-ocr page 1-

V / Q t
1901,

K. H. L. VAN KLAVEREN.

Over de door V* Arnold^ onder
den naam van Neutrale Haematine^
beschreven kleurstof»

M

M i
■:\' i

UTKMCnT,
(\\ II. I-:. iMnoi.iKU,
1001.

. f

, ■ li

-ocr page 2-

m

-ocr page 3-

1865

■M

im

K

fiR,*:

•xm î

K \' .Fi\'

Pi

-ocr page 4-

Ml

-ocr page 5-

óver de door V. Arnold, onder den naam van
Neutrale Haematine, beschreven kleurstof.

-ocr page 6-

■ \' : \'ï .. /

»isL.

" ■ ■ -r-rir-r

-

. . ■ \' • .»■•..Vi... .j \'vo\'"

J-

i ^

-ocr page 7-

Over de door V. ARNOLD, onder den naam van
— Neutrale haematine, beschreven kleurstof. —

PF(OEFSCHF(IFT

ter verkrijging van den graad van

Iii

P

IJj

\'5

aan de Rijks-Universiteit te Utrecht,

na machtiging van den Rector-Magnificus

Dr. W. KAPTEYN,

Hooglceraar In de Faculteit der "Wis- en Natuurkunde.

VOLGENS BESLUIT VAN DEN SEiNAAT DER UNIVERSITEIT,

tegen de bedenkingen van

de faculteit der geneeskunde

tc verdedigen

Op Vrijdag 21 Juni I90Ï des namiddags ten 3 ure,

door

KAKEL IIENDIMK LODEWMK VAN KLAVEREN.

geboren te ROTTERDAM.

UTRECHT. — C. H. E. BREIJER.

-ocr page 8-

I ■ .

i

-, ■ ^

rm

... rf

■ ■ \' \' \'

- \' )

•y.-: i ..i ^
Jv \'

..-ói.--,.

-ocr page 9-

raV^xv ^aàer eu àe

-ocr page 10-

r-\'

. I

■TÈi

,. f.

mSté^-^\' : ■■

\'ilk\'- ■ \'

-ocr page 11-

Gaarne maak ik van deze gelegenheid gebruik om
t/, Hooggeleerde Pekelharing, Hooggeachte Promotor,
dank te zeggen voor de groote hulpvaardigheid mij
door U bij het samenstellen van dit proefschrift betoond.

Tegenover Hooglecraren en Lectoren der Medische
Faculteit, zal ik mij steeds verplicht gevoelen voor het
ondcrioijs, dat ik van U mocht genieten.

De tijd, Hooggeachte Wijnhoff, dat ik onder Urn
leiding heb mogen werken, zal mij steeds in dankbare
herinnering blijvcn.

-ocr page 12-

-Il \'

lift-.

: - \'I -v.;\'
I \'

-- . - I

i

- S

: • zJ

• t

. -V\'. \'-MV

■t \'

I . (

-ocr page 13-

HOOFDSTUK I.

Ruim een jaar geleden deelde V. Arnold mede, dat
haematine bij neutrale reactie oplosbaar is in zout-
houdenden alkohol. Hij vond namelijk, dat versch
gedefibrineerd bloed, met een alkoholische oplossing
van kali gekookt en door glaswol gefiltreerd, bij neu-
tralisatie do kleurstof grootendeels in oplossing hield,
terwijl de bruine tint voor een roode plaats maakte.

Haematine is behalve in water, ether, chloroform,
ook onoplosbaar in alkohol; dat de kleurstof hier nu
wel in alkohol opgelost bleef, schreef
Arnold toe aan
do omstandigheid, dat de oplossing rijk aan een neu-
traal zout was, en dat bij do aanwezigheid van zulk
een zout haematine wel in alkohol oplosbaar was.

Eerst door sterke verdunning met water werd do
kleurstof neergeslagen. Dit neerslag, door
Arnold als
neutraio haematine beschouwd, werd op \'t filter ge-
bracht on goed mot wator gewasschen. Hot bleek
onoplosbaar to zijn in water, verdunden en absoluten
alkohol, in geconcentreerde oplossingen van neutrale
zouten (NaCl., Amm. sulf.) in wator ; oplosbaar echter,
vooral bij verwarming, in eon alkoholische oplossing
van keukenzout of van ammoniumsulfaat.

\') ContrnlM. f. il. McmI. WisH. 1600, O Dec., 16 Dcc. Ml Zelt«chr. f.
rhyBlol. Chomio, Hd. XXIX, S 78.

-ocr page 14-

6

Deze oplossing is duidelijk rood gekleurd, en geeft
in het spectrum twee strepen, tusschen de strepen
D en b van
Frauenhofer.

In vergelijking met de strepen van oxyhaemoglo-
bine zijn de strepen van „neutrale haematine" dui-
delijk naar de violette zijde van het spectrum ver-
schoven.

De tweede streep van de „neutrale haematine" is
veel donkerder en scherper begrensd dan de eerste.

De roode oplossing der „neutrale haematine" wordt
door verwarming bruin en vertoont dan het spectrum
van alkalische haematine, na afkoeling keert de roode
kleur en eveneens het spectrum van „neutrale hae-
matine" weder terug. Na toevoeging van alkali wordt
de kleur ook bruin en verschijnt ook weder het spec-
trum van alkalische haematine.

Na I toevoeging van zuur wordt de kleur evenzoo
bruin en verschijnt het spectrum van zure haematine.
\'t Gemakkelijkst verkrijgt men „neutrale haematine"
uit methaemoglobine ; dit zou er op wijzen, volgens
Arnold, dat methaemoglobine uit minder stevig ge-
bouwde moleculen bestaat, dan oxyhaemoglobine.
Voegt men bij een oplossing van methaemoglobine
een zelfde hoeveelheid sterken alkohol, dan verandert
dadelijk de bruine kleur van de oplossing in rood, het
spectrum van de methaemoglobine verdwijnt en na
korten tijd scheidt zich de „neutrale haematine" af.

Ook reeds herhaaldelijk schudden met chloroform
is voldoende om uit methaemoglobine „neutrale hae-
matine" te doen afscheiden.

Arnold is van meening, dat overal waar de bloed-
kleurstof in neutrale oplossing in hare componenten
uiteenvalt, de kleurstof als „neutrale haem^atine" wordt
afgescheiden. De meest ken merkende eigenschappen van
de door hem gevonden kleurstof, acht
Arnold vooreerst

-ocr page 15-

het verschil in kleur, herkenbaar met het ongewapend
oog en met den spektroskoop, bij kamertemperatuur
en bij verhitting en ten tweede de oplosbaarheid in
zouthoudenden alkohol.

„Diese beiden Eigenschaften," zoo drukt hij zich uit,
„charakterisiren eine neutrale Hämatinlösung hinläng-
lich einer Oxyhämoglobinlösung gegenübér."

Intusschen werd al spoedig twijfel geopperd aan
de juistheid van ^r/eo/d\'s opvatting. i^omawcA; merkte
op, dat ook uit een oplossing van oxyhaemoglobine
door chloroform, althans bij een temperatuur van
ongeveer 50" C., een rood neerslag verkregen wordt
en dat dit als een moeilijk oplosbare oxyhaemoglobine
beschouwd moet worden. Hij vond dat dit neerslag
evenveel ijzer bevatte, als haemoglobine, en

16% N.

Op dion grond zogt deze onderzoeker, zonder de
door
Arnold op don voorgrond gestelde eigenschappon
van de door hem bereide stof to bespreken: „Es.
unterliegt daher keinem Zweifel dass dieser Körper
kein Ilämatin ist"®^).

Hij voegt daaraan toe, dat door vermenging van
een oplossing van oxyhaemoglobine met geconcon-
treordo keukenzoutoplossing in alkohol een oplossing
verkregen wordt, dio analoog is aan
Ar7iokVs „neu-
trale haematine," do twee door dozen beschreven
absorptiestrepen geeft, bij verwarming bruin wordt
en dan oen spectrum geeft ovoreonkomende met dat
van alkalische haematine.

Dozo kleurstof is, blijkens hetgeen in de mode-
deeling van
Fornidnek voorafgaat, niot dezelfde als die,
welke hij door behandeling van oxyhaemoglobine mot

>) Zolti»cIir. f. Phyulol. Chem. IW. XXIX, S 85.
ZolUchr. f. rhyslol. Chomlo. IW. XXIX, S. 421.

-ocr page 16-

Chloroform verkreeg. Al is dus Formdnek volkomen
gerechtigd tot de uitspraak dat de laatstgenoemde
stof zeker geen haematine is, toch heeft hij niet
aangetoond, dat hetzelfde geldt voor de stof waaraan
door
Arnold de naam van „neutrale haematine"
gegeven is.

Aan den anderen kant scheen evenwel ook Arnold\'s
opvatting niet voldoende gegrondvest. Al mocht men
er zich van overtuigd houden, dat de, wel in zout-
houdenden alkohol, niet in water oplosbare kleurstof,
die bij wisseling van temperatuur verandering van
lichtabsorptie vertoont, niet als haemoglobine be-
schouwd mag worden, daarmede was nog niet aan-
getoond, dat zij recht heeft op den naam van hae-
matine, alleen omdat zij verkregen kan worden door
behandeling van de bloedkleurstof met een alkoholische
oplossing van kaliloog en, bij alkalische reactie, het
licht op dezelfde wijze als haematine opslorpt.

Inderdaad bleek mij bij het onderzoek, waarvan
de beschrijving hier volgt, dat de door ^rnoW beschre-
ven stof nog zeer na aan haemoglobine verwant is.
Zij is niet, als haematine, een ontledingsproduct vrij
van eiwit, maar een proteïde ontstaan door een
eerste begin van ontleding der bloedkleurstof; hae-
moglobine, waarin niet zoo als in methaemoglobine
slechts eene verschuiving van atoomgroepen heeft
plaats gevonden, maar die reeds een, ofschoon zeor
klein, gedeelte van de zoo samengestelde molecule
verloren heeft.

Ik stel daarom voor aan dit product don naam te
geven van
Kathcmnoglobine., om daarmede aan te
duiden dat deze stof niet, als
mcthaemoglobifie, een-
voudig door intramoloculairo omzetting, maar door
CQn begin van afbraak van de molecule ontstaan is.

-ocr page 17-

HOOFDSTUK H.

Gelijk reeds gezegd is, bereidde Arnold de bedoelde
stof door gedefibrineerd bloed in een alkoholische
oplossing van kali te brengen en dan het mengsel te
koken. Hij geeft geen voorschriften omtrent de te
gebruiken hoeveelheden bloed, kalihydraat en alkohol
en evenmin omtrent den tijd gedurende wolken het
verhitten moet worden voortgezet. Toch dient hierop
bij de bereiding gelet te worden. Bij hot neutrali-
seeren van het gekookte mengsel vertoont zich de
roode, door verdunnen met water to praecipiteeren
stof niet, of slechts in geringe hoeveelheid, wanneer
het gehalte der vloeistof aan KOH 5 "/o veol te boven
gaat, en het koken oonigen tijd geduurd heeft. Wan-
neer hiermede rekening gehouden werd, verkreeg ik
geheel overeenkomstig do beschrijving van
Arnold
een oplossing, dio zoolang do reactie alkalisch was,
do bruine klour met groenen weerschijn vortoondè
van alkalische haematine, bij neutralisatie rood word
en nadat het neergeslagen eiwit door filtratie ver-
wijderd was, bij verdunning met wator oen lichtrood,
vlokkig praecipitaat gaf.

Dit praecipitaa,t was onoplosbaar in water, maar
loste bij verwarming gemakkelijk op in zouthoudenden
alkohol. Deze oplossing vertoonde do door
Arnold
beschreven absorptiestrepen en de wisseling van kleur

-ocr page 18-

10

bij verwarming en afkoeling. Zij bevatte echter zeker
niet alleen haematine, maar ook in ruime mate eiwit.
Door de oplossing met azijnzuur te koken en dan met
een verzadigde keukenzoutoplossing te vermengen,
werd steeds een groot neerslag van eiwit verkregen.

Het was niet goed aan te nemen, dat dit eiwit van
het bloedserum afkomstig zou zijn ; na het koken met
kali en alkohol, neutraliseeren en filtreeren, kon van
dit eiwit zeker niet meer dan sporen verwacht worden
iii het praecipitaat door verdunning van de alkoholi-
sche oplossing met water verkregen. Evenwel werd
voor alle zekerheid het onderzoek, in plaats van met
gedefibrineerd bloed, met oplossingen van zuivere
haemoglobine voortgezet.

De haemoglobine werd bereid op de door Schmirmans
Stekhoven
aangegeven wijze, die zich voornamelijk
hierdoor van andere methoden onderscheidt, dat de
kleurstof aan de bloedlichaampjes onttrokken wordt,
niet door toevoeging van water, maar door kneuzing
van de stromata. De bloedlichaampjes worden, met
behulp der centrifuge, met 1 «/o NaCl. uitgewasschen
en daarna met asbestvlokken twee uur krachtig
geschud.

De bloedkleurstof lost daarbij in de zoutoplossing
op, terwijl de stromata grootendeels aan de asbest
blijven kleven en door filtratie verwijderd wordèn.
Op deze wijze is het onnoodig de bloedkleurstof met
ether in aanraking te brengen. Du oplossing der
haemoglobine wordt nu in een dialysator gebracht en
in 45 o/„ alkohol in de ijskast geplaatst. Zoodra do
afzetting van haemoglobine-kristallen tegen den wand
van den dialysator begonnen is (hetgeen meest na
24 — 48 uren het geval is) wordt de inhoud van den

1) Oiidorz. Pliysiol, Jjiborat. Utroclit, 4dü KookH, l, j). 07.
t

-ocr page 19-

11

dialysator overgebracht in een cilindrisch glas en in
de ijskast geplaatst totdat de kristallisatie geheel af-
geloopen is. Zoo wordt vermeden, dat de bloedkleur-
stof met meer alkohol in aanraking komt, dan vol-
strekt noodig is voor de kristallisatie. Op deze kris-
talbrij wordt een zijden zeefje geplaatst, dat door zijn
eigen zwaarte of anders licht belast, de moederloog
door de openingen doet dringen. Nadat deze moeder-
loog verwijderd is, worden de kristallen bij een tem-
peratuur van 37" C in zoo weinig mogelijk water weder
opgelost.

Deze oplossing wordt weder in een dialysator in
alkohol van 45 "/o geplaatst. De kristallisatie begint
dan veel spoediger en nadat weder de moederloog
verwijderd is, wordt de nog vochtige kristalbrij op
poreuze borden gebracht. Nadat het meeste water
in de borden is getrokken, worden de nog vochtige
kristallen op een schaaltje gebiacht en verder bij
kamertemperatuur in een chloorcalcium-exsiccator
gedroogd.

Van deze kristallen werd nu oon zoo sterk moge-
lijke oplossing bereid. Op 100 c.M.^ van dezo oplos-
sing werden 200 c.M.» 06% alkohol en 1 {\\ 2 c.M.»
verzadigde KOH-oplossing toogovoogd on vervolgons
werd tot 60» C verhit en dadelijk geneutraliseerd en
afgekoeld.

Door velerlei proeven was hot mij gebleken dat
door deze wijze van werken do kathaomoglobine het
best en zekerst verkregen word.

Door alkohol beneden of boven do 60 "/o ä 707o of door
meer KOH-oplossing to gebruiken word of in\'t geheel
niet of slochts weinig kathaemoglobino verkregen.

Door do vloeistof eenigen t ijd boven 60" C tot kokon
te verhitten, werd eveneens geen of weinig kathaomo-
globine verkregen.

-ocr page 20-

• " 12

Door de afkoeling werd reeds een groob gedeelte
van de kathaemoglobine neergeslagen, het overige kon
door gedestilleerd water gepraecipiteerd worden.

De neergeslagen stof werd na herhaaldelijk met
water gewasschen te zijn, zoodat het filtraat geheel
kleurloos was, nu weder opgelost in alkohol van 60%
met NaCl, onder verwarming tot 60" C.

Weder werd de stof gepraecipiteerd met HgO en
door dit nog eens te herhalen werd een zeer zuiver
praecipitaat van kathaemoglobine verkregen.

Hier boven is reeds kort aangestipt dat in de
kathaemoglobine-oplossing uit bloed verkregen door
koken met azijnzunr en daarna toevoeging van ver-
zadigde keukenzout-oplossing een praecipitaat verkre-
gen was.

Ook do kathaemoglobine-oplossing verkregen uit
zuivere haemoglobine en waaruit dus het eiwit van
het serum geheel verwijderd was, vertoonde bij deze
behandeling een duidelijk neerslag.

Salpeterzuur deed in de kathaemoglobine-oplossing
een praecipitaat ontstaan, welk neerslag door koken
weder oploste.

Azijnzuur en ferrocyaankalium gaf oven als pikrine-
zuur een volumineus neerslag.

Verzadiging van de oplossing met ammoniumsulfaat
en eveneens verzadiging met keukenzout deden ook
een neerslag ontstaan.

Loste ik kathaemoglobine op in 0.2"/o HCl en pep-
sine en digereerde ik
24 uur, zoo konden na neutra-
lisatie de strepen van kathaemoglobine niet meer
terugbekomen worden.

Do door Arnold als haematine beschouwdo stof is
dus, evenals haemoglobine, eon eiwitverbinding. Eerst
wanneer de kaliloog in grootere concentratio of gedu-
rende langeren tijd of bij hoogero temperatuur dan

-ocr page 21-

13

60° C. op de bloedkleurstof werkt, wordt het eiwit
geheel van de haematine losgemaakt.

In de eerste plaats moest nu een antwoord gezocht
worden op de vraag of bij de kort durende behan-
deling der haemoglobine met alkoholische kaliloog het
eiwitachtig bestanddeel van de bloedkleurstof mis-
schien voor een deel daaruit verwijderd wordt, of
wellicht andere eigenschappen verkrijgt, gedenatu-
reerd wordt.

Verschillende onderzoekers, Freyer Hoppe Seyler 2)
Nencki- en Sieher hebben zich met de studie van
het eiwitachtige bestanddeel van de bloedkleurstof
bezig gehouden.

Preyer gaf den naam van „globine" aan een onop-
losbare eiwitstof uit methaemoglobine verkregen, waar-
schijnlijk een gecoaguleerde modificatie van de globine
welke
Schulz verkreeg.

Schulz •\') gelukte het een methode te vinden om
het eiwit uit de haemoglobine los to maken zonder
dit tegelijkertijd to denatureeren. Een oplossing van
gekristalliseerde haomoglobino in water werd met zeer
weinig sterk verdund zoutzuur behandeld. Er ontstond
daardoor een neerslag dat in do geringste overmaat
van zoutzuur weer oploste. In do nu bruin gekleurde
oplossing zijn eiwit en haematine van elkander los-
gemaakt. Wanneer, do zeer zwak zuur reageerende
vloeistof mot Vs van haar volumen alkohol vermengd
eu daarna met othor uitgeschud werd, ging de kleur-
stof in den ether ovor, terwijl hot eiwit in do daar-
onder staande vloeistof opgelost bleef. Do scheiding

\') Pflngor\'H Arclilv Hd. I. S. 414.
\') Müd.-Choin. UaturBUchungoii S. :J77-378 un 545.

Arclilv. r. uxpor. ratliol. «ii l\'lmnnnk. Hd. XVIII, a 404 «ii Hd. XX,

S 3\'J5.

ZüiLschr. r. Pliyslolog. Choui. Hd. XXIV, S. 44«.

-ocr page 22-

14

ging gemakkelijk, wanneer de oplossing althans weinig
zout bevat(;e. Anders bleef\' het door het zoutzuur
teweeggebrachte neerslag ook bij overmaat van zuur
onopgelost. Wanneer aan zoutvrije oplossing teveel
zoutzuur toegevoegd werd, ging het eiwit, na de ver-
menging met alkohol en ether, in een onoplosbaren
vorm over.

ScJmlz neutraliseerde de van den bruin gekleurden
ether ge.scheiden oplossing van het eiwit met am-
moniak.

Er ontstond dan een zwak-geel gekleurd, grof vlok-
kig neerslag.

Om te verhinderen dat de alkohol nu coaguleerend
zou werken, filtreerde hij snel op een zuigfilter en
waschte met water. Het praecipitaat loste dan, zoo-
dra de overmaat van ammoniak weggewasschen was,
langzaam op. /

Zoodra een merkbare hoeveelheid van het praeci-
pitaat in het waschwater oploste, werd het praeci-
pitaat in water, waarbij enkele droppels azijnzuur
gevoegd waren, opgelost.

Het azijnzuur werd door dialyseeren verwijderd,
en een neutraal reageerende, geheel heldere, zwak
gekleurde oplossing verkregen.

Schulz noemde deze hier in oplossing zijnde eiwit-
stof „globine".

Zij vertoonde de volgende eigenschappen: Door
koken kwam geen verandering in_ niet al te sterk
geconcentreerde oplossingen; waren do oplossingen
geconcentreerd, dan werd een lichte troebelheid ver-
kregen, welke echter na toevoeging van een weinig
azijnzuur dadelijk verdween.

Door sporen van ammoniak, natriumhydroxyde en
natriumcarbonaat ontstond een volumineus prae\'cipi-
taat, door overmaat ontstond geen neerslag.

-ocr page 23-

15

Had men ammoniak-in overmaat toegevoegd dan
deed amm. chloride het neerslag ontstaan.

Ook zoutzuur bij de globine-oplossing deed met
ammoniak een neerslag ontstaan, welk praecipitaat ook
niet oploste bij overmaat van ammoniak. Azijnzuur
gaf geen praecipitaat.

Enkele droppels salpeterzuur gaven een groot prae-
cipitaat. Door koken met een groote overmaat van
HNO3 loste het praecipitaat op en keerde bij afkoeling
niet terug.

Had men enkele druppels HNO3 genomen, dan loste
het praecipitaat bij het koken op, maar keerde na
afkoeling weder.

De werking van zoutzuur was geheel gelijk aan die
van salpéterzuur.

Zwavelzuur praecipiteorde de globine eerst bij groote
overmaat, het neerslag loste bij koken op, en keerde
bij afkoeling niet terug. Phosphorzuur gaf geen neerslag.

Alkohol sloeg de globine uit do oplossing, wanneer •
zij neutraal en vrij van zout was, volkomen neer.

Ammoniumsulfaat cn keukenzout praecipiteerden
de globine; amnionium-chlorido alleen bij alkalischo
reactie door ammoniak. Magnesiumsulfaat, gaf evenals
amm.-chlorido een neerslag, maar ook bij neutrale
roilctie. Door natriumphosphaat ontstond eene geringe
troebelheid, door verwarming oplossend, maar bij al-
koeling wederkeerend.

Azijnzuur en ferro-cyaankalium gaven oen stork
praecipitaat; phosphorwolfraamzuur en phosphormo-
lybdoenzuur bij aanwezigheid van zoutzuur oveneons.

Dc biureetproef gaf een duidelijke reactie. De
xanthoprote\'ine reactie was zwak ;
MHlon\'s on Adam-
kieiviez\'s
eveneons.

Den door Schidz aangewezen weg volgend, heb ik

-ocr page 24-

16

onderzocht of door de behandeling van de bloedkleur-
stof met alkoholische kaliloog, verandering in het
eiwitachtig gedeelte daarvan teweeggebracht werd.
Daartoe werd in de eerste plaats gekristalliseerde
oxyhaemoglobine en in de tweede plaats daaruit op
de boven beschreven wijze bereide kathaemoglobine
opgelost in
0,1 «/o HCl, volgens het voorschrift van
Schulz met alkohol vermengd, en in den scheitrechter
met ether geschud.

Vooreerst kon nu met betrekking tot oxyhaemo-
globine het door
Schulz medegedeelde in hoofdzaak
volkomen bevestigd worden. In den ether loste een
bruine kleurstof op, die bij het onderzoek met den
spektroskoop de absorptiestrepen vertoonde van zure
haematine. Na het verdampen van den ethér, kon de
kleurstof met behulp van ammoniak in water opge-
lost worden. De oplossing vertoonde dan de absorptie
streep van alkalische haematine, die na toevoeging
van
Stokes\' vloeistof plaats maakte voor de beide
strepen van haemochromogeen.

Uit de van den ether gescheiden oplossing in water
en alkohol, kon, door neutralisatie met ammonia, de
globine neergeslagen worden. Slechts in enkele opzich-
ten, was er eenig verschil waar te nemen tusschen
de door mij bereide globine en de door
Schulz beschreven
stof en wel met betrekking tot de volgende punten.

Wanneer de globine door ammonia neergeslagen,
met water gewasschen, met behulp van azijnzuur
in water opgelost cn daarna oen paar dagen tegen
stroomend water gedialyseerd was, word zij door
alkohol niet neergeslagen.

Ammoniumchloride gaf, in niet te geringe hoeveel-
heid toegevoegd, ook bij zure reactie oen praecipitaat.

Magnesiumsulfaat gaf geen neerslag bij neutrale
reactie.

-ocr page 25-

17

Natriumphosphaat in geringe hoeveelheid toege-
voegd, gaf een neerslag, dat echter niet, zooals de
globine van
Schulz, bij verwarming oploste. Werd
veel natriumphosphaat tegelijk toegevoegd, dan bleef
de vloeistof helder; zij werd dan evenwel troebel bij
kookhitte.

Afgezien van deze, zeker niet belangrijke verschillen,
beantwoordde de door mij bereide globine geheel aan
de beschrijving door
Schulz van deze stof gegeven.
Daarbij moet worden opgemerkt, dat ik in al mijne
proeven haemoglobine uit runderbloed bereid gebruikt
heb, terwijl de beschrijving van
Schulz betrekking
heeft op do bloedkleurstof van het paard en van
den hond.

Wanneer nu dezelfde behandeling, met zoutzuur,
alkohol en ether, in plaats van op oxyhaemoglobine,
toegepast werd op de daaruit bereide stof, die door
Arnold „neutrale haematine" genoemd werd, dan werd
juist op dezelfde wijzo een oplossing van haematine
in ether vorkregen en een oplossing van globine in
verdunden alkohol. Deze globine was in geen enkel
opzicht van de door splitsing van oxyhaemoglobine
vrij gewordene te onderschoiden.

Neomt men in aanmerking, dat de „neutrale hae-
matino" door herhaald oplossen in zouthoudenden
alkohol en neerslaan met water gezuiverd was, dat
er dus van verontreiniging van deze stof met globine
\\v:el geen sprake kon zijn, dan is het dus duidelijk,
dat de door
Arnold beschreven stof evenzeer als hae-
moglobine eon proteïde is en ten onrechto mot den
naam van haematine is bestempeld.

Uit het onderzoek van Schulz is gebleken, dat bij
de behandeling van haemoglobine met verdund zout-
zuur, haematine en globine niet de eenige splitsings-
producten zijn. Uit do analyses moest worden afge-

-ocr page 26-

18

heid, dat er nog een of meer andere stoffen, armer
aan koolstof en rijker aan stikstof, vrij moeten wor-
den, Want haematine en globine bevatten beiden meer
koolstof, dan aan de haemoglobine, waaruit zij ont-
staan zijn, beantwoordt. In overeenstemming daar-
mede werd dan ook minder van de beide genoemde
stoffen verkregen, dan met de hoeveelheid ontlede
haemoglobine overeenkwam. De hoeveelheid der hae-
matine werd bepaald door weging van de stof, die
na het verdampen van den ether overbleef, en de
hoeveelheid der globine door deze stof uit den ver-
dunden alkohol neer te slaan door neutraliseeren met
ammonia, onder toevoeging van chloorammonium, en
het praecipitaat af te filtreeren, te drogen en te wegen.
Er werd dan
9.8 »/o minder stof gevonden, dan ver-
wacht moest worden uit de gebruikte hoeveelheid
haemoglobine. Ook al werd nu in aanmerking geno-
men, dat de praecipitatie der globine waarschijnlijk
met eenig verlies gepaard ""ging, dan kon toch niet
worden aangenomen, dat dit verlies het deficit van
ruim
9 <>/o kan verklaren. Welke stofïen het zijn, die
het deficit veroorzaken, kon tot dusver niet uitge-
maakt worden.

_ Geheel dezelfde uitkomsten als Schulz verkreeg
voor de oxyhaemoglobine van het paard, vond ik in
dit opzicht met betrekking tot de oxyhaemoglobine
van het rund.
Schulz vond uit 1.788 gr. oxyhaemo-
globine :

haematine 0,075 gr. dué 4.2 «/o ,
globine 1.547 gr. dus 86.5 % ,
terwijl ik verkreeg uit: 0.594 gr. oxyhaemoglobine :
haematine
0.025 gr. dus 4.2 % ,
globine 0.517 gr. dus 87.2 % .

Bij de bepaling van Schulz bedroeg het deficit
9.3 o/o 1 IJij lïi\'j" bepaling 8.6 »/o .

-ocr page 27-

19

Het was nu de vraag, of deze verhouding veran-
derd werd door de behandeling van de bloedkleurstof
met alkoholische kaliloog op de boven beschreven
wijze.

Derhalve werd nu de hoeveelheid haematine en
globine, die uit de, door herhaald oplossen in zout-
houdenden alkohol en neerslaan met water, gezuiverde
stof verkregen kon worden, op dezelfde wijze als bij
de oxyhaemoglobine bepaald.

Drie bepalingen leverden de volgende uitkomsten:

I. 0.545 gr. kathaemoglobine.

Haematine 0.0265 gr. dus 4.8 %
globine 0.492 gr. dus 90.2 %
Verlies: 5 % •

»

n. 0.654 gr. kathaemoglobine :
Haematine 0.027 gr. dus 4.1 %
globine 0.5975 gr. dus 91.2 »/o
Verlies: 4.7 «/o.

HL 0.684 gr. kathaemoglobine :

Haematine 0.0255 gr. dus 3.87 »/o
globine 600 mgr. dus 87.7 "/o.

Verlies 8.43

De verhouding tusschen haematine en globine mogen
wij dus bij oxyhaemoglobine en kathaemoglobine
dezelfde noemen. Bij een eorsten blik mag het schij-
nen alsof de voor hot deficit gevonden cijfers op oen
verschil wijzen, maar het is duidelijk dat de onver-
mijdelijke fouten bij de bepaling to groot zijn, dan
dat aan deze verschillen eenige waarde mag worden
toegekend.

-ocr page 28-

20

De verhouding tusschen de hoeveelheid kleurstof
en de hoeveelheid eiwit was bij:

Oxyhaemoglobine, paard 20.6

• „ rund 20.7
Kathaomoglobine „ I 18.6

II 22.1

III 23.5

64.2 gemiddeld 21.4

Wanneer daarbij nu nog in aanmerking genoinen
wordt, dat altijd een klein deel van de haematine
niet in den ether\' overgaat maar met de globine
gemengd blijften dat er van de globine wel altijd
iets verloren gaat, dan mag, naar ik meen, uit de
onbeduidende verschillen die gevonden werden niet
afgeleid worden, dat bij den overgang der haemo-
globine in kathaomoglobine een deel van het eiwit
aan het molecule onttrokken wordt.

Gelijk boven opgemerkt werd is dit echter alleen
dan het geval wanneer bij de bereiding het gehalte
van den alkohol aan kaliloog niet te groot genomen
wordt en do vloeistof, nadat de temperatuur op öO^C
gebracht is, terstond wordt geneutraliseerd. Heeft
de kaliloog gelegenheid in sterkere concentratie, bij
hoogere temperatuur of gedurende längeren tijd op
de bloedkleurstof te werken, dan heeft dezelfde reac-
tie plaats als bij het koken van haemoglobine met

\') Do globlno woifdt, golük ook Schulz moodoolt, nooit gohool kleur-
loos vorkrogon; altUd is zU oonigszlns mot haemntlno vorontroinlgd. In
vorband d.iannodo lovort zU asdi dio oon woinlg üzor bovat. Do hoovool-
held üzor is
zoo goring dat zü gohool door do vorontruiulglng mot li.ieniatino
verklaard kan wordon. Ik vorkroog:

uit 1.1285 grm. globlno uit oxyhaoniogloblno 0.0 mgr. Fo.: 0.08, "/□:
„ 1.002 „ „ „ kaUiaomogloblno 0.8 „ „ : 0.08 %:
Do g^bino zelve mag dus Inderdaad als vrü van üzor beschouwd wordon.

-ocr page 29-

21

alkalisch water; het komt dan tot een splitsing en
het vrij worden van haematine, in alkali opgelost.
Dan wordt ook bij neutralisatie en verdunnen met
water het vleeschkleurige, in warmen zouthoudenden
alkohol oplosbare praecipitaat of niet of slechts in
geringe hoeveelheid verkregen.

-ocr page 30-

HOOFDSTUK HL

Uit tiet tot dusver medegedeelde zou het vermoeden
afgeleid kunnen worden dat de door als „neu-

trale haematine" beschreven stof, misschien slechts
als een modificatie van haemoglobine zou te beschou-
wen zijn; als een stof analoog aan methaemoglobine,
niet door ontleding, maar door een verplaatsing van
atoomgroepen in de molecule ontstaan.

Dit is echter niet het geval, zooals uit het verder
onderzoek bleek. Een begin van afbraak van de
molecule kon worden aangetoond, en daarin moge
de voorgestelde benaming van kathaemoglobine haar
rechtvaardiging vinden.

Door de verwarming van de bloedkleurstof met
alkohol en kali wordt daaraan ijzer onttrokken.

Het is wel\'bekend dat de elementair-analyse der
haemoglobine tot dusver niet geheel bevredigende
uitkomsten heeft opgeleverd. Ik herinner slechts aan
de cijfers voor het gehalte aan stikstof en aan ijzer
door verschillende onderzoekers gevonden, gelijk uit
het volgende staatje blijkt:

N. Fe.

Oxyhaemoglobine van: Onderzoekers:

Hond 16.17 0.43 Hoppe-Seyler.

„ 15.98 0.333 Jaquet.

-ocr page 31-

23

Oxyhaemoglobine van:
Hond
Rund

H

Paard
»

»
H

Fe.

0.336

0.400

0.336

0.47

0.45

0.45

0.335

N.

16.38
17.70

17.31
17.28
17.40
17.94
17.33

Onderzoekers:
Jaquet.

Hüfner.
»

Kossel.

Otto.

Biicheler.

Zinoffsky.

Schulz.

Deze verschillen schijnen te wijten te zijn aan de
omstandigheid dat de kristallen van oxyhaemoglobine
zoo moeilijk geheel zuiver te verkrijgen zijn en tevens
aan de verschillende wijzen van drogen.

Intusschen is toch omtrent het gehalte aan ijzer
vooral in de laatste jaren, in verschillende gevallen
een zeer nauwkeurige overeenstemming verkregen:

Oxyhaemoglobine van :
Hond
Paard
Rund
Hoen

Fe.

0.336
0.335
0.336
0.336

Onderzoekers:
Jaquet.
Zinoffsky.
Hüfner.
Jaquet.

Ik deed een ijzorbepaling van kristallen verkregon
uit het bloed van het rund, op do boven beschrovon
wijze, volgens
Scfmurmans Stekhoven^ bereid.

De bij 110° gedroogde kristallen worden in oen
platinakroes verbrand.

Do asch word op het waterbad opgelost in 10
ijzervrij zwavelzuur en nadat alles opgelost was, werd
dezo vloeistof in een kolfje gebracht on het ijzer met
behulp van gephitineerd ijzorvry zink onder doorlei-

-ocr page 32-

24

ding van een stroom koolzuur, op het einde onder
verwarming, tot ferrosulfaat gereduceerd.

Ten slotte werd getitreerd met een kaliumperman-
ganaat-oplossing, waarvan 13.6 c.c. overeenkwamen
met 10.6 mgr. ijzer.

Mijne resultaten waren:

I. 2.241 gr. oxyhaemoglobine kristallen leverden
7.3246 mgr. ijzer dus:

0.326 %

II. 1.829 gr. oxyhaem. kristallen lever-
den 5.8406 mgr. ijzer, dus: 0.319 %

gemiddeld 0.322 o/o

Van diezelfde oxyhaemoglobine kristallen werd ook
kathaemoglobine bereid op de boven vermelde wijze.

Daarvan waren de resultaten:

I. 1.018 gr. kathaemoglobine, leverden :

2.7242 mgr. ijzer, dus: 0.267 o/®

JI. 3.457 gr. kathaemoglobine, leverden:

9.116 mgr. ijzer, dus: 0.266 %

III. 1.379 gr. kathaemoglobine, leverdon :

3.582 mgr, ijzer, dus: 0.2590/0

gemiddeld 0.264 «/o

Reeds vroeger bij een ijzerbepaling van kathae-
moglobine uit bloed en niet uit bloedkristallen, dus
waar de kathaemoglobine niot zoo zuiver verkregen
werd, was gevonden : 0.242 "/o ijzer.

Bovendien werden eenige bepalingen gedaan, van

-ocr page 33-

25

het gehalte aan stikstof, volgens de methode van
Kjeldahl.

Een bij 110" gedroogde gewogen hoeveelheid stof
werd in een Kjeldahl-kolfje met 10 a 15 c. c. van
ee^ mengsel van 500 c. c. sterk HgSO^ en 100 grm.
Pg O5 en een druppel kwik voorzichtig verhit, totdat
de geheele massa wit geworden was.

De gevormde ammonia werd bij de destillatie op-
gevangen in V4 N. zwavelzuur, waaraan reeds voor
het begin der destillatie methyloranje als indicator
toegevoegd was.

De uitkomsten der N. analyses van de oxyhaomo-
globine-kristalen waren:

0.7275 gr. oxyhaem. kristallen,\' leverden :
120.9 mgr. N. dus : 16.62 o/^

De N. analyses van kathaemoglobino bereid uit
bloed, gaven tot uitkomsten :

I. 0.204 gr. kathaemogl. leverden:

33.07 mgr. N. dus : 16.21 ^/o

II. 0.7995 gr. kathaemoglob. leverden:

130 mgr. N. dus : 16.26 %

Do N. analyses van kathaomoglobine, bereid uit
bloedkristallen, dus zuiverder vorkrogon, gavon tot
resultaten :

I. 0.8925 gr. kathaomoglobine lovorden :

147.7 mgr. N. dus: 16.56 «/o

II. 0.4845 gr. kathaomogl. lovorden :

82.9 mgr. N. dus : 17.11 »/o

Terwijl dus de N. aanalyses van kathaemoglobine

-ocr page 34-

26

en oxyhaemoglobine vrij goed overeenstemmen, bleek
het gehalte aan ijzer daarentegen aanmerkelijk te
verschillen.

De onderstelling dat bij kathaemoglobine dus slechts
een andere rangschikking van de atomen in de mole-
cule had plaats gegrepen, kan niet juist zijn.

Ik heb getracht althans iets te weten te komen
omtrent den aard van het ijzerhoudende bestanddeel
dat aan de haemoglobine onttrokken wordt. Ofschoon
ik het onderzoek heb moeten opgeven zonder veel
verder gekomen te zijn, kan ik althans zooveel mede-
deelen dat het ijzer als een organische verbinding
vrij wordt.

Ik ging hierbij op de volgende wijze te werk.

Een gewogen hoeveelheid oxyhaemoglobine-kristal-
len werd in water opgelost.

Deze oplossing werd op de hierboven aangegeven
wijze behandeld met alkali en alkohol en tot 60« C.ver-
hit, de oplossing werd geneutraliseerd, maar steeds
werd de temperatuur op 60\'^ C. gehouden. Deze oplos-
sing bleef nu geheel zonder praecipitaat.

Na afkoeling en toevoeging van HjO sloeg de kathae-
moglobine neer.

Dit praecipitaat werd afgefiltreerd, hot filtraat, dat
een weinig gekleurd was, werd ingedampt.

De kathaemoglobine, die zich bij het indampen nu
nog uit het filtraat afscheidde, werd afgefiltreerd en
aan de eerst afgescheidene toegevoegd om voor de
bepaling van hot ijzer to dienen. Het filtraat werd
verder tot droog too verdampt en van dit residu word
eveneens een ijzerbopaling gedaan.

Wij waren uitgegaan van oen gewogen hoeveelheid
oxyhaemoglobine-kristallen cn konden ook do verkre-
gen hoeveelheid kathaemoglobine bepalen.

Het gehalte aan ijzer van oxyhaomoglobin en van

-ocr page 35-

27

kathaemoglobine was bekend. De hoeveelheid gevonden
ijzer in oxyhaemoglobine moest dus gelijk zijn aan de
som van het ijzer van kathaemoglobine en het ge-
vonden ijzer in het filtraat. \'

Wij kregen nu het volgende resultaat:

Uitgegaan van 6.1002 gr. oxyhaemoglobine
met 0.322o/o ijzer, geeft dus:
19.64 mgr. ijzer.
Verkregen werd 5.7558 gr. kathaemoglobine
met 0.264 ®/o ijzer, geeft dus:
15.19 mgr. ijzer.

Het aantal mgr. ijzer in het filtraat aanwezig be-
droeg 2,34 mgr.

Dus in \'t geheel werd 17,53 mgr. ijzer teruggevonden.

Dat 2.11 mgr. ijzer dus verloren gingen werd door
kleine niet te vermijden verliezen bij de bereiding
van kathaemoglobine voldoende verklaard.

Het filtraat was echter steeds licht gekleurd,
eerst bij hot indampen werd de kathaemoglobino
geheel uit do oplossing afgescheidon.

Om nu de kleurstof uit hot filtraat to verwijderen,
zonder verwarming, verzadigde ik de oplossing met
ammoniumsulfaat. Er ontstond dan geen praecipi-
taat of troebelheid ; alleen werd de kleurstof door den
alkohol mode naar bovon genomen. In den schei-
trechter werd dezo alkohol mot do kleurstof van het
kleurlooze gedeelto van het filtraat gescheiden. Do
in den alkohol aanwezige kleurstof bleek kathaemo-
globine to zijn, daar dezo stof oplostto in alkohol on
zout onder verwarming. Ook in hot gehalte aafi
ijzer stemde zij mot kathaomoglobine ovoreon. Do
bruine alkoholischo oplossing word oenigo dagen ach-
tereen tegen stroomond water gedialyseord, waar-
door zoowel de alkohol als het ammoniumsulfaat
verwijderd worden. De dientengevolge in den dialy-

-ocr page 36-

28

sator neergeslagen kathaemoglobine werd op een
filter verzameld, gedroogd en gewogen. Daarna werd
de stof verbrand en de hoeveelheid ijzer in de asch
bepaald.

0.067 gr. kathaemoglobine leverden :

0.1273 mgr. ijzer dus 0.19 %

Dat het gehalte aan ijzer hier niet nauwkeurig
.even groot gevonden werd als bij de boven vermelde
analyses van kathaemoglobine is niet verwonderlijk.
De hoeveelheid stof, hier voor de analyses beschik-
baar, was zoo gering, dat kleine fouten bij het onder-
zoek belangrijke verschillen in de uitkomst moesten
o\'pleveren.

De door het zoutzuur uit de kathaemoglobine, naast
de haematine en de globine vrijgemaakte stof bevond
zich in de geheel kleurlooze, heldere vloeistof, dio in
den scheitrechter van de bruine alkoholische oplos-
sing gescheiden was. Een anorganisch ijzerzout was
in deze vloeistof, ook nadat zij door indampen gecon-
centreerd was, op geenerlei wijze aan te toonen. Werd
echter de vloeistof tot droog toe ingedampt en het
residu gegloeid en met verdund zoutzuur uitgetrok-
ken dan gaf toevoeging van rhodaankalium een sterke
ijzerreactie.

Het gelukte niet deze stof verder te leeren kennen.
De vloeistof waarin zij zich bevond word, nadat eerst
het grootste deel van het ammoniumsulfaat door
praecipitatie met alkohol verwijderd was, met baryt-
water vermengd totdat er geen neerslag meer ont-
bond.

Het baryumsulfaat werd afgefiltreerd en de over-
tollige baryt met behulp van koolzuur verwijderd.
Daarna werd de vloeistof, eerst óp het waterbad;
daarna bij kamertemperatuur in den exsiccator inge-
dampt.

-ocr page 37-

29

Er scheidden zich kristallen af van aiumoniurachlo-
ride, terwijl de moederloog de organische ijzerverbin-
ding opgelost hield.

De hoeveelheid Avas echter zoo gering dat ik mij
lot een oppervlakkig onderzoek daarvan moest bepalen.

Zooveel bleek intusschen met zekerheid dat er geen
spoor was aan te toonen van een ijzerzout, terwijl
met de moederloog, nadat zij gedroogd en verbrand
was, toch éen zeer duidelijke reactie op ijzer ver-
kregen werd.

Deze ijzerhoudende stof is niet alleen zeer oplosbaar
in water, zoodat de pogingen om haar door concen-
tratie van* de oplossing tot afscheiding te brengen,
mislukten, maar zij wordt ook doorgelaten bij dialyse
door perkamentpapier.

Wanneer de oplossing door middel van ammonium-
sulfaat geheel van kathaemoglobine bevrijd en van
de bruine alkoholische oplossing gescheiden, een paar
dagen tegenover stroomend wator gedialyseerd waïj
dan kon in den inhoud van den dialysator, na tot
droog toe uitdampen on verbranden, geen spoor van
ijzer meer aangetoond worden.

-ocr page 38-

HOOFDSTUK IV.

Arnold vond dat zijn „neutrale haematine" veel
gemakkelijker uit methaemoglobine te verkrijgen was
dan uit oxyhaemoglobine. Werd een oplossmg van
methaemoglobine met een even groot volumen alkohol
vermengd, of eenige malen met chloroform geschud,
of ook met ether in aanraking gebracht, dan ging de
bruine kleur in een roode over; in de plaats van de
methaemoglobine, bevatte de vloeistof nu de in zout-
houdenden alkohol oplosbare, in water onoplosbare
kleurstof.

Deze kleurstof stemt niet alleen wat haar oplos-
baarheid en haar vermogen om lichtstralen op te
slorpen aangaat, overeen met de stof, die uit oxy-
haemoglobine door de werking van alkoholische kali-
loog ontstaat, maar ook met betrekking tot het ge-
halte aan ijzer. Ik overtuigde mij daarvan op do
volgende wijze:

Een oplossing van kristallen van oxyhaemoglobine
werd met amylnitriet behandeld en deze oplossing
eenige dagen gedialyseerd. Zoo was een geconcen-
treerde methaemoglobine-oplossing verkregen. Een
gedeelte dezer oplossing werd tot droog too verdampt,
verbrand en voor een ijzerbepaling gebruikt.

Uitgaande van :

1.0735 gr. methaemoglobine, werd gevonden 3.45
mgr. ijzer, dus: 0.321 »/o-

Een gehalte overeenkomend dus met dat van de

-ocr page 39-

31

door mij uit runderbloed bereide oxyhaemoglobine.

Het overige gedeelte van de methaemoglobine-op-
lossing werd met absoluten alkohol behandeld. De
kathaemoglobine praecipiteerde. Dit praecipitaat werd
afgeflltreerd en weder bij verwarming opgelost in
alkohol en NaCl. en nu werd de thans heldere vloei-
stof met water behandeld. De kathaemoglobino sloeg
dan weer neer.

In het filtraat, dat weer eenigszins gekleurd door-
liep, kon ook, na behandeling met ammoniumsulfiiat
en scheiding van de kleurstof als boven, organisch
gebonden ijzer aangetoond worden.

De ijzerbepaling van kathaemoglobine uit mothae-
moglobino gaf tot resultaat:

Uitgaande van:

0.545 kathaemoglobine werd gevonden: 1.45 mgr.
ijzer, dus 0.266

Een gehalte overeenkomend met dat van de kathae-
moglobine uit oxyhaemoglobine. De afbraak van dö
molecule dor bloedkleurstof wordt dus gemakkelijk
gemaakt door die verschuiving van atoomgroepen, die
bij den overgang van oxyhaemoglobine in methaemo-
globine plaats vindt. Dio afbraak begint met het
losraken van een ijzerhoudende atoomgroep, die waar-
schijnlijk niet van grooten omvang is. Eerst bij he-
viger ingrijpen gaat do vernieling verder, wordt do
kleurstof van het ijzer ge.scheiden en wordon kleur-
stof en globine, ieder voor zich, vorder ontleed.

Dat ijzerhoudende atoomgroepen gemakkelijk afsplin-
toren van de molecule der haemoglobine, is in over-
eenstemming mot do ervaringen van talrijke onderzoe-
kers omtrent de samonstelling der haematine. Zelfs
met betrekking tot de samenstelling dor gekristalli-
seerde haemine, loopon de uitkomsten der analyses
zoozeer uiteen, dat, terwijl vroegere onderzoekers tot

-ocr page 40-

32

het besluit kwamen, dat op 4 atomen stikstof een
molecule 1 atoom ijzer bevatte,
Cloëtta en Rosenfeld
1 atoom ijzer vonden op 3 atomen Stikstof. Al
naarmate de bereiding plaats vond, werd de haemine
in verhouding tot het gehalte aan stikstof armer of
rijker aan ijzer gevonden. De oorzaak van het ver-
schil kan, zooals
Cloëtta opmerkt, gelegen zijn in het
losraken van een ijzerhoudend bestanddeel of ook in
verontreiniging met een stof die rijk is aan stikstof.

Hij is geneigd, en Eosenfeld sluit zich daarbij aan,
het laatste aan te nemen, maar een beslissende
grond werd daarvoor niet gevonden.

Een eenigszins andere opvatting van de zaak, doet
V. Zeijnek aan de hand, die zich aldus uitdrukt:
„Aus den nicht unbeträchtlich von einander diffe-
rirenden Analysen-Ergebnissen mancher nach verschie-
denen Methoden dargestellten Hämatine, scheint her-
vorzugehen dass die Zerreissung des grossen Hämo-
globin Molecüls unter Abspaltung des eisenhaltigen
Farbcomplexes, nicht immer an der gleichen Stelle
, erfolgt." 8)

Misschien is de zoo gegeven voorstelling wat al te
eenvoudig, althans wanneer men het gezegde letterlijk
opvat en aanneemt dat een molecule haemoglobine in
slechts twee stukken uiteenvalt, waarbij dan do breuk
in het eene geval eenigszins anders plaats vindt als
in het andere. Door
Sclmlz is immers aangetoond,
dat bij de splitsing der bloedkleurstof niet alles in
den vorm van haematine en globine teruggevonden
wordt, dat er dus nog een of meer andere splitsings-
producten vrijkomen. Nu gebleken is hoe licht ijzer-
houdende splinters van de molecule der haemoglo-

>) Arcli. f. oxp. PaUi. und Pharm. Bd. XXXVI, S, 34Ü.
») Ibid. Bd. XL, 8. 137.

ZoitHchr. f. Physiol. Choni, Bd. XXX, S. 12C.

-ocr page 41-

33,

bine afvallen, hoe dit reeds geschiedt door de aanra-
king met alkohol of met chloroform, wanneer de
kleurstof slechts vooraf in den toestand van methae-
moglobine overgebracht is, zou het niet te verwon-
deren zijn, zoo zulk afsplinteren op groote schaal
plaats vond onder de werking van agentia, die een
geheele splitsing van de haemoglobine in kleurstof en
eiwit teweegbrengen.

ITet was te verwachten, dat de haematine, die door
splitsing van de, zelve reeds niet rijk aan ijzer zijnde
kathaemoglobine verkregen kon worden, minder ijzer
zou bevatten dan gewoonlijk in haematine gevonden
wordt. Dit vermoeden werd bevestigd, maar boven-
dien bleek, dat ook de uit oxyhaemoglobine door be-
handeling met 0.1 o/o HCl., alkohol en ether verkregen
haematine arm was aan ijzer.

Bij de analyse van de, naar de methode van Schulz
in ether opgelost vorkregen haematine, werden de
volgende uitkomsten gevonden:

Uitgaande van :

I. 1(5,5 mgr. haematine uit oxyhaemoglobino

werd gevonden 0.7 mgr. ijzer, dus:

4,20/c.

II. 109 mgr. haematine uit oxyhaemoglobine werd

gevonden 4,7 mgr. ijzer, dus:

4.30/0.

Uitgaahde van:

I. 53,5 mgr. haematine uit kathaemoglobine,

werd gevonden 1,77 mgr. ijzer dus:

8,8\'Vo.

II. 4(5,5 mgr. haematine uit kathaemoglobine,

werd gevonden 1,71 mgr. ijzer, dus:

3

-ocr page 42-

34

Er is dus wel eenig verschil in zoover, dat de hae-
matine uit kathaemoglobine nog armer is aan ijzer
dan de uit oxyhaemoglobine verkregene, maar ook
deze laatste bevat slechts ongeveer half zooveel ijzer
als gewoonlijk, bij verschillende methoden van berei-
ding, gevonden wordt.
Nencki en Sieher i) vonden het
ijzergehalte van haematine uit lunderbloed 9,35
"/o,
terwijl Cloëtta en Rosenfeld telkens in verschillende
praeparaten meer dan 9,5\'\'/o ijzer vonden, en
Kitster s)
in haemine bereid naar de methode van
Nencki en
Sieher gemiddeld, 8,65"/ü, in haemine bereid naar de
methode van
Schalfejew 9,22o/o vond. De onderzoekin-
gen van den laatsten tijd openen het vooruitzicht,
dat weldra inzicht verkregen zal worden in den bouw
van de molecule der haematine. Dan zal wellicht
beter dan nu zijn na te gaan door welke aanhangsels
de samenstelling der haematine, bij de verschillende
bereidingswijzen verkregen, gewijzigd wordt.

Dat de kleur niet in de eerste plaats van do aan-
wezigheid van ijzerhoudende atoomgroepen afhankelijk
is, blijkt al daaruit, dat de stof een kleurstof blijft
wanneer zij al het ijzer verloren heeft en in haema-
toporphyrine veranderd is. Maar ook de karakteristieke
absorptiestrepen van de haematine zijn niet van een
bepaalde hoeveelheid iizerin de molecule afhankelijk.
Want de na de splitsing door zoutzuur in ether opgeloste
haematine, zoowel die uit kathaemoglobine als die welke
uit oxyhaemoglobine afkomstig is,,geeft de^ bekende
absorptiestrepen juist op dezelfde wijze als zure haema-
tine langs anderen weg bereid on vool rijker aan ijzer.

») Arcli. f. oxpor. Path. u. Plmnn. Hd. XVIH. S 401.

») Zeltsclir. f Physiol. Cliom. Bei. XXVHI. S. 1.

3) W. KüHtor, Zoltsdir. f. l\'liysiol. Choin. IW. XXVHI, S. l,Bd. XXIX.
S. 185.

Noncki und ZaloHkl, Ibid. Bd. XXX, S. 384, Bor. Ü. Clioin. Ous.
Jalirg. XXXIV, S. 097.

-ocr page 43-

35

Dat in het algömeen aan het vermogen om bepaalde
lichtstralen te absorbeeren geen overwegende waarde
mag worden toegekend bij de beoordeeling van den
aard van kleurstoffen, blijkt ook bij het onderzoek der
kathaemoglobine, die in alkalische oplossing de absorp-
tie-streep van haematine geeft en na toevoeging van
Stokes\'vloeistof de beide strepen van haemochromogeen
vertoont, ofschoon toch de stof, gelijk boven is aan-
getoond, veel nader slaat bij haemoglobine dan bij
haematine.

Met betrekking tot de haematine leveren niet alleen
de uitkomsten der elementair—analyse het bewijs dat
het spektroskopisch onderzoek niet voldoende is om
de stof te karakteriseeren, maar hetzelfde blijkt ook
hieruit, dat niet alle haematine geschikt is voor de
bereiding van haemine.

Wanneer haemine naar Schalfejeio\'s methode bereid
luet ammonia ontleed werd, dan konden uit de zöo
vorkregen haematine, met behulp van ijsazijn eu eon
weinig keukenzout volkomen karakteristieke kristallen
van
Tcidimann vei krogen wordon ; maar uit de hae-
matine naar de niethodo van
Sdmlz uit oxyhaemoglo-
bine of uit kathaenioglobino bereid, heb ik noch met
ijsazijn, noch met aceton en zoutzuur de vorming van
haominekristallen kunnen bewerkstelligen.

Ik meen uit mijn onderzoek het volgende te mogen
allpiden.

De stof door Arnold beschreven onder den naam van
„neutrale haematine" is een proteïde, in samenstel-
ling nog slechts weinig van haemoglobine verschillend.

Zij onderscheidt zich van do haomoglobino vooral
door oen geringer gehalte aan yzer.

-ocr page 44-

36

Het ijzer, dat bij het ontstaan dezer kathaemoglo-
bine van de bloedkleurstof losgemaakt wordt, bevindt
zich in een in water oplosbare organische verbinding,
die bij dialyse door perkamentpapier niet tegengehou-
den wordt.

Onder den naam van haematine moet een groep
van stoffen worden verstaan, die wel een kern met
elkaar gemeen hebben, maar overigens, bepaaldelijk
wat het gehalte aan ijzer aangaat, onderling belang-
rijke verschillen vertoonen.

-ocr page 45-

STELLINGEN.

I

De molecule van haemoglobine bevat meer clan 1
atoom ijzer.

II.

De albumosen uit verschillend eiwit ontstaan, wor-
den door een ferment in \'t spijsverteringskanaal weer
opgebouwd tot éénzelfde soort van eiwit (plasteïne)
geschikt voor resorptie.

IIL

Bij electrische prikkeling van den nervus opticus
is het alleen de richting van de stroom, die bopaalt
of er een lichtverschijnsel wordt waargenomen.

IV.

In do papillaecircumvallatae van den mensch komen
regelmatig gangliCncellen voor.

• V.

Er bestaat een onderling vorband tusschen laryngo-
spasmus, tetanie, eclampsie en epilepsie.

-ocr page 46-

vr.

De behandeling van coma diabeticum met groote
giften NaHCOg is zeer aan te bevelen.

VIL

De bacillus pertussis Eppendorf is waarschijnlijk de
oorzaak van tussis convulsiva.

VIII.

De behandeling van epilepsie met broomzouten
ouder beperking van de opneming van chloride n. ver-
dient de aandacht.

IX.

In het eerste stadium van de gonorrhoea acuta zijn
zoowel de eenvoudige adstringentia als de antiseptische
adstringentia gecontraindiceerd; de eenvoudige auci-
septica geïndiceerd.

X.

De behandeling der breuken door alkohol-injecties
verdient afkeuiing.

XL

Bij het willekeurig openen.der ooglidspleet gaat de
bulbus naar voren en beneden door contractie van
den musc. levator palpebrae sup.; bij het sluiten wijkt
het oog terug (zoowel door ophelling van de contractie

-ocr page 47-

O

van den muse, levator als door contractie van den
muse, orbicularis.

XII.

De urine vau iedere gravida behoort geregeld onder-
zocht te worden.

XIII

De behandeling van vaginaal- en cervicaal-katarrhen
met irrigaties van een suikeroplossing met giöt is
aan te bevelen.

XIV.

Het verschijnsel van agglutinatie wordt teweeg-
gebracht door een verbinding van een agglutineerbaie
en een agglutineerende stof en zout.

XV.

By schilderwerk behoort verf gebruikt to worden,
die physische en chemische eigenschappen heeft, waar-
door de bactoriön or niet op kunnen blijven leven.

XVI.

Het zoude wenschelijk zijn, dat elko gemeente wett(!-
lijk verplicht was een goede barak voor infectieziekten
steeds in gereedheid te houden.

-ocr page 48-

Verklaring der plaat.

IL Oxyhaemoglobine.

III. Zure haematine in ether.

IV. Alkalische haematine.
V. Haemochromogeen.

VL Kathaemoglobine.

(Neutrale haeinatine van Arnold).

-ocr page 49-

Tiifl.

..-f « di \'{!
80 \\ 73 \\ 70 \\ 16J

Vtrlaj V. WlUiflni Entjflmaim in leipzig.

-ocr page 50-

T- V^v:. VC.; v ..

-M-

m-

«\'Kl

■ \'M\'
f, <f

îî " ■ r» \'

-ocr page 51-

mmm

•r*\'

-ocr page 52-
-ocr page 53-
-ocr page 54-

•r>f

iJ» >. -J