-ocr page 1-

I

-"f I ■

DE UlTKEERING Ji^
VAN ARBEIDSLOON.

H. J. H. VAN BOETZELAER.

-ocr page 2- -ocr page 3-

\'\'-il

s .

. r

\'v ; .

c

( t : ■

-ocr page 4-

1 . 1 i ■ I ^ ■ . . ■

s

f\'-.c\'
- . \\ "

V\'

-ocr page 5-

DE UITKEFJUNG VAN ARBBIDSLOON.

-ocr page 6-

»r . ; • \' ^ -A- -t\'..

K\'\'

m

: j .

«s. -r?.

Bk.ft\'iki^

-ocr page 7-

Eie

SL

PROEFSCHRIFT TER VERKRIJGING VAN DEN GRAAD
VAN DOCTOR IN DE RECHTSWETENSCHAP AAN DE
RIJKS-UNIVERSITEIT TE UTRECHT, NA MACHTIGING
VAN DEN RECTOR MAGNIFICUS D
r. W. L. P. A. MOLEN-
GRAAFF, HOOGLEER A AR IN DE FACULTEIT DER
RECHTSGELEERDHEID, VOLGENS BESLUIT VAN DEN
SENAAT DER UNIVERSITEIT TEGEN DE BEDENKINGEN
VAN DE FACULTEIT DER RECHTSGELEERDHEID TE
VERDEDIGEN OP DINSDAG
25 NOVEMBER 1902, DES NA-
MIDDAGS TE 4 UUR, DOOR HENDRIK JOHAN HERMAN
VAN BOETZELAER, GEBOREN TE DE BILT.

V. DEN BOER,
senatus veteranorum tyi\'ogral\'hus kt liurorum editor.

utrecht — 1903.

-ocr page 8-

m.-

v:.

M:

s\'. !

î-V--"\'
fe\'- ;

Ai--.

-ocr page 9-

Aan mijne Ouders.

-ocr page 10-

fi"-\'"" -\' ■

.

-ocr page 11-

In innigen dank nan
mijn Hooggeacliten Promotor

Dr. W. L. P. A. MOLENGRAAFF,

Hoogiceraar te Utrecht.

-ocr page 12- -ocr page 13-

INHOUD.

INLEIDING.

itiï.

Behoefte aan wettelijke regeling van het arbeidscontract. . . i—3

Redenen daarvoor.....................3—7

Hoe de gelijkheid te herstellen..............................8

Vakvereenigingen, hare voordeelen.............8—10

Regeling van het arbeidscontract............................lo

Taak der overheid in deze................10—12

Wat omvat deze regeling?............." ■ . 12—14

Groep arbeiders hier te behandelen zijn dc fabrieksarbeiders.

Waarom?......................14—18

Verdere omlijning van het tc bespreken onderwerp. Alleen

betaling van tijdloon...............18—22

Gehouden cnquOte bij dc Kamers van Arbeid lot het ver-
zamelen van gegevens................
22—23

EERSTE HOOFDSTUK.

Wijze van betaling.

Waarin kan bet loon bestaan?...............35—27

Loon niet in geld. Bezwaren...............27—32

Loon wel in geld. Misbruiken. Betaling in vreemde munt . 32—33

Gedwongen winkelnering......._...........33—35

Betaling in bons............................................35 37

Enquêtes gehouden tot het opsporen van misbruiken .... 37—4\'

Wettelijke regeling..........................

Moeiclijkheden, waarmede daarbij is te kampen geweest. . . 42—45

Middelen, ter handhaving der bepalingen. De civiele sanctie 45—46

-ocr page 14-

X INHOUD.

Bk.

De strafrechtelijke sanctie.................46—47

Onmisbaarheid van de laatste. Bezwaren. Hoe moet zij aan

haar doel beantwoorden?..............47—49

Overzicht der buitenlandsche wetgevingen..........49—5°

Ontwerp-Domela Nieuwenhuis...............50—52

Nader gewijzigd ontwerp van Truck............52—55

Ontwerp-Drucker.....................55—62

Regeeringsontwerp 1901 . . . ................62—64

Verbod van gedwongen winkelnering in beide laatstgenoemde

ontwerpen.....................64—67

Kritiek op Regeeringsontwerp 1901.............67—68

Toestand ten onzent wat betreft wijze van betaling.....68—69

TWEEDE HOOFDSTUK.

Plaats en Tijd van Betaling.

Belang van de plaats van betaling.............7°—7\'

Gevaren aan betaling in winkels en kroegen verbonden . . . 71—73
Verbod van betaling op plaatsen, waar de arbeider in dc vrije

beschikking over het loon wordt bedreigd......73—74

Tweeërlei systeem door buitenlandsche wetgevers gevolgd.

Overzicht.....................74—76

Art. 6 nader gewijzigd ontwerp van Truck.........76—77

Art. 1638.4. Regeeringsontwerp 1901............77—78

Plaatsen van betaling ten onzent..............78—79

Belang van peribdieke uitkeering des loons.........79—80

Korte of lange termijnen van betaling? Voordeden en nadcc-

len van beide....................80—83

Korte termijnen verre verkieselijk voor den gewonen arbeider 83—84

Overzicht der buitenlandsche wetgevingen...............84—86

Nader gewijzigd ontwerp van Truck............86—88

Ontwerp-Drucker. Kritiek op artikel 27..........—95

Regeeringsontwerp 1901....... ...........95—96

Betalingstermijnen ten onzent....... .........96-97

Dag van Betaling.....................97—99

-ocr page 15-

INHOUD. XI

Hlz.

DERDE HOOFDSTUK.
Kortingen op het arbeidsloon.
Redenen, waarom de kortingen op het loon wettelijk te regelen loo—102
Geoorloofde kortingen.................. 102

a. die, wegens leveringen van levensbehoeften (Economats,

voor- en nadeelen, coöperatieve verbruiksvereenigingen) 102—J 07

b. die, wegens verstrekken van woning. (Wenschelijkheid

van goede arbeiderswoningen,-recht van bestaan van

deze kortingen, coöperatieve bouwvereenigingen) . . 107—113

c. die, wegens voorschotten in geld. (Onontbeerlijkheid van

crediet voor den arbeider, gevaren verbonden aan het
feit: patroon schuldeischer, [coöperatieve credietver-
eenigingen....................113—n6

d. die, wegens premies van verzekerings-, zieke- en pen-

sioenfondsen. (Eenige rereischten aan deze fondsen tc

stellen)......................116—118

«. die, tot vergoeding van schade. (Vaststelling der schade-
vergoeding).................... 118—
120

/>. Boeten. (Boeten een noodsakelijk kwaad, vercischten aan
boeten te stellen: opgelegd volgens reglement, niet
strekken ten bate van hem, die ze oplegt, maximum

ervan moet v.aststaan, publiciteit)..........120—126

y. Staangeld. (Voordeelen aan staangeld verbonden, ver-
cischten door den wetgever er aan tc stellen) ....
126—128
Dc kortingen moeten een deel des loons ter beschikking des

arbeiders laten..................129—131

Overzicht der buitenlandsche wetgevingen.........131—132

Nader gewijzigd Truck-ontwerp..............132—133

Art. 28 ontwerp-Drucker.................133—136

Art 1638/. Regeeringsontwerp 1901............136—137

Regeling van het staangeld volgens ontwcrp-Drukker cn

Regeeringsontwerp 1901..............\'37—\'39

-ocr page 16-

XII INHOUD.

Blz.

VIERDE HOOFDSTUK.

Beslag op en overdracht van het arbeidsloon.

Standpunt van onzen wetgever ten aanzien van het vermo

gensdeel, dat buiten beslag moet blijven.....

Moet het loon geheel of gedeeltelijk aan het beslag onttrok
ken worden? Geheele onvatbaarheid voor beslag nie

in het belang des arbeiders..........

Welk deel moet buiten beslag blijven? Standpunt van ve

schillende wetgevers..............

Beslag op het volle loon alleen toe te laten, als het ve

plichting tot onderhoud geldt..........

Procedure van beslaglegging op loonen........

Plaats, waar deze procedure behoort geregeld te worden

Overzicht der buitenlandsche wetgevingen.........

Art. 30 al. 1 Ontwerp-Drucker...........

Art. 1638^. al. I Regeeringsontwerp 1901.........

Redenen, om naast het beslag de overdracht des loons te

beperken .....................

Verbod van overdracht aan bepaalde personen of beperking
tot een zeker deel des loons? Standpunt der buiten-
landsche wetgevingen..............

Art, 21 al. 2 en 3 der wet van 7 Mei 1856 Stbl. n". 32

(Tuchtwet) ....................

Art. 30 al. 2 en 3 ontwcrp-Druckcr.........

Art. i638_^. al. 2 en 3 Regeeringsontwerp 1901......

140—141

141—144
144—147

147—150
150—150
152

\'52—153
\'53—155

155—156

156-159

159—161

161—162

162—163
■ 63

VIJFDE HOOFDSTUK.
Besluit.

Maatregelen door den wetgever tc nemen ter wettelijke rege-
ling der loonbetaling................164—169

-ocr page 17-

INLEIDING.

In de laatste vijftig jaren zijn er allerwege roepstemmen
opgegaan, om eene wettelijke regeling der arbeidsovereen-
komst te erlangen. Is er in vele landen aan deze roepstem-
men gehoor gegeven, ons land behoort thans nog tot de
weinige, waar dit hoogst belangrijke contract nog niet bij
een wet is geregeld.

Wel zijn er dienaangaande ernstige pogingen in het
werk gesteld, wel wijzen verschillende feiten er op, dat
een wet tot regeling der arbeidsovereenkomst eerlang te
verwachten is, doch ik heb het niet onwenscbelijk geacht,
terwijl wij nog in deze periode van voorbereiding verkee-
ren, eene geringe bijdrage te leveren tot de kennis van
wat op dit gewichtig terrein de taak der overheid is.

Het onderwerp in dit proefschrift te behandelen vormt
een onderdeel van het zeer uitgebreide arbeidscontract.

Het feit, waaraan het is toe te schrijven, dat de laatste
jaren dc aandacht van zoovele wetgevers op dit contract
werd gevestigd, is wel in de eerste plaats de ontzaglijke
vlucht door de groot-industrie in den loop der negen-
tiende eeuw genomen.

Tal van omstandigheden hebben medegewerkt, om de
industrie geheel van karakter te doen veranderen en daar-

-ocr page 18-

mede ook de verhoudingen van patroons en arbeiders ten
eenenmale te wijzigen. Wij behoeven slechts aan de groote
uitvindingen der vorige eeuw te denken, de stoom,
de electriciteit, aan het verrijzen van reusachtige werk-
plaatsen met honderden arbeiders, waar vroeger huis-
industrie regel was, aan het feit dat thans evenveel dui-
zenden, ja tienduizenden als vroeger honderden in de
industrie hun bestaan vinden.

Het kan ons ook niet bevreemden, dat waar zulke
machtige factoren in het spel zijn geweest, in den ge-
heelen maatschappelijken toestand een omkeer is te weeg
gebracht.

Het land waar de ontwikkeling der industrie het snelst
is geweest, doch waar zich ook de schaduwzijde van deze
verandering in de toestanden het sterkst heeft doen gevoelen
is wel Engeland.

Doch wij moeten ook aan Engeland de eereplaats
toekennen in de rij der landen, waar de wetgever het
eerst heeft getracht de misbruiken, in de arbeidsovereen-
komst ingeslopen, uit den weg te ruimen. Straks zullen
wij nader op de genomen maatregelen de aandacht vestigen,
thans zij genoeg er op te wijzen, dat de Engelsche wet-
gever er steeds op uit is geweest de heerschende behoeften
te leeren kennen en waar dit hem mogelijk was aan deze
te gemoet te komen. Vandaar ook de talrijke wetten tot
regeling der arbeidsovereenkomst.

Het blijkt uit het volgende voorval uit onze volksver-
tegenwoordiging, dat ook ons land aan dezelfde behoef-
ten, die men in Engeland kende, reeds sinds lang niet
meer vreemd is.

-ocr page 19-

In 1875 werd in onze Tweede Kamer reeds als eind-
paal der overheidsbemoeiing heengewezen naar een Wet-
boek van den Arbeid. Ofschoon het voorstel uitging van
niemand minder dan van den tegenwoordigen Premier,
Dr. A.
Kuvper, werd het met zeer weinig instemming
begroet. De Regeering stak er den draak mede en haar
kwam die regeling van het arbeidscontract hoogst zon-
derling voor. Zelfs durfde de pers den afgevaardigde de
vraag stellen, of hij wel in staat zou zijn, één enkel artikel
voor zulk een wetboek in concept te leveren.

Deze zonderlinge houding der Regeering wekt nog meer
bevreemding, als men weet, dat in datzelfde jaar 1875
door het Engelsche Parlement conceptwetten waren aan-
genomen, in dat land al niet nieuw meer, doch slechts
een wijziging der wetgeving van 1831.

Ook bestond er reeds een uitstekend geschrift van JameS
Edward Davis, getiteld: „The labour laws", dat zoowel
bij onze Regcering als bij het meerendeel onzer landge-
nooten ten eenenmale onbekend scheen.

Dat sommige vooruitzienden in den lande, om genoemde
betere verhouding van partijen tot stand te brengen, ook
wat betreft de arbeidsovereenkomst vaste regelen van
doen en laten wenscbten te bezitten en biervoor heil van
overheidsinmenging verwachtten, doet ons deze niet meer
recente episode van bet Binnenhof zien.

Langzamerhand beeft deze meening meer en meer veld
gewonnen en zijn meer oogen opengegaan voor de nood-
zakelijke veranderingen in de arbeidsovereenkomst aan
tc brengen.

Geen wonder ook, dat velen inzagen, dat, waar twee

-ocr page 20-

zoo ongelijke partijen als patroon en arbeider contracteeren,
de laatste aan het kortste eind moet trekken.

Welke toch is de verhouding tusschen beiden? Men
heelt hier vaak eenvoudig die van kooper tot verkooper
willen zien. De arbeider biedt zijn werkkracht aan voor
een onderling overeen te komen som. Arbeid wordt zooals
iedere koopwaar op de markt gebracht tegen het loon
als koopprijs. Kan hij het met den eenen kooper niet
eens worden, wat belet hem zich tot een ander te wenden,
bij wien hij voordeeliger voorwaarden kan bedingen?

Tegen deze bewering willen wij kortelijk onze bezwaren
ontwikkelen.

In den regel is de arbeider arm, zijn arbeid is alles
wat hij bezit, wordt deze niet van hem gekocht, dan is
het hem onmogelijk te leven, tenzij hij met zijn gezin aan
de openbare liefdadigheid wil vervallen.

Dan is de mogelijkheid, om elders zijn waar voordee-
liger van de hand te doen, veelal illusoir. Meestal zullen
zijne middelen hem niet toelaten zich ver te verplaatsen.
Slechts aan enkelen is dit gegeven.

Eindelijk: arbeid kan niet opgelegd worden. De arbeid
van heden kan alleen heden verkocht worden, want mor-
gen is hij er niet meer.

Hieruit volgt: de arbeider is genoodzaakt te verkoopen,
is niet vrij in de plaats en nog minder in den tijd waarop
hij dit doet.

Uit zijn aard is dus de arbeid aan iedere koopwaar
ongelijk; maar het verschil blijkt uit het volgende nog
duidelijker.

Wat verkoopt de werkman Zijn arbeidskracht. Goed,

-ocr page 21-

5

maar wordt hij daardoor eene machine, die ergens wordt
geplaatst om een of ander werk te verrichten? Neen, hij
blijft mensch en behoudt als zoodanig zijne aanspraken.
Voortdurend komt hij met den patroon in contact en
zoodoende is de verhouding eene geheel andere dan die
van kooper tot verkooper, die eenvoudig hun contract
sluiten en daarmede uit.

Het zal in den regel op den arbeid van grooten invloed
zijn hoe beide partijen tegenover elkaar staan. Is de
arbeider den patroon welgezind, dan zal hij diens belangen
op gansch andere wijze behartigen, dan wanneer deze hem
onverschillig of antipathiek is. Steeds leert de praktijk, dat
de beste patroons de nauwgezetste arbeiders hebben, die
het deugdelijkste werk leveren.

Nog minder dan arbeid koopwaar is tc noemen kan
men dus de arbeidsovereenkomst een koopcontract heeten,
immers de aard der praestatie van dit contract is ver-
schillend naar gelang der contracteercnden.

Uit dit verschil tusschen arbeid cn koopwaar nu volgt,
dat de verplichtingen van den p.itroon nog eenigszins
verder gaan, dan eenvoudig uitbetalen van het bedongen
loon, die des arbeiders dan te doen wat hem wordt opgelegd
en zoodoende ten bctaaldage het loon in den zak steken.

De verhouding van patroon en werkman mag niet zijn
eene wcderzijdsche exploitatie, ten einde zoo aan den
eenen als aan den anderen kant zooveel mogelijk geld
tc verdienen.

Beiden staan in een organisch verband; beiden zijn
afhankelijk van ccn boven hen staande eenheid: den
arbeid.

-ocr page 22-

De arbeid is een tak van het volksleven, een der levens-
uitingen van het staatsorganisme, die recht van bestaan
heeft boven hare organen: patroon en arbeider, zoo de
een als de ander zal zich in zijne wenschen moeten be-
perken, om tot den bloei van die eenheid bij te dragen.

Aan dezen idealen toestand beantwoordt de werkelijk-
heid helaas weinig. Laten wij nagaan hoe de arbeids-
overeenkomst tot stand komt.

De arbeider vraagt om werk. Men geeft het hem. Is
hij met de voorwaarden niet tevreden, men verwijst hem
naar elders. De patroon zal slechts zelden om arbeids-
krachten verlegen zijn, tegenover den arbeider, die de
voorwaarden weigert, -staan er mogelijk honderd, die ze
gereedelijk aanvaarden. In de kleine industrie kan er
van gelijkheid nog sprake zijn; daar werkt de patroon
met weinig kapitaal en enkele arbeiders. Maar hoe in
de groote, waar hij over onmetelijke sommen en eenige
honderden arbeiders beschikt? De arbeider heeft tegenover
zich den machtigen patroon, vaak moet hij bij den
dag leven: hij zal derhalve te kiezen hebben tusschen het
aannemen van de hem gestelde voorwaarden of gebrek
lijden. •

Elk van beiden zoekt slechts zooveel mogelijk zijn
eigen voordeel.

Zou men uit het hierboven gezegde afleiden, dat alle
patroons hardvochtige schrapers, onmcnscbcn waren, wien
het lot hunner arbeiders totaal koud liet, dit gaarne beamen
zoude ik niet, vele feiten doen ons het tegendeel zien. Er
is vooral in den laatsten tijd een streven waar te nemen
om het bestaan der arbeiders zooveel doenlijk te ver«-

-ocr page 23-

beteren en vele patroons wezen hierbij den weg. Zoolang
evenwel de wet de handen volkomen vrijlaat, moeten de
goeden vaak het voorbeeld der kwaden volgen, willen zij
in de concurrentie niet ondergaan. Hoe gaarne zij anders
zouden willen, de omstandigheden noopen hen er toe, even
hardvochtig te zijn als hunne collega\'s.

Nu zal men mij tegenwerpen: De patroon heeft den
arbeider evenzeer noodig als omgekeerd. De arbeider ver-
breekt soms de overeenkomst op een voor den patroon
hoogst ongelegen tijdstip, zoodat hij zijne verplichtingen
niet kan nakomen. Zoodoende wordt hij er de dupe van
en heeft bij slot van rekening op de hem dupeerenden
niet het minste verhaal.

Deze tegenwerping zou te billijken zijn, indien de patroon
met het gansche arbeiderscorps en bloc contracteerde op
welken weg men in Amerika reeds een heel eind gevor-
derd is. Toch hebben daar nog niettegenstaande de krach-
tige organisatie der arbeiders de vereeuiging van patroons
boven de arbeiders-syndicaten de overhand behouden. Ook
in Duitschlaud bestaan sedert de laatste jaren de zooge-
naamde „Tarifgemeinschaften"

Tot herstel van gelijkheid van partijen bestaan slechts
twee middelen:

1) Den istcn Juli 1896 werd iu dat l.ind ccn overeenkomst gesloten
tusschen ccn aant.il uitgeversfirma\'s cn a6.ooo bockdnikkcrs, verdeeld over
960 plaatsen. Het doel der overeenkomst wns dnt .nllc nangcslotcncii voor
ccn vast loon zouden arbeiden, gelijk voor geheel Duitschlaud, dc duur
van het contract was vijf jaren. In Januari 1899 wns het aniitnl firmn\'.s
gestegen tot 2686.

In Oostenrijk kwnm zoodnnigc overeenkomst in Jnn. 1896 tot stand.

Sociale Praxis 23 Juli 1896 cn ao Oct. 1898.

-ocr page 24-

1°. algeheele aaneensluiting der arbeiders,

2°. wettelijke regeling van het contract.

Over het eerste in den breede uit te weiden ligt buiten
ons bestek. Toch meenen wij het niet geheel stilzwijgend
te mogen voorbijgaan.

In alle landen waar het recht van vereeniging en ver-
gadering erkend is, bestaat tegen de organisatie der arbei-
ders en de oprichting van vakvereenigingen geen wettelijk
beletsel Van de zijde der patroons wordt dit echter
krachtig tegengewerkt.

Wij willen slechts de woorden aanhalen nog niet lang
geleden door een Fransch groot-industrieel gesproken :
„Les syndicats sont l\'usage d\'une liberté et non l\'exercice
d\'un privilège; on ne peut tolérer qu\'ils empiètent sur la
liberté individuelle et suppriment le contrat de travail."

Dit nu is nog veelal de gevestigde meening.

De syndicaten mogen slechts intern bestaan, de arbei-
ders kunnen daar hunne onderlinge belangen bespreken
en lang redetwisten over mogelijke verbeteringen in hun
toestand, zoodra zij evenwel extern willen optreden, wordt
hun alle recht van spreken ontzegd. De patroons willen
slechts met den individueelen arbeider te doen hebben.
Zoolang deze mcening stand houdt, behoeft niet aange-
toond, hoeveel van hun heilzame werking voor den arbei-
der te loor gaat. Het moge vermetel schijnen dit te be-
weren, het is de opinie der meest gematigde publicisten.
Het in dc plaats treden der grootindustrie voor de kleine,

i) In ons land is ccn der best georganiseerde vakvereenigingen dc
Diamantwcrkcrsbond tc Amsterdam, In Engeland bestaan deze lichamen
onder den naam van Tradc-Unions, in Frankrijk onder dien van SyndicatsT

t

-ocr page 25-

zooals die vroeger bestond, wettigt reeds het bestaan der
vakvereenigingen.

Zelts die patroons, die van de beste bedoelingen bezield
zijn, weigeren halsstarrig, het contracteeren met den enkelen
arbeider op te geven, en werken zoodoende in de band, dat
de vakvereenigingen ten prooi vallen aan begeerige revo-
lutionaire agitators, kweekplaatsen worden van socialisme.

Moeielijk zal de weg zijn dien genoemde vereenigingen
te gaan zullen hebben, alvorens zij het doel, dat wordt
nagejaagd, bereiken zullen, groot cn zwaar is de strijd,
dien zij te doorworstelen zullen hebben, doch dat zij op
een eindelijken zegepraal mogen hopen, moeten wij aan-
nemen. Zoolang zij evenwel nog in deze periode van
wording verkeeren, mag de overheid niet nalaten tc doen,
wat binnen haar bereik ligt om de ontwikkeling ervan
tc bevorderen, want groot zijn inderdaad dc voordeden,
die zij bieden.

Opheffing der heerschendc ongelijkheid van contractce-
rcnden valt zeker in de eerste plaats te noemen, doch
daarnaast billijken nog tal van andere argumenten
haar bestaan. Steeds staat den patroon ccn permanent
lichaam ten dienste, waarmede hij in gewichtige aange-
legenheden kan beraadslagen: het bestuur der vakver-
ceniging. Voor zooverre dit arbeiders zijn, die bet volle
vertrouwen hunner kameraads genieten, zullen zij steeds
in staat zijn namens deze tc handelen. Zij zullen op de
hoogte zijn van den in dc fabriek heerschendcn geest,
zullen dc gerezen grieven kennen, en zoo wordt ccnc
voeling mogelijk gemaakt tusschen patroon en arbeiders,
die veel ontevredenheid met hare uitingen kan voorkomen.

-ocr page 26-

10

Bij noodwendige loonsverlaging zal zoo\'n maatregel lang
niet dien verbitterenden invloed op de arbeiders hebben,
wanneer de patroon aan het bestuur der vakvereeniging
de redenen heeft uiteengezet, die hem tot deze handel-
wijze noodzaakten en die deze redenen gegrond heeft
bevonden. Zoodoende kunnen door gemelde corporaties
de voornaamste oorzaken van werkstakingen met den
daaraan verbonden nasleep van ellenden worden verhoed.

Heeft, ofschoon wel langzaam en zeker vooruitgaande,
de organisatie der arbeiders nog een langen weg te
doorloopen, alvorens de verlangde resultaten bereikt zijn,
nog langer misschien zal het duren, voordat de patroons
hun hartgrondigen afkeer van de vakvereenigingen zijn
te boven gekomen.

Om aan dezen diep gewortelden afkeer der patroons
te gemoet te komen, is meermalen een palliatief aan de
hand gedaan. Zoo is o. a. voorgesteld alleen die over-
eenkomsten van waarde te doen zijn, die bij geschrifte,
door partijen onderteekend, zouden zijn aangegaan.

Hoewel een zeer ontoereikende maatregel, zou het toch
eenigermate de arbeiders beschermen, terwijl de partijen
verder in* het contract vrijgelaten werden, en de bij dc
patroons zoo gehate overheidsbemoeiing voor het overige
achterwege bleef.

Wat is echter de taak der overheid.\' Mag zij lijdelijk
toezien en de handen in den schoot leggen of moet zij
door haar „Gemaszregel" zoo arbeiders als patroons aan
handen en voeten binden ? Men gevoelt, dat noch de eene,
noch de andere wijze van handelen strookt met eene
gezonde sociale politiek.

-ocr page 27-

11

Door de eerste gedragslijn te volgen zal de overheid
niet van plichtverzuim zijn vrij te pleiten, als zij zulke
hooge belangen verwaarloost. Mij dunkt zulk een ziens-
wijze kan bij verstokte doctrinairs slechts nog ingang
vinden, die er zich afmaken met een:

„Vivent les principes, périssent les colonies".

Te veel den anderen kant uitgedreven staat zij er aan
bloot zich een ongewenschte voogdij over de arbeiders
aan te matigen, die de gemakzuchtigen in hun toestand
van narcose zal doen voortdommelen. Nu „Vader Staat"
eenmaal de zorg voor hen heeft op zijne schouders gela-
den, wenschen zij niets liever, dan dat hij zich met alles
bemoeit. Voor de meer zelfstandigen, die de hatelijkheid
van het staatsgareel inzien, zal die ongewenschte hulp
van den alverzorger meer schade dan winste afwerpen,
moreel althans. Om nu niet eens te spreken van het on-
dragelijk juk, waarin dc patroons worden bekneld. Wij
willen dc vraag laten rusten, in hoeverre de overheid door
700 ver hare bemoeiingen uit tc strekken den Staat in het
vaarwater der socialisten stuurt en gevaar loopt, onder dc leus
van vrijheid, hare onderdanen geheel aan banden te leggen.

Den arbeid tot grooteren bloei te brengen moet onzer
inziens het doel der staatsinmenging zijn.

Niet een stijfhoofdige bescherming van patroons, opdat
zij de concurrentie het hoofd blijven bieden, niet een
ziekelijk toegeven aan de vragen der arbeiders, opdat deze
zich rustig houden, niet een bcvoordcclcn van dc eene
groep ten koste van de andere, mag \'s wetgevers werk
zijn. Neen, ecn bevorderen van den arbeid qua talis of
van een specialen tak daarvan.

-ocr page 28-

12

Door op het terrein van den arbeid zooveel mogelijk
naar rechtvaardigheid te trachten, door op dien akker
steeds zorgvuldig het onkruid te wieden, zal werkelijk
het welzijn van het geheel worden gediend, en bloei van
het organisme involveert welzijn van zijne organen, te
weten van werkgever en werkman.

Nu kan daartegen worden aangevoerd: dat alles klinkt
heel fraai in theorie, maar hoe in de praktijk? Van den
wetgever worden practische voorschriften geëischt, niet
een tbeoretiseeren „ins Blaue hinein".

Hierop wil ik antwoorden: alvorens tot praktijk te kunnen
overgaan, moet er een theorie zijn, waarnaar kan worden
gehandeld. Door in bet blinde wetten te maken loopt
\'s lands welzijn groot gevaar.

Geen deugdelijke praktijk is denkbaar, die niet steunt
op houdbare theorieën.

En waar de wetgever tusscben twee vervaarlijke klippen
zal hebben door te zeilen, is geen juiste koers mogelijk,
indien er geen betrouwbaar kompas aan boord is.

In landen, waar de sociale wetgeving zich gaandeweg
heeft ontwikkeld, zooals in Engeland, zien wij steeds dc
heerschende behoeften den wetgever den weg wijzen.
Waar de regeling onvoldoende blijkt, stelt hij telkens door
wijzigingen cn uitbreidingen der bestaande bepalingen
nieuwe pogingen in bet werk, totdat het hem eindelijk
gelukt, de misbruiken voor goed den kop in te druk-
ken. Steeds heeft de wetgever met dc hem voor oogen
staande feiten rekening tc houden, deze te toetsen aan
den rechtstoestand, ten einde daarna te bepalen, wat
hem te doen staat om den feitclijkcn stand van zaken\'

-ocr page 29-

13

conform te maken aan wat deze rechtens moet wezen.

Op het breede terrein van den arbeid is deze taak zeer
uitgebreid. Telkens doen zich daar feiten voor, die uit
misbruiken voortkomen, deze uit den weg te ruimen is
de taak der overheid. En waar de overheid aan de arbeids-
overeenkomst hare bijzondere zorg wijdt, betreedt zij een
zeer belangrijk gebied van het sociale leven. De arbeids-
overeenkomst toch is volgens ScilMOLLER i) „der Fun-
damentaleckstein unserer volkswirtschaftlichen Organisation.
Dernburg zegt, dat zij is „diejenige, worauf der sociale
Zustand sich überwiegend gründet". Door de arbeidsover-
eenkomst te regelen in de lijn eener gezonde sociale
wetgeving kan het in het leven roepen van betere maat-
schappelijke toestanden krachtig worden geholpen en
tijdige staatsinmenging kan elke strooming in betere rich-
ting zeer ten goede komen.

Reeds sedert lang heeft zich de overheid de regeling
der uit^het arbeidscontract voortspruitende rechtsbetrek-
kingen tot taak gerekend, blijkens de tallooze wetten uit
de vroegste tijden afkomstig, die wij op dit terrein aan-
treffen. De Fransche revolutie is hier het verwoestende
element geweest, dat al deze instellingen heeft weggevaagd
en een chaotische toestand in het leven geroepen, den
weg geopend voor allerlei misbruiken.

In de tweede helft der vorige eeuw echter zijn de oogen
meer en meer open gegaan voor wat der overheid te

I) Die NaUir des Arbeitsvertrags «nd der Contractbnich. (Schriften des
Vereins
für Socialpolitik, deel 7).

a) Lehrbuch des preuss. Priv.ilrechts, dl. a (4de druk 1889) § 19a,
blz. 562.

-ocr page 30-

14

doen stond. Wij zien in bijna alle industriëele landen
van Europa arbeidswetten tot stand komen, voornamelijk
ten doel hebbende herstel der rechtsgelijkheid van con-
tracteercnden en verzekering van de naleving der contracten.

Een feit, dat we alom kunnen constateeren is echter,
dat de overheid slechts tot de fabrieksarbeiders hare werk-
zaamheid uitstrekt. Zoo gelden de vroegste Engelsche
arbeidswetten slechts voor bepaalde takken van nijverheid
en bij alle vinden wij uitdrukkelijk aangegeven, op welken
tak van industrie zij toepasselijk zullen zijn.

Zoo bewaren de Duitsche en Oostenrijksche Gewerbe-
ordnungen omtrent de landbouwarbeiders ten eenen male
het stilzwijgen en ook de Hongaarsche wet. Bij den
eersten aanblik vragen wij ons met verwondering af: waar
aan toch danken dc fabrieksarbeiders deze bijzondere
zorg der overheid boven de anderen, de landbouwarbeiders
b.v. Bepaalt dc wetgever, dat het loon der fabrieksar-
beiders op enkele uitzonderingen na niet in natura mag
worden betaald, voor andere groepen bewaart hij hierover
het stilzwijgen. De oplossing dezer vragen ligt grooten-
deels in het reeds gezegde en wel waar wij de noodzake-
lijkheid van ovcrheidstusschcnkomst bespraken.

Wij wezen toen op de bestaande ongelijkheid van
patroon en werkman, die bij de uitgebreide vlucht der
industrie steeds grootere afmetingen heeft genomen. Be-
schouwen wij echter den toestand der arbeiders ten platten
lande, dan treffen wij dien grooten afstand tusschen loon-
gever en loontrekkende niet aan. Veelal deelt de arbeider
met zijn patroon lief cn leed. Heeft de laatste het armoedig,
de eerste zal op geen beter lot aanspraak kunnen maken

-ocr page 31-

15

en deed hij het, de patroon zou toch in de onmogelijk-
heid verkeeren, het hem te geven. Hier is het vaak twijfel-
achtig, wie van de twee de sterkste is, een vraag die wat
betreft de grootindustrie ter nauwernood behoeft gesteld
te worden.

De arbeider zal het hier dus soms zijn, die de voor-
waarden stelt, wat voor den individueelen arbeider in het
fabriekswezen schier ondenkbaar is. Er zal den patroon
ten platten lande in den regel meer aan gelegen zijn
een arbeider te behouden dan den industrieel. De een
heeft vaak groote moeite om werkkrachten te krijgen,
terwijl de ander cr als het ware door overstroomd wordt.

Als tweede oorzaak noemen wij het groote verschil in
leefwijze tusschen den arbeider ten platten lande en den
fabrieksarbeider, die veelal in de steden verblijf houdt.
Voor den eerste zal een stuk grond, hem ter bebouwing
afgestaan voordeclig zijn, of ook het verlof, zijne levens-
middelen van den grond des landbouwers, bij wien hij in
dienst is, in te zamelen. Op die manier aan zijne benoo-
digdheden te komen zal voor hem goedkooper en aange-
namer zijn, dan zich alles voor geld te moeten aanschaffen.
Den fabrieksarbeider echter zullen voor zoover hij in de
stad woont, contanten aangenamer zijn. Heeft hij zijne
woonplaats buiten, dan kan zijn loon wel voor een deel
in huur van ccn stuk grond bestaan, doch dc bebouwing
draagt toch ccn ander karakter, dan wanneer een land-
bouwer op die wijze wordt betaald. Mag het in het eerste
geval slccbts een klein gedeelte van het loon bedragen,
in het laatste wordt er vaak het hoofdbestanddeel in ge-
vonden.

-ocr page 32-

i6

Wij willen hiermede echter niet betoogen, dat de toe-
stand als landbouwarbeiders alleszins rooskleurig is te
noemen. Een enquête in 1890 in Engeland gehouden werpt
een hoogst treurig licht over de wijze, waarop de land-
bouwarbeiders gehuisvest zijn. In krotten namelijk, die aan
geen enkel vereischte der hygiëne beantwoorden, verstoken
van licht en lucht. „Het meerendeel der cottages", zegt
de enquête, „schijnt voor bewoning ongeschikt. Men vindt
„er velen met een slaapkamer, waar men door een gat in
„den vloer met een ladder inklimt, zonder valluik om dit
„te sluiten."

„Het is niet mogelijk de rapporten te lezen zonder een
„beklemd gevoel bij \'t vernemen, dat de landbouwarbeider
„vaak leeft in een moreel en physiek schadelijke omge-
„ving." Dat de arbeidswetten deze groep buiten sluiten,
zal dus wel niet in de eerste plaats aan hunne zoo gun-
stige positie zijn te danken.

Ook in de Nederlandsche volksvertegenwoordiging werd
gevraagd, hoe bij eventueele regeling ten opzichte van
genoemde groep werklieden te handelen.

In de Kamerzitting 89—90 (vergadering van 21 Novem-
ber) werd bij de algemeene beraadslaging ter beoordeeling
in hoeverre aanvulling van de sociale wetgeving vereischt
werd de vraag geopperd, of onder den te regelen arbeid
ook die te velde zou vallen.

Het meerendeel der leden was van oordeel, dat dit niet
moest geschieden en wel:

I®. omdat door het sterk uiteenloopen der plaatselijke
toestanden geen regeling in extenso is te geven, daar

m

zoowel arbeidsduur als aard van het werk overal verschillen,

-ocr page 33-

17

2°. omdat het onderzoek zóóveel tijd zou vereischen,
dat daardoor in de wettelijke regeling een ongewenschte
vertraging zou komen,

3®. omdat wettelijke regeling slechts moet beoogen
grieven uit den weg te ruimen, die op het stuk van veldarbeid
in veel minder mate aanwezig zijn dan bij fabrieksarbeid.

De laatste reden zoude ik niet gaarne onderschrijven,
want al is de positie der arbeiders ten platten lande
gunstig te noemen naast die in de steden, dat neemt
niet weg, dat er ook daar nog vele toestanden worden
aangetroffen, die dringend verbetering behoeven.

Wij onderscheidden hier landbouw- en fabrieksarbeiders,
doch uit den grooten omvang van het begrip „arbeid"
volgt, dat de groep een onafzienbaar aantal personen
van alle nuances en van de meest uiteenloopende gesteld-
heid omvat. Men denke naast de twee genoemden slechts
aan huisbedienden, kantoorklerken, alle ambtenaren in
dienst van staat, provincie of gemeente, schippers cn schepe-
lingen in de vaart ter zee of op de binnenwateren, enz.

Deze allen verrichten arbeid, en wilde de overheid voor
al deze arbeidsovereenkomsten bepalingen geven, hoe uit-
ecnloopend zouden deze moeten wezen 1

Vele wetten zonderen enkele groepen bij name uit,
ook wel wordt bij enkele artikelen gezegd, dat zij voor be-
paalde groepen niet zullen gelden, soms wordt dc geheele
wet op enkele categorieën niet toepasselijk verklaard \').

I) Truck Act. v. 1831. C.np. 37. Art. XX. Employers and workmen
Act. 1875 (38 cn 39 Vict. c. 90).

Duitsclic Gcwcrbcordnung §§ 154, 154a.
Ontwcrp
Dkuckf.r, art. 64.

-ocr page 34-

Een uniforme regeling voor alle takken van arbeid, het
behoeft nauwelijks meer gezegd, is daarom niet te ver-
wachten, en het dient er uit den aard der zaak niet toe,
de taak der overheid te verlichten, dat zij met zoovele,
vaak strijdige belangen heeft te rekenen.

Ook met het oog daarop hebben wij in de volgende
bladzijden de groep fabrieksarbeiders ter bespreking uit-
gekozen. Alleen dit type zal ons bezig houden.

Zeer veelzijdig is de bescherming door den wetgever
aan deze groep van arbeiders verleend, dank zij het ont-
zaglijk ruime veld der arbeidsverhoudingen. Wij treffen
daarbij bepalingen aan omtrent het aangaan der arbeids-
overeenkomst, de wijze waarop dit moet geschieden, den
leeftijd, dien de arbeider moet hebben bereikt, den ar-
beidsduur, de rusttijden, de inrichting van fabrieken en
werkplaatsen vooral met het oog op de hygiëne, en last
not least betreffende het loon.

Door de uitgestrektheid van het veld, dat we hier be-
treden, tot het doen eener keuze genoopt, hebben wij
gemeend, ons tot het loon te moeten bepalen, doch ook
dit onderdeel biedt nog een ruime keuze van onderwerpen
ter bespreking.

De vraag, wat het loon is, hebben wij gemeend hier ter
zijde te moeten laten, bij het streven aan dit proefschrift
een meer juridisch dan oeconomisch karakter te geven \').

Zoo willen wij ook de vraag laten rusten, hoe het bedrag

1) Ter beantwoording dier vraag meenen wc tc mogen verwijzen naar
het proefschrift van Pii. F
\'alke.vburg. Bijdrage tot de leer van het arbcids-

m

loon. Leiden 1890.

-ocr page 35-

19

van het loon moet worden vastgesteld en in hoeverre aan
den arbeider inzage in de berekening ervan moet worden
verleend.

Terloops willen we een zoodanig staaltje van wetgeving
aanhalen, dat we vinden in Engeland.

Indien er bij stukloon wordt uitbetaald, is de patroon
verplicht, de wijze waarop dit wordt berekend op een
voor den arbeider duidelijk leesbare plaats in de fabriek
aan te plakken. Zoodoende kan bij zich vergewissen of
de patroon bij de uitbetaling hem niet te kort doet. Voor
elke tak van industrie regelt de wet de wijze, waarop dit
moet geschieden, opdat het den arbeider zoo gemakkelijk
mogelijk worde gemaakt

Nauw daarmede samenhangend is de vraag hoe groot
het loon moet zijn, of juister: naar welken maatstaf het
moet worden berekend. Hoezeer overtuigd van de wen-
schelijkheid, dat sommige loonen verhoogd worden cn de
zoogenaamde hongerloonen betreurende en afkeurende,
achten wij de kwestie van het minimumloon niet binnen
ons bestek gelegen.

Toch zij gezegd dat wij verbetering der loonen geheel
op den weg van het particuliere initiatief achten; van vele
zijden is er gelukkig ook op gewezen en zijn er stappen
in die richting gedaan. Zoowel consumenten als produ-
centen zullen echter de handen hebben ineen te slaan, dc
laatsten om hooger loonen te betalen, de eersten om niet
steeds tegen de laagste prijzen te koopen, en zoo te trach-
ten den toestand te verbeteren. Bij de felle concurrentie

1) Part. VII. II6. Fnctory «nd Workshop. Oct 1901.

-ocr page 36-

20

van onzen tijd, moeten wij dit helaas nog als een ver
verwijderd verschiet beschouwen.

Wij bepalen ons dan tot de uitkeering van het loon,
doch ook daarbij moeten wij wegens de grootte van het
onderwerp nog restricties maken.

Het loon kan zich namelijk onder drie vormen voordoen:
als tijdloon, als stukloon, als loon bij participatie. Slechts
de beide eerste vinden we in den regel in de arbeids-
wetten geregeld, het laatste vereischt een geheel bijzondere
behandeling door zijn van de overige zeer verschillend
karakter.

Daarbij zou b. v. kunnen bepaald worden, dat aan de
participanten of een door hen te benoemen commissie
rekening en verantwoording moest gedaan worden van
het beheer des bedrijfs of inzage in de boeken verleend.

Zoo is ook een belangrijke vraag bij de uitkeering: aan
wien die moet geschieden? Zoowel bij het loon door den
getrouwden arbeider verdiend als bij dat door de getrouwde
vrouw verkregen is het van het grootste gewicht, dat dit
aan het huishouden ten goede komt. Thans kan zich het
geval voordoen, dat de huisvader tamelijk hooge ver-
diensten heeft en toch door diens verkwisting in de kroeg
of elders het huisgezin een armoedig bestaan leidt.

In zulke omstandigheden valt het dadelijk op, hoe ge-
wenscht het zoude zijn, dat niet de kostwinner zelf, maar
de moeder des huizes het loon of een deel ervan in
handen kreeg. De vader zou er minder door in de ge-
legenheid zijn, zijne verdiensten te verbrassen en het huis-
gezin zou niet in zoo\'n kommervollen toestand verkeeren.

Nog ergerlijker wordt die toestand indien het dc ve\'r-

-ocr page 37-

21

diensten der moeder geldt, die op zoo\'n wijze worden
verknoeid door het hoofd des gezins. De man kan als
beheerder der gemeenschap, wat hij bijna altijd is, be-
schikken over de inkomsten der vrouw, en zoo hem het
lot van zijn gezin onverschillig is, zal hij deze geheel naar
eigen willekeur aanwenden.

Van vele zijden is derhalve op wijziging van het huwe-
lijks-goederenrecht aangedrongen, ten einde door wettelijke
bepalingen te verkrijgen, dat de vrouw zelve hare verdien-
sten in handen krijgt. Deze v/ijzigingen zouden bcoogen,
aan de getrouwde vrouw het genot harer eigen verdiensten
te verzekeren. Er zouden ingrijpende veranderingen in de
maritale macht worden vereischt, doch welke het meest
gewenscht zouden zijn, is een vraag niet licht te beant-
woorden. Dc wetgever begeeft zich hier op een uiterst
moeielijk terrein, hij mengt zich in het familieleven en
plaats zich als het ware tusschen man en vrouw. Moet hij
bij het maken van andere bepalingen met velerlei belan-
gen rekening houden, hier staan de allergewichtigste ver-
houdingen op het spel en worden de edelste organen der
samenleving geraakt: huwelijk en huisgezin. Men zal ons
niet euvel duiden, dat wij bij dit onderwerp niet langer
stilstaan. Niet, dat wij het niet gewichtig genoeg achten,
integendeel, wij houden het voor te belangrijk voor eene
globale bespreking cn voor eenigszins volledige verhandeling
ontbreekt ons tijd en ruimte.

Om deze redenen laten wij ook genoemd punt rusten.

Ons werk zal, zooals wij het thans hebben afgebakend,
neerkomen op de beantwoording van het volgende viertal
vragen:

-ocr page 38-

22

lo. Hoe moet het loon worden uitbetaald?

2°. Waar en wanneer moet dit geschieden?

3®. Om welke oorzaken mag het loon worden inge-
houden en welk deel mag dit bedragen?

4®. Welk deel ervan mag vatbaar zijn voor overdracht
en beslag?

Bij de beantwoording dier vragen willen we telkens
eerst letten op de toestanden zooals zij zijn, vervolgens
hoe zij moesten zijn, welk standpunt de voornaamste
buitenlandsche arbeidswetten dienaangaande hebben in-
genomen, hoe onze ontwerpen zich over de verschillende
punten uitlaten, om ten slotte aan de hand van bij onze
naburen opgedane ervaring, na te gaan, welke bepalingen
ons het meest doeltreffend voorkomen.

Ten einde den toestand ten onzent te leeren kennen,
heb ik mij tot de secretarissen van de Kamers van Arbeid
gewend met dc volgende vragen:

In hoeverre is ten onzent nog betaling in natura in
zwang?

Onder welke vormen doet zich het z.g. Truckstelsel voor?

(Betaling in waren of gedwongen winkelnering, hetzij
door afgifte van bons, hetzij anderszins.)

Op welke plaatsen geschiedt veelal de betaling?

(In de werkplaatsen zelve of elders b.v. in winkels of
plaatsen, waar sterke drank wordt verkocht?).

Welke zijn de termijnen van betaling?

(Wekelijks of maandelijks?).

Op welken dag der week geschiedt zij?

Bestaan ten onzent credietvereenigingen van arbeiders,
ten einde de voorschotten van patroons tc voorkomen?\'

-ocr page 39-

23

Komen veelvuldig boeten voor? Zoo ja, worden deze
in aangeplakte reglementen bedreigd, of worden de arbeiders
dienaangaande behoorlijk gewaarschuwd?

Welke wettelijke voorschriften zouden naar uwe meening
aan bestaande misbruiken een einde kunnen maken?

Van de 60 secretarissen van Kamers van arbeid, aan
wie deze vragen werden verzonden, hebben er 48 mijn
circulaire beantwoord.

Daarvan verklaarden zich 5 niet bij machte, mij naar
behooren in te lichten, grootendeels uit gebrek aan feiten-
kennis.

Wij hopen de resultaten, verkregen met medewerking
der 43 overige secretarissen bij dc respectievelijke onder-
werpen in dit proefschrift te behandelen, mede te deelen.
Het is mij inmiddels een beboefte bij dezen, voor bunne
welwillende voorlichting den H.H. secretarissen mijn wel-
gemeenden dank te betuigen.

Een volledig overzicht der buitenlandsche wetgeving
stellen wij ons niet voor te geven slechts hier en daar
zullen wij eene bepaling aanstippen.

Ten slotte bevelen wij ons in dc welwillendheid onzer
lezers aan. Men verwachte van ons geen „prolcs sine
matre creata," slechts een volgen op het door anderen
ons gewezen spoor, er alleen naar strevende, ons eigen
oordeel zoo onbevangen mogelijk te bewaren.

Evenmin verstouten wij ons, in deze bladzijden den
wetgever ten onzent den weg aan te wijzen, dien hij bij
eene evcntucclc regeling der arbeidsovereenkomst zal hebben

1) Zic (J.iarovcr van Zante.v. Dc Arbcitcrscluitz Gczctzgcbung Jciij». 1903.

-ocr page 40-

24

te gaan. Het doel, dat wij ons voor oogen hebben ge-
steld, is slechts voor de komst van een wettelijke rege-
ling der loonbetaling in ons vaderland, waar Goddank
nog steeds aan de roepstemmen voor recht en billijkheid
een open oor wordt geleend, den weg naar vermogen te
helpen effenen.

-ocr page 41-

EERSTE HOOFDSTUK.
Wijze van Betaling.

Bij de behandeling der wijze, waarop arbeidsloon moet
worden uitgekeerd, is in de eerste plaats de vraag tc
beantwoorden: Hoe kan dit zoo al geschieden Wij willen
dus allereerst trachten na te gaan, onder welke verschil-
lende vormen zich de loonbetaling voordoet, cn uit welke
elementen het loon kan zijn samengesteld.

Men gevoelt al aanstonds dat daarop in hooge mate
wordt geïnfluenceerd door het feit, wie dc loontrekkende
is. Voor de eene groep zal dit geheel anders zijn dan
voor de andere. Zelfs voor de fabrieksarbeiders, waartoe
wij ons voornamen ons te bepalen, zullen nog de meest
hetorogene bestanddeelen daarbij te vinden zijn. Veelal
wordt dit bepaald door den toestand, waarin de arbeider
leeft, namelijk of hij bij den patroon inwoont of niet, of
hij in de stad verblijf houdt of ten platten lande, of hij
gehuwd is of vrijgezel en niet het minst in welk bedrijf
hij werkzaam is.

Alles nu, wat contrapraestatie is voor de door den
arbeider bewezen diensten, valt onder loon.

Voor den bij den patroon inwonenden arbeider vormt

-ocr page 42-

26

kost en inwoning het voornaamste bestanddeel, loon in
geld vult slechts het ontbrekende aan. Het volgt uit den
aard der zaak, dat de patroon den te zijnen huize ver-
blijfhoudenden arbeider voedt en huisvest. Voor de op
zichzelf wonenden bestaat voor dezen vorm van uitbetaling
geen reden. Veel beter kunnen zij voor het in geld uitbe-
taalde loon zelf hunne benoodigdheden zich aanschaffen.

Zoo ook is de woonplaats des arbeiders een voorname
factor voor de bepaling des loons. Woont hij buiten, dan
levert het vaak een onmiskenbaar voordeel op, zelf zijne
aardappelen en groenten te verbouwen. Den daartoe ver-
eischten grond kan de patroon hem even goed verhuren
als een ander, en is de laatste daartoe in staat, dan is
dit een veelvuldig voorkomende vorm van loon. Ook ge-
beurt het wel, dat in de nabijheid van min of meer afge-
legen fabrieken huizen staan, gebouwd met het doel door
de arbeiders te worden bewoond. Hier bestaat dus een
deel van het loon in het verstrekken van woning.

De meest uiteenloopendc vormen treffen we aan, indien
voortbrengselen van het bedrijf, waarin het loon wordt
verdiend, dit voor een deel uitmaken. Soms zijn dit
levensmiddelen, die dc arbeider dus onmiddellijk kan
verbruiken, soms zaken, die hij eerst in geld of anderszins
moet omzetten. Het behoeft niet gezegd, dat deze vorm
van loon slechts in zooverre wordt aangetroffen, als de
aard der industrie dit toelaat.

Als andere vormen, waarin het loon kan worden uit-
gekeerd zijn nog te noemen: klecding, bij het waarnemen
van den dienst tc dragen, geneeskundige hulp cn genees-
middelen, werktuigen voor het bedrijf vcrcischt cn dcrzelVer

-ocr page 43-

27

onderhoud, grondstoffen, noodig voor den arbeid, e. a.
Zoo ook papieren van waarde, na korter of langer ter-
mijn betaalbaar (coupons, dividentbewijzen) en ook bons
op bepaalde plaatsen inwisselbaar.

Dikwijls wordt dus niet in baar geld uitbetaald, laten
we thans nagaan, in hoeverre dit gewenscht is. Wordt
den arbeider niet in geld voldaan, dan kan dit verschil-
lende oorzaken hebben; reeds zagen wij, dat zijne positie
er een van is.

Bij de betaling niet in geld vallen twee feiten te con-
stateeren: óf er is bedongen, dat het loon in anderen
vorm dan geld zal worden betaald, bf het loon is in geld
vastgesteld, doch wordt op andere wijze uitgekeerd.

Om te beginnen, het eerste. Wij willen hier de aandacht
vestigen op de betaling in natura, het Trucksysteem in
zijn oorspronkelijken vorm. Weliswaar wordt het in die
gedaante weinig meer aangetroffen, maar niettemin doet
zich de nasleep van ellenden nog in onze maatschappe-
lijke toestanden gevoelen. Daarbij hebben wij niet het
oog op de betaling in natura, die de toestand der arbei-
ders volkomen wettigt, zooals voor hen, die bij den
patroon inwonen of wel een stuk grond of woning huren.
Wij bedoelen daarmede het betalen in waren van arbei-
ders, voor wie het alleszins voordeelig zou zijn, in geld te
worden voldaan.

Waaraan heeft die vorm van betaling zijn ontstaan te
danken? Het is vooral in Engeland, dat wij haar aan-
treffen in de eerste helft der 19de eeuw.

De groote vlucht, daar door de industrie genomen,
noodzaakte de arbeiders, zich ver van de steden, op voor

-ocr page 44-

28

het uit te oefenen bedrijf geschikt terrein, neder te zetten.
Om op deze plaatsen zich van levensmiddelen te kunnen
voorzien, werden voor hen door de patroons „Truck
Shops" opgericht. Van huis uit zijn dit dus instellingen
ten gerieve der arbeiders, voor hen zelfs onmisbaar.

Toen zich echter van liever lede om de fabrieken
steden vormden, hadden die Truck Shops geen reden
van bestaan meer. Toch bleven zij gehandhaafd, maar
nu niet meer ten voordeele van de arbeiders : neen, thans
werden zij door de patroons gebezigd, om voor eigen zak
groote voordeelen te behalen.

Groot zijn de misbruiken aldus in het leven geroepen,
ja wij zeggen niet te veel, wanneer wij de betaling in
natura de bron noemen, waaruit de schreiendste misstan-
den, de gruwelijkste onrechtvaardigheden, de schrome-
lijkste uitzuigcrijen zijn geweld.

De naam „Truck-system" zegt LAMBERT is zeer
goed gekozen. Hij kenscbet.st dadelijk de sociale positie
dier arbeiders, die voor hunne diensten levensmiddelen
ontvangen en zoodoende tot het bestaan der slaven zijn
teruggekeerd.

Als voornaamste oeconomisch bezwaar is te noemen
de totale onmogelijkheid voor den arbeider, om zonder
aanmerkelijke schade, de ontvangen goederen voor die,
welke hij werkelijk behoeft, in te ruilen en het geheel
verstoken zijn van klinkende munt.

„L\'argent est dans les pays civilisés la marchandise
tierce qui sert au.\\ échangés, privé d\'argent l\'ouvrier ne

i) Lambert, Essai sur la Protection du salaire, bl. 7.

-ocr page 45-

29

peut se procurer aisément les choses qui lui sont nécessaires."

De praktijk heeft deze woorden ten eenen male be-
waarheid, al moge er theoretisch wel iets tegen zijn aan
te voeren. Bij gebreke van het ruilmiddel bij uitnemend-
heid moet de arbeider wel naar andere omzien. Hij zal
zijn loon eerst in geld moeten omzetten, alvorens het te
kunnen gebruiken. Dat de omzet voor den gedwongen
inruiler in den regel geen voordeel zal afwerpen, is licht
te begrijpen.

Maar zelfs al bestaat het loon uitsluitend in levens-
middelen, die, zooals zij ontvangen worden, te gebruiken
zijn, dan toch is er nog een groot nadeel aan de betaling
in natura verbonden. De patroon staat namelijk aan een
sterke verleiding bloot, om de waren te hoog tc taxecren,
ze den arbeider duurder toe te rekenen, dan ze hemzelf
gekost hebben en zoodoende op kosten van den arbeider
een niet onaardige winst te maken.

Dat hij in dezen niet van schuld is vrij te pleiten,
wordt door de cijfers op overtuigende wijze aangetoond.
Zoo schat de Graaf van Parijs de voordcelen uit het Truck-
stelsel op
lO ^/o, volgens Cll. MORISSEAUX gaan zij de
20 te boven

Ecn der ergste bezwaren aan het Truck-stelsel verbon-
den is, dat de patroon eigenmachtig, zonder dat de arbeider
in staat is dit te controleeren, het bedrag des loons kan
verminderen. Hij behoeft slechts levensmiddelen van slech-
tere kwaliteit te geven, de nominale waarde blijft dezelfde,
doch dc reüele waarde daalt aanmerkelijk.

1) Zie dc bij Lamuekt op blz. 8 aangclunaldc litteratuur.

-ocr page 46-

30

Derhalve kan de arbeider bedrogen worden, zonder het
zelf gewaar te worden; dit moet hem wantrouwend maken
ten aanzien van den patroon; steeds zal hij in den waan
verkeeren, dat deze hem te kort doet. Maar er is nog
meer. Nooit zal hij de juiste waarde van zijn arbeid leeren
kennen, nooit weten op welken voet hij en zijn gezin
kunnen leven. Dit moet hem nolens volens roekeloos
maken, bij den dag doen leven.

Hoe kan het ook anders, als hem de bron zijner
inkomsten onbekend is.\'

Eindelijk zal hij in een toestand van algeheele afhan-
kelijkheid van zijn patroon verkeeren, aan wien hij zich,
handen en voeten gebonden, heeft overgegeven.

Het Truckstelsel voert hem dus tot zorgeloosheid, be-
rooft hem van zijne vrijheid. Ziedaar de zedelijke werking
ervan.

Reeds deze feiten zouden voldoende zijn, om ons zoo-
danige betaling in natura ernstig te doen laken, cn in
plaats daarvan die in geld te begeeren. Deze toch leert
den arbeider de juiste waarde van zijne productie kennen,
de waarde van het geld blijft hem niet langer verborgen
en bij\'dc .spaarzamen wordt een juiste verhouding van ont-
vangsten en uitgaven tot stand gebracht.

Er zijn evenwel nog ernstiger misstanden, door den
Truck in het leven geroepen, waarvan niet zoozeer de
arbeiders zelve als wel hunne vrouwen en kinderen de
slachtoffers zijn. Op bewonderenswaardige wijze zijn deze
geschilderd door
d\'israeli in zijn roman Sybille, cn de
enquóte in 1871 in Engeland gehouden heeft ze op het
trelfendst bewaarheid. Mier laat ik volgen een tafi\'ecl.

-ocr page 47-

31

opgehangen door een lid der enquête-commissie van
27 November 1871, den dag voor eene uitbetaling:

„Ten 1.50 \'s morgens zag ik eene oude vrouw meteen
„klein jongetje aankomen, die op de trede voor eene deur
„plaats namen. Vóór twee uur kwamen er twee andere
„vrouwen aan. Ik vroeg hen, wat zij op zoo\'n uur
„kwamen doen.

„Het is, antwoordden zij, het einde der maand (de
„betaling geschiedt maandelijks). De winkel gaat pas om
„zes uur \'s morgens open, doch indien wij niet nu kwamen,
„zouden wij niet voor \'s middags geholpen worden."

„Een arbeider verhaalt, dat zijne vrouw soms den ge-
„heelen dag heeft moeten wachten. De kleine jongen houdt
„de plaats voor zijne moeder bezet. Toen de deur open-
^iging waren er langzamerhand 50 h 60 vrouwen aange-
„komen, gezeten op de steenen of op hare manden, bib-
„berend van de kou. Het was donkere nacht, het schouw-
„spel werd verlicht door de hoogovens, op de omliggende
„hoogten ontstoken. Een der vrouwen, die ik ondervroeg,
„was de vorige maand om half twaalf des avonds geko-
„men, zes anderen voor middernacht."

Ziedaar een waar verhaal, uit de pen van een onpar-
tijdig getuige gevloeid. Vrouwen cn kinderen genood-
zaakt nachten in kou en regen door te brengen, om een
loon te beuren, verre beneden het verschuldigde. Is
grooter aaneenschakeling van misbruiken denkbaar.\'

Hiermede is niet gezegd, dat onvoorwaardelijk alle be-
taling in natura valt af tc keuren, doch dat voor den
op zichzelf staanden arbeider die in geld de voorkeur
verdient, zal na het gezegde wel niemand betwisten.

-ocr page 48-

32

Voor nog erger misbruiken staan wij echter, waar het
loon wel in geld vastgesteld wordt, maar toch in natura
uitbetaald. Dan hebben wij niet alleen met de boven
omschreven feiten te doen, maar bovendien met niet
nakoming van bet contract. Er wordt bedongen, dat in
geld zal worden betaald, er wordt betaald in waren, hier
dus geen zuivere nakoming van het contract, maar slechts
een in betaling geven, een contractbreuk, straffeloos door bet
feit, dat de eene partij van de andere geheel afhankelijk is.

Komen onder de eerstgenoemde rubriek der betaling
in natura gevallen voor, dat wij haar geoorloofd mochten
noemen, bij deze is het voordeel der arbeiders moeielijk
meer te veronderstellen. De patroon, van de onmacht
des arbeiders partij trekkende, dringt bem waren op in
plaats van geld. Wat kan hij anders doen, dan cr in
berusten. Bij weigering kan hij zien elders werk te krijgen.

Tot zooverre de misbruiken bij de betaling niet in geld;
doch ook al krijgt de arbeider klinkende munt in handen,
dan zijn nochtans de misbruiken niet uitgesloten.

In de eerste plaats noemen wij betaling in andere dan
de wettelijke munt van het land, waar het loon wordt
verdiend. In vele grensgemeenten wordt in de munt van
het aangrenzende rijk uitbetaald, wat, voor zoover deze
zoowel als de wettelijke munt aldaar gangbaar is, geene
bezwaren oplevert. Afkeuring verdient deze wijze van
betaling, wanneer de ontvangen gelden moeten gewisseld
worden, alvorens ze te kunnen besteden. Dan doet zich
niet zelden het feit voor, dat dc patroons er een koers
op na houden, die bun steeds voordeel aanbrengt, terwijl
de arbeider bij het inwisselen verliest, liet voorbeeld

-ocr page 49-

33

door de patroons op de grensplaatsen gegeven, vindt
navolging bij hunne collega\'s, die verder van de grens
verwijderd wonen. Ten onzent kwam niettegenstaande
de bepalingen van artt. 8 en lo der wet van 28 Maart
1877 Stbl. no. 43 I). dit misbruik nog tamelijk veel voor.

Veel belangrijker bron van misbruiken dan de betaling
in vreemde munt is de gedwongen winkelnering. De
arbeider krijgt het volle loon in handen, doch wordt in
de beschikking er over niet vrijgelaten. Dit kan ver-
schillende oorzaken hebben. Of wel er bestaat een rccht-
streeksche overeenkomst met den patroon, die zelf een
winkel houdt of dit door een meesterknecht laat doen,
met wien hij de voordeden verrekent, om op een bepaalde
plaats en wijze het loon of een gedeelte daarvan te be-
steden. Of wel er wordt slechts een zijdelingsche
pressie uitgeoefend, zoodat de arbeider niet buitengewoon
scherpzinnig behoeft te zijn, om te begrijpen, waar hij
zijne inkoopen moet doen, wil hij met den patroon goede
Vrinden blijven. Door elders zich zijne levensbehoeften
aan te schaften stelt de arbeider zich aan veel grootere
gestrengheid van de zijde des patroons bloot, ja zal hem
dikwijls bij gering vergrijp ontslag boven het hoofd hangen.

De heer Morisseau.x citeert ons vier vormen, waar-
onder de gedwongen winkelnering zich voordoet:

I". Hij betaalt in specie uit, doch houdt tevens een
winkel, waar dc arbeider zich van het noodige moet
voorzien.

I) Dc wet vnn a8 Mrt. 1877 is nfgcschaft bij dc wet vnn 28 Mei 1901,
Stbl. 133.

3

-ocr page 50-

34

20. De winkel wordt niet door hemzelf gedreven, maar
door een bloedverwant of protégé.

3®. Een zetbaas houdt een winkel of kroeg; bij niet
bezoeken daarvan hangt den arbeider ontslag boven het
hoofd.

4®. Een tusschenpersoon, ploegbaas, meesterknecht of
boekhouder betaalt uit. Deze houdt een winkel of kroeg.

Dit zijn de verschillende wijzen, waarop het arbeidsloon
wordt verkort, en die, hetzij met goedkeuring des patroons,
hetzij, wat bij de laatste twee vormen niet zelden het
geval is, buiten diens toestemming doch met diens toelaten,
tot grove misbruiken hebben aanleiding gegeven.

Evenals bij de bedongen betaling in natura kan hier
de patroon den arbeider omtrent de kwaliteit der waren
misleiden, maar hier is dit voor den arbeider nog hatelijker.
Hij kent de juiste waarde van zijn arbeid, weet het be-
dongen loon. Krijgt hij het werkelijk.? Hij kan er zich
niet van overtuigen. Bij elke levering van waren zal hij
bevreesd zijn, dat dc patroon hem tc kort doet. Wij moeten,
om de ergste misstanden door dezen vorm van het Truck-
stelsel in het leven geroepen te zien, wederom den blik
naar Engeland wenden.

Daar hebben de vier bovengenoemde vormen zich in
de rijkste schakecringen geopenbaard. Zooals wij reeds
zeiden, verrezen de Truck Shops ten behoeve der arbei-
ders, deden later echter dienst ten voordeele der patroons.
De Truck Shops bleven bestaan cn dc arbeider, al werd
hij in klinkende munt betaald, moest ze wel frequcntccrcn.

Niet alleen dc patroons genoten evenwel de voordeden
uit de gedwongen winkelnering; van lieverlede was Jict

-ocr page 51-

35

gebruikelijk geworden met tusschenpersonen te contrac-
teeren, die de arbeiders van het noodige voorzagen. In
hoofdzaak was het marchandeeren; slechts die arbeiders
konden hunne plaatsen behouden, die hunne loonen in
bepaalde winkels wilden besteden.

De „butty Truck", aangewend door tusschenpersonen,
liep op niet minder ergerlijke misbruiken uit dan de Truck
zelve.

Wij mogen veilig de gedwongen winkelnering als de
meest verspreide en thans nog bekendste vorm van het
Truck system beschouwen. Het hatelijkste ervan is boven-
dien de zijdelingsche dwang op de arbeiders uitgeoefend.
Weten zij bij de betaling in waren, waaraan zij. zich te
houden hebben, hier krijgen zij in schijn het volle loon
in handen en toch ontgaat hun een aanmerkelijk deel
ervan en keert tot den patroon cn zijne trawanten terug.
Een middel, waardoor de arbeiders genoodzaakt worden
om in bepaalde winkels hunne inkoopen te doen, is de
betaling in bons. Deze kunnen bij bepaalde .winkeliers
worden ingewisseld tegen het benoodigde.

Zoodanige betaling heeft behalve de reeds genoemde
nadeelige gevolgen der gedwongen winkelnering ook nog
dit, dat de arbeider, wil hij bij voorkomende gelegenheid
eens klinkende munt hebben, genoodzaakt is, deze bons
in tc wisselen. Dit zal hem in den regel negatief voordeel
opleveren. Ook behoeft nauwelijks gezegd, dat de patroons
zich meestal met die winkeliers in contact zullen stellen,
<lie hun de grootste winsten beloven.

In Engeland is er nog een andere wijze van betaling
in papieren geld, bekend onder den naam van „Pluck

-ocr page 52-

36

me system". De arbeider ontvangt bons, na korter of
langer tijd inwisselbaar. Heeft de houder onmiddellijk
contanten noodig, dan worden deze bij het inwisselen
gedisconteerd en krijgt hij een veel geringer bedrag in
handen.

En niet zelden is het, horribile dictu, gebleken, dat de
banken waar dit geschiedde, met de patronale kas in
verband stonden, zoodat daarin een deel der voordeelen
vloeide.

In Rusland kwam betaling voor in coupons, eerst zes
maanden na den betaaldag inwisselbaar.

In vele Fransche havensteden, in Normandië in alle,
worden de sjouwerlui en havenwerkers in papieren geld
uitbetaald, alleen in kroegen door contanten vervangbaar.
De loonen zijn cr tamelijk hoog, doch bij deze wijze van
betaling blijft er heel wat aan den strijkstok hangen.

„Men heeft ongelijk," schrijft Ie Temps „met tc
„meenen, dat alle drankmisbruikers dit uit vrije beweging
„zijn. Er is een alcoholisme nolens volens, van menschen,
„die er in normale omstandigheden niet aan zouden
„denken te drinken, maar er tegen hun wil toe worden
„genoopt." Een advocaat te Caen, Mr.
Belvilld, heeft
van den toestand der lossers en laders van schepen een
bijzondere studie gemaakt. Hij deelt cr onder meer het
volgende van mede:

„Het geldt hier geen zeelieden, maar echte landrotten,
„mannen, die hunne ledematen tot harden arbeid ver-
„huren. Het is zelfs zeer waarschijnlijk, dat velen hunner

1) Lc Tcmps. Nr. van a6 Januari 1900.

-ocr page 53-

37

„van den alcohol herstel hunner krachten, of althans
i,een oogenblik verpoozing vragen.

„Voor een matigen arbeider, op de hoogte van het
„gevaar, zou er meer dan gewone energie noodig zijn,
„om niet in den stroom te worden meegesleurd. En dat
„wel om de volgende reden:

„De lossers beuren een tamelijk hoog loon, maar in
„plaats van betaling in geld, ook hier in bonnetjes. De
„ploegbaas, die hen in dienst heeft, wordt vermeend, dit
„middel te gebruiken, om niet vrij aanzienlijke bedragen
„in pasmunt bij zich te moeten hebben. Nu staat het
„vast, dat de arbeiders deze bons slechts kunnen inwis-
„selen in de kroegen op de kaai. Zij zijn dus verplicht,
„daar binnen te gaan, en zullen toonbeelden van deugd
„moeten zijn, om daarbij het drinken na te laten.

„Niet slechts ter wille van den spot hunner kameraads;
„maar wie waarborgt, dat de kroegbaas geneigd zal zijn,
„steeds ter inwisseling yaar te staan, zonder voor zijne
„moeite door den verkoop van eenige borrels te worden
„beloond f"

Zelfs neigt de ontsluieraar van genoemde misbruiken
er toe, om aan te nemen, dat de reeders of hunne ploeg-
bazen met dc vcrkoopers van sterken drank in contact
staan cn deze den arbeider op zoo\'n sluwe, laaghartige
wijze zijn loon beknibbelen

Deze cn dergelijke misbruiken hebben dc Enquêtes aan
het licht gebracht.

i) I). le Hire. Les salaires des ouvriers nu point dc vue du droit civil,
blz, iio. v.v.

-ocr page 54-

38

Hiervan zijn de belangrijkste gehouden in Engeland in
de jaren
1842 en 1854, doch vooral in 1870. Door
middel van Enquêtes trachtte de overheid zich te verge-
wissen, of de door haar genomen maatregelen ter beteu-
geling van misbruiken het gewenschte resultaat hadden.
Straks hopen wij bij de gemaakte bepalingen zelve stilte
staan, hier een woord over de groote moeielijkheden met
welke men bij het maken ervan te kampen had. Zoo bleek
het in
1870, toen de Truck Act reeds 39 jaren gewerkt had
dat er nog
147000 arbeiders onder het regime van het Truck-
stelsel verkeerden. Reeds aan de vorige Enquête-commissie
was het voorgekomen, dat het moeielijk was na te gaan, waar
ontduiking der wet door tusschenpersonen plaats had, dat
de voordeden, die de wetsovertredingen afwierpen, dubbel
en dwars opwogen tegen de daaraan verbonden straffen,
dat de strafprocedure te duur en te ingewikkeld was, en
dat de arbeider uit vrees voor den patroon, tot het afleggen
van een waar getuigenis bijna niet was te bewegen. Deleden
der Enquête-commissie achtten daarom een permanenten
raad van toezicht het meest afdoende middel.

Eerst door den krachtigen steun van een groot deel der
natie is het in Engeland gelukt tot afdoende maatregelen
te geraken. In
1850 vormden zich z.g. „Anti Truck Asso-
ciations", bestaande uit industrieelen, die zich ten doel
stelden, de wet streng te handhaven en tegen de overtreders
vervolgingen aanhangig te maken. Anderzijds voerden de
Trade-Unions tegen den Truck een verwoeden krijg. Nadat bij
een Truck amendement-Act van 1887 de bepalingen ander-
maal waren herzien en gewijzigd, gelukte het, de bestaande
toestanden op nagenoeg bevredigende wijze te verbeteren.

-ocr page 55-

39

Naast de Engelsche Enquêtes valt te noemen de Bel-
gische van \'86, waarbij soortgelijke toestanden als de
Engelsche werden ontsluierd.

Zoo ontdekte men, dat te Luik een staalarbeider, die aan
een wapenfabrikant een levering ten bedrage van looo fr.
had gedaan, 500 fr. in waren ontvangen had, o. a. een
baal koffie en een vat azijn, voor het ontbrekende was
hem een wissel ter hand gesteld, over 3 maanden ver-
vallende. Deze arbeider, op zijn beurt patroon, had de
ontvangen waren gebezigd, om de door hem verschuldigde
loonen te voldoen.

Elders had men een arbeider, die 6 fr. per dag ver-
diende, 1.25 fr. in waren uitbetaald.

In naam kent de groot-industrie deze misbruiken niet,
toch maken meesterknechts er zich aan schuldig en vaak
met medeweten hunner patroons. In de kleine industrie
echter, zijn zij tamelijk veel in zwang, bij de wapenfabri-
kanten te Luik bijvoorbeeld, die er een niet te versmaden
bron van voordeel in zien.

Ook de Fransche regeering heeft na herhaaldelijk ge-
rezen geschillen door de Kamers van Koophandel en de
Raden van vroede mannen (Conseils de prud\' hommes)
een Enquóte doen houden in het jaar 1890.

Deze Enquöte-commissie schijnt volgens de mee-
ning van verscheidene schrijvers, met nogal rooskleu-
rige berichten voor den dag te zijn gekomen. De
Truck zou volgens de commissie in Frankrijk weinig ver-
spreid zijn.

Een paar feiten mogen dienen ter weerlegging van die
meening. Wat betreft de Parijsche arbeiders verhaalt
LN-

-ocr page 56-

40

Caen ^) dat een industrieel van Montmartre de gewoonte
had, zijn arbeiders in bons van i fr, 50, 10 en 5 ctms.
te voldoen, alleen bij bepaalde winkeliers inwisselbaar, die
zich verbonden hadden, 10 ten honderd van hun winst
aan den patroon te betalen. Bij een werkstaking te Halluin
in het département du Nord, den 223ten November 1895,
stelden de stakers als eisch betaling in gereed geld in
plaats van in bonnetjes voor brood 2).

Merkwaardig is voorts, dat vele Spoorwegmaatschappijen
nog de\'bons als wijze van betaling gebruiken. Hiermede
beoogen zij de uitgaven harer ambtenaren te regelen, te
zorgen, dat deze niet te veel voor niet strikt noodzakelijke
behoeften, tabak b.v., besteden. Zoo betaalt de Compagnie
d\'Orléans uit in bons ter waarde van 40 ctms. bestemd
voor de restauratie. Heeft de houder ervan echter geld
noodig, dan is hij vaak verplicht, deze bons verre beneden
de waarde van de hand te doen,

In ons land hebben klachten, gerezen in de Groninger
veenkoloniën in de jaren 1887 en 88, aanleiding gegeven
tot een interpellatie in de Kamer door den afgevaardigde
van Schoferland, den heer
Domela NieuWENHUIS. Uit
de enquête daarop gehouden van 1888 tot 1890 bleek, dat
de grieven voornamelijk voortsproten uit het feit, dat de
arbeiders niet werden vrijgelaten in de besteding van hun
loon. Men ontdekte, dat de prijzen der waren, waarvoor
zij aan particulieren werden verkocht, cn die besteed in

1) Lyon-Caen. Rapport namens dc extraparlementaire commissie cf.
Lambcrt t. a. p. blz. 26.

2) Vergcl. voorts de misbruiken bij dc betaling in Fransche havensteden.
Zie hierboven bl. v.v.

-ocr page 57-

41

de winkels, die de arbeiders moesten bezoeken, lo, 20,
ja soms 30 procent verschilden.

In de Friesche gemeenten behoort het tot dc uitzonde-
ringen, dat de veenbaas niet tevens winkelier is. In dc
overige noordelijke provinciën bestaat de dwang wel, maar
niet zoo algemeen. Als bewijzen van de nadeden van
dien toestand diene het volgende:

Het is voorgekomen, dat een arbeider vijftien stuiver
moest betalen voor een pond stinkende margarine, die
voor voedsel totaal ongeschikt was en die slechts dienen
kon, om zijne laarzen in het vet te zetten.

Een ander had voor honderd pond meel in een winkel
zeven gulden betaald, terwijl de veenbaas hem een verre
inferieure kwaliteit voor f 10.50 verkocht. Het scheelt op
alle levensmiddelen. Ecn brood van tien oude ponden kost
bij den veenbaas zes cent duurder. Na het hooren van
deze feiten kan het ons niet meer verwonderen, dat een
veenbaas, die 20.000 roeden verveende f 5000 van zijn
winkel maakte.

Een arbeider heette f 10.— te verdienen. Hij had zijn
baas voorgesteld, hem voortaan maar f 8.— te geven,
mits hij koopcn kon, waar hij wilde. Deze had het voor-
stel afgeslagen. Doorgaans zou het voor den arbeider
voordedigcr zijn, ccn vijfde van zijn loon te laten vallen,
doch te worden vrijgelaten in dc besteding ervan.

Dergelijke staaltjes kenschetsen den toestand.

Ten gevolge van het door de Enquêtes aan het licht
gebrachte kan het ons geenszins bevreemden, dat de wet-

i) husing. Ilct Tnick-stclscl. Groningen 1893. blz. 11, v.v.

-ocr page 58-

42

gever heeft gemeend, allerwege te moeten ingrijpen. Hier
vroeger, elders later zijn in bijna alle beschaafde landen
wetten tot stand gekomen, voornamelijk daartoe strekkende,
om den arbeider de vrije beschikking over zijn loon te
verzekeren. Lang genoeg reeds had het Truckstelsel den
schepter gezwaaid, het was vooral daartegen, dat de be-
palingen zich richtten.

Zoo ergens, dan is op het gebied van sociale wetgeving
het volmaakte niet te bereiken. Telkens heeft de wetge-
ver dit ondervonden, telkens heeft hij zijne maatregelen
moeten wijzigen of uitbreiden.

Voorzeker gold ook hier, dat alle aanvang zwaar is.
Eerst had men, in het duister rondtastende, zijnen weg
te gaan, men wist niet of het beoogde doel zou worden
bereikt. Wij zien den Engelschen wetgever derhalve, die
hier vrijwel als pionier te beschouwen is, telkens zijne
arbeidswetgeving herzien.

Tal van moeielijkheden waren er te overwinnen.

Om te beginnen: in hoeverre waren de klachten ge-
grond? Het is begrijpelijk, dat het oordeel der arbeiders
over de toestanden zeer verschillend luidde. En al waren
de geuite klachten dezelfde, welke waarde was er aan te
hechten ?

De ondervraagde patroons beoordeelden de zaken na-
tuurlijk gansch anders dan de arbeiders, en in hoeverre
waren deze laatsten in het uiten hunner opinie vrij?

Kon ook mogelijk de vrees voor het ongenoegen der
patroons daarop influenceeren ?

Bij het maken der bepalingen zelve moest met velerlei
belangen worden rekening gehouden.

-ocr page 59-

43

Door de patroons al te zeer te binden dreigde men
hun de mogelijkheid te benemen, langer aan de buiten-
landsche concurrentie het hoofd te bieden. Aan den an-
deren kant wilde men ten opzichte der arbeiders toch
doeltreffende bepalingen maken.

En bestonden de wetten eenmaal, dan bleef nog een
waakzaam oog en een nimmer verflauwende oplettend-
heid voor de naleving ervan onmisbaar vereischte. Hoe
wilde men dit laatste nagaan? Het rationeelst was, er de
arbeiders naar te vragen, doch hier was weer de vrees
voor den patroon het ergste struikelblok. De getuige-
nissen der arbeiders konden niet tot een veiligen maatstaf
dienen, hoezeer op hunne waarheidsliefde ook beroep werd
gedaan.

Door aan de inspecteurs van den arbeid vrijen toegang
tot de werkplaatsen te verkenen konden wel eenigszins
omtrent den toestand berichten worden ingewonnen, doch
de periodieke bezoeken door deze aan de fabrieken af-
gelegd waren evenmin een afdoend middel om den waren
stand van zaken te vernemen. Immers voor hen bestond
dezelfde moeielijkheid als voor de overheid. Zij werden
als dwarskijkers aangezien en konden evenmin de volle
waarheid ontdekken. In Engeland heeft de overheid zich
echter door deze hindernissen niet laten afschrikken, en
zij heeft gehandeld, zooals zij zich dit tot plicht rekende.
De thans gemaakte bepalingen zijn vrijwel doeltreffend
gebleken, tot stand gekomen, zooals wij reeds zeiden, met
behulp der anti Truck Associations en Trade-Unions.
Deze vercenigingen toch waren er steeds op uit, dc
zwakke punten der wetgeving te ontdekken; zij wisten

-ocr page 60-

44

beter dan de wetgever zelf, welke mazen in het net nog
toelieten, om er door te kruipen. Zoodoende heeft de
Engelsche regeering het eerst de voldoening gesmaakt,
haar doel te bereiken, en heeft zij ook hare naburen den
weg gewezen.

De bestrijding der misbruiken bestaat in de eerste
plaats in een gebodsbepaling tot betaling in klinkende
munt, behoudens door de wet gestelde uitzonderingen,
of wel een verbodsbepaling, om in waren of anderszins
het loon uit te keeren.

Daarbij sluit zich aan de bepaling ter voorkoming van
gedwongen winkelnering, en om te zorgen, dat de arbeider
vrije beschikking hebbe over zijn loon.

Den arbeider tegen de nadeelen van dit stelsel te be-
schermen, leverde echter grooter moeielijkbeden op, dan
men aanvankelijk meende. Gemakkelijk kan men den
patroon zelf het houden van een winkel verbieden, doch
als hem langs den directen weg dc voordeden worden
ontzegd, kan hij uiterst licht langs zijwegen zijn doel
bereiken. Wij zagen hierboven, op welke wijzen de pa-
troon zich\' door winkeldwang weet te bevoordeden, en
dat de daardoor gemaakte winst niet gering is.

Het is daarom, dat de wetgever alle bedingen heeft
verboden, of, zoo zij al gemaakt worden, van onwaarde
verklaard heeft, waarbij de arbeider zich verbindt, zijn
loon of een gedeelte daarvan op bepaalde wijze te besteden.

Dit nu waarborgt den arbeider tegen rechtstreekschen
dwang; doch hoe den zijdelingschen te voorkomen?

Het blijkt bijvoorbeeld, dat de patroon cr bijzonder op.
gesteld is, dat een bepaalde winkel door zijne arbeiders

-ocr page 61-

45

wordt bezocht. Het verlangen daartoe kan op tallooze
wijzen worden te kennen gegeven, door er de waren van
aan te prijzen, door er de gunstige ligging van aan tc
toonen, of ook wel door dit rechtstreeks aan een meester-
knecht of een der werklieden te" zeggen. Al spoedig ver-
breidt zich dan het gerucht, dat voor een goede verstand-
houding met den patroon het bezoek van dien bepaalden
winkel vereischtc is, en, eenmaal van dien wensch des
patroons op de hoogte gebracht, laat het zich gemakkelijk
begrijpen, dat de arbeiders moeielijk anders kunnen doen,
dan dien vervullen. Het is schier ondoenlijk na te gaan,
in hoeverre er in dergelijke gevallen winkeldwang wordt
uitgeoefend, en de bestrijding ervan zal van de arbeiders
zelve moeten uitgaan, die door een krachtige organisatie
veel vermogen.

Dit wat betreft de bepalingen omtrent de wijze van
betaling zelve. Thans dc vraag: Hoe worden zij gehand-
haafd?

Hiertoe staat den wetgever tweeërlei middel ten dienste :

1». de civiele actie, 2". de strafactie.

Het eerste middel hebben alle wetgevers als sanctie op
overtreding te baat genomen. De verboden bedingen
worden nietig en van onwaarde verklaard en blijven dus
burgerrechtelijk zonder gevolg. Ten aanzien dezer bedingen
zal de arbeider in dezelfde positie verkeeren als de curator
in een faillissement tegenover de overeenkomsten, door den
gefailleerde aangegaan ten nadeelc zijner schuldeischers.
Hij zal ze kunnen beschouwen als eenvoudig niet bestaande.
Wat betreft de betaling in strijd met de wet gedaan, den
arbeider wordt de bevoegdheid toegekend, andermaal bèta-

-ocr page 62-

46

ling te eischen. Die in strijd met de wet gedaan bevrijdt
den werkgever niet.

Soms mag de arbeider het in strijd met de wet betaalde
loon behouden, soms mag de werkgever het terugvorde-
ren, voor zoover nog onder den arbeider aanwezig, soms
ook legt de wet den arbeider de plicht op, om de waren
of andere hem in betaling gegeven goederen in een plaat-
selijke onderstands- of armenkas te storten, indien hij
zijn loon in baar geld vordert. Deze laatste regeling lijkt
ons de beste, daar het voor de moraliteit des arbeiders
steeds gevaarlijk is, dat wetsovertreding van den patroon
en bate voor den arbeider coïncideeren. Zooveel mogelijk
moet onzes inziens vermeden worden, dat de eene partij
door de overtredingen der andere bevoordeeld wordt.

Naast deze civiele sanctie hebben vele wetgevers ge-
meend, dat tot zekerheid, dat de gemaakte bepalingen
werden nageleefd, er nog meer noodig was.

Velen hebben den overtreder der wet ook aan een pu-
blieke actie blootgesteld. Veelal is als straf een boete
bedreigd, bij recidive in zwaarte toenemende, soms alter-
natief gevangenisstraf. Het is ook weder Engeland, waar
wij deze strafbepalingen het eerst aantreffen, en wel in de
Truck act van 1831.

Over de wenschelijkheid der strafactie is zeer verschil-
lend geoordeeld. Vinden wij haar in nagenoeg alle bui-
tenlandsche wetgevingen, ten onzent hebben er zich
steeds krachtige stemmen tegen verheven. Men vond het
niet goed, het niet nakomen eener civielrechtelijke over-
eenkomst door den strafrechter tc doen sanctionceren. De
arbeidsovereenkomst is zuiver civielrechtelijk, zij behoort

-ocr page 63-

47

ook niet anders dan door op dit terrein liggende bepalingen
te worden gehandhaafd. Daaraan paren zich vele moeie-
lijkheden van technischen aard.

Om te beginnen, is het vaak uiterst moeilijk, de straf-
bare feiten op te sporen; en tegen de daders genoegzaam
bewijsmateriaal bijeen te brengen, is voorwaar niet lichter.
Als getuigen ä charge zullen vaak de betrokken arbeiders
moeten optreden, en de ervaring heeft geleerd, hoe moeielijk
dezen er toe te krijgen zijn tegen hunne patroons te ge-
tuigen, en hoe weinig betrouwbaar de door hen afgelegde
verklaringen zijn! In Engeland waren het patroons, leden
der Anti Truck-Association, die zich ten doel stelden,
tegen hunne minder nauwgezette collega\'s strafacties
aanhangig te maken. Op die wijze kon eerst de Truck
Act krachtig worden gehandhaafd. Moet de overheid door
hare eigen ambtenaren de delinquenten ontdekken, dan
stuit men op tallooze obstakels.

Naar onze meening zijn de theoretische bezwaren tegen
het opnemen eener strafactie in de arbeidswetgeving niet
van overwegenden aard.

Welke taak toch vervult hier de overheid.-\'
Onzes inziens niet anders dan het geven van bindende
regelen voor partijen, het vaststellen van dwingend recht.
In welke gevallen mag de sterke arm worden ingeroepen
ter handhaving dier bepalingen.\' Mag dit alleen daar,
waar de verplichting, die wordt opgelegd, geheel op het
terrein van het publieke recht ligt?
Men gevoelt, hoe de lijn
tusschen privaat en publiekrecht hier verflauwt; wij zouden
in de verplichtingen door den wetgever aan partijen opge-
legd in de arbeidsovereenkomst reeds publiekrechtelijke

-ocr page 64-

48

willen zien. Immers de overheid stelt qua talis regelen,
waarvan partijen niet mogen afwijken.

Daarenboven, mag de wetgever de zekerheid der nale-
ving van de gemaakte bepalingen afhankelijk stellen van
de vraag, of de geregelde rechtsverhoudingen tot het private,
dan wel tot het publieke recht behooren!

Onzes inziens kan, door hier een scherpe grens tusschen
beiderlei rechtsgebied te trekken, aan de goede zaak aan-
merkelijke schade worden toegebracht. Vóór alles moet de
wetgever doen, wat in zijn macht ligt om hen, voor wie
de maatregelen genomen werden, te dwingen deze te eer-
biedigen en zal hij daarom voor het opnemen eener strafbe-
paling van publiekrechtelijken aard in de arbeidswetgeving
niet te bevreesd moeten zijn.

Nu kan zich nog een bezwaar voordoen, bij de plaatsing
der artikelen namelijk, waaraan echter is tegemoet te
komen.

Worden de maatregelen betreffende de arbeidsovereen-
komst in een afzonderlijke wet vervat, dan zal tegen de
strafbaarstelling der overtredingen in ccn afzonderlijk stel
artikelen,\'zooals wij dit bij de Truck Act en de Duitsche
Gewerbeordnung aantreffen, wel geen bezwaar bestaan.

Worden zij evenwel als aanvullingswet van een der
bestaande wetboeken of wetten gegeven, dan is bet boven
geopperde bezwaar van kracht. In het Burgerlijke wetboek
bijvoorbeeld behooren geen publiekrechtelijke strafbepa-
lingen tc huis.

In zoo\'n geval echter zouden genoemde strafbepalingen in

het Wetboek van Strafrecht kunnen worden ingclascbt, ofwel

«

daarvoor een afzonderlijke wet gemaakt worden. Daarmede

-ocr page 65-

49

zal, dunkt ons, het bezwaar der strafbepaling wel zijn
uit den weg geruimd.

Waar wij ons hebben bezig gehouden met aard en
strekking der bepalingen, regelende de wijze van beta-
ling, willen wij thans nagaan, in welke landen wij ze
vinden. Als landen, waar de betaling in natura verboden
is, noemen wij Engeland, Duitschland, Oostenrijk, Hon-
garije, België, Zwitserland, Noorwegen en Rusland. In
Frankrijk bestaat nog slechts een ontwerp, dat een soort-
gelijk voorschrift inhoudt.

In dezelfde landen, waar niet in natura mag worden
betaald, bestaat de verplichting tot betaling in geld, dat
wettelijken koers heeft.

Als civiele sanctie vinden wij in genoemde landen
nietigheid van alle met de wet strijdige overeenkomsten.
Alleen de Russische wet moet hier uitgezonderd worden,
deze bewaart over dit punt het stilzwijgen.

Elk beding, waarbij de arbeider zich verbindt, in bepaalde
winkels zijn inkoopen te doen, is volgens de ICngclsche,
Duitsche, Oostenrijksche, Hongaarsche en Belgische wet
van onwaarde. Zoo ook volgens het Fransche ontwerp.
Den arbeider wordt toegelaten, ten tweede male zijn loon
tc vorderen, indien de eerste betaling nietig is volgens
dc Engelsche, Duitsche en Oostenrijksche wetten. De
Engelsche, Duitsche, Oostenrijksche, Hongaarsche cn Bel-
gische wet ontzeggen hem, die in strijd met dc wet waren
heeft geleverd, alle vordering tot inning van het verschul-
digde en in dezelfde landen, behalve in Hongarije, vinden
we een verbod om door tusschenper.sonen de wet te ont-
•duiken, vooral met het oog op dc gedwongen winkelnering.

4

-ocr page 66-

50

Deze tusschenpersonen worden alleen van de zijde des
patroons gerekend, als daar zijn bloedverwanten, last-
hebbers, zaakwaarnemers, opzichters, factoors en anderen.
Alleen de Belgische wet breidt de bepaling ook uit tot
die aan de zijde des arbeiders.

Wat betreft de publieke sanctie loopen de bepalingen
nogal uiteen.

De Engelsche wet bedreigt bij eerste overtreding eene
boete van £ 5 tot £ 10, bij tweede van £ 10 tot £ 20,
bij volgende boete tot een maximum van £ loo.

De Duitsche wet stelt een maximum boete van 2000 M.
subsidair zes maanden gevangenisstraf (g 146). De Hon-
gaarsche wet noemt als straf boete van 20 tot 200 florijnen,
de Belgische van 50 tot 2000 fr. De straf, door de Zwit-
sersche wet op overtreding gesteld, bedraagt een boete
van 5 tot 500 fr. Bij recidive kan zij gevangenisstraf
worden van hoogstens 3 maanden.

De Noorsche en Russische wet stellen op de overtre-
ding respectievelijk boete van 5 tot 100 kronen en
van 50 tot 300 roebels. Het Fransche ontwerp van
5 tot 10 \'fr.

Men ziet dus, dat de buitenlandsche wetgevers niet
bevreesd zijn geweest, door zelfs vrij strenge straffen dc
arbeidswetgeving te sanctioneeren.

Nu wij in vogelvlucht de buitenlandsche wetgevingen
hebben overzien, wenschen wij thans over te gaan tot de
bespreking van de pogingen, in ons land gedaan om een
regeling van dit onderwerp tot stand te brengen.

Zij vangen aan met de interpellatie van den heer
Domela Nieuwenhuis in de Tweede Kamer der Staten

-ocr page 67-

51

Generaal, gedaan op den I4den Mei 1888, naar aan-
leiding van werkstakingen in de Groninger veenkoloniën.

Daartoe door den Minister uitgenoodigd, diende deze
afgevaardigde een ontwerp in.

Dit bevatte (Art. i) een bepaling, die aan allen, die
personen in dienst hebben, gebood, het loon uiterlijk om
de week in Nederlandsche specie, munt- of bankpapier uit
te betalen.

Inwonende dienstboden, scheepsgezellen en openbare
ambtenaren zouden niet onder deze bepaling vallen.

Voor een wet te oppervlakkig en onvolledig getuigt dit
ontwerp toch alleszins van een ernstig streven om mis-
standen uit den weg te ruimen, en is het een bestudeering
overwaard. Er zijn tal van moeielijkheden over het hoofd
gezien, die door de invoering ervan zouden zijn gerezen,
en verscheidene bepalingen opgenomen, welker voordeel
ten aanzien der arbeiders te betwijfelen valt.

Uit alles blijkt, dat het ontwerp door een niet-jurist is
bewerkt, doch vooral uit de overgangs- en de strafbepa-
ling, die ware juridische monstruositeiten zijn. De eerste
wil namelijk, dat ^/j van de geboekte schuld, in de win-
kels der werkgevers op naam der arbeiders staande, van
staatswege zal worden afbetaald en dat de schuld daar-
mede zal gedelgd zijn. De winst der j)atronale winkels
werd dus, zonder uitzondering op \'/j geschat, terwijl aan
de wanbetalers een niet onaardig voordeel boven hen, die
hunne schulden hadden afgedaan, werd toegekend.

Ook is raadselachtig, waarom de Staat deze vei plichting
van een der partijen op zijne schouders moest laden.

Wat betreft de strafbepaling, deze bedreigde bij over-

-ocr page 68-

52

treding een minimum boete van f lOO, bij recidive binnen
5 jaar, een van f500, als minimum. Hier wordt dus niet
een maximum, maar een minimum straf bedreigd, in onze
strafwetgeving voorwaar een unicum.

De Regeering en de meerderheid der Kamer waren
van oordeel, dat dit ontwerp
DOMELA NIEUWEN MUIS voor
de algemeene beraadslaging ongeschikt was, en er werd
door de Regeering een ander ontwerp voorbereid, dat bij
Koninklijke Boodschap van 17 Mei 1889 de Kamer
bereikte. Bij de memorie van beantwoording werd door
den Minister een gewijzigd ontwerp gevoegd. Na de
hervatting der werkzaamheden werd na gehouden overleg
van de Commissie van Rapporteurs en den Minister
dit ontwerp gewijzigd. Het is vervat in de Koninklijke
Boodschap van i Juni 1891 en bekend onder den naam
van „Nader gewijzigd ontwerp van wet."

Dit ontwerp bevatte (art. 2) een bepaling tegen den
Truck, die luidde:

„Het loon wordt op geen andere wijze vastgesteld dan:

a. in Nederlandsche munt, of in gemeenten aan dc Rijks-
grens gelegen, in de munt van bet aangrenzende vreemde Rijk;

b. in voedsel, te nuttigen ter plaatse, waar het verstrekt
wordt;

c. in eene bepaalde hoeveelheid der voortbrengselen,
behalve sterken drank, van het bedrijf waarin het verdiend
wordt, of de materialen in dat bedrijf gebruikt;

d. in het gebruik van eene aangewezen woning, schuur
of bergplaats, van eene bepaalde uitgestrektheid grond of
van weide of stalling voor een bepaald aantal naar\'de
soort aangeduide dieren ;

-ocr page 69-

53

e. in bepaalde werkzaamheden door of voor rekening
van den werkgever te verrichten."

„Bij vaststelling van het loon op de wijze bedoeld bij
sub
c, d oï e is de werkgever verplicht dienaangaande
eene schriftelijke door hem onderteekende en gedagtee-
kende verklaring aan den werkman af te geven."

Oorspronkelijk had de Minister naast het gebod van
betaling in Nederlandsche munt van art. i, in art. 3 de
partijen vrijgelaten, hiervan desverkiezende af te wijken,
mits dit geschiedde bij schriftelijke en in dubbel opge-
maakte overeenkomst en nimmer als betaalmiddel sterke
drank werd gebezigd.

De werkman, zoo heette het in de Memorie van Toe-
lichting, kan zelf het best beoordeclen, wat zijn belang
medebrengt. Indien de wetgever slechts waakt tegen
misleiding cn dwang van de zijde des werkgevers, heeft
hij zijne roeping volbracht.

Bij het hooren van deze redeneering verwondert het
ons geenszins, dat naast de bepaling van art. i, die van
art. 3 wordt aangetroffen, die haar geheel krachteloos
maakt. Immers het doel, dat de wetgever zich voor oogen
heeft gesteld, is juist den arbeider in bescherming te
nemen tegenover den patroon en het belang des arbeiders
te dienen, daar deze daartoe door zijne geringe ontwik-
keling niet in staat is. Maakt men enkel bepalingen van
regelend recht, dan kan men veilig de geheele arbeids-
wetgeving een doodgeboren kind heeten. Zijn ergens be-
palingen van dwingend recht noodig, dan is het voorzeker
hier, en de mazen van het net kunnen bijna niet dicht
genoeg geknoopt worden, want waar ontduiking mogelijk

-ocr page 70-

54

is, heeft de praktijk onzer naburen geleerd, dat zij op
groote schaal wordt gepleegd.

Sub a. betreffende de uitbetaling in vreemd geld, doet
de Memorie van Toelichting opmerken, dat er niettegen-
staande de bepalingen van Artt. 8 en lO der wet van
28 Maart 1877, thans vervangen door art. ig der wet van
28 Mei, 1901 Stbl. 132, die ter naleving zeer moeielijk
bleken, in de grensgemeenten nog steeds veel vreemd geld in
omloop was. Zonderling, dat de Regeering van den bij het
ontwerp 1891 voorgestelden maatregel meer goeds ver-
wachtte, doch het groote gemak, dat de vreemde pasmunt
op de grenzen medebrengt, deed haar daartoe besluiten.

Sub c. willen wij er de aandacht op vestigen, dat het
een leemte is, dat geen maximum bedrag, dat in voort-
brengselen mag worden uitgekeerd, is aangegeven. Hier
toch staat men bloot aan misbruiken, zooals die in som
mige fabrieken worden aangetroffen i), dat de arbeiders in
producten van het bedrijf worden uitbetaald, die zij dan
op het voordeeligst van de hand moeten zien te doen. De
werkgever wordt hier aan een sterke verleiding blootge-
steld, dd waren boven den prijs te berekenen. In het
hieronder te bespreken ontwerp
-DRUCKER zullen we wijzi-
gingen aantreffen, die de bepaling zeer ten goede komen,
doch naar onze mcening ware het beter, ter voorkoming
van ontduiking, deze bepaling te schrappen.

Nog valt op te merken, dat onder dc geoorloofde vormen
van loon niet voorkomen geneesmiddelen cn geneeskundige

I) Zoo bestond in oen horlogefabriek tc Prescot de gewoonte om ccn
groot deel des loons in horloges uit tc betalen.

-ocr page 71-

55

hulp. De Minister was van oordeel, dat deze beter en
zekerder in het bezit van den arbeider zouden komen door
deelneming aan een ziekenfonds. Bij langdurige ziekte toch
kon zich het geval voordoen, dat de zieke arbeider ont-
slagen werd, waardoor deze en verdiensten en genees-
middelen zou missen. Het deelnemen aan ziekenfondsen
kwam daarom den Minister zekerder voor; hij vreesde
door geneesmiddelen als loon toe te laten, de deelname
aan zoo heilzame inrichtingen te doen verminderen.

Tot wet heeft dit ontwerp het niet gebracht. De ver-
kiezingen van Juni 1891 vielen ten nadeele van lietMinis-
terie-Mackay uit, de nieuwe Minister van Justitie, Mr. Smidt,
oordeelde het noodig, van meet aan met de regeling van
het arbeidscontract te beginnen, en trok bij missive van
9 September 1891 het ontwerp in.

Deze poging tot sociale hervorming, die wij voorzeker
een ernstige schrede in de goede richting mogen noemen,
had geen directe uitwerking, daar de vlinder was gestorven
aleer zij zich ontpopt had.

Weinige maanden na zijn optreden als Minister noodigde
Mr.
Smidt den heer Mr. H. L. Druckkr uit, om een
ontwerp regelende de arbeidsovereenkomst voor te bereiden.
Door allerlei omstandigheden werd deze arbeid vertraagd,
zoodat eerst begin \'94 dit ontwerp kon worden aangeboden.
Kort daarna trad Mr.
Smidt als Minister af. Later werd
door Minister
cort van der Linden de opdracht her-
nieuwd, en zoo diende Mr.
Drucker het ontwerp in,
waaraan wij het volgende ontkenen:

Ar/. 15. Het loon wordt op geen andere wijze vast
gesteld dan:

-ocr page 72-

56

1°. In Nederlandsche munt, behoudens aanwijzing bij
algemeenen maatregel van bestuur van gemeenten, nabij
de Rijksgrens gelegen, waar vaststelling van het loon in
de munt van den aangrenzenden, vreemden Staat zal ge-
oorloofd zijn;

2°. in voedsel te nuttigen, alsmede verlichtings- en ver-
warmingsmiddelen te gebruiken ter plaatse, waar ze wor-
den verstrekt;

3°. in kleeding door den arbeider bij de waarneming
der dienstbetrekking te dragen;

4°. in een bepaalde hoeveelheid der voortbrengselen
van het bedrijf, waarin het loon wordt verdiend, of der
grondstoffen, in dat bedrijf gebruikt, een en ander voor
zoover die voortbrengselen of grondstoffen behooren tot
de eerste levensbehoeften en in ieder geval met uitsluiting
van sterken drank;

5®. in het gebruik van een aangewezen woning of
lokaal, van een bepaald stuk grond of van weide of stal-
ling voor een bepaald aantal naar de soort aangeduide
dieren ;

6°. in \'bepaalde werkzaamheden door of voor rekening
van den werkgever voor den arbeider te verrichten;

7®. in onderricht door of van wege den werkgever aan
den arbeider te verstrekken, ten einde dezen in des werk-
gevers vak op te leiden of verder te ontwikkelen.

Indien het loon voor het geheel of voor een gedeelte
wordt vastgesteld op een der wijzen onder 4, 5,6cn
7 genoemd, moet de overeenkomst schriftelijk worden aan-
gegaan. Kan een der partijen niet schrijven, dan geldt dc
bepaling van het slot van art. 7: n°. 3. (Daar wordt bc-

-ocr page 73-

57

paalcl, dat voor personen, die niet kunnen schrijven, voor
de onderteekening in de plaats zal treden een kruis of
handinerk, bevestigd door de onderteekening van twee
getuigen).

De voorschriften van dit artikel zijn niet toepasselijk
op arbeiders, die bij den werkgever inwonen.

Art. i6. Indien bij de overeenkomst geen bepaald
loon is vastgesteld, heeft de arbeider aanspraak op zoo-
danig loon, als bij wet of verordening mocht zijn aange-
wezen of, bij gebreke daarvan, op zoodanig loon als ten
tijde en ter plaatse van het sluiten der overeenkomst
voor arbeid als dc bedongene gebruikelijk was. Bij gebreke
van dezen maatstaf wordt het loon door den rechter naar
omstandigheden bepaald.

Art. 17. Indien het loon bij de overeenkomst is vast-
gesteld op andere dan volgens art. 15 geoorloofde wijze,
heeft dc arbeider aanspraak op een loon, berekend vol-
gens het voorgaande artikel, met verhooging van een
derde gedeelte, voor zoover dit loon bestaat in geld.

Art. 23. De voldoening van het in art. 15 onder
no.
i genoemde loon of gedeelte van het loon geschiedt:
indien het in Nederlandsche munt is vastgesteld, in wettig
betaalmiddel van het Rijk of in Bankbiljetten der Neder-
landsche Bank ;

indien het overeenkomstig art. 15 in de munt van den
vreemden .staat is vastgesteld, in wettig betaalmiddel van
dien staat, onverminderd de bepaling van art. 8 der wet
van 28 Maart 1877 (Stbl. no. 43 \').

1) Vcrgcl. blz. 54.

-ocr page 74-

58

De voldoening van het in artikel 15 onder n®». 2 tot
7 genoemde loon of gedeelte van het loon, geschiedt
volgens hetgeen bij de overeenkomst is bedongen.

Art. 24. Voldoening van het loon in anderen vorm
dan bij het voorgaande artikel is bepaald, is nietig, al
mocht in betaling geving hebben plaats gehad met goed-
vinden des arbeiders.

Deze behoudt het recht, van den werkgever het bedongen
loon of het nog niet voldane gedeelte daarvan te vorderen.

Is deze vordering bevredigd, dan kan het Bestuur der
Gemeente, waar de eerste nietige voldoening plaats had,
van den arbeider opeischen hetgeen van het toen in be-
taling ontvangene nog bij hem aanwezig is, of, zooverre
dit niet het geval is, het bedrag, waarmede de arbeider
is gebaat. Het Gemeentebestuur wendt het aldus ver-
kregene naar zijnen rade aan ten bate van noodlijdende
arbeiders in de gemeente.

Wat art. 15 van het ontwerp betreft, willen wij in de
eerste plaats wijzen op het woord „vastgesteld." Deze
term is afkomstig uit het hierboven besproken „nader
gewijzigd \' Truck ontwerp" en is aangenomen in tegen-
stelling met de Duitsche en OostenrijkscheGewerbeordnung,
die alleen van „betaling" spreken.

De twee vragen bij de Toelichting der artikelen van
het ontwerp-DRUCKER gesteld:

1°. in welken vorm kan en mag bij de overeenkomst
het loon worden
vastgesteld en

2°. in welken vorm kan en mag dat bij de overeen-
komst vastgesteld loon worden
uitgekeerd,
zijn niet altijd scherp uit elkaar gehouden.

-ocr page 75-

59

Genoemd art, 15 houdt zich slechts met de eerste dier
twee vragen bezig. Een overeenkomst kan onder het be-
grip arbeidsovereenkomst vallen, ook al bestaat het loon
niet in geld maar in een ander equivalent, terwijl men
volgens de terminologie van art. 1585 B. W., dat slechts
van prijs spreekt, geneigd zou zijn, een meer beperkte op-
vatting te huldigen.

Zoo doet zich bij art. 1636 B. W. de vraag voor, of
loon ook kost en inwoning omvat.

Het ontwerp nu verstaat onder loon dus ook andere
praestaties dan geldelijke. De bedoeling dezer redactie
is, de moeielijkheden, die bij de thans in het B. W. voor-
komende terminologie rijzen, te vermijden en de bepa-
lingen tc doen strekken voor allen, voor wie zij ge-
schreven zijn.

Over de wenschelijkheid van het opnemen eener bepa-
ling als art. 15. 1®. hopen wij te spreken bij de behande-
ling van het Regceringsontwerp.

Sub. 2®. doet de Toelichting der artikelen opmerken,
dat dit met het oog op het gebruikelijke beding van „vrij
vuur en licht" is aangevuld, sub. 3°. dat het beding van
vrije dienstkleeding geoorloofd moet zijn.

Sub. 40. zien wij een belangrijk verschil met art. 2 van
het ontwerp 1891, waar alle betaling in voortbrengselen
van het bedrijf, waarin het loon werd verdiend, sterke
drank uitgezonderd, was toegelaten. Hier slechts voor zoo-
ver het de eerste levensbehoeften geldt. Dc ontwerper
heeft willen voorkomen, dat de arbeider als débouché der

1) Zie Op/oomer, Ad art, 1585 B. W, dl, 8. blz, 356 vig,
a) Zie Diei\'iiuis. dl. 13, blz. 347 vlg.

-ocr page 76-

6o

fabrikaten van den patroon zou worden gebruikt, doch wij
gelooven niet, dat de voorgestelde maatregel dit geheel
kan voorkomen. Aan een arbeider in een boter- of meel-
fabriek zal, zonder met de bepalingen der wet in strijd
te komen, zijn volle loon in meel of boter kunnen worden
voldaan. Eenigszins heeft de ontwerper hier weliswaar tegen
gewaakt door een schriftelijk overeenkomst verplichtend
te stellen, doch, waar hij overigens partijen vrijlaat, zal
de arbeider toch in hooge mate aan de willekeur des
patroons zijn blootgesteld. Een voorschrift, dat een vast
deel in geld moet betaald worden, zou een afdoende
regeling zeer ten goede komen.

Sub. 5®, vestigt de Toelichting der artikelen er de aan-
dacht op, dat deze bepaling verwacht wordt, er krachtig
toe te zullen medewerken om leerlingscontracten steeds
schriftelijk te doen aangaan. Wordt de schriftelijke vorm
meer algemeen, dan kan dit den inhoud ook zeer ten goede
komen, het bestek zal ten minste met grooter zorg worden
samengesteld. Patroons, die verzuimd hebben dezen vorm
in acht tc nemen, stellen zich aan een actie krachtens
artt. i6 6n 17 bloot.

Voor bij den patroon inwonende arbeiders oordeelt het
ontwerp het beter, deze bepalingen niet toepasselijk te
verklaren, een bepaling, die wij in het straks te bespreken
Regeeringsontwerp niet terugvinden. In den regel zullen
deze toch reeds onder 2", vallen. Merkwaardig is echter,
dat de Memorie van Toelichting deze alinea bespreekt,
alsof zij er nog stond.

Art. 17 geeft ons het zonderlinge feit te aanschouwen,
dat wetsovertredingen der eene partij aan de andere ten

-ocr page 77-

6i

goede komen. De patroon, die in strijd met art. 15
handelt en het loon niet op een door dat artikel toege-
laten wijze vaststelt, moet van die handelwijze een nadeelig
gevolg ondervinden, doch dat de arbeider, die bij een
berekening van loon volgens art. 16 geen schade heeft,
daardoor moet worden bevoordeeld, komt ons eenigszins
zonderling voor.

De ontwerper heeft gemeend, de regeling zuiver civiel-
rechtelijk te moeten laten; vandaar, dat er geen plaats
was voor een publieke actie, zooals wij die in de buiten-
landsche wetgevingen aantroffen. Dit maakt de bepaling
van art. 17 verklaarbaar, doch tc verdedigen is zij mijns
inziens moeielijk. Beter ware in ieder geval geweest, te
bepalen, dat de door den patroon te betalen boete in
een zieken- of pensioenfonds of bij gebreke daarvan in
de kas van het plaatselijke armbestuur gestort moest
worden.

De artt. 23 en 24 geven antwoord op de tweede vraag
hierboven gesteld: in welken vorm mag het loon worden
uitgekeerd.\' Noodig is tc bepalen, dat het loon op geen
andere wijze mag worden uitgekeerd, dan het is vast-
gesteld met het oog op ook ten onzent waargenomen
misbruiken, de bekende toepassingen van het Truckstelsel.
Dc artikelen houden ccn afwijking in van art. 1425
B. W.; dc betaling is nietig, ook al geschiedt zij met
goedvinden van den schuldcischcr in ongeoorloofden vorm.
Dc taak hier aan dc gemeentebesturen opgedragen, komt
mij lang niet licht voor. Moe toch moet bedoeld bedrag
in groote gemeenten worden verdeeld? welke arbeiders
zijn in den zin der wet noodlijdend? Met Mr.
SiCKiNGA

-ocr page 78-

62

zouden wij hier den ontwerper willen vragen: Neemt gij
hier niet wat veel hooi op uw vork? i)

Bij Koninklijke Boodschap van 7 Mei 1901 werd het
Ontwerp
-DRUCKER, nadat de Minister het eenigszins ge-
wijzigd had, aan de Tweede Kamer toegezonden. Het
werd niet als afzonderlijke wet ingediend, maar als wet
houdende wijzigingen en aanvullingen aan te brengen in
het Burgerlijke Wetboek, het Wetboek van Koophandel,
het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en de Wet
op de Rechterlijke Organisatie en het Beleid der Justitie,
betreffende de bepalingen omtrent huur van dienstboden
en werklieden, daarin vervat.

Dit Regeeringsontwerp geeft in art. 16370 eenzelfde
voorschrift als art. 15 van het Ontwerp
-DRUCKER.

Vaststelling van het loon in vreemd geld is daar echter
toegelaten, daar de minister voor beperking in dezen geen
voldoenden grond aanwezig achtte.

„Het moet vrij blijven," zegt de Memorie van Toe-
lichting, „dat bijvoorbeeld het loon van den bestuurder eener
naamlooze vennootschap in Ponden Sterling of Dollars
wordt vastgesteld. Gevaar is aan deze vrijheid ook voor
den arbeider niet verbonden, mits slechts zorg worde
gedragen, dat de uitbetaling in een zelfde munt geschiede,
waarin het loon is vastgesteld of in Nederlandsch geld."

Hiervoor nu waakt art. 1638 h.

Onder 3°. (ontw. 40.) zijn als betaalmiddel toegelaten
de producten van het bedrijf, wanneer het slechts levens-
behoeften zijn, al zijn het niet de eerste; vandaar dat de

1) Mr. SiCKiNGA. Dc Economist. 1899.

-ocr page 79-

63

bepaling van het Regeeringsontwerp minder streng is dan
die van het ontwerp-DRUCKER.

Voorts worden naast levensbehoeften ook die waren
toegelaten, die zijn grond- of hulpstoffen, werktuigen of
gereedschappen, in het bedrijf des arbeiders gebezigd.

Sub 4°. stelt het Regeeringsontwerp vast, dat de dieren,
in welker stalling een deel van het loon bestaat, aan den
arbeider of een der leden van zijn gezin moeten toebe-
hooren. Voorts mag het loon bestaan in het gebruik van
werktuigen of gereedschappen, alsmede het onderhoud
daarvan.

In 5®. zijn naast werkzaamheden ook diensten opgenomen
door of voor rekening van den werkgever voor den arbeider
te verrichten.

Bij 6°. heeft de Minister het niet noodig geacht, de
restrictie bij het tc geven onderwijs over tc nemen, dat
het dienen moet, om den arbeider in des werkgevers vak
op te leiden of verder daarin te ontwikkelen. Ieder onder-
richt zal dus onder dit nr. mogen vallen.

De artt. 1637 p en 1637 ^ komen geheel overeen met de
artt. 16 en 17 van het ontwerp
-DRUCKER. Te betreuren
valt het, dat de Minister de juridische abnormaliteit, waarop
bij art. 17 werd gewezen, niet heeft uit den weg geruimd.

De voldoening van het loon wordt geregeld in de artt.
1638 //—1638 y. Voor zooverre in Nederlandsche munt
vastgesteld, moet deze geschieden in wettig betaalmiddel
van het Rijk of in Bankbiljetten van de Nederlandsche

1) Hiermede is geheel in overeenstemming Art. a 3« der, Belgische wet
van 16 Augustus 1887.

-ocr page 80-

64

Bank; voor zoover in vreemde munt vastgesteld, moet zij
geschieden of op genoemde wijze, de vreemde munt te
berekenen naar den koers van dag en plaats van betaling
of van die der naastbijgelegen handelsplaats, of wel in
wettig betaalmiddel of biljetten der Bank van het Rijk,
in welks munt het loon is vastgesteld, een of ander naar
keuze des arbeiders.

Wordt het loon gevormd door de in art. 1637 0 20—6°
genoemde bestanddeelen, dan moet de voldoening geschie-
den, zooals bij overeenkomst is bedongen.

De sanctie op voldoening in ongeoorloofd betaalmiddel
geeft art. 1638 y\', de eenigszins gewijzigde bepaling van
art. 24 ontwerp
-DRUCKER. De betaling in strijd met de wet
gedaan is weliswaar nietig, doch de patroon heeft de be-
voegdheid, om het in strijd met de wet geleverde terug te
vorderen, voor zoover de arbeider daardoor is gebaat.
Door dit te bepalen, worden ook de Gemeentebesturen
van den zwaren last, dien het ontwerp
-DRUCKER op hunne
schouders wil laden, ontheven. De Memorie van Toelichting
vestigt de aandacht op de noodzakelijkheid van het bij de
laatstbesproken artikelen bepaalde. Hoe de naleving ervan
moest worden verzekerd, is een groote strijdvraag geweest.
Het ontwerp beeft aan de band der buitenlandsche wet-
gevingen de voldoeningen in strijd met de wet civielrechte-
lijk nietig verklaard en de kwestie laten rusten, of nog boven-
dien de hulp van het strafrecht moest worden ingeroepen.

Ten slotte valt nog te bespreken het verbod tegen
gedwongen winkelnering, tc vinden in art.
1637 r en
art.
13 van het ontwerp-DRUCKER.

Genoemd artikel bepaalt, dat elk beding of elke bijzon-

-ocr page 81-

Ö5

dere overeenkomst tusschen den werkgever of diens beamb-
ten of zetbazen en een onder één hunner gestelden
arbeider, om het loon of zijn bijzondere inkomsten of
een deel daarvan op een bepaalde wijze te besteden of
zijn benoodigdheden op een bepaalde plaats of bij een
bepaald persoon aan te schaffen, nietig en ongeoorloofd is.

Hiervan worden uitgezonderd:

1°. het beding, waarbij de arbeider zich jegens den
werkgever verbindt, de voor zijn arbeid vereischte grond-
stoffen, werktuigen of bijzondere kleeding op een be-
paalde plaats of bij een bepaald persoon aan te
schaffen;

2®. het beding, waarbij de arbeider deelneemt in eenig
fonds, mits dat fonds voldoet aan de vcreischten bij
algemeenen maatregel van bestuur gesteld;

3®. ten aanzien van minderjarige arbeiders het beding,
dat een gedeelte van het loon, gedurende de minder-
jarigheid verdiend, door den werkgever zal worden ge-
plaatst in dc rijkspostspaarbank, met bepaling, dat het
loon door den arbeider eerst zal kunnen worden opge-
vorderd, wanneer hij zekeren, niet hooger dan een en
twintig jaar tc stellen, leeftijd zal hebben bereikt.

Het ontwerp Drucker stelt bij 2®. bijzondere vcr-
eischten. Aan den arbeider moet bij het aangaan der
overeenkomst een reglement worden ter hand gesteld,
bevattende dc volgende punten:

bestemming van het fonds, waaraan hij deelneemt,
wijze van beheer, in elk geval zoo in te richten, dat
deelnemende arbeiders in het bestuur vertegenwoordigd
worden; wijze van belegging der bezittingen, in elk geval

5

-ocr page 82-

66

moeten deze van het privé\' vermogen des werkgevers af-
gescheiden blijven;

de door iederen deelnemer te storten bijdrage;
de aanspraken, welke deelneming geeft;
gevolgen van het eindigen der dienstbetrekking; deel-
nemers van één jaar of langer moeten bij fondsen tot
uitkeering op zekeren leeftijd of bij overlijden hunne aan-
spraken behouden, zij het ook op veranderden voet;

wijze, waarop het reglement kan veranderd worden,
waartoe instemming van minstens drie vierden der op dat
oogenblik contribueerenden wordt vereischt;

wijze, waarop geschillen uit het reglement voortsprui-
tende zullen worden beslist.

Het Regeeringsontwerp heeft deze regeling der fondsen
niet overgenomen en wil bij algemeenen maatregel van be-
stuur een tijdelijke voorziening daarvoor in de plaats stellen.

In 3°. is het eenige verschilpunt, dat de daar gestelde
leeftijd in het ontwerp
DruckER drie en twintig jaar is.

Het artikel sluit zich aan bij het vroegere Truckont-
werp (nader gewijzigd ontw. art. 9), en bij verschillende
bepalingen van buitenlandsche wetten, o. a. de Duitsche,
Engelsche en Belgische.

De Memorie van Toelichting wijst op de uitdrukking:
„ongeoorloofd en nietig." Deze is gekozen, om de ge-
wraakte bedingen reeds op deze wijze hare werking te
ontnemen en tevens de mogelijkheid daar te stellen, om,
als dit later noodig bleek, de civiele actie door een straf-
actie te achtervolgen.

Sub 2®. willen wij doen opmerken, dat de deelneming
aan fondsen een zekere verplichting op den arbeider

-ocr page 83-

6/

legt, doch dat die deelneming tevens zooveel voordeel
voor hem afwerpt, dat de wetgever zijnerzijds doen moet
wat in zijn macht ligt, om deze deelneming te bevor-
deren, mits voor de fondsen genoegzame waarborg van
deugdelijkheid besta. Den Minister kwam het niet raad-
zaam voor, bij dit ontwerp aan de fondsen bepaalde
vereischten te stellen, te minder, daar deze in een aanvul-
lingswet van het Burgerlijke Wetboek geheel misplaatst
zouden zijn. Een algemeene, wettelijke regeling zou
ook wat meer moeten bevatten, dan die door mr.
Drucker
voorgesteld. Hier evenwel geldt het slechts een enkele
soort van deze fondsen. Het werd niet geraden geoordeeld,
door deze bijzondere regeling op de algemeene vooruit
te loopen. Hier is ecn slechts voor een bepaalde groep
geldende, mogelijk maar tijdelijke regeling noodig, waar-
voor de algemeene maatregel van bestuur den Minister
het aangewezen middel voorkwam.

Voorts vond de Minister de regeling der fondsen een
zorgvuldige, voorafgaande studie overwaard. Zoodanige
algemeene voorschriften kunnen licht ontdoken worden,
zonder dc letter der wet te kort te doen, en zoo kan de
geheele regeling tot niets leiden; van daar, dat een tijde-
lijke regeling der Minister het meest gewenscht voorkwam.
Een en ander bracht hem er toe, blijkens de Memorie van
Toelichting, de voorgestelde reglementeering niet over
te nemen.

Of het alleszins te betreuren valt, dat het besproken
ontwerp niet meer onder de „furcae Gaudinac" onzer
volksvertegenwoordigers is doorgegaan, is ccn kwestie,
waarover wij geen oordeel willen vellen. Hier zij slechts

-ocr page 84-

68

gezegd, dat het ons bevreemd heeft, den Minister aan
een aanvullingswet der betrekkelijke wetboeken, met al
het omslachtige en lappendekenachtige daarvan, boven
een nieuwe wet, die de daarmee strijdige artikelen liet
vervallen, de voorkeur te zien geven.

Voor de aangewende poging kunnen wij slechts lof over
hebben, en wij kunnen het niet anders dan betreuren, dat
dit ontwerp van de baan geschoven is Al zijn de
misbruiken, waartegen de besproken artikelen gericht zijn,
in ons land niet van overwegend ernstigen aard vergeleken
bij andere landen, toch blijft een regeling der wijze van
loonbetaling, waarbij met de belangen van beide partijen
behoorlijk is rekening gehouden, geenszins af te keuren,
al ware het slechts om preventiet te werken.

Waar nog betaling in natura gevonden wordt, betreft
dit veelal de landbouwbedrijven en sommige takken der
industrie van de voedings- en genotmiddelen; op de fa-
brieken bleek mij deze vorm van betaling vrijwel onbekend.

Van de overige gedaanten, waarin wij het Truckstelsel
hebben leeren kennen, zou ik niet hetzelfde durven beweren.
De meest voorkomende is wel de betaling in bons, slechts
in bepaalde winkels inwisselbaar

Zoo worden in Kampen bij de sigarenindustrie nog
veelal bons afgegeven voor kruidenierswinkels.

I) Het Rcgccrings-ontwcrp igoi werd ingetrokken bij ministeriCele missive
van 20 September 1901.

a) Blijkens dc antwoorden der Secretarissen van dc Kamers van Arbeid
kwam nog betaling in natura voor op dc kaarsenfabriek tc Gouda, daar
echter ten voordeele der arbeiders, bij dc visschers, aannemers cn dijk-
werkers te Ammcrstol cn omstreken cn bij dc aardwcrkcrs tc \'s Gravcnhage,
deels echter in ^ost bestaande. —

-ocr page 85-

69

Het ongunstigst is de toestand in de Groninger veen-
koloniën. Daar bloeit over het algemeen de gedwongen
winkelnering, bijna alle bestaande winkels zijn in handen
van verveners, vaste arbeiders worden daar bovendien niet
zelden in winkelwaren betaald, die bij die der andere
winkels in kwaliteit achterstaan

Zoodanige feiten moge ook deze Regeering niet uit het
oog verliezen. Laten zij haar aansporen om, hare voor-
gangsters op den voet volgend, met alle kracht te trachten
het veelhoofdige Truckmonster te beteugelen.

i) Zie verslag der 2de afdceling v. d. Enquótc-commissic blz. 93 in fine.

-ocr page 86-

TWEEDE HOOFDSTUK.
Plaats en Tijd van Betaling.

In nauwe betrekking tot een vrije beschikking over
het loon staat, naast den vorm waarin het loon wordt
uitgekeerd, ook de plaats waar zulks geschiedt. De invloed,
die de plaats, waar het loon gebeurd wordt, op de beste-
ding ervan heeft, is onmiskenbaar.

Het oogenblik der betaling is voor den arbeider
veelal een der aangenaamste van zijn leven. "Hij heeft
zich, wanneer de termijn, waarop het laatst het loon
ontvangen is, ten einde loopt, velerlei uitgaven moeten
ontzeggen, deels geoorloofde, deels minder gewenschte.
Nu krijgt hij eindelijk de klinkende specie in handen; zijn
gedachte zal er vaak op gericht zijn, om die lang met
met moeite onderdrukte behoeften te bevredigen.

Niet alleen zal dit gelden voor hen, die hun loon geheel
naar eigen verlangen kunnen aanwenden, ook huisvaders,
hoofden van gezinnen verkeeren in dezelfde omstandig-
heden. Voor de laatsten geldt het niet alleen hunne eigene
wenschen, die van hunne gezinnen, hunne vrouwen en
kinderen, zullen bij hen even zwaar wegen.

Dikwijls weliswaar zullen zij berekenen, welke som er

-ocr page 87-

71

tot instandhouding van het gezin vereischt wordt, en het
overige naar eigen welgevallen gebruiken.

Vaak is evenwel de arbeider, die geld in handen krijgt,
vrijgeviger dan hij wel behoorde te zijn, en zal hij zich
dikwijls allerlei uitgaven veroorloven, waarvan hij later
spijt heeft. Het is daarom niet gewenscht, de uitbetaling
te doen geschieden op plaatsen, waar de arbeider in de
gelegenheid is, terstond zijn geld weer uit te geven. Ook
heeft het voorbeeld door een van hen gegeven grooten
invloed op de anderen. De een ziet den ander een voor-
werp koopen, en, zonder te bedenken of hij het werkelijk
noodig heeft, schaft hij het ook aan. Er is een groot
bezwaar aan verbonden, dat alle arbeiders op dezelfde
plaats kunnen inkoopen doen en bij uitbetaling in een
winkel is dit schier onvermijdelijk.

Onder plaatsen nu, waar de arbeiders er licht toe geraken
een deel van hun loon te verkwisten, vallen in de eerste
plaats winkels, van welken aard ook.

Als het loon in winkels wordt betaald, is het echter
niet moeielijk tc gissen, met welke nevenbedoeling dit
wordt gedaan. Vaak toch wordt zoo\'n winkel door den
patroon of ccn zijner trawanten gehouden en keert zoo-
doende ccn niet onaardig deel van het uitbetaalde loon
lot dezen terug.

Aan deze mogelijkheid tot verspillen bij uitbetaling in
winkels paart zich nog ccn zekere vrees voor den patroon,
die tot nog grootere uitgaven prikkelt.

Naast deze afkeurenswaardige betaling in winkels is de
tot nog veel ernstiger misbruiken aanleiding gevende be-
taling in kroegen te noemen, want zijn de uitgaven, die

-ocr page 88-

72

op eerstgenoemde plaatsen worden gedaan, veelal nog onder
de nuttige te rangschikken, van het geld aan sterken drank
verkwist kan dit moeielijk meer gezegd worden.

Wij willen hier nog maar zwijgen van de groote maat-
schappelijke rampen, die betaling in kroegen na zich sleept,
van huisvaders, die inplaats van het voor de instand-
houding hunner gezinnen zoo hoog noodige loon thuis te
brengen, ten betaaldage in zwaar beschonken toestand
hunnen echtgenooten nog slechts een treurig overblijfsel
der welkome penningen kunnen ter hand stellen, van den
allerimmoreelsten invloed, die een wekelijksch bezoek aan
dergelijke plaatsen op den arbeider uitoefent, de verdier-
lijking der individuen, de ondergang der gezinnen, het
voortvreten van den kanker der maatschappij. Deze alle
zijn oeconomische bezwaren, waarop wij slechts ter loops
wenschen te wijzen. Aan een van deze moeten wij evenwel
nog een oogenblik onze aandacht schenken.

De bij de winkels voor de hand liggende misbruiken
gelden in niet geringer mate voor de kroegen.

De patroons hebben ook dezen ignobelen weg weten
te vinderi, om daarlangs, hetzij linea recta, hetzij langs
een omweg, een deel des loons tot hun kas te doen weder-
keeren. Zelden komt het voor, dat de patroon zelf tevens
kroeghouder is, doch des te vaker, dat cr een overeen-
komst bestaat tusschen dezen en den kroeghouder, bij
wien de betaling plaats heeft, ten aanzien der behaalde
winst. Meestal dragen ook de arbeiders kennis van der-
gelijke overeenkomst, zij weten dus, wie de voordeden van
hun kroegbezoek trekt, en wat het gevolg kan zijn van
zijn loon elders te willen besteden.

-ocr page 89-

73

Nu kan men daartegen aanvoeren: De arbeiders bezoe-
ken tocb dikwijls de kroeg. Is het, dat zij niet aldaar
betaald worden, dan zullen er velen zijn, die de naastbij
gelegen plaats, waar zij sterken drank kunnen bekomen,
binnen loopen, om daar een deel van hun loon in geestrijk
vocht om te zetten. Geschiedt zulks in een inrichting, die
direct of indirect onder toezicht des patroons staat, dan
zal zulks de bezoekers van groote excessen weerhouden.
Dronkenschap kan toch nooit bij den patroon als aanbe-
veling dienen. En waarom moeten de arbeiders zich
dadelijk zoo te buiten gaan? Als zij bet bij ée\'n of twee
borrels laten, zal bun gezin er niet onder lijden.

Van schuld vrij te pleiten zijn de lieden, die een over-
matig gebruik van drank maken, voorzeker niet, maar
waar op zulk een onwaardige wijze wordt gespeculeerd op
de hartstochten van over het algemeen weinig ontwikkelde
menschcn, voor wie bet voldoen aan de materieelc be-
hoeften schier alles is, ligt de grootste schuld voorwaar
niet aan de arbeiders.

Uit het voorafgaande volgt, dat de wetgever, wil hij
ook wat betreft de plaats van betaling misbruiken weren,
de uitkeering des loons zal moeten verbieden daar, waar
des arbeiders vrije beschikking er over op bedenkelijke
wijze wordt bedreigd. Als zoodanige plaatsen noemden
wij winkels en kroegen. Bepaalde uitzonderingen zullen
te maken zijn voor personen, in dc daar uitgeoefende
bedrijven werkzaam.

Het is bijvoorbeeld van een koffiehuisbouder of winke-
lier niet tc vergen, dat zij hunne bedienden buitenshuis
uitbetalen.

-ocr page 90-

74

Voor de categorie van arbeiders, die ons bezig houdt,
de werklieden in fabrieken, zal het verbod echter zonder
restrictie kunnen gelden. Daardoor zal één groote prikkel
tot drankmisbruik worden weggenomen en zal het hoogst
afkeurenswaardige gedwongen kroegbezoek worden tegen-
gegaan. De arbeiders behooren in de aandrift tot drin-
ken niet te worden gesterkt; alles wat te doen is moet
gedaan worden, om de verleiding zoo gering mogelijk te
maken. Zijnerzijds mag de wetgever niet nalaten te doen,
wat binnen zijn bereik ligt, om het loon zoo mogelijk
ongerept het gezin te doen bereiken.

Den blik latende gaan over de buitenlandsche wetge-
vingen vinden wij tweeërlei systeem gevolgd. Of wel de
wet verbiedt betaling op bepaalde plaatsen, of wel de
wet noemt de plaatsen waar het loon moet worden uit-
gekeerd. Onder de laatste vallen kantoren, de werk-
plaatsen zelve of speciaal daarvoor aangewezen lokalen,
die aan bepaalde vereischtcn moeten voldoen, als bijvoor-
beeld niet in gemeenschap staan met lokaliteiten, waar
sterke drank of winkelwaren worden verkocht, bet laatste
vooral met het oog op wetsontduiking.

Het eerste stelsel, het verbieden van loonbetaling in
kroegen, winkels of daarmede in gemeenschap staande
lokaliteiten levert dit voordeel op, dat de bedoelde mis-
bruiken worden tegengegaan en de partijen overigens
worden vrijgelaten.

Door limitatief de plaatsen van betaling op te sommen
kunnen er voor sommige bedrijven nogal eens moeielijk-
heden ontstaan. Men denke slechts aan metselaars on
timmerlieden, die dikwijls ver van de woonplaats hunner

-ocr page 91-

75

patroons arbeiden. Voor dezulken zou het van belang
zijn op het werk te worden voldaan.

De landen, waar wij de plaats van betaling thans wette-
lijk geregeld vinden, zijn: Duitschland, Engeland, België,
Oostenrijk, Luxemburg, Zwitserland en Noorwegen.

Alleen de beide laatste bepalen, dat de betaling op
bepaalde plaatsen moet geschieden, en wel de Zwitsersche
wet in de fabriek, de Noorsche op de werkplaats of in een
aangrenzende lokaliteit.

De overige wetgevingen verbieden betaling in koffie-
huizen en dergelijke inrichtingen.

De Duitsche Gewerbe-ordnung verbiedt (§ loon-

betaling in koffiehuizen (Gast- und Schenkwirthschaften)
of plaatsen waar iets anders verkocht wordt (Verkaufs-
stellen), behoudens toestemming der plaatselijke autoriteit.
Deze toestemming wordt hoogst zelden verleend, slechts
voor zoover noodig bij tijdelijke werkzaamheden van
kleinen omvang en bij bouwbedrijven

De Engelsche wetgever is ook op dit gebied de „pioneer"
geweest. In Engeland werden ook wat dc plaats van be-
taling betreft de ernstigste misbruiken aangetroffen; wij
vinden reeds een wet van 1842, dienende om deze te be-
teugelen.

Dc thans geldende is de „Payment of Wages in Public-
Houses Prohibition Act" van 20 Augustus 1883. Denaam
toont reeds voldoende de strekking dezer wet aan; zij
verbiedt sect. 3 de betaling in alle voor het publiek
toegankelijke lokaliteiten, zoowel plaatsen, waar sterke

1) Zie van Zanten, t. a. p. blz. 91.

-ocr page 92-

76

drank verkocht wordt als „offices" en „gardens" vallen
daaronder, tenzij de eigenaar dier inrichtingen zelf de
werkgever is.

Dergelijke bepalingen behelzen de Belgische, Oosten-
rijksche en Luxemburgsche wet.

Zooals wij zagen, volgen de Zwitsersche en Noorsche
wetten den anderen weg en bepalen, waar de betaling
moet plaats hebben.

Het Fransche ontwerp valt onder beide genoemde groe-
pen : het verbiedt betaling op plaatsen, waar drank wordt
verkocht en in winkels, het schrijft betaling voor in de
fabriek of in een harer bureaux.

De sanctie, door al deze wetgevers op de overtreding
der bepalingen gesteld, is een poenale en wel door de
Engelsche boete tot een maximum van £ lO, door de
Duitsche boete van 150 M., subsidiair gevangenisstraf
van hoogstens vier weken, door de Belgische boete van
50 tot 2000 fr., door de Zwitsersche van 50 tot 500 fr.,
door de Noorsche van 5 tot 100 kronen en door het
Fransche ontwerp van i tot 15 fr.

De Russische en Hongaarsche wetten bewaren over dit
punt het stilzwijgen.

In het Italiaansche ontwerp is voorgesteld, betaling in
kroegen te verbieden.

Thans willen wij nagaan, welke bepalingen er aan-
gaande de plaats van loonbetaling ten onzent zijn voor-
gesteld.

Art. 6 van het ontwerp 1891, het nader gewijzigd Truck-
ontwerp verbiedt loonbetaling in een lokaliteit, waar sterke
drank wordt verkocht of andere winkelnering wordt uit-

-ocr page 93-

77

geoefend, of die binnenshuis met zoodanig pand gemeen-
schap heeft.

Deze bepahng heeft het Regeeringsontwerp 1901 over-
genomen in art. 1638/6.

„Indien de plaats van voldoening van het loon niet bij
„overeenkomst is bepaald, geschiedt de voldoening hetzij
„ter plaatse, waar de arbeid in den regel wordt verricht,
„hetzij ten kantoor des werkgevers, indien dit gelegen is
„in dezelfde gemeente, waar de meerderheid der arbeiders
„woont, hetzij aan de woonplaats des arbeiders, ter keuze
„van den werkgever.

„De voldoening van het loon mag niet geschieden in
„eene lokaliteit, waar sterke drank wordt verkocht, of
„waarin eene andere winkelnering wordt uitgeoefend, of
„die met zoodanige lokaliteit binnenshuis gemeenschap
„heeft. Onder „andere winkelnering" wordt niet verstaan
„het bedrijf van kofflehuisbouder.

„Deze bepaling geldt niet ten aanzien van dc voldoe-
„ning van het loon, verschuldigd voor in dienstbetrekking
„bij den werkgever, die in genoemde lokaliteiten zijn
„gewoon bedrijf uitoefent, verrichten arbeid."

Blijkens de Memorie van Toelichting behoeft dit artikel
geen nadere verklaring: het sluit zich aan bij de praktijk.

Partijen worden in den regel vrijgelaten, behoudens
enkele noodzakelijke wettelijke regelen. Als zoodanige is
art. 1429 B. VV. te noemen, terwijl wij hier met een
derogeerende bepaling tc doen hebben.

Het ontwerp zwijgt echter ten eenen male over de sanctie
op dit artikel. Het ontwerp 1891 had het opgenomen in
de reeks bepalingen, waartegen als straf was bedreigd een

-ocr page 94-

78

boete van hoogstens twee honderd gulden en bij recidive
binnen de twee jaar hechtenis van hoogstens twee maanden.
Bij de behandeling is er lang over de wenschelijkheid
gestreden van het opnemen van strafrechtelijke sanctie
tegen het aangaan van ongeoorloofde civiele overeenkom-
sten Men vond de bepaling te streng tegenover den
patroon, daar toch arbeiders, die overeenkomsten ver-
breken, ongestraft blijven.

Anderen oordeelden het niet raadzaam het aantal strafbare
feiten te vermeerderen. Ook werd aangevoerd, dat, door den
werkgever te straffen, de werkman nog niet werd gebaat.

Deze veelvuldige bezwaren weerhielden den Minister
evenwel niet de strafbepaling te handhaven.

Wij willen nu de strafbepaling laten voor wat zij is,
maar wel komt het ons voor, dat de geheele ontstentenis
der sanctie, zooals het ten vorigen jare ingediende Regee-
ringsontwerp doet, een bedenkelijke leemte laat. Door
tegen betaling op ongeoorloofde plaatsen nietigheid dier
betaling te bedreigen, evenals tegen die op ongeoorloofde
wijze, zou de patroon reeds met het voorschrift hebben
rekening\'te houden. Zooals het er nu staat, is het artikel
een nudum praeceptum.

Wat toch zal den patroon beletten in strijd met de
wet te handelen, als zijne overtredingen ongestraft blijven?
Dit had de wetgever, onzer inziens, wel mogen beseffen.

Met genoegen mogen wij weliswaar het feit constateeren,
dat in ons land als regel geldt: betaling op de werk-
plaatsen. Dit neemt echter niet weg, dat de uitzonderingen
vrij talrijk zijn, en, waar zij voorkomen, gaan zij meestal

i) Busing t. a. p. blz. 91 v.v.

-ocr page 95-

79

met de misbruiken van den ernstigsten aard gepaard,
namelijk: betaling in kroegen.

Vooral losse werklieden, in alle takken van arbeid,
moeten hun loon beuren op plaatsen, waar sterke drank
wordt verkocht; ook betalen onderbazen en ploegbazen
daar dikwijls uit.

Sterk doet zich de behoefte gevoelen aan voor het
publiek toegankelijke lokaliteiten, waar de patroon, ploeg-
baas, of wie ook het loon moet uitbetalen, desnoods tegen
een kleine vergoeding, met zijne arbeiders kan afrekenen.
Behoudens de kroegen bestaan dergelijke lokaliteiten niet,
en men is wel gedwongen, wil men voor regen en wind
een oogenblik beschut zijn, daar zijn toevlucht te
nemen. Hoe dergelijke inrichtingen in het leven te roepen
en te regelen, is een vraag, die wij achten buiten ons
bestek tc zijn gelegen; wel mag gezegd, dat elke ernstige
poging daartoe schoone vruchten kan afwerpen ter bestrij-
ding van genoemde misbruiken.

Dit wat betreft de plaats waar het loon moet worden
uitgekeerd; thans willen wij stilstaan bij de vraag: wan-
neer moet dit geschieden?

Van het grootste belang is het voor den arbeider bij
gelijke termijnen zijn loon te beuren. Vooral voor het
gezin is het zeer gewenscht telkens te weten, wanneer er
weer geld binnen komt, er kan met den aankoop der
benoodigdc levensbehoeften mede gerekend worden en
voor den geregelden gang van het huishouden is het een
onmisbaar vcreischte, dat er over de inkomsten periodiek,
naar vaste termijnen, kan beschikt worden.

-ocr page 96-

8o

Dat het loon naar geregelde, vaste termijnen moet
worden voldaan, staat, naar onze meening, wel zoo vast,
dat wij gelooven dit niet nader te behoeven toe te lichten.

Een punt, dat nadere overweging verdient, is echter de
vraag: Hoe lang moeten deze termijnen zijn? Is het
gewcnscht bij langere termijnen het loon te betalen: om
de maand, om de twee of drie maanden, ofwel bij kortere :
wekelijks, om de veertien dagen?

Aan den langen zoowel als aan den korten betalings-
termijn zijn voor- en nadeden verbonden.

De voorstanders van den langen termijn hebben als
argument aangevoerd, dat vaak de dag der uitbetaling er
tevens een van kroegbezoek is. Door het aantal betalings-
dagen dus zooveel mogelijk te beperken, zullen de arbeiders
des te minder in de verleiding worden gebracht drink-
gelagen aan te richten. Waardeloos zou ik dit argument
niet durven noemen, maar gebrek aan geld, zal, vrees ik,
den arbeider niet van kroegbezoek weerhouden. Kan hij
den kroeghouder niet contant betalen, dan zal hij bij dezen
in het krijt geraken, en zoodoende zullen na iedere be-
taling vrij groote bedragen ter delging van de op deze
wijze gemaakte schulden moeten worden afgedragen.

Een ander voordeel bieden de lange termijnen van
betaling voor de crediteuren. Wanneer de arbeiders groote
sommen in handen krijgen bestaat er voor\'hen meer kans
hunne vorderingen te kunnen verhalen. De arbeider zal,
wanneer hij een tamelijk hoog bedrag ineens beurt, vaak
in de gelegenheid zijn schulden in haar geheel af te doen,
die hij bij het ontvangen van geringe bedragen slechts
druppelsgewijze kan delgen. Zoodoende zal dc arbeider bij

-ocr page 97-

•de langere termijnen een hooger crediet kunnen krijgen;
doch het is de vraag, of dit voordeel niet grooter zal
wezen voor de crediteuren dan voor de debiteurs.

Tevenover deze schijnbare voordeelen der lange termij-
nen staan overwegende nadeelen. Niets werkt zoozeer de
verkwisting in de hand, dan het beuren van aanzienlijke
bedragen. Wij merkten bij den aanvang van dit hoofdstuk
reeds op, van hoeveel gewicht de betaaldag is voor den
arbeider. Krijgt hij ineens voor zijn doen veel geld in
handen, dan zal er in den regel vrij wat over den balk
worden gegooid. Wat zal hij moeten beginnen, als het
loon op is en de volgende betalingstermijn nog in het verre
verschiet? Vermoedelijk wel trachten crediet te verwerven
en op deze wijze zijn huishouden aan den gang te hou-
den. De waren op crediet geleverd zullen echter veel
<luurder moeten betaald worden, dan die a contant ver-
kocht. Zoodoende zal bet loon lang niet zooveel voordeel
voor het gezin afwerpen, als wel zou kunnen. Daarbij
komt de verderfelijke invloed, dien bet schulden maken op
de arbeiders en hunne gezinnen uitoefent; steeds toch zul-
len zij door bet leven op crediet zorgeloos worden ge-
maakt cn de ware appreciatie van het geld niet meer
bezitten.

Met deze voor- cn nadeelen der lange betalingstermij-
nen is grootendeels reeds aangegeven, wat voor en tegen
de korte betalingstermijnen te zeggen valt.

Dc praktijk echter heeft overtuigend bewezen, hoe de
korte termijnen van betaling ver de voorkeur verdienen
boven de lange.

Wordt de arbeider geregeld in staat gesteld voor zich

-ocr page 98-

82

en de zijnen het benoodigde aan te schaffen, dan waar-
borgt hem dit zijne onathankelijkheid, en hij behoeft
zich zoodoende niet te krommen onder het juk van het
crediet.

In Engeland is daarenboven gebleken, dat niets de
arbeiders zoozeer noodzaakte de Truck Shops te be-
zoeken dan de betaling bij lange termijnen De
Enquête-Commissie van 1871 heeft verklaard, dat bij
deze wijze van betaling de Truck Shop noode kan worden
gemist.

Er werden in de mijn- en de metaalindustrie maat-
schappijen gevonden, waar slechts om de drie maanden
het loon werd betaald

In de Siciliaansche zwavelmijnen komt betaling om de
3 of 4 maanden veelvuldig voor en is daar evenals in
Engeland tevens de trouwe bondgenoot van het Truck-
system.

In Frankrijk hadden er, toen de loonen maandelijks
werden uitbetaald, op kleine schaal kermissen plaats op
de betaaldagen. Thans, nu dit wekelijks of om de veertien
dagen geschiedt, heeft dit gebruik van lieverlede opgehou-
den te bestaan

Naast deze practische argumenten voor den korten
termijn van betaling valt er nog een zeer, belangrijk theo-
retisch te vermelden.

Het looncontract is in de plaats der maatschap getreden.

i) Comte de Paris: Situation des Ouvriers en Angleterre, pag. 273.
a) O. a. dc Rhijmney Cy, in dc loodmijnen van Wanlockhcad werd pm
dc twee jaar betaald. Cf. Comte dc Paris. t. a. p.
3)
Lambert,\'!, a. p. blz. 40.

-ocr page 99-

83

Patroon en arbeider kunnnen samen de risico der onder-
neming dragen en de betaalde winst volgens overeen-
komst verdeden, zooals nog geschiedt bij het loon bij
participatie.

Bij den vorm van loon, die hier besproken wordt, laat
de arbeider den patroon de kansen van winst en verlies
loopen, en verlangt als contrapraestatie voor zijne diensten
een bepaalde som. Dit levert voor den arbeider een
tweeledig voordeel op: hij verkeert niet in de onzeker-
heid omtrent het welslagen der onderneming en wordt
in staat gesteld geregeld zijn levensbehoeften te koopen.
Het loon zou dus uit zijn aard na het volbrengen van
iedere eenheid van arbeid moeten worden uitbetaald.
Daar dit nu ondoenlijk en ook niet in het belang van
patroon cn arbeider zoude zijn, mogen we wekelijkschc
uitbetaling op utiliteitsgronden rechtvaardigen, doch be-
taling in grootere termijnen, bijvoorbeeld maandelijks, drie-
maandelijks of langer is ten sterkste af te keuren als
ontkenning van den aard des loons \').

Na het gezegde mogen wij concludceren, dat de korte
termijnen van betaling verre boven de lange tc ver-
kiezen zijn.

Voor den gewonen arbeider zal het loon wekelijks of
hoogstens om de veertien dagen mogen betaald worden,
doch langere termijnen zijn beslist af tc keuren.

Het hier gezegde betreft alleen den gewonen werkman,
die bij den dag moet leven, voor hoogere loonen zal dc
termijn cum grano salis zijn vast tc stellen, voor mecster-

1) Leuoy BeaulieÏj. Traité d\'économie politique, deel III, blz. aai.

-ocr page 100-

84

knechts, opzichters, boekhouders e. a. zal het vaak vol-
strekt niet in strijd met hunne belangen zijn, wanneer zij
ieder kwartaal worden voldaan. Evenals elders stuit de
wetgever ook hier bij het geven eener uniforme regeling
op groote bezwaren. Straks zullen wij zien, hoe ten
onzent de Ontwerpen hebben gepoogd aan deze moeie-
lijkheden te gemoet te komen, eerst willen wij den blik
slaan op hetgeen onze naburen te dezen opzichte hebben
vastgesteld.

De wetgevers, die den tijd van betaling hebben gere-
geld, kunnen verdeeld worden in een groep, die bepalingen
geeft van dwingend recht, en een die slechts regels stelt,
waarvan partijen mogen afwijken.

Tot de eerste behooren Rusland, België, Zwitserland
cn de Vereenigde Staten.

In Rusland moet er minstens eenmaal per maand wor-
den uitbetaald, indien de huur van diensten over langer
dan één maand loopt, cn minstens tweemaal, indien deze
voor onbepaalden tijd is aangegaan (art. 12 Wet van
1886).

Een analoge bepaling vinden we in de Belgische wet.
De loonen onder de 5 fr. moeten tweemaal per maand
uitbetaald worden met een tusschcnruimte van hoogstens
16 dagen.

Ook de Luxemburgsche wet van Augustus 1895 sluit
zich hierbij aan cn beveelt betaling om dc veertien dagen.

In Zwiterland heeft de betaling om dc veertien dagen
plaats, behoudens bijzondere overeenkomst tusschen pa-
troon en arbeiders, doch minstens moet er eens per

maand worden uitbetaald,
*

-ocr page 101-

85

Het Italiaansche ontwerp bepaalt, dat loonen van 2
iren daags en daarbeneden minstens iedere week moeten
worden uitgekeerd, loonen boven de 4 liren op zijn minst
om de veertien dagen.

In de Vereenigde Staten hebben, wat den tijd van be-
taling betreft nogal ernstige misbruiken bestaan. Gewoonte
was slechts eenmaal per jaar met de arbeiders af te
rekenen. Bij de sterke toename der edele metalen heeft
langzamerhand de veertiendaagscbe en wckelijksche be-
taling haar intrede gedaan, en thans wordt zij, na de
groote ontwikkeling der arbeidersorganisatie, door de
Trade-Unions als eisch gesteld. Tusschen de jaren 1880
en 1890 zijn in veertien Staten wetten tot stand geko-
men, die zich met deze kwestie bezig houden i).

De tweede groep, die van regelend recht, omvat Oosten-
rijk, Hongarije en Noorwegen.

In alle drie landen schrijft de wet wckelijksche beta-
ling voor, behoudens daarmede strijdende overeenkomst
tusschen partijen, en zonder een maximum tijdruimte,
die tusschen twee betalingen liggen mag, tc noemen
(art. 108 der Hongaarsche, art. 72 der Oostenrijksche, art.
30 der Noorsche wet).

In Duitschland cn lingcland vinden wij geene bepalingen
betreffende den tijd der loonbetaling.

Do Gewerbeordnung bepaalt weliswaar (§ i\\oa), dat dc
gemeentebesturen voor alle fabrieken binnen hun ressort
gelegen of voor enkele daarvan periodieke betaling mogen
vaststellen, waarvan de termijnen niet langer dan dén maand

1) Zic Lamiiert t. n. p. blz. 4 a cn dc oldn.ai\' gccitccrdc liUcratimr.

-ocr page 102-

86

niet korter dan één week mogen zijn, doch een verdere
regeling vinden wij niet.

Wat Engeland betreft, de Enquête-commissie van 1871
heeft korte termijnen van betaling aanbevolen als krachtig
middel tegen den Truck.

In 1872 is er een ontwerp ingediend, dat betaling om
de veertien dagen eischte, doch het niet tot wet heeft
gebracht. Slechts valt te noemen de wet van 16 Septem-
ber 1887, ten doel hebbende bescherming der mijnarbeiders
in Cornwales en Devonshire, die wekelijksche betaling
voorschrijft.

Het Fransche ontwerp bepaalt voor tijdloon, dat tweemaal
per maand moet betaald worden, tenzij schriftelijk door
partijen anders zij overeengekomen. Wat stukloon betreft
laat het partijen geheel vrij.

Wat de sanctie der bepalingen betreft, vinden wij in
België boete bedreigd van 50 tot 2000 fr., in Zwitserland
van 5 tot 500 fr., in Hongarije en in Noorwegen wordt
tegen het niet vermelden van den termijn van betaling in
de fabrieksreglementen respectievelijk boete bedreigd van
20 tot 200 fl. en van 5 tot 100 kronen.

De Gewerbeordnung eischt ook vermelding van den
termijn, op straffe van 150 M. boete subsidiair vier weken
gevangenisstraf.

Ten onzent bevatte reeds het ontwerp 1891 een rege-
ling ten aanzien der termijnen van loonbetaling.

Het loon moest, voor zooverre in geld vastgesteld,
indien het, per week berekend, minder dan vijftien
gulden bedroeg, minstens eenmaal per week worden
uitbetaald. >

-ocr page 103-

87

Loon, naar tijdruimte vastgesteld, moest telkens worden
uitgekeerd tot een bedrag, evenredig aan de voor die tijd-
ruimte overeengekomen som.

Wat betreft stukloon moest minstens ^/g van het
wekelijksche loon worden uitgekeerd, berekend naar de
verdiensten, die de arbeider gemiddeld over de laatste
vier weken had gehad. Bij gebreke van dien maatstaf
schreef het ontwerp voor, dat het gemiddelde wekelijk-
sche loon van den, wat den aard van zijn arbeid betreft,
meest nabijkomenden werkman van denzelfden of van
eenen anderen werkgever als zoodanig zou moeten dienen
(art. 4).

Dit artikel werd niet met onverdeelde instemming be-
groet. Vele leden der Kamer meenden, dat wekelijksche
betaling bij sommige takken van industrie groote bezwaren
zou opleveren. Zoo was het bijvoorbeeld in Limburg bijna
overal gebruikelijk per quinzaine te betalen. Ook vonden
sommigen de grens van vijftien gulden willekeurig gesteld.
Daarenboven liet de redactie van het artikel aan helder-
heid wel iets te wenschen over.

In het volgende artikel, art. 5, van het ontwerp 1891,
vinden we de mogelijkheid, om van den gestclden regel
af te wijken na bekomen schriftelijke vergunning van of
van wege den Minister van Justitie. Dc termijn van be-
taling mocht dan langer dan écn weck zijn, doch de maand
niet te boven gaan. Voor bedrijven, welker aard me-
debracht, dat de arbeid telken jarc gedurende ten minste
drie maanden stilstond, zouden dc regelen gelden in art. 4
derde lid neergelegd.

Het oorspronkelijke ontwerp van Truck van 1889 liet

-ocr page 104-

groote vrijheid, om van de wettelijke bepalingen af te
wijken. Bij eenvoudige schriftelijke overeenkomst zou dit
mogelijk zijn; het voorloopig verslag toonde duidelijk
aan, dat deze bevoegdheid van partijen de geheele regeling
illusoir zou maken.

Den door deze ontwerpen aangewezen weg heeft ook M r.
Drucker gevolgd. Van zijn reeds meermalen geciteerd
ontwerp bevat art. 25 de volgende bepaling.

„Bedraagt het in geld vastgestelde loon of gedeelte
„van het loon meer dan drie gulden per dag, zoo wordt
„het telkens na verrichten arbeid uitbetaald op de over-
„eengekomen of, bij gebreke van overeenkomst, op dc
„door wet of verordening aangewezen of plaatselijk ge-
„bruikelijke termijnen. Ontbreekt overeenkomst, wet of
„verordening, en plaatselijk gebruik, zoo wordt loon, dat
„bij de week of korter is vastgesteld telkens na eene
„week, loon, dat bij de maand is vastgesteld telkens na
„eene maand loon, dat bij langere tijdruimten is vast-
„gesteld, telkens na een kwartaal uitbetaald.

„De bepalingen van het eerste lid gelden onverschillig
„welk het bedrag van het loon zij:

„i®. voor arbeiders, die bij den werkgever inwonen;

„2®. ten aanzien van het loon of gedeelte van het loon
„in artikel 32 i) genoemd;

„3®. bij arbeidersovereenkomsten, waarbij de arbeider
„slechts een klein gedeelte van zijn arbeiderskracht ter
„beschikking stelt van den werkgever.

i) In art. 33 spccckt het ontwerp van loon bij participatie van het
bedrijf des werkgevers.

-ocr page 105-

89

Art. 26 luid:

„Bedraagt het in geld vastgestelde loon of gedeelte
„van het loon niet meer dan drie gulden per dag, zoo
„wordt het — behoudens de bepaling van het tweede
„lid van het voorgaande artikel — uitbetaald telkens na
„eene week voorzoover het tijdloon is, naar gelang van
„het voor die tijdruimte overeengekomen bedrag, voorzoo-
„ver het stukloon is naar gelang van hetgeen is afgewerkt.

„Bij schriftelijke overeenkomst of bij reglement mag
„van dit voorschrift worden afgeweken, mits in elk geval
„de uitbetaling worde bepaald op ten minste eenmaal
„in de zestien dagen. Bij stukloon kan bovendien op
„dezelfde wijze worden bedongen, dat telkens — behou-
„dens definitieve afrekening uiterlijk binnen de volgende
„zestien dagen — zal worden uitbetaald een zeker ge-
„deeltc van het loon, berekend volgens de regels van
„artikel 14 welk gedeelte echter niet minder dan drie
„vierden mag bedragen."

Het ontwerp heeft op dit stuk tweeürlei regeling nood-
zakelijk geacht. Die van art. 25 beeft slechts een regelend
karakter en is geschreven voor arbeiders, die, hetzij uit
hoofde van meerdere ontwikkeling, hetzij door grootere
onafhankelijkheid, de bevoegdheid mogen bezitten, van
de wettelijke regels af te wijken, zoo dit hun gewenscht
voorkomt. Art. 26 draagt een beschermend karakter,
daarbij is afwijking van de wettelijke regeling slechts
binnen zekere grenzen geoorloofd.

I) Art. 14 stelt denzelfdcn maatstaf als wij bij art. 4 van het ontwerp
1891 hebben aangetroffen. Zic blz. 87.

-ocr page 106-

90

Het ontwerp heeft de beide regelingen gecombineerd,
die andere wetgevingen dikwijls scheiden, ze eenerzijds in
het Burgerlijke Wetboek anderzijds in Truck wet of
Gewerbeordnung opnemende.

Er blijven steeds nadeelen verbonden aan een univer-
seele grens tusschen de beide groepen loontrekkenden,
daar de levensstandaard der verschillende arbeiders naar
gelang van de deelen des lands vrij veel uiteenloopt.
Steeds blijft er iets willekeurigs in het maken der schei-
ding, ofschoon men zal moeten toegeven, dat dit in het
bedoelde ontwerp met zorg geschied is.

Art. 25 heeft alleen betrekking op het deel van het
loon, dat in geld bestaat. Onnoodig is het te bepalen,
wanneer het loon, onder andere vormen uitgekeerd, moet
worden voldaan, als bijvoorbeeld kost, inwoning, klee-
ding enz. Dit toch wordt door de omstandigheden uit-
gewezen.

Drie gevallen worden genoemd, waarin art. 26 niet
geldt, omdat daarbij de bepaling van dit artikel dikwijls
moeielijk zou zijn toe te passen. Het derde geval doelt
voornamelijk op talrijke personen, die naast andere maat-
schappelijke betrekkingen het directeurschap eener naam-
looze vennootschap waarnemen, tegen een loon van minder
dan f 3 per dag. Voor hen zal geen wekelijksche uitbeta-

1) Met art. 35 analoge bepalingen vinden wc in bet Zwitscrschc Ver.
bintcnisscnrecht art. 340. Duitsch Burgcrl. VVetb, § 614. Ontwerp i8ao
art. 2653.

2) Voor art: 26. Ziq Zwitsersch Bondswet 33 Mrt. 1877 art. 10. Bel.
gische wet 16 Aug. 1887 art. 5. Luxemburgsche wet la Juli 1S95 art.
4 en dc geciteerde Amerikaanschc cn Russische wetten.

-ocr page 107-

91

ling verplichtend zijn, zoo zij ten minste onder de in 3°,
genoemde rubriek vallen.

Naar aanleiding van art. 26 is er op gewezen, dat we-
kelijksche uitbetaling tot grootere verteringen kan leiden;
de groote voordeden, die daartegenover staan, bespraken
wij reeds vroeger, zij deden ook Mr.
Drucker tot de
genoemde bepaling besluiten. Zoowel hier te lande als
elders wordt wekelijksche betaling hoogst gewenscht geacht,
en wel door de meest bevoegde beoordeelaars

Zooals wij zagen, laat het ontwerp in bepaalde gevallen
afwijkingen toe van dc wekelijksche betaling. De termijn
mag evenwel niet langer zijn dan zestien dagen; deze is
genomen met het oog op loon, dat per maand of per
jaar is vastgesteld. Nergens iS gebleken, dat een langere
termijn vereischt werd.

Bij stukloon heeft dc patroon de keuze van of telkens
het afgemaakte werk op te nemen en daarnaar te betalen,
of, zoo hij dit te lastig mocht vinden, voorloopig een ge-
deelte, minstens drie vierden, uit tc betalen, berekend naar
den in art. 14 aangegeven maatstaf: de verdiensten van
den, wat den aard van zijn arbeid betreft, dichtst bijko-
menden werkman.

Art. 27 bevat dc sanctie op de artikelen 25 cn 26.
Deze is, dat, indien het loon na afhouding van de door
de wet toegelaten inkortingen (ontwerp
Drucker artt.
28 en 29) niet op den derden dag na het verstrijken van
den termijn is uitbetaald, de arbeider aanspraak heeft op

I) Zie Gevolgtrekkingen uit dc Arbcidscnquótc in het Noordoostelijk
deel des lands blz. 103 v.

-ocr page 108-

92

een verhooging wegens de vertraging, en wel van vijf
procent van den vierden tot den achtsten dag en voor
eiken volgenden dag van één procent, met dien verstande,
dat die verhooging wegens vertraging de helft van het
verschuldigde loon niet zal te boven gaan.

Contractueele afwijkingen van deze bepahng zijn alleen
toegelaten voor arbeiders, wier loon meer dan f 3.—
\'s daags bedraagt, en voor loontrekkenden bij participatie
in de winst van het bedrijf des werkgevers.

Werd als sanctie op de bepalingen der artt. 23 en 24,
aangevende de wijze, waarop het loon moet betaald worden,
nietigheid van de betaling in strijd met de wet gedaan,
bedreigd, de hier vereischte straf moest uit den aard der
zaak verschillend wezen.

Wij kunnen hier een analogie constateeren met art.
448 W.
V. K.: de strafbepaling tegen het te laat uit-
keeren der loonen van scheepsofficieren en scheepsge-
zellen.

Art. 27 gaat aan dezelfde gebreken mank als art. 17,
de loonsverhooging met een derde bij vaststelling van
loon in ongeoorloofden vorm.

Ook hier trekt de eene partij voordeel uit de wetsover-
treding der andere partij. Geenszins zou het ons bevreemd
hebben, wanneer de ontwerper den arbeider, die te laat
wordt uitbetaald, een schadevergoeding had toegekend,
bestaande in een bepaald gedeelte van het loon. Dat wij
daarmede in het onderhavige geval te doen hebben, is
evenwel moeielijk aan te nemen. Niet dat het gestelde
bedrag daarvoor te hoog is, maar het ontwerp behandelt
dit bedrag geheel ^als boete voor den patroon.

-ocr page 109-

93

Bij art. 448 W. v. K. valt nog werkelijk aan een
schadeloosstelling te denken: een zeeman, die de haven
binnenloopt, is veelal hard om zijn gage verlegen, zoodra
hij aan wal komt heeft hij tal van uitgaven te doen.
Blijft de betaling van zijn loon uit, dan geraakt hij in
de grootste verlegenheid en zal vaak tegen hooge rente
geld moeten leenen. Dat de wetgever in zoo\'n geval
schadevergoeding ex lege heeft verkozen boven de lastige,
omslachtige procedure van schadeberekening valt alleszins
te begrijpen. Het aan den zeeman verschuldigde bedrag
moet a priori vaststaan, morgen of overmorgen moet hij
mogelijk zijn woonplaats weer verlaten, en dan zijn
de omstandigheden minder geschikt om een proces te
voeren.

Die bedragen in art. 448 K genoemd zijn evenredig
aan de gemiddelde gages van officieren en scheeps-
gezellen.

Het is dus begrijpelijk, hoe de wetgever van 1838 aan
genoemde bepaling uit ons zeerecht gekomen is, docb
dat het Ontwerp
-DRUCKER bij zoo totaal andere omstan-
digheden een analoog voorschrift heeft opgenomen, is
zonderling.

Een arbeider, die lang op zijn loon moet wachten,
heeft in werkelijkheid veel grootere schade, dan de tege-
moetkoming hem door het ontwerp toegekend. Is de
patroon bijv. f8.— schuldig, dan zal de schadeloosstel-
ling na een tijdsverloop van drie en dertig dagen tot
f4.— zijn aangegroeid, waarbij het dan blijft. Van reci-
dieve kan bij deze civielrechtelijke regeling natuurlijk
geen sprake zijn, zoodat de patroon, die te laat betaalt,

-ocr page 110-

94

of dit voor de eerste of voor de honderdste maal geschiedt,
er steeds met dezelfde boete afkomt.

Of naast het bedrag, dat het ontwerp den arbeider bij
te laat betalen toekent, er nog sprake kan zijn van een
actie tot schadevergoeding ex art. 1279 is een vraag, die
mijns inziens bevestigend moet worden beantwoord. Vooral
omdat het bedrag in art. 27 genoemd eerder als boete
dan als schadeloosstelling is op te vatten.

Het ontwerp is door het willen handhaven eener civiel-
rechtelijke regeling tot bepalingen als art. 17 en art. 27
gekomen, welke laatste bepaling noch uit juridisch, noch
uit utiliteitsoogpunt te verdedigen is.

Tegen de strafactie met de daaraan annexe boeten zijn
weliswaar ook bezwaren aan te voeren, doch door dien
weg in te slaan ontwijkt de wetgever de juridische abnor-
maliteiten, waaraan het Ontwerp
-DRUCKER mank gaat.
Hier geldt het maatregelen van dwingend recht, en wat
kan de overheid beletten, deze door een strafactie te
sanctioneeren ?

Wat betreft de schadeloosstelling der arbeiders wegens
te late betaling is er bovendien een bezwaar aan ver-
bonden, het vrije arbitrium judicis aan banden te leggen.
Soms toch zal de schade meer, soms minder bedragen
dan de uniforme maatstaf, door het ontwerp aangelegd.

De gewone procedure voor kantonrechter of rechtbank
zou als te lang en te kostbaar kunnen worden vermeden
bij beslechting van geschillen gerezen over het bedrag
der schade en de zaak zou naar een speciaal college
kunnen worden verwezen. Werden niet zulke ingrijpende
wijzigingen in onze wetgeving vereischt (Grondwetswij-

-ocr page 111-

95

ziging b.v.) dan zouden daarvoor de Kamers van Arbeid
groote aanbeveling verdienen. Nu zouden daarvoor bij-
zondere beroepsraden moeten worden benoemd of de
procedure voor den Kantonrechter belangrijk vereenvou-
digd worden. Hoe verder deze procedure zou moeten ge-
regeld worden, is een vraag, waarvan de beantwoording
ons te ver zou voeren. Hier wenschten wij er slechts op
te wijzen, dat de regeling, door het besproken ontwerp
voorgesteld, gebrekkig is en niet afdoende.

Het Regeeringsontwerp heeft de genoemde bepalingen
van het ontwerp Drucker overgenomen in art. 1638 /;

„De uitbetaling van het in geld of naar tijdruimte
„vastgestelde loon, of gedeelte van het loon, zal geschie-
„den als volgt:

„indien het loon bij de week of bij kortere tijdruimte
„is vastgesteld, tenminste eenmaal in de weck; indien het
„loon bij de maand is vastgesteld, tenminste eenmaal in
„de maand;

„indien het loon bij langere tijdruimte dan eene maand
„is vastgesteld, tenminste eenmaal in het kwartaal.

„Indien het loon is vastgesteld bij een tijdruimte langer
,.dan eene week, doch korter dan eene maand zal dc uit-
^^betaling geschieden ten minste eenmaal in den tijd,
„waarbij het loon vastgesteld is.

„Bij schriftelijke overeenkomst mag van deze regeling
„worden afgeweken, mits in elk geval de uitbetaling wordt
„bepaald van loon, dat bij de weck of bij kortere tijd-
„ruimte is vastgesteld op tenminste eenmaal in dc veertien
„dagen, van loon, dat bij de maand is vastgesteld op ten
„minste eenmaal in het kwartaal cn van loon, dat bij

-ocr page 112-

96

„langere tijdruimte is vastgesteld, op ten minete eenmaal
in de tijdruimte, waarbij het loon is vastgesteld.

Art. 1638 o. houdt de strafbepaling op dit artikel in,
dezelfde, die wij in het ontwerp
Drucker hebben aan-
getroffen: loonverhooging volgens den aldaar aangegeven
maatstaf, met de helft van het verschuldigde loon als
maximum.

Van deze bepaling mag bij bijzondere overeenkomst
worden afgeweken door arbeiders, wier loon bij het jaar
of langer is bepaald of bestaat in winstdeeling van het
bedrijf des werkgevers.

De grens tusschen loon onder de drie gulden \'s daags
en daarboven vinden we in het Regeeringsontwerp niet
terug. Blijkens de Memorie van Toelichting was de ratio
legis, dat omtrent zulke gewichtige punten als het tijd-
stip der voldoening volkomen zekerheid moet bestaan.
Bovendien was de Minister van oordeel, dat contractueele
afwijkingen der bepaling niet al te gemakkelijk moesten
zijn, vandaar dat een schriftelijke overeenkomst verplich-
tend werd gesteld.

Wat betreft den inhoud van art. 1638 o., de gelijk-
luidende bepaling met art. 27 van het ontwerp
druc-
ker,
is onze critiek dezelfde als bij het besproken art.
27. Wij kunnen niet anders dan betreuren, dat de Minis-
ter de onvolkomenheid van dat artikel heeft over het
hoofd gezien, en zouden bij een eventueele latere rege-
ling de door ons voorgestane wijzigingen ten zeerste
toejuichen.

Over het algemeen worden de lagere loonen, naar ons
gebleken is, vrijwel overal in ons land wekelijks uitbetaald,

-ocr page 113-

97

op sommige plaatsen geschiedt het om de veertien dagen
en ook bij de spoorwegmaatschappijen.

De hoogere loonen worden soms maandelijks betaald,
zoo
o. a. te Enschede.

Ongunstig steken bij dezen vrij goeden toestand de
veenkoloniën in het noorden des lands af. In de lage
venen wordt met de vaste arbeiders en turfmakers aan
het einde des jaars afgerekend, in de hooge venen meestal
tweemaal per jaar 2). De arbeiders worden daardoor ge-
noodzaakt, wekelijks voorschotten op te nemen; zij hebben
vaak moeite, van den veenbaas geld los tc krijgen, en
moeten rechts cn links leenen. Met het oog op deze
feiten zou wettelijke regeling zeer noodig zijn.

Wij willen hieraan nog toevoegen een enkel woord over
den dag van betaling. Wij doen dit niet in de mecning,
dat de wetgever moet vaststellen, op welken dag der weck
bet loon moet worden betaald, doch slechts om dc voor- en
nadeelen aan verschillende betaaldagen verbonden uiteen
te zetten.

b> kan betaald worden op ccn bepaalden dag der weck
of wel op een vasten datum der maand.

De meest voorkomende weekdag voor dc loonbetaling
is dc Zaterdag, zoowel in ons land als in het buitenland.
In Frankrijk is de Zaterdag de betaaldag in ongeveer
85 procent der fabrieken en werkplaatsen

Het betalen op Zaterdag biedt dc voordeden aan, dat
aan bet einde der weck voor het gezin het bcnoodigde

1) Zic Gevolgtrekkingen uit dc ArbcidscnquCtc blz. loi.
3) Idem pag. 103.
3) I.AMur.KT. t. n. p. blz. 49.

-ocr page 114-

98

kan worden aangeschaft. De nieuwe week kan men dan
met nieuwe proviand ingaan.

De geheele toestand der arbeidersmaatschappij heeft
zich ingericht naar de betaling aan het einde der week.

Als bezwaren zijn er tegen aan te voeren, dat er dik-
wijls minder gunstige gevolgen zijn geconstateerd ten
gevolge van het feit, dat de arbeider juist op Zondag
over de grootste sommen kan beschikken, ten gevolge
daarvan verspilling van het loon door kroegbezoek en
in minder goeden toestand op het werk komen in de nieuwe
week. Men denke ook slechts aan de bekende uitdrukking
„Maandaghouders." Het is met het oog op deze nadeelen,
aan de betaling op Zaterdag verbonden, dat door som-
migen de voorkeur wordt gegeven aan betaling op Maandag
of Woensdag. De werkgever zal onzes inziens hierin ge-
heel naar de heerschende behoeften moeten handelen,
doch over het algemeen zijn de nadeelen, aan de betaling
op Zaterdag verbonden, niet van overwegenden aard ge-
bleken. Alleen hebben ten onzent voorgekomen misbruiken
in Twente aanleiding gegeven, aldaar de betaling op Maan-
dag of Wotnsdag te doen plaats hebben

Met het oog op de inkoopen, die moeten gedaan worden,
is het niet ongewenscht, de betaling Zaterdagsmiddags of
reeds Vrijdags te houden; dan zijn de vrouwen reeds den
geheelen Zaterdag in staat de markt tc bezoeken, waar
ze veelal goedkooper hare inkoopen kunnen doen dan in
de winkels. Ook kan dit den winkeliers cn hunnen bedienden

i) Zie daarover o.a. ten onzent Verslag der Staatscommissie bctrencndc
dc Arbcids-cnquótc ade Afdecling blz. 44.

-ocr page 115-

99

zeer ten goede komen, daar deze bij betaling op Zaterdag-
avond dikwijls tot laat na het gewone sluitingsuur hunne
winkels moeten open houden.

De betalingen op een vasten datum der maand bieden
het voordeel, dat zij steeds op verschillende dagen vallen.
De arbeiders kunnen zoodoende geene slechte gewoonten
aannemen voor bepaalde dagen der week. Bij veertien-
daagsche betaling komt dit nogal eens voor, bijvoorbeeld
op den vijftienden en dertigsten van iedere maand.

Regel is, zooals wij reeds zagen, betaling op Zaterdag.
Te Enschede veelal op Maandag, te Hengelo \'s Woens-
dags; op de Rijksmarine is Dinsdag de betaaldag en op
de landsdrukkerij Vrijdag. Dit zijn eenige uitzonde-
ringen, die gemakkelijk met nog andere zouden,te ver-
meerderen zijn.

Over het algemeen is de betaaldag van ondergeschikt
belang; partijen moeten vrij blijven, dit punt naar ver-
langen te regelen. Hiermede stappen wij van dit onder-
werp af.

-ocr page 116-

DERDE HOOFDSTUK.
Kortingen op het Arbeidsloon.

Bij het streven naar een volkomen bescherming van
het arbeidsloon, zal de wetgever naast de reeds besproken
maatregelen ook hebben te bepalen, of en in hoeverre
op het arbeidsloon mag worden ingehouden bij de uitbe-
taling en om welke redenen dit mag geschieden. Wordt
de patroon hierin geheel vrijgelaten, dan zijn dikwijls de
kortingen op het loon een achterdeur gebleken, waardoor
de misbruiken, die men door de maatregelen tegen den
Truck zorgvuldig had buitengesloten, weder binnenkwamen.

Boven hebben wij gezien, dat den patroon verboden wordt
een winkel te houden, doch ia het groot verschillende
levensmiddelen in te slaan, om deze wederom aan zijne
arbeiders te verkoopen, kan voor deze laatsten vaak zeer
voordeelig zijn.

De arbeider kan in omstandigheden geraken, dat hij
geld moet opnemen, hetzij door tijdelijke vermindering
van verdiensten tengevolge van slapheid in het werk,
ziekte of anderszins, hetzij door toenemende behoeften
van zijn gezin. Tot wien moet hij zich om crediet wenden f
Zijn eerste gedachte zal wezen tot den patroon te

-ocr page 117-

lOI

gaan; deze toch kent hem en heeft in het uit te keeren
loon de zekerste waarborg, het geleende terug te zullen
ontvangen.

Men gevoelt hier al aanstonds, dat de wetgever niet
in het belang der arbeiders zou handelen door zoodanige
kortingen op het loon te verbieden. Zoo straks zullen
wij in de gelegenheid zijn het nut van vele inhoudingen
aan te toonen, althans bij den tegenwoordigen stand van
zaken. Tevens zal dan blijken, wat de thans nog te
handhaven kortingen zou kunnen vervangen.

Een groot bezwaar, dat tegen de inhoudingen is in te
brengen, is wel dit, dat de arbeider er een groot deel van
zijn onafhankelijkheid door inboet. Er zijn patroons, die,
van de beste bedoelingen bezield, tal van instellingen in
het leven roepen ten dienste hunner arbeiders die ten
doel hebben zoo hun stoffelijk als hun geestelijk welzijn
te bevorderen, en hoewel de welgezinden onder hen al
deze weldaden met dankbaarheid genieten, toch blijft een
klacht bestaan, die niet ongegrond is: Het zijn de instellin-
gen des patroons, de arbeiders worden bij de inrichting ervan
te weinig geraadpleegd. Veel zouden zij, waren het hunne
voortbrengselen, anders hebben tot stand gebracht cn
geregeld.

Wij willen ons hier slechts bezig houden met de vraag:
In hoeverre mag de wetgever ter zake dezer instellingen
rechtstreeksch verhaal op het loon toelaten?

De groote wenschelijkheid, dat de arbeider zelf over

i) Onder de zoodanige zijn tc noemen dc heer van Marken Ic Delft, dc
heer
Krupp te Essen a. Ruhr e. a.

-ocr page 118-

I02

een deel des loons de vrije beschikking behoude, behoeft
hier niet meer te worden uiteengezet; de wetgevers, die
zich met dit onderwerp hebben bezig gehouden, zijn er
ook op uit geweest hun dit te verzekeren.

De kortingen, zooals wij ze willen beschouwen, zijn
deels geoorloofde, deels ongeoorloofde. Over de laatste
zullen wij het stilzwijgen bewaren, wij zullen slechts nagaan,
welke wij onder de eerste categorie rangschikken, de
overige vallen dan vanzelf onder de laatste.

Als geoorloofde kortingen op het loon zijn te noemen :

1°. die, in het belang des arbeiders:

a. wegens leveringen van levensbehoeften.

b. „ verstrekken van woning.

c. „ voorschotten in geld.

d. „ premiën van verzekeringskassen, zieke-
en pensioenfondsen.

20. die, onmisbaar in het belang des patroons:

«. wegens schadevergoeding door de arbeiders aan
materiaal of werk veroorzaakt.
^ „ boeten.

„ het zoogenaamde staangeld (dc\'compte).

Bij elk dier vormen van kortingen wenschen wij eenigen
tijd stil te staan, en wel allereerst bij die onder i®.
a.
genoemd.

Een veel voorkomende vorm, waarin deze plegen te
geschieden, is die der Economats. Daaronder hebben wij
te verstaan patronale instellingen, waar de arbeider allerlei
benoodigdheden kan inslaan. De prijzen zijn er vaak veel
lager dan in de winkels en dc waren dikwijls beter, de
inkoop door dencpatroon geschiedt in het groot en zoodoende

-ocr page 119-

I03

kan de arbeider er aanmerkelijk goedkooper te recht.
De Economats zijn dus instellingen alleen ten voordeele
der arbeiders in het leven geroepen en hierin openbaart
zich al aanstonds bet groote verschil met de Truck Shops,
die voornamelijk uit winstbejag door de patroons worden
gehouden, en waar de prijzen in den regel voorzeker niet
beneden de gewone winkelprijzen zijn. Daarenboven leveren
de Economats dit onmiskenbare voordeel op, dat zij het
huisgezin in staat stellen, geregeld zijn gang te gaan,
niettegenstaande de zorgeloosheid van het hoofd des gezins.
Deze kan een dronkaard of verkwister zijn, toch zal het
gezin steeds uit de Economat van het noodige kunnen
worden voorzien, slechts het overschot des loons zal dc
huisvader kunnen verspillen.

In bijna al deze inrichtingen wordt op crediet verkocht,
de leveringen worden tegen afgifte van bons gedaan en
deze bij elke uitbetaling van loon met den verbruiker
verrekend. Dat deel van bet loon, dat voor bet huishouden
noodig is, wordt derhalve aan het beheer van bet hoofd
des gezins onttrokken.

Docb nu de .schaduwzijde. liet grootste nadeel ligt
voor de Economats evenals voor de Truck Shops in het
gevaar van ontaarding. Steeds blijft voor den patroon
de verleiding groot, om bij den verkoop der waren zijn
eigen voordeel niet uit het oog te verliezen. Zoo dreigen
dc Economats tot een Truck system onder anderen vorm
te voeren, wat onder anderen in Frankrijk bet geval is

Het volgende voorbeeld diene tot staving van de in

I) Lambf.ht t. a. p. blz. 64.

-ocr page 120-

104

dat land geconstateerde ongunstige werking van bedoelde
instellingen: „Vele industrieelen in het Oosten des lands
bezorgen zich een jaarlijksch voordeel van 30.000 a 40.000
frs. door aan hunne arbeiders slecht spek te leveren;
onder anderen wordt in de Economat van een staalfabriek
40.000 a 45.000 frs. per jaar verdiend"

Doch, al gaan de Economats aan bovengenoemd euvel niet
mank, en al heeft de patroon met hun bestaan geen ander
doel dan het welzijn zijner arbeiders, er blijven niettemin
vrij ernstige bezwaren tegen in te brengen, welker waar-
heid moeielijk valt te loochenen.

Meestal worden de arbeiders volkomen vrijgelaten, om
hunne inkoopen in de patronale inrichtingen te doen of
niet te doen. Deze vrijheid is evenwel meer in naam dan
in wezen; onwillekeurig toch trekken de arbeiders, die
elders hunne inkoopen doen, de aandacht.

Niet naar de economat gaan, wanneer er een is, geeft
zekere blijken van onalhankclijkheid, van minder ingeno-
menheid met het bestaan ervan, en het gevolg van zulk een
handelwijze zal vaak wezen een gestrengere behandeling
door patroon cn meesterknechts. Steeds zal zoo\'n arbeider
worden in het oog gehouden en al zijne vergrijpen zullen
opgemerkt worden.

De bewering, dat de Economat de arbeiders hunne
vrijheid ontneemt, moge overdreven zijn tc noemen, zoo-
veel is zeker, dat er door zoo\'n inrichting een zekere
moreele verplichting op hen wordt gelegd, haar tc bezoeken.

i) Rede van Doumek bij liet debat over het wetsontwerp op dc coöpe-
ratieve vereenigingon. (Kamer van Afgevaardigden ^ Mei 1894).

-ocr page 121-

105

Dat hun vrijheid er door wordt belemmerd, blijft een
klacht, waarin voorzeker een kiem van waarheid verscho-
len ligt.

Een tweede bezwaar is gelegen in den verkoop op cre-
diet. Dit is niet van zoo groot gewicht, als de wet
verkoop tegen inkoopsprijs voorschrijft, maar wel als
tegen den handelsprijs mag worden verkocht, zooals in
Frankrijk. Het credietstelsel heeft stijging der prijzen
tengevolge, de prompte betalers moeten voor de slechte
bloeden. Met betrekking tot de Economats zal het crediet
de winst van den patroon nog vcrgrooten; voor hem toch
bestaan geene slechte betalers: door korting op het loon
kan alles worden goedgemaakt.

In de meeste gevallen zullen de prijzen weliswaar be-
neden die der winkels blijven cn zal de concurrentie de
winkeliers noodzaken voor ccn goede kwaliteit van waren
te zorgen.

De groote bezwaren, aan het credietstelsel verbonden,
blijven echter van kracht, welke ook de prijs der gele-
verde goederen zij. Behoeft de arbeider niet contant tc
betalen, dan koopt hij vaak zaken, die niet bepaald noo-
dig zijn; de waarde van het geld leert hij niet recht be-
seffen. Dit blijft het groote psychische kwaad, dat ge-
noemd stelsel aankleeft.

Als derde bezwaar valt te noemen ccn uitvloeisel van
de inhoudingen zelve. Vaak komt het voor, dat bijna het
volle loon in dc l\'>conomats wordt opgebruikt cn dc
arbeider slechts een gering deel in handen krijgt. Heeft
hij nu voor het ccn of ander geld noodig, dan zal hij op
iets, dat hij zelf bezit ofwel op ccn in dc Economat ge-

-ocr page 122-

io6

kocht voorwerp trachten klinkende munt te krijgen. Het
behoeft nauwelijks gezegd te worden, dat zoo\'n arbeider
in geldverlegenheid dikwijls bij dien handel zal verliezen.

Het is wel voornamelijk ten gevolge van deze bezwaren,
dat de Economats zich niet in onverdeelde sympathie
mogen verheugen \'); vrijwel algemeen is ingezien, dat zij,
om tot een beteren toestand te geraken, moeten plaats
maken voor onderlinge coöperatieve vereenigingen van
arbeiders.

De Economats vormen een overgangstoestand in de ont-
wikkeling van het ruilverkeer. Zij dienen om den weg van
producent naar consument te verkorten en te voorkomen,
dat de waren door vijf of zes verschillende handen gaan,
die ieder een deel der waarde ervan voor zich eischen,
aleer de bestemmingplaats wordt bereikt, Groote beteekenis
kunnen zij hebben, om den arbeiders te toonen, hoe zij
goed en goedkoop aan hunne levensmiddelen kunnen ko-
men, In landen, waar de handel nog zeer achterlijk is,
zooals in Rusland, hebben de Economats merkbaren in-
vloed ten goede op den toestand der arbeiders. Daar is
«

een goed geregelde patronale inrichting een schier on-
misbaar vereischte voor hun welvaart geworden.

Ook Frankrijk verkeerde voor een vijftigtal jaren nog
in dezen toestand. Hoogst merkwaardig is het, hoe de
oogen der arbeiders langzamerhand zijn opengegaan voor
de groote schatten, in de coöperatie voor hen verborgen.
Lang heeft het geduurd, voordat de arbeiders in dezen

i) Zie wat betreft de werking der Economats in Frankrijk de door
Lambert aangehaalde meeningen van Icdcn van den Conseil Supérieur du
Travail, t. a. p. blz. 66? v.

-ocr page 123-

107

hun belang hebben ingezien, zwaar en moeielijk is de
weg geweest, dien de coöperatie heeft moeten gaan, maar
zij is er gekomen, zonder tusschenkomst des wetgevers,
niettegenstaande het heftige verzet der winkeliers.

Of de tusschenpersonen in den handel geheel zullen
verdwijnen, in een vraag, die hier niet kan opgelost wor-
den, maar wel zij gezegd, dat zij, voor wie iedere stuiver
groote waarde heeft, er niet genoeg op kunnen worden
gewezen, welk onschatbaar belang aaneensluiting en coö-
peratie hebben voor bet verkrijgen der dagelijksche be-
noodigdheden.

Tot dusverre de kortingen wegens levensbehoeften, thans
die onder
b. genoemd, die wegens het verstrekken van woning.

Een goede woning te hebben is een zeer voorname
factor voor het welzijn des arbeiders, zoo voor het
physische als het psychische. Na een langen vermoeienden
dag moet voor hem in het thuis komen iets bekoorlijks
liggen. Hoe is dit tc bereiken, en welke zullen de gevolgen
hiervan zijn op zijn leefwijze.\'

De eerste vraag is gemakkelijker gesteld dan beantwoord.
De thans veelal door de arbeiders bewoonde verblijven,
van licht cn lucht verstoken achterkamers, soms vijf ver-
diepingen van den grond, verdienen wel allerminst den
naam van een gezellig thuis. Daargelaten voor bet oogen
blik den verslappenden invloed, dien het verblijf op zoo\'n
plaats op het moreel moet uitoefenen, heeft het op den
hygiënische toestand een niet minder schadelijke werking.
Dat overbevolking de sterfte ontzettend in dc band werkt
en dit nog a fortiori bij epidemieën, zijn feiten, door de
ondervinding genoegzaam gestaafd.

-ocr page 124-

io8

De heer Bertillon, chef van de gemeentelijke statistiek
van Parijs, heeft hierover belangrijke cijfers gepubHceerd.
Zoo bedraagt de sterfte in de „Arrondissement du Temple",
waar de bevolking 764 bewoners op één H.A. is, 21 op
de duizend, terwijl in de „Arrondissement de l\'EIysée",
waar slechts 280 zielen op i H.A. wonen, ze maar 13
op de duizend is. Veertien procent van de Parijsche inge-
zetenen verkeeren in overbevolkte buurten; te Berlijn is
het percentage 28, te Weenen eveneens, te Moscou 31,
te St. Petersburg 46 en te Buda-Pest 71. ï).

Het kan ons slechts verwonderen, dat er nog zoovele
menschelijke wezens in leven blijven in deze kweekplaatsen
van allerlei ziektestoffen, waar zelfs de eenvoudigste maat-
regelen voor de hygiene ons een paskwil schijnen.
• Van nog ernstiger aard dan de stoffelijke nadeden aan
dergelijke woningen verbonden zijn de moreele. De leden
van het gezin zullen de hun als woningen aangewezen pest-
holen ontvlieden en hun tijd grootendeels buitenshuis door-
brengen; van een huiselijkcn band kan geen sprake zijn.
Slechts wanneer honger of vermoeidheid hen derwaarts
drijft, zullen zij zich naar hunne woning begeven. Waar
zullen zij de rest van den tijd doorbrengen ? Om den vader
te vinden zal men vaak in de kroeg moeten zoeken, waar
hij in gezelschap van kameraden, die in dezelfde omstan-
digheden verkeeren, zijn onherbergzaam thuis tracht tc
vergeten onder het genot van alcoholische dranken.

„De weerzinwekkende woning" heeft JULES SiMON ge-
zegd, „is de beste werfagent voor dc kroeg,"

i) Bertillon. Lc surpeuplement des habitations à Paris.

-ocr page 125-

09

Zal het met de kinderen veel beter gesteld zijn dan
met het hoofd des gezins? Veelal zullen zij langs de
straten slenteren, in hun jeugd straatschenderij plegen, op
lateren leeftijd een gemakkelijke prooi worden der prosti-
tutie, en dat laatste nog a fortiori uit gemis aan schaamte,
veroorzaakt door de ophooping van kinderen van beide
kunnen in kleine bestekken.

Er is ten laatste nog een pleitgrond voor goede woningen
uit een menschkundig oogpunt. De arbeider betaalt zijn
huishuur ten onzent bijna algemeen bij de weck, en vaak
komt het voor, dat op het oogenblik, dat de huurpen-
ningen moeten betaald worden, zij niet dan met de grootste
moeite zijn bijeen tc brengen. Moet dat met zooveel
inspanning opgebrachte geld dan nog dienen om het ge-
bruik te vergoeden van een in geen enkel opzicht aan zijne
eischen voldoend verblijf, dan moet dit den weerzin,
dien zijn woning bij den arbeider opwekt, nog grooter
maken.

Uit het voorafgaande volgt het groote belang van goede
woningen wel voldoende; het is dan ook geen wonder,
dat vele patroons dc handen aan het werk hebben ge-
slagen, om hunnen arbeiders een betere huisvesting te
bezorgen. Daarbij is drieërlei systeem gevolgd: of door
den arbeiders woningen te verhuren, of door ze te ver-
koopcn met periodieke afbetaling, of door hen door middel
van voorschotten in staat te stellen er voor zich tc laten
bouwen.

Het meest voorkomende is het huursystecm. In de
nabijheid der fabrieken worden groote gebouwen opge-
trokken, waar dc arbeiders veelal tegen zeer billijke prijzen

-ocr page 126-

i io

goed onder dak kunnen komen, in Frankrijk soms voor
f2.25 \'s maands i).

De verkoop op afbetaling komt ook vrij veel voor.

Hoe loffelijk dit streven der patroons ook te noemen
zij, dezelfde keerzijde heeft de medaille hier als bij de
Economats. De arbeider ivordt geholpen, doch ten koste
van zijn vrijheid. Het is voorgekomen, dat de patroon,
eigenaar van een buurt arbeiderswoningen, aldaar een
zekere controle uitoefende, een soort politietoezicht orga-
niseerde. Slechts bepaalde couranten mochten er gelezen
worden, in den verkiezingstijd werden er tal van strooi-
billetten geweerd, en op zoo\'n manier stonden de arbeiders
onder een schier onverdraaglijke censuur.

Ook schept de patroon-huisbaas een gevaarlijk antecedent
met het oog op werkstakingen of mogelijke botsingen.
Steeds zal den arbeider de kans van uit zijn huis gezet
te worden als een Damocleszwaard boven het hoofd hangen.
Is hij op weg eigenaar van het huis te worden, dan zal
hij zijne rechten kwijt zijn, of althans op hoogst onvoor-
deelige wijze moeten overdragen.

Verhuurt de patroon woningen, dan is een soortgelijk
misbruik als bij de Economats, dat namelijk een te hooge
huurprijs wordt bedongen, ten aanzien van patroons, die
overal, waar er zich een gelegenheid voordoet, zichzelven
trachten te bevoordeelen, lang niet uitgesloten.

Ofschoon er dus vele bezwaren tegen deze arbeiders-
woningen blijven bestaan, hebben nochtans vele ervan,
die uit een hygienisch zoowel als uit een finantieel oog-

i) Lambert t. a. p. b(z. 86,

-ocr page 127-

111

punt waren aan te bevelen, voor de arbeiders onschatbare
voordeelen opgeleverd.

Reeds in 1835 liet AkdRÉ Koechlin, maire van Mühl-
bausen, woningen bouwen, die hij tegen matige huur aan
zijne arbeiders afstond.

Zoo verrees in de Vereenigde Staten, in de buurt van
Cbicago,
Pullman City, de uitgestrekte nederzetting van
fabrieksarbeiders, zoo genoemd naar den grooten fabrikant
van spoorwagens.

De bemoeiingen der patroons kunnen ook in dezen
grooten invloed hebben om den arbeiders den weg te
wijzen, hoe zij tot betere huisvesting kunnen geraken.
De aangewezen lichamen om hun deze te bezorgen zijn
de coöperatieve bouwvereenigingen van arbeiders, reeds
op vele plaatsen opgericht, cn wier aantal steeds nog toe-
neemt. Uit bet voorafgaande laat zich het groote nut
dezer vereenigingen gemakkelijk begrijpen.

Het grootste voordeel is zeker gelegen in de vrijheid,
die den arbeider gelaten wordt; ook al rijzen er oneenig-
Iieden tusschen bem cn zijn patroon, toch blijft de arbeider
meester in eigen woning.

Er zijn van verschillende kanten grieven aangevoerd
tegen het samenbrengen van vele arbeiders in een zelfde
buurt, wat bet noodwendig gevolg is dezer vereenigingen
Afzondering van één klasse van de overige, wakkert,
zegt men, den klassenstrijd aan. Hoe meer dc arbeiders
cn de bourgeoisie met elkander in wrijving komen, des
te beter voor den socialen vrede. Dc groote agglomeratie

1) Lamuert l. a. p. blz. 90 v.v.

-ocr page 128-

112

van arbeiders kan voorzeker schadelijke gevolgen hebben,
doch op dien grond de ontwikkeling der coöperatieve
bouvvvereenigingen, die zooveel goeds beloven, te willen
stuiten, komt ons toch hoogst verkeerd voor, ook hier
zal het mindere voor het meerdere moeten wijken.

Een andere vraag is: In hoeverre is het gewcnscht,
dat de arbeider eigenaar van zijn huis wordt? Hierover
wordt zeer verschillend gedacht.

Hij verkrijgt den eigendom in den regel, wij zagen het
reeds, door een periodieke betaling van huurprijs en koop-
som tevens.

Zoodoende verwerft de arbeider ongemerkt een klein
vermogen. Moet hij de fabriek wegens ouderdom of om
gezondheidsredenen verlaten, hij kan zijn huis verkoopen
of een zijner kinderen vrije woning aanbieden met beding
van onderhoud voor zich.

Toch wordt er over het algemeen een groot bezwaar
in gezien, dat de arbeider zich aan een bepaalde plaats
bindt. Wordt hem elders op veel voordeeliger voorwaarden
werk aangeboden, toch is hij genoodzaakt te blijven waar
hij is, indien hij zijn huis niet kan verhuren, of verkoopen.
Het laatste levert ook eigenaardige moeielijkheden op. De
waarde van het huis kan zoowel gedaald als gestegen zijn.

Ons lijkt de huurwoning voor den arbeider het doel-
matigst, en bij een uitbreiding der coöperatieve bouwver-
eenigingen zal hij bijna overal een geschikte woning
kunnen vinden tegen billijken prijs. Zoolang genoemde
vereenigingen nog niet op dien trap van ontwikkeling
staan, is het niet anders dan toe te juichen, dat dc patroons
in deze behoefte voorzien. Bij onbaatzuchtige patroons,

-ocr page 129-

113

zooals er gelukkig nog vele te vinden zijn, zullen de
genoemde nadeelen zich niet doen gevoelen.

Onder c noemden wij de inhoudingen wegens voor-
schotten in geld; zij laten zich gemakkelijk verklaren uit
de mogelijkheid, die voor den arbeider moet bestaan om
crediet te krijgen. Er kunnen zich omstandigheden voor-
doen, waarin hem dit geheel onontbeerlijk is.

Tot wien zal hij zich in zulke gevallen wenden? Bij
bankiers of credietinstellingen zal hij waarschijnlijk ver-
geefs aankloppen, in den regel zullen deze hem niet
kennen, en, ook al ware dit het geval, weinig lust ge-
voelen hem de gevraagde voorschotten te doen, bij den
geringen waarborg, dien de arbeider hun biedt. De
patroon is vrijwel de eenige, die een vrij groote zekerheid
zal bezitten van het geleende terug te ontvangen, omdat
hij zich kan verhalen op het uit te keeren loon.

Er zijn weliswaar niet geringe nadeden verbonden aan
het feit, dat dc patroon crediteur wordt van zijn arbeider.
Zoo ergens, dan wordt hier dc onafhankelijkheid des
arbeiders bedenkelijk bedreigd.

Dc toestand van zoodanige debiteurs is meermalen bij
den nexus van het Romcinsche recht vergeleken; totdat
de schuld is aangezuiverd, moet de schuldenaar voor zijn
schuldcischcr werken, voordat dit is geschied, kan de
arbeider moeielijk zijn patroon vaarwel zeggen. In theorie
blijft hij weliswaar zijn eigen meester, doch of de feiten
hiermede strooken, valt te betwijfelen. Verliest de credi-
teur de mogelijkheid om zich op het loon te verhalen,
dan zal hij vermoedelijk alles in het werk stellen, om zijn
vordering op andere wijzen voldaan te zien, en zal des-

8

-ocr page 130-

114

noods op het huisraad zijns debiteurs beslag leggen en
dit verkoopen. Dan, al slaagt de arbeider er in, zonder
averij van zoo ernstigen aard zijn patroon te verlaten,
wie zal geneigd zijn den werkman in dienst te nemen,
die zich met een zwaar belast schuldregister bij bent
aanmeldt?

Reeds zagen wij de coöperatieve verbruiks- en bouw-
vereenigingen in de plaats treden van de patronale inrichtin-
gen; zoo zijn de coöperatieve credietvereenigingen bestemd
om de voorschotten der patroons te vervangen.

In vele landen van Europa hebben reeds dergelijke
vereenigingen het licht gezien, en het kan geen twijfel
lijden of, bij meerdere aaneensluiting, moet de toekomst
hun behooren,

Duitschland en Italië hebben hier het voorbeeld gege-
ven, daar hebben zij reeds een tamelijk groote vlucht
genomen, in het eerste land onder den invloed van niemand
minder dan
Schulze-Delitzscii en Raiffeisen.

De regeling en samenstelling der coöperatieve crediet-
vereenigingen-uitvoerig te bespreken, ligt buiten ons bestek.

Wel kunnen we nog opmerken, dat zich in Duitschland
een groot verschil bij deze vereenigingen openbaart al
naar gelang zij een zuiver finantieel, dan wel een moreel
doel beoogen. Het wil ons voorkomen, dat geen\'van beide
moeten worden uit het oog verloren, doch dat, wnt de
drijfveer tot oprichting ervan betreft, het moreele argument
het zwaarst moet wegen,

In ons land schijnen deze vereenigingen nog ten eenen-
male onbekend te zijn, ofschoon het moeielijk is aan te
nemen, dat de arbeiders ten onzent het buiten crediet

-ocr page 131-

115

zouden kunnen stellen. Het tegendeel blijkt ook bovendien
uit het feit, dat de voorgestelde maatregelen de voor-
schotten van patroonswege hebben gehandhaafd.

Als minder afdoende middelen dan genoemde vereeni-
gingen hebben we nog te vermelden de vennootschappen
voor renteloozc voorschotten en de Bergen van Barmhar-
tigheid (Monts de Piété). De eerste vertoonen groote
overeenkomst met de coöperatieve vereenigingen, doch
hebben deze schaduwzijde, dat zij niet van de arbeiders
zelve uitgaan en zich zoodoende niet in zoo onverdeelde
sympathie zullen kunnen verheugen. De arbeiders zullen
min of meer bang zijn er gebruik van te maken.

Veel minder afdoende zijn de Bergen van Barmhartig-
heid. Dit zijn instellingen dateercnde uit de middel-
eeuwen, in verscheidene Zuid-Ncderlandschc steden in het
leven geroepen om de bevolking aan de handen der woe-
keraars te onttrekken. Tegen matige rente kon men daar
geld leenen, veelal tegen zekerheidsstclling. Voor dc armere
ingezetenen waren cr zeer groote bezwaren aan bet gebruik
maken van deze instellingen verbonden. Wel zijn zij in
den loop der tijden eenigszins van karakter veranderd,
doch lang niet genoeg om met succes de plaats der
coöperatieve credietvercenigingcn tc kunnen vervullen.

Met groote instemming zouden wij ook in ons land de
geboorte der coöperatieve crcdictverccnigingen begroeten,
instellingen door arbeiders voor arbeiders geschapen, geheel
naar hunne ciscben cn behoeften ingericht. Totdat deze

O Zie met Iict oog op den Herg v. Hnrmlinrliglicid te Gent: Eenige
bladzijden uit dc geschiedenis van de Hanken van Leening door Aue. ScitF.iUK,
versclicnen in dc uitgave van het Willems-fonds, No, 140, 1896.

-ocr page 132-

ii6

nieuwe aera in het credietwezen is aangelicht, komt het
ons gewenscht voor de voorschotten van patroons te hand-
haven, op deze wijze wordt er nog het best tegen ge-
waakt, dat van den soms onvermijdelijken geldnood van
de. arbeiders partij wordt getrokken door individu\'s, die
elk middel geoorloofd achten om zich te verrijken. Intus-
schen kunnen wij slechts met verlangen het tijdstip te
gemoet zien, waarop genoemde voorschotten als overbodig
zullen kunnen verboden worden.

Onder d noemden wij dc inhoudingen voor premicn
van verzekeringskassen, zieke- of pensioenfondsen. Over
deze kortingen stellen wij ons voor zeer kort te zijn, in
aansluiting aan het Regeeringsontwerp 1901, dat, zooals
wij boven reeds zagen, de regeling van deze fondsen te
belangrijk achtte voor \'summiere voorschriften, en, totdat
een wet over dit punt bepaaldé regelen zou hebben vast-
gesteld, zich voorstelde de zaak bij algemeenen maatregel
van bestuur af tc doen.

Zooals licht te begrijpen is, zijn dc gevaren, die de
arbeiders bedreigen, vele. Ziekte, ongelukken, een lichaam-
lijk letsel, dat hem tot verderen arbeid ongeschikt maakt,
een ontijdige dood, kunnen hem of dc zijnen in de grootste
ellende storten. Met is daarom, dat men er reeds sedert
lang op bedacht is geweest, de groote nadeden der
genoemde gebeurtenissen eenigermate tc ncutralisecren
en gemeend heeft in dc fondsen een middel daartoe te
vinden,

De eenvoudigste wijze, om deze weerstandskassen te
vormen, zou zijn, dat de arbeider telkens een deel van
zijn loon ter /ijde legde, ten einde zoo een som bijeen

-ocr page 133-

117

te brengen, die hij in geval van nood kon aanspreken.
Bij de groote moeite, die het arbeidersgezin vaak heeft
om van het loon te bestaan, wordt het al aanstonds be-
grijpelijk, dat op zulk een wijze een weerstandskas in
theorie gemakkelijker te vormen is dan in de praktijk.

Het is daarom, dat vele patroons zich er voor gespannen
hebben, en zoodoende komt het vaak voor, dat zij een
deel des loons inhouden als premie voor de bedoelde kassen.
Op vele fabrieken is de deelname verplicht en de onder-
vinding heeft reeds voldoende de heilzame werking dezer
instelling bewezen.

Een bezwaar heeft zich voorgedaan ten aanzien van
het beheer der fondsen. Oorspronkelijk stonden zij geheel
onder de administratie der patroons; deze beheerden de gelden
en deden de uitkeeringen. Van lieverlede hebben ook dc
arbeiders stem in het kapittel begeerd; hun wensch was,
dat ecn commissie, door hen en uit hun midden te be-
noemen, den patroon bij het beheer zou controlcercn.
Dc patroons hebben over het algemeen de billijkheid van
dezen eisch ingezien, en zonder al te veel moeite is aan den
wensch der arbeiders toegegeven.

Dc deelname aan het beheer van het fonds zal bij een
wettelijke regeling onzes inziens een der eerste punten
moeten zijn, die \'s wetgevers aandacht zullen trekken.
Voor dc vereischten, verder aan de fondsen tc stellen,
verwijzen wij naar het reeds gecitccrde art. 13 van het
ontwerp
-drucker; de daar voorgestelde maatregel zal
den wetgever een uitmuntend richtsnoer geven bij ccn
cventueelc regeling van dit onderwerp.

Hierbij mccncn wij het met dc bespreking der fondsen

-ocr page 134-

ii8

te moeten laten, wegens de groote uitgebreidheid van
het onderhavige onderwerp i).

Uit het groote belang, dat voor de arbeiders in het
bestaan van genoemde fondsen gelegen is, volgt de nood-
zakelijkheid voor den wetgever, om de inhoudingen voor
premiën der kassen toe te laten.

Thans willen wij spreken over de kortingen, die onmis-
baar zijn in het belang der patroons, en wel de onder «
genoemde, die ter vergoeding van schade door den arbeider
aan den patroon berokkend.

Het is uiteraard hoogst moeielijk, deze kortingen en
de boeten scherp uit elkander te houden. Wanneer is de
patroon gerechtigd schadevergoeding te vorderen, wanneer
mag hij een boete opleggen? Dikwijls toch wordt tegen
handelingen van den arbeider, waardoor de patroon schade
lijdt, boete bedreigd, mag nu boven de opgelegde boete,
de patroon nog schadevergoeding eischen?

In de praktijk zal de boete veelal de schadevergoeding
vervangen; daar er op de arbeiders doorgaans niet veel
verhaal is, zullen de boeten moeten strekken om den
arbeiders\'voorzichtigheid te leeren en, indien zij preventief
werken, den patroon vaak schade besparen.

Meer zullen schadevergoedingen moeten voorkomen bij
huisarbeid, en dan het meest in het geval van slecht
werk, wanneer de grondstoffen, door den patroon geleverd,
verknoeid zijn. Hierbij doet zich echter nog een groote
moeielijkheid voor bij het bepalen, wat onder „slecht
werk" moet worden verstaan. De patroon of een der

i) Een uitvoerige verhandeling cr over geeft Lambert t. a. p. blz. 134 —
197.
Des rctunucj pour institutions dc prcvoyancc.

-ocr page 135-

119

onderbazen heeft daarover te beslissen en het is vaak te
duchten, dat hun oordeel wel eens wat ongegrond zal zijn.

Bij de herziening der Duitsche Gewerbeordnung in 1891
drongen de socialisten bij de behandeling van § 134^, al. 2
er op aan, dat de patroon iedere schadevergoeding in
rechte zou hebben te vorderen.

Ook in Frankrijk is dit hun eisch geweest, en in Rusland
heeft de wetgever, waarschijnlijk wegens groote misbruiken,
op dit gebied voorgekomen, dit systeem aangenomen.

De Engelsche arbeiders hebben ook groote bezwaren
ingebracht tegen de waardevermindering van hun arbeid
door de z.g. „friction", korting bij de uitbetaling voor
onvoldoenden arbeid; vooral bij stukloon deed zich de
grief gevoelen.

Of het stelsel, door den Russischen wetgever gehuldigd,
de beste weg is tot oplossing der moeielijkheden, valt te
betwijfelen. In dat land is het mogelijk het eenige middel
geweest, ter beteugeling der misbruiken, doch de andere
wetten hebben gemeend het niet te moeten aanwenden.
Ons komt het voor een middel tc wezen, erger dan de
kwaal, die het bestrijdt, dat tot eindeloozc chicanes zal
moeten leiden.

Den patroon vrij tc laten de schadevergoeding vast tc
stellen, wil ons nog het beste systeem voorkomen. Meent
dc arbeider in dezen verongelijkt te zijn, dan zou beroep
op een speciale commissie aanbeveling verdienen, zoodat
de arbeider niet gedwongen is, den gewonen judiciairen
weg te volgen om recht tc verkrijgen. Bedoelde commissie
moet dan ccn lichaam zijn, dat gemakkelijk binnen het
bereik des arbeiders ligt, cn welks onpartijdigheid boven

-ocr page 136-

120

allen twijfel verheven staat. Mogelijk zal dit een taak zijn,,
die mettertijd aan de Kamers van Arbeid zal kunnen
worden opgedragen.

Onder de tweede groep kortingen noemden wij. onder
ß. de boeten. Deze inhoudingen verdienen meer nog dan
een der behandelde den naam van „noodzakelijk kwaad.""

Deze noodzakelijkheid valt licht te begrijpen. Waar
moet worden gearbeid, moet orde en regelmaat heerschen,
en daar er steeds individuen zullen zijn, die zich niet naar
de gestelde regelen wenschen te gedragen, moeten er
middelen bestaan, waardoor zij daartoe worden genoodzaakt.

Als het meest gebruikelijke dezer middelen zijn de
boeten te noemen; van deze bedient zich de patroon veelal
om te waken, dat zijne voorschriften worden nageleefd.

Naast de boeten zijn tc noemen: ernstige vermanin-
gen, degradatie van den arbeider en ontslag uit den
dienst.

Het eerste dezer zal na eenige malen voorgekomen te
zijn spoedig zijn kracht en uitwerking verliezen, de laatste
twee dragen een veel ernstiger karakter dan de boete.

Aan het boetestelsel is vaak verweten, dat het den
patroon maakt tot rechter in eigen zaak, dit is er voor-
zeker een schaduwzijde van, doch zoolang er geen be-
hoorlijke plaatsvervanger voor is gevonden, dient dit
stelsel, in het belang van de orde in de werkplaatsen,
wel stand te houden. Wat de wetgever in dezen als zijn
taak heeft te beschouwen, wordt aanstonds duidelijk, als

wij de misbruiken nagaan, die evenals elders ook hier

0

niet ontbreken.

In de eerste plaats dan treden misbruiken aan den

-ocr page 137-

121

dag in de wijze van oplegging der boeten. Vaak wordt
de arbeider gestraft, zonder dat hij weet waarvoor. Soms
ook bemerkt hij eerst op den betaaldag, dat hem een
aanmerkelijk deel des loons als boeten wordt ingehouden,
terwijl hij zich niet bewust is, iets strafbaars te hebben
gedaan. Zoodanige feiten wekken groote verbittering, en
de arbeider denkt onwillekeurig, dat hij onrechtvaardig
behandeld wordt.

De boeten moeten dienen, wij zagen dit reeds, om de
orde in de werkplaatsen te handhaven.

De regels nu, die de arbeider heeft in het oog te
houden, moeten in vaste, niet aan willekeur onderhevige
reglementen zijn neergelegd. Zij vormen de voorwaarden,
volgens welke de arbeidsovereenkomst wordt nageleefd.

Deze voorwaarden stelde dc patroon tot voor korten
tijd geheel suo arbitrio, de arbeider had er zich slechts
aan tc onderwerpen. Het streven der meeste wetgevers
is er in de laatsten tijd op gericht geweest, den arbeiders
gelegenheid tc geven, bij het vaststellen der reglementen
ook hun stem tc doen hooren.

Soms is getracht, dit te bereiken door te bepalen, dat
de arbeiders, voorzoover meerderjarig, of een commissie
uit hun midden bij het opmaken van het reglement moest
worden gehoord; van het oordeel, door hen uitgesproken,
wordt de goedkeuring afhankelijk gesteld, door den rcgee-
ringsambtenaar aan het concept reglement tc vcrlccnen.

Een andere wijze om tot het doel te komen is het in
de hand werken der vakvereenigingen, ten einde tegenover
den patroon machtige lichamen te plaatsen en zoodoende
de voorwaarden, waarop hel contract gesloten wordt, met

-ocr page 138-

122

goedkeuring van beide contractanten tot stand te doen
komen.

Langer bij de fabrieksreglementen stil te staan zou ons
te ver van ons onderwerp verwijderen, het zij hier genoeg
op te merken, dat, welk het aandeel der arbeiders ook zijn
moge bij het maken ervan, aan het bestaan van een regle-
ment veel is gelegen; en eischt men van den arbeider, dat hij
de daarin neergelegde voorschriften naïeve, wat ligt dan meer
voor de hand, dan dat het reglement behoorlijk te zijner
kennis worde gebracht. Worden de boeten niet volgens
een vast reglement opgelegd, dan staat de arbeider aan
de grootste willekeur bloot. Alle wetgevers, die de boeten
hebben geregeld, bepalen dan ook, dat volgens vaststaande
reglementen moet worden beboet.

Hoe moet de arbeider in de gelegenheid worden ge-
steld van den inhoud der reglementen kennis te nemen?

Dit kan geschieden door hem bij zijn intrede in de
fabriek een exemplaar ter hand te stellen, of wel door
de reglementen op zoodanige plaatsen aan te plakken,
dat zij voor een ieder duidelijk zichtbaar zijn.

Voorkomende wijzigingen moeten ook op dergelijke
wijze hun worden meegedeeld, en er moet een bepaalde
tijd verloopen, voor haar in werking treden, zoodat de
betrokken personen er zich voor dien tijd van op de
hoogte kunnen stellen.

Door de publiciteit van reglementen wordt verkregen,
dat de arbeider weet, hoe hij zich heeft te gedragen, en

zoo hij dit niet wil, welke gevolgen aan overtredingen

«

zijn verbonden.

Dit wat betreft dc wijze, waarop dc boete moet worden

-ocr page 139-

123

opgelegd. Een volgend punt, dat in aanmerkingkomt, is het
doel, waarvoor het bedrag der boeten moet worden besteed.

Vroeger maakten zij een niet onaardig voordeel voor
den patroon uit. Men dacht er niet aan, ze een andere
bestemming te geven.

De feiten bewijzen, welke aanzienlijke bedragen van
het loon op deze wijze tot den patroon terugkeerden;
als staving volgen een paar voorbeelden.

Vooral in Rusland cn in Frankrijk zijn er dienaangaande
zeer groote misbruiken ontdekt. In het eerste land kwam
het voor, dat opzichters zich moesten verbinden, op straffe
van ontslag, per nacht twee honderd boeten van vijf kopeken
op te leggen

In Frankrijk bedroegen, de boeten in het departement
van de Somme 80 a 90 fr., zijnde het loon van 19 dagen,
in dat van Maine en Loirc stond op één dag afwezig-
heid 3 fr. boete bij loonen van 1.30 a 2 fr. \'s daags.
In de Vogeczen staat een kasteel, dat heet gebouwd te
zijn van de opbrengst der boeten, cn daarom „Ch.ltcau
des Amendes" genoemd wordt.

Tal van werkstakingen heeft het boetestelsel in Frankrijk
veroorzaakt; zoo kwamen cr in 1893 17 voor, die zich
over 80 fabrieken uitstrekten cn waaraan niet minder dan
44414 arbeiders deelnamen. In 1894 bedroeg het aantal
stakingen elf. Uit deze gegevens valt het misnoegen, door
genoemd stelsel gewekt, duidelijk te constateeren.

Vandaar, dat vele wetgevers hebben gemeend, tegen

1) Zie het rapport aangaande den toestand van den arbeid in Rusland
bij
Bodeux. Etude sur Ie contrat du travail, pag. 176.

-ocr page 140-

124

zoodanige bestemming der boeten te moeten opkomen en
zorg te dragen, dat deze hun oorspronkelijk karakter,
handhaving van de tucht in de werkplaatsen, terug kregen
en niet langer dienden tot stijving van de patronale kas.

In vele landen werd bepaald, dat aan de boeten een
bestemming moest worden gegeven ten voordeele der
arbeiders, hetzij door in zieke- of pensioenfonds te worden
gestort, hetzij door er een afzonderlijke kas van te vormen,
die na een bepaalden tijd onder alle arbeiders of onder
sommigen hunner, die zich bijzonder onderscheiden hadden,
moest worden verdeeld. Deze bepalingen hadden ten doel,
te waken, dat de boete niet strekte ten voordeele van
hem, die haar oplegde. Dit toch was de prikkel tot groote
immoraliteit en werkte zoo voor delinquent als voor hem,
die de straf oplegde, hoogst nadeelig.

Voorts heeft de wetgever in de meeste landen gemeend ,
een maximum bedrag der boete te moeten vaststellen.
Een bepaald bedrag moet ter beschikking des arbei-
ders blijven, vooral waar het getrouwden geldt. Het
\' huisgezin mag er niet aan blootstaan, dat bet geheele
weekloon aan boeten moet worden uitbetaald, en zoo-
doende voor een week of langer nijpende nood voor de
deur staat.

In sommige landen geven de wetgevbrs een bepaald
deel van het loon aan, boven hetwelk de boete niet gaan
mag, (Duitschland, Zwitserland, Noorwegen, Belgiü), in
andere wordt bovendien een maximum in geld genoemd
(in Rusland voor sommige boeten).

Als een vereischte voor een goed boetestelsel valt nog
te noemen\'een punt, dat wij reeds releveerden; de on-

-ocr page 141-

125

raiddelijke kennisgeving aan den arbeider, na het opleggen
der straf.

Het moet niet kunnen gebeuren, dat de arbeider eerst
bij de afrekening verneemt voor welk bedrag hij beboet is.

Daarom eischen sommige wetgevers, dat hun dit terstond
wordt bekend gemaakt (de Duitsche, de Belgische), andere,
dat dit binnen bepaalden tijd geschiede (de Russische
binnen 3 dagen).

Als laatste middel tegen willekeur in het opleggen der
boeten valt te vermelden de publiciteit der straffen. Deze
is te verkrijgen door het verplichtend stellen van staten
te houden in iedere fabriek, waarop moeten vermeld wor-
den de naam van den gestrafte, de datum en het bedrag
der boete en het motief waarom zij is opgelegd.

Deze staten moeten dcsgevorderd aan de inspecteurs
van den arbeid ter inzage worden voorgelegd, opdat zij
zich kunnen vergewissen, of de wettelijke bepalingen ten
aanzien van het opleggen der boeten worden nageleefd.

Dc landen, waar de wetgever zich met dit onderwerp
heeft bezig gehouden, zijn Engeland, Duitschland, Oosten-
rijk, Rusland, Zwitserland, Belgiü cn Noorwegen; ook
bevatten dc Fransche en Nederlandsche ontwerpen te
dien aanzien voorschriften.

Alle wetten, die dit onderwerp regelen, eischen, dat de
boeten steunen op reglementen; zij moeten daarin behoor-
lijk worden bedreigd met opgave van haar bedrag bij

1) Dc ten onzent diennangnnnde voorgestelde maatregelen zijn tc vinden
in artikelen 9—11 van het ontwcrp-DRUCKER cn in artikel 1637/. van het
Regcerings-ontwerp 1901.

-ocr page 142-

126

iedere strafbare handeling en van de bestemming er aan
te geven.

Behalve in Zwitserland, Rusland en Noorwegen moet in
alle genoemde landen de arbeider van motief en bedrag
der straf worden in kennis gesteld.

Engeland en Rusland beperken de handelingen, waar-
tegen straf mag worden bedreigd.

Alle wetten, behalve de Oostenrijksche, bevelen gebruik
der boeten ten voordeele der arbeiders, de Nederlandsche
ontwerpen verbieden gebruik ten voordeele des patroons.

Reeds noemden wij de landen, die een maximum bedrag
der boeten vaststellen. De Duitsche
wet en onze ontwerpen
onderscheiden boeten en schadevergoedingen.

De Duitsche wet regelt bovendien de niet pecuniaire
straffen en verbiedt, straffen op te leggen in strijd met de
goede zeden of het eergevoel des arbeiders.

Resumeerende zijn de vereischten door den wetgever
aan de boeten te stellen deze: zij moeten steunen op
een behoorlijk bekend gemaakt reglement, zij moeten
niet strekken ten bate van hem, die ze oplegt, zij moeten
niet boven een bepaald deel van het loon gaan, het moet
verboden zijn ze geheim te houden.

Onder •/ noemden wij de kortingen veroorzaakt door
staangeld. Hieronder hebben wij te verstaan een zekere
som, die de patroon vormt uit inhoudingen bij de loon-
betaling, ten einde zich op dit bedrag te kunnen verhalen,
indien de arbeider onrechtmatig de overeenkomst verbreekt,
of den patroon grondige redenen geeft deze te verbreken,
en er daardoor een schadeloosstelling verschuldigd is.
Het denkbeeld is niet nieuw, wij vinden het reeds neer-

-ocr page 143-

127

gelegd in art. 1639 ^ van ons Burgerlijk Wetboek.

In Duitschland is het staangeld het meest uitvoerig
geregeld bij de herziening der Gewerbeordnung van 1S91 ;
voorts komt het voor in Zwitserland, waar de wet het
ook regelt (de z.g. décompte), in Belgie en in sommige
deelen van Frankrijk.

Men heeft vaak den lieden, die voor de rechten der
arbeiders opkwamen, verweten, dat de schade, die de pa-
troon leed, hen koel liet. De patroons waren er toch
eigenlijk steeds het slechts aan toe, daar er op de arbeiders
in den regel niet veel verhaal is.

Het staangeld levert naast andere voordeden wel dit
in de eerste plaats, dat het den patroon in de gelegen-
heid stelt, op een gemakkelijke wijze nakoming der arbeids-
overeenkomst te erlangen of anders dc geleden schade
vergoed te krijgen.

Bovendien dient het staangeld, om den arbeider aan
zijne verplichtingen te herinneren; hij zal deze gemakke-
lijker vergeten, indien daaraan geen rcchtstreeksch nadeelig
gevolg is verbonden.

Men heeft om het boven omschreven doel te bereiken
wel eens gedacht over wederinvoering van den lijfsdwang
doch wij meenen met
Lambert, dat het staangeld een
voor beide partijen verre verkieselijker middel zal wezen.

Een argument ten voordeele ervan is voorts, dat door
de verbeurte van het staangeld de lust tot het onnoodig
houden van werkstakingen bij de arbeider zeer beteugeld
wordt. Soms breken er werkstakingen uit, waarvan de

i) Zie Lamiiet t. n. p. blz. 336.

-ocr page 144-

128

oorzaak zelfs in de verste verte niet valt na te gaan,
meestal slechts om het voorbeeld van kameraads op
andere plaatsen te volgen. Indien nu de arbeider het
staangeld verbeurt, zal hij minder licht voor zoodanige
stakingen te vinden zijn, en zoodoende zullen deze ge-
beurtenissen, die de goede verstandhouding tusschen pa-
troon en arbeiders verstoren, worden vermeden.

Wel moet de wetgever eenige grenzen stellen aan bet
bedrag van bet staangeld, en de patroon genoodzaakt zijn,
bij een rechtmatig eindigen der arbeidsovereenkomst, het
bedrag ten spoedigste aan den arbeider ter hand te stellen.

De Duitsche Gewerbeordnung bevat hieromtrent in het
kort de volgende voorschriften: Het staangeld mag bij
elke loonbetaling een vierde van het loon, in het geheel
bet gemiddelde werkloon niet te boven gaan (§ 119 rt).
Voorts maakt de wet onderscheid tusschen fabrieken, waar
in den regel minstens twintig arbeiders werkzaam zijn, en
die, waar bet aantal beneden de twintig blijft. In de eerste
moet de décompte contractueel bedongen zijn, de bestem-
ming ervan moet in bet reglement vermeld worden (§ 134
al. 2 en 134 ^ 5°), in dc laatste is geen voorafgegaande
stipulatie dienaangaande noodig (§ 124
b). De patroon
behoeft geen bewijs van geleden schade te leveren bij de
verbreking der arbeidsovereenkomst, zij .wordt door dat
feit zelf verondersteld.

De Zwitsersche wet geeft omtrent het bedrag van het
staangeld dezelfde regelen als omtrent de overige kortingen
op het loon.

De maatregelen, door onze ontwerpen voorgesteld, hopen
wij zoo straks tc bespreken.

-ocr page 145-

129

Wij zeiden reeds bij den aanvang van dit hoofdstuk,
dat de kortingen niet het volle loon mogen bedragen, in
ieder geval zal de wetgever den arbeider een deel ervan
in klinkende munt moeten verzekeren. Groote bezwaren
heeft het inderdaad, den arbeider van alle gereede pen-
ningen te ontblooten, meerendeels reeds vroeger vermeld.

Het is niet mogelijk, dat door vermelde kortingen, wegens
leveringen van benoodigdheden door den patroon, in alle
denkbare behoeften des arbeiders worde voorzien. Boven-
dien wordt de zelfstandigheid des arbeiders zeer bedreigd,
indien hij geen eigen spaarkas kan vormen, en nooit zal
hij de waarde van het geld leeren kennen, indien hij er
nimmer mede in aanraking komt. Op deze wijze zal hij
geen spaarzaamheid leeren en de zorgeloosheid zal er
door worden in de hand gewerkt.

Vast te stellen, welk deel door de kortingen ongerept
moet gelaten worden, is echter een moeielijker vraag. Som-
mige wetten laten voor leveringen van levensbehoeften,
woning, huur van grond, verstrekken van gereedschappen
en grondstoffen voor den arbeid, korting toe tot het volle
bedrag des loons (zoo de Duitsche, Oostenrijksche en
Hongaarsche wet), zij beperken de kortingen wat betreft
de schadeloosstelling. Andere stellen als vcreischte voor
de kortingen ccn voorafgaande toestemming des arbeiders
(zoo de Zwitsersche en dc Noorsche).

De Russische wet laat een hooger bedrag der kortingen
toe ten aanzien van ongehuwden dan ten aanzien van
gehuwde arbeiders, ecn onderscheiding, die bij dc bepa-
lingen over het beslag en de overdracht des loons groote
aanbeveling verdient, zooals in het volgende hoofdstuk

9

-ocr page 146-

130

zal worden aangetoond, doch die bij de onderhavige be-
paling ons niet strikt noodzakelijk wil toeschijnen.

Overwegende, dat meermalen slechts de kleinste helft
des loons ten bate van het gezin aangewend wordt, terwijl
de huisvader het grootste gedeelte in de kroeg of elders
verbrast, komt het ons niet werkelijk urgent voor, te
bepalen, dat het grootste deel den arbeider in handen
moet komen, zooals het ten onzent ingediende Regee-
ringsontwerp 1901, (dit eischt drie vijfden des loons).
Te minder, wanneer wij in het oog houden, dat het hier
geldt kortingen, die het gezin rechtstreeks ten goede komen,
of wel die, in het belang van den te verrichten arbeid, niet
te ontberen zijn.

Indien de wetgever zekere voorzorgen neemt, door bij-
voorbeeld tc bepalen, dat de waren door den patroon
geleverd niet boven den inkoopsprijs aan de arbeiders
mogen verkocht worden, of althans niet voor hoogercn prijs
dan voor dien der winkels, zal van dc misbruiken van het
Truckstelsel geen gevaar zijn te duchten. Ook wat betreft
de overige kortingen zullen dergelijke bepalingen te maken
zijn, zoo voor het verhuren van woningen, dat de huur-
prijs billijk moet zijn, voor het doen van voorschotten, dat
slechts een matige rente mag worden berekend, voor de
levering van werktuigen en grondstoffen, \'dat hierop geen
winst mag worden behaald en voor de schadeloosstellingen,
dat zij niet dc werkelijk geleden schade overtreffen mogen \').

Wordt de arbeider op zoodanige wijze beschermd, dan

I) Vergelijk dc Tnick Amendement act van 1896 sect, a cn 3. Het
bedrag moet zfjn „fair and reasonable".

-ocr page 147-

131

zal er geen bezwaar tegen zijn, het bedrag der kortingen
vrij hoog te stellen.

Wordt door de kortingen, beslag en anderszins slechts
een vijfde des loons onaangeroerd gelaten, doch wordt
het door de overige genoemde bepalingen beschermd, dan
zal de toestand des arbeiders door de kortingen op zijn
loon niet verslechteren.

De landen, die de loonbetaling regelen, en bovendien
Frankrijk, verbieden in het algemeen de kortingen bij de
loonbetaling, doch laten verscheidene uitzonderingen toe.

Ten eerste mogen bepaalde leveringen, door den patroon
gedaan, op het loon gekort worden, zoo in Engeland voor
voedsel, ten huize van den patroon verstrekt; voor levens-
middelen in Duitschland, Oostenrijk en in Bclgiü, voor
zoover de bedrijven door het provinciaal bestuur daartoe
zijn aangewezen; voor zaken in de fabriek zelve vervaar-
digd in Rusland; voor kost in Duitschland, Rusland cn
Hongarije; voor brandstoffen in Engeland, Duitschland,
Oostenrijk, Hongarije en de door het provinciaal bestuur
genoemde bedrijven in België; voor geneesmiddelen en
geneeskundige hulp in Engeland, Duitschland, Oostenrijk,
Hongarije en Rusland.

Ten tweede voor huur van woning of een stuk grond
in Engeland, Duitschland, België, Oostenrijk, Hongarije
en Luxemburg.

Ten derde voor hulp, verleend bij den arbeid cn wel
voor gereedschappen in alle genoemde landen en Frankrijk,
voor materiaal in Engeland, Duitschland, Frankrijk, België,
Oostenrijk cn Hongarije; voor dienstkleeding in België;
voor verlichting in Engeland, Duitschland en Rusland;

-ocr page 148-

132

voor een werkplaats, brandstoffen en andere benoodigd-^
heden in Engeland.

Engeland, Duitschland, België, Oostenrijk, Hongarije en
Luxemburg bepalen, dat alles tegen inkoopsprijs, in Duitsch-
land echter bepaalde voorwerpen tegen den daar ter plaatse
gebruikelijken prijs te leveren zijn. Engeland voegt er nog
bij, dat, als de prijs niet is te berekenen, deze „fair
and reasonable" zijn moet.

Ten vierde mogen voorschotten in geld op het loon
gekort worden, en wel in Engeland slechts, zoo zij strekken
tot doeleinden door de wet aangegeven, in België niet
boven een vijfde en in Frankrijk niet boven een tiende
van het loon.

Ten vijfde is in België korting voor bijdragen aan be-
paalde fondsen toegelaten.

Eindelijk voor schadeloosstelling in Duitschland tot een
vierde des loons, in België onbepaald, in Engeland niet
boven het bedrag der werkelijk geleden schade en in
sommige Zwitsersche kantons slechts dan, wanneer de
schade gevolg is van opzet of grove nalatigheid.

Ten onzent bevatte art. 8 van het nader gewijzigd
Truck-ontwerp dienaangaande reeds een bepaling, die
inhouding op het loon alleen toestond tot verbaal van
schade aan eigendommen of bezittingen van den werkgever
toegebracht door onrechtmatige daad, nalatigheid of onvoor-
zichtigheid van den werkman, tot verhaal van boeten, van
bijdragen tot bepaalde fondsen, en van schulden wegens
huur van woning, schuur, bergplaats, stal of grond en
levensmiddelen, mits daarvan bleek door een schriftelijke
verklaring dés werkmans.

-ocr page 149-

133

Voorts bepaalde dit ontwerp, dat wegens boeten niet
tot een hooger bedrag dan een vijfde des loons mocht
gekort worden.

Op dezen ondergrond voortbouwend stelt het ontwerp-
DRUCKER (art. 28) de volgende bepaling voor:

„Tegen de vordering tot uitbetaling van het loon is
„schuldvergelijking toegelaten wegens de volgende schulden
„des arbeiders:

„1°. de schadevergoeding waartoe de arbeider krachtens
„art. 41 tegenover den werkgever gehouden is;

„2". de boeten, door hem volgens de artikelen 9 tot 11
„aan den werkgever verschuldigd, mits door dezen een
„schriftelijk bewijs worde afgegeven, vermeldende het
„bedrag der boete alsmede den tijd waarop en de redenen
„waarom zij is opgelegd;

„3°. de schadevergoeding waartoe de arbeider volgens
„artikel 58 tegenover den werkgever verplicht is of de
„som, die daarvoor krachtens art. 59 in de plaats treedt;

„4®. de bijdrage tot een fonds of de inlagen in de Rijks-
„postspaarbank, door den werkgever overeenkomstig art. 13
„nos. 2 en 3 voor den arbeider gestort;

„5°. de huurprijs van een woning, of lokaal of een stuk
„grond, door den werkgever bij schriftelijke overeenkomst
„aan den arbeider verhuurd;

„6°. de schuld ter zake van gewone en dagelijksche
„benoodigdheden der huishouding — waaronder sterke
„drank in geen geval wordt begrepen — door den werk-
„gevcr aan den arbeider geleverd, mits van die levering
„blijkt uit ccn schriftelijke door den arbeider afgegeven
„verklaring, vermeldende de oorzaak en het bedrag der

-ocr page 150-

134

„schuld, en mits de levering niet zij geschied tegen hoogeren
„prijs dan het geleverde den werkgever zelf kost;

„70. de teruggave van voorschotten op het loon door
„den werkgever in geld aan den arbeider verstrekt, mits
„daarvan blijke door eene verklaring als in het voor-
„gaande nummer vermeld;

„80. de teruggave van hetgeen bij definitieve berekening^
„van het stukloon blijkt voorloopig te veel te zijn betaald.

„Ter zake van de vordering onder no. 6 en evenzoo
„ter zake van die onder no. 7 genoemd, mag bij elke
„uitbetaling van het loon niet meer worden in vergelijking
„gebracht dan een vijfde gedeelte van het in geld vast-
„gestelde loon, hetwelk alsdan zou moeten worden uitbe-
„taald; ter zake van alle vorderingen onder nos. i, 2, 6,
„7 en 8 genoemd te zamen, mag de schuldvergelijking
„niet verder gaan dan tot twee vijfden gedeelten van het-
„zelfde bedrag.

„Bedingen, waardoor den werkgever eene ruimere be-
„voegdheid tot schuldvergelijking zou worden toegekend,
„zijn nietig."

Op twee punten vertoont het ontwerp-DRUCKER be-
langrijke afwijking van het nader gewijzigd Truck Ontwerp.

In de eerste plaats spreekt het van schuldvergelijking.
Door korting op het loon met een zekere som vindt inder-
daad plaats wat het Burgerl. Wetb. noemt „compensatie
of vergelijking van schuld." Door deze uitdrukking te
bezigen snijdt het ontwerp een twijfelvraag af, die bij d,-
terminologie van het Truck ontwerp nog kon rijzen.

In de tweede plaats wordt korting alleen toegestaan
voor hetgeen de arbeider aan den patroon zelf schuldig

-ocr page 151-

135

is, niet ook voor schulden aan derden. Het beslag ten
behoeve van derden is van elders gebleken een krachtige
bondgenoot te zijn van den winkeldwang i). Binnen de
grenzen in het zoo straks te behandelen art. 30 gesteld
kan een derde steeds beslag leggen.

„Voor de beperking der bevoegdheid tot schuldverge-
lijking tegenover den arbeider," zegt de Toelichting der
artikelen, „bestaat alle reden: in verreweg de meeste
gevallen heeft dc arbeider zijn loon hoog noodig."

Het ontwerp heeft het voetspoor gevolgd aangegeven
door buitenlandsche wetgevers en wel in de Engelsche Truck
Act
V. 1896 artt. i, 2 cn 3, de Zwitsersche Bondswet
van 23 Maart 1877 art. 10 lid 4, dc Belgische wet v.
16 Augustus 1887 art. 7 gewijzigd bij art. 23 van dc wet
van 15 Juni 1896, de Luxemburgsche wet van 12 Juli
1895 art. 6 en de Fransche wet van 12 Januari 1895
artt. 4 en 5, dc meeste overeenkomst vertoonende met de
Belgische wet.

Het ontwerp heeft tot alle arbeiders de bepaling uit-
gestrekt, voor dc beter bezoldigden kan zij in geen geval
nadeelig werken.

Nog valt op te merken, dat de huur van woning onder
een afzonderlijk nummer (3°) is opgenomen met het oog
op het tweede lid van het artikel. Telkens bleek bij de
Enquöte, dat het verhuren van een woning voor den
arbeider voordeelig was.

Sub 6°. merken wij op, dat deze bepaling ook in het
belang der arbeiders is bedoeld. Dit nummer strekt om de

I) Zie verslag adc afdceling der Enquöte commissie blz. 395 v.v.

-ocr page 152-

136

Economats of handelingen, die hetzelfde bedoelen, niet te
bemoeielijken. Twee vercischten stelt de wetgever voor
deze schuldvergelijking:

a. de arbeider moet duidelijk hebben getoond, de door
hem aanvaarde verplichtingen te kennen,

b. het moet blijken, dat de patroon uit de leveringen
geen voordeel trekt.

Het nut van beide vercischten werd boven reeds uit-
voerig bepleit.

De bepaling, die alle bedingen ongeoorloofd en nietig
verklaart, waarbij de arbeider zich verbindt, zijn loon op
bepaalde wijze tc besteden, waakt tegen koopdwang.

Door deze en de voorafgaande bepaling wordt de vrije
beschikking over het loon voldoende gewaarborgd.

Geen maximum is er gesteld voor de kortingen wegens
boeten, daar reeds art. 11 dc maxima vaststelt, die bij
reglement mogen worden bedreigd.

Voor de gevallen genoemd onder 3°, 4® cn 5° zijn
eveneens geene maxima gesteld. Bij 4® cn 5® hebben wc
met een volkomen rechtmatige besteding van loon tc doen.

Bij 3® zal de arbeider het aan zichzelf te wijten hebben,
als zijn loon op gevoelige wijze wordt verminderd.

Het zou onbillijk zijn, het verhaal van den patroon in
dit geval tc beperken.

Het Rcgccrings-ontwcrp 1901 heeft art. 28 van het
ontwerp
-DRUCKER overgenomen in art. 1638 doch met
enkele wijzigingen. De voornaamste afwijking is wel gele-
gen in de bepaling, dat alle vorderingen te zamcn niet
meer dan twee vijfden van het uit tc keeren loon mogen
bedragen. Voorts doet het Rcgeerings-ontwerp dc schade-

-ocr page 153-

137

vergoedingen bij niet nakoming der verplichtingen en bij
wederrechtelijke verbreking van het contract, onder i®e\'n
3° genoemd door het ontwerp-DRUCKER, onder samen-
vallen.

Blijkens de Memorie van Toelichting oordeelde de ont-
werper het noodig te bepalen, dat minstens drie vijfden
van het loon ter vrije beschikking des arbeiders moesten
blijven, wat er ook gebeure. Er mogen voor deze ziens-
wijze gewichtige argumenten pleiten, tegenover den patroon
zal het toch moeielijk te rechtvaardigen zijn, om zijn
verhaal op den arbeider, bij door grove schuld, nalatigheid
of opzet toegebrachte schade, tot de kleinste helft des loons
tc reduceercn. Ook zal dc werking van zoodanige bepaling
op den arbeider niet gunstig kunnen zijn, dc onverschillig-
heid zal cr door in dc hand gewerkt worden.

Het is om deze redenen, dat dc bepaling van het
ontwerp
-DRUCKER dc voorkeur zou verdienen.

Met staangeld wordt geregeld in art. 29 van het ontwerp-
DRUCKER cn in art. 163S/7 van genoemd Regeerings-
ontwerp.

Volgens deze bepalingen mag dc patroon bij schrifte-
lijke overeenkomst bedingen, dat bij dc eerste loonbcta-
lingcn ccn zeker bedrag zal worden ingehouden, ten einde
als waarborgsom tc dienen voor dc schade, ontstaan bij
ccn verbreking der dienstovcrcenkomst zonder grondige,
hem medegedeelde redenen, of in geval dc patroon den
arbeider om ccn der door dc wet geldig verklaarde oor-
zaken moet wegzenden.

Bij het eindigen der dienstbetrekking op andere wijze
wordt dit bedrag met dc interessen, zoo verschuldigd,

-ocr page 154-

138

terstond aan den arbeider of zijne rechtverkrijgenden uit-
gekeerd.

Als maximum bedrag mag bij elke loonbetaling worden
ingehouden een vijfde van het in geld vastgestelde loon,
de geheele waarborgsom mag volgens het Regeerings-
ontwerp niet meer bedragen dan het loon van den tijd,
gedurende welken de dienstovereenkomst had behooren
stand te houden, bij voorbeeld bij overeenkomsten bij de
week aangegaan, het loon van een week, bij de maand
aangegaan, het loon van een maand. Volgens het ontwerp-
DRUCKER mag deze niet meer zijn dan het loon van twaalf
dagen of voor inwonende arbeiders niet meer dan het in
geld vastgestelde loon van zes en dertig dagen.

Voor arbeiders, wier loon bestaat in participatie, geldt
dit maximum niet.

Is het bedrag van zes dagen loon of langer meer dan
drie maanden ingehouden, zoo is de patroon, indien niet
schriftelijk het tegendeel is bedongen, wettelijke interessen
verschuldigd volgens het Regeeringsontwerp, cn volgens
het ontwerp-DRUCKER interessen van vier ten honderd.

Blijkens de Memorie van Toelichting nam de ontwerper
deze bepaling op wegens de goede werking van dit
instituut. In Zwitserland werd dc z.g. ^,décomple" door
den Inspecteur van den arbeid opgenomen in het Model
Fabrieksreglement. In Nederland werd bij de gehouden
Enqudte het beding van het staangeld ook veelvuldig
aangetroffen.

Tot wering van misbruiken stellen dc Ontwerpen\'als
bepalingen^ voor :

I®. de verplichting van den schriftclijken vorm ;

-ocr page 155-

139

20, het wettelijk maximum. Dit in verband met in
Duitschland voor 1891 opgedane ervaring;

3". de wijze waarop de kortingen moeten plaats hebben.
Dit moet langzamerhand geschieden, de arbeider moet
er niet plotseling door overvallen worden.

De verplichting tot betaling van interessen, wanneer
bedrag en duur der inhoudingen niet al te gering zijn,
dient om sommige bij de Enquête geconstateerde grieven
uit den weg te ruimen. Het Regeeringsontwerp rangschikt
de vordering tot uitbetaling van het staangeld onder dc
bevoorrechte schulden (119S, 40 nieuw).

-ocr page 156-

VIERDE HOOFDSTUK.
Beslag op en overdracht van het arbeidsloon.

In het vorige hoofdstuk werd de vraag behandeld: In
hoeverre moet het loon tegenover den patroon worden
beschermd ? Thans is aan de orde de kwestie, welke rechten
aan de andere schuldeischers ten opzichte van het arbeids-
loon zijn toe te kennen.

Een algemeen aangenomen beginsel, dat wij ook vinden
neergelegd in art. 1177 van ons Burgerlijk Wetboek, is,
dat de schuldenaar met al zijne goederen, zoowel tegen-
woordige als toekomstige, voor zijne persoonlijke verbin-
tenissen aansprakelijk is.

De "wetgever beeft op dit algemeene beginsel echter
gemeend eenige uitzonderiugen te moeten maken. Als de
zoodanige hebben we in de eerste plaats de aandacht te
vestigen op de artikelen 447 cn 448 van ons Wetboek
van Burgerlijke Rechtsvordering, waar een aantal zaken,
in handen van den schuldenaar zelf, worden genoemd,
die niet vatbaar zijn voor beslag en deze lijst behoort
met de artikelen 756 cn 757 van hetzelfde wetboek aan-
gevuld te worden, om een overzicht tc krijgen van-de

goederen, welke onze wet aan het beslag, en zoodoende
t

aan het verhaal der schuldeischers onttrekt.

-ocr page 157-

141

Nagaande wat den wetgever bij het maken dezer be-
.paHngen heeft geleid, moet zoo met het oog op de
geschiedenis als op de strekking der artikelen worden
geantwoord: de menschelijkheid, het humaniteitsgevoel,
dat van den eenen mensch jegens den anderen te ver-
wachten is.

Derhalve zijn de bepalingen slechts gericht tegen die
individuen, die, aan dergelijke gewaarwordingen vreemd,
door den sterken arm moeten gedwongen worden ze tc
eerbiedigen i).

Betreffende het beslag op het loon bevat onze wetgeving
slechts een enkele bepaling, te vinden in art. 21 alinea 3
der wet van 7 Mei 1856 Stbl. no. 32, dc zoogenaamde
Tuchtwet. Daar geldt het de gage van schipper cn schepe-
lingen en de wet belet daarop de beslaglegging.

Deze bepaling, oogenschijnlijk strekkende ten voordecL-
der loontrckkenden, heeft echter een geheel ander doel.
Blijkens dc Memorie van Toelichting dient zij slechts om
aan de reedcrij of hem, die dc gagic uitkeert, de mogelijk-
heid te waarborgen, haar in door de wet bepaalde gevallen
ten volle in te houden. Deze bevoegdheid zou illusoir
blijken, indien onder hen, die dc gagie moesten uitbetalen,
beslaglegging door derden ware toegelaten.

Onze wetgeving bevat thans nog geen andere bepaling
tot bescherming van het loon tegenover de schuldeischers
des arbeiders. Wat zou in den geest des wetgevers zijn,
cn wat leeren ons op dit punt dc buitcniandsche wet-
gevingen ?

i) Zie Til. A. Kruin. Het deel van liet vermogen, dat niet voor executie
vatbaar is. Acad. Procfschr. Utrecht 189J blz. 7.

-ocr page 158-

142

Uit humaniteitsbeginsel, is daareven gezegd, onttrekt
de wet bepaalde zaken aan het beslag. Die zaken zijn als
eerste levensbehoeften des schuldeischers te beschouwen
onontbeerlijk voor hem om te kunnen bestaan; het moet
niet mogelijk zijn, dat hij op eenmaal geheel worde uit-
geschud en van alles beroofd.

De plaats nu, die voor anderen de door de wet genoemde
zaken innemen, vervult voor den arbeider een groot deel
des loons. In verreweg de meeste gevallen is het loon de
eenige bron van inkomsten voor het gezin, houdt die
bron op te vloeien, dan valt het gezin des arbeiders aan-
stonds aan de grootste kommer en ellende ten prooi.
Het moet ons daarom verwonderen, dat in de lijst van
de aan het beslag onttrokken goederen, aan een deel
des loons geen plaats is gegund, en de arbeider en zijn
gezin er dus aan blootstaan, dat voor het volle bedrag
beslag op het loon gelegd wordt.

Met vreugde valt het feit te constateeren, dat in de voor-
gestelde bepalingen tot regeling van het arbeidscontract
er ook worden gevonden, die het beslag op het loon
regelen, en dat derhalve de ontwerper van oordeel is
geweest, dat zoodanige maatregelen in een doeltre(Tende
•bescherming van het arbeidsloon niet mochten worden
gemist.

Bij het maken dier bepalingen doet zich allereerst deze
belangrijke vraag voor: moet het loon geheel of slechts
voor een gedeelte aan het beslag worden onttrokken? Er
zal bij een betrekkelijk laag loon en een gezin met groote
behoeften niet veel overblijven van hetgeen wekelijks bin-
nenkomt. Vrijwel het volle loon zou derhalve, als nood-

-ocr page 159-

143

zakelijk voor levensonderhoud, onvatbaar voor beslag,
moeten verklaard worden.

Het belang van zoodanige bepaling ten aanzien der
arbeiders valt evenwel te betwijfelen.

Bij een algeheele onvatbaarheid voor beslag des loons
zullen de crediteuren des arbeiders een zeer sober onder-
pand hebben voor hunne vorderingen. In den regel zal
zich dat bepalen tot wat armzalig huisraad. Welk gevolg
zal dat voor den arbeider hebben? Dat alle crediet hem
zal worden ontzegd, alles, wat hij zich aanschaft, zal contant
moeten worden betaald. In gewone tijden zal dit geen
bezwaar opleveren, doch hoe in geval van ziekte, van
vermeerdering van \'t gezin, van tijdelijk ophouden van
het loon? Tal van gevallen zijn denkbaar, waarin de
arbeider een zekere mate van crediet niet kan missen,
cn, wanneer het slechts kleine bedragen geldt, is het veel
gemakkelijker bij dc winkeliers op crediet te kunnen koopen,
dan telkens den patroon om het benoodigde geld te moeten
vragen of het van elders te zien tc krijgen, welk laatste
vooral vaak bezwaarlijk zal zijn. Hebben dc winkeliers
geen enkel onderpand meer, waarop de schulden des
arbeiders kunnen verhaald worden, dan zullen zij kortweg
weigeren crediet te verlcenen.

Dc bepaling, die het geheele loon aan het beslag zou
onttrekken, zou voor dc arbeiders onvoordcclig blijken. Er
moet ccn bepaald gedeelte overig blijven, waarop de
crediteuren zich kunnen verhalen, wil dc geregelde gang
van het huishouden verzekerd zijn.

Ten aanzien van welk deel des loons moet bcsl.ig worden
toegelaten? Moet er voor alle loonen een uniforme rege-

-ocr page 160-

144

ling dienaangaande gegeven worden, of moet deze verschillend
wezen, naar gelang van hun bedrag ? Naar welken maatstaf
moet in het laatste geval worden beoordeeld, onder welke cate-
gorie de verschillende loonen moeten worden gerangschikt?

Voor al deze vragen staat de wetgever bij het maken
der bepalingen, regelende het beslag op het arbeidsloon.

Bij de lagere loonen zal een veel grooter deel voor het
huishouden vereischt worden dan bij de hoogere.

Zooals reeds werd opgemerkt, zou vaak het geheele
loon aan het beslag moeten worden onttrokken, ware dit
met het belang der arbeiders te rijmen.

Door de verschillende wetgevers is naar verschillenden
maatstaf het deel des loons, dat buiten het beslag moest
blijven, vastgesteld.

Soms is als maatstaf genomen het bedrag des loons,
soms de tijd waarop het loon wordt uitbetaald, soms ook
de staat des arbeiders, of hij gehuwd is of vrijgezel.

Het ontwerp-DRUCKER trekt de scheiding tusschen
loonen beneden de drie gulden \'s daags en die daarboven.
De Hongaarsche wet verklaart loon van en beneden fl. 1.50
daags geheel onvatbaar voor beslag, laat het voor loonen
daarboven toe.

In Oostenrijk zijn de loonen beneden fl. 600 \'s jaars
totaal onvatbaar voor beslag, mits zij verdiend worden in
werken of diensten, welker duur door wet, overeenkomst
of gewoonte op minstens één jaar is bepaald, of die on-
bepaald voortduren, maar welker einde afhangt van ccn
opzegging van contract, minstens drie maanden tc voren.
Wat betreft het loon op andere wijze verdiend, geldt on-
vatbaarheid\'voor beslag van twee derden.

-ocr page 161-

145

Volgens de Noorsche wet bestaat er algeheele onvat-
baarheid voor beslag voor loonen, die betaald worden
bij termijnen, korter dan twaalf weken; wat de andere
betreft kan onttrekking aan het beslag voor het strikt
noodzakelijke worden gevraagd.

De Russische wet staat alleen in hare onderscheiding
-tusschen vrijgezellen en gehuwde lieden. Voor de eersten
laat zij beslag tot een derde van het loon toe, voor de
laatsten tot een vierde.

In België is voor werklieden en dienstboden beslag tot
een vijfde van het loon toegelaten, onverschillig het
bedrag, voor beambten en klerken eveneens, mits het
loon beneden de
i200.— fr. \'sjaars zij.

De Fransche wet bepaalt het deel van het loon van
arbeiders cn dienstboden, waarop beslag gelegd mag
worden, op ccn tiende.

De Zwitsersche wet van ii April 1889 „über Schuld-
betreibung und Konkurs" bepaalt, dat bij faillissement
buiten beslag moet blijven, hetgeen onmisbaar is tot le-
vensonderhoud van den schuldenaar cn zijn gezin (art. 93),
ccn soortgelijke bepaling als tc vinden is in artt. 21, 20
van onze failiissemcntswct.

Uit het bovenstaande blijkt, dat door dc wetgevers
der vcrschillcndc landen naar zeer onderscheiden inaatstaf
wordt tc werk gegaan. Soms is het het bedrag van het
loon, dat bepaalt, tot welk deel beslag zal zijn toegelaten.
Nu eens wordt het bedrag in geld genoemd, dan weer
neemt dc wetgever een presumptie aan, naar gelang van
den termijn, waarbij het betaald wordt.

Ecn anderen maatstaf vonden wij in de Russische wet,

10

-ocr page 162-

146

in welke wordt rekening gehouden met het feit, of de persoon,,
ten wiens laste het beslag gelegd wordt, gehuwd is of
vrijgezel. Ook houden vele wetgevers rekening met den
loontrekkende zelf, en geven voor de eene kategorie een
andere regeling van het beslag dan voor de andere, voor
fabrieksarbeiders bijvoorbeeld een andere dan voor kan-
toorklerken, dienstboden of arbeiders op het veld.

Voor het geval van faillissement is de regeling door
de Zwitsersche wet getroffen zeer aan te bevelen; dan is
er een onpartijdig persoon, hetzij de rechter-commissaris,
hetzij de curator, die de goederen kan aanwijzen, die bui-
ten het beslag moeten blijven. Doch wie zal de goederen
moeten aanwijzen, die ter vrije beschikking des debiteurs
moeten blijven, indien een der crediteuren wegens een
niet voldane vordering beslag laat leggen, en dus een
dergelijk onpartijdig persoon ontbreekt? Rij sommige be-
slagen zou het deel, dat buiten beslag moet blijven, bij
de van waarde verklaring van het beslag door den rechter
kunnen worden aangewezen, doch hoe bij beslagen, die
geen van waarde verklaring noodig hebben? Men gevoelt
hier de groote moeielijkheden, die het zou inhebben, een
persoon aan te wijzen, die het bedrag, dat buiten beslag
moet blijven, zou moeten vaststellen.

Daarom heeft de wetgever een middelweg moeten kiezen
en een vast deel van het loon bepaald, dat steeds buiten
het beslag zou blijven. Er blijft weliswaar in het vast-
stellen van dat deel steeds iets willekeurigs; de wetgever
moet er maar een slag naar slaan, doch datzelfde verwijt
geldt ten aanzien van iedere grens. Voor de crediteuren
levert een vast deel, dat buiten beslag blijft, ook dit voor-

-ocr page 163-

147

deel, dat zij steeds weten, hoever hun beslag.zal gelden,
wat natuurlijk niet het geval kan zijn, indien dat deel
wisselt naar gelang van de behoeften des debiteurs.

Een andere vraag, die zich voordoet ten aanzien van
het deel, dat buiten beslag moet blijven, is deze: moet
dat bedrag geheel onaangeroerd blijven ? of zijn er gevallen
denkbaar, waarin het gewenscht is, toch beslaglegging
daarop toe te laten?

Als gevallen, waarin door sommige wetgevers cxceptio-
necle bepalingen in dezen zijn gemaakt, kunnen worden
genoemd:

1°. het beslag, gelegd uit hoofde van niet voldane bc-
lastingpcnningcn ;

2°. dat, gelegd uit hoofde eener vordering tot vergoe-
ding van kosten, schaden cn interessen;

3®. dat, gelegd ter invordering van premies, door den
arbeider aan bepaalde fondsen verschuldigd;

4". dat gelegd uit hoofde van vorderingen ter voldoe-
ning aan wettelijke onderhoudsplicht.

In het onder i\'*. genoemde geval wordt beslag op het
volle loon toegelaten door de Oostenrijk.schc cn door de
Noorsche wet. Met .sub 2®. genoemde beslag valt onder
deze bepaling volgens dc Noorsche wet, en dat sub 3".
volgens de Oostcnrijkschc. Meer bijval heeft het onder
4". genoemd beslag geoogst; dit wordt, behoudens door
dc beide genoemde wetten, op het volle loon toegelaten
door dc Iklgische cn Fransche wet, cn eveneens ten
onzent door hot Ontwcrp-DnuCKKFi cn het Hcgcerings-
ontwerp 1901.

Wat betreft den bijzonderen maatregel, dien wij sommige

-ocr page 164-

148

wetgevers ten aanzien der belastingpenningen zagen nemen,
moeielijk zal deze te rijmen zijn met het karakter van
het aan het beslag onttrokken deel des loons. Dit toch
moet uitmaken het voor het levensonderhoud des debiteurs
onmisbare. Bestaan er nu gegronde redenen om te bepalen,
dat gelden, aan de overheid verschuldigd, daaraan ont-
trokken worden? Onzes inziens geene. En waar de over-
heid uit hoofde der humaniteit den crediteuren het: „tot
hiertoe en niet verder" toeroept, maakt het toch een
vrij treurigen indruk, als zij de eerste is, om die uit
menschelijkheid gestelde grens te overschrijden.

Eenigszins begrijpelijker is de uitzondering op de alge-
meene regehng gemaakt ten aanzien der schadevergoeding,
door den arbeider verschuldigd, ten minste voorzoover
die schadevergoeding door opzet of grove schuld van zijn
kant wordt noodzakelijk gemaakt. Dan is het beslag op
het volle loon ecnigermate als straf tc beschouwen, een
straf echter, die vaak zwaarder op het gezin van den
delinquent dan op hemzelf zal drukken cn daarom geen
aanbeveling verdient.

Zonderling komt het ons voor, ter zake van premies,
aan bepaalde fondsen verschuldigd, beslag op het volle
loon toe tc laten. De bepaling is mogelijk tc verklaren
uit het belang des arbeiders, daar deze \'bij niet nakoming
zijner verplichtingen jegens zieke- of pensioenfondsen,
van de lijst der verzekerden zal worden geschrapt cn
zoodoende in veel slechter conditie geraakt. In den regel
zal de verzekeraar cr de moeite cn omslag van beslag-
legging wel niet voor over hebben om de premie binnen
te krijgen, het zal hem voordecliger zijn van dc verplich-

-ocr page 165-

149

ting tegenover den verzekerde ontslagen te wezen, een
gevolg veelal aan wanbetaling van de premie verbonden.
Daarenboven strookt het toelaten van deze uitzondering
slecht met de redenen, waarom een deel des loons aan
het beslag onttrokken is. Er zijn wel meer schuldvor-
deringen, die in liet belang der arbeiders een bijzondere
regeling op dit stuk zouden verdienen, maar die, wilde
de wetgever ze alle afzonderlijk tot haar recht doen
komen, het geheele instituut van de onvatbaarheid voor
beslag illusoir zouden maken. Meestal toch zal een over-
eenkomst zoowel in het belang des schuldenaars als in
dat des schuldeischers worden aangegaan, en, wilde dc
wetgever alle daaruit voortvloeiende verbintenissen uit-
zonderen, waar zou hij dan eindigen?

Anders is het gesteld met dc uitzondering, door dc
meeste wetgevers gemaakt ten aanzien van het beslag
gelegd tot verhaal van schuldvorderingen, voortspruitende
uit wettelijk opgelegde verplichting tot onderhoud. De
schuldeischers, aan wie hier een bijzondere voorrang wordt
toegekend, hebben met den arbeider cn zijn gezin aan-
spraak op dc eerste levensbehoeften, deden in dc penningen,
uitgetrokken tot in stand houding van het bestaan.

Wat is rationcclcr dan hun beslaglegging op het volle loon
toe tc laten? Beide instituten, zoowel dc alimentatieplicht
als dc beperking van het beslag, komen voort uit humani-
tcitsbcginsd, doch het eerste heeft nog veel hcchtcrcn grond-
slag, daar het wortelt op verplichtingen, door dc banden
des bloeds gelegd, terwijl het andere slechts zijn verklaring
vindt in dc gedragslijnen, die dc menschen jegens elkander
hebben tc volgen. Met behoeft ons dan ook niet tc ver-

-ocr page 166-

iso

wonderen, dat vele wetten, die dit onderwerp hebben
geregeld, aan de vorderingen, voortspruitende uit alimen-
tatieplicht, den eigenaardigen voorrang hebben verleend.

Thans de vraag: in hoeverre verdient de gewone pro-
cedure ten aanzien van beslaglegging op arbeidsloon,
aanbeveling? Veelal zal de som, waarop beslag moet worden
gelegd, niet groot zijn. Al de goederen des arbeiders zullen
een bedrag vertegenwoordigen, dat voor de crediteuren
reeds een vrij schamele waarborg zijn zal. Bij de tegen-
woordige regeling der procedure van beslaglegging is de
weg lang en kostbaar; het zal dus kunnen gebeuren, dat
van het kleine bedrag, waarop beslag gelegd wordt, er
voor de crediteuren zeer weinig everschiet. Hunne vorde-
ringen worden dus niet voldaan, de debiteur wordt niet
bevrijd, en ten slotte zijn het slechts de deurwaarders,
die voordeel van de beslaglegging trekken.

De Fransche wet van 12 Januari 1895 heeft daarom
dienaangaande belangrijke wijzigingen in het leven geroepen
wat betreft de procedure, en wel op dc drie volgende punten :
Ten eerste heeft zij dc competentie van den kantonrechter
(juge de paix) zeer uitgebreid en aan die van dc recht-
bank gesubstitueerd, ten andere heeft zij de procedure,
wat den vorm betreft, zeer vereenvoudigd, ten laatste heeft
zij den rol van den deurwaarder tot een minimum herleid.
Deze regeling betreft het beslag op loonen, niet boven
de 2000 fr. \'sjaars

De Fransche wetgever heeft door deze regeling ingrij-
pende wijzigingen in den geheelen toestand aangebracht.

i) Cf. Lambert t. a. p. blz. ago.

-ocr page 167-

151

Het overbrengen van de competentie van de rechtbank
naar den kantonrechter heeft niet alleen de kosten groote-
lijks verminderd, maar ook de rechtspraak onder het
bereik der arbeiders gebracht. De kantonrechter, persoonlijk
mogelijk aan de arbeiders bekend, wonende in hun nabij-
heid voor wien zij zelf hun zaak kunnen bepleiten, en dit
niet aan een advocaat, wellicht niet geheel op de hoogte
der zaak, hun door de rechtbank aangewezen, behoeven
over te laten, zal in veel grootere mate het vertrouwen der
arbeiders kunnen winnen dan de rechtbank, een college,
bestaande uit den arbeiders waarschijnlijk zelfs niet bij
name bekende personen, ver van hen verwijderd misschien,
voor wie hun zaak wordt behartigd door een advocaat,
dien zij mogelijk evenmin kennen als deze zijne clienten.

De groote vermindering van kosten heeft voornamelijk
bestaan in het vervangen der e.xploiten door aangeteekende
brieven. Oorspronkelijk wilde men dit met alle cxploiten
doen, doch op het hevige gejammer, door de deurwaarders
aangeheven, heeft de Fransche Kamer, in strijd met het
voorstel der commissie, voor beteckening aan derden het
deurwaarders-exploit laten bestaan.

Dat deze verandering ook den loop van het geding
aanmerkelijk bespoedigt, behoeft nauwelijks te worden
gezegd. In Frankrijk heeft men reeds den tijd gehad, om
de gunstige werking dezer nieuwe regeling gade te slaan
cn er dc heilzame vruchten van te plukken.

Het is met het oog daarop, dat wij ons de vraag stel-
den, of het in Frankrijk ingevoerde stelsel ook ten onzent
aanbeveling zou verdienen. Het ligt buiten het onderwerp,
dat wij ons voorstelden tc behandelen, om dc wijzigingen,

-ocr page 168-

152

die wij in de procedure van beslag gaarne aangebracht
wilden zien, uitvoerig te bespreken. De weg, door een
onzer naburen gevolgd, is hier slechts aangestipt, in de
hoop, dat de wetgever, bij een eventueele regeling van
het arbeidscontract, ook op dit hoogst gewichtige punt dc
aandacht zal vestigen.

Over de plaats, waar genoemde procedure moet worderv
behandeld, is zeer verschillend geoordeeld. Velen vinden
het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering de plaats,
waar de geheele regeling van het beslag, als tot het pro-
cesrecht behoorende, moet te vinden zijn. Dit was ook dc
meening des Ministers bij de behandeling van het Truck-
ontwerp \'89 in onze Volksvertegenwoordiging \'), toen hij
op dien grond weigerde, bepalingen omtrent beslag in het
ontwerp op te nemen.

Anderen zijn van oordeel, dat alle bepalingen, die op
de regeling van het arbeidscontract betrekking hebben,
in één wet moeten worden saamgevat, een meening, waar-
voor uit een practisch oogpunt ontzaglijk veel \'te zeggen
valt. Te\'meer, daar wijzigingswetten met het oog op den
tusschen te voegen tekst en de daardoor verstoorde num-
mering der artikelen nogal bezwaren opleveren

Een voorbeeld van een bepaling omtrent beslag buiten
het Wetb. v. Burgerl. Rechtsv. is in onze wetgeving
reeds te vinden in art. 21 der reeds aangehaalde Tucht-
wet (W. van 7 Mei 1856).

De buitenlandsche wetgevers, die dit onderwerp regelen,
zijn tc brengen in drie groepen, waarvan de eerste het

1) Memorie van Beantwoording. Busing t. a. p. blz. 85.
3) Zic boven blz. 68.

-ocr page 169-

153

loon in zijn geheel onvatbaar voor beslag verklaart; de
tweede doet dit eveneens, doch slechts voor zoover het
betreft loon beneden een bepaald minimum; de derde
verklaart loon gedeeltelijk niet voor beslag vatbaar.

Tot de eerste groep behooren Duitschland, de wet van
21 Juni 1869 „betreffende die Beslagnahme des Arbeits-
oder Dienstlohnes" (gewijzigd door § 749 der Civilprozess-
ordnung en bij de wet van 29 Maart 1897) verbiedt be-
slag te leggen op loonen onder hem, die ze moet uitbe-
talen, vóór den dag waarop deze opeischbaar worden,
waardoor een doorloopend beslag, zooals ten onzent mo-
gelijk is, wordt uitgesloten, Engeland, waar een Act van
14 Juni 1870 het loon buiten beslag doet blijven, Noor-
wegen (wet van 29 Maart 1890) en BraziliO.

Hongarije Spanje cn Oostenrijk bepalen, dat buiten
beslag blijven loonen respectievelijk onder de fi.50 en
24 realen \'s daags cn fl. 600 \'sjaars.

Gedeeltelijk blijft het loon buiten beslag volgens de
Zwitsersche, dc Russische, de Belgische en dc Fransche
wet cn volgens het ontwerp
-DRUCKER en het Regee-
ringsontwerp 1901 ten onzent.

Art. 30 al. I van het ontwerp-DRUCKER bevat het vol-
gende:

„Beslag onder den werkgever op het door dezen ver-
,,schuldigdc loon is niet verder geldig dan een vijfde ge-
„dcelte van het in geld vastgestelde loon, indien of voor
„zoover dit niet meer dan drie gulden per dag bedraagt;

i) Art. 63 wet vnn i Juni 1881.

3) Wel vnn 39 April 1873. Zie voor dc volledige bcpnling blz.

-ocr page 170-

154

,,bij hooger loon is van het meerdere een derde gedeelte
,.vatbaar voor beslag,"

„Deze ^beperkingen gelden niet, wanneer het beslag
„dient tot verhaal van onderhoud, waarop de beslaglegger
„volgens de wet aanspraak heeft."

De laatste alinea van het artikel luidt:
„Alle bedingen in strijd met de bepalingen van dit
„artikel zijn nietig,"

Reeds bij de behandeling van het Truck-Ontwerp werd
nadrukkelijk betoogd, dat het doel, dat zich het Ontwerp
stelde, moeielijk te bereiken was, zoolang ook niet om-
trent beslag en overdracht van het loon en volmacht om
dit te ontvangen afdoende maatregelen waren genomen

Dit geldt in nog sterkere mate van de straks te be-
spreken overdracht van het loon, doch, dat ook het beslag
wettelijke regeling verdiende, werd algemeen erkend.

Het Ontwerp-DRUCKER heeft het voorbeeld der reeds
aangehaalde buitenlandsche wetten gevolgd, het loon dus
gedeeltelijk aan het beslag onttrokken, daarbij rekening
houdende met het bedrag des loons.

Zooals men ziet, heeft het Ontwerp ook gemeend, dat
een regeling van het beslag in ccn wet, regelende dc
arbeidsovereenkomst, tehuis behoorde en wel om dc redenen
boven reeds aangevoerd. Ook voor kleine loonen wil
het Ontwerp het beslag ten deele handhaven, het acht
geheele buitensluiting ervan niet in het belang der loon-
trekkenden.

i) Verslag vap het nader Overleg der Commissie v. Rapporteurs met
den Minister. Bijlagen 1890/91. 13 Nr. i onder VIII.

-ocr page 171-

155

Ook voor hooger bezoldigden is het van belang, dat
zij een groot deel van het loon in handen krijgen; dit
kan tevens dienen om de misbruiken van het crediet-
stelsel eenigszins tegen te gaan.

Het Ontwerp maakt een uitzondering voor het beslag
wegens vorderingen tot verhaal van onderhoudsplicht,
een bepaling, die wij in vele wetten eveneens aantroffen.

De sanctie op deze bepaling wordt reeds uitgedrukt
door de woorden: „beslag ... is niet verder geldig
dan" enz.

De bedoeling is duidelijk: het beslag op goederen, door
de wet daaraan onttrokken, zal nietig en van onwaarde
zijn, de schuldenaar zal deze goederen kunnen beschouwen
als buiten beslag zijnde, en er de vrije beschikking over
behouden. In het onderhavige geval, waar het geldt
loon onder den werkgever, zal de arbeider het buiten
beslag blijvende deel in rechte kunnen vorderen.

Dc bepaling van art. 30 al. i van het Ontwerp-DKUCKER
is door het Regcerings-Ontwerp 1901 overgenomen in
art. 1638 ^ al. i :

„Beslag onder den werkgever op het door dezen aan
„den arbeider verschuldigde loon is niet verder geldig
„dan een vijfde gedeelte van het in geld vastgestelde
„loon, indien hetzelve bij het kwartaal of bij kortercn tijd
„is vastgesteld, en niet verder dan een vierde, indien
„hetzelve bij längeren tijd is vastgesteld. Deze beperkin-
„gen gelden niet, indien het beslag dient tot verhaal van
„onderhoud, waarop de beslaglegger volgens dc wetaan-
„spraak heeft."

Dc laatste alinea van dit artikel luidt:

-ocr page 172-

156

„Elk beding of elke bijzondere overeenkomst, strijdig
„met de bepalingen van dit artikel is nietig."

De grens, hier gesteld voor de mindere of meerdere
mate waarin beslag zal worden toegelaten, is een andere dan
die, getrokken door het ontwerp
-DRUCKER. Het Regeerings-
ontwerp gaat uit van de veronderstelling, dat hoogere
loonen bij langere termijnen worden uitbetaald dan lagere,
een veronderstelling, die in de meeste gevallen wel opgaat,
maar toch ligt er in de aanneming eener presumptie altijd
min of meer gevaar.

De Memorie van Toelichting motiveert de gestelde
grens op grond, dat wegens de zeer uiteenloopende plaat-
selijke gesteldheid eens lands het ongewcnscbt is, de loonen
volgens een som gelds te splitsen. Drie gulden \'s daags
kan op de eene plaats een zeer aanzienlijk loon wezen,
terwijl het elders onder de laagste wordt gerekend. Of-
schoon deze bewering veel waars bevat, zal toch voor ons
land het vasthouden aan den maatstaf, door Mr.
DruCKER
aangenomen, niet zulke overwegende bezwaren opleveren.
Ernstiger zullen deze zijn voor grootere landen als Engeland
of Duitschland. Veiliger is onzes inziens de grens tc stellen
volgens het werkelijke bedrag des loons dan volgens eene
presumptie. Dc bezwaren tegen iedere grens, zegt de
Memorie van Toelichting terecht, blijven gelegen in een
zekere willekeur, waarmede zij wordt gesteld. Toch
heeft de ontwerper dit stelsel blijkbaar beter geacht dan
alle loonen over ccn kam te scheren.

Naast dc maatregelen betreficnde het beslag moeten
worden besproken die aangaande de overdracht van het

-ocr page 173-

157

loon met alle daarmede in verband staande handelingen
als in pandgeving, volmacht tot invordering, kortom al
die handelingen, waarbij de arbeider aan derden eenig recht
op zijn loon toekent.

Vele voorstanders eener wettelijke regeling van het beslag
willen den arbeider, wat aangaat de overdracht van zijn
loon, geheel vrijlaten. Zij zien in de beperking daarvan
een ongewenschte curatele, den arbeiders opgelegd.

In hoeverre in deze meening een overschatting van
de vrijheid des arbeiders is gelegen, zal aanstonds duidelijk
worden.

De overdracht van het loon heeft vaak op hoogst
rudimentaire wijze plaats. De arbeider teekent eenvoudig
ccn stuk, waarin hij verklaart, den houder te machtigen,
zijn loon of een gedeelte ervan te innen. De houder dezes
begeeft zich op den betaaldag naar den patroon en beurt
het loon, voor zoover dat stuk hem daartoe dc bevoegd-
heid verleent.

Voor een arbeider, die zich juist op een plaats gevestigd
heeft, is het ccdecren van ccn deel zijns loons vaak het
eenige middel om crediet tc krijgen. Ook in andere gevallen
waarborgen dc crediteuren vaak langs den bovenomschreven
weg zich hunne vorderingen.

Op deze cn andere gronden is dc cessie des loons ver-
dedigd, cn is tegen dc beperking bij dc wet bezwaar
gemaakt.

Wat zal er echter het gevolg van zijn, als dc arbeider
wordt vrijgelaten, zijn volle loon tc ccdecren?

Uit dc bepalingen, in dc vorige hoofdstukken besproken,
is gebleken, dat dc wetgever alles heeft gedaan, om den

-ocr page 174-

158

arbeider zelf de vrije beschikking zijner inkomsten te
verzekeren. De bedingen, waarbij de arbeider zich verbindt,
zijn loon geheel of ten deele op bepaalde wijze te besteden,
worden nietig verklaard, de plaats van betaling wordt
wettelijk geregeld, opdat de arbeider niet worde voldaan
op plaatsen, waar hij sterk aan de verleiding blootstaat
zijn loon te verspillen, de wetgever verlangt, dat de kor-
tingen, die hij toelaat, althans een deel des loons onaan-
geroerd laten, beslag wordt slechts voor een deel toe-
gelaten.

Zal nu het doel van al deze maatregelen worden bereikt,
indien er volkomen vrijheid blijft bestaan ten aanzien der
overdracht van het loon? Deze vrijheid toch zal slechts
in naam bestaan, de arbeider zal inderdaad bij elke over-
dracht slechts een zeer kleine illusie van onafhankelijk-
heid behouden. Al zijne schuldeischers zullen om strijd
cessie van een deel des loons van hem verlangen, om zoo-
doende op een gemakkelijke wijze hunne vorderingen
voldaan te zien, en na vele zulke gedwongen overdrachten,
zal slechts een zeer klein bedrag ter beschikking van den
arbeider blijven.

In een krachtige wetgeving ter bescherming des loons
zullen ten aanzien van de overdracht ervan maatregelen
moeten genomen worden.

Laat de wetgever dit stuk ongeregeld, dan dreigen vele
der misbruiken door andere bepalingen zorgvuldig buiten-
gesloten, langs dezen weg weder binnen te sluipen.

Vaak toch zal de arbeider de beteekenis van het hem

ter teekening voorgelegde stuk niet beseffen, wel zal hij

f

inzien, dat weigering om te teekenen hem op verbeurte

-ocr page 175-

159

van alle crediet zal komen te staan, wat hem in groote
verlegenheid zal kunnen brengen.

Uiterst moeielijk zal het wezen, te constateeren, of de
arbeider werkelijk voor de som, in het door hem onder-
teekende stuk vermeld, gecrediteerd is. Mogelijk bedraagt
de vordering in werkelijkheid veel minder en is het bedrag,
dat is overgedragen, louter een fictie.

Den wetgever staan twee wegen open, wil hij de cessie
binnen geoorloofde grenzen houden. Of hij kan bepalen,
dat zij niet zal mogen ge.schieden aan personen ten wier
opzichte bepaalde bedingen worden gewraakt, dus ter vol-
doening van vorderingen, ontstaan door gedwongen winkel-
nering of door overeenkomsten, die de arbeider vermoed
kan worden niet uit vrije beweging te hebben aangegaan.

Of wel de cessie kan tot een bepaald deel des loons
worden beperkt, zoodat een vast deel steeds ter beschik-
king van den arbeider blijft.

Den eersten dezer twee wegen inslaande, stuit de wet-
gever al aanstonds op groote bezwaren. Wanneer toch kan
de arbeider worden vermoed, niet uit vrijen wil te hebben
gecontracteerd? Meestal dan, wanneer dit geschiedt met
personen, van wie hij afhankelijk is, als bijvoorbeeld met
zijn patroon, meesterknecht of hunne verwanten. Waar
echter gepoogd is, deze groep personen te omlijnen, is
telkens gebleken, hoe uiterst moeielijk de grenzen te trekken
zijn, cn hoe cr bijna altijd personen overblijven, die a poste-
riori blijken, aan dc aandacht des wetgevers ontsnapt tc zijn.

Daarenboven levert deze weg nog het volgende bezwaar
op. Dc vrijheid om het loon tc cedeeren blijft bestaan.
Nu kan de wetgever wel bepaalde vcreischten aan de

-ocr page 176-

i6o

cessie stellen, zooals reeds art. 668 van ons Burgerlijke
Wetboek eischt, dat zij bij een akte geschiede. Dit voor-
schrift zou kunnen uitgebreid worden, door te bepalen,
dat deze akte een verklaring van den schuldenaar moet
behelzen, dat het bedrag van de daarin vermelde inschuld
met de vordering overeenstemt. Wie waarborgt echter,
dat de arbeider niet zal te bewegen zijn den geheelen
titel te fingeeren?

Het is maar al te bekend, hoe klein de onafhankelijk-
heid des arbeiders tegenover zijne crediteuren is, hoe licht
hij tot allerlei wetsontduikingen is te bewegen.

Handhaaft de wetgever de volle cessie des loons, dan
zijn er schier geene maatregelen denkbaar, die voldoende
zekerheid bieden, dat de arbeider werkelijk vrij over zijn
loon beschikt, en blijft er steeds voor de misbruiken, die
men gepoogd heeft buiten te sluiten, een gevaarlijke achter-
deur openstaan.

Wil de wetgever maatregelen, die volkomen aan het
voorgestelde doel beantwoorden, dan zal hij een anderen
weg hébben in te slaan.

Sommige landen verbieden daarom de overdracht des
loons geheel, zooals Engeland, Duitschland en Oostenrijk,
voor zoover het betreft loonen van vaste arbeiders beneden
de zes honderd florijnen \'s jaars.

Tegen algeheele onoverdraagbaarheid des loons zijn
evenwel dezelfde bezwaren aan te voeren, als tegen de
algeheele onvatbaarheid voor beslag.

Zoowel in het belang des arbeiders zelf, als in dat zijner
schuldeischers, is het wenschelijk, de cessie van zeker deel
des loons toe te laten, dat voor hoogere loonen grooter

-ocr page 177-

i6i

kan zijn dan voor lagere. Zoodoende blijft den arbeider
een zekere mate van crediet verzekerd, van zijn kant een
gemakkelijke wijze om schuldvorderingen te voldoen, van
den kant zijner crediteuren een zekere waarborg van
betaling.

Het systeem van de partieele cessie des loons vinden
we gevolgd door de Oostenrijksche wet voor loonen boven
de fl. 600, door de Noorsche, de Belgische, de Fransche
en de Luxemburgsche wet en ten onzent door het ontwerp-
DRUCKER en het Regeeringsontwerp 1901.

Deze \'laatstgenoemde bepalingen verdienen onzes inziens
wel het meest aanbeveling. Zoodoende vermijdt de wet-
gever het stellen van vermoedens, wat steeds een bezwaar
oplevert, welk bezwaar wij bij de eerstbesproken wettelijke
regeling der cessie aantrodfen (blz. 159), cn er bestaat vol-
komen zekerheid, dat het loon aan zijn bestemming voldoet,
namelijk dient ten bate van den arbeider en zijn gezin.

In Belgiü is het deel des loons, vatbaar voor overdracht,
op twee vijfden bepaald, in Frankrijk op een tiende.

De Luxemburgsche wet verklaart loonen, tot en met
6 fr. per dag, voor niet meer dan \'/s vatbaar voor over-
dracht, voor niet meer dan \'/lo vatbaar voor be.slag.
Voor loonen boven de 6 fr. \'s daags is het overdraagbare
deel vatbaar voor beslag is dan Vs-

Bepalingen betreffende de overdracht des loons zijn in
onze wetgeving te vinden in art. 21 al. 2 cn 3 der reeds
vroeger aangehaalde tuchtwet. Het geldt daar dc gagie
van schippers en schepelingen. Deze mag aan ouders, huis-
vrouwen cn kinderen voor de helft en aan andere bloed-
en aanverwanten in den vierden graad voor één derde

I (

-ocr page 178-

62

worden afgestaan. De volmacht om het loon te innen is
steeds herroepelijk.

Ofschoon de kategorie loontrekkenden, wier loon deze
bepaling betreft, niet behoort tot de in dit proefschrift
behandelden, hebben wij toch gemeend op dit artikel de
aandacht te moeten vestigen, als het eenige geval, waat^
in onze wetgeving in de overdracht van het loon voor-
zien wordt.

Het ontwerp-DRUCKER regelt de overdracht van het
loon in artikel 30 alinea 2 en 3.

„Overdracht, inpandgeving of elke andere handeling,
„waardoor de arbeider eenig recht op zijn loon aan een
„derde zou toekennen, is niet verder geldig dan een vijfde
„gedeelte van het in geld vastgestelde loon, indien of
„voor zoover dit niet meer dan drie gulden per dag bc-
„draagt; bij hooger loon mag de handeling bovendien
„een derde gedeelte van het meerdere betreffen.

„Volmacht tot invordering van het loon, onder welke
„benaming ook door den arbeider verleend, is steeds
„herroepelijk."

Reeds werd gezegd, aan welke zijde zich het ontwerp-
DRUCKER schaarde. Het laat een grooter deel voor over-
dracht onvatbaar blijven bij de lagere dan bij de hoogere
loonen en volgt hierin het voorbeeld van. de Lu.xemburg-
schc wet.

Door de volmacht ter invordering des loons steeds
herroepelijk te verklaren, wordt de vrijheid des arbeiders
in hooge mate geëerbiedigd. Een enkele verklaring zijner-

0

zijds aan den werkgever zal kunnen beletten, dat bet over-
draagbare deel zijns loons tegen zijn wil worde uitbetaald.

-ocr page 179-

163

De slotalinea van het artikel, die alle bedingen, met de
bepalingen ervan in strijd, nietig verklaart, is ook op de
overdracht van toepassing en maakt dus ook de bepalingen
dienaangaande tot dwingend recht.

Het Regeeringsontwerp 1901 bepaalt, evenals het ontwerp-
Drucker en de op dit punt analoge wetten, voor over-
dracht vatbaar het deel, waarop beslag mag worden gelegd.
{Artikel 1638^ alinea 2).

Wat de volmacht tot invordering van het loon betreft,
wordt daar dezelfde bepaling gevonden als in het ontwerp-
DruCKER. (Idem alinea 3).

Het artikel heeft het vermoeden, dat wij betreffende het
beslag gesteld vonden, ook overgenomen, de daartegen
ontwikkelde bezwaren gelden derhalve ook hier, waarom
wij hier eveneens aan het ontwerp
-ÜRUCKER de voorkeur
zouden geven.

Een andere moeielijkheid, die zoowel tegen de redactie
van het ontwerp
-drucker als tegen die van het Regee-
ringsontwerp 1901 geldt, is deze, dat dc beide artikelen
■de kwestie geheel in het midden laten, of naast het beslag
op een vijfde van het loon ook nog overdracht van een
vijfde mogelijk is.

Met het ocg zoo op dc buitenlandsche wetgevingen
als op de woorden onzer ontwerpen, meenen wij deze vraag
bevestigend tc mogen beantwoorden, daar de beide rechts-
handelingen naast elkaar genoemd worden.

De Lu.xemburgsche wet zegt dit nog uitdrukkelijk: dat
de ontwerpen hierover het stilzwijgen bewaren, is een leemte,
die echter gemakkelijk zou zijn aan te vullen.

-ocr page 180-

VIJFDE HOOFDSTUK.
Besluit.

De vragen, die dit proefschrift zich voorstelde te beant-
woorden, zijn thans afgehandeld; dit hoofdstuk wenscht
nog kortelijk de gevolgtrekkingen mede te deelen, waartoe
de gehouden beschouwingen ons hebben geleid.

Na te hebben nagegaan, op welke wijze de buitcniand-
sche wetgevers en de ontwerpers ten onzent de voor-
komende misbruiken bij de loonbetaling hebben getracht
uit den weg te ruimen, rest ons thans nog aan te geven,
welke maatregelen ons daarvoor het doelmatigst schijnen.

In de eerste plaats dan : hoe moet de wijze van betaling
worden geregeld?

De bepalingen daaromtrent moeten ten doel hebben te
waken, dat den arbeider zijn volle loon in handen komt,
en tevens, dat hij daarover vrij kan beschikken.

Het eerste zal worden bereikt door te bepalen, dat het
loon niet in natura mag worden vastgesteld of voldaan,
behoudens bepaalde uitzonderingen, te vinden in art. 15
van het ontwerp-DRUCKER.

Bovendien zou het ons gewenscht voorkomen tc bcpalen,^
dat een zeker deel des loons steeds in geld moet worden

-ocr page 181-

65

voldaan, ten einde zoodoende te zorgen, dat de arbeider
over een bedrag gereed geld kan beschikken.

Voor inwonende arbeiders zou dit deel des loons een
tiende kunnen zijn, voor niet bij den patroon inwonenden
een vijfde. •

Om den arbeider de vrije beschikking over zijn loon
te verzekeren, moeten alle bedingen, waarbij deze zich
verbindt, zijn loon geheel of gedeeltelijk op een bepaalde
plaats of wijze te besteden, nietig en van onwaarde ver-
klaard worden.

De plaats van betaling moet de wetgever niet vast-
stellen, deze moet blijven, waar het voor partijen het
gemakkelijkst is, en daarom moet hun vrijheid worden
gelaten, deze zelve te bepalen.

Alleen moet verboden zijn, dat de betaling daar ge-
schiede, waar zulks gevaarlijk is voor de vrijheid des
arbeiders, of waar de bepalingen tegen den Truck licht
kunnen ontdoken worden, met name in kroegen en winkels.

Van deze bepaling moeten worden uitgezonderd arbeiders,
die op deze plaatsen hun gewoon bedrijf uitoefenen, zooals
koffiehuis- en winkelbedienden.

Wat betreft den tijd van loonbetaling moet onderscheid
worden gemaakt tusschen hoogere cn lagere loonen, bijvoor-
beeld tusschen die van f3.— \'s daags cn daarbeneden cn
loonen van meer dan dat bedrag.

Voor de eerstgenoemde loonen is de wckelijksche beta-
lingstermijn hoogst gewenscht, voor de laatste kan worden
uitbetaald, zooals is overeengekomen, mits dit éénmaal
geschiede binnen clkcn termijn, waarbij het loon is vast-
gesteld, en de termijnen niet langer zijn dan drie maanden.

-ocr page 182-

66

Op arbeiders wier loon bestaat in een deel van de winst,,
behaald in het bedrijf, waarin zij werkzaam zijn, of op hen,
die slechts een klein deel van hun arbeidskracht ten dienste
des werkgevers stellen, behoort, al bedraagt hun loon
minder dan
f3.— \'s daags, de betreffende bepaling niet
van toepassing te zijn.

Bij te late loonbetaling behoort de schade door den
loontrekkende geleden naar gelang der omstandigheden
door partijen te worden vastgesteld, met beroep op een
speciale commissie, in ieder geval voor een deel uit patroons
en arbeiders bestaande.

Als regel moet het den werkgever verboden zijn, bij de
loonbetaling schuldvergelijking toe te passen voor zijne
persoonlijke vorderingen op den werkman.

Slechts bepaalde schulden zijn van dezen regel uit te
zonderen en wel die, genoemd in art.
28 van het ontwerp-
DRUCKER.

Wel zal de wetgever hebben tc waken, dat niet het
volle loon bij deze schuldvergelijking verdwijne, behalve
wanneer dit het onvermijdelijke gevolg is van opzet of grove
schuld des arbeiders.

Het ontwerp-DRUCKER laat dit ook plaats hebben bij
het verhaal van vorderingen, voortkorriende uit een vol-
komen geoorloofde besteding des loons (art. 28 4° en 5"),
doch gaat daarin onzes inziens te ver.

Het Regeeringsontwerp 1901 wil ook bij schadevergoe-
ding ten gevolge van opzet of grove schuld des arbeider.^
de schuldvergelijking tot twee vijfden des loons beperken,
doch dit, komt ons, zoo voor patroon als voor arbeider,
ongewenscht voor.

-ocr page 183-

167

Het verhaal des patroons moet zich in het laatste geval
over het volle loon uitstrekken.

Beslag door derden onder den werkgever mag niet verder
gaan dan tot een bepaald deel des loons.

Wij zouden hier onderscheid willen maken tusschen
gehuwden en vrijgezellen op het voorbeeld der Russische
wet. Voor de eerste groep behoort het beslag niet verder
geldig te zijn dan een vijfde, voor de tweede dan een
derde des loons.

Overdracht, in pandgeving of iedere handeling, waarbij
de arbeider aan derden eenig recht op zijn loon toekent,
moet slechts dat deel des loons kunnen omvatten, waarop
beslaglegging is toegelaten.

De procedure van beslaglegging zou, in het belang van
den schuldenaar zoowel als van de schuldcischcr, zijn te
vereenvoudigen op het voetspoor der Fransche wet van
12 Januari 1895 (zie blz. 150 v.v.).

lüen punt rest ons nog ter bespreking, namelijk: hoe
moeten de tc nemen maatregelen worden gesanctioneerd?

Onzes inziens zal de wetgever, wil hij eenige zekerheid
bezitten, dat de bepalingen zullen worden nageleefd,
zoowel een publiekrechtelijke als ccn privaatrechtelijke
sanctie op hare overtreding moeten stellen.

De laatste kan bestaan in een van onwaarde verklaren
aller handelingen, in strijd met dc wet verricht; is bijvoor-
beeld dc arbeider op een ongeoorloofde wijze of plaats
betaald, dan behoudt hij zijn recht het loon wederom te
vorderen, doch moet het ontvangen bedrag, voor zoover
hij daardoor is gebaat, in ccn plaatselijke onderstandskas
of dergelijke instelling storten.

-ocr page 184-

68

De eerste vast te stellen levert meer bezwaren op. Heeft
de privaatrechtelijke sanctie slechts ten doel, de gevolgen
der gewraakte handelingen te neutraliseeren, door de
publiekrechtelijke sanctie zal de wetgever een voor den
delinquent onaangenaam gevolg aan de wetsovertreding
moeten verbinden, ten einde hem zoodoende aan te sporen,
de regelen in de wet gesteld, na te leven. Bij eerste
overtreding zal een geldboete de aangewezen straf zijn,
den rechter moet het vrijstaan deze tamelijk zwaar te
maken, zoodat wij bijvoorbeeld f300.— als maximum
zouden wenschen gesteld te zien.

Blijkt deze straf geen voldoende sanctie te behelzen,
hetzij doordat de schade aan wetsovertreding verbonden
niet tegen dc voordeden opweegt, hetzij doordat dc ver-
mogenstoestand van den delinquent van dien aard is, dat
de boete hem niet deert, hetzij om eenige andere reden,
dan moet het den rechter mogelijk wezen, een andere
straf op te leggen, en als de zoodanige zouden wij hech-
tenis van ten hoogste drie maanden aanbevelen.

De bepalingen bctrcfïende de wijze, de plaats cn den
tijd van loonbetaling cn die aangaande dc schuldvergelij-
king zouden onzes inziens door deze strafrechtelijke actie
moeten worden gesanctioneerd.

Hiermede zijn wij aan het einde onzer conclusies ge-
komen en is de taak volbracht, die wij ons hadden gesteld,
namelijk om na tc gaan, welke maatregelen de wetgever
ten aanzien der loonbetaling heeft te nemen.

De strekking der behandelde bepalingen omvat slechts dc
negatieve zijde van de verbetering der positie van de arbeiders
cn is slechts, om allen aanslag op het arbeidsloon tc voorkomen.

-ocr page 185-

169

De positieve zijde van dit streven ligt onzes inziens
buiten het gebied des wetgevers en in de sfeer van het
particuliere initiatief.

Zooals reeds in de inleiding werd opgemerkt, beoogt
de wettelijke regeling van het arbeidscontract bescherming
van de zwakkere partij. Het is op grond daarvan, dat wij
deze wettelijke regeling moeten beschouwen als een nood-
zakelijk kwaad. Waren de partijen in het arbeidscontract
even sterk, dan ware zij geheel onnoodig.

Aaneensluiting der arbeiders is de natuurlijkste weg
tot herstel van het evenwicht en daarom blijft het de taak
der overheid, deze zooveel mogelijk in de hand te werken.
Zoolang de tegenwoordige toestand echter blijft bestaan,
kunnen wij niet anders dan de hoop koesteren, dat een
wettelijke regeling de gelijkheid zal komen herstellen ten
goede van patroon en arbeider.

Men blijve evenwel gedachtig aan het woord van Minister
M
odderman : „Een goede wet vermag niets, een volk, dat
het goede wil, vermag met goede wetten veel."

Dat deze bescheiden bijdrage tot de kennis der maat-
regelen, noodig op het terrein der loonbetaling, eenigszins
moge medewerken tot bespoediging van het tot stand
komen van een der noodzakelijkste wetten, is de wensch,
waarmede wij willen eindigen.

-ocr page 186-

V-

yye!

^ V O.

: ■ tv

tc. . 2

■■ • » . - \' ■ ^^ÏJ^^M

-ocr page 187-

STELLINGEN.

I.

De eigenaar van een aan een rivier gelegen en door
deze overstroomd land is eigenaar van het over zijn land
stroomende water.

II.

Het vorderingsrecht zelf, niet slechts de actie, gaat door
verjaring tc niet.

III.

Afgescheiden lichaamsdeelen behooren hem, van wiens
lichaam zij zijn afgescheiden.

IV.

Executeele is ook mogelijk bij beërving ab intestato.

V.

De beslissing door dc rechtbank genomen krachtens art.
284 13. W. kan, hetzij ten verzoeke van bloedverwanten,
hetzij op vordering van het openbaar ministerie, door deze
worden gewijzigd telkens, wanneer dit door omstandig-
heden noodig mocht blijken.

-ocr page 188-

1/2 stellingen.

VI.

Bevordering van de aaneensluiting der arbeiders verdient
de voorkeur boven wettelijke regeling der arbeidsover-
eenkomst.

VII.

Wanneer iemand een som gelds te leen geeft, met het
beding, dat de terugvordering slechts door hemzelf en
niet door zijne erfgenamen en rechtverkrijgenden zal kun-
nen geschieden, kan, in geval van faillissement, dit vor-
deringsrecht ook door den curator niet worden uitgeoefend.

VIII.

Hij, die verplicht is, tot een akte van transport mede
te werken, kan niet volstaan met zijne bezwaren tegen
de ontworpen akte mede te deelen, ook al zijn zij gegrond,
doch is zijnerzijds tevens gehouden om een redactie aan
de hand te doen, waardoor die bezwaren worden onder-
vangen.

IX.

Een wissel kan na den vervaldag niet meer worden
geëndosseerd. De nemer, die dan ook een wissel nadien
weer in zijn bezit krijgt, wordt niet een derde houder,
maar keert terug in zijn vroegere positie van nemer.

-ocr page 189-

STELLINGEN. 173

X.

Een eisch tot ontbinding eener overeenkomst, waarop
eischer in conventie zich beroept, mag door gedaagde,
als eischer in reconventie optredend, in hetzelfde geding
worden gedaan.

XI.

Het is wensehelijk, dat het verlof om beslag te leggen
op loonen, beneden een bepaald bedrag, en de van waarde
verklaring der beslagen tot de competentie des kanton-
rechters worden gebracht.

XII.

Een provinciale verordening, die de ten uitvoerlegging
daarvan aan de gemeentebesturen opdraagt, bevat geen
ongeoorloofde delegatie vart macht.

XIII.

Het woord „plaats" heeft in art. 9 der wet van i Juni
1865 (Stbl. 60) niet de beteekenis van gemeente. Het
artikel opent de mogelijkheid, naar gelang der omstan-
digheden, binnen dc gemeente een nauwe grens tc bepalen,
binnen welke afgifte van geneesmiddelen door genees-
kundigen geoorloofd is.

-ocr page 190-

174 stellingï:n.

XIV.

Uit de verplichting om zorg te dragen, dat aan kinderen
lager onderwijs wordt verstrekt, volgt niet, dat in geval
een kind een school bezoekt, waar ook onderwijs wordt
gegeven in andere vakken dan in die in art. 2 a—h der
wet op het Lager Onderwijs vermeld, het kind het on-
derwijs in die andere vakken niet zou behoeven te volgen.

XV.

Wanneer bij huwelijksche voorwaarden is bepaald, dat,
bij vooroverlijden van den man, de geheele winst aan de
vrouw zal toebehooren, is van de helft dier winst het
successie-recht verschuldigd, ook al is boven omschreven
beding niet wederkeerig gemaakt.

XVI.

Een mishandeling door iemand, die op heeterdaad op
een strafbaar feit werd betrapt, en daarop door een par-
ticulier persoon werd aangehouden, op dien persoon
gepleegd, kan niet gezegd worden begaan te zijn ter
noodzakelijke verdediging tegen een wederrechtelijke aan-
randing. ,

-ocr page 191-

STELLINGEN. 175

XVII.

Er is poging tot oplichting, wanneer iemand bij een
handelsfirma, voorgevende lasthebber te zijn van een
andere handelsfirma, waarmede de eerstbedoelde zaken
doet, goederen bestelt en de afgifte dier goederen alleen
voorkomen wordt, doordat de eerstbedoelde firma ten
slotte wantrouwig wordt cn inlichtingen inwint bij de
laatstbedoelde firma.

XVIII.

Het is een element der overtreding van art. 5 der wet
van
i Juni 1865 (Stbl. 60), dat de betrokken geneeskun-
dige den overledene bij voortduring en tot aan diens dood
als zijn patiënt hebbe behandeld.

XIX.

Bij een cventueelc wettelijke regeling van het arbeids-
contract verdient naast de privaatrechtelijke sanctie een
strafrechtelijke sanctie aanbeveling, voor zoover de patroon
gehandeld heeft in strijd met de bepalingen betrefTende
dc wijze, de plaats en den tijd van betaling, bestaande
in geldboete bij eerste overtreding, in geldboete alternatief
met hechtenis bij recidive.

-ocr page 192-

176 stellingen.

XX.

Uit art. 162 Sv. vloeit voort, dat ook de beklaagde
zelf niet als getuige mag worden gehoord in een zaak,
waarin hij, werd hij als getuige gehoord, een verklaring
in eigen zaak zou moeten afleggen ; mitsdien mag in een
procedure ter zake van meineed niet als getuige worden
gehoord de beklaagde, bij de behandeling van wiens zaak
de meineed zou zijn afgelegd, welke procedure, nadat het
vermoeden van meineed was gerezen, geschorst was.

XXI.

De borgstelling in duriorem causam is nietig.

XXII.

De onderscheiding: „gunstige en ongunstige" betalings-
balans is of geheel willekeurig en mitsdien onwetenschap-
pelijk, of, zoo men het „gunstige" of „ongunstige" met
het oog op de volkswelvaart opvat, beslist onjuist.

-ocr page 193-

T

-ocr page 194-

 \'S«

-ocr page 195-

m
■i

■■ \' SF^ . • r., ,

•u.

),

r.,, —

ff;\' . ■ 1\' >" ji-ï^\'i» i

WNi II II ÉMi lu II riliÉ >1 11ilnII—■

» \\

-ocr page 196-

m

m