^.en*. m. Mo
A, qu.
-ocr page 3- -ocr page 4- -ocr page 5-- ■■■\' . • \' \' i»-
iï
;{■• \' V,
mäSSm^......i \'., l.\'.liu. . .1 iiWl ,. ff WA\'-iV\'ii\'bTJ-^^
A
-ocr page 6-mmmm^
m.. â–
m;
- m
HET ^,RÉVEIL" EN DE „AFSCHEIDING.
λ
A
-ocr page 8-Ich habe es gewagt. i
(Ulr. von Hutten.) \'
RUKSUNIVEBSITEIT UTRECHT
722
„EEfEIL" EK DE „irSCIEIDIIB,"
\'pm
ilii
J{ IJ » R A G E
tot i)e
NEDERLANDSCHE KERKGESCHIEDENIS
van de
EERSTE HELFT DER XIX EEUW,
dook
Heekenveen,
.T. HEPKEMA,
1 8 8 0.
BIBLIOTHEEK DER
RIJKSUNIVERSITEIT
UT R ECHT.
â– - â– -
- ^
â–
^ : .
\'V •
i. ;• •
W
"r â– \'â–
m
â– r
Aan dit werk over het „Réveil" en de „Afscheiding" ga vooraf
een woord ter inleiding, ter dankbetuiging, ter aanvulling en ter
verdediging.
Niet zonder vreeze en beving heb ik het gewaagd het hoogst
interessante, maar ook hoogst „gevaarlijke" gebied van de bijna
contemporeele historie onzer Hervormde Kerk te betreden.
Mijn ernstig streven is geweest onpartijdigheid in de voorstel-
ling der feiten en billijkheid bij hunne beoordeeling in acht te
nemen.
Het nulli partium addidiis achtte ik eisch voor den geschied-
schrijver, en zoo ik hebbe gedwaald en gefaald, het was ter goe-
der trouwe.
Eene volledige beschrijving van het Réveil te hebben gegeven,
beweer ik in geenen deele. Mijn arbeid is een voor het eerst in
kaart brengen van een no(j onbeschreven terrein, en niet een
nauwkeurige bewerking van een Avelbekend gebied, een nieuwe
kaart, waarop alle afstanden tot volkomen juiste afmetingen zijn
teruggebracht, alle kronkelingen der rivieren en bochten der
wegen met de grootste nauwkeurigheid zijn geteekend ....
Een co«ce^;i-beschrijving van het hoogst moeiljjk beschrijfbaar
verschijnsel des Réveils en der Separatie zij mijn werk,* en
hoogst Avelkom zal me de welwillende kritiek zijn, die aanvult,
Avat verzwegen werd, verbetert, wat verkeerd is, loochenstraft, wat
onjuist blijken mag of onwaar, opdat uit deze „Jugendarbeit" een-
maal eene volledige, in ieder opzicht nauwkeurige, eene volkomen
juiste geschiedbeschrijving moge groeien.
Voor de reeds genoten medewerking van zoovele en velerlei
zijden, betuig ik bjj dezen mijnen hartelijksten dank.
m
De HoogEerwaarde Heeren Prof. Dr. P. Hofstede de Groot,
Dr. N. Beets en Ds. Brummelkamp en ook mijn clubgenoot F.
Gobius du Sart openden mij hunne bibliotheken, de Hooggeboren
Heer Jhr. P. J. Elout van Soeterwoude schreef mij allervriende-
lijkst vele hoogst belangrijke mededeelingen, de WelEdele Heer
M. J. Chevallier deed mij inleven in de dagen des Réveils, zooals
de nog levende Vaders der Chr. Gereformeerde kerk in de dagen
der Separatie.
De welvrillendste medewerking vond ik bij Ds. Engelbeïts, Ds.
Moolhuyzen, Ds. Wüst, Ds. Denier van der Gon, bij Ds. P. J.
van Melle, mijn vriend, en bij vele anderen.
Zeer grooten dank ben ik verschuldigd aan mijnen hoogleeraar
Dr, N. Beets voor de inlichtingen en wenken mij bij de vervaar-
diging van mijn proefschrift als promotor gegeven. Meende zijn
HoogEerwaarde toen ik aan zijn oordeel mijnen arbeid onder-
Avierp, mij uitlating van het op pag. 106 en 107 vermelde te
moeten vragen, ik eerbiedigde de motieven, die daartoe schenen
te dringen, maar ik achtte dat ik, Avaar ik beschrijven moest,
hoe het Réveil zich had uitgebreid en gepopulariseerd was ge-
worden, van den predikant van Heemstede niet mocht nalaten te
spreken, en laat het iederen lezer over, mij in dezen vrij te spre-
ken van ongehoorzaamheid en ondankbaarheid beï.
Ook voor de welwillende beoordeeling der , eerste bladen" van
mijn proefschrift heb ik reeds te danken, alsmede voor hetgeen
mij als noodzakelijke aanvulling werd aan de hand gedaan.
Achtte de Hoogleeraar v. Oosterzee het onmisbaar bij de op pag.
13 en 14 genoemde „getrouwe" leeraars den naam van Ds. Kake-
been\' te vermelden, en berispte Zijn Hooggeleerde het met
recht, dat ik als middelpunten van het Utrechtsch „réveil" de
namen Fruytier de Talma en van Beek Calkoen niet had genoemd,
H. C. V. te M. gaf bij de aankondiging van mijn werk een
schets van het leven van Baron Mackay, die ik hier ter aanvul-
ling van de op pag. 79—108 ten tooneele gevoerde „Mannen
van het Réveil" laat volgen.
„Baron Ae. Mackay vjlh Ophemert nam\' een werkzaam aandeel
in het réveil en behoorde tot de nobelste figuren van dien tijd.
Van een edele gestalte en een vorstelijk voorkomen, met eene
schoone stem, een hart van goud, loyaal karakter, een fijn en
kiesch gevoel, eene vurige liefde voor zijn God en Heiland was
hij tot een zegen voor zijne omgeving. Na een zeer werkzaam
leven ontsliep hij op zeventigjarigen leeftijd, den 6den Maart 1876."
Ook S. J. Hogerzeil, „een ziel, doorzichtig als glas, oprecht
en trouw", een krachtig prediker der genade, die in de gemeen-
ten te Fijnaart en Heyningen tot zijn heengaan in Oct. 1870
velen ten zegen was, en Dr. F. C. van den Ham, een „innig
vroom man, die met hoogen ernst, vriendelijkheid en zachtmoe-
digheid vereenigde," en die, achtereenvolgens predikant te Veenen-
daal. Harderwijk en Utrecht, een ijverig arbeider was in den wijn-
gaard des Heeren, had ik met menig ander kunnen noemen; en
vooral Ds. Ludwig Gebhard Tiieodoob Cheutzbekg had onder de
predikanten van het „réveil" een plaats der eere verdiend. Ge-
])oreu te Wezel, 23 Aug. 1807, studeerde hij te Utrecht, tot hij
in 1829 te Horssen den evangeliearbeid aanvaardde. Hier schreef
hij zijne „Tafereelen uit de bijbelsche geschiedenis," en zijne werken
over het H. Avondmaal en „het beeld des lijdenden en sterven-
den Verlossers," en stortte hij zijn ijver in de dienst des Heeren
op verscheidene zijner leerlingen over. Door Ds. O. G. Heldring,
Mr. van der Brugghen, de families Singendonck en van Dedem
onder beademing van het „réveil" gekomen, werd vooral sedert
hij te Chaam stond zijne i-ijk gezegende prediking steeds ernsti-
ger en krachtiger, en te Veere (1849) en Vlissingen (1850) ont-
plooide zich de volle kracht zijner werkzaamheid, (a)
Creutzberg was een Elia in het betraffen en bestrijden der
zonden, een Johannes in het aanbieden van het evangelie der
genade, en met Paulus kon hij getuigen: „de liefde van Christus
dringt mij." „Cliristus alleen, maar ook Christus geheel" was de
leuze van dezen mysticus in den edelsten zin des woords. Den
17den Nov. 185G ontsliep hij, met de woorden: „Kom Heere
Jezus, jii kom haastelijk !"
Creutzberg liet drie bundels leerredenen na, getiteld: „Het leven
ritt
(a) Van allo zyden kwamen de inwoners Tan Walcheren en do Boto-
l^mlers met hunne scljcciikons om hem te hoeren. Zelf liet hjj zich paarne
naar do schepen roeien, die voor Vlissingen ankerden, om aan het scheeps-
volk het evangelie te brengen.
metChristus, verborgen in God" (1851). ,Het leven is mij Christus"
(1852) en „Het Koningrijk der Hemelen, voor armen van geest
eenvoudig voorgesteld." (1853).
Ten slotte een woord ter verdediging.
Zooals te verwachten was, verklaren zich de volgelingen van
Dr. Kohlbrügge verontwaardigd, omdat ik het Kohlbrüggianisme
als ongereformeerd en onschriftiiurlijk heb durven bestrijden.
Reeds ging een verweerschrift van „eenige vrienden van K."
de uitgave van mijn werk vooraf. Geeft men mij lof, dat ik de
grievende bejegening K. aangedaan strengelijk heb gegispt, tevens
word ik strengelijk gegispt, omdat ik „den hatelijken naam van
Antinomiaan of Wetbestrijder" op K. heb geicorpen.
Na heb ik wel niet den rouwen kreet aangeheven, „die K. is
een Antinomiaan", maar me voor dat leelijk woord geheel gewacht,
en zelfs overal van Dr. K. met eerbied gesproken; doch ontken-
nen laat ik het me niet, dat even als Luther en Melanchton
aanvankelijk in de hitte van den strijd tegen het Wettisch stand-
punt der Roomsche kerk tot antinomisme overhelden, zoo ook
Kohlbrügge in zijn ijveren tegen het oud-supranatnralistisch en
ook Groninger stelsel om door „deugdbetrachting" en zoo voort
zich zeiven te volmaken, den antinomistischen kant uitdreef.
Maar terwijl nu de groote Hervormers in den strijd tegen Jo-
hannes Agricola van hunne eenzijdigheid terugkwamen, volhardde
K. bij zijn te ver gedreven ijver tegen het „Farizeïsme" zijner
dagen, en veroorloofde hij zich telkens weder uitdrukkingen, die on-
mogelijk van antinomisme zijn vrij te pleiten. Op pag. 158 lieb ik
uit K\'s. boeken eenige citaten gegeven. Do beweering van de
vrienden van K., dat deze aanhalingen ,geheel onnauwkeurig en
verkeerd zijn," is niet waar. Ik heb ze allen nogmaals vergeleken.
Woordelijk staat op pag. 62, 03 der door Dr. Bolil uitgegeven
Brieven:
Al (lat tobbon met de wet en dc heili^nal^ing doet den duivel groot
genoegen.
Och, wat zjjn wjj toch groot in onze oogen! Nog langer als (lees: dan)
onze schaduw! en wat houden wjj het voor een gewichtig stuk om langs
een geregelde practijk onzes zelfs zaligheid uit te werken, en fenn op de
beenen te staan! Ik leg (lees: lig), mijne lieve vrienden, kreupel en lam,
dood cn verrot (sic!), vraag naar zonden noch heiligheid, naar wet noch
i;
I I
evangelie, naar Hemel noch Hel, ik kan geen vinger verroeren, geen veer
van den mond blazen — het is al te maal over met mij — en daarom
loop ik, sta ik, spring en. dans ik. zing Psalm 119, ben een almachtig
man, enz.
Op pag- G5 staat:
Ik word menigmaal desperaat, en wil er maar niet aan, om, — terwijl
ik zelf en de duivel roepen: gij zijt gebonden, en ik het met mijne oogen
zie en met mijn verstand begrijp, — tegen alle gezond verstand, tegen
mijn eigen en des duivels waarheid in, te geloovcn; dat ik vrij ben en
niet gebonden, en in den hemel en niet op aardft, en met Christo en niet
aan \'t blok.
Bladz. GG, (niet G3):
Doe dagelijks frisch op deze belijdenis: nnjn verrotte ik is zoo frisch ala
een cederplant en bloeiend in den hof Gods en mijn hart dat niets dan
sljjk en modder opwerpt, is rein.
En nu pag. 42. — Hier zoude ik als uitspraak van Dr. K. aan-
gehaald hebben, wat deze als wangevoelens bestrijdt. Uit het
verband van deze zeer duistere bladzijden blijkt, dat K. beschrijft,
hoe zijne volgelingen redeneeren, en toch geen vrede bij de rede-
neering hebben; zoo zij niet persoonlijk verzoend zijn met God.
(bl. 43.)
pWat wilt go met uwe wettischheid, o, mijno ziel, wilt gij mijne zeker-
heid onzeker maken; ik word toch iil genoeg geslingerd, on heb werk
genoeg om volstandig te gelooven, dat het alles in Christus is; weg met
de wet, die is vernietigd; „wjj zijn niet meer onder de wet, maar onder do
genade;" wjj woi\'den immers nooit beter, maar al erger, en wat ia onzo
ziel anders dan besmet en zonde, vol zonde en ongerechtigheid, nog eens,
ik wil van niets anders weten, dan van Christus en dien gekruisigd. Maar
toch . . . maar toch ben ik niet meer onder do wet, maar onder de genade.
cf. Verder bladz. 81:
,Wat blijft er van ons over als wjj van ons aftrekken den 1\'harizeër, die
Uod en Zjjn Gezalfde niet Ijjden mag? Watï — louter ongerechtigheid,
louter goddeloosheden — een puur goddelooze . . . Daarom, als een pasge-
boren kind, in zijnen bloede, met onafgesneden navel, als nog niet met
zout gewreven," enz.... ,daar is Zijne stemme: Loof,—ja in uwen bloede
loef!"
Dit juist is de eenzijdigheid van liet Kohlbruggianisme. Het
ziet den wedergeborene aan als het hulpeloos wicht bij Ezechiel en
b 1 ij f t hem zoo beschouwen in tegenspraak met wat
de Gereformeerde naar Gods woord belijdt, dat de wedergeborene
in Christus opgroeit, jongeling, man en vader wordt in Christus,
loopen leert in de loopbaan Gods, en strijden den goeden strjjd
des geloofs, vermogende alle dingen, door Christus, die Hern
kracht geeft.
Hieruit volgt, dat men niet weten wil van de oefening in de
godzaligheid, de „geestelijke gymnastiek" (Beets); het „staan
naar de volmaaktheid" afkeurt, het trachten om Gode waardig
te leven „de ergste zonde" (2) durft noemen, daar toch „alle mee-
ning van voor God te willen leven" neerkomt op „zelfbedrog
en huichelarij" (3) ; — dit alles echter in lijnrechten strijd met
Art. 24 der Nederl. Geloofsbelijdenis, dat spreekt van „een geloof,
dat door de liefde werkt, dat den mensch beweegt om zich te
oefenen in de werken die God in zijn woord geboden heeft."
Ook uit de preek over Rom. VH: 14 spreekt deze zelfde
geest. Worden vele einden genoemd, waartoe de wet onder het
Nieuwe Verbond moet worden gepredikt, voorgesteld als richt-
snoer, naar hetwelk de Christen zijn leven heeft in te richten,
wordt ze niet. Een lijk is de wet, (a) dat begraven moet wor-
den, waarmede de Christen niets meer heeft uit te staan. Alle
„heiligingsstelsels moeten overboord," „wat gij hebt is zonde,"
„gij kunt niets dan zondigen." Alle doen is verkeerd, zelfs dit
en dat te willen vermijden. „Gij kunt niets willen," „heden
onheilig, na een jaar nog onheiliger !" Werp dan uwe „heiligings-
krukken weg!" De wedergeborene is vleeschelijk. „Wij zien
moord en echtbreuk bij David," hoererij bij Juda en Lot, enz.
enz. — Kenmerk van Christen te zijn wordt gesteld in zoete
bevindingen gehad te hebben (bl. 18), in plaats van in het:
„aan de vrucht kent men den boom."
Ik ben vleeschelijk, daarom houdt op met alle werken, en uw
bestbetooningen! laat u bloot op Gods genade en barmhartig-
heid drijven. Het geheim, „dat men met alle heiligingsstelsels
en daaruit voortgevloeide zedeleer niet zal vinden," om n. 1. des
Heeren heihg woord en wet te handhaven tegen zich zelve\'\'\'\' —
is onder te gaan in de unio mystica; waardoor wij „van zelf" (b)
(a). Onschriftuurlijk. Rom. 7: 4 Wjj zjjn de wet, als eischende macht,
ontstorven.
(b). Wijnstok en rank. Lees echter niet te veel uit dit treffend beeld.
Niet als „in stokken" werkt de Heilige Geest. Het geestelijk leven i»
geen plantenleven! maar de mensch een zedelijk, gevoelend, willend wezen.
Hier zit de grondfout van het Kohlbrüggianisme. De wedergeborene
een plant, hoogstens een pasgeboren wicht.
(\'). Brieven 83. (\'). ib. 82. (\'). ib. 93.
EB
WÊÊ
-ocr page 17-vruchten voortbrengen, ^van zelve doenders zijn des woords." (\')
Kohlbrügge was een levend Christen, die, zelf ijverig om Gods
wil te volbrengen, niet bevroedde, hoe zulk eene gevaarlijke
prediking het practisch antinomisme bevorderen moest. Terecht f
„oefende" da Costa tegen deze antinomistisch getinte mystiek, I
en ook het uitvoerig, met groot talent geschreven antwoord van
Dr. K. op de bezwaren door da C. tegen zijne leer ingebracht is
niet in staat het Kohlbrüggianisme te rechtvaardigen.
Dat de „vrienden van K." verklaren, wel te willen streven naar
heiliging, acht ik een gelukkig verschijnsel, maar dat op
bl. 39 van de Hoogst Belangrijke Briefwisseling te lezen zou
staan, dat Kohlbrügge dit ook heeft geleerd, is niet waar. „ Stre-
ven naar heiliging" in den gewonen zin van het woord en „de
heiligmaking najagen" in den zin van Kohlbrügge zijn geheel
verschillende zaken. Spelen met woorden sticht slechts verwarring.
Dwaalde dus K. te goeder trouw in het leerstuk der heiliging,
toch meen ik niet genoopt te zijn, den man, die uitmuntend ze-
delijk geleefd heeft, den man ook, die veel gedragen heeft, hard
te vallen. Ik blijf vooral den grijzen leeraar, een „eerbiedwaar-
dige balling" noemen, en verfoei met al de verontwaardiging
mijner ziel de kleinzieligheid en hooghartigheid, waarmede de
vrienden van Kohlbrügge, daarin nog verder gaande dan hun
meester, die zelfs hen „welke meenen, dat de heiliging hun werk
is, nadat zij gerechtvaardigd zijn," (*) Christenen noemt, — "onzen
edelen da Costa, die den goeden strijd volstreden hebbende en
de trouwe bewaard, juicht voor den troon, — zoo hij in zijn ster-
vensure niet de Laatsman-Kohlbruggiaansche opvatting van het
dogma der heiliging in Christus heeft gehuldigd, voor eeuwig
durven verdoemen als iemand, die „leugen sprak en gruwel deed."
En nu — mijn boek vinde zijnen weg. Het verheerlijke Gods
Naam. Het breide Zijn Koninkrijk uit. Het doe wat één is in
Christus, één zich gevoelen. Het voede en wekke geestelijk leven!
Heeuenveen, Sept. 15, 1880. Dr. W.
("). Hoogst belangrijko briefwisseling bl. 33. (\'). ib. 36.
(•). ib. 39. 0). Treek Hom. VII: 14 bl. 19.
Pag.
I. INLEIDING. (Hoe het was).
A. TOESTAND DER GEMEENTE.
§ 1. De Neologie........................1
§ 2. De „geest der eeuw"......• . . . 6
§ 3. De „zeven duizend". .........12
B. TOESTAND DER VOLKSKERK.
§ 4. De Revohitietijd...........15
§ 5. Eene creatie van Willem I .......20
§ G. Classicaal Protest. ..........27
§ 7. Het „Overeenkomstig".........33
II. HET RÉVEIL. (Wat er werd).
A. EUROPEESCH OVERZICHT.......40
B. HET „RÉVEIL" IN NEDERLAND.
§ 1. De „Algemeen godsdienstige opwekking" . . 40
§ 2. Het eigenlijk „Réveil".........51
§ 3. De Voorlooper van het „Réveil".....58
§ 4. De IJsbreker van het „Réveil"......
§ 5. „Le Héros du Réveil" . . . . \'.....70 \'
§ 0. De Mannen van het „Réveil"......70
§ 7. De Réveil-Litteratuur.........108
§ 8. De Herleving der Gemeente.......120
â– I
h
I
Pag.
m. REVEIL EN SEPARATIE.
A. ALGEMEENE BESCHOUWING......132
B. DE BROEDERGEMEENTE TE POLSBROEK 143
C. DE HERSTELDE KERK VAN CHRISTUS . 146
D. DE GESCHIEDENIS VAN KOHLBRÃœGGE. . 149
IV. DE „APSCHEIDING".
A. ALGEMEEN OVERZICHT.......161
B. HET ONTSTAAN DER SEPARATIE.
§ 1. Hendrik de Cock..........164
§ 2. Een studentenkring.........171
§ • 8. Hendrik Peter Scliolte........174
§ 4. De „Wederkeering" te Ulrum......177
§ 5. De „Afscheiding" te Doevereu.....183
S^ 6. Doeveren en Uh-uni.........187
§ 7. Van Rhee en Meerburg . . . . . . . . 190
§ 8. Brunmielkamp en van Velzen......193
S 9. A. C. van Raalte..........197
§ 10. Budding eii Ledeboer........199
8 11. De Volgelingen..........202
C. DE ONTAVIKKELING DER SEPARATIE.
8 1. Gaat uit Babel!..........206
2. Toestand der gescheidenen.......208
S 3. Gemeentevorming..........210
S 4. Kerkinrichting...........211
5. Synode te Amsterdam........212
S 6. Synode te Utrecht..........215
?? 7. l\\vist en Tweedracht.........222
-ocr page 20-Pag.
§ 8. De „Vrijheid"...........224
§ 9. Diepten van ellende ........229
§ 10. De kerkvergadering in 1840 ............232
§ 11. De „Rooverssynode"........237
§ 12. Scholte geïsoleerd .........238
§ 13. De „Exodus"...........239
§ 14. Hereeniging.......... . 240
§ 15. De Ledeboerianen . ........241
§ 16. De Buddingianen ........ . 243
§ 17. In \'t graafschap Bentheim......245
§18. De Kruisgemeenten..........247
D. DE BEGINSELEN DER SEPARATIE ... 250
E. HET RECHT DER SEPARATIE ..... 257
V. DE „AFSCHEIDING" EN HET „RÉVEIL" . 264
VL AANHANGSEL: DE VERVOLGING. . . . 270
Vn. BIJLAGEN.
§ 1. Missive van Bilderd. leerlingen aan den Meester 282
§ 2. Acte van „Wederkeering"......284
§ 3. Acte van „Afscheiding.".......287
8 4. Art. 294 — 298 Code Pénal.....288
KJ,
„De Xéolofjie.^\'
Naast de „Kerkvaders" Luther en Calvijn trad al spoedig de
„aartsketter Socinus" op, en tellen de helden der reformatie tot
heden een breede schare van deelgenooten liuns geloofs, ook F.
Sozzino had een nakroost, dat immer talrijker te worden dreigde.
In zijn stelregel, dat de 11. S. niets bevatten kon met zjjne .Sa-
na ratio" in strjjd, lag een beginsel, dat hoe langer zoo meer
aanhangers vond ; zijne ratioiuilistische leer van den vrjjen wil,
/.jjiie ontkenning van de godheid des Verlossers, en wat daarmee
in verband staat, had zooveel verlokkends voor het van nature
hoogmoedig en eigengerechtig hart, dat ze wel ingang moest
vinden.
In de Nederlanden waren reeds .sjjoedig de Doopsgezinden tot
Socianisme vervallen, on ook over den muur, waarmee de „gere-
formeerde" kerk zich tegen het kani]i der Socinianen had gedekt,
klom het heen. Cartesius baande het den weg, en niet slechts
eon doctor Meijer in zjjne „Philosophia S. S. intorjiros" (lOüli)
maar ook een Ds. AVolzogen on ß. Jiekker (f 1()98) bleken
besmet. Toen stond Iloël (f 1718) op, en ofschoon do op
\\Valcheren landende proponenten beleden, dat ze zeer zeker ge-
houden waren iets te gelooven, waarvan „zjj door hun eigen ver-
Hilft geen begrip konden maken" drong de „Socijnsclie ketterije"
meer en meer door in de kerk.
Had Cartesius (1596—1659) den twijfel tot uitgangspunt ge-
steld, Wolfs wiskundige bewijzen verlaagden de waarheden des
geloofs tot resultaten der redeneering, en de , Glückseligkeitslehre,"
die hij aan Leibnitz ontleend had, stak het Calvinisme den hart-
ader af — en drong ook Nederland binnen.
Nu openbaarde zich het Engelsch Deïsme; door J. v. d. Veen
werd in 1752 als „godsdienst zonder bygeloof," de denkwijze der
Deïsten bepleit en — gruwde men ook hier te lande van zulk een
roekelooze vrijdenkerij, — de laxe werken ter verdediging der waar-
heid geschreven wekten ook hier de overtuiging, dat de oncer-
snedeii gereformeerde Confessie ten eenenmale onhoudbaar was.
De Emigranten hadden der kerk wel frisch en krachtig bloed
in de aderen gestort, maar ook de taal der diplomatie tot taal
van het beschaafde Nederland verheren — en de litteratuur der
Encyclopedisten verwoestte de oud Nederlandsche ernst en vroom-
heid, en bracht in de hoogere kringen de fransche lichtzinnigheid
tot eere.
Ten slotte verhief zich „der Rationalismus." Steinbarts: Samen-
stel der zuivere wijsbegeerte werd gretig gelezen, en Tellers woor-
denboek, door prof. IleHselink vertaald, door Mennonieten en Re-
monstranten om \'t gretigst verslonden.
De Lutherschen kregen van de Duitscho Universiteiten „Auf-
geklärte" predikanten, en te zwak bleek tegen hun invloed de
separatie te Amsterdam.
De hoogleeraar Burmannus Secundus gaf een openbaar College
over de historie des Vaderlands, waarin de Geref. kerk op het
bitterst werd gehavend. Dord vooral, moest het ontgelden, dit
hechtste bolwerk tegen \'t Socianisme moest allereerst gesloopt.
De dames Wolf en Deken bestreden de Gereformeerde Kerk,
zooals Voltair« in der tijd de CathoHeke, en stelden vernuftig de
i.
-ocr page 23-rechtzinnige leeraars in een bespottelijk daglicht, zooals V. het
de priesters gedaan had. De Remonstrantsch gezinde ,Vader-
landsche Letteroefeningen" trachtten voor de Nederlanden te zijn,
wat Nicolaï\'s Bibliotheek voor Duitschland was — en het pover
en valsch vernuft van Hofstede, zoomin als de beginselloosheid
van Kantelaer vermochten haren invloed te keeren. De Maat-
schappij tot Nut van \'t Algemeen stelde voor ,het geloof, in
liefde werkende," een kleur- en kracht- en karakterloos Chris-
tendom boven geloofsverdeeldheid in de plaats, en de moraal van
den „Nathan" van Lessing werd ten axionui in het zedelijk l)e-
wustzijn des volks.
IJij dit alles kwam de Aveerslag der patriotsche sympathieën —
gemis aan eminente persoonlijkheden onder de gereformeerde leer-
aars en professoren; — de verslapping door de weelde.....
Versier fing, dat Avas de toestand der gereformeerde kerk. Het
zout Avas smakeloos geAVOrden.
Op de hoogescholen Averd de iuA\'loed van Ernesti en Michaiflis
heerschende. Men noemde zich „Supra-naturalisten," nuuir „de
«)penl)aringSAvaarheid, die ze l)eleden te gelooven, had nauwelijks
iets te openbaren, wat liet denkond geloof uit ziclizelf niet reeds
Avist." (Kurz.)
De resultaten der vlijtig beoefende (Jritischc weten.schap maak-
ten de routine orthodoxie, die zich nog gelden liet, zoo niet Avan-
liopig, dmi toch bescliroonid en Avankelmoedig.
Paulus van Hemert liad den moed met den ouden sleur te
breken, llij vernieuAvde de Sociniaansche schrirtbeschouAving, eii
tal van ongenoemde schrijvers, waarvan velen i)redikant waren
in de Gereformeerde kerk (Groen) ondermijnden niet meer, maar
beoorloogden of bespotten alle mysteriën der godzaligheid.
Vader llinlopen, Gysbert Bonnet, Hieronymus van Ali>hen, de
Haas, Klinkenberg, B. Broes e. a. mochten hiertegen opkomen,
huu taiil Avas te Avciiiig geiiccentueerd om lioven het gegons en
gejoel tier „Neologeii" uit te klinken. De „Afgekoelde Ortho-
doxie" (Hase) imponeerde niet meer, en de zeer „bezadigde" Kist
werd op den achtergrond gedrongen door Bosveld, den Exegeet!
Dat was eerst gezonde Exegese! „Niemand is in heel de
kerk bekend, die met zulk een van alle vooroordeelen geheel
ontdanen liberalen geest de schriften des N. V. met name Paulus\'
brieven heeft gelezen, herlezen, doordagd, verklaard!" roemt prof,
Ypey, en heel de drom der „verlichte" leeraars en professoren
roemde met hem mede." En toch werd de invloed des Evange-
lies, redding voor zondaren, door Bosvelds accomodatie-theorie
grootendeels althans, tot den toennialigen toestand van Jood en
Heiden bepaald. Geloof Avas in de school van Bosveld „de
leer des Evangelies, in zich bevattende de waarheden en pligten,
in tegenvoorstelling der Mozaïsche wet." „Door het geloof" wil
enkel zeggen „door eene verstandige aanneming en dadeljjke Ije-
trachting van de leer des evangelies" (cf. Bosveld exegese op 2
Kor. 5 : 25). Hoogelijk ingenomen met Bosvelds exegese was
de „Bibliotheek van Theologische letterkunde," een maandschrift,
sints 180,\'} uitgegeven in Rationalistisch—Snpranaturalistische
richting; dat mot talent geschreven werd en grooten invloed had.
Het verzet verstomde meer en meer, de „Tnstitutiones" van
B. Broes en het Pars. Theol. Clir. Theoretica van H. Muntinghe
(1801 eerste editie) waren geenszins „vrij van concessiön, die den
schrijver onder de verdenking van ketterij konden brengen." (v.
Oostorzee.) Met do nmiotie dor „getrouwe" leeraars scheen voor
de gerofonneerdo orthodoxie de laatste ure ge.slagen, Hoe jam-
merlijk het in hot tijdperk der revolutie met kerk en Christen-
dom gestold was, l)lijko hieruit, dat in 1708 van Paine\'s .Agc;
of Koason" twee vertalingen tegelijk verschenen, die in een oog-
wenk waren uitverkocht; dat in godriikton geschrifte de V(?r-
0 cf. «oilgL\'1. lijjdr. 1815 bl. 210 v.v.
(\') Kllf,\'<\'l.s, Ontboczriiiiiig ])], 1.\'{,
-ocr page 25-5
zucliting geslaakt werd: .jMochten de Christenen den Stichter
des Christendoins nimmer hebben gekend," dat in de Assemblee
Nationale de heer Rose veld Coteau van den .hemelvaartsdag der
zoofieuaamde Christenen" dm-fde spreken, „Het was geen eer
langer Christen te zijn, het was schande en schade geworden."
(Ypey en D.) Bosveld en van Vloten (Bijbelwerk dl. X) hadden
de disapprobatie getart en sedert was de leervrijheid feit. Zon-
der dat er iemand tegen opkwam, verbreidde Regenbogen zijne
„tamelijk oppervlakkige" (v. üosterzee) .Christelijke Godgeleerdheid
naar de behoeften des tijds" en Brouwer liet, naar van Assens
klachte, „zelfs Socinus in ketterije achter zich."
Het eenmaal zoo luisterrijk antieke .burchtslot der gerefor-
meerde theologie lag als een bouwval open en bloot. .Elk god-
geleerde had hier dit, daar dat stuk der vestingwerken prijsge-
geven, als niet langer houdl)aar." (\') (Hofst. de Gr.) Het puin
moest opgeruimd, dan zou een nieuw ge1)ouw, een modern paleis
vei\'rijzen.
Wel waren er nog eenige wehiigen, die daar in de schaduw
dor bouwvallen schuilden, doch deze „obscuranten" Averden niet
meegeteld.
Maar Hij, die niet laat varon do werken zijner liandon, Hij
hoorde het gebed zijner kleinen. Do Koning der waarheid zag
neder op hare stecnen en voelde deernis met haar gruis, en Hij —
zond zijnen Geest uit, en de steencn naderden tot elkander, iedere
steen tot zijn steen, nniren werden, bogen vormden zich cn zui-
len rezen op de ongeschokte en onschokbre fundamenten : Eere-
zuilen tot glorie van der vaderen God!
(\') (jron. (jodjrcl, In hunne oigeimivnligheid bl. lO.
-ocr page 26-§ 2. De „Geest des tijds."
. „Liberaal" te zijn, dat was de leus van het herstelde Neder-
! land, „liberaal" de toorerklank, die in aller harten weerklank
Tond. Waren de vaderen „vroom" geweest, toen was toen —
nu wilde men wel „godsdienstig" zijn, alleszins godsdienstig, maar
die vroomheid der vaderen had haar tijd gehad, die was zoo eng,
zoo nauw, zoo veroordeelend; en dit Avas men thans niet meer:
vrijzinnigheid, verdraagzaamheid, verlichting, mildheid in begrip-
pen, dat waren de groote idealen van \'t „beschaafde" Nederland
der 19e eeuw, en alle deze smolten samen in dien éénen klank:
liberaliteit!
De oude veten tusschen de Gezindten werden vergeten.
Hervormde predikanten (men had dat scherp en onaangenaam
klinkend, tegen renionstrantsch en luthersch overstaande „gere-
formeerd" in \'t veel mildere „hervormd" vertaald) namen liefde-
beurten waar in de kerken der Remonstranten en ook deze wel
eens in die der Hervormden; en deze vereeniging in den geest
der liefde Averd al spoedig zoo sterk, dat velen ook den Avensch
naar eene uitAvendige vereenit/iiH/ der Protest anten in ééne kerke-
lijke Gezindte luide uitspraken." Maar de „schrandere" W. liroe»
sloeg in zijn „Geschiedkundig onderzoek over de vereeniging der
Prote.stanten in de Nederlanden" (1822) een „blik op do geschie-
denis onzer protestantsche kerken," en daar deze hem deed zien,
dat de vereeniging, hoe geAvenscht ook, vooralsnog onraadzaam
Avas, bleef ze tot de pia vota behooren.
Lofredenen op deze „liberaliteit" Averden aan alle Akademien
gehoord. Bouman verheerlijkte te Utrecht in zijne inaugurele
. (\'). Oicscl.T X 1.1. 12.
-ocr page 27-oratie (20 Mei 1823) „de Belgico, discipliiiae theologicae iiosti-a
inprimis aetate sede pulclierrima et maxime opportuna, „de on-
derlinge verdraagzaamheid en liefde der protestantsche Gezind-
ten"; Theodoras Clarisse tokkelde te Groningen in zijne rede
„de nostrornm temporum ad rite excolendam Theologiam oppor-
tunitate (3 Nov. 1825) dezelfde snaar; en „nog sterker klonk die
toon, door de Geer aangeslagen, toen deze den 7 Juli 1820 te
Franeker als hoogleeraar oi)trad, en in zijne beschouwing de
theologia, nostra aetate in Belgico fideliter exculta„ de ViheraVtteif
in het denken, de liefde tot vrede en eendragt en de practische
richting, in Nederland heerschende, als de oorzaken van den -bloei
der godgeleerdheid aanwees." (\').
Hoe liberaal men Avas blijke daaruit, dat Ds. P. W. Brouwer
van Maassluis in 1820 met zijn\' naam „de bijbelleer, aangaande
den persoon van Jezus Christus in het licht gesteld" uitgaf,
„waarin hij de Sabelliaansche en Ariaansche voorstellingswijze
van Jezus\' betrekking tot God te gelijk Avilde aanbevelen" en
evenwel „bleef een algemeen geacht en geliefd leeraar der kerk." (-),
Bosvelds „neologische exegese" (le Roy) voerde bijna volkomen
heerschappij en de volgens Capadose liever „Neologische dan
Theologische Bijdragen (a) „brachten de rationalistisch-supranatu-
ralistische richting der Ernestiaansche school in Nederland over,
en i)ikten de kruimkene op, die van de tafel van Bretschneider
vielen" (Capadose). De diepdenkende le Roy karakteriseerde ze
(a). Eerwt als „bibliotheek van Theoloyische letterkiuulo" versehenen,
was in 1814 dien titel voor „Hijdmgen tot ile beoefeninj^ en geschiedenis
«1(M- (Sodgel. Wetenschappen" verwissehl, en deze in 18\'28 op nieuw voor :
„Godgeleerde bydragen" verruild. Zij werden door l)s. Donker Curtiiis
van Arnhem (jaren lang prae». der Synode) en door Ds. v. d. Willigen liit
Tiel geredigeerd, en hadden toen byna onbeperkten invloed. — „Over het
wezen dor Godsdienst" schreef v. d. Willigen eene prjjsverliandeling, dio
n\\ct goud werd bekroond, hoewel zelfs „sein Gesinnungsgenosse D. C. diose
•licht vom Uationalismns rein zn waschen vermocht." ISüdhoü".]
(\'). Gieseliers\' X, bl. 13.
(\'). Ib. bl. 11.
-ocr page 28-8
als een tijdschrift, dat „volgens de manier van onzen tijd dooi\'
eenige meesterachtige pennestreken alles in een valsch licht tracht
voor te stellen, en hatelijk te maken," wat met haar verwateren
niet meedeed. Terecht klaagde Fliedner (Collectenreise) dat het
droge Rationalisme velen der Ned. godgel. maar al te zeer had
aangetast. — Dit proeft men ook uit bijna al de „leerredenen"
in deze dagen in legio versehenen. „Uit de hoogte van luinne
! doode wetenschap zagen vele predikanten neder op het krachtig,
• alles verwinnend geloof onzer Vaderen" (van Heumen) en „som-
migen besteedden zelfs den tijd van godsdienstige voordracht
meestal om zekere vHjzinni(/e denkheehleii te ontvouwen en snui-
kelijk te maken, even alsof het gansche Christendom ])estond oul
over sommige punten op eene vrijzinnige wijze te denken." (a.)
.Men liet zich bij voorkeur met zedekundige onderwerpen in, en
betoogde het zalige en zich zelf belooneude der deugd !"
De praeses der Synode zag in 1833 eene reeks van leeraren
vereenigd in het geloof aan de goddelijkheid der leer, in dezelfde
zucht om deze gezuiverd van alle menschelijke behangseien te
leeren. Hij zag hen: „elkander verdragende in de liefde," en:
met voorzigtigen gang den middenwey betreden. En dat hij
wèl zag blijkt uit de duizend en één nagelaten leerredenen te
over. Zij zijn voor \'t meerendeel geschreven in dien goedliar-
tigen stijl, (b) die, naar Joncbloed zoo juist opmerkt, (Letterk.
II, 002) zoo volkomen beantwoordde aan het algemeene gel)rek
(a.) Blieven over liet vvl of niet weiischeiyke viin eene Hcheuring in de
N. H. K. Leeuw. 1834, bl. CO. De sehrjjver noemt zich „geen vriend van
de vroegere wyze van denken," maar wenscht toch „hetgeen in hot ChriH-
tendom tot verbetering des menschdoms gcachiedt, door geene overdreven
verlichting verdrongen te zien!" G3.
(b). Die ieder gunt wat hem toekome en daarom b}j ieder Z. S. N. W.
het bijvoegelijke plaatst waar het Z. S. recht op heeft, die voor de naam-
woorden hij, zy, het als te scherp cn te kantig liever het gladde d e z e 1 v e
be/.igt, die alles duidelijk maakt, wiens numeres dikwjjls trochaïsch is,
cn daardoór stil, gematigd, bescheiden, t<)vreden, prjjzend, iniz. Jacob CJeel.
(\'). Syn-IIftnd. 1833 bl. 14.
-ocr page 29-aau pit, aan de flauwhartigheid, het terre a terre op zedelijk,
verstandig, staatkundig (èn godsdienstig) gebied, waarin onze
maatschappij weldra na het herstel onzer onafhankelijkheid lag
verzonken." — Voor het meerendeel zijn ze „geheel ingericht,
om de Avaarheden der gereform. leer op eene behendige Avijze te
ondermijnen" (H. v. Heumen). „Christus, God geopenbaard in
het vleesch, Averd een Goddelijk, een hooger dan de overige ge-
schapene Avezens genoemd, de Heilige geest — niet dan eene
Goddelijke kracht; de erfzonde Avas zedelijke verdorvenheid, zwak-
heid, onvolkomenheid, volmaakbaarheid geAvorden; in het lijden
en sterven van den Middelaar Averd slechts een blijk van Gods
algemeene menschenliefde erkend; A\'an Avedergeboorte, bekeering
en heiligmaking had men zedelijke rerheteviiKj^ heyin en mort- I.
(jawj der deu(jdhetrachtin(j gemaakt, de hemel Averd voor elk, ./
die geene grove uiterlijke zonden beging, met eene onbekrompen- *
heid, die gedurig ruimer Averd, opengesteld." (\')• -ff^n
Ook zelfs hoogmoedige verachting van den godsdienstigen vonu
begon zich te vertoonen. De heilige leer des Christendoms wer<l
gelasterd, naar zelfs L. Meijer BrouAver getuigt, die er klagende
bijvoegt: „Men kan zich de onkimde van de nieesten der .sterkt»
geesten" nauwelijks groot genoeg voorstellen." (-).
Op het „gelooven" Averd gesmaad, op het „doen" kwam het
aan; alsof de coupon slechts Avaarde had, de obligatie niet!" (da
Costa). De moderne triniteits-leer: God, deugd en onsterfelijk-
heid, was al Avat velen van die dogma\'s over Avilden houden; en
niet slechts de „sterke geesten" onder het volk, maar ook pre-
dikanten als een Posthumus van AVaaxens spraken deze gedachte ^
nit! Deze Postumus (f 1850) is echter volstrekt geen type
der „verlichte liberalen" zijuer dagen. Hij Avas zijn tijd vooruit.
lU\' groote Friesche taalkenner, do l)oezemvriond van don H. C.
(\'). Groen Maiitr. bl. 23.
(\'). Leerredenen.
-ocr page 30-10
de Haan Hettema, hij, die Shakespeare het eerst in Nederhind
bekend maakte, doordat hij eenige van de meesterstukken van
dezen grootsten dramaticus in zijne volkstaal overbracht, was een
homo in quo nee dolus, nee fraus, een waarachtig liberaal, die
evenzeer tegen het synodaal gezag der haagsche predikanten als
tegen dat der Dordsche Vaderen ijverde; die kordaatheid en be-
slistheid, gloed en moed ook in den tegenstander eerde, en het
op dorst nemen zelts voor een — de Cock. Met het ambtsgewaad
had hij alle geestelijke heerschappijvoering afgelegd. Seume\'s
kernachtige Aphorismen vertaalde hij, en schreef over het „AVezen
des Christendoms" en andere werken, die meer „modern" zijn dan
wel „oud liberaal." Min vriendelijk wordt hij dan ook door de
Godgel. bijdragen bejegend.
Met hem werkte Wieringa van Holwerd, anderen volgden hem.
Maar ook onder de mannen van het „jnste-milieu," werd de leer
.die naar de godzaligheid is," steeds stouter bestreden. (\') 1\'.
Brouwer noemden we reeds, Magnet van Raamsdonk, verwierj)
ondanks de tegenstand van Ie Roy, de leer der verzoening; Ben-
theim Reddingius, van Assen, spreekt in zijn „Onderzoek naar het
karakter en gedrag van .Jezus Christus," op stuitende wijs, over
des Heeren ongehuwd leven; Laurman schold al de antieke vro-
men, schold zelf» een Brakel, Lodensteyn en Smytegeldt voor
dwepers; v. d. Liiulen, van Kantens, tastte; in zijn tijdschrift:
.Het oude kleed zonder nieuwe lappen," heel de leer zijner kerk
als menschelijk lapwerk aan.
Op de hooge.scholen heerschte het oud-supranaturalisme. (a)
(\') Zie H. de Cock H hl. 1<J6.
(a) Dit was geen voortln-engKel viin een tegenover het rationalisiue ont-
waakt geloofsleven, maar een stelsel van transactie, een halve maatregel,
(\'en duH gonaaifld „justti-milieu," waarbij, ten behoeve van het rationalisme
de scherpste en aanstooteljjkste punten van het oude dogma afgeslepen,
maar de ware zin der kerkleer, haar wezen en geest niet minder dan door
het rationalisme miskend werden." (Schölten.) Do oud-Ruiiranaturalistisch«\'
school erkendQ. den bjjbel als authoriteit in dogmaticis; handhaafde de
11
Maar meer dan de Theol. professoren, had v. Heusde invloed ook
op de zich tot den H. D. voorbereidende jeugd, ten minste te
Utrecht en te (Ironingen. „De theologische studenten, voor "t mee-
rendeel, aan alle ernst gespeend, spotten met de formulieren, die
ze nimmer hadden gelezen." . . . (van Heumen).
Zoo scheen, waar de gemeente als door den killen adem van \'t
rationalisme verstijfd lag, de kerk eer een kerkhof te zijn, Avaar-
op een vrede, een ruste, een eensgezindheid heerschte, een stilte —
als die des grafs. Allen schenen afgeAveken, te zamen onnut ge-
Avorden; Avas er niemand rechtvaardig, ook niet een V Gode zij
dank — ook in dezen tijd van afval, had de Heer zijne getrou-
Aven, die hunne knieën voor den liaiil des tijds niet hadden ge-
bogen, zijne -Zeven duizend"\'. Over hen hi de volgende
historische betrouwbiiarheid der bijbclsclie vcrhiilcji. en ile onfeilbiiarlieitl
der N. Tsche leer; de inspiratie Averd evenmin ak het wonder verworpen;
do „openbaring" stond vast maar men verzuimde de natuur en het Avozen
dier openbaring te preciseeren. Wars van de theorie der Kantischo Phi-
losophie (Kritiek der Reinen Vernunft), luildigde liet oud-supranaturalisme
zjjne practisclie zijde, het moralisme der „KatogoriRcher Impi^ratief." (cf.
(\'rise Heligieuse en Hollaude, p. 24—.\'30). Oorzaak van de onvruchtbaar-
heid van liet Oud-Supr. Avas zjjn gebrek aan het mystieke element des
(\'hriste.idoms (cf. Uorger, de ilysticismo).
§ 8. De. zeveu (hnzend.
Hoe veel opguug het .Xieinve Licht" ook ma.\'ikte, toch waren
er hier en (huir van „die achterbljjvers," die aan het onde zon-
licht boven het moderne kunstlicht de voorkeur hieven geven.
Waren zij hier dun gezaaid, één uit een geslacht en twee uit
ëen .stad, elders waren er heele strecken (li. v. de Veluwe), waar
]nen van de „oude waarheid" geen woord wilde missen. (a\\ Maar
deze gehechtheid aan de leer der Vaderen Avas hier veelszins niet
]neer dan doode orthodoxie. En ook het leven dat zich te mid-
den dezer orthodoxe kringen openbaarde, was mat en flauw. De
geloofsmoed en kracht was geweken, van geloof\'sroem werd zelfs
geen stamelende klank meer gehoord. Het Avas een zuchtend.
— jjekommerd Christendom; het geloofsleven k\\vijnde, verstierf. —
Daar was oeno algemeene ,verachtering in de gfMiade"\' met eonc
verkonding der lietde gepaard.
Onder de „vrcmien\'\' was ook een geest van mysticisme door-
gedrongen. Velen beleden .niet — xrlirlffirlj^ te zijn (Urum-
melkani])), en alleen te weten, „wat de H. G. hun sprak in de
ziele." ())) Een lijdelijk afwachten, ook theoretisch verdedigd, vond
men maar al te dikwijls in plaats van een geloof, in de liefde
werlcende. Schortinghuizes vijf .dierbare nieten" (ik wil niet.
ik kan niet, ik weet niet,-ik heb niet, .ik deug niet) werden
(u). Tot „de zevoiKhiizuiid" lukciit lliklenljik, (biioven IV, 218), du iiauw-
j ;,\'e7X\'t roclitzinni},\'«" {,nijnon en letterzetters te Leiden, de „Hijltjens" vini
i Kattenbnrg te Amsterdam, die „van achter \'t kloo.ster" te Rotterdam,
il Over \'t algemeen waren ook streng-ortliodox de kleine schuitevoerders, (in
I\' de wandeling „potschipper«" genoemd).
(1>). 2 Cor. •$: 6 werd gewoonljjk aangehaald, iils stond er: „Want di-
letter is dood," wat dan ook in ét5ne uitgaaf van lat N. T. workeljjk
staat. (Boelen»).
13
VAiclitend geslaakt, indien slechts zuchtend! — want altijd niet
hadden de .bekommerden en ellendigen zo<)zeer met zich zei ven
te doen, dat zij zich niet o]) meerder schuldgevoel verhoovaar-
digden" (Chevallier),
Maar ondanks al hunne .misgestalten" was toch bij deze meestal
zoo verachte .fijnen" de kennisse Gods. — Zij vonden zielevoedsel
en steun bij de overgebleven getrouwe leeraars, die naar .het
hart van Jerusalem"\' wisten te spreken.
Deze hadden in die dagen iets in "t oogvallend schroomval-
ligs. (a). Zij gevoelden hunne minderheid in aantal, in invloed,
in talent. „Zij schenen in hunne eigene kerk vreemdelingen te
zijn — zonderlinge menschen, omtrent Avie het twijfehichtig was
of ook tot hen eene soort van verdraagzaamheid nu)est Avordea j
uitgestrekt."\' (\'). (Wormser).
In alle stilte en kalmte arbeidden in hunne gemeenten een
Detmar, die in 1841 kon schrijven: reeds .sedert vijftig jaar
behoor ik onder do afgescheidenen (van do wereld n.1. door den
M. Gee.st), een Egeling, do gemoedelijke prediker, liefelijke hoe-
der, trouwe vermaner, (b) — oen Kortelioif Smitt, met wien de
Amstordanuuor .vromen" zich troo.stten, als hebbend .hun Smitje
tocli nog" — verder om slechts eenigen te noemen, Boeking, de
(ii) Kunmerkuud is do Avaavsclnnving, die de jongo Uruniiuelkiniii» op
y.jjm\' eerste ringvergadoriiig viin een der ,getrouwen" van de Vehiwe ont-
ving: (ie moet oppassen, dat zo n van \'t Ijjl" blijven! Ik zeg, voegde lijj
tot zjjne vrienden zich wendend er aan toe: ,Ujj moet zich stilhoudtMi!"
Als men hen maar ongemoeid liet, aan nanvallen dachten ze niet.
(b) Ds. van Velzen verhaalde mjj, hoe lijj K. gekend had als een ,god-
zalig leeraar," een vader der armen, een herder der kudde. Bevreesd voor
het misbruik, dat van de scherpe zijden der geref. dogmatiek kon worden
gemaakt, rondde hy gaarne wat af, en las voor dood in zonden liever
doodskrank. Huiverig voor de vrijheid, die daarisin Clir. .lezus, was Iijj
et.\'u ernstig, bekommerd Christen. Zjjn hoogst weldadige invloed was
groot. Hilderdjjk ven\\ieed hjj. Op kerkrechterlijk gebied waagde lijj zich
nooit.
(\') Urieven I 218.
C) De ware Afgescheidene bl. 4.
-ocr page 34-mtm.
Boutex\', de Brune, Eykmans, Hoogerzeil, de Hoest, Lammerts,
van Loon, Laan, Mangel, van der Made, Molenaar, van Meurs,
Sypkens en Witteveen, en ze predikten de leere der vaderen met
onbezweken troiw\'. Maar liunne stemmen werden door het geroep
der groote meerderheid geheel overschreeuwd. Daar waren krach-
tiger stemmen noodig, om zich te doen hooren — en zij zouden
worden gehoord! Schotsman stond op, en zijne stem was als die
eener ])azuin. Bilde rdijks woord ratelde als een donderslag, da
Costa\'s taal was als een nederstortende stroom, van wiens brui-
sen de bergen dreunen. Neêrlands Godsvolk ontwaakte. Men
luisterde toe. Toen werd Molenaars stemme vernomen en weer-
klonk van Zuylens roepstem tot Bedding. — De zeven duizend,
verstoken in de spelonken en dwalende op de bergen, ze waren
ten . Gideonsbende geworden, zwaaiende de fakkelen en blazende
de bazuinen — en zefjevieren zou het zwaard des Heeren!
§ 4. De rerohifiefijiL
De gereformeerde Staatskerk, eene réaliseering van de groote
idee van Calvijn, was nog geen drie eeuwen in Nederland heer-
schende kerk geweest, toen de, in de 18e eeuw reeds ingeslui-
merde geest van Calvijn, door dien vaji Rmi_sseiUi ^rd vervangen, Æ’
en de Revolutie sloopte, wat de Reformatie had geAvrocht.
De OniAventeling kwam tot stand. — Oranje Aveek — de Staats-
kerk liad uit. Reeds in 170() verklaarde het révolutioiuiir ge-
Aveld: ,dat niet alleen geene beroorregte of heerschende kerk
kon Avorden geduld, maar dat ook alle plakkaten en résolutiën
<ler gewezene Staten-Generaal, uit het oude stelsel van vereeni-
ging van kerk en staat geboren, zouden worden gehouden voor
vernietigd" (18 Aug.).
Met ruw geweld Averden alle vezelen, Avaardoor kerk en staat
Avaren samengegroeid, verscheurd. De Christelijke Kerke Averd
enkel als een menscheljjk genootschap beschouwd, en al die „ge-
nootschappen" Averden gelijk gesteld.
De kerkegoederen Averden geroofd, de ïhéologische Faculteiten
oi)geheven, de predikant^actementen ingetrokken: slechts drie
jaar zoude het overgangttïjaperjc duren. -
De kerk Avas lam vai^yhrik, panic struck. Van protesT Avas
geen sprake — aan réor^Hisatie Averd niet gedacht.
Dan — de dreigendste onheilen Averden afgCAvend en Aveer af-^-
gCAvend, door de snel elkaar volgende Avisseling van Staatsbestu-
ren, en Schimmelpenninck\'s bezadigdheid en braafheid. — Men
bekAvam van den schrik. In 1804 te Heerenveen vergaderd,
stolde de Friesche Synode een nieuAV kerkelijk Avetboek vasi, dat
IG
met het daartoe behoorende Reglement op de beroepmg der pre-
dikanten (ook door floreenplichtigen) den 26 Ang. 1805 door een
Staatsbesluit der Bataafsche Republiek goedgekeurd, van kracht
â– werd.
Het eischte onderteekening van de Ned. G. B. en den Heid.
Cat., niet van de Canones.
Niet alleen bedaarde de kerk van den schrik, maar er ont-
waakte zelfs zanglust in haren boezem, en wel zoo krachtig, dat
een buiïtiel Evangelische C4ezangen werd ingevoerd, om die nevens
de Psalmen Davids te zingen.
Maar de herademing onder het Raadpensionaat duurde kort.
Reeds den 5den Juni 180(5 trad Yerhuel voor den troon van
Bonaparte, om uit naam der „Hollandsche Natie" te spreken:
„8ire, wij smeeken U, ons den prins Lodewijk, uwer jMajesteits
broeder, als Koning van Holland te schenken!"
LodcAvijk kwam. Hij nam de zorg voor het „Herv. Kerkge-
nootschap" oj) zich, en zwoer : ,dat hij de vrijheid van den gods-
dienst eerbiedigen zoude,"
Den lOden Juni 180(5 werd in de „Nieuwe Staatsregeling" den
volke verkondigd:
.De koning en de wet verleenen (jelijlce hcschenniin/ aan alle
godsdiensten, die in den Staat worden uitgeoefend; door hun ge-
zag wordt ])epaald, al hetgeen noodzakelijk wordt geoordeeld;
betrelfende de organisatie, de bescherming en uitoefening van de
uerediensten."
Onder deze hesrlianniiuj des konings wer(,len gaandeweg tachtig
predikantsplaatsen vernietigd, de fondsen der geestelijke kantoren
ter amortisatie der Rijksschuld gebezigd, verscheidene staatsker-
ken den Roomschen overgeleverd, kerkelijke belastigen afgeschaft
en een afzonderlijk ministerie van eeredienst ingesteld, dat opper-
toezicht had over al de eerediensten, en de handhaving de\'r tucht,
<?n dat waakte, ,dat de leerstellingen, die gepredikt werden.
/
)
17
(lieiideii tot bevordering van braafheid en tot het welzijn der
maatschappij."
Zoo was de kerk op nieuw door den staat aan banden gelegd,
en zoo zeer was het Remonstrants che kerkrecht doorgedrongen,
dat IJ. en D. konden verklaren: „en veel goeds beloofde men
zich hiervan."
De predikantstractenienten zouden voortdurend door de schat-
kist worden uitbetaald."
De Minister van Eeredienst begon al spoedig de kerk te re-
geeren. Hij benoemde in 1800 eene raadgevende commissie uit
predikanten en notabelen bestaande, met Te Water aan het hoofd
en naar het bestek van den hoofdcommies Janssen bewerkte deze
commissie een concept-reglement op de organisatie van het „Herv.
Kerlcgen. in het Kon. Holland." In tegenstelling met de oligar-
chische bestuurswijze van den Coetus Embden (toen tot de Nederl.
Herv. kerk gebracht), Averd de aloude democratische inrichting
behouden, alleen het foederatief stelsel werd afgeschaft: .eene
Synode eenmaal \'s jaavs bijeenkomende, een minder getal dassen —
een uitgebreitler invloed van het Gouvernement oj) de benoeming
der deputat(;n (ter Synode) en leden, — meerdere energie en orde
in de behandeling van zaken^ verbetering van met den geest
en verlichting der eeuw min strokende vormen en inrichtingen
waren de hoofddoeleinden van dit jdan."
De deputaten ter Synode waren niet aan lastbrieven gebonden. \'
Eene Synodale commissie zat pernuvuent. De Synode nuuikte de •
nominatie van Theologische professoren; de koning koos. Bij
ketterij stonden ze ouder ile kerkelijke tucht der Synode. (-)
De connnissie had zich voornamelijk ten doel gesteld, aan de
vroegere kerkordeningen alles te behouden, wat niet iuliei) tegen
de tijdsomstandigheden, waarin men verkeerde, en er bij te voe-
{\') Extract uit een nota, ter liand gesteld aan eenige leden van de in 1810
naar l\'arjjs bestemde connnissie, bjj Appeltere: Het Staatsr. in Ned. bl.l.\'iO vv.
C) Y])ey en Denn IV.
-ocr page 38-18
gen, wat toen noodzakelijk kon geoordeeld Avorden." (Te AVater).
Het concept Averd door Janssen gecorrigeerd en door minister
van der Capellen geamendeerd om den invloed der kroon te ver-
grooten, zoodat de koning de eerste maal de Synode onmiddelijk
benoemde en vervolgens uit de voordrachten der dassen. — Lode-
Avijk zoude het zoo goedkeuren, — toen Holland Averd infjelijfil.
Frankrijk Averd .aangevuld met de slib van zijne rivieren",
(Napoleon) en zoo ,de natuurlijke orde hersteld!" (Champagny)
Tierceering, 50 procents belasting op de koloniale Avaren, krijgs-
opschrijving tot„ Chair a canon\'\', (Napoléon), die tal van jonge-
lingen naar de Theol. colleges dreef, — doüanenspionneering,
taaiverbanning — brachten een vloed van ellende over het ge-
zonken Nederland.
„De organisatie der Katholieke en Protestantsche kerken blijft
in stand," decreteerde Bonaparte, (18 Oct. 1810). De oude ver-
warring bleef. De invoering der Fransche kerkorde (van 10 Ger-
minal, Fan X) Averd verbeden door de „duchtige Memorie," door
Janssen aan eene naar Parijs bestemde connnissie ter hand gesteld,
Avaarin de aloude kerkinrichting, verbeterd naar het ontwerp van
1809, Avordt geprezen als „met den geest der Holl. kerk overeen-
komende" en „aangenaam zijnde aan derzelver leden." (-)
Ondertusschen Averden de tractementen niet uitbetaald, en de
predikanten begomien gebrek te lijden.
Eindelijk, 24 Febr. 1812, benoemde de keizer eene connuissie
ter organisatie der Christelijke kerken, onder praesidium van den
„Intendent-général van l)inncnlandsche zaken". Jans3en Avas niet
lid, maar de ziel dezer commissie. \'A\\] verijdelde het plan des
keizers, .om alle protestantsche genootschappen samen te smelten,
ja keurde de vereeniging der hervormden en remonstranten een-
parig af. Het gezag der fonnulieren werd gehandhaafd. Voor
(\') Levensberigt bl. 118.
(\')â– v. Appllt. t. ii. p. bl. 51.
19
liet overige transigeerde ze zoo sterk mogelijk. Het concept Averd
opgezonden naar de hoofdstad des rijks, maar werd nimmer wet.
Ondertusschen werd het gebrek der predikanten immer nijpen-
der. De pastoralia brachten bijna niets op.
De rijkstractementen, in Lodewijks dagen in verpondingsbillet-
ten uitbetaald, werden sints Dec. 1810 geheel ingehouden. Eerst
in den zomer van 1812 werd het eerste kwartaal van 1811, en .
in Nov. 1812 nog een half kwartaal uitgekeerd. In twee en een ^
halfjaar ontvingen vele predikanten niet meer dan ƒ250.—
De gemeenten Avaren veelal onmachtig, vaak ook ouAvillig,
hunnen leeraar te onderhouden. Tegen spotprijs Averden de bibli- ^^
otheken verkocht. — Sieraden, meubelen, kleederen ingeruild
voor brood. De kinderen 1)edelden .... menig predikant Averd |
Jjedeeld."
Daar kAvam in 1813 de verlossing. Willem van Oranje Averd
Souverein, en een zijner eerste besluiten verzekerde aanzuivering
fe .
en geregelde betaling der predikants-tractementen. — Geen Avon-
<ler, dat men hem als de Redder en Voedsterheer der kerk be
groette, en eerde, en men hem als van God beschikten man
beschouAvde, om de wanorde te doen eindigen en zjjne kerk te
réorganiseeren.
â– w
JJe Creatie van Willem I.
Vooral van orthodoxe zijde uitte zich de wensch, dat als Mau-
rits weleer, nu Willem van Oranje eene Nationale Synode zoude
bewerken, en prof. te Water verlangde van minister van Stralen
„dat de Souvereine vorst of iemand in deszelfs naam vrijheid
moest vergunnen, tot het bijeenkomen der algemeene Synode van
de Geref. Nederduitsche en Waalsche kerkelijkenwelke bijeen-
komsten door t>vee Commissarissen-Politiek, moesten worden
bijgewoond. — Onderscheidene verzoeken werden bij den toen-
maligen souverein ingezonden tot het bijeenroepen eener algemeene
of van provinciale Sjaioden," (") wat zeer wel geschieden konde,
en zelfs voor de hand lag, aangezien, — hoe het raderwerk der
kerkorganisatie losgespi\'ongen en gebroken was, —,de oude klassen
waren bljjven bestaan." (") (Royaards.)
Maar de partij der liberale predikanten scheen voor de stemme
der kerk bevreesd; — er werd een andere weg ingeslagen.
Zooals in 1809 koning Lodewijk, ingevolge art. 11 van de
nieuwe staatsregeling, door eene consuleerende commissie te be-
noemen, enz. (cf. p. 17) zelf eene nieuwe met de tijdsom-
standigheden overeenkomstige kerkeorde uit had willen vaardigen,
wist men nu koning ^Villem te bewegen, de kerk te réorganiseeren.
Wel had deze volgens de grondwet van 1815 het recht niet
tot zulk eene organisatie, en had Z. M. l)ij besluit van l(i Mei
1814 zelf erkend, alleen bevoegd te zijn tot .maatregelen van
een financieelen aard," maar Willem I, door zijn langdurig ver-
\' keer in den vreemde met eene wijze van kerkbestuuringenoniPii.
(\') LcYensLerigt. H. v. .1. W. tc W. bl. 160—165.
(\') Godgel. bjjd. 1816, bl. 15«.
(\') Kerkregt I bl. 61.
§ 5.
21
<lie met ons voorvaderlijk lijnrecht in strijd Avas (Ie Roy) liet
zich overhalen der kerke geAveld aan te doen. Er zou bij ko-
ninklijk besluit een „jaarlijksche algemeene Synode" worden ge-
creëerd, en van deze zou voortaan alle kerkelijk gezag afdalen.
Den 2(Jsten April 1814 deed de „Commissaris generaal voor
de binnenlandsche zaken," den vorst het voorstel om eene zoo-
danige Synode te benoemen. (") De raad van State verklaarde
zich bij een uitvoerig advies van 14 Mei 1814 hier tegen, als
zjjnde in strijd met de historie, niet noodig, niet wenschelijk, niet
raadzaam, gevaarlijk zelfs. Volgens art. 130 behoefden \'s vor-
sten bemoeingen zich niet verder uit te strekken, dan tot „schik-
kingen van linancieelen aard." Evenwel, indien de vorst eene
nadere regeling van het bestuur volstrekt noodig mocht keuren,
sloeg de raad voor, het benoemen van eene consuleerende com-
missie, enz.
Het besluit van 12 Oct. 1814, no. 38, toonde, dat de vorst er
ernstig op bedacht was het kerkbestuur te „verbeteren". (Godgel.
Bijdr.) Het beval: 1 dat de Secret. v. St. voor de binu. zaken,
de uoodige verordeningen zou voordragen, ter nadere regeling van
het bestuur der H. K. in deze landen, overeenkomstig de tegen-
woordige omstiindigheden en behoeften".
2(». Dat liij daarin zou worden voorgelicht door eene con.sulee-
rende commissie, Avelke zoude werkzaam zijn onder voornoemden
S. v. St., die ook bevoegd zoude zijn zulks op te dragen aan den
commissaris van kerk. zaken — zullende deze commissie bestaan
nit elf leden, één lid uit elk thans bestaand Syn. ressort, en
één Waulschen predikant.
3o. Dat de leden dezer consul, commissie door den souvereinen
vorst, op voordracht van den voorn. S. v. St. zouden worden benoemd.
(\') Het hoogi\' luuibehviig van hot hehoml dor /.uivero Horv. Kerk 1841.
C) Yi). en It. IV !> 050 vv.
(\') Y. en 1>. IV 1)1. 6515.
-ocr page 42-22
Zooals besloten was geschiedde. Op voordracht, gedaan den
13den Mei 1815, Averden bij (jeheim besluit van 28 Mei 1815 no.
69 de leden der commissie benoemd. Hiervan zijn de bekendsten
W. L. Krieger en D. Delprat, \'s Gravenhage, — Donker Curtius,
Arnhem — W. Brons, Amsterdam — Hendriks, Groningen — en
Benthem Reddingius, Assen.
Inmiddels had Janssen een ontwerp van algemeen Reglement
op het bestuur der H. K. in de N. gereed gemaakt, en den 17
Juni 1815 Averd dit van eene confidentieele circulaire begeleid,
den betrokken leden toegezonden ter advies. De .commissaris
voor kerk. zaken" Averd geauthoriseerd tot het vertrouAvelijk cor-
respondeeren en onderhandelen. De uitslag dezer correspondentie
Avas, dat alle leden zich vereenigden met het ontAverp over zijn
zijn geheel genomen.
Bij missiA\'c A-an 9 Oct. 1815 n: Via kAvam den leden toe eene
opgave van de verlangde alteratiën, en het verzoek van den comm.
generaal, voor onderAvijs, kunsten en Avetenschappen, om den 25
Oct. binnen \'s Gravenhage te vergaderen ten einde het ontAverp
te voltooien.
Men kAvam. — Voorzitters AVaren de Minister van Onderwijs
en de Commissaris Janssen; Donker Curtius Avas scriba. In tien
zittingen had de commisie haar taak afgedaan. Den 4den Nov.
Averd liet concept door allen onderteekend. — Nu veranderde
eene commissie uit den Raad van State nog het een en ander,
den 7den Juni 1816 .nam de koning het met niet geringe persoon-
lijke Avijziging (\') aan, en bij besluit van 6 Febr. 1816 no. 42
Averd het als Algem. Reglement A\'an het Ned. Herv. kerkgenoot-
schap vastgesteld. (") Is zoo bet Ahjemeen lic(jlement onwettig in
zijn ontstaan, zijn inhoud is zoo anti-gereformeerd mogelijJc.
De democratie van den vroegeren kerkvorm, Avaarbij alle pre-
ll.) Broej, Kerk en Staat II, 234.
(2.) Godg. Bydr. 1816 bl. 159 v.v., «lasius III p. 24G, cf. Y. en I). IV.
-ocr page 43-23
(likauteu, nevens Ouderlingen, de Gemeentes vertegenwoordigende,
optraden in de kerkelijke bestuursvergaderingen, was verdwenen.
Nu bestonden kleinere kerkelijke Colle^g^n, waartoe slechts een
gering aantal Leden geroepen werden. Deze vertegenwoordigden
de meerderheid en de Gemeenten. Zij handelden elk voor zich
zonder lastbrieven der Gemeenten, die hen afzonden. Alleen in
de klassikale vergaderingen zouden alle predikanten tegenwoor-
dig zijn; maar slechts ter vorming van een kerkelijk kiescollegie,
en bewaring van kerkelijk toezicht. De democratie Avas in onze
kerkelijke Republiek overgegaan tot Aristocratie. Deze Aristocra-
tie onzer kerk nu, schoon naderende aan de Oligarchie vooral
door de Synode, was echter niet in Oligarchie overgegaan (\')
(Ifoyaarts). Dit zoude eerst in 1827 geschieden, door de vol-
tooiing der Concentratie in de Synodale Connnissie.
De Synode had nu het oppergezag; ,bij zeer weijnige stont
de regeeringe." (art. 81 N. Geloofsbel.) Alle gezag der lagere
kerkelijke collegien ontleenden zij van de Synode. De Synode
ontving dit oppergezag van den koning; en bleef min of meer aan
\'s konings Avil onderAVorpen. De instelling van een Ministerie
van eeredienst had tot gevolgen .het vormen van eene kerk in
den staat, eene soort van kerkstaat, Avaarin de leeraars bijna als
ambtenaren, de ledematen, ook als zoodanig, ])ijna als onderdanen
Averden beschouAvd, Avaarin de koning, die, als lidmaat der Geref.
kerk, geene rechten, dan die vun ieder lidmaat bezat, bijna als
Regent en Ojiperhoofd aangemerkt Averd." (Groen. cf. art. :3l
N. Geloofsbel.) De invloed en macht van dit Ministerie Avas niet
juist omschreven, en daarenboven: Jiet kerkreglement bij een-
voudig be.sluit dos konings ingevoerd Avas voor hem toch geen
(irondAvet geAvorden, Avaaraan hij bij eede verbonden zou zijn:
hij kon het bij eenvoudig l)esluit opheffen of veranderen." (v. d.
(\') Horv. Korkr. I «G.
(\') Cf. H. keikr. 1 1)1. 103.
-ocr page 44-24
Kemp. Art. 15 schreef voor, dat de koning eer hij beshiiten
uitvaardigde, de overweging der S3\'node en de Consideratien der
Prov. kerkbesturen had in te winnen. Maar dat de koning aan
deze adviezen gebonden zou zijn, bleek niet.
Broes vergeleek de kerk bij een pupil, de synode bij diens
voogd en de minister van eeredienst bij dien toezienden voogd,
die de zorg voor de opvoeding met den eerstgestelden voogd
gaarne wil deelen, en dat onbemerkt doet onder voorwendsel van
het tot hem behoorende opzicht over de bezitting van den pupil
te behartigen, en die daarom zijne wijder strekkende bemoeiingen
doorgaans inleidt met vragen over schuldbrieven en grootboek. (-)
Aangaande deze „bemoeiingen"\', meldt de Heer Broes, (t. a. p.
IV. lOG) dat op \'s konings last eenmaal een oud man emeritus
verklaard, en een ander van de dienst zijner gemeente ontslagen
werd, en dat de koning zich eenmaal met de leer bemoeide, en
zich met betrekking tot de Prot. kerken in de zuidelijke provin-
ciën en in de koloniën het een en ander heeft veroorloofd, dat
in ons land niet zou geduld zijn geworden, (a)
Maar ook de hem volkomen comiieteerende bemoeiingen brach-
ten de kerk in een smadelijken toestand van afhankelijkheid.
Geen leeraar toch kon bevestigd en verplaatst worden, zonder
koninklijke approbatie ; het algem. Syn. kwam slechts bijeen op
last van den Minister van staat, en geen enkel Synodaal besluit
had kracht dan door den koning gesanctionneerd; de hoogleeraren
in de Theologie ter vorming van leeraars in de N. H. kerk wer-
den geheel en rechtstreeks gedaan door \'t Gouvernement, zonder
dat de kerk hierop eenigen invloed kon uitoefenen. — De leden
der Synode, voor de eerste maal rechtstreeks benoemd, werden
voor \'t vervolg door Z. M. gekozen uit eene nominatie van zes-
sen, door de klassikale vergaderingen gestemd. Ook het kiesrecht
(\') Booordeeliiig der gcuchillen I bl. 80.
(\') Kerk en staat. IV 139.
(a) Vergeljjk echter de geschiedenis van Molenaar.
i
-ocr page 45-25
was dus door de staatsbemoeiing jammerlijk verminkt.
Willem I scheen de kerk te beschouwen als „eene maatschap- -
pelijke inrichting in den staat en onder het bestuur; als een
element, dat moest worden geutiliseerd; als een Averktuig, dat
zeer nuttig, maar ook zeer schadelijk kon zijn en daarom in de
hand diende gehouden en zelfs een weinig te worden geklemd."
(Groen) „Het reglement van 1816 bracht de gansche kerk onder i
zulk eene regeeringsvoogdij, dat hare onafhankelijkheid bijna 1
geheel Avas Aveggevaagd." (Hooyer)
Eene Zenobia met gouden ketenen gekluisterd, scheen voor
de kerk geen ongepast beeld.
De „koninklijke Avet" (Broos) kAvam eerlang in werking. Nu
Averd ook een kerkbestuur gecreëerd bij Kon. Besluit. Op voordracht
van den Commissaris-Generaal, provisioneel belast met de zaken
der H. K., (öPebruarij 1810, no. "^\'\'Im), Averden den volgenden
dag door Z. M. benoemd:
a. de secretaris bij „het Synode der N. H. K." (J. J. Der-
mont, hofprediker), diens secundus en de questor;
b. de secretarissen der Prov. kerkbesturen (Donker Curtius
boven en B. Reddingius onder aan);
c. de leden dor Prov. kerkbesturen met secundi;
<1. de presidenten der Prov. kerkbesturen;
e. de gecommitteerden voor do huishoudelijke zaken der
Waalsche kerken;
f. do scriba\'s der classicale besturen;
<j. de classicale gecommitteerden.
Nog eoinnaal sprak de koning, den 28ston Mei 18IG, en het kerk- l
bestuur Avas voltallig; eene Synode, elf stemmende on drie advi-
seerende leden sterk, bestond. — Van de elf loden Avaren er zes
lid gOAVoest van de consuleerende commissie. President der Synode
(\'). Maatregelon bl. 7.
("). Oude Kerkordeningen bl, 37.
(\'). Godgl. bjjdr. 181G bl. 178 v.v.
-ocr page 46-26
was de anders om zijne rechtzinnigheid bekende, nu door de
vleiende hofgunst misleide, (Ie Roy) — „Vader" Krieger (Molenaar).
Bij de benoeming der Adviseerende leden werd prof. Te Water
gepasseerd.
Den 3den Juni 1816 werd „het Synode" met een aanspraak
van den Commissaris-Generaal geopend.
Zoo ontstond onwettig het anti-gereformeerde Algemeen Re-
glement en de zoogenaamde Algemeene Synode der Nederl.
Herv. Kerk.
§ 6. Chmikaal Protest.
Zeer verscliilleiid was de indruk door deze koninklijke reorga-
nisatie der aloude gereformeerde Staatskerk, im de Ned. Herv.
Volkskerk, gemaakt. De partij der liberalen was zeer ingenomen
met dezen coup d\' église, die de orthodoxie, voor zooveel deze
nog heerschte in de gemeenten, machteloos maakte; en ontving
gaarne van den „liberalen en verlichten" vorst een gezag, wel
door staatsmacht veelzins beperkt, maar toch groot genoeg om
de kerk recht „liberaal te rcgeereny Zij jubelden luid, maar ook
was er „bij vele goedgezinden blijdschap, bij sommigen zelfs
groote blijdschap, omdat zij orde, hoedanige dan ook, beter keur-
den, dan de volslagen wanorde, waarin de kerk zoovele jaren ver-
keerd had ; omdat velen de kerk in haren welstand nimmer ge-
kend hadden, en dus juichten, even als de jongere Joden bij het
zien van den tweeden Tempel; omdat hun de Christelijke liefde
toescheen te vereischen, geene voorloopige vrees te koesteren te-
gen de kerkbestuurders, en vooral ook — omdat zij eene vaste
hoop vestigden op onzen geëerbiedigden Koning" (v. d. Kemp),
die immers, zooals altijd de Oranjevorsten, toonen zoude de ge-
reformeerde kerk te zullen beschermen, welker leer hij immers
oprechtelijk was toegedaan. — Velen, die het geweld der kerk aan-
gedaan met smarte beschouwden — zwegen. „Meer dan eene
reden [werkte] mede tot lijdelijke berusting. Elk een was aan
lijdelijkheid gewend. Elk een, na uit vrees lang gezwegen te
hebben, was onder het Huis van Oranje tot zwijgen uit eerl)ied
OU liefde gereed. Om geen schijn aan den dag te leggen van
wantrouwen in de wijsheid van het Bestuur, werd nauwelijks eene
bedenking, eene raadgeving geuit. Bovendien was ook de wer-
28
king der dwaalbegrippen omtrent het Staatsregt niet gering. Men
leefde in eene Monarchie, doch had geen denkbeeld van een niet
revolutionair eenhoofdig gezag. De geheele omwenteling scheen
enkel in persoonsverandering te bestaan. Het Avas dezelfde soort
van Staatsbeheer, die voortgezet werd. Onder de zachtere hand
van een echt-Nederlandsch Monarch was des Dwingelands ijzeren
schepter een weldadige Rijksstaf geworden" — tegen wiens be-
stinir „alle oppositie ook uit de beste beginsels ontstaan en in
de meest enge grenzen beperkt, in de eerste jaren, als onbeta-
melijke, bijna als misdadige wederstreving Averd beschouAvd."
[Groen. Voeg bij dit alles de overweging, dat de gereformeerden
als in doodslaap lagen verzonken, en de godsdienstige terugAver-
1 king tegen de goddeloosheid van den reA\'olutie-tijd meer algemeen
zedelijk en religieus, dan wel kerkelijk Avas, en de bevreemding,
hoe het Willem I mogelijk Avas, Avat men zelfs van Lodewijk en
Rona})arte noode en niet dan onder krachtig protest en innig leed-
gevoel zou liebben geduld — heeft uit.
Toch werd Aveerspraak vernomen; gants algemeen(-)Avas de vreugde,
volkomen de lijdelijke berusting niet. De God. Uijdr. (1810 bl.
802.) schrijven zelfs (onder het motto: Ne Jupiter quidem omni-
, l)us) .„Geheele klassen verhieven hare stem tegen het reglement;
j! allerAvege riep men over geA^aar voor de rechtzinniglieid; onder het
A\'olk Averden de onzinnigste uitstrooisels verbreid; openlijk Averd voor
de gemeente gelieden om verijdeling der raadslagen tegen Gods kerk."
Maar deze oppositie Avas als \'t Avare slechts een uitroep bij den
eersten schrik. Zoodra men hier A\'an bekomen Avas, ZAveeg men stil.
De classes, die „hunne stem tegen het Algemeen Reglement verhie-
^ ven," Avaren die van Woorden, (") Leiden en en Am^-dam. C^)
Vóór dien
29
De laatstgenoemde aclitte zich na de ontvangst van het Alg.
Kegl. verplicht hare „bezAvaren over den inhoud van hetzelve"
ter kennisse des konings te brengen; ze deed dit op hoogst be-
scheiden wijze, en hoewel „door den diplomatieken toon minder
krachtig," is deze memorie toch „hoogst belangrijk." (Capadose.)
Xa hare vervlogen hoop te hebben verhaald op eene kerkelijke
organisatie, uit den boezem der kerk voortgekomen, en door den
koning enkel geapprobeerd, — en de volledige grondwettigheid
zijner kerkinrichting te hebben betwijfeld, uit zij vrij nadrukkelijk
hare „bekonnneringen" over „bijzondere articelen," .voornamelijk
omtrent het klein getal der bestuurders in alle collegiën," en over
de „onbepaaldheid" van den invloed, welke aan het Min. Depar-
tement [werd] toegekend." (a)
Vooral bekommerd Avas de classis over de leer. Het .regt. -
om Avelligt onze formulieren van eenighcid en onze liturgie te
A\'cranderen," Avilde ze niet toegolcend hel>ben aan eene vergade-
ring van Aveiuige personen, en in gcenen deele mocht het j\\lin.
departement kunnen raken aan de leer.
De menu)rie beshiit met de —: volkomen vervulde — voor-
spelling : .Indien do leeraars verplicht worden, zich te onderwor-
pen aan de verordeningen Avelke — vervolgens zouden kmnien
worden vastgesteld, voor vervallen moetende houden, alle daar-
mede niet overeenkomende Avetten en inrigthigen, — zullen zij
W(!lligt, naarmate zij door do (iemeento geacht Avorden, hot mei.
meerder of minder genoegen te doen, beschouwd en behandeld
worden als meerder of minder getrouAven, en zullen sommigen
Avol voor vrijAvillig afvalligen en trouweloozon gehoiulen Avordon.
30
Ligtelijk zullen er twee ixirtijen ontstaan, welke men van een
anderen kant, ivederom als gehoorzame of tegenstrevige onderda-
^ nen zal aanmerken. Aan deze partijen zullen zich de Godsdien-
stige meeningen verhinden, en men heeft groote verdeeldheden, zoo
geene schenrin g te vreezen", (a).
Den 7den Maart werd deze Memorie door eene commissie aan
den Koning overhandigd. Ingeleverd tnsschen de goedkeuring
en invoering van \'t Alg. regl. stoorde ze min of meer de creëe-
ring der Synode. Niet geheel onverlet werden dus de rechten
— der kerk vertreden ! Er kwam toch een enkel woord van protest
en het had meer invloed dan men gewoonlijk vermoedt.
Aan de onbesuisde caesaropapie „vooral aan de liberaliseering
der kerk" werd hierdoor paal en perk gesteld. De macht der
Synode werd er door ingekort. Wel werd het, zelfs „nietinl)e-
hoorlijke en bescheidene taal wederlegd (?) door een brief van
den toeiunaligen Commissaris-Generaal voor de Protest-Eeredienst"
(Gieselers X), maar dat het invloed had, zal hierna l)lijken, en
verraadt ook deze zelfde missive, ook „als eene officieele uitdruk-
king van den geest der Regeering (zeer) belangrijk" (Gieselers X)-
Dato 28 Maart antwoordde namens Z. M. de Comm.-Gen. de
heer Repelaer van Driel, op de ])ezwaren der classis.
Voorop gaat eene scheeve voorstelling, eerst van de verhou-
i ding tu.sschen kerk en staat tijdens de oude Republiek, en daarna
van de wording van het Algemeen Reglement; verder schreef hij,
dat „de geheele grondvorm en zelfs de oude namen behouden
zijn, en alles nederkomt op eene meerdere concentratie. Het vast-
stellen van zoodanige wijzigingen betwist de ware geest van het
Protestantisme aan geenen Souverein; vooral niet, u-\'anneer die
Souverein^de leeraars nit \'s Lands kas bezoldigt {f).... Hjj ver-
31
haalt vervolgens, dut de Koning in den vorm van het Kerkbestuur
voortaan geene verandermg kan maken, zonder voorafgaande (toestem-
ming? neen) , overweging" van de Synode. — De commissaris des
Konings is geenszins in het Synode, ,om over leerstellingen te
oordeel en, veel min om veranderingen daarin te provoceeren;
hetgeen zelfs aan den Koning niet vrijstaat. De Koning der Ne-
landen kan, alszoodanig, even min besluiten nemen omtrent de
Herv. als omtrent de R. Kath. leer.
Aangaande de Macht der Synode, verklaart hij, ,dat het S.
niet (werd) opgeroepen, om leerstellige geschillen te beslissen,
nnuvr om de kerk te besturen.
Wat de leer zelve betreft, zijn de verpHgtingen van deszelfs leden,
tili die van alle andere kerkbesturen, begrepen in het 9de Arti-
kel van het A. R, hetwelk ,met ronde woorden van hen vordert:
^de handhaving van de leer der Hervormde Kerk."
Wijders vindt hij zich door Z. M. gelast, aan de klasse te
verklaren: , Dat gelijk Ildz. nooit eenigen inbreuk vermag en
nog minder wil maken of doen maken, oj) de Godsdienstleer(!^
eener Kerk, irclhe Z. M. opretjtcltjk is toajestaan, 7a. M. ook
verwacht en vertrouwt, dat de Adressanten, als Leeraars- van den
Godsdienst en als onderdanen van den Staat{!!) in hunne Ge-
meenten het voorbeeld zullen geven, van vertrouwen op den
,Sonvereiu", gehoorzaamheid(!!) aan de wetten, en achting voor
degenen, wien derzelver uitvoering wordt aanbevolen".......
De classii» werd ontbonden, maar mochten de Adressanten nog
bezwaren hebben, dan bleven ze „vrij en onverlet," die in te
hrengen bjj — het aanstaande Synode! — (a. \')
„Door dit antwoord werd de oppositie gedeeltelijk te vrede ge-
steld, gedeeltelijk overmand" (Gieselers X). Voortgesproten was de
32
memorie van bezwaren voornamelijk uit bezorgdlieicl voor de ver-
minking en verlating der gereformeerde leer. Dien aangaande
werd de classis volkomen gerust gesteld. De Synode tcos verplicht
tot „handhaving van de leer der Hervormde herhy Wat deze
uitdrukking Anno 1618 beteekende, Avas voor geen tAveeërlei op-
vatting vatbaar; het Avas de leer, door de Hervormde kerk in
haar algemeen aangenomen formulieren, de belijdenisse des Ge-
loofs der Nederlandsche Kerken en den Catechismus, uitgedrukt,
welke formulieren van eenigheid dan ook door al de predikanten
en theologische professoren als hun geloofsleuzen Avaren onder-
teekend.
VertrouAvende op het lioninklijk Avoord, dat de zuiA^erheid der
Gereformeerde leer onaangerand bleef en door den hoogen toon
van den minister overbluft, ZAveeg men stil, en zelfs sluimerde
men zoozeer in, dat vóór den donderslag die in 1824 alles Avak-
ker deed schrikken, geen Avoord van bezAvaar tegen de creatie
van 181(3 meer Averd vernomen. (\').
(\'). Gieseler bl. 27.
-ocr page 53-§ 7. Het „Overeenkomstig".
De oude wijze van toelating tot liet ambt van Herder enLeer-
aar in de Gereformeerde Kerk was verouderd, herziening van de
kerkorde op het stuk van Admissie eene onafwijsbare eisch.
Art. 24 van het Algemeen Reglement eisch te dan ook nieuwe
bepaling „omtrent de wijze van admissie en examina van hen
die tot leeren l)estenid zijn, ten einde van derzelver kunde cn ge-
schiktheid vollvomen te doen blijken." Blijk van rechtzinnigheid
werd niet vereischt.
Na afloop van de werkzaamheden der consuleerende commissie
verzocht de Commissaris Generaal aan twee leden een ontwerp
van Reglement op het Examen op te stollen, en dit ontwerp oj)
de eerste zitting van „het Synode" in te dienen.
Art. 2.5 van dit reglement luidde oorspronkelijk aldus: „Hij (de
Kandidaat) zal zich bij handteekening verbinden tot de stipte
nakoming van al hetgeen bij art. van het Algemeen Reglement
op het 1)estiun- van het Herv. Kerkgenootschap is vermeld, cn
plechtiglijk beloven niets daartegen strijdigs te ondernomen."
Dit was alles wat de kandidaat zou hebl)en te (mderteokonon.
Met de belofte, dat het zijn „hoofddoel" zou zijn: „voor de be-
langen zoo van het Christendom in het algemeen als van de Herv.
Kerk in het bijzonder te zorgen" en .hare leer" te „handhaven"
kon hij volstaan. Van rechistreeksche ondertookening van For-
nmlieren was geen .sprake.
11
1,1
Nu werd echter door de Amsterdamsche Classis hare memorie
van bezwaren ingediend, cn op interpretatie van Art. O aange-
drongen. Rejiolaer van Driel stelde namens den Koning de bo-
\'J Goilg. bijdr. 18:15 bl. 9 vv.
-ocr page 54-34
zwaarden gerust, en ontzegde zelfs den Synode de bevoegdheid,
om leerstellige geschillen te beslissen; art. 9 toch sprak van de
„handhaving der kerkleer in ronde woorden." Hierdoor zagen zich
de liberale Synodale leden in niet geringe moeilijkheid gebracht.
Hun geloof was een ander dan dat der gereformeerde vaderen, en
al waren ze zich van het contrast tusschen het »geloof der her-
vormden" en hunne „godsdienstige overtuiging" niet volkomen
bewust, als bij instinct hadden ze een antipathie tegen het onder-
teekenen der symbolen hunner kerk. (a) Het oude verbintenis-
formulier konden zij in oprechten gemoede niet meer teekenen.
En dat kon bijna niemand meer in die dagen. Geen enkele
stem liet zich dan ook hooren tot behoud van het oude.
Maar de liberaalsten wilden zelfs geen nieuw. Dit echter durfden
zij, nadat de Amst. Classis zoo nadrukkelijk had gesproken, voor
onrust beducht, niet toonen. Toen ontwierpen ze een nieuw for-
mulier van verbintenis aan de leer der formulieren, en bij het
ontwerp van art. 25 werd gevoegd: dat de kandidaten „den vas-
ten wil verklaarden te hebben, om de leer, in de formulieren
overeenkomstig Gods woord vervat, te prediken."
Dit ontwerp werd ingediend op het eerste Algem. Synode der
N. H. K., dat den 3den .Tuni door den Comm. Gen. werd ge-
a) Dr. Scholte r-egt: (In 1816) was liet alternatief: óf Geref. beginsele.i
to schenden, om Gereformeerde uitdrukkingen en dogmatische voorstellin-
gen te behouden, óf de laatsten veranderen, om erkende beginselen te hand-
haven. Volgens den hoogleeraar is het materieel beginsel der Gereform.
kerk „Gods Souvereiniteit en vrjje genade, de eenige grond der zaligheid,"
en zelf erkent hjj, dat èn het rationalisme èn het (oud) Supranaturalisme
deze waarheid om \'t zeerste miskenden. De overgroote meerderheid wilde
dus noch het geref. beginsel, noch de geref. uitdnikking. Dit alternatief
bestond dus geenszins, maar de Synode moest van deze twee e«Sn: üf op-
recht zjjn, en erkennen dat men geenszins gerefonneerd meer wa«, waarop
eene scheuring zou zjjn gevolgd, öf om des lieven vredes wille goveinsdeiyk
gereformeerd wezen. Men koos dit laatste en jjleegde ontrouw ook aaa
de beginselen der kerk, die men als leeraar diende,
\') G. B. 35 bl. 10.
-ocr page 55-35
opend (a). Op 11 Juli Averd het nieuwe „Reglement op het
Examen" door „het Synode" gearresteerd. De koninklijke sanctie
\\olgde den 30 Juli 181G. Het vroeger „praeparatoir en peremp-
toir" examen werd afgeschaft, en nieuwe examina werden inge-
steld. In plaats van door de „Classes" zouden nu de kandidaten
door de Provinciale kerkbesturen worden geëxamineerd en gead-
mitteerd tot den H. dienst.
Het oude „accurate" formulier van verbintenis aan de kerk-
leer verviel, en eene nieuwe formule voor een „verklaring en be-
lofte" werd ontworpen. Zij luidt: „Wij ondergeschrevenen door
„het Prov. kerkb. van.......tot de openbare Predikdienst in
„de N. H. K. geadmitteerd, verklaren bij deze oprechtelijk, dat
„wij de belangen, zoo van het Christendom in het algemeen, als
„van het N. H. kerkschap in het bijzonder (b), door leer en
„wandel, zorgvuldig zullen behartigen, dat wij de leer, Avelke
„OVEKEENKOMSTIO Gods heilig Avoord, inde formulieren,
„van eenigheid is vervat, ter goeder trouAV aannemen en hartelijk
„gelooven, — dat Avij dezelve naarstig zullen leeren en handha-
„A\'en, en dat Avij op de bevordering van godsdienstige kennis,
„christelijke zeden, orde en eendragt ons met allen ijver zidlen
„toeleggen; verbindende Avij ons, (sic) bij deze onze handteeke-
„ning tot al het voorgeschrevene, en om, zoo Avij bevonden Avor-
„den tegen eenig gedeelte van deze verklaring en belofte gehan-
„deld te hebben, desAvege ons te zullen onderAverpen aan de uit-
„s})raken der bevoegde kerkelijke vergaderingen."
Dit formulier toont duidelijk een streveii naar rekkelijkheid.
De banden, die tot instemming met de leer der vaderen ver-
(a) Iii /.jjnc openingsrede Hprak llepelaar van Driel: „Gelcofil zjj de naam
van onzen Hoer! De leeraars der H. K. gaan steeds meer en meer met
raste schreden voort op den vei lig en middel av eg;" en verzekerde hjj,
dat do ware Christelijke geest moest bewaard Avorden door do venneerdo-
ring van godsdienstige kennis. Heringa, Horigt bl. 94.
(b) Christianus mihi nomen, rofonnatua cognomen.
-ocr page 56-56
bonden, knelden. Losmaken durfde men ze niet. Nu moesten
ze rekken.
— Als men maar min of meer bij het oude bleef — maar eenigs-
zins zijne aanneming van de leer der formulieren van Eenigheid
beleed. — De verklaring „opregtelijk en in goeder conscientie als
voor den Heere:" „dat wij van herten gevoelen ende gelooven,
dat alle de Artikulen en Stukken der leere in de Belijdenisse en
Catechismo, mitsgaders de Verklaringe over eenige Poincten der voor-
zeide Leere, Anno IGIO tot Dordrecht gedaan, in alles met (rods
woord overeenkomen" werd verzwakt; voor „alle de artikulen en
stukken" schreef men in \'t algemeen: „de leer;" en het „aange-
nomen", voor „formulieren van eenigheid" geplaatst, moest dienen
^ om de Dordsche Canon&s van de trits der formulieren uit tc slui-
ten, onder voorwendsel, dat de „Staten van Friesland" invoe-
ring dezer leerregelen als formulier van eenheid voor de Friosche
kerk nooit hadden gedoogd." (a) AVil echter (uaujenomen deze functie
verrichten, dan is hier het bijv.\'oord algemeen onmisbaar. Ook
werd het jilechtige: „als voor den Heere," dat de belofte als ton
eed maakte, weggelaten.
! Het „overeenkomstig" liet tweeërlei o])vatting toe. Bij oersto
|l en eenvoudige lezing, verstaat men, dat de leer der fonuulieren
overeenkomf?tig is met Gods woord, maar wil men, dan kan men
volhouden, dat in \'t verbintenis-formulier siirake is van de leer
der formulieren, voor zooveel die overeenkomt met Gods woord;
maar dan zou de formule niet meer éone verbintenis behelzen
aan de leer der kerk. De bedoeling van den schranderen vinder
van \'t „overeenkomstig" moge hier „in quatenns" geweest zijn,
de meerderheid van de leden der Synode van 181G schijnt deze
dubbelzinnigheid niet helder te hebben ingezien.
(a) Vergeljjk hierover W. Ileshusius, Viertal kerkelijke Kedevoeringen,
Ao. 1788, p. 94—96; ook bij Capadosp, Ernstig en biddend woord, 1)1. 122
v.v., en Ypey en Denn. II, Aanteekeningen bl. 287.
37
Molenaar verzekert, dat de „wijze en brave vader Krieger liet
niet bemerkte en dat velen na liem het niet zoo sjioedig hebben
ingezien" (1) en Hofstede de Groot betuigt: „dat de Synode de
onderteekening arresteerende niet heeft willen dubbelzinnig zijn,
maar het onwillekeurig geworden is", door hare zucht om èn
de belijders èn de verwerpers der Gereformeerde leer in één kerk-
verband opgesloten te houden. — „Volgaarne", zegt Schröter, (")
„wil ik gelooven, gelijk mij meer dan eens door de achting-
waardigste personen verzekerd werd, dat de toenmalige President
der Synode — zich te dien tijde met dit formulier van ondertee-
kening heeft laten verstrikken, en welligt de meeste leden der
toenmalige Synode, zoo dadelijk niet den onder het gras verbor-
gen adder ontdekt heb])en, welke in het eerst zelfs aan den sclierp-
zienden Ds. Schotsman ontsnapt was." (*)
De meerderheid der Synodale leden schijnt met deze formule
te hebben willen uitdrukken, dat norma normans voor geloof en
wandel eenig en volkomen Gods Woord is, (tegenover het ratio-
nalisme en Kome), en dat de leer der formulieren aangenomen
moet worden, als over \'t geheel met dat "Woord overeenkomstig,
dus als norma normata — (handhaving van liet protestantsch
beginsel cf. Art. VII N. Gl. Del.). Donker Curtius c. s. echter,
naar hij zelf ten mhiste in de G. IJ. 1835 bl. 10 v.v. beweert,
hebben bedektelijk door dit nvereenkomstig losnuiking van de
kerkleer bedoeld, en den li1)ei-alen predikanten onder schijn van
gebonden te zijn de vrijheid, in welker bezit men facto was, wet-
tiglijk willen verzekeren.
Hoe spoedig de liberale Lutherschen dit hadden bogrepcMi,
blijkt daaruit, dat de Ev. Luth. Synode het „overeenkomstig"
dadelijk overnam en op de vraag der vereenigde vergadering der
Hersteld Luth. Gem. te Amsterdam bij gelegenheid van onder-
(\'). Adres bl. 14, (\'). Gioscler bl. 97.
(\'). Gedachten over den toestand van Neerlands kerk, Ainat. 1834, bl. 73.
{*). Cf. ook Broes, Over de vereeniging der Prot. bl. 297.
-ocr page 58-38
handeling over Kerkelijke Hereenigiug, den 31 Juli 1820 tot de
Ev. Luth. Syn. gericht: in wat zin zij het overeenkomstig op-
vatte, als „voor zoover" of „omdat"? stille zweeg en blijkens
besluit van 16 Mei 1821 alle* hoop op vereeniging liet varen.
I De orthodoxen in de Herv. kerk vermoedden echter geen kwaad.
. Gedurende een elftal jaren werd geenerlei bedenking gehoord.
Zoo lag dan de gemeente in een staat van verdooving en
versterving verzonken, en bevond zich de Ned. Herv. Kerk in
een tóestand van onoprechtheid, daar ze facto bijna volkomen
afgeweken van de antiek-gereformeerde leer en kerkinrichting,
evenwel de houding aannam alsof ze bij de voorvaderlijke leer
geheel was gebleven en ook van den geest des gereformeerden
kerkrechts geenszins was afgeweken.
Onder deze verhoudingen openbaarde zich nu eene (jodsdicn-
sti(je opiceH-huj, die aan de versterving der gemeente een einde
maakte, door een krachtig, beslist en aan geestdrift rijk geestelijk
leven te wekken, en tegen den toestand van „logen" protesteerend
een kerkdijken strijd deed ontbranden op leven en dood, tnsschen
de „gereformeerde waarheid" en de rationalistische scholen, — die
met de Afscheiding van een deel der orthodoxen, (oen noodzake-
lijk gevolg der verhoudingen), niet oi)hield, maar voortduurt, cres-
cens eündo, totdat do innerlijke onwaarheid eenor niet-gerofor-
meerde Nederl. Hervornule (d. i. Gereformeerde) kerk een einde
zal hebben.
Deze Herleving der gemeente te schetsen, haar strijd te teo-
kenen, en te ontwikkelen, hoe in de kringen dezer „opwekking"
wanhoop aan henstel der volkskerk ontstond en neiging tot .sepa-
ratie ontfviemde; te beschrijven, hoe er eindelijk separaties ont-
\') G. B. 1835 bl. 13.
-ocr page 59-stonden en de geschiedenis der gesepareerden te verhalen; einde- |
lijk mede te deelen in welke verhouding tot deze „Afgescheidenen" »
de groote meerderheid van het Réveil zich plaatste, met toevoe- !
ging van een opstel over de Vervolgingen — is het doel dezer
historico-theologische dissertatie over „het Réveil en de Afschei-
ding."
é
BRONNEN.
H. von Goltz. Genève Religieuse au dix-neuvième siècle 1802.
A. Bost. Mémoires pouvant servir à l\'histoire du réveil religieux
des Egl. jirotest de la Suisse et de la France 1854.
Mekle i)\' Aubigné. Mémoires.
Guers. Vie de Pyt.
Reeks van Artikelen in de Nederl. Stemmen, jaargang I en IV.
C. Malan. Over de verzekering des geloofs.
H. P. Schölte. Quelques pièces relatives à la dernière visite de
Malan en Hollande, Amst. 1843.
,De Revolutie" had uitgewoed.
•„De Restauratie" volgde en ook eene godsdienstige reactie word
aanschouwd. De vrijheidsoorlogen „Met God voor Koning en Va-
derland" gevoerd, wekten vertrouwen op de hulpe des Heeren,
en door de dubbele overwinning (1813 en 1815) werd dit ver-
trouwen gerechtvaardigd. (\') Eene krachtige godsdienstige op-
wekking had vorsten en volken aangegrepen. In troebele ver-
menging gistten oude en nieuwe, ten deele zeer verschillende
elementen in het geestelyke volksleven, als in poëzie en philo-
.sophie, ook in godgeleerdheid en kerk." De restitutie van het
pausdom in 1814 wekte nieuwe geestdrift voor een ultramontaansch
catholicismus, en het eeuwgetijde der hervonning wekte „herinne-
(\'). Kurtï, Kerkgeschied. door ran T., biz. 217.
-ocr page 61-41
ringen op," waar het ongeloof voor stond, en de lauwheid van
schokte. (\') •
Over \'t algemeen echter was deze godsdienstige terugwerking
tegen de goddeloosheid van den revolutietijd, deze opwekking
tot godsdienstzin en ernst, meer algemeen zedelijk en religieus,
dan wel beslist Christelijk. Ze was meer „uiterlijk", en ken-«
merkte zich door een dringen tot meer omvattende goede werken,
welke drang zich in de stichting van Bijbel- en Zendingsgenoot-
schappen, en van allerlei jihilanthropische inrichtingen openbaarde.
Maar ook een diepergaande, eene geestelijke opwekking werd\'
bespeurd. De Heilige Geest, sedert achttien eeuwen op des Zoons
bede door den Vader gezonden op aarde, daar woneiule, en zwe-
vende, waarhenen Hij Avil, verwekte en bezielde levende getuigen,
op wier levenwekkende en bezielende prediking weldra in alle
landen van Europa een jeugdig, vurig, voljjverig Christendom
gezien Averd, rijk in vruchten der eerste liefde. — Deze geeste- ^
lijke opAvekking in de eerste helft der lOdc eeuw is in de kerk- j
historie bekend omler den naam van .het lïéveil."
Onder al de lauAvheid, koude orthodoxie, ongeloof en zedeloos-
heid der 18de eeuAv, traden echter telkens mannen oji, die togen
den geest der eeuAV getuigden; nu nederige Averktuigen Gods, dan
lioogbegaafden; soms in, soms ook zonder Averkzaam verband
met oordeeleii, oorlogen, kerkelijke en Avereldsche dAvingelandij,
oniAventelingen en schrikbeAvinden, Avaaronder het schepsel zuchtte.
Zoo liad Duitscliland met hunne inrichtingen en zendingen de
ZinzendorlVs, Frankes, Speners. Zoo Frankrijk geloovigo over-
blijfsels der Gallicaansclie richting en der boAvoging van Port-
Hoyal, en voortdurend do „désert," do bagnes en do kerkers
der trouAvgebleven hugenoten; zoo Engeland zijne Howards,
(\') Da Costa, Vjjf cn twintig jaren.
(\') cf. (Jroen, Maatregelen bl. 14.
42
y| Penn\'s, Wesley\'s, Whitefields en lady Huntingdon\'skring; zoo
Vy Italic steeds zijn Waüdenzen; Noord-America de zonen der „pel-
grimfathersNederland met den bijbel en de Catechismus in de
huisgezinnen geloovige personen en kringen te midden van heer-
schenden afval en lichtzinnigheid. Vooral bleef sedert de revival
^ van het Methodisme, in Engeland een vrij krachtig Christelijk
: leven bewaard, en met zijne Bible-Society, binnen- en buitenlandsche
zendingsgenootschappen, strekte het den anderen natiën ten ge-
tuige van de werking des Heiligen Geestes. Van Engeland uit
^ ging dan ook de beweging, die wij beschrijven; de Engelsche
industrieel Wilcox, een calvinistisch methodist, (181G) de Schot
Haldane(a), calvinistisch baptist; (1811) en de britsche bijbelvriend
Drummond, antinomiaanschgezind dissenter kwamen achtereen-
volgens uit het land van Gallas te Genève; wekten daar, getui-
gende in hun nauwelijks verstaanbaar Fransch, geesteljjk leven
in een studentenkring; en Galland, Bost, Malan, Empeyta, Gaus-
sen, NefF, Riu, Pyt, Gonthier, Guers, Monod, James (b), Merle
d\'Aubigné (c) stonden op en predikten van Genève tot de „gren-
zen van Europa" wedergeboorte en geloof.—
Door den engelsch-metliodistischen invloed vertoont het
m
réveil in Genève een individualistisch karakter. Toen de bjjna
geheel tot Socianisme vervallen Staatskerk eene het réveil vijan-
dige houding aannam, en het treden in de grondwaarheden de.«
Christendoms op den kansel verbood, gaven velen de volkskerk
op, scheidden zich af van de „wereld," en vereenigden zich tot eene
gemeente van „enkel geloovigen," 1\' Eglise du Bourg de Four
a) Haldanc\'. HoBt schrijft aangaande dezen upostel des Ileeren: ,Lo rt\'-
veil marchait" nmar de „prtScision religieuse" ontbrak; toen kwam Hal-
danc, „calviniste rigide en doctrine et baptiste prononcé ; hómme de poids.
l\'Effet fut capital." Hjj vormde o. a. Gaussen, Malan, Guers en Monod tot
duchtigé theologen en besliste geloovigen.
b) Later te Breda.
c) Van 18:J0—1832 te Brussel.
-ocr page 63-43
(Oct. 1817), door Pyt en Gonthier, later door den volgeling van
Madame de Krüdener, Empeyta, en door Guers bediend. In 1823
scheidde Malan zich af (comme ministre et comme simple citoyen),
deed een collectereis door Engeland en Nederland, en bouwde de
Chapelle de Pré T Evèque, een „kerk der getuigenis", die vooral
op de vele Zwitserland bezoekende vreemdelingen werkte. In de
volkskerk predikten de oude Cellerier, tot nieuwen ijver ontwaakt,
met de begaafde Gaussen, die zijn post niet verlaten wilde, zoo-
lang men hem de vrije verkondiging van het evangelie gunde,
„de rechtvaardiging door het geloof." Bost voegde zich bjj de
Eglise du Bourg de Four, welker predikers het nieuwe ecangelie
verkondigden, waar hun eene deur werd geopend. ,L\' Etoile du
réveil éclata en missions." (Bost.)
Ook schijnbaar zonder tusschenpersonen werkt« de H,
Geest. Eenige pniponenten verlieten tegelijkertijd Lausanne; elk
huimer gaat naar het hem roepend dorpje in de Zwitsersche ber-
gen, wordt daar bekeerd, verlangt naar het ter onderlinge ont-
moeting bepaalde jaar, om wat aan zijne ziel geschied is den
vrienden mede te deelen, en ziet: allen brengen malkander de-
zelfde goede boodschap, en Secrétan(\') en Vinet worden levende ge-
tuigen, rijkgezegende apostelen van het réveil.
De werking van het woord Averd geweldig heel het protestjxntsche
Zwitserland door. Nu barstte tegen de „ Religionnaires" eene vervol-
ging los. De trouwe Méjanel werd verbannen; de geloovigen werden
vervolgd en verjaagd. In \'t Waadland werd (1824) een placaat
uitgevaardigd, dat beval de samenkomsten der „Moniiers" t« versto-
en de voorgangers met ojisluiting in \'t verbeterhuis be-
dreigde. Maar midden in den druk verrees eene vrije kerk, en al
werden de huizen doorzocht, de van bijbellezing en gebed ver-
dachten in hechtenis genomen, al werden door de zwaarte der
\') Later tc Gravenliage.
-ocr page 64-44
boeten geheele familiën geruïneerd, de beweging ging door,
breidde zich uit, verwon.—
Te Zürich bewaarde onder alle verachtering in de genade de
godATuchtigë Antistes Hess tot in hoogen ouderdom (f 1812).
het aandenken aan een beteren tijd. De viering van \'t hervor-
juingsfeest wekte vele lauwe Christenen op. Niet lang bleef de
vervolging achter. Een afgescheiden gemeente ontstond. Alle
leden werden verbannen. Maar het woeden der Föhn heeft
weldra uit. In 1830 werd vrijheid verleend; sinds werd wat met
tranen gezaaid was, met blijdschap geoogst, (a)
Eenheid in het Zwiisersch Réveil bracht het werk der Société Evan-
gelique, door Gaussen en eenige Geneefsche patriciërs opgericht in
den boezem der volkskerk, maar langzamerhand tot eene vrije geref.
gemeente geëmancipeerd, onder den naam: l\'Eglise de l\'Oratoire.
Ze stichtte eene vrije theologische school, waarvoor uit half
Europa giften toestroomden. OóJc konivtj Willem I (Iroprf hij. (1))
Gaussen, Merle d\' Aubigné, Hiivernick en Galland werden hoog-
leeraren (Monod en Vinet hadden bedankt), en hoewel het fransche
ministerie weigerde hunne studenten tot de examina te Montau-
l)an of Straatsburg toe te laten, en de staatskerk van Genève
zelfs zoo ver ging aan Gaussen, Mei\'le en Galland het predikambt
te ontzeggen, kAvam de school tot betrekkelijken bloei, cn werden
er vele geloovige jongelingen (ook enkele uit Nederland) tot pre-
dikanten (o. a. in de Fransche en Waadlandsche kerk), tot Evan-
gelisten en tot Zendelingen gevormd. *
Rehalve voor haar school, leefde de „Eglise de l\'Oratoire" voor
de „CoJj)0)iafje.\'\' In één jaar werden door hare colporteurs onder
a) hl 1838 fiscliton op éeii na a 11 o leeraren der égliso n a t i o n a I v
Jiandiiaving der antiek-gerefonnccrde bcljjdenis als uitdndiking van het
geloof der kerk.
â– il b) Dit ftjit gaf in de kringen van lu\'/ rJveil en zelfs bjj Scholte en de
<\'ock de illusie, dat de koning persoonljjk met de opwekking en afschei-
ding was ingenomen.
45
de R. C. bevolking van Frankrijk 355 bijbels en 947G nieuwe
testamenten verspreid. Ook in St. Gallen ontstond eene„Catho-
lieke Bijbelvereeniging" en geene bisschoppelijke Curie was iii
staat haren arbeid te verlammen. — Zoo begoimen de Alpentoppen
te gloeien, de zon der gerechtigheid ging over Zwitserland op.
In F r a n k r ij k was het protestantisme over \'t algemeen tot
levenloos anticatholicisme gezonken, slechts in betrekkelijk weinige
huisgezinnen was nog het leven des geloofs. Methodisten-zen-
delingen bliezen deze levensvonkskens aan, en niet alleen had hunne
prediking in het Zuiden van Frankrijk een zeer gezegenden _ in-
vloed, maar ook in Parijs werden harten opgewekt om het rijk
des Heeren uit te breiden. De Archives du Christianisme begon-
nen met immer toenemende vrijmoedigheid te getuigen; bijbel-en
tractaatgenootschappen werden opgericht; de schriften van Malan,
Gaussen, Merle vonden lezers; edele verontwaardiging Avekte de
Inquisitie van \'t Waadland; Monod predikte eerst te Parijs en —
hier afgezet, te Lyon; grooten zegen had de „Colportage," en zoo
ontving Frankrijk mede door Neff, Grand Pierre e. u. bcAverking
en bezieling uit Zwitserland. „ Frankrijk ging den heildag tegen."
Denemarkeiv en Duitschland. — Het derde eeuwfeest der
reformatie zou ook in Denemarken worden gevierd. De bisschop-
pen wekten tot feestviering op in een Herderlijken brief, waarin
de hervorming voorgesteld werd als de Herstelling van de Rech-
ten der Rode. Hier kwam Klaus Harms, Archi-diakon Ut Kiel,
tegen op. „Dit zijn de 05 the.ses van Dr. Maarti\'ii Luther, ver-
gezeld van nog 05 theses van Klaus Harms," schreef hij op het
titelblad van een werk, waarin in krachtige tiuil de beteekenis
der Rede in ^ake des géloofs oj) hare pliuits werd gezet, en de
oud-luthersche leer beleden. — Dit woord was een donderslag,
waarvan heel Denemarken gewaagde, en die voortrolde over
Duitschland, ja die in heel de protestant^che wereld werd gehoord.
i
46
Het ingesluimerd Christelijk Denemarken schrikte wakker. In
het deeg der Luthersche kerk was een zuurdeessem geworpen
die na jaren gistens, zijne werking openbaarde. — Aan een van
Duitschland\'s universiteiten, waar als een zeldzaam overblijfsel van
het Evangelisch geloof nog altijd Steudel getuigde, trad Hahn op;
te Leipzich hield hij in 1827 zijne inangiireele oratie over het
verband van Rationalisme en Naturalisme, eene weerklank svls \'t
ware op de stem van Klaus Harms, en niet minder krachtig dan
deze. En toen Hahn\'s ambtgenoot, Krug, den strijd tegen hem
aanbond, vaardigde Hahn den zendbrief uit „ Aan de Evangelische
kerk;" een toonbeeld van Waarheid in Liefde, van bezadigdheid
en kracht. — Wie ooren had, hoorde. De jeugdige Hengstenberg
voelde zich oi)gewekt, en de , Evangelische Kirchenzeitung" kwam
uit.
Naast dit réveil in streng kerkelijke richting, trad de School
van den grooten Schleiermacher op, met geesdrift ijverende voor
,die Religion." Néander werd „meer nog dan door zijne wetenschaj),
door zijn\' persoonlijken invloed op de studenten tot een\' buitenge-
wonen zegen voor Duitschland en ook daar buiten;" (Kurz) en
onder zijne leerlingen had een allergezegendsten invloed, Tholuck,
zoo rijk van geest als vroom van hart, „die door zijne schriften
en zijne Akademische le.ssen, door prediking, en omgang, duizen-
den tot Christus voerde of in Hem bevestigde" (Kurz.) —
Kern van Neder-Duitschland is het „Wupperthal," met zjjn
Néandersgrot, waarin ook Tersteegen\'s prediking gehoord werd; —
het land, waarin Stilling bad en leerde. Het Wupperthal zag met
vreugde in het groote Duitsche Vaderland het Christendom lier-
leven. De oude Krümmacher predikte, in Lampiaanschen trant,
met jeugdigen ijver, even degelijk als aangrypend; en ook zijn
naamgenoot F. W. Krfimmacher 8j)rak zijne misschien in voor-
dracht te weelderige predicatiën uit, die ook in ons land, ver-
47
taald of in \'t oorspronkelijke, bij duizenden werden gelezen, en het
hunne bijdroegen tot verbreiding van het réveil. —
In Wurtenberg kwam insgelijks leven, te Stuttgard predikten
jonge leeraars voor duizenden hoorders, en een kring van Tü-
binger studenten wendde het oor af van het Sirenenlied der ijdel-
heid, en hoorde en nam ter harte de roepstem des Evangelies.
De goede Maarten Boos predikte tot 1821 in stilte in zijn dorpjen
bij Neuwied; en de Beiersche opwekking van Sailer vond nog
altijd veel weerklank in de Katholieke kerk van Duitschland.
Te Embden Averden nog de natrillingen van de groote, alge-
meene opwekking van 1794 vernomen, hoewel in 1834 de leven-
dige Ds. Duin, die later in Friesland zoo treurig omkwam, met
recht klagen mocht]: „Hoe is het fijne goud zoo verdonkerd, hoe
is de getrouwe sbid tot eene hoere geworden!" —
Melgie, in donkerheid verzonken sinds het Noord-Nederland
afviel in zjjn strijd tegen Spanje, ook in Belgie viel een straal
van goddelijk licht. Koopman Merten vergaderde zyne „geliefde
schapen", waaronder Brussel\'s predikant Cluirlier, en Merle d\'Au-
bigné, oogstende wat Cluirlier met tranen had gezaaid, verkon-
digde eenige jaren te Brussel met grooten zegen het evangelie
des behouds. —
Oj» Fnnen ging van „de gezelschappen" eene levenbarende
werking tût, door geen vervolging te stuiten; ook de stille wa-
teren van Scandinavië verhieven zich en een springtjj des geeste-
lijken levens kwam op; in Schotland, dat aan het dal der been-
deren deed denken profeteerden Erskine en Fischer tot den geest,
Hjj kwam aan en blies — en er kwam leven in de beenderen....
daar stonden op hunne voeten een zeer groot heir. Ja zelfs op
48
de Zuidzee-eilanden werd een mischen vernomen, en een volk
werd geboren als op éénen dag. —
Zoo werd in vele landen eene geestelijke opwekking bespeurd. —
Zijn . er in de natuur tijdperken van verhoogde groeikracht, een
dergelijk tijdperk in de godsdienstige wereld scheen aan te bre-
ken. De heerschende miskenning van het voorvaderlijk geloof
maakte voor levendige belangstelling plaats; overal werd eene
terugkeering tot het eenvoudig Evangelie zichtbaar en werkzaam.
Do wintertijd van het rationalisme week voor de Lente van
een jeugdig geloof. Daar kwam licht, leven, liefde! —
B. Het RéTcil in Nederland.
1. De algemeen godsdienstige ojncekJcing.
In de „algemeen godsdienstige" opwekking, zoowel als in liet \\
eigenlijk gezegd Réveil, deelde ook op eigenaardige en beschei- I
den wijze ons vaderland.
Met den terugkeer van Oranje en de herstelling onzer onaf-
hankelijkheid ontwaakte na de met zoo bittere ellende gestrafte
goddeloosheid der Revolutie op nieuw de aloude godsdienstigheid.
De van doorgeworsteld lijden herademende leeraars pre-
dikten voor dichtbezette kerken; legio leerredenen werd uitge—
geven, en hieronder muntten door gewjjdde welsprekendheid uit .
die van den vroeggestorven E. A. Rorger, „een Kanselgenie,"
terwjjl later de geschriften van van der Palm tot stichting dien-
den van zeer vele Ilollandsche families. Type van de physiono-
mie der Ilerv. kerk zijner dagen (de la S.) vertoont zijne predi-
king de trekken van: eenvoudige uitlegging der schrift, eerbied
voor het bovennatuurlijke, beschroomde aanhankelijkheid aan de
kerkleer, (behalve in het kenmerkend calvinistische, on zonder
peiling van de diepte dor dogmata), vreedzame liouding jogeiiH
het rationalisme, (zonder volkomen aanvaarding evenwel zijner be-
ginselen 011 mot weerzin tegen zijne uitersten,) meer practische (a)
dan geestelijke strekking, enz.
Welk eene behoefte aan dit godsdienstig voedsel gevoeld werd,
blyke daaruit, dat des Hoogleeraars tjilrijke preekbundels soms
(a). Kenmerkend is het dat het hoogst geroemde en meest gezochte
Tan van der Palm\'s werken zijne uitlegging der .Siireuken Salomo\'s" was.
50
een vierden druk beleefden- en kort na zijnen dood een gezament-
lijke uitgave in zestien deelen van „al de leerredenen" nog de
ruimste inteekening verkreeg.
Vele der tot nieuwen ijver ontwaakte oud-supranaturalistische
predikanten waren eerbiedwaardige mannen, „zij hielden den smaak
voor godsdienst, en den eerbied voor de Schriften levendig, zij
bleven de aandacht richten op het hoogere, en wekten de be-
geerte op naar het oude geloof\' (W. de Clercq.) Dat onder de pre-
dikanten echter ook veel afkeer van het waarachtig christendom,
en vijandschap schuilde tegen het levend geloof, zal, helaas, ons
duidelijk blijken.
- Behalve in kerkgang en leeslust sprak de vernieuwde gods-
dienstigheid zich uit in de verhoogde werkzaamheid van het Nederl.
Zendingsgenootschap, in de oprichting van het Nederlandsch bij-
â– belgenootschap (1814) met zijne bijbelvereenigingen met hunne
scholen en lum huisbezoek op vele plaatsen, in de oj)komst van
het Nederl. godsdienstig tractaatgenootschap (1810), in de ope-
ning van Zondagscholen, in de vonning van vereenigingen van
,eerlijke godsdienstige vrouwen" tot onderlinge stichting en veler-
lei philantropische werkzaamheid, (a) uit de oiirichting van het
Genootschap tot zedelijke verbetering van gevangenen (1828,
Suringar, Nierstrasz, Wamsinck), uit de verschijning van den Pro-
testant (sedert 1810) en de Synodale Commissie van Correspon-
dentie (1824), die tot bevordering opwekten van het Protestantisme,
en zeker ook uit de met dit streven in verband staande oprichting
van de Maatschappij Welstand in 1825, later door Unitas (1842)
en Christelijk Hulpbetoon (1844) gevolgd.
Meer een belangstelling in de god.sdienst, en een bevorderen
van haar invloed, dan wel een innerlijk christelijk levtni was deze
(a). In "deze kringen, waarin ,lieve christinnen" werden gevonden (cf.
Maria Hoogendorp: De Ev. Gez. getoetst aan den bijbel, enz. Leiden (1834)
waren de Ev. Gezangen voedsel cn — autoriteit, zoodat alles als .over-
drijving" werd afgekeurd, wat meer calvinistisch sprak.
51
opwekking, haar richting was zeer anti-roomsch, maar ook zeer
ongereformeerd, ja vijandig gekant tegen het „geestelijk leven,"
zoodra dit een eenigzins gepromonceerden Calvinischen grondtrek
vertoonde.
In verband met deze „godsdienstige opwekkiug" staat het ont-
staan en den aanvankelijken bloei der Groninger richting, die
zóó ijverig wsvs in „goede werken," dat Réville haar aanzag voor
het Nederlandsch Réveil.
8 2. Overzicht van het „liheil." .
Het eigenlijk gezegd réveil is de vrucht van de herleving van
dat persoonlijk, levend geloof in Christus, dat in de eerste eeuwen
«Ier Christelijke kerk de joodsche werkheiligheid bestreed en het
heidensch on- en wangeloof verwon; dat in de dagen der Refor-
matie deze in de kerk herlevende machten zegevierend bekampte,
en met name Nederlands IJondstaat creëerde. Ook in de 10de
eeuw trad het op tegen den heerschemlen geest eener eigenge-
rechtigheid, die de noodzakelijkheid der wedergeboorte ontkende
of voorbijzag en tegen een ongeloof, dat aanvankelijk beschroomd,
hoe langer zoo stouter optrad, en — na eerst de geopenbaarde
waarheid toetsend aan de „Rede," <le leer des Hijbelsch verminkt
en verwaterd te hebben, weldra overging ook de hoofdwaarheden
des Christendoms te verwerpen.
»Terugkeer tot de oude waarheid" was het kenmerk van het
iH\'veii, met verwerping van de toenmalige z. g. „verlichting"
als „logen."
Deze terugkeer tot het „geloof der vaderen" was eo ipso nog
geen reactie, omdat de weg ter zaligheid niet behoort tot de
„oude i)aden," maar een „eeuwige weg" is en dus eeuwig nieuw.
Oud scheen hjj echter, omdat de XlXe eeuw dien door de zes-
-ocr page 72-52
tiende en zeventiende met zoo veel zegen bewandelden weg had
verlaten.
Daar echter met de aanvaarding van het geloof der Apostelen,
Kerkvaderen en Reformatoren over \'t algemeen ook de geloofs?«Y-
dnikking der gereformeerde kerkleeraars werd aanvaard, en men, de
identiteit des geloofs gevoelend, ter goeder trouw ook de formu-
leering der geloofsbelijdenis aannam, zoo vertoonde hierdoor het
— réveil wel een reactionnair karakter, en openbaarde het zich. als
tenigkeer tot de gereformeerde theologie, neergelegd in Catechis-
mus, 37 artikelen en Dordsche Canones.
Toen men zich rekenschap van deze daad begon te geven ont-
— stonden er twee stroomingen. De ééne, die beweerde in de al-
oude symbolen werkelijk de volkomen juiste uitdrukking te zien
van hun geloof, naar de schrift — en die dus met volle bewustheid
erkenning van de formulieren eischte als Christeni>licht, onvoor-
waardelijk terugstrevende naar Dord, om daar te blijven, (van der
Feen, van Zuylen, Moorrees — Caimdose) — en eene andere,
die, tusschen inhoud en vorm der belijdenis onderscheidend, zich
wel geestverwant gevoelde met de nnvnnen ook der Dordsche
Synode, maar het eisch rekende in eigen taal van het heden zelf
uit te\' spreken, wat men geloofde; die das niet terug wilde,
maar vooruit, edoch op de gereformeerde lijn. (Da Costa).
Een derde groej) van „mannen van het réveil," (utrooming zou
min juist zijn, daar men meer dobberde, dan zich in vaste rich-
ting bewoog) was „juirzelende" of „zoekende," op sommige pun-
ten door Mennonietische, Lutersche of Remonstrantsche sympa-
thieën tegen de gereformeerde leer gekant, maar ovrigens in ge-
loof, liefde en hoop met de andere broeders één hart cn ééne
ziel.
/■— Heerscliend in het réveil is echter de gerefonneerde richting,
zoodat Ter Borg, de Clerc<i, Messert Faedobaptist, Scholte en
Kohlbrügge Lutersch-af werden, en alleen de eerlang opgekomen
53
VVesleyaansche richting van Ds. de Liefde, Ds. Heldring e. a.
zich handhaven bleef.
Karakteristiek in het réveil — en blijk van de kracht en vol-
heid der wederbarende genade is de alzijdigheid van het „nieiiAve
leven." De „Mannen van het réveil" zijn wat men noemt man-
nen nit één .stuk. De terugkeer tot de „waarheid" op het gebied
des geloofs, ging hand aan hand met terugkeer tot wat men bij
het licht des Christendoms als gezonde beginselen van staatkunde
en kerkrecht beschouAvde. In ile Revolutie zag men de openba-
ring van het ongoddelijk streven, lijnrecht indruischejide tegen
de „ordinantiën Gods." Daarom ijverde men tegen de Revolutie,
(yontra-révoluticmair was tle eerste uiting van het Réveil (Da
(;!<)sta"s Bezwaren) op staatkumlig en maatschappelijk gebied. Toen
men zich echter ook van dit streven rekenschap gaf, ontstond er
ook hier naast de zich welbewuste ow;</?y(-revolntionaire stroo-
ming, die al wat de revolutie van ^8J-had gewrocht en gepro
clameerd vjjandig, terugkeer eischte met name van de verhouding
tu.sschen kerk (jn staat tot vervlogen eeuwen (den Ouden, v. d.
l"\\\'en, H. de Cock) — de «»//-revolutionaire richting, die steeds
meer elke cojiservatistische zuiu-deesem uitzuiverende, den geest
<ler revolutie op ieder levensterrein bekampte. (Groen, Elout, Sin-
gendonck. Du (^osta)
Reide met de Staatkundige en theologische overtuiging der
leiders in het Réveil, stond de verhouding in verband, waarin
liet zich ten opzichte der Herv. Volkskerk geplaat.st zag.
Dat de kerk het réveil vijandig was, spreekt van zelf. „Les
\'■oi\'ps constitués n\'aiment pas les innovations et Ie mouvement, et
h\' monde n\'aime pas V évangile." (Bost). De „wereld" in de
de kerk oi)genomen on tot hoer.sclmi)pij gekomen, kon de vor-
/el cering, dat ze verloren gi\'ioi en de eisch der wedergeboorte
iiiot verdragon; on de beschuldiging van lauwheid, zoo niet van
\'ilval on ontrouw togen bijna al de leeraars verheven, verbitterde
54
\\ deze en wekte hunne verontwaardiging en haat. Vooral zij, die
in de formulieren het non plus ultra van vraarheid en juistheid
zagen, en den toestand der geref. Staatskerk terug verlangden,
eischten van de leeraren onvoorwaardelijke erkenning en hand-
having der leer van Dord, en allen betoogden het „onwettig\'\'
bestaan en het „ ongereformeerd" karakter van het Synodaal kerk-
bewind.
Zoo zag het kerkbestuur door eene oppositie, waarvan ze het
intrins^ue niet begreep, zich ten doel aan heftige aanvallen,
hetzij door vreemdelingen, (Thelwall) leeken, (da C., Cap., v. d.
\\ Feen, e. a.) of zelfs door haar eigen leeraars (Ie Koy, Molenaar.
Moorrees, Engels,) gewaagd; ze zag de positie, de autoriteit en
de traditioneele „eerbied en achting", die haar predikanten eeuwen
hadden genoten, in gevaar; hun zedelijk karakter aangetast;
daar en boven schenen zeer hooge belangen op het spel te staan.
Zoude, zoo overleide men, de hooggeprezen vooruitgang door
een „terugkeer tot de scholastieke subtiliteiten van een tijd, die
voorbij was, worden verdrongen, het licht, dat de nieuwere weten-
^ schap had ontstoken onder den domper der formulieren worden
gesmoord, de wetenschappelijke zin worden verstikt, het vrjje
onderzoek belemmerd AVorden? Meer nog — de eenheid der kerk
zou worden verscheurd, de vrede verbroken, de onderlinge ver-
draagzaamheid door sectarische felheid en theologenwoede wor-
den vervangen. — Mocht dit Avorden geduld? Immers neen!
en heel het kerkewind verhief zich als een eenig man ten strjjde
■tegen het Réveil.
Recht populair Averd dit opkomen voor orde en eendracht
vooral door het algemeene streven der toeimmlige protestanten
tot onderlinge verbroedering, opdat tegenover de Rooinsche kerk-
macht der zuidelijke Nederlanden Noord-Nederland een krachtig
protesUintsche eenheid vormde. Deze eenlieid, vooral ook door
koning Willem I beoogd, trachtte men te vormen door afslijting
55
der scherpe kanten van de verschillende richtingen in het pro-
testantisme met name de meer gereformeerde en de meer ratio-
nalistische tendenzen. Wederzijdsche inschikkelijkheid en weder-
zijdsch toegeven, eerbied voor elkanders overtuiging, vermijding
van alle uitersten, een gezamentlijk zich begeven naar en bewe-
gen in het Juste Milieu was de , geest des tijds."
De verhouding tot het zuiden scheen deze eensgezindheid en
verdraagzaamheid te eischen, en als landverraad en heuling met
Rome brandmerkte de volksopinie elke daad, die die eenheid ver-
storen kon. Dat dus ook het réveil uiterst impopulair was, ja
zelfs de volkshaat opwekte, zoodat het in de dagen der Afschei-
ding, volksleuze Averd: „Roei ze uit!" is met het oog op al het
opgemerkte alleszins verklaarbaar.
Tegenover de aanvallen, waaraan het réveil van alle zjjden ten
doel stond, ontwikkelde het een kracht tot verweer en zelfs een
moed tot aanval, die het een alleszins krijgszuchtig karakter gaf,,
en misschien de stille vorming der vrnchten van liefde, bljjdschap,
vrede, lankmoedigheid, goedertierenheid, goedheid, vertrouwen,
zachtmoedigheid, ingetogenheid, bescheidenheid min-bevorderlijk
wan; voorzeker, daar waren helden, die aan Jehu doen denken,,
maar de groote mannen van het Réveil zjjn Ridders sans peur,
nuuir ook «ans reproche; tegeljjk „zonen des donder.s" en Johan-
nesfiguren; en daar en boven staat naast da Costa, Ie héros du
Réveil, zijn halsvriend, de kinderlijk-vriendelyke Willem de Clercq;
naast Thelwall ter Borg, naast Groen, een ijzeren hand in een
lluweelen handschoen (de Cl.), Otto Heldringh, de christen der
opzoekende liefde! Zelfs de min-beleefde strijdrengroep der sépa-
ratie telt naast de Cock een Brunimelkamp een Gezelle Meerburg
naast Schölte; en in de kringen, waar da Costn op het schild
werd gedragen, voelde de zeer ireni.sche herder en leeraar van
Heemsteê zich thuis.
Zagen we hoe het réveil in conflict kwam met kerk en maat-
-ocr page 76-56
.schappij, en trachtte al wat naam en invloed had de beweging te
smoren, liefst door haar verachtelijk te doen voorkomen, — de
—. Staat liet het réveil zich aanvankelijk vrij ontwikkelen. Bleef
ook tot 1834 niet alle vervolging achterwege, over \'t algemeen
toch liet de piiblieke authoriteit de personen en gezelschappen
ongemoeid, en, dank zij de vrijheid van drukpers, liep het geschre-
ven woord onbelemmerd. Maar toen het bij sommige kinderen
van het réveil op separatie van de door den Staat beschermde
volkskerk uitliep, beproefde de Staat door godsdienstvervolging
\' de oprichting van een nieuw kerkgenootschap te keei-en.
/ Geheel anders dan te Ge/ève was het Nederl. Réveil oorspron-
kelijk een zuiver nationale beweging.. Niet alleen vond hetbui-
tenlandsch réveil in Holland ,un terrain tont préparé" [de la S.
! maar het was \'geheel zelfstandig reeds zoo krachtig ontwikkeld,
dat de recht Nederlandsche karaktertrekken bleven praedominee-
ren. De afscheiding heeft meer trekken gemeen met het réveil
te Genève, waar het door engelsch-methodistischen invloed van
stonden aan tot separatie was gekomen, maar tevens vertoont
het de echt-Nederlandsche trek van conservatisme (de Cook, Kruis-
gezinden, Büdding, Ledeboer), dat zelfs bijna volkomen rcpri.\'ïtii-^
natie.s tot stand bracht (Ohr. Afg. Syn. 1840, classis van \\s Gra-
vepolder, kruisgemeenten), en het vreemde, individualistische prin-
cipe meer en meer uitdreef. (Scholte).
Hoe belangrijk verder, en veelszins .heilrijk de invloed van \'t
buitenland was, het „réveil étranger" bewee.s enkel de Apollo\'s
dienst der bevochtiging van het door echt Nederlandsche Pau-
lussen geplante.
Onder deze staat de z. g. „School van Bilderdjjk" vooraan.
Waren mannen als vader Schotsman van Leiden te \'midden van
lauwheid en afval dragers der traditioneele vroomheid, overgan-
gen van de oude godsdienstvorm tot het nieuwe leven, dat zich
\') Crise bl. 35.
57
in nieuwe vormen uitte tijdens het réveil; niet zoozeer voorloo-
per, dan wel ijshreker van het réveil was Willem^Bilderdijk,
antipode van den geest zijner eeuw, verfoeier der „revolutie" en
kampioen voor het voorvaderlijk geloof. Hij vormde een groej)
mannen, die als hunnen meester tegen de revolutie in al haar
openbaringsvormen gekant, de leuze ophieven: „Vrede in des Hee-
ren naam, aan de ongodisten krijg", (da C. maar die meer dan
de dichter Bildei-dijk van het leven des H. Geestes doordrongen,
allereerst evangelie-belijders werden, predikers der bekeering, le-
vende getuigen der wederl)arende genade.
„Staatsman niet, evangeliebelijder," noemde zich ^iroen; de
(/lercq werd zelfs van Evangelie-Improvisator, eenvoudig evan-
goli»>i)rediker, en niet Dichter en Christen, nnuu\' volkomen Chris-
tendichter was Izaäc da Costa.
Met het optreden der „mannen vaji het réveil" ging gepaard
eene herleving der gemeente. Op tal van plaat,sen werden men-
schen „bekeerd"; zij voegden zich naar de behoefte van de ge-
meenschap der heiligen bijeen; zoo ontstonden ,gezelsj;hapi)on."
Hier bad en zong men, de psalmen Davids, de veerskes van Lo-
densteyn, (waar „leven" ontstaat laat zich de l)eh<)efte aan Chris-
telijk gezang niet geheel afwijzen,) — men verhaalde elkaar „wat
(u)d gedaan had aan de ziel," en las in den bijbel; de „oude
schrijvers" werden voor den dag gehaald, de preeken van Smyte-
geld, en de werken gelezen van Comrie, Erskine, Mac-Cheyne,
Owen, e. a.
Hierdoor kwam de Calvinistische groiultrek van ons volkska-
rakter tot zijn recht, nuuir werd ook een dogmatjsme gekweekt,
dat een hooghartig of enghartig exclusivisme, een „hangen aan
de letter", en oordeelzuchtig „wegen" — baarde.
Op deze „conventiciilen" werd ook wel door een der l)roeders
geoefend (Ie l\'^éburé), en weldra reisden oefenaars van professie
\') K. I). II 17;{.
-ocr page 78-58
(Vijgeboom, de bakker van St. Jansga e.a.) de „gezelschappen" rond.
Van de hand dezer Volkspredikers, zoowel als van die der
„Mannen van het Réveil" verscheen een menigte broclmres, die
op genoemde gezelschappen met studie werden gelezen en bespro-
ken, zoodat de namen vooral van Thelwall en Molen^r, van da
Costa en Capadose, van van Zuylen en van der Feen, ook die
van Vijgeboom, door honderden in den lande werden gezegend.
Daar de tegenpartij eveneens de pennen spitste, ontstond er een
geheele litteratuur van „liefde en verdraagzaamheid" of over
„dwepers en separatisten", en verhief zich een guerre de jilume,
waarbij van de zijde van het réveil zeer scherpe, van die der
„wereld" soms zeer „giftige" pijlen snorden.
Na dit „overzicht" willen we het „Réveil" nader schetsen en
achtereenvolgens spreken over den voorloop er, over den ijs-
breker, over den héros, over de „mannen van het réveil,"
om dan, na een blik op de réveil-1 itteratuur te hebben ge-
slagen, de „herleving der gemeente" te schetsen.
§ De voorlooper van het liéveil.
(Nic\'olaes Sciiotsma.n).
1 Nov. 1754-182\'2.
H R O N N E N.
Ned. Stemmen, II bl. 54 verv.
UoELES, over Stiiatsregt, Herv. kerkbestuur en Separatismus, bl. 70.
Godgel. bijdragen, 1810 VII, bl. 000—010.
Christelijke wereld der laatste halve eeuw, bl. 511.
Gieselek, bl. 27.
Vaderlandsche letteroefeningen 1810, H, bl. 504 v.v.
«
Man van kloeken moed, van doorgaanden ijver, van stille ge-
trouwheid was Nicolaes Schotsman: een helder hoofd, een teer
gemoed. „Sints [hij] Jezus in Zijne beminnelijke liefde had lee-
59
ren kennen," was het zijn hist en leven het Evangelie te pre-
diken. Eerst vond hij te Oudshoorn .een liefelijk Elim", toen
te Schoonhoven „een weg van donkerheid." Sints 1793 arbeidde
hij te Leiden, totdat bij de „remotie der getrouwe leeraren" ook
Schotsman zich „politiek van zijne ambtsbediening zag ontzet."
Na zestien maanden zwervens vond hij te Sloten (Friesland) een
veilig „Pella;" hij werkte later te Sneek en kwam in 1801, dee-
lende in de algemeene amnestie, weder te Leiden.
De samenkoppeling van Noord-Nederland met Belgie, en de
„terugzetting der gereformeerde kerk" griefden hem diep. Hij
vestigde zijne aandacht op den invloed van het ongeloof, en dit
wekte hem op om een reeds vroeger door hem \\iit het Duitscli
vertaald werk uit te geven, n. 1.: De kuiisiyrepen, waarvan hef
hedendaagscli ongeloof zich bedient om de godsdienst door den
bijbel en den bijbel door de godsdienst te bestrijden. Leiden 181 (i.
In de voorrede bestrijdt hij den schrijver van een toen veel ge-
ruchtmakend Averk: „Christendom en Kerkhervorming," die Z.
bad, om „de Dordsche kluisters te verbreken," en die de gere-\'
formeerde symbolen „ allerellendigste formulieren" genoenul had. (a) ^
In Mei 1819, het tAveedo eeuAvgetijde der nu zoo hoogelijk
gesmade Synode van Dord, grcej) de antiek-gereformeerde jiredi-
kant van Leiden de gelegenheid aan, om een Avoord van eereher-
stelling voor de zoo ten onrechte verguisde te spreken, on hield
hij tAvee „Kerk-lieden ter nagedachtenis" van het luisterrijke
Concilie, Avelks eerste eeuAvfeest zoo schitterend gevierd Avas; beide
preekeu gaf hij uit onder den titel: „Eerpnil ter gedachtenis
van de voor tweehonderd jaren te Dordrecht gchondene Nationale
Sgnode, (b) opgeregt door Nicolaes Schotsman" Leiden 1819,
kerkelijk geapprobeerd.
a) Iii 1829 bezorgde da Costa van de Kunstgrepen eene nieuwe editie,
met naschrift, waarin hj) doet uitkomen, hoe juist Schotsman had gezien.
b) Onder de merkwaardige zinspreuk: No.i ego sum veterum, non as-
secla credo Novorum: Seu vetus est vennn, diligo, sive Novum.
\') Leerrede over Joh. XXI : 15—17, bl. 2.
-ocr page 80-60
Eer eene verhandeling dan een preek, is het een in coulanten
stijl met waardigheid en kalmte geschreven apologie; en niet zoo
zeer de inhoud, maar de daad is gewichtig. Het was de eerste
— .hamerslag van twist." die den „diepen vrede," waarin de pro-
testanten alonime elkander naderden, verstoorde,
s Met een in de Kerkhistorie bijna voorbeeldeloozen smaad en hoon
\\ werd van alle kanten op den braven Schotsman aangevallen. (-).
De Vaderlandsche letteroefeningen beschuldigden hem, dat
hij, die toch „door het publiek bezoldigd" werd, „uit louter
moedwil" „kwaadaardig den publieken geest [weerstreefde],"
\' .zich tegen den openlijk verklaarden wil der hoogste A u-
• tf>riteiten," aankantte; en riej) de kerkelijke tucht, dio im-
mers de „zedeloozen, ontuchtigen, enz. vervolgt" tegen hem op. (a)
Schotsman mocht voor „do honende oordeelvellingen over
zijne Eerezuil" in allen ootmoed God danken, dat hij, (zoo schrjjft
hij later „waardig wierd geacht om der waarheid wil gesmaad
to worden; ja die zelfde bitse oordeelvellingen, mocht [hij], als
t\'cn verzegelend liewijs van zijne getrouwheid en oprechtheid bc-
schoinven, on zich daarover recht hartelijk vorliougon." —
I Hot fel vertreden geschrift werd onder do „vromen" met
j graagte gi\'lezon, het riep den alouden gorefonueordon geest wak-
kor, maar den grootsten invloed had de Eerezuil, door dion zo
t.\'on goduchton strijder ojjwekte om in hot worsteljiork to treden.
< .!)o strijd, dion Milderdijk togen do Neologie van dion tijd ai\'
gevoerd heeft, is vooral toe te .schrijven aan de verguizing, dio
zijn vriend om de verdediging der waarheid leed." (\')
a) J)e roHcnsent in <lo (iodg. bjjdr. eindigt zjjne uittreksels uit de Eere-
zuil met de opmerking: ,Alles te ziinien genomen schjjnt Ps. Scliotsnuin
ons juist de man te zjjn om voor de D. S. een eerezuil 0|> te rigten." Uit-\'
\') Vaderl. letteroefeningen 1819, I, 510.
\') Ned. Stennnen, II, 56.
\') Vad. Lett. f819 I. 510 vv.
*J Acatl. HedeTOcring van D. Pareus, voorre<le, IV.
\') Ned. St. II 57.
61
Bilderdijk nam zijne zaak op in de , voorrede" van een tweede —
uitgave der .Eerezuil," waarin liij de tegenstanders van Scliots-
nian zeer onzacht bejegende en hun al hunnen smaad op hun
hoofd deed terugkeeren. strijd tegen den Geest der eenir, )
sedert meer een strijd voor de waarheid Gods tegen de wereld i
geworden, is uit deze beginselen geboren" (») (da Costa.)
Schotsman, van nu af aan de Johannes de Dooper van het -
réveil, ging voort de gereformeerde leer te verkondigen met
mond en pen. Ten zelfden jare gaf hij eene vertaling uit van
Pareus: „Redevoering over de Dordsche iSgnode" tijdens dit con-
cilie te Heidelberg gehouden, (a)
lloogelijk werd Schotmau\'s belangstelling opgewekt door het réveil
te Cienéve. In 1821 gaf hij eene verhvling uit van het „Genérc
l\'eligiense" van Bost, waarvoor hij eene uitgewerkte inleiding plaat-
ste over den toestand des Christendoms in Zwitserland. Ken
jaar later volgde zijn „Asher, de afval der Christelijke kerk" en
nog na zjjnen dood [1822] werd uitgegeven zijne bewerking van
do „Stukken betreffende dc. afzetting van Malan."
Schotsman horlevondigde dus niet alleen (uider de ingesluinuM\'dc
Xoderlandscho goinoente des Hoeren, do herinneringen aan den
bloeitijd dor gorefovmeordo kork en theologie, maar ook opende
hij met liildoi-dijk den strijd togen de „duisternis der waauvor- -
lichting," [da Costa"] dien het réveil had te voeren, en bracht,
zells het Nederlandscli Christenvolk onder boudoming van het
réveil Cienéve. —
Enkele theologische studenten der Loidscho iloogoschool ont-
vingen les.sen van Schot^^man; een van hen is T. F. de liaan.—
dien we later als elfde der Afgescheiden i)redikanten zullen wedor-
vindon. —
a) In do voon-edo roept liü den recensent der Vad. Lett. tot dc orde, en
verklaart, dat hjj do anderen veiliK naar do voorrede van don tweeden
druk der Eerezuil kan venvijzen. IMt kon lijj!
\') Ned. St. II 57.
62
Nog leeft de naam van „Vader" Schotsman voort bij de ge-
meenten, die hij bediende; de smart, vooral der armen, die zijn
doodbaar in getale volgden, Avas groot; Bilderdijk verloor in
Schotsman een Avarmen vriend; VrouAve Bilderdijk Avijdde zijner
nagedachtenis een klaagzang, Avaarin zij den eenA^ond, nedrigheid,
moed en ijver van den vromen Vader roemt, Aviens arbeid geen
.schandznil" Averd, (a) maar als een „Eerezuil" staan zal, zoo-
lang er in Nederland piéteit voor de Vaderen onzer kerk zal
zijn. —
ii) Naar de profetie der verbolgen „liberalen".
-ocr page 83-§ 4. De IJsbreker van het Réveil.
l^ILDERDIJK.
(7 Sept. 1750—18 Dec. 1831.)
LITTERATUUR en BRONNEN.
CiiAKTEriE DE LA Sau.ssaue, CHse Religieuse, bl. 35—38.
(ïieseleu\'s X. bl. 28 en livter — eene persiflage. — Het anti-
christelijk streven iler Revolutie, is geen fictie maar feit.
Is. da Costa, De mensch en de dichter, Avillem Bilderdijk, Haar-
lem 1850 (eene zeer schoone apologie).
Dr. Wap, Bilderdijk (een bijdrage tot zijn leven en werken).
Leiden 1874, cf. Nederl. Speet. no. 7, Febr. 1875.
W. de Clehcq, Eenige wenken omtrent de dichterlijke loopbaan
van W. Bilderdijk in de Gedenkzuil.
.1. kinkeit, Over Bilderdijk, de Recensent dl. XXXI.
Maronnieu, Levensbericht, voorrede Uitzichten op mjjndood. 2e druk.
L. Goutek, Over Bilderdijk. Gids 1800, bl. 417 v.v.
Ned. St. H bl. 120 v.v.
JoNCKHLOEi», Nederl. letterkunde H bl. 025 v.v.
Gedachten en Beschouwingen I, Hilderdijk en Göthe, door da Costa.
A. Tiiijm, De eer eens grooten Meesters, Gids Augs. \'70.
w, de cleitcg, Dagboek.
Dr. Van Vloten, Voorrede in de Bloemlezing.
Komi)leete werken, uitgegeven door da Costa.
Mrieven van Bilderdijk, (deel IV aan da Costa, met een voor-
rede van deze, hoogst belanfjrjjk).
Mr. AV. Hildeiidijk\'s eerste huwelijk, naar zijne briefwisseling mot
vnmw en dochter, (1784—1807,) door .1. C. ten Brummo-
lor Andriesse, Leiden 1873.
W. Messcheht, Brieven van Mr. W. Bildordjjk, (mot wolgoschre-
von voorrode.)
Si\'iiuöteu, Gereformeerde bjjdragen V bl. 330 v.v. (belangrijk.)
Bilderdijk! ,Eon blik op don Oceaan!"--dat is hot, een
Geest aan to staren, als die van Neorlands dichterkoning, ,het
wonder zijner eeuw" (da C.), „een man, singulier in alles!"
-ocr page 84-64
Zijn leven was lijden! — Een lente zonder jeugd, een jeugd
zonder „moeder"; — een levensduur zonder gezondheid, — eerst een
• echt zonder wederliefde, toen wederliefde zonder echt! — een
ballingschap zonder brood; vaak woning zonder een thuis, vaak
een stad zonder woning; een vaderland zonder werkkring —
alle deze golven, alle deze baren gingen over .Bilderdijk heen.
Veel stond daar tegen over: vrienden als de Tijdemans en
Valkenaar (a), eene gade als Katharina Wilhelmina, een be-
schermheer als Lodewijk, een discipel als da Costa, — maar
miskenning en verguizing, teleurstelling en vernedering, gebrek
en ellende, vergalden zijner fijngevoelige ziel (b) des levens zoet.
Bovenal wei\'d de gigant gefolterd door het gevoel, ,dat hij
niets deed." Hij „verteerde door zijn eigen vuur." Had Ne-
derland aan Bilderdijk een taak gegeven, die zijn reuzenkrachten
eischte, die zijn edele ziel bekoorde, — zijn toornen tegen het on-
goddelijk dringen en drijven der eeuw was niet in wrevel ont-
aard, en dat ziekelijk zelfbeklag, dat bij meer ons verbiedt den
grooten man een groot karakter to noemen (c), was niet vernomen
geworden; Bilderdijk zou hebben gearbeid, gezwoegd, gestreden, —
Bilderdijk zou hebben gebloeid — Bilderdijk zou hebben geleefd!
Was nu zijn aanzijn kwijnen, leven echter noemt hij zelf die
jaren, toen hij een levensdoel, hoe beperkt dan ook, najagen
mocht; toen een kring van Neerlands edelste jongelingen zich om
den Meester vergaderde, hem waardeerde, hem eerde, meer dan
dit — hem hoorde!
Apathie was voor jlilderdijks ziel een luchtledig, waarin hij
verdorde en stierf, antipathie deed hem herademen, maar die
(a) H. cn V. Antipoden [en locli vrienden. Dat gaat, zonder weder-
zijdHche conceesiën, sleclitH bjj groote zielen!
(b) „Zjjne ziel [was] als de laag stofgoud, die op de luchttrilling ran
een aangeslagen toon, figuren luinneemt naar gelang van den geluids-
aard." (A. Thijm).
c) „Een groot karakter verteert zijn eigen rook." (Beets.)
-ocr page 85-65
adem was een snuiven van toom, sympathie deed hem leven, deed
hem lieven, deed Bilderdijk loven! (a)
Zijner echtgenoot, ,die door hare groote liefde zijn goede
Eugel was", (Gorter) was hij een trouwe gade (h), zijnen vrien-
den een waardig vriend, maar zijnen jongeren was hij een vader.
Roerend is de liefde, waarmee Bilderdijks hart, dat harde, dat
diep verdorven, dat — afgepijnigd hart, hing over da Costa,
diens gade, diens kleinen Willem.
,Ik had", zoo sprak Willem de Clercq, ,meer nog den mensch
Bilderdijk, dan den dichter lief!"
In den dichter sprak de mensch zich uit, en wel met eene
oprechtheid, ja met eene naaktheid, die in staat stelt ,den grooten
man ook in zijne groote afdwalingen te kennen", (da C.)
Den dichter ontvloeide somtijds nolens volens zijne poëzie, en
iedere; — ook de afschuwelijkste gedachte, die daar „voortkwam
uit het hart" dezes „menschen", stolde tot oen vers, welks eigen-
aardig schoon misschien den dichter het zondige verbloemde, en
hem verleidde te doen beklijven, wat dadelijk weg had mooton
.sterven in een zucht van berouw, wat weg had nu)eten smelten
in oen blos van schaamte.
In de poëzie, waarin Bildordjjk zich gaf, vertoont zich tusschen
zinnol jjke „afdwalingen" (c) on .grievende bitterheid" (de Clercq) â–
door, oone godsdienstige richting, die gaandeweg best<.\'nulor eii
beslister wordt! (\') Staat in do eer.sto periode, (de erotische, tot do
balling.schap) bij vereoring van de godsdienst van .lezus, toch d«
(a). cf. IJrieveii, IV, 157, iiil. XVIII, ook bl. -IG\'i. Ik K«voel ccuo bljj-
inopiliglieid, dio injj iii den bloei mijns levens vreemd was. (1825).
(b). ,Da CosUi, Willem de Clercq, Jeronimo de Vries, Abraham Crti>adosp,
Hobort Southey hebben 15. in zijn hiuKclijk en zieleleven van nabjj gekend,
en hem gehuldigd als eene der edelste gestalten van hun\' tijd." (A. Thijm).
(c). Als hjj vader Cats. le<ler waarachtig dichter had zijnen tijd, waarin
hy aan Venus Vnlgor ofTcrdo, beweert D». J. II. Halbertsma; (Iiellcrk.
Naoogst I 203), naar waarheid? N. Heets zegt: Neon!
(\'). cf. W. de Cleni, Gedenkzuil bl. 5 v.v.
-ocr page 86-86
eigen kracht op den voorgrond, daar het ik de diepte van zijn
zonde en verderf nog niet heeft leeren kennen, en doet de tweede
(de poëtisch-wijsgeerige tot 1817) wel eene geheel nieuwe wereld
ontwaren in het gemoed des felbeproefden dichters, die het chris-
tendom eert, maar nog altijd meer als buiten hem staande, meer
als beginsel der wetenschap, dan als bron eener geheele vernieu-
wing des harten, zoodat meer nog de Stoïcijn wordt gezien, die
het lijden trotseert, dan de Christen, die het ontvangt van zijnen
— Vader, — de laatste^jeriode, (die van den strijd tusschen den door-
brekenden invloed des Heiligen Geestes en de geweldige stuip-
strekkingen van de macht der hel), toont, dat het Evangelie meer
leven geworden is in des dichter« ziel, zoodat op tijden van terug-
zinking tot zinnelijkheid en wrevel, (a) ook uren volgen van leven
in den geloove, dat in de heerlijkste Hallels zich uitstort.
- Was dan Hilderdijk werkelijk Christen?
De publieke opinie zijner dagen schold hem ,ongodist."
,Zijn Christendom," antwoordt van Vloten, was een „ingeroeste
verstandsovertuiging."
„Ondanks zijn vurig geloof" oordeelt .Tonckbloed, „ontbrak hem
het hoo/(lkenmerk van het Christendom : de Liefde."
Koenen .schrijft: „bevoegden en onbevoegden verdachten B. van
enkel in gevoel en verbeelding Christen tc zijn."
Maar zij, die den diepsten blik sloegen in zijne ziel, verzekeren
dat hij „geloofde." „Ik heb ninuner ootmoediger Christen ge-
zien," verzekerde mij de heer Chevallier, en Da Costa schrijft
; niet alleen, „hij was der gereformeerde leer geheel toegedaan,"
maar noemt hem ook: zijn „vader in Christus."
Opgevoed in een ongodsdienstig gezin, kwam H. door eigen
nadenken tot godsdienstige overtuiging, en was dus ook in dit
opzicht autodidact. „Hij mocht er later bijvoegen: theodidact"
(a). Die terecht M. C. van Hall deed klftgen: Ach, waarom klinkt zoo
bits uw hooggestemde lier ....
07
(Da Costa) Moge B. als kind en jongeling het Christendom
„prohlematicq" (") geweest zijn, reeds als student werd hij „van
wege zijne ergerlijke rechtzinnigheid gegispt" (®). Sints werd
zijne overtuigdheid van de gegrondheid en harmonische eenheid
van het Christelijk, met name het Gereformeerd geloof immer
vaster en inniger, en te midden zijner beproevingen, brak „het
leven eener geestelijke wedergeboorte door, een leven, dat met al ^
zijne krankheden, met al zijne struikelingen, met al zijne zwak-
heden, door niemand oprechter veroordeeld en bestreden dan door
den oprecht geloovige zeiven, toch miar zijne hoogere kracht, zoo-
wel de wereld in het eind, als dood en graf en zonde over-
wint" (Da Costa).
Of hij in God en in Christus geloofde, vroeg Ds. lleijkens den
stervenden ]3ilderdijk, en deze sprak n\\et duidelijke en liewogen
stem: „ja"!
Sleutel ter verklaring van den Christeiunensch Bilderdijk is
deze zijne belijdenis: „Ik beschouw jnjju geheel doorgeworsteld
loven, als oen staat van aantrokking van God on torugstotiug
van injjue zyde, waarin do genade mot het verderf in oen oindo-
loozen strijd is; die dit leest biddo voor mij." — Bilderdijk is oen
.Iacol)-Israël gestalte — on die .lacob-Israël had een Isnuiöls lot.
Aller hand togen hem, zijn hand togen allen. B. was anfi-
pode van den geest zijns tjjds.
„Hópré.sentant do V ancien type national hollandais, dans cc
<|u\'il avait de .solide, d\' opiniâtre et de cru" (de la Saussaye)
stond hij te midden van het jonge holland, dat .slechts van vrij-
heid, gelijkheid, brooderschap droonule; vjjand dor littoratiuir uit
de „siècle de Louis XV", tegenover oen letterlievend publiek,
boven alle.s door dit „genre maniéré et pastiche" (de la S.) boktiord;
Oranjeman en onvorzoenbre togonstaiuler dor revolutie van 80,
(\'). I>e M. en de D. 133. (\'). Brieven III, 119. (\'). K. P. XV. 116.
*). De M. en de I). U± (\'). Brieven IV, bl. XXIII.
68
te midden van een volk, dat eerst in de daad der omwenteling
deelde en, liiervan bekomen, tocli aan de beginselen der revolu-
tie-bleef hechten, en — laatst niet minst — Calvinistisch-monist
tegenover een van rationalisme doortrokken protestantisme, dat
zich hoogstens tot aanvaarding van het synergistisch dogma
verhief.
Wat Bilderdijk mishaagde, bestreed hij. Wat hij uitte was
vlijmend, heftig, bits. — Hij was een aloë, met scherpe pun-
ten. (van Hall.)
„Gehaat, veracht, vervolgd van kerk- en staatsverstoorderen"
zag zich dan ook telkens meer de niets en niemand ontziende,
geen menschenvrees kennende, eer en aanzien, geld en goed
! versmadende Contra-Kevolutionair, wiens leven verteerd is in het
\' pogen om een dijk op te werpen, waarop het bulderen van den
stroom der „nieuwe ideeën" stuitte en brak.
Dat pogen is niet ten eenemale ijdel geweest.
Het gehikte hem aan een zich rond hem verzamelenden kring
van hoogbegaafde, edele jongelingen het oog te ojienen voor het
revolutionair en ongeloovig karakter van den geest zijner eeuw.
Reeds to Amsterdam leermeesttn- van Izailk da Costa, volgde
B. in 1817 zijnen jonger naar Leiden, die sommige zijner aka-
demie-vrienden met den dichter in aanraking bracht, en op
aanraden van prof. Tijdemau vroegen deze van B. een reeks van
- les.sen over de Geschiedenis des Vaderlaiuls.,(\')
Den geest dezer lessen, die met opgetogenheid en bewonde-
ring werden gehoord, kenschetst du C. als: „beslist Monarchaal,
\\ warm Oranjegezind, anti-revolutionair, anti-Oldenbarneveldsch,
anti-Loevenstein.sch, luiti-liberalistisch." Do vorm was scherp en
snijdend, vaak paradox. — Het gerucht dezer lessen ging iiit door
het geheele land en baarde steeds klimmende onrust en een nijd.
(\'). Uitgegeven werd het dictaat door T. onder den verkeerden titel:
Oeachiedenis des Vaderlands, Leiden 1833.
09
die met haar galle den grootsten Nederhxnder trachtte te over-
stelpen. Reactie wekte deze bejegening bij de jongeren, die —
ook buiten de lesuren recht hartelijk in de immer gastvrije wo-
ning ontvangen, — met schier kinderlijke aanhankelijkheid zich
aan den Meester hechtten, (a)
„Zijne heldere Staats- en rechtsbegrippen" — zoo schreef mij
de heer Elout van Soeterwoude — b zjjne diepe historische mede-
deelingen, zijne indirecte wenken (b. v. bij de behandeling der
jaren 1018-1825) over de gezonde leer, konden niet anders dan
treilen, en althans bij sonnnigen wortel schieten."
Tot B\'s disci])elen behoorden o. a. da Costa on Cai)adoso, do <
broeders Willem en Dirk van Iloogendorp, Nicolaas Carbasius, >
.lacob Rau, .7. F. Rodel Nijenhuis, A. Rrugnuvns, i\\I, C. van der \'
Kemp, Willen en Robert IJoreel, öroenoma van Zaadon, W. A.
Schinnnelpenninck van der Oye, van Wassenaar van Catwijk,
(J. Groen van Prinstorer, Gerrit Dedol, .1. P. de Fremery en P.
.1. Elout van Soeterwoude, do jongste discipel. De moesten
hunner zullen we wedorvinden onder do „Mannon van hot Ré-
veil" on als leden der „jiarti anti-jrovolutionaire" (Groen.) v.
Door zijnen onvormoeiden strij<l togen don Geest der Eeuw
hooft llildordjjk hot ijs gebroken voor het réveil on door vor-
ming dezer jongelingen oen school gesticht, die bjj bewerking
door don Heiligen Geest het réveil zjjne coryphooën gaf.
Hoven allen treedt in do opwekking oi) don voorgrond Mr. 1.
«la (^)sta, Bilderdijks Eliziuus (A. Thjjm). Over hom de volgende
(a). Zie 1>iilaK0 1.
-ocr page 90-§ 5. „Le Héros du Béveil."
Mr. IsAAK da Costa.
(14 Januiiri 1791—28 April 1800.)
LITTERATUUR ex BRONNEN.
Mr. H. J. Koen\'ex, Levensbericht van Mr. Is. da Costa, overdruk
nit de handelingen van de Maatsch. der N. Lett. te Leiden —
eene rijke en schoone biographie.
.1. J. VAX OosTEHZEE, „Icts" over da Costa, Rott. 1801.
Aliîerdi.vgk Tuijm, Mr. Isaiic da Costa, Enkele trekken van \'s dich-
ters characterbeeld, Amst. 1800. — Een beeld met veel
talent geteekend, maar niet „sprekend gelijkend."
D. Chaxïei\'ie de la Saussasye, Rede, gehouden ter nagedachtenis
van Mr. I. da Costa, in de vergadering der vrienden Israëls
te Leiden, Leiden 1800.
VV. VAX OosTEKWiJK Buuijx, Isaüc da Costa, een goed krijgsknecht
van J. C.
.1. van dek Have, Iets naar aanleiding der brieven van Mr. I. da
Costii, overdruk nit de Stemmen voor Waarheid en Vrede.
Buskex Huet, Litterarische Fantaisieën.
JoxcKiiLOE», Nederl. Letterk. H, bl. 050 v.v.
De la Saussaye, Crise Religieuse, 38 v.v,
Gieseleks X, bl. 33 v.v. Deze durft van da Costa schrijven, dat
hij de symb. boeken als een anderen tahnud be.schouwde.
Tijdspieoel 1845 bl. 171 v.v. en 1840 bl. 335 v.v.
Dr. L. R. Beijxex, Mr. I. da Costa en de Referent zijner voorle-
zingen. \'s Grav. 1847, — eene apoh)getische bjjdrage tot
kennis van het Réveil.
Oud ex Nieuw, de gevoelens van Mr. I. da Costa en ])rof. Hof-
stede de Groot, gewogen op de weegschaal dor onpartijdige (??)
Kritiek. Amst, 48.
Dr. A. PiEHsox, Intimis bl. 28 en 20.
Eex ex axdeu uit het leven van Dr. da Costa, door hem.zeiven
beschreven, (naar de foutieve hoogduitsche vertaling.) Amst.
1845.
A, PiERsox, Dagboek van "Willem de Clercq, — hoogst belangrijk.
G. Groen van Pkixsterer. Brieven van Mr. I da Costii, Amst.
1872 v.v.
71
J. P. Hasebroek. Da Costa\'s Kompleete Dichtwerken, met eene
narede, Arnhem 1801, 2e druk 1870.
De Nederlaxusche Stemmex, Stemmex ex Be.schouwixgen.
Catalogus der bibliotheek van Mr. I. da Costa. F. Muller Amst. 18G1.
Catalogue de la Collection importante de livres et manuscits
hébreux, espagnols et portugais, enz. F. Muller. 1861, met
een „Vorwort" van C. Schwarz. —
\' „De Geschiedenis van de kerk en van het godsdienstig leven in-
de eerste helft onzer eeuw, is eenigermate de geschiedenis van.
I. da Costa" (v. d. Have.) Geestelijke zoon, discipel, aanhanger,
eerlang medestander, medestrijder en heraut, eindelijk apologeet
van den „ijshreker van het Réveil." maar gelijk „als dichter",
zoo ook als staatsman en theoloog „zelfstandig in geest en op-
vatting" (.Jonckbloed), trad Isaiic da Costa op aan het hoofd eener
zich steeds uitbreidende rij van nuinnen, die, van het leven des
Heiligen Geestes doorgloeid, dat leven trachtten mede te deelen
aan een daarvan vervreemd geraakt ge.slacht. Terwijl de nog
„getrouwe" predikanten, blijde dat men hen ongemoeid liet, hun- —
neu arbeid geheel tot hunne gemeente bepaalden, Bilderdijk
beide het bergenverzettend geloof en de brandende liefde miste,
om eene godsdienstige beweging te kunnen leiden, stond da Costji
OJ), zich zijner roeping bewust, om „met der dichtkunst geest-
verrukking het ongeloof en zijn verdrukking, omver te stoten
van zijn troon,"(\') en werd als Malan voor Genève, voor Neder-
land Ie Héros du Réveil, aan wiens naam zich weldra in\'t va-
derland en in den vreemde alle .synqiathie en antipathie verbond,
die ingeboezemd werd door de godsdienstige beweging zelve.
De aandacht vestigde zich als van zelf op da Costa door zijne
buitengewone talenten, door het opmerkeljjke zijner he- f
keering, en door de onvermoeide activiteit van zjjn Æ’
getuigenis.
— Da Costji\'s geest „was een kosmos van krachten, Avaar-
over God Almachtig zijn levenwekkend licht had doen rjjzen" (v.
(\'). Kompl. dichtw. 2c dr. I, 283.
-ocr page 92-72
Oosterzee.) Als dicliter eene „lyrische verlenging van Bilder-
dijk" (W de C.) schitterde da C. door „un talent moins varié,
mais de plus d\' élan et de lyrisme", (de la S.) dan dat van den
Meester, als de zon aan Neerlands poetischen hemel. Reeds in
1814 als dichter opgetreden, veroverde hij zich in korte jaren
eene nimmer geschokte litterarische reputatie, en verwierf hij van
stonden aan de vriendschap en leiding van I. D. .1. van Lennep
en van Bilderdijk.
Toen zijn godsdienstijver bijna al wat letteren kweekte van
hem had doen vlieden, openden zijne talenten hem allengs de
• kringen van het beschaafde Nederland op nieuw, en verwierf hij
zich zelfs het lidmaatschap der 2e klasse des toenmaligen
Koninklijken Ned. Instituuts. — Geboren dichter vol Ooster-
schen gloed, (a) Averd de juridische en litterarische doctor daarbij
oorspronkelijk godgeleerde, Avien.s met nimmer verilauAvenden
ijver doorgezette grondige stadiën den Schriftoiulerzoeker door
diepten van tAvijfel en moedeloosheid voerden, (b) nuuir eindigden
met hem met te vaster, Avijl beproefder overtuiging, to doen
volharden in het Geloof. — Vooral als populair theoloog heeft
1 da C. groote verdienste.
Trok zoo de dichter-Avijsgeer door de aureool van kinist en
Avetenschap, die hem omscheen, de oogen van heel het beschaafde
Nederland tot zich, de belangstelling van do gemeente des Heeren Averd
opgeAvekt door het o p m e rk e 1 ij k e z ij n e r 1) t; k eo r i u g, tegelijk
a. Ik ben geen zoon der lauwe weaterstranden,
Mjjn vaderland is Avaar de zon ontwaakt,
En als do gloed der Lybiaansche stranden,
Zoo is de dorst naar dichtkunst, dio nijj blaakt. . . .
(b). v. O, schrijft .enkele bladzjjden zijner ,Vicr Evangeliën" schijnen
van angstzweet nog klam," e.i W. de C. verhaalt, dat da Costa in 182;!
bjj de doorgronding der praedestinatie „zware angsten had dóórgestaan,"
,oogenblikkon had gehad, waarin zjjne ziel het lichaam dreigde te verbrjj-
zelen," oogénblikken, ,waarin hem alles al» een droom voorkwam, doch
Avaarbjj hjj dan ook zjjn geheele leven cn aanzjjn zoude vervloeken, zoo
d i t mogeljjk Avas."
73
en in verband met die van Dr. Abraham Capadose. — Zoon van
een\', als in zijn\' tijd bijkans alle joden, Orangistisch contrarevolu-
tionair Israëliet, erfde da C. van zijn\' vader antipathie tegen de
om-wenteling, hoewel hij er de mogelijkheid aan te danken had,
dat hij in 1817 als juridisch student te Leiden werd inge-
schreven.
Daar zijn krachtig ontwikkeld godsdienstig gevoel zoomin iii
het joodsch formulisme als in de Avijsbegeerte der 18de eeuw,
bevrediging vond, wei\'d hij reeds in px\'ille jeugd ernstig twijfe-
laar. Maar D. J. van Lennep Avist hem eerbied in to boezemen
voor het O. T., en vooral onder Bilderdijks invloed ojitkiomde
langzamerhand zijn geloof aan do goddolijlfo openbaring der
Schrift; (a) Hilderdjjk las met den jeugdigen Israëliet de i)rofo-
tische schriften, en dood hem gevoelen, ,dat do wai\'e christen in
Israëls heilsverwachting deelt," „dat de Messias nog eenmaal in
glorie zal hoorschon op Davids troon;" (b) en hooAvel Hildordijk
hem, zoomin als Cai)adose don naam van .Jezus noemde^ begon-
nen zij in .Iezu.s oen licht dor heidenen te zien, en verheugden
ze zich dat hunne voorvaderen, do spaanscho jodon, aan do kruis-
iging geen dool hadden genomen. (\').
In 1818 tot doctor in de rechten gepronu)veèrd, on nu tot aan
zjjne littorarische promotie in 1821, bom*telings te Loidon en te
.\\mstordam toevende, Avaar zich Capadose, in 1818 tot Med.
(loet. bevorderd, als geneesheer had gevestigd, — werd da Costa
van de Avaarheid des christendoms moor on moor overtuigd; in
1815I las hjj aan Cap., die door hot gevoel van een „schrikkelijk
ledig" in zjjne ziel word verteerd, oen vors voor van den INfoos-
ii) Gromldognm van da C.s\'theologie bleef altijd: „do schrift God« woord."
Zijn Avapen: „daar slaat geschreven."
1)) Ken en ander, bl. 1.5. Pa C. bleef rli[)iast; de sleijtel tt>r verklaring ;
van 7.iju\' tegenzin tegen onvoorwaardelijke instenuning met do fojnnulieren,
die deze Isr. iieilsverwachting als „wederdoopersche droojneriJen" vcrAveiiten.
\') cf. Israel on de volken 1.1. 208.
-ocr page 94-74
ter, (lat eindigde: „Wees braaf en christen! en, mijn zoon, zoo
was \'t niet vruchtloos, dat ik leefde." Capadose „voelde zijne
verontwaardiging opkomen," (-) da Costa ervaarde, dat de „aan
God getrouwe jood is Chiüsten in \'t verlangen", beide vrienden
onderzochten de Schriften, deelden elkaar hunne indndfken mede,
lazen te zamen de „defensa de la Religion Christiana" van Hei-
deck, en kwamen tot de overtuiging, „dat Jezus is de Christus."
In 1820 had da C. een ernstig onderhoud met Bilderdijk over
de volheid van Goddelijk leven in Elohim, (a) zijne oogen werden
geopend, hij „gaf zijn hart aan Jezus Christus," en da Costa\'s
leven werd „leven voor Hem en in Hem."(®) Ook Capadose vond
mi „in Christus [zijn] leven," die „het Middelpunt [zijner] ge-
negenheden en beschouwingen .werd, de vervuiler „der oneindige
leegte zijns harten."
C. beleed zijne bekeering aan zijne familie en werd verstooten,
da : C. openbaarde, • wat in zijn gemoed omging aan zijne ver-
loofde, Jonkvrouwe Hanna Belmonte, die, in een Christelijk in-
stituut opgevoed, met hem aanbad en geloofde.
Den 20steu Oct. 1822 werden da Costa, zjjne gade en zijn
vriend in alle stilte (b) te Leiden, de stad van zoovele herinne-
ringen, door den godzaligen Egeling gedoopt, (c)
a) ,Dc oude joden" zeide B. ,hebben een meervoud van personen in de
onuitsprekelijke eenheid van God erkend. God, zich zelven ziende, zich
zeiven beschouwende en zelf zjjn eigen afschjjnsel zjjnde, genereerde van
(^einvigheid nf zjjnen zoon. Deze zoon is dezelfde, welke de Cliristenen in
ilen persoon van .Tezus Christus, den geknÃœRigde iaanbidden." Ook deze
gedachte bleef kenmerkend in da Cs theologie.
b) De Clercq verlnuilt aangaande deze plechtigheid: „Dirk Ilogendorp
kwam over uit den Haag. De dag was zoo onbekend gehouden, dat Ege-
ling, dien niet eens aan zjjne huisgenooten medegedeeld had. IJilderdjjk
was-in de kerk. Den avond bracht men bjj Hildordjjk door. B. verheugde
zich, en da C. zeide: ,Ja, van daag ben ik gelukkig."
c) cf. Leen-ede over Hom. XI: 5 (verkiezing dor genade) door L. Egeling,
evangeliedienaar bij de H. G. tc L, bjj gelegenheid van de bediening des
«loops aan drie tot onzen Heer bekeerde Israëlieten. Lejjden 1823.
\') In de Krekelzangen gedrukt. \') Do bckoering van Dr. A, Capadose bl. 10.
\'j Een en ander, bl. 76. * Bckeering van Cap. bl. 18.
m
â– \'t.
75
Zoo was eeii Natlianaël tot Jezus gekomen, en doet da C.
dikwerf aan den zwaarmoedigen Thomas denken (a), hij toefde
9ok niet zich als een „vurigen Petras" te toonen. Ziende, dat
zijnen ,God en zaligmaker niet gehuldigd werd in de Christen-
maatschappij, maar bij alle inrichtingen en bedoelingen meer dan
immer uitgesloten en verloochend", (\') greep da Costa ,naar
zijn luit, als een krijgsman naar zijn\' degen, tartte stout den
Eeuwgeest uit en betwistte hem de zege"; een ratelende donder-
slag deed heel Nederland dreunen en als een vlammende vulkaan,
spoog zijne „ziel, verkeerd in vier" een stroom van lava uit, die
stolde tot een dijk, waarop de golven stuitten van den Geest der
Eeuw. Wat Bilderdijk faalde volvoerde zijn zoon. AVas da ("s
eerste woord, „Aan alle Christenen"\' eene oj)wekkiug tot het ge-
bed om den heiligen Geest, in overleg met Capadose en Che-
vallier, uitte hij in 1_823 zijne: ,Bezwaren tegen den Geest dor
Eeuw," „een gloeiend protest tegen de zelf bekoring zijns tijds."
(Chevallier) tintelend van „gloeiend enthousiasme, doch zonder bit-
terheid" (Jonckl)locd). Overmoedig (b) wierp hij de ])aradoxon
van don gekrenkten verdediger van Schotsman, als vlammende
pijlen, „gescherpt, doch nooit vergiftigd" (v. O.) in het kamp
der „liberalisten," maar handhaafde ook menige algemeen mis-
keiule en toch onwraakbare waarheid.
Bilderdijk — buiten wiens medeweten liet werkje geschreven
was en ook gedrukt zoude geworden zijn, indien de uitgever
aangaande do plaatsing van het woedend protest tegen de con-
a. Da C. beschrijft zjjn hart iils „sints don a:uiva.ig zjjner dagen treurig,
kwijnend en vershigcn." (K. D. 1. 285) cn hü schreef eennnuvl aan dc Clercq :
„dat hart, dat niininer van vreugde heeft geklopt."
b). Ilct woord is van Groen; zie br. van da C, 251. Da C. iirotes-
tocrdo er tegen, maar Groen liet hot staan. In 1847 erkende da C. „dat
or in het vuur van den kamp menig woord was gezegd, menig denkbeeld
was gewaagd geworden, dat zonder oneer, of verkorting van het recht der
waarheid kon worden teruggenomen."
(\'). Hri(«vcn van Bilderdijk, IV, bl. XVIIi.
-ocr page 96-96
msmmmimmmmm
stitutie, dat in de „Bezwaren" voorkomt, niet vooraf in stilte het
advies van den grooten rechtsgeleerde had ingewonnen, — zag hier
een kmistgewrocht, meer Bilderdijkisch dan Bilderdijk zelf,
•A
\\ en sedert „was de invloed van den leerling op don voorgangei-
IA
â– grooter dan omgekeerd". (Koenen).
Groot Avas de invloed, die de „Bezwaren" oefenden op het volk.
^ krachtig droeg het tot de opwekking bij. Het is het manifest.
; het is de geboortekreet van het réveil! —
De verontwaardiging en verbittering door da Costa\'s geAveldi-
gen aanval geAvekt, waren ongelooflijk. „Een regen van pam-
fletten, een hoos van schotschriften, een zAverm van spotverzen,
<\'en legio van ï^maad- en schendbrieA\'en, kortom een volslagen
orkaan van verguizing barstte over" da Costa en .Bilderdijk los."
(Wap). „Het scheen of aarde en hel in barendsarbeid Avas."
/ (Bild.). De „Arnhemsche Co^irant" noenule da C. voluit „een
ellendeling." „Een pseudo-brief van Z. M. circuleerde", (de Cl.)
„De dichters en letterkundigen trokken zich A\'an da C. terug,"
„Jer. de Vries en D. J. van Lenne]) zagen hem niet moer," (Koe-
nen), van der Palm verklaarde zich tegen da (1 in do vf)orred(\'
van zijn eerstvolgend tiental preoken, ook Egoling brak met don
schrijver der BezAvaren. (a).
Bilderdijk nam het A\'oor zijnen leerling op; hjj nam .met de
hem eigen fierheid en felheid" (Groen) (dke uitspraak van da C.
oA\'er.
Dit AA\'as het begin der Avorstoling, „Ie Signal de la hitte," die
da C. heeft gevoerd aan het hoofd der steeds aangroeiende le-
germacht van het réveil, strijdende met het ZAvaard des geestes. (b)
a) Over tien inhoud der „bezwaren", zie onder: Hévoillitteratuur.
I). De geleerde auteur van „Oud cn NieuAv" Hchryft: Mr. I. da 0. ih
inderdaad het orgaan, ja het hoofd en de aanvoerder van eene Avelbekcndr
party. Hjj bezit daartoe ook al de verciachten: bjj een grooten naam van
geleerdheid, onnuskenbare talenten en eene zeldzame vrijmoedigheid, die
van geen menschenvrees Aveet-
(\') Levensljcricht, bl- \'27.
-ocr page 97-77
Het geldt van da C. als van Malan: „A une éloquence extrainante
il joignait l\'énergie d\'un caractère plein de feu. Une source de
brûlant enthousiasme bouillonnait constanunent au dedans de
lui" (Goltz). Achtereenvolgens wierp hij zich op het oud-su])ra-
uaturalisme, op de Groninger school, op Strausz en op Scholteu.
en — „eerst de eeuwigheid zal het geheel openbaren, hoeveel
hij hierdoor tot bevestiging van veler diepgeschokte overtuighig
heeft toegebracht" (v. O.) en bijgedragen tot uitbreiding van het
rijk zijns Konings.
Van ieder, die de smaadheid Christi schuwde verlaten, zag
j: da C. in 182\'? hem omriugen al wat „opgewekt werd ten nieuwen
j levou." Vele eenvoudige heilliegoorigen vergaderden rondom deu •
profeet aan den avond van den dag des Heeren. — ,Fïun was
f hot niet om Fischyleïsche poezie, hun was het om sticiiting to
doen" (Kooncn) on do dichter werd evangelist. Don wei-
nigen moer ontwikkelden vrienden hield da C. „bijbellozingou"
to zijnen huizo, waarbij hij somtijds uitweidde ook over don toe-
stand van kerk on staat, „zich vrijnujodig over het slechts in
schijn vrijzinnige rogooringsbowind uitliet", on oons voorspelde:
.Willem zal godotoste<\'rd, on geon koning meer, sterven!" (Koeiu^n)"^ ;
Dit woord ging uit en sedert was het huis van da (â– . ver-
dacht. De gohoinu» politie toekende aan, wie tot hom inging; ^
„wie aan da de hand reikte werd viui .samenspanning togen
de verlichting on vrijheid verdacht", meldt Groen, on hij voogt
or bij: „on deze bjjzondorhoid kenmerkt den toennuiligon, thans
voor velen ongelootlijkon graad van antipathie togen ieder, die 1
bezwaren togen den geest dor eeuw had!" (\')
Ook vrienden tot heden trouw, weken nu. Wisolius (a) J)lik-
semde" togen de Sadducoön (b), in 1823 vorschonon on togen hot
(a) Van wion da C. in 182\'2 zftng: de balling van het Oost oniannt
den zoon van \'t Noord, volgt met hem den gelei van eenerlei banieren,
en ijvert met hem sailni voor Gods gezegend Woord — K. 1). 1 25:1. —
(b) Zie onder: de Hdveillitteratuiir.
(\') Brieven 1. 1.
« v-
78
remonstrantisme gericht — maar Thelwall, de Chevallier\'s, vader
en zoon, Capadose, de Clercq, P. Huydekoper en enkele ande-
ren kleefden da Costa aan, en langzamerhand bleek ondanks allen
laster, wie da Costa was.
Op het einde van 1830 nam „een zeer menigvuldig aantal der
aanzienlijkste en meestbegaafde ingezetenen van Amsterdam" (Koe-
nen) aan da Costa\'s voorlezingen deel, en door deze reeksen van
A\'aderlandsch-historische, letterkundige, later meestal de bijbel-
boeken betreöende, voorlezingen, die da Costa te.Amsterdam,
den Haag. Rotterdam, Leiden en Utrecht hield, werd het réveil
uitgebreid ook in de aristocratische kringen.
Door. tal van prozaschriften en gedichten; door prediking ook,
waar hem eene deur word geopend, en eindelijk door zijnen
arbeid ook als bestuurder en voorganger aan het Seminarie der
vrije Schotsche Zendingskerk, van welke instelling da C. .de ziel
was en de eer" (Koenen), was hij voor volk en kerk ten zegen.
Op den 28sten April 18()0 ging de Kampioen des ré vei Is
uit do strijdende in de zogevioronde kerk over. Stervend schoon
hij in zware i)ijn „een martelaar", .die blij van zijn\' Hoer en
zijn\' Koning gewaagde, on zegonde, wion hij bot felst had bestroên."
(I\'otgiotei\' \'). Heel Nederland droog rouw over hem.
De Ridder van den heiligen Orogorius, Alb. Thjjm, schrijft
aangaande den goroformoorden Atliloct: „Da (üosta was het boste
hart van de wereld, oen nuin vaji moed (?n tnmw - da (l!osta
kon bidden."
Oebedsheld was da C., wiens geloof don twijfel verwon, wiens
liofde, „dien harden overdruagzamon trok" (do Clerc(i) \'/-jjiier
jeugd verzachtte, zoodat zijn boozomvriond later mocht juichen:
„Er is veel veranderd bij da Costa, in zjjn geheele zjjn iü eono
liofde gekomen, eene (\'onvoudighfid, eono nuitigheid in hot oor-
«loelen, die mij zeer trof\' (do C.), en wiens hoop hem de Isra-
(\') Gid-s 1860. Overgenomen in de K. H. van da C. IV, 218 v.v.
-ocr page 99-79
tliet deed zijn, die bij de lieerlijklieid zijner heilsverwachting de
kerk der volkeren als voorbereidster tot die heerlijkheid waar-
<leerend, boven de heidenkerk stond, tegen haar getuigde en op
haar toekomst wees.
^ 6. De Mannen van het Réveil.
, Met da Costa koesterden in het tweede kwartaal onzer eeuw
j B e z w aren tegen d e n G eest der E e u w, onulat zij in-
zagen, dat die in strjjd was met den Geest van Christus,
i wiens werking zij ervaarden, eene rij van mannen, bereid en be-
< kwaam, om de Revolutie op ieder levensgebied te bekampen, al-
lereerst door in vollen nadruk de jirediking te doiMi hooren van
wedergeboorte en geloof! De rij dezer ,]\\Tannen van het Réveil"
cjilitst zich als van zelve in een drietal groepen.
De eerste groep is die der tot vernieuwden ijver opgewekte
j)redikanten. Tot hen behooren Tiiki.wam., Chevalmkh en tek Roito
te Amsterdam, onder wier prediking zij, die onder het gehoor
der nu>este Ned. llerv. i)redikanten onbevredigd bleven of geër-
gerd werden, zich als in een liefelijk Pella vergaderden. Pre-
dikanten in den lande, die zich l)ij het réveil aansloten, zijn dc
Waalsche leeraars HAiii.Kit te Zwolle, James te Breda en de huis--
vriend van Groen van Priuster<M-, Séckétan te \'s Gravenhage; en ^
onder de Ned. Hervormde leeraars treden Cai.i.exiiacu van Nijkerk,»
Laatsman van Rheed^ AiiiiK.«icii van IJ.ssel.stein en Müokkees van
Wijk het meest op den voorgrond. Tot een jonger geslacht,
dat de koestering van het réveil bij zjjue vcirmiug genoot, be-
hooren Kohluuüüue, Scholte, Hei-diuxo, dk Liekde, Doedes, van|
OosTEiizEE, Vai.etox, Ha.sehuoek en de leeraar van Heemstede,
Nicolaas Beets.
80
Geflankeerd werd deze groep door een drietal predikanten, die
eerst van verre staande, lioe langer zoo beslister zich aansloten,
le Roy te Oude Tonge, Molenaar te \'s Gravenhage en Engels te
Mildwolde.
De tweede groep is die der leeken-vrienden van da Costa: de
volijverige Capadose, de scherpziende Maïthile Chevallier, de
„ diepgevoelige" Willem de Clercq, de „keurige" Me!?schekt;
verder Kcydekooper, Koenen, Gildemeester, Gregorij Pierson, Josua
van Eik en A. M. C. van Hall; tot hen behoorden aanvankelijk
ook WisELius en Jacoii van Lennep. — Deze zich voor ons oog nauw
om da C. scharende mannen reiken de hand aan de het leven des
Geestes deelachtige leerlingen van Bilderdijk te \'s Gravenhage,
aan Dirk van Hogendorp, wien zijn broeder Willem zoo spoedig
ontviel, aan Jacoh Rai\', Carüasius, Bodel Nijenhuis, van der Kemp,
Gerrit Dedel, Sciiimmelpenninck van der Oije, van Wassenaar van
Catwijk en Elout van Soeterwoude. Eenigszins afgescheiden
van deze mannen, maar toch tot hen behoorende, staat Twent
van Rozenburg, bekeerling van het Zwitsersch réveil.
Middelpunt van dezen kring werd sedert 1830 G. Groen van
Prinsterer^, met da Costa de grootste leerling van den j\\[eester.
Te Rotterdam, waar ook VVillem Mes^schert woonde, stonden
hun ter zjjde Baron Mackaij en de van Oordts.
De stadssecretaris P. .1. van Zuulen van Nijevelt vormt met
zijnen ouderen broeder graaf C. van Zuulen te \'s Gravenhage als
\'t ware den overgang tot de derde groej) der nuinnen van het
réveil, onder wie den Ouden, boekhandelaar te Amsterdam, Dr.
van der Feen, geneesheer aldaar en Mr. Lisman, geldman te Lei-
den, vooraan staan.
Wij zullen sonnnigen hunner in leven en streven met enkele
pennetrekken schetsen.
81
A. S. Tliehvall, Engelscli Episcopaalsch predikant te Am-
.sterdam, aanvankelijk beslist ongeloovig, maar aangetrokken door
de poëzie in liet Christendom, in 1828 kennelijk en krachtdadig
bekeerd, ijverde .sints voor eene geestelijke opwekking in.»
Nederland, en oefende belangrijken invloed, niet het minst daar-
door, dat hij den vriend Israëls, (a) Pierre Chevallier, .aller-
bijzonderst een liefderijk man," (Th.) door zijne werkzaamheid on-
der de joden, (b) sympathie" wist in te boezemen, en hem, sedert
zijn boezemvriend, steeds dieper mocht inleiden in de heilsgehei-
men der godzaligheid. Tot 1825 verkondigde do „getrouwe on
on liefderijke voorganger" (da C.) Chevallier als AVaalsch predi-
kant „steeds toonomonde in do genade" (Th.) het Evangelie. Het
verval der kerk betreurende, gevoelde hij .sympathie voor Bildor-
djjk on liefde voor zjjne zonen uit Israël, om Christi wille gesmaad.
In het laatste jaar zjjns levens mocht Chovallior twee dochteren -
Israëls doopon; (c) bij zjjn sterfbed woonden da C. on Caimdoso. (d.)
Gozogendon invloed had ook Thclwall op den doo[».sg(>zindon
leeraar .T. ter Horg, oono recht Jcdiannoïscho figuur; „vijfjaren"
had deze „in een geest mot don „hoog oorwaarden on hooggeleerden"\'
(Bosscha) S. Muller gewerkt, toon in 1825 Tholwall als boetpre-
diker ojitrad en tor Borg" — door het verlies van al zijne kin-
deren en de zinneloosheid zjjner gade oj) \'t. diepst geschokt -
„zich aan zijne zijde schaarde". (Chr. Sepp.)
Zijne proeken werden nn meer en moor dogmatisch-calvini.s-
(a). Eoniiiaal kwam hjj met den slrainnien oi>i>erral)iin aan den ann op
oone recoi)tio ten liove, eii zcide gliinlacliend : het oudo on nieuwe Testa-
ment hehooreu hy elkander.
(b). cf. Tlielwall: de Vi-jjstad, een gesprek tusschen een geleerdrabb|jn
en een boetvaardig kranke, bjj den Ouden.
(c). De schoonmoeder, en do schoonzuster van da O., later met M. .1.
Chevallier gehuwd.
(d). Tlielwall hield een lykredo op zynen broeder, cf. Gedenk uwen
voorgangeren, leerrede over Hebr. 13: 7 en 8, uitgesproken 4 Sopt. 1825,
by het overiyden vnn Pierre Chevallier. Den Ouden, 1825.
82
tisch, (a) eil de doopsgezinde gemeente klagende, „dat de hard-
I heid van het exclusivisme begon te spreken uit den zachten ter
Borg" (Sepp), verwijderde zich van den „zeldzamen man," in
wieh „bij klaarheid van verstand en scherpte van oordeel, zulk
eene diepte en innigheid van gevoel, zulk eene rijke verbeelding
met eene zoo groote oorsi)ronkelijkheid van opvatting en be-
schouwing vereenigd [was], dat hij door zijne preeken — op
wonderbare wijze aangreep, en — een indruk maakte, die door
xijne eenvoudige, beminnelijke persoonlijkheid" nog weder „ver-
sterkt werd." „Zijn preeken Avas het ongekunsteld uitvloeisel
van zijn inwendig wezen," (Sepp) en geen wonder dus, dat de
in de opwekking deelende hervormden zich in de door de doops-
gezinden opengelaten plaatsen verdrongen. „De geesteljjke ont-
waking van I. ter Borg, (b) was in de daad een hoogst gewich-
iig moment in de geestelijke beweging te Amsterdam. De liooge
godsvrucht, die het dorre, dat de Bilderdijksche oppositie aan-
kleefde, begroef, gaf alles een heilige, goddeljjke wijding. Te
zijnen huiz(! kwamen vromen van allerlei kleur en meening, zelfs
Kohn)riigge was er welkom." De woning van ter Borg werd
~ een cent/um van het rjiï.eil, dat echter reeds in 1831 verviel,
toen ter B., paedobajjtist geworden, de bediening nederlegde en
na zeer eervol onLslag, zich in de stilte van Nigtevegt terugtrok,
waar hij, meer en meer mysticus, na eerst het Koh 1 bruggia-
j nisine te hebben gehuldigd, den invloed dei- Groninger the-
f ologie ondervond, maar leven l)leef in God, totdat hij „wegge-
nomen" werd.
De boetprediking van Thelwall, die ter Horg zoo getroffen had,
klonk• tijdens den watersnood in 1825 heel Nederland in de
(a). W. de C. schrjjft dienaangaande: „Ter Borg verkondigde eea God,
die in GethsémaniS geleden had," maar sprak „woorden des eeuwigen le-
vens." cf. I. ter Borg. Tien leerreden, enz. allen hjj Hövoker.
(b) Zoo schreef me de Heer Höveker.
(\') Levensschets van S. Muller, bl. 2\').
83
ooren, door de uitgave van het ernstig en streng, waar en waar-
dig geschreven tractaat: Keert u tot Hem, die slaat. (a). Met deze —
„voortreffelijke opwekking van den uitmuntenden Thelwall" (\')
was Bilderdijk ten hoogste ingenomen, en hij „verblijdde zich
hartelijk over de schoone opgang die het boekje [maakte]." De
invloed werd op vele plaatsen gevoeld; de „opwekking" maakte
groot gerucht; Farizeeën en Sadduceeën preekten er tegen" (Bild.) •
en de verbittering klom zoo hoog, dat het te Amsterdam aan
het schandbord werd genageld. De waardige Ie Féburé van Lei-
den nam het voor den sehrjjver op in eene „openlijke dankbe-
tuiging aan Thelwall; de graaf van Zuylen bood hem zjjn vriend-
schap, en Ie Roy schreef „ veel ongemeens en schoons over Thel- •
wall\'s opwekking en de tegenschriften" (Bild.), die waren ver-
schenen.
Even ijverig als ter Borg, en beslist als Thelwall werkte ter
l)evordering der opwekking, in bond met zijne voortreffelijke gade,
in twee talen tegelijk, dc mot onverdroten vlijt voor een handvol
hoorders het Evangelie predikende Waalsche leeraar L. II.
Uiihler, naar da Coshi zong, (\'\') een „getrouwe, wion geen eeiuv |
vaii ongeloof en laster, in d\' ijver voor Gods kerk geschokt [had]
of ontzet, inaar die in \'t heilgeloof aan \'t God\'lijk Woord steeds
vaster, zijn vijand weer bood met de wap\'non van \'t gebed." Zijn
zoon, deelgenoot der ouderlijke overtuiging, .schoon minder van
hun\' moed en gloed, was als student bevriend met den kring
van Scholte en streed later naast don heldhaftigen Moorroos.
Kwookoling van Bilderdijk was als student do „waardige evan-
golioverkondiger" (da C.) C. Callonbach, jirodikant eerst to |
Kortenhoelf, later te Njjkork. Te allen tjjde bleef hij „zijne
voridichtingen erkeimon aan don Christenstrijder on lijder, van
(a). Fehnmri 1825, fftnlrukt ten Toovdoolo der Noodlijdenden — liet be-
leefde in \'25 eenige drukken.
(\'). Brieven IV, 198, 19Ü, 202 en 219. (\'). K. D. II 23,\'}.
-ocr page 104-84
â– wien ook hij het voorrecht had zoo menig goed AVOord hij monde
of in geschrifte te ontvangen en in zijn hart te bewaren." (da C.)
Vriend van da Costa, sloot hij zich heeler harte aan bij het
: réveil, „hij ploegde moedig" den „akker des Heeren", en „zaaide"
onverdroten „het Evangelie woord, van valschheid onvermengd",
tot dat hij in de ruste ingegaan „den witten keursteen met den
nieuwen naam ontving." (a) De leerredenen door hem uitgegeven
ademen de methodistische predikwijze, het réveil zoo eigen, (b)
Chevallier beschreef me Callenbach als eene maan, die den Oos-
terzonnegloed van da Costa in lieflijke zilverstralen terugkaatste.
Ook in da Costa\'s Messiaansche heilsverwachtingen werd door
hem gedeeld, (c)
Een der „als levend-gereformeerde predikanten" geroemden.
die op het réveil niet geringen invloed uitoefende was ds. Laats-
man van Rheede7\\^ Hij was even als Malan tot eene „nieuwe in-
zage" gekomen van het leerstuk der heiligmaking. Zooals Chri-
tus onze Rechtvaardigheid is, bij eigen volstrekte schuld,
is Hij ook onze Heiligheid bij eigen absolute onreinheid.
De Christen, zoowel na als vó(5r de wedergeboorte is absoluut
verdorven, onmachtig en oiu\'cin; maar absoluut heilig en heerlijk
in Christus. Christus\' rechtvaardigheid en heiligheid als de zijne
aanvaardend, is de mensch in den geloove, en uit dit geloovig
zijn wellen vruchten, zooals er voedsel komt uit de genuttigde
spijze. Streven naar heiligheid is verkeerd; rusten in Jezus
roeping.
Krachtig karakter en bekwaam theoloog, gelukte het Laatsman
(a) cf. Zyn albumvers van Bilderdijk (M. en D. 4G2) en ook Brieven
aan Ds. C. C. Callenbach, Brieven V bl. 267—313.
(b). cf. C. C. Callenbach. Leerrede over Ps. 73: 28a „Nabjj de\'Heer,"
1826, cn zjjne „Tien leerredenen," bjj Höveker.
(c). cf. Do wederkomst des Heeren, resultaten van onderzoek van C. C.
Callenbach, bjj Höveker.
(\'), de Mensch en de Dichter 461.
-ocr page 105-85
zijne inzichten gehuldigd te zien door sommige zonen des réveils,
zoodat er zelfs een „Laatsmansche koterie" (W de C.) ontstond,
die hoe langer zoo harder en killer veroordeelde, wat niet met
hen gelijk dacht. Hiertoe behoorden o. a. van Heumen, Schröter
en Kohlbrügge. Was de pastorie te Rheede een tijd lang het
centrum van het Geldersch réveil, dikwerf verkeerde ook Laats-
man in de kringen van het réveil te Amsterdam, predikte daar
somtijds ten huize van den heer AVesterdorp (1833), en scheen
aan da Costa en de Clerq nu eens ,de reus van Rheede^toe,
„gewapend met een zwaard, om alles wat door hen genoten werd,
weg te maaien en af te kappen," dan weer „de broeder in Chris-
tus, die bij verschil in inzichten, toch met hen [stond] in eenig-
heid des geloofs." (W. d. C.)
Eerst meer van verre staande, langzamerhand, behoudens groote
zelfstandigheid den groep der j)redikanten van het réveil nader
tredende, oefenden door hunne geschriften O]) de verbreiding van
het réveil en den aard van zijnen strijd grooten invloed, Ie Uoy
Molenaar en Engels.
.]. J. i.E Rov, „de beroemde Kantiaan" (v. ().), die in 1820
de zaak der rechtzinnigheid wjjsgeerig bepleitte (a), de „geleerde
en bedachtzame" (Groen), „ voortrefieljjke en diepdenkende" (Engels)
Ie Roy, predikte niet alleen sinds 1704, naar zjjne belofte zonder
eenige „moderatie met de Remonstranten" in de gemeente,
waarin liij diende (sedert 1813 in Oude Tonge); maar leverde
ook menig wetenschappeljjk werk (b), dat van noeste vljjt en
(a) cf. zjjne üoiWeiyko opcnbiiriug iles bjjbels.
(b) De zuivere zedelijkheid de wezeniyko grondslag van het waro Chris-
tendom, Dord 1822. Zestal brieven over de ware geest en strekking van
do leer der Herv. kerk (zeer geprezen <loor de Godgol. bedragen,) — eene
Verhandeling over het oppergezag en do plichten der overheden en onder-
danen, in 1834 door het Stolp. leg. met goud bekroond. Aan al myne
Herv. landgen. (over het Hecht der kerk). Ook vertaalde hy Kannegiessers
Meknopte geschiedenis der Wysbegoerto, en Jlerle d\'Aubignc^s Oesch. der
Hervorming 1836.
(\') Aan al myne Herv. landgenooten, bl. 12.
-ocr page 106-106
grondige stadie getuigde, en hem een grooten wetenschappelijken
naam verwierf; en streed door een reeks van brochures mede in
den strijd van \'t réveil, (a)
Bitter had hem het verlies van de vrijheid der kerk gesmart.
Hij zag vooral daarin de oorzaak der kerkelijke beroeringen en
nog in 1836 riep de gi-ijsaard uit: „Hoe Avenschte ik haar zelfs
met mijn bloed terug te koopen."
Even als Engels met wantrouAven en Aveerzin de meestal on-
kerksche „gezelschappen" ten platten lande beschouAvende, en voor
eene afscheiding van déze kringen uitgaande ten hoogste beducht,
had Ie Roy toch ook te open oog voor het anti-gereformeerde
streven in kerk en kerkbeAvind om Avat men „de Bilderdijksche
oi)positie" noemde niet te Avaardeeren en te steunen.
Reeds in 1825 de boetprediking van Thehvell toejuichende,
.schreef Ie R. „Een woord voor vrede cn waarheid," „hetAvelk veel
genoegen gaf" (Schröter) en Avaarin hjj van „angstig voorgevoel
van naderend kAv^aad" vervuld de dubbele leuze ophief: „Geene
vereeniging met andersdenkenden, nauAve vereeniging
aller hervormden rond hunne belijdenis."
Scheen hij in 1833 uit vreeze voor scheurhig zijne kordaatheid
eenigszins te verliezen, reeds het volgend jaar trad hij manhaftig
als kampioen voor het „Recht der Hex-v. Gezindheid" op, en rug-
steunde alzoo krachtdadig de pogingen tot kerkherstel, aange-
Avend door de „parti-antirévolutionaire et confessionel" (Groen),
terwijl hij ook op staatkundig gebied in zijne bekroonde A\'erhan-
deling het anti-revolutionaire staatsrecht huldigde. Later kwam
hij zelfs onder beademing van het ZAvitsersch réveil en gaf hij
aan Nederland de Geschiedenis der Reformatie van Merle d\'Aubigné.
I
Grooten naam als voorstander der rechtzhmiglieid had\'het ge-
I heele land (Joo»\' Mole.vaak „een getrouw leeraar en verkon-
(a) c.f. „de Rc^\'eil littenituur"
(\') Aan al lujjne Herv. landgouootcn bl. 14.
r
!
87
diger ook in den kleinen kring" (W. d. C.). Min heldliaftig |
van aard, had hij zich van Bilderdijk en Schotsman verre ge- ^
houden, en mocht hij .gewoon zijn het verval der gereformeerde
leer nacht en dag te bepeinzen", getuigen tegen dat verval —
hoorde Nederland Molenaar niet. Maar de drang der waarheid
werd hem te machtig (a), hij schreef zijne beschouwingen o}),
liet ze in alle stilte drukken, en op eens verscheen in 1827 bij
den Ouden, niemand vermoedde van M. — een anoniem (b) Adrcft *
aan alle mijne Hervormde Geloofsgenooten.
Pijnlijk doet het aan. dat M. zijn adres begint met eene ver- /
loochening van het réveil, verklarende: ,in geenen deele met* ,
da Costa, Capadose, Thelwall, Vijgeboom (!) of dergelijke in
verband" te staan. „Ik kenne deze menschen niet." (c)
Later leerde M. hen kennen en — waardoeren. Dadelijk na
het verschijnen van het adres in aanraking gekomen met C. van
Zuijlen van Nijevelt, van wien hij eerlang boezemvriend werd.
kwam hjj later in zeer vriendschappelijke betrekking met Willem
de Clercq, die eenige jaren te \'s Gravenhage woonde, on m(!t diens
vrienden, die hem als ernstig on degelijk prediker om zijns werks
wille hoogelijk eerden.
Hot .Adres, oven kras als raak, leidde do ontwakende opjiositie
togon don goost dor eeuw o]) een terrein, waarin zij diepe wor-
telen zoudo schieten, cn dat wol aangeraakt, manr nog niet be-
arbeid was — het kerkelijke.
Do grootte on algemeenheid der hoerschondo afwjjking van do
gereformeerde leer, dienst en tucht uitinet^^nd, bracht M. zoor
nadrukkelijk togen de „afwijkende" ))rodikanton do beschuldiging
(a) Ken anilerc vcrklarinfj gaf UiUlcnljjk; ilezc: „hot was uit men- |
schon wees, hjj schaiundo zich voor ons." God. on Beschouwingen bl. 28.
00 cf. Molenaar, Nooclzakeljjko zelfverdediging bl. 10, „plaatsende daar-
onder zijnen naam niet, opdat niet ienuuul tot do gedachte mocht komen, U
dat hjj zich aan het hoofd eener afsclieiding stellen wilde."
(c) Math. 20: 72b!
(\'). Gicselers X, bl. 10.
-ocr page 108-van „ontrouw aan woord en eed," van „oneerlijkheid" in, en
ontdekte en hekelde de „losmaking van den band der formulieren
door het: „overeenkomstig."
I Onbeschrijfelijk is de indruk, gemaakt door dit , werkje, dat in
1827 tot negen malen toe werd herdrukt. Een kreet van ver-
bazing en verontwaardiging ging op uit de rijen der wakkerge-
— schrikte oud-gereformeerden; him toorn ontbrandde tegen de
„ kerkverwoestende verraders der waarheid," en sloeg over tot
haat tegen de „oneerlijke loondienaren," de „meineedigen en —
bedriegers" . . . Zelfs het heerlijk getuigenis van het réveil
. tegen den afval van God, werd nu bij sommige zijner organen
I meer een getuigenis tegen den afval van de gereformeerde kerk-
. leer en het gereformeerde kerkrecht; en zelfs werd de eisch der
wedergeboorte wel eens door die van „onderwerping aan de drie
formulieren öf uitgang uit de kerk" overstenul.
Maar ook het ijveren voor kerl^erstel was })licht, on geenszins
mocht er Molenaar een verwijt van worden gemaakt, door open-
baarmaking van de slooping der Herv. kerkiiuichting, de genu^ento
te hebben opgewekt uit haar zorgeloosheid on onverschilligheid
omtrent de waarheid. Mist men in het Adres dien toon van
innige liefde en hoogen ernst, die in de prediking van het réveil
soms zoo schoon wordt gehoord, het heeft rondom belangstelling
in de waarheid gewekt, en zeer veel bijgedragen tot de herleving
der gemeente; en is er hier "en daar iets in, dat naar malice
zweemt, geenszins verdiende de schrijver de stortzee van vergui-
zing en — vervolging, waarmede hem de woede der door hem
ontm^kerden oversteljite.
De Godgel. Bijdr. die S. nog eenigzins hadden ontzien, schel-
den Molenaars adres „een vuilaardig leugen en lasterschrift, bij
hetwelk de booze gee.st, die het ingaf, zich in echt farizeesoho
Avijze poogt te verbergen achter het mom van zorge voor de
89
rechtzinnigheid en van hooggemoedelijke vroomheid." Ds. B.
Verwey, rustend leeraar te \'s Gravenhage toetste het „twiststo-
kend Adres eens scheurmakers", wellicht „boos, omdat hij buiten
eenig kerkelijk bestuiu- bleef\' — aan den (jeest der Waarheid, ^
der Liefde en des Vredes, maar de Toetser werd getoetst
door Ie Féburé, (dezelfde, die het ook voor Thelwall had opge-
nomen) en — op alle punten weerlegd.
Niet genoeg scheen het, dat alle organen der publieke 0])inie
Molenaar verguisden, ook de Regeering dreigde hem te „straf-
fen," en „door de bekendmaking van \'.s konings ongenoegen aan
een predikant, om de openbaarmaking zijner gedachten over den
toestand der kerk, [werdj de waardigheid van een gezag, dat de
leeraar niet met juistheid schjjnt te hebben gekend, bijna in de
waagschaal gesteld". (•• Groen). Molemiar toch, geroepen om
zich voor den ]\\Iinister van Eeredienst te verantwoorden, had
zijn autem-.schap erkend, en „onderwond zich" daarop „voorZ.
M. te betuigen, daarvan een innig smartgevoel te hebben," tevens
„verzekering gevende, dat door hem niets ondernomen [zou]
worden, hetwelk den schijn (.!) hebben [kon] van de rust i
der kerk te verstoren." Bij koninklijk besluit van
22 September 1827 no. 110 —• aan alle kerkeraden toe-\'
gezonden! — werd nu „goedgevonden en verstaan, disptmee- \'
rende oji het request door den jiredikant Molenaar ingedieiul, aan
denzelven te kennen to geven," dat Z. M. „zjjn nameloos geschrift
met ongenoegen on afkeuring" had gelezen, maar evenwel,-
„voor liet tegenwoordige deze zeer onaaugemmjo zaak," daar-
bij zoude „laton berusten, in het vertrouwen, dat do requostrant
Oodgel. bü«lr. 1827 bl. 321.
(•) Het adre« mm alle mijno iierv. gelooJsgenooten getoetst aan den geest,
enz. — halfanoniem, half met den naam dos schrijvers vorschonon, Amst. 1827.
(\') J. Ie Fdburé, do toetser getoetst, Amst. 1828.
(*) Maatregelen bl. 16.
(•) Molenaar, Noodzakelijke zelfverdediging, bl. 12.
0
-ocr page 110-90
m
zicli zorgvuldig [zoude] onthouden van alles, wat de rust in de
Herv. Iv. zoude kunnen storen en zich overeenkomstig de regle-
menten [zoude] gedragen.\'\' (\')
r Na deze uitoefening van kerkelijke tucht bij koninklijk besluit
wachtte zich Molenaar voor den schijn des kwaads, en zich verre
houdende van den kerkelijken strijd, weidde de ,num des vredes"
in vrede zijne kudde; hij schreef vele stichtelijke werken en gaf
vele preeken uit. In 1830 schreef Molenaar op den titel zijner
— werkjes .ridder van den Nederlandschen leeuw."
,Een oud-gereformeerde" noemde zich in 1834 Ds. Engels,
pred. van Nieuwolda. en hij getuigde van zich zelven: .Ik ben
geen eerstbeginnende onderzoeker of nieuweling in het geloof,
maar meer dan zestig jaren l)ereikt hebbende, heb ik den meesten
tijd mijns levens in een ernstig en biddend onderzoek dor waar-
heid doorgebra(;ht. Nog dagelijks ben ik van den morgen tot
don avond hierin bezig, on ik ben mij bewust, dat ik het onder-
wijs genieten mag van dien Geest, dio tot on in do waarheid leidt."
Onbevredigd gelaten door do Avijsgoerige stelsels der achttiende?
eeuw, vond zijne ziele rust in de „unio mystica" met Christus.
De leer der Herv. kerk van harte toegedaan, vond hij echter
zoomin !vls da Costa in de formulieren de volkomen juiste uit-
drukking van zijn geloofsbewustzijn, (a) en drong daarom aan oj)
_ handhaving van de „konmerkende leerstukkon," de loer n. 1. ,van
\'s menschen diepen val, do volstrekte noodzakelijkheid van den
verlichtenden en heiligenden invloed des H. G., de leer der ver-
zoening door Jezus i)laatsbekleedend lijden, der hooge en waar-
(a). Dit waH misschien de grond voor zijne miskenning van het aan
confessionalisme lydend gerefonneerde leven hjj het volk, waarbjj de Cock
zicli onvoorwaardelijk aansloot.
(\'). Noodz. Zelfverd. bl. 19 v.v.
(*). R. Engels, Ontboezeming over dc godsdienstige denkwjjzc, vroom-
heid en regtzninighcid in do Herv. kerk, bjjzonder met betrekking tot do
leeraars. Gron. 18:14.
Ol
achtige Godheid van den gezegenden Verlosser, en dit alles in
verhand met de hoofdleer der rechtvaardiging des zondaars nit
vrije genade door het geloof." (M-
In tal van brochures gaf Engels van zijn geloof getuigenis.
De .Ontboezeming," in 1884 verschenen, .een rond, zakelijk, in
vele opzichten behartigenswaardig geschrift, maar wsiavin ook o]>
harde en ongenadige wijze gesprokeii wordt over <He eenvoudigon
en kleinen, die men" ook v«)ór de afscheiding reeds .separatisten
heette" (Schröter). II. de Groot oordeelde, dat in de .Ontboe-
zeming," waarin Engels .niet de kracht van inwendige overtui-
ging, dikwijls welsprekend en roerend aanwees, dat het in d<;
11. K. ontbrak aan geest, kracht en leven, daar de alles verwa- â–
terende Xeologie door zoo vele leeraars werd gehuldigd;" op
.kinderlijk geloof in Jezus" aandrong; en de dogmatiek van
Schh\'iermachers leerling Twesten als voorbeeldig aanprees, .een
toon was, die sedert menschenheugenis niet in Nederland verno-
uuMi, grooten en zeer heilzamen indruk maakte." (-)
Door den invloed van Heringa, die zich Engels ten bondgenoot
wierf in don korkelijkeu strijd, nadordo dozo moor on moor hot-
réveil, welks toemnalige uiting in do Xederlfnidaclie Stnniiifii zoor
door E. word g(>apprcciöord, on met welks corijihaeön hij lator
in do broederlijksto verhouding kwam. (a)
Heeds het in 1831 uitgekomen werkje: AVaarhoid on Geloof,j
was niet alleen eono „opheldering en ontvouwing," maar ook eono
merkbare wijziging van het „ontboozenule," en word do overgang
tot den „Geloofsroom, do loer dor rechtvaardiging door hot golool
iu J. 0., beschouwd in hot licht van Gods woord, als de hoofd-
waarlu\'id dos Evangeliums, don grondslag dor Ih-otestantsche kerk
iu het algemeen en der Ilerv.-Goreformoorde (?) in het bijzonder,
(a) Dr. Engels, even beininneljjk alu eerwaardig, aan wien ik te Mid-
wolde een onvergeteljjk bezoek bracht. Groen, Hrieven van da C., I 97.
)\') Adres aan de Algem. llerv. Syn. 1835.
(\') Gieselers X. De bewegingen, bl. 92 v.v.
92
fS
henevens het allernauwst verhand van deze hoofdwaarheid met de
overige leerstukken in onze oorspronkelijke Geloofsbelijdenis, uit
het Evangelie aangenomen en beleden," waarin de Schleiennache-
riaan is geicehen voor den leerling van Calvijn.
Zonder dus tot de kringen, door het réveil gevormd, recht-
streeks te behooren, droegen de vrienden Ie R03\' en Engels, droeg
j vooral Molenaar zeer veel bij tot bereiking van het doel, waartoe
de Geest des réveils, de Heilige Geest, o])wekte en bekwaamde:
beschaming des ongeloofs, openbaring der waarheid, uitbreiding
des Godsrijks, herstelling der kerk.
; Æ’ di(
i f zjj
De tweede groep der „mannen van het réveil", waaronder
wij de uitnemendste leerlingen van Bilderd\'jk herkennen, mn tr
nevens deze andere jonge mannen vindon, door b.-;nden van vriend-
schap in Christus r.an hen verbonden — wordt gewoonlijk a"in-
geduid als de „School van Bilderdijk."
Wij achten dezen naam min gepast (a), aangezien de toongo-
venden uit dezen kring, zich zoo zelfstandig ontwikkelden, dat
men hoe langer zoo minder den toon en de geestesrichting van Bil-
derdijk bij hen terugvindt. Zjj eeren zijner gedachtenis en dun-
ken den Meester, dat hij hun do oogen opende on den blik richtte,
(a) cf. (Ie verklaring van Groen nanieuH de zevon: heliooren, zfgl
men, tot de UilderdjjkHche school. Of wc ons dezen titel laten welgevallen V
Neen, zoo er door iiivngeduid wordt, bf dat we den grooten man, in eenig
vak, blindelings gevolgd, 6f dat wjj in Staatsregt cn Historie, ten aanzien
van elk hoofdpunt, zjjn begrip tot het onze hebben gemaakt. Doch tevens
zullen wc gaarne en met dankbaarheid openljjk erkennen, dat sommigen
onzer ook uit zjjn omgang cn geschriften veel hebben geleerd; dat we hem
hoogachten en eerbiedigen om zijne onnavolgbaarhsid als diei)zinnig taal-
kenner en, in elk vak der poëzjj, veelbegaafden en schaars geevwnvarden
lichter; om den verbazenden oiuvang zjjner geleerdheid, en vooral ook oni
zjjn moedig wqderstaan van de wanbegrippen zijner Eeuw. Aan do Herv.
flem. in Ned. bl. 139. — cf. De Vereeniging, chr. stemmen 1,131—134 (Groen).
93
maar zij zieu mi uit eigen oogen, en leeren zoodoende \\aa den
geest der eeuw den loop der eeuw onderscheiden.
Trokken ze aanvankelijk op onder de „ Teisterbandsche banier"
(da C.), eerlang werd dit vaandel geborgen, en begeerden ze nieU\'<
te weten, dan Jezus Christus, den eenigen Meester, wiens woord I
hun gold voor de volkomen waarheid op ieder levensgebied, (a)
De groe}) treedt voor ons oog niet als een cirkel, maar als
eene ellips, in wier brandpunten Bilderdijks beroemdste leerlingen i
staan, (iroen cun Priusterer en Izaük da Costa; twee geheel \'
verschillende individualiteiten.
.Da C. geheel gevoel en geluid, somwijlen tot oversteljiens
toe". Groen altijd zich zelven meester, het verstaande te sjireken
en te zwijgen oj) het juiste oogenblik; da C. „grooLsch in al zijne
voorstellingen, al waagt hij er mee, dat zijne divinatorisch-syn-
thetische gave meer zal geroemd worden, dan zijne scherpzinnig-
heid", Groen, een berekenend brein, dat voor niemand in scherp-
zimiigheid week; — „als da C. voortrent door de lucht, ziet het
oog des geestes een vonkenspattend en luisterspreideiul lichtspoor",
een parabool, maar naar zijn punt van aankomst berekeiul, (Jroen.
„de kenrigste stijlist zijner eeuw" (.lonckb) gaat in .streng logisch,
kristalhelder betoog recht at\' oj) zjjn doel, even heilig als verlu\'-
ven; da (\'osta\'s rede is een bergstroom, spattend en klaterend,
medesleurend met onweerstaanbaar geweld. Groens betoog een
ijsgang, die rustig zich baanbreekt, maje.stueus in zijn kalmte,
onmetelijk in kracht; du CosUi, ridder uit Portugeesch-lsrai\'He-
tischen bloede, „Israëliet van afkom.st on aanlog". Groen van
Priusterer, type van de oiul-Noderlandsche aristocratie, hij. â–
die niets oiniederlaiulsch had dan zjjn voornaam Guilluumo; nuuir
beide Jood en .laphetiot één nieuwe mensch in Christus Jezus;
beide „edel in leven en streven, en bij al hun genie van eene
goedhartigheid en eenvoud, die tot liefhebbon dwong." (b)
(ft) cf. N. IJeets. Dichtwerken III 253 (de school viui .Tezu»).
(b) cf. Alberdingh Thijm, da Costa bl. 8.
-ocr page 114-94
Slaan wij eerst op de rondom da Costa geposeerde figuren het oog,
dan zien we allereerst de speelnoot zijner kinderjaren, Abraluvu
^Cajxulose, de „natuur- en geloofsgenoot", de vriend van da C.
gedurende geheel zijn leven, ofschoon C. hij de reactionair contra-
revolutionaire richting, oorspronkelijk aan heide gemeen, vol-
liardde en zich da C. tot zeer belangrijke afwijking zag gedrongen.
Had ook da Costa in zijne Bezicuren met een enkel woord
tegen den „eeredienst aan .T^ner" geprotesteerd, de christen-
geneesheer Capadose vond zich in zijn geweten verplicht in het
zelfde jaar een\' hardnekkigen strijd tegeJi de „Beestpok-
inenting" aan te binden, waarin hij door Bilderdijk werd aan-
gevuurd, (a) In 1823 verscheen : Best rijd int/ tegen de Vaccine,
of de vaccine aan de beginsielen der Godsdienst, der Bede en der
Geneeskunde getoetst (den Ouden.)
Dr. C. .i. Ontijd repliceerde, maar de „Anti-Jenner" (Bilderdijk)
bleef het wederantwoord niet .schuldig, en schreef: Ernstige en
herhaalde u\'aarschun-ing aan allen, die de n-aarheid lief hebben,
tegen de ongeoorloofde en verderfelijke koepokinenting, of de waarde
der Vaccine ran Dr. C. J. Ontijd volledig wederlegd en eenige
roornaine punten der bestrijding verder outu ikkeld, J825, waarop
na nog pen anti-critiek, Ontijd\'s Ja en Neoi volgde. Nieuwe
argumenten wan-n in deze stukjes niet. C. trachtte te bewijzen,
— dat het toekon van hot beest uit de Openbaring oj) de Vaccine
.slaat; zijn groot en cenig argument, dat indruk maakt is liet
„vooruitloopen op Gods wil," waartegen aangevoerd werd, dat
do mensch met dispositie tot de kinderziekte wordt geboren, on
men geenszins vooruitloopt, wanneer men die dispositie tracht
weg te nemen. C. bleef echter volharden bjj zijn „Carthaginem
I delendam," en gaf in 1827 nog uit: De koepokinenting of eenige
vraagstukken betrekkelijk de Vaccine, en ton volgenden jare. De
(a) Hase kenschetst het streven der vrienden meer aardig dan waardig
n aldus: Zwei von B- bekehrten Israeliten, da C- und C. eiferten gegen Ke-
nionstrantismus, Kuhpocken und Constitutionen.
95
awB
koepokinentüHj ieyen de Leer des Bijbels strijdende, of korte aan-
irijziny roor Godvreezende ouders. Het consciëntiebezwaar tegen
(Ie vaccine Averd onder bet réveil zeer algemeen, vooral onder de \'
Afgescheidenen, allermeest onder de Ledeboerianen, wier kinderen
nog heden ten dage zich veelvuldig door den vaccinedwang van
schoolonderwijs zien verstoken.
In 1825 trad da C. op als handhaver der kerkelijke tucht, en
weerde hij den onrechtzinnigen H. Brasz uit den kerkeraad te
Amsterdam; (\') sedert bleef hij onvermoeid ijveren tegen het
„verlaten der oude paden." Na den dood zijner eerste echtge-
noote in 18:?7 vestigde Inj zich in den Haag, waar het huis van ^
(/apadose het centrum werd eener binuenlandsche zending, die
over het geheele land hare stations had. Blijmoedig gever, innig
(\'hristen, kinilerlijk geloovige was Cajiado-se, een der sieraden van
het réveil. Sedert zijn verblijf in Zwitserland in 1830 stond hij
in correspondentie met het herlevend Christendom in alle landen,
<\'11 werd hij een der kanalen, waardoor de zegen met name van
"t Zwitsersch réveil den akker van Holland bevochtigde.
Oudste vriend van da Costa na (\'a]mdos(! is Willem de Clercq.
Staat da Costa iils een toonbeeld van de kracht, den moeil, den
ijver des geloofs voor ons oog, de Clercq is het levend beeld
van de bescheidenheid, ootmoed, teederheid der Christelijke liofde;
worden wij bij het zien van da Costa opgetogen als bjj een blik
op de bruisende zee, starende oj) de Clercq wordt hot oiis to
moede als bjj het suizen van eene zachte stilte. Eon Christen
was Williïin de Clercq, altijd in eigen oog de minste, „oen
levend anakronisnie in het redeneorend protestantisme zjjner dagon,
een gestalte, als die dor heiligen naar dor niiddeleeuwon legonden."
(\') A. Capadose, omstandig verhaal va.i de wederroeping der benoeming
van dön heer Herin Hrasz. Amst. 1825.
""â– TSif.f wafi-
96
(A. Pierson). Dicliter-improvisator, (a) die „ontzettend in zijn
moed, heel zijn boezem, heel zijn leven aan den dichtgeest op dorst
geven, en op eens geheel de wereld van zich afstiet met den
voet; — als hij voor geen val beducht, boven Pindus top dorst
rennen, onbelemmerd in de vlucht, van zijn breedgespreide pen-
nen, en op \'t naar hem starend volk melodijën neer deed dalen,
krachtig als de bliksemstralen, overvloedig als de regen uit de
ontboeide donderwolk", (da Costa,) was hij het wonder van
zijn tijd, door al wat naam had in de republiek der letteren, ge-
roemd en bewierookt; ook toen da Costa, die hem „broeder
juichte te noemen, met meer dan broederschap des vleesches," (®)
door allen werd verstooten en gesmaad. Nimmer verloochende
echter de gevierde den versmade, die, — terwijl de Clercq, on-
voldaan met de px*ediking van het oud-supranaturalisme, en reeds
iets van de zaligheid van den dorst naar God ervarende, den jeugdigen
Israëliet in den zegen des Christendoms dacht te doen deelen, —
reeds in \'t geheim bekeerd, het middel werd tot bekeering van
de Clercq, (b) welke van dien oogenblik aan van zijnen David de
.lonathan, do vroeggesneefde, van zijnen Luther do Melancliton werd.
j Veel droeg de Clercq er toe bij om da C.\'s zwaarmoedigheid te gene-
zen en de luirdheid zijner jeugd te verzachten. —^Vas da Costa indivi-
dualist, maar met besliste, afgeronde overtuiging, de Clercq, in-
dividualist als hij, bleef „zoekoiule." — Eerst togen Koiilbrügge
(a) Zie aangaande deze Wundergabe een opstel in de Vaderl. Letter-
oefeningen 1823, van de hand van Dr. S. Muller, .Hevue Encyelopedique
1823; I. da Costa, „Herinneringen uit het leven on den omgang van W.
dc Clercq, bl. 14, met oen uittreksel uit een brief van Koenen en eenige
regelen van J. van Oogtei-wjjk Bruin, overgedrukt in het Dagboek II 435
v.T. Verder van Hall: over het improvisecren, van Kampen IX 293.
(b) Het verhaal dezer ontmoeting tusschen de zielen van da C. en dc
Cl., is misschien dc schoonste bladzijde uit het zoo schoone D!\\gboek,
wajirv-an Allard Pierson met volle waarheid schrijft: „Geef mij t^c^ne blad-
zijde van zjjn dagboek en ik zal u dc Clercq doen liefhebben."
(\') K. Dichtw. II, 430.
(•) id. bl. 292.
97
ingenomen, had deze echter later (1834) op het gemoed van de ^
Clercq, een invloed, die hem zelfs eenigszins van da Costa ver-
wijderde, en hunne samenwerking stoorde. — De Clercq had zeer
veel hart voor het Zwitsersch réveil. Hij schreef in 1831 een
opstel over de Société évangelique te Genève en vergaderde met
.James van Breda giften voor de Theologische School, die vooral »v
uit Zeeland rijkelijk toevloeiden. (\'),
Den vierden Februai\'i 1844 werd hij plotseling gade en kroost
en vriendenkring van het hart gescheurd. ("). In zijn borst
woelde behoefte naar onbezoedelder genot, dan de aarde biedt;
Beets en da Costa „zagen" reedf^ten vorigen jare, toen ze te
Heemstede met de Clercq overzomerden, .het heimwee van dat
harte, liet worst\'len van die teere ziel" — ze „zagen \'t en lum
boezem treurde, maar [hunne] blindheid merkte \'t niet, dat God
haar strakke winds\'len scheurde, dat God haar vleug\'len wassen
liet. — Toen voer zij op" (Beets) . . . het kind ging naar het
huis zijns Vaders.
„Man van letteren, (a) van handel, van kinderlijk geloof"
noemt da Costa de Clercq, en Groen van Prinsterer herhaalt met
eigenaardige omjduise : Wilhun de Clercci was oen kind ; ziedaar ~
dn grondtrek van zjjn hart en bestaan, voor menschen cn voor
God. C)
(a). In van Kanipcn\'s: „Magazjjn voor Wetenschappen, Kunsten en
TiCtteren," komen van W. dc Clercq voor do volgende opstellen cn verzen
I, !M. „De Grieken der Nieuwe OeschiedeniH, (I). H. 140), I 408. „Herin-
neringen aan l\'etersburg" (DH. 75), Hl, 193. „Verhandeling over den Cid"
(mot goud bekroond, cf. DU. 189 — men zegt, dat ik da Costiaan bon),
Hl, 157. Ken vers „aan den hr. John Howring" (DB. 269), IV, 347. „Korte
Geschiedenis van de ordeder Jezuïte.i"(DU. 29). In dc N. Stemmen (183G—89)
leverde lijj o. a. „de beschouwingen der tyden," echo\'s in ]»roza zijner
dichterlijke improvisatiön, die na. zijne bekcering altyd evangelieprediking
waren, in kringen, waar het „dageiyksch" evangelie niet werd gehoord.
(\'). Geref. Hjjdragen 1823, afl. 1. (\'). Groen, Brieven van da Costa, 1147 v.t.
{•). Beets, Herinnering bl. 13. (*). Brieven van da C. I, 149.
98
i-
(
Zwager van da Costa en zijn vriend in der daad (a), was ook de
^\'waardige zoon van een waardigen vader, Mathile Jacques Che-
vallier. Met zeldzame sensus veri begaafd, man die zag, en
durfde zien, was hij in sommige opzichten raadsman en rechter-
hand van da Costa, (a) die even als Groen „zijn oordeel op hoo-
gen prijs stelde."
In 1820 bekeerd, (b) predikte hij in kleinen kring te zijnen
huize het evangelie, en ondersteunde elke poging die winste be-
loofde voor het koninkrijk Gods. Sedert 1830 trad Ch. op als
évancjeliste de Ia haute société, en sprak op de Soirées reli(/ieuses,
die toen zeer algemeen wareTl. Later hield hij te Utrecht, Gro-
ningen en elders, als van den zendingsijver van Bost bezield,
V duizenden bijbellezingen voor het volk, met rijken zegen.
Plante, die op eigen wortel steunde, erkende hij, zooals hij
eenmaal o]) de toevoeging antwoordde van Merle d\' Aubigné,
„quel bonheur pour vous M. Chevallier d\'être sous la direction
religieuse de M. da C. " — niemand als Meester, „ni M. da C.,
ni même M. Merle," dan Jezus Christus alleen; maar verdedigde
(a). Da Costa zat soms in „geldpijn." Eens kwam Ch. tot licm, nam
het pak onbetaalde rekeningen, telde ze op en zette er onder „voldaan."
Hij ging er mee naar de Clercq. ,Je afgod heeft honger!" en kwam niet
de benoodigde som terug. Later werden door Ch. de „vrienden" ten huize
van da C. vergaderd, om te beraadslagen hoe dezen uit zijne financiêele
moeilijkheden te redden. Een hunner drong er herhaaldel^k op aan, da C.
zou een buitentje betrekken, dat hij ergens op een dorpkc had liggen,
f Dat was het goedkoopst! Da C. eindelijk driftig geworden, vloekte.
I „Die vloek hebt gij op uw geweten!" sprak oogenblikkelijk Ch. tot den
zuinigen millionair. Da C. bleef te Amsterdam.
1 (b). Zeer karakteristiek: Ch. was „aangenomen." Den volgenden Zon-
i dag wachtte hem het avondmaal. Thelwall, die bij Ds. Ch. inwoonde,
\' vroeg Mathile: Will you go to the Lords\'8upj)er V I\'ll go — Kut you arc
not converted. — I am member of the church, and I\'ll go. — Than you
i shall eat yourself a condenuuition! — Chev. ging en zat aan. Toen kwam
Jezus en hield avondmaal met hem, zijn harde hart versmolt. Eenige da-
I gen later sprak Thelwall lot hem: You are converted. I sea it on your
i eyes. \'
I (\'). Brieven II 219.
-ocr page 119-99
het Christelijk karakter van ila C. „tegen miskenning van de
ultra\'s der heide zijden" in zijne Gedachten en beschoincini/en, „une
pluie de perles." (a)
Vriend van da Costa sedert 1825 was Mr. Hexdüik Jacob
Koexex, een veelzijdig man; auteur van eene Geschiedenis der
„liefwjiès" in Holland, van een Averk over de Joden in Xeder-
land, en van verscheidene andere historische en staathuishoud-
kundige geschriften; bovenal Christendichter, die als in het
heilige der heiligen der unio uiystica nedergeknield, den adem
des Heeren hoorde mischen door de harpe zijns harten. — „Aan
de voeten, op den schoot, aan het hart van eene waarlijk god-
vruchtige moeder opgekweekt, had hij van jongs af de onver-
valschte geesteljjke melk der Christelijke godsvrucht ingedronken;
geloovige Christenen hadden door toespraak on onderwijs het
leven zijner ziel helpen voeden en ontwikkelen, — lator kwam
daarbij do bezielende invloed van Hildordijk, da Costa on Willem
<le Clercq zoowel als in hot algemeen do levenwokkonde
werking van het zoogenaanule réveil, in welks gezegende en zo-
gononde koestering Koonon to zamon met zijne vrioiulen in zoo
mime nuite doolde" — en Koonon „word een kinderlijk vroom
inan."
Zoo beschrijft Hasebroek Koonons loven in de voorrode dor
J\'hristelijke liederen ran Mr. //.././v\'op^c«", in 1879 uitgegeven.
Als historiekonnor, lottorkuiuligo, wethouder van Amsterdam, —
«Secretaris dor koninklijke Akademie van \\Votonschai)pon, was de
dichter van don „Christenzendelin;/\'\' nuttig in monigen kring;
(rt). Ch. vortiuilde vcrHcIiillcndo sticlitclijkp on wotonschappolijko wci- J
ken, als dc „Beschouwingen over do gewichtigste waarheden, van Th. Scott; j
Droefheid on Vertroosting van Grand l\'iorre; do Algenoegzaanihcid der
genade, van J. llippon; John Newtons Oniicron, Milners GeschiedcniH van
de kerk van Christus; Capadose\'« hekooring, e. a., en schreef hot zeer ver-
dienstelijk werkje: de bybol on het bijbolgonootscliap, Hott. 1833,
(\'). DU. 291.
100
door geestelijk lied en persoonlijk getuigenis, door zijne mede-
werking in de Gereformeerde Bijdragen en de Stemmen was deze
brave Cliristen bij uitnemendheid zendeling van zijnen Heer. (a)
I\' >
r t
Na de dichters van het réveil, na Bilderdijk, da Co.sta, de Clercq
en Koenen te hebben genoemd, mogen we niet langer toeven
— Bilderdijks vriend, Willem Messchert, die Gaussen bij do Ned.
Christenen introduceerde, te schetsen, althans met een enkelen
trek. In ijver en beslistheid met da Costa en Capadose één (M,
genoot hij ook Willem de Clercq\'s „hooge achting", al betreurde
! deze het, dat hij bij hem meer zag „het zwaard, dat neervelde,
. dan de hand, die opbouwde." Ook tusschen deze beide
vrienden, welk verschil bij eenheid .... onuitputtelijk is de rijk-
dom van individualiteiten, die het réveil tot ontwikkeling ])racht.
It I
Willem Messchert uit zijne stille buitenwoning l)ij Rotterdam
daartoe naar de Hoofdstad overgekomen, stond bij het lijk van
de Clercq, wien hij eenige dagen later in de heerlijkheid zoude
volgen. Daar lag het lijk van een kind des Hoeren, maar oen
kind ook zijns volks, die te midden van zijn volk had geleefd en
voor de bloei van dat volk had gewerkt, de Christen midden
in de we-reld — daar stond een man, in liefde voor zijn volk
hem gelijk, maar staande tegenover dat volk om tegen hetzelve
te getuigen, een Christen dor wereld ontweken; Willem do
Clercq een dichter voor de vuist, Willem Messchert oen dichter
met de pen, beide dichter met liet hart, „waarin echter meer en meer
t de dichter werd te niete gedaan", (da C.) beide doopsgezinden tot do
volkskerk toegetreden, maar sedert meer en meer tot het „in angello
cum libello" geneigd. Beide bemind, geacht en geëerd, allereerst door
(a). cf. Ook da C. K. D. III 22.
(\'). DB. 24.
(\'). ib. 274. ♦
101
<le broederen, maar achting, eere, ja liefde afdwingende ook van
een ongeloovige wereld, (a)
Een karaTvter niet minder groot als da Costa en Groen, een
nederige en toch koninklijke figmir onder de „mannen van het
réveil" was J. A. Wormser, denrwaai\'der te Amsterdam, van*"
wien da C., in bewondering uitriep: Wat voortreffelijke kop en
wat karakter daarbij, en van wien Groen getuigde: Wormser
was een Christen, wiens invloed door geschrift en wandel ter
handhaving van den Christelijken protestantschen volksgeest on-
berekenbaar is geweest. Zjjne geschriften — gezond zielevoedsel
en vaste spijs, — hebben blijvende waarde. Vriend van Scholte,
voegde zich Wormser in 183(5 bij de Scheiding; door de partij
van v. Velzen in 1840 onrechtuuvtig geschorst, keerde zijne Sym-
pathie voor de Herv. Kerk terug. Oprichter was W. van het
Seminarie, waaraan da Costa lattn- onderwees; van 18r)0—55 werkte
hjj mede aan de Redactie van den Xederlaiidcr; en met Groen van
l\'rinsterer, die zich vereerd gevoelde hem zijn vriend temogen
noemen, is Wormser de Vader onzer (yhristeljjko School.
Op de .schilderjj van da Costa en zijne vrienden mogeu ook
geenszins ontbreken de edele zoujin van den edelen graaf Gijsbert
Karei van llogendorp, die in 1813 de Oraujevaan der bevrjj-
ding opstak. Willem, toen nog als garde dMionneur in do macht
der Fransclu.\'u, was een toonbeeld van oen odohnan; was even
rjjk van gee.st als nobel van karakter. De „blaam tot de school
van IJilderdjjk to behooren, (c) weerde hem ondanks zjjnen miam
(a). cf. ,la Costa. Herinnering nit hot loven, enz. van W. do Clercq,
ecnc Nutslezing. (!)
(b). cf. Wonnser Hrieven, uitgegeven door Groen van Prinstorer II 1)1.
(c) In zi^jne zeer bekend geworden dissertatie over Willem Hl, .ken-
schetste hij zich ivls handhaver eoner hoogero legitimiteit, en bracht hij
zijne hulde toe aan don n»an, dio do slavernij, welke Europa van Frank-
rijks zijde bedreigde, eene eeuw vennocht uit te stellen." W. de C. N. St.
18:18. cf. De M. en de D. W. IJ. bl. 812 v.v.
102
kkr en zijne bekwaamheden nit een AveijJ^ng zijner waardig, totdat
hij na jaren op Java te hebben doorgebracht, in 1838 tot lid
van den Raad van State benoemd werd. In dit eigen jaar
echter werd zijn loopbaan afgesneden; drie en veertig jaar oud,
stierf hij, blijmoedig . getuigende, ruste te hebben gevonden in
^ Christus. — Stond Willem alzoo gedurende zijn leven meer buiten
■den kring van het réveil, in den vollen zegen der geestelijke
.^opwekking deelde zijn jongere broeder Dirk^ een toonbeeld van
vriendentrouw, ,een Christen, die voor de belijdenis en smaad
van zijnen Heer, de miskenning ook van het meest geëerbiedigde
op aarde z(mder aarzeling dragen kon" da Costa). Vond hem
Willem de Clerc(| in 1824 „high spirited da Costiaansch"\'
later sloot hij zich met hart en ziel aan bij Groen, die hem zijnen
„hooggeschatten medestrijder in kerk en school" roemen mocht.
Altijd tot hulpe bereid, waren zijne werken vele, zooals zijn
woorden weinige waren. Den 22fiten IMaart stonden zijne broe-
deren bij zijn graf, en da C. sprak: „Deze mond, die bij het loven
zich niet roekloos opensloot, heeft Hem tot don dood beleden,
spreekt er van nog na den dood." (*)
Gedoogt onze ruimte nog slechts één der broederen te teoke-
non, dio „mannen van beteekenis" werden in de geschiedenis der
godsdienstig-kerkelijke beweging, die wij beschrijven, dan moet
f dat zijn Mr. C. M. van der Kemp zoon van den bij het „volk"
zoo geliefden Catechismusprediker; auteur van een zeer l)elang-
1 rijke biogi\'aphie over Maurits van Nassau, tegenstander van IJpoy
on Dermout, man van studie, christen van brandenden ijver, ge-
tuige in tal van brochures tegen de remonstrantsche theorieën,
vooral op kerkrechtelijk gebied, en boiulgenoot van Groen in
den strijd voor de handhaving van het belijdend karakter dor
kerk.
(\'). De Mensch ca de Dichter, W. B. hl. 480. (\'). De M. cn dc D. W. B., 330.
(•). DB. 220. (\'). Brieven da C. I 207.
103
Gkoen\' zelf, „nu cavactère puissiuit, une persomialité origiiiale ^
et forte, im nom (lont uotre pa^\'s se glorifie\'\' (de la S.) was dooi-
den invloed van Merle in 18|9 onder beademing gekomen van J^-^
liet Zwitsersch réveil. Den 20 Oct. 1820 sloot hij vriendschap
met de Clerc(|, toen voor de belangen der Handelsmaatschappij
werkzaam in \'s Gravenhage, en den 17 Nov. 1829 trof hij ten
huize van de Clerc(| zjjnen ouden akadeniiekennis da Costa aan.
Zij verstonden elkaar en werden vrienden, da C. was opgetogen
over hetgeen hij ten huize van de Clerc(i ,zag en hoorde." „Hij
zag toch uit Duitschland, uit Zwitserland, uit Engeland" de her-
leving van het geloof des harten overkomen, hij ,zag een nieuwe
teelt opgekomen," „hij was overtuigd dat zich hier iets merkwaar-
digs zoude vormen." (de Clerc(i). (\') Da Co.sta zag wèl! Het ré-
veil werd een macht in den lande, ontzien en geëerd. De spot-
taal, „dat al wat verstind had en wetenschap zich vergissen, en
dat alléén twee gewezen Am.sterdanische joodjes het weten zou-
den" verstomde na weinige jaren, en dit niet in geringe mate
door d(j onvermoeide stuit- en letterkmidige werkzaamheid van
Groen van Prinsterer, den getrouwen Evangeliebelijder in Maand- »
schrift (Ncilcrl (icdarlttni 1829; en Dagblad 1850—
1855), in Verhandeling (Ikschoinr\'nKjcu van titaats-en Volkenncht
183-1) en Bronnenstudie (AirJiives de la Afaison d\'Oi\'anye-Nassan
1835.) in Brochm-e (1837 Maatrcyelen) mStmnhumhverk (Hand-
hoek 1841). Evangeliebelijder als hjj de vruchten zjjner weten-
schap bood, als liij de peinie scherpte tot polemisch betoog, als
bjj de vrjjheid van godsdienst bepleitte, als hij het recht der ge-
meente op erkenning van haar beljjdenis handhaafde, als hij voor
des volks vertegenwoordigers de stemme ojdiief en Christeljjke
.scholen eischte.
„Eene nieuwe teelt," noemde da de strjjdrengroei), die hij
(\') DB. 278 v.v.
-ocr page 124-104
zag opstaan, en het was een nieuwe teelt, die niets gemeen had,
met het gematigd Christendom, het halfgeloof, het redeneerend
protestantisme" (Pierson) van de kinderen hunner eeuw, die zich
verhief boven dat terre a terre op geestelijk, maatschappelijk en
godsdienstig gebied, waarin reeds zoo spoedig weder na de res-
tauratie ons volk lag verzonken; die geestdrift had voor het
ideale; wien het Christendom leven was en levensbron; die ge-
loofde en daarom sprak!
Eene nieuwe teelt, in menig opzicht, verschillende ook van de
oude vromen, hoe ook één met de vaderen in leven en geest.
Eene nieuwe taal, nieuwe vormen, nieuwe inzichten. ... ze Ava-
ren geen antiquiteiten, die tot ieders verbazing herleefden, maar
hoeAvel geen kinderen, toch mannen van hunnen tijd.
Meer eene herleving der vrome Aeren vertoont de derde
.groep, onder Avie wij ^e broeders r(üi Zuijlen run Nijerelt inoeten
noemen. De „edele en godzalige" (de Cock, passhï) graaf_C\'.
— van Zuijlen van Nijevelt, „naar men meent even als zjjn broeder
op het grootmoederlijk gebed bekeerd," (Elout) Avas naar Bilder-
dijk A\'erhaalt, in 1823 (\') een zeer godvruchtig ziekelijk oud
man, van veel kemiisse en uitnemend goeden Avil, Hij was een
\'-bijzondev vriend van Scliotsman. Schrijver van verscheidene ano-
nyme kleine Averkjes, Avas hij gelukkiger in het an>reken van het
verkeerde, dan juist in het opbouAven," doch — voegt Bilderdjjk
zeer inenschenfreHndlich hierbij — ,\'/ijne pogingen zijn altijd ver-
dienstelijk." GruAvend van het rationalisme, klemde hij zich vast
aan het van de vaderen overgeleverde; »zijne strengkerkelijke
• orthodoxie Ava.s hem meer keurslijf, dan een gordel zijner lende
nen." (Chevallier).
Toch is er in zijn ernst en toon een zekere majesteit, die treft.
Eerst in 1827 kAvam hij met Molenaar, den vervolgden Adres-
(\') Brieven IV, 69.
dü
-ocr page 125-105
achrijver in aanraking en werd zijn boezemvriend. — Aangevuurd ^
door de woede, die tegen Molenaar losbarstte, stalde v. Z. in
1828 de allerverderfelijkste werking van \'t liberalisme ten toon, (\')
sprak in 1830 em gewichtig woord aan het Nederlandsche rolk in -
deze kommervolle dagen Avees in Juni 1831 herstelling der
oude gereformeerde staatskerk en terugkeer tot de „Hervormde
leer" als „Eenige Redding" (") aan voor het zinkend Nederland,
waarop de onvermoeide Elisaeüs van Schotsman ten volgenden
jare op slechts 22 bladzijden kort maar zakelijk ontwikkelde,
wat „de Hervormde Leer^\' Avas, Avat niet! Kort \\\'oor zijnen dood
betoogde „de lieve en voor Sion zoo Avakende en biddende nuin"
(Molenaar), dat de Avare „Troost voor lijdenden" alleen in „onze
(Jeref. leer" is te vinden; hij „ontsliep in den Heer," (1) den
lOden Mei 1833. 1
Al zijne Averkjes ademen niet alleen den geest, maar volgen
ook den toon en schrijftrant, de taal en Avoordenkeuze van de |
„oude schrijvers".
r. J. van ZuYLK.v vax NuEVEi.T, oud-Socret.iiris a\'an llottordani,
na den dood zijns broeders, tjjdens zijn tAveede lunvelijk, zich op-
geAvekt gevoelende (in 1835) do „Bazuin tot vergadering deruit-"^
verkoorncn" to slaan, volgde het voorl)oold zijns broeders; on do
„gehate voorvechter der Dordsche Vaderen" (Schroter), do „on-
verdraagzame Hogermanniaan," (Vad. Lott.) Dr. Z. H. van pek
I"\'een te Amsterdam, oen hoogernstig maar eenigszins bekrompen .
Christen, zijn boezemvriend, — droef deze ziicht tot ropristinatio
zoover, dat hjj de „al-oude spoHinge dor schriftuore" gebruikte.\'^
Groot Avas hun invloed op het volk, dat aan do taal dor ^
oude schrijvers gewond, en even vooringenomen met hot oude als
106
tegen het nieuwe gekant, èn lichaam èn kleed hunner werken,
(wel een harmonisch geheel) prees, en — de hoogernstige roep-
stem tot hoete en bekeering ter harte nam.
We hebben dan nu een\' blik geslagen op de mannen van
het réveil en bij de teekening van de meest op den voorgrond
tredende figuren de grootste verscheidenheid bij de eenheid des
geloofs en der liefde aanschouwd. Nietig in aanvang, won de rij
van mannen, die in de geestelijke opwekking deelde,\' spoedig in
aantal en kracht. In kracht vooral daardoor, dat ze tot besef
j kwam van haar roeping, om Neêrlands volk, jammerlijk afgewe-
ken, terug te brengen tot der vaderen God!
Eén naam, die niet verzwegen mag worden, (a) maar die tot
geene der drie groepen behoort, die we achtereenvolgens nader
beschouAvden. de naam eener geheel oorspronkelijke
eigenaardige persoonlijkheid, die onder de koestering
veil een zegen ter geestelijke opwekking van zeer vel-
is, worde ten slotte nog genoemd, de naam, dien ie
-lander eert, van Doctor Nicolaas Beets.
Reeds in zijn studententijd als talentrijk letterkundige opg(^-
treden, w«rd hij vooral als oorspronkelijk dichter de lieveling van
half Nederland, en hij bleef dit, ofschoon hjj sedert zijne intrede
in de heihge dienst (1840) met geestdrift het Christelijk leven
begroetende, dat zich onder de mannen van het réveil openbaarde,
zich aan hunne zijde schaarde en van vereerder vriend werd van da
Costa en bondgenoot in het pogen om bij zijn volk gezoiul Chris-
Ijjk leven te wekken en te voeden. — Sedert de verschijning zijner
eerste bundels preeken, werd de landelijke pastorie van Heemstede
een centrum van het réveil, en „meer misschien dan de bekoprlijko
omstreken van Haarlem", was het dc levenademende en leven-
107
wekkende prediking van den even kenrigen als degelijken, even
kraclitigen als liefderijken leeraar, die niet alleen scharen van
eenvoudigen nit heel den omtrek, zich onder zijn gehoor deed ver-
gaderen, maar ook gedni\'ende den zomer vele aristocratische fa-
milies naar Heemstede lokte, en er hen hij het vele aangename,
het ééne noodige deed vinden, (a)
Er is een christelijke staatkunde, er is eene christelijke weten-
schap; _ Groen werkte voor de eerste, voor de laatste zwoegde
da Costa, — de predikant van Heemstede „ne s\'est occnpé ui
de Tim, ni de Tautre" (de la S. 1800), — Het ideaal van het
réveil was eene belijdende volkskerk, gezuiverd van ojigeloof, en
naar den presbyterialen kerkvorm, ingericht. Groen trachtte dit
ideaal te bereiken in den weg van juridisch, da C, in di»\'n van
medisch kerkherstel, — Beets liet zich over kerkherstel niet uit, en —
weigerde mee te werken tot eenijf gemeenschappelijk pogen. *
Hij hoedde zijne, kudde, predikte het evangelie;, en gaf het hol-
landsch huis en hart een\' onwaardeerbren schat in de nuvaudelijks
verschijnende St\'iclitelijke Uren, die evenzeer de stroefheid van de
vormen der supranaturalistische school, als de eentonigheiil der
methodistische predikwjjze geheel vermeden, en in nieiiwe maar
«ivangelische taal de oude waarheid verkondigende, vooral de ethische
zijde der verder in statu quo gelaten dognuita in \'t licht stelden.
Zij vonden ,un recueil immense." Boots heeft het réveil" ^
I t
gepopulariseerd.
(ii) Cf, (Ift la S, Crise KeligiuuKC, 1>1, 64,
-ocr page 128-§ 7. De Réve\'d-Litteratmir.
In de vorige paragraaf\' hebben we, kennis makende met het
leven en streven der „Mannen van het Réveil", reeds eenige ge-
schriften genoemd, die tot de „geestelijke opwekking" niet weinig
hebben bijgedragen. We willen in deze eerst een conj) d\'Å“il
slaan op de talrijke brochures en verhandelingen uit (de \'eerste
periode van) het réveil en daarna de tijdschriften van het réveil
besj)reken.
Na de „ojnegting" der Eerezuil voor de Dordsche Synode, en
de verdediging van SchotsnTan door Bilderdjjk in de voorrede van
de tweede-iiitgave, verscheen ten zelfden jare
1810
Nicolaes Schotsma.v, Ahodemische Jiederoeriny over de N<i-
tionale S;/tiode ran Dordrecht, uitgesproken door David P((reiis,
nit het Latijn vertaald door A. O. Z., uitgegeven wet eene voor-
rn narede, door — Leiden, dn Saar; eii in
1821 •
— — — JIrt (lodsdienstig (tcnhre door Bost, vertaald
door — (\'met eene uitgewerkte inleiding over den toestand der kerk
in Zwitserland.) — Tegeljjk o])ende een oefenaar te Schiedam, later
te .\\xel, de rij zijner geschriften, en kwam er uit:
I .1. W, ViJOEitooM, De Leer lier Waarheid, rcrdsdigd tegen
I <h\' Leer over de Zaligheid der rroegstcrvcnde kinderen, Schieilani,
(een protest tegen de zaligspn-king aller kinderkous door Ds. Wjjs).
Nicolaes Schotsman, .1. Asher, de afval der christelijke kerk,
nit het Fransch, — met voorrede. — Na Schotsman\'.s dood:
109
— — — — Sfukkeii betreffende de afzetting can Malan.
Zijn bondgenoot, in volle „bruischmg" gaf
Bilderdijk, Krekelzangen, II deelen, liotterdam, en in liet vuur
der eerste liefde, getuigde zijn Elisaeüs; en na vertolkt te hebben
IzAAK DA Costa, Aan alle Chr stenen, naar hef lloogdnitsch, X-i
(van Ds. Molenaar uit Crrfeld.) Amst. Den Hengst, — vaar-
digde hij uit
1823.
Is. da Costa, Bezwaren tegen den geest der Eeuw, Leiden bij
Ilerdingh, (motto: „Wij hebben den strijd niet tegen vleesch cndc
bloed, maar tegen de Overheden, tegen de Machten, tegen dc
(Jeweldhebbers der werelt, der duysternisse dezer Eeinve, togen
de geestelicke boosheden in de lucht" (a) — Paulus).
Deze 98 bladzijden in 8° bevatten eene in wegslee])onden stijl !
geschreven oorlogsverklaring aan alles, wat de tijdgee.st bomindo. l
In de rubriek Godsdienst beklaagt da (). zich, dat de „onbojiaaldo
on vrijmachtige voorbe.stemming in de uitverkiezing dor bogona-
digden door .1. C." voor „bygoloof wordt verklaard, .bespot,
verdraaid, belasterd, onaangeroerd golaton als oen verstorven lid,"
,dat leerstuk, hetwelk op oen der achtbaarsto on gewichtigst»\'
vorgadoringen der Christenheid oonstemmig verklaard is gowordoii
to zijn hunne ware goloofsbolijdenis, en bewezen ovoroonkomstig
mot Gods woord," — voorts, dat „de Godheid des Zaligmakers, do
erfzonde en do verzoening" ulgomoon „met koelbloedige schaani-
ti.\'loo.sheid worden bestreden", (»n hoogstens met „schroomvallig-
hoid on onverschilligheid" geloerd. Do tweodo rubriek, Zrdrlijkheiil,
klaagt ovor de, door invloed van don vorlbeilijkon aanhang dor
z. g. Encyclopodistcn on door Lafont^iinos „hart on vorstand vor-
pestendo romans," algemeen heerschende zedeloosheid. I )e dorde.
Verdraagzaamheid en menschelijkheid, bevat eono zoor schoono
(a) Cf. DoetH Diditwerken I. 183
„Kon geest te groot oni zich te sparen, die —
Do booshcén, die de hicht doorwaren, de kracht aan zicli beproeven doet."
110
\' verhandeling over de ware, en de geveinsde verdraagzaamheid
(bl. 19 en 23), waarna ze aanwijst hoe de geveinsde verdraag-
zaamheid der eeuw, het recht der overheid en het recht der ge-
meente verkrachtende, zich zeer onverdraagzaam betoont; bevat
mede een beklag over de valsche filanthropie voor misdadigers
en — slaven. (,Ik houde het daardoor, dat de afschafïlng van
de slavernij der Negers, almede behoort tot die hersenschimmige
menschelijke w^ijsheid, die de Almacht wil vooruitloopen. Stellen
wjj ons niet in de plaats van den Vader, die in de hemelen is,
als hadden wij zijne schepselen liever dan Hijzelven. (Gen. IX:
25, 20, 27\'"). Dan volgt de rubriek »S\'c/joo/ic A-fOJs^e/i,, die zich tot
nog toe hardnekkig weigeren aan het bevestigen van den hoog-
moed der negentiende eeuw," voorts Wetenschappen, onder welke
rubriek de groote mannen (Calvijn, Copernicus, Newton, Leibnitz,
Boerhave, de Cujac) der vorige eeuwen aan het thans levend ge-
slacht worden voorgehouden; de voortgang der wetenschap erkend,
„in alle inrichtingen, die dienen kunnen om harten en zeden en
goeden smaak te verpesten," maar gevraagd: „Moet dit dierlij-
ker dan dieren worden verlichting heeten?"—heet de
daaraansluitende beschouwing, waarin de leer van het contract-
sociaal wordt gehekeld, het van Godswege landsvaderlijk gezag
der vorsten gehandhaafd — „dat fraaie stelsel van Constutioneele
verdragen tusschen vorst en volk," bestreden, en beweerd: „Aan
de Constitutie zijn wij als aan een van den souverein uitgegaan
Heglement van regeering, gehoorzaamheid yerschuldigd; doch
de koning is aan den Eed, door hem op de Constittitie gedaan,
niet gehouden, zoodra hij oordeelt (en over dit oordeel is hij vof)r
zjjn geweten alleen aansprakelijk) „dat de intrekking derzelve,
hetzij geheel of ten deele gevorderd wordt." — De rubriek „(^rV-
hoorte^\'\' kent aan „hoogere geboorte" „een zeker recht, een zékere
l)licht, een zekere meerderheid" toe; de uitboezeming Publiehe opi-
nie toont overtuigend aan, dat zij geen rechter mag zijn over de
111
waarheid; daii volgt Onderwijs, waarin vooral twee groote ge-
breken worden gegispt: „overprikkeling der eerzucht en opvulling
des geheugens met groote menigvuldigheid van onnutte of onvol-
maakte kennis." Voorts nog Vrijheid en verlichting, waarin de
19e eeuw, een eeuw van „.slavernij, bijgeloof, afgoderij, onkunde en
duisternis" wordt geheeten, het gereglementeerd karakter der „alge-
meene" weldadigheid gegispt, en de „afgoderij aan Koster en
Jenner" gepleegd, gehekeld word. Het Besluit profeteert uit de
duisternis licht: „Te midden van eene algemeene overstrooming
der aarde verheft zich een eiland uit de baren, waaroj) Godsdienst
en Waarheid op nieuw zullen gevestigd worden." Een betere tijd
ontkiemt, een tjjd van „herstel en hereeniging," van „geloof en
liefde." Bij alle Christelijke Gezindheden begint de sedert zoovele
jaren miskende en verdrukte rechtzinnigheid de kracht harer
waarheid weder uit te oefenen. Da Costa eindigt:
„Laten we vertrouwen, bidden, waken, getuigen! Bidden wjj
om geloof, om liefde, om nederigheid, om zelfverloochening, om
heiliging, om moed, om standvastigheid, om vertrouwen, om den
Heiligen Geest!"
De Bezwaren zjjn als V (Senève reli(/iruse van Host, „luiacte
d\' accusation, ouvertement dévelo])pé et modilié; })remière pnbli-
cation polémique et saillante du réveil." (Golz).
Officieel werd ze bijna, vooral daardoor dat spoedig daaroj)
verscheen:
W. Bn.i)eui)ijk. J)a Costa\'s bezwaren toegelicht. Leid. J82,\'{.
Als tegenschriften h\'gen de Hezwaren verschenen :
•L P. Ahend, Krit. aanmerk, op da C.\'s Bezwaren.
N. O. van Kampen. Verdediging ran het goede der lUe eeuw
(vrjj bezadigd; veel waars).
J. Roemek. Voordeden van den geest der eeuw.
Vijf brieven over da C.\'s bezwaren. Amst. 1823.
112
Gedachten over da C.\'s bezivaren. Dord. (heftig). Nog iets
over da C.\'s bezwaren tegen den Geest der eeuw. Amsterdam
(7 Febr.).
In het zelfde jaar trad Capadose in het worstelperk met de-
voorstanders der koepokinenting, en gaf uit:
A. Capadose. Bestrijding der vaccine; — schreef:
Bilderdijk. Aan de lioomsch-Catholieken dezer dagen — en
publiceerde de voorganger der „herstelde kerk van Chi\'istus,"
J. W. Vijgeboom. Korte verklaring der 37 Art. der ILC. en
der Dordsche Vaderen (!) Amst. Gastman.
-----Een gedeelte van dc oude leer der waarheid,.
zes oefeningen. — ib.; — in
1824
zette de héros du réveil den strijd tegen den Geest der Eeuw
voort, en verschenen :
Is. da Costa. De Sadduceeën. (Tegen het remonstrantisme)
(tegenschrift Wiselius. Een blik op de Saddnceci\'n. 1824. „Geen
blik maar een bliksem," (Resensent de Recensenten,) en kwam er
in 1825 Nog een blik op de Sadduceën); — en sprong de Zwol-
sche leeraar naast hem in \'t krjjt, door de j)ubliceering van
Ds. L. H, Bahleu. La veritA de Jesus Christ, l\'Esprit dn
Sciècle et la Jiéformation. Amst.; in het jaar dor overstvooming
gevolgd door
1825.
L. H. Bahlek. Dc Gedenkdag van Waterloo, beschouwd in
betrekking met de jongstleden overstrooming in eene leerrede over
Jes. aO: 18. Amst.
A. S. Thelwall. Keert n tot Hem, die slaat, 2e druk.
Een roepstem tot boete en bekeering. Vele namen haar ter
harte, maar de oud-confessioneele predikanten stonden verslagen,
en spraken — naar prof. Brummelkamp mij verhaalde — hjj geeft
113
ons de schuld!" En hij keurde hen schuldig, waar hij schreef:
(een proeve tevens van geest, richting en toon.)
,Waar hoort men thans die vrijmoedige en ernstige prediking
van de wet, die alleen machtig is, de hoozen in hun vaart te
stuiten, en hen tot sidderen en beven te brengen, opdat zij vlie-
den van den toekomenden toorn ?"
Waar hoort men thans die zuivere en getrouwe prediking van
het Evangelie, niet in bewegelijke woorden der menschelijde wijs-
heid, maar in betooning des geestes en der kracht?"
„Zij, die zich de bediening aanmatujen van dienaren van Chris-
tus durven ons een vrede voorstellen met den duivel, die omgaat
als een briescliende" enz. ,.Ja, de dienaren van het Evangelie
Avillen hem liever de deur openen, en broeder noemen, dan te
strijden voor het geloof, dat eenmaal den heiligen overgeleverd is!"
Spreekt in de Jkzivnrcn veelszins de Bilderdijkiaan, hier is het,
alsof vader Schotsman zijne stem verheft; beide werkjes hebben
een hoogst weldadigen invloed geoefend.
Er volgden:
C. Sz. Kok, Eon iroord fot mwrarhuicwg rn opwcl\'khitj aan
(te verdmkte kerk in Nederl. Amst.
\\. (\'-M\'ADosK, Ernstige tcaarschniring tegen dc koepokinenting.
— — — Ontijds ja en neen.
— — — Omstandig verhaal van de wederroeping der
benoeming van den Heer II. lirasz. Amst.
B. A. l.isia. JJe Eer van God, opgedragen aan allen, welke\'
in Sion geboren zijn. liott. 1^25. proza en rjjm (zeer geliefd.) (a)
— — _ Liefde tot God en den naaste. (Herdrukt in"
18(35, met voorrede van . du Cloux.)
I. da Costa, Geestelijke wapenkreet.
(a) Dc „vrome Ynia" (Scholte) zong:
O Sion. Sion, wilt hcrlercn,
Wnnt Gods banier wordt opgeheven,
lljj komt, ny komt, Halleliyah!
1826.
114
L. H. Bählek, Elia hij de uedtiwvrouw te Zarphat.
—V — —■— Het gevaar van verharding hij een volk.
— — — De kleine wolk, leerrede, vertaald en met eenige
dichtregelen versierd door L da Costa.
Vrouwe Bähler—Despak. Het oude en nieuwe licht in den
godsdienst, enz.
Bilderdijk. Oprakeling, — Dord.
— — — Navonkeling II DL
^ A. Capadose. Des Christens icettelijken strijd of de ware be-
langen der Herv. Kerk. Amst. (Eene ijvering voor het „ongeschon-
den hehoud der formulieren).
I. da Costa. Dichterlijke krijgsmuziek, Amat. — God met ons,
hymne.
— — — Voorlezingen over de Handelingen der Apostelen,
Ie deel.
1 — — — Aan Nederland, proza en poëzie. Eene oproe-
1 ping tot boete en bekeering bij watervloed en pest.
— — — Aan Nederland (welgeschreven Boetprediking naar
nanleiding van de oordeelen Gods, overstrooming en pe.s-
telentie!
V. Ken gewichtig woord aan het Nederl. volk!
1827.
D. MoLENAAii. Adres aan alle mijne Hervormde Geloofsgenoo-
ten. Amst. den Oxiden. (9 edities in 1827 !)
Het adres handhaafde het gereform. kariikt<;r der Dordsche
Synode, eischte van ieder, die van de dordsche canones afweek,
wilde hij niet ontrouw worden aan woord en eed, als eerljjk man
de kerk te verlaten; het schetste verder de afwijkingen, die men
zich veroorloofde, en vroeg op nieuw: Is dit eerlijk? „Is dit eer-
lijk, zoolang er leeraren en beljjders zijn, die bij de oude en be-
zworen leer der Herv. Kerk uit overtuiging verkiezen te blijven?"
115
,Is men van oordeel, dat onze Dordsche vaders gedwaald heb-
ben, goed, maar waarom dan niet eene algemeene kerkvergade-
ring belegd, en een bedaard en Christelijk adres aan alle de
Hervormden gemaakt, met voorstel, om de leer te veranderen
en dan gezien, wie dit niet verkozen; de kerken en goederen
eenvoudig en in groote bedaardheid (o, sancta simplici-
tas!) verdeeld, en vrede en liefde langs dien weg bevorderd?
En is deze maatregel niet goed, waarom dan niet eenen anderen
gekozen, bij welke men den eerlijken weg bewandelen kan?"
Vervolgens verhaalt het Adres de geboortegeschiedenis der
Synode, hekelt haar eerste daden, en ontdekt den volke de
dubbelzinnigheid der onderteekeningsforniule een stuk
nu\'f list en subtiliteit (jesteUL Het verkondigt der gemeente,
dat alle jonge predikanten de volkomenste vrijheid hebben in
leer en prediking, en roept zelfs uit: Aldus zijn dan de ban-
den gebroken en onze Hervormde kerk ia onze Her-
vormde kerk niet meer.!
Ten slotte ,bidt" Molenaar den rechtzimiigen om „de waar-
heid te behouden, die betrachtende in de liefde,", don leeraars
«• »
,toe te zien", wat ze doen, den rechtzinnigen in het kerkbe-
stuur, nauwlettend toe te zien en niet toe to geven, den hoog-
leeraren „hunnen kweekelingen niets te leeren dan hetgeen de
Herv. Kerk van lien verwachten kan" en der Synode, dit adres
tor harte te nemen; op haar de verantwoordelijkheid loggende,
zoo uit meerder onrust scheuring komt! IJjj eindigt: //iet
ik heb het ulieden gezegd !"
Togen.schriften :
Brief mm een vriend over het veel tjeruchls (jenimikt hebbend
Adres, \'.s Grav. 1827. Hiertegen :
Hef Adres aan alle. mijne 11. G. tet/en een lasteraar verdedigd,
\'s Hage 1827, en
J)en schrijver tegen „het Adres" ontdekt, of een uoordje aan
-ocr page 136-116
dien zich noemenden Oudeman; beide bij mn der Vente\'^s Grai\\
uitingen der volksconscientie.
Bernaedus Verveij. Het Adres getoetst aan den geest der Waar-
heid, der Liefde en des Vredes. \'s Gr. 1827.
• Le Féburé. De toetser getoetst. Leiden 1827. (Zeer ad rem.)
Verder kwam er uit:
L. da Costa. Voorlezingen over de Hand. der Apostelen.
J. van Lennep. De genade, naar Itacine.
Bilderdijk. De voet in \'t graf. — Nieuwe oprakeling. — Na-
klank.
Vrouwe Bahler—Despar. De groote straatweg.
Capadose. De koepokinenting tegen de Leer des Bijbels strij-
dende, of korte aanwijzing voor Godvreezendc Ouders.
C. Baron van Zuijlex v. Nijevelt. Het liberalismus.
H. v. d. Biezen. De Christen dezer eeuw in de weegschaal des
Heiligdoms geivogen, maar te ligt bevonden, Amst.
1829.
Het voorgevallene met 11. F. Kohlbrügge en de Herv. Luth. Gem.
Da Costa (lierdruk van) Schotsman, Kunstgrepen van het heden-
daagsch ongeloof, met toevoegsels.
- ,1. .T. LE Kov. Een woord voor vrede en waarheid, (a)
1830. •
A Capadose. Herinnering aan den dank-, vast- bededag.
— — — Hecht gebruik van \'s Heeren Avondmaal.
(a). 1829 iü verder merkwaardig omdat: Le S. tÉn IJiioek, te baal ne-
mende de algem. verguizing, waaraan de nu 73jarige Uilderdyk meer daii
iinmer bloot stond (da C.) twee Open bare IJriercn uitgaf e\'Jn aan 15.
en een aan da Costa, als om hen over te halen den «consequenlen stap"
te doen, dien hjj gedaan had. „Niets kon hen in de publieke opinie meer
hebben benadeeld." (Gieselers X). IJilderdijk repliceerdo in zij.» „Ant-
woord op den openbaren brief, enz. 1829" en tegelijk rcrscheen:
I. da Costa. Antwoonl van J. G. lo Sage ten Broek.
Hiertegen: Le\'Sage ten broek. 2c brief aan 1. da Costa, \'s Hage 1830,
die da C. onbeantwoord liet.
117
— — — Le despotisme considéré comme le développement
dit système libéral, ou comme le complément de la révolte de
l\'homme contre Dieu.
G. Gkoen- v. Prinstekek, Proeve eener Nederl. Geschiedenis.
C. Baron van Zuijlen van Nijevelt, Uitboezeminy aan mijne
vare. Herv. Geloofsgenooten 10 Nov. 1830.
Dr. Z. H. v. i). Feen. De Stemme des Heeren roept : Hoort de
roede en wie ze besteld heeft. Te Wa2)en ! roept de Koning der
Nederlanden door — Onder dezen grilligen en alarineerenden titel
gal" de „gereformeerde zoon van een gereformeerden leeraar" een
kunstige aaneenrijging van teksten, behelzende vloek bij verhar-
ding (a), en bij bekeering zegen.
— — — — Kenige opheldering bij het lezen der Stemme -
des Ileeren roept, gaf hij nog ten zelfden jare, daar de Stemme
roept, bevreemding luid verwekt, en v. d. F. den schijn niet had
kunnen ontgaan zich te hebben opgeworpen t.ot profeet.
i8;n.
Vrouwe Bahleu—Desi\'ak, La Voix de l\'Eternel.
Baron van Zuiji.en van Nmevélt. De eenige redding.
Z. n. v. n. Feen, Een woord betrekkelijk tot den ISdrn Juni. \'
Uot\' de meerderheid des volks den gedenkdat/ va7i Waterloo niet /
zal vieren — maar het volk des Ileeren bidde, weene en schrjjvo
èen vcrbodsdng uit!
I. iia Co.sta, Ontwerp voor — en slotrede van eenr. reeks voor-
lezingen over vader!, geschied., met eene oi)wekking tol natio-
nale, huisvaderlijke en personeele keuze van (\'hristus.
-- —. — Dr verbondsverklaring v. lüï.\'i aan Nederl. her-
innerd.
\'A. II. v. n. Feen, Eerbiedige blik in de toekomst bij den aan- \'
rang des janrs.
(a) MenHchcr.kin«!, zog tot hon : <U\' yeellieid uwer liovcn aten de rupsen
OJ) (1824). Ik heb pestilentie onder u gezonden (1826 en 27) nochtans
hebt ge u niet bekeerd, zegt »Ie Heerc.
1826.
118
A. Capadose, Het Pleclitanher van Nederl. behoudenisse. (a)
— — — Over den naam: Christen, naar het Fransch.
C. Bakon van Zuijlen van Nijevelt, De Hervormde leer. (b)
Ds. Laan, Het lijden en sterven van den Heer Jezus Christus,
Rotterdam hij Wijt.
p Mr. H. J. Koenen, Over de majesteit des oppersten gezays.
i — — — — Het Geestelijke lied.
L — — — — Geestelijke liederen-jyoëzg in Nederland.
Mr. C. M. v.. d. Kemp, Iets over het toenemen van den zelf-
moord. in onze dagen, ter verdediging van de Ned. Herv. Kerk-
leer, enz.
B. Mookkees, Leerrede over de bekeering van Lydia, bevat-
tende de beschuldiging van vrijdenkerij tegen de Herv. Leeraren.
1833.
H. J. Koenen, De leer der H. S. over de eeuwige geboorte des
Zoons.
W. Bildekdmk, Merle fZ\' Aubigné, Kerkredenen, uit het Fransch,
met aanteekeningeu.
L i>a Costa, Het Gorkumsche heidendom.
— — — Inleiding tot eene reeks van voorlezingen over dc
Geschiedenis van het Vaderland.
7i. H. v. d. Feen, Dc zelfopoffering van J. C. van S2)eijck aan
den hijbei getoetst, eene bijdrage, dat de gereform. leer de zelf-
moord noch bevordert, noch begunstigt, noch verdedigt, Amos rt;
(i en O, zeer gestreng, maar waar.
— — — — Waarschuwend onderricht omtrent het „Een-
ia) bl. 18. Al de jammeren dezer dagen zjjn het gevolg van de vree-
seiyke losscheuring van den heiligen band, dien het den Heere eenmaal
behaagd had, daar te stellen tusschen de door Hem Hervormde Kerk en
den door hem gevonnden Nederlandschen Staat.
(b) Het „opende" aan de Cock de oogen om do diepte van verval in
de leer op te merken enz- Leven v. H. d. C., I 22, 3e druk.
119
voudUj ondencijs in de Christelijke leer, opgesteld door de heeren
de Keizer, Fahius, Prins, Corstius en ran Meteren, pred. hij de
Gereformeerde gemeente te Amst., benevens een aanhangsel over
den openharen godsdienst, (a)
R. W. Duin, voorheen predikant te Veenhnizen, thans beroepen
te Drogeham. Het eeuwig verhond der verlossende genade van
God in Christus Jezus. (Kerkelijk geapprobeerd)
J. J. le Roy. Een noord ter behartiging.
C. Baron van Zuulen van Nuevelt. Troost voor lijdenden.
A. R. Herdruk van Gijshertus Voetius: De uitnemendheid van
de leer der geref. kerk. v
H. DE Cock. Verdediging der ware geref. leer en van de ware
gereformeerden.
B. Moorrees. Afgeperste zelfverdediging.
C. C. Callenbach. Het zalige van nabij God te zijn.
•^R. Welk is het zaligmakend geloof? Leer-
\' . \'i door C. Afalan.
— J^aulus, gij raast f door L. Mulder,
.\' . iv.\'lehe.
A. Cai\'adose. .Tehova-Jezus, of de Wolke der Getuigen,
sedert 1833 in afleveringen verschenen, compleet 1845; een ge-
schiedenis der o])enbaring, geschreven voor Israël.
1834.
A. Capadose. Ontheiliging van hef huis (Jods op ld cn 17
Oct. 1834 — daart^\'gen
A. Kist. Tets over de ontheiliging enz. Dordr. 1834.
(a) Bl. 6 In liet gansche boekje (van Ds. de Keizer c.s.) is niet (S<5no
vraag en antwoord, of dezelve moet door recht gereformeerden met droef-
heid worden gelezen. — Bl. 11, Worden de formulieren weggenomen, dan
wordt de openbare godsdienst weggenomen. O, lezer, laat u de formulie-
ren ter harte gaan. Het is aan de formulieren te danken, dat wj) /
de openbare, zoowel als do inwendige Godsdienst nog hebben mo- I
gen zien bewaard bljjven! — Zoo dachten velen!
120
G. witteyeen. Wttt zcil ik geloovcii ? Sneek, hij Holtkamp.
Een welsprekend betoog over de noodzakelijkheid van den strijd
des lichts tegen de duisternis. — Een juiste beschrijving der
echte en valschelyk dusgenoemde dweeperij.
J. C. J. Sécrétan. Sermons de quelques textes de l\'Ecr. Sainte.
R. Exgels. Onthoezeming. Gron. 1834. — daartegen
Onderz. Ger. Prot. Bedenkingen over de „ontboezeming," enz.
Gron. 1834.
- Mr. G. Gkoen van Pkinstekek. Beschouwing over staats- en
volkenregt, le dl.
H. v. Heumen. Samenspraak tusschen twee vrienden over het
zalig sterven met toelage, tegen de Christelijke Betrachtingen
van H. de Groot c. s.
\' Z. H. v. D. Feen. Satans list ontdekt, (a).
1835.
A. Capadose. Conversion, avec Preface de Pétavel, Neuchatel.
— — — — Ernstig en hiddend woord aan de getrouwe leer-
aren der li. K. in X.
H. v. Heumen. liaad over de geschikte middelen om de li. K.
staande te honden enz. Uit het Fransch met inleiding en niet
onbelangrijk vervolg.
D. Molenaak. Leerrede over 2 Tim. IV: 7 en 8 en vele an-
deren, wat vroeger en later.
, M. .1. Chevalliki. Gedachten en Beschouwingen.
- P. J. Baron van Zuylen v. Nijevelt. Bazuin tot vergadering
der uitverkorenen. Eene paralel tusschen\'de Relgische Muiterij
en den Afval der „liberalen" van den koning der koningen, zeer
gezocht. (1))
(ii). „Ook in eigen hartV" vioeg Chevallier.
(b) Te wapen! Wacht u van de valsche profeten! Gjj zult niet naar
hen liooren, zend uwe kinderen niet naar hunne catichisatien ; botzemt hun
haat en aj\'kecr in tegen de ontrouwe dienaars en leden in de kerk.
bl. 22.
121
— — — — Xakhoilc der Bazuin tot vergader, der Uitver-
koornen, 1 Cor. X: 14
Scheidt II af, zegt de Heere: P door onttrekking aan alle sa-
menkomsten, waar de dwaalleer verspreid wordt, 2° door overal
en te allen tijde rondborstig te protesteeren tegen al wat niet
„gereformeerd" is, door gedurige onderlinge samenkomsten tot
stichting, door prediking, bespreking en gebed.
N. Boknemax. Lofdicht op den Hg. WelGeb. Heer \'F. J. Ba-
ron van Zuylen v. Xijevelt. Eene Verdediging van de Bazuin.
Het oudste der tijdschriften, die in verband met de herleving
iler waarlieid en godsvrucht oiuler het Nederlandsche volk wer-
ilen uitgegeven, is de Zaadzaaier, die dadelijk bij zijn verschij- f
ning in Mei 1823, door da Costa aan Bilderdijk toegezonden,
door dezen „voortreffelijk" bevonden werd. (\') Dit tijd.schrift, dat
zijne bedoeling niet misjfle, (Godg. bijdragen) werd met medewei*-
king van Chevallier en anderen uit^^egeven door Ds. Ahresch te-
IJsselstein, een zoon van den beroemden hoogleeraar in het Oos-
tersch te Groningen, van wien Bilderdjjk tjjdens zjjne uitzetting, te
Groningen, waar Abresch toen student was, veel vriendelijkheid
ontving, en die sedert den grooten man hoogachtte en waardeerde.
Bilderdijk a))precieerde don Zaadzaaier zeer. „Daar is zoo on-
gemeen voel goeds in dat tijdschrift," schrijft hij aan da Costa —
„dat het behoorde oj) allerlei wijze aangemoedigd on doorgezet to
worden." (-) Dit laatste geschiedde echter niet en eerlang werd
do uitgave gestaakt, maar niet zonder dat vele goede zaadjes ge-
zaaid waren in een weltoebereide aarde.
Van 1830 tot 32 verschenen te \'s Gravenhage, de ^Xederland-
sche Gedachten"; uls auteur word weldra bekend Mr. (r. Groen
van Prinsterer; zij zijn de eerste uitingen dor unti-rovolntionairo
(\') Brieven IV bl. 11<J.
(\') Brieven IV, bl. 112.
-ocr page 142-122
richting, waaraan het réveil het aanzijn gaf. Hun invloed op
regeering en volk was even gering als hun leven kort. Het
tarwegraan viel in de aarde en stierf; — daarna schoot het op
en droeg veel vrucht.
Met Januari 1832 hegon de Heer J. J. K. F. ScJiröter, die
\\ zich in zijn ^Faidus gij raast"\', reeds als een deelgenoot aan
\' het réveil had leeren kennen, een tijdschrift uit te geven, dat
zes maal in \'t jaar verscheen, en tot titel had: De Leer des Bij-
- hels of: Bijdragen van en voor gereformeerde Christenen. De in-
vloed van dit recht populaire tijdschrift was groot. De verza-
melaar stelde zich ten taak in een „echt gereformeerd en welge-
schreven tijdschrift,\'\' te behandelen, wat in het koninkrijk des
Heeren opmerkelijks geschiedde, en te bewijzen, „dat de zuivere
(gereformeerde leer onzer Vaderen de waarachtige leer des bijbels
is." Opmerkelijk acht S. in \'t bijzoiuler het Zwitschersch en
— Kransch réveil. Keeds de eerste aflevering brengt het Ned. volk
op de hoogte van wat er in Genève gebeurde en verhaalt onder
\'t opschrift: Vervolgingen in Zwitserland, van de afzetting van
Gaussen en \'t verbod van prediking aan (xallard en Merle d\' Au-
bigné: de tweede (April 34) beschrijft de ojiening der Evange-
lische Godgeleerde school te Genève, wekt op om jongelingen
derwaarts te zenden, vraagt bij nanu\' van Ds. James, corresjion-
deerend lid der Société évangelitjue, geldelijken stemi — en deelt
een der beste verzen mee van H. J. Koenen: (a) Toejuiching
aan de stichters der Theologische school te (lencrc.
Behalve Koenen, (die ook eene herinnering in verzen gaf aan
de imjirovisatie van W. do Clercq, bij de begrafenis van Bilder-
I dijk), werkten nu.\'de Mr. v. d. Komp, van Zuijlen van Nijevelt,
James, van Heumen, Capadose, \\V. Messcliert, Callenbach, e, a.
(a) In zijne <^edicliten niet opgenomen.
-ocr page 143-123
Ook bevjitteii de bijdragen een paar brieven van Bilderdijk en
dichtregelen van da Costa.
Hoogst belangrijk voor de kennis van het réveil is het opstel
van Schröter naar aanleiding van de brochure van le Roj\': Een
icoord voor vrede en iraarheid. alsmede het warm protest van
den .verzamelaar" tegen de verongelijking aan Kolhtoigge aan-
gedaan, Avaarmede hij den tweeden jaargang opent. Deze
tweede was de laatste.
Had Schröter verklaard bij de ojiening van zijne verzameling
slechts op te treden, omdat allen zwegen, christen genoeg om
terug te kunnen treden, hield hij met zijn tijdschrift oj). toon
oen beter verscheen.
Mot Mei 1834, volgde op do p()]iulairo ^iV-v/"./^//f/\'""//\'\'" een voor ^
meer wetenscha])|)elijken kring goschroven tijdschrift, onder don •
titel Xederlandsclie steninien over (iodsdlensf, Staaf-, (Seschied- en
Ijctterhnnde, onder \'t motto: (ielijk er (/esr/ireven is: l/> hehhe (/e-
loofd, daarom lieh il: i/esjn\'ohen, zoo <jel<Kn\'en nij ooh, daarmn
spreken nij. Panlns, Amst. hij van l\'enr.tem. Oi)richtors van
dit mot zoor voel talent on smaak gorodigoord tjjdschrift waren
ha (^ista, Koknkn on Mr. A. M. van Ham,, die nadat do eerste
twee nummers uitgekomen waron. zich terstemd van de Ci,Eitcq\'s
modoworkiiig verzekerden. Des Woensdagsavonds werden rodac-
tio-vorgadoringon gehouden, waarop ieder zijne bijdrage voorlas,
dio daarop word besproken om aller instoiuniiug to vindon.
Dool van do Stoniinon was, ziende .dat do llooro overal
nieuwe arbeiders verwekte on zond in zjjnon oogst\'\'op don .Tem-
pelbouw dos Allorhoogston to wijzen." , De onverschilligheid vor-
dwjjnt," ,do afwjjking wordt grootor," maar ook zien zjj ,t»ono
meer on meer zich ontwikkolondo, waarljjk Godsdionstigo oi>wok-
(\') II. 1.1. 129—1G7.
(\') Zie omlor.
-ocr page 144-124
king;" „de gelegenheid om veel en herhaaldelijk te getuigen is
daar," en (jetuicjeu willen de Stemmen (1. bl. 2)
In het Staatkimdige nemen de Stemmen „algemeene begin-
selloosheid Avaar aan den eenen, verkondiging van vaste beginselen
door enkele personen aan den anderen kant;" de Stemmen willen
van „vele misleiden, die terug deinzen voor de gevolgen en be-
I ven voor de toekomst, de oogen richten op het vaste fondament
\'der Christelijke-historische beginselen." (bl. 2).
De Stemmen accepteeren niet met zooveel woorden de formu-
lieren, maar spreken huime gereformeerde belijdenis met eigen
woorden uit: „\'s Menschen volkomen en algeheel bederf: de
eenig- en algenoegzaamheid van Christus en de geregtigheid in
zijn verzoenend bloed en verdienste. Gods vrijmagtige en souve-
— reine genade." Ook bij verschil van meening reiken ze ieder,
die in Christus gelooft de hand. (bl. 3.)
Zoo schreven ze in 1834 en herhaalden in 1837: „Ons doel
is Tolken te zijn van diegenen, die uit de duisternis zijn overge-
gaan in het licht, ons aansluitende bjj de zoodanigen oiuler an-
dere volkeren, bij Avien dat zelfde licht is oi)gegaan; de overtui-
ging te Avekken van het bestaan van oen innig verband tusschen
liet heil des lands, den bloei der kerk on bet geluk van Oranje;
to Averken tot oon geesteljjke herleving dor bestaande kerk," (do
Gor. rolkskevk blijlt het ideaal der Stemmen) on eindelijk, .do
Nationale Letterkunde t(! voi-odolen on den stroom dor buiton-
landsche zodelooze litteratuur to keeren." (V; bl. 1.)
De Stemmen klonken met één klank.. Niet zuiver stenulon
••chter voortdurend de redacteurs op twee stukkon. — De Clorc(i
kwam onder den invloed der Laat.snuui-Kohlbrüggiaansche op-
vatting van de loer der heiliging in (\'hristus, Avaartogen da (\'.
ook in de Stemmen meende to moeten getuigen; en van llall
kAvam na zijn meesterlijke i»leitrede voor „ VrijJiekl nin (jods-
iHi\'nstoef\'rnhKf tot de o\\\'ortuiging, dat de N. II. Kerk de val-
125
sche kerk was, die hij dus moest opgeven, en de Chr. Atg.
Gem. de ware openbaarwording der aloud gerefor-
meerde, waarbij hij zich voegde. —
Met Augst. 1836 berichtten de Redacteuren dezen staj) van van
Hall, en ze verklaarden den gemeenschappelijken arbeid voort te
zullen zetten, maar zóó, dat ieder schrijver zijne eigene artikelen
onderteekenen zou. > 3Iet Nov. 1836, toen de eerste aflevering
van het zesde deel uitkwam, hield echter reeds de medewerking
van den .afgescheiden broeder" op, die in Dec. 1836 een nieuw
tijdschrift uitgaf, dc. Jfcformatie getiteld, dat na van Halls over-
lijden door Wormser en Scholte werd voortgezet. Met Oct. 183S
waren zes deelen Stemmen compleet, die vier en een half jaar
aaneen de gemeente hadden bewerkt. In gewijzigden vorm, in 8".
volgden als maandschrift de Stemmen en Beschonwinyen en terwijl
de Clercq zich in 1839 terug trok, onulat hij bevreesd was in
•zijne Beschonwinyen der tijden ,te veel van de daden der Vooi--
zienigheid één geh(!(d to maken," (\') zetten da (\'osUi on Ivooiuiu
hunnen heerljjken, maar vooral sedert do A fscho i di ng grievend •
pijnlijken arbeid tot Oct. 1840 voort. Toon word, mode wegens
gebrek aan lozers, dit hoogst belangrijk, met groot talent go-
schreven, in wetonschai)pelijkheid on smaak uitmuntend, maar
min-populair tijdschrift gestaakt, in een oogenblik van ])olitioko
on kerkelijke stilte, dat den redacteuren schoon toe te roejion:
.Hidt on verbeidt."
Kon mot (Ie. Stemmen in geest verwant Tijdschrift word ondt.\'r
don naam van Olijftak oen tijd lang »iifgogov«Mi door Ds. .fames
ran Breda, die door Engels, Ie Hoy e. a. word ondersf^ïund.
Scheen de Olijftak te tocnu\'u. dat de wati.\'ren des ongoloofs afno-
)uende waren, woldra verdorde do uit Franschon grond ovorgo-
jdante .stok op NtHlorlandschon bodem; daar hot meest bestond
(\') DU: :ni.
-ocr page 146-12(i
uit vertalingen van stukken uit den Semeur, en de Archkcs du
Chnstianisme, had het weinig eigen kracht en hield het weldra oj).
In een tweede periode, die onniiddeljik op het „premier réveil"
volgde, en die men ook tot „het réveil" zoude kunnen brengen,
verscheen (184(5) uit den boezem van de vergaderingen der Chris-
telijke vrienden, [van 1845—1854 geregeld, twee maal\'s jaars te
Amsterdam gehouden door vele onzer „mannen van het réveil,"
(o.a. Sécrétan, Mackay, da Costa, AVormser, Beets,) en een breede
rij van „zonen des réveils," (o.a. Mr. van der Brugghen, Hel-
<lring, van Toorenbergen, de Liefde, Schölte, Brunimelkamp, ge-
woonlijk onder praesidium van Groen;] — een Maandschrift, ge-
titeld: „De vereenigiiuj, Christelijke stemmen", onder redactie van
ilen grooten philanthroop, ds. Heldring van Hemmen, dat veel ge-
lezen werd, en de vergaderingen overleefde. Het bewoog zich
vooral op het gebied der „inwendige zending."
Ongeveer terzelfder tijd publiceerde de ijverige Wesleyaansch- {
gezinde Evangelieprediker Ds. J. de Liefde, zijn welgeschreven, )
zeer ]»opulair „Muyazijn voor Inirf/er en boer.
^ S. I)r Herleving der (jemeentv.
Ol)gewekt door de roepstemmen van Thelwall, da (\'osta en
zoo vele anderen, als we in \'t vorig hoofdstuk noemden, —
kwamen velen die in de zonde leefden tot zich zeiven. Ernstig
ge.stenid door de „bezoekingen" Gods; door Hagelslag (181(1).,
Overstrooming (1825), Ziekte (182(5), Oorlog (1830) en Cholera
(1832), — waaro]) als op „Oordeelen van den vertoornden Bonds-
god, de mannen van het réveil niet aflieten te wjjzen, — deden
127
velen de vraag: „wat moet ik doen om behouden te worden?,"
en een beweging van ])ersoonlijke en huisvaderlijke, een streven â–
tot volksterugkeer tot der Vaderen God ontstond. Wakker ge-
schrikt door Molenaars yldres, verhief zich al wat een hart voor
„de waarheid" had — van ontzetting aangegrepen over het diep
verval der kerk; — en daar werd gebeden, gewerkt, gestreden.
De sluimering had uit, de bedeesdheid week, — daar kwam
gloed en moed! Het „gezelschapsleven" werd aldoor krachtiger.
Vele oefenaars traden op. Voorzeker waren deze „conventicu-
len" velen ten zegen. — Oud-Nederlandsche inrichtingen, (a) waren
ze echter bijna geheel weggekwijnd in de 18e eeuw. Maar in
1815 reeds richtte Bildenlijk een „klein gezelscha]) van gemoe-
delijke Christenen" (\') op te Amsterdam, dat op geregelde tijden
.samenkomsten hield ter bijbellezing ter onderlinge opwekking en
vertroosting en ter bespreking van vragen omtrent den toestand
en de geschiedenis der kerk. B. besprak met hen o. a. de
„Aatiprijzin;/ dvr roorircffclijklicid ran de hithoJiJke kerkleer van
den proseliet .1. G. le Sage ten Broek, welke wederlegging hem
later oj) schrift (mtviel en anoniem het licht zag onder den titel:
Ken protentant ((dn zijne Medeprofestunfen, Amst. den Hengst
181 (), een toonbeeld van bondige en waardige polemiek.
Te Leiden „oefende" op een gezelschap van dertig tot tachtig
menschen de greiniabrikant J. Ie Féburé. dien we als welbe-
spraakt verdediger van Tiielwall en Molenaar reeds leerden ken-
nen. Bilderdjjk beschrjjft hem „als oen zeer rechtzinnig on
(a) Hceils in 1722 besloot do Synode van Groningen „gezelschappen,
waarin dwaalleer gepredikt werd, tegen te staan, al ware het ook door het
gezag der Ijooge Magten, nuiar Ijcvindende. dat dezelve godzaligheidoefe-
ningen jwaren], [wanMij de predikanten gehouden zulke oefeningen aan
te kweeken en tc vennenigvuldigcn." cf. ook de geschiedenis van Jelle
Corvinus en <lc .long bjj I.lpey en Denn IV, bl. 225 v.v. en Boeles bl, 45,
(\') Hriof van Bild. ,over den Afval dezer dagen" Geref. Bjjdr, I, 330 v,v,
(\') Da C. De M. en de D. 1)1. 306.
{\') Brieven IV. 218.
128
gemoedelijk Christen", en zeil\' verklaart hij bij zijne in 1700 af-
gelegde belijdenis des geloofs te volharden, wekt tot vragen naar
de oude paden op, en eischt uittreding uit de kerk van alle niet
gereformeerden. In 18.32 werden zijne oefeningen door de club
van Scholte gefrequenteerd.
Uit een gezelschap te Axel trad Jan Willem Vijgeboom oj),
die sedert 1824, alom het Evangelie der zaligheid predikte en
de geloovigen stichtte." Door Frie.sland reisde de „bakker
van St. Jansga," een geweldig man, antinomiaansch drijver, en
ijverende tegen weelde en w-ereldzin, totdat hij wegens versto-
ring der prediking van Ds. van Loon (a) te Welsrijp gevangen
genomen, in den kerker stierf. — Zoo waren er onder de oefe-
naars mannen van zeer verschillende zedelijke waarde, maar de
invloed van hunne hoog ernstige boetprediking op het volk was
heilzaam.
— Ook da Costa en Capadose gingen uit „oefenen." O. a. ])re-
dikten zij te Rheede voor Ds. Laatsman in 1832, die deswege
eene scherpe klassikale berisping ontving. In de aristocratische
kringen kwamen de „soirees ^religieuses" in zwang, waaroi> vooral
da Costa en later ook Chevallier en Kohlbrflgge voorgingen.
De tegenzin tegen de door de Synoden met geweld ingevoerde,
over \'t algemeen meer remonstrantsche dan gereformeerde „Evan-
gelische Gezangen", — die bij het volk hier en daar tot volsla-
gen haat was gestegen, — heerschte ook in deze kringen. Graaf
Dirk v. Hogendorj) b.v. liet ze uit zijn kerkbijbel nemen, da C.
en Ca[). gaven ze nimmer oj) te zingen.^ Daar echter de be-
(a) I3ij \'t afgeven van een gezangvers riep Tieter Ulauw, die gewoonlijk
van Alb. van Essen en diens zuster (eene vrouw niet zich rondvoerende
als Paulus!) vergezeld was, „wee, wee!" — Dit gebeurde meer onder de
Afgescheidenen. „Wolf kom af!" riep bij een andere gelegenheid een hun-
ner uit: hoe oneerbiedig men zich bjj het zingen der gezangen over \'t al-
gemeen gedroeg, leere de geschiedenis van Gez. Meerburg.
(\'} De Toetstr getoetst, bl. 4.
(V J. Verhagen, Geschiedenis der Ch. Ger. Kerk bl. 112.
J
129
hoefte aan liet Christu^rerheerlijkend lied zich niet liet afwijzen^
gebruikte men de „cantiques" van Malan, en zag men, terwijl
men de gebreken der Ev. Gezangen breed uitmat, bij het vele
zeer schoone in de geestelijke liederen van Malan, de antinomi-
aansche tendenz, die zich hier en daar vertoont (a) öf door de
vingeren of over \'t hoofd.
Op deze „soirees religieuses" spraken ook dikwerf de cory-
pheeën van het buitenlandsch réveil; verkondigde met groot ge-
volg de dichter-orator Malan (b) zjjne „assurance de la foi,"
hier hing men aan de lijipen van IVlerle d\'Aubigné, die in 1880
de gast van Groen, op dezen zoo heilzamen invloed had; hier
kwïunen Krihnmacher en Tholück, hier evangeliseerde ^féjanel,
en spraken Sir Eardly Culling, die „als "Edelman, als oprecht
en vurig Christen, als vermogend stamgenoot en wakkre geest-
verwant" da Costa eene „zoo innige gehechtheid inboezemde,"
(Koenen) en — laatst niet minst, — de godzalige Elisabeth Fey,
„eene moeder in Israël", van wie da C. ojigetogen schreef aan
Groen: „Wij zagen en hoorden haar — zulke kennismakingen
zijn épo(pU\'s in het leven." ( \')
Hehalve door deze ])ersoonlijke prediking werkte het uitland-
sche réveil op Nederland door zijne litteratuur; naar ons over-
zicht der „réveil-litteratunr" uitwijst, werden vele proeken, ^
(a) Ii08 Cantiques de Malan! licerli^jke poezie! streng calvinisch. I)»r
twee „uilersten" waarin Malans theologie verviel komen ook uit in zyne
gezangen. ,Et vers la maison de son Père, il fait monter tous sus sou-
haits," en tegelijk laat hij don goloovige zingen: Mijn hart dat looft voor
<le wereld, pour Toi seul il est mort! (îevaarlijker nog is do lofzang op
<le „fidtne douceur" van Jezus: „C\'est j.our me rendre heureux, que Tu
veux, quo je T\'ainu\', et — zoo zong mon: si je m\'endure i s rien ne change
ton coeur!"
(b) Van Malans persoonlijkheid zegt da Costa: „Eene vereeniging van |
iets Apostolisch en iets kwakzalverachtigs", de Clercq schrijft: „Malan
blijft altijd oen mengsel van waarheid, die aantrekt en illusie die afstoot."
Chevallier zeide: „Malan illusionneorde; Host dc^illussionuoeide."
(\') Urieven van da C., 1840.
-ocr page 150-130
strijdschriften en mémoires vertuakl; de Gereform. bijdrayen zoo-
wel als de Stemmen deden Nederland deelen in den strijd der
broederen te Genève; en „geheel de hollandsche aristocratie, die
in het réveil deelde, bediende zich tot haar stichting bij voorkeur
van de litteratuur uit het Fransch en Zwitsersch réveil geboren;"
zoo verzekert de la S. en hij voegt er bij: .J\'ose affirmer,
que les œuvres de M. M. Merle d\' Aubigné et Gaussen, Grand
Pierre et Malan, Pouchot et Adolphe Monod forment comme la
bibliothèque de famille d\' une classe nombreuse de la société
hollandaise."
Het alzoo gestrooide zaad groeide welig op en droeg hon-
derdvoud. Ãœaar kwam in de huizen der grooten christelijk le-
ven, dat zelfs eenigszins een patriarchaal karakter droeg, en de
huisgodsdienst met de bedienden deed ontstaan, waarbij eiken
morgen en avond de huisvader in bijbellezing en gebed voor-
ging. (a) —
De honger naar het Woord des levens openbaarde zich in het
soms uren ver reizen naar plaatsen waar „levende" predikers
stonden; deze zagen een zich verdringende schare omler hun ge-
hoor, de kerken werden als bestormd, oj) ladders en balken
stond men van buiten tegen de kerken oj), om door de verbrij-
zelde ruiteJi het woord des predikers oj) te vangen, — somtijds
werd er op het kerkhof gepreekt. De aanzienlijken verzamelden
zich des zomers in Gelderland te Hheede, te Heemstede in Hol-
land. De godsdienst, lang als een bjjzaak beschouwd, waaraan
men althans in de week niet dacht, werd hoofdzaak, werd le-
vensdoel, met geest<lrifl aanvaard.
Het leven des geloofs vervulde heel de ziel, en uit de kringen
van het réveil trad een phalan.x van Kvangeliebelijders te voor-
-schijn, die in de Kerk het gereformeerde kerkrecht weer tot
(a) Scholte excommuniceerde later de leden zijner gemeente, die dit na-
lieten. ,
(\') Crise bl. 04.
-ocr page 151-131
eere bracht, in de theologie de waarheid des Christendoms zege-
vierend bejjleitte en met haar corypheeën verschillende katheders
der Hoogescholen bezette; die op Staatlnmdig gebied als Chris-
»telijke Historische richting zich gelden deed, in de Kamers zetel
na zetel veroverde, en door heel het land Antirevolutionaire kies-
vereenigingen creëerde.
Het geloof werd werkzaam in de liefde. Vrijheid van onder-
wijs werd veroverd, (184(5 v.v.) de Normaalschool kroonde den
»
Klokkenberg (1840), diaconiescholen werden opgericht, zondag-
.scholen geopend; (a) honderde „scholen met den bijbel" verre-
zen, oiuler hen ook een .Havelooze School". De Evangelie.satie
bracht het Evangelie onder het volk, de Philanthropische inrich-
tingen het volk onder het Evangelie. De Vereenigingen ter
verspreiding van godsdienstige keimis en ter bevordering\'van
godsvrucht door middel van be/.oek en bijbellezing te Amst. en
Utrecht (1843), de Vereeniging tot verbreiding van waarheid te
Amst. (1847), de Nederl. prot. Vereeniging (Capadose, de Liefde),
<le Vereeniging tot heil des volks, het Ned. genootschai) van
vrienden Israëls (Capodose, da Costa, Schwartz 181(5), de .\\fdee-
ling van het BriKsch en buitenlandsch bjjbelgenm)tschap (1813),
de in grooten getale eerlang ontstane jongelingsvereenigingen
met hunne bibliotheken, zendingsvergadcringen en scholen brachten
het licht en de troost des Evangelies rondom, en ook op het
gebied der heidenzending werd onmiskenbaren ijver getoond.
Te Setten verrees de vluchtheuvel tusschen Steeiibeek, Methei,
\'I\'hulita-KCnni en de kweekschool in, „opgerichte steenen," di(ï
zeggen, wie Heldring was; — weezcu werden gehuisvest, kranken
verpleegd (1811 Diacone.ssehuis Utrecht, enz.), voor den zeeman
werd gezorgd, aan den militair gedacht en ook de emancipatie
onzer slaven was een vrucht van de liefde tot den naaste door
den 11. (teest gewekt in de kringen van \'t réveil. —
^ (a) Vador der Nederl. Zondagscliolon in A. Ca)>adose, die in 1837 te \'
.Sclierjjenzcel een Zondagnchool opende, Pr. Heldring, Inwendige zending en
gemeente, bl. 75.
A. Algemeene Eesclioiiwing.
Eeuwen aaneen had Nederland een Staatskerk gehad en het
ideaal dier gereformeerde Staatskerk zweefde al de corypheeën
van het réveil voor den geest.
Het principe van den Christelijken Staat, met de Christelijke
Gereformeerde Volkskerk ten nauwste verbonden, werd algemeen
zonder aarzeling aanvaard als .Corollaire nécessaire du réveil"
(de la S.). Ten" opzichte van dit „axioma" was men be.slist anti-
revolutionair en geheel Calvinist.
Calvijn ging uit van de kerk ; dat was hem : het gereformeerde
volk zelf, ingericht naar Gods woord in godsdienstige gemeen-
schap. (a). Beschermd en gevoed door den Staat jiredikte de
kerk het woord Gods, en ])ediende ze de Sacramenten, (b). Het
persoonlijk geestelijk leven was haar desideratum, niet voorwaarde
tot lidmïKitschai) der kerk. In de kerk geboren (c) werd men
lid door den doop, lidnuiat door belijdenis des (objectieven) ge-
(a). De kerk was volgens Calvijn „eine orthodoxe Lehrgenieinschaft "
(Schonkel). Zelf zegt C. : anima Ecelesiae est »<alvifica Christi doctrinii
(Inst. IV, 11, 1). De kerk kwam Calvijn voor als „medium gratia^, als
„canal de grace" als „mère des fidbles," als „école," en niet als ,socii5t<<
de Chrdtiens unis par une mêuie foi et vivants d\'une même vie" (Corbière)
cf. Kuyper Calvini et îi Lasco bl. 25 v.v.
(b). De ecclesia v/as volgens Calvijn (Cat. (îen. VIII, 16) „corpus ac
socictas fidelium, quos Deus ad vitam aeternam jiraedestinavit," nmar de
(zichtbare) kerk: Coetus, in quo verbum Dei praedicatnr, nomen Dei pure
invocatur et sacramenta administrantur (Inst. IV, 1, 7.)
(c). Ecclesia mater est, in cujus simi, etc. cf. Dr. Kuyper J. Calvini et
.1. a Lasco de ecclesia sententia, etc. 1862, j». 14 v.v.
133
loofs, samengaande met onderworpen-verklaring aan de kerkelijke
tucht. — Antitype van deze Staatskerk was den gereformeerden
de joodsche gemeente; behoorde men tot het Jodendom door de
besnijdenis, gekerstend werd men door den doop; vormden de
„besnedenen" samen, d. i. het joodsche volk, een staat, door
oudsten, richters, koningen geregeerd, en vormde dat zelfde volk
een „kerk"\' (a) door de priestermacht bestuurd, — zóó ook vorm-
den de „gedoopten" samen, d. i. het gereformeerde volk, een
staat, door de politieke, en vormde dat zelfde volk één kerk,
door de ecclesiastieke overheid (presbyteria) geregeerd. Zorgde
nu de staat voor de uitAvendige belangen van het gemeenebest
<Mi dus ook van de kerk, de kerk had te zorgen voor de geeste-
lijke behoeften der gemeente, on dus ook van het gemeenebest. (b)
Zoo waren kerk on staat twee in elkaar geschoven en door dui-
zend vezelen saamgegrooide cirkels ; kerk en stsuit was zoo eeni-
gennate één.
Deze toestand door de revolutie gooindigd, was aanvankelijk
voor de mainu\'u van het réveil het ideaal, waanuiar zo terug
verlangden. Hot Nederlandscho volk van de roomscho "
l»olgen goschoidon, met geen ander volk in bond, maar
stork in zijn\' (lod, on één mot Oranje, moest zich als
volk tot don (Jod dor vaderon bokeoron, weer oen go-
roformeerd volk worden; do vorvallon volkskerk moest
in aloudo ooro wordon hersteld; on dan zon do mot
l)ozoeking slaando hand Gods weer to t zogon zich ui t-
breiden; zoo was do prediking van hot réveil.
1\'ion lijnrecht togenovergestolde boscho\\iwing begon echter
langzanun-hand to (mtkienien. Tegenover het réveil jjlantsto zich
do v(dkskork in vijandige houding. Daar (mtstond oen .scherj)o
(a) Als ik OJ» het voetHjioer dor „(5cref. vaderen" zoo de Joodsche (ie-
nieente mag noemen.
(h) cf. de echt wetenNchappelijke gesehilverliandeling: Dr. Kviyper:
de Leidsche professoren, bl. 44 v.v.
134
afscheiding tusschen de .groote menigte" en het „kleine hoopske,"
zelfs da Costa zag zich Aveggedrongen buiten de maatschappij; —
het (jezelschap en de kerk Averden als tAvee elkaar A\'ijandige
machten.
Gevolg van dezen toestand Avas, dat de „ATomen" de hen bui-
tensluitende, met hen spottende en A\'eelszins hen hatende, kerk-
en maatschappij indentilieerden met de „Avereld" in Johanne-
ischen zin; en daardoor grovelijk de Christelijke aspiraties en
vruchten des Christendoms, ja zelfs het Christelijk leven in meer
bcschroomdeji of in andereu vorm, dan het besliste en min of
meer methodistische type van het rÓA\'eil — miskenden en ver-
achtten ; en tevens in het gezelschap der geloovigen en heilbe-
geerigen de kerk begonnen te zien, die tegen die wereld over-
stond, .het rijk van Christus," dat niets gemeens had en mocht
hebben met „het rijk van den antichrist," dat zich als Etat Athéé (a)
en als volkskerk zonder confessie in smadelijke afhankelijkheid
van dien onchristelijken staat openbaarde.
Wanhopende aan eene volksbekeering, gaf men het ideaal der
gereformeerde volkskerk op; en in plaats A\'an Calvinistisch in
de kerk uitgangspunt der beschouwingen te vinden, en haar als
volkskerstenend en opvoedend instituut te huldigen, begon men
uit te gaan A\'an het individiudisdsch in\'iuc.ipe, dat dc volkskerk
er aa\'n gaf, scheiding van kerk en staat aanvaardde, tot afschei-
ding van de .geloovigen" uit de „Avcreld" leidde, en in het per-
.soonlijk Christeljjk leA\'en den band A\'ond tot vorming eener zui-
vere gemeente ; uitgaande dus van het gelocJvig individu.
Het ideaal van den Lsraëlitischen kerkstaat verflauAvde; voor-
beeld, Avaamaar men zich had te voegen Averd de geïdealiseerde
gemeente der Ai)ostolische eeuw.
Als bcAvezen aannemende, dat de inrichting der Apost<)lische
(a). Laatsman aclittc het ongeoorloofd voor den Staat te hidden. —
Dagboek, de Clercq.
135
gemeenten normatief is voor alle eenwen, en ile wenken, door
de apostelen ter loops aangaande de gemeenteïnrichting hunner
dagen gegeven, opvattende als wetten voor de kerkinrichting
te allen tijde, begon het streven . om de kerk tot de apostolische •*■-
zuiverheid terug te voeren," steeds krachtiger te worden; welk
streven zoowel het Darbisme als eerlang zelfs het Irvingianisme
plaats bereidde ; en vooral zich krachtig openl)aarde bij Sclmlte. -
den vader der vrije .Afgescheidene gemeente."
Zwakke, kortstondige, maar hoogst eigenaardige ])oging tot
repristinatie van vermeende A])ostolische toestanden sprak uit de
vorming der hror<lenf(\'iiieeiiff te Polsbroek, waarvan we tor gele-
gener i)laatse zullen verhalen. —
Tegengehouden werd do ontwikkeling van het iiulividualistisch
jnnncipo, en de drang om de kerk tot ,de Apostolische zuiver-
heid" terug te voeren door een overmachtig ronsernüisiiie. dat~
het oude, van de vaderen overgeleverde, met liand on tand vast-
hield, en dat ook toen men voor de grootsciu\' idee dor Volks-
kerk geen oog meer had. de ou<le Dordsche kerkorde wilde Ix?-
houden, voor — de onzinnigheid springt in het oog - voor oon
van don Staat volkomen afgescheiden, uit weinige antiek-go-
loovigon bestaand gomeentotje: eene Sonderkirclie uxct ih wet dor-
afgeschafte XatioiKilkircliel Dit was hot streven o. a. van do
Cock, on van van Volzon, in 1810. —
Koods vroog ontkiemde uit de feitelijke scheiding tusschen de
weinige antieke vroun\'u on de liberale nuuitschajjpjj, ile neiging
tot Separatie, die jnot o])goving dor bestaande volkskerk-j
als hopeloos verdorven, do vorming beoogde eener-
kerk van geloovigon. — Heeds liildordjjk bekroop s(uutjjds
dit denkbeeld. Staamle tegenover zijn volk, was hjj ook goon
lid van do door de revolutie uit haar verband gerukte volkskerk,
die do dichter ooiniuuil .eene ongeordende samenvloeiing vauÄ.
allerlei dwalingen" noemde. (\') -
(\'). HiUlenlijk. OpHtollon van «oiIkoI. en zctlek. inhoud II, 45 v.v. 1810.
136
14 April 1822 schreef Bilderdijk aan een zijner vrienden over
den Afval dezer dagen, — Hij verklaart, „dat de Afval daar
is, en dagelijks moet toenemen"; dat hij het „voor dertig jaren
reeds zag aankomen, toen hij de Lnthersche separatie te Amster-
dam bevorderde en handhaafde;" in 1806 terug gekomen, en
„het knoeiwerk in de kerk ontwaar wordende, om met de waar-
heid aan den leugengeest geen aanstoot te geven" scheen het
hem toe, dat de kerk als zoodanig „niet meer bij de rechtzinnig-
heid te beAvaren Avas\'" Toch achtte hij kerkontbinding niet noo-
dig en sloeg het ecclesiola in ecclesia als Aveg van kerkherstel
voor.
Om als kerkvornier op te treden, gevoelde zich Bilderdijk niet
geroepen, daar liij ootmoediglijk verklaart, dat hij „genoeg aan
"zijnen eigen akker innerlijk heeft te Avieden," onder „vele smee-
,kingen zijne zaligheid uitAverkende met vreezen en beven." —
Den 18den Augst. 1^5 schreef Bilderdijk aan da Costa „In-
derdaad ik zie niet, hoe eene afscheiding langer te vermijden is.
Want Avat is van de prediking, Avat van de bondzegelen gewor-
den? Avat van het Leeraar-ambt zelfV .la het is inderdaad een
stellige afval A-an Christus." ....
Uit deze in moedeloosheid geuite Avoorden mag echter geens-
zins AVorden afgeleid, dat B. afscheiding goedkeurde, of beoogde (a).
Hjj deelde met zijne leerlingen in de hoop op herstel der volks-
kerk, ijverde met alle macht voor den „Christenstaat," en Avas
volkomen overtuigd, dat „zoolang er nog Leeraars waren, die
getrouAV volhardden in de prediking der .vrije genadeleer, geene
afzondering geoorloofd Avas." — „De omlerdrukking," schrijft
hjj, „Avettigt de afscheiding niet, of zij moest tot een Avezenlijke
(a). Ill 1810 A^\'as li. meer spparatiHtisch-gezind. Ilocwol toen aan dc
belijdenis nog niet getornd was, schreef IJ. aan de „geloovigen" in Hol-
land — Zeggen wij vaanvel aan eene genieenschaj), enz. cf. IMeters c. s.
Apologie 136. — In 1825 Avas hj] hiervan temggekonien.
(\'). Geref. bijdragen V, 331. (\'j. Brieven, IV bl. 223.
137
en claclelijke vervolging uitgestrekt worden. B. was zelfs-
zeer bang voor openbare afscheuringen." „Afscheiding is ver-
keerd, tenzij dan dat het ten gevolge van uitwerping is." —
Een reden te meer, die B. van Sepai-atie afkeerig maakte, was
zijn tegenzin tegen alle „Kirchengewalt", dat hij zoowel bij de
„Voetianen", als b. v. bij de Lutherschen vond; alleen „bij de
Zeister Broedergemeente minder!" —
Da Costa\'s ijveren voor herstel der volkskerk maakte hem in
beginsel oi)posiet van eene „Somlerkirche", die de volkskerk als
anti-christelijke macht verwierp; maar zoowel zijne als zijns
meesters bestrijding van de ongereformeerde inrichting en den
heerschenden geest der volkskerk bereidde baan voor de overtui-
ging, dat het Hervormd kerkgenootschap een „Babel" was, „waar-
in het ware Israël niet langer mocht toeven."
Vooral wekte Molenaars „adres" haat tegen het „kerkbedrie-
gend kerkbestuur," en voedde een wantrouwen tegen de i)redi-
king der van den „geest der eeuw" min of meer doortrokken predi-
kanten, dat ojt vervreemding en scheiding van de kerk uitliep.
Dit „wantrouwen" scheen gerechtvaardigd te worden door den
tegenzin, dien de groote meerderheid der ])redikanten tegen de
„herleving der gemeente" openbaarde. In plaats van do veront-
rusten on b(.\'konnnorden terecht to brongon, trachtten zo, geen
ervaring hebbende van do weeën dor wodorgoboorto, on dezo
„droefheid naar (lod," voor inbeelding on dweiierij houdondo
luume gomeontoloden „deze dingen uit hot hoofd to i)raton," on
kwamen velen or zelfs toe don haat der wereld te voodon, dio
<le niinachting voor do predikanten van do door hen toleurgesteldon
beantwoordde.
Hieruit volgde, dat de predicatiën der leeraars steeds nnndor
door het ernstig.\'sto deel der genu\'ente bezocht worden on dat dozo
138
op liunne gezelschappen de stichting zochten, die de kerk hun
niet gaf.
Aanvankelijk werd zeer algemeen betreurd, dat de godsdienstige
beweging alzoo een onkerkelijk karakter verkreeg, en werd er
waarlijk smart over gevoeld, dat de inrichting, die de rechten
der zichtbare kerk handhaafde, onwillig of onmachtig was de
roeping der zichtbare kerk te vervallen, n.1. orgaan des heiligen
geestes, heilsinstitmit te zijn.
Met ernst en aandrang werd de eisch gedaan, dat de kerk,
zich richtende naar hare Confessie, haar roeping zoude betrach-
ten, en geheel zjjns ondanks zag men zich tot onkerkelijk, meer
en meer methodistisch optreden genoopt.
Feiteljjk Averd nu het individueel geloof levensbron der ge-
meenschap. De vraag of er persoonlijk geestelijk leven Avas,
stond op den voorgrond: miar mate men dit van elkander ge-
voelde, oefende men de .gemeenschap der heiligen;" eerst in de
tAveede plaats word naar do zuiverheid van dit .leven" gOA\'raagd.
Dit had het voordeel, dat ook de strengst gereformeerden, b.v.
aan ter I\'org zijne ketterij oj) hot .stuk van dooj» on ood, aan
Tliehvall zijn ei)isco]taalsch kerkrecht, aan don da Costa-kring
zijn chiliasme, aan Laatsman van Hheedo zijne lijdelijkheid, aan
Vijgebo(mi zjjn soctarismo, aan de Liefde zjjn „algonieonhoid"
gaarne vergaven, maar hot nadeel, dat men hen, bjj wie men dit
.loA\'en" niet „govoeldo," omdat het sluimorde of—zich in ande-
ren vorm uitte, — A\'aak onbillijk on grieA\'ond bojogondo on hun-
nen arbeid verachtte; het nadoel ook, dat de vormen Avaarin zich
het leven des (lee.stes in don engeren kring vertoonde, Averdon
overschat, on de kenmorken voor een „lovend" christen soms
bjjna uitsluitend Averdon gesteld hi het bezoeken der „gozolschai»-
]»en", het breken met „de Avereld en hare genietingen," het-op
»
zich nemen der ..smaadheid van Christus," enz., ja somtjjds Aver-
don zelfs Avel de vrjj algemeene «yc/^/rAr/Mler „leA\'onde Christenen\'
139
tot maatstaf genomen ter beoordeeling van iemands „staat", en
als kenmerken des Christens beschouwd: het .vrijmoedig" ver-
oordeelen der van \'t réveil afkeerige predikanten, het woeden
tegen de „Evangelische gezangen," de verachting der kunst, en
dergelijke. Onderling stichting zoeken, hoe noodig, bevordert
echter lichtelijk eene zekere ziekelijkheid; onderlinge arbeid daar-
entegen, samenwerking tot Gods eer (de zegen onzer welliegre-
l)en presbyteriale kerkinrichting) oefent, staalt de kracht, voedt
en maakt gezond! .
Een der bedenkelijkste verschijnselen dezer ziekeijjkheid was
de .geestelijke hoogmoed," die in eikanderen zich zelven streelend
uit de hoogte neer deed zien »mi koml den staf deed breken over
al, wat niet tot den kring behoorde. Binnen don kring het
leven, overal daar buiten — de-dood: daar binnen het licht,
tastbare duisternisse daar buiten: hier vroomheid, diiar enkel
uitgietingen der zonde, (schoonschjjnend hoogstens van buiten,
numr van binnen enkel verderf); — hier de kerk dos Hoeren.
daar de „wereld". Met één woord: sectarismo.
Soctarisme baart Separatisme. Bo.schouwt zich ooïi ilrel, zjj
het de kern dor gemeente als het geheel, als do gemeente Ohristi,
voor het verderf in eigen boezem, en voor het goede daarbiiiten
blind, of zoo goed als blind, heerscht er dus .sectarismo, dan
nu)et zich de neiging openbaron om zich van wat buiten geacht
wordt, ook openlijk af to scheiden, on zich als do kerk van
(/hristus te constitueoren, —on ontkiemt alzoo hot separatisme.
Van dit .soj)aratisnie bleven de kringen van het réveil niet vrjj.
Vooral «)nder het volk vatte hot ])«)st, on werkte mode tot h«»t
ontstaan der separaties in 1821 on 1831 en vervolgens.
Zagen we, dat men inden .levenden" (Miriston, min-confessio-
neele gevoelens kon dragen, deze zelfde hooge waardooring van
hot „levend Christ^\'ndom" en haat togen de doode .godsdienstig-
heid" bevorderde een bekromj)en confessionalisme tegenover de
140
oucl-supranatnralische predikanten, dat wederom het separatisme
versterkte.
Men gevoelde, dat wat men bij den broeder als „dwaling in
het verstand" betreurde of als „zondige doling" gispte, die het
geestelijk leven kon schaden, maar geenszins vernietigen, bij de
meerderheid der tegenstanders van het réveil eene zooveel moge-
lijk onder orthodoksche tennen verborgen uitdrukking was van
innerlijk ongeloof. Uit hitmie preeken en godgeleerde werken
kwam den geloovigen een doodslucht tegen. Maar aangezien het vrij
wel ondoenlijk is, het gemis aan geloofsleven bij eenen nog eenigs-
zins rechtzinnige te bewijzen, viel men met alle geweld oji de
nngpreforme^rdr stellingen der leeraars, verviel men tot een arm-
zalig „ziften en wegen," en begon meji hoogst eenzijdig en zeer
gevaarlijk te woeden tegen het aandringen op , deugdsbetrachting,
])lichtsvervulling, burgerdeugd" eir/., als moetende uitloopen op
eigengerechtigheid en eigenwillige godsdieiist.
Zoo werd van jaar tf)t jaar de klove grooter tusschen hen die
zich, heimelijk althans, als d e kerk van Christus in Nederland
beschouwden en het Ned. Hervormd Kerkgenootschap; en de ge-
dachte aan o])enlijk(? aanvaarding van dezen toestand door een-
\' ])arige verwerjiing der kerkinrichting en vorming eener kork
{■van^^eloovigon moost wol post vatton in veler gemoed. —
Te sterker word hot verlangen niot zoo zoor naar afscheiding,
, iils wel naar do korkolijko vereeniging dor geloovigen, die slechts
j • in den weg van afscheiding spoedig scheen to kinnu\'u worden
j vorkregen, omdat men zich verstoken za<^ van het gebruik dor
I -Sacramenten". —
Het (trondnxtal toch werd don goroformeerden door de laot
de uitreiking van het gezegelde teokon gepaard gaande ongoro-
formeerde toespraken voler predikanten ongenietbaar gonuuikt, on
ton opzichte van den doop heerschton niot geringe dwalingen.
Volen bt\'schouwden don doop onwettig, „van mil en geenor
141
waarde," wanneer die toegediend werd door een predikant, die
linns bedunkens niet „zuiver stond" in bet „stuk van den doop",
althans die de leer der drieeënheid ontkende,
Hoe algemeen deze dwaling was onder \'t volk, blijke uit de
geschiedenis van H. de Cock, predikant te Ulrum, die juist door--
het doopen van kinderen uit andere gemeenten, van ouders, die
in dezen dwaalden, in botsing met de kerkbesturen geraakte, en
hoe zij zelfs doordrong tot de hoogere kringen, uit het woord
van Mr. A. M. C. van Hall tot Chevallier gericht, die zijn kind
had laten doopen door oen der Amsterdamsche i)redikanton: „Go -
hebt uw kind aan Jupiter geofferd!" —
„Den Moloch offeren" dit was ])ij het colk de geliefkoosde
uitdrukking voor het laten doopen zijns kinds door een onrecht-
zinnig predikant, alsof het door den doop in gemeenschap trad
met het ongeloof des leeraars, in plaats van in levensgemeenschaj)
te treden met dien God, die zich als Vader, Zoon on Heilige
Geest heeft geopenbaard. — Dat de uitdrukking: „den ]\\Ioloch
offeren", niet zag op het door don doop, lid doen worden oenor
gemeenschap, die mon als „Syiuigoge des Satims" verfoeide,
blijkt hieruit, dat ze ouder is, dan de afscheiding, die tot de ont-
ontdekking kwam, dat Synagoge des Satans wus, wat men tot
nu toe eene als diep gezonken zichtbare Kerke Gods had beschouwd.
Vooral de — uit dwaling in hot stuk dor doopsgeldigheid, of ook
wel \\iit don blooten tegenzin om doopsbedioning voor zijn kiml
te vragen aan oen predikant, dien men oponljjk togenstond, voort-,
gekomen — verzuiming van het gebruik des Doops, dood
bohoofte gevoelen aan afscheiding. In 1833 waren or door
heel hot land hondorden bij honderdon kinderen, die tot suuirt der
ouders ongedoopt opgroeiden of — do Koomscho zunrdoosom was
nog niet geheel uitgezuiverd — tot nog grooter oudersnuirto —
ongodoojit s t i e r v o n !
Verwonderen, dat hot tot afsohoidiug gekomen is, kan het dus niet.
-ocr page 162-142
VerAvonderen zouden we ons veeleer, dat het niet reeds eerder
tot afscheiding is gekomen; temeer, omdat vooral op de hoogere
- .standen het Zwitsersch réveil grooten_i^nvloed uitoefende, (dat
scheiding van kerk en staat als eene vrucht der „in vele opzich-
ten heilzame groote revolutie" dankbaar aanvaardde,) de bloei der
église du consistoire tot navolging moest prikkelen, en het talent,
waarmede Vinet het individualistisch principe verdedigde, harten
voor zijn streven moest veroveren.
Hier stond echter tegenover, dat de contra-revolutionaire idee
der staatskerk den leerlingen vaii Bilderdijk tot merg en nieren
had doordrongen; dat hunne historie-beschouwing hun verbood
het drievoudig snoer: Oranje, Refoi\'matie, Nederland, ,de voor-
waarde voor Neerlands heil" te breken, door de Gereformeerde
volk.skerk op te geven; dat de door het vurig gebed versterkte
hoop op volksbekeering .slechts zeer langzaam verflauwde, en het
vertrouwen op Oranje schok op .schok verduurde.
Verder was het getal der predikanten, „die met het volk Gods
verkozen .smaadheid te lijden", zeer klein, en omler dit zeer kleine
getal scheen niemand roeping te gevoelen en talenten te bezit-
ten om als de Mozes op te tniden, die het Nederlandsch Israël
als een eenig man door de Roode zee eener afscheiding vennoclit
te voeren naar het Kanaiin eener vrjje geretbrmeerde kerk. Ook
beefde men er rrij algemeen voor terug (hu „uit te gaan"; men
meende to moeten blijven tot dat men „uitgeworpen wiord."
Zoolang de prediking dor volle waarheid vrij l)Ioef, zoolang do
beljjdeni.sschriften door het kerkbewiiul niet •formeel worden ver-
worpen, vonden de predikanten geene vrjjheid zich van liunno
gemeente, of, zich met hunne gemeente uit het kerkverbaml los-
rukkende, zich van het geheel af te .scheiden, dat de voortzetting
was van der Vaderen kerk; en de leden konden moeilijk zonder
j)ro(likant eene nieuwe kerk gaan formeeren.
Hoe Stoffel Mulder en Schout Valk te Polsbroek, en hot ge-
m
143
\'zelschap te Axel onder Vijgebooui dit nochtans beproefden, leere
het Tolsrende hoofdstuk.
It. De Broedergciiiceiile to Polsbroek.
BHONNEN:
II. C. AVolfk. Iets over den geest des tijds. Gron. 1834.
H. C. WoLFF. Eene ware geschiedenis. Gron. 1834.
Stoffel Muldek. Het eenwig Evangelie, gegrond op de onver-
anderlijke initnnr van God. J. de Vos. Dord. 1834.
W. Heijsteck. Lid der Chr. bi-oedergem. te Zwijndrecht. De
ware leer der Zaligheid; de Vos. Dord 1834.
(A. Cai\'Adose.) Zwjjndrechtsche en Groninger Godgeleerde weten-
schap; opgedragen aan de studenten in de Theologie, 2e
druk. \'s Grav. 1842.
Geen reformatie zonder deformaties. Ilad de lOo eeuw hare
wederdoopers en Zwickauer profeten, haar .hiu van Leiden en
Thomas Mihizer, ook nu <)penl)aarden zich bjj de gisting van de
oude verstorvenheid en het nieuwe leven gedrochtelijke verschijn-
.selen; daar vertoonden zich crisis symptomen aan den herleven-
den tronk. —
Niet alleen had het réveil zijne Kheks, (\') maar zelfs trad]
Stoffel Muldeii, oen schoemnaker (a) van Kattenburg oj), predi-
kende met gloed en gewold het „nieuwe Evangelie."
liet Koningrjjk dor Hemelen wius nabjj gekomen. De kerk
moest in haar Apostolische zuiverheid worden hersteld. Alle
(\') Dr. Wiip. Hildenlijk bl. 1\'20 v.v. Hiltlerd. Hrievou IV 316.
(a) AIh J. nöhme, O. Fox, M. Lovivt. Voss zingt: Der viel nachdenken-
«le ScbuHter, welchcr die Thier ausdeutet der Offenbarung Johanniw —
Idylle VIII.
144
goederen gemeen! De weelde verbannen! Afscheiding der ge-
loovigen van de wereld! — Mulder stichtte in bond met den
schout Valk, te Polsbroek eene vrij aanzienlijke gemeente van
„Volmaakten." — Zij woonden in een groote keet, maakten
zwavelstokken, en reisden hiermede heel Nederland af, overal
— oefenende en tot overgang tot hunne „ Christelijke Broederge-
meente" aansporende. Menig bemiddeld proseliet werd er ge-
maakt, zelfs rijke Groninger boeren stortten al het hunne in de
kas van Mulder. — Maar ook spot en hoon was rijkelijk hun
deel. Him geloof werd voor „zwavelstokken geloot" gescholden,
zij zeiven werden „Nieuwlichters" geheeten. —
Een zekere Wolff, een tot het Christendom bekeerd Israëliet,
spreekt van den „godvergeten St. Mulder, die overal waar hij
ingang vond stookte"; Mr. A. M. C. van Hall. noemt de „Pols-
broekers „eene verderfelijke secte van Dwepers", (\') en Vijge-
boom noemt hun leer: „leerlingen der duivelen", hen zelf: „schand-
vlekken van het Christendom. Zij verlagen zich beneden het
vee! Het is een raad der goddeloozen, eene vereeniging van
spotters, zij zullen .als kaf verstuiven."
Maar ondanks allen tegenstand wies de gemeente. Eerlang
^ verhuisden hare leden naar Oudewater en naar Pietershoek, waar
ze scheepstimmerwerven hadden, cn ijverig werkten, \'s Winters
bleef de zwavelstokl)ereiding en verspreiding in kracht. —
Goud en zilver sieraad werd door hen versmaad. Do vrouwen
, droegen zwarte mutsen met een tip, die op \'t voorhoofd afliing,
geenszins een leelijke dracht! De begrafenis word als geboor-
tefeest van een hooger leven gevierd: zonder berrie droegen zo
de kist OJ) do schouderen; en zo zongen liederen bij het open
graf. —
Zij zwoeren geen eedon. — Zij vochten nimmer. — Zij lieten
(\') Pleitrede I bl. 12.
(\'J Korte vérklaring bl. VII.
145
(ie brekinge des broods na, daar zij dit voor de „Vohnaakten"
niet meer noodig achtten. —
Zwaar drukte hun de beschuhliging, dat zij bij gemeenschap
van woning en goederen ook gemeenschap van vrouwen hadden;
wat echter door hen ten stelligste werd ontkend.
Opmerkelijk is het, dat deze secte nimmer als „assosiatie" is
aangemerkt geworden, of haar godsdienstoefeningen als „réunions
illicites" zijn vervolgd. Mr. van Appeltere verklaart dit raadsel
door de bewering, dat de Zwijndrechters allen te zamen woon-
den, en dus als .huisgenooten" moesten worden aangemerkt.
Nog opmerkelijker is hunne dogmatiek. Het „Eemciy Evan-
gelie" van Mulder en de „leer der zaligheid" van Heijstek, een
lid der broedergemeente, bevatten bladzijden, die men voor citaten
zoude willen houden uit „Waarheid en Liefde", waren ze niet
reeds in 1834 gedrukt.
Cajiadose toonde in zijne „Zwijndrechter en Groninger godge-^
leerde, wetenschap" kenmerkende trekken van overeenkomst aan,
en in 1842 wezen er de „Haagsche Heeren" op, hoe de resul-
tjiten door de Groninger school in den weg van theologische
geleerdheid verkregen, reeds etteljjke jaren te voren, als met een
genialen sprong werden bereikt door Stoffel Mulder.
C. De herstelde kerk van Christus.
BRONNEN:
JoHAN Wilhelm Vijgeboom. Een gedeelte van de oude leer der
; waarheid, zes oefeningen door — lid van de oude gesepareerde
; Hervormde gemeente van Christus, Amst. 1823 met voorrede.
\' — — — — — — Korte verklaring der 37 Geloofsarti-
l kelen, des Heidelbergschen Catechismus en der Dordsche
f. vaderen, met voorrede; Amsterd. bij Gastman 1823. (Of-
> ficieel onderteekend door de opzieners van de „herstelde
kerk van Christus": P. B. Ornée, en anderen.)
— — — — — — Eene overtuigende opwekking aan
de Nederlanders en inzonderheid aan \'s Heeren bondsvolk
om in leer en leven met hart en daden, door den Heere,
tot den God onzer vaderen terug te keeren; opdat het ons
, wederom welga als van ouda in kerk en burgerstaat. Hee-
\' ren veen. Krediet 1835.
J. Veuh.vge.v. Gesch. der Chr. Ger. Kerk, bl. 112. Boeles bl. 52.
j. Den 22 .Juni 1823 ontstond er te Axel tusschen de Hervormde
1, kerk en een „gezelschap" waarop Johan Wilhelm Vjjgeboom
„oefende" formeele afscheiding, aangezien de leden van het 0)n-
ventikel eene akte van opzegging van lidmaatschap bij den ker-
; keraad indienden, en zich afscheidende van de z. g. „Protestant-
\' sche Eeredienst," die van de aloude confessie en kerkinrichting
i wa.s afgeweken, verklaarden te blijven de openbaring der gerefor-
— meerde kerk. „Oude gesei)areerde gemeente van Chris-
! tus, noemde zich het gezelschap der „tjrioovif/eii," dat zjjn oefe-
; naar tot predikant ordende, die rekenschap gaf van de sei)aratie
i le Axel in de „Korte verklaring" boven geciteerd.
Ook als „Herstelde kerk van Christus" diende zich de
gemeente aan, daarmee bedoelende zich als eene herstelling der
147
aloude Gereformeerde kerk te openbaren, en deze tevens met
de ecclesia indentificeerende. —
Aanleiding tot openbare afscheiding schijnt geweest te zijn de
door het Hervormd kerkbestuur te Axel aangestookte gerechtelijke
vervolging der gezelschappelijke vergaderingen; een reden, die
tien jaar later, ook te Ulrum tot het doorbreken der separatie
bijdroeg. In \'t algemeen heeft de geschiedenis der „Herstelde
kerk" veel voorbeeldends voor die der „uitgeleide gemeente" van
1834.
Vijgeboom c. s. keerden evenals de Cock tot de leer der drie
formulieren onvoorwaardelijk terug; ze verwierpen alles „wat
tegen Gods u-oord en de verordeningen was der Dordsche Sif- —
node\'\'\' ; en veroordeeWen de gezangen als remonstrantsch (a).
Tegen de vervolging, die tegen hen ontstond,- protesteerden
ook zij reeds als zijnde „geene afvallers van de waarheid," nuuir"
„oude gereformeerden," die men, zoolang de overheden geene wet-
ten uitvaardigden, die hen verboden bjj de leer en den wandel
der Vaderen te bljjven, strafte zonder grond," ja tegen „de grond-
wet, die allen godsdienstige bescherming verzekert."
Vooral Vjjgeboom verduurde den haat der wereld en de ver- —
volging der overheid, (b) Algemeen belasterde men hem van in
contact te staan met St. Mulder; hjj trok, vervolgd in de een(!
.stad, naar de andere, (Mi „oefende" overal. Te Leetiwarden werd
hij deswege den 7doii Dec. 1822, te Middelburg d/n 27«ton Mei / ^
1823 veroordeeld. (3)
De .scheiding van Vjjgeboom nniakte echter geen opgang; dat
(ii). IJ. V. in ffozung .\'$9 ilo woonlfii: Jozus nceint de zondaar» aan,
roept dat troostwoord toe aan allen, enz. en het vierde vers. — Korte
verkl. bl. 92.
(b). Onde leer der waarheid bl. VIII. „Ik heb vele aanvallen ondei-
vonden." enz.
(\'). Korte verkl. Voorrede VII.
(•). Korte verkl. bl. 104.
(\'). Van Appeltere i)leitrede bl. 13.
-ocr page 168-148
kwam omdat V. geen georderd predikant was. Misschien ook,
omdat zijn zedelijk karakter niet boven elke verdenking was
. verheven. In 1835 smolt de „Herstelde kerk van Christus" met
\' de Afscheiding samen. Vijgeboom, in 1838 te Bunschoten tot
predikant beroepen, werd door van Velzen en andere leeraars
geëxamineerd, nuiar aangezien van Kaalte grond meende te
hebben om Vijgeboom van „onoprechtheid" te verdenken, werd
hij heengezonden, totdat zijne zaak onderzocht zoude zijn; in
afwachting hiervan echter stierf de Voorlooper der separatie.
1). De Gescliierteiiis van Kolilbrügge.
LITTERATUUR en BRONNEN:
Adres van het consistorie der Hersteld Lnthersche Gemeente te
Amst. aan de leden derzelver gemeente, Amst. 1827. (Hierhi
het Adres van Aanklacht).
Ixi.ichting, enz., door sommige der meest geachte gemeenteleden
onderteekend 1827.
Hekman Frits Kolhurügge. Specimen jihilohigico-theologicnm
inaugurale, exhihens commentarium in 1\'salmum XLV,
Amst. 1827.
Het, lidmaatschap bij d<! Herv. Gein. hier te lande mij willekeu-
rig belet. Voorop gaat mijne afzetting als Luthersch Pro-
ponent. Echte bescheiden van H. F. Kolhbrfigge, doctor
hl de godgeleerdheid Amst. 1833.
Mrieven aan een vriend over het geschrift van ilen theol. doctor
H. F. Kolhbrügge, 1833.
.1. .1. E. F. SciiiiüTEK. H. F. Kolhbrügge, doctor iii de godge-
leerdheid, tegen eenen Naamloozen briefschrijver verdedigd,
den Ouden 1833.
Het zevende kapittel van den brief van Paulus aan de U(uneiuen,
in eene uitvoerige omschrijving door H. F. Kohlbrüggc,
uit het Hoogduitsch vertaald door H. van Heumen. Amst.
1840.
Mekexntnisz-Sciiiukten und Formuliire der Xiederl. IJoibrniirtcn
Kirche in Elberfeld, mit einem 1\'orworte. Elb. IS.\'iO.
ZwANZio PiiEDKiTEN voii Dr. 11. F. Kolilbrügge, mit Vorberichte
des Ilerau.sgebers. Waishaus Halle 1857.
Mrit\'ven van Dr. H. F. Kolilbrügge, uitgegeven door Dr. K. Mohl,
hoogleeraar te Weenen, Utr. 1877.
Hei{Z(hi Real Encycl. Art. Kohlbrügge.
Zeer belaiigrjjk : Ger. bijdragen, voorwoord van Schröter 1, 2,
1833.
en Dagboek van W. de Clerccj.
Hoogst belangrjjk, ook ten opzichte van de ontwikkeling der
separatistische neigingen in het réveil, is de geschiedenis van
Herman Friedrich Kohlbrügge, die in v(dlen zin, een zoon des
-ocr page 170-150
réveils mag heeten, en een zeer belangrijken invloed op de gods-
dienstige beweging heeft geoefend. —
Kolbrflgge was naar het oordeel van Willem de Clercq, iemand
altijd vol moed en kracht, maar die zich in zijne daden, steeds
door anderen liet leiden. — Met groote talenten toegerust, we-
tenschappelijk gevormd, krachtdadig „bekeerd," levende voor wat
hij de zaak des Heeren achtte, prediker onder wiens predikatiën
„meesterstukken" waren „van den eersten rang, vol gloed en
spierkracht, rijk aan Geestesbezieling en vertroosting, (2) (Dr.
Kuypei-) was Kohlbrügge een der grootste gestalten onder de
mannen van het réveil, in welks koestering hij deelde als kinder-
lijk vriend van Bilderdijk, als medestander van da Costa, in wiens
kring hij zich vormde, en sedert 1834 als boezemvriend van
Willem de Clercq. Door de Luthersche gemeente uitgedreven,
door de Herv. kerk geweerd, ja eerlang door zijne vrienden aan
zijn lot overgelaten, door het réveil bestreden wegens zijn anti-
nomisme, en tegen de afscheiding gekant, stond K. bijna geheel
alleen, (a)
Alleen gelaten werd hjj eenzelvig en exclusivistisch ; stuitend
is zijn ijskoud veroordeelen van bijna allen, die als geloovigen
woi-den geprezen.
V, „Athanasius verstond van het geheim der godzaligheid niets," (\')
le Roy „heeft geen begrip van het AVoord." — Hjj keurt goed,
dat men Ds. Heets verwerjit, omdat deze benoemd is tot lid van
(a) „Daar staan wjj," sclirocf lijj in 1843 aan den broeder van W. de
Clercq. (*) „midden in de wereld. Alles gaapt ons aan, is tegen ons ia;
hier staat een groot huis, men noemt het Gods tempel, ginds een jiriester-
schiuu\', 7.y heeten bedienaars van hot Evangelie — links een menigte in-
richtingen van allerlei proi)aganda, allerlei broederschappen en gemeenten,
die zeggen dat zjj het zjjn. Nergens mogen wjj koopen, omdat wjj het
teeken van het Beest niet hebben."
(â– ) Dagb. 341.
(\') Revisie der K. L. bl. 27.
(\') Brieven bl. 194.
O Brieven 181.
f
151
een letterkundig genootschap, en het smart hem voor de
Clercq, „dat deze Beeis nog naloopt!" Hij beschouwde da Costa
als „zich verhardende tegen de waarheid" (- de Cl.) — Ds. de
Liefde was z. i. van de Sadduceeën naar de Phariseeën overgegaan.
Kohlbrügge was een kweekeling der beproeving ; en overmach- â–
tige tegenwerking vormt harde karakters. Opgevoed in de vreeze •
des Heeren door eene vrome grootmoeder, die het dartele knaapje
van haar „Porzellantiifelchen" de bijbelsche geschiedenis leerde,
vergat K. als Luthersch theologisch student, toen Cicero en Plato
zijn hoofd en hart veroverden, zijn bijbel on zijn God. Hochter-
hand zijns vaders in diens zaak, stookte do jonge goloordo \'s
nachts met de eene hand den zeepoven, terwijl do andere hot
l)oek hield opengeslagen, — totdat zjjn vader, aan wien hij hing
met hart en ziel, hem i)l()tsoling werd ontrukt. In opstand kwam
toen zijn gemoed, maar eerlang, toen hij zijn proefpreek bewerken
moe.st, drong er een .straal, neen, een stroom van licht in zijn
gemoed, met het woord van don jtrofe-et: „Borgen zullen wan-
kelen, heuvelen zullen wjjkou, nuuir het verbond Mijns vredes
zal niet wankelen, spreekt do Heere, uw Ontformor."
Van nu aan was het K\'s lust en leven het Evangelie to dienon. ~
Sedert 1827 projmnent bij de Horst Luth. (toui., getuigde hij van-
do gonad(! ook hom vor.schenon; vele ingesluimerde „alt-lutheraner"
ontwaakten, en \'sjongelings aanhang word groot. Nu liet hij
zich door „eenige schreeuwers iiit de L»ithorsche kerk" (de C,)
verleiden, om don 17 Mei 1827 eene schriftelijke aanklacht in
to dionon togen oon j)reek van Ds, LU-konnan ovor .lolis, 1(5: 5--15,
l\'init 1—1 dezer aanklacht l)ohelzon aanmerkingen op hotgoon
Ds, U. verzwegen had (K. noemt dit Negatieve Neologie),
j)uut 5 bestrijdt U\'s bewering, „dat de bekeering daarin bestaat,
dat wij bij het lozon van (lods woord, vervuld worden mot edele
(\'). Hrievon 179 on 180.
(•). Dagb. -<03.
-ocr page 172-152
I gedachten en goede voornemens, en zoo door ontwikkeling van
, ons verstand tot betere inzichten komen", en verklaart, dat „de
wijze, waarop U. de bekeering heeft voorgesteld, volstrekt pela-
— giaansch is en remonstrantsch", en — meer overeenkomstig „met
de leer van Socrates, dan van Jezus Christus." Het Consistorie
keurde deze Aanklacht lasterlijk, weigerde „in détails te treden",
en eischte onvoorwaardelijke herroeping. K. weigerde, en werd
afgezet als proponent (17 Mei 1827).
Hierop verliet K. Amsterdam, waar hij de gastvrijheid van
— zijnen vriend H. P. Schölte had genoten, en ging hij naar Utrecht,
waar hij jaren van kommer en smart doorleefde.
In eene langdurige ziekte, waarin zijne geesteskrachten ten
zeerste gespannen waren, kreeg hij inzichten in het Messiaansch
— karakter veler profetieën en psahuen, en na zijne herstelling be-
werkte hij een theol. proefschrift over den 456ten Psalm, „eene
allegorie, die het geestelijke echtverbond van den Messias en
zijne kerke bezingt." (4 Juni 1820 verdedigd) In hetzelfde jaar
maakte zijn huwelijk aan zijne armoede een einde.
K. was Nederlander van geboorte en van hart. Bekoord door
het tijdperk van Neerlands luister, dat met den bloei der gere-
formeerde theologie te zamen trof, geraakte de theologiae doctor
tot «ene sympathetische beoefening der gereformeerde klassieken,
en bezorgde hij in 1830 een herdruk van Laurentius „HugoGro-
> tius Papizans", dien hjj aan den „nazaat van Laurentius" W.
i. Bilderdijk opdroeg.
Mede onder invloed van Laatsman diej)er ingeleid in het ab-
soluut verderf en de doodeljjke omnacht des menschen, aan-
I vaardde hij het calvinistisch dogma der jiraedestinatie en rejjro-
, hatie, en werd zoo van Luthersch Gereformeerd.
Deze verandering van overtuiging dwong hem „aanbiedingen
van zeer aanzienlijke professoraten in Duitschland van de hand
te wijzen^\' (Schröter) en zich aan te sluiten aan de N. II. kerk.
153
Maar het Hervormd Kerkbestiuir, voor den invloed van den •
talentrijken calvinischen prediker beducht, weerde met verkrach-
ting van alle recht en billijkheid K. en zijne echtgenoot.
Lange onderhandelingen werden gevoerd; K. heeft in 1833 de
officieele stukken uitgegeven. Zjj laten zich zelfs nu nog niet
zonder verontwaardiging lezen, (a) Welk een storm van veront-
waardiging zij bij hunne verschijning vooral onder het gerefor-
meerde volk deden opsteken, laat zich niet beschrijven.
Men verfoeide het kerkbestuur, men zag in de mishandeling
van K. eene vervolging der waarheid; en de overtuiging, dat\'
het tot opzegging der gehoorzaamheid aan zulk een „anti-chris-
telijk geweld" moest komen, werd lievestigd en won veld. — De
leden der in Oct. en Nov. 1832 verstoorde en verstrooide oefe-
(a) Dc kerkeraad van Utrecht weigerde K. aan te nemen, omdat hjj
geen „bewjjs van goed gedrag", afgegeven door hot consistorie, dat hem
had afgezet, kon procudecren. (üif. hesch. A.) Te vergeefs ontwikkeUle
K. het ongepaste van dit verhingen, (E), daar 1°. het consistorie hem „eene
door hem ingeleverdo khicht« als loge i en laster" veroordeelende, moest
beschouwen als immodest mensch," \'2® dewjjl zijn diploma als Theol. doc-
tor luidde: „Wjj hebben hem volgaarne dit vereerend getuigenis, hetwelk
hem toekomt, van eer en deugd verschaft" en 3" omdat hjj vier getuigen
noemt, .bjj de eerwaarde vergadering gerespecteerd," „ooggetuigen van
Izijnen] wandel gedurende de meer dan twee jaren, die [hijl te U. [had]
doorgebracht," die zjin gedrag onberispelijk achtten; de kerkeraad volhardde
bjj zijn\' eisch, en nu leverde K. behalve bewijs van lidmaatschap
voor hem en zjjno gad<i bjj de Herv. Luth. (!cm., ook eene officieele ver-
klaring in, dat het Cons. aan niennvnd een bewjjs van goed zedelijk gedrag
ooit ofte immer verleende. (N) Nu was de kerkeraad ten einde raad, maar
do Syn. maakte ter gelegener ure een wet, gebiedende ,om geene personen
dio eenige (?) kerkelijke bediening bj) een ander kerkgenootschap" bekleed-
den of bekleed hadden, „tot beiydenis des geloofs bjj de Herv. Oem. toe
to laten, dan nadat het i)rov. kerkbest., enz. onderzoek gedaan [luidde]
naar zjjn gehouden zedelijk gedrag, en aan de gemeente, by welke hjj
zich [had] aangegeven, verklaard [zoude] hebben geene zwarigheid tegen
deszelfs toelating te vinden" enz. Hieroj) volgde nog eene lange onder-
handeling tusschen K\'. eu het Prov. Kerkbest. van N. H., en het einde der
marteling was, dat K. buiten bleef staan. „K\'s gade konden zjj niet meer
weren, haar afgejjjjnigd hart was bezweken; zy was de th riom p heer endo
kerke binnen getreden, en stervende had ze haar smaders gedaagd voor
den rechterstoel Gods." (Schröter.)
10
-ocr page 174-154
iiingen te Utrecht sloten zich ntiuw bij K. aan ; onder hen waren
„geweldige drijvers", (\') die K. als hoofd eener Afscheiding
Avenschten uit te roepen, (a) — Capadose en da Costa Avaren
zeer beAvogen, maar ijverden om eene scheuring die dreigde,
te verhoeden. ,Het scheen of men alles in het Averk stelde om
K. tot eene scheiding te brengen." Zeer Averd K. geïnfluenceerd
^door baron TAvent van Rozenburg, een lid van de Eglise du
Bourg de Four te Genève, die „geheel separatist", (de Clercq)
volgens Capadose „de bedeeling Gods met Nederland niet be-
greep." Daarentegen wendden — daartoe opgeAvekt door Capa-
dose — Schröter en van de Poll, die zeer veel inA\'loed op K.
hadden, alles aan, om dezen tegen te houden; en krachtig ver-
maande Schröter ook in de Geref. bijdragen (°) van Mei 1833,
allen die voor des Heeren Avoord beefden, om „in niets vooruit
te loopen, maar op den Heere te Avagten."
, Baron Twent schreef aan da Costa, dat „vele broeders, ver-
ontwaardigd OA\'er het gedrag jegens Kohlbrügge gehouden, be-
grepen, dat daaraan iets gedaan moest Avorden, en er een protest
moest Avorden opgesteld. De Avijze, Avaarop TAvent verlangde,
dat dit opgesteld Avierd, Avas geheel separaüstisch, uit de hoogte,
de kerk voor afgevallen verklarende, en\' trachtende te beAvijzen,
dat de. geheele instelling en de handelingen van de Synode tegen
het Avoord Gods Avaren. Da Costa Averd verzocht, indien hjj zich
kon vereenigen met de zaak en de aangehaalde punten, zulk oen
protest op te stellen. Da C. gaf, in antAvoord hierop, zjjne le-
vendige belangstelling te kennen, doch \'verklaarde tevens, dat
155
indien hij tot het opstellen van een ])rotest overging, het juist
op anti-separatistische gronden wezen zoude."
Beide brieven circuleerden, ,da Costa schreef een koniparatie
uit," Ter Borg en de Clercq waren er, uit vrees voor separatie, |
tegen om kollektief te handelen en zelfs te spreken.
Van protesteeren kwam niets. De broeders lieten K. alleen -
staan, maar „allerkrachtigst vermaande da C. K. opnieuw om
toch geen aanleiding tot scheiding te geven." Geen wonder dat
het antwoord .koel" was.
Het Kerkbestuur door de uitgave der „Offuih\'ch hcxchcidev",
waarin ieder met naam en toenaam genoemd wei-d, voor de ge-
heele gemeente t<;n toon gesteld, verschrikte toen het den indruk
bemerkte, dien hun onchristelijke en onwaardige handel algemeen
maakte. Schröter verhaalt: (\') „Het werk van Dr. K. bracht
verontwaardiging te weeg, die de Synodalen verschrikte."
Toen zochten deze een „Afleider" en die Afleider was: „het -
opwekken der vrees voor twisten en v(?rdeeldhoden." Die krijgs-
list is vocu\'boeldig gelukt. Een reeks van werkjes kwam uit,
die tot rrede cn crjisffcziinlhrld vermaanden, en de beschuldiging •
inbrachten, dat de oi)wekking eene srlieurhnj in de kerk wilde
brengen. Ze scholden al wie met de oud-.\'^upranaturalistische
leeraars niet meeging voor .se])aratisten," en van u\\oiul tot mond
ging het gerucht, „dat er een geregeld jdau, door do hoofd(!U
der beweging ontworpen, beraamd word, om do kerk uit elkaar
te doen springen." Zelfs den odeion en vromen lo IJoy sloeg dr j
.schrik oni \'t hart, on om don storm to b(>zworou, schroef hij : ;
Eni woord ter l)rli(nii(/tii;/ hij dr, fe[/i\')iwoordi<je twisten en rer-\'
deeldheden in de llerr. hrrlc ran Xederland.
Na uitnojuend to jhel)bon aangetoond, hoeveel rodon tot mis-
uoogou on grond tot wantrouwen aan do aanklovors dor .zuivore
(T ijuRb. :{44.
(•) (Irrcr. Hjjdr. II. 2 1,). iGfi.
-ocr page 176-156
leer" werd gegeven, en hoe geheel ten onrechte deze ontevreden-
heid aan separatisme werd toegeschreven, door hen die onge-
waarschuwd, verandering invoerende, ipse facto scheiiring be-
werkten, — spreekt hij, alsof er een\' ,plan tot afscheiding
door meer doorzichtigen ontworpen, bestuurd en aangekweekt
werd."
Mr. V. d. Kemp antwoordde op deze beschuldiging: (\') „ik
ontken stellig, dat er zulk een plan bestaan zou onder die-
genen, welke zich tegenwoordig boven anderen hooren laten,
gelijk het ook onwaar is, dat de groote Bilderdijk tot zulk eene
afzondering is genegen geweest."
• Schröter verklaart, het werkje van le Roy recenseerende, „Er
zijn er, die eene afscheiding van de bedorven N. H. K. zouden
wenschen, ja, die hiernaar verlangen; doch er bestaat geen gere-
geld en .samenhangend plan van scheuring; die dat beweert
schrijft lastertaal] Wij blijven in de Herv. kerk, zoolang men
ons niet uitwerpt; en dit geschiedt, jvls men het .stellige verbreekt
en wegwerpt, hetwelk onze Ned. Gerf. kerk kenmerkt. Dan
zullen wij het echter niet zjjn, die scheideji of scheuren; maar
wij zullen alleen oprapen, hetgeen door de anderen versmeten
wordt; — de blijvende gemeente zal echter tameljjk talrijk zijn,
zoowel, aan leeraars als aan leden. De Heere echter behoede
Nederlands kerk en volk, dat het nooit zoover komen moge!"
En even wars van scheuring, ja verontwaardigd, dat inen hem
daarvan durfde verdenken, was ook Hendrik de Cock. Hoe zeer
met Kohlbrügge\'s lot begaan en don hém bevriendon broeder
genogen, C®) noemt bij nog in Maart 18:33 „niet de breuk,
â– iu>ch de .scheuring, maar wodorkeering on herstolling" zijne Inir-
teljjksto wensch on eenige bede; do beschuldiging van eene af-
157
scheiding te bedoelen van zich werpende als „openlijke laster en
uitgietende boosheid." (\') —
Kohlbrügge liet zich raden en bewerkte geen scheiding. —
Hij ging naar Elberfeld. De roem zijner machtige prediking ver-
breidde zich in den omtrek, een dorpsgemeente wilde hem be-
roepen, maar het Ministerie Altenstein ontzegde K. de kansels
der Rijnprovincie, bevreesd, dat hij de Union tegenwerken zoude.
Zoo sloot het derde kerkgenootschap K. buiten.
K. keerde naar Utrecht terug te midden van zijnen vrienden-
kring, die zich eiken Zondagavond om hem, als hunnen schrift-
verklaarder, verzamelde. Dit gezelschap spatte echter weldra
uiteen, omdat K. de Laatsmansche opvatting der Heiligmaking
steeds meer voor stond en predikte. Reeds te Elberfeld had
eene preek over Rom. VH veel sensatie verwekt. Nadat de preek-
in \'tDuitsch uitgegeven en in \'t Hollandsch vertaald was, viel
men K. van alle zijden aan, en vriend en vijaiul bracht de be-
schuldiging van Antinomisme tegen hem in. Om zich beter te
doen verstaan, bewerkte K.: Hiebt ut v Kapittel des Briefes I
I1auli aii die JUmer, in ausfilhrlieher rmsehreilnm;/, Elberfeld ,
J8ïii), dat van Heumen in 1840 vertaalde.
Ons bestek gedoogt niet eene ontwikkeling van het Kohlbrüg-
gianisme te geven. ^Vij kunnen slechts eenigszins zijne richting
aandtiiden.
Diep ingeleid in de ellende van ons hart, ontdekte K.\'s blik i
ook in het wedergeboren genu)cd nog het diepste bederf. Den -
moed hebbende zich dit niet te ontveinzen, maar het to peilen,
kwam hij tot do erkentenis: .Wij worden nooit beter, maar al
erger." Ook de wodergoborono is on blijft onmachtig. (\')
Daarom is allo strcn\'on naar heiliging verkeerd.
Wij hebben, ofschoon nielsS er van ziende, nochtans to ge-
(\') Leven van de Cock I hl. 181, 182.
(•) Hrieven hl. 12.
(•) Pb. de (ll.Tcq.
-ocr page 178-158
looven, dat wij heilig en volmaakt zijn, omdat Gods woord dit
zegt. Volmaakt heilig zijn we in Christns: Avij behoeven het
dus niet te worden; gelooven Avij dit, dan zal dit geloof onge-
merkt zegenrijken invloed hebben. — „Ik lig" — zoo schrijft K.
• — „kreupel en lam, dood en verrot, ik kan geèn vinger verroeren,
geen veer van den mond blazen, het is altemaal over met mij —
en daarom loop ik, sta ik, .spring ik, zing ik Psalm 119, beu ik
een almachtig man!" „TerAvijl ik zelf en de duivel roepen:
gij zijt gebonden, en ik het met mijne oogen zie en met het
verstand begrijp, heb ik tegen alle A-erstand, tegen des dniA^els
Avaarheid in, te gelooven, dat ik vrij ben en niet gebonden."
• „Mijn verrotte ik is zoo frisch als een cederplant en mijn hart,
dat niets dan slijk en modder opAverpt, is rein." C) TerAvijl
de gereformeerde Christen belijdt dat in zijn gemoed een strjjd
bestaat tusschen zijn door de Averking des Heiligen Geestes out
staan en in stand gehouden nieuAv, tot God uitgaand, levensbe-
ginsel ^\'n de stuiptrekkingen van de macht der hel en des
vleesches, tracht K. dien strijd te ontkeimen, door Avat zondig
is tevens heilig te noemen, „omdat Gods Avoord dit zegt" —
en niet te vragen : hoe dit kan zijn. En torAvijl de gerefonneerde
de Wet, dien hij als „eischer" verAverpt, als „richtsnoer" erkent
en „niet fr(((f// in het henddrsHt/en\'\' opA\\\'ekt om „nutejagev het-
geen tot vrede en stichting dient," zich beijvert om te „sfrijdeii
den goeden strijd de.s geloofs," en te „loopen in den loopbaan
Gods," zich „nifsfrekkende naar hetgeen voor is," en „i/rijpende
naar hetgeen, Avaartoe hij gegrepen is," roept KohlbrUgge: „Weg
â– met de Wet, die is vernietigd ! (\'\') Al dat tobben met do. Wet
.en de Heiligmaking doet den duivel groot genoegen!"
K.\'s stelsel bevat zeer veel waarheid, maar is toch ouAvaar,
• omdat lu\'t overdreven en eenzijdig is. liet miskent liet Avezeii
(\'). Uriovon 6-J. (\'). il.. 65.
(\'). ih. 63. C). nriovni 42.
-ocr page 179-179
Vau het leven des Heiligen Geestes. Ook is het zeer gevaarlijk.
Het baant tot het verschrikkelijkst ziekte-verschijnsel in gerefor-
meerde kringen: de lijdelijkheid, het baant tot het in \'t „vrije
genade, vrij zondigen," zich uitsprekend praktisch antinomisme,
den weg. —
De wandel van K. zelf was echter eerlijk en onberispelijk,
maar de levensgeschiedenis van Laatsman, wiens naam dan ook
door de leerlingen van Kohlbrügge zorgvuldig schijnt verzwegen te
worden, pleit voor het „Kohlbrüggianisme" niet!
Misschien was het deze afwijking in dogmaticis, die er toe
mee werkte om Kohlbrügge verre te houden van de Afscheiding.
In een volgend hoofdstuk hebben we aangaande zijne verhouding
tot de Chr. Afgesch. Gem. nog belangrijke mededeelingen te doen.
Hier rest ons nog slechts te verhalen, dat K. in 184ü door
eenige der „Verwaisten" d. w. z. door hunne weigering om tot
de Agende en Union toe te treden buiten kerkverband geraakte,"
„Gliedern der ehemaligen „Reformirten Gemeine" te Elber-
feld, „zum dien.ste des Wortes" geroepen, (\') „middelpunt werd
eener zich formeerende gemeente" (Böhl), die zich den 18den
A])ril 1847 als „Niederländische Reformirte Gemeine" constitu-
oerde. „Kohlbrügge geordend „mit Gebet angesichts der Gemeine,
durch Handauflegung der Aeltesten" (-), die echter ook zelf geen
handoplegging hadden ontvangen, trad als Herder en Leeraar
O]). De gemeente groeide en bloeide.
In 1805 kwam do oude, eerwaardige balling in Nederland;
Ds. Jorisson liet liem voor zich optreden in Utrecht, o}) een
kansel der kerk, die hem als jongeling wederrechtelijk en schan-
deljjk had geweerd. —
(\'). Zwanzig Prodigton, Vorwort Vil.
(•). Woorden uit de Tliilrner Erkliiruug.
-ocr page 180-H. de Cook. Hendrik de Cock, eerste afgescheiden predikant in
Nederland, beschouwd in leven en werkzaamheid. Kampen,
van Velzen 1860. II deelen.
P. Hof.stede de Gkoot. De Groninger Godgeleerden in hunne
eigenaardigheid. Gron. 1855. Bl. 233 v.v.
X. De bewegingen in de Ned. Herv. Kerk, (1833—1830),
oorspronkelijk in het Hoogduitsch door Dr. Gieselek uitge-
geven, en door den schrijver in 1841 bjj v. d. Meer en
Verbruggen uitgegeven met eenige bijvoegselen, voornl
dienende tot voortzetting van het verhaal tot in 1841. —
een jiartijschrift der Groninger School.
E. Fi.iednek. Collectenreise nach Holland.
Auousti. Der Zustand der Kirche und Theologie der Niederl.
(^in de Beiträge zur Gesch. ü Stat. der Ev. kirche, Leipz. 1837).
A. Köhlek. Die Niederländische Kirche. 1850.
C. Mulder. Proeve van inleiding op de geschiedenis der Afschei-
ding in Nederl. Kampen 1874.
WoRMSEii. Brieven door Groen van Prinsterer.
SüDHOFF. Art. Holland in Herzog liealencyclop. VI, I. 232 v.v.
Verzamelino van „Strijdschriften betrekkeljjk de Afgescheidenen"
in de Akademische iiuiliotiieek te utrecht, 8 deelen.
Rijke en welgeordende verzameling van brochures, enz. betref-
fende het Réveil en de Afscheiding van II. de.Cock, in
het bezit van prof. P. Hofstede de Groot, 10 deelen.
Sommige geschriften in de Builiotheek der theol. school te Kampen.
Kleine verzameling in bezit van Prof. A. Brummelkamp, ü deelen.
-ocr page 181-A. Algemeen Overzicht.
In 1834 kwam de lang verbeide en gevreesde scheiirincj. Ter-
wijl ook nu de groote meerderheid der geloovigen de volkskerk
nog niet op wilde geven, scheidde zich een wakkere en ijverende
minderheid in het ITervonnd Kerkgenootschap (naar Art. 20 der
geloofsbelijdenis) „de valsche kerk" erkennende, hiervan af, daar-
toe opgeroepen door eenige gesuspendeerde Hervormde predi-
kanten, en constitueerde- zich tot de ware Gereformeerde Kerk
ran Nederland.
Nietig was haar begin: twee dorpsgenveenten traden qna <je-
meente uit het Kerkverband, en nog geen drie duizend door \'t ge-
heele land verstrooide leden, bijna allen uit do lagere volksklassen,
.sloten zich bij deze gomeenton aan; onder leiding van oen hand-
vol jonge, onervaren predikanten, die zich geplaatst vonden tegen-
over eono generatie van muiuichristenen, die hen zelden met on-
verschilligheid, meestal, gerugsteund door de regeering en aange-
vuurd door het kerkbestuur, met openbare, niets ontziende vijand-
.schap bejegenden, en van Christenen, die het ()[)treden der .afge-
scheiden" predikanten als ontijdig, onvoldoende gemotiveerd of
als ongeoorloofd betreurden. — Maar deze jonge nuumen waren
kinderen van het réveil; en doordrongen van hot besef der on-
mogelijkheid om langer met de „wereld" in de kerk samen te
leven, gevoelden ze een ijvervuur in zich ontstoken, om eene van
de wereld afgescheiden kerke Christi te vormen, dat hen geeiu\'
opofferingen deed achten, tegen geen arbeid deed opzien, hen
noch het aantal, noch het talent hunner tegenstanders deed
11
-ocr page 182-162
vreezen, ja, hen de vervolgmg deed dulden van den staat en de
woede van het granw!
Zagen ze zich teleurgesteld in hunne verwachting, dat al de
geloovigen hen zouden volgen, toch hielden ze goeden moed en
bouAvende met de linkerhand aan hunne kerkinrichting, voerden
ze met de rechter het zwaard tegen hunne tegenstanders; het
felste tegen hunne „achterblijvende broeders," — ja was zelfs
weldra het zwaard des eenen tegen dat zijns medgezels gekeerd!
Maar ondanks dat alles vorderde de bouAv der gereformeerde
„Sonderkirche", die zich eerlang om de vervolging te ontkomen
onder den smadelijken naam van „Christelijke Afgescheiden ge-
meente" aandiende; werd er tevens eene „Gereformeerde kerk onder
het kruis" gesticht, in 1800 met de eerstgenoemde tot de „chris-
telijke Gereformeerde" kerk onzer dagen saamgesmolten; Averden
er tal van gereformeerde gemeenten van „Ledeboerianen" beves-
tigd, thans als Classis van \'s Gravepolder vereenigd; en ontston-
den hier en daar kerkjes van Buddingianen, die eerlang van de
gereformeerde lijn afAveken; Avaarbij langzamerhand nog tal van
sectes kAvamen, als de Bekkerianen, enz., vermits „uit scheiding
scheiding sproot." (Gerard Brandt.)
Was bij het eerste élan al Avat zich losrukte, samen gesmol-
ten ; nauAvelijks A\'erkoelde de geestdrift eenigermate, of tAvee
zeer verschillende stroomingen Averkten tegen elkaar in, en
vormden een draaikolk, Avaarin heel de separatie dreigde ten
onder te gaan: de ontAvikkeling van het, aan het ZAvitserscli
réveil ontleende, individualistisch principe. van Scholte en het
pogen tot repristinatie der voorbijgegane Gereformeerde Staats-
kerk van de Cock: — nuuir ook Avaren de hoofden der Afschei-
ding geen.szins karakters zonder gebreken, cn onder de afgescheide-
nen uit het volk stonden, terAvjjl de meest conscientieuse en be-
«
zadigde Christenen aarzelden de kerk Avaarin ze geboren en Ave-
dergeboren Avaren, te verlaten, de drijvers in het eerste gelid,
163
en openbaarden meer den geest van Elia, dan dien van Christus;
hun „ijveren voor Jehovah" was aan Jehu\'s ijver niet ten
eeneniiiale vreemd: daar brandde veel vreemd vuur op den
outer.
De „eerste liefde" verkoelde bij sommigen spoedig weder, en
karakters^ die met heldenmoed verarming en gebrek, gevange-
nisstraf en doodsgevaar doorstonden, en in hunne verdrukkingen
roemden, gevoelden zich lichtelijk gekrenkt door eenigen tegen-
stand tegen hunne plannen, door eenige miskenning hunner ver-
diensten of rechten in de enge spheer van den kx\'ing der broe-
deren. —
Daar is iets grootsch in de kracht huns geloofs, in de geest-
drift van hunnen strijd, in het vuur huns. gebeds, in den moed
hunner getuigenis, in de blijmoedigheid van hun lijden, dat hun
werk zoo gezegend maakte; — daar iets kleins in Inm ouder-
lingen najjver, in hun hateljjk getwist; ook in hun voeden van
volksvooroordeelen, b. v. oj) het stuk van den doop, in lum
woeden tegen do gezangen, in Inm verdachtnniking der „on-
trouwe" gereformeerden, „humie grootste vijanden!" eir/.oovoort.
"Wij willen na deze kenschetsing der separatie met een enke-
len trek achtereenvolgens h a ar b e g i n verhalen, h u r e o n t-
wikkeling .schetsen, de beginselen die zij uitsprak ont-
vouwen, haar recht toetsen aan de Confessie en dc Schrift on
haar zegen waardoeren. —
B. Het ontstaan der Separatie.
LITTERATUUR ex BRONNEN:
<y. W. Pape. Handelingen van het kl. Best. van Ileusden om-
trent den gewezen predikant H. P. Schölte en zijne aan-
hangers. \'s Grav. 1835. II Deelen. (Dl. I eene apologie
van het kl. best. zeer partijdig. Deel II off. • bescheiden.)
Een vriend der waarheid en des vredes. Kort verslag van het
zoo geruchtmakend gedrag der afgez. pred. H. P. Schölte,
Gez. Meerb. en van Rhee — Utrecht 1830. (Een hatelijk
l)artijschrift.)
Kojipleete uitgavn van i>e Officieele Stukken betreffende den Uit-
gang uit het Herv. Kerkgenootschap van de leeraren H. P.
Schölte, A. Brummelkamp, S. van Velzen, G. F. Gezelle
Meerburg en Dr. A. C. van Raulte, H Dl. Kampen, v. Vel-
zen 1803.
H. de Cock. Voorloopig berigt nopens mijne verantwoording, Gi\'on.
— — — Verder berigt, Veendam 1835. (Zeer belangrijk.)
— — — Acte van Afscheiding of AVederlceering, Toespraak
en Uitnoodiging, Gron.
— — — Verzameling van brieven der geloovigen ten bljjkc
hunner overeenstemming, Gron. 1834.
— —. — Met ontstaan der Chr. Geref. Kerk, Eerste stuk:
De Afscheiding in \'t Noorden des Lands, Gron. 1873.
1\'. Boeles. Over Staatsregt, Herv. Kerkbest. en Separatisnuis,
Gron. 1833, eene apologie van het N. H. kerkbestuur.
(\'. C. Schot. Voorbereiding en aanvang der in de N. 11. K.
voorgevallen Afscheiding, Utrecht 1879.
S 1. //rm/ri/r ilo Cork.
In 1834 kwamen er twee afscheidingen van de Ned. llerv.
m
kerk, die, hoewel bijna gelijktijdig en in wederzjjdsch verband
ontstaan, toph in aard en strekking geheel tegenover elkander
105
stonden: in de Ommelanden eene wederkeering onder H. de
Cock, in Braband eene afscheiding onder H. F. Scholte.
Hendrik de Cock was in 1833 op den voorgrond getreden
door zijne brochure: „Venhdiijincj can de wave Gereforuieevdc
Leer en van de ware Gereformeerden, bestreden en ten toon ge-
steld door twee zoogenaamde gereformeerde leeraars, of de Schaaj)s-
kooi van Christus, aangetast door twee wolven en verdedigd door
H. de Cock, gereformeerd leeraar te VIrum. — Phil. 3: 2;
2 Cor. 4: 3, 4 en ö. (Gron. Bolt 1833), — die als manhafte en na-
drukkelijke verdediging der „streng gereformeerden" tegenover
de smadelijke bejegening vooral door Reddingius, en, ofschoon
in mindere mate» ook door Brouwer; waar deze hen ,Sei)aratisten"
scholden en voorstelden als een „domme, onnoozele, bekrompen
hoop", aangevoerd door „raddraaiers, die zich een naam willen
maken" eii „die mogelijk. God alleen weet het! met Jesuiten in
verband staan" (Redd.), groote instemming en waardeering vond
in de kringen van liet réveil, maar als schami)ere on felle i)or-
soonlijke aanval betreiu-d werd. (a)
Groninger „van afkimist en aanlog" was de Cock rondborstig,
nuuir ruw: hij was misdeeld van gevoel vot)r het schoone, nnuir
zijn gevoel voor recht en billijkheid was zuiver on krachtig; hij
was „oon man van gezond vorstand" (Ds. v. d. Linde) on van mid-
delmatige vermogens. Als student to Groningen, clubgenoot
van \\\\ Hofstede do Groot, gevoelde hij zich, zoo mhi als zjjno
vrienden, door hot toonnuilig supranaturalisme bevredigd, maar
terwijl dezo (uulor don invloed van van 1 lensde, oj) hot vootsjioor
van Ulhnan, oone veol.szins nieuwe richting insh)egon, gevoelde hij
zich getrokken tot de oud-gerofornioerde dogmatiek.
(iv) Schrütor klaagt hierover Oer. Hljdr. 112; Mr. v. <1. Kemp acht tlo toon
der billijke verontwaardiging te hIouI, en Kngel« schreef: „Het laatste
schrift van do C. ih geen opmerking, veel minder wederlegging waardig:
zjin do mannen, di,. i,jj bestrjjdt wolven, hjj valt er op aan als een razende
hond." (Ontboezeming bl. 12.)
166
Sedert 1823 predikant, werd hij in 1829 te Ulmm door de
gesprekken der godvreezenden in zijne gemeente en de lezing van
Calvijns Institutie, waarin hij in wetenschappelijken vorm terug-
vond, wat zijne eenvoudige vrienden in de taal hunner mystiek
bespraken, tot de onwrikbre overtuiging geleid van \'s menschen
volstrekte onmacht en vloekwaardigheid; en, hoewel de verze-
kerdheid des geloofs hem nog vreemd bleef, begon hij van stonden
aan in prediking en gesprekken te ijveren voor het strengste
(Calvinisme.
Door de geschriften van C. Baron van Zuylen ingeleid in den
strijd van het réveil, gevoelde de C. zich geroepen om als eene
tweede Ezechiël (C. 33: 1—11) zijn volk „bekeering en boete" te
prediken ; (a) — met van Zuijlen slechts i\'edding voor het zwaar
getuchtigd Nederland mogelijk achtende door terugkeer van
vorst en volk tot de aloude gereformeerde leer en staatskerk,
gaf hij, om de „grenzelooze onkunde" ten oi)zichte van de gere-
formeerde leer te bestrijden, in Sept. 1833 onder foutieven
titel: BesUütcn der Dordsche Synode, eene .slechte vertaling uit
der Canones van Dord, eerlang door een: „Kort lieyrip der Chr.
Jietiyie" gevolgd, met eene voorrede, waarin hij betoogt, dat de
„vrije wil een ijdel woord is," dat ,,God zoowel het goede als
het kwade werkt," en dat de „vraagboekjes" zijner dagen passen
in „eene Kemonstrantsche of Sociniaansche Synagoge, waarmede
men eeuwig moet omkomen," — waarop nog in \'t zelfde
jaar de Schaapskooi, de kerk in beroering bracht. Verbittering
wekte dit geschrift vooral door de beschuldiging, dat de vete
van de leer der .formulieren afyeweken predikanten niet alleen
„natuurlijke menschen" Avaren, „dwazen en blinden" „farizeën
(a). In 1833 schreef hjj zjjnc: „Ernstige en Harteljjke toespraak aan
mijne landgenooten in deze zorgvolle en droevige dagen," eerst in 1835
verschonen. Het wa."irdigst geschreven van al zijne strijdschriften, maar
waarin reeds dc beeldspraak voorkomt: „de leeraar (hier Ds. Posthu-
mus, cf. p. 10) in plaats van een Herder der schape.i een grijpende wolf."
107
en geveinsden" „lasteraars van hetgeen zij niet verstaan," „wol-
ven in de schaapskooi Christi", „huurlingen" en „moordenaars,
die zooveel in hen is, zielen tot het verderf voeren;" maar ook
„brekers van hunnen eed, bezworen hebbende de gereformeerde
leer te handhaven;" „meineedigen" en „dieven," die, „gereformeerd
brood etende," de gereformeerde leer tegenstonden.
Eene kerkelijke procedure volgde, en de Cock werd bij class.
vonnis van den lOden Dec. 1833 „uit hoofde van zijnen ergelijken
handel en overtreding van zijne verplichting als leeraar" ycschorsf
in alle deelen van zijnen dienst zonder verlies van traktement,
enz." — welk vonnis, toen de Cock in hooger beroep kwam,
verzwaard werd door het Prov. Kerkbest., dat den schrijver van
de „ferdedigin;/" veroordeelde tot schorsing, van twee jaren
(20 Dec 1833—35) met verlies van traktement.
Een tweede procedure berokkende zich de C. door de uitgave
van: De Evanr/eli.sehe (jezanijcn, yetoetst, yewoyen en te liyt </e-
ronden, door Jacohns Klok, verwer en koopman te Delftzijl, met
eene korte voorrede en uityeyeven door H. de Cock, yereformeerd
leeraar te Ulrnm. Gron. Bolt 18,\'il, (een woedend })rotest tegen
de Ev. tiez.). Den 20sten Mei verklaarde het Prov. kerkbest. van
Groningen „den lieer 11. de C. van zijne dienst als Predikant
afgezet", overwegende, dat het gebruik der Ev. Gez. bjj elke
(Jodsdienstoefening verplichtend zjjnde, „niets meer de goede orde
kon storen, dan dat een leeraar het zegel zijner goedkeuring gaf
aan een geschrift, waarin de gezangen op do schandelijkste,
laaghartigste en val.schte wjjze worden aangerand"; het zingen
dier gezangen verklaard wordt voor „strjjdig met Gods woord",
„een getier, dat na te laten het bost on Gode wolbehageljjkst
zoude zijn", on do bundel zelve: „een geheel van 1!)2 Sirenische
minneliederen" genoemd wordt, „om do Goroformeerden al zingende
van hun geloof af te helpen, on eene valsche en leugonleer in
168
I
te voeren"; „overwegende verder, dat de uitgave van dit boekje
stoutelijk was geschied, toen de C. reeds wegens het stichten van
wanorde was gesuspendeerd, en dat dus de bewaring der orde
en eendragt noodzaken — hem geheel te verwijderen, die na zijne
suspentie toch nimmer weder openlijke godsdienstoefeningen zoude
kunnen houden, zonder naar zijn gevoelen „een met Gods woord
strijdig getier" te doen plaats hebben."
Tegen deze scherpe resolutie kwam de C. in hooger beroep
bij de Synode, die reeds ten vorigen jare de Synodale commissie
had hooren verhalen, dat het „zijner Exellentie" behaagd had
haar „advies te vragen, wegens den zonderlingen aard der ge-
dnikte stukken van den predikant H. de Cock ... en hetgeen
desaangaande aan Z. M., aan wiens geëerbiedigden persoon de
schrijver zelf die stukken had toegezonden, zoude behooren te
worden gerapporteerd en geadviseerd," en dat de commissie ge-
raden had, om aan die zaak, bij de kerkelijke rechtbanken aan-
hangig, ongestoord haren loop te laten, zonder dat van wege
het Goevernement zjjner Majesteit, omtrent den pred. H. de Cock,
immers vooralsnog een buitengewone maatregel genomen wierd
en die — te oordeelen naar het in zijn overzicht door I). Cur-
tius gesprokene: „De geest der verkeerdheid heeft voortgewoed —
zich uitgebreid. Het onbescheid, waarmede een der hoofden van
dezen aanhang gematigd denkende mannen des vredes heeft aan-
gevallen, heeft voor het eerst een kerkbestuur in de noodzakelijk-
heid gebracht om maatregelen van gestrengheid aan te wenden,
ten einde de rust en orde in de kerk niet ganschelijk zouden
worden verstoord" C^) — niet gimstig voor de Cock gestemd was.
Prof. Clarisse bracht rapport uit van de ingekomen memories
van de C,, en voegde aan dit rapport een betoog toe van de
noodzakelijkheid om de Prov. uitspraak te bekrachtigen. \'
(â– ) Syn. Hai^d. 1833 bl. 38, 39. (Wjj cursiveerden).
(\') — — 1834 bl. ir,, 16.
-ocr page 189-169
BB
De Synode verklaarde de C. schuldig aan een „bedrijf,"
dat leiden moest tot verstoring van orde en eendragt in de
N. H. K.", maar oordeelde desalniettemin, dat het strafmiddel
der afzetting van de dienst door het Prov. Kerkb. van Groningen nief>
onverwijld en ten allereerste had behooren toegepast te worden." (a)
Dit aarzelen der Synode wordt door Gieselers X, die het Aveten
kan, toegeschreven aan vrees, (b)
De Cock stond nu eerlang op nieuw voor zijne rechters. Hij
had het A\'olgende te teekenen:
„De ondergeteekende H. de C., doe (sic) l)ij dezen door
mijn eigenhandig schrift on onderteekening en in oprcf/tfii (jc-
vwcde — blijken mijn berouw en leedwezen", enz. en ik leg
pleyfeJijh dc opnytc belofte af, dat ik mij van nu voortaan.
stichtelijk zal gedragen," enz.
De Cock verhaalt zelf: (®) „Ik merkte daaro]) aan, dat ik
met onderwerping en onderteekening alles doen Avilde, wat mij
naar Gods woord geoorloofd, en met eene goede conscientie mo-
gelijk was, nuiar de Pres. de heer Hendriks, voerde m\\j toe, dat
hij daaromtrent met mij geen pourparléés kou houden. Ik her-
nam, dat zij toch van mij het ongeoorloofde of het onmogelijke
(a) „Hicrtogoii protustccrden D. Curtius, Nieuwold en Pareau en een
besluit werd genomen, waarbjj aan de Cock — den tjjd van een liaH jaar
na dato (M .Tuli 18.34) verleend werd, „om aan het Prov. kerkbest. van
firon. zjjn berouw cn leedwezen te doen bljjken, wegens het bedrijf, waar-
aan lljj schuldig was verklaard, ter zako van do uitgave van het werkje,
getiteld dc Kv. Gez, enz.; om levens bjj hot zelfdo kerkbest. plegtelijk
af ti.\' leggen de belofte, dat hjj zich, van nu voortaan, stiptelijk zonde
gedragen naar al dc bestaande reglementen en verordeningen, zullende
bjj gebreke hiervan, na verloop van genoemden tyd, het Pr. K. H. van Gro-
ningen geautoiiscerd zjjn, hem, namens do Alg. Syn. van zijne dienst als
Pred. in do N. H. K. geheel af te zetten."
(b) Gieseler X hl, 82. Er werd een halve maatregel genomen, daar zo
to bevreesd was, vrij door te tasten.
(\') Syn. Hand. bl. 130-138.
(\') Leven van do C. 1 hl. 280.
(\') H. de Cock. Verder berigt (Veendam 1834) bl. 87 v.v.
-ocr page 190-170
niet konden vergen, maar het was al wederom het zelfde, geen
ponrparléés.
Ik zeide, dat ik berouw en leedwezen wenschte te toonen, om-
trent alles, waarin ik mij vergist mögt hebben. Doch het was
al wederom geen ponrparléés. Ik betuigde voorts de orde en
eendragt te willen houden met alle goede en ware herders van
Christus kudde, en dat het van mij toch met geen mogelijkheid
te vergen was tevens met de kwaden en verdervers. Maar het
was al wederom ; geen ponrparléés. Ik betuigde eindelijk mij
aan alle kerkelijke reglementen te onderwerpen, voor zooverre
die niet regtstreeks tegen Gods woord inliepen of tegen elkander
strijdig waren, en dat het verder van mij toch onmogelijk ge-
vergd kon worden; maar het was al weer: geen ponrparléés.
Op deze wijze behandeld men Goddelijke zaken. — De overige
provinciale Heeren zaten er bij zonder een woord te spreken.
Ik vroeg nu ten slotte of mij het van mij geëischte gegeven
mögt worden, hetwelk men mij toestond. Ik zelf in hunne tegen-
woordigheid het schrijvende, waarbjj de Pres. nog de wijze vraag
deed, of ik nog zoo spoedig kon schrijven als weleer, en daarna
hen gegroet hebbende, hetwelk ik wegens verontwaardigd mede-
lijden en verachting nauweljjks vermögt, ging ik henen, en met
de broeders, die daar waren (kerkeraad en predikant was één)
gedankt hebbende, naar huis." (a).
De gerechtelijke vervolging tegen de Cock, met zooveel bljjk-
bare animositeit gevoerd, kan ook den toets van recht en billijk-
heid niet doorstaan. Of er op \'t Zijlvesterhuis, numr 5 van de
O leden des KI. Best. tegenwoordig waren (cf. art. 14 Hegl. v.
28 Sept. 1825); men lette er niet oj) — protesteerde de veroor-
%
deelde hiertegen, dit protest werd als te laat gekomen ter zijde
gelegd; verdediging werd niet geduld, verklaring geweigerd, geen
pourparlers! Het vonnis, waarvan gea])pelleerd werd, word niet
(a), Le style\'c\'est 1\' hoimne! volkomuii geldt dat hier-
-ocr page 191-171
.slechts bekrachtigd, maar zelfs bij rermimlering der schuldigver-
klaring verzwaard; de uitgever werd vervolgd, terwijl de officieel
bekende schrijver ongemoeid werd gelaten; de aanprijzende voor-
redenaar werd voor iedere uitdrukking in \'t werk zelf verant-
woordelijk gesteld. Bleken de kerkelijke reglementen geen enkel
artikel op te geven, waar tegen gezondigd was, dan werd een
art. uit de Grondwet allerjammerlijkst toegepast.
Heel het geding maakt een allerpijnlijksten indruk. Het is
alsof de Cock zich schuldig heeft gemaakt aan insubordinatie
tegen zijne superieuren,. en nn met militaire strengheid moet
worden gedegradeerd.
t? 2. Een stnilentenhrinij.
Stond de C. slechts door Baron v. Zuijlen van Nijevelt van
ter zijde met het réveil in betrekking, geheel opgevoed en ge-
vormd in de kringen des réveils was Hendrik Peter Scholte.
Vurig bewonderaar en discipel van den Meester; (a) vriend en
leerling van da Costa; gastheer van Kohlbrügge; te Leiden met
zjjne vrienden hoorder van le Féburé, leefde Scholte te midden
van het Nederlandsch réveil; on tjjdens zijn laatste studiejaar
dikwox\'f gast op de ,Pauw", hot bnitonverbljjf van baron Twent
van Rozenburg, die ook in Scholte\'s studentenkring somtijds
verkeerde, kwam hij onder de beademing van het réveil te Ge-
(ii) S. heeft ietH dat aan liihlerdjik herinnert. Volkomen .\\ntii)ode was
Scholte van den heerschenden geest der akademie en der predikantenwo-
reld: hoog was zjjn zelfgevoel, groot zjjn verachting van menschengxuist
en goud; hjj Icefdo in de oppositie; zjjno talenten waren velo, zjjn geest-
kracht groot. — Verder beschrijft men hem als con schoon jongeling, in-
nemend van karakter, vlug van bevatting, helder van geest, oprecht van
gemoed, zorgvuldig, zoo niet ijdel in zjjne kleeding. Zjjn geluid was aan-
genaam, zjjn gemak van »iireken ongemeen, zjjn uitspraak meer oenigszins
gemaakt dan den Amsterdanuner verradend. Hjj boozonule genegenheid in
6f haat. Onverschillig omtrent hem te bljjven scheen onmogeljjk te zjjn.
172
nève, waaraan Twent zijne bekeering dankte van een losbandig
leven, en met welks .principe individnaliste" hij als trouw lid
der Eglise du Bourg de Four, een église lihre en église des fideles
ten hoogste was ingenomen.
Van hem schijnt Schölte zijn ideaal, „eene vrije gemeente van
enkel geloovigen" te hebben ontvangen, dat hij voedde, door zich
nauwkeurig op de hoogte houden van al wat er te Genève ge-
schiedde.
Beslist van de waarheid in Christus overtuigd. Calvinist in de
leer, en methodist in het leven, was hij reeds als student hoogst
impopulair en had hij slechts weinige vrienden. Onder hen was
Antony Brummelkamp, in 1828, één jaar na Schölte, te Amster-
dam aan het Athenéimi Illustre ingeschreven, wiens gereformeerd-
heid door S. tot bewustzijn werd gebracht, en die door zijnen
ouderen vriend o.a. in de Zondagavondgezelschappen van da
Costa ingeleid, zijne ziel laafde aan den stroom „welken die
vurige bidder en gezalfde schriftverklaarder alsdan placht uit te
storten." (Br.)
Simon van Velzen, als Schölte Amsterdammer van geboorte,
en te gelijk met hem „geadmitteerd," bleef, hoewel bezoeker van
da Costa\'s gezelschap en lezingen, toch te zeer met het studen-
tenleven .ingenomen, om zich bij Schölte aan te sluiten, die daar
buiten stond.
In 1820 miar Leiden vertrokken, vond Schölte hier vrienden-
broeders in Gezelle Meerburg, van Baalte en min of meer in
Biihler. — „Meerburg (student-Leidenaar,) \'was een edel, vrien-
delijk, zachtaardig jongeling, die zich aan S. hechtte, zooals
Brummelkamp dat te Amsterdam gedaan had, en die hem altijd
trouw bleef!"
„In goeder conscientie" zwoer hij, ter verkrijging der Brouck-
hovensche beurs, „de geref. religie iu conformiteit van de cano-
nes van het N. S. tot Dord gehouden, aan te hangen en te zul-
173
len prediken." — Van Eaalte, een kind van het réveil, was een
krachtig karakter met doorzettende vastheid, en een organisee-
rend talent.
Aan den uittocht der Leidsche jagei-s, namen Scholte, (a) Brum-
melkamp en van Velzen deel.
Den laatstgenoemde gingen door de grootheid der ongerechtig-
heid, die hij rond zich zag, verschrikt, de oogen open, en werd
hij bekommerd over zijnen toestand.
De geschriften van Krümacher kwamen hem ter hand; het
zaad des Evangelies viel in ontvankeljjke aarde, (mtkiemde,
en wies op.
Van toen af aan sloot zich ook van Velzen l)jj de ,da Costi-
anen" aan. In Leiden teruggekeerd, ontvingen zij met innuer
grooter tegenzin, het Akademisch onderwijs. Als een soort van
doorgangshuis om tot het leeraarsambt te komen, beschouwden
ze de IToogeschool.
Samen een „klein, zeer klein afg e sc li ei den kringe-
tje*\'(\') ( Hnnnmelkami)") uitmakende, stonden ze buiten, ja, tegen-
over de Akademiewereld ; en was in hun oog met do Akademie,
do kerk oen gansch on al van Bationalisme doortrokken geheel,
vijandig overstaande tegen al wat loven was in Clod. Hun
«;igon toekomst scheen hun donker ; oen geordend i)lan van af-
scheiding vormden zij echter niet. Hoe ook verontwaardigd over
»lo „mishandeling," Kohlbrügge aangedaan, aan de\' mogelijkheid
om zich aan het hoofd der geloovigon to stollen on die uit to
leiden, dachten noch Hrummelkamp, noch van Volzon, noch ]\\Ioor-
burg, noch van Kaalte, on zelfs Scholto.s ambitie schijnt voor
zulk eene gedachte niet rijp geweest to zijn. Aan don andoren
(iv). Dil Costii\'h vcfh: Vchcinia IV. Aan iniju vrioml den thcol. stud.
II. r. Schölte, uitgotrokkeu inet de LeidHche jagers Oct. IWIO.
(\'). Off. st. II r,3.
(•). Off. stHikk. II r,8.
174
kant echter is het niet te ontkennen, dat de vrees, die men al-
gemeen in den lande voor de „club van Scholte" koesterde, in
zoover gegrond was, dat Scholte en zijne vrienden geheel toebe-
reid werden voor een breken met het kerkbestuur als anti-chris-
telijke macht; en Avas de profetie, dat uit het ^afgescheiden knu-
ffet je" studenten „afgescheiden predikanten\'\'\'\' zouden voortkomen
geenszins gewaagd.
In 1832 Averden Scholte, Meerburg en Bähler projjonent. Yan
Velzen, Brummelkamp en van Raalte bleven achter, en door ver-
loving met een drietal zusters („huAvelijken zijn in alle geestelijke
betrekkingen Avonderlijke incidenten," de Clercq) — Averd de
vriendschapsband versterkt. In 1833 bleef A\'an Raalte alleen
achter, hij Avas de laatste van zijn geslacht.
§ 3. Hendrik Peter Schotte.
Scholtes levende en streng gereformeerde prediking vond reeds
toen hij nog proponent Avas den grootsten bijval; (\') en te Doe-
veren, waar hij\' in Maart 1833 Avas bevestigd, stroomden scharen
streng-gereformeerden uit heel het land van Heusden samen, en
roemden den jeugdigen prediker als „een Avonder Gods." Reeds
spoedig in onmin met zijne buurtjiredikanten, en in botsing met
de kerkbesturen, ving Scholte aan zijne ringbroeders als : „leu-
genprofeten, Baiilpriesters, afgodendienaars," enz. aan zijne hoor-
ders voor te .stellen. Nu ontving hij A\'an de Cock diens „Schaap.s-
kooi" en met Avelk een „samenstemming" deze door S. Averd ge-
lezen, toont zijn brief, die een diepen blik vergunt te slaan in
den toestand te Doeveren, in den strjjd der vrienden, en in het
hart van Scholte.
(\') W. clc Clercq DB 1 Nov. ia32 (Verhaal van een preek van S. te
Iluizeni).
175
Hiid van Loon van Welsvijp de Cock „bemoedigd" door hem
een .dapper krijgsman in den geestelijken strijd" te noemen, j\'
Scholte\'s woord bemoedigde niet slechts, maar vuurde aan. y \'1
.Hadden omstandigheden mij niet verhinderd", zoo schreef hij,
„dadelijk had ik iets tegen de door u bestreden bedriegers opge-
steld." Hij verhaalt, dat hij de gezangen heeft afgeschaft, „om-
dat geen wet dit verbiedt", dat hij gedurig op den kansel der-
zelver „leugens" aantoont; en vervolgt: „Eeji mijner examinatoren
kwam laatst bij mij in de kerk; toen liet ik dadeljjk zingen:
„Houdt Christus zijne kerk in stand. Dan mag de Hel vrij ■^^^^^^^^
woeden." Onder het voorlezen kreeg mijnheer allerlei kleuren; ^ |
daaroj) ma(dde mij de Heere door zijnen ITeiligen Geest beinraam â–
en vrijmoedig, om te getuigen togen zijne openbare en geheime
vijanden, zoowel Eerwaarden on Hoogeerwaarden als" .... enzoo-
voort. — Dit schrijven legde den grond tot eene correspondentie,
dio niet nalaten kon, de Cock nog steeds moer te verhitten, en
door Scholto werd, daar do belangrijke brieven door de Cock
zijnon kerkeraad worden voorgelezen, do gomeento te Ulrum in
haar afkeer van de gezangen gesterkt on de uitgave voorbereid
van het geschrijf van Klok.
Tn dozen zelfden morkwaardigon brief, komt de zinsnee voor:
.ik heb nog niet de verzekering in mijn genu)od, dat ik wegens
het (niet) zingen der gezangen de jirodiking nmg opofToren."
Schijnt dus Scholto toen niet op Afscheiding geziiul te hebben,
roods in Januari 1831 had hjj .stouter ideeën. In zjjn antwoord
op do medodooling van do C., dat deze geschorst was, vroeg
Scholto aan do C. of zijne gemeente bereid nuts om^ eenparig met
kerkeraad en kerkvoogden zirli onafhankelijk te verklaren van de
Sgnodale Herv. Kerk, en (ds eene afzonderlijke gemeente des
noods haren eigen leeraar zooveel mogelijk te bezoldigen, en alzoo
een vrij toevluchtsoord tc worden voor al de Sionskinderen in den
omtrek." If a.s- dit zoo, dan werd hem de toekomst voor de
176
Nederl. Kerk helderder\'^\' en dan zouden zich de „vijanden" te
laat beklagen over hunne „ezelachtige domheid." Den volgenden
„Sabbath" zou hij zijne gemeente opwekken tot gemeenschappe-
lijken strijd in den gebede.
j Bleef de Cock van eene scheuring afkeerig (cf. pag. 156), bij
i de gemeente viel dit zaad in toebereide aarde. Zij had van den
eersten oogenblik aan, dat haar leeraar om zijn „ijveren voor de
gereformeerde leer en tucht" bemoeilijkt Averd, zijne zaak als de
hare, ja als die der Christenheid in het Noorden des lands be-
schouwd; nauAvelijks hadden bij de eerste schorsing, kersttijd
1833, de Cock en L. Dijkstra, een oefenaar van de Smilde, de
gemeente verhinderd om met geAveld „haar" kerk in te nemen,
den ongenooden ringpredikant er uit te werpen en „haar eigen"
leeraar op „zjjn" stoel te brengen; ze deelde in de snniad en de
smart van de Cock; zij gevoelde zich mishandeld en gekreukt in
hare rechten en de kerkeraad begon meer en meer in de kerk-
besturen eene ongoddelijke macht te zien, die men niet langer
gehoorzamen m o cb t.
De Cock teekent zich reeds in 1833 „leeraar der verdrukte
geineente te Ulrum," en de kerkeraad leverde in 1834 ter Sy-
node eene verklaring in, met de bedreiging: „dat zij de C. steeds
zoude blijven erkennen als haren wettigen leeraar." Te Ulrum,
ja in al de Onnnelanden en Drenth waren de „vromen" voor
eene afscheiding volkomen rijp, „en ook aan de C. begon het
denkbeeld eener niet ver meer verwijderde scheiding steeds meer
en meer voor den geest te staan." (II. de C.) Toen verscheen
Scholte te Ulrum, en hij dreef er de Afscheiding door.
§ 4. De Wederkeering te Ulrnm.
Scholte, met blijdschap door de gemeente te Ulrum ingehaald,
kon den drang om toch te prediken niet weerstaan, en ondanks
het verbod van den consulent, door het KI. l)estuur „uitgenoo-
digd" om Scholte\'s prediking te beletteii; predikte hij des Vrij-
dagsavonds, voor eene onafzienbare schare. Daar zijn voorgeiu)-
men optreden des Zondagsmorgens door de politie word belet,
bij welke gelegenheid de consulent, een zeer zwakke grijsaard,
in het gedrang geraakte en mishandeld werd, hield Scholte des
Zondagsnademiddags eene toe.spraak in het open veld, waarna hij
vertrok.
Do preek, maar vooral Scholtes samenspreking met den gedurig
in eene kuiperij vorgadordon kerkeraad on „vromen", ook van
heinde on voer — droef de scheiding door.
De preek, naar aanleiding van .les. 8: 11 —15 (zeer actueel I)
handelde ovor „hot verderf van onzen kerkstaat onder K(uiing
"Willem," dien hij met don „kerkstaat" onder Achaz verge-
leek; (\') (a) en waarschuwde tegen „de vorderfolijko leer dor
Baiilpriesters, die door het plaatsen van de Evangelische Gezan-
gen naast de Psalmen een nieuw altaar naast het oude haddon
gesticht, alsmede tegen de opvolging der wetten on l)epalingon,
„welker naleving met hunne eigene verdoemenis door den ver-
toornden God zoude worden achtervolgd." Omler luide on
herhaalde aanhaling dor tekstwoorden „Vreest niet, wat zijn humu\'
(a) Hieruit nam luei» aanleiding om S. van Majesteitscliennis aan te
klagen en hem eerlang provisioneel te Apiiingiidam gevangen te zetten.
(\') H. ,1e Cock, Verder bericht bl. 1)0 v.v.
{\') Boeles bl. 103.
12
-ocr page 198-178
verbintenissen!" werd alzoo de van alle zijden saamgevloeide
schare tot het breken met het kerkbestuur vermaand; en nadruk-
kelijk, schoon nog min-openlijk tot afscheiding opgeroepen.
Maar meer nog dan deze preek, bewerkten Scholtes gesprekken
de Afscheiding. „Veel werd er over de Afscheiding der ge-
meente gesproken" (Scholte). De Cock „kwam tot de overtui-
ging, dat de Syn. Commissie, zelfs indien zij wilde, hem niet
kon bijstaan, daarom zag hij van zijn voornemen af\', (Hel. de C.)
om zich op de Syn. Comm. en den Koning te beroepen. De
tijd tot verwerping van het kerkbestuur scheen gekomen, de
geheele kerkeraad en vele anderen drongen er op aan tot de
Afscheiding over te gaan. „Scholte, meer nauwkeurig bekend
dan de Cock, met de godsdienstige opwekking en verlevendiging
in andere landen, besprak vele zaken, die bij eene eventneele
afscheiding niet van belang waren ontbloot; de Cock had zich
over de Avijze, waarop zij tot stand moest gebracht worden,
minder bekommerd. Dit nu was het inzonderheid, waaromtrent
het spreken van Scholte, de Cock cn den kerkeraad tot inlich-
ting diende." (Hel. de C. \') De Cock bericht zelf, (2) dat hij
nog altjjd geene afscheiding wilde, „nniar de komst van S. heeft
hieraan een geheel andere wending gegeven. Alles vereenigde
zich toeu om mij te zijn eene aanwijzing des Heeren, wat ik doen
moest en welken weg ik gaan moest." Hij geeft mi vier rede-
nen, waarom hij toen tot de scheiding besloot, vrij zonderlinge
redenen voorzeker:
1®. „n. 1. wierd het vonnis bevestigd, waardoor ons alle plaats
ontzegd wierd om samen to komen." De Cock werd n.1. beboet
wegens het samenkomen ter onderlinge stichting van meer dan
19 personen;
2®. wa.s ik geciteerd te Aiipingadam, met het blijkbare voor-
(\') Leven van IL de C. I. bh 289.
(•) Verder b\'ericht bl. 28.
179
nemen om mij te veroordeelen, omdat ik daar gebeden had, en
(was) mij dus den mond gestopt." De C. schijnt dus gedacht te
hebben, dat hij door zich af te scheiden zjjne schorsing zoiule
opheffen en aan de vervolging der regeering zoude ontkomen. —
Welk eene misrekening!
3®. „in Ds. Scholte, een geordend kerkleeraar, wierd daar en
boven op aanschrijving des Prov. Bestuurs de waarheid geweerd
uit onze gemeente."
4°. „waarbij eindeljjk kwam de vernieuwde aanvrage des ker-
keraads, om door de noodzakelijkheid gedrongen ons af te eischen"
(scheiden?).
Overwicht, dat de schaal, al of niet scheiden, den doorslag
gaf, was dus het aan Scholte wedervarene en het drijven van
den door Scholtes taal ontbranden kerkeraad. Scholte dreef te
Ulrum de .scheiding door. Hoe het hart van de C. zelfs toen
zjjn mond dc Herv. Kerk voor onherstelbaar, voor (/e ralsclw
kerk, eene Si/na;/o(/e des Satans verklaard had, — nog hing over
de hervormde kerk, spreekt uit de hoo]) op haren terugkeer tot
den waarachtigen dienst des Heeren, welke hoop zelfs in de Acte
van Afscheiding doorstraalt; en blijkt vooral uit de bede, eenige
weken later door hem geuit: „En nu, de Heere doe Neerlands
Hervornul kerkgenootschap nog wederkeereiv of brenge die roep-
stem: („Gaat uit van haar") tot het oor en hart van al zijn
volk."
Op nnuvndag, den 13 October onderteekende de kerkeraad te
Ulrum eene Acte van Afscheiding of Wederkeering. (a)
Deze acte betoogt, dat de N. H. Kerk de merkteekenen der
valsche kerk vertoont muir Art. 28 en 29 der N. G., daar zjj
de leer verminkt, het sacrament verontreinigt, de tucht verzuinit
en de geloovigen vervolgt, blijkens de onrechtnuitige schorsing
(a) Bjjlago 2. Ook loven van II. de C. I bl. 291; in 1834 werd lijj uit-
gegeven bjj Bolt; 1870 by Salznian als fac-simili?.
180
van de Cock: de weigering om Scholte te laten prediken, en de
beboeting der bijeenkomsten door de rechterlijke macht. De acte
veroordeelt verder, en hier vertoont zich den invloed van Scholte:
de door de N. H. K. geeischte onderwerping aan de Synodale
reglementen, zonder aanwijzing dat die gegrond zijn op Gods
NVoord; „weshalve" ze „zich afscheiden naar art. 28, van de-
gene, die niet van de kerk zijn en dns geen gemeenschap meer
willen hebben met de X. H. Kerk, — totdat deze terug-
keert tot den waarachtig en dienst des Heeren." Ein-
delijk accepteert de Acte van Wederkeering de drie formulieren
als „in alles op Gods Woord gegrond", de oude kerkelijke liturgie
f-n „voor het tegenwoordige" de dordsche kerkorde."
Den volgenden dag kwam de gemeente samen; de vraag Averd
gedaan of zij zich wilden blijven oiulerwerpen aan het kerkbe-
stuur of dit verwerpen en het recht der gemeente haiulhaven;
daar werd ook gevraagd, „of zij den haar ontroofden leeraar
wenschten te behouden, dan of zij zich dien roof zouden laten
welgevallen." (Hel. de C.) Die dit niet wilden dulden, teekemlen
ile acte; 49 lidmaten der X. H. Gem. te Ulrum scheidden zich ,if. (a)
ïn eene „Toespraak en niinoodUjinij aan de (/eloori(/en en n-are
(jereformeerden in Nederland" wekte Ulrums kerkeraad oj), om
.het ambt der geloovigen uit te oefenen" en „zich bij de ware
kerk te voegen", met dit gevolg, dat o}) de (/enieenfelijke afschei-
dimj te Ulriun nu in de Xoordelijke provinciën eene individiierlr
afscheidinfj volgde, daar velen zich van de „valsche Synodale
K\'erk" afscheidden om „weder te keeren tot de gronden der va-
deren." (\')
(a) Onder de onderteekenaars komt de Cock zelf niet voor; mnar wel
(»:{ „hoofden van huisgezinnen", die — hoewel doopleden der Ned. Herv.
(Jemeente te Ulnun — echter geen belijdenis des geloofs hadden afge-
legd, cn die zicli nu, ofschoon bij de weigering om geloof te\'bcljjden
volhardende, toch aansloten bjj de Gereformeerde kerk, echter niet als leden
der gemeente, \'inaar als „bjjwoners", zooals de Cock hen noemde.
(\') Acte van Afscheiding, toes])raak en uitnoodiging bl. 17.
-ocr page 201-181
De acte >an afscheiding werd aan de verworpen kerkelijke
en aan de wereldlijke overheid toegezonden. — Bouwende oj)
de goede gezindheid des Konings, dien de G. reeds vroeger meer-
malen had aangespoord om zijn plicht als voedsterheer der kerk
te betrachten, en de gereform. leer te handhaven, werd ook
nu aan Willem I „bescherming der vromen in hunne rechten\'\'
gevraagd. Hoe men zich in den koning vergiste, is reeds pag. 1 (58
gebleken — en zal verder blijken.
Den Zondag na de scheiding predikte, mi negen maanden ge-
schorst geweest te zijn, de Cock, ondanks het verbod der politie,
die slechts den ringpredikant op den kansel Avilde dulden, o]»
nieuw in de kerk der Ulrumsche gemeente. Het zoude de laatst»»
nuuil zijn. „AVij willen hier niet treden in de moeilijke rechts-
vraag van den eigendom der kerkelijke goederen, wamieer ge-
noegzaam eene geheele gemeente zich afscheidt. Oppervlakkig
de zaak beschouwd, zouden wij van oordeel wezen, dat de ker-
keljjke goederen eigendommen zijn der plaatselijke gemeenten.
In dat gevoelen mi, hetwelk in allen gevalle niet zoo ongerijunl
is, stonden de afgescheidene gemeenten en hare kerkeraden, en
daar zjj zich in het bezit dier kerkeljjke goederen bevonden,
hebben zjj nieis anders gedaan dan te zoeken zich facto te hand-
haven in dat bezit, hetwelk men hun facto ontnemen wilde."
(Mr. M. C. van der Kemp.) (\')
Over de bemoeiing der jiolitie beklaagde de kerkeraad zicli
bij den Goeverneur. ,l)e officier van Justitie heelt zijn bode ge-
zonden met eenige veldwachters, om onzen leeraar te beletten,
en den indringer, oen vordraaijor van Gods Woord, op den kansol
to helpen. Des nadomiddags is togon de bogeorto dor gemeente
de kerk gesloten. Wij smeoken uwe Exollontie om ons on deze
gemeente voor ovorheorsrliing tc behoeden, en hot ambt der
(\'hristeljjke overheid aan to nomen, naar art. 3(5 onzer Gel, Bol."
{•) Bcoonlccljng dor Geschillen II bl. »5.
-ocr page 202-182
De Cock en zijne gemeente hadden verklaard, terng te gaan tot
Dord, zij leefden werkelijk in hunne verbeelding in 1618, maar
allerpijnlijkst zouden ze uit dezen zoeten droom door de „Chris-
telijke overheid" worden gewekt.
Ook de officier had „geklaagd", en reeds den 12den dag na
de preek, stond de C. terecht voor de rechtbank te Appingadam,
/150 boete en drie maanden tuchthuisstraf werd geeischt als
straffe op het „verwekken van wanorde in de kerk". Hier mocht
de C. zich verdedigen. Hij betuigde zijne onschuld, daar hij geen
tegenstand had geboden, toen men hem van den kansel weerde,
ja gezAvegen had, zoolang de ringpredikant aanwezig was; hij
bepleitte zijn recht om als leeraar zijner gemeente in haar eigen
kerk op te treden, hij beschuldigde den R. C. officier en duwde
hem toe, dat hij als een „echte zoon van Rome, met denzelfden
geest als weleer Flips van Spanje en Alva bezield" was, en als
zij, „dorstte naar het bloed der heiligen," en hij betoogde krach-
tig, dat geen handhaving van het recht tot vervolging leidde,
maar „vijaiulschaj) tegen de leer der vrije genade."
Groot was de indruk dezer rede op de talrijke hoorders, maar
de rechters — maakten den eisch tot vonnis. Het was den één
en dertigsten October.
Gedurende den Avinter van 18.\'U zat de Cock te Groningen
gevangen. Tijdens deze gevangenisschap kwam hjj tot „geloofs-
A\'erzekering voor zich /elven." — Hier in het „Correctiehui.s" werd
hem „geïnsinueerd" het vonnis zijner algeheele afzetting als i)re-
dikant in de N. H. K., namens de algemeeiie Syiu)de.
TerAvijl de Cock op „zijn AVartburg" vertoefde, Avas de afschei-
ding zeer toegenomen. Weldra ordende de (\'. op verschillende
plaatsen in Groningen, Drenthe en Overjj.ssel, zelfstandige ge-
meenten, die hij op zjjne menigvuldige zendingsreizen bediende.
Sedert 14 Februari) 1835 Avoonde hij op de Smilde, en de gi;-
li\'
183
mm
meeiite te Ulrum, (iv) die haren leeraar had willen behouden tot
•eiken prijs, zag zich zoodoende toch beroofd, en dit van haren
leeraar niet alleen, maar van hare goederen mede. Dit voorbeeld-
.schijnt andere gereformeerde kerkeraden te hebben afgeschrikt,
-althans met uitzondering van Doeveren c. a. heeft geen enkele ker-
keraad in heel Nederland als kerkeraad zich verder afgescheiden. \'
§ 5. De Afscheidhiff te Doeveren.
Scholte, die reeds in „kerkelijke behandeling" was, aangeklaagd
zijnde van verwerping der Ev. Gezangen, van mvlatigheid in het
doen der Avondmaalsvragen en van poging om zjjne „medebe-
dienaren in het Evangelie in minachting te brengen", en die
zeer zeker deswege kerkeljjk vervolgd zoude geworden zjjn, ont-
ving, nauwelijks van zijn Groninger reize tei-uggekomen, eene
missive van het kla.ssikaal bestuur van Heusden, gedateerd 2!)
Oct. 1834, ,die hem berichtte, dat dit kerkbestuur, „o]) order
van den Minister van Staat" handelende „naar bevind van zaken",
hem wegens „dadeljjke overtreding van art. XI van het
Reglement op de vacatures", in verbami met zjjn gehouden
„wangedrag" te Ulrum, eene „misdaad" van eenen erge-
Ijjken aard en tevens geruchtmakende", provi.sioneel
scliorste, zonder verlies van tracteinent. C^)
Pa])e stelt deze handeling van het KI. best. aldus voor: Na
verhaald te hebben welke stukken van den Minister waren ont-
vangen, gaat hjj voort: „Met diepe verontwaardiging las het
l)estnur deze stukken; het was dan niet genoeg voor den jiredi-
kant Sttholte, verwarring in zijne, en onru.st in zjjne miburige
gemeentes te zaaien, moest hjj dan (hjj, leeraar des Vredes en
(ii) Doeveren luid hetzelfde lot.
(\') bji Piii>e, bjil. \'JO, bl. 57-66.
(•) Hjj 1,;,]. 24, 1,1. 90 v.v.
-ocr page 204-184
der Liefde) ongeroepen naar het einde des Vaderlands ijlen, om
ook daar onze Hervormden op te ruijen tegen de bestaande kerk-
orde? Onafhankelijk van de reeds tegen hem hangende proce-
dure, vond het Bestuur meer dan genoegzame redenen om hem
wegens zijn wangedrag te schorsen, en het deed zulks eenstem-
mig." C)
Er is iete waars in deze beschouwing, maar de secretaris des
klassikalen bestuurs vergeet: 1". dat het vonnis der schorsing
met geen enkel woord van een opruienden inhoud, van Scholte\'s
prediking gewag maakt; 2°. dat Scholtes overtreding van art. XI
ontstaan is door de weigering van den consulent van Ulrum,
welke weigering, hoewel eenigszins gemotiveerd door niet geheel
ongegronde vrees voor wat men als separatistische woelingen
verfoeide, toch ook grootelijks het recht der gemeente krenkte,
en 3°. dat Scholte\'s overtreden van art. XI eer eene „uit het jam-
merlijk verval der kerk, wel niet verschoonbare, maar toch daar-
mee in verband staande, onvoorzichtigheid", (Ned. Stemm. II bl. 52)
dan een misdaad mocht heeten. Ook den drang der vergaderde
menigte, en zelfs de vrees voor ongeregeldheden bij weigering
van prediking zijn verschoonende omstandigheden, die bij de be-
oordeeling van de wetsovertreding van den jeugdigen leeraar in
rekening\' moeten worden gebracht.
Binnen drie dagen diende de kerkeraad van Doeveren c. a. zijn
antu-oord op de schorsing in: het was eene acte van Afscheiding,
door bijna heel de gemeente onderteekeml. (®) In het vomiis
der .schorsing haars leeraars „niet anders ziende, dan het stellen
van menschelijke bepalingen boven Gods woord", verklaarden de
ondergeteekenden „niet langer onder zulk een bestuur t^c willen
leven", noch zelfs met hen, die er zich aan. onderwierpen in ker-
kelijke gemeenschap te verkeeren", — maar zich als gereformeerde
185
gemeente van hen af te scheiden." Even als de gemeente te
Ulrnm, aanvaardden ook zij als uitdrukking van hun geloof de
drie formulieren, als norma voor kerkelijk leven de liturgie, als
kerkinrichting voorloopig de Dordsche kerkorde.
Te lichter was de gemeente bereid om deze acte te teekenen,
daar Scholte verzekerde, ,dat de kerkgoederen der gemeente
zouden verblijven, en dat Z. M. de vrijheid der gemeente zoude
handhaven." (a) Hoezeer ook hier de vraag boven dreef: of de
gemeente zich van haren leeraar zou laten berooven, blijke uit
deze zinsnee van eene missive des kerkeraads: .Zoolang konden
wij de kerkelijke wetten en verordeningen dulden, omdat ze ons
niet hinderljjk waren; nu meji ons echter van de dienst des Woords
door onzen van Godswege geschonken herder en leeraar wil be-
rooven, zoo vinden wij ons gedrongen ons als getrouwe opzie-
ners te gedragen", enz. (\')
De losrukking van Scholte\'s gemeenten uit het kerkverbaiul
is eene daad van overijling, in toorn geschied. Ze heeft iets
„kruidje-roer-mij-niet-achtigs" (Mulder). Ze was oen daad van
revolutionaire lo.sscheuring uit een historisch verband, ze was
een daad ook van separatisme, (b)
De kerkeraad had don koning om grondwettige bescherming
en handhaving harer rechten op ,hare" goederen en om vrije
uitoefening harer godsdienstoefening verzocht. Het antwoord
(dato 27 Nov. 18;M) was geenszins bemoedigend. „De Min. v.
St." gaf van woge Z. M. te kennen „aan voornoemde Hrander-
(a) rai)e TiO-\'l on bjjlagc 41 bl. 12!). Dit roqucst vati Scholte aan den
Koning is in de konipleete uitgave der OfT. stukken weggelaten.
(b) De voorstelling, die 1\'ape geeft is vooral bl. 47 hoogst partjjdig cn
min geloofeljjk, Hjjlogo 48, onmogeljjk door dc ondergeteekenden opge-\'
stold, buwjjst te veel! Uit bjjl. 4!l bljjkt, dat v. H. wbl v.yne minderjarige
kinderen kon verhinderen, zich bjj de Afgescheiden gemeente te voegen,
maar tevens dat hunne moeder afgescheiden bleef.
(\') Zie bjjlage 2.
-ocr page 206-186
horst c. s., dat hun pred. H. P. Scholte, niet om zijne predikwijze
of leerstellige gevoelens, maar wegens inbreuk op de kerkelijke
verordeningen en verzet tegen de kerkelijke besturen was gesus-
pendeerd geworden; en dat dus de supplianten het geheel ver-
keerdelijk deden voorkomen, alsof de afscheiding, waartoe zij met
zoo veel overijling besloten hadden, noodig was geweest tot be-
waring van hunne gewetensvrijheid."
Op dien grond werden de verzoeken door de supplianten ge-
daan, door Z. M. gedeclineerd; en gewezen van de hand, „met
vermanhuj om terug te keeren, tot de gehoorzaamheid aan hef
door Hoogstdenzelven erkend Herv. Kerkbestuur."
Het KI. best. constitueerde zich als Kerkeraad en Notabelen,
het handvol achtergeblevenen als do Ned. Herv. Gom. te Doev.
Genderen en Gansoyen beschouwende, terwijl ze de „uitgeleide
gemeente" een „bandelooze massa .sectarissen" schold; — de ge-
meente werd van al hare goederen ontbloot; hare godsdienstoe-
feningen werden belet en eerlang verliet haar ook haar leeraar,
om zich te Utrecht te vestigen.
Eenige honderden leden der N. H. Kerk scheidden zich weldra
af, in Noord-Braband, ook in Holland en Utrecht; en Doeveren
werd voor de Zuidelijke, wat Ulrum voor de Noordelijke pro-
vinciën was.
§ 6. Doeveren en Ulrnm.
De afscheiding te Ulrum en die te Doeveren hebben bij veel
overeenkomst ook niet onbelangrijk verschil. Beide zijn
een gevolg van den strijd tusschen het in de kerk ingedrongen
liberalisme en de \\erdrongen, maar door het réveil tot nieuwen
kamp ontwakende orthodoxie. Beide zijn een protest tegen den
toestand van onwaai-heid, waarin ten gevolge, van de zoo niet
rechtens, dan toch facto liestaande betrekkelijke leervrijheid — de
kerk was geraakt. De gedachte „Afscheiding" werd doorSchol-
te\'s brieven den Ulrumschen kerkeraad geworpen in de ziel, en
den impuls tot de daad gaf hij persoonljjk. De afscheiding to
Doeveren c.a. is bijna geheel een daad van Scholte.
Aanleiding van de beide Afscheidingen was do „vervolging"
van don geliefden leeraar, door hom hatende kerkbesturen; wigge,
dio .spljjten dood, was wat men „mishandeling van vreedzame
leeraars" noemde.
Heide gemeenten bewoorden met huime afscheiding oen gore-
formoorde daad to doen; beide aanvaardden onvoorwaardelijk do
drie fornuilioren, on koordon, voorloojiig althans, tot do Dordsche
kerkorde terug, met verwerping der Kv. gezangen.
Do scheidingen goschioddon ongeveer terzelfder tjjd, I)oido go-"
moonton gingen met don kerkeraad aan \'t hoofd als gemeente uit,
verklaarden de achterblijvendon voor gecensureerd, on maakten
aanspraak op „haro" kerken on goederen, op vrjjheid van «ere-
dienst en grondwettige bescherming door don staat, als bestaande
gereformeerde gemeente te Doeveren c.a. on to Ulrum.
Hij al dezo punten van overeenkomst is er tusschen de Af-
-ocr page 208-188
scheiding in de Ommelanden en die in het land van Hensden,
T/
toch ook een niet onhelangeijk verschil. Dit ontstond door-
dat de scheiding in Brahand enkel een werk was van S., terwijl
in \'t Noorden de invloed van de C. zich op de wijze van uit-
gang veelszins liet gelden.
Te Doeveren ging alles overijld, onbesuisd in zijn werk. De
afscheiding was een daad van verontwaardiging en toorn. De
scheiding der gemeente heeft iets willekeurigs, iets opzettelijks,
iets eigenwilligs, veel voorbarigs — het ging als bij verrassing.
Te Ulrum was de scheiding lang voorbereid. De Ommelander
„ATomen" waren er rijp voor. Ze was daar een noodzakelijk ge-
volg der verhoudingen. Maanden lang dreigde ze; eindelijk kwam ze.
De Cock beproefde alles om recht te bekomen, en wilde mid-
delerwijl alles dulden, alles doen wat zijne conscientie hem toeliet
om den eisch der kei\'kbesturen in te willigen, evenzeer als Kohl-
brügge scheuring verfoeiende.
Door Scholtes invloed dacht hij echter over afscheiden meer
en meer na, — eindelijk rekende hij het plicht. Hij had in de
geloofsbelijdenis de kenmerken der ware en valsche kerk gevon-
den, en was tot het resultaat gekomen, dat de N. H. K. meer
en meer die der ware verloor en die der valsche vertoonde
«
eindeljjk verklaarde de C. dat de N, H. K. de valsche kerk was.
Te Ulrum was het dus: nfHchfidiwj van de valsche kerk miar
eisch van art. 28 der G. B., en daardoor hreuke met het kerk-
bestuur; te Doeveren vond plaats: opzegging van gehoorzaamheid,
verwerping van het Kerkbestuur, en daardoor afscheiding van de
dat Kerkbestuur erkennende kerk.
Te Ulrum ergerde men zich vooral aan ,het bederf in leer
en tucht in de kerk," te Doeveren daaraan, dat het Kerkbestuur
wetten handhaafde: „niet gegrond op Gods woord."
De leer eiv tucht stond te Ulrum, het kerkrecht te D, op den
voorgrond.
189
Verder draagt de scheiding in \'t Noorden een reactionair ka-
rakter ; ze was eene poging tot repristinatie, tot ^trederkeering"
tot den Kerkstaat van 1618.
De Aischeiding van Scholtes gemeente toont een protestantsch,
zelfs een independentisch karaker: de kerkeraad is autonoom,
ze verwerpt al wat ze in strijd acht met Gods woord. Hun
roorhands zich houden aan de Dordsche Kerkorde is enkel terug-
keer tot historischen bodem.
(yontra-revolutionair is de wederkeering te Ulrum, min of meer
revolutionair de losrukking van Scholtes gemeente uit haar his-
torisch verband, omdat een (irtikel itt de. kerkorde haar hinder-
lijk is.
De Cock sprong terug; Scholte vooruit.
Scholte streefde naar een ideaal: een vrije gemeente van enkel
geloovigen, ingericht naar Apostolisch model, zuivere oj)enbaring
<ler onzichtbare kerk.
De Cock had geen scher]) omgetrokken ideaal, dat hij trachtte
te realiseeren. „Ziende in \'t gebod, voor de uitkomst blind," was
zijn leuze. Na lang van Koninklijke tusschenkomst herstel der
kerk te hebben verwacht, stelde hjj zich later met de idee der
scheiding van staat en kerk te vrede, en riej) hij alle geloovigen
tot uitgang uit de volkskerk op.
Ondanks alle verschil vloeiden beide scheidingen ineen. Andere
scheidingen volgden, <\'n .sloten zich aan. De vrieiulen van Scholte
traden met Budding en Ledeboer de een mi den ander toe tot de
„uitgeleide gemeente" en sloten zich »if bjj Scholte aan of bij
fle (\'ock. De twee richtingen werden si)ocdig openbaar ; van do
separatie geldt het als vau Bebecca: „daar waren twee kinderen
in haren .schoot."
7. Van Bliee en Meerburg.
In 1834 verkreeg de predikant van Doeveren c.a. een bondge-
noot in den gewekligen prediker J. van Rhee, die Bekerke (classis
Middelburg) voor Veen (cl. Heusden) verliet, en in \'t zelfde jaar
verschafte ook Scholtes invloed het beroep van Almkerk aan zijn
akademievriend G. F. Gezelle Meerburg.
"Werd van Rhee eerlang openbaar als een zedeloos mensch, (a)
Meferburg was een Christen, teeder van conscientie, rijk in deugd;
door voor- en tegenstanders om \'t zeerste geeerd en bemind.
Was Scholte een krijgszuchtige natuur, een voortvarend, door-
tastend, krachtig karakter, — Meerburg was een man des vredes,
„van nature een vreesachtig mensch," (\') — aarzelend en zwak.
Predikte S. krachtig, degelijk, vurig en „op den man af\', maar
was zijn toon en taal somtijds hard en biis, Meerbnrgs welsi)re-
kende prediking werd als onnavolgbaar liefelijk geroemd, vooral
(a) Weinige weken na zjjne afscheiding werd van llhee plotseling door
zjjne volgelingen en vrienden verlaten. De hevigste rennoedens van tegen-
natuurlijke ontucht waren tegen hem gerezen. In den nacht van den lOden
Februari 1835 verdween hjj met zijne echtgenoot cn bezittingen.
Later dook van II. te Goi-ichem weer op. Zijne pogingen om zich hier
eenen aanhang te maken mislukten. Ilij besluit des kerkeraads van Veen,
bijgestaan door Scholte en Gez. Meerburg, dato-ll April 1837 werd hij
,afgesneden van de gemeente des Hoeren", wegens „verharding en hui-
chelarij." Ook zijne echtgenoot werd tot eene ban verklaard, omdat ze
haar naam had laten royeeren van dc lijst der leden van de afgescheidene
gemeente te Veen. (Ref. I, 442 v.v.) De Afg. Synode in 1836 had hem van
zijn „herder- cn leeraarsambt" ontzet. Door ee.i „gezelschap" van leer-
lingen van Owen te Leeuwarden, werd hij tot schriftverklaarder gjroepen.
Hij werd echter niet domind genoemd, en moest den driekanten hoed af-
zetten.
(\') Off. St. 320.
191
,in zijne leiding om den bekommerde en verslagene van hart,
den dorstende te brengen naar de volle stroomen des levenden
waters."
Van Khee, die reeds wegens verzet tegen den zangplicht te
Bekerke, (a) slechts met moeite op zijne beroeping te Veen de
onmisbare koninklijke approbatie had verkregen, werd ook hier
zeer spoedig weder Avegens hetzelfde vergrijp vervolgd, (b) en
ook Meerburg, den drang der drijvers niet kunnende weerstaan, (c)
en in zijn geweten verontrust door het herhaald geroep: „Gij
moogt de kinderen Gods niet ergeren," (d) gaf toe en .liet na
lang aarzelen de gezangen staan."
Hoewel nauw aan Scholte verbonden, en zijne schorsing on-
rechtvaardig aciitend, rekenden echter van Hhee en Meerburg
zich niet verplicht Scholte in de opzegging der gehoorzaamheid
(a) Op stiniulatie van het ijverig khiss. Ijestiuir van Heusden had dat
van Middelburg onderzocht, en bevonden, dat van Hhee noch («ezangen liet
zingen, noch de Avondmaalsvragen aflas en zelfs geen Goeden Vrij-
dag vierde. Daar van Hhee zich echter verontschuldigde en beterschap
beloofde, gaf het bestuur dato 20 Februari 183t attest vaji goed zedelyk
gedrag. (S^\'n. Hand. 1834 bl. 37 en .38) waarop lui ook ajiprobatie volgde.
(b) Dato 1 Nov. 1834 schrijft de Cock, Tocspr. en Uitnoodiging bl. 11:
„schoon zicli alleen bepalende bij eene krachtige prediking en verdediging
van de waarheid van ilen predikstoel, Scholte en Ds. van Hhee, aange-
rand wegens scheurziekte, gelijk men ten onrechte in hen de waarheid
lastert en wegens het niet betoonen van eerbied voor de (5ezangen."
(c) De tegenstand zijner iioorders openbaarde zich eerst door te zwygen,
en later door oneerbiediglijk het hoofd te dekken, als het nun-bevooroor-
deeld deel der gemeente tot oer van haren Heiland zong. Deze ongere-
geldheid kwam spoedig tor kennisse van den Goevernour van N. Hraband,
en (S. M. kreeg last de ongorogeldon tovermanen. Meerburg verzocht me-
nigmaal vriendelijk en ernstig dezen aanstoot niet langer te geven. Alles
te vergeefs. Toen M. eindelijk besloot tot nazang oen Kv. Gez. op te geven,
stroomde de schare voor \'t zingen uit de kerk, en ging „ongezegend" hoon 1
(d) Daarentegen won! er later door twintig leden zijner gemeente bi,j
het KI. bestuur een verzoekschrift ingediend; „dat men hen toch van hot
zingen dor Kv. Gez. niet langer mocht verstoken" en G. M. durfde niet
ontkennen dat onder deze twintig ook „kinderen Gods" waren.
(\') Otr. St. bl. 310.
-ocr page 212-192
aan het kerkbestuur te volgen. „Ter voorkoming van beschul-
digend verwijt" van hunne volgelingen, waarvan velen zich af-
scheidden, dienden ze den 6den Juli 1835 een Adres in aan de
Alg. SjTi., waarin ze „met bescheiden vrijmoedigheid en hooge
ernst" verklaarden, niet in te stemmen met hen, die de afgezette
predikanten II. de Cock en H. P. Scholte hielden voor „dwepers
en bedervers der gemeente," en van de Synode vroegen de ver-
klaringen: P, dat zij de drie formulieren met Gods woord over-
eenkomstig achtte; 2°, dat alle predikanten verbonden waren te
leeren en te handelen overeenkomstig die formulieren, en 3®, dat
ze vrijheid verleende in het gebruik der Ev. Gez. en Avond-
maalsvragen.
Het antwoord der Synode was eene zeer onheusch gestelde
weigering; (-) en het gevolg van hun protest was, dat van Hhee
en Meerburg, die bij hunne weigering om de Ev. Gezangen en
de Vragen te gebruiken volhardden, (a) werden afgezet. (24 Nov.
1835.)
Het Prov. kerkbestuur, dat Meerburg gaarne voor de Ned.
Herv. Kerk had behouden, „liet niets onbeproefd" om hem „naar
vereisch ook van jongeren leeftijd en minder ervaring het ver-
keerde, gevaarlijke en schadelijke van zijne handelwijze te doen
beselfen," en moest, „ondanks zich zelve tot het uiterste komen." (")
Na hunne schorsing voegden zich van Rhee en Meerb\\irg met
velen uit hunne gemeenten bij de Afscheiding van Scbolte. Do
drie leeraars van wien men juichte: „God is wel goed dat hij
ons in dit kleine land (van Hensden) drie zulke rechtzinnige
leeraars gegeven lieeft," {1) waren nu buiten de Herv. Kerk ge-
193
raakt; maar daar van Rhee weldra te schande werd, en Scholte
eerlang vertrok, bleef Gez. Meerburg als leeraar der N. Braband-
sche gemeentetjes alleen over. Kalm en stil bleef hij in zijn ge-
liefd Almkerk; op den gang der Afscheiding had hij weinig in-
vloed. Teleurgesteld in zijne verwachting, dat heel Nederlands
Christenvolk uit zoude gaan „als een eenig man," werd hij echter
niet bezield door dien „geest van uitsluiting, die l)ij vele afgeschei-
denen maar al te zeer heerschende Avas", (Gez. Meerbui-g Jr.)
maar bleef zijn hart hangen aan de „achtergebleven broederen".
Den 12deu Dec. 185.5 ontsliep hij. —
ff 8. Jiniminelkawp cn van Vclzcn.
Te Hattem, waar men voor eene Sei)aratie, zooals die op de
roepstem van de Cock en Scholte op vele plaatsen tot stand
kwam, beducht was, werd, om de ontevredenen bij de kerk te
houden, in 183-1 de uls „gereformeerd" bekend staande ))r()ponent
Anthony Brumnielkami) tweeden predikant beroepen. Veel
sympathie had hij voor de Cock en Scholte, weinig voor huinie
zaak, zeer weinig, voor de nui.ssa hunner volgelingen, vooral
in \'t Noorden.
Zoowel om te protesteeren tegen „de vervolging van de C. en
S., als strijdig met de Ibrmulieren," als om te vragen, dat
de Synode verklaarde „1" dat de ibrmulieren in alle.s verbindend
waren als in vroegere tjjdeii," 2® dat or op grond van do bo-
stj\\ande roglomonton niot.s in acht behoefde genomen to worden,
dat met de ibrmulieren streed, on 3» „om allo stollig of ont-
kennend unti-goroformoerde predikanten to noodzaken tot weder-
keering tot het gorelbrnieorde;" — en om to verklaren
(•) Off. St II m
13
-ocr page 214-194
alleen in de gereformeerde Kerk leeraar te willen zijn, stelde Br.
een adres op aan de Alg. Synode, (a).
In overleg met Briunmelkamp had ook zijn zwager van Velzen
een adres ter handhaving der geref. leer en tucht ter SA-node
ingediend. Van Velzen was sedert het begin van 1835 predikant te
Drogeham, daar beroepen, nadat de approbatie op het beroep van
Ds. Duin uit Oost-Friesland was geweigerd, v. Velzens weige-
ring om een min-gereformeerd proponent, die oj) denzelfden dag
als hij te Drogeham ,op beroep" was komen prediken, de „rech-
terhand der gemeenschap" te bieden, had voorspeld met wat be-
slistheid v. V. de „gereformeerde religie" voorstiian zoude als
predikant. Van Velzen had getracht, eerst op de klassikale ver-
gadering, (b) later op eene door Ds. Hoogerzeil uitgeschreven
(a) Toen B. zjjn adres had opgesteld, nam hjj het mede ter klass. verg.
om medeonderteekening der oudere ,getrouwe" leeraren to verkrjjgen.
Bevende als een riet las de jonge Brum; zjjn adresje voor. Toen het naïve,
krasse, fiere, nuiar min-i»arlementaire en onbewezen stuk gelezen was,
zwegen allen. De Praeses sloot de vergadering, de leden stonden op en
verspreidden zich in de ruime zaal. Bnunm. stond daar alleen. Twee
zjjner vrienden naderden in dnik gesprek, „Als er vijf en twintig teeke-
nen," vroeg hem B., teekent gij dan ookV" „Als C. teekent, dan doe ik het
ook, antwoordde K., maar C. wilde niet „niet zijn hoofd tegen den muur
loopen." Kén ding speet hem. B. had het als stuk der vergadering moeten
opgeven, „dan had het ten eeuwigen dage in de notulen gestaan!" Dan
was het\' — begraven geweest! — Niemand van al de leeraren der Veluw««
teekende. —
(b) v. Velzen kwam echter eerst na afloop der eigenlijke vergadering
te Dokkum; in de kerkekamer zaten de predikanten, wachtende op den
maaltijd, v. Velzen las hun zijn adres voor. Maar allen „zwegen stille."
Aan tafel echter was het gedruisch groot. Kr werd geklonken cn gedron-
ken, eindelijk spottend geroemd op de .eendracht en licftle in de kerk."
v. Vclzcn, verontwaardigd, had den moed dit tc toonen; een hevig tumult
ontstond — en v. V. vertrok. — In dezen tijd maakte hij een reisje naar
Hattem en bezocht hij vervolgens Ds. Witteveen en ook da Costa. Hi.j
sprak met hen over den weg, dien tot kerkherstel diende ingeslagen. Wit-
teveen antwoordde: „God moet het doen, wi.j niet." Da C. ontring v. V.
hoogst vriendelijk. Hij mocht zelfs, wat da C. niet dee«l, rooken. Zij
lazen tezameja het werkje van Scholte: Stukken lietrekke 1 ijk de Al-
scheiding enz., toen juist uitgekomen. Ilunnc aanmerkingen waren
105
comparitie van rechtzinnige leeraars uit Friesland te Leeuwarden,
(waar met v. Velzen en Hoogerzeil slechts dien zwager Ds. Land-
weer verscheen) om een gezamentlijk adres ter Sj^node in te die- —
nen, maar toen deze pogingen mislukten, had hij ook alleen
durven staan. —
Het antwoord, dat de zwagers bekwamen, was als dat op de
adressen hunner Noord-Brabandsche vrienden. Op dit antwoord
volgde eene inquisitie naar hunne gezindheid ten opzichte van
onbepaalde onderwerping aan Synodale reglementen. — Br. be-
kende op Waterloodag 1835 van den kansel te hebben verklaard.,
de Ev. Gez. niet moor te zullen gebruiken en boloed dat hij
hierbij volhardde, aangezien -hun, geest on strekking en het dool
hunner invoering anti-gereformeerd waren" on ,de kerkordening\'
der Geref. kerk in ons vaderland," alias de Dordsche kerkorde,
die invoering verbood. Verder verklaarde hij naïvelijk, dat om-
dat z. i. het kerkbestuur anti-gereformeerd handelde, hij niet
langer gehoorzaam zoude zijn. Ju het Herv. korkgonoot.schai»
zoude lijj blijven, zoolang hij daann met woord on daad nuicht
protosteoren togen al hot anti-gorei\\)rmoordo, dat or zich opon-
baarde. Wilde echter het anti-gereformeerd kerkbestuur don gc?-
reformeorden predikant in de gereformeerde kerk ontzetten van
zijnen dienst, dan zoude hii uitgaan en zich met de Afgescheide-
nen om de confessie scharen. Misschien had hij, de milde evan-
gelieprediker oiuler die eenzijdige en vaak ruwe en onverdraag-
zame goroformeerden wel eene bijzondere roeping to vorvullon!—
Op dozo verklaring volgde do lang voorziene „ontzetting." (a).
vele. Zoo moest het »iet. Maar wat <hin te doen? Da C. haahle de
schouderH op. Niets doen! wachten . . .
(a). Toen Hnimmelk. zjjn vonnis had ontvangen, liet lijj don kerkeraad
samen komen en in rondvraag hrengen, of men dozo afzetting als oen«\'
anti-gereformeerde handeling zou vervverpen, ja dan neen. Allen verklaar-
den zich aan do IVov. uitspraak to onderwerpen. Slechts éJn diakon hloof
I5r. als wettigen herder en leenuir erkennen. Met dezen constitueoido zich
Hr. qua kerkeraad; de hun trouw hlijvenden erkenden zjj als leden «h^r
216
Had ook van Velzen gezien, dat „van de Synode geen heil was
te wachten", toch was hij nog geenszins tot scheiding geneigd. —
Zelfs toen Br., „die geene begeerte had om de lang voorziene
ontzetting te ontkomen" en wien zelfs „uitgang zonder af-
zetting dikwijls begeerlijk" scheen, (\') reeds onder kerkelijke be-
handeling was, schreef hem, naar mij de heer Br. verhaalde,
v.v.: „zoo schijnen onze wegen uiteen te zullen loopen." Dit
kAvam echter anders uit. Ook v. V. raakte uit de kerk; ook
hjj om de Gezangen. Reeds den loden Oct. 1835 was er een
vonnis van schorsing voor zes weken, door het kl. Best. van
Dokkuni tegen van V. gewezen op grond van: samenspreking
van v. V. met zjjne gemeente over het al of niet zingen der ge-
zangen en „vooral omdat genoemde v. V., hoezeer daartoe ge-
drongen en ernstig vermaand, geweigerd had, zich te verklaren
omtrent zijn gevoel van verplichting tot onderwerping aan kerkel.
]>estnren en verordeningen", eir/,. (■•).... nuuir daar v. Velzen
tegeji dit vonnis in hooger beroep gekomen was, predikte hjj
ongehinderd voort; doch toen hjj, gedrongen door zjjne bewonder-
aars uit den vreemde, den loden Nov. 1835 openlijk verklaarde, on-
danks het eenparig protest van zjjn kerkeraad, geene gezangen
meer tp zullen laten zingen, volgde op deze „ergerljjke misdaad"
(art. 51) den Oden Dec. vonnis van provisioneele schorsing door
het Rrov. Bestuur. — v. V. verwierj) dit vomiis, de gemeente
fchter verkoos liever haren leeraar te verliezen dan zich af te
scheiden. Volgens de Godgel. bijdr. bl. 79(1 (1835) Hcheidden zich met
iler\\-. Gem. te Hattein en Kiioden do ainleren af aln anti-gerefonnoerden.
Vt\'len uit de nabuurtscluii) vulden de gemeente aan. „L\'itgaïig uit do gt-
mcenschap met het N. H. kerkbestiuir, noodzakeljjk gemaakt door ontzet-
ting van den predikdienHt" is de titel van het verhaal, dat l)«. Hr. van
zjjne afscheiding gaf. Wil zjj de korte inhoud zjjn van zjjno geschiedenis,
dan dient aangevuld: „door opzegging van gehoor/aamheid facto on for-
meel noodzakelijk gemaakt."
(\'). Off. St. II 186. (•}. idem 108.
(\'). idem 109. V). idem 19:1.
mm
-ocr page 217-197
V. V. (van zijne 747 zielen tellende gemeente) slechts één man-
nelijk en zeven vrouwelijke lidmaten af. (a).
§ 9. A. C. van llaaltc.
Ook de laatste der trouwe akadeniievrienden van Scholte, A.
O. van Raalte, trad tot de Afscheiding toe.
In het cholerajaar tot God bekeerd, was het sedert zijne be-
geerte het evangelie te prediken in de volkskerk, van wier kan-
.sels ook zijn vader had gesjiroken. (b). Hij haatte den strijd oj>
kerkrechterlijk gebied. Hij had, naar hij nog in 1802 verze-
kerde, ,o, zoo gaarne in stilte in de Herv. Kerk willen blijven
werken nuiar op voorwaarde, dat de Herv. Kerk het bindend
karakter der forumlieren handhaafde, (c) Hiertoe was echter
liet kerkbestuur geenszins gezind, en toen in Mei 1835 van lx aalte
een bevredigend jiroponents-examen had afgelegd, gevoelde hel
kerkbestuur van Z. Holland zich verplicht alvm-ens don .zwager
van Hrummelkani])"\' tot do onderteekening dor „verklaring on
belofte" toe to laten, hem to vragen, of hij do korkelijko roglo-
(a). Dl\' acte van afsclieiding in eone siuuomvarrin},\' vi\\n dc afsclicidin-
Kcn te Ulniin cn Docreren. „De ondergeleekonde 7.|jn vereenigd in ile
vreeze en de inogendlieid des Heeren, met de ware Ocrefonneerde Kerk.
en hebben het bestiinr in de Ned. Herv. Kerk als anti-christelijk vcrwor-
])en (naar Scholte), overeenkomstig art 28 van onze goloofsbeiydeniH" (naar
dc Cock), dat echter niet van opzegging van gehoorzaamheid van een be-
stuur spreekt, maar van „uitgang uit de valsche kerk."
(b). Als hjj, nog student, to Hattem logeerde en zjjn zwager hem do
U«\'glcmcnten voor hield, ])lagj hjj (e antwoorden; „kwel me niet, als ik
ChristuH maar prediken mag!"
(c). Zijnen oxamanitoren verklaarde v. U., dat, wanneer het „overeen-
komstig" als „voor zoo ver OTereenkomt" werd opgevat, „hij dan geen li<I
van hun genootschap wilde zjjn." Wanneer dus Dr. v. 1{. in 1862 verze-
kert. dat hjj in 1RI14 niet meer cischtc, dan „vrjjlieid van prediking" dient
in twijfel getrokken of de Amerikaansche grjjzaard zich den Hollandschen
jongeling nog volkomen juist herinnert, cf. Off. St H, M17.
(\'). Otr. St H bl. 0.1 :129.
-ocr page 218-198
menten kende; en toen hij onkunde beleed, hem heen t« zenden
om, eer hij de kerkorde aanvaardde, die te leeren kennen.
v. Kaalte onderzocht en kwam vooral door de lezing van Ca-
padose\'-s Ernstig en biddend iroord tot het inzicht, dat de toen-
malige kerkregeering ,in beginsel, strekking en werking anti-
gereformeerd was."
Desniettegenstaande volhardde hij bij zijn pogen om tot de
predikantsbediening in de Xed. Herv. Kerk te worden toegelaten,
eerst door in Aug. 1835, op nieuw voor het Prov. Kerkbestuur
verschenen, toelating tot onderteekening der belofte te eischen,
en, daar dit hem op zijne verklaring, dat hij ongehoorzaam zou
zjjn aan sommige artikelen der kerkorde, weigerde toe te laten,
op nieuw den 3 Oct. 1335, door, op raad van zjjnen zwager te
Drogeham, schritteljjk te verzoeken, hem niet langer de admissie
tot den predikdienst te onthouden," daar hjj .ter goeder trouw
de gewone verbindings-fornnile kon en wilde onderteekenen" en
zich hierdoor aan een „gereformeerd bestuur en derzei ver gerefor-
meerde verordeningen" onderwerpen.
Het bestuur l)leef bjj zjjne weigering, en daarop ging van
Kaalte over tot den stap, „waarvan [hij] reeds een geruimen tijd
overtuigd was geweest," en schreef hij (Dec. 1835) aan het kerk-
*
bestuur van Z. Holland, „alle kerkeljjke gemeen.schap met hen
op te zeggen" en zich te voegen bjj hen .die begeerden te leven
naar de ordinantiën Gods." (\')
Zoo waren dan achtereenvolgens alle (ikademievriendon van
â–ºScholte tot de, met die van de Cook .saamgesmolten. Afscheiding van
Scholte toegetreden, on was hot „afgescheiden kringetje" .studen-
ten geworden tot een groep afgescheiden predikanten.
C). Oft- St. bl. 332.
-ocr page 219-199
§ 10. Brnkihuj en Ledeboer.
Sedert voegden zich nog vier leenaars hij de „uitge-
leide" gemeente. Dit waren Huibert Jacobu.s Budding, L. G. C.
Ledeboer, K. AV. Duin en T. F. de Haan. Van de beide laat-
sten kwam Duin, die wegens gekrenkte verstandsvermogens,
emeritus predikant was in de Coetus Embden, in 1840 uit Oost-
Friesland over; terwijl in \'t zelfde jaar de Haan, die om gelijke
redenen ook emeritaat had verkregen, maar weer hersteld, nu te
Gorredijk stond, zich afscheidde, zonder dat echter iemand in
zijne gemeente met den leeraar medeging. De Afscheiding van
Budding en Ledeboer had op de uitbreiding der separatie belang-
rijker invloed.
Budding, opvolger van van ]{hee te Bekerke, (a) was
even als deze een machtig volksprediker, en gaf aan van Rhee
in ijver voor de voorvaarderljjke leer en inzettingen niets toe.
Den 20 Januari 1810 te Rhenen uit vermogende en godsdienst-
ige ouders geboren, ontving B. eene uitnunitende opvoeding en
trad reeds als knaapje in leven.sgemeenschai) met den Heer.
Hij klemde zich in don weg zjjner „bevinding" \\ast aan do over-
geleverde loer, on putt»; moor uit onde leerboeken on schriften
van godzalige ouden, dan rechtstreeks uit den bjjbol zelf.
Dit geschiedde vooral .sedert 1828, toen hij als student to Utrecht
bij het onderwijs der theologisclie hoogleeraron onvoldaan bleef, (b) —
(a). In do dagon dor rofonnatio stond te Bekorke of Higgokerko. pastor
Hornard Donder, oen der eerste predikers, die do „valsclio kerk" ver-
wierpen.
(b). Prof. Heringa Inid H. bjj het verlaten der akadoniie op het hart
gedrukt: „Heb toch niet zulko hardo gedacliten." — B. had goeden aan-
was vlug van bevatting; hjj had een heldor oonleel, dat hjj eerst
gevangen legdo onder de gehoorzaanilieid aan de formulieren, later over-
heerschen liet, door zjjn gevoel. Mot jjver had hjj gewerkt. Het Orieksch
had hem eerst voel moeito gekost; toen had hjj vinig tot God gebeden en
oen gelofte gedaan: dat hjj, als de Heere hem hielp, altjjd zoggen zoude:
(\'). Wat ik geloof Hl bl. 5.
200
Een levend anakronisme was dan ook de predikant der N. H.
gemeente te Biggekerke, en sterker nog in zijne eerste periode
de vader der Zeeuwsche separatie. — Ook Budding dreef de
zangplicht uit de kerk. Nergens sterker dan op AValcheren was
men tegen de invoering der nieuwe gezangen gekant geweest.
Ook de Bekerkers waren met volkomen afkeer vervuld. Ze waren
hun een verfoeisel. Van Rhee had dien weerzin versterkt, en
ook Budding liet de gezangen ongebruikt. Het Kl. bestuur van
Walcheren kende zijn plicht! Op besliste weigering van Budding,
volgde vonnis van schorsing, en B., die zich hierdoor niet wilde
laten verhinderen het Evangelie te prediken, werd door jiolitie-
agenten van den kansel geweerd. Den Isten April 1830 scheidde
B. bjj schriftelijke acte aan het Kl. best. van Middelburg, zich
af van de openbare kerk, welke daad het sein was tot afschei-
ding op vele plaatsen in Zeeland, vooral door de beminnaar.s van
Comrie. (a)
Ledeboer, in den jare 1808 te Rotterdam uit eene patricische koop-
mansfamilie geboren, als kind reeds voor godsdienstige indruk-
ken zeer ontvankelijk, als jongeling tot geestelijk leven ontwaakt,
was even als Budding eene .nachgetriebene Herbstblüthe" uit de
Dordsche i)eriode. Had hij als kmuip — zooals hjj het later
noemt (\') — „verderfelijke boeken" als (den volgens de Cock in
den bloei der gereformeerde gemeente nog belangstellenden) Ege-
ling, en „goddelooze" boeken als — van der Palm, gelezen; als
student te Utrecht, walgende van het „lichte» brood" dat daar
„Die taal heb ik van God geleerd!" Werkeljjk wa« hjj uitmuntend helle-
nist, minder gelukkig latinist; hjj was zeer algemeen ontwikkeld, en ver-
bazend tekstvast.
(a). Comrie werd veel gelezen. In 18.33 debiteerde Holtkamp te Sneek
met 8uccch Comrie\'s IJrief over dc regtveenligmakinge des zondaars door
de onmiddeljjke toerekening der borggerechtigheid Christi; en ComrieV
A n C des geloofs, een soort dogmatische real-encyclopedic.
(\'). \'s Heeren wegen met een alles verbeurd hebbend zondaar bl. 2.
201
gereikt werd, (a) voedde hij zich met de werken der gerefor-
meerde vaderen. — Als proponent te Benthuijzen beroepen, pre-
dikte hier de jeugdige Godsman uit de volheid van zijn geestelijk
leven; — streng was hij in \'t bestraffen, trouw in \'t vermanen.
Zijn zelfverloochening en milddadigheid dwong eerbied af. De
„vromen," ook uit den omtrek, droegen hem op de handen; bij
de .wereldschen" wekte hij haat. Zijne zonderlingheden, zijn
wachten op „opening" eer hij prediken kon, gevolgen van zijn
„leven bij \'t gevoel," wekten zelfs spot.
Uit gemoed.sbezwaar tegen de vaccine, ojiende hij eene vrije
school ; ook kreeg hij weldra gemoedsbezwaar tegen de Gezan-
gen ; (b) hjj jiredikte er tegen en — werd, op aanklacht der
diakenen, geschorst.
„Het laatst" — zoo verhaalt hij in zijne autobiographie, (\') —
,dat ik op een Zondag den stoel beklom, gingen wij uit de kerk
naar het door mij gekochte huis des burgemeesters en wjj be-
groeven daar de wetten en de gezangen, als niet in de kerk
behoorende, on zwoeren trouw aan Gods woord,"
Des Woensdagsavonds pi\'odikte hjj weder. Hjj gevoelde, dat
het voor het laatst zoude zijn. En het was voor hot laatst.
Het Klassik. bestuur van Leiden, in deszelfs vergadering van
111 Nov. 1840, schorste den predikant der Herv. gom. van Bent-
huijzen — provisioneel in zjjn dienst, (^l. —
(a) Ledeboer was meer vlug in het aanleeren, dan oordeelkundig; Iijj
ging meer dan oj» zjjn rede, af op zjjn gevoel en gemoed.
(b). Ledeboer noemt hun geest: „ongereformeerd," hunne invoering:
„wederrechteljjk," «>n do zangplicht „uit den duivel." Van den kansel
verklaarde l»|j; ^In de Gezangen zjjn leugens op elke bladzjjde schier."
In oenc preek vergeleek hjj den bundel bjj het beeld uit Nebucadnezar\'«
droom. Daar was goud in dc gezangen, Lodenstejjn\'H versjes b. v.; ook
zilver, nuiar moer onedel metaal en leem. In zyji jjver om het beeld te
vermorzelen, wierp l,jj het gezangboek van den kansel.
(\'). \'« Heeren wegen, bl. G7.
(•), Missive van \'t .Cl, best. van Leiden, naar do copie in \'t kereko-
roiidsboek.
202
,Den volgenden Zondag als naar gewoonte den predikstoel
willende beklimmen, werd [hij] tegengehouden en moest piij]
wijken voor geweld." Wie hem lief had volgde hem. Men
ging naar het huis, waarachter de reglementen en gezangen la-
gen begraven. Hier predikte Ledeboer vervolgens voor de uit de met
hem Afgescheidenen zich vormende gemeente en voor een grooten
toeloop van buiten. Aanspraak op het kerkgebouw hielden ze vol.
„De kerk is de onze, en God zal ze ons weder geven te zijner tijd!"
Het KI. bestuur vond zich in deszelfs vergadering op 26 Nov.
1840 verpligt om de beide ouderlingen, die met L. uitgegaan
waren, provisioneel te schorsen in hunne bediening, en benoemde
in hunne plaats om met den consulent en de diakenen omnidde-
lijk te doen hetgeen des kerkeraads was, ds. van Rossnm en
ds. van AVatrenburg, gecommitteerden van het Cl. best. van
Leiden. Den 26sten .Janiuiri 1841 volgde de afzetting door het
Prov. Kerkbest. van Z.-Holhind.
Beide Budding en Ledeboer waren zoiulerlingen; zij loefden bij
het gevoel; veel dor dogmatisme heerschte over \'t gemeen bij de
gesepareerd en; zij echter waren mystieken. Als gescheiden pre-
dikers waren ze levende commentaren op Hand. 20: 18—33;
hun invloed op het volk wius groot; de zegen, op hunnen zen-
dingsarbeid rjjk. Dien arbeid zullen we ter bestemder jdaatse
schetsen.
.ii 11. De rol ge! hl I/en.
,De meeste der afgezette predikanten waren reeds op de Hoo-
geschool onderling verbonden tot de rol, welke zij vervolgens in
<le kerk zonden spelen; verbonden om in dezelve verdeeldheid en
scheuring te bevorderen. Met dit voornemen in het hart, onder-
teekenden zjj nochtans de verbintenis van zich met allen [jvor to
zullen toeleggen op de bevordering van orde on eendragt, en
(\'). \'s Heeren wegen, bl. G7.
-ocr page 223-203
nauweliiks was het schrift hunner naamteekeningen opgedroogd,
of ze deden wat in hun vermogen was, om orde en eendragt te
verstoren, en dwongen alzoo het kerkbestuur om tegen hen alle
noodige strengheid te oefenen. Zij werden afgezet, niet om hun
geloof, zooals zij het gaarne [wilden] doen voorkomen, maar om-
dat zij boven wet of regel verheven wilden zijn. Het moest hun
vrijstaan te schelden en te tieren op verordeningen en predikan-
ten — en om dit werk lumner boosheid alleen zijn ze afge-
zet." — (\') Zoo brandmerkten in 1830 de Godgel. Bijdragen,
(bl. 381 v.v.) het gedrag der zich afgescheiden hebbeiule predi-
kanten. ITy hebben verhaald hoe de f/cschiedeitis spreekt.
Juist is echter de opmerking, dat niemand der predikanten,
wiens uitgang we verhaalden, wegens belemmering in zijne ge-
reformeerde predikhuj werd bemoeilijkt. Integendeel was het zoo-
als Donker Curtius het in een gesprek met van I{aalte uitdrukte,
de toen heerschende geest: „l^redikt wat gij wilt, nniar laat
ons ook prediken wat wij willen, eii gehoorzaamt de wetten."
Het Reglement was hoofdzaak in de kerk, — haar hoogste ide-
aal was rust en orde !
Opmerkelijk is het, dat niennnid der „Volgelingen" uit eigen
beweging uitgegaan is uit de volkskerk; nog opmerkelijker, dat
zjj er allen nadruk op legden, uitgeworpen te zjjn.
Toen toch èn in het Noorden èn in hot Zuiden gereformeerde
gomoenton ontstonden, kwam ook tot hen de eisch van hunnen
goostvorwant de Cock: .scheidt n mot ons af van de vulsche
k\'M-k", en de roep.stom vun hmmon vriojul Scholte; „verwerp met
"MI lu\'t ()ng(!ref«)rnioordo kerkbostmir;" nniar zjj verkozen niet
n»t to gaan, zij wildon naar vun Huultos getuigenis, zelfs ,0, zoo
graag in .stilte in de Ned. Herv. kerk bljjven werken." («) —
Zij erkenden dus het Nod. Herv. kerkgenootschap als kerk, en
{\') Otr. Ht. II 1,1. :n8.
(•) off. 8t. II bl. m.
204
achtten aanvaarding en handhaving van een ongereformeerde
kerkorde niet dadelijk ongeoorloofd. Het gemoedsbezwaar, dat
ook in hun naam de C. en S. waren „vervolgd" geworden, dreef
hun tot min of meer openlijk protest; tot afscheid in f/ drong het
hen niet.
Toen het hun echter niet langer toegelaten werd om de Ge-
zangen te verwerpen, en zij dientengevolge provisioneel werden
geschorst, — toen achtten zij in eens afscheiding dure plicht, toen
erkende v. Velzen eensklaps de Ned. Herv. kerk voor de valsche
kerk, terwijl zij allen gehoorzaamheid aan hun hinderlijke ongerefor-
meerde verordeningen voor ongeoorloofd verklaarden. Niet vrij-
willig gaan! Gereformeerd prediken en handelen i)i de Herv.
kerk, dat was hunne leuze, en bleef dit ook toen in Groningen
en Braband „de gereform. kerk weer openbaar was geworden,"
— totdat zij van hunne bediening werden ontzet!
Nauwelijk waren ze buiten de kerk, en hadden ze zich nu-t
de vóór hen gescheidenen, en ook onderling vereenigd, of ze
vielen onder hunne N. Herv. ambtgenooten „de getrouwe leer-
aars" hard, wijl deze, omdat zij niet werden uitgeworj)en, ofschoon
zij zich als gereformeerde leeraars openbaarden, bleven, waar God
hen geplaatst luid. Het volgen van hun ei;/en gedragsljjn w<\'rd
nu in eens „vleeschelijkheid en ontrouw;" en niet, dat zjj Gezan-
gen zongen, maar dat zij, zonder dat het hun noodzakelijk werd
gemaakt, door „ontzetting van de predikdienst", (\') niet nv7»r/7//V/
„uitgingen," werd den gereformeerden, die de afscheiding af-
keurden, of voor zich niet geoorloofd of no(»dzakeljjk achtton,
verweten. —
Iedere afscheiding, waarvan we verhaalden, heeft hare eigene
geschiedenis, al is ze dan ook eene variatie oj) hetzelfde thema.
— Hier, ginds en elders heft een solist aan, nuiar op het hooren
(\') Cf. de brochure vim Br. Uitgang noodzakeljjk gemaakt door ont-
jsetting enz.
205
van elkanders stemmen, komen ze te gader en vormen eerlang
een koor, dat menigen wanklank laat hooren, maar toch wil het
lied, dat zij zingen een psalm zijn ter verheerlijking van den
Vaderen God, en dat deze psalm van toewjjding, van nauwheid
der conscientie, van ijver en zelfverloochening getuigde, mag
niet Avorden ontkend.
C. De ontwikkeling der Sep.iratie.
(Onder de Gesepareerden).
LITTERATUUR ex BRONNEN :
Hoofdbron: De Verslagen der Algemeene Synoden van de Af-
gescheiden gemeenten.
Verschillende Adre.ssen aan de regeering, uitgegeven bij Höveker,
Golverdinge, Zuidema en elders.
De Godgel. Bijdragen 1834—1840 ; verscheidene artikelen.
Engelüerts. De gereformeerde kerk, haar recht, oorsprong eu
geschiedenis.
H. P. Scholte. Aamuerkingen op het z. g. Verslag der Chr.
Ger. Synode te Amsterdam, Amst. 1840. Hierin ook eene
correspondentie tusschen v. V. en den Amsterdammer kerke-
raad, een Opstel van Wormser, eene verklaring van Ds.
van der Meulen, enz.
De Reformatie, een rijke bron.
Andrieszen. Korte Opwekking enz. Sneek 1837, en tal van der-
gelijke kleine vlug.schriften, sommigen aan den voet der
jiagina geciteerd.
i? 1. Gmit uit Babel.
Na alzoo het outstaau der Afscheiding te hebben verhaald,
willen we hare out wikkel iurj nagaan.
Hoezeer vele gereformeerden in den lande rjjj) waren voor af-
scheiding van de volkskerk, hoe ook in wel toebereiden akker
met volle handen het zaad der afsclieiding werd gestrooid, toch
droeg het niet zooveel vrucht, als men had verwacht.
„Vertrekt, vertrekt, gaat uit het midden van haar en raakt
niet aan he|;geen onrein is (2 Cor. (i: 1G). Reinigt u, gij die
de vat«n des Heeren draagt! (Je.s. T)2: 11). Hebt geen gemeen-
207
schap aan anderer zonden, bewaart n zeiven rem (1 Tim. 5: 22ft),
Hebt geen gemeenschap met de met de onvruchtbare Averken der
duisternis (Ef. 5 : 11), wat gemeenschap heeft het licht met de
duisteniis, wat deel de geloovige met den ongeloovige, wat sa-
menvoeging met de afgoden, de Tempel Gods (2 Cor. G: 14 v.v.)
Scheidt u af van de volken des lands, (Ezra 10; 11, IG) (a)
Scheidt u af, zegt de Heere!"
Zoo klonk het in den lande rondom. De Cock riep tot uit-
gang op in zijne Toespraak en Uitnoodighuj aan de Geloovigen
en u-are Gereformeerden in Nederland, (\') want door de bewe-
ringen van v. d. Linde en de Groot, dat de formulieren waren
afgeschaft en de vervolging tegen hem, Scholte, van Rhee, een
cathechiseer- en een .ondermeester" was de Herv. kerk de val-
sche kerk gebleken. Scholte, en ook de .volgelingen" drongen
O]) afscheiding aan, en vele mannen uit het volk, die op hunne
roe])stem, uitgegaan waren buiten de legerplaats, Christi snuiad-
heid dragende" (Reformatie I, 113), verhieven ook hunne stem
ter opwekking zoowel van hunne gereformeerde leeraars, die „zich
uit bange vrees of lage hebzucht voor de Afgoden
bogen" (liorneman) — alsook van de leden.
W. "W. Smitt beantwoordde de vraag: Is de verwerping van
het Ned. Herv. kerkbestuur noodzakelijk geworden;" toestemmend,
N. Rorneman riep .Gods hevelende roepstem om weder te keeren"
"it, 1). v. Duist sprak: „ICen u-oord tof opwekking aangaande
mijne uitleiding," Vijgeboom gaf „AV» overtuigende opwekking
om irrder te keeren tot der Vaderen God," 1). v. d. Werj) hief
een „GecxicUjke wa2)enkrect" aaji, en vele anderen stemden luide
met hen in."
De gesepareerde predikanten reisden overal heen en predikten
(a). Engelberts beroept zieh op deze plaats: parallel is „on van do
vroenulc vrouwen !" Een gevaarlijke vermaning.
(\'). H. d. C. II bl. 18.
208
de scheuring als onafwijsbaren eisch van den Heere; en het ge-
volg was, dat al verwierp de overgroote meerderheid der ortho-
doxen op raad hunner woordvoerders, de afscheiding als onge-
oorloofd of onnoodig, er toch op vele plaatsen menschen werden\'
overtuigd, „dat de H. K. de kenteekenen der valsche kerk naar
art. 29 volkomen vertoonde\'\' (H. d. Cock) en vele anderen die
dit niet inzagen, toch met het „volk Gods verkozen smaadheid
te lijden," en daarbij zich voegden, waar ze „de waarheid" hooi-den.
Voorop gingen gewoonlijk de drijvers, stille, nederige, be.schei-
den vromen traden aarzelend toe of voegden zich Avel bij de zich
scheidenden, maar zonder daarom de kerk der vaderen te verla-
ten, en prijs te geven hunne rechten in de Herv. kerk.
§ 2. Maatscluippelijke, zedelijke, f/odsdienafige toestand
der (jescheidenen.
In zjjn; Staatsrecjt in Nederland enz. 1)1. 37 schrijft de Heer
v. Appeltere: „Wie de personen der Afge.scheidenen zijn is bekend.
Bijna in iedere gemeente bestonden er eenige lieden, wier „ge-
strenge begrippen" hen afkeerig deed zijn van de openbare jire-
diking, waarvan zij zich dan ook voor lang hadden afgezonderd
en onthouden. Toen nu de vaan der openlijke afscheiding te
Ulrum en Genderen ojigestoken werd, waren het deze lieden, toch
reeds van de Herv. kerk afgezonderd, die zich alom en gretigljjk
daarmede vereenigden, en hierdoor laat het zich zeer genuikkoljjk
verklaren, hoe de afscheiding op eens, en als met eenen slag, tot
eene zekere hoogte komen kon."
liet meerendeel der zich afscheidenden behoorende tot den kleinen,
nijveren, meest niet geheel onbemiddelden burger- en tot den soms
zeer bemiddelden boerenstand. Wormser .schrijft van hen: „Mee-
rendeels zijn ze arm en doen boven vermogen," (\') maar ook: „een
deel heeft overvloedige middelen van den lieer ontvangen." (")
(\') Brieven I bl. 125. (\') Idem bl. 11.
-ocr page 229-209
De Nicoclenwssen en Jozefs van Arimetlxea, de Antipaters en
Cornelii, ontbraken ten eenen male; ook voegde, behalve Mr. A.
M. C. van Hall, geen enkel man van studie of wetenschap zich bij
hen. Naar waarheid kon Dermout den G Juli 1836 der Synode
verklaren: „niet één predikant van naam of ondervinding, en die
Avegens zijne gaven en karakter eenig vertrouwen bij de gemeente
bezit, behoort tot den bedoelden aanhang", die — „bijna uitslui-
tend bestaat uit lieden van de mindere klasse", — en als hij er
bij voegt: „bij welke ook de Godsdienstige kennis op zeer lagen
trap staat", dan Avas dit in \'t algemeen onAvaar, maar toch van
vele afgescheidenen juist. „Ik houd mij overtuigd, dat de meest
bekrompen belijders, die op de handhaving der formulieren aan-
drongen, deze (den catechismus uitgezonderd) nooit gezien, veel
minder gelezen hadden." (Wormser \')
Engels duAvt den „separatisten" toe: „Gij hecht u aan eenige
uitdrukkingen, die gij in haren zin en bedoeling niet verstaat,
terAvijl gij Avegens uAve bekrompenheid, te onvatbaar zjjt, om in
derzelver geest in te dringen. De onkuiule van velen UAver is mij
dikAverf maar al te zeer gebleken; ook van uavo voorgangers on
Avoordvoorders, dien het aan Avaro bjjbelkennis, aan alles, be-
halve aan verwaandheid on geosteljjken hoogmoed ontbreekt." (a)
De zedelijke toestand der goschoidoium Avas over \'t algcmoon
goed; dat er echter veel kaf onder\'t koren Avas, mag niet Avordon
(a) Dat E njjola niet geheel ten onrechte spreekt, moge hiemit blyken,
dat bjj het examen van Ds. Wissink in 1810, IJrnmmelkami) nan Ledeboer
cn aan do Cock (dio leerde, dat dc remonstrontsgezindon niot zalig konden
Avordcn), Avelke beiden den examinandus o n rocli tzi nni g keurden, „ver-
zocht, om to luisteren mwr iets, hetwelk Z.E.W. uit do canones van Dord
zoude voorlezen. Hoide predikanten verklaarden op de daartoe gerigte
vraag, het voorgdezeïie voor Gereformeerd. Do president maakte toen dc
opnierknig, dat het voorgelezene behoorde tot do verworpen dwalingen
der Uemonstranten." Scholte, Aanmerkingen Verslag v. d. Synode 1840
bl. Gl.
(\') lirieven I bl. lir». (\') Ontboezeming bl.
14
-ocr page 230-210
ontkend. Zeer algemeen heerschte de zonde van het .ligtelijk
en onverhoord oordeelen en helpen verdoemen" (Zondag 43) van
al Tvat niet mee ging; de zonde ook van „vleeschelijken" üver,
en dan die zonden, die men „Christen-zonden" zonde knnneii
noemen: gebrek aan piëteit en onderschatting van de aardsche
roeping, en tegen al deze zonden had geen wapen de kerkelijke
tucht.
Maar ook dit staat vast, als er in die dagen ergens in Neder-
land toewijding aan den Heer, geestdrift en zelfopoffering, in
sommige punten althans teerheid van conscientie en eerbied voor
het Woord des Heeren werd gevonden, dan was het bij de .uit-
geleide gemeente,"
^ 3, Gemeeutevonniin/.
Overal waar hun .eene deur geopend werd" predikten de ge-
scheiden predikanten, en haastten ze zich, degenen, .die zicli bij
de kerk wenschten te voegen," eene gemeente te doen vormen.
De eerste afgescheiden gemeente werd gevormd op de Smilde,
Den 17 Nov, 1834 werd op een kerkeraadsvergadering te Ulrum
L, Dijkstra als lidmaat aangenomen en tot oefenaar te Smilde
benoemd. De Cock reisde hierop met Dijkstra derwaarts on or-
dende de acht en dertig afgescheidenen tot eono gemeon\'to, dio
oiiderlingen on diakenen verkoos, en Djjkstra als „leoroudorling"
aannam. Leerouderling en kerkeraad w(!rdcn daaro)) door do Cock
ingezegend, den lOden Nov. 183J.
Eenige dagen later word de gemeente to (Jroningon door do
(\'ock .geordineerd." Ook Scholte was hierbij tegenwoordig.
Vele oefenaars sloten zich aan on vornulen met hunne „gezel-
schappen" eerlang „Afgescheiden gemeenten." In Groningerland
ging bijna al wat be.slist rechtzinnig was ovor; .som\'s moor dan
een dor<V\' van het aantal leden der Hervormde gomeenton (\').
(\'). cf. H. de Groot. Gr. Godgel. bl. 228.
-ocr page 231-211
In \'t voorjaar van 1835 bestonden in Groningerland en Drenthe
gemeenten te Ulrnm, Smilde, Groningen, Wildervank, Stads-
Kanaal, Veendam, Onstwedde, Helium, Groote^aast, AVarfum,
Bierum, Dwingelo, Assen, Adorp, Ezinge en Hoogeveen, allen
gesticht door de Cock, en in 1830 waren in Overijssel en Gel-
derland gemeenten te Zwolle, Kampen, Kockange, Ruinerwolde,
Wildervank, Zalk, Steenwijk, Genemuiden, Hasselt, AVezepe, Sta])-
horst, Rouveen en Mastenbroek, door de Cock, en te Hattem,
Ommen, Dalfsen, Heerde, Apeldoorn, Beekbergen en AA^inneijer-
veen door Brummelkamp en van Raalte geordend.
In Friesland stichtte van A\'elzen overal Avaar hij kon gemeen-
ten, in Holland, Utrecht en Beneden-Gelderland Scholte, in Zee-
land Budding, in Brahand Meerburg, — Ledeboer aarzelde in \'t
ordenen van kerkeraden. In \'t begin van 1830 bedroeg het aan-
tal gescheidenen omstreeks vier duizend ; gaandeAveg nam het toe.
^ 4. KcrJciurichiiiKj.
Spoedig sloten zich de gemeenten aaneen. Die in de Onnuc-
landen en Drenthe hadden eenheid van oorsprong en een middel-
punt van A\'ereeniging in de Cock.
De eerste algemeene vergadering dezer gemeenten had jilaats
te Groningen, den 8sten Ajiril 1835.- — De algevaardigde kerke-
raadsleden besloten, in te gaan met 1 Mei 1835, aan den ,gi\'-
trouAven dienaar Ds. H. de Cock" een tractement te beschikken
van /"TOO — en een Avoning, de (\'. mocht Aveten Avaar.
l^it Avas de eerste kerkvergadering, een edelmoedige!
Scholte en zijne vrienden doelden lator de gemeenten in klassen:
de klassikale vorgadoringon benoenulen do loden dor provincialo
vergaderingen; on dozo do deputaten ter Algenxoone Synoden. —
Bjjna aartsvaardolijk gezag en stem en in elk Capittel haddon do
predikanten.
212
g 5. Synode te AmstenUm.
De eerste „algemeene s}Tiode" werd gehouden te Amsterdam,
2—12 Maart 1836. Aanleiding tot deze samenkomst van de
„opzieners der gemeente Jezu Christi" (\') was eene ministrieele
aanschrijving van den 11 Dec. 1835, die te kennen had ge-
geven, „dat Z. M. met het grootste leedwezen vernomen had het
voornemen der afgescheidenen om de gevestigde Herv. kerk te
verlaten en afzonderlijke genootschappen te vormen" en „dat de
koning geene toelating of grondwettige bescherming kon ver-
kenen, dan nadat Z. M. zoude gebleken zijn, dat de openbare
orde of veiligheid daardoor niet gestoord kon worden, en dat
H. D. dus zou afwachten, nadere daartoe in te dienen adressen,
welke vergezeld moesten zijn van hunne reglementen en statuten,"
waarin „vooral niets mogt voorkomen, dat eenigen inbreuk maken
kon op de bezittingen, regten, titels van de gevestigde Herv.
kerk," enz.
Daar, eer de koninklijke toelating verkregen was, naar luid
der zelfde aanschrijving, geen „vrijheid van godsdienstoefening"
werd verleend, kwamen al de afgescheidene predikanten, de ])ro-
ponent v.an Kaalte (a) en een tiental ouderlingen (b) te zamen,
om namens al de gesepareerde gemeenten het verlangde adres te
ontwerpen en in te dienen, — en orde te brengen in de zich
formeerende kerk.
De synode aanvaardde de drie formulieren, maar met wjjziging
van de verbLntenisformule van Dord; zij verklaarden de genieen-
ten, die zij vertegenwoordigde, voor de gereformeerde herlc in
Nederland. In het adres, dat zij (16 Maart 1836) bij don koning
(ii). Die na door Scholte geëxamineerd te zjjn ais heroepcni i)redikant
van ({enenmiden c. a., zitting verkreeg,
(b). Onder hen lIokHbergen van Kampen.
(\'). Handelingen der Opzieners der Gom. .1. C., Hövekor en Golv. 183G.
-ocr page 233-213
indiende, protesteerde ze tegen de meening, „dat zjj zich afschei-
den van de geref. kerk, en nieuwe genootschappen wilden op-
richten." — De gereformeerde kerk, zoo l)etoogde ze, was ken-
baar aan hare confessie en kerkinrichting. Deze gereformeerde »
kerk had in 1816 opgehouden te bestaan, omdat de band
der formulieren van eenheid was gebroken en de kerkinrichting
antigereformeerd was geworden. Maar de gereformeerde
gezindheid was blijven bestaan, doch daar ze don moed niet
had gehad zich (als kerk) te openbaren, was ze verborgen gebleven.
In 1834 en 183.5 ontvingen enkele harer leeraars .getrouwma-
kende genade", om de rechten der gereformeerde gezindheid op
eene gereformeerde kerkinrichting te handhaven; zij verwierj)ou
het autigorefornieerde kerkbestuur, onderwierpen zich aan de for-
.muliei-on, on daar velen uit de gemeente hen volgden, werd weer
de gereformeerde kerk openbaar. Zij waren dus geen nieuwe
kerk, maar de oude Nederlandsche gereformeerde kork
zelf, die recht had oj) al do goederen, bezittingen en inkomsten
van het Ned. llerv. kerkgenootschap.
Van do, op dit haar recht gegronde aansjiraak, o]) goodoron
of titels wilde zjj, .daar ze alles door haar zonden verboïird had",
afstand doen, on zo vroeg slechts aan den koning handhaving
van het den noderlandschen biirgers grondwettig verzekerd rocht
op ri\'ijheid ran Godsdicnstocfcninfj iu hef openhaar. —
Als de van ouds bestaande Gereformeerde kork van Nederland
had .de gemeente Jesu Christi" eono kerkorde, dio van D<»rd-
rocht; maar do onzinnigheid, on» oen botrokkoljjk zoor kloino
(jcmeenfe ran „(jelooviijen" staande tegenover hot door haar mot
«de wereld" goïdentificoorde volk, ja tegenover de volkskerk, on
geheel onafhankoljjk van don stiuit, — als tie .ffaafdrrl: to doon
optreden, s])rong zoo krachtig don loden dor Amst. Synode in hot
oog, dat zo, zonder echter de illusie op te geven lie aloude ijere-
formeerde kerk ran Nederland te zjjn, ja\' terwijl ze herhaal-
214
delijk verklaarde, „de Dordsche kerkorde te aanvaarden", een
reeks van besluiten nam, buiten die kerkorde om, ja met haar
in lijnrechten strijd. Zoo Averd een geheel nieuw reglement op
het examen van leeraars (a) ontworpen, waarbij b. v. bepaald \'
werd, dat de kerk „als de nood der kerk" dit vorderde en an-
ders (?) buitengewone gaven dit wettigden het examen in de talen
achterwege mocht laten. En ook andere bepalingen als (b) dat
de gemeente hij vrije stemming den leeraar beroept, en (c) dat
men ten aanzien van de viering der feestdagen het gemoed vol-
komen vrijliet, druischten rechtstreeks tegen de D. K. in.
Scholte, de ziel der Synode, erkende als eenig norma voor
kerkelijk leven „Gods AVOord" en de synode van Amst. deed de
eerste schrede op den Aveg, dien het volgend jaar de .synode van
Utrecht met volle bcAVustzjjn in.sloeg.
De Cock doorzag dit streven niet; hij gaf zooveel mogelijk toe;
hij duldde zelfs, dat de oefenaars Averden afgeschaft en het ambt
der „profeten" werd ingesteld; slechts één artikel verraadt zijn
invloed, en schijnt een concessie aan zijn kerkbegrij).
Ging de synode toch doorgaande uit van de idee van „eene
kerke der geloovigen", die ze met de „ecclesia", „de gemeente
Jesu-Christi", identificeerde, en bepaalde ze, (art. 59) dat do leden
der gemeente als „lidmaten Christi belijdenis deden, van httgeen
de \'lleere aan hen gedaan had," „zoodat niennind mocht erkend
Avorden voor een lidmaat der kerke C-hristi, dan op beljjdenis
dos geloofs" en „geenszins ten gevolge van het van buiten heren
van eenige waarheden," en dat deze lidmaten hunne kinderen
(ii) Dit Keglcment beval: dat de examiuamluH op \'t examen „bowjjzen
moest geven, dat de waarheid aan zjjn hart geheiligd" was.
(b) cf. D. K. Art. 4. De verkiezing van een predikant zal geschieden
door den Kerkeraad cn Diakenen en niet zonder goede correspondentie met
( <le Chr. Ov.^ ter plaatse respectievelijk. — „Niet door het gemeene
volk", Dordsche Synode 1574.
(o) cf. 1). K. art. 07.
215
moesten laten doopen, als kinderen ran geloovigen; maar dat de
leeraars moesten waarschuwen tegen het , ligtvaardiglijk handelen
in deze;" — volgens art. 62 der Syn. Hand. daarentegen, schijnt
de gemeente uit lidmaten èn hijwoners te hebben bestaan, die
beiden met den herdersiif van Gods woord moesten worden ge-
hoed en die als ze den sabbath schonden eindelijk zouden worden
gecensureerd en afgesneden.
Ook in dit opzicht is de Synode van 1836 (die verder nog be-
langrijk was, omdat ze een vast- en bededag uitschreef (20 April
1836), van Rhee ontzette en excommuniceerde (cf. p. 190),
Scholte tot algemeenen correspondent aanstelde, een verordening
<le censnra librorum uitvaardigde, eene revisie der psalmberijming
aanbeval en commissarissen tot uitgaaf van een tijdschrift be-
noemde, de voorloopster gevreest van die van 1837, welke van
den 21 Sept. tot den 11 Oct. binnen Utrecht werd gehouden.
(). De Synode van Utrecht.
De vonk der tweedracht, die men op de Synode tu iVjust. had
trachten te bedekken, gloeide door en sloeg weldra uit tot een
twistvuur, dat de „uitgeleide gemeente" dreigde te verteren.
De Cock was doorgegaan even als te Ulrum, zoo ook op andere
plaatsen, als leden zjjner „ware gereformeerde kerk" menschen
aan te nemen, die geen beljjdenis deden, onulat ze niet durfden
verklaren in Cliristus te gelooven. Hunno kinderen be.schouwdo
lui als kinderen der gemeente en doojitt? ze als zoodanig.
Scholte erkende als leden der „gemeente Jesu Christi" slechts
lien, die in Christus beleden te gelooven.
Alleen de kinderen der lidnuiten doopte hjj „als kinderkous
der geloovigen." — Zoodra deze kindorkens „het lichaam on bloed
van Christus kondon onderscheiden", behoorden 7.e ook den dood
216
des Heeren te verkondigen!" Weigerden ze, dan werden ze door
S. als „ongeloovigen" beschouwd, en mochten hunne kinderen
niet worden gedoopt, (a)
De Cock verweet aan Scholte „Labadismus", S. schreef aan de
C. dat hij geloofde, dat dezen de geestelijke zaken „niet zeer hel-
der" waren.
Eene bijeenkomst van alle afgescheiden predikanten (onder hen
was ook Büdding) in Juli 1836 te Kampen, ter vereffening der
geschillen gehouden, mislukte, en vermeerderde zelfs de verwa-fl-
ring, daar ten opzichte van den doop een derde praktijk op den
voorgrond gesteld werd: Ieder kind mag gedoopt worden, als
er „doopgetuigen zijn te bekomen" uit de lidmaten der gemeente, (b)
Nadat nu een opstel van Smeding uit Assen in de Reformatie
(c) ten betooge dat naar het doopformulier slechts de kinderen
van „naastgeloovige" ouders mogen worden gedoopt, [aangezien
alleen waarachtig geloovigen 1 ° geliefden in den Ileere J. C. zjjn,
2° kunnen bekennen, dat hunne kinderen geheiligd zijn (1 Cor:
7: 14) en 3" kunnen danken, dat God hun en hunnen kinderen
al hunne zonden vergeven heeft,] en een repliek van de Cock in
eene voorrede voor een werkje van D. I). Drukker: Eene korte
verklaring van den kinderdoop, bewerende, dat de doop even
als eertijds de besnijdenis den zade der geloovigen toekomt
tot in de verste ge.slachten, heel de afgescheiden gemeente in
(a) lu .luni 18:16 Hclirccf S. aan do C.: „Ik hoop altoos tu blijven ver-
nninen tegen het .ontheiligen van Gods verbond en het verslappen der
tucht. Als de bediening des H. !)• wordt uitgebreid en dc tuciit verslapt,
dan komen er reien, die op hunnen droesem blijven zitten en luui onge-
loof en twijfel voor nederigheid en getrouwheid aanzien." Leven van dc
C. II. 251.
(b) Deze praktyk is ongcrefonneerd, omdat den kinde Hlcchts als „zaad
der geloovigen dc belofte toekomt", en min zedelijk, omdat dc dogjiHgetuige
doorgaans iets belooft, dat hy volstrekt niet kan nakomen.
(c) cf. Kef. 1837, 15 Miuirt. Hicnnedc verklaarde zich de Syn. van
Utr. over \'t algemeen eenstemmig.
riii
-ocr page 237-217
beroering hadden gebracht, en zelfs Scholte door de prov. ver-
gadering van Groningen en Drenthe, openlijk van onrechtzinnigheid
werd beschuldigd, besloot men algemeen tot het houden eener
tweede algemeene Synode, en zoo kwam de St/node ran Utrecht
tot stand, (a)
Zes predikanten (Budding was door ongesteldheid verhinderd)
en eenige ouderlingen, die hoogst gebrekkig de provinciën ver-
tegenwoordigden, (\') maakten deze kerkvergadering uit. (b)
Nadat het verbintenisformulier van Dordrecht onderteekend Avas
geworden, en de beschuldiging, door de Cock namens de ])rov. ver-
gaderingvan Gron-Drenthe ingediend, van „verd raain ff der formulie-
ren door Schotte" ongegrond was verklaard, ging men over tot
de raststellinff eener nieuwe kerkorde, (c) De dordsche kerkorde
werd tot grondslag gelegd en op het voetspoor der reeds in de
zuidelijke provinciën vigeerende, door Scholte in Juni 1837 ont-
worpen kerkorde, (d) eene der „uitgeleide gemeente" voegende
kerkinrichting vastgesteld.
Aan het hoofd dier kerkorde plaatste de Synode zes artikelen,
waarin zij allen, die beljjdenis des geloofs aflegden on dicnovcr-
(a) IliindcHngcn van dc opzicncrR der (Jcm. .T. C., vergaderd te Utrecht,
Höv. Golv. 1838; do Synode had het tot een punt van overweging gemaakt
deze Handelingen met ouden (duitschen) letter to doen drukken.
(h) v. Velzen was praesos, Scholte scriba. Do vergaderingen duurden van
\'s morgens acht uur tot \'s avonds negen. Do leden waren in dezelfde
woning gehuisvest, waarin de vergaderingen werden gehovulen. — Het
was midden in de vervolging! — ,0p do Synode heerschten wantrouwen,
drift en kleingeestigheid." (Amsterd. kerkeraad.)
(c) De zuidelijken wilden slechts een ontwerp kerkorde door do Syn.
opgesteld zien.
(d) Kerkordening van do Gencento .1. C., welke zich heeft afgescheiden
van het in 1816 opgerigt N. H. kerkgen, in de prov. Z. Holl., Utr. cn een
godeelto van N. Hrab. en Geld., na voorafgaand onderzoek door de opzie-
ners dier gemeente vastgesteld op do prov. Synoden, welko gehouden zjjn
in Juljj en Augs. 1837, Nov. 1837. Zjj liet uit de .acte van verbindtonis"
het al do stukken en het in alles weg!
(\') Scholtes aanmerkingen bl. 97.
-ocr page 238-218
eenkomstig wandelen met liimne kinderen als lidmaten der „ge-
meente Christi," dat is als „waarachtig geloovigen" erkent, die
recht hebben op de teekenen en zegelen des genadeverbonds; en
verbiedt, iemand van geveinsdheid te verdenken.
Zij gebiedt dus de illusie te koesteren, dat de „uitgeleide
gemeente," eene gemeente is van enkel geloovigen. Niet het
genadeverbond is de basis van haar kerkbegrip, maar het per-
soonlijk geloof; geloovigen, niet geroepenen zijn de leden der
„zichtbare" kerk.
Volkomen consequent scheen echter de Synode niet te durven
zijn: want, niet wanneer ongeloof bleek of beleden werd, maar
dan alleen, wanneer leer of wandel met genadeverbond onbe-
staanbaar bleek (eene zeer vage, duistere term), mocht tot afsnij-
ding worden overgegaan.
De Cock protesteerde tegen deze artikelen, verweet der meer-
derheid „Labadisme en Mennonieterjj" en poneerde „allen, die
belijdenis des geloofs hebben afgelegd, moeten als ware leden der
zichtbare kerk worden erkend," maar daarom nog niet als „ware
geloovigen," want „de zichtbare kerk strekt zich verder uit, dan
de onzichtbare gemeente Christi."
„Onder de lidmaten der zichtbare kerk zjjn bekeerden en on-
bekeerden; allen komt de belofte toe, maar sommigen sleclit.s in
aanbieding, anderen ook in toepa-ssing; allen hebben geenszins
dezelfde rechten, aangezien sommigen deel hebben aan den ])oom
des levens, anderen ten eeuwigen oordeel zjjn opge.schreven."
De Cock is realist. Alle lidnniten zjjn geen geloovigen. Dit
is immers zoo. Welnu, aanvaardt dan de realiteit.
De kerk is het Israël de« N. V. Erken dat niet allen Israël
7.jjn, die uit Israël zjjn. Waar lid der Israëlitische gemeente is
wel ieder jood, maar „in Sion geboren" zjjn .slechts «onunigen.
Daar is onkruid onder de tarwe; daar zjjn „kwade vi.swchcn in
219
het net;" erken het feit, en neem het in de rekening. EkUesia
en zichtbare kerk, ze zijn twee. — Zoo redeneerde de Cock.
Scholte was Idealist. De ideale kerk zag hij in de Chr. ge-
reformeerde gemeente gerealiseerd; hij noemde deze, en identifi-
ceerde haar opzettelijk met de ecclesia, de gemeente Jesu Christi,
het mystieke lichaam des Heeren ; mochten er huichelaars zijn ,
hij hield er geen rekening mee, ze behoorden niet tot de gemeente.
Invloed oefende dit verschil in leer op de tucht en, naar we
reeds zagen, op den doo]). Scholte achtte, dat de doop den ge-
doopte tot het avondmaal verplichtte, zoodra hij ,het lichaam
des Heeren kon onderscheiden." Hij moest dan belijden, dat hjj
subjectief van harte aanvaardde, wat hij objectief ontvangen had
„in den doop." Die dit niet deed was „ongehoorzaam" en moest
bij zijn ongeloof en ongehoorzaamheid volhardend, als niet meer
tot de gemeente behoorende worden beschouwd.
„Als waterlooze Avolken" moesten ze worden weggevaagd, en
hun kroost mögt niet worden gedoopt.
De C.\'h ervaring had hem geleerd, dat juist onder die „klei-
nen," die „zuchtenden en bezwaarden," die aarzelden to belijden
<lat ze geloofden, dikwerf de ernstigste en vroomste christenen
.scholen. Hij had eerbied voor dien schroom ; hoe lang had hem
zelvon de zekerheid des geloofs ontbroken. Hierbij kwam dat
zjjn dognuitisch op den voorgrond stellen van de „doodelijke on-
nn\\cht," de algeheele afwezigheid van den vrjjen wil t>n het vol-
k(mion passief zijn van den zondaar bjj zijne bekeoring, hem er
toe leidde, om dat „aangrijpen van het in den dooj) ontvangene,"
als „eigen werk" te wantrouwen. Hjj bleef in zjjne „hijwoners"
ware leden der zichtbare kerk uanschouwen, wier „bekeoring"
desideratum der kerk was, on lijj doopte, als kinderen der ge-
meente hun kroost, (a)
(iv) De C. verkliiarde, ,dat alle kinderen in do zichtbare kork geboren,
moeten worden gedoopt", en voegt or — oen proeve van .zijnen styi" —
220
De meerderheid der Synode was op de zijde van Scholte, al
ging ze ook niet geheel met hem mee. (a) De Cock echter on-
derwierp zich niet en diende met Hoksbergen, Schouwenburg, en
twee andere ouderlingen tegen deze zes artikelen protest in, waarin
zij verklaarden de zichtbare kerk te beschouwen, als de vergade-
ring van geroepenen, waaruit de Zone Gods door woord en Geest
velen wederbaart, welke wedergeborenen alleen tot de onzichtbare
kerk behooren, (b) in C. Z. 21 beschreven (en Gel. B.art. 27 en 28).
Na de zes genoemde dogmatische artikelen, waarin ze de illu-
sie eener gemeente van enkel geloovigen omhelsde, ontwierp de Sy-
node nog vijf kerkrechtelijke, waarin ze het beginsel van absolute
scheiding vnn kerk en staaf proclameerde, de autonomie der kerk
handhaafde .alleen zoodanige bestierders in de kerk*\' duldde,
„als waarvan in Gods woord wordt gesproken," eene .demo-
cratische" kerkinrichting voorschreef, en synodale heerschappjj-
voering ver])ood.
Naar dit richtsnoer werd nn de Dordsche kerkorde tot onken-
baarwordens toe gewjjzigd, of juister, eene in beginsel en strek-
king geheel nieuwe kerkorde werd ontworjien.
Het ambt der „doctoren" word afgeschaft, (c) van de .misprie.s-
ters en monnikken" (D. K. art. 0) maakte men „candidaton on
proponenten", de vorming der a. s. predikanten werd opgedragen
aan de „dienaren des woords," die zich daartoe van de Imlp van
aan toe: „ook, dio gecensureerd, ja die afgesneden r.jjn, indien 7.}) voor de
afsnjjding geteeld zjjn, naineljjk luet de behoorlyko behoedzaamheid." De
Syn. keurde deze voorstelling cenigszins „ven^\'ard!"
(a) De Cock had snmrt. Hoksbergen verhaalt: „Op een morgen vroeg
vond ik injjn broeder H. d. Cock, schreiende van moedeloosheid." Afge-
])flr8te Verkl. bl. 5.
(b) cf. Calvjjns beschouwing: EcclcBia inv. partiuncula hitet in Kccl.
vis., et Ecg. vis. instrnmentum est et a<lminiculum, «juo uti_ solet Deus
in Eccl. inv. promovenda. Kuyper, Calvini et ïi Lasco bl. 20.
(e) Tot ^Tootc smart van dc Cock, die de oefenaar» erkend wilde
zien als „doctoren der kerke."
221
professoren mochten bedienen, mits deze de drie formulieren van
eenheid onderteekenden; aan het ambt der ouderlingen en dia-
kenen, die vooraf geëxamineerd moesten worden, werd een
, character indelebilis" toegekend, met keuze voor hun leven; be-
paald werd, dat „niemand" eenig godsdienstig geschrift mogt laten
drukken, zonder vooraf verkregen kerkelijke approbatie; de vie-
ring der feestdagen bleef vrijgelaten; bevolen werd, dat ieder
moest „ijveren naar de gave der profetie" (1 Cor. 14), maar ver-
boden: te profeteeren zonder toestemming van den kerkeraad, en
.voorgeschreven" bij het profeteeren „alle hatelijke gemaaktheid
en hoogdravendheid in het bezigen van velerhande spitsvondige
zinspelingen" te vermijden.
Bevreemdend is het dat art. 3(3 der D. K. in deze Utrechtsche
kerkordening is overgenomen.
Ook tegen deze z.g. revisie der Dordsche kerkorde protesteer-
den de Cock en de opzieners van Kampen en Zwolle. Zij wensch-
ten bij do onveranderde kerkorde der vaderen tc bljjven, alleen
met deze bijvoeging: „voor zooveel dezelve thans gebruikt kan
worden bij gebrek aan leeraren", on mot verwerping van het recht
der overheid jh sacris, maar erkonende „de verplichting harer
macht omtrent de kerk, naar art. 30 der geloofsbelijdenis." Zij
zagen in, dat bij huldiging van het beginsel van scheiding van
kerk en staat, art. 30 der confessie niet de juiste uitdrukking
van de overtuiging der kerk aangaande hare verhouding tot do
overheid kon blijven; on tevens, dat naar de Utrechtsche kerk-
inrichting de „gemeente Jesu Christi" wol cchc gereformeerde kerk
l)leef, maar do pVetentie ojigaf de aloude gereformeerde volkskerk
te zjjn, en dit druischte te veel in tegen do acte van „weder-
keering" door de „Noordelijken" geteekend.
222
§ 7. Ticist en tweedracht.
De Cock en zijn vrienden verlieten Utrecht én „waarschuwden
in gesprek en prediking," vooral te Zwolle en Kampen, „ tegen de
dwalingen van Scholte en zijn aanhang" (Engelberts), „zij vermaan-
den krachtig om nooit de te Utrecht vastgestelde verordeningen
aan te nemen." (Hoksbergen.) In Overijssel. Drenthe en Groningen
werd dan ook algemeen de Utrechtsche kerkorde verworpen. —
Intusschen was van Raalte over zee naar Groningen gestevend, om
daar de gemoederen voor de Utrechtsche kerkorde\'te Avinnen: (a)
het gelukte hem. en de Prov. vergaderingen van Groningen
en Drenthe onderwierpen zich jnet de Cock onder eenig voorbe-
houd aan de be.sluiten der Synode „uit liefde tot het behoud der
eenigheid in Gods kerke." Hoksbergen en Schouwenburg echter
met sommige Overijsselsche gemeenten bleven weigeren zich te
onderwerpen; en dit werd eene der oorzaken, van het ontstaan der
(iereformeerde kerk onder het krui-f. Ook Zeeland onder Büd-
ding Avilde van geen verlaten der Dordsche kerkorde weten, en
zelfs in Zuid Holland, Utrecht, beneden-Gelderland en Brabant,
Averd de aaimeming der Utr. kerkordening verAvorpen, en bleet
men bjj de door Scholte ontAvorpen kerkinrichting van .luli 1837.
Dit laatste stsiat in verband, met een derde kwestie, die de
„uitgeleide gemeente" beroerde, de kAvestie OA\'er het gezag der
kerkeraden ten ojizichte der Synoden. In de voorrede der Syn.
Hand. van 1837, beveelt de Synodi Prae.scs, (b) S. van Velzen,
aan alle gemeenten zich aan do verordeningen dor Synode to
onderAvorpen, en slingert hij don vloek van Korach, Dathan on
(a) Hokfib. schrijft dienaaiiffaandc: ,om dc Cocks luiisvrouw te winnen,
cn de Cock in Groningen komende — trok zjjn protest iu en nam do
nieuwe statuten en reglementen aan." A(g. Ver. bl. 7.
(b) Ook Scholtc schijnt oorspronkelijk dezo voorrede te hebben getee-
kend; ik las bjj den heer v. Vclzcn, Scholtes naam op do proef gedrukt.
223
Abiram, den „beroerders der gemeente," die de „kerkregeering
van God zelve ingesteld" weigeren te gehoorzamen, naar den
schnldigen kop. (a) Ondanks deze vreeselijke bedreiging besloot
ook de gemeente te Amsterd.am zich niet aan het te Utr. be-
paalde te onderwerpen; van Velzen weigerde hierom kerkelijke
gemeenschap met haar te oefenen, en schreef haar dato 19 Febr.
1838, dat 7ikt hij, maar de Heere onderwerping vorderde aan de
macht der Synode, „die deze niet aan de kerkeraden, maar aan
den Heere zeiven ontleent," daar de leden der Synoden „uitver-
korenen" zijn tot de regeering der kerk, waaroan de kerkera-
den onderworpen zijn, zooals de (jemeente is onderworpen aan den
kerkeraad; en die, als ze verder gingen dan de kerkei\'aad dit
wilde „een nieuw bewjjs gaven dat Gods wegen hooger zijn dan
die der menschen."
In antwoord op dezen Napoleontischen brief ontwikkelde met
de hem eigen helderheid de opziener AVormser de gereformeerde
l>resbyteriual-Synodale kerkinrichting, en handhaafde lijj krachtig
tegenover hare onmondig-verkluring door den Synodi-Praeses do
autonomie der plaatselijke gouioonto, zoo krachtig zelfs, dat lijj
slecht« iu middelbare zaken de jilaatselijko kerkeraad aan de
besluiten door de moerdorheid van don al de oi)zienors vortogen-
woordigenden algemeenen kerkeraad of synode onderworpen ver-
klarend, naar het indei)endentisme overhelt. Hij AVormser sloot
Scholte zich aan en uit vrees voor centralisatie van nuiclit was
het, dat de zuidelijken de Utrocht,sche kerkorde, die art. 3(5 dor
l). K. overgenomen had, verwierpen (\'), on van oen „ulgomeon«\'
Synode" in geen jaren aaneen Avildou hooren. In 18-10 kwam
deze dorde twist tot uitbarsting. — Een vierde oorzaak van vor-
(a) Wormscr, <lic tc middon der lioerHcliendu dwaaHheid, het „gezond
verstand" vertegenwoordigt, niocst hier zoo oni — lachen!
O Kef. 18:)8 bl. 359.
l
224
deeldheid vermeerderde weldra de ellende, en maakte de scheu-
ren, die ontstonden, onheelbaar.
§ 8. „De Vrijheid."
De afscheiding was, naar ons reeds bleek, zeer tegen den wil
van Willem I ontstaan. De regeering, naar het zeggen van
Groen van Prinsterer, had gepoogd, om de afgescheidenen als een
soort van lijfeigenen naar het Herv. kerkgenootschap terug te
jagen, en bij openbaarmaking van \'s konings „misnoegen," de
noodige detachementen infanterie en cavallerie (a) aan de politie
toegevoegd, om gewapenderhand alle niet officieele godsdienst-
oefeningen te beletten. ...
Daar echter noch koninklijke bestraffing, noch veroordeeling
tot boete en tuchthuisstraf, noch zelfs inkwartiering en allerlei
kwelling de oprichting eener vrije gereformeerde kerk kon kee-
ren, en er tegen de regeering, bij bet levendig protest van al de
mannen des réveils, ook een storm van verontwaardiging begon
op te steken in heel het protestantsch Europa, zag zich Willem l
genoopt om toe te geven, en bij ons verslag van de Synode van
183G verhaalden we reeds, hoe eene ministerieele aan.schrijving
van II Dec. 1835 voorloopig wel vrijheid van eeredienst had
geweigerd, maar tevens een weg aangeduid om erkenning als
kerkgenootschap te verkrijgen ; alsmede hoe de Synode van Am-
sterdam geweigerd had den voorgestelden weg op te gaan, aan-
gezien zij niet als een „nieuw kerkgenootschap" maar als de cd-
oude Gereformeerde kerk der Nederlanden wilde worden erkend.
Bjj koninklijk beslnit van 5 Juli 1830 werd als antwoord op
het Synodaal request aan A. Brummelkamp c. s. te keinien ge-
«
(a) Kanonnccrbootcn, hoo noodig somtyds, daar Scholtc niccr dan eens
onverhinderd op de Zuiderzee preekte, in een schip gegaan zynde, terwyi
de „dragonders" op het strand stonden — schyncn niet gebruikt te 7.yn.
225
geven, dut de regeering de aanspraak der afgescheidenen op den
naam ,de gereformeerde kerk" als eene aanmatiging verwierp
van den titel der door de regeering beschermde Ned. Herv. kerk;
erkende, dat in de door hen aanvaardde leerstellingen niets ge-
vonden werd, dat de publieke rust en orde zou kunnen storen,
of met de goede zeden strijden, en .verstond" 1®, dat hunne
zoogenaamde geretormeerde kerk voor , ontbonden" moest worden!(
gehouden, en hare samenkomsten ter godsdienstoefening .verbo- ^
den" bleven; dat verdere aanspraak op naam of goederen van
het Herv. kerkgenootschap zelfs verder „regard slaan op nadere
vertogen" ondoenlijk zou maken, en 2°, dat, a. wanneer in
eenige ])laats een eenigszins aamuerkelijk aantal ])er.sonen eene .af-
gescheidene gemeente" zouden wenschen te vormen, deze een
individueel geteekend adres om vrijheid van eeredienst moesten
indienen, met overlegging van hun .ontwerp van kerkorde en met
verklaring": zelve te zullen zorgen voor hunnen eeredienst en ar-
men, zonder op onderstand van het rijk of op eenige bezittingen,
inkomsten of rechten van de Herv. (gerclormeerde) kerk, ooit
aanspraak te zullen nuiken, en h. dat, wilden do afgosclioidonen
boven de twintig bhmenshuis .godsdienstig samenkomen," zij met
opgave van naam on woonplaats dor deelnemers, alsmede van
tjjd en i)laats der samenkomst, daartoe vergunning moesten aan-
vragen van de i>laatserijke besturen.
Het koninklijk besluit eindigt met scherpe vermaning aan allo
autoriteiten, .die dit eonigs/.ins kan aangaan" om, toe le zien on
to zorgen," dat goone ongeoorloofde godsdit-nstoofoning plaat.s
vnidt, torwjjl alle officieren van justitie tot voljjvorige ,straf-vor-
doring" togen de overtreders worden opgeroepen.
In antwoord op dit tyranniok besluit, verscheen bot Oofiiionli;/
siin\'ch\'sclirift i\'dh (le geloorhjni der pror. (Iroii. ni hretüht\',
\'((iiiijclmlt\'ti nan Z. M. onzen i/eëerhiedigden Koiiimj en de liooife
Overheid onzes Vaderlands (21 Sopt. ISDl)), wol hot l)este go-
15
-ocr page 246-226
schrift, (lat ooit aan de pen van de Cock ontvloeide; een stuk.
dat zich niet zonder aandoening laat lezen. Zij bidden den ko-
ning de dienst Gods niet te beletten, maar de vrijheid der god.s-
dienst naar „zijn duur gezworen eed" te handhaven. De goede-
ren willen ze gaarne opofferen, maar ze „kunnen niet verzaken,
dat zij gereformeerden zijn, even zoo min als de eerste Christe-
nen, dat ze Christenen u-aren.\'"\'
Onaanvaardbaar achtten ze ook de „voorloopiye vrijheid" om
als particuliere personen bij elkaar te komen, daar ze dan óf
„hunne betrekking als leeraar, opziener of lid der gemeente moe.s-
ten vei-loochenen" öf „hunne overheid misleiden en zich bezondi-
gen tegen den Heere hunnen God." Zij vroegen 1° om een wet-
tige algemeene of Nationale Synode, waaroj) begonnen werd met
denzelfden eed, waarmee de Dordsche vaderen begonnen, en 2*\'
tot zoolang „de vrijheid en bescherming, die tot dusverre geen
secte ter wereld, in Nederland was geweigerd."
f)ok de afgescheidenen te Ani.sterdam dienden een adres in, in-
gevolge van \'t K. 13? van 5 .luli 1836. Ook zij beweerden, dat
van hun gevorderd werd, wat ze nooit zouden kunnen doen (a);
verklaarden, 1 ° geen aanspraak te maken op eenigen onderstand
en O]) wettige (?) bezittingen, inkomsten of rechten van eenig
kerkf/enootschap; (b) vroegen, dat de vervolging ophield, en bo-
den aan een kerkvergadering bijeen te roejien tot samenstelling
eener kerkeordening naar Gods woord.
In de Iteformatie (.luli 1837) protesteerde Mr. van Hall tegen
de verordening der regeering:
De jiredikanten, ouderlingen en diakenen der werkelijk bi-
stsiande, .der dorir (\'hristus gewrochte gemeente," kunnen niet
(a) ,Zoo w|j geene godloochenanrH willen worden en de coiiHcientie ver-
knicliten." Kef I. 1 v.v.
(li) ,duar toch," zoo oordeelden zjj, „geldeljjkc onderstand dienstig is om
luie herders, buik- en broo<ldieni\\ars en menschenbehagers te nuiken."
227
verklaren, dat zij „eene gemeente zonden icenschen te vormen" en
wel eene (jemeente van ^afgescheidenen\'"
Wilde men hen .gescheidenen\'\' noemen, de kerke Christi
werd altoos gesmadigd! Zeiven mochten ze nimmer toestemmen
iets uit te maken dan M gemeente des Heeren." Aanneming
der „vrijheid" zoude verloochening van Christus ziju door onken-
haarmaking zijner gemeente.
Zoo .sprak ook Budding, zoo bijna alle de gemeenten.
Enkelen slechts namen de .vrijheid" aan. Bij besluit van den
24sten Sejjt. 18:1(5 werd door den gemeenteraad van Zwolle aan
vele afgescheidenen aldaar verguiujing verleend, om .in stille
afzondering binnenshuis" .god.sdienstig samen tc komen," welke
samenkomst ccht<.\'r geenszins eene .godsdienstoefening" mocht
ziju, zooals die in eene kerk werd gehouden, zoodat er in geenen
deele het avondnuuil mocht worden gevierd of de dooj) bediend.
Niet als .gemeente," enkel als .gezelschap" mocht men du.s ver-
gaderen, en daar dit onhoudbaar bleek, werd reeds in .lamuiri
1837 door den kerkeraad der Zwolsche gemeente, de vrijheids-
verleening teruggegeven, (a)
De afgescheidenen, die van den „verlofpas" tot godsdienstige
samenkomst, met verloochening van hun gemeentelijk karakter
gebruik maakten, en die aan de Jibellatici" onder Decins herin-
nerden, waren echter .slecht« zeer weinigen, in vergelijking met
hen, die weigerden zich aan het koninklijk be.sluit van 5 Juli to
onderwerpen. Tegen deze werd mi echter de vervolging dubbel
heftig; de godsdienstoefeningen wordon zoo godurig on op zoo
vele ))laatsen verstoord, do boeten zoo hoog opgevoerd on de
velerlei kwelling zoo drukkend, dat eindelijk Scholte met do
Utrochtscho afgescheidenen or toe overging, om met opofloring
van den Gereformeerden naam, aan to vragen eene „christolijko
(tl) Hierlfgcn protesteerde W. W. Smit, die Inter een der hoofden wenl
van de kniisgezinden. Leven vau de C. II \'2\'29 v. v.
228
afgescheiden gemeente" te mogen oprichten. Na eenige confe-
renties tusschen Janssen en Scholte werden bij koninklijk besluit
van den 14den Febr. 1830 Scholte en eenige andere afgeschei-
denen te Utrecht „als eene Christelijke Afgescheidene Gemeente
in de burgerlijke maatschappjj toegelaten en erkend." Eene
nieuwe kerkorde werd na examinatie der regeering ingevoerd als
„lle(jleme)}t der Chr. Afy. (jemeente ie Utrecht." (a)
Door zeer vele gemeenten werd dit reglement met weinige ver-
andering overgenomen, bij de regeering ingediend, en voor de al-
dus in te richten gemeente toelating gevraagd. In 1830 werden
zoodoende te Amsterdam (bediend door Scholte) en te Groningen
(door de Cock), in 1840 te Leeuwarden (van Velzeii), Schiedam
(Brummelkamp) en op vele andere plaatsen .Christeljjke Afge-
scheiden Gemeenten"\' tot een .wettig bestaan" toegelaten. Hier-
door verdween echter de laatste schaduw van gezag, die de
Utrechtscbe kerkorde nog bad overgehouden, en, kwamen er nu
telkens meer afgescheidene f/emeenteii, — een vrjje gereformeerde
herh was er niet.
Het aannemen dezer „vrijheid" door de „uitgeleide ])redikan-
ten" verwekte bij vele gesejiareerden eene niet geringe veront-
waardiging. Niet om eene (\'hi\'. afgescheiden genu^ente op to
richten was men uitgegaan uit de valsche kerk, nuuir • om tot
(a) Deze kerkorde is merkwaardig, omdat ze hare leden verplichtte om hunno
kinderen als zjjnde lidmaten der „gemecnto" zoo «poodig m o-
geljjk te laten doopen; omdat zo Hleclil« drieerlei kerkeljjke dienst er-
kende; de onderzoeking der tot ouderlingen en diakenen benoemden
handhaafde; met de tucht bedreigde, wie daartoe geroejien, weigerde do
drie fonnulieren te onderteekenen of eene kerkdjjke bediening to aanvaar-
den; het avondmaal ,zoo d ik wjjls mogeIjj k w i 1 de ge vierd heb-
ben; huwoljjken in door do wet van .Mozes verboden graad van\' bloedvor-
wantscliap eene vermenging nocmdo, die de kerkeljjke tucht moest
straffen; slechts het kerkeljjk huweljjk „heilig" achtte, dat dan\'alloen, wan-
neer bruidegon èn bnu\'d geloofsbeljjdenis in de gemeente hadden afgelegd
mocht wortlen voltrokken; en omdat ze vorwaarloozing van de huiseljjko
godsdienstoefening met afsnjjding strafte.
ÉÊÊm
-ocr page 249-229
(h n are yerefoniieerde kerk terug te keeren. Met bitterheid ver-
weten velen hunne voorgangers, dat ze, ziende dat ,de ruste goed
was" laflnirtiglijk den .gereformeerden eernaam" en meer dan
dezen hadden verloochend.
In Frie.sland, (\') Overijssel en ook elders, bleven sonnnige ge-
meenten de .vrijheid" verwerpen en scheidden zich velen van de
zich als Chr. Afgescheiden Gemeente aandienende kerkgemeen-
schap af. Door heel het Noorden ontstond een gemor over het
„verlaten der oude ])adcn" en werd hoe langer zoo algemeener
de eisch vernomen dat, mochten dan de afzonderlijke gemeenten
nieuwe .huishoudelijke reglementen" bezitten, de .kerk" in haar
geheel terug mocht keeren tot de „dienst der gereformeerde va-
deren" naar de aloude kerkorde van Dord. De Cock overleidde
met van Velzen, wat er gedaan kon worden, om de I). K. als
kerkorde der Chr. afg. kerk te proclameeren en men besloot
aan te dringen op samenroeping eener algemeene Synodt».
S O. Diepte» ran ellende.
De toestaad der .geseparoerden" scheen eene algemeene Sy-
node evenzeer te vereischen als onmogeljjk te nniken. De „uit-
geleide gemeente" was aan het leger der .Vnuilekieten gelijk.
De geschillen over .kerk en doop", de twistvraag over het gezag
der Synode, de tweespalt wegens het aannemen van de .vrijheid",
de tweedracht in zake de \'Dordsche kerkorde, de spanning ttis-
schen van Velzen en de oefenaars, kwestie over het anibtsge-
waad, (a) enz. verdeelden en verscheurden „de gemeente Jesu
Christi," en verhoogd werd nog deze ellende door eene persoon-
(ii) Aiiibstgowaiiil. Om «le minliiuideHiigcn van het grauw li> venujjdon.
bcraadHlaagden sommige leeraars om het ambtsgewaad af te leggen. Sedert
de reclitbank te Utr. hierin „iiriestclijke kleeding" had gezien, jjverde ook
Scholte hiervoor, cf. Reformatie I bl. 191 v. v.
(\') Audricssen. Korte opwekking, enz. 18:19 bl. 24.
-ocr page 250-230
lijke veefee tusschen van Velzen en Scholte, als „AmsterdaniscJie
Ticist" bekend. Tot recht verstand van de Synode van 1840
mogen we niet nalaten te vermelden, dat van Velzen in dat jaar
Friesland in de grootste verwarring achterliet en te Amsterdam \'
predikant werd. De wijze waarop v. V. het beroep had aange-
nomen en later tevens van Bunschoten predikant werd, had bij
sommige leden der gemeente tegenzin gewekt, en van Velzen\'s pre-
diking keurden velen „ziekelijk", zoodat er een partij in de ge-
meente ontstond, die, innig met Scholte, den vader der Amster-
damsche gemeente, bevriend, in gespannen verhouding geraakte
met opzicht tot van Velzen. Deze, vernemende, dat te Utrecht
twee leerlingen van Scholte (Klein en Baay), na alleen door hunnen
leeraar onderzocht te zijn, en te Ommen twee discipelen van van
Baalte (Wildeboer en de Wit), na door Brummelkamp en Inm
leermeester „beproefd" te wezen, tot het leeraarsambt der Chr.
afg. gemeente waren toegelaten, l)ewerkte een kerkeraadsbeshiit,
waarl)ij deze vier leeraren niet als zoodanig werden erkend.
In antwoord hierop bracht de Utrechtsche kerkeraad bij dien te
Amsterdam, tegen van Velzen de beschuldiging in van „dubbel-
zinnigheid, twistgierigheid, en heer.sclizucht," alsmede, dat v. V.
verkon(Ugde: „een geraamte van leerstellige waarheden, zonder
den levenden Christus, den levendunikenden geest, het levend en
werkzaam geloof." Eene volksvergadering nain hierop van V. \'s
voorstel aan, om dadelijk met de Utrechtsche gemeente de kcr-
keljjke gemeenschap te verbreken, en toen liiertegen, als tegen
„een goddeloos uitwerksel van wraakzucht," de ouderlingen Wonn-
.ser en Budde, en de diakenen Lyzen en Höveker, .mannen geacht
in de gemeente," (v. V.) protesteerden, werden ze (jfschorst. De
reeds tegen van Velzen bestaande ojipositie sloot zich bij hen aan,
#
en pretendeerde de Chr. afg. gemeente te Amst. te zijn. Vele
Chr. afg. gemeenten erkenden haar als zoodanig. Op eene zeer
«mstuimige vergadering, in Maart 1840 door Bnmuuelkanip te
231
Amst. ter be.slecliting vau den Amsterdamschen twist samenge-
roepen, (a) werd Scholtes beschuldiging tegen van Velzen „las-
terlijk" gekeurd, werd de schorsing van Wormser c. s. „onrecht-
matig" geoordeeld, de „afscheuring" der minderheid afgekeurd,
en werden bijde partijen tot eendracht en , verdraagzaamheid" op-
gewekt. De meerderheid van den Amsterdamschen kerkeraad zette
echter hare „onrechtmatige" handelingen voort; de geschorsten
werden afgezet en vervangen; de twist werd zoodoende gedurig
heftiger en de scheuring tusschen Amsterdam en de „zuidelijken"
onheelbaar.
Van Velzen zocht nu steun bij de „noordelijken," en dit schijnt
de reden geweest te zijn, die van V. bewoog, hoewel hij in 1838
verklaard had, dat de Dordsche kerkinrichting onmogelijk was
voor den tegenwoordigen tijd, dat de Synode Yerj)licht was der
gemeente te zeggen, „wat in de D. K. goed, en wat niet goed"
was, ja, dat indien de opzieners der gemeente zulks hadden na-
gelaten zij „hunne roej)ing zouden hebben verwaarloo.sd," „het
werk van nu\'nschen boven (lods woord gesteld," „do numschen
meer dan God gevreesd on alzoo Gods ongcnoogon zonden heb-
bou iiitgodaagd," on hjj zelfs den vloek van Korach had geslin-
gerd togen de drijvers voor de Dordsche kerkorde, dio do kork-
(a) Met meer dan twintig medeopziener« waren hier de Cock, Scholto
van Velzen, van «aalte, Hrummelkanjp, ^uin, (b) de Haan on Budding
tegenwoordig. (L il/i
(b) De schrjjver van .Emdons «cCHteljjk Hoerdom" in 1840 al« predikant
voor Friesland geroepen, geraakte weldra in botsing met de daar lieer-
schende volks^roordeeljyi. Iiichtbewegel|jk gemoed cn evangelisch christen
was Huin een vurig voorstander van Evangelisch kerkgezang, on schroot
hü zelfs eono brochure ter verdediging der Ev. Hezangen, waartegen do
Cock in zjjn: ,do Ev. üoz. do oogappel dor vervoerde en ver-
leide menigte", enz. met afschuwelijke platheid en lompheid opkwam.
Duin ging zelfs zoover vun zijn „lieve, dierbare" Ev. (Jezangen als kerk-
gezang op te geven, kerktunnilten vonden i>laats, cn toen Duin met do
opinio van Scholte over van Velzen verklaarde in to stonnuen, was zjjn
lot beslist. Van allu zijden aangevallen, on op alle wyzen gemarteld, ver-
Hot hjj eindelijk bjjna krankzinnig zjjn arbeidsveld en stierf spoedig daarna.
I -
orde van 1837 verwierpen — nu, — naauwelijks twee jaar la-
ter, — zelf de leuze op te heffen: de Utrechtsche kerkorde moet
afgeschaft; terug naar de „oude paden," naar de kerkorde van
Dord!
§ 10. De Kerkveryadevhirj in 1840.
In 1840 verscheen eene ^Oincekkinf/ tof aanneming van de D.
K. door JI. de Cock, op aandrang der Prov. Verg. van Groningen
en Drenthe, henevens van Velzen en de Haan aan de gemeenten
in Nederland" (a), waarin de .onvoorzichtigheid" van 1837
werd betreurd, de bloei der oude gereformeerde kerk (door de
overlevering geïdealiseerd), als eene vrucht der D. K. werd
voorgesteld en de wensch om eene Algemeene Synode,
werd geuit.
Brummelkamp werd overgehaahl de jirov. vergadering van
Gelderland deze Synode bijeen te doen roepen; de „zuidelijken"
weigerden op te komen, maar van 17 Nov. tot 3 Dec. kwamen
er te Amsterdam vertegenwoordigers van de prov. vergadering,
van Groningen (o. a. de Cock, D. 1). Drukker), Friesland (de
Haan), Drenthe, Overijssel, (van Kaalte b), do Veluwe (Hrum-
melkamp) en Noordholland, gedeeltelijk, (van Velzen) met enkele
niet-gevohnagtigden (de Moon on van der Meulen) te zamen, en
ze constituoerdon zich tot oone Algonioono Synode dor ,.\\fgo-
scheidone Gereformeerde Gemeente in Nederland." (\')
Toevallig verscheen hier Ledehoer, dio, inot ojx\'u arnu\'u ont-
vangen, zijnen nitgang verhaalde, als henlor on leeraar werd aiin-
gonomon en recht van zitting on .stemming verkreeg.
De Synode bevond zich in eene dergel|jko .stolling als de Herv.
(a). cf. Itef; VIII, 1)1. ;}G v.v. (WonnHcr) en 140 (IJaay).
(b). Ook Wissink; aangaande zjjn examen verhaalden we reed« boven
paR. 209.
(\')• cf. VefHlag van dc Synode der Afg. Oer. fiem. in Nedcrl. Ool-
verd
233
Synode Tan 1810. Was deze overtuigd van de onhoudbaarheid
der formulieren en zag ze zich evenwel genoopt uit vrees voor
het volk, ze te handhaven, gene achtte de Dordsche kerkorde
onhoudbaar en moest toch, om het volk genoegen te doen, haar
onveranderd aannemen. De weg, dien beide insloegen, was dezelfde,
de weg der misleiding. — Het volk werd een blind-
doek voorgebonden! De Ned. Herv. Synode van 1816 vond
het .overeenkomstig" uit, de Chr. Geref. van 1840 spi-ak Ijeide
van „overeenkomstig" en van „geest en strekking" om schijnbaar
het van de vaderen overgeleverde onveranderd en in volle kracht
behoudende, in de werkelijkheid de banden zoo rekkelijk te nniken,
als men zelf dat verkoos.
De kerkvergadering in 1840, die we, als vertegenwoordigster
eener partjj, die de minderheid was onder de gesepareerden,
slechts aarzelend Algemeene Synode noemen, besloot de Dordsche
kerkordening onveranderd te erkennen, maar er tevens eene voor-
rede hij te voegen. Zjj aanvaardde zoo den ongecorrigeerden tekst,
maar drukte de correctie afzonderljjk. Deze voorrede, o])gesteld
door broeder Schaap van Urk, en in druk gegeven door van
Uaalte, Hrummelkanii) en van Velzen is merkwaardig, ook omdat
ze nog ten huidigen dage de hoeksteen is van het kerkrecht der
Chr. Ger. Kerk (â– ). Volledig erkent ze de 1). K. als den
eenigen regel in de regeering, tucht en dienst voor de ge-
meente; en „daarbenevens" (bij dien eenigen regel!) .voor
zoover dienstig tot opheldering" ook al de verordeningen van
vroegere gereformeerde Synoden in verband met die van Dord. (a)
Deze op zich zelf reeds raadselachtige volzin, word onmiddeljjk
gevolgd door eene verklaring, di«* het „volledig" en .eenig" nog
ondoorgrondeljjker nuuikt: .Vereenigd met den geest en
(n). WoniiRcr — I\'cnfunt terrible — vroeg of dc Synode zeven stel
kleoren tc geljjk uiintrok, die de vaderen achtereenvolgenH hadden gedragen.
(\'). Kerkeljjk handboekje, op nieuw uitgegeven bjj Zalsiuan, Kampen 187;i.
234
strekking"\' der vaderen, verklaart de Synode verder, het jus
patronatus, zoowel als „alle wereldlijke macht in of over
de kerk" te verwerpen, maar evenwel te verlangen, dat de over-
heid de kerk ,mogt" beschermen. Na hieraan eene schnldber
kentenis over de te Utrecht ingevoerde „nieuwigheden" te heb-
ben toegevoegd, wordt der goê gemeente op nieuw verzekerd,
dat zoodoende alles hij het „oude" bleef, met deze dubbelzinnige
zinsnee: „zonder de minste verandering verklaren a ij „dus" [al-
dus (in geest en strekking ?) of derhalve ?] deze kerkorde als de
onze, na de maal de gemeenten als van zelf den weg zullen
aangewezen zien, om naar gelegenheid van tijd en plaats zooda-
nig te handelen, als de kerkorde aanwijst ? neen, als tot stichting
noodig zal zijn, behoudens den „geest" in deze kerkorde „uitge-
drukt " Nogmaals wordt nu schuld beleden wegens het opstellen
eener „eigengemaakte" kerkorde, en ten slotte belijden de leden
der Synode ellendigen te zijn, die gaarne teerlingen willen wezen !
Gelukkig voor de eer der Chr. afgescheidenen waren er nog
enkele mannen, die het onzinnige (a) en onzedelijke van dit pogen
tot schijnbare repristinatie inzagen, en die durfden zeggen wat
ze dachten.
Brummelkamp protesteerde er tegen, dat men der gemeente
een blinddoek zoude voorbinden, haar zoodoende zoude brengen
tot een valsche rust, en haar in haar vertrouwen op menscheljjke
bepalingen zoude sterken ; en C. (f. de Moen verklnardde, dat
hij tegenover de met Gods woord strijdige bepalingen, die in do
1). K. voorkomen, de eere (ïods on het recht der gemeente zoude
handhaven, en dat hij het betreurde, dat menschen dio beweerden
Oods woord als don eenigen regel van al hun doen en laten to
houden, tevens als eenigen regel een bundel menschelijke bepa-
lingen durfden jianbiedon, met dat woord op .sommige plaatsen
(a). Denk h. v. aan art. 52 — aiin nl de artikelen die tegen bepalingen
dor vroegere kerkorden Ijjnrecht iudruischen.
235
in „dudelijken strijd." Ondanks deze protesten werd echter met
algemeene stemmen (de Moen was heengegaan) de motie aange-
nomen : , De kerkorde van Dord enz. wordt bij deze als eenige
regel in de regeering der Chr. geref. kerk in Nederland (men
bedoelde de ,Chr. afg. gemeente") aangenomen, met last om
dezelve nit te oefenen, overeenkomstig (a) Gods woord en
de formulieren van eenigheid, naar de meening en geest der
Dordsche vaderen, (b) enz.
Vervolgens handelde de kerkvergadering over de „Vrijheid."
Brummelkamp stelde voor opheffing te vragen van het konink-
lijk Besluit van den 5den Juli 1830 met alle deszelfs gevolgen,
vooral omdat de aanvraag om vrijheid niet gedaan kon worden
dan krachten.t zinsbehonding en verzwijging en daardoor aanleiding
gaf tot wantrouwen en verdeeldheid in de kerke; en omdat —
dit woord verdient bewaard te blijven, — voor hem eene toela-
ting, terwijl nog de vervolging tegen anderen wordt voortgezet,
smartelijker is dan gemeenschappelijke verdrukking.
Dit voorstel werd met groote meerderheid verworpen en men
besloot de vrijheid, die men had, niet terug te geven, nuuir te
behouden. De voorwaardel jjke vrijheid w erd du s opnieuw
door de Synode van Amst. in 1840 aanvaard cn daar-
door de afstand van recht op goederen en titels be-
krachtigd.
C. G. de Moen vervaardige een zeer goed gesteld adres aan
den koning, (\') waarin Gods zegen aan Willem II toegebeden
word on van hom geboden word .geheele vrijlating on boschor-
niing vun do godsdienst dor vaderon," om ,mot torzjjde stelling
(a) <iuia o( quateiiuH V
(b) De gCHchiedeniH der Clir. Afg. kerk doet hier denken aan die van
f^aul. Toen flod zieh verborg ging men heeïi naar Kndor, en moest Sa-
muel nit het graf worden opgeroepen om den wil van Jehova to doen
hooren! (Wonnser.).
(\') Verslag bl. \'28 r.v.
-ocr page 256-236
van dat besluit van 5 Juli een geheele vrijlating te gebieden,"
Ook vragen zij „vrijheid van onderwijs," opdat ze in staat mogen
zijn hunne kinderen overeenkomstig Gods woord in de eerste be-
ginselen huns wegs te onderwijzen,
{Proponents-examen.) De niet volkomen volgens de Utr, kerk-
orde geëxamineerde ])redikanten zouden worden erkend na door
v. y. en de C. te zijn gekeurd, of ze overeenstemden met de
geref. leer en kerkregeeriug, m, a. w. of ze zich aan de Dordsche
Kerkorde dezer Synode onderwierpen, die vlak tegen de D. K.
in (art. 4) een zestal predikanten tot examencommissie benoemde.
{Oefenaars.) Aangaande de oefenaars besloot men zich aan
de D. K. te houden, — dié geen woord over oefenaars spreekt.
Aangaande de Sabbatsviering werd besloten, dat veerschip-
pers, tolgaarders, melkbippers en dergelijken geen ouderling of
diaken mochten zijn. (a)
Aangaande de „bloedschendige huwelijken" werd geen
„bepaling" gegeven; de kerkeraden werden tot visitatores li-
brorum humier pi-edikanten benoemd, en de berijming van
Dathenus werd naast de nieuwe psalniberyming geplaatst om
naar verkiezing door de aanwezigen t« worden gebruikt aange-
zien de zangwijze toch gelijk was.
Op Het oordeel der algemeene vergadering in Maart 1810 in
zake den Amsterdamsclien Twist, kwam deze vergadering van
vrienden van van Velzen terug, en bevestigde de schorsing der
vier kerkeraadsleden, zonder dat een enkel nieuw motief werd
aangevoerd, Scholte werd schuldig verklaard aan laster en scheur-
making, en een commi.ssie bestaande uit de Cock en Ledeboer
werd naar Utrecht gezcmden, om in vereeniging met den Utrecht-
schen kerkeraad ScholU; tot berouw te brengen en hem tot aan-
neming t« bewegen van de 1). K. „geljjk dezelve thans ge.steld
(a) Hoe \'teniet de feeHt<laf,\'en goHtcld wa«, I)lcef de vnuig. cf. 67 der
I). K. 1619, Art. 57 der D. K. 1578 en axt. 53 der I). K. 1574.
ll-ï
237
was." Den 8sten Dec. kwamen de afgevaardigden te Utrecht; ze
.spraken met Scholte, die volhield dat van Velzen moest Avorden
afgezet, als hij zijne prediking niet veranderde; geen scheurziekte
Avilde bekennen, omdat hij D^ (hoewel door de prov. vergade- \\
ring van Friesland geschorst) voor zich had laten preeken; en
weigerde met de meerderheid van den Amsterdamschen kerkeraad
zich kerkelijk te vereenigen en de D. K. aan te nemen. Toen
verklaarde de Cock Scholte ,in den naam des Heeren geschorst,"
maar Ledeboer bad: „Almachtig God, bekeer ons, Amen!"
Zooals te verwachten was, werd het te Amst. be.slotene door
de daar niet vertegenwoordigde provinciën, 20—30 April 1840
te Schiedam vergaderd, verworpen, en ontstond er nu een vol-
komen scheuring tusschen het zuiden (onder Scholte en Gezelle
Meerl)urg) en de noordeljjken (onder van Velzen en de Cock).
Ledeboer trok zich terug. Hjj verbrak allo banden met do Chr.
Afgescheidenen en sprak over zijn optreden op de Synode van
Amsterdam altjjd met het diepste berouw. Ook Budding met zijn
Zeeuwen stonden geheel geïsoleerd. In Overijssel bleven dit de
Kruisgemeenten.
.{} IJ. ])e „lioovcrssijiiotle".
Drie jaren later word op nieuw oene poging tot hereeniging
gewaagd. Vele afgevaardigden tot eene Algom. Syn. nit Noord
on Zuid kwamen te Amsterdam to zamen. Maar reeds spoedig
barstte do vergadering uiteen. Wat or geschiedt is bloof tot
dusverre geheim. Tweedracht ontstond er over de Dordsche
Kerkorde, hooggaande twist over de erkenning van .sonnnige
leeraars. In do wandeling noemt men in de afgoschoidon kringen
deze vergadering van 1813 ,de roovorssynodo." (a)
(a) Do hoor v. V, niaaklo qua Scriha dpxor Synode uitvoerige .lantee-
keningen, Hjj beweert dal ze Kjjn jiarticulier eigendom zjjn. Ik heb geen
verlof\' ter lezing kunnen bekomen,
/
-ocr page 258-238
§ 12. Scholte geïsoleerd.
Schölte stond, afgescheiden en verworpen door zijne vroegere
„volgelingen" tot 1847 te Utrecht aan het hoofd der Zuidelij-
ken. Hij ijverde met verwerping van de historische ontwikkeling
der kerk sedert de Apostolische eeuw, om het ideaal, dat hij zich
van de oorspronkelijke Christengemeente vormde, in de zijne te
realiseeren. Daar hem dit echter volkomen mislukte en de Chris-
telijke Afgescheiden gemeenten eer een tegenbeeld van de zooge-
naamde „Apostolische zuiverheid" aanboden, werd hij rijp voor
de prediking van Darby, en stemde hij hoe langer zoo beslister
in met het pogen van het Darbisme, om, erkennende dat de god-
delijke economie der gemeente, door de indringing van de wereld
in de kerk onherstelbaar verloren was gegaan, door afscheiding
aller geloovigen van alle inrichtingen, die pretendeeren eene zicht-
bare kerk te zijn, de eenheid der aan de wereld ontvloden kin-
deren Gods te doen ontstaan, en de ecclesia te openbaren in verga-
dering als broeders tot gemeenschajipelijk gebed, schriftonderzoek
en avondnuuil, met verwerping van alle orde, zich stellende onder
de onmiddelijke leiding des H, Gee.stes.
Een aiuler kenmerk, dat bjj de Darbisten gewoonlijk gevonden
werd, de streng-letterljjke opvatting der j)rofetiën, vertoonde
zich sedert 1840 steeds dnideljjker ook bij Scholte, die „zeer
bezig met de leer der laatste dagen, (") de leer van de licluune-
Ijjke wederkomst van .lezus, om als Koning over zjjn volk duizend
jaren op aarde te regeeren," aldoor vrijer begon t<? verkondigen.
-Deze Messiaansche heilsverwachting zou echter ook zonder Dar-
bistischen invloed bij Scliolte geeimins bevreemden, daar ze, naar
wij zagen, vrjj algemeen was in bjjna heel het réveil.
(\') Da Costa\'« brieven, Oct 1841.
(•) Ib. \'
239
mm
§ 13. De Exodus.
Had de hitte der vervolghig in 1837 Scholte reeds op uitwij-
king naar America doen zimien (a), en had hem de emigratie van
den .antiek-Lutheraner\' Ds. Stephan met de „ware kerk van
Saksen," 14 Nov. 1838 toegelachen; — toen onder "Willem H
de vervolgingen een einde namen, scheen de reden tot volksver-
huizing vervallen. Toen echter o.a. door den aardappelsnoodja-
ren van gebrek en kommer voor Nederland aanbraken, en de nei-
ging om naar het .land der belofte" te trekken, herleefde (b), stelde
Scholte, van de kerkelijke ellenden der Nederlandsche Se])aratie
zat, zich aan het hoofd eener „Exodus" van zijne volgelingen,
week iu 18-17 miar America, door drie schepen emigranten gevolgd,
cn stichtte in Yowa eene eerlang bloeiende kolonie, Pella gehee-
ten. (c) In het zelfde jaar was ook van Haalte geëmigreerd en
deze had „Holland" gesticht.
Deze Exodus staat nu\'t de vervolgingen slechts van ter zijde
in betrekking, en wel daardoor, dat het verbod om Christelijke
scholen op te richten vele ouders verhinderde himne kinderen op
te voeden naar eisch hunner conscientie, dat vele afgescheidenen
door de ontzachelijke beboetingen zeer waren verarmd, dat in 18\'l(i
eenige nieuwe genvallen van beboeting der gezelschappen voorkwa-
men, en eindelijk daardoor ook, dat de haat der wereld op vele
afgescheiden huisgezinnen nog zwaarlijk drukte.
(a) Hof. 1837, hl. 110, ook chlerH in 1837. „Al« hel. de wille Oods i«,
zul er voor do verdmkto CJeineento orgons noR wel een Telia zjjn."
(b) cf. Heldring. In het zweet uwh aiinschijnH zult gjj uw brood eten,
etc. 184«.
(c.) In de United-StatoH werd S. n»et geestdrift begroot. Hj, werd ge-
boden to j)rediken in de Kathedralen; het congres deed hem, toen hy loo-
vallig tijdens eono vergadering op de tribune verscheen, naast den president
plaats nemen; Amerika vergoedde in eerbetoon den smaad, dien do Vader
dor Afgescheiden gemeente in Nederland had geleden.
240
§ 14. HereenifjiiKj.
Is a liet vertrek van Scholte voegden zich langzamerhand weer
het Zuiden en Noorden bijeen. Bestond de Alg. Syn. in 184G
te Groningen enkel uit de school van H. de Cock, terwijl de
Geldersche deputaten de Dordsche Kerkorde, en Ds. van Velzen
de Synode weigerde te erkennen, — reeds in 1849 waren verte-
genwoordigers van alle provinciën ter Algem. Syn. te Amsterdam
vergaderd, waar slechts de school van Brummelkamp buiten stond,
Avegens eene door het „ambstgewaad" ontstane scheuring
(1847—1852) in Overijssel en Gelderland, (a) Behalve deze ,mt-
Avendige" afAvijking, Averd de school van Brummelkamp geken-
merkt door een op den voorgrond stellen in haar dogmatiek van
het .beA\'el des geloofs aan alle creaturen," (\') hetwelk haar som-
tijds tot miskenning A\'an de leer der „particuliere genade" .scheen
te leiden, — door zoo nadrukkelijke handhaving van dc autono-
mie der plaatselijke gemeenten, dat ze slechts in quatenus Gods
Avoord het gezag der Synoden erkende, en onvoorAvaardelijke on-
derAverping aan de Dordsche K. O. beslist ongeoorloofd achtte, —
en eindelijk — het AA\'as in den tjjd der onderhandelingen over dc
oj)richting A\'an het Seminarie! — door meer irenische neigingen
ten opzichte der „achtergebleven broederen."
In 1854 had er echter hereenigiug jdaats van nrnmmelkamp
en de zijnen met het Cliristelijk Afgescheiden Gemeentebestuur.
Hr. verklaarde „met Ijjf en ziel afgescheiden" (\') te zjjn, erkende
de drie fonnulieren als „volledige" tiitdrukking zijns geloofs, en
aanvaardde de Orde van Dord.
15. Dc Ledcboeridncii.
Ledeboer Avas na de Synode van 1840 liaar Henthny/en terug-
Cu) In die dagen begtonden twee oppoHiete provinciale\'kerkbest uren van
OvcrysHel—Gelderland, een niet en een zonder „uteken."
(\') Not. Alg. Syn. te Amst. 1851 bl. \'24. (\') Not. Alg. Syn. 1H54 bl. l^.
241
gekeerd; bitter betreurde hij het toen, met de aanvrage om vrjj-
heid te hebben ingestemd, Zijn streven bleef: de aloude ge-
reformeerde kerk op nieuw te openbaren; verloochening van ha-
ren naam en hare rechten achtte hij ongeoorloofd, „de waar-
heid schikt zich niet naar de leugen,"
In zijn pogen tot repristinatie der Kerk van Dord was L. even
als Budding consequent, ook in de psalmberjjming, Hjj zong de
Psalmen Datheni (") en vergeleek deze „gouden psalmberijming" (!)
(van der Groe) met David in den linnen lijfrok, huppeleiule
voorde Arke des Heeren, bespot — door de onvruchtbare Michal, (*).
Twee jaar pi-edikte L. ongemoeid te Benthuizen; hij doopte
vele kinderen, die van alle kanten tot hem gebracht werden,
reisde rond en stichtte, gedrongen door zijne aanhangers, ge-
meenten te \'s Gravepolder, St, Philipsland, Oudewater, Bodegra-
ven, Loenen, Oud en Nieuw Beijerland en elders.
Sedert 1843 werd hij, daar hij weigerde de voorwaardelijke
vrijheid te aanvaarden, als „chef d\' associations illicites," veel-
malen veroordeeld, en, daar hjj weigerde de boeten te betalen,
gevangen gezet. Twintig maanden bracht hij in den kerker
door, (a)
Om de vervolging in Z, Holland te ontwijken, toog L,, ge-
drongen door zjjne familie, naar Overjjssel; hjj stichtte daar o, a,
gemeenten te Qenemuiden, Zwartsluis, Zuidwolde en Hasselt;
later keerde hij naar Holland terug. To St. Philipsland wjjddo
hjj P. van Dijke tot herder en leeraar, die, daar hjj te Middol-
(\') K. Smit, Iets over vrijheid en scholen, voorrede van Ledeboer, bl. IV.
{*) Spiegel dc8 tjjds, bl. 23, 31, 33.
{*) c^ \'s Ileeren wegen met een alles verbeurd hobbenden zondaar bl. 22.
(\') Spiegel, bl. G.
(a) Ledeboer zingt dienaangaande:
Neen, hier viel \'tmü niet lang, Maar \'thoe.igaan viel me bang.
Dit kon mijn ziel benauwen,
Mjjn eenzaamheid was zoet, \'t Gevangenhuis nijj goed,
Manr wreed zjjn Satans klauwen.
242
burg een machtigen beschermheer vond, leeraar werd van de
-gereformeerde gemeente" te Middelburg, Borselen, Axel, Ter
Neuzen en Bath, tot op dezen dag. — Zijn leerling P. Los werd
,dominé der geref. gemeente van Leiden."
Op „d\' Palmboom" woonde tijdens Ledeboers zendingsreizen
D. Bakker, landbouwer te \'s Gravepolder. Li zijn „Gods barm-
hartigheden verheerlijkt aan een overtreder van al Zjjne geboden"
verhaalt hij zijnen „weg", — een lange, pijnlijke, akelige weg!
Ledeboer kwam tot hem over en ordende te \'s Gravepolder een
gemeente, die op Bakkers dorschvloer vergaderde, om hem te
hooren. Eer Ledeboer stierf (21 Oct. 18G8), wilde hij Bakker
tot Leeraar ordenen, maar deze had geene vrijmoedigheid om het
leeraarsambt tc aanvaarden. In 1805 echter nam Bakker de
roeping der te Stavenisse vergaderde Ledeboeriaansche gemeenten
aan, en werd hjj door de opzieners met oplegging der banden
tot leeraar geordend.
De gereformeerde Kerk der Eilanden telt behalve vele gemeen-
tetjes, die buiten alle kerkverband wegkwjjnen, zeven groo-
tere gemeenten te Stad, Oud-Beijerland, N.-Bejjerland, Bor.sele.
\'s Gravepolder, Ter Neuzen en \\s Gravenhage. Op den tweeden
Woeasdag in Mei en September worden tc\'s Gravepolder do „Alge-
iheene kerkrergaderingen" gehouden. Bediend worden deze gemeen-
ten door Ds. Hakker, (naar dozen do naam Bakkerianen) en door Ds,
Wüst, die Amerika, waar hjj geen gereformeerden meer vond, ver-
liet, om herder te zjjn in .het achtergebleven schaapskooitje van Le-
deboer, die nog ouderwets gereformeerd zjjn, on stjjf en stug staan
togonover, Beëlzebub." (Wüst).
De gemeenten dor „Djjkianen on Bakkerianen," (in voet«;) vormen
een bijna volkomen repristinatie. Zij geven zich als ,de alonde gcro-
fonueerde kerk"; dies is de Dordsche kerkorde hun grondwet, de psah»
Datheni htm kerkgezang. Zij haten alle „nieuwigheden," al» /.en-
ding, zondagscholen, jongelingsvereenigingen, enz. enz. on bljjven
ongevaccineerd. — ,
243
Bij hen, maar ook bij vele andere „vromen" in Zuid-Holland is
de nagedachtenis van Ds. Ledeboer in zegening. Menig oude van
dagen schilderde mij met hartelijke liefde, dien langen, bleeken
man, die een wandelend evangelie mocht heeten, een incarnatie
der zoekende zondaarsliefde. —
g 10. De Buddimjianen.
Budding, den 21sten April 1830, dadelijk na zijne afscheiding
dus, door verantwoording dier handeling tot volkomen genoegen
der opzieners, op eene prov. kerkverg. van Utrecht, met Scholte
en de zijnen in kerkelijke gemeenschap getreden, had den 25ston •
April de acte van verbindtenis van de Synode der .gemeente .I.C.,"
dat jaar te Amsterdam gehouden, onderteekend, maar reeds in
t
1837, achtende, „dat door de Utr. Synode den eenigen waren
grondslag, op welken dc Vaderlandsche Kerk kon worden hersteld,
over het hoofd was gezien," geweigerd, die vergadering ^
als representante der „Vaderlandsche Gerefonneerde Iverk" te er-
kennen; en sedert stond hij geheel geïsoleerd. De aaimeming der
„Trijheid" door de Chr. Afgescheidenen maakte de verwijdering
nog grooter, en zoowel Buddings niet zeer irenisch karakter als
zjjn zwerfzieke aard brachten er het hunne toe bjj om de tweespalt
te bestendigen.
Recht tegenover de mede-afgescheidenen kwamen B. en zjjne
volgelingen to staan, toon B., die zeer tot mysticisme overhelde,
op een reis mxar Engeland en America, te Bristol onder invloed
van George Milller gekomen, van zijn confessionalisme terugkwam
en OJ) nieuw in Zeelaiul predikende, eene leer verkondigde, aan
(\'). lief. VI bl. 275.
(\'). cf. Andricsscn, Korte opwekking. Sneek 1839 bl. 18.
-ocr page 264-244
die der Groninger school (b. v. ten opzichte van het wezen Gods)
nauw verwant, (a)
Buddings door inkerkeringen onderbroken prediking (b), waarbij
hij, zooals ook in al zijne gesprekken, ernstig en beweeglijk op
bekeering en wedergeboorte aandrong, heeft in Zeeland, maar
ook in bijna alle andere provinciën zegen gedragen. Zijne tref-
fende gebedsverhooringen omringden hem met den glans van het
wonderdadige; zijne soms buitensporige milddadigheid wou
hem vele harten. Hjj stichtte in 1836 gemeenten te Nieuwdorp
(4 Sept.), te Borsele, te \'s Heerenhoek en H^^l^nszand (11 Sept.)
en te Oudelande (18 Sept.); en in 1838 te Goes (28 Jan.) (c) en
op vele andere plaatsen.
Het meerendeel dezer gemeenten volhardde hij de formulieren,
ook toen B. afweek, en .sloot zich gedeeltelijk bij de Chr. Afge-
scheidenen, (b. V. Goes, onder van der Meulen en de Brnyne),
gedeeltelijk bij de Ledeboerianen aan. Na Buddings terugkomst
uit het Westen, stichtte H. op nieuw eene gemeente te Goes,
die thans onder voorgang van den door Ds. \\Vitteveen van Er-
melo bevestigden predikant Loggers, tevens bedienaar van eenige
, Bnddingiaansche" gemeenten in \'t land van Kadzand en Axel
nog bestaat, en zich kenmerkt door oiigewekt godsdienstig leven,
onderlinge liefde en jihilanthropie. Haar richting is Wcsleyaansch,
(a) Zie zijn niet onbclangrjjk werk getiteld; Wat zegt de H. Schrift\'?
eene belijdenis voor vrienden, die door vjjanden mag gelezen worden, bij
Gezelle Meerburg, Gorinchem 1869, Deel 1 over de Heilige Drievuldigheid,
H over hot geloof, IH eene kritiek over den KathechismuR.
(b) 10 .Inni 1830 word H. omdat men dc boeten voor hem betaalde, na
zes maanden tc Middelburg gevangen tc zjjn geweest, ontslagen; den vol-
gen Zondag hield hjj tc Domburg driemaal een „verboden preek". Ook in
Nijmegen leed H. lyfsdwang.
(e) Dc in een schuur gehouden godsdienstoefening word door militair
geweld verstoord; het was in do onmiddeiykc nabyheid van do plaati»,
waar de geuzen-prediking van Valerius Gencfl in ir>GG-op gciyko wy7.c
verstoord word; Valerius vond liierby den dood -■Büddings preek kostto
slechti< f 100 aan boete, invorderbaar by lyfsdwang.
245
de tucht rigoristisch ; iederen Zondag wordt het avondmaal ge-
gierd. (a) Tot voor weinigen tijd zong ze de psalmen Datheens.
met gezangen van Budding, Sankey, enz., want van het uiterste
van conservatisme in het tegenovergestelde gevallen, zijn de tegen-
woordige Buddingiaansche gemeenten voor het nieuwste nieuws.
§\' 17. Dc Afschcidhig in het Graafschap Bentheim. (b)
In Oost-Friesland en het „Graafschap Bentheim" was men in
de volkskerk begonnen het „starre calvinisme" te verwerpen en
„allen Menschen die Seligkeit zu verheiszen, wofern sie nur ein
Gottgefälliges Lehen führten" (Bultmann). Hierdoor geraakten
de altreformirten van de kerk vervreemd; het gezelschai)slev(;n
(a) Naivr den door Büdding uit Bristol niedegcbrachten ritus. De ge-
sneden repen broods gaiin rond, ieder aanzittende breekt er een stuk al
en goeft de repe door.
(b) Bronnen:
H. Bultman, „Beitrüge zur gnlndlich-riclitigen Beantwortung der Fragen:
Wie sind dio „afgescheidenen" Gemeinden in der Grafschaft entstun-
den? und in wie fern sind sie der Menschheit gefilhrlich? Neuen-
haus, v. d. Velde-Veldnmn, 1863." Verschonend doch ernstig be-
straft door:
L. Wolckeniiaau, rector in Schilttorf. „Offener Brief an H. Bultman, etc.
Neuenhaus 1863."
Ds. Steffens, „llet goede recht der 0. Ger. in de Graafschap Bentheim,"
uitgegeven in naam van do Classis der Oud-Gerefonneerdo kerk.
1867, niet zonder talent geschreven, hiertegen :
Ds. J. Koitklman, „Das Recht der Keformirten Kirche in dor Grafschaft
Bentheim." Neucnhaus 1868, een waardig geschreven repliek.
G. S. Mknnknoa, „Kin Wort an, filr und wider die Oud-gercformeenlen
1\'ilpste in der Grafschaft Bentheim" 1868 (vrjj onbeduidend).
N. M. Stkfhenh, „Mennenga und Koppelnmn. Ihre Zeiignisso beurtheilt.
Die Niederlitndiscben Kreuzgemeinen und die Kirchliche Frage der
Gegenwart."
246
ontetond ook onder hen, en met belangstelling zagen ze in Ne-
derland eene separatie ontstaan. Zoodra er te Ommen, Heemze,
Vriezeveen en Hoenderveen afgescheiden gemeenten ontstonden,
sloten zich sommigen hunner hierbij aan. Van Ds. Haastert te
Westerbruch (a) ging nieuw leven uit, dat zich verre verbreidde.
Oost-Friesland werd wakker geroepen door de barre, maar krach-
tige taal van Duin, en ofschoon deze den 20 Mei 1837 oj) zijne
verklaring, dat hij zich met de afgescheidenen in Nederland ver-
eenigd had, zijne attestatie van lidmaatschap der Oost-Friesche
Chr. Ger. Kerk terug had ontvangen, (\') en zoo uit de kerk was
gezet, bleven de predikanten Bakker, Rosing en Metzer in de
kerk op verklaring van onderwerping aan de aloude fonnulieren
aandringen, en scheidden zich anderen, dezen strijd moede gewor-
den, af. Tot gemeentevorming brachten ze het echter bezwaarljjk.
In het graafschap daarentegen ontstonden ondanks allen hoon
en spot, boete en gevangenisstraf, vrij bloeiende gemeenten.
In Mei 1840 werden te Gildehuis door de Cock, en, weinig
later te te Veldhuizen en te Ulmkamp door van Raalte
„oud-gereformeerde gemeenten" gesticht. De oefenaar J. B. Son-
dag in 1840 door de Cock tot leer- en i-egeerouderling der ge-
meente Gildehuis geordend, ontving later eenig onderwijs te Gro-
ningen, werkte sedert als „proponent" in\'t Graafschap ("), totdat
hjj in 1848 met Ds Bavinck tot leeraar geordend, te Bentheim,
zooals Bavinck te
leeraar werd der Oud-gerelormeerde
kerk, die met haar negen kerkgeboiiwen en 3000 leden nog al-
tjjd een-liliaal-kerk is van de „Chr. G\'eref. kerk" in Nederland, (b)
a) Deze liet eenmaal den geHcliorsten Hnnnmelkami) voor zich optreden.
b) Ev. Gez. worden niet gezongen; de godsdienstoefening geschiedt in
de Nederl. taal.
\') Steffens, Men.ienga en Koppelni. bl. 13.
\') Leven van H. do C. II 311.
\') Ned. St. 1834, bl. 13.
t
d
I
-ocr page 267-247
10. J)e Kniisgemeenten. (a)
Te Noordwijk ontstond onder den visscher Noorddujn, door
den door Scholte bevestigden kerkeraad in 1836 tot herder en
leeraar aangesteld, eene op zich zelf staande, vrij bloeiende antiek-
gereformeerde gemeente; te AVoerden ordende de kerkeraad der
Chr. Geref. gem., die te vergeefs op de Synode van 1837 Scholte
van ongereformeerde gevoelens had aangeklaagd, in 1838 den
onderling Flier tot predikant; te Kampen leidde Hoksbergen, door
de Cock tot leer- en regeerouderling geordend, de uitgetreden ge-
oneente, die op raad van de Cock met de gemeenten te Zwolle,
/ialk. Mastenbroek, Hasselt, Nieuwleuzen, Rouveen, en elders
de „nieuwe" verordeningen van de Synode van Utrecht verwierp.
Hierdoor buiten kerkverband geraakt, aangezien de afgescheiden
predikanten slechts de „gehoorzame" gemeenten verkozen te die-
nen, besloten, toen de aanneming van den titel: „Chr. Afgesch.
gemeente" alle toeiuulering omnogelijk scheen te maken, genoenule
(a) lironncn:
N. .1. E.NOKMtKUT.s, „De fjerelbrniccrdc Keik in Nederlaiul, liaar recht
verdedigd (in haar standpunt geschetst," Zwolle 186U.
Dezelfde. „De Apostolisclie Handoplegging onderzocht."
II. de Cock. „Leven van H. de Cock."
Notulen der Algemeene kerkvergaderingen (verzameling in hot hozit van
Ds. Engolberts.)
Itcfonnatie IV bl. 298 v.v. V bl. Gr,.
W. W. Smitt. „Waar openbaart zich do kerk in Nederlandï" 1844.
D. IIOKSIIEIIOKX. „Eene afgeperste verklaring:" (in de inleiding schrijft
H. naar waarheid: „de schrjjver is geen Sendca."
A. Fliku. „Verantwoording tegen de lasteringen van Scholte" 1838.
Wkiikmkvku, jl\'OH KN\' ki.ixkkkt. „Open brief aan de Geref. Gem. onder
het kruis" 18r,9.
D. v. 1». Wkiu\' cn W. W. Smitt. „lleantwoordigingon van do Opwekking
en toespraak aan do gem. des Hoeren, door Ds. de Cock 1840," na-
mens eene „vergadering van Dordjjcho Geref. Gemeenten" — hier-
tegen
Coui\'uik, „Welmeenende waarscliuwing aan degenen, die zich aan de afge-
scheidene genioontcn onttrekken" 1840.
248
gemeenten in dezen ,cas van noot leeraren te stellen" (Brakel).
Den 11 Juli 1840 werden door de vergadering ,der Gerefor-
meerde Gemeenten onder het kruis" vijf voorgangers tot leeraren
geordend; en den volgenden Zondag bevestigde Schouwenburg
\'s morgens Smitt en D. v. d. Werp, en \'s avonds Smitt Schou-
wenburg. Hoksbergen trad te Kampen als Herder en Leeraar
op, en in 1841 vergaderden aldaar de leeraren Noordduyn, Flier,
Smitt, Schouwenburg, Hoksbergen en den door den kerkeraad te
Giessendam „uitgestooten" leeraar H. C. Wüst; die zich voorloopig
vereenigden en elkanders „zending" erkenden; welk verbond der
leeraren een kerkverband werd door de Algemeene Synode der
Gereformeerde Kerk in Nederland, in Juni 1844 te Linschoten
gehouden, die met de drie formulieren, de Dordsche kerkorde on-
veranderd aanvaardde, (a) Tot dit kerkverband traden toe de
gemeenten te Noordwijk, Woerden en Linschoten, Kampen, Zwolle,
Zalk, Giessendam, Zwartsluis, Ilouveen, Hasselt, Wanneperveen,
Rotterdam, Amsterdam, den Helder c. a.. Oosterend, Texel, Haar-
lem, de Lier, Schoonhoven, Dordrecht, Gouda, \'s Gravenhage,
Xaarden en Mniden, Triebt, Rijssel, Appeldoorn, Zegswaard,
Oude-Wetering, Schravenmoer, Oosterland, Oud-Vosmaer, Utrecht,
Spijk, Bierum, Oosterland, Vlissingen. Emden en elders.
Toen de vervolging der eeredienst eerlang ophield, Rcheen de
(a) Op dc Syn. ran 1851 to Apeldoorn ging men nog verder. Do (door
den gezangen-weger Jac. Klok opgestelde) acto van verbindenis,be-
helst dc „onbepaalde, algehcelc en onvoorwaardelijke aanname" 1* der D.
K. 2® der Staten overzetting Istc editie, har^r randteokeningen,-l\'dc drie
formulieren, 5* de drie cedfomiulieren, (Postacta D. S.) G* de actcn derl).
S. 7* Alle zeven kerkorden voor Dord. 1G18 (Kerkeljjk Handboekje) enz.
„verbindende ons solemnceliyk om niets daartegen tc leeren, openiyk noch
bedoktciyk, directeiyk of indirecteiyk, en zullen alle dwalingen hiertegen
weerleggen en helpen weren, en wel zonder eenige zinsbehouding, van wel-
ken aard ook, bcloovendc door Gods genade daarvan nimmenneer tc schei-
den." Evenwel examineerde de Synode, cn benoemde ze in 1862 eene Syno-
dale commissie.
249
verloochening van den naam „Gereformeerd" voor de Chr. Af-
gescheiden gemeente niet langer noodzaak te zijn, en ontkiemde ^
bij de kruisgemeenten, die door den gedurigen afval en de hoog-
gaande twisten harer leeraren, een allerdroevigst bestaanleidden,
de hoop op hereeniging met de afgescheidenen tot eene Gerefor-
meerde kerk.
In 1851 scheen de tweespalt tusschen den te „algemeen" ge-
keurden Brummelkamp c. s. en zijne beschuldigers, hereeniging
tusschen deze en de van Brummelkamp gruwende „kruisgezinden"
te belooven, maar met de verzoening tusschen Br. en de Chr.
Afg. Synode van Zwolle in 1854, waarbij erkend werd, dat „de
voldoening van Christus, zoover betreft de zaligwording, alleen
voor de uitverkorenen" is — vervloog deze hoop.
In 18G0 echter kwam de hereeniging der zusterkerken tot
stand, en gaven ze aan de Hooge Regeering kennis, dat de „Chr.
Afg. gem." en „de Gereform. kerk" zich tot ée\'ne kerk vereenig-
den, onder den naam van „ Christelijke Gereformeerde kerk," zich
houdende, wat de leer en bediening der Sacramenten betreft aan
de drie form. van eenigheid, benevens de liturgische schriften, en
voor de kerkregeering de kerkorde van Dordrecht 1G18,19; „zoo-
veel de omstandigheden dit niet verhinderen."
i). Twee beginselen der Separatie.
Na alzoo het ontstaan en de ontwikkeling der afscheiding te
hebben geschetst, willen we nog twee principes nader ontvouwen,
die zich in de separatie uitspraken.
Vooraf echter de opmerking, dat zooals in heel de geschiedenis
des réveils ook in die der afscheiding het niet de theorieën waren,
die de feiten baarden, maar veeleer de feiten, die theoriën ver-
wekten. Men toonde zich meer of minder streng in de praktijk
van het individualistisch principe, zonder dat men zich rekejischap
van het principe had gegeven; men verliet de basis van het
nationalisme, eer men de portee van het individualisme overzag.
Ja men kwam .spoedig tot verzachting en zelfs tot gedeelteljjken
terugkeer van het individualistisch principe, toen men had leeren
inzien, wat het was, en waartoe het leidde.
Ook vertoonen zich de principes niet zuiver, aangezien een
zeer machtig conservatisme elke beweging vertraagde en meestal
eindelijk smoorde.
Het eerste princijie door de Afscheiding vrij algemeen fact»)
gehuldigd in „de scheiding tusschen kerk cn wereld.^^ — Scheiding
tusschen staat en kerk proclameerde de Syn. van Utrecht, on het
con.servatisme zelfs, dat in 1840 zegevierde, lichtte heimeljjk de
op de eenheid van kerk en staat berustende bojialingen nit de
D. kerkorde. Maar niet alleen werd met volle bewustheid alzoo
den bodem vjin het nationalisme verlaten, men ging vorder en
haakte nuar »vergadering der uitverkorenen," naar scheiding
tusschen de „kinderen Gods" en de „wereld."
Vooral ook, omdat in de Herv. kerk de tucht niet gehimd-
-ocr page 271-251
haafd werd, die de „ongeloovigen" van het avondmaal weerde,
had men te Ulrnm de kerk als synagoge des satans verworpen,
en onder de afgescheidenen eischten sommigen meer negatief, dat
de tot het avondmaal toegelatenen geen door „onrechtzinnigheid"
of „onzedelijkheid" bekende „ongeloovigen" mochten zijn, anderen,
vooral onder de kruisgezinden, positief, evident bewijs van per-
soonlijke bekeering. De „bekeerden" maakten de kerk uit, de
kerk was een gemeenschap van waarachtig „geloovigen" en daar-
om beschouwden Scholte c. s. de uit de kerk van den Antichrist
„uitgeleide gemeente" als de ecclesia, de „vergadering der ware
kristgeloovigen in Nederland," de „gemeente Jesu Christi."
Alle leden dezer kerke Christi waren in het oog der Synodo
van 1837 „geloovigen," en Scholte leerde, dat wie beleed, niet
in Jezus te gelooven, moest worden afge.sneden; — wat zich als
onkruid op den akker vertoonde moest worden uitgerukt; geen
„kwade visch" mocht in het net blijven besloten!
Tegenover de „groote lloere," die zich vermengde met do
„volken des lauds," trad de gomoonto .1. C. oj), uls oeno reine
maagd zonder rimpel of smet, de bruid des Lams, baron bruide-
gom gesierd ; — togen het groote liabol, de stad der plagen,
die verloren gaat, hot uitgeleide Sion, het erfdeel dos 1 loeren; —
togonovor de wereld, die in het booze ligt, de kerk der geloo-
vigen, goroei)enen, heiligen en beminden, een uitverkoren geslacht,
een koninklijk priesterdom.
Het ideaal, voorwaar, was schoon en hot behoeft goone ver-
wondering to baren, dat het door volen n)ot goostdrift word aan-
gogrepen. Maar de verwezenlijking van hot ideaal? . . . Hoe
ilroef hij de phantaisie de werkelijkheid afstak, blijkt uit de on-
ophojulolijke geschillen en hatelijke twisten, de herhaalde onder-
linge vervloekingen, dio in het „huis der liellijkheid," waar de
„broeders samenwoomlen" het liefdevuur doofden on het vuur van
tweedracht on haat deden ontvlannnon, ja de gemeente bijna ten
252 ^
ondergang voerden; uit de onzedelijke handelingen van zoo vele
„geheiligden" in Christus Jezus, uit de diepte van ellende, waarin,
om slechts iets te noemen, de Amsterdamsche tvrist, met de
schorsing van Wormser c. s., en de schorsing „in des Heereii naam"\'
van Scholte door de Cock, de gemeente dompelde; uit de ban-
bliksems der Synoden, en het herhaalde slingeren van den Vloek
van Korach, (zelfs door een Gezelle Meerburg!) uit de verlooche-
ning van den gereformeerden naam, uit het blinddoeken der
goegemeente (1840), en zoo voort.
De geschiedenis der Afgescheidenen van 1834—1851 heeft
het streven naar een kerkje van „enkel geloovigen" en het zich
aanstellen als of men „de gemeente J. C." ware „te midden
eener antichristelijke wereld", geoordeeld.
Zooals in Genève weldra velen van hun streven naar een église
de fidèles terugkwamen, zoo vertoonde zich ook na 1837 onder
de gesepareerden meer en meer het streven, om de kerkmuren
uit te zetten, opdat ieder er plaats vonde, die der gereformeerde
leer globaal als waarheid belijdt, en door geen ergerlijk leven de
eer der gemeente bezoedelt. Band der kerkelijke gemeenschap
bleef niet langer het persoonlijk levend geloof; nmar de hoofd-
zakelijke overeenstemming in de belijdenis der gereformeerde leer.
Niet langer als de gemeente der geloovigen, maar als een
kerk der geroepenen op gereformeerden grond.slag openbaart
zich thans de Chr. Ger. kerk; ook de jiretentie, dat zij tegenover
de openhuring der valsche kerk (om niet van de andere genoot-
schappen te spreken) in alle Ned. Herv. gemeenten, dc
ware kerke der Nederlanden is, wordt min luide gelieerd,
en de geneigdheid zich voor de kerke Christi uittegevcn, (extra
quam nulla salus!) houdt op. Reeds in 18-10 betreurde Scholte,
dat lijj zich door de consequentie van zijne beschouwing der Chr.
Afg. gemeente had laten vervoeren tot weigering, om hen, dio
hjj uls gereformeerde Christenen erkende, maar die in de Herv.
253
kerk niet de valsche, noch in de afscheiding de ware kerk zagen,
tot het avondmaal toe te laten; zoodat hij sedert alle kinderen Gods
aan de tafel, niet der kerk, maar des Heeren noodde; en de mildere
praktijk veler afgescheidenen onzer dagen, wijst naar denzelfden kant.
Middel, dat de schapen te zamen, en de hokken nit de kudde
moest houden was de kerkelijke tucht. Daar men vergat, dat èn
Gods woord èn de censuur de „sleutelen" zijn, geraakte de ethische
tucht op den achtergrond en werd de juridische tucht rigoristisch
gedreven. "Wijl deze echter wegens gehrek aan bewijs, te meer,
daar slechts de leden der kerk als getuigen mochten worden ge-
hoord, de onzedelijkheid slechts zelden kon straffen, richtte ze
zich vooral tegen onrechtzinnigheid en „sahhathschcnnis." Proces-
sen in zake onrechtzinnigheid, werden er vele gevoerd; l)ijna al
de leeraars werden op hun beurt deswege aangeklaagd. ]\\raar
ook op .sabbathschennis" zag men scherp toe. Zelfs een apotheker
werd afgesneden, omdat ,hij den sabbath brak!"
Het principe der absolute scheiding tu.sschen kerk en wereld
sprak ook nit de verwerping dor „woelde." Menig breed gouden
hoofdversiersel word door een .smal ijzer vervangen; muziekinstru-
menten werden niet, of nauwelijks geduld, het orgelspel ter be-
geleiding van het kerkgezang op vele plaatsen veroordeeld. To
Bunschoten sloeg de vrees, om niet met de wereld gelijkvormig
te zijn tot woede over, en werden sieraden en weeldeartikelen
verbrijzeld of— verkocht. Deelneming aan „wereldsch vermaak"
scheen boven alles zondig. De gulle lach stierf weg bjj velen,
menigeen boog het hoofd als oono biozo, zelfs het uitgestreken
gelaat on zekere „plooi" in \'t aangezicht scheen to moeten aan-
duiden, dat men niot van do wereld was; ook de gewone spreek-
taal werd vrij algemeen door „do tale Kanaiins", een geheel van
vooral aan het O. T. ontleende en allegorisch geïnteriireteerdc
,termen," vervangen, (a)
(a)" Merkwaardig ia ook hierin liet gebi-uik van den derden persoon,
in plaats van den eersten of tweeden.
254
Behalve dit separatistisch principe, vertoont zich in de afschei-
ding een streven, half onbewust, half uitgesproken, tot imitatie
der »„Apostolische gemeente." Had de reformatie het dogma der
„rechtvaardiging uit het geloof" op den voorgrond gesteld, de
afscheiding der XIXde eeuw beweerde ook dogmatisch belang
te hebben, en ontrolde Aenh^niQv souvereine koningschap
van J. C. over zijne kerk" of zooals men dat noemde, het „ko-
ningklijk ambt des Heeren,\'\' naar van Velzen, eene waarheid
„zoo dierbaar, dat wij zonder die te gelooven en te bekennen,
niet wel kunnen leven of sterven, en (die) daarom ook van een
iegelijk, die zalig wordt, zal erkend worden." Dat het Herv.
kerkbestuur aan zijne ordonnantiën meer gezag toeschreef, dan
aan Gods woord, was de grieve van Scholte en zijn eenig motiel
ter separatie. Later, sedert van Velzen in 183G eenverhandeling
van 11\'. a lirakei had herdrukt, noemde men deze grieve „mis-
kenning van Christus koninklijk ambt."
Christus is koning zijner kerk. Hij moet regeeren; zijn wil
moet.er geschieden geheel en volkomen. De gemeente moet dus
ingericht zijn, en geregeerd worden naar zijn woord. Dit woord
erkent in sacris geen publiek gezag; maar wil dat de gemeente
door hare eigene opzieners zal worden geregeerd. De „.spiode,"
zoo leeraarde van Velzen, (dezelfde die later den Napoleontischen
brief aan den Amsterdamschen kerkeraad schreef en den vloek
van Korach slingerde) „is slechts eene openbaring der onderlinge
gemeenschap;" de regeering berust bjj elke afzonderlijke ge-
meente, wier opzieners dan ook alleen .verantwoording schuldig
zjjn aan God en de gemeente. (\') De D. K. werd dan ook in
1837 gerevideerd naar „Gods woord." Zelfs ging Scholte zoo ver
(\') v. Velzen. Verhandeling van li Brakel, bl. 31.
t
255
(lat hij in zijne kerkorde de namen .kandidaat en proponent" als
niet conform de schrift veranderde, (a)
Gods A\\\'oord, in de formulieren nader omschreven, de eenige wet
in (Ie kerk, dat was ook de leus van het Ootinoedir/ Smeekschrift,
en van menig Adres, als antwoord op de eisch der regeering van
reglementen in te leveren, gegeven. Christus de koning der kerk,
grondwet zijn woord, de theorie klonk schoon, maar in de prak-
tijk bleek ze onuitvoerbaar. De gemeente Jesu Christi toch was een
„babel van verAvarring." Er heerschte jaren aaneen volslagen
anarchie; terwijl de predikanten, die voor het koninklijk ambt
van Christus het krachtigst ijverden, en het gezag der „allen
gelijke" opzieners onbepaald huldigden, in werkelijkheid een bijna
IHiusetijk (jezag uitoefenden, en de „algemeene vergaderingen der
opzieners," die men Synode noemde, feitelijk zich oppermachtig
rekenende concilies der predikanten waren, door enkele ouderlingen
geassisteerd.
De „wanorde" mim omler de naar „Gods woord" ontworpen
kerkinrichting zelfs zoozeer toe, dat de Synode van 1840 met
„de gewasschene zeug terugkeercnde tot de wenteling des slyks,"
moest veinzen de op vele punten onschriftuurlijk verklaarde D.
kerkorde te aanvaarden, om het oproer te stillen.
Hetzelfde i)rincipe van kerkinrichting alleen en geheel naar
Ciods woord" komt ook uit in de verwerping der Evangelische
Gezangen en Avondmaalsvragen. Gczongon in de gomeento
moest slechts worden het „ Woord van God", do rsalmen Davids. —
Geen „menschenwerk" hij de dienst dos Hoeren, (b)
Van Verbmhdagen begon men ook weer te spreken, de viering
der feestdagen werd hier en daar als onbijbolsch veracht, maar
de „Sabbathsrust" daarentegen met farizeeuwschc nauwgezetheid
(a) To gelijk echter behield hj Klassos, Synodi rraoHOH en Scriba, ja
y-clfs een „algemeenen corroRUOnc ent"; terwjil de Synode van 1837 do
„oefenaars" als onschriftuurlijk afschafte, cn hot ambt der „evangelisten
en profeten" creöerde, enz.
(b) Ook niet bjj de Catcchismuspreek.
-ocr page 276-256
in acht genomen, en door velen werd het amhstgewaad (a) der
predikanten als „priesterlijke kleeding" onmisbaar geacht. Bleek
zoo de vooropstelling van het koninklijk ambt samen te gaan met
volslagen anarchie en bijna pauselijke tyrannie, en zelfs tot vele
verkeerdheden te leiden, ook is de theorie zelf, dat de bijbelsche
voorschriften en ivenken aangaande gemeenteïnrichting en gemeente-
lijk leven, goddelijke wet moeten zijn voor de kerkinrichting aller
eeuwen\'\'\'\' onhoudbaar.
Zelf de regeering zijner kerk ter hand nemen, (zooals vooral
de Hernhutters dat zich inbeelden,) doet Christus niet. In Chris-
telijken geest moest de gemeente bestuurd worden; maar de
kerkinrichting moet berekend zijn op den tijd, dien ze beleeft.
Repristinatiezucht is ongeloof. Iedere kerkinrichting is en blijft
gebrekkig; het verontrusten van de consientiën der eenvoudigen
door de prediking: dat gebrek in de kerkorde eene kwetsing is
Tan Christus koningschap, heeft iets onfairs, iets ignohles. De
vraag naar de kerkinrichting is een vraag van secundair be-
lang, en het beweren, dat de afscheiding, in haar zoogenaamde
â– leer van het koningklijk ambt dw Ileeren, een even belangrjjk
dogma handhaafde als de Reformatie m het „ex lide salvetur"
is de dwaasheid zelf.
(b)\' Driekante hoed, mantel, bof, lage schoenen en korto broek, ook als
symbolen der drieëenheid, lankmoediglieid, rechtvcerdighoid, bereidveer-
rfligheid, enz. verdedigd ....
E. Het Hecht der Separatie.
Nog rest ons, eer we dit hoofdstuk over de Afscheiding als
voltooid mogen beschouwen, de vraag te beantwoorden, of het
beweren der afge.scheidenen, dat ze naar de duidelijke leer der
Schrift en der Confessie tot separatie verplicht waren, juist is.
In de „Apologie" (\') der Afscheiding wordt, als behelzende de
duidelijke leer der Schrift, dat de gemeente des Heeren uit een
historisch kerkverband moet treden, als zij niet l)ij machte is
hieruit de „ ongeloovigen en goddeloozen" te verdrijven, eene reeks
van teksten aangehaald, die echter geen van allen iets hoegenaamd
in dezen be.slis.sen. — Matt. 15: 13 en 14 toch is eene ren)m«»m/
van den Heer om de fariseeën te laten varen, „als blinde leids-
lieden der blinden," (cf. Luk. 13: 11 de fariseeën zijn gezeten oj)
den stoel van Mozes, daarom zoo wat ze u zeggen, houdt het).
Hand. 19: 9 verhaalt, dat Paulus, omdat de tegensprekers hem de
prediking in de Synagoge bemoeilijkten, een ander spreeklokaal op-
zocht ; geenzins, dat hij zijne volgelingen alle banden met het
jodendom deed verbreken; Hom. Itr. 7 roept de Christenen te Home
toe, zich niet in te laten met de joodsch-christelijke dwaalleeraars,
ixh die tot hen mochten komen, nuuir om hen te ontwjjken;
2 Thess. 3: 0 is niets anders dan een hoogernstig berel fot uit-
\'>efcning der ethische tucht, 2 Cor. 0:14—18 eene waarschuwing,
niet aan de heidensche offermaaltijden en feesten deel te ne-
men, en Op. 18: 4 .schjjnt eene profetische vermaning te zjjn, om
als het groote Habel, „de moeder van de hoeren en van de gru-
welen," dreigde te vallen, deze stad (UomeV) te verlaten, zooals
(\') Apologie Tun rieter«, van der Werj) eu Kreulen, Fraueker 1856.
17
L.
258
de Christenen het belegerd Jerusalem verlieten, „opdat zij geen
deel kregen aan hare plagen."
Geeft zoo de H. Schrift geen rechtstreeksche aanwijzing, wat
de geloovigen moesten doen, wanneer in eene gevestigde kerk
dwaling en ongeloof binnen drongen en verstorend inwerkten oj»
het kerkelijk leven, de confessie scliijnt duidelijker te spreken.
Art. 28 der X. G. B. verklaart, dat het ambt aller geloovigen
is, zich af te scheiden van degenen, die niet van de kerk zijn, e\\\\
zich te voegen tot „de heilige vergadering dergenen die zalig
worden"; korte inhoud van dit Ai\'t. is: het is de plicht aller ge-
loovigen, om zich aan de ééne algemeene Kerk aan tc sluiten.
In de dagen der reformatie waren er die, tevreden met heime-
lijk in Jezus te gelooven, uit vrees der vervolging de afgodische
cultus der Roomsche kerk bleven iiitoefenen, en aarzelden zich
openlijk bij de protestantsche gemeenten te voegen, die hier en
daar ontstonden.
Tegen dezen handel schijnt Art. 28 te getuigen, en eischt dan,
dat de geloovigen met de valsche kerk ojienlijk zullen breken en
zich aansluiten aan dc ware Algemeene Christelijke kerk, waar
die zich als zichtbare gemeente openbaart.
De Cock c. s. beweerden naar dezen regel te wandelen, toeu
zij \\n het Ilerv. Kerkgenootschap de valsche Kerk ziende, afschei-
ding plichtmatig keurden. Terecht zoude deze bewering zijn.
wanneer werkelijk, naar den nuuitstaf der confessie beoordeeld, de
Xed. Herv. Kerk in 1834, hoe vervallen dan ook en verbjisterd,
geene „Kerk," d, i, in\'t geheel geene openbaar wording der eccle-
sia meer mocht heeten, maar een openbaarwording was van hel
llijk van den Antichri-st, „eene Synagoge des Satan.s". (dc C.)
Als ojienbaring van de ralsrhe kerk, die tegenover de ecclesia,
de Algemeene Christelijke kerk stond, als openbaring van het
rijk van den Antichrist, als volkomen Antichristeljjke macht, be-
schouwdrn de Hervormden de hen tot den dood vervolgende en
259
daarom door hen ontvloden, kerk van Rome, met den paus,
den Antichrist zelf aan het hoofd: en aan den toestand dezer
„groote Hoere" ontleende de confessie het drietal kenmerken voor
„De Valsche Kerk."
lo Zij schrijft zich in hare ordonnantiën meer macht en autori-
teit toe, dan den icoorde Gods; de R. K. stelde de Traditie bo-
ven de Schrift, — 2" Zij bedient de Sacramenten niet, gelijk Chris-
tus in zijn Woord verordend heeft-," ze maakte van het avondmaal
„de paasche mis," eene „gruwelijke afgoderye," ze voerde onbij-
belsche sacramenten iu en volgde een onschriftuurljjken ritus,
zij vervolgt degenen, die heiliglijk leven naar het Woord Gods en
die haar bestraffen over hare gebreken, gierigheid en afgoderijen.
Hoe men in dit beeld de Ned. Herv. kerk van 1834 herken-
nen kon is niet recht duidelijk. De .Acte van Wederkeering"\'
der TJlrumsche gemeente beweert, dat (eerste kenmerk) de II. I\\.
van hare predikanten „onbepaalde onderwerping eischt, aan Sg-
nodale voorschriften en reglementen, zonder aanwijzing, dat die
gegrond zijn op Gods Woord," en zich daardoor gelijk stolt aan
de „Faapsche kerk," alsof ook niet de Goreformoordo kerk van
1()18 aan hare kerkorde onbojjaalde gehoorzaamheid der dienaars
vorderde, zonder bij ieder artikel der kerkorde de schriftuur-
l)laats te voegen, waarop het zich grondde, (b.v. viering van
feestdagen, improhatiorecht der overheid, patronaatsrecht enz.):
dat (tweede kemnerk) er in de Herv. kerk „verbastering" was ,vau
de bediening der Sacramenten"-, waarmede bedoeld werd, dat er
niet voor gewaakt werd, dat er onrechtzinnigen aan het av(md-
maal gingen, dus geheel iets anders, dan art. 28 oj) \'t oog heeft,
en (dorde kemnerk), dat de llerv. kerk vervolgt, die God zal igl ijk
willen leven, terwijl echter de Cock vervolgd word als i»ubliok
Ijeleodiger van twoo leeraars en lasteraar der Ev. Goz., en Scholto,
omdat hij met overtreding van Art. 11 van \'t regiem, op do
vacatures kerkelijke beroeringen had verwekt. Ook dit derde
260
kenmerk is hoogstens een flauwe schaduw van wat Rome be-
raamde, en komt meer met „de vervolging" van een van de
Velde en van Brakel in de Gereformeerde kerk overeen, (\') Zoo
kan geene der drie door de C. c,s, aangegeven kenmerken den
toets der critiek doorstaan. Geheel te onrechte beschouwden de
eerste afgescheidenen de afscheiding eisch der confessie.
De beschuldiging, dat de Ned. Herv. kerk in 1834 geene open-
baring, hoe krank dan ook en onzuiver, van de ecclesia meer
was, maar eene openbaarwording van het rijk van den antichrist
was ongemotiveerd. Dat de staat invloed had op kerkinrichting
en kerkbestuur, dat er veel kaf was onder het koren, dat het
gereformeerde beginsel op kerkrechterlijk gebied veelszins werd
gekrenkt, dat de leer der formulieren niet werd gehandhaafd door
de juridische tucht, dat er „dwaalleeraars\'\' werden geduld, ja
dat de band der formulieren rekkelijk was geworden en het on-
zeker scheen of, en zoo ja, in hoeverre liet bindend karakter
der formulieren rechtens vaststond — dat alles, hoe betreurens-
waard de „gereformeerden" dit moesten achten, gaf hun echter
geenszins het recht een geheel van vele honderden gemeenten,
naurin de lleiHye Geest krachtiy \\cerkte en velen ivederhaarde tot
hef eeidvïye leven (Urzinus), waarin door minstens honderd pre-
dikanten de „zuivere gereformeerde leer" en door honderden de
„rechtvaardiging uit het geloof\' ongemoeid werd gepredikt —
,eene synagoge des Satans, de kerk van den Antichrist" te noe-
men, die „ontvloden" diende, „om uws levens wil!" De volks-
kerk in hare rerhasteriny was yeen antichristelijk lichaam, maar
hleef een christelijk institnnf, irelks nut zelf.^ niet lichtelijk wordt
overschat.
Zij toch heeft de kennisse Gods, de Naam van Jezus Christus
in vele landen bewaard in eeuwen, waarin geene ^ geloovigen"
*
(\') cf. S. v. Velzen. Verhandeling van W. a Brakel, Leeuw. 1830.
-ocr page 281-261
schenen te leren, in de tijden def afgrijselijkste pornocratie, in
streeken, waar bijna Egyptische duisternis heerschte, en waar
dus geen ,kerk der geloovigen" zich kon openbaren. Dit deed in
de Middeleeuwen de Roonisch-Katholieke, dit deden de protestant-
sche volkskerken in Duitschland, Zwitserland, Frankrijk, Neder-
land en Brittanje in de achtiende en negentiende eeuw tot op het
réveil, ook toen in de dagen der révolutie het ongeloof officieel
werd gehuldigd, ook toen kenmerk na kenmerk der , ware kerk"
verbleekte of rechtstreeks verloochend werd.
De „vervallen volkskerk" heeft ook ondanks al hare ellende
den bijbel bewaard en verspreid, de huiselijke godsdienstoefeningen
voor uitsterven liehoed, de gewoonte om op te gaan naar des
Heeren Huis op den eersten dag der weke, doen voortbestaan.
Ze heeft de „Zondagsviering" in stand doen blijven, de kerken
en „godshuizen" onderhomlen, de confessiën bewaard, de schatten
der kerkelijke leerontwikkeling verzameld; zij heeft den dood van
Christus in blijvende gedachtenis doen houden en de volkeren
gekerstend door den doo]). Al de elementen, die het réveil noo-
dig had tot wekking en voeding en leiding van geesteljjk loven, -
ze worden in de volkskerk gevonden.
Niet derhalve het Koninkrijk van hef Beesf, nnuir de s]>hoor,
waarin de ijemecnfe Jcsu Christi loefde en bleef leven, <Ie kerk
(/er geroepenen, de openbaring/ va)i hef verbond der genade was
ook in haar verval, de volkskerk zoo elders, als met mimo in
Nederland, waar zij zelfs, hoezeer hare inrichtingen oen rudimon-
taal karakter vertoonden, bij do beademing van don Ooost van
Christus nog veelszins geschikt bleek orgaan dos Heiligen Goos-
tes to zijn.
In antwoord op de vraag, hoe het mogelijk is, dat men to
Ulrum tot zoo groote miskenning der Ned. Herv. kerk dier da-
gen kon komen, schijnt behalve op den toestand der „vromen",
dien we reeds besclirevon, te moeten worden gewezen op hot ver-
262
warren Tan het door Willem I der kerke opgedrongen kerkbe-
wind met de kerk zelTe. Scholte en Brummelkamp verTielen tot
deze dwaling niet, maar vereenigden zich toch met de Cock en
van Velzen, die de beschuldiging der valsche kerk ten top voer-
den. De Afscheiding door S. en B. bewerkt, omdat ze niet op
kerkrechterlijk gebied het gereformeerd principe zagen gehuldigd,
druischt dan ook lijnrecht togen de letter der confessie in, die
afscheiding van de kekk ongeoorloofd keurt, en slechts tot af-
scheiding van de valsche kerk verplicht. Alleen de Afscheiding in
\'t Noorden zou eene „gereformeerde daad" mogen heeten, wan-
neer de bewering aangaande het anti-christelijk karakter der Ned.
Herv. kerk juist ware gebleken.
Moet alzoo ontkend worden, dat, wat de afgescheidenen als aan
schrift en confessie ontleende argumenten voor de plichtmatigheid
der separatie aanvoerden, kracht van bewijs had, zoodat de Af-
.scheiding noch hijhelsch, noch gereformeerd mag Xiaeiew, geenszins
willen we beweren, dat het losrukken uit het kerkverband door de
gemeente te Ulrum ongeoorloofd was. We zijn er verre van, de
daad der Ulrnmsche gemeente, deze n. 1. dat zjj na lange aarze-
ling eindelijk de „schorsing" van de Cock, omdat zjj zich van
diens onschuld overtuigd hield, verwierp, en zich als eene vrjje
gereformeerde gemeente constitueerde, — te wraken, en ook kun-
nen we niet inzien, dat de daarop gevolgde Afscheiding van ge-
reformeerdgezinde individuen en huime samenvloeiing tot gere-
formeerde gemoentetjes, een ramp voor Nederland zou zjjn te
achten. Veel ongerechtigheid, veel zonde,, veel verderf vergezelde
de separatie; de Spiegel des tijds van Ledeboer kleurt slechts
weinig te donker, maar toch de bekeering van houderden afge-
scheidenen, hinuie liefde en zelfopoffering, hunne toewijding met
leven en goed aan den dienst van God, de zedelijke invloed der
afscheiding ook op de Herv. Kerk „was een heerlijk werk des
Heiligen G^estes." —
263
De scheiding wekte opnieuw in Nederland gemeentetijk leven,
hare leeraars predikten met onvermoeiden ijver het Evangelie in
schuren en op deelen, voor rechters en magistraten, en him met
boete en inkerkering gestrafte zendingsijver droeg rijke vrucht,
in die strecken vooral, waar het evangelie der vrije genade nieuw
scheen te wezen.
Tal van mannen op gevorderden leeftijd, die meestal vroeger
•op gezelschappen voorgegaan hadden, werden na eenig onderricht
Tan de Cock, de Haan, Brummelkamp, van Raalte of Scholte tot
4)redikant geordend, (a) en ze hielden niet op van te prediken
„onmacht en wedergeboorte." Zij vormden afgescheidene ge-
meenten en ook de „ heilbegeerigen en vromen," die zich niet
-ifscheidden, gingen toch meestal onder hunne prediking op
. Vooral sedert de Afge.scheidenen van \\roegere eenzijdigheid en
^)verdrijving terug kwamen, was de Chr. Geref. kerk met hare
Theol. school te Kampen voor Nederland in vele opzichten ten
.zegen.
(a) Gez. Meerburg noenule deze. dominé.\'^creatie een mi .sdaad. Ten
•onrechte.
Y. De Afsclieiding en het RéA^eil.
Geraakte in den grooten strijd tegen het „ongeloof een kleine
voorhoede van het Réveil buiten de volkskerk, het leger zelf
bleef op haar grondgebied, en niet wanhopende aan de kracht
der waarheid boven den logen, des rechts boven het geAveld, ar-
beidden zij door prediking en protest tot herbaring der Ned.
Hervormde kerk, die zij wel als een zeer verbasterde, een zeer
onzuivere openbaring der gemeente, maar geenszins als „de
valsche kerk" beschouwden. De uitnoodiging om de valsche
kerk te verwerpen kon dus door hen niet worden aangenomen,
en hoezeer ook de vjjandschap, die ze van kerk en maatschappjj
hadden te verduren, en vooral hun lust, om „in de smaadheid van
het volk des Heeren te deelen," hen tot samensmelting met
de afgescheidenen deed geneigd zjjn, hoe hard en op den nuui af
da Costii en de zjjnen door de gesepareerden werden aangevallen,
ze bleven toch hunne rechten als leden der Herv. kerk handha-
ven, en, zooals de vromen des ouden verbonds in de „gevaarlijke
tijden" bij den Heer voor herstel der verbasterde volkskerk bleven
pleiten, zooals, totdat God zelf door de verstoring van .Jeru-
salem de Israëlitische kerkinrichting o]jhief, ook zelfs de eerste
Christenen in de Christus-kruisigende joodsche volk.skerk waren
gebleven, wilden ook zij blijven getuigen in de kerk huns volk.<i,
totdat zij zouden worden „geworpen uit de Synagoge", totdat dc
vrije prediking der volle waarheid, als in Luthers dagen, mocht
worden belet. Was de lust der beslist-confessioneelen somtijds
(\') Ned\' St. 18;i4 bl. 13. (\') Dagboek van W. de C. bl. 361. (\') 2
Kron. 17, 19, 30, .34 etc.
2G5
zeer groot, om zich nit den byna wanhopigen strijd tegen de
anti-confessioneele overmacht in de kerk terug te trekken en zich
met de gescheidenen om de formulieren te scharen; bij da Costa
en zijne anti-confessionalistische vrienden, was het juist de Aveer-
zin, onder het ,juk" der geheel onvoorAvaardelijke en volkomene
formulier-aanneming te komen, (\') die hen in hunne afkeuring
der scheiding versterkte. ,Wij hebben," schreef in 183G AV. de
Clercq, C^) ,de Belijdenis en den Catechismus lief, omdat Avij er de
taal des geloofs in vinden, het resultaat van hetgeen in den bij-
bel ons duidelijk Averd, maar de Avijze, waarop onder de gesepa-
reerden de formulieren naast den bijbel gesteld AVorden, kan de
onze niet zijn. Den Katholieken band, dien God tusschen ons en
zoovelen van andere gezindheden gelegd heeft, kmmen Avij niet
verbreken. Als vereenigd in de handhaving derzelfde Avaarheid,
als medelijden hebbende met de vervolgden, zijn Avij de Scheiding
genaderd, doch wij staan tegenover hen." Daar en boven kon-
den ,de fornnilaristen" het denkbeeld der toekomst van Christus
niet aannemen; — en ook moest wel de diepte van ellendigheid,
Avaarin de separatie dreigde te verzinken, moest het daar heer-
schend exclusivisme, moest ook de „verloochening van het recht
der gereformeerde kerk" in 1830 het den „mannen A-an het réveil"
ondoenlijk maken, zich bij de zich noemende „gemeente Jesn
Christi" te voegen.
Stond dus het réveil vrij eenparig tegenover de séparatie, één
met de afgescheidenen, (die hen doorgaans als huime grootste vij-
anden bejegenden,) gevoelden en — openbaarden zo zich togonoA\'or
de publieke opinio. „Dc Afschcidhuf\' zoo schreven in 1835 do
Christelijke Stonnnon (®) „behoort tot de teeketien van teven te
midden der verstcrrivy. Zij draagt veelszins de blijken, dat zij j h
in verhand staat met die geestelijke opwekking die door geheel En-
(\'). W. do Clercq, Dagboek bl. .\'165.
(•). 7 ib. (\'). m bl. 99.
266
rojm, en ook in ons Vaderland, zich ah het znurdeessem des Ko-
ningrijks verbreidt.\'\' Ernstig en vurig pleitten ze dan ook tegen
de vervolging. In 1837 trad met geestdrift en zelfverloochening
Mr. Groen van Prinsterer als patroon der gescheidenen op (a)-
Beslister dan een der „mannen van het réveil," stond Kohl-
hrügge tegenover de Scheiding. Te Utrecht waren na K.\'s preek
over Rom. VII: 14 al zyne volgelingen, van hem geweken, (h) en
tot de afgescheidenen overgegaan (i) en het „Kohlbrüggianisme"
had vooral Scholtes volkomen antipathie.
Den 16den .luli 1839 door Brummelkamp uitgenoodigd „om zich
met hunne gemeente te vereenigen," (c) en namens de classis „in
den omtrek" van Brummelkamijs „woning" gevraagd, lo of hij
Avilde opgeven de redenen, die hem tot dusver van hunne gemeente
verwijderd hielden en 2o of hij „eene wettige beroeping ontvangende
om in eene gemeente van Christus als Herder en Leeraar werk-
zaam te zijn, die beroeping zoude moeten en willen aannemen",
schreef K., in antwoord op dit zeer vriendelijk schrijven, een
iiitgewerkten epistel, Avaarin hjj zijne „gedachten omtrent Gods
Koninkrijk in Nederland" uitspreekt en als een „waarachtig en
getrouAV vriend" Brummelkamp streng bestraft en niet verschoont.
„Brummelkamp," zoo schrjjft hy, „voordat er eene afge-
scheiden gemeente was, is er een zonde begaan, is er
-I-
M,
m
-r
V\'
(a). De heer Chevallier verhaalde my, dat Groen en ook invloedrijke
Amsterdamsche Christenen eenmaal in 1837 zeer geneigd waren tot dc
Separatie toe te treden. Toen liet zich op een avond do grjjzc hoogleeraar
van Oordt sleden naar Chevallier. „Ik heb oen.boodschap van Jezus voor
u," sprak hjj, „weerhoud uwe vrienden van zich af te scheiden." Cheval-
lier, op wiens oordeel Groen .grooten prjjs stolde," — volbracht dozo
„boodschap van Jezus", on Ejjne vrienden bleven buiten dc scheiding.
(b). „Ilejete\'s par nos frères" schrjjft hjj aan de Clercq, en K. troostte
zich met de belofte: Wie zich togen u verheft, zal om uwentwil vallen
en alle tong, die tegen u opstaat, zult ge verdoemen (Briojen 1)1. 95).
(c). De bereidwilligheid van mjjnon vriend F. Gobius du Sart verschafte
me de lezing der bolangrjjke briefwisseling tusschen Br. on K.
(\'). Brieven van Kohlbrilgge bl. 24.
f
g;
i-
ë
267
een onschuldig bloed vergoten gelaten, dat de vloek
heeft doen kleven, ook op die de afscheiding begonnen,
voortgezet en tot hiertoe te zamen gehouden hebben.
Dit oordeel rust op allen, die ,zich aan de ver gieters van
dat bloed aangesloten hebben en zoolang het eigen er
niet mede gemoeid was hebben gehoorzaamd."
Ter verklaring van zijn geïsoleerd standpunt, meldt K. dat de
afgescheidenen te Utrecht voor de scheiding „tot één toe per-
soonlijken omgang" met hem hadden gehad, maar dat zij hem,
dc een vóór en de ander na hadden verlaten, „zich .stoo ten de aan
het woord des Heeren." Zoo had K. zich „niet op zichzelven
gehouden," maar „den ganschen dag zijne handen uitgebreid tot
een wederstrevig volk, dat wandelde op een weg, die niet goed
is, naar zjjne eigene gedachten." Na zjjne terugkomst uit Duitsch-
land „van schier allen verworpen, van slechts een enkele getroost,"
was „men met de afscheiding op de been gekomen," maar men
had hem „niet gezocht, niet gevraagd." Moest hjj toen Scholte
of een anderen voorganger der afgescheidenen heb1)en nageloopen,
zeggende : „neemt mjj toch in uw midden op, laat mij mede doen
ik moet mede zitting hebben, mede Synode houden, mede wetten
en bestellingen maken Ook later was geen der afgescheidenen
tot hem gekomen met de erkenteuis „Gij hebt ons het getuige-
nisse Jesu gebracht." Het Kohlbrnggianisme was integendeel
algemeen verworpen geworden onder de gesejiareerden. En daar-
om heft K. zijne .stem op en spreekt: „Zegt aan die mannen,
IJrummelkamp, zegt aan die mannen dos Heeren woord:
1". De akker waarop, on de zaaier (a), door wien zij ge-
zaaid werd, zijn vervloekt van den Heere, 2®. de leer
uwer gemeenten is niet do leere Christi — en de geest
die onder u is uitgegaan is een logengeest in den
mond aller uwer profeten, gjj loopt Goden na, die geen
(tv). Scholte n. 1.
268
Groden zijn, maar Baal Berith!" Het antwoord op de tweede
vraag kon nu wel niet anders dan weigerend zijn. K. wenschte
te blijven in den „stillen huiselijken kring," en verklaarde dat,
zoo weinig als bij de Afg. Gem. in haar ontstaan als\' zoodanig
als de gemeente des Heeren erkende, hij haar allerminst als zoo-
danig erkende voor het tegenwoordige, omdat zij door de wijze,
waarop zij hare erkenning bekwamen, zich tot eene secte ge-
maakt en getoond had, dat zij zelve niet geloofde de gemeente
des Heeren te zijn.
Te recht schrijft dus Dr. Bohl: „Als die separirten Hollands
im Jahre 1839 Dr. K. berufen wollten, hat er diesen Ruf auch
aus dem Grunde abgelehnt, weil sie unter den Namen „der sepa-
rirten" die Anerkennung des Staais angenommen hatten."
Wij hebben de geschiedenis van „het réveil" en de „afschei-
ding" in onderling verband, geschreven. Na eene vrij uitvoerige
teekening van het réveil, — om de bjjna volslagene onbekend-
heid met den loop van dit zoo hoogst belangrijk verschijnsel in
het geestelijk leven onzer eeuw, zoo uitvoerig noodig, — hebben
we eerst de oorzaak, toen de aanleiding en de geschiedenis der
separatie geschetst, die, wortelend in het réveil, echter daarvan
geen\'zuivere uitdrukking was, en dan ook door de „mannen des
réveils" eenparig werd afgekeurd en betreurd.
De boom der Nederlandsche Gereformeerde Volkskerk, een
stoere eik, verstierf, naar we zagen, in de achttiende en den aan-
vang der negentiende eeuw. In 1816 werd bij zwaar gehavend;
het loover werd afgerukt, de takken geknot, men sloeg den tronk
in banden. Met kappen en schaven gaf men hem een nieuw
fatsoen en smeedde toen een metalen nmts om het opperste van
den stam, wiens leven tot den wortel scheen gezonken.
Dan — daar daalde regen van den Hemel, en met de reuke der
wateren doorstroomde nieuwe leven.skracht de vaten des booms. Toen
2G0
begon het omsmeedsel te knellen en een strijd ontstond er tus-
schen de groeikracht van den stam en de taaiheid van den band,
die de werkmg en uiting van dat leven stremde, eu ziet — daar
schoten van beneden het omsmeedsel een viertal loten uit den
tronk, waarvan drie weder vrij spoedig dorden maar de vierde
bleef groeien en bloeien. Wel verzwakte hierdoor de kracht des
booms ter breking zijner banden, maar die zijloten toonden toch
ook de levenskracht, die zich in het hart des booms verhief, en
groot genoeg bleef om band na band te doen rekken of — sprin-
gen. Eerlang barst het omsmeedsel geheel, en in rechte lijn
wast dan de stam omhoog. Den God onzer Vaderen zij Eere!
BRON N E N:
H. P. Scholte, Verdediging van conscientie- en Godsdienstvrij-
heid, Pleitrede, Golverd, 1835 (10 Oct,, rechtbank te
Arnhem.)
Mr, A. M. C. vak Hall, jiractis. adv. te Amst. De vrijheid van
Godsdienstoefeningen in Nederland verdedigd. Amst. 1835.
(10 Oct., voor de rechtbank te Arnhem). ,Een waarlijk
welsprekend pleidooi" (Groen).
\'— — — — De vrijheid der gereformeerde gemeenten in Ne-
derland verdedigd, jdeitrede uitge.spr. Hoog Gerechtsh. te
\'s Gr. 10 Oct. 1836.
Mr. A. W, v. Ai\'pelteke, subst proc, gen, bij \'t H, Gerechtshof
te \\s Gr. Pleitrede in de zaak van Hendrik Petrus Scholte,
2 Dec. 1835. \'s Gr. 1836.
Mr. J. W. Gekkev. De Rechtsvraag: zjjn de bepalingen van het
code pénal, enz. toepasselijk op godsdienstige bjjeenkouLsten,
enz. Amst. 1836.
S. van Velzen. Verantwoording wegens Godsdienst, hoofdzakelijk
gedaan voor de Rechtbank te Heerenveen, Leeuw. 1836.
(een jirachtstuk van populaire welsprekendheid.)
Mr. G. Gkoen van Pkinstekek. De Maatregelen togen de Afgeschei-
denen aan het staatsrecht getoetst. \'Leidon 1837. (Klassiek
schoon). Tegenschriften:
Mr. Tiiokhecke. Critiek in het Youvnal de la Ifaye, waaroj)
Groen in hetzelfde tjjdschrift repliceerde. 1837. — Later
ook overgedrukt.
Mr. Fuan9ols Fkets. De betrekking van den staat tot de gods-
dienst volgens de Grondwet. Rott 1837, (eene* apologie
van het remonstrantsche kerkrecht.)
Een vkiesi), van waakmeh) in liefde : Een blik op het werkje
van don heer Mr. Groen van Prinsterer. Utrecht 1837.
271
Mr. A. W. vak Appeltere, Referendaris bij het Dep. van Justitie.
Het Staatsrecht in Nederland met betrekking tot de kerk.
\'s Grav. 1837. — Hiertegen :
Mr. C. M. vax der Kemp. Beoordeeling van het geschil over de
maatregelen tegen de Afgescheidenen, 2 deelen, Rott. 1837.
(Aaxzienlijk, adeluk jurlst uit de Residentie.) Gedachten en be-
oordeeling bij en na het lezen van liet werk: De maatre-
gelen, enz. Overdruk uit de Godgel. bijdr. 1837.
J. J. le Roy. Vrijmoedig woord over de geschriften van Frets,
van Appelt. enz., betrekkelijk dat van Gr. v. Pr. Rott. 1837,
(een vrijmoedig woord, vol gezond verstjind, met kracht
van overtuiging gesproken). —
Verder: het leven van H. de Cock; dc L\'efonnatie, „Mededeelingen."
Zeer eigenaardige bronnen zijii hier de schotschriften: „Ulrum
zooals het is; de Cockine; de Mislukte geestelijke wolven-
jacht, waarbij de aanvoerder Kok gevangen genomen wordt;
Jaapks Raize na domeny Kok ; Iets over de Liefdebeurten
van Ds. H. de Cock, enz. Zie eindelijk de Synodale Han-
delingen, en de Adre.ssen.
Onvolledig zoude ons werk zijn indien we na hier en daar als
ter loops over vervolgingen te hebben gesjiroken, nog niet in
een afzonderlijk hoofdstuk deze belangrijke materie behandelden.
Zjj vorme dan dit aanhangsel.
Fven als te Genève wekte ook in Nederland het réveil den
tegenstand op van hot kerkbewind, dat woldra zelf tot korkolijko
vervolging overging on daaronbovon do rogooring tot rechterlijke
vervolging aanspoorde.
DozoHde voortgang van irillekenr tot vciroh/iiiy, die zich bij
het Remonstrantschgozinde kerkbestuur van Holland on Utrecht
vóór Ui 18 had vertoond, vond ook thans plaats.
()]► de (1°) toelating der ongorofornioordo prediking, volgde
(2") oi)logging van stilzwjjgon aan de gorofornioorde oppo.sitie,
(3") uitdrijving wegens ongohoorzaamheid aan tyrannieke en wille-
keurige kerkelijke bepalingen en (1°) verbod van afzonderlijke gods-
dionstoofoning oj) grond der onlioduidendheid van hot venschil. (\')
Ovor do toelating dor (uigoroformoorde leer behoeven we niot
(\'). (.iroon, Hepliek aan Scholto bl. -1.
272
yerder te spreken; oplegging van stilzwijgen reeds uit het onbe-
scheid, der Amsterdamsche Classis weervaren, gebleken, bleek niet
minder sterk uit het aan Molenaar weervarene en uit de wering
van den proponent Kohlbrügge, sprak ook uit het lot van den
schrijver van de Verdediging der ware gereformeerde leer, (a)
uit de weigering der approbatie op het beroep van Ds. Duin
naar Drogeham en uit het antwoord der Synode van 1835 aan
Brummelkamp, van Velzen, Gezelle Meerburg en van Rhee.
Vooral de inquisitoriale vervolging van van Velzen, eer deze de
gezangen „liet staan" is leerrijk. — Ook zorgde het kerkbewind,
dat de stem der mannen van het réveil niet in de kerk werd
vernomen. In 1832 gaf het kl. bestuur van Arnhem „deszelfs
ontevredenheid te kennen" aan Ds. Laatsman, omdat hij te Rheede
da Costa en Capadose voor zich had laten optreden, en het waar-
schuwde hem ten strengste „daarin niet weder te vervallen." (\')
De Synodale maatregelen ter uitdrijving der protesteerende
„gereformeerden" hebben we in hoofdstuk IV geschetst. Moet
het betreurd worden, dat sommige predikanten, wijkende voor de
volkswoede tegen Evangelisch kerkgezang, door hunne verwerping
der Evangelische Gezangen dat volksveroordeel sterkten, en der
Synode een voorwendsel gaven, om hen wegens ongehoorzaam-
heid uit te drijven — de onuitstaanbare tyrannie van een kerk-
bewind, dat „leervrijheid" toeliet, maar „zangplicht" invoerde,
en een „quicunque non vult cantare cantica nostra, anathema
sit!" (b) rigoristisch handhaafde, kan niet te sterk Avorden ge-
(a). Vooral in verband met het boven vermelde verhaal der Syn. Comm.
(b). Met wat uiterste van despotisme de Ev. Gez., hoogst onpaedago-
gisch, der gemeente werden opgedrongen, blyke uit het besluit der Friesche
Synode van 1808, dat de iiredikanten censurabel stolde, als z6 „doorccnig
teeken" hunnen afkeer van dc Gezangen te kennen gaven, of zelfs, wanneer
zy, ontwaar wordend, dat iemand „onder het zingen der gezangen een
ander gezang of psalm op dezelfde wyzc gaande" zorig, den zoodanige
niet als „moedwillig perturbatour" aangaven bg het gerecht, cf. Off. St, II200.
(â– ).\' W. dc Cl. DB. 407.
-ocr page 293-273
wraakt; en heeft de ontzetting van b^jna al de later afgescheiden
predikanten wegens nalatigheid in \'t laten zingen der Ev. Gez.
eenerzijds een ietwat armzalige houding, anderszijds moet de
dAvang der Synode, die vele leeraars slechts de keus liet tusschen
het veroorzaken van herhaalde tooneelen van ergerlijke ontstich-
ting of — schorsing en ontzetting, — gebrandmerkt AVorden als
vervolging.
Vooral gaf tot vervolging aanleiding het verbod tot godsdienst-
oefening „buiten gouvernementjile afbakening." (Groen). Reeds
jaren vóór de afscheiding Averden de gezelschappen door de politie
verstoord en de deelgenooten voor den rechter gedaagd.
De oefenaar Hendrik van de Wall Averd reeds 21 Sept. 1822
te Arnhem, Vijgeboom 7 Dec. 1822 te LeeuAvarden en 27 Mei
1823 te Middelburg, en Jan Schepping 2 Oct. 1822 te Zwolle
veroordeeld, Avegens het voorgaan oj) gezelschappen. (â– )
In Oct. 1832 Averden de oefeningen A\'an Kohlbrügge tc Utrecht
uiteengedreven, en Averd Capadose met verstoring zijner oefenin-
gen te öcherponzecl l.otlrwiufd. (2)
Vóór Oct. 1834 Avaren er „alleen in de provincie Groningen
al meer dan tAvintig vonnissen geveld tegen het homlen van gods-
dienstige samenkomsten." (Hol de Cock).
Recht algemeen werd hot verstoren en beboeton dor godsdionst-
ooloningen, zelfs in de biimenkamor, sedert de minister des konings
ongonoogen over de Afscheiding had te kennen gegeven, mot
vermaning van terug te koeren tot de gehoorzaamheid aan
door lloogstdeszeh\'on erkend Herv. korkbestma-. (®)
Dit tjjdperk van Godsdienstvervolging in het Noderliuid dor
19e eoinv, splitst zich in tAvee helilon : de eerste sedert het be-
(\'). Van Apiieltere, Pleitrede in de zaak van Scholte hl. 11.
(\'j. W. de C. Dagboek.
(•). Off. St I, 189.
18
-ocr page 294-274
rucht verzoek der Alg. Herv. Syn. van 1834 (a) om de Gods-
dienstoefening der afgescheidenen te beletten en de oprichting
van gesepareerde gemeenten te weren, tot op het kon. besluit
van 5 Juli 1836 boven vermeld; en de tweede minder algemeen,
maar dubbel fel, sedert genoemd K. B. tot op de godsdienstvrij-
heid onder Willem H.
De verstoring der godsdienstige samenkomsten had duizende-
malen plaats.
Hoe zeer men ook in stilte ter vergadering sloop, de volijve-
rige politie ontdekte maar al te dikwijls, dat er .godsdienstoefe-
ning" gehouden werd, en de „Grietman" of „Schout" kwam met
zijne mannen, om dit misdadig bedrijf te beletten, (b) „In naam
des Konings" beval hij „de vergadering uiteen te gaan," en als
dan de predikant antwoordde , verplicht te zijn in naam van den
Koning der koningen het evangelie te prediken allen creaturen .
dan werd dit ongeoorloofd bedrijf met geweld verstoord.
Het grauw, orgaan der publieke opinio, (c) bijna aangevoerd
door de politie, (d) en maar al te dikwijls aangevuurd door Merv.
Predikanten, (e) toonde zich volijverig om do „onruststokondo.
a) Sj-n. Hand. bl. 38, 39; dringend verzoek, dat „eene krachtige aan-
Kchryving moge worden uitgevaardigd aan dc officicrcn ej» ambtenaren,
ten einde ook zonder aangifte van eenige contraTontic togen de bestaande
wetten, met allen ijver werkzaam to zjjn ter handhaving der Art. 291-294
vfui het strafwetboek voor het koninkrjjk, enz. cf. Ned. St. IV, \'JIT), v. d.
Kemj), Bcoordeeling van het geschil I, 48. ,
b) .Diftlcile est satyram non scribere!"
c) njjna al de tjjdschriften ruiden dc regeering op tot ve»-volging, tot
het , Atheneum", tijd.schrift voor kunst en wetenschap, toe.
d) n.v. te Tjalliberd, waar do veldwachter oen der uit elkaar geslagen
„vromen" in een sloot wierp, on het grauw de gemeente „steenigde". 1830,
0
e) cf. Ueddingius. Hrieven bl. 43: Launnan, dc Dweper, bl. 13, enz.
-ocr page 295-275
tegen den koning ongehoorzame fijnen „uit te roeien", {ü) en be-
schadiging der vergaderphxatsen, mishandeling der vergaderden,
soms tot kwetsing der eerbaarheid toe, waren aan de orde van
den dag. (b) Tal van huizen met verbrijzelde ramen duidden de
plaats aan, waar in Nederland het gezamentlijk gebed werd ver-
stoord! — Sonia zelfs werden de woningen tijdens de godsdienst-
oefening in brand gestoken. De politie weigerde dikwijls be-
scherming; en de verzuchting van Mr. Zevenstern, officier bij de
rechtbank van Appingadam: „Het ware te wenschen, dat men de
hoofden der ])ijeenkomsten aan het Ijjf mocht straffen\'\', — het
bevel van den burgervader te Hilversum om de samengekomenen
„uit een te slaan T — het beklag van de Cock aan den goeverneur
van Groningen, dat men hem en eenige zijner bloot vriend.schaj)-
pelijk vergaderde vrienden „met geweld uiteen dreef, hem zelfs
geen tijd gevende zijne schoenen aan te trekken, en den zeventig-
jarigen ouderling .slaande met de kolven, onbarmhartig", — hef
feit, dat van Kaalte na allerlei mishandeling te hebben onder-
gaan, te voet gevoerd werd van Onunen naar Deventer, zerrn
uren eer, door twee agenten en een hoop gewajiend gemeen:
kenmerken de felheid en ruwlieid, waarnunle de Nederlandsche
„ndigioimaires" door de regeeringsambtenaren werden bejegend.
a) „Uitroeien" — dut wa« de „volksloiiH". Hoe moorddadig liet soms
toeging bljjke b.v. nit den brief van do 0. ann y-ijne eclitgenoot: „Toon ik
met de broeders te Groningen over straat ging, werd de woede des duivels
ontstoken, zoodat de studenten, vereenigd met het grauw, ons hoonden eu
bespotten." Sommige studenten legden het er op toe, om do C. onder de
paarden te vertreden, nuuir L. Djjkstra redde hem. Ken man, dio voorbjj-
ging riop uit: „Zoo hebben zjj Jezus ook vervolgd." Ook Scholte werd
eenmaal door hot Utrechtsch gemeen in levensgevaar gebracht. — To Uithui-
zen drong het gemeen de hofstede binnen, waarin de Cock de gemeente
stichtte; dc boer en de boerin werden in een sloot geworpen, de leeraar
werd in een doornheg geslingerd, en toen geslagen. Leven van de Cock
IL 14-1.
b) Zio de beschrijving van hot schandaal der verstoring van een (niet
afgescheiden) gczelschaj) te Hooge Zwaluwe, 25 Kebr. 1838 in do Uefor-
matic, enz. enï.
276
Vele tienduizenden schats werden aan boete betaald, (a) en
bierdoor werd menige familie, vooral ook wijl de meergegoeden
toch de kostwinners van arme huisgezinnen niet naar de gevan-
genis konden laten gaan — verarmd of zelfs geruïneerd; en met
Ds. Ledeboer en Ds. Büdding werden, daar de boete , executabel"
was, „bij lijfsdwang", vele afgescheidenen naar het tuchthuis ge-
voerd. Ook het innen der boeten door verkoop van huisgeraden,
kleederen en kindergoed, dikwijls op Zondag, zoo dat Afgeschei-
flenen niets konden inkoopen, was dikwerf rigoristisch. (b)
Het grootste kwelmiddel echter waren de inlegeringen, (c)
Bijna overal, waar Afgescheiden gemeenten dreigden te ontstaan,
werden ter verhindering of voorkoming van godsdienstoefeningen
militairen ingekwartierd, op vele jdaatsen uitsluitend bij de
afgescheidenen; (d) in één huisgezin somtijds zes, tien, twaalf,
tot een officier en één en chrti(j munscluippen foe. (\') Te Buu-
ii) In 1837 had Büdding alleen reeds f 2000,— boete betaald, in Febr.
1837 bedroegen de boeten in Friesland reeds f 6860,— van Dec. 1836—7
Ai)ril 1838 alleen te Amsterdam f 2072.
b) Te Oudkerk b.v. werd, nadat alles verkocht was, de vrouw dos ver-
oordeelden gedwongen eene rok uit te trekken. Hef. I, 188.
c) cf. M. M. de Graaf, Memorie over den Godsdienst bl. 12, „dc in-
kwartiering van soldaten b.v. zooals die hier in Friesland geschiedt, is
vooréorst al een aardig huismiddeltje tor genezing der dweepers."
d) ïleu afgescheidene tc Loosdreclit was klein beliuisd; zjjne vrouw was
op \'t punt van bevalling. Toen vroeg hjj om ontslagen te worden van de
inlegering en kreeg tot bescheid: „Huth (ïroen wordt bjj dezen kennis ge-
geven dat vermits or geen afgescheiden zjjn, v.-aar den soldaat in kan ko-
men, zoo kan aan zjjn verzoek niet voldaan worden," (w.g.) „de burgemees-
ter van Loosdrecht, .1. W. de Wit" (Kof. VI, 118). Do burgemeester van
Herwijnon vaardigde eene missive uit, waarin voorkomt: „Ik verklaar u
verder, dat ik do rustige ingezetenen niet met inkwartiering zal i)lagen,
maar dat ik de dragonders na goedvinden onder de -Vfschei dors zal
verdeele.i." Adres aan den koning, bjjlage I. Te Heerde werden eerst dc
samenkomsten door militair geweld verstoord, e.i daarop dpor inlegering
van 6, 8 en 10 man tegeljjk, uitsluitend bjj de gescheidenen, ge-
straft. IJed. St. IV. 215.
(\') Ref. I, 121—123.
-ocr page 297-277
schoten duurde deze inkwartiering onafgebroken van den 10
Oct. 1830 tot den 20 Nov. 1840. ("I Bij de Cock te Ulrmn
werden twaalf man ingelegerd, de pastorie werd als wachthuis
gebruikt. Daarenboven werden al de deuren verzekerd en
„vernageld", al de boeken en papieren ia beslag genomen, enz.
De houding der militairen was doorgaans ruw en onbe-
schoft; verwisseling om de drie weken verdubbelde de kwel-
ling. De geringe vergoeding werd slordig betaald; reclames
en requesten om schadeloosstelling bleven maanden lang onbe-
antwoord, zoodat velen broodsgebrek begonnen te lijden. —
Maar zoo min als boete en inkerkering, als mishandeling en hoon,
vermocht ook de „despotieke, door geen enkel grondwetsartikel
geoorloofd verklaarde" (Groen) nuuitregel der inkwartiering, die
aan de beruchte . Dragonades" herimierde, de oprichting van vrjje
gereformeerde gemeenten te beletten. „Conquirendi non erant."
De niaimen van het Héveil namen het voor hunne vervolgde
broeders op. Mr. A. M. van Hall, toen nog niet tot do afg.
behoorende, verdedigde .do vrjjheid van Godsdieustoofeningon"
den 10 Oct. 1855 voor de rechtbank to Amsterdam, on riep \\nt:
„Gewetensdwang on gewotonsdwang alleen is hot, togon welkte ik
hier ])loit." (") Zjjn vriend Mr. Gotkon gooseldi« mot vordien<lon
spot do bejegening der oud Nederlandsche gozolschaiiiion als
.assosiatiouH illicitos"; de NftL Slciiiiiie}i hielden niet op mot
wraak to roepon over de geloofsvervolging in \'t liberale Neder-
land, 011 in 1837 stelde Groen v. I\'rin.storor in ooiio voortrollolijk
geschreven brochure, do vervolging als onstiuükundiij (oiidoeltrof-
fond, ontooroikend, zoor nadoolig), cn onvcchtviiardiij ton to(ui.
AVel trachtten tal van brochures don overwjddigondon indruk
dezer meesterljjko toetsing van de ^Maatregelen tegen ile Afge-
scheidenen aan het staatsregt\'^ weg to nomen, scherpte \'riiorbecke
~u7en van W. d. C. II, 164.
\') Do Vrjjheid der GodsdienHtoefeninggen, bl. 5.
-ocr page 298-278
tegen zijnen vriend van Prinsterer de pen, en schreef Mr. A. W.
A\'an Appeltere, referendaris bij \'t departement van justitie, een
talentrijke, bijna officieele Apologie der Regeering; maar.Mr. v. d.
Kemp Aveerlegde in zijne „Beoordeeling van het verschil" Appelteres
„het staatsrecht in Nederland met betrekking tot de ker¥\\ enz.
op alle punten, Ie Roy sprak met kracht van overtui^ng een
OA-ertuigend „Vrijmoedig iroord" van gezond A^erstand, en Neder-
l.ind begon tot besef te komen, dat -willekeurig verbod van gods-
dienstoefening krenking is van het recht der conscientie.
Het Avoord van Vinet „la liberté du culte est une dépendance
inséparable de la liberté de conscience", de stelling van Kératry:
„la religion se manifeste par le culte comme la penseé par la
parole", en de klachte onzer voorvaderen, dat door toezegging
van godsdienstvrijheid bij verbod van culte „met de luijden Avordt
gegekt" begon men te A\'erstaan; — de protesten A\'an Postumus
en AVieringa (a) tegen de bemoeilijking vun de (>ock vonden in-
gang, de verdediging van het recht der gescheidenen door de
(/ath. Stemmen Avekte vrees, de vrijspraak der rechtbanken te
Amsterdam en te Heerenveen maakte indruk, en toen eerlang
heel het protestantsch Euro])a tegen den gruAvel der vervolging
in Nederland opkAvam, (b) kenterde eindelijk de imblieke opinio,
on O}) A\'oorAvaardelijke volgde eindelijk volkomen vrijheid.
â– ) St. Simonisme bl 7:1.
a) Een gulden Avoord: „Vrij en ongemoeid door eenig kerkbestuur pre-
dikte en Ijvere een de Cock met mond en pcji, \\-oor de zaak van zjjnen
Heer J. C., naar zjjn Hellten naar zijne overtuiging." Vluchtige gedachten
1834. Ook in zijn Ihief van goedkeuring, bl. D, spreekt Melampus van
Hagio Bama met afschuw van het „illiberaal liberalisme, dat om \'t ijveren
voor oude kerkbegrippen vervolgt en uitbant," enx.
ij) Vooral uit Zwitserland kwamen krachtige bljjken van s^\'mpathio-
Op 6 Febr. 1837 Averd in het Oratoire te üenlsve een afzonderljjk biduur
gehouden voor do „verdrukte gemeenten in Nederland." (Arch.\' du Chr.
17 Maart 1837) De door de Synode van Utrecht uitgeschreven vast- on
bededag op 20 Sept. 1837 werd ook gehouden door het Fransch- cn Zwit-
.sersch Kéveil (Kef. H, 267). 173 leeraars uit de .Eglise Nationale du Can.
279
De vonnissen, die tegen de Afgescheidenen werden gevekl, ver-
oordeelden hen wegens het leiden van godsdienstoefeningen, het
verleenen van huis of erf tot godsdienstige vergaderplaats, en
wegens het oprichten van gemeenten." (a)
Deze vonnissen werden geveld op grond van art. 291—294
•van het Code Pénal. (b) Men zag in de oud-Nederlandsche
.gezelschappen", ook in de op het gerucht, dat er gepredikt ot
â– geoefend zoude worden, ter godsdienstoefening samengevloeide
vergaderingen associaties, „wier doel was om zich op gezette
blagen (Ã certains jours marqiu\'s) te vereenigen om zich met .gods-
dienstige onderwerpen" bezig te houden", en in degenen, die in
gebed, of prediking voorgingen, soms zelfs in hen die voorzon-
gen, eens zelfs in een vrouwtje, dat met een busje r«)ndging, om
wat voor de armen to verzamelen, .chefs, directeurs of admini-
strateurs" eener ongeoorloofde associatie. Te vergeefs wees
Scholte op het onderscheid tusschen eene associatie, wier doel is
vergaderingen to houden, on oono vergadering van een onbepaald
aantal ])orsonen, die tot onderlinge stichting of tot het aanhooron
eener preek te zamen vloeiden ; op dfit, tusschen eene vergadering
van do loden eener assosiatio, on oen .,YÛ\\\\nion publique à roxorciso
d^m culte;" — betoogde van Hall in zjjne eerste j)loitrodo,
ton du Vaud" zonden een «njeekschrift aan Koning Willem I, om Gods-
â– dieuBtvrjjheid voor zijne onderdanen. (Ned. St. YI, bl. 14, 1.5, Hef. II 365)
en — (ot groote ongelegenheid der Synode —een verzoekschrift aan de leer-
aren der N. II. K., om de voorspraak hunner verdrukte broeders te zijn,
welke verlegenheid dan ook veelszins het weigerend antwoonl der
.Synode verraadt, (N. St. VI, 88, Hef. III 88) — Ook op eene vergadering
viin ilisHontooreiule i)redikanteM te Iionden werd de vervolging in Holland
ten ücherpstc gegispt. (Hef. Hl. 24.\'")).
a) cf. I. Vonnis 5 Aug. 1835, rechtbank te Tiel, bevestigd 17 Oct. 1835
rechtb. te Arnhem in de Pleitrede van v. Huil, hl. ,5.5. — H. Vonnis
S Aug. 1835 rechtb. te Leeuwarden; geconfïnneerd Hechtb. Zwolle, ib. bl.
-57; Vonnis van het Hoog gerechtshof, by v. Appeltere, Pleitrede in
â– de zaak van Scholte, bl. 71.
b) Zie bjjhvge V.
\') Scholtc, Verdediging van conscientie en godsdienstvrijheid, bl. 7 v.v.
\') Pleitrede 1836, bl. 54 v.v.
-ocr page 300-280
dat blijkens het onbelemmerd bestaan van societeiten, studenten-
clubs, enz. deze artikelen der Napoleontische strafwet in onbruik
waren geraakt; dat de „volkomene vrijheid van godsdienstige
begrippen", door de grondwet geproclameerd, vrijheid van gods-
dienstoefening insloot, (a) en beweerde hij in zijne rede over ,de
vrijheid der gereformeerde gemeentes", dat de afgescheidenen
geene nieuwe secte waren, die misschien gevaarlijk konde blijken
voor „la paix publique", maar de „bestaande" gereformeerde
.gezindheid"; — toch beboetten bijna al de rechtbanken ten
strengste de afgescheiden predikanten, die aan meer dan twintig
personen te gelijk (somtijds kinderen, ja zuigelingen, en ook de
huisgenooten meegerekend) het evangelie durfden verkondigen;
de „ouderlingen en diakenen" der vrjje gereformeerde gemeenten,
en de hoofden des huizes, die meer dan twintig personen tegelijk
hadden ontvangen tot gemeenschappelijke bjjbellezing, psalmge-
zang en gebed.
De rechtbank van Eersten aanleg te Amsterdam, sprak echter bij
vonnis van den 21 April 181^ Scholte, aangeklaagd van te heb-
ben gepredikt, gedoopt en ouderlingen te hebben lievestigd, vrij
van misdrijf, overwegende, .dat het aan den rechter niet is
verbleven over de Avaarde van godsdienstige geschillen te oordee-
len"; „dat bij art. 100 van de Grondwet „de volkoiuene vrijheid
van godsdienstige begrippen aan elk geiraarborgd" werd; dat bjj art.
10.3 bepaald was, „dat geene openbare oefening van godsdienst
belemmerd [kon] worden, dan in gevalle dezelve de openbare
orde of veiligheid zoude kunnen storen," en Art. 190 don koning
opdroeg, om te zorgen, „dat goene godsdienst gestoord [wiord j
in de vrijheid van uitoefening, die de Grondwet [waarborgde]";
dat het „eene ongerjjmdheid" zoude zijn te beweren dat in art.
a) „Is (laar vrjjheid van godsdienst, waar de liuisvader aan den burge-
meester moet vragen, om met meer dan twintig personen in zjjn hui» ti-
mogen bidden?" bl. 13.
\') rieitrede van IIull, 183G, bl. 68 v.v. bjjlage 1.
-ocr page 301-281
190 alleen de vrijheid van gedachten zou zijn bedoeld; dat de
godsdienstoefeningen der afgescheidenen de openbare orde niet
stoorden; dat de geschiedenis der doopsgezinden en Lutherschen
toont, dat afscheiding nog geene nieuwe gezindheid vormt, enz.
en dat het „hut" der vergaderden geene onderlinge bijeenkomst
van de leden eener associatie was, maar een opentUßc godsdienst-
oefening, Texercice pithlic d\' un culte.
De rechtbank te Heerenveen volgde (4 Oct. 1830) met eene
vrjjspraak op gelijke motieven (i). Te Haarlem werd Scholte den
2ö Sept. 1837 vrijgesproken, en op 3 Angst. 1838 zag zich Zeven-
stern te Api)ingadam zijn eisch tot beboeting van de Cock ont-
zegd. Met 1848 had de vervolging uit. (a) — Zij heett zeer veel
toegebracht tot de verhooging van het godsdienstig leven ui Ne-
derland, en was, hoe pjjnljjk (b) ook en snuirteljjk, voor de her-
levende Gemeente een onwaardeerbare zegen.
(a) De laatste beboeting wegens godsdienstig sainenzjjn schjjnt de ko-
ninklijke geefster (o. u. voor liot Schotsche Seminarie en de Settlement te
Pella,) Mevr. Zeelt van Baambi-ugge te hebben getroffen op den IG Mei
1846, door de rechtbank te Utrecht. Haar request om van vervolging
harer huisgodsdicnst verschoond te bljjven werd afgewezen door de minis-
ters vaïi .Justitie cn Eeredienst, de .Jonge en van Zujjlen van Njjevelt.
(b) Do oude Heer v. Velzen verhaalde mjj van zjjne „avonturen." Toen
ik het waagde op te njerken, dat die tjjd van vervolging tocli ook een
eigenaardige bekoring zoudo hebben gehad, antwoordde de oude man —
„Ik luul een jonge vrouw, die ik lief had, met wie ik dweepte . . . Zjj was
sukkelend .. . tering. — En als ik dan weer in levensgevaar geweest was.
en zj, hoorde \'t, dan kwam er weer bloed. — Ik heb veel geleden" — zoo
sprak hjj, en liep met groote schreden zjjn ruim studeervertrek op on
neilur ....
Daar is vcol geleden!
(\') Van Hall, Pleitrede 1836 bl. 68 v.v.
-ocr page 302-Brief van de leerlingen van Bilderdijk aan den „Meester," ter
nadere kenschetsing van Bilderdijks leerwijze en leerlingen.
Hooggeachte en zeer geliefde leermeester.
De verplichting, die wij aan nwe goedheid hebben is zoo groot
en het gevoel daarvan zoo levendig bij ons allen, dat het eene
vergeefsche poging zoude zijn om u onze dankbaarheid uit te
drukken.
Maanden achtereen hebt gij in uwe onschatbare voorlezingen
en even onschatbare gesprekken een groot gedeelte van den tijd,
die u zoo kostelijk is ten onzen beste opgeofferd. Diezelfde zucht
om ons nuttig te zijn hoeft u noch moeite noch vernioeijenis doen
ontzien in het voorstellen van hetgeen naar uwe overtuiging waar-
heid is. En deze voorstelling zelve, hoeveel heeft ze niet toege-
bracht tot onze ware verlichting en de vorming van ons hart?
Niet alleen hebt gij ons de zooveel omvattende en voor ieder Ne-
derlander allergcAvichtigste geschiedenis van ons Vaderland roiul-
geleid en ons derzelver samenhang juist en treffeiul voorgesteld;
niet alleen hebt gij ons van zoo vele andore wetenschai)pon on
soorten van kennis als zich in den loo}) dezer geschiedenis of
uwer gesprekken opdeden, uit don .schat van uw genie on geleerd-
heid de belangrijkste inzichten en denkbeelden ruimschoots modo-
^edeeld; maar wat het voornaamste is. Gij hebt ons geloerd, dut
al die wetenschappen oj) den godsdienst moeten steunen of vol-
maakt met, dezen overeenstemmen, en alleen dienstbaar zjjn aan
de ware en hooge bestemming van den mensch.
283
Gij ziet, hooggeachte leermeester, dat wy beseffen, hetgeen wij
U verschuldigd zijn; en zult dus gaarne gelooven, dat het nevens-
gaande geene belooning is, want hoe zouden wij U kunnen be-
loonen? maar slechts een blijk van de dankbaarheid, die het U
aanbiedt en (dit ten minste hopen zij) een middel tot veraange-
naming van uw leven.
God, eerwaardige grijsaard, Die U als door een wonder voor
het geluk van velen schijnt te sparen, verlenge hetzelve in ge-
zondheid in het bestendig genot uwer zielskracht. Hij schenke
U in alle uwe betrekkingen, voornamelijk in die van echtgenoot
en vader, de hoogstmogelijke zegeningen en beloone .TJ reeds
hier beneden voor uwe pogingen tot ons welzijn door U te doen
zien, dat wij uwe lessen opvolgen en ons daardoor uwe vriend-
schap trachten waardig te maken.
Het aanbod dezer vriendschap, welke wij erkentelijk hebben
aangenomen, doet ons vertrouwen, dat Avij derzelver vruchten bij
voortduring zullen mogen plukken en in de hoop, dat de gelegen-
heid daartoe ons dikwjjls gunstig zijn zal, hebben wij de eer en
het genoegen van ons met de meeste hoogachting te noemen
Hooggeachte en zeer geliefde leermeester.
Uw dankbare leerlingen,
(w. g.) J. nK FHEMKllY
G. GHOKN VAN PHINSTERER
A. HRUGMANS
S. I. E. RA IJ
H. L. DIJCKMEKSTER
W. A. SCIHMMKLPENNINCK v. u. OIJE
BOREEL van HASELANDE
H. A. NAUTA.
liKUDKN, 1 Mei 1822.
(Schrift cn wapen wns van Mr. dc Frcinery. Aan do vricndoljjko tui»-
Hchenkomst van den Hoog Och. Heer Jhr. 1\'. .1. Elout van Soetcrwondo heb ik
do nicdcdecling van dit niet onbelangrijk document to danken.)
11.
Wij ondergeteekenden, Opzienderen en Ledematen der Gerefor-
meerde Gemeente te Ulrum, sedert geruimen tijd opgemerkt hebbende
het bederf in de Nederduitsche Hervormde kerk, zoowel in de vermin-
king of .verloochening van de leer onzer vaderen, gegrond op Gods
Woord, als in de verbastering van de bediening der Heilige Sacramenten
naar de verordeneering van Christus en zijn Woord, en in het
bijna volstrekte verzuim der kerkelijke tucht; welke stukken allen
naar onze Gereformeerde belijdenis artikel 20, kenmerken zijn
der ware kerk, door Gods genade eenen Herder en Leeraar ont-
vangen hebbende, die ons naar den woorde Gods, de zuivere leer
onzer vaderen voorstelde, dezelve zoowel in het bijzonder als in
het algemeen toepaste; werd de Gemeente daardoor meer en meer
opgewekt, om zich in belijdenis en wandel te rigten naar den
regelmaat des geloofs, cn van Gods heilig Woord Galaten ü: 10
Philipp. 3: 10 en ook afstand te doen van het dienen van God,
naar menscheljjke geboden om dat Gods woord ons zegt, dat dit
te vergeefs is, Matth 15: 0; en tevens te doen wakeu voor de
ontheiliging van de teekenen en zegelen van Gods eeuwig genade-
verbond; hierdoor leefde de gemeente in rust en vrede, doch die
rust en vrede werd gestoord door de hoogst onrcgtnmtige en
ongoddeljjke schorsing van onzen algemeen geliefden en geachteu
Herder en Leeraar, ten gevolge van zijn o])enbaar getuigenis
tegen de valsche leer en verontreinigde openbare Godsdienstoefe-
ningen. â– Stil en kalm heeft de gemeente zich met hunnen Herder
en Leeraar tot hiertoe gedragen, onderscheidene allerbillijkste
285
voorstellen werden gedaan, èn door onzen Herder en Leeraar, èn
door de overige opzienderen der gemeente; meermalen werd on-
derzoek en oordeel, op grond en naar Gods woord gevraagd, doch
alles te vergeefs. Klassikale-, Provinciale- en Synodale Kerkbe-
sturen hebben dit allerbillijkst verzoek geweigerd, en integendeel
gevorderd berouw en leedwezen, zonder aanwijzing van misdrijf
uit Gods Heilig Woord, en onbepaalde onderwering aan Synodale
reglementen en voorschriften, zonder aanwijzing, dat die op Gods
woord in alles gegrond zjjn; daardoor heeft nu dit Nederlandsche
Kerkbestvuu\' zich gelijk gesteld aan de door onze vaderen ver-
worpene Paajische Kerk, dewijl niet alleen het vroeger ojige-
noemde verderf wordt opgemerkt, maar daarenboven Gods woord
wordt verworpen of krachteloos gemaakt, door Kerkelijke wetten
en besluiten Matth. 15: 4, 23: 4, Marcus 7: 7, 8 en zij vervolgt
die godzaliglijk willen leven in Christus Jezus, muir zijn eigene
voorschriften in zijn woord opgeteekend Matth. 2: 13, 5: 11,
10:. 24, 25: 34, Lukas 11: 40, 12, Joh. 5: IG, 15: 20, Hand.
7: 52, 0: 4, 22: 4, 7: 20, 11: 14, 15, Kom. 12: 14, 1 Cor. 15:
O, Gal. 1: 13, 23, 4: 29, Phil. 3: G, 1 Thess. 2: 15, Open.
12: 15, Matth. 5: 10, 13: 21, Mark. 10: 30, Hand. 8: 1, 50,
Hom. 8: 15, 1 Corint. 5: 12, 2 Corint. 4: 9, 12, Gal. 5: 11,
12: G, 2 Thess. 1: 4, 2 Timoth. 3: 11, 12 en de conscientie
der menschen gebonden, eindelijk is op gezag van het Provinciaal
Kerbestuur, de prediking van het woord Gods door een ojienbaar
erkend Icerkleeraar in ons midden, de WelEerw. Zoor Gel. Hoor
11. P. Scholte, Gereformeerd Leeraar te Doveren on Gonderen,
in het land van Heusden en Altona, jirovincie Noord-Hrabant
verboden geworden; on de onderlinge bijeenkomsten der geloovi-
gen, welke met opone deuren werden gehouden, worden met
geldboeten gestraft, nit dit alles tc zamen genomen, is het nu
moor als duidelijk geworden, dat de Nederl. Herv. Kerk niet de
ware, maar de valsche kerk is, volgens Gods woord on art. 29
286
van onze beliidenis, weshalve de ondergeteekenden met deze ver-
klaren, dat zij overeenkomstig het ambt aller geloovigen art. 28
zich afscheiden van degene die niet van de Kerk zijn, en dus geen
gemeenschap meer willen hebben met de Nederlandsche Hervormde
Kerk, tot dat deze terugkeert tot den waarachtigen dienst des
Heeren en verklaren tevens gemeenschap te willen uitoefenen
met alle ware Gereformeerde ledematen, en zich te willen veree-
nigen met elke op Gods onfeilbaar woord gegronde vergadering,
aan wat plaatze God dezelve ook vereenigd heeft, betuigende met
dezen, dat wij ons in alles, houden aan Gods heilig woord en aan
onze aloude formulieren van eenigheid, in alles op dat woord ge-
grond, n.1. de belijdenis des Geloofs, den Heidelbergschen Cate-
chismus en de Canones van de Synode van Dordrecht, gehouden
in den jare 1618 en 1619, onze openbare godsdienstoefeningen
in te rigten naar de aloude Kerkelijke Liturgie, en ten opzigte der
Kerkdienst en bestuur, ons voor het tegenwoordige te houden
aan de kerkordening, door de voornoemde Dordsche S}iiode.
Eindelijk verklaren wij bij dezen, dat wij onzen onregtmatig ge-
schorsten Prdikant als onzen wettig geroepen en geordenden Her-
der en\' Leeraar, blijven erkennen.
(get.) J. J. BEUKEMA, Ouderling (c.s.)
Ulkum, den 13 October 1834.
-ocr page 307-Wij omlergeteekenden, lidmaten en imvoners der Gereformeerde
Gemeente van Doveren, Genderen en Gansoijen, vernomen hebbende,
dat het Klassikaal Bestuur van Heusden onzen Herder en Leeraar
geschorst heeft, omdat hij in de Gemeente van Ulrum heeft ge- \'
predikt, gedoopt eu ecue godsdienstige aanspraak tot de menigte
in de open lucht gehouden. Daar dit alle op Gods woord ge-
gronde, en door Gods woord aan de Herders en Leeraars .bevolen
werkzaamheden zijn, zoo kan de Gemeente in die dajul van het
Klassikaal Bestuur niets anders zien als het stellen van mensche-
lijke bepalingen boven Gods woord, even als dit geschiedde in
<len tijd der refornuitie door de paap.sche kerkelijke overheden, in
de dagen van .lezus en de Apostelen door de Phariseën en de
schriftgeleerden, en in de dagen des Ouden Testaments door de
tegenstimders van de waarachtige godsdienst, en derhalve verkla-
ren bjj dezen, dat wjj niet langer onder zulk een bestuur willen
leven, en met hen die er zich aan onderworpen, in kerkeljjko
gemeenschap verkoeren, nuiar ons houdende aan Gods woord cn
<le daarmede in alles ovoroenkoniende formulieren van eenigheid,
als geroibrmeerdo gemeente van hen afscheiden, zullende ons in
de openbare godsdienstoefeningen rigton naar de aloude kerkelijke
liturgie, en onze van Gods wege l)or<)eiieno Opzieners on Ouder-
lingen zullen zicli in het openbaar kerkbestuur voor het tegen-
woordige houden aan do kerkordening van de Synode van Dord-
recht gehouden in de jaren 1()18 on 1010.
Dovekex, Gendehek on Gaxsoije.n,
den 1 November 1834.
CODE PÉNAL. Des associations ou réunions illicites. —
Crimes et délits contre la paix publique.
Art. 291. Nulle association de plus de vingt personnes, dont
le but sera de se réunir tous les jours ou à certîiins jours mar-
qués pour s\'occuper d\'objects religieux, littéraires, politique-S" ou
autres, ne pourra se former qu\'avec l\'agrément du Gouvernement
et sous les conditions qu\'il plaira à l\'autorité publique d\'imposer
à la société.
Dans le nombre des personnes indiquées par le présent article,
ne sont pas comprises celles domiciliées dans la maison ou l\'as-
sociation se réunit.
. „ AVt. 292. Toute association de la nature ci-dessn» exprimée,
qui se sera formée sans autorisation, ou qui après l\'avoir obtenue
aura enfreint les conditions à elle imjiosées, sera dissoute. Les
cbefs, directeurs ou administrateurs de l\'association seront en
ï outre punis d\'une amende de seize francs à deux cents francs.
Art. 294. Tout individu, qui sans la permission de l\'autorité
municipale, aura accordé ou consenti l\'usage de sa maison ou de
son appartement en tout ou en partie, pour la réunion des
membres d\'une association même autorisée ou pour l\'exercice
d\'un culte, sera puni d\'une amertde de seize francs à deux cents
Æ’ francs.
r^si
I
; . I
î\'-r
ÃŽ I
f
â– \'x
...
■»wwjjuijmiir
t
m-\'r
m-
m.
â– / | |
.•it - \' | |
â– â– | |
mi
-ocr page 312-m
/-il\' -