-ocr page 1- -ocr page 2- -ocr page 3-

i

mif^

W

-vt

-O.

Ä

iV -.J

il

A

.r\'-.\'f^)

mn

t:

mm

m

M

VU

aijr

■-v ,

n

te]

H

Ci

Ci

n

W;

W-\'V

m

m

if X^icjix,;

K

V

îMM

r

N

M-

Vi

r.

I /

u

rW-

r.\'V\'

"Ni

-

vi

;V

V.

-ocr page 4-

\'. < :

r\'-V-î:-\':-:\'^\';

m

y . . : •

- ^ • > A

-ocr page 5-

Toepassing der .Waarscliijnlijklieids Eekeniug

OP

Levensverzekering en Sterfte-Statistiek.

-ocr page 6-

. vv.

______-,

■■\'.Mi

r

IS- ■ ^"■^fv,:

^^ M

£

0702 7208

-ocr page 7-

Q/S6 Llt6.-: / -6 /S^S^

Toepassing der Waarsehijnlijkheids-Hekening op
levensvepzeifeping en Stepfte-Statistiek.

PROEFSCHRIFT

TER VERKRIJGING VAN DEN GRAAD VAN

J0£t0r in ik m $at«urlumde

AAN DE jR.ijks-jJNIVERSITEIT TE JJtRECHT
NA MACHTIGING VAN DEN RECTOR-MAGNIFICUS

DR. J. J. P. VA LET ON JR..

Hoogleeraar In de Faculteit der Godgeleerdhoid,

volgens besluit van den senaat der universiteit
TEGEN DE BEDENKINGEN VAN

DE FACULTEIT DER WIS- EN NATUURKUNDE

TE VERDEDIGEN

op Dinsdag 7 Juni 1898,

des namiddags te 3 uur,

DOOR

JOHANNES HENDRIKUS PEEK,

geboren te Culenborg.

bibliotheek der
flüKSUNIVERSi : r:iT
-
^^^- UTRECHT.

Gedrukt bij F. J. BELINFANTE, voorh.: A. D. SCHINKEL.
1898.

-ocr page 8-

» i

, tTi -.ir. , ■ - —

f-J\'; \' .--\'Ar T\'-T"

w

I n v/Xl-tJ;.

- ■■

■n

■ifU-

m

v;

/ t..

•Vv\'

: ...

fX

-ocr page 9-

^AN

DE NAGEDACHTENIS MIJNER pUDERS.

-. .. i
tifiiflÉim-fTlfi*!

-ocr page 10-

ii V

- > \'■ ., V

m

: ■ 1

, ^ - ■

\'J\' ,

r

li\'-

■ \'1 M .\'^ï.\' -

-ocr page 11-

Aan het einde mijner Academische studiën gekomen, gevoel ik mij gedrongen,
mijn oprechten dank te betuigen aan allen, die mij hierbij behulpzaam zijn geweest,
in de allereerste plaats aan U, Hoogleei\'aren van de Faculteit der Wis- en Natuur-
kunde der TJniversiieit te Amsterdam, voor het hooggeivaardcerd onderwijs, dat ik van
U mocht ontvangen.

In het bijzonder echter aan U, hooggeachte Promotor, hooggeleerde Kapteijn,
gevoel ik mij zee)\' verplicht voor den steun, dieto ik bij het schrijven van mijn
Proefschrift van U mocht ondervinden en voor de tvelwillendhcid, waarmede Gij mijne
promotie hebt op U willen nemen, toen omstandigheden mij verhinderden, mijne
studiën aan de Amsterdamsche Universiteit te voleindigen.

-ocr page 12-

\' j

S®"\'- : ■r-\'\'\'^ \' \' \' \' \' \\ ■

i: \' ■!■ *

4-

. -ft

...

.•äT

îà

Mêm

-ocr page 13-

INHOUD.

Blz.

Voorbericht................................xi

HOODSTUK I.

Wet der groote getallen..........................i

Middelbare fout.............................8

Theorie der gemiddelden.........................10

Gemiddelde fout............................14

Waarschijnlijke fout...........................15

Foutenwet eener lineaire functie van eenige grootheden...............1(5

<

HOOFDSTUK II.

Toepassing van de wet der groote getallen op de sterfte............19

Opvatting der verhoudingen p als kansen....................27

Jaarlijksche sterftekans..........................28

Sterftekracht..............................30

Verzameling van sterftewaarnemingen....................33

Het bijeenvoegen van personen van gelijken leeftijd................33

Het scheiden der jaren van geboorte.....................33

Het scheiden van geboorte- en sterfjaar....................33

Het combineeren van waarnemingen verricht in verschillende kalenderjaren.......39

Waarschijnlijkheid van afwijkingen in het aantal dooden op verschillende leeftijden
onder een personeel waarbij in- en uittreden plaats heeft..........42

HOOFDSTUK IH.

Afronding.................................55

Toepassing van de methode der kleinste kwadraten op de afronding..........G2

Gevolgen dezer methode van afronden.....................G7

HOOFDSTUK IV.

Reserve..................................tt

Totaal Risico ...............................T9

-ocr page 14-

x

Blz.

Middelbare fout..............................83

Aantal levenden............................84

Aantal dooden.............................85

Lijfrente...............................85

Tijdelijke verzekering tot uitkeering bij overlijden . ...............86

Fouten in de premiën..........................87

Verzekering op meer hoofden........................88

Middelbare fout, indien de berekening is verricht op grond der afgeronde sterftekansen. ... 89

Risico.....•............................. 89

Verzekering tot uitkeering bij overlijden tegen eenige premie............90

Lijfrente...............................91

Uitgestelde en tijdelijke lijfrente. . .....................92

Verzekering tegen jaarpremie........................93

Verzekering tot uitkeering der eenheid bij overlijden tegen gelijkblijvende jaarpremie .... 94
Verzekering tot uitkeering op den leeftijd
x m of bij vroeger overlijden (gemengde verzekering) 99

Verzekering op meerdere hoofden......................99

Verbindingsrente............................100

Weduwenpensioen............................101

Opvatting van een contract van levensverzekering als eene opeenvolging van onafhankelijke spelen 103

Toepassing hiervan 1° op lijfrente......................107

„ „ 2° op verzekering tot uitkeering der eenheid bij overlijden tegen tijdelijke

premiebetaling...........................107

Berekening van het risico op weduwenpensioen uit het jaarlijksch risico.........112

Idem op verbindingsrente . ........................114

HOOFDSTUK V.

Waarschijnlijkheid van verschillen tusschen de ware en de gemiddelde reserve. . ii6

Risico Reserve...............................123

Opslag..................................126

Maximum van verzekerd bedrag.......................128

Mathematische hoop op winst........................129

Toepassing..............................131

HOOFDSTUK VI.

Overzicht der vroeger verschenen verhandelingen over het risico........133

Tabellen.

Stellingen.

Errata.

-ocr page 15-

VOORBERICHT.

Tot de keuze van dit onderwerp als stof voor eene dissertatie vond ik
aanleiding in mijne werkzaamheden als chef van het Bureau Statistiek bij het
Rijks-pensioenfonds voor Weduwen en Weezen van Burgerlijke Ambtenaren. Bij
gelegenheid van de afronding der sterftekansen, berekend uit waarnemingen op deze
ambtenaren, deed zich namelijk de vraag voor, of de sterftekansen inderdaad als
kansen mogen worden beschouwd, zoodat de wet van
Bernouilli op de sterfte-
waarnemingen toepasselijk is. Een aanknoopingspunt voor dit onderzoek meende
ik te vinden in de waarnemingen van
Quételet, waaruit blijkt, dat de waarschijn-
lijkheid van afwijkingen der individueele lichaamslengten van de gemiddelde bij een
groot aantal personen door de foutenwet van
Gauss is gegeven. Hetzelfde feit werd
later geconstateerd ten opzichte van andere grootheden, door
Galton zelfs wat
betreft de verstandelijke vermogens van verschillende personen. Ofschoon dus in de
natuur de genoemde foutenwet algemeen schijnt te gelden en hieruit zou volgen,
dat de waarschijnlijkheid eener combinatie van eigenschappen een product is van
dergelijke foutenwetten, bleek het beoogde doel hier evengoed te kunnen worden bereikt,
door aan te nemen, dat deze waarschijnlijkheid door eene" willekeurige functie is
gegeven. Zoo ontstonden de beschouwingen van blz. 19—38, die onmiddellijk tot eene
opvatting der grootheden als kansen voerden, zoodat de beschouwingen van

-ocr page 16-

xii

hoofdstuk I op de sterfte van toepassing bleken. De sterftekansen lo kwamen
daarbij als afgeleide grootheden uit de verhoudingen
p voor den dag en bleken
eenvoudiger eigenschappen te bezitten dan deze laatste.

Aan de vraag, of de wet van Bernouilli op de sterfte verschijnselen van
toepassing is, knoopt zich vast die naar de mogelijkheid, om het risico van levens-
verzekeringmaatschappijen als functie van de verhoudingen
p of w neer te schrijven,
welke met de eerste tegelijk bevestigend moest worden beantwoord. Eene theorie
over opslag, risico-reserve en maximum van verzekerd bedrag, teneinde aan te
wijzen in welke richting eene rationeele ontwikkeling van de theorie der levens-
verzekering mogelijk is, scheen mij niet overbodig toe.

Ten slotte werd nog een kritisch overzicht toegevoegd van de theorieën der
vroegere schrijvers betreffende het risico, omtrent welke de meeningen der verzeke-
rings-wiskundigen uiteenloopen.

Teneinde den lezer eenigszins vertrouwd te maken met de numerische waarden
der in dit proefschrift behandelde grootheden, werden eenige tabellen toegevoegd.
Aan allen, die mij bij de berekening daarvan zijn behulpzaam geweest, breng ik
hierbij mijnen dank.

-ocr page 17-

HOOFDSTUK I.

WET DER GROOTE GETALLEN.

We denken in eene vaas een onbepaald groot aantal kogels, waarvan een
aantal So genummerd met O, Sj met 1,... . met l en daaruit « trekkingen gedaan.
We vragen nu wat is de kans, dat onder de « kogels er zich
Wq bevinden genum-
merd met O, n, met 1, ni met l, zoodat
Wq ïi, H-...... ui = a.

Bij elke trekking zijn de kansen om kogels te trekken met de nummers
O, 1, 2......l resp.

•\'^0 „ „ „
-- = Pn -= Pl......- = Pl

S„, Vm s^

O O O

zoodat 1.

De kans in eene bepaalde volgorde % n,......ui kogels te trekken wier

nummers met de indices van n overeenstemmen is derhalve

tlQ «1 Hl

Po Pl.......Pl

Het aantal verschillende volgorden, waarin zij kunnen voor den dag komen,
wordt gevonden door te nemen het aantal onderlinge permutatiën van a voorwerpen,
waaronder n^ »i «i......gelijke, en is dus

_o!_

I ?j, 1.....n,!

De kans op het trekken van de genoemde aantallen kogels is derhalve

/ \\ «! »"O "1 "i

.....^.......

waarin nog steeds 2\'n = a en 2\'j) = 1.

-ocr page 18-

"We kunnen vragen voor welke waarden der grootheden n deze kans het
grootst is.. Om dit te kunnen nagaan, redeneeren we volgenderwijze. Bij 2 elkaar
uitsluitende gebeurtenissen met de waarschijnlijkheden po en 1 —po is de kans op
7?o-maal voorkomen van het nummer O

no! (« - «o)! ^

Deze kans zal maximum zijn voor die waarde van ?io, waarvoor

/(9A,-l)</(no)>/(no l),

waaruit gemakkelijk als voorwaarde wordt gevonden dat no het geheele getal moet
zijn, liggende tusschen:

«Po Pü en apo Po — 1-

Voor deze waarde van n^ wordt dus ook 9 maximum bij vaste maar wille-
keurige waarden van ni 112.....Ui mits hare som slechts «— rio zij. Denken

we deze «0 gebeurtenissen en hebben we de waarschijnlijkste verdeeling der over-
blijvende
cc — «0 gevallen op gebeurtenissen met kansen pi P2.....Pi, dan heeft

de geheele zoo verkregen verdeeling tot kans het product der kansen op beide ver-
deelingen en is derhalve maximaal. Om de waarschijnlijkste verdeeling der « — no
gebeurtenissen te vinden, kunnen we op gelijke wijze vragen wat daartoe de waarde
van ni moet zijn. De kans op ni gebeurtenissen is

(« —?io)! / Pl Pi \\"-no — ni

(« —^W! / Pl V^ /i _ Pl Y

\\ l-pj

ni

en wordt maximum voor rii gelijk aan het geheele getal gelegen tusschen

(«—) r^ r^ en ^ ^ -1.

stellen we hierin no = apo eo, welke to gelegen is tusschen po en po — 1, dan
worden deze grenzen

«Pl -1- (1 - ^o) en api (1 - eo) -1\'

Het hiertusschen liggend geheel getal noemen we fi.
Wat de waarschijnlijkste waarde van Wj zal zijn hangt af van de waarde van
fo, d. i. van wq. Op dezelfde wijze voortredeneerende, blijkt de waarschijnlijkste waarde

-ocr page 19-

van ni afhankelijk van «o-f fi ----Het blijkt dus, dat het waarschijnlijkst

stel waarden der n afhankelijk is van de volgorde waarin het maximum wordt
bepaald, zoodat er meerdere stellen mogelijk zijn. We zullen echter aantoonen dat de

Th

verhouding bij steeds toenemende « tot een bepaalde limiet nadert, mits we de

onderstelling maken dat ap voor alle grootheden p van de orde « blijft.

Zij in een stel no = «po «o, th = api f,,----ni_i = derhalve

M

71/ = « Pl We vinden dan als waarschijnlijkste waarde van n^ het geheel getal

O

gelegen tusschen

Ps

V-O

Ps

Ps

(a— no — ril... —

-1

.«•1 \' n-1

1—2\'". 1—

,«-1 \' «-1

en («—?io — Ui... — n,_i)

«P, —(1-f"\' fm) en «Po —^f— (1—f\'" \'<») — 1

O

O

of

1—^\'m

O

zoodat fs is gelegen tusschen

O

1) "
Is f,v positief, dan is f^. kleiner dan —^^— (l—-T»\' f„,) zoodat 2\'\'» «„, daardoor klei-

1—-l\'m p,n

O

-Ir- d-^"\' of 1 - -^f- (

Ps

-i-- =2m t,„

Ü

ner wordt dan
Ps

1—

n

Ps

s-l
O

s-l

1—

Ü

en het bedrag waarmede ^f door vermeerdert ten hoogste —^— kan be-

O

dragen, een bedrag dat hoogstens = 1 kan worden.

«-1

Is negatief, dan is de P grens positief. De tweede kan negatief zijn en

O

X

de grootste negatieve waarde die -l\'"» <„, daardoor kan bereiken, wordt

O

»
0

1

s

0

it-1

1 — p„

1

0

0

»•1 *.1

O O

*-l

O

Ps

I)

-ocr page 20-

zoodat ook de negatieve waarde van t hoogstens met de eenheid kan toenemen.

M

In geen geval kan derhalve de absolute waarde van ^i\'^e^ grooter zijn dan het aantal

O

der grootheden p. Is dus het aantal van deze klein tegenover « en zijn alle van

Th

zoodanige orde dat dit ook tegenover «p het geval is, dan zal — p^ tot limiet heb-
ben bij steeds toenemende waarde van «. We zullen in het vervolg « steeds groot
denken en alle
p denken te voldoen aan de genoemde voorwaarden. In dat geval is
de waarschijnlijkste waarde van n^ ap,.

Nemen we « proeven, dan kunnen de verhoudingen ül^ .....

a a a a

enz. worden bepaald. We kunnen vragen welke de kans is, dat deze verhoudingen
, , • • . Si van Po, pi, p2, . . . Pl zullen afwijken, hetwelk samengaat met ver-
schillen
ado, aöi, «öj, . . . . a 8i tUSSChen apo, api, ocp^., .... api en «o,

712, . • . . W/, zoodat deze laatste grootheden, wanneer we ado, a 8i, a 82.....a 81

resp. vo, Vi, V2,. . . .vi noemen, worden

« Po \'Vo, «Pl Vi, ap.2 Vo, ■ ■ • " Ps Vs .

De functie 9 (no ni .... Us) geeft hierop het antwoord. Aangezien

r (n 1) = 71! en r (n 1} = V 2 ttu n*" e-" e 1.2 n 3.4 n^ 5.6 n^.....

waarin Bs de s^^ Bernouilliaansche coëfficiënt voorstelt, is evenzeer

n! = y 2 nn n" e-" e 1.2 n 3.4 n^ 5.6 n»\' \'"\'
B B B

De reeks — ----is semi-convergent. Breken we haar bij

den term af en schrijven we voor Bi en B2 de bekende waarden en ^ dan

O öU

wordt

n ! =Y 2nnn\'^e-"e 360)i=i

Verder de macht van e ontwikkelende, wordt
1 1

2 11

... = 1 \' -f „-^,-f... = l p

e Un 360n3 ^ _  ^

1

12n 360\' 2 Ll2n 360n3j^\'" 28871»

derhalve n ! = 1/ 2 tt ti 71" e-" (1 /i), waarin fi eene grootheid

voorstelt, die bij het toenemen van n steeds afneemt, zoodat we dan iil^met zeer

groote nauwkeurigheid vinden uit de formule n \\ = V2!t n n" e-", die in haar com-
pleeten vorm het eerst door
Stirling is gegeven. Met behulp dezer formule «!, tiq!,

-ocr page 21-

ni\\,____w,! verdrijvende, vinden we voor 9

y 2n a a" « „ „
K w"\' e""\'____w;*\' .....

J !

waarin nog steeds = « en =1, en hetwelk kan worden geschreven in den vorm
0 0

V^ 2 TT a / " Po / " Pl \\/ " Pi

(^r(^)---(^y

1/ 2 Trng V^ 2 jr Mj , . . . 2 rr JI,

In plaats van n^ invoerende «ps , wordt dit

_V^ "__/ "Po \\«iJ0 "0/ " Pl \\"Pl fl / « \\ K ffj 4 V, _

]/^n^ V 2 7tny .... \\ «Po «o / V « Pi v, /......\\ « P/ / ~

_ 2rr« 1 ^«Po t^o^ 1 "\\«Pl vi/" 1 ^"Pi Vj

" VY^, .... (i,^) .......(

^ «Po^ ^ «P/ ^ np/

log

Vl

«Ps

Nu is
log

zoodat de logarithme kan worden ontwikkeld in eene reeks. Dit doende wordt

= («p. (- .....) =

= -— -TTTTr C) 2 -.... (— 1)"

\' 2.3«2p,a .......„(„_i)„«-ip^M-i......

1 I I f ,

zoodat f -j =C » 2«p, ^ n {n - l) trn-i p^ n-i ^

In V 2~?r »Is = 1/2 ?r (n p, v,) Is togenover «p, zeer klein. Door v^ te verwaar-
loozen wordt de kans op grond der voorafgaande ontwikkelingen

■C O 1.2 O rtp,^ 2.3 O «»P«* ^ n(»»—1) O «"-V"\'

|/2 Jt apQ 1/2 w « p, , , . , ]/2 5ï « pj

< ( {

Nu is V, = — up, en dus v, = Ji;» 71, — «li^p, = O, en reduceert zich der-

«0 0

halve de gevonden kans tot

-ocr page 22-

1 \' V.s-2 . 1 I Vs3 , , 1

1/2 apo K 2 ^ «Pl . . ., 1/2 TTrt

De exponent van e is hier eene reeks, waarvan we den term voorstellen
door
t„.

V

Is elke v^ klein tegenover de bijbehoorende terwijl—— de grootste voor-

V tv

komende waarde van — vertegenwoordigt, dan is —^ < -7--en convergeert

de exponent van e sterk. Is Vg van de orde V «Pg, dan zal de waarde van den ex-
ponent van
e te meer naderen tot die van den eersten term naarmate « grooter is.
We zullen in het vervolg de formule slechts toepassen op gevallen, waarin « groot

is en Vg van hoogstens dezelfde orde als We behouden daarom slechts den 1®

term der reeks, en vinden zoo

I

Y 2 7t tt — 27»

e 0 2 ttpg

Y 2 it a pq y a p^ ... .Y 27t api

welke uitdrukking derhalve de kans voorstelt om op een groot aantal « kogels er
«Po Vo, api vi, ... api V/ te trekken met nummers O, 1, 2 ... indien de kans

I

op het trekken van een kogel met het nummer s ps bedraagt, zoodat = 1 is. In

0

I

deze formule is -S"« Vg = O, zoodat bij hare toepassing in het oog moet worden gehouden
0

1-1

dat vi = — j: V, en in den exponent eene zuivere 2® graads-functie van 1—1 der af-

0

wijkingen moet worden gedacht.

Het is gemakkelijk in te zien, dat men in het geval van 2 kansen wier som
gelijk 1 is, op de wet van
Bernouilli terugkomt. Deze kansen p en 1 —p noemende,
vinden we

2 «p(l-p)

^ ^ - P. 2 \\np ^ a{\\—p)/ =

y 2 Ttap l/TlTa (1 _ p) K\'i ?r « p (1 _ p)

We zullen nu denken dat alle afwijkingen met eenige kans op waarschijnlijk-

heid kleiner zijn dan y«p en dat yap groot is.

De kans op afwijkingen gelegen tusschen v^ en v^, v[ en vj, . . . en is

I

-ocr page 23-

l/2?rapo ..l/2frap, / e ^^Po dvoi e ^"PidVi-../ e ^\'\'Pi-i ^"pi dvi-i

^ v\'o

/» CO

e 2ap,_i

Nemen "we alle grenzen tusschen — en c», dan wordt hiervoor gemak-
kelijk 1 gevonden.

De vorm / _ _ (t^o

/-» 00

/ 2 ( 1 . _L_\\ _ O „ («0-1- • • • _ («O r, . . .
= i 2apJ 2«2np, dvt-i

*J — oo

toch is analoog met

I -ax^-lhx, !   ƒ _ «(x-f-) - ,

#e dx — t e a dx = / e ^ aJ a dx,

ty — oo — oo — oo

t/ttA^

waarvoor gevonden wordt y^« «> zoodat na de eerste integratie overblijft

__ _ (vo t>i... vi-\'i)^ (vo 4-^1... vi-^y 1 _

^ \' -e \'^"Pl 1 1

J. __2 « p,-i 2 « JX -

\' 2ap^_j \' 2 «Pi

IX— --- (Vo 4- t?t . . . -f Vl-^y

\\/PL±lt± ^p

en we voor de kans na de 1° integratie vinden

V2 7t u PO V2

oo z^ oo /\'»-I-00 2

r^iFTT^i .. 1/2 rr «K2/ ^"P^dVo / c 2«pj-a 2 « (p,-f-

C/ — oo — oo *-/ — oo

zoodat we opnieuw een volkomen gelijksoortigen vorm te integreeren hebben.
Gemakkelijk blijkt, dat we na de laatste integratie overhouden-——-
"

K27I «(po

wat blykbaar 1 is, evenzeer als bij de wet van Bernoüilli.

In het volgende zal meermalen de volgende vraag moeten worden beantwoord.
Hebben we te doen met eene functie der aantallen ap -f v, nl. -f vo -f

dan zal tengevolge der afwijkingen v in F evenzeer eene afwijking worden waarge-

-ocr page 24-

nomen. Wat is de kans dat deze zal zijn gelegen tusschen x en x dx? De vraag
zal hier slechts worden beantwoord voor het geval
F lineair is. In dit geval zij

F = acp =mo [apo Vo) mi («Pl Vi)........ mj («p^ Vi)

en dus de afwijking

X = moVo m^Vi..... miVi

i-i

of, wijl Vi= - Vs,

O

X = Vo (wio — m,) Vi (mi — m^)..... Vi^i (m;_i — m,).

Zij V (x) de kans op eene afwijking x, dan is die op eene afwijking gelegen

tusschen O en x, indien we stellen V^\'^a ^ ^^

y 2 ?r a Po . . . 1/2 rç it Pl

KSO)ax-Cij , 2apodvJ e Ê e e

— OO — oo — oo

(«lo - mO DO — ■

d Vi-i

(«lo — nii) vo — 4- (m/.2 — mi) vi.2
(mi-i — nii)

zoodat we door differentiatie naar x vinden
M\'(x) = C2 i e~2apidv,... / ^ 2api.i~ 2 api.1 (m« — mi)^ 2apj(mM —m/^ dv\\

/^T-oo Z^ co /^-f 00 2

= e 2apodVo/ e 2«pidü,.../ ß 2cepM

«y _ 00 «y — 00 t/ —00

1 1/ 2 TT ra
waarin Ca = - ^ ^^--------, ---

— w/ y 2 TT « po ... K 2 TT tt pj

Gemakkelijk zien we in, dat de integratie ons ten slotte zal voeren op eene
functie van den vorm V (a;)
= ae~ c^. Wijl / = 1 is, moet a = ^^^ zijn, zoodat

•7- 00 I

we op de gewone foutenwet komen. De berekening van de grootheid c, die we
modulus der foutenwet noemen, kan echter niet eenvoudig geschieden door uitvoering
der integraties, waarom een andere weg moet worden ingeslagen. We voeren daartoe
in het begrip:

Middelbare Jout (erreur moyenne, error of mean squares, mittlerer Fehler).
Het is de wortel uit de som der producten, die men verkrijgt door het quadraat van
elke fout met hare kans om voor te komen te vermenigvuldigen; we noemen haar

__ \'1

c,^. Volgens de definitie is derhalve ■= VSf(x)xidx. Hier is f{x) = ^^« De

integratie uitvoerende, vinden we dus c,„ = c of c^ =2 cl,. Voor ci kan volgens

-ocr page 25-

deze definitie onmiddellijk worden geschreven

m

__oo oo 2(2\'« Vi)2

ƒ / »_ ,2

tf^^kv^^^^pv^hti^^,/ ...../ ^ 2«po 2«pi 2«pm |(mo-m()«o (»ii-to,)vi... (mm-7novmi dr^drg... dvm

CX — oo Ky — oo

We kunnen splitsen in integralen van de vormen

M

.....^o\'^r - - dti... dv,.^

„ t/_oo

M

__l/2gr«_ / / _ t>o2 _ ui2 _ _o_

/ ...../ e 2«po 2«p; (m, — m,)(w,-m,)v.t;,dr«

t/ - oo •_/ - CJO

waarvan de eerste door uitvoering der integraties behalve die naar v, volgens de
methode van blz. 7 gemakkelijk wordt teruggebracht tot

2 TTn (ms — Mt;)^
V2naps l/2¥7r(r—JPj)

P«)/ ® ^ " 2 «(1 - Ps) rf

— oo

en de tweede door alle integraties behalve die naar Vr en uit te voeren, tot

__/^»H-CO /\'• 00

]/" 2 ff « (mr — m<) (nu — mi) Ê__i _ J^___(t)r vs)\'^

(1 -pr - Ps) / ^"P\'-VrdVr / ^ 2nps 2 « (1 - pr -p«) t,,

• x— oo 9 / ^ OQ

Ofschoon het- uitvoeren dezer integraties, vooral dat der tweede, ingewikkeld
is, worden na herleiding daardoor resp. de zeer eenvoudige uitkomsten verkregen:

« p, (1 p,) (jn, — miY en —aprp, (mr m,\') (m, m{).

Door summatie vinden we voor het quadraat der middelbare fout

(\' )
a j^\'« p, (1 — p,) (m, — m,)« — v 2: pr p, (mr — m,) (m, — m,)\'

waarin de laatste dubbele summatie moet worden uitgestrekt over alle waarden van
r en s behalve l, terwijl r en s niet gelijk mogen zyn. Van de laatste beperking
afstappende kan er voor worden geschreven

/ M M M M \\

a p, (1 —p,) (m,— m,y — 2> 2:" p.r Ih (mr — m,) — mi) 2:« p/ (m, — mt)^ [

/ 0 00 0 )

( M /■! M I

of « p, (m, — w,)«—2\' Pr Ps (mr — m,) (m, — m,) .

(O 00 )

-ocr page 26-

10

Door de summaties ook over l uit te strekken ondergaat de uitkomst geene
verandering, terwijl er dan voor kan worden geschreven

r\' ( \' ) "1

a Zs Ps (nis — ^ly —l^sp, (mg — m,)^ .

Lo ( O ) J

Na ontwikkeling blijkt deze formule geheel symmetrisch te worden in de
grootheden m en
p, zooals ook was te verwachten, en neemt zij den vorm aan

De modulus van de gevonden foutenwet moet derhalve zijn

2 tt\\i: ni^p — (j: mpy j

Deze zeer eenvoudige uitkomst is het eerst langs geheel anderen weg door
H. Laurent verkregen, bij gelegenheid van zijn onderzoek over het maximum van
verzekerd bedrag. De hier gevolgde methode schijnt algemeener in de toepassing;
later komen wij hierop terug. De uitkomst laat zich zeer eenvoudig vertolken, en
wel in verband met een hoofdstuk der waarschijnlijkheids-rekening dat door
Gauss
is bedacht, namelijk de

Theorie der gemiddelden. De gemiddelde waarde der lineaire functie rp kan
ook bepaald worden uit « proeven. Bij elke der « proeven blijkt zij eene der m tot
waarde te hebben, b.v. bij de P mi. Hare gemiddelde waarde in de « proeven
bedraagt dus

1 "

- 2:t 771.

« 1

De juiste gemiddelde waarde van (p bedraagt

I

77lsPs = a.

O

Bepalen we nu volgens de theorie der gemiddelden van Gauss de gemiddelde
waarde van

/I « \\2

(- Zc m: -a)

dan vinden we

m^ — g^
cc

We noemen dit het quadraat der middelbare fout in het gemiddelde uit de

-ocr page 27-

11

l

tt proeven. In deze formule is = -T« ^^^ (j^ i ^g gemiddelde waarde van de
quadraten der m,.

In de functie F is de fout « maal grooter dan in cp en dus het quadraat der
middelbare fout

a - a2).

Buiten de voorafgaande ontwikkelingen om hadden we dus de uitdrukking
voor de middelbare fout onmiddellijk kunnen neerschrijven. Dit is evenwel niet
geschied, omdat we ook de fouten wet der functie
F noodig hadden.

De grootheid —-— is eene maat voor de nauwkeurigheid, die we bereiken

door voor qp het gemiddelde te nemen van « proeven.

De gemiddelde waarde van het quadraat van het verschil tusschen de uit-
komst eener enkele waarneming en de juiste waarde van qp definieerende als
quadraat der middelbare afwijking, bedraagt dit quadraat

{ms—ajp.

i

In aanmerking nemende dat ü^p, = 1 is wordt, dit gemakkelijk herleid tot

0

m^ a^.

Het quadraat der middelbare fout in het gemiddelde van a waarnemingen is
dus « maal kleiner dan het quadraat der middelbare afwijking eener enkele waar-
neming. Afgezien van den vorm der wet die de kans op fouten in qp als gemiddelde
uit a waarnemingen aangeeft, zal de gemiddelde waarde van het quadraat der fout
dus tot O naderen, als « onbepaald groot wordt. Volgens welke wet dit geschiedt
blijft in de genoemde theorie der gemiddelden onbeslist. Deze foutenwet kan nu op
grond der voorgaande ontwikkelingen worden aangegeven. Zij is namelijk dezelfde
als die voor de functie
F. Alle fouten y in qp zijn namelijk a maal kleiner dan de
overeenkomstige fouten a; in
F. De kans op fouten tusschen x en a; dte in wordt
aangegeven door de formule

1

C ]/Jr

-ocr page 28-

12

waarin

\\

Vervangen we nu x door ay, dan wordt de kans dat de fout in F zal zijn
gelegen tusschen
y en y dy

=

CiVn

waarin

Zs mj^ Ps — [Zs m,Ps )
O \'

stellen we p =/(m—a), dan kan f{m—a) worden opgevat als eene foutenwet
van den meest algemeenen vorm, zoodat door de voorgaande theorie de foutenwet
van het gemiddelde uit « waarnemingen algemeen is aangegeven.

Uit het voorgaande blijkt dat, niettegenstaande de foutenwet der functie F
eene benadering is, de uit die wet berekende middelbare fout op volkomen nauw-
keurigheid kan aanspraak maken.

De middelbare afwijking eener enkele waarneming van het gemiddelde kan
evenals de functie
q> uit de waarnemingen worden bepaald. Is namelijk « zeer groot,
dan zal volgens de wet van
Bernouilli elke waarde van m bij benadering volgens
hare waarschijnlijkheid zijn vertegenwoordigd. Dan kan voor a

(1)

(2)

1 "
a\' = — Zt mt,
a 1

en dus voor

m^ — a^ — ^s (nis —af ps
O

1 " 1 i-\'
- Zt mi — a\'
« 1 ( )

worden geschreven.

De quadraten zoowel der theoretische middelbare afwijking (1), als van de uit
waarnemingen bepaalde (2) hebben de merkwaardige eigenschap minimaal te zijn; de

I

uitdrukking (1) wordt namelijk grooter voor elke andere waarde van a dap Zsmsp^

(2) voor elke andere waarde van a\' dan -

1 "

-ocr page 29-

13

Deze eigenschap kan gemakkelijk door differentiatie worden bewezen. De beste
uitkomst die voor de gemiddelde waarde van 9 uit a proeven kan worden verkregen,
wordt dus gevonden door de quadraatsommen (1) of (2) tot minimum te maken.
Wij stelden zooeven

I

Zs vtsPs = a
0

i

Hieruit wordt, wijl p« = 1 is, gemakkelijk afgeleid

0

I I

V.? msPs =a Pg
u 0

en

I

ims—a)ps = 0.

0

Voor eene willekeurige betrekking p = cp(\'m) wordt deze vergelijking

ƒ 00

{m — a) (f (m) dm = 0.

-00

Of m — a = X stellende en <p {a x) = f (x) \'

ƒ400

xf(x)dx = 0

-00

Uitgedrukt in x, wordt nu het quadraat der middelbare fout

00

I x^f{x)dx

\'\' — eo

waarin ƒ (x) de kans is dat m de juiste waarde a met x zal overtreffen. Met behulp
der betrekking

r-\\ 00

I xfix^dx^O

— 00

wordt gemakkelijk eene eigenschap der middelbare afwyking bewezen, namelijk:

Het quadraat van de middelbare afioijking eener grootheid u, die de som is
van eenige elementaire onderling onafhankelijke grootheden, van haar gemiddelde is
gelijk aan de sojn der quadraten van de middelbare afwijkingen van elk der elemen-
taire grootheden van haar gemiddelde.

Laten de afwijkingen van het gemiddelde bij de elementaire grootheden resp.

-ocr page 30-

14

zijn xi, X2,.....a^m, en de kans dat deze afwijkingen voorkomen resp. worden uitge-
drukt door de functiën

fl f2 («2),......fm («m).

De samengestelde kans op fouten tusschen xi en Xi d x.^, X2 en x^ d x^,.......

en d x„, bedraagt dan

/"l («1) A (<^2)......fm{Xm) dxydx^.....dXm,

terwijl de afwijking der grootheid u van haar gemiddelde dan is

a^i a^a ...... a;„,.

Het quadraat van de middelbare afwijking der grootheid u van haar gemid-
delde wordt daardoor

/•j (x^)dxi j h (Xi) dx2... dx^-i I fm M {x^ x^i .....-1- a;,„)2 dx,„

— 00 * —00 —00 ~~oo

waarvoor door ontwikkeling, daarbij gebruik makende van de betrekkingen

/ 00

fs {x,) Xs d a;, = O en I f^ («,) dxs = l

- 00 —exs

gemakkelijk wordt gevonden

m

^ J -eo

waarmede de eigenschap is bewezen. Hebben we nu dus eene functie

V = 91 <)P2 ..... (P»,

en is de middelbare afwijking van van haar gemiddelde f, = waarin

m, en a, de hiervoren uiteengezette beteekenis hebben, dan volgt uit de bewezen
eigenschap dat het quadraat van de middelbare afwijking der grootheid yj van haar
gemiddelde bedraagt

= i» («1,2 —0,2)
1 1

Gemiddelde fout. Zij wordt gevonden door eene fout van bepaalde grootte te
vermenigvuldigen met hare kans om voor te komen en de som te nemen dier
producten, afziende van het teeken. Is de kans dat eene fout is gelegen tusschen
X en X dx f{x)dx, dan is de gemiddelde fout derhalve

( f{x)xdx I f{—x)xdx
J 0 Jo

-ocr page 31-

15

IsJ ƒ(x)a;dcc = O dan volgt hieruit dat de twee deelen der gemiddelde fout

gelijk zijn. Dit is dus overal zoo waar x de afwijking voorstelt van het gemiddelde
uit een groot aantal proeven. Dit is o.a. het geval bij alle billijke spelen en ook bij
verzekeringscontracten, voor zoover de preraiën zijn berekend op grond van juiste en
toepasselijke sterftetafels en indien we afzien van den opslag. In al deze gevallen
geldt dus ook de zooeven bewezen eigenschap der middelbare afwijking.

Stelt ƒ (x) de kans voor dat op een verzekeringscontract door de maatschappij
een bedrag ter waarde van
x zal worden gewonnen, ƒ(—x) dat een gelijk bedrag
daarop zal worden verloren, dan is het eerste deel de mathematische hoop op
winst, het tweede die op verlies. De mathematische hoop op winst of verlies is
derhalve de helft der gemiddelde fout. Is ƒ (z) = <p
(x% dan zijn de 2 deelen steeds
gelijk. Zulk eene foutenwet heet symmetrisch.

Voeren we de integratie uit ingeval

dan vinden we voor de gemiddelde fout gemakkelijk

Cj = 0,5642 c

De Franschen, Engelschen en Duitschers noemen deze fout respectievelijk
moyenne des erreurs, mean error, Durchschnittsfehler.

Waarschijnlijke fout. Is de kans dat de fout beneden zal blijven gelijk
aan die, dat zij dit bedrag zal overtreffen, dan noemen we
c„ de waarschijnlijke fout.
e,,. Moet dus zoo zijn, dat

/ Cw

f(x)dx=\\

■ClO

In ons geval derhalve is

C,0

Uit de tafels voor de 0-functio vinden we dat hieraan wordt voldaan door

= 0.4769 of c,o = 0.4769c.

c

-ocr page 32-

16

Hebben we in plaats van fouten afwijkingen, dan kunnen we analoge definities
geven van gemiddelde, middelbare en waarschijnlijke afwijking. Niet altijd wordt
deze analogie van fouten en afwijkingen doorgevoerd. Zoo noemt
Dormoy wat boven
als gemiddelde afwijking is gedefiniëerd „écart moyen", in plaats van zooals men zou
verwachten „moyenne des écarts."

Foutenwet eener lineaire functie van eenige grootheden. Stellen we de groot-
heden voor door Oi, a^,----a„, hare fouten door Zi, z^,.....a;„, eene lineaire

functie door mi airrii a2 ........ m„ a„, dan is de fout in deze :

g = mi Xl m2X2 ...... mn Xn.

Zijn de kansen dat de fouten der grootheden liggen tusschen Xi en

Xi-\\- dxx, X2-\\- dzi,.....Xn en x^ dxn resp.

A (%) /à rfiCï ,----/n (a^n) dXn

dan is de samengestelde kans

fl (a^l) fi i^l)----fn{Xn)dXidXi.......dxn.

Zij nu de kans dat de fout in de lineaire functie zal zijn gelegen tusschen
y en y dg

<P (y) dy

dan kan die, dat zij zal zijn gelegen tusschen o en op 2 manieren worden neerge-
schreven, hetwelk aanleiding geeft tot de volgende identiteit

y — (mi XI -I- «12 X2 .....H- m„.i a;„.i)

I q)(y)dy = I fl (a:i) dxy j f2(xj) dx^... / /„-i (xn-i) d Xn-i / fn (a;„) d

t/O rj — ta xJ — co t.J ~ co

,J mi Xi -f-

Xn

-H ma X2 »7i„-i x„.i

m H

waaruit door differentiatie volgt
, 9 (3/) = / A
(^i)dxi ƒ A (x.2)dz2... / fn-i(xn-i) — fj-—-\\dx„-i

KJ — 00 kJ — 00 %J— co

.£1? 1

Is nu ƒ, (Xi) = e Ci2, ƒ2 {X2) = ^^ e enz.
dan kunnen de integraties worden uitgevoerd en vinden we

1 _ yi

-ocr page 33-

17

waarin

c2 = J,Ij2cj2 _f. ......^

De foutenwet der lineaire functie is dus van denzelfden vorm als die der

1

grootheden zelve. Men zegt daarom dat de foutenwet -^y— e c^ zich reciproceert.

Omgekeerd kan worden aangetoond, dat wanneer de som van twee grootheden

1

eene foutenwet heeft van den vorm -,/-—e c^, terwijl eene dier grootheden eene

C y 7t

foutenwet heeft van denzelfden vorm maar met modulus c,, de andere grootheid

slechts eene foutenwet kan hebben van denzelfden vorm met modulus Vc^ — cf^.

1

Zij de foutenwet der eerste grootheid ^ y— e ci2, die der andere ƒ (xj), dan is
Xy =y en •

/-» CO ^X-2 = y — Xl fty

/ / / 1

CiV^ j e ci2tZxi# f(x^dx2= t c2 d?/

t/-oo */.T2 = —a;i c/O

waaruit door differentiatie naar y volgt

^ / c» •.......(,)

Het vraagstuk komt nu hierop neer de functie ƒ uit deze vergelijking op te
lossen en aan te toonen dat zij als eenige oplossing toelaat

1

f(y) = e Ca» , waarin Cj^ = c® — c^^ is.

cj|/ }t

Het lid vertoont veel overeenkomst met een integraal der differentiaal-
vergelijking

_ Ell.fl!?

4 dy^

De eenige oplossing van deze, onder voorwaarde dat voor i — o <p = ƒ (//) wordt, is

-00 (y — lyi

fa)e dX,

00

voor welke door verandering van variabelen kan worden geschreven

00 _

f(.y-^i)e clUdx,

-ocr page 34-

18

Nu wordt (jp voor t = 1 identiek met het P hd van (1) zoodat

1 -t.

De oplossing der difF. verg., die voor f = O in de gevraagde functie y overgaat,
wordt dus voor
t = 1

1

c ca

cY n

Vervangen we t door 1 t\' dat moet die oplossing der diflf. reg. voor = O
worden

1

e c^

cY~it

terwijl bovenstaande differentiaal-vergelijking door deze substitutie overgaat in

at\' 4 ay^

Van deze bestaat slechts ééne oplossing die aan de genoemde voorwaarde
voldoet, namelijk

^ -1- oo

(y -

ciy ttt\' m c |/ !t
%J - oo

e ca (Z I

c,

welke achtereenvolgens kan worden herleid tot

y^ OO

Voor f = — 1 moet deze ƒ (i/) leveren, zoodat
de eenige functie kan zijn die aan de voorwaarden van het vraagstuk voldoet.

-ocr page 35-

HOOFDSTUK IL

TOEPASSING VAN DE AVET DER GROOTE GETALLEN

OP DE STERFTE.

Denken we gelijksoortige individuen samengebracht van gelijken leeftijd en
gelijke constitutie, dan zullen deze bij plaatsing in eene gelijke omgeving, gelijktijdig
overlijden.

De constitutie is een samenstel van verschillende elementen. We onderstellen,
dat deze numerisch kunnen worden voorgesteld door xt, x^, x^,.....x„.

De levensduur is onder overigens gelijke omstandigheden functie van de con-
stitutie. Is m de leeftijd bij overlijden, dan is derhalve

Lossen we uit de vergelijking m = F(x^, x^, x^,... x„) de elementen xi,x2,.....Xn

op, dan is er een « aantal stelsels van waarden van xi,x2,......x,, denkbaar, zoo-
dat met oo veel constituties in eene gelijke omgeving een gelijke levensduur zal
overeenkomen. Zijn de elementen, waardoor de constitutie is bepaald, continu ver-
anderlijk, dan kan dit ook met m het geval zijn.

Denken we het aantal individuen

met bepaalde waarden van a:i,a;j,xg,....k^
eene continue functie v («n «a» • • • x») van deze grootheden, zoodat we voor het aantal

met constitutie-elementen gelegen tusschen x, ena;, -f rfx,, xj en Xj rfxj,.....Xn en

x„ dx„ kunnen schrijven :

lp (xi,x2,....x„)dxi dx2....dx„,

dan zullen deze allen op gelijken leeftijd m overlijden, die, zooals boven gezegd, is
bepaald door de vergelijking:

m = F{Xi,X2,.....x„)

-ocr page 36-

20

terwijl we het totale aantal, dat. tusschen de leeftijden o en m overlijdt vinden door
te -berekenen

ƒ J "J ^ • ■ ■dxidxi. ...dxn

waarin de integraties tusschen behoorlijke van m afhankelijke grenzen moeten
worden verricht.

Het aantal individuen, dat tusschen O- en m-jarigen leeftijd overlijdt, voor-
stellende door IN(m)dm komen we tot de vergelijking:

J*^ (m) dm=J J----.Jiff (xi, X2,----x„) dxidxQ----dx„

Differentiëerende onder het integraalteeken vinden we:

N(m)= ƒ ƒ...........Jifi (xi,x2, X3,.... x„) dxi dx2... dx„

rm l

N(m) kan\'eene continue functie van m zijn en evenzeer N(m)dm, dat is het aantal

individuen dat tusschen twee opeenvolgende leeftijden m en m 1 overlijdt.

Eene verzameling van een onbepaald groot aantal gelijksoortige individuen
levende in eene gelijke omgeving en waarin het aantal met de constitutie-elementen
a:j,x2,...x„ eene functie van deze grootheden is noemen we eene verzameling I.

rm l

Zetten we N(m)dm uit als ordinaat bij de abscis m en doen we dit voor

m

alle waarden van m dan vormt de aaneenschakeling der punten eene lijn, aange-
vende hoeveel personen tusschen de leeftijden m en m 1 overlijden. De grootte der
ordinaten hangt af van het aantal individuen in verzameling I. Is l de hoogst bereik-
bare leeftijd dan kunnen we dit aantal voorstellen door fN(m)dm. Deelen we eerst
alle ordinaten hierdoor en zetten we dus- af

ƒ!

m 1

N (m) dm

ß

N (m) d m
0

dan krijgen we eene nieuwe lijn. We noemen deze lijn en de functie die zij voorstelt

-ocr page 37-

21

de sterftewet der verzameling 1. We stellen

rm l

IN (m) dm

^ «M

ß

\'J n

N (m) dm

dat is de kans voor een individu om op leeftijden tusschen m en m 1 te over-
lijden voor door pm-

In werkelijkheid kan de omgeving waarin de individuen leven zeer ver-
schillend zijn. We kunnen haar definieeren als het totaal der invloeden door de
buitenwereld op het individu uitgeoefend. Deze zijn van verschillenden aard. Denken
we dat die van gelijken aard numerisch kunnen worden uitgedrukt door 2/1,2
/2, •• • 2/m
waarin elk der indices op eenen invloed van bepaalden aard betrekking heeft, dan
is de meest algemeene vorm waarin de afhankelijkheid van m van de grootheden
X m y kan worden uitgedrukt

m = I<\\ («i.aja, 2/,, 2/2, • • • • 2/t)

Zal het nu mogelijk zijn dat het aantal individuen, hetwelk tusschen de leef-
tijden
m en m 4-1 overlijdt, eene functie van m alleen is, dan moet het aantal
bijeengebrachte individuen met constitutie-elementen tusschen xi en xi dxi, x^ en
Xi dxi enz. en die aan invloeden van eene waarde gelegen tusschen
2/1 en 2/1 dyi,
2/2 en 2/2 df/i enz. zullen zijn blootgesteld kunnen worden uitgedrukt door

V\'i (xijXa,.... yu ........yt) dxi dx^.... dxn dyi dy^.... dyt

Voeren we nu dezelfde bewerkingen uit als op blz. 20, dan komen we weer
tot eene sterftewet, die de verhouding van het aantal dat tusschen de leeftijden m
en m -f 1 overlijdt tot het totaal aantal bijeengebrachte individuen als functie van
m aangeeft.

Beschouwen we de personen gelijktijdig geboren in eene stad, provincie of
land. Er is dan geene reden om aan te nemen dat de vorm der functie t/»i onafhan-
kelijk zal zijn van het tijdstip waarop de individuen worden geboren. Integendeel
mag worden verwacht dat vooral door wijziging der uitwendige invloeden t/^i voort-
durend verandert, terwijl de verandering van i/\'i ook op t/\' haren invloed kan
doen gelden. Dit zal eene verandering van N
(m) en dus van de sterftewet van
opvolgende generaties ten gevolge hebben. De uitkomsten der statistiek wijzen op
eene verschuiving der sterfgevallen naar de hoogere leeftijden, zonder dat evenwel

-ocr page 38-

22

het algemeen karakter der sterftewet eene ingrijpende wijziging schijnt te onder-
gaan. De sterftewetten waargenomen op personen levende onder gemiddeld veel
gunstiger invloeden dan geheele bevolkingen, vertoonen toch met de sterftewetten
dezer laatste eene in \'t oog vallende overeenkomst. Men zou geneigd zijn daaruit op
te maken dat het karakter der functie ip onveranderlijk is. Langen tijd heeft men
geloofd aan het bestaan eener vaste sterftewet. Misschien is voor dit geloof nog
plaats bij invoering der voorwaarde dat de uitwendige invloeden konden worden
geëlimineerd, dus voor de verzameling L

Ter onderscheiding zullen we eene verzameling van een onbepaald groot aan-
tal gelijksoortige individuen van gelijken leeftijd, waarin het aantal met bepaalde
waarden der grootheden
x en y eene functie van die waarden is, eene verzameling
II noemen.

Kenden we de functie Fi en waren we in staat de grootheden x en y te
meten, dan zou voor elk individu het oogenblik van overlijden met zekerheid vooraf
kunnen worden aangegeven. Nu dit niet het geval is, kunnen op het leven van een
enkel individu geene verwachtingen worden gebouwd. We zullen evenwel nagaan of
dit wel kan op dat van een groot aantal a individuen en ons daarom afvragen in
hoeverre dit geval kan worden gebracht binnen het bereik van de wet der groote
getallen, om zoo de uitkomsten van het vorige hoofdstuk en verdere daarop te gronden
ontwikkelingen in toepassing te kunnen brengen.

We kunnen vragen naar de voorwaarden waaraan «individuen van den leeftijd r
eener verzameling II moeten voldoen om geacht te kunnen worden door trekking uit de
levenden van den leeftijd r dezer verzameling te zijn verkregen. Gemakkelijk erkennen
we als voorwaarde, dat de waarden der grootheden
x en y met gelijken index öf
voor alle « individuen gelijk moeten zijn, öf dat op het voorkomen van bepaalde
waarden dier grootheden slechts eene kans mag bestaan en zij dus b.v. niet in bepaalden
getale mogen zijn vertegenwoordigd. Dezelfde eisch moet worden gesteld ten opzichte
van het voorkomen onder de « individuen van combinaties van bepaalde waarden
der grootheden
x en y. Ook mogen bepaalde waarden van x en y oï combinatiën
daarvan slechts door het toeval zijn uitgesloten tenzij de uitsluiting volledig is, zoo-
dat die combinaties onder de « individuen in het geheel niet voorkomen. Het voor-
komen van bepaalde combinaties kan afhankelijk zijn van het beroep, indien we met
« personen te doen hebben, zoodat een bepaald beroep slechts een zekere kans mag
hebben onder de « personen voor te komen. Het uitsluiten van sommige combinaties

-ocr page 39-

23

kan samenhangen met het uitsluiten van sommige beroepen en ook met keuring.
Ingeval de « personen aan eene keuring waren onderworpen, moeten de daarbij
gestelde eischen voor allen zijn gelijk geweest of er mag slechts eene kans bestaan
op het onder hen voorkomen van personen aan wie bepaalde eischen werden gesteld.
Zijn daarentegen aan een aantal ßi bepaalde eischen gesteld geworden, aan een ander
aantal ßa andere enz., dan kan het totaal aantal « = ^ (5 der individuen niet door
trekking worden verkregen geacht. In dat geval zouden we de ßi personen uit eene
eigen verzameling II moeten getrokken denken, evenzoo de ß^ enz. Het ligt voor de
hand ons af te vragen of dit soms ook bij gelijktijdig geborenen eener geheele bevol-
king het geval kan zijn. Er zijn daar omstandigheden zooals beroep, welstand der
ouders, die in bepaalden getale voorkomen en op de waarden van sommige der
grootheden
x en y onder de geborenen van invloed kunnen zijn. Ook nu kunnen we
voor elk der beroepen, graden van welstand of klassen verzamelingen II denken, en
de geborenen dier klassen door trekking uit hunne eigene verzamehng verkregen
denken. De
geborenen dier klassen zijn evenwel niet in bepaalden getale vertegen-
woordigd, zoodat niet een
bepaald aantal ßi trekkingen uit ééne der verzamelingen
moet geschieden. Er is nu slechts eene waarschijnlijkheid dat eene trekking uit eene
bepaalde verzameling moet plaats hebben, welke waarschijnlijkheid is bepaald door
de talrijkheid en het generatief vermogen der klasse waarop de verzameling betrek-
king heeft. Het proces waardoor de gelijktijdig geborenen kunnen worden geacht te
zijn bijeengebracht is dan hetzelfde als wanneer we in plaats der vaas van het 1"
hoofdstuk er meerdere denken van verschillende samenstelling, en zoo geplaatst, dat
er een bepaalde kans bestaat bij trekking in eene bepaalde vaas terecht te komen.

Denken we n vazen. Laat de kans om in de s° terecht te komen worden voor-
gesteld door g,, die om als we er eenmaal in zijn terechtgekomen, daaruit het nummer
r te trekken p^\'®\'- Doen we nu « trekkingen, dan is het waarschijnlijkst aantal malen
dat zich daaronder het nummer r zal bevinden

1

Het waarschijnlijkst aantal malen dat men in de vaas .s zal terechtkomen
bedraagt «Noemen we het aantal malen dat dit werkelijk zal gebeuren dan
bedraagt het waarschijnlijkst aantal malen dat zich hieronder het nummer r bevindt
en volgens de wet van
Bernoüilli de middelbare afwijking tusschen dit en

-ocr page 40-

24

het ware aantal

zoodat de middelbare afwijking in het aantal dat het nummer r op de « trekkingen
zal voorkomen bedraagt

\'Vh^sPr^H^-Pr\'"^)...........(1)

1

Nu kunnen de aantallen ^ nog verschillende waarden hebben, zoodat hiermede
de middelbare afwijking nog niet is gevonden.

Om deze te berekenen redeneeren we volgenderwijs. Het waarschijnlijkst aan-
tal malen dat het nummer r zal worden getrokken bedraagt

1

zoodat de afwijking die in dit aantal zal voorkomen kan worden voorgesteld door

h w -f i^p.w^i?,
1 1

of stellende 8

2s « gr, 5 j? W p/\'^ v^
1 1

Aangezien v onafhankelijk zijn, kunnen we de quadraten der middel-

bare fouten tengevolge van elk der deelen afzonderlijk berekenen. De som van deze
geeft dan het quadraat der totale middelbare fout. Het quadraat van de middelbare
fout tengevolge van het 1® deel bedraagt

welk deel op eene kleine van hoogere orde na overeenkomt met het onder (1)
neergeschrevene.

Voor het tweede kunnen we de. berekening uitvoeren met behulp van de
formule

a\\2:m? q — {Z m
(zie bl. 10) waarin m, We vinden dan

-ocr page 41-

25

Daardoor wordt het quadraat van de totale middelbare fout

1 1

Stellen we

is q^pM =
1

dan gaat deze uitkomst over in

aPr{l — Pr)............(2)

Dezelfde waarde voor het quadraat der middelbare fout zou zijn verkregen,
indien we den inhoud der n vazen in eene enkele hadden overgebracht en uit deze
de trekking verricht. Pr zou dan de kans zijn geweest om een kogel met het nummer
r
te trekken, zoodat nu het voorkomen van bepaalde waarden van x en y onder de
« personen weer alleen van het toeval afhangt.

Deze uitkomst was te verwachten. Dat het vraagstuk langs een eenigszins
omslachtigen weg is opgelost geschiedde met eene bepaalde bedoeling. Trokken we

een bepaald aantal /J kogels uit elke vaas, zoodat (i^,----alle eene vaste

waarde hadden, dan zou de formule (1) de middelbare afwijking van het aantal
getrokken kogels met het nummer
r van het waarschijnlijkst aantal aangeven. De
gemiddelde kans om een kogel met het nummer r te trekken zou dan bedragen

" 1

De middelbare afwijking zou nu evenwel niet zijn

V«f ii.p,.^\'^ (1-4 f ........

maar door de formule (1) zijn gegeven. Is

1 " 1

dan is de gemiddelde kans gelijk, zonder dat dit met de middelbare afwijkingen het geval
is. Gemakkelijk kunnen we aantoonen dat de uitkomst onder (2) in deze onderstelling
grooter is dan het quadraat van de formule onder (8). Dit feit nu wordt door
J. Bertrand
(zie zijne „Calcul des Probabilités" blz. 313—315) aangevoerd als bezwaar tegen de
toepassing van de wet der groote getallen op de sterfte. Zijn bezwaar zou gegrond

-ocr page 42-

26

kunnen schijnen in gevallen waarin de aantallen ^ voor telling vatbaar zijn, zoodat
kan worden vastgesteld hoeveel kogels uit elke vaas zijn getrokken. We zijn dan in
staat die aantallen uiteen te houden en verkrijgen door dit te doen eene kleinere
middelbare afwijking, derhalve grooter precisie. Zoolang we evenwel tegen de moeite
aan de scheiding verbonden opzien, blijft ons wel niets anders over dan de « personen
als uit ééne verzameling getrokken te beschouwen, maar kunnen we niet verwachten
daardoor dezelfde nauwkeurigheid te zullen bereiken als bij splitsing in groepen. Waar
toch de aantallen aan het toeval zijn overgelaten, heeft dit laatste grooter speel-
ruimte, zoodat de middelbare afwijking dan grooter zal zijn. Kan het evenwel
gebeuren dat, ofschoon de aantallen in elk voorkomend geval kunnen worden geteld,
zij in de gevallen waarvoor de uitkomsten tevens moeten gelden, kunnen verschillen,
dan zou de grootere precisie verkregen door de scheiding der groepen slechts eene
schijnbare zijn. Naar mijne meening ziet
Berteand deze mogelijkheid over het hoofd.
Bestaat er in zulke gevallen voor eiken kogel eene kans dat hij uit eene bepaalde
vaas is voortgekomen en berekenen we in deze onderstelling de middelbare afwijking,
dan komen we weer tot de formule onder (2),

We zullen in het vervolg meermalen de kans/(a;) da: moeten berekenen dat eene
zekere grootheid, betrekking hebbende op « personen en die eene lineaire functie is van
de grootheden m, hare waarschijnlijkste waarde met een bedrag gelegen tusschen
x en
x dx overtreft. Reeds zagen we dat deze kans door de gewone foutenwet wordt aange-
geven. Moeten nu onder de « individuen er worden getrokken geacht uit verzameling
IF\', (52 uit verzameling IP» enz., dan kunnen we voor elk aantal (i^ de kans berekenen
dat de lineaire functie een bedrag gelegen tusschen ?j, en van hare waarschijn-

lijkste waarde zal afwijken. Aangezien nu deze kans kan worden voorgesteld door
1

_L^e"\'^ dj/s, wordt ƒ (x) volgens het op blz. 16 bewezen theorema eveneens van

den vorm -i—g-J", waarin
cy !t

C\' = i\' C.-

1

en = ii\'r m,2 pM — (iv m^ p/\'^fj

(o O )

Zijn de kansen p van gelijke rangorde slechts weinig verschillend voor de n verza-
melingen, dan kan het toegeven aan het bezwaar van
Bertrand slechts een geringe^i

-ocr page 43-

27

invloed hebben op den modulus zonder dat dit invloed heeft op den vorm van de
foutenwet der grootheid. Bovendien zagen we dat de middelbare afwijking in de
onderstelling dat de aantallen (3 door het toeval worden bepaald grooter is dan
die in de onderstelling van
Bertrand, zoodat door de berekeningen uit te voeren
in de onderstelling dat de trekking uit eene enkele verzamehng plaats heeft, de
bereikte nauwkeurigheid in geen geval wordt overschat. Ook bij de theorie der waar-
schijnlijkheid van afwijkingen in sterftekansen zal blijken dat het toegeven van het
bezwaar van
Bertrand slechts een geringen invloed kan hebben op de waarden der
moduli. In het vervolg zal daarom de wet der groote getallen zonder nadere beschou-
wingen worden toegepast op de sterfte onder a personen. We kunnen daarbij het
geval van bepaalde aantallen ook denken uitgesloten.

Hoe het ook zij met de wet der afwijkingen, de gemiddelden die uit de « per-
sonen kunnen worden gevonden door waar te nemen welk aantal onder hen tusschen
twee leeftijden m en m 1 overlijdt en dit te deelen door het totale aantal « zullen
tot eene bepaalde limiet naderen indien « toeneemt, zoodat we een beeld krijgen van
de gemiddelde sterftewet, die in de samengestelde verzameling gedurende het tijdvak
van waarneming heerschte. De hiertoe vereischte waarnemingen worden verzameld
door de sterfte-statistiek.

Opvatting der verhoudingen p als kansen. We kunnen het volgende vraagstuk
stellen. In eene vaas zijn « kogels, in eene tweede zijn dezelfde onbepaald groote aan-
tallen loten met bepaalde nummers als in het probleem van blz. 1 kogels met die
nummers. Tegelijk met het trekken van een kogel uit de P\'® vaas wordt een
nummer uit de 2" getrokken en dit nummer op den kogel aangeteekend. De kans
voor elk der « kogels in de 1° vaas om het nummer .s te krijgen bedraagt nu
p,
en is gelijk aan de kans om in het vraagstuk van blz. 1 een kogel met het nummer
s te trekken. Voor alle kogels is die kans gelijk. Vragen we nu naar de kans
dat ïJo kogels het nummer O, >i, het nummer 1, ni het nummer l zullen krijgen,
dan blijkt deze dezelfde als om in het vraagstuk van blz. 1 kogels te trekken
met het nummer O, ni met het nummer 1, enz. De vraagstukken zijn dus uit een
mathematisch oogpunt aequivalent. Toch kunnen we eigenlijk niet zeggen dat in het
vraagstuk van blz. 1 elk der a te trekken kogels eene kans heeft op een bepaald
nummer. Die nummers toch zijn er reeds vóór het trekken op aangegeven. Het
vraagstuk van de kans dat onder « personen er n^ zullen overlijden tusschen de leef-

-ocr page 44-

28

tijden O en 1, % tusschen 1 en 2, enz. is pricipiëel hetzelfde als dat van blz. 1. We
kunnen dus eigenlijk niet zeggen dat ieder der « personen eene gelijke kans heeft te
overlijden tusschen de leeftijden m en m 1, zooals in het vraagstuk der 2 vazen elk
der « kogels eene gelijke kans heeft om met een bepaald nummer te worden gemerkt.
Zoo sprekende en het vraagstuk oplossende komen we evenwel tot dezelfde formules
als wanneer we ons nauwkeurig uitdrukken. De spreekwijze kans van overlijden
moeten we dus als eene beknopte uitdrukking beschouwen voor het juiste begrip.

Haar letterlijk opvattende en dan de kans berekenende dat onder « personen
er no zullen overlijden tusschen de leeftijden O en 1, ?ii tusschen 1 en 2 enz., komen
we evenwel tot juiste uitkomsten. In het vervolg zullen we op deze wijze te
werk gaan.

Hoewel het ook voor de hand lag uitgaande van de voorafgaande beschou-
wingen allereerst de grootheid pm te bespreken, is deze toch voor de statistiek niet
het meest gewichtige gemiddelde der verzameling II. Zij kan namelijk worden opgevat
als de kans voor een levende van den leeftijd x, waarbij de verzameling aanvangt,
om te overliiden tusschen de leeftijden m en m ]. Hare waarde zal dus afhangen
van den aanvangsleeftijd
x. Wel bestaat dit verschil slechts in eenen constanten
factor, zoodat pm graphisch voorgesteld een vast karakter vertoont, maar ter beoor-
deeling van de meerder of minder gunstige sterfte is zij ongeschikt. Daartoe moet
de voorkeur worden gegeven aan een ander gemiddelde der verzameling II, namelijk de

Jaarlijksche sterftekans. Zij is het quotiënt van het aantal individuen der ver-
zamehng II dat overlijdt tusschen de leeftijden ïn en m 1 en het aantal, dat den
leeftijd m bereikt. We stellen haar voor door w^. Volgens definitie is dus

J\'m l

N(m) dvi

m

fi

J m

W„, =

N(m) dm

waarin l den hoogstens bereikbaren leeftijd der verzameling II voorstelt.

Heeft p een continu beloop, dan zal dit ook met w het geval zijn. We kunnen
ons tot opgaaf stellen ook deze kans af te leiden uit waarnemingen op de «
personen.

Het waarschijnlijkst aantal onder deze, dat overlijdt tusschen de leeftijden m
en m 1 is, zagen we, ap^ en de waarschijnlijke afwijking daarvan:

0.6745

-ocr page 45-

29

Het waarschijnlijkst aantal, dat den leeftijd m bereikt is:

/ m-l 1

« 1 — p, ,
( O )

terwijl de middelbare afwijking zal bedragen :

I [ ) 1 y ^^^^^ \'

[/ « ps\\i — — y

0(0] Om\'

De jaarlijksche sterftekans,\' die uit « personen kan worden bepaald, zal dus
a priori tot waarschijnlijkste waarde hebben:

«Pm

m-l

« (1 — JTï p,0

O

fM-1

Overlijden a2:sp .j. X personen tusschen de leeftijden o en7Ji, ap„, ö tusschen

O

m en m 1, dan bedraagt het aantal levenden aan het begin van den m-jarigen

m-l

leeftijd «(1—X\'p,) — terwijl als sterftekans zal worden waargenomen, indien we

O

m-l

nog apm= dm en « (1 — ^-^p,) = l,„ stellen,

O

lm Im^ Im\'^ Im^

A 12

lm Im^

- = -! d,„ -f rf

lm — lm I

zoodat bij kleine waarden van ö en l kan worden geschreven

(lm ^ <f ^ Adni

lm lm Im\'^

waarin dus eene fout is ter waarde van -f .

l\'m l\'m

Vervangen we ~ door dan wordt de uitdrukking voor de fout f -1-

\'m t^m f/m

Hierin zijn ti en l niet onafhankelijk, zoodat de middelbare fout in de jaarlijksche
sterftekans niet wordt

K rü"!—nr = ^ """ >

\' lm* lm* lm

maar èene andere wijze van combineeren van 8 en 1 moet worden toegepast.
Volgens hoofdstuk I is de samengestelde kans, dat de fout in den teller die in

-ocr page 46-

30

^^-

y 2 rra

!T a pj Tt a p„, nr a (1 —.T« p«) O

Dit is tevens de kans op eene afwijking 4- ^^^^ in de sterftekans. Het

vm tm

quadraat der middelbare afwijking in deze wordt derhalve

(/ [/ 2!rpm (/ {l — 2spi)J " t/ o Mm lm /

De uitvoering der integraties levert volgens blz. 10 « l^m^p— (^mp)^!, waarin

... 1 m-l m

Wfl = mi = m2 = O, = pi = Pm,p-2 = 1 — , zoodat het quadraat

tm ^m O O

der middelbare afwijking wordt

cZ

«p^ door Pm door (1 —en f door w„, vervangende, wordt dit

O ^m

achtereenvolgens

O

1\'". - ^ -t;;;^ f - f - ^ f = ü" "ü ^^" t\' p^)
——

Dit is dezelfde middelbare afwijking als zou zijn verkregen, indien i„m-jarige
personen aan eene sterftekans w^ waren blootgesteld. Deze opvatting is derhalve met
de vroegere gelijkwaardig.

De hier gevonden middelbare afwijking is die, welke a priori in de sterftekans
der a personen is te wachten. Vandaar dat in den noemer de waarschijnlijkste
waarde van voorkomt en niet lm—K zooals dat het geval moet zijn, indien
men eenmaal L — ^ m-jarige levenden heeft overgehouden.

Sterftekracht. We zagen vroeger, dat het aantal individuen, dat in verzameling
II overlijdt op leeftijden tusschen m en m
dm, kan worden voorgesteld door

N (ni) dm.

den noemer 1 zal bedragen

-ocr page 47-

31

Deze dooden mogen volgens het zoo juist behandelde worden beschouwd als
gedurende den tijd
dm te vallen uit

N (m) dm

m-jarige levenden. Het quotient

N (to) dm

h

gedeeld door dm, dus

Nfm)

N (m) dm

noemen we de sterftekracht op den leeftijd m. Het waarschijnlijkst aantal dat uit l„,
m-jarige personen overlijdt tusschen de leeftijden m en \'m -f d m bedraagt

j N (m) dm

fi
\'J
.n

(to) dm

Wijl ieder der l„, personen gedurende den tijd dm onder observatie blijft,
is de totale observatie-tijd
l,n dm. We zien dus dat het waarschijnlijkst aantal dooden
tusschen de leeftijden m en m -f
dm wordt gevonden door dezen totalen observatie-
tijd te vermenigvuldigen met de sterftekracht.

Met behulp der sterftekracht, die voor eiken leeftijd vi eene bepaalde waarde
heeft, die we zullen voorstellen door
i„, kan het waarschijnlijkst aantal dooden, dat
onder een bepaald aantal personen over eene willekeurige tijdruimte is te wachten
in integraal vorm worden geschreven. Is het aantal personen onder observatie op
x-jarigen leeftijd Ij,, dan bedraagt het aantal dooden dat daaruit valt tusschen de
leeftijden
x en y

li

lm im dvi

Het verband tusschen de sterftekracht en de jaarlijksche sterftekans is een-
voudig. Volgens definitie namelijk is:

— dl„, = l„, i„, dm

of = — i„ dm

(m

dm

f!

-ocr page 48-

32

Integreeren we tusschen m en m 1, dan volgt hieruit

rm i

1 _ - imdm

\'m-fl — ^m e J m

derhalve

/\'m l

w ^m 1 -, - hm dm

\'m

In -im = — r ^ richting der raaklijn voor bij den leeftijd m aan

de lijn, die we verkrijgen door lm als functie van m uit te zetten. We noemen deze
de lijn der levenden. Haar beloop is van dien aard, dat de richting der raaklijn op

weinig na samenvalt met die der koorde, getrokken tusschen de leeftijden m--\\

en m zoodat bij benadering

p = derhalve im = -^-^ is,

dm 2

door welke betrekking de sterftekracht gemakkelijk wordt berekend uit de levenden
der sterftetafel.

De sterftekracht vindt toepassing waar men het waarschijnlijkst aantal
dooden wil berekenen te verwachten bij personen, wier observatie niet over een vol
jaar loopt, zoodat dit aantal niet in de kansen
w of p kan worden uitgedrukt. Zij
het aantal observaties van dezen aard het waarschijnlijkst aantal dooden daaruit

met behulp der sterftekracht berekend t^, dan zou ^ voor de h^ personen de gemid-
delde kans zijn om gedurende hunnen observatie-tijd te overlijden. De middelbare

afwijking wordt nu evenwel niet gevonden door voor w^ ~ te substitueeren in de

hj;

formule

V hx Wx (1 — Wjr),

en wel omdat men de hj, personen in dit geval niet door trekking kan verkregen
denken, tenzij de duur der observatie voor elk der h^c personen dezelfde was. In de
praktijk brengt men evenwel den observatie-tijd niet voor elk der personen nauw-
keurig in rekening, maar denkt de personen door trekking verkregen uit verzame-
lingen, zoodat ieder der h^ personen eene kans heeft om een zeker deel van het jaar
onder observatie te hebben doorgebracht. In de onderstelling dat de kans van in- en
uittreden in alle deelen van het jaar dezelfde is, blijkt dan, indien h^ groot is, de
waarschijnlijkste observatie-tijd voor personen die in een zelfde jaar intreden ^
voor personen die bij leven uittreden evenzeer, voor personen die in hun jaar van

-ocr page 49-

33

intrede ook weer bij leven uittreden (Zie blz. 44—51 van Landré\'s Wiskundige
Hoofdstukken voor Levensverzekering.) Berekenen we nu het waarschijnlijkst aantal
dooden onder de hj, personen op grond van de samenstelling der verzamehng te
wachten en bedraagt dit aantal tj, dan wordt de middelbare afwijking weer gevonden
door in de formule

V hx tfi (1 — Wx)

voor tVx te substitueeren

Door den observatie-tijd aan het toeval over te laten geven we eenige precisie
prijs, welk nadeel evenwel niet opweegt tegen de vele moeite verbonden aan de
bepaling van den nauwkeurigen observatie-tijd.

VERZAMELING VAN STERFTEWAARNEMINGEN.

Het bijeenvoegen van personen van gelijken leeftijd. Tot nog toe werd aangenomen,
dat we beschikten over een groot aantal gelijktijdig geborenen. Het spreekt vanzelf
dat dit eene fictie is. Denken we de functie V\'i onveranderlijk, dan kunnen we om
een groot getal te krijgen de geborenen eener willekeurig lange periode bijeen nemen
en als gelijktijdig geborenen beschouwen. Alles wat omtrent gelijktijdig geborenen is
gezegd, geldt dan ook voor deze personen. Deze methode werd vroeger algemeen
toegepast. Zij heeft evenwel het nadeel dat zij niets kan leeren omtrent de veran-
derlijkheid der functie xpi, maar integendeel vooropstelt dat het tijdstip van geboorte
geen invloed heeft op de samenstelling der verzameling H. Is dit wel het geval, dan
vinden we bij deze wijze van combineeren eene sterftewet die een gemiddelde is
\'voor de periode, over welke de geboorten zijn bijeen genomen.

Het scheiden der jaren van geboorte. Voor de periode waarvan boven sprake is
kan een kalenderjaar worden genomen, indien het personeel waarvoor de sterftewet
moet worden bepaald een voldoend aantal personen van gelijk geboortejaar bevat.
De invloed van het jaar van geboorte wordt dan niet verduisterd. Dit gunstige geval
kan zich evenwel slechts voordoen bij talrijke bevolkingen van geheele rijken,
provinciën\'of zeer groote steden.

Het scheiden van geboorte- en sterfjaar. Door Prof. van Pesch is voor laatstge-
noemde gevallen eene methode bedacht, waarbij personen van hetzelfde geboortejaar

-ocr page 50-

34

in bepaalde kalenderjaren worden waargenomen en hoewel de waarneming niet over
personen van volkomen gelijken leeftijd loopt, is aan zijne wijze van doen groot
voordeel verbonden.

"We denken het kalenderjaar in eenige gelijke deelen verdeeld en het aantal
geboorten waargenomen, dat in elk dier deelen valt. Is het aantal geboorten groot
genoeg, dan zal blijken dat de verhouding van het aantal geboorten in elk dezer
tijdsdeelen tot het totaal aantal in het kalenderjaar waargenomen geboorten voor
alle kalenderjaren nagenoeg dezelfde is. Op dit feit is de bedoelde methode gegrond.
Zij is door Prof. v.
Pesgh toegepast bij het berekenen der sterftetafels voor Neder-
land. Hij neemt daartoe de geborenen van een kalenderjaar bijeen en neemt waar
hoeveel uit deze in elk volgend kalenderjaar overlijden. We zullen nagaan welke
nieuwe onderstelhng aan de vroegere moet worden toegevoegd om ook op de uit-
komsten van deze wijze van sterftewaarneming de wet der groote getallen te mogen
toepassen en nagaan of de nauwkeurigheid lijdt onder het waarnemen der sterfte
op personen van niet volkomen gelijken leeftijd.

Noemen we de verhouding van het aantal geboorten in het tijdsdeel gelegen
tusschen de deelen « en « c?« tot het aantal geboorten over het geheele jaar
qada, waarbij wordt gedacht dat g« is waargenomen op een onbepaald groot aantal
geboorten. Denken we nu voor elk tijdsdeel
du eene verzameling II van een onbe-
paald groot aantal Gqada personen, waarin G onbepaald groot maar voor alle ver-
zamelingen II hetzelfde is en doen we al deze verzamelingen bijeen, dan kunnen
uit de zoo verkregen verzameling, die we III noemen, de in een bepaald kalender-
jaar geboren personen door trekking worden verkregen geacht,
indien we mogen aan-
nemen dat de afwijldngen van de waarschijnlijkste verdeeling der geboorten daarover door
het toeval wordt bepaald.

We zullen nu onderzoeken welke de kans is voor een persoon, door trekking
uit verzameling III verkregen, om te overlijden in een kalenderjaar,
m jaar verwijderd
van dat waarin de geboorte viel. Deze kans is de verhouding van het aantal per-
sonen dat van verzameling III overlijdt in het m® kalenderjaar tot het totaal aantal per-
sonen, dat deze verzameUng bevat. Het eerste aantal wordt volgenderwijs berekend.

De Gqa da personen, geboren in het tijdsdeel du van het kalenderjaar, hebben
aan het begin van het m® kalenderjaar tot leeftijd
m — u, zoodat het aantal dat
daaruit in het m® kalenderjaar overlijdt kan worden voorgesteld door

-ocr page 51-

35

en het totale aantal dat van verzameling III in het 771" kalenderjaar overlijdt door

J 0

Het totale aantal personen in verzameling III bedraagt

G

Jq,i da = G,
0

wijl de som aller kansen qada weer 1 moet opleveren. De gevraagde kans voor
een persoon, door trekking uit verzameling III verkregen, bedraagt derhalve

qn Pm-n da.

O

Door deze kans, die we pj noemen, te substitueeren voor p in de formule
\' Vap(l—p)

verkrijgen we de middelbare afwijking die is te verwachten in het aantal dooden
onder « personen in een kalenderjaar, dat m jaren van dat waarin de personen
werden geboren is verwijderd.

Het is duidelijk dat een volkomen bepaald gemiddelde is uit de waarden
die Pm-n kan hebben voor verschillende waarden van « gelegen tusschen O en 1.

De methode van Prof. v. Pesch is derhalve even nauwkeurig als wanneer
personen van gelijken leeftijd worden geobserveerd. Waar het te doen is om de ver-
anderlijkheid der sterfte met de verschillende kalenderjaren van geboorte en over-
lijden na te gaan, mag zij derhalve volmaakt worden genoemd. Indien men zich
evenwel ten doel stelt met de kansen pj eene sterftewet te construeeren, die zal
gelden voor personen van volkomen gelijken leeftijd, is het nog noodig het verband
te kennen tusschen
p„, en zoodat we moeten berekenen

ß

Om dit te kunnen doen moeten onderstellingen worden ingevoerd.
10. De samenstelling der verzamelingen II is onafhankelijk van het tijdstip van
geboorte, waarop deze betrekking hebben. We kunnen dan schrijven

-ocr page 52-

36

derhalve

Pm\' = fqaPm-a da
J
O

2°. Pm.a = Pm—a {pm—pm-l)
waaruit volgt:

Pm\' = Pm — fgu(Pm ~ Pm-l) « da
J
O

3». qu, = = g«.
Wijl

fqa da =
Jo

is, volgt hieruit = 1,

derhalve

Pm\' = Pm — iVm — Pm-l)Ja da = ^ (pm Pm-l)

of, op grond van de onderstelling onder 2°.,

De eerste p die we uit p\' kunnen afleiden is p^i, zoodat we uit de kansen p\'
niets kunnen afleiden omtrent po.

Ofschoon de ondersteUing onder P niet onbetwistbaar juist is, gaat men toch
ook daarvan uit bij waarneming van personen van gelijken leeftijd. De onderstelling
onder is voldoende nauwkeurig, behalve voor de jeugdige leeftijden. Die onder 3"
is niet geheel juist. Uit de bevolkingstafels van Nederland over het tijdperk 1840—
1851 blijkt b.v. dat q^ maximum is voor Maart, minimum voor Juni. Door Prof.
v. Pesch is evenwel aangetoond (zie de bijdragen van het Statisch Instituut N". 3
1885) dat de invloed dezer ongelijkmatige yerdeehng der geboorten op de juistheid
der uitkomsten zeer gering is.

Doordat de observatie dikwijls bij leven eindigt en ook personen op zekeren
leeftijd onder observatie komen is het onmogelijk personen waar te nemen van af
hunne geboorte tot aan hunnen dood en uit deze waarnemingen onmiddellijk de
kansen
p af te leiden. Steeds echter kan de jaarlijksche sterftekans onmiddellijk

-ocr page 53-

37

uit de observaties worden afgeleid. "VVe stellen in verzameling III de verhouding -j^

13

van het aantal personen A, dat overlijdt in het 7n® kalenderjaar tot het aantal B dat
in leven is aan het begin daarvan voor door ivj en zullen onderzoeken hoe wj met
w„, samenhangt. Gemakkelijk zien we dat

J O

Om B te berekenen, bedenken we dat van het aantal Gg-ad« dat in het
tijdsdeel da is geboren, aan het begin van het me kalenderjaar nog in leven zijn

G ?« da j — d£ = -da fN (s) ds

J I N(s)t/s ( ■S(s)ds

"\'•«Jo ./O

zoodat het tweede aantal bedraagt:

r

J O

r^-f*qnda /n (s)ds = - f Qada j N {s)ds / N (s) ds

I O ^

Nu is

f N(s>rf.s

(s) ds

de kans voor een pasgeborene om aan het begin van den leeftijd m — \\ nog in leven
te zijn, zoodat

j 1,t dn J N (s) ds

ft)-\'

1

lOm\' = tO,„_l

ß\'(s)ds
jm-1

De grootheid /t laat zich gemakkelijk berekenen. We vinden namelijk

fN (sUfs = - fx (m -1 - y) rfy

m — rt ft _ i.

Ontwikkelen we N {m — \\ — volgens de reeks van Taylor, en breken we deze

-ocr page 54-

38

bij den 2"° term af, dus stellen we bij benadering

N(m-|-2/) = N(m--^)-2/N\' (m-i)

dan wordt door uitvoering der integraties gevonden

1

. I» -

N (s) ds = (« -1) N (m - i) - 1 (« -1)2 N\' (m - 4)

L

^ n

en

J O J tn — a

Nu is

N\'(m-l)

X (s) ds

1

m--

overal waar de lijn der dooden stijgt kleiner dan het verschil der sterftekansen op
de leeftijden m — 1 en m -f 1 zoodat daar

-- < W,n 1 — W„,- i = A lOm- 1

/ N(s)ds

en we derhalve kunnen stellen

Alleen op hooge leeftijden kan de invloed van ^ merkbaar worden. Daar even-
wel is toch geene nauwkeurige bepaling der sterftekansen mogelijk. De zeer jeugdige
leeftijden zijn reeds vroeger uitgesloten. Voor alle andere mogen we dus stellen

tOm\' =

Het is de grootheid wJ die door Prof. v. Pesch in de bovenaangehaalde ver-
handeUng voor de kalenderjaren 1870—1879 wordt bepaald. Hij berekent dan tevens
op grond van de theorie der middelbare fout de middelbare afwijking (1) tusschen
de sterftekansen wJ voor verschillende kalenderjaren.

(1) Zjjne methode onderstelt dat de foutenwet symmetrisch i» en iu alleen toepasselijk indien do
sterftekansen alle zijn berekend uit een geljjk aantal waarnemingen. Bij benadering is dit laatste in do
tafels van Prof.
van Pesch het geval.

-ocr page 55-

39

Invloed van het kalenderjaar van geboorte en overlijden. Berekent men naast
deze middelbare afwijking die uit de formule

W,„\')

dan blijkt deze veel kleiner dan de experimenteel bepaalde. Daarentegen is het
verschil zeer geriilg voor de jaren 1880—1889 (zie „Bijdragen tot de statistiek van
Nederland N". V"). In de genoemde verhandelingen wordt aangetoond dat de ver-
schillen tusschen de theoretisch te verwachten en de experimenteel bepaalde mid-
delbare afwijking aan geene andere oorzaak kunnen worden toegeschreven dan aan
het feit dat elk kalenderjaar eene andere sterftekans heeft. Het blijft daarbij nog in
het midden in hoeverre het verschil wordt veroorzaakt door den invloed van het
jaar van geboorte. Het is evenwel niet aan te nemen dat deze invloed eenigszins
belangrijk zou kunnen zijn.

Zijn de sterftekansen niet dezelfde voor verschillende generaties, dan moet de
verzameling III bij de trekking voor elke generatie anders worden samengesteld. De
verschillen in de waargenomen sterftekansen veroorzaakt door dit verschil in samen-
stelling zijn dan onafhankelijk van het aantal waarnemingen, waaruit die sterftekansen
zijn berekend. In de sterftetafels van Prof. v.
Pesch blijkt bij vergelijking de middelbare
fout, zooals die is bepaald uit de proeven, van dezelfde orde als die we uit de formule

t

vinden. Bij een aantal waarnemingen, 100-maal kleiner dan het aantal, dat aan die
sterftetafels ten grondslag ligt, zou dus de invloed van het kalenderjaar tegenover
de afwijking tengevolge van het toeval kunnen worden verwaarloosd.

Het comhineeren van waarnemingen verricht in verschillende kalenderjaren.
Hebben we te ,/i^i, w «i-j-i, w • • • • berekend uit aantallen waarnemingen tci, ct^, «s«"-,
elke groep waarnemingen betrekking hebbende op een bepaald kalenderjaar, dan is
uit het voorgaande reeds duidelijk hoe uit die verschillende waarden van de

waarschijnlijkste waarde dezer grootheid kan worden bepaald in de onderstelling dat
het kalenderjaar geen invloed heeft. De trekking der
2: u personen, waaronder 2: d,„
sterfgevallen, kan dan geacht worden uit dezelfde verzameling III te hebben plaats
gehad, zoodat we op grond der proeven zouden besluiten dat de waarschijnlijkste

-ocr page 56-

40

sterftekans bedraagt

d„, a w"

i: a 2: a \'

waarin de sommaties over de verschillende kalenderjaren moeten worden uitgestrekt.
Heeft het kalenderjaar invloed en stellen we de juiste waarden der sterftekansen
die voor de verschillende kalenderjaren golden voor door

itom j, j.....enz.

en hebben we de gemiddelde waarde van deze noodig, dan is, wanneer het

aantal kalenderjaren n bedraagt, de beste waarde voor dit gemiddelde, die uit de n
kalenderjaren kan worden gevonden

n

1 _ 1_\'I

- ——

Volgens de theorie der gemiddelden zal deze waarde, als n toeneemt, steeds
meer naderen tot de juiste. Nu zijn evenwel dé ware kansen bekend,

maar slechts de waargenomen waarden die van de juiste waarden een bedrag

afwijken. De kans dat dit verschil is gelegen tusschen Xs en x, dx, bedraagt

1

(f (X,) dx, = ^^y— C c,2 dXs

waarin

Cg = -

Is nu ook de kans f{vg)dv^ gegeven dat het verschil «t^m i—\'"\'m i zal zijn

gelegen tusschen en cüv, dan is de samengestelde kans dat de verschillen x
zijn gelegen tusschen x en x dx, de verschillen v tusschen 1; en 1; dv

»=11

li (f>{x,)f{v,)dx,dv,............(1)

»=1

De waarschijnlijkste waarde van w\'m l, die uit de waarnemingen over n
kalenderjaren kan worden afgeleid is nu die, waarvoor de uitdrukking (1) maximum
wordt. Zij bevat als onafhankelijke grootheden

... benevens

-ocr page 57-

41

welke laatste grootheid evenwel in de eerste n kan worden uitgedrukt. Dit geschied
zijnde moeten de differentiaal-quotienten van (1) naar de eerste n grootheden voor de
waarschijnlijkste waarden er van O worden. We krijgen zoo n vergelijkingen, waaruit
de waarschijnlijkste waarden van
sïü,,,^! kunnen worden opgelost en daarna ook die
der verschillen
v.

Is de vorm der functie ƒ bekend op constanten na, dan kunnen de waarschijn-
lijkste waarden der verschillen
v in deze worden uitgedrukt. We kunnen daarna (1)
de constanten door functiën der verschillen v vervangen, waardoor we een voldoend
aantal vergelijkingen krijgen, waaruit de waarschijnlijkste waarden der constanten
kunnen worden opgelost.

.Hf!

Stellen we cp (v,) = c , (2)

C J/ JT

dan is (zie blz. IG—17) de kans dat v, = — zal zijn gelegen tusschen
8, en S, (lö,

^ ^^ dö,. (3)

Vn (c*

Kenden we c\', dan zou nu de beste waarde voor w,„4.i worden gevonden door

" 8 2

1

tot minimum to maken. Is evenwel c\' niet bekend, dan moet dit geschieden met do
uitdrukking (1). Dit geeft aanleiding tot n vergelijkingen van den vorm

- - G^t^. i - i f = O. (4)

Na hieruit ««\',„ 1 benevens v^ to hebben opgelost, substituöeren wo do zoo gevonden

9 »

waarden in de vergelijking c\'^ = 2:» v,"^, (5)

n—1 1

waardoor volgens do theorie der middelbare fout de waarschijnlijkste waarde van c\'^
in dio van kan worden uitgedrukt. Uit de zoo verkregen vergelijking kan dan C\'\'worden
opgolost. Door optelling dor verg. (4) vinden we

(0)

Is c, voor allo waarnemingen hotzelfdo, dan wordt hieruit gemakkelijk afgeleid

tl

2.\'« ds

Is daarentegen w,„^L = dan volgt uit (G) = 4— \' i^)

-ocr page 58-

42

Ten onrechte meende Prof. v. Pesch in de ,,bijdragen van het statistisch insti-

1 "

tuut N® 3 1885" dat de beste waarde voor w,„ l zou zijnïü\'f\'i. Ofschoon men

2 ni "^2

in de later verschenen „Bijdragen tot de statistiek van Nederland N" V" deze meening
niet meer terugvindt, wordt de juiste methode ter berekening van de beste waarde
voor daarin evenmin aangegeven. Aangezien de aantallen waarnemingen over

de verschillende kalendeijaren in beide werken evenwel slechts weinig verschillen, is

1 "

volgens (7) op weinig na = — •

^ Tt \\ 2

1 "

Stellen we nu --Zs = A., ,

2 2

1 1 "
dan is bij benadering A^ = en (c^ c\'^) = —_ zs A^^.

2 n—1 1

Nu berekent Prof. v. Pesch in de aangehaalde werken hoe dikwijls A een zeker

veelvoud is van 0.6745 en daarnaast hoe dikwijls dit het geval moet

n—1 1

zijn in de onderstelling, dat de waarschijnlijkheid voor A, om te zijn gelegen tusschen
8g en 8g dds door de formule (3) is gegeven. Uit de overeenstemming zou men
meenen te mogen opmaken dat formnle (8) inderdaad de foutenwet van d is. Wijl
nu 9 van denzelfden vorm is, zou dan uit de op blz. 17—18 bewezen stelling volgen
dat ƒ eveneens van dien vorm moet zijn.

WAARSCHIJNLIJKHEID VAN AFWIJKINGEN IN HET AANTAL DOODEN OP
VERSCHILLENDE LEEFTIJDEN ONDER EEN PERSONEEL, WAARBIJ
IN- EN UITTREDEN PLAATS HEEFT.

In het hoofdstuk omtrent de wet der groote getallen is eene uitkomst afge-
leid, die onmiddellijk deze waarschijnlijkheid aangeeft bij een personeel waarin geen
in- of uittreden plaats heeft. Zijn de kansen voor een individu van den leeftijd
x om
te overlijden tusschen de leeftijden ® en a; -f 1, a; -}-1 en a; 2, a; -f 2 en a; -f 3, enz.
resp. .......
Pt,

de afwijkingen in de waarschijnlijkste aantallen dooden tusschen die zelfde leeftijden

......Vi, dan is het op blz. 1—10 behandelde onmiddellijk van toepassing, zoodat

voor de kans op die afwijkingen wordt gevonden

2 2 "«y

/\'-i

y^TiT j- _____L 4- li_L!

-, ---e \\2itp;c 2npx l \' 2api-i 2 api )

y\'jTrrtpx y2 n a px-^i----]/2 7t n pi ^ \' ^

We zullen nu trachten om die kans evenzeer te vinden voor een personeel
als het eerstgenoemde.

-ocr page 59-

43

Zij a^ een aantal personen van den leeftijd m aanwezig bij den aanvang der
observatie, ym het aantal dergenen die aan het begin van het m® levensjaar onder
observatie komen, f„, het aantal dergenen die aan het tjegin van hetzelfde levensjaar
bij leven uittreden, zoodat tm
—\'/m=^m, dan zijn de gevallen d\' van overlijden in
het eerste jaar slechts te wachten uit «„—(3„, personen, in het tweede uit
in het derde uit «„—/?m i—i^m a enz., in het s®

jaar uit

s i-1

«,„ — Zt - dm t

O O

Laten de waarschijnlijkste aantallen dooden in het eerste jaar zijn d„„ in het
tweede d^ i, in het De sterftekans der (5„, personen in het eerste jaar

is dan —in het tweede - —-— , die

«m—Pm «m-p,,,--Pm 1

der BnM—Zt , f in het s® jaar

O O

«m — 2r< — dm t

O O

De kans op een aantal dooden d\',„ in het 1® jaar is derhalve

(«m — /^m)! / dm \\d\'m/am — firn —cfm\\«m — fim — d\'i/i

d\'»n!(«m — firn —d\'m)! \\«m— dm/ \\ «m—firn )

Dit aantal dooden gevallen zijnde, is de kans op een aantal in het
2e jaar

(«m — t^m — /^m-fl — d\'m)! /_dm l__\\d\'m l /«m—/^m—/^ni-t-1—dm—dm l\\«wi—lim—/i^m 1—d\'m—d\'m 1

d\'m l!(,rtm—/i\'m—/?m l—d\'m—d\'m l)! \\«m—/i\'m—/!/in l—dm/ \\ «m —/^m —/^m l —dm /

Nadat de aantallen ......gevallen zijn, is de kans op een

aantal in het (s-fl)®\'" jaar:

(«„, - it - S ^„.4,)! / , \\ / «m - ^m t - rfm-l A «»• - ^^ dm t - i\' dm t

_O_O_1___^m s_ 1 / (1_O__I "

d («„ - it ^„, 1 - i\' d\'„,^,)i\\a„, - il - S d„ i/ - i\' -

0 0 0 0 0 0

en nadat dit geschied is, die op een aantal in het {s 2)\'^" jaar:

»fl * / ^ ^ ^ » 1 S-ll ^ S 1 Jt 1

(«„, - 2:t / \\ / «m- - d„, \\ " f " fd\'m t

0 0 1 "m « l 11" O I O O

ï-l-l « 1 1 » 1 " / \\ *
00 0 0 00

-ocr page 60-

Volgens de theorie der samengestelde waarschijnlijkheden is dus do kans op hot achtereenvolgens vallen der aantallen dooden

d\'„,) fi^\'m-fl, .... rf\'m n,

s l s
_O_O_

,v4-l .V

s=n-l
ƒƒ

ttm — /^ni

, «m-

s s

.s=n - - d,„ t) O

11 _2_i!_;;_

O O

O

ƒƒ

.«=0 dmA-J.

0 O

Do formule van Stirling toepassende vinden we hiervoor

.s l ■

(lin-Ht , " , /■;„, <--\'d\'m f

O O " O

__O__O__

.V . A"

(\'\'m t-\'^^ d\'m t

n 1 M n-1 s l s n s

«,„-2rt i9,„ l-2:t d\'m t fi„, l-2:t d\'m t)

O 0 COO 0 00

xo

O O

s

d„, i)

n s s "

2:s d\'m O ds

O O .0 O

>

I ]

|»="l/"27ï\'d\'m s Wni s/

4-=n-lT s l s « 1 s

II y 2 TT d-,., i) (c<„r2i - d^ i)

J^--"--^--^-

»•=>» 1 / * * s l s «,„—il

// J/ 2 TT («,„-3 d\'n, ,) »

S =0 0 0 0 0

u

s l s

O 0 im r-^idm i

O O

waarin voor ^,„ « 1 O moet worden gesubstitueerd.

Gemakkelijk blijkt dat de exponent van e nul wordt. Het product van

s l s ? l s s s s s

«„ — - -i,\' d\',„ t\\ «\'" - " - / «m - — -\' \\ «\'" - f ~ f

__ii_ 1 " " en ( -?-?-----I

ï 1 s

— - dm t

0 0

a„,-^m t-^^ d\'m l,

O O

is van den vorm

.a — V / „f ku\' V

s l

~" , waarin v = i\' — i\' d^ t = i\' - = « = «« — — ^^ d,n t, a\' = «„. — —

\\ a \' Va\'—r/ 000 0 00 00

-ocr page 61-

45

Noemen we dit product P, dan vinden we:
Nep. log. P =
(a—v) Nep. log. (1 — (a\'-v) Nep. log. ^ = (a-v) Nep. log. (1 — {a\'—v) Nep. log. (1 —

o\'

of uitwerkende

, /« , 1 1 v3 1 \\ , , , , /V . i V^ , 1 V^ . ,

, 1 , \\ 1 «2 1 1 V» , r« , 1 v3 , , 1 v» ,1 t;2 , 1 r» ,

"^na"\'-! a\' 2 a\'2 " " n—1 a\'"-! 2 ^ Va a\'/ 6 ^ Va« a\'V

, 1 J 1__1 \\ ^ T?» /I 1 \\ / 1 , 11, 1 1 \\ ~ T?» a\\ / 1 1 1 4- \\

Of, wijl o\' — a = zoodat a en a\' weinig verschillen:

jgw s i I? n—1 _ /gw 8 1 « _ ygm s i /IJl I I £L , .. 4. "" J_____\\

aa\' 2 \'Un—1) a"-2 — aa\' ^ ^a\'^-^ " aa\' \\ 2 3a 4a2 ^ "")

bij benadering.

De reeks tusschen haken zal sterk convergeeren indien v is van de orde V~a
of kleiner. Alleen den eerstep term behouden we en vinden dan:

/^m s l

O

p^e^i-\'n-ffim t-^Um t) of,«„.-= stollendo,

O
2

O

p = Op dezelfde wijze (^f"^\' idJ^Ts^^\'"^\'""

ontwikkelende, wordt gevonden:

c 2 dm x O d^m ï

Voor de gezochte kans vinden we derhalve:

»=,.-1 [/ - - f \'^\'n t)

l/2 7r(«,—(J„)

n

\' O

____1____

0 0 ü

X

* i

,1-1 (2,\'< J«,^.,) „ „ „
4. V,___2___V» , _ V, "

6*

-ocr page 62-

46

Valt het laatste aantal dooden tusschen de leeftijden 7n n en m n 1, dan
houden we nog over als factor

«„. — ^^ ßm t — -St dm t \\ «\'» - f ^ro t - f - f

n n 1 u " "

«m--2\'i ^m t--2"\' d\'m t,

O O

Dezen op dezelfde wijze behandelende als de gelijksoortige vormen wordt gevonden

.ïm sf

--^^--

O 2 (am- ßm t - dm t)

0 0

stellende «,„ — 8m = L en am - ßm t — dm t = L n i,

O O

waarin dan Im n i het waarschijnlijkst aantal personen voorstelt dat aan het

einde der observatie nog in leven is, vinden we derhalve voor de gevraagde
kans:

y 2 7t{lm s-\'2t ê,n i)

Jr {dm s d\'m s)

_ 0\'\'m s _0__, _O_

Q " 2dm « 2lm n l (, 2 ?m s l (?m s l />m s l)

Zijn Vi en Vd zeer groot, dan kan in den factor tusschen accoladen 3 tegenover d en

s

zt 8m t tegenover Im s i worden verwaarloosd, zoodat we dan voor den factor overhouden

n (Im S I Am ï l) V2 Ttdm s \'

waarvoor kan worden geschreven, wijl   — Im s dm s ,

1/2 JT lm ,

/=0 V^ ^ {Im s — dm \'s) V2~ndm S \'

waardoor de eindformule voor de kans wordt

V2 7r Im S__} j 2dm , 2 lm n 1 t\' " ilm >-dm ,)

j 1/2 TT (U « - dm ,). 1/2 TT dm .j

Indien alle O zijn gaat deze formule naar behooren over in de vroeger voor
dat geval gevondene.

-ocr page 63-

47

Is aan het einde der observatie geen der geobserveerde personen meer in

n tJ-1

leven dan is ^m n i = 0, dus ook -T« Sm s = O, zoodat dan (L n = —^m s is en de

O O

kans derhalve v^ordt

V2 7fU s I f\'2dm s 2dm n 2 lm s 1 (.Im s — dm s)

\\s=0 V^2 n (2m s — dm s) 1/2 7t dm jjj

Zijn alle klein en van de orde VT dan zal de 3® term van den exponent
op de waarschijnlijkheid van afwijkingen slechts geringen invloed hebben.

Bij het afleiden der formule is ondersteld dat we gelijktijdig geboren
personen observeerden. Het is evenwel duidelijk, dat we evengoed bepaalde
leeftijden hadden kunnen nemen, waarop personen onder observatie komen en daar-
buiten treden, in welk ge val we dus tot volkomen dezelfde formule zouden zijn gekomen.

Treden meer personen in, dan er levend uittreden, dan is § negatief, maar
blijft de formule overigens volkomen toepasselijk.

De gevonden formule is niet zonder belang, daar het later zal blijken dat zij
de fout leert kennen in het berekend aantal levenden eener sterftetafel. Bovendien
stelt zij in staat om, indien eene sterftewet bekend is, de waarschijnlijkste waarden
der daarin voorkomende constanten te bepalen en zoo tot eene theoretiseh juiste
afronding van sterftetafels te geraken.

De kans dat 8„, ligt tusschen en (y„, i tusschen ö\'m ien enz. bedraagt

7; vy^.__/ / / / ,

/jo V^ndm tf d8,n n j .....j j d

d^m C 0 \'<^\'\'" "4-1 0 2lm s l{lm s — dm s)

ni n ^ tJ\'\'ni l

Ten einde de som aller kanseri te vinden moeten als grenzen worden genomen
— co en We zullen bewijzen dat de integratie dan 1 oplevert.

We beginnen die naar uit te voeren en schrijven daartoe voor de

integraal

j 00 _____  V \'

7/ Yl\'" ___C -\'»n n l —

ïrrO

-ocr page 64-

48

Deze is nu van den vorm / g "

waarin a = ö-t^— ^^— en dus gemakkelijk is te herleiden tot:

^ dmA-n ^ tm n 1

■m n ^ tm n l

n-1

is

2 rfm n ^m n 1 2 dm n^m n l \' 2^m jt l

en derhalve^ = (S = YÏ^TzT.\' ^^^

a \\o ^^m n l tm n ^o \' ^\'m n\'m n 1

/n-1 \\2

wordt na integratie gevoegd bij — — en geeft daarmede

- (f fu^ ~ 2l„, „L n l\\ - ~ ^f L nL n l " ~ ^f \'

Gemakkelijk blijkt verder dat het deel van den factor

__V2 n rfm n_ jj^g^ V^r ^ y— K2 d^ n V2 ^m n l

V2 n (Im n — dm n) V2 U dm n V~a V 2 Im n

overgaat in 1. We houden derhalve na de eerste integratie over:

. 00 __-

....../ ,Lo l/2;rdm . s=o ^

> t/- 00

Blijkbaar komen we op denzelfden vorm terug. Bij de integratie naar ^,„ ..-1
gaat eene rol spelen en we willen aantoonen, dat we dan nog op denzelfden

vorm terugkomen. Daartoe schrijven we de door de 1® integratie verkregen uitkomst
als volgt:

J jlL

kJ —00 *y —co

^ ___________ _0_ , y _O_w

y 2 71 U^t ^ dm s 2 /m n q ^ lm ,-\\-l (Im s — dm ») ^

TT^ C

(im ï — dn s) V\'i -f dm s

(5 V«-l - - -

^-2 Im n {lm n-1—dm n-l) " dm n-l \'2 Im n \'2/m n (im n-1 — dm-fn-l)j ^

_ O ,V i ("v) ,V \\ / ^__fim n__\\ ) 2

^ «m ...l ^ m sj 2 dm n-l)/ j „ , n-l •

/^J-oo yO oo

/ -ax^—2bx / -a

n / e dx = i e

-oo *J—oo

«=0

-ocr page 65-

49

Deze integraal wordt op dezelfde wijze behandeld. Hier is:

^m n C?ni n—1__ßm n__^m n  _ lm n-1 — dm n-1 — Im n __ImA-n-l_,

2(im n-l ^m n 2 IrnJfnilm n-l-2 dm n-l ^in n 2 (im iiA — t^m n-l) 2 (Imn^—1 — dm n-\\) dm n-l

Stellende b = b\' ï« , „ is

b\' =

\'m sj
O

1 _ßm-\\-n_ ^»14 K—1-dm n—1-ßm n

2lm n 2 Im n (.Im n-l—dm n—l) 2 Im nGm n-l -rfm ii-l) 2 {lm n-1—rfm n-l) \'

derhalve

^ __ 2 dm n-l (^» »-1 — dm n-l)_1___dm n-1_

a ^m n-l 4 {lm n-1 rfm n-l)® 2 lm n-1 {lm n-1 — d,„ n-l) \'

derhalve

a - 2 lm n-1 {l,n n-l-dm n-l) " 7

Dit geeft met

/ 1 _1_\\2

[2 Im n 2 /„, „ {lm n-1 - rf«. n-l)/ V^ " ~ 2 {L n-1 - dm n-l) V^

,.1-2 2

te zamen genomen

2 ^m n-l

Na de 2e integratie blijft derhalve over:

/1i-2 \\2 / n

/^ 00 ___ Vj _ iJ^_L • V, __l_

f / V2 T Im S 2dm s 2 lm n-1 7 2 i,„ , l (/„. ,.-dm ») ™ ,

......./ /io /io •

- oo %J —oo

Het is nu duidelijk dat we na elke integratie tot denzelfden vorm terugkomen,
waarin evenwel telkenmale een der is verdwenen, zoodat we na de t° integratie overhouden:

-» 00 ___d-m f _ \\ 0_/_ _\\o /

/ _V2 Tt lm » - 2 dm , 2 lm n-t 1 ^ ~ 2 I„. » l (lm , - «/m »)

......./ ;io /i

of, n — t = s stellende ,

yO oo _______

/ / • 1/2 TT /„, .t__2 </„, ( 2;m »-|-l 2/,„ r l(fm r —rfm r) 7/

/......./ \' /io •

t/-e» «y-oo

«I .1 . . " \' " rt < Ärf ** , y • \' . .

-ocr page 66-

50

Na de n® integratie wordt s O en houden we derhalve over:

/ 1/2 Om—dm) ^ / 1/2 —dm) ®

*/_oo «/-oo

De som aller kansen blijkt dus ook hier 1 te zijn.

Voor we overgaan tot toepassing der formules willen we eerst nog de vol-
gende vraag beantwoorden, analoog met eene reeds vroeger gestelde (zie blz. 7—10).

M

Hebben we eene functie van alle d\' = d b en bovendien van l\'m n i = Im n i—^t^m-i t,

O

dus F(d\'m, d\'m i, ••• • d\'m n, l\'m n i), dan zal de waarde dezer functie een verschil

vertoonen met ____dm n, L n i)- We vragen nu wat is de kans dat dit

verschil zal zijn gelegen tusschen x en x dx. Evenals op blz. 7 wordt F lineair
ondersteld of wel de afwijkingen
ô zoo klein dat F na ontwikkeling volgens de reeks
van
Taylor bij den tweeden term kan worden afgebroken. Op volkomen dezelfde
wijze als vroeger blijkt ook hier, dat de kans op een verschil gelegen tusschen
x en

1

X da; is gegeven door de formule —^7= e ci dx, zoodat we ons hier kunnen beper-

C [/ TT

ken tot de berekening der constante c.

In de gemaakte onderstelling kan F als volgt worden uitgedrukt in de afwij-
kingen d en zekere constanten .u.

»

F= flm{dm dm) flm l {dm 1 ^m l) • • • • /*m n (dm n "H^m n) flm n liL n l—-^\'^m t,

zoodat X = fl^öm /4m l 8m l...... l*m n ^m n — /^m n l (Sm ^m l^ ------(^m w) =

= (l^m—f*m n l) Sm (/^m l — /*m n l) ^m 1..... (^t-n i. — ^t/n n l) ^m n.

Wij hebben derhalve te berekenen :

(n \\ 2 \' / *

2:» \'ïm ï) „.1 /9m s l i^t J\'m t)

O \'\' V,_12_i— V

2 Im s l {Im s — t/m »)

/"» 00 _V, __

_1/2 TT lm !__7 2dm s 2im n l „

ï=0 1/2 7t (Im s — dm s) 1/2 7t dm s

X {(t*n>-f*m n l) ^m---- (/<m n-f*m n l) ^m n f d8m dd,„ l----dSm n

We zullen deze integralen trachten te splitsen in andere van den vorm

/-» OO X^ OO

—ax^—2bx, , b.., ƒ —aa:*—. , bs .
e {x -fdx en f e {x -) dx.

-ocr page 67-

51

De eerste geeft zooals bekend is e a , de tweede 0. We zullen ze door (1) en (2)
onderscheiden.

Laten alle integraties van blz. 49 naar tot zijn uitgevoerd, dan is

bij die naar

«-1

f Sm t

en

2 {Im sdm s)dm s \'

derhalve

-— = J-

We gaan nu voor den vorm

(f^m—^m "r ((«„, 1—^m l .... {f^m n—/^m n l) ^m n

schrijven:

fm n (<5m ,. s    \'S ... . (3)

\'wi n O O

Om de grootheden v uit te drukken in de coefficienten der afwijkingen S,
hebben we n 1 lineaire vergelijkingen met ?i 1 onbekenden op te lossen, zoodat
deze splitsing altijd uitvoerbaar is en op slechts e\'éne wijze.

Noemen we Hm x—Hm n i = fi\'m i, dan wordt langs eenvoudigen weg gevonden:

_,.f ,,, d,„ x l ?tn a l—C^tii g l cfm j 2 tm x 1-Im x i-dm x 2 dm x S

Vm x = l* m i—/t\'m i ij--/t „, x 2-1--i--«i ar 3-i--ï- ■

Im x l tm xfl fHi-i-A--|-2 tw-fï l tm x 2 Im x \'i

waarvoor ook kan worden geschreven:

„ , d„, x ï ,, Im x l—rfm g 1 rfm jr 2 „ hn x l—C^m ï l ^m n 1
fm x—t*m xfl„, x l-,--/*m x-|-2 -ï- 1. ....... —."m x l -j. ....... -7- •

l»l4-x-l-l (ni-^T-UI (i>iXt-I-0 (mXirJ-l (m-|-n

Ontwikkelen we het quadraat der uitdrukking (3), dan valt — uiteen in inte.

Jd

gralen van de vormen (1) en (2). Die van den vorm (1) komen voor vermenigvuldigd
met quadraten der grootheden r, die van den vorm (2) met dubbele producten dezer
laatste. We houden dus alleen de quadraten over, terwijl de factor van wordt

^ t^m x . ,

-ocr page 68-

52

zoodat de gezochte integraal wordt:

g2 n dm-irx

2 = -J—^ (Im X-dm i) V^mJrX\'

We zullen thans aantoonen dat deze uitkomst overgaat in indien

de aantallen O zijn; dan toch»is

Im s ~ ^m i l ,

zoodat vm x dan wordt:

"\'m x = P-m x-1   ......t*m n lhi n l\\

tm x l

Berekenen we nu den coefficient van fi^m x- De term met v\'m levert daartoe

(dm xV d,„

die met f^Y ^ (Wi-^^m i)

die met ^\'m x i ^^^ {l,n^x-r-dr. x-i)

die met v\'^ x (Wx—f^m x),

. f\'m x

derhalve te zamen,

m x ^
m

, „ / 1 _ d„, z-i___■ ________^

Wx/m x-l ^mim l/ l

Tot den coëfficiënt van leveren:

,2 1 ^ r! d

y\'ni 72--,

t iii l \'m

f\'^m l

Tg—-d,„ xdm ydm l jr^

t »1 2 \'m 1

Zij nu X kleiner dan y dan levert verder:

,2 1_ ^ tl /J Im x

y m x-l i2— am xClm yam x-l ,

en ten slotte

Im x l tm x

-ocr page 69-

53

en derhalve te zamen

j J ( 1 , f^m x-l , <^»1 1-2 , , d,„ ^

«mf A. J, — J--H -J--J- J--J- ....... -J-J- < — —J--

[ t-m i t-m x t-nj x-l \'■m x—1 \'\'m x-2 tm l t-m ) «-n»

In dit bijzonder geval wordt de integraal derhalve, omdat dan C n i =

w i « 1 (J-i , n i .1 1 d , d , d , /» ! d ,

Vx ,.2 , W , _^x »2 " _9 Va Tu ,, , , "m x^Hi y _ , l v^ „2 "»i x / v, «m x_\\ /

— ® m i «m x-»( x —^--^ -i® -if /^m x -- = lm \\ H- >n x —ï--l /im x —j-I 1

O O l,„ O O lm ( O l,a lm \' )

of, in het onderstelde geval = t),,,^^. zijnde,

\'m

(" 1 ,11 1 yii

l,n M^« xi^». x — ( iWHi xPm x) •

(0 \\ O \'\' )

C2

We zijn nu in staat om de waarde der grootheid - ook voor eene verzameling,
waarin uittreden voorkomt onder een anderen vorm te brengen. Gemakkelijk blijkt
dat
Vm x in \'t algemeen geval kan worden herleid tot:

- /^«. x l (l  - ^ (1  (1  -......

^m-t-x l \'m x l ^ tm x 2 \' \'ni x l ^ tm x 2 \' ^ ^m i 3\'

Nu is

(i„. x . (l  (l ^f^)...........(l f^)

\\ tm x 2\' ^ t„, ar 3/ tm x s \'

het aantal dooden dat op {m x 5)-jarigen leeftijd zijn zou gevallen, indien na den
(m a; l)-jarigen leeftijd geen gevallen van uit- of intreden waren vooigekomen,
zoodat

\'\'»I X = f\'m X\'

Derhalve is

wX

" O tm x O

wijl volgens definitie de jaarlijksche sterftekans voorstelt.

Noemen we het aantal levenden op (m a;)-jarigen leeftijd voor het geval, dat
geen uit- of intreden van af den leeftijd m had plaats gevonden dan is indien

we het waarschijnlijkst aantal levenden uit de (?„, , personen op den leeftijd m x
door (i\',;!\'^-/^ voorstellen

ri X O t„,J.x O

11»

-ocr page 70-

54

Dit invoerende vï^ordt:

Nu zou wm rc (1 — ^ de waarde zijn der grootheid - voor de l\',„ per-

0 ^

n

sonen ingeval geen uittreden plaats had. Verder is — "««m i) y^ o: de

s

waarde derzelfde grootheid voor de personen, die op den leeftijd m s uittreden.
"We kunnen nu overgaan tot den vorm

qI

en vinden dan voor de grootheid ^der personen, waarvan er uittreden op

den leeftijd m s

/n l n 1 1 n [n 1 n 1 1

( O O ] 1 ( « s )

waarin de index (m x) aanduidt dat de kansen p behooren bij den leeftijd m x.

-ocr page 71-

HOOFDSTUK III.

AFRONDING.

Nemen we aan dat de grootheden wier berekening geschiedt op grond van
sterftewaarnemingen een continu beloop zouden hebben indien het aantal dezer waar-
nemingen onbepaald groot was, dan zal het beloop, indien het aantal beperkt is, door
toevallige afwijkingen toch discontinu blijken. De afleiding uit dit discontinu beloop
van het waarschijnlijkst continu beloop zullen we afronding noemen.

d\'

Hebben we uit de waarnemingen voor alle leeftijden x het quotient-

t x-l

O O

der grootheden van blz. 43 afgeleid, dan kan met behulp hiervan de berekening van
alle andere grootheden geschieden. Hebben we dus het waarschijnlijkst beloop van
dit quotiënt bepaald, dan is daarmede het waarschijnlijkst beloop van alle andere
grootheden bekend. Nu is met het waarschijnlijkst beloop van den teller ook dat van
den noemer bekend, zoodat we slechts het waarschijnlijkst beloop van
d\' behoeven
vast te stellen, om dat van alle andere grootheden te kennen. De regel van
Bayes
opent ons den weg ter oplossing van dit probleem. Zij handelt over de waarschijn-
lijkheid van oorzaken.

Laat eene gebeurtenis het gevolg kunnen zijn van verschillende elkaar uitslui-
tende oorzaken. Laten pi, pi, ... de waarschijnlijkheden voorstellen dat ieder dier
oorzaken

in werking treedt, qi, .... de waarschijnlijkheden, waarmede ieder
dier oorzaken indien zij werkt de gebeurtenis tot stand brengt, dan is de waarschijn-
lijkheid ä posteriori dat, de gebeurtenis voorgevallen zijnde, deze aan de oorzaak
moet worden toegeschreven:

_Mf_

Pl Pa ......P"

Het bewijs dezer stelling komt voor in elk leerboek van waarschijnlijkheids-
rekening. In den laatsten tijd is eene bedenking geopperd tegen vele toepassingen,

-ocr page 72-

56

die van dezen regel worden gemaakt (*); waarin deze bedenking bestaat zal in het
vervolg ter sprake komen.

De waarschijnlijkste oorzaak is nu die waarvoor bovenstaande breuk maximum
is. Aangezien de noemer eene constante waarde heeft, komt het maximum der
breuk overeen met dat van den teller.

Passen we den regel toe op de waargenomen aantallen dooden d\', dan moeten
als oorzaken worden beschouwd alle mogelijke stelsels van waarden der aantallen
dooden
d. Er bestaat geen bezwaar tegen de aanname dat de kansen p, die de waar-
schijnlijkheid aangeven der mogelijke stelsels van waarden der d, gelijk zijn, en wel
omdat ons a priori van de omstandigheden die op de sterfte invloed kunnen hebben
quantitatief niets bekend is, maar voor elk bijzonder geval de grootte van den
invloed uit de waarneming moet blijken,
Goldsghmidt evenwel maakt tegen deze
gelijkstelling bezwaar, omdat vroegere waarnemingen daarmede zouden worden gene-
geerd. Ons inziens is dit niet het geval, maar kan het in aanmerking nemen daar-
van slechts ten gevolge hebben dat de grenzen waarbinnen zich de mogelijke stelsels
der
d bewegen dichter bijeen komen.

Nemen we dus aan, dat alle kansen p gelijk zijn, dan valt het maximum der
breuk samen met dat van
q. Nu bedraagt q volgens blz. 46

s=n

n

-i--- yg O m s O___, y, _2_

e O 2 /„, „ i ^ O 2 U s i {U^s - .

«=0 n {lm > — dm s) V2 n dm s

Derhalve moet minimum worden

n s

„ n-1 ßm s 1

2:» ^ -2__ _-_= ƒ {S)

O 2dm s 2 O 2 l„, s l {.Im t — dm s)

Hierin zijn d de verschillen tusschen de waargenomen en de h priori waar-
schijnlijkste aantallen dooden. Kunnen de laatste worden uitgedrukt in eenige

constanten rj, ra,----r„, dan moeten de differentiaal-quotienten naar deze grootheden

O zijn, derhalve

^=0,^=0,.....=

Uit deze vergelijkingen moeten dan de constanten worden opgelost.
Op meerdere wijzen kan deze quadratische functie der n -f 1 afwijkingen 8

{") Dr, Ludwig öoldschmidt, die Wahrsclieinliohkeitsrechnung.

-ocr page 73-

57

worden gesplitst in de som van n 1 quadraten van lineaire functiën dier groot-
heden. Deze lineaire functiën zullen overeenkomen met fouten in grootheden die van
de aantallen d\' afhankelijk zijn. De meeste van deze zullen geene eenvoudige betee-
kenis hebben. "We zullen nu aantoonen dat er eene splitsing mogelijk is, welke voert
tot grootheden, die eene zeer eenvoudige beteekenis hebben, namelijk de sterfte-
kansen. Om deze als functiën der
d\' en dus hare fouten A als functiën der 8 neer
te schrijven hebben we

r-l

dm r ^m r d,„4.r /^ I - . O

7 . _ V; A . . ^ «H. r/ \\

m r

Im r — Si„ t
O

zoodat de fout in w^ r wordt

r-l

\\"m r hn r /

We komen zoo tot n 1 lineaire vergelijkingen, waardoor ö^ tot in de A„,
tot kunnen worden uitgedrukt, zoodat ö,„ tot kunnen worden vervangen

door lineaire functiën der A. Dit doende krijgen we eene zuivere graads-functie
der A,„ tot A,„ „.

De substitutie kan op eenvoudige wijze plaats hebben. We beginnen met
(ï,„4.„ te verdrijven en schrijven daartoe
f{S) als 2®-graads-functie van namelijk:

(«■1 \\2

n-1

1 1 1

8\'

-1 - 1- -^

ni-f»!

2 d,„ n 2 ^m-fn-flj " " 2 L n-f-l 2 /„i n 1

waarin Im n i evenals vroeger het aantal personen voorstelt, dat aan het einde der
waarneming nog in leven is. Voor den coëfficiënt van ^^m-fn kan worden geschreven:

^m-t-n_ _

2 Im n l rfm-fn 2 d,„ n (1-tUm n) \'

voor dien van 2

ti-i

O

\'2 l,„ „ {l~-w„, „} \'

-ocr page 74-

58

voor het derde deel

/n-l v a

In t)

__\'

zoodat het geheel kan worden gebracht in den vorm

n-l /«-l \\ 2 />i-l \\ 5

r) /A2 8r,i t

"m n / O m n , q O , ^ O \' l , M)_,___

(,72— -r— —72-7 -97-

ni n "m n \'m n ^ ,„ „ ^ t„

,2

2(1—V2„. „ dm n im n t^m n \' 2 /,„ „

n-l /it-1 .2

^ «„. » /q,» n O_y 0 , _ ^

2(1—L n / ^ .2L n

/\'i-l \\2 /n-l \\-2

^ /Am nV , ^ O  ffi = _1 __ 4. (p

2(1 —2L n 2w,„ „(l~tV„, „) ^ 2C n

t/ii n

Verder is

/n-l V /»-l \\2 / * \\2

\' L _ V. 1 O \' „ \\ O \' .

2 l„,-f-n O 2(im s 2 0 2 —

Schrijven we dit als 2® graadsfunctie van dan wordt de coëfficiënt van

1 1 _ _^m n_

2 rfm n-l 2 2 -rfm n-l)

hetwelk kan worden herleid tot

k

\'\'m n—1

2 (^m n-1 — C^m n-l) <^m n-l 2 (1 -

«-2

De coëfficiënt van 2 5„, „_i is

O

ßm n

2 Zm n 2 /m n (^m n-l-d,n n-i) 2 [Im n\'-l-2 /m-|.n-l (1 — \'M\'m n-l)

zoodat

,n l \\ 2 /n-2 .2 / * .. \\ 2

1»_1 -f 9 = ^ -f V, Q ^ _1 _ V,__12__

— \'W\'m n-l) O 2 O 2 ^„, » 1 (^m » rfm »)

^m n-l

-ocr page 75-

59

Met dezelfde wijze van omzetting kunnen we dus voortgaan, zoodat we ten
slotte vinden

2 Wm r (1 - Wm r) 2 (1 - Wm) ~ O 2 d - ~ ^

Im r

Vergelijken we deze uitkomst met de op blz. 30 gevonden waarschijnlijkheid
eener fout in de sterftekans, dan volgt daaruit dat deze fouten voor opvolgende
leeftijden als onafhankelijke grootheden mogen worden beschouwd.

Zonder deze eigenschap der sterftekansen in het licht te stellen, maakt
wittstein op blz. 29 zijner „Mathematische Statistik" daarvan gebruik. Evenzoo
beschouwt hij in zijn Mathematisch Risico de kansen
p zonder bewijs als onafhan-
kelijke grootheden, en komt daardoor tot foutieve resultaten. In eerstgenoemd werk
is hij gelukkiger geweest.

We zien dat in de moduli der fouten in de sterftekansen het waarschijnlijkst
aantal levenden optreedt. Daar de waargenomen aantallen groot moeten zijn, zal bij
toepassing der theorie, in plaats daarvan bij benadering het waargenomen aantal
kunnen worden genomen.

We zullen in het vervolg "" . het gewicht der waargenomen sterftekans
Wjc\' noemen.

We zijn nu tot het resultaat gekomen dat de waarschijnlijkheid van afwij-
kingen in de berekende grootheden w\' van veel eenvoudiger vorm is, dan die van
afwijkingen in de waargenomen grootheden d\', en dat voorde waarschijnlijkste waarden
der verschillende grootheden de som van de quadraten der afwijkingen in de sterfte-
kansen vermenigvuldigd met haar gewicht minimum wordt. Het is dus het meest
voordeelig de afronding te verrichten op de kansen w\'. Daartoe is nog slechts noodig
eene formule te kennen, waardoor
w in zekere constanten wordt uitgedrukt. Zij deze
formule =
F{t, X, V, Z,...U)en noemen we —-= gi dan moet minimum

Wt (1 — w,)

worden

Wl M

2 V\' (A) = gt -Fit, X, y, Z,.... f7) j

in

Er zijn meerdere zulke formules bekend, waaronder die van Makeham en van
wittstein de voornaamste zijn. De eerste luidt:

waaruit volgt wt = 1—smi, waarin t de leeftijd, It het aantal levenden van dien
leeftijd, on do overige letters constanten voorstellen, terwijl m = ^r\'-\'.

-ocr page 76-

60

De tweede formule is van den vorm

— (M—O" , 1 „ —{mty

wt = a \' ^

De formule van Gompertz, hoewel de oudste, kan als een bijzonder geval van
die van
Makeham worden beschouwd, en wordt verkregen door in de laatste s. = 1 te
stellen.

Zullen de differentiaal-quotienten van \\p (A) naar de constanten in deze lineair
kunnen zijn en dus vergelijkingen worden verkregen, waaruit de waarden der constanten
die/(ö)oft/^(A) tot minimum maken kunnen worden berekend, zoo is het noodig dat
F eene lineaire functie dier constanten zij. Het is duidelijk dat dit in de formules
van
Makeham en Wittstein niet het geval is. Er bestaat evenwel een eenvoudig
middel om de berekening der constanten wat ook
F zij te kunnen terugbrengen tot
die van andere die slechts lineair optreden. Zij

Wt =F(t,X,Y,Z,....U).

Zijn benaderingen der constanten Xo, Yq,----Uo bekend, dan kunnen de waarschijn-
lijkste waarden worden voorgesteld door

X=Zo 4-a;

Wijl X, y, slechts kleine grootheden kunnen zijn, isontwikkehng geoor-

loofd volgens de reeks van Taylor met verwaarloozing van quadraten of producten
der A, zoodat we mogen stellen

aF dF dF

waarin enz. functiën van ^zijn, terwijl voor de constanten hare benaderde waarden

d Xq

zijn gesubstitueerd. We hebben nu eene vergelijking waarin de constanten
lineair voorkomen, zoodat hare waarschijnlijkste waarden zonder verder bezwaar
kunnen worden berekend.

Het kan voorkomen, dat de berekening waarden voor x, y,.. .u levert, die
niet als voldoende klein kunnen worden beschouwd. De onderstelling waarvan bij de
berekening is uitgegaan is dan niet vervuld, zoodat de uitkomst niet als juist kan
worden aangemerkt, en A^\'o
x, Yo y, enz. de waarheid niet nader komen dan
A\'o, Yo, enz. De benaderde waarden Xo, F«,----Uo worden gewoonlijk gevonden uit

-ocr page 77-

61

een aantal waarnemingen gelijk aan dat der constanten. Het is dan noodig een
ander stel waarnemingen te kiezen, en daäruit andere benaderde waarden AV,
I^o\'j---
te zoeken. Om tegemoet te komen aan dit bezwaar, dat zich vooral zal voordoen, waar
de functie
F de waarnemingen slechts gebrekkig kan weergeven, zooals dit vooral met
sterfteformules zonder rationeelen grondslag en in \'t bijzonder met die van
Wittstein
het geval is, bedacht deze (1) een ander middel om tot vergelijkingen te komen, hneair
in constanten welke functiën zijn van A\',
Y, Z,.. .. U, zoodat de waarschijnlijkste
waarden dezer laatste kunnen werden berekend, zoodra die der eerste zijn gevonden.

Uit F{t, X, Y,.... U) tracht hij daartoe eene andere x (Fd)) af te leiden, die
als lineaire functie kan worden opgevat van een gelijk aantal constanten als in
F
voorkomen.

Tegelijk met de uitdrukking

»n u
m

zal

m ii

m

minimum worden, indien voor alle waarden van t de betrekking bestaat

9t ^

g/ \'i Wt\'-F{t)

waarin c voor alle waarden van t hetzelfde is.

Daar de teller der breuk tusschen accoladen ^ A) — ^ (w) en de noemer

IV -b A — w = A is, kan voor deze breuk bij kleine waarden van A worden geschreven

Dit invoerende, wordt
axü \'

Wijl g het gewicht is der verschillende tu\', moet derhalve het gewicht der
grootheden xi\'^\'^t\') worden

— 9t yj )

waarin c eene\'willekeurige constante is, voor welke 1 kan worden genomen, terwijl

11»

1  Dn» Mntlieiuntischu Gesotz dor McnscIiHcheu Sturbliohkuit.

-ocr page 78-

62

^ slechts bij benadering behoeft bekend te zijn en uit het beloop van f (w/) kan

QjUj

worden berekend. Wordt aan x dit gewicht toegekend, dan zal dus x/» (A) tegelijk met

»n n

Ei g\'t \\ X {w\'t) t (-f = V\'1 (A\') minimum worden. We hebben dan slechts x

m

te berekenen, deze als waarnemingsgrootheid te beschouwen, en de waarschijnlijkste
waarden van
^{FQm r)) te berekenen. Kan nu x zoo worden gekozen, dat de con-
stanten van
F in i{F) lineair optreden, dan kunnen onmiddellijk fouten vergelijkingen
worden neergeschreven, die lineair zijn in de constanten, zoodat de verdere bereke-
ningen regelmatig afloopen. Nemen we tot voorbeeld de formule van
Gompertz

waaruit gemakkelijk wordt gevonden

Wt= 1 — m\'i*
We kunnen hieruit achtereenvolgens afleiden :

1 — Wt = m\'\',

log (1 — Wt) = q^ log w,
log log (1 — =
t log q -f log log m.

Beschouwen we derhalve als nieuwe constanten log q en log log m, dan treden
deze in x
(wt) — log log (1 — w,) lineair op.

Slechts in uitzonderingsgevallen zal deze methode tot direct resultaat voeren.
Bij toepassing op de formule van
Wittstein is dit niet het geval. Hoe laatstge-
noemde niettemin langs dezen weg de constanten zijner formule heeft berekend, zal
hier niet worden uiteengezet.

\' Toepassing van de methode der kleinste quadraten op de afrondvig. Op blz. 60 is
gebleken dat het berekenen van de constanten eener sterfteformule steeds kan
worden teruggebracht tot het berekenen -der k constanten x, y, z,----in

aF . 3F , . eF_

Wt = F{t, Ao, Vo,.. . . Uu) -j^x -jyr^ ■ ■ ■ ■TÏr,

De juiste waarde overtreft de waargenomen waarde ^c/niet eene fout t, ;\'derhalveis

Wt 7Vt\' = ft

-ocr page 79-

63

of

Wt = w/ 4- ét,

zoodat

of stellende

aF aF , , sF j ^
— , =

Eene dergelijke vergelijking kan worden neergeschreven voor alle leeftijden
waarvoor sterftekansen zijn berekend. Deze n l vergelijkingen heeten lineaire fouten-
vergelijkingen. Zij worden gewoonlijk geschreven in den vorm

a,x b,y c,z ----= k, f,

waarin a,, b„ c,, enz. de differentiaal-quotienten voorstellen. Is de jongste leeftijd waar-
voor eene sterftekans is waargenomen m, de hoogste
m n, dan is s = t 1 — m,
terwijl s alle waarden krijgt van 1 tot n 1.

Voor de waarschijnlijkste waarden der grootheden x, y, z,____n moet nu

11 1

g, (o, X h,y c,z ----—

I

minimum zijn en dus de differentiaal-quotienten dezer som nul worden. Gemakkelijk
vinden we daaruit de vergelijkingen

[art(/] X [ahg-\\ y [ac*;] 2 .....= [aZ-^;]

[%] a;  y [%] z .....= [iZ-^;] .....(1)

\\cag\'] X [cbg\'] y [cc(7] z -f.....= [c^-^]

n 1

waarin [ai*/] = enz.

1

Deze vergelijkingen denken we opgelost volgens de methode van Bezout. Om
X op te lossen vermenigvuldigen we de eerste met xQu de tweede met xQ^ enz. en

-ocr page 80-

64

denken de vergelijkingen opgeteld. Bepalen we nu de grootheden ^Qr zoodanig, dat

xQi M -1- xQ, \\hag-] ^Q., [cafl-] .... = 1 (.20,

iahg-] \\hhg-] [chg-] .... = O (,22),

[oicg-] \\hcg-] [cc^r] .... = O (,23),

dan wordt x = [akg\'] [ökg] ^Q-i ----

Op dezelfde wijze vinden we

7j = [akg] [bkg] • • • •
waarin de grootheden ^Qr moeten worden berekend uit de vergelijkingen

yQi [aag] ^Q^ [bag] .... = O (s,2i),

lahg-] yQ, [66^] .... = 1 (^22),

[%] ....= O (A)-

De vergelijkingen en (j,2) zijn 2 van de h stelsels betrekkingen, waartoe
deze wijze van oplossen aanleiding geeft.
Stellen we

X = «1 a2 A\'2 «3 • • • • «n l ^"« 1 »

?/ = ki 4- ^2 • • • • i^n i 1

dan is

«1 = ai gi xQi <71 xQi Cl gi Mi^ — (x4i),

«2 = a-i g2 xQi-^ h Oi xQi-^ <h 9ixQi-^--------(»42),

= ai /7i yQv hl Pl yQ-i Cl g^ .... (A),
^2 = a2 /72
b-ig^i yQi CiOiyQ^ --------(J/42),

enz.

Vermenigvuldigen we {Ai) met a,, (A) met oj en tellen op, dan wordt

-ocr page 81-

65

gemakkelijk gevonden in verband met de vergelijking (:r3i)

[aa] = 1.

"Vermenigvuldigen we daarentegen (a;4j) met ij, met b^, enz., dan vinden
we door optelling

[ia] = 0.

Evenzoo blijkt

[ca] = O, [da] = O, enz.
Op analoge wijze wordt uit de vergelijkingen gevonden:

[a|5] = 0, [/>|?] = l,[c;3] = 0, enz.........(5) ■

Gebruik makende van de zoo gevonden betrekkingen, leiden we uit de verge-
lijkingen (4) op dezelfde wijze af:


L-^-J

11

a a

Lyj

L <7 J

= ^Qs, enz.

— pQii

II

en

(6)

= MQi = yQ3, enz.

— xQa — yQl,

Is de fout in h f,, die in Z-j fi, enz. en stellen we de fouten in x, y,
respectievelijk voor door f,, f,,, t»,----f,„ dan is

«x = [«f], fy = [(5f],enz...........(7)

Noemen we de middelbare fout beboerende bij de eenheid van gewicht mo,

dan is

(8)

„ ïJJfl® - ÏWo® O win* 5 ÏHo^___

■jii.s = -JL mo2 = — .... mj= —, = —enz.
9i 92 9x 9y

Nu volgt uit de betrekkingen (7)

mj^ = [a- m«] = Trio\'

11
L f/J

a a

l-T-J

, enz.,

waaruit voortvloeit in verband met de betrekkingen (5) en (8)

— = , — =/^a, enz.
9x 9y

Lossen we derhalve x, ?/, enz. op als lineaire functiën van [akg], enz., dan is

9

-ocr page 82-

66

de coëfficiënt van [ahg\'] in de vergelijking (2^) —, die van [bkg\'] in de vergelijking
(2^) 1 , enz.

Hebben we nu eene functie der constanten X, Y,Z,...U, namelijk q> {X, Y,Z,... ü),
dan is de waarde van deze bij benadering

en dus de fout in 9

of stellende

iq = Aix Bfy Cii

Substitueeren we hierin de waarden van fy, enz. uit de vergelijking (7)
dan wordt

11 1

=  C/, ....)

1

waaruit met behulp der vergelijking (8) gemakkelijk wordt afgeleid

J_ {Aus B(is C,
g-i- 9s

Door ontwikkeling volgt hieruit, in verband met de vergelijkingen (5) en (6),
1

9<(

Uit de voorgaande theorie zullen we eenige betrekkingen afleiden. De fout in
de afgeronde sterftekans wordt nanielijk verkregen door in (9) te stellen

A = a„ B= b„ C = c„ enz.
Noemen we het gewicht dezer afgeronde sterftekans
g,\' dan is

A- =   b, {,Q2 .....

-ocr page 83-

67

waaruit volgt door vermenigvuldiging met g^

= a, a, g, ^Qx h h.g^ yQi .... a, h, g, «QO

Denken we deze verhouding neergeschreven voor alle waarden van s, dan
blijkt de som der tweede leden overeen te komen met de som van de eerste leden
der vergelijkingen {y%), (.23), enz. De tweede leden dezer vergelijkingen zijn 1.
Aangezien haar aantal gelijk is aan het aantal constanten h, volgt hieruit de een-
voudige betrekking

i\' l n

f fr = ^ (10)

1 ;h

We zullen de fout in na afronding door voorstellen. Zij bedraagt

iJ = a, h, (,, c,e,-\\-..........(11)

of

f;r, f^l

door hare waarden uit de vergelijkingen (7) vervangende

= ..... (12)

Vermenigvuldigen we deze vergelijking met en denken we de zoo verkregen
vergelijking neergeschreven voor alle waarden van s, dan vinden we door optelling
in verband met de vergelijking (5)

• [«f\'] = [«f] = (13,)

Vermenigvuldigen we de vergelijking (11) met en handelen verder op dezelfde
wijze, dan vinden we

= i^,-] = (18„)

We krijgen zoo k vergelijkingen overeenkomende met het aantal constanten.
Terwijl de fouten t een onregelmatig beloop hebben, loopt t\', dat is de fout die na
de afronding overblijft, regelmatig. Bij die afronding behouden zooveel onafhankelijke
lineaire functiën der fouten als er constanten zijn in de formule dezelfde waarde.

Gevolgen dezer methode van afronden. Voor de betrekking (10) kan op grond

-ocr page 84-

68

der vergelijkingen (8) worden geschreven \'

ii l rn 1 m \'2 h

Of =

1 m,^ n 1 1 m/ ïi 1

Het eerste lid der laatste vergelijking is het aantal malen dat het quadraat der
middelbare fout gemiddeld kleiner is geworden. Is dus
Jc = n l, d. w. z. het aantal
constanten gelijk aan het aantal sterftekansen, dan blijft de middelbare fout in elk
van deze bij de afronding gemiddeld dezelfde. In dit geval is dan ook geene afronding
mogelijk. Is Jc kleiner dan dit aantal, dan wordt de middelbare fout in elke sterftekans
gemiddeld kleiner. De gemiddelde verkleining van de quadraten der middelbare fouten
voor en na de afronding blijkt alleen afhankelijk
ysiU het aantal constante^i der sterfte-
formule, niet van de wijze waarop zij er in voorkomen.
Beschouwen we de functie

\'S{LUs M^, .
1

waarin L, M, N enz. willekeurige constanten zijn. De fout in deze bedraagt, indien
we voor w, de afgeronde sterftekansen substitueeren,

»1 1

{Lu, 4- M^,  .) f/ = L [«f\'] M e\'] \'] .. . .

1

en bij substitutie der onafgeronde sterftekansen

n 1

V» (i«, N/s ....) és = L [«0   Nlyt-] ....

1

Uit de betrekkingen (13) nu volgt dat de fouten en dus ook de middelbare
fouten in beide gevallen gelijk zijn, zoodat we komen tot de stelling:
De middelbare fout in elke lineaire functie der sterftekansen

n 1

Ps W,

1

waarin

P, = Lu, M^, iVy, ....

heeft dezelfde icaarde hetzij ice gebruik maken van de afgeronde of onafgeronde
sterftekansen.

Slechts bij uitzondering zal eene lineaire functie in dezen vorm kunnen worden

-ocr page 85-

69

gebracht, tenzij het aantal constanten gelijk is aan het aantal sterftekansen als
wanneer dit het geval is met elke lineaire functie. Deze mogelijkheid is evenwel uit-
gesloten, wijl dan van afronding geen sprake is.

n

Hebben we te berekenen de willekeurige lineaire functie en maken

O

we daarbij gebruik van de onafgeronde sterftekansen, dan bedraagt de fout

n 1

Ps (13>

1

Voeren we berekening uit met de afgeronde kansen dan bedraagt zij

« i

P f\'

1

of op grond der vergelijking (12)

n 1 " 1

(«, P,a, Psbs  ••.■) = P/ fs-

1 1

Door te stellen

2 P, as = L, 2 P, h, = M, P, c, = iV, enz.
blijkt dat P/ steeds is van den vorm

Lug 4- il/ff, -f ....

Terwijl het beloop van P willekeurig is, wordt dat van P\' geheel bepaald door

het beloop van «, en / in verband met de constanten L, If en N. Dientengevolge

treden in de fout der functie 2:Pw fouten op van alle waargenomen sterftekansen,

p\'2

indien we gebruik maken van de afgeronde. In welke gevallen grooter of

pi

kleiner zal zijn dan kan niet in \'t algemeen worden gezegd (*).

Konden we bij de afronding gebruik maken van do ware sterfte-formule, dan
" i

zou de fout -ï"* P, f,\' eene toevallige zijn. Nu we deze niet kennen, worden, indien
we berekenen op grond der afgeronde sterftekansen stelselmatige fouten ingevoerd.
Het is daarom beter alle berekeningen te verrichten met behulp der onafgeronde
sterftekansen. Is het om de een of andere reden noodig dat do berekende grootheden

(♦) Qoninkkoiyk blijkt diit kan worden gobraoht in dun vorm

(2\' Pa)2   ---- 2 ^Qj (.T Pa) (2\' Pb) -----

wolko ook goinnkkelijk wurdt güvondon uit forinulo (9) door tu stollen .1 = i\'At, B — 2:Pb, enz.

(14),

-ocr page 86-

70

een regelmatig beloop vertoonen, dan kan de afronding geschieden, nadat de bereke-
ning uit de onafgeronde sterftekansen heeft plaats gehad.

Ofschoon het bestaan eener algemeene sterfte-formule aan twijfel onderhevig
is, geeft de formule van
Makeham de sterftekansen soms met verrassende nauw-
keurigheid weer. Ten einde na te gaan in hoeverre dit het geval is bij de 1® ambte:
narentafel, werden volgens eene methode van
King en Habdy (*) de constanten
dezer formule berekend. In afwijking van de gebruikelijke wijze van doen werden
daartoe de levenden afgeleid met behulp der onafgeronde sterftekansen en wel uit-
gaande van 94516 op den leeftijd 24V2, welk aantal door interpolatie uit dat der 1«
ambtenarentafel werd verkregen. Deze levenden werden verdeeld in 4 groepen, elk
van 15 leeftijden, gelegen tusschen 25Vj en 84V2. Uit de som van de logarithmen
der levenden van deze 4 groepen werd voor de constanten gevonden:

h = 105357
s = 0.99591
g = 0.99915
q = 1.0974

In tabel I vindt men eenige grootheden, die op deze berekening betrekking
hebben, benevens het met behulp der constanten berekende aantal levenden en de
daaruit afgeleide sterftekansen. Verder is daarin eene kolom opgenomen, aangevende
de verbindingsrente op 2 hoofden van gelijken leeftijd, berekend op de zoo verkregen
sterftetafel. Zooals bij alle in dit proefschrift uitgevoerde becijferingen is de rentevoet
op 3 % aangenomen. Uit deze verbindingsrente kan zooals bekend is met behulp van
bovenstaande constanten die op ongelijke leeftijden worden afgeleid.

Uit de tabel blijkt hoe nauwkeurig de formule van Makeham de sterftekansen
der burgerlijke ambtenaren tusschen de leeftijden 22 en 92 kan weergeven. Eene
graphische voorstelling zou dit nog veel duidelijker in het licht stellen. Vergelijkt
men daarmede de door Dr. MouNiERff) voor de H\'" tafel verkregen resultaten, tot
welke vergelijking noodig is uit de aantallen levenden de sterftekansen af te leiden,
zooals door mij inderdaad is geschied, dan blijkt hoeveel beter aansluiting de 1®
ambtenarentafel vertoont. Evenzoo is het met de andere door dezen wiskundige op

(♦) Journal of the Institute of Actuaries XXII pag. 200.
(t) Archief voor de Verzekorings-wetenschap, Maiirt 1896.

-ocr page 87-

71

de formule van Makeham berekende tafels, al geeft ook de Mannentafel der 20
steden eenigszins betere uitkomsten.

Ofschoon het de voorkeur verdient de onafgeronde sterftekansen aan de bere-
keningen ten grondslag te leggen, zijn niettemin de afgeronde sterftekansen van
belang waar het noodig is vergelijkingen te maken tusschen de eigenaardigheden van
verschillende sterftetafels. Ook zijn het alleen de afgeronde sterftekansen, die zich er
toe leenen om in graphische voorstelling te worden gebracht.

De vele methoden voor de afronding in gebruik zijn vrij uitvoerig en volledig
uiteengezet door Dr.
J. P. Janse (1). We zullen deze hier niet behandelen. Slechts
zal nog worden verklaard volgens welke methode de 1" Ambtenarentafel door den
schrijver van dit proefschrift is afgerond. Om eene eerste benadering te verkrijgen
werd ondersteld, dat de juiste sterftekansen over een 5-jarig beloop eene rekenkun-
dige reeks van de 1® orde vormen, en dat dus de lijn der juiste sterftekansen eene
slechts geringe kromming vertoont, zooals voor alle leeftijden boven 21 het geval is.
Voor w^ nemende .

1

5 -2

bedraagt de middelbare fout hierin en is dus merkbaar kleiner dan die in

elke afzonderlijke waarneming. Door de zoo op de leeftijden lö\'/i, 20Vj, 25V2 enz.
bepaalde punten werd eene regelmatig loopende lijn getrokken, waarlangs de sterfte-
kansen werden afgelezen. Welk gebruik van deze is gemaakt zal later blijken.

De onderstelling waarvan hier werd uitgegaan is niet voldoende nauwkeurig.
De lijn der sterfteKansen toch vertoont eene regelmatige kromming, zij keert bijna
overal hare bolle zijde naar de as der leeftijden. Nauwkeuriger is het dns te stellen

= a^ 8 bx s^

1

Hieruit wordt voor — Wxa, gevonden
5 -a

1

-— \'k;,^. -f 2
O -2

waarin h^ ov£ral positief is. We mogen derhalve aannemen dat de lijn der sterfte-

1  Ovor do Constructie on Afronding van Storftotnfüls. Acnd. Proofsolir. 1885.

-ocr page 88-

72

kansen door de beschreven afronding in haar geheel een weinig naar boven is ver-
schoven. Bovendien kon langs dezen weg met het gewicht der waarnemingen geen
rekening worden gehouden. Verder is de verkregen graphische voorstelling daarvan
afhankelijk, op welke leeftijden de gemiddelden der waarnemingen van 5 opvolgende
leeftijden worden bepaald, zoodat door verschillende groepeering 5 verschillende lijnen
kunnen worden verkregen. Een ander nadeel is dat de getrokken lijn weinig karak-
teristieks heeft. Om deze bezwaren te ontgaan, werd aangenomen, dat de betrekking
tusschen 11 achtereenvolgende sterftekansen met voldoende benadering kan worden
weergegeven door de formule

zoodat met behulp van de methode der kleinste quadraten de waarschijnlijkste
waarden van w^, a^ en b^ konden worden berekend. Wijl

w\'x g = "I" hebben

we daartoe

= {w\'x s — Wx — a^s — bx sy,

zoodat minimum moet worden

—5

Wx, üj: en bjc moeten nu zoo worden gekozen dat

aiüx dbx

We komen zoo tot 3 vergelijkingen

«X Wx «x Yx = Ax,
Wx
/x ttx Vx bx = Bx,
ïx Wx öx Cx bj, =Cx ,

waarm

5 5 5

= ßx = «{9x s - 9x-s). Yx = (i7x » 9x-i),

-5 1 1

tlx = i\' s^ (Px . — gx->), Cx = i(5\'x . 9x-»), ^x = S

1 1 _8 .

5 s

Bx = s {gx , w\'x , — 9x-, w\'x-,), C^ = s^  gx-, w\'x-,),

-ocr page 89-

73

uit welke vergelijkingen gemakkelijk wordt gevonden

wx ^ Ax - Bx "  O.

■tlx J^x Jix

waarin

Hx = «x Cx — -15,2 Cx 2 — y/.

het gewicht der zoo gevonden Wx bedraagt

Ex
Yx lx nx^

Bij toepassing dezer methode op de ambtenaren-tafel werden bij de leeftijden
öiVa—Sö\'/i resp. de waarden 0.0244, 0.0179 en 0.0180 verkregen, die abnormaal van
de vorige en de volgende afwijken en waarschijnlijk moeten worden toegeschreven
aan den invloed van de bijzonder groote fout in de ongecorrigeerde sterftekans van
den leeftijd 50Vi, zoodat de gevonden minima voor die leeftijden als onbruikbaar
moeten worden beschouwd. Inderdaad bleken bij berekening ook de waarden van a,
en h^ abnormaal, zoodat de minimum-kromme voor die leeftijden van anderen aard
is dan de sterfte-kromme. De sterftekansen dier 3 leeftijden werden daarom door
gewone interpolatie afgeleid uit de voorafgaande en de volgende.

De beschreven methode kon alleen de sterftekansen leveren op de leeftijden
27Vï—86V2. Haar beloop blijkt inderdaad uit de volgende tabel voldoende regelmatig
om in graphische voorstelling te kunnen worden gebracht, wat met het oog op het
nog beperkt aantal waarnemingen een zeer gunstig resultaat kan heeten.

10

-ocr page 90-

74

Leef-
tijd.

X

Sterftekans

Leef-
tijd.

X

Sterftekans

Leef-
tijd.

X

Sterftekans

Leef-
tijd.

X

Sterftekans

1

14

0.0008

36

0.0063

58

0.0223

80

0.1441

15

0.0015

37

0.0069

59

0.0237

81

0.1521

16

0.0027

38

0.0073

60

0.0257

82

0.1650

17

0.0054

39

0.0070

61

0.0278

83

0.1763

\' 18

0.0096

40

0.0075

62

0.0301

84

0.1934

19

0.0099

41

0.0082

63

0.0322

85

0.2108

20

0.0093

42

0.0083

64

0.0349

86

0.2283 i

1

21

0.0075

43

0.0087

65

0.0389

87

0.242

22

0.0049

44

0.0093

66

0.0424

88

0.261

23

0.0044

45

0.0094

67

0.0462

89

0.280 1

24

0.0046

46

0.0103

68

0.0496

90

0.304 \'

; 25

0.0050

47

0 0112

69

0.0535

91

0.331

26

0.0052

48

0.0115

70

0.0611

92

0.371

■ 27

0.0053

49

0.0129

71

0.0659

93

0.402

28

0.0055

50

0.0143

72

0.0720 .

94

0.446

29

0.0052

51

0.0155

73

0.0776

95

0.506

30

0.0052

52

0.0160

74

0.0864

96

0.602

31

0.0054

53

0.0170

75

0.0975

97

0.720

32

0.0057

54

0.0180

76

0.1023

98

0.810

\' 33

0.0056

55

0.0189

77

0.1109

99

1.

34

0.0061

56

0.0213

78

0.1189

35

0.0063

57

0.0213

79

0.1300

Voor we van deze methode afstappen dient nog te worden opgemerkt, dat,
indien we stellen

ÏÜX , = iVx sa^ s^ /Jx 4- s^ Cj

nog altijd wordt gevonden:

1 1\' , n(7i l).

-ocr page 91-

75

derhalve

Waren de gewichten der waarnemingen gelijk, dan zouden dus a^ en c^ in het
geheel geen invloed hebben op de waarde van tv^. Nu de gewichten verschillend zijn,
was het noodig Ox mede in de formule op te nemen. Evenwel mag worden ondersteld
dat het verwaarloozen van c^ slechts geringen invloed kan hebben op de waarde van
Wx, zooals ook uit eene opzettelijk daartoe ingestelde berekening bleek.

Bij eene vroegere toepassing dezer methode op de 1® ambtenarentafel werden
voor Wj. overal abnormale waarden gevonden, waarom werd ondersteld dat de methode
tot onbruikbare minima voerde. Daarom werden a^ en bj, berekend uit de sterfte-
kansen, afgerond volgens de eerste methode en na substitutie dezer waarden in de
vergelijking

«X Wx i^x «x rx f>x = ^x

hieruit opgelost. De uitkomsten dezer afronding komen voor in de 1® Wetensch.
balans van het Weduwen- en Weezenfonds. Later is gebleken dat eene fout in den
coëfficiënt van die in de formule voor w^ optreedt, de oorzaak was dat de methode
toenmaals is mislukt. Aan de hier medegedeelde resultaten kan met grond de voor-
keur worden gegeven boven die welke voorkomen in de Wetenschappelijke balans.
Beneden 27\'/2 en boven Sl^k werd de lijn der sterftekansen door graphische afronding
voltooid en de sterftekansen op die leeftijden daarvan afgelezen.

Voor we van dit hoofdstuk afstappen, willen we nog in \'t licht stellen wat
het gevolg zou zijn, indien onder de
l„, r waarnemingen van den leeftijd in r een
zeker telbaar aantal waren geweest met de sterftekans een ander oven-

eens telbaar aantal il,,,^^ met de sterftekans aWm r enz. en dat het bezwaar van
Bertrand daarbij gegrond was. Door de verschillende groepen te scheiden en voor
elk van deze de waarschijnlijkheid van afwijkingen en de sterftekansen te berekenen,
vinden we volgens het voorgaande voor de groep il„ r (A), voor iln r

V\'i(A), enz.

Om nu de kans te berekenen dat de som der afwijkingen, behoorende bij denzelfden
leeftijd
m r voor de verschillende leeftijden zal zijn gelegen tusschen bepaalde
grenzen, stellen we

t

Im r ^mJfr — 2* glm r t^m r •
1

-ocr page 92-

76

Volgens de methode van blz. 16 vinden we dan voor de kans dat deze som
zal zijn gelegen tusschen en A^ r d/\\m r

1 _ . O C^m r

--e ,

V/

r=0

waann

2 \'

= -ji--(J- — sW,n r) sL r ÏS.

t m r 1

Op het zoeken van de waarschijnlijkste waarden der afwijkingen zou dus ook
dan nog de methode der kleinste quadraten van toepassing blijven. Slechts de
gewichten zouden anders zijn.

Door de groepen bijeen te houden en de gemiddelde sterftekans

1 t

sL r sWm r

Im r 1

als voor de Z„, r waarnemingen gelijkelijk geldende te beschouwen zouden we
namelijk hebben gevonden ^

2 \' 1 \'

lis ^lOm r (1 — 1- slm r ^^m r) »^m r •

72 »--m-t-r .

t m r 1 fm r 1

Daar de grootheden w slechts weinig van den index s kunnen afhangen, terwijl
w bovendien voor alle leeftijden klein is, blijkt gemakkelijk dat het verschil tusschen
deze en boven gevonden waarde voor c^^ r slechts zeer gering kan zijn, derhalve ook
dat tusschen de gewichten. Door dus voor deze de laatstgevonden waarde als juist
aan te nemen wordt bij toepassing van de methode der kleinste quadraten in alle
voorkomende gevallen voldoende nauwkeurigheid bereikt.

-ocr page 93-

HOOFDSTUK IV.

RESERVE.

We denken een verzekerde i van den leeftijd q, en onderstellen dat deze over-
lijdt op een leeftijd gelegen tusschen
q x en g\' .i; 1. Zij de contante waarde
van de uitkeeringen, die de verzekeringsmaatschappij in dat geval aan den verze-
kerde zal hebben gedaan die van de bedragen welke zij in den vorm van
premiën van den verzekerde zal hebben ontvangen m\'^g^x),; dan moet de maatschappij
thans het bedrag

in kas hebben om aan hare verplichtingen tegenover dien verzekerde te kunnen
voldoen. We noemen dit bedrag de ware reserve van den verzekerde
i. Zij kan
negatief zijn.

Vooraf kan van den leeftijd van overlijden niets bekend zijn en dus ook niet
van de ware reserve voor den verzekerde
i. \'Hebben we een groot aantal verzeker-
den a, dan is de ware reserve

rt

f ^(7 x).-

evenmin bekend. Het bedrag dat de maatschappij voor den verzekerde i als reserve
in kas houdt, is de gemiddelde waarde der ware reserve. Is de kans voor den ver-
zekerde
i om te overlijden tusschen de leeftijden <7 xen7 a; l ^(j x),\', dan is
derhalve de reserve F,- volgens definitie

l-J l-q l-q

0 0 O

waarin den hoogstens bereikbaren leeftijd der sterftetafel voorstelt.

10*

-ocr page 94-

78

De gemiddelde reserve kan dus worden opgevat als het verschil van 2 andere
grootheden. De eerste van deze is de mathematische hoop van den verzekerde, de
tweede die der maatschappij.

De gemiddelde reserve voor de « verzekerden te samen is de som van die
voor elk der verzekerden afzonderlijk. Derhalve bedraagt zij

« K l-q

Zi Vi = .

1 1 O

Voor het verschil tusschen de ware en de gemiddelde reserve wordt gevonden

n « H

("^(V x).- — Vi) = i — \'tn{q x)iP(q x)i\\ •

De opvatting der reserve als gemiddelde der ware reserve veroorlooft de toe-
passing der op blz. 10—14 behandelde theorie der gemiddelden. Uit deze volgt dat de
gemiddelde waarde van het quadraat van dit verschil voor een enkelen verzekerde
i bedraagt

O O O

en volgens de eigenschap aan den voet van blz. 13 voor de a verzekerden te zamen

U l-q n l-q l-q ^

10 10 O

Ingeval de « contracten gelijk zijn, wordt dit -

l-q l-q l-q l-q l-q

O O O 0 0\'

Elk der termen van c^^ tusschen accoladen kan worden berekend door een
groot aantal a gelijke contracten te onderstellen. In het geval van « gelijke con-
tracten
i wordt

= 2 «! i (vx m,ipxi)%

n ?

Deze uitkomst hebben we slechts door « te deelen om een term van cj^^ te
vinden.

Schrijven we de reserve voor een groot aantal gelijke contracten op als
lineaire functie der achtereenvolgens te verwachten dooden
d, dan vinden we de fout

-ocr page 95-

79

in de reserve door vervanging der aantallen d door de afwijkingen d in deze. De
coëfficiënten dezer laatste zijn dan de constanten m. Langs dezen weg kunnen deze
derhalve steeds en gemakkelijk worden bepaald. De methode van een groot aantal
gelijke contracten te denken heeft bovendien nog een ander voordeel, dat aan het
licht zal treden bij de theorie van het jaarlijksch risico, en vooral bij de toepassing
hiervan op verzekeringen op meerdere hoofden. In dit laatste geval zullen we er door
tot formules geraken die uit den vorm Zm^p—^Zmpf niet kunnen worden afgeleid.

In het voorgaande is ondersteld, dat de ware kansen p ons bekend zijn.
Stellen zij sterftekansen voor, dan is dit niet het geval, maar zijn hare waarschijn-
lijkste waarden a posteriori bepaald uit waarnemingen over een vroeger tijdperk.
Daarom kan de gemiddelde reserve niet worden bepaald op grond der ware, maar
slechts op grond der a posteriori bepaalde kansen. Om nu de gemiddelde afwijking te
berekenen der ware van de gemiddelde reserve berekend op grond der a posteriori
bepaalde sterftekansen, moeten we het vraagstuk nog anders beschouwen. We zullen
nu hiertoe overgaan en daarbij aan de middelbare afwijking tusschen de gemiddelde
reserve berekend op grond der è, posteriori bepaalde sterftekansen en de ware reserve
den naam geven van

TOTAAL RISICO.

Hebben we sterftewaarnemingen over een zeker tijdvak, dan is overeen-
komstig het vroeger gevondene de kans op afwijkingen gelegen tusschen 8 en 8 -f d8
in de aantallen dooden tusschen bepaalde leeftijden

m n 2 .1

_ _ ^ _ "x^___m__^^ •______"\'_

«=m ( x=m y-lndj. y "i ■!t IJLx — dj)

waarin L n i het aantal personen voorstelt, dat aan het einde van het tijdvak nog
in leven was.

Evenzoo vonden we op blz. 6 voor de kans op toekomstige afwijkingen
tusschen en v^ .... v^ t-i ©n  in de aantallen tusschen bepaalde

leeftijden te wachten dooden uit « personen van den leeftijd q

a

^ ^^ _2;, __ü__

ƒ v,,,!,)]! V, = -------6 P7 . 2 « ....

1=7 yinitpj Y\'iJt n ...yjiTt ft pq i

waarin q-\\-1 l den hoogstens bereikbaren leeftijd der sterftetafel voorstelt.

-ocr page 96-

80

De samengestelde waarschijnlijkheid dezer gebeurtenissen, ook in het geval
dat zich onder de « personen alle of sommige der Im n i personen bevinden, die aan
het einde van het vroeger tijdperk nog in leven waren, bedraagt derhalve

s=m n s=g /-l

F ... Vg i.,.. n 8s n Vg.

s=m S=(l

De ware reserve is eene lineaire functie qpi van het aantal sterfgevallen dat
in de toekomst tusschen bepaalde leeftijden zal blijken voor te komen. De gemiddelde
reserve berekend uit de a posteriori bepaalde sterftekansen is eene lineaire functie
92 van de gedurende het tijdperk van waarneming tusschen bepaalde leeftijden waar-
genomen gevallen van overlijden. De gemiddelde reserve berekend op grond der
ware sterftekansen is dezelfde lineaire functie van het waarschijnlijkst aantal dooden
dat op grond der ware sterftekansen bij de waarnemingen was te wachten. Het verschil
der laatste 2 grootheden is dus dezelfde lineaire functie der afwijkingen namelijk

n

(p2 = f*m ^m l*m l ^ffi l • • • Mm n ^m n — ^^m n l ^m t i

O

waarin de grootheden p later nader te bepalen constanten zijn. Het verschil tusschen
de ware reserve en de gemiddelde reserve berekend op grond der ware sterftekansen
is eene lineaire functie qpi der afwijkingen
v, namelijk

1-1
0

waarin de constanten m evenals de grootheden p later nader zullen worden bepaald.
Het verschil tusschen de ware reserve en de reserve berekend op grond der
a posteriori bepaalde sterftekansen bedraagt derhalve

/-I /-I n n

qpi q>i{8,n)=(p{m,n,v,8)=2:> m^ j^:» v,^,-f n^ i Mm n i ^^ ^m t-

O 0 0 O

Om het quadraat te vinden van het totale risico moet worden berekend de
uitdrukking

r-\\ oo r co i^ ea «=m n

.... .... F(dm,

J—oaJ—ooJ—co I=m t=q

Om deze integratie ten uitvoer te brengen kunnen we de methode van blz. 50—51
volgen en derhalve 9 (m,
Ö, v) splitsen. Daar de variabelen in F en ƒ onafhankelijk

-ocr page 97-

81

van elkaar zijn, kan deze splitsing voor de 5 en de i; afzonderlijk plaats hebben,
zoodat

cp {m,ix, 8,V) = Sm fm l ! ^ j /\'m 2 j   j - . •

trn l im 2

 I ^ % 8„, s }  -H »\'\'j l (Vq l ^ Vg) ...

tm n O \' ? l

t\' ï J-l O

waarin de constanten v en v\' bekende functiën zijn resp. der grootheden n en m,
terwijl de grootheden d en d\' de waarschijnlijkste aantallen dooden, l en l\' de waar-
schijnlijkste aantallen levenden voorstellen.

Bij het ontwikkelen van het quadraat van 9 krijgen we quadraten en producten
der constanten v. De laatste vallen bij integratie weg. De waarde der integraal ver-
andert dus niet door voor

jqp (m, fi, S,

te schrijven:

f^m   ^ 8j  |<^m 2   8,„) f ...

^ni l tm 2

-f »\'Wn ^ S 5 Vl  ^

tm H O t 5 1

K 2 ^ K r ... -4-  ^ f ,

t y 2 I\' q l-1 O

2

waardoor j<p (?)i, n, 8, v)l is gebracht in den vorm

tf>i (8) V

zoodat het quadraat van het totale risico wordt

r-i-oo r 00 /•4oo s=m n-I »=7 M

........ 8^ 1.....ƒ K, .....V\'i (\'V  i H II dv, =

J—ooJ—ooJ—ao ï=m t—q

r 00 r eo ii=nt n-l »=? /-!

= ... . .... ƒ .....j2\' V\'i i Jt 11 dv,

J — oaJ\'t-00 s^m s^q

r 00 r 00 JI = W (t-l S=:7 M

.... ƒ (v^vj i,....^,^,.,) j II d8,11 dv,.

J—oaJ—oa <=m s—q

-ocr page 98-

82

In het eerste deel kunnen eerst de integraties naar v worden uitgevoerd, dus

s=q l-l

.....i^y-i-i-i) U dvs berekend, hetwelk 1 oplevert, zoodat dit deel wordt

s=q

• 00 r <x S=m Ji.l

\' ( _____m n d8s ,

in het tweede eerst die naar welke eveneens 1 opleveren, zoodat dit wordt

r oa /\' 00 «=Ï M

f(vq .... (v)l fl dvs.

J —co J —oo

Het eerste deel heeft betrekking op het verschil tusschen de netto-reserve
berekend op grond der ware sterftekansen en die berekend op grond der a posteriori
uit sterfte waarnemingen bepaalde; het tweede heeft betrekking op het verschil
tusschen de gemiddelde reserve berekend
op grond der ware sterftekansen en de ware
reserve. Het eerste deel noemen we het quadraat der middelbare fout in de reserve,
het tweede noemen we het quadraat van het risico.

Fout en risico kunnen derhalve afzonderlijk worden berekend en later de
wortel uit de som der quadraten als totaal risico worden genomen.

Tot het berekenen van de fout en het risico zijn de waarschijnlijkste waarden
der aantallen dooden zoowel in verleden als toekomst noodzakelijk. Om deze te
bepalen is het noodig de ware sterftekansen of de kansen è, priori te kennen. Daar
we evenwel slechts uit de waarnemingen in het verleden tot de waarschijnlijkste
waarden der sterftekansen h posteriori kunnen besluiten, moeten we ons met deze
als benaderingen van de ware vergenoegen.

Zijn de waarnemingen in het verleden geschied op personen van dezelfde ver-
eeniging als waarvoor op een zeker tijdstip het risico wordt berekend, zoodat de
aantallen verledene en toekomstige waarnemingen slechts weinig uiteenloopen, dan
zijn fout en risico van dezelfde orde, zoodat het totale risico aanzienlijk grooter is
dan het gewone. Bij eene verzekering-maatschappij, die sterfte-tafels gebruikt gegrond
op het waarnemingsmateriaal tevens van een groot aantal
zuster-maatschappijen,
bedraagt de fout slechts een gering deel van het risico, en kan dus zonder bezwaar
worden verwaarloosd.

Noemen we het risico E, de middelbare fout in de gemiddelde reserve K, dan
is de middelbare afwijking der ware van de gemiddelde reserve, berekend op grond
der è, posteriori bepaalde sterftekansen

ƒƒ

-ocr page 99-

83

Voor we tot de berekening der grootheden K en E overgaan, moeten we nog
bespreken wat onder contante waarde eener grootheid wordt verstaan en hoe zij
wordt bepaald. Is de rentevoet, die gedurende een zeker jaar
s geldt, dan is de
eenheid van kapitaal aan het begin van dat jaar aanwezig, aan het einde daarvan
geworden (1 ■i,) = r,. Is deze grootheid r gedurende achtereenvolgende jaren r,,?-2,...ri,
dan is de eenheid aan het begin van het 1® jaar aan het eind van het k^" aange-

s=k

groeid tot fJ r,. Omgekeerd is de eenheid aan het eind van het k^^ jaar aan het begin

S=1

van het 1® jaar slechts

«=it
IlTs

s=l

waard. We noemen dit de contante waarde der eenheid die na s jaar vervalt; —
kunnen we den disconteeringsfactor over het jaar
s noemen. In het vervolg zullen we

n=ii =.....=

dus ook

Tl ~ 1-2 =.....= n = r

stellen. De contante waarde der eenheid, die na k jaren vervalt, wordt dan

r*

MIDDELBARE FOUT.

Het is voor de statistiek van belang de betrouwbaarheid harer resultaten te
kunnen beoordeelen. Zullen namelijk vergelijkingen tusschen verschillende uitkomsten
mogelijk zijn, dan is het noodig te weten in hoeverre de gevonden verschillen door
het toeval kunnen zijn veroorzaakt. Op blz. 30 werd voor de middelbare fout in de
sterftekans w^ reeds gevonden

I/"

lx

Tot nóg toe was het niet mogelijk die fout ook aan te geven in de op grond
dezer sterftekansen berekende grootheden en toch zijn het deze, wier vergelijking
meermalen oen beter overzicht geeft dan die der sterftekansen zelve. Ook voor de

-ocr page 100-

84

levensverzekering is het van belang deze fout te kunnen aangeven. Voortdurend toch
is het streven van de wiskundigen der maatschappijen gericht op het verkrijgen van
sterftetafels, die de sterfte van op bepaalde wijze verzekerde personen nauwkeurig
aangeven (*). Terwijl thans de maatschappijen door de keuze harer sterftetafels
steeds in het voordeel zijn en bij invoering van meer nauwkeurige hare winst geheel
zullen moeten vinden uit den opslag, is het voor haar van belang de netto-tarieven
zoo te kunnen inrichten, dat zij voor schade tengevolge van toevallige fouten der
sterftetafel zijn gevrijwaard. Verder is het van belang het aantal decimalen te kennen
waarin de berekende grootheden met eenige kans op betrouwbaarheid der cijfers
kunnen worden opgegeven en ook daartoe is de kennis harer middelbare fout nood-
zakelijk.

Ook het vraagstuk van het risico kan niet als opgelost worden beschouwd,
zonder dat kan worden berekend wat in het voorgaande „totaal risico" is genoemd,
waartoe zooals we reeds zagen de kennis van de middelbare fout in de reserve nood-
zakelijk is.

Nu we in het voorgaande hoofdstuk hebben gezien dat de sterftekansen en
hare middelbare fouten als onafhankelijke grootheden kunnen worden behandeld, is
het de aangewezen weg alle grootheden hierin uit te drukken en zoo te komen tot
uitdrukkingen voor de fout van den vorm

waarbij de sommatie moet worden uitgestrekt over de verschillende leeftijden. Volgens
eene bekende stelling is dan de middelbare fout iy der berekende grootheid met de
middelbare fouten m^ g der sterftekansen verbonden door de betrekking

9 9 9 • 1 --lOg)

.u/ tUg^, waarm m,^ = ——

We zullen voorloopig onderstellen dat de berekening der grootheid heeft plaats
gehad op grond der ongecorrigeerde sterftekansen.

Aantal levenden. Denken we die van den leeftijd .r -t- 8 afgeleid uit die van den
leeftijd
x dan is

Ix S = hO- — Wx) (1 —-«Cx l) .... (1 - Wx g-i),

{*) Zie het artikel van LÉON Mauie in het Jaarboekje over 1895 van do Vereeniging voor Levens-
verzekering blz.
99.

-ocr page 101-

85

waaruit door logarithmische differentiatie wordt gevonden

S-1 A

O 1—Wx r

De middelbare fout bedraagt derhalve:

- V f (TZT^. - V f •

In het vervolg zal blijken dat grootheden van den vorm — in elke

(1-Wx r) t x r

middelbare fout optreden.

Aantal dooden. Gemakkelijk vinden we uit

= Wx)(1 .... (1 —

A = (f  ^ A,,.) ,

zoodat

Lijfrente. De fout in ^x s bedraagt

O 1 — tOx r

III

derhalve die in 2"« X^ s

I

A , A ,. "\'-i A 1

en die in de l jaren uitgestelde tijdelijke lijfrente van den leeftgd x eindigende op
den leeftijd
x m, welko grootheid we door voorstellen:

Vr \'n-i ij^i ^ ^x t H- .... ,

O 1 — Wx r 1 — Wx l 1 — \'

zoodat de middelbare fout in deze wordt

1/ Vr I "\'Vr (m-l-r ^^\'x l r___

11»

-ocr page 102-

86

Voor de dadelijk ingaande tijdelijke lijfrente gaat deze uitdrukking over in

^ f ^ ^^ ^ (1

Tusschen de koopsom op den leeftijd x eener tijdelijke lijfrente tusschen

de leeftijden x en a; m en die der gemengde verzekering tusschen diezelfde

leeftijden bestaat de betrekking

n — 1 _ "»-lp
- — 1 i ^^ •

Noemen we de middelbare fout in m-iGx c^x, die

in ^ Hx nex, dan is derhalve

Het quadraat der middelbare fout in de levenslange lijfrente is van denzelfden
vorm als dat van de middelbare fout der tijdelijke, maar bevat een grooter aantal
termen. Tusschen de levenslange lijfrente en de koopsom der levenslange verzekering
tot uitkeering bij overlijden, derhalve ook tusschen de fouten dezer grootheden,
bestaat als bijzonder geval dezelfde betrekking.

x n

Tijdelijke verzekwing tot uitkeering hij ovei\'lijden. De fout in r, bedraagt

X

n-1 A n-1 n A ,
-
----2,« T^ g i 2,\'^ TJc.^.r

O 1 -Wx-l-r r O Wx-^-r

waarvoor kan worden geschreven

tt-l n-l

^r Ax r - ^^- H- = (ix r ~ ^-)•

O l—W^^r Wx r) O V ^ 1—

1 "

De fout in bedraagt derhalve

lx (1 ï) O

waarin de koopsom voorstelt der uitgestelde tijdelijke verzekering tot uit-

keering bij overlijden van den duur n—r—1. De middelbare fout bedraagt nu

^ t (1 - V i-x )\'

-ocr page 103-

87-

Is de verzekering levenslang, dan hebben we

n-r-lQY l _ \'^z r li D v \'^x r 1 i „,. 1

De middelbare fout wordt dan, indien we den hoogsten leeftijd door x 1 voor-
stellen,

en bedraagt derhalve het -deel van die in de lijfrente, We zien dus ook

in de fout de boven aangegeven betrekking bevestigd.

»

Is de rentevoet O, dan bedraagt de fout in Zs

O

n-1

O \\ 1 — Wx r Wx r/ ^x r r

n A 4.

na eenvoudige herleiding -S"\'- -—ïi^ ^x n i •

O 1 -\'ï^x r

Is de verzekering levenslang, dan is ^x n i = O, derhalve is dan de fout even-
eens 0. Deze eigenschap komt, zooals we later zullen zien, overeen met eene soort-
gelijke van het risico op dezelfde verzekering.

Fouten in de premiën. Deze kunnen worden beschouwd als quotienten van

2 reeds behandelde grootheden. Zij de juiste waarde van den teller C,, de coëfficiënt
van Ax , in de fout van den teller de juiste waarde van den noemer J?^, de

coöflicient van Aj.^, in de fout van den noemer dan is de premie

n

X

C " / u\' u" \\

zoodat hare fout bedraagt -ï»- ( ^ — ^ ) Ar en de waarden der ft uitgedrukt in

> lix X \\ Lx l\\x /

die van en Rx bekend zijn.

Een gelijksoortig geval doet zich voor bij de berekening der fout in dereserve
voor een enkel contract. Het kan op gelijke wijze worden behandeld.

-ocr page 104-

88-

Verzek&fing op meer hoofden. De fout in elke grootheid die daarop betrekking
heeft kan, wanneer we zooals steeds afzien van producten derA, worden geschreven
in den vorm

t t

zt Zs Zr Ar ,

waarin de index r betrekking heeft op den leeftijd, s op de verzekerde hoofden, t op
de gebruikte sterftetafels.

Gemakkelijk kan nu worden aangetoond dat het quadraat der middelbare fout
bestaat uit de som der quadraten van die voor elk der sterftetafels afzonderlijk
genomen. Theoretisch kan het derhalve ook in dit geval geene moeilijkheden opleveren
de middelbare fout te bepalen en evenmin bij meerdere contracten op ée\'n of meer
hoofden.

Het quadraat der middelbare fout wordt dan

\\ t 2 f i i
Zt Zr \\mr rftrJ ( .

De sommatie naar s moet hier worden uitgestrekt over de verschillende ver-
zekeringen, die naar r heeft betrekking op de leeftijden, die naar
t op de sterftetafels.

Zijn de verzekeringen slechts verschillend in het bedrag waarvoor zij zijn
gesloten, dan is Zn voor eiken leeftijd evenredig met de som der verzekerde bedragen
en dus ook de middelbare fout. Zijn bovendien de verzekerde bedragen gelijk, dan is
de middelbare fout evenredig met het aantal verzekerden. In deze gevallen wordt
derhalve de middelbare fout gevonden door de som te nemen van de middelbare
fouten voor elk der verzekerden afzonderlijk. We zien hieruit dat de middelbare
fouten b.v. in de reserve der verschillende verzekerden, ter berekening van de mid-
delbare fout in het totaal hunner reserve niet als onafhankelijke grootheden mogen
worden beschouwd. We zouden nu wellicht geneigd zijn te meenen dat in plaats van
den wortel uit de som der quadraten van deze fouten, in \'t algemeen de som van deze
fouten zelf moest worden genomen. Dit, is niet het geval. Zelfs kan niet worden
gezegd, dat men door dit te doen eene waarde vindt die in elk geval grooter is dan
de juiste. Wel kan op grond van het voorgaande worden ondersteld dat deze som
de juiste waarde der fout te meer nabij zal komen naarmate de verzekeringen meer
gelijksoortig worden.

In hoofdzaak zal het voldoende zijn de middelbare fout in de lijfrente te
kennen om de waarde eener sterftetafel te kunnen beoordeelen. In tabel II is deze

-ocr page 105-

89

fout voor de 1® ambtenarentafel berekend, waartoe de formule voor de middelbare
fout in de lijfrente eerst voor tabellarische berekening werd geschikt gemaakt (1).

Om de fout veroorzaakt door verwaarloozing klein te doen blijven tegenover
die, welke het gevolg is van het gering aantal waarnemingen, behoort in de contante
waarde der lijfrente ééne decimaal meer te worden behouden dan die, waarin de
middelbare fout zich doet gelden, zooals dit in tabel II ook inderdaad is geschied.

De voorgaande ontwikkelingen zijn in de praktijk slechts bij benadering van
toepassing. De theorie toch onderstelt dat de § personen gelijktijdig uit- of intreden
en wel slechts aan het begin van elk jaar. Verdeelen we in kleinere perioden, zoodat
aan \'t begin of \'t eind van elk dezer slechts uit- of intreden voorkomt, dan is de
theorie wel nauwkeurig, maar maakt het groot aantal perioden de toepassing be-
zwaarlijk. Zijn de § klein tegenover l, dan is de benadering voor de praktijk vol-
doende, en hiervoor kan steeds worden gezorgd.

Middelbare Jout indien de berekening is vemcht op grond dei\' afgeronde sterfte-
kansen. We
zullen hier alleen het geval behandelen dat de afronding plaats had met

behulp eener sterfteformule en volgens de methode der kleinste quadraten. De in het

t

voorgaande gevonden coëfficiënt van A^ die in de fout optreedt werd in het hoofd-
stuk over de afronding Pr genoemd. Uit de op blz. 69 in eene noot vermelde formule
blijkt, dat indien de grootheden
Q voor eene sterftetafel bekend zijn, het berekenen
der middelbare fout voor het geval dat met de afgeronde sterftekansen wordt gerekend
slechts neerkomt op het berekenen der grootheden

Pr ar, l^Prbr, OUZ.

Daar uit de afronding de diff.-quotienten a, b, c, enz bekend zijn en de groot-
heden
P uit het voorafgaande eveneens, kan ook de berekening der middelbare fout
in het onderhavige geval theoretisch geene moeilijkheden opleveren.

RISICO.

Het quadraat dezer grootheid is hetzelfde als wat op blz. 78 is genoemd.
Slechts kan zij nu berekend worden in de onderstelling dat de Ji posteriori bepaalde

12

1  Hot nmtcrinal waaruit do ainbtonaron-tafol word borokond zal later wordon gepubliceerd. Hier
wordo sloohts medegedeeld dat het liep ovor 2941!) personen, dio gezamenlijk 301.930 jaren onder observatie
hadden doorgebracht, gedurende welken tjjd daaruit 6215 dooden waren govollon.

-ocr page 106-

(.2

90

sterftekansen de ware zijn. De methoden ter berekening van op blz. 79 besproken

zijn derhalve ook hier van toepassing.

Voor we de risico\'s op verschillende verzekeringswijzen achtereenvolgens behan-
delen, willen we nog wijzen op enkele zeer eenvoudige eigenschappen Van de formule

P. Uit het op blz. 77 behandelde blijkt dat Zmp de reserve V voorstelt. Bij
de toepassing dezer eigenschap moet worden in het oog gehouden dat zij slechts
doorgaat, zoolang op de grootheden m niet de eigenschap onder 2 is toegepast.

2". Alle grootheden m mogen met een zelfde bedrag worden vermeerderd of
verminderd, zonder dat dit op de waarde van de formule invloed heeft. Gemakkelijk
kan deze eigenschap worden geverifiëerd. Bij de toepassing moeten we evenwel in
het oog houden dat bij elke ps eene m^ behoort, zoodat 1. Zijn sommige der

m, = O, dan moeten ook deze met hetzelfde bedrag worden vermeerderd of verminderd.

Verminderen we alle grootheden m met F, dan gaat de formule
over in

2:{m—Vfp — \\i:{m—V)p\\\\

Nu is volgens de eigenschap onder \\ Z mp = V,
of Z{m—V)p = O,

zoodat het quadraat van het risico ook kan worden geschreven in den vorm

v(m - Vfp.

3®. Het quadraat van het risico is steeds positief, welke eigenschap het gemak-
kelijkst blijkt uit den vorm

daar de grootheden p als kansen uit den aard der zaak positief zijn.

Verzekering tot uitkeering bij overlijden tegen eenige premie. Zij de leeftijd van

1 " d

den verzekerde x, dan is de reserve voor die verzekering voor lx personen-^

in de onderstelling dat de uitkeering plaats heeft aan het einde van het sterfjaar, zoo-

1 " 1

dat de afwijking van de waarschijnlijkste waarde wordt — Z» -- Vx g, derhalve is

r Viarfilronïnor T7an ^

-ocr page 107-

91-

l\'x t

^\'Ix

^X Ä

lx O lx\'\' Vt \\

Jlx

of stellende

— = 1 — = y1 ^"—T-pn^"—ß
1(1" 1 / "

zoodat

\' Mx O >I\'X O ) 7*2 Ax O

is, waarin Cx de koopsom voorstelt op den leeftijd x eener verzekering tot uitkeering
der eenheid bij overlijden betaalbaar aan het einde van het jaar van overlijden.

De grootheden en 2 ©x^, kunnen gemakkelijk tabellarisch worden berekend.
Voor eene tijdelijke of uitgestelde verzekering of bij combinaties hiervan gaat
de formule evenzeer door; slechts zijn de sommaties dan beperkt tot de leeftijden
waarover de verzekering plaats heeft.

IJjfrentc. De reserve voor deze verzekering bedraagt voor lx personen
•k

II 7 , n —\' "(11 IJ

ü r\' 0 r\' O ( r H r\')

en de afwijking daarvan

en

" 11 1
(1 i-^. .... -1),
ü r r-* r\' ^

zoodat.

1 1 . , 1 s \'T I

-ocr page 108-

92-

Alle m hebben -:r gemeen, zoodat we dit volgens eigenschap 2 mogen weglaten.

r— 1

11 r

Alsdan wordt m, indien we tevens het teeken omkeeren, —^--, dat is;—-.-maal

r-1 r\' (r-1)

grooter dan de overeenkomstige m voor de verzekering tot uitkeering bij overlijden
tegen eenige premie. Derhalve is

hl^m^p - {2rripy\\

ook ;—-vo-maal grooter. Zijn de tabellen voor de eerste verzekeringswijze berekend,
{r-lf

dan behoeven derhalve voor het risico op de tweede verzekeringswijze geene nieuwe
te worden samengesteld.

De verkregen uitkomst stemt geheel overeen met de betrekking tusschen
de koopsommen of reserven voor beide verzekeringswijzen, namelijk

en is ook gemakkelijk uit deze betrekking af te leiden.

Uitgestelde en tijdelijke lijfrente. Zij de tegenwoordige leeftijd x, die waarbij de
lijfrente aanvangt
x -{• l, die waarbij zij eindigt a; m, de hoogste leeftijd der sterfte-

l JL

tafel x n, dan is de reserve voor deze verzekering Zs , waarvoor kan worden
geschreven:

[1 1 1 J [1 1 IJ

f  •••• U». •••• =

m-l-l [1 1 11 (n-m l { 1 1 IJ

= f L •••• j f L ^iTT •■■■

zoodat de grootheden m van tot ü zijn, die van m^ i tot

= ^ ^ .... die van tot 7n, „ -L ^ ..... L

Vermeerderen we alle m met 1 - -f ^ -f---- dan worden

/p /pl—1

111

m^ tot m^ i-i,

1-7 1-T

1 1 1

1 _ 1 1 _ 1

r

1 _ J. fin l 1 _1

r r

m^ i tot mx m-i, inx i-,=

m^ n, tot =

-ocr page 109-

93-

T

Verminderen we nu alle m met -r en keeren het teeken om, dan worden ze

r— 1

11

vix tot m^ i-u

r—1 r\'-i
1

rrix i tot mx m-i, irix i s =

11

m^ rn tot mx „, s = ^r^ï ^^\' ;

Dit risico kan dus eveneens worden teruggebracht tot een ander op verzeke-
ring tot uitkeering bij overlijden, waarbij de contante waarde van de eventueele uit-
keering voor het geval van overlijden in de 1 eerste jaren dezelfde is en eveneens
in de
n—m laatste jaren. Substitueeren we de voor m gevonden waarden in de
formule -Tm®;)—dan vinden we hiervoor

1 , Jx m ,dx i s _ /1.-1. 1 ij m ,

(r

{r

waarin

1

■•x <

20 bekend zijnde, is het risico voor deze verzekering, waarvan de uitgestelde en de
tijdelijke lijfrente bijzondere gevallen zijn, gemakkelijk te berekenen.

Verzekering tegen jaarpremie. Deze willen we eerst algemeen behandelen, om
daarna de uitkomsten toe te passen op een bijzonder geval. Bij deze verzekerings-
wijze bestaat m uit 2 deelen, 1" de contante waarde der uitkeering, ondersteld, dat
deze op een zekeren leeftijd plaats heeft, welke we m\' noemen, en de contante waarde
der premiën m", die op het oogenblik van overlijden zullen zijn ontvangen, zoodat
m = m\'—m". Na substitutie hiervan in de formule wordt dezo

2 m\'V — 2 2 m\'m"p -f 2 — (2 m\'pf — (2 vi"j)f 22 ni\'p 2 ni"p =
= {2 m\'^p — (2 j j2 - (2 2 |2 m\' p 2 in"p — 2 m\'m"r»\\.

Het eerste deel is het risico op de uitkeering, het tweede dat op de premie-
ontvangst. Het derde deel zou niet aanwezig zijn, indien de uitkeering en de premie-

12»

-ocr page 110-

94-

ontvangst op verschillende personen betrekking hadden. De beide eerste deelen zijn
steeds positief, van het laatste kan het teeken daarentegen afwisselen.

Is de verzekering gesloten tegen gelijkblijvende premie m, dan mogen we
stellen m" = nicjp. Door substitutie en rangschikking naar m komt er:

— {Zm\'pfl m^ \\Z(i>-p — {Z(ppf \\ 2 ni [Zm\'p Zifp — Zm\'cppl =
( " / (.,. ^m\'cpp — Zm\'p Zqjp l\\ , ,2 / ^ , ^o, {(Zm\'qjp — Zm\'p Zcppyj

Is ni = O, dan gaat het risico over in dat bij eenige premie. Is m niet O, dan
kunnen we vragen naar de voorwaarde, waaronder het risico grooter of kleiner zal
zijn dan dat bij eenige premie. Gemakkelijk is in te zien, dat in het eerste geval

2:m\\p — Zm\'p Ziip

negatief moet worden.

Nu is Zm\'p de gemiddelde waarde van m\', Zqp die van qc, die van

m\'cp. Het product van de gemiddelde waarden zal 0. a. grooter zijn dan de gemid-
delde waarde van het product, indien eene der grootheden qp of m steeds met den
leeftijd toeneemt, de andere daarentegen steeds afneemt.

Nu neemt cp steeds toe. Bij eene verzekering tot uitkeering der eenheid bij
overlijden neemt evenwel m\' af. In dit geval zal dus het risico bij jaarpremie grooter
zijn dan dat bij eenige premie. Denken we evenwel dat de contante waarde van het
bedrag der uitkeering toeneemt met den leeftijd bij overlijden,
dan is het risico bij
jaarpremie kleiner.
Deze uitkomst is verrassend. Tetens (*) meende dat het laatst-
genoemde risico steeds grooter was, omdat, zooals hij zegt, bij zulk eene verzekering
meer wordt op het spel gezet. Hier blijkt dat dit niet steeds het geval is.

Verzekering tot uitkeering der eenheid hij overlijden tegen gelijkblijvende jaar-
premie.
Het komt er slechts op aan bovengevonden formule

! Zm\'^p — {Zm\'pf\\ m- \\zrp — (Zcppfj - - 2 111 jZm\'p Zqp — 2:ni\'<pp\\

te berekenen. We zullen eerst onderstellen dat de verzekering zoowel als de premie-
betahng levenslang is. Het eerste deel is dan het quadraat van het risico op de levens-

(♦) (Zie zijne „Einleitung zur Berechnung der Leibrenten" II^"" Thcil png. 157—159).

-ocr page 111-

95-

lange verzekering tot uitkeering bij overlijden tegen premie in eens, het tweede het
m^-voud van het quadraat van het risico op eene levenslange lijfrente, hetwelk, zoo-
als we zagen, uit het eerste gemakkelijk is af te leiden. Slechts het derde deel ver-
eischt nieuwe berekening en ook deze is zeer eenvoudig. Vroeger toch bleek reeds
dat Zm\'p de koopsom is van eene verzekering tot uitkeering der eenheid bij
overlijden. Verder is de koopsom eener lijfrente van 1 \'s jaars, en

V 1 ( 11

^ 1 i, _ 1! ^ == _l— =

, r^{r-l)f h 0 r^M^\'-l) \' lx

/•—1 O h r—1 0 r\'\' r—i h 0 r—10

Ook hier komen we derhalve terug op dezelfde grootheden. Voor het quadraat
van het gezochte risico kan derhalve worden geschreven

1 " 1 /" \\\'

yix 0 Kx ^ 0 \'

f i f-x (1 t T O )

waarin x de leeftijd is van den verzekerde op het oogenblik, dat zijn risico wordt
bepaald, terwijl m zijne premie is, wier waarde afhangt van zijn leeftijd bij het
afsluiten der verzekering.

Bovenstaande formule is van den vorm

/im^ i^in -f a

en • door voor in de waarde der premie voor de eenheid van uitkeering te substitu-
eeren kunnen we, indien
A, li en 0 bekend zijn, het risico voor eiken leeftijd bij

afsluiting der verzekering en eiken tegenwoordigen leeftijd gemakkelijk berekenen.
>

Overigens is Zm^p—i^mpf, zooals zonder meer zal duidelijk zijn, evenredig met het
quadraat van het verzekerd bedrag en moet dus de waarde van  C

hiermede worden vermenigvuldigd. Heeft de uitkeering plaats in hot midden van

-ocr page 112-

96-

het sterfjaar, dan wordt daardoor C r en 5 i/^-maal grooter dan boven. Wordt de
premiebetahng bovendien over \'t jaar verdeeld, zoodat ze kan worden geacht gemid-
deld in \'t midden van \'t jaar te geschieden, dan wordt Ä daardoor i - en P
maal kleiner.

Denken we de premie praennmerando en de uitkeering in \'t midden van \'t
jaar, dan wordt het quadraat van het risico

1 "

Ax 0

1

lx\'

4- m2

1 "
Ax 0

r

2 m jc, BxVT- 4- IX l V•

f r — l lx O Vr{r — 1) ^x o )

1 " 1 /"

Het is gemakkelijk in te zien, wat de algemeene formule jBni-h O wordt
indien de verzekering tijdelijk of uitgesteld is of beide;
C wordt dan het risico op
de tijdelijke of uitgestelde verzekering bij overlijden,
A dat op de tijdelijke of uitge-
stelde lijfrente.
B blijft steeds 2 ^\'m\'qppj. Hierin wordt nu Zm\'p de koop-
som der tijdelijke of uitgestelde verzekering bij overlijden, 2>jo de contante waarde
der eenheid van tijdelijke of uitgestelde lijfrente. Ook 2m\'(fp kan in het algemeen
geval gemakkelijk in de grootheden
t en 0 worden uitgedrukt. Zij wordt

11" 11 1 11"
^ V, - V. _ ^ ^ J^ VxTx,

11" 11 1 11"

waarbij is ondersteld dat de verzekering loopt tusschen de leeftijden l en ??, met
jaarlijksche premiebetaling, aanvangende op den leeftijd l, terwijl de laatste valt op
den leeftijd m—1. We willen terloops nog opmerken dat in

II = 2 j^\'m\'p — ^\'m\'gpj

evenzeer als in A en C alle grootheden m\' en 9 met een willekeurig getal mogen
worden vermeerderd of verminderd, zonder dat dit op de waarde van
B invloed heeft.

Wegens het menigvuldig voorkomen der behandelde verzekeringswijzen zijn de
grootheden, die in haar risico optreden in tabel III samengesteld. Verder zijn de
waarden van
A, B, C in tabel IV berekend voor premiebetaling tot 55-, 60- en 65-
jarigen leeftijd, benevens de waarden vari ylm^ -f i?m -t- C bij afsluiting dezer verze-

-ocr page 113-

97

keringen. Tabel V geeft de waarde aan van het quadraat van het risico op levens-
lange verzekering tot uitkeering der eenheid bij overlijden tegen levenslange gelijk-
blijvende jaarpremie.

Deze tabellen zijn berekend op grond van de eerste ambtenaren-tafel en den dis-
conteeringsfactor Daarenboven is praenumerando-premiebetaling ondersteld, en

de uitkeering geacht in het midden van het sterfjaar plaats te hebben. Men ziet uit
de laatste tabel hoe sterk het risico afneemt, wanneer de duur der verzekering toe-
neemt. Dit wordt gemakkelijk verklaard door het toenemen der reserve, waardoor
de verzekering steeds meer gaat naderen tot eene tegen eenige premie. Verder blijkt
dat het risico bij levenslange premiebetaling met den leeftijd bij afsluiting toeneemt
tot 84-jarigen leeftijd om daarna weder af te nemen. De berekening van en
voor denzelfden leeftijd bij afsluiting der verzekering, waarbij dus m steeds hetzelfde
is, maar
A, B en G met den leeftijd veranderen, geschiedt zeer gemakkelijk met
behulp der rekenrol. Deze behoeft voor Awx"^ slechts eenmaal te worden ingesteld,
waarna bij de waarden van
A die van ^m® worden afgelezen en evenzoo slechts
eens voor ^m.

Het risico op verzekering tot uitkeering der eenheid bij overlijden tegen levens-
lange gelijkblijvende jaarpremie heeft twee merkwaardige eigenschappen. Door van
deze gebruik te maken kon tabel V worden opgemaakt zonder dat de grootheden
A, B en G werden berekend.

Om deze eigenschappen af te leiden gaan we uit van den op blz. 90 afgeleiden vorm

Ingeval van overlijden tusschen de leeftijden a- -f- s en x s l is de contante
waarde der uitkeering -iy, die der ontvangen premiën

r\' a"

m(l i .....  1 ),

\\ r r" / \\r — 1 r r — 1/ \'

zoodat

mr m 11 rr .. »"■»\' nil/?~-!-r-l p,

-=M - F M - = ---^ .

derhalve

mVr r—1 / 1

jr. inV r r—l / i p> \\

12

-ocr page 114-

98-

In het geval van verzekering tot uitkeering bij overlijden tegen eenige premie
zouden we hebben gevonden :

Het risico in het P geval is dus

m]/T4-r—1 (1)

r—1

maal grooter.

Nu bedraagt de koopsom op den leeftijd x

waarin R^ de contante waarde der praenumerando-lijfrente op den leeftijd x voor-
stelt ; derhalve is

nix -- V r

-Cx Vr r — 1

" \' Rx R,

en

m^c VT r — 1

(2)

r — 1 {r — l)Rx

1". Worden op den leeftijd x twee verzekeringen afgesloten tot uitkeering der

eenheid hij overlijden, de eene tegen levenslange gelijkblijvende jaarpremie, de andere

r

tegen premie in eens, dan is dus het risico op de eerste —j^-maal grooter dan dat

l Itx

op de tioeede.

Heeft het eerste contract t jaren geloopen en wordt nu een nieuw afgesloten
op den leeftijd
x t dan is de jaarpremie voor het eerste contract ni^, die voor het
tweede nix t. De risico\'s op beide contracten kunnen nu door middel van den factor
(1) worden berekend uit dat op een contract af te sluiten op den leeftijd
x m
tegen premie in eens. Zij moeten zich dus verkonden Q\\smxVT r — 1: mx tV\'r r — 1,
dus volgens (2) ook als R^ t: Rxi zoodat we besluiten

2°. JDe risico\'s op tioee contracten tot uitkeering der eenheid hij overlijden tegen
levenslange gelijkblijvende jaarpremie, loaarvan het eene m-jaren heeft geloopen en het
andere pas is afgesloten verhouden zich op den leeftijd x t als Rx t: Rx-

-ocr page 115-

99-

Het risico op een contract dat m jaren heeft geloopen is dus kleiner dan dat
op een nieuw af te sluiten verzekering.

Bovenstaande betrekkingen zijn het eerst afgeleid door Prof. Wittstein in
zijn geschrift „das
Mathematische Risico der Versicherungsgesellschaften". Zij gelden
ook voor zijn vorm van het risico, niettegenstaande dit foutief is.

Door de eerste betrekking zijn we in staat om het risico bij den aanvang der
verzekering tegen jaarpremie voor eiken leeftijd, d. i. de 1® kolom van tabel V uit
dat op de verzekering tegen premie in eens af te leiden. Dit geschied zijnde, geeft
ons de 2« betrekking het middel om de rijen te vormen. Ook hier bewees de rekenrol
uitstekende diensten.

Verzekering tot uitkeering op deti leeftijd x-\\-m of hij vroeger overlijden (gemengde
verzekering).
In dit geval is

vm^« - f vrn^)^ - v: J^ , A _ A S 1 -L kil Y =
1 /I v\'n . \\ 1/1 \'v i V

Het laatste deel kan worden voorgesteld door ,„G/ d. i. het quadraat van de koopsom.

De eigenschappen van blz. 98 gelden, zooals gemakkelijk is in te zien, ook voor
deze verzekering, mits de premiebetaling duurt tot don leeftijd
x m, en we Rx ver-
vangen door door

Verzekering op meerdere hoofden. Is het volgens hoofdstuk II (blz. 27) uit een
mathematisch oogpunt geoorloofd aan te nemen dat er voor elk van een groot aantal
personen eene kans bestaat om tusschen twee bepaalde leeftijden te overlijden en is
de kans, dat van
n personen A overlijdt tusschen a en a 1, p},®\' die dat B
overlijdt tusschen do leeftijden h en ^ -f 1, enz., dan is de samengestelde kans op
deze n gebeurtenissen

j)„ Pi ....

De som dezer kansen genomen voor alle mogelijke waarden van a, h, enz.
blijkt gemakkelijk 1 te zijn. Vervangen we de kansen
p van hoofdstuk I door deze
samengestelde kansen, dan zijn de in dit hoofdstuk verkregen uitkomsten ook toepas-
selijk op contracten op meerdere hoofden, indien we de ware reserve behoorende
bij bovengenoemde combinatie m„i,„.., noemen.

-ocr page 116-

100-

Behalve deze samengestelde kansen zullen in het vervolg verschillende andere
worden afgeleid, die alle eveneens combinaties zijn van elementaire kansen. Alle uit-
komsten welke voor deze laatste geldig zijn bevonden, blijven ook voor deze combi-
naties doorgaan, mits hare som 1 zij.

Verbindingsrente. De kans dat de ware reserve m, = 1 7 -^ .....

f^* fpS

bedraagt, is dat beide hoofden na s—1 jaren nog zullen leven, maar in het s® jaar een
van beide of beide overlijden. De kans dat zij aan het begin van het s® jaar nog
leven bedraagt, indien de leeftijd van het eene hoofd x, die van het andere
y is,

7 1\'

^x s \'\' y-fs

1 1\'

\'\'X I\' y

De kans dat het eerste hoofd dan in het s® jaar overlijdt, maar het tweede in leven
blijft, bedraagt

dx s ^\'y s 1
lx /t I y s

die dat het tweede dan in het s® jaar overlijdt, het eerste in leven blijft

d\'y s

7\' 7 \'

I\' y 8 H s

die dat beide dan in het s® jaar overlijden

dx $ d\'yj^g

Ix t y t

De som dezer 3 kansen bedraagt, zooals gemakkelijk blijkt,

dx K , d\'yj^g _ dxj.g d\'ff^g

11\' 7 7\'\'

\'\'X-\'r» <\' y s \'\'X-\\-$ \'\' y}-a

l l\'

hetwelk vermenigvuldigd met als samengestelde kans oplevert:

txty

l\'y i, dx , 4- Ix t dx f
l y lx

De som dezer kansen voor alle waarden van s blijkt gemakkelijk naar behooren

-ocr page 117-

101-

1 te bedragen. Voor m^ wordt zonder moeite gevonden

r —1

of, indien we alle m met —^^ verminderen,

r — 1

1 1

m^ =

r\' r — 1 \'
Daardoor wordt Zm^p—

1 l\'y s d\\ s—dx s 1___; l\'„ s d\'y s ~ d^ s d\'^ s

{r-lf: Vyh O—l)\'^\'^ l\'yh rM

(1 1 " / 1 \\- 1 ( "

Wedimenpensioen. Zij de verzorger van den leeftijd x, de verzorgde van den
leeftijd y. Denken we het algemeenste geval van verzekering tegen jaarpremie iii,
die we evenwel om het vraagstuk niet al te veel te compliceeren levenslang willen
onderstellen. De kans dat de verzorger overlijdt tusschen de leeftijden a; s en .r s 1
en de verzorgde tusschen de leeftijden
y -h s t en ij s t -h l bedraagt ^

"X \'f/

waarin t positief is. In dit geval bedraagt m:

,„il4.1 l4,.... iUJ_4-_Lu.  \'"JLJ___.

I ^ ri /r\' i \' ^ r\' \'j r—1 r—1 r\' J r—1 ^

__r_ 1 ^n^__m^ 1__11 11 _ in r m 1 1 1__^

r — 1 r—1 r^l r ï^l T\' ï^ ï^\' ~ 7^1 r—1 r* r— 1"

De kans dat de verzorger overlijdt tusschen de leeftijden a; .s en s 1

(l it

de verzorgde tusschen de leeftijden // s — < en ?/ -f s — < 1 bedraagt^ .

ix fv

In dat geval is

(i , 1 . , 1 ^ mï* ml

m = m 1 — •••• — --------T -T". •

i r 1-\'^\') r — 1 r—lr\'-\'

De som der kansen is duidelijk 1, zoodat ze elkaar uitsluiten. We kunnen

111 7* 111 7* 111 T

alle m met —verminderen en dus stellen m = m\' -f of m\' = 7n —

r-l ^ r-1 r-l\'

13*

-ocr page 118-

102-

Daarenboven hebben alle m\' den factor gemeen. We stellen daarom w"=m\'.

r-1 r-1

Dan is:

1

m^p — (2 mPY\' I^ — "^"Pf I •

Voor de kansen ^ ^^ is nu m" = - 

fcj- iy T\' T

dx s dy ,^t ^ _ ni

V

77 n r j j r "

derhalve wordt

^ O 1 \\ r\' lx Ig 0 0 r^\'«-\') ^^ \'

waarm

m 1 . 1 V4 . d,

O O W

na ontwikkeling wordt:

1 " « 2(m-i-l) " « »«

tx-^-\'» 0 1 \'-x 0 1 .^x O

en

" \' t1l2 tl , d , , ni2 n f m* " "

^^ ^ = ^ ^^ ^^ = A 0H, is.

0 0 ^ \' \' lx ly h-^y 0 0 hAy o 0

Het is duidelijk dat m" = (r—1) m\' = (?•—1) {^n—en dus

Zm"p = (r—1) (2mp— ^^ = (r—1) jreserve — = (r-l)j- n„ — R,y— j^ïJJ^j

Door de waarden van m" te substitueeren vinden we:

\' O 1 V )- ^ 1- 7 l, l, » « r-\' (,

in l 1 " " ni " \'

= - T-r ^ ^y ^ i TT ^ \' i-y ^ t — r-j- dx > ^^ T^v t ■

\'•X ^y t^r^\'y O 1 \' x \'\'y O ü

-ocr page 119-

103-

In kunnen we 3 vervangen door Z&yj^^ i en in

O

Zm"p door Zr^ —

Dit doende wordt

1 (1—m^ " , ^ 2(1 m) » ^ (l ni)2 « ^ , r. / .

ixi;f ^—MT"O

1 ( l m " , , 1 m » m ^ f

- r u; - ~ ^ \'

waarin voor het laatste deel ook kan worden geschreven:

( ni r

De gevonden formule is weer een 2" graads-functie van m.
Wé zullen weldra in staat zijn een veel eenvoudiger vorm voor het risico op
weduwen-pensioen aan te geven, die zich veel beter leent tot numerische berekening.

Opvatting van een contract van levensverzekering als eene opeenvolging van onaf-
hankelijke spelen.
We keeren nu terug tot de op blz. 53 gevonden waarde voor het
quadraat der middelbare afwijking

n

L x ^Vm x (1 — ««m r) y\'l x ,

waarin

1 "

f J

fiii x I 1 O

De uitdrukking gaat over in het quadraat van het risico indien we stellen

fim x = m^ x = m\'m x-m",„ x\'

Daardoor wordt

1 " 1 "

f\'v, x = --5-d^ ^ i 4- --m"„, x i dm x i-

fm x l X tm i-(-l X

Hierin is m\',,^., de contante waarde der gezamenlijke uitkeeringen ingeval de

-ocr page 120-

104-

verzekerde overlijdt tusschen de leeftijden m a; en m .r 1. Zij m" de contante
waarde der gezamenlijke uitkeeringen ingeval de verzekerde nog leeft aan \'t einde
van den eersten leeftijd, dan bedraagt de contante waarde der extra-uitkeering inge-
val van overlijden

Zij de waarde dier extra-uitkeering aan het begin van den leeftijd
dan is hare contante waarde , derhalve

of

U,n x

jH x m x

Substitueeren we deze waarde in de uitdrukking voor v\',„ jc, dan wordt deze daarna
gemakkelijk herleid tot

UI" 1 "

T\' Im x l X tm x l x

De 2® term van het 2® lid is de mathematische hoop van den verzekerde op
uitkeeringen, die hij na het bereiken van den leeftijd tn -h a; -f 1 nog heeft te ver-
wachten, de 3® terra is de mathematische noop op premiën die de maatschappij na
dienzelfden leeftijd nog van den verzekerde verwacht. Het verschil is de contante
waarde der reserve op den leeftijd
m x-\\- 1. Noemen we deze reserve zelf
dan is hare contante waarde en wordt

1-x l

y\'m x = {U„, x — — Fm x l)

zoodat het quadraat van het risico overgaat in

" (1 1

L x w,„ x (1 — w,„ x) J— (ï7,„ x — — .

Bij deze ontwikkeling is als meest algemeene wijze van verzekeren op één
hoofd ondersteld, dat de maatschappij bij leven uitkeeringen doet aan den verze-

-ocr page 121-

105

kerde, en bovendien eene extra-uitkeering U,„ i ingeval hij overlijdt, waartegenover
zij van den verzekerde premiën int. Ten einde de beteekenis van den hier voor het
risico gevonden vorm in het licht te stellen, zullen we nagaan wat in het
jaar, dat
zulk een contract loopt, gebeurt.

Zij de aan \'t begin van dit jaar door den verzekerde betaalde premie ■ir\'\',,,^^,
de uitkeering die de maatschappij op hetzelfde tijdstip aan den verzekerde doet
de extra-uitkeering aan dezen in geval van overlijden U„, x, de reserve bij leven van
den verzekerde aan \'t begin van het x® jaar die aan \'t einde daarvan

dan is de mathematische hoop van den verzekerde aan het begin van het of jaar

en die der maatschappij

Door gelijkstelling dezer grootheden vinden we gemakkelijk als waarden voor

^ Hi ar ^ «i a- ~ "^in-tr

w,„ ,  (i F„ xfl— Tm x).....(1)

r,„ x l) (y Fm x l— .....(2)

en

We kunnen opvatten als het bedrag dat de verzekerde aan het begin

van het x" jaar aan de maatschappij werkelijk betaalt. In (1) krijgt de verzekerde

daarvoor in de plaats eene kans op een bedrag dat bij eventueel

overlijden te zamen met zijne reserve Fm x de uitkeering U,„ x uitmaakt, benevens

eene kans 1—op eene uitkeering - — die bij eventueel in leven

r

zijn bij het voor den verzekerde reeds gereserveerde bedrag wordt gevoegd. Het deel
van TTin^x waarvoor de verzekerde de eerste kans koopt heet
risico-prcmie, dat waar-
voor hij de tweede koopt
spaarprcmie.

Beschouwen we nu (2). Daar krijgt de verzekerde van zijn bedrag als het
ware (-- — r,„ x ) terug. Indien hij namelijk op den leeftijd m -f- x 1 nog leeft,

wordt dit bedrag aan de reserve toegevoegd, is hij dan overleden, dan wordt het hem uit-
gekeerd. Voor de rest van het bedrag n,,,^,, koopt hij eeno kans op het bedrag
r^ x —^ dat slechts bij overlijden wordt uitgekeerd. Het deel van n ten

12

-ocr page 122-

106-

bedrage van

W^m x {Um x - — l^m-fi l)

wordt dus op ééne kans gezet; we zullen het speelpremie noemen.

Formule (2) heeft dus betrekking op een spel met slechts één enkelen prijs

Um x— - Vm jc i, op het trekken waarvan de kans bestaat. Op een groot aantal
r

zulke spelen kan het middelbaar verlies worden gevonden door toepassing van de
wet van
Bernoüilli. Om dit groote aantal te verkrijgen, vermenigvuldigen we (2)
met Im xt waardoor er komt

^m-f z Wm-^x (Um x- — V^m x l) ^m x Vm x l - l^m x^

waarin Im xWm x het waarschijnlijkst aantal sterfgevallen voorstelt. Slechts voor
het waarschijnlijkst aantal sterfgevallen krijgt de maatschappij de uitkeeringen
Um x—-Vm x 1 door de ontvangst der speelpremiën vergoed. Op elk der meerdere
sterfgevallen verliest de maatschappij dus het bedrag

Um x- — Vm x l •

De middelbare afwijking van het waarschijnlijkst aantal sterfgevallen bedraagt

yim xWm x (1 — tüm i)

en dus het risico der maatschappij in het of jaar

lm xWm x{l — Wm^x) (Um x-^Vm x lf •

De bovengevonden formule is de som der quadraten van de waarden van dit
risico voor de verschillende opeenvolgende jaren.
Hieruit volgt dat de spelen over elk
der jaren van verzekering als onafhankelijk Jcunnen moorden beschoimd.
Deze eigenschap
hangt samen met de onafhankelijkheid der sterftekansen, welke eigenschap in het
hoofdstuk over de afronding is bewezen.

Op grond van het voorgaande komen we dus voor verzekeringen op één hoofd

tot de

Stelling. Het quadraat van het risico voor den geheelen duur der verzekering
van lm personen is gelijk aan de soyn van de quadraten der contante waarden der

-ocr page 123-

107-

jaarlijksche risico\'s voor een aantal personen, dat volgens de loaarschijnlijkste orde van
afsterven jaarlijksch van de l„ verzekerden zal zijn overgebleven.

Alvorens deze stelling verder te ontwikkelen zullen we haar toepassen op
verschillende wijzen vau verzekeren op een enkel hoofd.
Lijfrente. In dit geval hebben we te stellen

Um x = O en Vm x l = -^m i l >

zoodat het quadi-aat van het risico den eenvoudigen vorm aanneemt

1 " R^ 1 "

lm O r yim O

Verzekering tot uitkeering der eenheid bij overlijden tegen tijdelijke premiebeta-
ling.
Zij de tegenwoordige leeftijd van den verzekerde m, de duur der premiebetaling l.
Heeft de uitkeering plaats in het midden van het jaar van overlijden, dan is

Noemen we de aan het begin van elk jaar te betalen premie ni, dan wordt

derhalve

f/m x - j = V y (1 - - ^ .

Gemakkelijk is in te zien dat het quadraat van het risico weer kan worden gebracht
in den vorm

Bni C,

terwijl door ontwikkeling wordt gevonden

2

^ = -7- --\'m x l tfm x (1 — Cm r l)

O

1 " 2
C = —— (1— C,„ x i)

-/m O

waarin m n den hoogsten leeftijd der sterftetafel voorstelt.

-ocr page 124-

108-

Ofschoon ter berekening van een op zichzelf staand geval de formules van
blz. 95—96 voor de berekening van
A en B veel geschikter zijn, blijken de laatst-
gevondene veel voordeeliger waar het samenstelling van tabellen betreft. Tabel IV
is dan ook met behulp daarvan berekend.

Van bovenstaande grootheden is A het quadraat van het risico op de tijdelijke
lijfrente. Door vermenigvuldiging met kan daaruit het quadraat van het risico op
eene gemengde verzekering met uitkeering aan het begin van het sterfjaar worden
afgeleid.
G is het quadraat van het risico op de verzekering tegen eenige premie.

Uit de formules van blz. 53—54 volgt dat ook het quadraat van het risico
eener verzameling contracten, waarvan telkens aan het eind van het jaar een aantal
afloopen anders dan door overlijden of waarvan het aantal jaarlijks toeneemt, kan
worden opgevat als de som van de quadraten der jaarlijksche risico\'s op het
waarschijnlijkst aantal contracten, dat aan het begin van het betrokken jaar
loopende is.

Bij de afleiding dier formules is ondersteld dat uit- of intreden slechts voor-
komt aan \'t eind van elk jaar. Zij geldt evenzeer voor andere perioden, mits daarin
geen in- of uittreden voorkomt.

In het vorige hadden we slechts te doen met eene enkele kans op uitkeering
van een bepaald bedrag Vm x gedurende die periode. We zullen nu aantoonen, dat
ook ingeval van meerdere kansen op overlijden in een bepaald deel van zulk eene
periode, terwijl aan het overlijden in elk dezer deelen eene andere uitkeering is ver-
bonden, het quadraat van het risico gelijk is aan de som der quadraten van de
contante waarden der risico\'s voor alle perioden te zamen genomen, indien we de
reserve aan het eind der perioden als eene uitgave der maatschappij beschouwen.

Laat de periode loopen tusschen de leeftijden w -t- a; en m -f x- -f y. Zij de
ware reserve ingeval van overlijden tusschen het(m -f .r en het (m -f .r -f- s -1- 1)"\'®
jaar n^ x s, dan komen we door verdeeling van de periode in meerdere voor het
quadraat van het risico voor personen Van den leeftijd m weer tot de formule

,] , „2

— * 8 -i--V-

Im-i-s - , „

"»" » 1

waarm

1 "
\'m f 1 » 1

-ocr page 125-

109

indien d\' het aantal dooden zou zijn ingeval na den leeftijd m s 1 geen uit- of
intreden meer plaats vond.

Berekenen we nu afzonderlijk het quadraat van het risico dat op de periode
tusschen m x en m-fx i/ betrekking heeft, namelijk

\'\'Vs /7 „2

—J- V „, T s,

O Im X S

dan is volgens de onderstelling voor die periode d\' = d en

1 / " \\

Vm x\\-t = t1m x s -1- ( ^^ l*m t ^m t f^m t d\',„ t )

\'m z ï l Vsc s l !/ l /

n

derhalve, kortheidshalve Zi d\'^ t = f*s d\\ stellende,

(1 2 V / 1 X

Hm x s — 1-fX, dj ) --j--dm il l^m x s— 1--S"« H^d,\' )

tm x t l / tm z j l 1 « ! \\ /

1 / f

rë-( n,„ t ) .

t m i it l Xi ï l /

Voeren we de summatie uit, dan wordt de coöfflcient van waartoe

de eerste term van v^ x s en de laatste van alle voorafgaande v^ bijdragen leveren,

"\'m x f -j h " Hi a: » , ƒ i — --1-

\'\'m x » 1 tm a: » i tm *4 (\'m x n

 -i\' 7 ƒ = "m x K 7- .

1 (\'m i j_< fm-tx »-< l \'m-fx

Tot den coëfficiënt van 2t^m x t worden bijdragen geleverd, 1" door de
laatste termen van alle v voorafgaande

aan , 2" door den 2\'"\'term van

en wel resp.

\' d 1

dm x » dm x :-^\' 7-* O---QJ^ - - dm x * f^m x t •

O fm x »-< t,n ï4.,_<-l tm x »

Zij geven te zamen - j-^ d„ x , .

im x

De coëfficiënt van n,d\', bedraagt wat betreft de bijdrage daartoe

van den eersten term van , — , wat betreft die van den tweeden term

14»

-ocr page 126-

110-

* J

van alle aan y^^ j j voorafgaande f?, d^ x s^^-.--^ zoodat deze coëffi-

0 t,n a4-s-f lm x s-t-1

cient wordt —

Im x

Stellen we nu d\\ = L y i Q, dan wordt de coëfficiënt van 2 Q ii,„ x s,
— (^m x j Im y i , aualoog met de coëfficiënten van de dubbele producten der p

Im x

Tot den coëfficiënt van (X\' d/f leveren alleen de eerste termen van alle v^
bijdragen. Hij wordt:

S = ^___,

0 Im x s lm x s 1 ^m y l Im x

^"m v l

en dus die van

L v i —

\'/« y l 7

\'■m z

eveneens volkomen analoog aan die der De summatie levert dus:

t O tm x l\'m x \\ O tm x hn x / )

De uitkomst is derhalve van den vorm

waarin Q als een der m moet worden beschouwd, die behoort bij de levenskans

Uit de afleiding blijkt, dat deze formule ook van toepassing is op contracten
gesloten op de verbinding van meerdere hoofden. In dit geval toch kan het contract
op meerdere wijzen worden ontbonden, namelijk door het overlijden van één of meer
dezer hoofden. Is dus aan elk dezer wijzen van ontbinding een bepaalde ^ verbonden,

dan bedraagt het quadraat van het risico op het contract gedurende die periode

-ocr page 127-

Ill-

die betrekking heeft op de bepaalde wijze van ontbinding van het contract en in
plaats van

tm y l ^m y 1 \'»i y 1 \'m y 1

waarin nu y is, zoodat Q— h de reserve op den leeftijd m a; 1 voorstelt, ge-
disconteerd op het tegenwoordig oogenblik.

Beschouwen we deze reserve V^ x i als eene uitkeering V te doen ingeval van
voortbestaan van een contract, noemen we de uitkeeringen Vi Ui____C/«, de kans

s

op uitkeering van Ut p^ en op voortbestaan van elk contract 1—p/, dan is het qua-
draat van de contante waarde op den leeftijd m van het risico voor de periode
tusschen den leeftijd m .r en m .
t 1

yi .1 ( y

— n — — U. I). 4- —{

„2x

Het is duidelijk, dat deze uitkomst weer het quadraat van de contante waarde
van het jaarlijksch risico voorstelt, en dat het quadraat van het risico over den
geheelen duur van het contract uit eene som van dergelijke termen bestaat.

Eene verbindingsrente kan worden opgevat als een contract op een enkel
hoofd, mits w wordt opgevat als de kans op afloopen van het contract.

Hebben we te doen met de meest algemeene wijze van verzekeren op 2
hoofden, dan kan het risico hierop steeds worden samengesteld gedacht uit het risico
eener verzameUng contracten op 2 verbonden hoofden, aan de ontbinding van
welke door overlijden van een bepaald hoofd eeno bepaalde uitkeering is verbonden,
en uit de risico\'s op 2 verzamelingen contracten, uit de ontbinding der eerste ont-
staan. In deze laatste 2 verzamelingen moeten dan jaarlijks een bepaald aantal
intreden, afhangende van het aantal op bepaalde wijze opgeloste verbindingen. Dit
aantal zal telkens
S verschillen van het waarschijnlijkst aantal. Deze 5 heeft even-
wel geen invloed op den vorm van het risico en moot a priori gelijk nul worden
gesteld.

Op gelijke wijze kan worden gehandeld met verzekeringen op een willekeurig
aantal hoofden. Gemakkelijk blijkt dat bij eene op n hoofden het risico kan worden

-ocr page 128-

112-

teruggebracht tot dat op s„ = 2" — 1 verzamelingen (1). Voor w = 2 is s„ = 3, voor
n = S s„ = 7, voor n = 4 = 15. Het aantal verzamehngen neemt derhalve zeer snel
toe. Het quadraat van het risico in elk dezer verzamelingen kan uit de jaarlijksche
risico\'s worden berekend.

Ofschoon we bij het afleiden dezer stelhng een groot aantal gelijke contracten
hebben ondersteld, geldt het voorgaande volgens hetgeen op blz. 78—79 werd aan-
gevoerd, evenzeer voor een enkel contract, en derhalve ook voor eene maatschappij
met ongelijksoortige contracten, zoodat we mogen besluiten tot de

Stelling. Het quadraat van Tiet risico eener ynaatschappij is de som der quadraten
mn de contante loaarden der jaarlijksche risico\'s op de contracten die aan het legin
van elk jaar volgens de sterftetafels nog zullen loopende zijn.

Toepassing der stelling op het risico van weduwenpensioen. Berekenen we eerst
het risico op de verbonden hoofden wier aantal na m jaren
l^ m ly m bedraagt. Het
aantal wijzen waarop de paren kunnen worden ontbonden, zoodat de uitkeering ver-
schillend is, bedraagt 2, namelijk: 1" door overlijden van den verzorger bij leven van
de verzorgde, 2® door overlijden van beide of van de verzorgde alleen. De kans
behoorende bij 1" is ^ de uitkeering de kans bij 2 is de

tx m ty m \'\' ^y m

uitkeering O; verder is

I_= h m l

Ix m ^y m

De reserve V^ m i noemende behoort hierbij de uitkeering . We vinden der-

halve voor het quadraat der contante waarde van dit deel van het jaarlijksch risico

/ d (V . / 7 / ,

«x m ^^ ) ix m 1 ^^ »»-1-1 ^^ ^m l )

1 i 7 W I. 7 ; ^g m l

~ 1-7- \'» "> 1 «x m ^ f\'X m l Vfm 1 „m 1 { \'

(\'x m \'^y m { \' > ]

Door de ontbonden hoofden worden twee nieuwe verzamelingen gevormd. De

1  Het aantal waarin nog eon aantal hoofden a verbonden optreden bedraagt namehjk ovonveol

ala dat waarin or n —« 1 voorkomen en wel ,—r., dat is oon coëfficiënt uit het binomiura. Do

51 (n—«) 1\'

som al dezer coëfficiënten op do laatste na, die ontbreekt, bedraagt 2"—1.

-ocr page 129-

113

verzameling gevormd door de hoofden voortgekomen uit de 2® wijze van ontbinding
leveren geen bijdrage tot het risico. Het aantal der andere, die slechts pensioentrek-
kende weduwen bevat, bedraagt (l^—l^ m) ly m- Hare sterftekans noemende
dragen zij in het m^^ jaar bij tot het quadraat van het risico

{h- h m) ly m (1 — Wy m) —

R

Nu is de m -)- 1 jaren uitgestelde lijfrente op den leeftijd y of in eene ge-

bruikelijke notatie Ry\'^^- In plaats van V,n i zullen we nu invoeren

Vm l = j^y m l - Rx m l,y m l (1 ,

waarin m de premie is, die betaald wordt zoolang verzorger en verzorgde beiden leven.
Het eerste deel wordt dan

7 , , fl , 17 7 i f-, ,„\\ I^x m l,y m l ,
(Ix m {^y ) Cx4m l ly m 1 j
 (1 »V -- j

_ i/ , / , , , J 1 n _L m-» ■^x m l.y-l-m l ^

jh m S-t-»\'fl - --lx m 1 (yH\'-hl "t" -^n^TFi- j \'

hetwelk zich gemakkelijk laat herleiden tot

\'\'tZ in \' x m iy m

- 2 (1 m) (1 _ h^)

Nu is = 1 — , waarin de kans voorstelt op het

^x m \'\'y m

afloopen eener verbindingsrente op 2 hoofden. Evenzoo is i^i^üü = i _ . Dit
invoerende wordt het eerste deel

h m l h/ m l \'Wy m Ry^^

Te zamen met het tweede deel wordt nu het quadraat der contante waarde van
het risico in het m" jaar

h ly ,„ l Wy m (l m)2  i  Wx „,y ,n 

- 2 (1 ni) tüy „,

12

-ocr page 130-

114-

Na summatie en deeling door ly kunnen we het in den voor numerische bere-
kening geschikten vorm schrijven

1 " 1 "

(1 Hl)^-r-y-2\'»\' ^x m l ^y ni 1 Wx m,y m R\\jrm l,y m \\

yly O ^xf-y O

1 "

— 2 (1 m) —p Ix m l ly m X \'^y m Ry m 1 Rx m l,y m l -

Ax^y O

Deze formule heeft de merkwaardige eigenschap, dat de lijfrente op het hoofd
van den verzorger er niet in optreedt. Zij is ter numerische berekening veel
geschikter dan de vroeger gevondene. Terwijl bij de berekening der voor een
weduwenpensioen te betalen jaarpremie 2 soinmaties worden uitgevoerd zijn er hier 3
noodig. De eerste heeft betrekking op één hoofd, de andere op 2 hoofden. Het eerste
deel is het quadraat van het risico eener lijfrente op het hoofd der verzorgde, en
kan dus nog in een anderen vorm worden geschreven, nl.

De factor van (1 m)^ is het quadraat van het risico eener verbindingsrente.

De twee eerste termen correspondeeren dus geheel met de twee termen der
reserve

Ry — {1 m) Rxy.

Doordat het risico op de lijfrente der verzorgde en op de verbindingsrente niet onaf-
hankelijk zijn, treedt bovendien nog de term met 1 ni op.

Verhindingsrente. Zooals reeds is opgemerkt, stelt de 2® term het quadraat
van het risico eener verbindingsrente voor ten bedrage van 1 ni. Dat dit quadraat
inderdaad in dezen vorm is te brengen volgt onmiddellijk daaruit, dat de afleiding
der formule

1 "

Im X (1 — (-Rm\'^T,

t« O

die het quadraat van het risico op eene lijfrente voorstelt, ook geldig is voor eene
verbindingsrente indien we onder w de kans op het afloopen daarvan verstaan, onder
R de verbindingsrente, en onder l^ x het aantal na verloop van x jaren nog ver-
bonden paren. Zij gaat dan inderdaad over in den 2®" term, aangezien we voor dezen

-ocr page 131-

1 "

115

kunnen schrijven

(1  — (i^x/^)^-

tx ^y O

Het quadraat van het risico eener verbindingsrente ten bedrage der eenheid is
derhalve

1 "

X,j O

Het quadraat van het risico op v^eduwenpensioen is van den vorm
= m)2 -B{1 m) G.

In tabel VI zijn de grootheden A, B en C benevens bij den aanvang der
verzekering opgenomen. De tabel is berekend in de onderstelling dat verzorger en
verzorgde van gelijken leeftijd zijn. De berekening geschiedde wat betreft den ver-
zorger op grond der 1® ambtenarentafel, wat betreft de verzorgde op grond der 2®
20-steden vrouwentafel gecombineerd met de tafel getrokken uit waarnemingen op
lijfrentetreksters bij de Hollandsche Societeit van Levensverzekeringen. Als rentevoet
werd
3 "/o genomen.

Uit de waarde van f^ blijkt dat het risico op eene verzekering van weduwen-
pensioen tegen eenige premie bij den aanvang der verzekering kleiner is dan dat op
eene lijfrente, daarentegen dat op dezelfde verzekering tegen levenslange jaarpremie
grooter. Nemen we in aanmerking, dat de verzekering van weduwenpensioen tegen
premie in eens overeenkomst vertoont met den koop eener uitgestelde lijfrente, dan
kan het eerste resultaat ons niet verwonderen.

-ocr page 132-

HOOFDSTUK V.

WAARSCHIJNLIJKHEID VAN VERSCHILLEN TUSSCHEN DE WARE

EN DE GEMIDDELDE RESERVE.

In hoofdstuk I vonden we voor de kans dat in het geval van een onbe-
paald groot aantal « gelijke contracten het verschil tusschen de gemiddelde en de
ware reserve zal zijn gelegen tusschen x en a; cte de uitdrukking

1

dx,

Cjl/V

waarin ci^ de op blz. 78 aangegeven waarde heeft. Deze uitkomst werd gevonden
uit eene formule analoog met

CiV^r

X=q

Berekenen we

Vi = X — Zx {m^ — V) Vx
1

1=1

n dvx

1

1=7

vi = ~ (rrix — V) Vx
?

-ocr page 133-

117-

dan vinden we volgens blz. 16—17 evenzeer als uitkomst

X-

c -i V ^^

De twee integralen zijn volkomen gelijkwaardig. De vorm der eerste maakt het
onmogelijk haar geldigheid toe te kennen in andere gevallen dan het hier onderstelde,
waarbij alle contracten gelijk zijn. Uit deze integraal is namelijk Vi geëhmineerd en

l-g.1

vervangen door —In de tweede echter spelen alle afwijkingen v dezelfde rol.

O

We kunnen daarom door 2apg ,j te beschouwen als het waarschijnlijkst aantal
contracten waarop de maatschappij een verUes77iy j,—F zal lijden, in de tweede inte-
graal ook alle a contracten verschillend denken. Het is duidelijk dat de contracten
slechts verschillen in de kansen
Pq y Denken we nu voor elk contract i de kans
Pq ,j bepaald, dat het verlies m^g y-^i—V,- eene bepaalde waarde Sq y zal hebben, dan
bedraagt het waarschijnlijkst aantal malen dat dit verlies op de « contracten zal
voorkomen

zoodat we uit de tweede formule voor de gevraagde kans vinden

, - e dx,
cV ^

waarin

Vervangen we Sg y weer door hare waarde ^(y j,), — F,-, dan wordt

c^ = 2 ji.\' = 2 h njV^lJ = ci^ (zie blz. 78).

Uit de tweede integraal vinden we derhalve voor het algemeen geval eene
foutenwet die de juiste waarde oplevert voor de middelbare fout. Er blijft nu nog
slechts aan te toonen, dat het de waro foutenwet is.

We moeten in \'t oog houden dat ook in het geval van « gelijke contracten
de kans dat het verschil tusschen de ware en de gemiddelde reserve zal zijn gelegen

-ocr page 134-

118-

tusschen x m x dx slechts bij benadering, indien « groot is, bedraagt

dx.

De ware kans kunnen we altijd voorstellen door

(1 )

(1)

waarin xpi (x) verdwijnt voor « = oo.

In het geval van « ongelijke contracten kan de ware kans worden voorge-
steld door

11 Cl® )

(2)

(CiV^

Denken we nu dat onder de « gelijke contracten de kans dat op een contract Sg y
zal worden verloren het gemiddelde bedraagt dier kansen voor de « verschillende
contracten, zoodat

1 "

Pi y = —^ (3)

^ 1

en noemen we

P{q X)i — Pq X = ^{q X)i ,

dan kan -ip^ {x) alleen verschillen van ipi (x) doordat rp^ (x) eene functie is der ver-
schillen UI. Zijn alle verschillen m O, dan gaat Ci over in cj, derhalve moet, wijl (1)
en (2) in dat geval identiek worden, V\'a
{x) overgaan in xpi (x).

Door middel der reeks van Maclaübin kunnen we xpi (x) ontwikkelen als functie
der verschillen ro en vinden dan

1 Ï I f O 1 5 )

indien we aannemen, dat de restterm voor r = » tot O nadert.

Deze vorm is symbolisch. Na ontwikkeling moeten we de differentiaties denken
uitgevoerd en de verschillen nj door O vervangen.

-ocr page 135-

(5)

119

De grootheden m zijn niet onafhankelijk. Uit (3) namelijk volgt

Verder hebben we, wijl

l-g

(6)

^"Plg y)^ = 1 is,

21/ = 0.

O

Met behulp dezer betrekkingen leiden we uit (4) af

Zy Zi nT(„ j,),- (----)—( -----)

oo I

y<2{x) = rpiix)

(7)

waarin nu alle grootheden m onafhankelijk zijn.

Wijl V/2 (x) symmetrisch is in de grootheden ot, valt de terra behoorende bij
r = 1 weg. Om iets van de 3° en volgende termen te weten te komen, laten we
der contracten gelijk worden aan het contract «,
ih aan s, 71.3 aan t enz., zoodat we

ten slotte m groepen van gelijke contracten hebben, wier aantallen 9ii, 713, iiz,......n,,,

alle onbepaald groot zijn. Voor de groep n geldt dan als foutenwet

1 c„«

e

(8)

Volgens de eigenschap van blz. 16 is dus de foutenwet voor het geheel der « con-
tracten eveneens van den vorm

cV\'^

waarm

1

Deze foutenwet kan ook worden afgeleid uit (7). We vinden dan

IC\' «O X

--T^.e xpiix) Z\'-—
cVtt
 \' 1 r!

1/ (? &

V^—V

(9)

-ocr page 136-

120

Op voorwaarde dat y)i{x) in (7) verdwijnt zal dit evenzeer in (9) het geval zijn,
zoodat ook de termen waarvoor
r ^ 2 is verdwijnen voor alle mogelijke waarden van üt,
zal (9) in (8) kunnen overgaan.
Stellen we nu

dan volgt hieruit

m

(a^ ---- V,)

2

= 0 (10)

5

az^\'az"^ ....az""- aJ"\' ....dz^- ....9/^ ....^A

(g)2 (ï)3 (7)m (? l)2 (? l)m (/-1)2 (/-l)m

voor alle waarden der aantallen a, 6,......v, mits -t- -!;,)<; w en

2

onder voorwaarde dat we na uitvoering der differentiaties alle grootheden m door O
vervangen. Wijl de betrekking (10) doorgaat, wat ook s,
t, enz. zijn, volgt er uit dat
alle termen van (7) verdwijnen, waarvoor
r<im. Nu kunnen we m 00 nemen, mits
hare orde van grootheid lager blijft dan die van «, zoodat ook de restterm, indien
we bij r = m afbreken, tot O nadert.

Uit het voorgaande blijkt dat de 3® en volgende termen van (7) tegelijk
met
xpi (x) verdwijnen. De fout die we begaan door als foutenwet bij « ongelijke
contracten

Cl K V

aan te nemen, wordt derhalve tegelijk O met die, welke we begaan door dit te doen
voor eene maatschappij met « gelijke contracten waarbij de kansen j)g ,j de ge-
middelde waarden zijn van de kansen Pig y)i bij de « ongelijke contracten. Uit de
wijze van afleiding (zie blz. 6) volgt, dat verwaarloozing er van bij gelijke contracten
is geoorloofd indien ap^^y voor alle waarden van
y groot is. In het geval van «
ongelijke contracten is het derhalve geoorloofd indien voor alle waarden van
y

Pli v)i

1

dat is het waarschijnlijkst aantal contracten, waarop door de maatschappij een ver-
lies Sg y zal worden geleden, groot is.

-ocr page 137-

121

In het voorgaande is nu algemeen bewezen dat met deze beperking voor eene
maatschappij met een groot aantal a willekeurige contracten de kans dat het ver-
schil tusschen de ware en de gemiddelde reserve zal zijn gelegen tusschen re en a; cfo
bedraagt

1 ,

rrrr- e ^ dX .

CiV^

Deze kans is maximum voor x = 0. De gemiddelde reserve is dus bij eene maat-
schappij met een groot aantal contracten de waarschijnlijkste waarde der ware
reserve, indien aan de zooeven genoemde voorwaarde is voldaan.

De waarschijnlijkheid van verschillen tusschen de ware en de gemiddelde
reserve kan nog op eene andere wijze worden afgeleid. We vatten daartoe een
contract op als eene reeks van onafhankelijke spelen met kansen ^w^ op het trekken
van een prijs n (1). We kunnen nu alle kansen ,Wf^ zoo kiezen, dat ze gelijk w worden
voor alle waarden van s en p. Dit te doen zou tot moeilijkheden kunnen aanleiding
geven bij contracten op meerdere hoofden, en wel wat betreft de onafhankelijke
spelen om een enkelen prijs, waarin het spel om meerdere prijzen dat in een bepaald
tijdvak afloopt kan worden verdeeld (zie onderstaande noot). Het kan namelijk twijfel-
achtig schijnen of w zoo kan worden gekozen, dat het spel om meerdere prijzen in
een
geheel aantal spelen om een enkelen prijs kan worden verdeeld. Deze moeilijk-
heid overkomt men gemakkelijk door te bedenken dat
w willekeurig klein kan
worden genomen, waardoor slechts het aantal spelen om een enkelen prijs, waarin
het spel om meerdere prijzen kan worden verdeeld, moet toenemen.

Na op deze wijze de kansen voor allo spelen gelijk te hebben gemaakt, kunnen
we het waarschijnlijkst aantal spelen tellen, waarvoor p binnen de grenzen eener
willekeurig te kiezen munteenheid gelijk zijn. Het werkelijk aantal spelen om
den prijs n zal dan a^ S^ bedragen. Is nu het waarschijnlijkst aantal malen,
dat de prijs fi zal vallen groot, dan vinden we uit de wet van
Bernouilli voor de

12

1  Ilct quadraat van hot risico eonor vorzokoring op moordoro hoofden ia namoiyk goblokun to
bestaan uit do som dor quadraten van risioo\'s op controoton, dio afloopen indien eeno verbinding van twoo
of moor hoofdon wordt opgolost. Elk dier contracten kan woor worden opgevat als eeno reoks van onaf-
hankolyko spolon tolkons om incordcro pryzon, ulk van wolko spelen afloopt in oen tijdvak, binnen hetwelk
in- of uittrudon geocht wordt niot plaats to vinden. Het spel om nioerdoro prijzen in ulk tjjdperk kon woor
wordon vordcold in onafhankeljjko spolon om een onkelen prijs, wier opeenvolging willokeurig ia.

-ocr page 138-

122-

kans dat de maatschappij op deze spelen een verlies zal lijden gelegen

tusschen x^ en dXu.

1* t* l*

X

1

f,1 ^

waarin

Eene zelfde uitdrukking kan worden neergeschreven voor alle waarden van die
we zullen denken te varieeren tusschen O en Stellen we nu

oo

X = Zf x^

O

dan is volgens de ontwikkehngen van blz. 17 de kans dat het verschil tusschen de
ware en de gemiddelde reserve zal zijn gelegen tusschen
x en x dx

dx,

Cl/jr

waarin

= ^
O

Nu moet in y^ è, priori gelijk O worden gesteld, zoodat

= 2 Zt^ «„ — w).

O \'

Volgens de methode van blz. 52—53 kan c®\' worden herleid en blijkt dan gelijk te zijn
aan ci^. Gemakkelijker evenwel blijkt dit volgenderwijs. "We weten namelijk dat de
middelbare afwijking tusschen de ware en de gemiddelde reserve volgens blz. 78
Cl l/X is. Berekenen we nu deze afwijking uit de zooeven gevonden foutenwet, dan
blijkt zij cV^ te bedragen, waaruit volgt

c = Cl.

Terwijl we bij de eerste wijze van afleiding der foutenwet als voorwaarde
voor de geldigheid moesten aannemen dat het waarschijnlijkst aantal contracten,

-ocr page 139-

123-

waarop een bepaald verlies wordt geleden groot is voor elk mogelijk verlies, was
deze voorwaarde bij de 2® methode dat voor eiken mogelijken prijs het waarschijn-
lijkst aantal malen dat hij zal vallen groot is. Is de eene voorwaarde vervuld, dan
moet dit eveneens met de andere het geval zijn.

In het voorgaande is aangenomen dat de berekening der reserve plaats had
met behulp der ware sterftekansen. Is dit daarentegen geschied met de k posteriori
bepaalde, dan vinden we volgens de methode van blz. 50 voor de waarschijnlijkheid
dat de fout in de gemiddelde reserve berekend op grond der zoo bepaalde kansen is
gelegen tusschen
y en y dy

y\'

1

waarin K de middelbare fout in deze reserve voorstelt.

Stellen we nu z = | en c,« = 2 E^, dan wordt gemakkelijk gevonden voor
de kans dat de afwijking der ware van de gemiddelde reserve berekend op grond
der k posteriori bepaalde sterftekansen is gelegen tusschen | en ^ d^

l/"2 TT {K2 Ei)

e a§.

We zullen in het vervolg onderstellen dat overeenkomstig het op blz. 82 aan-
gevoerde K\'^ klein is tegenover waardoor we voor bovengenoemde kans kunnen
schrijven

_ J!_

1 2 E^

e

EV2n

In het volgende zullen we deze formule toepassen.

RISICO-RESERVE.

In hoofdstuk IV hebben we gezien dat het quadraat van de middelbare
afwijking
E der ware van de gemiddelde reserve der maatschappy gelijk is aan de
som van de quadraten der middelbare afwijkingen t voor alle « contracten afzonder-
lijk genomen, zoodat

E^ = fi,\'
1

-ocr page 140-

124-

Ook vonden we dat de kans op eene afwijking | bedraagt

CV
waarin

De kans dat de afwijking beneden het positieve bedrag I zal blijven is

ïtV/«

U Q ,J — oo\'

Het 2« deel levert Stellen we in het eerste ^ = dan wordt dit

1

e au.

V

Uitgedrukt in de 0-functie kunnen we hiervoor schrijven

We kunnen nu | zoo kiezen, dat de kans op afwijkingen die daar beneden blijven
zeer groot wordt, b.v. 0.999. Dan moet^ ^ 0.999 zijn =

= 0.998. Uit tabellen, waarin de waarde der 0-functie voor elk argument is aange-
geven (zie b.v. het reeds meermalen aangehaalde werk van
Bertrand) vinden we:

0 (2.19) = 0.9980459, zoodat we kunnen stellen = 2.19,

waaruit volgt I = 3.1 E.

Onderstellen we dat de netto-premiën der maatschappij zijn berekend opgrond
der ware sterftekansen en dat alleen een opslag voor administratie- en andere kosten
op de netto-premiën is gelegd, dan moet een bedrag 3.1 J? in kas zijn, zal de kans op
solvabiliteit uit het oogpunt van mogelijke afwijkingen in de afsterving van ver-
zekerd kapitaal en premie-ontvangst 0.999 bedragen.

Heeft de maatschappij met het doel om winst te vormen een opslag op de
premiën gelegd, waarvan de contante waarde voor alle verzekerden te zamen M
bedraagt, dan behoeft om dezelfde zekerheid te verkrijgen boven de reserve slechts

-ocr page 141-

125-

een bedrag in kas te zijn ter grootte van

3.1E—3I = q.

We noemen dit bedrag Risico-Reserve.

Onder opslag zullen we in het volgende steeds dien verstaan, welke behalve
den opslag wegens administratie- en andere kosten op de netto-premiën is gelegd.

Ieder contract draagt zijn aandeel bij tot de risico-reserve j» zoowel als tot de
premie-reserve. Om de bijdrage van ieder contract tot
q te berekenen, schrijven we

n

M = m^
1

waarin m^ de contante waarde van den opslag voor het contract s. Daardoor wordt

Ka «

(s-

iS TUs
1

Of

1 "
e = 3.1
. „ - —2» m,

V ^

zoodat voor p kan worden geschreven

De bijdrage van het contract s tot de risico-reserve bedraagt derhalve

3.1 fx^

Dit aandeel kan voor sommige contracten negatief zijn.

Omtrent de risico-reserve q moet nog het volgende worden opgemerkt. Terwijl
M zal toenemen c. p. evenredig met het aantal verzekerden, neemt
E slechts toe
met den wortel hieruit. Bij groote maatschappijen zal dus
q relatief veel kleiner zijn
dan bij kleine en in sommige gevallen zelfs negatief kunnen worden. Dit wil dan
zeggen, dat het risico der maatschappij door de in de toekomst te verwachten
winst meer dan gedekt is. Bij liquidatie der maatschappij evenwel zal zoodra deze
tot op een zeker punt is gekomen,
q positief worden en dus de vorming eener risico-

-ocr page 142-

126-

reserve noodzakelijk blijken. Bij kleine maatschappijen is tijdens haar opkomst de netto-
reserve zelfs niet ten volle aanwezig, veel minder dus is er gelegenheid tot vorming
der risico-reserve. Het risico moet bij deze door het maatschappelijk kapitaal worden
gedekt en dit zal bij liquidatie inderdaad moeten worden aangesproken. Waar geen
maatschappelijk kapitaal aanwezig is, zooals bij vele fondsen, schijnt het wel plicht
der bestuurders voor de vorming eener behoorlijke risico-reserve zorg te dragen. Het
is hieruit duidelijk dat de aandeelen eener groote maatschappij ook om deze reden
meer waarde hebben dan die eener kleine van gelijk bedrag, tenzij het risico der
laatste door eene voldoende risico-reserve is gedekt.

OPSLAG.

We definieeren hare contante waarde als het verschil tusschen de mathema-
tische hoop der maatschappij en die van den verzekerde.

Bij afsluiting van eenige nieuwe contracten, die we « 1, « 2,.....a ß

noemen, bedraagt de toename van S.1 E

\' 1 1

of

V« ,2

3.1 ..

1

Voor = 1, dus bij afsluiting van een enkel contract, bedraagt dit bij bena-

n

dering, wijl we aannemen dat (\'l^i klein is tegenover i:> ,

.2

q 1 i\'y-1
2E\'

De contante waarde van den opslag moet nu gelijk zijn aan dit bedrag, zal de
toename van het risico worden gedekt.

De op deze wijze bepaalde opslag zou evenredig zijn met het quadraat van
het verzekerd bedrag. De tariefpremie zou dus moeten worden opgegeven in den vorm

Pl A Pi A^

-ocr page 143-

127-

waarin A het verzekerd bedrag, pi en p2 constanten zijn. Voor den verzekering-
nemer zou het dan voordeeliger zijn bij verschillende maatschappijen vele kleine
posten af te sluiten dan ééne groote, tenzij hij bij deze maatschappij een aandeel in
de winst verkreeg in verhouding tot den hoogen door hem te betalen opslag.

Bij afsluiting van meerdere contracten zien we dat het deel dat op elk van
deze komt kleiner is dan 3.1 ^^\' noemer grooter is dan 2R Hoe grooter

is, hoe kleiner dit deel wordt. Bij afsluiting van meerdere contracten tegelijk kan

derhalve de contante waarde van den opslag voor het contract « s kleiner zijn

dan 3.1 ^
2E

Het is niet onaardig na te gaan hoe het bedrag van den opslag zou toenemen

(t

met het te verzekeren bedrag. Zoolang f^ klein blijft tegenover f,, zal de opslag

1

toenemen evenredig met het quadraat van het te verzekeren bedrag, daarna wordt

rt

de toename langzamer, totdat wanneer groot is geworden tegenover de

1

toename evenredig zal zijn met het verzekerd bedrag zelf. Het schijnt mij evenwel
niet overbodig toe er op te wijzen, dat de hier ontwikkelde theorie slechts geldt,
indien het waarschijnlijkst aantal contracten, waarop elk mogelijk verlies wordt
geleden groot is (zie blz. 120). Is dit niet het geval, dan wordt de kans, dat de
afwijking beneden een zeker bedrag zal blijven, niet meer uitgedrukt door eene
0-functie, zoodat omtrent den opslag, noodig om het risico te dekken verbonden aan
een nieuw contract waarop aanzienlijk grootere verliezen mogelijk zijn dan op reeds
bestaande, op grond der voorafgaande theorie niets kan worden gezegd. Bij het
afsluiten van contracten, waarop deze theorie van toepassing is zal dus de opslag
toenemen evenredig met het quadraat van het verzekerd bedrag. Bij bedragen eenige
malen grooter dan de reeds verzekerde zou deze zoo groot kunnen worden dat de
verzekerde som er door werd overtroffen. Het zou dan voor eene maatschappij geen
bezwaar kunnen hebben elke verzekering tegen dien vooruit te betjilen opslag af te
sluiten. Door haar over jaarpremiön te verdeelen zou de maatschappij dan evenwel
nog altijd een groot risico loopen, zoodat ook dan nog bezwaar bestaat tegen het
verzekeren van een buiten verhouding hoog bedrag tegen jaarpremie. In elk geval zou
de opslag bij maatschappijen met een gering aantal verzekerden zoo hoog worden,
dat concurrentie met de groote haar onmogelijk zou zijn.

Het is mijns inziens ook niot rationeel, den opslag zoo te bepalen dat deze een
aequivalent is voor de toename van 3.1
E. Van de zijde der maatschappij toch kan

-ocr page 144-

128-

elk contract als een afzonderlijk spel worden beschouwd. Bij het afsluiten van een
nieuw contract schijnt het derhalve rationeeler den opslag evenredig te stellen aan
het gemiddeld bedrag dat de maatschappij op het contract kan verliezen. Dit ge-
middeld bedrag is de mathematische hoop op winst van den speler, welke grootheid
door
wittstein risico is genoemd. We zullen haar voor den verzekerde s per eenheid
van verzekerd bedrag z^ noemen. Wordt een contract afgesloten met een verzekerd
kapitaal A^ dan behoort de opslag dus te bedragen

Agkzg,

Op deze wijze wordt de opslag in verband gebracht met den aard van het contract.
De factor h is daarbij eene functie van den rentevoet, die door de daling van dezen
en door de concurrentie als afnemende kan worden beschouwd.

MAXIMUM VAN VERZEKERD BEDRAG.

Eene verzekerings-maatschappij kan niet meer wagen dan hare draagkracht
toelaat. Door hare risico-reserve en de contante waarde van den opslag moet zij in
staat worden geacht om onder alle omstandigheden hare verplichtingen na te komen.
Zij mag dus eischen dat dit na het afsluiten van een nieuw contract nog het geval
is. De voorwaarde daartoe is, indien we de toenamen der verschillende grootheden
tengevolge van de afsluiting van het nieuwe contract aanduiden door het plaatsen
der letter d vóór deze grootheden

dM ■{■ öe>3.1 8E.

Hetzij de opslag op de jaarpremie wordt gelegd of met de koopsom in eens
wordt betaald steeds is bij het afsluiten van een nieuw contract s met een verzekerd
bedrag
A

SM Sq = kAzg.

Verder is

Bovenstaande voorwaarde wordt dus

Al ^\'i

kAz,:> S.1

waaruit volgt ^ 3~ï T^

2E \'
2kEz.

-ocr page 145-

129

In deze voorwaarde heeft alleen de zekerheidsfactor 3,1 iets willekeurigs. De

eene maatschappij zal aan hare soliditeit hoogere eischen stellen dan de andere. Is

die factor echter eenmaal door haar vastgesteld, dan is het maximum van verzekerd

bedrag voor elk contract volkomen bepaald en alleen nog afhankelijk van de ver-
Ez

houding . De teller dezer breuk kan op een factor na worden beschouwd als het
product van de gemiddelde afwijkingen te wachten op de reeds bestaande en op het
af te sluiten contract, de noemer als het quadraat der middelbare afwijking te
wachten op het nieuwe contract.

Denken we « gelijksoortig verzekerden van gelijken leeftijd x met een gelijk
verzekerd bedrag
a, dan is

E = ae Va.

Bij het afsluiten van een nieuw contract, dat van de reeds loopende alleen ver-
schilt in het verzekerd bedrag, zou dus het maximum dat kan worden verzekerd
bedragen

. h z
A= a —— - Va .
1.5o t

Het zou dus grooter zijn naarmate a en « grooter zijn.

Landré komt in zijn bekend werk tot een maximum A = 2 a, dat derhalve
onafhankelijk is van het aantal verzekerden. Deze uitkomst is in strijd met de alge-
meen erkende waarheid dat de draagkracht eener groote maatschappij grooter is dan
die eener kleine.

Mathematische hoop op winst. Zooals reeds vroeger (blz. 15) werd opgemerkt,
zou voor maatschappij en verzekerde, indien de verzekering plaats had tegen netto-
premie, de mathematische hoop op winst gelijk zijn. Deze eigenschap kan op zeer
eenvoudige wijze worden aangetoond. Laat de contante waarde der uitkeering bij
intreden der gebeurtenis
x bedragen m,, zij de kans hierop zoodat = 1 is bij
sommatie over alle elkaar uitsluitende gebeurtenissen. De mathematische hoop van
den verzekerde is dan In geval van verzekering tegen koopsom
C is

C — 2:mjcpx

of

Cl\'px =

12

-ocr page 146-

130-

waaruit volgt

2;imx—C)p^ = 0. - (1)

Noemen we in het geval van verzekering tegen jaarpremie de contante waarde der
premie-ontvangst bij intreden der gebeurtenis
x m^\', dan is

ZmJ Px = 2 m^px,

derhalve

Z{mx\' —mx)Px = (i. (2)

De som der positieve termen in de 1® leden van (1) en (2) zijn dus gelijk aan
de absolute waarden van die der negatieve, m. a. w. de mathematische hoop van
den verzekerde op winst is gelijk aan die der maatschappij. We zijn hierdoor in
staat z op 2 manieren te berekenen, waaruit we de eenvoudigste kunnen kiezen.

Bij eene verzekering tot uitkeering bij overlijden wordt door de maatschappij
gewonnen indien het overlijden plaats heeft nadat de wiskundige duur d der verze-
kering voorbij is. Is de verzekering afgesloten op den leeftijd
x, tegen premie in
eens, dan is de kans dat de verzekerde op dat tijdstip nog leeft is de verzeke-
ring levenslang, dan is de winst de rente die de eenheid vóór den dood van den
verzekerde afwerpt, zoodat de gemiddelde winst wordt iRx a en derhalve

Is_ de verzekering afgesloten tegen levenslange gelijkblijvende jaarpremie ten
bedrage van
p, dan is de winst de rente der eenheid vermeerderd met de premie-
ontvangst tot den dood van den verzekerde, en wordt dus de gemiddelde winst
[p i) Rx d, zoodat

z=.{p i)Ri

Loopt de premiebetaling af, zoodra de verzekerde den leeftijd m zal hebben bereikt,
dan zijn 2 gevallen mogelijk, doordat
m—d dan negatief en positief kan zijn. In het
1® geval wordt

in het 2® daarentegen

z = ip i) ""-\'-Hii -f i RT\'\'

-ocr page 147-

131-

Ingeval van weduwenpensioen wordt de berekening iets ingewikkelder. Zij de leeftijd
van den verzorger x, die van de verzorgde
y. Bij overlijden van den verzorger na
s jaren kan de mathematische duur zoowel bij eenige als bij jaarpremie gemakkelijk
worden bepaald. Zij bedrage d,. De kans dat de weduwe dezen leeftijd bereikt is

y s dg

V

V

De contante waarde der gemiddelde winst wordt in dit geval

1 Pj

waarin de lijfrente op den leeftijd y s d, voorstelt op het hoofd van de

verzorgde. Is de kans van den verzorger om na s jaren te overlijden dan is derhalve

in welke uitdrukking d, eene functie is van s en gevonden wordt, ingeval van premie
in eens ten bedrage van W^y uit de vergelijking-TF^yr\'=\'\'M, bij jaarpremie ten
bedrage van p uit

p = \'\'\'A.

In deze vergelijkingen stellen ^^A en annuïteiten voor resp. van den duur d, en.s.
In tabel VII is de waarde der grootheid 2 voor enkele gevallen opgegeven.

Tocpoftsiug. De voorgaande theorie werd toegepast op een fonds dat sinds nagenoeg
20 jaren bestaat en ongeveer 540 leden telt met een gemiddeld verzekerd bedrag
van ƒ 500.—. Voor E werd gevonden ongeveer ƒ 4600.—. Stellen we k = 0,85, dan
wordt de opslag n in procenten van de premie uitgedrukt, gevonden uit de volgende
tabel, die, tevens het maximum van verzekerd bedrag
A aangeeft.

V

Lcoftijd
bij afsluiting dor
j vorzoitoring.

Togen premie in eens.

Tegen levens
blijvende ,

Inngü gelijk-
narproniio.

TC

TC

A !

25
50

5%

2880
2681

12\'Vo
10%

1560
1186 :

-ocr page 148-

132-

Men ziet uit deze tabel dat de opslag bij eenige premie aanzienlijk kleiner
wordt dan bij jaarpremie, in overeenstemming met de eischen der praktijk. Tot nog
toe paste deze evenwel geene rationeele methode toe.

In het hier gegeven voorbeeld is voor h eene breuk genomen, welke voert tot
een opslag die in procenten der premie uitgedrukt, hoog kan worden genoemd. Hierbij
komt dan nog de opslag wegens administratie- en andere kosten. "We moeten hierbij
evenwel in het oog houden, dat is uitgegaan van de onderstelling dat de berekening
der netto-premiën geschiedde op grond van sterftetafels, die de juiste sterfte weer-
geven. Nu men rekent met te hooge sterfte, ten minste voor verzekeringen op
overlijden, moet onder de netto-premiën reeds een opslag worden begrepen geacht die
met de daaraan toegevoegde te zamen niet aanmerkelijk zal blijven beneden dien,
welke boven is aangegeven.

Bij het groeien eener maatschappij zal dit ook met het maximum A het geval
zijn. Is dit maximum sinds eenigen tijd door de maatschappij volgens de voormelde
theorie bepaald en zijn steeds verzekeringen ten bedrage van het toenemend maximum
afgesloten, dan mag worden aangenomen dat bij afsluiting van een nieuw contract
ten bedrage van het maximum reeds een groot aantal contracten van bijkomend
bedrag loopende zijn. Dit is dan ook volgens blz. 120 de voorwaarde voor de toepas-
selijkheid der theorie, zoodat het aangegeven maximum niet geldt voor eene maat-
schappij welke tot dien tijd slechts bedragen heeft verzekerd die daai\' aanzienlijk
beneden blijven.

Door de in het voorgaande behandelde theorie zijn alle verzekerings-grootheden
bepaald op 2 constanten na, namelijk h en de zekerheidsfactor. De aard der beide
constanten is zoodanig, dat het nooit kan gelukken ze te elimineeren.

-ocr page 149-

HOOFDSTUK VL

OVERZICHT DER VROEGER VERSCHENEN VERHANDELINGEN

OVER HET RISICO.

De eerste die het risico heeft behandeld was Prof. J. N. Tetens, en wel in
zijn op blz. 94 aangehaald werk, dat in 1786 verscheen. Hij definieert het risico
als de mathematische hoop op winst of verlies. Vormen we het polynomium
a-\\- hx cx^ .... ...., waarin de coëfficiënt van x^ moet worden opgevat als de
kans dat voor een verzekerde de contante waarde der uitkeering die der premie-
ontvangst met het bedrag s zal overtreffen, terwijl ook negatieve waarden van s in dit
polynomium kunnen optreden, dan stelt/t = 6 2c 3rf4-....
is.... de reserve voor.
Blijkt s grooter dan /<, dan wordt s—.u verloren, zoodat het gemiddelde verlies wordt
gevonden door alle positieve waarden van s—.u te vermenigvuldigen met de kans op
s.
Tetens stelt zich ten doel dit gemiddelde verlies voor eene maatschappij met een
groot aantal verzekerden te berekenen. Denkt men bovenstaand polynomium voor
elk contract gevormd en daarna ontwikkeld het product

\'/ƒ {a,- hi X CfX"^ diO^ ____-h tiX\' ----),

dan wordt de kans dat de reserve der maatschappij een bedrag V z zou moeten
bedragen om aan hare verplichtingen to kunnen voldoen voorgesteld door den coëffi-
ciënt l-M van en vindt men volgens de definitie van
Tetens voor het risico
2 k, 2, waarbij de sommatie moet worden uitgestrekt over alle positieve waarden van c.

Dat deze kans k, door voor x\' te schrijven x" en tot logarithmen over te gaan
door toepassing van de theorie der residu\'s kan worden berekend, zooals dit later
inderdaad door
H. Laurent is geschied, kon Tetens nog niet inzien. Dat hij
ernstig naar eene oplossing heeft gezocht blijkt uit hetgeen hij zegt op blz. 110

-ocr page 150-

134-

van zijn bovenaangehaald werk: „Aber das Risico ist auch nicht leicht zu be-
stimmen. Soviel habe ich gesucht zu erhalten, dass too die Grösse desselben nicht genau
atigegeben toerden kann, sich doch eine getoisse Grenze als ein. Maximtim finden lasse,
bis toohin es gehen könne. Die meisten Male kann dies für die Praxis genug seyrC\\
Door een aantal m gelijke contracten te onderstellen en gebruik te maken van
eenige eigenschappen van bovenstaand polynomium meent
Tetens te komen tot
een maximaal-risico ten bedrage van 0.2 VmAB, waarin de lijn de som
van de grootste winst en het grootste verlies voor een enkel contract voorstelt.

Vergelijken we zijne uitkomst met onze gemiddelde afwijking ten bedrage van

0.4 VmVz{m— Vfp

dan blijkt dat

AB niet zal mogen overtreffen, zal de formule van Tetens inderdaad een maximum-
waarde zijn. Nu is

Vz [m — Vyp

kleiner dan de grootst mogelijke waarde van m—F afgezien van het teeken. Meer is
daaromtrent evenwel niet te zeggen. Aangezien AB niet het dubbele dezer waarde
bedraagt, is het risico van
Tetens 7iiet onder alle omstandigheden een maximum.

Tetens paste zijne uitkomsten slechts toe op onderlinge maatschappijen van
voorzorg, die hij in elk land en elke aanzienlijke stad wenschte te zien opgericht.
Het risico wilde hij door de deelhebbers zeiven laten dragen. Hij zegt:
„Dies ist
immer nur [ein kleines Risico in Vergleichung mit dem, was ohne-diess jeder Einzelne
hei seiner eigenen Rente übernimmt. Wer das letzte toagt, kann das erste leicht
7nitwagen".

Sinds Tetens bleef het onderwerp gedurende langen tijd rusten. Eerst in 1857
werd het door Dr. Raedell in zijne „Lebensfähigkeit der Versicherungsanstalten"
weer ter sprake gebracht, doch zeer terloops. De schrijver wil zich bij Tetens aan-
sluiten door het risico op te vatten als
mittlerer Verlust. Op blz. 221 zegt hij: „Der
baare Werth dieses mittleren Verlustes toird gefunden wenn man diejenigen Fälle, in
tcelchen der Verein innerhalb der natürlichen Grenzen der berechneten Beiträge (jar

-ocr page 151-

135-

nichts verlieren kann, von den übrigen absondert und alsdann das Mittel vom haaren
Werthe der zu, erioartenden Ausgäben nimmt".
Deze definitie laat aan duidelijkheid te
wenschen over. Gaat men de toepassingen na die de schrijver er van heeft gemaakt,
dan blijkt bij de eerste het gemiddelde verUes als risico voor den dag te komen. Bij
andere toepassingen is wat hij als risico vindt zonder eenige werkelijke beteekenis.
Terecht merkt
Bremiker omtrent hem op dat hij voor den koop en verkoop eener
zelfde verzekering een verschillend risico vindt, wat in strijd is met de gelijkheid
van gemiddelde winst en gemiddeld verlies, waarop alle contracten zijn gebaseerd.

In 1853 verscheen „das Risico bei Lebensversicherungen" van Dr. C. Bremiker.
Doordat in dit werk de geheel overbodige mathematische duur der verzekering wordt
te pas gebracht en bovendien steeds wordt gesproken van de methode der kleinste
quadraatsommen, wier verband met de berekening van het risico daarin niet recht
duidelijk is, laat het aan verstaanbaarheid te wenschen over. De schrijver gaat uit
van de theorie der middelbare fout. Hij berekent deze voor eiken verzekerde afzon-
derlijk en noemt haar risico, welke definitie het voordeel heeft, dat zij voor alle
verzekerden te zamen dezelfde beteekenis heeft als voor elk afzonderlijk. Daarna
berekent hij de middelbare fout der maatschappij met behulp der eigenschap van
blz. 13.

Bremiker berekent het risico voor verschillende verzekeringswijzen, zoo voor
de verzekering tot uitkeering bij overlijden met behulp van eene formule, die in de
door ons gevolgde notatie zou luiden:

O

en voor die eener lijfrente:

n-x

O

De methode is principieel dezelfde als die, welke op blz. 10—14 onder het hoofd
„theorie der gemiddelden" is uiteengezet.

Bremiker beschouwt slechts het risico op pas afgesloten contracten. Zijne uit-
komsten voor dit geval zijn evenwel volkomen juist, zooals ook uit zijne getallen-
voorbeelden door vergelyking met achterstaande tabellen gemakkelijk blijkt, indien we
het verschil in rentevoet en sterftetafel laten gelden, en in aanmerking nemen dat
de tabellen overal het quadraat van het risico goven,
Bremiker daarentegen het

-ocr page 152-

136-

risico zelf. Ook voor het risico op eene verzekering tot uitkeering bij overlijden
tegen jaarpremie vindt hij juiste formules en cijfers.

Bremikee differentieert zijne formules naar B^- Dit eveneens doende met

n-x 1

{m^ s — RxfPx s

O

vinden we

n-x n-x

2 (rrix s — = 2 m^ sPx s — 2

O O

Voor

n-x

Rr, - m^ s px s
O

is dit O en derhalve

O

minimum. Inderdaad bestaat deze gelijkheid, wijl bij den aanvang der verzekering
volgens definitie

n-x

Rx = Z» ,

O

waarin n de hoogste leeftijd is. In \'t algemeen kunnen we zeggen dat door de premie
zoo te nemen, dat de mathematische hoop van maatschappij en verzekerde gelijk
worden, het gemiddelde van de quadraten der mogelijke verschillen tusschen uitkee-
ring en premie-ontvangst minimum wordt. (Zie blz 12.)

Dit is dan de toepassing die Bremiker maakt van de methode der kleinste
quadraten.

Men zou verkeerd doen door uit bovenstaande eigenschap te besluiten dat de
zoo berekende premie de waarschijnlijkste is. In hoofdstuk
V zagen we, dat dit
slechts het geval is bij eene maatschappij met een groot aantal contracten, waarbij
nog aan eene voorwaarde moet zijn voldaan, wijl dan de gemiddelde reserve tevens
de waarschijnlijkste is. Bij een enkel contract daarentegen is de waarschijnlijkste
premie die, welke voldoende zou zijn om de uitgaaf der maatschappij te.bestrijden
indien het geval van grootste kans werd verwezenlijkt, dat is bij eene verzekering
op één hoofd het geval dat de verzekerde overlijdt op den leeftijd, waarvoor p het
grootst is. Deze is voor de ambtenaren-tafel ongeveer 75.

-ocr page 153-

137-

In de in 1861 versehenen verhandehng van Prof. Dr. Zech berekent deze wat
wij op blz. 8 hebben genoemd

(mo — m/) Vo {mi m,)vi -----f- (m,_i — m,) Vi-i

waarbij hij de waarden der grootheden m—mi aangeeft voor de koopsom eener levens-
lange verzekering tot uitkeering bij overlijden benevens voor de lijfrente. Hij schijnt
dit als het essentiëele van het probleem te beschouwen, terwijl het juist op de kans
van voorkomen der afwijkingen
v aankomt en de berekening der middelbare fout

zooals we zagen, het voordeeligst geschiedt door de waarden der grootheden m voor-
loopig buiten beschouwing te laten. De schrijver zegt dan verder: „De juiste waarden
der afwijkingen v zijn onbekend. Streng genomen moeten door waarnemingen over
vele jaren hare middelbare waarden en dus de middelbare fouten der aantallen
dooden
d voor de verschillende leeftijden worden afgeleid. Daar geen voldoende waar-
nemingen aanwezig zijn, blijft dus niets anders over dan eene onderstelling te maken
die haren grond vindt in den aard der zaak. Het natuurlijkst is aan te nemen dat
de afwijkingen
v met de aantallen d evenredig zijn, enz." Hoe grovelijk deze
schrijver zich vergist zal wel niet nader behoeven te worden toegelicht.

Het artikel van Julius Laciimünd, voorkomende in den jaargang 1867 van
Dr.
Elsner\'s „Archiv für das Versicherungswesen" sluit zich in enkele opzichten aan
bij de verhandeling van
Zecii. Dat de schrijver zoover kon afdwalen van den juisten
weg is slechts mogelijk doordat hij, evenals
Zeoii Bremiker\'s verhandeling niet begreep.
Hij zegt:
„Diejenigen mathematischen Schriftsteller, icelche sich mit der Erörterung
dieser wichtigen Frage beschäftigten
(Tetens, Raedell, Bremiker, Zech) mussten
sämmtlich zu unrichtigen Resultaten gelangen, weil der Ausgangspunkt ihrer Schlüsse
ein mehr oder weniger verfehlter war. Nur in den naturgemässen Ursachen des Risikos
kann der richtige Ausgangspunkt zur Lösung dieser Frage gefunden werden".
Als
zoodanig beschouwt hij de periodieke sterfte-schoinmelingen in personen en verze-
kerde bedragen. Alsof zijne voorgangers daarvoor eene andere oorzaak hadden aange-
nomen! Verder lezende blijkt dat hij als hoofdbezwaar tegen genoemde schrijvers
inbrengt dat zij constanten hebben gebruikt zooals de aantallen dooden der sterftetafel,
waartoe niettemin alles is terug te brengen, zooals in \'t voorgaande op meer dan
ééne wijze is gebleken. Er is volgens den schrijver nog eene andere reden, waarom

zijne voorgangers tot foutieve resultaten moesten komen. „Dadurch, dass die genann-

18

-ocr page 154-

138-

ten vier Schriftsteller mit der Absicht an die Aufgabe gingen, das Eisiko für die ganze
Versicherungsdauer im voraus zu bestimmen, haben dieselben gleich von vornherein den
richtigen Weg der Lösung verfehlt. Ein tieferer Blick in die Ursachen des Risikos
würde sie zu ganz anderen Resultaten geführt haben".
Als reden, waarom het risico
niet voor den ganschen duur der verzekering kan worden bepaald voert de schrijver
aan, dat het aantal verzekerde personen en de verhouding der verzekerde bedragen
voortdurend veranderen, dus ook de afwijkingen der sterfte, dat zijn de oorzaken

van het Risico en dus ook dit laatste zelf. Alsof deze redenen niet evengoed zouden
%

kunnen worden aangevoerd om aan te toonen dat de reserve voor den ganschen
duur der verzekering niet kan worden berekend! Kan de laatste het wel, dan ook
de middelbare afwijking der daarvoor berekende waarde of het risico.
Lachmund even-
wel meent den termijn te kunnen aangeven, voor welken het risico wel vooraf kan
worden bepaald. Het is de
„Ausgleichungsperiode der Sterblichkeit". Uit het voor-
gaande is duidelijk dat op den hoogsten leeftijd der sterftetafel alle verzekerden zijn
overleden en de som der afwijkingen in de aantallen dooden dan O is. Hij heeft
evenwel eene andere Ausgleichungsperiode met de volgende eigenschap:
„Zicei Atis-
gleichungsperioden der Sterblichkeit in Personen verhalten sich, wie sich in umgekehrter
Aufeinanderfolge die Quadratiourzeln der Personenzahlen, welche ihnen zu Grunde
gelegen haben, verhalten";
en dit meent hij door proeven te hebben gestaafd. De verdere
berekening heeft dan plaats op grond van onderstellingen, waarvan die omtrent de
Ausgleichungs-periode er eene is. Eene andere luidt:
„Bei gleich groszen Personenzahlen
sind die mittle^\'en jährlichen Fehler, welche neben den Mortalitätserioartungen in Personen
zu befürchten stehen, den Mortalitätswahrscheinlichkeiten proportional; bei ungleichen
Personenzahlen und gleichen Mortalitätswahrscheinlichkeiten verhalten sich die mittleren
jährlichen neben den Mortalitätserwartungen in Personen zu befürchtenden Fehler, wie
die Quadratiourzeln der Personenzahlen, aus welchen diese mittleren Fehler hervorge-
gangen sind".
Het eerste deel dezer stelling is beslist foutief. We zullen den schrijver
niet verder volgen, doch er slechts op wijzen dat door de toepassing van deze en
andere stellingen zijn risico alle beteekenis verliest.

Een geheel anderen indruk krijgt men van de in 1885 te Hannover verschenen
verhandeling van Prof.
Tii. Wittstein „Das mathematische Risiko der Versicherungs-
Gesellschaften". Wel is het hoofdresultaat van dezen schrijver foutief, maar de rede-
neeringen en ontwikkelingen gaan niet „ins Blaue hinein". Hij sluit zich aan bij de
definitie van
Tetens, wiens uitkomsten, naar hij overigens terecht zegt, door geen der

-ocr page 155-

139-

latere schrijvers zijn overtrolfen, door welke uitspraak hij evenwel blijk geeft Bremiker
nfet te hebben begrepen evenmin als Zech en Lachmund. Zoolang Wittstein zich
niet met groote getallen bezighoudt krijgt hij van zijn standpunt juiste uitkomsten,
zoo voor de halve gemiddelde afwijking bij eene lijfrente, overgebracht in onze notatie

PoR pi{R — mi) 4- p.2 (R — ma) ---- p„ (R — m„)

ƒ

of

Ps {nis — R) H- Ps i - R).... Pt (mi —R);

in beide formules zijn slechts die waarden van m—R en R~m te nemen die positief
resp. negatief zijn, zoodat de eene het gemiddelde verhes, de andere de gemiddelde
winst aangeeft (zie blz.
15). Op blz. 38 blijkt dat Wittstein zelf deze uitkomsten
van weinig beteekenis acht, en zich tot hoofdtaak stelt het risico
voor eene maat-
schappij
te berekenen. In §§ 22 en 23 ontwikkelt hij dit voor verzekeringen, die
over een enkel jaar loopen. Is de uitkeering C, dan vindt hij daarvoor

0.39894 GVlw{l — iv)

waarin l het aantal personen en lo hunne jaarlijksche sterftekans voorstelt.

In den aanhef van § 24 zegt de schrijver: „i^wr den üebergang auf die Be-
rechnung des mathematischen Risiko in zusammengesetzteren Fällen, wo mehrere Preise
bestehen, ziehen loir einen Hülfshegriff der Methode der kleinsten Quadraten heran,
nämlich den Begriff des mittleren Fehlers".
Allereerst had Wittstein geen recht tot
dezen overgang, daar hij bij zijne definitie van mathematische hoop op winst of
verlies, dat is wat in het voorgaande de halve gemiddelde afwijking is genoemd, moet
blijven en niet tot de middelbare fout mag overgaan, tenzij hij het verband tusschen
gemiddelde en middelbare fout kende, waartoe hij de foutenwet voor een groot
aantal verzekerden zou hebben moeten afleiden. Zien we hiervan evenwel af, dan zou
hij tot
Bremiker\'s resultaat zijn gekomen indien hij op den in § 24 ingeslagen weg
consequent ware voortgegaan. Aan den voet van blz. 46 zet hij duidelijk uiteen, wat
onder de middelbare fout is te verstaan, zoodat hij zijne definitie slechts had toe te
passen om dadelijk
Z{m—V)\'^p als het quadraat dier fout neer te schrijven, evenals
hij voor de gemiddelde op blz. 23 in onze notatie vindt (ni—F)j:). In plaats van
dit te doen, voort hij evenwel de stelling in, dat een spel met n prijzen kan worden
opgevat als
n afzonderlijke spelen, bij elk waarvan eene kans 2Jq x bestaat op het
trokken van den prijs
m^ x — V. Hoewel de toepassing dezer stelling op de berekening

-ocr page 156-

140-

van den inzet van een of meer spelers juiste uitkomsten oplevert, doet zij dit niet
bij toepassing op de berekening van het risico. Zonder eenige bedenking voert Hij
deze stelling in § 29 in en reeds de eerste maal dat hij er gebruik van maakt,
namelijk ter oplossing van het vraagstuk van § 32 levert zij onjuiste uitkomsten.
De formules van
Bremiker toepassende zou hij dan ook in plaats van 0.624 KI

0.683 hebben gevonden, waarin l het aantal worpen voorstelt. Deze uitkomst
wordt ook gevonden uit de formule

V llZm\'p—i^:mpf},

waarin alle kansen p = ^ zijn en m alle waarden heeft van 1 tot 6. Zooals overal
waar zijne uitkomst onjuist is, is zij dus ook hier te klein. Dat de spelen zoo opgevat
niet onafhankelijk kunnen zijn, volgt onmiddellijk hieruit dat dan niet op eiken worp
een prijs zou behoeven te vallen.
Wittstein had deze stelling noodig om het bewijs
van § 29 geldigheid te verschaffen, waarin hij als verband tusschen de halve gemid-
delde fout k en de middelbare n de betrekking aangeeft

k = 0.39894 IX ,

en daarmede zijn overgang tot de middelbare fout te motiveeren.

Toch heeft het begrip der middelbare fout Wittstein van nog grootere fouten
teruggehouden. Zijne opvatting toch van onafhankelijke spelen uitwerkende zooals hij
op blz. 52 daarmede was begonnen, zou hij hebben gevonden als risico voor P. personen

2^ 2/102"^ 2/132

■i------1-

2 V

waarin volgens blz. 42 /i^ = ^

2 ).w{l — w}

is. Dit invoerende wordt dan

k = V ci^ wi (1 — tfi) Ci« Wi (1 — xüi) .... ci^ wi (1 — wij

y ^ Tt

In onze notatie is = l, c, = m^, w, = 2h> zoodat daarin

k = I2:m^p{l—p)

wordt in plaats van

- (2\'mp)\').

-ocr page 157-

141-

De fout zou hier zeer groot worden. Misschien is Wittstein daardoor voor deze
consequentie teruggeschrikt.

In plaats van de juiste waarde aZ{m — geeft Wittstein ten slotte
a2{m—als quadraat van het risico aan. In geval van 2 kansen P = 2
zou dit quadraat daardoor 2-maal te klein worden. Hoewel onder omstandigheden de
fout dus zeer groot kan worden, is het te danken aan de kleine waarden der
kansen
p, dat Wittstein\'s risico bruikbare uitkomsten kan opleveren. De toepassing
ervan op verschillende wijzen van verzekering leidt evenwel niet tot de eenvoudige
formules, die in het voorgaande zijn ontwikkeld.

Het gevolg van de opgesomde inconsequentiën is, dat de schrijver zijne uit-
komsten van §§ 17 en 22 niet weet te rijmen, zoodat hij daarvoor in §49 eene
gekunstelde verklaring zoekt.

De betrekkingen, die Wittstein in §§ 42—46 afleidt zijn eigenschappen van
de grootheden m—V en blijven derhalve ook buiten zijne fouten om bestaan.

De tot nog toe behandelde schrijvers hadden van het risico eene verschillende
voorstelling.
Tetens en Wittstein beschouwen het als de mathematische hoop der
maatschappij op winst of verlies. Dit risico zou beteekenis krijgen indien er eene
maatschappij bestond, bij welke zich levensverzekerings-maatschappijen tegen verlies
konden verzekeren. Zij zouden dan de mathematische hoop op verlies als eenige
netto-premie - te betalen hebben. Nu eene dergelijke maatschappij niet bestaat, maar
de maatschappijen zichzelve moeten verzekeren, mag zij zich niet tevreden stellen
met eene som ten bedrage van die mathematische hoop als zekerheidsfonds. Dit
doende, zou zij, volgens den heer
Onnen, handelen gelijk iemand die zich b.v. ver-
zekerde voor eene uitkeering bij overlijden en zelf elk jaar de premie belegde (").

Terwijl men het risico, zooals Wittstein het definiëert, ook zou kunnen
noemen de halve gemiddelde afwijking der maatschappij, is dat van
Bremiker de
middelbare. Ofschoon aan de laatste niet eene bepaalde voorstelling kan worden
verbonden, zooals aan de gemiddelde afwijking, bestaat er toch geene reden om aan
de eerste de voorkeur te geven. Beider verhoudingen tot het ter dekking van het
risico bestemd bedrag zijn met gelijk recht als maat voor de soliditeit der maat-
schappy aan te nemen. Zoolang men evenwel de foutenwet niet kent is het verband

(♦) Zio zjjn proefschrift, blz. 95.

-ocr page 158-

142-

tusschen de beide maten niet alleen onbekend, maar is het ook onmogelijk om de
sohditeit der maatschappij in cijfers uit te drukken. Kennen we deze echter, dan is
de kans te berekenen dat de afwijking de gemiddelde of de middelbare een zeker
aantal malen zal overtreffen. De afwijking, die de meest overzichtelijke beteekenis
krijgt is dan die, waarvoor de kans dat de afwijking er beneden blijft gelijk is aan
die dat zij zal worden overtroffen. We noemden deze de waarschijnlijke afwijking.
(Zie blz. 15—16).

Het is uit het voorgaande duidelijk, dat het probleem van het risico niet vol-
ledig was opgelost zoolang de kans niet kon worden aangegeven dat de afwijking een
zeker bedrag zou te boven gaan. Het is H.
Laurent, die het probleem in dezen
meer algemeenen zin het eerst heeft opgelost, en wel op zeer directe wijze door
middel der theorie van
Cauchy omtrent de residu\'s. Zijne beknopte ontwikkeling,
die we hier niet kunnen weergeven, is voor kort door den heer H.
Onnen op be-
kwame wijze uiteengezet in zijn proefschrift over het maximum van verzekerd bedrag.
Na eenige voorafgaande beschouwingen leidt deze langs den weg, die op blz. 33 kortelijk
werd aangewezen, de foutenwet af voor eene maatschappij met een groot aantal ver-
schillende contracten. Dat deze foutenwet slechts kan gelden, indien nog aan eene
bijzondere voorwaarde (zie blz. 120 van dit proefschrift) is voldaan, volgt uit blz. 30
waar hij de grootste waarde bepaalt, die in de uitdrukking pc««^ xO-kan bezitten.
Indien we niet onderstellen, dat de contracten nagenoeg gelijk zijn, gaat het daar
gegeven bewijs, dat & slechts zeer kleine waarden kan hebben, niet door. Het is mij
niet gelukt, om, zijne methode volgende, de noodzakelijke voorwaarde af te leiden.

In hoofdstuk H wordt behandeld: „la mine des joueurs", onder aanhaling van
wat
Bertrand daaromtrent zegt: „Le jeu ruine ceux, qui s\'y livrent. Il n\'y a ex-
ception que pour les joueurs, auxquels les conditions acceptées accordent un avantage.....

..........Lorsque le jeu est ëquitahle, la ruine tôt ou tard est certaine."

Op grond hiervan wordt de noodzakelijkheid eener risico-reserve betoogd. Na te hebben
aangetoond, dat deze niet kan worden gevormd uit de winsten, indien niet een
opslag op de netto-premiën wordt gelegd, terwijl ook het bijeenbrengen van een
zeker kapitaal, om geleden verhezen weer aan te vullen, bezwaren heeft, o.a. dat de
risico-reserve grooter moet worden bij uitbreiding van het aantal verzekerden, stelt
hij in het Hcht, dat zij van de verzekerden zelf moet komen, hetwelk men bereikt,
door een opslag te leggen op de netto-premiën.

Door nu te berekenen, wordt gevonden welk deel der netto-premie

-ocr page 159-

143-

deze opslag moet bedragen. Later evenwel (blz. 61) wordt gezegd, dat de
opslag voor de ééne verzekeringswijze grooter moet zijn dan voor de andere,
hetwelk zou blijken uit de verhouding Deze echter is een gemiddelde en
levert voor alle contracten hetzelfde. De zoo bepaalde opslag zou afnemen bij uit-
breiding der maatschappij.

Op blz. 52—61 werkt de Heer Onnen het risico voor eenige gevallen uit,
waarbij hij evenwel niet altijd tot eenvoudige formules komt.

Het maximum van verzekerd bedrag wenscht hij met het risico en met den
opslag te zien in verband gebracht. Op blz. 62—63 vindt men eenige bijzonderheden
omtrent de thans bij de maatschappijen gebruikelijke methoden ter bepahng van
dit maximum. Op blz. 71 wordt gezegd, dat er geen maximum van verzekerd bedrag
zou zijn, indien de opslag zoo kon worden bepaald, dat deze grooter was dan de
toename van het risico. Dit is eene dwaling (zie blz. 127 van dit proefschrift), die
men op blz. 73 en 98 terugvindt.

Bij het lezen van Onnen\'s proefschrift krijgt men den indruk, dat hij theorie
en praktijk te veel vermengt, waardoor men niet gemakkelijk een goed begrip krijgt
van zijne bedoeling. Overigens geeft het blijk van bekendheid met de praktijk der
levensverzekering, die hij meermalen en terecht aan eene flinke kritiek onderwerpt.

In hoofdstuk V worden de theorieën van Bremiker en Wittstein besproken.
Had de Heer
Onnen eigenschap 2 (zie blz. 90 van dit proefschrift) gekend en met
behulp daarvan het risico in dëh vorm gebracht (w—7)2j), dan zou hij de
juistheid van
Bremiker\'s theorie hebben ingezien. Wat Wittstein betreft, wraakt
hij ten onrechte, dat deze gebruik maakt van de op blz. 13 van dit proefschrift be-
wezen eigenschap der middelbare fout.

In hoofdstuk V volgt eene kritiek van Landré\'s beschouwingen omtrent het
maximum van verzekerd bedrag. Deze stelt als voorwaarde, dat het relatief jaar-
lijksch risico bij het afsluiten van een nieuw contract niet zal toenemen. M. i.
terecht meent de Heer
Onnen, dat het relatief-risico niets zegt omtrent de zekerheid,
dat de maatschappij hai-o verplichtingen zal kunnen nakomen. Het op grond hiervan
bepaalde maximum van verzekerd bedrag is derhalve willekeurig en heeft o. a. de
bezwaren, 1° dat men er zich onnoodig door aan banden legt, wijl dit maximum als
het tweevoud van het gemiddeld verzekerd bedrag voor eene groote maatschappij
te klein is, 2" dat het geen rekening houdt met den leeftijd en den aard van het
contract, en deze bezwaren laat hij zwaar wegen.

-ocr page 160-

144-

In de „Sitzungsberichte van 13 November 1897 der mathematisch-physischen
Classe der Königl. Sachs. Gesellschaft der Wissenschaften zu Leipzig" verscheen eene
verhandeling van Dr. F.
Hausdorpp „das Risico hei Zufallspielen". De schrijver begint
met eenige beschouwingen over de premie, die eene maatschappij van verzekering
zou moeten betalen aan eene andere, die haar tegen mogelijke verliezen wilde ver-
zekeren, benevens over die, welke de laatste met dezelfde bedoehng weer zou moeten
betalen aan eene derde, enz. Noemen we deze grootheden achtereenvolgens 82-,
8s, dan blijken zij in de onderstelling, dat de foutenwet van
Gauss geldt, te bedragen
81 = 0,57854, 82 = 0,40272, = 0,30645. Geldt voor elk contract eene andere fouten-
wet, dan zal de resulteerende voor een groot aantal contracten weer die van
Gauss
zijn. In een door Hausdorff behandeld voorbeeld naderen de grootheden 8 voor eene
combinatie van twee foutenwetten reeds tot bovengenoemde waarden.

Overigens laat de schrijver de foutenwet buiten beschouwing, maar gaat uit
van de theorie der gemiddelden, en noemt de grootheid M =■ l/2\'«a;„2p„, waarin pa de
kans is op de gebeurtenis « en Za de daaraan verbonden winst, middelbaar risico.
Hij bewijst daarna de eigenschap van blz. 13, er vooral nadruk op leggend, dat zij
slechts doorgaat voor onafhankelijke spelen.

Is E de inzet van een speler, dan noemt Hausdorff in overeenstemming met

w i/^lfP

Landré ~ het relatief risico. Bij meerdere spelen wordt dit . Om het maxi-

mum van verzekerd bedrag te bepalen, gaat ook hij uit van de voorwaarde, dat dit
relatief risico niet grooter mag worden door de afsluiting van nieuwe contracten,
Is het aantal bestaande contracten met een verzekerd bedrag a «, een aantal
gelijktijdig nieuw af te sluiten contracten met het te verzekeren maximum A, dan
vindt hij daaruit de betrekking « (1 _
2 j) ^ , aan welke altijd wordt voldaan door
A = 2a. Door ^ = 5a te stellen, volgt er uit

Hoe grooter het aantal verzekerden eener maatschappij is, hoe grooter het aantal
gelijktijdig toetredenden dus moet zijn, om meer dan het 2-voud van
a te mogen
verzekeren, welke uitkomst m. i. op nieuw aantoont, dat deze methode ter bepaling
van het maximum tot ongerijmde resultaten voert.

De reserve vergelijkt Hausdorff met het tegoed van een speler bij eene
speelbank, waarvan deze telkens slechts een deel op het spel zet. Daardoor komt hij
tot dezelfde opvatting van een contract van levensverzekering als eene opeenvolging

-ocr page 161-

145-

van jaarlijksche spelen als op blz. 105—106 v^erd uiteengezet en door de onafhan-
kelijkheid dezer spelen voorop te stellen vindt hij in eenigszins anderen vorm de
formule van blz. 104.

Is het risico op de premiën Me, dat op de te verwachten uitkeeringen il/^,
dan neemt
Laurent aan, dat M/^ -\\-Mi.:^M is, waarin M het risico op het contract
voorstelt. Op blz. 518 bewijst
Hausdorpp, dat dit inderdaad het geval is.

Op blz. 518—583 maakt hij eenige toepassingen op loterijen en leeningen, die
we hier onbesproken kunnen laten. In die op de levensverzekering worden de
meeste der ook in dit proefschrift voorkomende gevallen behandeld, en dezelfde uit-
komsten verkregen. Ook leidt hij de betrekkingen af tusschen de risico\'s op lijfrente
en koopsom benevens tusschen die op verzekering bij overlijden tegen eenige en
levenslange jaarpremie (zie resp. blz. 92 en 98 van dit proefschrift) en breidt voorts
het risico uit tot gevallen, waarin de waarschijnlijkheid dat een contract na eenige
jaren door afkoop vervalt d priori bekend is. Ofschoon hij zich niet bezighoudt met
de bespreking van risico-reserve en opslag, kan toch met recht worden gezegd, dat
deze verhandeling in vele opzichten de volledigste is, welke tot nog toe verscheen.

Zijn oordeel over Zech en Wittstein komt met het hiervoren gezegde overeen.

-ocr page 162-

iUfeii ■■

% i

■ _. f - ■

ßy

\'\'iii

m-

^ "if\'"- ®

-ocr page 163-

BIJLAGEN

-ocr page 164-

Tabel I.

Afronding der 1® Ambtenarentafel volgens de formule van Makeham.

Leeftijd
X
1

der
1® ambte-
narentafel.

6

verbindings-
rente uit
de levenden van
kolom 4.

7

onafgerond.

2 3

uit de formule van Makeham.

4 5

14

0.

99470

98953

0.00441

0.00080

15

0.

99470

98517

0.00444

0.00148

16

0.

99470

98080

0.00448

0.00268

17

0.00536

99470

97641

0.00451

0.00535

18

0.00963

98936

97201

0.00455

0,00962

19

0.00549

97984

96759

0.00460

0.00985

21.163

20

0.01364

97446

96314

0.00464

0.00927

20.959

21

0.00745

96117

95867

0.00468

0.00745

20.751

22

0.00489

95401

95418

0.00476

0,00488

20.535

23

0.00440

94934

94964

0.00482

0.00440

20.314

24

0.00468

94516

94506

0.00490

0.00463

20.086

25

0.00535

94074

94044

0.00497

0.00497

19.853

26

O.OOG22

93571

93577

0.00505

0.00522

19.613

27

0.00410

92989

93104

0.00514

0.00539

19.366

28

0.00618

92608

92625

0.00526

0.00536

19.113

29

0.00479

92035

92138

0.00537

0.00539

18.855

30

0.00440

91594

91643

0.00549

0.00542

18.590

31

0.00676

91191

91140

0.00562

0.00546

18.318

32

0.00585

90575

90628

0.00577

0.00560

18.039

33

0.00381

90045

90105

0.00595

0.00577

17.755

34

0.00688

89702

89569

0.00612

0.00596

17.465

85

0.00709

89085

89021

0.00631

0.00618

17.168

36

0.00573

88453

88459

0.00655

0.00644

16.866

37

0.00672

87946

87880

0.00677

0.00665

16.558 1

38

0.00771

87355

87285

0.00702

0.00692

. 16.244

39

O.00G6O

86682

86672

0.00731

0.00720

15.924

40

0.00701

86110

86038

0.00764

0.00754

15.599

41

0.00903

85506

85381

0.00799

0.00792

15.269

42

0.00628

84734

84699

0.00835

0.00832

14.935

-ocr page 165-

Tabel III. {Vervolg.)

Afronding der Ambtenarentafel volgens de formule van Makeliam.

Leeftijd
X

lOx L

der
ambte-
narentafel.
f.

1

verbindings-
rente uit
de levenden van
kolom 4.

7

onafgerond.

2 3

uit de formule van Makeham.

4 6

43

0.01072

84202

83992

0.00875

0.00881

14.596

44

0.01030

83299

83257

0.00921

0.00937

14.252

45

0.00888

82441

82490

0.00972

0.00995

13.904

46

0.00750

81709

81688

0.01026

0.01057

13.554

47

0.01209

81096

80850

0.01086

0.01128

13.200

48

0.01122

80116

79972

0.01152

0.01204

12.843 !

\' 49

0.01217

79217

79051

0.01223

0.01286

12.484

50

0.01701

78253

78084

0.01304

0.01376

12.124

:

0.01643

76922

77066

0.01391

0.01468

11.763 ;

52

0.01387

75658

75994

0.01486

0.01559

11.400

53

0.01737

74609

74865

0.01590

0.01654

11.037

54

0.01618

73313

73675

0.01703

0.01757

10.675 i

55

0.01893

72126

72420

0.01827

0.01865

10.314

56

0.01992

70761

71097

0.01965

0.01985

9.9538

57

0.02076

69352

69700

0.02118

0.02123

9.5958

58

0.02173

67912

68224

0.02281

0.02264

9.2408

59

0.02530

66436

66668

0.02460

0.02419

8.8889

GO

0.02590

64755

65028

0.02657

0.02598

8.5104 ^

i

0.02GÖ4

63078

63300

0.02877

0.0279

8.1965

i 62

0.02786

61104

61479

0.03112

0.0301

7.8580 i

63

0.08224

59693

59566

0.03369

0.0326

7.5247

\' 64

0.04188

57769

57559

0.03655

0.0355

7.1973 i

65

0.03369

55349

55455

0.03965

0.0388

6.8767

; 66

0.04090

53485

53256

0.04304

0.0423

6.5631

67

0.01447

51297

50964

0.04678

0.0462

6.2571

68

0.05163

49016

48580

0.05080

0.0505

5.9591

69

0.05577

46338

16112

0.05526

0.0552

5.6693

70

0.05262

43754

43564

0.06010

0.0604

5.3881

71

0.06816

41152

40946

0.06538

00659

5.1103

-ocr page 166-

Tabel III. {Vervolg.)

Afronding der 1« Ambtenarentafel volgens de formule van Makeham.

1

Leeftijd
x
1

i

w. i-
der
l0 ambte-
narentafel.
6

verbindings- |
rente uit j
de levenden van |
kolom 4. !

7

onafgerond.

2 3

uit de formule van Makeham.

4 3

72

0.07160

38626

38269

0.07113

0.0721

4.8536 i

73

0.08170

35861

35547

0.07745\'

0.0788

4.6004

74

0.08966

32931

32794

0.08428

0.0860

4.3571 1

75

0.08408

29978

30030

0.09174

0.0937

4.1236

76

0.10681

27458

27275

0.10002

0.1018

3.9000

77

0.10580

24525

24547

0.10846

0.1109

3.6864

78

0.12900

21930

21884

0.11822

0.1205

3.4827

79

0.12814

19101

19297

0.12868

0.1310

3.2890 \'

80

0.13882

166.54

16814

0.13988

0.1421

3.1050

81

0.14277

14342

14462

0.1.5212

0.1542

2.9309

82

0.17249

12294

12262

0.16531

0.1672

2.7664

83

0.19504

10174

10235

0.17953

0.1811

2.6114

84

0.18805

8189

8398

0.19490 i

i 0.195

2.4656

85

0.17073

6649

6761

0.21282

0.210

2.3289 i

86

0.23377

5514

1

5332

1

0.22909

0.227

2.2008

87

0.26724

4225

4110

0.24818

0.246

2.0813 j

88

0.26415

3096

3090

0.26833

0.267

1.9698 I

89

0.33051

2278

2261

0.29004

0.291

1.8664

90

0.24706

1525

1605

0.31311

0.317

1.7705

91

0.40322

1148

1103

0.33747

0.348

1.6820

92

0.36111

(385

731

0.36330

0.386

1.6005

93

0.28571

438

4B5

0.39042

0.434

1.5257

94

0.35714

313

284

0.418Ü2

0.495

1.4572 i

95

0.40000

201

165

0.44860

0.573

1.3945 1

96

0.20000

121

91

0.47947

0.66

1.3363

\' -97

0.75000

73

47

0.51135

0.8

1.2786

98

18

23

0.54408

0.9

1.2018

99

11

0.57744

1.

1.0000 j

]

-ocr page 167-

Tabel II.

Koopsom eener verzekering tot uitkeering bij overlijden, lijfrente en
middelbare fout dezer laatste, berekend op grond der l*-^ Ambtenaren-tafel

met oen rentevoet van 3 "/o.

Leef-
tijd.

X

Koopsom.

c.

Lijf-
rente.

Bx

Middel-
bare
fout
in Rx

19

0.3067

23.96

0.13

; 20

0.3090

23.88

0.12 1

21

0.3115

23.80

0.09

; 22

0.3149

23.60

0.08

23

0.3202

23.50

0.08

i 24

0.3266

23.28

0.07 ■

25

0.3334

23.06

0.07

26

0.3401

22.83

0.07

\' 27

0.3469

22.60

0.07

28

0.3538

22.36

0.07

29

0.3609

22.12

0.07

30

0.3683

21.87

0.07

31

0.3759

21.62.

0.07

: 32

0.3838

21.35

0.07

33

0.3919

21.08

0.07

34

0.4001

20.80

0.07

\' 35

0.4086

20.51

0.07

36

0.4172

20.22

0.07

37

0.4260

19.92

0.07

38

0.4350

19.62

0.08

39

0.4442

19.31

0.08

: 40

0.4536

18.99

0.08

41

0.4631

18.67

0.08

42

0.4728

18.34

0.08

43

0.4827

18.00

0.08

: 44

0.4927

17.66

0.08

! 45

0.5029

17.32

0.08

Leef.
tijd.

X

Koopsom.
Cx

Lijf-
rente.

Rx

Middel-
bare
fout
in
Rx

\'Leef-
tijd.

X

Koopsom.
Cx

Lijf-
rente.

Rx

Middel-
bare
fout 1
in
Rx ;

46

0.5131

16.97

0.08 1

73

0.8098

6.94

0.08 1

47

0.5235

16.62

0.08 :

! 74

0.8194

6.61

0.08

48

0.5340

16.27

0.08

75

0.8286

6.30

0.09

49

0.5445

15.91

0.08 \'

; 76

0.8376

6.00

0.09 1

50

1

0.5551

15.55

0.08 \'

\' 77

0.8464

5.70

0.09

51

0.5658

15.19

0.08 \'

i 78

0.8548

5.42

0.09

52

0.5766

14.83

0.08:

1 79

0.8629

5.14

0.09 i

53

0.5874

14.46

0.08 1

\' 80

0.8707

4.88

0.10 !

i

54

0.5984

14.09

0.08 \'

81

0.8782

4.62

0.10

55

0.6094

13.72

0.08

. 82

0.8854

4.38

0.10

56

0.6206

13.34

0.08

! 83

0.8923

4.15

0.11

57

0.6318

12.96

0.08

84

0.8990

3.92

0.11

! 58

0.6432

12.57

0.08 ^

; 85

0.9054

3.70

0.12

59

0.6546

12.19

0.08 :

86

0.9117

3.49

0.13

60

0.6661

11.80

0.08 1

87

0.9179

3.28

0.14

61

0.6777

11.41

0.08

88

0.9241

3.07

0.15

62

0.6893

11.01

0.08

i 89

0.9301

2.87

0.16

63

0.7010

10.62

0.08

i 90

0.9359

2.67

0.16

; 64

0.7126

10.23

0.08

91

0.9118

2.47

0.18

1 65

0.7241

9.84

0.08

92

0.9477

2.27

0.18

\' 66

0.7355

9.-15

0.08

93

0.9536

2.07

0.16 ;

67

0.7467

9.07

0.08

94

0.9594

1.88

0.17

68

0.7578

8.70

0.08

: 95

0.9651

1.69

0.16 \'

()9

0.7687

8.33

0.08 i

96

0.9701

1.52

0.11

70

0.7793

7.97

0.08 ;

97

0.9746

.1.36

0.19

71

0.7897

7.62

0 08

98

0.9796

1.19

i 72

0.7999

7.27

0.08 !

99

0.9853

1.

-ocr page 168-

Tabel lil.

Grondtafel bevattende alle grootheden noodig ter berekening van het risico

bij verzekeringen op één hoofd.

Leef-
tijd.

-d.

4

■Cx

0.

\'

(1 i)^

(1 iY

1 i .

1 i

19

98460

56150.4

32021

970

545.05

17222.23

306.27

4266.63

20

97490

53977.9

29887

939

512.28

16677.18

279.48

3960.36

21

96551

51900.9

27900

818

433.26

16164.90

229.48

3680.88 ;

22

95733

49962.4

26075

574

295.17

15731.64

151.79

3451.40

23

95159

48216.3

24430

433

216.18

15436.47

107.93

3299.61

24

94726

46598.9

22924

426

206.49

15220.29

10009

3191.68

25

94300

45038.2

21510

453

213.18

15013.80

100.32

3091.59

26

93847

43516.4

20178

479

218.85

14800.62

99.991

2991.27

27

93368

42033.3

18923

493

218.69

14581.77

97.009

2891.28

28

92875

40593.5

17743

496

213.61

14363.08

91.994

2794.27

29

92379

39200.7

16635

495

206.97

14149.47

86.539

2702.28

30

91884

37855.0

15596

494

200.53

13942.50

81.405

2615.74 :

31

91390

36554.8

14621

494

194.70

13741.97

76.734

2534.33

32

90896

35298.3

13708

503

192.47

13547.27

73.646

2457.60

33

90393

34080.5

12849

514

190.95

13354.80

70.935

2383.95

34

89879

32899.8

12043

528

190.44

13163.85

68.685

2313.02 ■

35

89351

31753.9

11285

543

190.15

12973.41

66.581

2244.33

36

88808

30641.7

10572

559

190.04

12783 26

64.609

2177.75 i

37

88249

29561.9

9902.6

575

189.79

12593.22

62.643

2113.14 ^

38

87674

28513.9

9273.6

594

190.35

12403.43

61.000

2050.50

39

87080

27495.8

8682.0

612

190.41

12213.08

59.239

1989.50 1

40

86468

26507.4

8126.1

635

191.81

12022.67

57.936

1930.26

41

85833-

25546.3

7603.3

661

193.85

11830.86

56.847

1872.32 1

42

85172

24611.2

7111.6

687

195.61

11637.01

55.693

1815.48 \'

43

84485

23701.7

6649.4

722

199.58

11441.40

55.170

1759.78

44

83763

22814.7

6214.0

760

203.96

11241.82

54.738

1704.61 ;

45

83003

21949.2

5804.3

798

207.93

11037.86

54.178

1649.88

46

82205

21105.0

5418.5

840

212.50

10829.93

53.755

1595.70

47

81365

20280.9

5055.2

887

217.85

10617.43

53.503

1541.94 ,

48

80478

19475.6

4713.0

937

223.42

10399.58

53.275

1488.44 1

49

79541

18688.2

4390.9

989

228.96

10176.16

53.005

1435.17 i

50

78652

17918.3

4087.3

1046

235.10

9947.20

52.841

1382.16

51

77506

17164.7

3801.4

1101

240.25

9712.10

52.426

1329.32 j

52

76405

16428.1

3532.2

1154

244.49

9471.85

51.796

1276.89

53

75251

15708.7

3279.2

1206

248.06

9227.36

51.023

1225.10 \'

54

74045

15006.7

3041.4

1260

251.62

8979.30

50.247

1174.07

55

72785

14321.7

2818.0

1313

254.56

8727.68

49.354

1123.83 1

56

71472

• 13653.7

2608.4

1371

258.07

8473.12

48.578

1074.47 \'

57

70101

13001.8

2411.5

1436

262.43

8215.05

47.959

1025.90

58

68665

12364.5

2226.5

1498

265.78

7952.62

47.157

977.94 1

59

67167

11742.5

2052.9

1563

^ 269.25

7686.84

46.380

930.78

-ocr page 169-

Tabel III. {Vervolg.)

Grondtafel beyattende alle grootheden noodig ter berekening van het risico

bij verzekeringen op één hoofd.

i Leef-
tijd.

h

K

©x

(1 i)^

(1 i)^

1 i

1 i

60

65604

11135.2

1890.0

1637

273.78

7417.59

45.788

884.40

i 61

63967

10541.1

1737.1

1712

277.98

7143.81

45.136

838.61

62

62255

9960.17

1593.5

1795

282.96

6865.83

44.607

793.48

1 63

60460

9391.25

14.58.7

1885

288 50

6582.87

44.156

748.87

64

58575

8833.45

1332.1

1987

295.26

6294.37

43.873

704.71

65

56588

8285.24

1213.1

2094

302.09

5999.11

43.581

660.84

66

54494

7746.26

1101.1

2197

307.72

5697.02

43.099

617.26

i 67

52297

7217.44

996.07

2303

313.17

5389.30

42.586

574.16

! 68

49994

6698.64

897.55

2406

317.65

5076.13

41.937

531.57

69

47588

6190.55

805.30

2506

321.21

4758.48

41.172

489.64

70

45082

5693.74

719.10

2595

322.94

4437.27

40.187

448.46

71

42487

5209.71

638.81

2671

322.71

4114.33

38.990

408.28

! 72

39816

4739.99

564.29

2742

321.64

3791.62

37.729

369 29

: 73

37074

4285.01

495.26

2791

317.85

3469.98

36.198

331..56

■ 74

34283

3847.02

431.69

2818

311.58

3152.13

34.451

295.36

75

31465

3427.96

373.47

2817

302.40

2840.55

32.462

260.91

: 76

28648

3030.16

320.51

2789

290.67

2538.15

30.294

228.45

77

25859

2655.49

272.70

2743

277.56

2247.48

28.084

198.15

78

23116

2304.67

229.78

2666

261.90

1969.92

25.729

170.07

79

20450

1979.49

191.61

2564

244.55

1708.02

23.324

144.34

80

17886

1680.88

157.96

2433

225.29

1463.47

20.861

121.02

81

15453

1409.93

128.64

2281

205.07

1238.18

18.436

100.16

82

13172

1166.81

103.36

2110

184.17

1033.11

16.075

81.72

83

11062

951.359

81.818

1919

162.61

848.94

13.780

65.64

84

9143

763.418

63.743

1719

141.43

686.33

11.635

51.86

85

7424

601.831

48.788

1500

119.81

544.90

9.5704

40.229

j 86

5924

466.245

36.695

1291

100.12

425.09

7.7641

30.658

! 87

4633

354.017

27.051

1093

82.292

324.966

6.1958

22.894

; 88

3540

262.620

19.483

906

66.228

242.674

4.8411

16.698

89

2634

189.716

13.664

735

52.163

176.446

3.7019

11.857

^ 90

1899

132.793

9.2860

577

39.757

124.283

2.7393

8.155 1

i 91

1322

89.7521

6.0933

439

29.366

84.526

1.9644

5.416 !

: 92

883

58.2018

3.8364

325

21.108

55.160

1.3709

3.4516 1

i 93

558

35.7086

2.2851

229

14.440

34.052

0.91050

2.0807

94

329

20.4408

1.2701)

153

9.3663

19.6118

0.57339

1.1702

95

176

10.6164

0.64038

94

5.5870

10.2455

0.33206

0.5968

! 96

82

4.80221

0.28124

50

2.8852

4.6585

0.16649

0.2648

1 97

32

1.81945

0.10345

22

1.2325

1.7733

0.069049

0.09829

98

10

0 552017

0.030472

8

0,43513

0.54075

0.023667

0.0292 j

\' 99

2

0.107188

0.0057447

2

0.10562

0.10562

0.005577

0.0056

-ocr page 170-

Tabel IV.

Quadraat yan het risico op verzekering tot uitkeering der eenheid hij overlijden
Anf Bnt C tegen betaling van tijdelijke premie en C tegen betaling van eenige premie.

Leef-
tijd

X

A.

B.

C.

Jaarpremie m te betalen
tot aan den leeftijd

Am^ Bm C

of quadraat van het risico
bij afsluiting der verzeke-
ring tegen premiebetaling
tot aan den leeftijd

bij premiebetaling tot aan den leeftijd

55

60

65

55

60

65

55

60

65

55

60

65

19

23.5

28.8

33.6

1.812

2.046

2.253

0.03918

0.0150

0.0142

0.0136

0.07163

0.07399

0.07613

i 20

21.2

26.3

31.1

1.660

1.894

2.103

0.03705

0.0153

0.0144

0.0138

0.06733

0.06978

0.07202

21

18.8

23.8

28.6

1.507

1.740

1.951

0.03493

0.0156

0.0146

0.0140

0.06293

0.06554

0.06788

22

16.9

21.7

26.4

1.378

1.613

1.826

0.03322

0.0159

0.0150

0.0143

0.05947

0.06220

0.06469

23

15.7

20.6

25.4

1.309

1.548

1.767

0.03257

0.0165

0.0154

0.0147

0.05840

1 0.06132

0.06897

24

15.1

20.0

24.9

1.275

1.521

1.749

0.03255

0.0171

0.0160

0.0152

0.05882

0.06193

0.06480

25

14.5

19.5

24.5

1.244

1.498

1.733

0.03260

0.0178

0.0166

0.0157

0.05942

0.06275

0.06584

26

13.9

18.9

24.0

1.208

1.468

1.712

0.03257

0.0186

0.0172

0.0162

0.05980

0.06337

0.06668

27

13.2

18.3

23.5

1.166

1.433

1.685

0.03245

0.0194

0.0178

0.0168

0.05994

0.06378

0.06736

28

12.4

17.5

22.8

L121

1.395

1.655

0.03229

0.0202

0.0185

0.0174

0.05999

0.06409

0.06795

29

11.7

16.8

22.2

1.076

1.357

1.625

0.03216

0.0211

0.0192

0.0180

0 06006

0.06448

0.06862

\' 30

11.0

16.1

21.6

1.032

1.320

1.597

0.03206

0.0221

0.0200

0.0187

0.06020

0.06494

0.0694 f

: 31

10.3

15.5

21.0

0.989

1.284

1.570

0.03202

0.0231

0.0209

0.0194

0.06043

0.06552

0.07036,

; 32

9.6

14.8

20.5

0.948

1.249

1.545

0.03199

0.0243

0.0218

0.0202

0.06072

0.06621

0.07144

33

9.0

14.2

19.9

0.906

1.214

1.519

0.03198

0.0256

0.0228

0.0210

0.06103

0.06693

0.07259

i 34

8.3

13.5

19.3

0.863

1.178

1.492

0.03197

0.0270

0.0238

0.0218

0.06139

0.06766

0.07378

\' 35

7.7

12.8

18.7

0.819

1.140

1.465

0.03196

0.0285

0.0250

0.0228

0.06154

0.06889

0.07502^

36

7.0

12.1

18.1

0.773

1.101

1.436

0.03195

0.0802

0.0262

0.0238

0.06172

0.06912

0.07629

: 37

6.4

11.5

17.5

0.727

1.061

1.406

0.03192

0.0321

0.0275

0.0248

0.06184

0.06980

0.07759

; 38

5.8

10.8

16.8

0.680

1.019

1.375

0.03189

0.0342

0.0290

0.0260

0.06189

0.07048

0.07891,

39

5.2

10.1

16.2

0.633

0 977

1.342

0.03186

0 0865

0.0306

0.0272

0.06186

0.07114

0.08029

40

4.6

9.4

15.5

0.585

0.933

1.308

0.03182

0.0392

0.0323

0.0285

0.06173

0.07176

0.08169

41

4.0

8.7

14.8

0.536

0.887

1.273

0.03178

0.0422

0.0342

0.0299

0.06152

0.07284

0.08314

i 42

3.4

8.0

14.1

0.487

0.840

1.235

0.03171

0.0457

0.0364

0.0315

0.06112

0.07283

0.08454\'

43

2.9

7.3

13.4

0.437

0.791

1.196

0.03163

0.0497

0.0387

0.0331

0.06058

0.07822

0.08597.

i 44

2.4

6.6

12.6

0.387

0.741

1.154

0.03152

0.0544

0.0414

0.0350

0.05979

0.07346

0.08729

: 45

2.0

5.9

11.8

0.336

0.688

1.110

0.08136

0.0601

0.0444

0.0370

0.05869

0.07844

0.08849

i 46

1.5

5.2

11.0

0.286

0.633

1.062

0.03118

0.0669

0.0477

0.0391

0.05726

0.07823

0.08958

47

1.2

4.5

10.2

0.237

0.576

1.012

0.08095

0.0755

0.0516

0.0415

0.05548

0.07271

0.09051;

48

0.8

3.9

9.3

0.190

0.518

0.958

0.03068

0.0864

0.0561

0.0442

0.05327

0.07187

0.09122

49

06

3.2

8.4

0.144

0.459

0.902

0.03034

0.1009

0.0613

0.0471

0.05056

0.07058

0.09164

, 50

0.3

2.6

7.6

0.103

0.399

0.794

0.02998

0.1210

0.0675

0.0504

0.04728

0 06885

0.08930

51

0.2

2.1

6.7

0.066

0.339

0 729

0.02954

0.1510

0.0751

0.0542

0.04337

0.06657

0.08866

52

0.1

1.5

5.8

0.035

0.280

0.662

0.02907

0.2010

0.0844

0.0584

0.03881

0.06373

0.08757

53

0.0

1.1

5.0

0.012

0.223

0.593

0.02855

0.3003

0.0963

0.0633

0.03361

0.06026

0 08602

54

0.7

4.1

0.169

0.524

0.02801

0.5984

0.1121

0.0691

0.05621

0.08399

; 55

0.4

3.4

0.120

0.455

0.02743

0.1341

0.0759

0.05144

0.08142

i 56

0.2

2.7

0.077

0.387

0.02682

0.1669

0.0842

0.04596

0,07828

: 57

0.1

2.0

0.041

0.320

0.02620

0.2213

0.0945

0.03967

0.07447

58

0.0

1.5

0.014

o.25er

0.02554

*

0.3298

0.1075

0.03251

0.06985^

i 59

i

1.0

0.195

0.02487

0 6546

0.1248

0.06440\'

-ocr page 171-

Tabel IV. {Ve^-volg.)

Quadraat van liet risico op verzekering tot uitkeering der eenheid hij overlijden
AlU" BlU C tegen betaling van tijdelijke premie en C tegen betaling van eenige premie.

Leef-
tijd.

X

A.

B.

C.

bij premiebetaling tot aan den leeftijd

55

60

65

55

60

65

60

0.6

0.139

0.02419

61

0.3

0.089

0.02347

62

0.1

0.048

0.02277

i 63

0.0

0.017

0.02204

ï 64

0.02128

1 65

0.02047

i 66

0.01969

67

0.01886

1 68

0.01801

69

0.01717

70

0.01630

71

0.01543

72

0.01456

73

0.01370

74

0.01283

75

0.01196

76

0.01114

77

0.01033

78

0.005)55

1 79

0.00878

80

0.00808

81

0.00737

: 82

0.00668

83

0.00605

• 84

0.00542

: 85

0.00180

86

0.00424

i 87

0.00373

; 88

0.00321

1 89

0.00278

1 90

0.00231

: 91

0.00193

i 92

0.00149

93

0.00120

94

0.00092

95

0.00068

96

0.00016

97

0.00025

98

0.00014

99

0.00000

Jaarpremie m te betalen
tot aan den leeftijd

55

Am« Bin 4- C
of quadraat van het risico
bij afsluiting der verzeke-
ring tegen premiebetaling
tot aan den leeftijd

60

55

60

65

65

0.05804
0.05054
0.04187
0.03198

0.1488
0.1845
0.2436
0.3612
0.7126

-ocr page 172-

Tabel V.

Uuadraat van het risico op eene levenslange verzekering tot uitkeering van 100 bij overlijden

tegen levenslange jaarpremie.

q3

«Ti

^ ti
S.2

Aantal jaren verloopen^ sed o r t

de afsluiting yan hot

contract.

0

5

10

15

20

25

30

35

40

45

50

55

60

65

70

75

19

804.7

668.7

660.6

6.56.5

654.5

647.4

623.3

576.7

511.1

437.1

352.6

263.5

180.5

111.2

57.0

18.9

20

7(55.8

673.9

662.8

6()0.7

657.8

648.2

619.7

567.1

500.1

423.1

337.0

247.3

167.1

99.3

47.7

14.0

21

727.0

677.9

666.4

665.1

661.5

649.1

615.0

5.38,3

488.6

409.9

321.2

232.0

153,4

88.2

40.1

9.7

22

698.3

681.8

672.3

671.1

666.6

650.7

611.2

550.6

478.6

396.3

306.0

217.2

140.3

78.3

31.4

5.3

23

695.0

689.1

682.6

680.7

675.0

654.9

609.4

545.1

470.3

.384.3

292.3

203.8

129.2

68.4

25.6

2.9

24

707.7

699.3

695.1

692.9

685.4

659.7

610.5

541.0

462.8

373.2

279.0

191.0

117.8

60.3

20.0

25

722.9

711.1

708.8

. 705.7

695.4

664.8

608.4

536.5

453.9

361.5

\'265.3

179.3,

. 106.5

51.2

1.50

26

736.7

724.2

722.8

718.9

705.3

668.3\'

606.8

531.0

445.5

349.0

252.1

166.7

95.8

43.6

1.05

27

749.0

738.3

737.0

732.3

714.6

671.2

604.7

525.6

435.2

336.0

238.5

154.1

86.0

34.5

5.8

28

761.1

753.9

751.8

745.5

723 0

673.0

602.0

519.5

424.5

322.8

225.1

142.6

75.6

28.3

3.2

29

774.6

769.9

767.5

759.2

730.9

676.2

599.2

512.6

413.4

309.0

211.6

130.4 ■

66.8

22.2

30

790.0

787.4

784.1

772.7

738.5

675.9

"596.1

.504,3

401.7

294.8

199.2

118.3

56.9

16.6

31

807.7

806.1

801.8

786.6

745.3

676.7

592.1

496:8

389.3

281.1

185 9

106.9

48.6

11.7

32

827.2

825.6

820.1

800.3

752.0

677.4

588.9

487.5

376.5

267.2

172.6

96.4

38.6

6.5

; 33

848.7

846.4

839.2

814.5

7.57.7

677.7

584.9

477.9

363.4

253.4

160.6

85.1

31.9

3.6

: 34

871.2

868.5

859.1

827.1

765.1

678.1

580.0

467.8

349.6

239.4

147.6

75.6

25.1

35

895.3

891.7

878.6

839.9

768 7

.677.9

570.2

456.8

335.3

226.5

1345

64.7

18.9

36

921.1

916.3

899.1

852.0

773.4

676.8

567.8

444.8

321.3

212.4

122.1

55.5

13.4

37

948.1

942.0

919.4

863.7

778.0

676.4

559.9

432.3

306.9

198.3

110.7

44.3

7.5

38

976.8

968 9

939.9

874.3

782.3

675.1

551.6

419.5

292.5

185.3

98.2

36.8

4.2

39

1007.5

996.7

9.59.8

887.8

786.8

673.0

542.9

405.7

272.8

171.3

87.7

29.1

40

1040.3

1025.1

980.0

896.8

790.9

669.2

532.9

391.1

264.3

156.9

75.5

22.1

41

1075.0

1054.7

999 5

907.5

794.1

666.2

521.9

377.0

249.2

143.3

65.2

15.7

42

1111.7

1085.0

1019.4

918.2

798.3

660.9

510.3

362.2

234.0

130.6

52.3

8.9

43

1150.4

1116.0

1038.8

929.0

801.6

655.2

498.1

347.3

220.1

116.6

43.7

5.0

44

1190.8

1146.5

1060.7

939.9

804.0

648.5

484.7

331.9

204.6

104,8

34.8

45

1232.2

1177.7

1077.9

9.50.6

804.3

640.5

470.1

317.6

188.6

90.7

26.5

46

1275.7

1208.9

1097.5

960.5

805.7

631.2

455.9

301.4

173.3

78.8

19.0

47

1320.4

1240.4

1117.5

971.1

804.4

620.9

440.8

284.8

159.0

63.7

10.8

48

1366.4

1271.6

1137.6

981.6

802.1

609.9

425.3

269.5

142.8

53.5

6.1

49

1412.7

1306.9

1158.2

990.8

799.1

597.3

409.0

252.1

129.2

42.9

50

1460.8

1336.9

1178.9

997.5

794.4

.583.0

394.0

233.9

112.5

32.9

l r3l

l 1Ó08.9

\\ VilO.O

1198.9

1005.8

787.9

.5691

S76.3

216.3

98.4

23.7

Xj:^-

\\

. \\ 1\'2\'iO.l

\\ 1010.1

\\

\\ hr^zn

\\

\\

\\ ¥.0.0

\\

\\

\\

\\

\\

\\

< tJtJ

1 .X\'XCC.f

< / ^.ir\'

ucru.i\'

-hsn.i

ISO.\'/

^ Of. r

mrr-

/

ymm--v --

r I

54

1666.4

1476.6

1263.2

1019.0

761.6

521.4

321.5

164.7

54.7

55

1718.5

1515.5

12824

1021.4

749.4

506.5

300.7

144.6

42.3

56

1776.6

1557.3

1304.5

1022.0

738.2

488.1

280.5

127.6

30.7

57

1838.9

1598.3

1323.5

1021.7

725.3

468.6

261.6

104.8

17.8

58

1904.2

1643.0

1342.5

1021.0

711.9

451.1

239.1

89.5

10.2

59

1973.9

1688.4

1362.2

1018.0

697.1

429.8

220.2

73.1

60

2048.8

1733.4

1380.5

1013.2

684.6

406.5

195.5

57.2

61

2126.7

1784.0

1397.8

1009.5

667.4

383.8

174.5

42.0

62

2212.9

1832.2

1414.5

1004.0

648.7

362.2

1451

24.6

63

2303.3

1882.1

1431.2

998.0

632.4

335.1

125.5\'

14.3

64

2398.2

1934.3

1445.8

990.0

610.4

312.7

103.8

65

2493.4

1985.5

14.57 2

984.6

584.7

281.2

82.2

66

2597.5

2035.0

1469.7

971.8

558.7

2.54.0

61.2

67

2700.3

2084.5

1479.8

956.0

533.7

213.8

36.2

68

2806.5

2134.0

1487.2

942.6

499.6

187.1

21.3

69

2916.5

2179.6

1492.5

920.2

471.5

156.5

70

302.5.6

2220.8

1500.7

891.0

428.5

125.3

71

3134.5

2264.1

1496.9

860.7

391.3

94.3

72

3244.1

2303.0

1487.7

830.6

332.7

56.4

73

33.53.3

2338.0

1481.7

785.2

2941

33.5

74

3456.4

2366.8

1459.3

747.6

248.1

75

3.552.2

1 2400.5

1425.5

685.6

200.4

76

36.52.5

2414.8

1388.2

631.3

152.1

77

3746.5

2420.1

1351.3

541.4

91.7

78

3835.1

2430.5

1208.0

482.4

55.0

79

3914.3

2413.6

1236.5

410.4

• •

80

4002.5

2376.6

1143.1

354.2

81

4060.5

2334.1

1061.4

255.7

82

4101.1

2290.0

917.6

1.55.4

83

41,50.3

2199.2

823 6

\' 93.9

84

4154.6

2128.2

706.4

85

4124.8

1983.4

580.0

8C

4098.0

1863.5

449.0

87

4083.8

16:^.6

277.2

88

4002.2

1498.9

171.0

89

3970.9

1318.0

90

3814.5

1114.6

91

3710.8

894.1

92

3408.7

557.7

93

3292.4

375.6

94

3086.2

95

2799.7

96

2379.4

97

1606.9

98

1132.4

-ocr page 173-

Tabel VI.

Risico op verzekering der eenheid van Weduwenpensioen tegen koopsom en jaarlijksche premiebetaling tot aan
den dood van den eerst-stervende hij gelijken leeftijd van verzorger en verzorgde.

Lcef^

B

C

m

jaarpremie by

leeftijd
van afsluiting

X

Quadraat van het risico bij afsluiting

A

der verzekering tegen

tijd
X

f^x\'\')!

2

koopsom
A-B-hC

levenslange jaarpremie

20

54.445

66.408

43.502

0.15218

31.539

39.265

21

52.622

66.826

43.701

• 0.14896

29.497

36.387

22

51.113

67.184

43.914

0.14683

27.843

34.089

23

50.413

67.378

44.133

0.14753

27.168

33.198

24

50.173

67.422

44.328

0.15005

27.079

33.151

25

49.930

67.342

44.459

0.15283

27.047

33.184

26

49.564

67.102

44.493

0.15555

26.955

33.139

27

49.066

66.716

44.438

0.15811

26.788

32.982

28

48.488

66.196

44.307

0.16073

26.599

32.798

29

47.872

65.548

44.104

0.16351

26.428

32.645

30

47.237

64.784

43.843

0.16656

26.296

32.551

31

46.589

63.916

43.525

0.16980

26.198

32.510

32

45.921

62.954

43.160

0.17336

26.127

32.514

33

45.232

61.906

42.747

0.17724

26.073

32.558

34

44.522

60.778

42.288

0.18115

26.032

32.612

35

43.769

59.578

41.788

0.18525

25.979

32.660

36

42.997

58.336

41.264

0.18957

25.925

32.712

37

42.212

57.066

40.722

0.19406

25.868

32.769

38

41.414

55.776

40.171

0.19871

25.809

32.818

39

40.607

54.482

39.615

0.20366

25.740

32.867

40

39.813

53.198

39.065

0.20877

25.680

32.931

41

39.001

51.938

38.527

0.21402

25.590

32.954

42

.38.201

50.698

37.996

0.21952

25.499

32.983

43

37.392

49.474

37.472

0.22528

25.390

32.990

44

36.567

48.264

36.951

0.23122

25.254

32.960

45

35.721

47.066

36.429

0.23724

25.084

32.878

46

34.863

45.888

35.914

0.24340 .

24.889

32.758

<47

33.986

44.722

35.397

0.24964

24.661

32.582

48

33.090

43.582

34.885

0.25605

24.393

32.349

49

32.168

42.464

34.376

0.26248

24.080

32.036

50

31.232

41.376

33.873

0.26909

23.729

31.666

51

30.273

40.316

33.376

0.27555

23.333

31.206

52

29.296

39.272

32.875

0.28229

22.899

30.686

5\'i

28.S02

S8.2S0

32.302

0.28897

22.434

30.106

V TA

\\ Sl.lM

\\ O.^^TOR •

21.954

29.507 \'

.13

36.m

Bl.290

0.30331

21.449

28.857

56

25.280

35.070

30.727

0.31094

20.937

28.197

57

24.273

34.028

30.162

0.31889

20.407

27.507

58

23.274

32.994

29.586

0.32728

19.866

26.795

59

22.279

31.942

28.978

0.33600

19.315

26.070

60

21.277

30.830

28.315

0.34533

18.762

25.350

61

20.268

29.648

27.585

0.35523

18.205

24.630

62

19.255

28.400

26.790

0.36554

17.645

23.913

63

18.242

27.096

25.934

0.37644

17.080

23.202

64

17.233

25.744

25.021

0.38787

16.500

22.487

65

16.224

24..358

24.059

0.39959

15.925

21.748

66

15.224

22.952

23.049

0.41137

15.321

20.983

67

14.234

21.530

21.999

0.42328

14.703

20.191

68

13.264

20.124

20.931

0.43521

14.071

19.370

69

12.317

18.745

19.850

0.44701

13.422

18.517

70

11.396

17.401

18.762

0.45837

12.757

17.624

71

10.508

16.101

17.678

0.46936

12.085

16.708

72

9.6534

14.850

16.601

0.47995

11.404

15.767

73

J5.8336

13.656

15.539

0.48958

10.717

14.799

74

8.0506

12.517

14.494

0.49821

10.028

13.8114

75

7..303O

11.429

13.469

0.50578

9.344

12.8194

76

6.6002

10.416

12.483

0.51237

8.667

11.8268 1

77

5.9459

9.485

11.546

0.51796

8.007

10.8494 \'

78

5.3418

8.636

10.658

0.52246

7.364

9.8926

79

4.7839

7.8342

9.8019

0.52620

6.7516

8.9886 i

80

4.2741

7.0938

8.9867

0.52913

6.1670

8.1331

81

3.8097

6.3972

8.2035

0.53145

5.6160

7.3414 1

82

3.3851

.5.7310

7.4444

0.53302

5.0985

6.6141 !

83

2.9966

5.1068

6.7166

0.53319

4.6064

5.9310

84

2.6416

4.5300

6.0248

0.53164

4.13G4

5.2835

85

2.3162

3.9994

5.3672

0.52756

3.6840

4.6625

86

2.0196

3.5052

4.7434

0.52308

3.2578

4.0897

87

1.7498

3.0398

4.1442

0.51774

2.8542

3.5613

88

1.4987

2.5842

3.5536

0.51015

2.4681

3.0690

89

1.2620

2.1564

2.9830

0.49745

2.0886

2.5837

90

1.0365

1.7538

2.4362

0.47680

1.7189

2.1066

91

0.82222

1.3892

1.9341

0.44783

1.3671

1.6463

92

0.62455

1.0595

1.4860

0.41151

1.0511

1.23476

93

0.45304

0.7884

1.1121

0.36611

0.7767

0.88054

94

0.31318

0.55084

0.79754

0.32126

0.55988

0.61648

95

0.19882

0.35594

0.53909

0.26770

0.38197

0.40740

96

0.10944

0.20856

0.33436

0.20459

0.23524

0.24192

97

0.16757

0.13893

i

98

0.

0.

99

-ocr page 174-

Tabel VII.

Mathematische hoop op winst van den verzekerde hij afsluiting eener
verzekering tot uitkeering der eenheid hij overlijden.

Zi in geval van koopsom
Z2 „ „ „ jaarpremie

» 5J ))
V !J

Z5 „ „ „ levenslang«

19

0.077

0.099

0.102

\' 0.104

0.109

20

0.075

0.096

0.099

0.101

0.107

21

0.073

0.093

0.096

0.099

0.105

22

0.072

0.090

0.095

0.098

0.103

23

0.071

0.090

0.094

0.098

0.104

24

0.071

0.091

0.094

0.099

0.105

25

0.071

0.091

0.095

0.100

0.106

26

0.072

0.091

0.095

0.100

0.108

27

0.072

0.092

0.096

0.101

0.110

28

0.073

0.092

0.096

0.102

0.111

29

0.073

0.092

0.097

0.103

0.112

30

0.073

0.093

0.098

0.104

0.114

i 31

0.073

0.093

0.098

0.105

0.116

32

0.073

0.093

0.099

0.106

0.118

33

0.074

0.094

0.100

0.107

0.120

34

0.074

0.094

0.100

0.108

0.122

35

0.074

0.094

0.101

0.110

0,124

36

0.075

0.094

0.102

0.112

0.126

1 37

0.075

0.095

0.102

0.113

0,129

38

0.075

0.095

0.103

0.114

0,131

39

0.076

0.095

0.104

0.115

0.134

40

0.076

0.095

0.104

0.116

0.137

41

0.076

0.095

0.105

0.117

0,140

42

0.076

0.096

0.105

0.118

0,144

43

0.076

0.096

0.105

0.119

0.147

:j 44

0.077

0.095

0.104

0.120

0.150

i 45

0.077

0.095

0.104

0.121

0.153

60-
65-

^ CS

•s-l

46

0.077

0.094

0.104

0,122

0,156

47

0.077

0.093

0.103

0.122

0,159

48

0.077

0.092

0.103

0,122

0.162 i

49

0.077

0.090

0.102

0,121

0.165

50

0.077

0.087

0.101

0,121

0.169

51

0.077

0.084

0.100

0.120

0.172

52

0,076

0.082

0.099

0,119

0.176 i

53

0.076

0.079

0.096

0.117

0.179

54

0.075

0.075

0.093

0,114

0.182 1

55

0.075

0.089

0.111

0.185

56

0.074

0.085

0.108

0.188

57

0,074

0.081

0,105

0,192

58

0.073

0,077

0,102

0,196 1

59

0.073

0.072

0,098

0,201

60

0.072

0,093

0,206 \'

61

0,071

0,088

0.211 ;

62

0,070

0,082

0.216

63

0,069

0,075

0,221

64

0,068

0,068

0.226 \'

65

0,067

0.231

66

0,066

0.236

67

0,065

0,241

68

0,064

0,246

69

0.063

0,252

70

0.061

0.258

71

0.059

0.263

72

0.057

0.268

-ocr page 175-

Tabel VII (Vervolg).

Mathematische hoop op winst van den verzekerde hij afsluiting eener
verzekering tot uitkeering der eenheid hij overlijden.

Si in geval van koopsom.

s-i, „ „ „ jaarpremie te betalen tot 55-jarigen leeftijd.

JJ )> J» M » » 60- „ „

)J )J » » 3J » 5> 5>

„ „ „ levenslange jaarpremie.

Ü)
.T3 .2

iä a

ij 05

Hl

73

0.055

0.273

74

0.054

0.278

75

0.052

0.283

76

0.050

0.288 1

77

0.048

0.293

I 78

0.046

0.297 1

79

0.045

0.302

; 80

0.044

0.306

81

0.042

0.310

82

0.040

0.313

83

0.039

0.316

84

0.037

0.319

85

0.035

0.322

86

0.034

0.325

87

0.032

0.328

88

0.030

0.331

89

0.028

0.335

90

0.027

0.339

91

0.024

0.334

92

0.023

0.345 1

93

0.022

0.358 i

i 94

0.020

0.362

! 95

0.018

0.358

! 96

0.015

0.339

97

0.015

0.368

98

0.015

0.422

99

0.015

0.508

-ocr page 176-

- -......

è- Jt- >-■ ■ "

1.

li

• „ \' *

i: ■ : ■■

Fr-

.»-V ■

r.\'lfS

iyl-y^ ■ ■

ij • . ■ ^ i

- 7

I v: ]

k:

1- . •■...

i

i t\'A

i i ^

t:

! i f-, f

-t ■ i

1-.H

f !

lï-;,. ■ ^ . ^ -

ä i
il

i

■ • ■ ; r^

: ■ ■ i Mtï 1

U\' «

r

-ocr page 177-

STELLINGEN.

-ocr page 178-

V.\'-\'V\'*

■ .....

-

-ocr page 179-

STELLINGEN.

I.

Het bezwaar van Bertrand tegen het beschouwen van personen onder
sterftewaarneniing als gevallen van gelijke sterftekans is sleclits in uitzonderings-
gevallen gegrond. (Calcul des Probabilités pag. 313—314.)

II.

De uitkomst, die Tu. Wittstein vindt voor het risico bij verschillende
wijzen van verzekering, is foutief.

III.

Do gronden, waarop Prof v. Pescii op blz. 34 van zijne sterftetafels over
het tijdvak 1880—1890 zijne wijzo van combineeren der waarnemingen over
verscliillende kalenderjaren motiveert, zijn onvoldoende.

IV.

De theorie van Landri^ omtrent het maximum van verzekerd bedrag is
onimnnemelijk.

-ocr page 180-

V.

Eene rationeele methode ter bepaling van den opslag noodig tot winst-
vorming is haar evenredig te stellen met de mathematische hoop op winst van
den verzekerde.

YL

Het bewijs van Houël (Cours de Calcul Infinitésimal, N®. 1095, blz. 243),
dat indien aan de betrekking voldoet:

^__ili

zij kan worden beschouwd als eene monogene functie van z = x-\\-ii/, is
onvoldoende.

VII.

Het verdient afkeuring, de dynamica te gronden op de statica.

VIIL

Bij de definities der Mechanica verdient de vectormethode de voorkeur.

IX.

Terecht zegt Maxwell (Matter and Motion, pag. 124), dat de juistheid
eener hypothese niet wordt bewezen door de overeenstemming harer gevolgen
met de waargenomen verschijnselen.

X.

Eene rationeele theorie van het electro-magnetisme kan zich niet beperken
tot de beschouwing van den evenwichtstoestand, maar moet de magnetisatie ook
als functie leeren kennen van den tijd gedurende welken de magnetische kracht
werkzaam is.

-ocr page 181-

XL

De opvatting van een systeem van stroomgeleiders als mechanisch stelsel
is niet in strijd met het principe van
Hertz omtrent de eenheid der electrische
kracht.

XII.

De nawerking van condensatoren laat zich verklaren door intra-moleculairen
weerstand, welke hypothese ook elementen bevat ter verklaring der dispersie van
het licht op electro-magnetischen grondslag.

XIII.

De verhoudingen der specifieke wärmten bij constante drukking en constant
volumen van gassen zijn slechts vergelijkbaar voor gelijkvormig uit gelijke aantallen
atomen opgebouwde enkelvoudige stoften, bij temperaturen die een gelijk deel of
een veelvoud van de temperatuur van dissociatie zijn en strikt genOmen slechts
bij drukkingen, die evenzoo een gelijk deel of veelvoud van de kritische zijn.

XIV.

Er is geene gegronde reden om aan te nemen dat bij voldoend hooge
drukking alle vloeistoft\'en in alle verhoudingen mengbaar zijn.

XV.

Bij het absolute nulpunt kan geene enkele chemische reactie tot stand

komen.

XYI.

liet waarschijnlijkste atoomgowicht van Argon is 20.

-ocr page 182-

XVII.

Zeer juist toont Brester aan, dat men verkeerd doet. in de spectra van
zon en sterren uit het licht zijn van strepen te besluiten tot eene bijzonder hooge
temperatuur van het gas, waardoor zij worden uitgezonden. (Théorie du Soleil
Chap. II § 1).

XVIII.

Brester\'s theorie der zonneprotuberanzen als luminescenties in de atmos-
pheer der zon geeft van vele verschijnselen eene goede verklaring en wordt niet
afdoende weerlegd door de verplaatsing der spectraalstrepen. (Théorie du Soleil).

-ocr page 183-

E R E A T A.

Slaat: Lees:

Blz. 24 regel 3 van boven in het aantal dat in het aantal malen dat

„ 24 „ 1 „ onder ^

„ 36 7 „ onder statisch statistisch

„ 42 „ 8 „ boven M\'J 1

„ 79 „ 1 „ „ 8 V

. . 111 111

r r r r

In tabel II C^ O^Vl i

-ocr page 184-

M

•A

vu ■ . J
i

V." .

M

Ti

i

-ocr page 185-

-m^mm^mm,: mi-

....

\'<ï ■

ff:-:.

•M?:- ... ■

y:. A\' -V,.;. ,

I: _...

■ . I-V\' ;- ••■\'

VX-

Siti-

&

i ■ .

ry^r

, V

-ocr page 186-
-ocr page 187- -ocr page 188-