-ocr page 1-

1900

Ä\'rC :

iO

JiLui \' to èqö.

«Bö invloed van alcohol op den loop van infectiBzietten.

Ä. W. ÄÜSEMS

-ocr page 2-

.V

A. qu.

192

iÊSmàm

-ocr page 3- -ocr page 4-

r\' y*." " - ■ \' - \' \'\'

-ocr page 5-

De invloed van alcGiol op den loop van infectieziekten,

-ocr page 6-

O

\' ]

4./

kl

» *
• ;

«
\' «

S

\' : • \' •* \' \' » *

%

-ocr page 7-

De invloed van alcokol op den loop van infectieziekten.

ROEFSCHRIFT

TER VERKRIJGING VAN DEN GRAAD
VAN

DOGTOR IN DE GENEESKUNDE

aan de rijks-univeksiïeit te utrecht,
NA MACHTIGING VAN DEN RRCTOR-MAGNIFICUS

r. W IvAH rJÏ^VN

lIooKliieniar in ilo Knciiltelt der Wis- en Natuurkunao,
volgens besluit van den senaat der universiteit
TEGEN DK ItEDENKINGEN VAN

I)K 1<ACULTE1T DER GENEESKUNDE

TE VEUDEDIGICN

op Donderdag 2ü üeeember 19ÜÜ, des namiddag\'s te 4 uui\',

DOOR

ANDREAS WILHELMUS AÜSEMS,

ART.S,

AhhIsIcmiI. imn ilo (lynaocolosjisclio on Olistotiisclin l\'oliltlinlek dor UUks-UiiivorHiloll.
gelloren te driei. (üver-uetuwe).

Stoomdkukkerij „Het Centrum", ITtkeciit.

rijksuniversiteit utrecht

1392 2582

-ocr page 8-

■ : fe. ■

ii

1

■m.y\'B

t

I

fe

g
P

lïï

J

-ocr page 9-

man\' mijn vader

]cn

-ocr page 10-

iäim

vr

Ii-

. <

Hrli iriiidnaiini •-iiiwWuwwi.iaBniiri

.V-

-ocr page 11-

Arh MruN Vrouw.

m

M

r

M

-ocr page 12-

■\'t ■ ■

-\'-\'tv;\'

-ocr page 13-

Bij het verschijnen van dit proefschrift is iict mij
een aangename plicht U, Hoogleeraren en Lectoren
der Medische en Philosophische Faculteit, mijn gevoelens
van groote erkentelijkheid te openbaren voor U
aan-
deel in mijn \'vorming tot medicus.

In \'t bijzonder aan U, hooggeachte IIUBRECHT,
die mij met Uw bekende bereidwilligheid in Uw labo-
ratorium en elders gelegenheid gaaft, langer dan voor
een medisch student gewoonte is, de studie der Zoölogie
tc beoefenen.

Aan U, hooggeleerde ROSENBERG, wiens assis-
tent ik gedurende een tweetal jaren het voorrecht had
te zijn.

Vervolgens aan U, hooggeleerde TALMA, hoog-
geachte Promotor, wien ik bcwendien mijn dank \'zeg
voor Uwe hulpvaardigheid, bj de bewerking van dit
proefschrift betoond.

U, hooggeleerde KOU WER, hooggeschatte chef
Jcan ik niet genoeg zeggen, hoezeer ik het waardeer
Uw assistent tc zijn. Uw algeheele toewijding aan het
heil UiOcr patiënten, Uw rnstelooze ijver bj de beoefening
der wetenschap en de zorg voor het aan U toever-
trouwde onderwijs zijn mij een krachtige prikkel hij de
niet zelden moeitevolle verviilling mjner steeds dank-
bare taak.

U, mijn broeder, dank ik voor Uw steeds bereid-
willig verleende hulp hij het nemen mjner proeven.

-ocr page 14-

^ mm ■ ÛÉÉÛi

r

-ocr page 15-

H^HODD.

lilM.lz.

I. Kort overzicht van het gebruik van alcohol

in de therapie..........\' . . . . i

II. Overzicht van het gebruik van alcohol bij
verschillende infectieziekten.

Typhu.s abdominalis....................20

Pneunomie..............................27

Érj-stpelas . . . .........31

Rlicuinati.snius ................34

Cholera ... 35

Tetauus...............36

Variola. Scarlatina. Morbilli. Influenza ... 39

Intermittens.............39

l\'uerjjeraal-infectie...........43

Kinderziekten.............50

III. Werking van alcohol op het organisme . . 57

Oudere meenijigen en proeven omtrent werking,

resorptie en secretie van alcohol . . . . 5S

Invloed op de stofwi.s.seling ... 62
Invloed op de temperatuur.
Xieuvvere e.xperiinenten helruffende de .secretie

van alcohol en zijn invloed op <le stofwisseling 7.^

Invloed op de digestie.........Su

Invloed o]) hel hart ..........85

Invloed op den sjjierarbeid........■

Slot................91

l\\\'. Proefnemingen ............95

Conclusies..............118

Litteratuur..............119

Stellingen........................131

-ocr page 16-

- ■

m

I:

<

ir \'ifr-..

5

■\'«■III \'

-ocr page 17-

I.

kort historisch overzicht van het gebruik
van alcohol in de therapie.

Het gebruik van alcoholica bij verschillende ziekte-
toestanden van het menschelijk organisme is zeer oud,
eeuwen ouder dan de wetenschap van het bestaan van
alcohol zeiven.

Indien men wil kan men reeds in de Ilias lezen,
hoe wijn als geneesmiddel werd toegepast. Van meer
historische waarde echter is hetgeen
Hippocrates
ons meedeelt.

Hippocrates i) schrijft den wijn voor bij acute
ziekten en kent hem eene werking toe op de hersenen,
de defaecatie, de urinesecretie en de expectoratie. De
lichte wijn werkt minder op de hersenen en de urine-
secretie dan de zware, meer echter op de defaecatie,
terwijl hij de expectoratie bevordert; de roode wijn
werkt constipeerend. Ook
Galenus 2) blijkt in enkele
gevallen van den wijn te hebben gebruik gemaakt
om zijne prikkelende eigenschappen.\'

Was volgens sommigen reeds lang te voren de
alcohol aan de Chineezen bekend, volgens anderen

-ocr page 18-

heet Arnoldus de Villa Nova 3) ( 1300) de
ontdekker er van te zijn.

Door den »ehrenvesten und hochgelehrten Herrn
Heinricum Wolffium, Doctorem und Physicum zu
Nörenberg« is een en ander van
Arnoldus de Villa
Nova
in \'t jaar 1576 »männiglichem zu gutem in
truck verfärtiget.« Welk een kostbaren schat wij in
den alcohol te waardeeren hebben, verneme men uit
het volgende :

»Wer den Spirihtm vtni, oder Quintam csscntiavi
villi,
oder Aqïiavi vitae recht gebraucht, der stirbt
nicht vor dem Zil, das im von Got geordnet ist. Er
überkommet am Leib kain Krankheit, die nicht zu
hailen sei, ausgenommen die, die in zu töden von
G.ot geordnet, und aufgesetzt worden. Er gibt dem
Leib grose narung. Er bringet wieder die verlorene
gesunthait. Er erhelt und bewaret die Kräffte des
gantzen leibs .... Es sagt ein Philosophus es sei kein
Artznei auf Erden, die die natürliche wärme also
stercke und mehre, wie diser .Spiritus vini, von wegen
der gemainschaft die er hat mit des Menschen Natur,
des Menschen Leib gantz bequem, dan sein wärme
ist gleich der natürlichen wärme, darum wirt er auch
bald verkeret inn die natürliche wärme« enz.

Volgens Tirellus verwarmt en voedt de wijn
en roept hij den verloren eetlust terug. Hij weerlegt
de medici, die het gebruik van wijn nadeelig vinden.
In \'t algemeen acht hij den wijn bij koorts nuttig,
in
\'t bijzonder bij acute koortsen; ook bij ontsteking
van verschillendé inwendige organen.

Grootelijks ingenomen met den. wijn als genees-
middel is J. ß.
VAN HeLMONT. ö)

-ocr page 19-

»Overigens«, zegt hij in zijn »Tractatus de febribus«,
»vaart de geheele school van
Galenus uit tegen het
gebruik van wijn, en wel daarom, omdat koorts niet
anders is dan bloote warmte en wijn voor den koortsige
als olie in het vuur zou zijn. Maar deze bewering
wordt te niet gedaan door de dagelijksche ervaring.
Immers, allen die een matig gebruik maken van wijn
bij koorts, genezen gemakkelijk en behouden hun
krachten.«

Van Helmont is intusschen van meening, dat door
wijn de koortshitte toeneemt. Maar de vermeerderde
warmte dient tot uitdrijving van den vijand, zegt hij,
en daar wijn de warmte vermeerdert, handelt hij, die
wijn voorschrijft, overeenkomstig de natuur.

Riverius vindt den wijn een voortreffelijk middel
bij »febris pestilentialis«, hetgeen hij in ontelbare ge-
vallen heeft waargenomen. Wanneer de pols weinig
frequent is en bijna gelijk aan die van een gezonde,
de tong vochtig en er geen dorst bestaat oordeelt hij
het gebruik van wijn noodig.

PoïERius ") en Bartiiolinus roemen den wijn
als heilzaam vooral bij boosaardige koortsen.

Ook IIOFFMANN •\') uit zich op dezelfde wijze, »liet
komt er op aan«, zegt hij, »de krachten te herstellen,
den geest op te wekken, den bloedsomloop te bevor-
deren. Dat de wijn dit alles kan, achten we overbodig
te bevestigen op gezag van een aantal practici; maar
wc houden ons aan onze bloote ervaring, volgens
welke vele zieken alleen door een matig gebruik van
wijn van hun koorts zijn genezen.«

De trage bloedsomloop is volgens IIoi^\'FMANN een
symptoom van maligne koorts en een indicatie voor

-ocr page 20-

de toediening van wijn. In tegenstelling tot Riverius
en Hoffmann schrijft Pringle lo) den wijn voor bij
frequente, kleine pols en droge tong. De zekerste
indicatie is de lange duur der ziekte en het verval
van krachten. Opmerkelijk is het, hoe niet zelden het
instinct van den zieke een vingerwijzing voor den
geneesheer is; doet de wijn goed, dan nemen de
patiënten hem begeerig tot zich en vragen om meer;
in \'t tegenovergestelde geval betoonen ze vaak een
afkeer van den hun gereikten drank. Voornamelijk
bij gevangenis- of hospitaalkoorts (jail- or hospitalfever)
heeft volgens
Pringle geen enkel geneesmiddel een
zoo gunstigen invloed als wijn.

LanzoNI 11) verhaalt van een soldaat, die na een
flinke roes (libras duas spiritus vini potavit) zich van
zijn febris quartana genezen zag en vermeldt nog een
paar maal het gebruik van spiritus vini bij verschillende
acute aandoeningen.

Redt noemt wijn een goed geneesmiddel bij ziekten
en vindt dat inderdaad een hartige dronk dikwijls
vele kwalen verhelpt.

Boeriiaave 12) geeft ons weinig over het therapeu-
tisch effect van alcohol te hooren. Hij vindt, dat wijn in
grootere doses verwarmt; verdund met water echter
herstelt hij de afnemende kracht. Overigens schrijft hij
in zijn »Consultationes medicae« lang niet zelden het
gebruik van wijn voor. Ook
Sydenkam i\'^), de groote
Engelsche geneesheer, doet zulks een enkele maal, zooals
blijkt uit zijn »Dissertatio epistolaris« over »Variola«.

Gullen I^) vindt wijn bijzonder verderfelijk in alle
door ontsteking veroorzaakte koortsen; maar beveelt
hem aan als men stimuleerend wil werken.

-II

-ocr page 21-

Stoll beveelt wijn aan bij typlius. Selle
bovendien bij andere koortstoestanden, bij pest, bij
boosaardige pokken en in \'t algemeen waar prostratie
bestaat. Hij rangschikt den wijn onder de krachtigste
geneesmiddelen en vindt dat hij in geen enkele
apotheek mag ontbreken.

Roemen de laatstgenoemde auteurs iillen in meerdere
of mindere mate het therapeutisch nut van wijn, een
consequent gebruik er van bij een aantal aandoeningen
is een eisch van de leer van JoiiN
Brown, i")

Deze geniale Engelsche geneesheer, na een leven
vol teleurstellingen en tegenspoed in 1788 gestorven,
is de grondvester van een stelsel dat een tijdlang de
geheele medische wereld in beroering hield. Zóó
scherp stonden de aanhangers en de bestrijders van
zijn leer tegenover elkaeir, dat te Güttingen de politie,
ten slotte zelfs een regiment ruiterij zich geroepen
achtten als scheidsrechters op te treden, toen een
woordenstrijd tusschen professoren en studenten ont-
aardde in een strijd met »argumenta bacuHna.«

Ik zou te uitvoerig worden, wilde ik ook slechts
een beknopte uiteenzetting geven van de theorie van
Brown. Met zij voldoende op te merken, dat hij in
\'t algemeen slechts twee ziekten kent, nl. »sthenische«
en »asthenische«. Bij de »asthenische« nu komt het
er op aan het organisme door een stimuleerende be-
handeling zóóver oj) te voeren, dat het evenwicht
tusschen de agentia, die het leven onderhouden, weer
hersteld is.

Onder deze stimulantia bekleeden alcoholica de
eerste plaats.

Onnoodig te zeggen, dat een leer, die zóóveel op-

-ocr page 22-

gang heeft gemaakt, aanleiding heeft gegeven tot de
schromelijkste overdrijving; welke ovi;rdrijving op haar
beurt de oorzaak was van de slechts kortstondige
glorie van
Brown\'s theorieën. Niettemin kan men bij
een aantal auteurs uit het begin dezer eeuw een
warme aanprijzing vinden van het nut van alcoholische
dranken bij verschillende ziekten.

Zoo houdt bijv. Jahn i^) den wijn voor het beste
stimulans, dat hij kent, overal daar, waar algemeene
zwakte bestaat en waar de functies van zenuw- en
spierstelsel, van bloedvaten en digestie-organen moeten
versterkt worden. Over \'t geheel past hij beter bij
chronische, dan bij koortsige ziekten, ofschoon men hem
ook bij typheuse en zenuw-koortsen met succes aan-
wendt; doch de koorts mag niet te hoog zijn; vooral
mogen er geen congesties naar het hoofd bestaan. De
beste wijze van toediening bestaat in kleine, dikwijls
herhaalde dosen. Veel krachtiger werking nog heeft
de spiritus vini; hij prikkelt veel sterker en ver-
meerdert de dierlijke warmte.

Richter i"), die het kapittel »alcoholica« blijkbaar
met voorliefde behandelt, noemt den wijn een genees-
middel van\' groot gewicht, met name bij typhus.
Hooge koorts is voor
Richter geen contraïndicatie;
integendeel, de wijn schijnt hierbij verkoelend te
werken. Men moet het echter niet aanleggen »etwa
wie die Brownianer, die viele ihrer Kranken in einem
Zustande des Rausches in die andre Welt schickten.«

Herhaaldelijk heeft Richter ook het nut van den
wijn ondervonden bij tetanus.

In alle gevallen van krachtverlies en uitputting,
derhalve bij typheuse, putride, remitteerende en inter-

-ocr page 23-

mitteerende koortsen kan men ook even goed alcohol
gebruiken, hetzij als zoodanig of in een mixtuur,
zooals bijv.
Hufeland\'s »potus analepticus« (eidooiers,
suiker, brandewijn, water en kruidnagel) of den in
Westphalen en Mecklemburg zeer gewilden »Hoppel-
poppel«, een drank bestaande uit eieren, warm water,
suiker, rum en brandewijn. Ten slotte beveelt
Richter
den wijn ook nog aan bij chronischen rheumatismus.

Nog later komt mitsciierlicii volgens wien
dranken, die tot 50^/
q alcohol bevcitten, de maagsecretie
en de digestie bevorderen, den bloedsomloop versnellen,
het subjectieve warmtegevoel vermeerderen, doch ook
de ontstekingssymptomen doen toenemen.

Hij vindt alcohol nuttig, als een kortstondige, alge-
meene opwekking noodig is; onjuist is echter de
nieening, dat wijn des te dringender geïndiceerd is,
naarmate het krachtverlies grooter wordt, »da Aus-
scliwitzung im Gehirn mit noch fortbestehender Ent-
zündung hier zu (irunde liegen kaini.«

Dreigde in het midden dozer eeuw de alcohol-ciuestie
in vergetelheid te geraken, uit het land van JoiiN
l
.iRüWN kwam wederom de impuls, die voor dit vraag-
stuk een nieuwe aera deed aanljreken. liet waren
vnl.
Todd, Stokes, Graves en Murciiison, wier
autoriteit en onvermoeide aanprijzing alcohol weder
een voorname plaats onder de therapeutische hulp-
middelen deden innemen,

(leheel consequent voerde Rohekt Todd ^i), hoog-
leeraar in de physiologic, algemeene en pathologische
anatomie aan het »King\'s College« te
Londen, het
gebruik van alcoholica door bij verschillende acute
infectieziekten. 1 let resultaat eener twintigjarige prac-

-ocr page 24-

8

tische ervaring heeft hij ons gegeven in zijn: »Clinical
Lectures«, een boek, waarvan de lezing hoogst dank-
baar is.

Todd behandelt hierin een aantal ziekten, terwijl
hij daarbij het verloop en de behandelingswijze van
een 229-tal gevallen tot uitgangspunt zijner beschou-
wingen maakt.

Aan de hand van deze »Clinical Lectures« zal ik
trachten de denkbeelden en \' ervaringen van
Todd
omtrent het therapeutisch gebruik van alcohol bij ver-
schillende infectieziekten weer te geven.

Todd gaat uit van het standpunt, dat, zoolang men
een ziekte niet rechtstreeks in haar oorzaken kan
bestrijden, men heeft te zorgen, dat het organisme
krachtig genoeg blijft om aan het binnengedrongen,
ziekmakende vergift weerstand te kunnen bieden.

Nu is geen enkel middel meer geschikt om kracht-
verlies te voorkomen, dan een juiste toediening van
alcohol. Derhalve moet deze aangewend worden »in
all those diseases in which a tendency to depression
of the vital powers exists; and there are no acute
diseases in which this lowering tendency is not present.«

Toch vindt Todd, dat alcohol in de eene ziekte
meer geïndiceerd is dan in dc andere. Zoo heet het
bijv. over pneumonie : »In the treatment of pneumonia
I do not consider the administration of alcohol essen-
tial, but rather regard it in the light of an important
accessory.« Daarentegen over erysipelas: »Now of all
the stimulants, I believe, as I have already said, the
alcoholica are the best, and I have witnessed such
remarkable effects in such a variety of cases, produced
by their free exhibition, that I am inclined to consider

-ocr page 25-

them as antidotes to the erysipelatous poison.« Enkel
met »brandy« en wat middelen om goede defaecatie
te onderhouden, meende
Todd de mortaliteit bij ery-
sipelas onder de gewonde soldaten in de
Krim tot
een minimum te kunnen beperken.

Behalve bij erysipelas (waartoe Todd ook rekent
oedema glottidis) en pneumonie, kan alcohol o. a
geïndiceerd zijn bij typhus abdominalis, rheumatismus,
endo- en pericarditis, tetanus, puerperaalinfectie en
pyaemie, terwijl hij het souvereine middel is bij deli-
rium en coma in \'t verloop van de een of andere ziekte.

Ik heb gezegd, dat Todd alcohol geeft om de levens-
krachten te onderhouden; dit althans stelt hij zich
voor als de som der werkingen op het organisme.
Meer in \'t bijzonder leest men hierover in de
»CHn.
Lect.« als volgt: »Alcohol, taken carefully, increases
the animal temperature; it also strengthens the action
of the heart; and, when administered under proper
circumstances, it reduces the frequency of the pulse.
So far as it influences the nervous system, the action
of alcohol is that of what is commonly called a
sti-
mulant,
an unfortunate term, indicating a distinction
without a difference. Other forms of food are likewise
stimulant, but iis they do not act directly and quickly
on the nervous system, their exciting properties are
not so apparent. In like manner, alcohol possesses its
stimulating property because it is a form of aliment
appropriate to the direct nourishment of the nervous
system, and to its preservation ; and its special cidap-
tation to this system gives it an immediate exciting
power superior to any other kind of food. Alcohol is
also fitted to uphold the calorifacient process and

-ocr page 26-

lO

therefore to protect the nervous and other tissues,
which, without it, would be largely called upon to
furnish fuel for the oxygen, which supports that process.«

lets verder leest, men over het therapeutisch effect
van alcohol bij acute ziekten : »Whe should supply
to the system a kind of food which, while it is easily
assimilable, is at the same time capable of upholding
the nervous power, and of maintaining the animal
heat. And such a food is alcohol, which as I have
already pointed out is assimilated in the easiest man-
ner by a simple process of endosmosis, exercises a
peculiar influence on the nutrition of the nervous
system, and by its combination with oxygen in the
body supplies fuel for the maintenance of the animal
temperature.«

De alcohol-questie was in \'t midden dezer eeuw in
Ejigeland even goed een sociaal vraagstuk als thans;
het kan dus geen verwondering baren, dat
Todd\'s
leer veel bestrijding vónd ook van leeken en dat men
hem o. a. voorhield, dat de opwekkende werking van
alcohol werd gevolgd door een even groote depri-
meer ende.

»This I am sure,« antwoordt TüDD, »is a fallacy
due to the comparison of a patient\'s feeling when under
the immediate influence of the spirit, or other alcoholic
fluid, with the sensations which accompany the absence
and the want of its exciting influence.«

Alleen na gebruik van »inordinate quantities« is
bet gevoel van depressie grooter; omdat alsdan de
spijsvertering gestoord is; maar zelfs onder deze om-
standigheden vindt
Todd de aanwezigheid van een
duidelijke physiologische depressie van de levenskracht

-ocr page 27-

120

onbewezen, tenzij door het herhaalde misbruik de
voeding van het zenuwstelsel gestoord is.

Op welk tijdstip in \'t verloop van een ziekte vindt
ïodd alcohol geïndiceerd ? Hoeveel alcohol moet wor-
den toegediend ? Wat is het resultaat er van ? Ziehier
eenige vragen, waarvan het antwoord ons veel belang
inboezemt.

Wanneer de pols klein en frequent is en het aantal
respiraties ver boven het normale, of wanneer delirium
of coma in \'t verloop der ziekte verschijnen, acht
Todd
de toediening van alcohol noodzakelijk. Hoeveel alcohol
moet worden gegeven, hangt geheel af van den toe-
stand van den patiënt. Hoofdregel is: kleine doses,
gegeven na korte tusschenpoozen.
Todd waarschuwt
er in een van zijn »Lectures« zijne hoorders voor,
om toch vooral niet naar huis te gaan met de meening,
dat elke koortslijder van meet af aan met een dertig
ons brandewijn daags dient behandeld te worden. In
sommige gevallen is zelfs absoluut geen stimulans
noodig, in andere gevallen hoogstens vier a zes ons
daags.

1 lelpt een matige dosis niet, dan vreeze men niet
de dosis te vermeerderen. Men behoeft niet bang te
zijn voor »over-stimulation« en aldus, door te weinig
alcohol te geven, do patiënten aan uitputting te laten
succombeeren. 1 let is veel beter te veel, dan to weinig
toe te dienen, mits men zich slechts weet te behoeden
voor digestiestoornissen en voor deze bestaat geen
gevaar, zoo slechts de afzonderlijke doses klein zijn
en men de maag den tijd laat die closes te resorbeeren.

Heeft men een patiënt »over-stimulation« bezorgd,
niets is gemakkelijker dan hem weer te dcpriineeren;

-ocr page 28-

12

maar heeft men het onder zijn behandeling- tot een
ernstige collaps laten komen, dan is niets moeilijker
hem uit dien toestand op te wekken »Hic labor, hoe
opus est«, zegt
Todd.

Aangezien het dus geheel van den oogenblikkelijken
toestand van den zieke afhangt, hoewel alcohol voor
hem gewenscht is, gaat het moeilijk, de doseering er
van onder cijfers te brengen. Ik heb in
Todd\'s werk
geen geval ontmoet, waar hij meer gaf dan 5 drachmen
elk half uur, of 30 ons per dag, hetgeen dus bijna
I Liter daags uitmaakt. Het komt mij voor, dat een
half ons per uur bij
Todd een middelmatige dosis is.

Vermeld dient te worden, dat Todd nooit twee
verschillende dranken tegelijk toedient. Hij geeft óf
brandewijn, óf wijn.

Wat mij zeer verwondert is, dat Todd\'s patiönten
zoo zelden weerzin betoonen tegen de vaak langdurige
toediening van aanzienlijke hoeveelheden alcohol onder
welken vorm dan ook; een feit dat aan andere practici
nog al eens moeite veroorzaakt.

Het resultaat nu van deze behandelingswijze is, dat
de algemeene toestand van den patiënt beter wordt;
de eetlust en slaap keeren weer, de pols en respiratie
nemen in frequentie af. (jeschiedt dit alles, dan kan
men de dosis iilcoliol verminderen ; geschiedt dit niet,
dan geve men meer. Geheel ophouden met de toe-
diening kan men, zoodra de patiënt in staat is wederom
alle mogelijke vaste spijzen te verteren.

Een ander, stellig geen gering resultaat is, diit men
met name vooral bij pneumonie, na een alcohol-

*) Een ons = 30 gratn.

t

-ocr page 29-

»3

therapie niets ziet van een langdurige reconvalescentie,
tengevolge van vermagering en krachtverlies. Steeds
is het reconvalescentie-tijdperk kort, daar immers door
het alcoholgebruik de krachten zijn gespaard gebleven.

Todd noemt alcohol een voedingsmiddel, »a food«,
dat de weefsels beschermt tegen het oxydatieproces,
wanneer substantieel voedsel, geschikt voor de voe-
ding dier weefsels, niet kan gebruikt worden. We
zullen later gelegenheid hebben, nader op deze vraag
terug te komen.

Dat alcohol de »animal temperature« verhoogt, is
een uitspraak van
Todd, die reeds in zijn tijd niet
algemeen meer geldt. Dit blijkt o. a. uit een opstel
van
Martius 22) in de »Deutsche Klinik« van 3 Nov.
1855, waarin hij- onder de effecten van alcohol ook
noemt: »Herabsetzung der Temperatur.«

Daar Todd behalve veel aanhangers, ook zijn be-
strijders vond is duidelijk.

Zoo is o. a. Gairdner het niet met Todd eens, als
deze in den regel reeds vroeg in vaak herhaalde doses
dag en nacht alcohol toedient, als \'t ware als voedsel.

Gairdner houdt alcohol alleen voor een stimulans,
dat naast en met het voedsel gegeven, de vertering
er van bevordert en in kleine doses moet worden
toegediend, behalve bij patiönten, die aan alcoholica
gewoon zijn en in weinige gevallen van acuut lijden,
waar het geldt, óf het organisme door een ernstige
crisis heen te helpen óf andere middelen in hun
werking te ondersteunen. Van den anderen kant geeft
hij toe, dat als alcohol helpt, de polsfrequentie af-
neemt en het delirium ophoudt, terwijl de eetlust en
de algemeene toestand verbeteren.

-ocr page 30-

14

Roodheid van \'t gezicht en stijgende koorts gelden
voor
Gairdner als contraïndicatie voor alcohol en
niet voor versterking der dosis. Gewoonlijk laat hij
de stimulantia geheel weg, als niet een duidelijk gunstig
resultaat optreedt. Steeds geeft hij matige doses.

Ook Murchison 25)^ hoezeer ook een voorstander
van de alcohol-therapie, veroordeelt met nadruk
Todd\'s
groote dosis. Hij vindt, evenals Gairdner, dat alcohol
alleen als geneesmiddel, niet als voedingsmiddel is
beschouwen.

Onder Todd\'s leerlingen, die met meerdere of
mindere wijzigingen de theorieën van hun meester in
practijk brachten, kunnen ten slotte genoemd worden
Anstie Tweedie Smith 27)^ Lyons en

beale. 2\'j)

Ook in Frankrijk vond de alcohol-therapie van
Todd spoedig ingang.

Het was vooral Béhier die veel tot haar ver-
spreiding bijdroeg. Hij zag, evenals
Todd, het delirium
wijken voor alcohol, de pols en respiratie in frequentie
afnemen; hij zag hoe de krachten van de zieken
gespaard bleven, de vermagering belet en de beter-
schap verhaast werden.

Ook Jaccoud uit zich zeer gunstig over het
gebruik van alcoholica. »Donner de l\'alcool dans
l\'adynamie fébrile«, zegt hij, »c\'est venir directement
au secours du malade que la fièvre consume; c\'est
lui fournir un aliment excessivement combustible, à
décomposition très-rapide, dons la combustion limite
nécessairement la dépense de l\'organisme fébricitant.
En d\'autres termes, la combustion exagérée, qui est
le fait de la fièvre, est entretenue en partie aux

-ocr page 31-

dépens de l\'alcool absorbé, au lieu d\'etre alimentée
tout entière par la substance organique elle-même.«

Jaccoud, die, zooals men ziet, alcohol als een »spaar-
middel« beschouwt, een middel dat door zijn gemak-
kelijke oxydatie de zelf-verbranding verhindert, beveelt
alcoholica aan in alle ziekten, die een bepaalden koorts-
vorm hebben, met name bij pneumonie, typhus, variola,
scarlatina en erysipelas.

Hij gebruikt brandewijn of rhum, 40 à 100 gram
daags.

Béiiier gaf dagelijksche doses van 80, 150 zelfs
300 gram alcohol van 56" , waaraan werd toegevoegd
80 à 100 gram »d\'eau édulcorée«, van welk mengsel
alle
i, 2 of 3 uur een eetlepel moest worden genomen.

Terrœk \'52), die van meening was, dat alcoholica
veel minder invloed hebben op den door koorts ver-
zwakten en gedeprimeerden patiënt, dan op den ge-
zonden mensch, gaf i, 2 zelfs 3 flesschen Bordeaux
per 24 uur.

Godfrin 33) zegt dat »l\'alcool est surtout indiqué
dans les maladies fébriles aigiies, soit dans les phleg-
masies comme la pneumonie, soit dans les fièvres
intermittentes, typhoïdes et eruptives.« Van veel gewicht
vindt hij de temperatuur-vcrlagende werking van
alcohol ; hij noemt hem een »antipyrétique fort.« De
dagelijksche dosis moet echter minstens
100 gram
bedragen, wil men een aanmerkelijke daling van de
temperatuur zien.

Ook de beroemde trousseau roemt het therapeu-
tisch gebruik van wijn, evenzoo
Aran, Monneret,
Gingeot, Colin
en Marvaud

Wat betreft de dosis, zoo wil Marvaud, dat men

-ocr page 32-

i

een geringe dosis in eens moet toedienen, bijv. 20—60
i gr. brandewijn in water, wanneer men alcohol als

I\' excitans wil laten werken. Als antipyreticum, tonicum

of spaarmiddel geve men volgens de methode van de
j- Engelsche practici en van Béhier alcohol in kleine,

ijJ > vaak herhaalde dosis, bijv. 50, 100 à 300 gram bran-

dewijn, waarvan elk half uur of elk uur een geringe
« , hoeveelheid dient genomen te worden.

Aan het eind van zijn studie over den alcohol leest
men bij
Marvaud als volgt: »L\'alcool exerce sur
l\'organisme malade des effets plus ou moins com-
plexes, variables suivant l\'état morbide contre lequel
i \' il est dirigé et suivant la dose cà laquelle il est ad-

ministré, mais dépendant surtout de son triple rôle
i. physiologique :

1 i"- Comme excitant du système nerveux cérébro-

\'î spinal.

2"- Comme anticalorifique.

3"- Comme antidéperditeur.
i II constitue un médicament utile et précieux, beau-

\' coup trop délaissé aujourd\'hui en thérapeutique, et

• dont l\'emploj, indiqué rationellement dans les phleg-

; masies (pneumonie aigüe, rhumatisme articulaire aigu,

j etc.) et les pyrexies (fièvre typhoide, variole, fièvres

ï eruptives, etc.) et principalement indiqué quand il

î s\'agit de combattre les troubles et les accident^ dépen-

dant soit de l\'adynamie, soit de l\'élévation excessive
i de la chaleur fébrile, peut donner les résultats les

: plus avantageux pour le malade et les plus encoura-

; géants pour l\'art médical. Il doit prendre place, dans

I ! la matière médicale, parmi les nombreux agents de la

V médication antipyrétique.«

-ocr page 33-

Vinden wij dus in Frankrijk de leer van TODD
met graagte aangenomen, niet aldus in
Duitschland.
Daar, waar men nog in. 1844 een medicus voor het
gerecht riep, omdat hij een typhuslijder champagne
had voorgeschreven, was men niet zoo haastig, zich
ten tweeden male aan de verdachte alcoholtherapie
te wagen.

»Wie Todd allen Verwundeten, allen heftiger Fie-
bernden ohne weiteres nicht bloss Wein, sondern
Branntwein zu reichen vorschlägt,« zegt C. O.
Weber
»ist ein bedenklicher Leichtsinn. Selbst der Wein
schadet im Anfange aller Fieber; er steigert ohne
Zweifel die Temperatur« etc.

Men sloeg echter een anderen weg in en trachtte,
hetgeen men overigens ook in
Frankrijk niet had
nagelaten, in het laboratorium de werkingen van alcohol
op het organisme na te gaan.

Zoo zien we dan, behalve eenige alleenstaande
onderzoekingen, hoe vooral C. l^ilNZ en zijn leerlingen
te
Bonn sedert 1869 de werking van alcohol op alle
functies van het organisme trachtten vast te stellen,
onder cijfers te brengen, en aan hun resultaten indi-
caties te ontleenen voor het gebruik van alcoholica
bij ziekten.

De resorptie van alcohol, zijn invloed op de tem-
peratuur en de stofwisseling zijn een drietal vragen,
die tot een lange reeks van experimenten hebben
aanleiding gegeven.

Hoezeer Binz overtuigd is van de waarde van
alcohol blijke uit zijn volgende woorden: »es gibt
zahlreiche schwere Fälle fieberhafter und fieberfreier
Erkrankungen, in denen Wochen lang nur Alkoholica

-ocr page 34-

i8

und mit ihnen von sonstigen Nährstoffen nur Zucker
genommen und verdaut werden. Wenn in diesen
Fällen die lebenserhaltenden Thätigkeiten des Herzens
und der Athmung vor dem Stilstande bewahrt bleiben,
und der ganze Organismus zwar Mühsam, aber doch
erfolgvoll durch eine schwere Krisis hindurchgezogen
wird, so verdankt er dass dem Alkohol und seinen
oft beschriebenen, nach mehrfachen Richtungen zu-
gleich eingreifenden Kräften, die an Bestimmtheit der
Indikation und an Sicherheit der Wirkung sich mit
denen unserer besten Medikamente und Massregeln
alten und neuen \'Datums messen können.«

De onderzoekingen van de Bonn\'scha school en
anderen, ik noem hier onder meer
bouvier, Daur,
Mainzer, Heubach, Riegel, Strässuurg, Bod-
LäNDER, Buchner, \'enz. hebben tot resultaat gehad,
dat alcohol een plaats in de therapie is blijven be-
houden.

Zelfs Bunge ^\'i), de verklaarde vijand van alles wat
alcohol bevat, vindt dat »nach der Ansicht der meisten
Aerzte Alkohol
vorläufig nicht wohl entbehrt werden
kann.« Anderen daarentegen meenen, dat dit zeer
wel mogelijk is.
Wehberg 3«) o. a., die in \'t geheel
geen geloof slaat aan de nuttige therapeutische effecten
van alcohol, waarschuwt met den meesten nadruk
tegen de overdreven aanprijzing er van door genees-
heeren.

De laatste jaren hebben ons weinig nieuws gebracht
omtrent het alcohol-vraagstuk in de therapie en we
kunnen ons nog gehecïl vereenigen met de woorden,
waarmee
VON jAKSCii^«) zijn voordracht: »Der Wein-
geist als tieilmittel« besloot op het Congres voor

-ocr page 35-

19

interne geneeskunde te Wiesbaden in 1888. Deze
woorden zijn de volgende: »Viele Problemen sind
noch zu lösen, vieler practischer Erfahrungen am
Krankenbette wird es noch bedürfen, bis alle die bis
jetzt noch unklaren Punkte in die Weingeistfrage
gelöst sein werden. Eines aber — und dessen bin\'ich
gewiss — wird im Sturme des Kampfes, im wider-
streit der Meinungen sich erhalten, und das ist der
Satz: Der Weingeist zur richtigen Zeit, am richtigen
Orte, in richtiger Form verabreicht, ist ein Heilmittel
vom hohem, ja unersetzlichem Werthe.«

-ocr page 36-

i: r

i !

I

I.. 1

II.

overzicht van het gebruik van alcohol bij
verschillende infectie-ziekten.

Typhus.

Vroeger reeds had ik gelegenheid op te merken,
hoe verschillende oude medici succes hadden met de
toediening van alcohol aan typhuslijders, o. a.
Rive-
Rius, die wijn van buitengewoon weldadigen invloed
vond bij typhus;
liOFFMANN, die getuigde, dat bij
typhus »vino nil datur excellentius«. Verder
poterius,
Bartholinus, Pringle, Stoll, Selle, Browne
Langrish 40) en Huxham. -ti).

.Smyth beschrijft ons een epidemie uit het jaar
1780. Hij veroordeelt de venaesectie, doch beveelt het
gebruik van wijn aan in elk stadium der ziekte.
Hoever hij hiermede ging, bewijst het feit, dat hij
eenmaal een patiënt in 12 uur tijds twee flesschen
portwijn liet gebruiken en een anderen gedurende
eenige dagen
2 flesschen madeira daags voorschreef,
en, naar hij meldt, met gunstige resultaten. ()ok
Richter i") gaf, zooals wc gezien hebben, alcoholica
bij typhus.

Davidson geeft een zevental opinies over de
behandeling van typhus. De vijfde luidt:

»Wines and other alcoholic liquors, as they contain

I,

jéi

^ t .
:> t

i|: ■
i\'i .

K s

ji

Ü ^

i ^ /

\'A
\'i

I 1
) ■

-ocr page 37-

2 I

both stimulant and alimentary elements, are the most
to be relied on for supporting the strength and are
the least injurious. The pulse, taken along with the
general symptoms of exhaustion, ought
to be the rule
for its (their) exhibition, both as to time and quantity.«

Men ziet het: alcohol prikkelt, voedt en onder-
Jioudt dc krachten.

We hebben vermeld, hoe\' Todd ook bij t3^phus
alcoholica aanwendt en welke resultaten hij er van
verwacht; we komen dus hierop niet terug.

Murchison 24) die alleen gelooft in een stimu-
leerende, niet in een voedende werking van alcohol,
vindt dat in de eerste 5 of 6 dagen wijn slechts in
weinig gevallen van tA\'phus noodig of dienstig is; het
zal meestal noodig zijn den 7"" ol 8"" dag eerst met
de alcohol-toediening te beginnen.

Gewoonlijk geve men in \'t eerst niet meer dan 4
ons (= 0.120 L.) wijn per 24 uur; zelden zal het
noodig zijn, meer dan 8 ons daags te geven.

Murchison veroordeelt met nadruk Todd\'s groote
doses en vergelijkt aan de hand van statistische
gegevens zijn methode met die van
Todd.

Hij geeft bijv. onderstaande tabellen:

TODD.

iM U K C H 1 S () N.

TVI\'IIUS.

Tvniiis.

Onilcr il(! 20 janr -

:ll Koviilloii -

(1 (looilcn

- I7.ui «Al

liuu goviillon

• UI (looiloil

- 5.050/0

1I0V(M1 „ „ „ -

71

■xi

■ •2!I.7;1 n/o

2;ii7 „

- 31;) ,

■ 27.;il) 0/0

11

15 r

- !U.58 0/0

150U

■ 11 ^

• Ui.(15 <1/0

„ n l" r •

ar,

• 11\'0/0

ÜK;

• lOJ

■ IS.(t(i0/„

To snmon -

171

•:U)0/o

0781

-1()4S „

-28 0/0

n n KI s T V r 11 ()ï I) 1 A.

l-\'ICItUIS TVI\'HOÏUUA.

Oiulfr linao Jnnr •

ti:l KOvnllnn ■

11 (looileii

■ 17.Ü I "/«

S7« (ïnvnllcn

■ i:U (lonilcn

• 14.115 0/„

Ilovon - „ -

«7

Ki „

■ \'Jil.HS \'Vo

H!l(i „

-22.210/0

r T, r •

IH

■ ->l) 0/0

252 „

• \'l ^

- 28.170/0

r „ -

7

r, „

-7i.rJO/o

»2

• 27 ,

- 28.140/0

r.

1

. so n/o

• 11

-52.810/0

Tp samon •

lUU

15

- 28.1 0/0

2U2 „

•412 „

- 2U.Ü 0/0

-ocr page 38-

»V- •■•-■•■i ---

li

I\'! --

\'. I

I; I Hoe twijfelachtig de waarde van dergelijke statis-

; tieken ook moge zijn, toch blijkt voldoende, dat

I \' Murchison meer succes had bij zijn t5^phus-behande-

: ; ling dan Todd.

|| ! Stokes vindt dat in de meerderheid der gevallen

[ het toedienen van wijn aan typhuslijders gevolgd

;: wordt door de gelukkigste resultaten.

\' i, Graves is het in hoofdzaak met hem eens; toch

i vindt deze, dat de medicus, die wenscht te weten of

P het op een gegeven tijdstip noodig is voort te gaan

met de toediening van wijn aan den typhuslijder, wel
zal doen te letten op de volgende wenken van
Arm-

!; strong: Als de tong droger wordt — de pols

! i

i| sneller — de huid warm en droog — de respiratie

■ j frequenter — de opgewektheid en beweeglijkheid

j| \' toeneemt — in deze gevallen doet de wijn kwaad.

i ! Geschiedt echter het tegenovergestelde, dan is wijn
\'i nuttig.

; ■ ■ Intusschen doet men verkeerd, volgens Graves,

i\' zich slaafs aan deze uitspraken van Armstrong te

I,; ^ houden.

ii We moeten ons in hoofdzaak laten influenceeren
i , door den algemeenen toestand van den zieke, veel
I meer dan door de aanwezigheid of het ontbreken van
j \' een of ander bepaald symptoom.

i Ik wensch op te merken dat Graves nooit wijn

1 toedient als het delirium hevig en continu is.

Béhier, 40) die, steunend op eigen ervaring, hót in
! \'t algemeen met
Todd eens is, vindt dat alcohol bij

£icute ziekten een gunstige werking heeft.

Ook O. a. in een vijftal gevallen van typhus diende
hij alcoholica toe. Hij vermeldt echter eerlijk, dat zijn

-ocr page 39-

23

therapie hier geen succes had; trouwens zijn gevallen
waren zeer ernstige en verouderde.

Monneret •i\') daarentegen had uitstekend resultaat
met de toediening van groote doses wijn ä i L.
per 24 uur) in de »fièvres t3^phoides adynamiques.«
Onder den invloed daarvan verminderden de abdomi-
nale verschijnselen en de haemorrhagiën, hetzij intes-
tinale of nasale, werden minder frequent.

Het treft ons, hoe Monneret in tegenstelling tot
anderen i/o L. wijn per 24 uur een groote dosis
noemt!

Trousseau was zeer ingenomen met het succes
van Malagawijn bij »fièvres typhoides«, bij welke
ook
Godfrin alcohol dringend iuinbeveelt, vooral als
antipyreticum.

Jaccoud ^^ wijst er in zijn »Traité do pathologie
interne« op, hoe de alcohol vaak een oogenblikkelijke
temperatuursverkiging vermag teweeg te brengen —
het zenuwstelsel prikkelt — en een spaarmiddel moet
genoemd worden. Reden waarop hij o. a. bij typhus
aan alcoholica ^een gunstige werking toeschrijft.

Gairdner meent te hebben aangetoond, hoe
door de stimulantia-methode het sterfteprocent van
typhus (in 703 gevallen) van 15.8—i8.8"/o gedaald is
tot 11.5O/0.

Mij vermeldt hoe men is teruggekomen van de
groote doses van vroeger; zoodat men bij typhus
tegenwoordig slechts 1—2 ons gebruikt, waar men
vroeger aan alcoholica 24 48 ons (= 0.72—1.44 L.)
daags gaf.

Rkginai.ü e. T]104MI\'.son bericht over 123 t^-phus-
gevallen, die in hoofdzaak met wijn of brandewijn

-ocr page 40-

I. »

\'H

;, t
kl

j, i\' 24

I. t

•■i

j behandeld waren. Hij vindt dat het beter zou zijn, het

> gebruik hiervan v/at te beperken. 4—10 ons wijn per

i dag is een gewone dosis, evenzoo 6—9 ons brandewijn,

i T. J. Maclachan 50) brengt verslag uit van 1600

; gevallen uit de jaren 1865 en 1866. Volgens hem

? t\' schijnt de stimuleerende behandeling met wijn, volgens

i een statistische tabel op het dalen der mortaliteit te

t ij hebben ingewerkt.

j Marvaud noemt den invloed van alcohol op de

adynamie bij typhus de »triomphe de la médication
• alcoolique.« In een langdurige, uitermate verzwakkende

; ziekte als typhus, waarin het organisme zelf moet

1; voorzien in de belangrijke verliezen, die het lijdt, zijn

[ de indicaties voor het gebruik van excitantia voor

! : niemand twijfelachtig. In \'t bijzonder vestigt hij de

I ■ aandacht op het spoedige herstel, de geringe verma-

gering en den korten duur der beterschap, die bij het
meerendeel der zieken konden worden waargenomen.
Wat het delirium betreft, veroorzaakt door een belang-
rijke stijging der temperatuur tot 40\'^ ä 40.5*^, ver-
schillende keeren vermochten groote doses alcohol dit
te doen ophouden, waarmee dan steeds gepaard ging
een aanmerkelijke daling der temperatuur.
( Bouvier •\'\'i) behandelde 22 typhuslijders met alco-

j hohca. Zijn indicaties voor de toediening er van waren:

I voortdurende hooge koorts en ernstig krachtverlies.

\\ De patiënten ontvingen 3 a 4 maal daags 30 a 40 cM".

alcohol of 40 a 50 cM^. port. Zoo noodig werden deze
J doses nog vermeerderd.

? Het succes was zeer evident. Van de 22 zieken

I

I \\ overleed slechts één, die tengevolge van bijkomende

omstandigheden succombeerde.
*

-ocr page 41-

25

De algemeene toestand was onder den invloed van
alcohol steeds bijzonder gunstig en stak scheriD af
tegen dien van patiënten, die met chinine werden
behandeld. De pols werd voller en verminderde ge-
middeld 8—lo slagen per minuut. De daling van de
temperatuur trad vaak reeds na ;o ä 30 minuten in
en duurde 3 a 4 uur, waarna de temperatuur weer
steeg. Dronkenschap werd nooit waiirgenomen, de
slaap was aanhoudend en rustig, bijna nooit onder-
broken door droomen of deliriOn. Het reconvalescentie-
tijdperk verliep steeds bijzonder gunstig. BouviliK^\'s
gunstigste resultaten zijn uit een tijd, waarin hij de
zieken bijna steeds zooveel alcohol gaf, als ze maar
wilden nemen.

De conclusies van Bouvier over zijn therapie bij
typhus abdominalis zijn twee in getal en luiden als volgt:

1". dat groote doses alcohol in veel gevallen van
tyi^hus abdominalis antipyretisch van veel waarde zijn
en dat de veel verbreide vrees voor het onbeschroomd
toedienen van alcoholica bij typhus abdominalis meestal
ongegrond is.

.>Fouri^.IER f\'-) gaf tijdens den Fransch-Duitsclien
oorlog aan zijn typhuslijders alcohol in doses van
30
a 40 gr. cn constateerde een gunstigen invloed hier-
van oj) het verloop der ziekte, waarvan dc duur werd
verkort, terwijl deliriCn .spoedig werden bedwongen.

Na 1872 volgt een lang tijdperk, waarv^an do medi-
sche litteratuur, voor zoover ik kan nagaan, niets ver-
meldt omtrent dc alcohol-therapie bij typhus. Eerst
van het jaar 1887 vind ik een publicatie van JoiiN
CURNOW, die bij dreigende collaps en hooge koorts
aan typhus-patiönten alcohol geeft in den vorm van

-ocr page 42-

26

12 a 20 ons (= 0.36—0.6 L.) »brand}^« in melk of

»beef-tea« per dag. Hij schijnt gunstige resultaten

met zijn behandeling te hebben verkregen, daar van

meer dan 300 patiënten slechts 8 zijn overleden.

ll^ Dat in een geval in \'t geheel 388 ons (= 11.6 L.)

^f »brandy«, in een ander 21 flesschen champagne wer-

•, 1\' den gebruikt, bewijst, dat hij niet bevreesd is voor

i \'

I» groot doses; trouwens hij was geneesheer in een

matrozen-hospitaal!

Von Jaksch so) vindt de waarde van alcohol bij
typhus als stimulans groot, maar nog grooter als
spaarmiddel, als nutriens. Daarvoor echter moeten
dagelijks alcoholica worden toegediend; liefst 300 a
500 cM^. hellte wijn. Onder deze behandehng blijft
ij\' ! de algemeene toestand relatief goed ; de digestie, respi-

ratie en circulatie laten niet te wenschen over. Treden
j j collaps-symptomen op, dan geve men alcohol in zeer

\'j groote doses; niet zelden werkt hier zulk een therapie

levensreddend. Von Jakscii gelooft overigens dat

i ;

\\ ;

1 !
V ■

Iii :

|| ; het succes van alcoholica bij typhus ook daarop berust,

ij t dat ze stimuleerend werken op de maagsapsecretie,

ï ; ^ . die onder dén invloed der koorts verminderd is, en

l 1 " aldus de vertering en een beter verbruik van het

I ; voedsel mogelijk maken.

j \' Niet bij alle gevallen van typhus echter is de alco-

hol-therapie op haar plaats, nog minder moet ze als
een specifieke worden beschouwd; steeds moet de
medicus individualiseeren. In \'t algemeen zijn furibunde
deliriën contra-indicatie voor \'t gebruik van alcoholica,
tenzij de patiënt aan alcohol gewoon is.

i ;

1 ;

1

-ocr page 43-

27

P n e u m o n 1 e.

Todd, die voor de toepassing van zijn therapie
zulke scherpe indicaties stelt, is er verre van, iedere
pneumonie met alcoholica te behandelen. In veel ge-
vallen speelt alcohol hierbij alleen de rol van een
»important accessory«. Is echter de toediening er van
noodzakelijk, dan ondervindt hij er ook steeds de
gunstigste resultaten van; de beterschap treedt spoedig
in en het reconvalescentie-tijdperk duurt kort.

Parkes deelt ons uitvoerig het verloop mee
van een dubbelzijdige pneumonie bij een 24-jarige
vrouw, die moribund, met een ontelbare, intermit-
teerende pols en een respiratie van 78 onder zijn
behandeling kwam.

Onder den invloed van wijn en ammoniumcarbonaat
trad in den loop van een tiental dagen totale beter-
schap in.

Ook Brinton ondervond succes met »brand}\'«
bij pneumonie.

In Amerika paste Flint alcohol toe bij acute
pneumoniön met het beste gevolg.

Benett, •\'»") die overigens in zienswijze eenigzins
met
Todd verschilt, had onder 12g met alcoholica
behandelde pneumonien 125 genezingen.

In Frankrijk zien we, hoe Laennec en Franck
bij pneumoniün van oude lieden alcohol geven.

Béhier behandelde 36 gevallen van pneumonie
volgens de methode van TODD en kon 2g genezingen
constatceren; de 7 gesuccombeerde patiönten waren
echter reed» bij hun opneming in een hoogst ernstigen
toestand, terwijl 3 er van phthisici waren.

-ocr page 44-

28

Zooals Todd zag hij het delireeren ophouden, de
pols en respiratie afnemen in frequentie en de krachten
zich herstellen. Nooit zag hij het geringste toeken van
dronkenschap.

Hij schreef voor 80—300 gr. gewonen brandewijn
in
80—120 gr. suikerwater. Van dit mengsel, dat de
patiënten gebruikten onder den naam van »potion de
Todd«, liet hij alle 2 uur een eetlepel gebruiken.

Het succes was voor Béhier niet twijfelachtig, te
meer, daar er onder zijn patiënten voorkwamen van
66—77 jaar en verschillende van zijn gevallen hoogst
ernstig waren.

De brandewijn, vrijgevig toegediend en in zijn
werking ondersteund door bouillon, »lait de poule«
en ander licht voedsel was in de vermelde gevallen
van een »efficacité incontestable«.

Een aantal andere practici o. a. Royer-Collakd,
Chomel, Gasté, Godfrin
en Trastour s») bevelen
alcohol aan bij de pneumonie van oude lieden, waar
de prostratie en de »adynamie« de meest dreigende
symptomen zijn en het meest gunstig voor de iilcohol-
therapie. Doöh allen zijn eensteminig in hun afkeuring
van deze therapie bij acute pneumoniën met tempe-
raturen van 40O a 41" bij jonge krachtige individuen.

Zoo noemt Trastour in een uitvoerige studie over
het gebruik van alcoholica bij pneumonie als ifidicatie
voor de toediening or van: zwakke pols — afwezigheid
van reactie — bleek gelaat — koude huid — puru-
lente sputa, wijzende op hepatisatio grisea — hoogen
leeftijd e. a.

Jaccoud echter beveelt den alcohol ook aan bij de
acute pneumonie/i van volwassenen, waar hij een

-ocr page 45-

29

gunstigen invloed zag op de »ad3\'^namie« en het deli-
rium, bovendien op de hooge temperatuur. Men ziet
nl. vaak reeds op den
3®" of 4®" dag de tempe-
ratuur dalen, zoodat ze na weinig dagen nor-
maal is.

Marvaud verloor van een 30-tal dergelijke acute
pneumoniön met alcohol behandeld, geen enkel
geval.

Jaccoud geeft ons een overzicht van het succes,
dat verschillende klinici hadden bij hun pneumonie-
behandeling:

783 gevallen, enkel behandeld met aderlating; sterfte-
cijfer: 2-
j.o6^Iq.
754 gevallen, enkel behandeld met tartras stibiatus;
sterftecijfer: 21.38*^/(1.

Een aantal gevallen met gemengde behandeling;
(afwachten in lichte, aderlating en tartr.stibiat. in ernstige

gevallen) sterftecijfer 14.25O/Q.
189 gevallen expectaticf; sterftecijfer: "J.^^Iq.
129 » behandeld met/öw/w sterftecijfer: 3.10^/0.

Onder tonica worden verstaan quinquina, wijn en
licht verteerbaar voedsel.

Men mag echter in \'t allerminst hieruit besluiten,
meent
Jaccoud, dat het \'t beste is alle pneumoniën
aan een toniseerende therapie te onderwerpen; er kan
geen sprake zijn van een universeele behandelings-
wijze bij een ziekte, die niets specifieks heeft.

Wel mag men uit het sterftecijfer van 3.io"/o lezen
. de groote frequentie van de indicatie tot toediening
van tonica bij pneumonie cn van de onschadelijkheid
van deze therapie.

Om deze twee redenen, men behoeft geen andere

-ocr page 46-

30

ü:

• ["

; te zoeken, komt men ten slotte tot een veel geringere

; sterfte, dan met elke andere methode.

^ [ Dat alcohol bij veel pneumonien zonder nadeel

i. kan gegeven worden is geheel waar; maar in de

; therapie »autre chose est de ne pas nuire, autre chose

4 d\'être utile.« JACCAUD vindt alleen de »adynamie
^ fi vraie« de indicatie en hier is alcohol het genees-
i middel per excellentiam, waarmede men vaak de

verwonderlijkste resultaten heeft.

Toegegeven, volgens Wade, dat alcohol als
excitans van het zenuwstelsel kan dienen, zoo bedenke
men, dat bij toediening van groote doses, alcohol ook
narcotische eigenschappen heeft.

Hij keurt het empirisch gebruik goed, maar men
h] moet zorgvuldig het verloop der ziekte controleeren,

ten einde de dosis te verminderen of te versterken,
\'{ j indien dit noodig is.

5 ! Het meeste vindt Wade alcohol geïndiceerd bij
\' \' pneumonie, waar de respiratie frequent, moeilijk en
S : pijnlijk is.

! \' In een opstel over longontsteking, verlangt JüR-

S j GEXSEN .onder de dagelijksche voeding van den

pneumonie-lijder ook een behoorlijke hoeveelheid alco-
hol. »Als conditio sine qua non betrachte ich es,« zegt
hij, »dass der Pneumoniker eine je nach seinem Leben-
salter und seinen Gewohnheiten wechselnde. Menge
von Wein — uns ist der etwa 8®/o Bordeaux der
bequemste — geniesst. Für den Erwachsenen etwa
1/.; bis I Flasche täglich. Ebenso gestatte ich gern
ein gutes Bier.«

Het is volgens Jürgensen zeker dat door alcoho-
lische dranken de lichaamswarmte eerder daalt dan
f

i .

I\'

»

f-

■> 1

-ocr page 47-

31

stijgt. Meer dan waarschijnlijk, dat alcohol een »directes
.Schützmittel für die Gewebe ist.«

Meer uit den laatsten tijd dateert een mededeeling
van E. N.
Hall 6\') uit Amerika.

Deze ziet bij pneumonie het grootste bezwaar in de
hartzwakte. Alcohol nu is het werkzaamste en beste
middel om de zieken over deze gevaarlijke periode
heen te brengen. Met 4 a 6 ons (= 0.12—0.18 L.),
naar gelang van leeftijd en gewoonte beginnend, stijgt
hij tot op 12—16 ons alcoholica daags.

Erysipelas.

Zooals bij vele andere ziekten gebruikten graves
en Todd ook bij erysipelas alcoholica.

Ter illustratie wil ik hier het verloop van een paar
gevallen mededeelen, ontleend aan
Todd\'s »Clinical
Lectures«. •

Het eerste betreft een 22-jarige patiënte, die den
g.inii ig^g in de kliniek werd gebracht met erysi-
pelas zich uitstrekkende over het geheele gelaat. De
aandoening bestond sedert 4 dagen. Bij de opneming
was de Pols 116, de respiratie 26; de patiënt was
onrustig en kon niet slapen. Er werden haar ruime
hoeveelheden bouillon (»beaf-tea«) voorgeschreven,
tegelijk met een ^/o ons (15 gram) brandewijn elk uur.

])e zieke was na 6 dagen zoover hersteld dat in
plaats van brandewijn en bouillon thans het volle dieët
kwam, benevens porter en chinine en de patiënte werd
26 Mei hersteld ontslagen.
Een ander geval is het volgende:

-ocr page 48-

Ij ^

Iii

K

O-

Een 56-jarige moeder van 14 kinderen kreeg 11
Maart pijn, roodheid en zwelling aan de rechter wang
met hevig rillen en werd den 15\'^®" in de kliniek ge-
.! bracht. Luide rhonchi waren overal op de borst waar-

j\' neembaar. Pols 68, zeer zwak; respiratie 48. Therapie:

j,, 1/2 ons (15 gram; brandewijn alle 2 uur, ammonium-

\\ j\' carbonaat, opium en een onbeperkte hoeveelheid bouillon.

16 Maart. Pols 86 ; respiratie 46. De erysipelas breidt
zich uit. Brandewijn-dosis vermeerderd tot 1/2 ons elk
1/2 uur.

17 Maart. Geheele rechter gelaatshelft aangetast;
al de toegediende brandewijn wordt bijna onmiddellijk
weer uitgebraakt, daarom vervangen door een ons
wijn elk 1/2 uur.

19 Maart. Erysipelas over \'tgeheele gelaat; patiënte
is veel beter; braken opgehouden.

20 Maart. Beginnende desquamatie. Pols 94; respi-
ratie 20. Van dezen dag af neemt de beterschap steeds
toe; de pols vermindert dagelijks in frequentie; de
stimulantia gaandeweg verminderd.

30 Maart. Volkomen genezing. Patiënte krijgt porter,
chinine en vol krachtig dieët.

Ook Anstie 2-\')) behandelde erysipelas met alcoho-
lica; hij verhaalt, hoe hij o. a. aan een 43-jarigen
patiënt met evident resultaat en zonder het geringste
spoor van intoxicatie dagelijks 24 ons (0.72 L.) cognac gaf.

Béhier ^O); die zulke gunstige gevolgen zag van
alcoholica bij pneumonie, die echter bij eenige typhus-
gevallen daarvan geen succes zag, vermeldt hoe in
een viertal gevallen van erysipelas aan \'t gelaat
dezelfde therapie bijna oogenblikkclijk bij 3 der
patiënten het delirium deed ophouden, waar opium.

-1\'

: I

-ocr page 49-

33

onmachtig\' was gebleken. Bij den 4\'\'®" patiënt was het
resultaat minder gunstig.

Dat Béhier\'s leerling Jaccoud alcoholica bij erysi-
pelas aanbeveelt heb ik reeds vermeld.

volkmann 62) vindt dat erysipelaslijders een streng\'
antiphlogistische behandeling slecht verdragen; terwijl
lichte stimulantia hun veel beter bekomen. Vooral
waar de aandoening lang duurt, grootere intermissies
optreden en de hooge temperaturen door heftig
transpireeren worden onderbroken bewijzen stimu-
lantia in behoorlijke doses, krachtige wijn, goed bier,
alcohol, daarnaast chinine of kamfer de beste diensten;
in \'t bijzonder geldt dit voor zulke erysipelas-patiënten,
die door voorafgaande, langdurige etteringen meer of
minder zijn verzwakt.

»Ich selbst gebe in meiner Klinik«, zegt VoLK-
MANX, »den Kranken Alkohol mit gleichen Theilen
.Syrup und einem aromatischen Wasser ungemein
häufig und habe fast immer einen sehr guten, be-
ruhigenden Einfluss von dem Gebrauche dieses
Mittels constatiren können. Die grosse Aufregung,
die Schlaflosigkeit, das Gefühl schwer krank zu sein,
welche das Er3\'sipel so häufig begleiten, pflegen sich
dabei rasch zu mindern. Die Dosis Alkohol muss bei
Männern 40 bis 60 granun pro Tag betragen.«

.SociN <■>■■\') eindigt zijn beschouwing over de the-
rapie van de wondroos als volgt:

»Zur Erhaltung der Kräfte trugen möglichst gute
Nahrung und reichlicher Weingenuss das Ihrige bei.
In Carlsruhe, wo in dieser Beziehung alles reichlich
zu Gebote stand, Hessen wir solche Fiebernde (n.1.
zulke, waar de koorts langen tijd op aanmerkelijke

3

-ocr page 50-

iir\'

I

iH

■ -34

j i hoogte bleef en waar zelfs chinine geen werking had)

? j mit dem besten Erfolg 3 bis, 4 Flaschen eines Ge-

\' I misches von Sherry und Champagne täglich zu sich

nehmen.« Waarlijk geen geringe dosis!

p;- --

Rheumatismus.

h Beale \'W) heeft gunstige ervaringen van »brandy«

bij de asthenische vormen van rheumatism us, waar
de patiënten in \'t algemeen zwak zijn, kachectisch,
slecht gevoed en bloedarm, de pols week en klein is
en deliriën niet zelden optreden.

Zooals men ziet, dezelfde indicaties als bij zoovele
andere ziekten.

Beale geeft matige doses brandewijn (60 ä 200 gr.
per
24 uur) in korte tusschenpoozen; steeds meer en
frequenter, naarmate de krachten afnemen.

Béhier "^O) heeft een viertal gevallen gevallen van
rheumatismus articulorum aan de alcohol-therapie
onderworpen.

In het eerste, een subacuut geval, hebben 120 gram
brandewijn daags zeer spoedig de pijn doen bedaren.

In het tweede geval, gecompliceerd door endo- en
pericarditi.s, deden
150 gram brandewijn, in kleine
doses toegediend, het delirium verdwijnen, waartegen
muskus en opium onvermogend waren gebleken. De
patiënt genas.

Het derde geval, gecompliceerd door pleuritis, ver-
toonde merkbare beterschap door het dagelijksch
gebruik van
120 a 200 gram brandewijn. De pols
daalde snel van
128 op 90. Deze patiënt genas evenzoo.

; (

-ocr page 51-

35

Bij den 4®" lijder werd geen duidelijk resultaat ver-
kregen; de ziekte had haar gewoon verloop.

In de resultaten, die Stokes, Béhier, e. a. ver-
melden omtrent hun succes met de alcohol-therapie
bij rheumatismus, vond
Marvaud aanleiding, zich
hieromtrent eigen ervaring te verschaffen.

Zoo behandelde hij 15 gevallen, waarbij hij 13 ge-
nezingen verkreeg.

Behalve het verdwijnen der pijn, kon hij - consta-
teeren een belangrijke vermindering der polsfrequentie,
het ophouden van deliriën en een vrij snelle daling
der temperatuur van den 4\'\'" tot den 11 dag der
ziekte.

De complicaties van den kant van \'t hart kwamen
te weinig voor (in 4 gevallen) om te doen vreezen,
dat de schuld hiervan lag aan een prikkelende wer-
king van den alcohol op het endocardium.

In 9 gevallen viel het ophouden der pijn samen
met een vrij profuse diaphorese.

De alcohol-toediening bij rheumatismus articulorum
acutus scheen
Marvaud toe geïndiceerd te zijn, betzij
als excitans bij reeds verzwakte individus of als anti-
])yreticum.

C holer a.

Magendie schreef in 1832 alcoholica voor bij
cholera.

Volgens Jui.Es GUVOT \'">•\'\') kan men prostratie bij
cholera voorkomen door de toediening van 30 a 120
cM\'l brandewijn, rhum, of een anderen drank, die
ongeveer 50^^/0 alcohol bevat. Steeds zag hij succes

-ocr page 52-

ar

li

liü\' 36

van deze therapie, en met hem evenzeer andere Fran-
sehe auteurs o. a.
Legrand Gaullard de Par-
j\'\' tiienay en Tardieu.

■ f. , Bij de zomer-cholera beveelt Watson brandewijn

met water aan, als de huid koud is en de pols afneemt
Iii\' in spanning en onregelmatig wordt.

In den collapstoestand bij Aziatische cholera schij-
nen echter alcoholica ongunstig te werken.
: k •: Hij deelt een statistiek mee van M\'Clav en
Robert-

son, omvattende 87 gevallen van cholera asiatica, die
behandeld waren »with castor-oil and with a liberal
use of food and alcohol«; het sterftecijfer was hier
I 41.57Ö/0; daarentegen
30.45O/,, bij 197 gevallen, waar

i; alleen »castor-oil« was toegediend.

Erman <5") beschrijft een cholera-epidemie uit\'t jaar
i
i , 1873 te Hamburg. De therapie bestond uitsluitend in

I 1 de toediening van port of cognac, alle i of 2 uur een

^ I eetlepel; daarbij werd ad libitum ijs of ijswater gege-

I ven en eventueel gebruik gemaakt van koude baden,

i Van 226 patiënten stierven 88. Erman vermeldt

j overigens niets naders omtrent de resultaten van zijn

j therapie.

C.vntani vindt koolzuurhoudende dranken en
] alcoholica van veel nut bij cholera; beter dan iets

i anders stillen ze den dorst, doen het braken bedaren

en werken analeptisch.

T e t a n u s.

De behandeling van tetanus met alcoholica vindt
men reeds door
Hippocrates i) geprezen. Deze

-ocr page 53-

0/

laat den lijder krachtigen wijn van Creta drinken.

In het begin dezer eeuw is het Richter die
vermeldt, hoe hij herhaaldelijk het nut van wijn heeft
ondervonden bij tetanus.

Hutchinson C\'"\') zag een evident resultaat van de
toediening van alcohol, waar calomel, opium, warme
baden, enz. onvermogend waren gebleken. In een
ander geval genas een kind door groote doses krach-
tigen wijn, gegeven tot intoxicatie ontstond.

collin en Wilmot genazen traumatische tetanus
bij een jongen van g jaar door punch-intoxicatie.

Stapleton ß") beschrijft uitvoerig een geval van
traumatische tetanus bij een 27-jarigen boerenknecht.
Den 12\'\'®" dag na een verwonding eian de hand trad
tetanus op, die zich in weinig tijds ontwikkelde tot
een uitgesproken opisthotonus, waartegen morphine,
asa foetida, belladonna e. a. onmachtig bleken.

Stapleton besloot een alcohol-intoxicatie teweeg
te l)rengcn. Tlij ging uit van \'t idee, dat de in \'t bloed
opgenome.i alcohol een toestand in de nerveuze centra
zou kunnen teweeg brengen, onvereenigbaar met het
voortduren van dc tetanische contractie der spieren.

1 lij gaf daarom den patiënt in den loop van een
kwartier 10 ons (= 0.3 L.) van een mengsel van gelijke
deelen alcohol cn water, tengevolge waarvan na 25
min. alle spieren ontspannen waren, dc ontstuimige
hartswcrking bedaard was, de eerst frecpientc pols
voller werd cn terugging tot 60 en een profuse zweet-
secretie optrad.

72 uur lang werd de patiënt onder den invloed van
alcohol gehouden, daarna de alcohol weggelaten; doch
na terugkeer van het bewustzijn kwamen ook weer

-ocr page 54-

de krampen, zij het ook in veel mindere hevigheid;
ze weken echter terstond voor een hernieuwde toe-
diening.

Den dag na de verwonding succombeerde de

patiënt plotseling, blijkbaar aan uitputting.

Stapleton houdt het er voor, dat een tijdiger toe-
diening van alcohol den voortgang der ziekte had
kunnen beletten. In elk geval heeft hij, volgens zijn
meening, den patiënt door zijn therapie een hevig
lijden bespaard.

Overigens vermelden ook andere auteurs het gebruik
van groote doses bij tetanus. Of ook het succes voor
den patiënt quoad vitam even groot was, lijkt mij
minstens twijfelachtig.

Sprekende over de therapie van tetanus verhaalt
Thamhayn ■\'0) hoe o. a. Williams in 42 dagen iio
flesschen portwijn aan zijn patiënt toediende en
ilott
2 gallons brandewijn in 8 dagen.

Om de afnemende kracht van het zenuwstelsel te
sterken en opdat de op het bloed werkende agentien
de toxische oorzaken zullen vernietigen, beveelt
Thom-
son
\'0) stimulantia aan, waaronder ook alcohol.

Hetzelfde doet Betoli "O), die zijn patiënten in een
voortdurenden roes houdt.

Bristowe "1) behandelde een geval van traumatische
tetanus bij een lo-jarigen jongen met groote doses
broomkidi en alcohol; welke therapie intusschen den
exitus letalis niet verhinderen kon.

Watson verhaalt, dat de Amerikaansche medicus
Rush bij tetanus o. a. aanraadt alcoholica »in full
doses« ; daarbij opmerkende, dat, hoeveel wijn de pa-
tiënt ook verzwelgt, nooit intoxicatie optreedt.

ii;
ifi:

, II
>h

-ocr page 55-

39

Als curiosum vermeldt CURRIE van een paard, dat
door tetanus was aangetast en genas na meer portwijn
te hebben gebruikt, dan het zelf waard was.

Variola. Scarlatina. Morbilll
Influenza.

Over alcohol-toediening bij variola, scarlatina en
morbilli vindt ik in de litteratuur, behalve een paar
korte aanprijzingen, zoo goed als niets vermeld. Alleen
Marvaud 31) heeft bij een groot aantal lijders aan
pokken de werking van alcohol nagegaan. Hij vindt
dat de toediening er van de koortshitte vermag te
beperken en iii het steidium suppurationis soms zelfs
geheel te onderdrukken, waardoor de duur van deze
periode belangrijk kan verkort worden.

Van niet minder gunstig gevolg vindt hij dezelfde
therapie bij scarlatina en morbilli.

Zelfs bij influenza is de alcohol-therapie toegepast.

Peyton Blakiston \'-) kwam bij gelegenheid van
de influcnza-epidemie in 1836 tot de opinie, dat de
stimuleerende methode geindiceerd is bij de asthenische
koortsvormen. Deze verkort den duur der ziekte £ian-
merkelijk; hoe vroeger er mee begonnen wordt des
te geringer dosis heeft men noodig.

1 n term itt en s.

Verschillende oudere auteurs dienden met succes
alcohol toe aan intermittens-lijders, o. a.
Lanzoni,
Albrecht, de Meza
en Ciiauffard, 73)

-ocr page 56-

itrr\'

iSi; r

Deze laatste gaf zijne patiënten clysma\'s samen-
gesteld naar het volgende recept:

R. Quinquina jaune royal conc. quatre onces.
Alcool à 22° Bé une livre.

Il ; TTet gelukte hem bijna steeds hiermee de ziekte te

bedwingen :

»Quatre lavemens, d\'un accès à l\'autre dans les
quotidiennes, suffisent presque toujours pour suppri-
mer cette fièvre, même avec des symptômes assez
graves.«

Hoeveel van het succes hier moet worden toege-
schreven aan den alcohol, is niet uit te m^iken.
CllAUF-
fard intusschen laat hem alleen dienst doen als vehikel
voor zijn quinquina.

Jules Guyot cs) vestigt de aandacht op het feit,
dat, terwijl men chinine en arsenik moet geven tusschen
de aanvallen in, de toediening van tdcohol daaren-
tegen nog succes heeft, zelfs wanneer de koortsaanviil
reeds is ingetreden. De dosis bedraagt
2 à 3 kleine
glazen rhum, met een alcoholgehalte van 55"/y. In
den regel keert, volgens
Guyot, de koorts daarna
niet terug; geschiedt dit echter toch, dan wijkt zc
zeker voor een eens of tweemaal herhaalde toediening.

Burdel vond dat alcohol soms even snel als
chinine de aanvallen van intermittens doet oi)houden,
doch ze koeren vaker en spoediger terug.
Onder 63 gevallen verdween in 9 gev^allcn de koorts niet.
in 10 gevallen na 5 dagen rccidicf.
» 11 » » 9 » »

» 17 » » 14 V »

» 16 » definitieve genezing.
In eenige gevallen met ongunstig resultaat wijt

I

1
.1

1 :

-ocr page 57-

41

Burdel dit aan een verkeerd opvolgen zijner voor-
schriften.

l^ij 65 gevallen met chinine behandeld, zag Burdel

11 maal na 7 dagen recidief.

8 » »14 » »

15 » »3 weken »

7 » ->4 ^^ »

22 » definitieve genezing.

In weerwil van deze niet schitterende resultaten
der alcohol-therapie houdt
Burdel ze toch voor aan-
gewezen bij lang geprotraheerde, tegen chinine en
arsenik renitente gevallen en in streken waar de
intermittens endemisch is.

Port, madera, rhum, cognac, jenever, al naar den
smaak, worden eerst i maal daags gedurende den
nuuiltijd, later 2 a 3 maal daags toegediend.

I IÉRARD liet volgens het voorschrift van (tUYOT
bij twee gevallen van intermittens in \'t begin van
den aanval twee kleine glazen rhum drinken en be-
reikte daardoor in \'t eene geval definitieve genezing,
in \'t andere geval na een enkele herhaling. De milt-
zwelling en het kachectische voorkomen der patiënten
verdwenen terstand.

Lericiie daarentegen heeft niet zulke goede
resultaten te vermelden.

Hij gaf go gram alcohol van 55"/,, in twee ge-
deelten bij het begin van den aanval en kon onder
zijn 13 patiënten, volgens deze manier behandeld, geen
enkele genezing aanwijzen, in de helft der gevallen
werd alleen de duur van den aanval wat verkort.

Godki<.l\\ \'\'>) die aan alcohol groote waarde toekent

-ocr page 58-

. 42

It

Il als antipyreticum, beveelt hem warm aan bij febris

11 intermittens.

\' i

tl Colin 76) iaat zich als v^olgt uit:

»Nous ne pensons pas que l\'alcool, non plus que
réther, administrés pendant le stade de froid, ou im-
i j; ■ médiatement avant lui, jouissent d\'une action prophy-

11* lactique contre le retour des accès suivants ; mais il

est certain que non seulement ces médicaments peu-
1.
i. vent abréger le cours d\'un accès, en supprimer même

i i \' la manifestation ; mais encore qu\'ils peuvent, chez les

anciens fiévreux, obvier au collapsus et à l\'adynamie
qui accompagnent si fréquemment le retour des
paroxysmes; c\'est donc à tort qu\'on en a révoqué en
i ) doute l\'efficacité. Robert Barnes au contraire

proclame l\'alcool un fébrifuge d\'une grande puissance,
i, ; en s\'appuyant, comme Binz, sur sa vertu antiseptique.«

I ; Bouvier •\'»i) heeft den invloed van tdcoliol nage-

i gaan bij 14 lijders aan intermittens.

! Hij gaf bij voorkeur goeden ouden cognac, be-

vattende 40*^/0 alcohol. In zijn eerste gevallen van
intermittens gaf hij op de koortsvrije dagen alle uren
een eetlepel; later leerde hem de ondervinding, dat
een dosis van
40 à 60 cM-"^ 3 à 4 X daags beter resul-
taat gaf. De laatste dosis werd gegeven een uur voor
den te verwachten aanval.

De resultaten waren echter niet volgens de ver-
wachting; want in geen enkel der 14 met alcohol
behandelde gevallen kon lioUVlER een duidelijken,
aanhoudenden invloed op het verloop der ziekte waar-
nemen. Kleinere temperatuursverlagingen kwamen wel
is waar niet zelden voor; doch de aanvallen bleven
/jch herhalen; zoodat ten slotte chinine de taak moest

I.

-ocr page 59-

43

overnemen en meestal met succes ten einde bracht.

Bij één geval echter werd door alcohol een vol-
komen genezing verkregen. Dit betrof een soldaat,
die sedert drie weken aan intermittens leed. Deze
patiënt, die nooit brandewijn dronk en slechts zelden
wijn of bier, ontving op de koortsvrije dagen 3 maial
daags 50 cM^ cognac. Onder deze behandeling steeg
de koorts nooit weer tot de vroegere hoogte en
verdween allengs geheel.

De ongunstige resultaten, die Bouvier had, schreef
hij toe aan het feit, dat al zijn patiënten aan het
gebruik van alcohol gewoon waren; maar nog meer
hieraan, dat het lazareth (het was in den Fransch-
Duitschen oorlog) op een zeer vochtig, moerassig
terrein lag; zoodat een soldaat, die wegens rheuma-
tismus was opgenomen, na eenige weken in het laza-
reth intermittens kreeg.

De conclusie van bouvier is, en hierin stemt hij
overeen met
Colin en Godfrin, dat alcohol dan
dient aangewend te worden, wanneer chinine zonder
resultaat blijft.

p u e r 1\' e r a a l-i n f e c ti e.

Wamieer we ons het verloop eener pucrperaal-
infectie voor den geest roepen, bevinden we, dat
weinig andere aandoeningen aan de voorstanders der
alcohol-therapie zooveel gelegenheid geven, het succes
hunner methode aan te" toonen.

Komt de een op voor het goed recht van alcohol
als antipyreticum, welnu, de hooge temperaturen bij

-ocr page 60-

i •
i

44

puerperaal-infectie bieden hem ruimschoots gelegen-
heid de antipyretische kracht van zijn middel te be-
wijzen.

Is de ander overtuigd van de beteekenis van alcohol
I als excitans, als voedingsmiddel, of als spaarmiddel,

de gevaarlijke collapstoestanden, de gestoorde digestie
ji \' en het krachtverlies der patiente eischen vaak spoedige

[. tusschenkomst.

li , Des te meer is het daarom te verwonderen, dat de

vroegere litteratuur zoo weinig experimenten en resul-
taten hieromtrent meedeelt.

Lorenz ^S) meent dat Graily-Hewitt de eerste
is geweest, die alcoholica toediende bij puerperaal-
koorts. Intusschen reeds vóór dezen hadden
Todd en
Béhier de alcohol-therapie onder deze omstandig-
heden aanbevolen en toegepast.

Graily Hewitt gaf, hoofdzakelijk als excitans, in
lichte gevallen 200 gram brandewijn daags, in
ernstige alle uren 30 gram gedurende 12 achtereen-
volgende uren.

Danet behandelde 7 ernstige gevallen van puer-
peraal-koorts met alcohol, waarvan 6 genazen.

Meer \'echter dan aan bovengcnoemden wordt aan
Breisky de verdienste toegekend een methodische
toepassing van de alcohol-thcrapie bij puerperaal-
sepsis te hebben ingevoerd. In de dissertatie van
Conrad »i) vindt men de resultaten dezer behandeling
meegedeeld.

Hoofdzakelijk echter is het de waarde van alcohol
als antipyrcticum, die hier ih \'t licht wordt gesteld,
en wel boven die van chinine. De dissertatie dateert
trouwens uit den tijd, waarin de
Bonn\'schc school

5

-ocr page 61-

45

door tal van experimenten de temperatuurverlagende
werking van alcohol trachtte aan te toonen.

Ook Ahi^feld stelt deze eigenschap van alcohol
op hoogen prijs bij de behandeling der puerperaal-
infectie. »Was andere durch Digitalis, Chinin und
Natron salicylicum zu erreichen suchen, erreichen
wir durch eine leicht verdauliche, flüssige, kräftige
Kost und durch Darreichung grosser Weinmengen.«

Ahlfeld gaf meestal een zeer krachtigen Spaan-
schen landwijn, in een hoeveelheid van i Liter en
meer per dag.

Siredey gebruikt bij puerperaal-infectie naast
chinine en opium ook alcohol. Hij beveelt o. a. (cham-
pagne aan tegen het frequente braken en den vaak
hevigen dorst, waardoor de lijderessen gekweld worden.
Maar boven alles en vooral bij ernstige gevallen be-
veelt hij brandewijn aan in den vorm van koude
grogs.

»Cette boisson est g(în(jralement bien support(>e, et
elle offre le précieux avantage d\'administrer un agent
à la fois tonique et antitliermique, qui concourt avec
les autres moyens dont nous avons recommandé l\'em-
ploi à restreindre l\'inflammation et à soutenir les forces.«
In de talrijke ziektegeschiedenissen, die hij vermeldt,
vindt men dan ook steeds alcoholica voorgeschreven,
bij voorkeur de »potion de
TODD.«

Omtrent de werking van antipyretica bij puerperaal-
infectie stelde men zich voor, dat het in \'t bloed opge-
nomen geneesmiddel de werking der infectiekiemen
zou onschadelijk maken. Gaandeweg echter is men
gekomen tot een andere meening, nl. dat de verhoogde
oxydatie, zich uitende door koorts, voor het organisme

-ocr page 62-

46

een middel is, om zich van de binnengedrongen
schadelijke kiemen te ontdoen.

In dit geval zou het rationeel zijn, niet het s3\'mp-
toom koorts te onderdrukken, maar te trachten het
weerstandsvermogen van het lichaam te vergrooten,
opdat het voldoende kracht zou blijven behouden in
den strijd tegen de infectie.
^ Om hieraan te voldoen, zegt
Runge ^i) »handelt
es sich in erster Linie darum, die wichtigsten Funk-
tionen des Organismus zu erhalten oder zu reguliren
und das ist in erster Linie der Schlaf und die Ver-
dauung .....

Unsere Versuche haben uns nun zu dem Resultat
geführt, dass die Resistenzfähigkeit des Organismus
bei .Sepsis am meisten dadurch gekräftigt wird, wenn
wir grosse Gaben Alkohol combiniren mit der Anwen-
dung von lauen Bädern. Das nächste Resultat, welches
wir von dieser Behandlungsweise sahen, war in der
I Mehrzahl der Fällen die Möglichkeit einer reichlichen

I Nahrungszufuhr, ferner besonders bei unruhigen Kran-

• ken das Eintreten von Schlaf. Als Bedingung für das

i Gelingen war allerdings das Vermeiden der Darreichung

I von Antrpyreticis geboten, besonders der früher übli-

t chen grossen Gaben von Chinin und Salicylsäure,

[ welche die Esslust ziemlich sicher vernichten«.

I Zweifel laat zich omtrent deze quaestie als volgt

J uit: »Die Körperkräfte zu erhalten und \'zu mehren

[ muss deswegen hauptsächlich in Betracht kommen

und ist dazu die Verabreichung von Wein und .Spiri-
[ tuosen in grossen Dosen zweckmässig. Von der früher

{ von Breisky und Conrad empfohlenen Behandlung

: mit Chinin und Alkohol habe ich schon lange das

-ocr page 63-

47

erstere nur zur Erkennung- der Prognose gegeben
und mich im übrigen an Alkoholica gehalten.«

Geheel op dezelfde wijze spreken ook Schauta en
SÄXINGER.

In tegenstelling tot deze auteurs meent SwiECICKl ^f»)
dat de alcohol bij puerperaal-infectie gunstig werkt,
omdat hij een vermeerdering der leucocyten veroor-
zaakt, die zeer waarschijnlijk het lichaam van de scha-
delijke microörganismen bevrijden.

De onderzoekingen van binz e. a., die geleerd
hebben, dat alcoholica, omdat ze de oxydatieprocessen
in \'t lichaam en de zelfverbranding tegengaan, een
voedingsmiddel zijn en bovendien een stimulans voor
het hart, hebben
Runge er toe gebracht den alcohol
als een kostbaar middel te beschouwen bij puerperaal-
sepsis. Een hoofdzaak is volgens
runge de toediening
van groote doses, liefst in den vorm van krachtigen
wijn (Port, Madera, Sherry, Tokayer, Bourgogne) of
cognac; deze laatste drank bijv. als Stokes\' mixtuur:
r. Spir. vini cognac
aq. destill. aö" 60.
Vitelli ovi unius
Sirup, simpl. 25.

Door toevoeging van verschillende corrigentia (Tinc-
tura amara, aq. menthae pip., liq. ammon. anis.) kan
men voor wat afwisseling in den smaak zorgen. Weet
men behoorlijk te varieeren in den vorm, dan zal men
zelden moeilijkheden ondervinden van den kant der
patiönten om zulke groote hoeveelheden tot zich te
nemen als noodig is. De toediening wordq alleen onder-
broken bij vasten slaap.

Intoxicatie-verschijnselen ziet men zelden of nooit

-ocr page 64-

48

optreden, overeenkomstig de oude ervaring dat koorts-
lijders zulke groote doses alcohol kunnen verdragen.

Wat de hoeveelheid betreft, Runge vindt \'t moeilijk
hieromtrent bepaalde getallen op te geven. Om eenig-
zins een denkbeeld te geven van de quantiteit, die

een puerperaal-lijderes noodig kan hebben, vermeldt

j

{li hij hoe in een geval in 12 dagen 12 flesschen port en

ongev. 1200 gram cognac; in een ander geval in 7

k £

dagen 10I/2 flesch zware wijn en ongev. 2 Liter cognac
werden verbruikt.

Doch behalve de alcoholica vindt Runge een con-
ditio sine qua non voor het succes der behandeling
de aanwending van lauwwarme baden.

Dat Runge\'s therapie goede resultaten heeft, blijkt
duidelijk uit het ziekteverloop van een 12-tal gevallen,
dat hij uitvoerig mededeelt. Van deze 12 patiënten
verloor hij er slechts 2. Het blijf echter de vraag,
waaraan zijn succes is toe te schrijven, aan de baden
of aan den alcohol.

Toch waarschuwt hij er nadrukkelijk voor te ver-
wachten, dat zijn methode in elk geval van sepsis
genezing zal brengen. Met name in die gevallen, waar
van den beginne af een sterke tympanites bestaat
met allerheftigste pijnen en onbedwingbaar braken,
zijn noch baden noch een alcohol-therapie toe te passen.

In de bovenvermelde dissertatie van Lorenz
vindt men de meeningen en resultaten van een aantal
auteurs, die allen c^p het voetspoor van
Runge zijn
methode bij puerperaal-infectie beproefden.

Zoo laat Winkel zich over alcohol en baden
zeer gunstig uit. Hij noemt de methode rationeel en
vindt verdere proefnemingen gewenscht.

\'

i\'\' >

!

-ocr page 65-

49

Volgens Kehrer ^8) schijnt Runge\'s behandeling
van puerperaal-sepsis in principe juist.

Martin vermeldt i8 gevallen van puerperaal-
sepsis uit de private praktijk, die met groote doses
alcohol werden behandeld. Van deze i8 stierven 5
patiënten. Noemt
Runge de baden een conditio sine
qua non voor het welslagen der behandeling.
Martin
was niet in de mogelijkheid baden te doen nemen en
had toch blijkbaar gunstige resultaten. Hoewel bij
den alcohol geen specificum wil noemen, beveelt hij
hem aan bij alle vormen van puerperaal-sepsis; men
beeft er alleen voordcel, stellig geen nadeel van te
verwachten.

Gottsciialk \'-W) cn .Sciiülein i\'o) hebben alcohol
met het beste gevolg bij puerperaalkoorts toegediend.

In één geval had Gottschalk intoxicatie-verschijn-
selen, verlies van bewustzijn en deliriën. Na het ver-
dwijnen van deze verschijnselen openbaarde zich een
duidelijke verbetering; de koorts verminderde en de
symptomen van peritonitis verdwenen. Hieruit besluit
(tOTTSCIIALK, dat men voor een alcohol-intoxicatie
niet bevreesd behoeft te zijn, dat ze eerder goed dan
kwaad doet. Eene meening, die wel wat vreemd in
de ooren klinkt!

OI.SIIAUSEN daarentegen vermeldt, dat hij van de
alcohol-behandeling nooit voordeel heeft onder-
vonden.

Met grooten lof echter spreekt b\'Ein.iNG over
RUNCtE\'s methode. Evenals zooveel anderen vindt hij
de voornaamste taak van den medicus hierin, het
organi.sme te versterken tegen de binnengedrongen
microben. En hot be.st wordt de nadeelige werking

4

-ocr page 66-

j»\' 50

i: ■ . •

I van deze microben op het Hchaam bestreden door

ij rijkeHjke toediening van alcohol.

j Lorenz komt op grond yan zijn eigen erva-

j-ï \' ringen en die van anderen tot de volgende conclusies;

I®- Antip3Tetica sind bei der Behandlung der puer-
peralen Sepsis als überflüssig und wegen ihrer appetit-
verderbenden Wirkung als schädlich durchaus zu

i if verwerfen.

Die Anwendung des Alkohols in möglichst
[ grossen Dosen had sich bei der puerperalen
vSepsis

durchaus bewährt; er wirkt als Excitans auf die Herz-
thätigkeit, Respiration, Digestion, setzt den Eiweiss-
zerfall und die Oxydationsvorgänge herab und ver-
mindert bezw. verzögert den sonst bemerkbaren rapiden
Kräftezerfall. Die Temperatur-herabsetzende Kraft des
Alkohols ist dabei von geringer, jedenfalls für die
! Praxis nich verwertbarer Bedeutung.

3"- Der Alkohol und die Bäder haben in den Fällen,
wo sie consequent angewandt werden konnten, den
Gesammtorganismus in der günstigsten Weise beein-
, flusst; durch dieselben wird Schlaf und Nahrungs-

bedürfqiss erzeugt, die Verdauung erhalten......so

; I class die Widerstandsfähigkeit des Organismus sichtlich

erhöht wird.

Kinderziekten.

■ Van de auteurs uit het midden dezer eeuw zijn

weinig waarnemingen tot ons gekomen over den
invloed van alcohol op het verloop van infectie-ziekten
bij kinderen.

In het »Cornhill Magazine« van 1862 komt een niet
ondorteekend opstel voor: »Does alcohol act as food?«

-ocr page 67-

De schrijver, vermoedelijk Anstie, verhaalt hierin
van een kind van 14 maanden oud, lijdende aan een
»severe inflammation of the lungs«, dat gedurende
12 dagen uitsluitend leefde van wijn en water, zonder
dat zijn levensuitingen in intensiteit afnamen.

Intusschen aan een dergelijk sober bericht is niet
veel waarde te hechten.

Gairdner 23) en Thompson -^\'J) ontraden het ge-
bruik van alcoholica ten zeerste bij jonge aan typhus
of pneumonie lijdende individus. Vooral
Thompson
zag bij kinderen reeds na kleine hoeveelheden alcohol
zeer ernstige verschijnselen optreden.

(tINGEOT vermeldt een geval van Beale van
een 14-jarig meisje lijdende aan acuut gewrichtsrheu-
matisme, gecompliceerd met acute pericarditis en
pneumonie, waar de pols 160 en de resp. 60 waren
en dat genas, nadat 11 dagen achtereen groote doses
alcohol waren gegeven.

West gaf alcohol van o. a. bij typhoid, pneu-

monie, ])ókken (vóór de eruptie) zcilfs aan zuigelingen,
als bij frequente pols de respiratie moeilijk en onregel-
matig werd. Evenzoo deden Mc.
Cormick, IlEwn r,
PosNER, Trastour e. a.

Bricheteau gaf alcohol bij e6n geval van maligne
diphtherie,
Cazin bij typhoid.

In \'t algemeen, vindt gindeot, geeft men in Frank-
rijk
niet zulke groote doses als in Engeland.

(tINGEOT heeft de methode onder Béhier eerst bij
volwassenen, later bij kinderen beproefd. Hij kreeg
bij 8 aan pneumonie lijdende kinderen van 2—13 jaar
7 genezingen. Een kind met typhoid genas. Van 2
kinderen met pokken genas het eene.

-ocr page 68-

5-\'

Zonder uit deze weinige gevallen conclusies te wil-
len trekken, zegt
Gingeot het volgende te hebben
waargenomen :

lO. Alcohol geeft geen digestiestoornissen bij kin-
deren ; integendeel veeleer verdwenen diarrhee, een
beslagen tong en constipatie.

2O, De pols ging na 30 gram alcohol van 124 terug
op
92, na 45 gram van 104 op 88 (bij typhoid).

3O. Soms werd de respiratie frequenter.

4O. Hoofdpijn, agitatie, slapeloosheid en delirien ver-
dwenen bij acute ziekten door alcohol cn werden nooit
door het gebruik er van teweeggebracht.

5". Nooit deden zich intoxicatie-verschijnselen voor.

Bij diphtheric heeft men zoowel door gorgelen en
penseelen met alcohol, als door inwendige toediening
er van genezing trachten te verkrijgen.

Steiner heeft in 4 gevallen van diphtheric ver-
dunden alcohol (i dl. water -}-
2 dln. alc.) gegeven
als gargarisme, en absoluten alcohol om te penseelen,
daarbij alcohol-compressen om den hal^a. In
3 van de
4 gevallen zag hij na 6—8 dagen genezing optreden.

Löri beperkt zich bij de therapie van diphtheric
alleen tot het geven van excitantia (rijkelijke doses
alcoholica) en een krachtigen, licht verteerbaren kost,
om collaps te voorkomen. Hij meent echter dc uit-
breiding der ziekte daardoor niet te kunnen verhinderen.

Roberts beveelt aan gorgelen met alcohol en
chloras kalicus. BURR ^O) recommandeert op grond
van eigen ervaringen de toediening van alcohol, totdat
het lichaam daarvan als \'t ware geheel doortrokken is.

sumner Putnam o-) vermeldt gunstige resultaten
omtrent alcohol in de vroegenï stadiOn van diphtheric

-ocr page 69-

53

Hij gaf bijv. een 15-jarigen jongen elk uur 30 gram
brandewijn. 26 uur na het begin der kuur begon de
beterschap. Ook laat hij elk kwartier gorgelen met
alcoholhoudend water, zoo sterk als maar verdragen
wordt.

Patton meent bij diphtherie goede resultaten
te hebben door gemiddeld 4 X daags matige doses
brandewijn toe te dienen. Zijn eigen driejarig kind
gaf hij 8 gram brandewijn alle uren gedurende 30 uur
lang, waarna genezing optrad.

Salter recommandeert stimulantia (portwijn) en
rijkelijke voeding.

Jacobi behandelt elk geval symptomatisch met
roborantia, stimulantia en febrifuga. Hij geeft alcohol
in frequente en groote doses van 60—360 gram daags.

Nowlin geeft ieder uur, gedurende dag en
nacht, een theelepel met wat water van het volgende
mengsel: Spir. frumenti 90, Spir. ammon. aromat. 4,
Spir. lavend, comp. 15 en daarbij een licht verteer-
baren voedzamen kost. Hij wil hiermede verwonderlijk
gunstige resultaten bereikt hebben.

Collie roemt het therajjeutisch gebruik van
alcohol bij kinderen ten zeerste. Hij geeft bijv. bij
scarlatina 250 gram portwijn daags aan kinderen van
5—8 jaar.

Jules Simon loO), die zelfs aan asphyctische pasge-
Ijorenen wijn wil geven, roemt alcohol bij diphtherie.
Bij typhus, scarlatina en andere acute infectie-ziekten
werken alcoholica des te gunstiger, naarmate de koorts
hooger is. Vooral in het reconvalescentie-stadium zijn
groote doses geïndiceerd.

Alcoholica hebben echter het nadeel, dat ze de urine-

-ocr page 70-

54

secretie verminderen. Daarom zijn ze gecontraïndiceerd
bij rheumatismus.

Plenio 101) hecht groote waarde aan de exciteerende
werking van alcohol na de tracheotomie bij diphtherie.
Vóór alles is hier te bestrijden het gevaar voor collaps,
de hartparalyse. Dit geschiedt door rijkelijke toediening
van alcoholica aan de kleine patiënten, zelfs al zijn
ze nog zuigelingen.
Plenio gaf uitsluitend krachtigen,
zoeten Hongaarschen wijn van 17.1^/0 alcoholgehalte.

De dagelijksche dosis bedroeg, bij tweejarige kin-
deren 1/(5 a. 1/4 L. per 24 uur. Een 6-jarig patiëntje
kreeg i/o L.

»Die Wirkung war mit Ausnahme der verlorenen
Fälle eine evidente,« zegt
Plenio ; »selbst ganz apa-
thisch daliegende Kinder wurden sehr bald lebhaft,
setzten sich im Bette auf, fingen an zu spielen, kurz,
zeigten alle Symptomen einer angeregteren Stimmung.
Diese Alcoholbehandlung wurde dauernd consequent
fortgeführt; nur selten schien es nötig, wenn Ungar-
wein nicht vertragen wurde, zum schwächeren Roth-
wein überzugehen .... Auf der anderen Seite schien
der Appetit bei der Zuführung von immerhin bedeu-
tenden, weil ungewöhnten Weinquantitäten nach ungün-
stiger Richtung hin nicht beeinflusst zu werden.«

Buckingiiaji 102) vindt de instandhouding eener
goede hartsactie het voornaiunste in de behandeling
der diphtherie. Dit is tc bereiken door groote doses
alcohol en krachtige voeding.

Hooger dan al de reeds genoemde auteurs schat
Von Jakscii 31») de waarde van alcohol bij de behan-
deling der diphtherie.

Hij kan zich niet aan de meening onttrekken, dat

-ocr page 71-

55

juist bij diphtherie de alcoholthenipie veel, zoo niet
alles vermag, zoo slechts van den beginne af alcohol
in groote doses wordt toegediend. De ontwijfelbaar
gunstige werking bij diphtherie kan hij zich slechts
verklaren uit de beteekenis van alcohol als spaarmiddel,
waardoor de krachten gespaard blijven en in de tweede
plaats hieruit, dat door alcohol de reproductie en ver-
breiding van het diphtherie-gift in het lichaam wordt
tegengegaan. Men zal echter deze werking van alco-
hol slechts dan zien, als men zonder schroom groote
doses geeft: loo —200 gr. krachtigen wijn bij kinderen;
1/2—I L. en meer bij volwassenen.

CtROSZ vindt alcohol bij kinderen geïndiceerd,
wanneer we te doen hebben met een snel toenemend
krachtverlies en plotselinge hartzwakte, zooals deze
kunnen voorkomen in het verloop van £icute infectie-
ziekten.

vSeibert lO^i) vindt gastro-intestinale stoornissen con-
traindicatie voor alcohol, zelfs bij ernstige gevallen van
kindercholera wil hij slechts koffie en thee als stimulantia.

Bij typhus abdominalis krijgt 95O/0 der patiCnten
geen alcohol, tenzij bij collaps.

] lij vond dat de typhus bij kinderen het snelst
genas onder toediening van soep, water, koffie en
thee, — langzamer bij gebruik van melk, — het
langzaamst met melk en alcohol.

Ook bij pneumonie geeft hij alleen alcohol bij
collaps; daar hij de meening, dat alcohol bij acute
infecties in het lichaam alleen zijn gunstigen invloed
kan doen gelden, zijn bekende nadeelige werkingen
echter door het ziektegift geneutniliseerd worden, —
als een geheel onhoudbare theorie beschouwt.

-ocr page 72-

56

Bij mazelen vindt Seibert alcohol geheel over-
bodig; bij scarlatina maakt hij er alleen gebruik van
bij septische toestanden.

Bij lichte gevallen van diphtherie heeft Seibert
sedert jaren geen alcohol meer gegeven; in ernstige
gevallen alleen bij hartzwakte en dan in groote doses
gedurende i of 2 dagen; frequente kleine doses kunnen
alleen nadeel doen.

-ocr page 73-

III.

werking van alcohol op het organisme.

Indien men wilde, zou men de geschiedenis van
den alcohol in de therapie op een zeer beknopte
manier kunnen weergeven door een graphische curve.

Deze curve zou beginnen bij Hippocrates, des-
noods bij
Homerus, en horizontaal voortloopen, alleen
onderbroken door enkele geringe stijgingen, tot in
het laatst der vorige eeuw, waar een belangrijke
verheffing te danken is aan
JoilN Brown. Daarna
daalt de curve, om vervolgens tot ongekende hoogte
te klinmien in het midden dezer eeuw, de tijd van
Graves, Todd, Murchison, Anstik, e. a. Na een
tijdlang op dezelfde hoogte te zijn gebleven, komt
een langzame trapsgewijze daling tusschen 1860—1870,
waarna de curve weer vrij wel op dezelfde hoogte
blijft. De invloed van
BiNZ cn zijn school en later de
aanprijzingen van
Runge behoeden de curve voor
dalen, zoo ze al geen temporair stijgen hebben ver-
oorzaakt. In de laatste tien jaren is er een onmis-
kenbare daling gekomen.

De gewichtige eigenschappen, die men terecht of
ten onrechte aan den alcohol toeschreef, zijn aanleiding
geweest tot heel veel strijd. In vroeger tijd, toen

-ocr page 74-

58

alleen de klinische waarneming kon gelden bij de
beoordeeling van een geneesmiddel, stelde men zich
de werking van alcohol niet zóó veelzijdig voor, als ze
op grond van tallooze experimenten is gebleken
te zijn.

Men zag hoe wijn opwekkend werkte bij uitputting
en krachtverlies na koortstoestanden, en eeuwenlang
bestond enkel deze indicatie voor de alcoholtoediening
en kende men den wijn alleen een exciteerenden in-
vloed toe.

Ik verwijs hieromtrent naar Tirellus 4), Rive-
Rius 6), Pringle lO), Hoefman O) e. a., waar ze den
wijn een heilzaam middel vonden bij boosaardige
koortsen, doch vooral naar
john Brown i^) in wiens
systeem alcohohca zulk een voorname plaats innamen.

Intusschen, het bestaan eener exciteerende werking
van den alcohol was boven allen twijfel verheven;
men kon het dagelijks aan zich zeiven waarnemen,
indien men wilde.

Doch evenzeer gold ook de meening, dat alcohol
het lichaam verwarmde en vonden velen den wijn
daarom bij koorts nadeelig.

De eer.ste, die hieromtrent andere opinies had,
schijnt
Richter i\'J) te zijn, die hooge koorts geen
contraindicatie vond voor wijn; hij vindt, diit de wijn
hierbij zelfs verkoelend werkt.

Uit dezen zelfden tijd, waarin overigens de alcohol
door de overdrijving der
Brown\'scIio school in een
kwaden reuk stond, dateeren de eerste \'proeven om-
trent de resorptie en secretie van alcohol.

TieüEMANN en Gmelin lO-\'"\') nl. herkenden de lucht
van alcohol aan het bloed der dieren. Evenzoo

-ocr page 75-

59

Magendie, iog) terwijl Percy i^T) alcohol langs chemi-
schen weg aantoonde in bloed, urine, gal, lever en
hersenen. Dit alles bij dieren, bij welke alcohol in de
maag was gebracht.

Op grond van wat we tegenwoordig omtrent de
secretie van alcohol weten, zijn bovengemelde reuk-
proeven wel wat twijfelachtig in hun waarde.

Andere auteurs echter uit het begin dezer eeuw
konden den alcohol niet in de urine aantoonen.

Duchek meent gevonden te hebben, dat alcohol in
het bloed wordt veranderd in aldehyde; anderen
vonden het tegendeel.

Mitsciierlicii 20) vindt het waarschijnlijk, dat een
niet onaanzienlijke hoeveelheid van den opgenomen
alcohol tot CO2 en Ti,O wordt verbrand; bovendien
zegt hij, zooals ik reeds vroeger vermeldde, dat alco-
hol de speeksel-, maagsap- en urine-secretie en de
digestie bevordert, de peristaltiek versterkt en het
subjectieve warmtegevoel vermeerdert.

Vierordt 108) vestigt de aandacht op het feit, dat
na alcohol-gebruik een verminderde C02-secretie oj)-
treedt, hetgeen ook
Prout, Hammond, Böcker en
Lehmann vonden. De beide laatsten vonden tevens
de ureum-afsclieiding- na gebruik van alcohol aan-
merkelijk verminderd.

LiEHKi 10\'\') gaat nog verder en beweert, dat alcohol
in het lichaam de rol speelt van een vet of een kool-
hydraat en dus voedingswaarde bezit.

Zoo stonden ongeveer de meeningen omtrent de
rol van alcohol in het organisme, toen
Todd zijn
ervaringen over de therapeutische beteekenis van
alcoholica in zijn »Clinical Lectures« mededeelde.

-ocr page 76-

6o

Dat Todd de werking en de secretie van alcohol
experimenteel heeft nagegaan, blijkt uit zijn »Lectures«
niet; zijn meeningen hieromtrent berusten op \'t geen
hij aan het ziekbed waarnam en deze waarnemingen
hebben er hem toe gebracht den alcohol te beschou-
wen als een kostbaar voedsel (»a food«), maar boven-
dien als een stof, die door haar gemakkelijke oxydatie
verhindert, dat de eigen weefsels van het lichaam aan
het verbrandingsproces ten prooi vallen. Daarenboven
zou alcohol de temperatuur verhoogen, de hartsactie
versterken, de pols- en respiratie-frequentie vermin-
deren en het zenuwstelsel prikkelen. De temperatuurs-
verhooging vermeldt
Todd maar terloops, zonder er
blijkbaar veel beteekenis aan te hechten.

Of Todd\'s aanprijzing van den alcohol een over-
drevene is? Ik zou het niet wagen deze vraag beves-
digend te beantwoorden. Wanneer men de »Clinical
Lectures« leest, komt men zóózeer onder den indruk
van zijn groote nauwkeurigheid bij de behandeling
zijner patiënten, van de duidelijkheid zijner indicaties
voor alcohol-toediening, dat men zijn waarnemingen
niet kan betwijfelen. Trouwens hijzelf is de eerste om
voor overdrijving te waarschuwen, zooals ik reeds
meedeelde. Bovendien, waar nog mannen als
Gra-
ves, Stokes, Murciiison, Anstie,
e. a. niet minder
dan
Todd overtuigd zijn van de groote therapeu-
tische waarde van alcoholica, daar kunnen we
moeilijk onzen twijfel stellen tegenover hunnq posi-
tieve uitspraken.

Ééne zaak bevreemdt mij. TODD en zijn tijdge-
nooten en ook de latere auteurs preken, behoudens
wellicht een enkele, nimmer over mogelijke nadeden

-ocr page 77-

van een langdurige alcohol-toediening voor het orga-
nisme. En toch, waar we in het dagelijksch leven zoo
vaak de veelzijdige schadelijke werking van alcohol-
misbruik zien, is men wel geneigd te vragen, of een
niet zelden wekenlange toediening van zeer groote
doses alcohol zoo straffeloos geschiedt, als \'t wel schijnt
en in het organisme geen blijvende gevolgen achter-
laat, afgezien nog van de viaag, of niet velen als
alcoholici hun ziekbed zullen verlaten?

Vinden Todd en zijn school in alcoholica een groote
voedingswaarde, de onderzoekingen van
Lalleiniand
Perrin en Duroy, medegedeeld in de »Gazette
hebdomadaire de Méd. et de Chir. 1859« zouden
bewijzen; dat de opgenomen alcohol »en totalité et en
nature« het lichaam weer verlaat en er dus geen
sprake kan zijn van zijn beteekenis als voedingsstof;
terwijl
SiMiTH \'i^) vindt, dat alcohol in het lichaam
waarschijnlijk niet veranderd wordt; de warmte-pro-
duceerende eigenschap zou niet afhangen van zijn
chemische werking, maar van voorbijgaande alge-
meene versterking der levensfuncties. Verder zou
alcohol de stofwisseling storen, terughouding van
water in het lichaam veroorzaken en hierdoor de
ureumsecretie verminderen.

In tegenstelling tot deze en soortgelijke proeven
van
Dupré en schulinus vindt Anstie ^i) na in-
gestie van 45 gram alcohol slechts 3 centigram terug
in de urine en meent dat door huid en longen stellig
nog minder zal worden geölimineerd ; de rest is dus
geoxydeerd. Uit dit feit besluit
Anstie dat alcohol
een voedingsmiddel is. Ook R
ichardson 11-\') komt
tegen bovengemelde onderzoekingen op; doch de

-ocr page 78-

62

indruk, dien de eerste experimenten van Lallemand,
Perrin
en Duroy maakten, was niet bevorderlijk
voor het geloof in de voedende eigenschappen van
alcohol; zoodat men hem gaandeweg enkel een spaar-
middel noemde eeii »agent d\'épargne« of »antidé-
perditeur« ; met uitzondering echter o. a. van
jaccoud,
die bleef vasthouden aan de voedende werking van
alcohol.

De proeven uit dezen tijd waren echter geheel on-
voldoende. Wilde men den invloed van alcohol kennen
op de voeding, bepaaldelijk op de eiwitontleding, dan
diende men te weten, hoeveel stikstof, in den vorm
van eiwit, het lichaam met het voedsel werd toege-
voerd en hoeveel stikstof met urine en faeces weer
werd gesecerneerd. VoiT formuleerde het eerst de
eisehen aan dergelijke stofwisselingsproeven te stellen.

Een onderzoek van Parkes en WOLLOWicz
kan geacht worden aan deze eisehen te voldoen.

Dezen experimenteerden aan een gezonden 28-jarigen
man, wien met tusschenpoozen gedurende eenige dagen
achtereen alcohol werd toegediend. De hoeveelheid
voedsel, die de proefpersoon ontving, was eiken dag
volkomen dezelfde, terwijl nauwkeurig het N-gehalte
der faeces\' en urine werd bepaald.
Parkes en wol-
lowicz
vonden nu, dat, zoo er al een invloed van
alcohol op de N-secretie bestaat, deze zich eerder uit
door vermeerdering dan door vermindering van de
hoeveelheid stikstof, dat dus de alcohol als voedings-
of spaarmiddel geen waarde kan hebben, doch alleen
als stimulans mag gebruikt worden. Ze vonden nl.
ook, dat een dosis van i—2 ons daags den eetlust
vermeerdert en de hartsactie versterkt.

-ocr page 79-

63

Obernier h^) had een patiënt, wien door middel
van de maagsonde (de patiënt kon niet slikken) dage-
lijks een bepaalde hoeveelheid bouillon en melk
werd toegediend, waarvan hij echter niet het N-gehalte
bepaalde. Hij gaf dezen patiënt een dosis alcohol, een-
maal
i20 en op een anderen dag t6o cM.3 en vond
onder invloed daarvan de hoeveelheid urine vermeer-
derd en de quantiteit ureum verminderd.

Onze landgenoot Fokker H\'\') herhaalde deze expe-
rimenten met groote nauwkeurigheid.

VoiT had gevonden, dat koolhydraten en vetten de
eiwitontleding verminderen. »Komt alcohol met de
andere koolstofhoudende voedscls in werking overeen«,
zegt
Fokker, »dan moet die werking het eerst voor
den dag komen komen, waar weinig vet in het
lichaam aanwezig is en geen koolstofvoedsels genut-
tigd worden, dus bij een mager dier en bij vleesch-
diëet.«
Fokker experimenteerde nu op zijn hond,
welk dier tijdens het experiment somtijds beneden
het N-evcnwicht was. Toch werd bij een dosis van
30 cM.-\'^ alcohol van
i^^Iq de boeveelheid uitge-
scheiden ureum duidelijk verminderd gevonden. Een
volgend experiment, waarbij het dier zich in N-even-
wicht bevond, gaf hetzelfde resultaat. De hoeveelheid
urine nam door alcohol steeds toe.

Fokker\'s conclusie is dus, dat alcohol eiwit be-
spaart.

Dat het niet de toxiciteit van den alcohol was, die
mogelijkerwijs zulk oen invloed op de eiwitontleding
kon hebben, bewees
Fokker door zijn hond zooveel
alcohol tc geven, dat er symptomen van intoxicatie
optraden. Alsdan constateerde hij, flat tijdens de roes

-ocr page 80-

64

de N-uitscheiding niet verminderd, doch integendeel
vermeerderd was.

Fokker vindt alcoholica geïndiceerd bij alle ziekten,
waar door de hooge koorts de voeding is gestoord en
gevaar voor collaps dreigt.

Ook Rabuteau JiO) vindt door alcohol de ureum-
productie verminderd.

subbotin 11\') komt nog eens terug op de proeven
van
Lallemand, Perrin en DuroY, volgens welke
de opgenomen alcohol weer als zoodanig zou geëli-
mineerd worden. Hij vindt dat door huid, longen en
nieren een aanmerkelijke hoeveelheid alcohol het
lichaam verlaat, nl. 2.3 ä 7.5O/Q, getallen, die echter
beneden de werkelijkheid zijn, daar bij de inrichting
zijner proeven een aantal factoren samenwerkten, die
maakten, dat een groot deel van den uitgescheiden
alcohol niet quantitatief kon bepaald worden. Ik zal
zijn proeven niet beschrijven, doch alleen vermelden,
dat hij den uitgescheiden alcohol door middel van
chroomzuur tot azijnzuur oxydeerde en aldus be-
paalde.

SuBBOTiN neemt aan, dat echter ook een groot
deel van den opgenomen alcohol in het lichaam ver-
brand wordt, zonder dat men hem daarom echter de
waarde eener voedings.stüf mag toekennen; de schade-
lijke nevenwerkingen beletten dit. We noemen toch
arsenik ook geen voedingsstof, al vermindert ze ook
de oxydatieprocessen en al bevordert ze ook do vet-
afzetting.

Voit, in wiens laboratorium te Äfnnchcn wSu]i]50tin
zijn proeven verrichtte, is het in theorie niet geheel
met hem eens. Overigens stemt hij toe, dat in de

-ocr page 81-

praktijk alcohol niet als voedingsstof in aanmerking
kan komen. Groote quantiteiten alcohol veroorzaken
stoornissen in de stofwisseling en quantiteiten zoo
klein, dat ze dit niet doen, kunnen als voedingsstof
niet dienen.

Intusschen is een andere quaestie gaandeweg op
den voorgrond getreden. Het is de vraag naar den
invloed van alcohol op de temperatuur.

Todd geloofde, dat alcohol de lichaamswarmte ver-
hoogde; doch verschillende van zijn tijdgenooten
meenden het tegenovergestelde, zonder echter door
experimenten hunne bewering te staven.

De eerste temperatuursmetingen bij alcoholgebruik
schijnen volgens
Bouviek in Ditifschlaiid te zijn
verricht en wel door
Nasse in 18.^5. Deze vond een
temperatuur.sverlaging.

in 1857 publiceerde Jacoiu een studie over de
werking van alcohol op de temperatuur. Aan
Lewin,
wien (leze studie treft door haar overtuigende objec-
tiviteit ontleen ik de resultaten er van.
jaconi gaf
aan duiven
10 cM" alcohol, resp. van 40, 60, 80 en
go\'^/o, — aan konijnen
30 cM^. alcohol, resp. van 20,
jo, 60 en 8o"/(). Hij verkreeg daardoor in den looj)
van \'/<2—.) uur na de toediening een temperatuurs-
(laling varieerende tu.sschen en C. lUiiten

allen twijfel zijn de meeste dezer doses onbehoorlijk

5

-ocr page 82-

groot, te groot om daaraan bewijzen te ontleenen
voor de temperatuur-verlagende kracht van alcohol.

Smith ho) meende, dat alcohol de zweetsecretie zou
verminderen en daardoor het warmtegevoel verhoogen.

Volgens Perrin, 12o) die op zichzelf experimen-
teerde, schijnt de temperatuur door alcohol wat af te
nemen, of minstens niet te stijgen. Het subjectieve
warmtegevoel na ingestie er van meent hij te moeten
toeschrijven aan de locale inwerking op de maag.

Gingeot meent, dat door prikkeling van de me-
dulla niet alleen dè pols- en respiratie-frequentie, doch
ook de temperatuur afneemt.

Weber ^S) verkrijgt bij herhaalde metingen steeds
temperatuursverhooging door alcohol. Anderen zien
daling, bijv.
Tscheschichin, DuAUiRlLen Demarquay.

Waren tot dusverre de meeningen omtrent de al
dan niet bestaande voedingswaarde van alcohol ver-
deeld, de werking van alcohol op de temperatuur
stond vóór het tijdstip, waarop
Binz en zijn leer-
lingen hun onderzoekingen begonnen (1869), evenmin
vast.

Vrij wel algemeen echter was men het eens over
de beteekenis van alcohol als excitans en jils spaar-
middel. Van de opwekkende werking op het hart,
welke werking een aantal onderzoekers proefonder-
vindelijk hadden vastgesteld, was bijna ieder overtuigd,
zoodat in verband met de hcerschende opinies bet ge-
bruik van alcohol bij uitputtende koortsen, bij ern.stig
krachtverlies, zeer wel te billijken was.

»Donner de l\'alcool«, zegt Jaccoud, in de »ady-
namic fébrile«, »c\'est venir directement au secours du
malade que la fièvre consume, c\'est lui fournir un

-ocr page 83-

67

aliment éminemment combustible, à décomposition
très-rapide, dont la combustion limite nécessairement
la dépense de l\'organisme fébricitant,«

De invloed van Todd en zijn school, wier alcohol-
therapie een zuiver empirische was, even zoowel als
die van
Béhier, Jaccoud, e. a. in Frankrijk, was
niet groot genoeg om door te dringen in het land
der »exacte Forschung«. Doch de belangstelling in
het onderwerp was gaande gemaakt en zoo zien we
hoe we in hoofdzaak aan
Diiitschland de kennis om-
trent de eigenschappen van alcohol te danken
hebben.

1 let eerst was de werking van alcohol op de tem-
peratuur aan de orde.
Bouviek, i^i) leerling van
IUnz, deelde hierover in i86g het resultaat van 48
proeven mede, verricht op den mensch, op honden,
katten en konijnen. Hij kwam daarbij tot de conclusie,
dat kleine doses alcohol de lichaamstemperatuur ver-
lagen en de polsfrequentie vermeerderen, —dat grootere
doses de temperatuur verscheidene graden verlagen,
waarbij de pols voller en frequenter wordt, — dat
alcohol in staat is hooge koortstemperaturen te ver-
lagen, doch alsdan voortdurend in niet te kleine doses
moet gegeven worden.

Ik kan me echter met oneknier H\') vereenigen,
wanneer deze de kleine doses van
Bouvier eigenlijk
bovenmatig groot noemt noemt. Waimecr
Bouvier
een konijntje van K.(t., oen do.sis van 2 cM-\'.

alc. ab.sol. geeft, komt dit ongeveer overeen met 100
cM.-"\' voor den volwassen mensch, en dit is waarlijk
geen geringe dosis te noemen.
OiïKRNIKR meent dan
ook. dat, zoolang men geen zeer groote, vergiftigende

-ocr page 84-

68

doses geeft de lichaamstemperatuur door alcohol niet
verlaagd word.

Ook Ruge, 122\\ die na grootere en kleinere doses
alcohol bij honden een constante temperatuursdiüing
vond (na groote doses soms verscheidene graden, na
kleine meestal niet meer dan 1/5—•"^/g" C.), gaf veel te
groote quantiteiten, zóóveel soms, dat ze bij het dier
een diepe roes teweegbrachten.

Het feit, dat zulke groote, giftige doses de tempe-
ratuur verlagen is echter volstrekt van geen thera-
peutische waarde. Tn de eerste plaats, omdat het dieren
geldt, wier lichte prikkelbaarheid zoo gemakkelijk
temperatuursveranderingen heet te veroorzaken en in
de tweede plaats, omdat analoge doses bij den mensch
als therapeutisch agens niet gebruikt kunnen worden;
ze zijn daarvoor veel te groot.

Fokker onderzocht den invloed van alcohol op
zijn eigen temperatuur. Hij vergeleek het gemiddelde
van een vijftal metingen op de dagen, waarop hij een
flesch .St. Julien en een glas jenever dronk met dat
van de dagen, waarop hij niets nam cn concludeerde
daaruit, dat alcohol in kleine doses geen merkbaren
invloed heeft op dc temperatuur van den mensch.
Overigens valt tegen deze wijze van proefneming wel
wat in te brengen.

Raruteau 11\'\') en Marvaud vonden bij den
mensch temperatuursvcrlaging door alcohol, eveneens
Bouvier •\'•\') Inj een herhaling van zijn cxiicrimenten.

Riegel verrichtte 87 nauwkeurige waarnemin-
gen deels aan gezonden, deels aan zieken; terwijl elke
proef vergezeld ging van een controle-proef. Hij vond
na toediening van matige en kleine doses van de

-ocr page 85-

69

gewone wijnsoorten (alc. gehalte hoogstens bij

gezonde personen in veel gevallen een temperatuurs-
daling van eenige van een graad; een daling, die
grooter werd, naarmate de dosis steeg. In een paar
experimenten bij koortslijders vond hij eveneens geringe
deding.

Riegel is echter zoo voorzichtig uit deze weinig
bewijzende proeven niet te besluiten tot een groote
antipyretische weiarde van alcohol.

.Sprekende over de therapeutische beteekenis van
alcohol vindt hij, dat we ons moeten neerleggen bij
de waarnemingen aan het ziekbed en deze leeren, dat
alcohol den koortslijder gecin kwaad doet, doch integen-
deel de temperatuur doel dalen en het krachtverlies
voorkomt. Hij meent, dat de toediening van alcohol
aan het ziekbed freciuenter behoort te geschieden dan
tot dusverre.

Kiegel\'s proeven hebben zonder twijfel de vraag
dichter bij haar oplossing gebracht. Meer kan men er
niet van zeg-gen. De grootte der dosis, — de tusschen-
poozen, waarin de doses gegeven worden, — het tijd-
stip van den dag, waarop alcohol wordt toegediend, —
de gesteldheid van het individu, het zijn alle zoovele
factoren, die de beoordeeling van de werking van
alcohol op ele teniperatuur moeilijk maken.

I.ewin 11") verkreeg bij konijnen een belangrijke
daling, waarover we niet nader zullen spreken. Hij
experimenteerde echter ook bij een jongen man van
26 jaar, die reeds meer dan 10 jaar aan intermittens
leed, en bij wien chinine niet hieli). Hij gaf zijn patiönt
bij het begin van een koortsaanval, die meest 3I/.2 a
4 uur duurde, 70 cM^. rooden wijn. De temperatuur

-ocr page 86-

70

bedroeg toen 40.5\'\', de pols was 140. Na 20 minuten
was de temperatuur 40.2°, de pols 142. Toen gaf
Lewin
36 cM3. cognac, 10 minuten later was de temperatuur
39.8, de pols 146. In den loop van het volgende uur
daalde echter de temperatuur tot 38.8", de pols tot
108. De aanvallen keerden hierna nog tweemaal terug
en hebben zich in 2 jaar sedert de proef niet meer
herhaald.

Intusschen deze waarneming bewijst alweer niets.
Lewin getuigt, dat de aanvallen bij den peitiënt meesteil
3I/2—4 uur duurden; het is dus zeer wel mogelijk,
dat ook zonder alcohol na 1I/2 uur de temperatuur
dezelfde daling had vertoond.

In tegenstelling tot al deze groótere en kleinere
dalingen had
Rabow i-^) een temperatuurstijging
gekregen. Doch hij experimenteerde aan een persoon,
die aan alcohol gewend was en alleen in de laatste
6 weken geen tilcohol meer gedronken had. Een ander
experiment werd genomen bij een jongen van 11 jaar
met hersen-tuberculose. Hij vermeldt, hoe bij dit patiëntje
onder invloed van 5 lepels »Schnaps« de temperatuur
van 35.1° \'s morgens om 10 uur 15 steeg tot 39.1"
\'s namiddags om 5 uur 30.

Uit deze enkele proef, zonder eenige vermelding
van de temperatuur op gewone dagen, te willen lie-
sluiten tot een temperatuurverhoogenden invloed van
£ilcohol is stellig niet geoorloofd.

Bij een typhuslijder vermeldt Rabow een stijging
van 0.1" C. door 4 lepels Hongaarschen wijn, \'t geen
ook al weer niets beteekent. Het zou bijv. zeer g(K;d
mogelijk geweest zijn, dat zonder alcohol de tem-
peratuur nog veel meer was gestegen, zoodat de

-ocr page 87-

71

stijging- van o.i" C. eigenlijk een daling zou beteekenen.

Strassburg i^o) vermeldt\' een geval van intensief
erysipelas, waar hij een werkelijk constante tempera-
tuursdaling kreeg door alcohol, al bedroeg zij ook
hoogstens 0.5° C. Zijn dosis, die, als ik goed begrijp,
in eens werd gegeven, was echter niet gering; ze
bedroeg 100 cAR sj^iritus vini (90- - gi^/y alc.), verdund
met de dubbele hoeveelheid lauw water. Verder kon
hij bij een phtisicus met febris hectica gedurende 23
avonden 23 maal een temperatuursdiding waarnemen
van vaak 0.9° C. Op de controle-dagen bleef de tem-
peratuur 5 maal gelijk, 4 maed was er een stijging
van hoogstens 0.3" C. en 4 maal een daling. Tn een
andere proef toont
Strassburg aan, dat de daling
door idcohol bij den normalen mensch veel geringer
is, dan bij den koortslijder.

Hij vindt met ßiNZ, dat alcohol daar, waar hij werkt,
zich meestal uit door temperatuursverlaging. ]\\leer in
\'t bijzonder leert hiNZ dat kleine doses geen tem-
peratuursveranderingen veroorzaken, die niet binnen
de grenzen der waarnemingsfouten liggen, — dat
middelmatige doses (30—80 gr.) een daling van 0.3
0.6" C. veroorzaken, tenzij het individu aan alcohol
gewend is, dat groote, giftige doses een daling
van verscheidene graden teweeg brengen.

En nu de verklaring.

Hou vier «\'\'\') meent dat alcohol de lichaamswarmte
doet afnemen o. a. tengevolge van de »Beeinträchtigung
chemischer, Wärme freimachender Vorgänge in den
.Säften und Gewebe.«

Om dit te bewijzen ging hij uit van het feit, dat
men bij knichtige honden, die men snel doodt, steeds

-ocr page 88-

72

een postmortale temperatuurstijging van meestal ^
0.5" C. kan aantoonen. Na den dood nl. blijven de
chemische processen in het lichaam nog eenigen tijd
voortduren; dtiar evenwel de circulatie heeft opgehouden
koelt de lichaamsoppervlakte af en staat ze minder
warmte af aan de omgeving. Blijft nu in het lichaam
de warmtc-i)roductie doorgaan, dan moet noodzakelij-
kerwijze een temperatuurstijginghetgevolgzijn. Daarbij
komt nog de overgang in lijkstijfheid, een proces dat
de warmte-ontwikkeling nog grooter maakt.

Is alcohol in staat deze postmortale stijging te
verhinderen, dan komt daardoor een der oorzaken aan
\'t licht, waarom alcohol dc tcmijcratuur doet afnemen,
nl. een rechtstreekschc verhindering van de warmte-
productie in de cellen. Een inwerking van alcohol
op
het warmte-centrum, op de periphere vaten, op de
zweetsecretie, op dc innervatie der spieren kan na
den dood niet in aanmerking komen; zoodat een
mogelijke temperatuursvcrlaging hierdoor buiten be-
schouwing blijft.

Bouvier zag nu, £ils hij 10 min. 3 uur en langer
vóór den dood alcohol injicicerde, dc postmortale
stijging uitblijven.

Doch alweer geldt het oude bezwaar! Bouvier gaf
O. a. een jachthond van 7 K.(t. 100 cAb\'. alc. van
8o0/
q met evenveel water verdund; dit zou dus voor
een mensch van 80 K.(i. uitmaken dc kolossale dosis
van 800 cM-\'^ alc. van 8o"/o- Mc dunkt, dat de physi-
ologische werkingen van alcohol niet mogen onder-
zocht worden met behulj) van zulke doses!

Binz i-\'^) sneed bij honden het halsmcrg door; het
warmte-centrum werd hierdoor buiten werking gesteld

-ocr page 89-

73

en een temperatuursverhooging was het gevolg\'. Hij
gaf nu alcohol en verkreeg hierdoor steeds een ver-
laging der lichaamswarmte. De antipyretische werking
van alcohol is dus volgens
Binz onafhankelijk van
het warmteregulatie-centrum; hij meent dat die wer-
king samenhangt met de betrekking van alcohol tot
de stofwisseling.

De temperatuursverlaging bij koorts verklaeirt BiNZ
als volgt.

De huidvaten zijn bij koorts meestal sterk gecon-
traheerd, daardoor geeft de bloedarme huid te weinig
warmte af. Het verhitte bloed blijft lang binnen het
lichaam en mist daardoor de afkoeling ium de opper-
vlakte. Alcohol verwijdt de huidvaten cn vermeerdert
daardoor het warmte-verlies. In mindere mate geschiedt
hetzelfde ook bij den gezonden mensch. Bij koorts,
waar de abnormale fermenten in het bloed een ver-
hoogde werkzaamheid der cellen van het organisnie
ten gevolge hebben, komt bovendien de deprimeerende
werking van alcohol veel beter tot haar recht.

Hevan Lewis gelooft eveneens aan een ver-
meerderd warmteverlies tengevolge van parese der
periijhere Vasomotoren.

Oj) de feiten door BiNZ en BouviEK vermeld, valt
niets af te dingen, doch de praktische beteekenis er
van is niet groot. Alcohol, het staat vast, is in .staal
een geringe temperatuursdaling teweeg te brengen,
maar als antii)yreticum heeft hij zich in de therapie toch
niet kunnen indringen. Enkel bij jmerperaal-infectie
hebben liREl.^iCY e. a. alcohol als antii)yreticum zeer
aanbevolen, doch ook hier heeft hij geen stand kuii-
nen houden,

-ocr page 90-

De vraag naar het lot van den opgenomen alcohol
heeft de
Bonn\'sche. school eveneens trachten te beant-
woorden.

Zoo vond Heubach 129) van kleine hoeveelheden
alcohol in de urine haast geen spoor terug; van grootere
quantiteiten slechts bij uitzondering iets meer dan 3O/0.
Dat de uitgeademde lucht naar alcohol riekt, bleek te
wijten te zijn aan verschillende aethersoorten in den
alcohol, die niet geoxydeerd worden.

BODLaNDER ^^O) vond, dat langs nieren, longen, huid
en ingewanden bij den mensch 2.9% van den opge-
nomen alcohol het lichaam verlaat, bij den hond 3.5\'Vo-

De tusschenproducten, aldehyde of azijnzuur werden
in de urine nooit gevonden. Dat de opgenv)men alcohol
in aldehyde kan overgaan bewees
Kre i\'SCllY i^l)^ die
bij een patiënte met een maagfistel alcohol in de
maag bracht en na 10 minuten in het destillaat van
den maaginhoud duidelijke reactie op aldehyde kreeg.

Albertoni vond na toediening van alcohol
geen aldehyde in de urine; wel vo.id hij diuirin, be-
nevens in de expiratie-lucht en de organen si)oren
van ^dcohol. Hetzelfde resultaat hadden
iienedicenti
en jailleï.

Blijkt het derhalve wel, dat alcohol genoegzaam
geheel in het lichaam wordt gooxydeerd, een aantal
nieuwere onderzoekingen hebben over de voedings-
waarde en de eiwitsparende werking van alcohol meer

-ocr page 91-

75

licht gebracht, zoodat men thans wel met zekerheid
kan aannemen, dat alcohol noch een spaarmiddel voor
eiwit mag genoemd worden, noch voedingswaarde
bezit. Alcohol, hoe gemakkelijk hij ook wordt opge-
nomen, en hoe volledig ook verbrand, is niet in staat
de eiwitontleding tegen te gaan. Veel minder nog is
hij in staat te dienen voor de nieuwvorming der
weefsels, voor de instandhouding van het lichaam;
voedende kracht mag men hem niet toeschrijven.

Echter weten we uit verschillende proefnemingen
(o. a. van
Prout, Lehmann, Üerdez, Vierordt,
Smitm, Geppert, Heubacii, Zuntz, IIenryean)
dat
matige doses jücohol (bijv. loo—150 gr. cognac) bij
den mensch de zuurstofopneming weinig of niet ver-
anderen, in elk geval zich weinig anders gedragen
dan onze gewone voedingsmiddelen. Toch is er zuur-
stof noodig om den opgenomen alcohol, die bijna
geheel wordt geoxydeerd, tc verbranden.

Vermeerdert nu de O-opneming niet onder ;dcohol-
gebruik dan volgt hieruit, dat andere stoffen voor
oxydatie zijn gespaard gebleven. Blijkt het, dat dit
niet de eiwitstoffen zijn, dan moeten het vetten of
koolhydraten wezen, zooals sonnnigen willen afleiden
uit de vetophooping bij vele alcoholici.

Dezen vetrijkdom echter ziet men in den regel
slechts bij overmatig biergebruik; \'t geen zich ge-
reedelijk laat verklaren uit het feit dat de 5, 10 en meer
Liters bier, die dagelijks soms gedronken worden,
een groot bedrag aan voedende bestatuldeelen bezitten.

Intusschen, niet alle onderzoekers krijgen eenslui-
dende resultaten bij hun onderzoek naar den eiwit-
besparenden invloed van alcohol.

-ocr page 92-

76

Zoo ziet Ries i\'^s) onder gebruik van een dagelijksche
hoeveelheid van
80—160 en van 160—320 cIVP alcohol,
met water verdund, bij gezonde individus het ureum-
gehalte der urine afnemen ten bedrage van
22 en
De eiwitontleding was dus verminderd.

Munk, die zijn proefdieren in stikstof-evenwicht
brengt, welken noodzakelijken maatregel
Riks ver-
zuimde en waardoor dus diens onderzoek waardeloos
is, vindt een verminderde eiwitontleding van 6—70/0.

Cloëtta houdt alcohol voor een voedingsmiddel
en een spaarmiddel; echter bij niet grootere doses dan
150—200 gr. alcohol van ^o\'^lo daags.

WOLFFBERG vindt dat alcohol de stofwisselings-
processen in het lichaam beperkt, doch dat zijn be-
teekenis als voedingsmateriaal twijfelachtig is.

Strassmann 13") vindt bij proeven op honden dat,
onder gebruik van matige dagelijksche doses alcohol
gedurende 2—3 maanden, de hoeveelheid vet in bet
lichaam toeneemt. Zijn dieren werden zwaarder, doch
slechts juist zóóveel als de toeneming aan vet bdrocg.

Dr. Boekei^man gaf een konijn voor andere
doeleinden gedurende ongev.
9 miuindcn dagelijks
200 cM3. iilgoliol van 12O/0 in twee doses en kon
waarnemen, dat het dier zich uitstekend hield en dik
en zwaar werd.

Hetzelfde kon ik wacirncmen bij een vijftal konijnen
die ik gedurende
7 maanden dagelijks 5 cM-\' ;ilcohol
van 12—15% toediende. De dieren werden zwaar cn
zagen er prachtig uit.

Intusschen de dosis was gering en de konijnen
werden ruim gevoed, zoodat de vraag naar het post
hoe of propter hoe wel gewettigd schijnt.

-ocr page 93-

77

In \'t bijzonder was bij Strassmann\'s proefdieren
de lever relatief zwaarder geworden. Ook dit kon
ik bij mijn konijnen opmerken, hoewel zeer zeker
de infectie, waaraan de dieren vóór hun dood ge-
leden hadden, ook haar invloed heeft laten gelden.

.Strassmann heeft verder de alcoholuitscheiding
door de longen onderzocht en vond dat 90O/0 in het
lichaam wordt geresorbeerd.
(Bodlander vond g5"/o).
Mij kent alcohol als voedingsmiddel voor gezonden
geen beteekenis toe; we hebben stoffen van gelijke
en betere voedingswaarde zonder tegelijk giftige
eigenschappen.

Romeijn nam proeven van veel waarde. Hij
onderzocht den invloed van alcohol in gevallen, waar
de eiwitontleding pathologisch is vermeerderd, n. 1.
bij het hongerende organisme.

Juist hier zou een eventueele eiwitsparende werking
van alcohol goed aan \'t licht kunnen treden. Hij
vindt nu, dat alcohol- geen besparenden invloed heeft
op eiwit, zooals vetten en koolhydraten; doch dat hij
integendeel tot wat meer eiwitverbruik aanleiding
geeft. Overigens kent hij alcohc^l in ph3\'siologischen
zin de waarde eener voedingsstof toe.

Dezelfde resultaten krijgen Weiske en h^LECiisiG, \'•\')
die met een schaap experimenteeren.

Keller \' expcrinienteert op zichzelf, (icdurendc
de drie dagen dat hij geen alcohol gebruikt, bedraagt
de N-uitscheiding 20.9, 22 en 22.2; gedurende den
alcohol-dag 20.8 cn de drie volgende dagen telkens
23.1. Opmerkelijk is de vermeerderde N-uitscheiding ge-
durende de drie dagen na het alcohol-gebruik. Een
eiwitsparende werking blijkt in geen geval.

-ocr page 94-

Chittenden krijgt in twee van de drie proef-
nemingen een verminderde N-secretie, doch steeds een
aanmerkelijk vermeerderde N-uitscheiding in de eerste
dagen na de proefnemingen.

Van Noorden i^) en Stammreich i^s) vinden dat
alcoholica eiwitsparend werken bij eiwitrijken kost;
minder bij een voeding armer aan eiwit en in \'t ge-
heel niet bij een eiwitarme voeding (50 gram eiwit
daags). |Hier integendeel neemt de eiwitontleding toe.
Later echter, naar aanleiding van de proeven van
Miura vindt van Noorden dat alcohol in geen
enkel geval eiwit bespaart.

Miura nl. bracht zichzelf eerst in stikstof-even-
wicht, en had daarvoor noodig een voeding van 1820
caloriën = 39.6 calorie per K.G. lichaamsgewicht. Tlij
verving nu iio gr. koolhydraten door een isodyname
hoeveelheid alcohol, nl. 65 gr., met het gevolg dat
de N-secrectie aanmerkelijk steeg. Liet hij den alcohol
weg, zonder hem weer door koolhydraten te vervangen,
dan verminderde de stikstofuitscheiding weer. Bij een
tweede proefneming met eiwitrijke voeding (41.6 ca-
loriën per K.G. lichaamsgewicht) werd hetzelfde resul-
taat verkr\'egen.
Miura\'s conclusie is, dat alcohol geen
spaarmiddel voor eiwit is, zelfs niet bij eiwitrijke
voeding; integendeel vermeerdert alcohol de N-secretie.

SciiMiDT i\'T) dronk 3 dagen lang 80 cM-\' absoluten
alcohol en één dag 120 cM-\'. Het stikstofeven wicht
werd hierdoor zoo goed als niet gestoord; hij durft
op grond van deze proefneming alcohol dan ook geen
eiwitljosparende werking toekennen.

Bij een experiment van SciiöNESEiFKEN werd
een onvoldoende hoeveelheid voedsel toegediend (34

-ocr page 95-

79

caloriën per K.G. lichaamsgewicht), zoodat er geen
N-evenwicht bestond. Er werden nu in den vorm van
alcohol
15 caloriën per K.G. lichaamsgewicht aan de
dagelijksche voeding toegevoegd, eens zooveel caloriën
als noodig zou zijn om stikstofe ven wicht te bereiken ;
toch werd dit niet verkregen. Alweer dus geen eiwit-
sparing.

Neumann 1-1!\') liet van een voeding, waarbij N-
e ven wicht bestond, 79 gr. vet weg; daardoor werd de
N-secretie vermeerderd.

Hij verving toen de gr. vet door een isodyname
hoeveelheid alcohol en zag het stikstof-evenwicht weer
teruggekeerd. Hij vindt dus dat alcohol in staat is
vet te vervangen.

Ofker voegde bij een voeding van 32,77 ca-
loriën per
K.(t. lichaamsgewicht 100 gr. alcohol en
vond dat alsdan minder N werd afgescheiden dan
in de alcoholvrije dagen na de proef. Hij concludeert
dat alcohol een eiwitsparende werking heeft.

Rosemann i^"\'!) kritiseert uitvoerig Niïumann\'s en
Offer\'s proefnemingen en ontzegt haar alle waarde.
Het is trouwens opmerkelijk hoe zeer veel onder-
zoekers alle proeven vóór hen genomen geheel on-
voldoende en zonder bewijskracht vinden en hoe
hun
metbode alleen aan al de eischen voldoet en dus be-
trouwbare resultaten moet geven.

Kosemann houdt het er overigens voor, dat alcohol
vetbesparend werkt, maar noemt hem tevens een pro-
topl.\'ismagift. Nu weten we zeker, zegt
Kassowitz,
»dass Fett in hohem Masse die Fähigkeit besitzt, den
Schwund des Körpereiweisses zu verhindern, und zwar
nicht allein, weim es als Nahrung verabreicht wird.

-ocr page 96-

8o

sondern auch wenn es als Reserve im Körper abge-
lagert ist..... Wenn nun ein Stoff wirklich die Fä-
higkeit besitzt, fettsparend zu wirken, dann muss er
unbedingt auch im Stande sein, Körpereiweiss zu
schützen, weil das durch seinen Einfluss ersparte Fett
im Körper verbleibt vmd daher, wie jedes andere
Reservefett, seine eiweissschützende Fähigkeit zur
Geltung bringen müsste.«

Hierop antwoordt Rosemann, dat vet alleeii dan
eiwitsparend werkt, als het in het lichaam
verbrandt.
Wanneer we echter van een stof zeggen, dat ze vet-
sparend werkt, dan zeggen we daarmee tegelijk, dat
het vet dus
niet verbrandt en het kan daarom ook
geen eiwitsparende werking ontvouwen. Alcohol kan
derhalve ook niet indirect de eiwitontleding verminderen.

Kassowitz is \'t met dit betoog niet eens. Hij vindt,
dat, aangezien alcohol het protoplasma doodt, do ver-
mindering van de hoeveelheid protoplasma natuurlijker-
wijze ook een vermindering van de oxydatie-processen
tengevolge moet hebben.

Wilde men alcohol wegens deze vermindering voe-
dingswaarde toekennen, dan zou ook phosphorns, die
reeds in veel kleinere quantiteiten de oxydatie-])ro-
cessen kan beperken krachtens zijn doodendo werking
op het protoplasma, voedingswaarde toekomen. Aan
het slot van zijn artikel zegt
Kassowitz, »dass kein
Stoff im wStande ist, die Doppclrolle eines Nabrungs-
stoffes und eines (liftcs zu übernehmen nndda.ss auch
dem Alkohol niemals nährende, sondern inmicr nur
toxische Eigenschaften zukommen kcinnen.«

-ocr page 97-

Nog een candere quaestie boezemt belang, in.

Haast elkeen is overtuigd van een eetlust opwek-
kende of bevordende werking van alcoholica bij het
gezonde individu. Doch wat leert het experiment om-
trent de werking van alcohol op de maagfuncties?

Kretschy vindt bij zijn maagfistel-patiënte dat
3 cM3. alc. abs. in loo cM^. water, een geringe dosis
derhalve, de digestie vertragen.

Ruchner ziet bij experimenten in vitro, hoe
maagsap, dat i—4% alcohol bevat, zich volkomen
normaal verhoudt; een gehalte van 10—20% doet
echter de digestie geheel ophouden.

Klikowicz vindt eveneens in vitro, dat de diges-
tie door maagsap met een alcohol-gehalte van 10\'Vo
vertraagd wordt en bij een gehalte van 15—30 "Ai
geheel uitblijft. Bevat het maagsap 5 \'Vo alcohol, dan
ziet JvLiKOWicz nu eens een krachtiger, dan weer
een vertraagde werking.

(tI.uzinsivY i-\'»\'\'\') constateert bij het gezonde individu
een vertraging in de digestie van albuminaten, zoolang
de alcohol in de maag blijft. De resorptie van alcohol
echter geschiedt snel, bijv. 100 cM. alc. van 25—70 "/(i
in \'/2—I uur.

Is de alcohol uit de maag verwijderd, dan komt
een zeer inten.sieve ver.stcrking der dige.stie tot stand,
terwijl het llCl-gehalte der maag plotseling stijgt tot
het 2-3-voudige.

.Sciiuurmans .Stekhoven vindt geen duide-
lijk verhoogde llCl-secrctic door alcohol, als deze
niet langer dan \'/o uur in de maag blijft; verwijdert
hij den maaginhoud 1 — i^j., uur na het inbrengen van
alcohol, dan blijkt bet HCl-gcbalte zeer toegenomen.

6

-ocr page 98-

82

Ferranini vindt bij kunstmatige digestie-
proeven de eiwitdigestie weinig vertraagd door alco-
hol. Witte wijn en bier storen, zelfs in rijkelijke
hoeveelheid toegevoegd aan verdund maagsap, de
eiwitdigestie niet merkbaar. Roóde wijn werkt bij
verdund maagsap vertragend en nog meer brandewijn
en absinth.

Klemperer 158) ziet van alcohol een duidelijken
invloed op de motorische maagfuncties en noemt alco-
hol een werkelijk stomachicum.

Ten Noever de Brauw i^o) vindt dat alcohol een
sterke verkleining van de maag teweegbrengt en een
middelmatig sterke vernauwing van den pylorus, ter-
wijl er zwakke peristaltische bewegingen door worden
opgewekt. De concentratie van zijn alcohol was echter
steeds zeer zwak, bijv. -/-."/o, 1.28\'Vn, één enkele
maal i o ^lo.

riugounenq meent dat elke wijn de werk-
zaamheid van het maagsap stoort, in tegenstelling tot
Wolffiiardt, die ziet, hoe roode en witte wijn
in quantiteiten van 100—225 gram, zoowel vóór als
gedurende den maaltijd genomen, een digestie-bevor-
derende werking hebben. De HCl-secretie van de
maag wordt er door vermeerderd. Hij vindt dat 60
gram cognac van 50 "/o de digestie van am^\'laceen
vertragen, echter die van vleesch bevorderen, als de
drank gege\\ (Mi wordt tijdens den maaltijd. Hij .stoort
echter bij to(!diening gedurende den digestie-tijd. 90
gram cognac in doses van 30 gram gedurende den
digestie-tijd genomen, verlengen dit tijdperk met
40—50 minuten.

Volgens Chittenden. Mendel en Jackson i"")

-ocr page 99-

Ö3

werkt alcohol, in den mond gebracht, als prikkel, waar-
door met de hoeveelheid ook de organische en an-
organische bestanddeelen van het speeksel toenemen;
de werking is echter van korten duur. Van de maag
uit bestaat er geen werking op de speekselsecretie.
In de maag bewerkt alcohol een aanmerkelijke toe-
name van de secretie van het maagsap, van zijn gehalte
aan zuur en vaste bestanddeelen. Hetzelfde is het
geval, als alcohol in den darm gebracht, daar geresor-
beerd wordt en eerst indirect op de maagklieren
werkt. De eiwitdigestie wordt in de maag door alcohol
niet gestoord, wel in vitro.

Bij al deze digestie-proeven dient opgemerkt, dat
experimenten in vitro geen waarde bezitten. De maag-
functie is te gecompliceerd, dan dat men er in slagen
zou deze in vitro juist na te bootsen. Veel minder
nog mag men de resultaten van die proefnemingen
overdragen op de maag van den mensch. Dit orgaan
is bovendien te verschillend in zijn werking bij ver-
schillende individus, dan dat men de resultaten bij één
persoon verkregen, algemeene waarde zou mogen
toekennen.

Men kent de .langen tijd geleden door VoiT ge-
nomen proef. Een hond met een oudcrwetsche maag-
fi.stel wordt met vleesch gevoederd; ander voedsel
ontvangt het dier niet. in de eerste dagen neemt
bet \'t vleesch gretig en terstond bij \'t kauwen stroomt
het maagsap rijkelijk.

.Spoedig worden de smaak en do lust naar vleesch
geringer: dan stroomt ook het maagsap minder. Als
het dier ten slotte, slechts door honger gedreven, het
vleesch met blijkbaren tegenzin en traag kauwt, stroomt

-ocr page 100-

84

het maagsap niet meer; ook is er geen afscheiding
van den maagwand als het vleesch dan door de fistel
in de maag gebracht wordt (vóór de proef scheidde
de mucosa in dit geval rijkelijk maagsap af). Wordt
het dier nu ander voedsel óf in den mond óf in de
maag gebracht, dan begint bijna terstond het maag-
sap weer te stroomen.

De algemeen bekende proeven van Pawlow wijzen
op hetzelfde.

Wat toelacht als een lekkernij, wat gaarne gegeten
wordt wekt reeds terstond bij het aanschouwen of bij
het kauwen sterke maagsecretie op. Wat niet begeerd
of niet aangenaam gevonden wordt heeft slechts eene
beperkte secretie tengevolge.

Wie zal dan nog beweren dat alcoholica in \'t alge-
meen de maagsapsecretie bevorderen of niet! \'t Hangt
er alleen van af of zij gaarne genomen worden of
niet.

Men heeft recht om te bewijfclen of bij zieken met
sterke stoornissen van het verstand, wijn c.s. wel de
digestie in de maag bevorderen, — of bij zieken met
dik be.slagen tong zonder smaak in alcoholica wel de
secretié van maagsap toeneemt,
f ^Voorzichtigheid is hier alweer aan te bevelen.

Evenwel ik mag hier m\'et dc resultaten voor-
bijgaan die
Lecontre i"") kreeg. Hij meent aan-
getoond te hebben dat door
Pawlow^ en zijn leer-
^ f lingen de beteekenis der psychische secretie te hoog

is aangeslagen en dc waarde der chemische secretie
onderschat.

Voor mijn onderwerp is overigens van belang wat
Pawlow i"\') meedeelt. Hij wijzigde do vroegere

-ocr page 101-

85

maagfistel in zooverre, dat hij een deel der maag
naar buiten omstulpte en aldus de maag in een grooteren
en een kleineren zak verdeelde. Geconcentreerde
alcohol nu, in de groote maag gebracht, geeft terstond
sterke secretie van de kleine en omgekeerd: alcohol
in de kleine maag brengt de groote tot afscheiding.

Maar men boude hierbij in \'t oog, dat voor de ver-
dunde alcoholica, aan het ziekbed gebruikt, misschien
geheel andere regels gelden.

Dan de invloed van alcohol op het hart.

Ik wil niet herinneren aan de groote waarde, die
Todd en zijn school aan alcohol toekennen als stimu-
lans voor het hart; van deze eigenschap wordt trouwens
veel te vaak gel)ruik gemaakt, dan dat iemand ze zou
willen ontkemien. De experimenten van
ZlMMKR-
HlïRd die een verzwakkenden invloed van alcohol
op het hart schijnen aati te toonen, hebben geen
bewijskracht, al ware het alleen wegens de groote
doses, die hij gaf; bijv. aan een kat 60 cM^. van 4oO/j,,
aan een hond 120 cM->. van 40
<v(f Harnack
SciiMiKDliHERG cii HUNGE pleiten niet minder
voor een verlannnenden invloed van alcohol op het
hart.

ParivIïs en Woli.üwicz ii-\') echter meenden aan
te toonen, dat tloor alcohol de hartsactie krachtiger
en frequenter wordt, en volgens
dinz kregen AlheR-
toni en Lussana i\'*>) en evenzoo Fraser dezelfde

-ocr page 102-

86

resultaten. Ook zinobi Gutnikow zag de hartsactie
verbeteren door alcohol. Meer in \'t bijzonder conclu-
deerde hij uit zijn experimenten:

1° Der Alkohol bewirkt eine Erniedrigung des
arteriellen Blutdrucks; diese beruht auf einer Vermin-
derung der Erregbarkeit der vasomotorischen Centra.
2". Der Alcohol begünstigt die licrzarbeit.
3? Der Alcohol lässt den Vagus vollständig intact.
Andere resultaten verkrijgt
PäSSLER. i\'»)
Deze onderzoekt den bloedsdruk na iücoboltoedie-
ning. Hij experimenteert met jonge konijntjes, die met
pneumococcen waren geïnfecteerd, bij welke hij i—f.,
cM3. absoluten alcohol, verdund tot een 5- 10",^ oplos-
sing of wel I—2 cM-"\'. cognac van 5o"/\\, met de
helft water verdund intraveneus inspoot. Deze hoeveel-
heden zouden voor een volwassen mensch van 60 K.G.
bedragen 40—125 cM-\'\'. iibsolute idcohol of 45— 90 cM-^
onverdunde cognac. De werking van den iücohol op
de bloedsdrukking is zeer inconstant. In een aantal
gevallen verandert de bloedsdruk, niet of de schom-
meling bedraagt slechts weinige milimeters. J)uidelijke
drukstijging wordt slechts enkele malen waargenomen.
Nimmer treedt een verbetering der hartswerking op.
Een geringen, doch duidelijk ongunstigen invloed
heeft alcohol op de prikkelbaarheid van het vasomoto-
risch centrum.

In zijn experimenten, bij dieren verriclit, met geen
sterk sprekende resultaten vindt PäSSLER geen aan-
leiding de alcohol-therapie bij stoornis in den bloeds-
omloop gedurende acute infectieziekten af te keuren.

-ocr page 103-

Ö7

De invloed van alcohol op den spierarbeid is nog
weinig experimenteel onderzocht.

Aschaffenburg verrichtte proefnemingen met
vier werklieden, die gewend wtiren aan groote, hoe-
wel geen dagelijksche, doses alcohol. Hij vindt na
toediening van
36—40 gr. cdcohol absolutus, in den
vorm van Grieksclien wijn van
18 "/o- 7 ^e 8
gevallen »Herabsetzung der Leistungsfähigkeit.« Deze
bedroeg
10.618.9 "/o- Een qualittitieve verandering
van de »Arbeitsleitung« is echter niet waar te nemen.

Hermann Frey neemt proeven met den ergo-
graaf van
RIosso op zichzelf en op anderen. Bij de
niet vermoeide spier veroorzaakt een matige dosis
alcohol een vermindering van de maximale »Einzel-
leistungen«, ten gevolge van de verzwakking der
periphere zenuwprikkelbaarheid. Bij de vermoeide
spier wordt de »Arbeitsleistung« aanmerkelijk ver-
hoogd, daar door den alcohol nieuwe sjjankracht wordt
aangevoerd. »Der Alkohol hat also auch ernährende
Eigenschaften«, zegt h\'KlCY. \'t Is vreemd, dat deze
eigenschappen van alcohol zich alleen openbaren bij
de vermoeide .spier, terwijl hij bij de niet ver-
moeide spier atulere eigenschappen heeft. 1\'"
rky ver-
klaart dit feit niet. »Die grössere Einzelleistung nach
Alkoholgenuss erreicht aber niemals diejenige des
nicht ermüdeten Mu.skels, weil auch hier die Herab-
setzung der peripherischen Erregbarkeit des Nerven-
systems zu (ïrunde liegt.« In alle gevallen is waar
te nemen vermindering van het gevoel van vermoeid-
heid. Bij grootere doses nemen de verlammings-
verschijnselen ])roportioneel toe en treden op den
voorgrond.

-ocr page 104-

88

We weten, hoe ook Bunge hieromtrent denkt.
De opwekkende eigenschappen van alcohol, die de
vermoeidheid doen verdwijnen, de spieren als \'t ware
nieuwe kracht geven, berusten enkel en alleen op
verlamming. Alcohol heeft geen exciteerende, doch
alleen narcotiseerende werking.

ScHUMBURG vindt door alcohol verhoogde

werkzaamheid der spieiren en overwinning van het
vermoeidheidsgevoel, mits echter voor een behoorlijke
voeding gezorgd wordt. Bij het uitgeputte lichaam
werken deze stoffen (nl. alcohol, koffie e. a.) niet
opwekkend. Alcohol schijnt dus geen voedingswaarde
te bezitten zooals de koolhydraten, die door hun ver-
branding arbeid verrichten.

Onze landgenoot Schekfer onderwerpt de
experimenten betreffende den invloed van alcohol op
spierarbeid, met name die van
Frey, aan een nauw-
keurige kritiek en beschrijft een reeks proefnemingen
op zichzelf met den ergograaf van MOSSO, genomen
met en zonder gebruik van alcohol.

Tien dagen lang verrichtte hij proeven zonder
alcohol en tien dagen lang na gebruik van 18 gr.
alc. abs. 90 gr. water, genomen onmiddellijk, 15
minuten en 30 minuten vóór de proef.

De gevolgtrekking, die hij uit zijn j)roeven maakt,
is, dat bij hem het gebruik van een matige dosis
alcohol in het eerste half uur een gunstigen invloed
heeft uitgeoefend op zijn spierarbeid, om zich daarna
in ongunstigen zin tc doen gelden.

Ten einde autosugg-estie uit tc sluiten verricht
SciiEFFER dezelfde i)roeven bij den kikvorsch cn
neemt daarbij waar, dat alle spieren, die van tot

-ocr page 105-

89

4 uur na de alcohol-toediening worden onderzocht
zonder uitzondering meer mechanischen arbeid produ-
ceeren dan de normale spieren, doch dat na dien tijd
een belangrijke vermindering in arbeidsvermogen ge-
constateerd wordt. Deze vermeerdering, resp. vermin-
dering komt volgens
Scheffer tot stand door een
aanvankelijke toeneming, gevolgd door een afneming
van de prikkelb£iarheid der motorische zenuwen, doch
mag niet worden toegeschreven aan een invloed van
den alcohol op de spieren zelve; want stelt hij de
zenuw door cur£ire buiten functie, dan is het verschil
tusschen den arbeid van de normale spier en de
alcohol-spier nu eens positief dan weer negatief, terwijl
de verschillen betrekkelijk klein zijn en gemiddeld
niet meer bedroegen dan 0.45 Een directe invloed
van alcohol op de spier is dus niet duidelijk aan te
toonen, of is tenminste zeer gering in vergelijking
met de werking op de motorische zenuw.

-ocr page 106-

S l o t.

Iloe moet na kennisneming- en beoordeeling van
al wat er tot ons gekomen is over de therapeutische
en physiologische werking van alcohol onze opinie zijn?

Het zou te ver voeren, wanneer we het vraagstuk
ook van den socialen kant wilden bezien, al is de
volhardende felle bestrijding van alcohol als genotmiddel
zoowel een gevolg van de erkenning zijner physiologische
eigenschappen als van zijn oeconoinische beteekenis.

Een massa arbeids is er verricht om tot een in-
zicht te geraken van de eigenschappen vaiï alcohol.

die arbeid heeft ten slotte geleid tot negatieve
resultaten: alcohol is gebleken niet in staat te zijn te
geven, wat men men meende er van te mogen ver-
wachten.

Zijn dan al de gunstige ervaringen omtrent alcohol
bij infectieziekten het gevolg van zelfbedrog? Zeer
zeker niet. Maar waar men tot een al of niet g-unstige
werking van een geneesmiddel wil besluiten is hel
een eisch, dat die werking zich in een zoo groot
• ^ mogelijk aantal gevallen heeft geopenbaard.

Statistieken viin lo of loo gevidlen bijv. hebben
geen waarde, indien men niet te voren met absolute
zekerheid kan zeggen, hoe de ziekte zal verloopen
zonder eenige therapie. En juist dit is niet mogelijk
bij de verschillende infectieziekten.

-ocr page 107-

91

In hoofdzaak moge het verloop bij alle hetzelfde
zijn, de duur, de intensiteit is zeer ongelijk. Daarom
hebben voor ons misschien nog haast alleen waarde
de mededeelingen van
Todd en zijn tijdgenooten, die
over »groote« ervaring beschikken. Hunne meening
over alcohol is een gunstige. We merken op, hoe zij
vooral bij typhus, erysipelas en pneumonie de alcohol-
therapie toepasten.

Nu zijn vooral beide eerstgenoemde ziekten aandoe-
ningen, die zich aan de patiënten in hoofdzaak open-
baren door een sterk uitgesjjroken gevoel van ziek
zijn, zonder dat er pijn, benauwdheid, hartkloppingen
enz. bij in \'t spel zijn. (ïeeft men zulke patienten
alcohol, dan zal men daardoor dikwijls dit ziektegevoel
kunnen onderdrukken. De patiënt gevoelt zich beter-
is minder lusteloos tengevolge van de opwekkende
werking van den alcohol en maakt ojj de omgeving-
den indruk van beterschap.

Evenwel is dat werkelijke beterschap? (lelijk de
gezonde mensch door alcohol tlikwijls sijraakzaam
wordt, terwijl hij nuchter weinig spreekt, en nu onder
den invloed van den alcohql niet bemerkt, dat hij
bazelt, maar ineent dat alcohol hem in staat stelt een
goed gesjjrek te voeren; — gelijk de dronkeman meent,
dat hij haast bergen kan verzetten, terwijl de ervaring
aan sportmenschen nieer dan voldoeiule heeft geleerd,
(lat alcohol het arbeidsvermogen vermindert, zoo zou
ook wel de zieke zichzelf en zij:! omgeving deerlijk
kumien misleiden over het werkelijk effect van den
alcohol en den schijn voor het wezen kunnen doen
houden.

Het is verder niet onwaarschijnlijk te achten, dat

-ocr page 108-

92

de tijdelijk sterkere werking van het hart nadeelig is
voor het verzwakte orgaan, gelijk meermalen bij
ziekten van de hartspier het beste geneesmiddel is
absolute rust met applicatie van een ijsblaas, wat den
arbeid van het hart zoo gering mogelijk maakt.

Duurt echter de infectie korter met dan zonder
alcohol? Dit blijkt niet; materiaal ter vergelijking
ontbreekt: de getallen zijn er veel te klein voor.

Todd hechtte bij acute infectieziekten groote waarde
aan alcohol als voedingsmiddel. Nu wij uitgemaakt
weten, dat deze qualiteit aan alcohol niet toekomt
moeten
Todd\'s redeneering en waarneming in deze
foutief geweest zijn.

Anders verhoudt zich de zaak wellicht bij inter-
mittens, waar de resultaten van alcohol evenzeer
gunstig zijn.

Bij deze ziekte, waar de infectie-kiemen in de leu-
cocyten verblijven, is een rechtstreekschc nuttige in-
vloed van alcohol althans denkbaar. Alcohol is
vermoedelijk in stiiat gedurende eenigen tijd een
hypoleucocytose te onderhouden en zou aldus kunnen
beletten, dat de geïnfecteerde leucocyten zich door
de bloedbaan verspreiden. Maar waarneming moet
hier beslissen.

Hoe is de werking van alcohol bij de overige in-
fectieziekten en bij puerperaiilsepsis tc beoordeclen ?
Men vergetc niet, dat bij deze laatste aandoening
evenveel gewicht werd gehecht aan de koude baden.
Overigens ontbreken alweer behoorlijke statistische
onderzoekingen en men is niet in staat vergelijkingen
te maken.

Wat er ook van zij, alcohol speelt nog slechts een

-ocr page 109-

93

ondergeschikte rol in de therapie der acute infectie-
ziekten; als lekkernij, als versnapering echter zal hij
niet licht verdrongen worden.

Dat de therapeutische waarde van alcohol tot zoo-
veel verschil van meening aanleiding gaf, is te be-
grijpen uit de velschillende resultaten, verkregen bij
het onderzoek naar zijn physiologische eigenschappen.

De gebrekkige techniek, het gebruik van óf zeer
groote, of zeer kleine doses, het experimenteeren
beurtelings met gezonden en zieken, nu eens op
menschen, dan weer op dieren, een ander maal op
personen, die aan alcohol gewend waren of die zich
geheel van alcoholica onthielden, dit alles was de
reden, waarom het zoolang duurde vooraleer de resul-
taten eensluidend waren. In hooge mate was dit het
geval met de werking van alcohol op de temperatuur;
doch niet minder. moeilijk bleek het onderzoek naar
den invloed van alcohol op de stofwisseling.

En wat heeft het experiment ten slotte geleerd?

Dat alcohol niet de eigenschappen heeft, die men
hem lang toedacht.

\'Aïju invloed op dc fcmperafuur is zonder hrfrrkrnis;
kan zelfs niet in de verte vergeleken -.worden met dien
van chinine.

J ^oedings7(iaar(le hezit alcohol niet; ook niet indirect
als spaarmiddel voor ei^oit.

liet is minstefis tivijfelachtig of de digestie er door
ivordt bevorderd, tenvi/ï de op-^vekkende ".iferking op de
spieren en zemr.oen wordt gevolgd door een verlammende
nawerking.

-ocr page 110-

IV.

proefnemingen.

Bij het onderzoek naar den invloed van alcohol op
infectieziekten stuiten we voortdurend op tegenspraak.
Door den een wordt alcohol bij infectieziekten even
sterk aanbevolen als door den ander afgekeurd.

De oorzaak ligt, zooals reeds is gezegd, hierin, dat
men de resultaten eener therapie niet vergelijken mag,
indien de ziektegevallen, waarbij die therapie is toe-
gepast niet overeenstemmen in intensiteit, duur en
verdere bijzonderheden van het verloop, tenzij men
beschikken kan over zulke enorme getallen, als waar-
aan niemand denken kan.

Het is onmogelijk een voldoend aantal gevallen
van zieke menschen bijeen tc krijgen, doch het dier-
experiment hebben we in onze macht.

We kunnen dieren infecteeren met een bepaalde
hoeveelheid eener infectiestof van bekende virulentie,
we kunnen bij de keuze der dieren zoo zorgvuldig
mogelijk te werk gaan wat betreft ouderdom, gezond-
heidstoestand en gewicht, — we kunnen de voeding
regelen, zooals we willen en wanneer we dan de

r

i I

-ocr page 111-

95

eene helft der proefdieren dagelijks een vastgestelde
hoeveelheid alcohol van bepaalde sterkte toedienen,
kunnen we geheel objectief nagaan,
onder welke om-
standigheden de infectie het best verdragen wordt: met
of zonder alcohol.

Op deze wijze zijn we in staat bij dieren een goed
inzicht te verkrijgen in den invloed van alcohol bij
infectieziekten.

Om dit doel te bereiken heb ik met konijnen een
bescheiden reeks proefnemingen verricht, waarvan de
beschrijving thans volgen zal. Ik heb daarvoor gebruikt
ong-eveer een honderdtal volwassen of nagenoeg vol-
wassen gezonde konijnen, die ik infecteerde met bac.
Pyocyaneus B, bac. Anthracis, bac. Typhi abdominalis,
bac. Diphtlieriae en met rottend vleeschaftreksel. De
proeven met deze laatste infectiestof van geheel onbe-
kende samenstelling en pathogeniteit dateeren nog uit
het begin mijner proeven, toen ik zocht naar een
geschikte infectiestof voor konijnen.

Ik erken dat ook mijn getallen nog te klein zijn,
maar het komt mij voor, dat ik recht heb mijn re.sul-
taten mede te deelen op groiul van de zorgvuldigheid,
waarmede ik de verschillende gevallen en omstandig-
heden heb uitgekozen.

De alcohol, waarmede geëxpt\'rimenteerd werd, was
van i2\'/2 \'Vo\'. waar een enkele maal alcohol van i.s\'Vo
gebruikt werd. is dit nadrukkelijk vermeld. Ik had
nooit aanleiding, een sterkere of zwakkere oplossing
te be|)roeven. Men behoeft van i2\'/2 "/o •\'^Icohol geen
overmatig groote hoeveelheden te gebruiken (70—loo
cM\'l) om bij een konijn een intoxicatie te veroorzaken,
zoodat het dier 3. uren cn langer uitgestrekt terneer

-ocr page 112-

96

ligt, enkel door zijn oppervlakkige snelle respiratie
verradende, dat het leeft. Na afloop van dien tijd is
het snel weer de oude en eet en springt rond alsof
er niets gebeurd is.

Van den anderen kant is het gehalte van
zwak genoeg om althans geen oogenblikkelijke laesies
te veroorzaken aan het slijmvlies van maag of slokdarm,
aan hart, nieren of lever.

Voor de toediening van den alcohol werd als volgt
te werk gegaan.

Het konijn wordt op een daartoe vervaardigd, een-
voudig operatie-tafeltje met uitgestrekte pooten vast-
gebonden ; zoodat de kop oVer den rand van het
tafeltje heenreikt. Een helper houdt het dier bij de
ooren vast en steekt het met de andere had een klein,
doorboord plankje in den bek, zoodat een Nélaton-
katheter van No. 17 gemakkelijk passeeren kan. Deze
katheter, aan \'t eind .met wat olie bestreken, wordt
door \'t gaatje in den bek en verder tot in de maag
geschoven.

Bij eenige routine gaat deze manipulatie zeer vlug;
een enkeje maal, vooral als bet dier onrustig is. komt
de sonde in de luchtpijp terecht. Men bespeurt dit
terstond aan den lichten weerstand van de stembanden,
aan de benauwdheid van \'t dier. aan den weerstand
dien de bifurcatie biedt cn aan de lucht, die men uit
de sonde hoort en voelt ontsnappen als men \'t eind
er van dicht bij \'t gelaat houdt.

Is het eind van de katheter in dc maag dan kan
men met een willekeurige .spuit den alcohol onder
zeer zachten druk — bij een groote spuit bijv. van
100 gr. inhoud is vaak reeds de zwaarte van den

-ocr page 113-

97

zuiger voldoende — in de maag spuiten. Den alcohol
door een trechtertje in de sonde gieten gaat een enkele
maal, maar duurt veel te lang; want de maag van
een konijn is altoos stijf gevuld met dikke spijsbrei,
zelfs al geeft men het dier verscheiden dagen lang
geen voedsel.

De temperatuur wordt per anum opgenomen. Het
dier is daarvoor in den regel niet vastgebonden, ter-
nauwernood losjes vastgehouden, terwijl het op den
rand van de tafel zit.

Ik heb den indruk gekregen, dat de temperatuur
van een normaal konijn zich beweegt tusschen 37.5"
en 38.5O. Plotselinge groote schommelingen, zooals
vaak wordt vermeld, heb ik nooit kunnen consta-
teeren. Zeer hooge temperaturen, boven 41", nam ik
nooit waar, wel daarentegen temperaturen beneden 35O.

De doses alcohol, die ik gebruikte, waren ver-
schillend. Bij de eerste proefnemingen gaf ik een
hoeveelheid van hoogstens 50 cM\'\'daags van 12I/2O/,,.
Dit zou, 3 KG. als gemiddeld gewicht van een vol-
wassen konijn aannemende, voor een mensch van
70 KG. bedragen ruim i Liter sherry (van i2"/o alc.
gehalte) of 325 cM-\' cognac (van 45"/(i alc.) Bij de
volgende proeven werd een veel grootere dagelijksche
hoeveelheid gegeven, n.1. 130 180 cM-\'daag.s,\'t geen
voor een mensch zou bedragen 3 Liter sherry of
1 Liter cognac daags.

Den alcohol diende ik toe in bijna alle gevallen va
do infectie, in eenige gevallen vóór de infectie, en in
nog andere zoowel
vóór als na de infectie.

-ocr page 114-

98

Van Augustus \'97—Januari \'98 kregen een \\ijftal volwassen flinke
konijnen dagelijks 15 cM-\'\'. alcohol van en van Januari—

Maart 1898 dagelijks 15 cM3. van 15 O/q. Voor den niensch bere-
kend zou dit ongeveer uitmaken een wijnglas cognac (van 45 %
alc.) daags. De dieren verdroegen deze dosis goed, betoonden
flinken eetlust, namen toe in gewicht, totdat in Februari 1898 een
van de 5 konijnen, na 7 jongen te hebben geworpen en gezoogd,
begon te vermageren en na eenige weken stierf. Geen sectie.
De overige vier waren en bleven volmaakt gezond. Hun lot-
gevallen worden bij de beschrijving der proeven (no. II, VI en
VII) verder besproken.

If

PROEVEN MET KLEINE DOSES ALCOHOL (HOOGSTENS
50 clV\'R DAAGS) TOEGEDIEND NA DE INFECTIE.

Proef I.

Den 401 Maart 1898 worden bij een 5-tal konijnen 3 cM". van
een 24 uur oude bouilloncultuur van den bac. Pyocyaneus
ß
onder de rughuid geïnjiciëerd.

No. i en 110. 2 krijgen \'s morgens en \'s middags 10 cM^. alcohol
van 15 0/
q; 110. 3, 4 en 5 krijgen geen alcohol. De dieren blijven
echter niet lang genoeg ziek om een duidelijken invloed van den
alcohol te kunnen constatceren; alle vijf zijn na een \\-iertal dagen
weer geheel hersteld.

Tcgelijlt worden ook 2 kleine konijntjes op dezelfde manier
geïnfecteerd, waarvan hel eene tweemaal d.aags 5 cM=\'. alcohol
krijgt. Beide zijn even ziek; het nicl-alcoholkoiiijn succombcert
den IS"*" Maart, het andere wordt wegens zijn ellendigen toestand
dienzelfden dag gedood.
Hehalve (Uit de temperatuur van
het alcoholkonijn over \'t geheel lager wJis dan van
het andere,
valt van den invloed van alcohol niets te
bespeuren.

Proef ir.

Den i6p>\' Ma.irt 1898 worden bij 3 konijnen (van 3600, 3800 en
3400 gr.) 6 cM\'!. van een verliehe Pyocyaneu.scultuur onder de huid,
van den rug ingespoten.

-ocr page 115-

99

No. I had van Aiiff. \'gj—Maart \'gS dagelijks 15 cJlf^. alcohol gehad,

krijgt na de iiifectie geen alcohol.
No. 2 ontvangt na df infectie dagelijks 30—40 cJ/^. alcohol in 2
doses.

No. 3 krijgt geen alcohol,
\'t Resultaat is, dat

No. I den dag na de infectie sterft,
A\'o. 2 een dag of g ßink ziek is en daarna heter 7t<ordt,
No. 3 een dag of g minder ziek is dan no. 2 en daarna herstelt,
No.
I wordt terstond na de infectie zeer ziek, veel erger dan de
beide andere; liet weigert zijn voedsel en is iiiet op te jagen.
Daags na de infectie ontstaat een sterke zwelling en pijnlijkheid
van \'t scrotum, die na een paar dagen weer verdwijnen. De tem-
peratuur, \'s ochtends en \'s avonds opgenomen, was ninnner ver-
hoogd (max. 37.8° ); eenige m.ilen werden lage temperaturen
waargenomen ( 35° ). Den 20"ii Maart, den 4<\'n dag na de
infectie, sterft het dier.

15ij sectie wordt gevonden een klein hart dat als verschrompeld
is, met lichte plekken in het spierweefsel. In de okselholten en
liezen zijn klieren ter grootte van een knikker. Verdere macrosco-
pische afwijkingen kan ik niet waarnemen.

A\'o. 2 werd ook terstond hard ziek. Den af^ndag na de infectie
ont.itant diarrliee, <lie een d.ag of 4 duurt cn een jianr mnlcn
bloederig is. Den sf" dag is er een uitgebreide /.welling in de
rechter lie.sstreek, die na eenige dagen weer verdwenen i.s. De
temperatuur stijgt meestal niet boven 38". Sedert den 9"" dag na
de infectie krijgt hel dier geen alcohol meer, daar het zoo goed
als hersteld schijnt. 14 dagen ua de infectie wordt het dier gedood
cii sectie verricht. IJehoudens een holte met sereus, bloedig voclit
gevuld, onder de iiijcctieplaats worden geen macroscopische afwij-
kingen gevonden.

Af). 3 vertoont een ziektcloop als \'t vorige konijn, behalve dat
reeds den 2«" dag een sterke zwelling vau \'t scrotum ontst.aat, die
na 4 dagen weer verdwenen is. Diarrliee heeft het dier echler niet.
De temperatuur is doorloopend iets hooger dnu van 110. i en 2
(max. 38.8° ). Na den 9\'" dag komt er ga.mdeweg beterschap; het
konijn herstelt volkomen.

Schijnt dus: dat de alcohol vóór de infectie (no. i)
nadeelig heeft gewerkt en dat ook de alcohol na de
infectie (no. 2) een /ingnnstigcn invloed heeft.

-ocr page 116-

100

TT

V 1

Temperatuurlijst:

No. 1 No. 2 (aio.) No. 3

17

Maart

5

uur

n.ni.

37°

37-3°

38.2°

iS

51

7

n

v.ni.

36.4°

37-7°

37-6°

V

5

n

n.m.

35-1°

36.8°

38.8°

19

r>

7

T)

v.m.

35.2°

37°

37-5°

n

5

n

n.m.

37-8°

37-1°

37-9°

20

n

7

n

v.m.

-34-5°

38.2°

38°

V

5

n

n.m.

37-3°

38.3°

21

7J

7

n

v.m.

36-3°

38.1°

V

5

•n

n.m.

38.5°

38.9°

22

V

7

n

v.m.

37.2°

37-5°

Tl

5

n

n.m.

37-9°

37-5°

23

n

7

r)

v.m.

38.9°

37-8°

V

5

T)

n.m.

37.8°

38.7°

24

n

■7

n

v.m.

36.8°

37-4°

n

5

n

n.m.

37-6°

25

^

7

rt

v.m.

37.6°

r>

5

n

n.m.

37.5\'\'

Proef III.

Den 28on Maart 1898 worden bij drie konijnen (3300, 2700 en
3200 gr.) subcutaan op den rug geïnjicieerd 5 cM\'\'. rottend vleescli-
uf treksel.

No. I knjgt in 2—4 doses 30—4$ cAf^. alc. daciffs — begint va (j
dagen heter te worden.

No. 2 krijgt in 2—4 doses 30—4S cJlf\'\\ alc. daags — sterft den
^en dag na dc infectie.

No. 3 geen alcohol — begint na g dagen beter te worden.

No. I is terstond na de infectie ziek cn krijgt de eerste 3 dagen
30 cM\'\'. alcohol daag.*? in 2 doses, daarna 45 cM^. in 4 doses.
De temperatuur, eerst 3
X. l^tcr 4 X «laags opgenomen, is meestal
boven 38.5". liet dier is stil en eet weinig. Negeli dagen na de
infectie wordt de alcohol weggelaten, daar de betersch.ip gaande-
weg intreedt,

No. 2 krijgt 2 X «l\'iags I5 cM^. cn is zeer ziek, eet niets cn zit
roerloos stil. De beide eerste dagen is de temperatuur bijna steeds
39®! daarna daalt ze tot beneden 36\'^. De toestand is zeer
regressief, het dier voelt koud en sterft den 4\'\'" dag na de infectie.
Aan de buikorganen wordt bij sectie niets bijzonders ontdekt; er

! \\

-ocr page 117-

lOI

bestaat echter een fibrineiize pericarditis en een dito dubbelzijdige
pleuritis. In \'t pericard en de pleuraliolten is een weinig sereus
bruinrood vocht.

Ab. 3 is de eerste dagen zieker dan de andere (heeft trouwens
tij 500, resp. 600 gr. minder lichaamsgewicht dezelfde hoeveelheid
infectiestof gehad). De temperatuur is bijna constant boven 38.5"
de eetlust gering en het dier vermagert.

Na deu 7e" dag komt er wat meer eetlust en wordt het konijn
langzamerhand beter.

Van de 2 alcoholkonijuen is er i gestorven, het niet-alcohol-
konijn is hersteld
; blijkt dus hieruit een nadeelige invloed
van alcohol.

T e m ]) e r a t u u r 1 ij s t:

No.

1 (iilc.) .No. \'2 (alc.) No. 3

29 Maart

7

uur

v.ni.

38.1"

39°

V

5

n

n.ni.

38-3°

38.9"

38.6°

7

rt

v.m.

38.8°

36.9°

394°

5

r

n.ni.

36.8°

39-5°

3\' ^

7

v.m.

39-8"

36.6°

39-4°

r

5

•n

n.m.

38.6°

35-

38.5°

I Ajjiil

7

n

v.m.

39-1°

35.8°

39-5°

y>

5

ri

n.m.

38.6°

38.1°

11

7

r

v.m.

38.5°

38.3°

5

n

n.m.

37.7°

39-2°

^ n

7

n

v.m.

37.7°

39-2°

V

5

n

n.m.

38.3\'

38.5°

M n

7

n

v.m.

38.3°

38.5°

n

5

V

n.m.

37.8°

38.3°

5 n

7

n

v.m.

37.6°

37.6°

n

5

n

n.m.

37.6°

38°

Proef IV.

13 April 1S98 worden bij 6 kleine konijntjc.s, allen wegende
1500 gr. 4 cM-\'. rottend vlecscluiftrekscl onder de rughuid
geïnjiciëerd.

No. I krijgt 2 X \'/rt\'yj /5 cM\'^. alcohol .

Ab. j » » » ( sterven linnen 24 uur

No. J » » » ^ "rt ilc infectie.

No. 4 ■» ■» »

-ocr page 118-

02

A^ö. 5 krijgt geen alcohol — sterft 30 uur na dc infectie,

No. 6 » » » — sterft den 4«" dag na de infectie.

Al de konijnen zijn onmiddellijk na de infectie zeer ziek en
hebben reeds denzelfden dag heftige diarrhee, — eten niets en
\'laten zich volstrekt niet opjagen. In de eerste 24 uur na de infectie
sterven de 4 alcoholkonijnen. Bij sectie blijken de darmen sterk
uitgezet door gassen. Lever en milt zijn bij allen groot, donker
en broos; overigens zijn er geen macroscopische veranderingen
waar te nemen. De beide konijnen, die geen alcohol kregen,
leefden, hoewel ze even ziek waren als de anderen, veel langer.
Ongetwijfeld heeft de alcohol hier ongunstig gewerkt.

Proef V.

14 April 1898 worden bij 4 kleine konijnen ( 1600 gr.) 2 cM:ï
rottend vleeschaftreksel subcutaan op den rug geïnjiciëerd.

No. 1 dagelijks 43 CaM^. alcohol in 3 doses

No. 2 > > » »»;>»! Na 6 dagen allen

No. 3 krijgt geen alcohol. ^ hersteld.

No. 4 t T> »

De konijnen blijven een 6-tal dagen ziek — eten zeer weinig —
zitten stil in elkaar gedoken en hebben lichte diarrhee. De alcohol-
konijnen zijn levendiger (lichte roes?) dan de anderen en nemen
meer voedsel, vooral sedert de beterschap begint in te treden,

zoodat dus hier stellig geen nadeelige invloed van
alcohol kan geconstateerd worden.

Proef VI.

17 Maart 1898 worden bij 4 konijnen (3300—2110—2300 en
2200 gr.) subcutaan op den rug geïnjiciëerd \'/i cM\'\'*. van een
versehe Antraxcultuur.

No. 1 heeft van Aug, \'(jy—^faart \'gS dagelijks 1 sterft den 3en
15 cM^, alcohol gehad cn krijgt na de infectie^ dag na de
geen alcohol. i infectie.

No. 2 krijgt dagelijks 30—40 cA/\'K alcohol in 2 doses — sterft den
Óen dag na de infectie.

No. 3 krijgt dagelijks 30—40 cM\'-^. alcohol in 2 doses — sterft den
Sen dag na de infectie.

No. 4 krijgt geen alcohol — sterft den Oen dag na de infectie. ,

No. 1 is terstond na de infectie zeer ziek, eet weinig of niets

-ocr page 119-

03

en sterft zonder verdere verschijnselen den 361 dag na de infectie.
Den eersten dag was de teniperatuur wat verhoogd ( 38.5"),
den tweeden dag normaal en den derden dag subnorma.il (35.5®).

jVo. 2 schijnt eerst den 30" dag na de infectie ziek, heeft tot
dusverre normale temperatuur, doch daarna hooge ( 39"); eet
weinig. De temperatuur wordt gaandeweg weer lager, is den 6""
dag na de infectie subnormaal (34.8") en het dier ligt den 6"\'i dag
dood in \'t hok.

A\'o. j heeft den eersten dag normale teniperatuur, den tweeden
dag 40.4®. Den 4e" dag zit \'t dier stil en eet minder. Den 5"n dag
heeft het subnormale temperatuur (beneden 35"), slijmerige ont-
lasting en sterft \'s namiddags.

iVo. 4 wordt den 2\'\'" dag ziek, eet weinig en heeft 40.1". De
temperatuur blijft langer hoog dan van de andere konijnen; het
schijnt den 4"» dag zieker dan de anderen. Onder daling der
temperatuur (subnormale temperatuur werd niet waargenomen)
sterft \'t dier den 6\'» dag.

Uit het experiment blijkt het nadeelig effect van
alcohol, toegediend vóór de infectie (No. 1) en verder
dat de alcoholkonijnen over \'t geheel lager temperatuur
hadden dan het niet-alcoholkonijn.

T e m p e r a

t u u r 1 ij s t:

No. 1 No. ï (nlc,) No. 3 (iilr.) No. 4

18

Maart

9

uur

30 v.m.

38-7°

37.6°

36.9°

37-2°

n

3

n

n.m.

38.1°

37.5°

37-5°

\'9

n

9

n

30 v.m.

36.6°

35.9°

38.9°

37-1°

n

3

n

n.m.

37.9°

36.7°

40.4°

40.1°

20

n

9

Tl

30 v.m.

35-5°

39-1

38.2°

38.5°

n

4

11

30 n.m.

38-9°

38.2°

38.4°

21

Tl

9

Tl

30 v.m.

36.5°

38.8°

n

3

r

n.m.

37.5°

37.1°

39-4°

22

n

9

11

30 v.m.

37-6°

-3-1.5°

37°

Tl

3

n

n.m.

34.8°

37.9°

23

n

Proef Vil.-

30 ISIaart 1S97 wordt bij 6 en daags daarna bij nog 4 alle
even flinke zware konijnen \'/i clSP. Antbraxcultuur subcutaan op
den rug ingespoten.

-ocr page 120-

04

No. i heeft van Atig. gy—Maart gS dagelijks .
IS cAf^. alcohol gehad en krijgt na de infectie | Sterft na 4 dagen.
30—40 cJ/^. alcohol. 1

No. 2 heeft van Aiig. gj—Maart g8 dagelijks .
15 cM\'^. alcohol gehad en krijgt na de infectie • Sterft na 60 uren.
30—40 cM^. alcohol. \'

No. 3 krijgt 30—^0 cM^. alcohol — sterft na 48 uren.

No. » ■» ■» :> — sterft na 4 dagen.

No. 5 :> ♦ > » — sterft na 4 dagen.

No. 6 > ■■> » » — sterft na 3 dagen.

No. 7 s » r- T> sterft na 4 dagen.

No. <y » » 3 — sterft na 5 dagen.

No. g krijgt geen alcohol — sterft na 60 uren.

Ab. 10 i * ^ — sterft na 6 dagen.

De infectie neemt, zooals blijkt, een snel verloop, zoodat er niet
veel gelegenheid is den invloed van alcohol na te gaan. Al de
konijnen sterven; het eerst een alcoholkonijn, daarna een niet-
alcoholkonijn en een konijn, dat zoowel vóór als na de infectie
alcohol kreeg. De overigen sterven achtereenvolgens kort daarna
en het laatst, na 7 dagen, een niet-alcoliolkonijn. Met betrekking
tot de temperatuur valt waar te nemen, evenals in de vorige proef,
dat ze eerst i, 2 of 3 dagen normaal blijft, vervolgens een paar
dagen hoog is om daarna subnormaal te worden.
Bij clc niet-
alcoholkonijneii blijft deze subnormale temperatuur
langer uit. Een andere invloed van den alcohol valt
in dit experiment niet te constateeren.

T e m p e r a t u u r 1 ij s t:

No. 1

No. 2

No. 3

No. 1

No. 5

No. 0

No. 7

No. H

Oilc.)

(nlc.)

(alc.)

(nlc.)

(Hlc,)

(alc.)

(illc.)

(alc.)

No. \'J

No. 10

Maart y

uur

30 v.m.

3S°

37°

38.3°

38.5°

37°

37.8"

11.111.

38.8"

38.2°

30.2°

3«.4°

37.0°

3U.3"

\'J

v.m.

3U.0°

30.5"

30.3°

30.0°

30.0"

30.2"

31.5°

38.rj"

38.1"

38.3"

11.111.

3U.3°

35.1°

38.3°

37.0°

30°

:io.7"

38. <"

37.2"

38.2"

«

3\'J v.m.

30.2"

35.5"

31.5°

35.7°

38.2°

3U\'.ü"

37.U°

11.111.

31.7°

31.(i°

35°

3:,.!)°

38.2°

38.2°

37.0"

i)

3J v.m.

30.r,°

30.0°

38.2°

«

30 n.m.

■10.3°

37.5°

3

n.m.

40.1°

37.8°

0

r

30 v.m.

30.1°

30.0°

3

n.m.

37.6°

n

9

30 v.m.

-ocr page 121-

105

PROEVEN, VERRICHT MET GROOTE DOSES ALCOHOL
(130—180 cm^.), TOEGEDIEND NA DE INFECTIE.

Proef VUL

Bij 4 volwassen konijnen (3650, 3150, 3100 cn 3400 gr.) worden
den 19"» Dec. 1S98 intraperitoneaal ingespoten 12 cM\'\'. van een
24 uur oude bouilloncultuur van typliusbacillen.

.Vo. I krijgt in 2 doses dagelijks 135—150 cM\'^. alcohol i hersteld na

No. 2 » » » \'i7 dagen.

No. 3 krijgt geen alcohol. ..........J hersteld na

No. 4 » » » .........i 7 \'/"i\'\'\'«-

Al de dieren hebben op de infectie gereageerd met lusteloos-
heid en niet eten gedurende 4 of 5 dagen en zijn 7 dagen na de
infectie geheel hersteld. De twee alcohol-konijnen hebben bijna
steeds een temperatuur beneden 38°, de andere steeds er boven.
Het is niet duidelijk, welke het ziekst zijn, de alcohol- of de
niet-alcoholkonijnen. Bij weging den ó\'"» dag na de infectie blijkt
dat het i ^ alcoliolkonijn 75. het 20 625 gr. lichter is geworden;
de beide niet-alcoholkonijnen re.sp. 50 75 gr. lichter.

Blijkt uit deze proefneming dat de alcoliolkonijnen
steeds lager temperatuur hebben dan dc niet-alcohol-
konijnen.

Verder pleit het groote gewichtsverlies bij de alcohol-
konijnen voor een nadeeligcn invloed van alcohol.

Proef IX.

5 Januari 1899 worden bij 6 konijnen (2650—3280—35S0--
2760—2930 en 2855 gr.) 8 cM"\'. intraperitoneaal geïnjiciëerd van
een 15 uur oude typhuscultuur.

jVo. I krijgt 2 X daags 75 alcohol — sterft 30 uur na de infectie

No. 2 ■% »»»» » — sterft 30—40 uur na de
infectie.

No. 3 krijgt 2 X \'faag^ 75 cAf^ alcohol — hersteld.

No. 4 krijgt geen alcohol — hersteld.

No. 5 » » » — hersteld.

No. ö » » » — hersteld.

-ocr page 122-

io6

jVo, I en No. 2 hebben tot hun dood subnormale temperatuur.

De temperatuur van iVo. 3 (hersteld na 5 ä 6 dagen), is, hoe-
wel hooger, ook laag
(36.2°—37.8°).

Van de 3 konijnen, die geen alcohol krijgen is A^o. 4 ernstig
ziek, doch na een \\-ijftal dagen hersteld.

No. 5 is minder ziek en No. 6 schijnt in \'t geheel niet ziek.
Geen van deze
3 laatsten heeft bijzonder hooge temperatuur.

Het overlevende alcoholkonijn No. 3 is 120 gr. lichter geworden,
de niet-alcoholkonijnen resp.
20, 10 en gr. lichter.

Van de 3 alcoholkonijnen zijn dus 2 gestorven ; van de 3 niet-
alcoholkonijnen geen enkel; hieruit en uit het grooter gewichts-
verlies] van het alcoholkonijn
No. 3 blijkt een nadeelig effect
van den alcohol.

Proef X.

ii Januari 1899 worden bij 6 konijnen (25S0—3310—2460—
3370
en 2645 gr.) 10 cM\'l typhuscultuur intraperitoneaal geïn-
jicieerd; daags daarna eenzelfde hoeveelheid bij nog
2 konijnen
(2290 en 2430 gr.)

No. I krijgt 2 X daags 75 c^f^. alcohol — sterft na 24 mir.

No. 2 n » » ■ » — sterft na 48 uur.

No. 3 ■» » » » — na 5 dagen hersteld.

No. 4 krijgt geen alcohol .... — sterft na 40 uur.

No. J » » » .... — sterft na 40 uur.

No. 6 » » » .... — hersteld na S dagen,

No. 7 » » » .... —hersteld na een paar dagen.

No. 8 T » » .... — hersteld na een paar dagen.

Van dc 3 alcoholkonijnen zijn dus 2 gestorven, van de 5 niet-
alcoholkonijnen ook
2.

I5ij No. / wordt bij sectie in de buikholte een weinig .sereus,
troebel vocht gevonden, op de intestina een fibrineus beslag, in
de sero-sa van het coecum talrijke grootere en kleinere h.iemorrha-
gien, terwijl de mucosa intact is. IJovendien endocarditis aan de
mitralis en tricuspidalis.

No. 2 vertoont vóór zijn dood slijmerig bloederige ontl.usting.

Hij sectie wordt in de buikholte gevonden een weinig (10—20 cisr\')
sereus troebele vloeistof. Darmen verkleefd. Op het coecum en
colon hier en daar stipvormige haemorrhagiën in de .serosa. Het
rectum is over een uitgestrektheid van
10 cM. gezwollen en
donkerrood. Bij openknippen worden gevonden uitgebreide bloc-

-ocr page 123-

07

dingen in de subnmcosa; hier en daar is de tnucosa verwoest.
De serosa is normaal. In het rectum bestaat catarrh. Aan de
overige organen geen macroscopische afwijkingen. Uit het peri-
toneuni wordt uitgestreken op agar. Den volgenden dag zijn
talrijke kleine ronde kolonies opgekomen.

De niet-alcoholkonijnen No. 4 en 5 vertoonen bij sectie, evenals
No. I en 2 in hoofdzaak bloedingen op \'t coecum, doch in veel
mindere mate.

No. ö, niet-alcoholkonijn, is zeer ziek gedurende een dag of
acht en wordt daarna beter.

No. 7 en 8, niet-alcoholkonijnen, zijn slechts een paar dagen ziek.

Resunieerende zien we, dat:

van de 3 alcoholkonijnen 2 gestorven zijn;

dat van de 5 niet-alcoholkonijnen eveneens 2 gestorven zijn;
I was erg ziek en 2 weinig.

Bij de 2 gestorven niet-alcoholkonijnen zijn de pathologische
veranderingen veel minder, dan bij de 2 alcoholkonijnen.

De alcohol heeft dus ongetwijfeld een nadeeligen
invloed gehad.

Proef XI.

2 I\'ebruari 1899 worden bij 7 konijnen 1I/2 cM\'* eener 24 uur
oiule bouilloncultuur van diphtheriebacillen subcutaan op den
rug ingespoten, (l/.j cM\'\' doodde een cavia in weinige dagen.)

Ho. i krij\'fft dagelijks iSo cM\'\\ alcohol — sterft na 10 dagen.

No. 2 * » 160 t\'^il/\'\'. » — hersteld na ^ /<? dagen.

\'No. 3 » » 150 c.1/\'\'. » — hersteld na 14 dagen.

No. 4 krijgt geen alcohol.....— sterft den 6t>\' dag.

No. 5 » » » .....— sterft den 15\'» dag,

No. 6 * » » .....— hersteld na 13 dagen.

No, 7 » ■ ......— hersteld na 14 dagen.

No. I is terstond na de infectie erg ziek — eet over \'t geheel
zeer weinig — vertoont een paar dagen slijmerige ontlasting en
sterft na 10 dagen. Het dier krijgt de dagelijksche hoeveelheid
.ilcohol in 2 do.ses; in de meerderheid der gevallen blijkt een uur
na de toediening er van de temperatuur 0.5"—3" verlaagd.

No. 2 is de eerste dagen zeer ziek en krijgt den s^n dag een
absces aan den rechter voorpoot. ICen uur na de alcoholtoediening
blijkt de tetnperatuur steeds lager (0.2—1.2") dan vóór de toe-
diening. Het dier .schijnt na ongeveer 18 dagen volkomen hersteld.

-ocr page 124-

mm

io8

yó. 3 is eveneens de eerste dagen zeer ziek en krijgt den 3en
dag na de infectie een absces aan den rechter voorpoot. Na 14
dagen is het dier hersteld; het absces is zoo goed als verdwenen.
Overigens is het dier erg vermagerd. Behalve één enkele stijging
vau 0.4O, was steeds een daliug (vau 0.3C—0.6O) van de temperatuur
één uur na de alcoholtoediening waar te nemen.

No. 4 wordt na de infectie erg ziek, zit stil ineengedoken, eet
weinig en sterft den 6e" dag, na de laatste dagen subnormale
temperaturen te hebben gehad.

No. 5 is zeer ziek, zit altoos roerloos stil en eet zoo goed als
niets; terwijl er zich gaandeweg een groot absces ontwikkelt aan
den rechter voorpoot. Het dier sterft den I5«ii dag.

No. 6 is niet zoo ziek als de anderen, heeft een paar dagen
slijmerige ontlasting en is na 13 dagen weer hersteld.

No. 7 is erger ziek; krijgt den 301 dag een absces aan den
rechter voorpoot, dat na een week weer ongeveer beter is, ver-
magert erg en is na 14 dagen weer hersteld.

De teniperatuur was bij geen van allen hoog, zelden boven de
39", doch ongeveer normaal.

Dat, wanneer zich een absces ontwikkelde, dit stee<ls geschiedde
aan den rechter voorpoot vindt zijn verklaring wel hierin dat de
injectie op den rug steeds geschiedde bij den rechter schouder.

Bij sectie van No. 7 worden in hoofdzaak verschijnselen van
stuwing gevonden, met name in de trachea, bronchi, longen,
milt, lever en nieren. Daarenboven is de vetkapsel der rechter
nier bloederig geimbibeerd, terwijl de ureter kolossaal verwijd blijkt
(maximale doorsnede 7 niM.) en gevuld met gestold bloed. De
sectie vau de beide andere gestorven konijnen werd niet verricht.

Van de 3 alcoholkonijnen is dus i gestorven, van de 4 niet-
alcohol konijnen zijn er 2 gestorven. De 2 overblijvende alcohol-
konijnen waren 296 en 292 gr. in gewicht afgenomen, de 2 niet-
alcoholkonijnen 106 en 214 gr.
Allccn hieruit ZOU een on-
gunstige invloed van den alcohol blijken; uit het
sterftecijfer kan men dit niet afleiden. Met zekerheid
valt alleen te constateeren de onmiddellijke tempera-
tuursverlaging door een groote dosis alcohol.

-ocr page 125-

log

Proef XII.

Den 4™ April 1899 worden bij 6 konijnen (2860—3250—3330—
3110—32S0 en 3520 gr.) 3 cM\'\\ van een 48 uur oude diplitlierie-
bouilloncultuur subcutaau op den rug ingespoten.

Ao. i krijgt 2 X daags go alcohol — sterft den 6e» dag na de infectie.
A^o, 2 * ■>»» » — »» ^eit » » » »

aö. j»» »»» > — »» 50 » » » »
A\'o. 4 krifgt geen alcohol ... — sterft den 4\'" dag na de infectie.
No.
5 » » » ... — » » 4«» n ■» »

A^o. 6 > » » ... — hersteld na 14 dagen.

Al de konijnen worden zeer ziek, zitten roerloos stil en eten
niet. De temperatuur, die de eerste dagen niet verhoogd is, daalt
den 3C" dag bij alle konijnen, behalve bij een niet-alcoholkonijn,
beneden 37°. Ren der alcoholkonijnen loost .slijm en l)loed per
anum. De sectie van de gestorven dieren levert niets op dan
sterke troebele zwelling van leyer en milt, terwijl in de I)uurt van
de injectieplaats het weefsel sereus geïmbibeerd is.

Van de 6 konijnen is slechts één, een niet-alcoholkonijn na
ongeveer 14 dagen hersteld.

Zien we dus dcat van de 3 alcohol-konijnen geen
enkel, van de
3 niet-alcoholkijncn 1 hersteld is, dan
kunnen we met eenig recht de grootere mortaliteit op
rekening van den .ilcohol stellen.

Voor de volgende 4 experimenten is steeds dezelfde
tvphus-bacil gebruikt. De virulentie werd te voren
nagegaan door bij een konijn van ongeveer
3 K(t.

6 cM^ eener 24 uur oude bouilloncultuur onder asep-
ti.schc voorzorgsmaatregelen onder de rughuid te
spuiten. Het dier werd flink ziek, vermagerde zicht-
baar en .stierf na een veertien dagen.

Proef XTTI.

17 Juli 1900 worden bij 8 middelmatige, gezonde konijnen

7 !\\ S cM-» (naar gelang van \'t lichaatn.sgewicht) van een 2.| uur
oude typhuscultuur .subcutaan op den nig ingespoten.

-ocr page 126-

I lO

No. I WO CiT/3. alcohol daags — sterft den 6en dag 7ia dc infectie.

No. 2 y » » — » » i^en » » » »

No. 3 » » ». — hersteld na 14 dagen.

No. 4 ^ » 3> — » » ï

No. S krijgt geen alcohol — sterft den 2«" dag na de infectie.

No. 6 f i- » — hersteld na 14 dagen.

No. 7»»» — »5»»

No. <S»»» — »»»»

De dieren zijn allen flink ziek; hebben, althans de eerste dagen,
hooge temperatuur en eten slecht. De groote dosis alcohol wordt
goed verdragen; gedurende 3 a 4 uur liggen de dieren in een
roes, zijn daarna echter weer beter.

De algemeene toestand van de alcoholkonijnen is veel on-
gunstiger dan die van de andere vier; ze zijn veel stiller en eten
veel miiuler. Opmerkelijk is, dat de temperatuur van de alcohol-
konijnen doorloopend hooger is, dan van de niet-alcoholkonijnen,
in tegenstelling tot wat ik bij vorige proeven waarnam.

Bij twee dieren, beide alcoholkonijnen, bestaat gedurende eenige
dagen diarrhee.

Den 2cn dag na de infectie sterft een der niet-alkoholkonijncn;
bij sectie blijken peritonitische verschijnselen te bestaan.

Den 6on dag na de infectie ligt een der alcoholkonijnen dood
in \'t hok. Geen sectie verricht, evenmin van een tweede alcohol-
konijn dat veertien dagen na de infectie sterft.

Een 30 alcoholkonijn vertoont 7 dagen na de infectie een absces
midden onder den buik, dat later perforeerde en genas.

Daar de konijnen den 150« dag na de infectie voor \'tmeeren-
deel hersteld schijnen wordt de proef gestaakt.

De konijnen worden evenals bij \'t begin der proef gewogen cn
het blijkt nu, dat de alcoholkonijnen veel meer in gewicht zijn
afgenomen dan de anderen.

Gowlclit 17 .Iilll 31 .Juli
So, 1 nlcoholknnUn 2180 sr. 2115 er., tlus oon vorllM vftn 371 (rr. = 15 o/,t

No. 2 . 1851 KT.

No. 3 „ 1711 cr.

No. 4 , 237(i Kr.

No. 5 nir-t-nIcoliolkonUii 1891 gr.

1730 (tr. ,

1290 Br. „

21«U RT. „

1840 Kr. .

2015 sr. ,

2125 gr. .
nlftt gcwoKPii

No. fl

No. 7
No. 8

2151 Kr.
2241 Rr.
2181 Kr.

121 Kr. = 0.5 n/o

451 KT. =20.5 n/,|

210 Kr. = 9 n/„

51 Kr. = 3 0/„

130 Kr. = 0.5 n/o.

11« (tr. = 5.25"/»

-ocr page 127-

111

Resumeerende:

Van de 4 alcoholkonijnen zijn 2 gestorven.
Van de 4 niet-alcoholkonijnen is i gestorven.
De alcoholkonijnen waren veel zieker; 2 hadden gedurende
eenige dagen diarrhee; een kreeg een absces.

De temperatuur was bij de alcoholkonijnen bijna altóós, zij het
ook weinig, hooger dan bij de niet-alcoholkonijnen. De alcohol-
konijnen aten minder en namen meer in gewicht af dan de andere.
Conclusie:
De alcohol heeft ongunstig gewerkt.

Proef XIV.

31 Juli 1900 wordt bij 11 gezonde volwassen konijnen 7—10 cM^.
typhus-bouilloncultuur van 24 uur oud subcutaan op den rug
inge.spoten.

No. I tiagelijks Qo—100 c.U"\'. alcohol sterft tien 7«" tiag.
No. 2 ■■» » .» •• — sterft den lOf» dag.

No. 3 » r. t » — hersteld na ^16 dagen.

No, 4 * » » » — »» »»

No. 5» » » » — »» »»

No. ö» 75» » — »» .»»

No. 7 geen alcohol.....— sterft den W" dag,

No, <9 * .....— hersteld na ^ 16 dagen.

No. g » >.....— » » » »

No. 10 » ».....— » » * »

No, II » ».....— » » »»

Vooral de eerste vijf dagen na do infectie zijn .al de konijnen
flink ziek; de alcoholkonijnen echter zieker dan de andere. Dc
temperatuur is slechts de eerste i)aar dagen zeer hoog; verder
over \'t geheel steeds hooger bij de alcoholkonijnen dan bij de
niet-alcoholkonijnen.

Dinsdag 7 Aug. ligt een der alcoholkonijnen dood in thok Hij
sectie blijkt in dc buikholte ecnig troebel vocht.

Vrijdag 10 Aug. sterft een ander alcoholkonijn, dat van den
beginne af zeer ziek is geweest en eenige dagen diarrhee had.
Het dier is zeer vermagerd eii gedurende de i)roef 705 gr. in
gewicht afgenomen. Hij sectie niets bijzonders.

Denzelfden dag sterft een nict-alcoholkonijn. Hij sectie blijken
de buikorgauen verkleefd en vrij vocht in tibdomine. Dit dier
475 gr- lichter geworden.

Kr is een duidelijk onderscheid tusschen de alcoholkonijnen en

-ocr page 128-

112

de anderen, De eersten zitten meestentijds stil ineengedoken en
nemen minder voedsel.

Hoewel althans de alcoholkonijnen nog niet geheel en al hersteld
schijnen wordt Vrijdag i6 Aug. de proef geëindigd.
Gewicht Dinsdag 31 Juli VrUilng 16 Aug. verlies

No.

I

2235 gr.

(alc.)

2010 gr.

225 gr.

- 10 o/„

No.

2

2060 gr.

(alc.)

1840 gr.

220 gr.

- II <Vo

No.

3

1660 gr.

(alc.)

dood

No.

4

2820 gr.

(alc.)

2470 gr.

350 gr.

= 12.5%

No.

5

2245 gr.

(alc.)

2055 gr.

190 gr.

= 9 0/0

No.

6 2360 gr.

(alc.)

dood

No.

7

r88o gr.

1780

100 gr.

- 5-5 "/o

No.

8

2095 gr.

2270

175 gr.

zwaai\'ilpr _

Kcworilpn

No.

9

2660 gr.

dood

No.

10

1990 gr.

1630

360 gr.

= 19 \'V.)

No.

II

2120 gr.

2090

30 gr-

= 1-5\'Vo

Resnnieereude:

Van de 6 alcoholkonijnen zijn 2 gestorven.

Van de 5 niet-alcoholkonijnen is i gestorven.

De alcoholkonijnen waren veel erger en langer ziek dan de niet-
alcoholkonijnen.

De temperatuur der alcoholkonijnen was hooger dan van de
niet-alcoholkonijnen.

De alcoholkonijnen zijn het sterkst in gewicht afgenomen.

Conclusie: Ong-unstige invloed van alcohol op den
duur en de intensiteit van de infectie en op den
voedingstoestand.

Proef XV.

10 Augustus 1900 worden bij 5 konijnen SelVl^. tj phus-bouillon-
cuituur onder de rughuid inge.spotcn.

No. I dagelijks 100 cAf\'^. alcohol — sterft den ./«\'( dag va de infectie.

No. 2» »» » — »» 6\'" » » » »

No. 3 » » » 3 — hersteld na ^ 14 dagen.

No. 4 geen alcohol .... — » » » »

No. 5 » » .... — » » » »

De konijnen vertoonen de gewone ziekteverschijnselen, met
name lusteloosheid en weigering van voed.sel. Hooge tem])eraturen
hebben ze niet.

Een der alcoholkonijnen sterft Maandag 13 Aug. Een ander

-ocr page 129-

113

Woensdag 15 Aug. Van geen van beide sectie verricht. Het derde
alcoholkonijn blijft leven, doch blijft vrij ziek; niet erger echter
dan de beide niet-alcoholkonijnen. Dinsdag 21 Aug. wordt de
proef gestaakt.

Van de 3 alcoholkonijnen waren dus 2 gestorven. De beide
niet-alcoholkonijnen zijn hersteld. Wederom was de temperatuur
van het overlevende alcoholkonijn hooger dan van de .mderen.

Tilijkt uit de proef het nadeeHg\' effect van alcohol
op de infectie.

alcohol vóór en na de infectie.

Proef XVI.

10 konijnen zullen gedurende 3 weken dagelijks 100 cM\'\\ alcohol
krijgen en da.irna met typhusb.icillen geïnfecteerd worden. De
eene helft zal .ilsdan haar dagelijksche dosis blijven ontvangen,
de andere helft niet

• Op een p.\'iar uitzonderingen na hebben de konijnen eiken dag
van 16 Juli—7 Augustus hun dagelijksche dosis alcohol ontvangen.
Ze verdroegen dit goed, waren weer levendig zoodra de roes over
was en aten behoorlijk.

Dinsdag 7 Augustus werden ze weer gewogen en het bleek nu
dat ze 6—23"/« van hun lichaamsgewicht verloren hadden opéén
enkel na, doch dit konijn was zwanger cn was in de 3 weken
43 gram zw.a!irder geworden.

Nadat de konijnen den 7«\'» Augustus allen nog 100 cRI^^. .ilcohol
ontvangen hebben, wordt hun 10
cM:\'. van een 24 uur oude
typhuscultuur onder de rughuid inge.spoten. Daarna krijgt

No. I ,f,tgrU/l-s ion alcohol — sterft ilrn ,lag.

2 i- * » — strrff tien Sen da^,

No. .7 » » — hcrstchi.

No. 4 » » — »

No. s \' * ^ -

No. 6 geril alcohol .... — "

No. ■} . » .... — »

No. R »....-

No. 9 » \' . . . .

No. 10 * ■■ .... \' \'

-ocr page 130-

114

Allen reageeren goed op de infectie, zijn den volgenden dag
ziek, eten niet en zitten heel stil.

Donderdag 9 Augustus hebben 4 diarrhee, één heeft een be-
ginnend absces onder den buik. Allen zijn zeer ziek, met name
veel zieker dan een ii-tal gewone konijnen, die eenige dagen te
voren (cfr. proef XlVj met typhusbacillei\'. waren geïnfecteerd; een
feit dat wel de aandacht verdient en weer doet zien, hoezeer het
weerstandsvermogen lijdt onder een dagelijksche dosis alcohol.

Te beginnen met Donderdag 9 Augustus krijgt de eene helft
weer 100 cM^ alcohol; de andere helft niet.

De temperatuur is de eerste dagen van de infectie hoog; (niax.
40.5 °) daalt daarna wat en blijft afwisselend nu eens hooger, dan
lager. Geen duidelijk onderscheid be-staat er tusschen de tempera-
turen van de beide groepen. Den 12"» Augustus hebben van de
5 alcoholkonijnen 4 een absces onder den buik, van de 5 niet-
alcoholkonijnen één. Den 13«" Augustus ligt een alcoholkonijn
dood in \'thok. Sectie kon niet geschieden. Den isf"" Augustus
blijkt een ander alcoholkonijn gesuccombeerd. Doodsoorz-tcik niet
te vinden.

Zaterdag 18 Aug. wordt de proef geëindigd, hoewel .allen nog
niet geheel hersteld zijn.

Wederom blijkt het gewicht sterk afgenomen sedert 7 Aug.,
thans ook bij het zwanger konijn. Daarentegen is een niet-alcohol-
konijn sedert 7 Aug. 135 gr. zwaarder geworden. Dit dier heeft
echter in zijn alcoholtijdperk van 3 weken bij een licliaamsgewicht
van 1946 gr. niet minder dan 471 gr. verloren. De typhu.s-infectie
schijnt dus hier niet veel invloed te hebben gehad, wel daaren-
tegen de alcohol vóór de infectie.

ncwiclit MadnilnR Ifi

.Iiill VorllPH

DlnsdfiR

7 All«.

Vorlins

ZntonlnK

IH A UK.

No.

I 2075

gr-

.^25

gr.

1750

gr.

(alc.)

dood

No.

2 2247

gr-

toename 43

gr.

2290

gr-

(.alc.)

\'3" gr.

2160 gr.

=

5-75 \'7(1

No.

3 2140

gr.

205

gr-

1935

gr.

(alc.)

285 gr.

1650 gr.

=

\'5 "/..

No.

4 2321

gr-

45\'

gr-

1870

gr-

(alc.)

dood

No.

5 2446

gr-

156

gr.

2270

gr-

(alc.1

235 gr.

2035 gr.

10.75\'Vo

No.

6 1776

gr-

191

gr-

1585

gr.

\'30 gr.

\'455 gr.

8.6 <Vo

No.

7 1976

gr.

121

gr-

1855

gr.

245 gr.

1610 gr.

=

\'3-5 "/(.

No.

8 2351

gr.

221

gr.

2130

gr.

240 gr. 1890 gr.

=

No.

9 1946

gr.

471

gr.

\'475

gr.

toename

\'35 gr.

1610 gr.

=

9-5

No.

10 2341

gr-

206

gr-

2135

gr.

435 gr.

1700 gr.

=

20.5 \'7„

-ocr page 131-

115

Resunieerende:

lo konijnen krijgen gedurende 3 weken lang dagelijks een
groote dosis alcohol, ten gevolge waarvan ze, behalve het konijn
dat zwanger was, 6—23 "/o lichter zijn geworden.

lUj de infectie blijkt, dat ze veel zieker zijn, dan een ii-tal
andere niet aan alcohol gewende konijnen, die niet dezelfde bacil
waren geïnfecteerd.

Van de 5 konijnen, die ook na de infectie alcohol bleven ont-
vangen stierven er twee. Van de overige 3 hadden 2 een absces
onder den buik; ze waren allen zieker dan de 5 niet-.ilcohol-
konijnen.

Van de 5 konijnen, die na de infectie geen alcohol kregen,
stierf geen enkel, terwijl zich bij i een groot en bij i een klein
•ibsces onder den buik ontwikkelde.

liet gewichtsverlies was bij de .alcoholkonijnen iets grooter dan
bij de niet-alcoholkonijnen, bij beide ongeveer 10 "/q.

De temperatuur was gedurende de eerste dagen bij .allen hoog:
max. 40.5°. Er bestond geen duidelijk onderscheid tusschen de
temperatuur van de alcohol- en van de niet-alcoholkonijnen.

Opmerking verdient dat den in^i October van dc 8 overgebleven
konijnen nog slechts 3 in leven waren; de overigen waren ge.stor-
ven zonder dat de bediende, niet de zorg voor de konijnen bel.-ïst,
hieromtrent nadere bizonderheden wist te vermelden.

V.in de typluus-konijnen van andere proeven overgebleven was
geen enkel gestorven.

Coiu;lu.sic: (TFOotc (lagclijk.sclio doses alcohol hebben
een slechte werking op den voedingstoestand - - ver-
zwakken \'t weerstandsvermogen voor infecties en
hebben oen nadeeligen invloed op het ziekteproces,
liet blijkt echter uit deze jiroef, dat de alcohol vóór
de infectie gegeven, meer nadeel doet, clan die na ile
infectie wordt toegediend.

overzicht van de (lezameni.ljlve mortaliteit.

Kleine dosis alcohol (hoogstens 50 cM\'"\'. daags)

na de infectie.
Van ly olcoliolkonijncn 13 dood = bijna
Van 9 nid-alcoholkonijncn 5 dood = jj\'Vn.

-ocr page 132-

ii6

Kleine dosis alcohol VÓÓr en na de infectie:
j konijnen; alle drie dood.

Kleine dosis alcohol VÓÓr de infectie:
2 konijnen; heide dood.

Groote dosis alcohol (130—180 cM^. daags) na de infectie.

Vaji 28 alcoholkonijnen 14 dood = 50 "/o.
Van 28 niet-alkoholkonijnen 8 dood = 28.^

Groote dosis alcohol VÓÓr de infectie
5
konijnen; hiervan geen enkel dood.

Groote dosis alcohol VÓÓr en na de infectie
5 konijnen; hiervan 2 dood =

Tn 7 geheel werden met alcohol behandeld 60 konijnen.
Tliervan stierven 34 = j^\'/ß^/o.
Niet viet alcohol behandeld werden jy konijnen.
Hiervan stierven
/j = J5I/7 \'Vo.

DE RESULTATEN
VAN DE VERSCHILLENDE PROEVEN SAMENVATTEND
KRIJGEN WIJ HET VOLGENDE OVERZICHT:

Proe7\'cn met kleine doses alcohol na de infectie.

Proef I (bac. pyocyaneus.) Geen conclusies te trekken.

Proef II (bac. pyocyaneus.) Alcohol heeft een on-
gunstigen invloed.

Proef TH (rottend vleeschaftreksel.) /w/^W

^ van alcohol.

-ocr page 133-

117

Proef IV (rottend vleeschaftreksel.) Nadeelige in-
vloed van alcohol.

Proef V (rottend vleeschaftreksel.) Geen nadeelige
invloed van alcohol

Proef VI (bac. anthracis.) Nadeelig effect van alcohol.
Tcinperatimrsverlaging door alcohol.

Proef VII (bac. anthracis.) Tcmpcratimrsvcrlaging
door alcohol.

Proeven met groote doses alcohol iSo cM^ daags)

na de infectie.

Proef VIII (bac. tyi)hi.) Nadeelige invloed van alcohol.

Lagere temperatuur hij\' de alcoholkonijnen.

Proef IX (ba(\\ typhi.) Nadeelige invloed van alcohol.

IVoef X (bac. typhi.) Nadeelige invloed van alcohol.

Proef Xi (bac. diphtlieriae.) Onmiddellijke tempera-
tuursverlaging door een groote dosis alcohol.

Proef Xll (bac. diphtlieriae.) Nadeelig effect van den
alcohol.

Proef X III (bac. typhi.) Ongunstige werking van
alcohol.

Proef XIV (bac. t}\'phi.) Ongunstige invloedvan alcohol.

Proef XV (bac. typhi.) Nadeelige invloed van alcohol.

-ocr page 134-

ii8

Groote doses alcohol vóór en na dc infectie.

Proef XVI (bac. U\'phi.) Nadeelige invloed van
alcohol.

J

Ik meen gerechtigd te zijn uit de voorgaande proeven
het volgende te concludeeren:

i". Konijnen, die gewend zijn aan een kleine dage-
lijksche dosis alcohol schijnen een verminderd weer-
standsvermogen te bezitten voor verschillende infecties,
zonder dat oogen schijn lijk hun algemeene toestand
lijdt onder \'t gebruik van alcohol.

2°. Kleine doses alcohol, in den loop van verschil-
lende infectienze processen aan konijnen toegediend,
hebben tot gevolg, dat de gemiddelde temperatuur
lager is, dan bij konijnen, die geen alcohol krijgen.
De duur cn de intensiteit worden er niet noemens-
waard door veranderd.

3°. Groote doses alcohol in den loop van infectie-
ziekten aan konijnen toegediend, veroorzaken bijna
steeds onmiddellijk een aanzienlijke temperatuursdaling
en hebben een ongunstigen invloed op den duur cn de
intensiteit van het ziekte-proces.

4°. Groote doses iilcoliol gedurende langoren tijd
dagelijks aan konijnen toegediend hebben tot gevolg
verminderden eetlust, sterke vermagering en verminde-
ring van het weerstandsvermogen voor infectie-ziekten.

-ocr page 135-

lilTTE^ATUUK.

IlirrocKATiS liber de victus ratione in morbis acutis edidit
F. Z. Ermerins. Lugduni IJatavorum 1S41.

Oeuvres complètes d\'Hi1\'1\'OCR.\\TK. Tome II. Traduction
IJttré.

Gai.KNUS. Opera omnia.

Aknoi.du.s dk Vii.i.a Nova. Cur des l\'odagrams, etc.
Arnoi.i) dk ViM.iiniîuvk. I)c conservanda juventute et

retardanda senectute.
isiaukitiu.S Tikhi.i.US. De historia vini et febriuni libri duo.
Venetiis
1630.

JoHANNKS Haitista van IIiîi.mont. Opera omnia 1682.

I,az. Rivurius. Opera universa omnia, 1698.

Id. ISIctliodus curandaruin febrium, 1641.

1\'. PoTliKiUS. Opera omnia practica ac cliymica, 1698.

Tn. IlARTnoi.iNiKS. Ilistoriarum anatomicarum rariorum

centuria VI 1661.
Fr. IIoï kmann. Opera omnia idiy.sica mcdica, 1740—1765.
J
ohn I\'rinc.i,!;. Observations on the diseases of the army, 1764.
L
an/.oni. Opera omnia medico-phy.sica, 173S.

lloKRiiAAVl-:. De morbis internis et de febribus in genere.
Id. Consultationes medlcae,
1743.

svdknham. Opera universa, 1741.

wli.i.lam Cui.mîn. Abhandlung über die I\\Iateria niedica.
Vert. (U)or Hahnemann,
1790.

Ktoi.i,. Aphorismi de oognoscetulis et curandis febribus, 1785.

ciir. Th. siîi.mc. Medicina dinica, 1788.

The works of Dr, John IIrown. Uitgegeven door W. Cullen
Hrown,
1804.

F. Jahn. ?rakti.sche nmteria niedika, 1818.

G. A. RlCllTlvR. Ansfilliriiche Ar/.neimitlellehre, 1S28.

C. G. Miïscukrmcii. Lehrinich der Ar/.neiniittellelire, 1843.
R
oukrtTodd. Clinical lecture.s. lîditedby IjonelS.IJeale, 1861.

5-
6.

7-

S.

y-

H).
I I .
I 2.

\'.V

\'5-
i6.

\'T-
IS.

19.

20.

21.

-ocr page 136-

mm

120

22. Cari, Martius. Briefliche Mittheilungen über die Englische
Behandlung der Fieberkrankheiten mit Alcohol. Deutsehe
klinik
3 Nov. 1855.

23. Dr. W. f. Gairdner. On the use of alcoholic stimulants
in hospital medical pr.actice. Edinb. Med. Journ. VI, 1861.

Geref. in Schmidt\'s Jahrb. 1861, in p. 283.

Id. Ueber die Grenzen der alkoholischen Stimulantien in
acuten Krankheiten. Glasgow Med. Journ.
I Nov. 1868.
Geref. in Schmidt\'s Jahrb. 1870. 145 p. 114.

24. CiiARLiiS ISIURCHISON. A treatise on the continued fevers
of Great-I$ritain,
1862.

25. F. E. Anstik. Stimulants and narcotics, 1864.

26. Twkkdiic. On the use of stimulants, etc. Lancet, i860.

27. E. Smith. On the mode of action of alcohol in the treatment
of diseases. Lancet, 1861.

28. Lyons. Treatise on fever, 1861.

29. Lionki, S. Bhai.u. Remarks on depletion and stinnilation,
etc. British, med. Journ.
1S63.

30. BÉ111KR. Conférences de clinique médicale, 1S64.

31. S. Jaccoud. Leçons de clinique médicale, 1867.

32. TerrikR. Emploi des alcooliques dans les maladies aigiies.
Revue de la thérapeutique,
1866.

33. A. Godi-\'rin. De l\'alcool, son action physiologique, se.s
; applications thérapeutiques. Paris
1869.

; 34. A. Marv\'AUD. l\'Alcool, son action physiologi(]ue, son utilité,

ses applio.ations en hygiène et en thérapeuticpie, 1872.

35. Von PiTHA und Bii.i.kotii. Handbuch der allgem. und spez.
Chirurgie. Bd. I
1865.

\' 36. C. Binz. Ueber Alcoholgeiiuss. Wiener Med. Wocheii-

I .schrift 1881.

37. G. Bungk. Die Alkoholfrage. 1887.

38. H. WkhhivRC,. Wider den Missbrauch des Alkohols, zumal
i\' am Krankenbette. 1887.

! 39. Binz und Von Jak.sch. Der Weingei.st als Heibnittel. 18S8.

40. Browne Lanori.su. Malignant Fevers. 1735.
il\' 41. IIuxHAM. Essay on Fevers. 1739.

; i 42. J. Carmichaei, Smyth. I)e.seription of the jail distemper

among the prisoners of Winchester in 1780.

! 43. Davidson. The treatment of tyi)hus fever and its compli-

! ; c.ation.s. Lancet 1844 Vol. II.

44. W. StokivS. Rese.arches on the state of the heart and the
use of wine in typhus fever. Dublin Journ. of Me<l.
Science.
1JB39.

-ocr page 137-

12 1

45- R- J- Graves. Leçons de clinique medicale 1S63 (vert, door
Jaccoud.)

46. IJÉHIER. Note sur l\'emploi interne de l\'alcool. Bull, de
thérapie.
LXVIII 1865. Geref. in Schmidt\'s Jahrb. 1865. 126.

.^7. Monneret. De l\'emploi du vin dans le traitement de la
fièvre typhoide. Revue de therapeut, méd. chir.
1S62.

48. S. Jaccoud. Traité de pathologie interne. 1871.

49. Rkoinai.» IIomi\'Son, Geref. in Schmid\'s Jahrb. 145. 1870.

50. T. J. maci.achan. Geref. in Schmidt\'s Jahrb. 145. 1870.

51. C. Bouvier. Pharmakologische Studien über Alkohol. 1872.

52. Fourrier. Geciteerd door Stnissburg. Virchow\'s Archiv.

Bd. LX.

53. John Curnow. Geref. in Schmidt\'s Jahrb. 214. 1887.

54. Parkes. Pneumonia treated by wine and ammonia. Laneet

1855. Vol. 1.

55. Hrinton. Double pleuresy and pneumonia treated by

diaphoretics.

56. Fr.int. Clinical reports in ])neunionia. North-American Medico-

chirurgical review. 1861.

57. BENETT. On the treatment of pneumonia by restoratives.

Lancet 1S65.

58. Tra.stour. Des indications des alcooliques à hautes doses

dans les maladies aigües, et en particulier dans la i)neumouie.
Bull, génér. de thérapeutique
1860.

59. W. I\'\'. Wade, lieber die narcotische Wirkung des Alco-

hols. Geref. in Schmidt\'s Jahrb. 135. 1867.

60. Tii. JürC.ENsen. Grundsätze für die Behandlung der crou-

p<\')sen Pneumonie. Volkinann\'s klin. Vorträge. No. 45. 1872.

61. 1Î. N. Hai.i.. Geref. in Schmidt\'s Jahrb. 252. 1896.

62. R. Voi.kmann. Behandlung des lîry.sipels. Billroth und von

Pitha\'s Handbuch der Chirurgie.

63. SociN. Kriegschirurgische Krfahrungon, gesammelt in Carls-

ruhe. 1870 und 1871.

64. lioniu. S. Bi:am.;. On the treatment of rheumatic fever and

on the use of alcohol in .serious cases of this disease. Brit,
med. Journal I
1862.

65. Héhier. Hoofdstuk »Alcool» in de Dictionaire encyclopédique

de médecine.

66. Thom. Wat.son. Lectures on the principles and practice of

physic. 1871.

67. Fk. ICrman. Ueber einige im Jahre 1873 an den Cholera-

Kranken des allgemeinen Krankenhau.ses zu Hamburg
gemachte Beobachtungen. Virchow\'s Archiv Bd. LX.

-ocr page 138-

122

68. Cantani. Verhütung und Behandlung der asiatischen Cholera.

Verhandl. des 7 Congr. f. inn. ]\\Ied. Wiesbaden, 1888.
Geref. in Schmidt\'s Jahrb. 221, 7889.

69. J. W. StapIvUTON. On the administration of intoxicating

doses of alcohol in traumatic tetauus. Lancet 1845. Vol. I.

70. O. Tiiamhayn. Beiträge zur Lehre vom Tetanus. Geref. in

Schmidt\'s Jahrb. 112, 1861.

71. BRi,STOwe. Geref. in Schmidt\'s Jahrb. 182, 1879.

72. PkvTon Blakiston. Clinical ob.serv.ations on di.seases of

the heart and thoracic aorta, 1865. Geref. in Schmidt\'s
Jahrbücher 126, 1865.

73. H. Chaufkard. Traité sur les fièvres prétendues essentielles,

où l\'on cherche, enz., 1825.

74. IlKKARD. De l\'utilité des boissons alcooliques au début des

accès de fièvre intermittente. Geref. in Schmidt\'s Jahrb.
112, 1861.

75. A. Godi\'rin. De l\'alcool, son action physiologique, ses appli-

cations thérapeutiques, 1869.

76. LÛON Coi.in. Traité des fièvres intermittentes, 1870.

77. Rouiîrt Barnes. Lancet 19 Oct. 1867.

78. A. LoRKNZ. Die Allgenieinbehandlung der puerperalen Sepsis.

Dis.sert Göttingen 1891.

79. Graii.v Hkwitt. On pueq)eral fever, e»c. Transactions of

the obstetrical .society of London, 1869.

80. DanivT. De l\'alcool dans le traitement des maladies puer-

lierales. Paris 1872.

81. Conrad. Die Alkohol und Chininbehandlung bei Pueri)eral-

fieber.« Bern 1873.

82. Ahu-\'Ki^d. Berichte und Arbeiten aus der gynäkologischen
Klinik zu Giessen. 1883.

83. SiRivDKV. Les maladies pueq)érales. l\'aris. 1884.

.S4. Ma.v RUNGlî. lieber die Behaiullung der pueri)eralen Sep.si.s.
Volkmaiui\'s klin. Vorträge no. 81. Gynäkologie. Bd. IV.

85. ZwKii\'Kr,. Lehrbuch der Geburtshülfe.

86. II. SwiiX\'iCKi. Worauf beruht der günstige Ivinfluss des

Alkohols bei Pueri)er.alsep.sis? geref. in Schmidt\'s Jaiirb.
239. 1893.

87. WiNKKi,. Lehrbuch der Geburtshülfe.

88. P. Müm.kr. Lehrbuch der Geburtshülfe.

89. A. Martin. Ueber die Alkoholtlierapie bei Pueq)eralfieber.

Berliner Klinik no. 16. 1889.

90. Geref. in het\'Ceutrallblatt für Gynäkologie. No. 31. 1889.

-ocr page 139-

123

91. H. Feiit,inG. Die Physiologie und Pathologie de.s Wochen-

betts. 1890.

92. Geref. iu Schmidt\'s Jahrb. 136. 1867.

93. Stkinkr. Zur Therapie der Diphtheritis. Ger. in Schmidt\'s

Jahrb. 149. 1871.

94. Geref. in Schmidt\'s Jahrb. 201. 1SS4.

95. id.

96. id.

97. id.

98. Geref. in SciiMiDT\'S Jahrb. 142. 1881.

99. Geref. in de Jahresberichte van Virchow en Hirsch. I 1SS6.

100. Jui.hs Simon. De l\'emploi de 1\'alcool chez les enfants.

Geref. in de Jahresber. van Virchow en Hirsch H 18S1.

101. Pi.ENio. Tracheotomie bei Diphtheritis. Archiv, f. Klin.

Chir. XXX 1884.
11)2. F. M.
IUjckinGiiam. Medical treatment in diphtheria. Geref.
in de Jalire.sber. van Virchow en Hirsch.
II 1895.

103. J. Gro.SZ. Ueber die Verwendung von Spirituo.sen in der

Pflege kranker Kinder. Geref. in de Jahresber. van
Virchow en Hirsch.

104. A. SkiherT. Zur Anwendung des .Mkohols in der Kinder-

heilkunde. Wiener Klin. Wochenschrift. No. 8. 1896.

105. Tikdkmann und Gnki.in. Ueber die Wege auf welchen

Substanzen aus dem Magen ins Hint gelangen. Heidel-
berg 1820.

106. MaOICNDIi;. Précis élémentaire de physiologie. Paris 1825.

107. PiCRCY. An experimental incpury concerning the j)re.sence

of alcohol, enz. I.onden 1839.

loS. V^iiiRORDT. Physiologie des Athmens, enz. 1843.

109. Lnuiu;. Thiercheniic. 1S51.

110. ivdwakii Smith. On the mode of action of alcohol, enz.

Lancet I. :86i.

111. F. K. Anstik. On the use of alcohol in acute disca.scs.

Lancet I 186S.

112. Kichard.son. On alcohol. Med. Times and Gazette 1S69.

113. K. I\'ARKiiS ami C. Wdm.owicz. Hxperiments on te effect

of alcohol on the human body. Proceed, of the royal
soc. No. 120. 1S70.

11.|. F. oiiicrniicr. Zur Keiitni.ss der Wirkungen des Weingeiste.s.
Pflüger\'s Archiv, lid. 2. 1869.

115. A. P. Fokkivr. Over den invloed van alcohol op de tem-
peratuur en de ureum-afsclieiding. Tijdschr. v. Genees-
kunde, 1871.

-ocr page 140-

124

116. RabuXEAU. Ueber die Wirkung des Aethyl-, Butyl-, und

Amyl-Alkohol. L\'Union, 1S70. Geref. iu Schmidt\'s Jahrb.
1871.

117. V. SuBBOTiN. Ueber die physiologische Bedeutung des

iVlkohols für den thierischeu Organismus. Zeitsclir. f.
Biologie Bd. VII, 1871.

118. Jacobi. Experimentelle Untersuchung über die Wirkung

des Alkohol mit besonderer Berücksichtigung der ver-
schiedenen Grade der Verdünnung. Deutsche Klinik, 1857.

119. L. L1ÎWIN. Ueber die Verwertliung des Alkohols in fieber-

haften Krankheiten. Deutsches Arch. f. Klin. ISIed. Bd. XVI,

1875-

120. M. Perrin. De l\'influence des boissons alcooliques prises

à doses modérées, etc. Comptes rendus de l\'acad. des scien-
ces. T. 59, 1864.

121. C. Bouvier. Untersuchungen über die Wirkung des Alkohols •

auf die Körpertemperatur. Pflüger\'s Arch. Bd. II, 1869.

122. P. RUGE. Wirkung des Alkohols auf den thierischen Orga-

nismus. Vichow\'s Arcli. Bd. 49,-1870.

123. Fr. Riegel. Ueber den Einfluss des Alkohols auf die

Köri)erwärme. D. Arch. f. klin. Med. Bd. XII, 1874.

124. S. Rabovv. Beobachtungen über die Wirkinig des Alkohol

auf die Körpertemperatur. Berl. Klin. Wochenschr.
no. 22, 1871.

i 25. G. strassnurg. Experimenteller Beitrag zur Wirkung des
Alkohols im Fieber. Virchow\'s Archiv. Bd. LXII, 1875.

126. C. Binz. Vorlesungen über Pharmakologie, 18S6.

127. In. Ueber die antipyretische Wirkung von Chinin und
Alkohol. Virchow\'s Archiv. Bd. LI, 1870.

125. W. Bevan Litwi.s. Ueber die physiologische Wirkung des

Alkohols in seinen I5eziehungen zur animalischen Wärme,
enz. Journ. of mental Sc. 1880. Geref. in Schmidt\'s Jahrb.
192, 1881.

129. II. IlEUUACii, Ueber die Au.sscheidung des W*;uigeisles

durch den Harn I-\'icbernder, Diss. Boiui, 1875.

130. G. Boi)i,ânniîr. Die Ausscheidung aufgenommenen Wein-

geistes aus dem Körjjer. Pflüger\'s Archiv. Bd. 32, 1S83.

131. F. kret.schv. Beobachtungen und Versuche an einer

Magenfistelkranken. Deutsches Archiv f. klin. Med. Bd.
18, 1876.

132. Ai.nERTONi. Sur la fonction et la transformation de l\'alcool

et de l\'aldehyde dans l\'organisme. Journ. publié par la
Soc. roy. t^is Se. méd., etc. Bruxelles. Geref. in de Jahre.s-
berichte van Virchow en Hirsch.
I, 1887.

-ocr page 141-

125

133- A. BknEdiCENTI. Ueber die Alkoholaussclieiduiig durch
die Lungen. Arch. f. Anat. u. Physiol. 1S96.

134. Jaii.leT. De l\'alcool, sa combustion, son action physiolo-

gique, son antidote. Th. de Paris. Geref. in de Jahres-
l)erichte van Vircliow en Hirsch. I, 1884.

135. L. ries. Der Einfluss des Alkohols auf den Stoffwechsel

des Menschen. Zeitschr. f. klhi. Med. Bd. 2, 1880.

136. J. ]\\IuNK. Der Einfluss des Alkohols und des Eisens auf

deu Eiweisszerfall. Verhandl. der physiol. Gesellsch. zu
Berlin, 1879.

137. Ci.OETTA. Ueber Alkohol und dessen Einfluss auf die

Umsetsugen im Organismus. Schweiz. Corresp. Bl. XVI,
1885. Geref. in Schmidt\'s Jahrb. 208, 1885.

138. Woi,FFnERG. Ueber den Nährvverth des Alcohols. Geref. in

de Jahresber. van Virchow en Hirsch. I, 1883.

139. F. Stra,s.sman. Untersuchungen über den Nährwerth und

die Ausscheidung des Alcohols. I\'flüger\'s Archiv. Bd.
XLIX, 1S91.

[40. I). Romeyn. Onderzoekingen over den invloed van Jilcohol
op-den mensch. Diss. Amsterdam 1887.

141. Wei.ske und Fi,Ecn.sio. Versuche über die Wirkung des

Alkohols bei Herbivoren. Journ. f. Landw. XXXVII.
Geref. in de Jahresber. van Virchow en Hirsch. Bd. I 1S89.

142. Keij.ER. Zeitschr. f. physiol. Chemie. Bd. XIII.

143. Chittenden. Journ. of physiol. XII. — Centralblatt f.

Phy.siologie. 1892.

144. Van Noorden. Alcohol als Sparmittel für Kiweiss unter

verschiedenen lîmilhrungsverhiiltni.sse. Berl. Klin. Wochen-
schrift No. 23. 1891.

145. N. Stammreich. Ueber den Einflu.ss des Alkohols auf den

Stoffwechsel des Menschen. Dif«. Berlin. (îeref. in de
Jahre.sber. van Virchow en Hirsch. I 1891.

146. K. Miüua. Ueber die Bedeutung des Alkohols als I-Uweis-

sparor in der lîrnâhrung ilcs ge.sunden Menschen. Zeitschr.
f. Klin. med. Bd. XX.

147. Krn.sT Schmidt. Ueber den Einfluss der Alcohols auf deu

Kiweisstofwech.sel des menschlichen Köqiers. Di.ss. Greifs-
wald 1898. Geref. in de Jahresber. van Virchow en Hirsch.
I 1898.

14S. ScnÖNE.SKii\'i.\'EN. Di.ss. Grciswald. 1899.

149. R. O. Niîumann. Die Bedeutung des Alcohols als Nähr-

mittel. Arch. f. Hygiene, lld. 36. 1899.

150. Th. Oi-\'i\'KR. Inwiefern i.st Alcohol ein Kiwejs.sp.ircr? Wiener

Klin. Wochenschr. XII. Jahrg. 41.

-ocr page 142-

235

151- R. Rosemann. Ueber die angebliche eiweissparende Wir-
kung des Alkohols. Pflüger\'s Archiv. Bd. 77 en 79. 1900.

152. Kassowitz. Wirkt Alkohol nährend oder toxisch ? Deutsche
med. Wochenschr. No. 32, 33 en 34. 1900.

153- w. Buchner. Ein Beitrag zur Lehre von der Einwirkung
des Alkohols auf die Magenverdauung. Deutsches Arch,
f. Klin. Med. Bd. 29. 1881.

154. St. Klicowicz. Ueber den Einfluss einiger Arzneimittel

auf die künstliche Magenverdauung. Vircliow\'s Arch. Bd.
102. 1885.

155. A. GIvUZInskv. Ueber den Einfluss des Alkohols auf die

Function des menschlichen Magens, sowohl in physiol.
wie in pathol. Zustande, Deutsches Arch. f. Klin. Med.
B. XXX IX.

156. J. H. Schuurmans Stekhoven. Over den invloed van

eenige stoffen op de zoutzuur-secretie. Tijdsch. v. Gcncc.sk.
1887.

157. Andr. Ferranini. Ricerche sulla influenza degli alcool,

etc. sulla proteolisi gastrica. Riforma Med. 1890. Geref.
in Schmidt\'s Jahrb. 229. 1891.

15S. G. KIvEMPERER. Alkohol uiul Kreosot als Stomachica
Zeitschr. f. Klin. Med. Bd. XVII 1890.

159. J. G. ten noever de Brauw. Over den invloed van

eenige geneesmiddelen op de niaagbewegingcn. Diss. Utr.

160. IIuoouNENQ. Recherches sur l\'influence des vins sur la
digestion pepsique. Lyon Méd. XXIII 1891. Geref. in
Schmidt\'s Jahrb. 233 1891.

161 J. E. Woi,pfiiardt. Ueber den Einfluss des Alkohols au.

die Magenverdauung. Dis.s. Erlangen. Gercf. in de
Jahrcsber. van Virchow cn Ilirsch. I 1891.

162. II. Zimmerherg Untersuchungen über den Einfluss des

Alkohols auf die Thätigkeit des Herzen. Di.ss. Dorpat. 1869.

163. E. IIarnack. Lehrbuch der Arzneimittellehre und Arznei-

verordnungslehre, 1883.

164. SchmiedehERO. Gmndri.ss der Arzneimittellehre, 1883.

165. G. Bunge. Lehrbuch der physiol. und p.athol. Chemie, 1887.

Id. Die Alkoholfrage. Ein Vortrag., 1887.

166. P. Amjrrtoni cn E. Lussana. SuH\'alcool etc. Lo si)eri-

mentalc. Bd. 34, 1874.

167. Th. Fräser. Alcohol, enz. A lecture, 1880.

168. ZiNoni Gutnikow. Ueber den Einfluss des Alkohols auf

die Rlutcir<nilation. Zcitsohr. f. klin. Älcd. Bd. XXI.

-ocr page 143-

127

i6g. H. PäsSi.KR. Experimentelle Untersuchungen über die
allgemeine Therapie der Kreislausstörung bei acuten
Infectionskrankheiten. Deutsches Arch. f. klin. Med.
Bd. 64, 1S99.

170. cnittendkn, Mkndri, aud Jackson. A further study of

the influence of alcohol and alcohol drinks upon digestion,
w-ith special reference to secretion. Amer. Journ. of
phj-siol. I. Geref. in de Jahresber. van Virchow en
Hirsch. I, 1898.

171. AsCHAin\'kniutrg. Praktischer Arbeit unter Alkoholwirkung.

Physiol. Arbeiten I, 1896. Geref. in Schmidt\'s Jahrb.
252, 1896.

172. Hkrm.vnn Prrv. Ueber den Einflu.ss des Alkohols .luf die

Muskelermüdung. Mitth. aus klin. med. Instit. der Schweiz
4 R. 1 Heft. Geref. in Schmidt\'s Jahrb. 253 1897.

173. Schumhuro. Ueber die Hedeutnng von Kola, Kaffee, Thé,

Maté und Alkohol für die Leistung der IMnskeln, Arch,
f. Anat. u. Phy-siol. Suppl, H 1899.

174. J. C. Tu. Scinn\'i\'iCR. De invloed van .alcohol op spierarbeid.

Tijdsclir. v. Genee.sk. H. No. 25 1898.

In. Experinienteele oinlerzoekingen omtrent den invloed
van .ilcohol oji .spierarbeid. Tijdschr. v. Gence.sk. II no. 2^
1899. .

175. DiU.itxRiiE. Contributions i\\ l\'étude de l\'.alcoolisme expéri-

mental. Ann. de l\'institut Pasteur. No. 11 1897.

176. Lkcontru. Eoiuïtions gastro-intestin.alc.s. La ccllnlc XVII

177. Pawi.ow. Das Experiment, enz. Wiesb.iden 1900.

-ocr page 144-

Ml

■ ■

M

mm-

fel

!

. ■ i.1»- -i

* ^

■»v i -y

it

* ■ -

-ocr page 145-

STELLINGEN.

-ocr page 146-
-ocr page 147-

STEIiliiNGEN.

I

Het gebruik van alcohol bij acute infectieziekten is
af te keuren.

11

Matige doses alcohol zijn niet in staat de tempera-
tuur tc verlagen.

lil

Alcohol bezit geen voedingswaarde, is geen spaar-
mitldel voor eiwit en werkt ongunstig op den spier-
arbeid.

IV

Alcohol behoorde uitsluitend in apotheken verkrijg-
baar te zijn.

V

Morbus Jiasedowi is een zenuwziekte.

-ocr page 148-

132

VI

Rhachitis tarda bestaat niet.

VII

Spina bifida met Hydromyelus praedisponeert voor
Syringomyelie.

VIII

De diazo-reactie is vooral voor den practischen
medicus van groote waarde.

IX

De nuttige werking van Extractum Secalis Cornuti
berust alleen op prikkeling der gladde spiervezelen
tot contractie.

X

Bij bef onderzoek naar de hypertropbie van het
hart mag geen andere methode worden tocgepiist dan
die van MüLLER.

Het hart van den i)hthisicus is niet primair klein.

XII

Wanneer men Morbus Basedowi operatief wil be-
handelen,- moet men het ganglion cervicale supremum
extirpeeren.

(

I
I

-ocr page 149-

33

XIII

De Vena Saphena parva mondde oorspronkelijk uit
in de Vena Saphena magna.

XIV

De onderbinding van de Vena Saphena magna
moet ZOO hoog mogelijk geschieden.

XV

liij tuberculeuze ulccra cn fistula\'e moet men een
behandeling met bicrgist beproeven, zoo mogelijk
gecombineerd met stuwing volgens
Bier.

XVI

Bij .sluiting van den darm, waarvan dc oorzaak aan

den genee.shoer niet blijkt, is interne behandeling tijd
verkwisten.

XVII

Na l)uikf)i)craties sluit men den buikwond het best

door middel van den ö-naad. (»Acht«-naad.)

XVIII

l\'-cn systematische indruppcling van oen oplossing
van zilvernitraat in dc conjunctivae van pasgeborenen
is af tc keuren.

-ocr page 150-

134
XIX

De verklaring van Hofmeyer—Kaltenbach voor
1 het ontstaan van placenta praevia is zeer aannemelijk.

i

XX

De behandeling van placenta praevia volgens NijHOFF
is aan te bevelen.

XXI

De synostose \' van de drie laatste sacraalwervels
bewijst, dat deze vroeger met de darmbeenderen ver-
groeid waren.

XXII

De zwangerschap moet gerekend worden van de
laatste menstruatie af.

XXIII

Schokken, die de psyche der vrouw vóór en tijdens
de graviditeit treffen, kunnen zich uiten in afwijkingen
der vrucht.

XXIV

Mits men tweelingzwangenschap heeft uitgesloten,
is het afbinden van den navelstreng aan de zijde der
placenta enkel een maatregel van zindelijkheid.

-ocr page 151-

135

XXY

Te spreken van bekkenvernau\\ying\' van don i\'\'",
2®", 3®", enz. graad is sterk af te keureti.

XXVI

Bij de natuurlijke baring moet men nimmer, bij
de kunstmatige steeds chloroform toedienen.

XXVII

Kehrer\'s transversa obstetricia van den bekken-
ingang heeft weinig practische beteekenis voor de baring.

XXVIII

De dicetkuur van Prociiownik is zeer aan te
bevelen bij relatieve bekkenvernauwing.

XXIX

1 Iet is ons niet geoorloofd perforatie, dccapitatic of
cmbryotomie van de levende, levensvatbare vrucht te
verrichten.

XXX

Theoretisch bestaat er geen bezwaar tegen het
onderstellen van de mogelijkheid van vaginaal-
z wangerschap.

-ocr page 152-

XXXI

136

Het is bij normaal bekken geheel overbodig tijdens
de zwangerschap of tijdens de baring een stuitligging
te veranderen in een hoofdUgging.

XXXII

Ventrofixatio uteri mag men alleen verrichten voor
prolapsus uteri in het climacterium; de verbinding met
den buikwand moet zoo breed mogelijk worden gemaakt.

xxxm

Operatief wordt retoflexio uteri het best behandeld
volgens de methode van
Alexander—A Louifi—
Adams.

XXXIV

De behandeling van den ingetreden abortus moet een
actieve zijn; men moet met den vinger termineeren,
zoodra het ostium uteri dit toelaat.

XXXV

Sj\'mphyseotomie behoort afgeschaft te worden.

-ocr page 153-
-ocr page 154-

v jy

■ . V\'

\'\' I,

, • /.I } \' If . ■ j , r

lY \' - ƒ ■ .\'. iVy

k:-.:..";\'; V-.if-» 1 \'

-Hi

r > .»,, <- >-.

a

; V\'i»

3D \'

.\'it ^

-ocr page 155-
-ocr page 156-

\'H

m