OVER FEBRIS PUERPERALIS.
-ocr page 2-Ji;, ^\' - / : .J; >, ;
■ V . : \',
/ • . K
■ V
-ocr page 3-ter vee"keijgin& van den graao) van
AAN DE HOOGESCHOOL TE UTRECHT,
na machtiging van ben rector magnieicus
gewoon hoogleeraak in de pactjltbit dee wis- en natuurkunde,
MET TOESTEMMING VAN DEN ACADEMISCHEN SENAAT
VOLGENS BESLUIT DER GENEESKUNDIGE FACULTEIT,
te verdedigen
Op Maandag\' den 15. Novembei- 1875 des namiddags te 3 uren,
mmm josëph hhbeeï van heberger,
GEBOREN TE VENLO.
SNELPERSDRUK
VAN K. G. OUKOOP TE BREDA.
1875.
-ocr page 4-M-
V
Uit liefde en dankbaarheid
opgedragen.
r*- |
; |
•n \\ |
. \' » |
§ | |
- | ||
. 1: V |
-
Het onderwerp mijner dissertatie is de zoogenaamde kraam-
vrouwenkoorts , eem ziekte waarover de wetenschap het laatste woord
nog niet gesproken heeft. Daar ik slechts over weinige bronnen heh
kunnen beschikken, en mijne praktijk mij niet toeliet aan dit proef-
schrift die zorg en die nauwgezetheid te wijden, welke ik daaraan
wenschte te besteden, zoo meen ik een beroep te mogen doen op de
welwillendheid en de toegei>endheid van allen, onder ivier critisch
oog dit boekje zal vallen.
Gaarne neem ik deze gelegenheid te baat, om openlijk mijnen
dank te betuigen aan TJ, Hooggeleerde Lonoq, die mij hoofdzake-
lijk aan het ziekbed met zoovele nuttige wenken ter zijde stondt;
eveneens TJ, Hooggeleerde Heeren Donders, Van Goudoever,
Koster en Engelmann , voor de welwillende hulp, mij gedurende
"mijne academische loopbaan betoond. Hetgeen ik verder aan \'TJ,
geachte Promotor, Pi^ofessor Halbertsma te danken heb, zal ik
nimmer uit mijn geheugen verliezen, en Uwe nuttige ivenken zullen
steeds aan mijn geest tegenwoordig zijn.
Ook TJ, Hooggeleerde heeren TiLANUs, Hertz, Van Geuns e/j
Lehman, zij dank gebracht, daar ik onder TJwe leiding mijne
elinische studiën aan het Athenaeum illustre mocht voltooien.
En Gij, Hooggeleerde Heeren der natuurhundige en medische facul-
teiten aan de Leuvensche Hoogeschool, hijzonder Qij, Hooggeleerde
Van Beneden, Van Kempen, Hubert, Lefèbvre, Craninx,
Michaux, die mijne eerste schreden in de medische wetenschap
hebt geleid, Qij hebt insgelijks aanspraak op mijne erkentelijkhéd.
Eindelijk roep ik JJ, mijne academievrienden, aan wie mij ^^^
aangename herinneringen verbinden, vaarwel toé.
Wir haben es hier mit einer Anstaltsepidemie zu thun. — Wc\'
war ihr Träger\'? woher kam er? warum ging er so schnell? —
Etwa ein Miasma? Das kann nicht sein; das tritt anders auf.—
Meine Herrn, ich kann es Ihnen sagen: Die Träger ivaren die
Hülfleistenden, der Bringer eine zufällig erkrankte Wöchnerin.
Spiegelberg über das Wesen des Puerperalfiebers.
-ocr page 9-Wat is febris puerperabs? Dit is de vraag, welke ik mij
stelde, toen circa driejaren geleden verscheidene gevallen dezer
ziekte in mijne omgeving voorkwamen en enkele zich in mijne
praktijk vertoonden. \'tIs dezelfde vraag die ik mij stel, nu
bij het eindigen der academische loopbaan eene dissertatie
moet geschreven worden.
Deze ziekte, misschien de vreeselijkste waaraan de kraam-
vrouw lijden kan, vinden wij reeds bij Hippograte:s (1) be-
schreven; Galenus Aetius en Paulus Van Egina spreken
over de gevaren, waaraan de kraamvrouw is blootgesteld,
wanneer ontsteking van de baarmoeder ontstaat en de lochieën
ophouden te vloeien of wel stinkend worden. Mercatus (2)
zegt, dat het terugblijven der secundinae ernstige gevolgen
kan hebben; hij geeft ook bet ophouden der vloeiingen als
oorzaak van ziekten aan en spreekt over de baarmoederont-
steking als gevolg van moeielijke verlossingen. Flater (3)
geeft de uterus-ontsteking als oorzaak aan, terwijl Sylvxus (4)
(1) Hippocrates. De morbis mulierum, Lib. I, cap. 61—91.
(2) Mercatus. De mulierum affectionibus, Lib. IV.
(3) Plater. Praxis medica 1686.
(4) Sylvius. Praxis medica, Lib. Ill, cap. 8 de ochiorum vitiis.
1
-ocr page 10-en Boerhave (1) de ziekte aan eene onvoldoende afscheiding
der lochieën toeschrijven. Sedert Hippocrates tot in het
begin der IT\'Je eeuw, werd dus het verdwijnen der lochieën
bijna uitsluitend als oorzaak der kraamvrouwenkoorts aange-
zien, totdat in 1686 Puzos (2) de ziekte aan veranderingen
en belemmeringen in de zogafscheiding toeschreef. HulME (3)
df, la Roche (4) en anderen beschouwden de febris puerpera-
lis als eene ontsteking van het epiploon en der intestina;
John Hunter, Johnston (5) Walter (6), Gardien (7) als
eene peritonitis; Pouteau (8) Home (9), Young als eene
peritonitis van erysipelateusen aard; Peu (10), Tissot, Leroi,
White (11) als eene ontstekingachtige diathesis, als eene
ziekte van putrieden aard; Finch, Cooper (12), Denman (13),
Stoll, Doulcet (14) als eene koorts met gastrisch-biheuse
verschijnselen; Willis, Levret, Kiwisch (15), Danyau (16)\'
(1) Boerhave, Aphorismi de cognoscendis et curandis morbis.
(2) Puzos, Traité des accouchements. Paris 1759.
(3) Hulme, Treatise on the puerperal fever etc. London 1772.
(4) De la Roche, Recherches sur la nature et le traitement de
la fièvre puerperale. Paris 1783.
(5) Johnston, dissei-t de febre puerperale. Edinburg 1778.
(6) Walter, de morbis peritonei et de apoplexia. Berlin l78o.
(7) Gardien, Traité complet d\'accouchements. Paris 1824.
(8) Podteau, Mélanges de chirurgie. Lyon 1766.
(9) Home, Klinische Versuche. Deutsch Leipzig 1781.
(10) Peü, La pratique des accouchements. Paris 1694.
(11) Whyte, Treatise on the management of lijing in women-
London 1773.
(12) Thom Cooper, a compendium of midwiferij. London 1766.
(13) Thom Denman, on the puerperal fever and on puerperal con-
vulsions. London 1768.
(14) Doulcet, Mémoire sur la maladie, qui a attaqué en différents
temps les femmes en couches à l\'hôtel Dieu. Paris 1782. ^
(15) Kiwisch von Rotterau, Klinische Vorträge etc. Praagl8ol-
(16) Danyau, Monatschrift für Gebürtskunde 1858.
-ocr page 11-BEA.U (1), GUERA.RD (2), CAZEA.UX (3), DEPAUL(4f) , DOUBLET
(5) en anderen, als eene koorts van een bijzonder karakter,
une fièvre essentielle.
Hoewel reeds bij de oudste schrijvers over deze ziekte wordt
gehandeld, lezen wij er echter niet, dat zij zich in epidemische
uitbreiding vertoonde. De latere navorschingen hebben echter
bewezen, dat de febris puerperalis hoofdzakelijk epidemisch
heerscht en hare grootste verwoestingen onder de bevolking
der gynaekologische inrichtingen aanricht, daar de latere wer-
ken bijna alle het verloop van epidemieën in dergelijke inrich-
tingen mededeelen.
Wanneer wij dan die verschillende mededeelingen nagaan,
zoo zien wij volstrekt niet telkens hetzelfde ziekteverloop. In
de eene epidemie ziet men de lochiaaluitscheiding ophouden,
terwijl zij in eene andere overvloedig is; dan weer zijn de
lochieën putride, stinkend, terwijl zij in eene vierde noch in
kwantiteit noch in kwaliteit veranderingen hebben ondergaan.
De eene epidemie vinden wij anatomo-pathologisch be-
schreven als peritonitis, de andere als metroperitonitis, eene
derde als phlebitis uterina, als phlebitis en parametritis, dan
weêr als peritonitis met pleuritis, met erysipelas, met meta-
statische processen enz. enz. en eindelijk doen zich in die
epidemieën gevallen voor van febris puerperalis zonder locale
laesies, zonder anatomo-pathalogische verschijnselen.
Wij hebben hier dus met eene ziekte te doen, welke reeds
(1) Beau, ibid.
(2) Guérard, ibid.
(3) Cazeaux, ibid.
(4) Depaul, ibid.
(5) Doublet, mémoire sur la fièvre etc. Journal de médec, 1782.
-ocr page 12-tijdens de ontwikkelingsperiode der medische wetenschap be-
kend was. Kwaadaardig wegens haar menigvuldig optreden
en het groote aantal oiïers dat zij eischt onder hoogst merk-
waardige physiologische omstandigheden, heeft zij steeds de
aandacht tot zich getrokken, en spoorde bij elke epidemie
tot nieuwe onderzoekingen aan, zoodat over haar ontstaan,
natuur en behandeling de eene theorie de andere verdrong.
En van die verschillende opvattingen is, er geene enkele
welke men als bevredigend kan aannemen.
Gedurende de zwangerschap hebben de wanden der baai\'-
moeder in omvang en in dikte toegenomen; de bestaande
spiervezelen zijn gebypertrophieerd en hebben zoowel in lengte
als breedte gewonnen, terwijl er zich nieuwe ontwikkeld
hebben. De mucosa is verdikt onder de vorming van placenta
en decidua; het peritoneale bekleedsel heeft zich gerekt en in
de algemeene hypertrophie zijn aandeel genomen. Hiertoe, als-
ook tot de verdere ontwikkeling van het aldaar vastgehechte
ei is verhoogde stofwisseling noodzakelijk; vandaar verhoogde
toe- en afvoer van voedingsmateriaal; de vaten hebben in de
hyperplasie hun aandeel genomen, er hebben zich nieuwe
bloedvaten gevormd, hoofdzakelijk aan de placentair insertie;
het lumen der bestaande vaten is verwijd; de lijmphvaten en
lympbbanen hebben in volumen toegenomen en er hebben
zich nieuwe ontwikkeld. Tengevolge van die bijzondere bloed-
vaatontwikkeling en van de drukking, welke de baarmoeder
in de laatste periode der zwangerschap uitoefent, kan de
bloedsomloop meer of minder stoornis ondergaan, zooals de
varices of zelfs \'t oedeem der onderste extremiteiten het ons
somtijds toonen; de mucosa vaginalis is warm, gezwollen en
blauwachtig gekleurd, terwijl de aderen der scheede dikwijls
variceus verwijd zijn en de schaamlippen eene oedemateuse
zwelhng vertoonen. Eindelijk heeft zich bij de veelvuldige
weefsel-productie eene matige Anaemie en Leukocythose gedu-
rende de zwangerschap ontwikkeld.
Zulke belangrijke anatomische veranderingen moeten na-
tuurlijk hunnen invloed op de physiologische functie van ver-
schillende organen doen gevoelen. Denman (1) zegt, dat er
niets meer algemeen door de medici wordt aangenomen dan
de invloed, welken de buitengewone prikkelbaarheid der baar-
moeder op het geheel gestel uitoefent, en Ashwell voegt
hierbij, dat in het vrouwelijk organismus de baarmoeder het
voornaamste centrum der sympathische werking is. (2)
De veranderingen in den bloedsomloop hebben wij reeds be-
sproken ; hierbij komt nog de onaangename reflexprikkeling van
de maag in den morgenstond; spijzen worden somtijds niet ver-
dragen, terwijl men enkele malen de grootste eigenaardigheden
in de keuze der voedingsmiddelen opmerkt; voeg hierbij de prik-
keling der borsten, de invloed op den urine-uitscheiding en op de
gemoedsgesteldheid, welke laatste zich door eene bijzondere
teergevoeligheid, zelfs onverdraagzaamheid kan kenmerken, ja
(1) Denman, hitroduction to midwifery.
(2) Ashwell, A practical treatise on parturition.
-ocr page 14-soms tot hysterische toevallen, zelfs tot eene bepaalde manie
kan overgaan.
Degenen die somtijds de drukking der verschillende onder-
buiksorganen als oorzaak zouden aanzien, moetik er op wijzen,
dat de reflexprikkel hier op den voorgrond treedt. KöllikeR
houdt het voor waarschijnlijk, dat ook de zenuwen der
baarmoeder in volumen toenemen door verdikking van het
nevrilema, door verwijding en verlenging der zenuwbundels»
terwijl de zenuwuitloopers in aantal vermeerderen om aan de in
volumen toegenomen baarmoeder de noodige prikkelbaarheid
te verleenen bij hare verhoogde levensuiting, zoowel gedurende
de zwangerschap als op het oogenblik der baring.
Beschouwen wij vervolgens het mechanismus der baring
en nemen wij de verhouding in aanmerking, welke tusschen
de diameters van het vrouwelijke bekken en het foetale
hoofd, dat genoemde bekkenas moet doorloopen, bestaat; dan
blijkt, dat de zachte deelen, welke den bekken-binnenwand
bekleeden, aan eene belangrijke drukking zijn blootgesteld,
welke drukking in dier voege toeneemt, als de verhouding
tusschen genoemde diameters ongunstiger is. Verhoogde
temperatuur, oedeem, kneuzing, gescheurde wondjes, het bar-
sten der uitgezette venae aan de vrouwelijke geslachtsdeel en,
hoofdzakelijk aan het collum uteri en het perineum, zijn hier-
van het natuurlijk gevolg.
Komt thans de loslating en de verwijdering der nageboorte,
zoo vinden wij in de genitaal organen eene uitgestrekte ver-
wonding, welke men wel is waar physiologisch noemt.
Wij vinden volgens de onderzoekingen van Dr. FRiEDLäNDER
de mucosa uteri van hare bovenste cellenlaag beroofd; daarbij
voegen zich de gapende bloedvaten op de plaats der placen-
tairinsertie, terwijl zich nog een aantal geopende lymphvaten
en lymphbanen vertoonen. De baarmoeder trekt zich na af-
loop der verlossing samen, en deze samentrekking volgt in de
eerste dagen onder periodieke remissies, terwijl de gapende
vaatopeningen zich met thromben vullen. In hoever deze
organische verwondingen onder den invloed van bekkenver-
nauwing, van rigieden baarmoedermond, van vroegtijdig af-
vloeien van het vruchtwater, van de soms noodzakelijke kunst-
bewerking, van de kunstmatige verwijdeiing der nageboorte,
een ernstiger aanzien kunnen bekomen, zal wel geene verdere
bespreking noodig hebben.
En dit alles zijn laesies in de genitaal-organen, welke bij de
geboorte tot het toppunt van hun levensuitingen gestegen zijn.
En werpen wij thans onze blikken op de kraamvrouw.
De eensklaps veranderde oogopslag, de sterkere of wel min-
der geprononceerde uitingen van het zenuwleven, de veran-
deringen welke in den bloedsomloop, de ademhaling en de
secreties worden waargenomen, de algemeene uitputting; dit
alles wijst op de meer of minder belangrijke prikkeling van
het zenuwgestel naar gelang van de meer of minder moeie-
lijke baring. Na eenige uren stelt zich eene lichte koorts-
reactie in, welke weder langzaam afneemt om na eenige
dagen te verdwijnen.
De bloedsomloop heeft belangryke veranderingen ondergaan,
de foetale circulatie is van de moederlijke gescheiden; de hyper-
trophische en in aantal vermeerderde vaten der baarmoeder
hebben de hun opgelegde taak volbracht; de gapende venae
worden door tbrombenvorming gesloten; het bloed, dat door
de buikaorta wordt weggevoerd, krijgt eene andere verdeeling,
terwijl de terugvoer van het veneuse bloed van uit de baar-
moeder naar de vena cava beduidend verminderd is.
Ik zeide: de vaten hebben de hun opgelegde taak volbracht;
dit wil zeggen, den vermeerderenden toe- en afvoer der tot
ontwikkeling van het foetus benoodigde voedingstoffen. Van
eene andere taak moeten zij zich echter thans nog kwijten:
de genitaalorganen hebben eene regressieve metamorphose te
doorloopen, wier omzettingsproducten door hen in den bloed-
stroom moeten worden opgenomen, terwijl de reorganisatie
van het slymvlies op de binnenvlakte der baarmoeder plaats
heeft.
dient
De kraamvrouw is bijgevolg een vruchtbare bodem tot de
ontkieming van een aantal ziekteprocessen, welke in het na-
tuurlijk verloop van het puerperium gewichtige stoornissen
kunnen te voorschijn roepen, ja het leven in gevaar brengen.
Moreau zegt zelfs: c\'est une place démantelée ouverte de toute
part à l\'ennemi. Deze uitdrukking vatten wij slecbts in dien
zin op, dat de kraamvrouw met bijzondere vooi\'zorg
omgeven te worden.
9
Van welken aard zijn dan toch de ziekteprocessen, die
men met den algemeenen naam van febris puerperalis be-
stempelt?
Is het, zooals wij vroeger reeds aangehaald hebben, eene
ontsteking der baarmoeder? Is het eene ontsteking van het
epiploon en der intestina? Is het eene peritonitis? Is het
eene ziekte van putrieden aard?
De verdedigers dezer zienswijzen willen de kraambedkoorts als
eene eenvoudige ontsteking beschouwen, welke echter aan
den bijzonderen toestand der lijderes een bijzonder karakter
ontleent. Over de zitplaats der ontsteking zijn zij het vol-
strekt niet eens; door de eenen wordt de baarmoeder, door
de anderen de intestina, weer door anderen het peritoneum
als zoodanig beschouwd, terwijl de laatsten eene purulente
diathesis aannemen, welke zich in verschillende organen kan
localiseeren.
Dat zich somtijds deze vrij zuiver locale ontstekingen kun-
nen voordoen, wil ik niet ontkennen; dan behooren zij
echter niet onder de rubriek febris puerperalis geplaatst te
worden.
Maar kan men aan eene eenvoudige metritis, enteritis of
peritonitis denken, wanneer de ziekte zoo plotseling met eene
initiale huivering begint en eene polsfrequentie van 150—160
slagen oplevert; v/anneer de peritonitis onder vrij sterk meteo-
rismus zich door eene bijzondere ongevoeligheid kenmerkt, en
toch eene oppervlakkige gejaagde ademhaling wordt waarge-
nomen; wanneer men het gele cachectische gelaat der vrouw\'
aanziet; wanneer na een ziekteverloop van drie of vier dagen
de dood intreedt; wanneer men bij de autopsie een purulent
10
exsudaat in de peritoneaal holte aantreft? Verder wordt
noch de eene noch de andere ontsteking constant bij de
kraamvrouwenkoorts aangetroffen; terwnjl zelfs enkele hevige
gevallen, zonder ontsteking, zonder locale laesies verloopen.
De leer der diathesen en der metastasen, zooals zij vroeger
werd aangenomen, heeft thans overigens haar burgerrecht
verloren.
Is het een gevolg van belemmeringen in de zogafscheiding
of in de melksecretie, zooals anderen het aannamen ?
Dezen hielden de ziekte voor het gevolg van eene verhin-
derde of verplaatste melksecretie, daar zij van meeningwai\'en,
dat de melk niet in de borstklieren gevormd wordt, maar
gepraeformeerd in \'t bloed aanwezig was. Werden deze ele-
menten nu niet genoegzaam door middel der borsten verwij-
derd, zoo moesten zij in andere organen ontsteking teweeg
brengen en tot de puerperaalkoorts aanleiding geven.
Anderen beschouwden de lochieën als voor de voeding on-
bruikbare en nadeelige elementen van het bloed, welke in de
circulatie teruggehouden, dezelfde gevolgen na zich sleepen.
Dat deze beide theorieën bij de verdere ontwikkeling der
medische wetenschap geen steek meer houden, behoeft geen
betoog. Vinden wij overigens niet kraamvrouwen, bij "Wie
de borsten zich niet voldoende uitzetten en de melksecretie
niet tot stand komt? Zien wij er geene andere, bij wie de
borsten reeds voor de bevalling met deze vloeistof overvuld
zijn? Zijn er geene andere nog, die, alhoewel genoegzaam
zog aanwezig is, hare kinderen toch niet zoogen? En toch
ondervinden wij, dat het niet juist de niet zoogende zijn, die
uitsluitend aan de kraamvrouwenkoorts zijn blootgesteld, ter-
11
wijl van den anderen kant het zuigen geene immuniteit voor
de ziekte oplevert.
Nu eens kan bij febris puerperahs de zoguitscheiding ver-
minderd zyn, dan weer kan zij normaal verloopen. In het
eene geval zien wij de lochiaalsecretie noch in quantiteit noch
in qualiteit veranderen, in het andere zelfs overvloedig worden.
Is het eene peritonitis van erysipelateuzen aard, zooals
andere schrijvers aannemen?
In de gasthuizen van Parijs bijv. heeft men opgemerkt, dat,
wanneer de erysipelas zich in de chirurgische afdeeling vertoon-
de , men binnenkort de puerperaalkoorts in de kraamzalen kon
verwachten. Post hoe, ergo propter hoe kan overdreven wor-
den. Zoowel als het hier voor den erysipelas geldt, heeft men
ook somtijds typhus, pokken, mazelen epidemisch zien optreden,
terwijl de puerperaalkoorts gelijktijdig hare verwoestingen aan-
richtte. (Wiener Wochenblatt 1863). Waarom dus ook niet
de ontologische identiteit met deze laatste ziekten aangeno-
men? Ik wil echter niet beweren, dat, in de chirurgische
zoowel als in de gynaekologische zalen, de etterproducten
eener erysipelateuze ontsteking met immuniteit op gezonde
Wonden kunnen worden overgebracht. De eene ziekte kan
zich epidemisch verspreiden, zonder dat er meer gevallen der
andere voorkomen.
Waar localiseert zich de erysipelas bij de kraamvrouwen?
is het in de baarmoeder? is het in de venae of in de lymph-
vaten? is het in \'t peritoneum? En waarom wordt elk dezer
organen dan zoo dikwijls hij de autopsie in normalen toestand
aangetroffen?
Is het een koorts met gastrisch-bilieuze verschijnselen?
-ocr page 20-12
De aanwezigheid van het witte beslag op de tong, de
opgezette en min of meer pijnlijke onderbuik, het braken van
slijmige, biheuse stoffen, de sedes biliosae; dit alles deed tot
het aannemen eener gastrisch-bilieuse koorts besluiten als gevolg
van eene ophooping der slijmige en galachtige stoffen, wier
evacuatie verhinderd werd door de zwangere baarmoeder, welke
insgelijks den bloedsomloop in de buikorganen belemmerde.
Bij het tegenwoordig standpunt der physiologische en patho-
logische kennis , is deze theorie even onhoudbaar als de
vorige. Dat eene kraamvrouw zoowel als eene andere per-
soon aan gastritis kan lijden; dat zich door onachtzaamheid
in het opvolgen eener behoorliike diëet, bijzonder bij haar
gastrische verschijnselen kunnen voordoen, en dat hierdoor
de vatbaarheid voor andere ziekten vermeerderd wordt, wil
ik niet ontkennen. De opgenoemde ziekte-verschijnselen vor-
men overigens slechts een symptomengroepje, dat volstrekt
niet immer bij de puerperaalkoorts aanwezig is. C\'est prendre
la partie pour Ie toüt.
Is het eene koorts van een bijzonder karakter, une fièvre
essentielle ?
Volgens de beginselen der bumoralpathologie, welke zoowel
te Parijs als te Weenen door haematologische onderzoekingen
van tijd tot tijd nog eens nieuwen levensprikkel ontvangen
heeft, stellen deze het algemeen lijden op den voorgrond,
en beschouwen de kraamvrouwenkoorts als eene koorts sui
generis, eene specifieke, een essentieele koorts. Zij nemen
een primitieve bloedalteratie aan door een epidemischen in-
vloed, door een miasma onbekend in zijne natuur, maar ten
volle bewezen door zijne gevolgen; terwip zij alle locale pro-
13
cessen zoowel in de genitaal-organen als in de andere weef-
sels slechts als de gevolgen dezer primitieve bloedinfectie aan-
zien. Depaul geeft zijne gedachten te kennen over den toe-
stand van het bloed bij de aan febris puerperalis overleden
vrouwen. Hij citeert de resultaten der onderzoekingen van
dit bloed door Vogel, Lehman en Scanzoni ingesteld, en
eindigt aldus : ^/Toutes ces recherches insuffisantes sans doute,
//et qui méritent d\'être suivies, rapprochées de la marche
//et de la physionomie générale de la maladie en disent assez,
//je pense, pour démontrer la réalité de l\'altération du sang.
//Mais quel est le point de départ du poison qui se mêle à lui?
//Quelle est sa véritable nature? Ce sont la des mystères im-
//pénétrables jusqu\'à à ce jour, et je n\'ai pas eu la prétention
//de les expliquer." (1) Zoo zoeken zij dus nog altijd naar
dat onbekende iets; zoo veronderstellen zij eene primitieve
bloedinfectie, welke zij niet kunnen bewijzen. En in plaats
van in de puerperale processen eene reeks van ziekten te
zoeken, welke verschillen door hare zitplaats, door haar
symptoomcoraplex en hare gevolgen, nemen zij eene bijzondere,
eene specifieke ziekte aan, die zij met den naam van febris
puerperalis bestempelen.
Maar is de kraamvrouwenkoorts dan zoo geheimzinnig ; is zij
zoo ondoorgrondbaar in haar wezen, in hare aetiologie, in haar
verloop, dat men maar onvoorwaardelijk aan die niet bewe-
zen primitieve bloeddissolutie moet blijven vasthouden? Indien
®ene andere ziekte, wier wezen ons voldoende bekend is,
vvelke wij zelfs naar welgevallen kunnen te voorschijn roepen,
(1) Depaul, De la fièvre puerperale de sa nature et de son trai-
tement etc. Paris 1858.
44
een zoo niet identisch, dan toch volmaalvt overeenstemmend
symtoomcomplex met dat der Icraamvrouwenkoorts aanbiedt;
indien verder de aetiologie dier ziekte tastbaar en duidehjk
bewezen is, en men zich daardoor reltenschap kan geven van
al hetgeen ons in de kraamvrouwenkoorts zoo geheimzinnig,
zoo onbegrijpelijk voorkomt, zoude men dan niet geneigd zijn
de kraambedskoorts aan dezelfde oorzaak toe te schrijven?
De vorderingen der pathologie, op den grondslag der patho-
logische anatomie bevestigd, hebben dan ook langzamerhand
aangaande het wezen der puerperale ziekten een ander uit-
zicht gebaand. Men wierp het begrip van specificiteit over
boord en sloeg den tegenovergestelden weg in; de wonden
zoowel in de genitaalorganen als in hunne omgeving werden
als het oorspronkelijke ziekteproces beschouwd; eene zienswijze,
welke vrij wel in overeenstemming is te brengen met de chi-
rurgische leer over verwonding, zoowel in hare eerste als in
hare verdere en verste gevolgen.
Wij hebben reeds de kraamvrouw leeren kennen als eene
verwonde. Wij hebben verder gezien, dat in de epidemieën
enkele gevallen van febris puerperalis zonder anatomo-patho-
logische veranderingen in de genitaalorganen zijn aangetroffen.
Deze locale laesies zijn echter om zoo te zeggen regel, en de
autopsie heeft ze nagenoeg altijd kunnen aanwijzen. Het is
zelfs hoogstwaarschijnlijk, dat in vele gevallen, waar hetplaat-
selyk proces gering scheen, men thans veel belangrijkere ver-
anderingen zou ontdekken, daar de kraamvi\'ouw aan eene
Phlebitis aan eene lymphangoitis kan bezwijken onder vrij
duistere verschijnselen, zonder dat de baarmoeder noch in
omvang, noch in gevoeligheid bijzondere verandei\'ingen heeft
15
ondergaan. En eindelijk kan de pathologische ontaarding bij
eene vlug en oppervlakkig verrichte autopsie gemakkelijk wor-
den over \'t hoofd gezien.
Copland , in een hoofdstuk over kraambedskoorts , zegt, dat
volgens zijne ondervinding zich in de kraamzalen soms eene
febris puerperahs ontwikkelt, welke allerkwaadaardigst is. Alsdan
is zij noch in verband met eene metrophlebitis noch met eene
purulente metritis of parametritis noch met eene peritonitis.
De bloeddissolutie is het voornaamste, dat men dan bij de
lijkopening aantreft, terwijl de verschillende weefsels gelijktij-
dig meer of minder broos verschijnen, en in de sereuze hol-
ten eene vuile putriede vloeistof wordt aangetroffen.
Hij moet echter bekennen, dat deze gevallen uiterst zelden
voorkomen. (1)
Bij de aanwezige wonden vinden wij de gapende bloed- en
lymphvaten, alsook de lochiaalproducten; er bestaat verder
koorts, welke na de onderzoekingen in de Utrechtsche kli-
niek met zekerheid als wondkoorts kan beschouwd worden.
Wij kunnen echter niet beweren, dat enkel de verwonding
het aetiologisch moment der ziekten vormt; want hoe dikwijls
ziet men niet, dat eene moeielijke baring, zooals bij rigieden
baarmoedermond, bij matige bekkenvernauwing, bij verloskun-
dige kunstbewerkingen tot hoegenaamd geene ontsteking aan-
leiding geeft; terwijl somtijds na eene zeer normale en uiterst
voorspoedige bevalling de ontsteking in alle hevigheid komt
opdagen. Natuurlijk kan na die moeielijke baringen soms
®ene zuiver traumatische ontsteking voorkomen; confusie der
zachte deelen kan eene parametritis, eene metroperitonitis ten
(1) Copland, Dictionary of pract. med.
-ocr page 24-16
gevolge hebben. Maar bij die traumatische beleedigingen, bij
die wonden moeten nog andere momenten in aanmerking
worden genomen. Onder den invloed der lochiaalproducten
met hunne individueele eigenschappen, kan zich in de be-
staande wonden eene reactieve ontsteking ontwikkelen, welke in
het bindweefsel eenen geschikten bodem voor verdere uitbrei-
ding aantreft.
De lucht, welke zelfs normale lochieën uitwasemen, wijst
reeds voldoende op eene daarin aanwezige ontbinding, zoodat
men hun ontsteking opwekkende eigenschappen mag toeken-
nen. Dat bijkomende ontbindingsproducten van bloedcoagula,
van teruggebleven stukken van placenta of decidua van een
doodgeboren foetus deze septische geaardheid in hooge mate
vermeerderen, behoeft geen betoog. Verschillende ongunstige
uitwendige omstandigheden, zooals bet vatten van koude, on-
reinheid, onvoldoende wisseling van beddegoed, misstappen in
\'t opvolgen eener behoorlijke diëet, het te vroeg verlaten van
\'tkraambed, hevige gemoedsaandoeningen, eene door ellende
of overmatig bloedverlies teweeggebrachte verzwakking, als-
ook eene zekere individueele praedispositie^ dit alles mag
stellig als aanleiding gevende oorzaak niet over het hoofd
worden gezien. Hetzij endo- of parametritis, betzij metrope-
ritonitis, betzij phlebitis of lymphangoïtis, ja zelfs uitgestrekte
phlegmonen van het bekkencelweefsel, alle kunnen als zuiver
locale ziekten verloopen, met het baar eigen symptoomcom-
plex, waarbij de ontstekingskoorts hare rechten doet gelden.
Zij kunnen met genezing eindigen, terwijl het aanwezige exsu-
daat of wel door resorptie, of wel door opening van \'tabces
naar buiten, langzaam verdwijnt.
17
Maar deze pathologische omzettingsproducten kunnen ook
tot eene minder gunstige bestemming geraken; zij kunnen op
zich zeiven, of wel door middel van een losgelaten thrombus,
onder wiens vormbestanddeelen zij somtijds voorkomen, door
de gapende bloed- of lymphvaten der wondvlakte in den bloeds-
omloop worden opgenomen; terwijl zich ook bij de Phlegmo-
nen van het bekkencelweefsel eene purulente phlebitis kan
voegen, welke bij gebrek aan obtureerenden thrombus dezelfde
bloedinfectie kan na zich sleepen.
In de variceus verwijde venae der vulva en der onderste
extremiteiten kan zich door den vertraagden bloedstroom
eens thrombose met dezelfde noodlottige gevolgen ontwik-
kelen. Zelfs van een normalen thrombus kan een fibrine-
propje worden weggespoeld, het haemorrhagisch infarct, dat
hierdoor in de longen ontstaat, kan tot abcesvorming over-
gaan, en de uit dit primair abces in de groote circulatie op-
genomen decompositieproducten kunnen in andere organen
metastatische processen in \'t leven roepen.
Verschillende pathologische processen, zoowel in de geni-
taalorganen als in hunne omgeving, kunnen dus, zoodi"a de
detritus in den bloedsomloop wordt opgenomen, tot eene
puerperale intoxicatie, eene puerperale zelflnfectie aanleiding
geven.
Maar buiten deze zelfmfectie, kan de besmetting ook nog van
buiten aan de kraamvrouw worden medegedeeld. Gelijk de ge-
woonlijk epidemische uitbreiding der ziekte genoegzaam aantoont,
nieenen wij de kraamvrouwenkoorts als infectieus en conta-
gieus te mogen beschouwen; namelijk, dat eene aan febris
puerperalis lijdende patiente de ziekte aan eene andere kraam-
2
-ocr page 26-18
vrouw kan mededeelen, mits er direct of indirect contact
tusschen beiden plaats heeft.
De overbrenging der in de lochieën bevatte smetstof kan
geschieden door middel van het beddegoed, van het linnen,
van een spons, misschien door middel der lucht in de kraam-
gestichten; terwijl ook de vroedvrouw of de verlosktmdige en
diens instrumenten de noodlottige dragers van het virus kun-
nen zijn.
Zoo heeft men te Parijs somtijds epidemieën zien heerschen,
welke in eenige kraamgestichten de vreesehjkste verwoestin-
gen aanrichtten, terwijl in andere het puerperium nagenoeg
ongestoord verliep, en zich in de privaat praktijk slechts uiterst
zeldzame gevallen vertoonden. De volgende statistieke opgave
aangaande de puerperaalkoorts-epidemie, welke in. 1856 aldaar
heerschte, geeft ons de volgende verhouding tusschen het
aantal verlossingen en sterftegevallen, welke in de verschil-
lende gasthuizen on in de privaatpraktyk plaats vonden.
verlossingen sterftegev.
21
19
22
76
26
813
Maternité de Paris 2478 114 dus 1 op
Clinique d\'accouchement 630 32 „ 1 //
Hôtel Dieu 1641 73 ,, 1 //
Hôpital St. Antoine 383 5 „ 1 //
// Lariboisière 685 26 „ i //
,, St. Louis 813 1 // 1 //
Volgens de registers van den burgerlijken stand had men
aldaar in het twaalfde arrondissement gedurende hetzelfde
jaar 3222 verlossingen aangegeven, waaronder slechts veer-
tien sterftegevallen tengevolge van febris puerperalis voor-
kwamen; dit wil zeggen 1 sterfte op 232 kraamvrouwen.
19
En toch had deze epidemie een b\'ij zonder kwaadaardig
karakter, daar in de maternité van 13 April tot 10 Mei, 29
van de 166 kraamvi-ouwen bezweken, dit is één sterffegeval
op de drie verlossingen. (1)
Hoe dikwijls ziet men niet, dat de kraamvrouwenkoorts om
zoo te zeggen hardnekkig aan de schreden van een enkelen
verloskundige verbonden schijnt, terwijl de andere geneeshee-
ren derzelfde plaats geen enkel geval waarnemen.
Dr. Ramsbothan spreekt over eene epidemie van febris
puerperahs, welke zich tot de praktijk van een enkelen ge-
neesheer bepaalde, terwijl zij de kraamvrouwen in diezelfde
gemeente, door andere verloskundigen bijgestaan, zonder uit-
zondering scheen te sparen. (2)
Dr. Robertson verhaalt, dat te Manchester van den 3.
December 1830 tot 4 Jan. 31, de vroedvrouw in eene wijk
weiltzaam bij de dertig verrichte verlossingen, zestien vrou-
wen aan kraamvrouwenkoorts verloor; terwijl de andere vroed-
vrouwen drie honderd tachtig vrouwen in de overige wijken
gelijktijdig bijstonden en geen enkele verloren.
Dr. Gooch verhaalt, dat een geneesheer, die eene uitge-
breide verloskundige praktijk had, zooveel kraamvrouwen aan
febris puerperahs verloor, dat hij besloot zich eenigen tijd
door een zijner oud-leerlingen te doen vervangen. Nadat ge-
durende die maand geen enkel ziektegeval was voorgekomen,
nam de meester de zorg der patienten wêer op zich; de eerste
(1) Tarnier, Recherches sur l\'état puerpéral et sur les maladies
fies femmes en couches, Paris 1857 (Thèse.)
(2) Ramsbothan, Pract. abs. in midwifery.
-ocr page 28-20
vrouw wier verlossing hij leidde, werd door de ziekte aange-
tast en bezweek, (i)
Hooren wij thans Spiegelberg: Dass der Genius epidemi-
cus an den Handen und Kleidern einer Person haftet, diese
Erfahrung machte ich erst vor einigen Wochen, als ich zu
einer erkrankten Wöchnerin in ein polnisches Grenzstädchen
gerufen wurde. Die Krankheit war noch eine rein locale,
aber die Angst und Besorgniss gross, weil in den vorherge-
gangenen drei bis vier Wochen schon sieben Personen am Puer-
peralfieber, zwei in dem Hause, in welchem meine Wöchnerin
wohnte, gestorben waren, Alle Frauen waren von derzelben
Hebamme entbunden. Ich gab den Rath diese Person für
einige Zeit ausser Thätigkeit zu setsen, und sich mit der He-
bamme aus der nur eine halbe Stunde entfernten Preussiscben
Stadt,, in der die Epidemie nicht grassirte, zu behelfen.
Die vier oder fünf von der Preussiscben Hebamme Entbun-
denen sind alle gesund gebHeben, so dass die Epidemie
erloschen scheint, So ist es an vielen Orten gegangen, so
wird es noch oft gehen. Und ist die mörderische Epidemie
in unserer Klinik, von der wir ausgingen, nicht die beste
Illustration zu dem Gesagten? (2)
Te Shedrecht zijn van 8 Dec. \'69 tot 20 Febr. 1870 onder
behandeling van eenen vroedmeester, die 32 verlossingen ver-
richtte, 14f gevallen van kraamvrouwenkoorts voorgekomen,
waarbij de verspreiding door infectie duidelijk werd in \'t
licht gesteld. Elf vrouwen zijn toen in het kraambed gestor-
(1) Gooch, An account some of the most prevalent diseases of
womer. London 1829.
(2) Otto SpiEfiELBERG, Ueber das Wesen des Puerperalfrebers.
-ocr page 29-21
ven, eu zes kinderen in de eerste levensdagen bezweken. De
ziekte bepaalde zich uitsluitend tot de vrouwen, door dien
vroedmeester geholpen; bij de twee andere verloskundigen der-
zelfde gemeente kwam geen enkel geval voor, niettegenstaande
een hunner met de armenpraktijk belast was. Bij personen
onder behandeling van bedoelden vroedmeester zijn boven-
dien vele gevallen van erysipelas, exanthema enz, voorgeko-
men, Avaardoor het genetisch verband tusschen febris puer-
peralis en erysipelas duidelijk werd. De adjunct-inspecteur gaf
genoemden verloskundige ernstig in overweging zich tijdelijk
van de uitoefening der verloskunde te onthouden. Nadat
inmiddels nog eenige kraamvrouwen waren gestorven, gaf de
geneesheer eindelijk gevolg aan den gegeven raad. De ziekte
heeft zich daarna niet meer vertoond. (1)
Tijdens ik te Cuijk a/M. gevestigd was, deden zich aldaar
verscheidene gevallen van kraamvrouwenkoorts met doodelij-
ken afloop voor, terwijl het verloop van \'tpuerperium bij
mijne kraamvrouwen gunstig mocht genoemd worden. Eene
mijner kraamvrouwen N. vertoonde echter den tweeden dag
koude rilHngen, gevoehgheid in \'t hypogastrium bijdrukking,
stinkende lochieën, pols van 120—130 slagen. Na verloop van
eenige dagen kon ik bij in- en uitwendig onderzoek een zlj-
delingsch perimetiitisch exsudaat onderscheiden , dat later door
resorpsie verminderde, zoodat ik na een ziekteverloop van
eenige weken de patiente als genezen kon verlaten.
Waaraan had dit ziektegeval zijn ontstaan te danken? De
verlossing was uiterst voorspoedig geweest. In mijne praktijk
(1) Neerl. tijdschrift van geneeskunde.
-ocr page 30-had zich nog geen enkel geval van febris puerperahs voor-
gedaan; ik had noch erysipelas noch andere infectieuze ziekten
onder behandeling. Ik had in een tijdsverloop van 36 uren
nog twee andere verlossingen verricht, waaronder eene met
lospelling van placenta, en bij deze beide vond een normaal
verloop van \'t puerperium plaats. Buiten mijn weten was de
verzorging van genoemde kraamvrouw aan eene baker opgedra-
gen, welke bij eene eenige dagen te voren aan febris puer-
perahs gestorven patiente dezelfde functie had waargenomen.
Bij de twee andere kraamvrouwen had ik uit voorzorg geen
enkel bezoek na de verlossing afgelegd; terwyl een mijner
kennissen de beleefdheid had er van tyd tot tijd temperatuur-
en polsbepaling te verrichten.
De eerste kraamvrouw, waarbij ik kort daarna eene zeer
normale verlossing deed, vertoonde op hare beurt hevige rillin-
gen, gevoehgheid van den onderbuik, stinkende lochieën,
pols tusschen 150—160 slagen, in een woord alle verschijn-
selen der kraamvrouwenkoorts. Na eene symptomatische be-
handeling van eenige weken, vertoonde zich een uitgestrekt
periarticulair abces aan den rechter schouder, dat na het
maken van openingen eene groote hoeveelheid stinkenden
etter ontlastte, waarop genezing volgde. De verloskundige
uit de aangrenzende gemeente had de beleefdheid zich eenigen
tijd met mijne verlossingen te belasten, en de kraamvrouwen-
koorts, die overigens nog verschiüende slachtoffers vorderde,
was voor goed uit myne praktijk verdwenen^
Door middel van lijkgift, te meer van dat eener aan kraam-
vrouwenkoorts gestorven patiente, door middel van rottende
organische decompositie producten, welke aan andere ziektepro-
23
cessen hun ontstaan te danken hebben, alsook door alle
physiologische dierlijk-organische vormsels, die tot een zeke-
ren graad van ontbinding gekomen zijn, door dit alles kan
bij eene tot nog toe gezonde kraamvrouv\\r worden aanleiding
gegeven tot bet ontstaan der zoogenaamde puerperaalkoorts.
De infectie op deze wijze veroorzaakt, vindt onder andere ver-
dedigers in Nagel (1), Lange (2), Hirsch (3), SpäTH (4),
Hugen?erger (5), Oppolzer (6), Semmëlweis (7), welke
laatste het uitbi-eken der puerperaalkoorts-epidemie in de
kraamzalen te Weenen hoofdzakelijk aan de infectie door lijk-
gift toeschreef.
De ontbindingsproducten, welke bij erysipelas, pblebitis,
pyaemie, diphtherie der wonden enz. gevormd worden, kun-
nen, wanneer zij op de puerperale wonden worden overge-
bracht, zoowel tot locale ziekteprocessen, als tot eene alge-
meene bloedinfectie aanleiding geven.
Geen wonder dus, dat men in de groote ziekenhuizen de
ondervinding opdeed, dat wanneer bijv. de erysipelas zich in
de chirurgische afdeeling vertoonde, men binnen kort de puer-
peraalkoorts in de kraamzalen kan verwachten. Het gene-
tisch verband tusschen erysipelas en kraamvrouwenkoorts
Werd ook in de reeds aangehaalde epidemie van Sliedrecht
waargenomen. Nunneley gaat nog verder en beschouwt
(1) Nagel, Monatschift für geburtsk, 1860.
(2) Lange, Monatsclirift für geburtsk, Bd. XXIV, 1864.
(3) Hirsch, ibidem.
(4) SpäTH, Ibidem 4864.
(5) Hugenberger, Medizinische Jahrbücher, 1863.
(6) Oppolger, Ibidem.
(7) Semmelweis, Die Aetiologie der Begriff etc., Ofen. 1861.
-ocr page 32-24
eiysipelas en febris puerperalis als identisch; zij ontwikkelen
zich beide onder dezelfde atmospheiische invloeden; zij ken-
merken zich door dezelfde algemeene symptomata, en de
eene kan wederkeerig tot het ontstaan der andere aanleiding
geven. (1)
Lorain deelt mede, dat Dr. Hutchinson en anderen de
kraamvrouwenkoorts gelijktijdig met erysipelas bij dezelfde
patiente hebben waargenomen, en dat hij zelf de ondervinding
heeft opgedaan, dat de kinderen der aan febris puerperalis lij-
dende vrouwen uiterst vatbaar zijn voor erysipelas en diffuse
ontstekingen. (2)
Alhoewel de eene ziekte door infectie tot het ontstaan der
andere aanleiding geeft, kan men echter daarom niet tot de
identiteit der beide processen besluiten, al mocht men ook
den erysipelas als eene lymphangoitis capillaris beschouwen.
Follin is van meening, dat men de etterproducten van erysi-
pelas niet met immuniteit op eene gezonde wonde kan over-
brengen. (3)
Men heeft somtijds het uitbreken eener epidemie in de
kraamgestichten kunnen toeschrijven aan de aanwezigheid
eener enkele patiente, welke aan gangraena ex decubitu lij-
dende was. De zorgzame afzondering dezer laatste en der
door febris puerperahs aangetaste vrouwen, gepaard met de
noodige maatregelen om het overbrengen van \'t contagium
(1) Nunneley, Trestise on the natui^e, cause and treatment of
erysipelas, London 1841.
(2) Lorain, De la fièvre puerperale chez la femme le foetus etc.
Paris 1855.
(3) Follin; Traité de pathologie chirurgicale.
-ocr page 33-25
te beletten, waren voldoende om de epidemie in haren voort-
gang te stuiten. Zoo was het bijv. in de door Spiegelberg
medegedeelde epidemie het geval.
Dr. G, PoLLi te Milaan schreef aan de gistings-processen
eene zekere rol in de pathogenese toe. Volgens deze theorie
zouden de intermitterende, de typheuze, de eruptieve koort-
sen , alsook de koorts, welke bij purulente of putriede infectie
wordt waargenomen, hun ontstaan te danken hebben aan
een zeker ferment, dat op de bloedmassa zijnen deletairen
invloed uitoefent.
Maijerhofer is van meening, dat de kraamvrouwenkoorts
in de baarmoeder als septische metritis optreedt. Daar dik-
wijls bij epidemische ziekten, lagere organismen als ferment
ontbindingsprocessen veroorzaken, heeft hij bij de puerperaal-
koorts naar analoge lagere organismen gezocht, en vond
inderdaad, zoowel in het emmetritisch beslag, als in de
kraamvloeiing steeds staafjes- of dobbelsteenvormige diertjes,
aan welke hij den collectiefnaam ,/Vibrionen" gaf. Hij meent
derhalve te mogen aannemen, hetzij dat de vibrionen bij em-
metritis een geschikten bodem vinden voor hare ontwikkeling,
hetzij dat zij zelve in staat zijn de puerperaalkoorts te weeg
te brengen. (1)
CozE en Feltz beweren, dat bij pyaëmie, bij typhus, bij
variola de bacteriën eene groote rol spelen, en tot eene
hevige bloedontmenging aanleiding geven. Wanneer zij bloed
van dergelijke patienten subcutaan bij dieren hadden inge-
spuit, stierven deze na een korter of langer ziekteverloop,
(1) Maijerhofer, Monatscfirift für Geburtskimde, 1860.
-ocr page 34-26
terwijl zich een aantal vibrionen in hunne bloedmassa ont-
wikkeld had. (1)
Gedurende den Fransch-Duitschen oorlog mocht Klëbs na-
genoeg telkens plantaardige organismen in de wondproducten
opsporen. Hij trof ze bi.jzonder talrijk in den dunnen putrie-
den etter aan, terwijl zij in den dikken normalen etter in
mindere hoeveelheid voorkwamen, en op de granulaties\' der
wonden in zoogloeavorm werden aangetroffen,
Hij vervolgde deze vibrionen in de lympharuimten van het
bindweefsel, zelfs tot in de bloedvaten, waar zij na doorbo-
ring der wanden binnendiingen, en of wel tot plaatselijke
thrombose, of wel op andere punten waar de bloedstroom
iets langzamer is, bijv. achter de valvulae venosae, tot secun-
daire thrombose met purulente verweeking aanleiding geven.
Wordt door eenen met deze lagere organismen bezwangerden
embolus tot een haemorrhagisch infarct in andere organen
aanleiding gegeven, dan zijn het deze zoo uiterst spoedig
voorttelende vibrionen, welke er ontsteking en ettering, de
bekende metastatische processen in \'t leven roepen. Zoowel
bij pyaemie, als bij septicaemie w^ees hij deze vibrionen aan,
hetgeen hem aanleiding gaf beide wondziekten als identisch
te beschouwen, daar haar meer of minder verschillend ver-
loop slechts hieraan zou zyn toeteschrijven, dat die lagere
organismen nu eens in kleinere, dan weêr in grootere
hoeveelheid, nu eens langzaam, dan weêr spoedig in den
bloedstroom binnendringen, en aldaar tot het ontstaan van
(1) Coze en Feltz, Recherches expérimentales sur la présence
des infusoires, et l\'état du sang dans les maladies infectieuses ^
Strasbourg 1866.
\'27
meerdere of mindere pyrogene stoffen aanleiding geven. (1)
Hjalmar Hëiberg nam te Christiania eene kleine epidemie
van verschillende gasthuisziekten waar; zooals: erysipelas,
diphtheritis, pyaëmie en kraamvrouwkoorts. Op zijne beurt
mocht hij het indringen dezer dierlijke organismen in de
lympha- en bloedvaten aantoonen, zoowel bij febris puerpera-
lis als bij pyaemie.
Hij vond ze op de mucosa uteri, op de diphtheritische
wondjes van vagina en perineum, in de purulent ontaarde
thrombi der venae uterinae, in de retroperitoneale lympha-
klieren, in de grootere lymphavaten, zelfs in diegenen welke
aan de oppervlakte der longen gelegen zijn. In de metastatische
abcessen der longen, der milt en der nieren, alsook in het
peritoneale en pleuritische exsudaat mocht hij ze insgelijks
wedervinden. Bij eenen aan puerperale peritonitis overleden
zuigeling trof hy dezelfde vibrionen in de lymphavaten der
leverserosa aan, gelijk vroeger reeds een ander geval door
Orth (2) beschreven was. (3)
De ophooping van kraamvrouwen in kleine, vochtige zalen,
laag van verdieping, van eene ontoereikende ventilatie voor-
zien, waardoor de ongelukkige in eene atmospheer vertoeven,
"welke door de uitwasemingen, zoowel der lochiaalproducten,
als der fecaal- en urine-excreties verontreinigd is, kan ook
nog als aetiologisch moment der ziekte in aanmerking komen.
(1) Klebs, Beiträge zur pathologischen Anatomie der Schusswün-
den. Leipzig 1872.
(2) Orth, Mycosis septica bei einem Neugeborenen, Archiv, f.
Heilkunde.
(3) Heiberg, Die puerperalen und pyaemischen Processe.
-ocr page 36-28
Deze vreeselijke complicaties van liet puerperium breiden
zich dan verder uit, door het blijven voortbestaan derzelfde
oorzaken, door directe overbrenging van het contagium of
onder eenen epidemischen vorm.
Beschouwen wij een oogenblik het beeld der kwaadaardige
kraamvrouwenkoorts. De ziekte begint meestal in de eerste
drie ä vier dagen van bet kraambed eensklaps met eene he-
vige rilling, welke zich in \'t verder verloop slecbts zelden her-
baalt; trouwens kan dit subjectief gevoel bij den sterk typheu-
zen toestand der patiente gemakkelijk onopgemerkt voorbijgaan.
De pols is zeer frequent, maar uiterst klein en week; men telt
130—140 ja 160 slagen in de minuut. De huidtemperatuur
blijft echter niet in verband met deze groote polsfrequentie;
zij is meestal matig verhoogd, ja kan zelfs tot de normale
zinken, terwijl de hartwerking in snelheid toeneemt. De
buik is spoedig meteoristiscb opgezet en meer of minder ge-
voelig; somtijds bestaat in den beginne eene hevige pijn,
welke echter eensklaps als door een tooverslag kan verdwijnen ,
men kan den opgezetten buik weêr betasten en onderzoeken,
zonder byzondere pijnlijkheid te veroorzaken, en het peritoni-
tisch exsudaat somtijds reeds gedurende het leven aanwijzen.
De baarmoeder is gevoelig bij drukking en kenmerkt zich
door hare slappe wanden en een vertraagd involutieproces.
De lochieën zijn meestal putriede, stinkend en soms in quan-
titeit vermeerderd. De huid is droog, dikwijls met eene gele
tint, en niet zelden met een kleverig zweet bedekt. De tong is pap-
pig en toont een wit of geel beslag. De patiente is neêrslachtig,
dikwijls uiterst onverschillig, antwoordt zeer langzaam of
volstrekt niet op de gestelde vragen; zij bekommert zich wei-
29
nig of in \'tgeheel niet over haren zuigeling; zij is apathisch
en soporous.
Een lastig braken kan zich bij de overige verschijnselen
voegen; er bestaat constipatie, of wel diarrhée met foetide
en somtijds onwillekeurige ontlasting. De ademhaling is
kort, oppervlakkig en gejaagd. Men zoude misschien ge-
neigd zijn deze afwijkingen der respiratie op rekening der
peritonitis te stellen. Maar wij hebben hier toch eene
peritonitis zonder pijn, pathognomonisch kenmerk der
kwaadaardige kraamvrouwenkoorts; overigens wanneer de
ziekte zonder localisatie in \'t peritoneum verloopt, wanneer de
buik door geene gasontwikkeling wordt opgezet, dan ziet men
toch dezelfde ademhalingsanomalieën zich in dezelfde mate
ontwikkelen. Zonder te ontkennen, dat het meteorismus de
physiologische functie van het diaphragma kan belemmeren,
wil ik hier echter op eene diepere stoornis der haematosis
wijzen, wier voldoende verklaring men slechts vinden kan in
eene hevige bloeddissolutie en hare gevolgen, zoowel in \'t long-
weefsel als in de pleura. Daarbij komt dikwijls gevoehgheid
in enkele gewrichten en hunne omgeving, verder circumscripte
of diffuze Phlegmonen in \'t onderhuidsch bindweefsel.
Bij de autopsie zullen wij in de genitaalorganen en hunne
omgeving de gewone gevolgen der ontsteking aantreffen; het zij
ontsteking van het slijmvlies met eenvoudige ettervorming en
verweeking, of met diphtheritis; hetzij metritis of parametri-
tis , welke zich beide of op eene kleinere uitgestrektheid beperkt,
of onder den vorm van een diffu.s phlegmonous proces kun-
nen vertoonen; hetzij phlebitis, hetzij lymphangoitis; en van
deze pathologische toestanden zullen wij of wel den een\' of
30
anderen afzonderlijk, maar meestal verscheidene gelijktijdig
kunnen aantreffen.
In de peritoneaalholte vindt men gewoonlijk de overblijf-
sels der diffuze buikvliesontsteking; de milt is gezwollen;
daarbij voegen zich metastasen in de longen en in andere
organen. De overblijfsels van pleuritis, peri- en endocardi-
tis, empyeem der gewrichten en empyeemische toestan-
den in \'t onderhuidsche bindweefsel, kunnen eindelijk ook nog
worden aangetroffen. Het bloed kenmerkt zich door eenen
foetiden reuk, eene vermindering aan fibrinegehaite en eene
donkere moerbijachtige kleur. Het lijk gaat uiterst spoedig
in ontbinding over.
Op welke wijze de infectie ook tot stand zij gekomen, op
welk tijdstip van \'t puerperium zij zich ook ontwikkeld hebbe,
zoo neemt de ziekte toch gewoonhjk een snel verloop en
kenmerkt zich door eene bepaalde strekking tot algemeene
dissolutie en door het letale verloop. De normale samen-
stelling van het bloed, zoowel als het zenuwstelsel blijken
van den beginne af diep getroffen te zijn, zooals de eensklaps
verloren tonus der vaatwanden, het spoedig intredende kracht-
vei\'lies, de stoornis der physiologische functies het genoegzaam
aantoonen. Wij hebben eene koorts met geprononceerd typheus
karakter; bij de plaatselijke aandoeningen treedt het algemeen
lijden op den voorgrond.
Jammer dat wij zoo weinig inlichtingen hebben aangaande
den toestand van het bloed bij kraamvrouwenkoorts. Bouil-
laui) (1) beschouwde den typheuzen toestand als het gevolg
(1) Bouillâud, Recherches cliniques pour servir à l\'histoire de
la phlébite ou inflammation des veines. (Revue médicale 1825).
31
der bijmenging van etter by het bloed, en staaft zijn gevoelen
door de proefnemingen van Baglivi, Magendie (1) en Gas-
pard, welke inderdaad door putride stoffen in het Organis-
mus te spuiten analoge symptomata hadden te voorschijn ge-
roepen. Volgens de onderzoekingen van Vogel zoude men
nu eens carbonas ammoniae, dan weêr hydrosulphas ammo-
niae in dat bloed gevonden hebben.
De waarnemingen van Dance (2), Tonnelle (3), Duplay (4),
Lee (5) en anderen leeren ons, dat men bij aan zekere soort
van kraamvrouwenkoorts gestorven vrouwen eene aanzienlijke
hoeveelheid etter in de venae en lymphavaten der baarmoe-
der en hare omgeving aantreft. Dr. Tilbury Fox na aange-
toond te hebben, dat de febris puerperahs niet noodzakelijk
aan plaatselijke pathologische toestanden verbonden is, zegt,
dat deze ziekte zich niet alleen door eene primitieve bloed-
dissolutie, maar ook door eene algemeene neiging tot ver-
weeking kenmerkt; dat de verschillende weefsels, hoofdzake-
lijk het celweefsel, de zitplaats zijn van acute, diffaze, purulente
ontstekingen, in andere woorden van pyaemische verande-
ringen. (6)
Door inspuiting van ettercellen, alsook door die van sep-
tische wondproducten in het bloed, heeft Sédillot ineenaan-
(1) Magendie, Journal de physiologie.
(2) Dance, De la phlébite uterine, Archives de médecine, Paris 1825.
(3) Tonnelle, Des fièvres puerpérales observées à la maternité;
Archives de medicine, Paris 1830.
(4) Duplaij , De la présence du pus dans les vaisseux lymphatiques
de Futerus àla suite de l\'accouchement, Archives de médecine, Paris 1836.
(5) Lee, Researches on the pathology and treatment of some of
the most important diseases of women. London 1833.
(6) Tilburij Fox, Trans of London obstet Society, vol. IIL
-ocr page 40-32
tal proefnemingen dezelfde typlieuze verschijnselen doen ont-
staan, en bij de lijkopening kon hij de verschillende metasta-
tische processen zoowel in de longen, als in andere organen
aanwijzen. (1) Von Rëcklinghausen mocht de in eene ab-
cesholte met carmin gekleurde ettercellen, later in den bloed-
stroom terugvinden; terwijl Cohnheim\'s ontstekingstheoiie
met de leer der thrombosis en der embolie, als ook de on-
derzoekingen van virghow, (2) ons aangaande die secundaire
verschijnselen in andere organen nog verdere ophelderingen
hebben verschaft. (3)
In de zooeven geschilderde verschijnselen der kwaadaardige
kraamvrouwenkoorts, vinden wij trouwens eenige ziektepro-
cessen terug, welke wij in de chirurgische kliniek zoo dik-
wijls aantreffen. Wij vinden dezelfde aetiologie, dezelfde
symptomata, dezelfde gevolgen, en de autopsie wijst ons
dezelfde pathologische veranderingen aan. In andere woorden
het is het beeld der chirurgische pyaemie en septicämie, welke
enkel aan den puerpei\'alen toestand een bijzonder karakter
ontleenen.
Wij hebben immers de puerperale wonde leeren kennen als
eene gekwetste, eene gescheurde wonde, die zoo bijzonder
tot eene septische exsudaatvorming geneigd is; wij hebben im-
mers gezien dat zij zoowel tot een aantal circulatie stoornissen
als tot verschillende ontstekingen kan aanleiding geven; dat
er zoovele gapende bloed- en lymphavaten aanwezig zijn,
door welke de decompositieproducten gemakkelijk in den
(1) Sedillot, De l\'infection purulente où pyohéraie, 1849.
(2) VmcHOW, Gesammelte Abhandlmigen.
(,S) CoHNHETM, Untersuchiiuffen über die embolischen Processe. 1872.
-ocr page 41-33
bloedsomloop kunnen worden opgenomen, hetzij op zichzelven
hetzij door middel van een thrombus, betzij met de producten
der regressieve metamorphose, welke de puerperaalorganen
in zoo\'n korte tijdruimte doorloopen. Daarbij mag de ver-
minderde drukking van het bloed in de venae uterinae na
de bevalling ook in aanmerking worden genomen.
Het is waarschijnlijk om reden der zoo-even opgenoemde om-
standigheden, welke tot eene hevigere bloedinfectie kunnen
aanleiding geven, als ook om reden der gelijktijdig zoowel in
de genitaalorganen als in hunne omgeving bestaande ontste-
kingen, misschien ook om reden eener aan de zwangerschap
eigene fibrineuze bloedcrase, dat de pyaemische en septicae-
mische verschijnselen in \'t puerperium zoo geprononceerd zijn;
\'tis ook waarschijnlijk om die zelfde reden, dat zij voor de
kraamvi\'ouw zoo noodlottig worden, waartoe de aanwezigheid
van het peritoneum in de onmiddellijke nabijheid der wonde
natuurlijk het hare bijdraagt.
De pathologische veranderingen in de wondsecreten kunnen
ja zoowel bij febris puerperabs als bij pyaemie gemist wor-
den. Dat de lijkschouwing bij eenige snel verlo opende ge-
vallen van kraamvrouwenkoorts negatieve resultaten oplevert,
moet ons niet verwonderen, daar de chirurgen ook melding
maken van eenige gevallen van pyaemie foudroyante, waar
de obductie geene secundaire processen kon aanwijzen.
Wij kennen epidemieën van febris puerperabs; maar wij
vveten ook, dat de diphtheritis der wonden, de erysipelas, de
pyaemie, de septicaemie zich epidemisch in de chirurgische
klinieken kunnen vertoonen. Wij weten eindelijk, dat het
virus door dergelijke ziekteprocessen voortgebracht, zoowel
3
-ocr page 42-34
tot het ontstaan van puerperale ontstekingen als van puerpe-
rale intoxicatie kan aanleiding geven.
Andere niet puerperale traumate, op vagina en uterus en
hunne omgeving geapphceerd, kunnen immers eene ziekte te
voorschijn roepen, welke met de puerperaalkoorts volkomen
gelijkenis heeft. (I)
Ten bewijze dat de vatbaaidieid voor de smetstof niet uit-
sluitend aan den puerperalen toestand gebonden is, verhaalt
Tarnier, ^dat gedurende de epidemie, welke in 1856 in de
maternité te Parijs hare verwoestingen aanrichtte, twee vroed-
vrouwen door de zoogenoemde kraamvrouwenkoorts werden
aangetast. Beiden verkeerden in het menstruaal tijdperk op \'t
oogenblik dat zij door de ziekte overvallen werden. Eene
der genoemde patienten had het geluk te heimstellen, terwijl
de andere bezweek. Een purulent exsudaat werd in deperi-
toniaalholte aangetroffen. (2)
De Paul maakt melding van een dergelijk geval, dat in
1839 in dezelfde inrichting voorkwam. Vroedvrouw N. werd
onpasselijk door de inademing der verpestende lucht op \'t
oogenblik, dat zij bezig was de genitaal-organen eener aan
febris puerperahs lijdende kraamvrouw te reinigen, \'s Avonds
ondervond zij eene hevige rilling; de buik was pijnlijk en
opgezet, pols snel en week. Braken, diarrhée, versnelde op-
pervlakkige ademhaling en alle symptomata der kwaadaardige
kraamvrouwenkoorts vertoonden zich reeds spoedig, en het
letale einde trad den derden dag in. De obductie toonde in
(1) Buhl, Monatschrift für Geburtsk. 1864.
(2) Tarnier, Recherches sur l\'état puerpéral et sur les maladies
des femmes en couches. Paris 1857.
35
de buikvliesholte dezelfde pathologische veranderingen aan,
welke bij de in deze epidemie bezweken kraamvrouwen wer-
den aangetroffen.
De vroedvrouw verkeerde echter in geene dier physiologi-
sche omstandigheden, welke eenigszins op het puerperium be-
trekking kunnen hebben; zij was maagd en verkeerde niet
in \'t tijdstip der maandelijksche zuivering. Toen ik het inter-
naat inde Maternité aanvaardde, voegt schrijver erbij, vernam
ik, dat er ingevolge de overlevering dergelijke gevallen meer-
maals waren voorgekomen. (1)
Zoude bij de patienten van Tarnier de infectie door de
menstruale wonde hebben plaats gehad? Zoude eene andere toe-
vallige wonde de smetstof hebben opgenomen? of zoude de
intoxicatie mischien door middel der respiratie-organen zijn
tot stand gekomen? Dit zijn vragen, waarop ik het antwoord
schuldig moet blijven.
Tijdens de epidemieën heeft men opgemerkt, dat de zuige-
lingen der aan kraamvrouwenkoorts lijdende moeders eene
bijzondere vatbaarheid toonen voor erysipelateuze ontsteking
en diffuze phlegmonen, zooals onderanderen Hueter (2) en
Lorain (3) mededeelen. De zitplaats of de uitgang der ziekte
is dan gewoonlijk de navelwonde. De Omphalitis kan zich
nu eens als eenvoudige ontsteking, dan weer als diphtheri-
tische necose kenmerken; nu eens vormt zich gewone etter,
dan weêr met bloed vermengde septische wondpructen. De
(1) De Paul, De la fièvi\'e puerpérale de sa nature et de son
traitement etc. Paris 1858.
(2) Hueter, Zeitschr. fur Geb. 1851 en 1852.
(3) Lorain, De la fièvre puerpérale chez la femme, le foetus et
le nouveau né, Paris 1855.
36
vaten kunnen aan de ontsteking deel nemen; in de omgeving
van den navel ziet men nu eens erytheem, dan weer erysipelas
zich ontwikkelen. Etterige peritonitis, perforatie van de buik-
wand, Icterus, pleuritis, metastasen zoowel in de longen,
als in andere organen kunnen als verdere complicaties op-
treden. De kleine patiënt is koortsachtig en onrustig; zijn
buik is pijnlijk en opgezet; braken, diarrhee, oppervlakkige,
jagende ademhaling, convulsies, en verdere symptomata der
pyaemie zijn de gewone verschijnselen welke men waarneemt.
De navelwonde van den zuigeling is immers gelijk de puer-
perale wonden der moeder aan hetzelfde contagium blootge-
steld; geen wonder, dat eene gelijke oorzaak, gelijke gevol-
gen na zich sleept.
Wij meenen derhalve de kraamvrouwenkoorts te mogen
beschouwen als eene bloedziekte, ontstaan door inwerking
van pyrogene stoffen, hetzij etter, hetzij verdere decomposi-
tieproducten; welke stoffen, of wel bij de kraamvrouw zelve
ontstaan of wel van buiten af toegevoerd, door middel der
puerperale wonden nu eens tot eene primaire bloedinfectie
aanleiding geven, dan weêr tot eene secundaire, na vooi\'af in
de genitaalorganen diphtheritischo of phlegmoneuze aandoe-
ningen in \'t leven te hebben geroepen. Onafhankelijk van
elk pathologisch proces in de genitaalorganen, kan zich ten
gevolge van eene elders gevormde thrombose of van eene
zuivere embolie eene secundaire pyaemie ontwikkelen.
De plaatselijke pathologische processen beschouwen wij niet
als de ware puerperaalkoorts; zij zijn volgens ons bescheiden
oordeel slechts de oorzaak of het gevolg der bloeddissolutie,
die het wezen der ziekte vormt.
37
\' De ziekte begint ja meestal in de puerperaalwonde met
ontstekingachtige verschijnselen, welke zelden gelijktijdig,
meest eerst later in verschillende andere deelen van bet
Organismus optreden. Men ziet in de epidemieën hetzelfde
contagium bij de eerste patiente slecbts tot eene geringe
locale ontsteking, bij de volgende tot eene bepaalde infectie,
tot eene algemeene ziekte aanleiding geven, terwijl de smetstof
eener puerperale intoxicatie op hare beurt slechts een plaat-
selijk lijden bij eene andere kraamvrouw kan veroorzaken.
Het gelijktijdig optreden van febris puerperalis, wanneer
erysipelas, phlebitis, pyaemie, diphtheritis der wonden enz.
in hetzelfde gasthuis verwoestingen aanrichten; de omphalitis
en de pyaemische intoxicatie, welke men dan zoo dikwijls bij
den zuigeling aantreft; de waargenomen verschijnselen van
kraamvrouwenkoorts bij vroedvrouwen, welke geenszins in
den puerperalen toestand verkeerden; de aanwezigheid der
vibiionen zoowel bij puerperaalkoorts als hij pyaemiedit
alles doet ons denken aan een septisch contagium, een sep-
tisch ferment, dat zoowel in de puerperale als in de niet
puerperale wonden analoge pathologische processen kan in
\'t leven roepen.
Wij zeiden in de voorrede, dat de wetenschap aangaande
de kraambedskoorts het laatste woord nog niet gesproken
heeft. Het ligt dus geenzins in onze bedoeling om aangaande
het wezen dier ziekte een bepaald antwoord te geven. Maar
al is die bloedontmenging, hetzij pyaemie, hetzij embolische
pyaemie, hetzij septicaemi bij de puerperaalkoorts nog niet
direct aangetoond; al hebben wij ook maar tusschen hypo-
thesen te kiezen; zoo meenen wij toch deze zienswijze aan-
gaande de bloedinfectie te mogen aanhangen, daai\' zij aheen
in staat is ons aangaande de aetiologie, het zoo uiteenloopend
symptoomcomplex en de resultaten der lijkopening de noodige
ophelderingen te verschaffen.
Wat zuUen wij thans zeggen aangaande de therapie der
der kraamhedskoorts? Voor vroegtijdige behandeling der plaat-
selijke ziekten dient gezorgd te worden, ten einde de bloed-
infectie zoo mogelijk te voorkomen. Is deze helaas! ingeti\'eden,
zoo kunnen wij naar de behandeling der chirurgische pyae-
mie en septicaemie verwijzen. Tal van geneesmiddelen heeft
men getoetst; enkele hiervan hebben in sommige epidemieën
meer of minder gunstige resultaten opgeleverd, temvijl men
ze in andere wederom als nutteloos van de hand wees. In
het ons voorgekomen geval meenen wij, volgens ons beschei-
den oordeel, den goeden uitslag aan chinine in groote giften
verschuldigd te zijn.
Hoe minder van de therapie te verwachten, des te meer
zullen wij de prophylaxis als reddingsmiddel moeten beschou-
wen. Alleen door deze kunnen wij de hoop koesteren,
slechts afzonderlijke gevallen van puerperaalkoorts te zien
ontstaan; aUeen door deze kunnen wij het epidemisch optre-
den der vreeselijke ziekte voorkomen. Men zorge voor eene
behoorlijke reiniging zoowel der kraamvrouw, als van het bedde-
goed na afloop der verlossing; men zorge voor eene voldoende
wissehng der stopdoeken en der door de lochieën verontrei-
nigde onderlagen; voor eene behoorlijke verwijdering van
teruggebleven bloedcoagula of placentairstukken; voor een:\'
noodzakelijke propreteit, en zoo noodig voor eene voldoende
desinfectie; in een woord de verloskundige houde een nauw-
w
39
keurig toezicht over het verloop van het kraambed bij de
aan zijne zorgen toevertrouwde kraamvrouwen.
Mocht de verloskundige eene aan kraamvrouwenkoorts lij-
dende patiente onder behandeling hebben, zoo vertrouwe hij
gedurende dien tijd zijne verlossingen aan een zijner collega\'s
toe. Zoude zulks niet mogelijk wezen, dan wissele hij mins-
tens van kleeding, dan beperke hij zich zooveel mogelijk tot
uitwendig onderzoek, dan wassche hij de handen en de in-
strumenten met eene oplossing van chloorkalk, of beter van
phenylzuur en vervolgens met de noodige zeep, voor dat hij
tot eene andere verlossing overga of eene andere kraamvrouw
bezoeke. Hij regele zijne dagelijksche visites dusdanig, dat
hij eerst de kraamvrouwen bezoeke, wier puerperium nor-
maal verloopt, en aan diegenen welke door de ziekte zijn
aangetast het laatst zijne zorgen wijde. Hij neme insgelijks
deze prophylaktische maatregelen, wanneer andere infectieuze
ziekten aan zijne behandeling zijn toevertrouwd. Want: bequem
mag es freihch sein, dem Grenius epdemicus und der schlech-
ten Anstalt rathlos gegenüber zu stehen, gewissenhaft ist
es nicht. Für sie heisst es von nun an, der Krankheit bis
zu ihrer Entwicklung nachzugehen, jede Infection zu verhü-
ten, oder im Keim zu ersticken. Dem Vorurtheil und dem
privaten Interesse gar darf keine Wöchnerin zum Opfer fallen. (1)
(1) Spiegelberg, Loco cit.
-ocr page 48- -ocr page 49-I.
In de wet van 4 December 1872, houdende voorzieningen
tegen besmettelijlce ziekten, behoorde febris puerperahs opge-
nomen te zijn.
IL
//Wenn daher Capuron sagt, es könne auch der Mann am
lündbettfieber erkranken, so wird jeder der die Extravaganz
des Ausdrucks, in welchem sich bekanntlich die Franzosen
sehr gefallen, vom Geiste dieser Worte zu unterscheiden
Weiss, in denselben eine grosse Wahrheit finden, nämhch die
dass das sogenannte Kindbettfleher höchstens als eine Varietät
einer auch bei Männern vorkommenden Krankheit betrachtet
Werden dürfte".
Eisenman. Die Wundfieher und die Kindbettfieber.
III.
Bij Chloroticae is het ferrum als een der beste emmenagoga
te beschouwen.
42
De vrees voor nadeelige gevolgen van de genezing van chro-
nische beenzweren is ongegrond en nadeelig voor den lijder.
Verbetering der constitutie en rust zijn hier van meer aanbe-
lang dan de plaatselijke behandeling.
V.
Terecht zegt Niemeyer: ,/Die Pneumonie an sich verlangt
ebenso wenig therapeutische Eingriffe als das Erysipelas, die
Pocken, die Masern und andere Krankheiten mit cyclischem
Verlauf, wenn diese früher gesunde Menschen befallen, und bei
diesen ohne Complicationen mit massiger Intensität verlaufen.
VI.
Het perforatorium van Hubert levert boven de gewapende
cephalotribe groote voordeelen op. Dat instrument dient nader
aan de ervaring getoetst te worden.
VIL
In \'t eerste stadium van chronische morbus Brigthii is het
geïndiceerd de huidwerkdadigheid zooveel mogelijk de Nier-
functie te doen vervangen.
VUL
Bij kankergezwellen is de exstirpatie als palliatieve behan-
deling meestal niet aftekeuren.
IX.
Bij terugblijven der nageboorte zij men steeds bedacht op
kraambedskoorts.
43
X.
Aan het ziekbed is een practische bhk voor den medicus
van meer waarde dan uitgebreide theoretische kennis.
XL
Bij de behandehng van Eclampsie verdient de inademing
van chloroforme zeer in aanmerking te komen.
XII.
Bij scrophulosis hebben goede voeding en andere hygienische
maatregelen meer nut dan medicamenten.
XIII.
Bij gecompliceerde beenbreuken levert het amovo-inamo-
vibele gipsverband van Van de Loc heerlijke resultaten op.
XIV.
Zoolang vermes niet gezien worden, blijft de diagnose van
helminthiasis twijfelachtig.
XV.
Er bestaan geen afdoende middelen ter genezing van pro-
lapsus uteri.
XVL
Amenorrhoea is immer een symptoom.
XVII.
De medicus moet onder alle omstandigheden, uitgezonderd
Voor den rechter, het geheim zijner lijders bewaren.
M
XVIII.
,/Wenn manche Aerzte Krankheitsgeschichten lesen, und dan
darüber urtheilen oder auch nicht urtheilen, so ist es selten,
dass sie nicht etwas in der Behandlungsart auszustellen haben;
meistens hätte nach ihrer Meinung der Ki\'anke erhalten wer-
den können, wenn — wenn es eben so leicht wäre zu wissen,
was geschehen wird, als was geschehen ist".
Boers Aphor.