S\'
M. C. TIDEMAN,
ê
DE ZEE BETWIST.
1
A. qu.
r
1
-ocr page 3--55\'
m
5 . .
b
- r.:
/ ■■ . .
- 1 ; ■
:
■ " -. T ■
. V.
I
■".Y-j-
■ ■■ " ; i
I\' \' ■ ■ . ; Jj
-ocr page 4-RIJKSUNIVERSITEIT TE UTRECHT
2379 596 O
-ocr page 5-■I
m
GESCHIEDENIS DER ONDERHANDELINGEN OVER
DE ZEEHEERSCHAPPIJ
tusschen
ÜE ENfiELSCIlE IIEPDBLIEK El\\ DE VEREEMGDE PROVINCIËN
VÓÓR DEN EERSTEN ZEE-OORLOG.
ter verkrijging van den graad van
DOCTOR IN DE LETTEREN
aan. de Hoogeschool te Utrecht,
na machtiging van den rector magnificus
Iloogleei-aar in de Letteren,
MET TOESTEMMING VAN DEN ACADEMISGHEN SENAAT
VOLGENS BESLUIT DEB LITEEABISCHE FACULTEIT,
TE TTEItiDBIDia-ElSr
Op Zaterdag den 16\'" December 1876, des namiddags te 3 uren,
dook
POI^DF^CHT,
J. I». REVERS.
1876.
i\'
v-,-i.
f:
» • i
■
j
i:
L«
■.-r^v
. /
- ■
i ■
À
y?
-ocr page 7-Het is hier de plaats niet de gedachten te uiten, waarmede
het voorrecht wordt gew<aardeerd, aan u deze bladen te mogen
opdragen. De herinnering aan het verleden, gepaard aan de
bewustheid van hct heden, moge hier doen ter neder schrijven
dit schoone, rijke woord van den in meer dan één opz/ickt
grooten A. van Humboldt : „ l\'homme naquit pour être recon-
naissant."
\' \'J v ■
W:
I
v ■ ■ ■
(
i\'
-ocr page 9-De bedoeling met het bewerken van dit proefschrift was:
het geven van een uiteenzetting der gebeurtenissen die be-
trekking hadden op het geschil over de zeeheerschappij tus-
schen de Vereenigdc Provinciën en Engeland, sedert de ves-
tiging der Eepubliek aldaar, gebeurtenissen die leidden tot
het uitbreken van den eersten oorlog, door deze Staten, over
het vrije bezit der zee, gevoerd. Dientengevolge bleef de
iuridische zijde van de quaestie der zeeheerschappij buiten be-
spreking, waarover bovendien reeds uitvoerig gehandeld is in
de dissertatie van Mr. S. Muller Fzn., Mare Clansum. Sluiten
zich overigens, wat het onderwerp aangaat, de volgende bladen
bij dat werk aan; wat den inhoud betreft maken zij geen
aanspraak een vervolg te wezen op dat „ even zaakrijke als
lijvige" geschrift.
In menig opzicht geldt hier het: „ edidi quae potui, non
ut volui, scd ut me temporis angustiae coëgerunt." Het
arbeiden aan dergelijke stof in een plaats waar de meest be-
teekenende bronnen geen toegang hadden, en dat te raidden
van dagelijksche bezigheden die een geregelde werkzaamheid
verhinderden, daarbij de verplichting die mij, door het stellen
van een „ gelimiteerden tjt," was opgelegd, dit alles moest
wel van invloed zijn op de wijze van bewerking. De onmoge-
lijkheid om bij hot afdrukken de bronnen op het Eijks Archief
te raadplegen, is oorzaak dat hetgeen uit deze werd geciteerd
aan juistheid van spelling somtijds zal tc wenschen overlaten.
De voorlichting die, waar zij werd gevraagd, op Archieven
en Openbare Bibliotheken, niet het minst op het Eijks-Archief,
met de meeste voorkomendheid geschonken werd, heeft het tot
stand komen van dit geschrift zeer bevorderd. Aan hen, die,
aldaar of elders, met hunne bereidwilligheid en kennis mij
hebben willen ter zijde staan, zij te dezer plaatse een woord
van dank gebracht.
VI
Vooral wensch ik een dankbetuiging te richten tot den
Hoogleeraar Dr. W. G. Brill, wiens welwillenheid ook ik zoo
ruimschoots mocht ondervinden, daar Z. H. G. met onver-
moeide hulpvaardigheid zijn tijd heeft willen ten beste geven,
met raad en kennis willen voorlichten.
Al behoort, door eenige jaren van practische werkzaamheid,
de tijd van het studentenleven reeds langer tot het verle-
den, de herinnering daaraan is nog te levend dan dat ik hier
zou willen nalaten met dankzegging te herdenken de krachtige
belangstelling die ik, niet alleen in hun onderwijs, maar ook in
hunne persoonlijke voorlichting en ondersteuning, bij zoovele
Hoogleeraren aan het Amsterdamsche Athenaeum heb mogen
ondervinden.
Mogen ook anderen die mij tot het werkzaam optreden in
de maatschappij hebben willen in staat stellen en daartoe de
gelegenheid openen, en velen, wier vriendschap of hartelijke
welwillendheid, dikwijls zoo ongedacht, in verschillende plaat-
sen mij werd geschonken, in het aanbieden van dit proefschrift
een teeken van erkentelijkheid willen zien.
Voor de vele vrienden van vroegere jaren zij het een bewijs
dat de, meestal zoo volkomene, scheiding, die maatschappelijke
betrekkingen in het leven geroepen hebben, niet in overeenstem-
ming is met persoonlijke wenschen. Dat er evenwel, niet
alleen door herinnering, overblfef een „ vriendschap zeegnend
uit de verte,\'\' daarvan kan ook dit geschrift getuigenis afleg-
gen, door de bereidwilligheid, waarmede de boven genoemde
schrijver .van Mare Claumm, mij, die geheel als vreemdeling
stond tegenover den te aanvaarden arbeid, op weg hielp om
kennis te maken met de stof die te behandelen viel. (\')
iSB
Doedkecht, November 1876.
(■) De welwillende lezer, die mocht wenschen de in dit proefschrift vermelde
zaken nauwkeurig na te gaan, wordt verzocht vooraf kennis te nemen van bl. 209
vlg., om de daar verbeterde verwijzigingen. .
VII
Behalve eenige werken, die sleclits een enkele maal nageslagen wer-
den, zijn over de hier behandelde jai-en gebruikt de volgende
ONUITGEGEVEN BRONNEN.
(berüstendk in het Hijks-Akchief).
Commerce 1648—1684. Hiernit de Brief v. De Witt cl. d. 8 Jnni 16.52.
Lias Admiraliteit. Januari—Juni 1652.
Lias lingeland 1652.
Minuten, Missiven van de llaedtpensionnaris 1650—52.
Missiven aan den Eaadp"* De Witt 1652—58 Engeland.
Ecgister van de besoignc op de Grote Zalc van \'t Hof van Hollandt ge-
vallen 1651.
Eegister der Listructiön gemaeckt bij haer Ho. xMo. op de Ambassades
ende andere besendingen aen diversehe Coningen, Princen enz. Begin-
nende met den Jar\'e 1650 tot den Jare 1659 incluis.
llesolutiën en andere stucken over \'t Salut en Contra Salut met de Vlagge.
Eesolutiën der Staten-Generaal, inzonderheid over 1651 en 1652.
Saceken v. Staet en Oorlog. Band met resolutiën en hrieven, meest van
de Witt\'s hand, vooi\'al betrekking hebbende op den Oudtraed van
Dordrecht.
Secrete Brieven Engeland 1652. (Genomen uit de Secrete Kas Eng.
N". 62).
Secrete Resolutiën der Staten-Generaal vooral 1651 en 1652.
Secrete Eesolutiën der Staten van Holland en West-Priesland (die lic-
ginnen met November 1651).
Stucken raeckende de Ambassade van den Heer Pauw, Heer van Heem-
stede aen t\' Puriement ende derselver Manifest. Loketkast Staten-
Generaal Engeland N". 57.
Verbad van de Ambassade naar Engeland in 1652.
GEDRUKTE BRONNEN.
A Declaration of the Parliament of the Commonw. of England relating to
the Affairs and proceedings between this Commenwealth and the States
General of the United Provinces of the Low-Countries and the present
Differences occasioned on the States part, And the Answer of the Par-
liament to the three Papers from the Ambassadors Extraord. With a
narrative of the late Engagement between the english and holl. fleet, as
also a collection of the Proceedings in the Treaty between the Lord
Pauw and the Parliament. John Field, Printer to the Parliament Lon-
don 1652.
VllI
Aitzema (Lieuwe Van), Saken van Staet en Oorlogh, \'s Gravenhage 1669.
Arend (Dr. J. P.), Algemeene Geschiedenis des Vaderlands, voortgezet
door Mr. O. Van Eees, Dr. W. G. Brill en Dr. J. Van Vloten.
Basnagc, Annales des Provinces-Unies. La Haye Ch. le Vier 1726.
Bildei-dijk (Mr. W.), Geschiedenis des Vaderlands. Amsterdam Meyer
Waniars 1836.
Carlyle (Th.), Oliv. Cromwells Letters and Speeches. London 1850.
Cats (J.), Gedichten. Deventer Ter Günne 1846.
Clarendon, History of the Ilebellion and civil wars. Oxford 1807.
; Clarendon, State Papers.
Clercq (Mr. G. De), de Hervorming der Engeische Scheepvaart-Wetten.
l Amsterdam, Van Kampen 1850.
: Di\'xon (Hepwortli), Eobert Blake, Admiral and General at Sea. Based on
Pamily and State Papers. London 1856.
Pruin (Dr. R.), Tien jaren uit den tachtigjarigen oorlog. Amsterdam
Gebhard 1861.
Groen van Prinsterer (Mr. G.), Archives de la Maison d\'Orange-Nassau
Utrecht, Kemink et Pils 1861.
Grovcstins (Baron Sirtema de), Histoire des Luttes et rivalités politiques
entre les puissances maritimes et la Prance. Paris Amyot 1851.
Guizot, Histoire de la Révolution d\'Angleterre. Paris, Didier 1854.
Harleian Miscellanys. London 1809.
Hollandsche Mercurius 1650/53.
Hume (D.}, The History of England. London 1818.
Jonge (Jhr. Mr. J. C. De), Het Nederlandsche Zeewezen. Haarlem, A. C.
Kruseman 1858.
f ---Levensbeschrijving van Johan en C\'ornelis Evertsen. \'s Graven-
hage, Allart 18-20.
; Journals of the House of Commons (na 29 Mei 1652).
\' Kroniek Historisch Genootschap te Utrecht. Jaarg. 1856, 1858, 1859,
1869.
Leven en Bedrijf van Cornelis Tromp. Amsterdam 1692.
; Lingard (J.), A. History of England. Boston 1855.
Ludlow (E.),\'Memoirs Edinburgh 1751.
Martin (il.), Histoire de Prance, 4\' cd. Paris, Purne 1858.
Memoires de Jean de Wit. Ratisbonne, Kinkius 1709.
\' Moser (F. C. Von), Abhandling von dem Segel-Streichen und Scliiffs-Grusz,
. opgenomen in F. C. v. Moser, Kleine Schriften B. IX. Prankfurt a.
Main 1761.
j Muller (Mr. S.), Mare Clausum. Amsterdam, Fred. Muller 1872.
Naval Chronicle (The) for 1814 (Deel XXXI) beheizende Biographical
Memoir of Admiral Robert Blake. Louden, Joyce Gold
Parliamentary History of England, 2\' cd. London 1763.
Ranke(L. von), Englische Geschichte. Leipzig, Duncker u. Humblot 1870.
IX
Beede van Oudtslioorn (J. F. Van), Dissertatio de salutatione mavitiina.
Trajecti ad Rhenura 1830.
Bees (Mr. O. Van), Verhandeling over de : Aanwijsing der Politike Gron-
den en Maximen van de Eepublike van Holland en West-Vriesland, van
Pieter de la Court. Utreeht, Dekema 1851.
Eesolutiën der Staten van Holland en West-Friesland, inzonderheid van
1650/1653.
[Sainte-Croix] Histoire des progrès de la puissance Navale de l\'Angleterre.
Yverdon 1783.
Say (J. B.), Traite d\'Economie Politique. Paris, Deterville 1803.
Schotel (G. D. J.), Geschied-, Letter-, Oudheid-kundige Uitspanningen.
Utrecht 1840.
Seiden (J.), Mare Clausum. London 1636.
Simons (Mr. P.), Dissertatio de Anglorum lege navali eiusque vi in patriam
nostram. Trajecti ad Rhenum 1820.
---Historische Verhandelingen 1830.
Smith (Adam), An Inquiry into the nature anti causes of the wealth of
nations by J. R. M-^CuIloch 4" ed. Edinburgh 1855.
Stubbe (H.), A Further lustification of the present war against the United
Netherlands. Londen 1673.
The Answer of the Parliament of the Commonwealth of England to three
Papers delivered in to the Couucel of State by the Lords-Amb. Extra,
of the States-General of the United Provinces, As also a Narrative of
the late Engagement between the English... and the Holland Fleet... and
likewise several Letters, Examinations and Testimonies touching the
same cet. London .John Field 1652.
Tliurloe (.).), A Collection of the State Papers. London 1742.
Villemain, Histoire de Cromwell. Bruxelles 1851.
Wagenaar (.T.), Vaderlandsche Historie, Amsterdam 1754 en de Bijvoegsels
door Van Wijn enz. Amsterdam 1799.
Wheaton (H ), Histoire des Progrès du Droit des Gens, 3® ed. Leipzig,
T. A..Brockhaus 1853.
[Whitelocke (Bulstrode)], Memorials of the English Affairs. London 1682.
Wicquefort (A. de), Historie des Provinces Unies des Pais Bas publiée par
L. Ed. Lenting et t". A. Chais van Buren. Amsterdam, Fred. Muller
1861.
Te vergeefs heb ik getracht een exemplaar onder de oogen te krijgen
van : Memorials of the professional life and times ol Sir William Penn,
Admiral and General from 1640—1670, 2 vol. in 8", bij Granville Penn
Esq. London 1833, een werk dat belangrijke gegevens kan bevatten. Het
wordt aangehaald door üe Jonge, Ned. Zcew. I. 406.
GEBRUIKTE VERKORTINGEN.
Deel. Pari. beteekent de stukken die het Parlement met betrekking op
Pauw\'s ambassade uitgaf. (De eerste der bovengenoemde gedrukte
bronnen).
Lok. S. G. Eng. beteekent Loketkast Staten-Generaal Engeland.
Miss. a. d. Rdp. ,, Missiven aan den Raedp\'. de Witt.
R. G. V. ,, Resolutiën der Groote Vergadering van 1651.
R. H. „ „ „ Staten v. Holland en West-
Friesland.
R. S. G. „ Resolutiën der Staten-Generaal.
S. Br. Eng. „ Secrete Brieven Engeland.
S. R. H. „ „ Resolutiën d. Staten v. Holland en
West-Friesland.
S. R. S. G. „ Secrete Resolutiën der Staten-Generaal.
S. S. O. „ Saecken v. Staet en Oorlog.
St. S. V. „ Stucken over het Salut met de Vlagge.
-ocr page 15-GESCHIEDENIS DER ONDERHANDELINGEN OVER DE
ZEEHEERSCHAPPIJ
tusschen
DE EMELSCHE REPUBLIEK EN DE VEREENI&DE PROVINCIËN
VÓÓR DEN EERSTEN ZEE-OORLOG.
-ocr page 16-Meminerimus etiam atqiie etiam claudum esse Imperium si non
et maris sit. Imo imperium maris imperare terrae quoque.
Ai.b. Gentilis.
Dat men het Dominium maris in \'t hoofFt heeft can men genoech-
saem bespeuren, maer hoeverre \'t selve ten regarde van \'t gebruyck
van zee,... sal werden geextendeert sal sich haest openbaeren.
Adk. Pauw a. H. Ho. Mo.
-ocr page 17-Ilot recht vrij te mogen visschen op de Engelsche on Schot-
sche kusten was sedert eeuwen een begeerlijk bezit voor de
Nederlandsche Provinciën aan de Noordzee en had reeds vele
malen aanleiding gegeven tot geschil, toen het tractaat van
1496, het Groot Entercours, gesloten tusschen Hendrik VII cn
Maximiliaan van Bourgondië, de visschcrij op de kusten dor
betrokken landen van beide zijden vrij verklaarde. Dit verdrag
bleef de grond vau alle verdere overeenkomsten gedurende do
volgende eeuwen. De Nederlanders beriepen or zich voortdu-
rend op en wilden geen ander uitgangspunt voor de ondorlian-
dclingen in deze zaak aannemen. Het vrije verkeer in de
Schotschc wateren werd Imn in 1550 door het sedert niet her-
roepen foedus colebre van ]]inche toegestaan. (\')
In het laatst der 16e eeuw begonnen de Engelschen in tc;
zien, dat de ontwikkeling der Nederlandsche gewesten, vroeger
een deel der bezittingen van het Oostenrijksch-Eourgondischo
Huis, nu zij een zelfstandigen Staat vormden, niet meer zoo
gering te schatten was en dat door den bloei van haren han-
del deze vrije provinciën niet weinig schade aan Engeland toe-
brachten, die, volgens een latere uitspraak der Staten, „ in haer
sclffs ende hare circumferentie eïi huysneringen weynich conside-
rabel sijn" en alleen bestaan „ bij de Trailicque ende Commer-
cien ter Zee, ende door do soete wateren". Deze toch von-
den de hulpbronnen van haar bestaan juist grootendeels in
i
(\') Muller Mare Claus. bl. 29 vJg., 32. Zie over dc betcckcnis van het verdrag
met Scliolland voor de visschcrij de belangrijke beschouwing op bl. 33 vlpg.
O Muller a w. bl. 224.
1
-ocr page 18-2
diezelfde wateren die Britannië van oudsher als haar eigen-
dom aanmerkte. Het volk dat zich sedert eeuwen als de be-
heerscher der zeeën wilde beschouwd zien, zag \'t met afgun-
stige oogen aan, dat door\'zijne hulpbronnen een naburige Staat
tot macht en rijkdom kwam en Engeland naar de kroon begon
to steken.
Strijd van belang op hetzelfde gebied was de bron van een
naijver die aanhoudend vermeerderde, door dat \'t wakkere
Nederlandsche volk steeds in* rijkdom, aanzien en invloed toe-
nam. In dien tijd wezen reeds enkele personen in Engeland
op de noodzakelijkheid oin den Britschen handel te ontwik-
kelen, ten einde met dien der Nederlanden de mededin-
ging te kunnen volhouden. Moeilijk konden ook de Engel-
sehen, wanneer zij de scheepsmacht van beide Staten nagin-
gen, vrij van bezorgdheid blijven. In 1587 bezaten Holland
en Zeeland alleen reeds meer schepen dan geheel het Britsche
koninkrijk (\'), zoo snel was de welvaart van die kleine provin-
ciën toegenomen en d.it nog wel ten gevolge eener staatkun-
dige vrijheid die zij, en de Engelschen verzuimden niet dit
voortdurend te herinneren, aan de ondersteuning van Engeland
t(! danken hadden. Het Ixdang en de nationale trots onzer
naburen kon zulk een voorspoed niet dulden die, werd hij niet
tijdig tegengegaan, gevaarlijk zou worden. In 1609 had ccn
Engelschman zijne landgenooten op het gevaar gewezen dat van
den overkant der zee dreigde en van de Nederlanders getuigd:
„ being cur Enemies they are able to give us the T>aw at se.i
and eat us out of all trade." (")
De aangewezen weg om dit te voorkomen was het ontwikkelen
van den Britschen handel en te gelijkertijd het belemmeren
van dien der "Vereenigde Provinciën. Dit laatste itioost vooral
niet uit het oog verloren worden, want met ])ogingen om de
Nederlanders te evenaren alleen, zou men het den werkzamen
en onvermoeiden naburen zoo licht niet afwinnen. De koning
van Groot-Britannië kende zich bet recht toe de zee wnaruit
de Nederlanders grooteruleels hun rijkdom, haalden, voor vrij
(
iA
(\') Muller a. w. bl. 41
(\') Thomas Ovcrbury in zijn Jlcisjoiirna.il, vrgl. Muller a. w. bl. 43 en op
bl. 41 \') het merkwaardig oordeel v.an denzelfden schrijver over liet Nedcrland-
8chc volk.
3
gebruik niet meer open tc stellen. Het was zijn gebied cn
konden de Engelschen al niet zeiven dc schatten daarin ver-
borgen ten hunnen nutte aanwenden, zij behoefden die toch
niet af te staan zonder voordeelen voor zich te bedingen. De
vrije visscherij in de Britsche wateren moest aan deze naburen
ontzegd worden, tot groot ongerief voor de onzen voor wie zij
naar der Staten verklaring, was „ een van de principaelste
Mijnen der Vereenichde Nederlanden." (\')
Deze aangelegenheid stond dan ook in de eerste tijden bij
alle onderhandelingen op den voorgrond sedert Jakob I den
16 Mei 1609 het visschen in de zeeën en op de kusten van
Engeland aan vreemdelingen verbood, tenzij zij zich voor geld
bij hiervoor aangestelde beambten een jaarlijksch verlof djiartoe
verschaft hadden. Maar hierbij was een dieper liggende oor-
zaak in het spel. Eensdeels zouden de koningen hunne in-
komsten gaarne met de recognitie, door de Nedcrlandschc vis-
schers te betalen, vermeerderd hebben gezien, tcn einde beter
zonder hun Parlement te kunnen regeeren; anderdeels meende
de Engelsche regeering de Staten door de hoop op inschikke-
lijkheid in het stuk der visscherij te bewogen zicli in het staat-
kundige aan hare leiding te onderwerpen.
Die belemmering hunner visscherij intusschen moesten dc
Nederlanders met alle kracht tegengaan. De zee was voor hun
bestaan onmisbaar en zij waren gedrongen, \'t kostte wat hcst
wildo, de vrijheid van verkeer, handel en visscherij zich niet
te laten ontnemen. Alle krachten, alle handigheid waarover
zij beschikken konden, werden aangewend om dat plakkaat
te herroepen of ten minste buiten werking gesteld te krij-
gen. Het gold hier niet de hoeveelheid der belasting, het
beginsel zelf moest gehandhaafd worden. Hadden do Statcm
dat eens prijs gegeven, dan kon de zaak „ verre bij conse-
quentie werden getrocken," dan was de vrijheid der Provin-
ciën ernstig bedreigd cn bevonden zich de Nederlanders iii
^ die zeeën als het ware op Engelschen bodem, waar zij van
Engelands willekeur cn beschorming rechtens afhankelijk waren.
De Engelsche koning zou dan de bevoegdheid hebben uit alle
(\') Muller a. w. bl. 4 cn hct ook daur aangehaald werk vau Prof. Kruin,
„Tien jaren enz." bi. 213 vlg., 237. In Holland cn Zeeland alleen zouden in
1610 van de visschcry 00,000 personen geleefd hebben.
1*
-ocr page 20-zeeën die hij zijn eigendom noemde, de Nederlanders te ver-
drijven, wanneer de schepen van beide natiën met elkaar daar
in aanraking kwamen. Onder zulke bezwarende toestanden kon-
den onze voorvaderen niet leven.
Van daar dat zij zich het uitrusten van kostbare oorlogsche-
pen tot bescherming der visscherijvloot moesten getroosten, uit-
gaven onnoemelijk veel grooter dan de geringe belasting, door
Engeland geëischt, zou bedragen hebben; maar het beginsel
dat geen Engelsch koning recht had de vrije vaart en onze
visschcrij te belemmeren, stond op het spel, en had men een-
maal één penning toegestaan, waar bleef dan de zekerheid dat
de belasting niet aanhoudend zou worden opgevoerd? Welk
recht van verzet zou men zich dan nog kunnen toekennen?
Zoo had de koning van Denemarken het varen door de Sond
eens voor een kleinigheid vergund en later een som geëischt
grooter dan men kon toestaan. Niet één haring zouden de
Staten, zoo verklaarde hun gezant in 1616 terecht, „om dc
consequentie" als tol aan Engeland willen afstaan, en hunne
eigene betuiging eenige jaren vroeger was geweest dat het hun
„ weynich verscheelde olt\' sij de visscherie cx comrauni vel
particulari iure mochten behouden, mits dat sij in allen gevalle
van de conservatie van dien versekert waeren". (\') Dit was
hoofdzaak en hieraan moest om het belang van het volk vast-
gehouden worden.
Van de andere zijde meende de Engelsche koning zijn recht
op dien eisch niel te mogen laten varen: daarmede zou hij
zijn vermeend eigendom op de zee en de voordeden die zijn
volk voor welvaart en macht van de omliggende watereu kon
trekken, prijs gegeven hebben. Beide partijen stonden op hun
recht en dit gaf een strijd die somtijds een dreigend aanzien
aannam\'eiv een onderlinge verhouding deed geboren worden,
waardoor oorlog onvermijdelijk scheen. Zoo geschiedde het in
1620, toen een der leden van de Staten-Generaal aan Carleton
I (\') Muller a w. bl. 248, 261 Merkwaardig is het daar medegedeelde ant-
I woord van Carleton, den Engelschen gezant in den Haag, aan graaf Willem Lo-
\'li dcwijk in 1618 gegeven op zijne vraag of men het recht van visschen niet voor
■jj een som geld zou kunnen koopcn. Ilct antwoord luidde: «qu\'il s\'agissoit iei
H plutôt de la dignité du lloi que dc l\'utilité, quoique les princes ne dussent pas
i négliger leur profit."
^ j Vrgl. de mededeeling van l\'rof. Brill in dc Kroniek v. h. Ilist. Gcn. 1869, bl. 252,
-ocr page 21-verklaarde: „ qu\'il mettoit peu de difference eiitre la poursuite
de cette affaire et une déclaration de guerre." Prins Maurits
beweerde in deze dagen dat die van Holland niet zouden toe-
geven, „ quand même on les presseroit a coup de canon". (\')
Tocb gold bet hier nog slechts den onwil der Staten om vol-
gens hunne belofte een gezantschap over de groote visscherij-
quaestie naar Engeland te zenden. Zij vonden het tijdstip te
ongeschikt en sloegen geen acht op de herhaalde aanmaningen
des konings om hun woord gestand tc doen, zich beroepende
op de „ jegenwoordige constitutie van saecken" die het niet
gedoogde, een beletsel dat de koning vroeger zelf als afdoend
had aangemerkt.
Dat recht om de visscherij aan bezwarende bepalingen .te
onderwerpen, eigenden de koningen van Engeland zich toe,
uitgaande van de beschouwing, dat zij even als over \'t land tot
het Engelsche rijk behoorende, ook over de zeeën die het om-
gaven, de heerschappij bezaten, omdat deze evenzeer een deel
van hun gebied uitmaakten. De eischen op dit punt strekten
zich vóór 1600 slechts uit tot de zoogenaamde „ Narrowseas,"
de zeeën tusschen Engeland en Frankrijk, wier onderlinge grens
men op de hoogte van Kaap la Hogue stelde. Allengs
wijzigden zich de beschouwingen en breidden zich de eischen
uit. Eerst in 1635 werd het recht dat Engeland op de vier
zeeën (\') gelden deed, leerstellig uiteengezet. Dit deed Selden
in het bekende werk Mare Claiimm en zijne beweringen door
de regeering met haar gezag gesteund, bleven voortdurend dc
bron waaruit de Engelschen gronden tot staving van hun ver-
meend recht putten.
Jakob I die zich beroemde dat de zee en de stroomen „ hem
toegeijgent waren eer hij geboren was," had zich voorgenomen
de heerschappij ook over dat hem toekomende gebied te hand-
(\') Muller a. w. bl. 168.
f) Muller a. w. bl. 16 \'). Over de oudste sporen van aanmatiging van dit
recht, bl. 15 aldaar. Volgens Engelschc beschouwing behoorden land en zoo niet
den Staat, maar den koning, bl. 25 »).
(\') Muller a. w. bl. 23—25. Hot zccterritoor der Engelschcn zon zich vol-
gens de in dit werk gcgevene uiteenzetting tcn Z. uitgestrekt hebben tot Spanju\'s
noordkust, ten O. tot de kusten van Nederland en Denemarken, ten N. tot de
Shetlandschc eilanden en ten W. waar de grens onbepaald was, een weinig voorbij
Ierland. Over andere zeeën heeft Engeland .andere rechten-
6
haven en zijn recht door te zetten. Krachtens het dominium
of the Seas bezat hij de beschikking over al het gedierte dat
daarin was. Nevens de overige voornaamste geschilpunten,
uml. die betreffende de O. Indische Compagnie, den lakenhan-
del, de munt (\'), waren het vooral die over de haringvisscherij
en de Groenlandsche vaart, welke den onzen groote moeielijk-
heden baarden. Het laatste punt werd in 1627 voor goed
beslist C^), maar de haringvisscherij bleef voortdurend een on-
opgeloste, nu meer dan minder dreigende quaestie, sedert ge-
noemd tractaat van 1609 uitgevaardigd was.
Met het jaar 1623 geraakte evenwel deze zaak op den ach-
tergrond, tengevolge der of- en defensieve alliantie die in 1625
bij het tractaat van Southampton haar beslag kreeg. Doch
weldra had weder Engelands gewone staatkunde, slechts in
schijn voor weinig tijds verlaten, de overhand en van deze
waren de voornaamste punten: voorkomendheid voor Spanje
om met dit rijk het gebied der wereld te deelen^ verzwak-
king van Frankrijk door ondersteuning van de elementen
van onrust in dit land en onderwerping van de Vereenigde
Provinciën aan Engelands invloed. Niet meer dan natuurlijk
was het derhalve, dat Karei I de vroegere eischen tegenover de
Nederlanden gelden deed. Vooral de nauwe vereeniging tus-
schen deze gewesten en Frankrijk, die op een verdeeling der
Spaansche Nederlanden scheen uit te zullen loopen, wekte
\'s konings vrees en gramschap. Dit was de grond der uitbrei-
ding zijner zeemacht omtrent welke hij de Staten trachtte ge-
rust te stellen door de mededeeling, dat het enkel een maat-
regel van zelfverdediging was tot bescherming zijner onderda-
nen en handhaving hunner rechten, die noodzakelijk was ge-
worden door de overmoedige handelingen der Nederlandsche
matrozen. Bovenal was het zijne bedoeling „ de conserver
son droict ancien et indubitable au dominion de ses Mers et
de n\'y permettre aux autres d\'enjamber sur ses marches, s\'attri-
buants du pouvoir souverain de ses parts."
Die vloot werd uitgezonden „ omme te conserveren en main-
teneren syn heerschappie en erfrecht over de zee." Deze begeerte
(\') Arend D. III, St. III. 113, 256, 260.
{\') Hierin had Engeland hct rechtsbeginsel opgegeven. Muller a. w. bl. 223, 231.
(\') Muller a. w. bl. 219.
O Muller a. w. bl. 230, 232, 241.
des koiiings om de zee te „ protegeren/\' deed de visscherij-quaestie
weer aan de orde komen en er werd zelfs een plakkaat uitgevaar-
digd, hoezeer de Staten het ook trachtten tegen te gaan, waarbij
geboden werd niet „ sonder expresse licentie van den Coninck en
onder behoorlicke erkentenis" in \'s konings zeeën te visschen. (\')
De koning wilde met Joachimi over dit punt niet onderhandelen,
tenzij alvorens zijn recht over de zee werd erkend. Van zoo-
veel gewicht zelfs was de zaak der visscherij dat een verbond
tusschen Engeland en Frankrijk, waartoe later plan bestond, bijna
mislukte omdat laatstgenoemde mogendheid, ook ter wille der
Staten, de regeling der visscherij als een „ conditio sine qua
non" stelde. In die mate trad deze „ tere" zaak op den voor-
grond. En zij bleef een openstaande quaestie die evenwel weldra
in de staatkundige aangelegenheden hare gewichtige plaats zou
verliezen, daar de binnenlandsche gebeurtenissen al de gedach-
ten vau Karei I begonnen in te nemen. De strijd over de
privileges tusschen volk en vorst moest eerst ten einde toe ge-
streden zijn, zou Engeland voor het handhaven zijner positie
tegenover het buitenland met kracht kunnen zorgen.
De aanspi\'aak der Britsche koningen op de sovereignity of the
seas deed een punt van geschil geboren worden dat van veel
beteekeiiende gebeurtenissen de oorzaak zou zijn, de quaestie van
liet strijken van vlag en to])zeil. De Engelschen rekenden dat deze
eerbewijzing hun alleen toekwam en hun niet mocht onthouden
worden ook in zeeën waarover zij geeu dominium bezaten. (")
Koningin Elizabeth eischte haar nog niet. (") Eerst Jakob I
deed zulks en terstond werd ook het verzet daartegen onder-
vonden. Zoo ontmoette in 1605 de Engelsche admiraal van de
Narrow-Seas, W. Monson, den P" Juli bij Dover zes Neder-
.i
li. f
laiidsche schepen en eischte van den bevelhebber dat hij de
vlag strijken zou. Deze deed het, na eerst geweigerd te heb-
ben, maar heesch haar daarna terstond weer op. Toen Monson
te kennen gaf nooit te zullen dulden dat hij op die plaats in
tegenwoordigheid der Engelsche vloot ziju vlag ophield, bewees
de Nederlandsche vlootvoogd de afgedwongen eerbewijzing.
Monson verklaarde dat hij hem anders zou hebben moeten dwin-
gen en dat hij zich aldus gedroeg om het recht op de zee,
hetwelk Engeland toekwam, te handhaven (\'). Twee jaren vroe-
ger had er tegenover de Franschcn -een sterk geval van Engel-
sche aanmatiging plaats. De markies de Rosny — de latere
hertog de Sully — die na den dood van Elizabeth als gezant
naar Engeland ging, deed uit beleefdheid zelf den overtocht
op een Eritsch vaartuig hem voor de overvaart toegezonden,
terwijl de vice-admiraal de Vic, die anders hem overgebracht
zou hebben, nu slechts een gedeelte van het gevolg aan boord
had. Na deze personen te Dover ontscheept te hebben ont-
moette de Vic op zijn terugtocht het vaartuig waar de gezant
van zijn koning op was, en naderde met de vlag in top. Zoo-
dra de Engelsche kapitein dit bespeurde, zond hij een kogel
naar het Fransche schip en richtte al zijne stukken daarop
„ en reniant Dieu qu\'il ne souffriroit autre pavillon en la mer
Océanc que celui d\'Angleterre," Dc ambassadeur vond geen
anderen uitweg om een ongelijk gevecht en staatkundige ver-
wikkelingen te voorkomen, dan de Vic uit te noodigen de vlag
te strijken, van zijne zijde de voorstelling trachtende ingang te
doen vinden, dat dit geschiedde om hem in zijne waardigheid
als vertegenwoordiger der Fransche kroon bizondere eer tc be-
wijzen. De vice-admiraal zwichtte voor den drang der omstan-
digheden en voldoende aan het verzoek van de Rosny vertrok
hij, ten \'hoogste verontwaardigd over hetgeen Jiem overkomen
was, vast van plan „ de rendre la pareille aux Anglais, s\'il
les trouvait eu pleine mer à son avantage," Jakob I keurde
het gebeurde af, maar strafte den Engelschen kapitein niet, (\')
(\') Monson, Naval Tracts, p 242, aangehaald door v. Ucede v. Outsh. p. 28 sq.,
die er bijvoegt „ si vera sunt quae tradidimus." In dc Resolutiën van dien tijd
wordt dc ontmoeting niet gemeld cn de Lias Admiraliteit begint eerst vele jaren later.
f De wijze waarop het geschil over dc weigering tot strijken zich toedroeg,
wordt door de Sully in zijne Mémoires niet op dezelfde wijze als door andere
-ocr page 25-Ook de Nederlanders kantten zich hevig tegen die Engelsche
aanmatigingen aan, en dat zij zelfs met gelijke munt betaalden
blijkt uit een aanschrijving van B. M. aan de Colleges ter j
Admiraliteit in 1621 om terstond order te stellen op de oorlog- i
schepen dezer landen, die andere schepen „ in \'t Kanaal ende
andersints in zee bedwingen te strijcken omme gevisiteert te
werden tot vast onder Engel\' toe, daeruyt sware inconvenienten
souden geraecken te rijsen met misverstanden door violatie van
jurisdictie : dat haer Hooge Mo. daerom begeeren omme sulcx
voortekomen ende geen oorsaecke te geven van offensie." (\')
Onder de regeering van Karei I ontstonden telkens geschil-
len over het strijken van de vlag. Deze vorst stond er op dat
de vreemde natiën niet nalieten „ de rendre a ses Admiraux et
Navires royaux Thommage et la recognoissance qu\'ils ont faict
aux temps precedents." (\') Het schip de Sovereign werd ge-
bouwd als tot een zichtbaar teeken van het gezag dat de koning
wilde erkend zien. (\')
De zeeslag bij Duins was wel geschikt om den naijver der
Engelschen tegen de Nederlanders te doen toenemen. Door
dien slag toch was Spanjes zeemacht voor goed vernietigd, de
meerderheid van de jeugdige Republiek als zeemogendheid
verzekerd. Deze Staat ontwikkelde een kracht waarvoor de
Europcesche regeeringen ontzag hadden. De zelfbewustheid
van het Nederlandsche volk, dat het op zee een roeping had
te vervullen en de macht bezat zich daar met roem staande te
houden, werd aanmerkelijk sterker. (°)
De Engelschcn ontveinsden hunne ontevredenheid niet, dat
geschiedschrijvers verhaald. De bovengemelde toedraclit der zaak heeft de meeste
waarschijnlijkheid voor zich. Dc aanmatiging der Engel-schcn blijft in allen ge-
valle dezelfde. Zie V. C. v. Moscr, Kleine Schriften IX. 343, vlgg. Martin lliat.
•l- X. ,526. Do Sainte-Croix. Hist. d. progrès eet. 1. 195. V. lleede v.
Outsh., p. 42.
(\') Stucken over \'t Salut cü Contra Salut m. d. Vlagge d. d. lü Aug. 1621.
CO Muller M. Cl. bl. 230.
C) Muller a. w., bl. 216 *).
C) De Jonge, Neder). Zeew. I. 359, 361, vrgl. Muller a. w., bl. 308 \'). Stubbe
Further Justif. (Apol.) p. 125. Aerssen van Sommelsdijck, die na deze gebeur-
tenis als gezant naar Engeland vertrok, moest ongemerkt dc disputen hierover
voorbijgaan „vermits dc hatighey(t) van het subject daerop hij was gesonden cn
de vooroordeclen aldaer geleyd," bl. 3Ü9 vlg.
O de Jonge, N. Zw. 1. 367—370.
10
Tromp het gewaagd had op hun territoor de Spanjaarden te
lijf te gaan, maar Karei was buiten staat iets tegen die ook
in zijne oogen groote miskenning en gevaarlijke machtsontwik-
keling der Staten te doen. Geldgebrek en de strijd met het
Parlement, die thans reeds al zijne krachtsinspanning begon te
vorderen, maakten het hem onmogelijk zijne souvereiniteit ter
zee te laten gelden; te land reeds kon hij met moeite zijn ge-
zag staande houden. Boven elk ander door zijn bestuur te
bereiken doel stelde hij dit, zich zeiven en zijn huis de onbe-
perkte heerschappij over het koninkrijk Britannië te verschaffen.
Hij moest de beleediging hem te Duins aangedaan verkroppen
en een veel stouter optreden der Staten zich laten welgevallen.
Zoo namen dezen niet eens in overweging zich \'bij het Pransch-
Engelsche verbond (1639) aan te sluiten, ofschoon daaruit,
naar hun werd toegezegd, volgen zou „ vrijichheijt voor de
vischerie en de haringhvangst in de Nauwe Zee." Zij ant-
woordden den koning „ dat hunne meeninge gantsch niet was
het recht van Vischerie in de Noortzee van yemant te stipule-
ren, versoecken ofte releveren." (\') De Nëderlandsche zeelieden
ontzagen zich niet op de kusten en het grondgebied van En-
geland den grootsten moedwil te bedrijven. Enkele malen
slechts komen de Engelschen ter zee met hunne pretensies tc
voorschijn. Zoo beging in Augustus 1640 een hunner schepen
zelfs de aanmatiging op do reede van Hellevoetsluis van den
vice-admiraal Witte Cornelsz. dc With te eischen, dat hij zijn
vlag zou inhalen, waaraan natuurlijk geen gehoor gegeven
werd. Aan klachten over de schending der . onzijdigheid,
door Nederlanders gepleegd, ontbrak het niet; maar te midden
van li en ernstigen strijd over de privileges en de rechten van
de Kroon, kon hiertegen niet met nadruk gewaakt worden en
bovendien beide partijen hadden te veel belang bij de goede
(") Muller a. w., bl. 312.
(\') Een sterk voorbeeld daarvan aangehaald Muller a. w., bl. 314 \').
(\') Muller a. w., bl. 311 \'). Op een dergelijk gevolg rekende Thomas Roe niet
blijkens zijne redevoering in het Parlement gehouden (1641) over het verval van
\\ den handel: „ Now is it true that our great trade depends upon the troubles of
^ our neighbours, but if peace happen betwixt France, Spain and the United
Provinces, all these wille share what we now possess alone; and therefore we
must provide for that day, for nothing stands secure but upon its own founda-
tion." Harleian Misc. IV. 450.
( ,
11
gezindheid der Vereenigde Provinciën, dan dat hierin iets van
gewicht kon voorvallen. Karei verwachtte dan ook slechts
van Neêrlands vrede met Spanje en de daarop noodzakelijk
, volgende binnenlandsche onlusten een terugkeeren der Staten
binnen de hun door de natuur gestelde perken. (\')
Hoe nietig die eisch tot strijken der vlag ook scheen —
„ that vain but most contested cérémonial," zegt Hume (\') —
werkelijk was het een zaak van groot gewicht, zoodra die eer-
bewijzing in zich sloot een erkennen van Engelands suprematie.
Herhaaldelijk hadden de Nederlanders, zelfs zonder dat er
noodzaak voor bestond, die eerbewijzing gebracht als beleefd-
heid, en de Nederlandsche oorlogsschepen waren gewoon dit te
doen voor Engelsche koningsschepen die de admiraalsvlag voer-
den, niet voor particuliere koningsschepen, Iu 1638 gelastten
de Staten nog „ dat men sal persisteren bij de reverentie die
men van ouden tijden gewoon is geweest in de naeuwe zee
te doen aan de Schepen van den Hoogstged, Gouingh," (\')
Maar zij namen wel degelijk in aanmerking de plaats waar de
ontmoeting plaats vond : want toen de admiraal Haultain een
Engelsch koningsschip in 1623 op de Vlaamsche kust ver-
wachtte en aan Ho, Mo, inlichting vroeg, hoe zich op hun gebied
in het salueeren te gedragen, antwoordden zij dat hij „ de
vlagge van haer Hoogen Mo, sal laeten waeijen benevens de
vlagge van het schip van sijne Ma\', ende eerst eenige eer-
schoten doen aant selve schip ende daernaer met ordre effec-
tueren sijnen last," (\'\') Als beleefdheid voor den Engelschen ko-
ning mochten de Nederlanders zich die formaliteit getroosten
en in dien zin opgevat, kon er terecht in het verdrag vau
1635 met de Eransche regeering een overeenkomst getroffen
worden waarbij werd bepaald, dat bij vereeniging der vloten
„ l\'Admirai des Sieurs les Estats abaissera d\'abbord sou pavil-
lon du grand Mast et Ie saluera de son canon et celuy du roi
le resaluera comme de coustume et comme il en a été usé
par le roy de la grand Bretagne lorsque ses Armées et celles
70
(0 Muller a. w., bl. 311. Zie beneden, bl. vlg.
(\') Ilume, Hist. of Engl. VII. 212, 9/
O Aitzcma III. 731, Wbeaton I. 200; vrgl. Wieqnefort I. 48. Zie beneden bl.
O St. S. V.,\'d. d. 26 Aug. 1638. \'
C) St S. V., d. d. 10 Scpt. 1623.
-ocr page 28-12
(les Sieurs les Estats ont esté jointes." (\') De Engelschen
grondden later op dit artikel hunne bewering dat de Staten
daarmede het recht der Engelsche Kroon erkend hadden, (\')
maar daarvan lag hierin niets opgesloten. Er werd bij deze
overeenkomst slechts verklaard, dat de Nederlanders gewoon
waren dien beleefdheidsgroet aan den Engelschen koning als
bestuurder van den Staat te brengen, doch van een recht
der Engelsche Kroon op de zeeheerschappij wilden de Staten
niets weten en de erkenning daarvan was door hun saluut
nooit uitgesproken; integendeel zoodra het strijken van het
paviljoen als verplichte eerbewijzing werd geëischt, hadden zij
zich terstond verzet. De Eranschen kwamen evenzeer met na-
druk tegen die aangematigde soevereiniteit op. In hetzelfde
jaar 1635 ontkenden zij alle dergelijke aanspraken der Engel-
schen, verklarende geen eigenaars der zee en onderhoorigen,
maar slechts machtigen en zwakken te kennen. Nog in 1654
noemden zij het „ een nieuwigheyt die te voren bij ons niet
en pleeght te sijn bekend." Deze aangelegenheid gaf een
spanning die de Staten gaarne vermeden wilden zien, en daar-
om sloegen zij voor, dat de Eransche schepen voorloopig onder
Nederlandsche vlag zouden varen: zoo konden zij, zonder dat
hun aanzien daaronder leed, zich aan al de vereischte eer-
bewijzingen onderwerpen, die de Nederlanders gewoonlijk be-
wezen.
Daar de Eransche marine nog in haar opkomst was, deden
zich veel meer geschillen voor met de Nederlandsche. De
Staten gelastten dan ook in die jaren, zoo veel het kon, Engeland
te mijden, maar met de bijvoeging dat de oorlogsschepen zich
zelven en die zij beschermden, moesten verdedigen tegen ieder
die ze schade zou willen toebrengen, daar „ de defensie met
het recht der nature overeencomt." (\') Over iedere eerbewijzing
die men koning Karei met het strijken der vlag beVees,
toonde deze zich „ seer vermaect", gelijk hij te kennen gaf
; O Art. 12 van genoemd tractaat te vinden Aitzema II, 200. St. S. V. d. d. 8
i ïebr. 1635.
^ O Arend IV, 1. 275.
(\') Ook Lodewijk XIV begreep dat hij op dit verdrag geen recht van strijken
t der vlag kon gronden. Van lleede van Outsh. p. 53.
; \' (,♦) St. S. V. d. d. 26 Aug. 1638.
-ocr page 29-437
toen zijn gezant naar Duitschland, Arundel, (1636) op zeer
eerbiedige wijze door eereschoten en het neerhalen der vlag
bejegend was, en hij verklaarde dat de zaak der visschcrij „ se
passeroit en abaissant les pavilions et les voiles." (\') In die
ra^te stelde hij dus zelfs dit teeken zijner zee-soevereiniteit op
den voorgrond.
Aan den eisch zich onder haar tc stellen, konden de Staten
evenwel onmogelijk voldoen. Zij weigerden standvastig dit
eerbewijs, waarin men dc erkenning zou zien van een soeverei-
niteit over de zee, als verplicht te brengen. Voor dit hun
goed recht, voor de vrijheid der zee, hebben zij zelfs drie zeer
kostbare oorlogen gevoerd. De Engelschen waren er niet mede
tevreden „ only as a civilty and respect", maar het was in hun
oog „ a principal Testimony of the unquestionable Right of this
Nation to the Dominion and Superiority of the Seas", zooals
zij in bun oorlogsmanifest van 1652 beweerden. (\') Doch de
Staten mochten hierin niet toegeven, want dc eer en het bestaan
der Vcreenigde Provinciën stond cr mede op het spel. Hadden
zij dit gedaan, het zelfstaiulig bestaan dezer gewesten ware on-
dermijnd geweest. j-
(») Muller .1. w. bl. 265 »).
(\') Hij maakte hierop ook tegenover andere volken aanspraak. Zoo meldt
l\'auw in Januari 1636 aan dc Staten dat de Engelschen op de hoogte van
Calais een Zweedsch schip genomen hebben, omdat het zijn paviljoen niet gestre-
ken had. Muller a. w. bl. 236 265 vrgl. Scldcn M. Cl. p. 441 vlgg.
(L. II. C. 26.) De Jonge Ned. Zw. I. 406 1).
C) Vrgl. Stubbe Further Justif. p. 58, (Apol.) p. 120 vlg.
(*) Vrgl. Muller a. w. bl. 5 vlg. Villemain Ilist. de Cromw. p. 186. Basnage I.
251.
HOOFDSTUK L
VEBHOUDING TOT DE EBTGELSCHE PARTIJEN.
\'\'l Geen wonder was het dat zeer velen hier te lande den bur
^ geroorlog die in Engeland gevoerd werd, met meer genegen-
heid voor het parlement dan voor de koningspartij gadesloegen,
^ De nationale overlevering van ons volk, de nog versch in het
geheugen liggende worstelstrijd voor de vrijheid, op eigen bo-
I dem met zulk een schitterenden uitslag gevoerd, bracht er als
; van zelf toe den despotischen koning minder de overwinning
I te gunnen dan het volk dat met zooveel fierheid en doorzet-
tendheid voor zijne privilegiën optrad. Toch was er bij groot
verschil van belangen en staatkundig inzicht, evenzeer groot
! onderscheid in wenschen voor het einde van dezen oorlog.
I Hoewel er in hun midden duidelijk verschil van richting op
te merken viel, stonden onze regenten er toch op zooveel moge-
lijk allen schijn van partijdigheid te vermijden. (\')
! Koning Karei had zich, in den tijd dat de pneenigheid met
; het Parlement op onrustbarende wijze toenam, vermaagschapping
van zijn Huis met dat van Oranje voor oogen gesteld. Was er
t vroeger aan het Engelsche hof ernstig sprake gewee.st dat den
infant van Spanje de oudste der prinsessen uit Kareis huis tot
1. vrouw zou gegeven worden, in de gevaarlijke omstandigheden
waarin de koninklijke macht in Groot-Britannië verkeerde, kon
aan zulk een verbintenis nict gedacht worden. Die nauM\'e
• aansluiting aan dat katholieke land zou onmiddellijk het ge-
(\') Arend Alg. Gesch. d. Vad. III, V. 336 \'), 36\'J, 384, 519, 561. Muller M.
Cl., bl. 318. Ros. St, Gen. 1 Nov. 1642, 6 Nov. 1648. Res. Holl. 26 Nov.
1649. De regeering bleef inzonderheid anti-katholiek. Arend, bl. 500.
15
heele Engelsche volk in opstand hebben gebracht. De alge-
meene stem die onder datzelfde volk opging dat Maria met den
prins van Oranje verloofd moest worden, deed den koning be-
sluiten aan het aanzoek, door gezanten uit den Haag van wege
prins Erederik Hendrik herhaaldelijk gedaan, gehoor te geven,
onder beding dat er terstond een verdrag tusschen de beide
Staten zou worden gesloten. Dit toch was Kareis hoofddoel:
door den invloed van het Huis van Oranje de Nederlanders tot
zijn bondgenoot te maken. (\') Dien steun moest hij verre boven
alle genegenheid van Spanje stellen. De omstandigheden ge-
doogden evenwel niet dat bij de huwelijks-voltrekking (13 Mei
1641) over een verbond gehandeld werd. Het was in dezelfde
dagen dat Strafford zijne executie onderging. Onze regeering
die reeds bij de eerste officieele mededeeling van plannen dien-
aangaande hare goedkeuring aan dit huwelijk had geschonken,
bleef niet in gebreke bij voorkomende gelegenheden dc meest
mogelijke hoffelijkheid tegenover het Engelsche koningsgeslacht
in acht te nemen. Zoo streken onze schepen de vlag blijkens
Tromps reisjournalen in deze jaren. Toen deze in Maart 1642
te Dover aan wal stapte om den koning en de koningin die zich
aldaar bevonden, te begroeten, was Karei zeer ingenomen met
de behandeling hem door onzen admiraal aangedaan, en deze
verhaalt dat de koning „ prese die ere, die iek S. Maj. hadde
gedaen, met fatsoendelijck strijcken van de vlagge en \'t orden-
telijck salueren met schieten van canon." De Jonge ziet in
deze woorden een bewijs, dat Karei het strijken nog niet als
een recht eischte, maar na al hetgeen in de vorige jaren daar-
over voorgevallen was, schijnt het aannemelijk Kareis beza-
digden toon op dat oogenblik aan zijne benarde omstandigheden
toe te schrijven (=). Toen in het volgende jaar dc koningin
\'t wenschelijk achtte zich uit Engeland tc verwijderen, onder-
vond zij gedurende haar langdurig verblijf alhier de grootste
gastvrijheid, getroostten zich de Staten aanzienlijke kosten om
haar waardig te herbergen en deden zij dit met niet minder
welwillendheid toen zij op haar terugtocht, door storm beloopen,
dien ten gevolge haar verblijf op nieuw een geruimen tijd ver-
C) Mnllcr M. Cl., bl. 315 vlg. Groen v.an Prinsterer. Areh d. 1. M. d\'Or. N.
II. IV. p., VII vlg. Wieqiicfort I. 49.
(\') De Jonge N. Zw. I. 405.
]6
lengde, hoewel de Staten het niet betreurden dat zij daarna (22
Pebruarij 1643) voor goed afscheid nam.
Intusschen had het Parlement (\') zich met de Republiek der
Vereenigde Provinciën in betrekking gesteld door het zenden
(Sept. 1642) van den afgevaardigde Walter Stricklandt, zooals
te begrijpen is tot groote ergernis van Bothwell, den gezant
der officieel erkende regeering, die hevig tegen de toelating
van dien onbevoegden persoon in de vergadering der Staten
bij voorbaat protesteerde en verzocht dat men Stricklandt naar
hem zou verwijzen Audientie kreeg deze dan ook niet,
maar men committeerde eenige leden om in de „ vertrekkamer"
zijn schriftelijken last in ontvangst te nemen, die voornamelijk
inhield een verzoek aan H. IIo. Mo. om order to stellen dat
krijgsbehoeften of soldaten voor de koningspartij niet meer,
zooals gebeurd was, hier te lande werden ingescheept (\'). £r
bleek in de Sta ten-Generaal groot verschil te bestaan over de
houding welke in deze aangelegenheid zou worden aangenomen.
De provincie Holland, die om haren zeehandel bizonder groot
belang had bij een goede verstandhouding met Engeland on
minder dan eenig ander gewest zicli tot \'s konings .zaak voelde
aangetrokken, eischte dat men Stricklaiult antwoord zou geven
en onderzoek doen naar de gegrondheid van 7ijn klacht, dat
men dc hand zou houden aan de voorgenomene strikte onpartij-
digheid. Ook de tweede zee-provincie „ de oudste en ge-
trouwdste bondgenoot van Holland, ende benellens deselve
bij do saecke van Engelandt meest gcïnteresseert," verklaarde
zich geheel aan dezo zienswijze aan tc sluiten. De ove-
rige gewesten wilden daartoe ^niet overgaan en tc meer niet
omdat zij zoo Holland hoopten te dwingen tot toestemming
in het voorstel een ambassade naar London en Oxford te
zenden, om de bemiddeling der Staten aan te bieden in
het verzoenen der beide oorlogvoerende partijen. (\'*) Onze
gezant Joachimi had op die poging, die men vermoedelijk
(\') Dit regeeringslicliaani had in vroegere maanden koning Karei tot .een nanw
verbond met onzen Staat aangezet. Wagenaar XI, 326.
(\') Die prote.sten komen herhaaldelijk voor, nog den 30«° Juli 1649. Thurloe I, 112.
(\') De reis der koningin gaf hiertoe een aanleiding aan de h.and waarv.mde konings-
gezinden niet verzuimden gebruik te maken. Wagenaar XI, 327 vlg. Zie beneden bl. 20.
C) 11. H. 24 Sept. 1R42. Arend. Gesch. d. Vad. III, V, 388, 394, Priesland
stemde bij de vraag of men die ambassade zou laten vertrekken, met Holl.and, bl. 387.
17
in Engeland zelf wenschelijk zou achten, de aandacht gericlit,
maar Holland vreesde dat de gezanten der zeer onder den in-
vloed van Oranje staande Staten-Generaal in hunne bemiddeling
niet onzijdig genoeg zouden tc werk gaan cn was daarom bijna
niet te bewegen toestemming tot het opmaken der instructie
te geven. Eorst toen 11. Ho. Mo. zicli met de door hen ge-
stelde voorwaarden vcrcenigd hadden, gaven de Hecren van
Holland toe; maar dezen bleven zich nu evenzeer met taaie
vasthoudendheid tegen het vertrek der benoemde ambassadeurs
verzetten, dat daardoor eerst in Jan. 1644 (in Maart 1642 was
i-eeds het voorstel ter tafel gebracht) kon plaats vinden (\').
Deze strijd, waarin men elkander vau beide zijden niet ont-
zag, had menige botsing veroorzaakt. Ongezind om met
de Staten-Generaal mede te gaan cn niet tc hooren naar
de klachten over de ondersteuning die de koningsgezinden
in ons land vonden, waren de Staten van Holland cr zelfs
toe overgegaan (11 Oct. 1642) Stricklandt audiëntie in
hunne vergadering te verleenen Deze had toen, onder
dankbetuiging voor dc houding door H. Ed. (ir. Mog. in de
Engelsche zaken aangenomen, verzocht dat men er voor zou
zorgen de koningin op hare terugreis, gedekt door het convooi
der Staten, geen krijgsbehoeften te laten medenemen, waartoe
plannen op uitgebreide schaal schenen te bestaan. Kort daarop
zond deze cnvoyé — dien titel schonk hem dc regeering
hier (3) — een memorie aan de Staten-Generaal, waarin hij
m(;dedeelde dat er nog altijd hul]) uit deze \'Provinciën aan
de vijanden van het Parlement verstrekt werd en tevens dat
Engeland een nauwer verbintenis met dezen Staat op het oog
had. Het antwoord hield in, dat dc Staten allen uitvoer van
krijgsbehoefte naar liritannic verboden hadden en niet zouden
toelaten dat eenig soldaat of officier ter bezoldiging van dezen
Staat staande, aldaar ging die}ien, voorts zouden zij gaarne van
het alliantie voorstel kennis nemen, zoodra dc verzoening tus-
C) Arend III, V, bl. 3C9—72, 38G vlg. 390, 392, 412, vrgl. 563. Zie over de
redenen waarom het in 1642 ongeraden was dit gezantschap tc zenden, bl. 381.
(\') Eenigen tijd later stelde deze zich in betrekking tot de Staten van Gelderland
afzonderlijk. Arend, bl. 403, vrgl. over de gezindheid dezer Staten tot Strick-
landt, bl. 562. Wicquefort I, 260.
C) Evenzoo werd betiteld dc agent van het koninkrijk SchoUand, die in Sept.
1644 te \'s Gravenhagc verscheen. Arend bl. 519.
2
-ocr page 34-18
schcn beide ])artijen aldaar getroffen was. Indien hunne tusschen-
komst aangenaam was, wilden nij met hunne bemiddeling be-
hu]])zaam zijn. Holland had niet kunnen teweeg brengen dat
in dit antwoord een verklaring werd opgenomen dat voortaan
dc! onzijdigheid stipt zou worden gehandhaafd en liet aanteeke-
uen dat hct die uitdrukking in het stuk miste, (\') Stricklandt,
niet gewoon het bij halve maatregelen tc laten, bleef bij iedere
voorkomende gelegenheid bewijsstukken inleveren van de on-
voldoende uitvoering die H, Ho. Mo. zich van hunne bevelen
lieten welgevallen. Het Parlement had, zoo schreef hij,
ve]\'trouvven gesteld o]) dc stellige verzekering van een rogeering,
zoo beroemd om hare rechtvaardigheid, maar het bleek nu dat
hct zich met een ijdele hoop had gevleid,
Ileeds • vroeger had de envoyé er op gewezen dat dc .stadhou-
der de hand had in de hulp die naar hct Engelsche hof werd
gezonden. Het besluit der Staten was toen geweest de papie-
ren, waarin die bedekte aanklacht tegen Z, H, vervat was, zoo-
veel mogelijk geheim te houden en zij hadden door de wijze
waarop aan Bothwell cn Thomas K.00 audiëntie werd ver-
leend, stilzwijgend hun ongenoegen aan Stricklandt op een
hem kwetsende wijze willen tc kennen geven (\'), Maar toen
deze nu den 21" April 1643 met de uitdrukkelijke beschuldi-
I ging voor den dag kwam dat op een paspoort vau den Prins
\' van Oranje twee van de 24 schepen, die uit Duinkerken moes-
• ten uitloopen tot afbreuk van het Parlement, door onze vloot
; waren heengclaten cn toen hij tevens cischte dat vaïi wege dc
rcïgeering daarop order mocht gesteld worden, brak er ccn storm
tegen hem los, zoodra men de geraaktheid van Z, H, daarover
; vernam {*). Wel bedaarde gedurende de vergaderingen, die
\' gecommitteerden met Stricklandt hielden, de hevige opgewon-
^ denheid eenigszins; maar Holland, dat een zachter en niet zoo
i ver strekkende verklaring wilde, ook omdat de aanklager be-
< wees niet voorbarig te werk te zijn gegaan, moest zich met
een protest vergenoegen tegen dc g(!nomene resolutie dat de
; beschuldiging tegen Z, H, valsch was en H. IP\', M", zich ter
(>) Wagenaar XI, 331.
O Arend, 1)1. 391.
(\') Arend, bl. 383.
(*) Arend, bl. 404.
19
wille van dezen de zaak hadden aangetrokken, dat daarom aan
het Parlement moest geschreven worden, opdat die Vergadering
in de gelegenheid zou gesteld zijn het bezwaar uit den weg te
ruimen. Intusschen zouden zonder nader besluit geen geschrif-
ten van Strieklandt meer worden aangenomen (\'). Van het
opmaken van dien brief kwam niets; de Staten gaven voor dat
zij niet wisten in welke taal er geschreven en welke titels ge-
bruikt moesten worden. Sedert dien tijd klaagden zoowel
Strieklandt als Bothwell aanhoudend dat zij geen antwoord op
hunne proposities kregen.
Dat de stadhouder werkelijk koning Karei uit deze landen
hulp wilde toezenden (2), bleek voor ieder die dat nog betwij-
felde ten duidelijkste eenige jaren later, toen Strieklandt (22
Maart 1646) zich tot de Staten van Holland vervoegde — niet-
tegenstaande alle moeite had hij van H. Ho. Mo. nog geen
audiëntie kunnen bekomen — om te bewijzen dat een groot
aantal schepen hier te lande werd uitgerust, die Pransche sol-
daten naar Engeland tot hulp der royalisten moesten overvoeren.
Hierbij kwam 0 a. de geheele briefwisseling aan den dag, door
den Prins van Oranje met Ijord Jermyn gevoerd, over de mid-
delen om den koning hulp tc bieden. Zoo was het ontegenzeg-
gelijk bewezen dat onze stadhouder ons in een oorlog met het
Parlement had willen verwikkelen om, geholpen door Erankrijk,
het onbeperkte gezag van Karei I te vestigen cn voor zijn ge-
slacht den glans en het voordeel der vermaagschapping met
een machtig Koninklijk Huis niet te verliezen. De Staten
van Holland ontzagen zich niet Z. H. hun gevoeligheid daar-
over te kennen te geven, maar zij behandelden de zaak zeer
kiesch en wilden niet dat Strieklandt iets o]) papier bracht
dan wat betrof het eigenlijke punt van geschil, de uitrusting
voor de Eransehe troepen. Het Engelsche Parlement zorgde er
evenwel voor dat de geheele briefwisseling het licht zag cn
dit was een gevoelige slag voor het aanzien van Erederik Hen-
drik hier tc lande.
(\') Gelderland liet aanteekcncn dat het niet gelast was stukken van StrickLindt
te weigeren.
O Vrgl. Groen v. Prinsterer, Arehives IT, IV, p. XIIT eu XV—XI>:. Ranke
Engl. Geseh. III, 209.
(\') Arend, hl. 624. Aitzenia Saeck. v. St. cn Oorl. III 104. Vrgl. V^agcn.iar
XII 329, 332.
2*
-ocr page 36-20
De Engclsclien waren gewoon op zee door ons met groote
voorkomendheid behandeld te worden. Zoo beschouwden de
Staten van Holland de Britsche koningsvlag als een vrijgeleide
voor de schepen dier natie, die naar Duinkerken bestemd wa-
ren, hoezeer zij derwaarts graan en andere benoodigdheden ten
behoeve der Spaanschen overbrachten. Onze bondgenoot Frank-
rijk klaagde dan ook over die schadelijke toegevendheid.
Tromp moest het zich laten welgevallen dat dc schepen van
andere natiën de havens van Vlaanderen zonder visitatie bin-
nen voeren, als er maar één Engelsch schip onder was. (\')
Gedurende den strijd tusschen royalisten en parlementsgezin-
den moest vooral ter zee de onzijdigheid in acht genomen
worden, maar het was voor Tromp zeer bezwaarlijk die te
handhaven, daar de Nederlanders handel dreven op Britsche ha-
vens door de verschillende partijen bezet. Een moeilijke zaak
was vooral voor hem het volvoeren van zijn taak om de En-
gelsche koningin onder bedekking zijner vloot naar haar land
tc geleiden, te meer daar onder de schepen der koningin som-
migen met krijgsbehoeften geladen waren De Staten wil-
den den admiraal geen bepaalde orders geven hoe hij zich
tegenover schepen van het Parlement te gedragen zou hebben
en lieten het bij dc bewering dat hij in zijne vorige instruc-
ties dat punt wel beantwoord zou vinden. Zoo deden zij hem
de geheele verantwoordelijkheid dragen, een taktiek die later
meer zou gevolgd worden (\'\'). Hoe toegevend onze regecring
was, toch liet zij de aanmatiging der Engelschen — die zelfs
geld als contrabande uit onze schepen namen, omdat het de
zenuw van den oorlog was — geenszins den vrijen loop. Zij
zond bevel aan onze kapitcinen om de 2)arlementsschepen, die
voor onze zeegaten lagen en zich het recht onze bodems te
visiteeren durfden toekennen, goed-\' of kwaadschiks naar de
volle zee te doen vertrekken. De Staten gaven hun volkomene
goedkeuring aan kapitein Frans Jansz te kennen, omdat hij, door
een paar schepen der republikeinen bestookt, hun vuur had
(1) Arend, p. 303, 335.
{\') Vrgl. Lingard ^ 85.
(\') In 1644 werd Tromp gelast nopens het strijken van de vlag liet oude ge-
bruik te onderhouden als eenige Eng. schepen bij zijne vloot als vrienden kwamen.
St. S. V., d. d. 14 Juli 1644. De volgende resolutie liier voorkomcpde is vau
32 Juli 1664.
21
beantwoord en noch vreemd gezag had gehoorzaamd, noch zijn
schip had laten visiteeren. (\')
Zoodra de spanning tegen het koningshuis tot openbare vij-
andschap was overgeslagen, had de volkspartij ook gezorgd zich
op zee te vertoonen. In 1642 had Warwick, de admiraal van
het Parlement, den Staten medegedeeld, dat hij met 30 sche-
pen in zee was en zich bereid verklaard onze vloot te steunen,
als zij in de Britsche wateren werd aangevallen. Men ver-
trouwde hem toen niet volkomen, maar gaf hem in het vol-
gende jaar, op de mededeeling dat hij onzen vice-admiraal.
Witte Cornelisz. de With tegen de Duinkerkers zou bijstaan,
indien dit verlangd werd, door middel van ïromp ten antwoord,
dat hij bedankt werd, daar onze vloot weldra zee zou kiezen
om het uitloopen uit Duinkerken te beletten, maar zoo de
vijand wellicht eerder dan wij gereed mocht wezen, verzocht
men hem met tien of twaalf schepen onzen vice-admiraal bij te
staan. Dat de llepublikeinen zoo met nadruk ter zee optraden,
bewerkte in één opzicht de toenadering der partijen in onze
gewesten. Allen begrepen dat het gemeenschappelijk belang de
versterking onzer vloot vorderde en de Staten-Generaal toonden
dan ook nu meer oor te hebben voor de billijke klachten van
Tromp, zoo herliaaldelijk door hem ingebracht, dat hij door het
zeer onvoldoende aantal schepen buiten staat was zijne taak, do
bewaking der kust van Vlaanderen, te volvoeren. Holland en
Zeeland verklaarden zich bereid bijzondere offers tc brengen
voor iets wat bovenal in hun belang was en vroegen aan
de regeering ondersteuning door het uitgeven van commissies ter
kaapvaart. Toch was nog, eer men de Staten hiertoe kon be-
wegen (October 1643), herhaalde aandrang noodig, krachtig
door de bedreiging der zeeprovinciën, dat zij zich anders iiaar
evenredigheid van de kosten der landsverdediging zouden ont-
slaan. Dat de opgewektheid om kapers uit te rusten onder de
ingezetenen groot was, bleek duidelijk. De deelneming was
zoo sterk, dat het lot moest beslissen aan wie het beperkte
aantal commissies zou gegund worden. (-)
Het gezantschap, bestaande uit de heeren Boreel en Rens-
woude, dat in Mei 1642 benoemd word, iu October 1643 zijne
C) Arend 395, 508 vlg., 397.
{\') Arend, bl. 369, 395—399. In Utrecht was de deelneming gering.
-ocr page 38-22
instructies ontving en eerst in Januari 1644 vertrok, moest,
zich in verbinding stellende met onzen gewonen ambassadeur
Joachimi, de bemiddeling der Staten-Generaal aanbieden in het
bijleggen van den strijd tusschen koning en Parlement. Mocht
er twee jaren te voren aanleiding geweest zijn tot het vermoe-
den dat zulk een bemiddeling aan de verschillende partijen
niet onaangenaam zou zijn, thans, was voor een dergelijken
maatregel de tijd ongunstig. Nu toch plaatste de energieke
partij d^ Independenten zich op den voorgrond, en gaf
den doorslag bij het voeren van den oorlog. Had vóór den
slag bij Nantwich, (\') wegens gebrek aan geschikte strijdkrachten,
de zege zich meer van de parlementspartij afgewend, in den
loop van 1644 bleek het dat de richting, door Cromwell aan
den tegenstand gegeven, de machtige invloed die van hem uit-
ging, beslissen zou over de toekomst van Karei I. De
Independenten, die het leger beheerschten, hadden een ster-
ken invloed in het Parlement. (\') De koning, ofschoon zeer
voorzichtig en terughoudend in zijne verklaringen, deed blij-
. ken dat hij er wel toe zou te brengen ziju zich de bemid-
deling der Staten te laten welgevallen. De gezanten kregen
althans den indruk dat hier alle hoop niet verloren was, maar
blijkbaar begreep Karei terecht dat men te London nooit tot
het aannemen van dat aanbod zou overgaan en wilde hij liever
door zijne tegenstanders hot Nederlandsche volk als de onwilli-
gen zien aangemerkt. Inderdaad, de Parlementsgezinden maak-
ten niet veel haast zich bezig te houden met het voorstel ook
aan hen gedaan, veeleer erkenden zij de ambassadeurs ter nau-
wernood en lieten hen lang naar antwoord op hunne proposities
wachten, ja deze werden soms niet eens aan het Parlement over-
handigd. (\') De Engelschen namen blijkbaar in aanmerking dat
er in de Nederlanden een machtige partij was die weinig sympa-
thie koesterde voor deze zending, haar met achterdochtige oogen
naging en daarom een dergelijke bejegening niet hoog op zou
nemen Slechts als de gezanten om de\' onvoldoende behande-
ling die zij ondervonden, verklaarden London te willen verla-
{■) Lingard X, 111.
(») Macaular, Hist, of Engl. I, lU vlgg. Ranku, Eng. Gesch. HI, 236 vigg.
Eerst den 22" Juli bckwameu zij audiëntie cu op hct cindc van September
hadden zij nog geeu antwoord op het daar gesprokene.
23
ten, trachtte men hen tot blijven te bewegen, uit vrees dat dc
Staten en het volk om de veronachtzaming van hunne lastheb-
bers, wel eens tegen het Parlement konden worden ingenomen,
en hoewel, ook in het oog der onzen, de betuigingen dan
evenzeer onbevredigend waren, meenden de gezanten bij elke
flikkering van hoop dat zij met beteren uitslag zouden kunnen
terugkeeren, den loop der dingen te moeten afwachten.
In bunnen ijver gingen zij om een eervolle reden tot vertoef
te hebben tot een maatregel over die eigenlijk in strijd was met •
hunne instructies. Zij toch waren uitdrukkelijk gelast alleen tc
onderhandelen over het punt hunner zending, verzoening van
den koning en de tegenpartij, en in geen geval over te gaan tot
het bespreken der in de laatste jaren rustende, maar toch nog
altijd hangende geschilpunten tusschen de Staten en de Kngcl-
sche regeering. Werd er gerept van de door Stricklandt reeds
aangekondigde alliantie, zoo mochten zij, en dan eerst nadat er
een verzoening zou zijn tot stand gebracht, slechts verklaren
nieuwe lastgeving te moeten gaan halen. De tijdsomstandigheden,
meenden de gezanten, mochten er hen nu toe brengen onderhan-
delingen te openen tot schadeloosstelling voor de prijsverklaardc
goederen en schepen (\'), De Engelschen klaagden er over dat
wij liunnc vijandelijke ontmo(;tingcn op onze kust tegengingen;
de Nederlanders verklaarden dat liun handel op de Britsche
kust op onbillijke wijzo belemmerd werd. Het bespreken vau
dit punt tusschen onze gezanten en commissarissen, daartoe
door het Parlement benoemd, bleef zonder vrucht. Üe rcpu-
blikeinsche regcering vaardigde het besluit wel nict uit,
waarbij alle handel van vreemden op havens door den ko-
ning bezet verboden werd, maar gedroeg zich alsof het
wel was uitgevaardigd. Toen nu onze gezanten ook bij dc
onderhandelingen, in het najaar van 1644 gevoerd, niet als
bemiddelaars werden erkend, twijfelden zij zeiven of zij wel
langer „ met eer cn respect van den Staat" iu Engeland kon-
den blijven en de afgevaardigden van Holland waren de eersten
die ter Generaliteit een voorstel tot hunne terugroeping deden.
. (\') Arend bl. 492—500. Op den 11" Juni 1043 had Joachirai aan 11. H". M».
verklaard geen ander middel te weten om du represaillebricven tc stuiten dan hct
zenden van een buitengewoon ambassadeur. Br. v. amb. aan llo. xMu. d, d. l Maart
1652. Lias Eng. 1652.
24
Toch werd deze niet bepaald gelast vóór Maart 1645. De ge-
zanten hadden hoop gehad bij dc besprekingen te Uxbridge
van nut te kunnen zijn, maar ook toen gaf men hun beleefd
hunne overbodigheid te kennen. De ongepaste bejegening, op
hun laatsten tocht van Oxford naar London ondervonden, de
geruchten die onder het volk over hen werden verspreid, de
ongegronde ergernis van het Parlement over hun afscheidsrede
verbitterden de laatste dagen voor de gezanten en zij uitten
hunne gevoeligheid over de onwelwillende behandeling van
het Parlement met ronde woorden. Dc schoten bij de terug-
reis door een parlementschip op een hunner fregatten gelost,
moesten waarschijnlijk een uitnoodiging tot strijken aanduiden,
maar hadden alleen tot uitwerking dat met een gelijk aantal
schoten werd geantwoord (\').
De burgeroorlog was intusschen met afwisselend geluk ge-
voerd. De beide veldtochten van 1644 en 1645 leverden her-
haaldelijk onverwachte wisselingen van voorspoed op. Al kon
de koning ook de krijgsbewegingen van laatstgenoemd jaar met
goed vertrouwen beginnen om het plotselinge optreden van
Montrose in Schotland en andere liem gunstige verschijnselen,
toch was de verbroedering van Schotten en parlcmentsgezindcn_^
in het vorige jaar tot stand gebracht, toch was de overwinning
van Marstonmoor, toen behaald, van blijvend gewicht. Onze
gezanten kwamen in ccn belangrijk tijdperk tc London, dat
waarin de Independenten onder Cromwell\'s leiding zich volko-
men meester maakten van het bestuur des lands, waarin hot
Parlement de bekende „ self denying ordinance" uitvaardigde. (\'■)
Het was de tijd waarin die burger van Engeland dc natie zijne
meerderheid begon tc doen gevoelen, die over eenige jaren
den burgeroorlog eindigen, de republiek vestigen zou en haar
door den invloed zijner geduchte persoonlijkheid een roemrijk
bestaan verzekeren, een persoonlijkheid die ook nu reeds hare
meerderheid bewees. "VVas het wel waarschijnlijk dat dc Engel-
(\') Arend III, V bl. 509—5^8. De ongunstige stemming tegen ons in Engeland
werd bevorderd door het beleg dat de I\'Vauschen in verstandhouding met den
Prins van Oranje om Grcvelingen geslagen hadden en door dc inneming daarvan,
tot welken uitslag Tromp met zijne vloot veel bijbracht. 151. 40!)—72, 504.
O April IG45. Ranke, Eng. Gesch. III, 204. Whitelocke, p. U3. Guizot,
Ilist. d. 1. Rev. d\'Angl. II, 379 vlgg. Pari. Hist. XIII, 442. Lingard X, 124,
(De uitvadrdiging geschiedde in December).
25
sclien en vooral de Independenten met hun zeer kenmerkend
zelfstandigheidsgevoel, van vreemden invloed, vreemde be-
middeling bij den strijd om hunne burgerlijke vrijheden zou-
den willen weten? De graaf d\'Harcourt in het najaar van
1644 als buitengewoon gezant van Frankrijk met een der-
gelijk doel als onze ambassadeurs het kanaal overgestoken,
vond èn den koning èn het Parlement onwillig zijn voorstel
in overweging te nemen (\'). Mocht het te verwachten zijn
dat dit regeeringslichaatn meer prijs stellen zou op de vriend-
schap van een republikeinschen Staat, toch ontzag het de Ver-
eenigde Provinciën slechts in zooverre, als bepaald noodig was
om een aansluiting dier republiek aan de koningsgezinden niet
i^i de hand te werken, en in dien geest behandelde het de
gezanten. Het langdurige verblijf van Stricklandt in den Haag
had reeds geleerd, dat een openlijk toetreden tot het Parlement
van de Staten-Generaal niet te verwachten was. De provincie
Holland werd met meei- onderscheiding behandeld, omdat hare
handelwijze deed zien, dat zij krachtig iedere neiging van de
landsregeering oiu koningsgezindheid te openbaren tegenging.
Men vond het in London noodig den indruk, dien de on-
heusche behandeling, den gezanten aangedaan, hier maken zou,
tegen tc gaan, en machtigde daarom Stricklandt een memorie
te overhandigen, waartoe hem evenwel bij de Staten-Generaal
geene gelegenheid werd gegund; slechts voor de Staten van
Holland kon hij zijn stuk voorlezen, waarin klachten werden
geuit over de koningsgezindheid, door de ambassadeurs betoond,
en door andere onjuiste beschuldigingen hetgeen deze onder-
vonden hadden werd vergoelijkt. (\')
Bij het vertrek van Boreel cn llenswoude (4 Mei 1645)
stond dc zaak van koning Karei volstrekt niet slecht en eenige
weken daarna scheen de inneming van Leicester hem zelfs een
overwegend voordeel gegeven te hebben, hoewel later bleek dat
van dat oogenblik af de krachten der tegenpartij toenamen.
De zekerheid van reeds dc overwinnende partij te zijn, had
(lus de leden van het Parleitient niet tot de weinig toegene-
gene handelwijze jegens de Nederlandsche Provinciën gedreven.
Veel minder toegeellijkheid en welwillendheid zou er derhalve
(\') Lingard X 104.
O Arend bl. 501 vlg.
26
van hen in de toekomst te venvachten zijn, als de koningsgezinden
het veld moesten ruimen. Dat dit de uitslag van den burger-
oorlog zou wezen, was reeds weinige maanden daarna, na den
slag bij Naseby en het aldaar buit maken der koninklijke pa-
pieren te voorzien. Cromwell\'s talent en de openbaarmaking
van Xarels geheime onderhandelingen verzekerden beslissend de
overwinning aan de Republiek, al zou die ook eerst jaren later
geproclameerd worden. (\')
Voordat dit gebeurde bemoeiden zich de Staten-Generaal nog
eenmaal door een gezantschap met dc zaken van Engeland, en wel
op verzoek van den Prins van Wales, die in een hem verleende
plechtige audientie er met nadruk op aandrong dat de Staten
zouden trachten het leven van ziju vader te redden. (-) Met deze
zending werden belast Adriaan Pauw en Joachimi, onze gezant
te London, die thans in den Haag vertoefde. Pauw, door Hol-
land genomineerd, nam de opdracht slechts aan op voorwaarde
dat het aan hem zou staan te beslissen, wanneer zijn verblijf
iu Engeland niet meer noodig was. Dit voorrecht stond men
hem, in strijd met vroegere bepalingen, toe en de Staten van
Holland besloten dat de gezanten al wat ten goede van den
koning kon strekken mochten verrichten, „ midts blijvende in
de maniere van seggen ende doen bij ende in termen van neu-
traliteyt". (•\') Zij kwamen te London aan op den daj^ dat het
doodvonnis werd uitgesproken en hielden zich met de ge-
wone plechtigheden van den intocht die hun werden aangebo-
den niet op, om geen tijd te verliezen. Eerst den 7" IV-
bruari 1649 kregen zij gehoor bij Eairfax eu Cromwell, die hun
audientie in het Parlement toezegden. Het Huis der Lords ver-
klaarde, na hun voorstel -gehoord te hebben, daarover terstond
in deliberatie met het Huis der Gemeenten te willen treden.
(\') Vrgl. Ranke Engl. Gesch. III 218 vlgg. IV 55: Wicquefort I .\'\'.0.
{\') De voornaamste stukken betreffende dezo ambassade zijn opgenomen door
Guizot achter zijne Hist, de Ia Rev. d\'Angl. II, p. 388 vlgg., nml. het verzoek vau
den Prins Van Wales aan H. Ho. Mo., de instructies der gezanten en zeven hun-
ner brieven aan de Staten-Gencraal.
O R., H. 23 Jan. 1649. Dezelfde Staten hadden ook (Sept. 1648) bij een
ontmoeting tusschen Warwick en den Prins van Wales in de haven van Helle-
voetsluis gezorgd de onzijdigheid te handhaven. R. S. G. 30 Sept. 1()48. Wic-
quefort I, 161, vlgg. Eenige weken later bestraften zij Ilaagsche predikanten
om hunne royalistische prediking, p. 254 vlg.
27
Dit laatste evenwel scheen te beperkten tijd beschikbaar te
hebben ora dien dag over het door hen medegedeelde te be-
raadslagen — en den volgenden dag (9 Februari) had de
executie plaats. Het baatte niet dat de ambassadeurs nog op
den 8\'" hunne schriftelijke in het Engelsch vertaalde propositie
inzonden, want deze werd ter zijde gelegd (\').
Geweldigen indruk maakte ook hier te lande dat doodvonnis.
Afgevaardigden van de Staten der verschillende Provinciën brach-
ten den prins van Wales een bezoek van rouwbeklag cn
allen, behalve Holland en Zeeland, complimeenteerden hem
met zijne troonsbestijging, niettegenstaande het Parlement —
trouwens niet dat van Schotland — de koninklijke waardig-
heid in Engeland voor onbestaanbaar had verklaard. Dc Sta-
ten-Generaal wilden zelfs alle betrekkingen met Engeland afbre-
ken, door niet alleen Pauw, maar ook Joachimi te. doen terug-
keeren. Doch de zee-provinciën, wier handelsbelang dit vol-
strekt niet gedoogde, verzetten er zich met goed gevolg tegen,
o. a. hierop wijzende dat buitenlandsche vorsten die bloedver-
wanten waren van Karei I, zich bij zijne executie zeer lijdelijk
hadden betoond en onze Staat met zulk een maatregel nict
moest voorgaan
De positie van Stricklandt -begon gevaarlijk te worden en hij
achtte het noodig tegen de bedreigingen zijner in den Haag
gevestigde koningsgezinde laiidgenooten zich in Maart 1649
onder de bizondere hoede der Staten van Holland te stellen.
Deze bescherming en wellicht ook zijne eigene voorzichtigheid
baatten hem meer dan zijn ambtgenoot Isaak Dorcslaar, die
weinige dagen na zijne aankomst door een samenzwering, van
die zijde gesmeed, in een herberg tc \'s Hage werd omge-
bracht (■•\') (12 Mei 1649). De provinciale regeering nam terstond
C) Wicquefort 1, 101—IGU. Wagenaar Xll, 33 vlg. Onjuist staat bij dczo
scUriJvcrs dat hct geschrift nict eens gelezen werd. VrcI Whilclockc Memorials
p. 308, 370 vlg.
C) Wiequefort l, 253, 257. Over die commissie ter condolcanlic „ mits blij-
vende in terminis van neutraliteyt." 11. II. 23, 34, 25, 20, 27 Febr. 1649.
(\') Wiequefort I, 258. Groen, Archives 11, IV, 31ü. Wagcuaar XII, 30.
Dorcslaar, de zoon van een predikant te Enkhuizen, was reeds vele jarc.n in En-
geland gevestigd, waar Karei I hem hct onderwijs in dc Geschiedenis aan de
Universiteit tc Cambridge had toevertrouwd. Later was hij als advocaat bij de
admiraliteit te London werkzaam. Ilij trok zeer dc aandacht van Cromwell, die
28
(Ie noodige maatregelen om de schuldigen te vatten, doch zonder
gevolg. Holland meende, omdat het binnen zijn rechtsgebied
was voorgevallen, gerechtigd te zijn Joachimi op te dragen als
antwoord op het beklag, door \'t Parlement bij hem gedaan,
Hollands leedwezen over het gebeurde te betuigen en te
wijzen op de ijverige pogingen tot nasporing in liet werk
gesteld, alsmede op de bijzondere protectie aan Stricklandt
verleend. Deze toch had zich terstond na het gebeurde met
nieuwen nadruk voor bescherming aanbevolen. Die eigen-
machtige handeling van Holland verwekte heftigen tegenstand
bij de Algemeene regeering en het besluit tot terugroeping van
Joachimi zou nu zeker genomen zijn, zoo niet de beteekenis die
een dergelijk bevel in de tegenwoordige omstandigheden hebben
zou, dit ongeraden had gemaakt. (\')
Zoo bleef het verschil van zienswijze hier voortduren. Dc
zeeprovinciën hadden nu nog veel meer belang ér bij dan vroe-
ger het Parlement niet tegen zich in het harnas te jagen.
Karei H had terecht begrepen dat hij de overige gewesten, hoe
welwillend ook jegens hem, nooit er toe zou kuuiieii brengen
openlijk zijn bondgenoot te worden on was naar Jersey vertrok-
ken. Toch bleef de steun van Willem II voor hem van groote
beteekenis. Deze stadhouder trad, ten opzichte der Engelsche
aangelegenheden in dc voetstappen zijns vaders, wenschte vóór
ille dingen het herstel der Stuarts op den troon en dat ge-
slacht ondervond ook den rijkdom zijner weldadigheid. Het
verblijf van dc Engelsche prinsen hier to lande kostte liem
schatten, toch zond hij nog wapenen en krijgsvoorraad naar
Schotland (Sept. 1G4S). {*) Al is het mogelijk dat niet de voor-
liefde voor onbeperkte heerschappij hem tot het najagen van dit
I
>
)
If
\\
\\
hem in het proces tegen den koning gebruikte. In 1048 was hij ook als ambas-
sadeur naar ons land gezonden bij gelegenheid dat de vloten der twee partijen
zich in den mond van de Maas bevonden, om dc Sfaten-Gcncraal te bewegen aan
het koninklijk eskader \'t verblijf in de haven tc Ilellevoctsluis tc ontzeggen, doch
hij had geen gehoor kunnen krijgen. Wicquefort I,- 2.57. Arend IV, I, 83.
Dat Engeland niet tevreden was over de bemoeiingen der Staten in dezen blijkt
beneden, bl. 39.
Wicquefort I, 259 vlg. Wagenaar XII, 37.
(\') Vrgl. Groen, Archives II, IV, p. 309.
C) Groen, Archives II, IV, p. LXVI—LXX.
(♦) Zie hierover en over de gezindheid hier tc lande Groen, Archives II, IV, 269,
315. ♦
I
29 ■
doel bracht (\'), zeker vverd hij daartoe geleid door afkeer van
de Engelsche republikeinen en vooral door den band der
vermaagschapping, waarmede hij aan de Stuarts verbonden
was. Yandaar zijne nauwe aansluiting aan Mazariii, die zeer
beducht was voor de macht van Engeland, wanneer daar de
republiek gevestigd werd evenzeer als hij den stadhouder
aanspoorde zich krachtig tegen eigenmachtige handelingen van
de aristocratische partij hier te lande te verzetten (•\'\'). Het
Parlement zag dit verbond met bezorgdheid aan en beschouwde
Willem II als zijn gevaarlijksten vijand, vandaar zijne toenade-
ring tot Spanje en de Eronde, vandaar zijne houding tegenover
Holland.
Deze Provincie had èn Jacob I èn Karei I van een te on-
gunstige zijde leeren kennen, zoowel in godsdienst- als in staats-
zaken, om eenige sympathie te gevoeleji voor het Huis der
Stuarts. (") Door al hetgeen zij ondervonden en beleefd had,
gevoelde zij, zonder daarom dc executie des konings goed te
keuren, een afkeer van dat geslaclit, voorzeker ook gedreven
door de haar ingewortelde neiging voor het Protestantisme, maar
bovenal luisterende naar de belangen van haren handel. „ Le
génie prédominant de leur Estât est marchand," getuigde de
gezant Brasset van hen, „ et les affaires sont réduites avec eux,
dans le cabinet comme dans le magasin, avec un tant prix,
tant payé". Hoc meer zij nu de inspanning ojjmerkte, door
den Prins aangewend ten behoeve zijner aanverwanten, hoe
meer zij zich van hare zijde verzette en hoe eerder zij er toe
kwam liet beginsel waaruit deze handelde, zich als bijzonder
gevaarlijk voor \'s lands vrijheid voor te stellen.
Holland besloot weder, en nu met buitengewonen nadruk, een
poging te wagen om de erkenning van Stricklandt als ambas-
sadeur der Engelsche Republiek door te drijven, en toen alle
(\') Groen van Prinstcrer ontkent dit en twijfelt cr niet aan of de Prins zou
waarborgen tegen despotisme aan de Engelsche natie hebben willen geven, even-
als hij de godsdienstige geschillen door een Synode beslecht wcnsehtc. Archi-
ves IT, IV, p. CI vlg.
C) Ranke, Eng. Geseh. Ill, 242.
(\') Groen, Archives II, IV, p. XCVIII vlgg,
C*) Ook andere leden dier familie waren hun van een ongunstige zijde bekend,
zoo Henrietta-Maria, Karei II. Zie Groen, Archives II, IV, p. CX vlg.
(\') Aan Mazarin geschreven 20 April 1650. Groen, Archives II, IV, 360.
-ocr page 46-• 30
provinciën, behalve Gelderland, op nieuw moeilijkheden in den
weg legden, kwam het den 27*^" Sept. 1649 met een scherp
protest voor den dag, waarbij de afgevaardigden der overige
gewesten beschuldigd werden zich ten onrechte op het gemis
van lastbrieven hunner lastgevers te beroepen om hun verzet
in deze aangelegenheid te motiveeren en tevens stelden de
Gedeputeerden van Holland hunne ambtgenooten aansprakelijk
voor de gevolgen die onvermijdelijk uit zulk een gedrag moes-
ten voortkomen, als geheel in strijd met de neutrale houding
waartoe men vroeger besloten had. Te vergeefs trachtten de
overige gewesten te beletten dat dit protest in de notulen
werd opgenomen en toen dit hun mislukte, aiitwoordde.n Gel-
derland, Utrecht, Friesland en Overijsel drie dagen later, dat
zij. geen bijzondere instructie over deze aangelegenheid hadden
ontvangen en in zulk een gewichtige zaak niet zouden hande-
len voordat die orders waren aangekomen. Het beoogde doel
werd evenwel niet bereikt: de Staten-Generaal steunden den
stadhouder. Strieklandt kon slechts aan het Parlement schrij-
ven dat de Staten van Holland hem in publieke audientie
hadden ontvangen, en dat regeeringslichaam betuigde daarvoor
officieel zijnen dank en beval een prijsgemaakt Hollandsch schip
vrij te laten (\'). Het Parlement hield rekening met zijn nog
slechts onvolkomen verzekerden toestand.
Hadden zij ook ditmaal zonder vrucht zich in den strijd be-
geven, de Staten van Holland waren niet van ]dan dien te staken,
maar wel, als het bleek dat zij hun wil niet konden doorzetten,
tot krasser maatregelen over te gaan. Het nemen hunner sche-
pen .was ccn te groot nadeel om het langer stilzwijgend aan te
zien Zij bleven dan aandringen op het verleenen van
nieuwe geloofsbrieven aan Joachimi, aan wien het Parle-
ment anders gehoor weigerde, en verklaarden, zoo zij hierin
moeilijkheden ondervonden, zeiven voor zich te zullen zorgen.
(\') Het werd ingediend den 25»", na den vorigen dag vastgesteld te zijn en op-
genomen in de 11. S. G. van 27 Sept. Thurloe I. 123; het tegenprotest R. S. G.
30 Sept. 1649 Thurloe I. 124. Zie Aitzema III. 380 vlg. Whiteloeke p. 409.
Wicquefort I 260 vlgg.
(\') Basnage zegt (I. 192) „ on av.ait lieu de craindre une rupture ouverte
qui porterait un trop grand préiudice au Commerce puisque les Anglais pren.aient
déjà les vaisseaux Hollandais pendant qu\'ils laissaient passer ceux des autres
\\ Nations, sans cn eicepter ceux de France.
-ocr page 47-31
Tot dit laatste besloten zij, ook daartoe genoopt door Strick-
landt\'s vernieuwde aankondiging van vertrek om zich zeiven
in Engeland recht te gaan verschaffen voor de ondervondenc
beleedigingen. Zij maakten de instructie op voor een commis-
saris door hen aan het Parlement te zenden en den 25®" Jan.
1650 werd daartoe, met het lot tegen Nieuwpoort, benoemd
Gerard Schaep Pietersz. (\'). Dat was een besluit van beteeke-
nis, waardoor deze Provincie zich geheel zelfstandig tegenover
de andere gewesten plaatste : geen wonder dat het groote
verbittering, inzonderheid bij den Prins, verwekte. Dc spanning
tusschen de verschillende machten werd in de volgendo maan-
den aanhoudend sterker. Men verdacht Holland zelfs van hct
voorstellen eener overeenkomst aan het Parlement voor het
geval dat de Prins zijn toevlucht tot de wapeiuMV zou nemen (2).
Stricklandt vertrouwde zijne positie hier niet meer en
wenschte geen nadeel voor zijn persoon van een langer verblijf
tc ondervinden. Hij nam afscheid van dc Staten van Holland
(22 Juli 1650), bij welke gelegenheid hij zich nogmaals be-
klaagde over dc behandeling, hem door dc Staten-Generaal in
strijd met de neutraliteit aangedaan, waarover hij in zijn
vaderland beklag zou gaan doen. Hij was nog niet tc Helle-
voet uitgezeild, toen Willem II den aanslag op Amsterdam
ondernam, een gebeurtenis die hem zijn vertrek deed bespoe-
digen (y
Het Parlement dat Schaep schitterend cn met onderschei-
ding ontvangen had, (\') gaf na Stricklandt\'s terugkomst (26
September) Joachimi bevel, daar hij nog steeds verzuimd
O R. H. 7, 21, 22 Dcc. 1649, 17, 18, 22, 25 J.-m., 5, 9, 11, 12 Maart, 4
Apr., 5, 7 Mei 1650. R. S. 6. 18, 22 .Tan. 1050. Arend IV, I. 113, 116
(waar 12 Mei als de dag zijner benoeming wordt opgegeven). Hij vertrok in
Mei. Wiequefort I. 260. R. H. 20 Mei 1650. De instructie is ook tc vinden bij
Wiequefort I. 480.
(\') Groen, Arcbives II. IV, p. 396. De Staten van Holland waren uiterst voor-
zichtig m hunne houding tegenover dc koningspartij. Zoo stemden zij eerst toe
m dc begroeting van Karei II, die te Breda vertoefde, toen dc conditie aangeno-
men was „ mits niet passerende de termen van compliment cn civiliteyt, sonder
den Staat in eenigen deele te engageren ende na de gedane aanspraeckc terstont
sich wederom herwacrts begevende." Dc overige gewesten toonden „ volle inclina-
tie" tot die begroeting. R. H. 29, 30 Maart, 1, 2 April 1050.
(») Aitzcma 111, 409. R. H. 32 Juli 1050.
(*) Aitzcma t. a. p.
-ocr page 48-32
«
li\' liad nieuwe geloofsbrieven te toonen en daar zijne principa-
t len geweigerd hadden de Engelsche Republiek te erkennen,
» binnen een maand het laiul te ruimen. Zijn verzoek om eerst
die principalen te mogen raadplegen, werd afgeslagen en de
ontevredenheid was zoo groot dat men woord noch geschrift
van hem wilde aannemen (\'). Dit besluit was te eerder geno-
men, omdat de Staten-Generaal even als zij vroeger herhaalde-
f\' lijk Bothwell hadden ontvangen kort na Stricklandts vertrek
^ op het einde van Augustus Macdowell terstond op zijne aan-
vraag audientie hadden verleend en deze „ sonder contradictie
f van yemandt gheadmitteert" was „ als Resident van weghen
de Cloningh van Groot Brettangieën" (\'). Het heen zenden van
\'t Joachimi trokken de Staten zich ook niet aan, zij „ deden daer
? niet op, schickende siuipelijck sijn Brief aen de Provintien." (•\')
\' . Het Parlement stelde Schaep in kennis van zijne handeling,
> er een verzoek bij voegende, dat hij zijne principalen ophelde-
ring zou vragen, waarom ook zij Macdowell hadden ontvangen,
■ij niettegenstaande Stricklandt hen nog bij zijn afscheid had ver-
Ii , zocht niemand als gezant van Karei II tc erkennen. Aitzema
> besluit de mededeeling dier audientie met de o])merking : „ die
van Hollandt waren door ^t gepasseerde bangh ende lietent
oock gaen." {\') Zou werkelijk de poging van Willem 11 om
Amsterdam en Holland aan zijn gezag te doen gehoorzamen,
ten gevolge hebben gehad, dat de tegenstand dier provincie in
de aangelegenbeden met Engeland gebroken werd?
\' , Een gewichtig besluit van geheel anderen aard werd in de-
4 zen tijd door de Engelsche regeering genomen. Verscheidene
■ > republikeinen uit Barbados overgekomen, hadden de nood-
ig zakelijkheid betoogd de eilanden aldaar gelegen, te brengen
onder het gezag van het Parlement en daarop was op den 18"
October gevolgd dc acte waarbij de handel op Barbados, de Ca-
raïben en Virginia aan vreemdelingen verboden werd. {\') Dit
\' was een gevoelige slag voor de Nederlaiulers om de uitgebreide
C) Arend IV, 1, bl. 151. Basnage I, 192. Wicquefort I, 2fi5.
O Lingard X, 378. Thurloe 1, 112, (3, 4.) 124.
(») Aitzema III, 470.
{*) Toch was Macdowell niet tevreden over zijne ontvangst op 15 Sept. in de
Staten van Holland. R. II. 15, 10 Sept. 1C50.
Wh\'itelocke p. 458, d. d. 5 (15), 8 (18) Oct. Vrgl. R. H. 1 Dce. 1050.
-ocr page 49-33
scheepvaart die zij met deze eilanden onderkicldeu (\'). De zeer
koningsgezinde bewoners waren zeiven op die handelsbetrekkin-
gen gesteld en gaven aan de Hollanders hierin de voorkeur,
zoodat hunne waren op Nederlandsche schepen zelfs naar Enge-
land gebracht werden (=>).
Men ziet het, de Britsche Republiek begon in woord en daad
een stouten toon aan te slaan. De zege bij Dunbar (22 Sept.
1650) was niet voor niet bevochten en ook op de buitenland-
sche aangelegenheden bleek de vernietiging van het Schotschc
leger onmiddellijk hare werking te doen gevoelen. Nu zijn
macht zoo bevestigd was, ging het Parlement er toe over de
bedreiging, reeds te voren geuit, te verwezenlijken; de gezant
der Vcreenigde Provinciën kreeg zijn afscheid. Na die ver-
meerdering van zijn roem meende Engeland gerechtigd te ziju
een berisping over miskenning van zijn thans zoo gestegen
aanzien toe te dienen aan de Provincie aan wie het in den bur-
geroorlog, welke door die zege grootendeels beslist was, zooveel
tc danken had voor het succes zijner zaak. Het was dezelfde
Provincie die door het zenden van een eigen gezant, wel op dc
meest nadrukkelijke wijze getoond had den strijd met hare land-
genooten niet te ontzien, waar het dc vriendschap van Enge-
land gold, die zij in haar eigen welbegrepen belang niet prijs-
geven wilde. Het Parlement had zelfs een besluit genomen
dat de belangen van Holland gevoelig benadeelde, waarvan dc
grootste schade kon gevreesd worden. Was dit alles geen voor-
spel van hetgeen de volgende jaren brengen zouden?" Toonde
Cromwell wellicht nu reeds in te zien van welke onmisbanï
waarde Engelands goede gezindheid voor de Nedcrlaüdsch(>,
Republiek en inzonderheid voor de invloedrijkste dier Zeven
Provinciën was?
Moest aan den andereu kant het gewichtige voordeel, door het
Parlement behaald, niet van zelf er toe leiden, dat Mazarin,
die zoo zeer bevreesd was voor dc vestiging eener Republiek
in Engeland, met meer kracht optrad en zich nauwer aan het
Huis van Oranje aansloot? Nu Holland een lageren toon
aansloeg, werd het waarschijnlijker dat Willem H zijiu>. po-
ging om eenheid in dc regeering dezer Provinciën tc brengen
C) Aitzema III. 059. Mc. Culloch, .\\ant. op Smith\'s Inquiry eet. p. hU.
{\') Uanke, Eng, Gesch. IV, G4.
2
-ocr page 50-34
zou zien gelukken, dal hij dan verder met veel hoop op een
goeden uitslag voor zijn lievelingsplan kon werkzaam zijn: het
herstellen van de binnenlandsche rust in Frankrijk, en van den
vrede tusschen dit koningrijk en Spanje, en dat hij zoo tot het
einddoel van zijn streven zou geraken: het hergeven van Enge-
lands troon aan het Huis Stuart. (\') Was Holland tot rede ge-
bracht, de eerste en een veel beteekenende stap tot die toe-
komst zou zijn gedaan. Het was te verwachten dat de houding
en de werkzaamheid van den Prins van Oranje beslissen zou
over de rust in de Nederlanden en in Europa. Men had
reden den vierentwintigjarigen Willem II een gewichtige loop-
baan te voorspellen, en al dadelijk veel invloed aan zijn persoon
toe te kennen.
ii
>
(\') Zie den brief van Brasset aan Mazarin, d. d. 7 Sept. 1050. Groen, Arehi-
ves II, IV, p. 4.10, vrgl. Martin H. de Kr. XII, 433.
Vrgl. Bilderdijk, G. d. Vad. IX, 29.
HOOFDSTUK Ii.
„NAEBDEB ENDE NAEUWEB VBTJNTSCHAP."
De onverwachte tijding dat Willem II gestorven was (ß Nov.
1650) bracht een geheelen omkeer in den politieken toestand
van Europa te wceg.
Nog veel meer dan Spanje kon liet Parlement met blijd-
schap over die gebeurtenis vervuld zijn. Het was van zijn
geduchtsten tegenstander bevrijd, want AVillem II alleen had,
in vereeniging met Frankrijk, Karei II tot een gcvreesdcn tegen-
stander kunnen maken. Nu zouden de voordeelen der onlangs
behaalde zege den republikeinen niet ontgaan. De coalitie
die zich tegen hen over kon stellen, was ontbonden. Maza-
rin, alleen geplaatst tegenover Spanje, Engeland en dc anti-
stadhouderlijken in Holland, wenschte dc hem dreigende ge-
varen af te wenden en, thans voordeel trekkende van de
omzichtige wijze waarop hij weleer zijne politieke doeleinden
had trachten te bereiken, begon hij toenadering te toonen
tot dc machten die zich anders tegenover hem gesteld zou-
den hebben. Zoo de gemoederen in Britannië niet voor
Kareis zaak gewonnen werden, was zij verloren, nu de bondge-
noot hem ontviel, die ook in den grootsten nood een ouwan-
kelbcarc steun was geweest, die hem met bijzonderen ijver en
zelfopoffering, met zijn geld en zijn zedelijken invloed had ter
zijde gestaan. Aan den persoon van Willem 11 was het te
danken geweest dat ook Spanje niet geheel de hand van hem
had afgetrokken; nu liet dit rijk, zoowel als Frankrijk, hem
aan zijn lot over (\').
C) Groen, Arcbives II, IV p. CXIV—CXIX. Wiequefort I. 358 vlgg.
3*
-ocr page 52-86
Met den juiclitoon van den blijden kerkganger:
\' !
; De Prins is dood,
^ Mijn ^aaf vergroot;
k^ Nooit blij der maar
In Tachtig jaar!
stemden velen in den lande in (\'), bepaaldelijk ook de velen die
het overwicht van Holland vvenschten. In alles, ook iit de ver-
\'i-\' houding tot Engeland, was het merkbaar dat deze Provincie de
t(!ugels van het bewind in handen nam. De Prins had tot nog
toe, al kon hij deze gewesten niet tot een bondgenootschap met
. zijnen zwager brengen, bewerkt dat de aansluiting aan de Repu-
bliek niet plaats vond, dat de voorstanders van des konings
; partij de beslissing gaven, en de tegenstanders hadden reden
zich met bezorgdheid de vraag voor te leggen, hoever hij in
die richting den Staat wel zou kunnen drijven. Thans voel-
den zij zich verruimd en schepten vrijer adem.
Door Stad en Landen was reeds in het voorjaar een ])rovin-
<1 ciaal advies opgemaakt „tot aenneminghe van soodanich Per-
soou ende in sulcken qualitcyt als het ï\'arlememt hier sou
1 believen te senden", maar de afgevaardigden durfden zoolang
! de Prins leefde, daar niet mede ter Generaliteit voor den dag
! , komen. Na zijn overlijden nam dit gewest het initiatief om
j i aan te dringen op verandering van staatkunde jegens Enge-
land. (") Het gebeurde gaf Joachimi, die inmiddels was terug-
(1 gekeerd, (=\') blijkbaar goede verwachtingen; niettegenstaande
zijn negentigjarigen leeftijd, verklaarde hij zich bereid naar
i\' I; • Londen terug te keeren.
^ Holland, door Zeeland gesteund, wist in het begin van het
volgende jaar dc erkenning der Britsche Republiek te doen
r\' uitspreken (28 Jan. 1651). Tegenover Engeland deed men
I; het vooral uitkomen dat deze resolutie met eenparige stemmen
en op advies van alle Provinciën genomen was. {*) Eenige
I \' - O Arend IV. I. 158.
\' i (\') Aitzema III, 470. Wicquefort II, 75. R. H. 23 Nov. 1650. Den 30.»
^ \' Nov. van dat jaar werd er nog een plakkaat betreffende den lakenhandel nitge-
^ li vaardigd dat tegen Engeland gericht scheen. Aitzema III, 638.
I (») Den 16«" Nov. deed hij rapport bij de Staten van Holland. R. H. IC Nov.
1650. ^
I Hierop werd ook in Joaehimi\'s instructie gewezen, zie art. 3. Instrb., fol 47.
-ocr page 53-37
dagen later werden de Staten het eens over het zenden eener
ambassade en werd Joachimi tot zijne vroegere betrekking weer
afgevaardigd. (\') Spanje en Portugal waren ons in de erkenning
voorgegaan.
Nauwlijks was dit besluit ter keuiiisse van het Parlement
gekomen of het bepaalde dat een buitengewoon gezantschap
naar de Nederlanden zou vertrekken en tot ambassadeurs
werden benoemd Strieklandt, die door zijn langdurig verblijf
met de toestanden hier te lande vertrouwd was en daarom de
aangewezen persoon kon geacht worden, benevens St. John,
Chief-Justiee. Deze laatste was de voornaamste der twee door
zijn invloed in het Parlement eu het aanzien dat hij als Crom-
well\'s vertrouweling genoot. (■•) Hij deed alle moeite om van
de opdracht ontheven to worden, omdat hij vreesde het lot
te zullen deelen dat Doreslaar in \'s Gravenhage en Asham te
Madrid getroffen had en gaf daarom voor, dat het vreemde
klimaat voor zijne gezondheid nadeelig was. Doch met groote
meerderheid werd zijn verzoek om ontheven te worden afge-
stemd. {\') Toen Sehaep, die last had bekomen tot nader order
in Engeland te blijven ("), berichtte dat het gezantschap eerst-
daags zou vertrekken (\'), maanden de Staten van Holland
:;[ • 38
\'i i:
11
Joachimi aan zich onverwijld naar zijn post te begeven. Tocb
■ri werd eerst den 20°" Maart zijne Instructie gearresteerd, en daar-
■ i; bij hem opgedragen zich met vele vreemde gezanten in Engeland
■Ji op vriendschappelijken voet te stellen, te zorgen dat de Eepu-
i\' l bliek der Vcreenigde Provinciën in rang nevens die van Venetië
: ^ geplaatst werd (art. 9, 10), dc Nederlanders, die onderdanen van
; het Parlement geworden waren, te helpen, zooveel als dat zon-
der nadeel van dit land kon geschieden. Verder luidde het: „ die
if \' van de Entrecours ende de Ingesetencn van dcse Landen sal
\'• hij met alle mogelicke ende doenlicke middelen pogen te be-
houden bij haerc gerechtigheden- sulcx dat den rcciprocquen
handel gedreven mach werden in hare oude ende bchoorlycke
vrijheyt volgens de Tractaten dienthalven gemaeckt. (art. 8)
; Hij sal sooveel in hem is arbeydcn dat goede vruntschap,
vreede ende eenicheyt tusschen de twee Staten behouden
; blijvc" (art. 6). Joachimi moest bewerken dat alle Nederlandsche
_! schepen vrij de Engelsche havens mochten aandoen, dat dit
\'; in die havens gqpubliccerd werd en vast doen stellen dat
>i represaillebrieven van geen van beide kanten uitgegeven zouden
I\' worden (art. 14, 15). Op deze wijze wcnschten de Staten een
j ronde, vriendschappelijke houding met het Parlement in het
^ leven te roepen, Avaarbij de welvaart ook van dezen Staat ver-
. , zekord zou worden. (\')
De ontvangst der vreemdelingen in den Haag was vau de
; zijde der bevolking niet zeer welwillend, ofschoon dezen reeds bij
l i hunnen intocht (Maandag den 27\'\'° Maart) er op uit waren ccn-
I sterken indruk van hunne waardigheid en van het aanzien hun-
l; ner natie te geven.\' De gewoonte der Engelschen om zich op
i\'\' dc straat, hetzij te voet of in hunne koetsen zittende, met de
ontbloote zwaarden over den arm tc vertoonen, werd door het
1 Haagsche volk voor een bewijs van vrees aangezien. Dit ge-
bruik en andere zaken gaven aanleiding dat zij aan veel on-
hebbelijkheid blootstonden. Van die neiging der bevolking
maakten de koningsgezinde Engelschen gebruik cn zetten dc
straatjeugd aan, de vreemde gezanten scheldwoorden toe te
roepen. Wel vaardigden dc Staten van Holland een verbod
uit tegen het aandoen van overlast, maar het ging^ blijkbaar
u I
(i; (1) Instrb. ful. 47 vlgg. R. H. 21, 22 Maart 1051. Eenige leden vonden het
> beter Joachimi ,, in dese gelegentheydt van tijde" geen instructie te geven.
-ocr page 55-39
boven hunne macht, die kwade bejegeningen, waarbij ook de
genegenheid van het volk voor den Prins in het spel was, te
stuiten. (\') Hierin stelden zij door hunne bemoeiingen de En-
gelschen evenmin tevreden als door hunne maatregelen tegen
de moordenaars van Doreslaar. St. John beweerde zelfs, in
een stuk bij zijne audientie overhandigd, dat het Parlement
niet wist : „ that any of the murderers, their abettors, or accessa-
ries have been brought to justice, or that any thing hath been
done by your lordships in order thereunto".
Die audientie had met veel statie in de Groote Vergadering
plaats. (\') De rede van St. John belielsde de verklaring dat
hij hierheen gekomen was om een nauwere vereeniging tusschen
de twee landen te weeg te brengen dan vroeger bestond. {1)
De Staten benoemden den dag daarna Commissarissen voor de
onderhandelingen (\') en aan dezen gaven de gezanten in de
conferentie (4 April) den wensch te kennen om bij het „ trac-
toren" van punt tot punt voort te gaan, zoodat de reeds aan-
genomene artikelen niet zouden binden voordat eenstemmigheid
over het geheel verkregen was. Zij stonden er op, dat alles
schriftelijk en met onderteekcnde stukken zou behandeld wor-
den en legden ook reeds dit verzoek schriftelijk over, daarbij
een tweede memorie voegende, waarin het doel hunner zending
was uiteengezet, geheel zich aansluitende aan hetgeen den 30""
Maart was aangekondigd. Het Parlement wenschte dat de Sta-
ten „ puissent entrer en une plus étroite et intime Alliance
et Union entre elles par le moyen de la quelle il y puisse
avoir pour le bien des deux un Interest plus intrinsique et
tu
40
réciprocque de Tuii en 1\'autre qu\'il n\' y a pas eu encore cy
devant". (\') In de mondelinge toelichting werden als redenen
daarvoor aangevoerd „ gemeene Interessen in hct stuck van
Vrede, Commercie en Schipvaert," gelijkheid van godsdienst en
volksvrijheid. Op de aanmaning der gecommitteerden, dat de,
gezanten „ haer wat particulierder souden verclaren," ant-
woordden dezen, naar hunne meening genoeg te „ particularisee-
ren" en zich hierover niet nader te kunnen „ openen," tenzij
de Staten genegen waren dc aangebodene vriendschap aan te
nemen en de oude allianties te vernieuwen. Twee dagen
later kregen de commissarissen volmaclit om de „ ouvertures"
der ambassadeurs aan te hooren over een tractaat van „ ge-
luccne interessen," daar de regeering bereid was tot het aan-
giiaji van een dergelijk en het vernieuwen van het vroegere ver-
bond, terwijl Gelderland deed aanteekenen dat hct zijne ge-
committeerden voor „ onbequaem" hield als hun andere trac-
taten van interest werden voorgeslagen, dan over commercie. (\')
Doch de gezanten vonden zulk een verlclaring als van de
Groote Vergadering uitging „ wat al te gencrael," zij wensch-
ten dat er „ naerder en speciaelder werd gesproken," want,
zouden er verdere onderhandelingen plaats kunnen hebben, dan
moest van Nederlandsche zijde volmacht gegeven worden om
te treden in een „ naeuwere ende inncrlicker Alliantie ende
Unie waerdoor een ijgelick mach hebben een innerlijcker ende
mutueelder Interesse ten besten van beyden alsser tot desen
tijt toe is geweest." Op die wijze trachtten de Engclschen dc
verplichting te ontgaan hunne bedoelingen het eerst verder uit-
een tc zetten ; maar de griffier Iluysch werd gelast een nadere
verklaring, dienstig om hen hiertoe tc bewegen, op te ma-
ken, (") omdat de handeling niet in het begin moest struike-
len, waardoor „ occasie" zou gegeven worden tot gcruchtcn dat
zij afgebroken was cn „ daervau niet en stont tc vallen." Zoo
luidde de beweegreden die Holland tot dat besluit aanvoerde. (")
•i\'i
: ■
41
Toch schijnt van deze Provincie een staking der onderhande-
lingen te zijn uitgegaan; althans Aitzema beweert: „ belangende
nu het geproponeerde van de Engelsche Ambassadeurs, hoewel
niet als seer generael, waren selfs de meeste Leden van Hol-
land. soo scrupuleux, datse Reces namen voor eenige dagen" (\')
eu De Witt vermeldt het verzoek van dit gewest om het rapport
nog wat op te houden, „ als noch niet wel connende \'t selve am-
plecteren." De zittingen der Groote Vergadering werden
althans eerst den 20" April hervat, den dag waarop het con-
cept der verklaring inkwam. De Staten van Holland waren
op een spoedige overhandiging gesteld, en zeer tegen hun zin
moest de behandeling om veler afwezigheid worden verscho-
ven. (■\'); De gezanten die „ wisten de langsaemheyt van do
Resolutien van desen Staet," zonden eeu aanmaning om een
spoedig, voldoend en duidelijk antwoord, er op wijzende dat
hun tijd beperkt was, zooals zij vroeger reeds verklaard hadden
en hun verblijf nog slechts kort kon duren. (\'). Den volgen-
den dag (26 April) kwam, misschien dientengevolge, het be-
sluit tot stand dat de commissarissen mochten onderhandelen
over de begeerde Alliantie en Unie „ door dewelcke ydereen
ter wedersijden beter mach vinden sijn Interest ten besten
van beyden als voor desen is geweest." Zeeland keurde dit
goed onder voorwaarde, dat er niets werd besloten tegen de
tractaten met andere geallieerden gemaakt.
Met dit antwoord w.aren de ambassadeurs tevreden gesteld
-ocr page 58-4.2
en zij deden nu een nader voorstel, dat er een verbond zou
worden gesloten tot behoud van de volksvrijheid in beide de
Staten tegenover allen die zouden beproeven te land of ter zee
de rust te verstoren van een der twee republieken „ ou sont
déclarés Ennemis des franchises des peuples qui vivent soubs
leur Gouvernement ou d\'aucun d\'eulx". Zij wenschten op dit
voorstel de proposities van onze rcgecring te hooren, op
welke wijze zij tot het sluiten van dit verbond wilde over-
gaan, en gaven de verzekering dat het Parlement van zijn kant
voordeelen zou toekennen, geëvenredigd aan die welke het van
de Staten zou kunnen verkrijgen. Toen de twee memories, (\')
waarin deze punten van onderhandeling neergelegd waren, wer-
den ingeleverd en onze gezanten aandrongen op eeii nadere
verklaring over de bedoeling daarvan, antwoordden de gezanten
dat uit deze Provinciën direct noch indirect hulp aan Karei 11
zou verstrekt worden.
Een onverwacht oponthoud dat dreigde het aangevangen
werk geheel te doen mislukken, strekte ten slotte tot verwezen-
lijking van Holland\'s wensch, tot bespoediging der onderhande-
lingen. Den 29" April toch berichtten de gezanten plotseling
dat zij volgens oordeel van het Parlement hier niet langer met
eere blijven konden en daarom last tot terugkeer gekregen
hadden. Zij voegden er bij dat dit niet op hunne aanvraag en
zelfs in strijd met hunne bedoeling zoo bepaald was. ("\') Wer-
kelijk waren zij evenzeer verbaasd over dit bevel als de Staten,
en aanleiding had het volgende gegeven.
De partij der Engelsche koningsgezinden was in ons land
sterk vertegenwoordigd, waar zij beurtelings in Utrecht of
\'s Gravenhage haar hoofdkwartier had. Vooral in laatstge-
noemde plaats hielden zich vele aanhangers der Stuarts op
43
en aij voornamelijk hitsten het volk aan tegen de „ konings-
moorders" die met onze Staten een verbond kwamen sluiten. (\')
St. John had in April aan zijne bijzondere vrienden, die Parle-
mentsleden waren, geschreven dat de gezindheid der regeerijig
het sluiten van een tractaat onwaarschijnlijk maakte en zijne
ontevredenheid te kennen gegeveii dat de Staten de beleedi-
gingen hem dagelijks aangedaan, niet voorkwamen. (\') Dit
bericht deed die vrienden met hun invloed op het Parlement
werken en „ as unexpectedly there as elsewhere," zegt Whi-
telocke, (■\') werd het besluit tot terugroeping genomen.
De Staten van Holland wenschten het verblijf der gezanten
hier te faciliteeren en brachten daartoe ter Groote Vergadering
een concept, waarbij verklaard werd niet alleen geneigdheid
tot een nauwere alliantie, maar ook tot het resumeeren der oude
tractaten „ ende specialyck oock het fundamenteelste", het
Groot Entercours, omdat te „ dresseren, corrigeren ende am-
plieren nacr de jegenwoordige constitutie van tyt ende saccken",
zooals men tot behoud en verdediging van vrijheid, handel,
scheepvaart en „ gemeene Interessen" nader zou kunnen overeen-
komen „ tegens alle degeene die d\'een off d\'ander daerinuc sou-
den comcn te turberen". Dit concept werd goedgekeurd en
de Commissarissen kregen last zulke voorstellen te doeJi als tot
het aangaan dier nauw^ere vriendschap dienstig konden zijn. Men
wenschte dat zij nog denzelfden avond met bekendmaking dezer
resolutie tot de gezanten het verzoek richten zouden om hun
verblijf niet tc eindigen en dat ten sj)ocdigstc dc concept-arti-
kelen voor het tractaat zouden worden opgemaakt.
Zoo waren dus dc Vereenigdc Provinciën toegetreden tot het
beginsel van een „ more strict ami intimate Alliance" (°) naar
Lingard X. 328.
(\') Whitelockc, April 1651.
(\') Whitelockc, 30 April (10 Mei) 1651.
(*) R. G. v. I, 3 Mei. 11. II. 2 Mei 1651. Aitzcma 111 05U. Zeeland
stemde toe op behagen van principalen en bleef bij dc op 26 April gemaakte
clausule. Later berichtte het die goedkeuring 11. G. V. 19 Mei. Tot het „op
\'tpapier brengen" der concept artt. maanden dc Staten meermalen aan. 11 G. V.
4, 19, 25 Mei. Den 3"" Mei werd rapport gedaan van de conferentie van deu
vorigen d.ig. 11. G. V. 3 Mei,
(\') „The treaty began to proceed with greater rapidity." Lingard X: 379.
Whitelockc gceft cen bericht uit deze dagen, opgenomen op 27 Mei (6 Juni).
44
den wensch der Engelschen, en St. John kon tevreden zijn
over den loop der zaken. Voor zijn persoon evenwel was de
kennismaking met de verblijfplaats der Nederlandsche regcering
hem meer dan voldoende geweest en hij liet er zich openlijk
over uit dat \'s Gravenhage, waar de overheid het volk niet in
haar macht had, geen geschikte • plaats voor de onderhandelin-
gen was. Daarom was het naar het oordeel der gezanten beter
dat de Staten Pauw of een ander nevens Joachimi naar Lon-
den afvaardigden. Zij beweerden dat onze Eepubliek door de
hulp die aan Ierland en Schotland gegeven werd, een rupture
„ wel thienmael" verdiend had, en niet minder omdat zij on-
der het oog van de Staten-Generaal en die van Holland
beiden, in de stad waar dezen vergaderden, als vijanden behan-
deld werden, „ levende", zoo lieten zij zich uit, „ in ons Loge-
ment als in een gevanckenis ofte als in een Erontier-plaets
(like in a garrison) niet dorvende noch Wij noch ons Volck
den Neus buyten de deur vertoonen ofte wij zijn gesteecken
ofte gheslagen; behalven den geduyrigen Storm ofte Regen
van steenen in ons glasen". (\') ^
De regeering spande zich zeer in om den gezanten te wille
te zijn. Een sterke troepenmacht, die evenwel niet voldoende
hielp tegen de volksbeweging, betrok dag en nacht de wacht
voor hun woning. C^) Cats vervoegde zich in persoon bij de
Koningin van Boheme, om te vragen dat zij hare dienaars wat
beter in bedwang zou houden. St. John en Stricklandt wer-
„ That the Dutch inquired much after the affairs in Scotland and seemed in-
clinable to a good eorrcspondance with England." Whitcloeke p. 4CC.
(\') Aitzema III. 059, vrgl. R. H. 4 Mei 1051.
Het aanbod van wachten voor hunne woning in de Korte Poten werd afge-
wezen. Whiteloeke April 1C51. R. H. 13 April 1051. Dc herhaalde aanbieding
van den wachtpost op 15 April gedaan, werd, niet afgeslagen, want men nam
maatregelon deze „ Korteguarde" zoo dienstig mogelijk in te richten, R. II. 15,
18 April, vrgl. 15 Mei 1051. Whiteloeke p. 460.
(\') R. H. 19, 17, 22 Mei 1051. Zij gaf ten antwoord dat men de dienaars
der ambassadeurs, voor zoover zij geen liverei droegen, niet kon onderkennen:
„ datse souden moeten dragen een merck-teecken, ghelijck elders dc Joden."
De Staten zonden ook naar de prinses van Oranje en den hertog van York,
Whiteloeke p. 46C. Zij daagden openlijk bij klokgelui Prins Eduard in, over
wien St. John bijzonder klaagde. R. H. 6, 15 April, 1 Mei 1051. Aitzema III
659 vlg. Een vonnis tegen een overtreding van hun plakkaat wordt gemeld
Holl. Mere., Maart 1651 bl. 39. Zje R. H. 19 April 1651.
45
den te Amsterdam genoodigd en daar door de magistraten goed
onthaald. Op den herhaalden aandrang om niet te vertrekken,
bewilligden zij in het voorstel dat de Staten van Holland aan
Schaep zouden opdragen te Londen op verlenging van den ter-
mijn aan te dringen, en de ambassadeurs verzonden die aan-
schrijving met een brief van hen zelven van gelijke strekking
per expresse. (\')
Schaep trachtte te bewerken dat het Parlement hct verblijf
zou verlengen voor al den tijd dien de onderhandelingen bij
onzen vorm van staatsbestuur zouden eischen. Hit regeerings-
lichaam evenwel sckorste het bevel tot terugroeping slechts voor
een beperkten tijd en deed dit in de verwachting dat de Sta-
ten aan de Engelsche natie satisfactie zouden geven door hen die
zich aan hare gezanten vergrepen hadden te straffen en door
verbeurdverklaring van de goederen der ontvluchten. (2) Hol-
land had vóór dat dit antwoord nog bekend was met nadruk
voorgesteld dat dc confcrentiën hervat zouden Avorden en „ soo-
veele doenlick gespoedicht, opdat noch voor \'t vertrek van wel-
gemelte Heeren Ambassad" ijetwet vruchtbacrlicx mochte wer-
den geconcludeert." De commissarissen kregen last daartoe
van wege de Groote Vergadering benevens de opdracht to
vragen lof het Parlement reeds een beschikking had genomen,
waardooV dc onderhandelingen weer konden worden opgevat. (\')
Zoodra cciïigiL dageii^aarna het toestemmende antwoord bekend
werd, gingen de Statèir>au Holland, en door hen overgehaald
ook die van Zeeland, en corps de gezanten begroeten. Zoo
(\') Thurloe, dc Secretaris van St. John, werd er mede belast. . VVhitelocke 30
April (10 Mei) 1651. Aitzema IH. 659. 8. S. O. d. d. 6 Mei 1651. Hilder-
dijk G. d. Vad. IX. 51.
C; Aitzema 111, 660. Whitelockc p. 465 d. d. 13 (23) Mei 1651. Thur-
loe I, 181. K. G. V. 19 en 20 Mei, waar het antwoord d. d. 19 Mei opgeno-
men is, ook te vinden Missiven v. d. Raadps. 1652.
(\') R. G. V. 16, 19 Mei, vrgl. Groen, Archives II, V, 37 vlgg. Deze vraag
was reeds vroeger door den Raadpensionaris namens dc Staten van Holland ge-
daan cn dezen hadden tot gecommitteerden het verzoek gericht zich te verdeden
en bij beurten de gezanten te gaan bezoeken, „ten eynde derselver eensaemheydt
niet moeiclyck of verdrietigh en konie te vallen gclyck bulcks besyden af wordt
verstaen." R. H. 15 Mei 1651 ; vrgl. Whiteloeke p. 467, d. d. 10 (20) Jnni.
De Commissarissen doen den 20«" Mei den eed op hct niet aannemen van ge-
schenken, vastgesteld den 23" Febr. R. G. V. 23 Febr., 20 Mei.
O Den 20" Mei. Aitzema III, 660.
-ocr page 62-46
werd op alle mogelijke wijze door de voornaamste Provincie ge-
ijverd het voorgestelde tractaat tot verwezenlijking te brengen.
Tot nu toe hadden de Engelschen slechts het terrein verkend
en allengs het doel hunner overkomst duidelijker doen door-
stralen. Thans achtten zij het tijdstip geschikt om aan de
vertegenwoordigers der landsregeering de eigenlijke plannen van
de Engelsche Eepubliek uitgeAverkter voor oogen te stellen.
De door St. John ingeleverde zeven artikelen gaven, zooals la-
ter blijken zal, niet een uiteenzetting van al de bedoelingen
die het Parlement met onzen Staat had, maar het voornaamste
oogmerk der „ naerder unie" werd daarin kenbaar gemaakt.
Het voorstel hield in, dat de twee llepublieken niets tegen
elkander zouden ondernemen en evenmin daar waar hunne
macht reikte, gedoogen dat door anderen eenig nadeel zou wor-
den beraamd tegen den Staat, waarmede thans de nauwere unie
gesloten werd. Onderlinge ondersteuning moest er voortaan
plaats vinden en men zou zich te onthouden hebben van de
levering van alles wat cenigszins als contrabande kon worden
aangemerkt. Alle personen die dit niet in acht namen, zou-
den als vijanden worden beschouwd en de twee llepublieken
wederkeerig hulp verleenen tegen rebellen, vijanden of vluchte-
lingen, terwijl geen van hen die daarvoor verklaard waren in
den eenen Staat, binnen de grenzen van den anderen geduld
zou worden, en de doodstraf worden toegepast op allen die
niet binnen achttien dagen na de uitwijzing het land waar hun
het verblijf verboden was, verlaten hadden. Bijzonder ge-
wicht werd gehecht aan het laatste (elfde) artikel, inhoudende
dat geen vijand der Engelsche llejmbliek zou mogen worden
toegelaten in eenige bezitting van de leden van het Huis van
Oranje of op eenig territoor van wien ook, behoorende tot dc
burgers der Vereenigde Provinciën. De Staten moesten zorgen
dat geen Prins noch eenig persoon zulk een vijand van Enge-
land ondersteunde, en zoo zij het deden, hun recht verbeurd verkla-
ren op alle grondgebied dat zij zouden pretcndeercn te bezitten.
Het Parlement verklaarde van zijne zijde hetzelfde tc zullen
doen. (■•) De inhoud van zes dezer artikelen was naar het bc-
ÜBBB
weren der Engelschen vervat in het Groot-Entercours (\'), en
daardoor gaven zij te kennen zich op hetzelfde verdrag te be-
roepen, waarop de Sfciten gewezen hadden: op die overeenkomst
welke, tot nu toe onveranderd gebleven, al dien tijd de toets
geweest was waaraan men de geschillen over handels- en zee-
zaken, tusschen de twee volken gerezen, onderwierp. (")
Hier hebben wij dus een tractaat van volkomene vereenzelvi-
ging van belangen, waardoor de Engelschen zich wilden verzekeren
voortaan nooit meer in iets den tegenstand der zusterrepubliek
tc kunnen ondervinden. Het Parlement aan de ééne zijde en
aan de andere de Staten-Generaal als de gebieders beschou-
wende, rekenden de gezanten dat ieder der ingezetenen aan die
rcgeeringslichamen respectievelijk onderdanigheid schuldig was,
de Prins van Oranje niet uitgezonderd, die werkelijk de eerste
dienaar der Staten moest zijn en daarom zich geenszins tegen
hun wil moest kunnen gedragen. Van die onderstelling uit-
gaande, trachtten zij op deze afdoende wijze alle tegenkan-
ting die zij van den kant van het Huis Oranje konden onder-
vinden, af te snijden. W^as het niet denkbaar dat de Pro-
vincie Holland, uit tegenzin tegen de stadhouderlijke waardig-
heid, genegen zou zijn tot deze unie?
De herhaalde aanmauing in de vergadering der Staten
om het inleveren der concept-artikelen toch te bespoedigen,
had ten gevolge dat dit op 25 Mei geschiedde. (») Zij waren
36 in aantal, cn moesten strekken om van onze zijde bouw-
stof te geven tot het aan te gaan tractaat. Holland nam
ze, na onderzoek, terstond aan en was tevreden wanneer zc
„ bij forme van inclinatie aan de ambassadeurs voorgedragen"
werden. {*). Zeeland, dat \'t gaarne wilde noemen „ Tractaat
van Defensie en mutueele Commercie", was spoedig tot dc aanne-
48
ming gezind, (\') maar St. John werd ongeduldig en stuurde
den 27" zijn beklag in over het oponthoud dat men deed on-
dervinden. Op verzoek der Staten van Holland, zeide hij, had
het Parlement vrijheid tot een langer verblijf gegeven, maar nu
er reeds acht dagen verloopen waren, moest hij waarschuwen dat
men slechts op een beperkten tijd te rekenen had en dat hij
aanried de schoone gelegenheid die nu bestond („ diergelijcke
noyt meer sonde komen"), niet ongebruikt voorbij te laten
gaan. Het inleveren van hunne artikelen was reeds een afwij-
king van hunne gewoonte, (-) waartoe zij zich om tot overeen-
stemming te komen hadden laten vinden, maar zij verzochten
dan nu ook antwoord. Op den dag evenwel, waarop St. John\'s
geschrift inkwam, werden de vergaderingen gestaakt. (\'\') Den
10" Juni ging men weer aan het werk, en weinige dagen
later begonnen, op aandrang van Zeeland, de onderhandelingen
over het concept der gecommitteerden, maar eerst den 23" wer-
den de Provinciën het eens, waarop den volgenden dag de
conferentie plaats had.
Behalve eenige punten van minder gewicht behelsden de
36 artikelen het volgende: Er zal een nauwere alliantie aan-
gegaan worden tegen allen die zullen trachten aan de vrijheid
der twee volken, hun koophandel en gewone Interessen afbreuk
te doen (art. 1 en 2). De „ nauwere eenigheydt" kan niet
anders dan de gelegenheid openstellen voor een vrij, onbelem-
merd verkeer (art. 3), en men zal niets ondernemen of door
anderen laten ondernemen, wat tot nadeel van elkaar strekt
(art. 4), eikaars vijanden als de zijne beschouwen (art. 5) en
geen contrabande aan rebellen doen toekomen (art. 6, 31).
Sluit de ééne Staat nieuwe tractaten, dan zal de andere, benevens
49
alle bondgenooten die zieh bij hen mochten voegen, daarin op-
genomen worden (art. 7—10).
Onbelemmerd moet het verkeer te water of te land zijn,
met of zonder koopwaren; de handel op Yirginia en de Carai-
bische eilanden voor beide natiën openstaan (art. 11) (\'); terwijl
in Noord-Amerika een vaste grensscheiding zal worden aange-
nomen. In alle onderhoorigc plaatsen moet men vrij kunnen
ankeren, zonder aankaling der goederen, eu de onderdanen van
het ééne land zullen niet meer lasten mogen betalen dan die
. van het andere (art. 11—17). Handel en visscherij (\') moeten
vrij zijn, de visschers overal een goede ontvangst vinden cn be-
taling van tolgeld niet van hen worden geëischt, terwijl het aan
de wedorzijdsclie onderdanen vrij zal staan zich in het be-
vriende land te vestigen en hun bedrijf uit te oefenen, genie-
tende dezelfde vrijheid als dc burgers van dat land (art. 17, 18).
Zal die vrijheid van navigatie gehandhaafd worden, dan moet
er heerschappij worden gevoerd op de zee en elke regeering dus
het recht hebben zijne onderdanen op dat element te bescher-
men. In dc eerste plaats beloven de Staten-Generaal cn die-
der Provinciën geen zecroovers in do havens to dulden, ze- te
zullen vervolgen cu straffen (art. 19), terwijl zij weuschcn dat
van weerszijde de commissie-vaarders uiet dan onder „süffi-
sante cautie" uitgaan, voor het geval dat zij hun last overtre-
den (art. 20). Maar de piraten zijn de eenigen nict die het
op zee lastig kunnen maken. Beide volken moeten ter wille
van vrijheid, handel en visscherij door liunne vloten be-
schermd worden, en deze zullen hiervoor zorgen „ tcghens
alle e7ide een yegelijck wie het oock soudo moghen zijn, die
haer ofte een van beyde in de voorsclireve Vryheijt, Coni-
mcrcic. Navigatie en de Visscherije sullen komen te trou-
belercn, molesteren, verhinderen, exactioimeren, ofte teghens
\'t Hecht van alle Yolckeren te beswaren, ofte te belasten." Men
zal daarbij eerst alle mogelijke „ minnelijcke zveffheu ende in-
tercessie" aanwenden. Is hierdoor geen contentemeut to ver-
krijgen, dan zal men elkaar met geheel dc scheepsmacht die
maar in zee te brengen is, bijstaan en den Staat die het on-
recht heeft gepleegd, zoolang bestrijden totdat er volkomene
(\') Zie boven bl. 32. \' ,
O „ So wel Harinek als allerhande andere soorte van Visch groot ende kleen.
4
-ocr page 66-50
satisfactie is verkregen (art. 22). Om zich zoo op zee te kun-
nen laten gelden, vooral tegen de zeeroovers, is het dienstig
dit gebied, zoowel den Oceaan als de Noord- en Middelland-
sche zee, met de zéeëngten die daarin zijn, te verdeelen en
ieder der twee natiën die thans de „ onverbrecckelijcke ende
eeuwighduyrende Vrundtschap, Eenigheydt, Correspondentie" aan-
gaan, zullen in dat, haar bij. onderlinge schikking jaarlijkseh
toegewezen deel, de orde handhaven, de veiligheid bewaren met
een vloot van vooruit te bepalen sterkte onder eigen admiraal
en eigen vlag (art. 21). Van weerszijde moet men de koopvaar-
ders beschermen en de schepen, door vijanden genomen, helpen
hernemen (art. 23, 24). Koopvaardijschepen, Commissievaarders,
Oorlogsschepen, doch deze laatsten slechts in gering getal, zullen
vrij mogen „ havenen" en niet aan eenige visitatie onderworpen
wezen, het vertoouen hunner commissie uitgezonderd (art.
25—30). Het wordt verboden voortaan brieven van represaille
togen elkaar uit te geven en de reeds verleende zullen van dit
oogenblik af krachteloos zijn (art. 33). In het slotartikel (art. 36)
is bepaald, dat in weerwil van dit tractaat de verbintenissen,
vroeger met andere Staten aangegaan, in volle kracht blijven. (\')
Dit concept werd slechts gearresteerd onder het uitdrukke-
lijke voorbehoud „ dat door den Inhout van desc Articulen de
staet in eenigen manieren niet sal worden geengageert in de
questiën, verschillen ende oorloge tusschen \'t Coninckrijck
Schodtlandt ende \'t Parlement van Engelandt gesustineert."
Dit was een voornaam punt zoowel in het oog der Staten als
in de schatting van \'t Parlement. Het laatste wenschte ook
•daarin „nauwere eenigheydt", terwijl onze Provinciën juist on-
geneigd waren zich ook maar eenigszins in dien strijd te
wikkelen. Wijze voorzichtigheid gebood hun zich niet tot
(\') Aitzema III, 695.
(\') R. Cr. V. 19, 23 Juni.
(\') „ That they (the Provinces) would fain see the issue of their affairs in Scot-
land, before they come to a Codclusion with the English Ambassadors, is agreed
bij all " Whiteloeke 468. Het was een der beschuldigingen van dc gezanten tegen
dc Staten, dat dezen eerst den afloop van dien oorlog wilden kennen. Grovestins
p. 174. Dezelfde schrijver zegt (p. 173) van deze bepaling over Schotland:
„ Cette determination arrêta Ie cours des négociations qui ne, furent cependant
rompues que sous d\'autrcs prétoxtcs," met dit laatste bedoelende dc smaadheden door
de kqningsgezinden den gezanten aangedaan. Doch bij het vertrek werd van deze grie-
ven niet gerept. Vrgl, Lingard X, 379. Ludlow Memoirs 1,297. Zie beneden bl. 57\').
51
een partij kiezen te laten dringen. Macdowell, naar den Haag
teruggekeerd, protesteerde tegen de in deze artt. voorgestelde
overeenkomst, omdat eenige daarvan een schending waren van
de belofte tot onzijdigheid, die de Staten herbaaldelijk hadden
afgelegd, daar tocb het gevolg wezen zou dat de Vcreenigde Ge-
westen den moed der rebellen stijgen deden en zich zeiven do
vijandschap van Karei II berokkenden. (\')
Met deze voorstellen optredende hadden de Staten een ge-
heel anderen weg ingeslagen als waarop de ambassadeurs dc ,
onderhandelingen wilden voortleiden. Was het doel der zeven
artikelen het vormen van een politieke unie, waarbij Nederland
zich geheel aan het belang van Engeland zou overgeven, het
concept der Nederlanders regelde vooral de handelsaangelegen-
heden, omdat deze inzonderheid het punt van „ gemeene In-
teresse" uitmaakten. Beide natiën badden elk evenveel belang
bij beveiliging der zee, maar eene voor beide partijen voordee-
lige schikking was onmogelijk, zoolang céne van beiden recht
op dc superioriteit meende te hebben en een dergelijke zaak
bedoelden de ambassadeurs dan ook niet met liuu „ common
interest." Zij dachten daarbij aan het scheppen van cen toe-
stand, waarin geen sprake meer kon zijn van een tegen elkaar
overstaan van wcderzijdsche belangen, ten behoeve van eene
van beiden te bevredigen. (\') Neen! beide natiën moesten eerst
waarlijk door volkomene aansluiting één zijn geworden, zou
er common interest kunnen bestaan, en dit wilden de Engel-
schen tot stand brengen, natuurlijk door de Nederlandsche He-
publiek tot aansluiting aan hun Staat tc bewegen: zij wilden
een overeenkomst trcffeji waarbij deze zich geheel naar Enge-
land schikte. Hoe toch kon er beter een onverbrekelijke
vriendschap onderhouden, hoe beter gehandeld worden op het
voetspoor der contracteer ende partijen van 1496, die toch
ook beoogden een „ bona, sincera, vera et integra, perfecta
et firma amicitia, liga, confederatio, pax et unio," even-
zeer door erfgenamen cn opvolgers als door dc contractanten
zeiven te onderhouden. Zij hadden toen geen samensmelting
der twee Staten op het oog gehad, maar een dergelijke innige
0) Hierbij had hij het oog op art. 4, 5, G, 31. Harleian Miseellaneys VI,
25 G, vlgg. d. d. 17 Juni 1C51.
C\'; Vrgl. Humc VII, 209.
52
alliantie als nu werd bedoeld, zou de volmaking van hunnen
arbeid zijn. Waarlijk zulk een vriendschapsverbond zou het
Parlement ten eeuwigen dage in oprechtheid kunnen gestand
doen! De voorstanders daarvan wisten de grootste voordee-
len op te noemen die er het gevolg van zouden zijn. Ne-
derland kon zonder die aansluiting niet beletten dat Spanje
in het bezit van Duinkerken, Calais in handen van Engeland
kwam, dat de Sond gesloten werd. Zoo de gewenschte verbin-
ding plaats vond, dan was voor de Nederlanders de vaart overal
vrij, zij zouden half Brazilië krijgen en een vaste grensscheiding
zou in America aangenomen worden; dan was het Kanaal altijd voor
hen bevaarbaar en stond de toegang tot iedere Engelsche haven
hun open; dan waren zij beveiligd tegen eiken vijand en was
de godsdienst verzekerd. Ja, de unie zou zoo heerlijk zijn dat
alle volkeren die zouden zoeken te beletten. (\')
Hoe waarschijnlijk dit ook voor velen mocht wezen, de op-
offering der zelfstandigheid was een te groot offer, dan dat de
Staten niet liever als vrije mogendheid, al ware het dan ook gerin-
gere, voordeelen zouden zoeken te verkrijgen. Zij hadden een
zuiverder begrip van „ gemeene interessen." W^at voor beide vol-
ken een bron van voorspoed was, de vrije zeevaart en zeehandel,
moest beiden wederkeerig gewaarborgd worden, en in plaats van
elkaar hierin hinderlijk te zijn, moest men door ouderlingen
steun elk nadeel, dat kon berokkend worden, weten te voor-
komen of door voldoende satisfactie voor het vervolg verhin-
deren, Voortaan moest er geen spraak meer kunnen wezen van
die geschilpunten welke vroeger dikwijls de goede verstandhou-
ding hadden gestoord. Zoo vatten de Staten\' de inniger vriend-
schap op. Het verschil over zeehecrschappij moest vereflend
worden. De gecommitteerden gaven zelfs in bedenking om een
artikel in het tractaat op te nemen „ over het strijcken van
vlaggen ende andere Ceremonieën daeruijt meenichmael diffe-
rentien in zee coomen te ontstaen." (*) Maar ongetwijfeld was
deze zaak in het oog der vergaderden „ te delicaet" om
nu te tracteeren en zwijgt het concept daarom hierover,
St. John was onvoldaan met de 36 artikelen en hij kon
C\') Zie in Bibl. Duncanniana 1651, D. III, een pamflet gedrukt te Rotterdam
bij van Lusthof.
(\') G. V. 25 Mei. Zie hoven bl. 47 \')•
(\') Vrgl. Aitzema III, 698.
53
ze niet als antwoord beschouwen, omdat zij, zooals hij be-
weerde, noch overeen kwamen met zijne artikelen, noch met het
Groot-Entcrcours („ les quelles sont les niêmes en substance"). (•)
En dat was nu de uitwerking van zijne herhaalde aanmaning
tot spoed! Hij verzocht dus, want zijne schepen lagen gereed, (\')
een volkomen en duidelijk antwoord om zooveel de korte tijd
toeliet, tot de andere artikelen van het tractaat te kunnen over-
gaan. De Staten waren volgens zijn oordeel verplicht dit tc
geven, daar het de gewoonte was het eerst te antwoorden op het-
geen \'t eerst was ontvangen, en bezwaar van hunne zijde kon niet
bestaan omdat het tractaat, eerst als het geheel gesloten was,
verbindende kracht krijgen zou. Bovendien het Parlement had
zich reeds bereid verklaard geëvenredigde concessies te doen.
Waren de proposities aangenomen, dan hadden dc ambassadeurs
volmacht om voor te stellen en van hunne zijde te effectueeren
„ des choses de ])lus grande et plus haute consequence pour Ie
bien des deux républicques." (\') Zoo luidde het beklag aan
eommissarissen den 25" Juni medegedeeld.
Juist als de Staten het voorstel zouden behandelen dat do
commissarissen op hunnen last hadden opgemaakt om dc En-
gelschen tevreden te stellen, kwam er bericht in van de am-
bassadeurs dat zij wilden vertrekken. Strevelshoeck en Kuijsch
werden terstond gecommitteerd om hen door de betuiging van
der Staten leedwezen, door verontschuldigingen eu beloften tot
uitstel te bewegen en de beraadslagingen der Staten leidden tot
(\') Zij beantwoordden in het geheel niet art. 9—11 en gaven op het 5«, 0«, 7«
geen voldoende satisfactie. Vrgl. ook zijne memorie van 29 Juni. R. G. V. 30 Juni.
(\') De Raad van State had ccn verzoek van hem ontvangen te zorgen dat dc sche-
pen hun toegezonden werden als hun tijd om was, want de vorige keer was dit nict
in orde geweest. Whiteloeke, p. 470.
(») G. V. 26 Juni. Thurloe I, 188.. Aitzema III, 002. Ook later in hunne
recapitulatie verklaarden zij „having both in our debates and papers told them,
that when these should be agreed upon, we had others of a greater and higher
concernment." Thurloe 1, 194.
C) G. Y. 20, 27, 28 Juni. Hun rapport op den 29«° ingebracht is niet be-
kend. G. V. 29 Juni. Whiteloeke heeft hierover (p. 468), „ That the same
night the States sent to the Ambassadors (which they had not done in a moneth
before) to know if they might not come to the Ambassadors the next morning
to confcrr with them about the Treaty. To which the Ambassadors answered.
That they might if they pleased." That the next morning the Commissioners
from the States were taking the coach to come to the Ambassadors but fell out
among themselves about the Message they were to bring, and so sent to excuse
their not coming that day."
54
aanneming vau het concept in de hoop dat hierdoor „ naerder
contentement" zou gegeven worden op de zeven artikelen: want
men verklaarde bij deze resolutie toe te staan de vijf eerste
artikelen van het Gioot-Entereours (met een geiieraliseerende
bijvoeging in art. 2). Waren de Engelschen met dit antwoord
niet tevreden gesteld, dan moesten daarom de onderhandelingen
nog niet afgebroken worden, maar dan mochten Van Ommeren en
zijne collega\'s met een geheim artikel voor den dag komen,
dat afzonderlijk vastgesteld, niet in het tractaat opgenomen
moest worden, waarbij de Staten „ om alle voldoenswille" op
praesuppositie dat de Engelschen de Schotsche havens „ beset
ende belegert houden", toestonden dat het 31\' artikel geregeld
werd, zooals in de laatste conferentie door H. Exc. „ ten
respecte van de vivres is gedesireerd." Tot zoover kwam het
echter niet, want blijkens het rapport werd van dit geheim
artikel „ geen ouverture gedaen." (\')
Dit had evenwel volstrekt niet zijn grond in tevredenheid
van St. elohn. ()■ Integendeel sprak hij een tegenovergesteld
gevoelen duidelijk uit in zijne memorie, door de Staten den 30"
Juni ontvangen. Er was naar zijn oordeel hier niets meer door
onderhandelingen uit te richten. In plaats van hem antwoord
te geven op zijne artikelen, die geen andere zaken behelsden
dan in het tractaat van 1495 voorkwamen, al hadden de am-
bassadeurs ook huime eigene uitdrukkingen gebezigd, — in plaats
daarvan hadden de Staten zich van die verplichting afgemaakt
door het aannemen der vijf eerste artikelen van gemeld verdrag
en dan wel op voorwaarde dat zij een voldoend en duidelijk
antwoord op hunne voorstellen zouden ontvangen. Deze nn
waren slechts schijnbaar uit het Groot-Entercours getrokken en
behelsden werkelijk vele nieuwe zaken en groote voordeden
voor deze Provinciën. De Staten hadden den 2"\' Mei beloofd
het verdrag te vernieuwen, maar al den beschikbaren tijd laten
voorbijgaan, zonder hun op het daaraan ontleende voorstel te
antwoorden. Het was uu te laat om over andere artikelen te
(\') R. S. G. 29, 30 Juni. S. R. S. G. 28, 30 Juni 1051. Aitzema III, 663.
Thurloe I, 189. S. S. O. fol. 61, d. d. 1 Juli.
Vrgl. S. S. O. t. a. p., „ dan echter seggende preciselijck aan hacrcn last
van ^yeder te keeren gebonden te sijn, heeft niet vorder daerop connen gedaen
worden."
m
55
handelen, doch opdat de goede wil der ambassadeurs mocht
blijken, hadden zij voorgesteld met de commissarissen bovenge-
noemd tractaat na te lezen en een ander daarover heen te ma-
ken, dat, wanneer het aangenomen was, kon dienen tot een
middel en voorbereiding om te komen tot „ quelque autre plus
grand Traicté, dans le quel on pourrait convenir de toutes les
\'choses que l\'on a à proposer de nouveau de part et d\'autre, soit
pour amener les Aliances précédentes à une plus grande per-
fection ou pour terminer les vieux differens sur le Commerce
ou pour parvenir à une Union plus estroicte et les amener à
une bonne fin et conclusion en temps et lieu propres, desquels
on pourroit convenir à présent aussy bien que des autres cir-
constances qui y apartiendroyent." Dit voorstel was niet aan-
genomen eu daardoor waren alle onderhandelingen verijdeld. (\')
De ambassadeurs, die dus nog wel tijd beschikbaar hadden
om het Groot-Entercours te herzien, maakten groote haast om
weg te komen, daar de schepen gekomen waren en hun „ ge-
limiteerden tijt verloopen was.",, De President, Yeth, deelde den
volgenden morgen mede, .dat -aij bleven aandringen op de af-
scheids-audientie en de^e werd hun op dienzelfden dag ver-
leend (30 Juni). St. John verklaarde dat tot zijne spijt alle
moeite niet teweeg\'had kunnen brengen dat hun gelegenheid
gegeven werd overeenkomstig den ontvangen last andere zaken
mede te deelen, dienende tot nauwere vereeniging. Persoonlijk
zouden\'de gezanten alles aanwenden wat tot bevordering der
religie en ^déV-vrijheden van het volk kon dienen. Ten slotte
releveerden.\' beide partijen nog eenige pretensies die zij op
elkander hadden. (^ Dien avond werd het concept-antwoord
ingediend, gearresteerd en nog vóór den nacht aan St. John
overhandigd — Stricklandt was reeds to bed — en deze had
» een goed genoegen gethoont" over hetgeen hem hier bejegend
was, en gezegd niet te twijfelen of de weg was gebaand tot
» naerder ende naeuwer vruntschap," cn hij hoopte dat de Sta-
C) R. G. V.. 30 Juni. Thurloe I, 190.
(\') R. G. V. 30 Juni. Aitzema III, 663. Thurloe I, 191. De gewone beleefd-
heden werden behoorlijk in aeht genomen, en do ambassadeurs zeilden den 2\'°
Juli uit. Als gesehenken zouden, zoodra ze gereed waren, elk hunner nagezon-
den worden „ een gouden lampetsehootel ende beeken van fijn gout," ƒ 1000
waard, en voor de secretarissen Thurloe en Rosin ieder een gouden ketting ter
waarde van ƒ 800. R. S. G. V. 30 Juni. Aitzema III, 664. Whiteloeke p. 468.
56
ten „ eenmaal souden geven de Contravisite omme soo goeden
werck niet interrupt te laten loopen met verseeckering dat
derselver Amb" aldaer niet onaangenaem souden sijn." (\')
Zoo werd voor den vorm, nu eenmaal het besluit tot staking
der onderhandelingen genomen was, de welwillende gezindheid
gehandhaafd, niettegenstaande de groote verwijdering waartoe het
eigenlijk was gekomen. Beide partijen hadden belang er bij de
breuk te ontveinzen en te zorgen dat zij nog niet tot openlijke
vijandschap bracht. In dien zin kon dan ook De Witt, in
aansluiting aan het rapport van Ruijsch, schrijven dat de am-
bassadeurs om een questie van vorm vertrokken waren „ met
goed contentement, alsoo men mette selve op de difficylste poinc-
ten al eens was geworden e" schijnt haer vertreck alleenlijck
daerop gefondeert te sijn dat deselve alhier alliancie hebben
comen aanbieden, oordeelende voor de reputatie van haere
republycque te wesen dat deselve alliancie in Engelandt worde
voltrocken eH sulx dat van wegen desen Staedt ook voor de
werelt worde getoond dat aan dese zijde mede de vruntschap
van Hoochgem. republ. wordt aangesocht,"
In werkelijkheid was de gezindheid geheel anders. „ St. John
answered their complaints in haughty language, and took his
leave, war between the two countries already raging in his
heart," verklaart ecu levensbeschrijver van Admiraal Blake,
en een ander geschiedschrijver zegt dat hij naar Engeland terug-
keerde, „ and endeavoured to foment a quarrell between the
republics." C) Volgens den samensteller van het werk getiteld :
Mémoires de Jean de Wit, zouden de ambassadeurs zich op de
laatste conferentie tegenover de commissarissen aldus op drei-
genden toon uitgelaten hebben : „ Messieurs, vous avez méprisé
notre amitié; aussi pouvons-nous vous assurer que plusieurs
du Parlement n\'ont pas été d\'avis que nous vinssions ici, ni
d\'y envoyer aucune Ambassade, mais de commencer par mettre
ordre a nos affaires, et d\'attendre vos Ambassadeurs chez nous.
Je remarque à présent notre faute, et que les membres du
Parlement ont eu raison. Vous verrez dans peu nos allaircs
57
réglées, et que vous nous envoyerez demander ce que nous vous
offrons si généreusement à présent, et vous vous repentirez pour
lors d\'avoir rejetté nos offres," (\') Deze uitspraak kenmerkt
juist den toestand. Dat St, John bij zijn afscheid, waar hij
andere nietige bezwaren ophaalde, niet gewaagde van de be-
leedigingen hem aangedaan, kan ten bewijze strekken voor de
voldoende zorg van de zijde der Staten in dit opzicht. Was
er aanleiding tot klagen geweest, de gezanten zouden toen
niet gezwegen hebben, (\') Maar al werd het toen niet opge-
haald, vergeten worden kon de geleden smaad niet ; de erger-
nis bleef bestaan Nadrukkelijk werd daarentegen gewezen
op de trage houding der Staten in de onderhandelingen, In
de recapitulatie van hun verblijf te \'s Gravenhage, kwamen
de ambassadeurs uitvoerig op deze grief terug en verweten den
Nederlanders dat zij, zaken op de lange baan willende schui-
ven, gebruik maakten van de inrichting hunner regecring en
beweerden niet te kunnen beraadslagen zonder instructies uit
de Provinciën gekregen te hebben. (°)
Yan hunne zijde ergerden zich H, Ho, Mo, over de aanmatigin-
gen der gezanten en de eigenmachtige handelwijze om alles in
een bepaalden tijd te willen afdoen. Het stuk den avond voor
het afscheid overhandigd; wel. met behoorlijke beleefdheid en
courtoisie, maar desniettegenstaande in krachtige bewoordingen
58
opgesteld, getuigde van deze grieven. Na uiteengezet te heb-
ben hoe zij de Engelschen op al hunne artikelen tot op het
„ elfde incluys" hadden geantwoord, verklaarden de Staten niet
na te kunnen laten hunne verwondering te kennen te geven dat
de gezanten eerst op den dag vóór hun afscheid hebben gewaagd
vaneen „ praeliminaire Handelinffe" dat terwijl de moeijelijke
punten besproken waren. Zonderling was hel dat men nu afscheid
kwam nemen in plaats van ad faciliora over te gaan, terwijl de
gezanten zeiven erkend hadden dat het begin goed en er al
veel gedaan was. Aan spoed had het niet ontbroken, „ daer
Arij in vijf weecken tijdts soodaenigen ordre ende instructie in
alle de Provintien hebben voor onse Commissarissen uytghe-
werckt dat van dierghelijcke promptitude ende expeditie in
onsen Staet noyt is gehoort; gelijck ook bij ons ende andere
Natiën ongewoon is dat yemandt die goet vindt te handelen
een precisen tijdt bij hem selven alleen stelt, ende noch meer
dat men groote Tractaten soude binden aan Tijdt, en noch
vreemder dat men eenige Tractaten soude binden aan een dach
ofte weynige dagen." Het verzoek werd daarom tot de gezan-
ten gericht: dat zij zouden blijven, ten einde het „ voorsz.
Tractaet i\' eenemael in al sijne voorsz. deelen te perficieren." (\')
Doch de werkelijke oorzaak van het afbreken der conferenties
lag dieper dan in deze meer bijkomende omstandigheden. De
ambassadeurs waren overtuigd dat aan de onderhandelingen
niet die richting kon gegeven worden die zij wenschten, dat
er voor hun doel niets met deze Provinciën aan te vangen was.
Al werd telkens wanneer zij met vertrek dreigden, vooral
door den invloed van Holland, spoed achter de beraadslagin-
gen gezet, deze gaven, nu de Staten slechts de 36 artikelen als
grondslag der verdere besprekingen wilden aannemen, geen
hoop dat de Vereenigde Provinciën den weg, door Engeland
gewezen, zouden willen opgaan. Een merkwaardige brief van
Thurloe aan den secretaris van den Raad -van State geeft dui-
delijk te zien de ergernis der Engelschen, dat H. Ho. Mo. er niet
van af te brengen waren het voordeel van hun land te behartigen,
en doet de spijt en teleurstelling kennen over de onmogelijkheid
59
om tot een voor hen gewenscht resultaat te geraken. De se-
cretaris van St. John schreef: „ If wee had not by a good pro-
vidence of God got ane opportunitie to put this people to a
triall by our beinge continued here, they might by their last
paper, wherein they offered the treaty of 1495 and their large
professions, past with the credulous people of England for some
kinde of honest men and good neighboors; but upon this occasion
lam confident they appeare to be perfectly of the Scots mould,
by converse with whom and the Trench they have learnt the
art of makeing huge professions, and in such a manner, that
men are almost necessitated to beleeve them; and at the same
tyme intend to performe noe more of them than apparently
stands with their own advantage; which yet I am confident
they will not arrive at upon this occasion; and I hope God
will give wisdome to my lords so to manadge their farewell
in that manner, that the commonwealth of England shall not
loose either in honor or interest upon this occasion." (\')
Wat was de aanleiding tot de ambassade geweest? Door de
overprikkeling van het succes dat hen voortdurend vergezelde,
waren de rcpubliekeinen te London tot verreikende plannen
gekomen. In het Parlement had men zelfs het denkbeeld be-
sproken om de twee Republieken die door de Noordzee ge-
scheiden waren, tot één rijk te vereenigen en zoo door de op-
name der Vereenigde Provinciën in den Engelschen Staat een
macht te formeeren die de schrik zou zijn voor alle vorsten
van Europa, een steun voor het protestantisme en de demo-
cratie. De leiders in het Parlement wilden hiertoe een
gezantschap naar den Haag zenden, maar er deden zich zooveel
bezwaren op en er werden zoovele moeilijkheden voorzien, dat
men zich tevreden stelde met de minder diep ingrijpende last-
geving tot „ a strict and intimate alliance and union, which
might give to each a mutual and intrinsecal interest." Dit
60
programma legden de ambassadeurs dan ook neder in hunne
memorie van den 4®" April.
Dat de Engelschen zich bij voorkeur terstond met onze lle-
publiek, eerder dan met andere Staten, in betrekking stelden,
was natuurlijk. Yoor hunne handels en staatsbelangen was het
noodzakelijk dat zij in hunne steeds toenemende machts-ontwik-
keling uit ons land niet belemmerd werden. De stand der
partijen in de Nederlanden was tot im toe van grooten invloed
geweest op den gang van zaken in Europa, De gunstige ver-
andering die daar in het Staatsbestuur had plaats gegrepen
door den dood van den grooten vijand van het huis Stuart,
moest gebruikt en de Staatsche partij, die thans de lei-
dende was, in het belang van Engeland bewerkt worden, Ne-
derland kon door zijne vriendschap de positie van dit rijk ver-
sterken en had in godsdienstige en staatkundige inzichten ge-
wichtige punten van aansluiting. Tot de inniger alliantie toe-
tredende, moesten de Yercenigde Provinciën niet meer kunnen
zijn het land waarin de Stuarts bet steunpunt hunner operaties
vonden en waardoor Engeland zich op zee in zijn handel kon
zien overvleugelen. Hiertoe was het raadzaam de belangen te
vereenzelvigen en in dien geest werden de onderhandelingen over
de unie door de ambassadeurs gevoerd. De politieke eenheid
die in hunne zeven artikelen lag opgesloten, vernietigde, al ble-
ven ook voor het uiterlijk de grenzen bestaan, de zelfstandig-
heid van den Staat aan wien de nauwere vriendschap werd
aangeboden, en aan zulk een offer dachten de Staten niet. (\').
Daarom konden zij niet ingaan op de onderhandeling over de
propositiën, maar leverden zij van hunne zijde een voorstel tot re-
geling\' der onderlinge belangen in, een marine-tractaat dat hun
61
de rechten verzekerde, die zij zich krachtens hunne zelfsiandige
positie konden toekennen. Zij wenschten zich niet door zulke
knellende banden te laten binden dat de Vereenigde Provin-
ciën een gewest van de Engelsche Republiek werden. (\')
Op geenerlei wijze wilden de Staten betrokken worden in de
verwikkelingen met Schotland. Dit was een cardinaal punt. Alleen
onder dat voorbehoud wei-den dc commissarissen gemachtigd over
\'het tractaat te- onderhandelen. Voorzichtigheid gebood ■ H.
Ho. Mo. den loop dier gebeurteniesen af te wachten en in geen
geval zich thans partij te stellen in die geschillen. Zóó alleen
konden zij hunne zelfstandige houding tegenover de Europeesche
hoven bewaren. De ambassadeurs voelden zich gekrenkt door die
behoedzaamheid en deze was een belemmering voor de onder-
handelingen. (\') Door hem tegen de koningsgezinden partij tc
doen trekken, wenschten zij den Staat een vijandige houding
tegen het huis van Oranje te doen aannemen, gebruik makende
van de gunstige gelegenheid dat deze partij van het kussen was
gedrongen. Zij konden deze bedoeling niet op scherper wijze
doen uitkomen dan in hun elfde artikel was geschied. „ Dc
Engelschen," zoo laat zich Aitzcma kort, maar juist, uit, „ wil-
den desen Staet stellen irreconciliabcl tegen \'t Huys van Oranje
gelijck sij waren tegen dat van Stuart: sulcx was impractica-
bel." Het was dan ook een der grieven die de Engelschen
tegen de Nederlanders opsomden in hun manifest vau JuJi 1652,
dat de Staten eerst na de overwinning hij Worcester zich op
nieuw met dc onderhandelingen hadden willen inlaten. (\')
Het ongelijke belang dat onze verschillende Provinciën in de
Engelsche zaken hadden, hetgeen vroeger van zooveel invloed
op de gebeurtenissen en besluiten was geweest, had zich ook
gedurende deze onderhandelingen doen gelden. De Staten van
62
• Holland namen voortdurend maatregelen tegen de beleedigin-
gen waaraan de ambassadeurs bloot stonden; (\') zij waren het
in de eerste plaats die aanhoudend tot spoedig voortzetten der
onderhandelingen aanmaanden en zelven voorgingen in het be-
raadslagen. Zij vooral deden hun best om de gezanten tot
(. blijven te bewegen en op hun verzoek werd gunstig door het
Parlement beschikt. Was Friesland inzonderheid een zeer
■ tegenwerkende provincie, met het grootste aantal der overige
^ gewesten aan hare zijde, (\') Holland toonde meer geneigdheid
\' om te onderhandelen. Maar ook voor haar waren zulke voor-
stellen als van St. John uitgingen, onaannemelijk, en deze zag
zich in zijne verwachting om de Staten van Holland te winnen,
teleurgesteld. C) Hij had bij zijne komst den tegenstand, die
voorzien kon worden, te gering geschat en te veel er op ge-
\' rekend dat de vijanden van Oranje, door hunnen ijver voor de
I\'; tegenwoordige staatsinrichting, de eischen voor de zelfstandig-
j\' heid der Republiek zouden uit het oog verliezen. Hierin be-
« droog hij zich en moest, daar hij de Staten niet kon bewegen
hun standpunt te verlaten, zonder iets uitgewerkt te hebben,
terugkeeren. Vandaar zijne verbolgenheid; hij had het hoofd
[ gestooten en zijne zending was mislukt.
j Op het verkrijgen van overeenstemming viel niet te hopen,
i want al sprak ook iedere partij van „ sijne oprechtigheydt",
„ alsoo met horten en stooten raeckt men niet aen, maer van
[ malkanderen." (") St. John vertrok, maar de Brit zou niet
^ licht de geringschatting vergeten, die hij hier tot zijne ergernis
j ondervonden had,. (\'") en zeer spoedig verschafte zich het Parle-
i:
) -
f
(\') Zie boven bl. 39 44 vlg., 57 \').
j O Zie boven bl. 40 vlg, 43, 45.
I (») Zie boven bl. 43, 45.
1 (*) Zie boven bl. 48.
(») Ludlow, Mem. I, 297.
♦ (•) „ Holland is more inelinable to an agreement with the Ambassadors than
i the other Provinces are." Whiteloeke d. d. 10 (20) Juni, p. 467. Den 16«»
(26) Juni wordt een bericht opgenomen dat Zeeland en Utrecht ook meerdere ge-
\' neigdheid toonen tot de artikelen die de Engelschen hadden gesteld. Whiteloeke t. a. p.
^ (\') Ludlow I, 297.
(») VrgL Wicquefort IL H 8. Arend IV, L 243.
(\') Aitzema III. 663. Ook volgens Basnage (I. 215) maakte St. Joho de on-
[ derhandelingen onmogelijk, toen zijn alliantie-voorstel niet werd aangenomen.
I (\'") Der Eng. Republiek, die op goeden voet met hen wilde omgaan, hebben de
-ocr page 79-63
ment de gewenschte gelegenheid om aan de Vereenigde Provin-
ciën zijne overmacht te doen gevoelen.
Bij het sluiten van een verbond komt er alles op aan „ of
de bedingers een gemeen Interest hebben," want anders zal de
machtigste het leeuwendeel bekomen. (\'). Slechts een tractaat
tot verzekering van den vrede, geene andere alliantie, kónden de
Vereenigde Provinciën met Engeland aangaan. Beide natiën
hadden hetzelfde belang om zich de vrije beschikking over het
element gewaarborgd te zien, dat ^ hun welvaart en aanzien
moest aanbrengen. Maar Engeland wilde die vrijheid, waardoor
het Nederland\'s meerderheid in den handel zou doen voort-
bestaan, aan de zusterrepubliek niet laten. Er bestond dus
op dit punt geen wedcrkeerig belang. Het Parlement spande
zich niet in om de energie der Britten tot vrije mededinging
aan te vuren, het wilde Nederland in zijne politiek mede-
sleepen om zoo een „ mutual interest" tot stand te brengen, dat
ook verder dan in de staatkundige betrekkingen zijne werking
zou doen gevoelen. Eerst dan kan voor een Staat een alliantie
voordeelig zijn als hij ,, bedingt dat een ander eerst ufoet vol-
brengen" en zoo diens belang met het zijne vereenzelvigt.
Dit wenschte dan ook het Parlement van de Staten en de
zaak was van zooveel beteekenis en zóó uitsluitend gun.stig
voor Engeland, dat het gezanten naar den Haag zond, terwijl het
anders niet gewoon was van zijne zijde stappen tot onderhan-
deling met Nederland te doen, daar dit in zijne schatting niet
met de waardigheid der Engelsche natie overeenkwam. Doch
de Staten zagen te duidelijk in, dat het hier geen „ gemeen
Interest" gold en wilden daarom de leiding der onderhandelingen
niet in handen der ambassadeurs laten, maar bleven op
hun standpunt staan, volkomen in het belang van hun land.
Nederlanders beleediging op beleediging aangedaan. St. John, die met groote
rondheid en vaardigheid (direetnes) antwoordde op hunne „ evasive slow answers,"
nam zijn afscheid „ in a prond, brief and very emphatic manner." Th. Carlyle
Oliv. Cromwell\'s Lettres and speeches, III. 233.
(\') Zie Mr. 0. v. Recs, over P. de la Court\'s „ Aanwijzing der Politieke gron-
den enz. hl. 111.
(«) V. Rees, hl. 110.
(\') Ce projet d\'une réunion qui, sous le génie impérieux du parlement, n\'cftt
été qu\'une forme d\'esclavage cet." Villemain p. 185.
HOOFDSTUK III.
EEN BESLISSENDE AKTE.
Terwijl Cromweirs soldaten Schotland en Ierland voor het
Parlement deden bukken, liet Engeland ook ter zee zijne meer-
derheid gelden, Dc manschappen die hunne gehardheid en
moed in den oorlog te land hadden bewezen, bestegen nu de
schepen om ook op het voor hen vreemde element allen tegen-
stand tegen de republiek te niet te doen, Eeeds had Blake,
de man die nog op gevorderden leeftijd zich dê kundighe-
den van vlootvloogd wist eigen te maken, de vloot van
Prins Rupert uit Portugal en Spanje, (\') uit de Europeesche
zeeën verdreven en hem genoodzaakt zijn geluk in de wateren
van Amerika te gaan beproeven. Nog waren de koningsgezin-
den in bezit van gewichtige eilanden, van waar zij met hunne
kaperschepen den Engclschen handel zeer benadeelden. Vooral
deden dit de bewoners van Jersey en van de Sorlings of Scilly-
eilanden. Hunne rooverijen maakten het geheele Kanaal on-
veilig; rijkbeladene koopvaarders werden hun buit. Ook Schot-
land begon door het uitrusten van schepen dit voorbeeld te
volgcn. Van dit alles ondervonden de Nederlanders in ruime
mate nadeel en de Staten-Generaal waren van plan zelven
maatregelen tegen de Scilly-eilanden te ;ieraen. Het was dus
hoog noodig dat Blake met zijn eskader naar het vaderland
terugkeerde. (")
" Van beteekenis, ook voor de volgende gebeurtenissen, zijn de
C) Vrg. Naval Chronicle XXXI, p. i. Dixon, R. Blake, p. 109—120.
{\') Ranke, Eng. Gesch. IV, CO—63. Zie over de macht van deze eilanden
Holl. Merc.^ April 1651, bl. 48. Dixon, R. Blake, 135 vlg., 140, 144 vlg.
. 65
instructies waarmede Blake was uitgezonden. Niet alleen het
onschadelijk maken der koningsgezinden (\') was hem opgedra-
gen, maar ook de zorg voor de handhaving van het recht dat
de Engelschen op de zee bezaten. Hij moest op dien grond de
schepen van alle natiën in zijne tegenwoordigheid de vlag doen
strijken, bij weigering daartoe dwang gebruiken en de schepe-
lingen als gevangenen opzenden, tenzij op eene in zijn oog be-
vredigende wijze voldoening aangeboden werd. Het was aan
Blake\'s wijsheid overgelaten of hij die zaak, vóór dat het hoofd-
doel van zijn tocht bereikt was, tegen een vloot sterker dan
dc zijne zóó hoog zou opnemen dat er een vijandige houding
uit voortkomen kon. Met het oog op de toekomst moest hij
nauwkeurig acht geven op iedere vlag die het dominium maris
der Engelschen weigerde te erkennen. Elke bevriende Mo-
gendheid had hij te ontzien, tenzij deze de opstandelingen on-
dersteunde: in dit geval mocht hij op al hare schepen jacht
maken. Deze instructie, die dus duidelijk dc plannen van
het Parlement te kennen gaf, eindigde met het bevel om do
Engelsche schepen te gebruiken „ as may be most advanta-
geous for the public,,., making it your special care..... that
the Commonwealth receive no detriment," (") Nog van deze
lastgeving voorzien, keerde Blake naar de Britsche wateren
terug. Daar in de eerste plaats zou hij wel . geen inbreuk op
Engelands zeeheerschappij mogen dulden; daar zou het vooral
afhangen van dc vraag wie de sterkste was.
In de eerste dagen van 1651 hadden eenige Rotterdamschc
kooplieden bij de regeeriug beklag ingediend over de konings-
gezinde bewoners der Scilly-eilanden, dat zij hunne schepen na-
men „ uyt krachte van pretense Commissiën van Koni)igh
Karei, verschoonende de Zeeuwsche schepen, vermits, soo sij
voorgeven, de Heeren Staten van Zeelandt geen Commissaris
tot London sijn hebbende," (») Wel 20 a 30 vaartuigen waren
prijs gemaakt en de Statoi-Generaal besloten de Sorlingcrs als
zeeroovers te behandelen, bij den koning over de schade tc
klagen, een schip naar den bevelhebber der eilanden tc zcn-
(\') Hierover bandelen uitsluitend de „ .Additional Instructions," opgenomen bij
Thurloe, State Papers 1. 142.
{\') Dixon, R. Blakc, p. 1Ü8 vlg.
O R. II. 4 .lan. 1051.
66
den om restitutie te eischen eu te melden dat tien schepen
onder . Tromp in zee zouden worden gebracht tot herstel
der schade, (\') Deze vlootvloogd kreeg dan ook den 6" Jan.
bevel tegen de zeeschuimers te waken. Maar al maanden
de Staten van Holland herhaaldelijk aan dat men Tromp toch
zoo spoedig mogelijk met het eerste het beste schip zou doen
uitzeilen, er verliepen nog meer dan twee maanden eer dit ge-
beurde, terwijl sommige schepen eerst in April volgden. Hiervan
was niet zoozeer oorzaak „ het bevroren water" als wel de
ongereedheid van de vaartuigen en het verzuim der Regeering.
De Engelschen waren ongerust over de bedoeling dier expe-
ditie (®), en, voor zoover zij vreesden dat de Staten daarmede
een bezetting der eilanden op het oog hadden, beschouwden
zij haar als een inbreuk op de rechten van het Parlement dat,
even als alle grondgebied van de vroegere Engelsche Kroon,
ook dit als zijn territoor beschouwde. Sommigen waren be-
ducht dat de Staten aldus heimelijk Karei II hulp wilden
doen toekomen. (\') De gezanten in den Haag verzochten een
nadere verklaring en klaagden dat Tromp bij die eilanden met
zooveel schepen verschenen was, voorgevende het geleden on-
recht te willen wreken „ but without limitation of the meaïies,
wheither by possessinge himselfe of those islands, or otherwise."
Daar het een gebruik is tusschen alle bevriende natiën, als
men met zulk een macht eikaars gebied nadert, verklaring
hiervan te geven, was het te verwachten dat de Staten ope-
, (\') Aitzema III, G37. Bij eenige kooplieden, en nog wel magistraats-personen,
te Rotterdam, was de winzucht sterker dan de vaderlandsliefde. Zij werkten door
ongcoorloofden handel dc Sorlinger zeeroovers in de hand. Zij ,, vaa dc rijekste
ende voornaerastc absenteerden hacr," maar een schipper en stuurman, bij de zaak
betrokken, werden gevangen.
(\') R. H. 6 Jan. 1651.
(\') R. H. 10 Jan., 8 Febr. 1651.
n Holl. Mere. Jan. 1651, bl. 8.
(\') Dc admiraliteit van Rotterdam verklaarde „bij faultc van middelen" geene
schepen naar de Sorlings te kunnen\'zenden. R. II. 10, 28 Jan. 16BI. Op den
dag voor het vertrek werd nog behandeld een klacht van Tromp over zijn onvoldoen-
den titel. R. H. 20 Maart 1651. Die dag wordt genoemd. R. II. 4 Juli 1051.
(«) R. H. 20 April 1651. Diion, R. Blake, p. 136-
O Wagenaar XII. 207. Basnage I. 215. Vrgl.\' Holl. Mere. April 1651, bl.
49. Ook Ranke schrijft bij deze gelegenheid den Nederlanders veroveringsplannen
toe. ^Engl. Geseh. IV, 63.
67
ning daaromtrent zouden gedaan hebben. (\') De Provincie
Holland vond noodig, opdat de „ merkelijke achterdocht" van
het Parlement zou ophouden, Schaep te gelasten de Engelsche
Regeering op de hoogte tc stellen. (")
Deze wilde de mededingers op zee geen vrij spel laten en
zelve de tuchtiging der zeeroovers op zich nemen. Tromp sloot
zich bij hare schepen aan en hielp de eilanden afsluiten. Die
ondersteuning, de bewonderenswaardige dapperheid der Engel-
schen en het verbeterde geschut, waarvan zij zich bedienden,
maakten dat zij hun doel bereikten. De overwinnaars lieten er
garnizoen benevens een eskader achter, en de zeerooverij_hield op.
Door dit succes, even als door de spoedig gevolgde verovering
van Jersey, heeft Blake zich een grooten naam verworven, daar
hij het eerst de overgeleverde meening te niet deed, dat sterk-
ten, aan zee gelegen, onneembaar zijn, en hij ook hierdoor do
Britsche zeemacht gevreesd maakte. (\'\') De Engelschen begon-
nen thans de beteekenis dier eilanden voor den handel in te
zien. (°)
Dat de Staten plan hadden de Sorlings bij het gebied van
dc Republiek te trekken is onwaarschijnlijk: denkelijk hadden
zij een krachtige tuchtiging en zoo een onschadelijkmaken op
het oog. Ongegrond is zeker de bewering dat zij zoo heime-
lijk aan Koning Karei hulp wilden toezenden. Juist zijne
aaidiangers hadden hier de Hollanders in hun levensbelang, dat
van hunnen handel, aangetast en tengevolge der Sorlingschc
68
en Schotsche rooverij was „ des Koninghs partij alhier odieuser,
ende die van \'t Parlement aenghenaeraer" geworden en zoo de
erkenning van de Republiek door de Staten zeer in de hand
gewerkt. Hier hadden dus de koningsgezinden het belang van
hunnen vorst benadeeld. (\')
Daar door de expeditie tegen de Sorlings een ontmoeting
met de Britsche vloot te verwachten was, was op nieuw vóór
het vertrek van Tromp het gewichtige vraagpunt aan de orde
gesteld hoe onze schepen zich daarbij te gedragen zouden hebben,
en ook deze beraadslaging had medegewerkt tot het vertragen van
Tromps vertrek. Men wenschte in de Staten het gevoelen van
den Admiraal te hooren cn over de door hem ingeleverde me-
morie deed De Witt op den 11" Maart in de Staten van
Holland rapport, waarbij werd medegedeeld dat volgens Tromps
bericht de schepen dezer landen in vroeger tijd „ Sonderlinge
de swackste sijnde" gewoon waren eenige eereschoten te doen
of de vlag tc laten „ hangen." Gecommitteerden te dezer zake
oordeelden dat de toestand nu anders was, maar vonden hct
niet geraden een bepaalde instructie te geven op dit punt en
wenschten liever „ in generale terrae" Tromp aan tc zeggen
dat hij hct zoo moest aanleggen, dat bij dusdanige gelegenheid
dc staat „ geen cleynicheyt" kwam te lijden. , Dienovereenkom-
stig werd besloten. Hier dus weer dc oude voorzichtigheid
die alles op den vlootvoogd liet aankomen en op dit punt de
eer van het land geheel in zijne hand stelde. Gelukkig dat
zij aan zulk een vaderlandslievend en ferm man als Tromp was
toevertrouwd, wiens waakzaam oog cn vaste hand den Staat
niets van zijne waardigheid zou doen verliezen.
Genoemde memorie van Tromp van den 9" Maart is noch
I\'\'
i
i
■f
69
in de Resoluties, noch in de Admiraliteits-papieren te vin-
den, Aitzema geeft er het volgende van: (\') „Wanneer
deses Staets Schepen van Oorloge in Zee quamen te ontmoeten
een Engelsch Koninghs Schip, op-hebbende de Vlagge als Admi-
rae], Vice-Admirael ofte Schout bij nacht; dat deses Staets-
Schepen hare Admiraels Vlagge ende Mars-zejleii streecken en
schoten negen, seven of vijf Eer-schoten (daer op. de Engelsche
antwoordede met gelijcke Eer-schoten) en lieten de Vlagge
gestreken hangen tot sij van malkanderen scheyden, met het
schieten van drie of een Adieu-schoot; en weynigh van den
anderen zijnde, setten de Staetsche de Vlagge wederom op.
Doch voor particuliere Konings Schepen streken geen Vlagge,
alleen salueerden malkanderen met eenige Eer-schooten. Maer
is verscheyden-malen geschiet, dat particuliere Schepen van
weynigh geweldt zijnde, oock naer de Vlagge van Staetsche heb-
ben geschoten, uyt hooghmoet, willende hebben dat men sonde
strijcken: daer meesten tijdt op is gevolgt, dat de Staetsche
wederom na haer hebben geschoten en haer tanden laten sien,
en geen macht hebbende de Staetsche daer toe te dwingen,
moesten met uytlacchen haer Kours gaen; doch is bij haer en
die van desen Staet veel tijdts gesien op de meeste macht, en
dan discretie gebruyckt. Binnen haer Havenen ende Ca-
steelen komende, salueerden de Casleelen\' met Eer-schoten
(die oock wederom antwoorden) en namen de Vlagge in, en
lieten in plaets een\'Wimpel waijen, soo lange die van desen
Staet binnen haer Havenen lagen, in sonderheydt wanneer
eenige Konings Schepen daer waren die de Konings Vlagge
lieten waeijen. Doch geen Konings Schepen zijnde, is \'t ver-
scheyde-malen gebeurt, dat de Gouverneurs van de Castee-
len een Expressen aen boort stuyrden uyt courtosie, en
gaven consent, dat de Staetsche haer Admiraels Vlagge sou-
den opsetten en laten waijen: mits wederom uyt-zeylende
ende de Casteden passerende, de Vlagge streecken cn lieten
hanghen, totdat men met Eer-schooten haer hadde gesalueert,
en sij gheantwoordt; dan wierde wederom de Staetsche Vlagge
op ges et."
Hieruit blijkt dus dat onze schepen dc vlag niet streken
als een beleefdheid voor den persoon des konings, maar voor
■HiiiiilÉIM
70
hem als bestuurder van het Britsche rijk en zoodra zijne
schepen hem in die hoedanigheid niet vertegenwoordigden, dit
nalieten.
Zoo had de jonge Republiek ter zee hare meerderheid doen
gevoelen. De koningsgezinden, die door hunne vroegere neder-
lagen gedwongen waren tot de zeerooverij de toevlucht te
nemen, waren thans in de Britsche zeeën bijna geheel uit
hunne schuilhoeken verdreven. Overal zag het Parlement zijne
pogingen met gunstigen uitslag bekroond, in Ierland, op de
eilanden, die in handen van den vijand een hinderpaal waren
voor de onbeperkte zee-heerschappij, en in Schotland. Ook daar
toch verkreeg, weinige maanden na het bedwingen van St.
Mary, het leger van Cromwell voor goed de overhand door
de schittterende en beslissende zege in Worcester (3 Sept.
1651). Men kon verwachten dat de thans gevestigde Staat
met meer nadruk dan na de overwinning bij Dumbar in het
vorige jaar, zou optreden tegen iedere buitenlandsche macht
die aan zijn belangen zich in den weg stelde en die daarom
beschuldigd werd zijne waardigheid te kort te willen doen. (\')
Thans kon de Engelsche regeering daaraan hare aandacht wij-
den, nu de Stuarts onschadelijk waren gemaakt. Het republi-
keinsche Engeland dat zich door eigene krachtsinspanning eeu
vrije, zelfstandige plaats onder de Europeesche Staten had ver-
overd, trad thans tegenover de naburige natiën met een fiere
zelfbewustheid als heerschappij voerende op, waartoe het zich
krachtens zijn verleden gerechtigd achtte. Deze gezindheid zou
vooral uitkomen in de houding van Engeland tegenover de
zusterrepubliek der Vereenigde Provinciën,
Karei I had met zijn visscherij-plakkaat verreikende plan-
nen gehad. Het was hem niet zoo zeer te doen geweest om
het geldelijk voordeel dier kleine belasting als wel om de ge-
wichtige gevolgen welke uit de betaling daarvan zouden voort-
vloeien. Zijn doel was het verkrijgen der zeeheerschappij en
wel zoo dat niemand anders dan hij de beschermer zou ziju van
de schepen in de Engelsche zeeën en dat de handel zich onder
geen andere macht dan de zijne stelde, „ Iiis Majesty thus
provok\'d finds it necessary even for bis own Defence and
71
Safety, to re-assume and keep his ancient and undoubted Eight
in the Dominion of the Seas, and to suffer no other Prince
or State to encroach upon him,.... but to force them to per-
form due Homage to his Admirals and Ships, and to pay them
Acknowledgements as in former time they did. He will also
set open and protect the free Trade of his Subjects a^id Allies,
and give them such safe Conduct and Convoy as they shall
reasonably require : He will suffer no other Fleets or Men of
War to keep any Guard upon these Seas." (\') Daartoe moest
hij een sterke vloot in zee brengen om zoo de Staten te
overvleugelen en aan de koopvaarders voldoende bescherming
te geven. Als Engeland zich daarop toelegde, hoopte Karei
het groote bedrag der konvooi- en licent-gelden in zijne schat-
kist te brengen, want een Staat die betere bescherming kon
verleenen dan de zijne, was in zijn oog niet denkbaar. Die
toestroomende schatten zouden hem persoonlijk de mogelijkheid
openen om den hinderlijken tegenstand van het Parlement als
buiten rekening te laten en zijn volk zou voor dat nationale
doel, de verzekering der zeeheerschappij, gaarne de ofiers over
hebben die het bouwen van een vloot eischte. Het handhaven
van zijn recht op de zee was dus in alle opzichten cen aange-
wezene taak voor de toekomst. Bevestiging van eigene macht,
bevrediging van den nationalen trots zijner onderdanen, vernede-
ring van de Eepubliek die zoo grooten invloed en welvaart
genoot, zouden er het gevolg van zijn. Maar de stormen die
zich in het binnenland zamenpakten, beletten dat in voldoende
mate de aandacht op het voorgestelde doel gevestigd bleef.
Wol gaf de vrede van Munster, zooals Karei I verwacht had,
het sein tot scherpere afscheiding der partijen in Nederland,
doch Engeland was toen niet in een toestand om zich met na-
druk in die aangelegenheden te mengen en de vermeerdering
van welvaart die de jonge Staat tevens als een gevolg van dien
vrede genoot, tegen te gaan.
Maar elk land heeft zijne bepaalde bestemming, elk volk van
beteekenis een hem te midden der overige natiën aangewezene
richting, waarin het zijne ontwikkeling te zoeken heeft en
(\') Woorden van den Staatsseeretaris Coke in 1685 aan Bothwell gcsehreven,
medegedeeld door Muller. M. CL, bl. 246Vrgl. bl. 231\'), 254Arend III,
V. 76 vlg. Zie boven bl. 6 vlgg.
72
iedere regeering, van welke beginselen ook uitgaande, zal den
weg dien zij moet volgen zich eenigermate zien afgebakend
door de begrippen der natie, waarmede zij rekening te hou-
den heeft. Engeland had, door zijne ligging en de uitgebreid-
heid zijner koloniën, de bestemming een zeemogendheid te zijn
en door ontwikkeling der zeevaart de bevestiging zijner wel-
vaart te zoeken. Had weleer de Engelsche Kroon het in strijd
met hare waardigheid en haar belang geacht een op dat ge-
bied mededingenden Staat naast haar te zien, thans, nu op het
Parlement de majesteit van het koningschap was overgegaan,
moest Cromwell op dit punt van nationale eer de nalatenschap
van Karei I aanvaarden. Nu het volk zelf \'t bestuur zijner
belangen in handen had genomen, was er vooral geene minach-
ting te dulden. Alle rechten die de koningen vroeger op de
omliggende zeeën deden gelden, waren aan het volk geko-
men, en de eer, de waardigheid der natie, niet zijne eigene,
had de leider der Republiek te handhaven. Op hem dus nog
meer dan op den soevereinen vorst rustte de plicht en de
noodzakelijkheM alles tegen te gaan wat de alleenheerschappij
over de zee, die de Britsche natie als haar eigendom beschouw-
de, belemmeren of onmogelijk maken kon. De weg was Crom-
well door het verleden aangewezen, en hij moest ook in deze
aangelegenheid Engelands Protector zijn. Hier sloten Repu-
pliek en Monarchie zich aan elkaar. (\') Had Karei I de wei-
nige populariteit die hij nog bezat, in vroegere jaren te danken
aan zijn streven de zeeheerschappij te handhaven, Cromwell
kon zich door de behartiging van dit volksbelang verzekerd
houden zijne populariteit te vestigen.
* ifc
De Republiek der Vereenigde Nederlanden was gedurende
de laatste tien jaren aanmerkelijk in welvaart toegenomen. Zij
had den transporthand el van Europa in handen en nog
meer dan onder Karei I was zij een gevaarlijke mededingster
voor Engeland. Zij ontkende feitelijk de zeeheerschappij van
het Parlement en hare schepen die zich door de Engelsche
zeeën bewogen, weigerden de eerbewijzingen waarop dc soe-
vereine zeemogendheid aanspraak maakte; ook de Britsche
onderdanen waren in hun handel voor een groot deel afhan-
kelijk van de Nederlandsche naburen. Daarin kon dc her-
llii
I
(M Vrgl. Stubbe Further Justif. (Apol.) p. 121.
-ocr page 89-73 I
!
leefde Staat niet berusten. Hij moest dat tegen gaan, en t
naarmate het Parlement sterker werd door het onschadelijk j
maken van den vijand in zijn eigen land, naar die mate tastte ■
het telkens meer door in de maatregelen tegen de Nederland- j
sehe Republiek, die tevens, door het onthaal dat de Stuarts er ,
hadden gevonden, getoond had gevaarlijk te kunnen worden j
voor de rust van het hervormde Britsche rijk. De belangen |
van deze Staten waren „ as irreconcilcable as those of Rivals, ;
Trade being to both Nations what a Mistress is unto liovcrs; I
that there never could intervene any durable peace, except . \' J
both Nations did unite by Coalition, or the English subjugate i
the others, and reduce them into a Province, or by strict con- \'\'
ditions and contrivances ensure themselves against.the growth
and future puissance of the Dutch." Zoo luidde het oordeel ■
van een der invloedrijkste leden in het Parlement. (\') ■
Zoodra de erkenning van dc Engelsche Republiek onderhan- |
delingen mogelijk had gemaakt, was cr een poging gewaagd om j
de afhankelijkheid der Zeven Provinciën van Engeland op po-
litiek gebied in het leven te roepen; doch deze was volkomen
mislukt. Geen middel ziende om de Staten tot het volgen |
huiuicr zienswijze te brengen, waren de gezanten dc zaak moede ■ I
geworden en had hct Parlement een teleurstelling ondervon- i,
den, die het, op grond van dc majesteit welke \'t zich toekende, ^
als een beleedigcnde miskenning beschouwde. (\') Cromwell was j
nict van plan zijn doel op te geven wegens den onwil onzer |
Regecring om met hem mede te gaan. Kon Nederland er niet j
toegebracht worden vrijwillig Engelands soevereiniteit aan te
nemen, de Britsche Republiek zou zelve zich in het bezit daar-
van weten tc stellen. Zij moest de scheepsmacht, die reeds .
terstond met zoo gunstig gevolg was opgetreden, vermeerderen; \'\'
maar dit was niet gcïioeg. Hoofdzaak kon niet anders wezen ,,
dan de Vereenigde Provinciën in dc hartader van haar bc-
(\') Van H. Vanc, Stubbc Further Justif. (Apol.) p. 118. Villemain meent op
grond van deze plaats Vane den hoofdbewerker der Navigatie-Akte te kunnen
noemen. Hist. d. Cromw., p. 185.
(\') Clarendon, Hist, of IJeb. Ill, 092, laat zieh op zijne wijze aldus uit: „the
parliament disdaining likewise (als St. John) to find themselves undervalued
(that is, not valued above all the world besides), presently entered upon eounsels
how they might diseountenanee and control the trade of Holland and increase
their own."
74
staan aan te tasten, zoodat zij gedwongen zouden zijn de meer-
derheid van Engeland als de zee beheerschend te erkennen.
Door den handel waren deze gewesten en vooral Holland, dat
er de ziel van uitmaakte, tot een bloei gekomen, die het
ook als Staat een gewichtige stelling deed innemen. Hier
moest dus de wonde, zoo mogelijk een doodelijke, worden toe-
gebracht. Cromwell was de man niet om iets ten halve te
doen, noch om zich te laten weerhouden door den tegenstand
dien hij zou vinden. De koningen, Aveleer op den Engelschen
troon gezeten, hadden te veel langs omwegen gewandeld om
hun oogmerk te bereiken, Nederland te veel ontzien en zich
meer dan dienstig was door bijkomende zaken laten terug-
houden. De leider der Eepubliek zou regelrecht op het beoogde
doel afgaan en niet terugschrikken voor scherpe resolution.
Hiertoe werkte ook St. John mede.
Had deze bij zijn vertrek van hier verklaard voor zijn per-
soon al het mogelijke te zullen doen wat kon strekkeu tot be-
houd van den waren gereformeerden godsdienst, van de rechten
en vrijheden des volks; had hij voor het uiterlijk den indruk
gegeven gecontentecrd te zijn, (\') hij was het vooral die de
misnoegdheid tegen de zuster-republiek aanstookte en zijne ver-
ontwaardiging over hetgeen hij zelf eu in hem het Parle-
ment had ondervonden, koelde, door krachtig mede te werken
tot de maatregelen die met zijne voorlichting Cromwell in
het leven zou roepen. Zoo werd de\'beruchte Navigatie-Akte ge-
boren. Kort na den terugkeer der Ambassadeurs was het
voorstel tot belemmering der scheepvaart door Whiteloeke in
het Parlement gedaan (7 Aug.) en een maand na den beslis-
senden slag van Worcester werd te London bekrachtigd „ an
Act for increase of Shipping and encouragement of the Na-
(\') Zic boven bl. 55 vlg.
Clarendon Hist, of Reb. HI. r.92. Hume Hist, of Eng. Vll. 209.
Lingard (Hist, of Engl. X. 380) noemt haar „ The oifspring ot St. John\'s resent-
ment." Ludlow (Memoirs L 297) bespreekt de mislukking der onderhandelingen aldus:
„ This disappointment sat so heavy upon the haughty spirit of the Lord Chief
Justice St. John\'s that he reported these transactions with the higliest aggrava-
tions against the States, and thereby was a principal instrument to prevail with
the council of state to move the parliament to pass an act prohibiting cet."
Vrgl. Villemain, Hist, de Cromwell, p. 184.
75
vigation of this Nation" (19 October), om op den 1" Decem-
ber (0. S.) in werking te treden. (\')
Koopwaren uit Azië, Afrika en Amerika lüogen slechts naar
Engelsche havens gebracht worden in Britsche schepen, waar-
van de gezagvoerder en het meerendeel der bemanning Engel-
schen zijn, op verbeurte van schip en lading bij overtreding. De
Europeesche volken zullen voortaan met hunne eigene of Britsche
bodems slechts die waren in Engeland brengen die producten
zijn van hun grond of hunne industrie, uit de havens van waar
die goederen gewoonlijk worden aangevoerd. De Oost-Indische
waren mogen door de Engelschen ook uit Spanje en Portu-
gal, zijde uit Nederlandsche havens worden aangebracht. Het
is slechts geoorloofd gezouten visch, walvisch of traan door
Britsche onderdanen in schepen, waarmede de vangst gedaan
is, naar hun land te zenden. Na den 1" Febr. 1653 mogen
ook zij slechts dergelijke koopwaar hun land uitbrengen. Ver-
voer van de eene Engelsche haven naar de andere is voortaan
slechts aan de bewoners van Britannië vergund. (")
Dit waren de bepalingen der Navigatic-Akte en hoewel de
handel op Nederland niet met name verboden was, werd deze
toch uitsluitend getroflen, daar de Vereenigde Provinciën bijna
alleen tusschen Oost- cn West Eui\'opa de vrachtvaart in bezit
hadden en juist deze, by gebrek aan de noodige producten door
haar eigen grond en industrie aangebracht, de zenuw was van
haar bestaan. (\') Dezen transporthandcl wenschten de Engel-
schen, gelijk zij in het vorige jaar reeds een maatregel in dien
geest, maar veel minder omvangrijk, genomen hadden, voor zoo-
ver het hunne bezittingen betrof, geheel aan zich te trekken.
Voor hunne eigene koloniën was ,dit wel een slag, daar deze, zoo
als Barbados, dikwijls veel liever met Holland in handelsbe-
trekking stonden; C) maar behalve dat men liet euvel opnam,
dat zij aan die gehate Hollanders het voordeel harer producten
(\') Pari. Hist. XX. 75. Arend IV, I. 243, 245. De Akte is o. a. te vinden
Arend IV, I. 245 vlgg. Aitzema III. C67 vlg. Whitelocke bl. 480, stelt die
op 7 (17) October.
(\') Zie de beschouwingen over deze bepaling bij De Saintc-Croi.v Ilist. des
progrès eet. II. 195 vlgg.
C\') Zie een verklaring in ditzelfde jaar gegeven over het gewicht van dien han-
del. Fruin, Tien jaren enz., bl. 222.
(•) Zie boven bl. 33.
-ocr page 92-B
76
\'5 \' gunden, en den tegenstander van het moederland versterkten, om
de koloniën behoefde men — altijd naar de meening van de voor-
\'j standers der Akte — maatregelen ten bate van het moederland
\' niet te wijzigen. Zij hadden door hare koningsgezindheid tuchti-
. ging verdiend en ook haar moest dé jonge republiek de macht
toonen, die zij kon ontwikkelen tegen alles wat zich verzette. (\')
De protectioneele bepalingen door het Parlement gemaakt
waren ook in Engeland geen nieuwigheid. In 1381 had
llichard II ter uitbreiding van de zeevaart zijns rijks verordend,
„ dat geen van \'s Konings onderdanen eenige koopwaar uit- of
in mocht schepen anders dan in bodems den Koning onder-
hoorig, op verbeurte van schip en lading." (") Naar hetzelfde
beginsel wenschte Hendrik Vil zich te gedragen. Ook hij be-
lemmerde door allerlei bepalingen den handel van vreemden
met Engeland, schrikte hen af zich oj) Engelsche markten te
laten zien in de hoop zoodoende zijne onderdanen er toe te bren-
gen zich op de scheepsvaart toe te leggen, en aldus de scheeps-
en krijgsmacht van zijn land uit te breiden. Maar politieke
omstandigheden maakten het voor hem onraadzaam de vreemde-
lingen zoo tegen zich in het harnas te jagen en om de belan-
11 ■ gen van zijn ,huis achtte hij \' zich gelukkig met\' Philips van
, Oostenrijk het Groot Entercours te sluiten, waarbij de bewo-
»1 \' ners der Nederlanden dezelfde rechten kregen als de Engcl-
• schen en dus de algemeene invoering zijner beschermende be-
,\' palingen onmogelijk werd, daar juist de Nederlanders de meeste
I j afbreuk aan zijne onderdanen deden. De verbodsbepalingen van
, i aanvoer in vreemde schepen werden dan ook door Elizabeth in
jj haar\'eerste regeerings jaar reeds afgeschaft en vervangen door
p] een stelsel van differentieele bescherming der Engelsche vlag.
Zij overwoog dat sedert het uitvaardigen der verordeningen, die
\' Ij \' (\') Mr. G. de Clereq, De hervorming der Engelsche scheepvaart-wetten, bl. 11.
I <1 De door Puriteinen gestichte koloniën van Nicuw-Engeland waren anti-konings-
) ; gezind (behalve Virginië). Hume VII. 205.
i\'j (\') Dc Clereq, bl. 0. Zie de aanteekeningen v.in J. R. Mc. Culloeh achter zijne
J i , uitgave van Adam Smith, An inquiry into the nature and causes of the wealth of
J \' nations," p. 534.
^ C) ,,... in the reign of Henry Vll, two of the leading principles of the navi-
\'I . gation law were distinctly recognised, in the prohibition of the importation of
certain commodities, unless imported in English ships manned by English seamen."
! l!
M
J Mc. Culloeh, t. a. p.
-ocr page 93-77
den in- en uitvoer in andere dan Engelsche schepen verboden,
andere soevereinen zich door die bepalingen verongelijkt had-
den geacht en, mecnende dat deze tot krenking cn bcnadee-
ling van hunnen Staat en zeemacht waren in hct leven geroe-
pen, soortgelijke verbodsbepalingen hadden gemaakt tegen den
in- en uitvoer in hun gebied door andere schepen dan die van
hunne eigene bezittingen en Staten. Hierdoor was niet slechts
groot misnoegen tusschen die vreemde vorsten en dc koningin
van Engeland gerezen, maar waren tevens de kooplieden ten
hoogste verongelijkt en benadeeld., (\')
Dit beginsel was dus opgegeven, maar na dc omwenteling die
geheel nieuwe toestanden had geschapen, werd het weer opge-
vat, omdat men daarin een middel zag tot vestiging van
dien invloed in Europa, die aan de Republiek van Engeland,
krachtens de aloude rechten van dat land, volgens dc republi-
keinen, toekwam. Daartoe moesten in dc eerste plaats dc
Vereenigde Provinciën vernederd, onschadelijk gemaakt worden
en hiertoe zou de uitsluitingsakte dienen — „ to clij) the
wings of the Dutch", zooals Blackstone beweerde. Wel was
dezelfde tegenstand tc vreezen als Elizabeth ondervonden had,
maar Cromwell was de man niet om. beducht tc zijn voor het
misnoegen van vreemde vorsten cn hij durfde den strijd wagen
met de\' Nederlanders om hun de handelswegen te betwisten.
Zijne doorzettcndheid zou voor de hunne niet onderdoen. Het
veranderen van den toestand was dan ook geheel te wijten aan
het optreden van zulk een man en van die rcpublikeinschc
partij die in al wat bereikt moest worden gewoon was zeer
weinig rekening tc houden met de belangen van anderen en,
geloovende in hare kracht, onder den bezielden leider nict
licht voor tegenstand terugweek. Deze kwam evenwel niet
alleen uit het buitenland; ook de Engelsche handelaars be-
klaagden zich luid over de belemmering die dc uitsluiting van
vreemde schepen onvermijdelijk bij den invoer van alle koop-
waar zou doen ontstaan Dit is een bewijs te meer tegen de
(\') De Clereq, bl. 10. Pruin, Tien jaren enz., bl. 226 vlgg. Volkomen hield
Elizabeth dit niet vol, „ in the early part of the reign of Elizabeth foreign ships
were excluded from the fisheries .and coasting trade." Me. Culloch, t. a. p.
f) Zie de Clcrcq. bl. 11, Me. Culloeh, p. 535.
O de Clereq, p. 12. Over den nadeeligen grondslag w.iarop de akte berustte,
kan men vergelijken Mr. P. Simons, de Anglorum lege navali, p. 21_30.
78
meening dat hoofdzakelijk de bedoeling met de Navigatie-Akte
was den Engelschen handel te doen herleven ; het was in tegen
deel een politieke maatregel. „ L\'art de la navigation qui
sert au commerce sert encore à la guerre. La manoeuvre d\'un
bâtiment de mer est une évolution militaire; de sorte qu\'une
nation qui possède beaucoup d\'ouvriers marins, est militaire-
ment plus puissante qu\'une nation qui en possède ])eu. H
en est résulté que toujours on a vu des considérations mili-
taires et politiques se mêler aux vues industrielles et commer-
ciales dans ce qui a eu rapport à la navigation et lorsque
l\'Angleterre, par son acte de navigation, a interdit à tout bâti-
ment dont les armateurs et l\'équipage ne seraient pas au moins
pour les trois quarts anglais, de faire le commerce de transport
pour elle, son but a été non pas autant de recueillir le béné-
fice qui en pouvait résulter que d\'augmenter ses forces navales
et de diminuer celles des autres puissances, particulièrement
de la Hollande..... qui était à cette époque le principal objet
de la jalousie anglicane. On ne peut nier que cette vue ne
soit celle d\'une habile administration en supposant toutefois
qu\'il convient de dominer sur les mers par la force plutôt
que par l\'ascendant d\'une convenance réciproque." (\') Een
regeering als die van Cromwell zwichtte natuurlijk voor den
tegenstand der kooplieden volstrekt niet, maar vast besloten
zotte zij den maatregel nu en later krachtig door. Onge-
twijfeld hebben de voorstanders ook verwacht dat Engeland
zich nu eerst op de zeevaart zou gaan beijveren, en aannemelijk
is het dat in den "eersten tijd de Britten getracht zullen heb- •
ben den anders stilstaanden handel zelf in handen te nemen;
maar moge ook in het eerst de scheepsbouw zijn toegenomen,
de handel heeft onder dat stelsel niet gebloeid, Eeeds in 1671
verklaarde Roger Coke dat de Navigatie-Akte door de komst
van vreemden in de Engelsche havens te verminderen eeu zeer
schadelijke uitwerking had gehad en binnen twee jaar na hare
inwerkingstelling het grootste deel van den Oostzeehandel en
van dien op Groenland had doen verloren gaan. Twintig
:
ÎM
it n.
. !!i
(\') Say, Traité d\'Écon. Polit. I. 171 vrgl.. Ranke, Eng. Geseh.\'IV. C4, die
haar ook gericht acht tegen de verbinding der Nederlanders met de konings-
gezinde bewoners van Barbados en Virginia.
(\') Treatise in Trade, p. 3G, 48, aangehaald door Mc. Cnlloch, p. 536.
\' t
•i
■ 1\';
-ocr page 95-79
jaren later werd deze uitspraak nog versterkt door Josiali
Ckild, (\') een warm voorstajider der Akte, die haar zelfs niet
den naam van „ Charta Maritima" vereerde. Hij beklaagde
zich dat overal de Nederlanders den voorrang hadden. Oj)
Rusland voeren twintig van hunne schepen en slechts ééa En-
gelsch vaartuig; naar Groenland kon Engeland nauwlijks één
schip zenden, terwijl Nederlanders en Hamburgers samen vier-
tot vijfhonderd schepen daar heen in de vaart hadden. De
wolhandel op Bilbao en de zilverhandel op Cadix waren bijna
geheel in Nederlandsche handen geraakt. Die der Engelschen
op Oost-Tndic en do Oostzee was sedert de uitvaardiging der
Akte voor twee derden verminderd en die der Nederlanders in
dezelfde verhouding toegenomen. In het midden der volgende
eeuw werd van deze Akte verklaard, dat door haar zeevaart cn
visscherij waren benadeeld en het aantal zeevarenden was ver-
minderd.
Door Karei II nog verscherpt, die Nederland geheel buiten
handelsverkeer met Engeland sloot en een groot aantal koop-
waren noch in Britsche, noch in vreemde schepen voor invoer-
baar verklaarde, kon dus de Navigatic-Akte Engelands
scheepvaart en handel toch niet tot ontwikkeling brengen, hoe-
wel dc Britten eenige vergoeding voor de geledenc schade von-
den in het uitsluitend hun toegekende handelsverkeer met de
koloniën. Maar daar deze niet vrij zich met andere volken in
betrekking stellen konden, was ook haar welvaart en ontwikke-
ling zeer belemmerd. Aan de drukkende scheepvaart-wetten
waaraan Engeland zijne volkplantingen onderwierp, wordt voor
een groot deel de opstand der Noord-Amerikaansche koloniën
toegeschreven. Het vrije Amerika werd weldra een onoverko-
melijk beletsel voor het monopolie der Engelschen, cn zoo
viel de Akte door de ontwikkeling die den handel, on-
danks den druk, waaronder hij gezucht had, ten deel geval-
(\') Treatise in Trade, p. 89, Glasg. éd., aangehaald door Mc. Culloch, t. a. p.
de Clercq, bl. 14.
(\') Door Mr. Richardson, Essay on the Causes of the Decline of Foreign Trade,
p. fiO ed. 1750, aangehaald door Me. Culloch, p. 530.
(\') Mc. Culloch, p. 535. Histoire des progrès de la Puissance navale de
l\'Angleterre II. 191 en geheel dc achter dat deel gevoegde „Observations sur
l\'Acte dc Navigation." Villemain spreekt van de akte als door Karei II, „faible-
ment soutenu." Hist, do Cromwell, p. 185.
80
len was. Van haar zegt Say : „ Contre une telle mesure il ne
reste anx autres peuples de .ressource que d\'en prendre une
exactement semblable à Fégard de d\'Angleterre seule, en lui
ôtant la faculté de faire pour eux le commerce de transport.
Si, du reste, ils abolissent entr\' eux dc telles entraves, la puis-
sance qui continuerait à les laisser subsister dans ses rapports
avec toutes les autres, ne tarderait pas à en ctre punie, car le
commerce prend toujours son cours principal du côté ou, avec
une égale sécurité, il trouve moins d\'entraves. Cette puissance
verrait ainsi lui échapper le commerce du monde par les moyens
mêmes dont elle se servait pour l\'accaparer." (\') Toch is zij
nog lang als cen uitvlociscl van de uitnemendste regeerings-
wijsheid beschouwd, ook door den bcroemdeii Adam Smith.
Hij erkent de mogelijkheid dat sommige daarin voorkomende
bepalingen wellicht voortkwamen uit nationale vijandschap,
maar vcrklaart tevens : „ National animosity at that particular
time aimed at the very same object which the most deliberate
wisdom would have recommended — the diminution of the naval
power ojp Holland, the only naval power which could endanger
the security of England. The act of navigation is not favou-
rable to foreign commerce or to the growth of that opulence
which can arise from it. The interest of a nation is......
to buy as cheap and to sell as dear as possible...... By
diminishing the number of sellers wc necessarily diminish
that of buyers, and are thus likely not only to buy foreign
goods dearer, but to sell our own cheaper than if there was
a mpre perfect freedom of trade. As defence, however, is of
much more importance than opulence, the act of navigation
is, perhaps, the wisest of all the commercial regulations of
England." (=)
I
I,
f
C; Say, Traité d\'Éc. Pol. I. 172, Do Clcrcq, bl. 15 vlgg. Vrgl. Grovestins I.
17G vlg. Haar langdurig bestaan dankte zij a.in dc zw.ikbcid cn het geduld van
Europa. Zoodra Amerika protesteerde volgde Portugal cn Holland, ,, notre brevet
d\'invention est expiré," „ que penserait on d\'un roulier qui expédierait ses voi-
tures à vide de Londres pour aller faire un chargement à Birmingham ? Tel est
l\'état actuel de la navigation sous l\'empire de vieilles lois que les représailles du
monde nous forcent de modifier." Woorden van Huskinsun (in de eerste helft
dezer eeuw) aangehaald door Grovestins. Zie ook De Sainte-Croix, Hist. d. progrès
cet. n. 221 vlg.
1 ï . , («) Ad. Smith, p. 204. ed. Me. Culloch.
. I
i
81
Juist als vcrdedigings-maatrege] — maar niet vaii den han-
del, zooals de verdere geschiedenis bewezen heeft — was zij
verstandig. Tot de vermeerdering der Engelsche scJicepvaart
heeft zij cen kunstmatigen prikkel gegeven en daardoor het over-
wicht van Engeland ter zee eerder verzekerd. Maar op den
duur zou Nederland toch niet iii staat zijn geweest dit aan
zijn machtigen nabuur te betwisten. (\') Vroeger of later zou
Engeland het verkregen hebben door dc uitgebreidheid zijner
koloniën, den ondernemingsgeest zijner inwoners, die in aantal
de Nederlanders zooveel te boven gingen, door zijne ligging
die cen heerschajipij over de zee bijzonder bevorderde en door
de sterke vloot waarmede het nadruk kon bijzetten aan dc
handhaving zijner soevereiniteit. Hierin is de grond van En-
gelands ontwikkeling te zoeken, die wel volgde op, maar niet
voorts])root uit de Navigatie-Akte. Nam zij krachtig toe ook
door het verval van Ncerlands koopliandel, dit laatste was aan
andere oorzaken toe te schrijven, dan aan de werking van het
door Cromwcll weder ingevoerde protectioneele beginsel.
Het verloopen van Neeidands handel en scheepvaart was niet
het gevolg van de parlements-resolutic van 19 October 1(551,
hoewel zij er zeker door bemoeilijkt werden. Dc gevolgen
daarvan op dit punt zijn dikwijls overdreven voorgesteld. Die
bepalingen sloten voor de Vereenigdc Provinciën de havens van
Eng(!land en zijne koloniën, en dit was zeker een aanmerkelijke
schade, maar slechts voor een deel werd dc vrachtvaart die zij
in Jianden hadden, daardoor getrod\'en. Dat zij met te beter ge-
volg optraden in andere streken cn daar juist den handel, die
Engeland hun vroeger betwistte, bijna geheel aan zich trokken,
is boven aangetoond. Bovendien, nu de Engelsche rcedcrs plot-
seling liet nu)iu)polic kregen der vaart op de koloniën cn do
landen buiten Europa gelegen, onttrokken zij zich aan den
Europeeschen transport-handel, waarin zij tot dien tijd geon
onbelangrijk aandeel namen, cn lieten dezen geheel in handen
hunn(ïr mededingers. Ijater werden, door vermeerdering der
scheepvaart, de krachten wel aanzioilijk genoeg om ook buiten
dat voor hen alleen toegankelijke gebied zich tc begeven, maar
toen leverden de hooge vrachtprijzen cen belctscd op, het na-
(\') Dc Clcrcq, bl. 12.
-ocr page 98-82
tuiirlijk gevolg van \'t gevestigde monopolie, en langen tijd
maakten zij de mededinging in de vrije vaart vruchteloos. In
deze opzichten dus was de Navigatie-Aktc zelfs een voordeel
voor de Nederlanders. (\')
Dezen gingen later gebukt onder de gevolgen van de kost-
bare, zware oorlogen die zij met Cromwell, Karei II, Lodewijk
XIV hadden te voeren, waardoor een groote schuldenlast ont-
stond welke slechts door bijzonder hoog opgedrevcnc belas-
tingen kon gedragen worden, drukkende voor het grootste deel
op handel en verkeer. Het maakloon moest hoogcr worden en
de industrie bleef dien ten gevolge beperkt tot den binnen-
landschon handel. Door belasting op de lading werd al wat.
op dc zeevaart betrekking had kostbaarder. Zoo kwamen do
vreemde natiën in het voordeel. In 1751 werd op last
van Willem IV een rapport over de middelen om deii handel
te doen herleven, door kooplieden opgemaakt, gepubliceerd,
eii ook daarin werden de drukkende belastingen de hoofdoor-
znak van het verval genoemd en hierin de eenige bron gevon-
den waaruit moest verklaard worden het in bezit nemen van
onze handelswegen door dc naburige volken.
Dit gevolg, door den sedert verloopen tijd aan het licht ge-
bracht, kou niet in die mate voorzien worden in de dagen
der uitvaardiging, toen men de ware beginselen der staat-
huishoudkunde niet kende, en het geloof had toen veel waar-
schijnlijkheid dat de Navigatie-Akte aan Nederland zijno wel-
vaart en zoo zijne beteekenis zou ontnemen. In dit laatste, in
het. vernietigen van \'t politieke overwicht, was thans het hotifd-
doel gelegen. De geschiedenis der vroegere jaren, de volgende
gebeurtenissen en dc wijze waarop de Akte tot stand is geko-
lïien, nopen ons hare strekking vooral te zoeken in de heer-
schappij ter zee, die Engeland zich onbetwist wilde verzeke-
ren. Men zou tevois het andere resultaat verkrijgen, dat de
Engelschcn hunne scheepvaart meer ter harte namen. Om
de klachten van den handel bekreunde men zich niet. De
botsing tusschen politieke eii commercieele belangen, die de
Regcering dikwijls in zulke moeilijkheden had gewikkeld,
mocht thans geen beletsel zijn. Cromwell zette door, en de
t
t -
-Ii
De Clereq, bl. 13 vlg.
{\') Mc. Ciilloch, p. ;i35 vlg.
I\'-
-ocr page 99-83
Navigatie-Akte maakte op eens volkomen een einde aan den
vroegeren toestand, waarbij men altijd liet Groot Entercöui-s
en bet verbond van Einehe had erkend, verdragen die nu ge-
heel op zijde werden gezet. Waren deze de wettige grond van
Neerlands zelfstandig optreden ter zee tegenover Engeland
geweest, met dat verleden moest op eens gebroken Avordon.
Thans werden niet meer de oude visscherij-quaestiën opgeworpen,
die tot zoovele langdurige en in den grond der zaak onvrucht-
bare onderhandelingen aanleiding gegeven hadden. Deze waren
verdrongen\'door de staatkundige verwikkelingen en deden zich
nu niet in den ouden- vorm en met de oude kracht hooren,
maar speelden een ondergeschikten rol. Zij werden gebruikt
als beweegreden om de ontevredenheid jegens Nederland
gaande te houden en te rechtvaardigen. Ditmaal was de aan-
val veel dreigender en werd de handel in geheel zijn omvang
aangetast. Met de vrijheid der scheepvaart van Nederland
moest het gedaan zijn; zij had zich te schikken naar de eischen
die Engeland haar stellen wilde, en zich te plaatsen onder de
\'soevereiniteit die dat rijk wenschte uit te oefenen, niet slechts
in naam, maar Tnet de daad. Nederland moest zijne minder-
heid erkennen en het teeken daarvan zou zijn het strijken van
de vlag voor de jonge Republiek, die in waardigheid voor het
oude koningschap niet wilde onderdoen. Zoo moest hare
macht (!n hare majesteit voor geheel Europa blijken. (\')
Geen wonder was het dat deze revolutionnaire doorzettend-
heid van Cromwell hier te lande de gemoederen hevig in be-
weging bracht. Niet door kennis van de wetten die de men-
schelijke samenleving beheerschen, maar door ondervinding en
door dat hun belang het zoo medebracht, waren de Nederlan-
ders voorstanders van den vrijen handel geworden. Zij hadden
er de voordeden van voor zich zelven leeren kennen (\'), en nu
werden zij door den machtigen nabuur in de vrije vaart belem-
merd, zagen zij zich ])lotseling den toegang tot een aanzienlijk
deel der wereld gesloten en al hunne voordeeligc betrekkingen
daar zich ontnomen. De Staten konden onmogelijk zich Enge-
lands zee-heerschappij laten welgevallen, want dit stond gelijk met
het opgeven van de zelfstandigheid des lands. Ilier kwam ook
(\') Vrgl. Stubbe, Fiirther .Iiistiiic. cApol.) p. T)!), 122.
l») Vrgl. Fruin, Tien jaren enz , bl. 222—220.
()*
-ocr page 100-84
lift groote nadeel in aaiiinerking, gelegen in de visitatie onzer
koo])vaarders, waarvan dc Parlemcntsscliepen ongetwijfeld een
ruim en vrij gebruik zouden maken. Daaraan konden de Ne-
derlanders in het belang van Staat en handel zich niet onder-
werpen. (\') Een krachtig optreden was noodzakelijk.
De wenk door St. .John in der tijd gegeven, (") dat men
liever van hier een gezantschap naar Londen zenden moest, was
waarschijnlijk niet vergeten, te meer nu de omstandigheden een
verwijdering met Engeland zeer onraadzaam maakten. Door het
vertrek der ambassadeurs was de onderlinge verhouding met het
Parlement in een toestand gebleven, die in het oog van Holland
de aanwezigheid van een vertegenwoordiger der Vereenigde Provin-
ciën in het Britsche rijk wenschclijk deed zijn. Reeds den 5\'" Juli
besloten de Staten van dat Gewest aan te dringen op Schaeps al-
gemeene autorisatie en te denken over het zenden eener ambas-
sade naar Engeland. (•\') Joachimi had wel in Maart den last
ontvangen onverwijld daarheen te gaan, maar tot nog toe was
dit bevel niet ten uitvoer gebracht. Thans werd die last ver-
nieuwd, terwijl de Regeering tevens besloot niet alleen hem als
ordinaris-ambassadeur te zenden, maar „ metten eersten" ook
door cen buitengewoon gezantschap de aangevangen onderhande-
lingen over een tractaat voort tc zetten. (\') Joachimi zelf had
hierop aangedrongen, daar anders, naar hij vreesde, zijn terugkeer
I den indruk zou tc weeg brengen dat de Staten die onderhande-
lingen afgebroken wilden laten of den uitslag van den oorlog in
Schotland afwachten. (\'). Met het opmaken der instructies even-
wel ging men niet zoo snel te werk als met de uitvaardiging van
dit besluit. De commissarissen, na een paar weken daartoe be-
il| i. noemd, moesten wel op de eerste bijeenkomst rapport doen, maar
door eon invallend reces geschiedde dit eerst den 18" Aug. ("),
cn drie dagen later ging dc Groote Vergadering uiteen. Gcrui-
men tijd nadat de instructie goedgekeurd was {2S Aug.) cn
! Hollaiul Schaop had genomineerd, werd de benoeming vertraagd
|l
K: : (\') Vrgl. Risnagc 1. 221, Stiibljc Kurther Justif. (Apol.) p fiO.
|!i I O Aitzema 111. 059. Zie boven bl. 44, 50.
(») R. n. 5, 12 Juli, R. S. G. O Juli 1051.
n R. S. G. 7 Juli 1051. "Whitelocke p. 471.
pi (\') R. G^ V., R. II. 12 Juli 1051.
l| C) R. G. V. 13, 17, 18, 19, 28 Juli (rrces van^O Juli—II Aug.) 17, IS Aug.
S. S. O. fl. d. 15 Juli 1051. R. S G. 2<J, 31 Juli, 1 Aug. 1051.
-ocr page 101-85
door de oiigereedheid van Zeeland, (\') Op den 8"" November
werden eindelijk verkozen Jakob Cats, oud Eaadpensionaris
van Holland, Gerard Schaep Pzn., (\') llaad van Amsterdam,
en Paulus van de Pcrre, Pensionaris van Middelburg, {*) Zij
moesten met Joachirai ten spoedigste naar Engeland gaan en
van dezen laatsten eischte raen een „ cathegorycke verclaringe"
of hij met de overige ambassadeurs vertrekken wilde. Schrifte-
lijk somde hij vele bezwaren daartegen op, inzonderheid wijzende
op ziju gestel dat hem, een bijna negentigjarigen grijsaard, vele
ongemakken deed ondervinden, vooral dat hij schrijven „ iiochte
geschrift lesen" kon. Toch wordt er geene bepaalde weigering
van hera gemeld en daar men er niet geraakkelijk toe kwam
iemand van dergelijke opdraclit te ontslaaji, werd goed gevonden
dat hij evenzeer als dc overige benoemde gezanten ten spoedigste
vertrekken moest, (•\') Weinige dagen later evenwel besloot men,
op rapport van gedeputeerden, hera om hoogen ouderdom, zwak-
heid, slecht jaargetijde en langdurigcn getrouwen dienst van
deze legatie te excuseeren.
Deze grijsaard was niet de eenige die tegen het gure jaar-
getijde opzag, ook de drie-cn-zeventig jarige Cats, aan wicn dc
ccreplaats onder de ambassadeurs was toegekend, deed alle
mogelijke moeite om zich te onttrekken aan den hera opge-
dragen last en dc noodzakelijkheid te ontkomen van de zee
te gaan bevaren, van welke hij rijmde:
„ die van mijn jonkheid aan
Mij kwcllig was geweest cn tegen had gestaan," (^J
(\') R. S. G. 29, 31 Juli, 1. 22, 23, 27 Aug., 1-i, 20, 20 Scpt. -7, 12, 28
Oct. 1051. R. H. 22 Aug., 3, 7. Oct., 7 Nov. 1051. Zie beneden bl. 9A vlgg.
{\') Die in September uit Engeland was teruggekeerd. R. II. 21 Sept. 1051.
Aitzcma 111. 005.
(\') Hij had reeds in 1027 een ambassade naar Engeland waargenomen. Muller
M. Cl., bl. 222 vlg.
(•; Aitzcma III. 094.
R. S. G. 10 Nov. 1051. Volgens Rasnage (I. 220) verontschuldigde hij
zich ook omdat Cromwell hem, die altijd gezant bij Karei 1 was geweest, niet
gaarne zien zou.
C\') R. S. G. 21, 29 Nov. 1051. Hiertoe waren Holland cn Zeeland reeds
den 18«" Aug. overeengekomen. R. H 18 Aug. 1051. Den 29«" Dec. kwam
hij den Staten dank lictuigcu cn hct blijkt dat hij zich nog niet aan hct staatsbe-
lang onttrekken wilde, terwijl H. Ho Mo. verklaard hadden van zijne ervaren-
heid in do iingelschc zaken bij gelegenheid gebruik te zullen maken, R. S. G.
29 Nov., 29 Dcc. 1051.
Q) Cats gedichten I. 13.
-ocr page 102-86
Ilij en de overige gezanten werden gedurig „ aengeport" om
ten spoedigste te vertrekken. (\') Den Nov. zegden de
StateJi wel, te vertrouwen dat zij „ morgen off ten längsten
overmorgen sullen voortgaen/\' maar ook daarna nog ver-
klaarde Cats, „ sijn natuur een afkeer te hebben van de See
ende nyet te cunnen reysen als bij bekwaem weer en windt."
De Medembliksche pensionaris Nieolaas Stellingwerf, dit berich-
tende, voegt er bij: „ dat veelen nyet seer smaeckt ende soude
lichtelijcken mettet wachten nae een zuydoosten windt, de
heele occasie om wat goedts te doen connen werden verlooren,
dan wat raedt? met soodanigh volck als men meede opgescheept
. is, moet men mede voort." De Staten-Gen. verzochten de am-
bassadeurs op een tijd dat de wind gunstig was den volgenden
dag te vertrekken, „ sonder haer met eenige verdere valedictiën
ofte andere saecken t\' amuseeren ofte eeniehsints op te hou-
den," en Cats, binnen geroepen, antwoordde dat hij gereed was,
maar wachtte op twee schepen die uit Texel voor Schevenin-
gen komen moesten. (\') Doch de grijsaard had zijn hart nog
niet ontlast, „ daechs daeraen weder binnen staende" verklaarde
hij, zooals Stellingwerf mededeelt, „ om den contrarie windt
sijn reyse weder te hebben moeten schorsen; doch alsoo hij
mogelijcken noyt weer comen ende dese plaetse betreeden soude",
verzocht hij „ dat hem voor sijn vertreck, die eere mögt wer-
den gedaen dat van nu aff aen mett de plaetse in de reecken-
camer moght worden begenadight, om soo hij moght overcomen
alsdan deselve te becleeden, opdat in allen gevalle sijne nae-
eomelingen eene eleyne erkentenisse magh volghen van de
moeyten bij hem opgenomen : Yeele van de lieden hebben dit
versoeck zeer inte^npestijff indiscreet geoordeelt, te meer
omdat den selven goeden Heer noch behoudt het bewaerdersehap
van \'t groot seeghel ende van de cliavtres, dat hem een goede
somme jaerlijcx geeft ende van de honorabelste charges van \'t
■ ii
if
C) S. S. O. fol. 106 d. d. 18 Nov. etf fol. 111 d. d. 34 Nov. 1051.
C\') Kroniek llist. Gen., Jaarg. 1859, bl. 146, waar de lieer Leupe eenige e.\'ctrae-
ten mededeelt uit de berichten van Nie. Stellingwerf, Pensionaris vau Medemblik.
aan de Regenten dezer Stad. R S. G. 24, 37 Nov. 1051, R. 11. 35 Nov. 1651.
(ä) Kroniek Hist. Gen. 1859, bl. 140, d. d. 29 Nov.
O R. S. G. en R. II. 4 Dcc. 1051, S. S. O. fol. 112, d. d. 2 Dec. Kron.
H. Gen. t. a. p , d. d. O Dcc.
ji n
1 s
87
landt, daer nyet een vinger voer uytsteeekt, connen daer om
nyet wel gelooven datte lieden hem daer inne sullen cunuen
believen, ende moght wel weesen dat hierdoor occasie sochte
om hem van de commissie te cmtslaen tot groot nadeel van
\'t landt, dat den tijdt en dagh leeren sal." (\') Dien zelfden
dag verkreeg Gat? op verzoek van Holland vergunning vau
H. Ho. Mo. om zitting te nemen nevens de ordinaris gedeputeer-
den van die Provincie gedurende de deliberatien over de En-
gelsche ambassade. (■) Hij staakte evenwel zijne pogingen om
van den hem drukkenden last ontheven te worden niet, en
wilde veel liever zijne commissie neerleggen dan „ in soo hooge
jaaren geobligeert werden, van met ongelegenheyt en in quaad
weer over tc gaen." Hem werd toegestaan te volgen als het
weder wat bestendiger zou geworden zijn en met de overige ge-
zanten ontving ook hij de verzekering dat de Staten bij hunnen
terugkeer niet in gebreke zouden blijven hunne goede diensten
tc erkennen. (\'*) Stellingwerf beschuldigt Cats zijn vertrek uit
te stellen totdat de betrekking in de llekenkamer vervuld zou
zijn. „ Can nyet gelooven", zoo laat dc Pensionaris van Medcm-
blik zich uit, „ dat hij eerder sal willen vertrecken ende soo
hem de plaetse mist, als wel geloofflijck is dat geschieden sal,
vree.sen dat hij de sieckerdt maeckcn zal ende alsoo het weer
in \'t werk brenghen, ten waere met eenige andere expectativen
opten dood van den Tleeckenmeester Mierop oil\'te van een
plaetse in de Generaliteyt daer van wij hooren mompelen, het
al te bcgheerigh hert een weynigh moght werden geresveillcert
om hem noch te laeten gebruycken." {*) Doch de llegeering
(\') Kron. Ilist. Gen. t. a. p., d. d. G Dee. — In den Jaargang dezer
Kroniek (1858) bl. 306, deelt de heer Grothe mede in het bezit to zijn van 13
deelen folio M S. Extraelen uit de lies. v. Holland (behalve het eerste deel dat
loopt tot 1583), door Aris v. d. Mieden, zes jaren lang ordinaris gedeputeerde
voor Alkmaar, gedurende dien tijd zelf opgemaakt en betiteld : „ Notabelste ge-
vallen uyt de Resolutien -van Holland". Ook deze maakt op T) Dee. gewag van
Cats vertoog over de gevaren die de furieuse zee voor jong en oud oplevert en
van zijn verzoek om een plaats in de Rekenkamer, opdat hij niet te gelijk „ uyt
het oogh en uyt het herte" zij.
{\') R. S. G. 5 Dee. 1651.
Kron. Hist. Gen. 1858 t. a. p., d. d. 13 Dec. Aitzema III, 60«. Dc Staten
van Holland talmden met een beslissing omtrent Cats, R. H. 10 Dcc. 1651.
(♦) Kron. Hist. Gen. 1859 t. a. p., d. d. 12 Dcc. De dag waarop de benoeming
bepaald was. Donderdag l-i December, zag dc gezanten nog in het vaderland,
"F
88
achtte den tijd te kostbaar om iets te verzuimen dat aange-
wend kon worden om de bezwaren te boven te komen, die
dc zee opleverde. Buitengewone maatregelen werden genomen
om in Zeeland en op de Maas schepen zeilree tc hebben, daar
die welke in Texel waren, met den Z. wind niet naar Scheve-
ningcn komen konden. De gezanten werden aangemaand naar
den Briel of Hellevoetsluis te gaan om te beter den wind te
kunnen waarnemen. (\') Na den vorigen dag nogmaals ,, aen-
geport" te zijn, namen zij den 19"" December werkelijk af-
scheid van de Staten. (\'■\') De moeite door Cats aangewend
was te vergeefs geweest:
,, Het was om niet gepoogd, geen zeggen kon er baten."
Hellevoetsluis zag hen den uitzeilen en gelukkig was
de zee kalmer dan iemand had kunnen verwachten. Cats weet
in zijn „ Tweeëntachtigjarig leven" geen woorden genoeg te
vinden om zijnen dank daarvoor te uiten. (\')
Hoog tijd was het dat de Staten-Generaal in Engeland ver-
tegenwoordigd werden. Niet alleen dat dc Navigatie-Akte reeds
K
I\': I (O K. S. G. 9, 11, 12, 13, 16 Dec. 11. H. 11, 10 Dec. 1051. S. S. O. fol.
114, d. d. 16 Dec. Kron. Hist. Gen 1859 t. a. p.
jl l|r (=j R. S. G. 18, 19 Dec. 1651. Aitzcma IIT. 099.
Cats Gcdielitcn 1. bl. 42 vlg. Ilct gevolg der gezanten werd door 11. Ho. Mo.
nauwkeurig vastgesteld. Het bestond uit een predikant, een hofmeester, een secre-
taris, twee klerken, die ieder daags f 1 ontvingen, welk loon ook weggelegd was
voor „ vier vrouwluydcn, bcstacndc in twee ora te wasschcn, cen om to stijven
. , ende huyswerck te doen ende cenc sehotelwaster". Voor 1 gulden 10 stuivers
!» per dag werden aangesteld een dispensier ,, mede syndu fouricr", een barbier, een
\' \' bottelier, tevens bagagemecstcr, een bode, tevens keldermeester, twee boden ,, om
soo DU suo dan te reyscn ende. voorts de TaclTcI te bedienen", een meesterkok,
ccn trompetter. Met vijf stuivers minder moesten tevreden zijn cen ordinaris
staatsbcdicnaar, ccn oaderkok, een portier. Deze lijst was aldus, in tegenstelling
\' ;| r met een vroeger aangcnomene, na bespreking met de gezanten vastgesteld. Aan
> • den hofmeester en secretaris was toen toegelegd ieder ccn tractement van ƒ 400,
hetzij de reis kort of lang duurde, en van een predikant was nict gewaagd. .\'\\ls
zoodanig ging mede Daniel Croescr van Rijswijck. Ieder gezant had zijn gevolg.
Cats zag zich door 72 personen vergezeld, waaronder zijne huishoudster, haar
doehterlje en vier meiden. De twee vaartuigen, waar inca zich op ingescheept
had, vviirca (c klciu voor hct gezclsehnp, zoodat er /.eer ,, ongcmacklijck" geslapen
werd. In zee ging Schaep, die een bijna evcugroot gevolg als Cats had, in een
ander scfiip. Er werd veel aan zeeziekte geleden cn twee matrozen stierven op
de reis aan do pest. Zie R S. G. 13, 14, 16, 21, 34 Nov. 1651. Schotel,
Geschiedk. enz. Uitspanningen, bl. 205. Cats, uitgave v. V. Vloten, II. 870.
i;\' 1
ii i
i ;;
1
-ocr page 105-89
iu werking was getreden, maar den 14\'" No\\\'cud)er had het
Parlement een anderen maatregel genomen, die op nieuw ge-
tuigde hoezeer het zijn streven was op alle mogelijke wijzen
Hollands handel afbreuk te doen en den rijkdom van ons land
in zijne macht te krijgen. Aannemende dat in der tijd ge-
broeders Paulet door Nederlandsche schepen schade hadden ge-
leden, gaf de Engelsche Regeering thans aan de erfgenamen
van Robert en Willem Paulet represaille-brieven, waarbij hun
vergund werd cen schade van 20970 £ tc verhalen op de
Nederlanders en zich meester te maken van burgers, schepen
en goederen uit dat land, totdat de geheele pretensie en de
daarbij komende kosten vergoed waren. De administrateurs
dezer nalatenschap rustten terstond twee oorlogschepen uit
„ doende in korten tijdt dappere schade." (\') Dit was geschied
zonder dat vooraf klachten over de verongelijking waren inge-
diend of dc uitvaardiging der represaille-brieven aan de tegen-
partij bekeiul was gemaakt, zoodat vele schepen onverhoeds ge-
nomen werden, terwijl over het lot van deze, evenzeer tegen
het volkenreclit, zonder vorm van proces beslist werd.
Hoewel voor het uiterlijk den vrede l)ewarende, had het Par-
lement door deze handelwijze ccn vijandige houding tegenover
de Vcreenigde Provinciën aangenomen, al trad de Engelsche
Regeering zelve niet als schadevergoeding eischende partij op.
Dc nadeeligc gevolgen voor onzen handel waren onberekenbaar,
te meer nog wanneer op dergelijke gronden als thans cn zon-
der dat de aangeklaagde partij gelegenheid had zich te verde-
digen, meerdere represaille-brieven verleend mochten worden.
(\') Aitzuinii lil, (iC8. „ Dat nochtaua gecnc rcprcssalien audcrs daa proptcr
dcncgatam iiistiliain als met groot ongelijck cn notoire hostiliteyt wtgegcveu cou-
ncn worden", schrijft Dc Witt den 19" .Tan. 1053. S. S. ()., fol. 129. Zie
beneden bl. 97.
{\') Wicquefort II, 11.\') vlg. Deze schrijver vermeldt dat een P]ugcl»ch koopirian
in Septenib(!r een oorlogsschip ter zijner beschikking kreeg om schade op de Ne-
derlanders te verhalen, daar dezen hem in 1039 belet hadden gedurende het ge-
vecht bij Duins amunitie naar de Spaansche vloot over te brengen, waardoor hij
voor een aanzienlijk bedrag in zijne inkomsten was benadeeld. Uier wordt dus
reeds van vroeger gcguvene vergunning tot schadevergoeding gewaagd. Schaep, die
na zijne terugkomst deze zaak aan de Staten racdcdcelde, sprak evenwel daarvan
niet, maar meldde dat een aangehouden schip, door hem voor zijnen overtocht aange-
vraagd, niet gegeven was, op grond dat het wegens genoemde pretensie ter be-
schikking van den koopman was gesteld. H. II. 21 Sept. 1051, vrgl. iS. II. II.
8 Maart 1052.
^SSBEB
9ü
Doch niet alleen door onderhandelingen hunner gezanten,
ook door andere maatregelen wilden de Staten zich voor schade
in de toekomst vrijwaren. In den zomer van 1651 werden
een aantal eskaders, te zamen uitmakende 36 schepen, voor
een jaar in dienst gesteld om de Middellandsche zee en de
wateren van de Straat van Gibraltar tot de Noorweegsche kust
te beveiligen. (\')
Het derde eskader dat te kruisen had van Kaap Ortegal tot de
Sorlcs en „ Heisant, in \'t opgaan van \'t Canael," (Ouessant) werd
gesteld onder den Vice-Admiraal Jan Everts. De schepen aan
welke de twee volgende districten, van Lizard\' tot Duinkerken,
waren toegewezen, zouden, „ om in subite voorvallende noot
een redelijcke macht bijeen te connen krijgen," bevel ontvangen,
wanneer deze vlootvoogd het noodig oordeelde „ hun in aller
diligentie" daarbij te vervoegen, om, als de noodzakelijkheid ge-
weken was, den hun bijzonder opgedragen last na te kouien. Zoo
hadden de drie eskaders, kruisende tusschen Duinkerken en de
Noorweegsche kust, zich in dergelijke gevallen terstond onder
den Vice-Admiraal Witte Cornz. de With te vereenigen. Al
I , \' deze schepen werden uitgezonden om de belangen van den
. koophandel te behartigen „ sonder dat sulcks alleen ofte wey-
l\'l i ! nich in getal kruyssende schepen Vlagge boven behoeven ofte
Ji i!^ ■ bchooren sullen voeren tot verraijdinge van questie mette En-
gelsche Natie op welckers Custen deselve hun dagelijks moeten
onthouden." Om tot geschil te minder gelegenheid te geven,
was ook de gemelde tijdelijke vereeniging der eskaders bevolen.
Het opmaken der Instructies voor deze smaldeelen werd ge-
deeltelijk aan de Colleges ter Admiraliteit aanbevolen; die voor
het derde door de Staten-Generaal op 25 Aug, vastgesteld.
Jan Everts moest alle vaartuigen bevechten, veroveren en op-
brengen, die de ingezetenen dezer landeii afbreuk doen of be-
nadeeld hebben, „ ofte sulcx poogen te doen, \'t sij van waer
die mocliten wesen." Alle Staten met deze llepubliek in alli-
. j , autie of neutraliteit moesten behandeld worden „ met alle
\' ii
C) R. II. 3, 17 Mui 1051. R. G. V. 20 Mei, 20 Juui. li. S. G. "23, 21, 25
Aug. S. R. S. G. 20 Aug. 1051. Op dezen dag namen de Stateu ook een besluit
tegen het laden van koopmansgoed iu oorlogssehepen. Een merkwaardig aanbod
tot beveiliging der zee was in dit jaar door partieulieren gedaan. R. G. V.
1!) Mei.
üi V
-ocr page 107-91
courtoisie eîï vruntsoliap," „ sonder nochtans yetvves van deselve
te gedogen dat tot cleynachtinge ofte schade van desen Staet
soude connen strecken/\' (\')
Dergelijke lastgeving ontving ook de ljuitenant-Admiraal
Trom]), aan wien, als bevelhebber van het eerste eskader, ile
Middellandsehe zee tot district gegeven was. {\'\') Opmerkens-
waardig is het daar voorkomende 15® art., waarin de Staten
bevelen dat buiten noodzakelijkheid als van waterhalen, schoon-
maken enz., geen dezer schepen ergens binnen zal loopen of
„ leggen op eenige ßeeden, Havenen, 13aijen ofte playen, maar
gestadich zee houden om de passeerende coopvaardey-sehepeji
alle mogelicken dienst te doen en alfbreuck aan haeren vijant."
Zonder dringenden nood moesten de kapiteins niet buiten de
schepen vernachten, noch lichtvaardig in andere vaartuigen
gaan, „ alsmede niet doen eenige onnoodige eerschoten, maar
ter contrarie wel mesnageren des lants eruyt ende alle haere
seheepsbehoulften op pene van daerover naar exigentie van
saecken gestraft te worden." Hadden de vlootvoogden derhalve
al in last door vermijding der kusten geene aanleiding tot vij-
andelijkheid te geven, bepaald was hun opgedragen elke aan-
matiging, van wien ook, ten nadeele der koopvaarders te be-
strallen. Dit gold evenzeer voor Everts, en vreemd is daarom
de herhaalde khiclit in zijne brieven, dat hij vele koopvaarders
onder zijne; oogen moest zien wegnemen, omdat lieui het aan-
vallen verboden was. (\') Deze tegenstrijdigheid doet het ver-
moeden ontstaan dat er geheime orders gegeven waren, die
Everts, niettegenstaande zijne duidelijke instructie, de handen
bonden. Zoo kon hij, na in October uitgezeild te zijn, wel
vele schepen tegen de l\'jngelsclien beveiligen, maar slechts en-
(\') Art. 1 cn 5 dor iustr. v. .Jan Everts, tc vinden R. S. G. 25 Aug. 1651.
Instrb. fül. 111. Dit laatste artikel iriocst ook opgenoiiien worden iu de instructie
van het reeds uitgezeilde tweede eskader. R. S. G. 25 Aug 1051.
(\') Art. O cn 7 uit Tromps Instr., die is afgedrukt in Kron. llist. Gen.
1858 (14* jrg., d. IV) bl. 291 vlgg. Art. 9 bepaalde wat men met dc vcroverdo
schepen moest doen of met dio welke tot strijken gedwongen waren. Ilij alle
voorvallen w.aarvau de instructie zweeg, moesten admiraal eu krijgsraad handelen
zooals zij meenden te zullen kunnen verantwoorden.
(\') Medegedeeld door De Jouge, Leveu der Evertsen,. bl. 51. Ncd. Zw. 1.
-107, vrgl. den toestand bij het zenden der extra-equipage van 16,\'>2, a. w., bl.
413. Vrgl. beneden bl. 121.
92
kcle, die prijsgeraaakt waren, hun ontnemen. (\') Het was in
den tijd dat Blake door de verovering van Jersey en Guernsey
de Britsche wateren volkomen van de vijanden der Eepubliek
zuiverde.
Everts Iiad, toen hij op het punt van vertrek stond, nog
getracht bepaalden last te krijgen hoe hij zich gedragen moest
in het „ strijeken ende waeijen" der vlag „ ten aanzien van de
ongemakken die daeruyt souden connen ontstaen." Het gevolg
hiervan was, dat dc Staten besloten het bevel te vernieuwen
dat zij aan Tromp op den\' 11" Maart vóór zijn vertrek naar
de Sorlings gegeven hadden, namelijk, te zorgen dat bij ont-
moetingen met oorlogsschepen in dienst van andere natiën de
Staat geen kleinigheid te lijden kwam. „ Deselve clausule....
was al wat geseyt" en thans kwam de vlootvoogd niets verder,
want zijne instructie gebood hem dit reeds, evenals het nagaan,
hetgeen hem en de overige bevelhebbers ook nu weer opgedra-
gen werd, dat geen schip een andere vlag voerde dan waartoe
het bevoegd was. Nu werd ook bepaald dat de Admiraliteits-
colleges aan alle gezagvoerders ecu afschrift zenden zouden
van Tromps memorie over het saluccron en strijken van vlag
en zeilen. Met zulke algemeene en niets beslissende lastge-
vingen moest ook than^ weder de vloot in zee steken.
Tromp liet op bevel der Staten zijn oog over de toerustin-
1" < gen der aan te schaffen schepen gaan. Den 22" Novem-
ber stond hij gereed zee te kiezen en nam afscheid van 11. Ho.
Mo., die hem zijne Instructies overhandigden, doch een ziekte
ijl\' waa;-door hij in den Briel aan het bed gekluisterd werd, be-
lette de volvoering der beraamde plannen. (")
Holland en Zeeland waren met deze buitengewone maatregelen
tot beveiliging der zee niet tevreden cn zij wezen er reeds op
H
li (
(\') Van twee schepen wordt gesproken S. It. II. 28 Nov. 1651; van e\'én II.
S. G. 30 Nov. 1651. De Jouge, Leven der Evcrtsen, t. a. p. De ambassadeurs
die naar Engeland zouden gaan, werden belast met de justificatie van Everts.
I i j S. 11. II. 28 Nov. 1651 (art. 2 der gearresteerde nadere instructie;, Aitzema III. 699.
11\'l\'. {\') Dixon, R. lilake, 145 vlgg.
ijl I (\') H. S. G. 17, 22 Oct 1651, Aitzema III. 731. Zie boven bl. 68.
i \' (\') R. S. G. 1 Aug., 14 Sept. 1651.
{.\') R. S. G. 20, 22 Nov. I651. De Admiraliteit van Amsterdam berichtte den
14""\' Dec. dat alle voor haar aandeel komende schepen uitgezeild waren. R. S. G.
4 Dcc. lé5l.
:
I!
(«) Zie beneden bl. 123 en R. S. G. 16 Febr. 1652.
-ocr page 109-9:}
dat de uitbreiding der vloot weusclielijk was, waardoor teweeg
gebracht werd dat de Colleges ter Admiraliteit een aanschrij-
ving kregen, gedeputeerden met instructies daarover te zen-
den. (\') Doch die zaak zou eerst in het volgende jaar liaar
beslag krijgen, als dringender redenen voor hare noodzakelijk-
heid konden worden aangevoerd.
O 1{. S. G. 2y Nüv. 1051. Zie beneden bl. lüO vlg.
-ocr page 110-IIOOPDSTUK lY.
TOENEMENDE SPANNING.
]lo(!(ls bij dc eerste besprekingen tot vaststelling der instructie
voor de ambassadeurs hadden Friesland en Stad en Landen cr
op aangedrongen dat géén tractaat gesloten zou worden zonder
invoeging van een duidelijk artikel, waarl)ij de Staten verklaar-
den zich te houden buiten de geschillen tusschen Engeland
en Schotland, en niet te dulden dat de handel der particulie-
ren in dit land „ van wat goederen of coopinanschap deselve
ooek soudén mogen wesen," door deze alliantie zou worden
„ becommert ofte beswaert." (\') Dit punt werd aangehouden
en verloor zijne beteekenis door de sedert plaats gehad hebbende
gebeurtenissen. Men begon dus weer daar waar men bij het
vertrek der gezanten gebleven was. Juist om dat begonnen
wérk voort te zetten, werd dc ambassade gezonden, on daarom
Avas hunne instructie vervat in de 36 artikelen, in der tijd
door onze gecommitterden aan St. John overhaiuligd. Op dezen
grondslag begeerden de Staten een tractaat. (ï) Dit tot stand
t(! brengen moest zóó uitsluitend door Cats en zijne collega\'s
als hun taak beschouwd worden, dat hun nog ■ afzonderlijk ge-
last werd zich niet met particuliere zaken in te laten, tenzij
hun dit bij schriftelijke resolutie werd opgedragen en dit toeh
nimmer tc doen met achterstelling hunner instructie. Eerst
moesten zij in allen gevalle „ goede apparentie tot don voort-
ganck" hebben gezien. (•\')
O R, G. V 18 Aug. Vrg. S. R. S. G. 13 Mei 1052.
(\') Instrli. fol. 99 vlgg. De Instructie bevatte nog 12 artt. buitendien, vrgl.
boven bl. 84. ,
S. R. S. G. 20 Nov. 1051. Aitzema III. 098. De particuliere quaestie
-ocr page 111-95
Dc gewichtige zaken die na het vaststellen der concept-
instructies voorvielen, maakten dat er allengs eenige lastgevin-
gen aan werden toegevoegd. (\') Zoo deed Holland, na het
hekend worden der Navigatie-Akte, den 10\'" November, beslui-
ten dat in de allereerste plaats op schorsing daarvan zou wor-
den aangedrongen, vermits anders „ de communicatie, correspon-
dentie ende eenicheyt tusschen de twee Natiën die men voor-
genomen heeft bij de aenstaende onderhandelinge vaster on
bondiger te maecken, in ipso limine soude worden gelabefacteert,
eü als men van .wegen desen Staet daerjegens ordre ofte regle-
menten soude laten emaneren, dat daermede hctselve stuck
van de navigatie ende Commercie sijnde fundamenteel tusschen
de twee Natiën t\' eenemael soude werden gcrenverscert." Met
deze opdracht zonden de Staten, toen het vertrek der gezanten
aanhoudend vertraagd werd, in het begin van December een
vertrouwd persoon per extra-pink naar Engeland, want de g(!-
wichtigc zaak duldde zulk een lang uitstel niet, cn deze moest
tevens berichten dat dt; komst der gezanten door het slechte
weer belet werd. (") Bij deze nadere instructie word ook dc
verplichting opgelegd goed het , oog te houden op de verstand-
houding van Engeland met vreemde hoven, vooral op die met
Spanje, Portugal, Frankrijk en Oldenburg. Nog een ander
der rcprcsaillc-bricvcn werd hun spoedig, later die der O.-Indisehe Compagnie, o])gè-
dr.agen, en nog in Februari gelastten de Staten dat zij de Ambonsclie z.aak zooveel
mogelijk moesten buiten bespreking laten en de principale handeling o]) het serieuste
bevorderen. 11. II. 7 Febr. 1052.
(\') Men besloot den 7«" Oct. in de Staten-Generaal voort.ian geene iustruclie
meer in het ordinaris register te inscreeren cn die van 23 Aug. d.iaruit tc ucuïen,
om zo in dc Seerete Cassc tc bewaren. Hier plaatste men ook de bijgevoegde
artikelen van den lO\'" Nov, zonder dat zo ter griflie kwamen. R. S G. 7 Oct,,
10 Nov. 1051.
{\') Art. 1 en 2 der nadere instructie. Instrb. fol. 108. R. S. G. \'J Dec.
1051. Dat met „ secckcr met onlangcx aldaar geem.anecrt 1\'laccaat" de Navigatie-
Akte bedoeld werd, blijkt ook uit Instrb. fol. 100, art. I en R- S. 0. 15 Dce. 1051.
(\') Dc koning van Spanje bad door zijnen gezant in den lla.ag aan de Staten doen
weten dat hij wenschte opgenomen te worden in de tc maken alliantie en dit
verzoek was achter de instructies gevoegd. S. R. II. 29 Nov. 1051. Aitzema
III. 098. Art. 5 der nadere instructie van 10 Nov. Instrb. fol. 109. Lokctk.
Iloll. 1052. A. 27 n". 1. Den 2-l\'"< Nov. werd hen nogmaals aanbevolen te let-
ten op dc ,, actiën vau alle iiythecmsrhc ministers in Engelant." Iliin zal gc;,\'c-
ven worden een „ chylTer om des to confidenter over die en andere saecken tc
connen corresponderen." S. R. S. G. 24 Nov. 1051.
520
gewichtig punt was niet aan de aandacht der Staten ontsnapt,
rnaar werd met opzet onbepaald gelaten, omdat een rondbor-
stige verklaring en bespreking daarover te grootc moeilijkheden
in het leven dreigde tc roepen. Dat punt „ het voeren ofte
strijckcn van de Vlaggen van d\'een ofte d\'ander zijde zijnde
seer delicaet", zou nader door H. Ho. Ho. behandeld en dan aan
de gezanten zoodanigcn last nagezonden worden als men „ tot
weghncminghe van misverstanden ende fejtelijckheden soudc
vinden te behooren." (\')
In het laatst van November was hun een quae.stie van an-
deren aard ter behartiging opgedragen. Engeland had reeds
langen tijd geleden represaille-brieven tegen de Franschen
uitgevaardigd, die daarop met gelijke munt betaalden, en heide
partijen hadden huniie oorlogschepen tot hct inhalen der schade-
vergoeding beschikbaar gesteld. De Engelschen maakten
nu van deze brieven gebruik om onze vaartuigen te onderzoeken
en op tc brengen, ofschoon zij niets met die geschillen uit-
staande hadden. Onze gezanten moesten dan ook, nn eenige
onzer schepen onder dat voorwendsel genomen waren, aandrin-
gen op hct uitvaardigen van ,, precijsc ordre" dat een dergelijk
„ extenderen" der represaille-brieven nict meer kon voorkomen
en degenen die hun last overtreden hadden, gestraft werden.
"Wanneer de Engelsche Regeering hierin hun wensch gehoor
gaf en dc desbetreffende artikelen hunner instructie, „ ghe-
nocghsacrn" vastgesteld waren, moesten zij „ met alle circum-
spcctie, sonder eenighe de minste jalousie ofte unibragie tc
geven", onder dc aandacht brengen of liet niet raadzaam wezen
zou deze brieven in tc trekken en alle verdere onaangenaam-
heid te voorkomen en wanneer hiertoe genegenheid werd gc;-
vonden, zouden zij het daarheen hebben t(! leiden dat over die
intrekking onderhandelingen geopend werden om alzoo grooter
verwijdering te verhoeden en allengs betere verstandhouding
tusschen de twee natiën te doen ontstaan. (■\') Later werd aan
(\') Art. 8 instr. v. 10 Nov. Instrb. fol. 109. Aitzema 111. G98.
(\') In Augustus 1649, In die dagen van partijschap op Frankrijk« gebied
ontzag het Parlement te Parijs zich nict dc kLichten der Kngelscltcn tegen Maza-
rin tc ondersteunen. Martin, 11. d. F. XII. 432.
fj S. R. H 28 Nov., S. R. S. G. 29 Nov. 1651. Zie over deze cn verdere
toevoegingen aan de insructie Aitzema 111. 698 vlg.
97
de gezanten nog gelast, terstond na hunne aankomst in Enge-
land „ met allen ernst ende vigeur" er werk van te maken
dat de schade ten gevolge dezer aanhalingen door de Neder-
derlanders geleden zou vergoed worden, want dat „ hare Ho.
Mo. sonder de gantsche Schip-vaert ende negotie deser Landen
te laten verloren gaen, sulex niet langer met gemoede sou-
den connen aensien." (\') Het vermoeden van Lingard dat
vooral de represaille-brieven, tegen de Franschen uitgevaardigd,
ons de groote schade in dit najaar toebrachten, blijkt juist tc
zijn. (-) Toch was het geven van dergelijke brieven direct
tegen de Nederlanders, een verdere en beslissende stap op den
weg door het Parlement na den slag bij Worcester ingeslagen;
het was de eerste onverbloemde vijandige maatregel tegen onze
Republiek, al bleef het ook voor den vorm een „ particuliere"
aangelegenheid. Dit besluit der Engèlsche Regeering werd hier
nog vóór het vertrek der gezanten bekend en op dien grond
drongen de kooplieden krachtig op bespoediging der ambas-
sade aan. C*)
De tijd had Jiiet ontbroken om aan de gezanten uitgewerkte
instructies mede te geven en tot het laatste toe was daarvan
gebruik gemaakt. Bij hunne komst te London (25 Dec.) zeer
door het publiek toegejuicht, werden zij met staatsie en groot
ceremonieel door afgevaardigden van de Regiiering ontvangen.
Vooral ging de eerste audientie in het Parlement (29 Dec.)
met groote plechtigheid gepaard. (\') Cats hield daar nog met
„ een levende en heldere stem in soo hooge Jaren" oen „ ge-
elaborcerde" latijnsche oratie, waarin hij blijkbaar meer als rede-
naar en dichter dan als staatsman wenschte te schitteren, hoe-
wel het eer.ste hem, waarschijnlijk reeds in het oog van zijne
tijdgenooten, niet gelukt is. Althans een pamflet van die
dagen spot met zijne „ flikfloijende oratie, met haar exempelen
van warm wittebrood, boter en kaas, neuzen en ooren en an-
(\') S; R. S. G. 13 Dcc. 1G5I, vrgl. R. II. 11 Dec. 1651. Nog iu Febru.iri
werden dc gezanten aangeschreven te onderzoeken naar den grond dien dc Engel-
schen voor deze aanhalingen opgaven. R II. 7 Febr. 1652.
(») Lingard X. 310. R. 11. 28 Nov. R. S. G. 15, 16 Dcc. 1651. S. S. O.
fol. 112, d. d. 2 Dcc. 1651.
(\') Aitzema 111. 668.
O Schotel, Geschiedk. Uitsp., bl. 207—210. Whiteloeke, p. 493 (30 Dcc.),
Cats, Twcecntaehtigjarig Leven, bl. 43 vlg. IIoll. Merc. Jan. 1652, bl.
7
-ocr page 114-98
(lere malligheden, waardoor de Engelschen zich des t(; meer
verzekeren konden, dat hun zaak wel succedeeren zou, ziende
met wat bloeds zij te doen hadden." (\') Cats had namelijk
op allerlei wijzen willen betoogen hoe de twee natiën tot onder-
linge aaneensluiting waren geroepen, o. a. omdat zij in taal,
zoo verwant waren dat verscheidene woorden (zooals de boven-
genoemden) in de twee talen bijna overeenkwamen, daarbij voe-
gende : „ plus dicam, sentcntiam aliquam vel periodum longio-
rem Anglica lingua exprimi non posse ([uin vernaculi aliquid
a nostris in iis observari posait." Ook had hij zich de dich-
terlijke vlucht veroorloofd om, even als Cato den korten afstand
van "Rome en Carthago bewees door uit de laatstgenoemde stad
in den senaat vijgen tc vertoonen, „ non aridas et rugosas scd
recentes et naturali isto ac tenero colore," zoo ook de nabij-
heid van Engeland en Nederland nog bondiger dan Cato aan
te toonen, zeggende : „ fortiora ad id documenta in medium
proferemus. Panem nimiruin calidum bonum recenter a nostro
litore in Angliam posse transfcrri, panem, inquam, servantem
adhuc calorem in furno conceptum. Quomodo autem amicitia
inter populos tam vicinos contracta facile deferveat cum panis
trans mare vectus ibidem calorem suum servet incolumcm?"
Begrijpelijk is het dat een oratie van dat karakter bij derge-
lijke gelegenheid niet alleen spotzucht, maar ook verontwaardi-
ging opwekte. Een schrijver laat er zich aldus over uit : „ Je
me contenterai de dire que Catz..... prostituoit leur souverai-
neté (nml. der Staten) et la dignité de leurs ambassadeurs
d\'une manière la plus lâche et la plus ridicule. Il est bon
q\'uc ces sortes d\'endroits soient conservés à la postérité dans
toutes les langues et toutes les nations, pour servir d\'instruc-
tion et de préservatif. Tout ce qu\'on peut dire pour excuser
un peu Catz, c\'est qu\'il commençoit à radoter à l\'âge de près
de 75 ans et n\'avoit pas perdu l\'iu^bitude de vouloir briller
(\') „ Waerachtig, kort en bondigh verhael van d\'Oorspronek en de Voortganck
der Nieuw gepretendeerde Kngelse Itepublique." Utreeht, v. Santen 1053, bl. 4,
aangehaald door V. Vloten in Arend IV, I. 253. De koningsgezinde schrijver van
het „ Engclsehcn Alarm" (Amsterdam 1052) vaart ook hevig uit tegen deze rede-
voering, die ,, laf en van geen geur of kracht, .... qualyck gc9cyd"«is. Cats, heet
het daar, een schrijver van „ Ilouwclyckcn en laffe gedichten", zal het spreek-
woord waar maken: ,, men send een kat in Engeland cn sy meeut als sy weer
komt." I
09
par (les pensées nouvelles aux dépens du bons sens et de la
bienséance, maladie qui n\'est que trop ordinaire." (\')
In dieu tijd was wellicht een redevoering in bovengenoemd en
geest, voor dc lioorders aannemelijk. Althans volgens verklaring
van den proponent George de Mey, die haar hoorde uitspre-
ken, scheen zij aan de Heeren van het Parlement niet „ onaan-
naein te sijn." (*) Cats zelf was over dit zijn werk tevreden :
Hct is met vlijt gehoord dat bij ons is gesproken,
Ook met geen tusschenpraat bij iemand afgebroken,
De spreker van het huis die nam ons schriften aan
En wij zijn uit den Raad met eere weggegaan.
Zijn jertoog over dc onderlinge vriendschap, met dichterlijke
aanhalingen doorweven, hield ook de mededeeling in, dat de
Stat(!n door dit gezantschap de zaken wenschten te doen o])vat-
tcn waar St. John ze had afgebroken, maar dat intusschen,
wilde liet werk goed kunnen slagen, dc Schcc])vaart-akte ingetrok-
ken of ten minste geschorst moest worden. Hij riep het Par-
lement ten slotte op cen alliantie te doen sluiten. „ld si
fiat ct unitis animis res tueri velimus, ne Alexander qui-
deni ipse nodum istum gordinuin nobis dissolvcrit, nou facile
(juis inter incudcm et mallcum digitos aut manum injcccrit et
(sine jactantia dictum sit) navigiis nostris otiam exterae natio-
iu;s hoe dictum inscripturae sunt:
Ncmo hos inipune laccssct.
Agite duni igitur com- bono Deo pangamus foedus,... quod
(\') Dc schrijver v.in „ Essai de Critique", Wiequefort II. IH. (Zie over dit
geschrift Wiequefort I. p. XXXI cn dc incdcdcclingcn vau Mr. ,1. A. Grothe in
Kron. Hist. IJtr. Gen., jaarg. 1 S.\'iC, bl. 11)0 vlgg., voor.il dc slotsom, bl. 218 vlg. ;
vrgl. hct door Wiequefort aangehaalde oordeel van Ie Clerc en lïildcrdijk G. d.
Vad. IX. 31).
C) Schotel a. w. bl. 210.
(\') Aitzcma geeft van dezen regel dc volgende overzetting;
„ De schoone Distel-bloem, noyt sonder wrack of straf
Van yemandt wierdt geterght.; maer steecken v.m haer gaf",
en van de laatste woorden, die ook als vers opgenomen zijn, deze vertaling, welke
zeker niet strekt om den indruk der redevoering te verbeteren :
„ Wie tweedracht onder ons te stoocken ondcrstaen,
Die moge v.m nu af wel voor den Kocckoeck g.icn,"
Dc oratie is tc vinden Aitzema 111. 099 vlgg. Verb. Cats e. s., I5ijl. 0.
7*
-ocr page 116-100
Nee Jovis ira nee ij^nes
Nee poterit ferrum ncc edax abolere vetustas.
Audiat hoe Genitor qui fulmine fédéra sanxit.
Et valeant qui inter nos dissidiura voluut."
Do Speaker, Lenthal, antwoordde slechts met de gewone for-
mule „ that he would acquaint the House with what the Am-
bassador had said." (\') Den IP" Jan. 1652 hield Qats zijne
tweede propositie, bij den Eaad van State, waarover, volgens
mededeeling van den President Whiteloeke, de Raad zou be-
raadslagen en eerst den 26\'" Jan., dus een maand na de
aankomst der ambassadeurs, l)enoemde dit regeeringslichaam
tot commissarissen om met hen te handelen Whiteloeke, Lislc,
Bond, Vicomte Lisle, Schot en Purefoy. Stricklandt was
onder degenen geweest die de gezanten bij hunne komst bezocii-
ten. C) St. John had met andere commissarissen de opdracht
gekregen om de zaken in Schotland te gaan regelen en den
26" December was aan deze Commissie bevel gezonden naar
het Noorden te vertrekken. {\') Persoonlijk nam hij dus voor-
eerst geen deel aan de onderhandelingen. Het geschenk, aan
hem en Stricklandt beloofd, waarvan de terhandstelling rc(!ds
vroeger aan Joachimi was opgedragen, (") had Cats medegekre-
gen, maar hij en zijne collega\'s hadden eerst den eed gedaan
0]) \'t niet aannemen van geschenken. (\') Dezelfde bepaling
was ook door het Parlement gemaakt, zoodat op grond van dit
besluit dc ex-ambassadeurs de goudcTv lam])etten weigerden. C")
(I) Whiteloeke, p. 493.
(«) Verb. Cats e. s., 11 Jan. 1G52. Bijl. 8.
De R. V. State w.as op den IP" iloor het Parlement tot onderhandelen ge-
machtigd (V^erb. Cats c. s., Bijl 11). In het geheel waren 13 Commissarisseu
benoemd; vijf daarvan zouden mogen bcsoigncrcn en dc absenten vervangen. Als
tot hen behoorende worden nog genoemd Cromwell, Bradshaw, Harrington, .\\Iash-
am, Shalloner, Nevill, br. v. amb. aan H. Ho. Mo., d. d. 19, 2f. Jan. 1052, Li.as
Eng., S. S. O., fol. 130, d. d. 29 Jan. Arend IV, I. 2. IIoll. Merc. noemt ook
St. John cn Stricklandt, J.an. 10.52, bl. 2. Wicquefort (II. 110) beweert dat
men hen bij zijde schoof die neiging tot accommodement toonden.
(\') Aitzema III. 099.
(») Whiteloeke, p. 487, d. d. 24 Oct. (31 Nov.), p. 493, d. d. 10 (30) Dec.
Ludlow I. 334.
(\') R. S. G. 10 .J.ili 1051, R. G. V. 3 Aug.
(-) R. S. G. 10, 17, 24, 30 Nov. 1651, vrlg. R. S. G. 10 Aug. 1051.
(\') C.als, die in zijn Tweeëntaehtigjarig Leven ook zijn verblijf in Engeland be-
-ocr page 117-lÜl
Al was het volk de eerste dagen in grooten getale toege-
stroomd om de ambassadeurs te zien, zoo zelfs dat het hun
bv. na de eerste audientie moeilijk viel door de menigte hunnen
weg te vervolgen, (\') toch was de opgewondenheid van het
volk niet uitsluitend aan gunstige gezindheid toe te schrijven
en voor beschimpingen schrikte het Londonsche gepeupel even-
min als het Haagsche terug.
Ons dienaars zijn beschimpt en dikmaals ook gesmeten,
En menig schamper lied en menig slim gedicht
Werd voor ons huis geplakt, ook in het helder licht.
Men zocht die opgewondenheid levend te houden. Schot-
schriften werden verspreid en in de bedehuizen de Hollanders
ook wel bestreden. (\') l)e Eegeering beijverde zich om alle
denkbare redenen van geschil op te halen en zoo de ge-
moederen onrustiger, de overeenstemming moeielijker te ma-
ken. Talrijke vermeende grieven werden weer opgerakeld: de
belangstelling in het lot van Karei I, de partijdige hande-
lingen van onze gezanten Boreel en Eenswoude, de weige-
ring om Strickland te ontvangen, terwijl Macdowell toege-
laten was. Ja men sprak zelfs van vroeger onrecht, daar
de Staten nog een deel te betalen hadden van de som hun
door Elizabcth geleend; wel was hun dit door koning Jacob
geschonken, maar deze vorst had geen recht daartoe, zonder
102
volmaclit vau liet Parlement. De weinige cloorzettendlieid in
liet vervolgen van Doreslaars moordenaars, van prins Eduard
en kolonel Aspeley werd niet vergeten; maar op den voorgrond
stonden andere klachten. Het vermoorden der Engelschen in
1623 op Ambou verzuimde men in de eerste plaats niet aan
de vergetelheid te ontrukken. De verliezen, aan de Brit-
ten in Eusland en Groenland door onzen handel sedert 1618
toegebracht, begroot op 40.000 moesten met de rente vergoed
worden. EvenzoO beweerden de Engelschen pretensies te hebben
op onze O.-Ind. Compagnie van meer dan 20 millioen gulden,
zonder de rente en op de W.-Ind. Compagnie van meer dan
40,000 £ wegens toegebrachte schade. (\')
De gezanten bemerkten spoedig, dat zij weinig gewilligheid
tc Verwachten hadden. Eerst den 29" Jan. had de eerste
coiiferentie met commissarissen plaats, waarin zij al hunne pro-
posities, in het Parlement en in den Eaad gedaan, herhaalden,
zoo ook den eisch tot teruggaaf der aangehaalde schepen. (")
Het was vooral wenschelijk met nadruk daarop aan te dringen,
want waren er, krachtens de represaille-brieven aan de erven
Paulet verleend, reedö 30 onzer schepen vóór de aankomst der
ambassadeurs te London prijsgemaakt, dat opbrengen der
Nederlandsche vaartuigen hield nog altijd aan en dagelijks
hoorden de gezanten daarover klagen, (") terwijl het antwoord
van de Eegeering voortdurend achterwege bleef. Toen zij in
de laatste dagen van Januari hoorden dat over eenige schepen
recht zou gedaan worden, ontvingen zij op hun hernieuwd aan-
hguden de verzekering dat dc zaak geen voortgang zou hebben.
Maar toch werd den 1\'° Ecbruari last daartoe gegeven, zoo
■(\') Wicquefort H. 117. Basnage I. 221. Voor de O. Indische pretensies,
waarvan de renten een niéuw kapitaal overtroiFcn, geeft het Verb. Cats c. s.
-1,685,258 £ op. Zie Aitzema III. 707.
(\'_) Er kwamen dan ook „importante" brieven van hen d. d. 19 .Tan. bij de
Staten van Holland, die Gedeputeerden benoemden om nevens den Raadpensionaris
daarover advies cn rapport te geven en met gecommitteerden van Zeeland dien-
aangaande te correspondecren. Lias. Eng. 11. H. 25 Jan. 1652. Zik ^t^.HÖ. ,
(») Verb. Cats e. s. 29 Jan. 1652. Bijl. 12 en U.
(♦) Wicquefort II. 116. V. Vloten spreekt slechts van meer dan een dozijn.
Arend IV. 1. 251.
C) Aitzema III. 701. Whitelocke d. d. 10 (20), 12 (22) Jan. 1652. Ook
hij de i^taten van Holland kwamen klachten daarover in en dezen lieten alle pa-
pieren uit vroegere dagen, die daarop betrekking hadden, opzoeken. R. H. 7
Febr. 105-3. S. S. O. fol. 129, d. d. 19 Jan. 1652.
103
men beweerde op verzoek van Nederlandsche kooplieden zelven
en den volgenden dag had, niettegenstaande al de vertoogen
daartegen ingebracht, de vcroordeeling van de meeste der op-
gebrachte schepen plaats. (\') De handelaars hadden te ondoor-
dacht op spoedig recht aangedrongen en de ambassadeurs be-
sloten nu, op advies van eenige „ practisijnen," te appelleeren,
maar zij, en hierbij onderscheidde zich hun ijverige secretaris
Van Vliet, konden slechts met zeer veel moeite dc brieven van
appel den 21\'° Februari uit handen der Groot-Zegelbewaarders
(Whiteloeke en Lisle) bekomen, zoodat den dag daarna de in-
hibitie werd gelast. (■) De Engelschen stoorden zich evenwel
aan dezen gang van zaken niet, ontlaadden en vervoerden toch
de sedert genomene schepen cn een dubbelzinnig besluit dat
later volgde, door de gezanten hct „ obscur appointement" ge-
noemd, bracht geen verbetering aan, terwijl de verdere bespre-
kingen vruchteloos bleven. (■\') Dc zaak der represailles stond
dus zeer ongunstig voor de Nederlanders en tc meer daar do
llaad van State gemachtigd was „ omme brieven van repres-
salien te verleenen seKFs oock in val der justitie ofte satisfactie
gedilaijeert wert, welcken achtervolgende ontallicke pretensicn
souden connen gevonden worden om op soodanich voorgeven
repressalien te becomen." (••) Het schorsen der aanhalingen
krachtens de brieven, aan Paulet verleend, door de Engelsche
llcgeering na de komst der gezanten bevolen, had\'dus niet veel
gunstige gevolgen opgeleverd.
(>) Verb. Cats.c. s. d. d. 2 Fcbr. Bijl. 9, 17, 19. Lias Eng. 22 .Tan. (O. S.)
S. S. O. fol, 137, d. d. 29 Jan. Aitzema IIL 701. Wiequefort IL 118.
(\') Instrueticn voor dat appel to vinden S. R. II. 23 Febr. 7, 14 Maart, S.
R. S. G. 23 Febr. Lias Eng. 2 Febr. 1052.
Verb. Cats e. s. Maart. Aitzema III. 702. Brieven v. Cats en Sebaep
d. d. 24 Mei a.in De Witt (Missiven a. d. Raadp.)
(♦) Brief V. amb. d. d. 22 Maart 1052. Kr. H. Gen. Jrg. 1809, bl. 03 vlgg.
In het stuk door Commissarissen,\' den 29«" Jan. overgelegd, stond uitdrukkelijk
dat de represaille-brieven aan l\'aulet, de eenige tegen de Nederlanders uitgegevene
waren.. Zie boven bl. 89. Daarom moesten de gezanten, als er nieuwe uitgevaardigd
werden, aandringen dat die ten minste opgehouden zouden worden, totdat .aan dc
Staten de gelegenheid tot verdediging gelaten was. R. II. 1 Maart 1052. Er
was hier sprake van dergelijke brieven die aan Jan eu Vincent de la Barre zou-
den gegeven zijn. Ook later kregen de gezanten last zich goed op dc hoogte te
stellen, onder welk voorwendsel onze schepen genomen werden. S. R. II. 14
M-iart 1052. Vrgl. Groen, Arcbives II. V. 7t).
(»} Verb. Cats e. s. Bijl. 13. Lias Eng. 10 (20) J.an, 1053,
-ocr page 120-104
Op die scliorsing werd natuurlijk in het antwoord vau den
Eaad van State, dat eerst den 9\'° Februari inkwam, (\') als
op een bewijs van groote inschikkelijkheid gewezen. Het Par-
lement zelf betreurde het, gelijk bij die gelegenheid ver-
klaard werd, daar men op gedane klachten hier te lande
geen recht had willen laten wedervaren, in de noodzakelijkheid
gebracht te zijn represaille-brieven tegen dezen Staat uit te
geven. De beslissing over de teruggaaf der vaartuigen welke op
andere gronden aangehaald waren, als ook die over het herstel-
len der geledene schade, moest door de Admiraliteit genomen
worden. Daar stond het ieder vrij zijn recht te komen zoe-
ken. Het vonnis, iu Februari over de opgebrachte schepen
geveld, was op uitdrukkelijk verzoek der kooplieden uitgespro-
kenr Van een intrekking of schorsing der Navigatie-Akte kon
geen sprake zijn, daar het Parlement hierin te rade was ge-
gaan met het belang van het Engelsche volk, en zij dus op
billijken grond berustte. De onderhandelingen, in \'s Gravenhage
gevoerd, konden niet tot uitgangspunt voor de tegenwoordige
besprekingen dienen, daar zij tot geen resultaat geleid hadden,
doch de Engelsche Regeering bleef genegen de onderlinge
vriendschap te onderhouden en wenschte dat de gezanten hunne
cischen, gevormd naar de tegenwoordige omstandigheden, zou-
den inleveren (\') om die tot grondslag voor het tractaat te
doen dienen. De Raad zou een antwoord geven zoo als pas-
send was. Deze onvoldoende verklaring ontvingen de gezanten
op hunne proposities. Niet de minste toenadering was er in
te^bespeuren; integendeel werd er het bewijs door geleverd dat
de leiders der . Britsche Republiek, ter\' wille van dc vriend-
schap der Nederlandsche, van de aangenomene gedragslijn niet
zouden afwijken, maar den ingeslagen weg blijven bewandelen.
Het eenige waarin nog toegevendheid betoond werd, was dc
schorsing der direct tegen onzen Staat uitgevaardigde rej)resaille-
brieven, voor zoover zij nog geen uitwerking gehad hadden.
(\') Vcrl). Cats c. s. ü Febr. Bijl. If.. Aitzema lil. 702. Arend IV. I. 253
vlg, Oojiiist wordt dit door V. Vloten op den 21"» Jan. en door Wicquefort
II. 118, op den 1!»"\' Jan. gesteld.
(\') Vrgl. R. H, 7 Febr. 1652.
De in. het Latijn gestelde memorie heeft „ eas postnlationes sigillatim
ferre." Zoo dit voor „ singillatim" staat, eischten de Engelschen ook een stuk
voor stuk inleveren der voorstellen. Verb. C.ats c. s. Bijl. \\ ^xe. tfil.^!^\'
105
Maar dit beteekende zeer weinig, daar deze reeds een aanmer-
kelijk nadeel hadden berokkend en, even als vroeger, de brie-
ven tegen den Franschen koning uitgegeven, ook de Nederlan-
ders voldoende schade konden toebrengen. Het aanhouden van
schepen werd dan ook volstrekt niet gestaakt. (\') Het Parle-
ment voelde niet de minste geneigdheid de Staten met die
omzichtigheid te behandelen, die het voorgaande koningshuis
in het oog had gehouden. Daarom kon er zelfs van geen bui-
tenwerkingstellen der Navigatie-Akte sprake zijn. Het belang
van Engeland eischte juist vernedering van den nabuur. „ The
British, instead of shunning, courted a trial of strength with
the Belgic lion." (*)
De Staten wenschten dat de Engelschen hunne denkwijze
geheel zouden openleggen en wilden het stellen van gereser-
veerde artikelen tegengaan. Daarom gelastten zij - dc ambassa-
deurs „ smaeckelijck" te maken dat alles wat men tot bevesti-
ging der vriendschap in het aanstaande tractaat wenschte op
te nemen, van beide zijden „ simul et semel \' overgelegd
zoU worden, om zoo elkanders meening grondig te leeren ken-
nen. Zij moesten hoe eer hoe beter, maar vooral op het goede
oogenblik, met dat voorstel voor den dag komen en daartoe
„ op de allerbehendichste ende circumspectste maniere als
eeniehsints doenlijek sal sijn, onder de handt sulcx ende daer
\'t behóórt, hebben te sonderen off sulcx aldaer smaeckelijck soude
sijn." Nadat de 36 artikelen door de gezanten overgelegd
waren, drongen II. Ho. Mo. er op aan dat aan de Engelsche
commissarissen niet nadruk gevraagd zou worden om tegelijk
met hun antwoord ook de artikelen in te leveren die zij, nevens
de van Nederlandsche zijde voorgestelde, mochten willen doen
opnemen iu het tractaat. (") i/ouden de ambassadeurs de
„ principale saecke" verder kunnen bevorderen, dan was aller-
eerst antwoord noodig op hetgeen zij gevraagd hadden.
Maar niet van die onderhandelingen alleen kon men alles \\
(\') S. R. G. 23 l\'Vhr. S. R. II. 11 Maart 1fi52.
(>) Lingard X. 380.
(\') S. R. S. G. 10 Febr. S. R. H. 22 Febr. 1052.
{*) Dit gesehiedde in dc 3" conferentie den 21\'"" Febr. Verb. Cats c. s. 21
Febr. Aitzema III. 702. lir. v. amb. d. d. 1 Maart, Lias Eng.
C) S. R. II. 1,7 Maart 1052.
106
laten afhangen. De handel leed te veel schade van de Engel-
sche schepen en de Britten lieten hunne macht ter zee te veel
gelden tegenover onze zeelieden, dan dat de Staten zich enkel
met een protest daartegen en met pogingen tot restitutie konden
tevreden stellen. Nu onze bezwaren in Engeland geen gehoor
vonden, was de Eegeering in den Haag verplicht te zorgen dat
dc Nederlandsche kooplieden ongehinderd de zee konden be-
waren en moest \'zij daarom de vloot van het land tot beveili-
ging der zee in voldoenden staat brengen.
Tijdingen uit de Nieuwe Wereld vermeerderden de beweeg-
redenen tot het nemen van krachtige maatregelen. De her-
haalde vertoogen door de Staten ingediend tegen de \' Akte,
waarbij de handel op de Caraïbische eilanden verboden werd, (\')
hadden natuurlijk de herroeping of buitenwerkingstelling daar-
van niet teweeg gebracht. De verovering intusschen van Bar-
bados was door het Parlement niet terstond na dat besluit
ondernomen. Na de onderwerping der eilanden in de En-
gelsche zeeën en de zege bij Worcester richtte het ook daar-
heen zijne blikken, en in het laatst van October 1651 zeilde
Ascue met 15 schepen uit om de koningspartij in die stre-
ken tot onderwerping te brengen. Hoewel de tegenstand krach-
tig was, werd hij toch eindelijk gebroken. Ascue kon in het
volgende voorjaar na bereiking van zijn doel terugkeeren en
het Parlement overgaan tot de verceiiiging van Schotland met
dc Britsche Eepubliek. De eilandbewoners behielden hunne
bezittingen onder beding dat zij niets ten nadeele van het
Parlement zouden ondernemen. (•\')
\'In dien strijd hadden de Nederlandsche kooplieden zeer
groote schade geleden en talrijke schepen verloren. (■•) Op
k
C) II. H. 1 Dec. 1050, IG .Jan., 22 April, 10 Mei 11. S. G. 2C April 1G51.
De Engelsche gezanten klaagden uit den Haag dat dc Nederlanders onder valschc
ladingsbrreven handel dreven op de Caraïben. Whitelocke, p. 407. Het streng vast-
houden der Ncdcrl. ambassadeurs aan art. XI hunner instructie geschiedde met
het oog op dezen handel. S. 11. S. G. 23 Nov. 1051.
{\') Zie boven, bl. 32.
O Ludlow 1. 331—334, vrgl. Whitelocke, d. d. 21 (31) Mei en 12 (22)
Juni 1651.
(♦) Whitelocke, p. 498, d. d. 14 Febr. 1651 (24 Febr. 1652) sp\'reekt van 13
Nederlandsche schepen, dc Holl. Merc, van een overrompeling der Nederlandsche
vaartuigen op 1 Jan 1052 (bl. 2). In dc Hijvocgselen op Wagenaar XII. 210
Cbl. 97) worden genoemd 19 Hollandsche, 5 Zeeuwsche, 2 Hamburgsche schepen.
107
klachten dienaangaande bij de Staten ingebracht, besloten dezen
ten spoedigste de Provinciën uit te noodigen hunne afgevaar-
digden met instructies over de zaken, rakende de beveiliging
der zee, herwaarts tc zenden. (\') Holland en Zeeland hadden
reeds vroeger gewezen op de wenschelijkheid om de vloot te
vermeerderen (\') en eerstgemelde Provincie nam nu maatre-
gelen om de besognes daarover te doen aanvangen en zoo-
veel mogelijk te bespoedigen. (•"\') In de punten van be-
schrijving voor den nieuwen zittingstijd kwam ook voor: het
uitrusten van 50 schepen en het nemen der financieele maatre-
gelen daartoe noodig. (■•) Den 27" werd de beraadslaging ge-
opend en het Üinke besluit genomen om in zee te brengen:
„ 50 cloecke schepen welgemonteert eil gemandt en omme
H selve sonder eenich tijdtverlies t\' elfectueren." Het gold hier
eigenlijk niet de bescherming van den zeehandel, maar „ de be-
scherminge eiï behoudcnisse van ons ganschc vadcrlandt eïl
dat oversulx daartoe alles sal moeten contribueren wat cenich-
sins belast sal connen worden, niet alleenlijck die commercie
alomme, maer dat oock selfs op vordere middelen raeckende de
vaste goederen en capitalen sal moeten worden gedacht." De
handel te land en op de rivieren hangt af van den welstand
der negotiatie op zee „ eii dat dese geruineert sijnde d\' andere
oock nootsaeck(!lijck moet comen te vervallen." Op die wijze
nog uitvoeriger de plannen uiteenzettende, deelde De Witt aan
den Oudtracde van Dordrecht het dien dag in de Staten van
Holland genomen besluit mede. Hct werd op stevige
grondslagen cn met ernst ter Generaliteit aanbevolen, waar
men eveneens wenschte te zien vaststellen hct verbod aan
do schepen om vóór 1 April uit te zeilen en aan de zec-
Ilierovcr kwamen de kooplieden bij de Zeeuwsclic Admiraliteit klagen. De En-
gelsche handelaars waren volgens hen onwillig geweest om don toeht te onderne-
men, maar daartoe bewogen door het ontvangen van represaille-brieven tegen allen
die, in strijd met de Akte vau Üetober 1050, handel dreven op deze eilanden.
11, S. G. 18 Febr. 1652.""
Bijv. op Wagenaar t. a. p. 11. S. G. 18 Febr. 165 2. Vrgl. Groen, Arcbives
II. V. 70.
(») Zie boven bl. ".»3.
(\') R. II. 12 Jan., 3 Febr. 1052. Het rapport der daartoe benoemde com-
missie werd den 8«" Fclir. ter Generaliteit gebracht. R. II. 7, 8 Febr. 1652.
(♦) R. 11. ü Febr. 1652. Vrgl. Minuten Br. D. Witt, d. d. 23 cn 2J, Fcbr. 1052.
O S. S. ()., fol. I-U. R. 11. 27 Febr. 1052. Witcloekc, p. 500, d. d. 5
(15) Maart 1051 (1052).
108
lieden oui in vreeraden dienst te gaan. Holland maakte in
zijne conferentiën met Zeeland het voorstel aanhangig om, bo-
ven die 50! zoogenaamde Directieschepen, nog 100 door de
Admiraliteiten te doen uitrusten. Laatstgenoemde Provincie was
zeer voor dien maatregel en achtte prompte resolutie daarover
noodig, (\') en ter Generaliteit werd door haar „positive ghead-
viseert" ook over deze uitrusting. De overige Gewesten had-
den „ bij forme van inclinatie" hun advies ingebracht. Daarom
was het te vreezen dat, als Holland thans het gegeven voor-
beeld van Zeeland niet volgde, alles was „ geschapen in een lan-
gen treyn gebracht te worden," tot groote schade van het land.
Zoo luidde het rapport van De Witt aan de Staten zijner
Provincie. Ook door zijn aandringen kwamen dezen er toe nog
gebruik te willen maken van Zeelands presidentschap en op
Zondag den 3®" Maart, terwijl vele leden afwezig waren, alle
punten rakende de buitengewone equipage in te willigen met
den last dat ordinaris- en extraordinaris gedeputeerden dó reso-
lutie nog dienzelfden dag bij H. Ho. Mo. zouden inbrengen en
daar een besluit doen nemen. Dit geschiedde natuurlijk slechts
op behagen van de absente leden en met de uitdrukkelijke
verklaring dat geen lid, „ in \'t minst zal worden gepraeiudi-
cieert of verkort in \'t recht tot het dragen van consenten,
deselve na ordre van \'t landt competerende, ende \'t gunt in
dese geschiet is im nochte namaels voor geen exempel gealle-
geert nochte tot eenige consequentie sal mogen getrockcn wor-
den, nemaer dat alle de Leden ende een yeder van deselve
bij hare vrijheyt sullen blijven ende gelaten worden in allen
sclujn of \'t gunt voorsz. is niet en ware gepasseert." {■) Het
geschiedde dan ook alleen om het landsbelang dat die afwezige
leden den volgenden dag berustten iu het reeds voldongen
feit, daar de zaak denzelfden 3" Maart ter Generaliteit haar
(\') „ Niet alleen bij forine van inclinatie, maar urn dadelijck in \'t wcrek tc
mogen gestelt worden." II. H. 29 Febr., 1, 2 Maart 1652. Zie boven bl. 47.
De hier gebezigde term wordt ook duidelijk door de elders gebruikte uitdrukking
„bij forme van voorslagh ofte inclinatie." R. S. R., 9 Dcc. 1651.
(\') R. H., 3 Maart 1652.
(\') R. H., 4 Maart 1652. Wicquefort II. 121 — 124 Arend\'iV. I. 255.
Basnage I. 253. Zeeland cn de Ilollandsche handel hadden bijzonder aangedron-
K gen op de uitrusting. Groen, Archives II. V. 69 vlgg. Van de meerdere verbit-
f tering die in deze provincie tegen Kngeland heerschte, gewaagt ook Whiteloeke,
I I
-ocr page 125-109
beslag had gekregen eu wel zonder nadere resuinptie ook van
de daaruit resulteerende depêches. De overige Gewesten, nog
ongelast, waren daar blijkbaar tegen hun zin door de twee
voorname zeeprovinciën tot toestemming gedrongen. (\') Was het
vreemd dat de stadhoudersgezinden in dezen tijd over den
allesbeheerschenden invloed van Holland klaagden? De ge-
westen werden aangemaand hunne achterstallige quota in te
leveren en op alle mogelijke manieren zocht men aan geld te
komen om schepen van particulieren te kunnen huren, want
de Colleges ter Admiraliteit waren in ongelukkigen toestand.
Al was het vastgestelde aantal nieuwe schepen te groot om
ooit geheel in zee aanwezig te kunnen zijn, men spande zich
zooveel het kon in om al het mogelijke tot stand te brengen.
De Regeering haastte zich het Parlement over die besluiten
gerust te stellen. Zij deelde mede dat het inhouden vaii
schepen niet geschied was „ bij forme van generael arrest om
yemandt van de ingesetenen ofte traficquanten van buyten
\'s Landts haere schepen ofte goederen aft\'handicb ofte onbruyck-
baer te maecken, maar alleen voor een korten tijt, gelijck men
in andere Coninckrijcken ende Landtschappen om eenige bij-
sondere consideratiën ende naementlijck oock in Engelandt miit
het sluyten van de Zee-Havenen wel gewoon is te doen, wor-
dende niettemin ydereen de dispositie van syne goederen vrijge-
laten." Het besluit moest ter kennisse van den Itaad van
State gebracht worden, „ met expresse protestatio: daermede in
\'t minste niet gesint te sijn om eenighe geallieerden ofte Neu-
tralen, veel min die van Engelandt, het minste leedt daermede
te doen, maar alleen te conserveren haer vrije eigen Nävi-
gatie." (O
Groot was de ontsteltenis en het alarm in Engeland over dio
wapening der Nederlanders. Men zag er een bedreiging, een
uittarting in, ja men beweerde zelfs — en volgens sommigen
zou -Cromwell dat gerucht hebben uitgestrooid — dat \'de Ne-
derlanders met die vermeerdering der vloot een ontscheping
van troepen iri leidand tegen Ludlow op het oog hadden. (\')
Engeland achtte zich in zijne zee-heerschappij bedreigd en het
Parlement, niet gezind om te vertrouwen op de beloften van
hen „ who by their past and present actions had manifested
little friendship," besloot alle mogelijke uitrustingen te bewerk-
stelligen die tot zijne verdediging dienen konden. Dc Brit-
sche oorlogsschepen kregen nu ook last in de „ Narrowseas"
dezelfde eerbewijzingen voor hun vlag te eischen als vroeger
aaii den koning bewezen waren. (■\') üe Nederlandsche ßegee-
ring liet het evenwel niet bij die eene verklaring die zij
aan Engeland en de overige belanghebbende Hoven had laten
geven. Gedeputeerden moesten gedurende het- rcces dat aan-
ving, een „ bondig en geraisonnecrt" stuk opstellen tegen\' dc
impressies die bij de Engelsche Eegeering „ mogen opgecomen
sijn ofte uytgestroyt worden," alsof men met dc equipage vij-
andige bedoelingen zou hebben, terwijl deze alleen beoogde
het bevrijden der zee voor handel cn scheepvaart. Er zou op
gewezen worden dat men geneigd bleef een „ goet cn bondich
tractaet op redelijcke conditiën tc maecken" cn het geschrift
zoo spoedig mogelijk worden opgezonden aan de ambassadeurs
die, overal waar het dienstig was, mondelinge cn openlijke ver-
klaring dienaangaande moesten doen. Zoo waren de toe-
standen juist tegenovergesteld aan die welke zich in ] 636 had-
den voorgedaan. Toen was het Karei I geweest die zich
wapende om de Nederlanders te dwingen zijne zee-heerscha])pij
tc erkennen en hadden zijne uitrustingen aan de Staten groote
bezorgdheid gegeven. Thans maakte Engeland zich ongerust;
!
II\'
11
maar hij het Parlement trad vooral ergernis over de miskenning
zijner rechten op den voorgrond, want het in zcc houden eener
oorlogsvloot was een bevoegdheid die de Engelschen zich boven
alle andere volken toekenden. (\')
De gezanten intusschen hadden het, ora de verbittering en
de toenemende s])anning die zij opmerkten, raadzaam geacht
alle bijzaken, zelfs de quaestie van teruggave der schepen, die
zij met zooveel nadruk hadden op den voorgrond gezet, „ af te
snijden," daarvan niet meer te reppen, raaar uitsluitend thans
op de hoofdzaak hunner zending te letten: het aangaan van
een tractaat, en hiervoor op een conferentie aan te dringen. (")
Deze had plaats den 22\'° Maart cn de coramissarissen stelden
dc bepaling, die vooraf goedgekeurd moest worden, dat geen
artikel verbindend kon geacht worden voordat het gelieclc
tractaat zou gesloten zijn. {*) Voorts werden in die bijeenkomst
overgelegd een lijst van pretensies, die de Engelschen deden
gelden cn het antwoord van den llaad van State op dc 36
artikelen.
Intusschen hadden de Nederlandsche vertegenwoordigers ge-
zorgd een aangenamer verblijf te bekomen cn waren zij op raad
van een „ deftig" man, (") „ om der awarc luchts wil binnen
London," uit die stad verhuisd naar Chelsca, ccn dorp iets
westelijker aan do Theems gelegen, waar zij zich in hct huis
vestigden dat vroeger den hertog van Buckinghara had be-
hoord. (\') liet was een streek die aan Cats en dc zijnen bij
uitstek beviel; vandaar dan ook dat hij een groote ruimte
van zijne mededeelingen over do in Engeland doorleefde dagen
aan dc beschrijving van die plek wijdt. Daar konden zij
112
aangename verpoozing vinden van do lastige bemoeiingen die
hun waren opgedragen.
„ Hier Avas het dat wij meest met ons gezelschap reden,
Wanneer wij bij den Eaad geen groote zaken deden,
En \'t gaf een zoet vermaak aan ons gemeene jeugd,
Die vond, hoe dat het ging, hier aangename vreugd."
k
Daartoe werd hun ook in deze dagen rijkelijk de tijd ge-
laten, want lang duurde het eer werkelijk de behandeling van
het voorgestelde tractaat een aanvang nam. Commissarissen
toch stonden er op dat eerst hunne pretensies en hetgeen zij
geantwoord hadden, in behandeling komen zou, (\') terwijl van
onze zijde daartegen in werd gebracht, dat de Engelschen vooraf
mededeeling moesten doen van de artikelen nog door hen ach-
tergehouden, want dat zij zich even openhartig moesten uit-
spreken als de Nederlanders gedaan hadden. Wel gaven Com-
missarissen een verklaring, zoo zij meenden van geruststellenden
aard, dat die gereserveerde artikelen niets „ substantieels" be-
helsden " „ als allcenlijck bestaende in \'t extendeeren van het
eene ofte \'t ander der geconcenteerde articulen," maar de am-
bassadeurs wilden zich op dien grond nog niet naar het ver-
langen der tegenpartij schikken. Deze eischte een schriftelijke
verklaring, waarbij H. Ho. Mo. te kennen gaven mededeeling van
die achtergehoudene bepalingen te begeeren, want dc gezanten
hadden beweerd dat hunne instructie niet leidde tot een der-
gelijke wijze van onderhandelen als dc Engelschen wenschten.
Zoo bleven in de twee volgende conferenties beide partijen bij
hare eischen, terwijl van onze zijde vooral betoogd werd, dat
een mondelinge onderhandeling het eenige middel was om dc
geschilpunten, die zich zouden voordoen, uit den weg tc rui-
men. De verlangde verklaring werd den 22\'" April ingele-
verd; maar het antwoord, vier dagen iater daarop ontvangen,
luidde geheel onbevredigend: want de Raad van State; stelde
daarbij zijne Commissarissen geheel in het gelijk en betoogde
dé verplichting der Nederlanders zich naar hunne eischen te
113
schikken, wat, wegens het door hen goedgekeurde preliminair
artikel, ook niet hinderlijk wezen kon. (\')
In de hoop dat men daardoor tot de behandeling van
hun concept-traetaat en het daarop geantwoorde zou overgaaan,
gaven de gezanten tc kennen niet meer aan te zullen dringen
op openbaarmaking van hetgeen de Engelschen achterhielden,
onder beding dat zij ook op hunne beurt later nieuwe artike-
len zouden kunnen voorleggen, naar gelegenheid van zaken.
Dit baatte evenwel niet veel, want de Commissarissen verlang-
den eerst antwoord op de bijeengebrachte pretensies, daar deze
over oude zaken liepen, llusland, Groenland en O.-Indie be-
treffende. Doch dit verklaarden dc ambassadeurs voor onmo-
gelijk, „ omdat het principale werck beyde de Repubtyckeu ten
hooghsten concernerende, door particuliere jiretensiën eiule
querellen niet en behoorde te worden veraehtert." Bovendien
hadden zij nog geen antwoord uit den Haag, daar het onderzoek
der schuldvorderingen veel tijd in beslag nam. Al het door
hen geproponeerde legden zij, op verzoek, den dag na de vol-
gende bijeenkomst, over (1 Mei) waarna de Raad eindelijk,
voor den tijd dat men nog op de beschikking der Staten in
zake de pretensies wachtte, de verlangde onderhandelingen
toestond en men overeenkwam de „ facile" punten te doorloo-
l)en en vau de „ difficile" aanteekening te houden, om daarna
middelen te vinden tot overeenstemming.
Zoo werd dan op dien dag, bijna vijf maanden na het ver-
trek der gezanten uit den Haag, overgegaan tot het behandelen
van datgene waartoe de ambassade gezonden was. Zoo lang
hadden de Engelschen, die vroeger luide over onze langzaam-
heid in zake het tractaat geklaagd hadden, uitstel cn opont-
houd weten te vinden.
In vijf achtereenvolgende conferenties {*) doorliep men nu
de concept-artikelen, ze vergelijkende met het antwoord der
Engelschen, waarbij het herhaaldelijk bleek dat deze laatsten
volstrekt niet geneigd waren de grondstelling van het Groot
8
-ocr page 130-1 14
Entereours aan te nemen, dat de wcderzijdsche onderdanen niet
aan verschillende rechten zouden onderworpen worden, en inte-
gendeel eischten dat de Nederlanders, als alle vreemdelingen,
zich naar de in Engeland geldende bepalingen zouden schik-
ken. Telkens als men gereed stond een der meest betwiste
punten te behandelen, die blijkbaar _als „ difficile" zouden ge-
noteerd worden, deed men het nog eens duidelijk uitkomen
dat het thans slechts de bedoeling was om „ bij wijse van
discours" te onderhandelen, ten einde elkanders meening te
leeren kennen en zoo het later te maken tractaat voor te be-
reiden.
Was er bij de meeste artikelen verschil van gevoelen op te
merken, zeer groot was dit verschil, waar het gold den vrijen
handel (art. 3, 10, 13), met name de vrijheid voor de wedcr-
zijdsche onderdanen zich in het land der bevriende natie neer
t(>, zetten (art. 17). Een geheel uiteenloopende zienswijze werd
openbaar over de visscherij-quacstic en dc daaraan grenzende,
die der zeeheerschappij (art. 18, 21, 22). Niet minder scherp
stonden de partijen tegenover elkander, waar dc visitatie der
schc])(;n besproken werd (te pas komende bij art. 6, 27, 28, 30,
31). Het artikel over de grensscheiding in Amerika werd tot
nader aangehouden (art. 12) (\'), cn over den handel op de
Caraïben waren de meeningen geheel verdeeld (art. 11) (").
Op dit laatste luidde het antwoord dat, daar dc Nederlanders
den handel op hunne koloniën verboden hadden, de Engel-
schen dit ook op hunne beurt deden cn geen plan hadden op
de Navigatie-Akte terug tc komen. (\')
• Aangaande het visiteeren, ook van oorlogschepen, wezen dc
ambassadeurs op de certificaten der Admiraliteiten cn op de
plakkaten der Staten, waarbij verboden werd dat laatstgenocunde
bodems koopwaren zouden innemen. Maar dc Commissaris-
sen gaven te kennen dat die plakkaten blijkens dc ondervinding
niet voldoende waren om dit misbruik te keercn en dat zulk
ecu visitatie bovendien niet hinderlijk was. Dit ontkenden de
115
gezanten en wezen er op, dat zóó iets tot „ kleynachting" van
den Staat in wiens dienst de sche])en waren, zou strekken. Men
kwam natuurlijk niet verder dan de aanteekening van dit punt.
Ditzelfde geschiedde met het art. over de visscherij. Het
antwoord der Engelschen daarop luidde: „ saveing and asser-
ting the right of this Commonwealth, wee shall be willing to
proceed to such an agreement concerning the fishing as shall
be found fit and reasonable." (\') De ambassadeurs gelastten,
zoodra men met de bespreking daartoe gevorderd was, den
Secretaris Van Vliet tc gelijk art. 14 van het Groot-Entcrcours
voor te lezen en toonden aan dat het niet billijk zou zijn, nu
men voorgaf cen „ naerder ende innelijcker alliantie te maccken
als oyt voor desen was ghewecst," in dit punt van het vorige
tractaat af te wijken, terwijl men van beide zijden daaraan ge-
durende anderhalve eeuw had vastgehouden. De Commissa-
rissen gaven toe dat dit tractaat de vrije visscherij had ver-
gund, maar lang vóór dien tijd berustte het recht daarop en
op dc heerschappij van de zee bij do Engclschen. Hendrik VII
had te midden van de verwarringen en den onzekeren toestand
van zijn Staat die verbintenis aangegaan, om zich zelven steun
tc verschaffen, cn sedert was het visschcrijrccht dikwijls door
de volgende koningen „ gecontroverteert", inzonderheid door
Jacob, die als koning van Schotland zich dat recht tockemlc.
Na de vereeniging der beide rijken had hij dit ook als koning
van Engeland gedaan. De beste wijze van handelen was dus,
nu Schotland tot hct gebied der Engelsche llcpubliek was ge-
bracht, dat dc Nederlanders met deze Republiek een verdrag
over dit punt aangingen.
De ambassadeurs lieten er de vraag op volgcn, van welken
aard dat verdrag naar de mccning der Commissarissen zou
moeten zijn; dezen verklaarden echter dit van huiuic superieu-
ren te moeten vernemen: daarom was het voorafgaande slcchts,
zooals zij op zich genomen hadden, „ bij manicre van discours"
voorgedragen. Bewijzen werden bijgebracht voor het voortdu-
rend gebruik dat Engelaiul van het visschcrijrccht gemaakt had,
en de last en de zorg worden uiteengezet, die de Engelsche
Regcering steeds gedragen had voor de veiligheid der zee. De
gezanten betuigden hunne bevreemding dat men daclit over een
116
nieuw tractaat, terwijl het oude bestond en zoo lang gewerkt
had. Zij vonden iets dergelijks geheel overbodig, tenzij men
overeenkomstig het 20° art. nader wilde handelen over de
beveiliging der zee, want de vroegere toestanden waren door
het Groot Entercours afgesloten en voor de visscherij moest dit
verdrag zeker nog gelden, daar hernieuwing er van niet had
plaats gehad. Zij meenden zich te redden en dit punt verder
buiten discussie te brengen door de verklaring: „ soo veel de
visseherije belangde, was daer soo veel niet aan vast als streckende
alleen tot het leven van een deel arme vissehers." Waarna
de tegenpartij natuurlijk wees op de rijkdommen die de vis
scherij aanbracht. Zij maakte tevens hare meening kenbaar dat
niet alleen het recht hierop den Engelschen toekwam, iets wat
alle naburen, door het betalen van schatting, feitelijk hadden
erkend, maar dat ook alle volken gewoon waren in hen de
meesters van de zee te zien en dit bewezen met het strijken
der vlag (\'), overeenkomstig de wetten die met toestemming van
alle omliggende natiën gemaakt waren. Bovendien hadden de
Nederlanders vroeger alle zeekapiteins gelast de Engelsche
sche])en „ cum debita reverentia" te salueeren, en was dit bevel
ook opgenomen in de lastbrieven door Prins Willem en Maurits
medegegeven. O]) het Groot Ijutercours kon men zich niet
beroepen, daar dit slechts tusschen Spanje en Engeland ge-
sloten was. (\') De voorgestelde samenvoeging van het 20*
art., als aanhangsel, met het 18\' kwam niet in aanmer-
king, want de Commissarissen wilden in die samenkoppeling
van recht op de visscherij en op de zeeheerschappij niet tre-
den. (••\')
Het dominium maris was intusschcn nog niet afgehandeld.
C) Vrgl. Wicquefort II. 120.
Een onjuiste bewering. Zie Muller, M. Cl, bl. 30 \').
C) Aitzema Hl. 705 vlg. Vrgl. Basnage I. 248. Dat reeds vroeger deze
beide quaesties een aanleiding tot verschil in de vergadering waren geweest,
bewijst de mededeeling van Whiteloeke d. d. 15, (25) April, p. 505. „ There was
Iv i a smart debate between the Dutch Ambassadors, and the Parliaments Commissioners,
wherein the point of the Right of Fishing in the Narrow-Seas and the Sove-
r.iignty of those Seas, to bo in the Nation of England, was touched upon, aud by
Whitclock more than others, to the distast(e) of their Excelleueies the Lords
Amb.issadors." Ilet Verhaal geeft niets hiervan. Op 15 April staat aangeteekend
dat ovcp de gereserveerde articulen eenige discoursen over en weer vielen. Wel-
licht dat het hierop slaat.
117
liet ingediende antwoord op art. 21 luidde: „the Common-
wealth of England will take such care for the guard of their
Seas and defence of the freedome of Trade and Commerce therein
as shall be iitt/\' en .dat op art. 22 was aldus gesteld: „if
any persons shall within those seas trouble, hinder or unlaw-
fully burthen any in the exercise of that freedome of Trade
which belongs of right unto them, This Commonwealth will
use all meanes just and honourable to restore and preserve
freedome to all lawfull Commerce in those Seas as afore
said." (\') Bij de behandeling hiervan wezen de gezanten er
op dat zij een middel hadden voorgesteld om samen de zee tc
beveiligen, dat zeeroovers als gemeenschappelijke vijanden ook
met vereenigde macht moesten geweerd worden, waarmede tevens
het voordeel gejiaard zou gaan dat men op verschillende plaat-
sen tegelijkertijd handelend kon optreden. De Engelschen ver-
klaarden dat zij integendeel de zorg voor dc veiligheid ter zee
alleen op zich zouden nemen, hun plicht daartoe zouden na-\'
komen, en door dat plichtgevoel gedreven, zich de moeiten en
kosten daaraan verbonden, getroosten zouden: dat konden dc
Nederlanders niet anders dan als een weldaacl beschouwen; zij
moesten tevreden zijn met dc vrijheid om handel tc drijven,
waarop artt. 21 en 22 alleen doelden en aan de Engelschcn
den last der zecbeveiliging overlaten. De ambassadeurs ble-
ven aandringen dat Commissarissen zich zouden uitlaten door
welke middelen zij de zee wilden bevrijden, daar dit punt bij
het antwoord in het duister werd gelaten, terwijl er altijd iu)g
eenige artikelen door den llaad gereserveerd waren, ofschoon
dc conferentie strekte om alle punten te doen uitwijzen
waarin eenige moeilijkheid bestond. Commissarissen verklaar-
den dat dc meening van den llaad was „ de zee te defenderen
op haer eygheu recht," geheel iets anders dan de gezanten
wilden. Maar dezen waren genoodzaakt zich tevreden tc stellen
met de belofte dat van huji verzoek aan den llaad rapjjort zou
worden gedaan. Zij schikten zich hierin ouder ])rotesl dat het
niet anders was dan een „ societas leonina," wanneer écu al den
last alleen draagt, waarom zij zulk een verbond niet voor aan-
nemelijk konden houden. (\'")
(\') Verb. Cats e. s. Hijl. 21, op artt. 21, 22.
(») Aitzema III. 70fi.
118
De Staten-Generaal hadden intusschen de lijst der Engelsche
pretensies onderzocht en er eene bevattende hunne eigene
eischen tegenover gesteld. Voor de overbrenging hiervan vaar-
digden zij af Willem Nieuwpoort, lid van de Schiedamsche Ee-
geering, met verdere inlichtingen over deze particuliere aange-
legenheid tusschen de twee Oost-Indische Compagniën; tevens
kreeg hij nadere instructies mede over het te ontwerpen trac-
taat. (\') Deze konden, daar hij in den morgen van den 21"
Mei aankwam, voor een deel nog gebruikt worden in de con-
ferentie van den 23", waar men de zes laatste artikelen van
het concept zou nagaan.
De gezanten hadden volstrekt niet met te veel nadruk zich
verklaard tegen de visitatie der schepen, want ook volgens de
mededeelingen van Nieuwpoort verlangden de Staten bedon-
gen te zien, „ dat geen visitatie van de schepen in Zee
ofte in de Havenen ofte op de lieden souden moghen wer-
den ghedaan." Zij bleven bij hun stelregel „ vrij schip, vrij
goed," en konden daarom geen onderzoek naar de lading
der koopvaarders toestaan, maar gelastten dat het 30\' arti-
kel blijven moest, gelijk het ook in het Marine-Tractaat
met Spanje opgenomen was. Door een goed reglement in den
geest van dit verdrag moesten de partijen elkaar voldoening
bezorgen en een overeenkomst zien te treffen, waarbij men
zonder visitatie de verzekering zou kunnen geven, dat in vrije
schepen geen onvrije goederen waren. De gezanten mochten
bij een nieuwe regeling wel „ favorabelder," maar niet „ bc-
swiierlijcker" voorwaarden doen opnemen dan men met Spanje
vroeger had gemaakt. Hun werd het meest mogelijke beleid
tot behoud van het 30° artikel aanbevolen, want er waren al-
lerlei moeilijkheden voor den handel te voorzien, als maar ieder
schip, zelfs in dc opene zee, kon onderzocht worden. De Sta-
ten zagen hierin een van de allcrnoodigste bestanddeelcn van
het tractaat. Ook om de consequentie tegenover andere vor-
sten was dit onmisbaar, en daarom konden de ambassadeurs zich
niet inlaten met onderhandelingen op den voet van het hun
gegeven antwoord. Als zij „ geperst" werden, moest cr geen
„ applicabel expediënt" tegenover het genoemde bcz\\>aar gesteld
worden, maar dan was hunne taak door debatten de Engelschen
(\') Verb. CaU c. s. Bijl. 27, 38. 29. S. R. S. R. 13, 11. 15 xMei lfi52.
Ii
! I [
-ocr page 135-119
te overtuigen van de onmogelijkheid hunner eischen. In geen
geval, ook al was er geen hoop meer de Commissarissen van
hunne zienswijze af te brengen, mocht er toegestemd worden,
„ tenzij alle recherche en onbehoorlijcke beswaernis ten volle
gecaveert" en een verklaring van den scheepsgczagvoerder vol-
doende werd geacht. Het visiteeren van oorlogsschepen moesten
de gezanten evenmin vergunnen, maar het zoeken te ontgaan.
Wel mochten zij beloven dat aan het verbod om handelsartike-
len in die vaartuigen te vervoeren, hier strikt de hand zou
worden gehouden; dat een artikel dienaangaande in de Com-
missies van de kapiteins opgenomen en door dezen beëedigd
zou worden, mits\' de Engelsche waren ook niet zonder be-
hoorlijk paspoort in de schepen geladen werden. (\')
De nadere instructies door Nieuwpoort medegebracht over de
moeielijke quaestie der zeeheerschappij, bewezen den Ambassa-
sadeurs evenzeer dat zij den goeden weg hadden ingeslagen
om verder in den geest hunner superieuren op dat punt te
handelen. De Staten toch gelastten hun te vermijden, „ de
dispuyte over \'t recht hetwelck de Engelsche pretenderen
privative over cenigh ghedeelte van de Zee te hebben, ende in
allen ghevallc aan deselve geen soodanigh recht in cenigher
wijse toe te stacn, ende alleen (te) handelen over de vryheijdt
ende secckerheijdt van wederzijts Visscherije" en daartoe het
18\' artikel vast te doen stellen, zooals het daar lag. Als do
Engclschen in of buiten het tractaat zouden protesteercu, dat
zij iu eenig „ gepretendeerd recht" niet gepraeiuditicerd wilden
wezen, zouden de gezanten daar tegenover moeten stellen een
verklaring, dat ook zij dit niet zijn wilden in do vrije navigatie,
visscherij en verder gebruik van de zee, en dat zij in prae-
iuditie van dien aan niemand eenig bijzonder recht over do
zee konden toestaan.
Om geen ajvnlciding tc geven tot het aanroeren der quaes-
tie vau het dominium maris, moesten zij bij art. 21 cn 22
slechts spreken over vrijen handel C®) cn vrije visscherij.
(\') Inatrb. fol. 143, 145. Aitzema III. 708 vlg.; vrgl. de laatste besprekin-
gen op de conferentie van den 20"" Mei. Aitzema III. 707.
(\') Ook het behoud van art. 11 werd noodzakelijk geacht, maar als het hier-
toe niet gebracht kon worden, moest men dit punt tot nader order uitstellen, om
later over den handel buiten Europa eene overeenkomst te treffen. Instrb.
fol. 140.
120
veruiijclende de aaiigelegenlieid van het zuiveren der zee. Ten
einde de Engelschen niet te kwetsen, mochten zij de verdeeling
in districten laten varen en ter vermindering der geraaktheid
over het samenvoegen van de quaestie der visscherij met die
der zee-heerschappij, zouden deze artikelen achter het tweede^
mogen gevoegd worden, en als het laatste vastgesteld was, zou-
den zij de Commissarissen moeten sommeeren om voorstellen te
doen, lakende de bedoelde verdediging en veiligheid. (\')
Toen men het geheele concept had nagegaan, werd er een
korte recapitulatie gehouden en geconstateerd dat er voorname-
lijk drie punten van verschil waren, het derde, het een en
twintichste art. eu het visiteeren der. schepen. Op verzoek der
Commissarissen stelden de gezanten een beredeneerd stuk op
over die moeilijkheden. Zij gaven daarin aan de hand de mid-
delen waardoor overeenstemming verkregen kon worden, en
legden het in de volgende conferentie (29 Mei) over, te gelijk
met de contra-pretensies in zake de O. Indische geschillen,
die in genoemde bijeenkomst een punt van behandeling uit-
maakten.
Al was de Meimaand zoodoende nuttig besteed, toch gaf de
stand van zaken weinig hoop op een gunstigen uitslag. Na
een halfjarig verblijf was het zoover gekomen dat beide par-
tijen, en dan nog slechts „ bij wijse van discours," (■\') de ver-
schilpunten hadden nagegaan en aangeteekend, In de hoofd-
zaken was overeenstemming allerminst verkregen en het komen
daartoe niet eens voor de toekomst waarschijnlijk gemaakt. Ook
de nadere instructies in de laatste dagen uit Nederland aan-
gebracht, spraken er duidelijk van dat de belangen onver-
eenigbaar waren. 13ij de onderhandelingen was er voldoende
gelegenheid geweest om op te merken dat de Engelschen met
van plan waren toe te geven in de quaesties van visscherij,
van vrije vaart cn van visitatie, noch- in die van de zee-heer-
schappij, welke eigenlijk alles beheerschte. iJe ambassadeurs
hadden als van ouds hunne kracht moeten zoeken in het ver-
mijden van die teêre zaak. Kon deze buiten bespreking ge-
1.
I I
H!
Ml!
, i!
il^ii
«il-
É
1\'; f :
II ïli
(\') Aitzema III. 708. S. IJ. S. G. 13 Mei 1052.
Verb. Cats c s., 23, 2« Mei. Aitzema III. 710. Br. v. Cats. a. Dc Witt,
d. d. 31 Mei (Missiv. a. d, Raadps.)
(\') Zio boven bl. lU.
|:!f ;
II\' Hlï"
l\'vi!
-ocr page 137-121
houden worden, dan was er eerder kans van^ slagen voor hen,
even als vroeger de visscherij-quaestie oiuler het huis Stuart
voor onze gezanten wel eens het dreigende zwaard was, dat
zij liefst onaangeroerd lieten. Men had nu gelegenheid om
den afstand te peilen die beide partijen scheidde en evenzeer
om tot de bewustheid te komen dat geen van beiden ter wille
eener alliantie haar standpunt zou verlaten. De Nederlan- [
ders konden niet toegeven in verschillen die dc vrijheid van
hun bestaan raakten, en de Engelschen wilden hunne soeve-
reiniteit erkend zien, wilden door niemand belemmerd worden ,
in hunne handelingen als beheerschers der zee, en op dat elc- ^
ment alles naar hunnen wil leiden. Hoe was het te verwach-
ten dat zij in deze omstandigheden het recht hetwelk \'^ij zich »
nu eeinnaal aangematigd hadden, om te visiteeren en over dc la- i
ding der schepen van de Vereenigde Provinciën te beschikken, ^
weer zouden prijs geven? Daarvoor had Whiteloeke, de leider [
der beraadslagingen van de Engelsche zijde, op de conferenties te
beslist gesproken. Slechts de voortgang, met die bijeenkomsten
in de laatste twee weken gemaakt, kon een optimistisch bc-
oordeelaar dezer onderhandelingen tot de meening brengen dat
er nu ecu grond was gelegd, waarop door nadere bespre-
king een tractaat kon worden opgetrokken. Het was goed als
onze gezanten geloofden dat zij de verwachting vau welslagen
niet behoefden op te geven, (\') ouultit zij tot het einde toe
alles moesten aanwenden, daar voor het door hen vertegenwoor-
digde volk, een bevredigende schikking met Engeland een
levensbelang was.
Toch was er nog iets waarom men met recht vreezen kon
dat de lOngelschcn den voortgang der onderhandelingen over
het tractaat zouden vertragen. De Kaad van State had de ver-
gunning daartoe uitsluitend gegeven voor den tijd dat het ant-
woord OJ) de ])rctonsies, door het Parlement ingeleverd, nog niet
gekomen was, cn vroeger hadden onze gezanten de Commissarissen
met moeite tot die schikking kunnen brengen, daar zij altijd eerst
(\') Ilct was nu zoover gekomen dat met Godes liulp eerlang ,, ecu conclusie
(soo vertrouwt wori) gevolgcht soude lidibcn." Hrief v. auil). aan Tromp, d. d.
2 Juni, Lias Eng. IG52. Cats schreef zelf aan De Witt d. d. 7 Juni, dat hij
hoop had gehad „ in seer cortcn tijt met goet succes van onze negotiatie" naar
huis te kunnen keeren (Missiv. a. d. Raadpens.).
12Z
de aanspraken van Engeland wilden behandeld zien. Nu
Nieuwpoort verschenen en er reeds over de O. Indische zaken
beraadslaagd was, moest men verwachten dat de Commissarissen
weer hun ouden eisch zouden doen hooren, vooral daar het-
geen de gezanten hadden willen doen voorafgaan, afgeloopen,
het concept der 36 artt. met het Engelsche antwoord in
de conferentie nagegaan was. (\') Hoe lang het bespreken der
pretensies duren en in welke stemming het eindigen zou,
was even bezwaarlijk te voorzien, als een bevredigende uitslag
moeilijk te verwachten viel. Van beide zijden noemde men
de eischen der tegenpartij ongegrond. „ De verantwoordinghe
en contrapretentiën waren groot: de Engelschen zeiden „neen."
Wie soude \'t ooi-deelen?"
J
■t;
11\'
E\'
Doch een onverhoopte gebeurtenis sloeg alle goede verwach-
tingen, die nog bestaanbaar waren, den bodem in.
(\') Dat dc ambassadeurs hiervoor ook bevreesd waren en daarom verlangend uit-
zagen naar antwoord öp hunne memorie, den 29=° Mei overhandigd, blijkt uit
cen brief van Cats aan De Witt d. d. 31 Mei 1652. (Missiv. a. d. Raadpens.).
(\') Aitzema III. 707.
HOOFDSTUK V.
ONVEBWACHTE STBIJD.
Hct besluit tot uitrusting der 150 schepen, eenigszins bij
overrompeling tot stand gebracht, werd met allen ijver doorge-
zet. (\') Holland bleef over die aangelegenheid met Zeeland
conferecren (ook Friesland nam er aan deel) en, nadat terstond
de volkomene overeenstemming tusschen de twee voorname zee-
provinciën gebleken was, vergunde eerstgenoemde hare gedepu-
teerden onderhandelingen met de afgevaardigden der andere
Gewesten over de grootc equipage te openen.
Tromp liad, van zijne ziekte hersteld, tot de Staten van
Holland het verzoek gericht, met een gereed liggend oorlogs-
schip naar zijne vloot in Spanje tc mogen gaan, maar was door
tegenspoed in het uitloopen verhinderd. (\'\') Hij ontving een aan-
schrijving nict in zee te steken, daar men bij H. Ho. Mo. op
zijne benoeming tot commandant der uit te rusten equipage
zou aandringen, en hij werd dan ook door deze Vergadering,
die Jan Everts tot Vice-Admiraal wilde verkozen zien, genomi-
neerd. {*) Na zijne benoeming was hij ijverig in de weer om
spoed achter de zaak te zetten, waartoe hij herhaaldelijk den
steun der Staten van Holland inriep. Eerst den 13\'"
Mei kon\' hij afsclieid van hen nemen. (") In zijne instructie
(\') Zie over de uilrusling Dc Jonge, Ned. Zeew., 408—413.
(.») 11. II. 4, 5,7, 11 -Maart 1G53.
(\') K. II. 1, 25 Fcbr. K. S. G. 5, 8, ü, 24 Febr. 1C52. Zie boven bl. 92 »).
0) R. II. 1 Febr. 5, 11, 12, 16, 27 Maart 1652.
O R. II- 29 April, 1, 7 Mei 1652.
(\') R. II. 13 Mei. Schaarselite van zeevolk was cen grootc belemmering, R. 11.
8 .Mei 1652.
124
w
was liem bevolen alle visitaties te weren, elk af te slaan die
de scliepen zou willen nemen en de reeds genomene te lier-
overen. (\') Een bepaling vaii plaats of tijd kwam bij deze
duidelijke lastgeving, overeenkomstig Hollands wensch, niet
voor. Daar Tromp volmacht had als oppervlootvoogd zijne
schepen, zoo hem dit dienstig scheen, naar andere gedeelten
der zee te zenden of van daar vaartuigen bij zijn gros te
brengen, kon dat bevel om alle visitaties tegen te gaan of
te stralfen, geacht worden van toepassing te zijn op ruimer ge-
bied, dan door de grenzen van zijn district werd omsloten.
Trouwens deze waren ook niet met nauwkeurigheid aangegeven.
Bij art. 1 werd hem gelast te kruisen tusschen de Wielingen
en de Maas, terwijl art. 3 hem bevoegdheid toekende met zijne
50 schepen van de Maas tot aan de Hoofden te gaan.
Door zulke dubbelzinnige bevelen wenschten dc Staten zich
bij voorkomende moeilijkheden in de toekomst te vrijwaren.
Waar het eigenlijk noodig was de geheele zee door hunne
! schepen te doen bezeilen, daar wilden zij niet door bepaalde
! lastgevingen rond en open voor hunne inzichten uitkomen,
; \' maar gaven er de voorkeur aan in hunne besluiten, de meest
I mogelijke behoedzaamheid iu acht te nemen en het : „ recht
door zee" tegenover den machtigen nabuur niet toe te passen.
Evenals in het vorige najaar met Everts geschiedde, was
het een geven met dc eene en een nemen met dc andere haiul
om zoodoende door de omstandigheden zoo ongedeerd mogelijk
heen te laveeren. Ook hierin was iets merkbaar van de juist-
heid der uitspraak : „ le génie ])rédominant de leur Estât est
marchand."
kill
(\') Art. 7 lier eoucept-instructie van 10 Mei, gearresteenl den IC" Mei. Instrb.
fol. 135. R. S. G. Ifi Mei. S. S. O. fol, 180, d. d. II Mei 1053. Zie bene-
den bl. 132 vlg.
O R. II. 14 Mei 1652.
O Art. 0, Instr. 10 Mei.
(*) De Staten van Holland hadden zijn district begrensd willen zien door Texel
en de Hoofden. R. H. 14 Mei 1052. Voorbij de Maas begon het gebied van
het eskader onder Witte Cornsz. de With, die evenals .Jan Everts versterking ont-
ving. Deze laatste kon 20 schepen onder zich verccnigen. Art. 2. d. Instr.
Al die bepalingen waren gemaakt, in aanmerking nemende dat er vooreerst slechts
88 van de 150 schepen gereed zouden komen.
(\') Zie boven bl. 91.
(\') Vrgl. den Brief van Brasset. Groen, Archives II. V. p. 11,
-ocr page 141-125
l)e Staten bleven aan hunne vroegere gedragslijn getrouw,
verboden den scheepsbevelhebbers aanvallenderwijs te werk te
gaan, (\') niettegenstaande er voortdurend vaartuigen opgebracht
werden, (") bevalen hun de Engelsche kusten te mijden, opdat,
de Nederlandsche schepen niet gedrongen zouden worden ge-
wapenderhand het aandoen van beleedigingen te keeren. Door
het beslist weigeren van represaille-brieven wilden zij ook nog
later de Engelschen ontzien. Het verzoek door een Am-
sterdamsch schipper ter Generaliteit ingebracht, om zich op
zijne reis naar Engeland, in geval van vijandelijken aanval, te
mogen verdedigen en schip of schepen te veroveren en op te
brengen, werd afgeslagen. De Staten van Holland gaven te
kennen dat men in dit en dergelijke verzoeken voor alsnog
niet treden kon. Terwijl men gedurende het uitrusten der
groote equipage slechts aan oorlogsschepen en de vaartui-
gen, naar Brazilië bestemd, vergunning tot uitloopen had
gegeven, mochten met den P" April alle schepen weder uit-
zeilen. Bij afzonderlijke resolutie werd de vaart naar Enge-
land tegen den ß*"" dier maand vrijgesteld. Dit was noodig om
het besluit in December van het vorige jaar genomen, waarbij
zij gesloten was verklaard. De Staten hadden aan die ver-
bodsbepalingen de hand gehouden en ieder verzoek om konvooi
ten stelligste geweigerd. Herhaaldelijk werd er evenwel in-
breuk op gemaakt en de Colleges ter Admiraliteit te Amster-
dam en Rotterdam hadden meermalen een berisping ontvangen
wegens de overtreding van dit gebod, waaraan zij zich „ tot
verachtering van \'s lands dienst" schuldig maakten. (")
Dit tijdelijke embargo namen de Engelschen zeer hoog op.
Zij verdachten ons dientengevolge van oorlogzuchtige bedoe-
lingen (\'), en men beweerde daar zelfs dat de Nederlandsche
kapiteins last hadden alle Britsche vaartuigen die zij vonden.
(\') Dc Jonge, Ncd. Zccw. I. 413.
O R. 11. 7 Febr. R. S. G. 22 Febr., 2 Maart, 18 April IG52 en over deze
maanden Lias Eng. 1652.
(\') Lingard X. 382.
{♦) R. H. 23 April lOr.2.
O Whiteloeke, p. 493, d. d. 15 (2.5) Dec. 1651. R. II. 27 Febr. 1652 S. S.
O. fol. 176, d. d. 3 April.
(«) R. a. G. 12, 20, 21, 24 Febr., 1 Maart. R. IL 25 Febr. 1C52.
(\') Whiteloeke, p. 504, d. d. 29 Maart (8 April) 1652.
126
op te breiigen. (\') Iloe groote scluide zij ons ook toebracht(;n,
Avelke aanmatigingen zij zich ook veroorloofden, iedere zelfver-
dediging van onze zijde, iedere kastijding door de onzen ter
wederwraak toegediend, werd als een beleediging beschouwd.
Zoo gaven zij luide hunne verontwaardiging tc kennen over
het aanhalen van een hunner schepen in\' het begin van 1652.
Kapitein Cornclis Hola, die het bevel voerde over een der
vaartuigen, waarmede de ambassadeurs naar Gravesend gebracht
werden, had terstond na hunne aankomst zijn rendez vous op-
gezocht. Den 3" Januari zag hij twee schepen, ongeveer een
mijl boven Portland, en begaf cr zich heen. Het voorste was
een Hollandsche fluyt, komende met cen lading zout uit Frank-
rijk en den 29" December bij St. Malo door kapitein Green prijs
gemaakt. Deze had de opvarenden behandeld alsof zij zeeroovers
waren; zijn volk was op het Hollandsche schip gekomen om
te plunderen en zich aan den nieuwen wijn te goed te doen.
Ondertusschcn had de wind hen overvallen, de ankers doen
verliezen, en in dien toestand werd Henry Green met zijne
oflBcieren en 30 matrozen, door Hola gevangen genomen en
naar Texel opgebracht, (2) Volgens Engelsche lezing had deze
Green geënterd, de mannen, terwijl het stormde, in een boot
gezet en hel volk vreesselijk mishandeld, met dc bedreiging
dat hij hen allen over boord zou werpen, waartoe hij volmacht
had tegenover alle Engelsche schepen die met represaille-brieven
voeren. Green zelf evenwel klaagde in zijn brief aan de
Admiraliteit van Amsterdam volstrekt niet over slechte behan-
deling. Door berichten van de Ambassadeurs werden de Sta-
ten . gedrongen al wat zij van deze ontmoeting wisten per eer-
sten ])Ost aan hen bekend te maken en verder alle mogelijke
inlichtingen bij de Admiraliteiten in tc winnen. Eenige
weken later werd op voorstel van genoemd Admiraliteits-Collcgie
tot de vrijlating van den Engelschen kapitein besloten, omdat dc
Ii
\'R
\'iii \'
S
(») Whitelocke, p. 505, d. d. 3 (13) April, De Nederlandsche schepen verlie-
ten de haven van Pendennis (in Cornwallis), uit vrees dat het Parlement beslag
op hen zou leggen. Whitelocke, d. d. 10 (20) April 1C52.
(\') In Lias Admiraliteit 1652 zijn hierover te vinden cen brief van Hola cn
den schipper Aert Cosijns aan de Ambassadeurs uit Start-Point, eopie.van Ilola\'s
brief aan H. IIo. Mo. en van Orcens brief aan de Adm. v. Amsterdam.
(»; Whitelocke, p. 494, d. d. 30 Dcc. 1651 (9 Jan. 1652).
(*) R. h; cn S. R. S. G, 7 Febr. 1652.
-ocr page 143-127
Fiscaal geen actie tegen hem kon instellen cn men door deze
invrijheidstelling onkosten en ongelegenheid kon voorkomen, (\')
een maatregel die iu dezen tijd van spanning geen bewijs van
onschuld van den Engelschman was.
Dikwijls was het eene aanleiding tot het opbrengen der sche-
pen, dat onze zeelieden niet wilden gehoor geven aan den eisch
der Engelschen om de vlag te strijken, waarop dezen met nadruk
bleven aandringen, terwijl men van onze zijde die eerbewijzing
als teeken van onderdanigheid niet brengen wilde. (") Dc
eisch daartoe gaf ook op den 22\'" Mei aanleiding tot een
scherp gevecht. Zeven straatvaarders, geschat op vijftig tonnen
gouds, onder hct konvooi van drie oorlogsschepen, uit Genua
en Livorno naar het vaderland terugkeercnde, kwamen in hct
Kanaal bij Goudstart in aanraking met kapitein Young. Deze
ontmoette (\') het eerst \'t schip dat met admiraalsvlag voer en
noodigde den kapitein uit tot strijken, opdat liij zoo zonder bloed-
vergieten Cromwell\'s bevel gestand mocht doen, alle schepen die
hij zag de vlag te doen neerhalen. Zij werd ingehaald en dc
wimpel woei van den mast, waarop de Engelschen dc drie saluut-
schoten beantwoordden. Maar de Yice-Adiniraal was tot zulk
een toegeven niet genegen en hij schoot, na de volle laag van
geschut cn schroot-vuur ontvangen te hebben, op gelijke wijze
terug, terwijl het bij die enkele losbranding niet bleef, maar
een gevecht zich ontspon dat twee urciu aanhield. Hieraan
nam ook deel kapitein lleynolds, die te vergeefs met eenige
schoten onzen Schout-bij-Nacht had aangemaand de vlag neer
tc halen. Hct einde was dat deze en dc Yicc-Admiraal hiertoe
toch overgingen.
Zoo althans luidde het bericht van Engelsche zijde. {*). De
(\') It. S. G. IC Febr. 1C52.
(\') Zoo werden daartoe in April drie Hollandsehe schepen gedwongen, White-
loeke, p. TiO\'l, d. d. 27 Maart (C April). Dc aanleiding tot de vijandelijkheden
gaven de Engelschen soms zelven verschillend op. Bij een schermutseling in
Octobcr 1C5I cischte volgens sommigen hct Engelsche oorlogsschip « the Tenth
Herring as an acknowledgement of the Sovereignty of England in those Seas" ;
volgens anderen „ the Quarrel began upon the English Jlan of War requiring
the Dutch-men to strike Sail to him, according to the usage and they refusing it,
he sunk one of them." Whiteloeke, p. 487, d. d. 21 (31) Oct. 1051.
(") Ilij was waarschijnlijk toen reeds door meerdere schepen vergezeld. Zie
Bijlage A.
(*) Lingard X. 381. Whiteloeke 18 (28) Mei 1052, p. 508. Brief van Young
aan het Parlement, opgenomen als Bijlage A ; vrgl. Wiequefort 11. 129.
128
kapitein die op dezen dag slaags raakte, was Joris van der
Saen. (\') Ongelukkig is de copie van attestatie over deze ont-
moeting, die Tromp tegelijk met zijn brief van den 16" Juni
aan de ambassadeurs verzond, (") niet te vinden. De mede-
deelingen van Nederlandsche zijde gewagen slechts van Van
der Saen en zijn gevecht met één Bngelsch fregat, raaar spre-
ken noch van een derde Nederlandsche oorlogsschip, noch
van andere Parlementsvaartuigen. Cats evenwel schreef aan
De Witt: „ Ondertusschen is hier geen eleyne commotie ont-
staen eerst uyt seecker gevecht tusschen eenige Straetvaerders
ende Convoijers van deselve en twee Engelse Fregatten op
occasie van het strijcken voorgevallen, daertoe den Vice-admi-
rael van de onse werdt geseyt niet te hebben willen verstaen
en daerover in formeel gevecht met de twee Engelsen te sijn
gevallen, werdende hyer geseyt datter ses dooden van de Engel-
sen waren bevonden sonder dat men wist wat schade dat de
voorsz. Vice-Admirael hadde geleden."
Hoewel de berichten over deze gebeurtenis zeer onvolledig
zijn en bijna uitsluitend van ééne zijde komen, zal men toch
denkelijk moeten aannemen, dat de Engelsciien volgens hun
j i wensch dc vlag neer zagen halen. Evenwel is hot ïiiet waar-
schijnlijk dat het gevecht zoo geheel in het nadeel der Neder-
landers uitviel, blijkens de mededeeling van Young zelven,
dat zijn eisch aan den Admiraal gedaan tot vergoeding der
schade die de Vice-Admiraal had aangericht, kortweg werd af-
gewezen met de verklaring dat hij zich verzetten zou zoo de
Engelschen het jirijsmaken der schepen of iets anders begeer-
den: de vlag was nu ingehaald en hij zou van geen verdere
bedoelingen notitie nemen. De Admiraal had dus blijkbaar
gemeend om het strijken dc koopvaarders niet aan een gevecht
t(i moeten blootstellen. Na dit ronde antwoord besloot Young
de zaak niet verder door te zetten. Hij seinde de twee kapi-
(\') Dc naam wordt ook aldus gegeven : Joris van Sacnen, van der Zaancn, van
der Sanen, van Saen, van Saanen.
(\') De Jonge, Ned. Zecw. I. 758.
(\') Leven v. C. Tromp, bl. 12. Aitzema III. 712. De Jonge Ned. Zeew. I -lilC.
Deze laat van der Saen den 2!)«» Mei aan Tromp mcdedcelen d.at de^cven straat-
vaardcrs alleen onder zijn geleide en d.-it van een anderen scheepsbevelhebber
lagen, en gewaagt dus evenmin v.m een derde konvooi-schip. Zic beneden bl. 1^9.
d. d. 31 Mei IG52 (Missiv. a. d. R.aadps.)
E
-ocr page 145-129
teins aan zijn boord — een\' ander schip was juist op het
oogenblik dat er gestreken werd, aangekomen — en zij waren
eenstemmig van gevoelen het er bij te laten, daar nu de vlag-
gen omlaag gehaald waren, in aanmerking nemende dat van
hunne zijde geene aanleiding tot vredebreuk gegeven moest wor-
den. Daar de Bngelsclien anders gewoon waren, als zij daartoe
kans zagen, degenen die zich tegen hen verzetten, op te bron-
gen, tot strfif voor de aangerichte schade, is het aannemelijk dat
dc konvooi-schepen der koopvaarders hun nog ontzag genoeg in-
boezemden om bij deze gelegenheid hunne gewoonte na te laten. (\')
Ofschoon er over deze gebeurtenis „ geen cleyne commotie"
ontstond, week de indruk, hierdoor te weeg gebracht,, toch
spoedig door een ontmoeting van veel grooter beteekenis die
met de voorgaande zamenhing, waarbij dezelfde oorzaak een
gevecht deed ontstaan.
.Toris van der Saen bracht de koopvaarders die hij uit do
handen van Young gehouden had, voor Pairlee (\') ten anker.
Toen daar evenwel twaalf Parlementsschepcn en verscheidene
fregatten kwamen om onze schepen tc bezichtingen, kregen hij
cn de andere Commandeur-kapitein Huyrluyt „ umbraghe..,.
ofte de sclvc Parlements Schepen wel mochten vergaderen om
haer u)et dc kostelijcke Coopvaerders aen te halen over het ge-
vecht op den 22\'" omtrent Goutstart geschiet tusschen deselve
van Sacn ende een Parlements Fregat." Zij besloten daarop don
28\'", toen zij er twee dagen gelegen hadden, dat van der Saen
(\'J Dc schrijver der Rijvoegselen op Wagenn.ir XII. 217 (bl. 100) haalt uit
Tromps brief, d. d. SO Mei, aan : „ dat het l\'arlementa Fregat van der Saan vijand-
lijck hadde aanget.ast over het strijken (denk\'Iijk der Vlagge); ende hij sich ander-
half, of 2 uren, daer tegen gcdefendocrt hebbende, het Fregat hem verlaaten hadt."
De Jonge zegt van Van der Saen dat hij „ de eer van het Gcmecnebest mannelijk
had gehandhaafd." Ned Zeew. I, 416. Zie beneden bl. 130 \'), Bijlage A.
(\') Of Fairlc, ongetwijfeld het tegenwoordige plaatsje Fairlight, niet ver
ten O. van Ilastings. ^Zie Kicpcrt\'s Atlas cn Rittcr\'s Geogr. Wörterb. In
de verschillende verslagen over de Rencontre noemen Nederlandsche berichtgevers
het „ Vierly," „Verly" of „Tiverly" en op den Atlas van R. en J Ottens uit het
hiatst der vorige eeuw staat het als ,, Ferlivy" en „ Fayr]eigh"aangeteekend. liet is
vroeger zeker een plaats van meer beteekenis geweest, daar het ook op een kaart
"au kleine afmeting in Seldeus Mare Cl. tc vinden is (L. II. CXXIl) en wel
tusschen Rye en He.ach(y). Van der Saen berichtte dan ook .aan Tromp, die op
de hoogte van Calais was, dat do Straatvaarders in de nabijheid voor anker lagen.
Dc Jonge Ned. Zeew. 1. 416.
8
-ocr page 146-130
des nachts zou vertrekken om dé „ Vlagge^\' o]) te zoeken en
advertentie van hun toestand te doen. (\') Hij trof Tromj) o])
de hoogte van Calais aan en deelde hem zijne bezorgdheid
mede dat dc Straatvaarders wellicht reeds genomen waren.
Onze Luitenant-Admiraal had, sedert hij met 42 schepen
benevens eenige galjooten en branders van de Scheveningsche
kust vertrokken (-) en op de Vlaamsche tusschen Duinkerken cn
Nieuwpoort voor anker was gaan liggen, vier dagen achtereen
met harden N. O. wind te kampen gehad, die hem veel schade
aan kabels en touwen toebracht. Hij zag zich genoodzaakt,
naar den wensch zijner kapiteins, die onveilige reede te ver-
laten en op den 28®° Mei, gebruik makende van de eb, zuid-
waarts naar den hoek van Dover te zeilen en daar het geha-
vende te repareeren. Ten einde bij de Engelschen alle aan-
leiding tot misverstand te voorkomen, zond hij twee kapiteins,
Thijssen en A Herts, met hunne schepen naar Bourne, den he-
velhebber bij Duins, om dezen het doel zijner komst uit te
leggen en mede te deelen dat hij door den N. wind zuidelijker
was gedreven dan zijn plan was en na de noodige reparatie
weer wegzeilen zou naar de hem ter zee gestolde grenzen, ter
opvolging van zijn last: hct beschermen onzer koopvaarders
en het bewaren van de eer des lands.
Bourne zond dezen kapiteins een zijner schepen tegemoet.
Nadat zij verklaard hadden cen lastgeving van Tromj) tc hebben
en behoorlijk groetende — ook door de vlag tc strijken zoo
als hun bevolen was — bij het eskader waren gekomen, gaf dc
Engelsche bevelhebber hun ecu beleefd cn vricndschaj)))clijk
Antwoord, blijkens hct verhaal van Tromp en Bourne beiden.
Deze laatste deelt nog mode cr bijgevoegd tc hebben, dat
Blake naar hct westen was, dat zijn terugkeer ieder uur vor-
(\') Verslag der veertig kapiteins, Aitzema IIL 711. De vrees v.m Van der
Saen wettigt het vermoeden dat de Engelschen zelven niet tevreden waren over
den afloop van het gevecht.
(\') Den 21"> was hij nog voor Scheveningen met 37 schepen, van plan op de
overigen te wachten, blijkens zijn brief door Gecommitteerden ter vergadering der
Staten-Genera.il ingebracht. Lias Admiraliteit 1652.
(\') Aitzema t. a p.
i*) Voor die „civile" mededeeling deed lionrne den kapiteins „ vriendelijek
tractement" en bedankte hen „met sijne vriendclijcke gebicdenissc aan den Ad-
miraal Tromp." Aitzema t. a. p.
< ^
Ji
U\'
I\'
l\'ól
wacht werd, en dat, naar hij wenschte. Tromp door een spoedig
vertrek de "vraarheid van zijn voorgeven zou bewijzen, daar, indien
dit niet geschiedde, zijn verblijf anders zou uitgelé\'gd worden. (\')
Een der twee kapiteins had zich uitgelaten, dat Tromp zelf
zou gekomen zijn, maar geen geschil over de vlag wilde doen
ontstaan zoolang hij geen order liad die in te nemen, „ to
whom I replied," verklaarde Bourne „ that I presumed there
would be no new thing required of them, and neither more
nor lesse would be expected from them, but what they knew
to be the ancient Eight of this Nation." Bourne dacht toen
de Nederlandsche vloot voor Duins te zien verschijnen; maar
deze zeilde naar Dover en ankerde daar \'s avonds tc zeven
uren, op weinig minder afstand dan een kanonschot, volgens
het verslag van het Engelsche Parlement, zonder te saluceren,
terwijl het kasteel van Dover drie schoten deed om daartoe
aan tc manen. (\'\') Tromp beantwoordde de uitnoodiging niet,
waartoe hij, wegens den afstand van de kust, het volste recht
had. De Engelsche commandant bij Duins hield zijne schepen
gereed („ anchors apeak") en twee fregatten moesten dc Hollan-
ders in het oog houden, terwijl reeds vroeger Blake en de
Eegeering op de hoogte waren gesteld. Het smaldeel zelf
zette den volgenden dag (Woensdag 29 Mei) te twaalf uren met
O. wind koers uit Duins, daar Blake te kennen had gegeven
cen verceniging tc wenschen, cn zag de Nederlandsche vloot
132
gedeeltelijk zich zeilree maken, gedeeltelijk reeds onderzeil.
Bourne, langs de kust varende, bemerkte, toen hij op de hoogte
van South-Foreland gekomen was, dat Tromp het halve Kanaal
was overgestoken, laveerende naar Calais. Daarna ontwaarde
hij Blake, en een uur later zeilden de Nederlanders op dezen
aan. (\')
Tot nog toe had dus Tromp, aan de lastgeving der Staten
getrouw, door voorzichtigheid gezorgd, dat de Staat geen
kleinigheid te lijden kwam. Toen hij, aan het verlangen
zijner kapiteins toegevende, een veilige rcede uitkoos, waar men
elkaar in de répara tien behulpzaam kon wezen, had hij hen,
voordat de ankers gelicht werden, aan zijn boord geseind en,
opdat zij zouden weten hoe bij voorkomende moeilijkheden te
handelen, een instructie hun overhandigd. Deze bevatte
nevens het • 7\' en 8\' art. uit zijne eigene Instructie, het 8\' art.
uit het marinetractaat met Spanje, waar insgelijks gesproken
was over het verbod om schepen der Vereenigde Provinciën
tc visiteeren en hen, wanneer zij een Spaansche haven verlie-
ten, anders op te houden dan door het vragen om inzage van
hunnen lastbrief. Zoo hadden de Staten ook aan Tromp be-
volen, uitgenomen „ alle nootsaeckelijcke questien op Zee, ofte
begeerten, om te toonen hare Paspoorten ende Connossementen,"
de schepen dezer landen tegen allo „ visitatien ofte bcsoeckin-
gen" te beschermen, wie ze ook zou mogen aanranden, en
wanneer de schepen reeds genomen waren ze te verlossen en
in dat geval alle macht to gebruiken om zulke sterke schcpcn
te overwinnen „ doende alles \'t welck mach vereyscht worden
bij hare Commissiën onde ordinarise InstructicTi, volgens de
costuyme van Zee-varende Luyden, tot dienste van het Laut."
Werden in zulk een gevecht, ontstaan over het belettc-n van
visitatie of het bevrijden van prijsgem\'aakte schepen, bodems
vermeesterd, dan moesten die naar het kwartier van do Admi-
Il1
i\'i:
hl ;
IL
133
raliteit gebracht worden, met volledig bericht van het gebeurde,
oj)dat dit in rechte zou kunnen dienen.
De Staten hadden . dus zelven de mogelijkheid erkend dat
een gevecht noodzakelijk kon wezen, waar het onbehoorlijke
bejegening onzer schepen gold. Nu hij, door den nood ge-
drongen, de Engelsche kust ging opzoeken, wenschte Tromp
dat zijne kapiteins nauwkeurig op de hoogte zouden gesteld
zijn hoe op dit punt te handelen. Daartoe voegde hij aan het
bovengenoemde eenige lastgevingen toe. De scheepsbevelheb-
bers moesten te aller ure hun geschut en Avapens gereed hou-
den ; als zij een vreemd oorlogsschip ontmoetten, alles in gereed-
heid brengen en zoo spoedig mogelijk naar de overige schepen
toegaan en daar in „ goede posture" blijven, ter dege acht
gevende op het „ teecken van Oorlogh, Defenstjf ende Offensijf
om oorsaecke van de Schepen van dit Lant te bevrijden
van ondersoeck ofte visiteren" welk teeken zal zijn „ een
lioo Vlagge onder de Prins hanghende ende uytwayende
aen de Admiraels groote Stenge, \'t Welck yder een siende,
sal llij sijn beste doen, soo veel niogelijek is, tegens de avan-
tagie van de jiartije, haer nemende, en de vermeesterde Sche-
pen onder de Vlagge te brenghen, om daer over te resolveren
ende te disponeren na behooren." Iedere vijandige handeling
moest ophouden, zoodra de roode vlag zou zijn ingenomen.
Deze maatregel was noodig, want, bij de uit oiulervinding be-
kende aanmatiging der F>ngelsehe zeelieden, moest men, vooral
in hun eigen vaarwater, op alle voorvallen gewapend zijn.
Daartoe werd thans ook dit bevel gegeven: „ Het is mede
expresselijck verboden eehige on noodighe eerschoten te doen,
maer \'t Bos-kruyt emle Loot van \'t Laut te bewaren ende te
nicnageren; maar nochtans komende bij eenigh Uytlandisch
üorlogli-schip waer door vereyscht wort ee-nige groetenisse met
schieten te doen, tot rc[)utatie van \'t Landt: ih sulcken ghe-
vallc hebben sij acht te nemen ende in alle eerbaerheydt tc
mainteneren do eere van ons Landt, na dat de Comm.andeurs
ofte Capiteynen van de Uytheenische Oorlogh-Schepcn van
ghelijcke sullen doen aen den Luytenant-Admirael, ofte aen die
welcke in sijn plaets endo Commandement zijn; ende voorsich-
tigh te zijn datter geen schade geschiede bij de selve eer-
schoten." Ook deze zaak toch moest geregeld worden. Van
het saluut met de vlag kon Tromp zwijgen, omdat zijne eigene
134
instructie daar niet van gewaagde. Uit het verband en den
inhoud blijkt, dat die spaarzaamheid met \'s lands kruid cn
lood niet alleen bevolen werd om geen gebrek te hebben bij
mogelijke vijandige ontmoetingen, maar ook om te zorgen dat
de Staat door onnoodige eer aan anderen te bewijzen „ geen
clcynigheydt" zou komen te lijden.
Na zoo de zaken geregeld te hebben — de verdere bijvoe-
gingen zijn hier niet van belang — kondigde Tromp zijne
komst op behoorlijke wijze aan, bleef op voldoenden afstand
cn van Duins cn van het" kasteel van Dover, om gerechtigd
tc zijn zich vaii elk saluut aan de gewapende macht van En-
. geland te onthouden en bewees door een spoedig vertrek, zoo-
I j als Bourne gewenscht had, de oprechtheid zijner bedoelingen.
..I Met het oog op deze instructie mocht Tromp volstrekt niet
\'ii aarzelen van koers te veranderen, toen op de bovengemelde
hoogte Joris van der Sacn bij hem kwam en het groote gevaar
i schilderde, waarin de Straatvaarders waren, zoo dc Engelschen
■|i ze al niet prijs gemaakt hadden in dc uren sedert zijn vertrek
verstreken. Het plan om onze kust weer op tc zoeken liet
hij varen en wendde in plaat» daarvan, de richting nemende hem
door van der Saen genoemd. (\') Terwijl hij vooruit zeilde,
met twee schepen meer in zijne onmiddellijke nabijheid, ver-
scheen hem ongeveer tegen vier uur de vloot van Blake uit
het W. komende, sterk vijftien schepen. C\') De eerste gedachte
van Tromp moest wel wezen dat deze do Parlcmentschepen
waren die van der Saen bedoelde, en dat de Straatvaarders
door hen konden genomen zijn. Toen onze vlootvoogd binnen
(\') De Jonge Iaat hem koers naar Dover nemen en hierop is zeker zijne
bewering gegrond, dat Tromp plan had Blake, indien de koopvaarders door hem
genomen waren, van Dover af te snijden, opdat van daar het kasteel hem niet
zou kunnen ondersteunen. Ned. Zcew. 1. 410 ^vlg. De ligging van Tairlee cn
de plaatsbepaling in Blake\'s brief maken een meer westelijke richting aanneme-
lijker. Zie boven bl. 129 \') en het Rapport van Tromps ofliciercn. De ont-
moeting had volgens IJrandley\'s verslag plaats op de hoogte van Foulstone cn
Sandgate. Zie ook het verhaal der vijf Engelsche kapiteins.
O Wicquefort II. 127. Dixon, R. Blake, p. 158. Verklariugen der veertig
kapiteins cn der officieren op Tromps schip. Tromps brieven van 30 Mei en
10 Juni. Ludlow (i. 349) noemt een aantal van dertien. .Wagenaar geeft
50 schepen op (XII 217), een onjuistheid die reeds in de Bijvoegselen, hl. 98
vlg. wordt opgemerkt, onder verwijzing naar Wicquefort cn Ilume, (VII. 212,
„much inferior in number"; evénzoo het Oorlogsmanifcst der Staten). Brandley
yernieldt er twaalf, en elf daarvan hij name.
I\' i
I;!;\'
iii\'i
lL
135
bereik van het kanon gekomen was, zond Blake achtereenvol-
gens twee schoten naar Tromps vlag, terwijl deze „ tot respect
van den Admirael" hem naderde met ingehaalde zeilen, be-
halve de marszeilen die ter halver steng woeien. De wimpel
onder de in top waaiende princevlag was ingenomen en een
man bij deze gesteld, „ om tc strijckcn." (\') Na het tweede
schot deed Tromp de sloep van zijn schip de Brederóde gereed
maken, waarin de kapitein moest gaan, om Blake te begroeten
en hern de reden van zijn schieten te vragen maar voordat
deze afgestoken was, volgde er een derde schot op dit Admi-
raalsschip zelf, dat een man den arm ontnam, terwijl anderen
door de splinters gekwetst werden. Terstond liet Tromp een
schot terug vuren, doch verre voor het schip van Blake, dc
St. James heen, „ hoopende, dat hij soude onse chaloup aen
boort wachten," en volgens de verklaring zijner officieren zeg-
gende : „ schiet veer genouch mis." Dezen voegen over dit schot
cr bij: „ gants geen intentie hebbende om den Admirael Blakck
te atfrontereu, veel minder te beschadigen*" Binnen musket-
schot gekomen, vuurde deze, verklaarde Tromp verder, een-volle
laag „ door ons schip en zeylen, met alle merckelickc mijnen,
om ons in dc gront te schieten," waarop dc reeds bemande
sloep terstond werd binnen gehaald, de man uit den mast zich
naar beneden begaf en\'Tromp niet naliet op dezelfde wijs to
antwoorden, al wist hij toen, evenmin als den volgenden dag
bij het schrijven van zijn eersto bericht, wat de Engclschen be-
doelden, daar er geen woord gewisseld was. ("). De twee of
drie schepen die het meest nabij waren, scliaarden zich op het
zien van dit gevecht, bij onzen Admiraal; maar eerst na cen half
uur hecsch de Brederóde dc roode vlag on werd de strijd alge-
meen, die ongeveer vijf uren geduurd had, toen de duisternis
dc beide vloten scheidde. Intusschen had Bournc, uit Duins
(\') Tromps brief d. d. Iß Juni. Van hct uitzenden der sloop en het plaatsen
van den man bij den mast konden de veertig kapiteins niet gewaden ; wel deden dit
dü offieiercn van de twee schepen die het dichtst bij waren. Zie bijl. 1?.
(\') Die opeenvolging der schoten wordt in do verschillende Ncderlaudsche be-
richten niet op gelijke wijze verha.ild. Tromp schrijft zijn brief van 30 .Mei,
dat hij op hct tweede schot vau ülake met een „ isci" antwoordde, dat daarop
Blake de geheele zijde gaf en hij dit voorbeeld terstond volgde. De schrijver der
Bijvoegselen op Wagenaar XII. 218 (bl. 102;, maakt reeds opdat vcrsehil in do
rapporten opmerkzaam. Zie beneden bl. 130\'), 141.\'), 145\').
136
komende, met negen (of twaalf) schepen, de achterhoede aangeval-
len en een uur na elkander twee vaartuigen buit gemaakt. Deze
hadden het moeten opgeven, daar niemand ze kwam ontzetten,
en zij, op twee mijlen afstand van de Admiraalsschepen, tegen
de overmacht niet bestand waren. Het eerste, dat van Tuyne-
mans, was een uur zonsondergang door drie vijandelijke
bodems genomen, en het laatste, dat van Sipke Fokkes, werd,
geheel reddeloos geschoten, door de Engelschen, na plundering,
verlaten, toen het dreigde te zinken, terwijl zij de bemanning
grootendeels meenamen. Zoo luidt het verhaal der llencontre
bij Dover van Nederlandsche zijde. (\')
Elake geeft er een geheel tegenovergestelde lezing van. In
Hije-baai had hij Bourne\'s bericht ontvangen en met spoed van
daar Oostwaarts zich begevende, zag hij de Nederlanders weg-
zeilen, zoo hij meende om het dispuut der vlag te ontgaan.
Op eens wendden zij en zeilden recht op hem aan, waarop
hij zich in postuur stelde en hen opwachtte. Zoodra zij
nabij gekomen waren, schoot hij „ volgens d\' oude Ordre,
drye sehooteii van waerschouwinge, om naar gewoonte te doen
strijcken/\' (^ waarop Tromp terstond met de volle laag ant-
woordde en de roode vlag heesch. Aan den strijd nam
rp
P
{\') Vervat in: Tromps brief aan II. IIo. Aio d. d. 30 Mei. Leven v. C.
Tromp, bl. 12 vlg. Holl. Mere. Mei 1G52, bl. 35. Een vertaling komt voor
in de stukken die op autoriteit van het Parlement over de Rencontre werden uit-
gegeven. Het origineel is verloren en de twee kopieën w.aarvau de Bijv. op
Wagenacr XII. 218 (bl. 102) gewagen, zijn niet te vinden. — 2« Tromps brief
aan de ambassadeurs, d. d. 16 Juni, medegedeeld door De Jonge N. Zeew. I. 756
vlg. Lias Eng. 1652. — 3« Verklaring der oilicieren op Tromps schip, te vinden
bij De Jonge N. Zecw. I. 7.\'\')9 vlg. Lias Eng. 1652. — 4« Verklaringen der oflicie-
ren van P. Florisz. en P. Allei ts. Lias Eng. 1652. Zic Bijlage B. — 5« Verkla-
ring van de veertig kapiteins op de Nederlandsche vloot, Aitzema 111. 712 vlg.
Leven v. C. Tromp bl. 16 vlg. — 6« Het oorlogsmanifest van de Staten, Ait-
zema 111. 727. Arend IV. I. 286 vlgg — 7\' Brief\'van de kapiteins Tuyucmans en
Fokkes d. d. 3 Juni Bijl. 3 bij l)r. v. amb. a. H. Ho. Mo. d. d. 7 Juni (S. Br. Eng.)
(") Br. V. amb. a. Tromp d. d. 2 Juni, Lias Eng. 1652. „ To require them to
strike Sail to ours, they being within the Territories of this Comioon-wcalth, the
Honour whereof our Navy was bound to maintain." Whiteloeke p. 508. Ook
volgens Engelsche lezing zond Blake drie schoten „ naer ofte over" de Brederode.
Br. V. D. Witt, d. d. 8-Juni 1652. Band „Commerce 1648—1684."
(\') Evenmin zijn de Engelsche berichten eenstemmig over de opéénvolging der
schoten. Blakc\'s brief, het IJcncontre verslag van het Parlement, dat van Brandley,
de brie& van Cats aan Tromp d. d. 2 Juni, over de loopende geruchten, geven
de vermelde lezing (de ambassadeurs gewagen vau drie volle lagen door Tromp
fi
137
Bourne deel, die juist bijtijds kwam toen er gevuurd werd, en
de Engelschen bleven den nacht op de plaats van het gevecht
ten anker, (\') terwijl zij den volgenden morgen bemerkten dat
de Hollanders vier mijlen weggezeild waren. Twee der vijan-
delijke schepen hadden de Britten prijsgemaakt en het ééne
om den ontredderden toestand waarin het verkeerde, moeten
achterlaten, maar het andere, en de officieren van beide vaar-
tuigen, opgebracht. Op Blake\'s schip waren zes dooden en
vijf en dertig gewonden. (■)
Daar zij alleen schepen prijsgemaakt en het terrein be-
houden hadden, beschouwden de Engelschen zich iils over-
winnaars. Toch blijkt uit het bericht van Blake zelven
dat men zoo gerust op dc overwinning niet was en in
onzekerheid verkeerde of de Hollanders den aanval zouden
vernieuwen. Dc reden waarom zij drie of vier mijlen van
„ the Ness" (■•) ten anker gingen, was de schade door de
St James geleden, ten gevolge waarvan dit schip onmogelijk
afgevuurd). Het rapport der vijf Engclsclie kapiteins komt meer met Tromps brief
vau 30 Mei overeen, doordat volgens hen de Brederode op de twee schoten van
Blake met een schot en daarna met de volle laag antwoordde.
(\') „ Or near thereabouts" verklaarde het l\'arlemcnt.
(\') Deze mededeulingcn over de Rencontre van Engelsche zijde vindt meu iu :
1. Blake\'s bericht aan het l\'arlemcnt. Lias Eng. 1G52. Leven v. C. Tromp,
bl. 14. IIoll. Merc. Mei 1052, bl. 37.
2. Verslag van de Rencontre van wege het Parlement opgemaakt. Verb.
Cats e. s. Bijl. 41. Lias Eng. 1053. Aitzema 111. 713.
3. Verklaring van vijf Engelschc kapiteins. Verb. Cats e. s.. Bijl. 44.
Lias Eng. I0ü2. Leven v. C. Tromp, bl. 18 vlgg.
4. Verklaring van Brandley. Verb. Cats e. s, Bijl. 43. Lias Eng. 1052.
5. Verslag van Bourne. Zie boven bl. 132 \').
0 Brief van dc ambassadeurs aan Tromp, d. d 2 Juni, Lias. Eng. 1052.
7. Brief van Cats aan II. IIo. Mo., d. d. 31 Mei (S. Br. Eng.)
Zie verder over de Rencontre: De Jonge, Ned. Zeew, I. 4 7 vlgg. Basnage,
I. 255. Wicquefort, II. 127 vlgg. Lingard, X. 381 vlg. Ilume, Vll 211 vlg.
Ludlow, I. 349. Naval Chronicle, XXXI. p. 5 vlg. Guizot, llist. de la Rep.
d\'Angl,, 1. 271 vlg. Arend, IV. 1. 257 vlg. Whiteloeke, p 508 vlg. d. d.
21 (31), 24 Mei ,^3 Juui). Clarendon, Ilist. of Reb. III. 093. Leven. v. C.
Tromp, bl. II. Dixon, R. Blake, p. 157 vlgg.
(») Vrgl. Clarendon, III. 095. Leven v. C. Tromp, bl 14 Dixcn, R Blake,
p. 100 vlg. ^
(*) Hiermede wordt Dungcness bedoeld, een plaats die Ottens in zijn atlas
noemt: „The Nesse-P\'." Dezo inlichting dank ik, evenals dc bovengenoemde
(bl. 129 \') over ,, Ktrlay" en ,, Kayrleigh," aan Dr. I. DoruseillVn.
138
wegzeilen kon, iets geheel anders dus dan de snoevende bewe-
ring, dat zij als overwinnaars op de plaats van den strijd den
nacht hadden doorgebracht, zou doen denken. (\') Men werkte
dan ook den geheelen nacht oin alles te herstellen. Blake
voegde er als verklaring met overdrijving bij, dat zijn schip in
gevecht was „ with the whole Body of the Fleet for the space
of four hours, and the Mark at which they aimed," hetgeen zelf-s
nict ecus plaats kan gevonden hebben in het begin van den strijd,
tenzij men het op de weinige schepen, die toen bij Tromp
waren, laat slaan. Blake was gescheiden van Bourne, die,
naar het schijnt, reeds terstond de achterhoede aanviel. Eerst-
genoemde eindigde zijn brief aan het Parlement met de betui-
ging, dat hij dankbaar was niet meer geleden te hebben, over
zijne vijanden er bijvoegende : „ they being first iu the Breach
and seeking an Occasion tot Quarrel, and watching as it
seems, an Advantage to brave us upon our own Coast." Hier-
van bleek echter den volgenden dag niets, en de Engelschen
konden hunne vrees laten varen, daar zij des morgens nog
slechts even in de verte aan de toppen der masten de Neder-
landsche vloot onderkennen konden. Hieruit o])makendc dat
de vijand naar de Fransche kust zeilde en de zaak niet wilde
doorzetten, stevenden zij zelven dien avond naar Foulstone cn
ankerden tusschen die plaats cn Dover.
Het was te begrijpen dat Tromp een geheel ander oordeel
over den afloop der lleiicontre had. Aangaande het gevecht
zelf verklaarde hij uit voorzichtigheid gestreden te hebben, alsof
hij zich verdedigde, telkens ophoudende om te zien of Blake
dudigde en alleen schietende als deze dit hct eerst deed, of-
schoon het hem door zijne overmacht gemakkelijk zou gevallen
zijn een luisterrijke overwinning tc behalen. {*) Tromp kon
deze handelwijze natuurlijk slechts aanwenden zoolang het ge-
vecht niet algemeen was. De verklaring zijner oilicicren is
daarom duidelijker: tot dryc reyscn heeft (Tromp) geboden op
! ill 4
(\') Basnage, I. 255. Whiteloeke, p. 509.
C) Vrgl. Naval Chronicle, XXXI, p. G. Whiteloeke, p. 510. Bourne\'s rap-
port.
(\') Zie Bourne\'s rapport.
{*) Br. V. Tromp d. d. 10 .luni. Vrgl. Lingard, X. 382. I\'auw verklaarde bij
zijne audiëntie over de Rencontre ook dit : „ sulcx dan overmits het niet met ernst
van de onse is gecontinueert gheweest." Aitzema, III. 715.
(I
1\'
-ocr page 155-139
te houden met schieten, verhopende, dat den Admiraal Blauck
soo \'oock soude doen; maer telckemacl wederom eerst begin-
nende, hebben oock genootzaakt geweest ons te defenderen, tot
dat den donckcr ons scheyde." Deze mededeeling kan eveneens
gelden voor een nader bewijs dat Tromp niet terstond de roode
vlag heesch. Blake beweerde dat deze admiraal, na hem eerst
drie volle zijden gegeven te hebben, nu eens wat van de St.
James afhield, dan weer daarop aanzeilde, totdat hij het schip
den wind had afgewonnen, en hem daarop met geheel zijne
macht omsingelde, waardoor een algemeen gevecht noodzakelijk
werd. Dit waren de berichten door de ambassadeurs ingewon-
nen, nadat de eerste brieven over het gevecht in London aan-
gekomen waren. (\') — Met het invallen der duisternis weken
beide Admiraals een weinig buiten het bereik van het geschut
om te rcpareeren, en de Nederlandsche vloot dreef den gehee-
Icn nacht met een licht op ieder schip. Tromp miste de ge-
nomene schepen eerst den volgenden dag, toen hij zich naar de
Fransche kust begeven had, in dc hoop daar de koopvaarders
op te sporen en al de vaartuigen die hij ontmoeten zou, veilig
in het vaderland te brengen. Met dit doel zeilde hij dien
dag heen cn weer. («)
Zoo was dus Tromps vloot veel minder dan de Engelsche
in hare bcwcgijigen belemmerd — later werd in een paar
dagen voor de Maas dc schade hersteld — en kon zij terstond
den tocht voor het beoogde doel voortzetten. Ook al was het
blijven van Blake in dc nabijheid van dc plaats waar gestreden
werd, niet een noodzakelijk gevolg geweest van zijn ontredderden
toestand, zoo had dit toch niet als een teeken van overwinning
kunnen aangemerkt worden, omdat de Nederlanders niet be-
doeld hadden hem van daar tc verdrijven, maar wel met hem over
dc aangedane beleediging en de berokkende schade af te reke-
nen. Het beveiligen der Straatvaarders bleef hun oogmerk.
Slechts indien zij ccn aanval op het oog hadden gehad, kon
Blake cr van gewagen dat hij hun plan verijdeld had, maar
in geen geval van Tromps nederlaag spreken. Zoo had dc
beschouwing van het begin cn het doel van den strijd invloed
op het oordeel over den uitslag. Wat de strijdkrachten
(\') Brief V. amb. aan Tromp d. d, 2 Juni. Lias Eng. 1C52.
(\') Brief v. Tromp d. d. 30 Mei.
140
betreft, hadden dc Nederlanders tegenover Blake sterk de
overhand; maar aan de Engelschen kwam het grootere kaliber
der schepen, de betere bemanning en uitrusting daarvan zeer
ten goede. (\') Neemt men dit in aanmerking en bovendien
het aantal bodems waarover beide natiën beschikken konden te
zamen, eerst dan kan men eenigszins komen tot de bewering
van Grovestins : „ les forces étaient a peu prés égales." (")
Hoewel Tromp zelf aan de Ambassadeurs den 16®"^ Juni
schreef dat hij een man aan den mast stelde „ om te strijc-
ken," (•■\') valt het moeilijk aan te nemen dat dit in zijn plan
zou gelegen hebben. Mogelijk wilde hij gereed zijn \'om dit
eerbewijs te brengen, zoodra de Engelsche admiraal maakte dat
het met eere voor onzen Staat kon geschieden; maar voorloo-
pig was aan dezen man, dien „ Blake selve heeft connen sien op-
climmen," denkelijk geen last gegeven dan het innemen van den
wimpel. Dit laatste getuigden ook de ofTicieren van dc kapiteins
Allerts en Florisz, gelijk ook die op Tromps schi}), zonder van een
bevel tot strijken te gewagen. Even denkbaar is het dat Tromp
den wimpel liet wegnemen, om er zoo noodig de roode vlag
voor in plaats tc laten waaien, daar hij op die mogelijkheid niet
minder bedacht moest wezen, en dit de aangewezene plaats
voor dat sein tot den strijd was. Ook om geschil over de vlag
tc ontgaan had Tromp, ingevolge der Staten last, iedere ont-
moeting met dc Engelschen gemeden; maar toen dc beide;
vloten in eikaars nabijheid kwamen, was het zijn plicht even-
zeer in dit opzicht voor \'s lands eer te zorgen. Dit was hem
bevolen, hoewel de wijze waarop deze last nageleefd moest
wórden, aan zijne bescheidenheid werd overgelaten. (■*) Maar
Tromp was dc man niet om op het punt van eer toegevend
tc wezen en in zijne bedoeling kon het niet liggen in dc
opene zcc, al was die ook volgens dc Engelschen hunne zee,
zijnen Staat als den minderen te doen optreden, vooral niet
nu zijne tegenstanders „ Sonderlinge de swackste" waren.
! 1
ii
if
r»;
. „1
\'SI\'
:
(\') Wicquefort 11 128. Basnage I. 255. Uc Jonge, Ned. Zeew. i. -tl3. Dixon,
R. Blake, p. 158. .Leven v. C. Tromp, bl. 11.
O Grovestins I. 18(1.
(\') Ook Pauw zegt in zijne rede op t Juni, dat Trotiip beval dr vlag af tc
nemen.^^Aitzema III. 715.
De. Jonge, Nt-d. Zeew. I. 11-4.
llt
141
Daarbij geven Tromps eigene woorden duidelijk te kennen dat
hij vooreerst geen plan had de vlag omlaag te laten halen. In
zijn eersten brief na de Eeneontre, den 30\'° Mei geschreven,
wordt dit punt ter zijner verdediging niet genoemd, evenmin
in de Justificatie die hij later inzond. Daar heet het „ tot
wechneminge van alle presumptie van offentiën (behalve om
sijn uiterste schepen in te wachten) innemende alle sijne stalen,
uytgesondert de twee marsseylen, die hij ter halver .stengh dede
strijcken; verder in hebbende gehaelt sijn wimpel ende een
man gestelt aan de vlagge, met welcke civile bejegcningh of
wel de voorn. Blaeck behoorde gecontenteert te sijn geweest,
gelijck hij twee jaeren te voren schepen van dezen Staet geren-
contreert hebbende, selve den anderen met eerschoten hadden
begroet, sonder aen d\'een ofte d^andere sijde vlaggen te strijc-
ken." (\')
Misschien heeft Tromp, toen de ambassadeurs hem van de
groote ontsteltenis schreven die het gebeurde in Engeland
had veroorzaakt, en hij hun daarop antwoord toezond om die
„ verdrayde relatien" in een beter licht te jilaatsen, hun tevens
door zijn bericht zooveel mogelijk in staat willen stéllen een
openlijke rupture te verhoeden door de feitisn mede te deel(>n
zooals zij geschied waren, maar ze te verklaren op een wijze
die de Engelschen in hun zwak te gemoet kon komen, en
daarom ook aan het klimmen van den man in den mast een
verdere bedoeling toe te kennen dan waarlijk bestaan had,
doch die het achteraf oogenschijnlijk kon gehad hebben. Hij
had de eer van zijn land gehandhaafd en nam nu die houding
aan om zijne landgenooten aan een nadeel tc doen ontkomen
dat hen, ten gevolge van de trotschheid der Engelschen, dreigde.
Tpen het later bleek dat \'t rarlement deze lezing niet als
verontschuliliging liet gelden, was er geen reden om de zuivere
houding langer te verbloemen. Evenzoo had, volgens Tromps
eigene verklaring, het strijken der zeilen de bedoeling den
Engelschen Admiraal „ te preijen," terwijl hij later in zijne
Justificatie dit voornemen om te groeten (\') weer op zijde
(\') De Jonge, Ned. Zeew. I. 417. Wicquefort II. 129. Hoewel hem de
ziiak niet duidelijk is, twijfelt reeds de schrijver der Bijvoegselen op Wagenaar XII.
218 (bl. 103) of Tromp wel het plan had te strijken.
(\') Br V Tromp d. d. 30 Mei, 10 Juni, cn in dien aan Blake: „ mon inten-
tion etoit de vous saluer."
142
zette door dc mededeeling, dat dit geschiedde om ieder ver-
moeden te niet te doen als had hij een aanval in den zin,
cn tevens om zijne uiterste schepen in te wachten.
De weigering van Tromp om de vlag voor dc Britsche He-
publiek te strijken, terwijl hij en anderen dit voor den Engel-
schen koning wel hadden gedaan, kan volstrekt niet, zooals
Hume wil, aangemerkt worden als „ a strong presumption" dat
hij zijne partij, die van het Huis van Oranje, had willen be-
lieven. (\') Het anti-stadhouderlijke Holland wilde evenmin als
de stadhouderlijkgezinde Gewesten die eerbewijzing brengen,
zoolang hierin de erkenning van Engelands zeeheerschappij
gezien werd.
De groote vraag wie in deze Rencontre de aanvaller was,
een quaestie die alle verdere onderhandelingen beheerschte, is
niet met beslistheid te beantwoorden, daar uit de geheel tegen-
strijdige berichten de wijze waarop het gevecht ontstond niet
met zekerheid kan worden vastgesteld. Stemmen de mededee-
lingen van Nederlandsche, evenmin als van Engelsche zijde
overeen wat de opeenvolging der schoten betreft, iedere partij
beschuldigde de andere, dat zij het eerst door het geven der
volle laag zelfverdediging noodzakelijk had gemaakt, en beide
partijen hebben hiervan — alle Nederlandsche kapiteins die
tegenwoordig waren onder eedc — getuigenis afgelegd. Toch
is het, al valt er geen onwedcrsprekelijk bewijs te leveren,
waarschijnlijk dat Blake het gevecht begon.
S !i -
fl
1
! ! I t
^ I
■ 1.1\' >
) ;
I \'
I •\' \'
i\' i \'
a .(!; *
il\'
\'-I. »
Van hem slechts kan aangenomen worden dat hij Tromp met
de vlag in top niet wilde laten voorbijzeilen. Het kwam cr hier
toch niet alleen op aan dat hij zelf dc vlag liet wapperen,
maar dat de vreemde admiraal aan hem, den vertegenwoordi-
ger der Britsche Republiek, de eerbewijzing, welke haar toe-
kwam, bracht. Dit eischte de waardigheid van zijn land en
hiervoor moest gezorgd worden, ook, al werd van Nederland-
sche zijde geen aanval gepleegd. Reeds vroeger hadden dc
scheepsbevelhebbers, die vreemde bodems tot strijken dwongen,
de goedkeuring van het Parlement daarop verkregen : „ in
order to the maintenance of this Kingdoms Sovereignty at
p\'
(\') Ilumc VH. 212. Clarendon wordt om zijne onjuiste voorstellingen van de
instructies op dit punt (Hist, of Reb. III. 694) te . recht gewezen door Basnage
i^I. 253).
143
sea" (\') want het republikeinsche Engeland wilde doen zien
dat ook de rechten op dat deel van het Britsche grondge-
bied dc zijne waren geworden. De Engelsche kapiteins ont-
zagen zich dan ook niet, zoo het niet goedschiks bewerkt kon
worden, met geweld de Nederlandsche schep(;n tot strijken tc
dwingen. Thans, nu de zceheerschappij meer dan ooit op den
voorgrond werd gesteld, was verontachtzaming dezer rechten
onlijdelijk in het oog van den Brit. Hier, waar twee admi-
raalsvlootcn met elkaar in aanraking kwamen, moest vooral
niet de minste afbreuk aan de majesteit der zccbehcerschendc
natie toegelaten worden. Er bestond dus veel meer aanlei-
ding voor den Engelschen dan voor den Nederlandschcn vloot-
voogd om aanvallenderwijs te werk te gaan. Het is veel eerder
denkbaar dat de eerstgenoemde, toen de drie schoten van waar-
schuwing zonder uitwerking bleven, zijn schip wendde en de
g(!heclc zijde losvuurde, dan dat Tromp, nict alleen met ecu
enkel schot (waarvan ook Engelsche berichten gewagen), maar
met de volle laag zou geantwoord hebben. Dat schieten van
Blake voor de derde maal was reeds met een aanval gelijk te
stellen, doch hij beschouwde het natuurlijk niet als een vijan-
dige handeling. Het was voor hem slechts ecu aanmaning tot
plicht, waardoor geen enkel Nederlandsch schot gerechtvaar-
digd werd en van zijn standpunt koii hij later aan Tromp
schrijven dat deze begonnen was „ acts of hostility which you
call yo\' ownc defence against the commonwealth, without the
least provocation on the part of their servants."
Had aan den anderen kant Tromp bij zijn kruiseir voor de
vaderlandsche kust werkelijk in den zin, zoo de omstandighe-
den cen gunstige aanleiding gaven, den tcgonstandcr aan te
vallen, hij zou dc gelegenheid om hct kleine eskader van
Bournc aan tc tasten, zeker niet ongebruikt voorbij hebben
laten gaan. Nu integendeel gedroeg hij zich met dc meeste
voorzichtigheid bij die verschijning op Engelands kust en vol-
komen volgens de orders hem door dc Staten gegeven. (2)
(») De Jonge, Ned. Zeew. I. 406.
(\') Art. 10 v.m do Instructie voor de Vloot bepaalde, dat al wat bij hetgeen reeds
bevolen was, rakende „ de materie van staet," Tromp of andere scheepsbevelhebbers
zou mogen gelast worden, bij Secrete Instructie moest geschieden Instrb. fol. 135.
Niets is er evenwel wat het bestaan van geheime orders tot aanval op de Engel-
sehen waarsehynlijk doet zijn. Ook dc schrijver der Bijvoegselen op Wagen.iar XII,
144
Deze waren het ook die hem verplichtten tot het onderzoek
of de Engelsche vloot, welke in het gezicht was, de koopvaar-
ders genomen had. Men kan beweren dat het omzichtiger
geweest ware, indien hij, zelf achterblijvende, eenige schepen
met dat doel vooruit gezonden had; maar de aandrang waarmede
van der Saen hem van den gevaarlijken toestand der koopvaar-
ders sprak, moest Tromp tot de meening brengen, dat het nood-
zakelijk was terstond een ontzag inboezemende macht ter hoogte
van Eairlee op te stellen en zelf wegens de nabijheid der En-
gelsche vloot over alles te waken. Daarbij was hij de zij-
nen vooruit en moest hij de zeilen inhalen om hen op te
wachten, een maatregel dien hij zelf aan zijne kapiteins bij
ontmoetingen met vijandige schepen had voorgeschreven In
geen geval kan het wenden van Tromp aangemerkt worden als
een blijk van begeerte tot vijandelijkheid, zooals de Engelschen
het gaarne beschouwd wilden zien. Hij kwam blijkbaar aanzeilen
met het plan zich kordaat te gedragen in het ophouden van
\'s landseer, hoe en waar dit ook noodig zoude zijn, maar zonder
het doel waarvoor hij den steven gewend had uit het oog te
verliezen. Yandaar dat hij na het eerste schot uit dc Si.
James ongestoord zijn koers vervolgde en eerst na het tweede
of derde een onschadelijk antwoord gaf. De Engelschen waren
geërgerd dat hij door hun vlag schoot en spreken niet van de
verwondingen op de Brederode aangericht. Deze evenwel recht-
vaardigen het in Tromp als hij niet over, raaar o]) de St.
James heeft gevuurd, en maken dat hij niet voor den aanvaller
mag gehouden worden, zelfs al had hij het eerst de volle laag
gegeven. Dit kon dan slechts aangemerkt worden als een kras
antwoord op een uitdagende, aanmatigende handeling.
Er werd ook door personen, niet tot de betrokkene partijen
behoorende, een uitdrukkelijke getuigenis ten zijnen gunste
aan dc ambassadeurs te Londen ter .hand gesteld. Dezen ont-
vingen den 1\'" Juli van den agent de Glarges drie attestatiën
van zijne matrozen en vier van Eransche schippers, die het
gevecht gezien hadden en verklaarden dat Blake met de drie
enkele schoten nog vele tegelijk op Tromp gelost had. (\')
t
I
ii ü
i;
Ui,
I :
lii
218 (bl. 103*) verklaart, dat hem hiervan „ nergens schijn of schaduw is voor-
gekoomen."
(\') lir. V. amb. aan de St. Gen. d. d. 5 Juli (S. Cr. Eng.) Ook Basnage (I. 255)
vermeldt dat Blake het eerst schoot „ bordces de Canon charges de Boulets."
41
\'ij ;
i 1
!< I
Pi ■ ^
198
Hetzij dat deze dit vuren te reclit of te onrecht het losbranden
der geheele zijde noemde, (\') een aanval die niet onbeantwoord
kon blijven was het ongetwijfeld. Al ging hij doortastend te
werk, dit kon bij den last hem opgedragen, slechts tot zijne
eer en verdediging strekken. Ook wanneer hij, na zulk eene
behandeling ondervonden te hebben, terstond de roode vlag
heeft geheschen, terwijl hij zelf beweerde, het na een strijd van
ongeveer een half uur gedaan te hebben, mag hem dit niet
verweten worden. Het uitstellen was meer dan van zijne voor-
zichtigheid kon gevergd worden. Allert\'s officieren meldden
dat terstond meerdere Engelsche schepen aan het geven der
laag deelnamen.
Het is dus ook onnoodig om, gelijk men gedaan heeft, in
Tromps liefde voor het Huis van Oranje den oorsprong van
den strijd tc zien. De gebeurtenis zelve geeft er geen aanlei-
ding toe en een aannemelijke grond waarom men licm daar-
van beschuldigen kon, is nict bijgebracht. Slechts de algemeene
neiging der prinsgezinden tot oorlog gaf dit vermoeden aan de
hand. Eerst later werd die beschuldiging opgeworpen, toen de
tegenspoed en dc onberekenbare scliade de gemoederen beang-
stigden en verbitterden cn de ])artijschappcn op nieuw deden
herleven. Die schade werd spoedig ter dege gevoeld en van
daar dat men reeds in liet begin van den oorlog er toe kwam
in den persoon van den vlootvoogd de oorzaak van al dc ram-
pen tc zoeken, evenzeer als sommigen Pauw voor alles verant-
woordelijk achtten. In die dagen, toen hct geroep om cen
stadhouder uit het huis van Oranje weer begon gehoord te
(\') Iu liet „Engelschen Alarm" (Amsterdam 1052) geeft een der sprekend in-
gevoerde personen ccn verhaal ten beste over dc Kcncontrc, dat hij vcrklaart van
Tromps kapitein zelf vprnomen te hebben. Hij beweert daar o. a. dat Tromps
antwoord op de drie schoten van Blake gevolgd werd door vijf schoten van dezen,
waarop de Brederóde de volle zijde gaf.
(\') Pauw schreef den 28«° .Juni aan De Witt: „Men is tegen den persoon
van den Viee-Adm\'\'. Tromp seer ingenomen ende men heeft vcele preuvcn in
handen van voorgaende actiën ende oock van de jongste, die misschien ten dccle
vcrdrayt, doch oock wel wat onvoorsichtelijek mogen gcpleegt sijn. Ende met al
het water van zee (soo men seijt) sal men sijn persoon niet connen schoonwas-
schcn" (Missiv. a. d. R.iadps. 1052). Vrgl. beneden hl. 101 \').
(\') Als bewijs hoe weinig zijne kapiteins een strijd vermoedden, schreef Tromp:
„ w.ant noch eercschoten sonder cogcls voor de twacHf (die uit Duyns quamen)
hebben geschooten, soo sy seggcn." Br. v. Tromp a d. amb. d. d. 10 .Tuni.
18
-ocr page 162-146
worden, werd ieder die voor zijne prinsgezindheid rond uit-
kwam, met wantrouwen aangezien en ook Tromp, wiens hart
warm klopte voor Oranje, (\') ondervond de gevolgen van de
spanning der partijen. De Staten van Holland, die hem vroe-
ger voor de meest beteekenende commando\'s hadden aangewe-
zen, wilden in die gesteldheid vau zaken zich niet van hem
bedienen. Thans gaven zij hem een zijdelingsche vermaning,
omdat hij in zijn rapport van „ Princevlag" in plaats van
„ Statenvlag" gewaagd had, door aan dc Admiraliteiten te ge-
lasten de scheepsbevelhebbers aan te schrijven dat in het ver-
volg dergelijke „ abuysen" niet meer mochten plaats vinden. (\'\')
Het voorgevallene in de Eencontre veroordeelen wilden zij
evenwel niet, ooJc al verlangden de Engelschen het, cn al wis-
ten zij dat het wellicht nog den oorlog kon doen uitstellen.
Tot dezen voelden zij zich noch door hunne staatkunde,
noch door hun handelsbelang getrokken, maar voor dit laatste
was versterking der zeemacht noodzakelijk en die uitrustingen
brachten hen, huns ondanks, ter wille hunner vrijheid, tot een
breuk met Engeland. (\'\')
Yan de zijde der prinsgezinden werd de beschuldiging ge-
hoord dat er een kleine partij onder de Staten van Holland was
die slechts aandreef tot het krachtig beveiligen der zee, om
daarna, wanneer vele schepen en veel geld door dc Engelschen
ons ontnomen zouden zijn, er oj) tc wijzen dat verzet tegen
het Parlement onmogelijk was, cn zoo tot een of- cn defensief
verbond te noodzaken ter verzekering der thans iu beide lan-
den gevestigde staatsinrichtingen. (") Zeker is het, blijkens dc
geschiedenis dér onderhandelingen, dat Holland wel zeer ge-
neigd was tot ecTi tractaat, maar slechts zóó dat de zelfstan-
digheid der Provinciën gewaarborgd bleef. Zeeland wenschte het
aannemen eener krachtige houding tegenover Engeland. (\') Hier-
toe toonden alle stadhouders-gczimlen groote genegenheid. Zij
1]!
I
. I i
I (1 ,(\'1;
C\') Toea dc oorlog uitgebroken was, ontzag zijne vloot dc Schotselic visseh\'ers,
„.alsoo deselve Natie goed Koninghs was." Aitzema III. 721.
(») Wagenaar XII. 221.
(») De Jonge, Ned. Zeew. I. 417. Arend IV. I. 258
C) Groen, Archives 11. V. p. XII. \')
C) Groen, Archives H. V. p. Xlll. Aitzema 111. 730.
C) Groen, Archives II. V. Cli, 70.
O Groen, Archives II. V. 08 vlg. Aitzema III. 721, 730.
i
-ocr page 163-147
zagen in een buitenlandschen oorlog het middel om aan den druk-
kenden invloed van Holland te ontkomen (\') en een geschikten
weg om tot den ouden regeeringsvorm terug te keercn.
Toch waren er redenen waarom zij een openlijke vijandschap
niet wilden te voorschijn roepen. Hun geldelijk belang kwam
daartegen zeer in verzet en zij vreesdeji dat krachtige maatre-
gelen der Yereenigde Provinciën Cromwell tot toegeven nopen
zouden, iets wat voor hunne oogmerken zeer ondienstig zou we-
zen. Van het besluit tot uitrusting der groote equipage
was dan ook Holland, in verbinding met Zeeland, de bewerker.
Slechts de Stuarts-gezinden konden met onverdeeld verlangen
uitzien naar den tijd dat de breuk tusschen het Parlement en
de Staten onvermijdelijk worden zou, cn hierop richtten zich
voortdurend uit Frankrijk hunne blikken. (\'\') Zij werkten aan-
houdend in de Nederlanden, en reeds in April had Karei II
Sir Edw. Hyde aangewezen als den man die, zoodra het tijd
wezen zou, hem daar vertegenwoordigen moest. (\') Aannemelijk
is het evenwel niet dat de stadhouderlijk-gezinde Provinciën
ter wille van de geslagene zaak der Stuarts zich zulk een ge-
vaarlijken oorlog op den hals hebben willen halen, w\\aar-
door hare welvaart zoo sterk getroiFcn zou worden. Inzon-
derheid was dit niet waarschijnlijk in een tijd waarin het Huis
van Oranje geen persoon opleverde die aan de gehate Hol-
landsche ])artij het bestuur uit dc handen kon nemen, cn waarin
het dus niet tc voorzien was dat de zware opolFering vrucht
zou dragen.
De ontsteltenis, in Engeland door dc Rencontre teweegge-
bracht, deed Crouiwcll terstond naar het Zuiden vertrekken,
waar men cen aanval der Nederlanders vreesde, om ord(!r
op alles te stellen. In de weinige dagen van zijn verblijf
aldaar, C) nam hij dc gevangene Nederlandscho kajutcins ëii
Imnne luitenants in verhoor en liet Parlement grondde o])
(\') Groen, Archives II. V. 05, vrgl. 75.
(\') Groen, Archives II. V. 03, 71.
(\') Groen, Archives II. V. 05 vlgg.
{*) Clarendon, State P.ipcr8 d. d. 9, 15, 33 Maart, 5. 27 April, II, I7, 2.1
Alei, 8, 15 Juni 1052.
Clarendon, State Papers d. d. 13 April 1052.
C; Reeds den 5«» Juni was hij te London teruggekeerd. Zie het onderschrift
V, d, Urief der amb. aan Tromp d, d. 2 Juni. Lias Kng. 1052.
10^
-ocr page 164-148
hunne verklaringen ook de beschukliging togen Tromp. (\')
Volgens de Engelschen hadden Tuynemans en zijn luitenant
ieder gezegd dat de Brederóde op de drie schoten van Blake
met een schot en daarna met de volle laag geantwoord had,
onder de bijvoeging „ soo hij geinformeert was," en dit laatste
maakt de verklaring begrijpelijk: want het was voor hen on-
mogelijk eenigszins nauwkeurig dat schieten na te gaan, wegens
den verren afstand waarop zij zich bevonden. Van dc twee
andere officieren vernam Cromwell dan ook alleen, dat zij om
deze reden niet wisten „ de geschapenthejdt van beyde Admiraels
in \'t attacqueren van malkandcren." Van Nederlandsche zijde
werd beweerd dat Cromwell dc kapiteins niet tot dc betuiging kon
krijgen dat Tromp het eerst de laag gegeven had, cn hun ant-
woord op de vi-aag „ of er niet zekere wrcvelheyt in \'t strijckcn
van de vlagh was," zou geweest zijn, dat zij over een vroeger
toegeven aan den eisch der Engelschen ongenoegen hadden
gehad cn „ dat oock nu den Admirael selfs stercker als d\' En-
gelse met de Hoet in de hand niet gereed stont om te stryc-
ken, overmits op dit Poinct tusschen beyde de Rcpublyckc
noch geen overecn-kominge was gemacckt." Cromwell scliijnt
na zijne terugkomst een geruststellend verslag over zijne bevin-
dingen uitgebracht te hebben. (") Terwijl het dus zeer twijfel-
achtig is of dc verklaringen der officieren de geliefkoosde mcc-
ning der Engclschen bevestigden, konden Tromp cn de zijnen
aan dergelijke betuigingen, al hadden zij deze strekking, te
recht alle waarde ontzeggen, daar de g(!vangenen zich onmoge-
lijk met eigen oogen op dc hoogte van het gebeurde hadden
kunnen stellen.
Tn deze. verklaringen en in Tromps Oranje-gezindheid heeft
Mr. P. Simons gronden mecnen te moeten vinden om zich bij
I
Ül !ii
\'t !
(\') Verb. Cats c. s. Bijl. 43. Holl. Merc Juni 1052, bl. 39. Hct Leven v.
C. Tromp (bl. 16) geeft een onjuiste voorstelling.
{\') Vrgl. Brief v. De Witt d. d. 8 Juni te vinden in den band „ Commerce
ir.48—1684."
(\') Vrgl. Tromps brief d. d. 16 Juni en dien van /.ijne oilicicren. De Jonge,
Ned. Zeew. I. 7B8 vlg. In den brief van amb. .aan H. Ho. JIo. d. d. 7 Juni 1652.
Bijl. 3 (S Br. Kng.) wordt van dit verhoor geen gewag gemaakt. De schrijver van
i| ,, Nodige Aenmerckinge op d\' Antwoorde van \'t Parlement enz." ziet in de pressie
I
der Eögelschcn om dc verklaring tcn hunnen gunste uit te leggen, een bewijs
dat alle gewicht daaraan moet ontzegd worden. Zie beneden bl. 157.
i ■
ii.
■I .ij
-ocr page 165-149
het gevoelen der Engelsche geschiedsclirijvers (\') aan te sluiten
en in onzen Admiraal den aanvaller te zien. Hij beweerde
dat na het verhoor, door hen ondergaan, het Parlement niet
meer naar de Ambassadeurs wilde hooren, en dat hieruit de
bezwarende strekking hunner verklaringen zou blijken, een
gevolgtrekking die alle aannemelijkheid mist. De Engelschen
trachtten natuurlijk ook hierin een wapen tegen hunnen vijand
te vinden. Simons ziet verder een grond voor zijne meening in
de instructie, door Tromp aan dc kapiteins ter hand gesteld,
om kruid en lood te bewaren, waarin hij een bewijs vindt voor
Tromps begeerte, om blijken van zijne dapperheid te geven.
Hij vergat evenwel dat hetzelfde bevel reeds voorkomt in de
instructie door H. Ho. Mo. den 29" Aug. 1651 voor denzelf-
den admiraal vastgesteld; dat het derhalve zeker in hun geest
uitgevaardigd en niet een door Tromp uitgedachte lastgeving was
om aanvallenderwijs te werk te gaan. Dit hadden de Staten
ook in het vorige jaar met hunne instructie niet bedoeld. Blij-
kens het verband, waarin die woorden voorkomen, geven zij niet
alleen te kennen een sparen, om zoo noodig vijandelijk te werk
te kunnen gaan, maar ook om de waardigheid van het land
op te houden.
De woorden, waarmede Simons zijne uiteenzetting besluit,
kunnen, hoop ik, eveneens hier neergeschreven worden, maar
met de tegenovergestelde slotsom voor oogen : „ quae de pugnao
origine diximus, licet rem quae semper dubia mancbit ad cvi-
dentiam perducere nequeant, tamen . . . videntur sufficere ad
eam probabilem reddendam."
Er werden ook berichten van meer opgesmukten aard over
het gebeurde verspreid. Men beschouwde het schip van Vau
der Sacn, dat de oorzaak van Tromps wenden was, als een
(\') Dat Lingard niet gerekend moet worden tot hen die deze meening deel-
den, blijkt uit zijne Hist. of ï^ngl. X. 382. Na de eenvoudige vermelding der
verschillende zienswijzen, laat hij volgen: „ The reader will probably think,
that those who submitted to solicit the continuance of peace were not the first
to seek the commencement of hostilities."
(.\') Eerst in zijne dissertatie : de Anglorum lege navali ciusque vi in patriam
nostram. Utrecht 1820, p. 48 vlgg., daarna herhaald in zijne Historische Ver-
handelingen (1830) hl. I4C—150. liij zijne gronden legde zich ook neer Mr. V.
Reede v. Oudtshoorn in de dissertatie: Dc salutatione maritima. Utrecht 1830.
(») Zie boven bl. 133 vlg.
-ocr page 166-150
expres-vaartuig dat hem meer positieve bevelen tot den strijd
bracht, (\') Whiteloeke verzekert, dat er in die dagen geen
stormachtig weer geweest was en dat Tromp dus ten onrechte
daardoor zijn zeilen naar Dover meende te kunnen rechtvaar-
digen, en ook te Londen beweerde men geen storm be-
speurd te hebben. (\') Dit argument zou evenwel Blake eu
vooral Bourne niet verzuimd hebben aan te geven, indien
het houdbaar was, en geen der daarbij betrokkene scheeps-
bevelhebbers maakt er eenig gewag van. De Engelschen lie-
ten gaarne alle goede eigenschappen van Blake bij deze
gelegenheid uitkomen. Hij zou zelfs na de volle laag ont-
vangen te hebben van zijne vloot gescheiden en naar Tromp
gezeild zijn om, door onderhandeling over dat punt van eer,
bloedvergieten en een „ national quarrel" te voorkomen;
maar toen zond de geheele Nederlandsche vloot vele hon-
derden schoten op hem af, „ contrary to the Law of Nations,
coming upon a Treaty." Yolgens Dixon, in zijn leven van
Blake, werden de wederzijdsche afzonderlijke schoten gewis-
seld toen Tromp van Dover naar Calais voer, zonder de
minste uitwerking, en eenigen tijd daarna zou de Nederland-
sche admiraal, door een schip dat met grooten spoed uit Hol-
land kwam, tot wenden bewogen, op Blake, zonder dat deze het
vermoedde, losgegaan zijn, en hem met twee volle lagen verrast
hebben. Deze lezing is geheel in strijd met de overige be-
richten, ook met dat van Blake zelven. Basnage heeft reeds
opgemerkt dat de geschiedschrijvers in hunne beweringen nog
meer uiteenloopen dan de Admiralen zelven en geeft als reden
op: „ parceque la plüpart ne se sont pas donné la peine de lire
leurs Lettres." (") De Engelschen meenden in hunne ontstelte-
nis aan Tromp bij zijne komst voor hunne kust het plan te
mogen toekennen een landing in hun gebied te bewerkstelligen
151
mmmm
en „ alles te niassaoreeren." Nu dit voornemen verijdeld was,
zou hij bevolen hebben „ aan geen Engelschen quartier te gee-
vcn trachtende zijn moed te vuur en te swaard te koelen: Dat
hij ook aan alle zijn Capitcineu had belast, als zij in ge-
vaar waren van genomoi te worden, \'t volk op het verdek te
doen komen, en het Schip, op poene van den hals, in brand
te steeken, om alzo hun vijanden te vernielen." Zoo liet zich
zelfs een dor Parlemoitsleden openlijk uit cn tot zulke voor-
stellingen kwam men in de opgewondenheid der gemoederen,
wel een bewijs tevens waartoe men de Nederlanders in staat
achttc. (\')
Tromp had na het gevecht voortdurend zee kunnen houden
en sedert den 30®" Mei door zijne schepen dc Straatvaarders (1)
laten opzoeken. Twee dagen later werd één van dezen bij hem
gebracht met bericht dat de overige zes bij de Goeijinge gezien
waren, en eenige van Tromps schepen ontmoetten hen dan ook
weldra onder Duinkerken, zoodat onze Admiraal niet twijfelde
of zij waren in veiligheid. (\'\') Deze feiten doen nog duidelij-
ker zien hoe de Engelschcn geheel ten onrechte Tromps bewe-
ring, dat zijn doel was dc koopvaarders te redden, voor on-
aannemelijk verklaarden, op grond dat deze schepen den 25"
Mei Blake O.-waarts voorbijvoeren. Waren "zij reeds toen
het Kanaal verder doorgegaan, dan was hun verblijf zoolang
daarna bij de Goeijinge onverklaarbaar, cn Blake nu had zijn
tocht niet verder dan tot llye-baai uitgestrekt. Van daar
of vau Nesse (\') was hij op Bourne\'s bericht teruggezeild. De
korte afstaiul tusschen deze twee plaatsen cn Fairlee doet zien
dat Van der Saen het oog had op Blakc\'s smaldeel, toen hij
Tromp wees op de gevaarlijke macht die zich in dc nabijheid
der koopvaarders vertoonde. Onze Admiraal had dus de meest
1 (\') Leven v. C. Tromp, bl. 27. Hasnoge ontleent .aan Raguenot bet volgende
briefje door Cromwell aan Blake geschreven: „Seigneur Amiral I II y va de
votre honneur et de celui de tous vos braves Capitaines de renvoïcr ces Gre-
noidllet dans leurs Marais et de ne pas souffrir qu\'elles vous importunent plus
long-tems de leur bruit!" Basnage I. 255.
(\') Simons noemt zc „ Straat-Davis-vaarders," waarvan de onjuistheid o. a. blijkt
uit Younjj\'s brief. Eerst vele jaren l.ater voeren onze schepen daarheen.
(\') Rr. v. Tromj) a. II. IIo. Mo., d. d. t Juni 1C52, Lias Eng.
-ocr page 168-152
mogelijke reden in aller ijl zich derwaarts te begeven. De
Nederlandsche vloot werd den 2" Juni versterkt door de komst
1 van Everts\' smaldeel, dat den 28" Mei Vlissingen verlaten
had. (\') Op denzelfden dag bij Galais voor anker gekomen,
ontving Tromp namens den Gouverneur, door middel van den
agent de Glarges, het aanbod van hulp zoo er iets ontbrak.
Toen hoorde hij van dezen dat de Engelsche vloot in zeer ge-
havenden staat met het schip van Tuynemans bij Duins gekomen
ij was, waarop hij een brief aan Blake afzond, om restitutie
van dat vaartuig, zooals het genomen was. (\'\') Door die vraag
gaf hij te kennen in hetgeen gebeurd Avas geen verbreking van
den vrede\'te zien: want zulk een verzoek kon alleen geschie-
den, wanneer door een bevriende natie uit misverstand schepen
I I , of personen aangehouden waren. {*) In zijn bericht aan dc
Staten verzocht hij dezen, zich op hem te verlaten dat hij niet
zou ,, mancqueren in alle voorvallende occasien, als een ge-
trouw dienaer te doen t\' geen tot reputatie van t\' landt, ver-,
seeckeringe van de custen ende bescherminge van dc goede
ingesetenen sal vereysschen." . Blake schreef een onbeschoft,
hooghartig antwoord terug, waarin hij zich niet eens verwaar-
digde Tromp op het gedane verzoek te woord tc staan.
Zoodra de Rencontre den 30" Mei te Londen bekend werd,
zond de Raad van State nog dien avond een bende ruiters
naar Chclsea „ om haer Excell. (zoo men voorgaf) van alle
oploop van \'t volck te bevrijden, doch daer was weynig vreese
Ijr voor, doordien een dag 2 ä 3 daernaer haer Excell. sondcr
eenige van de soldaten gevolgt nacr de audiëntie in dc stad
reden, soodat het alleen scheen tc strecken om van haer Excell.
versekert te sijn." Zoo liet zich bovengenoemde George de
!! Mey uit. Dat de bevolking volstrekt niet verbitterd was, bleek
\' \' \\ ook uit ecu bericht, namens van Nieuwpoort door een der
ïiM
(\') De Jonge, De Evertsen, bl. 52.
(\') Brief v. Tromp aan II. Ho. Mo , d. d. 4 Juni.
Dit briefje opgenomen in Bijlage C. — Kapitein De Jongo werd door den
Raad van State bij de overbrenging afgewezen en zijn seliip van dc zeilen be-
roofd. Brief v. amb. a. II. IIo. Mo. d. d. 7 Juni (S. Br. Eng.), en aan Tromp
d. d. 2 Juni (verzonden 5 Juni) Lias Eng. 1652.
(♦) J. Le Clerc. Gesch. d. Vereen. Ned. III. 131 (Amsterdam, Chatelain, 1738).
C) Zre Bijlage C.
C) Verb. Cats e. s. en Bijl. 36. Schotel Geschiedk. Uitsp. bl. 211.
-ocr page 169-i
edellieden uit het gevolg der gezanten naar den Haag overge- \'
bracht, „ dat noch hope was dat alles sich wel soude schicken; j
dat mede de gemeynte ofte de burgerije aldaer als noch seer i
scheen geinclineert te wesen tot een goede alliancie met desen |
Staedt en een ongeneucht schepte in \'t gene tusschen beyde j
de vloten voorgevallen was." (\') Men wilde de ambassadeurs |
nauwkeurig in het oog houden, uit vrees dat „ suspecte ofte t
qualijck geaflectionneerde" Engelschen met hen samensprekin- ,
gen zouden hebben. (2) Het bewaken door ruiters en voetvolk
voor en achter het huis bleef dan ook voortduren. Dat er \\
scherp toezicht werd gehouden bleek uit het oponthoud, door !
de gezanten ondervonden, toen zij, in gezelschap, van den \'
Master of Ceremonies, op den 3" Juni, naar de audientie reden
en de commandant der wacht hen niet wilde doorlaten, voordat
hij een akte van den Raad van State gezien had. (•*)
Het Parlement hechtte zijn zegel aan Blake\'s handelingen,
maar publiceerde nog niets over het gebeurde. Den 4\'"
Juni werd besloten 40 extra-schepen spoedig in dienst te stel- , |
len cn „ to employ other Forces as they should see Cause
and to proceed vigorously." Alle bodems die aan de
Vereenigde Provinciën behoorden, moesten vervolgd en ver-
overd worden. (\'). Het was duidelijk dat men het gebeurde t
_ < .
(
(\') Br. V. Dc Witt d. d. 8 Juni, in den band „Commerce 1648—1084." ::
(\') Brief v. amb. aan Tromp d. d. 2 Juni (verz. 5 Juni), vrgl. Br. v. Cats aan ^
II. IIo. Mo. d. d. 31 Mei (S. Br. Eng.) Nieuwpoort geeft dc bewaking ook als I
een der redenen van zijn vertrek op. Br. a. H. IIo. Mo. d. d. 17 Juni (S.
{*) Verb. Cats e. s. Juni. Wicquefort II. 130. De ambassadeurs cn bunnc
dienaars mochten vrij uitgaan volgens Aitzema III. 710. In strijd hiermede is
Arend IV. I. 259. Vrgl. Cats, Ged. I. bl. 40. Hun toestand wordt geheel als I
die van gevangenen beschreven. IIoll. Mere. bl. 38, Leven v. U. Tromp, bl. 15.
Eenzijdig en daardoor onjuist is evenzeer Guizot over de woede der volksmenigte.
Hist d. 1. Kep. d\' Angl. H. I. 209. :
(\') „ Not entered in the Journals." Pari. Hist. XX. 87.
(\') Pari. Hist. t. a. p. Wellicht is dit te vroeg op dezen datum gesteld, want
Cromwell zou dan niet tegenwoordig zijn geweest bij het behandelen der „ scherpe
adviezen," die in het Parlement voorgedragen waren. Dat de Pari. Hist, aan
nauwkeurigheid wat te wensehen overlaat, kan blijken uit de d.aar voorkomende
mededeeling, dat ongeveer in denzelfden tijd waarin dc Rencontre plaats had, j
Cats, Schaep en V. d. Perre te Londen kwamen. Van maatregelen tot verstcr- \'j
king gewagen Leven v. C. Tromp, bl. 10. Wicquefort II. 130. \'!
-ocr page 170-154
opnam als „ formele rupture" en wel „ met voorweten ende
directie" der Staten-Generaal gedaan. Geen wonder dan ook
dat de ambassadeurs „ in grootc perplexiteit" bericht hiervan
naar hct vaderland zonden. Hadden zij in de vorige dagen
hoop gehad binnenkort met goed gevolg op de negotiatie terug
te keeren, (\') thans was die verwachting geheel vervlogen en
bespeurden zij grooten afkeer bij de Engelschen om met hen
te onderhandelen. Het was niet te voorzien waar het heen
moest, want nu lilake en de zijnen getuigden dat Tromp hen
„ eerst de volle zijde gegeven" had, werd er „ claer uyt" be-
weerd dat hij de Engelsche vloot „ geleyder lage is comen
affronteren," en ook de best geaffectionneerden trokken hunne
handen van het tractaat af. In couranten en pamfletten wer-
den de gemoederen opgehitst. Het ergste was nog dat dc
ontmoeting geschiedde „ ter plaetse, die de Engelsen haer
eygen Caemers noemen, het welcke deselve onlijdelijck verclaren
te wesen." C\') De llaad van State zou den Mei bijeenko-
men om dit affront, hunnen Admirael op die plaats aangc
daan, dadelijk te wreken. De gezanten, die den 1" Juni
Tromps brief van den 30\'° ontvangen hadden, verzochten
hem, volgens Instructie alle verdere „ verweyderingen ende
dispuytcn soovcel doenlijck te mijden," hen een nauwkeurig
verhaal op te zenden, vooral van den eersten aanval „ met alle
de aanleydingen, particulariteytcn, bcscheeden, bewijsen ende
verificatieën die het doenlijck sal wesen daartoe iu haeste bij
te brengen." {1) De ambassadeurs wonnen terstond zoo goed
mogelijk informaties in en, merkende dat de llegeering dc zaak
zeer hoog- opnam, vroegen zij op den 1"\' Juni audiëntie in
den vollen llaad, hetgeen hun tegen den 3\'° werd toegestaan;
een aangeboden geleide sloegen zij beleefdelijk af.
In die vergadering gaf Cats een op zijne wijze welsprekende
t
I
155
redevoeriiig ten beste, waarin hij aantoonde dat men de Staten
die geen aanleiding tot een aanval gegeven hadden, niet aan-
sprakelijk mocht stellen voor hetgeen hun dienaar, de Luite-
nant-Admiraal, zoo hij de aanvaller was geweest, bedreven had.
Indien zij bevonden dat het voorgevallene zich werkelijk zoo toe-
gedragen had, zouden de Staten ongetwijfeld een afkeuring over
Tromps daad uitspreken. Het was dus wenschelijk dat zij de
zaak van beide zijden konden bezien en dat daartoe een kopie
van Blake\'s rapport in handen der ambassadeurs werd gesteld,
met volmacht die aan H. Ho. Mo. over te maken. Verder ver-
zochten zij dat intusschen alles in zijn geheel en onveranderd
zou blijven, (\') totdat in Nederland het gebeurde onderzocht
was, en dat de onderhandelingen over het tractaat vooral niet
gestaakt zouden worden, te meer daar dit juist een middel was
om dergelijke botsingen in de toekomst te voorkomeu. Van hunne
zijde legden de gezanten over een kopie van Tromps brief aan
de Staten, d. d. 30 Mei, waarin de schrijver zelf herhaaldelijk
verklaard had van H. IIo. Mo. geen anderen last te hebben dan
op de kusten van ons land het oog te houden en verder niet
dan tot aan Ostende en Nieuwpoort. (\') De Master of Cere-
monies nu berichtte later aan de gezanten dat er nog geen
antvvoord te verwachten was, omdat deliberatie en rapport
aan het Parlement moesten voorafgaan. Op den 5" nog
niets vernemende, begonnen zij op antwoord aan to dringen,
en daar Nieuwpoort, tot wiens vertrek men besloten had,
geen gelegenheid daartoe kon vinden, en de ambassadeurs
bespeurden dat de equipage ter zee sterk aangedreven werd,
dienden zij een nieuwe memorie op den (5" Juni in (\'),
waarin zij hunne verzekeringen herhaalden, dat Tromp geen
last had verder te gaan dan tot het uiterste gebied der Staten.
Zij voegden bij dat stuk verscheidene resoluties, om te bewijzen
dat het den Staten enist was met het tractaat van vriendschap
en de alliantie. (■") Zij verklaarden door al de besluiten, welke
156
dezen tusschen 22 en 29 Mei genomen hadden, den vorigen
dag per extra bode door hen ontvangen, nog meer over-
tuigd te zijn dat H. Ho. Mo. noch oorzaak tot de Ken-
contre gegeven, noch die gewenscht hadden. (\') Zij vroegen
voor Nieuwpoorts transport een der op de Theeras aangehaalde
schepen; hij toch stond, nu het zoo geloopen was, gereed
naar het vaderland te vertrekken, ten einde daar den staat
van zaken goed uiteen te zetten en remediën te beramen.
De hoofdzaak bleef dat zij wenschten iets op hunne propositie
van den 3" te vernemen. Dit antwoord liet zich evenwel Jiog
lang wachten, zelfs toen zij, na hunne aanmaning den 11" Juni
herhaald te hebben, den volgenden dag de demissie voor
Nieuwpoort verkregen. Hun werd een Engelsch schip afge-
staan, onder beding dat het dadelijk zou terugkeeren, Nieuw-
poort had zeer veel aanstoot geleden door eenige kwaadwilli-
gen die zijn persoon poogden verdacht te maken, zoodat men
hem voor een spion hield. Hiertoe werkte medo, dat hij
zonder eenig ,, publicq character" te Londen vertoefde. De
moeilijkheden hierdoor en door de bewaking der ambassadeurs
te Chelsea ondervonden, hadden hem met hun goedvinden
doen besluiten heen te gaan om rapport te doen, Tegen-
wind maakte evenwel dat er den 14" nog geen „ apparentie"
op vertrek was, (\'\')
Ondertusschen werd de toestand hoe langer hoe bczwaren-
der. De Nederlandsche schepen op de Theems waren opge-
bracht (\') en de havens gesloten, terwijl alles zich ten oorlog
157
toerustte, „ in allen schijn of men aireede tot een volle rupture
ware gecomen." De „ pressinge van waterluyden" ging zoo
„ hart als in 1588 en daernaer oyt" was geschied. Als de
Staten niet uit eigen beweging satisfactie gaven, was de zaak
„ irreparabel." Hoewel zonder eenig bewijs, beweerden de En-
gelschen dat de gevangene officieren Blakc\'s gevoelen deelden
en men sloeg geen geloof aan de verklaringen van Tromp en
zijne kapiteins. Al was het zoo dat de zaak zich anders had
toegedragen dan Blake rapporteerde, dan nog zou Tromp „ vol-
comen oorsaecke" van het gebeurde geweest zijn „ vermits hij
heeft ondernomen met de vloot van desen Staet te comen in
het vaerwater dat sij hier de Camers vaüi Eepublycque sijn
noemende," en dat hij, niettegenstaande de waarschuwingen, de
Engelschen genaderd was zonder de vlag te strijken of „ eenigh
teycken van respect" te toonen „ hetwelcke men hier voorgeeft
bij geen menscbe geleden te connen werden die een druppel
goot Engels bloet in sijn Aders is dragende." (\') Maar aan
de juistheid van Blake\'s bericht zou men bovendien nooit twij-
felen „ vermits de groote Godtsalichheyt, bescheydentheyt cii ge-
leerthcyt, die den meergemelten Admiraal Blake hier wert
toegeschreven." (\') De Engelsche Regeering koesterde de mei;-
ning dat het gebeurde bij Dover eigenlijk voortkwam „ uyt
de hoofden van degenen die aen den Prince van Oranye en bij
gevolge aen den gewesen Coninck alhier vast sijn en dat het-
selve bij secrete inenees van deselve is getrameert geweest
omme de vloote van dese Republycque onvermoedclijck te ver-
nielen eïï alsdan haere vordere dcsseynen daernaer tegen dese
Republycque uyt te mogen voeren." Men hield het er voor
dat de ambassadeurs en de goedgezinde regeeringsleden „ be-
drieghlijck werden geabusecrt," en zoo die indruk niet wegge-
nomen werd, zou „ met Tractaten te maecken niets te doen
wcsen." Zoo schreven de ambassadeurs.
158
Met deze stemming moest rekening gehouden en groote
behoedzaamheid aangewend worden. De gezanten zagen te recht
in dat zij op een paar punten den last der Staten niet moch-
ten nakomen. Hun was opgedragen te klagen over de onbe-
hoorlijke behandeling, den oorlogsschepen aangedaan, en prompte
restitutie te eischen „ ende dat costcloos ende schadeloos" van
Tuynemans en Pockes schepen. Heeds vroeger hadden zij dien
eisch in bedekte termen gesteld door te vragen ,, alles in zijn
geheel te brengen," maar er nu nogmaals ex professo op aan te
dringen, en wel op zulk een toon, zou „ nae de constitutie en
humeuren van de saccken alhier" „ olie in \'t vijer" Avezen. Daarom
kwamen de gezanten in dezen hunne lastgeving niet na. De
brief van Blake aan Tromp had dan ook genoeg doen zien Avat
van een dergelijk verzoek te wachten Avas. Het zou onverant-
Avoordelijk geweest zijn door zulk een eisch dc publieke opinie
tc trotseeren, want men hield het er voor dat dc Nederlanders
na den mislukten aanval van Tromp — „ serving only to provoke
the English nation and to publish their own dishonour" (\') —
dc beschuldiging tegen Blake hadden uitgedacht om zichzel-
ven tc vrijwaren.
Verder hadden de Staten in een missive van 5 Juni order
gegeven, „ tot Avechneminge van alle verdere misverstanden" in
de conferentie het onderwerp aan dc orde tc stellen „ omme
uyt te vinden een middel in wat voegen dat dc wedersijtse
Vlootcn ofte Schepen den anderen in zee rencontrcrende sullen
hebben te bejegenen." De gezanten begrepen te recht dat het
niet aanging in dezen tijd van spanning op eens met die
quaestie, waarop alles neerkwam, aldus voor den dag tc komen.
Hiervan Avas zeker bij de opgcAvondenheid der Engelschen geen
vrucht te verAvachten. Zij schreven den 12" Juni kort cn
bondig terug, dat o]) dit „ seer delicate" punt art. 8 hunner
naerderc Instructie nader besluit toezegde ("), en dat zij zich
daarom excuseerden deze zaak aan de orde tc stellen voordat
dc nadere resolutie, die nog niet gevolgd Avas, aangekomen zou
zijn, en zij verzochten dat dit „ metten eersten" gebeuren mocht.
Het gelukte den gezanten niet afschrift te krijgen van do be-
-ocr page 175-159
scheiden over de Rencontre (\'), en alles wat zij deden om beslis-
sing te ontvangen over het verzoek, in hunne memories vervat,
bleef vruchteloos. Dagen lang moesten zij zich met berichten
van ter zijde tevreden stellen. Maar dagelijks kwamen er
klachten in over schepen die in de havens of in de opene zee
genomen werden, koopvaarders zoowel als oorlogsschepen, (\') cn
daarom zonden zij den 13" Juni op nieuw een memorie in
aan den Raad, daarin bewerende, evenals vroeger, overtuigd
tc zijn van dc droefheid en ontsteltenis der Staten over de
Rencontre. Om genezing te vinden voor de bloedige wond,
hadden dezen cen algemeene vergadering der Provinciën be-
legd, die ongetwijfeld betere verwachtingen voor het tractaat
zou te weeg brengen. De ambassadeurs verzochten dus de
Regcering niet in te groote „ precipitantie" ontijdig maat-
regelen tc nemen, die later onherroepelijk of onherstelbaar
zouden zijn. Zij vroegen dringend om een gunstig ant-
woord.
Den 17\'" Juni werd eindelijk dit lang gewenschte stuk hun
door Thurloe en den Master of Ceremonies ter hand gesteld.
De Engelsche Regeering was, zoo heette het daar, zeer verrast
door dc daad van vijandschap, onlangs op de Britsche kust
bedreven, terwijl er van haar voortdurend vriendsch\'aps-bcwijzen
waren uitgegaan. Gaarne zou zij willen gelooven iu dc gene-
genheid die de Staten beweerden tc bezitten, maar kon dit
niet doen, zieiulc op hunne handelingen, vooral op de ver-
meerdering der vloot, waarover nog geen voldoende ophelde-
ring was gegeven, terwijl het blijkens de verontschuldiging, door
hen daarover ingebracht, een maatregel was die ook in hun
eigen oogen reden tot argwaan gaf. Dit cn dc instructies, aan
dc vlootvoogden medegegeven, leverden te veel redenen op om
nict anders te kunnen gelooven dan dat de Staten het plan
hadden : „ by force to usurp the known Rights of England in
the Seas, to dcstroy the Plcets that are, uiuler God, their Walls
160
and Bulwarks, and thereby to expose this Commonwealth to
Invasion at their pleasure, as by this late Action they have
attempted to do. Whereupon the Parliament conceive they are
obliged to endeavour, with God\'s assistance, as they shall have
opportunity, to seek reparations of the wrong already suffered,
and security that the like be not attempted for the future.
Nevertheless with this mind and desire, that all differences
between the Two Nations may (if possible) be peaceably and
friendly composed, as God by his Providence shall open a way
thereunto, and Circumstances shall be conducing, to render such
Endeavours less dilatory, and more effectual, than those of this
kind hitherto yet have been." Dit antwoord had het Parle-
ment na ernstig beraad op al het gebeurde en al de ingediende
memories te geven. (\') Tevens werden aan de ambassadeurs
ter hand gesteld eenige documenten, op de Rencontre betrek-
king hebbende, waaruit volgens de Engelsche Regeering de
toedracht der zaak duidelijk bleek. Deze stukken werden door
haar gepubliceerd.
Een pamflet-schrijver uit die. dagen had reden om te bewe-
ren, dat de Engelschen ver waren in het gebruiken van „ver-
sierde woorden," gelijk zij nu weer toonden door hun „ reparatie."
„ Versekertheyt" was in hun oog „ onmacht van de andere
partij" en onder dit voorwendsel wilden zij niet toelaten dat
de Nederlanders zichzclven verdedigden. Te recht mocht Cats
eenige dagen daarna aan De Witt schrijven dat in dit ant-
woord „ notabele saecken te remarqueren" waren. Na deze
vcrklariug, waaruit een onverzoenlijke gezindheid sprak, kon
vijandschap van het Parlement de Staten niet meer bevreemden:
want de Engelsche Regeering had een beslissende houding
tegenover de Vereenigde Provinciën aangenomen, al gaf zij
schijnbaar hare geneigdheid te kennen om tot overeenstemming
te komen, als God een weg opende, zooals het heette in den
toon der godzaligheid, dien zij gewoonlijk aansloeg. Bood
zich geen weg tot schikking aan, het zou zijn: „ God heeft
het niet gewild." Dat er veel aanleiding bestond om dit
te vreezen, gaf het einde dezer betuiging te denken, die een
beschuldiging bevatte wegens de traagheid en onvruchtbaar-
heid van de tot dusver gevoerde onderhandelingen. Geene der
vragen, door de ambassadeurs gedaan, werd ingewilligd, ja zij
werden zelfs niet eens beantwoord. Het Parlement bleef op
zijn standpunt staan, bleef zijne wijze van beschouwen handha-^
ven, en zoo was er evenmin als vroeger aan een toegeven van,
of een vruchtbare onderhandeling met deze Regeering te denken.
Zij wenschte die zaken als naar gewoonte in het spoor dat zij
afbakende, in de richting die zij aanwees, te leiden. Over de
beleediging welke in haar oog had plaats gehad, behoefde
niet meer gehandeld tc worden, en zij wilde niets weten
van ccn onderzoek naar Tromps handelwijze. Van zulk cen
onderzoek toch kon het Parlement onmogelijk het oordeel over
de Rencontre laten afhangen, noch daardoor zijn gedrag voor
dc toekomst laten bepalen. Over die gebeurtenis zelve was
geen discussie meer noodig, daar dc waarheid ten duidelijkste
bleek, ook uit de uitgegevene stukken. Het Parlement wilde
blijkbaar oorlog, en het was slechts de vraag hoe de Nederlan-
ders zouden trachten dien toeleg tc verhoeden. (\')
Onze gezanten bevonden zich in een moeilijken toestaiul,
vooral nu van het maken van een tractaat in het antwoord niet
eens gerept werd en dit in het oog der Engelschen blijkbaar
overtollige moeite zou wezen. „ De humcureiT sijn hyer sel-
saem cn geheel divers cn elck vist op sijn getijc, omme sijn
11
-ocr page 178-162
Intrest en reecken. int voorsz. werck te vinden, zulcx. dat wij
noch niet en connen sien, dat dit werck gedaen ofte haest ge-
gedaen sal wesen." Zoo luidde het bericht van Cats. (\')
De Eegeering der Yereenigde Provinciën deed intusschen al
wat in haar macht was om te komen uit „ dese benaewde con-
stitutie van saecken." (\') Nog denzelfden dag, waarop de am-
bassadeurs het antwoord van het Parlement ontvangen hadden,
kregen zij van de doorzettendheid hunner Eegeering een voor
hen verrassend bewijs.
. (\') Br. V. Cats a. De Witt, d. d. 21 Juni (Missiven a d. Rdps.) In denzelfden
brief liet Cats zich ook uit over de verschijning welke in den morgen van den 22\'°
December 1651 op zee door een stuurman van Maassluis met zijn scheepsvolk
was gezien. Het maakte op hem indruk dat dit juist op den dag voorviel waarop
hunne ambassade zee koos. Hij zeide er van: „ soodanige Hemelsteyckenen
(gelijck als alrede gebleecken is) hebben int gemeen beswaerlijcke uytslaegen,
want dat in Hemelsche registers opgeschreven staet wordt opter aerden t\'sijner
tijt geopenbaert." Hij hechtte er gewicht aan dat de stuurman voor een zeer
vroom en goed man bekend stond. Aitzema haalt de gerechtelijke akte die van
dat gezicht werd opgemaakt aan bij gelegenheid van de gewichtige Rencontre met
de kenmerkende bijvoeging: „Dit veroorsaeckte alrede in dien tijdt veel pratens:
lek slae niet veel gheloof in sulcke dinghcn; nochtans is den Oorlogh te Water
daer op ghevolght, ende soo strengh, dat noyt een met sulcken kracht ende furie
in de voorgaende tijden is ghehoort ofte gezien." Aitzema III. 710. Over het
voorval kan men naslaan Arend IV. I. 255 vlgg.
(\') S. S. O. fol. 192.
-ocr page 179-HOOFDSTUK TL
VEEGEEPSCHE MOEITE.
Tromps kennisgeving van de Rencontre, den 30"" Mei ge-
schreven, werd door kapitein C. Everts in den Haag gebracht,
waar de Staten-Generaal terstond na zijne aankomst den 3\'"
Juni nog te tien uren des avonds bijeenkwamen. Zij namen
in die zitting cn de volgende dagen alle maatregelen welke in
deze hachelijke omstandigheden onvermijdelijk waren, nu aldus
onverwacht de oorlog op hct punt stond van uit te barsten en
door het gebeurde op 29 Mei een geheel andere toestand en
verhouding in het leven was geroepen. Zij begrepen dat thans
„ sonder cenich tijtverlies" al dc vaartuigen die nog aan dc
buitengewone equi])agc ontbraken, gereed gemaakt, naar zee
gezonden en onder dc vlag van den Luitenant-Admiraal ge-
bracht moesten worden, en de Provinciën mochten nu vooral
nict meer nalatig zijn in het uitrusten der 50 Dircctcursschepen.
Tromp ontving bevel „ dat hij hem met soodanigcn circum-
spectie sal hebben tc comporteren dat aen de ccnc zijdo do
reputatie van desen Staet bcwaert eü aen d\'andcrc geene recht-
veerdige oorsaeckc gegeven cn werde tot verdere vcrwijderinge
ofte rupture mettc Republycquc van Engclandt," (\') cen last-
geving die doet zien dat dc Staten zijne llinkc houding niet
afkeurden, raaar tevens dat zij hem ook vau hetgeen verder
zou gebeuren, dc verantwoording geheel wilden doen dragen. (\')
(\') U. S. G. 3, 4. Juni lf)52. S. 11. S. G. 5 Juni 1652. Dc Sccr. Res. slcchU
in dc minuten te vinden. Vrgl. Minuten Rr. v. De Witt, d. d. 18 Juni 1652.
(») Zij verklaarden dat uit zijn brief van 30 Mei : „ Clacrlijek af tc nemen is
d.it d\'ecrste offcnsic ia begonnen aen dc zijde van de vlote van Engclandt". S.U.
S. G. 5 Juni 1052 (Minuten).
11*
-ocr page 180-164
Tromp zotte intusschen dc uitvoering van zijn plan voort, (\') cn
kwam voor de Maas; maar was spoedig weer voor Ostende, (■\')
en naar aanleiding van een brief, van daar verzonden, namen de
Staten, op voorstel van Holland, het besluit hem te antwoorden
„ dat hij aengaeü het voeren ofte strijeken vaH vlagge in de
Rencontre mette Engelsche .Vlooten of Schepen hem bij provisie
respectivelijck sal hebben te gedragen en te reguleren in sulcker
voegen als bij tijden van voorgaend e Coningen van Groot-Britaig-
nen is gedaan ende gepractiseert geweest. Wijders dat hij
aan Engelsche vlooten ofte schepen geen offensie sal hebben tc
doen, maer in gevalle hij ofte sijne onderhebbende Schepen van
de selve aangetast ofte bevochten mochten worden dat hij hem
n\'et alleen sal defenderen, maer oock bij alle wegen en mid-
delen deselve wederom soecken afFbreuck te doen, oock te be-
machtigen eiï te vermeesteren, mitsgaders te libereren sooda-
nige schepen als sij souden mogen comen te nemen. Ende
sal hij de schepen die hij vaïi Engelsche sal comen tc ver-
overen herwaarts opsenden, doende evenwel eii latende doen
aen de selve en aen de Engelsche natie soodanige bejegenin-
gen als nae gelegenthejt sal behooren." Zeeland stemde tegen,
omdat dit in zijn oog een besluit was „ enerverende eenichsints
den text van Instructie hierbevoren aen den L\'.-Admirael Troinp
tot conservatie van navigatie cn gcmeyne commercie deser
Landen verleent." (■♦)
Dezo Provincie, gelijk reeds vroeger bleek, (\') bijzonder tegen
dc Engelschen verbitterd, wenschte niet tc deden in den maat-
regel, waardoor dc StatcTi te kennen gaven tot de uiterste
grens van toegevendheid te willen gaan. Het Parlement werd
beschouwd als de drager van do majesteit die de koningen
weleer in bezit hadden gehad. Hiermede was echter, nu
evenmin als vroeger, erkend-, dat de Engelsche Regeering als
de zee bcheerschende, recht had het strijken te eischen. De
Staten wenschten dc nadeeligc gevolgen, die dc Rencontre bij
(\') Medegedeeld in zijn brief aan II. Ho. Mo. d. d. 4 Juni. Lias Eng. 10.52.
O Blijkens een brief d. d. 7 Juni a. H. IIo. Mo. 11. S. G. 8 Juni 1052.
Lias Admir.
{\') Blijkens een brief d. d. 10 Juni a. H. IIo. Mo. U. S. G., 10 Juni 1052.
Lias Admir.
C) U. S. G. 13 Juni 1052, vrgl. R. II. 12, 14 Juni 1052.
O Zie boven bl. 108 »), 140
165
de stemming in Engeland hebben kon, te voorkomen en namen
daartoe dit inwilligende besluit. (\')
Te zamen geroepen ook om in deze moeilijke tijdsomstan-
digheden \'s lands eer te behartigen ("-), vereenigden zij zich
met den wensch van Holland om, door het zenden van een
buitengewoon ambassadeur naar Engeland, te toonen, dat niet
alleen toerustingen tot een misschien noodzakelijken oorlog,
maar vooral krachtige pogingen om dien te voorkomen hun
gewenscht voorkwamen. Op die wijze kon het best de indruk
van het gebeurde weggenomen worden, meende Holland, en
aan haar liet de voorzittende Provincie, die zelve niet gezind
was deze resolutie te doen doorgaan, daartoe den presidialen
zetel open. Eenparig wenschte Holland de benoeming van
Adriaan Pauw, den Eaadpensionaris, niets willende weten van
zijn verlangen dat hij geë.xcuseerd zou worden, en drong hem
tot toegeven, niettegenstaande vroeger de toezegging was ver-
leend dat hij van buitenlandsche diensten ontslagen zou we-
zen. Zijne Provincie beloofde hem dat hij na deze ambas-
sade van dergelijke opdrachten vrijgesteld zou blijven eu
de terugkeer geheel aan hem staan. (\'). Daar de Staten-
Generaal zich met deze keuze vereenigden en Pauw toegaf
werd hij afgevaardigd om aan dc Engelsche Eegeering „ met
levendige redenen te representeren en deselve te doen begrij-
pen dat het voorgevallene ongemack tusschen voorsz. scheejis-
armade niet en is veroorsaeckt vaiï sijde van desen Staet en te
dilneren de impression die daarjegens alrede gegeven sijn en
noch verder gegeven souden mogen werden ende voorts te doen
\'t gene hem verder in last sal gegeven worden bij sijne Instruc-
tie," die moest worden opgemaakt „ uyt dc ingredienten en
(\') Vrgl. boven bl. 08, 1:13 en beneden bl. 175.
(\') Op verzoek van Gcconiinitteerdo Raden, d. d. 5 .Juni, had do Ondtraed van
Dordrecht zijne afgevaardigden gezonden met vollen last tot alles wat hun noodig
zou voorkomen voor securiteit van het land, faciliteit der ncgotiatic cn ter ver-
hoeding van allo verwijdering tusschen dc twee natiën. S. S. O. fol. li)0 en
Minuten 15r. De Witt, d. d. 7, 8 Juni 1052.
Zeeland cn Utrecht deden aanteekcncn dat zij, als ongelast, in deze conclu-
sie niet consenteerden cn handelden evenzoo bij iedere bepaling dienaangaande,
ook bij dc benoeming van Pauw. S. R. S. G. 13, 14 Juni 1052.
{*) Aitzema 111 004. Wagenaar Xll. 210 cn de Bijvoegselen. Holl. Merc.
September 1051 hl. 105, 1052 bl. 50. Bilderdijk G. d. Vad. IX. 52 vlg.
C) R. n. 13 Jnni 1052.
C) S. H. S. G. 13 Juni 1052.
-ocr page 182-166
stofte influerende in het concept van missive" aan de ambassa-
deurs ter vergadering op gisteren „ geëxhibeert eü gelesen," (\')
Pauw moest geheel vrij staan tegenover de reeds in Enge-
land verblijf houdende buitengewone gezanten. Wel zouden
dezen met hem moeten correspondeeren en hem de behulpzame
hand bieden, maar zijne zending was een afzonderlijke, en daar-
aan hadden zij niet officieel deel te nemen „ ten ware hij uyt
bijsondere redenen ofte occurrentien anders mochte geraden
vinden, in welcken gevalle hij d\'andere Heeren Amb" sal ver-
soecken daerinne mede nefFens hem te concurreren, gelijck
deselve daer toe versocht eii geauthoriseert worden bij desen,"
Daarentegen had Pauw zich ook niet in te laten met de onder-
handelingen over de alliantie,. (=) die hij niet mocht afbreken
jioch doen afbreken, maar „ in poincten" laten moest, ook bij
zijn vertrek. Het was zijne taak den weg te bereiden voor
de onderhandelingen, daarvoor hun zijn zedelijken steun te ver-
leencn en vooral, door te bewerken dat de llencontre geen
hinderpaal bleef voor de voortzetting van het aangevangen werk,
den arbeid zijner ambtgenopten mogelijk te maken. Daarbij
behoorde de opdracht om te onderzoeken of men van plan was
met „ feytelijcke attentaten en equipagicn ter zee voort tc
gaen," ijverig werkzaam te zijn tot cessatie daarvan en tot het
vrijlaten der genomene schepen, „ mitsgaders d\'uytcrlijckste
intentien bij ronde verclaringe off andersints soecken te ver-
nemen" en daarvan bericht te geven. Over het gewichtige
punt zelf luidde de instructie: „ ende sal soo bij sijn audien\'-
tien als in de conferentien het gepasseer in de llencontre
\'tusschen de twee Admiralen trachten tc verschoonen, en dat
\'t selve gcensints en is geproccdeert bij ordre ofte toedoen
van den Staet, maer bij accident ofte ongeval en dat d\'intcn-
ticn van haer Ho. Mo. sijn en blijven sullen, om met Enge-
landt een vaste, solide en eeuwige Yrintschap te maccken ende
te onderhouden. C^) Ingevalle het gepasseerde tegen den L\',-
(\') 11. S. G. 14 Juni 1C52. In Lias Eng. evenmin als iu „ Wtgaende brie-
ven" 1652 is te vinden een brief aan de gezanten van den 14«" Juni. Vrgl.
Minuten Br. v. De Witt d. d. 14 Juni 1652.
(») R. H. 14 Juni 1652. Instrb. fol. 177. Art. 8 der Instr:-
O Art. 10 der Instr.
(♦/Art. 5, 6 der Instr. Zie ook Pauw\'s afscheidsrede Aitzema III. 720 (a.).
C) Art. 3 der Instr.
167
Admirael Tromp soude werden gereleveert en satisfactie ofte
straffe daerover begeert, ofte op vordere reparatie geinsisteert,
sal hij t\'selve met de beste redenen soecken t\'excnseren ofte
indeclinercn. Ende wijders geperst wordende, sal hij mogen
voorstellen, alsoo d\'Admiralen van wedersijden van contrarie
feyten worden bedacht en geinsimuleert, dat de voorsz, saecke
naeder ondersoeck verejscht efi dat door neutrale Commissaris-
sen, ten wedersijden te deputeren, de saecke ondersocht eïï ge-
arbitreert, mitsgaders over de vereyschte reparatie en satisfactie
een bequame voet soude connen uytgevonden worden, soo voor
het voorgaende als voor het toecomende, welcken voet hij in
gelijcklieyt van wedersijden sal mogen accorderen." (\')
In hct uitvoeren zijner commissie werd Pauw geheel vrijge-
laten en ook in het doen van voorstellen die met den stand
van zaken overeenkwamen. Op deze wijze werd hera die
moeilijke, weinig belovende taak opgedragen. Geen wonder
was het dat Pauw geringe genegenheid daarvoor betoonde, raaar
des te verdienstelijker dat hij zich liet bewegen en cen waar-
dig vertegenwoordiger van zijn land geweest is. De Staten
erkenden zijne opoffering door hem zelven bijna volkomen mees-
ter tc laten van de zending, liem opgedragen, eu zoo weinig
mogelijk zijne vrijheid te beperken. Het was tevens ora do
bestaande omstandight;dcn moeilijk heui meer bindende instruc-
ties mede te geven, daar alles afliing van de toestanden dio zich
in de Engelsche regeeringskringen zouden voordoen. Zoo was dczo
zending een van bijzonder vertrouwen, en de eenparige wensch
voor dc bcnocraing van Pauw was ecu schitterend bewijs voor
de verdienstelijkheid (\') van ziju persoon, evenzeer als zijn toe-
geven getuigde van dc vaderlandsliefde die in hem was. Trou-
wens, welk cen bekwaam en trouw dienaar hij was van do
wezenlijke belangen van Holland, had Pauw bij vroegere ge-
zantschappen, bepaaldelijk bij dc onderhandelingen te Munster
getoond.
Het zenden van ccn afzoiulcrlijk ambassadeur over de gebeur-
tenis die dc oorzaak van volkomene verwijdering kon worden,
was een krachtige maatregel welke voor het oog van hct Par-
(\') Art. 4 der Instr.
(\') Art. 12 der Instr.
C) Vrgl. Wiequefort II. 132.
-ocr page 184-mmm
168
lement veel meer de goede gezindheid der Staten moest be-
wijzen dan het opdragen van dergelijken last aan een der reeds
onderhandelende gezanten zou gedaan hebben. Door het ge-
.ven van een zelfstandig karakter aan Pauws ambassade werd
zijne positie eervoller, wat tegenover hem billijk was, maar
werden toch de rechten der andere gezanten niet gekrenkt, (\')
Het zou moeilijk gegaan zijn Nieuwpoort, die zonder bepaal-
den titel in Engeland gekomen was, op eens als gezant over eene
niemve quaestie aan te stellen, terwijl het de voorkeur ver-
diende iemand te zenden die persoonlijk de laatste beraadsla-
gingen der Staten had bijgewoond, zoo als het geval met Pauw
\' was. Hij zou ongetwijfeld de hoofdpersoon wezen onder de
vertegenwoordigers der Vereenigde Provinciën en de overigen
zouden meer op den achtergrond treden, tenzij hij besloot zijne
volmacht ook op hen over te brengen; maar dit lag in den
aard der zaak, daar zijne negotiatie de hangende en dreigende
quaestie van den dag betrof. Was zijne zending afgedaan,
dan traden Cats en zijne collega\'s weer op den voorgrond, cn
werd het Parlement er toe gebracht, terstond de onderhande-
lingen over het tractaat voort te zetten, dan hadden zij nevens
Pauw een zelfstandige taak.
Het is dus onnoodig in de resolutie van deu 14" Juni ccn
bewijs te zien van het bestaan eener minder gunstige o])inie
over de in Engeland verblijf houdende ambassadeurs. Toch
geven Aitzema\'s woorden de mogelijkheid van een ontevredene
stemming aan dc hand: „ om reden was goetgevondcn den
• Heer van Heemstede alleen te crediteren, opdat hij alleen mocht
ageren, of op de drie andere eenigh arghwaen ofte on-
Vrgl. Pauw\'s afscheidsrede voor het Parlement. Lok. S. G. Eng. 57 n°. 17.
Zie boven bl. 16C.
(■•\') „ Qui n\'était pas désagréable à quelques Jlembres du Parlement." Wicque-
fort II. 131. Hij was in Januari 1650 voor de zending waartoe Holland be-
sloot, zeer in aanmerking gekomen, zie boven bl. 31.
„ Sicuti tam recenter ex supremo ipsorum concessu egressus certissima
Bcientia testari possum," verklaarde hij van der Staten wcnseh uaar den voor-
spoed der Engelschen, en van zich zelvcn: ,, cui ratione muneris omnibus con-
siliis interesse licuit," en „ ayant part dans toats leurs (der St.iGcn. cn St. v.
Holl.) plus importans et plus intimes conseils et deliberations." Lok. S. G. Eng.
57. N". 1 en 2.
(•) d^it of schijnt hier indien te beteekenen.
169
guiist moclit sijn geworpen," (\') en het kan wezen dat hierin
of in persoonlijken tegenzin ook een reden schuilde van het
genomen besluit. In Engeland schijnt de meening ingang ge-
vonden te hebben dat er oneenigheid was tusschen Cats, Sehaep
en van de Perre, althans Guizot schrijft : „ ils n\'étaient pas
tous les trois animés au même degré de ce désir (het verkrij-
gen eener bevredigende oplossing); on remarquait leurs dissi-
dences; 0)1 les appelait ironiquement „ les ambassadeurs désu-
nis des Provinces-Unies."" (\') Pauw meldde later dat de En-
gelsche Eegeering liever met hem " dan met de overigen onder-
handelde. Nieuwpoort werkte in het vervolg, volgens den
wil der Staten, bijzonder met hem en woonde evenmin als
Pauw te Chelsea, maar in de nabijheid van Whitehall in de
stad. {1)
Met spoed was het besluit orn Pauw te benoemen en te instru-
eeren tot stand gekomen en met groote snelheid werd het ten
\'uitvoer gebracht, daar ieder uitstel hoogst schadelijk kon wezen.
In de avondzitting na zijne benoeming werd de instructie op-
gemaakt, en reeds den 15"" vertrok de nieuwe ambassadeur
om twee dagen later te Gravesend aan te komen. (") De gezan-
ten te Chelsea, over zijne komst verbaasd, gingen terstond
in booten naar hem toe. Pauw had Nieuwpoort nog te
Gravesend aangetroHen en hem daar der Staten verzoek ge-
toond, dat hij blijven zou om hem bij te staan en te zamen
terug te keeren. (\') De Schiedainsche Raadpensionaris, dio zeer
gaarne Engeland verlaten had, besloot toe te geven en, al
meende hij dat alle „ extremiteyten stonden uit te barsten,"
toch terug te gaan om te zien hoe dit opgenomen zou wor-
den. (") Intusschen hoopte hij dat de Staten zijne overkomst
170
niet onredelijk zouden vinden, wanneer hij „ met geen behoor-
licke versekertheit ofte goede reputatie" langer in Engeland
kon blijven. (\') • Lezen zorgden voor hem eenige wektn
later, in de dagen dat men meerdere verwijdering vreesde, of-
schoon die „ met groote ongefundeertheyt soude mogen worden
gesustineert." Daar hij in dit geval, als „ sonder eenich pu-
blicq character," de voordeelen van gezant niet zou kunnen
genieten, moest hij zich als Conseiller d\'Ambassade of iets
dergelijks gedragen en als zoodanig den Eaad van State
schrijven tot voorkoming van\' ongelegenheid. (")
Pauw meldde nog uit Gravesend, van verschillende kanten
vernomen te hebben dat de gemoederen zeer ontsteld waren;
hij verzocht dat ïromp bevel krijgen zou alle vijandelijkheden
te vermijden en Engeland niet te naderen. Van Britsche zijde
gaf men hem hoop op reciprociteit hierin en de verklaring, dat
het minste accident „ de geheele saecke tot irreparabile extre-
miteyten en openbaere rupture soude brengen." Hij durfde over
dit punt zelfs niet meer schrijven „ om de onsecckerheyt vaii
passagio." Eveneens gaf hij in zijn eersten brief uit West-
minster te kennen, dat de zaak van Dover zeer hoog opgenomen
werd, en dat er reeds gegeven waren „ seer preiudiciable or-
drcn, van welcke uwe Ho. Mo. wel eer d\' ellectcn als de tijdin-
gen souden mogen vernemen." Ging men dit met geweld te
keer, dan waren er groote „ swaricheden en extrcmitcytcn"
tusschen de twee Staten te verwachten, „ die in korte tijt aj)-
parent tot totale rupture geschapen sijn uyt te barstc.n," als
God \'t niet voorkwam.
. Met behoorlijke eerbewijzingen ontvangen, (") werd Pauw den
21" Juni tot de eerste audientie in het Parlement toegelaten.
Daar betoogde hij in een lange redevoering dat het gevaar,
hetwelk de onderlinge vriendschap bedreigde, moest afgewend
worden en dienstbaar gemaakt om de goede verstandhouding
te versterken; ook de gemeenschap van godsdienst verbood
171
verdeeldheid. Hij drong er op aan dat de onderhandelingen
over het tractaat onverwijld met de daartoe geïnstrueerde ge-
zanten voortgezet zou worden, en gaf te kennen dat het ge-
schied was: „ nihil deliberato, composito vel praecedenti man-
dato sed casu fortui to et fortasse ex humanarum rerum fragi-
litate et inconstaiitia." Hij verklaarde gezonden te zijn om
een spoedige overeenstemming te bewerken over het gebeurde
cn te bevorderen dat er orde gesteld werd, waardoor dergelijke
ongelukkige zaken voortaan niet meer zouden kunnen voorval-
len. (\') Naar den £aad van State verwezen, deed hij ook
daar het voorstel om bevelen te beramen welke tot regel
zouden strekken voor de vloot, waardoor in het vervolg on-
eenigheid zou kunnen voorkomen worden. Dit was de wensch
van de Staten, die ook daarbij nict voorhadden „ de disputer
1\'honneur et la dignitc de cctte Ecpublique, Testirnant la pre-
mière et la plus considérable dans TEurope." Zou de wond
geen ongeneeslijk karakter krijgen en alle verdere ergernis voor-
komen worden, dan was het noodig dat het aanhouden van
sche])en gestaakt werd. (■\'\') Op dit laatste moest noodzakelijk
gewezen worden, daar onophoudelijk Nedcrlandsclie vaartuigen
aangehaald werden. Bij dc kust van Vlaanderen had weer over
het strijken der vlag een gevecht plaats gehad tegen twee
schepen, waarvan de Engclschen één enterden, dat evenwel tcn
gevolge dor dappere verdediging zonk, terwijl hct andere zich
op strand liet loopen. {*) Blake berichttc dat hij 2G koop-
vaarders en 3 oorlogsschepen had buit gemaakt, terwijl hct
172
aantal der genomen bodems op den 24"" Juni tot 36 gestegen
was. (\')
In de. eerste conferentie (24 Juni) gaf onze gezant in
bedenking of het niet beter ware „ qu\'on passât par dessus
du passé et qu\'il fût pris de l\'un et de l\'autre costé comme
s\'il n\'y avait jamais rien eu et ainsi tout fût remis comme il
a esté par cy devant/\' daar het gebeurde toch zonder opzet
had plaats gehad. Bij zijne komst in Engeland had hij be-
merkt dat er andere beschouwingen daarover aangenomen wer-
den dan zijne principalen ter ooren waren gekomen, dat de par-
tijen „ sont discrepantes dans leurs productions et ainsi on ne
pourroit pas clairement juger du faict." in geval het Parle-
ment meende de zaak niet te kunnen laten rusten, verzocht
hij dat er van weerszijden personen zouden benoemd worden
om uit te maken wie van beide Admiraals het eerst had aan-
gevallen; dat de schuldige gestraft zou worden, waartoe Ho.
Mo. van hunne zijde zich wilden laten vinden. Opdat zulke
ongelukken niet meer zouden kunnen voorvallen, hadden dezen
reeds nieuwe bevelen gegeven over het saluceren en strijken
van de vlag, waarbij aan de Engelsche Itcpubliek niet minder eer
werd bewezen dan weleer aan den Koning, en zij hadden nu
evenmin als vroeger in den zin „ da diminuer cn aucune façon
l\'honneur et la dignité du Parlement." Natuurlijk werd niet
vergeten aan te dringen op vrijlating van aangehouden sche-
pen, personen en goederen, staking van alle vijandelijkheid en
voortzetting der onderhandelingen. Voor dit laatste was noo-
dig, wilde men komen tot „ une conclusion bonne, ferme et
p\'crmanente," cen uiteenzetting van den Ikad over dc verschil-
len die nog uit den weg geruimd moesten worden, als ant-
Iii -
173
woord op het laatste vertoog der ambassadeurs. (\') Doch het
„ heeft vrij redenen van bedencken, ofF men hyer sal willen
verstaen tot cessatie van alle acten van hostiliteyt, sonder daerin
te vermengen de ingredienten van het Tractaet selfs en daer-
van wel verseeckert te sijn ; nae ick het werck hyer sie, soo sal
dat soo effen niet afflopen," schreef Cats. (\'). Pauw kwam dus
reeds nu tot het voorstel, door art. 4 zijner instructie voorge-
schreven, als hij het geven van satisfactie niet meer kon af-
wenden en daartoe „ geperst" werd.
Gedurende deze conferentie werd hem „ onvermoedelijck aff-
gevraegt" of hij bezat „ absoluyt en suffisant pouvoir omme te
tracteren en te concluderen" en bij herhaling eischte men van
hem de overlegging daarvan (■\'). De Engelschen namen het
zeer hoog op dat hieraan niet kon voldaan worden, te meer
daar de Heer van Heemstede te kennen had gegeven in tien
of twaalf ambassades te zijn geweest. Dat hij nu zoo slecht
voorzien wa.s „ causeerde meer jalousie," en „ groote presump-
tie wiert gegeven, dat hij alleenlijck met discoursen soude
soucken tijt te winnen totdat mijn Heeren de Staten sien
souden hoe de saecken van Vranekrijck haer souden schic-
ken." (■■) De Commissarissen brachten de zaak voor het Parle-
ment, (\') waar Cromwell, terwijl sommigen „ wat heevigh daerop
74
geharangeert hadden, zich „ in seer moderate en convenabele
^ Termen" uitliet. (\') De toestemming tot voortzetting der on-
derhandelingen werd verleend, toen de overige ambassadeurs
verklaard hadden dat zij krachtens de hun gegevene volmacht
zeer tevreden waren alles te onderteekenen wat Pauw op grond
van zijn last genegotieerd had of zou negotieeren, een verkla-
ring die zij te eerder gaven, „ oordeelende dat door dit incident
de schuit aen onse zijde soude werden gegeven van retarde-
ment van de haudelinge," zooals zij schreven. (-). De oorzaak
I dat dit pouvoir ontbrak was volstrekt niet gelegen in het
overhaaste vertrek, (\') waarop Pauw zelf zich dan ook niet be-
riep, en de verschillende verontschuldigingen door Nieuwpoort
; opgeworpen, bewijzen dit nog meer. De Staten zullen het
denkelijk wenschelijk gevonden hebben, door zulk een stuk niet
mede te geven, allerlei moeilijkheden, voor het oogenblik althans,
te ontgaan.
Slechts weinige dagen had dit oponthoud den voortgang
der besprekingen belemmerd. Pauw vroeg en verkreeg ter-
I stond daarna een derde conferentie, waarin hij wenschte te
geven „ des autres ouvertures sur des choses très importantes
qui ne peuvent souffrir aucun delay." (■"). Wcl was het van
dringend belang wat hij proponeerde, ofschoon het voor een
groot deel bestond in recapituleeren van vroegere voorstellen,
daar het Parlement zich over deze nog niet had uitgelaten.
De Staten zouden, volgens zijne mededeeling, dc Engelsche
\' kooplieden te Rotterdam blijven beschermen, niettegenstaande de
•{ oneenigheid, als bewijs dat zij vast besloten waren de vriend-
.schap met Engeland te handhaven. Het gebeurde bij Dover
moest geen verwijdering veroorzaken, maar voor een persoonlijke
daad gehouden worden, ter verantwoording komende van hen
(\') Br. V. Nieuwpoort, a. d. Griffier d. d. 28 Juni. Van Cromwell heet het
daar: „ dien Heer gebruyckt een Sonderlinge voorsiehtigh. om niet te, seer benijdt
te werden."
C) Aitzema III. 718. Br. v. Pauw a. II. llo. Mo. 27 Juni, Bijl. II, die van 28
Juni met Bijl. 8. (S. Br. Eng.). Deel. Pari. p. 38—45. Lok. S. G. Eng. 57 N". C.
Dr. V. Cats a. De Witt d. d. 28 Juni (Miss. a. d. Rdps.).
(\') Dit wordt aan de hand gedaan door Aitzema (t. a. p ), Wicquefort (II. 133)
en Basnage (I. 256).
(*; Br. V. Nieuwpoort a. d. Griflier d. d. 28 Juni.
(») Br. V. P.auw a. II. Ho. Mo. d. d. 28 Juni, Bijl. 10 (S. Br. Eng.). Deel.
Parl.\'^p. 46. Aitzema III. 718.
175
die hunnen last waren te buiten gegaan. Daarom bleef hij aan-
dringen op het benoemen eener commissie die, naar de begin-
selen tusschen alle Staten geldende, uitspraak in dit geschil
zou doen en naar verdienste straf bepalen. Had Pauw vroeger
op ccn vaste regeling aangedrongen, waarnaar de schepen der
verschillende natiën zich bij ontmoetingen zouden moeten ge-
dragen, nu wenschte hij deze aangelegenheid op andere wijze af
tc handelen: „ en outre les navires de guerre se rencontrans
en mer et se reglans comme auparavant et durant Ie temps
du. précédent régime, il n\'y aura plus aucune dispute sur cc
subject." (\') Door het besluit der Staten dienaangaande was
dat geschil op een wijze beslist die de Britsche vloot konink-
lijk aanzien toekende; daarmede moesten de Engelschen vol-
daan zijn, en een overeenkomst was verder geheel overbodig.
Pauw meende zeker zóó het veiligst dat moeilijke punt buiten
behandeling te houden, dezen steen des aanstoots te vermijden,
en ongetwijfeld was de verwachting op een eervolle regeling
voor zijn vaderland verdwenen, waarin zijn vroeger voorstel
wel gegrond zal geweest zijn.
Hij was zeer bekommerd over den gang van zaken en drong
voortdurend tcn sterkste aan bij de llegeering in \'s Gra-
venhage, oin toch vooral de meest mogelijke behoedzaamlicid
in acht te nemen en voor geheimhouding van zijne berichten
zorg te dragen. Ook dc Engelschen publiceerden van hunne
zijde de gewisselde stukken niet en de vreemde gezanten wis-
ten niets dan hetgeen Pauw hun nu en dan voorzichtig mede-
deelde. Hij vond ecu zeer tc waardccren hulp iiv Nieuw-
poort met wien hij druk arbeidde. Vergunning voor dezen om
dc conferenties bij te wonen, had hij evenwel niet kunnen be-
komen. (\') Pauw was ook voortdurend in betrekking met de
C; Lok. S. G. Eng 57, N". 7. lir. v. Pauw a. H. Ho. Mo. d. d. 28 .luni, Dyl. 12.
(S. Ur. Eng.). Leven v. C. Tromp, bl. 39. IIoll. Merc. bl. 57. Deel. Pari.
p. 46 vlgg. Stubbc, Furtbcr Justif. (Apol.) p. 119. Hasnagc I. 257. Aitzema
(III. 718) beweert onjuist dat Pauw tlians eveneens benoeming van Conimissaris-
scn verzocht om de ontmoetingen in zee voor dc toekomst te regelen.
(\') Dr. V. Pauw a. De Witt, d.\' d. 28 Juni, opgenomen als Bijlage D. Ilij had
,,bedeneken, dat men van de vcrheyschte satisfactie eïï Versochtc ontslagingc,
mitsgaders vorder ophoudinge tellens cn tc gelijck sal willen traeteren en pogen
tn convenieren." Hr. a. II. Ho. Mo. d. d. 28 Juni en 5 Juli (S. lir. Eng.).
(\') Verschil over dc plaats die Nieuwpoort daar zou moeten innemen was het
beletsel. Br. v. Nieuwpoort a. d. Griffier d. d. 28 Juni Br. Eng.).
176
andere ambassadeurs, ofschoon zij sedert zijne komst in de on-
derhandelingen niet verder hadden gedeeld wegens het verschil
der van elkaar afgescheidene instructies. (\') Ook hunne ver-
wachting op een schikking was gering en zij verklaarden
„ anders niet te sien alsdat de Regeeringe alles daertoe prepa-
reert sigh meester van de zee te maeckeji." Zij waren nog
den 28" Juni volkomen onzeker welk antwoord zou gegeven
worden op het verzoek om staking der vijandelijkheid. Eeni-
gen die wel ingelicht schenen, verzekerden hun dat men nog
wel over het tractaat handelen zou, „ maer op scherpe condi-
tiën" en meenden dat de Engelschen do Nederlanders ter zee
zoo zouden „ tracteren" dat men „ daertegen feytelijck sal
genootsaeekt wesen te gaen," om ons dan, zoo schrijft Cats,
de schuld van de rupture te geven. Men. vond er ook die
dachten dat „ dit volck voor heefFt ons met een veder (gelijck
sij spreecken) de keel aff te snijden, dat is spelende met de
Tractaten al saghjens en sonder openbare rupture onse beste
schepen affhandich te maecken. Watter van sij, dit werck en
can ofte en mach in dese poinctcn niet langer staen," en er
zou op gewerkt worden om volgens Pauw\'s- instructie eindelijk
een bepaalde verklaring te krijgen. Nieuwpoort vertrouwde
op de geruststellende berichten die tot hem kwamen, dat Crom-
well, Vane de Jonge en andere voorname personen groote ge-
matigdheid betoonden en getuigden meer genegen te zijn tot
een schikking dan tot oorlog. Toch erkende hij dat alle par-
tijen, hoe verdeeld, het eens waren tegen de Nederlanden. (■•)
Ook de tijdingen van de vloot waren onrustbarend. Elake
zond uit Duins, waar hij met meer dan 60 schepen lag, dage-
lijks fregatten uit om op de Hoofden te kruisen, terwijl hij
bevel zou gekregen hebben alles aan te tasten wat hij kon
(\') Verb. Cats c. s. Dr. v. amb. a. H. Ho..Mo. d. d. 28 Juni, vrgl. I!r. v.
Panw a. H. Ho. Mo. d. d. 5 Juli (S. Itr. Eng.).
(»; l!r. v. .amb. a. H. Ho. Mo. d. d. 28 Juni (S. lir. Eng. Duplicaat hierv.in
in Lias Eng. d. d. 27 Juni). Cats vermoedde dat, daar dc llegeering scheen
„soo wat termijnen tc honden, dacruyt alTgenomen sonde connen werden hijer
nog eenige genegenth\'. te wcsen tot handclinge met onsen Staet." Br. v. Cats a.
De Witt d. d. 28 Juni (Miss. a. d. Rdps.).
(\') Br. v. Cats a. De Witt d. d. 28 Juni (Miss. a. d Rdps.). . Er w.aren ook
eenige ,,paisible humeuren" die-iets goeds deden hopen. Br. d. -1 amb. a. IL
Ho. Mo. d. d. 29 Juni (S. Br. Eng.).
(♦) Br. V. Nieuwpoort a. d. Griffier d. d. 28 Juni (S. Br. Eng.).
-ocr page 193-198
vinden, of misschien zelf reeds met 40 schepen naar het
Noorden vertrokken was. (\') Voortdurend werden er Neder-
landsche vaartuigen opgebracht, zoowel in de opene zee als op
de kust, met geweld of door bedrieglijke handelingen. (\')
Onze schepelingen, die naar het vaderland terugkeerden en van
geen vijandelijke gezindheid kennis droegen, lieten zich zonder
argwaan naar de kust lokken, waar zij zeiven wel meestal op vrije
voeten bleven, maar hunne schepen, ofschoon onbeschadigd en
niet geplunderd, voor goeden prijs werden verklaard.
Voor de gezanten was het een teleurstelling dat het Parle-
ment tot geen besluit kwam over het te geven antwoord en de
zaak eerst den llaad van State in handen stelde om tegen den
2" of S" Juli rapport uit te brengen. {1) Maar Pauw ontving
den 29"" Juni laat in den avond een geschrift van wege het Par-
lement dat, naar hij bemerkte, slechts als een voorloopig ant-
woord dienen moest. Toch was het stuk dat nu overhandigd
werd, reeds duidelijk en beslissend genoeg om tc doen zien dat
de Engelsche Eegeering onverbiddelijk haren eigen weg volgde.
Zij was volstrekt niet tevreden gesteld door de maatregelen
der Staten betreffende de eerbewijzing en kon dit niet wezen
zoolang niet erkend was dat het gold „ tbc ancicnt and undoub-
ted Eight of this Nation." Van harcn kant had zij telkens,
ook ongevraagd, bewijzen van vriendschap aan de Staten gege-
ven en aan de Nederlanders die zich in Engeland vestigden,
zoodat,de bescherming aan de Engelschen in Holland verleend
niet iets was van bijzondere betcckcnis. Eerst moest de wond
genczeli, de breuk geheeld zijn, voordat over een tractraat ver-
der gehandeld kon worden. Het Parlement vond in Pauw\'s
proposities geen enkel argument om af te wijken van zijn in-
zicht, zooals het was neergelegd in het laatste antwoord aan
18
-ocr page 194-178
de ambassadeurs vóór zijne komst gegeven. De aanval door de
vloot der Nederlanders bij verrassing in het werk gesteld in
een tijd dat er van een verdrag sprake was, zou, zoo hij niet
mislukt was, de veiligheid van Engeland in groot gevaar ge-
bracht hebben. Na zulk een ondervinding, waarbij de redding
alleen aan Gods voorzienigheid te danken was, moest de Ecgcc-
ring zorgen in de toekomst niet aan een dergelijk gevaar bloot-
gesteld te zijn. Een onderzoek in zulk een evidente zaak was
„ neèdless, dilatory and impracticable."
Te recht noemden de Staten in hun oorlogsmanifest dit ant-
woord : „ scherper als de voorgaende, ende noch onredelijcker,
vermidts de voorschreve deughdelijcke presentatie, vol zijnde
van onrechtmatigheydt ende violentie." Het had hen billijker-
wijs er toe kunnen brengen de „ vriendelijcke devoiren te be-
sluyten, insonderheydt ende te meerder doordien het Nemen,
Rooven ende Plunderen van onse ende onser rngesetenen
Schepen ende Goederen geen eynde en nam." (\') Dc werk-
zaamheid van Pauw had dus niet de minste geneigdheid tot
verzoening opgewekt. Voorop stond nog altijd „ reparations of
the wrong already suffered, and security that the like be not
attempted for the future," en dat wel op de wijze zooals dc
Engelschen die opvatten. Eerst als er satisfactie was gegeven,
en zoo de eer van Britannië gered, was het mogelijk dat de
nabuur, de beleedigcr in dezen, tot onderhandelingen over een
onderling verdrag toegelaten en als vriend behandeld werd.
Thans was de toestand hachelijker dan tc voren. Pauw deed
eerst onderzoek naar dc „ humeuren" cn de gedane voorslagen,
•verzocht toen een conferentie, die hij nog denzelfdcn dag (1 Juli)
op zijn „ ernstigch vervolch" verkreeg, (\') kwam daar te zamen
m(!t vijf Commissarissen „ die van de voornacmste waren,"
179
m
en trachtte hen „ in tc scherpen" de waarheid van zijne ouver-
turen, de billijkheid van zijn voorstel tot wegneming der pun-
ten van misverstand, die behoorden „ geamplecteert" te wor-
den. Verder wilde hij doen gevoelen dat gedurende de onder-
handelingen „ in alle manieren" moesten ophouden „ alle feyte-
lickheden en offensiën;" dat zelfs tegen openbare vijanden on-
langs anders was gehandeld; dat men van Engelsche zijde niet
zeer had „ gecorrespondeert" met de neiging der Staten, blij-
kens de proceduren sints ettelijke jaren ten regarde van het
Parlement gehouden. Hieruit trok hij de gevolgtrekking dat
de Raad van State genoeg verzekerd kon wezen van de oprechte
intentie van H, Ho. Mo, en hen niet behoefde te wantrouwen;
dat de zaak van Duins kon en moest bijgelegd worden door
justitie of vriendelijke onderhandeling, en eindelijk dat alle
gearresteerde personen, schepen en goederen dadelijk ontslagen
moesten worden, „ dergelijke proceduren voor \'t vervolg opge-
geheven," en door afhandeling van het tractaat de wederzijdschc
vriendschap bevestigd worden.
Hier was Pauw in zijn volle kracht. Hij besefte het ge-
wicht vau hct oogenblik. Binnen weinige dagen zou hct be-
slissende antwoord opgemaakt worden, en daar liet voorloopigc
reeds zoo ongunstig mogelijk luidde, was het thans dringend
noodig te beproeven of, door het geven van cen sterken in-
druk, wellicht een gewenschte invloed kon uitgeoefend wor-
den. Pauw sprak ongeveer anderhalf uur onafgebroken, dc zaak
met alle kracht aandringende, terwijl dc eerste Commissaris
hem doorgaans „ met de pcnne gevolcht was." Tot besluit
wees de gezant met nadruk op dc wenschelijkheid om elkamler
„ l)ij wissclingc van redenen over en weder" te bejegenen en zich
door geen vobroordcclen tc laten innemen .in een zaak die,
„ qualijck gemanicert," zooveel noodlottige gevolgen kon hei)bcn,
en hij heeft „ geappelleert aan. haer gemoct, dat zij docli sonder
inneminghe in desc gewichtige saeck souden willen gacn cn
oordeclcn." Dc Commissarissen antwoordden, na korte beraad-
slaging onderling, dat zij alles aan den vollen Raad, toen ver-
gaderd, zouden mededeelen. Maar Pauw wenschte dit gewone
besluit der bijeenkomsten tc voorkomen en drong aan dat
zij, indien zij al niet verder wilden conferecren, hem toch
eenige voorslagen zouden doen, die dienstig cn in hun oog
voldoende waren. Doch hij kon niot verder met hen ko-
180
men en, daar zij verklaarden geen anderen last te hebben dan
te refereeren, (\') stelde hij hun een kort overzicht van zijne
propositie in het Fransch en Engelsch ter hand, en wees hen .
vóór het heengaan nog op de geruchten die hem over dc
tc stellen satisfactie ter oore waren gekomen, er op aandrin-
gende dat zij van hem, en veel minder van de Staten, iets on-
aannemelijks vergen zouden. Ilet verzoek om spoedig ant-
woord, te gelijkertijd gedaan, had geen uitwerking, en daarom
zond hij den 3"" Juli wederom een aanvrage daarnaar in, „ con-
sidérant l\'importance des affaires qui sont présentement sur le
tapit et les dangers eminants dont on est menacé de part et
d\'autre." De Raad van State, hoewel reeds gemachtigd, bracht
de zaak nogmaals in het Parlement, dat den 4\'° Juli op nieuw
volmacht gaf om het antwoord op te stellen en te overhan-
digen. Pauw schreef, eerst na ontvangst daarvan te kunnen
oordeelen of hij nu reeds terugkeeren moest of dat „ het werck
noch wat nader sal dienen onderbouwt te worden."
Ook over de vloot kwamen onrustbarende tijdingen tot hem.
Hoewel de geruchten dagelijks verschilden, was toch het meest
aannemelijke dit, dat Plake, die in de vorige maand door
Ascue\'s smaldeel versterkt was, (■•) in zee zou gestoken zijn. (\')
Sommigen beweerden dat hij eerst Tromp wilde aantasten, daarna
dc visscherij „ turberen cn destrueren" en de O.-Indie-vaardcrs
bemachtigen; volgens anderen was de resolutie „ noch soo hooch
noch soo verre niet genomen." „ Dat men het Dominium maria
in \'t hoofft heeft," schreef Pauw, „ can men gcnocchsaem be-
speuren, maer hoeverre \'t selve ten regarde van \'t gebruyck
vaii zee eü vaiï visscherije sal worden geëxtcndeert sal sich
hacst opcnbaeren." Weer liepen er geruchten dat in versehil-
loule gedeelten der zee vele vaartuigen waren opgcl)racht. ("■•)
(\') Zie boven bl. 172 *).
O Pauw a. II. IIo. Mo. 5 Juli, IJijl. 17. (S. l?r. Eng.). Deel. P.irl. p. f.l vlgg.
Thnrloe I. 207. Lok. S. G. Eng. 57 N". \'J. Aitzema 111. 718. Holl. Mere. bl. 58.
(\') Lok. S. G. Eng. 57, N«. 10. Deel. Pari. p. 55.
(♦) Whitelocke p. 511 d. d. 21 (31) Juni. Gedachtig aan de vroegere traditie
(zie boven bl. 9) had men het schip de Sooereign tot admiraalschip willen in-
richten, maar het was niet gereed gekomen.
(») Br. V. P.auw en die v. amb. a. H. Ho. Mo. d. d. 5 Juli (S. Br. Eng.).
(\') Meer dan 18 werden genoemd „ gacnde nacr de groote visscherij." Van 7
ofo8 aangehaalde schepen, waaronder eenige Hamburgers, gewaagden brieven uit
181
Men vreesde ook voor groote zwariglieden omdat de vloot uit
Portugal aangekomen was.
Zoo schreef Pauw aan de Staten met de betuiging: „ hoe-
wel mij leet is dat ick uwer Ho. Mo. van soo beswaerlijcke
tijdingen die mij niet weinich drukken moet dienen, soo kan
ick evenwel niet ledich staen deselve te verwittigen \'t gunt
tot mijn ooren eii kennisse komt, nevens het dagelijcx klagen
van aengehaelde schej)en soo van oorloghe als van koopvaerders
voor welcke particulierlijck niet te doen is en sal het altemael
dependeren aen d\' uytcomste van \'t generale werck, daerom
ick alle mogelijcke vlijt aenwende eïi hadde mij te voren nau-
lijcx können imagineren dat ick hyer d\'humeuren soo ontstelt
en veele vaiï principaelst regerende Heeren soo hooge op-
geseteji soude gevonden hebben, maer in eh nae mijne leste
conferentie, daarin ick vrijmocdich eiï ront hebbe ges])roocken,
dunckt mij eenige meerder moderatie bespeurt te hebben."
Pauw stuurde tevens eenige „ gazetten van Mercurius Politicus"
over, die, voor den schijn uit Leiden geschreven, hun grond
in uitgestrooide praatjes hadden. Dagelijks werden allerlei
,, pasquilleuse geschriften ende gefingeerde nieuwmaeren" ver-
spreid, in de winkels cn langs straat publiek verkocht. Üm
die indrukken tegen te gaan liet Pauw zich op publieke
plaatsen en o]) straat zien. (\')
Ook Nieuwpoort klaagde over het kwaad dat „ satirycque
geschriften" en geruchten, uit Nederland komende, deden. Het
was volgens hem „ ongeloollijck met wat listen ende lagen
veel luyden soucken het werck te brengen tot desperate extre-
miteyten, maer eenige van de wijste ende verresienstc, vinden
daerin merckelijcke becommernissen; doch alle de besten oor-
dcelen het nootsaeckelijck voor d\' een en d\' andere natie, dat
op bet spoedighste een vaste endo onverbrecckelijcke Unie
worde gemaeckt tusschen beyde de llegeeringen, waerdoor alle
jalousyen ende diflidentien mogen werdeii wechgenoomen, dat
met een gemeen Tractaet sodanigh als voor desen is voorge-
stelt, geen confidentie tusschen beyden can opgebouwt werden,
l\'lymouth. Naar Dover gingen i2U0 luun om de aangehaalde koopvaarders tc be-
waken cn het garnizoen te versterken.
(\') Br. V. Pauw a. II. IIo. Mo, d. d. Ti Juli (S. Br. Eng.). Zie verder over
den st.and v.m zaken Bijl. E,
182
seggende dat als mijn Heeren de Staten door andere reflexien
daartoe niet geneegen souden wesen, dat sij de middelen, daer
se tegenwoordigh van sijn gedient, te werck souden moeten
stellen ende haer dienen van de tegenwoordige gelegentheyt."
De hooge eischen had men in Engeland hoog opgevoerd, maar
door anderen was dit zoo goed geleid dat „ apparentelijck
alleen ofte principalijck van een goede Unie ende een matige
somme gelts sal gesproocken Averden," ofschoon velen verklaar-
den dat de Staten 60.000 £ aan onkosten zouden moeten be-
talen en pandsteden voor de toekomst geven. (\')
Het waren dus in geenen deele geruststellende berichten die
de gezanten ter oore kwamen, en evenals vroeger waren de
gunstigste daaronder nog zeer ten nadeele der Staten. Het
antwoord dat op den avond, nadat Pauw bovengenoemde mede-
deelingen had ter neer geschreven, overhandigd werd, recht-
vaardigde de slechtste verwachtingen. Het eerste artikel, dat
de grondslag van het geheel uitmaakte, legde aan de Staten
de verplichting op al de onkosten en schade te betalen, welke
Engeland geleden had door de buitengewone uitrusting der
Nederlanders en den aanval dien deze laatsten onlangs hadden
ondernomen. Was die satisfactie gegeven, dan zouden onmid-
dellijk alle daden van vijanschap ophouden en hetgeen aange-
haald was teruggegeven worden (art. 2). Als deze bepalin-
gen ten uitvoer gekomen waren, zou dc verzekerdheid voor de
toekomst bestaan in een vast verbond tot bevestiging der be-
langen van beide natiën (art. 3) Dit antwoord, dat lijn-
recht tegenover de voorstellen van Pauw stond, rechtvaardigde
de Raad van State door zich tc beroepen op den wensch door
hem in de conferentie van den 1" Juli aan Commissarissen te
kennen gegeven, dat zij zouden voorstellen „ des autres expe-
dients..... qui pourront être propres satisfactoires et convenables
pour sortir au plustost de cette malheureuse aifaire ct remettre
tout en son premier Estât," Het was een handig gebruik
maken van dat verzoek, door Pauw gedaan met het doel
(\') Br. V. Nieuwpoort d. Griffier d. d. 5 Juli (S. Br. Rng.).
(\') Aitzema III. 718. Leven v. C. Tromp, bl. 41. Holl. Mere. bl. 5t).
Whiteloeke p. 512, d. d. 29 Juni (9 Juli). Deel. Pari. p. 55.
(\') Deel. Pari. p. 56.
(♦) Lok. S. G. Eng. 57 N". 9.
183
om in genoemde conferentie de Commissarissen tot nader ope-
ning te bewegen, geenszins om zijne voorstellen, terwijl hij nog
niet eens volledig antwoord bekomen had, voor die der Engel-
schen den voorrang te ontnemen.
Hierover moest zonder uitstel onderhandeld worden. Daarom
vroeg Pauw den 6\'" Juli op nieuw een conferentie, (\') die hem
toegestaan werd. Hier deed hij weer een poging om de
Engelschen tot een andere beschouwing te brengen door hen
er op te wijzen dat, tegenover de eischen door het Parlement
gesteld, de Staten bijzonder groote onkosten konden opgeven,
Avaartoe zij gebracht waren door de buitengewone uitrustingen,
voor hen noodzakelijk geworden door de daden der Engelsche
Regcering, onkosten die nog voortduurden. Ook de Neder-
landsche onderdanen hadden door de represaille-brieven veel
geleden, en als de lüngelschen van schade spraken, mochten zij,
handelende over vergoeding, hierom wel ter dege denken. Men
zou in dat geval de wederkeerige schade tegenover elkaar moe-
ten opwegen, en dan zou men wel zien dat die aan de zijde
der Staten grooter was. „ On doit faire une estimation raisonna-
ble sans la référer à la production et examination des comptes.
Et s\'il plaist aux diets députés d\'exprimer la .dicte estimation
en termes civils de leur costé, on pourra remarquer si on a
envie et si on est intentionné par deçà de transiguer les choses
passées selon la raison et l\'aimiable, ou si on voudra propo-
ser des choses ira])ossiblcs ct non faisables." Zoo bracht Pauw
den Commissarissen onder het oog, dat op die wijze alleen de
Regcering der Vereenigde Provinciën in satisfactie kon bewil-
ligen, en even als vroeger wees hij cr op dat de overige ge-
zanten, die der Staten inzichten over de nauwere Unie reeds
kenbaar gemaakt hadden, gereed waren die zaak zonder tijd-
verlies tot cen einde te brengen. Hij zelf zou cr gaarne over
ingelicht worden of dc Commissarissen cen nauwer verbond
wenschten. Hij bracht onder de aandacht of het niet noodza-
kelijk was te zorgen „ que les flottes ne puissent s\'approcher
et s\'engager davantage, ce que lo diet ambassadeur apprehendo
grandement ct. notamment, si on n\'en donne promptement ordre
par deçà. Et requirant aussi que les navires detenus puis-
(\') Deel. Pari. p. 57.
(\') Zoo Thurloe 1. 210 en Lok. S. G. Eng, 57 N". 11. Deze woorden geven
-ocr page 200-184
wmm
sent estre relaschés au plustost et qu\'on ne face aucune ulté-
rieure detention, ou prises, affin que les humeurs estant aucu-
nement appaisées, on soit plustost par amitié, mutuelle bien-
veillance, et de bon gré, que par contraincte induict à s\'unir
derechef par une indissoluble confédération." Hij verzocht
hierop, om het gewicht der tijden, een prompte en gunstige
verklaring, opdat hij met meer hoop op goeden uitslag zich
zou kunnen beijveren uitstel bij zijne principalen teweeg te
brengen, hetgeen in de omstandigheden het nuttigste was, en dat
hij dit zou kunnen doen zonder uitstel. (\') Deze laatste aan-
maning was niet overbodig, want dienzelfden dag waren be-
slissende bevelen uit \'s Gravenhage aangekomen, waar men
„ notabele saecken tot conclusie gebracht" had. (•\'\')
De berichten na Pauw\'s aankomst uit Engeland gezonden, die
van groote bezorgdheid voor de toekomst getuigden, hadden
de Staten tot het stellen van een ultimatum doen besluiten.
Zij gelastten de ambassadeurs een „ opentlijcke, ronde en op-
rechte" verklaring te eischen betrefiende de genegenh(ud van
het Parlement om met de onderhandelingen over het tractaat
voort te gaan. H. Ho. Mo. wenschten dat hunne vertegenwoor-
digers de verzekering zouden vorderen niet alleen dat „ alle
feytelickheyt cesseren" zou, maar ook dat de bevelen daartoe
waarlijk uitgegeven waren, en de resolutie genomen was tot
uitlevering der opgebrachte schepen cn goederen van dezen
Staat of zijne ingezetenen, ten minste bij provisie van de sedert
29 Mei prijsgemaakte, en dit natuurlijk onverminderd het
verzoek tot herstel der geledene schade. Waren die verklarin-
gen binnen drie dagen na aankomst van deze brieven der Sta-
ten niet ingekomen, dan moesten de ambassadeurs dadelijk
afscheid nemen, met kennisgeving daarvan aan H. Ho. Mo. en
aan Tromp.
een goeden zin, niet die welke in Deel. Pari. p. 5\'J vermeld staan — waarmede
Aitzema overeenstemt — ,, tho said Ambassador fearing raueli it should soon
been commanded otherways at the other side, chiefly if the above said Order bee
not speedily given here."
(\') Thurloe I. 210. Lok. S. G. Eng. t a. p. Aitzema 111. 71\'J. Decl. Pari,
p. 58 vlgg. Iloll. Merc. bl. 60.
(») Br. v. amb. a. H. IIo. Mo. d. d. 7 Juli (S. Br. Eng.). Verb. Cats c. s.
d. d. 6\'Juli.
(\') S. S. 0. fol. 196 d. d. 28 Juni.
-ocr page 201-185
Voor dezen laatsten toch werden ook nieuwe orders vastge-
steld. Ilij moest zich naar de Hoofden begeven of daarheen
Avaar \'t best het nemen der schepen kon belet Avorden; hij
zou het oog houden op dc Engelsche vloot in Duins, zoodra
zij uitliep haar het voordeel van den Avind trachten af te Avin-
ncn en behoefde niet af te Avachten tot hij aangetast Averd,
maar zou bij „ favorabel occasie self den eersten slach nemen."
Kreeg hij van de ambassadeurs kennis dat zij vertrokken Avaren,
dan moest hij „ alle bequame occasien soecken omme dc vloot
van Eepubl. van Engelaut alle bedenckelijcke affbreuck te
doen, \'t zij in de openbare zee, de Duyns ofte andersints Avaer
deselve oock te vinden soude mogen sijn, de schepen vaiï selve
te ruineren, te vermeesteren cn op te brengen sulcx als de
gelegentheyt van saecken best cn bequamelixt toelaten" zou,
en „ alle andere Engelsche schepen \'t sij ten oorlog, \'t sij ten
Coopvaardie geequipeert sonder eenich onderscheyt aen te tas-
ten, te veroveren eiï op te senden ofte in cas van resistentie
eiï obstinatie deselve mede tc ruineren efi in de gront te schie-
ten, oock te doen aentastcn, veroveren en opsenden ofte ruine-
ren als vooren door alle de Command". eiï Cap"\'. van Oorloge
die van wegen desen iStaet in zcc" zouden avczcu.
Al deze besluiten Avaren, ouder eed van geheimhouding, op
provinciaal advies van Holland genomen. De Gewesten haal-
den den president Van der Beeckc, die zitting had voor Over-
ijsel, over om niet eerst, zooals hij wilde, principalen tc doen
raadplegen, maar Avegcns „.den pressanten noot" op behagen
van zijne lastgevers het voorstel goed te keuren. Behalve
Utrecht, dat zich ongelast verklaarde, Avilligdcu allen op dezelfde
Avijze Hollands verzoek in. (\') Zoo Averd hier reeds met de
daad tot oorlog besloten, tegelijkertijd dat men iu Engeland
de onaannemelijke condities vaststelde, Avaarop de vrede zou
kunnen gehandhaafd Avorden. Aan het verzoek van PauAv, dat
zij toch vooral maatregelen zouden nemen om een ontmoeting
der Avederzijdsche vloten te voorkomen, voldeden de Staten
C) Verb. Cat? c. s. Bijl. 48. S. R. II. 30 Juni, S. R. S. G. 29, 30 Juni 1652,
vrgl. S. S. O. fol. 194 d. d. 22 Juni. Maatregelen werden verder genomen
voor versterking van Tromps vloot en do veiligheid der koopvaarders, die vóór
15 Juli het Kana.al niet mochten doorgaan. S. R. S. G. 30 Juni. R. S. G. 1
Juli 1652.
186
dus volstrekt niet, maar achtten andere bevelen noodig om de
aanvallende houding door de Engelschen aangenomen. De
brieven die uit Engeland daarna aankwamen (van 28 en 29
Juni), konden niet anders dan hen in dezelfde gezindheid ver-
sterken. Tromp kreeg dien ten gevolge nader bevel, dat hij,*
als de Engelsche vloot uit elkander gegaan was of als hij ze
zoo bevond „ geconstitueert te sijn, dat hij met apparentie van
succes soude connen aentasten, off andere occasie sich presen-
terende, omme sich van de Engelsche macht te prevaleren,
sondcr eenich tijtverlies deselve attacqueren ende sich daerinne
met soodanig een vigeur quyten ende evcrtueren sal, als hij
nacr soldaet- ende Zeemanschap sal bevinden te behooren
enz." Als grond hunner bevelen gaven zij te kennen : „ daer
de saccken tusschen de republycque van Engelandt ende desen
Staet in soodaenigen standt sijn gebracht dat men van dach
tot dach met bedroeffenisse bevindt dat die van deselve repu-
blycque desen Staet ende de subjecten van dien niet anders
dan alle vijandtlijcke aggressien aendoen." Evenzeer werd de
aanschrijving tot vertrek aan de gezanten hernieuwd, waaraan
zij terstond moesten voldoen, tenzij het „ reeel offert in dc
voorschreven ouse missive geposecrt voor dc receptie dcscs
absolutelijck ende sonder eenige de minste exceptie waer be-
komen." (\')
Dit slechts kon dus nog den oorlog voorkomen, en van Ne-
derlandsche zijde waren besluiten genomen, die toonden dat
men daar den weg van geduld en goede verwachtingen, van
\'zooveel mogelijk toegeven, in de hoop nog een minnelijke
schikking tc kunnen treffen, verlaten had. Daar de Engelsche
llcgcering hare gedragslijn niet veranderde, was een openbare
breuk tusschen de twee tegenover elkaar staande machten on-
vermijdelijk, en dat cen blijven bij de vroeger aangekondigde be-
ginselen cn beschouwingen in dc bedoeling van het Parlement
lag, bleek op nieuw uit het stuk dat Pauw nog des avonds na
de conferentie ontving. Het behelsde de opmerking dat in het
door Pauw gememoreerde geen antwoord gegeven was op het
eerste artikel der drie die hem voorgelegd waren, cn hierop
werd een spoedige verklaring tegemoet gezien, -want als dit
toegestaan was kon de Raad van State overgaan tot het stellen
(\') S. II. H. 3, 9 Juli. S. R. S C. 3 Juli 1052. Aitzema III. 719, 721.
-ocr page 203-187
van een redelijke en matige som. Door het tweede artikel
aan te nemen zou men komen tot de begeerde staking der vij-
andelijkheden, de teruggave van hetgeen aangehaald was,
terwijl het derde geen oogenblikkelijke beslissing eischte. (\')
Niettegenstaande die besliste onverzettelijkheid der Engel-
schen vroeg Pauw nogmaals een conferentie om op nieuw de
meeningen zijner lastgevers uiteen te zetten, maar terwijl
hij bezig was het antwoord op hetgeen hem het laatst overhan-
digd was op te schrijven, kreeg hij bericht dat de Engelsche
vloot, 70 zeilen sterk, zee gekozen had. Terstond schreef
hij een verzoek om afscheids-audientie tegen den volgenden dag.
In verband met het bevel, door de Staten gezonden, gaf dit
bericht den doorslag. Thans was het onmogelijk iets meer
door onderhandelingen uit te werken on bloedvergieten onver-
mijdelijk. Van zijne zijde was een langer verblijf niet slechts
„ needless," niet eens meer \'„ dilatory," maar volkomen „ im-
practicable." {1)
De aanvrage om audiëntie, door Pauw tevens namens zijne
ambtgenooten, op hun verzoek, gedaan (\') en, „ hoewel sondagh
wesende," in conferentie aan Commissarissen overhandigd, (")
word door dezen in den llaad van State gebracht, die besloot
het papier in de eerstvolgende zitting van het Parlement over
te leggen. Uitstel wenschte Pauw evenwel volstrekt niet,
daarom drong hij — en dc overige gezanten deden dit nu ook
van hunne zijde C) — den volgenden dag nogmaals op spoe-
dige inwilliging aan. Hij schreef aan don llaad van State,
zijne beste pogingen tc zullen aanwenden om allo mededeelingen,
die hij reeds ontvangen had of nu nog ontvangen kon, na
zijn terugkeer in het vaderland te doen strekken tot wegnc-
1 Deel. Pari. p. 66. Leven v. C. Tromp bl. 46. Holl. Merc. bl. 62. Dit
was hunne eerste publieke handeling sedert den 26«» Juni. Verb. Cats c. s.
9 Juli. Vrgl. Lok. S. G. Eng. B7 N°. 17.
188
ming van alle misverstand, verwijdering en vijandelijkheid om
akoo tot een goed verbond onderling te brengen. (\') Hij deed
het voorstel dat zijn secretaris of een ander vertrouwd per-
soon zou terugkeeren om de correspondentie te onderhouden
of wel dat de Raad van State zelf iemand daartoe zou willen
aanstellen. Hiervan wilde de Engelsche Regeering echter
niets weten, omdat zij meende aan hare waardigheid en hare
eer voor het oog der wereld verplicht te zijn, na de opzette-
lijke aanranding bij Dover, niets in te willigen voordat hun
satisfactie gegeven was.
•} De afscheidsaudientie had met behoorlijke plechtigheid woens-
li dag den 10" Juli plaats, en nog bij deze gelegenheid werd
door Pauw gewezen op de vijandschap der Engelschen, die èn
door het zich toeëigenen van hetgeen den Nederlanders behoor-
de, èn nu door het uitzenden hunner vloot elke onderhandeling
onmogelijk hadden gemaakt. Ilij nam tot den einde toe de
lastgeving der Staten in acht, die hadden bevolen dat hij „ in cas
van verwijderinge" zijn afscheid zou nemen „ met discrete ende
soodanige termen, dat men van wegen desen Staet alles getcn-
teert heeft, dat mogelijck (was) geweest eiï de vordere uytcompste
aen God eïi de goede saecke sal moeten bevolen laten."
Den volgenden dag vertrok hij met de overige gezanten.
In Engeland naderden de meest tegenovergestelde partijen
elkaar in den wensch tot oorlog met dc Nederlanden. Dege-
nen die het gezag van het toenmalige Parlement zoolang mo-
gelijk verlengd wilden zien, hoopten zoodoende de ontbin-
, ding daarvan te verschuiven. Anderen wenschten daardoor
een tegenwicht te geven aan de willekeur van het leger, omdat
j een zeeoorlog noodzakelijk een sterke uitrusting ter zee met zich
r bracht. De allesbeheerschende partij der Independenten zag
(\') Lok. S G. Eng. 57 N». H. Thurloe 1. 211. Bed. 1\'arl. p. 03 vlg.
Leven v. C. Tromp bl. 45.
O Thurloe 1. 211. Deel. Pari. p. 05. Leven v. C. Tromp bl. 45. Aitzema
III. 721. Vrgl. S. II. 11. 9 Juli 1052.
O Aitzema lil. 720. Deel. ParL 07 vlgg. Lok. S. G. Eng. 57, N». 10.
Leven v. C. Tromp, bl. 49. Comm. .lourn. 29, 30 Juni.
{*) Art. 7 der Instr. v. Pauw. Die behoorlijke beleefdheid en courtoisie bij
het afscheiif was hen ook nog aanbevolen bij de laatste aanschrijving. S. 11. S. G.
30 Juni 1052. Vrgl. boven bl. 55 vlg.
189
in zulk een krijg een geschikt middel om de aandcacht van de
binnenlandsche ■ aangelegenheden af te leiden en zich zeiven
vaster te doen staan door den roem die aan de Engelsche
natie zou ten deel vallen tengevolge der uitnemend gunstige
ligging van haar eiland en de krachten waarover zij ter zee
kon beschikken. Daarbij kwam de groote vermeerdering van
rijkdom die men zich van een krijg met de Vereenigde Pro-
vinciën mocht beloven (\'). Eenige Parlementsleden evenwel
waren ontevreden over het vertrek der ambassadeurs en keur- \'
den het af dat de Regeering op zulke strenge voorwaarden had ^
aangehouden Pembroke, Mildmay en Vane worden gere- i
wordt „ the chief director and manager of that war." (■•) St.
John behoorde onder de ijverige voorstanders van cen beslis-
sing door den oorlog. <
Op Pauw\'s verzoek trachtte Aitzema de betrekking tusschen |
de twee lauden aan te houden; maar bij die gesteldheid der ^
gemoederen leidde zijne bemiddeling tot niets, evenmin als die
van den Deenschen Koning. Wel gaf men van Engelsche zijde
den wensch to kennen dat er weder Nederlandsche gezanten
te Londen zouden verschijnen om het tractaat op tc maken,
maar de Britsche Regeering wilde het voorstel, uit den Haag
gedaan, om in Hamburg of een onzijdige Vlaamsche stad dc
onderhandelingen voort te zetten, niet aannemen, omdat daar-
door eenigszins een toenadering van hare zijde zou zijn tc
kennen gegeven. (""\') Aan den anderen kant was dc verbitte-
ring in dc Nederlanden (\') te hoog geklommen dan dat aan
190
I het zenden van een ambassade meer te denken viel, een maat-
I regel die toch slechts den ouden, onhoudbaren toestand zou
hebben doen voortduren, want het verledene had ten duide-
lijkste het nuttelooze daarvan doen inzien.
De teruggekeerde gezanten deden op den dag hunner aan-
komst verslag bij H. Ho. Mo. en de Staten van Holland. (\')
Op verzoek van deze laatsten refereerde Cats op den 19"
* Juli nog nader, met verwijzing naar het eerstdaags uit te ko-
men verbaal, dat ook in het begin van Augustus gereed
|| kwam. Zoo voldeden Cats, Schaep en van der Perre aan den
> eisch hunner Instructie. Aan Pauw had men hetzelfde ge-
• last, maar hij heeft het, ofschoon de Staten-Generaal nog
if den 1" October hem, op verzoek van Zeeland, vroegen zijn ver-
\'\' baal in orde te willen brengen en over te leveren, (\'\') voor zijn
, dood niet ingebracht en blijkbaar nooit opgesteld, daar na zijn
» overlijden de Provincie Holland een uit het sterfhuis gelichte
^ verzameling stukken overlegde, die tot bouwstof voor het ver-
baal hadden moeten dienen. Hiermede kan in verband
staan dat de mislukking van deze laatste zijner vele ambas-
sades Pauw zeer aan het harte gegaan was. (")
In het eind van Juli vaardigde het Parlement een manifest
ter zijner rechtvaardiging uit, dat op zijn last reeds eenige
weken te voren door den Raad van State was opgemaakt om,
wanneer de wenschelijkheid daartoe bleek, in het licht gegeven
te kunnen worden. (\') Alle grieven, die de Engelsche Regee-
ring tegen de Staten meende te hebben, werden opgesomd,
maar wijselijk zweeg het stuk van de represaille-brieven. Het
dige Aenmerckinge op d\' Antwoorde van het Parlement. Protestatien van de
Nederlanders tegens de Engelsehe. Engelseh Praatjen. liet Veenhoerspraetje
gehouden te Stompwijk. Engelschen Alarm. Hollands Ooghwater. Nedcrlant-
sche Nijptangh. Vrgl. Arend IV. 1. 201 vlg. 271 .vlg., 280 vlgg., 295.
(\') „Den 15«" (Gode sij gedanckt) in den Hage wel gearriveert" heet het in
\'tVerhacl. R. S. G., R. H. 15 Juli 1652.
(») R. H. 17, 19 Juli, Arend IV. I. 268; het werd den O«" Ang. .afgesloten.
(») Art. 13 der instr. Instrb. fol. 177.
C) R. S. G. 1 Oct. 1652.
(\') Voorzien van een behoorlijken Index, berusten zij in Lok. S. G. J}ng. A.
57. R. S. G. 29 April 1653. •»
(•) Aitzema III. 786.
C) Conjm. Journ. 25 Juni. Aitzema III. 722 vlgg. Deel. Pari. 3 vlgg.
Arend IV.\' I, 276 vlgg.
191
Parlement beweerde er alles voor over gehad te hebben om Pauw\'s
ambassade tot een bevredigend einde te brengen; zelfs waren
Commissarissen met hem, zonder dat hij volmacht had, in on-
derhandeling getreden. Evenwel werd er niet op gewezen, dat
dense]fden dag waarop hiertoe besloten werd, de lastgeving
aan Blake volgde: „ that the former instructions given unto
the fleet be vigorously prosecuted." (\') Aan Pauw\'s verzoek
was voldaan, dat van Engelsche zijde een middel zou worden
aan dc hand gegeven om tot staking van vijandige handelingen
tc komen. Hij had dit dus in zijne macht gehad, maar wilde
die gelegenheid niet aangrijpen en was terstond vertrokken
zondfer verder daarop aan te dringen. (2)
Hier tegenover verklaarden de Staten dat deze gezant, toen
het bleek dat zijne voorslagen niet zouden worden aange-
nomen, om van hunne ernstige begeerte tot vrede te doen
blijken, terzijde zettende „ \'t geen andersints iu poinct van
Eer en Kespect considerabel haddc mogen zijn," had voorge-
steld om van de andere zijde voorslagen tc mogen verne-
men. Dit was geschied „ op vertrouwen dat eenmael dc re-
den bij dc voorschrevc Regeringc plaetse vindende, onse op-
rechte ende ongeveynsdc protestatien souden acnghenomen zijn
ghcwccst." Maar deze „ soo liet schijnt den overvloedt van
onse rcdclijckhcydt misbruyckende tot voedtsel van hare opge-
. blascnthcydt, onse matigheydt tot ontstccckinghc van hare hitte
tot vcrwocstinghc, ende onse vriendclijcke aanbiedinghen tot
een fondament om on» te vergen saecken die bij haer met geen
schijn van billijckheydt begeert, nochtc bij ons behoudens Eere
ende Reputatie toeghestaen können werden, hebben haer niet
ontsien" te eischen dat al de schade, door de buitengewone
uitrustingen der Nederlanders ter zee veroorzaakt, zou terug-
gegeven worden. Zoo werd geproken in liet tegcn-inanifcst
der Staten (•\'). Dezen rechtvaardigden daarin uitvoerig hunne
handelingen tegenover Britannic gedurende dc laatste tien
jaren cn legden natuurlijk vooral nadruk op dc wederrech-
telijke aanhaling hunner schepen. Dc Engclschen „ droucken
zijnde van hare Successen binnen \'s Landts," zoo lieten zij
zich uit, kennen geen maat en hunne ontelbare aanmatigingen
(\') Comm. .lourn. 17 Juni.
(\') Ludlow I. 350. Vrgl. boven bl. fil.
C; d. d. 2 Aug. lf)52. Aitzcma III. 725 vlgg. Arend IV. 1. 28G vlgg.
-ocr page 208-192
doen zien dat zij wenschen „ hare langh-gepretendeerde heer-
schappije ter Zee metter daedt over ons, ende metter tijdt over
alle andere Natiën in te voeren, ende deselve, soo het hun
mogelijck ware, tot hare Trihutarisen te maecken."
Zoo wenschte iedere partij zich te rechtvaardigen, maar tevens
het nemen van de noodige maatregelen niet na te laten.
Tromp en Blake kregen beiden last den vijand zooveel moge-
lijk afbreuk te doen, (\') Nu het onvermijdelijk was dat de
wapenen beslissen moesten, lieten de Staten van hunne zijde toe
dat „ bij forme van retorsie," door het uitvaardigen van repre-
saille-brieven, vrijheid gegeven werd om de schade te herstel-
len. Tot nog toe hadden zij „ hoe-wel daer toe door een on-
draghelijcke outraige hooghlijck zijnde geprovoceert" en over-
vloedig reden hebbende daartoe over te gaan, die vergunning
steeds geweigerd, hopende dat de Engelsche llegeering door
onderhandeling, met onthouding „ van alle weghen van feyten,"
tot reden tc brengen zou zijn.
Derhalve was datgene wat de Vereenigde Provinciën nog
hadden kunnen ontgaan, zoolang Britannië onder de heer-
schappij van een koning stond, voor haar onvermijdelijk ge-
worden sedert de Republiek aldaar gevestigd was. De Sta-
ten achtten het bestuur der Republikeinen in Engeland veel
minder met hunne belangen vereenigbaar dan het bestaan
eener monarchie, ,, pendant laquelle ils n\'avoient a faire
qu\' ö, un Prince, qui se pouvoit manier, soit par raison, soit
par générosité," Niet alleen de mogelijkheid van in-
vloed uit te oefenen op den persoon des konings, maar ook
de toegankelijkheid der invloedrijke mannen aan het hof voor
bewerking van allerlei aard, maakten dat de kansen der Ver-
eenigde Provinciën om den machtigen nabuur niet tot vijand
te krijgen, grooter waren wanneer een vorstelijk persoon op
den troon van Engeland gezeten was, dan wanneer bij de ver-
tegenwoordigers van het volk het gezag berustte. Het was dus
niet alleen eerbied voor dc koninklijke waardigheid en liefde
voor het Huis van Oranje die de Staten-Generaal tot de partij
4ii
198
der Stuarts deden neigen. (\') Eerst toen de republikeinen hunne
meerderheid beslissend bewezen hadden, waren H, Ho. Mo.
bereid geweest den gevestigden staat van zaken te erkennen,
en deden dit omdat hun belang het eischte. De verwachtih-
gcn, door Holland van het samenwerken der twee machtige
Republieken gekoesterd op grond van beider staatkundige en
godsdienstige belangen, werden niet verwezenlijkt, omdat het
Britsche Parlement en de man, wiens invloed daar de leidende
was, begrepen dat geen samenwerking, dan onder beding van
uitsluitende heerschappij der Engelschen, in het belang vau
hun land was. Van die beschouwing gingen alle hunne pogin-
gen tot vereeniging uit. Te recht merkt een gescliiedsch rijver
op : „ on peut juger s\'il était facile de faire accepter sincère-
ment à ce peuple un système de politique européenne basé
sur l\'équité et l\'égalité nationale." (\'). De Engelsche republi-
keinen meenden niet gerust te kunnen zijn op de door hen
gevestigde orde van zaken, zoo zij die natie niet machteloos
maakten die, hetzij door de herstelling van cen Prins van
Oranje aan haar hoofd, hetzij door gemeenschappelijk handelen
met Frankrijk, (\') in staat zou wezen de vijandelijke gezind-
heid welke in Europa tegen hen bestond en de wraak der
koningsgezinden, in cn buiten Britannie, op hoogst gevaar-
lijke wijze zich tegen hen te doen wenden.
Had dus het Parlement, door zulk cen standpunt in te ne-
men, ccn oorlogstoestand in het leven geroepen, toch is het in
18
-ocr page 210-194
alle opzichten overdreven van de Staten te beweren: „ there
is nothing more certaine than that their interest is involved
in that of the king\'s and that the beginning of the English
republiek may probably be the end of theirs." (\') Alles kwam
hier toch aan op de persoonlijkheid van den koning, of deze
j met. onbevangen oog den toestand gadesloeg, dan wel zich door
\\ eigenbelang of anti-nationale begrippen de handen binden liet.
Engelands vriendschap was voor deze Gewesten van het groot-
\'j ste gewicht, want zijne vijandschap kon den Nederlandschen
handel een gevoeligen -slag toebrengen, (-) zooals door de zee-
oorlogen duidelijk bewezen is. Wel was het dus zaak Britannic
^ geen aanleiding tot zulk een houding te geven. Maar „ dc
ï Engelse," werd in die dagen juist opgemerkt, „ zijn nu ander
volck alse ghewecst zijn in de tijdt van dc Koningen,
ende kennen tegenwoordich haer riiacht." Q Gebruik ma-
kende van die meerdere kennis waren zij zclven aanvallcn-
•1 derwijs tc werk gegaan, en dc Staten konden daar tegenover
\'•> langer zeker niet toegeven, zonder schade voor vrijheul en
zelfstandigheid der Vereenigdc Provinciën. Waar deze in ge-
vaar kwamen, daar moest met geweld verhoed worden wat door
I\' \' onderhandelingen niet meer af tc wenden viel. Na de mis-
lukte zending van St. John en Stricklandt waren de Engel-
schen reeds tot den oorlog geneigd, cn was het tc voorzien
:\' dat deze vroeger of later onvermijdelijk zou worden. Spoedig
besloot de Britsche Regeering er in beginsel toe om, zoodra
:, hare macht voldoende verzekerd zou wezen, de Staten-Gene-
P -raai tot cen beslissing door de wapenen te dringen. De
•jp gezanten, die naar Engeland vertrokken, hebben krachtig gc-
M noeg op ccn schikking aangedrongen en daartoe gearbeid;
maar het gold hier strijdpunten van tc groot gewicht, dan dat
de Engelschen wilden tocgcveji, cn dc Staten konden althans
f\' zeker niet, noch met het oog op hun belang, noch met het
■ oog op hun recht, vrijwillig dc minderen zijn. Zij moesten
met hand en tand de vrijheid van dc zee handhaven, van het
element dat Cats in vroegere jaren op zulk ecïi onverwacht
(\') Groen, Archives II. IV. 140.
(\') In het begin der 17° eeuw was dit reeds uiteengezet door Walter Ralegh.
Muller, M. Cl bl. IdO vlg.
!
(\'} Wekelijcke Nicus. \'s Gravenhage 4 Juli 1652.
Zie boven bl. 13.
ii-
-ocr page 211-195
kernachtige wijze „ het geweer" van het Nederlandsche volk
genoemd had, en waarvan hij zong:
,, De leeu vecht met de klau, de stier gebruyckt den horen,
Het paert slaet mot den voet, een haen met felle sporen.
De see is uw geweer, gebruykt daer uw gewelt.
De see die heeft u eerst den vrijen hals gegeven,
Den Godsdienst ingevoert, den Spanjaert uytgedreven;
De see die heeft u eerst den vijand leeren slaen;
De see maeckt u gevreest oock bij den Indiaen ;
De see brenght voordeel in, en bout hier groote steden,
De see verrijekt het laut, en dat in verre leden;
De see maeckt dat het lant den vijant overwint,
Gij daerom, bout de see soo gij het lant bemint;
Wel, lluex dan aan het werck, gij zijt er toe genoot,
Soo gij dc sec bewaert, het lant is buylen noot! " (\')
Dc aanzienlijke geldelijke schade, die voor de Vereenigde
Provinciën van aanmerkelijk grooter beteekenis was dan
voor hare vijanden, maakte liet bijleggen van den roemrijk gc-
vocrden strijd tot een noodzakelijkheid en deze werd, wat het
teeken der heerschappij over de zcc betreft, in haar nadeel be-
slist. Bij den vrede zagen de Nederlanders zich de verplichting
opgelegd voor de Engelschen dc vlag te strijken. Zij berustten
in de eerbewijzing, maar beweerden tot die begroeting aan de
Britsche natie niet in meer bijzondcren zin gehouden te zijn
dan zij dit tegenover andere volken waren en, om die ver-
plichting, geen recht der Engelschen over de zee tc kunnen
aannemen. Ook dc Staten erkenden, evenals de Franschen,
eigenlijk slechts machtigen en zwakken ter zee en bleven
13*
-ocr page 212-fw
I
iHi
Äi
Fï\'
I\'i 196
(i ; de heerschappij van wien ook over dat element ontkennen. (\')
jjl Slechts met Britannië werden door de zeeoorlogen bepalin-
\'ï! gen omtrent het strijken der vlag in het leven geroepen. Met
geen ander land kwam een bepaalde regeling tot stand, behalve
■ voor bijzondere gevallen, zooals in 1635 met Frankrijk. (\')
Steeds ontvingen de scheepsbevelhebbers de opdracht hierin
naar hun gevoelen te handelen. Deze eerbewijzing die, zoodra
zij werd geëischt, aanleiding tot hevige oneenigheid gaf, werd
allengs door de verschillende volken buiten gebruik gesteld.
Thans staat in de verordeningen voor de Koninklijke Neder-
landsche schepen geschreven: ,, oorlogsschepen salueren nimmer
het eerst met het nederhalen van de vlag of het strijken van
de bovenzeilen." Wanneer „ dit door anderen wordt gedaan
kan het op gelijke wijze beantwoord worden."
(\') Br. V. Dc Witt aan v. Benningen d. d. 5 Aug. 1G66. De WittV Brieven
11. bl. 31-1 vlg. V. Reede V. Oudtsh. p. 35, vrgl. p. 38, 41, 51. Wheaton I.
204. Stubbe, Further Justif. p. 12, (Apol.) p. 61 vlg.
Zie de conccpt-mcmorie van Gecommitteerden uit de Colleges ter Admira-
liteit d. d 15 Mei 1734, aangehaald V. Reede v. Oudtsh. p. 71 vlgg.
(\') V. Rcede v. Oudtsh. p. 84 vlg.
{*) Reglement van de ecrhcwijzingcn cn saluten aan boord Z. M. schepen
art. 56.
t\'i
li
i.
97
Byiage (Zie bl. 127 vlgg.) Brief van Young.
Lias Eut/. 1G52 (Copie).
liiffht hono"\\
As I was conieing to the Westward to take the Coniaunds of the West
Guard the 12"\' Instant olF the Starte, I descryed a ffleete of Shipps about
a dozen Sayle comeing from the southward being Admirall Vize and lleare
in the ffleet, soe that I did conceive them to be S\'. Geo. Ayscues ffleet; but
I makeing Sayle of to them found them a fieetc off Hollanders: came from
Januay and Legorne; those three wth filagges were States men of Warre,
their Convoyers the other Merchants Shipps some upwards of 30 Guns
and some under. Soe I bore with the Admirall and did send him by my
Master That he should strick his fflagg and did desire aright understan-
ding miglit be bctweenc us before any blond was shed in the Controversy.
On this the Admirall tooke in his iHagg and put abroad a Pendent, (\') he
said he did belong to Amsterdam, but liis name I know not, but the shipp
hath two Wildmcn or the like in her Sterne and some other things be-
tween them, she hath some thirty eight Guns, Soc then the vicc Adm".
came up wtii me wth his iHagg abroad being a Shipp off ll\'ourty two
Guns. Soe I called to persuade him to strick; ho bid me comc on board and
stricke it. Soe 1 sent my boat on board to persuade liim to it to prevent
the losse off bloud if it might l)c ; but he sent me word by my Master lie
would ilot stricke. Soc then being litted for it 1 came up ver^v near on
(\') „ Presently the Uuteh Admiral took down his Flag, and sainted the
English Ships with Three Pieces of Ordnance, and the English did the like to
him." Whiteloeke p. 508. Ilier wordt dus reeds van meerdere Engelsche sche-
pen gesproken, gelijk vroeger van „ a Squadron of the Parliaments Ships," hoe-
wel ook volgens dit verhaal het gevecht plaats had tussehen den Vice-Admiraal
en e\'én Engelsch vaartuig, liet Rencontre verslag door \'t Parlement uitgegeven,
spreekt van den strijd der konvooi-schepen „ with ome of our Friggots." Vol-
gens Uasnage (I. 2r)3) liet Young, „ qui commandoit quelques Frcgatcs Angloiscs,"
de drie genoemde vaartuigen de vlag strijken cn vroeg deze eerbewijzing daarna
van den Viee-Admiraal „ qui parut quelque tems après."
(\') „ The Vice-Admiral______ came to the Windward of the English, contrary to
the custom in the Narrow Seas, and saluted the English with 13 Shot, hnt
took not down their Top-Flag." Whiteloeke t !>. ji,
|| 198
i-Hi
(i the Weather quarter (\'); yet before I fired, I called to the Captaine my
; Selfe to take in his fflagge; but he said he would not. Soe then I eomaunded
a broad side and a volley off small shott to be fired on him and I recomed
the like from him againe. Thus we past some 4 or 5 broad sides each at
, J other, though I was forced to be at some further distance from him then
: the first, I fearing the Admirall would have laid me on board on the
|j Weather side; he haveing fitted his Shipp and come up maiue Sayle and
all to gaine the wind off me, forced me to keepe the wind ofi" him. Then
j,; Captaine Reynolds being come up faire wthin Shott of his weather
\'} quarter, haveing fired some six guns before at the Reare Admirall as he
M came in amongst us, soe he fired part of a broadside at the Vice Admirall
\' > just at that instant as he was takeing in his fHagg (\'); the Recovery being
come up even wthin a shott just as his fflagg was in and the Reare Admi-
rail struck likewise. Soe I sent on board the Admirall that I did demand
\' , the Vice Adm\'\\ either in his Person or his shipp to carry into port to
I;j) make good what Damages was done; he told my Master he did not meddle
t: in the least himselfe as yet as long as it was only about strieking the
, filagg the which he said was now taken in, but if I sought any further
matter as the Surpreyall off him or the Shipp, he was bound and would
. \'Assist him, she being the States Ship as well as he, not then knowing or
could take any notice off any further Intcncions. Soe I desired Gapt".
Reynolds and Captaine Chapman to come on board to consult wth mc
what further to doe in it, it being near night, and it was the Judgm\'. o(F
u3 all not to pceed any further in it, the fflagge being taken in, by reason,
the Treaty being between the Nacions at present, the case off breach
• of the peace might not bo any way imputed on our part. 1 have received
Hi
■If:!
? Cj Het verkortingsteekcn, in deze kopie gebruikt, wordt hier cn later weer
i 1 _ .gegeven door dit „ quarter" in den gedrukt cn brief, opgenomen onder de stuk-
iljj); ken die op last van het Parlement over de Rencontre van 29 Mei het licht
zagen, p. 24. Zie boven bl. 100»),
(\') Dit schip, „ a little Frigot of 24 Gnns," kwam, volgens het verhaal bij
Whiteloeke te vinden, vóór dat de strijd van Young met den Vice-Admiraal be-
gon. Volgens dezelfde bron werd de Admiraal naar de reden gevraagd, waarom
door deu Vice-Admiraal het strijken der vlag geweigerd werd en gaf hij ten ant-
woord: „that he thought they were drunk." Zijn antwoord op het voorstel der
Engelschen „whether he would side with him in his standing out," was : „No, .as
is they brewed so they should bake." Van hetgeen verder in dezen brief gesehre-
\' ven is, heeft Whiteloeke niets, die aldus eindigt: „ but afterward he (nml. de Vice-
, ! Admiraal) took down the Flag, and the Admiral and other Vessels gave the
jl; English such loving Salutes, confessing their faults, and so they parted good
\'Ij Friends." Basnage t. a p. heeft over het gevecht: ,, le Combat s\'engagea avec
un succès à peu près égal. Les Frégates Angloises soufrirent beaucoup, le Vice-
■ Amiral Hollandois baissa le Pavillon, et on lui (in strijd met Young\'s bericht)
\' i envoïa demander un Dédomagement de la perte des Frégates; mais il se retira
I i pendant la nuit."
A
i99
some Damage iu ray Hull Sailes and rigging, the wth I shall scone God
willing get repaired againe. I had one Man oven as good as kild out-
right, dyed Since and some fewer wounded, but I hope they will recover.
For my owne part I blesse tlie lord for it I am very well and doe beleive
I gave him his belly full off it; for he seut me word he had order from the
State that if he strucke he should loose his head, but at lenght he did
striek vvch makes me Conceive ho had Enough off it.
Yo\'. hon\'. humble servant
President Plymouth, at Comaund
Sound 14 Mag 1652. \' ANTHO. YOUNG,
HEN. SO OB ELL,
Clic. Farliameni.
fe
i\'
200
Byiage B. (Zie bl. 136). VERSLAG der officiereu op het schip van
P. Florisz. {gelijkluidend met dat van P. Alleiits\' officieren).
Lias Engeland 1652.
liec. 18 Junij 1652.
Copie.
\'I
fî::
Wij ondergesclireven officieren op \'t scliip van capiteyn 1\'ielcr Florisz,
verclaren bij onse manne waerlieydt in plaetse van eede, dat op den 29\'
ly May lestleden, comendc met \'s landts vloote, daer over commandeerde den
i i heer admirael Tromp, seijlende van Calis clifF, ons cours hebbende naer
Vierley, daer wij hebben ontmoet den parlamentschen admirael, met een
esquadron van 15 groote schepen en fregatten, daer onsen admirael (daer
wij dicht achter waren) noch buijten schoots sijnde, alle seijlen heeft inge-
nomen, uytgesondert bcijde sijn marszeijls, die hij ter halver stenge liet
loopen; maer binnen canonschoot comende, heeft den parlcmentschen ad-
\'f mirael ccn schoot geschooten over onsen admiraelsschip, die sijne cours
was houdende, weijnich daernaer schoot , den Engelschen admirael noch
l \'i een schoot en hielt met onsen admirael voor de wint, hebben oock gesien
■ j\' dat een man boven bij de vlagge was, die de wimpel die daer onder
waeyde, inhaelden, verclaren mede dese drie persoonen yder een bijsonder,
te weeten den hoochbootsmansmaet Hendrick Dol, en den constapclmaet
.Albert Jansz. ende Jan Claesz. de Vlucht, gesien tc hebl)en dat de sloup
J van onsen admirael die die achter aan sijn schip heeft gelegen, wierde op-
jY gehaelt en het volck daer in sien vallen, een weynich daer naer schoot
noch cen derde schoot door onsen admiraalsschip, dacrop onsen admirael
met een canon heeft geantwoort, vorde voor hem over (soo wij conden
li sien), waerop datelijck den Engelsen admirael de onse de zij presen-
teerde, en schoot met de schepen die hij dicht bij hem hadde, de gantsclie
laegh op onsen adm\'. en ons, daerop onsen admirael met sijn zij ant-
woorde. Wij siende dat onsen admirael soo vijantelijck werde bejegent,
heeft onsen cap". gelast, mede vuijr te geven, en hebben ons benevens
H onsen adm\'. behoorlijck gedefendeert, en sijn in een gencrael gevecht ge-
raeckt, dan waren bij gissingh wel een groot iialIF uyr besioh eer dc seijn
van de roode vlagge onder des princen van onsen admirael werde geseth
ill en heeft dit gevecht geduyrt van omtrent tcn lialF ses uyrcn, tot de nacht
■ I ons scheyde; onder wijle dit gevecht duyrde, soo quamen diergelijcke
twaelf schepen en fregatten, die uyt Duyns waren gecomen, van achteren
1
• IM
IJ
\'h
I
1.\'
1
-ocr page 217-201
onse vloote aentasten, entle waren twee van onse schepen ontrent twee
mijlen achter ons, alsoo wij met onsen adm\'. de voorste van onse vloot
waren, die wij den 30"° \'s morgens misten cu naer den middach bij het
eene quam sonder groote mast, daerop was geweest capiteyn Sipke Poc-
kes vau Arasterdam, welckers volck verclaerde cap°. Tuijuemans weijiiich
voor eudc sij weijrtich nar zonnen ondorganek waren afgesneden ende
genomen, maer de Engelsen vreseude het schip soude sincken, waren daer
uyt gevlucht sonder dat wij hebben connen sien, dat de voorn, twee
scliepeu waren van ouse vloote afgesneden, oock geen vermoeden heb-
bende dat yemant genomen was, sonder dat mede hebben connen sien,
wat bij ous was gepasseert, te meer onse gantsche vloote tusschen beyde
was. Aldus gedaen ende verelaert dit bovenstaende waraehtieh te wesen,
bereyt sijnde tot allen tijden ditselvige bij recolement met eede te beves-
tigen. t\' üirconde dese bij ous geteyckent int schip de stadt Munniekendam
den 15 .liniij 1652. Was onderteyckL\'. Veeneman. Dit is .... (\') van schip-
per .Joost Jansz. opperstiermau, Allert Cornelisz. onderstierman, Corn.
Cornelisz. Dit is .... het merek van Jan Poesen hoochbootsmau, .... van
der Schieman, Jan llooniens, Abraham Keymoutsz. constapel. Dit is ....
\'t nierck vau Coru. .lansz. constapel, Samuel Follaert, commandeur hooch-
bootsmausmaet, Hendrick Dol, Hilbert Jansz. constapelsmaet. Jan Claesz.
de Vlucht.
Colluta eoncordaut, f oirconde bij mij als secretaris geteyckent .fob.
Corn. llhees. Lagerstout: Accordeert met d\' uutentycque copie, eude
was onderteyckeiit
N. KUYSH.
(\') Dc tcckcns tut aanduidiug der haudtcckcniiig, liicr cu verder voorkomcude,
ziju weggelaten.
202
Bijlage C. (Zie bl. 152).
Brief van Tkomp aan BlakE. Lias Engeland 1652 (Copie).
I!
til
li?
.H\'
,1
Motis\'.
Le 19/29 du Mois passé nous entrerencontrans en mer mon inven-
tion ( \') estoit de vous saluer, mais me voyant attacquée de la sorte, et
n\'ayant peu scavoir la vostre puisque devant ny après ladite rencontre je
n\'ay parlé a personne des vostres, ne doublant toutesfois nullemant (selon
que m\'a tesmoigné Möns\'. le Commandeur Born, par les responses qu\'il a
faictes et données a celuy que je luy envoyois pour luy communiquer mon
ordre et sincere Intention) que ne scions amis et bons alliez, fus contraint,
ccrame un homme d\'honneur, tant seulement de me defeudere, mais
d\'autant que aujourdhuy, estant a lanere devant Calais ou ma rapporté,
qu\'un de nos Navires le Capiteyne Tuynemans de Middelbourg auroit
este emmené a vostre Rade aux d\'unes, lequel je croiois estre coulé en
fond, comme celuy seul qu\'il nous defailloit. C\'est pourquoi je vous
supplie en toute amitié que ce soit votre plasir, que ledit navire nous
soit rendu et mis en main du porteur de ceste, en forme qu\'il a este prins,
et me promets, que la bonne alliance et union entre Messeigneurs les
Estats de Vostre et de nostre Ilepublycque, nostre Eeligion et mutuelle
amitié fera, que ne voudres le refuser, Sur quoy me tiendray obligé de
demeurer, comme véritablement je suis
Monsieur
Vostre Très humble Serviteur,
Signé M. Harp". Thomp.
En notre navire Le Brederode le 2° Junij 1652
a la Rade de Calais,
La Superscription estoit
A Monsieur
Monsieur N. N. Blake, Collonel et Admirael au Service de Messeig-
neurs les Estats de la Republicque d\'Angleterre, ou en son absence au
Commandant a present aux d\'unes.
Onder stont:
Aldus gecollationeert, ende bevonden mette principale te accorderen,
Toireonde bij mij als Srs was get. Job. Cohn. IIuees. Lager stont:
^ Accordeert met de autentycque Copie, Ondert.
__N. RU\'YSCH.
Q) lees: intention.
I
I
: i
i
-ocr page 219-203
ANTWOORD van Blake, Lias Admiraliteit. Bijvoegsel
bij Tromps brief aan II, Ho. Mo. uit Ostende d. d, 10
Juni 1653,
S\\
Y\', Letter of the second of June 1652 stilo novo, brought by yo\'. Mes-
senger, was read by mee not without much wonder that you stiling yo\',
selfe a person off honor should insert therin toe great mistakes after yo\',
seeking out the ffieet of the Parliament of the Comonwealth of England
instead of performing those usuall respects which off right belong unto
them and which yo\'. selve have often done, you were pleased to beginn
acts off hostility which you call yo\'. owne defence against the common-
wealth, without the least provocation on the part of their servants thus
assaulted by you, and at a time when yo\'. Superiours, and their Ambassa-
dors with the Parlyament were in a Treaty and desire of freindshipp with
the Comonwealth off England, but that God in whome wee trust, having
defeated your purposes of our destruction and some off yo\'. ships taken,
you thincke fitt to demaund the same off us as if yo\'. former accord had
been as you call it but a saltitation and when that fayled, you would
second yo\'. high affronts by yo\'. paper to which I doc not thincke fitt to j
returne any other Answere, But that I presume you will find the Parlya- |
ment sensible of these greate luiuries und of the Lesse off the innocent
bloud of their Counntrymen, And you will find likewise ready to obey their
comandts,
Down ks 2«\'" May 1652.
Yo\', liumble Servant
ROB: BLiVKE.
t.
Ken vertaling van ileze beide brieven is te vinden in den Holl. Mere. bl. 43.
Een overzetting van IJlake\'s antwoord werd opgenomen door IJasnage (I. 254) en
in het Leven van C. Tromp (bl. 23).
204
ï
•■H\'\'
ü
ifl
lir
lÏ
Bfflagc n. (Ziebl. 175). Brief van Pauw aan De Witt.
Missiven aan den Uaadf, De Witt 1652 Engeland.
Mijnkeere.
U E. twee aengcnaeme van den 19" en 21 deser sijn mijn successive-
lyok wel geworden, Ende sal deselve uyt myne publycque aen haer Ed.
Groot Mo. gelieven gedient te wesen in\' hoedanige beswaerlycke cousti-
tutie ick de saken alhier hebbe gevonden, de gestadige ende continuele
devoiren die Ick sonder intermissie alomme hebbe gedaen, ende het weynich
effect twelck daerop tot noch toe is gevolcht, ende daerenboven gelieven
te weten dat door de groote ontsteltenisse der gemoederen haer Oorspronek
genomen hebbende uyt voorgaende actiën, in ende omtrent onsen staet
gepasseert, Ende t\' sedert door eenige ontdeekingen meer gealtereert,
Ende .Tongstelyck door de ongeluckige rencontre tusschen de twee vloo-
ten voorgevallen, met diversche persuasicn, Ende oock verkeerde inpres-
sien seer vermeerdert, Ende oock door de occasien tegenwoordich presen-
terende aengenomen de humeuren alhier soo hooch ingespannen sijn,
dat men tot in den hoochsten graet tegen onsen Staet is gesteygert. Ende
hoewel lek met myne publycque ende particuliere devoiren, die Ick met
alle yver ende getrouwicheyt hebbe gecontribueert, meene yetwes versacht
ende eenige sinistre inpressien wechgenomen te hebben, soo weet ick
nochtans niet nu het aent hollen is, off etule hoe fck het aen het staen
sal connen crygen. Myn meeste becommernisse is indien men armata
rnanu ter zee den anderen bejegent datter alsdan geen salve meerder aen
te strycken sali wesen, want d\'avantage aen dese syde beeomen werdende,
sal de moet hoger dimmen en d\'appetyt grooter worden, en in cas van
disavantage sal men de heele republycque bewegen die iu haer selven
animeus genoech is, Ende soo wel reparatie als revengie ten uyttersten
willen vervolgen. Tot noch toe syn geene van onse schepen geplündert off
beschadicht, maer syn evenwel in hacr machte, ende sullen dagelycx meer
en meer aengehaelt en opgehouden worden, Ende die haer defenderen
vermeestert endo naet gebruyck van zee getracteert soo lange men geen
Hola eau obtineren ofte uytcomste ten pnaïIêTi vinden, daer in ick met
alle naersticheyt doch oock voorsichtel. besoignerc, om de staet mede
niet te doen vilipenderen. Men is tegen den persoon van den Vice-Adm".
Tromp seer ingenomen, ende men-heeft veele preuven in handen vau voor-
gaende actiën, ende oock van de Jongste, die misschien ten deele verdraijt,
doch oock wel wat onvoorsichtel. mogen gepleegt sijn. Binde met al het
water van zee (soo men seyt) sal men syn persoon niet connen schoon-
l
-ocr page 221-205
wasschen. Ende ick ben bericht ende uyt het gunt bespeurt hebbe, sie te
gemoet dat men aengaen de vereyste reparatie emie satisfactie en asseuran-
tie voort toeeomende\' wel een hoogen toon soude mogen singen, ende j
vreemde voorslagen doen, die off beswaerl. ofte nae de constitutie van I
onsen staet wel niet aennernelyck sullen wesen, ende evenwel sal men van j
tween een moeten kiesen, off doen off laten, off het uytterste hebbeste j
verwachten, \'t welck akierhande ongelegentheden sal medebrengen, ende !
niet soo haest sal eijndigen als het wel wesen begonnen. In dese perplexi- :
teyt van saken sal ick my quyten als een getrouw minister van onsen staet I
ende lieffhebber van myn Vaderlant, ende nae Ick van ter syden verneme, j
hebbe aireets goede reputatie ende redelyck credyt gewonnen, doch sullen j
niettemin de saken nae den loop des tyts, ende nae de rescontren die men (
vint, moeten gemcsnageert ende gehandelt worden. Mette Heeren extra\'\'\'\'. |
Ambi^. van Ha.. Ho. Mo. houde ick correspondentie soo veel myn mogel. i
maer hebbe de handen gestadich soo vol wercx dat ick noch rust olf |
respyt en hebbe om veel over ende weder te communiceren, en hebbe alhier |
tot noch gemerckt dat men liever heeft met my alleen te negotiëren, als
met adjunctie van voorn. Heeren Ambfs. Den Hcerc Nieupoort heeft voor
myn aencomste alle goede oflicien ende notable devoiren aengewcnt, Ende j
t\' sedert myn overcomste in de selve ende met my seer confidentcl. gc-
continueert, soo dat syn E. den Staet seer grooten dienst ende my notabel
belmlp iu mync negotiatie is doende. Mijn Jongste geschrifte is desen
morgen in den raet gelesen, ende syn de Riulen van State int Parliament 1
gcgaen ende off daer op aldner wyder gedelibereert s.il wesen, hope Ick J
noch op huyden te vernemen. Het sal U E. gelieven myn met continua- 1
tie van sijn advijsen te vereeren, soo lange Ick alhier sal moeten verblyven, |
Ende alsoo van myne propositiën eude conferentien tot lioch toe alhier niet J
cn is gepubliceert, Soo soude ick versoecken dat aldaer oock sulcx niet
mochte geschieden, jiict het doen muken van Copyen, soo wel in de Gene- ^
raliteyt als in Hollant, ten minsten gcduijrcndc dcTederheyt vau mijn ncgo- \'
tiatie, te meer naedien ick alhier ijetwes ben gewner geworden, t\'welck myn |
oorsaecke geeft t\'selve te versoecken ende Instantelyck te recommanderen,
en anders geschiedende sal men den ondienst meer cn racer gevoelen, ende > .J
Ick sd oock myne peune soo moeten matigen dat daerdoor myn dienst niet
Infructueus gemaeckt werde, versoeckc oversnlcx dat U. E, t\'guut voorsz.
is op myn rcqsitie gelieve te proponeren ende ten besten tc dirigeren ende
oock de scrupule ende ongelegent. van my te helpen afweereu daerin ick l \'j
anders onmijdelijck sal vervallen. IHc arrectis animis el auribus adsianl
et multa. ad notitiam pervenerunt quae celari debuissenl et potuissent, et
magno cum. status dHrimento palam facta swit, discavius adhuc cautius
agere. (\') lek sal vorder U E. Bidden mijne gedienstige gebiedenisse
/
(\') De cursieve woorden zijn door 1\'auw geschreven, het overige door zijn
Secretaris. . • ■
206
aaii d\'aenwesende Heeren van de "Ridderschap en Edelen, alsmede aen de
Heeren van dordrecht te willen doen, Ende insonderh\'. oock aen den Heere
Burgem\'. ü E. Vader, ende den Heere van Strevelshoeck, Ende
Hiermede
Myn Heere U E. ende alle deselve den Almogonden tot langdurige ge-
sontheyt bevelen.
U E. dienstwilligen dienaer
In Wjsstminster ADRIAEN PAUW.
den 28 Junij 1652.
:t I
\'i; ■
%
i
1."
(
J
r
207
BUIage JE. (Zie bl. ISl).
Secrete Brieven Engeland 1652.
Mijn Ileere — Mijn lleere Nicoi.aes Ruyscii, Griffier
van de lloocli Mo. Stalen Generael der Vereenichde
Nederlanden. In \'s Gravenhage.
Mijn Heere.
lek hebbe in myne publycque succinektelyck ende naede beste kennisse
my voorgecomen verhaelc hoe iek het alhier gevonden ende hoedanige de-
voiren lek snccessivel. aengewent hebbe, den brant was in het huys, ende
soude eer lange den roock ende de vlam aen allen kanten uyigegaen ende bo-
ven de huysen (soo men seyt) geweest hebben, Ende hoewel den brant door
myn overcomste, ende continueie officien wat is ondergehouden, soo is die
evenwel geenmitn gehlust, maer leyl voch en smoockt, ende gelyck de heuraeu-
ren niet eveneens gelogeert syn, alsoo hebben de selve respectivel. geprepa-
reert ende daer toe tyt en beleyt moeten gebruyckt worden, Ende niettegen-
staende dc gemeente scer is opgemacckt dal ick hier de heele natie quam
braveren, ende aen haer keur atelden wal ny begeerden helay vrede off
oorloge, dat mede de roijnlisten hel vuer stoocken sooi^eel sy cunnen, oock de
grootc prospcreiteytcn in Scliotlant ende Yrlant de gemoederen seer heb-
ben verheven, daer by comende de recherche die dese republ. van alle kanten
wort gedaen, soo sonde het schip met volle seylen nae den Oorlogh niet
alleen gedreven maer gcjaecht hebben, indien men geen Hola. hadde cunnen
maken ofte nylvinden. lek hope mei Godes hulpe dat het begint te bedaren
ende ben onderrechi dat den Sccrs van Gcncracl Cromwel aen de vloote
gesonden ende gisteren wcdergecomen, wel eenige nadere last soude mogen
gebracht hebben om deselve op te liondcn ende in de voorgenomen dcs-
seyncn niet tc doen voortgacn, endo ben bericht dat den Heer Generael
hem altyt scer geinaticht gehouden ende nict precipitant gegaen lieeft, die
andersints met syn aenhanck, ende alle die van de Militie, die haere In-
trestcn best bij den Oolooge vinden, liclitelyck in de delil)cratie soude
iiebben connen prevaleren. Het sal nn altemael aencomen op de reparatie
ende satisfactie ende hel)be van verre wel gcroocken, waer men heencn wilde,
dan hebbe in mijn lactste conferentie de bal wederom gekaetst, ende is t\'
sedert emstelijck over ende weder gcdelibereert, wat men aetigacnde dc
vereyschte satisfactie glimpel. sal connen voorstellen, daer in mede diver-
sche opinien soo in den raet als in het Parliament worden gevonden, dacr-
van Ick huyden cfte tcn längsten rriorgen de declaratoire antwo rde hebbe
te verwachten, ende sal deselve my reguleren om van iiicr te gaen, ofte de
2Ü8
saecke noch wat te onderbouwen, hoewel lek rny sal wachten de staet te
jngageren. Men preteseert hier alderhande dingen ende onder anderen dat
den Ainbr. Boreel seer esstroite correspondentie hout metten Coninck van
Schotlant, ende doorgaens metten selven Tracteert twelck hier vry wort
gewogen ende op reeckeninge van den staet gestelt. De voordeelen die onse
natie boven de Engelsche int stuck van de navigatie ende commercie hier
en daer heeft gecregen, canmen alliier mede niet digereren, Ende wie
weet off hier niet soowel als elders persoenen sijn, die om haar emploij
te beter te doen valeren ende haar te connen mantineren, het Oorloge
voor een geruste Staet wel soecken te prefereren, dan vallen daer prinsen,
ende daeruyt volgen confescatien, dan is men in hoocheyt ende authoriteyt,
ende men maeckt sich necessair: alles is hier t\' sedert eenigen tyt ver-
diert, de neeringen staen mede stil ende het soude bij den Oorlooge niet
beteren, als alleen voor de Capers ende die daer aen vast sijn, ende is de
cordate gemeente alhier t\' eenemael totte vrede genegen, maer de woelende
en de geringe gemeente crytende roept luyt ende leelyck. Voorwaer
onse aengehaelde Capiteynen ende Schippers syn haest disperaet, en lek
hebbe genoech te doen deselve in toom te houden, om haer ruine niet te
precipiteren. Indien men weder begint te tracteren, sorge Ick dat men met
andere dingen sal voortcomen, die lek twijffele off die bij ons in de man
sullen willen. Ende niettemin moet men alles tenteren aleer men tot de
uytterste extremiteyt sal comen te vervallen, dit hebbe lek UE. voor ant-
woorde op de sijne van den 28" deser (\') op huyden ontfaiigen wei willen
verwittigen nevens vruntelycke gebiedenisse den Almogenden biddende.
■ t
Mijn Heere UE. te behouden bij langduyrige gesontheyt, ende te ver-
leenen alle soorten van contentement.
I\' I
f!f
UE. Seer dienstwilligen Dienaer,
ADllIAAN PAUW.
Indien uiyn Publ. brieven aen haer Ho. Mo. hiernevens niet en gaen,
sullen die over een ander wccli comcn, ilaertoe lek oui eenige redenen ben
genootsaekt geworden.
In Westminster
den 5 July 1652.
(\') Hierboven staat als verbetering „Junij.\'
-ocr page 225-VERBETERINGEN EN BIJVOEGINGEN.
^Bl. 3 r. 3 v. o, staat: ,, zeeën zich" lees: ,, zeeën."
^Bl. 11 \') staat: „ 1)1. 00 vlg." lees: „ 1)1. 70 vlg."
.^1. i I =■) staat: „ bl. 64." lees : „ bl. 09."
^1. 22 r. 9 staat: „ den Independenten" lees : „ der Independenten."
Bl. 30 r. 13. De gedeputeerden van Stad en Landen waren toen af-
wezig.
.^Bl. 37 staat: „ op eerstgemelden" lees : „ . Op ccrstgemeldcn."
39 staat: Pensionaris Bevcrningk" lees: „ Pensionaris Benningen."
Schuyrmaus cn Wolfl\'sen werden reeds den 30" Maart benoemd.
^Bl. 47 staat: „ bl. 88." lees : „ bl. 108 \')•"
\'bi. 48 •■). De Witt schreef den 17™ Juni uit \'s Gravenhage over het tot
stand komen der 36 artt. o. a. : dat Gelderland in die aangelegenheid
het traagst was. Priesland cn Stad cn Landen hadden er zich den\'
vorigen dng mede vereenigd, met eenige opmerkingen zonder gewicht,
,, meest voorteomen wt flatterije tot dcu stadthouder." Naar waarheid
kon volgens hem gezegd worden, dat in die ,, importante" zaak een
eenparige conclusie van al dc Zeven Provinciën genomen was. Bij dc
resumptic maakte men geen tegenwerping. Zoo doende was door Gods
genadigen zegen gelukkig ten einde gebracht ,, alle \'t geenn waorop
eygcntlyck dc groote vergaderinge bij den anderen geconvoeeert is ge-
weest." Minuten Br. v. De Witt d. d. 17 Juni 1052.
^lU. 61 \') staat: „ bl. 100." lees : „ bl. 190."
,-Bl. 68 Bij te voegen : Vrgl. Aitzema III. 730.
84 ") staat: „ reces van 9 Juli" lees: ,, reces van 29 Juli."
\'\'iM. 89 \'). Hierbij is nog tc vermelden hetgeen De Witt schreef over de
represaille-brieven, aan Paulet verleend, die ,, geoordeelt worden sonder
cenich fondament ter werelt gegeven te syn." Naar hij meende was
het aldus met de zaak gesteld. Deze Paulets of hunne voorzaten liad-
210
den reeds in 1631 een quaestie raet de Admiraliteit te Rotterdam, om-
dat bij Madera een schip genomen was dat hun toebehoorde. Zij wil-
den toen hunne pretensiën tegen onzen Staat liever niet bij de justitie
vervolgen, maar drongen aan op het verkrijgen vau represaille-brieven,
die in 1638 verleend werden; maar het in werking stellen daarvan was
door onze gezanten opgehouden. De Witt verklaarde dat er niet alleen
geen justitie geweigerd, maar meer gedaan was dan met de „ costumen"
dezer Landen overeenkwam. Hij achtte vergissing iu deze mededeelin-
gen mogelijk, omdat de notulen der genoemde procoduren no» niet aan-
gekomen waren. Minuten. Br. v. De Witt d. d. 9 Febr. 1652.
102 bij te voegen: „ In welcke commissie de Stadt Dordrecht de
eere heeft de eerste te syn," terwijl De Witt last had ,, die besogne te
manieren," Minuten Br. v. De Witt J652 (zonder datum, maar na
den 26\'° Januari geschreven).
Bl. 104 Van dat stuk voor stuk inbrengen spreekt evenmin de in het
^ Engelsch gestelde memorie, die daarbij gevoegd is.
BI. 118 \')• Hierbij te voegen : Minuten Br. v. De Witt d, d. 11, 13, 17
Mei 1652.
Bl. 119. Bij hetgeen over art. 18 gezegd is, nog te vergelijken Minuten
Br. v. De Witt d. d. 19 April 1652.
Bl. 136 r. 6. staat: ,, na zonsondergang," lees: ,, vóór zonsondergang."
Bl. 163 Hiermede te vergelijken wat Dc Witt aan een der ambassa-
deurs uit Dordrecht schreef. Minuten Br. v. De Witt d. d. 7 .Inni 1652,
Bl, 176 staat: „ maecken," lees : „ maeckcn" (-).
■. (
!f >
m
m
-ocr page 227-OPGAVE VAN ERONNEN............hl. vit
INLEIDING . ................bl. l
Dc Engelsche koningen tegenstanders van do vrije visscherij
der Nederlanders, bl. 1. Zij stellen het strijken (1er vlag als
teeken hunner zeeheerschappij op den voorgrond, bl. 7.
HOOFDSTUK I. Vkriiouding tot ue Engelsche partijen, bl. 14
Houding van den Prins vau Oranje en van de Staten tegen-
over Karei I, 1)1. 14. Stricklandt cn de Regcering liier tc land(ï,
bl. 1(5. Zeezaken, bl. 20. Ambassade van Borecl en Hens-
wonde, bl. 21. Ambassade van Pauw en .Toachimi, bl. 20.
Houding van de Staten, bijzonder van Holland en van den Stad-
houder in de Engelsche zaken na den dood van Karei I, bl. 27.
HOOFDSTUK ir. „ Naerder ende Naeuwkr viiuNTScii.vp" bl. 35
Veranderde verhouding na den dood van Willem 11, bl. 35.
Aml)assa(le van St. .John en Stricklandt, bl. 37. De zeven laat-
ste artikelen door hen ingeleverd, bl. 46. Dc 36 artt. van Ne- \'
derlandsche zijde, bl. 47. Afscheid der ambassadeurs, bl. 53.
Verhouding der beide Mogendheden, bl. 56.
HOOFDSTUK in. Een heslissenue akte......bl. 64
Expeditie tegen de Sorlings, bl. 64. Memorie van Tromp,
1)1. 68. De i^ritschc Republiek tegenover de Nederlandsche. na
dc zege bij Worcester, 1)1. 70. De Navigatie-Akte, bl. 74. Haar
verleden, doel cn gevolgen, bl. 76. Èenoeming van gezanten
naar Engeland, bl. 84. (3ats tracht zich te onttrokken en het
uitzeilen wordt vertraagd, bl. 85. Represaille-brieven tcgçn de
Nederlanders, bl. 89. Beveiliging der zee, bl. 90. Instructie
voor dc eskaders, bl. ÜO.
HOOFDSTUK IV. Toenemende Spanning......bl. 94
De instructie der gezanten in Engeland, bl. 94. Ontvangst \' ^
in en l)uitcn het Parlement, redevoering van Cats, bl, 97. Aan-
vang der onderliandelingcn, reprcsaillc-quaestie, bl. 102. Be- J
i
-ocr page 228-mmmm-
112
sluit tot het uitrusten der buitengewone equipage, bl. 106. Het
voortzetten der onderhandelingen wordt bemoeilijkt, bl. 111. De
verschillende gezichtspunten worden in de conferenties nage-
gaan, bl. 113. Zending van Nieuwpoort, bl. 118.
HOOFDSTUK V. Onverwachte strijd......bl. 123
Maatregelen van de Staten tot beveiliging der zee, Tromps
instructie, bl. 123. Aanhaling van kapitein Green, bl. 126.
Ontmoeting met Young, bl. 127. Tromps verseliijniug
bij Dover, bl. 130. De instructies door hem aan zijne
kapiteins gegeven, bl. 132. Verhaal zijner ontmoeting met
l?lake volgens de verschillende partijen, bl. 134. Het voorne-
men van Tromp om de vlag te strijken niet aannemelijk, bi. 140.
\' Eedenen waarom Tromp niet voor den aanvaller gehouden moet
worden, bl. 142. Wenschen der verschillende partijen tegen-
, over Engeland, bl. 146. Verklaringen der gevangene officieren,
bl. 147. Overdrevene berichten over de Rencontre, bl. 149.
Tromp na het gevecht, bl. 151. Uitwerking der tijding te Lon-
den, bl. 152. Bemoeiingen der gezanten, bl. 154. Verklaring
jj { van het Parlement, bl. 159.
HOOFDSTUK VI. Vergeefsche moeite......bl. 163
f
Bevelen door de Staten na het bekend worden der Rencontre
uitgevaardigd, bl. 163. Pauw tot ambassadeur benoemd en van
instructies voorzien, bl. 165. Zijne komst in Engeland, bl. 169.
J^egin der onderhandelingen, bl. 172. Toestand in de laatste
dagen van Juni, bl. 175. Voorloopig antwoord van het Parle-
ment, bl. 177. Gesteldheid van zaken in de eerste dagen van
Juli, bl. 180. Het antvvoord der Engelsche llegeering, bl. 182.
j : . Bevelen der Staten aan Tromp en aan de ambassadeurs, bl. 184.
j De onderhandelingen worden geheel afgebroken, rapport der ge-
\' ■ zanten, bl. 187. Manifesten van beide partijen, bl. 190. Enge-
\'im
land als nabuur der Vereenigde Provinciën, bl. 192. liet strij-
ken der vlag na den vrede van Westminster, bl. 195.
A
BIJLAGEN:
A. |
Brief van Young........... |
bl |
197 |
B. |
Verslag der Officieren op het schip van P. Plorisz. . |
. bl |
200 |
C. |
Briefwisseling tusschen Tromp en Blake .... |
. bl. |
202 |
J). |
Brief van Pauw aan De Witt, d. d. 28 Juni 1652 . |
. -bl. |
204 |
K |
Brief van Pauw aan Ruysch, d. d. 5 Juli 1652 . . |
. bl. |
\'J07 |
VERBETERINGEN en BIJVOEGINGEN ....\'.. bl. 209
-ocr page 229-I.
Tromp is in de Rencontre v.an den 29"" Mei 1G5\'2 geen aanvaller
geweest.
II.
l")e Akte van Navigatie was cen politieke maatregel.
III. •
Verzameling van Ned. Prozastukken bl. 281 (Leiden cn Amsterdam.
Gebhard 1851).
„ Si was orberlijc den anderen in wandelinghen, ende eersam in
beseclieit van se<lcn, ende Godc ghencuehlijc overmids hemelscher
besconwinghcn."
Voor bcsecheil is tc lezen : besctheil.
IV.
Belg. Museum III. 113 vs. 188.
„ Aldaer haers vaders berghinghc leit,
Pliets altoes ccn leder te stane."
V^oor hergliinglie moet gelezen worden : herninglie..
V.
Horatii Sat. III. L. I. v. 69 sq. legantur
Aiiiare
si volet hac lege, in trutina ponetur eadem.
I i
d
i I
VI.
Aeschyli. Pers. 42 sq. praecipue de lonibus non agunt. Acquies-
dum est in emendatione Rosheri:
oh\' iv.ir.m
Tictfj^yo\'joiv ÊOVÜ?,
VIL
Palmaria est conieetura Weilii et Heimsoethii Euripidis Med. v. 100
sic reponentium :
[ieyciXi Zeij xal B^j^it iiÓTvta.
^ \\
f L
Vin.
Eurip. Med. 151 sqq. sie corrigantur :
•zlf ad Tioxs T\'I; dtTtWwj (Elmslcy)
■Aokcii epo?, vi) [xatafa;
)i7:£\'j(jei oavcxto\'j teXeutc«. (Weil)
■z\'xi drXriTo\'j xofxa; dictum est de Orco.
LX.
ffi
r ^
l. >
!t
li
■
■i f
Itt\' r
Ameis errat dicens: (Anhang zu Homers Ilias IX 550—553). „Die
Verse können ungezwungen nur so verstanden werden, dass die Kuretcn
die Eingeschlossenen sind und die Aetoler die Belagernden."
X.
In describendis iuimicitiis Thcssalorum cum Phociis Pausanias Hcro-
doto inelior dux.
I
-ocr page 231-XI.
Megiibyzo, nou Marclonio auctore instituta est r^ ij-syoi^vij ^ff-rpii do
Persarum legatis in xMaeedonia interfectis (Herod. V. 21).
XII.
Tempore dcfectionis Naxiorum aerarium foederis Delo Atlieuas trans-
latuni est.
XIII.
A" 480, a, C, n, Spartiatarum angustus amor in patriam causa fuit
dcfectionis Tlicssaliac,
XIV,
Alexander I rex Macedorum Persis ad Plataeas nondum profligatis
atnicum fidum Athcnicusium sc pracstitit.
XV,
l?ij de verklaring der Gricksclic mythen moet aan de voorstellingen
der Semitische volken meer ingrijpende werking worden toegekend dan
tot nu toe geschied is.
XVI,
De denkbeelden vau Kamus liebben invloed nitgcoefcnd op hot llc-
moiistrantismc.
XVII.
I Het is wenschelijk op de te hervormen Gymnasia het onderwijs in
^ al de klassieke vakken, in dezelfde klasse nan één Iceraar toe te ver-
I trouwen.
XVIII.
Het onderwijs in de Natuurwetenschappen moet op de Gymnasia
tot de drie hoogste klassen beperkt blijven.
XIX.
In de laagste klasse der Gymnasia moet hot taalonderwijs omvatten
het Ncderlandscli, het Latijn en het Fransch.
XX.
De Aspasia van Kamerling verdient niet een onzedelijk bock ge-
noemd tc worden.
■I ,
K
t< >
ÜM
1.1
J
l|!
■ h. L
-ocr page 233-"j&i
; ;
.svr ,.
\'ij...\'
■m:-.
■
m
r-
mß*
v-.U,
■ mme \'^
■• ■ • ^V r"
\' Wi\'iiii ii^éNitiwiiiiwii\'i^\'^ii;»-
> •
f
;.
-ocr page 236-