-ocr page 1-

1

H. COUVÉE

I/o ,\'a.

DE OORZAAK VAN
DEN DOOD NA HET
WEGNEMEN s^^t^
mmm DER NIEREN

-ocr page 2-
-ocr page 3-

s.

m"

h,

m

mm n

-ocr page 4-

^ii-ai

M\'-y ai__

Ji^\'^è ■J^\'ivfr^\'n^y.i-

rM\'-Sy:"

-ocr page 5- -ocr page 6-

•ryx ■

I,

-ocr page 7-

)E OORZAAK VAN DEN DOOD NA HET
WEGNEMEN DER NIEREN

-ocr page 8-

- .•■,-i
■ •!.

. \'.i

-ocr page 9-

DE OORZAAK VAN DEN DOOD

NA HET

WEGNEMEN DER NIEREN

PROEFSCHRIFT TER VERKRIJGING VAN DEN GRAAI)
VAN DOCTOR IN DE GENEESKUNDE AAN DE RIJKS-
UNIVERSITEIT TE UTRECHT NA MACHTIGING VAN
DEN RECTOR MAGNIFICUS D
R. A. A. W. IIUBRECHT
HOOGLEERAAR IN DE FACULTEIT DEK WIS- EN NA-
TUURKUNDE VOLGENS BESLUIT VAN DEN SENAAT
DER UNIVERSITEIT TEGEN DE BEDENKINGEN VAN
DE FACULTEIT DER GENEESKUNDE TE VERDEDIGEN
OP DONDERDAG lo JULI
1902 DES NAMIDDAGS TE 4
URE
DOOR HUIBERT COUVÉE GEBOREN TE DEVENTER

1\'. DKN HOER
Sonnlim Vctcrnnoruin Ty|>OKrni>liuH ot Librorum Killtor
UTRKCIIT — 1902

-ocr page 10-

■ ^

■r ; V..

-ocr page 11-

AAN MIJNE OUDERS

-ocr page 12-

> ;-■

i -

■ i-S -

-ocr page 13-

Aan het einde van mijne academische studiën ge-
komen, is het mij een aangename plicht U, Hooggeleerde
Heeren, Professoren en Lectoren der Philosophische en
Medische Faculteit, mijn dank tc betuigen voor het on-
derwijs, dat ik van U mocht ontvangen.

In het bijzonder xvil ik dat U doen, Hooggeleerde
Talma, Hooggeachte Promotor, ook voor Uwe hulp cn
voorlichting mij bij het samenstellen van dit proefschrift
verleend; met blijvende herinnering denk ik terug aan
den tijd, toen ik het voorrecht had onder U als assistent
werkzaam te mogen sijn.

Tevens ben ik hen, die mij bij het verrichten der
proeven behulpzaam ivarcn, hiervoor zeer erkentelijk.

-ocr page 14- -ocr page 15-

INHOUD.

INLEIDING................... i

HOOFD.STUK I................. 3

HOOFD.STUK II...................

HOOFDSTUK IIL Wa-irncmingen omtrent konijnen n.i het

wegnemen der nieren.............40

HOOFDSTUK IV. Onderzoek n.iar de giftigheid van het
bloedserum en van het gedefibrineerde bloed van dieren
zonder nieren................
53

HOOFDSTUK V. Onderzoek naar de giftigheid van extracten

bereid uit de lever van konijnen zonder nieren .... 61

HOOFD.STUK VI. Onderzoek naar de giftigheid van extracten,
bereid uit dc spieren en hersenen van konijnen zonder
nieren...................
70

HOOFD.STUK Vll. Waarnemingen omtrent konijnen na het
wegnemen der nieren, waarbij vei-schillcndc stoffen in dc

maag gebracht zijn ..............7.S

HOOFD.STUK VIII ................92

HOOFD.STUK IX................94

HOOFDSTUK X. Conclusies............99

.STELLINGEN ..................107

-ocr page 16-

fr

.....

-ocr page 17-

INLEIDING.

De stofwisselingsproducteii, die voor ons lichaam niet
meer dienstig zijn en niet op andere wijzen ons lichaam
verlaten, worden door de nieren verwijderd. Wordt deze
functie geheel of gedeeltelijk opgeheven, dan moet het
vroeg of laat tot ophooping van deze stoflTcn in ons
organisme komen.

Men heeft nu de symptomen van de uracmie door deze
in theorie opgebouwde retentie trachten te verklaren en,
omdat het optreden cn het verdwijnen van deze ver-
schijnselen hand aan hand kumien gaan met veranderingen
in de diurcsc, de oorzaak er van gezocht in eene ver-
giftiging van het bloed met urincbcstanddeelen.

Vele onderzoekers hebben zich in dc laatste 50 jaren
bezig gehouden met in urine, bloed cn dierlijk weefsel tc
zoeken naar die stoficn, wclkc dc uracmie tc voorschijn
roepen; langs chcmischcn, physiologischen en biologischen
weg hebben zij getracht duidelijke bewijzen voor hunne
hypothesen cn thcoricün te vinden. Dc eene theorie is
cchtcr door dc andere omvergeworpen, dc resultaten van
den ccncn onderzoeker staan lijnrecht tegenover die van
den anderen.

Ilct doel van mijne onderzoekingen is na tc gaan, wat

-ocr page 18-

er bij dieren geschiedt, wanneer de nierfunctie is opgeheven
en te zien, of er eenige vergelijking mag getrokken worden
tusschen een dier zonder nieren en een lijder aan Morbus
Brightii in uraemischen toestand.

Het is bekend en wordt in het volgende hoofdstuk nog
kort door mij medegedeeld, hoe groot het aantal theorieën
is dat men heeft verdedigd ter verklaring van de uracmie.
Men moet toegeven, dat men beter had gedaan te zwij-
gen, tot men resultaten had verkregen waarop men zich
kon verlaten. Dan zouden eerst de voorwaarden gunstig
hebben kunnen zijn voor hypothesen en theorieën.

Het zal den lezer blijken, hoop ik, dat ik mij ten doel
heb gesteld in te dringen in het wezen der uracmie. Ik
ben overtuigd, dat ik dat doel niet zal bereiken. Ik hoop
evenwel steeds in de eerste plaats te zoeken naar feiten,
zoodat ik niet zal trachten een gebouw op te trekken,
zonder dat de grondslagen betrouwbaar zijn.

Ik meen, dat de inhoud van mijn proefschrift als ecn
geheel kan worden beschouwd. Men zoeke daarin aller-
eerst feiten en daarna ook „besluiten". De wetenschap
dat een van de oorzaken van de talrijke vergi.ssingcn is
gcw.eest, de kleinheid van het aantal gegevens, heeft mij
vele proeven doen nemen.

-ocr page 19-

HOOFDSTUK I.

Als de oorzaak der iiraemie zijn o. a, eene vermeerdering
van het watergehalte van het bloed, het ureum, het am-
moniumcarbonaat, het urinezuur, de extractiefstofien, de
kaliumzouten, het keukenzout, de kleurstoflen der urine, de
urotoxinen, de groote moleculaire concentratie cn de wijzi-
ging van de „secrétion interne" beschouwd.

I. Vermeerderd watergehalte van het bloed.

OWKN Rkks 1) heeft het eerst dc mcening uitgesproken, dat
tengevolge van den waterrijkdom van het bloed bij ne-
phritis hersenoedeem ontstaat en dat dit de oorzaak is van
dc krampen cn van het coma.

TraUIIE 2) gaat nog verder cn veronderstelt dat bij
nierlijders met hydracmic door de hypertrophic van den
linker ventrikel eene hoogere blocdsdruk in dc arteriën
ontstaat, waardoor het waterrijke bloed door den wand
der kleinere vaten treedt cn zoo niet alleen hersenoedeem,
maar ook hcrscnanacmie teweegbrengt.

1) On the nature and treatment of diseases of the kidney; Lon-
don, 1850.

2) Alljjcm. mcd. Ccntrahtj;; 1861: No. 103.

-ocr page 20-

Door dierproeven heeft men getracht de juistheid dezer
hypothese te bewijzen.
Ph. Munk i) heeft bij honden kram-
pen opgewekt door eerst beide ureteren en ééne vena
jugularis te onderbinden en dan nog water of gedefibri-
neerd bloed in één carotis te spuiten.

II. Ureum. A. Wilson zoekt de oorzaak van de
uracmie in eene vermeerdering van het ureum in het bloed.
Hij bouwt hierbij op de resultaten van de onderzoekingen
van
BostocK en CllRLSTISON 3), die deze stof in groote
quantiteiten in het bloed van nierlijders vonden.

Bartels -i) toonde echter aan, dat uraemisch bloed niet
alleen niet zeer rijk, maar zelfs zeer arm aan ureum kan zijn;
terwijl
Babington,5) Ciiristison,-"\') Owen Rees«) en Fre-
RICHSS) veel ureum vonden in het bloed van lijders aan Mor-
bus Brightii, die geen uraemischc symptomen vertoonden.

Dc resultaten van andere onderzoekers wijzen er op, dat
dc hoeveelheid ureum in het bloed en in de transsudaten
bij lijders aan Morbus Brightii zeer verschillend zijn kan,
dat er dikwijls zeer groote hoeveelheden van aanwezig zijn.

Strauss ") heeft 69 malen van het bloed en 59 malen
van transsudaten bepalingen van het urcumgchaltc gedaan

1) Berliner klin. Wochenschrift; 1864: No. 11.

2) London. Mcd. G.az.; 1833.

3) On gninular desintcgr.ition of the kidneys; Edjnburj,\', 1839.

4) v. ZiemSICN\'s Handbuch der spccicll. Path. IX. L 1875: p. 116.

5) Guv\'s Hosp, Reports; 1836: blz. 360.

6) On the nature and treatment of disc.iscs of the kidney; London, i860.

7) Die chronischen Nierenentzündungen; Berlin, 1902.

8) Die Bright\'sche Nierenkrankheit; 1851.

-ocr page 21-

5

en komt tot het besluit, dat bij chron. interst. nephritis een
belangrijke vermeerdering van ureum in het bloed bestaat,
dat bij parcnchymateuze nephritis ongeveer gelijke hoeveel-
heden als in normaal bloed en dat bij uraemic de grootste
hoeveelheden aanwezig zijn. Even groote hoeveelheden heeft
hij echter ook bij coma carcinomatosum cn coma diabe-
ticum waargenomen.

Dierproeven hebben niet veel licht gebracht. Vele onder-
zoekers konden door inspuiten van ureum „uraemische"
krampen opwekken, maar hadden hiervoor zeer groote hoe-
veelheden noodig, veel grooter dan ooit bij uraemic in het
bloed zijn waargenomen.

Fleischer i) bv. bracht bij honden 200 gram ureum in dc
maag, 90 gram in de circulatie, of
icx5 gram in het peritoneum
cn zag als ccnig resultaat .sterke diurcse. Zonder zichtbare
schade aan hun proefdieren te berokkenen hebben
Gallais^)
in de maag, Treitz i) in dc venen cn RicilARDSON 1) in het
ondcrhuidschc cclwccfsel groote doses kunnen inspuiten.

Vauquelin en Segalas -) kwamen tot het resultaat,
dat men bij uraemic jui.st ureum als geneesmiddel zou
moeten aanwenden.

Hammond 3) .spoot na dubbelzijdige nephrcctomic ureum
in cn zag krampen, terwijl
PetrOFF, evenals Orn.er, f>)

1) leçons sur les auto-intoxications; Paris, 1887.
CharkiK: Poisons dc l\'org.mismc.

2) Magknoie. Journ. de physiol. T. II, p, 354.

3) American Journ. of the nied. Science; V. 41, p. 55.

4) ViRCnow\'s ArcJiiv; Bnd. 23: p. 91.
s)
ViRcnow\'s Arcliiv; Hnd. 21: p. 260.

-ocr page 22-

deze proeven nadoende, tegenovergestelde resultaten ver-
kregen.

Feltz en Ritter i) kregen slechts positieve resultaten als
hun ureum verontreinigd was. Voornamelijk scheen hun am-
moniak nadeelig te zijn. Spoten zij echter niet meer in, dan
het drievoud van de hoeveelheid, die hunne proefdieren per
dag secerneerden, dan zagen zij evenals
Astaschewsky 2)
geen „uraemischc" verschijnselen. StanniüS 3), ScHEVEN 4),
Riciiet 5) en Moutard-Martin •\'>) konden den levensduur
van hunne proefdieren, nadat de nieren weggenomen waren,
door inspuiten van ureum niet verkorten.

BouchardC) vond, dat hij per kgr. konijn 5.56.5 gram
ureum in de bloedbaan moest brengen, om het dier onder
krampen te doen sterven. Bij obductie was het bloed dan
bruin-zwart. Gebruikte hij kleinere hoeveelheid, b.v. 2.5 gram
per kgr. konijn, dan zag hij geen uitwerking.

Noch Frerichs 7), noch Rosenstein 8) gelukte het,
na ureum-injectic uraemischc verschijnselen waar te nemen.
Toch meent de laatste onderzoeker, op grond van de proe-
ven van VOIT, die bij een hond verschijnselen kon teweeg
brengen op die der uracmie gelijkende, door hem ureum

1) De l\'urdmic expérimentale; Paris, 1881.

2) Petersb. mcd. Wochenschrift; 1831, No. 27.

3) Vierordt\'s Zeitschrift 1849; P- 201.

4) Ueber die Ausscheidung der Nieren. Diss. Rostock; 1848.

5) Gaz. hebdomad, de méd. et de chir. 1881, No. 12.

6) Leçons sur les auto-intoxications; Paris, 1887.
C^^ARRI^r: Poisons de l\'organisme.

7) Die Bright\'sche Nierenkrankheit; 1851.

8) Die Pathologie und Therapie der Niercnkrankheiten.

-ocr page 23-

bij zijn voedsel te geven en tegelijk dorst te laten lijden,
dat de aanwezigheid van een aanzienlijke hoeveelheid ureum
in het bloed niet onschadelijk is.

ni. Ammoniumcarbonaat. Frerichs i) meende,
dat uraemic niet zou ontstaan door een of meer stoffen
die normaal in de urine voorkomen, maar door het kool-
zure ammoniak, dat in het bloed door ccn ferment uit
het ureum zou ontstaan.

Om de juistheid van zijne theorie te bewijzen, gaf hij
de resultaten van zijn onderzoek op. Na injectie van ccn
urcum-oplossing in de venen van dieren, waarbij hij dc
nieren had weggenomen, vond hij in de uitadcmingslucht
(evenals bij uraemische personen), in het braaksel, in het
bloed en in de .secreta ammoniak. Door inspuiten van
koolzure ammoniak bij dieren zag hij uraemische symp-
tomen optreden. Ook
Demjankow \'•!) vond hetzelfde.

De hoeveelheden, die beide .schrijvers gebruiken, zijn veel
grooter dan het amoniakgehaltc van het; bloed van urae-
mische personen bedraagt.

Strauss vond bij chron. interstitiëele ncphritis cn urae-
mic in ocdccmvloei.stof 4—7 mgr. per 100 c.RR Zij spoten
bij ccn hond twee gram koolzure ammoniak in het bloed
cn zagen dan eerst krampen optreden.

ScilOTTiN vermoedde, dat dc ammoniak in dc uit-

1) Die nright\'schc Nicrenkr.inkhclt; IJr.iiinschwcin, 1851.

2) Petcrsb. med. Wochenschr.; 1881, No. 28.

3) Die chronischen NicrcnentzOndungcn; IJerlin, 1902.

4) Archiv für physiol. Heilkunde; 1853.

-ocr page 24-

8

ademingslucht en in het braaksel ontstaat door verrotting
van eiwitstoffen in mondholte en maag en niet afkomstig
is uit het bloed.

Schiffer i), Rosenstein 2) en anderen vonden dat in-
gespoten ammoniak weinig of in het geheel niet door de
longen wordt uitgescheiden.

Thiry 3), Zabelin ■!), Brücke s), v. Limbeck g), Sal-
kowski Salomon s), Nencki
en Zaleski onder-
zochten normaal en pathologisch bloed op NHg en kregen
strijdige resultaten, terwijl de een de methode van onder-
zoek van de anderen scherp critiseerde.

Latere onderzoekingen zijn die van winterberg 8) en
StrauSS 10). Zij meenen, dat bij uracmie het ammoniak-
gehalte van het bloed verhoogd is en dat de verschillen,
die de onderzoekers onderling verkregen hebben, afhanke-
lijk zijn van de vele fouten die aan de methode van onder-
zoek kleven.

Treitz 11), Grandeau en v. Jakscii 12) sluiten zich bij
de theorie van
Frericiis aan. Zij meenen cchtcr dat.

1) Vcrhandl. des Vereines für innere Mcd. III; 1883/84: blz. 13.

2) ViRCHOw\'s Archiv LVI; pag. 383.

3) Centralbl,. für die med. Wissensch.; 1863: No. 10.

4) Centralbl, für die med. Wissensch.; 1864: No. 24.

5) Sitzungsber. der K. Acad. des Wissensch.; 1868.

6) v. Limheck. Grundriss der klin. Pathol. der Blutes; Jena, 1896.

7) Mai.y\'s J.ihrb. der Tliierchemie; 1880.

8) WiNTERliERO. Zeitschrift für klin. Med.; Bnd. 35:-pag. 393.

9) Zeitschrift für exp. Pathol. und Pharmak.; Bnd. 36.

10) Die chronischen Nierenentzündungen; Berlin, 1902.
n) Pmger Vierteljahrsschr. IV; 1859: pag. 143.

12) Präger Vierteljahrsschr.; i860, Bnd. 65—66.

-ocr page 25-

evenals bij cystitis ureum in de blaas verrotten cn daar-
door „Ammoniilmie" teweegbrengen kan, het compensa-
torisch door den darm uitgescheiden ureum daar verrot
en dan als koolzuur-ammoniak door het bloed opgenomen
wordt.

IV. Urinezuur. Garrod i) toonde het eerst urinezuur
in het menschelijk bloedserum aan en vond dat zoowel bij
jicht- als bij nierlijders meer acid. uricum dan normaal in
het bloed aanwezig is.

V. JAKSCII 2) vond in het bloed van gezonden, zenuw-
lijders, diabetici en dikwijls ook bij typhus abdominalis
geen urinezuur, bij nier- en hartlijders daarentegen bijna
telkens; bestond er uraemie dan vond hij steeds bijzonder
groote hoeveelheden.

Von Fodor 3) echter kon de resultaten van von jAKSCll
niet bevestigen, waarom deze laatste "i) wederom bij nephri-
tides met cn zonder uraemie onderzoekingen van het bloed
deed cn daarop zijne meening handhaafde, dat in den urae-
mischcn aanval urinezuur in het bloed blijft opgehoopt.

Ook Klkmi\'ERKR, Magnus, Lkw «) en Strauss •)
kwamen tot hetzelfde resultaat.

1) Med. Chir. Tr.ms;ict.; Und. 31 en 37.

2) Uebcr die kliii. HedeiitunB des V^orkoniinens von Harns-ture ini
Blute. Zeitschrift filr Heilkunde; 1890.

3) Centnilbl. filr innere Mcdicin; 1895: No. 36.

4) Centr.ilbl. filr innere Mcdicin; 1896: No. 21.

5) Deutsche med. Wochenschr.; 1895: No. 40.

6) ViRcnow\'s Archiv; Und. 152, 1898.

7) Die chronischen Niercncntiündungen; Berlin, 1902.

-ocr page 26-

lO

v. GARROD 1) en Weintraud -) bewezen door hunne
onderzoekingen, dat zoowel bij jicht als kunstmatig na
gebruik van kalfsthymus bij gezonde personen evengroot
percentage acid. uricum in het bloed kan voorkomen, als
bij uraemie.

Ook Strauss is van meening, dat bij chronische interst.
nephritis de quantiteit urinezuur in het bloed verhoogd is.
Bij uraemie heeft hij niet steeds een vermeerdering gevonden.

Bouchard heeft nog getracht door het dierexperi-
ment aan te toonen, dat urinezuur in te kleine hoeveelheid
in de urine voorkomt, dan dat het in aanmerking zou kunnen
komen om bij retentie uraemi.sche verschijnselen te voor-
schijn te roepen. Volgens
Hymans v. d. Bergh •\'"\') zijn
Bouchard\'s conclusiën verkeerd, daar hij niet voldoende
chemische en osmotische werking uit elkaar gehouden heeft.

V. Extractiefstoffen. De minder gco.xydccrde N-
houdcnde lichamen, de „cxtractiefstofTen", zooals krcati-
nine, leucine, tyro.sine, xanthine e. ni. a., zijn ook door
verschillende onderzoekers voor dc oorzaak van dc uraemie
gehouden.

Weinig is cr maar bekend over het al of niet in pathologi-
sche hoeveelheid aanwezig zijn van deze stoflTcn in het bloed.

1) Med. Chir. Trans,ict.; Und. 31 cn 37.

2) Deutsche med. Wochenschr.; 1895, Vereinsbeilage: pag. 185.

3) Die chronischen Nierenentzündungen; Berlin, 1902.

4) Leçons sur les auto-intoxications; P.aris, 1887.
Charrin: Poisons de l\'organisme.

s) Dissert. Leiden, 1896.

-ocr page 27-

II

Schottin i) vond bij uracmie eene vermeerdering; hoppe-
Seyler, 2) Oppler 3)
en Perls -i) konden maar ten deele
zijne resultaten bevestigen.

Feltz en Ritter s) trachtten door dierproeven te be-
wijzen, dat oplossingen van deze stofien ingespoten niet
schadelijk werken en publiceerden als hun meening, dat
men gedurende 13 dagen deze N-houdende lichamen niet
zou moeten elimineeren om ernstige verschijnselen op tc
roepen.

Von Meissner \'"•) en A.staschewsky 7) zijn van dezelfde
meening.

VI. Kaliumzouten. Feltz cn Ritterhebben een
zeer nauwkeurige studie gemaakt van de giftigheid van dc
urine. Hun slotsom is, dat het inspuiten van ureum, uraten,
kreatinine, hippuurzuur, leucine, tyrosine, enz. (zelfs in het
drievoudige van de hoeveelheid die dagelijks afgescheiden
wordt) van alle organische bestanddeelen der urine bij
honden geheel onschadelijk werkt, dat daarentegen de
kaliumzouten (natrium- cn kalkvcrbindingen niet) zeer

1) Archiv filr physiol. Heilkunde; XIII, 1853.

2) ViRCHOw\'s Archiv; Und. XXI, 1861: p.ig. 260.

3) Königsbcrger med. J.ihrb.; 1864, IV.

4) Herlincr klin. Wochcnschrift; 1868: No. 19.

5) De l\'ureinic cxpcriment.ilc; Paris, 1881.
Comptes rendus dc la socictc\' de biologie; 1886.
Journal dc l\'anatomie et de la physiologie; 1874.

6) Zeitschrift für nitioncllc Mcdicin; 1866.

7) Pctcrsb. mcd. Wochcnschrift; 1881: No. 27.

-ocr page 28-

12

schadelijk zijn. Omdat zij verder bij konijnen zonder
nieren constant eene vermeerdering van het kaliumgehalte
van het bloed vonden, meenden zij dat dit laatste de
oorzaak der uraemie zou zijn.

Tegelijk met en onafhankelijk van hen publiceerde
Astaschewskv 1) zijn onderzoekingen, die tot hetzelfde
resultaat leidden.

Bruner daarentegen vond bij uraemie geen vermeer-
dering en zag bij nephritis constant vermindering van het
kalium-gehalte van het bloed.

d\'Espine 2) onderzocht eenmaal het bloed van eene
ecclamptica en vond hierin de kaliumzoutcn vermeerderd.
Horhaczewski, 3) snijer.s 4) cn Strauss \'">) deden dit
meermalen en kregen tegenovergesteld resultaat.

VII. Keukenzout. Ook heeft men gemeend dat eene
vermeerdering van het keukenzout in het bloedserum dc
oorzaak der uraemie zou zijn. Hierover zijn echter niet
veel onderzoekingen gedaan,

v. Limbeck c) vond bij normale personen cn zieken
(M, B, uitgezonderd) 0,54 «^/
q tot 0,82 cn bij twee ge-
vallen van nephritis
0.52 cn 0.82 NaCl,

1) Pctcrsb, Med, Wochenschrift; 1831: No. 27.

2) Revue de Me\'d,; 1884,

3) Jahrb, d, K, K, Geseltsch. der Acrzte; Wien, 1883,

4) Pathologic des nephrites chroniques; Bruxelles, 1886.
s) Die chronischen Nierenentzündungen; Berlin, 1902.
6) Grundriss einer klin. Path, des Blutes; Jena, 1896.

-ocr page 29-

13

Noch Biernacki 1), noch Schwartz 2) vonden bij
uraemie een duidelijke vermeerdering of vermindering.

V. KoRANIJI geeft voor nierlijders 0.53 o/q tot 0.75
voor hartlijders 0.44 o/q tot 0.58% op.

Strauss 3) bij chron. nephritis 0.67 o/q, 0.680/0,0.580/0,
bij uraemie
0.57 0/0, 0.50 o/q, 0.58 o/q, 0.63 o/q.

VIII. De kleurstoffen van de urine. Thudichum\'s^)
meening is, dat retentie van kleurstoffen (en wel speciaal
van het urochroom cn van zijn ontledingsproducten), de
uraemische verschijnselen tc voorschijn roept. Om i K.G.
konijn te dooden, had hij veel grootere hoeveelheden ont-
kleurde dan normale urine in te spuiten. Ook
Houchard f»),
Mah<ET cn Hosc "), die zijn onderzoekingen uitgebreid
hebben, vonden hetzelfde. Deze laatsten hebben, naar zij
meenen, dc kleurstoffen uit urine in zuiveren staat afge-
scheiden, in water opgclo.st en bij konijnen ingespoten,
waarbij zij tot de overtuiging kwamen, dat het in dc eerste
plaats dc urincklcurstoffcn zijn, die dc toxische werking
van dc normale urine verklaren en dat dc kaliumzoutcn
en het ureum veel minder giftig zijn.

Volgens IIiJMANS V. D. liERGH is dc bereidingswijze

1) Zeitschr. f. klin. Mdd.; lind, 24.

2) (îriindriss einer klin. l\'.ilh. des Blutes; Jena, 1896.

3) Die chronischen NiercnentzilndunRcn ; Berlin, 1902.

4) Comptes rendus de l.i société de biologie; T. 106, 1888.

5) Leçons sur les .iuto-intoxic.itions; l\'.-iris, 1887.

6) Arch. de physiol.; 1891.

7) Dissert. Leiden, 1896.

-ocr page 30-

14

van de urinekleurstoffen echter zoo gecompliceerd, dat men
niet mag aannemen, dat het poeder, dat zij op het laatst
kregen, zuivere niet veranderde urinekleurstof is. Ver-
volgens spoten zij hiervan zulke sterk hypotonische solu-
ties (ongeveer = 0.1% NaCl) in, dat de lage spanning
van de vloeistof alleen reeds in staat was vergiftigingsver-
schijnselen te geven.

Verder hebben Charrin i) cn hijman.s v. d. Bergit 2)
gevonden, dat de ontkleurde urine minstens even giftig
werken kan als de niet ontkleurde, terwijl de laatste vond
dat de asch van de normale urine, opgelost tot het oor-
spronkelijk volumen, giftiger werkte dan de urine, waar-
uit zij verkregen was. Dit feit had
Bouchard \'jj ook
reeds geconstateerd.

IX. Urotoxinen. In dc: „Leçons sur les auto-intoxi-
cations" deelde
BOUCHARD als zijne meening mede, dat
de uraemie veroorzaakt zou worden door retentie van nog
onbekende lichamen.

Door bij konijnen normale urine in te .spuiten meende
hij gevonden te hebben, dat hierin voorkomen, behalve de
reeds bovengenoemde bestanddeelen, vijf organi.sche .stoffen
van onbekende samenstelling, in hunne physiologische wer-
king gelijkende op alkaloïden, maar daartoe om andere
eigenschappen waarschijnlijk niet behoorende.

1) Comptes rendus de la société dc biologie; 1891.

2) Dissert. Leiden, 1896.

3) Leçons sur les .auto-intoxications; Paris, 1887.
Cuakrin: Poisons dc l\'organisme.

-ocr page 31-

IS

Van deze organische vergiften (ptomaïnen, urotoxinen)
zou een deel krampen kunnen veroorzaken, een ander deel
narcotisch werken, een derde de temperatuur doen dalen,
een vierde de pupil vernauwen, een vijfde speekselvloed
opwekken.

De normale urine zou hare giftigheid hoofdzakelijk aan
deze lichamen te danken hebben en zooveel daarvan be-
vatten, dat een volwassen mensch met de in 52 uren uit-
gescheiden hoeveelheid vergiftigd zou kunnen worden.

Urine van uracmische patienten zou niet, of minder gif-
tig werken, daar deze stoffen dan geheel of gedeeltelijk
in bet organisme gebleven zouden zijn. Terecht hebben
Lecorciik cn Talamon 1) cr op gewezen, dat anurie veel
langer dan
52 uren kan duren zonder uracmie tc weeg te
brengen, en vele andere onderzoekers waaronder
lilCIlAT,
Courten, Gaspard, Frericils cn Stadtiiagen dat
lioUCHARn bij zijn proeven groote fouten heeft gemaakt.

Ook iivmans v. i). Hergh ■«) komt tot dc conclu.sic,
dat door
HouciiARD niet is aangetoond, of zelfs maar waar-
.schijnlijk gemaakt, dat in dc normale urine to.xinen zouden
voorkomen.

X. Verhooging van de moleculaire concentratie.

Sedert dc onderzoekingen van Mamuurger, \') 13re.ser, \'•)

1) Tniitd de r.ilbuniinuric; P.iris, 1888.

2) Zeitschrift für klin. Med.; XV, 1889.

3) Disscrt. Leiden, 1896.

4) Archiv für Anat. und l\'hysiol.; 1886, c. m..i.

5) Archiv für exper. l\'.ith. inid l\'lKirni., 1892.

-ocr page 32-

i6

Winter, i) en v. Koraniji over de concentratie van
het bloed is men de veronderstelling gaan opperen, dat ook
bij nierziekte de moleculaire concentratie van het bloed-
serum verhoogd zou zijn en dat deze verhooging de oorzaak
der uraemie kon wezen.

Behalve deze vier schrijvers hadden ook Lindemann, 3)
M. Senator, 4) Rumpel s)
gevonden, dat het serum van
normaal menschenbloed een vriespunt bezit van—0.55^ C.
tot —0.57° C.

v. Koraniji, 2) Kossler,\'!) Struijell,\') Lindemann, s)
M. Senator, Rumpel, s) Strauss «)
e. m. a. hebben
bepalingen van het bloedserum bij nephritis met of zonder
uraemie gedaan.

Uit hunne onderzoekingen blijkt, dat bij chroni.sch nierlijden
de moleculaire concentratie van het bloed niet steeds dezelfde
is en dat bij uraemie meestal, maar niet in alle gevallen, een
belangrijke verhooging van dc moleculaire concentratie voor-
komt.
v. Koraniji -) zegt, dat, evenals bij dieren zonder nie-
ren, bij nephritis in het algemeen de osmotische druk van het
bloed op dezelfde wijze toeneemt. Volgens zijne ervaring is bij
zware uraemie een .sterke moleculaire concentratie, bij minder
zware gevallen een minder duidelijke verandering aanwezig.

1) Archiv de Physiol.; i8g6.

2) Zeitschrift für klin. Med.; Und. 33 en 34.

3) Deutsches Archiv für klin. Med.; Bnd. 65.

4) Deutsche med, Wochenschrift 1900, No. 6,

5) Beitrage zur klin, Chir,; 1901, Bnd. 39.

6) Centralbl, für innere Med,

7) Verhand], Congr, für innere Med,; Wiesbaden, 1900,

8) Die chronischen Nierenentzündungen; Berlin, 1902,

-ocr page 33-

17

Bij zware uraemie kan ook het bloed hypotonisch zijn.
v. Koraniji meent nu, dat de oedemen van grooten invloed
op de moleculaire concentratie zijn, waardoor dan te verkla-
ren zou zijn, dat bij nierlijden, waarbij geen of geringe oede-
men aanwezig zijn, het bloed hypertonisch en daar waar sterke
oedemen (waterretentie) bestaan, het bloed hypotonisch is.

Lindemann 1) formuleert zijne conclusiën aldus, nadat hij
bij zes gevallen van uraemie het vriespunt van het bloed-
serum — 0.70°, — 0.60°, — 0.68°, — 0.65®, — 0.59° en
— 0.70° C. gevonden had:

L Bij Morb. Br. is de concentratie van het bloedserum
normaal, zoolang geen uraemische .symptomen bestaan.

II. Als er uraemische .symptomen zijn, is de moleculaire
concentratie van het blocd.scrum verhoogd, daalt het vries-
punt soms tot — 0.70° C.

III. Door deze verhooging van de moleculaire concen-
tratie worden dc meeste duistere punten in het wezen der
uraemic verklaard.

IV. Dc vcr.schijn.sclcn, die na injectie« in het vaatstelsel
van groote hoeveelheden gcconccntrccrdc zoutoplo.ssingcn
waargenomen worden, zijn dezelfde als die bij uraemic; zij
treden op met dc vcriiooging van dc moleculaire concen-
tratie, wanneer

V. dc eliminatie van dc stofwi.s.sclingsproducten of dc
zouten uit het bloed niet meer geschieden kan, daar
weefsels en organen niet meer in staat zijn deze uit het
bloed op tc nemen.

1) Deutsches Archiv für klin. Med.; Und. 65.

-ocr page 34-

i8

In eene latere publicatie is v, koranijl i) van oordeel,
dat de verhooging van de osmotische spanning van het
bloed afhankelijk is van veranderingen in de eiwitstof-
wisseling, waaruit ook de uraemischc vergiften ontstaan.
Verder meent hij, (daar hij b.v. uraemie met doodelijken
afloop, waarbij het vriespunt van het bloed — 0.55° C.
was, waargenomen heeft), dat de uraemischc vergiften uit
groote moleculen bestaan, die op het vriespunt bijna van
geen invloed zijn en dat de aanwezigheid van die groote
moleculen niet samenhangt met de retentie of de eliminatie
van die vele kleine moleculen.

M. Senator -) vond bij uraemie telkens eene verhoo-
ging van de moleculaire concentratie.

Rumpel\'s 3) oordcel is, dat bij nephritis zonder uraemie
het vriespunt van het bloedserum verlaagd kan zijn, maar
dat het bij uraemie steeds meer of minder verlaagd is.

In de twee gevallen door kossler ■\') gepubliceerd be-
stond geen vermeerdering van de molecul. conccntr. bij
chron. nephrit. zonder uraemie.

Strauss•\'•) vindt bij de 10 gevallen van chron. interstitiifcle
nephritis zonder uraemie, die hij onderzocht heeft, 2 X—0.60°,
3X —0.58°, 2X0.57°, verder —0.55°,—0.54°,—0.51°C.,
bij 5 gevallen van chron. parenchym. nephritis cn zgn. over-
gangsvormen iX —0.57°, 2X —0.56®, 2X —0.55°C.

1) Berliner klin. Wochenschr.; 1899, No. 36.

2) Deutsche mcd. Wochcnschrift; 1900, No. 6.

3) Beitrage zur klin. Chir.; 1901, Bnd. 39.

4) Centralbl, für innere Med.

5) Die chronischen Nierenentzündungen; Berlin, 1902.

-ocr page 35-

19

Bij twaalf gevallen van chron. interst nephritis met
uraemic — 0.69°, — 0.68°, — 0.67°, — 0.66°, — 0.65°,
— 0.64°, 2 X — 0.61°, — 0.59°, 2 X — 0.57°, — 0.56°;
zijne meening is, dat bij alle vormen van cbron. nephritis
eene belangrijke vermeerdering van de moleculaire concen-
tratie zeldzaam is en dat deze alleen, of bijna alleen bij
chronische interstitiëele nephritis voorkomt, dat echter bij
uracmie eene vermeerdering van de molecul. concentratie
regel, een normaal vriespunt uitzondering is.

Schreiber en HagenüERG 1) deelen mede, dat een hun-
ner patienten braakte en geringe uraemiscbe hoofdpijn had
bij een vriespunt van het serum van —0.8 i°C.; CLAUDE
en
Halthazard-) dat bij hevige uraemiscbe krampen het
vriespunt —0.80° C. was.

Ook hebben Alharran 3) cn housquet bij chron.
nierlijden verlaging van het vrie.spunt gevonden,
Leon
Bernard
daarentegen niet.

Door mij werd in twee gevallen van uracmie bij chro-
nische nephritis het vriespunt van het bloccLserum — 0.56° C.
gevonden.

Door dierproeven heeft men ook getracht deze vraag op
te lossen.

Waldvogel") nam bij honden dc nieren weg cn zag cr ééi\\

1) Ccntralbhilt für Sloffwcchscl- und Vcrdauungskrankhcilcn; 1901.

No. II.

2) Dcutschc med. Wochenschr.; 1901.

3) Comptcs rcndus dc l\'ass. fran? d\'urologlc, 1899.

4) La presse Med.; 1900, No. 26.

5) Orvosi hetil.ip; 1896.

6) Archiv für cxper. P.uh. und 1\'liannak,; 1901, Dnd. 46.

-ocr page 36-

20

sterven na io8 uren zonder krampen, vriespunt — 1.15° C.,
twee andere na 48 en 66 uren bij een vriespunt — 1.15° C.
en —1.04° C. Bij deze twee laatste gevallen vermeldt hij
niet of er krampen waargenomen zijn.

A. Bickel 1) deed hetzelfde bij honden en konijnen, en
kreeg de volgende resultaten.

Proefdier.

Vriespunt van het
serum bij liet begin
v.nn de proef.

Vriespunt van het

serum toen er
krampen optr.iden.

Levensduur
zonder nieren bij
het optreden der
krampen.

Mond

— 0.62°

— 0.73° i

78

uur.

11

— 0.62°

— 0.74°

96

11

11

— 061°

— 0.71°

48

1

»1

— 0.61°

— 0.70°

i 48

Konijn

i

— 0.46°

— 0.58°

48

11

Konijn

i

— 0.46°

— 0.55°

48

11

Ook spoot hij bij honden geconcentr. keukenzoutoplos-
singen in het vaatstelsel cn zag hij bij ccn vric.spunt van
— 0.83°\'C. tot —0.88® C. geen krampen, wel bij een
vriespunt van — 0.90° C. tot — 1.06® C. Bij twee konijnen
met een vriespunt van het bloed op —o.6i°C. vóór het
inspuiten, was het vriespunt —0.97° C. en—0.I03°C. bij
het optreden der eerste krampen, waaruit hij het bc.sluit
trekt, dat men niet mag vergelijken dc krampen die ont.staan

1) Deutsche ined. Wochenschr.; 1901.

-ocr page 37-

21

door retentie van stofwisselingsproducten cn die optreden
na injectie van keukenzoutoplossingen.

v. Lindemann 1) liet een hond gedurende eenige da-
gen dorst lijden en zag krampen bij een vriespunt
— 0.66° C.; spoot subcutaan eene keukenzoutsolutic in
en zag krampen bij — 0.76° C.; na intraveneuze injectie
krampen en bewusteloosheid bij — 0.79" C.; krampen
cn dood bij — 0.75° C. Na intraveneuze injectie van
ureumoplossing krampen bij — 0.70° C.; van kaliumchlo-
ride krampen cn dood bij —0.61° C; bewusteloosheid,
geen krampen, bij — o 64® C. na intraveneuze injectie van
keukenzout.

Strauss Nagelschmidt 3) cn KöPPE •\') namen bij
menschen na gebruik van zoutrijk voedsel ccn tijdelijk
meer geconcentreerd bloedserum waar.

I. Kovacs «\'•) zag bij hart- cn longlijdcn, zonder nier-
aandoening, wanneer sterke cyanosis bestond, verlaging
van het vriespunt, zonder dat deze alleen aan dc koolzuur-
rijkdom vait het bloed was toe tc schrijven.

Hij patiënten met typhus abdominalis vond Waldvogel")
meestal ccn zeer laag vric.spunt. Eenmaal zag hij zelfs
—- 1.68® C. O. R
umpEL ") vond daarentegen normale

1) Dcutschcs Archiv für klin. Med.; Wiesb.idcn, 1900.

2) Congrcs für innere Med.; Wiesbaden, 1900.

3) Zeitschrift für klin. Med.; Hnd, 42, H. 3 en 4.

4) Habilitationsschrift; 1898, Leipzig.

5) Orvosi hetil.ip, 1897.

6) Deutsche med. Wochenschr.; 1900, No. 46,

7) Munch, med. Wochenschr.; 1901, No. 6.

-ocr page 38-

22

waarden en toonde aan welke fouten Waldvogel gemaakt
kon hebben.

IX. „Secrétion interne." In 1869 publiceerde Brown-
séquard
de meening, dat de uraemischc symptomen niet
alleen afhankelijk waren van onvoldoende eliminatie van
stofwisselingsproducten, maar ook van: 1° onvoldoende
normale „secrétion interne" der nieren, of
van patholo-
gische „secrétion interne", of
van invloeden, afhankelijk
van prikkeling der nierzenuwen.

Brown-Séquard en d\'ArsonvalI) vonden, dat zij dieren
zonder nieren, door het inspuiten van nierextract, langer in
het leven konden houden dan hunne contróle-dieren.

E. Meijer -) zag na injectie van nierextract en nier-
venen-bloed in het peritoneum van zijn proefdieren zonder
nieren een gunstig, na het inspuiten van bloed van een
uraemisch dier ecn nadeelig effect.

Alex. Vitzou kon zijn proefdieren veel langer in het
leven houden zonder nieren, als hij zc intraveneus gedefi-
brineerd niervenenbloed van normale dieren ingespoten had.
Ook zag hij de uraemischc verschijnselen hierdoor wijken.
Ditzelfde constateerde
A. de l1gnerolle.s »).

cllattin en Guinard 5) kregen lijnrecht cr tegen over-
staande resultaten.

1) Archiv de Physiol.; 1893.

2) Archiv dc Physiol.; Bnd, V, 1893.

3) Journ-al dc Physiol. et dc Path.; generale, 1901.

4) These de Lyon, 1898.

5) Archiv dc med. cxpcrim.; XII, 1900.

-ocr page 39-

23

Biedl 1) kreeg somtijds gunstigen invloed bij uraemiscbe
dieren, na het inspuiten van nier-extract.

Ook deed v. EiselsüERG i) proeven, die tot grondslag
hebben het beginsel der „secretion interne" van de nieren.

Vanni en Manzini 2) vonden geen duidelijk verschil in
levensduur, hetzij zij bij hunne proefdieren de nieren weg-
namen, of de ureteren onderbonden; zij verkregen echter
den indruk, dat door inspuiten van nier-extract hun proef-
dieren zonder nieren langer bleven leven.

L. Bernard 3) zag, dat zijne dieren met onderbonden
ureteren gemiddeld tweemaal langer leefden dan dc dieren
zonder nieren en besloot hieruit, dat de „secretion interne" der
nieren tot op zekere hoogte in staat is de schadelijke gevol-
gen van het wegnemen der „secrdtion externe" op te heflen.

Evenals BOUCHARD de urotoxicitcit bepaalde, hebben
anderen dc serotoxicitcit nagegaan.

De cijfers over dc serotoxicitcit van normaal bloed
wis.sclen bij een tiental onderzoekers tus.schcn 8 cn 27 c.M^
per kgr. konijn (hoe lager cijfer, hoe giftiger het serum).
Het bloed van ccn patient met uracmie gaf volgens
Ba vlag
cn RlSi\'al een .serotoxicitcit van 21—29 c.M\'\'.

DumarEST kreeg bij nephritis getallen tusschen 9 cn
13 C.M3 bij uracmie eenmaal 13.1 c.M\'\'. In ccn tweede
geval van nephritis 58.5 c.M\'\'.

1) Wiener klin. Wochenschrift; 1902, No. n.

2) Cenlralbl. filr innere Medicin; 1894.

3) Les fonctions du rein dans les nephrites chroniques; Paris, 1900.

4) Comptes rcndus dc Ia sociétd de bio!.; 1894.

5) Thbsc de Lyon; 1897.

-ocr page 40-

24

L. Bernard l) zag bij chron. parcnchymateuze nephritis
eene serotoxiciteit van 25—29 c.M3 bij interstitiëele nephritis
een van
9—40 c.M^. Strauss vond bij chron. par. nephr.
34—45 C
.M3 bij interst. nephr. 7—14 c.M3, met uraemie
ongeveer 13 c
.M^.

Resumeerende kan men uit deze vele onderzoekingen
de volgende conclusiën opmaken:

I. Dat de theorie van owen Ree.S al dadelijk onjuist schijnt,
omdat hierbij verondersteld wordt, dat door verhooging van
den artcriëelen druk bij een voldoenden veneuzen afvoer
oedeem kan ontstaan. Vervolgens schijnt dit zoo, omdat urae-
mie even goed voorkomt bij nierlijders zonder hypertrophic
van het linker hart als bij dezulken met hypertrophic cn omdat
bij de obductie van personen die in uracmischcn toestand ge-
storven zijn, niet geregeld oedema cerebri gevonden wordt.

Dat de proeven van 1\'n. MUNK veel te ruw genomen
zijn, dan dat zij iets zouden kunnen bewijzen.

II. Dat dc latere onderzoekingen er wel degelijk op
wijzen, dat bij uraemic eene vermeerdering van het urcum-
gehaltc van het bloed voorkomen kan cn dat dierproeven
ons leeren, dat door het inspuiten van grootere hoeveelheden
ureum krampen als bij uraemic kunnen opgewekt worden.

III. Dat ook het ammoniak-gchaltc van het bloed bij
uraemic verhoogd schijnt tc zijn.

1) Les fonctions du rein dans les néphrites chroniques; P-aris, 1900.

-ocr page 41-

25

VI. Dat zoowel bij patiënten met uraemie, als bij per-
sonen die geen uraemische symptomen vertoonen, groote
hoeveelheden urinezuur in het bloed kunnen voorkomen.

V. Dat het niet po.sitief bewezen is, dat de retentie
van de extractiefstoflen de oorzaak der uraemie is.

VI. Dat de kaliumzouten, ingespoten bij dieren, giftig
werken en krampen opwekken, dat echter bij uraemie geen
duidelijke vermeerdering van dc kaliumvcrbindingen in
het bloed gevonden is.

VII. Dat het duidelijk blijkt, dat bij uraemie de hoeveel-
heid keukenzout in het bloed even groot is als bij normale
personen cn zieken, die niet lijden aan Morbus lirightii.

VIII. Dat dc proeven met urinckieurstoflcn gedaan zulke
uiteenloopende resultaten geven, dat hieruit weinig tc con-
cludccrcn valt.

IX. Dat dc onderzoekingen van IJouciiAUD over dc
uroto.xincs in nauwkeurigheid veel tc wcn.schcn overlaten
cn dat, al hebben zijne leerlingen cn navolgers getracht
zijne fouten tc vermijden, het be.staan van deze onbekende
organi.schc vergiften nog niet voldoende is aangetoond.

X. Dat dc bevindingen over de moleculaire concentratie
van het bloedserum nog al uiteenloopen, daar cr bij uraemie
evengoed normale als lage vriespunten gevonden zijn. Dat

-ocr page 42-

26

door het vinden van normale vriespunten bij uraemie reeds
voldoende bewezen is, dat de verhooging van de moleculaire
concentratie van het bloed niet steeds alleen de oorzaak
der krampen is.

XI. Dat het aantal onderzoekingen over de ,,Secrétion
interne" gering is en dat de resultaten zeer uiteenloopen.
Dat, daar bij het inspuiten van het bloedserum in het
vaatstelsel bij dieren niet zoo tegen de wetten der osmo-
tische spanning gezondigd behoeft te worden, als bij het
inspuiten van urine, de resultaten er op kunnen wijzen,
dat bij chronische interstitiëele nephritis met of zonder
uraemie het bloed veel giftiger werking vertoont dan normaal.

Uit de voorgaande bladzijden blijkt verder, dat vele
experimentatoren proeven op dieren genomen hebben om
meer inzicht te verkrijgen in het wezen der uraemie.

De meeste der bekende .stofwis.scIingsproducten uit de
urine zijn in meer of minder .sterke concentratie in het
vaatstelsel, in het peritoneum of onder de huid ingespoten,
of in de maag gebracht. Dc verschijnselen, die na deze
injecties optraden, zijn vergeleken met de symptomen van
Morbus Brightii cn uracmie en hebben gediend, om voor
elke stof afzonderlijk aan te toonen, in welke mate deze
de oorzaak der uracmie zou kunnen zijn.

Het meerendeel der proeven is op konijnen gedaan cn
dc meeste onderzoekers hebben specifiek giftige werking
van verschillende stofwi.sselingsproductcn op deze dieren
gevonden. Vele konijnen kregen onder, of na de proef-

-ocr page 43-

27

neming krampen als die bij uraemie, of stierven op eene
wijze, veel gelijkende op het sterven van een lijder aan
nephritis in coma uraemicum.

Hoe ver men nu mag gaan in het trekken van vergelijkingen,
tusschen de symptomen aan het ziekbed en die bij dieren
na injectie van verschillende stoffen, is niet nauwkeurig te
bepalen.

Het gevolg hiervan is dat de conclusiün, die uit de
resultaten der proeven getrokken zijn, sterk uiteenloopen.

Er zijn onderzoekers, die, zonder hunne eigen proeven
te kunnen critiseeren, of geduld te hebben om de critiek
van anderen af te wachten, den mensch gelijk hunne
konijnen tot proefdier gemaakt hebben, door hem oplos-
singen in te spuiten waarvan dc physiologische werking
op dieren nog niet voldoende was vastgesteld.

In de mcening, dat dc „secrétion interne" der nieren
vaststaat cn dat in het niervenenbloed dc antitoxincs der
uraemie voorhanden zijn, spoten
dk LiuNKROLLES i) cn
TurbURK 1) hunne patiünten subcutaan geiten- en honden-
bloed in cn deden
Tkissikr en Frknkhl \') dit met ccn
glycerinc-cxtract van schapcnniercn. En alsof het vast-
stond dat dc uracmie ccn gevolg is van vergiftiging cn dat
het bloed dc giftige stoffen met zich voert, onttrok
Laaciik 2)
ccn zijner patiënten ccn liter bloed, om zoo ccnc „Ent-
giftung" van het lichaam tc verkrijgen.

Nadat Lindemann had medegedeeld, dat de uracmie

1) Journal de Physiol. el dc I\'ath. generale; 1901.

2) Vcrhandclungen des XII internal, med. Congress.

-ocr page 44-

28

het gevolg der hooge spanning van het bloed zou zijn,
werd van verschillende zijden aangeraden, in plaats van
isotonische, hypotonische soluties in het vaatstelsel te spui-
ten, om daardoor de spanning weer normaal te maken.
Geheel en al werd toen vergeten, dat hypotonische oplos-
singen slecht voor de roode bloedlichaampjes zijn, die
bovendien in eene hypertonische omgeving zouden verkee-
ren en daarvan dus best de spanning aangenomen konden
hebben.

Zoo zijn er telkens therapeutische aanwijzingen gegeven,
gebaseerd op onvoldoend vastgestelde feiten, die, na
eenigen tijd van zich te hebben laten spreken, weer ver-
geten zijn.

Men spreekt thans van „Nicreninsufficienz" cn bedoelt
hiermede dien toestand der nieren, waarbij niet voldoende
de stofwissclingsproductcn zouden worden geëlimineerd cn
men vermoedt, dat dc uraemie ccn gevolg hiervan is en
beschouwt een dier zonder nieren wel als het toppunt.

In hoever nu ccn dier zonder nieren tc vergelijken is
met ccn patiënt met uraemic, heb ik o. a. getracht door
proeven na tc gaan.

-ocr page 45-

HOOFDSTUK II.

Bij honden en konijnen zijn door verschillende onder-
zoekers de nieren weggenomen en is daarna de leven.sduur
van deze dieren bepaald.

Voor de keuze staande, welk dier ik als voorwerp voor
mijne proeven zou gebruiken, heb ik het konijn genomen,
omdat het, hoewel niet zoo dicht .staande bij den men.sch
als dc hond, veel gemakkelijker te verkrijgen, te verzorgen
en te hantecrcn is.

Bovendien hebben vele onderzoekers na het wegnemen
der nieren bij konijnen uraemische krampen, blindheid, enz.
waargenomen en zijn door andere onderzoekers door het
inspuiten van vergiften, toxi.schc ncphritidcs verkregen, die
veel overeenkomst vertoonen met den Morbus Brightii bij
den mensch.

Richter en Rótii i) hebben o. a. bij konijnen ver-
schillende nicrvcrgi(\\en ingespoten en daarop de afwijkin-
gen nagegaan die zij teweeg gebracht hadden; vervolgens
werd het vriespunt van het bloed bepaald. Dc resultaten,
die zij verkregen, zijn dc volgende: „Bij eene ncphritis,
die voornamelijk het vaatstcl.scl betreft (zooals door niet tc
groote hoeveelheden cantharidinc wordt opgewekt), of bij

i) Berliner klin. Wochenschrift; 1899, No. 20.

-ocr page 46-

30

een dififuus door het nierweefsel verbreide aloïne-nephritis
stijgt spoedig de moleculaire concentratie van het bloed,
terwijl er een zeker verband tusscben de hoeveelheid ver-
gift, de laesies en de concentratiegraad van het bloedserum
bestaat.

Bij eene nephritis waar meer de tubuli zijn aangedaan
(zooals verkregen wordt door het inspuiten van chroom-
zouten) ontstaat .niet zoo snel retentie van stofwisselings-
producten en blijft deze binnen nauwe grenzen, terwijl de
giftdosis, de laesie en de retentie niet evenwijdig loopen.

Volgens hen is de pathologische daling van het vriespunt
afhankelijk van de retentie van de stofwi.sselingsproducten,
niet van het keukenzout.

De resultaten van hun onderzoek kan men goed ver-
gelijken met hetgeen men bij chron. nephritis heeft gevonden.
Bij chron. interstitiüele nephritis bestaat meestal eene ver-
meerdering der N retentie en is het vriespunt normaal, of
lager dan normaal, terwijl bij chron. parench. nephritis
meestal geen vermeerdering der retentie van N en geen
verlaging van bet vriespunt gevonden wordt.

Dat bij konijnen met aloïne-nephritis een .sterkere verlaging
van het vriespunt ontstaat dan bij menschen met Morbus
Brightii komt goed overeen met het feit, dat het vriespunt
van normaal konijncnblocd niet steeds hetzelfde is cn dat
het voor mcnschenbloed vrijwel vaststaat.

Het eerste wisselt volgens vele onderzoekers nog al en
is volgens v. KoKANlJi i) afhankelijk van de temperatuur

i) Zcitschrift für klin. Medicin; Biid. 33 cn 34.

-ocr page 47-

31

en den vochtigheidstoestand van de omgeving, van het
jaargetijde enz.

liij ongeveer veertig konijnen bepaalde hij met flscll
en Moricz het vriespunt van het bloed en vond:
iXo.S4°C. 6xo.58°C. S X 0.62° C.
2 X 0.55° C. 3 X 0.59° C. 3 X 0.63° C.
7 X 0.56° C. 5 X 0.60® C. i X 0.64° C.
5X0.57°C. 2Xo.6i°C. 1x0.66" C. en IX0.67°C.

Richter en Róth i) vonden getallen tusschen 0.54° C.
en 0.59® C.

A. Hickel geeft waarden op voor het bloedserum
van normale konijnen, wisselend tusschen — 0.46°
C. cn
— 0.6i®C.

Hamburger 3) heeft —0.556° C. en — 0.578° C. gevon-
den,
Winter ••>) — o.57°C.

llONNANi\'») en JacoaNGEU-\') bij 7 konijnen — 0.610° C.
tot — 0.632° C.

Verder heeft V. KORANIJI \') gevonden, dat bij konijnen,
nadat dc nieren zijn weggenomen, het vrie.spunt van het
bloed snel daalt.

Hij voederde konijnen gedurende twee dagen met ecu
soort voedsel, of gaf geen voed.scl, nam dan dc niercji
weg, doodde dc dieren 5 ïl 6 uur na deze operatic cn
bepaalde het vrie.spunt. Dc volgende tabel geeft zijne resul-
taten weer.

1) Berliner klin. Wochenschrift; 1899, No. 30.

2) Deutsche med. Wochenschr.; 1901.

3) Hamiiurokr. Osmotischer Druck und Jonenlehre; 1902.

4) Berliner klin. Wochenschr.; 1899, No. 5.

-ocr page 48-

32

2 dagen geen
voedsel.

Kool-
hydraten,

Haver.

Olie.

Som.itose.

— 0.65

— 0.65

0.67
0.68

-o.6o
•o.6o
-0.62

0.76
•079

c
O

VI

TD •
O) (n

O .5

(L)

f- ^

li

^ tx)

O,

tn
<u

— 0.65

— 0.66

— 0.67

— 0.67

— 0.70

— 0.71

— 0.74

— 0.75

Uit deze proeven blijkt, dat dc daling van het vric.spunt
in hooge mate afhankelijk is van de soort van het voedsel.

Door curare in te .spuiten en zoo dc .stofwi.s.scling te
verminderen heeft hij 1) gevonden, dat dc konijnen, die dc
grootste niet doodelijkc hoeveelheid kregen, na het weg-
nemen der nieren het langst in het leven bleven en dat
op gelijke tijden na het wegnemen der nieren het vric.s-
punt het minst abnormaal Was bij die dieren, welke hij
dc grootste hoeveelheid had ingespoten.

In de volgende tabel vindt men zijne opgaven; dc
Romein.sche cijfers geven dc proeven aan, die gelijktijdig
genomen werden.

I) Berliner klin. Wochenschr.; 1899, No. 36.

-ocr page 49-

33

Proef.

Dier,

Curare
oplossing
in c
,M\',

Tijd van het
bloedonder-
zoek na het
wegnemen
der nieren.

Vriespunt
van het
arter. gedef, bloed.

Levensduur
in uren na het
wegnemen
der nieren.

I

I

0

24

— 0.70° c.

60

2

0-33

24

— 0.70® c.

104

II

3

0

54

-o.74°C.

90

4

0.33

54

— 0.68\'» C.

94

III

5

O

48

— 0.68\'\' C.

84

6

0.50

48

— 0.65° C.

104

7

0,75

48

— 0.63® C.

72

IV

8

0

24

-0.63° C.

72

9

I.—

24

— 0.59® C.

79

10

1.50

24

— 0.58° C.

81

Uit dc resultaten van deze onderzoekingen iliaak ik op, dat,
als men den gemiddelden levensduur voor konijnen zonder
nieren wil vaststellen, de proefdieren ecnigen tijd voor dc
operatic geen voedsel meer mogen krijgen cn dat ook na
het wegnemen der nieren hun alle voedsel moet onthou-
den worden.

In eenige proeven heb ikzelf ondervonden, dat konij-
nen, die voedsel blijven gebruiken, nadat dc nieren weg-
genomen zijn, nu eens na twee, dan weer na drie dagen,
.soms binnen ddn dag .sterven, cn heb ik opgemerkt, dat
dc mcc.stc gaarne water drinken, als zij geen voedsel krijgen.

-ocr page 50-

34

Om mijne proeven zoo betrouwbaar mogelijk te maken
worden de proefdieren \'s zomers en \'s winters in een koel
vertrek bewaard.

Voordat een konijn tot proefneming dient, heeft het
minstens twee weken in dat verblijf gehuisd. Bijna steeds
worden volwassen, niet-zwangere konijnen gebruikt, daar
deze laatste voor elk ingrijpen veel gevoeliger zijn.

De voeding is bet geheele jaar, zoo goed \'t kan, dezelfde;
groen voer en brood.

Ongeveer vier en twintig uren vóór de operatie wordt
het konijn geplaatst in een hok waarvan de bodem be-
staat uit gaas, zoodat urine en faeces buiten zijn bereik
vallen, daar een konijn zijn eigen faeces als voedsel niet
versmaadt.

In dit hok wordt een bakje met water geplaatst, waar-
van de meeste konijnen met graagte drinken.

De operatie geschiedt buiten narcosis.

Nadat dus een konijn ongeveer vier cn twintig uren
heeft gevast, wordt het op eene operaticplank met den
rug naar boven gebonden. Van af de onderste ribben
worden nu distaalwaarts de haren over een breedte van lO
en een lengte van 7 c.M. weggeknipt en wordt de huid ge-
.schoren en met sublimaat-oplossing (i
: ICXX)) gewasschcn. 1)

Door palpatic zijn dc meestal zeer beweeglijke nieren
gemakkelijk tc vinden. Dc rechter nier ligt iets meer proxi-
maal en is iets moeilijker te verwijderen dan de linker.

Na dc huid cn het subcutanc celweefsel op ongeveer 2

i) Cf. Krause, Die Anatomie des Kaninchen.

-ocr page 51-

35

c.M. afstand van en parallel aan de wervelkolom over eene
lengte van 4—5 c.M. te hebben gekliefd, en na de bloe-
dende vaatjes te hebben afgeknepen, worden de dwarse
buikspieren gemakkelijk van de lange rugspieren geschei-
den, en komt men op eene vetlaag, waaronder de nier zich
bevindt.

Door deze vetlaag ziet men zeer dikwijls een arteria,
een vena en een nervus lumbales evenwijdig aan de ribben
loopen : deze worden, na omsteking, dubbel onderbonden en
doorsneden. Waar zij niet direct in het midden van het
operatieveld liggen, wordt dc fascie parallel aan den rib-
benboog gespleten.

Nu wordt zonder veel moeite deze opening stomp ver-
wijd en de nier door dc gemaakte opening geluxeerd,
daarna dc capsula adiposa afgepeld, arteria, vena cn ureter
met ccn draad afgebonden en de nier afgeknipt.

Met twee doorloopcnde hechtingen worden spieren en
huidwond gesloten.

De geheele operatic duurt 20—30 minuten.

Na afloop zijn dc konijnen soms wat stijf, doch meestal
springen zij, op den grond gezet, rond, alsof niets gebeurd is.

Allereerst wordt cr na dc operatic op gelet of cr kram-
pen optreden, zooals b.v. A.
BlCKKL i) c. a. bij konijnen
zonder nieren gezien hebben, voorts wanneer dc konijnen
slaperig, wanneer zij lam worden cn wanneer zij sterven.

Van het bloed, dat verkregen wordt door dc dieren dc
carotidcn tc openen, of door strijken uit dc vena cava infe-

i) Dculschc mcd. Wochcnschrift; 1901.

-ocr page 52-

36

rior na den dood in een reageerbuisje kan opgevangen
worden, wordt geregeld het vriespunt bepaald.

Vele onderzoekers hebben met het toestel van Beckmann
het vriespunt van het bloed bij mensch en dier in physio-
logische en pathologische omstandigheden bepaald en zijn
tot zeer uiteenloopende resultaten gekomen.

Hoogstwaarschijnlijk is dit voor een groot deel hieraan
te wijten, dat men bij het bepalen van het vriespunt zoovele
fouten kan maken. Waar verscheidene onderzoekers voor
eenvoudige oplossingen zooals van i ^
Jq keukenzout of
3.3 % rietsuiker verschillen vinden tot 0.03° C., die niet
toegeschreven behoeven te worden aan het feit, dat zij van
verontreinigde grondstoffen uitgegaan zijn, daar is het te
begrijpen, dat men bij eene zoo samengestelde vloeistof als
het bloed grootere afwijkingen vinden kan.

Wat de beste methode is om het vriespunt te bepalen,
wordt verschillend opgegeven.

De wijze, waarop door mij het vriespunt bepaald wordt,
is met enkele kleine wijzigingen meestal aldus gcwee.st.

Het koelbad wordt samengesteld uit fijn geslagen ijs
en eene verzadigde keukenzout-oplossing, zooals
loo.mi.s,
Raoult, Nernst
en Ahegg hebben aangeraden, waardoor
dit een temperatuur tu.sschen — 3° C. cn — 5® C. verkrijgt.
Wordt het koelbad ongeveer — 2® C., dan duurt eene enkele
vricspuntbcpaling zeer lang; is daarentegen het koelbad,
zooals andere schrijvers opgeven, samengesteld uit ijs en
zout, en wordt hierdoor eene temperatuur lager dan — 10® C.
verkregen, dan geschieden de bepalingen wel is waar zeer
snel, maar worden bij dc verschillende bepalingen met dén

-ocr page 53-

37

vloeistof zeer groote verschillen gevonden, fouten die door
mij aan niets anders kunnen worden toegeschreven, dan aan
de lage temperatuur van dc omgevende ijsmassa.

B.v. bij twee bepalingen van hetzelfde artericele gedefi-
brineerde bloed:

Koelbad — iO° C. Onderkoeld tot — 4.3° C., langzaam
roeren. Vriespunt — 0.68° C.

Koelbad — 4° C. Onderkoeld tot — 2.5° C., langzaam
roeren. Vriespunt — 0.65° C.

Het tc bepalen bloed wordt steeds, wanneer het niet
arteriüel is, met lucht geschud, om het voldoende zuurstof-
houdend te doen zijn, daar, zooals b.v.
IIamuurger cn
I. Kovacs 1) hebben aangetoond, het Co^ houdende bloed
ecn lager vriespunt bezit, dat het zuurstofhoudende.

Bij enkele bepalingen, waar het bloed niet voldoende
zuurstof bevat, omdat cr nog zwart-blauwe coagula in drijven,
en dus niet het vriespunt van artcrii-\'cl bloed bepaald wordt,
vindt men dit bij dc proeven aangcteckcnd. Bovendien
vind ik bij bepalingen van het bloed met .stolsels grootere
afwijkingen.

Als voorbeeld voor de fouten van bloed met stolsels:

Koclb.id. Onderkoeld. Vric.spunt.

Eerste bepaling. — 5° C. — C. — 0.72° C.

Tweede „ — 4°C. —3° C. _o.7S°C.

Derde „ — 4® C. — i .6° C. (gcünt) — 0.71 ° C.

Vierde „ — 4°C. — i.2\'\'C. „ — o.7o\'\'C.

i) Ikrlincr klin. Wochcnschr.; 1902.

-ocr page 54-

38

In het bloed wordt onder het bepalen een platina lis
meestal 20 tot 30 malen per minuut op cn neer bewogen,
daar men bij sneller roeren meestal een minder laag vries-
punt dan bij langzamer op en neer bewegen vindt. Ook
hierbij werden door mij verschillen van 0.01° C. tot 0.02° C.,
onder overigens gelijke omstandigheden, waargenomen.

Verder wordt aangegeven, dat, als men niet te veel tijd
met eene bepaling wil zoek brengen, men moet enten,
d. w. z. een stukje ijs in de te onderzoeken vloeistof werpen,
als hiervan de temperatuur beneden het te verwachten
vriespunt is gedaald. Hoewel vele onderzoekers aannemen
dat hierdoor geen fouten te maken zijn, werd o. a. door
mij het volgende gevonden.

Van eene hoeveelheid ossenbloedserum worden 4 porties
genomen en van elk wordt het vriespunt bepaald:

Koclbad. Onderkoeld. Vriespunt.

Portie I. dr —4°C. —2° C. en geünt —0.55® C.
„ II. d: —4°C. — 2.40®C. „ „ _o.535\'>C.
„ III. ifc-4°C. — 2.20°C. „ „ -0
.57" C.
„ IV. db —4"^ — 2.20®C. „ „ —0.56® C.

Niet steeds *vorden echter deze verschillen gevonden cn
dikwijls gebeurt het, dat bij twee malen enten dezelfde
waarde gevonden wordt.

Bij mijne bepalingen werd dus als regel niet gcL\'nt.

Door Loomis wordt verder nog aangeraden, om bij het
dalen der kwikkolom tegen den thermometer tc kloppen, cn
door
Nernst cn Akegg ook bij het stijgen. Evenals Raoult
heb ik ondervonden, dat hierdoor fouten kunnen ontstaan.

-ocr page 55-

39

Allereerst kan door kloppen tegen den thermometer,
wanneer de kwikkolom daalt, een gedeelte van het kwik
in de capillaire buis afbreken en daar blijven staan, terwijl
men bij het kloppen, als de kwikkolom stijgt, de grootste
onregelmatigheden, zelfs bij bepalingen van gedestilleerd
water, vinden kan.

Steeds werden dc thermometers gecontroleerd met het
vriespunt van gedestilleerd water. Bij dc eerste onderzoe-
kingen, waarbij ccn thermometer met vast nulpunt gebe-
zigd werd, na drie of vier seriën bepalingen, bij de latere
onderzoekingen, waartoe een thermometer met in te stellen
nulpunt gebruikt werd, bij elke serie bepalingen.

Met beide thermometers heb ik de fouten, hierboven
aangegeven, kunnen vinden.

-ocr page 56-

HOOFDSTUK III.

Waarnemingen omtrent konijnen na het
wegnemen der nieren.

Proefdier I wordt zeer ziek gedood, 89 uren na het
wegnemen van beide nieren. Het vrie.spunt van het bloed-
serum dt — 0.79° C.

Middelgroot konijn, op 29 X 1900, 4 uur namiddags, beide
nieren weggenomen, eerst de linker, waarbij het peritoneum
geopend wordt, daarna de rechter.

Duur van de geheele operatic niet langer dan 40 minuten.

30 cn 31 X niets bijzonders te bemerken; het konijn neemt
w.it water tot zich cn springt in het hok.

1 XI. Het konijn zit rustig, beweegt zich weinig, heeft
vergeleken bij andere konijnen geen verhoogde reflexen,
geen krampen, weigert uit dc hand te drinken. 6 uur na-
middags geen verschijnselen die doen denken aan uracmie.

2 XI..\'s Morgens half negen ligt het konijn met lamme
achterpooten in het hok. Hartslagen zeldzamer dan bij ge-
zonde konijnen, eveneens dc .idcmhaling, die oppervLikkig
is. Reflexen (ook corncarcflex) aanwezig, niet verhoogd.

Het konijn gedood door het openen van dc linker arteria
carotis. Het bloed wordt steriel opgevangen, stolt zeer snel.

Obductie. Het hart leeg, linker kamer sterk gecontra-
heerd, rechter slap. Longen bleek, donzig a.mvoelcnd. Geen
vloeistof tusschen de pleur.ibladen, of in het peritoneum. Dit
laatste glad en glanzend. Maag leeg, sterk gecontraheerd,

-ocr page 57-

41

geen hyperaemischc plekken, darmen weinig, alleen het coe-
cum goed gevuld. In \'t rectum gevormde faeces. Hepar
normaal van vorm en kleur. Operatiewonden vertoonen geen
ettering, alles goed verkleefd. Geënt uit het subcutane cel-
weefsel bij dc rechter en linker operaticplaats op vasten
voedingsbodem en deze geplaatst in een broedstoof bij 37".
Hierop is na 24 en 2 X 24 uur geen culture opgekomen.

Het in een glazen kolfje steriel opgevangen bloed wordt
met wattenprop afgesloten en bewaard, omgeven door ijs.
Na 14 uur heeft zich voldoende serum afgescheiden om
hiervan het vriespunt te bepalen.

Driemaal bepaald:

cr=—0.79-0. <r = —o.79«c. cr = —0.785» c.

Proefdier II wordt 96 uren na het wegnemen van
beide nieren, nog volmaakt gezond, gedood. Het vries-
punt van het gedefibrineerde bloed — 0.74® C.

3 XI 1900, 4 uur \'s middags, bij een gezond konijn beide
nieren weggenomen. Geen bloeding.

4 en s X! drinkt het konijn weinig water en loost het
gevormde faeces.

6 XI. Het konijn schijnt volma.ikt gezond te zijn, springt
rond in zijn hok, weigert tc drinken, knabbelt veel aan het
hout van het hok.

7 XI \'s middags 4 uur: het dier nog normaal. Dood door
verbloeden uit arteria carotis. Het bloed steriel opgevangen
en direct gedefibrincerd met steenliagel.

Obductie. In het peritoneum een gele vloeistof ongeveer
22 cM.\'"«, w.iarvan hel vriespunt — 074» C. 2 x bepaald.

Het h.irt slap, bloedleeg. Geen macroscopische veranderingen
aan de longen of de lever. Op de serosa van de darmen
kleine bloedingen, het peritoneum overigens glad cn glanzend.
De wonden vertoonen geen ettering; enting uit \'t subcutane
celweefsel bij de operatiewond ^»ccft negatief rcsulta.1t.

Direct na \'t opvangen \'t vriespunt van hel gedcfdirineerde
bloed bepaald —0.74* C. (2 x). Quantiteil van het bloed 65 cM-i.

-ocr page 58-

42

Proefdier VI leeft langer dan 102 en korter dan
112 uren na het wegnemen van beide nieren. Het vries-
punt van het zuurstofhoudende bloed — 0.82° C.

Zeer zorgvuldig op 27 XI 1900, \'s middags 3 uur, bij een
gezond konijn beide nieren weggenomen.

1 XII, \'s avonds 9 uur, dus 102 uren na de operatie
konijn nog normaal, geen krampen. Het heeft veel water
gedronken en gevormde faeces geloosd.

2 XII, \'s morgens 7 uur, dood gevonden, 112 uren na
operatie.

Obductie. In het abdomen een rood gekleurde vloeistof,
waarvan het vriespunt —0.84" C., ü —0.85C. is. Het bloed
opgevangen uit de vena cava inferior, die over eenige centi-
meters is vrij geprepareerd. Vriespunt na doorblazen van
lucht — 0.8200.

De organen zijn veel donkerder gekleurd, dan van de
konijnen die door verbloeden zijn gedood. De teekening
van de lever is normaal, linkerkamer v.-in het hart (waarin
een coagulum) gecontraheerd, andere gedeelten slap en gevuld
met stolsels.

Proefdier VIII wordt 100 uren na het wegnemen van
beide nieren, nog in vrij goeden .staat, gedood. Het vries-
punt van het gedefibrineerde bloed db — 0.78° C.

16 XII 1900, ii uur voormiddags, worden bij een konijn
(gewicht ^2,5 kgr.) beide nieren zonder sterke bloeding weg-
genomen. Gedurende de volgende dagen drinkt het konijn
veel water.

Niet zeer ziek wordt konijn gedood 20 XII, 3 uur \'s namid-
dags; het had naar schatting eenige uren langer kunnen
leven. Uit de arteria carotis 60 c.M.\' bloed opgevangen, dat
d.adelijk gedefibrineerd wordt. Uit dc buikvaten nog vol-
doende bloed tc verkrijgen om het vriespunt te bep-ilcn, dat
na doorblazen van lucht tweemaal bep.i.ild wordt: —0.78*0.
en —0.775® C.

-ocr page 59-

43

Obductie, Geen vocht in de pleurae of in het peritoneum.
Dc organen bleek gekleurd, de leverteekening nog duidelijk
aanwezig. De maag en de darmen leeg, behalve het coecum.
In het rectum gevormde faeces. De linkerkamer van het
hart gecontraheerd, de rechter slap cn deze evenals de beide
voorkamers met stolsels gevuld.

Proefdier X leeft na het wegnemen der nieren lan-
ger dan 80 en korter dan 96 uren. Bij operatie vrij sterk
bloedverlies. Het vriespunt van het bloed, verscheidene uren
na den dood uit dc vena cava inferior gestreken, na zuur-
stof doorvoeren, dr — 0.86° C.

Geopereerd 22 I 1901, 10 uur voormiddags. Bij het weg-
nemen van dc linker nier ontstaat een vrij sterke bloeding
en wordt het peritoneum geopend.

80 uren post operationeni is het konijn, naar het schijnt,
niet ziek, wordt echter 26 1, \'s morgens 10 uur, dood in het
hok gevonden.

Obductie 100 uren na operatic. In het .ibdomen wordt op
de plaats van de linker nier een retro- cn intraperitoneaal coa-
gulum gevonden, ter grootte van een hazelnoot, waarmede
enkele darmlisscn verkleefd zijn. De lever .is rood, met witte
vlekken .lan de oppervlakte, ook daar, waar niet speciaal de
ribben gedrukt hebben. De maag gecontraheerd, dc inhoud
brijachtig, postmortale necrose v.in den maagwand.

Alle afdeelingcn van het hart groot, bleek, geen macros-
copische afwijkingen. Geen vloeistof in de pleurabl.idcn. Dc
longen helrood behalve dc weinig cmphyscmatcuze randen.

GcCnt uit dc beide operatieplaatsen op vasten voedings-
bodem; na 2 X 24 uur geen culture opgekomen. Uit dc
buikvaten bloed gestreken; vriespunt na doorblazen van lucht
— o.87\'\'C. en — o.86«C.

Proefdier XI leeft langer dan 80 cn korter dan 96
uren, na dubbelzijdige ncphrcctomic. I Iet vric.spunt van het

-ocr page 60-

44

bloed uit de buikvaten, na lucht doorblazen, ongeveer
-o.79°C.

Op 2g I 1902, half twaalf voormiddags, bij een konijn van
2.6 kgr., beide nieren weggenomen; operatie vlot in 20 mi-
nuten afgeloopen, geen bloeding.

30 I. Het konijn drinkt weinig en heeft normaal gevormde
faeces geloosd.

I II, \'s middags 2 uur, zit het konijn in elka.ir en is ziek;
het wordt 2 II, \'s morgens 9 uur,, dood gevonden.

Obductie. Wonden per primam genezen, geen vocht in de
pleurae of in het peritoneum; niets bijzonders te zien aan in-
wendige organen.

Het vriespunt van het bloed uit de vena cava inferior na
lucht doorblazen 3 maal bepaald: —0.79® C., —0.78 C.,

— 0.79» C.

Proefdier XII leeft na het wegnemen van beide
nieren langer dan 74 en korter dan 89 uren. Het vries-
punt van het bloed uit de vena cava inferior, na lucht
doorblazen, — 0.79° C.

Middelgroot konijn, geopereerd 2 II 1901, \'s middags 3 uur.
Beide nieren worden gemakkelijk te voorschijn gebracht cn
weggenomen.

3 en 4 II niets abnormaals te zien. Hei konijn gebruikt
weinig water.

Zit 5 II, 5 uur \'s middags, in elkaar gedoken en is ziek.

Wordt 6 II, \'s morgens 8 uur, dood gevonden.

Obductie. Geen vloeistof in het peritoneum, of in de pleurae,
een weinig in het pericard. Macroscopisch geen afwijking aan
dc inwendige organen; dc wonden per primam genezen.

Geënt uit dc vloeistof in het pericard cn uit hót bloed van
de rechter kamer. Na 2 X 24 uur bij 37® geen culture.

Driemaal het vriespunt bepaald van het bloed uit de vcna
cjiva verkregen, na zuurstof doorvoeren: — 0.79" C., — 0.81" C.,

— 0,79° C.

-ocr page 61-

45

Proefdier XVII leeft na dubbelzijdige nephrecto-
mie korter dan 64 uren. Het vriespunt van het bloed uit
de vena cava inferior, na lucht doorblazen, ongeveer
— 0.73° C. Bij operatie sterke bloeding.

Een gezond groot konijn worden beide nieren geöxstirpeerd
op 30 III, 4 uur \'s middags. Hierbij ontstaat eene sterke
bloeding uit de linkerwond. Gedurende het leven niets bij-
zonders, gevormde faeces.

2 IV wordt het \'s morgens 8 uur dood gevonden in het hok,
is nog warm en ligt als andere konijnen met de achter-
pooten recht naar achteren uitgestrekt. Levensduur na het
wegnemen van beide nieren korter dan 64 uren.

Het vriespunt uit de buikvaten na zuurstof doorvoeren twee-
maal bepaald: — 0.73\'» C., — o. 73® C.

Doodsoorz.i.ik onbekend. Het sterke bloedverlies bij de
operatie is misschien mede oorzaak van den vroegen dood
geweest.

Proefdier XXV leeft na het wegnemen der nieren
ongeveer 45 uren en sterft zonder krampen.

Een gezond, vrij vet konijn op 17 VIII, \'s middags 3 uur,
beide nieren weggenomen.

Is 18 VIII nog vrij wel.

19 VIII, \'s morgens vroeg ziek: zit in elk.i.ir gedoken, is
om 10 uur lam aan de achterpooten en sterft om 12 uur
zonder kr.ampen.

Hij obdudie is niets van infectie te bespeuren. Enting van
het vocht uit het peritoneum, dat in kleine hoeveelheid aan-
v/ezig is, geeft negatief resultaat. M.icroscopisch geen af-
wijkingen aan dc organen tc bespeuren. In het rectum geen
dunne facces.

Proefdier XXIX leeft 92 uren zonder nieren, .sterft
zonder krampen. Het vric.spunt van het bloed uit dc vena

-ocr page 62-

46

cava inferior, niet geheel met zuurstof verzadigd, ongeveer

— 0 92°C.

Een vet konijn geopereerd i IX, ii uur \'s morgens. Vlot
worden beide nieren weggenomen.

Het dier sterft 5 IX, \'s morgens 7 uur, zonder krampen,
die ook tijdens het leven niet waargenomen zijn.

Obductie, 2 uren post mortem. Geen macroscopische afwij-
kingen. Het bloed uit de vena cava inferior opgevangen is
reeds gedeeltelijk gestold.

Het vriespunt bepaald van het bloed met stolsels, nadat
er lucht doorgeblazen is, echter niet zooveel dat alle kool-
zuur is ontweken, daar de stolsels zwart gekleurd blijven:
— 0.92° C.

Proefdier XLI is, nadat het 100 uren zonder nieren
geleefd heeft, stervende. Gedood door verbloeden. I Iet vries-
punt van het gedefibrineerd carotisbloed ongeveer —
0.78° C.

Een konijn, wegende 2.5 kgr., worden op 15 X, \'s middags
5 uur, beide nieren weggenomen. Dc operatic loopt vlot in 25
min. af. Het dier is tot 19 Oct., \'s avonds 7 uur, nog vrij goed,
zit dan in elkaar, is om 8 uur lam aan achterpooten, en on»
9 uur stervende. Ademhaling 64, hartsl.igen 100 in de minuut.
Het konijn reageert weinig op aanraken, heeft geen krampen,
geen verhoogde reflexen. Normale faeces.

Bij een koelbad van — z" C. wordt voor het vriespunt van
het gedefibrineerde bloed — 0.78» C, — 0.79° C. en — 0.78" C.
gevonden.

Proefdier XLII leeft langer dan 80 cn korter dan
90 uren zonder nieren. Het vrie.spunt van het bloed uit
de vena cava inferior, na lucht doorblazen, ongeveer

— 0.9i®c.

Op 21 X, 3 uur \'s namiddags, beide nieren weggenomen
bij een konijn van 2.3 kgr. Operatie vlot. Na afloop drinkt

-ocr page 63-

47

het konijn gretig water. 22, 23 en 24 Oct. is niets aan het
konijn te zien, wat zou duiden op uraemie. Normaal ge-
vormde faeces. (Het dier wordt op 25 X om 8 uur \'s morgens
dood gevonden, het leefde 24 X \'s avonds 10 uur 30 nog).
Bij
obductie om 10 uur is het konijn nog warm en weegt
1.9 kgr.

Het vriespunt van het bloed uit de vena cava inferior
— o.93»C., — o.9i<\'C. en —0.9 i\'C.

Proefdier XLVII sterft nadat het 97 uren zonder
nieren heeft geleefd.

Dubbelzijdige nephrcctomie op 6 IX, \'s namiddags half 4,
zonder eenige bloeding. Het konijn drinkt de volgende dagen
veel water cn stertf 10 XI, \'s middags half vijf, evenals de
meeste andere konijnen met de achterpootcn naar achteren
gestrekt, zonder krampen.

Geen obductie verricht, geen vriespunt bepaald.

Proefdier XLVIIl leeft 94 uren zonder nieren, is dan
zeer ziek, latn aan achterpootcn. Met vriespunt van het
blocd.scrum — 0.80® C.

Op 10 II 1902, \'s .avonds 9 uur, beide nieren weggenomen
bij een konijn van 3.4 kgr. De operatic geschiedt zonder
veel bloeding, de aseptiek la.at echter te wenschen over. Na
atloop is het konijn dorstig.

14 II, \'s avonds 7 uur, lam .i.in .-ichterpooten. Gedood door
verbloeden.

Obductie. De maag en dc darmen, behalve het coecum
dat sterk gevuld is, bevatten slechts een weinig slijmerig
vocht. In het onderste deel van het rectum nonnaal ge-
vormde facces.

Aan dc andere organen geen macroscopische afwijkingen. Het
bloed uit dc arteria carotis wordt op ccn koele pKiats in ccn
goed gesloten glazen vat weggezet en omstreeks 40 uren later

-ocr page 64-

48

wordt het vriespunt van het serum bepaald: —0.80°C. en

— 0.80® C. Geënt uit het bloed uit rechter voorkamer: na
2 X 24 uur geen culture opgekomen.

Proefdier LI leeft na het wegnemen van beide nieren
korter dan 60 uren. Het vriespunt van het bloed uit de
vena cava inferior, waarin stolsels, die nog koolzuurhou-
dend zijn, — 0.90° C.

Bij een konijn van 3.7 kgr. op 6 III 1902, \'s avonds
8 uur, beide nieren weggenomen. Operatie vlot, geen bloeding.
Dood gevonden 9 III, \'s morgens 8 uur.
Obductie 9 III,
10 uur 30 min. Geen vloeistof in het peritoneum, of in de
pleurabladen. Het linkerhart goed gecontraheerd, het rechter
slap. De lever donker gekleurd, de maag en de darmen leeg,
behalve het coecum. De longen normaal; het bloed ver-
zameld uit buikvaten, gedeeltelijk nog koolzuurhoudend door
de stolsels. Vriespunt — 0.90® C.

GeCnt uit rechter voorkamer op Vcosten voedingsbodem: na
2 X 24 uren geen culture opgekomen.

Proefdier LII is lOi uren na dubbelzijdige nephrectomie
zeer ziek, lam aan achterpooten, reageert bijna niet meer.
Gedood. Het vrie.spunt van het bloedserum —0.80®C,

Bij een konijn van 4 kgr, op 11 III, \'s namiddags 3 uur,
vlot, zonder bloeding, beide nieren weggenomen,

12, 13 cn 14 Maart; het konijn drinkt weinig water, faeces
goed- gevormd, behalve 14 III, waarop zij een weinig weckcr
van consistentie zijn.

15 III \'s avonds 7 uur l.mi .lan .ichtcrpooten, om half negen
stervende: gedood door verbloeden. Obductie niet verricht.
Vriespunt van liet bloedserum ongeveer 40 uren p. mortem

— 0,80® C.

Een duidelijker overzicht van dc verkregen resultaten
geeft dc volgende tabel:

-ocr page 65-

Proefdier
No.

Levensduur
zonder nieren
in uren.

Vriespunt van het bloed
of andere vochten
in graden C.

Opmerkingen.

I,

October.

Langer dan 89 u.

— 0.79: gedefibrineerd
slagaderlijk bloed.

Zeer ziek, lam aan achter-
pooten.

II.

November.

Langer dan 96 u.

— 0.74: gedefibr.
slagaderlijk bloed.

Bij het dooden nog vrij wel.

VI.

November.

tusschen
102 en 112 uren. \'

— 0.82: bloed uit v. c. inf.
— 0.84: vocht uit buikholte.

Gestorven. Door het bloed
voldoende lucht geblazen.

VIII.
December.

langer d.-in 100 u.

—0.78: bloed uit v. c. inf.
na het doorblazen van lucht.

Is niet zeer ziek.
Gedood.

X.

Januari.

tusschen
80 en 96 uren.

— 0.86: v, c. inf. bloed.
Lucht doorgevoerd. Ver-
scheidene uren p. mortem.

Retroperitoneaal coagulum.
Gestor\\-en.

XI.

Januari.

tusschen
80 en 94 uren.

Gestorven,

XII.

Februari.

tusschen
74 en 89 uren.

— 0.79: bloed uit v. c. inf.
zuurstof houdend.

Gestorven.

XVII.
Maart.

64 uren.

— 0.73: bloed uit v. c. inf.
zuurstof houdend.

Bij oper.itie sterk bloed-
verlies. Gestorven.

XXV.
Augustus.

45 uren.

Gestorven.

XXI.X.
•September.

92 uren.

— 0.92: bloed met stolsels.

Gestorven.

XLI.
October.

100 uren.

— 0.78: carotis bloed.

Zeer ziek. Gedood.

XLII.
October.

tusschen
80 en 90 uren.

— 0.84: bloed uit v. c. iiif.

Gestorven.

XLVII.
November.

97 uren.

Gestorven.

XLVIIJ.
Pebruari.

94 uren.

— o.So: bloedserum.

Zeer ziek. Gedood.

LI.
Maart.

korter dan 60 u.

— 0.90: bloed met stolsels.

Gestorven.

LH.
•M.iart.

101 uren.

— 0.80: carotis bloed.

Zeer ziek. Gedood.

\\ -

-ocr page 66-

50

Hieruit meen ik te mogen opmaken:

I. Dat een konijn zonder nieren nog eenige dagen
leven kan en dat, als men de voorzorgen neemt, die vroe-
ger door mij zijn opgegeven, de levensduur ongeveer 96
tot 102 uren kan bedragen. Van deze 16 proefdieren
stierven 9 binnen 97 uren na het wegnemen der nieren;
waren 4 zeer ziek resp, na 89, 94, 100 en 101 uur na het
wegnemen der nieren, twee nog vrij wel na re.sp. 96 en
100 uren en leefde één be.slist langer dan 102 uren zonder
nieren.

n. Dat het jaargetijde van weinig belang schijnt te zijn:
deze proeven in verschillende maanden genomen gaven geen
groot verschil onderling.

ni. Dat ook het gewicht van geen invloed is, indien
men goed gezonde konijnen neemt: noch dc zwaarste, noch
de lichtste gaven duidelijk verschil onderling.

IV. Dat het vriespunt van het bloed na dubbelzijdige
nierex.stirpatie langzaam daalt cn dat de proeven, waarbij
het vriespunt van het zuurstofhouflende bloed bepaald is,
uitwijzen, dat de konijnen ziek zijn en sterven bij ecn
vriespunt van het bloed van —o 80° C. tot — o.8s°C.

V. Dat het vric.spunt van het slagaderlijke bloed meestal
minder laag is dan van het veneuze bloed, ook al is lucht

-ocr page 67-

51

doorgeblazen, en dat het zeer laag i.s, als in het te bevriezen
bloed zich coagula bevinden, die niet geheel met zuurstof
verzadigd zijn.

Uit andere proeven mogen hier nog vermeld worden:

Proefdier XIV, dat op i III, \'s morgens lo uur, de
beide nieren zijn weggenomen, en dat op 4 III, \'s middags
4 uur, dus 78 uren zonder nieren levende, volmaakt gezond
is. Door verbloeden gedood: het vriespunt van het ge-
defibrineerde bloed is — 0.72° C.

Proefdier XV, waarbij op 22 III, \'s niorgens ii
uur, dubbelzijdige nephrectomie is verricht, en dat op
25 III, \'s middags 3 uren, volkomen gezond, gedood is.
76 uren na dc operatic is het vric.spunt — 0.66° C.
— 0.65® C.

Proefdier XXII, dat 21 IV gedood is, nadat het 95
uren zonder nieren heeft geleefd. 93 uren na het wegne-
men der nieren is het reeds zeer ziek. Ilct vriespunt van
het gedefibrineerde bloed —o8i°C.

Proefdier XXXIX, dat 13 X gestorven is, 95 uren
zoiuler nieren levende.

Proefdier XLV, dat 2 XI gc.storvcn is, na 96 uren
zonder nieren tc hebben geleeftl.

-ocr page 68-

52

Waaruit blijkt, dat konijnen 3 dagen zonder nieren
levende nog vrij gezond kunnen zijn, als het vriespunt van
het bloed nog niet gedaald is tot —0.80° C.

Verder is door mij gezien, dat de konijnen tot eenige
uren vóór den dood nog vrij gezond zijn en dat de dood
kort na de verlamming der achterpooten volgt.

-ocr page 69-

HOOFDSTUK IV.

Onderzoek naar de giftigheid van het bloedserum
en van het gedefibrineerde bloed van dieren
zonder nieren.

Om na tc gaan of cr in het h\'chaam van konijnen zonder
nieren giftige stoffen geproduceerd worden, zijn cr allereerst
door mij proeven met het scrum en met het gedefibrineerde
bloed genomen.

Zooals uit het voorgaande hoofdstuk blijkt, leven konijnen,
als men ze de nieren heeft weggenomen, niet veel langer
dan vier dagen en kan men aan de verlannning der achter-
pooten bemerken, dat het einde nadert.

De konijnen heb ik, nadat zij eenige dagen zonder
nieren hadden geleefd of .stervende waren, door verbloeding
uit dc carotis gedood cn het bloed .steriel opgevangen.

Mijne eerste proeven zijn met het bloedserum genomen.
Om zooveel mogelijk steriel bloedserum tc verkrijgen, wordt
het bloed opgevangen in ccn glazen cylindcr, waarin een
geperforeerde glazen stempel past.

Nadat het bloed gestold is, wordt de stcmj)cl in het
vat geplaatst, met ccn gewicht bezwaard en alles omgeven

-ocr page 70-

54

met ijs. In vier en twintig uren wordt uit de 60 tot
70 C.M3 bloed, die ik gemiddeld van een konijn kon
opvangen, de helft serum geperst. Deze hoeveelheid serum
wordt nu bij een konijn zonder nieren in één of meer
oorvenen ingespoten. Hiervoor wordt gebruikt een glazen
buret verbonden door een slangetje met eene injectie-naald.

Proefdier XVI beide nieren weggenomen en daarna
in eene oorvene 26 c.M"\' bloedserum ingespoten van konijn
XV, dat 76 uren zonder nieren geleefd heeft. 92 uren later is
het konijn nog volmaakt gezond. Gedood. Het vriespunt
van het arteriëele bloed ongeveer — 0.73® C.

Proefdier XV wordt 25 III, \'s avonds 7 uur, door verbloeden
gedood, nadat het
76 uren zonder nieren heeft geleefd.

Hierbij worden ongeveer 60C.M* bloed steriel opgevangen,
waaruit na
20 uren 26 c.M" serum worden geperst. Deze
26 c,M\' serum, w.iarvan het vriespunt ongeveer — 0,66" C, is,
zijn niet geheel helder, op.iliseeren en geven bij het spectros-
copisch onderzoek duidelijk de oxyh.aemoglobinc strepen. Zij
worden met 8 c,M* physiologische kcukenzoutoplossing,

op 26 III, \'s namiddigs 3 uur, ingespoten in cenc oorvene
van proefdier XVI, waarbij één uur vroeger beide nieren
zijn weggenomen. Dit konijn weegt
2.7 kgr.

Vóór het inspuiten wordt het serum op lich.iamstemperatuur
gebracht.

Het konijn reageert op de inspuiting met snelle respiraties
en sterk vermeerderde frequentie van de hartcontr.ictics. Na dc
injectie, die ongeveer
20—25 minuten heeft geduurd, is het
konijn vrij wel.

Op 30 III, \'s morgens 10 uur, dus 92 uren later, is nog niets
van eenige verlamming tc bespeuren.

Het konijn wordt gedood om het vriespunt van het bloed
tc bepalen: — o,73"C. en — o.74«C.

Obductie. Geen macroscopische afwijkingen.

-ocr page 71-

55

Proefdier XIX beide nieren weggenomen; daarna in
eene oorvene ingespoten 35 c.M3 serum van konijn XVIII,
dat 89 uren zonder nieren heeft geleefd. Proefdier XIX
leeft daarna nog ongeveer 85 uren. Het vriespunt van
het zuurstofhoudende bloed — 0.84° C.

Proefdier XVIII wordt 10 IV, \'s morgens 9 uur, gedood
nadat het 89 uren zonder nieren heeft geleefd. Hierbij worden
ongeveer 70 c.M\' bloed steriel opgevangen, waaruit in 30
uren ongeveer 35 c.M\' scrum worden geperst.

Dit serum is helder, opaliseert cn wordt met 3 c.M\' phy-
siologische keukenzoutoplossing ingespoten in eene oorvene bij
proefdier XIX, waarbij op 11 IV, \'s middags 2 uur, een half
uur vóór het inspuiten, beide nieren zijn weggenomen.

Gedurende het inspuiten wordt niets anders dan eene ver-
snelde respiratie en frequenter hartcontractie waargenomen,
geen krampen; wel heeft het konijn gepoogd zich van de
operatieplank los tc rukken. Na alloop is het konijn slap:
het was echter ongeveer 2 uur v.istgebonden geweest op dc
operatieplank.

12 en 13 April is het konijn gezond.

14 April \'s avonds 6 uur gezond.

15 April \'s morgens 8 uur, dus 89 uur na hel wegnemen
der nieren, wordt het dood in het hok gevonden.

Bij de ohduciie, \'s morgens 11 uur, is hel konijn nog warm,
nog niet stijf, zoódat het niel lang vóór 8 uur \'s morgens
gestorven is. Het vriespunt van het bloed uit dc buikv.-vlcn,
tweemaal bep.-\\ald, is — 0.84* C. In dc rechter long een in-
farct, overigens in dc longen geen macroscopische afwijkingcji.
Shippe rechter, sterk gecontraheerde linker ventrikel. Hart-
spier bleek. Geen vloeistof in pleura of in pericardium.
Van hel bloed uit de rechter voorkamer, geCnt op .ngar-.igar,
komt na 24 uren geen culture op. In hel peritoneum eene
geringe hoeveelheid vocht, bij dc rechter operalieplaats een
gering retropcritoneaal coaguhun. Dc maag en de darmen
zijn niel geheel leeg, bevatten houtvezels. Geen bloedingen
in den darmwand, dc lever normaal. Geen dunne faeces.

-ocr page 72-

56

Proefdier XXI beide nieren weggenomen en daarna in
een oorvene ingespoten 45 c.M3 serum van konijn XX, dat
95 uren zonder nieren heeft geleefd. Proefdier XXI leeft
langer dan 105 en korter dan 112 uren zonder nieren.
Het vriespunt van het zuurstofhoudende bloed —0.91° C.

Proefdier XX wordt op 19 IV door verbloeden gedood,
nadat het 95 uren zonder nieren heeft geleefd. Uit de
70 c.M\' bloed, die steriel opgevangen zijn, worden in 24 uren
45 c.M* serum geperst, dat een weinig troebel is door roode
bloedlichaampjes.

Proefdier XXI, een klein konijn, heeft 18 uren vóór de
operatie het laatst gegeten, worden op 20 IV \'s middags
half 3 beide nieren weggenomen. Direct na de operatie
worden de 45 c.M* serum, hierboven vermeld, in de oorvenen
van proefdier XXI ingespoten.

Het inspuiten duurt 20 minuten, waarna het konijn volmaakt
normaal schijnt te zijn.

21, 22, 23 April is het konijn gezond en drinkt het een
weinig water.

24 IV \'s avonds 11 uur, nog volkomen gezond, springt hei
rond in het hok.

25 IV, wordt het \'s morgens 7 uur dood in het hok gevonden.

Obductie. Geen afwijkingen.

Vriespunt van het bloed uit de vcna cava infcrior na het
doorbl.izcn van lucht, tweemaal bepaald: telkens — 0.91® C.

Uit deze drie proefnemingen meen ik tc mogen bc.slui-
ten, dat het inspuiten van het bloed.scrum van konijnen,
die eenige dagen zonder nieren geleefd hebben, in het
vaatstelsel van konijnen, waarbij de nieren zijn weggeno-
men, geen invloed heeft op den levensduur. Immers het
konijn, waarbij de grootste hoeveelheid (45 c.M^) scrum
is ingespoten, heeft langer geleefd, dan dc gemiddelde
levensduur na het wegnemen der nieren bedraagt. Het

-ocr page 73-

57

konijn, waarbij 35 c.M3 werd ingespoten, heeft iets korter
geleefd dan normaal; bij de obductie is echter een infarct
in de longen cn ccn retroperitoneaal coagulum gevonden
(wat zeker heeft bijgedragen tot sneller intreden van den
dood: vergelijk proefdier X), terwijl vele konijnen zonder
nieren eveneens gestorven zijn, als het vriespunt van het
bloed —0.84° C. bedroeg. Het konijn, waarbij 25 c.M^
ingespoten waren, was 92 uren later nog volkomen normaal.

De mogelijkheid is echter nog niet uitgesloten, dat een
konijn, direct nadat de nieren weggenomen zijn, nog in
staat is de giftige stofïcn uit het serum van konijnen zon-
der nieren onschadelijk te maken, cn dat ccn konijn sterft
b.v. tengevolge van de ophooping van deze giftige stofTen,
nadat het lichaam niet meer geschikt is deze tc ver-
nietigen.

Daarom wordt de volgende proef genomen.

Proefdier XXVI beide nieren weggenomen, en 76
uren later, als het ziek schijnt, ingespoten met 35 c.M"\'
scrum van konijn XXIV, dat 95 uren zonder nieren heelt
geleefd. Het konijn leeft daarna nog 30 uren, dus 106
uren na het wegnemen der nieren. Het vriespunt van het
bloed met stolsels ongeveer — 0.94° C.

Proefdier X-XIV wordt 19 VIM, \'s middags 2 uur, ge-
dood, nadat het 95 uren zonder nieren heeft geleefd. Uit
dc 60 c.M\' bloed, die steriel opgevangen zijn, worden 35C,M\'
scrum geperst en deze gedurende 4 dagen in ijs bewaard.

Proefdier X.XVI ondergaat dc dubbelzijdigencphrcctomic
op 20 VIII, 12 uur.

Het dier is op 21 en 22 VIII volkomen nonn.iaI.

-ocr page 74-

58

Op 23 VIII, \'s middags 4 uur, dus 76 uren na het weg-
nemen der nieren zit het konijn in elkaar en is het somnolent,
waarop na opbinden de 35 c.M\' serum, hierboven vermeld,
in eene oon\'ene worden ingespoten.

Na het inspuiten is het konijn zeer slap.

Op 24 \'s morgens vroeg weder volkomen hersteld springt
het in zijn hok rond. Om 5 uur \'s avonds dus loi uur post
operationem begint het lam te worden, 104 uur p. op. is het
totaal lam aan zijn achterpootcn, ademt het rustig en heeft het
een zeldzamen hartslag veel zeldzamer dan normale konijnen,
geen verhoogde pees- of huidreflexen, geen knimpen. Dood
106 uren na operatie.

Het vriespunt van het niet geheel met zuurstof verzadigde
bloed (er drijven stolsels in het serum) tweemaal bepaald
is — 0.94® C.

Dit konijn heeft dus langer geleefd dan normaal de
levensduur van konijnen zonder nieren bedraagt.

Bevatte het serum specifiek giftige stoffen, dan had het
inspuiten hiervan zeker van invloed moeten zijn bij een
konijn, dat reeds meer dan drie dagen niet in .staat is
zulke stoffen te climineercn.

Wellicht waren dc witte cn roode bloedlichaampjes dc
dragers van dc giftige stoffen.^ Om dit na te gaan worden
dc volgende proeven genomen.

Proefdier XXIII, 2.9 kgr., worden 21 IV, \'s mor-
gens 11 uur, beide nieren weggenomen. Geringe bloeding
treedt hierbij op; \'s middags 2 uur ingespoten 43 c.M\'\'
gcdcfibrincerd bloed van proefdier XXII, dat ccn half uur
vroeger gedood is, nadat het 95 uren zonder nieren heeft
geleefd (vriespunt van dit bloed — o 79° C.). Onder het
inspuiten niets te bespeuren. 22, 23 cn 24 April is het

-ocr page 75-

59

konijn volkomen gezond, op 25 April \'s morgens 12 uur
normaal. Het begint \'s middags 5 uur lam te worden, en
sterft \'s avonds 8 uur zonder krampen, nadat bet dus
105 uren zonder nieren heeft geleefd.

Obductie niet verricht, geen vriespunt bepaald,

P ro c fd i e r XXXIV beide nieren weggenomen en daarna
ingespoten 45 c.M"\' gedefibrineerd bloed van konijn XXXII,
dat 150 uren zonder nieren heeft geleefd, nadat het zelf met
leverextract van proefdier XXXI en dit weer met lever-
cxtract van proefdier XXIX was ingespoten, die respect.
zh 110 en 92 uren zonder nieren hebben geleefd i). Proef-
dier XXXIV leeft langer dan 122 cn korter dan 132 uren
zonder nieren.

Proefdier XXIX slerft, als het 92 uren zonder nieren
heeft geleefd. Van de lever wordt ccn extract gcma.ikt;
hiervan worden 39 c.M-\'\' ingespoten bij proefdier XXXI.

Proefdier .XXXI leeft na het wegnemen der nieren cn
het inspuiten van dit Icvcrcxtr.ict langer dan 102 en korter
dan 114 uren Van dc lever wordt wederom ccn extract
bereid cn dit ingespoten bij proefdier X.X.XII,

Proefdier XXXII leeft na het wegnemen der nieren cn
het inspuiten van 39 c,M3 Icvcrcxtract nog 150 uren cn
wordt dan, nog volmaakt gezond, door verbloeden gedood,
lliebij worden 65 c,M3 bloed steriel opgevangen cn direct
gedefibrineerd. 20 c.M\' dienen voor het bepalen van het
vriespunt, dat —0.77\' C. bedraagt cn 45 c.M» worden ingespo-
ten bij proefdier X.XXIV.

Proefdier -X.XXIV, Op 25 I.X, \'savonds 8 uur, worden
bij dit gezond konijn beide nieren zonder eenige sterkere

1) Zic hoofdstuk V.

-ocr page 76-

6o

bloeding weggenomen en om half lo uur in eene oorvene
45 cM.3 gedefibrineerd bloed van proefdier XXXII ingespoten.

Het inspuiten van dit gedefibrineerde bloed duurt langer
dan een half uur, het konijn reageert hierop in het geheel
niet, zit zelfs zoo rustig op de operatieplank, dat de naald in
de oorvene niet behoeft gefixeerd te worden.

Op 30 Sept., \'s avonds 10 uur, is het konijn evenals vorige
dagen, dus 122 uren na het wegnemen der nieren, nog vol-
maakt gezond.

Op I Oct. wordt het \'s morgens 8 uur, dus 132 uren na
het wegnemen der nieren, dood in het hok gevonden, evenwel
nog warm.

Obductie. Een weinig vocht in den buik en in de borstholten,
waarin enkele roode en witte bloedlichaampjes. Het bloed
vertoont geen haemolysis; wel ontstaat er haemolysis, wanneer
bij het bloed het vocht uit de buikholte gevoegd wordt.

Verder geen afwijkingen bij de obductie waargenomen.

Ook uit deze twee proeven blijkt niets van eenige gif-
tige werking; daarentegen schijnt het, dat na het inspuiten
de dood een weinig later intreedt.

In een tabel weergegeven.

Proef-
dier.

Ingespoten met: i

i
1

Levensduur
in uren.

Vriespunt
V. h. bloed.

Opmerking.

XVI.
XIX.

26 c.M-"\' scrum.
35 C.M3 serum.

92 uren. Gedood.
85 uren. Gestorven.

-0.73\'C.
— 0.84\'C.

Tot den
dood gezond.
Retropcrit.
bloeding.

XXI.

45 c.M-\'\' serum.

tusschen 105 en 112 u.

— o.9i°C.

XXVI.

35 C.M3 serum.

106 uren. Gestorven.

— 0.94» C?

XXIII.

43 C.M3 gedcf. bl.

105 uren. Gestorven.

-

XXXIV.

45 C.M8 gedef. bl.

tusschen 122 en 132 u.

-ocr page 77-

HOOFDSTUK V.

Onderzoek naar de giftigheid van extracten
bereid uit de lever van konijnen zonder nieren.

Omdat het bloed blijkt niet de drager van giftige licha-
men te zijn, trachtte ik na te gaan, of soms andere deelen
van het lichaam zulke stoffen bevatten. Allereerst wordt
hierop dc lever onderzocht; hieruit wordt op twee manie-
ren een extract bereid.

Dc eerste wijze is dc volgende. Hij ccn konijn, dat
tengevolge van het wegnemen der nieren is gc.storvcn, of
dat in dc laatste levensuren is gedood, wordt dc buik
opengesneden en dc lever met reine handen uitgenomen.
Deze wordt nu gewogen cn met cenc kleine hoeveelheid
physiologi.sch water (0.9\'Vo NaCl), zoo fijn mogelijk ge-
wreven.

Na ccn half uur wrijven verkrijgt men ccn vrij homo-
geen papje.

Deze pap wordt door middel van ccn koolzuurdruk van
30 tot 40 atmosphccrcn door ccn Chambcrland-kaars gefil-
treerd; het filtraat wordt in ccn steriel glazen vat opge-
vangen.

-ocr page 78-

62

Om van ongeveer lOO c.M^ pap 40 tot 60 c.M\'\' sap te
verkrijgen moet ongeveer 2 x 24 uren gefiltreerd worden.

Het filtraat is niet altijd helder, meestal een weinig
troebel, door bijmenging van een fijn poeder, dat door den
hoogen druk uit de nieuwe kaars wordt medegespoeld,
waarom het dan nog eens door een steriel filtreerpapiertje
wordt gefiltreerd.

Zoo meen ik voldoende waarborgen te hebben, dat een
konijn geen bacteriëncultuur zal ingespoten worden en
evenmin een door bacteriën geproduceerde toxinenrijke
vloeistof, daar onder een koolzuurdruk van 30—40 atmo.s-
pheeren deze microorganismen niet welig groeien.

Op deze manier is door mij viermaal lever.sap bereid
en dit bij vijf konijnen ingespoten.

Proefdier XXVIl leeft na het wegnemen der nieren
en het inspuiten van 26 c.M-\' leverextract van konijn
XXIV, dat 95 uren zonder nieren geleefd heeft, nog 119
uren. Het vriespunt van het niet gciieel met zuur.stof ver-
zadigde bloed — 0.94® C.

l\'rocfdicr XXIV wordt 19 VIII, \'s inidd.ngs 2 mir, gedood,
nadat het 95 uren zonder nieren heeft geleefd. De lever weegt
80 gram en wordt met 60 c.M"\' physiologische keukenzout-
oplossing fijn gesneden en gewreven en d.iarna ontler ecn
koolzuurdruk van 30—40 atmosphecren gefdtrccrd.

Gedurende 2 x 24 uren wordt hiervan 28 c-M\'"* fdtr.iat
opgevangen. Dit fdtraat ziet er roodI)ruii\\ uit als slappe
bouillon, ruikt cenigzins zoo cn is troebel, waarom het nog
eens gefdtrccrd wordt door een steriel filtreerpapiertje.

Hij proefdier X.XVII worden op 21 VIII, \'s middags

-ocr page 79-

63

half drie, beide nieren vlot weggenomen en ongeveer een
uur later in de oorvenen 26 c.M3 leverextract, hier boven
vermeld, ingespoten.

Op het inspuiten van dit sap reageert proefdier XXVII
bijna niet; het is wat onrustig. Op de volgende d.igen wordt
niets bijzonders aan het konijn waargenomen, dat op 26 VIII,
\'s middags half twee, zonder krampen sterft, na dus 119 uren
zonder nieren te hebben geleefd.

Bij de obductie worden geen macroscopische afwijkingen
gevonden. Het bloed uit de vena cava inferior gestreken wordt
met lucht geschud, doch neemt niet voldoende zuurstof op,
d.iar het nog duidelijk zw.-irte coagula bevat.

Het vriespunt eenmaal bepaald: —0,94®C.

Proefdier XXVIII leeft na het wegnemen der nieren
en het in.spuiten van 65 c.M\'> leverextract van proefdier
XXVI, dat zelf, na met 35 c.M\'\' .scrum ingespoten te
zijn, 106 uren zonder nieren heeft geleefd, 80 uren. Bij
de obductie wordt ccn groot rctroperitoncaal coagulum ge-
vonden, terwijl vóór de operatie het konijn 42 uren heeft
geva.st cn het levcnsap van ccn lever, die ongeveer 10 uren
na den dood uit het lichaam is genomen, is bereid.

Proefdier XXVI zie pag. 57 sterft 106 uren na het weg-
nemen der nieren. Dc lever wordt ongeveer 10 uren na den
dood uit het lich.iam genomen, weegt 105 gram en wordt
mei 85 gram physiologische kcukenzoutoplossing fijn gewreven
tot 150 c.M\'\' pap. Na 2 x 24 uren wordt hiervan 65 c.M^ fiUraal
verkregen, dat er helder bruin-rood uitziet.

Proefdier XXVIII, 2.7 kgr. zwaar, beide nieren weg-
genomen op 27 VIII, \'s morgens lo uur. Heeft reeils |2 uren
gevast. Hij dc operatie rechts sterke bloeding. Ingespoten
in dc oorvenen dc 65 c-M-"» levercxtr.ict, hierboven beschreven,
wal ongeveer 40 minuten duurt. Na atloop is het konijn slap,

30 VIII, \'s middags 6 uur, dus 80 uren na dc opcr.itie sterft

-ocr page 80-

64

het konijn zonder krampen en, evenals de meeste andere
konijnen, met lamme achterpooten.

Bij de obductie blijkt rechts retroperitoneaal een groot
coagulum te zitten.

Proefdier XXX heeft van 27 VIII tot 2 IX geen
voedsel gehad, krijgt daarna weer voedsel tot 7 IX en
wordt op 7 IX beide nieren weggenomen. Leeft na bet
wegnemen der nieren en bet inspuiten inet 39 c.M\'\'« lever-
extract van proefdier XXIX nog geen 40 uren.

Proefdier XXIX sterft 92 uren na het wegnemen der
nieren. De lever, 2 uren na den dood uit het lichaam ge-
nomen, weegt 115 gram en wordt met 50 c.M"\' physiologische
keukenzoutsolutie fijn gewreven. Na 2 ^ 24 uren wordt hier-
van 40 C.M3 filtraat verkregen, dat nog eens door een steriel
filtreerpapiertje wordt geschonken.

Proefdier XXX worden 7 IX, \'s middags half 3, vlot
beide nieren weggenomen. Dit konijn heeft van 27 VIII tot
2 IX geen voedsel gehad, om na tc gaan of het onthouden
van voedsel de oorzaak van den dood kan zijn. Het dier is
nu zeer slap.

Veertig uren na het inspuiten wordt het konijn dood in
het hok gevonden.

Bij de obductie wordt in de buikholte een rood gekleurde
vloeistof gevonden, met veel roode en weinig witte bloed-
lichaampjes, ongeveer 15 c.MS, waarvan het vriespunt — 0.80" C,
bedraagt.

Gelukkig zijn na weder 2 x 24 uren filtreeren nog 39
C.M3 van het e.vtract, waarmede konijn XXX ingc.spoten
is, opgevangen. Om te zien, of het konijn XXX eerder
gestorven is, omdat bet zoo zwak was, of omdat het ver-
giftigd was, wordt dit sap ingespoten bij proefdier XXXI,
nadat beide nieren weggenomen zijn. Dit konijn leeft dan

-ocr page 81-

65

nog dt I lO uren. Het vriespunt van het zuurstofhoudende
gedefibrineerde bloed
zh — 0.86® C.

Proefdier XXXI worden beide nieren weggenomen ii IX,
\'s middags 2 uur; direct daarop ingespoten in de oorvenen
39 C.M3 leverextract van proefdier XXIX, welk extract ge-
durende 4 dagen in de koude in een steriel kolfje is bewaard.

Dit vocht riekt onaangenaam, is helder roodbruin van
kleur. Onder het microscoop bekeken bevat het geen bacteriën,
enkele ronde Hch.iampjes misschien coccen. (Niet geönt op
voedingsbodem). Ingespoten met eene snelheid van i tot
i; C.M3 per minuut. Het konijn re.igeert hierop weinig.

Op 15 IX, \'s .avonds 8 uur, is het nog volma.akt wel, op
16 IX, \'s morgens 8 uur, dood, doch nog warm. Ook om
9 uur, als de
obductie wordt verricht, is het nog warm,
terwijl uit de vena cava inferior zooveel bloed te strijken is,
dat dit gedefibrineerd kan worden, na afloop waarvan dc
vriespuntbcpaling geschiedt: —0.87« C., —0.86®C. Levensduur
dus 102—114 uren.

In dc buikholte ongeveer 5 c.M-\'\' vocht, waarin enkele
roode cn witte bloedlich.aampjcs. Verder geen macroscopische
afwijkingen.

Proefdier XXXH leeft na het wegnemen der nieren
en het inspuiten van 39 c.M\'J leverextract van proefdier
XXXI, waarbij ook extract word ingespoten, nog 150 uren.
Wonlt gedood als het nog vrij wel is. Het vriespunt van
het gedefibrineerde carotisblocd rz: — 0.77® C.

Dc lever van proefdier XX.X, zie hierboven, wordt kort
na dLMi dood uit het lichaam genomen, weegt 105 gram en
\'wordt fijn gesneden en gewreven met 70 gr.am physiologische
kcukcnzoutoplossing tot ongeveer 140 c.M\' pap. Gedurende
3 X 24 uren filtreert onder een druk van 30—40 atmosphecren
door den Chamberland-tiltcr 40 c.M-"" sap. Deze vloeistof ziet
cr helder geelbruin uit cn ruikt als vleeschcxtr.act. Het p.»pje
in den filter blijkt niel verrot tc zijn.

ö

-ocr page 82-

66

Konijn XXXII worden op 19 IX, \'s middags 3 uur, beide
nieren weggenomen. Uit rechter huidvenen
\\Tij sterke bloeding.
Direct daarna ingespoten de 39 c.M3 extract hierboven ver-
meld. Op het inspuiten reageert het konijn bijna niet. Vol-
gende dagen is het konijn gezond, loost normale faeces, drinkt
zeer weinig water.

Wordt gedood op 25 IX, \'s avonds 9 uur, nadat het dus
150 uren zonder nieren heeft geleefd. Het konijn was nog
vrij wel, alleen zeer mager. In het rectum dunne faeces.
Het bloed, steriel opgevangen en gedefibrineerd, ingespoten
bij XXXIV; de spieren afgeprepareerd en vermalen tot pap.
Daarvan ingespoten bij XXXV. Het vriespunt van het ge-
defebr. arter. bloed, tweemaal bepaald: — 0.77» C., — 0.78» C.

Daar door andere proefnemingen gebleken is, dat door
een Chamberland-kaars giftige eiwitstoffen teruggehouden
kunnen worden, cn omdat het koolzuur giftige eiwitstoffen
heeft kunnen praecipiteeren, wordt het extract nu op de
volgende wijze bereid.

Zoo rein als maar mogelijk is wordt bij het doodc
konijn de lever uit dc buikholte genomen cn evenals bij dc
eerste bereidingswijze in ccn steriel mortier met steriele
instrumenten fijn gewreven cn daarna gefiltreerd door
papierpap.

Hiertoe wordt ccn kolfje met een dubbel doorboorde
kurk goe\'d gesloten; door dc cenc opening gaat een trech-
ter, door dc andere een buis, om het kolfje luchtledig tc
maken.

In den trechter ligt ccn schijfje hout cn hierop een
vinger dik pap van filtrecrpapicr, dat door koken met
cenc physiologische kcukcnzoutoplossing tot den pajjvorm
gebracht is. Nu wordt eerst zoolang lucht door den

-ocr page 83-

67

trechter in het kolfje gezogen, dat uit het filtreerpapier
zelf geen vocht meer komt, dan wordt alles gesteriliseerd
en daarna in den trechter de leverpap gedaan; daarna
wordt het kolfje zoo lang luchtledig gezogen, dat een vol-
doende hoeveelheid extract verkregen is. Dit filtraat ziet
er anders uit dan hetgeen door koolzuurdruk werd ver-
kregen. Dit is helder rood, niet troebel, ruikt eveneens
als vleeschextract.

Proefdier XXXVI leeft na het wegnemen van beide
nieren en het inspuiten van 40 c.M-\' levere.xtract van
proefdier XXXIV, dat, zelf met gedefibrineerd bloed van
een konijn zonder nieren ingespoten, na het wegnemen der
nieren 122 uren heeft geleefd, langer dan 125 en korter
dan 135 uren. Met vriespunt van het zuurstof houdende
bloed ongeveer —0.83® C.

1\'rocfdicr XXIX Iccft 92 uren zonder nieren: van de
lever een extr.ict genia.ikt en hiervan ingespoten bij

proefdier X.XXI, dat dan zonder nieren ongeveer 110
uren leeft, ^^1n de lever een extract gemaakt cn hiervan
ingespoten bij

proefdier XXXII, dat 150 uien zonder nieren leeft en
dan gedood wordt.
Van het arteriCelc gedefibrineerde bloed
ingesiwten bij

proefdier XXXIV, dat tusschen de 125 cn 135 uren
zonder nieren leeft. Hiervan dc lever, die 100 gram weegt,
zonder vermenging mei water fijn gewreven cn gefiltreerd
door papierpap, waaruit dan ongeveer 40 c.M» sap verkregen
wordt. Dit sap ziet er helderrood uit, geeft duidelijk dc oxy-
li.icmoglobine strepen.

Troefdier X.X.XVI beide nieren weggenomen op 1
\'s middags half vier
cn daarna ingespoten dc 40 c.MS sap
hierboven vermeld. Onder het inspuiten zit het konijn stil.

-ocr page 84-

68

2, 3 en 4 X zit het konijn rustig in het hok, drinkt slechts
enkele c.M3 water.

5 X nog zeer wel.

6 X \'savonds lo uur nog vrij wel.

7 X konijn \'s morgens 8 uur dood gevonden, slap, nog warm.

Bij de obductie om 11 uur \'s morgens is het konijn nog

warm, zoodat het niet lang voor \'s morgens 8 uur moet
overleden zijn. In het peritoneum en in de pleura een
weinig vrij vocht. Het bloed in de vena cava inferior
is nog niet gestold; na lucht doorblazen is het vriespunt
— 0.83® C. (tweemaal bepaald). De darmen zijn leeg, behalve
het coecum en hel rectum. In dit laatste harde faeces. Geen
afwijkingen macroscopisch aan andere organen.

Uit de volgende tabel, tot duidelijker overzicht, kan men
besluiten

Proef-
dier.

Levensduur
zonder nie-
ren in uren.

Ingespoten
lever-extract
in
c.m3

Vriespunt van het
bloed. j

Aanmerkingen.

XXVII.

119 uren. ,

1

26 c.m3

1

— o.94®C.? \'

Het bloed bij de
vriespuntbepaling
koolzuurhoudend.

XXVIII.

80 uren.

65 c.ms

Niet bepaald.

Retroperitoneaal
co.-igulum.

XXX.

40 uren.

39 c.m\'

Vocht uit de buik-
holte — o
.8o\' C.

Had reeds voor
eene andere
proefneming gediend.

XXXI.

tusschen
102 en 114 u.

39 c.m3

— 0.86® C.

Hetzelfde extract als
bij XXX.

xxxii.

langer dan
150 uren.

39 c.m3

-0.77\' C.

xxxvi.

tusschen
125 en 135 u.
dt 130.

39 c.m3

— 0.83\' C.

-ocr page 85-

69

dat dc levensduur van vier konijnen zonder nieren, inge-
spoten met leverextract van konijnen zonder nieren, niet
korter, ja zelfs een weinig meer bedraagt, dan de levens-
duur van konijnen zonder nieren, die niet ingespoten zijn;

dat de kortere levensduur (40 uren) van konijn XXX,
geheel alleen kan worden toegeschreven aan het feit, dat
het een week vroeger 5 dagen achter elkaar geen voedsel
heeft gekregen, omdat konijn XXXI van hetzelfde extract
ingespoten, geen nadeeligen invloed hiervan heeft vertoond;

dat konijn XXVIII zeer waarschijnlijk maar 80 uren
zonder nieren heeft geleefd, omdat het 42 uren vóór de
operatic al gevast had, omdat retroperitoneaal een groot
coagulum bestond (zie proefdier X cn XIX) cn omdat
dc lever, waaruit het extract werd bereid, ongeveer 10
uren na den dood uit het abdomen was genomen.

-ocr page 86-

HOOFDSTUK VI.

Onderzoek naar de giftigheid van extracten
bereid uit de spieren en hersenen van
konijnen zonder nieren.

Evenals van de lever, zijn door mij van de spieren, het
hart en de hersenen, extracten gemaakt en deze ingespo-
ten. De bereidingswijze wijkt een weinig af van die van
het leverextract. Na den dood wordt van het konijn zoo
aseptisch mogelijk de huid afgestroopt; daarna worden de
spieren afgepraepareerd en meestal met het hart, cn in proef
LIII met de hersenen, fijn gemalen in een vlcc.schmolcn.

Dit gehakt wordt, soms vermengd met een weinig phy-
siologische kcukcnzoutoplossing, gekneed en dan uitgeperst
in een vlceschpcrs. Het sap, dat hieruit wordt opgevan-
gen, is meestal zeer troebel door bijmenging van .spiervc-
zclcn en wordt, daar het niet absoluut .steriel is, door een
Chamberland-kaars onder hoogcn druk gefiltreerd. Hij de
eerste proeven wordt hiervoor koolzuur, bij dc latere lucht
gebezigd.

Hij proef LIII waren alle voorzorgen genomen, om zoo
weinig mogelijk bacteriën met het vleesch in aanraking
tc brengen.

-ocr page 87-

71

Zoowel de geheele vleeschniolen als de pers waren van
te voren gesteriliseerd, zoodat het vocht, dat onder uit de
vleeschpers wordt opgevangen, voor vrij van bacteriën mag
gehouden worden. Daarna wordt dit, om het van vleesch-
vczelen te ontdoen, evenals de leverpap op de tweede wijze
bereid, door eene hoeveelheid steriel filtreerpapier heen-
gezogen.

Een gedeelte van deze vloeistof, in de broedstoof bij
37° C geplaatst, is na 3 x 24 uren vrij van bactcrilMi.

Met vriespunt van deze extracten werd niet bepaald,
daar alles ingespoten werd. Bij dc eerste proeven werden
resultaten verkregen, geheel in tegenstelling met die van
het leverextract; later blijijt gedeeltelijk, wat hiervan de
oorzaak kan geweest zijn. Vóór hierover nader iets mede
tc deelen, wil ik ccr.st dc proeven beschrijven.

Proefdier XXXV leeft, na het wegnemen van beide
nieren en het inspuiten van 65 c.M-\' spicrextract van proef-
dier XXXII, dat 150 uren zonder nieren heeft geleefd
(zie bladzijde 59), geen 16 uren. Ilct bloed, waarvan het
vriespunt —0.60\'C. bedraagt, vertoont duidelijk hacmolysis.

l\'rocfdier X.X.XII Iccft, n.a het wegnemen v;ui beitic
nieren cn het inspuiten van leverextract, 150 uren, wordt
dan gedood. Zie bU. 59. Van dit konijn worden zoo veel
mogelijk dc spieren afgcpreparecrd (ongeveer 600 gram), met
het hart gemalen en gekneed met 40 c.M3 physiologische
keukenzout-oplossing. Na ongeveer twee en een half uur
persen wordt\' hieruit een 100 c.M-\'\' bloedkleurige vloeistof
verkregen, die zeer troebel is door detritus. Uit deze hoe-
veelheid wordt, na 40 uren fdtrccrcn door een Chambcrland-

-ocr page 88-

72

kaars onder ecn koolzuurdruk van 30—40 atmosphecren, bijna
70 C.M3 sterielextract verkregen.

Proefdier XXXV worden 27 IX, om 4 uur, beide nieren
weggenomen en direct daarop 65 c.M3 extract, hierboven
vermeld, ingespoten.

Bij het inspuiten met eene snelheid van i—2 c.M3 per
minuut, piept het konijn, alsof het pijn heeft, terwijl het na
het inspuiten, geen pijn schijnt te hebben. Krampen worden
onder het inspuiten niet waargenomen. Na afloop is het konijn
ziek, zit in elkaar.

Op 28 IX, wordt het \'s morgens vroeg ongeveer 16 uren
na het inspuiten, dood in het hok gevonden, nog warm.

Bij obductie stinkt dit konijn niet, riekt geheel anders
dan de konijnen, die lang zonder nieren geleefd hebben.
(Zie hoofdstuk Vlll;.

Linker en rechter kamer slap, beide gevuld met coagula.
Meer dan normaal vocht in het pericard. Geen infarct in dc
longen. De lever veel bleeker dan van andere konijnen. Dc
darmen leeg, behalve het coccum, Eene geringe bloeding bij
dc rechter wond; ecn weinig bloed is hier onder dc huid gc-
loopen, niet voldoende cchtcr, om den dood tc verklaren.
Het bloed voor de vriespunt-bepaling ziet er anders uit dan
normaal. Vriespunt — 0.60® C, — 0.59* C.

Na het centrifugeeren is het serum duidelijk rood gekleurd.
Niet gecentrifugeerd bloed vertoont onder het microscoop
veel schimmen, doch ook normale roode bloedlichaampjes
in ecn duidelijk rood gekleurd serum.

Spectroscopisch geeft het serum dc oxyhacmoglobine strepen.

Uit dc obductic cn het bepalen van het vric.spunt blijkt,
dat dit konijn door een geheel andere oorzaak is gestor-
ven, dan de andere proefdieren. De proef wordt daarom
herhaald cn omdat dc voorraad volwas.scn konijnen niet
groot meer is, worden bij twee nog met volwa.sscn konij-
nen de nieren weggenomen, waarvan bij dc ccn inge-
spoten wordt cn dc andere als controle dier moet dienen.

-ocr page 89-

73

Beide konijnen zijn uit cén nest, in Maart geboren, elk
ongeveer 1.9 kgr. zwaar; hun worden op 21 X, \'s middags
tusschen 3 en 4 uur, beide nieren weggenomen.

Proefdier XLII, controle-konijn, is na operatic dorstig,
drinkt volgende dagen veel water. Leeft So uren na dubbel-
zijdige nierexstirpatie nog, is echter na 90 uren dood.

Met konijn is bij obductie, een paar uren nadat het dood
gevonden werd, nog warm. Het bloed in de vena cava
inferior is nog niet gestold. Na schudden met lucht is het
vriespunt ongeveer — 0.84° C.

Proefdier XLIII drinkt eveneens na de operatie gretig
water cn wordt ingc.spotcn gedurende i\'/o uurmetSoc.M^
spierextract van proefdier XLI, hieronder met kleine letters
beschreven, dat 100 uren na dubbelzijdige ncphrcctomic
zeer ziek gedood is.

Het bloed van konijn XLI had ccn vriespunt — 0.78« C.
Na het villen worden hiervan 500 gram spieren afgeprepa-
reerd, gemalen en uitgeperst. Na 3 uren persen wordt hiervan
■ 130 C.M3 e.xtracl verkregen. Na filtrecrcn door een Chaniber-
land-k.iars onder een druk van 30—40 atniosphceren worden
hieruit na 48 uren 100 c.M\' vloeistof verkregen, waarvan dc
onderste 40 c.M\' rood, de bovenste 60 c.M\' geel gekleurd
zijn. Na schudden wordt dc vloeistof homogeen.

Proefdier XLIII leeft 80 uren na operatic nog, is
90 uren na het wegnemen der nieren echter dood, nog
warm. Ilct vric.spunt van het nog niet gestolde bloed uit
de vena cava inferior na lucht doorblazen — 0.84° C. In dc
rcchtcr long wordt bij dc obductie ccn infarct gevonden.

-ocr page 90-

74

Het bloed vertoont geen haemolysis. Beide leven ongeveer
even lang, echter korter dan gewoonlijk.

Het vriespunt van het bloed is even laag als bij de
andere konijnen, die langer zonder nieren leven.

Van beide konijnen worden de spieren afgeprepareerd
(iioo gram) gemalen, geperst, en gefiltreerd. Na
2 x 24 uren
60 C.M3 extract. Hiervan worden bij proefdier XXXXIV,
dat even groot is als beide voorgaande konijnen, na dubbel-
zijdige nierexstirpatie 50 c.M3 in de oorvenen ingespoten.

Na afloop is dit konijn dorstig. Na 20 uren dood en koud.
Vriespunt van bloed — 0.62® C.

Bij obductie blijkt dat dit konijn zwanger is. Vriespunt van
het vruchtwater — 0.64" C. Het bloed vertoont geen hae-
molysis.

Deze proef kan gerust als mislukt beschouwd worden, daar
hiervan niet is na te gaan de werking van het spier-extract
op niet zwangere konijnen.

Want uit vroegere en latere proeven is mij gebleken,
dat zwangere konijnen de dubbelzijdige nierexstirpatie veel
slechter verdragen dan niet zwangere. Zij sterven veel sneller
met minder laag vriespunt. Volledigheidshalve is deze proef
medegedeeld.

Proefdier IL leeft, na bet wegnemen van beide nieren
en bet inspuiten van 70 c.M«\' spiercxtract van proefdier
XLVIII, dat 94 uren zonder nieren heeft geleefd, nog\'
146 uren, wordt na 158 uren dood gevonden.

Proefdier -XLVIII wordt 94 uren na het wegnemen
van beide nieren gedood. Het vriespunt v.in het bloed is
— 0.80® C. Van dit konijn wordt een kgr. spieren afgepre-
pareerd, gemalen en gekneed met 50 c.M» physiologische
keukenzout-oplossing. Na drie en een half uur persen worden
hieruit een 180 c.M» helderroode vloeistof verkregen. Na

-ocr page 91-

75

40 uren filtreeren door een Chamberland-kaars onder een
luchtdruk van 6 atmospheeren wordt hiervan 70 c.M3 steriel
extract opgevangen.

Proefdier IL 16 II, gewicht 4 kgr., \'smiddags 4 uur,
beide nieren weggenomen en om 5 uur in een der oorvencn
ingespoten 70 c.M^ spicrextract, hierboven vermeld. Het
inspuiten duurt een uur, na afloop is het konijn wel. Is vol-
gende dagen normaal, drinkt wat water, loost normale faeces.

Is 22 II, \'s avonds 8 uur, nog wel.

Wordt 23 II, \'s morgens 8 uur, dood gevonden.

Geen obductie verricht, geen vriespunt bepaald.

Hij dc volgende proef is het spiere.xtract op een andere
wijze bereid. Hierbij werd alles zoo aseptisch mogelijk
verricht cn het sap, dat door persen verkregen werd, door
papierpap gefiltreerd.

Proefdier LIII leeft, na het wegnemen van beide
nieren cn het inspuiten van 60 c.M-\' niet verdund spicr-
extract van proefdier LII, dat 101 uur na het wegnemen
van dc nieren zeer ziek gedood i.s, nog 118 uren, is dan
.stervende en wordt door verbloeden gedood, Ilct vriespunt
van het gedefibrineerde carotisblocd — 0.90® C,

Proefdier I.II wordt 101 uren na het wegnemen van
beide nieren, zeer ziek, gedood. Hiervan i kgr. spieren af-
gcpreparecrd en met dc hersenen gemalen.

Zonder bijvoeging van cenc physiologische kcukenzout-
oplossing uitgeperst. Na 3 uren 70 c,M-\'\' sap. Daarna gefil-
treerd door papierpap tot 60 c-M«"* filtniat.

Proefdier I.III, gewicht 3.8 kgr,, worden heide nieren op
16 III \'02, \'s middags 3 uur, vlot weggenomen, ingespoten
in 30 minuten 60 c.M-^ spicrextract, hierboven vermeld.
Gedurende het inspuiten niets bijzonders waargenomen.

-ocr page 92-

76

Het dier is volgende dagen zeer goed, drinkt een weinig.

ig III eenigszins weekere faeces.

21 III, I uur \'s middags, stervende, gedood door verbloe-
den. Het vriespunt van het gedefibrineerde artericele bloed
— o.go" C. Het konijn weegt nog 2.g kgr.

Obductie. Geen vloeistof in de lichaamsholten. Dc darmen
leeg behalve het coecum en het rectum, waarin enkele nor-
male faeces. Geen bloedingen in maag en darmwand. In
dc maag nog ingesta.

In een tabel weergegeven:

Proef- 1
dier.
1

Levensduur
zonder nieren
in uren.

Het vries-
i punt van het
bloed.

Ingespoten

met
spierextract.

1 Aanmerkingen.

1

XXXV.

geen 16 uur.

— o.6o\' C.

70 C.M3

1 Haemolysis.

XLI II.

80—90 uur.

— 0.84" C.

80C.MS

l Spieren van een gedood
/ konijn.

XLIV.

geen 20 uur.

— 0.62\' C.

1

60 C.M3

.Spieren van een gestor-
ven konijn;
is bovendien zwanger.

IL.

146—158 uur.

— o.8o\'C.

70 C.M3

Spieren van ccn gedood
konijn.

LUI.

118 uur.

1 — o.go\'C.

60 c.M3

Spieren van een gedood
konijn.

Van deze vijf proeven zijn twee positief bewijzend, dat
bet inspuiten van spiere.xtract van konijnen zonder nieren
de levensduur niet korter doet zijn, dan gewoonlijk konij-
nen zonder nieren kunnen leven. Konijnen IL cn LUI
zijn wel is waar zeer groot, 4 cn 3,8 kgr., doch hier
tegenover .staat dat konijn LII, gewicht 4 kgr., na loi uur

-ocr page 93-

77

is gestorven cn LI, gewicht 3.7 kgr. korter dan 60 uren
heeft geleefd, terwijl toch slechts de nieren werden weg-
genomen.

Een proef XLIII geeft geen negatief, noch positief resul-
taat of het inspuiten nadeelig is, daar het controle-dier
XLII even lang leeft. Deze drie proefdieren IL, LIII en
XLIII hebben ccn laag vriespunt. Het bleek bij de obduc-
tie, dat konijn XLIV zwanger was en niet alleen uit eigen
onderzoek, maar ook uit vele onderzoekingen, b.v. van
BlumrEICH en zuntz 1), is reeds gebleken, dat zwangere
konijnen veel gevoeliger zijn voor stofwisselingsproducten
dan niet-zwangere.

Uit proef XXXV kan opgemerkt worden, dat na het
in.spuitcn haemolysis heeft plaats gegrepen. Hoe dat geko-
men is, weet ik niet. Bij dc vier andere proeven is dit
niet zoo.

Geru.st mag ik aannemen, dat het inspuiten van spier-
herscncxtract van konijnen zonder nieren bij konijnen zon-
der nieren het leven dezer laatste niet verkort.

i) Archiv. filr gyn.nckologic; IJiul. 65, Heft 3.

-ocr page 94-

HOOFDSTUK VII.

Waarnemingen omtrent iconijnen na het wegnemen
der nieren, waarbij verschillende stoffen
in de maag gebracht zijn.

Hoewel uit de voorgaande hoofdstukken blijl<t, dat noch
in het serum of het bloed, noch in dc lever, bet hart, de
spieren en de hersenen na dubbelzijdige nepbrectomic ons
nog onbekende vergiften aanwezig zijn, ware het toch van
belang, voor men zeggen kan, dat in het lichaam na
het wegnemen der nieren geen specifieke vergiften ontstaan,
ook nog de huid, de beenderen, dc longen cn bet darm-
kanaal hierop nader tc onderzoeken. Bezwaren, die zich
voordoen, bij het maken van extracten van dc huid cn de
beenderen, waarbij de toxinen niet veranderd worden, heb-
ben mij weerhouden, hiermede proeven tc nemen. Beter
kunnen extracten van dc longen cn de darmen gemaakt
worden, doch ook bier zijn groote bezwaren aan verbonden;
want het zal niet uit te maken zijn of de toxinen, zoo zij
aanwezig zijn, niet door bactcriün werden geproduceerd.

Longen kunnen in het geheel niet bevrijd worden van
bacteriën cn eer dat men de darmen, na open knippen,
voldoende huishoudelijk schoon heeft gemaakt, zijn reeds vele
emmers physiologische keukenzoutoplossing verbruikt. Ook

-ocr page 95-

79

dan nog zijn de darmen niet vrij van bacteriën en toxinen,
zoodat, wanneer een extract ingespoten bij konijnen zon-
der nieren, de levensduur zou hebben verkort, vele controle
proeven met darmextracten van normale konijnen moeten
genomen worden, die dan toch nog maar voor een ge-
deelte bewijzend kunnen zijn.

Wanneer echter door het inspuiten van darmextract dc
levensduur van konijnen zonder nieren niet verkort werd,
dan had men tegen dc meening, dat geen vergiften in den
darmwand (vrmlijk. de cpitheelcellen) aanwezig zijn, altijd
kunnen inbrengen, dat door dc vele liters water de lichaams-
toxinen weggespoeld waren.

Reden bestaan er echter voldoende om te vermoeden,
dat ook in deze vier laatste elementen van het dierlijk
organisme, geen door het lichaam geproduceerde toxinen
aanwezig zijn, want waarom zou men dan niets van die
doodende vergiften vinden, in dc andere deden van het
lichaam? IIoc zouden zij doodend kunnen werken zon-
der in dc circulatie tc komen? Dit zijn echter vragen
waarop zonder onderzoek- geen zeker antwoord kan gegeven
worden.

Om echter na te gaan of het vermoeden, bij het begin
der proefnemingen bij mij opgewekt, toen den konijnen
na het wegnemen der nieren voedsel gegeven werd, cn
deze veel eerder .stierven, dan degene die geen voedsel
ontvingen, waarheid zou zijn; t. \\v.: dat alleen dc verhoogde
molcculairc concentratie van het bloed, cn niet ons onbe-
kende toxinen dc oorzaak van den dood zijn, heb ik nog
ccnigc andere proeven gcnonïcn.

-ocr page 96-

80

Hierbij heb ik getracht de osmotische spanning van het
bloed kunstmatig te veranderen.

I. Allereerst heb ik nagegaan den invloed van het ont-
houden en het aanvoeren van water.

A. Proefdier XIII, gewicht 3 kgr., goed vet, onder-
gaat op 27 II 3 uur \'s middags, dubbelzijdige nephrectomie.
Daarop wordt het konijn in een droog verwarmd vertrek
bewaard, en krijgt geen drinken. Is 74 uren post opera-
tionem nog in het leven, 78 uren p. op. dood. Direct na
de opening van het abdomen, wordt het bloed uit de vena
cava inferior opgevangen, goed met lucht geschud, zoodat
alles helderrood is cn daarna 3 x het vriespunt bepaald,
dat telkens — 0.87° C. aanwijst.

B. Proefdier XXXIII geopereerd 23 IX 1901 ,
\'s middags 4 uur. Vlot beide nieren weggenomen. Daarna
door middel van ccn Nclaton-catheter 100 c.M"\' aqua
destillata in de maag gebracht. Het abdomen voelt dan
.sterk gespannen aan. Na 24 uren 75 c.M-» water in dc
maag gebracht. Na 48 uren 25 c.M^; na 96 uien 100
c.M-\'; na. 120 uren weer 100 c.M-\'. Het konijn Is zeer
mager, schijnt nog volkomen gezond, heeft geen dunne
faeces gcloo.sd. 126 uren na dc operatic is het konijn nog
vrij wel, 136 uren na de operatic wordt het dood in het
hok gevonden, warm cn .slap. Direct het \'vric.spunt van
liet bloed uit dc vena cava inferior, na lucht doorblazen,
bepaald, geen stolsels — 0.84° C.

Hij obductie wordt het volgende gevonden. Onder de

-ocr page 97-

8i

huid oedeem, de spieren oedemateus, het peritoneum lillend.
Vrij vocht in de buikholte, waarin geen kristallen, enkele
roode bloedlichaampjes en wat leukocyten. .Het vriespunt
van dit vocht is — 0.82° C. Eveneens vrij vocht in de pleurae
en in het pericard. Cor groot, linker kamer gecontraheerd,
rechter .slap. De lever (100 gr.) normaal van vorm en
kleur. De longen normaal. De maag en de darmen ge-
vuld met vocht. In bet rectum nog vaste faeces. De
darmwand oedemateus.

Proefdier XXXIX: beide nieren weggenomen, 9
X, \'s middags 3 uur cn daarna in de maag gebracht
100 c.M-\' water. Dit laatste wordt herhaald op 10, n, 12,
13 cn 14 X. Is 14 X \'savonds 10 uur zeer mager doch
vrij wel Wordt op 15 X \'s morgens 8 uur dood gevon-
den. Leeft dus langer dan 126 cn korter dan 13O uren
zonder nieren. Het vriespunt van het zuurstofhoudende
bloed zonder stolsels ongeveer is —0.86° C. Ook dit konijn
vertoont bij obductie oedeem op verschillende plaatsen.

II. Invloed van bet gebruik van .stikstofvrij en .stikstof-
houdend voedsel.

A. Proefdier LVIII: 3 V 1902, \'s middags 3 uur,
beide nieren vlot weggenomen en daarna in dc maag ge-
bracht 40 gram suiker opgelost tot 150 c.M\' suikerwater.
5 V: 40 gram suiker tot 120 c.M-"\' suikerwater in dc maag
gegoten. Dit laatste wordt herhaald op
6, 7, 8 cn 9 V.
10 V, \'s morgens 10 uur, wordt bet konijn stervende ge-

-ocr page 98-

82

dood, dus 163 uren na het wegnemen der nieren. Het
vriespunt van het bloedserum tweemaal bepaald: — 0.87° C.
en —0.87° C.

Van 4 V af heeft dit konijn eiken dag dunne faeces ge-
loosd, wat nog niet door mij bij andere konijnen zonder
nieren is waargenomen.

Proefdier LXI: 12 V, \'s middags 4 uur, beide nie-
ren vlot weggenomen en daarna in de maag gebracht
20 gram suiker opgelost tot 100 c.M^ suikerwater. 13 V,
20 gram suiker opgelo.st tot 100 c.M3 suikerwater. Dit
laatste wordt herhaald op 14, 15, 16, 17 en 18 V. 19 V,
\'s middags 4 uur, is het konijn zeer .slaperig, zit stil in
elkaar gedoken, zonder krampen. Wordt gedood door de
carotiden te openen.

Het vriespunt van het bloedserum — 0.84® C. Dit konijn
heeft dus langer dan 168 uren zonder nieren geleefd.

Proefdier LXIII: 13 VI, \'s middags 3 uur, beide
nieren weggenomen en daarna in de maag gebracht 20 gram
suiker opgelo.st tot 100 c.M-\' suikerwater. 14 VI, 20 gram
suiker opgelost tol 100 c.M"\' suikerwater ingegoten. Dit
laatste wordt herhaald op 15, 16, 17. 18 en 19 VI. 20
VI, \'s avonds 11 uur, is het konijn nog vrij welen 21 VI
\'s morgens 8 uur dood maar nog warm cn .slap. Dit konijn
heeft dus langer dan 176 uren cn korter dan 185 uren zonder
nieren geleefd.

Geen vriespunt van het bloed bepaald.

Zoowel proefdier LXI als LXIII loosden steeds wat

-ocr page 99-

83

dunner faeces dan normale konijnen. Bij de obductie be
stond geen oedeem van de huid, van de spieren, of van
het peritoneum. De darmen waren gevuld met dunne
brij, in het peritoneum een weinig vocht.

B. Proefdier LIX: 4 V, \'s middags 4 uur, beide
nieren weggenomen; 5 V,\'s middags, met Nelaton-catheter
in de maag gebracht 30 gram Tropon, gesuspendeerd in
100 gram water; dit wordt 6 V herhaald. Het konijn
sterft 7 Mei \'s morgens 9 uur zonder krampen. Direct na
den dood liet bloed uit de vena cava inferior opgevangen.
Het vric.spunt na schudden met lucht tweemaal bepaald:
— 0.84° C. en —0.85° C. Levensduur zonder nieren 67 uren,
gcCnt uit de operatieplaatsen en van het voorkamerbloed.\'
na 2
x 24 uren geen culture opgekomen.

Proefdier LX: 9 V, \'s middags 4 uur, beide nieren
weggenomen cn in de maag gebracht 20 gram Tropon,
gesuspendeerd in loo gram water; dit laatste lO V her-
haald. II V, \'s morgens half 9, wordt hfct konijn dood in
het hok gevonden. Vriespunt van het bloed niet bepaald.
Gcünt uit het bloed van de rechter kamer geeft negatief
resultaat. Levensduur korter dan .p uren.

Proefdier LXII op 2 VI \'s middags 4 uur, beide
nieren weggenomen en in dc maag gebracht dc inhoud
van 2 kippeneieren. Op 3 VI in dc maag gebracht
dc inhoud van cdn kippenei. Dit konijn wordt op 4 VI,
\'s middags 5 uur, .stervende gedood, 49 uren na operatic.
Het vric.spunt van het bloedserum —0.82® C.

-ocr page 100-

84

Deze 9 proeven doen ons dus zien, dat onder onthou-
ding van water en het verblijf in een verwarmd droog
vertrek het konijn korter leeft, en dat de twee konijnen,
waarbij 400 en 500 c.M3 water in de maag zijn gebracht,
langer leven dan de gemiddelde levensduur van konijnen
zonder nieren is, wanneer wat drinken kunnen.

Uit deze proeven blijkt verder, dat het verschil in
levensduur van de proefdieren, vermeld in Hoofdstuk HI,
IV, V en VI, niet alleen mag toegeschreven worden aan
het meer of minder drinken. Allereerst heeft geen dier
konijnen meer dan 100 c.M^ water gedronken, terwijl zeer
dikwijls konijnen, die bijna niets dronken, langer leefden
dan die konijnen, welke veel water tot zich genomen
hadden; dc proefdieren, waarbij ongeveer een halve liter
water in dc maag gebracht werd, leefden niet veel langer
dan verscheidene konijnen, waarbij dr 60 c.M^ extract in
de oorvenen werd ingespoten.

Zeer duidelijk verschil in dc levensduur geven de proe-
ven onder II vermeld. Bij het gebruik van plantaardig
cn dieriijk eiwit .sterven dc konijnen achtereenvolgens bin-
nen 65, 41 cn 50 uren, bij het gebruik van suikerwater
na 163, .108 cn 176 uren, terwijl het vriespunt van het
bloed onderling geen groot verschil geeft (— 0.84° C.,
— 0.82° C. bij het gebruik van eiwit, — 0.87° C. cn —
0.84° C. bij het gebruik van suikerwater).

M. i. kan men, in vergelijking met dc proeven, vroeger
vermeld, hiervoor eene verklaring vinden, daarin bestaande,
dat dc stofwissclingsproductcn van het eiwit schadelijk
werken cn den dood bij konijnen zonder nieren eerst dan

-ocr page 101-

85

behoeven te veroorzaken, wanneer het bloed een concen-
tratiegraad van ±
— o.85°C. bezit; dat het gebruik van
het suikerwater gunstig werkt, omdat het diarrhee ver-
wekt, waardoor de stofwisselingsproducten langs den darm
kunnen afgescheiden worden, en omdat bij het gebruik
van N-vrij voedsel het lichaamseiwit minder snel wordt
verbruikt, cn zoo minder snel de retentie N behoeft
te stijgen.

III. Invloed van het in de maag brengen van sterk
geconcentreerde zoutoplossingen.

A. Proefdier XXXVII: 5 X 1901, om twaalf uur,
beide nieren weggenomen bij ccn konijn van 3.2 kgr.
De operatic loopt vlot in 25 minuten af. Direct na afloop
wordt in dc niaag gebracht eene lauw-warme oplossing
van Karlsbader zout: 18 gram op 100 c.AP water. i^j.tUür
later wordt het konijn dood in het hok gevonden, met sterk
naar achter gebogen kop, anders dan dè andere konijnen
gevonden werden: Kramp.

Ilct abdomen is .sterk opgezet, geen dunne facccs uit
den anus. De darmen zijn sterk gevuld met vocht. Na
aanprikken ontlast zich 350 c-M-i dunne inhoud. In het
onderste gedeelte van het rectum normale facces. In dc
maag normale dikke inhoud. Spieren droog. Uit dc vena
cava met moeite bloed verzameld. Na doorvoeren van
lucht is het vriespunt vnn dit nog niet ge.stoldc bloed
— o 97® C. cn — 0.99® C. Geen hacmoly.sis. Onder ccn
dckgla.s met het microscoop bekeken zijn dc meeste roode

-ocr page 102-

86

bloedlichaampjes geschrompeld, sommige echter ook nog
duidelijk normaal van vorm.

B. Proefdier LVI van 2.6 kgr. op 27 IV 1902,
\'s middags tusschen 3 uur en half vier, beide nieren weg-
genomen; om 3.40 in de maag gebracht per catheter 20 gram
keukenzout opgelost tot
loo vloeistof, waarop het konijn
los gebonden en op den grond gezet wordt.

3 uur 45. Het konijn zit in elkaar, het strekt de achter-
pootcn uit. Het kan nog wel even staan, doch spoedig
glijden de pooten weer uit. Ademhaling 60 per minuut.
Pupillen wijd.

4 uur. Voorpooten ook lam. Ademhaling 60 per minuut.
Het dier tracht op te staan, maar kan het niet meer.

4 uur 10. Respiratie 40 per minuut.

4 uur 13. Tracht te vergeefs zich te verplaatsen.

4 uur 20. Respiratie 46 per minuut.

4 uur 25. Het konijn krijgt eene lichten tremor van den
kop, reageert weinig op huidprikkels. Pupillen middclwijd.
Cornea reflex aanwezig; geen verhoogde pccsrcflexen.

4 uur 30. Klonischc krampen gedurende enkele .seconden.

4 uur\' 35. Over het geheele lichaam klonischc krampen
in tonische eindigende.

4 uur 38. Over het gchcclc lichaam klonischc cn tonische
krampen.

4 uur 40. Eerst tremor van den kop, clan klonischc cn
tonische krampen over het gchcclc lichaam.

4 uur 45. Klonischc krampen, eindigende in .strekking
van het gchcclc lichaam. Het konijn sterft. Hals afgcsnc-

-ocr page 103-

87

den cn bloed opgevangen, waarvan bet vriespunt na defi-
brinceren — i .03® C. is.

Bij de obductie zijn de maag en darmen met meer dan
400 C.M3 vocht gevuld. Spieren droog.

Dit konijn leeft dus slechts 5 kwartier na het wegnemen
der nieren cn het inbrengen van een sterke zoutsolutic
in de maag; het sterft onder krampen, geheel verschillend
van de meeste andere konijnen in de vorige proeven
vermeld.

C. Proefdier XXXVIII: S X, \'s morgens half 10,
beide nieren vlot weggenomen, waarna direct in de maag
gebracht worden 50 c.M\'\' water met 10 gram Karlsbader
zout. Tot half ccn wordt niets bijzonders opgemerkt; dan
zit het konijn in elkaar cn zoekt de donkerste hoekjes van
het vertrek op, is somnolcnt. Geen verhoogde pcesreflcxen,
geen krampen. Het abdomen, dat na afloop der operatic
normaal van vorm was, .sleept, als het konijn zich be-
weegt, over den grond. Bij bet been-cn weer schudden
hoort men klotsen; 4 uur \'s middags is dc toestand on-
geveer als om half cén uur. Het abdomen is niet duidelijk
dikker geworden, geen duidelijk verschil in dc frequentie
van dc ademhaling cn de hartslagen. Het konijn schijnt
zeer dorstig, drinkt uit dc hand gretig water. Uit de
carotis sinistra na het opbinden 15 c.M"\' bloed opgevangen
om het vriespunt te bepalen, ccn operatie die volgens
onderzoekingen van v.
kouanvi van geen invloed op den
levensduur is. Vriespunt — 0.70® C. Men zet het konijn
water voor, waarvan tot 9 X, \'s morgens half acht, niet

-ocr page 104-

88

veel (20—30 C.M3) genomen wordt. Het dier ligt met
lamme achterpooten in het hok, heeft bij aanraken geen
krampen. Om half negen geen verandering in den toe-
stand; dood om half 10 uur zonder krampen. Geen ver-
hoogde reflexen waargenomen.

Het vriespunt van het bloed uit de vena cava inferior
na lucht doorvoeren ± — 0.79° C. In de darmen meer dan
300
c.M3 dunne faeces. In het rectum zijn de faeces iets
minder gebonden dan normaal. De lever is bleek, verder
geen macroscopische afwijkingen.

Uit deze 3 proeven blijkt dus, dat na exstirpatie der
nieren de konijnen spoedig sterven, wanneer hun een ge-
concentreerde zoutsolutie in de maag wordt gebracht cn
hierdoor het bloed wordt ingedikt. Krampen zijn versche-
nen, zeker bij één, misschien bij beide konijnen, waar snel
de concentratie verhoogd werd cn waar ccn veel lager
vriespunt dan in de overige proeven werd gevonden.
Proefdier C .stierf, toen het vriespunt hooger was dan
het gewoonlijk bij konijnen zonder nieren bij het sterven
gevonden wordt.

Nog t;enc andere proef werd genomen, om te zien bij
welke concentratie van het bloed konijnen sterven.

Proefdier XL. Volwa.ssen konijn 11 X 1901,\'s mor-
gens 10 uur, beide nieren vlot wcggenomén cn 14 X, 10
uur (72 uur later) terwijl het nog volmaakt gezond is
en tegen afkoelen bewaard wordt in dc vena jugularis
dextra zoutwater ingespoten.

-ocr page 105-

89

Het vriespunt van deze keukenzoutsolutie is — 1.25° C.
Specifiek gewicht 1014 dus ongeveer 1.8 0/
q NaCl. Snel-
heid van inspuiting i—5 c.M"\' per minuut. Het konijn
tracht een paar maal zich los te rukken (krampen?) en
sterft bijna ongemerkt nadat 205 c.M^ in 70 minuten zijn
ingespoten. Direct na den dood bloed uit de vena cava
inferior opgevangen en lucht doorgevoerd zonder stolsels
5 ± — 0.84° C. Bij obductie geringe hoeveelheid vocht in de
buikholte. Spieren schijnen iets vochtiger te zijn dan normaal.

Hier is dus de dood gevolgd bij een vriespunt van
het bloed ongeveer gelijk aan dat waarbij konijnen zonder
nieren sterven.

Dit zelfde vertoont ook proefdier LIV. Bij een konijn
van 3 kgr. worden op 8 IV, 4 uur \'s middags, beide
nieren vlot weggenomen cn op 9 IV, \'s avonds 9 uur,
subcutaan 100 c.M"\' van ccn 0.5 % kcukcnzoutoplossing
inge.spoten, terwijl 50 c.M. eener 3 % natriumsulfaatop-
lossing in de maag gebracht wordt. Ditzelfde wordt her-
haald 10 IV. Op 11 V worden subcutaan 150 c.JM"\' van
dc 0.5 kcukcnzoutoplossing cn per anum 50 c.M\'\' van
dc 3 % natriumsulfaatoplo.ssing ingespoten. Tot nog toe
heeft het konijn gebonden facccs geloosd. Op 12 IV zijn
cchtcr dc facccs dun, vermengd met slijm, \'s Avonds 8 uur
leeft het konijn nog, sterft des nachts cn is \'s morgens
13 IV, om 8 uur, koud.

De leven.sduur is dus langer dan loo cn korter dan
112 uren. Bij dc obductic blijkt op dc injccticplaats geen
.sterker oedeem onder dc huid tc be.staan dan op dc
plaatsen waar niet ingespoten is.

-ocr page 106-

90

De spieren zijn vochtig. In het peritoneum vrij vocht
waarvan het vriespunt — 0.86® C. is; eveneens vrij vocht
in de pleurae en in het pericard. Het vriespunt van het
bloed niet bepaald.

Uit deze zoo uiteenloopende proeven, waarbij de levens-
duur na exstirpatie van de nieren, zoo verschillend is, blijkt
echter dat bij de konijnen (met uitzondering van die, welke
gestorven zijn tengevolge van het inbrengen van sterk ge-
concentreerde zoutsoluties) het vriespunt van het bloed bij
den dood geen groot verschil oplevert.

Ook vallen nog te vermelden:

Proefdier LVII, waarbij 27 IV, \'s middags 5 uur,
de beide nieren zijn weggenomen cn \'s avonds 8 uur is
ingespoten 60 c.M-\' nierextract, bereid door 4 nieren met
50 C.M3 steriele physiologi.sche kcukcnzoutoplo.ssing fijn tc
wrijven en te filtreeren. Dit konijn leeft 30 IV \'s avonds
9 uur nog cn is
I V \'s morgens 9 uur dood, nog warm:
levensduur langer dan 76, korter dan 88 uren na operatie.
Vriespunt\' van het bloed, na lucht doorvoeren, ongeveer
— 0 8s®C.

Proefdier LIV, waarbij ik 24 IV, \'s avonds 7 uur, op
dezelfde wijze opcrccrcndc als waarop dc nieren weggenomen
worden, nu alleen dc uretcren cn het peritoneum doorknip.
Dit konijn sterft 28 IV \'s morgens 9 uur, dus 85 uren
p. operationem. Bij den dood geen krampen. Bij obductie

-ocr page 107-

91

wordt in het peritoneum vrij vocht gevonden, ongeveer
40 C.M3, waarvan het vriespunt — 0.89° C. is, en uit de
vcna cava inferior bloed opgevangen, waarvan het vries-
punt, na doorvoeren van zuurstof — 0.84° C. is.

Ook deze twee proefdieren sterven bij een vriespunt
van bet bloed van dz — 0.85° C., nadat zij niet meer in
staat zijn de stofwisselingsproducten te elimineeren.

-ocr page 108-

HOOFDSTUK VIII.

Herhaalde malen zijn door mij van de verschillende
organen microscopische praeparaten vervaardigd, waaruit ik
evenwel niet veel conclusicn omtrent dc doodsoorzaak
durf trekken.

Wel meen ik, dat, hoe langer een konijn zonder nieren
leeft, des te gemakkelijker in het hart, in de lever en in dc
spieren vettige degeneratie wordt gevonden en dat dc vet-
dropjes, zoowel met osmiumzuur als met Sudan III ge-
kleurd, in grootere hoeveelheid voorkomen in deze organen
bij dieren die langer zonder nieren geleefd hebben. Zoowel
pluispraeparatcn als parafinepracparaten vertoonden dit beeld.

In de voorhoornccllen van het ruggcmerg zijn duidelijk
nog de Nisllsche granula aanwezig, hoewel in ccn niet
groot aantal.

Het microscopisch onderzoek van bet bloed heeft mij
geen groot verschil in verhouding laten zien tu.s.schcn de
roode cn witte bloedlichaampjes op verschillende dagen na
het wegnemen der nieren.

Ook heb ik niet gevonden, dat de grootte der roode
bloedcellen in het langzaam in concentratie stijgende serum
verandert.

-ocr page 109-

93

Leukocyten uit normaal bloed vertoonen even lang be-
weging in het meer geconcentreerde serum, als leukocyten
uit dit bloed in normaal serum.

Onder het dekglas bekeken heb ik de roode bloedcellen
van een normaal konijn in geconcentreerd serum dikwijls
7-ien schrompelen, echter niet telkens, zoodat ik vermoed,
dat het schrompelen een kunstproduct is.

De roode bloedcellen, uit eene oorvene van een normaal
konijn in serum van hooge concentratie opgevangen, ver-
toonen na 20 uren duidelijk haemolysis. Of dit het ge-
volg is daarvan, dat het serum ammoniumchloride, of eene
te geringe hoeveelheid keukenzout, of andere .specifiek
giftige stoffen bevat, durf ik niet zeggen. Rotting meen
ik tc mogen uitsluiten.

Ilet is mij verder opgevallen, dat dc konijnen, die lang
zonder nieren leven, bij den dood stinken cn dat dit niet
afhankelijk is van rotting, daar terstond na het verbloeden
dc spieren ook zoo rieken. Waarmede dc reuk tc ver-
gelijken is.^ Mi.s.schien met die van rottende j^rinc.

-ocr page 110-

HOOFDSTUK IX

Nadat reeds een groot gedeelte van mijn proefschrift
was gedrukt, werd een onderzoek gepubliceerd, waarin
proeven beschreven zijn, die veel op de mijne gelijken.

Dr. Ludwig Blumreich i) heeft bij een dertigtal konij-
nen onder aether narcose, op dezelfde wijze als door mij
geopereerd is, de nieren weggenomen. Hij heeft dan nage-
gaan of er venschil be.staat tusschen de .symptomen bij
zwangere en bij niet-zwangere konijnen.

Daar hij echter de konijnen na het wegnemen der nieren
liet eten en hij geheel andere verschijn.sclen zag dan door
mij zijn waargenomen, wil ik liever hier ccr.st zijne eigen

woorden mededeelen:

„Ich verwendete zunächst lo schwangere und 12 nichtschwangere
Thiere von annähernd gleichem Gewicht, keines unter 2600 g. Die
Thiere waren vor der Operation mit Kartoffelschalen, Mohrrüben,
Hafer, Heu, Weizen genAhrt worden, in den unmittelbar dem Kin-
griff vorausgehenden Tagen meist nur mit Hafer und Heu.

Entsprechend dem Charakter als Herbivore vertragen die Kaninchen
die Ausschaltung der beiden Nieren relativ lange Zeit, springen danach
munter umher und fressen mit Appetit. Als erste Wirkung der Nicren-
cntfernung trat für gcwönhnlich eine gewisse st.trkcre Erregbarkeit ein.
Sie wurden scheuer, schreckhafter, ein leises D.-ihinstreichcn über die

1) Archiv für Gynaekologie Und 66.

-ocr page 111-

95

Haut machte sie oft schon unruhig und brachte sie zu wildem Umher-
laufen. Dann setzten allmälig Krämpfe ein und zwar regelmässig nicht
gleich allgemeine Convulsionen, sondern zunächst isolirte Zuckungen
der Nackenmuskulatur. In Abständen von mehreren Minuten, später
von Sekunden, wurde der Kopf ruckweise nach rückwärts gezogen,
um alsbald wieder nach vorn
Uberzusinken. In einigen anderen Fällen
leitete der Beginn sich ein mit klonischen Zuckungen, die durch die
ganze untere Rumpfhälfte gingen. Allmälig dehnte sich der Krampt
dann auf weitere Muskelgruppen aus, so namentlich auf die vorderen
Extremit.lten, welche klonische, gelegentlich auch tonische Krämpfe
zeigten. Der Ch.-imkter der Convulsionen ähnelte im Allgemeinen viel
mehr denen, die nach Injection von Kreatinlösung in die Carotis auf-
getreten waren, als denen bei den Aufstreuungsversuchen. t) Auch hier
war krampferregende und narkotische Wirkung combinirt. Sobald
erst die Extremitäten von den Krämpfen ergriffen waren, zeigten sich
zwischendurch immer wieder Lähmungserscheinungen. B.ild r.innten
die Thiere im Käfig wild umher, b.-ild Ligen sie matt auf der Seile,
bis sie schliesslich entweder bei einem .iiigemeinen Krämpfe des ganzen
Körpers plötzlich todt umsanken, oder was das Häufigere war, auf
der Seite liegend immer schwächer wurden und unter leichteren Zuc-
kimgen der Extremitäten und des Kopfes schliesslich verendelen. Der
Charakter der Krämpfe war also ein sehr einheitlicher."

In zijn .schrijven knn nicn zieh verder overtuigen, dnt
ook JiLUMKElCil heeft ondervonden, dnt dc leven.sduur vnn
konijnen nn hct wegnemen der nieren nfhnnkelijk is vnn
hct voedsel dnl zij gebruiken en ook hij geeft nnn dnt,
wnnnccr men bij vcrschillcndc konijnen hct opnemen en
splitsen vnn hel eiwit regelt, dc levensduur ongeveer even
Inng wordt. Ilct is hem niet opgevallen, dnt de konijnen
die hct mcc.st hnddcn gedronken, het langst in het leven
bleven, manr wel, dnt dc zwnngcrc konijnen zonder nieren
ongeveer even Inng leefden als de nict-zwnngcrc.

i) Archiv für Gynaekologie Biul 65.

-ocr page 112-

96

Op blz. 74 en 77 beb ik neergeschreven, dat mijne
ondervinding is, dat zwangere konijnen eerder sterven en
met minder laag vriespunt dan niet-zwangere.

Ik weet niet hoe het komt, dat onze meeningen hier zoo
lijnrecht tegenover elkaar staan. Dit zal een nauwkeurig
onderzoek moeten uitmaken. Misschien, ja zeker, zijn ons
beider getallen veel te klein, om .storende invloeden uit
te sluiten.

Ook in een ander opzicht staan onze meeningen tegen-
over elkander.

Blumreicii is van oordeel, dat konijnen na het weg-
nemen der nieren en het gebruiken van voedsel .sterven
onder krampen: ik heb bij mijne konijnen, die geen voedsel
kregen, nimmer krampen waargenomen. Nu kan men tegen
mij aanvoeren, dat ik elk konijn niet voortdurend na dc
operatie heb geobserveerd en dat dc dieren krampen zouden
gehad kunnen hebben in dc onbewaakte oogenblikken.

Vreemd zou dit echter zijn, daar de mee.stc van de
proefdieren van
Hl. 8 tot 10 uren voor het sterven reeds
krampen hadden en deze bijna onafgebroken schijnen voort-
bc.staan tc hebben Misschien zou dc groote hoeveelheid
anorganische zouten, die zijne konijnen in het vocd.scl
opnamen, de oorzaak van de krampen geweest kunnen
zijn:
A. Bickel i) geeft een vingerwijzing in dien zin.

Om mijn onderzoek nog eens te controlceren, heb ik
drie konijnen na het wegnemen der nieren overvloedig
voedsel gegeven.

1) Dcutschc mcd. Wochcnschrift; 1901.

-ocr page 113-

97

Proefdier LXV heeft overvloedig gegeten en worden
25 VI, \'s middags 12 uur, beide nieren weggenomen. Het
is na afloop .slap, eet \'s avonds zeer veel bloemkoolbladen.
Wordt 26 VI, \'s morgens 8 uur, dood in het hok gevonden.
Om 12 uur geönt uit het bloed van rechter voorkamer op
twee buisjes agar-agar.: na 2 X 24 uren is op één buisje
eene kolonie opgekomen. Het andere is steriel gebleven.
Bij de obductie geen verschijnselen van peritonitis.

Proefdier LXVI heeft eveneens overvloedig gegeten;

25 VI, \'s middags half i uur, worden het beide nieren weg-
genomen. Het is na afloop slap, leeft 26 VI, \'s morgens 8
uur nog. Eet koolbladeren, wordt nu herhaaldelijk geob-
serveerd. Sterft omstreeks half twaalf zonder krampen. Bij
dc obductie blijkt niets van peritonitis. Geënt uit het
rcchtcr voorkamer bloed op agar-agar: beide buisjes zijn na
2
X 24 uren nog steriel.

Proefdier LXVII heeft weinig gegeten; 25 VI \'s mid-
dags kwartier vóór één uur, worden beide nieren weg-
genomen. Het eet 26 VI weinig, wordt herhaaldelijk
geobserveerd. Geen krampen. Het cct \'s avonds niet. Van

26 VI af, \'s avonds 9 uur, voortdurend geobserveerd, ver-
toont geen krampen. 27 VI, 11 uur, geen krampen,
evenmin om 12, i cn 2 uur. Het konijn heeft sinds den
vorigen dag geen voedsel willen gebruiken, wordt steeds
slapper, zakt in elkaar, sterft om kwartier vóór drie bijna
ongemerkt: ademde ru.stig, trekt tweemaal dc kop naar
link.s, maakt één kauwbeweging cn houdt op met ademen.

-ocr page 114-

98

Obductie: geen peritonitis. Geënt uit het vocht in de
buikholte: na 24 uren de beide buisjes steriel. Na den
dood klopt het hart nog.

Uit deze twee laatste proeven blijkt ni. i. duidelijk, dat
onze waarnemingen geheel verschillende resultaten geven.

Proefdier LX VIII is gedurende meer dan 20 uren vóór
den dood bijna onafgebroken geobserveerd en heeft geen
krampen vertoond. De bewegingen, die het vlak vóór het
sterven heeft gemaakt, kunnen geen krampen heeten.

-ocr page 115-

HOOFDSTUK X.

Conclusies.

Uit mijne proeven volgt dus, meen ik: konijnen zonder
nieren kunnen ongeveer icx) uren leven; er zijn er wel
die spoediger sterven, maar dit mag niet bevreemden om
de vele schadelijke invloeden die bij zulke dieren kunnen
inwerken. ■

Mijn tabel op blz. 49 is geloof ik voldoende, om aan
hct getal
db ICX) als norm vast tc doen houden.

Ik heb mij afgevraagd, waar dc giftige stoflTcn die aan
hct leven ccn eind maken, te vinden zouden zijn; over-
tuigd als ik was van de retentie van schadelijke stoffen na
mijne operatie. Ik bcn evenwel door mijn werk tot dc
overtuiging gekomen dat cr geen grond bestaat om aan
zulk een retentie te blijven vasthouden.

Ik meen alles tc hebben gedaan wat mogelijk is,
om dc aanwezigheid van zulke giftige .stoffen, als zij
bestonden, aan tc toonen, n)aar mijn resultaat was steeds
negatief.

Ik meen tc mogen beweren, dat in hct bloed, hetzij in
hct bloedserum, hetzij in dc bloedlichaampjes van dieren

-ocr page 116-

100

die aan de gevolgen van het wegnemen der nieren gestor-
ven zijn, geen giftige stoften voorkomen. (Vergelijk blz. 56,
58 en 60.)

De lever bevat bij de konijnen zonder nieren evenmin
giftige stoffen; met de grootste zorg heb ik alles uit de
lever getrokken, wat uit te trekken was en ik heb geen
reden gevonden om aan te nemen dat er een stof in voor-
kwam, die de levensduur van konijnen zonder nieren kan
verkorten. Integendeel, ik heb door het inspuiten van het
leverextract verlenging van levensduur verkregen. Een
konijn zonder nieren, heb ik na het inspuiten van lever-
extract van konijnen, die na exstirpatie van nieren waren
te gronde gegaan, zelfs 150 uren zien leven; van de vijf
overige dieren hebben 3 veel langer geleefd dan
loo uren
(zie bldz. 68 en 69).

Uit de spieren heb ik evenmin giftige stoften kunnen
verkrijgen; van vijf konijnen zonder nieren leefde édn, waar
veel spicrextract van een konijn dat aan niercx.sterpatie
was gestorven, was inge.spotcn, daardoor, zeker daarna
ongeveer 150 uren, een tweede ook langer dan 100 uren
(bldz. 76 en 77).

Ik heb wel is waar niet bewezen, dat ik zeker alle .scha-
delijke .stoffen uit de genoemde organen heb kunnen ver-
krijgen, maar het komt mij toch voor, dat ik de afwezig-
heid van specifiek giftige .stoffen daar zeer waarschijnlijk
heb gemaakt.

Men is wantrouwend geworden omtrent dc waarde van
inspuitingsprocven, als nu door mij genomen zijn. In mijn
inleiding kan men van de treurige vergissingen lezen, die

-ocr page 117-

lOI

daarbij begaan zijn, maar — de lezer gelieve hierop te
letten — die vergissingen hebben alleen bestaan, waar
men meende positief resultaat te hebben verkregen; a pri-
ori mag bij negatief resultaat, zooals het mijne, de moge-
lijkheid van het bestaan van zulke vergissingen ontkend
worden.

Daarenboven, bij haast alle proeven, waarop ik hier doel,
is eene principiëele fout begaan. Men heeft de giftigheid
van stoffen willen aantoonen, bij dieren
met nieren, welke
nieren juist het vermogen bezitten, om in korten tijd veel
van deze stoffen te verwijderen.

Men heeft deze fout willen elimineeren, door steeds met
een eens aangenomen snelheid in te spuiten, maar dat men
daarmede die fout niet ontgaan is, behoeft geen nader be-
toog. Ik vind die methode absoluut te veroordeelen cn
waag het mij tc verbazen over het feit, dat dit afkeurend
oordeel niet veel eerder daarover is uitgc.sprokcn.

Ik heb daarom naar dc aanwezigheid van giftige .stoffen
door inspuiting gezocht bij dieren zonder nieren.

Als dc oorzaak van den dood na het wegnemen van dc
nieren meen ik tc mogen houden, dc hooge moleculaire
concentratie van het bloed en dc wccfsclsappcn: getuige
o. a. de groote osmoti.schc spanning van dc tran.ssudatcn,
waar deze bc.stondcn. Ik erken, dat ik hiertoe ben geko-
men door uitsluiting van andere mogelijke oorzaken, maar
de belangrijke vric.spuntvcrlaging van het .serum, die ik
steeds zag bij den dood, is voor mijn .stelling, in verband
met wat men weet van dc beteekenis van dezen invloed
in het algemeen, ccn krachtige grond.

-ocr page 118-

02

Hiervoor pleiten verder de resultaten, verkregen bij XHI
XXXIII en XXXIX (bidz. 80 en 81). XIII leefde in
een warm vertrek ongeveer 76 uren, XXXIII hetwelk op
de dagen na de operatia 400 c.M3 water in de maag ge-
goten werd, ongeveer 130 uren, XXXIX dat 500 c.M3
water ontving, eveneens 130 uren.

Daarbij sluit zich aan het treffende resultaat van het in-
gieten van suikerwater in de maag; LVIII, LXI en LXIII
(blz. 81 en 82) ontvangen daarvan na de operatic groote
hoeveelheden en leven daarna achtereenvolgens 163, 168
cn rt 180 uren, welke de leven verlengende invloed is van
de suiker die waarschijnlijk geoxydcerd wordt, daarover
heb ik gesproken op blz. 84.

In denzelfdcn geest spreekt de uitwerking van het in-
brengen van zeer geconcentreerde zoutsoluties in de maag.
Blz. 85 en vv. heb ik proeven beschreven waaruit blijkt,
dat daardoor het leven van de dieren verkort wordt cn even-
eens de osmotische spanning van het bloed toeneemt. Het
is duidelijk, dat bij al mijne dieren, die na de operatie niet
gegeten hebben, de verhooging van de osmotische span-
ning moet worden toegeschreven aan een .splitsing van dc
organische verbindingen in het lichaam (al reken ik mij
ook verplicht dit punt nog opzettelijk tc onderzoeken).
Met het oog daarop beb ik dieren in de maag gebracht
eiwitrijke stoffen, waarvan dc waarneming mij leerde, dat
zij opgenomen werden: Tropon en kippeneieren. Wat van
tevoren verwacht werd geschiedde: de lcvcn.sduur nam af
onder den invloed van toediening dezer stoffen, die wel
verbruikt moeten zijn. Deze proeven pleiten cr dus voor,

-ocr page 119-

03

dat werkelijk splitsingsproducten van eiwit o. a. de osmo-
tische spanning belangrijk kunnen verhoogen.

Behalve waar zeer snel water aan het bloed onttrokken
werd, door het inspuiten van sterke zoutsoluties in de
maag, vond ik bij den dood, korter of langer na de ope-
ratie, naar de verschillende wijzigingen van de proef, ecn
tamelijk vast vriespunt van het serum rt — 0.85° C.

-ocr page 120-

^w^iyy______

A»\'

iß.

h; > *

•B

-ocr page 121-

^TELLINGEN

-ocr page 122-
-ocr page 123-

Stellingen.

Ten onrechte wordt door Marx cn WoiTHE hct voor-
komen van Babcs-Ernst\'schc lichaampjes als ccn maatstaf
voor de virulentie van de bactcriün beschouwd.

II.

Lunibaalpunctie voor diagnostische doeleinden is af tc
keuren.

III.

Ilct aanwenden van antipyretica bij dc behandeling van
typhus abdominalis verdient aanbeveling.

-ocr page 124-

io8

IV.

De ulna kan bij pronatie en supinatie nog een andere
beweging dan die van flexie en van extensie ten opzichte
van den humerus maken.

V.

Physiologen en pathologen hebben geen rekening tc
houden met de „secretion interne" van de nier.

VI.

Bij amputatie van het onderbeen vormen de osteoplasti-
sche methoden ccn noodelooze complicatie der techniek.

VII.

Dc doör Potain gegeven verklaring van dc splijting van
den tweeden pulmonalistoon en van den tweeden aortatoon
is niet jui.st.

VIII.

Voor klinisch gebruik is dc jodometrischc suikertitralic
van urine van diabetici naar dc door ScilOORL veranderde

-ocr page 125-

109

methode van Lehmann om verschillende redenen te ver-
kiezen boven de gewone titratie met
Fehling\'s proef-
vocht.

IX.

Niet gecompliceerde hydrocele communis opereere men
volgens de methode van
winckelmann.

X.

Ilct vet, dat men in de cellen vindt na phosphorus-
vergiftiging, is eerder te beschouwen als gevolg van in-
filtratie dan van degeneratie.

XI.

Dc instrumentale dilatatie van de cervix bij spocd-
vcrlossing verdient de voorkeur boven de manuiîele.

XII.

Men moet hct bestaan van alcxincs aannemen, otn hct
tc gronde gaan van baclcriOn in hct bloedserum tc kun-
nen verklaren.

-ocr page 126-

I 10

XIII.

Bij strictura urethrae gonorrhoica is de urethrotomia
interna te verkiezen boven de urethrotomia externa.

XIV.

Panophthahnitis is geen indicatie tegen enucleatie.

XV.

Terecht zegt politzer: „Die Ausschaltung der Luft-
douche aus der Behandlung der acuten Mittelohreiterung
würde einen entschiedenen Rückschritt in der Therapie
dieser Krankheitsform bedeuten."

Hetzelfde kan gezegd worden van het absolute verbod
van irrigatie der gehoorgang en van de vervanging daar-
van door de zoogenaamde droge behandeling.

-ocr page 127-

ïSêi

\'"\'.SC

-ocr page 128-

\'V-C :

m

■ vi • V •

-
. ï \' .

■■

h

i

* .i*

mm

;

j

• \'

-ocr page 129-
-ocr page 130- -ocr page 131-

iA

Vs* -

W

Mm

i\' f-%

-ocr page 132-

mj\'Àx Ï:J