-ocr page 1-

i HciTSMiiiiii miimi

-ocr page 2-

ïij

m

-ocr page 3-

EEN RECHTSDRAAIEND APPELZUUR.

ACADEMISCH PEOEPSCHEIFT,

TER VERKRIJGING VAN DEN GEAAD VAN

Snrtnr in h Wk- tn Münxkwuh,

AAN DE HOOGESCHOOL TE UTEECHT,
NA MACHTIGING VAN DEN EECTOE-MAGNIFIGÜS

D^ C. H. C. GRINWIS,

gewoon Hoogleeraar in de Faculteit der Wis- en Natuin-kunde,

MET TOESTEMMING VAN DEN ACADEMISCHEN SENAAT

EN

VOLGEl BESLUIT W DE FACULTEIT DER WIS- EK MTUÜRKUJIDE,

TE VERDEDIGEN

op Vrijdag den 13 Oclober 1873, \'s namiddags te 3 uren,

DOOK

GUSTAV JACOB WILHELM BREMER,

geboren te Assen.

ASSEN,
VAN GOECÜM EN COMP.

-ocr page 4-

TV-

m

» \' ^ - - , , ?» ^ \' "
; J. > \'t

-ocr page 5-

21 an mtjn^

-ocr page 6-

■ÇT-

r i ■> .

i t

< , r^

ï\'

„ : I _

-ocr page 7-

Het is mij eene behoefte mijn hartelijken dank te
betuigen aan U, Hooggeleerde Heeren, Professoren in de
Wis- en Natuurkundige Paculteit, voor al hetgeen gij tot
mijne vorming hebt bijgedragen en voor de welwillendheid,
die ik steeds van U heb mogen ondervinden.

Dankbaar gedenk ik ook de lessen van wijlen de
Professoren
van Rees, Miqüel en Hoek.

In het bijzonder dank ik tJ, hooggeachte Promotor,
E. Mulder, voor de lessen, die ik van U heb ontvangen
en voor de bereidwilligheid, waarmede gij mij steeds en
ook meer bepaaldelijk bij het samenstellen van dit proef-
schrift met uwe hooggewaardeerde raadgevingen hebt willen,
bijstaan.

-ocr page 8- -ocr page 9-

EEESTE GEDEELTE.

BESCHOUWINGEN OYEE EENIGE WETTEN
DEE CIEGULAIEE POLAEISATIE.

Om te verklaren koe het mogelijk is, dat het polarisatie-
vlak van gepolariseerde lichtstralen, wanneer deze door
bijzondere middenstoffen gaan, kan gedraaid worden, nam
Feesnel i) aan, dat ieder rechtlijnig gepolariseerde lichtstraal
kan ontbonden worden in twee circulair gepolariseerde, waar-
van de eene rechtsom gaat, de andere linksom. \' De voorfc-
plantingssnelheid
Van deze zou nu verschillend zijn in de
verschillende media, die op het gepolariseerde licht inwerken.
Wordt de rechtsomgaande straal met de grootste snelheid
voortgeplant, dan is de stof rechtsdraaiend, is de snelheid
van den linksomgaan den circulair en straal het grootst, dan
is de stof linksdraaiend. Schitterend wordt deze hypothese
bevestigd door de bekende proef van
Peesnel, waarbij hij
gepolariseerd licht laat gaan door eenige beurtelings rechts- en
linksdraaiende kwartskristallen, zoo aaneengehecht, dat de
brekende hoeken telkens naar den tegengestelden kant zijn
gekeerd. Hij kreeg werkelijk twee beelden, die bestonden

Ann. de phys, et chemie. T. xxTili. Poggend. Ann. Bd. xxi.

1

-ocr page 10-

uit circulair gepolariseerd licht, het eene werd gevormd door
rechtsomgaande, liet andere door linksomgaande stralen.

Natuurlijk zijn hierdoor nog niet de vragen beantwoord,
die zich aan ons opdoen, wanneer wij de
verschijnselen van
de circulaire polarisatie waarnemen. In de eerste plaats
toch wenschen wij iets naders te weten omtrent de reactie
van de middenstoffen op die circulaire stralen, die tot ge-
volg heeft, dat een van beide zich met grootere
snelheid
voortplant.

Tot nu toe is hierop echter nog geen bevredigend antwoord
gegeven en wellicht zullen er eerst nog vele voorafgaande
kundigheden moeten verkregen worden, eer die vraag in het
algemeen voor oplossing vatbaar is. De feiten wijzen wel
op eene bijzondere inwerking van de moleculen eener stof
op die van den aether, maar tot nog toe kan men zeker
nog geene_ hypothese stellen, die, uit den aard dier inwer-
king, verklaart hoe iu eenige middenstoffen de beide circu-
lair gepolariseerde stralen met ongelijke snelheid zich kunnen
voortplanten. Zeker zou het van het grootste belang zijn,
dat hiervoor eene hypothese gesteld werd;
ook al moest deze
later voor eene andere plaats maken, zou ze groot nut kun-
nen doen, terwijl dan in het experimenteele onderzoek meer
eenheid werd verkregen. Intusschen is het zeer wel mogelijk,
dat nog geene genoegzame gegevens voorhanden zijn om dit
met eenige vrucht te doen en het zal daarom noodig zijn
nog meerdere te zoeken. Uit de feiten trachte men dan
wetten af te leiden, welke eens eene theorie zullen kunnen
samenstellen.

Men weet, dat de draaiing van het polarisatie vlak kan

-ocr page 11-

III»

veroorzaakt wordeiL of door de bijzondere groepeering van
de moleculen van het draaiende lichaam, of door de mole-
culen zelve. Het eerste heeft plaats bij stoffen, die in
kristalvorm op het gepolariseerde licht inwerken, maar die
eigenschap verliezen, zoodra ze amorph of in oplossing zijn.
Hiertoe behooren: kwarts, natriumchloraat, nikkelbromaat,
zinnaber en uranium-natriumacetaat. Om door kwarts en
zinnaber, die beide in het hexagonale systeem kristalliseeren,
het polarisatievlak der lichtstralen te doen draaien, moet
men deze door kristalplaatjes, loodrecht op de hoofdas afge-
sneden, laten gaan.

Dat de draaiing ook kan veroorzaakt worden door de
moleculen zelve blijkt, door dat er stoffen zijn, die in op-
lossing en zelfs in dampvorm op het gepolariseerde licht
inwerken. De in oplossing actieve stoffen zijn alle koolstof-
verbindingen, Eene stof is er bekend, die in kristalvorm
en in oplossing het polarisatievlak doet draaien n.1. watervrij
strychninesulfaat, In kristalvorm is het draaiingsvermogen
volgens
Descloizeaux sé a 25 maal grooter dan in op-
lossing, wanneer in beide gevallen op den weg van het licht
een gelijk getal moleculen zich bevindt. Hierbij wordt de
draaiing dan door beide invloeden te gelijk veroorzaakt.
Gbenez 2) vond, dat pomeranzolie, bigaradeolie en terpen-
tijnolie ook in dampvorm het polarisatievlak doen draaien.
Hij bepaalde het draaiingsvermogen dier dampen in buizen
van 4 meter lengte en vond, dat het bijna volkomen gelijk
was aan dat van de vloeistoffen bij gelijke temperatuur.

\') Comptes rendus xuv, p. 909.

Gernez. Annales de Téoole normale T. i. Paris 1864\'.

-ocr page 12-

Biot vond, dat de draaiing in kwarts onderworpen is aan
de volgende wetten i).

10. De draaiing van het polarisatievlak, voortgebracht
door een kwartsplaatje loodrecht op de as gesneden, is even-
redig aan de dikte van dit plaatje, en is dezelfde voor gelijke
plaatjes uit verschillende kristallen gesneden.

£0, Eenige kristallen doen het polarisatievlak rechts draaien,
andere links. Yoor eene zelfde dikte van het kwartsplaatje,
is ds grootte der draaiing, hoe de richting daarvan ook is,
altijd dezelfde.

30. Wanner men verschillende kwartsplaatjes op elkander
plaatst, dan is de totale draaiing die voortgebracht wordt,
gelijk aan de algebraïsche som der draaiingen, door ieder
daarvan veroorzaakt, wanneer men het teeken geeft aan
de draaiingen, die in de eene richting plaats hebben,
en het
teeken — aan die, welke in tegengestelde richting voorvallen.

40. De draaiingshoek, die aan de verschillende enkel-
voudige kleuren correspondeert, is ten naasten bij
omgekeerd
evenredig aan het vierkant der golflengte.

Dezelfde wetten schijnen ook door te gaan voor de andere
stoffen, die in kristalvorm actief zijn. Voor de stoffen, die
slechts in opgelosten staat het polarisatievlak doen
draaien,
zijn dezelfde wetten onder eenigszins gewijzigden vorm van
toepassing.

10. De draaiing van het polarisatievlak, door eene vloei-
stof veroorzaakt, is evenredig aan de lengte van den weg,
dien de lichtstralen in die vloeistof afleggen.

20, Wanneer een actief lichaam vermengd is met inactieve

\') Mém, de l\'Institut (Acad. des sciences) 1819, T, 11. p. 41,

-ocr page 13-

stoffen, die daarop niet chemisch inwerken, dan is de draaiing
evenredig aan de hoeveelheid van het eerste lichaam.

30. Wanneer het licht door verschillende lagen van vloei-
stoffen gaat, dan is de geheele draaiing door alle vloeistoffen
veroorzaakt, gelijk aan de algebraïsche som van de draai-
ingen door ieder afzonderlijk te weeg gebracht.

De draaiiugshoek, voor de verschillende enkelvoudige
stralen, is ten naastenbij omgekeerd evenredig aan het
vierkant der golflengte.

De vierde wet is bij de in oplossing actieve stoffen niet
algemeen geldig. Het product van het specifieke draaiings-
vermogen met het vierkant der golflengte moet volgens deze
wet constant zijn, maar bij wijnsteenzuur neemt het af van
het rood naar het violet en bij andere stoffen neemt het dan
juist toe.
Bigt nam het eerst waar, dat bij wijnsteenzuur
de groene lichtstralen het meest gedraaid worden 1).
Aendtsen
vond, dat het maximum van draaiing bij eene wijnsteenzuur-
oplossing van 50 % ligt bij de streep E, maar dat het bij
grooter watergehalte meer het violette deel van het spectrum
nadert W.
Kiieckb heeft voor verschillende licht-

stralen waarnemingen gedaan bij verschillende temperaturen
en watergehalte. Hij deed zijne proeven met oplossingen,
die 50 o/
q en 40 % wijnsteenzuur bevatten en bij de tempe-
raturen 0°, 35", 50",
75° en 100°. Stelt men de draaiing
bij O^* = 1, dan wordt zij bij 100°:

1) Memoires de l\'Institut de Prance, T. XVI, p. 366.

Annales de chémie et de physiciue inième rj^ 54 -p^ 409.
P.
w, Krjïcke. De verlioudiug van wijnsteenzuur tegenover gepolariseerd
licht. Academisch proefschrift.

-ocr page 14-

strepen C D
Wijnsteenzuur 50 o/^ 2.3 3.2
,r 40 % 3.S 3.2

Dus voor 40 % wijnsteenzuur blijft de verhouding tamelijk
constant, bij de oplossing van 50 % neemt ze toe van O
tot r. Bij 50 % ligt het maximum van draaiing bij de
temperatuur van 0° tusschen
D en E, bij 25° bij E, dat is
in het groen, en bij 50» reeds zoover in het violet, dat het
buiten het zichtbare deel van het spectrum valt.

De onregelmatigheid, die het wijnsteenzuur aanbiedt, van
de groene stralen het meest te doen draaien, verdwijnt dus
zoowel bij verhooging van de temperatuur als bij
toenemend
watergehalte, terwijl de oplossing, die 60 O/g water bevat,
de onregelmatigheid niet meer toont.

Door beide invloeden worden de wijnsteenzuurmoleculen
verder van elkaar gescheiden, daarom acht
Keecke het waar-
schijnlijk, dat de anomalie moet gezocht worden in den
afstand der wijnsteenzuurmoleculen onderling.

Dat het specifieke draaiingsvermogen van sommige stoffen
verandert met het watergehalte en de temperatuur schijnt in
strijd te zijn met de tweede wet van
Biot. Men kan echter
aannemen, dat het water met die stofPen verschillende mole-
culairverbindingen vormt, die dan een verschillend draaiings-
vermogen hebben. De hoeveelheid water, die zich met die
stoffen nader verbindt, zal dan ook afhangen van de tempe-
ratuur. Zoo zou dan deze schijnbare anomaliteit verdwenen
zijn, daar het water in dat geval chemisch ingewerkt heeft.

E

b

¥

2.7

3.1

3,4.

2.9

__

3.2,

-ocr page 15-

De kristallen, die bet polarisatievlak doen draaien, ver-
toonen alle symmetrische (niet congruente) hemiëdriën en in
verband daarmede tegengestelde draaiing. Het is dus vrij
zeker, dat deze een noodzakelijk vereisckte zijn voor de
activiteit der kristallen.

De stoffen, die in oplossing slechts actief zijn, zijn gekris-
talliseerd alle tweeassig, de verschijnselen der circulaire pola-
risatie worden door de dubbelbreking bedekt. Brengt men
ze in amorphen, vasten staat, dan vertoont zich. weer de
circulaire polarisatie b.v. als men eene siroopdikke oplossing
van rietsuiker, waarbij een weinig azijnzuur gevoegd is, op
eene marmeren plaat uitgiet, dan krijgt men doorschijnende
platen, die het polarisatievlak der lichtstralen doen draaien.

Alle stoffen, die in oplossing op het gepolariseerde licht
inwerken, en die in kristalvorm, hemiëdrische vlakken bezitten,
vertoonen ook niet congruente hemiëdriën. Het omgekeerde is
echter niet waar, n.L er zijn stoffen, die niet congruente hemië-
driën vertoonen en toch inactief zijn b.v. strontiumformiaat,
verkregen door uit zetmeel bereid mierenzuur, kristalliseert
het meest in links-hemiëdrische kristallen, terwijl de kris-
tallen van dit zout, die men verkrijgt met uit osalzuur en
glycerine bereid mierenzuur, rechts-hemiëdrisch zijn; de op-
lossingen van beide soorten van kristallen zijn inactief i).

Wanneer de stoffen in kristalvorm slechts het polarisatie-
vlak kunnen doen draaien, dan wordt dat veroorzaakt door
den bijzonderen physischen toestand dier stoffen en het actief
zijn hangt slechts in zooverre van de chemische constitutie
af, als deze van invloed is op den physischen toestand.

Gkaham Oiio\'s Lehrbucli der chemie, ée Aufl., le Band, le Abtheil., p. 388.

-ocr page 16-

Bij de stoffen, die in oplossing actief zijn, hangt daaren-
tegen die eigenschap slechts direct af van de chemische con-
stitutie. Toch zal het echter wel het meest waarschijnlijk
zijn, dat de oorzaak in beide gevallen dezelfde is.

Voor de in oplossing actieve verbindingen beeft men
verband gezocht tusschen de chemische constitutie en bet
draaiingsvermogen, in de hoop, dat men
uit die constitutie
besluiten omtrent het draaiingsvermogen zou kunnen trekken.
Niet zonder gevolg zijn die pogingen gebleven, terwijl het
resultaat daarvan in de eerste plaats zijn de wetten van
Muldek.
en Krecke. Keecke drukt ze in zijn stuk : //Sur les relations
entre les pouvoirs rotatoires des corps organiques" i) aldus uit:

I.

//Lorsqu\' un corps optiquement actif entre en combinaison
avec un corps inactif, ou lorsqu\' il est modifié par des
agents chimiques, le pouvoir rotatoire moléculaire, ou bien
demeure inaltéré, ou bien est modifié de telle sorte, que le
pouvoir rotatoire moléculaire du nouveau corps soit un mul-
tiple simple de celui du corps générateur.

II.

Des corps isomères possèdent des pouvoirs rotatoires molé-
culaires, qui sont des multiples simples d\'un même nombre."

Hij vat beide wetten samen onder den gemeenschappelijken
naam
nwet der eenvoudige verhoudingen."

Naar mijne overtuiging zijne echter deze wetten nog niet
voldoende door de feiten bevestigd, welke overtuiging

\') Archives Néerlandaises T. vi. 1871.

-ocr page 17-

meen te knnnen staven door de volgende discussie van hef
bovengenoemde werk van
Keecke.

Het bewijs van die wetten heeft Keecke bij de verschil-
lende reeksen van lichamen getracht te leveren. Daartoe-
zoch-t hij voor verschillende groepen van actieve stoffen, die
chemische overeenkomst hebben, een gemeenen factor voor
hunne moleculaire draaiingsvermogens. Deze factor werd dan
vermenigvuldigd met de vereischte getallen, tusschen welke
dan eene eenvoudige betrekking moest bestaan. Ziehier eeii
voorbeeld: i)

(m) = moleculair draaiingsvermogen:

(m)

Dextrose (versche oplossing) IGO^.S : 4 = él".!.
idem (oud) 96.3 : 2 = 48.1.

Levulose (t= 15») - 190 .8 : — 4 = 47 .7,

idem (t = 90°) - 95 .4 : — 2 = 47 .7.

Galactose (versch) -f 251.3 : 6 = 50 -.2,

idem (oud)  149.8 : 3 = 49.9.

Maltose -f 286 .2 : 6 = 47 .7.

Alle waarnemingen zijn gedaan voor de overgangstint.

Eene gemiddelde waarde voor den factor vindt hij door
de som der draaiingsvermogens te deelen door de som der
tweede factoren.

^(m) 1260\'\'.6

__i__ —_— 400 5

^(factoren) 26 " \'

Men krijgt nu met dezen factor de volgende resultaten:

\') Zie bovengemeld stuk pag. 14.

-ocr page 18-

10

(m) Berekend. Gevonden. VerschiK

Dextrose (versch) 480.5 x 4 = 194" IGO^.S

idem (oud) 48 .5 x 2 == 97 96 .3 O .7.
Levulose (t= 15«) 48 .5 x - 4 = - 194 - 190 .8 - 3

idem (t= 90«) 48 .5 X - a = - 97 - 95 .4 - 1.6.
Galactose (versch) 48 .5
x 5 = 342.5 251.3 8 .8.

idem (oud) 48 .5 x 3 = 145 .5 149 .8 - 4 .3.
Maltose 48 .5 X 6 = 291 286 .2 4 .8.

Hieruit besluit Keegke nu, dat zijne wet voor deze ver-
bindingen doorgaat, maar het laat zich. toch. niet ontkennen,
dat zijne berekening wel wat willekeurig is, vooral omdat
48°.5 niet het moleculaire draaiingsvermogen van eenige
verbinding voorstelt. Men kan toch gemakkelijk voor deze
getallen ook nog wel een anderen gemeenen factor vinden,,
die nog betere resultaten oplevert dan 48°.5, b.v. aldus:

6 = 31°.8
3 = 32 .1

— 6 = 31

- 3 = 31

8 = 31.4
5 = 29 .96;

9 31.8.

= 31\'\'.5.

10. Dextrose . . . 1900.8
20. idem . . . 96.3
Levulose (t=15«) - 190.8
// (t-=90°) - 95 .4
10. Galactose . . . 251 .3
30. idem . . . 149 .8

Maltose...... 286 .2

^ (m) 1260«.6

-S\' (factoren) 40

(m) Berek. Gevond. Verschil.

10. Dextrose .... 31».5 x 6 = 189» 190°.8 -

2». idem..........31.5 x 3 = 94.5 96.3 —1-8.

Levulose (t = 15«) 31.5 x-6 = -189 -190.8 1.8.

idem (t = 90«) 31.5 x-3 = - 94.5- 95.4 0.9.

-ocr page 19-

n

(m) Berek, Gevond. Verschil.

10. Galaclose . . . SP.B x 8 = 253" 351<\'.3 0°.7.
20. idem .... 31.5
x 5 = 157 .5 149 .8 7 .7.

Maltose......31 .5 x 9 = 283 .5 286 .2 - 2 .7.

Over het algemeen zijn hier de verschillen geringer dan
bij
Keecke en de verhoudingsgetallen zijn weinig meer ge-
compliceerd geworden. Ik geloof daarom minstens met even-
veel recht 31°. 5 als den gemeenen factor te mogen beschouwen.
De verschillen tusschen de berekende en gevondene waarden
zijn te groot om aan het getal 48°.5 eenige theoretische
waarde toe te kennen.

De volgende tabel geeft aan hoe groot de fouten moesten
zijn, die men had moeten maken bij de bepaling van het
specifieke draaiingsvermogen, wanneer de door
Kregke voor
bet moleculaire draaiingsvermogen berekende waarden eens
de juiste waren.

L.

I.

II.

III.

IV.

V.

VI.

VII.

Stoffen.

Berekend
(m)

Waargen.
(m)

Berekend
«

Waargen.
(r)

Verschil.

in
procent.

Dextrose (versch)

H- 194"

-f-1900.8

107».8

1060

10.8

1.7

idem (oud)

- 97

96.3

53 .9

53 .5

0 .4

0.75

Lévulose (t=:15o)

— 194

— 190 .8

—107 .8

— 106

— 1 .8

1.7

idem (t = 90<\')

- 97

— 96 .3

— 53 .9

— 53 .5

— 0 .4

0.75

Galactose (versch)

243 .5

251 .3

134 .7

139 .6

— 4.9

3.5

i3em (oud)

145 .5

-j-149 .8

80.8

83.2

— 2.4

3

Maltose

291 .5

286 .2

161 .7

159

2.7

1.7

-ocr page 20-

12

Kolom YII geeft die fouten in procenten. Kolom IV bevat
de berekende waarden van het spec, draaiingsvermogen, ze zijn

T T „ , berekend (m) x 100.

gevonden door deze formule ber. {^fj =-^-^- . ,"—■

° molecTil. gewicht.

Men kan nu wel met Keegkb de verschillen aan de waar-
nemingsfouten toeschrijven, maar men zal dan toch moeten
toestemmen, dat het wenschelijk is, dat de draaiingsver-
mogens dezer stoffen met grootere nauwkeurigheid bepaald
worden, opdat men meer zekerheid omtrent deze zaak zou
kunnen krijgen. Wanneer men zorg draagt, dat de verbin-
dingen, wier draaiingsvermogen men
bepalen wil, zuiver zijn
en men een polaristrobometer van
Wild gebruikt, dan kan
dit draaiingsvermogen voldoende zeker vastgesteld worden.

Om eenige theoretische verklaring voor de door hem ge-
vondene verhoudingen te vinden,
stelt Keeckb de hypothese,
dat er nog eene maltose bestaat, die even sterk links
draait
als de andere rechts en dat nu de verschillende glucosen
uit 13 moleculen zijn samengesteld op deze wijze:
Dextrose (versch) 10 molec. en 2 molec. — maltose.

idem (oud) 8
Levulose (t = 15°) 2
idem (t = 90°) 4
Galactose (versch) 11
idem (oud) 9

Maltose......12

Deze voorstelling is zeer net, maar zoo lang er nog geene
linksdraaiende maltose gevonden is, zal ze -natuurlijk nog
op zeer losse schroeven rusten.

Voor de saccharoïden heeft Keecke als gemeenen factor

n 4

// 10

// 8

// 1
// 3

// O

-ocr page 21-

1309

gevonden 24°.96, //omstreeks de helft van 48°.5", intusschen
is 24°.96 — 24^25 = O".?! en daar de factor soms met
vrij groote getallen moet vermenigvuldigd worden b.v. bij
mycose met 30, zoo zouden de verscbillen van de berekende
en gevondene molecul. draaiingsvermogens wel wat heel groot
worden, als men eens werkelijk de helft van 48®.5 als ge-
meenen factor nam, voor mycose zou het zijn 24°.9. De
factor 24®.96 is weer het draaiingsvermogen van eene hypo-
thetische stof. De getallen, die de eenvoudige verhouding
tusschen de draaiingsvermogens der suikers moeten voorstellen
zijn: 13, 8, 10, 13, 14, 15, 30, derhalve veel minder een-
voudig dan bij de glucosen.

Bij de suikers, die niet voor gisting vathaar zijn, is het
draaiingsvermogen van
Isodulciet de gemeene factor. Hier
voldoen de berekende waarden vrij goed aan de gevondene,
behalve voor
Hucalyne, waarbij het verschil 4.6 proc. en bij
Sorbiel, waarbij het 3.4 proc. is.

Bij de «andere koolwaterstoffen\'\'\' is de factor 28°.1 weer
niet hot draaiingsvermogen van eenige verbinding en de ver-
schillen met de gevondene waarden zijn soms vrij groot b.v.
bij
JJextrine, uit cellulose gekregen, is het verschil 5 proc.,
bij
InuUne 4 proc. en bij Jrabine 3.6 proc.

Yoor de Glucosiden neemt Keecke aan, dat zij hun draai-
ingsvermogen te danken hebben aan de glucose, die daarin
bevat is, en omdat het molecul. draaiingsvermogen wel wat
overeenkomt met dat van
levulose, zou die glucose meer
bepaald
levulose zijn. De afwijkingen zijn echter zeer groot en
het zal daarom wenschelijk zijn, dat er meer nauwkeurige proe-
ven genomen worden, zooals kan blijken uit de volgende tabel:

-ocr page 22-

14

I.

II.

III.

IV.

v.

VI.

stoffen.

Molecul.
gewicht.

Waarg. (o)

Toor
geel licht.

Berekend

Verschil.

In

procenten.

Salicine ....

286

-72°.6

-66°.7

50.9

8.2

Phloridzine . .

436

-39 .38

-33.35

6.03

15.3

Amygdaline . .

457

-35 .51

-42.72

- 7 .21

20.3

Amygdalinezuur

458

-40 .32

-41.66

-1.34

3.3

De getallen in kolom IV vond ik door — lOO^S, ket
molecuL draaiingsvermogen van levulose voor geel lickt
biJ
15", te deelen door de molecul. gewichten, in kolom II voor-
komende, en deze quotienten met 100 te vermenigvuldigen.

De betrekking tusschen de moleculaire draaiingsvermogens
der Terpenen stelt Keegke zeer eenvoudig voor n.l. aldus:

Stoffen.

(m) voor geel licht.

Verhoudingsgetal.

Terebentheen......

- 57°.5

- 2

Australeen.......

29 .2

1

Austrapyroleen.....

- 17.7

Austracampheen ....

29.9

1

Terecampheen.....

- 82.7

- 3

______

De verhouding tusschen de molecul. draaiingsvermogens
wordt in de laatste kolom niet; keel nauwkeurig weergegeven.
Het austrapyroleen laat Keegke buiten rekening; hij had dit
echter ook wel daarin kunnen opnemen, maar dan zou hij
voor den gemeenen factor eep getal gevonden hebben, dat

-ocr page 23-

15

aiet meer iiet draaiingsvermogen van eenige verbinding voor-
stelt b.v. 5\\86.

Stoffen.

(m) berekend.

Gevond.

Verschil.

Terebentheen . .

5°.86X-10=-58°.6

- 57».5

-IM

Australeen....

5.86 X 5 = 29.3

4-29 .2

4-0.1

Austrapyroleen .

5 .86 X- 8==-17 .58

-17.7

-hO .12

Austracampheen

5.86X 5 = -^29.3

-f29 .9

- 0 .6

Terecampheen .

5.86X-14==-82.04

-82.7

0.66

De volgende tabel geeft aan hoe Keecke de -wet op de
alcckloïden toepast en hoe groot de verschillen zijn tasschen
de berekende en gevondene waarden voor [q).

Verhonding
tot (m) van
chinine.

Molecul,
gewicht.

(m) voor
rood licht
berekend

(m) voor
rood licht
waargea.

(?) voor
rood licht
waargen.

{Q) voor
rood licht
berekend.

In
procen-
ten.

Verschil.

" sulptaat . . .

" acetaat.

cliloorliyaraat
inidiae......

^^\'icliomne.....

— 4580
—1832

— 687

— 458
4- 641
-I- 733

— 458

824

746

386

360.5

324

308

308

— 4580
-1S02

— 668

— 461
628
733

— 447

— 1410

— 245 .8
-177.8
-127
197 .8

238
—148 .7

— 1410

— 255

— 173

— 128

O

4- 90.2

- 4.8
4- 0.5
4-5.8

O

- 3.7

O

3.6

1.2

0.4

3

O

2.55

Chi

192

238

— S

- 145

Verhonding
tot (m) van
cinchonine.

^\'\'^«honine sulfaat.
" »itraat . , . .
" «WoorBydraat

4-1099
4- 641.4
549.8

1161
621
4- 581

714
361
344.5

164
4- 172
-f 139

4- 153.9
4- 177.6

6.1
3.2
14.8

—10.1
4-5.6

-f 159.61 -f20 .6

-ocr page 24-

16

Drukt men nu voor al deze verbindingen de verhouding der
molecul. draaiingsvermogens in geheele getallen uit, dan
vindt men deze betrekkingsgetallen:
10, 40, 15, 10, 14, 16,
34, 14, 13, 10, Keecke
nam het dubbel van deze en voor
den gemeenen factor kreeg hij dan
33°.7. De berekening
wordt dan aldus:

ra = Berekend. Gevonden. Verschil.

Chinine......22ojx- 30=- 454°- 458° 4°.

// sulfaat. . . . 33 .7 x- 80 = - 1816 - 1803 -14.
// acetaat . . . . 33
.7 x- 30 = - 681 - 668 -13.
// chloorhydraat 33
.7 x - 30 = - 454 - 461 13 .
Chinidine..... 33
.7 x 38 = 636 623 13 .

Cinchonine.....23 .7 X

u sulfaat. ... 33.7 X
n nitraat.... 23 .7 X
// chloorhvdraat 32 .7 X

32 = 736 733 - 7.
50 = 1135 1161 -36 .
38 = 636 621 15.
35 = 567 581 -14.

Cinchonidine. . . . 33 .7 x —30=- 454 — 447 — 7 .

Men ziet dat de verhoudingsgetallen niet eenvoudig zijn
en de verschillen tusschen de berekende en gevondene waarden
soms zeer groot worden. Om deze waarden zoo dicht moge-
lijk aan elkander te doen correspondeeren moet men voor
het berekende moleculaire draaiingsvermogen van
Chininesulfaat ... 3 3°. 7
X 7 9 in plaats v. 3 3°. 7 X — 8 O nemen
// acetaat . . . . 33 .7 x — 39 //

Chinidine.....32.7x 37 //

// //33.7X—30

// // 33 .7 X 38

// // 33 .7 X 50

// // 33 .7 X 38

// // 32 .7 X 25

Cinchoninesulfaat . 33 .7 X 51 //
// nitraat ... .33.7
x 37 //
// chloorhydraat 33 .7
x 36 //

Het moleculaire draaiingsvermogen van Strychnine acht

-ocr page 25-

17

Krecke gelijk aan dat van Chinine en dat van Brucine
gelijk aan de helft daarvan, de berekende waarden verschillen
dan echter nog al veel van de gevondene, want men heeft:

Waargen. Ber. Waargen. Ber. Verschil. In pr.

Mol.gew. (m)rood (w) r r (?) r

licht.

Strychnine 33é - 44.1" - 458° - 132« - 137M - 5\'\'.1 3.8.
Brucine. . 394 -240 -229 - 61 - 58.1 - 2.9 4.8.

Yoor de opiumalcaloiden berekent Krecke aldus de molecul.
draaiings vermogens:

Verschil.
2"

5

- 10

Ber.

Gev.

- 25P

Morphine 22<\'.6 x - 11 = - 249°
Narcotine 22 .6 X - 24 == - 542 - 547
Codeïne . 22 .6 X - 16 = - 362 - 352
Narceïne. 22 .6 x - 1 = - 22 .6 - 23 .6 1

Hier stelt de gemeene factor 22°.6 het molecul. draaiings-
vermogen van Narceïne voor, maar de verhouding van de
andere tot dat is niet heel eenvoudig en bij codeïne en
Narceïne is het verschil tusschen de berekende en gevondene
waarden te groot.

Stoffen.

Molec.
gewicht.

(m) r
waargen.

(m)r
herek.

(!?)r
waargen.

berekend.

Verschil.

in.
procent.

Morphine..

285

-251»

-249"

— 88»

- 87».37

00.63

0.7

Narcotine..

413

-547

-542

—180

-131 .2

—I ß

0.9

Codeïne ...

299

— 352

-362

-118

-121 .1

—3 .1

2.6

Narceïne...

463

- 23.6

— 22 .6

— 5.1

- 4.88

—0 .22

4.3

H, Landolt 1) was ook van oordeel, dat er, eer men de
■^et van
Mulder en Krecke als vaststaande mocht beschouwen.

Berichte der Deutschen chemischen Gesellschaft zu Berlia Juli 1873.

2

-ocr page 26-

18

nieuwe waarnemingen moesten gedaan worden en hij begon
daartoe met de mol. draaiingsverm. der wijnsteenzure zouten
te vergelijken met dat van het vrije zuur.
Keegke h.ad ge-
vonden 1) dat de mol. draaiingsverm. der neutrale wijnsteen-
zure zouten driemaal dat van het vrije zuur zijn.
LaNDOLT
deed zeer nauwkeurige proeven om die resultaten te cön-
troleeren. Hij gebruikte 1° een Wildschen
polaristrobometer
van Heemann en Pjfistee. De lengte der vloeistofbuis was
220 m.M. Gemiddelde waarnemingsfout 0°.035.

2°. Een polarisatietoestel van Dr. Meijeestein te Göttin-
gen.
Yloeistofbuis 1 meter lengte. Gemiddelde waarnemings-
fout rt 0°.03. Om de anomaliën, die het draaiingsvermogen
van het wijnsteenzuur vertoont te elemineeren, gebruikte hij
oplossingen, die niet meer dan 10 o/^ zuur bevatten. "Voor
ket specifieke draaiingsverm. van wijnsteenzuur bij
verschillende
concentratie vond Landolt de formule:

(o) D == 15°.06 0M31 C.

C = het aantal grammen wijnsteenzuur in 100 c.c. op-
lossing. Alle bepalingen hebben betrekking op de gele
Natriumstreep. De volgende tabel bevat nu de resultaten,
die hij verkreeg bij de zure en neutrale tartraten der alka-
limetalen. Tot grondslag bij de proeven diende eene wijn-
steenzuuroplossing, die 7.69 gram. stof op 100 c.c. oplossing
bevatte, en de oplossingen der zouten hadden aequivalent gehalte.
Dit beantwoordde steeds aan 1 molecule stof op 100 mole-
culen water. De oplossing van het zure kali- en
ammoniak-
zout kon men niet zoo geconcentreerd krijgen, maar dit

Kkecke. De verhouding van wijnsteenznur tegenover gepolariseerd licW
Academiscli proefschrift p. 93.

-ocr page 27-

19

is van geen groot belang, omdat bet bleek, dat bij al die
zouten bet spec. draaiingsverm,. bij toenemende verdunning
slechts zeer weinig verandert.

Yoor eene oplossing van 7.69 gram wijnsteenzuur is C =
7.69 (?)
D = 14°.05. Het molecuk gew. van C^ H« Qe =

... . 150 X 140.05

150 dus(M)D = -^^^- = 310.08.

i.

II.

III.

IV.

Stof.

Mol. gew.

(M) D

(M) D
31.08

Li. H. C, H, 0,

156

27".43

43°.79

2.03

NH,. H. //

167

25 .65

42.84

3.03

Na. H. //

173

33 .95

41.19

1.95

K. H. //

188.1

33 .61

43 .53

3.03

Li. Li. n

162

35 .84

58 .06

3.76

NH,. NH,. //

184

34.36

63 .04

2.99

Na. Na.

194

30 .85

59.85

2.84

K. K.

336.2

28.48

64 .43

3.06

NH,. Na.

189

33.65

61.71

2.93

NH,. K.

205.1

31 .11

63.81

3.03

Na. K.

210.1

29 .67

63.34

2.96

Mg.

172

35 .86

61.68

2.93

-ocr page 28-

20

Landolt besluit hieruit het volgende:
//Men ziet terstond de regelmaat in het oog springen.
Uit kolom III volgt, dat de tartraten met 1 at. van een
Univalent metaal door den regel = 42 is, en die 2 at. metaal
bevatten = 63. Derhalve is het bij de eersten het dubbele,
bij de tweede het drievoud van vrij wijnsteenzuur. Kolom
IV geeft die verhouding meer nauwkeurig aan. Ook wanneer
in plaats van 2 Univalente een bivalent metaal komt, zooals
bij het magnesiumtartraat, is de draaiing driemaal grooter.
Daarmede is de wet der multiple draaiingen bepaald vast-
gesteld. Yerder blijkt, dat bij de beide groepen van zouten
het verschil in metaal slechts van een zeer geringen invloed
is op dit mol. D., dat in geen verband schijnt te
staan tot
het atoomgewicht."

Yerder geeft Landolt nog aan, dat uit bovenstaande tabel
blijkt, dat het spec. en mol D. der tartraten met 2 verschil-
lende metalen het gemiddelde is van die der enkelvoudige b.v.

(?) D (M) D

Og 280.48 640.42
30.85 59.85

Na

2\'

gem. 29 .66 62 .13
K. Na.
// 29.67 62.34

Zekerlijk blijkt uit de waarnemingen van Landolt, dat bij
de verschillende tartraten het verschil in metaal slechts van
geringen invloed is, maar toch ook dat die invloed niet = O
is en dat de wet van
Mdlder en Krecke slechts ten naastenbij
doorgaat, tenzij men aanneemt, dat de verschillen aan waar-
nemingsfouten moeten toegeschreven worden. Ik geloof echter
niet, dat dit bij deze proeven mag geschieden, terwijl ik
meen te kunnen aantoonen, dat, voor de neutrale tartraten

-ocr page 29-

21

de verschillen met de berekende waarden niet konden ontstaan
door waarnemingsfouten met de polarisatietoestellen, gemaakt.
Immers zij
p gram stof opgelost in
gram water
5 = dichtheid der oplossing
l = lengte der vloeistofbuis
(
q) — specifiek draaiingsvermogen
Q = waargenomene draaiing

p 8

dan is -- = s;ewicüt actieve stof in 1 c. e. — e.

Q = {Q) c l.

Eene fout in de waarneming d q geeft eene fout in het
resultaat (?)
 d q = d (q) c l.

"Wanneer de bewuste wet volkomen juist was, dan zou
(M) D voor alle tartraten = 68° zijn. Voor het
LUhiumzout
^ 6300

zou dan het spec. D. "jgy — 38°.89 moeten zijn
het waargen. spec. D. = 35 .84*

dus dfp) = 3.05.
De concentratie had
Landolt zoo genomen, dat de hoe-
veelheden zout in 100
c. c. oplossing aequivalent waren aan
7.69 gram wijnsteenzuur, das moet de concentratie van het

. 162 X 7.69
Litniumzout geweest zijn: \'-—r^j-= 8.305 gram op

J- Ou

100 c.c. oplossing.

Bij den polaristrobometer van "Wild gebruikte Landolt
eene buis van 3.2 decimeter lengte, dus l = 2.2.
d^ — d{Q)
cl wordt dan:
dQ = 30.05 X 0.08305 X 2.2
dQ
= O0.557.

-ocr page 30-

22

Voor dezen polaristrobometer was de gemiddelde waarne-
mingsfout O^OSS, derhalve kan de afwijking van de wet
der eenvoudige verhoudingen, voor dit zout, niet aan eene
waarnemingsfout met den polaristrobometer toegescheven wor-
den. Voor het polarisatietoestel van Dr.
Meijeestein wordt
dg — 2°.583, dus kan hier de afwijking nog veel minder
aan eene waarnemingsfout worden toegeschreven, terwijl die
met dit toestel gemiddeld ± 0°.03 bedroeg.

De fout, die bij de bepaling van het spec. D. gemaakt
zou zijn, als de waarden, door de wet van
Müldee en Keegke
gevonden, de juiste waren, zou in procenten bedragen: 7.94

Voor het Lithiumzout is de afwijking wel het grootst,
maar toch komt ze mij voor de andere, behalve het neutrale
ammoniakzout, ook nog te groot voor, dan dat ze aan onnauw-
keurigheden bij het bepalen der draaiingsvermogens kan toe-
geschreven worden, zooals uit deze tabel blijkt:

Stoffen.

d Q "WlLü\'s
toestel.

d Q Meijee-
stein\'s
toestel.

Afwijking (q) d
in procenten.

Na,.

0\'\'.354

10.611

5.2

Kj. //

0 .164

0 .731

2.2

NH^.Na. //

0 .145

0 .659

2

NH,. K. //

0. 09

0 .41

1.25

Na. K. //

0 .076

0 .345

1.08

Mg. //

0.113

0.514

1.59

-ocr page 31-

23

De afwijkingen aan onzuiverheden der stof toeschrijven zal
zeker ook wel niet kunnen, want al de door
Landoli?
onderzochte verbindingen kunnen zeer zaiver verkregen worden.
Het spec. en mol.
D. der tartraten met 2 verschillende me-
talen is nauwkeurig = het gemiddelde van die der enkel-
voudige. Dit liet zich wel verwachten, maar juist omdat
de waarnemingen van
Landolt dit zoo duidelijk aantoonen,
moet men aannemen, dat ze nauwkeurig zijn en verder dat
de verschillende metalen nog wel eenigen invloed op het
draaiingsvermogen dezer verbindingen hebben, zoodat daarvoor
de wet van
Muldeb, en Keecke slechts ten naastenbij doorgaat.

In de tweede plaats wordt er getracht verband te vinden
tusschen het draaiingsvermogen en de chemische constitutie
der verbindingen door eene hypothese, die onlangs door
Dr. J. H.
van \'t Hopf is gesteld i).

Hij stelt deze wetten:

a. //Elke in oplossing draaiend op het polarisatievlak wer-
kende koolstofver bin ding bezit een asymmetrisch koolstof-
atoom 2)."

i. //Afgeleiden van optisch actieve verbindingen verliezen
het draaiend vermogen, als de asymmetrie van alle kool-
stofatomen vervalt; in \'t omgekeerde geval veelal niet."

J. H. va.k \'t Hom. Voorstel tot uitbreiding der tegenwoordig in de schei-
kunde gebruikte stractaurfornaules in de ruimte, benevens een daarmêe samen-
hangende opmerking omtrent het verband tusschen optisch actief vermogen en
chemische constitutie vau organische verbindingen. Utrecht J. G
reven 1874.

■ Onder asymmetrische koolstofatomen verstaat vah \'iHose zulke, waarvan
d vier valenties door verschillende Univalente groepen verzadigd zijn.

-ocr page 32-

24

c. //Maakt men omgekeerd een lijstje van verbindingen,
die een asymmetrisch, koolstofatoom bevatten, zoo is dadelijk
te zien, dat in vrij veel gevallen bet omgekeerde van (a)
niet doorgaat, d. i. niet elke verbinding met een zoodanig
atoom schijnt op het gepolariseerde licht in te werken."

Aan drie oorzaken kan dit toegeschreven worden:

1. //Daaraan, dat die verbindingen bestaan uit een inactief
mengsel van twee gelijk maar tegengesteld optisch actieve
isomeren, welke, door groote overeenkomst in hunne overige
eigenschappen, moeielijk te scheiden en tot nu toe niet ge-
scheiden zijn."

2. //Aan het in \'t algemeen onvoldoend onderzoek van het
rotatievermogen, hetzij wegens geringe oplosbaarheid, of
wegens gering spec. draaiend vermogen van vele verbindingen,
zooals b.v. met manniet het geval is."

3. //Daaraan, dat de voorwaarde //asymmetrische koolstof"
voor optische activiteit onvoldoende is, en niet alleen het
onderling verschillen der aan een koolstofatoom hangende
groepen, maar ook hun aard op zich zelf voorwaarde is."

Yan \'t HoFi\' maakt er ook opmerkzaam op, dat er analogie
bestaat tusschen de asymmetrische rangschikking der atoom-
groepen in het actieve molecule volgens zijne hypothese en
die van de moleculen in een actief kristal.

Deze hypothese brengt verband in de tot nu toe op het
gebied der circulaire polarisatie bekende feiten en stelt ons
in staat om in vele gevallen voorspellingen te doen omtrent
nog niet ontdekte verschijnselen. Hierover veroorloof ik mij
te verwijzen op bovengenoemd stuk. Zeker zal de hypothese
van
VAN \'t Hom\' nog zeer in waarde rijzen, als er nog

-ocr page 33-

25

meerdere feiten bekend worden, die haar bevestigen, maar
het komt mij nu reeds waarschijnlijk voor, dat zij vele vruchten
zal opleveren aan de wetensckap.

Tot voor korten tijd kon men nog niet langs synthetiscken
weg koolstofverbindingen bereiden, die het polarisatievlak
konden doen draaien. Het gelukte echter aan Dr.
Jungfleisch
te Parys om synthetisch druivenzuur te maken, dat in twee
tegengesteld actieve wijnsteenzuren kon gesplitst worden.
Hierdoor is nu wel uitgemaakt, dat er geene geheimzinnige
levenskracht of zoo iets noodig is om aan de moleculen de
eigenschap te verleenen om het polarisatievlak te doen draaien.
Het ligt voor de hand, dat nu ook de mogelijkheid bestaat
om andere actieve verbindingen synthetisch te bereiden. Ik
wenschte dit voor het appelzuur te beproeven, vooral ook
omdat ik hoopte dan een rechtsdraaiend appelzuur te zullen
erlangen. Ik kon nu vau wijnsteenzuur uitgaan, dat door
inwerking van joodwaterstofzuur in appelzuur en barnsteen-
zuur wordt omgezet. Het kwam mij waarschijnlijk voor,
dat het gewone wijnsteenzuur een rechtsdraaiend appelzuur
zou geven en het linksdraaiende wijnsteenzuur een appelzuur
identisch met dat van de natuur. De resaltaten van dit
onderzoek zal ik in de volgende hoofdstukken meedeelén.

-ocr page 34-

TWEEDE GEDEELTE.

DB VEEHOUDING VAN VEESCHILLENDE APPELZÜEEN
TEGENOVEE GEPOLAEISEEED LICHT.

HOOFDSTUK L

BEREIDING VAN APPELZÜÜE DIT WIJNSTEENZUUE.

"Wanneer men in toegesmoltene buizen joodwaterstofzuur

op wijnsteenzuur laat inwerken, dan wordt dit omgezet in

appelzuur en barnsteenzuur.

De reactie kan voorgesteld door

deze vergelijkingen:

COOH

COOH

CHOH 2 HJ =

CH, H, 0 = J,

CHOH

CHOH

COOH

COOH

Wijnsteenzuur

Appelzuur.

COOH

COOH

CHOH 4HJ =

CH, 2H20 2J2-

CHOH

hl.

COOH

COOH

"Wijnsteenzuur.

Barnsteenzuur.

-ocr page 35-

27

Deze reacties zijn gevonden door Schmitt i) en Dessaignes
Schmitt
verzadigde eene oplossing van wijnsteenzuur met
joodwaterstofzuur en verhitte die in toegesmoltene buizen
gedurende 6 a 8 uren op de temperatuur van 120° C.

Dessaignes deed Jodium en Phosphorus in de verhouding
dat ze PJ, kunnen vorm.en, doch zoo, dat beide stoffen
door minstens een gelijk \'gewicht gepoederd wijnsteenzuur
van elkander gescheiden zijn, in eene glazen buis. Hij voegde
wat water toe, smolt de buis dicht en verhitte die eenige
dagen in een waterbad. Door de aanraking van het J. en
den P. ontstond eerst sterke kleuring, bij verwarming snelle
ontkleuring, eindelijk ten gevolge der afscheiding van J. weer
kleuring, dan geeft de inhoud van de buis, na toevoeging
van wat water, bij verdamping kristallen van
harnsteenzuur.
In de moederloog vond Dessaignes appelzuur. Hij scheidde
dit aldus af: de vloeistof, die door J. gekleurd was, werd,
om het phosphorzuur af te scheiden, zonder verwarming
met kalkmelk verzadigd en gefiltreerd het filtraat met azijn-
zuur lood neergeslagen en deze neerslag door H,
S ontleed.
De zoo verkregene vloeistof werd, om een deel van het H J
te verdrijven, ingedampt en weer met azijnzuur lood, n
gefractionneerd, neergeslagen. De gele neerslag is
JoodlocJ
de witte werd door H, S ontleed. De aldus verkregene
zuuroplossing liet bij het indampen eene onduidelijk kristal-
lijne massa achter, die in de lucht gedeeltelijk vervloeide.
De niet vervloeide kristallen bestonden uit barnsteenzuur, het
vervloeibare gedeelte werd voor de helft door NHg geneu-
trahseerd en nu kreeg
Dessaignes bij het verdampen der
Ann. Pharm. CXIV 109. Ann. Pharm. CXVII 134.

-ocr page 36-

28

oplossing gemakkelijk oplosbare prisma\'s, die met een moeielijk
oplosbaar kristallijn poeder verontreinigd waren, dat zuur
wijnsteenzuur zout bleek te zijn. De oplossing der prisma\'s
werd nog eens met azijnzuur lood neergeslagen, en het lood-
zout, daar dit niet gekristalliseerd kon verkregen worden,
met water gekookt; het in kokend water oplosbaar gedeelte
van dit zout gaf eindelijk bij ontleding door H^ S bijna
zuiver appelzuur.

Yoor de bereiding van het appelzuur heb ik de methode
van
Dessaignes gevolgd. In mijne buizen deed ik 30 gram
wijnsteenzuur, 21.09 gram jodium, 2.61 gram phosphorus
en 6 c. c. water. De buizen deed ik in blikken kokers en
verhitte ze in een waterbad. Het is mij gebleken, dat de
productie aan appelzuur het grootst is, wanneer men de
buizen gedurende vijf dagen, twaalf uren daags verhit. Yeel
last heb ik gehad van het explodeeren der buizen. Bij de
zes laatste had ik de helft van den P. onder in gedaan, daarop
de helft van het wijnsteenzuur, dan volgde al het J., de
tweede helft van het wijnsteenzuur en bovenaan de laatste
helft van den P., waarop dan water gegoten werd, dat lang-
zamerhand door de geheele massa heentrok. Yan die buizen
is mij geene gesprongen. Het explodeeren schrijf ik daaraan
toe, dat er eene groote hoeveelheid P. op eens in aanraking
met het J. komt, waarbij plotseling eene groote
hoeveelheid
gas vrij komt, de daardoor ontstane toeneming in drukking
kan dan het uiteenspringen der buis, die toch reeds aan een
grooten druk onderworpen was, ten gevolge hebben. Alle
middelen dan, die men. aanwendt om de reactie meer gelijk-
matig te doen plaats hebben, zullen de
mogelijkheid tot
explosie verminderen.

-ocr page 37-

29

Evenals Dessaignes loste ik, na de inwerking, de massa
in wat water op, dampte in en liet een deel van het barn-
steenzuur uitkristalliseeren. Bij de moederloog voegde ik
kalkmelk tot de vloeistof alkalisch reageerde, waardoor het
phosphorzuur en wijnsteenzuur werden neergeslagen. In het
filtraat hield ik dan over joodcalcium en de kalkzouten van
appelzuur en barnsteenzuur. Bij de verdere behandeling van
dit filtraat week ik af van de methode van
Dessaignes,
omdat het zeer lang duurde eer men voldoende HJ met
waterdamp, onder gedurige aanvulling van het verdampte
water, overgedistilleerd had, om de rest van het J. fraction-
nair met azijnzuur lood te praecipiteeren. Ik voegde bij boven-
genoemd filtraat salpeterzuren ammoniak (om het neerslaan
van onoplosbare appelzure kalk, gedurende het indampen,
te voorkomen), en dampte de oplossing in. Wanneer ik de
concentratie voldoende achtte, neutraliseerde ik de oplossing,
die onder het indampen zuur geworden was, met NH3 en
praecipiteerde met alcohol de kalkzouten van appelzuur en
barnsteenzuur. Dit praecipitaat werd met alcohol uitgewas-
schen, totdat het filtraat met azijnzuur lood geen praecipitaat
meer gaf en dan werden de kalkzouten in gedistilleerd water
opgelost. Om mij te overtuigen, dat de kalkzouten geene
wijnsteenzure kalk bevatten, deed ik in een reageerbuisje een
weinig van die zouten met een kristalletje salpeterzuur zilver,
overgoot dit met ammoniaoplossing en verwarmde het; daarbij
ontstond geen metaalspiegeltje, dat wel geschiedt, wanneer
eene zeer kleine hoeveelheid wijnsteenzure kalk aanwezig is.

De oplossing der kalkzouten werd nu neergeslagen met
azijnzuur lood en de met water uitgespoelde loodzouten door

-ocr page 38-

30

Hj S ontleed. Het zwavellood werd afgeliltreerd en het
filtraat tot droog toe ingedampt. Het verkregene appelzuur
en barnsteenzuur legde ik op zweedsch filtreerpapier onder
€ene glazen klok boven een schaaltje met water, om het appel-
zuur te laten vervloeien. Het vervloeide appelzuur trok in
het papier, terwijl het barnsteenzuur, dat niet vervloeit,
daarvan afgeschept kon worden. Het appelzuur werd dan
uit het papier in water opgelost en uit deze oplossing het
zure ammoniakzout bereid, dat door omkristallisatie gezui-
verd werd. Dit zout gaf met salpeterzure kalk en salpeter-
zuren ammoniak geschud, ook nadat ik dit mengsel eenigen
tijd had laten staan, geen spoor van neerslag, waaruit nog-
maals volgt, dat het wijnsteenzuur volkomen verwijderd was.
De kristallen smolten bij 170° C. evenals die van het appel-
zuur der natuur, die daarbij in fumaarimide overgaan.

Eene elementairanalyse gaf mij de volgende resultaten:
0.2295 gram stof leverde 0.2692 gram C

en 0.131 // H^ O

Het C. gehalte vond ik dus: 31,99 proc.
de beiekende waarde is: 81,79 //

dus 0.2 proc. te veel.

Het H. gehalte vond ik 6.31 proc.

berekend 5.96 //

dus 0.35 proc. te veel.

De oplosbaarheid van deze stof bepaalde ik aldus;

Eenige kristalllen werden opgelost in gedistilleerd water
en deze oplossing zoover ingedampt, dat er, na bekoeling
tot de temperatuur der omgeving, zich kristallen in konden
afzetten. Wanneer dit plaats had, werd de temperatuur van

-ocr page 39-

31

de oplossing bepaald en vervolgens hiervan een deel afgefil-
treerd en gewogen. Deze gewogene oplossing werd op een
waterbad tot droog toe ingedampt en bet overgeblevene zout in
eene droogstoof bij 100° gedroogd, zoolang tot het niet meer
in gewicht afnam. Ik vond nu, dat bij 22° 100 gram water
45.79 gram van dezen zuren appelzuren ammoniak oplossen.

HOOFDSTUK IL

bkpaling van heï specifieke deaaiingsvermogen van
het zuee ammoniakzout van appelzuur,
uit wijnsteenzuue, beeeid.

De bepaling van het specifieke draaiingsvermogen deed ik
met een polaristrobometer van
Wild, uit de fabriek van
Hermann en Pfistee, te Bern.

Tot lichtbron gebruikte ik eene Bunsensche gasvlam, waarin
een bolletje koolzure soda gegloeid werd.

Het is bekend, dat in dezen polaristrobometer tusschen
de polariseerende en analyseerende niçois zich een polariscoop
van
Savart bevindt. Telkens wanneer de hoek, dien de hoofd-
snede van den analyseur met die van de kwartsprisma\'s, die
den polariscoop samenstellen, niet = 0° of = 90° is, zal
men horizontale franjes met dit instrument waarnemen. Is
die hoek = 0° of = 90°, dan zijn de franjes verdwenen,

-ocr page 40-

32

de afdeeling, die men op de verdeelde schaal kan aflezen,

als men dit verschijnsel waarneemt, zal ik kortheidshalve het
nulpunt
noemen.

Om dit nulpunt vast te stellen heb ik de volgende waar-
nemingen gedaan:

ös-\'.gs ös-\'.gs ös^.sa ss^sé

58.86 68.86 58.78 59.04

58.92 58.82 58.92 59.06

58.92 58.76 58.94 58.86

58.78 58.78 58.70 58.74

58.76 58.78 58.78 59.02

58.86 58.76 59.00 58.78

58 .78 59 .02 58 .76 58 .80

58.66 59.02 58.86 58.98

58 .84 58 .84 59 .02 58.98

i. 58°.836

580.862

580.858

580.91

580.78

580.98

580.72

580.88

58.88

59.00

58.78

58 .80

59 .04

58 .76

58.78

58.78

59 .00

58.90

58.78

59 .02

58 .96

58 .74

58 .94

58.94

58 .82

58 .92

59 .02

58 .84

58 .90

58 .86

58.98

58.90

58.80

58 .82

58 .88

58.94

58.78

58.96

59 .76

58.90

58.94

58 .82

58.04

58 .80

. 58^89

580.876

580.868

580.88

-ocr page 41-

33

590.02

580.88

590.OO

580.84

58 .96

58 .78

58.96

58 .86

58 .96

58.84

58.96

58 .94

58 .84

58 .82

58 .78

58 .92

58.78

58.98

59 .02

58 .94

58.78

58 .88

58 .90

58 .84

58 .86

58.96

58 .96

58 .84

58.92

59 .00

58 .94

58.94

58 .76

58.92

58 .78

59 .02

58 .92

58 .96

58.88

58.86

gem. 58°.88

58O.902

580.918

58O.90

De gemiddelden van telkens 10 waarnemingen zijn dus:
58°.836
58.862
58 .858
58 .91
58.89
58.876
58 .868
58.88
58.88
58 .902
58.918
58 .90

gem. 58°.882 = M
Om te onderzoeken of mijae
waarnemiDgen met den pola-
ristrobometer niets te wenscben overlaten, heb ik het speci-
fieke draaiingsvermogen van rietsuiker bepaald. Ik nam.
daartoe zeer zuivere kandijsuiker, wreef die fijn en zette ze

3

-ocr page 42-

u

zoolang onder den exsiccator tot ze niet meer in gewicht
afnam. Ik woog hiervan af 10.785 gram, loste ze op in
37.06 gram gedistilleerd water en bepaalde de dichtheid
der oplossing door //de fleschjes methode."

De temperatuur der oplossing was 19°.2 C., het gewicht
van de suikeroplossing, die het fleschje bevatte, was
gram = a.

Het gewicht van een gelijk volume water, bij de temperatuur
van 16°.2, was 24.148 gram.

Het volume van water bij 16°.2 is, als men dat van water
bij
4° = 1 stelt, volgens Jolly 1.001063
bij 19\'\'.2 = 1.001566.

Het fleschje zou dus een gewicht water op de temperatuur
1.001063

van 190.2 = 24.148 x

= i hebben kunnen bevatten.

1.001566

Is nu 5 = de dichtheid der suikeroplossing

evL d — // // van water bij 190 2

« d 26.443 X 1.001566.

dan is 5 = —7-

24.148 X 1.001566 X 1.001063
26.443

5 =

24.148 X 1.00 L063
Zij {q) = het specifieke draaiingsvermogen
^ = de waargenomene draaiing,
p = gewicht der actieve stof,
^ = gewicht water, waarin deze is opgelost,
l — de lengte der vloeistofbuis,

jp -Y q

p ö l

dan is ({?) = q

^ =: 37.06 gram
q = 10.785 //
p q = 47.845.

-ocr page 43-

35

De lengte der vloeistofbuis, die ik bij al mijne proeven
gebruikt heb, was decimeter.

Yoor de bepaling van q h.eb ik 60 waarnemingen gedaan,
bij de
30 laatste deed ik telkens na 10 waarnemingen met
de buis gevuld met vloeistof,
10 met eene ledige buis. De
gemiddelden van telkens 10 waarnemingen zijn;
940.992
94 .96
94 .97
94 .978
94.96
94 .972

gem. 940.972
nulpunt 58 .882
^ = -f 360.09
= -f 360.09
(p) = 660.529.

47.845 X 24.148 X 1.001063
10.785
X 26.443 X 2.2

Wild, die alle mogelijke voorzorgsmaatregelen gebruikte
bij de bepaling van {
q) voor rietsuiker vond:

= 660417.

Mijne bepaling komt daarmede zekerlijk goed genoeg over-
een om tevreden te zijn over de nauwkeurigheid mijner
waarnemingen.

Yan het zure appelzure ammoniakzout woog ik af 7.927
gram en loste dit op in 30.237 gram water.

De dichtheid der oplossing was:

19.8915

8 =

18.2825 X 1.000881

\') "Wild, Ueber ein neues Polaristrobometer.

-ocr page 44-

36

Q werd bepaald uit 60 -waarnemingen, de gemiddelden van
de tientallen zijn:
630.786
63.80
63.77

62.803
62.79

62.804
gem. 620.793
nulp. 58.882

e = 30.91

38.164 X 18.2835 x 1-000881
{q) = 3°.91 X 7.927 x 19.8915 x 2.2

= 70.871.

Dit zout Leb ik nog twee malen omgekristalliseerd en
toen weer bepaald.

Afgewogen 4.612 gram zuren appelz. ammoniak, opgelost

in 27.355 gram water.

19.1915

~ 18.2825 X 1.000881

Q bepaald uit 60 waarnemingen, de gemiddelden van tel-
kens
10 zijn:

610.554
61.57
61 .582
61.536
61.544
61 .556

p = 20.675
(?) = 2°.675
{q) = -f 70.958.

Jl

gem. 610.557
nulp. 58.883

„ 31.967-X 18.2835 X 1.000881

= ^X 4.613 X 19:3795 X 3.3 "

-ocr page 45-

37

Na het zout nog eens omgekristalliseerd te hebben, bepaalde
ik voor den derden keer het specifieke draaiingsvermogen.
4.671 gram stof werd opgelost in 37.33 gram water.

_ 19.3965
~ 18.3715 X 1.001336
Q werd uit 60 waarnemingen bepaald. De gemiddelden
van telkens 10 zijn:
61».584
61 .583
61 .586
61 .596
61.576
61 .586

gem. 61<\'.585
nulp. 58 .883

^ = 2».703

31.891 X 18.3715 x 1.001336
=  X
19.3965 X 4.671 X 3.3

Ö = -f 7\'\'.913.
Ik kreeg dus achtereenvolgens voor (?): P.811

7".953;
7\'\'.913.

De overeenstemming tusschen deze getallen is zeer voldoende.
Ik neem daarom het gemiddelde van deze drie getallen n.l.
7°.913 aan als het specifieke draaiingsvermogen van mijn
\'i\'ecJitsdraaienden zuren appelzuren ammoniaL

-ocr page 46-

38

HOOPDSTUK III.

bereiding van appelzüuk üit lijsterbessen en BEPALINS
van het specieieke draaiingsvermogen van het
zure ammoniakzout, uit dat zuur verkregen.

Het specifieke draaiingsvermogen van liet zure ammoniak\'
zout van appelzuur uit de natuur is door
Pasteur = —
gevonden.

In Gerhardt wordt het = — 6" of — opgegeven Na-
tuurlijk is het van veel belang om het
draaiingsvermogen
van dit zout te kunnen vergelijken met dat van het rechts-
draaiiende zure appelzure ammoniakzout. Hiertoe achtte ik
noodzakelijk het draaiingsvermogen van het eerste zout nog
eens
te bepalen, daar ik geene van de beide bovengenoemde getallen
als het juiste durfde beschouwen. Het appelzuur, waaruit
ik het zure ammoniakzout heb bereid, heb ik zelf uit de
lijsterbessen gewonnen, volgens de methode van
Hagen
Het sap van ongeveer f hectoliter lijsterbessen werd behandeld
met poedervormige gebluschte kalk, tot dat de vloeistof nog
zwak zuar bleef. Dan werd ze gekookt, waarbij
appelzure
kalk neersloeg, die onder \'s hands met een koperen lepel werd
uitgeschept. Toen zich niets meer afzette, liet ik de vloeistof
een dag staan, in welken tijd de laatste appelzure kalk
gepraecipiteerd was. Dit kalkzout werd nu uitgewasschen
en daarvan zooveel mogelijk opgelost in een mengsel van

\') Gbehabdt. Traité de Cliimie organique. T. I. p. 795.

2} Ann. Cliem. Pharm. xxxvm. p. 357.

i

-ocr page 47-

39

1 deel salpeterzuur en 10 deelen water, dat op een waterbad
verwarmd werd. De oplossing werd warm gefiltreerd, inge-
dampt en neergezet om daaruit zure appelzure kalk te laten
kristalliseeren. Ik kreeg hieruit 281 gram van dit zout,
dat herhaaldelijk omgekristalliseerd werd. Toen eindelijk de
kristallen kleurloos waren geworden, zette ik ze op de vol-
gende wijze om in zuren appelzuren ammoniak.

Het zure kalkzout werd in warm water opgelost en bij de
warme oplossing oxalzure ammoniak gevoegd zoo lang, dat
er geene oxalzure kalk meer neersloeg. Dit praecipitaat
fil-
treerde ik af, dampte het filtraat in en liet het kristalliseeren.
De verkregene kristallen van zuren appelzuren ammoniak werden
eenige malen omgekristalliseerd. Ik kon geen verschil zien
tusschen den kristalvorm van dit zout en dien van den rechts-
draaienden zuren appelzuren ammoniak. Bij 170" smolten de
kristallen ook.

De oplosbaarheid bepaalde ik op dezelfde wijze als die van
het rechtsdraaiende zout. Ik vond, dat bij
21° C. 43.35 gram
van deze stof in
100 gram water werd opgelost. Yan het
rechtsdraaiende zout werd bij
22° 45.79 gram in 100 gram
water opgelost. Ik geloof, dat men de oplosbaarheid dezer
zouten wel gelijk kan stellen, dus dat de oorzaak van het
verschil, dat hier schijnbaar nog bestaat, in de verschillende
temperatuur moet gezocht worden. Dit kan te meer geschieden,
omdat bij
15°.7, volgens eene opgave van Gebhaedt i) 32.15
gram dezer stof in 100 gram water oplost. Men kan immers
tusschen deze temperatuurgrenzen, de wet der oplosbaarheid

\') Geehakdt. Traité de Chimie orgaiiiyue. T. I. p. 759.

-ocr page 48-

40

bijna door eene rechte lijn voorstellen, zooals hieruit blijkt:
ö 23 l = 45.79 « 31 b ^ 43.35
a 4- 15.7 l = 33.15 a 15.7 h = 33.15
6.3 l = 13.64 5.3 l = 11.3

h = 2.16 b = 3.11

Om het specifieke draaiingsvermogen van dit zure appelzure
ammoniakzout te bepalen, loste ik
10.595 gram daarvan op
in 35.09 gram water.
. De dichtheid der oplossing was:

_ 36.505

^ 34.169 X 1.000981
Q werd bepaald uit 60 waarnemingen, de gemiddelden
van telkens 10 zijn:
550.564
55.552
55 .586
55.528
55 .552
55 .554

gem. 55°.556
nulp. 58.882

H ^ - 30.336

45.685 X 34.169 x 1.000981
= - ""
26.505 X 10.595 x aT^

[q) = - 50.951.

Dit zout werd nu omgekj-istalliseerd en op nieuw (0) bepaald.
Afgewogen 8.461 gram stof; opgelost in 29.293 gram water.
_ 19.9645

^ ~ 18.2885 x 1.000585

-ocr page 49-

41

Q werd uit 60 waarnemingen gevonden, de gemiddelden
van telkens 10 zijn:
55°.678
55 .703
55.706
65 .696
55.706
55.714

55\'\'.70
nulp. 58.883
p = - 3M83
(q) = - SM83
X
{q) = - 5».915.

37.754 X 18.3885 x 1.000585
8.461 x 19.9645 x 3.3

De overeenkomst tusschen beide bepalingen is blijkbaar
zeer voldoende.

Om nu zeker te zijn, of deze getallen kunnen gebruikt
worden voor het vaststellen van het specifieke draaiingsver-
mogen van zuren appelzuren ammoniak, heb ik dezelfde bepa-
ling nog eens gedaan voor het zure ammoniakzout van een
appelzuur, dat uit geheel andere bron afkomstig is. Ik
had n.l. van Dr.
F. W. Keecke eenig appelzuur gekregen,
dat, naar ik meen, afkomstig was van de chemische fabriek
van
Kahlbaum te Berlijn, Yan dit appelzuur maakte ik het
zure ammoniakzout, kristalliseerde dit verscheidene malen
om en bepaalde toen daarvan het specifieke draaiingsvermogen.

7.06 gram dezer stof werd opgélost in 37.67 gram water.

De dichtheid der oplossing was:

19.8395

18.3715 X 1.001336

5 =

-ocr page 50-

42

Q werd gevonden nit 80 waarnemingen, de gemiddelde®
van telkens 10 dezer waren:
56o.00é

55 .98

56 .008

gem. 55».997
nulp. 58 .882

Q ^ - 2<\'.885
= - 20^885 X

(5) = - 50.952.

34.73 X 18.2715 X 1.001336
19.8295 X 7.06 x 2.2

Daar dit getal zoo goed overeenkomt met die, welke ik
vond voor het zure ammoniakzout van het door mij zeiven
bereide appelzuur, zoo zal er zeker wel niet de minste
bedenking meer kunnen bestaan tegen het aannemen van het
gemiddelde der drie gevondene waarden als
het speeifielce
draaiingsvermogen van zuren appelzuren ammonialc, uit de natuur
afkomstig,
dit wordt dan {q) = — 50.939.

Opmerkelijk is het verband, dat tusschen de draaiings-
vermogens van de zure ammoniakzouten van beide appelzuren
bestaat, terwijl
3 maal {q) van het regtsdraaiende zout = — 4
maal [q) van het linksdraaiende is:

- 50.939 X - 4 = 230.756
7.912 X 3
= 23 .736
verschil 0°.02.

Derhalve is de wet van //de eenvoudige verhoudingen" van
müliüee, en Krecke op deze zouten toepasselijk.

- 5«.939 : - 3 = 1°.98
-f 70.912 : 4 = 1°.978
gem. 10.979.

-ocr page 51-

43

Berekend, Gevonden. Verschil.

10.979 X - 3 = - 5».937 - 5°.939 O^OOS
1°.979 X 4 = 70.916 7°.913 0o.004
lo,979
is dus de gemeene factor van de specifieke draaiings-
vermogens dezer zouten.

Het kan verwondering baren, dat de draaiingsvermogens
dezer zouten niet gelijk en tegengesteld zijn, zooals dit voor-
komt bij de zouten van rechts- en linksdraaiend wijnsteenzuur.
Men neme echter in aanmerking dat, wanneer de vrije
appelzuren gelijke, maar tegengestelde draaiingsvermogens
hebben, toch die hunner zure zouten kunnen versckillen.
Men kan zich immers wel voorstellen dat:
COONH4 COOH

CH^

CHOH isomeer is met

en ze niet

CHOH
COONH,

COOH
identisch zijn.

De hypotkese van van \'t horf voorspelt, dat er twee
appelzuren zijn, die gelijke, maar tegengestelde draaiings-
vermogens bezitten. Het C. atoom, waaraan H en OH ver-
bonden zijn, is het asymmetrische. Yolgens deze kypottese
zijn de affiniteiten van het koolstofatoom gericht naar de
hoekpunten van een tetraëder. De volgende figuren geven
dan een beeld van de isomere appelzuren.

CH,

-ocr page 52-

u

Deze tetraëders zijn elkaar\'s
spiegelbeelden.

Uit het volgende hoofdstuk zal blijken, dat werkelijk de
specifieke draaiingsvermogens der vrije appelzuren gelijk en
tegengesteld zijn, zoodat de hypothese van
van \'t Hoff en
le Bel ï) hierin een steun vindt.

HOOFDSTUK lY.

bepaling van de specifieke de.aaiingsveemogens
dee vkije appelzüeen.

De vrije appelzuren werden aldus uit de znre ammoniak-
zouten bereid.

De door ammonia geneutraliseerde oplossingen dezer zouten
werden met azijnzuur lood behandeld. De loodpraecipitaten
werden afgefiltreerd en met gedistilleerd water afgespoeld tot
in het filtraat geene ammonia meer kon aangetoond worden.

Nadat de twee eerste vellen dezer dissertatie afgedrukt waren, heb
vernomen, dat
le Bel te gelijker tijd met en onafhankelijk van van \'ï Horï
dezelfde hypothese gesteld heeft.

-ocr page 53-

45

daarna werden ze in water verdeeld en met Hj S ontleed.

Het zwavellood afgefiltreerd zijnde, werden de filtraten
tot droog toe ingedampt. Het appelzunr werd nu in den
exsiccator gezet zoolang tot dat het niet meer in gewicht afnam.

A. EECHTSDRAAIEND APPELZUUK.

Afgewogen 4.837 gram appelzuur; opgelost in 32.705 gram
water, dat is
14.79 gram stof op 100 gram water.

19.2015

Dichtheid der oplossing: 5 === 18.2715 x 1.00136
De temperatuur = 25°.

De draaiing q werd afgeleid uit 30 waarnemingen, de
gemiddelden van telkens 10 zijn:
59°.83g
59 .808
59 .823
gem. 59°.821
nulp. 58.882

Q = 0°.989

(p) 4- 3°.939
(?) = 3°.157.

37.542 X 18.2715 X 1.001336
19.2015
X 4.837 x 2.2

B. LINKSDEAAIEND APPELZUUR.

3.231 gram appelzuur werd opgelost in 26.665 gram water,
dat is 12.12 gram op 100 gram water.

_ 19.0255

18.2715 X 1.001336

-ocr page 54-

46

Q werd bepaald uit 20 waarnemingen, de gemiddelden van
telkens 10
aijn:

58«.092
58 .044

gem. 58°.068
nulp. 58.882

Q = - 0O.814

^ 29.896 X 18.2715 x 1.001336

(o) = — 0°.814 x---

19.0255 X 3.231 x 2.2

{q) - 30292.
Deze appelzuuroplossing werd nu weer tot droog toe inge-
dampt en nog eens (?) bepaald.

3.168 gram stof opgelost in 26.255 gram water, dus 12.06
gram stof op 100 gram water.

_ 19.0355

"" 18.2715 X 1.001336
Q bepaald uit 3 tientallen waarnemingen, waarvan de
gemiddelden zijn:

58O.084
58 .066
55.052
gem. 58O.067
nulp.
58 .

Q ^ - 0°.815

29.423 X 1.001336 X 18.2715

~ \' ^ 19.0355 X 3.168 X 2.2

(?) = - 30.307.

Uit deze getallen volgt, dat de specifieke draaiingsvermo-
gens van het rechts- en linksdraaiende appelzuur slechts in

-ocr page 55-

47

teeken verscliillen. Het getal 3°.157 is nog wel wat kleiner
dan de andere, maar dit kleine verschil wordt wellicht ver-
oorzaakt door de verschillende concentratie, terwijl het toch.
niet onwaarschijnlijk is, dat het draaiingsvermogen van vrij
appelzuur met de concentratie verandert even als dat van
vrij wijnsteenzuur.

HOOFDSTUK Y.

OVEE EEN LINKSDEAAIENDEN ZUEEN APPELZUEEN AMMONIAK,
WAARVAN HET SPECIEIEKE DRAAIINGSVEEMOGEN SLECHTS
IN TEEKEN VERSCHILT VAN DAT VAN HET DOOE MIJ
BEREIDE EECHTSDRAAIENDE ZOÜT.

In het 33® hoofdstuk heb ik reeds vermeld, dat het ver-
schil in grootte van het draaiingsvermogen tusschen het links-
en rechtsdraaiende zure appelzure ammoniakzout wellicht moest
toegeschreven worden aan een verschil in constitutie dezer
zouten. Het kwam mij waarschijnlijk voor, dat de ligging
der carboxylgroepen, die met NH3 verbonden waren, in beide
zuren verschilde. "Wanneer dit inzicht juist is, dan moeten
er ook twee rechtsdraaiende en twee linksdraaiende zure
ammoniakzouten bestaan. Ik heb nu getracht een tweeden
linksdraaienden zuren appelzuren ammoniak te verkrijgen door
uit te gaan van het zure kalkzout. Hoogstwaarschijnlijk was
in dit zout, dat bereid was door van het neutrale kalkzout
zooveel mogelijk op te lossen in een mengsel van 1 deel
salpeterzuur en 10 deelen water, zooals in hoofdstuk IH

-ocr page 56-

48

beschreven is, dezelfde carboxylgroep door Ca. verzadigd,
die in bet zure ammoniakzout NHg had opgenomen. Ik
verzadigde nu eene oplossing van dit zure kalkzout met NH3
en praecipiteerde het Ca. door oxalzuur; wanneer er nu te
gelijk met de substitutie van Ca. door 2 H geene omzetting
in de molecule plaats had, waardoor NH3 tot de andere
carboxylgroep overging, dan moest in de onstane verbinding
ket NHj op eene andere plaats voorkomen dan in h.et volgens
de gewone methode bereide zure ammoniakzout.

Veronderstel b.v. dat de gewone zure appelzure ammoniak
kan voorgesteld worden door deze rationeele formule:

COOH

CH,

CHOH

COONH,

COOH

het zure kalkzout CH

I

2

CHOH

1

COOH

CH2

CHOH
COO - Ca - ooè
Met NHg geneutraliseerd krijgt men dan:

dan is

COONH,

CH,

CHOH

X

kalk:

COO - Ca - 000
en dit zout met osalzuur behandeld geeft, behalve oxalzure

COONH,

CH,

COONH4

CH,

CHOH

CHOH

COOH

-ocr page 57-

49

Van dit zure amoniakzout loste ik op 6.787 gram in
27.435 gram water.

19.7795

V _ ^ _

~ 18.2715 X 1.001336
Q werd bepaald uit drie tientallen waarnemingen, waarv^
de gemiddelden zijn:
550.482
55.496
55 .462

34.222 X 18.2715 x 1.001336
19.7795 X 6.787 x 2,2

Q = - 30.395

(q) = - 30.395 X
(^o) = - 7°.198.

Daar het specifieke draaiingsvermogen van het door mij
bereide rechtsdraaiende zure ammoniakzout was 7o.912,
moest men verwachten, dat hier (
q) = — 7o.912 was, of
(wanneer nd. mijne voorstelling onjuist was) — 5o.939. Ik
veronderstelde daarom, dat het gebruikte zout nog niet zuiver
was en besloot het nog eens om te kristalliseeren.
De verkregene resultaten zijn de volgende:
Opgelost 4.672 gram stof in 25.905 gram water.

__19.4275

~ 18.2715 X 1.001336
Q werd bepaald uit 30 waarnemingen, de gemiddelden van
telkens 10 ziju:

gem. 550.487
nulp. 58 .882

4

-ocr page 58-

50

56°.096
56 .088
56 .093
gem. 56<\'.093
nulp. 58.883

30.577 X 18.3715 X 1.001336

Q = - 3°.79
(?) = - 3°.79 X

19.4375 X 4.673 x 3.3
(?) = - 70.816.

Ik geloof, dat men door deze waarnemingen wel tot het
besluit moet komen, dat er een linksdraaiend zuur appelzuur
ammoniakzout bestaat, waarvan het draaiingsvermogen even
groot is als dat van het door mij verkregene rechtsdraaiende zout.
Het zal nu ook wel uiet te betwijfelen zijn, dat er ook nog
een zuur appelzuur ammoniakzout, waarvan (?) = 5°.939
is, kan bereid worden en wellicht wel op dezelfde wijze als
ik dat, waarvan (?) = — 7°.913 is, verkreeg. Yerder is
het dan natuurlijk te verwachten, dat de zure appelzure
zouten van de overige metalen analoge verschijnselen zullen
opleveren.

HOOEDSjTUK VI.

BEBEIDING VAN APPELZUUR ÜIT DRUIVENZÜUR. BEPALING VAN
HET SPECIFIEKE DRAAIINGSVERMOGEN VAN DIT ZUUR.

Het was te verwachten, dat, nu ik uit rechtsdraaiend
wijnsteenzuur een rechtsdraaiend appelzuur had verkregen,

-ocr page 59-

51

het linksdraaiende wijnsteenzuurj op dezelfde wijze behandeld
als het gewone\', een appelzuur zou opleveren identisch met
dat van de natuur.

Intusschen kwam het mij niet onbelangrijk voor om te
onderzoeken, of de proef dit bevestigde.

Ik nam me daarom voor, om met het linksdraaiende wijn-
steenzuur dezelfde bewerkingen te herhalen, die ik met het
gewone verricht had; van dit plan zag ik echter later af,
omdat ik vreesde te veel moeilijkheden te zullen ondervinden
om die stof in voldoende hoeveelheid en zuiver te erlangen, i).

Ik ging daarom uit van druivenzuur, dat mij een inactief
appelzuur moest opleveren, indien mijn boven beschreven
inzicht juist was en wanneer rechts- en linksdraaiend wijn-
steenzuur in dezelfde mate door HJ aangetast worden,
hetgeen wel te verwachten was, omdat die beide zuren overigens
ook bijna geen verschil in chemische eigenschappen hebben.

Voor ik er toe overging om het druivenzuur in appelzuur
om te zetten, heb ik mij overtuigd, dat het volkomen inactief
was en buitendien nog eenige reacties gedaan, die mij de
identiteit van dit zuur verzekerden. Zoo kreeg ik een
praecipitaat van druivenzure kalk bij toevoeging van chloor-
ammonium en chloorcalcium. Dit kalkzout in verdund zout-
zuur opgelost werd door ammonia weer neergeslagen. Een
Weinig van het kalkzout, met een kristalletje salpeterzuur
zilver en wat ammonia in een reageerbuisje gedaan, gaf bij
verwarming een metaalspiegeltje. Bij de verbranding gaf
het zuur geen spoor van asch.

Bij den heer Miedema te Arnheia bestelde ik linksdraaiend wijnsteenzuur; de
stof, die ik van hem daarvoor ontving; bleek mij bij onderzoek druivenzuur te zijn.

-ocr page 60-

Het druivenzunr verwerkte ik nu even als vroeger het
wijnsteenzuur.

Daar druivenzuur echter 1 molecule kristalwater bevat,
moest ik, opdat de verhouding tusschen de gewichten der
op elkander inwerkende stoffen dezelfde zou zijn als vroeger,
in de buizen op 30 gram druivenzuur 18.84 gram J, 2.33
gram P. en 3 C.C. water doen. Yan het verkregene appel-
zuur maakte ik eerst het zure ammoniakzout, dat door
omkristallisatie gezuiverd werd, en hieruit weer het vrije zuur.

Van dit appelzuur werd 3.713 gram opgelost in 26.785
gram water en het specifieke draaiingsvermogen bepaald.

19.1155
~ 18.2715 X 1.001336

Bij de bepaling van q vond ik voor het gemiddelde van
10 waarnemingen 58°.834, welk getal zoo weinig van het
nulpunt 58°.882 verschilt, dat ik = O stel.

Derhalve is dit appelzuur inactief, zooals men kon ver-
wachten. Ik heb geene pogingen in het werk gesteld om
dit zuur in rechts- en linksdraaiend appelzuur te splitsen,
maar het zal wel niet aan twijfel onderhevig zijn of dit kan
geschieden.

\'i

-J

BESLUIT.

1. Bij de behandeling van rechtsdraaiend wijnsteenzuur
met HJ in toegesmoltene buizen ontstaat een appelzuur,
dat het polarisatievlak even sterk
rechts, als het gewone
Unh doet draaien.

») Zie Hoofdstuk 1.

-ocr page 61-

53

3. Behandelt men druivenzuur op dezelfde wijze, dan
krijgt men een inactief appelzuur, dat hoogstwaarschijnlijk
in twee tegengesteld actieve kan gesplitst worden.

3. Het specifieke draaiingsvermogen van het zure ammo-
niakzout van rechtsdraaiend appelzuur, verkregen door eene
oplossing van dit zuur voor de helft met NHg te verzadigen
en dan de tweede helft toe te voegen, is: = -f- 7°.91E.

4. Het specifieke draaiingsvermogen van het op dezelfde
wijze bereide zout uit gewoon appelzuur is: 5°,939.

5. De specifieke, dus ook de moleculaire, draaiingsver-
mogens dier zouten voldoen aan de wet vau
Mtjldee en
Kkecke, terwijl

1°.979 X - 3 = - 5°.937
1».979 X 4 = -f 70.916 is.

6. "Wanneer men het zure kalkzout van linksdraaiend
appelzuur verzadigt met NHg en dan het Ca. met oxalzuur
praecipiteert, dan krijgt men een zuur appelzuur ammoniak-
zout, waarvan het specifieke draaiingsvermogen is: — 7°.912.

7. Ieder der beide appelzuren kan twee ^^reeksen zure
zouten opleveren, die een verschillend specifiek draaiingsver-
mogen hebben, terwijl ze bij beide zuren respectievelijk
slecbts in teeken verschillen. De oorzaak van dit verschil
in optisch actief vermogen moet gezocht worden in het
chemisch verschil, dat deze zouten opleveren, naarmate in
de eene of de andere van de beide carboxylgroepen van
deze zuren de waterstof door metaal is vervangen.

8. Terwijl vroeger de stelling gold, dat er synthetisch
geen optisch actief lichaam bereid kan worden, is het nu door
mijne onderzoekingen, in verband met die van
Jüngeleisch,

-ocr page 62-

54

gebleken, dat men synthetiseli niet alleen lichamen kan
verkrijgen geheel indentisch met die van de natuur, maar
ook zelfs zulke, die door hun draaiingsvermogen daarvan
verschillen. Zoo is het uitzicht geopend, dat er nog optisch
actieve stoffen zullen verkregen worden, waarvan nu slechts
de inactieve isomere bekend zijn. Wanneer men hiertoe
onderzoekingen wil doen, dan geloof ik, dat het wenschelijk
is vooral het oog te vestigen op die verbindingen, welke vol-
gens de hypothese van
van\'t Hoïf en le J3el optisch actief
kunnen zijn.

-ocr page 63-

STELLINGEN

-ocr page 64-

pïï:

MI

h.

K \'S \'.

M\'

•f >

ïïmm

-ocr page 65-

STELLINGEN.

I.

Het is mogelijk, langs syntketischen weg, optisch actieve
lichamen te verkrijgen, wier draaiingsvermogen verschilt van
dat der analoge in de natuur voorkomende.

n.

Er bestaat een inactief appelzuar, welks moleculen uit
twee tegengesteld actieve moleculen zijn samengesteld.

Hl.

Er bestaan zoowel van rechtsdraaiend als van linksdraaiend
appelzuur twee reeksen van zure zouten.

lY.

De wet der »eenvoudige verhoudingen" van Mulder en
Krecke mag tot nu toe nog niet als toepasselijk beschouwd
worden op het moleculaire draaiingsvermogen van alle ver-
bindingen, die door Dr. E. W.
Krecke in zijn stuk: //Sur
les pouvoirs rotatoires des corps organiques"
zijn opgegeven.

Y.

Uit de onderzoekingen van H. Landolt, waarvan de voor-
loopige resultaten medegedeeld zijn in //die Berichte der

-ocr page 66-

58

Deutschen chemischen Gesellschaft zu Berlin, Juli 1873,"
blijkt niet, dat het moleculaire draaiingsvermogen der wijn-
steenzure zouten volkomen de wet van
Mdxdee, en Krecke
volgen.

Yl.

De voorstanders van de theorie der veranderlijke valentie
geven geen voldoenden grond aan voor de verandering der
valentie, daarom voldoet hunne theorie niet aan,,de eiscben,
die men mag stellen.

vn.

De kennis, die wij tot nu toe verkregen hebben van de
constitutie der chemische verbindingen, noopt ons onderscheid
te maken tusschen
atomistisch en moUculairverUnäingen.

Yin.

Phosphorus is trivalent.

IX.

De hypothese door Clausids gesteld (Poggend. Ann. Bd. Cl),
ter verklaring van de electrolyse, leidt tot besluiten, die in
strijd zijn met de waargenomene verschijnselen.

X.

Wanneer men zegt, dat bij oenassige kristallen de gewoon
gebroken straal gepolariseerd is in de
hoofdsnede, dan dient
men onder deze hoofdsnede te verstaan het vlak gelegd door
de voortplantingsrichting van genoemden straal en de as
van het kristal.

-ocr page 67-

59

XI.

De wet van Eiess, volgens welke de slagwijdte bij electrisehe
ontladingen evenredig is aan de dicktlieid der electriciteit,
zou waarschijnlijk zuiver optreden bij de ontladingsversckijn-
selen, wanneer men den invloed der inductie kon opheffen.
De proeven van
Eijkb bewijzen het tegendeel niet.

XII.

De wet, waardoor de inwerking van twee ponderabele
massa\'s m en vd op elkander wordt weergegeven, kan voor-
gesteld worden door de formule:

m m\' 1

C2 Jt^J

O-

XIIL

F =

//Jedenfalls ist es klar, dass die Wissenschaft, deren Zweck
es ist, die Natur zu begreifen, von der Yoraussetzung ihrer
Begreiflichkeit ausgehen müsse und dieser Yoraussetzung
gemäss schliessen und untersuchen." (
Helmholtz. Ueber
die Erhaltung der Kraft, p. 3.)

XIY.

De hypothese, dat het eerste leven op aarde ontstaan is
door overbrenging van levende wezens of kunne kiemen van
andere hemellichamen, moet verworpen worden.

XY.

De eerste levende wezens op aarde zijn ontstaan door
spontane generatie.

-ocr page 68-

XVI.

60

Onder de algemeene eigenschappen van de stof moet het
vermogen, om
gewaatwofdingen te ontvangen, opgenomen
worden.

xvn.

Oiieis is een eruptiegesteente.

XVIIL

Door de verbranding van eene plant krijgt men niet alle
levende kracht terug, welke de plant voor karen groei
heeft besteed.

XIX.

De zwaartekracht is de oorzaak van het naar beneden
groeien der plantenwortels.

XX.

Crocus sativus is een kruisingsproduct van twee verschil-
lende species.

XXI.

Ofschoon Lepidosiren meer eigenschappen met de visschen
dan met de reptiliën gemeen heeft, mag hij toch niet onder
de visschen gerangschikt worden.

XXII.

Het is wenschelijk, dat er aan de universiteiten een afzon-
derlijke cursus over physische chemie gegeven wordt.

-ocr page 69-

I^STKEOXJID-

EEESTE GEDEELTE.

Pag.

Beschouwingeu over eenige wetten der circulaire pola-
risatie ........................ 1.

TWEEDE GEDEELTE.

De verhouding van verschillende appelzuren tegenover
gepolariseerd licht.

Hoofdstuk L Bereiding van appelzuur uit wijn- 26.
steenzuur.

Hoofdstuk II. Bepaling van het specifieke draai- 31.
ingsvermogen van het zure ammoniakzout van
appelzuur, uit wijnsteenzuur bereid.

Hoofdstuk III. Bereiding van appelzuur uit lijster- 38.
bessen en bepaling van het specifieke draaiingsver-
mogen van het zure ammoniakzout, uit dat zuur
verkregen.

Hoofdstuk lY. Bepaling van de specifieke draai- 44.
ingsvermogens der vrije appelzuren.

A. Rechtsdraaiend appelzuur........ 45.

B. Linksdraaiend // ........ 45.

-ocr page 70-

62

Hoofdstuk V. Over eeu linksdraaiendenzureuappel- 47.
zuren ammoniak, waarvan het draaiingsvermogen
slechts in teeken verschilt van dat van het door
mij bereide rechtsdraaiende zout.
Hoofdstuk "VI. Bereiding van appelzuur uit drui- 50.
venzuur; bepaling van het specifieke draaiingsver-
mogen van dit zuur.

Besluit......................... 52.

Stellingen,...................... 55.

1