-ocr page 1-

: ^ü/t 17 Mr. I^oo

./q:

De oPLeiDino va« ■

DCM J5AnDweRKS^An.

AÇADeniSCB PROeFSCBRIFC - - -
.........DOOR n. F. OMMeti.

UCReCBC igoo.

-ocr page 2-

/

L

-ocr page 3-

m

W» V*\' . . , \'"/\'\'i--^ \' - \' -,, . J- « I ; . "\' ^ "

\'Ir \' ï^f- .• - .V. • V-•„• V t .\'•>.- y, ■ v\'\' i,

■■ -, .

\\

»M

« . 1 :

tj:

\' r.

. , . . .

, f

- ■ f ■

• ^
V

\' l V

, l

. V .

■ ■

v >

• / r

t

tj. -,

m

, l

f,

■ /■

w:-,

t. ■

-ocr page 4-

■■ -, V ■

V-- >

. -v

\'-M

- r -

-t»^ -ï

•N. ■ .

> f

\' A

^ . ■■i^^W^-

- A

( >

■■ J

m

t î

m-

• ^

. V

■-■V

V\' \' ■

-ocr page 5-

De OPLeiDIMQ VAM DCM
« « RAriDweRKsnAn. «

-ocr page 6-

RIJKSUNIVERSITEIT UTRECHT

957 5899

-ocr page 7-

DeoPLeiDiHG
^ VAM Den ^
I^AnDWeRKS^AH.

PROeFSCHRIFC CeR VeRKRIJOIMG VAM
Den GRAAD VAM DOCCOR Ifi DC

Reci^cswecenscöAP aah oe rijks-
univeRsiceic ie uTReci^T. . . - -

UTReQ:IT

1 QOO.

NA MACMTIOINO VAN OEN RECTOR-
MAONIFICUS D«. H. WEFERS HETTINK,
IIOOOLEERAAR IN DE FACULTEIT PER
WIS- EN NATUURKUNDE, VOLOENS
MESLUIT VAN DEN SENAAT DER UNI-
VERSITEIT TEGEN DE MEDENKINOEN
VAN DE FACULTEIT DER RECHTS-
OELEERDHEID TE VERDEDIGEN OI>
DINSDAG 27 FEURUARI KW DES NA-
MIDDAGS TE 4 UREN, DOOR MARTIN
FREDERIK ONNEN, GEIIOREN TE EDAM.

f Ji/%
fWf

-ocr page 8- -ocr page 9-

OPGEDRAGEN AAN DE NAGEDACH-
TENIS MIJNER MOEDER, AAN MIJNEN
VADER EN AAN MIJNE VERLOOFDE.

-ocr page 10-

\'Al —

-ocr page 11-

Voorwoord.

Xiet pajirue zotulc ik afwijken van de gewoonte om
in di.ssiirtaties oen kort voorwoord te schrijven.

Ik hen werkelijk (liej> vervuld van dankbaarheid jegens
aUeii, die aan mijne vorminf; medegewerkt hebben en
blijde, ini ik op liet i)unt sta het einde van mijnen leertijd
te bereiken, aan deze dankbaarheid iji het openbaar
Tiiting to kunnen geven.

Ik ben mij jceer gcM-d bewust, heel dikwijls verre van
een volgzaam en in voldoende mate oplettend leerling
geweest te zijn en zie in , dat mijne dankbaarheid jegens
hH»rmeesters die mij des ondanks niet in den s(eek lielen,
zoov(x;l tc gi\'oottM\' moet wezen.

De loormeester van wien ik in mijnen leertijd de nieeste
lessen ontving en wiens daden en gelu\'ele karakter <len
grootsten invloed op mij hadden, is mijn Va<ler, en als
ik begin met woonlen van dank te spnOcen, dan nu>eten
zij in de eerste plaats en het hartelijkst hem gidtien.

.M«)ge nog een hing leven vun geappnrieenlo arbeid-
zaamheid en mannelijke pliehtsbetraehting hem toebe-
srhikt zijn!

Xaasl mijnen Vader ben ik vóór alles mijner fanu\'lio

-ocr page 12-

grooten dank schuldig; niet alleen den huisgenooten ge-
durende den tijd dat ik schooljongen, gymnasiast en
student was, ook anderen mijner familieleden, voorna-
melijk mijner familieleden van moederszijde, mijner groot-
moeder, Mevr. Pauw, geh. Pont en mijnen oom den
Heer F. Pauw.

Ook ten opzichte van de verschillende personen, die
als pi\'ofessor, leeraar of ondenvijzer mij onderricht en
opgevoed hebben, gevt»el ik mij vervuld van groote
erkentelijkheid.

roote dankbaarheid herinner ik mij van velen
hunner Ixïwijzen van hartelijkheid en hulpvaardigheid,
die geheel en al vielen buiten den kling van ]ilichten, die
hun beroep hun oplegde.

Ten slotte nelit ik een woord van hartelijken dank tot
hen, die mij bij het tot stand brengen van dit jiroefschrift
behulpzaam geweest zijn, in het bijzonder tot mijnen
Promotor, I\'i-ofessor .1. d\'.Viilnis de IJourouiU.

-ocr page 13-

INLEIDING.

\'In liet hier volgend i)roefschnft heh ik, zoo goed mij dat
mogelijk was, een overzicht gegeven van den stand van za-
ken betreffende de opleiding van den handwerksnmn.

Ik heb daarbij meer getracht eene Iwschouwing dan
wel een wetenschaj)pelijk ondei"^«)ek of een bepaald betoog
te leveren en hoop aldus niet enkel tot schade vun het insti-
tuut «Ier dissertaties en van mijzelf te zijn afgeweken van
wat bij \'t vervaardigen van een pi-oefsehrift den laatsten tijd
gewoonte gew«»r(len is, nml. een meer beperkt (UHlenverj)
uit\'te kiezen en «laarover een dieper détail-onderzoek in
te stellen, dan ik gednnn heb.

• Hok ik begon met het j»lan, van het uitgehi-eide
vraagstuk der opleiding van «len handwerksnmn een «»nder-
cleel t«\' behandelen en <h»or nuddel van nauwkeurige ver-
gelijking en de ver/anieling van stntistiselie gegevens het
belang en den aard van dat cmderdwl te Uvspreken.

• Doeh om versehillemie redenen zag ik van dit onder-
némen af en besloot, liever de opleiding van den hand-
werksman in haar geheel te behandelen un de verschil-

-ocr page 14-

leude vragen, die zich daarbij voordoen, kort, doch in onder-
ling verband te bespreken.

Iu de iuleidiug vau het 5de deel der Verwaltuugslehre
vau Prof Lorenz von Stein las ik de volgende woorden:

„Wohl aber fürchten wir gei-adezu dass die meist sehr
bequeme ïeudeiiz zur Sammlung von allerlei statistischen
Daten die eigentliche Arbeit der "Wissenschaft, das wahre or-
ganische Yerständuiss des Gauzeu, eiu wenig verdräuge".

Het gaf mij eeuigen steuu bij mijuen arbeid, toen ik
uit het aangehaalde citaat meeude te mogeu opmaken,
dat iemand als Prof. You Stein eene koei-sverandering als
de mijne hoogstwaai-schijuHjk met eeu goedgunstig oog
zoude hebben gadegeslagen. —

Wij gebiniken, vau de opleiding vau den handwerksman
s])rekeude, het woord handwerksman iu meer uitgebreiden
ziu dan er doorgaans aau gehecht wordt.

Wij weten liet wel: „Verba valent usu." Doch ook liier
gaan wet eu overeenkomst boven de gewoonte.

Wij wenschen ouder haudwerksliedcu liet gros dier
persoueu verstaan to zieu, die zicli met haiulenarbeid iu
welken vorui dan ook, geregeld eu als beroep afgeven.
Niet dus alleen persoueu, die ecu huudwork (dit woord
iu engeren ziu bed(Xïld) uitoefenen. Ook fabrieksarbeiders
en landbouwers ziju ouder den algemeenen titel luind-
worksman begrepen. —

Moge men ons de tekortkomingen van dezo proeve «iet
ul te zeer aanrekenen!

-ocr page 15-

Mogen wij het verdienen en moelit liet geschieden,
dat de goedgunstige lezer de woorden van den Koning
uit Shakespeare\'s Midzoiuernachtsdrooni aanhaalde eu
zeide:

„Hooren wil ik \'t stuk.
Want nooit is iets verkeerd o£ ongepast.
Wat eenvoud in oprechten ijver biedt." ^

1. Deze aanhaling is uit de vertaling van Bargcr«dük.
In het oorspronkclgkc Inidcn de woorden in nel .\'5, scênc 1, van A Mid-
summernight\'g Drcam :

I will hear that play ;
For ncTcr any thing can bc amies
^Yhcn limplcnesj and duly tender it.

-ocr page 16-

HOOFDSTUK I.

De opleiding van den handwerksman
in Nederland.

§ 1. De algemeene toestand ten dezent..

Als men een onderzoek er naar instelt, op welke wijze
de handwerkslieden vau tegenwoordig de voor liuu
ambacht heuoodigde vakkeiniis verkrijgen, dan bevindt
men, dat de liaudwerk-slieden iu negen vau de tien geval-
len eeu eigenlijke ojdeiding niet genieten.

Wanneer de a. s. handwerkslieden de lagere scliool ver-
laten liebben, worden zij in veneweg <le meeste gevallen
ergens op karwei gedaan; zij konu\'u in eeu grooter nf
kh\'iner werkplaats of wel vinden plaatsing iu de een of
andere fabiiek. a. s. landbouwers worden «inder die
omstaudighedeu al spoedig voor liet gemakkelijkst werk
op land eu erf gebruikt.

A\'estigen wij liet eerst onze aaudaclit op de oj) karwei
gezonden a. s. liandwerkslieden.

Men verwacht, en liet zoude ook lieel redelijk ziju,
indien het gebeurde, dat voor de in allen Iniudenarbeid
nog geheel onkundige knapen eenig leergeld door ouder.s
of voogden aau den baas betaald moet worden, als verg(H».

-ocr page 17-

5 —

(Ihig voor deu tijd en de moeite die deze er aan ten koste
zal moeten leggen, om van de leerjongens bruikbare knechts
tc maken.

Het tegengestelde is echter bijkans zonder uitzondering
het geval. Heeds dadelijk beginnen bijna alle jongens een
klein weekgeld te verdienen. Het onuitblijfbaar gevolg
is, dat de patroon om deze en bovendien om een andere,
later te bespreken reden, Aveinig lust heeft, zich vele
opofferingen te getroosten voor leerjongens, die reeds loon
vorderen, — integendeel, dat hij al zijn best doet om zich
voor de onkosten, die het hebben van leerjongens aldus met
zich brengt, zooveel mogelijk schadeloos te stellen. Hij tracht
dit te beiviken door de jongens voor allerlei gemakkelijk
en onbeduidend werk te gebruiken. Zij »loen dau dieust
als knillenjongeu of blaasbalgtivkker, of wel zij worden
voor boodschai)loopen eu voor verschillende andere huise-
lijke diensten geëxploittn^rd.

Het behoeft geen betoog, dat nuMi onder deze omstan-
digheden moeilijk zeggen kan, dat de aldus geuoomdo
leerjongtMis werkelijk in de leer zijn.

Wat zij van het Inin toegewezen ambacht leeren zullen,
uuh\'teu zij van hun baas en van omleiv knechts afzien en
wal zij er van weten ztdhMi, zoo hier en daar opvangen.

De jongens, die «ladelijk in eem» fabriek werk vinden
worden in den regel van stonde af, aan eene M einig inzicht
of handigheid vereischende werkzaandu>id gezet, welke
dikwijls jaren ae.htereen aan hen opgedragen blijft z»»uder
dat van eenigo ontwikkeling of vorming ooit sprake is.

ICen eigeidijke opleiding bestaat als regel hier ook niet.

-ocr page 18-

Xiet lieel veel beter zijn in dit opziclit de toestanden
bij den landbouwenden stand.

"Wij moeten daarom voorop stellen, dat in liet algemeen
gesproken op hoogst onvoldoende wijze vooi-zieu wordt iu
de behoefte aau opleiding tot handwerksman.

Iu deu regel moet de handwerksman het zonder eigen-
lijke vakopleiding stellen.

Wat wij van de op karwei zijnde jongens zeiden is mis-
scliieu op de toestanden teu platte lande niet geheel en al
toepasselijk.

Op het platte land wordt over het algemeen minder
gehaast gewerkt; de patroons hebben meer tijd eu niet
licht meer dan één of twee leerjongens tegelijk ouder zich.
Uit deu aard der zaak komen zij er dus eerder toe, zich
meer om liuuue leerjongens te bekommeren eu hun best
te doen, zoo goed mogelijk oj) lieu over te dragen, wat zij
zelf vau Iniu ambacht verstaan, al zal dit in de meeste
gevallen ook uiet het naadje van de kous zijn.

"Waar over het algemeen de opleiding zoo gebrekkig
is, als wij deden uitkomen, ligt het voor de liand, dat
klachten over minder goede kwaHt<Mt<>n der Imndwerks-
liedeii aau de orde van den dag zijn. Ilet zoude ecu wonder
genoemd moeten .worden, indien het anders wnre.

Voor zoover wij met do litteratuur over het onderwerp,
dat ons bezig houdt, kennis maakten, troffen wij zoodanige
klachten welhaast iu eik artikel aan. Meestal sluiten
dezo zich dan aan bij eene besclirijving vun den toestand
van gelijksooi-tigen aard als de hier boven door mij
gegevene.

-ocr page 19-

------- 7 -

A\'aii het eeu en ander ■wenschen wij door enkele citaten
het l)ewijs te leveren, tegelijk hopende, de door ons gegeven
schildering daardoor meer geloofwaardig te maken.

In het nummer van G Tuni 1890 van het Sociaal
AVeekhlad gaf Mej. Hélène Mercier de volgende be-
schrijving.

„"Wat kan nieu vernemen," zoo zeide zij, „wanneer men
met eu door Amsterdamsche werklieden hoort bespreken,
O]) M-elke wijze de IG- a 25-jarigen in de arl)eiderskringen
aldaar voor hun levenstaak wonleu voorbereid?

Kort samengevat komt dit liieroj) neer:

Dat er te Amsterdam eeu ])aar ambaehtsscholeu (dag-
scholen) bestaan, waar eenige ambachten, uitsluitend
O p h e 11) O u w vak bet r e k k i u g h e b b e u d e, ouder-
wezen -worden. ^

Dat deze scholen door eenige houderden zonen van
werklieden wonlen bezocht.

Dat er voorts eenige avondteekenscholeu bestaan, even-
eens door eenig»» liondenlen jongens In\'zoeht.

Dat de overschietende duizenden eu nog eens duizenden
j(Uigelie(len, die met handenarbeid in hun levensonderhoud

\'2. Dit ich\\jnt m\\j althnnt voor tegenwoordig niet gclicol cn nl juiit.
In het in 1899 vcrichcncn olTiciccl »Vcrilag »nn Jen Sinnl «Ier lloogo,
Middelbare cn Lagere Scholen in het Koninkrijk der Nederlanden oTcr 1897—
1898" wordt vermeid, dnt op do eenle nmbarhiMohool tc Amnterdam
practitch onderricht in timmeren , menbclmakcn, verren en dranien; op
dc tweede in imcdon (bank- en plantwcrk) gegeten wordl. Men k»n niet
vnn nl deze v«kkcn leggcn, dat sjj nililuitend op hrl bouwvak bctrcVkiog
hebben.

-ocr page 20-

\'8

moeteu vooi-zieu, op 12- a 13-jarigen leeftijd van school
komend, aanstonds naar een werkplaats of een fabriek
trekken oin een gulden of een daalder in de week te gaan
verdienen, én, hetzij omdat zij dit niet noodig meenen te
hebben, hetzij omdat zij \'s avonds te vermoeid ziju vau hun
dagtaak of er geen geld voor over hebben, geen teekeules
iu de daarvoor bestemde avondscholen gaan nemen.

Dat tengevolge vau de gewijzigde verhoudingen op
industrieel gebied, de patroons dier werkplaatsen of de
hoofden dier fabrieken zich zelden meer met de vorming
tot werkman vau de jongens, die zij in dienst hebben,
bemoeien\'.

Dat de volwassen gezellen dit over liet algemeen
evenmin doen, omdat dit hun tijd zou kosten eu tijd
voor hen geld is bij het stukwerk, dat zij tegenwoordig
verrichten.

Dat de jongens herhaaldelijk van ])atroon en daarmee
vaak vau vak verwisselen, hetzij onulat zij ten gevolge
van sla])tc iiï liet werk worden afgedankt, hetzij omdat
zij\'kans zieu bij eeu anderen jiatroou of iu eeu ander vak
eeu ])aar centen ])er dag moer te verdienen.

Dat op die wijze voortsukkelend, de jongelieden zieh
zelveu ti?u langen leste tot knoeier iu eeu of ander vak
iMjkwamen, om zich daarna op de arbeidsnnirkt als bijzon-
der goedkoop«! werkkracht aau t<! bieden.

Dat iu deze jammerlijke opleiding niet de minste ver-
anderiuf^ wordt of kan worden gebracht door de zich uiet
krachtig voedende,geen korten werkdag hebbende, geen
vruchtbare leersehixd iu coöperatief en vakvereenigings-

-ocr page 21-

\'9

leven doorloopeude eii zelf ook geen deugdelijk voort-
gezet onderwijs genoten hebbende Ainsterdamsche werk-
lieden.

Dat er alzoo niet andei-s valt te doen, dan af te wachten,
of de, vooi-al waar het volksbelangen geldt, zoo bijzon-
der vooi-tvareiule Xederlandsche Staat, leerplicht ingevoerd
hebbende, };eheel of bijna kostelooze ambachts-scholen zal
gaan stichten, en iederen werkgever, die jongens in dienst
heeft, zal giuin verplichten, dezen een gedeelte van den
werkdag naar die scholen te zenden, of anders den werk-
dag dier jongens zoo te bekorten, dat zij — evenals in
lOngeland — \'s avonds klokke half zeven do lessen in die
scholen kunnen gaan bijwonen zonder zich zelven boven
hun kracht te vermoeien of in tc spannen.

Van de opleiding voor een vak, die de veertienjarige 1
meisjes in de arbeiderskringen te Amsterdam ontvangen,
verneemt men bij dergelijke besprekingen met cn door
M-j\'rklieden — niets."

"Wie zal het wagen mej. Meirier in dezen i-echt van spre-
ken te ontzeggen of te ontkennen, dat zij een alleszins be-
trouwbaar berichtgeofsler, dut zij op dit gebied een »ler
iHuste autoriteiten vau ons lan<l is? Zij kent de arbeiders-
kringen, omdat zij reeds jaren, zoo U» zeggen, onder en voor
hen geleefd heeft.

In de Vnigen des Tijds 1881, betoogt de heer .T. Th.
^fonton, dat de wet «»p hel nnddelbaar onderwijs vnn \'(»;{
haar doel gemist heeft in zoover zij ook beoog«lo de aan-
staande werklieden een niinieixi ontwikkeling te docndtvl-
aehlig worden en dat, zoowel met als zonder deze wet, van

-ocr page 22-

\'10

eene bestaande vorming der ambachtslieden feitelijk niet
gesproken kan worden. ^

In gelijken zin, den algemeenen toestand besprekende,
had zich een paar jaar \\Toeger de heer H. L. Boersma,
directeur der Haagsche ambachtsschool, uitgelaten. -

In het jaar \'82 in een ander artikel drukte de heer J.
Th. Mouton, waarschijnlijk onder den invloed van het toe-
genomen aantal ambachtsscholen, zich minder st<?rk xiit en
eindigde hij zijn stidc met deze woorden:

„Het is bewezen, dat ondanks alle pogingen der werk-
lieden om vooniit te komen, zoo in kennis als in stoffe-
lijke welvaart, nog oneindig veel moet gedaan M-orden tot
verhooging beide van het ])eil der ontwikkeling en der
welvaart van den werkman. Die het kwaad begrijpt, gorde
zich aan om bet to bestrijden." ^

Ook de heer Dr. T. Zaaijer nit in zijn artikel in den
lOconomist van 1880 klachten in gelijken geest. \'

„Door de ojdieffing der gilden", zoo zeide bij, „i.s
als het ware met het «\'ascliwater het kind weggegooid.
De leerjongen thans is krullenjongen, binnsbalgtrekkor.
De oudoro knechts liebben weinig verstandelijke en
ju\'sthetische ontwikkeling om mede tc deelen.

De opleiding-tier a. .s. werklieden is in één woord hoog.st
gebrekkig."

1. J. Til. Mouton: Dc opleiding Tan den handwerksman in Ncdcrlaml.

Vngcn dc« Tgdi 1881.

2. Tijdipiegcl: 187».

3. J. Th. .Menton: School en werkplaaU. Vrogcn dei Tijd» 1882.

4. Dr. J. Zatgcr: Ambachlticholen. Kconomiit 1880.

-ocr page 23-

\'11

Iu eeu ander st\\dc, van de liaud van deu heer P.
iEuller lees ik de volgende ontboezeming:

„Raadpleeg de werkgevers in ons land, eu ge hoort
bij de meesten klachten over gebrek aan bekwame am-
bachtslui. Voor het ruwe werk vindt ge hondenleu eu
duizenden, maar vruchteloos zoekt ge naar de vijftigen eu
twintigen, die iu hun vak doorkneed zijn eu dat vooruit
brengen, terwijl zij toch knecht blijven. De goede knecht
wordt kleine baas en diens zoon verlaat het ambacht voor
den kautoorkndc of ambteuaarszetel, of studeert." ^

()ok in \'t A\'erslag van het Xatiouaal Congres omtrent het
A\'akonderwijs eu de Vakopleiding voor Toekomstige Werk-
lieden iu Xederlaud, dat op IT Ajiril en 4 Juni 1895 te Am-
sterdam gehouden wenl eu dat iu zich zelf het bewijs levert,
dat de behoefte aan verbetering gevmdd eu het onvoldoende
vun den huidigeu toestand ingezien wordt — lezen wij uithi-
tingen in gelijken zin. Uit velen citeer ik den .secretaris van
het Congres, deu luH\'r F. AV. AVesterouen van .\\reeteren.

„De leerjongens van tegenwoordig", zeide hij, „zijn iu
de meeste gevallen eeu soort van loopjongen of „«luivels-
toejager", die af en toe eens iets kan afkijken van het werk,
dat zijm» meerdeivn verrichten.

Dil verschijnsel doet zich oven goed voiu\' in ons land
als eldei-s, waar hel leerlingwezen bij de wet is geregeld;
<lergelijke klachten verneemt men voortdurend iu Oosten-
rijk en Duitschland." ^

1. P. N. .Muller: Unio nmbarhtilirilen. Kconom!»t 1882.
2 Vertlng van licl congre», uilf{C(tovcn tloor ilc Ncilerlnml»cl.c Mnal-
•chappy Ier lIcTordcrinn vnn NijvcrhciJ, ni-drukl bg
de erren Vnn Munitcr
en Zoon. Deel I p. 110.

-ocr page 24-

\'12

Deze laatste mededeeling van den heer Yan Meeteren
heeft te meer -waarde omdat zij kwam xiit den mond van
iemand, die \'reeds sinds 1892 lid is van de Commissie
tot het Instellen van een Ondei-zoek betreffende het Leer-
lingwezen door de Maatschappij tot Xut van \'t Alge-
meen benoemd en dat, blijkens het laatste jaarvei-slag dier
.Maatschappij, de be-werking van een deel der antwoorden op
de rondgezonden vragenlijsten, die nit het buitenland inge-
komen zgn, aau deu lieer Yau Meetereii toevertrouwd is. ^
Ook door de Inspecteurs vau den Arbeid wordt geklaagd
over de slechte ont-wikkeling, het gebrek aau opleiding
der arbeiders.

Hun systematisch ingedeelde jaarverslagen bevatten
steeds eeu hoofdstuk, getiteld: „Instellingen iu liet l)e-
lang der werklieden" eu hierin trof ik, vooral iu de ver-
sla<;eu van deu lusjiectéur -C-au den Arbeid iii de ilde
inspectie te \'s Gravenhage, vau den\' heer 11. "\\Y. K. Struve
vele belangrijke mededeelingeu en nuttige wenken aan.

ICeiie ei\'k\'enning van het zeer onvoldoende der voorbe-
reiiïiiig tot liandwerksuian las ik iu de v(dgende woorden :
„Iu verband met hetgeen ik hieromtrent (het leerling-
contract) iu mijne vorige verslagen te berde bnicht, blijf
ik betreunüi, dat.dit gewichtig lielang dev nijverheid,
hetwelk door de meest bevoegde werkgtivers teu volle
wordt beaamd, uiet meer vonlering maakt.

De klacht, dal men niet genoeg werkelijk bekwame
werklieden kan liekomen, wordt nn-er en meer gehoord.

1. Jaarboekje «Ier Maatschappij lot Nut Van \'l Algcmctn 1899 p. I,V.

-ocr page 25-

\'13

Deze klacht zal zeei\' zeker blijven toenemen, zoolang de
zorg voor den atvnstaanden werkman niet van meer belang
wordt geacht te zijn, dan dit thans in den regel het
geval is" ^

Uit eene mededeeling van den Heer Westerouen van
ileeteren maakten wij reeds op, dat de toestanden tö dezen
opzichte in het buitenland over het algemeen van gelijken
aard zijn.

Van andere zijde vinden wij dit bevestigd. In pene
verhandeling „Ueber die Lage des Handwerks in Oester-
reich" van ])r. Kmanuel Adler - o. a. treffen wij aangaande
den toestand in Oostenrijk de volgende uitlating aan:

„Een eerste oorzaak voor de vermindering van de (piali-
teit der handwerkswaren is dikwijls gelegen in de gebiTk-
kige kennis van zaken der bazen, welke ten laatste steeds
een gevolg is van de gebrekkige opleiding der leer-
lingen.

Deze gebrekkige opleiding heeft haar om-zaak eenerzijds
in de toegenomt\'U arbeidsvenleeling in vele han<hverken,
welke het goetl leeren van een handwerk iu de werkplaats
onmogelijk nnudit, anderzijds daarin, dat een groot gedeelte
der nieesters in den leerling niet den scholier erkennen,
doch slechts de goedkoojje arbeidskracht in hen\\ zien en
daarom zoo spoeilig mogelijk en zoo veel nu)gelijk (zij

1. Jiuirvcrilnft .van de In«i)cclcun van dcn Arbeid over do jnrcn 1805
cn lft9G. n 221.

2. Wiener .SUaUwiiienicliafllichB Studien bcraufRfgcben Ton Kdmiind
HernaUik nnd Kügcn fon I\'hilippovich. Krilcr Mand. \' Krater lieft.
IROa. p. 2S.

-ocr page 26-

\'14

hot ook door hom huiten den werktijd te exploiteeren) nit
liejn te halen trachten. ])e leerling zal aldus hoogstens
datgene leeren, wat in de werkplaats voorkomt en altijd,
ook wanneer het toevallig het geheele vak is, hoogst
oppeiwlakldg en gebrekkig."

Ook in de gedurende de jaren 18T5 en 1879 voor den Ver-
ein für Social])olitik in ])uitschland uitgebrachte referaten
over dit onderwerp, worden meermalen in alle opzichten
hierop gelijkende mededeelingen en beschrij\\-ingen aan-
getroffen. In het 1)ijzonder vestigen wij de aandacht np
de adviezen van Dr. Von Sfeinbeis, van den fabrikant
Fritz Kalle en van den beer I. Messmer.

AVanneer wij aldus in oogenschoiiw nemen en overdenken
den treurigen toestand, waarin de opleiding tot handwerks-
man en tengevolge daarvan de geheele handwerksstand in
het algemeen verkeert, dan wil het ons in het eerst vreemd
voorkomen, dat een der grootste staatslieden van liezen
tijd de negentiende eeuw als „de aera van den handworks-
stand" l)estempeld hoeft.

Doch de schrijver, die ons (jladstono\'.s wooiden mede-
deelt, Lujo llrentano, geeft ons elders in zijn boek «le ver-
klaring van wat oj) zich zelf raadselachtig scliijnen
moet.

„Men heeft in onzen tijd eindelijk ingezien", Z(M) lezen wij
OJ) blz. 100 van „Das Arbeitsverhiiltniss gemäss dem heuti-
gen Kocht" ^ „dat <
hmi eind geimudvt moot wonlen aan l>ot
farizoescli hoofdschudden over de onl)eschaafdhoid dor

1, Leipzig. Verlog von Dunckcr & Ilumblot. 1877.

-ocr page 27-

15

arheideiN eu begrepen, dat eeu oubeploegde akker nood-
zakelijker wijze onkiuid vooi-tbrengen moet..."

Tot nu toe gaven wij alleen eene beschrijving van wat
in het algemeen aangaande do opleiding van tien hand-
werksman zooals die tegeuwooixlig is geconstateerd moet
worden. Wij zwegen alsnog van hetgeen ter verbetering ge-
daan is en van de pogingen, die iu het werk gesteld worden
deze verbeteringen meer en meer nit te breiden eu doel-
treffend te maken.

Toch zijn verschijnselen in dien geest ook in ons land
waar te nemen.

Zij zijn het, die tot een \\iitspraak als de hierboven aan-
gehaalde aanleiding geven kunnen en wij haasten ons in
de eerstvolgende paragrafen op dezc verschijnselen het
licht tc doen vallen.

S 2. Wat In bijzonderheden ter opleiding gedaan wordt.

Het meest sprekend bewijs, dat er bij ons te lande in deu
hierboven beschreven toestand eenige verbetering gekomen
is, is het Uvslaan van ruim twintig a m b ac h t s sc hole n,
die geduremle de laatste veertig jaren successievelijk ver-
rezen zijn.

Wij hebben een afzonderlijk hoofdstuk, het vijfde, aan
deze ambachtsscholen gewijd en volstaan dimrom hier
slechts pro memorie, iloch vóór alles, op ileze inrichtingt>n
te wijzen.

l)ezes])ecifieke vorm van uinhachtsondorwijs staat echter
niet op zich zelf.

-ocr page 28-

16

Gaan wij na, wat in bijzondërlieden in ons land ter
opleiding van den handwerksman gedaan wordt, dan be-
hooren wg vóór alles bij het Lager Onderwijs stil te staan.

Wel is waar wordt op de lagere, school geenerlei vakop-
leiding verschaft, doch door het Lager Onderwijs worden
de noodzakelijke fundamenten gelegd, Avaarop het ouder-
wijs iu anderen vorm voortbouwen kan.
- Wat nu het Lager Oudenvijs in ons vaderland betreft,
het is bekend, dat overal in het Kijk van overheidswege
voldoend openbaar lager onderwijs gegeven moet worden. ^

Hoewel in de wetten op het Lager Ouderwijs den
<mders nergens eene bepaalde verplichting opgelegd wordt,
zijne kindereu dit onderwijs te doen v(dgeu, is toch
iu de bekende artikelen 80 eu Hl vau de wet van
17 Augustus 1878 Stsbl. uo. 127 een vrij sterke prikkel tot
schoolbezoek gelegen en wordt daarnaast eeu zoodanige
prikkel aangetroffen iu de bepaling der Arbeidswet, die
verbied kinderen lienedeu de twaalf jaar arbeid te doen
verrichten. -

In aanmerking genomen bovendien, «lat de kosten aau
liet bez«)ekeu der lageitï .scho«)l verbonden over liet alge-
meen zeer laag zijn en iu vele gevallen vrij.stelling van liet
iKitaleu vau scho«dgeld v«M-leen«l kan wor«h*n eu o«)k ver-
hnjud w«)rdt, lieeft men alle reden te vennnlerstellen, «lat
deu a. s. Iiandwerksman reeds thans, hij ontstentenis van

1. Art. 192 O. W.\'

2. Art. .S. van dc wet ran 5 Mei 1880 St«bl. no, 4M.

-ocr page 29-

17

eeu wet OJ) den leerplicht, lager onderwijs in het\'algemeen
niet onthouden wordt. ^ - ^

"Wat deu aard\' vau dit ouderwijs betreft, You Steiu\'s
svstheniatiek leert ons reeds, „dat het elementair oudenvijs
zijn waarde uiet zoozeer aan zich zelf "ontleent, doch meer
aan datgene, waartoe het deu weg opeut." ^

Indien iu het bijzoiuler ook op het door ons besproken
{rebied, lezen, schrijven en de beginselen vau het rekenen
eii teekeuen eenmaal binnen het l)ereik der leerlingen lig-
gen, dan zal alle verdere opleiding honderdmaal gemak-
kelijker ])laats kunnen hebbeu.

Iu zekeren zin, maar op heel Injperkte wijze wordt op
het lager ouderwijs voortgtd)ouwd door het 116 r h a 1 i u g s-
ou der wijs, waarvan iu de zelfde wet van 17 Augustus

1. Art. 4Ö der Wet op het l.ngcr OiiJurwy* bepaalt, dal ter tegemoet-
koming in de kosten, welke voor rekening der gemeente blgren, voor ieder
«choolgnand kind, met uitiondering vnn bedeelden cn van hen die", achoon
niet bedeeld, onvermogend zyn, cen »choolgeld geheven wordt ran ten minite
20 cent» per maand , doch dat door den Koning by cen met redenen om-
kleeil be«luit, den Rand van State geboord , vryttelüng vnn dc rerplicbting
tot bel beffen van lelioolgeld gegeven kan worden.

Ik vergat nog te leggen, dat vele fabrikanten in ons land o a. die
>n Twente, iicb Terbonden hebben, slecbts inlke jeugdige personen in fabrieken
op te nemon , die eene verklaring van hunnen boofdonderwyier kunnen over-
leggen, «anruit bljjkt, dal ze het lager onderwjjs mei vrucht gevolgd hebben.

Verslagen van de Inspecteurs van den arbeid, 1890 Pag. 284.

.1. Ondanks hel een cn ander, dal wg noemden bedroeg in hel jaar 1808
van de by de verfchiilendo militairo korpsen vnn ons land ingedeelde cn
onderzochte manieliappcn hel aantal tan hen, die Icxco noch scbrjjvcn
konden, toeh nog 8,0 pCl.

Jasregfers voor het Koninkr\\jk der Nederlanden bewerkt door het Cen-
traal nartau voor de Statistiek. 1890.

4. I.oren» von Stein. Dio Vcruallungslehre. SinUgarl 18C8, deel V
1\'. 171.

-ocr page 30-

18

1878 S. 127 gesproken wordt, en dat, wanneer liet aan-
hangig ontwerp op den Leei\'pliclit tot wet verhoTen wordt,
waarschijnlijk van meer l)eteekenis worden zal. ^

Uit herhalingsonderwijs blijft echter beperkt tot een of
meer der gewone lager-onderwijs-vakken en mist in elk
geval geheel en al het karakter van professioneel onderwijs.
Ditzelfde moet gezegd worden van de ook meer in het bijzon-
der voor den handwerksstand in het leven geroepen B n r-
ge r-dag- en avondscholen van de wet op het 3Hd-
delbaar Onderwijs.

]iij het tot stand komen dezer wet van 2 Mei 1863 S. 50
is door den ontwei-per meer dan eens nadrukkelijk ver-
klaard, dat door haar beoogd werd, algemeene ontwikke-
ling, geen vakkennis of professionoele instructie bij te
brengen.

ifinister Thorbecke verklaarde in zijne ^Memorio van
Tcelichting:

„...het middelbaar onderwijs omvat de vorming van dio
talrijke burgerij, welke, het lager onderwijs tc boven, naar
algemeene kennis, l)cschaving en voorl)eroiding voor do
ondorschoidcne Indrijven dor nijvere maatschappij tracht." \'
ICn elders:

„Hieruit blijft reeds, dal do ondergetookendo niet liotgeon
men in imburige landen „profossionoole instructie" noemt,
op hot oog hoeft Naar zijn inzien moet het lioofdkamktor
van het van Staatswege to regelen middelbaar ondonvijs

1. Art. 17.

2. Dr. D. J. Stcün 1\'nrvé. Du Wol tul ItcKclinx vnn hel .Middelliiuir
Oodcrwg«. p.
42.

-ocr page 31-

19

algemeene voorbereiding zijn tot eene groote verschei-
deidieid van maatschappelijke betrekkingen, beroep of
dienst. liet is de meening niet, voor eene bepaalde indiis-
tne af te richten, noch de scholen tot werkplaatsen te
maken. Hetgeen de ondergeteekende voorstelt is niet, de
practijk zelve in haar bijzonderheden te doen leeren, maar
geest en zintiiig zoo te\'ontwikkelen, dat zij voor de prac-
tijk bekwaam worden." i

ICldei-s, speciaal van de burgei-scholen .sjji-ekende, zeide
de Ministi\'r in zijne Memorie van Beantwoording:

„liet ligt juist op den weg der burgerscholen om aan
onzen burgerstand meer bescha\\-ing, meer kennis, ook
van technischen aard te ver.-^chaffen, dan aan de lagere
school te verkrijgen is. A\'akstudie is er vreemd aan, alge-
meene opleiding is het doel." ^

ICene eigenlijke opleiding tot ambachtsnuin is dienten-
gevolge op deze scholen niet te verkrijgen.

Toch is het voor dit overzicht onontbeerlijk de liurger-
dag- eu avondschool van meer naderbij to beschouwen.

Art b\'J .der wet van 2 Mei 18üU St. no. öü geeft het
leerplan dezer scholen aan, wmir het zegt:

„De burgerscholen, voornamelijk bestemd voor aan-
staande ambachtslieden en landbouwers, zijn dag- en
avondscholen.

De burgerschool is van een tweejarigen cursus.

1. SIcyn 1\'ni v^. t. n. p. II. 44.
DizclfJc
I. n. p. bl. 188.

-ocr page 32-

20

Aan de bnrgerdag.scliool wordt onderwijs gegeven in:

a. de wiskunde;

h. de eerste beginselen der theoretiscbe en toegepaste
mechanica en der kennis vau werktuigen;

c. die der natuur- en scheikunde;

(l. die der natuurlijke historie;

e. die der technologie ^ of der landbouwkunde;

f. de beginselen der aardrijkskunde;

g. che der geschiedenis;

h. die der Xederlaudsche taal;

i. de eerste gronden der staathuishoudkunde;

1:. het hand- en rechtlijnig teekeneu;

L de gymnastiek.

Do gemeenteraad iKjpaalt, of de beginselen der techno-
logie, dan wel die der landbouwkunde onderwezen zullen
worden; hij kan ook 1»palen, dat in beide vakkeu onder-
wijs gegeven zal worden. Hij kan ook bij de opgenoemde
vakken van oinlenvijs dat in het boetseeren en in eene of
andere vreemde taal voegen.

De raad bepaalt mede, welke vau de iu dit artikel ge-
noemde vakkeu aan do avondscluxd onderwezen zullen
worden."

1. Dc Memorie van Toelichting merkte op, dat onder Technologe ver-
staan werd do kennis van de handelwijze en hulpmiddelen , waardoor rune
natuurvoortbrengselen lot voorwerpen ran menschel|jk gebruik verwerkt of
bewerkt worden.

Door de Tweede Kamer werd ia overweging gegeven technologit tc ver-
vangen door
ambachttkenni$. De Uegeering gaf echter aan het eentc dc
voorkenr, omdat de beteekenis minder beperkt was en de toevoeging:
eerste
tegintelcn
waarborgde, dat eene behoorlijke grens zou worden belmrht.

-ocr page 33-

21

Deze Inirgerdagscliolen hebben van de zijde van het
publiek zeer -weinig sympathie ondervonden.

Tiet lag voor de hand. Moeilijk was het te verwachten,
dat men in den arbeidssitand zijn kind, nadat het vau
de lagere school gekomen eu in staat was eenig geld te
verdienen naar eene .school zenden zou, waar het slechts
zeer weinig opleiding in zijn toekomstig vak en een alge-
meene ontwikkeling vau eene voor den arbeider zeer
])roblemati.sclie waarde, ontvangen zou.

Ai-t. 14 der wet legde elke gemeente van meer dan tien
duizend zielen de verplichting op, ten minste één burger-
dag- en avondschool op te richten.

lichter had de Koning in de tweede en denle alinea
van het zelfde artikel zich dc bevoegdheid voorbehouden,
lK>])aalde gemeenten voor een bepiuild aantal jaren van de
opgelegde verplichtin«; te ontheffen, hetzij wat betivft dag-
01» avondschool beiden, hetzij voor de dagscholen alleen.

Al nuvr eu meer geujeenten hebben successievelijk ont-
hetfing van de verplichting tt)t het houden vnn een bur-
gerdagscbool aangevraagd on verkregen. \'I\'lians Invstaat
nog alleen een zoodanige school lo L(>ouwardon.

Hot denkboohl, opleiding van don luindworksman in
burgordag.scliolon to beworkslolligon is aldus b)l nu toe
niot voor voi wezonlijking vatbaar gebleken, i

In (lo Kconomiit van 1870 nnm Dr. Mogen dc vcrdrJiginR der
burgcrdng«cbool op xich. De in dil ntlikcl aangevocrJo argumenten komen
mij echter niet «cr orcrluigend voor.

-ocr page 34-

22

Be oorzaak liien-aii moet vóór alles gezoclit worden in
het weinig vakmatige dezer scholen.

Reeds in 1872 liet de Heer Stevn Parvé zich aldus uit:
„Er is reden," zeide hij, „om te gelooveu, dat de Avet-
gever, toen hij de oprichting vau zuiver theoretische dag-
scholen voor den amhachtsstand voorschreef, zich te veel
op een doctrinair standpunt heeft geplaatst eu de behoefte
aan practische opleiding uit het oog heeft verloi-eu. Als
zeker althans mag het worden aangenomen, dat de hurger-
dagschool met haren tweejarigen cursus is gehlekeu door
den aanstaanden ambachtsman nagenoeg uiet bezocht te
worden; dat zij dientengevolge meer ten dienste staat vau
leerlingen uit de kleine burgerij, zooals zonen van kleine
kooplieden en winkeliers, van lagere ambtenaren eu kan-
toorbedienden, A"t)or welke echter, zooals door den ifinister
uitdrukkelijk werd te kennen gegeven, veeleer de hoogere
burgerschool bestemd is." \'

Do tegelijk met dc burgordagscholen en onder één hoofd
met deze vermelde b u r g o r-a v o n d s c h o 1 e u zijn meer
dan deze ecu succes voor minister Thorbecke gebleken.

De burgeravondscholen werden opfrericht met het doel
a. s. ambachtslieden in staat te stellen, het arbeiden in de
werkplaatsen te combiuecren met het ontvangen vau ecuig
theoretisch onderwij.s.

AVij hebbeu gezien, dat het van de gemeenteraden af-
hangt, welke vakken in do burgemvondschool gedoccord

I. Steijn Pnrré. De burgcnUg- cn nvoniUcholen cn dc mnl)acht»»c1inlcn.
Economiit 1872.

-ocr page 35-

23

zullen worden, mits deze slechts behooren tot de in art. 13
van de wet op het Middelbaar Onderwijs van
a tot l opge-
somde vakken. Zeer dikwijls schijnt het noodig te zijn,
dat op deze scholen vóór alles het lager onderwijs herhaald
eu opgehaald wordt. ^ Daarnaast vormt dan teekeuondenvijs
in het leerplan meestal den hoofdschotel. Zoo sterk wordt —
wat zeer natuurlijk is — de behoefte aan teekenoudei-wijs in
den ambaclitsstand gevoeld, dat naar de lieer Moutou mee-
deelt in plaatsen, waar goede avond-teekenscholeu bestaan
aan deze dikwijls de voorkeur gegeven wordt boven de
burger-avondscholen. -

De wet schrijft don burgerscholen eeu tweejarigen cur-
sus voor. Vele burgeravondscholen hebben echter eeu
cursus van drie of vier, sommige, zooals die le Rotterdam,
Tjeiden, Groningen eu Tilburg zelfs eeu cursus van zes
jaar.

Het imutid dezer scholen bedraagt thans 38. lu Decem-
ber 1897 wees het gezamenlijk aantal leerlingen het getal
5988 aan:

l)c burgeravondschool is aldus gebleken een welkom
hulpmiddel, een goed surrogaat voor wn beleix> opleiding
te zijn. 3

1. Vergelyki J. Camperl. Dc UurKcravomlichool. Vragen ilci Tgdi 1885.
Dit
it vaak ccn gevolg vnn gebreken in hrl lager ondrrwyi voor dc

volk»klii«o o. ii. te veel leerlingen op den onderwgncr.
Zie ook Slcyn 1\'nrvé : Kconumiit t. a. p.

2. J. Tl). Moulon. Dc opleiding van den liandwerkKmnn in Nederland.

Vragen de» Tijdi 1881.
Men vcrgolgkc over dc burgcravondi«cbonl O. A. ScboUen : Avond-
school cn vakichool. Vragen dc» lyd» 1885.

-ocr page 36-

---24 ----

Het behoeft geen lang betoog, dat zij op zich zelf ter
deugdelijke opleiding van den handwerksstand echter niet
anders dan zeer onvoldoende kan genoemd worden. De
leerlingen toch, die over dag, vaak van \'s morgens vroeg
af, bij hun bazen gewerkt hebben, komen vermoeid ter
school, weinig geschikt een kennis in zich op te nemen,
die zich nog heel vaak geenszins direct bij den arbeid van
overdag aansluit. \'

Een frisch hoofd is vóór alles noodig, wil men in staat
zijn met succes eenig onderwijs, welk dan ook, te volgen.
Zeer terecht zeide Prof. Yan der AVijck in eene studie
over Rousseau\'s Kmile;

„Men vergeet, dat het beste onderwijs onvnichtbaar is,
tenzij het door een brein worde opgenomen, dat een sur-
plus van kracht heeft te verbruiken. Men schept zich
illusies, als men meent, dat onze lieve jeugd het grootste
deel van den dag onophoudelijk in kennis cn wijsheid kan
gi\'oeien." \'

Rij schooll)ezoek behoort voorstudie en oefening thuis.
•Is het nu wel waarschijnlijk, is het mogelijk, dat de jongen,
die den geheelen dag zijne ongeoefende kra<dilen inge-
Hpannen heeft, nog bist en ijver aan den dag Kal U\'ggen
en tijd zal kunnen vinden om huiswerk voor de school le
.maken?

Daarbij komt, dat do avondschool een beletsel is, dat de
in de werkjdaats oj)genomen leerling zich van den beginne
af aan geheel op het werk der werkplaats werjxjn zal. Toch

1. Oid> 1882.

-ocr page 37-

-------25 - 

is het zijn phcht dit te doen. Maar de school zal zijne volle
aandacht aftrekken van zijn eigenlijk werk, juist iu den
tijd dat hij meer dan ooit geheel eu al zicli daaraan wijden
moet, omdat hij nog geheel als een vreemde tegenover dat
werk staat. ^

Bovendien komen iu zulke avondscholen de meest ver-
schillende elemeuteu tezamen. Jongens met zeer ver-
schillend verleden, met geheel vei-schilleude plannen
voor de toekomst eu die gedurende den tijd, dat zij daar
ter school gaan, dos daags heel verschillend werk ver-
richten. Bit bezwaar komt vooral uit, waar burger-
avondscholen met de ambachtsscholen in verband gebracht
ziju," als b.v. de burgeravondschool to Utrecht.

Vóór het tot stand komen der wet vau 18()\'1 waren iu

1, Vcrgclglio Der Arbeilerfrcund I5i«r Jahrgang 1877, pag. 184 c. v.,
waar een ongenoemd indnitricel xieli o. a. aldnj uitlaat:

"Na de volkMchool verlaten te hebben , treedt de jonge man, ovcr het
algemeen ilechli met oppervlakkige kennit gewapend , in hel bcroepileven,
waaraan h\\j zich nu met alle krachten wyden moet Doch cen zoodanige
en zoo gewenschte volledige overgave aan zyn beroep i» hem onmogell)k
gemaakt, door dnt hy nog met zjjn eene been in de »chool »taat cn cen
dcïl van zijn eigenlpen arbeidstijd moet wijden aan het bezoek der avond-
»chool, om hier nan de vroeger op school verworven kennis nieuwe loc te
voegen.

De leerling behoort echter vóór alle» z|jn beroep voor oogen lo hebben
omdat dit tocli bestemd is, hem do basis voor zün.lcven, hem zyn middel
van bestaan te vencbalTcn ; z|jn beroep behoort al zgnc gedachten in bci>l»g
to nemen, daarin mort hü een ideaal leeren zien, dal hem voorldurend
met den groolsten |jver beiiclt. Door hel bezoeken der avoudsehool echter
wordt zyne nandneht verdeeld , wonlen *gne gedachten versplinterd en reeds
daarom zal hg noch in z|jn beroep, noch op school iets behoorlyXi tol
»tand brengen, veeleer voor bolden onvoldoend werk loveren". .

-ocr page 38-

26

sommige steden van ons land I n d u s t r i e- en T e e k e n-
scholen, die in beginsel trachtten te geven, wat Thor-
becke met zijne burgerscholen bereikeu wilde.

De school te Leiden die den naam „Mathesis Scien-
tiarum Genetrix" droeg, was en is, hoewel iu veranderden
vorm, nog bekend. Evenzoo de „Academie van Beeldende
Kunsten en Technische Wetenschappen" te Itotterdam.

Deze beide scholen, waarvan de eer.ste niet lang geleden
haar eeuwfeest gevierd heeft of binnen kort vieren zal,
zijn thans burgeravondscholen. ^

De eigenlijke T e e k e u s c li o 1 e u hebben in deji laat-
steu tijd eeu hooge vlucht geuouieu. Wij zeiden reeds,
dat de burf^eravoudscholen iu coucurreutie tegen haar
vaak het ouderspit delven.

Het gezamenlijk aautal scholen, waar het onderwijs
enkel bestaat in teekeuen of waar het t<>ekenen zeer op
den voorgrond treedt, bedraagt minstens 70. ])e meesten
ontvangen vau den staat, de provincie en de gemeente
eeu jaarlijksche subsidie.

Hovendieu zijn er drie Uijks-instellingeu voor teeken-
onderwijs «\'u lu>tgeen zich daarbij muishiit, van welke in
ons verband alleen de Ji ij k s s c b o o 1 v o o r K u n
h t n ij-
verhoid, die iu >1881 te Amsterdam opgericht werd,
genoemd moet worden.

Als eeu bijz(mder soort ambachtsschool moet vermeld
worden de K w e c k s c h o o 1 v o o r Machiniste n le
Amsterdam.

1. Dr. D. de Loo». In /-Eene halve Kcuw". Tweede deel, pajr. lOU.

-ocr page 39-

27

Deze school werd gesticht iu 1878 eu hare kosteu wordeu
gedekt door toelageu vau de gemeeute eu de provincie,
door contrihutiën van donateurs en door de schoolgelden.
Het onderwijs wordt verdeeld over twee jaar in vier half-
jaarlijksche cursussen, llehalve iu het theoi-etisch ouder-
wijs, dat zich uitstrekt over wiskunde, natuur- en werk-
tuigkunde, niaterialenkennis, Xederlaudsche, Engelsche
eu Iloogduitsche talen, het handteekenen en het rechtlijnig
en macliine-teekenen, wordt ook ondenvijs in de praktijk
gegeven, namelijk in smeden, baukwerken, draaien en
iu de behandeling van stoomwerktuig en ketel.

Hiernaast wijzen wij op de K ij n s o h i p p e r s-s c h o o 1,
eeu openbare school, gevestigd te Rotterdam, waar als zeer
speciaal valconderwijs les in de ])ractische eu theoretische
hennis van het Kijnschippersbedrijf gegeven wordt.

Voor de zeevaart wordt op tien verschillende ])laatsen
opleiding verschaft. Zeevaartscholen, meest open-
bare gesubsidieerde inrichtingen, zijn gevestigd te \'s (ira-
venhage (Seheveningen), Hotterdam, Amsterdam (twee,
«\'chter lieide bijzondere scholen), Den Helder, Terschelling,
^ lieland, Harlingen, Schierm(unnk(n»g, (ironingeu cu
Delfzijl.

l\'-en i)articuliere inrichting op dit gebied is bet in het
jaar 1841) opgerichte .M a t r o z e n-i n s t i t u u t d e r K o-
" > 1» k 1 ij k X e (1 e r 1 a n d s c h e Z e i 1- e n
i{ o e i v e r-
\'\'« n i g i n g.

Ten ejnde niet te uitvoerig to worden, zwijgen wij van
\'h\' militaire ojjloiding, welker regeling toch ook
eigenlijk buiten het terrein valt, waarop deze dissertatie

-ocr page 40-

--------28 --- 

zicli bij uitstek beweegt, en meer van zuiver publiek-
reehterlijken aard is. »

Hetzelfde geldt van het ambachtsonderwijs, dat in ge-
vangenissen en r ij k 8 w e r k i n r i c h t i n g e n ge-
geven wordt. Het heeft een eigenaardig karakter en wij
vermelden het slechts pro memorie, evenals de inrichting
voor venvaarloosde kinderen X e d e r 1 a n d s c li Met-
tray, waar lager onderwijs met ambachtsonderwijs ver-
bonden is.

T\\\'at den landbouwenden stand betreft, regel is
het, dat de boer door zijneiv vader of l)aas heel en al gevormd
wordt. Het schijnt, dat deze wijze van vorming over het
algemeeen voor het landbouwbedrijf vooralsnog een vol-
doende vorming is. Kr zijn wel nieuwigheden op het
gebied van den landbouw, die langs anderen, dan den aarts-
vaderlijken weg den landbotiwer bijgebracht moeten wor-
den, maar de hoofdtakken van het boerenlH\'drijf, het
jdoegen, eggen, zaaien, maaien, het behandelen der bees-
ten, dit alles leert men zeer goed oj) hot land.

Ton einde do vorlKdon\'ngon waarvan sprake was to
doen doordringen, is het vocn-alsnog vohhHMido, dat j\'ukelo
leeraren, één \'voor iedere provincie, ter verspreiding van
konnis werkzaam zijn, en dat daarnaast op oen onkolo modol-
iMHMdorij meer weten schappelijk getint onderwijs in hot
landbouwlwdrijf gegeven wordt.

De li ij k s 1 a n d 1) o w s c h O O 1, te AVagéningon ,
dio in den laatsten tijd zoor uitgebreid is, omvat thans vier
geheel op zich zelf staande afdoclingen, ieder mot oen
eigen directeur.

-ocr page 41-

•- 29 -=

Dc afdwling „Landbouwschool" met een twee-
jarigen cursus, is bestemd om aau leerlingen, die later
deu practischen landbouw zullen uitoefenen, de kennis en
ontwikkeling bij te brengen, die, gelijk het heet, voor
eene doehnatige uitoefening van het landbouwbedrijf
onmisbaar zijn. Aan deze afdeeling is verbonden:

fl. een éénjarige voorbenndingsklasse ten behoeve vau
hen, die geen A-oldoend lager onderwijs hebben genoten;
zij dient tevens als voorbereidingsklasse voor de afdeeling
„Tuiubouwschool."

h. eeu éénjarige klasse voor deu ludischen landbouw,
ten behoeve van hen, »lie, zonder breede voorontwik-
keling , zich voor do Tndisehe culttiur wenschen te
bekwanuMi.

De afdeeling „Tuiubouwschool" nu\'t tweejarigen
cursus is bestenul voor aaustiwnde kweekers, dio voor
hunne vorming een overzicht van het geheele vak en tevens
practische opleiding wenschen te erlangen. Hierbij behoort
ook iu)g een tweejarige cursus, waarin uuvr wetenschap-
])elijk onderricht iu tuinbouw wordt gegeven.

Dp de afdeeling „Hoogere burgerschool",
behoef ik bier uiet verder iu te gaan, eu de vienle afdeeling,
de „Hoogere Land- eu H o s c h b o u w s c h o o 1",
besti\'Uid voor beu, die een hoogere burgerschool hebben
ufgeloopen, kunnen wij thans ook ter zijde laten.

Xaast de Uijkslandbouwschool bestaan zes L a n d b o u w-
wi ntersch olen, gevestig<l to (h-ouingen, (Joes, Sit-
tard, l)(»r<ln>cht, Schagen en lit-euwarden.

Zij hebben ten doel aan jongelieden van het plattehuul

-ocr page 42-

30

cemge kennis van den landbouw te verschaffen in een
tweejarigen cursus van October tot Maart.

Til inbouw-winter scholen zijn gevestigd te
Xaaldwijk, te Aalsmeer en te Tiel.

Als bijzondere inrichtingen naast de genoemde moeten
wij vermelden:

])e G e r a r d - A d r i a a n - v a n - iS w i e t e n - T n i n-
1)
O u w s c h o o 1.

Deze school is in 188-1 gesticht door deu majoor F. H. L.
van Swieten op de terreinen der Maatschappij vau "Wel-
dadigheid eu heeft ten doel degelijke tuinlieden te vormen,
die bekend zijn met groeuteubouw, vruchten- en bloemen-
teelt eu de behandeling van koude en warme bakken,
van l)loemen- en druiveidcassen. Het •)nderwijs is gratis
voor onvermogende leerlingen, de anderen betalen school-
geld. Het Rijkssubsidie bedraagt
f 2\')00.

De G e r a r d -A d r i a a u - v a n -S w i e t e n -R o s c h-
b O u w school. De bouw dezer school werd in 1887, evenals
dic der vorige geheel ijckostigd door den Heer Van
Swieten; de kosteu van onderhoud en instandhouding
worden grootendeels gevonden \\ut het A\'an-Swieten-fonds.
Tiet doel dezer .\'<ciiool is het vormen van degelijke bosch-
l)azen, die bekend zijn met alle.s, wat omtrent h(mtcultuur
van on«lerge.schikte beambten, zoowel theoreti.sch als
})racti.sch verlangd kan worden en die iu .stuut zijn de
werkzaandiedeu zelf uit te vcxMcn. Ook liier geldt de
zelfde regeling van het schoolgeld. De IHjks.subsidie is
is
f 2500.

De G e r a r d - Ad r i aan- v a n - S w i e ten - L a n d-

-ocr page 43-

31

1) O \\1 w s c li O O 1. Zij is ook jresticlit door den lIiKir Yan
Swieten eu heeft ten doel de leerlingen hoofdzakelijk in
kennis te stellen met datgene, wat de Avetensehap aan de
hand doet, oni het landhouwhedrijf oj) de meest voordeelige
wijze in te richten; het onderwijs is er dus geheel op aau-
gelefrd «im flink ontwikkelde practische landhouwei-s te
vormen. Kijkssulisidie
f SOOO.

Yerder wijzen wij op de Y e r e e u i g i u g „L a n d-
h O u Av O u d e r w ij s" te i d d e 1 h a r u i s. Deze geeft
eenen cursus over landbouwonderwijs eu ontvangt daarvocu\'
eene IJijks-suhsidie vau
f 2000.

Yerder daarop, <lat door het Hoofdhestuin- der Maat-
schai)|)ij vau Tuinbouw eu IMantkunde eeu tuin b o u w-
w a n d e 11 e e r a a r is aangesteld, die in vei-scheideue
plaatsen ctnsnssen Iioudt, welke meer en meer algenu\'eiu?
symjiatlu\'e ondervinden.

Yoorts o]> c \\i r s \\i s 8 e n i u lui u b o n w k u u d e, gege-
ven door de Yereenigiug van 1\'uin- en Landliouw te "Maas-
tricht eu in p a n r d e n k e n u i s, vanwege de Friesehe
.Maatschappij van Landbouw, in 8 jtlaatsen.

Ju den laatsten tijd w»)rden wijders in Tl ))laalseu winter-
euvsussen gegeven, uanielijk iu 10 ])hu\\tsen in Fries-
land, in Xoord-llolland, (1 in Zuid-Holland, 11 in
Xoord-lbabaut, 8 iu (telderlaud, (» iu Overijssel, (i iu
/••«dand, 2 in Linihurg, l.\'l in (Jroningen, .1 in Drenthe en
\'■i in Utrecht.

Teu behoeve vau onderwijzers bij hot lagi^r onderwijs
worden eveneens cursussen gehouden. Zij zijn l)estonul voor
hou, die zich wenschen to bekwamen voor hot afleggen

-ocr page 44-

32

van liet examen voor lager onderwijs in de landboiiw-
kunde. Zij werden gegeven in 10 verscliillende plaatsen
in den \\vinter van 1895/90.

Op 10 verschillende plaatsen worden cursussen in hoef-
beslag gegeven, terwijl in alle provinciën thans II ij k s-
1 a n d 1) o u w 1 e e r a r e n aangesteld en 4 I? ij k s t u i n-
b OU wieeraren werlvzaam zijn.

Toor zoover ons bekend is zijn er verder 7 zuivelconsu-
lenteii door de Maatschappijen vau landbouw aangesteld,
door wie o. a. voordrachten en cursussen {rehouden
worden. ^

Scholen, zeer speciaal voor aanstaande fabrieksarbeiders
in het leven geroepen, zijn er in ons land zeer weinig.

AVij verwijzen naar de f a b r i e k s s c h o 1 e n in Twente -
en naar die te Leiden ; naar de school d e r A" e r e e n i-
g i n g voor v a k o n d e r w ij s in d e z u i v e 1 b e r e i-
d i n g i n F r i e s 1 a n d, gevestigd te llolsward, wier doel

1. Jlen vergelijke over het onderwij» voor dcu landlionwendcn Btand:
F. i). Lühnis: Vakscholen voor den Landbouw. Economist \'80 p. 553.
A. Rauwcrda: Over Lager Landbouwonderwijs. Vragen des Tyd» 189.\'}.
O. W. Urainsma: Over algemeen lager landLonwonderwy». Vragen des

Tijds \'97 ir p. 163.

H. Hcukels: Over Landbouwonderwijs. Vragen des Tijds jnarg. \'89 deelJ

bh. 120.

Mr. C. J. Sickesz: Het eerste Ncderlandscbc Landbouw-Ulauwbock. Econo-
mist. .laarg. \'94 I bl. 356.
\'.M. Salverda: Ons landbouw-onderwgs.

2. Over dc inriehling cn resultaten dezer scholen zie men de in druk
verschenen vcrhooren der arbeiders-enquête, gebonden door dc 2\'lo afdeeling
der StaatscommisKie, bedoeld bij de wet van 19 Januari 1890, Stbl. no. 1.

-ocr page 45-

—^ 33

is om door tlieoretisclr en practiscli ouderwijs hekAA-aam
tecliniscli personeel voor de zuivelfabrieken te vormen;
naar de Y\'a k z ii i v e 1 s c li o o bder Gelderscli-Overijselschc
!^[aatschappij van landbouwen naar de in dit verband liet
best te noemen gesubsidieerde bijzondere school voor
n ij v e r h e i d en la n d b o u w te YeendauL

Ook wordt in sommige fabrieken onderwijs gegeven. Zoo
O. a. in de gist- en spiritusfabriek van de Ileeren Yan
^Marken eu "Waller; iu de fabriek van de heereu Thooft
en L\'abouclière te Delft (teekenen en herhalingsonderwijs);
in de fabrieken onder directie van deu heer P. Goed-
koop te Haarlem, en bij de Heereu H. eu T. Suyver,
te Amsterdam. ^

In de fabriek van deu Heer T. T. Krantz en Zoon, te
Leiden, wordt met succes les iu houtsloyd gegeven, terwijl
de arbeiders iu de sigarenfabriek van don Heer Louis Dob-
belmau te Itotteidam zang- en gymmistiekles ontvangen. -
IJehalvc iu den vorm van onderwijs uit <le zorg voor do
opleiding van deu handwerksman zich iu)g op andero
wijzén.

Op initiatief vau de werkliedeuvereenigingen „AYerk-
manslust" le Assen, „Werken en Leven" te .Meppel, en
„de AVcrkliedeuveretiuiging" te Hoogcveeu werd deu liOsten
>1 aart 1892 de Y e r o e u i g i n g tot b o v o r d o v i u g
van hel a m b a c h t s o n d e r w ij s iu Drenthe oj)-
gericlit.

1. Vcrilngcn rnn do Innpcclcuri vnn dcn arbeid. Jaarg. 1801.

2, Vcmlagcn vnn dc In«|)ectenni van dcn arbeid. Jaarg. 1808.

3

-ocr page 46-

34

Vanwege deze vereeniging worden leerlingen bg goed
bekend staande bazen in de leer gedaan, terwijl er dan zorg
voor gedragen wordt, dat deze leerlingen door linime pa-
troons onderwezen en o])geleid worden. Jaarlijks wordt
eene vergoeding vau een twintig gulden aan den baas uit-
gekeerd en de leerlingen moeten ieder jaar iu de maanden
!Mei en Juni door bet vervaardigen van een proefstuk be-
wijs geven, dat vorderingen door ben gemaakt zijn en moeite
en geld niet aan onwaardigeu verspild worden.

Zeer groot is liet aantal leerlingen niet, dat oj) deze wijze
door toedoen der JJreutsclie Vereeniging eene betere oj)-
leiding ontvangt, dan anders liet geval geweest zoude
zijn. In bet boekjaar 1898—1899 werden blijkens het ver-
slag over dat jaar 18 nieuwe kweekeHngeu aangenomen,
zoodat in dat jaar tezamen een groot 40-tal leerlingen door
de Vereeniging plaats vond. ^

De V e r e e 11 i g i n g tot bevordering van het
am bach tson d erwij s o]) de eiland e ji V o o r n e
en Pxitten is op dezelfde lee.st ge.schoeid.

Ook de kort geleden opgerichte Vereeniging
tot veredeling van het ambacht .schijnt ter
bereiking van haar doel in hoofdzaak een zelfden weg
to Avilleu inslaan. Bovendien wenscht dezc vereeniging
zeer bepaald de\' graden van gezel en meester weder in te

1. Vereeniging ter bevordering vnn het Ambnchtsonder» yi in llrcnlhf.
Versi.ig over het zesde boekjaar 1898—1899, uitgebracht in de AJgemcene
Vergadering door den Sccretaris der Vereeniging, den Heer J. Th. Gerritien.

K. ZwirrR, HoogcvecD.

-ocr page 47-

35

voeren en deze van liet afleggen van proeven van be-
kwaamheid afhankelijk te stellen.

Particuliere regelingen vau het leerliiigcoutract ziju iu
vele fabrieken eu werkplaatsen ontworpen, mede met de
bedoeling meer waarborg voor eene vorming van den aan-
staanden handwerksman door de werk])laats iu het leven
te roepen. ^

Zoo werd vau meer dan één kant onze aandacht gevraagd
voor de regeling vau het leerlingcoutract iu de werkjdaatseu
der llollaiidscho IJzeren Spoorweg-Maatschappij, eene
regeling, die iu 188:{ door deu Heer Middelberg, ingenieur
en chef der 2de afdeeling, ontworpen werd on zeer g(xjd
schijnt to vohh)en;voor het Ontwerp-! )vereeukomst voor
deu diensttijd vau oen leerling, ojigemaakt door het Bestuur
vau do Afdeeling Amsterdam der Vereeniging voor
Fabrieks- en llandworksnijvorheid ; voor een dergelijk ont-
werp, in 18S4 samengesteld door eene commissio uit vor-
togenwoordigers vau do "N\'erooniging vau Fabrieks- on
naudweiTksuijvorhoid, de Mmvtsohai)pij vooii Xijvorhoi<l,
do Maatschappij tot Xut vau \'t Algemeen en hot Alg(!-
mooii Xedorhvndseh AVorkliedonvorbond; - V(Mn- hot Be-
glenient «niitrent do Opleiding van Leerlingen dor Xoder-
landsche (iist- on Spiritusfabriek to Delft; voor dat dor
drukkerij der Jleoreu Xijgh eu Zoon le Bollordam;
dor fabriek vau zilverwerken vau den Hoer Ik\'gotn*

I. Ia Let aoadcmiick procfichrift van den Heer C. A. Kliut over irllet
I/eerlingconlrael" *ü" enkele regelingen in haar geheel afgedrukt.

Men xie het venlag dier coinmitiic hg gehr, Ilclinfanto, den Huag,
verschenen.

-ocr page 48-

- 36 r

te Utrecht ; der Xederlandsche fahiiek vnn werktui-
gen en spoorweg-materiaal te Amsterdam ; der Ko-
ninklijke Xederlandsche fabriek voor goiul- en zilverwerken
te. Voorschoten ; der Rijkswerkplaats voor draagbare wape-
nen te Delft ; ^ der fabriek van Gebr. Stork & Co. te Hen-
gelo ; der firma Holdert en Co. ; der maatschappij „De
Veluwe" te Xunspeet, en voor de leerling-contracten der
Drentsche vereeniging tot opleiding van den handwerks-
man. -

Xaast dergelijke particuliere regelingen bestaat in ons
land een w e 11 e 1 ij k e r e g e 1 i n g van de verhou-
ding van leerling tot patroon en omge-
keer d, die echter niet nageleefd wordt. Deze regeling
dateert uit den tijd van Xapoleon en is veiwat in de in
ons land executoir verklaarde Loi relative aux AI a-
n u f a c t u r e s, F a b r i (j u e s e t A t e 1 i e r s d \\i 2 2 G e r-
mi n a 1 au XI en in Arrêté relatif a ti Livret
dont les ouvriers travaillant en (j u a 1 i t é do
c
0 m j) a g n o n s ou g a r ç o n s, devront être pou r-
v u s d u 9 Frimaire an XII.

Heide wetten zijn opgenomen in Fortuj\'n\'s verzameling
van wetten en besluiten van Franschen oorsprong, dio ook
na de nieuwe wetgeving in Xederland van toepassing zijn.

1. Verslagen drr Inspecteurs van den arbeid. Jaargang 1891.

2. Verslagen der Inspecteurs van den arbeid jaargang 1895/90

3. Mr. C. J. Fortuyn : Verzameling van wetten, besluiten cn andere
reglsbronnen van Franschen oorsprong, in loovcrrc deze, ook sedert de
invoering der nicnwe wetgeving, in Nederland van foepasiing lijn. 1\'ag.
248 en 279.

-ocr page 49-

37

"NVat de formeele geldigheid van de eerste der beide wet-
ten betreft,
A\'erdere twijfel daaraan, zoo zij inocbt bestaan,
kan worden afgesneden door de omstandigheid, dat de arti-
kelen IG tot 19 door de wet, houdende bepalingen
op de handels- en fabrieksmerken, van 25 Mei 1880, Stbl.
no, 85, expresselijk werden afgeschaft. ^

Hoewel op deze wetten zeer weinig acht meer geslagen
wordt en niemand, naar het schijnt, er aau denkt zich op
haar te beroei)en, uvogcn wij iu eene verhandeling als de
onze toch niet nalaten iu het kort cen overzicht van den
inhoud dezer wetten te geven.

])e wet van 22 germiual au XI wijdt in haar derden
titel eeu zevental artikelen aan de verbinteuissen tusschen
werklieden en hen in wier dienst dezc zich bevinden,
terwijl iu den vijfden titel de jurisdictie geregeld wordt
vooi\'het geval de be])alingen niet nagekomen worden. ])c
zeven eerstgeuoenule artikelen doen niet veel anders, dau
enkele be])aliugen geven betreffende de verbiwkbaarheid
der leerlingcontracten en dc veiidichting tot het houden van
gezellen- en Icerliugboekjes. Ook kouu»u er enkele voor-
schriften iu voor over datgene, wat in de boekjes genoteerd
worden moet. Overigens vimlt men de eigenlijke voor-
schriften aangaande vorm en inhoud der „livrets" in het
Arrêté van 9 Frimaire au XII.

Het doel dezer boekjes is, een middel iu handen te heb-
ben om ontijdig verlaten van den dienst te voorkcmien. Geen
patroon mag eon leerling ojdeiden of werknuin in zijnen

1. .\\rt. 15 dier Inatilc wet.

-ocr page 50-

38

dieust nemen, indien diens livret niet door den vorigen
patroon afgeteekend is, of indien door den maire of com-
missaris van politie geen livret verscliaft wordt.

Echter zijn iu deze wetten geen voldoende maatregelen
genomen, om eeu zoo veelomvattend iets, als deze liATetteu-
regeling goed uitvoerbaar eu algemeen; verplicht te maken. ^

1. Het leerlingcontract moet volgena deze wetten gesloten worden aau
de eene zijde door den leerling , als hij meerderjarig is of door diens vader
of voogd, indien hij minderjarig is, aan de andere zijde door den meester
(baas of fabrikant).

Bepaald geeischt wordt niet, dat het contract schriftelijk zal worden
opgemaakt. Bedoeld werd dit echter wel. Dit leid ik af 1. uit het systeem
der arbeidersboekjes, hoewel niet blijkt dat deze bepaald als het bewijs der
overeenkomst bedoeld zijn en 2. uit een ordonnance de police van den 20"on
Pluviôse an XII, dic voorEchrijft, dat binnen Parqs alle acten der leerling-
overeenkomsten moeten worden ingeschreven \'/sur nn registre particulier
tenu par le commissaire de police, chargé de la délivrance des livrels aux
ouvriers". *

Dc leerling is verbonden, de verplichtingen na te komen, dic hij of z|jn
vader of voogd op zich genomen heeft en moet schadevergoeding betalen
voor het geval hij daarin te kort schiet.

Het contract kan echter zonder schadevergoeding van den kant vnn den
leerling verbroken worden in de volgende gevallen :

1. Wanneeer de patroon zgne verplichtingen niet nakomt.
Welke die verplichtingen zijn, wordt niet in de wet gezegd, l\'niliict,
die in zyn onvollooiden Dictionnaire universel du droit français ccne uit-
legging van de besproken wet geeft, verdeelt dezen algemeenen grond in dc
volgende :

a. Wanneer de patroon zijnen leerling het noodigo voedsel onthoadt,
h. Wanneer dc patroon zijnen leerling ccn verkeerd voorbeeld geeft door
zijn uitspattingen en slecht gedrag.

De wet van \'51 voor Frankrgk bepaalt daarentegen ultdrukkelgk, dal
het coutract ook mondeling gesloten kan worden, art. 2 nl. 2.
♦t. Parii 1827.

-ocr page 51-

39

§ 3. Waaraan verbeteringen ten dezent voor een groot deel
te danken zijn en van welke zijde vooral meer ver-
beteringen verwacht kunnen worden.

Wij gaA\'Cu een overziclit van den algemeenen toestand
ten opzicht« van de opleiding van den handwerksman en

c. Wanneer Lij van den leerling arbeid boven zijne Iraebten vordert.

d. Wanneer hij den leerling beveelt, dingen te doen, die in strijd lijn
met de goede zeden.

e. Wanneer hij den leerjongen gebruikt voor tcerkzaamhedcn vreemd aan
het beroep, dat hij op sieh genomen heeft hem te leeren.

2. Wanneer de meester zijn leerjongen slecht behandelt.

3. Wanneer de leerjongen zich verbonden heeft, om, in plaats van
i;eldclijke betaling , cen zekeren tyd tc werken en de waarde daarvnn

Ipoordeeld mocht worden den gewonen prijs van een leertijd te ovcrschrgden.

Van den kant van den patroon kan het contract verbroken worden,
wa\\ncer de leerjongen zich slecht gedraagt. Wat dan natuurljjk zeggen
wil l alleen in dit geval kan hg het verbreken, zonder tot schadevergoeding
verplsht te wezen.

Pailiet, die in 1824 schreef, zegt: »De leercontracten worden ten
slotte ak ontbonden, wanneer dc leerjongen in militairen dienst treedt.
Dit, zej$ hg , is nifgcmnakt door een arrest van het parlement van l\'arg»
van 29 l\'-bruari 1746.

Of dit voldoende grond is, het als geldend recht aan to nemen voor
Frankrgk ü 1804 en later, en dus (?) ook voor on» land , durf ik niet te
beslissen , injir ben ik zoo vrg sterk to betwijfelen.

Ieder gezel of leerling moet zich voorzien van een boekje. Dit hoekje,
iu den aanvanj. onbeschreven , moet kosteloos gemerkt cn geparafeerd worden
door den burgonccstcr of een van zgnc ondergeschikten. liet eerste blad
moet het zegel van do gemeente van den werkman dragen en zgn naam ,
voornaam, geboolcplaats, signalement enz. vermelden, ook den naam van
zgn patroon.

In deze boekje» noct ieder patroon, wanneer do gezel of leerling zgn\'dienst
in der minne verlaat inschrijven, dat hg zgn verplichtigingen ii nagekomen.

Dezo congus moetei tonder witte tutschenvakkeu na elkaar ingeschreven
worden.

-ocr page 52-

40

cledeii uitkomen, dat deze geenszins getuigenis aflegt van
overdreven zorg voor eene goede vorming van liet meest
productief werkend deel der natie.

Daarnaast vermeldden wij wat in de laatste veertig jaren
langzamerhand tot stand gebracht werd met het doel om
in den toestand verbetering aan te brengen.

Wij achten ons overzicht niet volledig, indien wij niet
tevens uage£raau hebben, waaraan de verbeteringen ten
dezent voor het grootste deel te danken zijn en van wellce
zijde vooiTiamelijk meer verbeteringen verwacht kunnen
worden.

Wij meenen, dat wat in dit opziclit gedaan is vóór alles
te danken is aan de personen, die als behartigers vau di<
belang in het openbaar opgetreden ziju eu iu dikwijls ze\'i"
kernachtige artikelen met kracht op veranderiug vau ten

Ook de dag van intrede in dca nieuwen dienst moet ingcschrevcu Jn Let
boekje vervolgens door den knecht aan zyn baas , wanneer deze Iet vor-
dert, in bewaring gegeven worden.

Meer zoodanige practische bepalingen vindt mcn in bet genocnde arrêtó
van 9 frimaire an XII. Zoo wordt er geregeld, wat gebeuren nöct, als dc
patroon weigert het boekje terug tc geven, of wel als dc patroco voor zgn
gezel of leerling geen werk meer heeft en dezo indcrtgd ecn
vo-iichot gehad
heeft. Alsdan moet bet boekje tcrnggcvcn worden, maar ir>g de patroon
daarin aanteekenen, wat hg nog van zgn vertrokken ondergochiktc tc vor-
deren heeft. De volgende patroons zollen hiermede in dc litbetaling reke-
ning moeten houden. Zg mogen inhouden op het loon, mtar in geen geval
meer dan eiken dag \'/j van hetgeen door hem op dien d^g verdiend is.

Er bestaan blgkcns dit besluit leerlings- en gczellenbickjcs. Het laatste
kan en moet men zich vcrschalTen na voleindiging van zgn leertgd.

De meester mag op poene vaa vergoeding van koitca , schade cn inte-
ressen den leerling niet over zijn tijd houden, noch b-\'m ecn congó d\'nequit
weigeren , wanneer hij zijn plicht gedaan heeft.

-ocr page 53-

41

toestand aangedrongen hebben. Deze personen hebben door
wat zij schreven bij velen de oogen geopend. Hiin op-
treden gaf den stoot tot een meer algemeene belang-
stelling.

Geven wij dan hier zoo volledig mogelijk een lijstje dezer
artikelen.

In het jaar 1872 .schreven de Heeren Steyn Paiwé en
Mr. Hoer ieder een artikel over heti onderwerp in den Econo-
mist; in den Economist van 1870 treffen wij een stuk „Am-
bachtsschool eu Ihii-gerdagschool" van Dr. Jacob Mijers
en een over hetzelfde onderwerp van Dr. J. Zaaijer aau.

Dr. Tacob Mijers .schreef in 1877: Het middelbaar onder-
wijs A\'oor de minvermogende burgerij. ^

Iu 1880 vei-scheen iu deu 1\'iConomist een twwule artikel
van de hand van deu Heer -T. Zaaijer, getiteld „Ambachts-
Kcholeu."

In 1881 .schreef de Hm- .1. Th. Moutou: „De op-
leiding vau den handwerksumn in Xederland", eeu artikel,
dat in 1882 gevolgd werd door „School en werkplaats" van
den zelfden schrijver. -

De Heer 1\'. X. M uil er schreef in den Economist van
1882 „( )nze ambachtsliedeu", terwijl de Heer C. W. S n e 1-
1 e 1) r a u d in de Vragen des Tijds van 1894 over And)achts-
(Uiderwijs eu de Heer .1. Th. -Moutou iu \'9(1 over de
ambachtsschool oj) hot nationaal congres voor vakonderwijs
schreef. ^

1. Kconomisl 1877 2Je ilccl.

2. lieido in »Vragen des tjjd«\'.
U. Vragen dea t\\jd>.

-ocr page 54-

42

Xatuiirlijk hebben wij iu dit overzicht alleen de grootere
en meer belangrijke artikels opgesomd.

Ondoenlijk is het, alles na te gaan wat in dag- en week-
bladen over het onderwerp in het midden gebracht werd.

Behalve nu op deze Avijze werd ook in vereenigingen en
door liet oprichten van vereenigingen propaganda voor
verbeteringsplannen ten dezent gemaakt.

Zeer vaak lag op dezen weg ook het middel om tot
handelend optreden te geraken.

Zoo werd op de Algemeene Yergadering der Tereeniging
A\'oor de Statistiek iu Xederland van 11 April 1885 het
vraagstuk behandeld, „welke middelen behooren te wordeu
aangewend, om de opleiding van leerlingen in werkplaatsen
eu fabrieken te verbeteren." Inleider was Prof. B. H.
I\'ekelliaring. ^

In het Algemeen Xederlandsch "Werklieden-Verbond
werd gedurende de jaren 1871—\'9G het vraagstuk der oplei-
ding van den handwerksman driemaal ter sprake gebracht.

()p de 4de Algemeene Vergadering oj) 25 en 20 December
1875 te Amsterdam gehouden, werd de conclusie aange-
nomen :

„Dat de vergadering zich voor de oprichting van am-
bachtsscholen verklaart eu het Centraal-Bestuur machtigt,
zich te wenden tot de besturen van gemeenten, waarin men
deukt, dat ambachtsscholen levensvatbaarheid zullen heb-
ben, met verzoek die scholen op te richten enz." -

1. Itydragcn van het Slatistinch Initituut, Kerilc jaargang. Pag. 82 c. v.

2. Verslag van het Algemeen Nederlandseh Werklicdcnverhond over de
Jaren 1871-\'96, bl. 7, 20 en 2-1 vnn Hglage o.

-ocr page 55-

— 43 ---------

Beeds in liet jaar \'73 richtte het hoofdbestuur der Xeder-
landsche Maatschappij ter Bevordering van Xijverheid een
adres aan deu Koning, waarin de wenschelijkheid be-
toogd werd om van rijkswege professioneel ouderwijs in
ie voeren.

In het jaar 187G werd door eene commissie aan het
hoofdbestuur der Maatschappij tot Xut van \'t Algemeen een
rap])ort uitgebracht, bevattende een onderzoek naar de
werking der wetten op het lager eu middelbaar ouderwijs,
iu welk i-apporto. a.
Morden aanbevolen : ambachtsscholen,
vooi-tgezette audiaclitsscholen en teekenscholen.

In 1878 bracht een rijkscommissie haar verslag uit over
het door haar ingesteld onderzoek naar deu toestand der
Xederlaudsche kunstnijverheid.

Dp initiatief van de Yereeniging voor Fabrieks- cu
Ilandwerksnijverheid vormde zich iu het jaar \'82 eeiu> Com-
missie, samengesteld uit Vertegenwoordigers vau dezc
Vereeniging, van de -Maatscha])i)ij voor Xijverheid, de
Maatscha]>pij tot Xut van \'t Algemeen en het Algemeen
X\'ederlaudsch AVerkliedenverlxmd. Prof. B. II. Pekel-
haring was voorzitter, de heer B. II. lleldt secn»taris.

()ok (h\'ze commissie zou onderzm\'keu, wat voor de oplei-
ding van deu handwerksnuui gedaan nu)est worden.

Zij bracht iu \'84 haar A\'er.slag uit, dat onder den tilel
„Verslag over de ojdeiding van leerlingen in handwerk,
auïbacht en fabriek" bij (^br. Belinfante te \'s (travenhuge
het licht zag.

lu 188\') werd een rai)port in zako de opleiding van aan-
etmmde ambachtslieden uitgebracht door eeno Commissie,

-ocr page 56-

44

Ijeiioemd vanwege de Maatschappij tot Bevordering der
Boiiwkunst.

3 Augustus 1891 werd te Haarlem het Eerste Con-
gres voor ambachtsonderwijs gehouden, waarop
met algemeene stemmen de volgende motie werd aange-
nomen :

„Het Congres spreekt de wenschelijkheid uit, dat het
paiiiculier initiatief, zooals het zich thans in zake am-
bachtsonderwijs uitspreekt, zoo spoedig mogelijk krachtige
subsidie ontvange van gemeente-, pro%-incie- en rijkswege,
opdat het langs dezen weg in bloei toeneme en zoodoende
de weg gebaand wordt tot een definitieve regeling van
vak- en ambachtsonderwijs over geheel Xederland."

In 1891 werd tevens o])gei-icht de Bond van Directeuren
van Ambachtsscholen in Xederland.

Do Maatschappij tot Bevordering der Xijvorheid benoem-
de in 1892 eene commissie tot het onderzoeken vaii don
toestand der vakojdeiding voor toekomstige werklieden in
Xederland.

Het door deze commissie in 1894 uitgebrachte ra])port
leidde tot het Nationaal Congres o m t r e n t h o t
v a k O n d o r w ij s en de v a k o j) 1 c i d i n g v oor t o e-
k
O m s t i g O werklieden i n X e d o r 1 a n d.

Dit congres word oj) 17 April on 4 Tuni 1895 to Amster-
dam gehouden onder presidium van den Hrer .1. F. W.
(\'onrad.

Hot was zeer belangrijk.

Alleen schijnt hot ons toe, dat te voel on te velerlei vraag-
punten gestold waren. Hot komt ons ])ractischor voor in

-ocr page 57-

45

liet geheel -3 of 4 vraagpunten te stellen eu deze vau ver-
schillende staudpuiiteii te laten heautwoordeii.

Aldus ging ook te werk de Duitsche Yereiii fur Social-
politik, die iu de jaren 18T5 eu 18T9 zulke helangrijke
vergaderingen ter l)espreking vau de opleiding vau den
handwerksman hield, voor welke vergaderingen menig
doonvnxïht advies vau hlijvende waaide uitgehracht werd.

Zoo ergens, dan geldt bij zoodanige gelegenheden de
waarheid vau het oude: „Prudens questio dimidiuin
scientiae est."

Een lijvig verslag in twee deelen is door de zorg vau
de Xederlaudsche ^Maatschappij ter Bevordering vau Xij-
verlieid bij de larven II. van ^lunster eu Zoon uitgegeven.

X^aast de genoemde vereenigingen moeten wij nog ver-
melden :

de V e r e c n i g i 11 g tot b e v o r d e ring va n d e
vakopleiding iu X\'ederland, hoofdzakelijk be-
staande uit personeel der ambachtsscholen en o])gericht
ju het jaar 189(i,

en ten slotte „Het Fonds tot ondersteuning
van jeugdige wor kli ede ii b ij het aau 1 o e r e n
van h u n v a k", een fonds len voordeele waarvan de
„Xederlandsche werkman" uitgegeven wordt. \'

1. Ik moet in dit verband nog meedeelen, dat reedi in 1857 do Afanl-
icbappij tot Hevordering der Houwkunst een prgsvraa? over de beslo in-
richting eener nmbnrhtsschool uitschreef. Geen der antwoorden werd door
haar eene bekrooning waardig gekeurd , doch twee der ingexonden stukken
werden op hare kosten uitgegeven , het eerste von J. J. Vormer en H. W.
Vcth, archilccten te Schiedam cn Dordrerht; het tweede van J. van
Maurik, architect te Amsterdam. Zg xagen het licht tc Amsterdam by
van Hakkenen, 1858.

-ocr page 58-

HOOFDSTUK II.
Beknopt historisch overzicht.

Het is mij niet mogelijk, anders dan zeer beknopt en
fragmentariscli een overzicht te geven van wat in voiige
eeuwen ter opleiding van den handwerksman gedaan werd.

Vóór ongeveer in het midden der vorige eeuw in Parijs
de eerste ambachtsschool opgericht werd, is deze opleiding
nooit toevertrouwd aan afzonderlijke beroeps-ondenvijzers,
maar altijd het gewrocht der werkplaatsen geweest. ^

Zooveel vermeen ik met zekerheid voorop te kunnen
stellen.

Ambachtsscholen, hoe dan ook ingericht, zijn kinderen
van het eind der vorige eu van onze eeuw.

Dit feit geeft ons echter geenszins het recht ons histo-
risch overzicht iu 1740 aan te vangen.

In de Middeleeuwen en ook daanm is aan de opleiding
vau den handwerksman dikwijls héél veel zorg besteed.
Wij zijn reeds óp zichzelf genoodzaakt dit op te maken uit

1. Carl Rojclicr in I.öning\'« „HandWörterbuch der Staatswigicnichaflen"
deelt mede, dat dc eerste school voor timmerlieden en metselaars, de eerste
ambachtsschool in 17-10 te Parijs geopend werd.

In Duitschland werd de eerste zoodanige school in 1823 tc München
opgericht. (In voce „Gewerblicher Unfcrrichj;)

-ocr page 59-

-47 -- 

de ])raclitige werkstukken, die uit die tijden overgelileven
zijn, iu verband met de waarlieid, dat niets vanzelf ontstaat.

Van overheidswege en door gilden-voorschriften werd in
die tijden de zorg der particidieren voor goede vorming der
leerlingen verhoogd en aau reglementaire handen gelegd.

Allerlei bepalingen bestouden betreffende het leerling-
wezen, die er toe leidden de leerlingen tot ernstige leerliu-
p:en te maken, die hun vak lief hadden, terwijl de patroons
er door {gedwongen werden, hunne discijxïlen goed te onder-
wijzen en op te voeden en het hun verboden was méér dan
een bepaald aautal leerlingen tegelijk ouder hun ojjzicht
te hebbeu.

.Mogen wij den heer .T. ter Gouw, die iu het jaar ISOO
eene levendige beschrijving der gilden in het licht gaf,
gelooveu, dau hebben de oude (lermanen reeds gilden
geleend, gilden, die in een tijd toen vau ieder ander
handwerk, dau jagen , vischvangst en oorlogvoeren nog
weinig sjjrake was, het gezanu>nlijk offeren eu het
gezamenlijk oorlogvocivu len doel hadden. ^

1. J. Ter Gouw: De Rilden. Eene bydrngc tot de gcioliiedcni» vnn het
volksleven. Amslcrdnm 1866.

Dc rcsnltotcn vnn het bclftngryk bronnenonderzoek betreffende het gilde-
wezen vnn do Heeren Ovcrvoorde cn Joosting voor Utrecht cn Uronwer
Ancber voor Amsterdam , zogen pns later het licht, liet is daarom niet
zonder voorbehoud dat ik m\\j op dezo bydrage beroep.

Wat speciaal den aanvang der gilden betreft, wy lezen in ,Dc
gilden van Utrecht tot 1528" vnn Mrs. J. C. Overvoordc cn J. G. Chr.
Joosting: „Vereenigingen vnn handwerkslieden bestonden reeds in do
eerste helft van do IBjo eeuw, doch de spomdiiche gegevens vermelden
slechts enkele namen, zoodat hel onzeker is, in hoeverre deze vereeniginRcn
reeds hot monopolie voor hun bedryf verkregen hadden rn dus als gilden
zyn te beschouwen." 1\'ag. XV.

-ocr page 60-

48

])eze oud-Geniiaaiisclie verceiiigingeii -waiou de voor-
loopers van die middeleeuwsclie gilden, die in liun tijd
het oeconoinisch leven der burgers jjeheel beheerscbt hebben
en de machtigste bewerkers geweest zijn van den opkomst,
den rijkdom en de bloei der steden.

In deze vereenigingen vond de tot nijvere lieden zich
langzaam ontwikkelende burgerstand zijn besten steun in
den strijd tegen den ten krijg uitgerusten en steeds naar
den krijg verlangenden adel. In haar vereenigden zich
de op zich zelf zwakke burgers en werden machtiger en
machtiger.

„De gilden der Middeleeuwen waren," zoo vind ik het
ongeveer bij Brentano uitgednikt, „de oudste verdedigers
van datgene, waarin de waarde van den mensch werkelijk
bestaat tegenover feudale willekeur en zij hebben in de
duisterste tijden van geestelijke en wereldlijke tirannie
dap])eren en heldhaftigen weersüind tegen de machtigen
dezer aarde geboden, zij hebben overwonnen en uit haren
boezem is de vrijheid der v(dken geboren." ^

Het is bijna- ondoenlijk deze gilden ond^»r één gezichts-
punt samen te vatten Want lang niet op de zelfde wijze
hebben zij zich in de verschillende landen en steden ont-
wikkeld.

Zooveel\'is zeker, dat zij geruimen tijd de nmchtige orga-
nisatiën dor verschillende handworkon geweest zijn en in
min of meer absoluten zin steeds het monopolie bezaten.
En daarnaast dat met hunnen bloei, althans op do moeste

1. Urentniio 1. a. p. bl. 20.

-ocr page 61-

49

plaatsen en geclureucle geniinien tijd gepaard is gegaan
een groote ontwikkeling van liet handwerk in zijne ver-
schillende vormen. Dit laatste blijkt, gelijk wij zeiden, het
duidelijkst nit vele zeer kunstige en sclioone werkstukken,
die uit dien tijd overgebleven ziju.

Aau de vruchten leert men hier weder den boom
kennen.

Om van groote architectonische kunstwerkeii niet te
spreken, wie heeft de j)rachtige kerkversieringen, het be-
schilderde glas eu liet gesneden houtwerk nooit bewonderd
eu wie heeft in musea of elders nooit met stomme verbazing
stilgestaan voor zoovele andere gewrochten uit dien tijd,
die voor huiselijk gebruik of voor andere doeleinden be-
stemd waren ?

„Groote eu kleine gebruiksartikelen", zoo Iws ik iu een
belangrijke verhandeling over de opleiding der handwerks-
lieden iu vroeger tijd, ^ „en allerlei kunstvoorwerpen eu sie-
radiën tonnen ons, hoe vooiirefhdijk de oude meesters met
hun gezellen eu leerlingen in elk onderdeel van het gebied
der nijverheid wisten te arbeiden. •Schrijuwerkei\'s, sinten-
makers, smeden, draaiers, boekbinders, gotnl- eu zilver-
smeden enz. hebben in de werkplaatsen van eeu <\'{—100
jaar geleden een school doorgennuikt zoo goed als men
maar wenscluMi kon. Ziju de werkstukkeu der smeden
van dc 13de tot de 17de eeuw uiet een dnorloopend
getuigenis er vau, dat zelfs het taaie en harde ijzer

1. J. F, Ahrent. Die gewerliliche Kriiehung der Vrrgangcnbeit lind
Orgeimnrf. Der Arbciterfreund 1885.

4

-ocr page 62-

-50 - 

onder de hamerslagen der kunstvaardige meesters en
gezellen artistieke
Tormeu aannam, vormen die rekening
hielden met het inateiiaal en zoozeer aan hun doel beant-
•woordden en zoo goed voor gebruik bestemd waren, dat
zij
beden ten dage nog als-voorbeelden dienst kunnen doen!"\'
Vensters, deurbeslagen, sleutelgatplaatjes en verschil-
lend soort vau huisraad vertoonen zulke passende en sclioone
vormen en zoodanige heerschappij over werktuigen eu
technische middelen, dat wij voortdurend deze werkstuk-
keu bewonderen moeten.

De producten der potteubalckers- en glasblazerskunst
hadden een niet minder hoogen trap van volmaking be-
reikt; dat l)ewijzen ons overgebleven kruiken, kannen,
porceleinen kachels, tegels, glazen en bokalen.

•Ta, de oude werkplaatsen kenden kunstmiddelen, wisten
mengsels eu kleursels te ven-aardigen, waarvan het geheim
niet tot op onzen tijd doordrong. Zoo schijnt reeds om-
streeks het midden der 17de eeuw het geheim der fabricatie
vau het fijne, witachtige aardewerk der Siegburger kruiken
verloren gegaan te zijn. ^ Allo pogingen om deze door kunst-
kenners zoo hoog geschatte witte aarden pullen nit de Sieg-

1. »De SJegburger kniiken waren in dc lO\'\'" en ITiJo eeuw over geheel
Europa beroemd. Zij werden meest versierd met afbeeldingen van boeren-
feesten en volkslooneeHjes, soms ook wel van wapens enz. Dc vorm wn»
meest zeer origineel. Men denke aan de i. Ring- cn WurstkrQgc.» Verscheidene
hebben hengscis cn lange tuiten. Vooral de zgn. »Schnellen* /.yn bg dc
kunstkenners zeer in tel: wit Icemcn bekers van slanken konischen vorm.

Zij ontleenen hun naam nan Siegburg, een stad van lUOÜO inwoners
niet ver van Keulen." Brockiiaus, iu vocc Siegburg.

-ocr page 63-

51

burger ■\\verlq)laatsGu der IGe \'eeuw na te maken, hebben
schipbreuk geleden. Men faalde reeds bij het samenstellen
van de materie. Hoewel men leem lut de meest verschil-
lende grondlagen in de omgeving van Siegburg gebruikte
en deze aan alle mogelijke reinigingsprocessen onder\\vieip,
kon men de oude kleur niet\' terug krijgen. Alle nieuwe
composities hadden eeu grijsachtigen tint, die naar geel
»»f blauw zweemde.

(»ok bij de gewrochten der smeden staan wij dikwijls voor
de vraag, hoe het den ouden toch mogelijk geweest is met
huu werktingeu, als het ware speiender wijze, zulke kunst-
stukkeu tot stand te brengen. Niet hét minst veixHeneu
onder hen de zilver- en goudsmeden geprezen te .worden,
vau welke vooral Nürnberger nu\'csters veel uitstekends ge-
leverd hebben.

Het werk vau W o n t z e 1 -T a m u i t z e r is bekeiid. \'
lOerst voor eenige jaren trokken de werkstukken vau
.Vu ton 1\'i i s O u h O i t uit "\\Varb<irg in Westfalen nu\'cr
<le attentie en wekten wegens huu techuisehe eu artis-
tieke vohnaaktheid rechtmatige bewondering op.

liet waren zes zilveren kerkstidcken, die het eerst gevon-
«leu werden in de schatkamer van den graaf Von Fiirsten-
berg le HordriugiMi bij Arnsberg. Drie der zes kiinsl-
werkeu zijn geteekend „Antonius lOisenhoidl Warbur-
gensis fecit." Het zijn Iwce zilvcixMi sierbedekkingen
voor den lederen band van een boek; twee sloten van
een misboek; een, dinds gegoten, deels gedniven cruci-
fix; eeu op gelijke wijze vervaardigde kelk; een wieiDok-
ketel mei wijkwast en wu uit zilver gegoleu reuk-

-ocr page 64-

-- 52 ^-

vat. „Van Eisenlioit\'s werken", zegt Prof. Dr. Lessing,
„kunnen wij niets minder zeggen, dan dat zg behooren tot
liet allerbeste, wat ooit in de goudsmeedkunst geprodu-
ceerd is..."

Verder durf ik met citeeren niet gaan. Integendeel ik
moet voor deze lange misschien niet eens geheel ter zake
dienende aanhaling mijne verontschuldigingen aanbieden.
Maar zelf oudheid- nocK kunstkenner wist ik geen beter
middel om de voortreffelijkheid van hetgeen in de werk-
plaatsen der oude Germaansche meesters voortgebracht is,
voor den geest te roepen.

En toch achtte ik het wenschelijk dit zoo goed mogelijk
te doen.

Er zijn ook andere symptomen, waaniit wij de gevolg-
trekldng maken kunnen, dat de 15de en lOde eeuw een
tijdperk van bloei voor de handwerkslieden geweest is.

Uit alles blijkt, dat de levenswijze der handwerkslieden
van dien tijd royaal, om niet te zeggen vaak weelderig was.

Men leze, om een voorbeeld te noemen, slechts eene be-
schrijving der gildenmalen, welke minstens éénmaal, vaak
meer dau eens in het jaar in ieder gild moesten jdaats
hebben, waarop het zeer lustig toeging en waar de feest-
vreugde niet spoedig verstoord werd, al zal men de mede-
deeling van den Heer Ter Gouw, dat zij gemeeidijk drie
dafren duurden, overdreven nuwten achten. \'

1. J. Ter Oouw, t. o. p. bl. 50 en ."iT.
Men vergelijke: Mnller, t. n. p. bl. 507.

-ocr page 65-

53

Of wel meu brenge zicli cle statige en vaak rijke gilden-
optocliten voor den geest. ^

De arbeid cn de stand der arbeiders was in eere en het
was ganscli niet vreemd, ambachtslieden in de scliepenbank
of aan de burgemeesterstafel te zieu, geheel eu al als de
gelijken luinuer medebestuurders. -

De handwerkslieden waren deugdelijke arbeiders en
tengevolge daarvan werden zij zelfstandig eu welvarend.

„Das Handwerk had einen goldenen Hoden" is een
spreekwoord, dat iu deze tijden geboren werd.

]0u het pleit er ook wel voor, dat deze burgei-s zich
voelden, hun eigen waarde beseften, dat zij de overlieden
hunner gihlen vaak met den pompeuzen naam vau koning,
ja van keizer vereerden. ^

Terecht lieeft meu iu deze tijden ingezien, dat, wilde
meu de liefde en eerbied voor den arbeid aan den eenen
en v()ld(KMide kundigheid aau den anderen kant niet alleen
belioudeu zien blijven, maar ook zien toenemen, meu tijdig

1. Ter Gouw t. a. p. bl. 40. c. v.

2. Er waren, gclgk bekend is, üe1f< (gden, dal dc stedelgkc arislocralio
gebrcl door de gildenbesturen verdrongen werd.

Zoo leien wg op pag. 626 van het Gidsartikel van deu Heer Muilen
„De revelatie van 1304, dio dc sledelgke aristocrotio (in Utrecht) ten ondei
bracht, gaf den gilden de hoogste macht in handen".

Wellicht trof men dc vorstclgke titels meer uilsluitend bg het gilde
der rctrosgcn of rcdcrgkcrs aan.

Doch lekcr is het, dal do twee personen, dio in dc middeleeuwen aan hel
hoofd van het echte gild stonden, dekeuH of
oiidtrmaMHen heetten, welken
Inatstcn diftigen titel xg met dc burgcmccstoren gemeen hadden.

Muller t. n. p. bl. 505.

-ocr page 66-

54

zijne maatregelen nemen moest, om te zorgen, dat ook de
komende geslacliten daarvan deelgenoot gemaakt werden.

Deze maatregelen vormen tegelijk liet beste middel, dat
ons ten dienste staat om te beoordeelen, in hoeverre de
gilden, die deze maatregelen namen, de bewerkei-s geweest
zijn van den bloei van het handwerk, waarvan wij
spraken.

Gelijk wij reeds zeiden, het beginsel van arbeidsverdee-
ling deed zich bij deze gildenregelingen niet gelden; al-
thans niet in zooverre, dat er afzonderlijke ])ersonen met
onderwijzen ten dezent belast waren. De bazen, de mees-
ters, hadden iedereen paar leerjongens, die bij hen de school
van het ambacht doorliepen.

Het aantal dezer leerjongens, dat bij één baas al-
dus ter leering was, was een beperkt aantal, (iildeii-
voorschriften verboden de bazen méér dan twee of drie
leerjongens tegelijk op te leiden. Soms Avas er een
algemeene wet die dergelijke verbodsbejialingen inhield.
Ik wijs op de leerlingwet van Koningin Elisabeth in
Engeland. ^

1. In het janr 1562 codificeerde Koningin Elisabeth de over de opleiding
der leerlingen destjjds bestaande bepalingen tot ecu uitvoerige wet.

Deze wet eischte o. a. een Icertgd van zeven jaar, die vóór het vier-en-
twintigstc levensjaar moest eindigen. Ieder meester, dic drie lerrliugcn
had, moest ten minste e\'e\'n gezel hebben, tcrwyi hij voor iedcrcn leerling
daarboven een volwassen werkman in dienst moest nemen.

Dc leerlingwet werd by do wet van 18 Juli 1814 nfge.\'chaft.

Vergel. Prof. B. II. Pekelharing, llydragen vnn het Statistisch Instituut
1885.

-ocr page 67-

00

Teil gevolge van dezen maatregel kon de tijd en zorg, die
een meester "aan zijne leerknapen te l)esteden liad niet
over te velen verdeeld en tengevolge daarvan te gemakke-
lijk verbrokkeld worden. Bovendien was er op dezo wijze
een waarborg gevonden, — en dit zal wel de voornaamste
grond der bepalingen geweest zijn — dat niet te veel
werkkracliten zich aan eenig vak wijden zouden.

l)e leerlingen wai-en in den regel bij hunne meesters in
den kost en stonden geheel en al ouder hun opzicht en
invloecL

l)e veqdiclite leertijd was althans iu ons land voor de
verschillende ambachten on op do verschillendo plaatsen
niot oven lang. Zoo achtten, naar luid dor Amstordamscho
bescheiden, bij voorbeeld de houtzagers oon leertijd van een
lialf jaar roods voldoende, terwijl oon hoodonmaker geen
leerling genoog onderwezen rokende, dio niet minstens vier
jaren hot handwerk geloerd hïid. ^

lïodurondo dozen tijd mochlon do loorlingon niet to vaak,
dikwijls hoolemaal niet, van ])atrot)Us verwisselen. Iedere
jmtioon volgde zijn eigon systeem van opleiding, liet zou
slochts tijdverlies zijn, als mon telkens op oon undoi-o wijze
aanvangen moest.

„Do leerling kon," zoo doelt ons Mr. Muller moe, ^ „met

1. H. J. >f. Urouwcr Anclicr. Dc Gildon.

\'« OravcnliBgc I8üi).
In Frankryk
wat over liet algemeen een Icertyd van 5 jaar vereiictit,
zonder dal dit echler in cen wel voorgciclircven wa«.
André Lirste: Lo Travail: Pari» 1891>.
U. De (iidu: 1897. t a.p. bl. 51(.t.

-ocr page 68-

56

„oirloff"- van deu baas vau liem scheiden, maar toch
moest hij dan nogmaals de hooge uitkeering aan het
gild betalen. Slechts als de baas stierf, was hij daarvan
vrijgesteld. ^

Iu zijn „De wederoprichting der gilden" verhaalt dc
Heer M. H. de firaaff - ons:

„Het was geen vereischte, dat een leerling of knecht
zijne leerjaren bij één meester volbracht, aangezien het
hem vrij stond Aan patroon te verwisselen, doch enkel in
geval van goed gedrag, wijl een andere baas geen leerling
of knecht van iemand mocht aannemen zonder een bewijs
vau zijn onberispelijk gedrag, waarop de Overlieden vau
het gild stipt moesten toezien."

Door de meeste Amsterdamsche gilden was bepaald, dat de
meester geen leerjongen voor minder dan twee jaar mocht
aannemen, door enkele, zooals die der volders, klompen-
makers en wevers, dat één jaar de kortste termijn zou zijn;
echter wat dit laatste aud)aclit betreft slechts in het geval,
dat de leerling het d u b b e 1 r o e d e of servet w e r k wil-
de leeren; wilde hij zich evenwel in het 1 i n n o n- of s 1 ij-
tingwerk bekwamen, dan was de minimum-leertijd bij
één meester anderhalf en voor het w olie w e v e n derde

1. Dij dcu aanvang van hunnen Iccrtyd moeiten delcerjongensin Utrecht
cn elders een zeker bedrag aan de kas van het gild betalen. Dit bedroeg soms
wel een / 7.—. Muller t. o. p. bl ."iOO.

2. M. H. de Graad: «Dc wederoprichting\'der gilden, besehonnd als
een krachtig middel tot bcvcitiging van het stolTelgk cn
z\'edeljjk heil des
volks cn tot vermindering der toenemende armoede." Gorincbcm 1840.

-ocr page 69-

57

lialf jaar. Een tijd vau minstens drie jaren was gesteld in \'t
gild der koek-, bescliuitr, en pasteibakkers, alsmede iu dat
der lint- eu passemeutwerkei-s, der tinnegieters en kompas-
makers, terwijl de lioedenmakers, de leertouwers, die in één
gild vereenigd waren met de Spaanseb- eu zeemlederberei-
ders eu\'de boekverkoopers, -binders, eu -dridckers een knaap
voor niet korter dan A-ier jaren iu de leer mochten nemen.

In deu regel waren deze termijnen gelijk aau die der
verplichte leei-tijdeu. Evenwel niet altijd. Eeu meester
metselaar b.v. mocht een leerling voor uiet korter dan
twee jaren iu dienst nemen, maar een leerling werd niet
eerder iu het gild als broeder aangenomen, dan nadat hij
vier jaren het ambacht geleerd had. ^

A\'olgeus de Utrechtsche bescheiden duurde de leertijd
gewoonlijk twee jaren. De wol- en linnenwevers eischten
slechts één jaar, de barbiers vordenleu een leertijd van
drie jaren. -

Ihit de leerlingen nu gedurende <leu tijd, dat zij bij
luinne patroons iu do loer waivn, Avorkolijk onderricht eu
gœd onderricht ontvingen on iu>oit onverdiend weggezon-
den worden, daarvoor waarborgde velerlei. In de eerste
plaats do gildenvoorschriften. Vorschoidone dezer ordon-
nantiën vind nu\'u in het i-oods voel iwngohaaldo werk vau
don lieer Urouwor Aucher.

Daarniuist dikwijls de speciaal oi)gcnnudvte schriftelijke

1. Al (Icic lantitc gcgevcni ïyn weder nnn liet Amitcrdaniith Aroliief
ontleend, zie Hrouwer Ancher t, n. p. bl. 8.

2. Muller t. n. p. bl. 509.

-ocr page 70-

58

leerling-contracten. Een paar zoodanige contracten zijn
opgenomen in liet proefschrift van den Heer C. A. lilias. ^
Een zin nit een dezer in het Latijn opgestelde contracten
luidt aldus:

.,Buteko aurifaber debet Henrico filio "Wunnowen
11 marcas denariorum pro quibus fovebit et vestiet dictum
Henricum et instruet aiiem suam fideliter ad sex aimos;"

Men had een document in handen en kon nakoming
vorderen.

leiders vinden -vvij melding gemaakt, hoe in eeu regle-
ment speciaal opgenomen was de bepaling, „dat de leer-
jongen niet voor „Posselarbeiteu" en luiiselijke diensten,
als hout of water halen of kinderen heen en weer dragen,
gebruikt mocht worden." -

De leerjongens ontvingen geen loon ; integendeel betaal-
dan zij aan de kas vau het gild een zeker bedrag, dat te
rtrecht, tenzij de gilden het anders bejiaald hadden, door
den Ihiad werd vastgesteld. AHccii zoons vau leden vau
het gild waren hiervan vrijgesteld, indien zij bij hunne
ouders leerden.

Waren de leerjongens bij hunne meesters in den kost,
dan moesten zij daarvoor nog bovendien betalen. ^

Ook dit eeu eu ander levert eeu goeden waarborg op,
dat het l)eginsel vooraan stond, dat de leerjongens niet ten

1. C.A.Elias: Het IccrliiiKconlract. 111.14.

\'2. I. r. Ahrens; Dic gewcrbliclic Krzieliung der Vergniigciilicit niid
Gegenwart. Der Arbeiterfrennd 1885.

Vergelglc ook .Muller t. a. p. bl. 500.

3. Muller t. 0. p. bl. 509.

-ocr page 71-

59

bate van den meester, maar geheel on al in hxin eigen
belang, om het vak te leeren, bij hunne patroons in de leer
ou eventueel iu den kost ■waren.

Xaast deze bepalingen was, althans in later tijd, het na
afloop van den leertijd te vervaardigen werkstuk, waarop wij
later terugkomen, een groote stimulans tot arbeiden ou
oefenen voor leerling en leermeester beiden.

Daarbij kwam, dat de overheid van het gild .steeds op
do behandeling der leerlingen oon wakend oog hield.

lOr was in die dagen eene liefde voor het and)acht, die
do verschillende arbeiders in hetzelfde vak zich nauw ver-
bondon dood voelen en gezamenlijk aansj)rakelijk voor
do i)roducton van ieder hnnnor.

De arbeiders beseften, dat zij lid vau eou nuichtig gohool
ou niot, ujuir hot eigenaardig zoggen van oon dor atitours ^
ovor dit onderworp, „gelijk thans, oon drn])j)ol iu don
cK-oaan
golijk" waron; zij voelden zich gedragen door hot bewust-
zijn, dat hun workzaandioid als dool vau don arVdd vau
hun gilde, hun algomoou goachto ou orkondo arlxdds-vor-
ooniging, voor do nuiatschajjpij vau zeer groote waarde
was. ^

1. P. Chr. Ilnnicn. Ein Heitrajt *ur LchrliD)t«frnge. .\\rl)citcrficunil
1877. l\'ng. 31.

2. Dnr liQrger (van dezcn tjjd) achtct lich telbit totgen seiner Arbeil;
sie ist ihm keine bloss wirthsehaflliehe , sie ist ihm eine
LebcDsaufgube ;
sie enthält ihm daher nicht bloss das Mittel zur gewerblicheu Giltererzeu-
gung, sondern eine moraliichc Verpflichtung, sich und damit seinem
Stande mil «einen Produkten Ehre zu machen — cin OcJanke, den dio
alte Welt nirhl kennt; er iil dorchdrungcn von dem liewusilscin, dass
nicht in der Griisso seine« kapital«, sondern in der Tüchtigkcil

-ocr page 72-

60

De overhedeu der gilden, door -wie bovenal de begin-
selen liunner corporatiën uiting moesten vinden, xvisten
naar de beschreven gevoelens te bandelen en er de hand
aan te houden.

Dr. Stockbauer, in een zeer interessant artikel over het
ambachtsonder-wijs, maakt zelfs melding van een weke-
lijksche of maandelijksclie „schouw" van gezworenen, die
alle werkplaatsen visiteerden en al het daar vervaar-
digde aan hun controle onderwierj)eu, het gebrekldge
aantoonden, gispten en in sommige gevallen zelfs vernie-
tigden, wat .slecht vervaardigd was. ^

Geen wonder, dat dezelfde schrijver zeggen kon: „Het
ambacht van dien tijd kende geen Schlendrian, geen slecht
werk."

Gelijk wij reeds zeiden, de beste aansporing voor pa-
troons en leerlingen bestond althans in den lateren tijd in

seiner Arbeit, in der Hingabe feines selbst an dieselbe die
wabre Grundlage seiner Stellung in der ständischen Welt liege. Mit
ihr, mit der Achtung vor ihren Leistungen steht nnd fällt cr selbst; dos
weiss er und darnach handelt er. Und so entsteht von selbst das BcdUrf-
niss, diete Arbeit, welche ihm seinen eigentlichen Halt gegenüber der
Macht nnd dem Glänze der beiden andern Stande gibt, vordem Uinabsinlcen
in Untüchligkeit zu bewahren. Sie gewinnt damit einen neuen, der ganzen
alten Welt unbekannten Charakter; sie tritt auf nicht als Sache des Indi-
viduums, sondern aU eine Angelegenheit des ganzen Standes; sie wird,
obwohl sie zunächst nur von dem liinzclnen ausgeht und nur für den
Einzelnen geschieht, dennoch ein Gegenstand des Gesammtiutercüses.

Lorenz von Stein, Die Vcriraltungslehrc, V p. 235.

1. Ür. Stockbauer.

»Unser gewerbliches Dildungswescn".

Sieben Gutachten nnd Herichte verüffcnHiebt von Verein für Socialpolitik
1879 png. 125.

-ocr page 73-

61

liet proefstuk, dat ieder, die meester iu ziju vak worden
wilde, afleggen moest Iu welken tijd precies deze proef-
stukkeu liet eerst ingang gevonden liebben, is niet met
zekerheid te zeggen. Zooveel staat eehter vast, dat langen
tijd de proef niet veqdichtend is geweest, althans niet in
A msterdam.

Wij vinden toeh in llglage (). van het werk vau deu Heer
Brouwer Aucher melding gemaakt vau een twist tusschen
„den overluydeu vau den huystimmerliedeu ende Kiste-
maiekers mitter ghildehroeders hoer prouff gedaan
h ebbe n de ter eender, ende d e u ou de gh i 1 de b r o e-
d c r s
v o e r d o r d o n n a n c i e v a n d e p r o u f f de n
T O o r s c r. a m b a c h t e g e t» x e r c e e r t h e b b e u d e,
ten auderer zijde" eu liet is hoogstwaarschijnlijk dat iu dit
rpzicht de beide gilden niet alleen gestaan zullen hebben.

Het ligt het meest voor de hand, dat de examens op het
einde der 15de eu het begin der l(!de eeuw vei-])lichtend
geworden zijn, in den tijd dat men voor het eerst omschrij-
vingen der ])roefstukken in de gildenstukken begint aan
te treffen.

Deze meesterstukken stelden vaak zwr zwaiv eischen. In
die eischen, voorzoover zij alsnog bekend zijn, heeft men
bovendien eeu goeden waardemeter van de hoogte waaroj) het
handwerk in de tijden waarover wij spreken, gestaan heeft.

De Heer Brouwer Aucher brengt omstandig verslag uit
van de ei.schen, die door de verschillende gilden in Amster-
dam vo(U\' het meestei-schap gesleld werden.

„De i)roef," zoo deelt hij mede, „waarvan het eerst eene
beschrijving in de gildenordonnanties aangetroffen wordt,

-ocr page 74-

62

is die der Bar1)iers. ])e beschrijving is gedagteekend vail
den 27sten April 149T."

Doch deze kan ons minder interesseeren. Alle andere
beschrijvingen dateeren nit later tijd.

De Hnistimmerlieden en Kistenmakei-s vorderden in
omsclireven het eerst een proefwerk iu hun gildebrief vau
deu 21sten Mei 1524. Yolgens deze ordonnantie moesten
de Timmerheden uit een balk van zeven voet, die lien
door den Proef meester verstrekt werd, maken „een cruys
cosijn met dubbele sponden A\'an binnen ende vau buj-ten
met gerooscerde veynsteren." Bovendien moesten zij
nog vervaardigen „een bynt met dubbele pennen", welke
beide proefstukken moesten ziju „in sulke schijne ende
soo goet, dattet de proefmeesters kennen welgemaakt
te ziju."

De Kastenmakers vorderden als proefstukkeu het maken
vau „eéli half tienkaut tresoor, met een schijf daarop, met
sijn kanten vergadert, als dat kduiort, en een schoon ba
.se-
ment van seven duymeu breet l)em>deu om de voet, ende
aïïe de nagelen bedekt; item noch eeu vierkante t«fel,
overhoeck wel vergadert met do l)eytel wel te liangen, on
de .stool met een smal sit-bort eu do v
<h;t mot (h;u carbivl
boê.sgewij.s, al alst behoort". In 15(54 ondergingen deze
])roefwerkeu i>enigo verandering eu er word sinds toen van
dén Proeveling gevorderd „een gront te slaen vau een
tresoor ofte buffet, mits dat er iu do gront zal wonion ge-
wrocht oen half \'achtkant vau biinion of van buyten, eu
\'deselve gi-ont\'to vervolgen nu\'ttot worck.
Immi p])goslagen
vierkante\'tafel, met de boedel ovorh
(h\'ck wol\'vergadert, do

-ocr page 75-

63

Iciaiupeii teil minste dordolialf diiymon dick, do langfe
klampen acht duynien breed, de kanten vijf duyinen, en
dit met een voet ■wol gehangen en gewrocht; de kisten
ende bolegselen wol vergadei-t met lijm, en alle nagelen
bedekt. lOnde dat hij oock gehouden sal wezen de grond te
niot to schaven, als die volmaockt sal weson." ^

in hot artikel van Mr. Alullor lezen wij : „Niemand
mocht „meystoreye sotten" dan na oen pixK\'fstuk geleverd
to bobben. Xatuurlijk had ieder gild (of juister ieder
ambacht) zijne eigene vooraf ajvngewezene proef. Do
snijder moest „mittor liant snydon" vier kloodingstukkou :
oen „manstabbort", oon langen „])aoppontabbort", oon
„Yrouweutabbert" en oon „vrouwen corte hovck" ; do ordon-
nantie V(K\'gt or met het oog op d(! (destijds toch zoovwd
minder dan thans wisselzieke) mode voorziohtighoidshalvo
bij: „off dat iu de tijd gowoonlickon wesen zol." Hij do
Itijlhouwors had elk ambacht zijn afzonderlijk proefstidv:
<lo moubolmaker vervaardij^do oon „soskant tn;soor, oon
tatVl dmu-op, ovorhoock geklampt mei oon kalf daer midden

1. Ik hnal deic bctrckkclük Rcringo w|jtiging anu om dc volgende
reden: Dc gildebcituren lotiden cr naar mjjne meening niet lirhl toe ge-
komen ijjn , lulk ecnc kleine praotitchc verandering lo maken , indien de
voonchriftcn betrelTendo de proefiverken niet werkelgk algemeen nageliefd
werden en de werkatukken gemaakt, tooalt dat wa» voorge»cbrcven. Dit
laatate nu wordt vaak betwijfeld cn do meening wordt dikwgU verkondigd
dat de om^chrgvingen der werkatukken , vooral nli dr»c awaar waren,
eigcnlgk alleen opgesteld werden, om cen middel in handen to hebb<<n,
ongcwcntchio elementen uit bet gild te houden. Men vergelgko het Sociaal
Weekblad Mc Jaarg. no. 1, het nascbrift der Hedactie op
ceiie bgdrago van
mg, getiteld t „Mi-csterwerken."

-ocr page 76-

64

in," terwijl aan elk deel A\'an liet meubel allerhande lijst-
werken en kunststukken moesten aangebracht worden, die
nauwkeurig waren omschreven. De timmerman maakte
„een goet cruysraemt", de rademaker „een goed radt",
de stoeldraaier „een goede setel" ... enz." ^

Zeer merkwaardig zijn de omschrijvingen vau proef-
werken, die ik elders medegedeeld vond. Het is Dr. Stock-
bauer, verbonden aan het Beiersch „Gewerbeniuseum" te
Xürnberg, die in een der iu 1879 uitgebrachte prae-adviezen
voor den Verein für Socialpolitik, vele belangrijke opgaven
over dit ondei^werp verschaft heeft.

De Schrijver begint ons mede te deelen, dat bij het ver-
vaardigen der meesterstukken in Xürnberg vier begin-
selen vooraan stonden ; iu de eerste plaats was het meester-
stuk in de meeste ambachten nauwkeurig voorgeschreven,
in de tweede plaats was de tijd Iwpaald binnen welken het
vervaardigd moest zijn, ten derde was voorge.schreven, ihit
noch iu de werkplaats, no^ privatim het vervaardigen vau
het bejjaalde werk geknord mocht worden eu eindelijk was
bij de ambachten, die wij heden met den naam „kunstngver-
heid" l)cstempelen bepaald, dat de ])atromMi door den ver-
vaardiger van het werkstidc zelf ontwoqjen eu fjeteekend
moesten zijn.

„Om nu", zoo lees ik bij Dr. Stockbauer, „eeu voorbindd
tc geven van de soliede eischen, die het meesterwerk den
aspirautnu\'ester stelde, worde het nu\'csterstuk der go\\ul-
smedeu in Xürnberg herdacht.

1. Moller t. n. p. bl. ."»IS.

-ocr page 77-

65

Binnen drie maanden moest de gezel in liet huis van een
gezworene vervaardigen : een zilveren bokaal in den vorm
vau een bloemkelk, geheel gedreven eu met gedreven orna-
menten en een geëmailleerde ring met een steen en een zegel,
^let betrekking tot den bokaal was bepaald, dat deze ge-
maakt moest worden op den trant der voor dit doel vervaar-
digde en sinds 1573 bij besluit van den Eaad als voor-
beelden bewaarde bokalen, drie iu getal, die nog lunlen
Iwstaau \' en onder den naam „Tamnitzer bokalen" algemeen
bekend zija.

IJen schrijnwerkers was opgegeven als meestei-stuk te
maken een vensterraam met zes sluitbare vleugels en wel
z(K)danig, dat deze vleugelrameu naar verkiezing venvis-
seld en in- en uitgezet kouden worden.

Vereischte deze opgave wn nauwkeurigheid van werken,
waar tegenwoordig bijna algemeen tevergeefs naar gezocht
wordt, de tweedo voorgeschreven arbeid wjvs direct oj) eeu
gi-oote vaardigheid in liet teekenen gebaseerd. Deze bestond
nml. dmirin, dat eeu kast, 7\' breed, diep en8\'5\' hoog, ge-
fourneerd eu ingelegd en van architektonische samenstel-
ling iu Din\'ischen, .Ionischen «>f Corinthischen stijl gefa-
bn\'ctH\'rd moest worden.

])<> horlogemakers moesten eeu stjuinde klok vervaar-
digen (!" hoog, \'IJ^" bnvd cn 2}" diep; ze moest de uivn
aangeven, bovendien de duur van den dag, den kalender,
den planetengang en het astrolabium; het mnhulsel en

1. ^li\'n in hel South Kenington Mutruni in Iiomlcn rn Itvco in hrl
nrnnannnrhe Mnienm tc Nürnberg.

G

-ocr page 78-

66

met name de boTenversiering boven de klok moest door ieder
aspirant ontworpen, uitgesneden en bearbeid wordeu.
Xiemand mocht zijne teekeningen aan een ander leenen,
maar ieder was verplicht de zijne eigenliandig samen te
stellen."

Bij deze voorbeelden wensch ik mij te bepalen. Zij
doen voldoende duideHjk uitkomen, hoe hoog in dien tijd de
eischen, hoe ernstig de opvatting van den arbeid was.

Een deugdelijke opleiding van den handwerksman, om
kort te resumeeren, was gewaarborgd door de omstandig-
heid, dat slechts een beperkt aantal leerlingen tegelijk bij
eeu zelfden baas in de leer mocht zijn; door het feit, dat de
leerlingen een bepaalden tijd leerlingen blijven en de
patroons hun discipelen werkehjk onderwijs geven moesten;
verder door de omstandigheid, dat de leerlingen meest bij
hun patroons inwoonden en aldus geheel eu al onder hun
opzicht stonden en dat daarnaast de overheid van het
gild steeds een oog in het zeil, ja, soms regelmatig
„schouw" hield; ton slotte door het instituut der meester-
werken.

Daarbij kwam uog iets, waarop iu het algemeen to
weinig de aandacht gevestigd wordt eu dat toch vau
groot gewicht is. In de geheele organisatie was alles er
op ingericht, het meesterschap voor leerlingen en gezelhm
iu allo mogelijke opzichten, om zoo te zeggen, het tojipunt
hunner wenschen to maken.

Niet alleen was het meestenschap een bron van eer on
betere verdieuston, het was het eenige, dat den handwerks-
lieden econonvischo onafhankolijkhei<l bnudit. Alleen de

-ocr page 79-

07

meesters konden over liet algemeen een winkel honden en
voor eigen rekening koopen en verkoopen. ^

Alleen de meesters konden over het algemeen zich zelf-
standig vestigen en leerlingen honden en het was slechts
hij hooge uitzondering, dat handwerkslieden alvorens
meester te zijn in het huwelijk konden treden.

Deze omstandigheden maakten de leerlingen meer afhan-
kelijk van. hunne patroons en spoorden tot hetere plichts-
hetrachting aan.

])e meeste gildenstatuten verboden, dat het meesterschap
verkregen zoude worden door peiNonen, die den vijf-eu-
twiutigjarigen leeftijd nog uiet bereikt hadden en dwongen
(huirdoor zooal niet op zich zelf tot ernstigen, dau toch tot
langdui-igen leer- eu gezellentijd.

Ik had nog als opvoedingsmiddel kunnen noemen het, iu
Frankrijk en Duitschland gebniikelijk, nud<en vau leerrei-
zen, het „Wandern", de compagnonnagi», het luuitrekkelijk
gebruik, waiu vau o. a. üeorge Sand iu een han»r berixïuulo
romans — Lo comi)agnou du t(un\' de Francii — een duide-
lijk beeld gegeven heeft. De iu s. meester maakte alvoivus
zijne opleiding als geheel voltooid te beschouwen een iris
van langei-cn of koi-tei-en duur, tcneimle zijn blik tc Verrui-
men eu cen nu\'er algemeene eu uitgebreide kennis van Jiiju
handwerk to kunnen opdoen.

lu do zestiende en hot begin der zeventiende eeuw heeft
de bl(Mn vau het handwerk laugzanun-hund haar culmiuatie-

1. Sismondi : /»Noureaui I\'riaci])ct* boek IV eap. 10.
Vergclgk ook; T.oren2 von Stein. Der Socitklimnuit und Coniuiuniiniu«
dci heutigen Krnnkrcichii. 184\'J. l\'ag. 85.

-ocr page 80-

68

punt bereikt. Dau begint ook beel gestadig de ontaarding
der gilden, eu de acbteruitgang van den geheelen hand-
■vrerksstand.

Waaraan deze geleidelijke achteruitgang toe te schrijven
is? Ongetwijfeld aan vele en velerlei oorzaken, waarvan
de opkomst en de uitbreiding van den handel niet de minst
geAvichtige zal geweest zgn. Het verkeer breidde zich
sterk uit, de kleinhandel werd groothandel, het nationaal
en beperkt iutemationaal imilverkeer werd wereldlmudel.
En dit alles bracht nieuwe middelen om geld tc verdienen,
om rijk te worden, nieuwe beginselen, nieuwe inzichten,
nieuwe idealen, met zich. Het handwerk daalde, naar-
mate de handel winstgevender eu uitgebreider eu het han-
delsverkeer algemeener werd. Ook naarmate ten gevolge
van dit alles de wereldbeschou^-ing der menschen anders
en hun gezichtskring ruimer werd.

De meeniugen veranderden veel. Kemiissance en refor-
matie, althans het meer doordringen harer beginselen da-
teereu uit dezen tijd.

Tengevolge van al deze omstandigheden is langzamer-
hand, wat geestelijke arbeid mag heeten, iu welken vorm
dau ook, meer eu meer iu eere gekomen, in gr(M)ter eere
dau het handwerk, dat geleidelijk dieper en dieper zoidc,
tot het eenvoudig do broodwinning werd van een klasse
van menschen, dio het schoone gevoel van eigenwaar-
de uit den gildentijd verloren hebben, <lie tot loon-
slaven omlaag gezonken zijn en hun werk van kindsbeen af
als niet audera leerden beschouwen, dan als een weinig
verkwikkelijk, doch uoodgedrougen middel van bestaan.

-ocr page 81-

69

Een schoone beschr^\'ving van den achteruitgang van het
handwerk, van den opkomst van den wereklhandel met
zijn andere eischen en inzichten geeft ons Lorenz von Stein
in zijn beroemde Terwaltungslehre. ^

„De productie," zoo drukt hij zich uit, „maakte zich (in
dien tijd) los van plaatselijke begrensdheid; de eerste ver-
schijnselen van een wereld-goederenverkeer begonnen zich
te vertoonen en kwamen in botsing met het l>egrensde van
liet gildenwezen. Ook in de wijze van beschoxnving dezer
diufien openbaart zich eeu nieuw element. Het leeren bloot
naar de voorschriften der frilden is niet meer voldoende;
het is nog wel noodzakelijk even goed als vi-oeger, maar
de arbeid vnn gezel en meester wordt door een andere op
zijde gestreefd, die zich ten doel stelt, de verschillen-
do landen cn woi-olddoelen met elkaar in verbinding
to brengen, do afhankelijkheid ovor on weer vnn pro-
ductie on consumtio over do gohoole worold gado slaat on
hot ambacht ou do industiio dienstbaar nuuikt aan do groote
bohoofton on bowogingen dor gohoolo samenleving. Dat
is do arbeid van don woroldbandol. Hij stolt nndoro oischon,
«•ok (>oonoinisoh(s bij kan biniuMi do «>U(b^ grenzen van liot
fribl niot bestaan; hij onderwerpt dozo aan zich; on. zoo
ontstaat datgono, wat do aohttiondo (
hmiw ton slotte karakto-
risoori, hol diopo, iKdangrijko ondorsohoid tusschen hand-
werk on nmbaoht. Hol handwerk is niot moor, M\'at hot
oons gowoost is, do kern on bodoin van don fioron on sterken

I. Vod Stein t. n. p. bl. 238 Vlg.

-ocr page 82-

70 -

burgerstand; liet verliest zijne heerschappij over de steden
en is niet langer het wezen der burgerij. Xieuwe feiten,
nieuwe eischen doen zich voor, eiken dag; het begin der
eeuw draagt een geheel ander karakter dan vi\'oeger; als
echter de machine haar intrede doet, als de oude op gilden
gelijkende handelscompagnieën verdwijnen, als het crediet
en het gebruik van den wissel toeneemt en beurzen ovcr
handel en productie beginnen te beslissen, dan zinkt het
handwerk diep omlaag; het is niet meer de drager van een
zedelgk element, het is bloot een middel van bestaan voor
het gezin geworden; het heeft nog een gouden bodem,
maar het kleeft er aan; en hem boven het hoofd groeit
een jonge burgerstand, in staat en gezind om vau de (mde
idaatselijke burgerij eeu wereldburgerstand te worden ; dan
is liet duidelijk, dat de oude orde van zaken ophoudt en
een nieuwe toestand aanbreekt."

(jelijk wij reeds zeiden, de achteruitgang van het hand-
werk ging gepaard met eene ontaarding der gilden.

"Waren deze eerst uitstekende middelen goweest, liefde
en eerbied voor het ambacht te bewaren, toen de geest
van liefde en eerbied voor deze soort arbeid langzamerhand
verminderde, werden dezelfde gildon voor lien, dio eou-
inaal don meestertitel veinvorveu haddon, oonnuud om
z(H)
te zoggen op hot kussen zaten, middelen tot het uit(K»fenon
van een verboden ])rotectie — do gildon behielden hot
monopolie eu trachtten zich tot zoo weingon als maar mo-
gelijk was te ln\'perkon, om dezen van hun voordooien des t»«
meer tc doen profiteeren.

liet natuurlijk gevolg was, dat naast do gilden liet vrijo

-ocr page 83-

71

ambaclit zich begon te ontwikkelen, in een zware conciir-
rentie, in een strgd op leven en dood, waarin het ten slotte
overwinnaar werd.

„In de middeleeuwen waren de gilden vau den welda-
digsten invloed geweest op de ontwikkeling van nijverheid
en volksvlijt. Toen waren deze nog iu hare kindsheid en
hadden wel eenige zwachtelen noodig. Toen werden door
de gilden de regelen, waarnaar gewerkt moest wordeu, ver-
zanudd eu bijeengehouden. De vereeniging gaf verband,
en \'t verband gaf kracht, \'t Gildebestuur hield de werk-
lieden onder tucht eu regel, en zijn toezicht werkte heil-
zaam oj) de deugd van het werk. ifaar later werden die
zwachtelen knellende banden. Toen de arbeid verbazend
was uitgebreid, en meer eu meer verdeeld wei-d, — toen
sommige ambachten zich in vele onderdeelen .splitsten en
de Mcrkzaandieden, die ieder gild verrichten nmcht, tot
in de kleinste bijzonderheden wenlen Ix\'paald, en mon
toch telkens weer die ]>alcn verzetten nu)est, — toen wenl
door de gilden de vooruitgang stelselnuitig tegengewerkt
eu de ontwikkeling aan banden gelegd. Toen ontimnlden
ile ambachtsgilden in nutnopolii\'n, bij wie men gedwongen
was ter nmrkt to gaan, omdal men anders nergens terecht
k«m; toen onderdrukten zij allen wedijver en hielden elke
verbetering in kunst- of handwerk tegen.
T<h»u werden
zij JH»n stnjikelblok voor ieder, die werken wilde, uuuir op
eene of andere wijze verhimlerd was, bet nurstei-schap te
koojxju. Kn veeleer dan dat uien zieh zou ktinneu verba-
zen, dal de revohitie ze als ballast over boord wieip, moet
men zich verwonderen, dat die ambaehlsgilden hun
ik\'staau

-ocr page 84-

72

nog liebbeii kuniien rekkeu tot iu den aauvaug der uegeu-
tiende eeuw." ^

Zóó was de toestand geworden. Het gildeuwezen dnikte
de vrije ontwikkeling der gebeele nijverheid, „lastete
darauf -wie ein Alp" naar het zeggen van een Duitsch
auteur. -

He Fransche economisten waren de eersten, die de wen-
schelgkheid van afschaffing der oude gilden betoogden.
In Engeland schreef Adam Smitli tegen de strenge leer-
lingwetten, die niet lang na zijn dood, in 1814 dau ook offi-
cieel afgeschaft zijn, doch reeds vroeger hare kracht verlo-
ren hadden. ^

Turgot, in 1774 tot Controleur-Generaal der Financiën
in Frankrijk benoemd, wist den Koning van het wen.sclic-
lijke van eene afschaffing der gilden te ovei-tuigeu en bij

1. J. Ter Gonw: De Gilden , p. 89.

2. „Zunft- nnd Innungswesen lastete wie ein Alp auf jeder freien Knt-
wicklung der gewerblichen Arbeit; da» Arbeitsgebiet der verschiedenen In-
nungen war willkürlich abgegrenzt und diese Abgrenzung führte zu einer
grossen Belästigung der Consumenten und verthenerte die gewerblichen
Producte, hemmte den Aufschwung der Gewerbe im Allgemeinen u. s. w."

Prof. Ed. Tobisch, Das Kleingewerbe und der gewerbliche Unterricht.

1872. Hit. IG.

3. *Was war es", vraagt von Stein op pag «9 van zjjn „Der Sccialismus
und Commnnismus des heutigen Frankreichs". „Was war es, weshalb einst
das Princip\'dcr Egalität so unversöbnlicb mit allen jenen Unterschieden
der Stände nnd der Zünfte im Kampfe stand bis es sie auf immer Tcrnichtete ?
War es das Unterschicdensein als solcher ? Nein, es war dio Unmöglich-
keit für den ausK-r ihnen Stehenden, jemals durch eigne kraft zu ihrer
Hübe nnd ihren Genüssen gelangen zu können, jene unüberwindlichen
Schranken, die die Gesellschaft in absolut Hohe nnd Niedrige theiltcn."

-ocr page 85-

73

een edikt van 12 Maart 1776 werd ieder vergund, voortaan
vi-ij het ambacht of de nering zijner keuze iiit te oefenen.

"Wel werd, nadat ïurgot in ongenade gevallen was, het
gildewezen op eenigszins gewijzigden voet door den Koning
weer hersteld, doch den 2den Maart 1791 werd, en dit-
maal voor goed, door het Tertegenwoordigend Lichaam de
levensdraad der kwijnende gilden in Frankrijk afgesneden.

In ons vaderland werd dit voorbeeld nagevolgd. Art.
53 der Constitutie van 1798 luidde:

„Hij de aanneming der Staatsregeling worden vervallen
verklaard alle Gilden, Corporatiën of liroederschai)pen van
Xeringen, Ambachten of Fabrieken.

Ook heeft ieder Burger, in welke ]daats woonachtig, het
recht, om zoodanige Fabriek of Trafiek op te richten of
zoodanig eerlijk bedrijf aau tc vangen, als liij verkiezen zal.

ITet Vertegenwoordigend Lichaam zorgt, dat de goede
orde, het gemak en gerief der ingezetenen te dezen op-
zigte worden verzekerd."

Wel werden gedurende do ix\'geering van Koning Lode-
wijk Xapoleon pogingen in het werk gesteld om in den een
of anden\'u vorm do gildon wodor in to vooivn, ja zolfs op
vorhvngon van don Koning door don Staatsraad llidtnuui
oon ontwerp van wet tot wodoiinvooring dor gildon bij
hot wotgovond lichaam ingotliond — dooh dit aUos luH^ft
tot goono voiiloro rosultaton geleid.

Mot do afschaffing <lor gildon, waarvoor voculooi)ig niets
in do phuits kwam, had hot beginsel vau „laisser fairo"
zijne introdo gedaan.

Iu (UJs land hooft dit boginsol zich tot op hot midden dezer

-ocr page 86-

74

eeuw onbevlekt geliandliaafd. Het was, op vrijheid ge-
grondvest, ongetwijfeld een schoon beginsel.

Het opende meer dan iets andei\'s voor de ijverigen en
sterken ouder de arbeiders den weg om vooniit te komen,
maar voor de economisch-zwakken was het een wreed be-
ginsel. Het illustreerde op juiste wijze de oude waarheid,
dat Summum Jus, summa injuria is ---

Eu de economisch zwakken, die in den goeden tijd hulp
en ruggesteun aau de gilden gehad hadden, bleven omzien
naar sooi-tgelijken onderstand. Xieuwe vakvereenigingen
werden opgericht Daarnaast trad de overheid in arlwid-
beschermende wetten luilpe brengend o]).

In deze periode leven wij thans.

"Men tracht thans het strenge beginsel der Mauchester-
sclund te matigen, te verzacliten door eeu in velerlei
en modernen vorm zich ojienbarende organisatie van den
arlnjid.

Dat de wettelijke en ])articuHere regelingen, waarin deze
zicli uit, ook op de opleiding vau den handwerksman vau
den grootsten invloed zijn, behoeft geen betoog.

Toch achten wij het hier uiet de ]daats wn historisch
overzicht onzer sociale wetgeving en van het vakvereeni-
gingsleven vau tegenwoordig te geven. Daartoe laten deze
beide zich.nog te weinig speciiuvl in mel datgene, wal hel
onderwerp van onze lieschouwing uitmaakt.

AVel achten wij het passend, om na to giwin iu welke jaren
do verschillende ambachtsscholen, die in oijs land bestmui,
successievelijk lot stand gekomen zijn, en dit lo meer, wiuir
wij dil historisch overzicht begonnen mot inedo le doelen,

-ocr page 87-

75

waar en wanneer de eerste liandwerkersscliool in liet leven
geroejien werd. \' ,

In ons vaderland gaf men in de gemeente Amsterdam
in dit opzicht het voorbeeld. De eerste ambachtsschool
aldaar werd in 18ül opgericht. Hierop volgden de anderen
in deze opvolging:

die te Rotterdam

in

1870

>j

>>

Gi\'oningen

1)

1872

ft

\'s Gravenhage

tl

1873

ff

Arnhem

i>

1874

»

ff

Goes

t>

1876

»

ff

Utrecht

ff

1877

)>

ff

\'s Hertogenbosch

tl

1878

M

»

Zutphen

tl

1878

»

Leeuwarden.

tt

1881

>>

ff

Middelburg

if

1881

ft

Leiden

tl

1883

»

ff

Donl recht

tf

1883

de tweede te Amsterdam

II

1884

die

te

Hodegraveu

II

1885

»

>>

Ih-eda

tl

1880

ff

Gorinchem

It

1887

ff

Haarlem

tl

1892

«»

ff

Alkmmir

tl

185)3

M

t>

Tiel

tf

185)8

n

Winschoten

It

15)00

\'iVrwijl hoogstwaui-schijnlijk biimen kort nog le Nijmegen,
Amersfoort, Harderwijk en .Maastricht ambachtsscholen
verrijzen zullen.

-ocr page 88-

HOOFDSTUK Ml.

Redenen, waarom een betere opleiding van
den handwerksman wenschelijk is.

§ 1. Een betere opleiding van den handwerksman zal de
productiviteit en de artistieke waarde van den arbeid verhoogen.

Wij liebben hierboven doen uitkomen, dat aan de hand-
werkslieden van tegenwoordifr zeer veel ontbreekt en dat
dit voor een groot deel het gevolg is van gebrekkige op-
leiding.

Vau een betere ojdeiding verwachten wij werklieden,
die èn als werkman èn als mensch Injtere hoedanigheden
vertoonen zullen.

Dat zoodanige hetero kwaliteiten voor do nuu»tschai)pij
van enorm belang zijn,
Iioikmi wij in liot kort in dit hoofd-
stuk aan te toonen.

lloo meer er geproduceerd wordt, hoo moor menschen
natuurlijk leven kunnen on hoo moor afwisselend ou rijk
bot loven dor bestaande mensohon zijn kun.

ICr kan eu zal moer gopnMluceord wor<lon, waunoor do
productiviteit der vooi-tbrongonde factoren vorlumgd wordt.
])it sjjreekt van zelf.

üe voornaamste voortbrengende factor nu is do mcnsch,

-ocr page 89-

77

speciaal de handwerksman en wanneer het inzicht, de
handigheid, de kennis van den mensch vergroot wordt, dan
wordt daardoor zijne productiviteit iu groote mate uitge-
hreid.

"Wil men dit ontkennen, dan nu)et men loochenen, dat
door de uitvinding en toepassing van landbouwwerktuigen
of stoommachines de voortbrengende kracht vau deu meu-
schelijken arbeid aanmerkelijk verhoogd is.

Hoe zoude dit mogelijk zijn?

Het springt al te zeer iu het oog, dat het tegendeel
waar is en dat de uitWutliug en het steeds meer algemeen
gebniik der stoommachines, om cen voorbeeld te noemen,
liet productievermogen zoozeer verhoogd hebben, dat de
eeuw die achter <ms ligt eene uitbreiding der Iwvolking
nu)gelijk maakte als waarvan men vm>ger zelfs iu)oit eeu
voorgev(M»l gehad heeft.

Xienuind kan dus ontkennen, dat inzicht—en een nieuwe
uitvinding, een nieuwe ontdekking b(><lui<lt innners ver-
meerdering van het menscholijk inzicht — over het alge-
nu-en het prodiicticvernmgcu vau dcn nuMisch verh(M>gt;
dm-h num acht dimrnu\'do do stxdling nog niet bewezen, dat
nu\'cr inzicht bij den wcrknuin, bij «len fabrieksarbeider,
bij lieden, <lio eenvoudig hot werk uunden verrichten, dat
auderen Inin te doen o])gcvon, oveneens het pr(Mluctiov««r-
uiogen iuinmerkelijk vcrhoogcn moet.

Integendeel, men verwacht cr heil van den werkuuui
niet to wijs to nuikon, (»pdat hij niot «Mgcuwijs wordo »
mi
hem niet te veel inzicht to govon, opdat hij niot «int^wnHlen
met zijn werkkring
r.ij.

-ocr page 90-

78

Waar men ecliter zulke yerwaclitiu<reu koestert en uit-
spreekt komt men in strijd met de gewichtigste autoriteiten
op dit gehied. Van groote eeconomisten, die hun geheele
leven besteed hebben om het raderwerk der maatschappij
in al zijn onderdeelen met aandacht en groote zorg te be-
studeeren en die dat met succes gedaan hebben; eu
daarnaast van werkgevers van allerlei aard, wien on-
dervinding het volste recht van spreken gegeven heeft,
kan men hooren, hoe zij om strijd eu met klem het tegen-
gestelde staande luniden.

Zeer interessant is het, wat Tohn Stuart Mill o. a. hier-
ovei\' iu liet midden brengt.

„liet begrip (The intelligence) van deu werkman",
zegt hij op blz. 228 van het eerste deel van zijn Triu-
ciples of Political ]\']couomy „is een allerbelaugrijkst
eTement van de productiviteit vau den arlxud." lOn
hij laat daarop volgen: „Z o o laag is in s o ni-
mige van de meest beschaafde landen op
h e t oogenblik de s t a n d a a r d van i
u t e 11 j-
g c n t i e b ij d e n w e r k m a u, d a t m e n t e r n a u w e i--
n O o d iet s zou k u u u e u b e d e u k e u w a a r v a n,
eeu g r o o t e r e u i t b r e i d i u g v a u li e t ]) r o <1 u c-
t i e
v e r m ogen te ver w achten is, d a u <1 a a r-
v a n, (1 a t m e n v a n v e r s t a u d z a 1 w e ten t e v o o r-
z i e n h e n, d i o t o t n u t o e e n k (! 1 h a u d en ge h a d
h e b
1) e 11."

Elders, iu het Vlldo Hoofdstuk, waar speciiuil <l()or lieni

1. Fifth Kdition. Tiondon: Pnrker, Son , nnd Hourn , Went Strand.

-ocr page 91-

79

or over gesproken wonlt, waarvan de graad van ])roducti-
viteit der productieve krachten afhangt, zegt hij:

„Het derde element, dat de productiviteit van den arheid
van een gemeenschap hepiialt, is de vaardigheid en kennis,
die daarin aangetroffen wonlen; zoowel de vaardigheid
en kennis van de arbeiders zelf als van hen die hun arbeid
leiden." ^

Kn een bladzij verder haalt hij een rapport aan, dat het
voordeel van ontwikkelde worklio<lou duidelijk doet uit-
komen on ook om andore redenen hoogst merkwaanlig is.

Hot is oen vorslatr van oon ingenieur uit Zürich, dio
a;iu hot hoofd stond van ren katoonfabriok nu\'t bijna 2000
workb\'edon van allerlei uationaHtoiton, waarin ilozo rap-
])oi-t uitbrengt over do oigonaardigo konmorkon zijtun*
vorsohillondo workliodon mot betrekking tot hun nationali-
tidt, verleden on ojibdding in hot land vanwaar K.ij konuMi.

Iu dit verslag komt de stollor or vau tot do zolfdo o(»n-
olusie botn\'ffondo don invhHMl vau ontwikkeling dor work-
liodon als do boi*oomdo M\'ijsgoor, dio hot aaidnuildo. In hot
bijzinnlor logt de Hoor Kschor— zoo boot do bodcnddo in-
goniour — don mulnik op don goodou inviiHnl vau vak-
onderwijs.

J\'lhlors «loot Stuart Alill uitkomen, dat door opleiding,
speciaal door omlorwijs, ook do nujralitoit van don workniau
vorlK;t«>nl on dat ook dit diroct on indirect hot productio-
vornu)gon verhoogt.

„Do worknuin, «lio «hmi InUon» «iploiding geluid lu\'oft",

1. John .Sinnrt Mill. l. n. p. hlx. i:<0.

-ocr page 92-

80

zoo lieette het o. a. ook in het geciteerde verslag, „onder-
scheidt zich door een in alle opzichten beteren moraal." ^

In de eerste plaats is hij matig -; verder is hij beschei-
den in zijn genietingen, die meer rationeel en fijner zijn;
hij appreciëert het gezelschap van menschen, die hooger
slaan dau hij, nadert hen met respect en wordt bij gevolg
veel eei\'der in hunne ki\'ingeu toegelaten; hij waardeert
muziek; hij leest; hij schept behagen in de schoouheid der
naluur en maakt met anderen uitstapjes naar buiten; hij
is zuinig eu zijn economie strekt zich uit buiten zijn eigen
beurs tot de zaken van zijn patroon; bij gevolg is hij
eerlijk en vertrouwbaar."

]|]u Stuart Mill maakt hieruit deze gevolgtrekking: „Be-
halve", zoo zegt hij, „dat dit alles de gezondheid en kracht
vau den werkman tongoede zal komen en zijn opgewektheid
tot den arbeid verhoogen — wat alles voor de hand liggeiule
voordeelen zijnen zeer tastbaar vergrootiug van het produc-
tievermogen meebrengt — zal ook — wat liet iudirecte
voordeel zijn zal — meer vertrouwbimrheid van den werk-
man zeer veel kunnen uitsparen aan controlccreiuleu arbeid."

Halen wij do woorden van den Denker verder onvcrtiudd
juin:

„AU the labour," zoo zegt hij, „uow expended in wat-
ching that they (de werklieden) fulfil their engagcnuMil,
or in verifying that they have fulfilled it, is
ho much
withdrawn from tho real business of production, to bo

1. Hg «upcrior mornl bnbiU in CTcry rcspcct.

2. Entirely «ober.

-ocr page 93-

81

devoted lo a subsidiary fuuctiou reudeivd lu\'edful not by
tlie neo\'essity of tilings, but by tlie dishonesty of lueii. Xor
are the greatest outward precautious more than veiy ini-
pei-fectly efficacious, where, as is now almost invariably
the case with hired labourers, the slightest relaxation of
vigilance is an oppoi-tunity eagerly seized for eluding
performance of their contract. The advantage to
mankind of being able to trust one another,
p e 11 e t r a t e s i n t o e v e r y c r e v i c e a u d c r a
11 n y
of h u
111 an life: the e c o n o m i c a 1 i s p e r h a p s
the smallest part of i I, y e t e v e
11 this i s i 11 c a 1-
c u 1 a b 1 e. ^ To consider only the most obvious part of the
waste of wealth occasioned to .society bij human impndiity;
there is iu all rich communities a predatory population,
who live by jiillaging or overreaching other people; their
numbers cannot be authentically ascertained, but on the
lowest estimate, in a country like iMigland, it is very large.
The sujiporl of these jiersons is a direct burthen on the natio-
nal industry. The jiolice, and the wlude apparatus j)f
punishment, and of criminal and puKly of civil justice, are
a second burthen rendered necessary by the first. The
oxorhilantly-paid profession of hiwvei\'s, so far as their
work is not created liij defwls in the law of their own
contriving, are recpiired and supported principally by the
dislKUiesly of mankind. As the standanl of integrity in
u community rises higher, all these expenses become less.
Ihit this positive saving would be far outweighed by the

1. Do cunlvccring i* van niy.

-ocr page 94-

82

immense increase in tlie produce of all kinds of labour,
and saving of time and expenditure, ■which would be ob-
tained if the labourers honestly performed what they un-
dertake ; and by the increased spirit, the feeling of power
and confidence, ■with which works of all sorts would be
planned and earned on by those who felt that all whose
aid was required would do their part faithfully according
to their contracts. Conjoint action is possible just in pro-
portion as human beings can rely on each other. There are
countries iu Europe, of first-rate industrial capabilities,
where the most serious impediment to conducting business
concerns on a large scale, is the rarity of persons who are
supposed fit to be trusted with the receipt and expenditure
of large sums of money".

Om meer dau één reden verhoogt betei-e opleiding
dus do jjroductiviteit van deu werkman. In do eerste
plaats zal het gevolg van ecu l)etere opleiding groo-
ter vakkennis, grooter handigheid eu bekwaamheid zijn
en daarnaast een beter inzicht. Dit laatste zal de arlx\'id van
vele niet-direct-productief werkeiulen meer waardevol nm-
ken. De werknmn toch zal, wanneer hij meer ontwik-
keld is, eerder van eene uitvinding gebruik maken of
eene, te eeuiger ])laatse. neergeschreven of gegeven,
aanwijzing of les indachtig zijn.

AVanneer de handwerkslieden booger staan, zal do klove
tusschen hen eu tusschen de personen die zich meer met
geestelijken arlxjid bezig houden minder diep eu minder
wijd worden.

]Cr zal moer voeling, meer harmonie zijn tusschen het

-ocr page 95-

83

(lenkend en liet handelend deel der maatschappij, om zoo
te zeggen, tusschen het verstand en het lichaam daarvan.
ICn het gevolg daarvan moet wezen, dat de arbeid van bei-
de kathogorieën vau werkers productiever zal zijn.

Die der handwerkslieden, gelijk wij zeiden, omdat zij
or door zullen looien met meer inzicht en met moor vor-
stand te werken.

Die der andero werkers, omdat or veel meer kans wezen
zal, dat de resultaten van hunnen arbeid ton goede in-
fluenceei-ou zullen, door zullen dnngon tot hen, die feite-
lijk aangowozon zijn, om goede plannen on verstandige
inzichten niet bij plannen on inzichten te laten, doch om
dozo tot do ooi-sprong van goede, wèldoonde daden te maken.

Die van hen, die met hun hoofd werken, omdat or moer
waarborg zal wezen, dat do rosultaton van studeerkamer
on laboratorium, indien zij goodo rosultaton zijn, zoo sj)00-
dig OU zoo ruimschoots mogelijk Ininnon invloed zullen
doon golden.

In do tweede plaats zal, gelijk wij zagen, oon bolero oj)-
loiding don standmird van zedelijkheid doon rijzen on moot
ook hiervan vorhooging van productiovormogon hot gin\'olg
zijn.

AVij doden reeds met eeu paar woorden uitkomen, wat
hot zeggen „verhooging van hot i>r(MluctioveiVnogou"
niodobrongt.

Laai ons nog do overweging daarbij voegen, dat al wat
geproduceerd wordl, resultaat is vau dozo
iwvo. samouwor-
kondo faolnix\'U: natuurlijke grondstoffen on kraohlon, on
nuMisoliolijkon arbeid: vau niets anders; on ilat, waar do

-ocr page 96-

84

eerste factor betrekkelijk constant is, ter vooruitgang op
den duur alles verwacbt moet worden van verbetering en
verbooging van den tweede. —

Een sprekende illustratie van betgeen wij over den eco-
nomiscben invloed van ondenvijs van den werkman zeiden,
levert de lectuur van bet Verslag van de Inspecteurs vau
clen Arbeid van 1891 op.

"\\Vij vinden daar op pag. 250 meegedeeld, dat vóór twin-
tig jaren op initiatief van MexTouw Storm van der Cliijs
en Ds. De Haan in de gemeente Westclliugwerf te Xoord-
wolde een *>cliool werd opgericht, waarin onderwijs ge-
geven wordt in het maken van rieten stoelen cn dergelijke
artikelen; en dat door het gegeven onderwijs dit l)edrijf
thans bijkans algemeen als huis-industrie beoefend wordt
en volgens de verklaring van bevoegde i)ersonen er toe
heeït bijgedragen, dat de iu die streken algemeen heer-
schende armoede aanzienlijk verminderd is. Ook vau elders
worden ons soorigcHjke ondervimlingeu meegedeeld.

Zoo vorhaalt Prof. Tobisch ons, dat in Iteichenbcrg, iu
Ihihemen, de aldaar heel sterk vei-tegenwoordigde weef-
industrie voor ecu deel haar ontstaan en iu wii menigte
opzichten haar bloei aan eeu, reeds iu het jaar 1852 in het
leven geroeixïn, weversschool te danken heeft. ^

„Keicheuberg mit seiner grossaiiigen AVebe-industrio",
zoo lezen wij daar, „ist von einer AVebcrschule unterstützt,
dio bereits im Jahre 1852 in \'s Leben gerufen zn Indien

1. Prof. W. To1)i<ch. Diu Kltingcwcrbo uml-iler gcwcrbliclio Unter-
riebt P«g. 64.

-ocr page 97-

85

der Reicheiiberger Gewerbeverein zu seineu seliönsteu
Erfolgen zu ziihlen berechtigt und auch stolz darauf ist;
denn die Schule, welche vom Jahre 1852—\'55 vom Ge-
werbeverein allein, dann vom Gewerbeverein in Verbin-
dung mit der Tuchmacliergeuossenschaft, und seit 185G von
letzterer allein verwaltet wird, iirosperirt ganz vorzüglich
inid hat sich als eines der segensreichsten Institute erwiesen,
i u d e m diese S ]) e c i a 1 s c h u 1 e erst die S t o f f-
w e b e r e i in J{ e i c h e u b e r g ei n b ü r g e r t e, u n d
es ist nicht zu viel, w e n u m a n behaupte t,
d a SS K ei ch e n b e rg (» h n e d i e s e S c h ti 1 e h e u t e
b e i weite m nicht den St a n d p unkt ei n-
nehmen würde, den es wirklich mit seiner
Webeindustrie behau])tet. * Hier liegt also
der volkswirthschaftHche Einfluss einer solchen Special-
schule klar zu Tage."

De schrijver vervolgt:

„Eiu eilen s(dehes Heispiel bietet das iHMiaclibarte
(I a b 1 o n z mit seiner (IIa s-Q u i n c a i 11 e r i e. Diese
Stadt, die seit einigen .lahreu eiiuMi bedeutenden Auf-
schwung genommen, ist das (Vntrum der CJlas-(iuincail-
leiie-Industrie, «lie, in der ganzen Umgebung betriehen,
sich längs der Neisse und Iser bis tief hinein iu das Iser-
und Hiesengeliirge erstreckt und die als Hausindustrie
Tausende des äusserst dicht Iievölkerteu (Sebirgszuges er-
nährt, und jährlich his zu 1 -Millionen (lulden Silber aus
dem Auslun«le nach Oesterreich fliessen nnicht. Seil dem

De curiirccrlng U Toa m|j.

-ocr page 98-

86

JaHre 1870 besteht in Gablonz eine Fachzeichnen-
schnle, welche unter ihrem äusserst tüchtigen Lehrer
wohl bald ihren volkswirthschaftlichen Einfluss
auf die Gablonzer Industrie geltend machen wird.

In Steinschönau und Ilaida liegt der Mittelpunkt fast
der gesammten östen-eichischen Glasraffinerie, einer Haus-
industrie, welche sich fast ganz um diese beiden Orten
gruppii-t, und au welcher sich eine Menge auderer, ver-
wandter Hausindustrien und Kunstgewerbe anschliessen.

luir diese Industrien und somit für die Existenz vieler
Tausenden ist die Zeichnen- und Modellirschule in Steiu-
Rchönau von grösster v o 1 k s w i r t h s c h a f 11 i c h e r Be-
deutung und Wichtigkeit, ja jene würden ohne diese gewiss
nicht einen Standpunkt behaupten, der ihre lirzeuguisse
nicht blos in Europa, sondern auf allen llaupthandels-
])lätzen der Welt gesiicht und geschätzt macht. Diese
Schule besteht seit 1850 und ist in vorzüglichen Händen.

ifan muss in Steinschönau gewesen sein, um einen Be-
griff von der Leistung dieser Schule zu erhalten......"

Gaarne citeerden wij verder met het oog oj) het groote
vertrouwen iu de goede eu verreikende gevolgen van vak-
ouderwijs voor den handwerksnmn, dat in alle opzichten
ook uit hetgeen volgt spreekt.

Dóch wij meenen met hetgeen wij aaiduudden te moeten
volstaan.

„Knowledge is Power". Het bekende woord van Baco
wordt door al deze ondervindingen wederom ten duidelijk-
.ste bewaarheid.
Wuuuccr deskundigen als Eitelbcrger en Dumreichcr

-ocr page 99-

87

vau de superioriteit der Frausclie industrie gewagen, sclirij-
ven zij deze dan ook toe aan een betere vorming,
a a n ni e e r k e n n i s e n k u n d i g b e i d der w e r k-
1 i ed e u Van den tij d van Colbert af. ^ —

In den tegenwoordigen tijd wordt door collectivistiscbe
en communistisclie scholen zeer heftig tegen de huidige
Avijze vau distributie van hetgeen geproduceerd is te velde
getrokken.

Het ligt niet binnen het bestek dezer studie, te onder-
zooken, iu hoeverre beschouwingen over de vorweri)elijk-
heid van den jirivaton oigeiulom als grondslag dor maal-
schappolijko ordening en vau do vordooling van den rijk-
dom, juist zijn.

Doch dit kunnen wij nud zekerheid zeggen, dat, welke
wijze van vordooling het rechtvaardigst en wenschelijkst
moge zijn, hoofdzaak is on blijft, dat or zoo voel mogelijk
ou als hot kan steeds méér geproduceerd woi-do.

Mon kont hot govlougiddo wcxu-d vau Uonjamiu Franklin.
„Zoo ionu\\nd", moot hij gozogd hebben, „u vertelt, dat or
oon andere weg is om tot rijkdom lo geraken, dan door
don arbeid, geloof hom niot, \'t is oon giftmenger."

Ook nl wordt do aarde on wal /-ij voortbrengt zo») bil-
lijk mogelijk onder allo monsohon vordwld, or zal goon
wol vaart on zeker goon vooruitgang zijn, als luinr niot steeds
moor vau hotgoou do monsch noodig hooft door noesten
on vorstandigon arboid afgodwongon wordt.

1. Lünig ; llaDilwürtcrbiicli der Slanliwltunichancn. Tn voce »Gewerb-
licher Unterricht.

-ocr page 100-

----  88------

"Wij zeggen niet, dat liiernaar niet even goed gestreefd
zou kunnen worden, ook al ware domaatscliappij niet langer
op den privaten eigendom gebaseerd, doch wij stellen met
allen mogelijken nadruk het meest noodige zooveel moge-
lijk op den voorgrond.

Het productievermogen te verhoogen en teugevolge daar-
van méér en beter producten te leveren, dat is het voornaam-
ste en naar onze meening gezondste en beste doelwit, dat het
maatschappelijk leven zich vóór alles voor oogen kan stellen.

Prof. Buys had de gewoonte de huishoudiug van den
Staat met die vau cen particulier te vergelijkeu, hetgeen
voor de hand ligt. "Wat wij zeiden dat het eerste streven
van het maatschappelijk leven moet zijn, geldt eveneens
voor den individu.

Ook voor den iudividu is het van zeer groot belang, Iidc
hij zijne inkomsten besteden eu verdeelen zal, doch verre-
weg het grootste en eerste belang is, ook voor hem, te
zorgen, dat er vóór alles inkonrstcn zijn en dat dczc in-
komsten langs dcn weg van eerlijken en gestagcn arbeid
zich zooveel mogelijk vermccrdei-cn. ook voor ieder
individu, wie of wat hij ook zij, zal gelden, dal zijn arr
beidsvermogen in groote nuile verhoogd zal worden, wan-
neer hij zich zelf en zijnen ouderge.scliiklen nu\'cr onl-
wikkeliiig zal weten bij le brengen. —

Dooreen Ixjtorc opleiding van deu handwerksnuxn wordl
niel alleen de productiviteit verhoogd, ook de artisticiteit,
dc kunstwaarde vau hetgeen voortgebracht wordt zal or
door vergroot worden.

-ocr page 101-

" 89

\'Dit frevolg vau eeu betere opleidiug is eveneens voor de
maalschappi]\' van onschatbare waarde.

liet is niet vohlocnde, dat iu de noodzakelijke behoeften
van den mensch voorzien en zoo ruim mogelijk voorzien
wordt "Wanneer daarvoor gezorgd is, is nog alleen voor deu
mensch gezorgd, iu zooverre hij een dierlijk wezen is. De zeer
vele bijzonder artistieke voorwerpen uit den tijd, waarin wij
de bl(H>iperiode van het handwerk stellen, bewijzen ons, wat
een zorgvtddige vorming ook in dit opzicht vermag.

()(di zagen wij reeils wrkstukken door leerlingen van
ambachtsscholen gemaakt, die ons een gelijksoortige er-
kenning afdwongen.

"Wel hoort men hier en daar de meening opperen, dal men ^
in onzen tijd van fabrieken zich om artistieke waarde weinig
meer Indvommert en .veinig meer bekonnneren kan, onulat
al wat ktinslwaarde hebben wil uiting van den individu
mcK\'t wezen — doeh in de gedarhlengang, die hieraan ten
gromlslag ligt, is ongetwijfeld veel «tverdrevons.

In de eerste plaats kan de nuu-hine, ook voor ilen kunste-
naar, cHMi lndj)middel wezen, dat hem in staat stelt,
schcMUU^ voorwerpen zijner schepping op gelijke wijze te
vernuMiigvuldigen en iu ruinu» mate le verspreiden als een
dichter, ilenker of onderzoeker door de drukpers zijne V
(;;edacht«\'n in wijilen kring bekend nmakt.

Doch bovendien, luH\'zeer de nuu\'hinofactuur sltvds groo-
ter afmetingen aanneemt en dreigt aan to nenuMi, het js
er nog verre van af, dat zij het werk der handen, de ge-
he«>l in<lividueel arbeidende werkzaanduM\'d, geheel op zijde
geschoven zoti hebben.

-ocr page 102-

---  90-

"Meu vergelijke de onderzoekingen op dit gebied van
den Oostenrijksclien geleerde Dr. Emannel Adler, in zijn
pas versclienen arbeid „lieber die Lage des Handwerks
in OesteiTeicli", neergelegd.

Doch, ook al ware dit niet het geval en ook al moest
men constateeren, dat de machinofactnur het eigen-
lijk handwerk van de baan schuift, dan nog moet men
toegeven, dat een betere opleiding, ook van den fabrieks-
arbeider, zij het misschien in geringe nmte, de waarde,
\\ ook de artistieke waarde, der in fabrieken vervaardigde
voortbrengselen oj) den duur ten goede Kal komen.

A^atteu wij, hetgeen wij iu deze paragraaf betoogd beb-
ben, in het kort samen door de woorden aan te halen van
(>eu der beroemdste staatslieden en ecouomen dezer eeuw:
Kichard Cobdeu.

Liebknecht deelt ons in een interessante studie over Zu-
kunftsstaatliches in de CosnH)p(dis van het jaar 1897 mede,
dat het hem nog als ware het den vorigen dag gebeurd in de
ooren klonk, hoe hij IHchard t\'obdeu eens iu een nn-eting te
Londen nu-t vlamnu\'ude welsjirekendheid had hooren zeg-
gen : „1) a t V O 1 k, dat <1 e ont w i k k e 1 d s t e arl) e i-
d e r s heef t, zal het r ij k s t e t! u machtigst e
word\'eu, omdal do arbeid van dat volk de
boste zal zijn." ^

„Und der hal es gowusst" voegde Liebknecht er aan toe.

1. Pag. 233. deel Januar—Februar—März.

-ocr page 103-

91

§ 2. Een betere opleiding van den handwerksman
heeft groote waarde voor hem zelf.

])at door eene betere opleiding van den handwerksman
de productiviteit verhoogd en de artistieke waarde van
den arbeid vergroot zal worden, is van zeer veel beteeke-
nis, doch van nog meer belang is het, dat door een betere
opleiding de handwerksman zelf beter en gelukkiger wor-
den zal.

Door een betere opleiding zal don handworksnmn in-
zicht in zijn Averk cn, voor zoover dat roods tot op een
zekere hoogte bij hom bestoud, méér inzicht in zijn werk
bijgebracht worden. Dit is van hot allerhoogste belang.
„Don schlochton Manu muss uuin verachten.
Dor nio bedacht, was or vollbringt.
])as ist \'s ja, was ilou Monsohon zieret.
Und dazu ward ihm dor Vorstand,
])ass or im innorn llor/on spüret,
AVas or erschafft mit seiner llaud."

Zóó drukt do dichter hot uit. 1\'lu wij kiiun<\'u ons go-
hool bij dio woorden aansluilon, al zcmdon wij misschien
oor geneigd zijn don nnin, „dor nio bedacht, was or voll-
bringt" to boklagou dau to voraohton.

AVaut nnmr al to dikwijls is oon zoodanig workuuin hot
slachtoffer van oono omgeving, dio hom zonder do minste
ontwikkeling op jeugdigen looftijd aau don oen of andoren
machinalon arbeid ovorgelovenl hoeft.

„Dor Mann, dor nio bodacht, was or v(dlbringt" is do fa-
brieksarbeider, dio iu do sleur van het fabriokslovon on

-ocr page 104-

92

tengevolge van liet inferieure zijner -werkzaamlieden laug-
zamerliand, als het ware, met tle machines waai-tusschen
hij arheidt geassimileerd is.

Vóór alles is hier door een hetere opleiding zeer veel
te herstellen en te verhetereu, een opleiding, die uiet al-
leen algemeene macliiue-kennis en wat dies meer zij zal
moeten onderAvijzen, maar «M)k het oog voor meer algemeene
ontwikkeling zal moeten openen.

Eeu hetere ojdeiding, die inzicht verschaft, die bijtijds het
echt meuschlijke weder wakker roept, waar het hijna ge-
heel en al dreigde verstikt te worden, dat is wat redding,
wat verandering ten goede hrengeu moet.

Dit is het allereerste eu meest voor de hand liggemle,
waar wij op te wijzen hehhen, nu wij het nut l)esprekcu,
dat van eeu hetere opleiding voor den handwerksman zelf
te verwachten is.

Daarnaast moet een hetere opleiding in deu handwcrks-
man — vóór alles tot •/. ij n V(M)rdec] — moreele eigenschap-
])eu tc voorschijn roci)en, die hij tc voren uiet had of ze ver-
sterken, wanneer hij ze in geringe mate hezat. Wij wezen in
de vorige jjaragraaf <laar reeds op.

Deze moreele eigenschappen nuieten het voornanu\'lijk
zijn, die hein, wat nuui verhoogiug van levens-
standaard noemt, moeten hijhrengen.

Arbeiders op den laagsten tinp van ontwikkeling heb-
ben cen levensstaiulaard, die, als ik dat zoo zeggen juag,
beneden dcu levensstandaard van vele dieren gesteld mcH\'t
wonlen.

Het is bekend, hoe, ten gevolge van alle mogelijke ge-

-ocr page 105-

93

brelc aau iuziclit, ten gevolge vau doinheid en dionken-
seliap, de Ihissisclie nioujik ten eenen male buiten staat
is, in tijden Aan overvloed te spai-en voor slechtere tijden,
die te voorzien ziju eu geregeld weeroui komen. De Ihis-
sisclie boer heeft dientengevolge den allerlaagsteu levens-
standaard, wat insluit, dat hij telkens weer ontbering en
honger lijdt.

Gebrek aau inzicht gaat hier gepaard met gebrek aau
wilskracht eu beiden moeten opvallend groot ziju.

Zoo zorgeloos als de Ihissisclie boer ziju weinig AVest-
iMiropeesche werklieden; doch dat.ook bij hen betere oiit-
wiklveling en beter inzicht nog heel veel teu gwde zou-
<lou kunnen verandeivn — wie zal het betwijfelen H

AVij spraken vau de minst ontwikkelde eu laagst staande
handwerkslieden.

Tfet jianMil: „Verhooging van levensstandaard door
betere opleiding te bereiken!" niwt ook in de ooren van
nndeiv handwerkslieden «Hin aangenamen klank hebben.

Hoeveel slnit die uitdrukking: „verhooging van levens-
standaard" niet iu!

Het brengt nu-de de appreciatie van geheel nieuwe ge-
nietingen ;een voller ontwikkeling van den geheelen mensch
in zijn verschillende begeerten en aspiratiëii; nuvr rijkdom
van leven, nuvr afwisseling, meer vreugdi»,
iikhm- geluk.

Heter ontwikkelde werklieden zullen er t(m> komen hun
eigen waarde In\'ter te beseffen ; zij zullen zich associëereii
en het meer en nie<»r daarheen weten te lei<len, dat liuu ar-
beid gewaanleerd en rechtmatig betaald wordt. AVie iets
kan, wie Invseft, <lal hij tot op zekere hoogte onontbeerlijk

-ocr page 106-

94

is, kau ook eisclieu stellen en doet verkeerd, als hij geen
eischen stelt en zich in zijnen arbeid respecteeren laat.

De loonen zijn de in geldswaarde getaxeerde levenseischen
van hen, die ze ontvangen, in verband met hun kundig-
heden en de gelden, die aan loonen besteed kxinnen wor-
den ■— doch, vóór alles, de uitdrukking en maatstaf der
levenseischen van hen, die ze verdienen.

"Waar de levensstandaard zeer laag is, zijn de loonen het
eveneens. AVil men in zulk een streek of land hoogeie
loonen trachten te bewerken, men verhooge den levens-
standaard ; m. a. w. men opene nieuwe behoeften en nieu-
we begeerten eu doe deze zoodanig kennen, dat ze een
voldoende aantrekkingskracht uitoefenen.

Xiet alleen, dat betere opleiding en meer ontwikkeling
eeu boogeren levensstandaard en hoogere loonen bewerken
zidlen, maar zij vormen ook de e enig e weg om op d e n
d u u r loonsverhoogiug te bewerken of, anders uitgedrukt,
om eene stijging der loonen iu het leven te roepen, die niet
im-, doch voordeelig werkt.

Alles gnjj)t hier in elkander.

Betere opleiding eu meer ontwikkeling heeft verhooging
vau levensstandaard tengevolge eu omgekeerd verhooging
vau levensstandaard gaat gepaard nu\'t het verlangen naar
meer ontwikkeling.

Hij een betere opleiding en speciaal, waar een bei)aald
soort menschen zicli met die opleiding uitsluitend gmit
l)emoeien, ontstiuit bovendien de kans, <lat het dezen lieden
gelukken zal, den a. s. werklieden bij te brengeji, wat te-
genwoordig zoo zelden bij hen aangetroffen wordt: een

-ocr page 107-

95

idoalistiscli getinte opvatting van hun werk en hunne
posite; eene beschouwing van hun werk, die er toe aanzet,
zich zoo goed mogelijk in ie spannen, die enthousiasmeeii:,
die begeeren en streven leert.

Dit te hebben, achten wij evenzeer een factor van geluk,
als iets anders.

(laat niet de dichter zelfs zóó ver, eeu leven zonder
idealen den dood te noemen?

Eu roept hij niet uit:
„Aus dem Leben heraus sind der AVege zwei dir geöffnet;
Zum Ideale führt einer, der andre zum Tod.
Siehe, wie du bei Zeit noch frei auf dem ersten ent-
springest

Ehe die Parze mit Zwang dich auf dem andern entführt"... ?

]\'iU zooals wij zeiden, juist hier kau het gcH\'d voorgaan
en verstandig omh\'rricht van eeu onderwijzer, die liefde voor
zijn vak heeft, den grootsten invloed hebben.

„Over het algenu\'en," z(M) ongeveer laat .lohn Stuart Alill
in zijn „Inaugural Addn\'ssat St. Andi-ews" zich uit, „moet
men godsdienstige en zedelijke opvoeding nuvr verwachten
van het huisgezin eu de familie, dau van de .school. \'

„Moral and religious edtication con.sist iu training the
feelings and the daily habits; and these are, iu the nuvin,
beyond the sphere and inaccj\'ssible to the control «)f ])ublio
iMlucation. It is the home, the family, M-hieh gives us
tho mond or religious educati«m we reallj\' irceive: and this

1. 1\'coplc\'i Kdilion. London: I.onRmnni, Orccn, Render nnd Dyer,
1807. I\'njf. 87.

-ocr page 108-

96

is completed, and modified, sometimes for the better, often
f(n- the worse, by society, and the opinions and feelings with
which we are there surrounded."

„Doch" zoo voegt hij er aan toe, „er is één moreele eigen-
schap, die zeer vaak, ja het meest, niet te danken is aan
het dagelijksch leven in het buisgezin, doch veeleer aan
deu invloed van een verheven gezind en uitstekend ouder-
wijzer: het is de geestdriftige liefde voor eenig vak of
onderdeel van vak of groote ambitie voor zijn werkkring
iu het algemeen."

„There is nothing", zoo zegt hij, „which spreads more
contagiously from teacher to pupil than elevation of sen-
timent: often and often have students caught from the
living influence of a professor, a contempt for mean aud
selfish nl)jects, and a noble ambition to leave the W(u-ld
better than they found it, which they have carried with
them throughout life."

I\'h- is geen i-eden, wat hier meer in het bijzon«lcr van
professoren en stiidentcn gezegd wordt, niet in het alge-
meen op onderwijzers en leerlingen t<H\'pa.sselijk to achten.

Ibiiten en behalve, of liever, in dit alles geeft een betere
opleiding cu vooral onderwijs clen bandwerkslie<len een
uitgebreider gedachtenleven.

M«!n kan dit m)oit genoeg waar(l(*en\'n. Men denke or
zicli in, ho(\' dor, saai en vervelend hot loven is, wanneer
do gedachte ons uiet laton reizen, ondor/(Hdvon, oordooien
on philosophooren.

Eu toch, bij hot\'vole handwi\'rksliedon, bij hoovole fa-
hrioksarlHuders vocujd, ontbreekt «»n eenigszins monsch-

-ocr page 109-

97

waardig godaclitonlovpii geliccl pu al. Dit beliopft toch
uiot.

Ook hinucn het toch rcods vrij pugt» leven vau dpu haud-
werksniau behoort het schijnsel tp vallen vau die fax
radiaus, die met haar Zondagschen naam Wetenschai),
die in het algemeen Inzicht heet.

]\']n hoewel vakopleiding daartoe niet de eenige, mis-
schien niet eens de aangewezen weg is, twh luH>ft vak-
opleiding de meeste kans, om, op den dinir, hier de breng-
ster van het begeerde te wezen. AVaaromy Onulat geenerlei
ontwikkeling zich zoo dadelijk aansluit bij wat het leven
eu de nuiatschap])ij dag in, dag uit van den handwerksumn
vordpren zal, eu men toch, als ivgpl, hpt lipfst zich wpudt
tot dat onilenvijs, dat nns beter uitrusten zal voor het
Ipvpu
van eiken dag en voor den strijd om het bestaan.

-Men ontkenne hel niet, gedaehtenleven le bezitten, aan-
kn(M)pijjgspuntpn lp hebben om systhenuitisch te kunnen
nadenken
pu dan dit laatste te ktinnen, hel is vau ontast-
barp waarde
pu kaJi ons de mpi«st vpi-laten ppnzaandipid
dmgt\'lijk, ja, aangpnaani nuikpn.

V«)or «-pn Silvio IVllico is, gplijk hij nu\'p<l(Hdl, dp mppsl
v»dslrpkt<\' afzonih\'ring zijner gi^vaugpnis nipt
ppu bron
pukpl van de grootste verschrikking, onulat hij
ihmi rijk
gpnM)pjls- PU gptlaphtpulpvpu lippft \'

\\Vannp<\'rdp hanilwprkslip<lpn tpu gpvolge van ppu Iwtprp
«>|»lpiding in staal
zuIIpu zijn, bpt«\'r werk af lo Ipvpi-pu, <lan
zuIIpu zij, wij zpidpii hel ireds, im>k «hmi bpter b«»spf krij-

I. Silviu rdliro t Uit iiigne gcvAngcniMcn.

-ocr page 110-

98

£»en van wat oen goed werlvman vooi\' de maatschap])ij
waard is.

Zij zullen, wanneer zij trots de moeite en zorgen, die met
allo ontwikkeling onafsclieidolijk verbonden zijn, vooniit
komen en l)ettn- leeren arbeiden, tengevolge daanan ook
beter de waarde van allen degelijken arbeid leeren l)esef-
fen en knoeierij of lialfwerk, op welk gebie<l dan ook, be-
neden zich leeren achten. Zij zullen als resultaat vau een
betere vorming in het vervolg loeren verachten, wat
verachting verdient.

Kn zij zullen, wat wij in de eerste plaats noemden, eu
wat ook van veel meer waarde is, TOrbied loeren krijgen
voor wat eerbied toekomt.

Dit laatste vooral, zal, in niot geringen gi-aad, hen als
werkman en als mensch voor zich zelf eu voor andoren
in waarde doen toeuemeii.

Hot is een waar woord: „Denn wahrlich dio Vernich-
tung vonieinend fängt sie an."

Hot heeft er zoo vsuik allen .schijn van, dat men hooger
staat, wanneer men annnierkingon kan maken en min of
moer sjiooclig het zwakke of minder g(KMlo wwt op t<\'
Hj)euren on aau to wijzen.

Doch het is enkel schijn. Wanneer vau tweo personen de
gen steeds geneigdheid verUxmt imniuerkingen to inakon
eu dimrin, wel is wmir, gi-ooto schorpzinniglu>id weet aan
den dag to loggen, doch, aldus haiuhdendo, steeds zijn ver-
niogoii om t<> waardetM\'ou verkleint; torjvijl een ander vaak
weinig «>f geen nanniorkingeu ziot, dcndi vóór alles do ge-
neig<lhoid U\'zit, te wminloon^n, le bewonderen, to eeron ;

-ocr page 111-

09

(laar zal, wanneer de faculteiten der beide personen niet te
voel uiteeuloopen een ieder wijs doen honderd maal meer ver-
trouwen iu den tweeden persoon, dau in den eerste te stellen.

"Wil men zelf iets goeds verrichten, dau is het vóór alles
noodig, dat men het goede in andereu weet te cei-en.

Kn omgekeerd, wanneer men zelf geleerd heeft degelijk
te arbeiden, dan heeft men tegelijkertijd geleerd om eer-
bied te koesteren. Er is zooveel wat eerbied verdient eu
het is zoo verheffend en sterkend om eerbied te hebben.
])och het is dikwijls heel moeilijk.

liet is vaak zoo moeilijk, wanneer men tegenvallen heeft,
de ooren te sluiten voor de verleidelijke taal van .spottei-s
cn cynici, die u wijs \\villen maken, dat alle geluk op toe-
val, alle vooruitgang op protectie en alle deugd, ten slotte,
oj> egoisme l)erust.

Vooral voor dcn handwerksstand is ilit moeilijk, is het
miH\'ilijk, zich niet in de anncn te gooien van hen, die, dc
schoonste toekomst voorspellende, zich opweriMui als Imu
leiders, terwijl hun theorieën vaak gebouwd zijn oj)
uitgang.spunteu als dc hierboven j;eiu)enule eu de leuze,
<lat alle wclvimrt, ja, alle i\'igendom op diefstal gegrondvest
is. zich daar dan nog dikwijls bij komt voegen.

Ilct is moeilijk, dcK\'h mogelijk. Maar mogelijk, allwu
dan, wanneer die handwerksstand door eigen ondervinding,
i» eigen arbeid, de wjmrde van rustig, degelijk en jdicht-
inntig werken leert beseffen.

Wanneer hij die waar<le g«KMl leert kennen cïj er nnar
leert handelen, dan zal hij van zelf geen behoefte meer
hebben aan theorieën en iM\'ginselen, die vót\'ir alles nega-

-ocr page 112-

100

tief eii veroordeeleiid luiden en de brengers dezer begin-
selen zullen geen opgeld bij lien meer doen. Integendeel,
bij zal zich gewennen, bij voorkeur, te zoeken naar denk-
beelden en personen, die tot eerbied stemmen en het zal
hem eeu genot zijn daarbij te verwijlen en hij zal er laach-
tiger, geestdriftiger, moediger en gelukkiger door wordeu.

5; 3. Enkele consequentiën, die uit § 2 voortvloeien met
betrekking tot de geheele maatschappij.

AVij deden in § I van dit hoofdstuk reeds iu het alge-
meen uitkomen, dat meer moraliteit van den handwerks-
man diens productiviteit verhoogt en aldus de maatschappij
ten goede komt.

Dat de maatschappij er door gebaat is, wanneer, ten ge-
volge vau welke reden dan ook, een aantal personen ge-
lukkiger is, behoeft geen lang betoog.

Indien het nu)gelijk is van een doel der maatschappij
te spreken, dan kan dat doel niet anders, dau in liet
grootst mogelijk gelidc harer leden gelegen zijn.

AVij zeiden in de vorige paragraaf ook, dat vau een
hetere opleiding vau den handwerksman verliooging van
levensstandaard van dien werknmn het gevolg zoude zijn.

Terwijl wij tegenwoordig zien, dat de handwerkslieden
zeer vaak behooren tot de nmssa der ontevreden proleta-
riërs, zal, wanneer <le levensstandmird dier handwerks-
lieden verhoogd en hun stand ten gevolge daarvan gere-
leveerd woidt, dit langzanu\'rhand nu\'cr en meer ophouden.

-ocr page 113-

-- 101--

De haiidwei-ksHedeii zullen meer en meer belang krijgen
bij liet behoud der maatschappelijke orde eu meer gezind
worden, tot het behoud dier orde mede te werken.

Ook vau dezen kant bezien heeft de geheele maatschappij
er belang bij, dat de liandwerksman zoo gelukkig en zoo
welvarend mogelijk zij. Inzonderheid de handwerksman.

AVant de handwerksman vormt de kern en de ware kracht
(1er niaatsschap])ij en van zijn geaardheid hangt ten slotte
het meeste af.

Zoo gelukkig eu welvarend mogelijk. Xiet zoo welva-
rend mogelijk, coûte que coûte, door middel eener snel
werkende en plotselinge omkeeriug van zaken.

Indien aldus al welvaart te bereiken was, zij zoude, nood-
zakelijker wijze, vnn korten duur moeten zijn.

Xeeii, zoo gelukkig en welvarend mogelijk langs den
geleidelijken weg van arbeid en ontwikkeling.

Wanneer aldus de handwerksstaud gereleveerd wordt,
ontstaat alle kans, dat langzamerhand
chmi eind zul komen
aan de overdreven vereering voor al, wat meer gwstelijke
arbeid heet (»f wil heeten. Xiet langer zal de gegoede bur-
gerklasse, zooals thans, hare kimleren vóór alles eu per se
buiten het handwerk willen houden. Die kinderen zullen
in de eerste plaats en verder zal de geheele nuuitsehappij
daar gebaat do(u* zijn.

Wij kunnen niet nalaten nit hetgi\'eu wij in do vmigo
paragraaf mH\'rschrevon nog eene conclusie te trokken, al
worden wij daardoor ook gomtodzaukt, eenigszins iu her-
haling to vervallen.

Waar do mn4vtschni)))ij zich tot oen, op democratischon

-ocr page 114-

---- 102-

grondslag berustenden, staat georganiseerd heeft en ten
gevolge daaiwan de meerderheid, zij het dan ook niet direct,
regeert, daar is het van het allerhoogste belang, dat die
meerderheid verstandig, ijverig en eerlijk is.

Zonder twijfel vormen de handwerkslieden de meerder-
heid. En de eigenschappen, die wij vóór alles van hen
willen zij goede staatsburgers zijn verwachten, zullen,
wij deden dit uitkomen, langzamerhand en in doorsnede
ook van eeue betere opleiding het gevolg zijn.

Een haudwerksman, of wie ook, die zelf geleerd en zich
gewend heeft, zoo goed mogelijk te werken, zal zeer spoe-
dig den arbeid en het karakter zijner bestuurders weten
te appreciëeien, wanneer zij goed zijn, en als slecht weten
fe erkennen, wanneer zij niet deugen.

Xiets zal hij hier zoozeer wantrouwen als éclat en groote
woorden.

AVanneer hij zal moeien kiezen tusschen mannen als
b.v Mr. X. G. Pierson en Mr. P. J. Troelstra — ik noem
zoo maar twee bekende namen, om aan te geven, welk
soort vau nuMischen ik bedoel — dan zal hij, naar ik ver-
moed, niet lang weifelen.

llij zal, zelf geliHïrd heblKMule s(died werk af te leveren
eu geleerd hebbende deugdelijk werk vau anderen le een\'U,
s])oedig genoeg inzien, dal agitatoren van het kaliber van
den Heer Troelstra liun lijd over het algemeen zoek bren-
gen met het .schrijven van meest holle ])amfletten en het
zich i)repareereu voor het omifgebroken houden van schel-
lerende en onbeduidende redevoeringen: den zelfden tijd,
dien liun rustig werkende tegenvoeters weten te gebniikeii

-ocr page 115-

-  103-

om kwcstiëii, die zich opdoen an fond te hestudeeren en
tc onderzoeken, om moeilijke regelingen en wetten in het
leven te roepen en aldus den voor de maatschappij meest
nuttigen arbeid iu onbaatzuchtigheid eu ondanks voort-
durende miskenning te verrichten.

Waar Tohn Stuart Mill in zijne Principles of Political
l\'Xïonomy ^ de vraag bespreekt, welke gestalte de maat-
sc]u»j)pij der toekomst aannemen zal en welke gestalte, naar
zijue mcening, het wenschclijkst is, dat zij aanneemt, daar
stelt hij voorop geen dezer beide vragen volledig te kun-
nen beantwoorden.

„Doch zooveel" constateert hij, „valt met zekerheid te
zeggen, „(lat, willen in de tock(Uust dc omstandigheden van
de groote massa des volks anders zijn, dan „degraded and
miserable", twee condities in elk geval vervuld moeten
Wezen.

De ccnc dezer voorwaarden is cen zekere bci)crking van
het aantal leden der maatschap|)ij, do andore „\\i n i v o r s a 1
0(1 ucati 0n."

1. t. a. p. dcci I. p. 255

-ocr page 116-

HOOFDSTUK IV.
De opleiding in werkplaats en fabriek.

§ 1. Het leerlingcontract, ais middel tot verbetering
dier opleiding.

A\'oor zoover men tegenwoordig in ons land van eene op-
leiding tot handwerksman spreken kan, wordt deze in het
algemeen in werkplaats en fabriek verkregen. ^

Doch wij deden in ons eerste hoofdstuk uitkomen, dat
bet in de meeste gevallen eeue bespotting nabijkomt, in wat
in werkplaats en fabriek geleerd wordt eeiu» opleiding te
zien.

Zeer vaak wordt als de voornaamste, zoo niet als de
eenige reden van do slechte resultaten der vorming d(M)r
de i)raktijk genoemd, het ontbreken van een a 1 g e m e e u
g e 1 <1 e n d, b ij de wet v a s t g e s t e 1 d, 1 e e r- of 1 e e r-
1 i n g c O n t r a c t

.Men neemt wiuvr, dat de werkgevers zich iu doorsniMle
weinig met hunne leerlingen benuKMeu en nuMi zegt: „wel-
nu, hiat alsdan de wetgever de werkgevers d w i n g e n zich
het lot eu de ojdeiding hunner leerlingen aan to tivkken."

Men ziet, dat <le leerjongens zeer dikwijls voor allerlei

1. In dit cn het volgend hoofdstuk wordt do IsDdbouwcDdc iland buiten
bcicbonwiDg gclotcn.

-ocr page 117-

105

werk frebnukt worden, dat geheel buiten hun ambacht
ligt eu meu zegt: „welnu, laat de wetgever zijn mach-
tigen invloed doen gelden en dit verbieden."

Ook doet men ondervindingen op, gelijk een der Inspec-
teurs van den Arbeid als de zijne mededeelt, waar hij
zegt:

„In een groote koperslagerij, waar goed werk werd ge-
maakt en leerjongens met vrucht het vak konden leeren,
klaagden de werkgevers, dat men hoe langer hoe minder
Itekwame werklieden kon kiïjgen. Leerjongens waren hier
niet. Mijn betoog om die aan te nemen wenl met be-
langstelling aangeluMird eu beantwoord met de uu\'dedee-
ling, dat men iu deze werkjdaats iu de laatste dertig ja-
ren geene jongens had opgeleid.

Men had dit niet gediuiu omdat de jongens, als zij klaar
waren, toch weggingen eji dan deed nu\'u het werk dus voi>r
een ander." ^

M. a. w. men ziet, dal een middel ontbreekt, om, des-
mxtds door dwang, gezellen die bij ons hun opleiding geno-
ten held)en voor längeren tijd aan (Uis te verbinden.

J\'ln ook hier roejit men uit: „Laat de Staat dan t«K\'h
lielpeu en door een wettelijk hnM-contract, met dwangbepa-
lingen
vimu\' het geval «le «ipgeh\'gde verplichtingen niet
nagek«»uu>n w«)rden, in den
ujmkI voorziening brengen."

J)«> personen, van wie men «leze en dergelijke redeuec-
ringen vernemen kan, verl«»genwo«)r«ligen de«}«.«nc sti"o«)ming

>• Vertilg oTcr de jaren \'OA en \'UO van de Intixeleun van den Arbeid,
I\'. 231.

-ocr page 118-

106

van meeningen aangaande liet vraagstuk, op -welke wijze
in liet gebrek aan opleiding van den handwerksman het
best voorzien kan worden.

Ue audere strooming vertoont vóór alles geneigdheid, bij
vakondei-wijs, bij ambaehts- en vakscholen luUp en troost
te zoeken.

„Het handwerk," zoo kan meu vau de voorstanders der
eerst genoemde richting verder venienien, „is uit ter aard
een praktische bezigheid, waartoe men oj) geen enkele
school oj)geleid kan worden eu dat meu zich al doende,
door oefening eigen moet maken."

„Daarbij komt," zoo zeggen zij verder, „dat in den bloei-
tijd vau het handwerk, toen de gilden iu hun besten tijd
waren, alle iverkliedeu voortkwamen uit de werkjdaatsen
eu niet oj) eenige school ouderwezen, doch door de ])raktijk
van het ambacht opgeleid werden."

„AVanneer men dus .slechts door eenige regeling van de
verhouding tusschen meester en leerling zorgt, dat men
de werkjdaatsen weder in de gelegenheid stelt, goede
gezellen af te leveren, dan zal men zien, dat ook thans
nog uitstekende werklieden door de ])raktijk gevormd kun-
nen worden."

De vraag, hoedanig een dergelijke regeling zou moeten
zijn, wordt door hen, vau wie men redeneeringen als de voor-
gaande vernemen kan, doorgaans in het algemeeivi\'ii met
verwijzing muir andere landen beantwoord. AVij komen
«laarop nader terug.

Alle bijzonderheden treden bij lien oji den aelitergrend
tengevolge van het groot vertrouwen, dat liet argument

-ocr page 119-

107

cUt praktijk en der historie hun in de opleiding der werk-
plaatsen geschonken heeft.

Alle heil wordt door hen vau de werk])laatseu verwacht
en wanneer de opleiding door haar vei-schaft op den duur
uiet blijkt te voldoen, wordt alle twijfel aan de deugdelijk-
heid van dit oideidingssystceni afgesneden en met beslist-
heid in de tijdelijk verkeerde organisatie der werkplaatsen
de ooi-zaak vau de minder bevredigende residtaten gesteld.

In het vijfde hoofdstuk geven wij als onze meening le
kennen, dal hel zeer goed mogelijk is, op ])raklischc am-
bachtsscholcii de ])raklijk van hel handwerk le onderwijzen.
■\\Vij staan daarom thans bij dil argument uiet langer stil.

AVal nu beli-oft het zeggen, dal in den bloeitijd vau liet
handwerk allo opleiding, opleiding der werkplaatsen was,
wij kunnen dil niet tegenspreken. J)och sluit dil uit, dat
dc toestanden tlmns veranderd zouden zijn cn dat ecu
nicuw onlslanc aard .sclmlen even g«K\'de, /oo niel, belci-c
«licnsten zou kunnen ])racstccivn ?

Men vergde nooit, dal in de middeleeuwen vele facto-
ivn medewerkten, hel handwerk tol bloei Ic brengen, fac-
bu\'cn, die gc(U\'cUclijk thans nicl
uuhm- bestaan en dal dc
wetenseluipiKdijke cn cconomi-^chc eischcn aan dc vei-schil-
h\'ude lukken vun nijvcrhci«! gesteld, loen veel minder zwaur
wurcu dau nu cu beter door werkbazen, als ik hel zoo
J^cggen mug, lusschen dc (h-ui)poltjes van hun eigen werk
door, onderwezen konden worden.

Iu geen geval zul uu\'u kuniuM» stuundc houden, dut dc
bloei vau hel hundwcrk vun eertijds, ullcén cen gevolg z(»u
geweest zijn vau oen toen )H>stuandc regeling vun dc ver-

-ocr page 120-

108

houding tusschen meester en leerlingen, gelijk die in wet-
ten of gildenreglemeuten was neergelegd

Het Tereenigingsleven der gilden, de hooge eere, waar-
iu het handwerk en de handwerksstaud stonden, het meer
rustige van het arbeiden voor een kleiner kring van con-
sumenten, m .a. w. het ontbreken van snelle communica-
tiemiddelen en van eeu wereldhandel, dat waren alle om-
standigheden, die met nog vele andere samenwerkten, het
haudwei-k de vlucht te doen nemen, waarover wij ons te-
genwoordig verbazen.

Daar komt meer bij. Men wil alles laten aankomen op
de vorming, die de bazen in de werkplaatsen verschaffen
zullen eu men verzuimt vóór alles na te gaan, of die ba-
zen wel zoo\'n groot vertrouwen verdienen. Men verge-
wist zich niet vóór alles, of de werkbazen deugdelijke werk-
lieden zijn eu laat dat den doorslag geven.

Kn toch zal men het moeten tcx-geveii, dat de best mo-
gelijke regelingen en leerliugcoutracten niets geven kun-
nen, wanneer zij, die onderwijzen nu)eten, niet goed zijn eu
berekend voor hun taak.

„Was in dem Mensche nicht ist, das k<unmt auch nicht
aus ihm", zegt zeer wijs de apotheker iu (ïoethe\'s „Her-
mann und Dorothea". Doch het is waar en ook hier toe-
passelijL

Kvenmin als men, naar de volksmond zegt, veeren kan
])lukken van een kikvorsch, evenmin kan nu»n goede, dege-
lijk afgeleverde leerlingen verwachten van oiulerwijzer.s,
die zelf beuidiazeii in hun vak zijn.

.Men zal toch, om ecu analoog geval te noemen, wan-

-ocr page 121-

109

neer men goed schoolonderwijs verlangt, niet het meeste
gewicht hechten aan goede gehouwen en schoolreglemen-
ten ? Men zal "toch inzien, dat men vóór alles goede onder-
wijzers noodig heeft I

En toch is men niet in staat, tegen te spreken, dat het
niveaii der tegenwoordige handwerkslieden veel te laag
is eu dat zij huu vak over het algemeen zéér oppervlakkig
eu gebrekkig verstaan.

"Waur dus de voorstaiulers van de opleiding uitsluitend
door de practijk, mannen als "\\\'on «Stcinbeis eu Keuleaux, ^ in

1. By Dr. F. Rculcaux, dircctenr ran het „Gewcrbemuseam" tc Bcrlgn
van wien dc bekende kenichetaing »billig nnd icblcchl" afitamt en wieot
uitlatingen orer de opleiding vau den handwerksman men veel aangehaald
liet, vindt men o. n. een der rcdcnecringcn gevolgd, waarvan ik de
juistheid hierboven bestreed en welke aangetroffen wordt in dc volgende passage i
«Wir sind unbedingt vemnlaist uns tu fragen, wie denn das kunstfertige
Deutschland vor zwei nnd drei Jabrhundertco auskam, jener Zeit, ans
welcher ein englischer Reisebericht vorliegt, in welchem gesagt wird t diese
Deutschen seien in ihren linusern so tehun und solide eingerichtet, trügen
so gute Stoffe, inacbten so vortreffliche Waare nnd schätzten die cnglisrho
gering, würden auch von Engländern immer in Brod gesetzt diodiedentiche
Waare der cngllsebcn vorzögen. Nun, in jener Zeit gab es racbschulcn in
dem heutigen Sinne nicht, sondern nur Mcisterscbulen , die sich in einzel-
nen Qewerken autbildeten oder wie die Bauhütten an grosse Bauwerke
anseblosseo. Dio eigentliche und wcsenllicho Schule war die Werkstatt mit
ihrer festen Oliedernng in Gelernte und Ungelernte, mit ihrer Ueberwa-
ehung durch dio Zunftverbindung, mit ihren strengen Anforderungen an
Den, der losgesprochen werden sollte. Jedo Werkstatt war dcmnaoh ge-

Wissermassen eine Schule.....Wollen wir die Wurzeln unserer Oewerle

wieder zu geunndem Aufleben bringen, «o müssen wir in die Workstätte
hinein wieder die Lehnteile, die Hauptatelle der Ausbildung, legen. I\'.Chr.
Hansen. Ein Beitrag zur Lehrlinsfragc. Arbciterfrcund 1877. Tag.
en Tig.

-ocr page 122-

110

ons land TTesterouen van Meeteren en Mr. Boer, op grond
reeds van min of meer aprioristisclie redeneeringen, de op-
leiding van den handwerksman aan de werkplaatsen en fa-
brieken willen toevertrouwen, daar gevoelen wij, juist op
grond van soortgelijke redeneeringen, het grootste wan-
trouwen ten opzichte dier werkplaatsen.

AVij zeggen: „wat is er voor goeds van de werkbazen
te A-envacliten, zoolang hun uiet door nieuwe middelen
meer kenuis en kunde eu betere beschouwingen over de
waarde van hen zelf eu hunnen arl)eid bijgebracht
zijn?"

, lloch reeds te lang hebben wij als onverzoeulijk tegen-
over elkander gesteld twee richtingen, die, hoewel ver-
schillend van aard en gevolgen, toch tot op zekere
hoogte zeer goed te vereeuigen zijn.

Spoeden wij ons daannn im te gaan, waarop in
enkele landen het leercontract, regeling van de ver-
houding tusschen bazen en leerlingen, hoofdzakelijk neer-
komt.

In Engeland In\'slaat een wettelijke regeling der materie
evenmin als facto bij ons.

Iu Fnmkrijk is de in Ibiofdsttik T genoemde wet van
22 (ierniinal au XT gedeeltelijk vervangen door een iet-
wat uitgebreider wet van 22 Januari 18ól.

Iu Duitschland werden do(»r de wetten van 2 Xovem-
ber 1810 en T September bSIl naar l\'niusch voorbeeld
de gilden metterdaad oj)geheven.

• De eerste (iewerlH\'ordnung va)i IT .Tanuari 184\') echter
begunstigde aldaar weder zeer het opn\'chteji en in stand

-ocr page 123-

in

blijven van gilden eu droeg aau haar o. a. regeling vau het
leerliugcontract op, ^

Xog verder ging de, onder den invloed der stormachtige
handwerkersbevreging vau 1848 uitgevaardigde, verorde-
ning van 9 Febnmri 1849.

])e tweede Gewerbeordnung, die, hoewel veel gewijzigd,
nog heden het onderwerp beheerscbt, staat in beginsel we-
der op het staiulpunt der „Gewerbefreiheit". Zij is van 21
Tuni 1809.

De Duitsche arbeidei-spartij heeft van den beginne af
aan den strijd tegen dit beginsel, dat door hen als de
„Gcwerbefrechheit" l)estemi)eld werd, aangebonden.

Tengevolge dezer ojipositie kwam IT Juli 1878 eene Xo-
velle zur Gewerbeordnung tot stainl, die een arl)oidsb(xdc
voor arbeiders onder de 21 jaar invoerde en die bovendien
de actie bij uit «le leerlingverbinlenis v«>ortspruitende aan-
spraken van het bestaan van «vu schriftelijk contract af-
hankelijk maakte. ^

1. Dg ontbiniling ran een gild lou voorla.nn liet vermogen aan de ge-
meenie vervallen cn niet meer gelgk vroeger onder de leden verdeeld worden.

Ilegeling van het leerlingwcten , dc lorg voor lieklc-, «terfte-, hulp- en
apaarkiuen en voor wednwcn en weczcn werd aliei de laak der gilden.
Opname in de gilde wa» tiechti mogelgk „wenn durch eine Prüfung die
Hefihlgnng zum Ocwerbebatriebe nachgewieaen wurde.". Hg alle eenlgtzina
meer gecomplirecrdc en moeiigkcr ambachten werJ de bevoegdheid om leer-
lingen te hebben afhankelgk geileld van het lidmaalichap van een gilde
of van een voor eeu ciamen-commfMio bijzonderlijk daartoe afgelegd bewlJi
ran bekwaamheid.

2. Ook werd bg deze wel den bazen de rerpliehling opgelegil hunnen
leerlingen den noodigen Igd le geren tot b<ïzoekcn der FortbildungMchulo
(arnnd- cn Zoodagnichool).

-ocr page 124-

112

De wel vau 18 Juli i881 herstelde het publiekrech-
telijk karakter der gildeu; een aantal functiën werden
dên {rilden weder opgedragen eu haar, wat betreft het leer-
lingwezen, ook zekei\'e voorrechten verschaft boven de niet
tot eeu gilde behoorende ambachtslieden.

Deze voorrechten werden door de wetten van 8 Decem-
ber 1884 eu G Juli 188T meer eu meer uitgebreid.

Gilden, die zich als deugdelijk hadden doen kennen,
konden van overheidswege het recht verkrijgen om mees-
ters, die geen leden der gilden waren het recht tot opleiden
van leerlingen te ontzeggen eu hen bovendien tot geldelij-
kcn bijstand voor sommige gilde-inrichtingen dwingen. \'

Ten slotte werd bij eeue wet van 2(i Juli 1897 «le (ide en
7de titel der (iewerbe»)rduung nog weder belangrijk ge-
wijzigd. - ^

In Oostenrijk is de verhouding van leerling tot meester
cn omgekeerd eveneens geregeld iu <le (iewerbc(»rdnung.

Deze Gewerlxïordnung is van 21) December 18ó9 en Voor

■ 1. Gewerbeordnung (ond). § 100 r. «ob 3 en § 100 T.

2. üe VI<lo titel bändelt in baar gebeel over „Innungen, Innnog^au*-
«cbQitc, Ilandwerldkamincrn, Innnngsverbande."

Dc VIliJo litcl over „Gewerbliche Arbeiter (Gcicllen, GehQlreo. Lehrling«
JJctriebubramtc, Werkmeister, Techniker, Fnbrikirbsiter)".

Hiervan het IINo kapittel handelt over LehrliDgivcrhiltnine cn ipecinal
dat, i 120 — J 132 o, werd gewyiigd.

8. Het overzicht der wetivcrandcringen in Dnittchlnnd werd door rnjj
ontleend nan een artikel vnn Dr. Paul Voigt: „Dio néuc Dcnticbc Hand-
werker-OcMtzgebung" in Hronn\'i Archiv für lociilo Geietzgebung nnd
SUtistik. Jaarg. 1897. P. B9 v.

-ocr page 125-

-  113-

zoover ons onderwerp betreft liet belangrijkst gewijzigd bij
de wet van 15 -^[aart 188:}, R. G. Xo. :{9.

De voornaamste be})alingen over liet leerlingwezen vindt
men in de §§ 97—100.

In deze verschillende wetgevingen nu wordt het wet-
telijk leerling-contract beschouwd als eene regeling der
verhouding tusschen den leerling, gelijk de (.)ostenrijksche
(iewerbeordnung ^ het uitdrukt „wer bei einem Gewerbsin-
haber zur pi-aktischen Erlernung des Gewerbes iu Verwen-
dung tritt" en deu werkgever.

Of en hoe dit contract gedefinieerd en de subjecten er
van omschreven wordeu, is meer van redactioiu\'el dan van
luincipiëel belang.

Op den voorgrond treedt, dat in alle contractregidïngtMi
den werkgevers do vei-jiHchting opgelegd wordt, Imn am-
bacht zoo goed mogelijk aan hunne leerlingen to onder-
wij zou.

Zoo heet hot in art. lü der Kransche wet: „Le maître
doit enseigner à rapprenti, progressivonient et complèto-
niont, l\'art, le metier ou la jin»fession spéciale «pii fait
l\'objet du contrat"

En eldoi-s in dozo wet worden (h» bijverpliehtingon ojigo-
govon, ilie uit dezo hoofdverplichting voortvloeien.

„Lo maîtiv", zogt o. a. art. 8, „doit se conduire envers
rapprenti en bon pon» «le famille, surveiller sa conduite
ot ses nuHMirs, soit <lans la maison, soit au «lohors et aver-
tir ses jiaronts ou leurs représentants îles fautes gmvos

1. i 07 O. 0. 0. .

-ocr page 126-

-- 114 - -

qu\'il pourrait commettre ou des peucliauts vicieux, qu\'il
pourrait manifester.

Il n\' emploiera l\'apprenti sauf conventions contraires,
qu\' aux travaux et services qui se rattaclient à Texcercice
de sa profession. Il ne l\'emploiera jamais à ceux, qui
seraient insalubres ou au-dessus de ses forces."
En in de Duitscbe wet heet liet : ^
„Der Lebrherr ist verpflichtet, den Lehrling in den bei
seinem Betriebe vorkommenden "Arbeiten des Gewerbes dem
Zweck der Ausbildung entsprechend zu unterweisen, ihn
zum Besuche der Fortbildungs- oder Fachschule anzxdialten
xind den Schulbesuch zu überwachen. Er muss entweder
selbst oder durch einen geeigneten, ausdrücklich dazu
bestimmten Tertreter die Ausbildung des Lehrlings leiten,
den Lehrling zur Arbeitsamkeit und zu guten Sitten an-
halten und vor Ausschweifungen bewahren, er liat ihn
gegen Alisshandlungen seitens der Arbeits- und Hausge-
nossen zu schützen und dafür Sorge zu tragen, dass dem
Lehrling nicht Arb\'eitsvenichtungtMi zugewiesen weitlen,
welche seinen körperlichen Kniften nicht augemessen
nind.

Er darf dem Lehrlinj; die zu seiner Ausbildung un<l
zum Besuche des Gottesdienstes an Sonn- und Festtagen
erforderliche Zeit und Gelegeidieit nicht entziehen.

Zu häuslichen Dienstleistungen dürfen Lehrlinge, wel-
che im Ilause des Lehrherrn weder Kost noch Wohnung
erhalten, nicht herangezogen werden.

1. D. G. 0. i 127 CD 127 n.

-ocr page 127-

115

Der Lehrling ist der väterlichen Zucht des Lehrherrn
untei-worfen iind dem Lehrherrn sowie demjenigen, wel-
eher an Stelle des Lehrhen-n die Ausbildung zu leiten hat,
zur Folgsamkeit und Treue, zu Fleiss und anständigem
Betragen verplichtet.

iTebermässige uud unanständige Züchtigungen sowie
jede die Gesundheit des Lehrlings gefährdende Behand-
lung sind verboten."

Xatuurlijk staan tegenover deze verplichtingen andere
van den leerling.

Ilet behoeft geen lang betoog, dat bepalingen als de
1)ovengenoemde op zich zelf weinig waarde hebben ■— laat
mij liever zeggen, dat alles er van afhangt, in hoeveiTo
andere bepalingen de uitvoering der nu)eilijk te contrólee-
reu voorschriften waarborgen.

Het papier is geduldig, wetten te maken en af tc kon-
digen is op zich zelf niet zoo heel moeilijk. Zeer gemak-
Kelijk kan men decreteeren, dat alle handwerkslieden hun
leerlingen tot mwster in hun vak njoeten opleiden; d(K;h
de groote moeilijkheid is er in gelegen, in de eei-ste plaats,
om de werkgevers, door hen zelf kun«lig te doen zijn, in
staal te stellen, bekwame kmH.\'hts te vormen en in do twee-
de plaats, om na te gaan en er zorg voor te ilragen, dat
de gegeven vooi-schriften, (»ndanks dal zij uit den luird
der /.mdc niet anders dan vaag gesleld kunnen zijn, gmnl
worden nngideefd en tot hun iwht k«imen in alle deelen
van het onnudelijk git>ot gebied, waarvoor zij bestemd zijn.

De Fmnsclie wet nu heeft niet veel nieer gediuin, dan
voorschriften geven in «len gt\'ost der hierboven geciteer-

-ocr page 128-

IIÖ

de, zonder maatregelen te nemen ter efficace-making van
liet voorgesclirevene.

Dit beneemt aan de Fransche regeling de meeste, zoo
niet alle waai-de.

"Wat beteekent een wet van een 21 ai-tikelen ter be-
heérsching van een zoo moeilijk, zoo gecompliceerd en zoo
veronachtzaamd iets als de opleitling van den handwerks-
man? Men kan genist zeggen, niet meer dan onze wet van
het jaar XI, zéér, zéér weinig, zoo niet niets.

Wie dus onder hen, die over dit onderweii) geschi-evcn
hebben, eenvoudig volstaan met tc vragen om eene leer-
contract-regeliug als iu Frankrijk, geloof ik, dat ondoor-
dacht te werk gaan.

"\\^eel uitgebreider eu ernstiger is de regeling ten dezent
van Oostenrijk en vooral van Duitschland. Wij komen
hierop terug, doch meencn van die in Frankrijk niet tc
mogen afstappen zonder in het kort dc bepalingen dier wet
verder nagegaan te hebben.

.Aan enkele personen wordt het rcclit, leerlingen te hou-
den ontzegd. Xamclijk aau hamlwerkslieden ouder de 21 jaar
voor zoover betreft minderjange leerlingen ; verder aan ])cr-
souen, die wegens een misdrijf veroordeeld zijn en dan aan
lien, die tot meer dan drie imuinden gcvangenisslmf veroor-
deeld zijn wegens cen der delicten omschreven iu de artt.
388, 401, m, 400, 407, 408, 423 van dcn C
cmIc 1\'énal of
wegens <HMi vergrijp tegen dc zeden.- Ook is lu\'t iemand
die célibatairc jif weduwnaar is verboden, jnindcrjarigc
meisjes als leerlingen bij zich iu huis tc hebben.

Gedeeltelijk zijn deze bepalingen ter bc.schcrming van

-ocr page 129-

117

(lo goede zeden, gedeeltelijk besclieiden maatregelen ter
waarborging van nakoming der eei-stgenoemde vooi-schrif-
ten. Daarnaast is in Titre II de bevoegdheid verleend om
deze nakoming te vorderen door middel van het conseil
des Prud\'liommes tot welks jurisdictie de baas behoort.
Als executiemiddel zijn boeten bodndgd." ^

"Wanneer een leerling dus niet voldoende opleiding ont-
vangt of wanneer de gemaakte bepalingen niet nageleefd
worden, staat den leerling oon actie ten dienste.

Een zeer incompleet middel, men moet het toegeven,
dat zeker weinig praktische waarde bezit in zake onderwijs
on opvoeding. "Wat diisir noodig is, is vóór alles oen dage-
lijks workeiul, regelend en algemeen t(x?zicht door geïnto-
rossoonlo ])orsoneu en lichamen.

Dergelijke lichamen tivffen wij aan in de, in Duitschland
on Oostenrijk bij do Ooworboordnung gorogeldo, „In-
nungen" of gilden.

Keu <ler oorsto opgaven dezer nmdorno gihlon toch is
gidijk § Sl a dor Duitscho («oworboorduung hot uitdrukt:
„ilio nähere llogobing des Lohrlingswosons und dio Filr-
sorgo für dio lochnischo, geworbb\'cho und sittliche Aus-
bildung dor Lehrlinge." ^

Dat zorg van «lozen kant waarde nu>et hobbeu, zal ons
blijken als wij nagaan, wat «üe Duitsoho on Oostonrijksche
..Inimngon" zijn. Hot zijn, in hot algiMUoon gi^spndcon,
grooto j»ubliokreohtolijko voroonigingon nu4 recohtspor-

1. nrl. 20.

2. Kvcnccni rolgcDi ile Ooitciir()ktrlie Ocff. Oodn. incn vergelgko
f 110 b. tab
c, (, en g.

-ocr page 130-

   118-

soonlijkheid en wier doel liet is, de gemeenschappelijke be-
langen van het ambacht te behartigen. ^

Behalve personen, die een ambacht zelfstandig uitoefenen
of uitgeoefend hebben, en behalve lieden, die in eeu fabriek
als opzichter of werkmeester werkzaam zijn, mogen ook
liJ zijn „die in handwirtschaftlichen oder gewerbhclien
ÏJetrieben gegen Entgelt beschäftigten Handwerker." -

Evenals in den bloeitijd van het handwerk worden de
handwerkslieden hier dus weder, speciaal wat hun oplei-
ding betreft, door hunsgelijken gecontroleerd.

Evenals in den bloeitijd van het handwerk zijn er dus in
de landen, waarover wij spreken, groote handwerksver-
eenigingen, waarin meer en meer het bewustzijn gekweekt
moet worden, dat het geuieenscliapi)elijk belang der
leden door degelijken arbeid en een hoog houden van het
ambacht het best gediend wordt en die tengevolge daarvan
een grooten invloed ten goede kunnen hebben.

Yan de oude gilden verschillen de nieuwe Innungen ech-
ter o. a. en voornamelijk in dit opzicht, dat zij vau meer
kunstmatigen oorsprong en aard zijn.

Voorschriften omtrent de inrichting, ook b.v. over do
contributiën dor gilden zijn door de wet als dwingende be-
palingou gegeven en, wat nog sterker is, in sommige geval-
len kunireu personen genoodzaakt worden, wanneer zij een

1. f 81. D. G. O.
i 86. D. G. O.

f 106—131 der O. G. O.

2. f 87. Ü. G. O.

In gelgken xin f 106 der O. G. O.

-ocr page 131-

119

bepaald ambaclit uitoefenen, oni lid van een nieuw op
te richten Innung te worden. ^

Dezelfde Zwangsgenossenschaften (Inmingen) treffen
wij in Oostenrijk aau.

De Gewerbeordnung vau 1859 stelde dwang ten dezent
voor de geheele kleinindustrie in, met het doel, gelijk het
luidde, om door dwanggildeu, iu het leven te roepen: „ein
Organ der Selbstverwaltung der Gewerbe, eine vernünf-
tige, von den Misssbräuchen des Zunftwesens gereinigte
Fortbildung der gewerblichen Koiporation". Terugkeer
der misbruiken, waarvan gespix)ken werd, moest de bepa-
ling van § 133 verhindercn, welke verbood, dat de Genossen-
schaften andere voorwaarden voor het uitoefenen van eenig
ambacht zouden stellen, dau de door de wet zelf gegevene.

In het cci\'st volgde de oprichting dezer vereenigingen
echter hoogst langzaam. De ttKMunmds liberale stiDoming
in (le o])eid)are meening was vrijen vereenigingen heler ge-
zind en do regeenugsontwei-jien van 1874 en 1877 Iwoog-
den zelfs opheffing van aUen dwang.

De novelle van 1883 bracht echler door praktische wijzi-
gingen in (le regeling eeu radicale ondicering te wiH\'g. Vau
«lat jaar af wonnen de Zwangsgenossenschaften aan popu-
lariteit. 2

llehalvc die ter formeering eu regeling van gilden, zijn
iu de uilgebivide Duilsche en Ooslenrijkscho Gewerbe-
ordnungen nog verscheidene anilere, zij hel minder ver

1. Z. K. tl. FooulUUove dwanggildcn. { 100 c. r. 1). O. O.

2. Adicri Ucbcr dio Lage der Handwerkt ia Oeitcrreich. IVg. 75.

-ocr page 132-

120

strekkende maatregelen genomen, die tot handhaving lei-
den moeten van de den handwerkslieden opgelegde ver-
plichting om hunnen leerlingen eene goede opleiding te
verschaffen.

Xoemen wij vóór alles de z.g.u. „]iefähiguugsnachweis",
de bewijzen van naar genoegen der examinatoren afgeleg-
de examina.

Dit examen gedaan te hebben is een der, zij het ook uiet
dwingend voorgeschreven voorwaarden om leerliugen te
mogen opleiden en kan als zoodanig op de deugdelijkheid
dier opleiding eeu goeden iuvloed uitoefenen. *

Het examen moet het bewijs oplevercu, „dass der Lehr-
ling die in seinem Gewerbe gebriuichlichen Handgriffe iind
1\'ertigkciten mit genügender Sicherheit ausübt und so-
wohl über deu Wert, die Ucschaffung, Aufbewahrung und
Behandlung der zu verarbeiteiuleu Kohnmterialien, als
auch über die Kennzeichen ihrer guten oder schlechtcn
Bcschaffeidieit uutcrriclitct ist." -

Deze omschrijving is zeer vaag, doch de cischeu zullen
ovenals in den oudcn gildentijd langzamerhand wcl mecr
gepreciseerd worden.

Nog andere eischen zijn eveneens gesteld aan het hou-
den van hvrlingcn.

„Iu Haujlwerksbetriebcu", zegt § 120, „steht die Be-
fugnis zur Anleitung von Lehrlingen nur denjenigen IVr-

1. i 129, D. G. 0.
Zic Tcrder { 131 c. v.
i 14, 0. G. O.

2. i 131 C. D. G. 0.

-ocr page 133-

131

sollen zu, welche das vierundzwanzigste Lehensjahr voll-
endet haben und in dein Gewerbe oder in dem Zweige des
Gewerbes, iu welchem die Anleitung der Lehrlinge erfol-
gen soll,

entweder die von der Haudwerkskammer vorgesclinebene
Lehrzeit, oder solange die Handwerkskammer eine Vor-
schrift über die Hauer der Lehrzeit nicht erlassen hat,
mindestens eine dreijähiige Lehrzeit zurückgelegt und die
Geselleupriifung l)estaudeu haben,

oder fünf Jahre hindui-ch persönlich das Handwerk selb-
ständig ausgeübt oder als AVerkmeister oder iu idiulicher
Stellung thätig gewesen sind.

Die höhere AVrwaltungsbehörde kann l\'erscmen, wel-
che diesen Anforderungen nicht entsiiivchen, die Jiefug-
nis zur Anleitung von Lehrlingen verleihen. Gehört
die Person einer Innung an oder besteht au ihrem
AVohnort für den (Jewerbszweig, welchem sie angehört,
eine Innung, so ist die letztere vor der Entscheidung v<tn
der höheivn A\'erwaltungsbehörde zu hören." enz.

A^irdor zegt § :

Die Hefugnis zum Halten oder zur Anleitung von Lehr-
lingen steht Personen, welche sich nicht im Besitze
der bürgerlichen Ehrenrechte befinden, nicht zu. En
S 12(5 a:

„Die Befugnis zum Halten und zur Anleitung von Lehr-
lingen kann solchen Personen ganz oder auf Zeit entzogen
werden, welche sich wiederholt gi-ober l\'flichtverletzuu-
gen gegen die ihnen anvertrauten Lehrlinge schuldig ge-
nuicht haben, oder gegen welche Thatsachen vorliegen,

-ocr page 134-

122

äie sie in sittlicher Beziehung zum Halten oder zur Anlei-
tung von Lehrlingen ungeeignet erscheinen lassen.

Die Befugnis zur Anleitung von Lehrlingen kann fer-
ner solchen Personen entzogen werden, welche wegen geist-
iger oder körperuclier Gehrechen zur sachgemässen An-
leitung eines Lehrlings nicht geeignet sind." ^

Ook de regeling der proeftijden moet als onderdeel be-
schouwd worden van het geheel der maatregelen, genomen
met het doel goede opleiding in de werkplaats te waar-,\'
borgen.

Zulke proeftijden zijii wel noodig, waar aan de leerling-
betrekking door de wet een duui"zaam karakter verleend is.

In Duitschland en Oostenrijk heeft de proeftijd een duur
van minstens vier weken en hoogstens drie maanden.

]. f 98 O. G. O, Inidt in gelijkca zin:

Lehrlinge dürfen nur von solchen Gewerhsinhabern gehalten werden
welche »elbit oder deren
StcllTcrtretcr die erforderlichen Fachkennlnisie
besitzen, um den Vorschriften dcj ) 100 in Uctreff der gewerblichea Aus-
bildung der Lehrlinge nachkommen zu können.

Jene Gcwerbiinhaher, wclche wegen eine» Verbrcchcn» überhaupt oder
wegen eine» au» Gcwinntucht begangenen oder gegen die öffentliche Sittlich-
keit gerichteten Vergehen» oder einer derlei Ueberlretung vernrtheilt wur-
den, dürfen gleich Jenen, welchen nach { 137 das Kccht, Lehrlinge tu
halten, entzogen wurde, minderjährige Lehrlinge weder aufnehmen, noch
die bereits aufgenommenen länger behalten.

In Fällen, in welchen ein Nachtheil oder Missbrauch nicht zu besorgen
ist, kann die Gewerhsbehörle den im al. 2 genannten Qewerbsinhabern die
au»nahm»weis6 Bewiilijnng zur Aufnahme minderjähriger Lehrlinge ertheiirn.

Zie ook f 137, die o. a. bepaalt, dat het recht om leerlingen le houden
zelfs ontzegd kan worden aan cen patroon, dio de verplichting om leerlingen
gelegenheid to geven, de avondschool tc bezoeken, ondank» herhaalde aan-
maning niet nakomt.

-ocr page 135-

123

Gedurende zidk eenen proeftijd behouden patroons eu
leerling de bevoegdheid ieder oogenblik van elkaar te gaan. ^
Een andore maatregel in gelijksooi\'tigen zin houdt § 128
der Duitsche Gewerbeordnung in, die aldus luidt:

AVenn der Lehrherr eine im Missverliältuis zu dem
Umfange oder der Art seines Gewerbebetriebs stehende
Zahl von Lehrlingen hält und dadurch die Ausbildung der
Lehrlinge gcfähixlet ei-scheiut, so kann dem Lehrherrn von
der unteren A^crwaltungsbehörde die Entlassung eines
entsi)rcchenden Teils der Lehrlinge auferlegt und die An-
nahme von Lehrlingen ülx?r eine bestimmte Zeit hinaus
untersagt werden.

Die Uestimmungen des § 12() h Absatz 3 finden liierbci
entsprechendo Anwendung. -

Unbeschadet der vorsti\'hcnden Bestimmung können
durcli Beschluss des Buiulesrats für einzelne (iewcrbs-
zwcige A\'orschriften über die höchstc Zahl der Lehrlinge
erlassen werden, welche in Hetriclien dieser (icwcrbszweige
gehalten werden darf. Soweit solche Vorschriften nicht
erlassen sind, können sio durch Anordnung der Landcs-
Zentralbehördc erlassen werden."

Men ziel hct, ook in ditop/.icht wordl getracht, hel oude
weder in wrc tc herstellen.
AA\'unnccr dc patroon lol eeno „Innung" behoort, zoo is

1. .Mcn lio g rJ7 b. I). G. 0.

8 00 0. 0. 0. o.

2. § 120 j Abiatt 8 :

Auf Lehrlinge in itoitlich anerkannten Lchrwerkitällcn flndcn diuc
Dettimroungen keine Anwendung.

-ocr page 136-

-  124--

hij verplicht eeu afschrift vau het leercoutract biuueu 14
dageu uadat het gesloteu is aau ziju gilde iu te leveren.
Hij kan hiertoe door de politie gedwongen worden.

I3e gilden kunnen verlangen, dat het afsluiten van het
contract voor het gild geschieden zal. ^

Ook hierin is een controlemiddel gelegen, dat in dit
verband genoemd moet wordeu.

Xiet alleen de gilden, ook de z.g.n. Handwerkskammer
zijn op de zorg voor het leerlingwezen aangewezen.

§ 103 e zegt zeer bepaald:

Der Handwerkskammer liegt insbesondere ob:

1. die nähere Regelung des Lehrlingswesens;

2. die Durchführung der für das Lehrliugswesen gel-
tenden Vorschriften zu überwachen ;" euz.

Ook de bepalingen der Gewerbeordnung, wajirdoor leer-
lingen, als slechts een schriftelijk contract opgemaakt is,
aau hunnen baas voor een bej)aald aantal jaren gebonden
zijn, hebben ten deele althans gelijksoortige strekking.

In § 2 vau dit hoofdstuk k»)men wij luuler oj) die bepa-
lingen terug.

,Meu kan niet ontkennen, dat inrichtingen als Innun-
gen eu Befähigungsnachweis en d(i regeling daarvan het
gebied van. het eigenlijk leerlingcontniet overschrijden.
Docll, waar men het leerlingcontmct beschouwt als mid-
del tot verbetering vau de kwaliteit van het handwerk
en tot verheffing vau den handwerksstaud, daar nuiet

1. § 129 I). G. O.

-ocr page 137-

125

men toegeven, dat zoodanige of soortgelijke maatre-
gelen noodig zijn om naleving van een wettelijk leercon-
tract te waarborgen.

Ook uit een ander oogjiunt ecliter kan meu het leer-
lingcoutract bezien. AVij doen dit later.

Alleen wenschen wij ons nog af te vragen, of eene uit-
gebreide regeling als de Duilsche eu Oostenrijksche ook
voor ons land uav(dgeuswaardig is.

(Ongetwijfeld is er zeer veeel schoons in de Duilsche eu
Oostenrijksche regeling. A\'an boven af worden hier toe-
standen iu het leven geroepen, die wij in menigerlei oj)zicht
niet anders dan gewenscht kunnen noemen.

AVelHcht zal op deu dinir blijken, dal deze laatste om-
standigheid vad vóór nmge hebben, iloch ook veel tegen
heeft; dal, speciaal wat het vereenigingsleven in welken
vorm dan ocdc betreft, gelund vrijgelaten particulier initia-
tief hel In\'ste en meesl belovende is. \'

Ons wil hel voorkonu\'ii, «lat hel «»priehteu vau goede vak-
vereenigingen, van gihlen liever een gin-«ilg dan een briin
van vooruitgang moet en zal wezen en dat de handwerks-
lieden, wanneer zij bekwamer en meer «mlwikkeld zijn,

1. Ilct ichgnt dat do lanangcn tot nu toe niet hebben kunnen ver-
hinderen, dat, gelgk do heer Wcitcrouen van Mreteren, op het Congrri voor
Vakopleiding Kcidc, da leerjongen in de meeitc gevallen ren loopjongen,
een loort duiveltitorjagrr blgft.

Dr. Adler in ign raeer aangchuildc »tndie »preekt van „Der völlige
Mitirrfolg
uDierer Zirangtiouungen". In hoeverre dit juiat ii, kan ik niet
beoordeelen.

Zie ook iMg. 76 c. v.

-ocr page 138-

126

uit zicli zelf meer en betere vereenigingen zullen op-
richten.

Doch wij erkennen dadelijk, niet in de gelegenheid ge-
weest te zijn, de resultaten der Duitsche en Oostenrijkscbe
wetgeving op dit gebied na te gaan.

Ongeveer hetzelfde geldt van den Befähigungsnachweis.

A\'óór alles stemmen wij in met hen, die den Befähigungs-
nachweis voor vele, zoo niet voor al]e beroepen, als een zeer
gewenschte zaak aanprijzen.

Doch wij gelooven, dat evenals voor andere vakken, zoo-
danige bewijzen van geschiktheid langzamerhand het best
ontstaan kunnen door en het gemakkelijkst zich kunnen
aansluiten bij de scholen, in casu bij de in een volgend
hoofdstuk te bespreken ambachtsscholen en dat de instel-
ling van den Befähigungsnachweis alsdan geen afzonder-
lijk op zich zelf staand iets meer wezen zal.

Volkomen kunnen wij ons daarom aansluiten bij de
woorden van den Keer Fritz Kalle, den fabrikant, wiens
advies meer door ons aangehaald werd:

„Vraagt men zich nu af\', zoo zeide hij, „langs welken weg
deze levensvraag voor de geheele industrie (hoe tot oene be-
tere opleiding van don handworksnmn to geraken) op te los-
sen is, dan zal mon tot do overtuiging ujooton konuMi, dat
de hoofdnd daarbij do school zal moeten vervullen. Mon
moge fj^ilden in het loven willen i-oopon, dit is i)rijzons-
waardig, doch men vloio zich niet met de hoop, dat het
dozon f>oit zal golukken, hot handwerk op don door don
tijd verlangde hoogto! to bitMigon onkel met de hulpmid-
delen, waarvan de oudo gildon zich bedienden.

-ocr page 139-

127

"Wat wel het voornaamste bezwaar is, de meesters vol-
doen zelf niet meer aan de te stellen eischen." ^

I\'^n wettelijke ivgeling van en goede zorg voor het
leerlingwezen schijnt ook in Zwitserland te bestaan, al-
thans in enkele Zwitsersche cantons.

Op blz. 151 van het eerste deel van het verslag van het
Nationaal Congres omtrent het vakonderwijs en de vak-
opleiding van t(K>komstige werklieden in Xederland vin-
den wij een „wet ter bescherming der vak-leerlingen van
21 Xovcmber 1890 voor het canton van Xeuchatel"
afgcdnikt.

Het toezicht op cenc gcwdo o])leiding der leerlingen
moet volgens deze wet gehouden worden door deu Gcmeeu-
teraad, die, naar mate de Ix\'hocften ou de grootte der ge-
meenten, daaiwoor cone speciale commissic voor vakondcr-
richt bcnoenuMi kan. > In gemeenten, waar ])atroons cu
werklieden vau oen zelfde vak vak-.syndicatou gevornul
hebben kunnen deze, mits zij aan enkele veivischtou vol-
doen, op huu verzoek, bij bijzoiuler besluit vau dcu Staats-
raad belast worden mot het toezicht, onder controle vau
deu Ucmocntoraad.

Voor zoover iU\' goinccnton IJadcn vau Prud\'hommes ge-
vestigd zijn, zullen ook deze, onder don gonuHMitci aad, toe-
zicht te houden bobben.

Ook volgens dezo wol nuudou dc» jiatroons het vak, do
kunst, het and)achl of het gcdooltc or van, waarvoor hot
Icercontract wordt mingogaan, op cone volnuiaktc cu gtv

1. Outnchtcn nnd IJerichto vcröflcntlioht vom Verein fQr Socialpolitik
1879. I\'ng. 20.

-ocr page 140-

128

leidelijke wijze ondenvijzeu eu is het zeer bepaald den
bazen verboden, den leerling tot andere werken of dien-
sten te gebruiken, dau die, welke oj) de uitoefening vau
het vak betrekking hebben, onder voorbehoud echter vau
bijzondere omstandigheden of van zekei-e werken en dien-
sten, door de gewoonte gewettigd, en goedgekeurd door
de autoriteiten, belast met het toezicht op de leerlingen."

Ook zijn in deze wet examens voor ambachts-leerlingen
voorgeschreven en geregeld. Men zie de ai-tt. 14—24 der
wet. —

lm Grossen und Ganzen is op deze regeling toepasselijk,
hetgeen wij over de Duitsche en de Oostenrijksche in het
midden gebracht hebben.

Vatten wij thans kortelings het tevoren gezegde samen.

"Wij hopen aangetoond te hebben, dat het niet anders
is dan iu luchtverhevelingen gouden bergen zien, wan-
neer men van eene regeling van het leerlingcontract als
in Frankrijk gi-ootc gevolgen ten goede verwacht.

En wij hopen daarnaast eerbied gewekt te hebben voor
de ernstige, soliede maatregelen, die vooral in Duitschland
en Oostenrijk genomen zijn om werkelijke eu goede
verbeteringen in de opleiding van den handwerksnmn zoo
algemeen mogelijk aan te bivngen.

„Verbinden is nu-er waard dau scheiden, nadoen merr
dan toezien", heeft Gm\'the gezegd.

Wij oj)perden legen de bepalingen der Indde Gewerbe-
ordnungen enkele Ixjscheiden bezwaren, die ook iu.Duitsch-
land en Oostenrijk zelf te berde gebracht werden en worden.
Doch in den grond gelooven wij in den goeden invloed

-ocr page 141-

129

van een krachtig optreden als wij in deze beide landen
ook op dit gebied waarnemen, achten wij eene regeling als
daar bestaat mutatis mutandis en tot op zekere hoogte ook
voor ons land zeer wenschelijk.

Echter handhaven wij vóór alles onze stelling, dat de beste
regeling van een verhouding tusschen patroon en leerling
niets of heel weing geeft als daamede niet vak-onderwijs
liand aan hand, ja, daaraan vooraf gaat. liet gevolg is,
dat, wanneer een onderzoek er naar ingesteld wordt
hoe iu de opleiding van den handwerksman het best
voorzien kan worden, op liet laatstgeutxnnde naar
onze meening steeds het meest de aandacht gevestigd moet
blijven.

§ 2. Regeling van hot leerlingcontract met het doel, het
houden van leerlingen in de hand te vi/erken.

Hebben wij tot nu toe het leerlingcoutract beschouwd
als een middel tot verbetering van de opleiding vau deu
handwerksman, wij wonschen hot ondonveq) tlmus uit
een ander oogpunt to bezien.

Het meer diroct-praktische nut, dat vnn eene i-ogeling vnn
hot leerlingcoutract verwacht wordt, is vau gehiH\'1 anden>n
aard, <lan hetgeen wij in onze v«)rigo paragraaf hospraken.

Itot is minder, dat do vorming tot gezel en nuHVstor
verboierd, dan wol, dnt het houden van leerlingen op zich
zelf iH\'gunstigd zal worden, wat, vau dezen kunt hozion,
verwacht wonlt.

Wij wezen er roods op iu do vorige paragraaf: velo

O

-ocr page 142-

130

Üazen nemen geene leerlingen meer aan, omdat zij geen
middel liebben, zich zebE bet profijt van gegeven onderwijs
"te verzekeren, wanneer de leerlingen door hun toedoen
Iieel of half volleerde werklieden geworden zullen zijn. Zij
kunnen met den leerling wel een contract maken in dien
\'.geest, doch een middel om tot nakoming dezer overeen-
komst te dwingen, ontbreekt.

De zaken staan aldus:

Een jongen wil gaanie het een of ander ambacht leeren,
doch zijne ouders kunnen of willen geen leergeld voor
hem betalen.

De jongen moet dus een baas zoeken, die hem voor niets
een weinig onderwijzen wil. Het eenige, dat hij dadelijk
in ruil zou kunnen aanbieden, is zijne ongeoefende en
geringe spierkracht. Doch op zich zelf is deze meestal
van weinig nut Ta, dikwijls heeft eeu ])atroou slechts
last van zoo\'n onkundigen jongen.

Het vooniitzicht oj) vele leercontracten bij dezen stand
van zaken is dus niet groot.

Xu tracht men zich uitkomst te vor.schaffen door con-
tracten op langen termijn: De meester verbindt zich, den
leerling op tc leiden en zal hem dadelijk een klein week-
loon geven, doch daar staat tegenover, dat de leerling )nin
of meer onderwezen zijnde en, luniwel in stimt méér te
verdienen, bij hem tegen een betrekkelijk klein hxm nn)et
blijven werken. Aldus ontvangt de werkgever vergoeding
voor zijne moeite eu genumkte onkosten.

Dit schijnt een g<K\'de oplossing <ler moeilijkheid. Echler
rijst, gelijk wij zeiden, reeds dadelijk één bezwaar, nnd. dit,

-ocr page 143-

131

(lat de jongen, als hij liet vak kent, zeggen zal, „ik ga weg,
als ik niet verdienen kan, wat een volslagen werkman
krijgt" en het contract A-erhreekt.

De haas heeft iu dit geval zeer weinig steun hij de wet
om den leerling tot nakoming te dwingen.

In Duitschland is men in de Gewerheordnuug aan dit
l)ezwaar tegemoet gekouuMi door eeue regeling, die, voor
zoover ons bekend is, uniek mcH\'t heeten.

A\'erlaat daar een leerling iu strijd met ziju contract zijne
dienstbetrekking, dan kan de patnM)», wanneer nml. het
contract schriftelijk gesloten is, door de politie den leerling
doen aanhouden en door dwang in zijne dienst terug vix\'ivn.

„A\'erliisst der Lehrling", zegt § 127 „in einem durch
dies Gesetz nicht vorgesehenen Falle ohne Zustimmung
des Lehrherni die Lehiv, so kann letzterer den Anspruch
auf Hückkehr des Lehrlings nur geltend machen, wenn
der Lehrverti-ag schriftlich geschlossen ist Die Polizei-
belKirde kann in diesem 1\'alle auf Antrag des L(»hrheiTn
den Lehrling aidialten, so lange in der Lehre zu verblei-
ben, als durch gerichtliches Urteil das Lehrverhiiltnis
nicht für aufgehist erklärt ist, (Kler dem Lehrling duirh
einstweilige Verfügung eines (ïerichts gestattet ist, der
Lehre fern zu bleiben. Der Antrag ist nur ziilässig, wenn
er binnen einer AV(K\'he mu\'h dem Austritt des Lehrlings
gestidlt ist. Jni Kalle unbegründeter Weigerung der
Wüekkehr hat die Polizeibeluirde den Lehrling zwangs-
weise zurückführen zu lassen oder duivh Androhung von
(Jeldstnife bis zu fünfzig .Mark (»der Haft bis zu fünf Tagen
zur Uüekkehr anzuhalten."

-ocr page 144-

132

Bovendien wordt den patroon, indien de leerling het
contract verbreekt, zeer bepaald aanspraak op schadever-
goeding gegeven; evenzeer den leerling, indien de patroon
contractbreuk pleegt. Vereischte is ook hier, dat het con-
tract schriftelijk aangegaan is.

„Erreicht", zegt § 127 f, „das Lehrverhältuis vor Ablaui
der verabredeten Lehrzeit sein Ende, so kann von dem
Lehrherm oder von dem Lehrling ein Anspnich auf Ent-
schädigung nur geltend gemacht werden, wenn der Lehr-
vertrag schriftlich geschlossen ist. In den Fällen des § 127 h
Absatz 1 und 4 (gedurende den proeftijd en wanneer het
leerliugcontract door den dood van den leerling verbroken
is) kann der Anspruch uur geltend gemacht werden, wenn
dieses in dem Lehrvertrage unter Festsetzuug der Art und
Höhe der Entschädigung vereinbart ist.

Der Anspnich der Entschädigung erlischt, wenn er nicht
innerhalb vier AVocheu nach Auflösung des Lehnerhidt-
nisses im AVcgo der Klage oder Kinrede geltend ge-
macht ist."
Terwijl § 127 r/\'er op volgen laat:
„Ist von dem Lehrherm das Lelirvcrhältnis aufgelöst
worden, weil der Lehrling <lie Lehre unbefugt verlassen
liat, so ist dio von dem Lehrherm beanspnichtc ICntschä-
digung, wenn iu dem LcliiTcrtragc nicht ein geringerer
Betrag ausbcdungen ist, auf einen Betrag festzusetzen, wel-
cher für jeden auf den Tag des Vortragsbnichs folgenden
Tag der Lclir/eit, höchstens aber für seclis ifonatc, bis nuf
die Hälft«? des in dem Gewerbe des Lehrherrn den (iescllen
oder Gehilfen ortsüblich geznhlten Lohnes sich belaufen durf.

-ocr page 145-

133

Für die Zahlung der Entschädigung sind als Selbst-
schulduer nutverhaftet der Tater des Lehrlings sowie
derjenige Arbeitgeber, welcher den Lehrling «um Ver-
lassen der Lehre verleitet oder welcher ihn iu Arbeit ge-
nommen hat, obwohl er wusste, dass der Lehrling zur
Fortsetzung eines Lehrverhältnisses noch veqiflichtet
war. Hat der Entschädigungsberechtigte erst nach Auf-
lösung des Lehrverhältuisses von der Person des Arl)oit-
gebers, welcher den Lehrling verleitet oder in Arbeit go-
nommen hat, Kenntnis erhalten, so erlischt gegen diese der
Entschädigungsanspruch erst, wenn dei-selbe nicht innerhalb
vier AVochen nach erhaltener Kenntnis geltend gemacht ist."

Aldus zijn in Duitschland maatregelen beraannl eu ge-
nonuMi om het houden vnn leerlingen te begunstigen. In
het kort komen deze hierop neer, dnt de overheid de hel-
jiende hnnd geboden heeft, om de contrncten op langen
termijn onder de bijzondeix», tevoren onischivveno voor-
waanlen le beschermen.

Zonder twijfel ztdleu zij nuvr dan eens doeltreffend blij-
ken, doch tegenover het voor de hand liggend voordeel stann
verschillende nadeelen.

Laat mij het nnivsl bij zijnde bezwaar in de eersle ))lnnls
noemen. WnnniH\'r personen, die, ouï welke reden dnn ook,
Tiun werkplnats verlaten hebben, met geweld weder dimr-
hetm teruggevoerd en door dwang tol werken genoodzaakt
worden, dnn kan nu\'U moeilijk verwachten, dnt zij liuu
werk nldnar met opgewektheid en ijver vemchten zullen.
Dat dil geschiedt, zal ongetwijfeld een grooto uitzonde-
ring ziju. Mot onwillige honden is hot sh\'cht hazen

-ocr page 146-

134

vangen, zegt liet spreekwoord en wij -vTagen ons af, wat
heeft een patroon aan knechts, die met tegenzin het liun
opgelegde werk Verrichten, ja het er misschien geheel op
toeleggen, weggezonden te worden, daar hun verlangen
is, de werkplaats in casu te verlaten?

Ook al nemen de zaken dien vaart niet, het systeem der
contracten op langen termijn als middel om de opleiding
mogelijk te maken, brengt mede, dat werklieden een tijd
lang werken moeten voor minder dan zij feitelijk waard
zijn en dit op zich zelf is reeds voldoende, zoo\'n Averkman
niet tot vollen ijver te prikkelen, integendeel hem in zijn
toewijding en vlijt te doen verslappen — Avat om Aelerlei
redenen nooit goed kan zijn.

Ook zal het gedAvongen Averken onder de nmrkt allicht
eenigszins deprimeerend influenceeren op de loonen ook
der andere Averklieden.

Het geheele .stelsel is een .stelsel A\'an noodhulp. Het
heeft iets onimtuurlijks en kunstumtig.s.

Het is eeu \\-eel gezonder sy.steem, dat men zich A-oor eenige
o])leiding dadelijk opofferingen getroost, die medebrengen
dat een iKjjjaahlo tijd zeer s]M«ciaal als leeri)eri()de en als
niets dan dat beschouAvd AA-ordt.

Daiirtoe is het noodig, dat de omlers of anderen, die !uin
kimleren etfnige ojdeiding A-er.schaffeu Avillen, althans
iets meer hebben of A-enlienen dan het noodzakelijke.

Dat dit geschiedt is geenszins onmogelijk, en het streven
er naar A\\-erkt stimuleerend oj) den werknmn als werk-
nmn eu als mensch en leidt tot verhooging van levens-
standaard.

-ocr page 147-

-  135---

Toch Avilleii wij niet beweren, dat bet middel vooral bij
vakken, waarin geen ambachtsonderwijs gegeven wordt,
althans tijdelijk, ook voor ons land geenerlei aanbe-
veling verdienen zou. Het kan iu elk geval er toe leiden,
dat jongens, die anders van alle mogelijke opleiding ver-
stoken gebleven zouden zijn, ten minste eenige vorming
erlangen.

§ 3. Wat verder gedaan wordt zonder bepaald als middel
ter opleiding bedoeld ta zijn,

mogen van de opleiding in werkplaats of fabriek niet
afstappen zonder nog, al zij het met enkele wooixlen, er
op gewezen te hebben, dat, hoe de vorming der leer-
lingen (K)k wezen moge, de wijze, waaroj) de werkjdaatsou
en fabrieken met hot oog op de werklieden ingericht zijn,
vau het hoogsto belang is, ook voor <le opleiding dier
werklieden.

Het gehwle leven is immers een Kvrschool, ook V(HU\'
den handwerksman. Kn waar men dit voorojistelt is het
natuurlijk, dat men tm«geeft, dat zeer veel er van afhangt
h
«m> (le omgeving en (h« wijze van werken ook der gezellen
en volwassen knechts en der nuvstei-s is

()(»k de meest gt»pivssi(»nneenle vo(U\'s(ander der ambachts-
sclmlen nxH\'t, wanneer hij nadenkt, een eind weegs mede-
gaan met het woord van den Ih\'kenden ]{euleau.x :

„In die Werkstatto hinein müssen wir dio Lehrstelle,"die
Hauptstelle der Atisbildung legen in seinem vollsten
Umfange."

-ocr page 148-

136

Een jongen moge op eenige ambaclitsscliool veel geleerd
hebben, als hij op 15- of IG-jarigen leeftijd haar verlaat
om op karwei, naar werkplaats of fabiiek te gaan, dan
betreedt hij opnieuw een leerschool en ditmaal eene, waar-
uit hij uiet eerder zal ontslagen zijn, vóór hij ophoudt
werkman te wezen. Een leerschool dus, die altijd en onder
alle omstandigheden zeer gewichtig eu belangrijk blijft.

Vele eigenaars van fabrieken en van groote werkplaatsen
hehhen, nooit tot hun schade, dit ingezien en er naar ge-
handeld Ook de Staat, voorzoover hij eeu sociale of ar-
beidswetgeving iu het leven roept, toont te begrijpen, welke
belangen hier geraakt worden.

En de werklieden zelf, wanneer zij zich in vak- en
andere bonden vci-cenigen, zijn op dcu goeden weg om
door onderlinge samenwerking ou aansporing ten dezent
veel aan te vullen.

Op dit gebied is nooit genoeg gedaan. Indien hier het
vakmatige alleen begunstigd wordt, moet mon niet mee-
ncn daarmede te kunnen volstaan.

Zeer terecht zeide de industrieel D. AV. Stork in zijne
inleiding voor het Xationaid Congres voor A\'akoideiding:

„De nadeelige moreele gevolgen vau de verdceling vau
arbeid ^ zijn, behalve door een uiet tc langen werktijd,
togen te gaaiï door cr voor te zorgen, dat ook het meest
gewone werk iets belangwekkends voor den werkman ver-

1. Daarnaut lict de Heer Stork niet na te verklaren: »De Toordeelen
ran de verdeeling van arbeid tgn
Toor cenc economitohe prodoctie too
grcot, dat men de nadeelen daaraan verbonden, moet willen ainTaardcn",
Verilag van bet Nationaal Congrea I, p. 171.

-ocr page 149-

137-

lirijgt en door hem ook nog voor iets anders belangstelling in
te boezemen dan voor zijn eigen onveranderlijke dagtaak." ^

Een onafzienbaar veld van private en staatswerkzaam-
hefd is hier geopend. Alles wat hier gedaan wordt zal
direct of indirect de opleiding van den handwerksnmn ten
goede komen.

Zooveel kunnen Avij constateeren en moeten wij consta-
teeren, doch veel te ver zoude het ons vixjren, in bijzonder-
heden in le gaan op alles wat hier gedaan is en gedaan
moet worden.

Alleen voor één eigenaardig vei-schijnsel op dit gebied
wenschen wij nog de aandacht te vragen. Het is het
opmerkenswaardig verschijnsel, dat in den laatstsen lijd
in Duitschland en Oostenrijk vooral, doch ook in ons land
langzamerhand beginl le ontstaan een v a k 1 i 11 e r a t u \\\\ r
v O O r d o n ha n d w e r k s m a n. Dit ontstiuin is almede
het beste bewijs, dal langzamerhanil met de wrlndering
der opleiding van den handwerksman ernst genniakl wordt,

lOeu vaklitleniluur, als wmirvan ik spjvok, lnvfl iu
vroegere lijden geheel en al ontbroken.

Het kan ver strekkende gev<dgen hebben, wanneer de
drukpers op dezo wijze ook onder den handwerksstand meer
en meer haren invloed dool gelden. \'

1. Venlag T*n hel Nalionul Congres I, pag. 05.

2. In (le Openbare Leesiaal lo Ulreehl, waarran ik Terseheideno Jaren
bibliolheearis geweesl ben, heb ik gelraehl dete Taklitteratnurzoocompleel
mogelijk bgeen te kr|jgen. Ik zou ook anderen inriehtingen
Tan gel\\jken
aard, «raar den werkman lectuur geboden wordl, den raaJ willen geven,
voor zoover to hel niet reeds deden, voortaan hetzelfdo lo doen. VdtSr alle«
behoort dete vaklitteratuur in een bibliolhrck voor den handwerksman thuis.

-ocr page 150-

138-

Tejrenwoorclig bestaat de vaklitteratuur teu dezent nog
meest uit eenvoudige tijdschriften en kranten. Boeken zijn
er nog weinig en er wordt vaak over gebrek aan leerboeken
vooral door de directeuren der ambachtsscholen geklaagd.

Als boeken speciaal voor deu handwerksman weten wij
slechts te vermelden:

Iu de eerste plaats de boekeu van den kort geleden
gestorven ambachtsschooldirecteur Berghuis, zooals
daar zijn, zijn Handboek voor den Aleubelmaker, zijn Be-
knopt Haiulboek voor Burgerlijke Bouwkunde, zijn Hand-
boek voor "Water- en Burgerlijke Bouwkunde, zijn
Bouav-
niaterialen.

Daarnaast vermeld ik Xeijt: »Sjirokkelingen op water-
bouwkundig gebied; riasschaert: Het detaiHeereu
vau bouwkundige samenstellingen; D. B er nou Ui:
"N\'ademecum voor Bouw- en AVerktuigkuude; IC. F.
Scholl: De Gids voor Machinisten; Dr. Ch. M.
Schols: Landmeten en waterpassen; L. vau Heus-
d e n : Handleiding tot de burgerlijke bouwkunde; .1. (i.
van Geudt: De samenstelling «Ier voornaamste Tim-
merwerken; 1). (irothe: Het ijzer, zijne bewerking,
eigenschapi>eu en toepassing, en J. K. Kempees: De
])raclische metselaar.

Doch de eigenlijke vaklitteratuur heeft men te zoeken,
gelijk wij zeiden,, in de kranten en tijdschriften. Mog»\'
de vidgende lijst, die ik zoo volledig mogelijk genuuikt
h(d), daarvan een denkbeeld geven. Tegelijkertijd bewijst
een dergelijke lijst, dat in de ambachtswereld, ook bij ons
tc lande, reeds meer ambitie schuilt, meer krachtig leven

-ocr page 151-

139-

eu streveu iu kiem bestaat en zich eeu uitweg wil baueu
dau meu meestal vermoedt. Iu ous land bestaau de vol-
geude vakbladeu voor deu haudwerksuiau ^:

])e Ambachtsumu; De Bakkerij; De Bakkei*sbode;
BaVkers-Boudscouraut; Xederlaudsche Bakkerscouraut;
De I3auketbakkcr; Barbiers- eu Kapperscourant; De
Bindvdnikker; De Boekverkooper; De Boereustand; De
Botêrhandel; Bouw- eu Sierkunst; ]Jouwkuudig Tijd-
schrift; Bouwkuudifr "Weekblad; Xcd. Bi-ouwei-scourant:
De\'Christelijke Tabaksbewerker; Christiaan lluijgeus:
"\\\'akblad voor l\'»irwerkmakei"s; De CoojKn-ator: Sauu\'ii-
wcrkiug op het gebied vau Zuivelbereiding ; lOlectra; Sint
Kloy; Floralia; Gcïllustreenl Tuinbouwblad; De Kocf-
sniid; Indische Landbouwcourant; De Industrie; De
Kiudcrkleeding; De Kleermaker; De (Jroningi\'r Land-
bouwcounint; Laniibouwkuudig Tijdschrift; Xcd. Land-
Imuiw "WiH\'kblad; De Landman; De Locomotief; Lux;
Maandschrift voor Bijcntwlt; De ManufacUnier; Mc\\i-
bileeriugskunst; Dc Molcmuir; De Xaaisterbode; De
Xed. Kb\'cdcn-inihistrie; De Xed. Tje<lcr-ludustric ; Xcer-
land\'.s Drukkunsten llockhandel; Onze (Jids, vakblad voor
den Behanger, Stciffcenh\'r en Meubelfabrikant; Onze
Krant; Onze \'l\'ijd, tijdschrift voor nuMd)cl- en spiegelfabri-
kantcn ;Orgmin van dcu Xed. Slagershond ; Het Orgel; Het
i\'aard; De IMiotognuif; l\'iscic\\dt\\ira; Do IMauteubeurs;
Do Phiiuïgruaf; Het Hijwiel; Do Bijwiol-Tndustric;

1 Dc ccr lol hel nprichtcn vnn vele «lezer bInJen hel inilioliefgenomen
te hebben, komt in de eerite planti dcn lieer C. .Mistel, uitgever te Doe-
ticbem, toe.

-ocr page 152-

-- 140 -

Rosarium; Scliëepvaart"; De Schilder; Schilderscourant;
De Schildersgezel; De Schoenmaker; De Schoenmakers-
bode; Sempervii-ens; De Sigarenmaker; De Smidsgezel;
De Tabaksplant; Technisch Weekblad; Tijdschrift voor
Landbouw; De Timmerman; Turf- en Steen-Industrie;
De IJurwerkmakerskunst; Vademecum der Bouwvakken ;
Ons Vakbelang; Vakblad voor den Schoenmaker; Vulkaan;
Weekblad voor de Alg. Xed. Diamantwerkersbond ; Week-
blad voor Fotografie; Weekblad voor Zuivelbereiding en
Veeteelt; Weekblad voor Bloembollencultuur; Week-
blad voor Landbouw en Veeteelt in Limburg; Werktuig-
kundig Weekblad. ^

1. Vermelden wg ooit enkele loodanige Dnitsehe cn Oostenrgksche bladen:
Centralblatt für Glai-Indnstrie und Keramik; Ccntralblalt für die
Oesterr.-Ungarisehe Papier-Induslrie; Continentale Ilolx-Zeitung; Der
Dekorationsmaler; Der Formenichalz ; Deutsohc Miihlen-Indnstrie; Schön*
mann\'s Jonrnal für Leder-Industrie; Thonindustric-Zeitung enz.

Verder ook: Die Badische Gewerbe-Zeitung; Die Bayerische Gewerbe-
Zeitung; Centralblatt für da» gewerbliche Unterrichts wesen ; Das Kleinge-
werbe: Kunst und Handwerk; Die Mappe; Frick\'s Rundschau, eot

-ocr page 153-

HOOFDSTUK V.
Ambachtsonderwijs.

§ 1. Nut en aard van ambachtsonderwijs.

^Uecr clan één omstandigheid heeft er toe geleid, dat \'het
middel hij uitstek tot verkrijging van oen hetere opleiding
van den handwerksnmn, de school moest wonlen.

In de eerste plaats speeldo hierhij, of men het inzag of
niet, een n)l, de steeds moeren meer veld winnende erken-
ning van de groote waarde vau specialisatie vau arhoid.

Adam Smith heeft er op gewezen, dat vau venleeling
en van steeds ruimer vertakte verdeeliug van arheid ver-
hooging van productiviteit het gevolg is.

Dat dit juist is, springt in hot oog en men gaat zelfs
zoover te heweren, dat „de wet der verdi»eling vau arhei«l
do ontwikkeling der geheelo organische wereld hehoorscht
cn dat allo vooruitgang naar hot l>etere en hoogei-e van haar
afhangt." ^

1. I. SdiSITcr, Die Keugeittltung der Rowcrbllchon yurtlildungiicliule
in Miltcl- und Klcloitidlen nach dem KacVliuMlicn Sjttcme, Gotha 1808.
r«K. 12.

-ocr page 154-

— 142 —

Tu de industrie heeft het beginsel in ougeloofelijk ruime
mate praktische erkenning gevonden. \'

Zeer vele nieuwe beroepen zijn den laatsten tijd, eveneens
als uitvloeisel van de aanvaarding van dit principe, iu het
leven geroepen.

Vooral op het gebied, waar het geldt bijbrengen van
kennis, op onderwijsgebied, is dit het geval.

AVaar vroeger één leeraar wel vijf of meer vakkeu onder-
wee.s, wordt thans voor ieder vak een afzonderlijk onder-
wijzer verlangd.

Dit beginsel der arbeidsverdeeling nu doet zich, gelijk
ik zeide, ook gelden bij de opleiding van den handwerks-
man.

Was deze vroeger toevertrouwd aau pei-sonen, die zich
enkel als nevenzaak daarmede, in hoofdzaak zich met hun
eigen werk l)ezig hielden, uu\'u begon het wenschelijk te
achten, dat er voortaan l)ekwame ambachtslieden zouden
zijn, die al hun tijd, gedachten en kennis tuin het opleiden
zouden kunnen besteden en zeer bepaaldelijk oudenvijs
geven.

Men verwachtte ü\'recht hiervan alle heil eu dit te nu\'er,
daar meu overdacht, hoezeer de theoretische zij<le vau
het handwerk meer en nu\'er zwan» eischen komt st<dlen,

1. »Iedere ntald", zoo deelt b. r. Prof. Tobiich mee, »goot door meer
daa 70 paar handen en het fnbriceeren van horlogei ïi in Zwiticrland een
zoo geiplilit bedrjjf, dat roor bet rerroardigen ran eVn horloge honderden
arbeider* gebruikt worden".

Prof. Ed. Tohiach t. a. p. Pag. 8. ,

-ocr page 155-

143-

ciscluMi van. dien aard, dat liet reeds veel gevorderd is van
een baas te verlangen, dat hij voor zich zelf aau haar vol-
doen kan, laat staan dat hij in staat zal wezen ten dezen
opzichte een goed onderwijzer te zijn.

Over het algemeen wordt aangenomen, dat er drie voor-
name redenen zijn, waarom verdeeling van arbeid voordeel
brengen moet. "Wanneer men den arbeid splitst, dan zullen
de personen die een eenvoudiger werk te verrichten krijgen
dit beter kunnen doen. Dit is de eerste reden. In de tweede
plaats zal meu den tijd uitwinnen, die
lUMidig is om vau den
eenen soort arbeid tot de audere over te gaan en teu derde
bestaat er meer kans op uitvindingen eu verlK\'teringen.

Deze redenen gelden zonder twijfel ook voor die arbeids.
verde(ding, die er tot stand komt, wanneer men het geven
van onderwijs lot een afzonilerlijke bezigheid maakt naast
het dadelijk werken voor de ])roductie.

Vooral de eerstgemxMiule reden koml hier «luidelijk uit
on liet
beluH\'ft geen vonlor betoog, dat, zoo de aangehaalde
theorie betreffende arlHMdsverdooHng ergens kans Iioeft
volkomen juisl to blijken, hel hier is.

Alen verlangt dus afzonderlijke onderwijzers, scholen ,
voor don haiulwerksman, ttndanks hot fi\'it, ilal prakliseho
kennis on vocual ])raktisehe bokwaanihoid voor don hand-
werksman h(M)fdvoreischle is en (»fsehoon nion niel nalaat
dil iu to zien on to erkennen.

JlandigheiM en prakliseho iM\'kwaamheid is dulgeno, wat
men vóór alles in den handwerksman verlangt. Hieruit vloeit
voort, dal hel onderwijs, dat lu«ni dan gegeven zal moeten
wonlen niel louter theorotiseh zal mogen zijn. Kn liet

-ocr page 156-

144-

gevolg liiéi\' ■weer van is, dat, wanneer men bepaaldelijk
en bijna uitsluitend bet ouderwijs aan scholen wil toever-
trouwen, men scholen zal moeten oprichten, waar praktisch
gewerkt en tegelijkertijd in aansluiting daarmede theore-
tisch ohderwgs gegeven wordt.

Door het een en ander was de Ambachtsschool
gepraedestineerd.

Iu \'de ambachtsschool wordt in de eerste plaats liet
ambacht vakmatig, systematisch onderwezeu. Daarnaast
is er die combinatie van praktijk eu theorie in het leven
geroepen, waar in vele landen nog vergeefs naar gezocht
wordt. In een advies aan den Verein für Socialpolitik zegt
de lieer Fritz Kalle, fabriekbezitter te Biebrich :

„De vakscholen met werkplaatsen zijn
zonder kwestie d c v o 1 m a a k s t o inrichtin-
gen tot opleiding van d e n h a n d w o r k s m a n.

e c grondige theoretische vorming ka n
h i e r h a u d aan hand g a a n e e n s y s t h e m a t i s cli
o n d e r w ij s i u allo p r a k t i s c h e w c r k z a a m-
heden. I u k o r t e n t ij d k a n d c 1 c e r 1 i n g o n d e r
leiding van oen g e o c f c n d 1 c e r m e c s t e r a 1
dio handgrepen 1 e r e n, d i e h ij b ij e e u b a a s,
wien het i u d c u r egel a a u <1 e n o (nl i g e zorg-
vuldig h e i d e u d i k w ij Is a a u d e v e r e i s c b t e
degel ij k h c i d m angelten w i c n s t ij d m e c s t a 1
d oor a n d e r e bezig h c den i n b c s 1 a g g e n o-
m O n w O r d t, slcchts n a v cel m ti c i t e kan 1 o c-
r e n — e n b o v c n d ion zal h ij c e n veel •/. ij d i g-
heid verkrijgen, als zelf» in de werkplaat«

-ocr page 157-

145

vau deu grootsteu baas uiet mogelijk is."
]\']u als voorbeeld vau een dergelijke vakschool noemt hij
„d ie Gewerbeschule in H o 11 e r d a ni". ^

Keu ander schrijver over het onderwerp laat zich iu dezen
geest \\iit:

„Door de theorie vau het handwerk,"\'zoo zegt hij, „eu
de kunst aan de eene zijde en het handwerk zelf iaan
de andere moeten niet gesloteu worden, wat nien zou
kunnen noemen, morganatische huwelijken, waaiiu het
verstand zich tot het werk der handen uit de hoogte goed-
gunstig nederlaat; maar beide mwten zich tot een
ééidieid versmelten eu wil dit mogelijk zijn, dan moet de
oj)leiding tot handwerksnmn daar vau <len aanvang af eu
geheel op ingericht zijn."

Een bekend autoriteit op dit gebied, Dr. Karl lUi-
cher, zeide het volgende: „Het ideaal is, dat\' het »)n-
dcrwijs iu de school en het werk in de werkjjlaals in
zoo nauwe aanraking nu\'t elkaar staan , dat deze beide
in hunm» ontwikkeling elkaar voltooien en steeds in
onmiddellijk verband en voortdurende wisselwerking
blijven." 2

Hoe is <lit anders te bereiken, dau door gelijk weder een
ander Duit«ich auteur over ilit onderwerp niet omumlig

1. Sieben GuUcbten nnd lieriobte, TerülTcntliobt roiu Verein für
Soci»lpolitik 1870. r«K. 57.

Dr. Karl liadicr.

(ielaehten Uber dai Rcwcrbliohe nilduagtwczon. Sieben Gelachten und
lierichto rcrvirentlicht Tom Verein für Socialpolitik 1879.

10

-ocr page 158-

146-

opmerkte, die "Werkstattlelire door die Lelirwerkstiitte te
veiTangeii? ^

Geven wij voor den oningewijde dan thans een beschrij-
ving van de inrichting van zulk een ambachtsschool.

T)e jongens zijn, als zij op de ambachtsschool komen, over
het algemeen 12 jaar en bestemd daar, als alles goed gaat,
3 jaren te blijven. Iedere cursus is oen jaarlijk.sche.
Bezoekt men een dergelijke inrichting (bv. de Rotter-
damsche, van welke ik een openbare les bijwoonde)
wanneer er onderwijs in de praktijk gegeven wordt, dan
ziet men de jongens, in mee.st gelijksoortige blauwe boeze-
roens ge.stoken, in de laagste Idasse der metaalbewerkers
aan kleine aambeelden of .schaafbanken onder toezicht van
een meesterknecht-ondorwijzor eerste eenvoudige werkstuk-
ken maken, afvijlen, glad schaven enz.; in de hoogere
klassen, in dc smederij, dio, als ik mij wel herinner, twee
smidsen hoeft, oen achttal bezig dc vonken in het rond
te doen spatten, tenvijl in het godwlte, waar stoom ma-
chines werkzaam zijn, b_oler afgewerkte, moeilijker voor-
werpen, natuurlijk als overal onder liet oog van een mee.s-
ter, ven-aardigd worden.

In een ander godoeltc van hot gebouw zijn ondonvijl de
schildersleerlingen bozig, hun lettors lo trokken of oen
deurpost tc verven of iels van dien aard nu>t aandacht ou
zorgvuldigheid tc verrichten, terwijl elders door a. s. lim-

1. I. F. Ahrcn«.

Die Mit(el nnd Wege der gewerLliclien Krziehung in der Oegenwart.

2. In de Utreehtiche arabaehtachool, die cen zeer groole imederjj lieeft
zjjn 8 imidten inet 18 vuren. Doch daar zjjn weder geen itoommtcbinet.

-ocr page 159-

147-

meilieden en beeldhouwers het hout aan de verschillende
})asseude bewerkingen ondenvorpen wordt.

Het theoretisch ouderwijs wordt o]) andere ui-en meestal
in de zelfde inrichting, soms — wat begrijpelijker wijze
om meer dan één reden minder wenschelijkiis ■— in afzon-
derlijke inrichtingen van onderwijs, meest burgeravond-
scholen, gegeven.

De ambachten, die oji de ambachtsschool geleerd worden
zijn uiet op alle scholen dezelhle, gelijk ook overigens de
scholen der verschillende plaatsen vtM?l vei-schil opleveivii.
"Wij komen daaro}) in een volgende paragraaf nader terug.

Yoorzoover wij gelegenheid gehad hebben, aard en inrich-
ting van vakscholen in het buitenland na te gaan, komt
het ons voor, dat zij geheel anders ingericht ziju en de
uitspraidv wettigen, dat de H(dlandsche ambachtsscholen,
waarvan wij de beschrijving gegeven hebben , een eigen
zelfstandig karakter hebben.

Scholen voor handwerlislieden, gelijk „l\'lCcole anne.xée
aux ateliers d\'apprentissage du boulevanl de lu Vilette" eu
„r.\\telier annexé à l\'eccde de la rue Tournefort", beide le
T\'arijs, zijn inrichtingen, die, blijkens de beschrijving welke
<le heer .M. (Ireard \' ons geeft, nog de meeste oveii\'enkomst
met onze anibachtscluden verhmnen.

(h)k op deze scholen wordt in «le eersle jdaats de jimk-
tijk en Imvendien «le praktijk vnn nu\'cr dan één nnibncht
of industrie oiulerwezen.

l. M. Gr^nrd. 1\' Koicigncment PrimBire i Parii ct dam lo dcpar-
temont dc la Soiue do I8G7 à 1877, dcuiiîmo édition 1870.
P«K 110 c.
T.

-ocr page 160-

148-

De eerste dezer sclioleii Verd iu 1872, de tweede eeu jaar
later geopend. Het is dus niet mogelijk, dat de jiersonen,
die in 1861 de eerste ambachtsschool iu Amsterdam in het
leven riepen, aan haar huu plannen betreffende de inrich-
ting dier school ontleend hebben.

Het is ons niet met zekerheid bekend, nf ilc beide
Parijsche scholen in Frankrijk evenzeer uitbreiding en
navolging gevonden hebben, als de Amsterdamsche am-
bachtsschool van 1861 in ons land. Wij hebben echter uit
de beschrijving, die wij ook elders van deze scholen en ook
alleen vau deze, lazen, den indnik verkregen, dat dit niet
het geval is.

Speciaal in Duitschlaud is het vakonderwijs voor den
handwerksman op geheel anderen voet, dau bij ous inge-
richt. Het zijn daar voornamelijk de werkplaatsen, die de
vorming moeten bijbrengen ; het zijn iu de eerste plaats
de meesters, wien, gelijk wij gezien hebben iu de Gewerbe-
ordnung, een menigte voorschriften gegeven zijn, cn dc
gezellen, die luin aanstaande collega\'s voor liuu and)acht
nuKïtèn bekwamen.

Daarnaast zijn dau enkele theoretische dagscholen \' cn
cen menigte Foi-tbildungsschuleu over het geheele land
verspreid. Deze laatste scluden, die nog iu allgcnu\'inc cn
gewerbliche Fortbildungsschulen verdeeld kunnen worden,
vertoonen zeer veel gelijkenis mot onze burgeravondscholen.

Kr wordt ook alleen theoretisch onderwijs gegeven cn dc

1. In 1885 beitondcn 26 toodanigc toholen (Provintiol Gcwerleicliulcn)
xie Fr. Ilombergi „Uie llandwerkcr-Fortbildunguchnlen," Pag. 4, doch
men Tindt
van haar over het algemeen weinig gewag gemaakt.

-ocr page 161-

149-

schooluren zijn eveneens des avonds eu bovendieix \'s Zon-
"dags \'s morgens. De valvken, waarover het onderwijs zich
uitstrekt, ziju over het algemeen dezelfde als bij ons de
op de burgeravondschool onderwezeue. ^

In zeer veel plaatsen is het bezoeken tlezer scholen vei\'-
pTichtend gesteld. ^

Alle bezwaren, door ons iu ons eerste hoofdstuk tegen
dc burgeravondschool geopperd, zijn ook hier op hun plaats.
Ook bij Duitsche schrijvers over het onderweq) kan men
deze eu soortgelijke liezwaren meermalen, ja zeer veel aan-
treffen. ^[eestal gaan zij dan met voorstellen tot reorga-
nisatie der Fortbildungsschulen gepaaixl.

In het bijzonder kan men ook vaak eene veroordeeling
van het bij uitstek theoretische dezer schoolvorming in zoo-
danige geschriften lezen.

Naast de gewerbliche Fortbildungsschulen treft men in
Duitschland ook Fachschulen aau, die, wanneer er,
wat veelal het geval is, Lehrwerkstätte aan verbonden zijn,
tot op zekere hoogte nu\'or op <»nzo and»achlsscholen gelijken.
Het grootste verschil met deze inrichtingen is tnihter, dat

1. Dete rakken tjjn do volgende, of enkelo der volgeiide:

^Viiknnde, boeklionden , contlniclieleer , Dnitich , nardrgktknnde, ge-
ichicdenii, modelieercn , mechanica , machinclccr, nntuurkundc , projcctio-
leer, achrjjvcn, technologie, teckonea, tingen en landbouvrknnde.

Men tie; TabcUariiche Ucbenicht (Iber den Stand, die Organiiation,
die I^hrer- and Schtllerzahl, die Kotten, die Detchairenheit der Lehrmittel
und der Sohalritumo u.t. w. der H.indnrerker-Fürtbildunguchulcn im Vercini<
Oebiete det Central-Oewerbe-rereini für Rheinland-Wctlfalen and angrcniende
Bciirke, lutammengeitelll und bearbeitet vom Director Komberg, Köln.

2. De mogelgkheid hiertoa werd geopend door de novelle op do Gew.
Ürdn. van 1 Juni 1801 , J 120.

-ocr page 162-

150-

de Faclischuleu steeds voor één vak opleiden, b.v. voor de
-weverij of de lioutsnijkunst, de schoenmakerij, het horloge-
makersvak of het glasblazen. Men \\-indt ze het meest iu
industrie-centra en kan in zeer groote steden komen, zonder
een zoodanige school aau te treffen. Zoo mist b.v. Düssel-
doi-f, op het oogenblik een stad van meer dan 200.000
inwoners, een dergelijke vakschool geheel en wordt voor
voortgezet onderwijs van den handwerksman aldaar eigenlijk
alleen één gewerbliche Fortbildungsschule aangetroffen. ^

Dat bovendien de Fachscluden lang niet altijd ook prak-
tisch ondei-wijs verstrekken en lang niet altijd met Lehr-
werkstätte gepaard gaan, bewijst ons de lectuur van een
overzicht van het Gewerbeschulwesen in Hamburg, - een
stad waarvan het bekend is, dat er betrekkelijk zeer veel
voor de opleiding tot handwerksman gedaan wordt.

;Men vindt in Hamburg o. a. een school voor macliine-
bouw, een elcti-o-technische school, cen school voor rijtuig-
en wagenfabrikage, eeu voor scheepsbouw en een Bauge-
werkschule voor metselaars en timmerlieden.

In al deze scholen wordt echter bloot theoretisch onder-
wijs verstrekt Het aangehaalde bericht merkt op: „Dio
Schulen haben die Aufgabe, solchen jungen Leuten, die
eine angemessene praktische Ausbildung in einer ^faschi-
nenfabrik, auf eine Schiffswei-ft \\i. s. w. erlangt haben,
eine theorotischo Ausbildung zu vermitteln, die sie befä-

1. Wel bestaat in DusielJorf een Kunitgewerbeicliule. • Hovendien een
groot Knnttgewerbemtueam met bibliotheek,

, 2, Gewerbeicbulweaen xn Hamburg. Bericht über dal Schuljahr 1898/00,
eritattet von Schulrath Dr. A. Stuhlraann,

-ocr page 163-

151-

higt, Stellungen als Betriebleiter, Monteure, "Werkmeister,
"Werkfülxrer, Hülfsarbeiter in Konstruktionsbüreaus u. s. w.
einnehmen zu können."

Yoor zoover wij na konden gaan, is in Oostenrijk bet
vooi-tgezet onderwijs voor den handwerksman op gelijk-
soortige wijze ingericht. Vooral de, daar eveneens tot
s])ecialiteiten onder de handwerkers opleidende, Fachschu-
len zijn in Oostenrijk ruim vei-tegenwoordigd. Ook de
Fortbildungsschule draagt daar dikwijls een speciaal karak-
ter. Zoo is het bekend, dat iu Weenen eeu „Fortbildung.s-
schule der Orgel-, Clavier- und Ilarmouiumbauer" be-
staat. ^

Goede vakscholen moeteu eveneens in Zwitserland aan-
gelroffen worden.

Geen vau al deze laatstgenoemde inrichtingen ziju echter
eenvoudige, algemeeno handwerksscholen, als onze am-
bachtsscholen.

Xiot zonder tegenstand ziju in ons land deze ambachts-
sclndon tot stand gekonien, en nog altijd worden togen
haar velo bezwaren ingebracht. Voor/(K)vor wij deze be-
zwaren gepiibliceerd vonden, wenschen wij zo iu hot kort
Ij» bespreken.

Do voornaamste grief, dio nven telkens weer kun ver-
nenu\'u, is dozo, dat hot haiulwork to voel van praktischen

1. Ecn teer gemaVkclgk middel zich van het amhachtsonderwgi in
Ojitcnrgk oen overzicht te venchafTcn, levert op de bg Artaria en Co, te
Wcencn uitgegeven:

»Ueberiichttkartc der gowcrblichen Unterricht!-Anstalten in Oesterreich".

-ocr page 164-

152-

aard is, dau dat iets auders dan de Tverkplaats eu een leven
als werkman daarvoor een goéde leerschool wezen kan.

„Een bekwaam werkman", zoo vond ik liet bezwaar in
bet Sociaal "Weekblad van liet jaar 1892 geformuleerd door
iemand, die bepaald de ambacbtsscbolen aanviel, „moet in
de praktijk gevormd en niet volgens cen bepaalde metbode
gekneed worden"", en de onbekende schrijver laat er in zijn
eigeuaardige\'wijze op volgen : „Wij hebben al pseudo-geleer-
dcn, pseudo-technici, pseudo-kooplieden, alias eindexamen
hoogere burgerschool, zelfs pseudo-socialen cu pscudo-con-
servatieven; laat ons toch vooral zorgen nog niet meer
pseudo-werklieden te krijgen !"

Bij dit bezwaar kunnen wij na hetgeen reeds door ons
gezegd is niet lang stil slaan.

2klcn heeft alle recht om tc vreezen, dat de school hand-
werkslieden zal kweekeu bij wie niet vóór alles do handen
geoefend zijn, indien dezc school als de ])uit.schc gewcrh-
Hche Schulen bloot theoretisch onderwijs verschaft; doch
men heeft daar geen reden toe, indien hel onderwijs iu de
cei-sle plaats van praktischen aard is.

Hel principe der ambachlsscholou is iu elk geval
om aan dit bezwaar lo gcmool tc komen on, gelijk
wij zeiden, \'zooveel meer als maar oonigszins mogelijk
is, grooter kennis met handigheid cn praktische bekwaam-
heid gepaard le doen gaan.

Veelal zal het wcl cen vooroordeel logen do school cn
schoolschc vorming in hol algemeen zijn, dio dc tegeii-
kanling hier iu het leven rocpl.

. ]5ij de behandeling vau het ondcrwcq) in het Slalisliscli

-ocr page 165-

153-

Instituut merkte de Heer Reiger dp, dat eeu zelfde vooi-
oordeel zieh hier vertoout als indertijd met betrekking tot
de opleiding van officier. ^

Deze laatste was altijd door en iu den dienst geweest.
Hoezeer mompelde men niet, dat opleiding op de militaire
academie officieren kweekeu zou bij wie eenige meerdere
Hieoretische kennis nooit het gemis aau praktische vor-
ming zou kunnen vergoeden. Eu is de voorspelling uit-
gekomen? Immers neen.

Men verwacht alles vau meer wdfstandige tiefening en
onderviiuling, doch vergeet alsdan, dat hoeveel de nu\'thode
der self-made-nmn ook voor moge hebben, Ascham geen
ongelijk gegeven kou worden, wauuwr hij zegt, „dat men
door één jaar sclioolgaau over het algemeen méér leert,
dan in twintig jaren door ondervinding en levens-
ervaring." 3

Echter kunnen M\'ij niet ontkennen, dat er onder jongens
naturen zijn, die, reeds jong zeer sterk intlividueele nei-
gingen aan den dag leggen<l, niet spoedig gtMUH»g m»n alle
schooische en gcneraliseorende vonning onttrokken kun-
nen worden en welke men rangschikken nuwt onder die
„tüchtige Khifte", waarvan de dichter zei:

Kann doch die tüchtige Kraft in der Freiheit allein

sich völlig entfalten.

D(H\'h stoere, imptdsieve karakters als hier bedtwld zijn,

1. DgdrtRcn van hei Statiiliirh rntlihiul 188*). l\'ng 40.
Sir John. Lnbbock: Tho Uto of Life.
Tag. 137.

-ocr page 166-

154-

zijn groote uitzonderingen. Toor het gros der a. s.
handwerkslieden verwachten wij van de school alle heil.

Keu tweede l)ezwaar, zeer veehnildig tegen de ambachts-
scholen geopperd, vindt zijn grond in de hooge kosten, die
haar oprichting en instandhouding met zich brengen en,
waar als uitvloeisel daarvan staatssubsidies verlangd en
verkregen worden, in de onbillijkheid, die er volgens deze
tegenstandeis in bestaat, dat aldus sommige handwerken
•— nml. de in ambachtsscholen onderwezen wordende —
boven andere bevoordeeld zouden zijn.

Jlen kan niet ontkennen, dat het ambachtsondenvijs een
zeer kostbare nieuwigheid is. "Wij handelen over de finan-
tiëele zijde van het onderwei-j) in § van dit hoofdstuk
uitvwrig eu daar zal dit nader blijken. Doch wij vragen:
„waar en wanneer werd ooit duurzaam gwd zonder opof-
fenngen verkregiMi?" Dat iets zeer iluur is, nuig op zich
zelf alleen een deugdelijk en afdoend argument zijn Voor
wie arm is en voorloopig geen kans ziel rijk genoeg le
worden — niet dus voor vele pai-lictdieren, voor gemeen-
ten, jirovincies cn voor den Staal.

De bekende wijsgeer en staatsman Jules Siujon zeide in
zijn „l\'Kcole":

„Men moöl bet aanlal vakschohui (écoles iirofessionelles)
uflbreiden, daar is de meeste haast bij; en tegelijkeiiijtl
moel men in alle groote industrie-centra goe<le speciale leer-
lingscholen (écoles d\'apprentissage) doen verrijzen.

Dit is niet U^ ve(d gevnuigd; men vraagt in zake onder-
wijs nooil le veel en, om hier alleen to spreken
van de f i nniitiëclc zij do dor kwestie, men

-ocr page 167-

155-

zal z ij n geld nooil met moer interest u i t g e-
zet h ebben." 1 • \' \'

Het verdere gedeelte vau het laatstgenoemde bezwaar
k(uut ons evenmin bijzonder overtuigend voor. Meu ziet
in (le ambachtsscholeu voor enkele beroepen eeu onbillijke
bevoordeeling.

Doch men vergeet, dat al wordt niet voor alle aui-
r bacillen speciaal opgeleid op een uitgebreide ambachls-
Bchool, loch het U\'zcK\'keu dezer inrichtingen voor alle
a. s. handwerkslieden zijn nut kan hebbeu. - Teekenen,
ccnigc technische kennis cu do uitfH\'fcniug van ecu, zich
bij zijn lalor l)erocp aansluitend, bedrijf zal een jong werk-
nmn nooil voor niets gehnM-d hebbeu. lïovcndicu kunnen
iu verband met of na afloop der lessen van de school z.g.n.
buiteucursussen gegeven worden, gelijk dal in Kottcrdam
geschiedt. Over dezo liotterdumschc praktijk deelt Dr. J.
Zaaijer in hel gecitccrde artikel ujcc: ®

„Op alle ambachtsscholen, kduilve die lo Kcjltei-dam,
worih\'U slccht-s leerlingen aangcnonuni voor ecu der am-

1. JdIm Simon. l\'Rcole. r«g. 362.

2. Alle a.i. lianJwcrklieJcn it wellicbt voor Je naaitc toekomit te
bout geiproken.

Mr. W. U. Hoer In cen Uier opnieuw aan lo balen artikel vrangl b.v.
„Om cnkelo ambachten le noemen, aal het mogelgk tgn, dat bovenieri,
kleermaker«, kappcra tich op acholen bekwamen

Wg antwoorden I „op den duur wel, waarom nicl P" doch gcTcn loc, dal
Toor deie en dergelgko beroepen de looeren gevolgde redeneering miiiehien
niet geheel opgaat.

U. AmbaohUicholcn I Eronomiit 1880, rcrttc deel. Pag. 10.

-ocr page 168-

- 156 -

bachten, die op de school worden geleerd. Te Rotterdam
is daarentegen als beginsel aangenomen, dat geen leerlin-
gen, die aan bet toelatingsexamen bebben voldaan, worden
afgewezen. Xiet alle ambachten worden echter aan de
school ondenvezen. Dan eerst wordt er een onderwijzer
voor een vak aangesteld, als zich een voldoend aantal
leerlingen daarvoor aanmelden. Zoolang het vak niet aan
de school wordt onderwezen, wordt aan de leerlingen, die
er zich voor aanmelden, in het eerste jaar zoo mogelijk in
een ander vak, dat met het gekozene verwant is, onder-
richt gegeven, om daarna te trachten hen bij patroons
lïunne verdere opleiding te doen ontvangen; evenwel met
dien verstande, dat zij geheel onderwoiiien zijn aan de be-
palingen der school, en derhalve alle lessen, uitgezonderd
die in de praktijk, moeten volgen."

Xog van andere zijde worden de anibnchtssch(den even-
eens beticht eene bevoorrechting in te sluiten. Alen ver-
wijt haar, dat zij, door de omstandigheden slechts geschikt
en m(»gelijk in de steden, het platte land onrecht aandoen
en noemt deze omstandigheid een bezwaar der ambachts-
scholen.

Deze beweiing tegen onze seinden in het veld gebracht
komt mij voor een dwaas argument te zijn. Als men in de
steden alles nalaten wilde, wat deze boven het jdatte land
bevoordivlt, hoeveel zou men dan niet nalaten moeten !

Doch, wat direct den steden tot voordeel strekt, is of
wordt, in verreweg de meeste gevallen, imlirect eveneens
een voordeel voor het platte land. Zoo ook hier. Komen
cr tengevolge vnn ambachtsojulerwijs betere werklieden,

-ocr page 169-

157-

geleidelijk zullen sommigen dezer naar de dorpen afzakken
en deze in liet nut der verkregen resultaten doen deelen.

ICen ander bezwaar tegen de besproken inrichtingen van
ondenvijs is het volgende:

Gaat een jongen dadelijk naar een werkplaats, dan be-
gint hij op zijn 12de, 13de jaar reeds van den beginne af aan
of zeer spoedig een klein weekloon te veixlienen. Bezoekt
zoo\'n jongen daaivntegen een ambachtsschool, dan verdient
hij niet alleen voorloopig niets, doch er moet zelfs meestal
nog schoolgeld ook voor hem betaald worden. „Tot deze
oi)offeringen", zoo zegt men, „zijn de ambachtslieden niet\'
in staat. Wat zal het gevolg zijn? Dat de scholen niet,
gelijk men wilde, .scholen voor handwerkslieden, doch in-
richtingen voor opzichters en werkbazen worden."

Tegen deze opi)ositie heb ik het volgende aan te voeren :
Volimmdig geef ik toe, dat vele ambachtslieden van
tegenwoordig buiten staat zijn finantiëel iets aan de oplei-
ding hunner jongens van 12—ló juar ten koste te leggen.
Doch daar staal menige ambachtsnmn tegeiu)ver, die, hetzij
uit eigen kracht, hetzij geholpen, het wel vermag.

Doeh al ware dit laatste niet het geval, uit de omstan-
digheid, dat dc bez(K»kers der scholeti uit opzichters- of
werkbazen-ki-ingen komen, kan men toch niet conclude-
ren, dat de ambachtsscholen geen ambachtsscholen in
den eigenlijken zin van het woord zouden zijn?!

Uit welke kringen de jongens «Ier ambachts.scholen ook
afkomstig zijn, zij zullen, na de school met succes
gevolgd te zijn, in het een <»f andere ambacht, het-
zij als eigen kleiiu\' baas, hetzij als knecht .of gezel

-ocr page 170-

158-

beter werk leveren, dan zij hoogstwaarschijnlijk anders
zouden gedaan hebben en mede helpen hun speciaal am-
bacht geleidelijk te releveeren.

En hierop is het, dat alles aankomt.

Geven wij thans het woord aan den Heer Snellebrand
om een opmerking te maken, die minder tegen de am-
bachtsscholen zelf gericht is, welke, gelijk wij zien zullen,
zeer door hem geprezen worden, maar die meer waarschxi-
wen wil tegen overschatting van hare waarde als in de
toekomst algemeen middel van ontAvikkeling voor den am-
bachtsstand

„Een allereerste uiting", zoo zegt hij, \' „van het gevoel,
dat de ambachten minder goed beoefend worden en dus
verl)etering in de opleiding der jonge ambachtslieden wen-
schelijk is, waren de aud)achtsscholen. Men zag ze in
alle grootere steden van ons A\'aderland o])richten, dikwijls
met groote oj)offering en toewijding. ]Cn ze hebben goed
gedaan, want ze hebben ons de oogi\'u weer geojKMul Ze
hebben ons doen zien, dat goed werk bij goede leiding ge-
maakt kan worden, doch ze bewegen zich uit den aard der
zaak op een l)operkt terrein. Alle of zelfs een Indangrijk
deel van onze ambachtslie<len aan andmchtsscliolen op te
leiden, zou niet gaan. Z»\'lfs afj^escheiden van de geld-
kwestie, voorzoover betreft de kosten vau oj)richting en
de onderwijskrachten, die bij goeden wil wel te vinden
zoud(Mi zijn, even goed als bijv. voor lager onderwijs, zou
de opleiding aan die scholen eeu groole versj)illing
vnn

1. C. W. Saellebrand. „ArabncliUondcrHr|jt," Vragen dei Tgdi 1804.

-ocr page 171-

159-

materialen eu dus vau geld ua zicli slepeu. Wil meu
ambaclitsliedeii goed opleiden, dan moeten zij werkstuk-
ken maken op ware grootte en zoo weinig mogelijk model-
len op kleine scliaal. Bij een gering aantal leerlingen is
dit mogelijk, daar de voortgebrachte hoeveelheid niet van
zoo groot belang is om concurrentie aau de bazen te geven,
doch bij algemeene opleiding aau scholen zou dit wel het
geval zijn."

Dat ambaclitsscholen uit den uard der zaak oen
meer algemeen karakter zouden moeteu derven, zie ik niet
in. Deze bewering, niet door nadere argumenten gend-
strueerd hooft op zich zelf geen waarde.

"Wat do werkstukkeu betreft hot zoude van al hel andoi-o
afgescheiden roods zonderling moeten hoeion als daarin
een slruikelblok gelegen was. Daartoe is de vraag, hoe
dezo ingericht moeten zijn en wal er nu\'do geschieden zal,
to onlHdnngrijk.

Xalunrlijk is hol wensehoUjk, <lal do leorh\'ngen over hot
algonu\'on voorwerpen oj) naluurlijko gi-oollo en golund en
al hruikbaar maken. Dit gebeuii op do ambachtsscholen
als regel dan ook.

Wnt UKwl er dan mel die afgewerkte vocu\'werjieu ge-
Kchïedouï\' Xniuurlijk nuM»ten zij verkcx\'hl en gebruikt
winlon. Doch liier rijst een In\'zwimr. Stnnt nu«n vrijen
verkoop toe, dnn riM\'pl men eeu niet geheel billijke con-
currentie mel de Imzen in het leven. Niel gidioel billijk,
onulnt »le ambachtsscholen, iloor hel rijk, i>rovineic en go-
nn^onte gosubsiiliöonlo instellingt»n zijn.

ITol is daarom hel boste, dal de werkstukken nnn bazen

-ocr page 172-

160-

geleverd worden. Dit gescliiedt ook o. a. te E otterdam.
Docli liet bezwaar van dit stelsel is, dat men niet zeker
is in de bazen altijd gereede afnemers te zullen vinden.
"Waar dit mislukt komt liet mij het beste voor, dat de op
deze wijze niet kwijt te raken vooi-werpen gewoon voor het
publiek te koop gesteld worden. \'^Vauneer dit alsdan ge-
schiedt tegen den geldenden prijs zie ik in zoodanig han-
delen geenerlei onrechtvaardigheid meer.

AVeer eeu ander bezwaar, waarover wij na het gezegde
kort kunueii zijn, wordt door Mr. "W. li. Boer geojipcrd. ^

Men zal, zoo zegt hij, moeilijk ouderwijzers kunnen
krijgen voor de ambachtsscholen, eu zoo men ze al
zal kunnen krijgen, dan niet anders, dau tcgen hooge
bclocming.

„Aldus", zegt hij, „zal men de bekwaamste werklieden
aan de praktijk ontrekken eu tot cen soort van mindere
ambtenaren verheffen. lOen krachtige cn zelfstandige
stand zal er door verzwakt en het jagen naar posten cu
baantjes ten algemeenen koste cr door vermeerderd wor-
den."

(Jnderwijzcrs zijn wel ü; krijgen, dat Iwrl de oiulervin-
ding en zullen stwds beter te verkrijgen zijn, hcx\' langer
dc ambachtsscholen bestaan en ook zelf a. umbachis-
school-onderwijzcrs afgeleverd hebben.

ICu wat des liecreu B(K\'r tweede vrees bctn\'ft — ons
gehe<de bet(Hig tot uu loc is er op uit geweest, liet aan-

1. Jfr. W. R. Boer. „Profc»iiunecl onderwjji." EconomUt 1812,
P
«g. 775 ».

-ocr page 173-

161

nemelijk te maken, dat het amhachtsondenvijs en dus ook
de versclmffei-s daarvan een wehlaad, een bron van voor-
uitgang en versterking voor den ■werkmansstand zijn
en wij zouden dus veel moeten herhalen, indien wij dit op
zich zelf vreemdso(n-tig argument weerleggen wilden.

Het geheele stuk van !Mr. Boer is van het begin tot het
einde eene bestrijding der in dien tijd (1872) sporadisch
ontstami ambachtsscholen. Men vindt hier de meeste der
door mij besjii-oken Ixizwaren bijeen.

Het ailikel wordt door deu schnjver zelf een hoogst
ouvolledigen arbeid genoemd en komt mij voor tegelijk zeer
oj)pervlakkig te zijn.

Wij verwondeivn er ons over, z«K)veel gezochte en
weinig zeggende argumenten uit de ])eu van wn doctor
juris gevloeid te zien. *

Of nuH\'t misschien juist de onistandigheid, dat »le schrij-
ver advcM-aat is of zijn kan, ons zijn lx?t
(K)gen, naar allen
schijn voor «rn gi-oot «leel jniur besoin de lacause te berde
gebracht, nn»er verkhmrbaar nuduMi? in elk g«»vid In-^schou-
wen wij «lit artikel als «»en zeer zwakke ])oging «»n» met
vermolnule riemen tegen ivn krachtigen stnmn» op te
r«H»ien.

. Wij nu\'enen alsnii «le v«)ornaan>ste lH»zwaren tegen de
ambaehtssch«»ol in het midden gebraeht, vernu«ld en z«U)
goeil nuigelijk w«;erl«\'g«l te hebben.

1. \'/.oa heeft Z.Kil. ooV het Tolgcndo brtwinr tegen dc ainhachtcichulen
gevonden t .De ■inbnoht»t>nd" loo irgl hjj, „ul >1oar deie »oort «cholen
venierkt worden In haar meening, dat alle kcnniii, dic niet bepaald
pr«kti»ch
it, Toor haar onnoodige ballait ii,"

10

-ocr page 174-

162-

Wij kuimeii niet nalaten den tegenstanders onzer am-
baclitsscliolen, alvorens van lien af te stappen, nog de vol-
gende, door den Heer Boersma op liet laatste Congres voor
Vakopleiding gesproken woorden, tegemoet te voeren: ^
„Ten slotte", zeide deze heer zeer terecht, „wensch ik
te vragen aan allen, die het nu sedert een kwart-eeuw in
ons land werkende ambachtsonderwijs hebben bestreden en
nou: bestrijden, met daartegenover te stellen, dat opleiding
iu de werkplaatsen beter is:

„Wat hebt gij gedaan om dit door feiten te staven?"
Terwijl inmiddels twintig ambachtsscholen in verschil-
lende plaatsen des lands zijn gevestigd, hwft de opleiding
in de werkplaatsen nog nergens een geregeldcn vorm aan-
genomen, voor mij het duidelijkst iH\'wijs, dat zich daarbij
moeilijkheden voordoen, die het .streven der bewonderaars
van scho(doploiding alleszins wettigen."

Tegenover veel blaam, waarvan ik melding nuiakte, staat
zeker niet miinler lof. Kan het ook anders?

Bezoeken wij een ambachtsscho(d, dan moeten wij
getroffen worden door een zt^keren lust eu ijver, wimr men
bij den ambachtsnuni iu het algenuuMi
z(M) vaak tevergeefs
naar zoekt Dan bevroedt men het: hier leeren de t<H\'-
komstige weiklieden ambitie te krijffen v(»or hun vale en
liefde te koesteren voor den arlMM\'d die beu wiu-ht en die
iu iuti-ensieke waarde voor niet veel ander werk ond»\'r d
(h\'t.

Hier wordt oon ainore gewerkt. Hier wjuih\'n nieuwe
geslachten vau conscientieuse and)achlslieden gekweekt,

1. Vcnilftg *an Let CoDgrei II. l\'ng. If».

-ocr page 175-

163-

die geleerd hebben de waarheid te erkennen vau het Keg-
gen, dat het een groote zegen is nijn ambacht te verstaan
eu daarnaast het streven te kennen het goede steeds beter
te doen. •—

Jules Simon heeft het reeds gezegd eu het is volkomen
waar:

„I- e p e u p 1 0 qui a les m e i 11 e u r e s é c o 1 e s est
1 e premier j) e u p 1 e; s\' i 1 n e l\'e s t pas a \\i j o u r-
d\'h ui, i 1 1 e sera de m a i n." ^

§ 2. Een en ander over de inrichting van ambachtsscholen.

AVij hebbeu ahlus gezien, dat scholen ons voork(unen het
hij uitstek geschikte middel ter betere ojileiding van den
haiulwerksnniu te zijn en wel in het bijzonder scholen ,
wimr
Oj» de een of andere wijze jiractisch onderricht iu Ver-
schillende handwerken nu\'t een zeker thecuetiscdi onderwijs
verbonden i.s.

Slechts <leskun<h\'gen op dit gebied zijn in staat uit le
niaken, welke ambaeht
«\'U speciaal voor hel (HM\'ste, welke
theoivtische vakken in hel bijzoiuler voor het Iwmle soort
onderwijs in aannu\'rking konu\'n en hel behoort tol de Imdv
ih\'r paedag«)giek (»m v«M>r te schrijven op luKMlanige
wijze hel best tol een rationivle vereeniging vau theorie
en ])ruxis o«»k In «lil oudenvijs te geinken is eu over het

1. Julc« Simon t l\'Koole. Laeroli, VerbookhoYcn & Co., cinqoièmc édition,
18C5. Vtg. 3.

-ocr page 176-

164-

algemeen, lioe in bijzonderheden de ambachtsscholen geor-
ganiseerd moeten zijn.

Het is dan ook, noch binnen de perken mijner be-
voegdheid gelegen, noch mijn voornemen auders dau
ter loops bij de inrichting der ambachtsscholen stil
te staan. : •

He gestalte, die het onderwijs voor den handwerksman
in de verschillende streken vau ons vaderland aan behoort
te nemen en ook aangenomen heeft, is uit den aard der
zaak niet overal geheel dezelfde.

Inzouderheid in fabrieksstivken behooren de audiaclits-
scholen rekening te houden met de industrie, die in zoo\'n
streek bij uitstek beoefend wordt.

AVaar wij dus kortelings enkele iM^ginscIen willen be-
spreken die aan de regeling van het ambachtsonderwijs
teu grondslag moeten liggen, kunnen wij dit wcl als eei-stc
])rincipe vooroj) stellen, dat het zeer veel tcgen zoude heb-
beu, alle ambachtsscholen in de vcrschillcnde jihwtsen van
ons vmlcrland als twee druppels water op clktuir tc doen
gtdijken.

A\' c r s c h e i d e n h e i d v o o r d c v c r s c h i 11 o n d e
am bach tsscholon, vooral wat het praktisch onder-
wijs iMïtreft, is dus bepaald gcwenscht.

Ik sprak vau fabrieksstreken. Het maakt, om een ander
voorbctdd te noemen, eenig verschil of men ecu ambachts-
school in kuststeden in het leven roept of iy niet aan
zw gelegen plaatsen. In (h\' «•ersten zullen zich v<»el met?r
jongens aanmehlon, die lat<;r stoker en machinist worden
willen. De jongens hebbeu daar vaak, gelijk cen der onder-

-ocr page 177-

165-

wijzers dor Rotterdainsclio ainbachtsschool hot uitdrukto,
hot wator iu het hoofd. Zij verlangdou te varen en, op de
amhachtsschool "odaan, kiezen zij hot machinevak.

Iu het algomoou kan mon zogfren, dat wanneer vak-
scludon gelijk do amhachtsscholeu o])gericht Avordon, dozo
zooveel mogelijk rekening moeten houden nu\'t feitelijke
omstaudighodon, h.v. mot oen ovorheerschonde tak van
industrie, in stodo van zelf de hrou oonor nieuwe iu-
dustiio of hi-oodwinninjr to willen zijn eu uitte gaan vau hot
doidihoold, wanneer wij vo(n\' <lozo of dio tak vau nijver-
heid, voor dit of <lat spi»ciaal vak scludou of hotoro scholen
»)prichton, dau zal oon hoogere vlucht vau dio nijverheid
of oon moer jrozotdit-zijn van zulk handwerk or ook wol hot
gevolg van zijn.

JOon onkolo nuu\\l nn)go oon dergelijke modus procedondi
tot gowonsohto rosiiltaton vjioron — wij haalden iu ons
dordo luHifdstuk ztdf oon vo(»rhool<l min — als regel zal
nuMi Von Stt\'iuhois golijli mooton govon, wannwr hij ho-
toogl, dat do soholon „Hlüton «lor Industrie" nuH\'lou zijn
on niot (»mgekoord «HMiigo industrie hot jiroduot vau oon
school. \'

>Vij zoidon ivods, dal d o e u rsu s dor voi-sohilloinlo am-
haohlssclndon in ons land oon driejaarlijkseho is. Wolko
ovorwogingon hi»\'rtoi^ geleid hehohon is mij «»uhokond.
Kvonmiu ot dozo «luur «ivor hol algonu\'on wonscholijk geacht
nuM\'t wonlen.

1. I<<)ninRt IIiinlw6rtcrbiich der SloatiwiMcnMhnrten in roce „gewerb\'
lieber Unterricht".

-ocr page 178-

--- 166 -

De reeds door óns geciteerde Heer Greard, die veel
over liet onderwijs in Frankrijk gesclireven heeft en
op wien door Dr. Zaaijer in zijn meer aangehaald arti-
kel de aandacht gevestigd woiilt, geeft volgens Dr.
Zaaijer de volgende regelen aan, die grondslagen voor de
inrichting eener ambachtsschool zouden moeten zijn en
waan-an de ualeN"ing ook op de lengte van den cui\'sus
influenceeren zal.

De grondslagen eener ambachtsschool moeten dau
Volgens Gi-éard o. a. zijn: geen te vi"oege toelating der
leerlingen, geen vermenging van jeugdige leerlingen met
volwassenen, geen specialiseereud onderwijs, geen te lang-
durige oefeningen, geen te hoog giuind wetenschappelijk
ouderwijs, geen toepassingen behalve die van ambachten. \'

AVaar genoemd auteur aldus zijne wenschen formuleert,
schrijft hij ook voor: geen scluMdgeldheffing.

AVat dit punt l)etreft, wij hadden geen gelegenheid de
gronden na te gaan, die door dezen deskundigen schrijver
voor dit desideratum aangevoerd worden. AVij jiemen
gaarne aan, dat vo(u- kosteloos onderwijs veel le zeggen
is, doch wij kunnen ons bezwaarlijk voorstellen, <lat dit zou
kunnen opwegen tegen de voorde<deu die aan veri)Iich-
t e, z ij h e t\'g e ring e, s c h o o 1 g e I d h e f f i n g verbon-
den ziju. Bij onderwijs vo<n\' den werknmn oj) ander g(»bied,
bij Toynbeo-cursussen en dergelijke instellingen w(trdt bij
voortduring de ondervinding opgedaan, dat het zeer ten
goedt! werkt op aandacht en ijver der leerlingen, wanneer

1. Koononiiit 1880. Pag. 8.

-ocr page 179-

167-

zij weton, dat huiuiB ouders zich voor het ouderAvijs, dat
zij outvangeu, opofferiugeu geti-oosteu. Wat niets kost Avonlt
gerinsr geschat en schoolgeldheffing is het middel om de
ouders tot boudgenooteu der onderwijzers te maken, wan-
neer het er op aiin komt den kinderen in te prenten, dat
zij vau het onderwijs jirofiteeren moeten. —

0)k wat betreft dcn aanl der oj) de scholen te vervaar-
digen werk stuk keu zijn enkele algenu\'eue regels te
geven, die hier een plaats vinden mogen.

De voorgeschreven werkstukken nuwtcn zooveel mogelijk
gebruiksartikelen zijn. Dr. Ziuiijer zegt: „Ook is gebleken
dat de leerlingen vooral genoegen vinden in het nudicn
vau werkstukken, die tot gebruik kunnen dienen." ^

„Ken tweede vcrcischtc der werkstukken is, dat zij steeds
op ware, natuurlijke grootte zullen zijn o])dat nl wat naar
knutselwerk zwe«>mt vcrnuMlen worde." ^

„Ook tnïchte nu-n nicl de oogen te verblinden door franie,
groote werkstukken, waarin de hand van <leu nuvster bo-
ven die van dcn leerling uitsteekt, uuiar m\'kc
uumi zijn
kracht in eenvoudige, deug<lclijko voorwcrjien, door dc
leerlingen zelve bewerkt, «h\'c zij na het verlaten der school
v<Muid zullen ujoctcn nudvcn cn wanman dc bruikbmirlu\'id
vnn dcn jeugdigen wcrknuin d»»or «icu deskundige wonlt
gekeurd.

Ken g(h»d bctinuncnlc dciir of kozijn; ihïu knpverbiu-
iling nu\'t juisthci«! uitgcslngen cu n«uir dc voorschriften

I. tri.p. P«R. U.

15. Zaïjjcr. t. n. p. rag. 28.

-ocr page 180-

------- 1G8---

der bestaande boiiworde saamgestebl; een ijzeren voorwerp
deugdelijk in bet vuur bewerkt en met zorg bearbeid; een
klein meubel behoorlijk afgewerkt en met deugdelijke,
goed aangebrachte verbindingen gemaakt; een paneel met
juist gekozen houtkleur of marmer-imitatie geverfd; een
boetseerwerk met losse lijnen en een houtsnijwerk zooals
de hedeudaagsche ornamentatie vau meubels en gebouwen
dat voorschrijft: ziedaar waarnaar gestreefd moet wonlen." \'

Als een zeer geschikt middel vau reclame en tot aanspo-
ling voor de leerlingen is het Avenschelijk, dat op gezette tij-
den tentoonstellingen dezer voorwerpen, al of niet met een
openbare les verboiulen, gehouden worden.

Over het verk(K)j)en der werkstukken handelden wij
reeds.

Afeestal wordt de opbrengst dezer verkoop of althans
een groot gedeelte er vau, vmir de leerlingen bestcMud eu
vaak hun, wanneer ze de school verlaten, iu den vorm van
gereedscha])pen uitgekeerd. Deze gewoonte is niet anders
dan billijk en goed te noenuni.

"Wat d e O n d e r w ij z e r s der ambachtsscduden imngaat,
meu kan er in\'et genoeg den nadruk op leggen, dat zij
practici zijn nuK\'ten en vóór alles voorkonn-n m(M\'len, dat
het ouderwijs le theoretisch, t<\' gcdeenl of ondoidnuilig
worde.

In Wiiilemberg behoeft nuMi iu het algemeen niet na«r
de betrekking van onderwijzer aan eeno gewerblicho 1\'orl-
hildungsschule te solliciteoren, wanneer nuMi niet oen bopaul-

1. t.o.p. PaK. 27.

-ocr page 181-

169-

den tijd iu eeu werkplaats voor loon (als voloutair is uiet
eens voldoende) gewerkt heeft. ^

Eeu voorbeeld dat wellicht navolging verdient!
T)at mik voor dit onderwijs i u s ]> e c t e u r s aangesteld
wordeu, is eeu natuurlijk gevolg vau meer uitgebreide
staatsinmenjringeu, uaar de zooeven geciteerde (Jarl Koscher
opmerkt, een voordeel, dat vaak tegen geldelijke ondersteu-
ning opweegt. - —

Staan wij thans nog een oogenblik bij het léerjiro-
girain .stil. In de vorige paragiwif spraken wij reeds
met een enkel woord over de vnuig, welke ambachten
direct of indirect oj) de school ondenvezen kunnen worden.
- Wij willen daarom thans alleen bij h e 11 h e o r e t i s c h
O u d er w ij s der ambachtsscholen verwijlen.

liet nu)ct zich, in het algiMueen gesproken, ten d<xd stel-
len <len leerling k e n n i s l)ij te hnwigen v a n h e t m a t e-
teriaal, dat hij in de ])raktische lesuren te bewerken
krijgt en van de werktuigen, <lie hij daartcM» bezigt.

Ik ho«)|) mij goed uit U> drukken, wanneer ik zeg, dat
<le leerlingen ahlus in watvnkennis en technologie, en nu>er
gevonlerd zijnde in de natuurkunide en, voor zoover «lat «
hmi
afzon«lerlijk vak is, in kennis van nnu\'hines, «inderwezen
nunden worden.

1. Carl llotchcr in LOning*« Iltmlwrirtcrbnoh ilcr StnntswiMcntrlinflcn
t. p.

2. Het <• bekrnil, dui in on* Innd bg K. 1). tnn Mnirt *nO de hcrr
U. J. dc Oroot benoemd werd tot inipeclcur bg hel middelbnar ondcrwjj« ,
»])eci«al, nel hel oog op het amb«rhl*ondcrwgt.

-ocr page 182-

170-

Meetkiincle en algehra znllen wellicht als hulpweten-
schappen ook hier onontbeerlijk zijn. \'
Daarnaast moet les in teekenen gegeven worden.
Misschien had ik dit in de eerste plaats moeten noemen.
Ook de oningewijde begrijpt, dat een goed handwerksman
vóór alles goed moet kiinnen teekenen.

AVij zagen hoezeer het teekenen ook een deel uitmaakte
van de eertijds voor het meesterschap geëischte proeven van
bekwaamheid.

„Xaast zijn jiraktijk", zoo .schreef de lieer F. Lz.
IJerghuis in zijne inleiding voor het Xationaid Con-
gres , „moet den and)achtsnmn in den uitgebreidsten
zin het vakteekenen worden ondenA-ezen, uitgebreider,
althans meer afdoeiule misschien dan dit nog ergens
plaats heeft. Het teekenen moot geheel zijn eigen-
dom worden, zoodat men iu waarheid kan zeggen: voor
hem is het teekenen sj)reken en schrijven tegtdijk. ICen
werkman, die niet, of zoo goed als niet kati lezen en schrij-
ven, maar goed, werkelijk voor hem bruikbaar heeft leeren
teekenen, zal als ambachtsman vrij wat hooger stiuiu «lan
hij, <lie geen teekeueu luH\'ft geleenl, nnuir goed lager en
iiitgebreid lager omlerwijs heeft genoten." \'

Dergelijke uitlatingen ontmoet uien voortdtirend in de
litteratuur overliet ambjiehtsonderwijs.
Diderot moet reeds gezegd hebben:
„Une nation, oii Ton apprendrait a dessiner, nimme on

1. Verilag Nationaal Cnngrea omtrent het Takonderwqt en de vakop-
leiding Toor tofkomitige werklieden Sn Nederland Deel I I\'ag. 87,

-ocr page 183-

171-

a])preu(I à écrire, l\'emporterait bientôt sur les autres dans
tous les arts du goût."

Xiwst bet zuiver vakmatige uioet ook in bet ambacbts-
ondenrijs een element vau meer alge m eene o n t-
wikkeling aangetroffen worden.

Men kan het betwijfelen, of dit iu het oj) alle audiaclits-
scholen gegeven herhalingsonderwijs in voldoende mate
gelegen is. Doch zeker is het, dat, waar dit herhalings-
onderwijs ook geschiedenis cu aanlrijkskunde omvat, hier-
door reeds eenigszins de behoefte aan meer algenuuMie
ontwikkeling voor dcn ambachtsman bevHsligd wonlt.
D(K\',h in ecu staat als dc onze, waar ieder goed werknuvn
stemrecht beeft cn gekozen kan Avorden, zoude het onge-
twijfeld zeer wcnschclijk zijn, dat «Ic eerste beginselen vau
economie cu stimtsnvlit cvcmvns op dc ambacht-sscholen
gethx\'Ci\'rd werden. ^

Al te genmkkelijk — wij wezen daar mMls op — wonlt
ovor het algemeen het jiolitick gedju-hteidcven, iwik :lcr
andinchtslicdcn ecu jinioi van ilwopeinle st«atsphantast(Mi
of op dwaahvcgiMi Icitlende volksmenners.

Zij het «)ok voor k<u tcn tijd cu alleen over beginselen, klare
en gezonde denkbeelden over numtsehapiiij cn staat go-
hiMird cn gchvnl tc hebben, kan in ilczcn \\{w\\\' vele afdwa-
lingen bcluHMlcn en dcn hoorder nuchterder i\'U minder

1. Dc eenige Kmb*chl«chool, wnitr, xg het op Eccr onvoMoende wgip, in
(lexe behoefte wonlt vonrxien, ii «lie te GraTcnhnge.
Men xie «le volgende

Ook op de School Toor Ngvrrheid en Landbonw lo Veendam wonlt gelgk
het daar genoemd !« „volkihuiibondkande" onderweten.

-ocr page 184-

---- 172 -

goedgeloovig aan toekouistpredikers en volksleiders over-
stellen. ^

Zeer sclioone denkbeelden heeft Lorenz von Stein in
zijn meer aangehaald standaardwerk over het ouderwijs,
verkondigd over waarde en wenschelijkheid van een zekere
algemeene ontwikkeling als factor ook vau vakopleiding.
Ik hoop geen onnut werk te doen, wanneer ik tracht den
lezer iu Ton Stein\'s gedachtengaug iu te leiden.

Al kan meu, zoo redeneert You Stein, ter systhemati-
seering een onderscheid maken tusschen elementair onder-
wijs, vakopleiding en algemeene vorming als drie afzonder-
lijke nihrieken met eigenaardige keunierken op het gehied
van liet onderwijs, de iiiensclielijke geest, waardoor het ouder-
Avijs\' opgenomen moet worden, is te veel een eenheid eu de ver-
scliillende oudenvijsdeelen hebben onderling te veel samen-
hang, dan dat niet de grenzen vaak zouden moeten weg-
vallen en verband ontstaan of gebracht zou moeten worden

1. De flrer Fritz K.nllc fchreef in 1879 :

„Men neme in dil opzicht een voorbeeld oan Engeland, waar recdi 4000 «cho-
len zgn, waarin deecrale beninscli-n der Staathuiahonditunde onderwezen worden"-

(Ü«» Gewerbliche Fortbildungsweucn :

Gutachten veröfTentlicht vom Verein für Socialpolilik 1879. I\'ng. 41).

Daarnaast ii IJnguland bet land , waar het Socialiime het minui diep
wortel geschoten heeft.

HrcntHUo in r,gn „Das Arbeilsvcrbältnis gemüts dem beutigen Itccht".

Pa« 110, deelt ons mede :

gibt im heutigen England keine Partei mehr, deren Streben die
Besitznahme der Staatsgewalt durch die Arbeiterklasse, um von Staatswegen
die Gesellschaft im Arbeiterintercsse neu zu ordnen. Die heutigen engli-
ichen Arbeiter sind wicl»r ein Theil der grossen liberalen Partei".

In hoeverre het laatste een geroig van bet eerste is, kan ik niel be-
oordeelen ; doch alle waarsehgnlykheid pleit voor een verband.

Vergelijk ook Brentano l. a. p. bl. 107.

-ocr page 185-

173-

tusschen wat oorsi)n)nkeHjk als gescheiden eu afzonderlijk
voorgesteld werd.

Zoo lievat elementair oiulerwijs, hoewel zelfstandig te
definiëeren, reeds de kiem vau vakonderwijs iu zich. J^oo
hestaat geen goed vakonderwijs, dat aan de algemeene vor-
ming geenerlei deel heeft.

AVat wordt met algemeene vorming bedoeld ?

Dit doet de schrijver ons reeds gevoelen op blz. 8 van
zijn werk.

„Tenvijl," zoo heet het daar, ,,het beroep steeds een
iK\'paald doel voor oogen heeft eu de zuivere beroepsvor-
ming als gev(dg daarvan ook slechts die geestelijke gcK\'de-
rcn omvat welke voor dat speciale doel noodig zijn, blijft
de hoogere bestemmijig van den mensch toch een meer
algemwne.

Altijd do(U\' streeft de mensch er nm\\r, om in zijne
gedachten en beschouwingen te treden buiten den engen
kring van zijne persoonlijke levenstaak.

Tot op zekere hoogto spiogidt do gohoelo w»>n\'ld, zoowol
de stoffelijke als do onstoffelijke, zich af in don geest van
iodor monsch en oouwig zcndct nuMi en arbeidt nuMi »m
doze oindoloozo vorschoidonheid iu oon bepaalden vorm
samen to vatton ou zich daardoor lo Vi\'rhoffon b(»von zijn
bo;j:rons<lo lH>stemming.

Waar de perken van hol wob\'u ovorschivdon zijn, tniohl
<lo monsch door «Ion godsdienst lot zoodanige erkenning
to geraken. IJinnen dio grenzen zich inspannomlo, hotzelfde
to boroikon, streeft hij naar algemeene o n t w i k k o-
1 i n g.

-ocr page 186-

- 174 - ^

Een zoodanige algemeene ontwikkeling dan moet den
menscL. leeren, in lioevene zijne levenstaak met die der
andere menschen innerlijk en organisch saamgeweven is.
Zij moet, door den geziclitskring steeds buiten den eigen en
engen sfeer uit te breiden, bewaren voor bekrompenheid
en er zorg voor dragen, dat men steeds door bet bewustzijn
begeleid worde, deel vau een groot geheel te zijn. Zij moet
den mensch eene wereldbeschouAviug bijbrengen, ilie hem
vooi-klurend vau de waarde ook van ziju, zij het geringe
arbeid, overtuigt en hem troosten moet over de harde nood-
zakelijkheid, dat het beste Avat iu hem is altijd door zicli on-
dergeschikt moet maken aau zeer begrensde d(Kdeinden.
Meer kennis of bekwaandieid geeft zij oj) zich zelve niet,
evenmin als lucht of zonneschijn voedsel geeft Doch even-
zeer als die beiden voor goed gedijen noodig zijn, is
zij noodig, wil men gezonden en frisschen prikkel tot beter
ontplooiing eu vooruitgang hebben." \'

Van deze algenu\'cne ontwikkeling, ablus opgevat, is de
pers het voornaamste orgaan. .Men mag over het ojiper-
vlakkige der journalistiek denkeu naar men wil, men
UKXJt toegeven, dat het de dagbladen zijn, die meer dau
iets anders in /inzen tijd ilen meest verschillenden menschen
(H!U gelijkheid en gemeenschappelijkheid van belangen eu
gedachtengaug weten bij te brengen, di(\' het Ix\'st eu veel-
vuhligst aan het door Von Stein omschreven verlangen
vold(»eu, aau het verlangen und., om zich buiten den kring
zijner eigen gedachten geregeld te verplaatsen in eeu groote

1. Von Stein. Dos UilJungJwesen Pag. ß e. v. Pag. 150 o. r.

-ocr page 187-

175-

wereld, die men met zijne medemensclien gemeen heeft en
waarin men ook zijn eigen denken en streven weersjnegeld
riet.

AVelnu, ook voor het goed lezen van kranten en populaire
tijdschriften is eeu zekere jiropaideuse noodig, mag een
zeker begiuseliuzicht in wetenscluippen als historie, ecoiu)-
mie eu nuinial-pliilosophie niet ontbreken.

AVij hebben geenszins uit bet oog verloren, dat de jon-
gens, die de ambachtsscholen bezoeken nog zeer jong zijn
en noemen enkele wetenschappen bij imme alleen om aau
tc geven, iu welke richting imar onze mcening de
mei>r algenu»ene vorming zich bewegen moet.

Ook leggen wij er allen nadruk oj), dat dit soort onder-
wijs zich in elk geval tot dc allereerste beginselen moet
bepalen eu mei veel lakt gegeven nu«t worden.

Doch wanneer dil geschiedt, kan hel naar mijne nu»euing
de hcilzmimslo vruchten ilnigen.

•Mijn leernu\'csler, Professor A\'an der AVijck, sprak nuH\'r
dau eens waarschuwend van „alle halve iH\'sehaving, welke
kncclilcn der |)hrasc maakt cn don vrede van het genuH\'d
versl(M)rl." AVij zien het gevaar, dat hier schuilt zeer g(KMl
in, doch kuniuMv desondanks nicl nalaten tc vcrwachlcu,
dal inzichten in dc moeilijke wclcnschappen, die zich nuH
den nu\'usch als
^uey ttoXitixsv bezig houden, al «ijn rij
o])pervlakkig cn al betreffen zij slechts bcginselcj», loch
zeer velen brengen zullen, hetgeen voor eenig goed resul-
t»uit hel nu\'cst onnusbaro is: streven naar vooruitgang,

1. Prof. van der Wück.

-ocr page 188-

176-

bezieling en het geloof, clat^ wat nien ook zij en met welk
werk men zich ook bezig houde, men door ijver en eerlijke
toewijding zijnen medemenschen van onl)erekenbaar nut
kan zijn.

• § 3. De tegenwoordige ambachtsscholen in ons land.

\' Uit het particulier initiatief voortgekomen, Bijn er
op het oogenblik iu ons land ruim 20 ambachtsscholen.

Wij zagen reeds, waar deze gevestigd ziju eu hoe lang
zij op de verschillende ])laatseu bestmin.

AI deze scludeu zijn bijzoiulere gesubsidieerde dag-
scholen, met uitzondering van de school te \'s Ilertogen-
bosch, die een g e ni e e n t e 1 ij k o dagsch(H)l en nu\'t uit-
zoiulering vau Enschedé, wiuir de ambachtsschool een open-
bare avondschool is.

Wat de theoretische vakk<\'u aangaat, wordt, om te begin-
nen, op al deze scholen het teekenen onderwezen, gelijk liet
heet op de grootere scholen, het lijn-, hand-, ornament-,
bouw- en werktuigkundig ÜH-kenen.

• Iu enkele der scholen, die te .Mid<lelbui-g, Zierikzee
en (Joes, is tej-kenen zelfs het eenige vak op het theo-
retisch Iwrprogram. lu (iorincheui en Zwolle zoude
het het eenig«\' zijn, iiulien aldaar niet ook lager i«n
uitgebreid lager onderwijs <»p d»* ambachtsschool gedo-
ceerd werd.

-ocr page 189-

177-

Het grootst aantal tlieoretisclio vakken wordt onderwe-
zen te \'s Gravenliage en te Rotterdam, waar respectieve-
lijk de volgende vakken op liet program staan:

te \'s Gravenliage: lijn-, hand-, ornament-, bouw- en
werktuigkundig teekenen, natuur-, werktuig- en stoom-
werktuigkunde, rekenen, practische meetkunde, Xeder-
laiulsche taal, geschiedenis der ambachten. Staatsinrich-
ting, materialenkennis, technologie.\'"

en te liottenlom: Hand-, ornament-, bouwkundig- en
constructieteekeuen, natuur-, werktuig- en stoomwerk-
tuigkunde , wiskunde, beschrijvende meetkunde, mate-
rialenkennis, electricitcit, lager- en uitgebreid lager
ondei-wijs.

De tijd, die op de verschillen<le scholen aan dezo divei-se
vakken gewij<l wordt, is natuurlijk zeer ongelijk. Het
tcckcncn neemt over het algemeen zeer veel uivn per week
in beslag. Op <le eej-ste ambachlsscln)ol le Amsterdam
worden \'s zomers en \'s winters, elke week, niel minder dan
M l lesuivn in vak- en Kl in handtcekenen gegeven.

Aan hel lairer en uitgebreid lager »)nderwijs wordt iedere
weck hel nieeste lijd besleed op de 11de ambachlsstdiool le
.\\nislerdam en op de ambachtsscluiol le \'s Graveidmge, res-
pectievelijk zonu\'r en winter 18 uur en (te \'s Gravenhage)
14 uur des zomers en 7 uur der winters.

Wiskunde schijnt het veelviddigst ged<M\'eonl le wonion
to Li\'ouwardon on lo Koltordam, waar 10 ou !) uren in
ilo W(vk aan dat vak gewijd wenden; worktiiigkundo
hot moosl lo IJottonlam: J) lesuren in do week; mvluui^
kunih\' hel moosl op «lo ildo ambachlsschool lo Am-

12

-ocr page 190-

178-

sterdam: 4 lesuren in de week, zoowel des winters
als des zomers.

Staatsinricliting wordt, gelijk wij zagen, alleen te
\'s Gravenhage gedoceerd, maar ook daar nog zeer onvol-
ledig. Men oordeele zelf: alleen des zomers wordt 1 uxir
jKT week aan dat vak besteed.

Gaan wij thans na, in welke praktische vakken over het
algemeen les gegeven wordt. Timmeren wordt bijna zon-
der uitzondering op alle ambachtsscholen ondenvezen.

De eenige uitzonderingen vormen de Ilde ambachts-
.scliool te Amsterdam en de openbare avond-ambachtsschool
te Enschedé. Op de eerstgenoemde school wordt alleen
praktisch onderwijs in smeden (bank- eu jdaatwerk) ge-
geven ; op de tweede alleen in bleken, persen, drukken en
weven.

Het grootst aantal praktische leervakken wordt wel op
het ])rogramma der \'s Gravenhaagsche ambachtsschool
aangetroffen. Wij vinden daarop de volgende vakken ver-
meld :

Timmeren, meubelnmken, houtsnijden, smeden, machine-
bankwerken, verven, koper- zink- en loodbewerking met
toepassing oj) gas- eu waU\'rleiding en electnsche gelei-
ding, boetWivn, houülnvaien, modelnmken, ornament-
schilderen, steenhouwen, instrumentnudien.

Xaast de genoemde ambachten wordt op andere .scholen
nog onderwezen:

Het metselen, te Arnhem; het metiuildraaien, U>
Gorinchem, .Middelburg, Goes en Utrecht (in heide laatste
het ijzerdraaien).

-ocr page 191-

179-

Op alle genoemde scholen is de cursus een drie-
jarige. Alleen de beide ambachtsscholen te Amstei-dam
hebben eeu tweejarigen, die te Enschedé cen zesjarigen
cursus, terwijl de ambachtsschool te Goes een cursus van
2 jaar en 7 maanden heeft.

Bijna op alle scholen loopt het schooljaar van 1 April
tot 31 Maart. TJitzoudcriugen op dezen regel vormen:
Amsterdam, waar de twee scholen aanvangstermijncn heb-
ben op 1 blaart eu 1 iScptiMuber eu het scluK)ljaar dus is
1 Maart—uit. Februari eu 1 September—31 Augustus;
Haarlem eu Zierikzee, wiuir het schmiljmir loopt van
1 Mei—30 April; Middelburg, waar het is van 15 Septem-
ber tot 14 SeptcmlHn-; Gmvs (voor het eei-ste jaar): 1 Sep-
tember—31 Maart en Enschedé: I October—31 ^Maart.

Op 4 der scholen wordt het «iiulcrwijs geheel kosteloos
verstrekt, ü; weten op die tc Gorinchem, Zicrkzce, Goes
en Zwolle.

De meest gewone jirijs is f 5 per jmir. Dit wordt gc-
eischt te Breda, Arnhem, Botterdam, ^liddclburg cn
Utrecht.

Vtudc is het schoolgeld variccrcnd, zoo tc \'s llcrtogen-
bosch, waar het cei-ste jaar
f 4, het 2de f 2, het 3dc f 1
gerekend wonlt. Zoo tc \'s (tnivcnhage, waar het school-
geld vau
f ö—f lü bcdnmgt, zcm) te Leiden, wmir het f 2,60,
f ó, f 10 (if f 20 is en te Alknuuir, waar nu»n f (I, f 12,
f 18, f 24, f 30 CU f 3(1 betaalt, to Loouwardon, waar het
scluMilgold tusschon
f f) on f 100 variiert cn to Enschedé cn
Groningen, waar lict
f 4 eu f 15 is voor aldaar woiuMulo,
f 20 CU f 25 voor van oldci-s komende leerlingen.

-ocr page 192-

180-

Het schoolgeld der twee scholen te Amsterdam is f 15
\'s jaars, van die te Dordrecht
f 3,12.

Ten aanzien van het kosteloos onderwijs te Gorinchem
moet worden opgemerkt, dat daar eene bepaling bestaat,
volgens welke voor leerlingen, kinderen van min of meer
welgestelde ouders, een schoolgeld geheven wordt van
f 3
tot f 50 per jaar.

Yan de scholen, waar schoolgeld geheven wordt zijn er
nog een tiental, die onvermogende leerlingen van de be-
taling vrijstellen.

Zoodanige vrijstelling werd verleend aan:
50 leerlingen te \'s Gravenhage; 07 te Rottenlam; 37
to Amsterdam (Iste ambachtsschool); G5 te Amsterdam
(Ifde ambachtsschool); 30 te Alknuuir; 10 to ^[iddelburg ;
O te Utrecht; 92 te Lotniwardon; 2 to Kuschodé; 101 to
(jrouingeu ; te zamen aau 400 leerlingou.

Uovendieu werd door particulieren of door vereenigin-
gen het .schoolgeld betaald voor:

G1 leerlingen to Arnhem; 7 to AuLstordani; 40 lo
Utrecht; tc zamen suiu 108 leerlingen.

Hierbij govm-gd het totasd dor leerlingen luin do 4 kos-
telooze amhachtsscholen, ten bednigo van 128, komt nu\'U
tot do .slotsom, dat inliet jaar 1807 een getal vau 4(l(>-f 108
128 = 702 leerlingen mui do ambachtsscholen kosteloos
onderwijs outvaiigon hohben.

Gedurende hot laatsti» jmu\', wmirovor het rijks-onder-
wijsvei-slag uitgehracht is, gedurende hot jnar 1897, was van
de verschillende ainlinchts.scholen dio to Jhittordani hot
drukst bezocht. In hot geheel waren er in dat jaar 209

-ocr page 193-

181-

leerlingen, waarvan 120 a s. smeden, 71 timmerlieden,
21 meubelmakers, 30 ververs en 21 beoefenaars van eenig
ander ambacht.

Op deze school volgt in leerlingen-aantal die te Utrecht
met 213 leerlingen, daiirna de Iste ambachtsschool te
Amsterdam met 204 en die te \'s Gravenhage met 200
leerlingen.

Het slechtst bezocht werden die te Goes en Gorinchem
met 27 en 33 leerlingen.

In het geheel waren oj) 31 December 1897, 2595 nm-
bachtsscluKilleerlingen. lliei-onder waren 874 timmerlie-
den, 217 meubel nnikei-s, 902
suumIcu, 287 vorvei-s, 3 metse-
laars, 38 bewerkers van verschillende metalen, als koiK>r,
ziidv en lood, 9 instrumentmakers, 13 beeldhoiiwei-s en 1
modebnaker; de 191 nog overigiï leerlingen waixMi van de
ambachtsavondsch(M)l le lOnschedé, voorimmelijk becwfe-
naars van texliehï vakken.

Van de genoenule hnM-linpMi wai-cn (»25 afkomstig \\ut
genu\'onten buiten die, waar ambachtsscluden gi<vestigd
y.ijii — |.(.n «luidelijk iKiwijs voor de gezjuditheid dezer in-
richtingen.

Dc UM\'eslen der leerlingen waren vau 14—1(1 jaar: nnd.
1373 leerlingen; 4 waren er beui\'den 12 jaar; 724 van 12
tot 14 jaar; 41(1 van Kl tot 18 jaar en 78 boven 18 jaar.

Toelatingsexanu\'ns wonlen niet afjrenonu\'u te (buin-
chem, l)(»nlnH\'ht, .Middelburg en Zierikzee. Te (Jorin-
rheni wonlen de leerlingen geplaatst op eene schriftelijke
wrklnring van do hoobleu van seinden, dat voldcMMul lafj:»»r
onderwijs is genoten ; in de drie overige genuH«nten beslist

-ocr page 194-

182-

de toelating op de burgeravondschool ook voor die op de
ambachtsschool.

Aan de scholen te \'s Hertogenbosch, Breda, Rotterdam,
Alkmaar, Goes, Utrecht, Leeuwarden en Zwolle is het
deelnemen aau het toelatingsexamen een vereischte voor
allen, die zich aanmelden, terwijl aan de overige scholen
alleen een examen moet worden afgelegd door die leer-
lingen, welke geen bewijs kunnen overleggen, dat zij eene
lagere school met ^TUcht hebben afgeloopen.

AVanneer de leerlingen naar genoegen een ambachts-
school gevolgd hebben, wordt luin een getuigschrift of
diploma uitgereikt.

Bovendien ontvangen de meeste leerlingen na goed be-
steden leertijd een prijs, meestal uit eenig gereedschap be-
ptaande.

Te Breda bereikt de waarde vau het ten geschenke ge-
geven gereedschap de som van /" 5, ƒ 10, 15 of 25
per leerling, terwijl te Leeuwarden zooveel gereedschap
wordt verstrekt, dat zelfs de armste in staat is den pa-
troon zijne diensten aan te bieden. To Groningen ontvan-
gen de timmerlieden eu de meubelmakers een kist met
gereedschap, do smeden een horloge of bcxïkwerk.

Over de dadelijk lastbare residtaten van hot andiachls-
oiulerwijs merkt het jaarverslag vau bet ondenvijs op \':

„Over het algemeen valt het den leerlingen, die hun tijd
oj) de school goed besteed hobben, genmkkelijk werk te
N-inden. Hier en daar zijn zo recd.s
vóór hun ontslag vau

1. BIi. 107.

-ocr page 195-

183-

een patroon vooraien. Sommigen gehikte dit in het afge-
loopen jaar hinnen 8 of 1-1 dagen eii slechts 4 hankwerkei-s
te Kottcrdam, 3 te Dordrecht moesten wat langer
wachten."

"Wat de werkstukken lietreft zegt het zelfde verslag:

„Algemeen moet door de jongere leerlingen eene i-ceks
oefeningsstukken worden gemaakt, die in het leerplan zijn
aangegeven; bovendien worden door lien eenige eenvou-
dige gereedschappen, in het vak gebruikt wordende, ver-
vaardigd. Kerst nadat de oefeningsstukken zijn afge-
maakt, wordt begonnen aau voorwerpen, voor het gebniik
geschikt; dit is vooniamclijk het werk van de leerlingen
van het derde leerjaar.

To Amsterdam, wa;ir de cui\'sus maar over 2 jaren loopt,
brengen dc leerlingen het niot verder dan tot het afma-
ken der oefeningsstukken.

Verder wonlt het schoolgebouw zooveel mogelijk door
hen onderhouden cu de inventaris, zooveel noodig, door
beu v«)lledig gemaakt.

ncstelIingiMi van werkbazen worden bijtui overal uitge-
voerd tegen cen nuitig l)orckcnd arbeidsloon.

Allo bruikbare voonvorj)on M\'ordon soms vcrkcx\'ht,
jucostal olk jaar of om eeu zeker aantal jaron verloot, ter-
wijl, niot voor gebruik goschiktc, uit elkander gononu\'u cu
«lo grondstof gebezigd wordl voor do (K\'foningsslukkon der
jongoiv leerlingen."

Do loonuvu dor ambachtsschool zijn over hol algemeen
natuurlijk niet «lo«)r eenig radicaal als z«»odanig aange-
wezen. .Men kan dit alhtui van dc lockcnondorwijzcrs zeg-

-ocr page 196-

184-

gen en van die voor het lager en xiitgehreid lager onder-
wijs cn voor wiskunde.

Het kwim reeds meer dan eens voor, dat oud-leerlingen
eener school voor leeraren uitgekozen werdeu. ^ "\\Vij zeiden
ree<ls dat het voor de hand ligt, dat dit gebeurt en in het
vei-N\'olg meer geschieden zal.

De jaanvedden der leeraren vaneeren van f 3000—
f 300 en minder.

De beste salarissen geven de and)achtsscholen te Amstei\'-
dam. De Directeuren ontvangen daar
f 3000 \'s jaars be-
nevens, wat de Ilde ambachtsscho(d althans betreft, vrij
woning en meer dan één der leeraren heeft een traktement
van
f 1000 of meer.

Het laagst zijn de l(K)nen te 1\'hischt\'dé, (Joes en Zierikzee.
De directeuren ontvangen daar niet meer dan respectie-
velijk ƒ 100,
f 000 eu f 630. D(? leertmrs-traktementen zijn
naar rato. Het nieuwe der ambachtsscholen in aanmer-
king genomen, was er aUe reden voor, te verwachten, <lat
het Ix\'zwaarlijk gewwst zou(l(i ziju voor deze schoh
\'U
geschikt onderwijzend persoiHvl te vinden, Tocli stdiijnt
dit over liet algemeen meegevallen te zijn. Hoe langer do
scholen echter zullen iH^stmin eu
Ium» lieter zij georgani-
seerd zullen weziMi;
Ikh; nu\'or zij ook boten» finantiöelo
vooruitzichten vmir het onderwijzend jiersonoel zullen
openen — zooveel te moor zullen do leeraren ook in staal

1. Zoo werd in Utrecht de heer W. vnn Kgmond, ond-lrerling der
tchool tot Iceniar in bet timmeren benoemd en tol leemnr in hetxelfde rnk
Mn de amb«cht«chool te fironingcn da heer H. Draaijer, e»cneen« oud-
Icerling dier ichooi.

-ocr page 197-

185-

zijn, in alle «ipzicliten bevredigend te voldoen aan de zware
eischen die hun gesteld zijn.

De leeraren der ambachtsscholen behooren als het ware
de professoren vau den handwerksstaud te zijn; ook met
betrekking tot de materieele eu imnmterieele waardeering
van hetgeen zij doen.

Dc! inkomsten der ambachtssclnden bestaan vom-name-
lijk uit bijdnigeu vau pai-ticulieren en vereenigingen,
iu niiuu? nmte geniggesteuud d(uu- rijks-, pi-ovincie- en
gemeente-subsidies.

Daariuuist kunnen als bijkomstige bnujueu van inkom-
sten geiHHMud worden kapitaalrenten, schoolgelden en de
opbrengst van afgeleverd werk.

De rijkssubsidies wisselen van f 1000 tot f 10.000, de
pnivincialo bijdnigen van
f 500 tot f 11)00, de gemeen-
telijke subsidies vun
f 400 tot f 28.000.

liet gelund der betiudcle sehojilgelden is het hoogst in
.\\msterdanj, waar deze in het jaar 18!)7
f 21J{.\'l.7r> en
f 1 (»72,50 opbrachten.

Dok in Xed, Oost-Indië bestaan twee ambachtsscholen,
in 185)1 en 185)2 opgericht en gevestigd te llatavia en
te S e m a r a n g.

Deze M\'holen zijn voornamelijk in het leven gen>ep»\'n om
smeden en bankwerkers te vornjen en jongelieden voor
liet exanu\'u van nuu\'hinst V(Mir te berei<len.

lOr wordt jiractisch en theojvtisch onderwijs gegevet»
gtdijk op de Nederlandsche ambarhtsscholen nu>t welke
zij, voor zoover wij konden nagaan, ook overigens ztrr veel
overeenstennning verl<M)ncn.

-ocr page 198-

186-

Het schoolgeld op deze inrichtingen is echter aanmer-
kelijk hooger en bedraagt in beide inrichtingen /" 10 of /* 15
in de maand.

Ischter wordt in beide scholen aan onvermogende leer-
lingen het uitzicht op verminderig dezer kosten, eventueel
OJ) geheele vrijstelling er van, geopend.

Ook deze ambachisscholen zijn uit het particulier initia-
tief voortgekomen. In Semarang was de oprichting aan
de bemoeiingen der Vereeniging „Soeria Soemirat" te
danken.

In 1897 waren aan de BataAnasche ambachtsschool ver-
bonden 11 leeraren voor het theoretisch en 3 voor het prac-
tisch onderwijs. De cursus 1897/98 begon met 73 leerlin-
gen, van welke 53 aspirant-machinist en 20 aspirant-bouw-
kundige wai-en.

De werkzaamheden in de ateliers leverden in dat jaar
een bedrag van
f 4154,57" op, een bedrag, dat zeer hoog
genoemd nuK>t worden, doch niet direct ten voordeele der
ambachtsschool komt.

Het onderwijzend jjersoneel der Semarangsche Ambachts-
school bestond in het jaar 1897/98 uit 0 ])ersonen, tenvijl
de cursus hier nu^t (iO b»erlingen begonnen werd.

Dc (iouvernements-subsidie der Bataviasche school be-
droeg in dat jaar
f 9000, die der Sennuangsche f (»000. »

iriernu\'de achten wij ons overzicht van de and)jvchts-
seholen, zooals zij thans zijn, voltooid.

Aan het einde vau § 1 van dit hoofdstuk zeiden wij,

1. Algemeen verilig Tan het middelbaar en lager onderwjj« Toor Rnro-
peanen en met dezen gelgk gettelden in Nederlandach-Indië
OTer 1807/98.

-ocr page 199-

187-

(lat het (len ambachtsscholen niet aan lof ontbroken heefi
Yan de vele loftuitingen op haar uitgebracht een aperçu
te geven, schijnt ons overbodig.

"Welsprekender dan eenige loftuiting is het feit, dat de
ambachtsscholen, waar zij opgericht zijn, overal zeer iu
den sumak vallen ; dat heel viuvk verscheidene asspirant-
bez(x»kcrs afgewezen uuietcu worden en dat, oj) enkele
uitzonderingen ua, ex-leerliugcu bij alle Averkgevcrs bij-
zonder gezocht zijn. \')

"Wij de<len uitkomen, dat ons ambachtMUulcrwijs ecu
bijzonder karakter draagt. Alocht het op deu duur eens
blijlïcn, dat dc i)crsoucn, die de ambachtsscholen iu liet
leven riepen cn haar dat karakter gaven,
Z(>or gotvl gezien
cn verstandig gclmndeld hebbeu ! Men heeft zoo vank
grooto gevolgen uit ecu klein begin zien voortkomen.
"Wio weet, misschien wonlen onze ccnvomligi», tvjiisch-
Hollandsche andiacbtssrliolen nog eens dc oorsprong van
cen voorbceldigcn handwcrksstanil.

Ons vaderland h(>oft zich n<cds iu Z(m» veel oj)zichtcu
een Iccrschool voor andere lamlcn gi»toond. Tjaat het zicli
thans ten doel stellen dit ook hier tc doen.

Dc Hollandsche geest is verre van d<M)d. Zij leeft cn
dankt haar iiulividiuilitoit voornamelijk aan dc llolhuul-
schc karaktcrcigcnschappcn. Vergissen wij ons niet,
da>i zijn dczc eigenschappen o. a. : ccn zekere taaie vast-
houdendheid, vcrtnnïwlmarhcid cn ccn zekere diepte in

1. Men tic: Dr. Ziiajjert AmbachUchoIcn FVnnomlit 1880 rn het
onderKÜi-TcidnK orer 1607—1808. Tag. 107.

-ocr page 200-

188-

voelen en denken. Die eigenschappen hehhen het ver
gebracht en kunnen het nog altijd zeer ver brengen.
Speciaal ook voor den handwerksman zijn zij van de aller-
grootste waarde. Wij wezen daju- voor een deel reeds op.

Wie weet, of er dan niet nog eens een tijd komt, dat,
wat handwerkslieden betreft, geen nationaliteit zoo ge-
zoch is als de onze; dat men aau het hoofd van fabrieken
en als arbeiders liefst Ilollandei-s hebben wil en over hen
sj)reekt als over lieden, die ijverig en vertrouwbaar
en. dank zij lixin eigenaardige, eenvoiulige, geheel voor
de handwerksklasse ingerichte ambachtsscholen, in hun
jeugd grondig opgeleid ziju?

^ 4. Is het wenschelijk, dat ook de ambachtsscholen
openbare scholen worden?

„Het is st^\'llig hoogst bedenkelijk om zonder rijp onder-
zoek voor Staatstusschenkomst te ])leiten. Doeh het is ook
een afkeurenswaardig doctrinarisme om van
voitu af die
tusschenkomst te veroordeelen. Algenu\'euheilen baten oj)
dit gebied niet. Zij laÜMi u onophoutlelijk in den steek."

Deze w<H)rdeu uit Prof. d\'Aidnis\' werk „Het heden-
daagsch Socialisme" zijn uaar mijne meening de best nu»ge-
lijke omschrijving van het uitgangsj)unt, dat iemand zich
kiezen heeft, wanneer hij de vriuig hespreken, wil, of
het wenschelijk is, <lat de een of andere maatregel door
ilen Staat genomen wordt.

üok Stuart Mill in het laatste hoofdstuk van het huitste

-ocr page 201-

189-

hopk vau zijue „Principes of Political Ecouomy" leert het-
zelfde. „Principieel neme meu de iudividueele vrijheid en
particulier initiatief aan. Wil meu staatstusscheukomst
iniTiejM^u, dan bewijze hij, die dit wil, dat die tusscheukomst
wenschelijker is dan \'t initiatief.\'\' Aldus geloof ik, dat
nuMi in \'t kort de grondgedachte van dit hoofdstuk kan
uitdrukken.

Zij komt met het citaat van Pn)f. d\'Auluis op hetzelfde
neer; en zoodanige uitlatingcMi dwingen, wie zich gaariu\'
als de leerlingen dezer schrijvei-s beschotiweu, zoo uauw-
keung mogelijk de waarde na te giuiu vau datgene, waai-
voor zij eventueel het ingrijjieu van den Staat komen
vragen.

Voorzoover ons daartoe tijil en gidegenhei»! gescluinken
waivu en voorzoover een leek er over oonleelen knn, heb-
ben wij getrncht een onderzoek nnnr de «lengtlelijkheid van
ambachtsscholen in te stellen. Ilet resnltimt vnn dat onder-
zoek, In\'ter gezegd (vu kort «\'xjiosé en een eigen samen-
vatting vnn de ondemH\'kingen vnn anderen, hebben wij
in dit ])r(M»fschrift ntvrgelegd

Dat re,sultaal v«)enlo ons tot een oordeel over de am-
lmchtssch«den, dat nlleszins in hnar voordeel is.

Wij deden uitkomen, «lat wij in ambachtsscholen hot
beste middel zien, «>m «h\'ii limg gezonken stand «lor hand-
werkslieden we«ler omluM)g te heffen on «lat speciaal «lo
wijzo, wjuirop nuMi in ons land in «h\'ze inrit\'hlingen
tlu\'ju io en prnktijk h«H«ft weten te c«»mbiueoi-on verdient oen
succ««s gon«)eni«l lo worden.

Wij h\'vonlon «lus eeu beloog vo«)r het nut dor nmbnclit.s-

-ocr page 202-

190-

scholen, hetgeen de wenschelijkheid insluit, dat zij zooveel
mogelijk verbreid mogen wonlen.

Een zoo groot en zoo spoedig mogelijke uitbreiding van
het aantal scholen nu, is slechts te verwachten, wanneer
de Staat deze aangelegenheid ter hand neemt.

Zoolang dat niet het geval is, zijn de scholen afhanke-
lijk van het particulier initiatief, dat wel bij tijden, dank
zij enkele krachtige persoonlijkheden, zich gewichtig gel-
den doet en tot véi-anderingen altijd den stoot geven moet
— maar dat nooit in dezelfde mate als de Staat kracht
vermag bij te zetten en duurzaamheid en algemeenheid te
verleenen aan wat moeitevol bereikt is.

„De Staat zal altijd blijven", zegt Lorenz von Stein iu
zijn Yerwaltungslehre, „het groote organisme, waardoor
beginselen ook on het gebied van ondenvijs alléén tot meer
algemeene verwezenlijking kunnen geraken."

„Alles Gute und Schlinnne", voegt hij er aan toe, „Fort-
schritt und Kückschritt werden erst wirklich durch
das, was der Staat zum geltenden Bildungsrecht erhebt;
was für dio Bildung wirklich geschieht, geschieht erst
durch die A\'erwaltung".

Wat door pers(K)nlijk initiatief en hulp van ])articulieivn
l)estaau moet, heeft, het ligt voor de hand, slechts bijstan<l
te verwachten van personen, die <loor t«K!vallige omstan-
digheden voor het doel in casu gewonnen zijn en «huirbij
dau nog in staat en gem\'igd zijn, zich v«)or dat doel eenige
opoffering te getn)osten, terwijl wat <loor den Slaat gediv-
ven wordl, bestmil do(u- toedoen van allen, ook van hen, die
tegen het betrekkelijk beginsel gekant zijn, ook vau hen.

-ocr page 203-

-- 191 -

(lie zicli van de zaak niet op de hoogte gesteld hehhen,
ook van hen, die voor dergelijke quaestiën onverschillig
zijn.

De Staat is dus oneindig heter in staat dan eenig andere
combinatie van particulieren om een denkbeeld tot uit-
voering te brengen.

Hij heeft macht.

Dit argument ten voonleele van Staatstusschenkomst
gaat allen anderen vooraf en overtreft ze alle in kracht.

Tas wanneer de Staat iets ter hand m\'omt is men zeker,
dat het niet meer bloot idee of wensch, doch daad gew»)r-
den is.

Deze zelfde nmcht, die den Staat in de gidegenheid stelt
om door to voeren en nu\'cr algemeen te maken datgene, wat
hij als goed en wenschelijk beschouwt, stelt hem óók in
staat in de organisatie van hetgeen hij tot sU\\nd brengt
regelingen te treffen, die, hoezcHir in botsing komende met
dadelijke en voor «le hand liggende v<K)rdeelen, toch wen-
schelijk zijn, omdat zij grootere en verder af liggende voor-
deelen ktinnen nujgelijk nuiken.

I k bedoel het volgende :

(ïosteld het is wenschelijk, dat op de anjbachtsscholen, van
welke het groote en vo«»rname dcM\'l altij«l is ej\\ blijft goede
«>n |)niktisch on«h\'rleg<le handwerkslie<len te vormen, «»ndanks
dal, méér theoretisch onderwijs le geven in vakken, die
eigenlijk buiten het and>aeht stiuin en, gtdijk wij dat jn
<le vorige S bespraken, meer dienen tot algenu\'ene «»ntwik-
keling en vorlwlering van »len luuulwerksnuui als mensch
en staatsburger— gestehl «lat men tot die erkenning geko-

-ocr page 204-

192-

men is, dan is ook alweer alleen de Staat bij machte door
de vaststelling van het programma z ij n e r scholen, deze
wenschelijkheid in algemeene vervxdliiig te bi-engen.

AVaar een dergelijke wenschelijkheid mijne vaste overtui-
ging is, kan ik niet nalaten ook deze ovenveging als argu-
ment te noemen voor mijne stelling, dat ook de ambachts-
scholen oi>enbare, liefst rijksscholen worden moeteu.

Deze beide grouden zijn zeer belangrijk. "Wij kun-
nen daarbij voegen, dat, wanneer de scholen oi>enbare
scholen geworden zijn, de leeraren meer kans hebbeu,
dat de traktementen beter eu geregelder worden cu
cen zoo praktisch mogelijke pensioeueering niet achter-
wege blijft.

()ok is het hoogst waarschijnlijk, dat de verschillende
ben(M)digdheden voor het onderwijs beter en goedkooper
te verkrijgen zullen zijn, wanneer door één lichiuim, door
den Staat, voor alle scholen tcgidijk gezorgd wordt.

"Wanneer dc andiju-htsscholen ojKJidiiuir oiulcnvijs
zijn, zal het eerste uitvhM\'isel dimrvau wezen, dat dc onder-
wijzei-s dier .scholen rijks- of genu\'entcambtenarcn worden.

Aan deze omstandigheid ontlecneu vele tegenstanders
van het ojKMibaar onderwijs in het algemeen cn dus ook
van dit openbiuir onderwijs, ccn hunner voornaamste
Ik«-
zwaren.

Zij bcw(!i-en, dat iu vcrnu\'crdering van hel aautal i-ijks-
of gemeenlc-and)tcnaren een ongi\'wcn.schl iels, ja, ccn gc-
vmir voor dcn staal gelegen is cn vivczcn inzonderheid, dal
<le vrijlu\'id der iiulividuen, b.v. der diivclcurcn tc veel aan
banden gelegd zal wordcitop ecu gebieii, hel ondcnvij.s,
waar

-ocr page 205-

103-

juist meer dan ei\'geus anders de meest mogelijke verschei-
deidieid en onafliankelijklieid levensbehoefte is.

Dit bezwaar heeft twee zijden.

AVat het laatstgenoemde betreft, wij geven toe, dat het
van bijzonder veel gewicht is, dat een diiecteur velerlei
naar eigen inzicht i-egelen kan. Doch dit is door over-
heidsexploitatie volstrekt niet uitgesloten.

Bovendien, ook tegenwoordig is de vrijheid van han-
delen der directeui-en door commissiën van beheer en be-
sturen evenzeer aau bamlen gelegd en aau banden, waar-
van men zeggen moet, dat er geen enkele waarborg is,
dat zij, door wie ze worden aangelegd, in alle oj)zichtcn
verstandige en zaakkundige personen zijn.

Daar staat tegenover, dat het toezicht, dat bij overheids-
exploitatie gehouden wordt, over liet algemeen door expres-
\' selijk daarv»)or aangewezen deskundigen geschiedt, eu dat
<le voorschriften, die gegeven worden doorgaans, om zoo
te zeggen, de cnns(didatio zijn van jarenlange en bij velen
opgedane ondervinding.

Wat do vrees voor te gi-ooten toevhuMl van ambtenaren
betieft, men mag niet ontkennen hier met een serieus
bezwaar te d
(x;n le hebben, liet is niel legen te spreken,
dat in het algemeen bij ambtenaren één prikkel om
zicli in to spannen zoo g«>ed men kan voor hel sj)ecialo
werk zijner amblennarsbetndiking, gemist wor«U, de jirik-
kel nml. dal men da<lelijk de iHMsoonlijk-lastbare vruchten
vau zijn meordere inspannijig en ijver plukt.

De wimrde van dezen Htimuhins mwt men ochter niot
«ivei-schalten, llijksamblemmr of geen rijksambtenaar,

m

-ocr page 206-

194 - -

hoe velen zijn er in onze maatschappij, die voor eigen risico
en op eigen kosten arbeiden?

Zoowel de hoogst als de laagst betaalde arbeid wordt
meerendeels tegen vastgestelde loonen verricht

Kan men daarom ontkennen, dat op allerlei gebied met
eerlijke toewijding en inspanning van alle krachten ge-
werkt wordt? Men vreest ambtenaren en men vergeet, dat
bijkans alle arbeid reeds thans door ambtenaren verricht
wordt.

In het l)ijzonder van de leeraren der ambachtsscholen
kan men onmogelijk zeggen, dat zij, wanneer de ambaehts-
scholen b.v. rijksscholen werden, méér ambtenaar zouden
dan zij het thans zijn en dat zij iu het gestelde
geval miiuler dan thans direct voordeel bij den vooniit-
gang der scholen hebben zouden.

Eeu ander bezwaar, dat men vaak tegen overheids-
exploitatie ten dezent opjieren hoort, is, dal nuMi op
dit gebied, waar de praktijk nnit hiuir groote verscheiden-
heul hoofdzaak is, de scholen niet mag inrichten naar één
model, doch het aan de vrije ontplooiing vau krachten en
aan omstandiglu\'den moet overlaten, welken vorm de
scludeu in de verschillende streken eu idmitsen van ons
land gelieven aan tc nenuMi.

Dit bezwmir uu)ge v(M)r andere landen grooto waarde
hebben, voor ons land schijnt het mij vau weinig bo>
teek en is.

Wat twli heeft men bij ons gezien? Dat de ambnchts-
scluden in (h\' vorschilleiulo sU\'don, dio to Enscrhedé, waar
men zich in het bijzonder op voorlHneiding v<M)r de

-ocr page 207-

195-

fextieliiulustrie toelegde alleen uitgezonderd, allen zich ge-
heel en al in dezelfde richting ontwikkeld hebben eu allen
een gelijksoortig karakter hebbeu aangenonieu. AVanueer
op de kleinere niet hetzelfde leeqn-ograni wordt gevolgd,
doch eeu dat minder veelomvattend is, ligt dit, voor zoover
men na kan gaan, slechts daiiraau, dat de middelen dier
scholen eeu grootere uitbreiding uog uiet veroorloofd-
hebben.

Ik weet -wel, dat op geen twee ambachtsscholen tegen-
woordig precies dezelfde vakken onderwezen worden,
«loch «lit zou «)ok in «le allerhoogste graad t<H\'vallig ge-
weest ziju eu beh«)eft vau overheids-exploitatie vidstrekt
niet het gevolg te idjn.

Staat het o«)k v«»or «le burgeravon«lscholen niet aan de
genu»ent«Ma«len vrij, uit vele vakken eeu keuze te «loeu v«)«)r
het s]>eciale leerpr«)gram «hu- betrekkelijke sch«>olP

liet is «le vnuig, «)f nu-n «le ambiuditssch««d als goeil en
wenschidijk erkent in het khnnl, «lat
ym bij «>ns aangi>-
tj-«)kken heeft en dat uiet overal geheel «lezclMe tint )u«)ge
hebben, nuuir «lat ongetwijfehl in de vei-schillende phuit-
sen vau ons land van dezelfde gn)n«lkleur en van denzelf-
den snit is.

1\'iU waar men haar heilzjuun erkent t«» zijn, «Imir streve
nu\'ii er
uumU» uaar, haar in staat te stellen om han\'u go(>deu
invhied z«io ruim m«)gelijk te doen gehlen en hoe zal men
dit lH;ter kunnen d«H>n, dan «loor haar luintal z«)oveel nu)ge-
lijk t«i vergr«)«)ten, {«» vergr«)«)t«>n iu een «lerg«\'lljkü mate,
als geen jiarticulier «)ptre<len het ooit zal kunnen ?

Wij h«)pen hiermede aangetooud te hebben, dat er,

-ocr page 208-

------- 196 -----

wanneer de financiën van staat of gemeenten het toelaten,
in het geheel geen andere redenen bestaau, die eene ver-
hinderiug mogen vormen of bezwaar mogen opleveren, om
het ambachtsonderwijs zoo spoedig mogelijk tot openbaar
onderwijs te maken-

-ocr page 209-

(;ORRIGeriDA.

Iu mijue opsommiup: vau wat togeuwoonlig iu ous laucl
iu bijzoudcrliedcu ter opleidiug vau deu haudwcrksmau
gedaau wordt, ver/uiuide ik te vormiddon, dat te Amster-
dam eeu Y a k 8 c ll O 01 voor k 1 c e d e r m a k e r s van
d 0 A ni s t e r d a m s c li e Klee d e r m a k e r s p a t r o o n s-
Tereeniging hestaat en dat tc Amsterdam en \'s Gi-a-
vpnhage enkele c u rsu ssen gegeven worden in het
schoenmaken, kleermaken, kappen eu haar-
s n ij den.

liet opschrift van § 3 Hoofdstuk 1 behoort le luiden:
W a a r a a n verbeteringen ten d e z o n t voor
e e n g r o o l deel t e d a n ken ij n.

1\'ag 01, regel 10 van onderen: nog, lees noch.

-ocr page 210- -ocr page 211-

^ceLLinoen.

-ocr page 212-
-ocr page 213-

^CCLLlMOeri.

I.

Op grond A-an economische en moraliteits-overwegingen
is het in liooge mate wenschelijk, dat aan de opleiding van
den hamlwerksman vrel meer zorg besteed wordt dan
tegenwoonlig geschiedt.

Deze meerdere zorg stelle zich in de eei-ste jdaats en
voorimmelijk ten doel, het ambachtsonderwijs te verbe-
teren.

Wil men in voldoende mate tot hot laatste geraken,
dan is het noodzakelijk, dat het ambachtsonderwijs oj>en-
bm»r onderwijs wordt.

II.

Do beschrijving, die Lnjo Brentano O. a. in „Das Arbeits-
vorhi\'iltnis gemäss dem heutigen Hecht" (1877. pag. 00)
geeft van den ommekeer, welke bij Adam Smith door zijn
verblijf in Krnidirijk in zijne moreele grondbeschonwingen
zou zijn te weeg gobracht, is ovenlreven eu het is speciaal
onjuist, dat zijn verblijf in het buitenland den Schotschen
wijsgeer gemaakt heeft tot ienmnd, die alleen hot eigon-
bolang als drijfveer van menschelijk handelen erkent

-ocr page 214-

202

III.

De volgeiule redeiieering uit Adam Sniitli\'s „Au Inquiry
into the Xature and Causes of the Wealth of Xations"
(London MDCCLXXVI Book I, Chapter lY, pag. 38)
is onjuist:

Ecpial quantities of labour must at all times and places
be of equal value to the labourer. He must always lay
down the same portion of his case, his liberty, and his
ha])piness. The price which he pays must always be the
same, whatever may be the quantity of goods which he
receives iu return for it. Of these, indeed, it may sometimes
purchase a greater aud sometimes a smaller quantity;
but it is their value which varies, not that of the
labour which ])urchase them. At all tiuies aud ])laces
tbat is dear which it is difficult to come at, or which
it costs much labour to acquire; aud that chcaj)
which is to be had easily, or with veiy little labour.
Labour alouc therefore, never vai-^iug in its own value,
is alone the idtiuuite ami real standard by which the value
of all counuoditics can at all times aud places cstiumted
aud com])arcd. It is their real j)rice ; uu)ucy is their nomi-
jml price only.

IV.

Wauucer de Sociaal-Democratie ecueu toekomststaat op
collectivistischeu grondslag aan dcu huidigcn tegenover-
stelt en, dit doende, het voor doet komen alsof zij ecu bil-
lijke vergelijking nuuikt, die eenvoudig zeer in het nadeel
der tegenwoordige umatschajipij uitvalt — <lan bcgjiat ze iu

-ocr page 215-

- 203 ---

workelijklieid eene onbillijklieid tegenover den grondslag
onzer inaat-^cliap])!], den ])rivaten eigendom.

"Wil zij billijk te werk gaan, dan nioet zij een ideaal-
staat O]) collectivistiscbe basis tegenovei-stellen aan eenen
ideaalstaat op de basis van privaten eigendom.

l\'^en aldus opgestelde vergelijking moet ten gunste van
den ])rivaten eigendoui als grondslag der maatschappij
uitvallen.

V.

llij wissels rust op den ouvolledig-geëndosseerde, die ver-
der endosseert, geen regivsplicht.

VI.

Tegen ieder, die houder van den wissel is of gewee.st is,
kau de acceptant een benx^p (hwu op het feit, <lat de accep-
tatie door bedriegelijke middelen is verkregen.

VII.

De opnoeming in art. 42 K. van de wijzen, waarop de
ovenlracht vau aandeelen op naam kau plaats hebben, i.s
limitatief.

VIII.

Aangezien art. 307 K. eene bojjaling l)evat, die betndv-
king heeft tip de g(M»de zeden, nmg daarvan bij overeen-
komst niet wonlen afgeweken.

-ocr page 216-

- 204 --

IX.

De proceskosten in geval art. 28 al. 4 der Faillissements-
wet zijn boedelschidd.

X

!Men is geen eigenaar van een roerende zaak, wanneer
men in liet bezit daarvan is gesteld door iemand van wien
men wist, dat bij geen eigenaar was, noch uit anderen
hoofde gerechtigd over den eigendom te beschikken.

XI.

Iemand, die een geënclaveerd erf verkoopt, terwijl liij
zelf eigenaar is van een der enclaveerende eiwen, is ver-
plicht den kooper noodweg te verschaffen: art. 715 cn
710 van het B. W. zijn in dit geval niet toepasselijk.

XII.

Uit het oogpunt van wctsinter])rctatie is het noodzakelijk
noch wenschelijk, als grond voor de in aii. 1403 al. 3 ge-
noemde aans])rakelijkheid, schuld (cul])a iu cligeudo aut
in custodiendo) aau tc nemen.

XIII.

In Brof. Hamakers „liet Becht en de Maatschappij"
wordt het ten oiufchtc voorgesteld, alsof de mensch zich
geene regelen van doen en laten zelfliewust zou kunnen
stellen cn zich niet met .succes zou kunnen voor-
nemen , naar zulke regelen te handelen: de beginselen

-ocr page 217-

- 205 ------

en regelen van Hecht en Moraal zijn voor een groot deel,
zoo niet «reheel, te beschouwen als constructies van den
nienschlijken geest, gevormd met het bewuste doel om
het menschelijk handelen in gewilde banen te leiden en
niet enkel het product vau wat meu menschen over het
algemeen ziet doen.

XIV.

De voorstelling door Prof. Ilanudier in het geciteenle
boek gegeven van den aard vau Kecht eu Moraal, kan, zoo
zij tot levensovertuiging rijpt, niet nalaten op het strevende
eu willende deel van den menschlijkeu geest een verkeer-
den invloed uit te oefenen.

XV.

Xiet alleen, wanneer iennind zich bij stipulatie verbon-
den had, iets te betalen of te geven wat hij niet vei-schul-
digd was, (hndi ook in ainlere gevallen kon in hetltonu\'insche
]{echt de c(nnlicti«) sine causn ingesteld worden.

xvr.

De Oemeenteraad is niot bevoegd in een plaatselijke
ven)r(lening te bepalen , dat voor het ])laatsen vau gedenk-
teekenen (»p een ojMMiban» begraafplaats de tcnvstem-
ming van den Paad govonlerd wordt.

XVII.

Op eenen gomeeuto-nrchivaris is de Iwpaling van art.
17Ü p der Gemeentewet niot toepasselijk.

-ocr page 218-

- - - 20Ü-----

XVIII.

Art. 4 der "\\Vet van 20 .Juli 189.5, St. 139 is uiet iu
strijd met art. 191 G. AV.

XIX.

De vraag, of liet wenschelijk is dat de Staat de eene
of andere werkzaamheid ter liaml neme, moet voor elk
geval of soort van gevallen afzonderlijk onderz(x?ht en
beantwoord worden.

TTit deze praemisse vloeit voort:

1. dat abstracte beschouwingen over den aard,
het karakter en den werkkring van den Staat als vau
weinig of geen nut besclumwd moeten worden;

2. dat in het universitair leerjJau tusschen de jdiilo-
sophie vau het (staats)recht cn de economie ccn nauw ver-
band moet be.staan.

XX.

AViiar steeds meer erkend en door de ontlcrvimling der
brandwaiir])orgmaat.seha])pijen bewezen wonlt, dat, om
zoo U^ zeggenieder lid der Maatschappij cn bij gevolg
de geheele AIaats<\'hapi)ij verlangt, dat l
(x\'passing vau het
begin.scl der assurantie leniging brengen zal iu <h* nadee-
lige gevolgen van brandschade — dimr ligt het oj) dcu
weg van de tot eenheid ge(u\'gauisccrde Mmitschapi)ij, d.
w. z. vau den Staat, om zich dit belang aan to trekken
CU dc ver/ekering tegen brandschtulc ztdf in handen to
nemen.

-ocr page 219-

--- 207 -----

XXL

])e organisatie der zeemilitie behoeft ten dringendste
verbetering.

Zoo behoort de diensttijd aanmerkelijk verlengd te
worden.

üe mogelijkheid om den gi-aad van korporaal of onder-
officier to kdialon, behoort ook voor miliciens open-
gesteld te worden.

Do opleiding, vooral do thooi-otischo, boboort moor dan
tegenwoordig ;ian nfficioivn o])godingon te worden.

XXIL

Van allo medische studontoa, \'die als zoodanig mot
zieken in aanmking gebracht worden, behoort oen eed
van gohoindionding gevorderd to worden, ongowor Ini-
doinlo als bet twoodo godeolto van don in art. 21 dor wet
van don 2\') Docombor bS7S, Stbl. no. 222 goöisoliton o<«d. \'

X.XIII.

Ienmnd kan hmi delict doon plegen, o<dv al is de
nuïgolijkhoiil bot to plegen voor hom ton govoljjo van
foitolijko omstandigheden gohool on al bnitongoshdon.

1. Drxo ccil xuude ongeveer aldni moeten luideni Ik xweer (brloof),
dnt ik nnn niemand xal openbaren vrat m|j alt ttndenl in do geneeskunde
nis geheim is toevertrouwd , of als zoodanig ter mjjner kennis is gekomen,
tenzü mgno verklaring......enz.

-ocr page 220-

---- 208 --

XXIY.

Het is wenschelijk, dat in art. 6 W. v. Str. het woord
„Xederlandschen" vóór ambtenaar geschrapt wordt.

XXY.

Het in art. 39 AY. v. Str, bedoelde oordeel des onder-
scheids moet geacht worden bij een kind dan aanwezig
te zijn, wanneer het den aard en omvang zijner daad be-
grijpt en het bovendien weet, dat het iets ongeoorloofds
doet.

XXYI.

De laatste zinsnede van art. 10-3 der AA\'et op de Regter-
Hjke Organisatie: „zullende \'s hofs uitspraak in geen
geval voor ccnigc nadere regtcrlijke voorziening vatbaar
zijn", levert in verband met hetgeen daaraan voorafgaat,
geen verklaarbaren zin ojx

-ocr page 221-

InßouD.

niz.
— 4

Inleiding................

Hoofdstuk I. De opieidlngvan den handwerksman In Nederland

^ 1. Do algomceno toestand ton dozont . .

J5 2. Wnt in bijzondorhodon ter opleiding go
dnan wordt..........

S 3. Waaraan verbeteringen ton dezent voo
ccn groot dccI to dankon zijn. . . .

Hoofdstuk II. Beknopt historisch orerzicht.....

Hoofdstuk lil. Redenen, waarom een betere opleiding va
den handwerksman wenschelijk Is.......

1. Kon liotoro opleiding van den Iinndwcrks
man zid do prodiictivitoit cn do artistiek
waarde vnn don nrlioid vorlioogcn . .

2. Ken bctoro opleiding van don hnndworks
miin heeft grooto wniirdo voor lioin zolf

5? 3. Enkclo conHctpiontien , dio uit § 2 voort
vlocion mot betrekking tot <lo gelioclo
niimtschnppjj.......... . 100

— 40

- 1.\')

15- 3\'.»

— 4(5

- 7G

70-101

70— Ul

91—100

—101

-ocr page 222-

--- 210  

Blz.

Hoofdstuk IV. De opleiding In werkplaats en fabriek . . 104-141

§ 1. Het leerlingcontract, als middel tot ver-
betering dier opleiding.......104—129

§ 2. Regeling van het leerlingcontract met
het doel, het houden van leerlingen in

de hand to werken.........129—135

§ 3. Wat verder gedaan wordt zonder bepaald

als middel ter opleiding bedoeld te zijn . 135 — 141

Hoofdstuk V. Ambachtsonderwijs.........141-197

§ 1, Nut en aard van ambachtsonderwijs . . 141—163
I? 2. Een en ander over de inrichting vnn

ambachtsscholen..........IG3—176

§ 3. Do tegenwoordige ambachtsscholen in ons

land..............176-188

§ 4. Is het wenschcijjk , dat ook de ambachts-
scholen openbare scholen wordend . . . 188—1!)7

Corrigenda...............197

Stellingen..............................199-209

Inhoud..................................209-210

-ocr page 223-
-ocr page 224-

. V

fee.-:

t- ■

m

-f-

W:

4» i

\'i \' \'\'

_ • : 3 {

■ *

■H:-

* ■ ■

t ■

•ut;-

v^ :

-ocr page 225-

•i

, ■ J

H- .

> < ■

■v. ij

• V " V

A

Lx

J, • .

■ t

\\

\' ■ • \' -v; -

J .

/.

. \'/ft

»

A

• V

-ocr page 226-

m

xn. •• ^

I

■ - • . - - • . - , \' . \\ . i

\'\' , ■ : ■ ■ - \\ ; -J

- y- ./ ■ " \' • u

rjr ■

4 . -î

> X

y ,

I

1 .

... .

■ .. .s,.

> \'r ■)
■i

V ■ ■ ■ ,

.. î \'

\'srii jwrr- •

I ■ .»• • V

r-

. / ,

\\ .

Û

. <

y.

>f.\' .

J ■

1

1

r

îv V

.A ;

if

m

■■ 1\'

-ocr page 227-

\\ ■■ , . . • ■ \' i.1 \' r "F. . . . . . .

1\' \'

\' \' V. . ■ ;

X

V

(■ \'

f

r \'

i \'
i

i ( . l

" i

\\ \' VS

> l"

\'71 ■

A

)

■ \' ■f
\\ ■

•V VS ,

! £ " "i

-ocr page 228-