-ocr page 1- -ocr page 2-

A. qu.

192

-ocr page 3- -ocr page 4-

■ -

"a

%%

■ V\'. .\'tf»

-ocr page 5-

DARM-ACTJNOMYGOSE.

-ocr page 6- -ocr page 7-

DAM-ACÏINOMYCOS

PROEFSCHRIFT

TEE VERKKIJ&IKG VAN DEN &RAAD VAN

TOR IM DB y-fKMBEgKWIf 33S

AAN DE PJJKS-UNIVERSITEIT TE UTRECHT,

OP GEZAG VAN DEN KECTOB-MAGNIFICUS

Dr. W. KAPTEYN,

hoogleeraar in de faculteit der wis- en natuurkunde,

VOOK DE

pOC\'

FACULTEIT DER GENEESKUNDE TE VERDEDIGEN
op DINSDAG 2 OCTOBER 1900, nam. 4 uur,

JOHANNES CHRISTIAAN IDENBURG,

arts te delft,
grboeen te asperen".

schoonhoven - s. & w. n. van nooten.
1900.

-ocr page 8-

wi-\'-mm^i

-ocr page 9-

Van

^jzàe^c ^to^iii^^ en (zKii^dci

-ocr page 10- -ocr page 11-

^Taar redenen buiten de praktijk mij na rijp beraad
deden besluiten om van standplaats te verwisselen, van
Haastrecht naar Delft te gaan, is het mij een groote
behoefte om hier allereerst openlijk mijn innigen dank te
betuigen aan de inwoners van Haastrecht en omstreken
voor het vele en goede, dat ik van U mocht ontvangen,
alsmede voor het groot vertrouwen dat Gij mij hebt ge-
schonken gedurende mijn 11-ja.rig verblijf in uw midden.
Ik ben U oprecht dankbaar voor uw vertrouwen, al gaf het
mij zooveel bezigheden, dat ik al spoedig na mijn vestiging
den tijd niet meer kon vinden, noodig om in een laboratorium
een onderzoek te gaan instellen voor een proefschrift.

Bij mijn verwisseling van standplaats kon ik over enkele
weken beschikken en dezen tijd heb ik mij ten nutte gemaakt
om eenige proeven te verrichten in de laboratoria van Prof.
Speonck en van den Heer Thomassen, in verband met eene
door mij gedane klinische waarneming.

Voor de hulpvaardigheid, In die laboratoria ondervonden,

-ocr page 12-

betuig ik U, Hooggeleerde Spronck, Hooggeachte Promotor,
en
U, Zeergeleerde Thomassen mijn besten dank.

Voorts zij het mij vergund hier te zeggen, dat gij, Hoog-
geleerde Heeren
Van Iterson, Korteweg, Kcch en Zeer-
geleerde Heer
De Vlieger, mij in hooge mate hebt verplicht
door mij mededeeling te doen van de door U gedane klinische
waarnemingen over „Darm-Actinomycose" en mij de vergun-
ning tot publicatie daarvan te geven.

U, Hooggeleerde Heeren, Professoren Snellen Sr. , Koster,
Talma, Pekelharing
en Zeergeleerde Heeren Lectoren
Brondgeest, Van der Mexjlen en Dentz, mijne nog in
loven zijnde leermeesters, betuig ik nogmaals mijn dank
voor het onderwijs, dat ik van ü genoten heb.

Hoe nuttig de vacantie-cursussen zijn, heb ik ondervonden
door hot bijwonen van een cursus, door Professor
Veiï te
Leiden gegeven. Hooggeleerde
Veit, ontvang ook gij mijn dank
voor de practische raadgevingen bij het gynaecologisch ziekbed.

-ocr page 13-

INHOUD.

Bladz.

Inleiding.....................11.

Historisch Overzicht.................12.

Pathologische Anatomie en Ziektereeld........ . 16.

Ziektegevallen .................. 25.

a. Eigen waarneming...............25.

h. Waarnemingen gedaan door Prof. Van Iterson tc Leiden. 34.
c. Waarnemingen gedaan door Prof. Korteweg te Amsterdam. 43.
cl. Waarnemingen gedaan door Prof. Koch te Groningen. . . 45.
e. Waarneming gedaan door Dr. De Vlieger te Almelo. . . . 49.

Proeven bij Konijnen en Cavia\'s. ...........5\'i.

Proeven rij het Kalf................CO.

Stellingen....................65.

-ocr page 14-

.5X ?

m

T

-ocr page 15-

INLEIDING.

Tot onderwerp van mijn proefschrift heb ik gekozen
„Darm-Actinomycose", naar aanleiding van een waar-
neming in 1890 gedaan bij een mijner patiënten, die
door Prof. Van Iterson te Leiden in het Hôpital
Wallon met succes werd geopereerd.

Die waarneming heeft mij aanleiding gegeven de
in Nederland geobserveerde gevallen van „Darm-Acti-
nomycose" zooveel, mogelijk te verzamelen en eenige
proeven te nemen bij dieren om de Pathogenese dezer
darmaandoening te bestudeeren.

-ocr page 16-

HISTORISCH OVERZICHT.

De actinomycose is eene bij mensch en dier voor-
komende ziekte, welke tengevolge van het binnen-
dringen van bepaalde micro-organismen, „actinomyces"
geheeten, ontstaat. Zij behoort tot de infectie-ziekten,
maar toch vertoont zij van deze in sommige opzichten
eigenaardige afwijkingen. Niettegenstaande de vele
onderzoekingen, bestaan er nog tal van duistere punten
op het gebied van aetiologie en morphologie; maar
toch moeten wij dankbaar zijn, dat reeds zooveel, wat
betreft de actinomycose, vaste vormen heeft aange-
nomen in den korten tijd, dat wij haar konden
observeeren.

Het was namelijk in 1877, dat Bollinger te Mün-
chen tot de ontdekking kwam, dat de gezwellen,
welke bij runderen veelvuldig in de onderkaak voor-
komen, maar ook op andere plaatsen en in het
bijzonder in de bekleedselen der mondholte niet ont-
breken, de zetel zijn van eigenaardige lichaampjes,

-ocr page 17-

•18

welke bij mioroscopiscli onderzoek gelijken op krystal-
conglomeraten — kristalldrüsen der Duitschers.

Hij erkende direct, dat deze lichaampjes van plant-
aardigen oorsprong zijn. Harz onderzocht ze nader,
stelde aan de in het centrum gelegen deelen de natuur
als cryptochamen vast, welke cryptochamen door hem
„actinomyces" en wel „actinomyces bovis" werden
genoemd.

Onbekend met dit geval van actinomycose bij het
rund, beschrijft James Israël uit Berlijn in 1878 een
geval van chemische pyaemie met doodelijken afloop
en sectie controles, waarbij hij in den etter kleine
geelachtige korreltjes Wciarnam, , welke bij microscopisch
onderzoek blijken to bevatten groote hoeveelheden van
plantaardige organismen, welke door hem met de
meeste nauwkeurigheid worden beschreven.

Israël kwam na een grondig onderzoek van de door
hem gevonden organismen tot de overtuiging, dat hij
met zw^ammen, lagere plantenvormen te doen had,
maar hij gevoelt zich niet genoeg mykeioog om ze nu
reeds te classiflceeren, hoewel hij ook daaromtrent
reeds een vermoeden uitspreekt. Voor het overige
laat hij de benaming dezer cryptochamen aan de
botanici over.

Ponfick ontdekte spoedig daarop de identiteit van
de Israëlsche fungus met de door Bollinger en Harz
gevonden actinomyces.

-ocr page 18-

14

Aan dit eerste geval van J. Israël bij den mensch
hebben zich zoovele aangesloten, dat op dit oogenblik
hun aantal niet door mij kan worden opgenoemd.

Bovendien is aan het licht gekomen, dat Van
Langenbeck reeds in 1845, dus ruim 30 jaren vóór de
publicatie van Israël, een zelfde ziektegeval heeft
waargenomen, waarbij ook hij reeds ontdekte, dat de
eigenaardige lichaampjes in de pus voorkomende door
cryptochamen worden gevormd. Dit geval wordt echter
eerst gelijktijdig en met dat van Israël en door dezen
bekend gemaakt. En als later in Virchow\'s Archiv 1)
een onverkwikkelijke discussie ontstaat wien de eer
der prioriteit toekomt, toont Firkot in de Revue de
médicine 2) aan, dat het eerste geval van actinomy-
cosis hominis in Frankrijk gepubliceerd is door Lebert
in 1857 3) en dat ook reeds Robin in 1871 dergelijke
mededeeling gedaan had, waarbij deze de typische
korreltjes determineert als „concrétions cristalloides
du pus."

Maar ook Bollinger en Harz hadden hunne voor-
gangers. Sebastian Rivolta heeft de actinomyceskorrels
reeds in 1868 en \'75 bij het rund gezien, maar hij
vindt geen reden ze als van plantaardigen oorsprong te
beschouwen.

1) Virchow\'s Archiv, deel I, XXXVII, pag. 347.

2) Revue de Medicine, tome IV, pag. 276.

3) Traité d\' anatomie pathologique générale et spéciale.

-ocr page 19-

15

Hahn spreekt in \'70 al van een soort „Pinselschim-
mel" ; ook Perroncito erkent de ware cryptochamen
natum\', maar hij beschouwt de cryptochamen als iets
toevallig bijkomends, welke meening ook later door
hem is verdedigd geworden, een meening, die reeds
ä priori onaannemelijk scheen en na de resultaten door
enting uit reinculturen verkregen als positief onjuist
verworpen moest worden. Boström evenwel twijfelt
aan de waarde van gedane entingsproeven. Deze
mochten hem niet gelukken en hij acht niet onwaar-
schijnlijk, dat de verkregen veranderingen alleen het
gevolg zijn van de ontsteking, veroorzaakt door het
inbrengen van een vreemd lichaam, eene mogelijkheid,
die vóór hem ook door Johne geopperd is.

De beschrijving der verschillende entingsproeven van
Johne, Ponfick, Ha van etc. lezende, zal men, onpar-
tijdig zijnde, de meening van Boström als te sceptisch
verwerpen. In aansluiting aan de reeds genoemden
danken wij aan Karl Partsch, Bahés, Moosbrügger,
Alfanassiew en anderen, te veel om te memoreeren,
onze uitgebreide kennis der actinomycose, de mogelijk-
heid om reeds gedurende het leven de diagnose te
stellen, tengevolge waarvan de prognose, welke in de
eerst beschreven gevallen zoo buitengewoon ongunstig
was, (12 laetaal op 20 gevallen) veel is verbeterd geworden.

-ocr page 20-

PATHOLOGISCHE ANATOMIE EN
ZIEKTEBEELD.

Langen tijd heeft het geduurd, vóór men er in ge-
slaagd was actinomyces te enten. Aan .lohne is dit
het eerst gelukt, door fijn gewreven actonomyceskorrels
met water gemengd bij runderen in te spuiten, waarna
hij gezwellen verkreeg, die de korrels bevatten.

Ponfick kon later kalveren infecteeren door subcu-
tane injecties en ook bij inspuiting in buikholte en
bloedbaan.

Boström was de eerste die cultures maakte zoowel
in gelatine als in bloedserum en agar-agar. Om van
deze cultures dieren te infecteeren mislukte; Wolff en
James Israels waren de eersten, die dit met succes
deden. 1) Door anaërobe-kweeking verkreeg Büchner
voor het eerst positieve resultaten.

Van den aanvang af heeft men hierbij gemeend een
streng onderscheid te moeten maken tusschen mensch

1) Virchow\'s Archiv B 126, Folge XII, B 6, pag. 11—59.

-ocr page 21-

17

en dier. Bij het dier geeft de infectie aanleiding tot
eene massieve nieuwvorming, terwijl de neiging tot
verettering bijna geheel ontbreekt, welke bij den
mensch zoo zeer op den voorgrond treedt, dat Israël
bij zijne eerste beschrijving verleid werd tot de uit-
spraak „Wo der Pilz vegetiert ist Eiterung vorhanden,"
welke meening aanvankelijk door Boström verdedigd,
maar door Ponfick, Moosbrügger en anderen bestreden
werd, die de ettervorming toeschrijven aan een gelijk-
tijdige of secundaire infectie door ettercoccen. Er zijn
thans zoo vele waarnemingen bekend, waar bij den
mensch de tumorvorming zonder ettering bestond, dat
de meening van Israël als onjuist te verwerpen is.
Boström heeft diens uitspraak in zooverre gewijzigd,
dat hij zegt: „Wo der Pilz vegetiert ist eine Entzün-
dung vorhanden, welche zur Erschwindung und Ver-
flüssigung des Gewebes führt." Ook meent hij, dat
Israël hetzelfde bedoeld heeft, maar het begrip etter
uitgebreider nam dan wij tegenwoordig doen, dat wil
zeggen als conditio sine qua non voor de aanwezigheid van
ettei\'coccen aannemen. Bij zeer krachtige reactie van
het aangetaste weefsel ontstaat geen vorming van deze
„pseudo-etter", omdat tengevolge dier reactie de actino-
myces gedood zijn of gaan afsterven.

De tumoren — actinomycomen -- zijn uiterst week,
kunnen zelf uitwendig fluctuatie doen gevoelen, zonder
dat een druppel vloeistof bij insnijding uitvloeit. Zij

2

-ocr page 22-

18

bestaan uit een week granulatieweefsel, waarin een
vettige half vloeibare detritiismassa als het ware is
ingesmolten, terwijl zij naar de omgeving toe begrensd
zijn door eene geïnfiltreerde randzone, die langzaam
in het gezonde weefsel overgaat. Dit omgevende ont-
stekingsexsudaat heeft bij het rund een grootere neiging
om litteekenweefsel te vormen dan bij den mensch,
waardoor de tumor meer gelocaliseerd blijft. Ook
inwendig woekert bindweefsel tusschen het granulatie-
weefsel in. Dit laatste gaat nu bij den mensch
meestal tot coagulatie necrose over, gevolgd door ge-
heele vervloeiing en bij gelijktijdige aanwezigheid van
ettercoccen in ware ettervorming over, zoodat wij in
eene dergelijke tumor eenige kleine abcessen kunnen
vinden.

In den abcesinhoud vinden wij tal van geelachtig tot
licht sépiaachtig gekleurde min of meer glanzende
lichaampjes met gladde of op een moerbei gelijkende
oppervlakte, terwijl de grootte tusschen die van een
zandkorrel en een erwt kan variëeren. De kleur der
korrels hangt af van den ouderdom der koloniën. De
jongste koloniën geven aanleiding tot vorming van
ongekleurd doorschijnende, op sagokorrels of slijmpropjes
gelijkende korrels. Deze korrels zijn nog slechts door
Botter, Geisler en vooral door Klebs en Boström
geobserveerd.

De korrels komen ook in de zuivere tumoren voor

-ocr page 23-

19

en bestaan uit één of meer actinomyces koloniën, om-
geven door min of meer gedegenereerde cellen. Heeft
in een dergelijk actinomycotisch weefsel de neiging om
in detritus over te gaan geheel en al de bovenhand,
dan ontstaan onregelmatig begrensde holten, gevuld
met vloeibaar stinkende massa, de wand gevormd door
granulatie en bindweefsel. Doch ook dit wordt aan-
getast. Dientengevolge wordt het abces grooter en
grooter, van het eene weefsel op het andere oversprin-
gende, zondei- bepaalde richtingen te volgen en zoo-
doende aanleiding gevende tot de vorming van\'fistels,
die met buitenwereld of inwendige holten in communi-
catie kunnen treden. Welke enorme uitgebreidheid
dergelijke abcessen kunnen bereiken, bleek dikwijls
eerst goed bij autopsien.

Zoo vond Ponfick een praevertebraal abces, dat
langs de geheele halswervelkolom en een deel van de
borstwervelkolom liep; Israël een abces in de linkerlong,
dat communiceerde met pericordiaalholte en aan den
anderen kant door alles heen brekende met de buiten-
wereld in verbinding trad. Andere fistelgangen vormden
verbindingen tusschen holten in de long en de buik-
holte, terwijl ook in de halsstreek abcessen van de
grootste uitgebreidheid gevonden zijn.

Behalve de mogelijke uitbreiding per continuitatem
bestaat uitgesproken neiging tot vorming van metas-
tasen door het bloed en misschien ook door de lymphe.

-ocr page 24-

20

hoewel de voortplanting langs de lymphbanen sterk
bestreden wordt door de meeste waarnemers. Merk-
waardig is dan ook, dat hier, in tegenstelling met andere
infectieziekten, zelden of nooit aandoening van de lymph-
klieren wordt gevonden of het moest zijn door direct
aantasten van heb voortschrijdende proces. De weinige
gevallen van klier zwelling, door Moosbrügger mede-
gedeeld , zijn volgens Partsch waarschijnlijk het gevolg van
secundair opgetreden infectie door ettercoccen. Wat be-
treft de metastasenvorming door den bloedstroom, zag
Ponfick het doorbreken van een actinomycotisen haard
in eene vena jugularis, gevolgd door metasbasan in
hartsholte en hartspier, milt en hersenen. Zij kunnen
zich verder nog begeven naar lever, nier, darmen, spier
en huid, in het kort naar alle deelen van het lichaam
en zoo verklaren zich de veelvuldige anatomische ver-
anderingen, welke bij autopsien gevonden zijn. Bij
één waarneming van Bollinger was van geen metastase
sprake, maar was toch een inwendig orgaan aangedaan.
Er bevond zich een zuivere tumor in de derde ven-
tricel. Bollinger neemt aan, dat primaire invasie ge-
schiedde in het darmkanaal; waarschijnlijker lijkt, dat
langs den neus en de lamina cribrosa de micro-orga-
nismen in de schedelholte zijn binnengedrongen.

Wat de anatomische verhoudingen van den etter
betreft — altijd in den zin van Israël en Boström, —
deze bestaan, zooals wij zagen, hoofdzakelijk uit

-ocr page 25-

•21

detritusmassa; ettercellen treden slechts dan op den
voorgrond als gemengde infectie bestaat, terwijl bij
toetreding van de lucht gangraeneuse veranderingen er
in kunnen ontstaan. Een eigenaardige lucht, door
sommigen waargenomen, is door de meesten ontkend
en schijnt, dus niet specifiek te zijn. Naast de bespro-
ken veranderingen, wier omvang kolossaal kan zijn,
zien wij dikwijls uitgebreide amyloïde degeneratie in
alle organen optreden. Hierdoor kan het ziektebeeld
nog ingewikkelder worden, het aantal mogelijke ver-
schijnselen nog grooter. Deze laten zich grootendeels
gemakkenjk uit de genoemde mogelijke aandoeningen
afleiden. Dat het stellen van een differentieel diagnose
in vele gevallen, bv. tusschen longtuberculose en actino-
mycose, welke ook alleen van den top kan voorkomen,
uiterst moeielijk zal zijn, behoeft geen betoog; zeker-
heid hebben wij ten eenenmale na het vinden der
specifieke organismen.

Esmarch is het gelukt mot groote juistheid actinomy-
comen door eenvoudige palputie te diagnosticeeren.
Hij had gevonden, dat eene „brettharde Infiltration
welche allmählich- in die gesunde Umgebung übereicht"
een hoofdteeken van actinomycose is.

Op actinomyces kunnen wij nader onderzoeken het
sputum (zooals mot goed gevolg Kuschen deed), den
door spontaan openbreken of chirurgisch ingrijpen
verkregen etter uit oppervlakkige abcessen, eveneens

-ocr page 26-

22

den door proefpunctiere verkregen etter uit dieper ge-
legen plaatsen.

Men ziet dus, dat evenals bij tuberculose de tuber-
celbacil de oorzaak is, hier de actinomyces de grond-
legger der ziekte is. Moeten wij dus een differentieel-
diagnose stellen tusschen actinomycose, tuberculose,
Carcinoma en Luès en wel speciaal het gumma, zoo
is het vinden van actinomyces, die zich zeer gemak-
kelijk laten kleuren, volgens de Gramsche methode,
het criterum der ziekte.

Deze methode bestaat in het kleuren met gentiaan
violet, opgelost in anilineolie houdend water, behan-
delen met verdunde Solutie Lijalii, ontkleuren in abso-
lute alkohol.

Merkwaardig is, dat de koorts alleen dan optreedt,
wanneer ettering voorhanden is en zich als een acute
aanval bij elke nieuwe metastase-vorming kan voor-
doen. Koorts is dus geen symptoom van de actinomy-
cose als zoodanig.

De ziekte heeft een chronisch verloop, eindigt, wan-
neer therapeutisch ingrijpen niet mogelijk is, altijd met
den exitus laetalis, hetzij door algemeen krachten-
verlies na de kolossale veretteringen of door septi-
chaemie, welke na het licht optreden van verrotting
in de abcessen ontstaan kan. Ook andere complicaties,
b.v. arnyloïde degeneratie kunnen mede helpen om het
lijden van den patiënt te verkorten.

-ocr page 27-

668

Hebben wij daarentegen bijtijds de diagnose gesteld,
berustende op 4 klinische verschijnselen;

1". Steenharde door het gezonde weefsel flauw be-
grensde multiple, soms geconflueerde en daardoor
hobbelig aanzien gevende tumoren, afgewisseld met
verweekingshaarden;

tumoren bedekt met donker roode of blauwtichtig
sterk gespannen huid;

8". multiple fistel openingen, waaruit pus vloeit, soms
actinomyceskorrels bevattend;

hevige pijn;

dan zien wij de schoonste gevolgen van onze the-
rapie, welke in een krachtig chirurgisch ingrijpen
moet bestaan, namelijk verwijdering zoo mogelijk
van alle te bereiken abcessen, uitkrabben met
scherpen lepel, cauteriseeren, uitspoelen met
krachtig werkende antiseptica enz. enz.

Doordringen tot in de longen, laparotomie en der-
gelijke kan noodzakelijk zijn, maar biedt door het
aanwezig zijn van stevig bindweefsel, afkapseling of
van uitgebreide vergroeiingen minder gevaar dan
onder andere omstandigheden het geval kan zijn. Het
is onmogelijk speciëele regels voor onze therapie aan
to govon, meer dan elders moet hier streng geïndivi-
dualiseerd worden on voor elk geval op bepaalde wijze

-ocr page 28-

te werk gegaan worden. Wenscht men den patiënt
inwendig te behandelen, dan staat de Jodet. Kalic.
Therapie, die zoo prachtig beschreven is in de disser-
tatie van Dr. J. Posthuma te Haarlem, bovenaan.
Ik zou voorstellen, op het mogelijk recidiveeren van
het ziekteproces nä het chirurgisch ingrijpen, 1 ä 2
gram Jodet. Kalic. pro,, die eenigen tijd te geven.

I

■]

-ocr page 29-

ZIEKTEGEVALLEN.

a. I\'^igeu waarneming.

Eerlijk moet ik bekennen, dat de gang, om in huis
to komen, wel wat lang is, doch wanneer men weet,
dat het een arbeid is van 9 jaren, zoo zal de verwon-
dering hierover zeker zeer spoedig ophouden. Ik heb wel
eens gehoord „ieder mensch heeft zijn stokpaardje";
zoo was dit m ij n stokpaardje, waarover ik zeer veel
met collega\'s heb gesproken en altijd moest ik hoeren:
„neen, dat heb ik nog nooit ondervonden of gezien,"
vandaar dat ik dit geval tot onderwerp van mijn proef-
schrift heb gekozen.

17 Maart 1890 werd mijn hulp ingeroepen bij A. S.,
oud 49 jaren, een zeer gegoeden boer in het naburige
Vlist. Patiënt heeft klachten over rheumatische pijn,
welke hij vooral localiseert in den rechterkant van den
buik. Uit de verschillende antwoorden, die ik op mijne
vragen kreeg, betrekking hebbende op rheuma, was

-ocr page 30-

26

niet veel af te leiden, waarom ik patiënt voorstelde
naar bed te gaan om hem plaatselijk te onderzoeken.

Op de plaats van pijn vond ik bij palputie een tumor
ter grootte van een kindervuist, die niet te omgrijpen
was, daar de buikspieren te veel gespannen waren.
Deze tumor, die tamelijk hard was, was gelegen tus-
schen navel en spina anterior superior dextra ossis Hei
op de grens van nieso en hypogastrium, huid was er
over te verschuiven, bij inademing ging de tumor mee,
de percussie was zeer gedempt, lymphklieren niet ge-
zwollen, terwijl koorts afwezig was; wel had ik
verschillende diagnoses in gedachte, maar vóór het
vaststellen vond ik het beter dat het darmkanaal ge-
ledigd was, derhalve schreef ik patiënt 01. Ricini voor
met belofte den volgenden dag terug te komen.

Op 18 Maart deed ik mijn beloofde bezoek aan den
patiënt te Vlist; nogmaals hem anamniseerende moest
ik de diagnose stellen op perityphlitis. Jong zijnde,
derhalve nog niet genoeg het zelfvertrouwen, dat de
geneesheer in de eerste plaats moet hebben, zond ik
patiënt naar mijn hooggeachten leermeester Talma, met
verzoek mijne diagnose te controleeren. Tot mijne
groote vreugde was Talma het volkomen met mij eens,
alleen eene kleine afwijking in de therapie, zooals dat
wel eens meer gebeurt bij consulten. Patiënt werd
behandeld uitwendig met nng-hydrargyri, inwendig pulv.
opii, zacht diëet, maar vooral bed rust.

-ocr page 31-

27

Langzamerhand on in toenemende mate was patiënt
gaan febriciteeren, het gezwel was grooter en zeer
pijnlijk geworden, met de huid vergroeid en in het
midden bestond nu duidelijk fluctuatie.

10 April heb ik met collega Huet uit Schoonhoven,
met wien ik later veel over dit geval heb gesproken,
geïncideerd; er ontlastte zich eene dikke roomachtige,
niet stinkende of faecaal riekende etter; de wond werd
uitgespoeld met 1 "/„„ sublimaat-oplossing gedraineerd
en met een antiseptisch verband bedekt.

Na deze kleine operatie verminderde de koorts, die
echter eenige weken later zich weer herhaalde. De
harde tumor breidde zich successievelijk uit, zoodat aan
het eind van de maand Mei bijna het geheele rechter
hypogastrium en linker mesogastrium werd in beslag
genomen. Bij sondeering ontdekte ik, dat er in de
tumor fistelgangen waren in verschillende richtingen,
waardoor ik op de gedachte kwam of het geen geval
van actinomycose kon zijn. Bij \'t nalezen in \'t Neder-
landsch Tijdschrift van Geneeskunde, No.
12 van den
Jaargang 1889, over actinomycose bij den mensch, door
Dr. Van Iterson Jz. en Di\'. Siegenbeek van Heukelom te
Leiden werd mijne veronderstelling bewaarheid.

Den volgenden dag kon ik uit den fistelgang, door
druk op den tumor een dun etterig exsudaat verkrijgen,
waarin ik de gele actinomyceskorrels vond, die zeer
duidelijk macroscopisch waren te zien. Omdat ik dezo

-ocr page 32-

28

nog nooit had waargenomen, zond ik ze voor diagnose
op aan Professor Spronck te Utrecht.

Den volgenden dag reeds kwam voor den patiënt en
mij het heuglijk bericht, dat het actinomyces waren.
Nu was de therapie gesteld, want waar kon ik den
patiënt beter heen zenden dan naar Leiden, waar Pro-
fessor Van Iterson voor het eerst in Nederland darm-
actinomycose met succes bij mevrouw C. had behandeld.

Zaterdag 7 Juni werd patiënt in het Hôpital Wallon
door Professor J. Van Iterson in diepe gemengde nar-
cose geopereerd. Alle fistelgangen werden gespleten,
het harde geïndureerde weefsel, waarin multipleabcessen
van verschillende grootte voorkwamen, werd wegge-
sneden en met den scherpen lepel uitgekrabd.

Van rechter, schuine en dwarse buikspieren bleef
niet veel over; van Musculus rectus abdominis dexter
werd al het spierweefsel geheel weggenomen; zoo ging
het onder M. Reet abdom. sinister door tot in het
linker meso-gastrium.

Rechts van de Linea alba moest de peritoneaalholte
geopend worden en nu kon men zien dat het proces
uitgaande van den dunnen darm eene vergroeiing door
litteekenweefsel had teweeggebracht van darm met
omentum majus en peritoneum parietale. Een groot
stuk van het omentum werd gerecesseerd na stomp
van den darm los gemaakt te zijn. Bijzonder heeft mij
bij deze operatie geti\'offen, dat do bloedvaatwanden

-ocr page 33-

29

zeer broos waren, want de arter epigastrica inferior dextra
moest tot driemaal toe onderbonden worden. Na de opera-
tie bestond de therapie vooral uit een streng antiseptisch
verband, later is er nog een recidiveerend abces in het
rechter hypogastrium bij \'t ligamentum poupartii ge-
opend moeten worden, maar schóón vond ik het succes
toen ik den patiënt 12 Augustus weder in zijn woning te
Vlist bezocht. Er was eene granuleerende oppervlakte ter
grootte van 25 centimeter breedte en 15 centimeter lengte.

Op verlangen van Professor Van Iterson behandelde
ik dit defect door te penseelen met gesteriliseerde balsum
peruvianum en een goed afsluitend aseptisch watten-
verband. Bij de behandeling moest ik nu en dan de
lapisstift gebruiken om de granulaties in een gelijk
niveau te brengen. Zoo ging het door, eiken dag ver-
binden, totdat ik 15 Februari 1891 den patiënt onder
groote dankbaarheid als volkomen genezen kon ontslaan.

De vraag hoe of de zieke in heb gegeven geval
geïnfecteerd is geworden, moet nog dikwijls onbeant-
woord blijven. Wij weten dat actinomycose bij onze
huisdieren de runderen voorkomt, dat ook andere
dieren niet immune zijn en hoewel de mogelijkheid
niet absoluut ontkend kan worden, hebben wij geen
enkele reden om aan te nemen, dat ooit een directe
overdracht van dier op mensch heeft plaats gehad.

De verder zeer belangrijke vraag of \'t gebruik van
geïnfecteerd vleesch schadelijk mag genoemd worden,

-ocr page 34-

80

temeer daar de actinomyces uiterst gevoelig zouden
zijn, bijvoorbeeld niet bestand tegen de inwerking der
keukenzout-solutie van 6 pro mille en dus bij de bewer-
kingen, die het vleesch ondergaat, hoogstwaarschijnlijk
gedood zouden worden.

Uit een hygiënisch oogpunt was dan ook het voor-
schrift, gevolgd in het abattoir te Stuttgart, als zeer
voldoende te beschouwen. Daar mag op een bepaalde
plaats, daarvoor aangewezen, de zoogenaamde „Frei-
bank", het vleesch van actinomycotische dieren, wan-
neer zij zich overigens in goeden voedingstoestand
bevinden en de actinomycotische haard verwijderd is,
verkocht worden. Door een duidelijk opschrift wordt
het publiek bovendien gewaarschuwd het vleesch goed
te koken.

Is de voedingstoestand van het dier slecht, bestaan
metastasen en algemeene cachexie, dan wordt het dier
onteigend, het vleesch vernietigd, meestal verbrand.

Ook Boström acht infectie door gebruik van vleesch
hoogst onwaarschijnlijk. Wel neemt hij niet aan, dat
de actinomyces zoo buitengewoon gevoelig zijn en
verandert de physiologische keukenzoutoplossing vol-
gens hem niet de typische organismen, wel de gede-
genereerde deelen, maar hij heeft andere gronden voor
zijn meening.

Primo heeft hij nooit in vleesch van runderen
actinomycose gevonden, uitgezonderd in de tong, welke

-ocr page 35-

81

dan door haar hardheid van zelf niet gebruikt wordt,
terwijl secundo de met den naam van actinomycose—
onder anderen door Virchow — in het varkensvleesch
betitelde veranderingen absoluut zeker geen actinomy-
cose zouden zijn. De infectie van mensch op mensch,
door directe aanraking, is waarschijnlijk geworden,
sedert de waarneming van Roman van Barez. Deze
vindt bij een heer een actinomycotischen haard in de
onderkaak, daarbij sterk aangedane kiezen, waarin
reinculturen van actinomyces. Eenige dagen daarna
komen bij \'s mans verloofde, die ook cariöse kiezen
heeft, dezelfde verschijnselen en eveneens een acti-
nomycotische haard voor. Waarschijnlijk heeft bij het
wisselen van een zoen de infectie plaats gehad. Deze
tragisch comische geschiedenis eindigde met een wei-
gelukt operatief verwijderen der aangetaste plaatsen.

Volgens Moosbrügger is voor de infectie van mensch
of dier een laesie van huid of slijmvlies noodzakelijk.
Deze kan zeer klein zijn, bij dieren door het voedsel —
hard stroo — veroorzaakt worden, hetwelk heb veel-
vuldig voorkomen in de mondholte verklaart. Veel
gevallen zijn bekend, waarbij het binnendringen door
holle kiezen geschied was. In cariöse kiezen zijn door
Ponfick en andere somtijds reinculturen van actinomy-
ces naast die van leptothrix gevonden, waaraan
echter door Boström weinig waarde wordt ge-
hecht, omdat hij twijfelt aan de zuiverheid der

-ocr page 36-

82

differentieele diagnose tusschen actinomyces en lepto-
thrix,

Müller beschrijft een geval, dat aan de hand geloca-
liseerd is en ontstaan na verwonding door een sphnter;
Partsch één dat ontstaat in een door operatief ingrij-
pen gemaakte wond; Bertha één dat uitgaat van een
opengemaakte blaar en moge ook in andere gevallen de
porte d\' entrée minder goed aan te toonen geweest
zijn, toch is een binnendringen der actinomyces door
intacte slijmvliezen of huid onwaarschijnlijk.

Van groot belang schijnt bij dieren het voedsel te
zijn, zooals gebleken is uit het endemisch voorkomen
bij op dezelfde weide grazende runderen. Voornamelijk
schijnen de gramineae, en wel in het bijzonder de
gerst, de zitplaats der actinomyces te zijn, zooals uit-
gebreide opgaven van Banys en Jensen — Deensche
veeartsen — aantoonden.

Claus heeft opgemerkt, dat de meeste gevallen bij
dieren voorkomen in de maand December, wanneer er
meer hard voeder gegeven wordt, waaronder gerstafval.

Soltmann en Wölffler hebben beiden een patiënt behan-
deld, die, na het inslikken van een korenaar, op de
plaats waar deze bleef zitten, eene actinoraycotische
aandoening kreeg. Johne vindt bij aandoeningen derton-
sillen dikwijls daarin haren van korenaren steken, terwijl
zeer de aandacht verdient, dat Boström tot de over-
tuiging is gekomen, dat de actinomyces zich op korenaren

-ocr page 37-

33

kunnen bevinden: in de vijf sedert door hem onder-
zochte gevallen microscopisch in de aangetaste plaatsen
deelen van aren afkomstig meent te kunnen aantoonen.

Maar nog een derde wijze van infectie is mogelijk:
de inhalatie van sporen in de luchtwegen. Terloops
de opmerking, dat de actinomyces zich door sporen
voortplanten, al wordt over de wijze waarop getwist.

Reeds werd dit opgemerkt door Israëls en door
Ponfick, Phlug en Hinck, meermalen bij het rund
bevestigd.

De laatste vond een dusdanig aantal actinomycoti-
sche haardjes in de longen, dat hij aan acute miliair
tuberculose dacht. Bij den mensch is een schoone
observatie door Canali gedaan, die in aansluiting aan
een bronchitis een bronchiactinomycose heeft waarge-
nomen. Hoe of bij mijn patiënt de actinomycose van
den darm is ontstaan, neem ik aan, om reden hij nooit
met runderen, lijdende aan actinomycose, in aanraking
is geweest, dat de infectie heeft plaats gehad van uit
de mondholte. Patiënt heeft zeer veel aan kiespijn en
abcessen der kaak geleden en weet te vertellen, dat op
een zekeren morgen, ongeveer een half jaar voor het
zich onder behandeling stellen, gedurende den nacht een
abces in de mondholte is doorgebroken. Zoo verklaar ik,
dat de actinomyces door inslikken in de darmholte zijn
gekomen, waar een erosie moet aanwezig geweest zijn
om de ziekte van den darm te doen ontstaan. Aetiolo-

3

-ocr page 38-

84

gisch zou dus mijn meegedeeld ziektegeval niet
primair maar secundair ontstaan zijn.

Om mijne dissertatie te completeeren heb ik aan
een 20-tal chirurgen in Nederland gevraagd of door
hen • in het laatste tiental jaren gevallen van darm-
actinomycose v^aren waargenomen.

Van slechts 4 kwam een bevestigend antwoord in,
hetwelk ik wensch meè te deelen:

1». Waarneiiiiiigeii gertfian door Prof. Vaii Itorsoii
tc I^eidcii-

Professor Van Iterson te Leiden heeft 6
ziektegevallen behandeld.

1. Darm-actinomycose bij Mevrouw C., beschreven in
het Tijdschrift van Geneeskunde, No. 12 Jaargfing 1889.

2. Darm-actinomycose bij mijn patiënt in 1890.

3.^) Pieter van der K., oud 36 jaren , kleermaker
uit Leiden, was in den vorigen cursus opgenomen
(c \'175 C. 91/92) met een tumor in de regio iliaca.
Bij de Incisie, die toen gemaakt werd, werd slechts
weinig pus ontlast en bleek er eene kleine holte
omgeven door dikke membranen te bestaan. Na eenigen
tijd, toen de wond genezen en patiënt reeds sedert
eenigen tijd ontslagen was, vertoonde hij zich weder,
daar er weder pus uit de vroegere incisiewond te

1) Proefschrift J. Formijne Jr. Verslag der heelicundige kliniek
van het Rijks-Academisch Ziekenhuis te Leiden, 1892—1893.

-ocr page 39-

35

voorschijn kwam. Die pus bleek bij onderzoek actino-
myces korrels te bevatten. Patiënt werd toen Jodet.
Kalic. aanvankelijk 1 gram, later tot gram pro die
opklimmend gegeven. Onder deze therapie verkleinde
de tumor spoedig, zoodat bij \'t begin van dezen
cursus weinig hardheid in de lies meer te bemerken
was. Eene kleine granulatie woekering werd met lapis
gecauteriseerd en patiënt werd verder poliklinisch be-
»handeld.

4.1) Elisabeth K., geb. S., oud 58 jaren, uit Leiden,
kreeg 6 weken voor haar opname, nadat zij te voren
een gezond mensch was geweest en op haar jaar
voor \'t laatst had gemenstrueerd, plotseling pijn in de
rechterzijde van den buik, zij werd misselijk en braakte.
In den beginne straalden die pijnen uit naar den rug,
bleven echter later rechts in den buik gelocaliseerd.
Patiënte kon niet op de pijnlijke zijde liggen; zij had
geen koorts, noch klachten op eenig ander gebied,
functiën normaal, geen belasting van tuberculose.
Patiënte heefb rechts in hypogastrio een gladden, goed
omschreven, bij druk pijnlijken tumor, niet met de
huid, wel dieper met \'t buikdek vergroeid. Daar direct
aan actinomycose werd gedacht, werd 1 gram Jodet.
Kalic. pro die voorgeschreven, bed rust, ruime defaecatie
etc; vijf dagen later werd 2 gram Jodet. Kalic. pro die voor-

1) Proefsclirift van P. Van Andel. Verslag der chirin^gische
kliniek aan de Rijks Universiteit te Leiden, cui-sus 1893—1894.

-ocr page 40-

86

geschreven. Daar des avonds geregeld koorts begon op
te treden en de tumor steeds pijnlijk bleef bij betasting,
werd 14 dagen na hare opname tot ingrijpen met het
mes overgegaan. Eene incisie werd gemaakt als voor
de onderbinding der art. iliaca communis; doordrin-
gende door de oedemateuse weefsels, kwam men boven
de fascia transversa op een ontstekingshaard; weinig
etter doch eene granulatiemassa gelijkende op die bij
actinomycose; nadat hiervan zooveel als mogelijk bleek
verwijderd was, werd de holte met 2 tampons boven
elkaar getamponeerd en daarna verbonden. Drie dagen
later werd de wond secundair gehecht, in \'t midden
werd een gedeelte open gehouden ter wille der jodo-
formgaastamponade. Steeds 2 gram Jodet. Kalic. pro die
en zorg voor ruime ontlasting. Daar patiënte teekenen
van jodoformintoxicatie begon te geven, is een week
na de operatie \'t jodoformgaas voor sterielgaas bij \'t
tamponneeren moeten verruild worden. Haar toestand
werd hierna veel beter; daar nog steeds veel etter uit
de diepte opwelde, moest telkens de zich sluitende
wondlijn stomp worden opengehouden. Aan den bin-
nenkant van de wondlijn bleef een tumor voelbaar en
bleef van daar etter uit te drukken, losse tamponnade,
zorg voor etter stagnatie. De temperatuur bleef nor-
maal, de maar steeds afgescheiden vuile massa rook
niet faeculent. De mikroskopische diagnose omtrent het
verwijderde granulatieweefsel leverde geen positief be-

-ocr page 41-

87

wijs voor actinomycose op: inmiddels was na de operatie
anderhalve maand verloopen. Een paar weken later
moest eene oppervlakkige gang worden gekliefd, begon
de tumor in omvang toe te nemen; bij \'t uitdrukken
werden typische gele puntjes in den etter aangetroffen,
echter werd, versch onderzocht, ook hierin geen acti-
nomyces aangetoond. De tumor strekte zich nu tot
bij den navel uit, veel etter was er niet uit de wonde
te drukken. Het was 4 maanden na de operatie dat
naast den navel een fluctueerend plekje ontstond. In
den etter, die zich na incisie ontlastte, werden toch ten
slotte actinomycesdraden gevonden.

Binnen weinige dagen heeft men toen de dagelijksche
Jodet. Kalic. op 4 gram gebracht en het scheen ook
dat de tumor zich naar den kant van den navel ietwat
verkleinde; echter ontstonden weer een paar promi-
neerende tluctueerende plekken en begon patiënte weer
te febriciteeren. Toen heeft men, in narcose, de tluctu-
eerende plekken geïncideerd, de holten uitgekrabt en
verder vele gangen, kenbaar aan den uitstroomenden
etter, gespleten en met den scherpen lepel behandeld.
Hier en daar knarste het bindweefsel onder het mes;
de groote holte, die door dit ingrijpen ontstaan was,
werd met jodoform gaas getamponeerd en daarna ver-
bonden. De peritoniaalholte was niet geopend. Daar
patiënte later weer teekenen van jodoformintoxicatie
begon te vertoonen, werd weer sterielgaas voor de

-ocr page 42-

38

tampons gebezigd en toen weer de verschijnselen ge-
weken waren, is ook de Jodet. Kalic. therapie voort-
gezet, ad 1 gram pro die. Langzaam verkleinde zich
de tumor en het wondvlak.

Een paar maanden later heeft men andermaal, nu
buiten narcose, enkele gangen gekliefd en uitgekrabd;
hierbij werd de peritoniaalholte geopend en toch jodo-
fonngaas voor de tamponade van laatstgenoemde
opening gebezigd; voor de overige gangen, die nog
voortdurend bleken te moeten worden gespleten en
getamponeerd, werd sterielgaas gebruikt. Op enkele
plaatsen bombeerde \'t peritoneum als eene kleine blaas
in de uitgekrabde holten; patiënte begon te braken,
\'t abdomen werd tympanitisch opgezet en profune diar-
rheeën traden op, waartegen te vergeefs met dilit.
saleb cum elect, catachu werd gestreden. Patiënte werd
apathisch, collabeerde vrij onverwacht in korten tijd;
zij werd 8 maanden verpleegd. Sectie. Etterige peri-
tonitis, met groote massa\'s groen slijmig geleiachtig
vocht in de buikholte. De vloeistof was uit een groote
retroperitoneaalholte in den achtersten buikwand te
drukken; perforatie-opening liet 4 vingers toe. De darm
was op enkele plaatsen geperforeerd; nog talrijke holten
werden opgespoord.

(Dit deel ik uitvoeriger meè, omdat het \'t meest
overeenkomt met de ziekte van mijn patiënt).

5. Li het laatst van den zomer van 1896 hoeft

-ocr page 43-

•39

patiënt S. v. H., oud 45 jaar, werkman te Woerden,
langen tijd kaf gedragen; daarbij droeg hij de mand
met kaf voor zijn buik en de scherpe haartjes van het
kaf drongen door zijn kleeren heen. Patiënt meent dat
dit de oorzaak is geweest, dat er nu en dan etter
uit zijn navel kwam, hetgeen hij aan zijn hemd be-
mei-kte. In den hierop volgenden winter heeft hij koude
gevat, waardoor hij een gevoel kreeg als of er een band
om. zjn lijf was en buik werd harder, zoodat hij zich
niet kon buigen. In Februari is het gaan etteren veel
erger dan vroeger. De dokter ried hem toen aan naar
een ziekenhuis te gaan.

Bij onderzoek werd gevonden een tumor boven de
symphysis tot een paar vinger breedte onder den navel,
diep in buikholte binnendringend met harde randen en
fluctueerend deel in het midden. Bij druk op den tumor
komt pus uit den navel. Hij heeft nu en dan pijn bij
het urineeren, niet bij de defaecatie. Defaecatie ge-
regeld; nu en dan komen aar haartjes met de
pus uit de wond.

Urine geen eiwit, geen suiker. Etter dik, geel,
komt te voorschijn uit den navel bij druk op den tumor.
In den etter geen actinomyces aan te toonen.

5 Maart. Operatie geen narcose; desinfectie. Incisie
tot in het navellitteeken. Veel pus komt te voor-
schijn. Een fistelgang voert tusschen de Musc.-recti naar
beneden. Uit het navellitteeken voert een fistel tus-

-ocr page 44-

40

sehen de Musc.-recti eveneens in de diepte; tusschen
beide fistelgangen is geen communicatie te constateeren.
De wanden van de abcesholte bestaan uit hard bind-
weefsel. De holte wordt met den scherpen lepel voor-
zichtig uitgekrabd en daarna getamponeeixl en verband
aangelegd.

9 Maart. 1 gram Jodet. Kalic. pro die.

12 Maart. In de diepte is nog een fistelgang waaruit
pus komt.

21 Maart. Er blijft nog eene opening waaruit weinig
pus meer komt. gram Jodet. Kalic. pro die. De infil-
tratie van den buikwand daaromheen wordt veel minder,
algemeene toestand wordt beter.

1 April. Eenige dagen febriciteerde patiënt links
boven-wond weder infiltratie te gevoelen in woridope-
ning, fistel naar boven geopend.

5 April. Patiënt krijgt 2 gram Jodet. Kalic. de die.

12 April. Patiënt vertoont temperatuurverheffing
\'savonds: bij onderzoek der pulmones blijkt reeds ach-
ter de toon iets minder luid te zijn, er is bronchimal
ademen en enkele rhonchi. De wond wordt weder ver-
wijd, er wordt een draineerbuis ingebracht.

27 April. De wond wordt met boorwater uitgespoeld.

1 Mei. De infiltratie van den buik blijft hetzelfde.
Patiënt krijgt 8 gram Jodet. Kalic. de die.

8 Mei. Patiënt klaagt over pijn in heb rechterbeen.
Bij druk wordt deze erger, vooral wanneer men op oen

-ocr page 45-

41

bepaalde plaats boven de knie drukt; duidelijk is zwel-
ling van het been te zien,

10 Mei. Het geheele been is gezwollen. Er is eene
harde zwelling, geen verkleuring der huid.

17 Mei. Operatie. Narcose, desinfectie van het
been. Even boven de knie wordt aan beide zijden eene
flinke incisie tot op het been gemaakt, waarna zich
veel etter ontlast. Drainage verband.

28 Mei. Uit openingen in bovenbeen komt iederen
dag veel pus; zwelling en pijnlijkheid van het boven-
been verdwenen.

15 Juni. Wonden secerceeren veel pus; weer eenige
zwelling van het been; infiltratie van den buikwand
verdwenen.

28 Juni. Op femur weer eene incisie gemaakt;
draineerbuis ingebracht.

De vacantie valt in; patiënt verlaat genezen het
ziekenhuis in Juli.

6. Arie Van H..., werkman uit Schiedam, inge-
komen in de chir. khniek 8 October \'97, genezen
ontslagen 26 November \'97.

Diagnose: actinomycose (?).

Anamnese. Voor 3 weken heeft patiënt een licht
stapeltje hout op den buik gekregen. Voor 12 dagen
kreeg patiënt pijn aan de rechterzijde van den buik en
zag hij dat er etter uit den navel kwam. De dokter
raadde hem aan naar Leiden te gaan.

-ocr page 46-

42

Verloop en behandeling. Uifc den navel komt
bloederige etter. Rondom den navel ziet de huid rood
en is warm en gezwollen en doet pijn bij druk. Bij
palpatie voelt men rondom den navel een harden
weerstand.

In pulmonibus et corde geen afwijkingen; urine
normaal.

11 October. Patiënt heeft veel pijn, de zwelling is
vermeerderd; de harde weerstand heeft zich uitgebreid;
Pjïesnitz verband om den buik.

12 October. In den etter zijn geen actinomyces kor-
rels gevonden. Er komt spontaan niet veel pus uit den
navel; wanneer men met eene stilet door de opening
in den navel gaat, kan men dit loodrecht naar achter
voortschniven; men voelt dat het stilet zich dan in
zeer hard weefsel bevindt. Trekt men het stilet terug,
dan komt er veel pus met faecalen reuk.

14 October. Patiënt krijgt 1 gram Jodet. Kalic.
de die.

15 October. Onder den navel is eene weeke plaats;
bij druk daarop komt zeer veel bruingroen stinkende
etter te voorschijn; de omgeving is zeer hard. Patiënt
heeft veel minder pijn.

17 October. De weeke plaats wordt geïncideerd.
Er komt bruinachtige zeer stinkende etter voor den dag.
Draineerbuis; jodoformgaas verband.

18 October. Pijn is minder.

-ocr page 47-

688

20 October. Draineerbuis wordt door eene tampon
vervangen. Patiënt heeft geen pijn.

21 October. Uit de wond is weinig pus gekomen.

27 October. Het infiltraat is kleiner geworden.

1 November. Links van den navel is een verweekte
plek, die geïncideerd wordt, waaruit een paar geel-
achtig gekleurde, ronde knikker groote ge-
zwelletjes voor den dag komen, die hol zijn en
oenen vrij dikken wand hebben; op de binnenzijde zitten
op die wond hier en daar haren. De wond wordt ge-
tamponeerd en verbonden.

15 November. Er komt bijna niets meer uit de
wondjes.

26 November. Patiënt wordt genezen ontslagen.

De temperatuur is niet gestegen boven 38.3, het-
geen plaats had \'s avonds 8 uur, 12 October.

c. Waarucmiiigcu gedaan «loor Prof. Korteweg
te Amsterdam.

De volgende 4 gevallen zijn mij door Prof.
J. Korteweg te Amsterdam meegedeeld.

1°. Een. vrouw met multiple abcesvormingen en
uitgebreid diep infiltraat in de rechter buikhelft, waar-
van het coccum het centrum scheen. Herhaaldelijk
diepe incisies, penseehng met Tinct. Jodü. Telkens op-

-ocr page 48-

44

vallende verbeteringen, maar slechts van tijdelijkon aard.
Na een jaar lang gasthuis-behandeling, werd de patiënte
in ellendigen toestand ontslagen. Slechts nu en dan
duidelijke korrels met kolven, steeds ontelbare draden.

2". Een man met actinomycotische abcessen in een
der lumbaalstreken, groote grijskleurige sagoachtige kor-
rels , die microscopisch een actinomyceskern met fraaie
kolven bevatten. Het verdere verloop is door de inval-
lende vacantie niet gevolgd kunnen worden. Therapie:
Incisie en Jodet. Kalic. inwendig.

3". Man met actinomycotischen buikwand phlegmone.
Uitgebreid etterig infiltraat. Incisie. Snelle genezing en
spoedig recidief. Met nog meer zorg wordt het geïnfil-
treerde weefsel in alle richtingen geïncideerd en een
aan den top geulcereerden proc. vermiformis gevonden.
Tinct. Jodii bepenseeling der wondvlakten. Genezen
ontslagen.

4". 1899. Man met actinomycotische phlegmone van
linker lumbaalstreek, die zich tot onder heb linker
hy])Ochondrum uitbreidt. Achtergrens long hooger,
maar beweeglijk.

Zeer ruime klievingen geven telkens aanzienlijke
verbeteringen. Op verzoek ontslagen.

-ocr page 49-

45

<1. Waariicmiiigen gedaan door Prof. Itocli
te Groningen.

7 gevallen van darm-actinomycose uit de Chir.
Kliniek te Groningen zijn mij door Professor Koch
meegedeeld.

I. B. S., arbeider, 54 jaar, verpleegd in 1895.
Stadum te huis eenige dagen diari\'hee en gedurende
6 weken buikpijn.

Geen aetiologisch moment aantoonbaar.

Belangrijke zwelling in buik en buikwand, gelegen
tusschen navel en schaambeen, gedeeltelijk week en
fluctueerend. Verschillende incisies, waarbij actinomyces
houdende etter ontlast wordt. Herhaaldelijk worden
nieuwe abcessen gevormd en uitgelepeld.

Gedurende 2 maanden verpleegd; gebruikte in dien
tijd gram Jodet. KaJic. de die; op verzoek ontslagen
met fistels. Tehuis traden volgens mededeehng van
huisdokter uitgebi-eide bekkenabcessen op, die naar het
perineum doorbraken. De huid van het scrotum ging
te gronde, zoodat de testes bloot kwamen te hggen.
Er ontstonden perineale urine-fistels en Maart 1896 be-
zweek patiënt.

n. v. D., wegarbeider, 24 jaar, verpleegd in 1898.
Klaagt sinds 8 weken over buikpijn. Aetiologisch
moment niet gevonden. Vuist-groote tumor rechts van
navel samenhangende met buikwand, zeer vast met

-ocr page 50-

46

questieuse verweeking in het midden. Incisie voert in
eene holte, gelegen tusschen vergroeide dunne en dik-
darmlissen en buikwand. Weinig pus waarin actino-
myces; uitlepelen tamponade met jodoformgaas. 7 Dagen
later exitus laetales. 1 Gram Jodet. Kalic. de die ge-
bruikt gedurende verblijf in \'t ziekenhuis.

Sectie toonde dat de actinomycose uitging van pro-
cessus vermiformis.

III. 1897. Vrouw E., 42 jaar. Sedert 1 jaar
klachten over buikpijn. Verschillende tumoren in rech-
terhelft van buik, kleinere in buikwand en een grootere
in buik naar het scheen retroperitoniaal. Jodet. Kalic.
wordt voorgeschreven en voorloopig alleen de kleinere
verweekte tumoren geïncideerd en uitgelepeld. Deze
haarden genezen. Toen na eenigen tijd het grootere
buikgezwel niet verdween, werd dit eveneens geïnci-
deerd en uitgelepeld; daarna ontstond aan de rechter-
zijde eene dikdarmfistel, die tot den dood open bleef.
De dosis van Jodet. Kalic. werd allengs verhoogd tot
8 gram dd. maand na komst in \'t ziekenhuis ge-
succombeerd onder marantische verschijnselen.

Sectie. Verschillende ulceraties en litteekens in colon-
ascendus en coccum.

Verdichting van pararenale bindweefsel waarin tal-
rijke abcessen. Deze bindweefselverdichting zet zich
vast tot in het kleine bekken. Aldaar doorbraak in
blaas (gedurende het leven waren actinomycesdraden

-ocr page 51-

47

in urine gevonden). In lever 2 abcessen met sterk
stinkenden etter. Duur der ziekte ongeveer 1 jtiar.

IV. 1899. W. B., kleermaker, 48 jaren. In de
laatste 2 jaren 2 maal een aanval vau pijn in den
onderbuik, waarna een gevoel van zwaarte in den buik
overbleef. Sedert 3 weken eene dikte tusschen sym-
phisis pubis en navel. G-een aetiologisch moment ge-
vonden.

Vuistgroote tumor op genoemde plaats, flactueerend ,
op punt van doorbreken.

Incisie van het abces, uitlepeling, jodoformgaas-
tampon, Jodet. Kalic. 1 gram dd.

18 dagen later is infiltraat om het abces sterk
teruggegaan. Na 1 maand met fistel ontslagen; ge-
bruikt bij ontslag nog 4 gram Jodet. Kalic. dd. en
zou tehuis nog tot 6 gram stijgen. Volgens bericht
van den huisarts heeft de fistel zich gesloten. Hij
gebruikt nog steeds Jodet. Kalic.

V. 1899. J. d. Z., schoenmaker, 17 jaren. Sedert
8 weken buikpijn. Geen aetiologisch moment. Vaste
tumor in ileo coccaal streek met lichte ontstekingsver-
schijnselen. Laparotomie waarbij hard infiltraat ge-
vonden wordt, dat \'t coccum omgeeft, In mesocolon
talrijke klieren. 3 weken na deze incisie ontstaat in
de gehechte wond een fistel, waaruit actinomyces
bevattende etter zich ontlast. Van nu af krijgt patiënt
Jodet. Kalic. 2 gram dd. en wordt fistel uitgelepeld.

-ocr page 52-

48

3 maanden blijft patiënt in de kliniek en vertrekt
daarna met nog voelbaai\' infiltraat en weinig afschei-
dende fistel.

Volgens bericht van den huisarts is de flstel sedert
Januari 1900 dicht en de zwelling nagenoeg verdwenen.

VI. 1899. Q. S., boerenarbeider, 30 jaar. Sinds
10 weken pijn in rechter inguinaalstreek. Bij inkomst
heeft patiënt een groot abces in ileo. Coecaalstreek,
waaromheen een belangrijk infiltraat. Incisie v.h. abces
en jodoformgaas tampon. 7 maanden later 3 abcessen
in omgeving van \'t litteeken, in den etter, waarvan
actinomyces gevonden werden. Korten tijd daarna is
patiënt tehuis overleden, onder verschijnselen van
acute peritonitis,

VIL 1900. Vrouw S., 37 jaar. Sedert 2 jaren
aanvallen van pijn in rechter buikhelft (galblaasstreek).
Geen aetiologisch moment. Vuistgroote vaste tumor
rechts van hnea alba, onmiddellijk beneden lever, ver-
groeid met buikwand. Na eenige dagen verweekt het
laagst gelegen deel van het gezwel. Op deze plaats
incisie. In den etter actinomyces Jodet. Kalic. Eenige
dagen later verlangt patiënte weg te gaan. Volgens
bericht van den huisarts gevoelt patiënte zich thans
zoo goed, dat zij niet meer wenschfc opgenomen te
worden. Zij gebruikt tot 8 gram Jodet. Kalic. dd.

-ocr page 53-

4u

e. Waai\'iieming gedaan door l>r. l>e Vlieger
te Almelo.

Dr. De Vlieger, arbs te Almelo, heeft mij het
volgende meegedeeld:

Een dame, tusschen de vijftig en zestig jaar, liet
mij roepen, omdat zij meende, dat zij eene kleine
wond of liever een pijnlijk plekje had onmiddellijk
onder den navel, volgens haar ontstaan door \'t knellen
van het corset. Bij onderzoek vond ik een grooten
tumor, die de geheele linkerbuikhelft vulde, die alleen
naar rechts onregelmatig te begrenzen was en vergroeid
met den buikwand. Stoornissen in de functie van \'t
intestinum waren nauwelijks aanwezig. Onder den
navel was een week plekje, bij opening werd daaruit
eene dunne vloeistof ontlast, waarin kleine grijswitte
bolletjes dreven.

Ik stelde de diagnose op actinomycose en behandelde
de patiënte met Jodet. Kalic. geruimen tijd. \'t Zal nu
omstreeks zes jaren geleden zijn, dat ik de behandeling
begon. De tumor werd onder de Jodet. Kalic. behande-
ling 1 gram dd. geregeld kleiner, nadab nog op een
paar plaatsen openingen waren ontstaan, waaruit
zich \'t zelfde vocht ontlastte. Patiënte is ongeveer
vier maanden onder behandeling geweest; de buik
bleef links wat stijver, doch patiënte heeft niet
meer geklaagd. Daar zij Jodet. Kalic. slecht kan

4

-ocr page 54-

50

verdragen, is de dosis nooit boven 1 gram pr. die
gestegen.

Door enkele chirurgen zijn mij nog eenige gevallen
meegedeeld, doch zij konden de actinomyces niet vinden;
dergelijke zou ik willen plaatsen onder de rubrielv
pseudo-actinom y cose.

Nadat mijn proefschrift reeds ter perse was, las ik
in het Nederlandsch Weekblad van Geneeskunde,
18 Aug. 1900, Tdt) Jaargang, N". 20, over een geval
van PERITYPHLITIS ACTINOMYCOSA met genezend
verloop, door Dr. H. E. Folmer, arts te Delft. Hierbij
werd na lang zoeken eindelijk de actinomyceskorrel
gevonden.

Een flinke krachtige boerenzoon werd 23 December
1899 plotseling ziek, met klachten over pijn in den
buik. Om reden patiënt reeds vroeger hier over klaagde,
had hij zich een breukband aangeschaft; maar hoe of
collega Folmer ook onderzocht, nergens was een breuk-
poort te ontdekken, waardoor hij na een grondig
onderzoek de diagnose stelde op Perityphlitis ster-
co ralis. Na toediening van opium we^-d de pijn veel
beter, doch 17 Februari van dit jaar vond collega
Folmer gezwollen liesklieren, welke hij na eene nauw-
keurige inspectie van beenen en voeten in verband
moest brengen met het perityphlitisch proces. Onder
oen priesnitz sublimaatverband neemt de zwelling der

-ocr page 55-

51

klieren toe, met dit gevolg, dat er eene spontane
doorbraak ontstond.

11 Maart vertoonde zich eene uitgebreide handgroote
verharding midden in den buik, tusschen navel en sym-
phisis. In \'t centrum was fluctuatie te voelen en om
de zweUing eene oedemateuze huid.

Waar vroeger de perforatie had plaats gehad, ver-
toonde zich opnieuw zwelling met fluctuatie. Bij inci-
deering ontlastten zich gassen en in de pus vond collega
Folmer eosinophile cellen en de bacterium colli com-
mune, doch actinomyces waren niet te vinden.

Bij \'t ontwijken der gassen nam de buik in omvang
af, waardoor het duidelijk werd, dat er eene communi
catie bestond met het darmlumen.

26 April werden de eerste actinomyces gevonden,
welke zich voordeden als zwavelgele korrels; onder
uitspoelen met formalin en vier gram Jodet. Kalic.
daags nam de zwelling, alsook de afscheiding af.

Bij de verdere behandehng moest dikwijls een opium-
praeparaat worden toegediend voor de frequente en
volimuneuse dunne defaecatie. Wel een bewijs, dat
het darmslijmvlies aan het proces had deelgenomen.

Langzamerhand begint het ziekteproces te genezen,
doch eene opening in den darm was 26 Juni nog
aanwezig.

-ocr page 56-

PROEVEN BIJ KONIJNEN EN CAVIA\'S.

Door bemiddeling van mijn promotor heb ik eenige
actinomyces culturen uit Praag vei\'kregen. Onze konzo
was uit de 17 verschillende soorten, die te bekomen
waren, gevallen op: Act.-homlnis Berestnew, act.-
hominis Affanassiew, act.-hominis sulfureus Berest-
new, act.-bovis farcinicus Gasperini en act.-bovis
Harz. Met deze culturen heb ik de proeven van
J. Israël en Wolff 1) om eene actinomycotische peri-
tonitis op te wekken, bij konijnen en cavia\'s herhaald.

Ik ben als volgt te werk gegaan: de culturen zijn,
uitgezonderd de actinomyces liominis Affanassiew,
1 Juli 190 0 geënt op agar-agar bij 37\'\' C. Alle cul-
turen waren 9 Juli 1900 prachtig gegroeid, zoodat
besloten werd \'tot de proeven.

1) Archiv für pathologische Anatomie und Physiologie und für
klinische Medicin R. Virchow.

15and 126, Folge XII, band VI. Seite H—59.

-ocr page 57-

698

In eon gestereliseerden mortier wordt de actinomyces-
cultuur, met steriele pliysiologisclie keukenzout-solutie
tijn gewreven tot eene emulsie.

Proef I met Actinomyces bovis. Ilarz.

a. Eene bruin witte Cavia, zwarten kop met witten
neus, wegende 540 gram, ontvangt ongeveer 1 clVP van
eene vrij troebele emulsie in de buikholte.

1 Augustus bedroeg het gewicht 550 gram, is
dus 10 gram toegenomen; het dier ziet er goed uit.

11 Augustus. Mets in de buikholte te voelen, die
ook niet opgezet is.

2 7 Augustus gedood en sectie. Het gewicht be-
droeg 550 gram; peritoneum als ook mesenterium nor-
maal. Niets gevonden.

h. Een licht geel konijn, wegende 1600 gram, onder-
gaat dezelfde kunstbewerking met 2 cM^

1 Augustus ziet het dier er slecht uit, weegt
1-300 gram, is dus 300 gram afgevallen.

11 Augustus. Het dier vermagert sterk, is ziek.

2 4 Augustus is het dier gestorven. Het weegt
900 gram en bij sectie zijn een massa parasieten ge-
vonden, doch actinomycotische veranderingen ontbraken.

Proef II met Act.-hominis. Berestnew.

a. Eene bonte Cavia, rechts van deu kop wit,

-ocr page 58-

54

links wat bruin, wegende 470 gram, ontvangt eene
emulsie van 1 cM^ in de buikholte.

1 Augustus. Hot dier weegt 510 gram, is dus
40 gram toegenomen.

11 Augustus. Het dier ziet er goed uit;
bij palpatio, waarbij het zich erg beweegt, is op
de plaats van inspuiting eene duidelijke verdikking te
voelen.

2 7 Augustus. Gedood. Sectie-gewicht 550 gram,
dus 80 gram toegenomen, hetgeen ons deed vermoeden
dat geen verandering zou gevonden worden, hetgeen
juist bleek.

h. Een zwartachtig grijs konijn, wegende 1.5 K.,
wordt ingespoten met 2 cM-\'\' van eene emulsie, waarin
cultuurpropjes voorkw^amen.

I Augustus. Het dier weegt 1400 gram, is dus
100 gram afgenomen in gewicht.

II Augustus. De buik opgezet, eene lichte ver-
dikking van het peritoneum aan de bovenzijde van den
linkerkant te voelen.

27 Augustus. Gedood en sectie. Gewicht 1400 gram;
aan de groote curvatuur van de maag, in de nabijheid
van den pylorus, wordt een geleiachtig weefsel gevonden,
waarin 2 knobbels, ter grootte van een kleine boon en
3 kleine knobbeltjes, ter grootte van een speldenknop,
adhaesies bij de pancreas aselli.

Bij microscopisch onderzoek bleek, dat de genoemde

-ocr page 59-

knobbels uit granulatie-weefsel bestonden, waarin op
vele plekken detritus-klompjes lagen, omgeven door tal-
rijke polynucleaire leukocyten en reuzencellen. Deze
haardjes bleken van actinomycotischen aard te zijn.
Actinomyces-kolonies waren het evenwel niet. Yer-
moedelijk waren het de in de buikholte gespoten cul-
tuurklompjes, die tot een chronische ontsteking hadden
aanleiding gegeven, waarvan het product eenige over-
eenkomst bezat met het actinomycoma. Aanduidingen,
dat men hier met een zich uitbreidend proces te doen
had, waren niet aanwezig. Veeleer kreeg men den
indruk dat de ingespoten cultuurmassa afgestorven en
in resorptie begrepen was.

Proef III met Act. hominis. Affanassiew.

Daar de cultuur, die reeds 27 Juni 1900 aangelegd
was,\'zich zeer mager voordeed, wordt slechts één proef-
dier gebruikt.

Een grijs konijn met wit snuitje, wegende 1200
gram, ontvangt 1 cM^ emulsie in de buikholte.

1 Augustus. Het dier weegt 1250 gram, is dus
50 gram toegenomen.

11 Augustus. Buik is wel opgezet, doch er is
niets te palpeeren.

2 7 Augustus. Gedood en sectie. Gewicht 1300
gram, is 100 gram aangekomen; wat reeds te voren

-ocr page 60-

werd vermoed, verwezenlijkte zich door niets te
vindon.

Proef IV met Act. homin. sulfureus. Berestnew.

a. Bij eene bruin witte cavia met een zwart plekje
aan het linkeroor, wegende 470 gram, wordt 1 cM-\'^
emulsie ingespoten in de buikholte.

I Augustus. Het dier is zeer ziek, de oogen
staan flets, het weegt 480 gram, is 10 gram toe-
genomen.

II Augustus. Pijnlijk op de plaats van inspui-
ting. De intestina zijn erg met scibula gevuld, waar-
door bij palpatie of percussie niets te ontdekken was.

14 Augustus. Plet dier gedood, gewicht 490
gram, dus sinds 1 Augustus is het 10 gram aange-
komen. Bij sectie worden enkele verdachte lymph-
khertjes in de buikholte gevonden, die evenwel bij
microscopisch onderzoek onveranderd bleken.

b. Bij een grijs konijn, wegende 1400 gram,
wordt 2 cM^ van eene rijke cultuur in de buikholte
gespoten.

I Augustus. Het dier weegt 1250 gram, is dus
150 gram afgenomen.

II Augustus. De buik is geheel opgezet en duide-
lijk is inflltratio tc voelen, vooral boven in den buik.

27 Augustus. Sectie. Het gewicht bedraagt 1300
gram; er Avorden knobbeltjes gevonden in het omentum

-ocr page 61-

o7

bij de groote curvatuur der maag. Microscopisch bestaan
deze I^nobbeltjes uit granulatie-vi^eefsel, v»^aarin talrijke
haardjes, overeenkomende met die,
Avelke boven beschre-
ven zijn bij proef II (b. konijn). Ook hier kreeg men
den indruk, dat de ingespoten cultuurmassa afgestorven
was, maar desniettemin een granulatie-weefsel had doen
ontstaan, dat eenigszins aan het actinomycoom herin-
nerde. Jonge actinomyces kolonies werden nergens in
de doorsnede gevonden.

Proef V met act.homin. farcinicus. Gasperini.

a. Bij een mannelijken cavia, wegende 570 gram,
met bonten kop, links bruin en rechts bruin zwart,
wordt 1 cM^ van eene emulsie ingespoten.

1 Augustus. Buik is sterk opgezet en pijnlijk bij
palpatie. Het dier ziet er ziek uit en toch is het
30 gram toegenomen.

Een testicel is sterk opgezet, is week op het aan-
voelen.

2 7 August u s. Gewicht 630 gram en bij sectie
wordt niets anders pathologisch gevonden dan een ver-
etterde testicel. Dit ziekte-proces blijkt onafhankelijk
van de in de buikholte ingespoten cultuur.

b. Een geelachtig konijn, wegende UOO gram,
ontving 2 cM^^ emulsie in de buikholte.

1 Augustus, Het dier ziet er ziekelijk uit, het

-ocr page 62-

58

weegt 1350 gram, heeft dus 50 gram aan gewicht
verloren.

11 Augustus. Bij inspectie van den buik wordt
door mij waargenomen, dat deze sterk is opgezet en bij
palpatio is eene lichte infiltratie te voelen op de plaats
van inspuiting.

27 Augustus. Gewicht 1850 gram. Het dier
wordt gedood. Bij sectie werden geen afwijkingen ge-
vonden.

Drie dagen na de inspuiting is de temperatuur bij
de konijnen waargenomen en is onderstaande tabel er
van gemaakt:

\'s Middags.

38.2».
39.4».
38.7».
39.3».
39.4».

13 Juli 1900.

\'s Morgens.

Proef I 88.4»
„ H 39.8»
„ III 38.9»
„ IV 39.3»
„ V 39.5»

\'s Middags,

38.8»
39. »
38.9»
88.9»
39.2»

Juli.

\'s Morgens.

Proef I 88.9»
„ H 89.1»
„ Hl 89.1»
„ IV 88.8»
„ V 39.1»

-ocr page 63-

59

14 Juli.

\'s Morgens. \'s Middags

Proef I 39.30......gg_20

„ II 39.20......3930

„ III 89.10......89.10

., IV 89.20 ............39_ 0

„ V 89.40......39^2

-ocr page 64-

PROEVEN BIJ HET KALF.

Een grijsbont kaif, wegende 72 KG., wordt i Au-
gustus 1900 met actinomyces geïnfecteerd, met het
doel huidactinomycose op te wekken. Twee culturen,
die 21 Juli 11. op agar-agar waren overgezet, worden
hiervoor gebruikt en wel de act. bovis (Harz) en act.
homin. sulfureus (Berestnew), die het sterkst
groeiden.

Links werd gedeeltelijk in en onder de huid van den
hals, die geschoren en met creohn goed gedesinfecteerd
was, eene rijke cultuur van act. hominis sulfureus,
gemengd met 7 cM^ gestereliseerden bouillon, gespoten.

Hetzelfde werd verricht aan den rechterkant met
eene cultuur van act. bovis; de hoeveelheid bouillon,
die hiervoor gebruikt werd, bedroeg 3.5 clVP.

11 Augustus bezocht ik het proefdier en vond
aan beide kanten een tumor ter grootte van eon
duivenei, die hard en scherp begrensd was. De
temperatuur bedroeg \'s avonds op den dag der

-ocr page 65-

Bi

inspuiting 40® C.; binnen een weel? werd zij lang-
zamerhand normaal.

14 Augustus heeft de heer De Bruin, Leeraar
in de obstetrie aan de Rijks-Veeartsenij school, bij
hetzelfde kalf laporatomie verricht. Hierna werd in
den wand van den dunnen darm 7 cM^ emulsie van eene
actinomyces bovis cultuur gespoten.

In het lumen van de processus vermiformis spoot
ik eene dergelijke emulsie van act. homin. sulfureus in.
Beide culturen waren 14 dagen oud.

Het kalf heeft uitstekend de laporotomie doorstaan,
en te oor deelen naar de verschijnselen: dlarrheën en
vermageren met overigens geen klinisch ziekelijke afwij-
kingen, mocht men hopen, dat de proefneming eenig
resultaat zou opleveren.

Beide tumoren aan den hals zijn 27 Augustus uit-
gesneden. Microscopisch zag men op de doorsnede in
hun centrum een grijsgele, verweekte plek. Bij mici\'os-
copisch onderzoek was gemakkelijk te constateeren,
dat men met echte actinomycomen te doen had, be-
staande uit een gi\'anulatie-weefsel, waarin in elke
microscopische doorsnede een aantal fraaie actinomyces-
kolonies werden aangetroffen. Hier had men duidelijk
met eeu progressief proces te doen, want aan de
peripherie zag men een aantal jeugdige actinomyces-
kolonies, die in ontwikkeling begrepen waren. In het
centrum van het actinomycoom was smelting ontstaan;

-ocr page 66-

(52

men vond liier een detritus-massa, actinomyces-kolonies
en een groot aantal ettercellen. De actinomyces-kolonies
bestonden uit een dicbtgeweven mycelium en droegen
aan de peiipherie geen knotsvormige aanzwellingen.
Rondom deze kolonies trof men een groot aantal cellen
aan, macrophagen, plaatselijk tot reuzencellen samen-
gevloeid, maar voornamelijk hierdoor gekenmerkt, dat
zij op merkwaardig i\'egelmatige wijze i\'ondom de kolo-
nies gerangschikt waren, waardoor de kolonies het
aspect kregen van een madeliefje. In de straalsgewijs
gerangschikte cellen, wier lengteas naar het centrum
van de kolonie was gekeerd, lagen de kernen bijna
altijd aan de zijde, die van den parasiet verwijdei\'d was.

7 September wordt het kalf gedood en door den
heer Thomassen de sectie verricht.

De buik is zeer opgezet, de plaats waar de laporo-
tomie was verricht is genezen. Bij opening der buik-
holte vloeit er een dun troebel geelachtig exsudaat af,
ongeveer 500 gram. Adhaesies met het peritoneum
blijken niet aanwezig, wel op eene enkele plaats van
de dunne darmen onderling.

In den wand van den processus vermiformis wordt
een kleine tumor gevonden, die microscopisch veel
overeenkomst vertoonde met die, welke gevonden zijn
in het peritoneum van konijnen. Deze, zoowel als drie
andere verdachte knobbeltjes, die aanwezig waren op
verschillende plaatsen in den dunnen darm, werden uit-

-ocr page 67-

Ö8

gesneden om microscopisch onderzocht te worden. Het
vergroeide stuk darm vertoonde op vele plekken een
giijswitte tint door verdikking en verdichting der serosa.

Het microscopisch onderzoek heeft evenwel geleerd,
dat hier geen spoor van actinomycose te ontdekken
was. Het knobbeltje aan de oppervlakte van den proc.
vermiformis bestond uit jong bindweefsel, waarin geen
verdachte haardjes te vinden waren. De knobbeltjes,
in de mucosa gevonden, bleken gezwollen solitaii\'e
follikels.

TemperatuMi\'-taI>el van liet kalf.

\'s Avonds 5 uur. \'s Morgens 7 uur.

5

Augustus

40.1 C^

6

n

39.8 . .

. 37.4 C«.

7

V

89.3 . .

39.4

8

V

89.7 . .

39.6

9

n

88.8 . .

. 89.7

10

)7

88.4 . .

. 88.6

11

5J

38.5 . .

. 38.1

12

)?

38.1 . .

. 38.2

13

»

38.5 . .

. 38.3

14

V

38.7 . .

. 38.6 1)

15

IJ

38.6 . .

. 39.2

16

11

88.8 . .

. 38.5

17

))

88.0 . .

. 88.1

1) \'s Middags 3 uur laporatorio en injecties.

-ocr page 68-

134

\'s Avonds 5 uur.

\'s Morgens 7

18

Augustus

38.0 .

. 38.4 Cs,

19

))

38.1 . .

20

n

38.4 . .

. 38.0

21

n

38.0 . .

. 38.2

22

)}

38.3 . .

38.1

23

))

38.1 . .

. 38.2

24

V

.38.2 . .

. 38.0

25

1)

38.2 . .

. 38.3

26

n

38.2 . .

38.4

27

))

38.1 . .

. 38.4

28

j;

38.2 . .

. 38.5

29

>j

38.0 . .

. .38.3

30

■n

38.2 . .

31

n

38.2

1

September

38.0 . .

. 38.2

2

n

38.2

3

V

38.0 . .

. 38.4

4

«

38.4 . .

. 38.3

5

n

38.3 . .

. 38.1

6

;;

38.4 . .

. 38.2

7

n

. 38.4

-ocr page 69-

STELLINGEN.

I.

De behandeling van actinomycose geschiede in de
eerste plaats operatief.

II.

Bij actinomycose heeft infectie plaats van uit den
mond, behoudens ingeval van verwondingen.

III.

Pus en het sputum moeten steeds gecontroleerd
worden op het mogelijk aanwezig zijn van actinomyces.

5

-ocr page 70-

66

IV.

Radiographie is het eenige juiste diagnosticum bij
beenafwijkingen.

V.

Ten onrechte wordt de pharyngoscopie tegenwoordig
dikwijls achtergesteld bij andere onderzoekings-methoden.

VI.

Bij \'t inslikken van vreemde lichamen is de aardappel-
kuur de eenige rationeele.

VII.

Enuresis nocturna moet behandeld worden door het
toedienen van tinctura Rhoïs aromatica.

VIII.

De behandeling van peritonitis tuberculosa door
laparotomie of luch tin blazingen heeft geen waarde.

IX.

Het hecht-materiaal bij i\'ectumexstirpatie moet wat
de diepliggende suturen betreft, bestaan uit zilver.

-ocr page 71-

67

X.

Venae sectio moet valeer geschieden hij eclampsia
graviditatis durante et post partum.

XL

Het obstetrisch onderzoels mag slechts bij uit-
zondering inwendig geschieden.

xn.

Men opereere in de gynaecologie heelkundig.

XHL

Pessaria zijn overbodig.

XIV.

Wanneer buiten graviditeit zog uit de mammae kan
gedrukt worden, is dit een zeker teeken van ziekten
van het genitaal apparaat.

XV.

Tussis convulsiva moet op de lijst der besmettelijke
ziekten geplaatst worden.

-ocr page 72-

XXVII.

68

Camphora en moschus moeten alleen als analeptica
worden voorgeschreven.

XVIL

Diabetes mellitus behoort tot de geneesbare ziekten.

XVIII.

Hysterische amblyopie komt bij kinderen zeer
veel voor.

XIX.

Murias holocaine moet vaker in de ophtalmologie
gebruikt worden.

XX.

Irritatie oculorum berust dikwijls op stomatitis
en rhinitis.

XXI.

De afplatting van de Tibia pleit voor de descon-
dentie-theorie.

-ocr page 73-

XXVII.

69

Het is niet bewezen, dat de dikke darm van den
mensch in zoo geringe mate het vermogen bezit eiwit-
stoffen te resorbeeren, als B. Plantenga meent te
moeten aannemen.

xxni.

Het is wenschelijk, dat de trilhaarbeweging der
Tuba Falloppiae onder den invloed van spermato-
zoïden wordt bestudeerd, met het oog op veranderde
richting.

XXIV.

Alvorens tot het gedeelte van het arts-examen
toegelaten te worden, moet door den candidaat een
bewijs worden overlegd, dat hij met een in Nederland
praktizeerend arts gedurende drie maanden de praktijk
heeft waargenomen.

XXV.

De inspectie der apotheken moet uitsluitend aan
apothekers worden opgedragen.

XXYI.

Kwakzalverij moet niet strafbaar zijn.

-ocr page 74-

XXVII.

70

Van Staatswege moet een inrichting voor- ge-
brelikigen worden opgericht.

XXVIII.

Voor gemeenten boven 3000 zielen moeten water-
leidingen en vleeschkeuring verplichtend worden gesteld.

XXIX.

Behrardi heeft gelijk wanneer hij zegt:

Der wahrhaft practischer Arzt kann mehr als er
weiss, nur der spitzfundige Theoretiker weiss mehr
als er kann.

-ocr page 75-

250 maal vergrooting.

• . «

«

i * S

■f*«

i

«

- >• \' 0 A

\\

• • .-Ir ■ ■
f

ï

«(3

Actinomyces gcYonden in het actinomycoma der huid van het kalf.

-ocr page 76-

1 W-

...

Cf

-ocr page 77- -ocr page 78-

\' \' f

Vv

 ■■ \'H. ■ \'^--V-V ....."

■ ■\'aI

-ocr page 79- -ocr page 80- -ocr page 81-

^. C

"r.....

^ V i