bijdrage
co^
. tot de f/
PERCUSSIELEER.
-ocr page 2-yl"
y
VV
■ I-* ■ ■ ■"
\'ü ■ \' -
-ocr page 3-ä
-ocr page 4- -ocr page 5-
1 | |
L\'Ï^ïi
■àt^A
m
.Mi-:
\'ii^iis.i
-ocr page 7-BIJDRAGE
/
tot de
PEROUSSIELEER.
-ocr page 8--- - • - - , ■
■
m
Y. • . . . ■ . ■ - , •
\'iT-
èmù..
\'S^i
TOT DE
TEB VERKRIJOINO VAN DEN GRAAD VAN
AAN DE HOOOESCHOOl TE UTRECHT,
RA UACHTIQINO TAN DKN (KCTOK MAOMiriCUS
QEVroON UOOOLEIRAAR IN DK TACULTEIT DER BESriEOEI.ENDE
nriJSBEOKERTB EN LETTKBF.N,
MET TOESTEMMING VAN DEN ACADEMISCHEN SENAAT
IN
volgens besluit der geneeskundige faculteit,
TE VERDEDIGEN
op Maandng deu SQiUn Juni 1876, des namiddag» l» 6 ur«n.
geboren te Kampen.
Ä__________
UTRECHT,
^-f^^^r^f/ j. PK KIIUYFF.
187«.
-ocr page 10-Stoom-Snelperadrttlc Tan ds flrma L. E. BOSCH en ZOON, te Utrecht.
-ocr page 11-Het oogenblik, waarop ik een onderwerp zou kiezen,
om daarover een dissertatie te vervaardigen, viel
samen met het oogenblik waarop Dr. Talma ,
twijfelende of alles in de pcrcnssieleer was opgehelderd,
besloot onderzoekingen in het werk te stellen, naar
de oorzaak van den percussietoon, zooals die bij den
normalen thorax gehoord wordt.
Het scheen toen wenschelijk to trachten, door proeven
de vraag oj) te lossen, of bij percussie aan den thorax
van den gezonden mensch, al of niot de lucht in
de longen als bet toongevend medium beschouwd
moet worden. Aan de ])roeven, die ter beantwoor-
ding van deze vraag moesten strekken, zijn nog eenige
andere aangeknoopt.
Het resultaat hiervan heb ik opgeschreven in dit
boekje.
Ik maak van deze gelegenheid gebruik, mijn meest
hartelijken dank te betuigen aan allen, die tot mijn
opleiding hebben bijgedragen. Bovendien is het mij
aangenaam, mijn erkentelijkheid te betuigen voor de
welwillendheid, waarmee de HoogGeleerde Loncq my
bij het vervaardigen van deze dissertatie geholpen heeft.
Sedort de percussie bij het ziekenonderzoek alge-
meen in gebruik is gekomen, hebben velen getracht
eono verklaring te geven van de oorznak der verschil-
lende porcuRsiegeluiden. Niemand evenwel heeft op
dit gebied zoozeer den boventoon gehad als Skoda. Hij
heeft het eerst orde gebracht in den chaos van ge-
luiden, die bjj het percuteeren der verschillende or-
ganen van den gezonden en van den zieken mensch
vernomen worden; en heeft de oorzaak van die ge-
luiden tot een enkel iiliysisch boginR(;l teruggebracht.
Zijne theorie komt hierop neer, dat iedere toon,
bij percussie van borst en buik verkregen, door de
daarin bevatte lucht wordt voortgebracht. Bovendien
2
geven been en kraakbeen een eigen toon, die even-
wel tegenover dien van de lucht bevattende organen
Aveinig of niet in aanmerking komt.
Voor den thorax is het de lucht, in de longen be-
vat, die in toongevende trilling zou geraken, opgewekt
door den percussiestoot.
Deze verklaring steunt echter niet op experimenten,
die bewijzen, dat de lucht in de long werkelijk iu
toongevende ti\'illingen geraakt, maar wordt aangeno-
men, omdat men een duidelijken toon lioort waar lucht
is, en een dof geluid waar deze ontbreekt. Dat men
uit het samengaan van deze twee omstandigheden
(liet aanwezig zijn van lucht en het hooren van toon)
niet mag besluiten tot een zoodanig verband als Skoda
aanneemt — zonder zulk een verband direct te be-
wijzen — is duidelijk. Het is dus in de eerste plaats
de vraag, of de luelit in de longen in zulk eene tril-
ling kan geraken door percussiestooten oj) den boist-
wand, dat deze trilling een geluid, een toon doet
hooren.
Worden de longen uit den tiiorax genomen en met
lucht gevuld, op de wijze zooals in het levende li-
chaam plmits liad, en kan die lucht niet in toonge-
vende trillingen geraken, dan kan het eveinnin in
vivo zoo zijn, daar nu de borstwand weggenomen is
en de stoot zich des te gemakkelijker aan do luclit
kan mededeelen. Omgekeerd: wanneer de lucht dan
wèl toongevend wordt, is het ook mogelijk, (h«t liet
in vivo gebeurt.
Blaast men eeno long op, drukt men een plessime-
m
i-i-.\',-.,
ter aan op dc pleura pulmonalis en percuteert men
daarop, dan hoort men een helderen, vollen toon.
Om nu uit te maken, of deze toon voortgebraclit
wordt door de lucht in deze long, maken wij gebruik-
van deze eigenschap der trillingen van gassen: dat
de voortplantingssnelheid van het geluid in omgekeerde
reden staat tot den vierkantswortel uit de dichtheid
van liet gas, waarin de geluidstrillingen plaats heb-
ben. Daar nu de voortplantingssnelheid de golflengte
der trillingen, en dus ook dc hoogte van den toon
bepaalt, zal men, wanneer men in een gas, dat ge-
ringer dichtheid heeft dan lucht, gcluidstrillingcn op-
wekt, een liooger toon vernemen dan waiuieer men
datzelfde op gelijke wijze doet in lucht; altijd in de
vooronderstelling dat deze bcitle gassen zich volkomen
in dezelfde omstandigheden bevinden.
^fen kan zich gemakkelijk overtuigen van de ver-
andering der toonshoogte bij het opwekken van toon-
gevende trillingen cei\'st in lucht en daarna in gaa van
mindere densiteit, oj) de volgende wijze. Men neemt
twee gclijk-gestemde kojieren resonatoren. Zijn bei-
den open cn met lucht gevuld, dan kloj)t men op
den wand van (hni eenen en boort zeer duidelijk den
zoogenaamdcn eigen loon van dezen rcsonalor. Houdt
men den anderen voor het oor, zoo verneemt men
lie versterking van (lez(Mi toon, de zoogemianide re-
sonatie. Nu vult men den eenen resonator met ge-
woon Hchtgiis en klopt; alsdan hoort nuMi een hoo-
geren loon dan van te voren, en deze toon wordt ook
niet versterkt door den tweeden resonator. Een bewijs
dus, dat de lucht en het lichtgas in dezen resonator
in toongevende trillingen geraken, en het hooger wor-
den van den toon, door percussie op den wand ver-
ki-egen, duidelijk voor den dag komt, wanneer een gas
van mindere densiteit in de plaats treedt van lucht.
Geraakt de lucht in de long dus ook in toongevende
trillingen bij percussie, dan moet men ook een hoo-
geren toon verkrijgen, wanneer men de lucht vervangt
door eeu gas van mindere densiteit. Om uit te ma-
ken, of dit werkelijk geschiedt, nemen wij volgende
proef.
Uit het lijk van een jong persoon worden gezonde
longen met de uiterste zorgvuldigheid, om ze niet te
kwetsen, uitgenomen en bij de bifurcatie van de tra-
chea gescheiden. Nadat ze beiden op dezelfde tafel
gelegd zijn, wordt in iederen hoofdbronchus één tak
van een Y vormige glazen buis stevig beve.stigd; aan de
vrij gebleven takken worden caoutchouc buizen vast-
gemaakt. Bij de eeno long wordt ééne buis in vei\'-
binding gebracht met een manometer, de andere met
de luchttronmiel van een Waldenburg\'s pneumatisch
apparaat. Rij de anden; long wordt ook ééne buis
met een manometer, de andere met <1(ï inwendige
holte van een sj)irometer van IfuTCiiiNSON verbonden.
Deze spirometei\' is weer verbonden met de ga.sleiding
van het vertrek, zóó dat zich <Ie i)innenruimte met
lichtgas kan vullen, en een(! kraan is op zoodanig«;
wijze aangebracht, dat, wanneer deze ruinïte gevuld
eu onder hoogeren druk gebracht is dan in de gas-
leiding heersclit, men het terugstroomen van het gas
kan beletten. Yóór dat de longen met deze toestellen
werden verbonden, waren ze samengevallen. Daarna
wordt aan de lucht uit het Waldenburg\'s apparaat
toegang verschaft tot de eene long, aan het lichtgas
uit den spirometer tot de andere.
De longen zetten zich uit, naarmate er lucht en
gas instroomt. Als er niets meer instroomt zonder de
lucht- en gashouders onder hoogeren druk te bren-
gen, worden daar gewichten op gezet, (na vooraf
het terugstroomen van het lichtgas uit den spirome-
ter in de gasleiding te hebben belet) en nu zetten
zich de longen uog meer uit, en de manometers wij-
zen den verhoogden druk aan, die daarbinnen heei-scht.
Door meer of minder gewichten te gebruiken wordt
de druk zoo geregeld, dat de gasvormige inhoud in
beide longen eene spanning van 12 ii 13 millimeters
kwik bezit. Hierop wordon allo toevoerbuizen afge-
sloten — alleen de connnunicatie met de manometers
blijft open — en, daar nergens lucht of gas ontsnapt,
blijven beide longen voortdurend in denzelfdcn toestand.
Een Plessimeter woi\'dt aangedrukt o[) verschillende
plaatsen van beide longen, cn liierop gepercuteerd.
Maar nu blijkt, dat op verschillende plekken van de-
zelfde long geheel verschillende toonen gehoord wor-
den, en wel een hooger toon, naarmate er zich een
dunner stuk long onder den plcssimeter bevindt. Ver-
gelijkt men nu den loon, verkregen door percussie
van een bcjiaald gedeelte van de luchthoudcnde long,
met dien, voortgebracht door percussie van een in
vorm en afmeting overeenkomstig gedeelte van do
gashoudende long, dan wordt de hoogte van deze
beide toonen wel gelijk bevonden; maar hieruit is
nog geen conclusie te trekken aangaande de rol, die
de gasvormige inhoud van deze beide longgedeelteu ,
bij het tot stand komen van den toon, speelt, daar
niet met zekerheid is uit te maken, of de physische
eigenschappen van het longweefsel op beide plaatsen
geheel overeenkomen. Een andere weg wordt dus
ingeslagen.
Wij zoeken op iedere long eeu plek, waar de per-
cussietoon dezelfde is als bij de andere. Wij verwij-
deren, bijvoorbeeld, het gas uit de eene en brengen
daar lucht voor in de plaats; dan moet een lager
toon gehoord worden bij deze long, ingeval de lucht
werkelijk in toongevende trilling geraakt; en wij zul-
len ons gemakkelijk van die verlaging van toon kun-
nen overtuigen, daar de andere long, die onver-
anderd is gebleven, ons denzelfden toon doet hooren
als zjj te voren gaf. Om het verschil nog duide-
lijker tc doen uitkomen, kan ook de luchHioudendc
long van liare lucht beroofd en met gius voorzien
worden, zoodat dan de eene long een veel lager loon
nioet geven dan de andere, wanneer namelijk de
gasvormige inhoud invloed heeft. Dit nu hebben wij
gedaan.
Het gelukte ons op beide longen zoodanige plek-
ken tc vinden. Do porcussietoon van de luchtiioudendo
en die van de gashoudende long waren daar gelijk,
volkomen geljjk, zoowel in timbre als in toonshoogte.
En deze plekken werden met inkt aangeduid. Daarop
werden de buizen afgenomen, zoodat lucht en licht-
gas ontsnapten.
De buis, die van de eene long naar het Waldenburg\'s
apparaat leidde, werd nu met den Spirometer in verband
gebracht, en omgekeerd die uit den spii-ometer naar
het Waldenburg\'s apparaat overgevoerd. De beide
gashouders werden op nieuw gevuld, en van hier-
uit ook de longen; zoodat de long, die tevoren lucht
bevatte, nu lichtgas ontving, cn die lichtgas had,
nu met lucht gevuld werd. De longen werden her-
haalde malen gevuld en weer leeg gemaakt, zoodat
ten slotte de omwisseling der beide gasvormige licha-
men volkomen was, hetgeen men door middel van
den reuk gemakkelijk herkennen kon. Do drukking
wordt in beide longen weer op 12 13 mm. kwik
gebracht en de met inkt gemerkte plekken worden
opgezocht. Op nieuw porcutccrende, blijkt ons, dat
dc toonen, die de beide plekken nu geven, gelijk
gebleven zijn.
Dat wc steeds zorgden met gelijke kracht te per-
cuteeren, en ons door dikwijls herhalen overtuigden
van dc juistheid der waarneming, spreekt van zelve.
Uit deze proef blijkt, dat het vervangen van lucht
door cen gas van mindere densiteit niet in stant
was om ccn j)crcus8ietüon to verhoogen. Daar nu allo
andere omstandigheden vóór en na hot omwisselen
der ga.ssen volkomen dezelfde zijn gebleven , kan het
gelijkblijvcn van den toon aan niets anders worden
toegeschreven dan aan het niet mcdetrillen van den
gasvormigen inhoud der longen, want — wij herha-
8
len het — ware deze in toongevende trilling geraakt,
dan zou na het omwisselen de lichtgashoudende long
een veel hoogeren toon hebben moeten geven dan
de luchthoudende.
Voor de uit het lijk genomen long is het dus be-
wezen , dat de lucht daarbinnen niet in toongevende
trilling geraakt bij percussie.
Hieruit volgt vanzelf, dat dit bij het levend individu
evenmin geschiedt; want, bij de voorstelling van
Skoda, (volgens welke de percussiestoot op den borst-
wand eenvoudig zou worden voortgeplant tot de lucht
in de longen en deze aan het trillen zou brengen)
is de borstwand slechts als eene verdikking van den
plessimeter te beschouwen; het zou dus eene onver-
schillige zaak zijn, of de borstwand al of niet de
long omgeeft.
Dit geldt evenzoo ten aanzien van die opvatting
waarbij de lucht in de long slechts\'toonversterkster zou
zijn, bij primaire trilling van den borstwand (Mazonn).
De lucht in de long geraakt dus niet in toongevende
trilling, wanneer op den borstwand gepercuteerd wordt.
Maar hoe men ook dergelijke trillingen in die lucht
zou willen opwekken — die lucht kan zelfs niet
toongevend worden.
Binnen het longweefsel is de lucht besloten in een
groot aantal blaasjes, dc alveoli.. Dc wanden van
deze alveoli zijn elastisch. Kan de lucht in een
elastisch vlies besloten in toongevende trilling geraken?
Om deze vraag te beantwoorden namen wij de vol-
gende proeven.
In de eerste proef namen wij twee caoutchouc
ballons, ieder raet een opening van circa 1| centi-
meter, beiden met een diameter van 5 K 6 centi-
meter, sloten ze door middel van dubbel doorboorde
caoutchouc stoppen, waarin bij beiden 2 glazen buizen
geplaatst werden, die even in de binuenruiinten uit-
staken. Aan deze buizen werden caoutchouc buizen
bevestigd, eeu vau welke bij iederen ballon naar een
manometer voerde; de andere werd bij den eenen
ballon in verbindiug gebracht raet een reservoir, dat
lichtgas bevatte, en wel op zoodanige wijze, dat een
verhoogde druk daarin gebracht kon worden, bij den
anderen met ccnc perspomp, die lucht aanvoerde.
Toen beide ballons door deze inricliting gevuld waren,
de eene met lichtgas, de andere met lucht — beide
onder eene spanning van 70 nnn. kwik — werden
ze gepercuteerd. Het verschil in toonshoogtc werd
opgeschreven. Daarna lieten wij de beide ga.ssen uit
de ballons ontsnappen, en nu werd dc orde omge-
keerd: lucht werd gevoerd in den eei\'st liclitgas be-
vattenden, en lichtgais in dien, welke aanvankelijk
met lucht gevuld was. Op nieuw percutcerendc,
nadat do 8i)anning op dezelfde hoogte als te voren
gebracht was, bleek het ons, dat hetzelfde verschil
in toonshoogtc gebleven was.
Op dezelfde gronden als in de j)roef met de opge-
blazen longen, maken wij hieruit op, dat dc gasvor-
mige inhoud der ballons niet in toongovendo trilling
is geraakt.
De tweede proef, die hetzelfde bewees, was nldus
-ocr page 22-10
ingericht : wij namen een caoutchouc ballon als in de
vorige proef, eveneens gesloten, en door middel van
eene buis in verband gebracht met een manometer;
door eene tweede met een klein perspompje. Hierdoor
Averd lucht in den ballon gedreven. Naarmate er
meer lucht in kwam, zette zich de ballon uit en de
druk, op den manometer af te lezen, steeg allengs.
Ondertusschcn werd steeds gepercuteerd op den wand
en, onder het toenemen van volumen en druk, bleef
de percussietoon van gelijke hoogte.
Maar, na het maximum van spanning bereikt te
hebben, kan nog lucht ingedreven worden; want de
uitrekbaarheid van den wand was grooter dan zijne
elasticiteit. Het volumen van de lucht nam dus toe,
terwijl de druk even groot bleef. Het percuteeren
werd intusschen voortgezet, en het bleek, dat van
het oogenblik af, waarop de maximale spanning be-
reikt was, de percussietoon liooger werd. Wel een
bewijs dus, dat dc lucht niet in toongevende trilling
geraakte, want, ware dat zoo, dan zou de toon
lager hebben moeten worden, daar het volumen toe-
nam en uit de geluidslecr bekend is: hoe grooter
vólumen, hoe lager toon. ]\\Iaar het kon zijn, dat
liet vlies dc lengte der golven in dc lucht bepaalde,
even als bij percussie vau een cylinder, aan \'t ééne
einde op(ui en aan het andere einde gesloten met een
gespannen vlies, de toonshoogte niet alleen bepaald
wordt door do lengte der luchtkolom, maar ook zich
regelt naar den trillingsvorm van het vlies, zij het ook
dat WiNTRicii ongelijk heeft, als hij beweert, dat do
11
toonshoogte bij dit experiment dezelfde is als die van
het gepercuteerde vrije vlies. Hetzelfde bleek echter,
toen op nog andere wijze dan door percuteeren getracht
werd de lucht binnen den ballon in trilliug te bren-
gen; namelijk door met tusschenpoozen telkens eene
zekere hoeveelheid lucht intepersen en het geluid, dat
deze instroomende lucht veroorzaakte, waar te nemen.
Zoolang de druk nog steeg, bleef de toonshoogte van
dat geruiscli gelijk; na \'tbereiken van de maxi-
male spanning, gaf het instroomen van iedere nieuwe
hoeveelheid lucht een hoogeren toon. Had hier nu
résonance plaats van het geruiscli aan de invloeijings-
opening ontstaan, dan zou deze toon lager hebben
moeten worden, daar nu het nanzetstuk, de ballon,
(om het met eene orgelpijj) to vergelijken) grooter
werd bij iedere nieuwe hoeveelheid lucht.
Het blijkt dus, dat in een elastisch gospanneii vlies de
lucht noch direct in toongevende trilling gebracht worden
kan, noch ri^sonance daarin kan plaats hebben; met
andere woorden, geen staande golf kan gevormd wor-
den. Hetzij nu, dat men dit toepasse oj) do lucht
in ieder longblaasje afzonderlijk, hetzij men do wan-
den der alveoli wegdenke, do lucht in de long als
een geheel beschouwe, en op deze massa het nu ge-
vondene toejiasse: het resultaat blijft steeds, dat de
lucht, in dc long bevat, niet toongevend kan
worden.
Tets anders is natuurlijk het geval met de trachea
en de groote bronchi. ninnen deze kan do lucht in
toongevende trilling geraken, want men hceft ccne
V;
-ocr page 24-12
ruimte, door gladde, stijve, het geluid reflecteerende
wanden begrensd. Door het hooger worden van den
I percussietoon bij het openen van den mond is liet
: duidelijk, dat hier, evenals bij eene orgelpijp, een
il\'; I shaande golf gevormd wordt.
Maar wat is dan het toongevend medium bij per-
cussie op de overige plaatsen van den thorax? Daar
w4j de lucht in de longen moeten uitsluiten, blijft
niets over dan de borstwand of het longweefsel.
Reeds Williams heeft aan den borstwand het
vermogen toegekend toongevend te worden, wanneer
hij door percussie in trilling gebracht wordt. Later
hebben Mazonn en Hoppe dit denkbeeld uitge-
werkt en getracht de juistheid experimenteel te be-
wijzen.
Wij moeten dus eerst zien, of de thoraxwand,
gebracht onder de condities, waarin hij in vivo ver-
keert , alleen in staat is bij percussie een toon
voort te brengen, zooals in vivo gehoord wordt.
De borstwand moet dus zooveel mogelijk in zijn
geheel gelaten, de borstholte opgevuld woi den met
een weefsel, waarvan vooraf is aangetoond, dat het
niet toongevend kan zijn; en aan de binnenzijde van
den borstwand moet een druk heerschen, die geringer
is dan aan de buitenzijde. Wanneer dan bij per-
cussie blijkt, dat een normale toon kan ontstaan, is
bewezen, dat de borstwand alleen voldoende is, om
den percussietoon van den thorax in het levende
lichaam te verklaren.
Om deze voorwaarden tc vervullen, hebben wij bij
ui
n
13
een lijk, waarbij aan beide thoraxhelften een volle,
niet-tympanitische percussietoon gehoord werd, eene
incisie gemaakt tusschen de 3« en 4® rib links, iu
de voorste axillair lijn, evenwijdig aan de ribben en
ter lengte van ongeveer 4 centimeter. Deze incisie
ging door de huid en intercostaalspieren tot op de
pleura costalis. Deze werd voorzichtig ingesneden —
om de pleura pulmonalis niet te kwetsen — en men
zag door de opening de long samenvallen. Nu was
de eene helft viui den thorax gi\'ootendeels met lucht
gevuld, want de samengevallen long was klein, in
betrekking tot de ruimte waarin zij lag, en bedekte
slechts den achterwand (het cadaver lag op den rug).
Den borstwand aan de linkerzijde percuteerende,
hoorden wij een vollen zeer tympanitischen toon, die
blijkbaar voortgebracht werd door de gi\'oote ma.ssa
lucht daarbinnen, want de toon werd lager, wanneer
men de gemaakte opening door samenhouden van de
wondranden sloot.
Om nu deze lucht do gelegenheid te benemen om
toongevend te worden, brachten wij door de opening
stukken spons, totdat de ruimte voldoende scheen oj)-
gevuld te zijn. De percussietoon op den borstwand
bleek nog verschil in toonshoogte oj) te lcver(?n,
wanneer de oi)ening afwisselend bedekt werd en vrij
gelaten, een bewijs, dat er nog tusschenruimten waren,
die met de opening communiceerden. Opnieuw werden
sponsen binnengebraciit, en wel zoo lang, totdat de
percussietoon niet lager werd bij sluiting van de
wond en men zich door bet gevoel kon overtuigen, dat
14
deze thoraxhelft opgevuld was; evenwel niet zoo vast
opeengepakt, dat de sponsenmassa als een vast lichaam
de trilling van den borstwand zou kunnen belemmeren.
Nog steeds werd een volle tympanitische toou ver-
nomen bij percussie, die onafhankelijk bleef van de
opening of sluiting van de wond.
Nog dient gezegd te worden, dat wij ons van te
voren overtuigden, dat de sponsen op zich zelve geen
toon gaven bij percussie; want, toen wij op een enkele
spons, die op de tafel lag, een plessimeter i)laatsteu
en hierop percuteerden, hoorden wij een matten toon,
gelijk aan dien, welken men verkrijgt bij percussie
van eene solide, weeke massa.
Om nu ook binnen de thoraxholte een negatieven
druk aan te brengen, werd eene Y-vormige buis op
zoodanige wijze in de gemaakte opening geplaatst,
dat het ééne eind binnen dc borstholte stak, en de
beide andere einden vrij naar buiten kwamen. Door
middel van suturen door de wondranden, gelukte het
de buis hermetisch sluitend to bevestigen. Aan de
vrije einden werd ter eene zijde een manometer, ter
andere een luchtpomp bevestigd; door deze laatste
konden wij de lucht uit do thoraxholte voor een deel
verwijderen. Nadat do druk binnen aanmerkelijk
geringer was dan buiten, den borstwand percutee-
rende, kregen wij een vollen, niet-tympanitischen
toon, die geheel overeenstemde mot: den percu.ssietoon,
zooals hij bij het lev(;n(lo individu in normale om-
standigheden gehoord wordt.
In dit geval was geeu ander lichaam tot toon-
-ocr page 27-15
gevende trilling in staat dan de borstwand. Het blijkt
dus, dat deze alleen voldoende is, om den normalen
percussietoon te geven.
Drukking op den borstwand dempt den toon vol-
komen, als maar de drukking op eene groote uitge-
strektheid rondom den plessimeter wordt aangebracht;
de voortleiding van den percussiestoot, de elasticiteit
der gepercuteerde plaatsen, wordt hierdoor volstrekt
niet veranderd. Dit bleek, toen wij bij een gezond
persoon percuteerden op den borstwand in de axillairlijn,
terwijl de thorax afwisselend met beide handen zoo
sterk mogelijk van voren cn achteren gecomprimeerd
werd, en dan weder alle drukking werd nagelaten.
Bij de comi)resaie was do percussietoon geheel mat,
overeenkomende met de zoogenaamde levcrdempiiig,
bij het loslaten wa.s de toon vol, niet tympanitisch,
evenals bij een gezond individu gewoonijjk wordt
waargenomen.
Dit schijnt aan te duiden, dat ook het longweefsel
geen deel heeft aan het veroorzaken van den norma-
len i)ercussictoon; want, trilde dit, dan zou bij de
com}>re8sie van buiten stellig niet een zoo nuitte toon
worden gehoord. In ieder geval is bet duidelijk, dat
men behalve den borstwand geen ander lichaam te
hulp beiioeft te roepen ter verklaring van het ontstaan
van den toon.
Laat ons nu nagaan, in hoeverre de biervoren ont-
wikkelde meening overeenkomt met, of afwijkt van
16
de wijze van beschouwing van eenige der voornaamste
schrijvers, die eene theorie over het ontstaan van den
normalen percussietoon hebben gegeven.
In de eerste plaats, w\\at zegt Skoda?
In zijne „Abhandlung über Perkussion und Aus-
cultation," (6\' uitgaaf, blz. 6) stelt hij voorop: „Alle
„fleischigen, nicht lufthaltigen organischen Theile —
„gespannte Membranen und Fäden abgerechnet —
„so wie Flüs.sigkeiten, geben einen ganz dumpfen und
„leeren, kaum wahrnehmbaren Perkussionschall, deu
„man sich durch Anklopfen an den Schenkel ver-
„sinnlichen kann."
Dit wordt gedemonstreerd door percussie van ver-
schillende , geen lucht bevattende organen, die uit
het lijk genomen zijn.
Verder: „Nur die Knochen und Knorpel geben beim
„unmittelbaren Anschlagen einen eigenthümlichen
„Schall",
En daarop: „Aus diesen beiden angeführten Sätzen
„folgt: Jeder Schall, den man durch Perkutiren des
„Thorax oder des Bauches erhält und der von dem
„Schalle des Schenkels oder eines Knochens abweicht,
.„rührt von Luft oder Gas in d(;r Brust-oder Bauch-
„hühle her."
Wat den toon betreft, dien men bij i)ercussie van
de buikholte verkrijgt, hierover zal ik later nog spre-
ken, en dan gelegenheid hebben op dit gedeelte der
uitspraak van Skoda terug te komen. Het is ons
nu alleen om d(;n tiiorax bij een gezond indivitlu te
doen.
17
Er worden in de aangehaalde woorden twee feiten
vermeld: vooreerst, dat geen lucht bevattende orga-
nen een matten, nauwelijks waarneembaren toon ge-
ven, en ten tweede, dat been en kraakbeen een eigen-
aardigen toon geven. Daaruit wordt besloten, dat
iedere toon, bij percussie van den thorax verkregen,
die niet mat is, en die niet gelijkt op den toon, dien
men door direct te kloppen op been of kraakbeen
hoort, door de lucht binnen den thorax veroorzaakt
wordt. Daar nu de percussietoon van den thorax van
een gezond individu niet mat, en ook een geheel an-
der geluid is dan hetgeen men verkrijgt door. op een
enkel been of kraakbeen te kloppen, is het duidelijk,
dat Skoda bedoelt, dat de percussietoon aan een nor-
malen levenden thorax verkregen, voortgebracht wordt
door toongeveiule trillingen van de lucht binnen de
longen.
Hij kent aan de lucht in de longen alleen toon-
gevend vermogen toe, en sluit andere lichamen (tho-
raxwand en longweefsel) uit, en zulks op grond hier-
van, dat die andere lichamen oj) zich zelve geen toon
geven bij percussie, en ei\' nu niets anders overblijft
dan de lucht.
Dat deze redeneering in physisch opzicht niet juist
is, wil ik door oen voorbeeld trachten duidelijk te
maken.
Wanneer eene orgoli)iji) met tongwerktuig wordt
aangeblazen, hoort men een krachtigen toon. Wan-
neer men nu plotseling het tongwerk er uit kon ne-
men, dan zou onmiddellijk de toon ophouden; word
18
het er weder ingeplaatst, dan zou de toon weder te
voorschijn komen. Iemand, die niet w^ist, dat er in
de lucht van de orgelpijp een staande golf gevormd
werd, en deze de oorzaak van den gehoorden toon
was , zou, bemerkende , dat de toon verdween met
het tongwerk, en weder te voorschijn kwam, zoodra
dit ingezet werd, al spoedig tot de conclusie kunnen
komen, dat de tong eigenlijk het toongevende lichaam
was, en niet inzien, dat de beweging van deze slechts
de aanleiding was tot de trilhng van de lucht in de
orgelpijp.
Evenzoo gaat het met Skoda\'s conclusie. Want,
al is het waar dat luchthoudcnde organen een hel-
deren, vollen percussietoon geven, zoo volgt daaruit
nog niet, dat de lucht zelve den toon geeft; het is
toch evengoed mogelijk, dat de aanwezigheid van
lucht slechts eene conditie vervult, waaronder andere
lichamen in staat gesteld worden toongevend te
trillen.
In ieder geval is Skoda\'s redeneering onjuist, om-
dat er niet altijd causaalverband bestaat tusschen twee
verschijnselen, die tc samen voorkonum. Maar ook
is liem, in dezen, gebrek aan pliysische mei bode te
verwijten, diuir liet niet aangaat eene dergelijke uit-
spraak te doen, als bij doet, zonder deugdelijke ex-
p(»rimenten; en biervan is bij hem geen spoor.
Het blijkt, dat de meening, gegrond op de expe-
rimenten, di(! in het eerste gedeelte van dit geschrift
zijn vermeld, geheel tegenover die van Skoda staat.
Terwijl hij de oorzaak van den p(?rcussietoon aan
-ocr page 31-19
den thorax van een gezond mensch uitsluitend aan
de lucht in de long toeschrijft, meenen wij temogen
aannemen, dat deze lucht volstrekt niet toongevend
is, ja zelfs niet kan zijn.
Om nu Skoda\'s meening betrekkelijk het toonge-
vend vermogen van den borstwand te doen kennen,
wil ik zijne ojipositie tegen de voorstanders hiervan
aanhalen.
Tn hetzelfde werk, in \'t hoofdstuk getiteld „Kri-
„tische Bemerkungen zu den neueren Arbeiten über
„Perkussion," vermeldt Skoda de theorie door Willi-
ams het eerst gegeven, door Mazonn en door Hoppe
uitgewerkt. Tegen Mazonn, die wel aan den horst-
wand toongevend verniogen toekent, maar ook mede-
klinken (consonanz) van do lucht in de longen aan-
neemt, en aan dit inedeklinken een gedeelte van het
percussiegeluid toeschrijft, voert hij aan, dat <lit
niedi\'klinken niet bestaat, en staaft dit door exjxn-i-
menten. Daar dit evenwel een onderdeel van do quaes-
tie is, k(mit liet mij overbodig voor dezo bewijzen
aan to halen.
willla.ms vermeldt hij wel, numr kritiseert hij niet.
Wat Iloi\'ph betreft, geeft hij een kort overzicht van
diens leer, en zegt daarvan alleen dit: „in dem frü-
„her vorgetragenen ist meine Ansieht gegen diese
„mein* aus vereinzelten jjliysikaliselien \'i\'heoreiiu> ab-
„strahirto einseitige Theorie ausgesprochen." Men vindt
deze „Ansieht" in zijne wederlegging van Mazonn.
Hierbij heeft hij door percussie boven luehthoudende
vaten, daarna boven de luehthoudende maag en dar-
20
men bewezen, dat de lucht daarbinnen toongevend
is, en de vorm en afmeting van den plessimeter tot
den gehoorden toon niets afdoet; hierop neemt hij
voor plessimeter stukken borstwand, waarby hetzelfde
natuurlijk geldt. Daarop volgt: „Nicht anders verhält
„es sich mit der Brustwand, wenn man mit derselben
„ebenso und unter denselben Bedingungen wie mit
„dem Plessimeter verfiihrt, d. h. sie wird beim Per-
„kutiren über den lufthältigen Magen oder über der
„lufthaltigen Lunge gerade einen solchen in seiner
„Höhe unveränderlichen Schall geben, es mag die
„Grösse oder Figur des hiezu ausgeschnittenen Stückes
„der Brustwand noch so verschieden sein, man möge
„dasselbe nach Belieben einklemmen oder Spannen,
„kurz: Die beim Perkutiren des Stückes der Brust-
„wand in der Luft der Lunge entstandene Schall ver-
„stUrkt nicht den Schall der Brustwand, er ist nicht
„durch Konsonanz zu stände gekommen. Dana aber
y^die Brusiwand als Ganzes sich nicht anders ver-
y,halte, als ein Stück derselben, geht aus dem Un-
j^stande hervor, das die Brustwand nicht ah ganzes
^schallt:\'
Even als in den aanvang aan de lucht in de lon-
gen de rol van toongevend medium wordt toegekend,
wordt nu dezelfde rol aan den borstwand ontzegd
zonder eigenlijk bewijs.
Wanneer een man van zoo \'uitstekende verdiensten
als Skoda , die ons op de meest heldere en eenvou-
dige wijze de beteekenis der percussieverschijnselen
aanwijst, en, om zoo te zeggen, aan de geheele we-
21
reld geleerd heeft de percussie op hare rechte waarde
te schatten, eene dergelyke verklaring geeft van het
ontstaan van den normalen percussietoon, dan is
men licht geneigd deze aan te nemen, vertrouwende
op zijne autoriteit.
Maar, wanneer nu experimenten de zaak in een
ander daglicht plaatsen, en het bewijs leveren, dat
de lucht binnen de long niet in "toongevende trilling
geraakt, dan zijn wij gerechtigd aan te nemen, dat
zijne verklaring ongegrond is.
Nu bovendien blijkt, dat de borstwand op zich zelf
in staat is den normalen percussietoon te doen hooren,
moeten wij het er ook voor houden, dat Skoda\'8 oppo-
sitie tegen Hoppe, en de andere voorstanders der
trilling van den borstwand, alleen daaraan haar be-
staan te danken heeft, dat hunne leer in strijd is
met zijne eenmaal opgevatte meening, dat slechts de
lucht in de longen toon geeft.
In sommige opzichten overeenkomende met de leer
van Skoda , in andere daarvan afwijkende is die van
Wintrich. Deze schrijver kent ook aan het long-
weefsel eene rol too in het tot stand brengen van den
normalen percussietoon aan den thorax, en daarom
is het van belang zijne verklaring van het ontstaan
van dezen toon na te gaan, en met het door ons
gevondene te vergelijken.
Wintrich schijnt geheel in te stemmen met Sko-
da\'s verklaring van hot ontstaan van den percussietoon
aan den thorax in de lucht van do longen; dit mag
men althans opmaken uit hetgeen hij in het be-
22
gin van zijn „Krankheiten der Respirationsorgane"
(afdeeling Perkussion) zegt: „Ich unterschreibe Wort
für Wort was Skoda sagt" — daarop volgt de aan-
haling van de woorden uit diens „Abhandlung über
Perkussion und Auscultation," die ik opblz. 13 geci-
teerd heb.
Hieruit schijnt te blijken, dat Wintrich , even als
Skoda , den gasvormigen inhoud van de borstholte als
het toongevend medium beschouwt.
Een geheel anderen indruk verkrijgt men van zijne
inzichten op andere plaatsen in hetzelfde werk. Wan-
neer men namelijk zijne verklaring van den niet tym-
panitischen toon leest, treft het, dat hij ook aan
trilling van den borstwand, en iets later ook aan die
van het longweefsel het veroorzaken van het percussie-
geluid bij eeu gezonden thorax toeschrijft.
Om den niet-tympanitischen toon te verklaren,
zegt hij, is het noodig, dat de borstwand aan weers-
zijden aan ongelijken druk is blootgesteld, daar in
dat geval de trillingen van dezen wand onregelmatig
zijn. Om een tympanitischen toon voort te brengen,
moet daarentegen de druk vau biinien gelijk zijn aan
dien van buiten. In dit laatste geval zijn dc trillin-
gen regelmatiger en veroorzaken dus een geluid, dat
meer op eeu zuiveren toon gelijkt. Het is duidelijk,
dat Wintrich aan den borstwand toongevend vermogen
in vivo toeschrijft, blijkens deze woorden:
„Percutire ich den Hrustka.sten eines Menschen an
„irgend einer Stelle, unter welcher sich unmittelbar
„eine gesunde Lunge befindet, so höre ich bei der
23
„stärksten In- und Exspiration einen nicht-tympaniti-
„sehen Perkussionschall. Ganz natürlich, denn die
„Wandungen sind und bleiben wähi-end beider Respi-
„rationsacte im Zustande ungleicher Schwingungs-
„fcähigkeit. Der Druck der äusseren Atmosphäre ist auf
„die ganze äussere Oberfläche des Brustkastens stärker
„als nach innen; denn innen est er gleich dem aüsseren
„Lufdi\'ucke minus der Contractilität der Lunge. Je
„contractionsfäliiger daher die Lunge und je weniger
„accommodationsfäliig die Thoraxwand, um so nicht-
„tympanitischer muss der Schall werden."
Dit stelt dus voorop, dat de thoraxwand toon-
gevend is; maar hetgeen onmiddellijk hierop volgt,
is niet zeer duidelijk: „Ward deshalb der Raum der
„Lunge durch luftleere Stoffe, Infiltrate, Flüssigkeiten
„in den Pleurasäcken etc. so ausgefüllt, wie er durch
„Luft ausgefüllt worden wäre bei tiefer Inspiration,
„so ist um so mehr Gelegenheit gegeben, dass die
„nnchbarliclie Lungenpartio sich bis zur Gleichge-
„wichtslnge des äusseren und inneren Luftdruckes
„contrahiren kann, also der innere Luftdruck gleich
„wird dem äusseren, aber nicht mehr minus der
„Contraction der Lunge, und dann ist der Schall eben
„tympanitiscli." Onder de uitdrukking „der Raum
der Lunge" schijnt men te moeten vei^staan dat ge-
deelte van de borstholte, dnt in normalen toestand
door de uitgezette long wordt gevuld, blijkens de uit-
drukking: „Wie er durch Luft ausgefüllt worden wäre
„bei tiefer Inspiration." Maar het is nict duidelijk, wan-
neer dc lucht uit een stuk long verdreven wordt door
24
infiltraat binnen de long, hoe dit invloed kan hebben
op een daarnaast gelegen gezond stuk der long. Alleen
bij compressie van dat stuk long door eene vochtmassa
in de pleuraholte kan het daarboven of daarnevens
gelegen gedeelte van de long ook worden samenge-
drukt ; van contractie kan in ieder geval geen sprake zijn.
Waarschijnlijk wordt dus eene dergelijke compressie
bedoeld om het ontstaan van den tympanitischen toon
te verklaren. Want hoe is het anders mogelijk, dat
contractie van een stuk long aanleiding zou geven tot
verhoog ing van den intrathoracischen druk (want deze
wordt blijkbaar bedoeld met de uitdrukking: „innere
Luftdruck")?
Eenige regels verder wordt de voornaamste rol bij
het tot stand komen van den normalen percussietoon
aan het longweefsel toegekend. Wintrich zegt na-
melijk: „Jedoch bestimmt die Unregelmässigkeit der
„Thoraxschwingungen nicht allein den nicht tympa-
„nitischen Schall der Brust gesunder Menschen,
„sondern das Verhalten des Lungengewebes selbst
„ist die Hauptsache." Dit wordt op deze wijze jian-
getoond: eene long wordt binnen de klok van een
luchtpomp luchtdicht bevestigd, en wel zoo, dat de
trachea naar buiten uitsteekt en de binnenruimte van
de long met de atmosphccr communiceert. Door do
luchtpomp wordt de lucht om de long heen verdund,
en nu zet de long zich uit en vult zich met lucht,
die de spanning heeft van édne atmosphccr. De
trachea wordt dichtgemaakt en daarna de klok weg-
genomen. De long, op dezo vreemdsoortige manier
25
opgeblazen en uitgezet zijnde, wordt gepercuteerd en
geeft nu een niet tympanitischen toon. Daarop volgt:
„Ganz so muss man sich die Sache im lebenden Thorax
denken". Daarna beschrijft hij, hoe bij inspiratie het
long weefsel gespannen wordt, en aan de eene zijde dén
atmospheer daarop drukt, terwijl aan de andere zijde
een geringer druk heerscht en laat nu volgen: „Wir
„haben also vorzüglich von Seite des Pulmonalge-
„webes alle Bedingungen ungleicher Schwingungs-
„fähigkeit ganz so wie unter der Glasglocke noch
„dem Gebrauche der Luftpumpe." Aan ieder van
de drie lichamen, die bij de boi\'stkas van een gezond
mensch in aanmerking komen, is door Wintrich dus
beurtelings de hoofdrol bij het tot stand komen van
den normalen percussietoon toegeschreven. In het
begin aan de lucht in de longen, evenals Skoda dat
deed; later aan den borstwand, en eindelijk aan het
longweefsel.
Het schijnt vreemd, dat dezelfde schrijver in het-
zelfde werk op verschillende plaatsen eene andere
zienswijze huldigt, ten jwnzien van het toongevend
medium bij percussie van den thorax. Maar, verge-
lijkt men ook andere uitspraken van hem, in het-
zelfde werk, dan valt hot in het oog, dat hij soms
meer verklaringen geeft van eenzelfde verschijnsel,
die niet geheel met elkander overeenstemmen. Bij
het lezen daarvan verkrijgt men soms den indruk,
alsof Wintrich, experimenteerende en schrijvende,
vergeten had, wat hij van te voren betoogd had.
Ik wil eenige voorbeelden daarvan aanhalen:
-ocr page 38-26
Zoo leest men\' op pag. 31 van genoemd werk:
„Der Pneumothorax erzeugt wegen der starken Span-
„nung der emgeschlossenen Luft fast ohne Ausnahme
„einen nichttympanitischen Schall." Op pag. 27
sprekende over Pneumothorax, zegt hij: „Wenn
„dieses Verhalten aber gegeben ist" (dat de inge-
sloten lucht sterker op den borstwand drukt dan de
lucht buiten op) „so kann die Thoraxwand nur un-
„ regelmässig schwingen und dieses Moment vernichtet
„die Möglichkeit des tympanitischen Schalles."
Stel nu, dat in beide aangehaalde plaatsen het-
zelfde bedoeld is, namelijk, dat de trilling van den
borstsvand den toon bepaalt, hoe rijmt deze uitspraak
dan met dien, welke gevonden wordt op pag. 16,
waar hij, na aangetoond te hebben, dat in vaten
met gladde wanden de diuir binnen besloten lucht
den toon geeft, dit toepast op den van de daarin
liggende organen beroofden thorax, ook nadat de
opening, waar het diapbragma zat, aangevuld is?
Want, is zulk een thorax niet de meest volkomen
pneumothorax, dien men zich denken kan?
Eeu ander voorbeeld: Op blz. 14 vindt men onder
zijne experimenten, die dienen om den tympanitischen
toon te bestudceren, het volgende: „Der Gegenstand
„des Experimentes sei z. B. eine Glasflasche. Schlage
„ich mit einem Metallstäbchcn, oder mit dem llamnun*,
„oder auch nur sehr elastisch •abschnellend mit dem
„geübten Finger an die seitliche Flaschcnwand, so
„erhallte ich den schönen, nmsikaliscli reinen Ton
„des Glabes. Hierbei ist also die Waud der Tonan-
27
„geber, und nicht der eingeschlossene Luftraum.
„Halte ich jedoch das Plessimeter cii-ca \'/a centimeter
„weit ober die offene Flaschenmündung und percu-
„tire mit dem Hammer, so vernehme ich nur den
tympanitischen Schall des Luftraumes; dasselbe Re-
sultat erlange ich beim Percutiren des Bodens der
Flasche, oder des Bodens einer Cylindere von Glas
„etc. gegenüber der freien Mündung. An den Sei-
„ ten wänden erschallt fast nur der schöne, reine
„Glaston. Hierbei ist also wieder der Luftraum der
„Schalherrscher."
De wand wordt dus „Tonangeber", de lucht bin-
nen „Schallhersscher" genoemd. Het is duidelijk,
dat de tympanitische toon, dien men verkrijgt, door
boven de opening te percuteeren, en die als cen
van den glastoon geheel afgesclieiden geluid vernomen
wordt, door trilling van de lucht binnen de flesch
veroorzaakt wordt; en dat hij daarom de lucht „Schall-
herscher" noemt. Hieruit mag men opmaken, dat het
toomjevcnd medium door hem met dien overigens
niet zeer duidelijkcn naam bestempeld wordt. Op
eene andere plaats echter, wordt dezelfde naam aan
een geheel ander ding gegeven. \'Wanneer hjj nanie-
lijk den invloed nagaat, dien een gespannen vlies bo-
ven eene luchtkoloin op den percussietoon van dezo
lucht uitoefent, zegt hij: (blz. 28). „Die Membran
„bestimmt dio Scimllhöhe, ist Schallherrsclier, und
„nicht mehr dio Luftsäule." Kvenzoo op blz. 2!); Wie
„icli an einen grossen Glascylinder, der unten mit
„einer Glaswand versehen, und oben durch eine
28
„gleichmässig schwingende Membran verschlossen war,
„gesehen habe, dass dieser kleine Theil der ganzen
„Wandung eines solchen Schallraumes, je nach dem
„Spannungsgrade (der Membran nämlich) als Ton-
nherrscher, also als Bestimmer der Schall Wellenlänge
„sich geltend machte, so zeigt es sich auch rück-
„sichtUch der unregelmässigen Schwungungen solcher
„Schallherrscher."
Op deze beide laatste aangehaalde plaatsen wordt
dus onder „Schallherrscher" niet meer verstaan: toon-
gevend medium] maar dat lichaam, hetwelk de golf-
lengte van de trillingen van het toongevend medium
wijzigen kan, en dus de toonshoogte bepaalt.
Het moge al gerechtvaardigd zijn dit nieuwe woord
in te voeren, zeker is het niet geoorloofd het in twee
verschillende beteekenissen te gebruiken, en in ieder
geval strekt het niet om meerdere klaarheid te bren-
gen in zijn ingewikkeld betoog.
Ten slotte wil ik nog eene zonderlinge redeneering
van Wintrich aanhalen.
Hij bestrijdt Hoppe\'s opvatting van den percussie-
toon als trilling van den wand, bij gelegenheid van
het vermelden van eene van diens proeven, en eindigt
met hetzelfde te beweren als hij.
Op blz. 15 in de noot vindt men het volgende:
„Hoppe hat, um die Tonherrschaft der Wände von
„Luftschallräumen zu beweisen,\' folgendes Experiment
„gewählt, aber ganz unphj\'sikalisch beurtheilt. Er
„nahm ein Glasfläschchen, füllte es theilweise mit
„Wasser, theilweise mit ljuft und percutirte dann
29
„auf die Glaswände. War das Fläschclien horizontal
„gehalten, so zeigte sich der Ton am tiefsten, bei
„geneigter Stellung höher und in verticaler aufrechter
„Stellung am höchsten. Die Grösse des Luftraumes
„blieb unverändert in allen Lagen, verändert wurden
„aber die Höhe der in der Richtung der Perkussion
„liegenden Luftschichten und die Grösse der durch die
„Percussion iu Schwingung versetzten Platte; wo die
„Höhe der Luftsäule am geringsten und zugleich die
„Grösse der unmittelbar schwingenden Platte am bedeu-
„tendsten war , da zeigte sich der intensivste und tiefste
„Ton und umgekehrt; also ist die Grösse der unmit-
„telbar schwingenden Platte imch Hoppk das Bestim-
„mende. Dieses Experiment Hoppe\'s, so plausibel es
„vielleicht erscheinen möchte, beweist aber das nicht,
„wa.s der Autor damit bewiesen haben wollte, sondern
„die Sache verhält sich einfach so: DieThatsacheist
„richtig, dass der Ton iu der horizontalen Lage der Fla-
„sche am tiefsten, bei geneigter Stelling höher und inaul
„rechter verticaler Position am höchsten ist, damit
„hat aber die i)ercutirte —vom Wasser nicht berührte
„Partie des Fläschchens als Percussionsplatto nichts
„zu thun, denn der Ton ist in derselben Stellung der
„Flasche an jedem Punkte des (ilases, also auch da,
„wo das Wasser unmittelbar damit in Berührung steht,
„gleich hoch. Da.s Höher und Tieferwerden des Tones
„hängt ganz einfach mit der grösseren oder geringeren
„Ausdehnung der Berührungsfläche des Wassers in
„der Länge des Glases zusanmien, wobei die Schwin-
„gungen des letzteren bald mehr, bald weniger vor-
30
„langsamt und schwächer werden. Es ist hierbei
„dasselbe Gesetz in Wirksamkeit, welches auch eine
„schön klingende Glasscheibe tiefer tönen lässt, wenn
„man sie weiter in Wasser bringt. Dasselbe Avird
„erreicht, wenn man ein ganz leeres Fläschchen oder
„einen leeren Glascylinder auch nur aussen mit einer
„Wasserfläche in Berührung bringt. Der Ton wird
„um so tiefer, je höher hinauf oder tiefer hinab das
„Wasser die äussere Glaswand berührt, wobei die
„Berührung nur in einem schmalen Streifen zu geschehen
„braucht, denn die retardirende Wirkung auf die
„Schwingungen des Glases verbreitet sich über die
„ganze Circumferenz desselben, wa.s man durch Ver-
„suche leicht bestimmen kann. Berührt das Wa.sser
„nur eine Fläche des Gefiisses z. B. die äussere, so
„werden die Schwingungen des Glases abgekürzt,
„wèil es von ungleich dichten Medien umgeben ist
„und der Ton etwas unreiner und kürzer, was nicht
„der Fall ist, wenn das Wa.sser innen und aussen die
„Glaswand in gleicher Ausdehnung umgibt."
iioppk beweert, dat bij dit ex])criment <le lucht
binnen de flesch geheel werkeloos blijft, terwijl slechts
de wand trilt en toon geeft. En wat beweert Wintuicii
anders? Tn zijn aanhef zou men meenen, dat hij
Ilori\'e groot ongelijk gaf, terwijl hij ten slotte niet
alleen hetzelfde b(»weert, maar door andere feit<\'n
diens uitsjmuik beve.stigt. Meii ziet nit dit alles, «lat
in het werk van Wintuicii in vele opzichten een-
heid van gedachte ontbreekt; dat zjjne v(!rklaringen
niet altijd helder zijn, maar elkander soms tegensi)rek(Mi.
31
Neemt men dit gebrek aan klaarlieid in aanmer-
king, dan behoeft men zich niet te verwonderen, dat
zijne theorie van het ontstaan van den normalen per-
cussietoon evenmin helder is. Alleen dit schijnt vast
te staan, dat hij aan het longweefsel eene rol toe-
kent bij het ontstaan van genoemden toon; hij on-
deretelt namelijk, dat ook dit in toongevende trilling
kan geraken.
In zooverre althans wijkt dit af van de conclusie,
die uit onze proeven te maken is, dat het longweefsel
zeer goed gemist kon worden, om toch een normalen
percussietoon te verkrijgen (l)ij den met s^wns gevul-
den thorax); terwijl uit de proef, waarbij de trillin-
gen van den levenden borstwand belet werden door
de luindrukkende handen, bleek, dat de percu.\'^sictoon
geheel gedempt, mat werd, zonder dat het long-
weefsel in een anden^i toe-stand gebracht werd, en
ik hieruit meen tc mogon besluiten, dat dit weefsel
niet.«? tot het ontstaan van den toon afdoet.
Onder Ikmi, die den boi-stwand als het toongcn-end
lichaam bij de percussie beschouwen, zijn voornamelijk
te noenuMi Wii^lia.ms, Mazonn en lloppK.
De eerstgenoemde, die het eerst uitsprak, dat trilling
vnn den borstwand de oorzaak van het ontstaan van
den percu.ssietoon is, geeft dit slechts met een enkel
woord aan. ilij zegt daarvan, dat de luchthoudende
long den borstwand in staat stelt to trillen; en in het
algemeen, dat bjj percussie niet alleen de lucht onder
het direct gepercnteerde lichaam in tiilling gebracht
wordt, maar dit lichaam zelf trilt; en dat de gun-
32
stigste conditie voor trilling van dat gepercuteerde
lichaam daarin bestaat, dat er zich lucht onder bevindt;
dat, wanneer dit laatste niet het geval is, maar er
zich eene vaste massa onder bevindt, men een doffen,
matten toon hoort.
Het is dus wel duidelijk, dat Williams bedoelt,
dat by percussie van den thorax de borstwand zelf
den toon geeft; maar de grond, waarop dit geleerd
wordt, blijkt niet. Ook wordt door hem meer in het
algemeen over gepercuteerde lichamen gesproken, eu
de toestand, waarin de lucht binnen den thorax ver-
keert, niet zoozeer in aanmerking genomen; ook
vermeldt liij niet, welke rol deze luclit dan bij het
ontsUian van den normalen percussietoon speelt.
Mazonn is uitvoeriger in zyne beschouwingen dan
de vorige schrijver.
Hij toont in de eerste phuits aan, dat de borst-
wand in toongevende trilling geraakt, door op ver-
schillende wijzen dezen wand in zijne bewegingen te
belemmeren en dan de verzwakking van den percus-
sietoon waar te nemen. Hij drukt de iiand aan oj)
den thorax, en nu geeft penrusaie een gedempten
toon; de lever, lum dc binnenzijde van de geledigde
borstkas aangelegd, dempt evenzeer den toon. Een
verder bewijs bestjuit daarin, dat, hoe kleiner de
afmeting is vau het stuk borstwand, dat gepereuteerd
wordt, des te hooger de\'toon daardoor verkregen.
Dit wordt luingetoond zoowel door slechts een gedeelte
van den wand vrij tc laten van druk, waarbij dit
vrije gedeelte een hoogeren toon geeft dan de
33
geheele wand of een grooter stuk, alsook door stuk-
ken uit den borstwand te snijden en dezen te percu-
teeren , wjuirbij blijkt: hoe grooter stuk, hoe lager toou.
^Nfaar dit schijnt Mazonn niet voldoende toe. Hij
merkt op, dat een uitgesneden stuk borstwand, in
een schroef geklemd, wel een toon geeft, die afwijkt
van den volkomen gedempten toon (Skoda\'s „Schen-
kelschall)", maar die lang niet overeenkomt in helder-
heid met den normalen percussietoon. Hij roe})t daar-
om de lucht te hulp, die zich onder het gepercuteerde
stuk borstwand bevindt. Om te bewijzen, dat werke-
lijk deze lucht ook in trilling geraakt, plaatst hij
het ingeklemde stuk boi-stwand boven een luchthou-
dend vat en hoort nu den percussietoon helder, vol,
worden. Zijne conclusie is nu, dat de normale per-
cussietoon aan den thorax uit twee deelen bestiuit,
nanu\'lijk uit het geluid, veroorzaakt door trilling van
den borstwand, en uit dat, hetwelk voortgebracht wordt
do(ir trilling van de lucht in de long; dat hier dus
hetzelfde i)l!Uits heeft als bij die muziekinstrumenten,
Welke met een klankbodem voorzien zijn — namelijk
het eem^ <leel geeft «len toon, (de borstwand) en het
andere gaat in hetzelfde tempo medetrillen en versterkt
aldus den eei-staanwezenden toon (de lucht in de long).
Dit aannemen van toonsversterking is wederlegd
door Skoda, — ik heb dit vroeger aangehiuild —
nuuu\' bovendien gaat het niet aan, de lucht in het
ledige vat onder het stuk borstwand gelijk te stellen
niet de lucht in de long van het lovend individu. In
dit vat, eene groote ruimte met het geluid refiectee-
34
rende wanden, kan stellig de lucht trillen (wat Skoda
ook aantoont), maar eene dergelijke ruimte is niet in
de long; hierbinnen is de lucht omgeven door elas-
tische vliezen. In ieder geval meen ik aangetoond te
hebben, dat de lucht in de long niet toongevend trilt,
en dit sluit dus ook medetrillen van die lucht uit.
Eindelijk blijft nog over IIoppe\'s verklaring na te
gaan en met onze beschouwing te vergelijken.
Men vindt zijn stuk: „Zur Theorie der Perciission"
in Yirciiow\'s Archiv bd. YI. Ilij begint dat stuk met
te wijzen op de omstandigheden, die in het algemeen
invloed uitoefenen op de hoorbare trillingen van ver-
schillende lichamen. Daarna vermeldt hij, hoe bij het
levende meuschelijk lichaam slechts transvcr.sale tril-
lingen in aanmerking komen, voorzoovcr geen lucht-
vormige lichamen in trilling gebracht worden. Ver-
der: „Die Luft ist natürlich \'mmer schwiugbar, die
„festflüssigen Theile uur unter gewissen Binlingungen,
„nämlich wenn ihre Dicke im Verhältnis.se zur Flä-
„clnmausbreitung nicht zu bedeutend ist."
Hier is mi we(l(!r het verschil tusschen Hoppk\'s
theorie en de conclusie uit onz(» proeven daarin gele-
gen, dat in de eerste trilling van de lucht in de lon-
gen als mogelijk wordt vooroj)gesteld, terwijl nit de
laatste volgt, dat deze trilling niet bestaat.
Verder zet hjj uiteen, hoe ingewikkeld de verhou-
ding is van dc versciiillende\' deelen , die bij de j)er-
cus.sie aan het lichaam in aanmerking kennen; hoede
luchtnmssa in de longen in oneindig vele vertakkingen
gesplitst is, die ieder een afzonderlijken vorm hebbeu;
35
boe de omgevende wand samengesteld is uit weefsels
van verschillende dichtheid; hoe verschillend op ieder
punt van den thorax de afstand is van de gepercu-
teerde plaats tot de lucht in de long; hoe de thorax-
wand een in verschillende richtingen gebogen vlak
vormt; hoe de grootte en vorm van dien wand bij
ieder individu verschilt, cn bij hetzelfde individu
op verschillende oogenblikken verandert, terwijl te-
vens bij de resi)iratie de spanning zoowel van het
longweefsel als van den boi\\stwand afwisselt. Op grond
van al deze samengestelde verhoudingen, wanhooj)t
hij er aan, zoowel de trillingen van deze deelen door
})ercussie ontstaan te meten, als uit deze trillingen
de eigenachai)i)en van die deelen op te maken. „Das
„Einzige also, was übrig bleibt, ist generelle Erfah-
„rungen über die Beziehung, in welcher di(; Schwin-
„gungen von Körpern zu den Eigenschaften «ierselben
„stehen, zu übertragen auf die complicirten Yerhält-
„nisse des thierischen K()r|)ei\'s und die Erscheinmigen
„der l^ercussion derselben, und so durch Ausscheidung
„von Unmöglichkeiten natürliche Erklärungen zu v(;r-
„suchen wo Unzulänglichkeit der leider von den Thysi-
„kern noch sehr vernachläsHigten exporimentell(»n Aku-
„stik und Verwickelung der gegebenen Verhältnis.so
„stricten Ih\'weis unmöglich machen."
Uit het aangehaalde blijkt, dat IIoiMT,, wan-
h()|)ende het ideaal le bereiken, namelijk het analy-
seeren van de toestanden, die bij het levende individu
bestaan, cn uit de physische eigenschappen van de
gepercutcerde deelen, en de veranderingen daarin door
3G
de percussie gebraclit, den verkregen toon te verklaren,
een anderen weg gaat inslaan, en door percussie van
lichamen, waarvan de physische eigenschappen bekend
zijn, en liet meest met de gegevene overeenkomen,
gaat opsporen, wat de oorziuik vau den normalen
percussietoon kan zijn.
Hij gaat de eigenschappen na van de trillingen, en
nu volgt eene afdeeling over de trillingen van vlakke
en gebogene platen en aangrenzende luchtlagen. Iu
dit gedeelte vindt men zijne meening, dat de thorax-
wand bij de percussie in toongevende trilling geraakt,
het duidelijkst uitgesproken. Hij zegt daarvan: „Die
„AVandungen des Thorax stellen unregelmässig gebo-
„gene, ungleichartig zusammengesetzte, elastische
„Platten dar, hinter und vor der Thoraxwandung
„befindet sich im normalen Zustande Luft; au deu
„Rändern sind sie an massive, schwer bewegliche,
„feste Theile angelegt oder angeheftet. Wird nun
„irgend ein Theil dieser Platten durch Stoss aus
„seiner Lage gebracht, so wird derselbe nicht in der
„neuen Lage veriiarren, sondern wie ein Pendel um
„seine Fixirungspunkte so lange schwingen, bis die
„durch den Stoss ihm mitgetheiltc Kraft verbraucht
„und er in seine früliere ruhige Lag(^ zurückgekehrt
„ist. Diess ist also das Resultat, welches die Per-
„cussion zunächst giebt. Die so erhaltenen Schwin-
„gungen sind Transversalschwingungcn. Wegen der
„geschilderten Eigenschaften müssen nun die allge-
„meinen Gesetze der Schwingungen von I^latteu aut
„die der Thoraxwandungen anwendbar sein."
37
Deze trillingen gaat hij na bij platen van verschil-
lend materiaal. Den thorax beschouwt hij als een
samenstel van platen, in een bepaalden vorm bijeen-
gevoegd, en noemt dit een „Plattenmantel." Hij
zegt daarvan verder: „In diesen Plattenmantel ist
„nun ein Luftraum eingeschlossen und ehe eine Anwen-
„dung obiger Betrachtungen auf die Schwingung der
„Thoraxwandung gemacht werden kann, ist der Ein-
„fluss zu prüfen welchen die Eigenschaften dieses Luft-
„raumes auf die Schwingungen der Platten haben
„können". Hierop volgen experimenten, en de conclusie
hieruit getrokken, ook toegepast op trilling bij per-
cussie van den thorax. Die conclusie is: dat de thorax-
wand in zijn geheel trillen gaat door den percussiestoot.
Verder gaat hij de invloeden na, die den aldus voort-
gebrachten toon wijzigen.
Ten aanzien nu der lucht in do longen en van den
invloed, dien deze op den percussietoon uitoefent, zegt
hij (blz. 1G6) dit:
„Die Menge der im Thorax enthaltenen Luft kann
„nach obigen Experimenten keinen Einfluss auf den
„ Percussionsschall der Wandungen haben, und es ist
„somit der Einfluss der pathologischen Veränderungen
„auf dieselbe ganz bei Seite zu hissen. Es ist auch
„durch die Erfahrung hinreichend bestätigt, dass selbst
„bedeutende Infiltrationen des Lungengewebes irgend
„einer Art, die nicht ganz in der Nähe der Thorax-
„ Wandung liegen, keinen Einfluss auf den Percussions-
„schall haben. Die Höhe der Luftsäule, welche im
„Thorax hinter dem percutirten Punkte liegt, können
38
„wir durch den Percussionsschall nicht ermitteln, weil
„einerseits regelmässige Luftschwingungen wegen feiner
„Zertheilung des Luftraumes durch das Lungengewebe
„nicht stattfinden können, und wenn sie auch statt-
„fänden, die Unmöglichkeit, die Eigenschaften des
„percutirten Theils der Wtyidungen, seine Breite, Dicke,
„Spannung, u. s. w. zu bestimmen, hinreicht uns im
„Dunkel über jene Höhe zu lassen, daja diese Eigen-
„schaften der AVandungen auf den Schall Einfluss üben."
Verder toont hij den invloed aan, dien de spanning
van de lucht in de longen op de trillingen van den
borstwand uitoefent, en eindelijk, hoe bij patholo-
gische processen die lucht uit de long verdrijven, do
trillingen van dezen wand gewijzigd worden. Overi-
gens vindt men geen beschouwingen over do rol, die
de lucht bij \'t ontstaan van don percussietoon speelt.
Hoppe gaat dus uit van het denkbeeld, dat do
thoraxwand bij de percussie in trilling geraakt en
aldus den toon vormt; hierop bouwt hij zijne theorie,
die de vei\'schillemle ujodificatios van dien toon ver-
klaart. Bij hem vindt men dus ook een bewijs, dat
de thoraxwand alleen voldoende is, om den nornuden
percussietoon voort te brengen. In dit opzicht komt
het resultaat van onze j>roevcn overeen met d(; theorie
van dezen schrijver; maar het verschil bestaat hierin,
dat bij Hoppe de groiul niet vermeld wordt, waarop
de lucht in dc longen, en het longweefscl worden uit-
gesloten, en de thoraxwand uitsluitend vermeld wordt.
Ik wil met weinig woorden het bovenstjiando re-
capituleeren.
39
Uit do proef met de longen, die afwisselend met
lucht en met lichtgas werden opgevuld, bleek, dat
de gasvormige inlioud van de longen niet in toon-
gevende trilling geraakte.
Uit de proeven met de caoutchouc-ballous bleek,
dat lucht of een ander gasvormig lichaam, binnen
een gespannen elastischen wand besloten, niet in toon-
gevende trilling kan geraken.
Blijkens de proef met den thorax, die met sponsen
gevuld werd, is de thoraxwand alleen in staat bij
percussie een toon voort te brengen, zooals die bij
een gezond individu gehoord wordt. Dat tevens het
longAveefsel kan uitgesloten worden, bleek nog uit de
volkomen demping, die mon krijgt bij het krachtig
comprimeeren van den thorax van een gezond individu.
Deze beschouwingen zijn in strijd niet Skoda\'r
leer, want deze schrijft den percussietoon alleen nan
trilling van de lucht toe; met<le leer van wintkich,
in zooverre deze s(dirijver eene rol aan hel long-
weefsel toekent, ^let de leer van MazoXN strijden
deze beschouwingen, voor zoover <leze schrijver
aan de lucht in de longen het verniogen toekent,
om in toongevende trilling te geraken; zij stemmen
overeen l(>n aanzien der trilling van den borstwand;
terwijl ze ein<lelijk geheel overeenkomen met de leer
van ll()i>i\'K, wat de conclusie betreft aangaande de
plaats, waar <le iKU\'malo percussietoon geviu\'ind wordt.
40
Wordt de bij een gezond individu aan den thorax
door percussie verkregen toon veroorzaakt door tril-
ling van den borstwand, en is de lucht daarbinnen
niet in staat toongevend te trillen, bij percussie
van den buik is het wel mogelijk, dat de lucht
in de daarbinnen bevatte organen in ti-illing gerake
en aldus deu gehoorden toon veroorzake. In ge-
wone omstandigheden intusschen zijn ook de wanden,
binnen welke de lucht aldaar besloten is, niet ge-
noegzaam gespannen om een toon voort te brengen.
Dit is de beschouwingswijze, die het meest voor de
hand ligt , omdat in de buikholte groote met lucht
gevulde ruimten zijn met gladde wanden, en het
bekend is, dat door den percussiestoot de lucht in
dergelijke ruimten werkelijk in toongevende trilling
gebracht kan worden, terwijl de slappe wanden niet
kunnen verondei\'steld worden tc trillen.
Bij de verschillende schrijvers vindt men ook deze
verklaring aangenomen. Maar, daar over de oorzaak
van den percussietoon aan den thorax verschil van
meening bestond, en, zooals ik getracht heb aan to
toonen, de verschillende meeningen niet altijd ge-
grond waren, scheen het doelmatig ook door experi-
menten uit te maken, of de gasvormige inhoud van
maag en darmen toon geeft bij percussie, en welke
rol de miuig- en darmwand speelt bij het lot stand
komen van dien toon.
Om dat te doen iiebbcn wij den ocsophagus, do
maag en de darmen voorzichtig uit ccn lijk genomen,
maar deze organen aan elkander gelaten. Nadat do
41
vloeibare en vaste inhoud verwijderd was, werd er
zooveel lucht in het geheele kanaal gebracht, dat er
op iedere plek lucht was, maar de wand geheel slap
bleef. Toen nu op verschillende plekken een plessi-
meter geplaatst, en hierop gepercuteerd werd, hoor-
den wij een tympanitischen toon, die in hoogte
verschilde, naarmate de luchthoudende ruimte daar-
onder grooter of kleiner was. Zoo was bijv. de toon
bij het ileum en jejunum hooger dan die bij het
colon; bij het colon hooger dan bij de maag. De
slapheid van den wand liet niet toe de oorzaak van
het verschil der toonshoogte te zoeken in de ver-
schillende afmetingen van de gepercuteerde stukken
maag of darmwand. De luchtmassa onder den plessi-
meter was grooter, toen op de maag gepercuteerd
werd, dan bij het colon het geval was; bij het co-
lon grooter dan bij de dunne darmen. Het vei\'schil
in toonshoogte is dus alleon t(; verklaren, door aan te
nemen, dat de lucht in dit geval in toongevende
trilling geraakte.
Tot hetzelfde resultaat leidde de volgende proef.
Van twee stukken dunne darm van gelijke afmetin-
gen, waarbij vooraf geconstateerd was, dat zo, met
lucht gevuld zijnde, zonder dat de wanden gespannen
waren, beiden een even hoogen tymjianitischen toongaveu
bij pcrcu8.sio, werd het eene stuk met lichtgas gevuld»
ook zonder dat de wand daarbij in spanning geraakte,
terwijl het andere met lucht gevuld bleef. Nu werd
gepercuteerd op dezelfde wijze als eerst gedaan wa.\'^,
("n het bleek, dat de toon, verkregen door percussie
42
van het lichtgashoudende darmstuk, aanmerkelijk
hooger was dan die, verkregen door percussie van
het luchthoudcnde. Dit verschil in toonshoogtc is al-
leen toe te schrijven aan het verschil in densiteit der
beide gasvormige lichamen, want alle overige om-
standigheden waren bij beide darmstukken gelijk;
en dit bewijst dus, dat de gasvormige inhoud het
toongevende medium was.
Oju nu ook na te gaan, in hoeverre de spanning
van den maag- en darmwand invloed heeft op den
percussietoon, hebben wij het geheele darmkanaal
met lucht gevuld, en deze er zoodanig ingeperst, dat
op alle plaatsen de wand sterk werd uitgezet, en aldus
een sterk gespannen vlies vormde, dat op verschil-
lende plaatsen een verschillenden vorm en omvang
had. Toen nu achtereenvolgens de dunne darmen,
het colon en de maag werden gepercuteerd, hoorden
wij toonen, die geheel verschilden van die welke bij
percussie van de luchthoudcnde, maar niet gespan-
nen maag en darmen vernomen werden, en <lie ook
uiet dezelfde opvolging in hoogte deden wiuirnemen.
Deze toonen waren veel minder helder, hadden niet het
karakter, dat met den naam van „tYmpauifisch" bestem-
peld wordt, maar hoewel het verschil in tooiishoogte
niet altijd jiiist te beoordeelcu was, bleek toch vol-
doende, dat bjj het grootste orgaan niet de laagste
toon ontstond.
Toen ook twee gelijke stukken darm, het eene met
lichtgas, het andere met lucht op zoodanige wijze
opgevuld werden, dat de wanden ötcrk gespannen
43
waven, bleek de percussietoon bij deze beiden geen
verschil te hebben.
Het bleek hieruit, dat, terwijl lucht binnen de niet
gespannen maag-en darmw^anden wel in staat is den
percussietoon voorttebrengen, bij sterke spanning van
de wanden de lucht haar vermogen om in toon-
gevende trilling te geraken verliest. Dit komt geheel
overeen met het resultaat van de proeven met de
caoutchouc ballons, waarbij ook bleek, dat de ge-
spannen elastische wand, die eene luchtruimte om-
geeft, de trillingen van deze lucht belet.
Ten aanzien nu van de oorzaak van den t3\'mpn-
nitischen percussietoon, die men bij een gezond individu
nan den buik verkrijgt, kan nu^i besluiten, dat deze
gelegen is in toongevende trilling van den gasvormigen
inhoud van de darmen en van de nuuig. Want bij
bovengenoemde proef, waar deze ingewaiulen gevuld
waren met een gasvormig lichaam, zonder dat do
wanden sterk gespannen waren, bestond dezelfde
toestand als bij een gezond individu; alleen bevindt
zich in het levende lichaam do buikwand tusschen
den Plessimeter en het gaslioudend ingewand; maar
van dien buikwand kan m(;n in nornude omstandig-
lieden geen anderen invloed o|) den percussietoon
verwachten, dan een eenigzins vermeerderden weerstand
l\'ii hot voortplanten van den pcrcn8sic.sl<)()t van den
Plessimeter tot den gasvormigen inhoud van de inge-
wanden, eu verminderde geleiding van het geluid;
zoodat (le buikwand den toon slcchts verzwakken kan.
44
Wij hebben met deze proeven het reeds bekende be-
vestigd, want Skoda heeft uitgesproken dat de toon,
aan den buik verkregen, door hicht of gas wordt voort-
gebracht. Ook heeft hij aangetoond, dat bij de opge-
blazen maag, de toon door trilling van de lucht daar-
binnen veroorzaakt, minder helder wordt en ophoudt
tjTTipanitisch te zijn, wanneer de wand sterk gespannen
wordt. Evenzoo heeft Wintrich door proeven be-
wezen, dat de lucht in ruimten, als in den buik
gevonden worden, toongevend is, en door spannmg
van den wand de toon dofl\'er wordt, en daarenboven
de conclusie gemaakt, dat in dat geval de wand mede
toongevend wordt.
Het ondei-scheid echter van de conclusie uit onze
proeven, met de beschouwingen van genoemde schrjjvers
is dit, dat deze laatsten beweren, dat de trillingen
van de lucht binnen gespannen elastische wanden
blijven bestaan, en men dus in den voortgebrachtcn
toon de som van luchttrillingen en wandtrillingen
waarneemt, terwijl uit onze proeven blijkt, dat do
luchttrillingen geheel opgeheven worden.
I.
Voor de diagnose van verschillende longziekten
heeft de percussie minder waarde, dan de aanhan-
gers van Skoda\'s percussieleer meenen.
Het is niet rationeel ooit te trachten verhooging
van de lichaamstemperatuur als zoodanig te bestrijden.
Hl.
De funetioneele stoornissen bij tabes dorsalis be-
rusten op gestoorde gevoelsgeleiding.
Apoplexie, met verschijnselen van hyjieraemia cerebri
verbonden, vereischt in een krachtig pei-soon eene
ruime aderlating.
V.
Chronische l^right\'scho ziekte is geen nephritis.
Crouj) en diphtheritis zijn in aard zeer vei-schillendo
ziekten, die daarom ook eene geheel verschillende
belmndeling vorderen.
46
De methode om de zieke lens door aspiratie te
verwijderen behoort niet geheel veigeten te worden.
Misschien is zij voor verbetering vatbaar.
Yllï.
In het eerste stadium van ophthalmia neonatorum
Avende men koude en des noods bloedonttrekkingen aan.
Wanneer partiëele maagresectie, zooals die door
Dk. Gübsexbaukr wordt aanbevolen, in de praktijk
wordt toegepast, ware het wenschelijk, dat dit eer
het geval mocht zijn bjj stenose na ulceratievo pro-
cessen vau niet-carcinomateusen aard, en bij de aan-
wezigheid van vreemde lichamen, dan bij carcinoma
jiylori.
X.
Bij contractuur na ontsteking van het kniegewricht
geve men aan de distractie-methode de voorkeur
boven „briseinent forcé."
De differentiëel-diagnose tusschen ovarium-cyste eu
hydronephrose is niet altijd mogelijk.
Van de methodi? van NohXiOEliATir, waarbij de
vinger door de gedilateerde urethra iu de blaas
47
gebraclit wordt met eeu diagnostisch doel, heeft men
meer gevaar dan nut te wachten.
Langs operatieven weg moet geen prohipsus uteri
bestreden worden.
XIV.
ITet zou rationeel zijn reeds bij geringe ontslui-
ting de aanhechting van de jdacenta praevia centrahs
met den uterus los te maken.
XV.
!)«• melho(h\' om j)art»s praematurus op te weklcim
door middel der voortgezette aanwending van den
iuductiestroom op den fnndus uteri verdient meer
in gebruik te komen.
XVI.
Expressio foetus is eene overbodige kunstbewerking.
I)»\' lijkenverbrauding behoort tegtngegaan tü
wordj\'u.
In plaats van d»» tegenwoonlig liet nutest gebrui-
kelijke wijze van bcgrav(?u , kouït het aanleggen vau
eenige weinige groot«» kerkhoven in (hirn; streken van
ons vaderland het meest in aanmerking.
48
XYllL
Yoor de praktische vorming der toekomstige medici
zijn de grootste klinieken de slechtste.
XIX.
De doelmatigste wijze om eiwit in de urine op te
sporen bestaat in het onderzoek met cyanetum kalico-
ferrosum en azijnzuur.
De stofwisseling van het dierlijk organisme wordt
bevorderd, wanneer het door de zon beschenen wordt.
De zoogenaamde oorproef van Wreden heeft geeu
waarde voor den medicus forensis.
De oesopluigus van het mensclielijk foetus is het
beste voorwerp om de overgangsvormen van trilliaar-,
l)lavei- en cylinder-epitlielium te bestudeeren.
Cortex rhanmi frangulae is van allo cathartica het
meest geschikt om gedurende langen tijd gebruikt te
worden.
pp;: ;; \'
\'i-> >^■ \'.i \'V-V • • ■>• « ifi
\' " "-
-ocr page 63-
■■ ■. | |
\' » | |
k t- ■ | |
V | |
• 1\' | |
* | |
/
......
fct. - ■■^i\'T^^rr^^S*««!
jjitiió.iiL!...
.bs
m