ch?
-ocr page 2-820
. \'
-ocr page 3-,,, .......
m\'
m
m.
il
"m
-ocr page 5-DE HEDENDAAGSCHE. PTOTKOCTELS,
vooral die vax het
kx hunne werking.
ROEFSCHRJFT,
A
CADEMISCH
ter veukrijoino van dex graad
van
©OCÏOS m Bl aiïïM^EïïlBl^
AAN DE HOOGESCHOOL TE UTRECHT,
na machtigino van dkn uectok magnificus
1)1\'. H. V A N H E U W E H I) E X,
OfÊCOOH Ifoojltertur in Je Facultril Jrr llerfirjrUiiJe H\'jl$iryffrle en Ldltrfn,
NET TOKSTEMMINO VAN DEN ACAOEMISCHEN SENAAT ES VOLOESS UKSI.UIT
IIEII OENEESKDNDIOE I\'ACIJI.TEIT,
tk verdedigen
<>ƒ» iroviiNdat/ April tS70, th s iunnUUlaus tcii G urr,
iu)()u
.Irlt, OJitifr r*<t OfimJMJ UoJmtekt,
Roboron to Ilardorwijk.
-»Of«
AMSTKKDA.M. ~ SCIIKLTKMA & IIÜLKK.MA. - IK70.
-ocr page 6->
n»o»4nikkrtU »»» »«»loffi« à lUborr. Amttttitm.
I f
- n
Bij het in het licht geven deser regelen voel ik mij ver-
plicht mijnen dank te betuigen voor de ondervonden hulp en
medewerking:
1". aan den IIoogEdel Gestrengen Heer A\'olonel-Kom-
mandant van het 1\' Rcgement Infanterie, die mij in de
gelegenheid »telde mijne proeven te doen.
20. aan den Hooggeboren Heer .T. C. E. Graaf y.K^i Lynden,
Ritmeester der Hmsaren, die zijne mam\'ge ter mijner be-
schikking Ktelde] en
MO. (irtH den WelEdclGestrengen HeerYJV. IIissink, Oßcier
der Infanterie, voor zijne genomen moeite^ daar hij mij in
het nemen mijner pn>even dtecdn behulpzaam tcas.
De SciiRiJVEii.
-ocr page 8-ifJi\'-iTY Ém I liiii
■ - ; "■• \'-Trii-
J
-m
\\
.V
M
m
m ■
tfc es-\'
Ht ;
. J. . .
■ ■^Si
"V
Xi
. • jcï
i
-m
i-:
•t.
\'.î ■ 1
A.
■m
é ■
liet is vooraeker niet vreemd, nuuir gelieel in overeeu-
stenuning met deu aard zijner betrekking, (bit de militaire
chirurg, de man, die elk oogenblik kau geroepen worden
om op het slagveld hulp te verleeueu anu die -/oneu des
vaderlands, bij wie, door het gruwzaam eifcct der heden-
dnagsche kogels, schrikbarende verwoestingen zijn aange-
richt, — niet vreemd zeker is het voor hem, zeg ik, dat hij iu
tijd vau vollen vrede zich volkomen op de hoogte trachte
t« sbïllen van het effect dat d(X)r die kogels kan ver-
oorzaakt worden. Hierdoor volbreligt hij slechts deu plicht
die op hem, evenals op ieder wetcnsoliappeljjk gevoruul
arts rust, dat hjj de oorzaken tracht tinlooi-grouden waar-
van alle beleedigingen afhaukeljjk zjjn, benevens den aard
leert keunen van liet bdeedigende voorwerp eu do phy-
sisciio wetk\'ii die hierbjj in werking komen. Wanneer ik
dus iu de v«)lgen(le regelen mjjne npmerkznamheid wjjd
aan «Ie geschiedenis van geweren en kogels, dan volg ik
hienii slechLs het voorbeeld van di<5 geneeskundigen, die
in den oudiMi tjjd hunne aandacht schonken uiet alleen
aan de beleedigingen door vuurwapenen veroorzaakt, maar
ook aan die wapenen zelf. Hoeveel te meer moet dit dan
niet geschieden iu deu laatsten tjjd, nu met den vooniit-
1
•t
gang (Ier wetenschap de verbetering der vuunvapens ge-
lijken tred hield, eii bijna zon meu meenen, thans zijn
hoogsteii trap van outwikkeliug heeft bereikt.
De eerste, die ons eenige nauwkeurige oi)gaveu doet
over de mechanische werking vau sferische kogels uit
gladloop.sgewereu, was de Engelschmau J. Huuter, die een
werk schreef over geschoten wouden, en hierin vooral op-
merkzaam maakte op het onderscheid, dat het verschil iu
snelheid vau den kogel op zijne lutwerking heeft, en over
deu weerstand dien hij op zijn weg ontmoet. Later hebbeu
Dupuytren, Larrey en Baudeus hunne aandacht aau dit
onderwerp gewijd, benevens li. Laugenbeck, iu zijne //Be-
merkungen zu Hunter\'s Buch von den Schusswunden",
Simou, iu zijue „Schusswuiulen//, Stromoijer, in zijne
//Maximen der Kriegsheilknude", euz.
De invoering der cilindrische kogels werd het eerst
door Lougujore besproken, terwijl Legouest in zijn
//Trait<i de Chirurgie d\'Armc\'e" de iu g(jbruik zijnde wa-
peuen en kogels uitvoerig behandelt, eu in eene tabel de
resultaten vermeldt vau de ]>roeven die genomen zijn, om
het verschil aau t« toonen van de doordringingskracht op
hout, tus.schen sferi.sc.he en cilindri.sche kog(ds. Iu de nieeste
werken over oorlogs-chirurgi(! werden dezt; zaken t<«r loops
besproken, totdat |)cnuu(5, in zijne „Militair-!\'hirurgi.sche
Studiën", weder het eerst de piiysi.sche zijdo behandelt,
door op h(!t Ixdang der kaliber-ipiae.stie te wijzen. IIjj
vangt zijne be.schouwing aau mot tü zeggen, dat, iM-halve
de factoren di(5 van d(\'u v(\'rwond(ï zelf afhankelijk zjjn,
het vooral de groott«», vorm eu consist«ntio van den kogel
zjjn, beiuivens zjjne Huelheid on voortstuwende kracht, die
op do verwonding vau den nuM\'sten invloed zjjn, eu dat
het daarom noodzakelijk is deze zaken uitvoerig tc b(>hau-
delen. Nendörfer zegt iu het deel zjjuer „Oorlogs-
chirurgie", dat de keunis der wapenen oumisbaar is, eu
geeft iu zijne iuleidiug een beknopt overziclit van de leer
derwapeueu. II. Fischer, iu zijne Kriegs Chirurgie in Pitha eu
Billroth\'s Handboek", begint met te zeggen, dat het voor
hem, die ge.schoteu woiuleu naar waarde wil schatten en
voor den oorlog voorbereid wil zijn, noodzakelijk is om
de vuurwapeneu, en vooral de geweren en kogels in hunne
constructie en werking te keunen. Hierna behandelt hij dit
onderwerp dau ook zeer uitvoerig. Nog in sterkere mate
Averd door iedereen de aandacht aau dit onderwerp ge-
schonken, toen, na het uitbreken van den Frausch-Duit-
schen oorlog, het effect der achterladers bekend werd, en
het eerst door Socin de proeven van Ilagenbach
werden gejiubliceerd. De beschuldiging door Frauscheu
eu Pruisen elkander toegeworpen, dat in dezen oorlog,
in weerwil vau het Petersburger internationale tractaat,
ontplofbare kogels waren gebruikt, werd glausrjjk
hierdoor weerlegd, eu van verschillende zjjden werden
proeven iu het werk gestold om hot ph3\'sisch effect vau
den kogel to loeren kennen, alsmede de ooiv.aak vau
het gruwzame effect dat. deze cilindrische kogels teweeg-
brachten. He eerst« die na Sociu zjjne jiroeveu bekend
uuuikte, was Prof. Hu.^cli, uit Houn, oj) het chirui-geu-
cougres. iu het voorjaar vau 187il te Herljjn gehouden.
Daarna werden de proeven, door Dr. Wahl. K\\lster,
Heppner on liarliukel genomen, «ui waarvan <le resulta-
ten niet altjjd dezelfde waren, bekend; torwjjl zelfs
in den laatssteu t jjd de lu-oefueiuingeu over dit onderwerp
nog werden voortgezet eu betrekking haddon op dc l)jj de
Franschen, Pruisen, lJussen, Oostenrjjkers eu Engelscheu
iu gebruik zjjnde geweren. Dit spoorde mjj aau om,
ten einde het elVect te leeren kennen vau den kogel,
die uit het bjj het NiHlerlaudsche leger ingevoerde Heau-
moutgeweer wordt geschoten, te leeren kennen, met dit
geweer de proeven te herhalen; en uit de hierachter vol-
gende regeleu zal de lezer kunnen zien met weikeu uit-
slag dit geschiedde, eu tot welk resultaat dit leidde.
Vooraf heb ik mij tot taak gesteld om eeu overzicht
te geven:
10. Vau datgene wat ons de ge.schicdeui3 leert over de
physische veranderingen, die de kogel in het geweer,
en na het verlaten er vau ondergaat;
2°. Vau datgene wat tot ons is gekomen over de resul-
taten, der met hetzelfde doel genomen proeven iu
het buitenlaud, met de aldaar in gebruik zijnde ach-
terlaad gewereu; om
30. De door mij iu het werk gestelde proeveu, eu de
hierbij verkregen resultaten mede te deeleu.
HOOFDSTUK 1.
Het is eene algemeen bekende zaak, dat men in de
eerste jaren na het uitvinden der vuurwapeneu de wou-
deu die hierdoor veroorzaakt werden, beschouwde als zijnde
verbrand of verbrand cn vei-gifligd; de kneuziugskorst
werd als een brandkorst beschouwd. Als oorzaak voor de
verhitting van deu kogel nam meu aau do wrijving door
de lucht cn het aanslaan tegen een getroficn lichaam.
Dat door wrjjving door dc lucht warmte ontwikkeld werd,
wa.s sinds lang bekend, daar A ristotelos reeds spreekt over
het verwarmen vau jijjlen door de lucht. De eerste die
spreektf van verwarming der kogels is F. Wrtrtz, Wuiul-
artzucy. Cap. XXII ITit).\'] die waarschuwt voor \'t gebruik
vau zoogeiu)emde brandzalven vo(»ral ^wauu der Stein
(kogel) noch helss ist." /ijjue tijdgeiu)ten in Italië eu
Frankrijk Maggi >) eu Ambroiso Paré «) waren
echter van een ander gevoelen. De laatste schreef in
zjjn Discours touchaut lo fait de« hanjuobusades iu
G
1563) letterlgk de volgende zinsnede; „De dire aussi
que ce soit la combustion du boulet qui face le dauger,
ie ne le puis entendre, veu que les balles faites or-
dinairement de plomb, ne pourroient endurer si extrême
cbaleur sans se fondre et dissoudre du tout: les quelles
nonobstant nous voyons passer au travers d\'un baruois
et pénétrer le corps d\'outre eu outre et demeurer eucore
entières. D\'avantage nous observons lorsqu\'on les tire
contre une pierre ou quelque autre matière solide, pouvoir
au mesme instant estre maniées de nous, et tenues en la
main, saus. qu\'elles rendent notable ou ardente chaleur:
combien que l\'attouchement et collision d\'icelles avec la
pierre deust accroistre leur chaleur, si aucune y en avoit.
Qni plus est, si on tire quelque balle dans un sac plein
de poudre à canon, le feu n\'y prend aucunement. Par ce
j\'ose hardiment dire et assurer que (juaud le feu se met
en une poudre reservée en quelque tour ou en autre lieu,
ce la se faire non par le feu que la balle porte quaut
et soy, mais par rattrition d\'icelle, frappant contre la pierre
de la dite tour ct eu faissaut sortir quelques estincelles
de feu qui tombe eu la poudre."
Maggi voert dergelijke bewijzen aau, en zegt\': gaat
een kanonskogel door wol, dan l)emerkt men daaraan
evenmin eeu spoor van verbranding, als aau de huid of
kleedingstukkeu van eeu door ecu loodeu kogel getroffen
mensch. Hij heeft ook beproefd zijn oordeel door be-
wijzen te staven. Hij had hooren beweren, dat pjjleu die
met^ zwavel waren bestreken, ontvlamden tengevolge van
de wrijving der zwavel door de lucht; daarom schoot hij
pijlen, die met wjus eu zwavel waren bestreken, af tegen
eene schijf, doch de verwachte smelting vond bij niet.
Daarna schoot hij op kleinere en gn)oterc afstaiuleu met
geweerkogels, die uit zwavel waren vervaardigd, tegon
• eenen met kalk bestreken muur, doch ook uu verkreeg hij
noch vau het kruit eene outplolïiug, noch door de wrij-
ving door de lucht ot\' door het aauslaau op eeu vast
lichaam, eene verhoogiug vau temperatuur die tot smelteu
aauleidiug gaf, terwijl de kogel wel eene uitholliug iu de
kalk veroorzaakte. Iu deu ouitrek vau deu waud vond hij
vastkleveude /.waveldeeltjes, zonder dat deze eenigzins veran-
derd of verkleurd waren. Dr. E. Richter >) voert dit echter
juist aau als eeu bewijs dat een gedeelte der zwavel door het
aanslaan vloeibaar is geworden, eu dat kleine droppels iu
de rondte verepreid werden die aan den wand smolten.
Verder voert Maggi als bewijs aau dat kogels, vau was
gemaakt, op het doel waarop zc werden afgevuurd uiet
vastkleefden, nuuir als loodeu kogels afstieten, terwijl,
indien zjj door de hitte gesmolten waren, daaraan hadden
moeten blijven kleven. Dit bcwij.s is echter eveumiu geldig
als dat vau het doorboren vau een harnas door ecu loodeu
kogel, of dat vau een plank door eeu kogel uit was.
Want ofschoon de kogel op het oogenblik vau het aan-
."^laau nog uiet gesmolten, nuiar alleen tot op eeu ze-
keren graad week geworden is, zoo kan de graad
vau \'snelheid en van beweging, het gebrek aau cohaesie
voor het doonslaau geheel vergoeden. Dc weeke nvaar
zeer snelle kogel veroorzaakt hetzelfde elfcct, als eeu
harde, maar langzaam voortgaande. Verder maakt hjj
reeds daarop oj)merkzaam, tiat, al wenl ook het war-
mer worden van den kogel bewezen, daardoor nog
niet i.s uitgenuuikt, dat een warme kogel bjj zjjne be-
laugrjjkc snelheid iu staat is, de waiulen vau het woud-
kanaal te verbranden.
\') K. lUcliU\'i-, Cliiruiuio drr Scluissvoilotiunpon iin Krirgc. Ilres-
lau 187r..
8
Het eerst en het gemakkelijkst waar te nemen gevolg van
deze verandering der physische gesteldheid vandenlooden
kogel, moest bestaan in het zachter woi\'den en het ver-
anderen van vorm, bij het ontmoeten vau een hinderpaal
op zijn weg. Uiervan lezen wij bij de oude schrijvers
weinig. Quercetanus ») vermeldt dat de looden kogels na
het afschieten, geen spoor van smelten vertoonden, terwijl
wij bij andere chirurgen vermeld vinden dat looden kogels
soms platgedrukt werden bij het aanslaan tegen een vast
lichaam, of in de beenderen van het mensclielijk lichaam
indrongen, doch van misA\'orming was geen sprake. Nu
was in dien tijd de aanvankelijke snelheid vun den kogel
minder, en zijne hardheid grooter, afhankelijk van het
metaal dat men voor dien kogel gebruikte, en zal de ver-
hooging van temperatuur wel veel minder zijn geweest, dan
thans het geval is, terwijl Ravaton (1750) zegt dat
kleine stukjes vau den kogel oj) de randen vau gebroken
beenderen kunnen afspringen.
In 1737 beschreef Le Drau 2) liet eerst dat de kogel
door het been in twee deelen kon worden gesplitst,
platgedrukt en hoekig vervormd. Op liem volgt li i 1 g u e r ■■»),
de chirurg van Frederik de Groote, die van kogels en
van stukjes lood spreekt, doch ook van gekapt lood,
hetgeen destijds bij de legers veel in gebruik was,
en dat tot de meening aanleiding geeft, dat wan-
neer toen ter tijde reeds zeer opvallende vormveran-
deringen van kogels werden waargenomen Bilguer het
nog niet voor mogelijk hield, dat dit veroorzaakt
werd door de zich in het lichaam bevindende weer-
standen. Van af dien tijd werd de opmerkzaamheid van
alle schrijvers aan dit onderwerp gewijd. Hoogstwaar-
schijnlijk is het dat het voorkomen van misvormde kogels
toenam, met het verbeteren der geweren en het vermeer-
deren der snelheid van den kogel. Percy vermeldde in
1788 in eene prijsvraag over het uittrekken van vreemde
lichamen uit gc.schoteu wonden, dat wanneer eeu kogel de
voorste vlakte vau een been gebroken had, zich op de
achtei-ste vlakte cr van soms zóó platdrukte, dat hij door
de eerste opening niet weder kon worden teruggebracht. Zoo
ook beweerde Percy \'), eveiuils Thomson waarge-
nomen te hebbeu dat ecu kogel platgedrukt zat tusscheu
de beide jdateii vau dc schedelbceudcren, cn de laat.sto
ook nog dat de kogel op den bccurand zich iu deeleu split-
ste zonder het .been te breken. Ilenueu"\'») meende datko-
gcls zich zonder verdere mechanische ooiv.aken iu twee
helften konden vcrdcelen wegens eeno bjj het gieten ont-
stane scheur. De eerste die zeer mmwkeurige onderzoe-
kingen over de phy.sische werking cn veranderingen vau
den kogel iu het werk stelde eu publicccrde, was Du puy-
treu«). In 1839 uuiakte hij het eerst opn>orkzaam op hot
feit dat loodeu kogels afgeschoten tegen lujrde voorwer-
pen, «teen of jjzer, bjj een rechthoekig aanslaan iu eeu
\') IViry. .Manuel il«: cliirurtiK\'ti il\'aniuH\', clc.
•) T. Tlionison. Hooliachlniiijon aus <Iimi liriHisrlion .MilitarhospiU-
lon ii) lli\'lnii>n nach «Ier .Schlachl von Walorluo, aus itnu KnRlisohcn
ülMMsol/t VOM Ihifk.
*) (\'ii un(ls;ïl;.c <l(<i- .Mililai\'-Chirurpio. .\\hs dont Knglisclioii iilioi^otut.
Woiinar !«\'>•>.
*) n»|niylrcii. I.t\\oiis orales. Pari» IKIW, p. :II7.
-ocr page 18-10
groot aantal fragmenten verdeeld werden, die als zeer
fijne deeltjes uiteen vlogen, en nog veel verwoesting kon-
den aanrichten.
Bij de gevechten in de straten vau Parijs iu 1830 had
men dit meermalen opgemerkt, vooral op holle steenvlak-
ten, zooals van de nissen vau deu Louvre; alwaar men
duidelijk kon zien dat de kogel zich verdeeld had, en het
verloop van enkele fragmenten een aantal loodstreepen
op de oppervlakte van den steen had afgebeeld. Dupu}\'-
tren had dit ook meermalen opgemerkt bij dergelijke split-
singen van kogels op beenderen, zonder dat deze op scherpe
beenraüden Avareu aangeslagen, of dat het been was ge-
broken, en hij vond dit later door zijne proeven op le-
vende dieren of lijken vau menschen bevestigd. Hij voegde
bierbij nog de belangrijke waarneming, dat wanneer men
een kogel op eene dikke looden schijf afschoot, deze tot
op eene zekere diepte daar iu drong en daarna op het
eind van zijnen loopbaan zoo geheel in de zelfstandigheid
van de .schijf overging, dat men buiten stuat was de gren-
zen daartussclien ergens te onderscheiden.
De waarneming vau het splijten van den kogel op been-
deren werd doorBauden»\'), Beek 2) en liaugenbeck
bevestigd, en dc laatste, die zijne waarnemingen reeds
maakte bij het gebruik «Ier puntkogels, voegde bij Hun-
ter\'s boek«) de opmerkingen, dat zoodra de dichtheid en
hardheid van het getroffen been grooter is dan «lo kracht
en de cohaesie van den kogel, deze kogel, als hij onder
11
een rechten hoek aanslaat, plat -wordt gedrukt, als het
getroffen lichaam vlak is; gespleten wordt, als het een
scherpeu rand heeft, eu iu kleine fragmenten springt, als
het ouder een stompen hoek aanslaat. Stromeij er spreekt
er iu 1855 niet vau ; alleen zegt hij dat het lood vau deu
kogel dikwijls zoo vast iu de spougieuse beeuzelfstaudig-
heid van het getroffeu bceu zit, akof het ingesmolten was.
Na het invoeren der getrokken gewereu nam de mis-
vorming der kogels zeer toe. Vooral beschrijft Pi ro go ff iu
zijue ,/Kriegschirurgie" dat het aantal der misvormde ko-
gels ongeveer gelijk stond met dat der niet veranderde,
en dat voor deze vormverandering vau deu kogel niet het
aanslaan op ecu been noodig uuiar de weerstand der zachte
deelen reeds toereikend is. Hij heeft waai-geuomen dat
puutkogels zich hoefijzervormig om eene pees, spier, slag-
ader of zenuw ]dooideu.
Na Pirogoff was het Demme >), die na deu Italiaau-
pchen oorlog vau het jaar 1859 als bijzondere eigen-
schappen der cilindro-conischu holle kogels opgaf, de
spoedige misvorming eu spljjtiug in stukken. Iljj consta-
teerde eveiuils Pirogoff -) de veelvuldige vormverande-
riugeti dio de holle kogel, bij de Franschen iu gebruik,
door den weerstand der zaclite deelen onderging; eu
stelde als regel daarbjj vast, dat deze vomiuloring door
iedere aaunikiug met het been vcrnjcenlerd werd, en dat
hierbjj de misvormde kogel vau talrjjke scherpe punten on
kanten werd V0(u-/.icu. Daarbjj spreekt hjj van opvalliMHl
veel voorgekomen afgebroken (»f gespleten stukken van den
\') llr. Iloniinini Hriiimo. Militair CliirurpiscliP SIikUi^ii. Allucinoinc
niiiiur{;io der Kricgswundon. p. (\'iH »mi K,
•) Piropoff. (inuid/ügc dor allgciiioiiirii Krii\'gsclilnirpio. I.oipjtip
1R04.
12
kogel, die er vormloos evenals gehakt lood uitzagen, en
waardoor ééne ingangs-opening, doch meerdere uitgangs-
openingen ontstonden; doch hij ontkent eenvoudige splij-
ting er van, zooals bij de ronde kogels niet zelden
was waargenomen.
Andere schrijvers zooals Zechmeister i) hechtten veel
waarde aan de loslating van stukken van kogels, die
door zachte deelen gemakkelijk veroorzaakt Avordt, vooral
aan de door gasontploflBng en de kruitontbranding
veroorzaakte omgestulpte of geheel ingescheurde rau-
den. Neudörfer 2) maakt het eerst op die interessante
vormverandering van den kogel opmerkzaam, waarbij
hij door het aanslaan den vorm van eene tulp met
omgeslagen bloembladen aanneemt, welke vorm volgens
nieuwere proeven door het omslaan van den hollen mau-
tel van den cilinder naar voren, over den kern van den
kogel ontstaat.
Ook na den Deenschen oorlog vermeldde Neudörfer a)
dat Ilij zeer dikwijls meerdere splijtingen by den Aliuié-
kogel had gevonden, ofschoon IIeine cn Lücke geen
onderscheid hierin tusschen de Deeusclie en Pruissische
kogels opmerkten; echter stemden allen wel hierin overeen
dat in het verbrijzelen van beenderen de Pruissische ko-
gel alle overige overtrof. Iu den oorlog vau 18(3ü toen
het Podewils-gewcer streed naast het Zïlndnadel- cn het
\') Zccliiiieisler. Die Scliusswtindcn tiixl die gcgenwnrligu llcwairiuiiig
der Hccie. Müiichüti IHlii.
J. Ncndóifcr. Ilandlnicli der Kricgschiriirgie. I.eipziB \'^\'»t
\') J. NoudörfiT. Aus dein ruldarztlichcn Iloridilc ültor die Vcrwiiii-
ilclcn in Sclileswig. Von tanjrenlKJck\'s Areliiv. K7 Itand. IWiV.
♦) C. llciiic. Die .\'v-liiissvcrlplrinjgon der unlercn Kxlrcniilälcii.
LangcnlK-iU\'s ,\\rcliiv. 7. Itaml I8(m.
•) A. I,ück<>. Kricg!<cliirurgi>clie Aphorisnioii :nisi)oni >:vreilcM SclilcH-
\\vig-llnl>tcinsclien Kriege im Jalire ItiGt. Langenlicck\'s Archiv. 7 Hand.
13
Lorenz-geweer, wai-eii het vooral Bic fel i) en Beek 2) die
opmerkzaam mankten op de veelvuldige vormverande-
ringen die de kogels vnn deze geweren oiulergiugen, en
waarbij zich het achterste einde kelkvormig over het
vooi-ste heenstulpte.
Letten wij thans op de ondervinding iu den Franscli-Duit-
scben oorlog vau 1870 en 1871 opgedaan, vooral wat betreft
den Chassepot-kogel. Alle seluijvers nmkeu eenstenuuig
melding van de opvallend vele vormveranderingen eu
verbrokkeling die deze kogel onderging, en waarvoor de
verklaring van het schieten met gehakt lood niet meer
voldoende was, nmar waarvoor men eene verklaring
zocht iu bet schieten met explodeerendo kogels; hetgeen
zooals uit alle onderzoekingen duidelijk blijkt, inder-
daad toch «loor geen der partijen is geschied. Chassepot-
kogels die het been getrollen hadden werden bijna nooit
onveranderd, numr meestAl in fijne stukjes teruggevonden
niet scherpe kantxjn, soms gedraaid als schillen of bout-
krullen. Beek vermeldt zelf dat bjj zag dat do (-baKsopot-
kogel als cen bonulsknoopjo in do schodolboonderon zat
of zakvonnig was omgesüdpt, ierwjjl Vogl •\'») or opniork-
zaani oj) nuuikt dat roods nilgejbroido vornivorantbu-ingen
door do zacht« doelen werden veroorzaakt. Hoek en
Kircbnor voegden hierbjj nog de belangrjjko mededee-
ling, dat zulke misvormde kogels, onnuddell|jk ge»"xtruh(\'erd
«ene iriseerende verkleuring op do aanslagsvlakl^i vertoon-
den. f\'.öhn i*) ver or dat bjj in een kogel
\') II. Itirri-;. Iin ncsorvo-tiMiclli. I.aiip iiIxrk\'H An liiv. n n;inil
•) II. Heek. KriouM\'liiriiruisrln" KiTiiliiuiigiMi walnviul ili\'s Ki\'l<l»«gcb
Fivil.uiK IW.7.
•) A. Vi»nl. Vom (u\'ri\'i\'lils-ïiiiii Vc\'ili;mil|il;il». Muiiclioii I87H.
*) C. Kirclincr. Aonllii-lior lloiiclit iIIht ilas Kpl. Preuss. FoMlaza-
rvlh iiii Palast 111 Vi-rsaillo!\', 187i.
*) II. KischiT KiicgschiriirHischc Krrahnni(;en. Krlmyni IW2.
Wail*. 8i.
14
nit een Remmington-geweer, die bij de verwonding den
gouden bril van den verwonde verbrijzelde, niet alleen
een stuk van liet geraamte des brils, maar zelfs een stuk
glas had gevonden dat als eeu paarl gesmolten was, ter-
Avijl Coze in de "Gazette Hebdomadaire de Médecine et
de Chirurgie,// No. 5, pag. 13: eeuige gevallen beschrijft
van misvorming vau kogels. Opvallend was echter hierbij
het verschil tus.scheu de kogels van het Chassepot en het
Zündnadelgeweer. De vormverauderiugen vau deze laatsten
wareu veel geringer.
Uit het bovenstaande leeren wij dus dat dc kennis van
de vormveranderingen van den kogel gedurende alle
eeuwen trap.sgewijze is toegenomen, eu hand aan
hand ging met het verbeteren der geweren en de
draagkracht er vau. De snelheid van deu kogel
moet dus van groot belang zijn voor het elfect, want be-
halve dat de kogel in het lichaam van deu getroffen vijand
dringt, daarin zich een weg baant eu de deelen verscheurt,
komt hierbij nog oen tweede moujent iu werking, en wel
de verbrijzeling, veroorzaakt door dat de mechani.sche be-
weging van den kogel bij het ondervinden vau deu weer-
stand omgezet werd in eene moleculaire, dat is in warmte,
door verhitting vau den kogel. Door deze verhitting wordt
de kogel week, zelfs gesuudtcn, en daaruit word<!n de vele
vormen eu stukkeu verklaard, waarin <lo kogel zich splitst,
en die meu eveneens verkrijgt wanneer gesmolten lood,
door uitweiulig aangebrachte middelen )dol.seliug bekoelt.
De oorzaken die de verwarming vau deu kogel veroor-
zaken zijn vier in getal. Drie dezer factoren waren reeds
bij de oude chirurgen bekend iu de l(»c eeuw, eu wel:
Ic het in aanraking komen vau den kogel met hot ont-
brandende kruit; 2« de wrijving vaii deu kogel langs <lou
geweerloop; 3"^ de wrjjving in do lucht, terwjjl zjj van do
15
4e ooiv-aak, de omzetting vau beweging iu warmte, slechts
eenig begrip hadden, en meenden dnt die warmte een-
voudig een gevolg was van bijzonder sterke wrijving.
Volgens E. Richter wordt de temperatuur van het explo-
deerende kruit op 3000° geschat, en mocht nu al de ko-
gel slechts zeer kort hiermede in aauraking zijn, zoo is
vooral bij de holle cilindrische kogels een vrij groot ge-
deelte van den kogel gedurende een oogenblik met deze
temperatuur iu aauraking, hetgeen natuurlijk niet zouder
invloed op den kogel kan blijven. Dit is bij bet Züudna-
delgeweer niet het geval, omdat hier een houten klosje
het lood van het kruit afscheidt.
Van meer belang is do wrijving die dc kogel ondervindt
in den getrokken loop van sonunigc achtorlaadstelsels,
daar de kogel met kracht «loor den looj) wordt geperst,
omdat zijn diameter grooter is dan het kaliber van het
geweer, en deze factor nog verlioogd kan wor<leu in het
geval, dat bij lang<lurig snelvuur <lo loop zelf eene aan-
merkelijke verhitting ondergaat.
Tot hoever deze factoren <le temperatuur vau deu kogel
doen Htjjgcn, bierointrent beslaat ecu nog al uiteculoopeud
verschil van meening tnider do i)hysici. llagenbach •)
noemt aan dat dn (\'hassepnlkogel op hrt oogenblik dat
hij in <hi lucht treedt eene temperatuur vau circa 100" bezit.
Hodynski a) schat ze «»p 300".
Dc! denh; ven door de lucht, wordt door
«lo meeste schrijv(M\\s biiilen rekening gelaten, en wel om-
dat het verschil dat hierin tusschen dc verschillende kogels
IG
bestaat van geen belang is, en de verhooging van tem-
peratuur die hierdoor kan verkregen worden gering.
üe vierde factor het aanslaan tegen een vast lichaam
is vau meer belang, eu dateert uit den jongsteu tyd.
Iu bet jaar 1834 werden bij Metz kanonskogels afge-
schoten op muren vau kalksteen en drongen daarin »/a ^
2/3 meter; waarbij zich zulk eene hooge temperatuur ont-
wikkelde, dat de omgevende kalksteen er als gebrand
uitzag, en de kogel na een uur nog zoo verhit was dat
men er zich aan brandde. Het volgende jaar deed men
deze proeven op ijzeren platen, waarbij de kogel zelf ver-
brijzeld werd eu in de schijf diepe met scheuren voor-
ziene indrukken maakte. Hierbij werd deze plaat zelf zoo
verhit, dat zij eene blauwe kleur aannam \'). Hierna
vestigde I\'irogoff weder de aandacht op dit feit eu
zeide op bladz. 341 en 350 van zijne oorlogs-chirurgie:
dat door de wrijving in de lucht eu den weerstand dien de
kogel bij het aanslaan tegen een voorwerp ondervindt,
zijne temperatuur soms zoo vermeerderd wordt, dat men
de werking van zulk een met groot^e kracht gedreven
kogel op organische weefsels vergelijken kan met die van
een gloeiend ijzer of een gloeienden troisquart. Uit de
physica is ons bekend, dat beweging omgezet wordt in
warmte, en dat de warniÜ!, die door het aaiiHlnan vun
een vallend of voortgaand lichaam ontstaat, vermeer-
dert in rechte reden vun bet (juadraat iler «uelheid
zoodat volgens deze wet een loodeu geweerkogel,
die met eene snelheid van \'125 niet^^r in de seconde
eeno onbewegelijke schijf treft, namelijk eene schijf
die het nu)gelijk nniakt, dat de geheele zich ontwikke-
\') Ncuinniin. Alihaiiillting rtlxr li.is Schiosspu uml Wt\'rrcn aus
Geschülzon. Ilerlin IR-Vi.
17
leude warmte, iu deu kogel vereeuigd blijft, eeue tempe-
ratuur zou doen outstaan, die meer dau voldoende was
om de geheele loodmassa van deu kogel te doeu smelteu.
Een ijzeren kogel zou in dit geval daarentegen slechts
1/3 van deze temperatuur verkrijgen, onulat de warmte
capaciteit van het ijzer ougeveer driemaal meer is, dan
die van het lood.
Volgens E. Kichter\'s opgaven hebben zich bij de
groote schietproeven door de Pniisische Artillerie in den
laatsten tijd op pantserplateu genomen, de volgende merk-
waardige verschijnselen voorgedaan. Dringt eeu goed be-
werkte gi-auaat door de pantserplateu heen, zonder daarbjj
de minste stoornis of mechanische scheiding iu hare dee-
leu te oiulerviuden, dan wordt zij niet vcrwannd; onder-
vindt zij echter hierbij hindernis, Avaarmede steeds ver-
mindering der levende kracht dus ook vertraagde beweging
verbonden is, dau ondergaat zjj bij het doorboren der
.schijf eene tenjperaüuirsvermeerdering, die des te hooger
zal zjjn, naarmate de weerstand van het jjzer grooter was.
Strjjkt or lood vau deu omtrek van do granaat af, eu
bljjft dit aau den waud vau dc geschoten opening kleven,
dau vindt men het hier gesuïolten. De wanden vau dit
geschoten kanaal zjjn iu ieder geval heet; do hoog.ste
tentperatuur ontstaat echter als dc kogel in de paut-
seridaat bljjft steken. Hieruit bljjkt dus dat plotseling
gedeelteljjk opliouden vau mechanischo beweging eveneens
warmte doet outstnau, en dat dit bjj hot lood, dat bjj
deze proeveu wordt afgestreken, cn iu zjjn snelle bewe-
ging plotsüliug wordt tegengegaan eu tot stilstau»! ge-
bracht, tot smolthitte kan Htjjgeu.
In het otabliH,scnjont vau Krupp te E.ssen voud ujou
bjj dü genomen proeveu, dat wanneer loodeu kogels bjj
eeue snelheid vau -lOl» meter iu de seconde aausloogou
18
op ijzer of gietstaal, de misTOriuiug ouder smeltiugsver-
schijnselen plaatsgreep, en de kogel aan gewicht ver-
loor.
Volgens Busch i) zouden bij de scliietproeveu tegen
ondoordringbare pantserplaten, door de Belgische Artille-
rie genomen, de gebruikte ijzeren kogels, ouder het afge-
ven van vonken ziju gesprongen, en zouden de breuk-
vlakten der gesprongen stukken zich terstond met ijzer-
oxyde bedekt hebben.
De eerste experimenten om het smelten van geweerko-
gels bij het aanslaan op weerstanden te onderzoeken, werden
genomen door llagenbach in Bazel en later ook door
So ein. (Poggendorfs Annalen Bd. CXL S. 48G en Bd.
CXLTII S. 153/\').
De eerste schoot met looden kogels, die eeuc snelheid
van 350 meter hadden, op platen vau ijzerblik. Zij ver-
oorzaakten hierin slechts eene kleine, imuwelijks merkbare
inbuiging en vielen daarop mat voor de schijf neer. Oj)
iederen indruk der schijf zag men de sporen vau het rond-
ge.spatte, gesmolten lood in den vorm van een witte ster
uitstralen; ook vond men in dc nabijlieid der schijf fijne
droppels gesmolten metaal. Hierbij bleek dat een kogel,
die 40 gram woog, gedeformeerd teruggebracht was lot
12.1 of 13.2 gram, en dus gemiddeld 27.3 gram nan
gewicht had verloren. Do sporen van dit afgespatte
lood waren in den vorm van de reeds genoemde witte
ster op de ijzeren plaat zichtbaar, of werden opgeraapt
als zeer warme looddro])i)cls in do nabijheid, terwjjl «lo
uitstralende kristallijnen voegen vau het overblijfsel geen
twijfel overlieten, of werkeljjk het gewichtsverlies had door
\') Vcrli.milliin{(cii ilcr Dcnliclic CosollHclian fflr Chiruruio. 1 Con-
gres. Ik-rliii IR7a.
19
afsmelten plaatsgevonden. Hetzelfde was het geval met
kogels kleiiikaliber van 20.4 gram, die gemiddeld 17.5
gram verloren. De snelheid dezer kogels was van het
kleinkaliber 435 meter iu de seconde, vau het grootkali-
ber 350 nieter.
Nu berekende Ilagenbach het eerst dat, volgens de for-
mule w = waarbij m = is, eu w = de weer-
stand die dc kogel ontmoet, p = het gewicht vau deu
kogel, V = de aanvankelijke snelheid, eu g = de ver-
meerdering door de zwaartekracht, het kleinkaliber eeue
levende kracht ontwikkelde vau . 197 kilogram-meter eu
het grootkaliber 270 kilogram-meter. Brengt meu dit over
iu warmte eenheden dan was 197 kgrm = 0,465 warmte-
eeuheid en 250 kgrm. = 0.49 warmto-eeuheid. Nu
kan 0.4G5 warmte-eeuheid 37 gram lood <loen smel-
teu eu 0.59 warmte-ccnheid 47 gram; aauuemende
dat het lood eene temperatuur iu liet begin had
vau 100®, CU «lus vau 100° tot het smeltpunt moest
worden verhit. Daar uu iu do wcrkeljjkheid bjj do proe-
ven bleek, dat van het klein kaliber slechbi 17,5 gram,
van het groot kaliber 27,3 gram lood gesmolten was,
zoo bleef er iu het eeue geval 53 pet. eu iu het andero
42 pet. der lovende kracht over, dio niet voor hot smol-
ten gebruikt wa,s. Daarvan moot echter nog eono aan-
merkelijke, in warmte omgezette kracht tot verhitting vau
hot uiet gesmolten deel van don kogel dienen, ou lot
dekking van hot warmteverlies door nit-straling eu gelei-
ding. Het overigo komt als levoude kracht iu werking bjj
het terugstooten vaji hot ovorbljjfsel eu hot uiteousprin-
f?en van het gosmolteno. De mechanischo warmtetljoorio
verklaart <lus op bovredigeudo wjjzo dü door do proef
huitcju kjjf gostoido afsmclting.
De aauvankel jjko warmte, toen do kogol den geweerloop
O*
BP
20
verliet, werd oi^ 100" geschat, hetgeeu vooral uiet te hoog
is. Bodyuski, die beweeii dat het 300° is, meeut, teu
gevolge der door hem geuomeu proeveu, dat de invloed der
warmteoutwikkeliug op den kogel niet voorbij mag worden
gezieu. Schoot hij met hetzelfde geweer eu dezelfde kruit-
lading oj) gelijken afstaud op steen eu op ijzer, dan ont-
stond op steen volkomeu smelting, daar alle overblijfselen
den vorm vau gesmolten looddroppels hadden; terwijl de
loodspliuters op bet ijzer er uitzageu als gedraaide houten
krulleu eu alsof zij uiet gesmolten wareu geweest. Wil
meu uu deze mindere temperatuursoutwikkeling aan de
grootere Avarmtegeleidiug vau het ijzer toeschrijven,
dan moet dit afhankelijk ziju vau het even aanra-
ken, dat nauwelijks is aan te uenieu, doch eerder af-
hankelijk moet worden gesteld vau het verbruikte ar-
beidsvermogen bij het treffen van liet ijzer en het maken
vau diepe indrukken er iu, daar op den steen geeno
veranderingen wareu tc bemerken. Hieruit blijkt dus dat
de niecliauische en moleculaire processen, die in de massa
van het getrofTeu voorwerp outstaan, op de warmteont-
wikkeling van veel invloed zijn, en dat de levende kracht
alleen in die massa in warmte wordt omgezet, waarbij
geen mechanische arbeid wordt verricht. Hoe grooter
derhalve deze laaiste factor is, hoe geringer do eerste.
Hoe grooter de hinderpaal is, dos to meer kracht moot
voor het overwinnen er vau worden verbruikt, en des
t^ meer warmte wordt er ontwikkeld. Maakt daarentegen
<lo weerstand plaats, of neemt hij een deel of het geheel
der beweging over, dan is de wannteontwikkeling betrek-
kelijk gering, daar nu de werking der kracht in den vorm
van voelbare beweging vo()rt<luurt. Daarom is dan ook do
teniiieratuursverbooging in een elastisch lichaam onder
analoge verhoudingen geringer, omdat liet do niedege-
21
deelde beweging door zijne eigene terugwerking als be-
weging der massa voortzet i).
M e 1 s e n s 2), die met deze wet onbekend Avas, maakte val-
sche gevolgtrekkingen. Hij nam in het donker proeven met
kogels uit zink, bismuth, tin of lood vervaardigd tegen een
vaststjiand aanbeeld, en zag op het oogenblik van het aan-
slaan een meer of minder leveudig licht op de plaats van
den aanslag ontstaan; hij besloot daaruit, dat door het
aanslaan deelen van den kogel niet alleen tot smelthitte,
maar zelfs lot gloeihitte gebracht konden worden. Volgens
zijn subjectief gevoelen zou het smelten van het lood, dat
hierbij plaats had, van zeer weinig belang zijn; ofsclioon
Ilij later lieschreef dat het weeke metaal by het aan-
slaan in zeer fijn poeder werd omgezet, dat uitloodoxyde
bestond en in venlund azijnzuur oploste, terwijl liet voor
do proef gebniikto lood niet geoxydeerd was. Dit oxydee-
ren moet dus bij het uiteensj)atten vau het gesmolten
lood door do lucht zijn geschied. Vooral verwonderde het
Molsens dat looden kogels, ge.schoten met -100 meter
snelheid in OoHtlienkalk, het brok uiteen deden vliegen,
«loch bjjniv geon spoor van smelten vertoonden, en zeer
weinig aan gewicht hadden verloren.
Ken dergeljjk brok verbryzelde hy met een kogel, sa-
mengesteld uit cen metnullcgering dio op 05« sniolt, een
snelheid had van 380 tot 100 meter in de .seconde, en
hierbjj in 23 stukken vloog, doch sleclits geringe sporen
van smelten <lroeg. Hetzelfde resultaat verkreeg hjj op
22
dierlijke beenderen; zij werden verbrijzeld eu doorboord,
maar de kogel zelf smolt uiet. Hierbij was dus de bewe-
ging omgezet in minder warmte, omdat een deel vau den
arbeid voor het verbrijzelen van het geraakte voonverp was
verbniikt. Socini) eu Hagenbach namen iu 1870 proe-
ven op zachte deelen, teneinde te onderzoeken of dezelfde
physische wet op de zachte deelen evenals op de harde
kon worden toegepast. Zij bedekten daan\'oor de schijf met
muderhuiden, en vonden liierbij regelmatig afsmelting vau
den kogel, doch in mindere mate dan op de bloote schijf
plaats vond. Op beenderen schietende konden zij den ko-
gel niet opvangen dan tegen eene daarachter geplaatste
schijf, doch meenden dat de splijting en vonuverandering
van den kogel hierbij ontstaan was door het aanslaan op
de beenderen zelf. Bij hunne proeven, genomen op dier-
lijke magen, die met vloeistof gevuld eu met runderhuiden
omwikkeld waren, bleven de kogels hierin steken, en
werden in de breedte teu koste vau de lengte ver-
vormd, terwijl allo punten duidelijk wareu afgesmolten.
Vogl (I.e.) verhaalt, dat hij op de verbandplaats dikwijls
kogels zeer niisvonnd extraheerde, die op korten afstand
afgevuurd, alleen door zachte doelen waren opgehouden.
Hieruit bleek dus dat, wanneer een kogel in zjjn loop
alleen door zachte doelen werd tegengehouden, hierbjj do
verrichte meclmnisclio arbeid zoo klein kan zjjn, dat het
grootste gedeelte der lovende kracht vau den kogel zich
in warmte omzet, cn dat dit, als het plotseling geschiedt,
ccnc verhooging van temperatuur kan doen ontstaan die
met het smeltpunt van lood overeenkomt.
Hillroth Hchrijft in zjjne //Chirurgische llriefo" dat,
wanneer men do loodspliuters beschouwt, dio n»ou bjj
\') .Socin. Ki\'icgchirurgiiichc Erruhningcii, pag. Itl, Leipzig \\Hli.
-ocr page 31-23
gesclioteu woudeu eu frnctureu extraheert, deze zeldeu deu
oorspronkelijkeu vorm vau deu kogel doeu vermoeden, en
dat het op het been aaugeslageu lood week, half gesmol-
ten moet zijn geweest. Dikwijls is het nauwelijks te ge-
looven dat een been zooveel weerstand aau den kogel
biedt dat het uiet breekt, terwijl het lood geheel plat
wordt; ecliter lieten zich aau eenige geëxtraheerde loodeu
projectielen die Billroth gezieu heeft punten vinden, die
er uitzagcu alsof het metaal gesmolten was. Ook H. Fischer
pleit in zijne „Kriegschirai-gische Erfahiiiugcu" voor Sociu
eu Ilagenbach eu vermeldt, dat, wanneer meu dooreen
boek schiet, duidelijk de sporen der verbranding op de
plaats vau doortreden vau deu kogel, aan alle bladen te
herkeniieu zijn, en is dc band vau hout, dan kleven
hieraan looddeeltjes. Ook verhaalt hij dat eeu zijner col-
lega\'s zag, dat een kogel, die vau eeu planken beschot op
ecu stroozak ricochetecrde, het stroo deed outbranden,
cn dat menig verwonde soldaat, die deu kogel uit «lo
klccrcn trok of vau den grond opraapte verklaarde dat
deze zeer warm was. Hij voert dit aau als bcwjjs voor
licn, dio aau do smelting vau deu kogel niet willen ge-
looven, omdat or geen sporen vau verbranding zijn te
bespeuren, cu omdat do vorwomle soldaten nooit klagen,
dat do pijn diü bij do verwonding outstaat met dio van
verbranding overeenkomt. 1\\ ich ter antwoordt aau diezelfde
tegeustnudcrs dat do tjjd to kort is «uu sjHireii vau
verbranding to veroorzaken, ovenmin als men zjjn
vinger braiult wanneer meu «lezo snel «l«)or do vlam
vau eeu kaars beweegt. Husch v«)crt tegen deze bewe-
ring het bi\'wjjs aan, dat jagers bjj het schieteu vau
wild juist aau het verbraudou vau het haar de iugaugs-
oponing herkennen. Audereu meenen dat «lo wcorstnud
iii hüt lichaam to klein is, cu dat dc vonnchlo gevallen
24
van het aantreffen vau gesmolten looddeeltjes door
Socin, Cohn en Coze vermeld op andere toestanden
berusten; bijv. het vooraf aanslaan van den kogel op een
hard lichaam bijv. op een kajion. Simon en Volkman
meenen dat de in het lichaam gevonden gesmolten lood-
deeltjes vau den hagel afhankelijk zijn, die zich van de
karakteristieke afsmeltingsvormen van de gesmolten lood-
deeltjes onderscheiden.
Nieuwe bewijzen werden dus nog gevorderd, en spoe-
dig bleek dan ook dat het aan het nemen van proeven
niet ontbrak. Mannen der wetenschap, begaafd met hel-
der doorzicht, kracht en energie deden spoedig blijken
dat ook zij aan dit onderweqi groot belang toekenden, en
tijd noch moeite ontzagen om tot een gewenscht doel tc
geniken. De eerste die als zoodanig optrad, was Prof.
Busch uit Bonn, die op het chirurgen-congres te Berlijn
in het jaar 1873 zijne denkbeelden openbaarde, met ver-
melding vau de door hem genomen proeven en de daarbij
verkregen belangrijke resultaten. Deze proeven stelden
ons voor het eerst iu stiuit om de zuivere uitwerking van
den puntkogel tc leeren kennen, waarvan ons tot op dien
tijd nog zoo weinig was bekend geworden.
HOOFDSTUK H.
Prof. Hu.scli ») uit 13ouu luul iu de oorlogcu vau 18G6,
1870 eu 1871 opgeiuerkt, dat hij ge.schoteu kogelwoudeu
iu het caput tihiae eukelu uuileu verbrijzeliug word ge-
zieu, eukele uuileu eeuvoudigo gatou, soms mot, soms
zomlor medc-anudoouiug vau het kuiegcwriclit, waaroj)
uu eous eeuvoudigo geuoziug mot veel calhisvoruiiug
volgde, zouder zwolliug vau hot kuiegowricht, dau weder
serouso afschoidiug iu hot gewricht out.sUjud, dio spoedig
vcrdweou ou goeu nadeel veroorzaakte. Hierdoor meendo
hjj, iu tegenstelling met do door Stromcijer aangege-
ven indicatie, dat geschoten wonden door het caput tihiae
altijd amputatie eischten, wjjl zjj steeds mot spliuteriug
of fissureu gccompHcocnl waren, zich gerechtigd om aan
to nomen, dat volo dezer wouden zouder nadeel verlie-
pen OU het gewricht buiten spel Heten, anderen slecht«
eeu fijne Kpleet in hot kraakbeen veroorzaakten, die
eeue soreuso uitstorting van het gewicht kou te
voorschijn roepen of zich por priuuun iutentioncm sluiten.
\') TcIkt «lie .^chus!»rni\'lun<n, wolclio (I.!« Gliassoimlpcwclir 1mm
SclirtsMMt «11« grosser Nalio liervorlirinul, vou Prof Hr. W. Iliiseli.
Archiv filr klinisilie Cliiriiri;ic voii Dr. D. von I.aiH!cnlH<ck, llunl .\\YI.
(1874).
26
waardoor de opvolgende suppuratie zonder invloed op liet
gewicht bleef. Echter was het ook mogelijk dat de se-
reuse uitstorting zouder fijne fissureu, maar door schud-
ding van het gewricht was veroorzaakt. AVaut was het
ondereinde van het dijbeeu getroffen, dan Avas dit het ge-
val, en ontstond er sereuse uitstorting die door schudding
op het gewricht werd veroorzaakt.
Om dit te bewijzen nam hij de volgende proeven.
lo. met pistolen. Hierbij bleek dat kogelwondeu 2
centimeter ouder deu kraakbeenraud der tibiae het ge-
wricht meest vrij lieten, op een afstand van minder dan
2 centimeter daarentegen uiet: dan wareu er fissuren
aauwezig, soms zelfs volkomeu fracturen van het Iwvenste
stuk met eene uitgangsopeuing circa 3 centimeter groot.
2». met deu Chassepotkogel op 18 a 20 pas afstaud, daar
hct niet mogelijk was op grooter afstnnd het been te treffen.
Nu meende men vroeger dat hierdoor een zuiver rond
kanaal zou ontstaan; cchtcr bleek het tegendeel, daar hij,
bij cen ingang.sopcning van 2,5 centimeter en eene uit-
gangsopening vau 10 of zelfs meer centimeter, eeno
uitgebreide verwoesting in het midden van het heen aan-
trof, dio óf op ceno granaatverwonding geleek, óf op eeno
wond door explodeerendo kogels veroorzaakt. Werden
zachte deelen alleen geraakt, dan verkreeg bij ccn klein
zuiver wondkanaal. Eerst nicendo Ihisch de oomak hier-
voor te moeten zoeken, in de omstandigheid dat bjj Chas-
sepotkogols de verbranding van het kruit van achteren
naar voren geschiedde, cn wellicht eenig in dc wond ge-
komen kruit daar exjilodecrde. IVof. (\'lauHius was daar-
entegen vun nieening, dat in overeenstemming mot do
proeven van Hagenbach en Socin eerder do verwarming
van den kogel door hct phitseling ophouden van beweging
vau invloed kon zijn, waardoor deze plat weril, en grooto
27
verwoestiugeii aanrichtte. Daarom nam Buscli proeven op
een houten .schijf met ijzerblik bekleed, waarbij bleek dat
de ingang-sopening imar binnen was omgeslf^en, cn met
gesmolten looddeeltjes bedekt, de uitgaugsopeuing grooter
was, meer breed dan hoog, en 2 ii 3 centimeter groot.
De ingangsopeniug was l.G ii 1.8 centimeter, alzoo on-
geveer de helft grootcr dan de middellijn van den kogel,
en gaf bijua geen verschil op 20 of op 100 pas; wel was
de uitgaugsopeniug op 100 pas grooter dan op 20, doch
dit verschijnsel avjis niet constant. Hierna plaatste hij
achter de schijf een wand van klei, circa 25 centimeter
dik en zeer taai, waarbij bleek dat ieder schot eene gn)otc
opening en holle kegel in de klei nnudcte waarvan dc
binnenwand met kleine lioutsplinters en fijne looddeeltjes
bezet was. Drong dc kogel door dan trok hjj de klei
als een spiraal uit. Deze grooto opening schreef Husch
toe aan do afgesprongen lu)ut.spHnters„ doch toen lijj op
20 en op 100 pas alleen in do klei schoot, bleek het dat
de klei terugsprong tot op do plaats waar het scliot viel,
en dat er in do klei ceno opening van cirai 15 centim.
midilelljjn ontstond, benevens ecno kratcrvormigo ingangs-
openiug met naar buiten omgolM)gen randen. Uestond er
voor do klei een wcerslnnd, ceno schjjf of een l>cen, dan
liad de kogel hierdoor aan lovende kracht verloren, en
vormde een kleinere uitgangs- dan ingaugsopening, oflijj
bleef in do klei steken, waardoor een kegel ontstond dio
met een punt in do diejito eindigde. Verder bleck hierbij:
1° dat de kogels aan gewicht verloren hadden, doch niet
zooveel als bij do j)roevcu van Socin, daar hier veel smel-
ten moest omdat allo beweging volkomen ophield, het-
Kcen bjj ilo klei Klccht.s zooveel was, als overceiikwum met
do langzame vermindering van beweging; 2». dat dc kogels
sterk afgeplat waren; en 3". dat do kogels in groo-
28
tere stukken waren gesprongen eu vercleeltl. Hierua legde
Busch een ouderbeeu in de klei en op 20 pas afstand
gaf een kogel eene wond met eene ingaugsopeuiug van
een hal ven □ Pruis, duim, even onder de spina tibiae,
en eene uitgangsopening die de geheele kuit verscheurde.
In de klei was weer een groote opening, en aan de ach-
terste punt des kegels lag de kogel, warm, glad en kleiner,
terwijl de wond vol heensplinters en gesmolten looddeeltjes
was. Deze looddeelljes waren op het oogenblik vau het ont-
moeten van den weerstand zoo verwarmd, dat zij gesmolten
waren en afgeslagen, en hadden zich daarna met de ver-
kregene voorwaarts dringende kracht als schroot verdeeld.
Door hare snelheid konden deze in weeken, gesmolten toe-
stand zich bevindende deeltjes een veel harder lichaam
verbrijzelen. Hierna hing hij het heen op en kreeg de-
zelfde resultaten, eene kleine ingangs- met groote uit-
gangsopeniiig, ofschoon alle uitgangsopeningen niet even
groot waren en nog al eens groot verschil opleverden.
De mee.ite verwoestingen leverden de schedelwonden, die
aan de uitgang.sopening eene verwoesting als van een
granaatsplinter vcrU)onden. Waren dc hersenen niet uit
den schedel genomen dan sprong het geheele schedel-
dak in talrjjke grootere of kleinere fnigmenten, van wclko
eenige soms 20 voet in zijdelingschc richting geslingerd
werden. Slechts driemaal oh.serveerde h\\j kleinere uitgangs-
openingen, terwjjl er jiitgehreide verwoesting vau het heen
l)e.stond, cn de 1)cen- on looddeeltjes in de klei daarachter
werden anngetrofTen. Het gewicht, dat de kogels aan Imnl
verloren luidden, verschilde van 3, -1 tot 11 gram.
Het overblijfsel der kogels of der fragmenten verschilde
nog al. Soms bleef de hoofdmassa hijecn, eu meestal wa-
ren alle hwddeeltjes niet van de klei to ont<loen. Het
smclting.s2)roces wa.s ann de meesten duidel|jk tc zien,
855
even als bij Hageubach eu Sociu. Daarbij zag Busch
eeu paar uiaal vloeibaar geworden vet uit de woudkaualeu
droppelen, eu haalde groote wanne looddeeltjes uit de klei.
De zuiverste woudkaualeu ontstaan uiet, zooals de ouden
meenden, wanneer de kogel de grootste voortstuwende
kracht Ijczit, iu het begiu, maar Avel op het midden van
zijn baan. Busch meent dat de been verbrijzeling eeu
gevolg is van de voortstuwende kracht, waardoor bij het
aanslaan vau eeu kogel op eeu vast lichaam zooveel
warmte geboren wordt, dat van den kogel grootere of
kleinere stukkeu smelten, eu als een kegel uitccusprin-
gendc, alles vernietigen.
Hierop nam Busch proeven met hetZvindnadelgewecr,
cn. voud dat de kogel hiervan op 20 pas eeue kleine iu-
gangs- eu eene grootere uitgaugsopening had ver-
oorzaakt, CU dat het daartusschen liggende been gebroken
was. Enkele malen zag hij eeu gat door de tibiaoutsUuui,
met splijting tot iu het kraakbeen. Verbrjjzeling als dotu*
den (Muissepotkogel had niet plaats; wel gaven de randen
een klein verschil eu krulden om, dc uitgaugsopening
naar binnen, de ingaugsopcniug naar buiten; doch het
bleek dat er van de „Laugblei" veel niiiulcr lood in do
klei wa.s gesmolUm, eu dat do kogels zelf veel minder
aau gewicht hadden verloren dan die vau hot Chassoimt-
geweer. Bcitlo kogels zjjn vau dezelfde loodcoustructie, do
(\'liassepotkogol is licht ou bezit moer kruit Op bceiuleron
vau versch geslachte nuidcron, had de PruisiHcho ^liuug-
l»loi" meer oncct, moer kleine stukjes loo«l splinterden af
of 8uu)ltou, waarsclijjuiyk ten govolgo vau den meordorcii
woorstand, doch uiet in dio nuito als do (■hasse|M)l. Alleen
hjj een schot op don anu van oen krachtig nuiu kwamen
de h)o(ldeeltjes overeen niet die van don C\'hnssepot.
30
Eeuigzius kwam de Zümlimdel- met den Chassepotkogel
in werking overeen hij de armbeenderen eu schedel. De
Chassepotkogel doet deu schedel in alle richtingen springen.
Wel is de ingangsopeuiug te herkennen, doch uitgangs-
opeuing bestaat er uiet, de stukkeu ziju uiteengesprougeu
en de hersenmassa tot op 20 voet iu zijdelingsche rich-
ting venvijderd. De Pniissische „Laugblei^\' doet ook den
schedel wel uiteenspringen, doch niet zoo hevig; hierbij
is de ingangsopeuing klein, de uitgangsopeuing een □
Pniisischeu duim groot. Ook vliegen herseueu en been-
stukkeu uiet zoover uiteen, eu daar uu hierbij zeer weinig
looddeeltjes iu schedel eu klei gevonden werden, kon dit
uiet vau de splijting vau deu kogel afhankelijk zjjn, maar
moest eene andere werking in het spel ziju die deze
explosie veroorzaakte, tc meer daar iu de zonieiv.ittingen
vau de Société de Chirui^ie, te Parijs, waar men de ont-
plofbare kogels behandelde, een dergelijk geval werd me-
degedeeld, waarbij in een duel dit uiteenspringen van den
.schedel door een kogel was waargenomen. ^
Busch nam hierop proeven nietjachtgeweeren, pistolen,
enz. doch vond dat hierbjj de ingangsopening zoo groot
als de kogel, de uitgangsopening in het algemeen grooter
wa.s, maar het daartusschen liggende been niet gebroken,
llierna trachtte hij na to gaan, in hoeverre do centri-
fugaal- en roteerendo kracht, waarniedo <lo kogel do klei
eu hersennias.sa voor zich uitdreef, iu aanmerking kon
komen, en nam hiervoor prooven op gesloten blikken\'
bu.s.scn, met water, klei of hersenmassa gevuld, en waarbij
bleek dat do uitwerking volkomen dezelfde was, dat er
wel eene ingangs- doch geeno uitgangHojioning ontstond,
terwjjl het blik naar allo kanten uitrohio en in stukken
vloog. Om to ondonM)eken in hoovcrre do centrifugaalkraeht
werkte, elimineerde HuhcIi don hydraulischen druk, en nam
31
(laarvoor vau boveu opeuo iumaakbusseu vau 16 centi-
meter hoogte, vulde die voor de helft met water om de
drukhoogte in de onderste laag zoo min mogelijk te doen
zijn, en hing ze hierna aan twee zijden op. De kogel droug
2 »/o centimeter boveu den bodem in met eene ronde ope-
ning; recht tegen over deze opening was de soldeerliju
der bus. Dit soldeersel was over de geheele lengte losge-
gaan, en toonde twee zijdelingschc inscheuringen. De ci-
linder was vlak geworden, en de bodem, die nog aan een
punt vlak onder den ingang er mede samenhing, was lood-
recht naar beneden gedrukt, zoodat alle deelen bijna in
ccn vlak lagen. Bij allo proeven was de bodem naar be-
neden gednikt en do cilinder ontrold. Hierdoor kwam
Busch tot het besluit dat de voorwaartsdringende cn rotee-
rende kracht van den kogel zich aan het vocht mede-
deelde in de gesloten holten, en dit vocht centrifugaal en met
hydraulischen druk werkte, om do doelen in allo richtingen
uiteen to persen. Bij leege bu.ssen vond iijj eeno ingangs-
oi)ening met naar binnen, en ecno uitgangsopening met
naar buiten omgebogen randen. Do twco richtingen en
<lo kracht, waarmedo dc kogel de hersenen in bewe-
ging brengt legen het harde schedeldak, is gelijk aan do
kracht, waarmede do kogel don schedel treft, en hoo groo-
ter dus «lo voort.stuwendü kracht is, des to grootcr moet
«lo verwoesting zijn.
Dr. Allon had iu liet Amerikaansch .lournaal me«lege-
deeld «lat «le l\'resi«leut Lincoln «loor een pisto«)lkogelop
korten afstand wor«l gelrolfon in hot achterlmofdsbeen,
links van do mcdiiuinlijn; liet uitgeslagen becusüik dmng
redit naar voren «hmr de hersenen, en bleef daar liggen
in do hemisphaeren. Ilierbjj v«»nd mon toen c«)minunilitiVo
fractuur der bcido orbitiuilidaton. Allon schrccf het ont-
alnan dezer fracUnir toe aan contro-coiip, doch Pr«)f.
32
Longmore kwam hier tegen op, en schreef de oorzaak er
van toe aan den plotselingen stoot, die aan de hersen-
massa door den indringenden kogel was gegeven, en op
het been werd overgeplant. Longmore verhaalt nog
een dergelijk geval (The Lancet 18G4. I p. 049).
Kan de kogel nu in het beenmerg van pijpbeenderen
dringende niet dezelfde werking uitoefenen, en hierdoor
verbrijzelend werken? De proeven door Busch hiermede
genomen leverden een positief resultaat, echter beletten
spieren, huid, enz., het geheel uiteenspriugeu. Hij nam
deze proeven op pijpbeenderen van menschen, paarden
en ossen, en vond in een geval het been door den
kogel doorboord, met iiitloopende fissureu door de
corticaalzelfstandigheid. Nadat hij deze openingen met
gips gesloten, het dwars doorgezaagde been met taai
vet gevuld, eu de opening op de zaagvlakte van een
prop voor/.ien had, liet hij andermaal hierop .schieten ten
gevolge waarvan het been onder sterke sj)Hntering naar
alle kanten uiteen vloog, ook naar de zij^le van waar
het schot viel. Hieruit verklaart Busch het outstmin
van grootere ingangsopeningen, en van naar huiten om-
ge.stulpte randen. Op grond dezer proeven kende hij den
(\'hiw-sepot-kogel de volgende physische eigenschajipen too
bij het treiren van beenderen:
10. Dat hij een gedeelte zijner beweging in warmte
omzet bij het aanslaan, en dat dit de oor/aak is van het
smelten van het lood, en hot uiteenvliegen der iifge.scheur-
de looddeeltjes.
2". Dat zacht weefsel, bjjv. liersonen on l>ecnmerg,
hetgeen in l>eenige holten he,sloten\' is, oven als water
door hydnuilischo persing, den stoot van «len kogel voort-
jdant oji de omgevende wanden, en deze uiteen doo
vliegen; en
33
3». Dat (le ceiitrifugaalkraclit, waarmetle hij werkt, af-
hankelijk is vau tle draaiende beweging van deu kogel.
Dr. Ernst Küster, dirigerend Arts aau het Auguita-
hospitaal te Berlijn, wjis de eerste die Busch beantwoorde,
en wel datgene bevestigde, wat door 11 u}\' eu Sarrazin iu de
Gazette médicale de Strasbourg in 18G7 reeds was mede-
gedeeld. Deze haddeu vermeld dat Chassepotkogels op
korten afstand op lijkeu afgeschoten, ougeloofelijke ver-
woestingen hadden aangericht, en dat zij bij eeuvoudigo
ingangsopeuiugen zeer gescheurde en vuistgroote uitgaugs-
opeuingen, met uitgebreide beenspliuteriug, eu verbrijze-
ling vau de getrofl\'eu beenderen haddeu aangetroffen.
Echter gaven zij hiervoor geen verklaring.
Klister nam proeveu op 5, 20, 100 en 800 pas met
jachtbuksen, het Zïinduadel, Diassepot, Mauser eu Henry
Martiuigeweer, op Ijjkou, levende paarden en schapen,
waarachter een groote achjjf werd geplaatst, liet resultaat
zijner iirooven was het volgende:
I". Dat er geen wezenlijk ouderscheid bestoud in do
werking van kogels op levende eu doode lichamen, iet,s
wat hjj vroeger meende; dat de huid van een dier veel vaster
was en meer weerstand bood dau die van ecu mensch;
eu (lat bjj dienui de uitgaugsopening nooit zoo schrikbarend
groot was als bjj (ïcu Ijjk. Soms bleef de kogel in do huid
inct do punt er do(U\' aau de feg(!novergeslelde zjjde steken,
«loch veroorzaakte vau binnen even groote verwoesting.
Alleen «laar waar de huid vlak op het been lag cn tijner
was, («ven als bjj d«\'n sche«lel van oen paard, was zjj oven
Ver verschourd.
2". Dat (Ie grootl«? «I«>r verwoesting in omgokoerdo ver-
\') Hr. Ki nM Kiislor. TcIht ilic Wiilninspii «li\'i iumiimch (icscIiosm«
aiif tluii lliicrisclifn Kiirprr. n(^ilim\'r Klinivlii! Wochoiiwhrin. IWTI.
3
-ocr page 42-34
hondiiig stond tot den afstand van den scliutter, en in reelite
verhouding tot de aauvaulfelijke suelheid van den kogel.
De verwoestingen uameu op grooten afstind iu kracht
af, zoodat, wanneer zij op 800 pas nog te constateeren
wareu, toch aanmerkelijk aan iuteusiteit hadden verloren.
^let betrekking tot de aanvankelijke snelheid was er
een opklimmende trap te bepalen. De geringste verwon-
dingen maakte de puutkogel; daarop volgde het Zündna-
del, Cbassepot en eindelijk het Mausergeweer, dat de
mee?t uitgebroide verwoe=?tingeu aanrichtte. De ver-
woesting en venvouding ontstaat door dat bet lood bij
het aanslaan op een vast lichaam sterk verwarmd wordt cu
daardoor de cobaesie zijner deeltjes verliest, zonder te
smelten Hierdoor wordt de kogel niecbauiscb verdeeld,
laat aan alle kanten eu hnekeu vnn bet wondkanaal fijne
looddeeltjes tenig, en verlaat eiiulelijk iu meerdere groo-
tere en kleinere .stukken, eu iu vereeniging met afge-
scheurde beenfragmenten bet lichaam.
Op dit punt dus verschilt K ü ster iü gevoelen met
Busch; gene neemt geen smelt^m aan, zelfs dan uiet als
de kogel oj) een ijzeren schjjf aanslaat, zooals bij de
So ein-Ha gen bacil sehe pi\'oef, en grondt vooral zijn
gevoelen: l» op de proef van Schädel in Heidelberg, die
voor ecu ijzeren .schjjf een zakje met; kruit hing en hier-
op vuurde, waarbij wel het zakje menigmaal door het
terugspringende lood verscheurde, doch waarbjj het kruit
uiet ontvlamde, iets dat noodzakelijk had moeten geschie-
den, wiuineer liet lood werkelijk gesmolUm was geweest;
en 2" op het niet volkomen ophouden vau deu loop van
den kogel, zoodat niet de geheele kracht er van in warmte
zich kon omzetten, maar slechts ecu gedeelte er vnn.
Wel erkent hij dat een kogel, die in zijn loop gestuit
wordt, warmer wordt, eu gelooft daarom ook, dat een
35
kogel, (He op een been aanslaat, zoo warm wordt, dat
hij bij het verbreken er van aan alle hoeken en kanten
zeer vervormd, en in meerdere deelen gespleten wordt,
üit zou dau ook de reden ziju vau de vele stuk-
jes van den kogel, die als het ware zijn afgesuedeu, of
in het midden eene opening bezitten; iets wat Busch
juist als bewijs voor het smelten aanhaalt. Van de Chas-
sepot of Mauserkogel ging bij hem meestal de helft of
meer verloren; zij verlieten het lichaam zeer veranderd, en
gaven op de schijf eene ourcgelmatige opening, omgeven
door een krans vnn fijne looddeeltjes.
Hierna werden er i)roeveu door Kilster methetllenry-
Martiuigeweer genomen. Dit geweer heeft een harden
kogel, bestaande uit een mengsel van 12 deelen lood en
1 deel tin, en eene gelijke aanvankelijke snelheid als
het Mausergewecr, doch geeft geringer verwoiuliug. De
harde kogel gaf eene cirkelronde ingangsopening iu het
been, cn trof hij den rand, bijv. vaji een rib, dau
ontstond er een scherp beeiulefect, dat met deu omvang
van den kogel overeenkwam. De uitgaugsopeuing was
meestal ook rond, maar grooter, en de beeuspljjting ont-
brak geheel of bepaalde zich tot de naaste omgeving van
de wondopening. De opening in de schijf was eenvoudig,
en misvorming van den kogel bestond niet of was zeer
gering.
Het afstrijken van lood iu het kanaal kou men niet
constateeren. Opmerkelijk was hierbij hot feit, dat de
harde kogel, oj) 100 jtas afstnud afgeschoten, altijd het
lichaam van het paard doorboorde, terwijl de IMuisseimt
kogel dikwijls bleef steken. Dit was waarschijnlijk afhan-
kelijk vau de ondergane misvorming cn grooteren weer-
stand. In zooverre is dus een harde kogel minder gevaar-
lijk dan eeno zachte, die blijft steken.
3*
-ocr page 44-36
Küster trok hieruit de volgeude resultaten: 1" dat in
medisch-forensisehe gevallen het niet te constateeren is
of eene kogelwond bij het leven dan wel na den dood is
veroorzaakt, 2" evenmin of de kogel hard óf zacht was,
öf dat hij uit de nabijheid of uit de verte was afge-
vxuird, en 3" dat de kogel uit de nabijheid geschoten eu
beenderen der ledematen treffend, eene verbrijzeling ver-
oorzaakt, die dringend amputatie eischt.
Na den strijd hij de bestorming van Lo Bourget
werden de Franschen verdacht van springkogels gebruik
te hebben gemaakt, het bleek nu dat de verbrijzeling een
gevolg was van het eöect der f\'has.sepotkogels die op korten
afstand waren afge.schoten, en de beschuldiging ongegrond.
Voor een deel in strijd met deze proeven cn meer over-
eeukomeiule met die van Busch, zijn de proeven van
Ileppner en fJarfinkel, \') genomen met het Hussi.sche,
Berdansche- en Engelsche Ifenrv-Martinigeweer. liet
Berdansche heeft eene aanvankelijke snelheid van -140
Meter, liet Henry-Martinigeweer van 415 Mekr. Zij
schotcj) eerst kogels af op klei in kisten ge|)akt. eu Heten
daarna het kanaal met gips v()lhM)pen. Zjj vonden hierbij
1° dat bij alle kogels de ingangsopening de basis was
van een kegel waarvan de t<)p gelegen was in de pnnt
waar de kogel bleef steken; 2" dat d«! vorm en grootte
v;in den kogel van geen invloed is op den vorm en de
uitgebreidheid van dezen kegel, maar w(\'l daf. h(»e grooler
de voortstuwende kracht vjiii den kogel is, des t(! lan-
ger en nitgehreider de kegel is. Hij is in va.shj klei klei-
ner dan in weeke. Hierna werdeij Ixu\'iKleren en sche-
Prof. Ilc|)piicr iiiiil Dr. (i.-irlinl>cl. Kii|M<riiiii\'iit)-ll<\' l\'nliTsiirhiiiinün
filtiT <lio Wirkung il«r MiMlcrnni KU«iiig«<wplirpriij(ulilc auf I.cluu-
inasnen und auf den nicnscltliclicn Korper. Cunlr.tlliiul lilr Cliiruryic
187i, n*. l i.
37
dels iu de leem geplaatst, waardoor uiisvormiug eu afuemiug
iu liet gewicht vau deu kogel veroorzaakt Avcrd, en deze
soms iu twee ot\' meer stukken werd gespleten. Koude
kogels, afgevuurd oj) met leem gevulde schedels, gaven
iugaiigsopeiiingeii, overeenkomende niet de afmetingen vau
den kogel, doch namen uit de lamiiia vitrea een grooter
stuk weg dan uit de lamina externa; ook gaven zij een
grootere uitgangsopeuing. Verder vonden zjj, dat de grootste
verwonding veroorzaakt werd door kogels die met de
grootste aanvankelijke snelheid waren afgevuurd; dat liet
kaliber van het geweer vau geen invloed is, evenmin als
de hardheid van den kogel, en dat de Henry Martinikogel,
iu tegenstelling niet hetgeen Kilster vond, het meest ver-
nietigend OJ) weefsel en verbrijzelend op beenderen in-
werkte. Tevens zagen Heppner en (Jarfinkel dat de in-
gungsopeiiing bjj geljjktijdige bcenverwonding grooter was
dan zonder dezo verwonding, en dat do randen daarbij naar
binnen waren omgekruld, niet8ubst4uiticverlies ter gnMitte van
den kogel. De uilgangsopening bjj verwonding der zachte
deelen gaf eeno spleetvorniige, gescheurde wond, en meestal
geen defect. (Jaat de kogel door beenwcefsel, dan is «lo
uitgangsopening meestjd grooter, geschounl, en krater-
vorniig. Deze uitgesclieurdo wond zou volgens hen, in
tegenstclling met het govoelcn vau Husch, door uitge-
«cbeunlo l>eensplinters en niet door kogelsplinters worden
veroor/.aakt, omdat bjj grool«ren afstnnti deze beensplin-
t«i-s met geringer kracht wonlen weggeslingenl, en daar-
«h)or do verscheuring der zachte deelen ook geringer is,
ofschoon ook dio Iwendcren zoor uitgoba\'id gesplinterd
>\'Üii. In spiennassa wa.s bot wcnidkanaal grooter dan du
«liamoter van den kogel; in peesachtig weefsel H])lcetvor-
»»ig en in iiarcnehynndeuse oi-ganen trechtervormig ver-
^^ijd. De bloedvaten waren mcc.st4d verbrijzeld en open-
38
gespleten, terwijl de zenuwen voor den kogel schenen te
wijken. In sterk gespannen apoueurosen was de opening
spleetvormig, bij slap gespannen overlaugsch ovaal. Uit
pijpbeendereu was meestal een geheel stuk weggeslagen
eu als beenzand fijngewreven; fijue fissureu wareu iu
groote massa aanwezig, doch geen beensplijtiug over de
geheele lengte. By schoten door het caput tibiae .splinterde
soms het gewrichtseinde vau het dijbeen; trof de kogel op
1/3 gedeelte der tibia, dau bleef het gewricht onverlet eu
van deu schedel sprong het dak eu de herseuen uiteen,
terwijl de basis zeer fractureerde. De tabula vitrea was
aan de ingaugsopening meer gespleteu eu had grooter
defect dan de uitgaiigsopeuiug, terwijl deze verhoudiug
bi] de uitwendige tafel omgekeerd was.
Dr. M. W a h 1 ») is ook uiet van hetzelfde gevoelen als
Busch. Hij meent dat bij het meuschelijk lichaam daarom
het smelten vau het lood uiet denkbaar is, omdat dit
doorboord wordt, en omdat de snelheid uiet i)lotse-
liug, nuuir langzaam bij het verder driilgen ophoudt. De
kogel wordt alleen deform eu de daarbij door frictie eu
moleculaire omzetting vau levende kracht veroorzaakte
warmte is te gering om smelten vau het lood te ver-
oorzaken. Hij bewijst dit door de bekende physische wet,
namcutlijk: dat dc levende kracht vau deu kogel gelijk
is aau het halve product van de mas.sa en het (piadraat
•
der snelheid, op deze wijze:
M V2 P V2
L z=—^—=—jjYr- waarvan L = de levende kracht
is waarmede de kogel aanslaat, P = het gewicht
van den kogel, M = ma.ssa = V = de aan-
\') Dr. .M. W.ilil. Ziir .Mccliauik ilcr Scliiissvorlplztiiigeii. Voii I.aii-
geiibcck\'s Arcliiv. ItanJ .\\Y1 ea .Wil, hlailr, Mi en ólU
39
vankelijke suelheid, -waiinuede de kogel het geweer ver-
laat, eu G = de versuelliug der zwaartekracht, dat is
9.808 Meter coustiiut. Nu is het gewicht vau deu
Chassepotkogel 0.025 eu dat vau deu kogel vau het
Pruissische geweer 0.031 kilogram; de aauvaiikelijke
suelheid bij het eerste geweer bedraagt 420 eu die bij
het tweede 29G Meter iu de secuude; dit overgebracht
iu de formule geeft voor deu Chassepotkogel
r 0.025 X 420-^ 1-1
L = O V O BOQ ~ kilograuimeter eu voor deu
laugblei L = ^^^ kilogrammeter; 424
^^ O.öOo
kilogrammeter kouieu overecu met 1 warmte-eeidieid,
dat is, zy verwarmeu 1 kilogram water 1" C., derhalve
225 kilogrammeter is gelyk aau circa Vs of 0.53 warmte-
eeuheid, cu 139 kilogrammeter aau circa \' a of 0.328
wariuteeeuheid, dat is 0.53 eu 0,328 warmteeeuheid ziju
iu staat 0.53 eu 0.228 kilogram water 1" te vcrwanueu.
Moet echter 0.025 kilogratu water hierdoor verwarmd
worden, dau zal dit 21 maal hooger zijn, onulat 0.025,
21 nuial in 0.53 opgaat. Laat men nu in plaut.s van
0.025 kilogram water ecu gelyk gewicht lood verwar-
ujcu, dan wordt, daar dc spccilieko wamde vau het lood
\'fa, is, de temperatuur 21 X hooger cu gelijk G5lo
voor den (.\'ha.ssepotkogcl ; aannemende dat alle warmte
ten goede van deu kogel komt, wat niet altyd het ge-
val is, daar een «leel der warmte aan dc schyf verloren
gaat; »le Pruissische kogel gcoll slechts 310" ( . en het
smeltpunt vau lood is 330" C.
Dc i>roevcn door Dr. Wahl genomen met hetChasse-
pot- en Werdcrgeweer op IG pas op ijzeren schyven ga-
ven stervormige figiiren vau een wilgrauw en mat aan-
zien, voor/ien van eene ruwe, regelmatige, doch geen ge-
40
tande of gescheurde oppervlakte. Het lood zat vast aan
het ijzer, de kop van den kogel Avas gedeformeerd. Voor
de schijf lagen kleine looddeeltjes vau eeu onregelma-
tig bijna korrelig aanzien, met ongelijke oppervlakten,
getand, gescheurd, met opgerolde randen, duidelijk
drukgleuven aanbiedend; doch zij bezaten uiet de karak-
teristieke geaardheid der zich op de aauslagplaats bevindende
stervormige afsmelting. Hierna nam hij eene plaat uit dun
ziukblik bestsuiude, die op eeue m.m. dikke ijzeren
plaat bevestigd was, en schoot hier door met een kogel.
Aan de ingebogen randen vau het 18 m.m. in middellijn
zich bevindend gat iu de ijzereuplaat, voud meu eeu
dunne zoom van lood, met duidelijke drukgleuven, even
als of die er op waren geslagen. Dit liet gemakkelijk
los, en brak in kleine stukjes, Hij het .schieten door harde
paardeubeeuderen voud men hier en daar aau de door-
schoten beenstukken kleine looddeeltjes met onregelmatig
getande vormen, duidelijk drukgleuven aanbiedend.
Bracht men de snelheid door vermindering der kruit-
Inding op 200 ii 300 meter, dau vertoonden zich, met
uitzondering der smeltingsvormen luin de 13 ui.m. sterke
ijzeren plaat, die geUinde, kleine onregelmatige lootideel-
tjes voor «le «chjjf, en licht te verwijderen dunne drukvormen,
ofschoon minder dui«Iclijk gepronouceer«!. Aan de door-
Iworde 2V2 ni.m. «likke zinkjjzcrplaat zaten ook ei\'uigo
kleine looddeeltjes vast, doch iu mindere mate dau aau
de Iweustukkeu. Met het Z(indna«lel-geweer kreeg Inj
geen smelten op de jjzeren phuit, «)«)k geen ingeb«)gen
randen met ingevoegde dunne lo«>dafdrukken, wel eenige
kleine afgescheurde loodplaatjes, (He ook in gerin-
gere hoevcclhei«] voor «lo ijzeren plaat cu op «le afgescho-
ten hccnstukk«!n vastzaten. IIjj neemt aau dat «le physi-
sche verschijnselen van smelten minder «luideiyk aan
41
deu kogel, dnu wel aan de schijf zijn waar te uenien, eu
hieraan vastzitten, maar dat de kleine looddeeltjes geen
physische verschijnselen van smelten vertoouen, en dat de
wegens haar karakteristiek uiterlijk zichtbare drukgleu-
ven er op, op rekening van de misvorming moeten wor-
den gesteld, omdat zij ook voorkwamen bij het schieten
door heenderen, waarbij smelteu niet mogelijk is, en bij
het schielun met kogels met minder snelheid op de schijf.
Volgens Wahl zijn het meer de mechanische momenten,
die bij de kogelwonden in aanmerking moet«n komen, dan
het smelten van een deel van den kogel. Hiertoe behoort voor-
al de wcei*st«nd dien het getroffen wordeiul lichaam aanbiedt,
en de houding er vau o|) het oogenldik van trelTen. Het eerste,
de weerstand namelijk, is afliankelijk van den molecnlairen
samenhang van het weefsel, zoowel «junlitatief nls<puinti-
tntief. Veel spieren bieden meer tegenstjind dan weinig
spieren, en imrenchynuiteus weefsel, lever, nuit, longen
en hersenen, minder dan ela,sti,sch weefsel, pezen en huid.
De heenderen bieilon den meesten weerstand, eu lijj meent
ook dat de tnrgor vitalis cn de ge.spannen huid van in-
vloed zjjn, in tegenstelling met Klister. Dit is de actieve
weerstand V(M»r ile levende kracht, wjjl dc kogel op het
jHint van aanraken of de deelen voor zich uitdringt, ot
wigvormig uiteen «loet wijken door zijdelingsche drukking.
Hcze weerstand wordt veroorzaakt«ioor de levende kracht van
den kogel, waarvan gene een zeker gedeelte overneemt,
en <lie weci-staiul nmet zich «lus anders v«\'rh«mdon, wan-
neer de kogel met gnMit»? snelheiil en kracht imlringt, dan
Wanneer lijj «lie id ge«leeltelijk verloren heeft. Hij ver-
»»«•enlert met «le snelheid en leven«le kracht van den ko«
gel en w«»r«It «»p liet laat.st niet nu\'er overw«>nnon. .\\ls
bewijs dient het slaan met een stok «ip water, dat w«\'er-
»»taiid biedt, als men het snel doet, «IikIi waarvan de weer-
42
stand onmerkbaar is als liet langzaam gedaan wordt. De in
rechte richting op den kogel werkende weei-stand doet de
voortgaande beweging er van ophouden wegeus quautitatieve
en qualitatieve vermeerdering vau snelheid. De roteereude
werking wordt door deu zijdelings werkenden weerstand
opgeheveu. Wel outsbiau door den invloed van dezen zijde-
lingschen weerstand iu het begin grootere Aveuteliugeu,
waardoor de rotatiekriug grooter wordt, eu de kogel slin-
gerende bewegingen maakt, doch de kracht er vau gaat
langzaam te uiet. Deze zijdelings werkende weerstand is
vau invloed op de deviatie vau deu kogel in of buiten
het lichaam, eu verandert teveus de gedaante er vau zoo-
als been. Het is dus de weerstand die de kracht vau deu
kogel moet doeu ophouden of vermindereu, die hem doet
devieeren en van gestalte veranderen.
Dringt nu ecu kogel iu hct lichaam, dan kan hij de
deeltjes voor zich uit<lringen, wanneer zij hard of vast ziju
zoo als been, welke deeltjes dan als indirecte kogels werken,
nieuwe wonden geven en groote verw»estingen aanrichten.
Zijn daarentegen dc weefsels zacht, eu is de weerstand
gering, dan worden zij met het maximum van snelheid
uiteengedrongen, en ontstaat er volgens Pirogoff en Neu-
dörfer aan de randen vermeerderde dichtheid zonder me-
de aandoening der naburige weefsels. Vooral heeft dit plaats
bij het dringen iu zachte weefsels, of platte spongieuse
beenderen, terwijl het eerste geschiedt bij pjjiibeenderen.
Ilij den grootsten weersüind van harde bcentnassa\'s be-
houdon bjj het tretfen met groote suelheid de nitgesclio-
teu beensplinters een zoo levende kracht, dat zij terzjjde
geslingerd worden eu grootere uitgangsopeniugen veroor-
zaken. Neemt de weerstand toe, dan wordt bjj venneer-
derde snelheid de verbrijzeliiigskring uitgebreider, het na-
burige weefsel is dan minder onaangetast gebleven, dun
43
bij verwonding iu minder weerstandbiedend weefsel, wijl de
vaste beenmassa, wegens baar eigen grooteren weerstand
de trillingen gemakkelijker voortplant. Op deze wijze
ontstaat grootere scbeidiug iu deu sameubaug, met
uitgebreider verbrijzeling eu indirecte uitgebreide ver-
woudingeu.
Door zachte deelen en spougieuse beenderen wordt de
schudding niet zoo gemakkelijk voortgeplant. Hierbij is
dus de verbrijzelingski*iug kleiner, en geelt de grootste
suelheid meestal liet zuiverste wonilkuuaal ; en het ver-
lies vaiBzelfstuudigbeid is bij zeer groote snelheid dikA\\ijls
gcljjk aau déu diameter van het projectiel, eu oorauik dat
de uit- eu ingaiigsopcuing bij zachte deelen gelijk is. Hierop
werd door Dupuytren eu Haudeus reeds gewezen,
toen zij proeven namen door met kogels door de onder-
kaken vau jiaarden le .schieten, hetgeen iu eene kaak
zonder tanden eeno ronde opening gaf, doch eene onder-
kaak met landen verbrijzelde.
Keu kogel met veel kracht op eene glasplaat gcscholeu,
zal eveneens eene daarmede overeenkomende (»peuing ge-
ven. Echter ariiankcHjk vau de broosheid van het glas
outsbiat er eene meer ol\' minder groote, duideljjk gemar-
keerde schuddingskring om het gat, met te voorschjju
geroepen tissuren, die radiair verloopen. Tevens is de bjj-
zonder harde bouw der i)|ji)becndcren oor/,aak, dat do
in de lengterichting vcrloopcndo vezelen uiteen worden
gedrongen, en tot lissnren eu sjdiidcrs aanleiding geven.
Volgens liaugenbeck is het ondiggcndc weefsel te
minder ge.scheiden, hoe grooter de snelheid is, en Simon
noemt dit zuiver geschoten wonden.
Hjj gemiddelde snelheid kond. de vooipiande beweging
in aanmerking. De kogel bljjit hinger in hot woudkaiuud,
werkt langer op het weefsel in, eu heeft belmlvo do
44
voortgaaude, uog de roteereude werkiug. Deze rotatiekriug
is nn grooter wegens de niiudere snelheid, en zal daarom
het weefsel in meerdere mate beleedigen, en meer verlies
vau zelfstandigheid geven. De kring vau beleediging wordt
grooter, hierdoor outstaat meer kneuzing eu schudding,
met uitgebreider verscheuring eu verwoesting.
Bij groote snelheid scheidt de kogel de deeleu; hier
kwetst cn scheurt hij, eveuals bij de proef op een glas-
plaat, waaruit een matte kogel eeu groot stuk slaat, ol ze
geheel verbrijzelt. Laugenbeck umakt het eerst opmerk-
zaam op het feit dat de schudding t(jcueenit, uaarnuite
de snelheid afneemt. Dergeljjke kogels schudden meer,
omdat zij wegens minder snelheid, met grooter slinge-
rende bewegingen langer op het getroffeu lichaam inwer-
ken. De hoek, dien de as vau deu kogel met de kogelbaan
maakt, wordt grooter; deze grootte is vau invloed op de
ingangsopening. In het lichaam wordt de rotatieiw ten
gevolge van zjjdeliugschen weersl4iud veranderd. Dit is
weer van invloed op deu vorm vau het kanaal eu dc uit-
gaugsopening, zoo niet eene bijzondere ehtsticileit vau
het weefsel in den weg staat. Bij elastiscli weefsel is de
uit- en ingangso])euing dikwjjls kleiner dan de kogel,
wijl de matte kogel het weefsel voor zich uitdringt t<»t
op deu ]io<»gHlen graad vau spanning, cn dan c,r door
lïeen gaat .Schuin invallende kogels geven uitgebreide
oppervlakkige vcrsclieuring van zachte «leelen cn devicercn
gcnuikkelijker op beenderen. Hjj vcriic« van knu\'ht
werkt alleen uog dc roteereude kracht, zooals Pirogoff
ook meent. Op eene glasplaat gcell dit geen opening,
nuuir alleen radiair verliMipcn «Iralcn.
.Vfhankelijk <lus van <lc Huclheiil waarmc<le «Ie kogel
treft, moeten wjj drie kringen onderscheiden :
H. dien der lutnvankeljjke HucIhcid met scheiding in den
-ocr page 53-45
saineiihniig eu overwegend inwerken der voortgnaiule be-
weging,
2®. dien der middelste snelheid met scheiding, schudding,
kwetsing en overwegend inwerken der voortgaande eu
roteereude beweging, eu
3". die der eindsnelheid met schudding, kneuzing eu
overwegend inwerken der roteereude beweging.
De middelste kring is de grootste,
liet was to verwachten dat Hu ach «leze tegenwerping niet
onbeantwoord zon laten, en in bet vorige jaar vnuden wij
die beantwoording weder in Langenbeck\'s Archiv vernield.
Om het smelten van het lood vnn den kogel te be-
wijzen nam hij de volgende proeven. Hij jilaatste een
kogel in een jjzeren mortier en liet hieroj) een zwaar
Ijzeren gewicht vallen, Hierdoor werd de kogel plat.
Was de kogel eerst in een zandbad tot inOo-315"
verwarmd, dnn sprong hij in ontelbare tVagnienten, en
onderin lag een dnn loodplaatje. De imginent<»n waren
geen afgeronde gesmolten kogeltjes, zooals Huach in
do klei en Iwenwand bad aangelrollen, ninar zjj waren
ruw en oneiVen en zagen er kristalljjn tiit, hetgeen
bjj vergrooting het. gevolg bleek te zjjn van «\'ene korn»-
lige oppervlak!«?. 1><>Z<^ frngn»!nt«»n waren z«?er Imx^s en
brokkelig, z«)odat men zo tusschen de armen vnn een
pincet kon br«>krn. l)(<zi> z«<lfdi? toestan«! ontstaat als men
gesnuiltiMi lood in zjjn afkiieling stoort. W«\'rpt n>en lo«ul
in «MUI vorm en laat het rustig afk«Md(\'n «lan verkrijgt
nien «»en vaste, Kanu\'nhangen«le hnxlklonip. Stidpt men
ecbt,<>r «len v«>rm om, «>p h«>t oog«>nblik «lat bet lood b«>gint
bur«l ti» w«)r<len, «lan breekt «l«< k«)«\'k niet k«MTeligo op-
pervlakte, en toont «lez«<lfde br«»osh(>i«l en g«\'schiktheid
<>ni iijng«>wreven te w«)r«len. In «le werkplnat.s van KMch-
bauni worden ook |iroovcn met een hamergen«)nien, «lio
4G
een gewonen kogel plat sloeg, doch een vooraf verwarinden
onder den slag zoo geheel deed niteen vliegen, dat slechts
een dun plaatje onder den hamer bleef liggen, even als
bij de valproeven. Legde men eeu ronde, glad gepolijste,
engelsche stalen staaf op den kogel, en bracht men hierop
den slag aan, dan werd de kogel verwarmd, hare onderste
vlakte een weinig convex, en naar onderen iu de verkregen
holle sleuf was eene lichte streep te bemerken. Is de slag
heviger, zoodat de koude kogel in twee helften wordt ge-
spleten, dan is de verwarming grooter, eu zijn de streepjes
in het lood veel duidelijker. Is de kogel vooraf verwarmd, dan
zijn de evenwijdige streepjes zoo duidelijk, dat hoogten
en laagten worden gevormd, en op de scheidiugsvlakteu
van den kogel .gesmolten vlakten merkbaar ziju. De
gladde stalen staaf is ruw geworden door aanklevend
lood. Zoo ook zag Eschbanm, dat looddraad door een
opening in glad gepolijst Engelsch staal getrokken, en
niet goed geolied, door de wrijving zooveel warmte ont-
wikkelde, dat looddeeltjes aan het staal aansmolten. liu gc h
nam proeven met een licht smeltbaar metjial cu kroeg
geen smeltingsbewijzen, tenzij de kogel eeu hard lichaam
trof, bijv. een os femons van een ])aard. Het smelten is
dus afhankelijk vnn den weerstjind bjj zwakke jiroptdsie
kracht, en alleen bij sterke lading is eon kleine weer-
stand voldoende. Hiertoe behooren de jiroeven van Soci n
bp een ijzeren plaat. I\'uach gelooft dat nienmud meer iu
twijfel trekt, dat volkomen ophouden van beweging van
een zich in volle vlucht bevindenden kogel smelthitte ver-
oorzaakt; doch om to bewijzen dat ook gedeeltelijk op-
houden er van door een weerstand, dio deu kogel nog
doorlaat, .smelting knn veroorzaken, en dat hierbij de ge-
smolten looddeeltjes nog met levende kracht vorder vlie-
gen, is het noodig om ecu gesmede jjzereu plaat te ne-
47
men van 8 mm. dikte, en danracliter gnttapercha te
hangen, dan /al er, al.s de kogel de plaat doorboord
heeft, een sproeiregen van gesmolten looddroppels op het
elastieke weefsel blijven hangen. Op eeu daarvoor uitge-
Fpreiden wollen doek bleven de fijne droppels als gesmolten
aan de wolharen haugen, doch groote stukken boden ech-
ter altijd een ruw aanzien. Zoo zag Busch ook bij proe-
ven op schedels, dat tegenover de ingangsopeniug, eu vooral
in de schedelholte, fijn gesmolten looddeeltjes mikro.sko-
pisch zichtbaar waren, iehs wat hij eerst voor kruitslijm
hield. Het meest ge.schiedde dit met den Chassepot-
kogel, en om deze reden komt deze het meest met de
explodeerende kogels overeen, daar de kogeldeeleu wer-
kelijk uiteen vliegen. Het Mausergeweer had dezelfde
werking. Hierdoor wordt het Petersburger verdrag van
16 Novembiïr 1868, waarhij verboden wordt het gebruik
vau kogels ntet explodeerende werking, die minder dnu
400 gram wegen, illusoir.
Küster meende even als Husch dal. nhas.sepotkogels
zich door verwiirniing h|j het aau.shian in de nabijheid
in nuiordere stukken verdeehhm, die dan eene groote ver-
woesting voorthrai>ht(>u, eu dat het Ahuisergeweer de-
zelfde werking had. Echter mankte H i eh ter opmerk-
zaam op het feit dat hij Chas.snpotkogels de deeling van
den kogel hevonh^rd wordt door, cm gedeelt(dijk afhangt
van de warmte, ontwikkeld door de wrjjving, wanneer
de kogel mei, kracht, «loor de irekken van het geweer
wordt geperst, eu hei geweer dus veel warmer ver-
laat dan de «Langhlei", <lie nint in de trekktm wordt ge-
l)erst.
In tegenstelling met Hnsch neemt Kitster aan, dut
sterke, verwarming van het lood wel plaats heeft, doch
niet zoo dat zjj tot het smeltpunt stijgt; terw\\jl Husch
48
meent, dat juist de kogel daarom zoo verwoestend in-
werkt, omdat deze bij het doorslaan vau een been eeue
hitte ontwikkelt, die haar iu meerdere grootere of kleinere
stukkeu doet springen, eu dat het dus weinig beteekenis
heeft of op enkele punten de warmtegraad vau deu ko-
gel tot het smeltpunt stijgt, of er een paar graden onder
blijft. Bij hooge verwarming is de cohaesie der deeleu
zoo los, dat ook zouder werkelijk smelten uiteeuvliegen
van de stukkeu bij het doorslaan vau eeu been mogelijk is.
Busch meent echter te moeten opmerken, dat het smelteu
werkelijk aan eeuige punten van den kogel plaats heeft,
maar dat slechts de wijze van ojivaugeu vau het projec-
tiel Küster belette de fijne gesmolten deeltjes te zien.
Aan Dr. Wahl antwoordt Husch, dat zijuemeeuing als
zou de kogel door wrijving iu het geweer, voor zij op
eene absolute hindernis aanslaat, slechts tot op 70° ver-
warmd worden, door anderen op 100" eu meer wordt ge-
steld, waardoor bij het oi)hou(leu der beweging, eeue tem-
peratuur van 721" ontwikkeld wftrdt, en het looil meer
dau de dubbele temi)eratunr verkrijgt, dau voor smel-
ten noodig is.
Hierbij is te recht het vernietigen van de rotatiesuel-
hei<l buiten rekening gelaten, die zoo als wjj later zullen
zien, voor ieder punt van den cilindrischeu mantel 24
meter iu de seconde is, want bijaldien de overige deeleu van
den kogel allen dezelfde rotatiesuelheid hadden, zoo werd
door vernietiging daarvan, toch slecht,s eene hoogst on-
beduidende verwarming bereikt
Op grond hiervan meent Husch, dat zjjn beslnit juist
is, dat ook oiuler minder gunstige omsfjiudigheden, en
zelfs als het ophouden der beweging niet absoluut is,
toch nog gedeeltelijke smelting kan plaats hebbeu op die
plaatsen vau deu kogel, die de hoofdiuwerking van den
49
stoot en (Ier wrijving ondervonden, hetgeen Dr. Wahl
gelooft dat niet mogelijk is, omdat de snelheid niet plot-
seling wordt opgeheven.
Busch beweert dat ook bij het schieten door een
voorwerp warmte wordt veroorzaakt, eu wel zooveel
als aan levende kracht verloren gaat. Ts vau een kogel
waarvan de nmssa m is, de aanvankelijke snelheid r, eu na
het overwinnen vau den hinderpaal r» zoo is de ver-
loren levende kracht gelijk \'/2»\'(\'"i" — veroor-
zaakte, met deze hoeveelheid overeenkomende warmte
Aflmnkelijk vau de grootte van dit cijfer, \'dat met het
vermeerderen van den hinderpaal toeneemt, zal ook de
verhitting vau don doorborenden kogel verschillen en toe-
nemen. Voor het geval dus dat de snelheid niet geheel
maar slechts gedeelteljjk opgeheven is, zal do levende
kracht geëvenrcdigd zjjn aan bet (piadraat der snelheid.
Nemen wij bijv. aan dat een Chas-sepotkogol bij het gaan
door een weerstand zooveel snelheid verlie.st,, dat bjj nog
.slechts do halve snelheid overhoudt, dan blijft nog maar
•/4 der levende kracht over, en zijn verbruikt voor het
overwinnen van den weerstand <>n tot warmte-ontwikke-
ling. Het verschil tusschen do leveiule kracht, die de kogel
voor het aanslaan, en die welke hij na het pas.seoreu van
den hinderpaal bezit, zal aldus volgens do berekeninj^ van
Dr. Wahl met warmte-eeidieden ovcreonktmion. Hot
verlies aan levende kracht zal voldoende zjjn on» 0.375
kilogram water één graad warmer te nmken. Kene hoe-
veelheid water, wegende als de Chassepotkogel 0,025 gram
zal dus 15 graden warmer worden, en eeno geljjkebocveel-
\') Archiv von UnKcnbcck. M. XVllI. «1. \'2. bl. m
-ocr page 58-50
heid lood tot op 465" worden verlüt. Zelfs wanneer wij
nu de verwarming van den kogel in den loop buiten
rekening laten, dan wordt er volgens deze berekening eene
warmte ontAvikkeld, die meer dan voldoende is om den
kogel te doen smelten, zelfs wanneer .de geheele hitte op
deu kogel inwerkte, dat hier niet, maar slechts op een
paar gram geschiedt.
Hieniit leeren wij deze belangrijke zaak, dat de door
verlies der levende kracht veroorzaakte warmte niet op
alle deelen van een kogel inwerkt, maar op verschillende
deelen er vau zeer ongelijkmatig wordt verdeeld.
Zoo ook zegt Busch dat een kogel die een been heeft
getrotfen, en in klei is opgevangen aan de achterste ring-
vormige vlakte en het daarbij liggende gedeelte van den
mantel in de meeste gevallen onveranderd is. Deze deelen
zijn daardoor voor wrijving bewaard gebleven, omdat het
voorste gedeelte van den kogel gedeeltelijk door den stoot
op de beenderen, gedeeltelijk door de daarbij te voorschijn
geroepene warmte zich paddestoelvormig heeft afgeplat,
en een grooteren weg in den weerstand heeft gescheurd,
dan voor het passeei\'cn van het achterste gedeelte van den
kogel noodzakelijk was. Soms is door wrijving ook wel
het achterste gedeelte van den nnintol vervormd; en dau
is de ringvormige vlakte samengedrukt en misvonud,
echter nooit in dien graad, dat men den karakteristieken
\'vorm van den kogel niet weder herkennen kon. Van het
voorste gedeelte si)ringeu stukjes af, en een klein
gedeelte, hoogstens een paar gram, wordt iu fijne gesmol-
ten droppels versj)rei(l.
Hoogstwaarschijnlijk heeft hierbij het volgende plaats. Dc
looddeeltjes aan deinnitondervindeu den grootslxm weerstand,
wegens de vis a tergo <lür <laar achter liggende deelen.
Ieder deeltje van den mantelomtrek wordt daardoor zoo
51
verhit dat het smelt, eu de sameuhaug met de hoofddeeleu
vau deu kogel wordt verbrokeu. De hieraan greuzeude dee-
len van den kogel worden minstens zooveel verwarmd, dat
zij door den mechanischen weerstand, ondersteund door de
centrifugaalkracht van den kogel, hij de losse cohaesie der
moleculaire kracht, uit hunnen samenhang worden geslingerd.
Deze stukken vertoouen op hunne vlakten nog smeltings-
proce.ssen; soms hebben zij die vreemde voi-men,diehet weeke
lood bij het verder vliegen aanneemt, zooals de schroefvorm
of zoo als die van houtkrullen, hetgeen aflmnkelijk is
vau de rotatie, alsmede van de temperatuur die het
lood bezit, en die dicht bij het smeltpunt komt. Het
daarop volgemle gedeelte van den kogel is minder
verwarnul, doch nog voldoemle om zich bij het dringen
door den mechauischeu hinderpaal, paddestoelvormig plat
te drukken, tengevolge vau het nadringeu vau het laatste
gedeelte.
Volgens Husch is het dus het voorste gedeelte van den
kogel, dat bij hot aanslaati den grootsten weerstand on-
dervindt en het meest verwarnul wordt, terwijl dit aan het
achterste gedeelte het minste is.
Verd»!r voert lijj als bewjjs aan. dat hangt men bij
een schot voor een genuicereerden schedel een los blad
))aiüer, dan vindt uhmi oj) dat gedeelte vau het jiaj)ier dat
naar den schedel toehaugt, ui den omtrek van de kogel-
opening eene grauwachtige ))hiaf.s, die onder het mikros-
koop uit lijne nuitauldroppeltjes bljjkt te bestaan, en die van
den schedel terugspringend oj) het papier werden ojige-
vangen. Deze deeltjes nu zjjn iu hunne snelheid van <120
meter plot^soHug opgehouden, en nuteten dus volgens
Dr. W a h 1 van O" tot het dubbele van hun smelt-
punt verhit worden, wanneer de geheele verkregene warmte
ten voordeele van het projectiel komt, en de warmte ge-
4*
-ocr page 60-52
leiding van het lood dusdanig is, dat de warmte vau
de oppervlakte van den mantelomtrek oogenblikke-
lijk tot de terugvliegende kern voorttlroug. Hetzelfde
geldt ook voor de deeltjes binnen in den schedel. Echter
is het moeielijk uit te maken of dit gesmolten looddeel-
tjes zijn of niet, daar men hetzelfde verkrijgt als men
een loodeu kogel op been wrijft, of als het fijue lood in
den schedel naar alle deelen heen wordt geslingerd zoo
dat het morphologisch geen bewijs is voor het al of uiet
gesmolten zijn van lood. Daarvoor pleit echter het
ophouden bij eeue beweging van 420 meter, eu het
vinden vau eukele grootere stukjes, die iu eenen scher-
pen hoek tegen den binnensten schedelwand zjjn aau-
geslingerd.
Tegenover Heppner en Gar finkei die beweren dat
de verwoesting en kratervorm afhaukeljjk zijn van de uit-
geslingerde beensplinters, omdat zij de proeven deden met
hot Heury-Martinigewcer, dat een kogel heeft uit hard
lood bestaande, voert Busch aaif dat het effect vau htu>
kogel op schedels cn diaphysen van pjjpbeeudercu oj)
gelijke wijze moet werken als de Chassepotkogel, doch
dat het bij den Chassepotkogel moeieljjk tc zeggen is
hoeveel van de verwoesting op rekening komt van de
uitspattende looddeeltjes, eu hoeveel afhankelijk is vau den
_ hydraulischen druk en vau de rotatie van deu kogel;
doch dat loodsplinters geheel alleen vreeseljjke verwoesting
kunnen veroorzaken,\' heeft hjj bewezen met zijue proeveu
0|) een harnas toen de afgesprongen loodfragmenten do
zachte deelen vau den hals aan do eeno zijde, vau <le
middelljjn tot aan do wervelkolom, verscheurden. Dezo
looddeeltjes gaan in een verstrooiingscirkel do(U- het lid, en
om de kracht te kenmui waarmede zjj uiteengaan, moet
meu dc rotatie van den kogel om zjjno lengte-as kennen.
53
De Chassepotkogel maakt eeue draaiing om zijne lengteas,
termjl hij eeue lengte vau 0.55 meter iu deu loop maakt.
Iu eeu halveu meter maakt zij dus ééne draaiing eu iu
eeue secoude of op -100 meter afshiud 800 draaiingen om
zijue leugteas. De omvang vau den mantel is 3 centimeter,
dus elk punt vau deu mautel gaat in Vsoo seconde rond of
legt iu eene secoude 800 X 3 = 2400 centimeter afstaud
af, dat gelijk is aan 24 nieter.
De invloed van de rotatie openbaart zich op twee wij-
zen: 1" op den kogel zelf, eu 2® op de zachte deelen.
Op den ouveranderdeii kogel werkt de ceutrifugaalkracht
weinig. Veel daarentegen op deu omtrek van deu kogel
die zeer verwarmd of gcsniolteii is. Oni nu den druk te
nieten, dien eeu losliggend deeltje van wege de centrifugaal
v2
kracht oudei^gaat, hebbeu wij de formule r waarbjj v
T
de taugentiale snelheid van de oppervlakte van den ko-
gel, r do straal en g do zwaartekracht is. Voor het
cilindrische gedeelte van den Chassepotkogel is v = 24
nieter, de zwaartekracht g = 0.808 of bjjna tien meter,
en r = 0.005 nieter, derhalve is de druk
_ JLÜ = ^70003 ^
10 10
Nu is do druk van het losvliegend deeltje in radialo
richting 11520 maal sterker dan do druk, dien een derge-
Ijjk deeltje door zjjn eigen gewicht op eeue horizontaio
onderlaag zou uitoefenen. Dit is ccn iMjwjjs voor do kracht
dio do losgelaten looddeeltjes op do nabnrigo deelen uit-
oefenen, en zal wel van invloed zjjn op do gedaante der
wond.
Evenzoo komt Uu schop tegen Richter, die uiet gelooft
-ocr page 62-54
dat de wanden van een in weeke deelen geschoten wond-
kanaal van de rotatie van den kogel veel te lijden had-
den, daar de Chassepotkogel op 55 centimeter eenmaal
draait, en in een geschoten wondkanaal van 14 centime-
ter lengte slechts J/4 draaiing volbrengt.
Busch meent dat het hier meer desnelheid_vanrotatie
is die werkt dan de lengte, en omdat het bekend is dat
bij een snel ronddraaiend lichaam de omgevende deelen in
dé richting van den tangens worden voortgedreven, zoo
moet dit van invloed zijn op de omgevende zachte deelen.
Heeft de kogel eerst een been doorboord en is hy ge^j
dèformeerd, dan werken de hoekeu roteereud en nog meer
verscheurend op de zachte deelen.
HOOFDSTUK IIL
De proeven door mij genomen om de physische veran-
deringen van den kogel ixï leeren kennen, hadden plaats
met het Beaumout-geweer en de daarbij behoorende pa-
troon, het model dat voor het Nederlandsche Leger is
aangenomen, liet geweer is een achterlader, de loop heeft
eene lengte van 0,85 meter, de ziel is verdeeld is 8 ge-
lijke deelen, waarvan 1 trekken en 1 velden; de trekken
nniken eene recht.sche omwenteling op 0,75 meter, hebben
eene gelijkmatige diepte vau 0,3 millimeter, zijn recht-
hoekig afgerond eu even broed als de volden, zij geven
aan don kogel eeno schroefvormig draaiende beweging eu
bepalen hot kaliber van liet geweer, liet kaliber is 11
millimeter. De kogel nnuikt njoor dan eeno rotatie in don
loop eu behoeft hiervoor oono lengte van 0,75 motor. De
kogel wordt geperst ou hot soortelijk gewicht vau het
gebruikte lood is 11,3. Hjj is cylindrisch ovaal, aan do
voor/.jjdo afgeplat tot een middellijn van 1 millimeter.
Met cylindervormig achtoreindo heeft oj) z\\jnü huitonoppor-
vhikte oono ron<lgaando groef gevuld met wiw. Zjjn groot-
ste middellijn is 11,7 millimoter; zjjn gewicht 21,80 gram.
lijj is besloten in oono huls getrokken van messingplaat,
56
■nraarin in het midden van den bodem het roodkoperen
slaghoedje en plat aanbeeldje zijn geplaatst. De kruitla-
ding is van een gescheiden door een vilten schijfje en
vetprop, waarop de looden puntkogel vastzit, het gewicht
der scherpe patronen is 40 gram en de kruitlading be-
draagt 4,25 gram. De patroon van den Remniington-
karabijn, waarmede door my ook enkele proeven zijn
genomen, is van hetzelfde maaksel, doch verschilt alleen
in bnskruitlading. Deze lading bedraagt hier sleciits 3
gram. De aanvankelijke snelheid van den Beaumontkogel
was gemiddeld 391,5 nieter per secunde, volgens de proe-
ven genomen door den Kapitein der Artillerie van Pesch,
in den afgeloopen zomer, op de Koninklijke Militaire
Academie en welke proeven door mij werden bijgewoond.
De eerste proeven bestonden in het schieten met den
Beaumont-kogel op eeue dikke ijzeren schijf op circa 100
passen .afstand. Hierbij bleek dat de kogel op de schijf
aansloeg en hierop eeue als zilver glinsterende ster ach-
terliet, een indruk iu de schijf had gemaakt, en zelf uit-
eenspatteiul als eeu dun ])laatje, op eenigen afstand vau
de schijf werd teruggevonden, met dien vcrsbinde echter,
dat ontelbare stukjes van alle vorm en grootte, als ge-
smolten lood, voor, of op den rand der schijf terugspatten;
de grootste stukjes haddeu eeue zwaarte vau 225 eu 135
milligram. Ilct kristallijn uitstralen dat wij op de schjjf
vouden was ook volkomen luiuwezig op deu teruggevonden
kogel. Zoowel schjjf als kogel droegen de <luidclijkste
physische kenmerken, dat het lood bjj het aanslaan ge-
smolten was, en op de schjjf was bljjven kleven; de terug-
gevonden kogels luuldeu eene zwaarte van : « 2,(565 gram,
h 3,025 gram eu c 2,425 gram, en hadden dus aau gewicht
verloren, a 19,135 gram, b 18,775 gram en c 19,375 gram.
liet gedeelte lood dat verloren is gegaan, moet be-
-ocr page 65-57
schouwd worden als te zijn gesmolten door de warmte
die ontwikkeld werd door het aanslaan van den kogel op
de schijf, Avaarbij de voortstuwende kracht van den kogel
bij het ondervinden van Aveerstand, omgezet Averd in
Avarmte; Avant volgens de physische Avet is de kracht
waarmede de kogel aankomt gelijk aan den Aveerstand en
av\'ordt berekend uit de formule:
m t\'- p
Ir = - Avaar\\\'au: m =:
2
Stellen Avij uu hierbij: II\' gelijk de Aveerstaud; p gelijk
het gcAvicht des kogels = 21,8 gram; v gelijk de suelheid
Tan den kogel = 390 meter; »/ gelijk de versnelling der
ZAvaartekracht = 9,808, dan verkrygt men:
_ 0,0218X390\'-\' _ 0,0218 X 152100 _ 3315,7800
2X9,808 ~ ro.GlG 18,()1(>
= 169,08 Kilogrammeter.
Deelen Avij dit gctnl uu door het arbeidsaecpiivaleut van
eeno Avannte-eenhcid |calorie] dat is -125, hetwelk noodig
is om een kilogram water van O" tot 1" Celsius te ver-
hitten, <lan krijgen wjj: = 0,3978 wannte-eeniiedeu.
Daar men om te Avcten hoeveel warmte noodig is om
een kogel te doen smelten, het gewicht vau den kogel («) met
do soortelijke warmte (/») eu het aantal graden dat hot
smeltpunt a-an lood (c) aangeeft moet vermenigvuldigen;
zoo verkrijgt men 0,0218 X 0,03 X = <b209280
Avarmte-ccnhcid. Kr wordt dus 0,1885 warmto-eenhcid meer
ontwikkeld dan noodig is om deu kogel geheel tc doen
smelten, zoodat er altijd nog ecu gedeelte ongesmoltcn
overblijft, Avelke hoeveelheid warmte bcschouAvd kan worden
als zijndo verbruikt door verlies aan Avarmto-geleiding laugs
de schijf, aanuemcndo dat do kogel O" temporatuur bezat
58
bij bet verlaten van het geweer, iets waarop Avy later
terugkomen.
Dezelfde proeven werden herhaald met den kogel van
de Remmiugton karabijn, die dezelfde is als de Beaumont,
doch Avaarvan het verschil zoo als gezegd is bestaat in
verminderde kruitlading; dit verschil is 1,25 gram. Bij
de door mij eveneens bijgewoonde proeven werd eene ge-
middelde snelheid van 314 meter per secuude verkregen.
Toen deze kogel op circa GO pas op de ijzeren schijf werd
afgeschoten, verschilde het resultaat nog al met het vo-
rige, wel ontstond er een indruk op de plant, welke iu-
dnik zelfs dieper was dan die van den Beuimiontkogel,
doch de zilverwitte ster ontbrak volkomen. Dc kogel zelf
werd eveneens deform teruggevonden, doch hieraan was
den oorspronkelijken vorm duidelijker te herkennen, eveneens
splinterden cr fijne plaatjes en stukjes lood af, en het ge-
wicht van den teruggevonden kogel bedroeg bij a 2,075
b 2,1 G5 c 2,592 d 1,G35 gram. Het verlies aan lood va-
rieerde hierbij dus van 20,lG5\'tot 10,208 gram, cr was
minstens evenveel verlies als bjj de proef met liet Hcau-
niont-gewcer. Bjj deze proeven ontbraken echter de phy-
sische verschjjnselen van smelten, cn piwsen wjj op dezo
snelheid nu do vorige formule toe, dun krjjgon wjj weder:
ir - - i\'^J. _ X \'\'HJf _ 0,0218X0850r>
" 2 2g ~ 2X9;80\'8 ~ 19,010
2149 3928
== —jg-g-j-y—== 109,57 Kilogranimoter,
dat gedeeld in 425, zjjnde bot arheids-aeqnivalent van ééno
wnrmte-eenheid, gecfl: 0,2578 warmte-eenlicid. Nu hebben
wjj echter hiervoren gezien dat er Hlêcht« 0,209280 warmte-
cenheid iMUioodigd was om den kogel io doeu smelten,
z(M)dat hier feiteljjk nog O.01851 wannte-eenheid over
wns, hetgeen echter niet hot geval kan zjjn, dimr eeu
5Ó
gedeelte der warmte aan de schijf verloren gaat door ge-
leiding en een deel der kracht gebruikt wordt voor het
terugspringen der afgescheurde deeltjes.
Resumeeren wij nu datgene wat hiervoreu is omschre-
ven, dau blijkt ons ten duidelijkste;
1®. dat wanneer de in gebruik zijnde kogel uithetBeau-
raont-geweer afgevuurd wordt op ijzeren platen, zoodanig dat
de levende kracht waarmede hij aanslaat volkomen wordt op-
geheven, die levende kracht omgezet wordt in eene hoeveel-
heid warmte die voldoende wordt bevoudeii om den geheeleu
looden kogel te doen smelten, hetgeen dan ook voor het
grootste gedeelte geschiedt, en dat duidelyk merkbiuir is
uit de physische teekenen die zoowel sclijjf als kogel aan-
bieden. Daareuboven stemmen deze verschijnselen volkomen
overeen met hetgeen door andere .schrijvers, M ü h Ihausen,
Socin, Husch, en meer anderen werd l>cvonden en
be.sclirevcn, en leveren deze proeven het resultaat, dat
wanneer een kogel met eene snelheid van {]90 meter per
seconde het geweer verlaat, er nog smelten mogelijk is.
Deze proeven zijn dus in tegenspraak niet die aan do
ijzerfabriek vau Krupj) to Essen genomen, volgens welke
geen smolten moer mogelijk is wanneer do snelheid van
don kogel minder i« dan 100 motor per secondo;
2". flat de kogel afgeschoten uit den HommingtA)n-karabijn,
heh)>en»le eeno muivankolijke snelheid van IJl 1 meter per
seconde, bjj het aanslaan op oono ijzeren schjjf niet «molt.
Hiervmir pleiten 1", hot ontbreken der physischo verschijn-
selen zooals deze hiervoreu «imschroven zijn bjj hotaanslnan
^nn den Heaunumt-kogel nu^ 1100 motor snelheid; 2", het
\'»iivohl»)endo aantal warmto-oonheden dat volgens Iwroke-
onnuigelijk in staat kan worden geacht don kogel
do<>n nmeltiMi, te mwr daar wegens do geleiding van
het ijzer veel wannto verloren gnnt, cii tegoljjk eoiio zokoro
60.
hoeveelheid dezer warmte verbruikt wordt bij het maken
van deu indnik op het ijzer. Ditzelfde is reeds hiervoren
vermeld bij de proeven vau Bodij uski, die op steen en ijzer
schoot, en waarbij deze aangaf dat het lood dat op ijzer aan-
geslagen was eu geen smeltiugsverschijuselen had vertoond,
er had uitgezien als houtkrullen.
Eeue vraag rijst er echter op, eu wel: of bij deze be-
schouwing de drie andere factoren die deu kogel kuuuen
verwarmen, namelijk: 1". het in aanraking ziju vau den
kogel met het gas der ontploffende kruitlading, 2". de wrij-
ving vau den kogel iu deu geweerloop, en 3". de wrijving
vau deu kogel iu de lucht, buiten spel mogen gelaten wor-
deu, en die eeue temperatuur aau den kogel geven, die
door Bodij uski bij het Chassepot op 300", door Busch
op 100" en door Wahl op 70" wordt geschat. Volgens
mijne meeuing kan van die factoren bij het Beaumont-
geweer alleen in rekening komen, de warmte ontwikkeld
door de wrijving eu jiensing in deu loop vau het geweer,
aangezien de kogel uiet zooals bij het Cha.ssepot-geweer met
de temperatuur vau het ontploffende kruit iu aanraking is,
maar door eeu stukje vilt daarvan is gescheiden, even als
bij de Pruissi.sche vLangbley" zich ecu houten klo.sje tus.schen
den kogel eu het kruit bevindt. De wrijving door do
lucht wordt eveneens door bijna alle schrijvers buiten re-
kening gelaten, cn wel om reden deze factor voor allo
kogels gelijk, en vau weinig invloed is. Hoeveel lui het
aantal graden bedraagt, door de wrijving van den kogel
in don loop teruggebracht, is mij onbekend, maar aanne-
mende dat al de factoren te zamen bjj don Chassepot slechts
70 " of 100 " bedragen, zoo nu)et dit bij den Beauniout
kogel nog veel minder zjjn, eu iu elk geval is deze hoe-
veelheid warmte geenszins iu staat do temperatuur vau
deu kogel uit dc Ueuuuington-karabiju ecuc du,sdauigü
61
warmte te geven dat er smeltingsverscliijnselen bij liet
aanslaan op ijzer ontstaan, zooals hierboven reeds is mede-
gedeeld.
Tlienia trachtte ik den invloed van denzelfden Beaumont
kogel na te gaan bij het treffen van deelen vau het men-
sclielijk lichaam. Dit geschiedde op de schietbaan alhier
waartoe ik door de welwillendheid der kommauderende
officieren in de gelegenheid werd gesteld. De voorwerpen die
hiervoor gebniikt werden, waren dij-, ouder-, ojiper-
en voorarm-beenderen, alsmede schedels, allen nog voor-
zien van de bekleedende zachte deelen. De beenderen
werden opgehangen tegen planken, en de schedels werden
los in het zand vau den kogelvanger gezet. De verkregen
resultaten waren als volgt:
Oj) 25 pas afstand.
1". Op j) ij p been de ren.
De kogel trof aau de voor/jjdo de zachte deelen en ver-
oorzaakte fractiuir der (ilHda ongeveer op do helft vun
het been. Dit gaf eene rondo iugangsoi)ening met lange
uitgaugsopeuing vau circa 3 ii 4 centimeter.
Hij alle beenderen waarvan de tibia verbrijzeld werd,
vonden wij .slechts eenmaal eono lange ingangsojjcuing;
in alle andere gevallen eene ongelijke ingangsopening
vol beensplinters en verwoeste sjiiermassa; eeno uitgangs-
opening werd niet aangetrolhiu, wel vond mon aan de
achterzijde uitgebreide verschouring d(!r huid en zachte
deden dio als bezaaid waren met been- en houtsjdinters.
In de spiermassa zelf waren do hout.sjdiiders ingedrongen
en afgesprongen vau de achter het been geplaatste plank;
opmerkelijk waren de los, of alleen nog met het been-
vlies vastzittemle beensplinters, die als het ware van het
been wiiren afgelicht. In de meeste gevallen hadden deze
62
splinters eene grootte vau 1 a 2 □ centimeter, eu wer-
den zoo veel mogelijk verzameld. Slechts enkele splinters
haddeu grootere afmetingeu eu wel diegene, die ontstaan
waren van dat heen, hetwelk op ongeveer de helft getroffen
was eu aldaar eene schuinsche fractuur veroorzaakt had.
Hierbij ontbraken echter de verschijnselen vau zeer kleine
beeustukkeu, zooals bij de andere proeveu a. b. eu c.
wordt vermeld; het been was hier zeer hard eu bij het
prsepareereu er van bleek, dat het beenmerg week en
vloeibaar was eu pus eu vet bevatte. Het verlies vau been-
zelfstandigheid was hier ook veel meer dan bij de andere
beenderen. Dit been was afkomstig vau een zeer bejaard
man; de overige beenderen, die voor de proef gebruikt
ziju, wareu afkomstig van individuen op middelbaren
leeftijd, eu gaven bij de eeue proef o. waar de kogel
circa 5 centimeter onder de crista tibiae trof, totale vernieti-
ging van het been, over eene uitgebreidbeid vau G cen-
timeter aan de voorzijde, met zeer fijne beensplinters,
eu van 8 centimeter aan de ^achterzijde; in de zachte
deelen zaten alle fijne beensplinters ter grootte van een
speldenknop in oneindig groot aantal vast en waren
soms zelfs diep ingedrongen, bjrwijl dezo zelf uiteenge-
scheurd waren. (Plaat 1). Hij eone andere ])roef b. trof
de kogel het been op do helft en gaf verlies van zelf-
standigheid op dezelfde wijze als sid) a. en eveneens
indringen vau fijne l>eensplinters, echter waren
hier ook eenige grootere been.splinters, en het verlies in
de continuiteit bedroeg hier 8 a O centimeter. Bij de nog
volgemle j)roef r. werd het been op dezelfde ])laats ge-
troffen eu gaf hetzelfde ell\'ect als hier het laat,st werd
vermeld. (Plaat I).
Dijbeenderen in de diaphyso getroffen gaven eveneens fijne
beensplinters en enkele grootere .stukken, (Plaat H); op voor-
63
arm- en opperarmbeenderen (Plaat Y) verkreeg ik hetzelfde
effect met een groot verlies aan zelfstandigheid. De samen-
hang werd geheel verstoord, eu het been soms over eene
uitgestrektheid vau 7 centimeter vernietigd.
Waren de zachte deelen alleen geraakt dau was de in-
en uitgangsopeniug gelijk, en he.speurde men .aaii de uit-
gangsopeuiug alleen stervormige spleten. Bij al deze
proeven is het mij nooit gelukt den kogel in het zand
van den kogelvanger terug te vinden, redenen die mij
drougen hiervoor andere maatregelen te nemen, en waar-
voor ik toen het geschikste voiul de methode door B usch
aangewend to volgen, die deu kogel iu klei opving. Tk
herhaalde de proef eu plaatste het onderbeen voor eene
kist gevuld met vochtige klei. Hierbij vonden wij eeue
rondo iugaugsopeniug ter grootte van den kogel, met uit-
gebreide verbrijzeling vau hot scheenbeen in kleine doeltjes
eu met verscheuring der zachte doelen, waaraan kleine
beenstukkeu vastzaten eu dio daarin zelfs dioj) waren in-
gedrongen. v\\an de achterzijde vonden wij verscheuring
der zachto dcoleu met een langwerpige huidwoud van 8
ceutimotor; terwijl de kogel nog eenige decimeters die|>
in de klei was gedrongen eu hier eene kratervormige
rondo opening van 8 centimeter middellijn had gemaakt.
De wanden vau don krater waren bestrooid met lijne
beensi)lintoi-s, ook enkele gHnsterondo puntjes waren met
het bloote oog zichtbaar, echter duideljjker nu»t eene
loupe; deze werden nauwkeurig er uit genomen eu oj)
pajiior gelogd om mikroskopi.sch to worden onder/ocht.
Trof de kogel alleen do zachte doelen, dan was de uit-
en ingangsopening goljjk en out^stond or iu de klei eene
krat.<\'rv(jrmige opening, dio eeno doorsnede had van 12
centimeter in het begin, en 1 a 5 decimeter diep in de
klei .spits eindigde. Trof hjj alleen do libuln, dau was
64
de vernietiging veel geringer en de ingangsopening even
klein als bij bet treffen van zachte deelen, doch met grooter
nitgangsopening, terwijl de kegel in de klei kleiner was
dan hierboven is beschreven.
Op denzelfden afstand werd een dijbeen in het midden
aan de voorzijde getroffen (Plaat II). Het fractnreerde
met 3 losse beenstukken en gaf geen fijne beensplinters.
Voegde men deze stukken weder bijeen, dan zagen wij
aan de voorzijde eene ronde ing.ang.sopeuing, met een
defect in het been ter grootte van den kogel, welke ope-
ning in het beenmerg voerde, doch verder niet to volgen
was. Het been moet dus uiteen zijn gesprongen op het
oogenblik dat de kogel in de beenige mergholte aankwam,
aangezien het defect der uitgaugsopeniug hier ontbrak en
de kogel niet in het been was blijven steken, maar ge-
deformeerd in de klei werd teruggevonden. Deze beide
kogels, uit de klei gezocht, wogeu respectivelijk 10,868
gram en 6,870 gram, zoodat de eene 10,932 gram en de
andere 14,930 gram aan loodjuul verloren.
2" Op Schedels.
De schedel voor do j)roof gebruikt was bekleed met zachte
deelen; do kogel trof het voorhoofd en de schedelka|) vloog
uiteen eu .sloeg open evoji als de bladen vau een boek, de stuk-
ken van den beeiiigeu schedel zoowel als van do beklcedeude
zachte deelen en hersenzelfstandigheid vlogen over den ko-
gelvanger heen, txjr/.ijde eu terug; enkele stukk«!n werden
ruim 6 Meter zijwaarts van de\' schjjf aangotrolleu. De
ingaugsopening was duideljjk te herkennen boven den sinus
frontalis aan het voorhoofd, van hieruit ging de fractuur
gelijkelijk naar beide zijdou, de boveuoogkuilsche plaat
G5
was gefractureerd het aautal beeiistukken nienigvuhlig eu
verschillend vau grootte. Zij varieerden van 7 a 8 centimeter,
tot 1 a 2 □ decimeter. De basis cranii was gefractureerd, het
achterhoofd.sbeen langs de naden lo.sgesprongen, het been-
vlies losgescheurd van de beenderen, eu stukkeu vau het
behaarde gedeelte vau den schedel werden ter grootte vau
8 ii 10 □ centimeter gevonden achter den kogelvanger,
die eeue hoogte had van meer dau 4 meter; wel een be-
wijs voor de kracht waarmede eeu betrekkelijk licht voor-
werp in alle richtingen wordt weggeslingerd.
Op 15 pas.
Eeu schedel ontdaan vau zachte deelen en waaruit de
hersenmassa langs het groot achterhooAl.sgat en de oogen
was verwjjderd, werd uiet klei gevuld. Voor tien schedel
v.erd iu navolging van Husch, eeu vel wit papier ge-
hangen, terwjjl de aciiterzjjde legen de klei rustte. De
kogel trof het acht<Thoofdsbeeu ter zjjde vau de spina
occipitalis externa waar de ingaugsopening duidcljjk is
waar te nemen; de uitgang.-<opening is niet te bespeuren.
De .schedel sprong iu zeer veel stukkeu, eenigen er van
werden gevonden 5 meter ter rochterzjjde van de schjjf op
deuz(df«leu Ijjn, eeu ander .stuk il meter zjj-en 1 nu-ter ach-
terwaartss, terwjjl nog andere stukken oj) den gn)M«l v(\'rspri?id
lagen en de overigen door het i)erio.^tenm bjjeen werden ge-
houden (Plaat lil). De .stukkeu waren zeer diep iu de klei ge-
drongen. kogel werd gedeformeerd, doch nietop«lie wjjze
als b\'j (ïcne verbrjjzeling vau pjjpbcenderen het geval was,
daar de. vorm geniakkcijjk wiu< te herkennen, en in de klei te-
ruggevonden werd, waarin hjj eeu kleinen krater van circa 1
centinuder ingang.sopeniug had gcnuiakt. Zjjn gewicht be-
droeg 20,0ü3 gram; hjj had dus slccht,s 0,037 gram lood aan
06
gewicht verloren. De opeuiug in het papier was vau de
grootte van den kogel, doch opmerkelijk is het dat de
randen der opening straalsgewijze gespleten waren eu
hoedvorniig omgebogen stonden naar de zijde van de
ingangsopeniug.
Eeue tweede proef op een gewonen schedel trof ter
hoogte der .spina occipitalis externa, drong van hier
uit in den schedel, gaf hier eerst eene kleine opening
iu den huid, ou onder -de oogholte eene weinig grootere
uitgangsopeniug, doch verbrijzelde de bovenkaak tot fijne
beensplinters. De schedel fractureerde door het schedeldak
in verschillende richtiugen, de kogel werd iu de klei ge-
deformeerd teruggevonden, woog 16,360 gram eu had dus
5,44 gram lood aan gewicht verloreu.
■ Ten einde alle looddeeltjes die vau den kogel afgespron-
gen waren weder terug tc vinden, werd do gebruikte klei
waariu de kogels waren doorgedrongen en oj) verschillende
afstanden blijven steken, metwater uitgespoeld. Enkele .stuk-
jes lood werden op dio wijze teuuggevouden; het gewicht
daarvan venschilde vau 0,325 gram tot 0,060 gram, terwijl
anderen .slechts met eene loupe of door chemische reactiën
waren te. onderkennen. Deze zoowel als de min of meer
gedetormeerde kogels werden aan oon nauwkeurig onder-
zoek, met betrekking tot do vraag of er smelting van
lood had be.staan, onderworpeu. Op dezelfde wijze wer-
\'den de fijne glinsterende puntjes, <lie met eeno loupe in
de klei zichtbaar waren alleruauwkourig.st op lood
onderzocht, waarbjj mikro.skopisch bleek dat het ongeljjk
glinsterende stukjes waren mot ruwe oi)pervlakt<JU, onge-
lijke hoekeu eu randen, oven als do grootere stukken, die
nujt het hloote oog duideljjker waren t4j onderkenmin. Na
l)ehandeling met gedistilleerd wat^-r, eu na opgelo.st t.e
zyn in zuiver salpeterzuur, werden zjj aan do reactie met
G7
Jodetum Kalicnm eu Zwavelwaterstof oiulerworpeu, waarna
een duidelijk piwcipitaat van Joodlood en Zwavel lood werd
afgezet. Dat lood uiicroscopisch fijn verdeeld, iu de
Avanden van den krater, die door den kogel iu de klei
Avordt gevormd, Avas gevonden, Averd hierdoor boAvezen.
De grootere stukjes lood Averden aan een vergelijkend on-
derzoek met andere stukjes onderworpen, en Avel vergele-
ken met die, Avelke bij het aanslaan vau den Beaumont-
kogel op de ijzeren schijf Avaren ontstaan, en die duideiyk
alle physische verschijnselen van smelten droegen. Het
verschil daartusschen Avas: dat de looddeeltjes, die ont-
staan waren door het aanslaan op de ijzeren schijf
glinsterend Avai\'en, soms voorzien vau uitstralende voegen,
dik iu het midden en dun aan de uitloopende randen en
op het aanvoelen glad. Die vau de Kemmington-karabijn
op de ijzeren schijf Avareu teruggesj)rongen, Avareu doller,
ongelijker, hoekiger, vert^ioudeu geene glinsterende voegen,
eu stelden meer plaatjes van geijjke dikte voor van on-
elfenheden voorzien; de lood-IVagmenten die in de klei ge-
vonden Averden Avarcn meer i>lati4! plaatjes, hoekig, onge-
lijk, dof, op het aanvoelen ruw, en kwamen oogenschijn-
lijk het meest met die vau do het laat.st bcschreveue
overeen. Afgerondo lioeken of punten die op smeltiugs-
vormen iM\'rustten waren er niet aau to bcsp»!uren. Te gelijk
Averd najiwkeurig nagegaan in hoeverre het gevoelen van
Busch juist was, dat l)ij het schieten door een schedel
het lijn gesmolten lood als krnit.slijm tegen den binnen-
Avanil van «h\'u schedtd was gesprongen, of als zeer fijne
partikeltjes op het i>apier zat, «lat vo«»r «Ion schedel avus
gehangen. Kerst w«\'r«l getracht mot lensen, die sterk ver-
grootten, of «loor middel van h«jt mikr«).sk«»«»p looddeeltjes
te onderkennen, hetgeen ons niet gelukte; «laarua Averden
alle tijue zwarte puntjes die aan den binnenAvand van «len
G8
schedel zichtbaar waren niet een fijn beiteltje uitgebeiteld
eu cheniiscli onderzocht op lood; doch bij dit alles ont-
stond geen zweem van lood-reactie. Op dezelfde wijze
werd het papier chemisch eu microscopisch onderzocht eu
hierop was evenmin eeuig spoor vau lood te ouderkeuuen.
Op 100 pas.
De kogel, afgevuurd op deu met zachte deelen
bekleeden schedel, gaf bij de eerste proef eeu schamp-
schot op deu kruin, waarbij een stuk been verloreu ging
ter lengte van 8 en ter breedte vau 5 centimeter; van
hier uit liep naar beide zijden eeue gelijke fractuur door
de schedelbeeiidereu; de dura mater was ougeschoiideu,
terwijl de zachte deelen over dezelfde ruimte als het been
wareu vernietigd.
Ilij de tweede proef trof de kogel het boveiikaakbcen
onder de oogkuilsrand in den sinus niaxillaris, gaf hier
eene ongelijke vol beensplinters zittende ingangsopening
ter grootte van 2 centinieter, A\'erbrjjzelde de bovenkaak,
den opstijgenden tak der onderkaak, fractureerde de jnkboog
en het wandbeen in alle richtingen zonder het te door-
boren, en liet aan de achterzijde alleen eene uitgangsope-
ning in de zachte deelen zien, zoodat de kogel tusschen
huid eu been moet zjjn verloopen. (Plaat IV. 2.)
Hjj de derde proef trof de kogel alleen zachte deelen
en was de ingangsopening hjj de beide ])roeven klein, de
uitgangsopeuing was alleen klein in dat geval waar enkel
zachte deelen gel rollen waren, doch in dat geval waar
een s})linter van een been was afgesprongen was de uit-
gangsopeuing gro<it.
Hij dc vierde proef trof de kogel de tibia ongeveer oji
2 il II centimeter onder «le epijibysonlljn en bracht hier
een uitgebreid uiteenvliegen van het caput tibia teweeg.
69
(Plaat VI.) terwijl in de kniekuil alle zachte deelen
geheel uiteengerukt wareu. Kraakbeenoppervlakteu ter grootte
van eeu gulden wareu algeschcurd, de poreuse beeumassa
was geheel verbrijzeld eu naar alle kanten uiteeugespron-
geu over eeue uitgestrektheid van 7 centimeter.
Bij de vijfde proef trof de kogel het been op ougeveer
8 centimeter ouder de crista tibiae (plaat VI) en door-
boorde het been iu ccne richting van voren naar achte-
ren, schuins door het been heen, iets meer uaar de bin-
nenzijde. De ingaugsopening Avas hier duidelijk Avaar te
nemen, van hier uit fracturcerden de beenstukken, terwyl
aau de achterzijde geen opening bestond, nuuir het been
vernietigd Avas. De afgebroken stukjes waren van ver-
.schillende grootte, enkele A-an 3 ii 1 centimeter.
0|) circa lÜÜ pas.
Deze proeA\'cu hadden plaats langs de rivier de Vecht oiulcr
Muiden, waartoe ik door de welwillendheid der Otlicicreu
van de CJenie aldaar iu de gelegenheid was ge.steld. De
groote zwarigheid o^) dezen afstand was dat het voorwerp
tc klein Avas om door den schutter gezien te worden,
zoodat Avij de verschillende voorwcri»cn bijeen plaatsten
eu met ccnc witten doek bedekten, ten einde hem een
zichtbaar punt te kunnen aanbieden.
liet effect was als volgt:
<1. Ecu schedel werd getroficn juist ter hoogte der
spina occipitalis externa (Blaat IV, 1) waar zich eene
kleine ronde ingang.sopcning vertoonde,terwjjl de uitgaugs-
opening iu dfc zachte doelen, tor hoogte der linker glabella
frontjilis, eeno grootte had vau 1.5 centimeter mot ge.scheurdo
randen. Terstond trof jujj hierbjj do bjjzonderhcid, dat do
kogel «Ion .schedel niet moor uit elkander «leed spatten zoo-
70
als de vorige malen plaats vond, maar dat deze een ge-
heel bleef met groote nit- en kleine ingangsopening.
Hierna nam ik de zachte deelen weg en vond eene
ronde ingangsopeniug door het achterhoofdsbeen, corres-
pondeerende met die der zachte deelen, ter grootte van
1.3 centimeter, zoodat deze opeuing in het been eeue
kleinere middellijn had dan de kogel. Van hieruit ging
eene communitieve fractuur naar alle richtingen die den
schedel in 8 stukken fractureerde. De uitgangsopeniug
en het verlies van beenzelfstandigheid was ter grootte van
3,5 a 5 centimeter boven de buiten-ooghoek. De boven-
oogkuilsche plaat Avas niet gefractureerd. De galea apoueu-
rotica was verder niet belecdigd.
Plaat IV, 3. b. Een schedel werd getroHen ter hoogte vau
en rechts boven de spina occipitalis externa. De kogel veroor-
zaakte hier eene overlang.schc ingaugsopeuiug die hij de
uitwendige beenplaat lang was 7 centimeter eu bij de inwen-
dige 5 centimeter, breed vau boven 2 centimeter eu van
onderen 1,4 centimeter, en die o]) ü centimeter afstand hoo-
ger eeue uitgang-sopening voruule oj) den kruin van het
hoofd met eene hoekige ronde opening vau O centimeter
lengte en 3,5 centimeter breedte. Hierbij viel op te mer-
ken, dat de buitenste plaat der schcdelkap in ruimere mate
was vernietigd dau dc binnenste plaat, en dat dit hjj de in-
gangsopening 2 centimeter aan den bovenrand cn hjj dc uit-
gaugsopening 1 Ii 2 centimeter aan dezelfde zjjde verschilde.
c. Twee dijbeenderen werden in het midden getroden
eu gaven eene dn.sduuigo verbrijzeling, dat bjj het eene
12 losse beensplinters werden gevonden met totale op-
hefïing van de continuiteit, en bjj het andere een hjj na
gelijk getril losse stukken, waarvan enkelen eene lengte
hadden van 14 centimeter, (Plaat V).
De moeielijkheid om op dien afstand jui.st datgene te
-ocr page 79-71
treffen wat men wenschte, belette mij hij deze proeven
nog andere resultaten te verkrijgen, en moest ik mjj met
het verkregeue tevreden stellen, terwijl dezelfde zwarigheid
mij belette mijne proeveu op grootere afstanden te herhalen.
liij deze proeveu was ik gelukkiger dan de vorige kee-
ren althans wat het tcrugviudeu van dc kogels betrof.
Deze kogels werden grootendeels teruggevonden eu wel
in de volgende toestanden: zij die alleen zachte deelen
hadden getroffen, werden iu het zand teruggevonden hocd-
of liever paddestoelachtig vervormd wat de punt betrof,
terwijl het achterste gedeelte voor zoo ver het don vorm
aanging, onveranderd bleef. De kogels die beeiuleren ge-
troffen haddon, hadden allerlei vormen aangenoiucn, en een
dezer, waarvan men zeker was dat hij het been had ge-
raakt, omdat een stukje been vau 2 □ millimeter iu den
kogel als het ware vast zat ingeslagen, had 8.460 gram
aan lood verloren.
Hieruit bleek derhalve duidcljjk dat do weerstand, die
de kogel bjj het tretVen bad ondervonden, eeno warmte
er van had ontwikkeld, voldoende om aan bot lood eeno
dusdanige weekheid to geven, dat hot de fijne beensplin-
ters in zich kon opnemen, als waren zij er ingesmolten.
fiaan wij thans nog met een enkel woord over tot eene
beschouwing van de vorkrcgene resultaten, dan bljjkt ons
hieruit naar mjjne bescheiden nu-ening hct volgende:
1. Dat, wanneer do Hcaumontkogel op korten afstand
«)p eone jjzeren schjjf wordt afgeschoten, ile weerstand bjj
het aanslaan eeno dusdanige warmte »)ntwikkelt, dat verre
weg hot grootste gedeelte vau «len kogel smelt cn als
gesmolten l«)oddocltjes voor do schjjf wordt teniggevonden.
2. Dat, wanneer hetzelfde plaats hccll mot denzollUon
kogel, afgevuurd met «len Kemmingtoukarabjjn, niet eene
72
snelheid van 320 Meter in de secunde, er geen smelten
van het lood ontstaat, maar dit alleen zoo week wordt,
dat het zijne cohaesie verliest en iti grootere en kleinere
stukken wordt gescheideu, die vau de schijf terug-
springen.
3. Dat, wanneer de Beaumontkogel op korten afstaud
menschenbeendereu treft, deze hier eeue uitgebreide ver-
woesting veroorzaakt, overeenkomeiule met die welke wij
voor het Chassepot, Werder, Berdansche eu Ileur3--Mar-
tini-geweer bij andere Schrijvers vermeld vinden, eu dat
aan de werkiug vau explodcerende kogels doet denkeu.
4. Dat het effect der werking dezer Beaumoutkogels
;moet Avorden toegeschreven aau de groote aanvaiukelijke
snelheid en de middelpuntvliedende kracht door de rotatie
van den kogel verooraaakt, eu waarbij «le uiteeuvliegcnde
beensplinters eene niet onbelangrijke rol vervullen. Busch
meende dat bij den Chassepotkogel dit effect afhankelijk
was vau den zich ultsprei<lendeu kegel van fijn gesmolten
looddeeltjes, die bij het aansbvui van den kogel op het
been zouden ontstaan en in alle richtingen uiteeuvliegen;
ik beu deze meeuing uiet toegedaan.
5. Dat de kogel bij het doorboren van een been eeu
gedeelte vau zjju lood verliest, door dat dit <loor het
aanslaan mechanisch wordt afgescheurd bij vermimlerdc
cohaesie zijner looddeeltjes.
6. Dat het effect vau den kogel op het been niet altijd
hetzelfde is, cu behalve van de snelheid waarmede hij
treft nog afhankelijk is vau deii hoek van inval waar-
onder hij het been raakt Treft hjj het Iweu onder een
rechten hoek, dau dringt hjj door\' met zeer gering verlies
vau zelfstjuuligheid, doch treft hjj het onder een stompen
hoek, dan is dit verlies veel grooter doch het effect van
den kogel geringer.
73
7. üat het effect van den kogel op lange pijpbeenderen
volkomen overeenkomt met dat op schedels, hetzij deze
met hersen-massa of vochtige klei zijn gevuld. Tiet effect
er van ontstaat door dat de kogel iu de holte gekomen
zijne suelheid aau de nnissa mededeelt, eu dat do hierdoor
veroorzaakte verhoogde hydraulische druk in vereeui-
ging met de rotatorische werking het uiteenvliegen van
het been in grootere stukken veroorzaakt.
8. Dat het effect van den kogel op hard been verbrij-
zelend is en dat hoe grooter de kracht is waarmede hij
aau.slaat hoe fijner de beenstukken ziju, eu hoe meer om-
schreven de verbrijzeling.
9. Dat het effect van den kogel op het caiput tibiae
volkomen hetzelfde is als op het lichaam er vau.
10. Dat er in het ellect vau den kogel, wanneer deze
op 25 of op 100 pas wordt afgevuurd weinig vei-schil be-
staat, doch dat dit verschil op een afstand vau 100 i)as
duidelijker in het oog springt, en dat het effect vermin-
dert in rechte reden tot den afstand.
11. Dat uit ccn therapeutisch oogpunt be.schouwd deze
kogel, wanneer hjj een der beenderen treft o]) een afstand
binnen de 100 pas, eene verbrijzeling veroorzaakt die do
I)rinnnre ampidatio van het lid onvermijdelijk nniakt.
12. Dat deze kogel, wanneer hij alleen zachto deelen
treft, eene zeer kleine in- en uitgaugsopeniug veroorzaakt
met geringe verwoesting der zachte deelen.
13. Dat wanneer men bjj een der ledematen eeno kleine
ingangsopeniug van den kogel n>et groote uitgaugsopeuing
aantreft., men als zeker kan aannemen dat het daar tus-
schen liggende been is getroffen, en dat zich beensplinters
iu het wondkanaal bevinden.
11. Dat dezo kogel, wanneer hij op gemiddelden af-
stand liet lichaam treft, zelfs niet lui «lo doorboring
74
van een "been, daarin zal blijven steken tenzij op zeer
grooten afstand.
15. Dat de soude van Nélaton bij het zoeken naar
den kogel in het wondkanaal dikwijls tot vergissing
aanleiding zal geven, wegens de wrijving er van langs
de afgescheurde fijue looddeeltjes, die daarin hieven
kleven.
Al deze nieeningen hiervoreu vermeld, worden meen
ik voldoende verklaard uit de beschreven proeven en
de hierachter volgeude afbeeldingen. Alleen wenschte ik
hier nog bij te voegen als bewijs, dat de vernietiging van
het been afhankelijk is vau de aanvankelijke snelheid,
vau de rotatie van den kogel, cn vau de uiteenvliegeude
beenspliuters, dat reeds door de Minié-geweren zeer
groote beenverbrijzeling plaats had. Ook Neudörfer is
deze meening toegedaan, daar hij iu zijne oorlogs-chirur-
gie, bladz. 70 vermeldt, dat dc uit de corticaal zelfstandig-
heid gevormde splinters zelf als projectielen werken eu
de wanden van het woudkanaal, zoowel als het been zelf,
verder breken. Deze beensplinters ziju, zoo als bij de
proeven op 25 pas vermeld wordt en hierachter te zien
is, soms ter grootte van een si)eldenknop. Zij ontstaan
tengevolge vau do hevige .schudding waaraan de getrolfen
deelen de omgevende bcciuleeltjes hij het aanslaan vau
den kogel blootstellen, en die ze weder oiuniddelijk voort-
planten. Nu kunnen wegens volkomen gemis aan elasti-
citeit dozo deeltjes niet uitwijken ou worden daardoor
verbrijzeld, zoo als reeds zoo juist <loor Dr. Wahl is
beschreven, terwijl zij hierna iu allo richtingen nuit
kracht uiteenvliegen en de verwoesting veroorzaken. Zjj
ontvangen dezo kracht van de snolheid waarme<lo do ko-
gel aanslaat, terwijl de rotatie hierbij oono belangrijke
rol moet spelen, daar wjj weten, dat wanneer een li-
75
cbaam ruim 500 maal in eene seconde om zijne as
draait even als een kogel, de middenpuntvliedende
kracht vau deu omtrek vau deu cilinder zeer groot moet
zijn.
Deze kracht geloof ik als verklaring te moeten aannemen
voor het feit dat iu de klei zoo veel kleine eu groote
loodpartikeltjes zijn gevonden. Deze moeten öf van deu
kogel mechanisch ziju afgeschaafd toen hij de kratervor-
niige holte boorde, öf door de middenp«iutvHedeude kracht
van deu wai\'uieu kogel zijn afgevlogen, toen hij bij het ont-
moeten van den weerstand iu dc klei de cobaesie zjjuer
looddeeltjes verloor. Deze looddeeltjes zijn echter in eeu
te gering aantal in de verbrijzelde beenderen aanwezig,
dan dat hiervan dc verwoesteiule werking afhankelijk kan
zijn. Zij zijn in de verbrijzelde deelen luuiwelijks met ceue
loupe of het bloote oog tc bes))cureu. Als bewijs voor het
uiet gesnudteu zjjn vau die looddeeltjes, meen ik te kun-
nen aanvoeren het verschil, dat er bestaat tusschen die,
welke OJ» de ijzeren schjjf waren teruggeslagen cn deze,
hetgeen hiervoren reeds uitvoeriger is beschreven. Uit
physische wetten to berekenen hoeveel warmte de kogel
ontwikkelt bij het doorboren van een beoii, welke
warmte tot smelten van lood kan worden gebruikt, ge-
loof ik dat niet niogeljjk is, daar het niet bekoiul is hoe-
veel warmte er door geleiding verloren gaat bij het door-
boren der levende weefsels.
liet hewjjs voor het sub N". 7 vernjolde is te vinden,
in de zoo duidcljjk sprekende geljjke werking van deu
kogel op deu schedel, bjj de o]) 100 pas vermelde prooven,
waarbij men ecnc zeer «biidelijke ingangs-, doch geen uit-
gnngsoi>ouing bcsjuMirdeeu waarbjj de schedel in verschillende
richtingen fracturccrde, even als dit jilnat.s hnd hjj een schot
in het lichaam van het dijbeen, en bij een iu het cajint
76
tibiae, reeds hiervoren bescbreTen en bierachter op de
teekeningen te zien.
Voor de rotatorische werking in verband met den
zijdelingschen druk pleit het feit dat de uiteeuspringende
beenfragmenten van den schedel, zoowel achter- als zij-
en bovenwaarts uiteenvlogen, eu dat de opening in het
papier dat voor den .schedel hing straalsgewijze inge-
scheurde randen had, die kelkvormig waren omgebogen
naar de zijde van intreden van den kogel.
I.
In tegenstelling met linscli, meen ik dnt de beenver-
brijzeling door de liedendaagscbe jinntkogels veroorzaakt,
uiet vau bet smelteu van lood afbankeljjk is.
II.
Het uitdrukken vau de galblaas bjj icterus catnrrlialis
volgens de methode vaii G er hardt is af te keuren.
III.
Voor het verwjjdereu van purnleule exsudaleu uit de
jdeuraholte, venlieut eeue rninu! incisie, boven do aspiratie
met den toestel vau I)i<>ulafov de voork(!ur.
IV.
De meening vau Huhl, dat miliairtuberculose eeue spe-
cifieke iufcctieziekto is, steunt op goede grouden.
De iufectcereude osteomyelitis eu periostitis van Lücke,
kan als de primaire oorzaak van de hiermede gepaard
gaande typheuse koorts worden beschouwd.
VI.
Te recht noemt Cooper, de „hernia testis" van Cur-
ling ,/granular swelling."
VII.
Ten onrechte wordt door Pavy de vitale glycogenic
geloochend.
VIII.
De meening van liilrensprung is de meest aanne-
melijke, namelijk: dat eeu kind, waarvan de ouders oj) het
oogenblik der bevruchting niet geinfecteerd waren, uiet
geinfecteerd wordt, wanneer de moeder gedurende de
zwangerschap door algemeene syphilis wordt aangetast.
De infectie gaat niet door de wanden van het moeder-
lijke vaatstelsel op het foetale over.
IX.
De transfusio sanguinis bjj verbloeding, na geschoten
wonden te velde, is volgens mijne meening practisch
onuitvoerbaar.
X.
Resectio coxae kan bjj coxarthrocace alleen een gunstig
-ocr page 87-905
gevolg hebbeu, wauueer het iu het begiu vau het sup-
puratie tijdperk geschiedt.
XL
De extensieniethode niet kleefpleisterstrookeu aau de
ouderste ledemateu volgens Taylor, verdient de voorkeur
boven die van Crosby of Volk ma nu.
De bi*eukbaudeu vervaardigd volgens het stelsel vau
Chir. Schoevers zijn af te keuren.
XTIL
De bewering van II ey fel der, dat tenten geschikt ziju
zoowel de3 zomers, als des winters mits verwarmd, voor
de behandeling vau zieken deel ik niet.
Het pneunuitisch stelsel voor deu afvoer vau fuecaliëu
is het stelsel der toekomst.
Het leggen van draineerbuizeu door do vagina na ova-
riotomie, door Marion Sims aanbevolen, heeft geeu uut.
De ua de baring meest altijd voorkomende rilliug wordt
-ocr page 88-80
veroorzaakt door het plotsehug verliezen van een warmte
voortbrengend lichaam bij de uitdrijving vau het kind.
. De door Hüter aaugeradeu iujectiën met Sol. acid.
pheu3\'lic. 2\'\'/o bij fungeuse gewrichtsziekten, leiden tot
geen resultaat.
De lithotritie perineale von D o 1 b e a u verdient geeu
navolging.
XIX.
De wetenschappelijke -arts wordt door hospitaalkliniek,
de practische door polikliniek gevormd.
Jl
-ocr page 91-4
I |
J K - |
î | |
1 ^ ! |
V .1.,\'
-ocr page 92-âi;
— iJ
• r
■ : li-
. \'s»
4]
•f
•r
- ■•..V-CS1;\'
-f
\' t .
> - \'
I
i
.V
-ocr page 93- -ocr page 94- -ocr page 95-IV.
-ocr page 96-■
: ^
■ "j
.»J-. ■
m
I
-i
t. .
•Îî^i^jf:\';
mià.
-ocr page 97- -ocr page 98- -ocr page 99- -ocr page 100- -ocr page 101- -ocr page 102- -ocr page 103-