CVer den inVloe\'d
Chioroîormnarcose tijdens de baring
OP HET KI rib
Q, K VAM btH BcRQ
-ocr page 2- -ocr page 3-% r vSs
k. r-J-^.V\'
■ ■
1»!, ■ ■
IW.\'
My
■ M \',\'JîjL ; ■ j^.iiifflïfe \'i i\' j\'iilfe.s t
V
-ocr page 7-OVER DEN INVLOED VAN
CHLOROFORMNARCOSE TIJDENS DE BARING
OP HET KIND.
Druk van T. C. H. TEN HAGEN, Den Haag.
* RIJKSUNIVERSITEIT UTRECHT
108
Over den invloed van chloroformnarcose tijdens
de baring op het kind.
ter verkrijging van den graai) van
AAN DE jR.IJKS-jJNIVERSITEIT TE pTRECHT,
na .\'haciitigixg van uen recior-magnikicus
Hoogleeraar in de Faculteit der Geneeskunde ,
VOLdKNS I5KSLIJJT VAN DKN SENAAT DER UNIVERSITEIT
tegen de dedivnkixgen van
te verdedigen
op Donderdag 3 Maart 1904, des namiddags te 4 uren,
Arts, Assistent aan het Sted. Ziekenhuis te Utrecht. \'
Geboren te WILLES KOP.
m
-ocr page 11-y^AN MIJNE pUDERS.
-ocr page 12-W
m
m
s
1
f\'\' ■
■ À.
■,,
■ \'\'"^\'•\'fi.\'\':
: \'-\'Y
U::
■ . ■»
■ v-
■■\'Ci;
l
-ocr page 13-y^AN MIJNE AANSTAANDE yROUW.
-ocr page 14-ti
■Hr ■
Î JPV
.......... \'
De eerste bladzijde van mijn proefschrift wil ik
benutten, om mijnen dank te brengen aan Professoren
en Lectoren der Medische en Philosophische Faculteit
voor het onderwijs, dat ik van hen mocht genieten.
In het bijzonder wil ik U, Hooggeleerde KouwI\'IR ,
Hooggeachte Promotor, mijn erkentelijkheid betuigen
voor den steun, dien ik van U mocht ondervinden bij
de samenstelling van mijne dissertatie. Het is mij een
aangename leerschool geweest, als assistent een tijd onder
U te mogen werken. Uwe naiiwgezctheid en zuerkzaam-
heid zullen mij, in viijn later leven, steeds tot voorbeeld
blijven.
U, Hooggeleerde VVefkrs Bkttink, mijnen dank
voor de hulp, welke gij mij bij mijn arbeid in zoo ruime
mate hebt verleend.
De practische ondervinding, welke ik onder Uzue
welwillende leiding, Hooggeachte Bosscha . heb verworven,
zal mij zeker ten goede komen.
Ten slotte een woord van af scheid aan mijne vrienden
en kennissen, die mij de jaren aan de Utrechtsche
Hoogeschool doorgebracht steeds in aangename her-
innerino; Z7illcn doen houden.
o
-ocr page 16-. V
••\'f.\',.;.\'\';/
... ^ .
\' ivtjv. vi \'^■.\'■ n va;,.,
- ». _ .... . , .
• , , sfvK ^V•
• ■• vti-r, Vv Î.V-AV. j •.
^fe A.^,-.^\'..
1
Zeer veel is er reeds gesproken en geschreven over
de aanwending van chloroform in de verloskundige
praktijk, en dat dit steeds het onderwerp van veel
studie en strijd is geweest, valt niet te verwonderen.
Niets toch kan voor den medicus aangenamer zijn dan
lijden te verzachten; niets schijnt meer verlokkend voor
de barende vrouw, dan zonder pijn de dikwijls zoo
gevreesde bevalling te doorstaan. Maar zooals altijd heeft
ook hier de medaille een keerzijde, en terwijl de chloro-
form in de verloskunde onschatbare diensten verleent,
moeten toch de gevaren, aan de toediening ervan
verbonden, niet te licht geteld worden. In den loop der
tijden werd een groot aantal onderzoekingen en mede-
deelingen over dit onderwerp bekend gemaakt, welke
echter nog steeds geen eenheid in denken en handelen
tot resultaat mochten hebben.
Mij scheen vooral deze vraag van zeer veel belang,
of bij chloroform-narcose van de moeder het middel in
het foetale bloed overging, en indien dit het geval was,
of dan daardoor een schadelijke invloed op het kind
werd uitgeoefend.
Alvorens mijne onderzoekingen hierover mede te
deelen, heb ik, ter wille van de volledigheid, uit de
litteratuur het oordeel van verschillende autoren over
1
-ocr page 18-2
verlossing onder chloroform-narcose verzameld. Daar
het aantal geschriften, dat over dit onderwerp het licht
zag, zeer groot is, was het mij niet mogelijk alle
publicaties in dit overzicht te vermelden, en heb ik mij
moeten beperken tot het gedeelte der litteratuur, dat
voor mij te bereiken was.
Wanneer wij dan tot den aanvang van dit, voor
de verloskunde zoo belangrijke tijdperk teruggaan,
vinden wij, dat Simpson, hoogleeraar aan de universiteit
te Edinburg, de eerste was, die in de verloskunde van
anaesthetica gebruik maakte.
In 1847 deelde hij eenige gevallen mede , waarin
onder aethernarcose een versie en eenige forcipale
extracties werden verricht. Onder deze aethernarcose
bleven de weeën geregeld en krachtig, de kinderen
kwamen gezond ter wereld en de moeders verklaarden
in het geheel geen pijn bij de verlossing te hebben
gevoeld; hierdoor kwam hij tot de conclusie, dat, als
de onschadelijke werking van aether door meerdere
ondervinding blijken mocht, de medicus volkomen gerecht-
vaardigd zou zijn ook bij normaal verloopenden partus
van dit pijnstillend middel gebruik te maken, In den
herfst van hetzelfde jaar verving hij den aether door
chloroform, en publiceerde in October 1848 150 gevallen
van normale en kunstmatige verlossingen, waarin steeds
chloroform-narcose met succes was aangewend.
De chloroform was reeds in 1831 door een Ameri-
kaan, Gutiirie, ontdekt, terwijl hetzelfde \'jaar in
Frankrijk Soubeiran, en het volgende jaar Lieijig,
onafhankelijk van elkander tot de ontdekking ervan
\') Notes of employment of the Inhalation of sulfuric Etiicr in the
Practice of Midwifery. Lowclon and Kdinbourgh Medical Journal. 1847.
3
kwamen. De juiste samenstelling was echter toen nog
niet bekend, en werd eerst in 1834 door Dumas gevonden.
De eerste waarnemingen over de anaesthetische werking
op dieren publiceerde in 1847 Flourens, terwijl in
den zomer van dat jaar Lawrence voor het eerst
„chloric ether" in plaats van „sulfuric ether" gebruikte
om anaesthesie bij menschen te voorschijn te roepen.
In Engeland en Amerika maakte de methode van
Simpson veel opgang, vooral toen in 1853 door James
Clark bij een bevalling van de koningin van Engeland
chloroform werd gegeven.
In Italië en Duitschland werd er ook spoedig
gebruik van gemaakt. Frankrijk en België namen tegen-
over het anaestheticum een gereserveerde houding aan.
In Engeland verklaarden zich vóór het chloroform-
gebruik o.a. Rigby, Murphy, Beattie, in Duitschland
Martin, Sachse, Krieger, in Frankrijk Dubois, Chah.ly,
Cazeaux. Grooter echter was het aantal tegenstanders ,
en zooals het gewoonlijk in een dergelijken strijd gaat,
zoowel voor- als tegenstanders maakten zich aan sterke
overdrijving schuldig.
De heilzame anaesthetische werking der chloroform
bij verloskundige operaties, de bedarende werking bij
krampweeën en eclampsie werden ook door tegenstanders
op waarde geschat, maar deze konden geen ^edkeuring
hechten aan het gebruik van chloroform alleen tot
opheffing der pijnen, die aan de baring als physiologisch
proces verbonden zijn. Op gronden van religieuzen aard ,
en niet het minst op grond van gevaren of nadcelige
gevolgen voor moeder en kind aan chloroform-narcose
verbonden, voerden zij,den strijd. Ontstekingen, kraam-
koorts, convulsies en verlammingen schreef men aan
het anaestheticum toe.
Zoo dacht b.v. Hueter toen hij na een geval
van tangverlossing onder narcose in het kraambed
koorts met onregelmatig verloop waarnam, dit voor
een groot deel aan de chloroform te moeten toe-
schrijven. Op blz. 334 van zijn publicatie schreef hij:
„ Die Fieberanfälle im Wochenbette, welche einen
unregelmässigen Typus hatten, mit einer besonderen
Empfindlichheit der Präcordialgegend, aber nicht sonst
einem Leiden verbunden waren, Hessen um so mehr,
als die Milchsecretion gar nicht eintrat und als die
Mundlippen noch lange bleich, und Wechselfieber hier
nicht vorkommen, auf ein Leiden der Nerven und der
Säfte schliessen, auf welches das Chloroform vielleicht
Einfluss gehabt hatte "
Ook zouden zelfs eclampsie, manie en atonia uteri
er dikwijls het gevolg van zijn, en in 1853 vermeldde
Lee in „the Lancet" dat door toediening van chloroform
dikwijls perforatie van den foetus werd noodzakelijk
gemaakt.
Liegard en Houzelot toonden in 1853 het verschil
aan tusschen anaesthesie, zooals deze in de chirurgie
wordt geëischt en de anaesthesie bij normalen partus,
zooals in de obstetrie wordt toegepast, bij welke laatste
namelijk een onvolkomen anaesthesie, een analgesie
zou bestaan met behoud van bewustzijn en verlichting
of opheffing der pijnen, terwijl de chirurg een volkomen
verlies van bewustzijn wil bereiken en iedere reflectoire
reactie op pijn wenscht opgeheven te zien.
Het woord demi-anaesthesie dagteekent uit dien tijd
\') I IuETKR. Beobaclitungcn über die Wirkungen des Chloroforms
bei geburtshülflichen Operationen.
Neue Zeitschrift für Geburtskunde. 1850 bd. 27.
-ocr page 21-In 1857 trok Blot te velde tegen het gebruik van
chloroform bij normalen partus, omdat volgens hem
werd gezondigd tegen het allereerste beginsel „ primo
non nocere." Nochthans gaf hij toe, dat bij nerveuse
vrouwen, hevig braken, krampweeën koliekachtige
pijnen, en zeer pijnlijke weeën het gebruik ervan
aanbevelenswaardig kon zijn.
Spiegelberg deed zich als een voorstander kennen ,
terwijl hij de grenzen voor chloroformgebruik in de
obstetrische praktijk zeer wijd getrokken wenschte te
zien. Slechts hevigre bloedingfen, ziekten van het circu-
O O \'
latie-apparaat en respiratie-organen, en ziekten van de
hersenen beschouwde hij als contra-indicaties.
Depaul in 18G4 en Pajot in 18G6 verklaarden zich
echter tegen chloroform bij normalen partus, op grond
van de gevaren welke de narcose met zich brengt.
Campbell verdedigde in 1874 de demi-anaesthésie
obstétricale. In 1052 gevallen had hij er zonder onge-
lukken gebruik van gemaakt.
Ook Legroux -) wilde de bewuste pijn opheffen,
die volgens hem zelfs reflectorisch de weeënwerkdadig-
heid zou tegengaan. Door lichte narcose, waardoor
alleen invloed op de groote hersenen zou worden uitge-
oefend , zou men de bewuste pijn kunnen opheffen.
Eveneens beval Tarnier de lichte chloroformnarcose
aan, waarbij hij slechts een vitium cordis als contra-
\') Deutsclic Klinik. 13 Maart 1856. Ucbcr die Anwendung
des Chloroforms in der GeburtsliUlfe.
\') Gazette hebdomadaire de médecine et de chirurgie. 1878.
De l\'emploi du chloroforme dans les accouchements naturels.
\') Journal de médecine et de chirurgie pratiques T. 48. 1877.
Chloroforme à faible dose dans raccouchement.
G
indicatie beschouwde. Op gelijk standpunt plaatsten
zich Dumont-Pallier en Lucas-Championnière -):
de anaesthesie zou geheel zonder gevaar zijn, het kind
zou er bij geboorte geen teekenen van dragen, zelfs het
kraambed zou beter verloopen en de krachten der
kraamvrouw spoediger wederkeeren. Contra-indicaties
zouden slechts zelden aanwezig zijn. De laatstgenoemde
verhaalt van een veertigtal gevallen, de complete
anaesthesieën bij obstetrische operaties uitgesloten, met
volkomen bevredigend gevolg.
Her vieux heeft vooral bij hysterische primiparae
en onregelmatige weeën veel goeds van de narcose bij
normale verlossingen gezien. Toch telde hij het gewicht
der contra-indicaties zwaarder dan de eerstgenoemden.
Courty schreef aan chloroformgebruik de vol-
gende vier gunstige invloeden toe. 1". Opheffing van
pijn, minder tegenstand van het perinaeum, 8". ver-
mindering der kans op traumata door „ korteren duur
van den partus", 4". voorbehoeding tegen haemorrha^gie.
Nooit zag hij schadelijke werking op het kind, hoewel
het chloroformgebruik soms 120—150 gram bedroeg.
In 1882 kwam Dutertre, die alle meeningen uit
de litteratuur over chloroformgebruik durante partu
had verzameld, lot de slotsom, dat de anaesthésie
obstétricale d.w.z., de meer of mindere leniging der
\') Gazette hebdomadaire de médecine et de chirurgie. 8 IVlars
et 24 Mai 1878. Société médicale des hôpitaux.
\') Gaz. hebd. de m. et de chir. Société méd. des hôpitaux.
22 Mars 1878.
Gaz. hebd. de m. et de chir. Société méd. des hôpitaux.
28 Juni 1878.
Gaz. hebd. de m. t;t de chir. 43. 1878.
-ocr page 23-pijnen bij ongestoord bewustzijn en behouden reflexen,
bij alle verlossingen geoorloofd zou zijn Een nog
sterker voorstandster toonde zich Marie Dobrowolsky,
die in 1890 aan het slot van haar dissertatie zelfs de
stelling opperde, dat in de toekomst de geneesheer
zich bij iedere verlossing de chloroform-narcose, zoo
goed als de strengste antisepsis, tot duren plicht moest
stellen.
In 1896 was het H. Bellamy Gardner^), die het
gebruik van lichte narcose aanbeval bij hevige pijn,
vooral bij primiparae van middelbaren leeftijd uit de
hoogere klasse der maatschappij, die pijn slechter zouden
kunnen verdragen dan hare minder, bevoorrechte zusters;
verder bij barenden met een moeielijk rekbaar ostium
uteri, spasmus of vernauwing door litteekens van den
baarmoedermond, fibreuze en maligne tumoren, of in
gevallen van chronische uterus- of adnex-aandoeningen.
Op het oogenblik dat het hoofd gaat doorsnijden, zou
de narcose echter zoo diep moeten zijn, dat in enkele
oogenblikken, door een weinig meer chloroform te
geven, de toestand van volkonien spierslapte kon be-
reikt worden, en de medicus het hoofd zonder persen
van de vrouw en zonder weerstand van het perinaeum
zou kunnen ontwikkelen.
In 1897 herdacht Ballantijne -), als voorzitter van
het Edinburghsch Obstetrisch Genootschap, met enthou-
siasme het 50-jarig jubileum van de eerste narcose,
door Simpson bij versie wegens bekkenvernauwing
\') On tlie use of anaesthesia in obstetric practice. Britisch
Gynaecological Journal. May 1896.
\') Referaat Cathakina v. Tussknuroek. Weekblad van
het Ned. Tijdschrift voor Geneeskunde. Maart 1897.
8
gegeven. Hij eindigde zijn rede met de stellingen: dat
de medicus altijd gerechtigd is chloroform te geven bij
normale verlossingen en dit aan de vrouw behoort voor
te stellen, dat het plicht van den medicus is bij eiken
moeielijken of kunstmatigen partus te narcotiseeren, dat
de voorzichtige toediening van chloroform aan barenden
zelfs bij alle afwijkingen van het vaatstelsel en bij hart-
ziekten weldadig en dikwijls levensreddend werkt, maar
dat bij emphysema pulmonum groote voorzichtigheid
bij de narcose wordt vereischt, en dat men bij sterke
uitputting en na snel en groot bloedverlies, chloroform
liefst door aether moet vervangen.
In ons land deed Catharina van Tussenbroek
zich als een beslist tegenstandster der chloroformnarcose
bij normale verlossingen kennen, en stelde aan de
voorstanders ervan den eisch, het bewijs te leveren :
V. dat de asphyxie der pasgeborenen in graad en fre-
quentie door de narcose tijdens de bevalling niet toeneemt,
2". dat het procent-cijfer der kinderen, die kort na de
geboorte sterven, onder invloed der narcose niet klimt,
3\'\'. dat de kinderen uit een genarcotiseerde moeder
geboren op lateren leeftijd lichamelijk en intellectueel
geenszins bij anderen achterstaan.
Ribemont-Dessaignes en G. Lepage wijdden in hun
werk „Précis d\'Obstétrique" 1897 een hoofdstuk aan
„les anesthésiques en obstétrique", en vonden de
bezwaren aan chloroform-toediening ten laste gelegd,
n 1. gevaar voor de moeder, verlenging van den partus,
vermeerderde kans op nabloeding, niet zonder grond.
Toch kwamen zij tot het besluit, dat bij zeer zenuw-
achtige vrouwen, en bij zeer pijnlijke weeën, van
\') Zie bovengen, refiitraat.
-ocr page 25-9
chloroform-anaesthesie gebruik moest worden gemaakt,
vooral als de vrouw er om vroeg. Maar „ il faut dire,
que dans l\'immense majorité des cas, les femmes doivent
accoucher sans chloroforme".
Door A. VoGT werd in 1902 te Frederikstad
een voordracht gehouden over chloroform bij normale
verlossingen. Hierin haalde hij het oordeel aan van
enkele schrijvers, die veel goeds van chloroformtoe-
diening hadden gezien, en zeide ten slotte, dat volgens
zijn oordeel, noch van medisch, noch van godsdienstig
standpunt, afdoende bezwaren tegen hemi-anaesthesie
konden worden aangevoerd.
Wil men zich rekenschap geven van het al of niet
geoorloofde, van het al of niet wenschelijke van chloro-
formtoediening aan barenden, dan dient men behalve
op de gevaren aan iedere chloroform-narcose verbonden,
hier nog in het bijzonder zijn aandacht te vestigen op
drie bijkomende factoren, namelijk : den invloed van
chloroform op kracht, duur en frequentie der weeën en
buikpers, den invloed van het middel op het kind in
utero, en de mogelijke gevaren van atonia uteri na de
bevalling onder chloroform-anaesthesie.
De algemeene gevaren van chloroformnarcose, zoo-
als 1". asphyxie door reflectorische en directe werking
op het ademhalingscentrum, 2". hartsstilstand door
werking op vagus-centrum , centra in het hart en bloeds-
drukregelende centra, 3". mechanische stikkingsdood
door slijm of braaksel in de trachea, 4". functioneele
veranderingen in het centrale zenuwstelsel, wanneer
bij niet voldoende narcose sommige reflexen opgehe-
ven andere daarentegen behouden gebleven zijn,
\') Kloroforni vcd normale födslcr.
-ocr page 26-10
blijven ook bij narcose van barenden natuurlijk bestaan.
Het laatste gevaar wordt zelfs grooter bij barenden
in die gevallen, waar men geen diepe bedwelming
maar slechts analgesie tracht te bereiken.
Ook de late chloroformdood^) door degeneratie
van hartspier of hartsganglia, door te gronde gaan van
levercellen en nierepitheliën veroorzaakt, blijft tot de
ongunstige kansen behooren.
De ervaring leert, dat de schadelijke invloed van
chloroform-narcose zich bij barenden minder doet gelden
dan anders. Volgens Strassmann zou , door den
prikkel van uteruscontracties en de zeer gevoelige
genitalia externa uitgaande, de. chloroform-narcose in
de verloskunde bijna altijd ongevaarlijk zijn.
Op blz. 188 van zijn geciteerd stuk beweerde hij :
„ Mit der Reflexerregbarkeit der äusseren Genitaliën
hängt es wohl auch zusammen, das bei geburtshülflichen
Operationen die Chloroformnarkose nur ausnahmsweise
gestört ist und Todesfälle meines Wissens überhaupt
nicht dabei vorgekommen sind", en op blz. 198, doelende
op chloroform-narcose in de polikliniek : „ Hier brauchen
wir erfahrungsgemäss weniger Chloroform, und infolge
der Sensibilität der Theile und der von der Uterusthätig-
keit ausgehenden Erregung, sind die Narkosen fast
immer gefahrlose"; wat mij echter niet geheel duidelijk
voorkomt.
Bellamy Gardner gaf als redenen voor de onge-
vaarlijkheid van narcose bij zwangere vrouwen op:
\') A. J.W. Hkintz Der protrahirte Cliloroformtod. Med. diss 1896.
\') Die Chloroform-narcose der Frau. Zeitschrift für Geburtshülfe
und Gynaecologie. B. XXÏX 1894.
11
P. dat chloroform voor vrouwen nooit zoo gevaarlijk
zou zijn als voor mannen; 2". dat de hartshypertrophie,
gedurende de zwangerschap ontstaan, het gevaar voor
hartsstilstand zou verminderen 3®. dat alle reflexen bij
vrouwen sterker zouden zijn, en de hartspier beter op
prikkels zou reageeren en minder spoedig paralytisch
worden dan bij mannen; 4®. dat de hooge abdominaal-
druk vaatdilatatie zou voorkomen ; 5®. dat de vrees voor
narcose niet aanwezig zou zijn, daar de moeder de
narcose als een weldaad zou aannemen ; (5°. dat de
onwillekeurige expulsieve pogingen flinke expiraties teweeg
zouden brengen, waarop diepe inspiraties volgen, en dat
hierdoor het gevaar voor asphyxie minder zou worden.
Van al deze argumenten van Gardner lijkt alleen
het vijfde mij van eenige waarde. Zonder twijfel draagt
het vooruitzicht van pijn verlost te worden tot het rustig
verloop der narcose bij, en als direct gevolg hiervan
wordt de kans op enkele gevaren, zooals pneunomie
door aspiratie van braaksel, dood door shock, minder.
Waarom echter chloroform bij vrouwen niet zoo gevaarlijk
zou zijn als bij ^ mannen , en waarom alle reflexen bij
vrouwen sterker zijn en de hartspier beter op prikkels
reageert, vermeldt Gardner niet.
Als tweede argument wordt genoemd, de harts-
hypertrophie bij zwangeren. Daargelaten of dit in werke-
lijkheid het geval is, mag dit hier niet als bewijs gelden,
daar deze hypertrophie dan een gevolg zou zijn van den
vermeerderden arbeid, welke van het hart wordt getischt
door de uitbreiding van het stroomgebied, en dus de
verhouding tusschen arbeidskracht en te verrichten arbeid
dezelfde blijft als in niet\'zwangeren toestand.
Ook het vierde argument mist alle bewijs. Wanneer
gedurende narcose de bloedsdruk daalt, zal de werking
12
van de chloroform op de bloedsdruk-regelende centra hier-
van de oorzaak zijn, en zal de hoogere druk , waaronder
de vaten in den buik staan, aan de algemeene vaatdilatatie
weinig toe of af doen.
Dat de expulsieve pogingen flinke expiraties zouden
teweeg brengen is evenmin waar. De buikpers, die in
staat is invloed op de ademhaling uit te oefenen,
wordt in narcose minder, of verdwijnt geheel, en de
onwillekeurige uteruscontracties kunnen voor de respiratie
niet de minste beteekenis hebben.
Een feit is, dat de onaangename nawerking van het
narcoticum in vele gevallen geheel achterwege blijft. De
physiologische aderlating, die op het loslaten van de
placenta volgt en van het opgenomen chloroform een
groot deel verwijdert, zou, volgens Strassmann, hiervan
de oorzaak kunnen zijn.
Daargelaten nu of deze verklaringen aannemelijk
zijn, zou men, door de ondervinding geleerd, mogen
aannemen , dat de toediening van chloroform aan barenden
minder gevaren met zich brengt dan men er in de chirurgie
van te duchten heeft; toch ontbreken in de litteratuur
de narcose-sterfgevallen ook hier niet. Sansom deelde op
18G3 obstetrische narcosen 3 sterfgevallen mede, Snow
één , in welk geval de patiënt zich echter zelf het anaesthe-
ticum toediende.
Eugen Fraenckel beschreef een geval, waar
een gezonde bloeiende I para 1 uur gedurende den
partus onder narcose werd gehouden, waarvan een
half uur in diepe narcose. Post partum bleef patiënt
dagenlang somnolent met frequenten pols, geen koorts.
\') Ueber anatomische Veränderungen durch Chloroformnach-
wirliung beim Menschen. Centralblatt für Chirurgie. 1894 11.
13
20 dagen na de bevalling volgde de dood door harts-
verlamming. Geen teekenen van infectie werden ge-
vonden. De autopsie gaf: parenchymateuze en vettige
degeneratie van de hartspier, nekrose en haardsgewijze
vettige degeneratie van het epitheel in de nierschors,
vettige degeneratie van de intima van de aorta en van
de musculi recti abdominis.
Ballantyne maakte melding van 8 sterfgevallen,
en van 12 gevallen waar verontrustende verschijnselen
werden waargenomen zonder slechte gevolgen.
Pinkhof vond, dat onder de 702 sterfgevallen in
chloroformnarcose in Engeland gedurende de jaren
1847—1893 gepubliceerd, en door de Lancet-commissie
verzameld, 7 barenden voorkwamen.
Van chloroformnarcose in het algemeen zijn volgens
Ch. Richet-) drie stadiën te onderscheiden: 1". het
stadium van excitatie, 2". dat der analgesie met be-
houden reflexen , 3". dat der anaesthesie met geheel
opgeheven reflexen. Het 1". stadium is hier van weinig
belang. Alleen moet opgemerkt worden, dat doorgaans
bij narcose in de obstetrische praxis geen excitatie
optreedt. Het weinig voorkomen van alkoholisme, de
vermoeidheid der barende vrouw en het verlangen van
hare pijnen verlost te worden, dragen zeker veel tot
het rustig verloop van de narcose bij. Den toestand
in het tweede stadium trachten de voorstanders van
chloroformnarcose bij normale partus te verkrijgen.
\') Ongcvnllcn in chloroformnarcose. Weekblad N. T. v. G.
1896 11 21.
\') B. J. Stokvis. Voordrachten over Geneesmiddelleer III
pag. 527.
14
De totale gevoelloosheid en spierslapte van het derde
stadium heeft de obstetricus slechts dan noodig, als
zijn hulp wordt ingeroepen bij zware verloskundige
operaties, krampweeën of eclampsie.
Het tweede stadium van Richet wordt in de
obstetrische practijk „ narcose a la reine" genoemd,
omdat Koningin Victoria van Engeland in dezen
graad van bedwelming haar achtste kind het leven
schonk. Aan deze narcose zullen wij nauwkeuriger de
aandacht schenken.
Door Simpson werden daarvoor de volgende voor-
schriften gegeven. In het begin der narcose moet een
flinke dosis chloroform gegeven worden en wanneer de
pijnen verminderen telkens kleine doses
Spiegelberg nam een conisch opgevouwen zakdoek
en deed daarin de chloroform of op een gewoon plat
gevouwen zakdoek werd het anaestheticum gegoten; bij
toediening moest lucht altijd rijkelijk kunnen toestroo-
men. Hij begon de narcose als de pijn hevig werd op
het einde van het ontsluitings- of begin van het uitdrij-
vingstijdperk, De omgeving moest zeer rustig zijn. Bij het
begin van iedere wee liet hij eenige droppels chloroform
inademen , tijdens de weeënpauze niet meer. Hoe vroeger
in een wee men liet inhaleeren , des te minder kans zou er
bestaan om de contracties te schaden, en des te beter
zou het doel bereikt worden. Was de patiënt in het begin
der narcose onrustig, dan zou eerst wat meer chlöroform
kunnen worden gegeven tot diepe slaap intrad en
daarna weer bij het begin van iedere wee eenige drop-
pels De vrouw zou in staat moeten blijven te spreken
en aanraking te voelen. Simpson narcotiseerde op deze
\') Deutsche Klinik. 15 Maart 1856 N\\ II.
-ocr page 31-15
wijze eenmaal 14 uur, Protheroe Smith gedurende
28i uur zonder nadeelige gevolgen.
piachaud gaf in 1877 op het congrès périodique
internationale des sciences te Genève de volgende
regelen voor het gebruik van chloroform bij normale
verlossingen.
Het moet volgens de methode van Snow worden
toegediend d.w.z., bij kleine dosis in het begin van iedere
wee, in de weeënpauzen geen chloroform Men moet
niet narcotiseeren tot volkomen gevoelloosheid intreedt,
maar tot de pijn minder wordt. Gewoonlijk worde alleen
genarcotiseerd in het uitdrijvings-tijdperk.
Jules Chaigneau zeide, dat er geen vaste regel
te geven was om het juiste moment aan te duiden,
waarop chloroform moest worden gegeven. „ La femme
sera notre meilleur guide, et la douleur notre principale
iiKÜcation". Hij nam een doek, vouwde hem in vieren,
goot er eenige droppels chloroform op en hield dezen
op enkele centimeters afstand van neus en mond ; in
de weeënpauzen werd de doek weggenomen.
Bellamv Gardner beval de volgende wijze van
narcotiseeren bij normale vorlossingen aan. De narco-
tiseur make gebruik van een flesch van Junker met
een masker, waaraan de afvoerbuis van de flesch is
bevestigd De narcose vange aan in het begin van het
uitdrijvingstijdperk, wanneer de weeënwerkdadigheid
regelmatig in gang is.
\') G.izettc Iiebclomadaire de médecine et de cliirurgie. 1878 N".43.
\') Etude comparative des,divers agents anacstliésiques employés
dans les accouchements naturels. 1890.
Anaesthesia in Obstetric Practice. British Gynaecological
Journal. May, August, November 1896.
16
„ Next, the administrator should time the interval
between the pains, and about half a minute before the
contraction is due, telling the patient to close her eyes
and breathe freely, should throw a very gentle whiff of
chloroform into each inspiration by a quarter compression
of the bellows to begin with; he should stop for
a breath or so if respiration be held, only intro-
ducing chloroform, when air is entering and returning
freely from the lungs; as the pain approaches she
will take more ample inspirations, the bellows may
be compressed^ to half their size each time and at
the acme of the pain the mask be removed. If the
method of inhalation only during the pains causes
excitement, a „deeper" type of narcosis must be
produced by more chloroform, and a more continuous
use of it."
Over de wijze van toediening bestaat niet al
te veel verschil van meening, echter loopt het oor-
deel der verschillende autoren over den invloed van
de chloroform op uteruscontracties en buikpers zeer
uiteen. Simpson zag, dat de weeën regelmatig bleven
en krachtig. Spiegelijerg constateerde, dat bij lichte
narcose aanvankelijk de weeënpauze grooter werd,
spoedig kwamen de weeën meer en regelmatiger; werd
meer chloroform gegeven, dan werden de pauzen
weer grooter, de buikpers werkte nog mede; werd
de narcose nog dieper, dan bleven alleen Zeldzame
en zwakke weeën over, soms verdwenen deze ook
geheel.
Grenser, Siebold, Bouvier, Montgomery, Scanzoni
zagen bij toedienen van chloroform een regelmatig
zwakker worden, soms geheel verdwijnen der weeën.
Lucas—Ciiampionnière, Hervieux, Courty, Simon
-ocr page 33-17
Frédéricq namen geen merkbaren invloed op de
weeën waar.
piachaud zeide in 1877 op het congres te Genève:
„des expériences ont démontré que les anesthésiques ne
suspendent, ni les contractions uterines, ni celles des
muscles abdominaux".
Zweifel -) zag bij lichte narcose de weeën onge-
stoord doorgaan.
Legroux®) legde vermoeidheid, zenuwachtigheid,
braken, enz. aan de hevige weeënpijn ten laste, en
tengevolge daarvan zwakker worden van de uterus-
contracties en de buikpers. Die bewuste pijn, welke de
reflexwerking van den uterus tegengaat, zou de medicus
moeten verzachten, en dit zou mogelijk zijn door korte
en dikwijls herhaalde chloroforminhalaties. De weeën
zouden hierdoor sterker en regelmatiger worden.
De eerste meer nauwkeurige onderzoekingen hier-
over werden in 18G5 door Winckel verricht; door
betasten van den uterus vóór, gedurende, en na chloro-
formnarcose , kwam hij tot de slotsom, dat de weeën-
pauze grooter, en de intensiteit der weeën gedurende
narcose minder wordt. Dit heeft hij zoowel bij normale
als bij abnormale weeën waargenomen.
PouLLET nam in 1880 met den tokodynamometer van
Schatz proeven. Hij gaf, gedurende 20 minuten, hi het
uitdrijvingstijdperk het mengsel van Billrotii en zag bij het
intreden der anaesthesie de buikpers volkomen stilstaan.
\') Du chlorofornic (lan.s les accouchcnients, son iniluence sur
Ie foetus. Annales de la Société de inédecine de Gand. 1887.
Der Uebergang von Chloroform uiul Salicylsaüre in die
Placenta. Archiv für Gynaecologie XII.
») Op cit.
18
Doenhoff publiceerde in 1892 proeven, door hem
met den tokodynamometer verricht. Om de belangrijk-
heid zijner resuhaten, Hjkt het mij goed zijne onder-
zoekingen uitvoeriger te vermelden. Hij bracht een
gummiballon in den uterus, stelde dezen in verbinding
met een kwikmanometer en een schrijfmanometer, en
registreerde op deze wijze den weeëndruk, tijdens en
buiten lichte chloroformnarcose.
Als voorbeeld zal ik het eerste, door hem beschreven
geval hier weergeven , het betreft een II para van 25
jaar. Flinke weeën om de twee minuten. Duur 20
seconden. De ballon wordt in den uterus gebracht. De
weeën zijn regelmatig. Weeënpauzedruk 25 mM. kwik.
Op het hoogste punt van een wee bedraagt de kwik-
druk 70—85 mM. In 14 weeën gemiddeld 79 mM Hg.
De pauzen duren 30—45 seconden. In de pauzen gelijk-
matige druk. De som van de maxima van den weeën-
druk in 10 minuten bedraagt 470 mM. Hg. Twee uur
20 minuten na het begin van den partus, wordt bij den
aanvang van iedere wee, als het kwik gaat stijgen,
chloroform gegeven en wel telkens 25 droppels, later
minder.
De pauzen worden dadelijk onregelmatig en langer,
viermaal zoo lang, de pauze na de derde wee zesmaal
zoo lang. De druk in de lange pauzen is 5 mM. Hg.
minder; ook de weeëndruk is minder n.1. 50—80 mM.
Hg. in IG weeën gemiddeld GO niM. kwik tegen 79
vóór narcose.
De som van de maxima van vier weeën in 10
\') Ucber die Einwirkung des Chloroforms auf den normalen
Geburtsverlauf nach Untersuchungen mit den Tokodynamometer.
Archiv für Gynaecologie. XIII 1892.
19
minuten bedraagt 270 mM. Hg., tegen 445 en 470
vóór narcose. De patiënt is half in slaap en antwoordt
dadelijk, wanneer zij wordt aangesproken. In de volgende
12 weeën wordt wat meer chloroform gegeven. De
vrouw reageert nog op luid aanroepen. Bij de negende
wee zijn de spieren slap en pupillen nauw. De pauzen
zijn weer regelmatig en duren 40—60 seconden. De
weeënpauzedruk is gelijk aan dien vóór narcose De
weeën zijn regelmatig, <le weeëndruk is gemiddeld 55
mM. Hg., (vóór narcose 79 mM., in halve narcose
GG mM.), de som van den druk in 10 minuten bedraagt
250 mM. Hg., (vóór narcose 470, in halve narcose
270 mM Hg.) De vorm van de weeëncurve is regel-
matig. De duur van de weeën is in dezelfde mate afge-
nomen, als de druk, zoodat de curven nu gelijkvormig
zijn met die van v(\')ór de narcose. Na een uur narcotiseeren
met 2G gram chloroformgebruik wordt het anaestheticum
niet meer toegediend..
De eerste drie volgende weeën zijn regelmatig,
met een druk van (55 tot 75 mM. kwik. De pauzen
blijven hetzelfde, ook de pauzedruk. Zij duren 30—GO
seconden. Bij de wee wordt jDatié\'nt onrustig, en
klaagt na 10 minuten luid. De druk op de hoogte van
een wee is nu weer 70—85 mM., gemiddeld 7G mM.,
(tegen 79 v(\'>(\')r narcose.) De pauzen zijn onregelmatig,
duren 40—GO sec. met den aanvankelijken druk.
De patiënt is pijnlijk. De toestand blijft zoo ge-
durende 55 minuten, terwijl soms twee twee en een
halve minuut verloopen tusschen 2 weeën, eenmaal
met verlaging van den pauzedruk van 5 mM. Hg. Na de
pauzen soms twee drie weeën , die in elkander over-
gaan. Nog 30 minuten wordt gewacht, en toen de
tweede narcose liegonnen. Do laatste 10 minuten vóór
20
het begin hiervan , is de weeëndruk gemiddeld 77 mM.
Hg,, de som ervan in 10 minuten 400 mM, Pauzen
duren 40—60 seconden met gelijken druk.
De buikpers werkt mede met een druk van onge-
veer 10 mM, Hg, op de hoogte der weeën. De tweede
narcose è. la reine begint, patiënt antwoordt op toe-
spreken. De gemiddelde weeëndruk wordt in het begin
der narcose lager, tot 58 mM., totaaldruk in 10 minuten
295 mM. De pauzen duren 60—80 sec. De pauzedruk
is gelijk aan den vroegeren uterusdruk tusschen twee
weeën. De vrouw is tusschen de uteruscontracties rustig,
tijdens de weeën onrustig; zij antwoordt, wanneer zij wordt
toegesproken. De volgende 10 minuten duren de pauzen
langer. Gemiddelde maximale weeëndruk 62 mM. Hg.
Totaaldruk in 10 minuten 250 mM. Daaropvolgende
10 minuten, maximale weeëndruk gemiddeld 48 mM.,
totaaldruk 240 niM. Geen reactie meer op aanroepen.
De weeëncurven zijn gelijk van yorm met die, in het
begin van het ontsluitingstijdperk , 5 weeën in 10
minuten. Gemiddelde maximaaldruk 39 mM., totaal-
druk in 10 minuten 195 mM. Hg., zonder buikpers. Bij
inwendig onderzoek treedt tijdens een contractie de
buikpers op, daarna niet meer. Bij het onderzoek springt
de vochtblaas, de weeënpauzedruk tusschen de twee
volgende weeën is 10 mM. Hg. gedaald. De volgende 10
minuten 5 weeën, gemiddeld met 60 m.M. kwikdruk.
De narcose was niet diep, en wordt nu gestaakt. 10
minuten, nadat geen chloroform meer is toegediend,
geven de weeën gemiddeld een druk van 62 mM.,
totaaldruk in dien tijd 315 mM.
Na het ontwaken, 10 minuten later, wordt in een
wee de buikpers ingespannen, in de volgende 3 zwakke
uteruscontracties niet meer, en 9 minuten later begint
21
een weeëngroep, die 4 minuten duurt met aanhoudende
buikpers.
In het midden van deze langdurige contractie
wordt viermaal een druk van 170 mM. bereikt, aan
het einde hiervan wordt het hoofd geboren; na een
korte pauze, door een wee met flinke buikpers tot
120 mM. kwik, ook de romp. De laatste narcose
duurde 1 uur 10 minuten met 20 gram chloroform-
ijebruik.
O
Het kind begint spontaan te ademen, maar wordt
eerst door langdurige aanwending van huidprikkels tot
schreeuwen gebracht.
In nog 7 andere gevallen, waarbij Doeniioff op de-
zelfde wijze experimenteerde, vond hij steeds den invloed
van chloroform op weeën en buikpers denzelfden. Daarom
schreef hij aan chloroform, ook in kleine dosis toegediend,
een verlammenden invloed op de uteruscontracties toe,
waaruit voor hem deze conclusies volgden: De som van
den weeëndruk in éénzelfde tijdsverloop daalt in lichte
narcose tot bijna op de helft van den druk v(\')ór narcose. Bij
langer voortgezette bedwelming neemt de som van de
maxima van weeëndruk in éénzelfde tijdsverloop voortdu-
rend af. In lichte narcose worden de pauzen langer en
onregelmatiger, de weeën minder krachtig, het aantal der
weeën wordt 25 "/o niinder. In diepe narcose zijn de pauzen
even lang, de weeën zwak. Na staking der narcose wordt
dadelijk de uterus werking krachtiger, toch duurt het gerui-
men tijd V()()r de weeën even krachtig zijn als vóór de
narcose. Wanneer de buikpers vóór chloroformtoe
diening niet sterk is, houdt deze in lichte narcose
geheel op. Is de buikpers krachtig, dan werkt zij in
de onvolkomen narcose door, echter met minder
kracht. In diepe narcose houdt ook de vroeger sterk
22
werkende buikpers op. De werking der buikspieren
keert spoedig, nadat geen chloroform meer gegeven
wordt, terug met dezelfde kracht.
De slechte invloed van chloroform op uteruswerking
en buikpers, en tengevolge daarvan , de vertraging der
geboorte is door de proeven van Doenhoff, naar mij
voorkomt, positief aangetoond. Aan de methode werd
ten laste gelegd , dat de prikkel, door den intra-uterinen
ballon op den uterus uitgeoefend, van invloed zou zijn
op zijn werkzaamheid. Volkomen waar is, wat Sciiatz
hiervan zegt, dat deze fout van belang is bij waar-
nemingen over weeënfrequentie, duur der weeën enz.,
maar zeker niet in een geval als dit, waar het experi-
ment op dezelfde persoon wordt gedaan, met afwis-
selend toedienen en staken van de chloroformnarcose.
Een niet minder belangrijke vraag is deze, of de
foetus in utero wordt geschaad door het vergif aan
zijn moeder toegediend. Het antwoord hierop is van
zeer groote beteekenis voor het al of niet geoorloofd
achten der „ chloroforme a la reine."
Tot de oplossing hiervan bij te dragen is het doel
van de volgende bladzijden.
*
\') Schatz. Beiträge zur physiologisclicn Geburt.si<unde. Archiv,
für Gynaecologie. III 1872.
Het foetale bloed stroomt door het capillairnet
van de chorionvlokken, en is slechts door den dunnen
vaatwand, door het stroma, en het epitheel der vlokken
van het moederlijke bloed gescheiden, dat in de inter-
villeuze ruimten de vlokken omspoelt. Dat het kinder-
lijke bloed zuurstof uit het moederlijke bloed opneemt,
heeft ZwEiFEr. door proeven bewezen. Hij toonde
spectroscopisch oxyhaemoglobine aan in het foetale
navelvenenbloed. Bij zwangere konijnen werd tracheo-
tomie gedaan en kunstmatige ademhaling toegepast;
wanneer hij nu laparotomie verrichtte, zag hij het bloed
in de navelvene duidelijk lichter van kleur dan in de
arteriën; werd de luchttoevoer afgesloten, dan werd na
ongeveer li minuut de kleur van het bloed in arteriën en
venen gelijk, na nieuwen toevoer van lucht werd het
bloed in de navelvene weder meer lichtrood.
Hieraan knoopte zich de vraag vast, of ook
vreemde, niet in het organisme thuisbehoorendegassen
van moeder op kind konden overgaan.
Dat stoffen, die in de moederlijke vochten oplos-
haar zijn, bij toediening aan de moeder, in het orga-
nisme van den foetus zijn aan te toonen, bewees o. a.
\') Die Respiration des Foetus. Archiv, f. Gyn. IX.
-ocr page 40-24
Feiiling voor salicylzuur, Gusserowvoor joodkalium
en benzoëzuur. Voor salicylzuur kon, wanneer de moeder
minstens één dag vóór de bevalling een voldoende
hoeveelheid salicylas natricus had gebruikt, steeds de
salicylreactie in urine en bloedserum van den foetus
verkregen worden. Wat de beide laatste betreft vond
Gusserow hippuurzuur in de urine en het vruchtwater
van het kind als aan de moeder benzoëzuur was toege-
diend, en Jodium in de urine van den pasgeborene als
de zwangere vrouw dagen lang joodkalium had gebruikt.
Wat den overgang van vaste stoffen aangaat, nam
Reitz aan, dat zij den scheidingswand tusschen moeder
en kind zouden kunnen overschrijden, op grond van
een proef, waarbij bij zinnober in de vena jugularis van
het moederdier spoot, en daarna partikeltjes ervan terug-
vond in de bloedstolsels in het hart en in de capillairen
van de hersenen van het embryo. Hofmann en L\\nger-
hans verrichtten dezelfde proef met negatief resultaat.
Jassinsky spoot karmijn in den bloedstroom van het
zwangere dier en vond na dooden van het moederdier, 20
minuten na de inspuiting, niets in het bloed van de foetus.
Feiiling bracht fijn verdeelde Oost-Indische inkt
in de vena femoralis van een drachtig moederko-
nijn. Na 24 uur doodde hij het dier en vond vele
partikeltjes ervan in lever, long en milt van het
moederdier, niets in bloed en lever van de foetus.
Het geval van Reitz heeft niet voldoende bewijskracht,
\') Beitäge zur Physiologie des placentaren StofiVerkehrs.
Archiv, für Gynaecologie. XI 1896.
*) Zur Lehre von Stoffaustausch zwischen Mutler und Frucht.
Archiv für Gynaecologie. XIII.
W. Pkeijer. Specielle Physiologie des Embryo. 1885.
-ocr page 41-25
tiaar het slechts één proef betreft, en bovendien gemak-
kelijk vergissingen bij het zoeken naar zinnoberkor-
reltjes te begaan zijn. (Fehling Arch. f. Gyn. XI).
Proeven vanBoLLiNGER, met anthraxbacillen genomen,
pleiten ook tegen het overgaan van vaste stoffen van
het moederlijke in het kinderlijke bloed. Hij entte een
drachtig schaap subcutaan met de miltpulpa van een
aan miltvuur gestorven os; 3-% dag na de enting stierf
het schaap aan anthraxinfectie. Het bloed en de
organen van het dier bevatten veel anthraxbacillen; het
foetale bloed was er geheel vrij van. Konijnen werden
met het bloed van de jongen ingespoten en bleven
leven, terwijl een konijn, dat met moederlijk bloed
geënt werd, spoedig stierf. Ook Brauell en Davaine
fnaakten door proeven uit, dat het bloed van jongen,
waarvan de moeder aan miltvuur was gestorven, bij
enting op andere dieren geen miltvuur-infectie veroor-
zaakte.
Op blz, 4G()., Weitere Mittheilungen über Milzbrand
und Milzbrandblut komt Brauell tot de conclusie „die
l^mbryonen der am Milzbrand umgestandenen Thiere
bieten bei der anatomischen Untersuchung keine auf
Milzbrand hinweisenden Veränderungen dar, selbst das
Blut derselben zeigt nichts abnormes. Es ging also in
den von mir beobachteten Fullen, wie auch die nega-
tiven Resultate der mit dem Blute derselben angestellten
Impfversuche lehren, der Milzbrand nicht vom Mutter-
thier auf den Fötus über "
De resultaten van de onderzoekingen, welke zijn
verricht om de vraag te beantwoorden, of bacteriën bij
\') Virchow\'s Archiv IB. 14. 1858.
-ocr page 42-26
acute infectieziekten van de moeder op den foetus
overgaan, spreken elkaar lijnrecht tegen.
Olshausen vermeldt in zijn „ Lehrbuch der Geburts-
hülfe" het vinden van cholerabacillen in foetaalbloed,
door Tizzoni en Cattani , terwijl het Slmmonds niet
gelukt was deze aan te toonen. Ook pokken zouden,
volgens hem, op den foetus overgaan, en de prophy-
lactische inenting zou bij kinderen, waarvan de moeder
in de zwangerschap aan pokken had geleden, zonder
gevolg zijn. Door Rigden werden echter 7 gevallen
hiervan beschreven, waarbij in alle de foetus zonder
kenteekenen der ziekte ter wereld kwamen en in de
.3de ^ 4de levensmaand met succes werden ingeënt.
De bacillen van Typfius abdominalis werden door
Eberth en Janiszewski in het foetale bloed aangetoond,
evenzoo kweekten Freund en Levy culturen van den
typhusbacil, uit het bloed van een stervend geboren
foetus, in de 4". ziekteweek zijner moeder; en in strijd
met de hierboven vermelde resultaten van Brauell en
Bollinger, gelukte het Marciiand en Kubassow den
anthraxbacil bij foetus, waarvan de moeder aan miltvuur
leed, aan te toonen. Ook worden gevallen medegedeeld,
waarin de kinderen in utero, scarlatina van de moeder
overerfden; waarin bij erysipelas van de zwangere,
erysipelas-coccen in het subcutane vet van den foetus
waren te vinden; waarin bij cholera van de moeder,
kommabacillen voorkwamen in het bloed van .de vijf
maanden oude vrucht, enz
Uit deze mededeelingen blijkt dus, dat somtijds
de placenta voor mikro-organismen doorgankelijk is. In
de meeste gevallen echter blijkt het overgaan van de
\') British Journal. 1877 ,\'24 Febr.
-ocr page 43-27
ziekte der moeder op den foetus niet. Waarom enkele
malen de pathogene microben de placenta kunnen
passeeren is niet uitgemaakt.
Een verklaring hiervoor zou zijn , dat zeer virulente,
pathogene micro-organismen het epitheel van de vlokken
zouden kunnen vernietigen, en zoo in het foetale bloed
doordringen; en hiervoor zouden zeer kleine, micros-
copisch niet waarneembare laesies van het epitheel
voldoende zijn. Of de geheel intacte placenta micro-
organismen doorlaat, mag betwijfeld worden
Dat de moeilijk diffundeerbare eiwitten in het foetale
bloed worden opgenomen uit het moederlijke bloed, is
zeer waarschijnlijk, maar op welke manier is onbekend.
Bumm vond hiervoor de beste verklaring, dat het
epitheel der vlokken, evenals het darmepitheel, het
vermogen zou bezitten om de eiwitstoffen uit het moeder-
lijke bloed op te nemen, te verwerken, en verder naar
het kinderlijk bloed te transporteeren.
Toen nu het toedienen van chloroform aan de
barende bij normalen partus zoozeer werd aangeprezen,
drong zich vanzelf de vraag op den voorgrond :
Of dit vergif in het bloed van den foetus overging,
en in hoeverre het, indien dit zoo was, schadelijk op
het kind inwerkte.
HuKTKk \'-) was in 1850 de eerste, die hierover proeven
nam bij een geval, waar gedurende 4 minuten narcose
was toegepast met 3 drachmen chloroformgebruik.
\') Grundriss zum Studium der Geburtshilfe.
*) Beobachtungen über die Wirkungen des Chloroforms bei
geburtshülflichen Operationen. Neue Zeitschrift für Geburtskunde.
H. 27. 1850.
28
Hij beschreef op bldz. 389 van genoemd tijdschrift
de wijze, waarop het bloed, dat hij voor onderzoek
bezigde, door hem werd verkregen.
„Gleich nach dem Abgange der P/4 Pfund schweren
Nachgeburt, wurde aus dem nur 15 Zoll langen Nabel-
strange das Blut ausgedrückt, da nur etwa eine Drachme
auf diesem Wege gewonnen werden konnte, so nahm ich
von der äussern Flache Blut weg, und bewahrte Beides
in besondern wohl verschlossenen Gläsern auf".
Op een volgende bldz. zeide hij: „ Ich vereinigte
das aus dem Nabelstrange gewonnene Blut mit dem
von der äussern Flache des Mutterkuchens genommenen,
erhielt aber auf diese Weise kaum ^/a Unze."
Slechts 3 minuten behoefde hij dit bloed volgens
de methode van Ragsky te behandelen om er chloroform
in te kunnen aantoonen.
Deze methode was de volgende:
Het te onderzoeken bloed werd in een flesch
gedaan, waaraan een knievormig gebogen buis, in het
einde hiervan was een papierstrook bevestigd met
amylumpap bestreken, waaraan J K. was toegevoegd.
De flesch met bloed werd op een waterbad verwarmd
en de buis, waardoor de chloroformdampen streken
sterk verhit.
De chloroform werd dan ontleed in chloor, koolstof
en chloorwaterstofzuur, volgens de formule:
C H CI3 = C H Cl 2 Cl.
Het chloor maakte uit joodkalium het jodium vrij,
en dit kleurde het amylum blauw. Bloed zonder chloro-
form gaf, volgens proeven, deze reactie niet.
Daar Hueter bij het bloed uit de navelstreng ook
bloed voegde van den buitenkant der placenta, bewijst
deze proef niets.
29
Het materiaal dat hij voor onderzoek gebruikte
was niet zuiver foetaal, maar met moederlijk bloed
gemengd, dat zeer zeker chloroform bevatte.
Het feit, dat hij in de uitademingslucht van een
onder narcose geboren kind, eenige uren na de geboorte,
chloroformreuk waarnam, bracht er in 1874 Zweifel
toe, te onderzoeken of chloroform bij narcose van de
moeder in het foetale bloed overging.
Zooals hij op bldz 245 Berl. KI. Woch. 21. 1874
schreef, beschouwde hij het als: „die naheliegendste
Methode, das Chloroform direct in der Placenta auf-
zusuchen; denn wenn wir aus einer Nachgeburt Chloro-
form überdestilliren können, so ist jedenfalls für einen
solchen Fall die Aufnahme desselben in das Blut des
Kindes sicher gestellt."
Eenige volzinnen verder vinden wij „Die Nachgeburt
wurde gleich in ein genau verschliessbares Glas aufgefan-
gen , nachdem sie möglichst von den anklebenden
Blutklumpen gereinigt war. Den folgenden Morgen
zeigte der Inhalt der Glases deutlich Chloroformgeruch
und die am selben Nachmittage vorgenommene Unter-
suchung ergab ein volkommen befriedigendes Resultat."
Het onderzoek\') geschiedde op de volgende wijze:
de placenta werd fijngehakt, deze massa in een kolf
gedaan en langzaam op een waterbad verhit. Een
luchtstroom werd door de kolf geleid om de chloro-
formdampen mede te voeren
Deze liet hij door een gloeiende buis van kaliglas
strijken en daarna werden de ontledingsproducten in
Ag N O3 oplossing opgevangen.
\') Eiiillusz (lor Chloroformnarcose Kreissender aufdenKötus.
Mcrliner Klinischer Wochenschrift. 21 , 1874
30
Het Cl en HCl vormden met Ag een neerslag van
Ag Cl. Dit bewijs voor de aanwezigheid van chloro-
form in het kinderlijke bloed was geheel ongeschikt,
daar niet alle aanklevende bloedklompen verwijderd
waren, en bovendien, omdat in de placenta ook
moederlijk bloed aanwezig is.
Daarom zocht Zweifel in de urine van den foetus,
onder narcose van de moeder geboren, naar de reducee-
rende stof, welke von Mering in Hoppe-Seyler\'s laborato-
rium in de urine van genarcotiseerden had aangetoond.
Deze reduceerende stof loste in absoluten alcohol op,
draaide links en gistte niet. In 5 gevallen, waarin aan
de moeder chloroform was gegeven, verkreeg Zweifel
met de urine van het kind, eenige uren na de geboorte
per catheter opgevangen, de reductie-verschijnselen.
Om eiwit en uraten neer te slaan werd eerst vier-
tot zesmaal het volumen alcohol toegevoegd, daarna
gefiltreerd, ingedampt, in gedestilleerd water opgelost,
en dan met natronloog en kopersulfaat behandeld.
Bij 25 normaal geboren kinderen gaf de proef geen
resultaat. Naar aanleiding hiervan nam Zweifel aan,
dat de chloroform, door de moeder geïnhaleerd, in
den foetalen bloedsomloop zou overgaan en dat, als de
reduceerende stof in de urine als gevolg van de narcose
mag beschouwd worden, „das Kind in Utero bei Chloroform-
inhalationen der Mutter ebenfalls narcotisirt wird." Door
de kleine hoeveelheid kinderurine kon niet op.gisting
en draaiing van het polarisatievlak worden onderzocht.
Fehling narcotiseerde het zwangere moederkonijn
tot de ademhaling stilstond, na opening van den uterus
\') Zur Lehre vom Stoflweclisel zwisclien Mutter und Kind.
Archiv, für Gynaecologie.\'
31
bewogen de jongen zich, en begonnen spontaan te
ademen.
Dit nam Fehling aan als een bewijs tegen het
overgaan van chloroform uit het moederlijke in het
foetale bloed.
Daar het door Zweifel onderzochte bloed niet
zuiver foetaal was, bewees het aantoonen van chloro-
form daarin niets. Ook het vinden der reduceerende
stof in de urine van onder narcose geboren kinderen,
sluit niet in zich het overgaan van chloroform, als zoo-
danig, van moeder op kind, daar de reduceerende
stof, in het moederlijk organisme gevormd, op den
foetus zou kunnen overgegaan zijn.
Om aan bovengenoemd verwijt te ontkomen, werd
door Zweifel bij een partus in narcose de navelstreng
onderbonden, alles goed gereinigd, en daarna, door de
nu geopende navelstreng, zacht het bloed uit de
placenta gedrukt. Dit bloed werd met alcohol uit-
getrokken, het uittreksel op een waterbad overgedes-
tilleerd en het destillaat behandeld met kalium-hydroxyde
en aniline.
Op deze wijze verkreeg hij de isonitrile-reactie,
aan den sterken reuk van het isocyaanphenyl te her-
kennen.
Feiilino -) hakte den dooden foetus fijn van een
moeder, die wegens eclampsie 8 uur, met 120 gram
chloroformgebruik, onder narcose was gehouden Deze
massa werd uitgedrukt, het vocht met wijnsteenzuur
\')Ucl)cr tien KinHuss der Clilorofoi ninarcose voii Kreissenden
nuf den Fötus. Arcliiv. für Gynaecologie X.
\') Heitrage zur I\'hysiologie des placentaren StoflVerkehrs.
Archiv für (Jynaecologie. XI.
32
gedestilleerd. In het destillaat kon hij geen chloroform
aantoonen. De achtergebleven stof werd met alcohol
uitgetrokken, het uittreksel gedestilleerd, het destillaat
gaf met zilvernitraatoplossing een zwakke troebeling.
Fehling gaf zelf toe, dat voor het aantoonen van
kleine hoeveelheden deze methode niet gunstig was;
bovendien kan deze reactie geen aanspraak op bruik-
baarheid maken, omdat niet eerst door toevoeging van
zink en zwavelzuur, de chloroform is omgezet tot kool-
waterstof en zoutzuur. Waarom hij dit niet heeft gedaan,
is mij niet duidelijk, daar hij vijf regels later zegt
„Setzt man zu 50 cMl Hundeblut einen Tropfen
Chloroform und destillirt, und gebt dann zum Destillat
Zink und Schwefelsaure, so kann man in dem Destillat
sehr deutlich Chorsilber nachweisen, dessen Chlor von
dem übergegangenem und zersetztem Chloroform her-
stammt."
Hij maakte verder nog melding van een ander
geval, n 1. een eclamptica, die drie kwartier onder narcose
was gehouden, waarbij 70 gram chloroform werd ver-
bruikt. Uit de navelvene van het kind werd 15 cMl
bloed opgevangen, dit gaf, den volgenden dag onder-
zocht, duidelijk .de isonitrilereactie.
Zweifel nam, in aansluiting aan zijn vorige
onderzoekingen, in 1877 een proef, die op blz 23(>
A. f. G. XII beschreven staat. „ Hierzu benützte ich
eine Placenta, welche von den anhaftenden Blut-
klumpen gut gereinigt, dann rasch verkleinert wurde
und nun zur Destillation kam. Um die Chloroform-
dämpfe rascher überzuführen, wurde ein Luftstrom
\') Der Uebergan^ von Chloroform und Salicylsattre in die
Placenta. Archiv für Gynaecologie. XII.
33
durch den betreffenden Glaskolben geleitet, die Dämpfe
in einer glühenden Kaliglasröhre zersetzt und die
entstandenen Producte in eine Lösung von Silbernitrat
übergeführt. Die Bildung von Chlorsilber bewies in
diesem Fälle mit aller Evidenz das vorhanden sein von
Chloroform in der Placenta, und berechtigte zu dem
Schlüsse, dasz das Chloroform als solches in das
Fötalblut übergehe und dort die reducirende Substanz
bilde.
In de fijn gehakte placenta was echter ook moederlijk
bloed aanwezig en hiermede was dus het bewijs voor
den overgang van chloroform volstrekt niet geleverd.
In zeven volgende gevallen, welke Zweifel in
dezelfde publicatie mededeelde, sloeg hij een anderen
weg in, en drukte hier het bloed, ongeveer 30 cM^,door
de navelstreng uit de placenta.
De chloroform werd met alcohol uit het bloed ge-
trokken en dit uittreksel gedestilleerd. In zes van de zeven
gevallen kreeg hij een duidelijke isonitrilereactie; in het
eene geval met negatief resultaat, was door een ver-
gissing aether in plaats van alcohol toegevoegd.
In alle bovengenoemde onderzoekingen, waarin de
placenta in haar geheel tot onderzoekingsmateriaal heeft
gediend, bewijst het vinden van chloroform niets voor
het overgaan van chloroform van het moederlijke in het
foetale bloed, daar, zooals reeds gezegd, het onderzochte
bloed hier niet zuiver foetaal was
In de overige gevallen werd het aanwezig zijn van
chloroform gebaseerd op het gelukken der isonitrile-
reactie, een reukreactie, waarvan de scherpte door
verschillende waarnemers zeer verschillend zal beoor-
deeld worden, en ook door denzelfden persoon op ver-
schillende tijden ongelijk zal worden waargenomen.
34
In denzelfden geest liet zich Wagener over de
waarde van deze reactie uit, waar hij zeide: „ De isonitriel
reactie of reactie van Hoffmann, die door velen
opgegeven wordt, als de fijnste te zijn, was voor mij,
die over een slecht reukvermogen beschik, onbruikbaar.
Uit het medegedeelde blijkt, en andere bronnen
is het mij niet gelukt te vinden, dat de algemeen aan-
genomen overgang van chloroform, uit het bloed der
moeder op den foetus, berust op geen andere onder-
zoekingen dan de bovengenoemde, die, 5f bewijs-
kracht missen, doordat een mengsel van foetaal en
moederlijk bloed onderzocht werd, öf doordat van een
reukreactie gebruik werd gemaakt. Daarom heb ik
getracht langs een anderen weg de vraag te beant-
woorden.
Dat ik het bewijs ervan heb kunnen leveren, heb
ik zeker voor een groot deel te danken aan de hulp-
vaardigheid, welke Prof. Dr. H. Wefers Bettink mij
voor het scheikundig gedeelte van mijn onderzoek
heeft betoond.
Ik wil hem dan ook hier mijn oprechten dank
brengen voor de gastvrijheid, waarmede hij mij zijn
laboratorium openstelde en bovenal voor den persoon-
lijken steun, in\' woord en daad, welke hij ten allen
tijde bereid was, mij te verleenen.
iMijn onderzoek heb ik op de volgende ^Yijze ver-
richt: de navelstreng van het onder narcose ter wereld
gebrachte kind werd dadelijk na de geboorte, op onge-
veer 4 cM. afstand van den buik van het kind, afge-
\') Over de uitscheiding van chloroform langs de nieren. Ned.
Tijdschrift voor Geneeskunde. 1900 II.
35
bonden, dan een tweede bandje dicht bij de vulva
van de vrouw aangelegd, zoodat een zoo groot mogelijk
stuk, met zuiver foetaal bloed gevulde navelstreng
werd verkregen.
Zoo spoedig als de omstandigheden het toelieten
werd dit bloed onderzocht. Wanneer dit niet direct
kon geschieden werd het stuk navelstreng, aan beide
zijden dichtgebonden, in een afgesloten fleschje in ijs
bewaard, tot het oogenblik van onderzoek.
In sommige gevallen bleef het bloed, op deze wijze
behandeld, geheel vloeibaar, in andere was het gestold,
maar kon toch gemakkelijk uit de bloedvaten uitge-
drukt worden.
Volgens haematologische onderzoekingen van
Baccarani-Solimei over chloroformwerking op bloed
en hare bestanddeelen, zou chloroformhoudend bloed
minder snel stollen en slappere stolsels leveren; boven-
dien blijft bloed langer in vloeibaren toestand, wanneer
de vaatwand intact is.
Meestal verliep er ongeveer 24 uur tusschen de
geboorte van het kind en het onderzoek van het bloed.
Een groote wijde kolf werd als destilleerkolf gebruikt
en hierin het te onderzoeken bloed gedaan, waarbij
een vijfmaal zoo groote hoeveelheid water werd gevoegd.
De kolf werd wijd genomen, om geen last van o ver-
schuimen te hebben in de buis voor afvoer der gassen
bestemd, de groote hoeveelheid water werd toegevoegd
om het bloed vloeibaar te houden.
De kolf werd door een kurk afgesloten, waardoor
twee knievormig gebogen glazen buizen gingen, een
hiervan eindigde dadelijk onder de kurk, en voerde
Rcf. Ccntralblatt für Chirurgie 1902 n". 52.
-ocr page 52-3G
met het andere uiteinde naar een afkoeler, de andere
reikte met het eene einde tot bijna op den bodem van
de kolf, het andere uiteinde stond in verbinding met een
waterketel.
Aan het ondereinde van den schuin geplaatsten
afkoeler was een fleschje bevestigd, om het destillaat
op te vangen. De kolf met inhoud werd op een flink
kokend waterbad geplaatst en uit den waterketel stoom
door het bloed geleid. Deze methode zou volgens
Zweifel zeer aanbevelenswaardig zijn, daar de chloro-
form , bij doorleiding van stoom, gemakkelijker zou
loslaten van de roode bloedlichaampjes aan welke het
gebonden zou zijn,
Smiedeberg leidde tot ditzelfde doel kooloxydegas
door chloroformhoudend bloed. Hierbij was echter steeds
ontploffing te vreezen van het mengsel van kooloxydegas
met lucht. Reden waarom deze methode geen aanbeveling
verdient.
Het destillaat moet nu de chloroform bevatten,
wanneer deze in het bloed aanwezig was, tenminste
een groot deel ervan, In de meeste gevallen werden
vier volumina van 50 cMl overgedestilleerd, en dan bij
ieder fleschje 25 cM^ zwavelzuur van 10% en eenige
stukjes zink gevoegd.
De waterstof in statu nascendi, die door de
inwerking van het zwavelzuur op het zink ontstaat,
verbindt zich met de Cl atomen tot H Cl, vglgens de
formule
C H Cl, () H = C H., 3 H Cl.
Ongeveer 24 uur liet ik de waterstof op de chloroform
\') Der Uehergang von Cliloroforiii und SalicylsJlure in die
Placenta. Archiv, f. Gyrmecologie. XII.
37
inwerken. De fleschjes werden met een prop watten
gesloten, om het invallen van stof te voorkomen.
Daarna werd de vloeistof door een watje in andere
fleschjes overgegoten en 10 droppels van een zilver-
nitraatoplossing toegevoegd. Bij aanwezigheid van zout-
zuur zal een opalescentie ontstaan door vorming van
chloorzilver.
De fleschjes werden gedurende 24 uur in het donker
geplaatst om de reactie langzaam geheel tot stand te
doen komen en door afwezigheid van licht de ontleding
van zilvernitraat tegen te gaan. Dan werd 5 cM®. verdund
salpeterzuur toegevoegd en verwarmd , om zeker te zijn ,
dat het neerslag, dat na de verwarming niet oploste,
inderdaad zilverchloride was.
Verwarmen toch was noodig, omdat zilversulfaat in
koud water weinig oplosbaar is en nu in oplossing gebracht
werd. Zonder deze voorzorg zou het mogelijk kunnen
zijn dat men, zilversulfaat voor zilverchloride houdende,
ten onrechte besluiten zou tot de aanwezigheid van uit
chloroform afkomstig chloor.
Vooraf was de afwezigheid van chloor in alle hier
in aanmerking komende reagentia nagegaan en vast-
gesteld.
Was er dus een blijvende opalescentie, dan mocht
met zekerheid worden besloten tot de vorming van
zilverchloride, aangezien het ontstaan van andere zjlver-
halogecnverbindingen (zilverbromide en -jodide) was
uitgesloten.
Dat zilverchloride kon geen anderen oorsprong
hebben in ons geval dan chloroform, die in het destillaat
was overgegaan. Dit dûs voor qualitatief onderzoek.
Hoewel de hoeveelheid foetaal bloed in de meeste
gevallen gering was en de quantiteit chloroform in dat
38
bloed niet anders dan uiterst klein wezen kon en de
onvermijdelijke fouten naar verhouding dus groot zouden
worden, heb ik toch in bijna alle gevallen ook de
quantitatieve bepaling van het chloorzilver verricht.
Immers bij gelijke behandeling zullen ook ongeveer
gelijke fouten gemaakt worden en de aldus gevonden
getallen hebben wel geen absolute waarde, maar krijgen
waarde door ze onderling met elkaar te vergelijken.
Op de volgende wijze werd de quantitatieve bepaling
verricht. Door een klein chloorvrij filtertje van bekend
aschgehalte werd de vloeistof, die op de bovengenoemde
wijze voor qualitatief onderzoek behandeld was, gefiltreerd.
Het chloorzilver bleef op het filter achter
Daarna werd het filter met warm water nagespoeld,
zoolang tot het filtraat met baryumchloride geen reactie
meer gaf, waaruit bleek, dat al het zinksulfaat was
verwijderd.
Het filtertje werd daarna in een droogstoof geplaatst
en gedroogd. In een vooraf uitgegloeid en gewogen
porseleinen kroesje werd het verbrand, daarna werd
zacht gegloeid tot de rest in het kroesje wit was geworden.
Deze rest werd met twee druppels zoutzuur en één
druppel salpeterzuur bedeeld, tot droog uitgedampt en
zacht gegloeid, daarna het kroesje gewogen Het verschil
in gewichtsgetallen gaf, na aftrek van Ü.3 mgr. voor de
bekende aschresten van het filtertje, degewichtshoeveel-
heid chloorzilver.
Volgens Dragendorff komen 143.5 deelen chloor-
zilver overeen met 39.83 deelen chloroform , omdat 430 5
deelen zilverchloride (3 moleculen) ontstaan zijn uit, en
dus overeenkomen met 119 49 (1 molecuul) chloroform.
Ermittelung von Giften. Dragendorkk.
-ocr page 55-39
Alvorens tot het onderzoek van bloed, van den
onder narcose geboren foetus, over te gaan, werden
verscheidene malen contróle-proeven verricht met runder-
bloed, waarbij een chloroformoplossing in water, en
runderbloed met water zonder chloroform. In het destillaat
van het eerste was altijd chloroform aan te toonen met
de isonitrile-reactie, en na bovengenoemde behandeling
ook steeds met de chloorzilver reactie. In het destillaat
van het tweede bleven beide reacties uit. Vijfmaal werd
foetaal bloed van een niet onder narcose geboren foetus
op dezelfde wijze onderzocht. Steeds met negatief gevolg.
Hoewel door sommige autoren het bijvoegen van een
natriumcarbonaat-oplossing werd aanbevolen om het
schuimen van het bloed bij destilleeren tegen te gaan ,
werd dit door mij niet gedaan, en wel, omdat bij voldoende
ruimte van de kolf geen overschuimen plaats vond.
Het al te hinderlijk stollen van het bloed werd door
bijvoeging van een flinke hoeveelheid water voorkomen.
Vóór het onderzoek, zooals reeds is opgemerkt,
werden altijd alle reagentia op chloor en zijne verbin-
dingen onderzocht, en volkomen chloorvrij bevonden.
In de beide eerste onderzoekingen werd ook de
isonitrile-reactie toegepast. Wanneer bij een druppel van
een chloroformhoudende vloeistof een spoor aniline en
een stukje kaliumhydro.\\yde wordt gevoegd, en dit
mengsel sterk wordt verhit, ontstaat isocyaanphenyl,
kenbaar aan den eigenaardigen knoflookachtigen reuk.
(reactie van Hoffmann).
De reactie vindt plaats volgens de formule:
CHC1.j cv,Hr,NH.j hkoii = BKCI QHsNC aHoO.
Ik wil hier laten volgen een uittreksel uit de barens-
geschiedenissen van de verlossingen onder chloroform-
narcose, bij welke ik het bloed van den foetus op
chloroform heb onderzocht, en bij elk afzonderlijk den
uitslag van het onderzoek vermelden , dat in alle gevallen
qualitatief, in de meeste gevallen quantitatief werd
verricht.
1® Geval. 29 Jan. 5 u. v.m. (Privaatpraktijk Dr. A.)
40 jaar. 3° zwangerschap. Wegens vernauwd bekken
werd de forceps aangelegd. De beide vorige partus werden
eveneens forcipaal beëindigd. Gezondheidstoestand van de
vrouw was altijd goed. De harttonen van het kind vóór
het begin van de narcose waren normaal. De bedwelming
duurde 15 min. met 10 gr. chloroformgebruik. Het kind
schreeuwde dadelijk bij geboorte. Placenta na een half
uur door lichten druk op den fundus uteri. Geen nabloe-
ding.
30 Jan. 9i u. v.m. Onderzoek van 10 cM=!. foetaal
bloed. Alleen qualitatief De eerste druppels van het
destillaat gaven du\'delijk de isonitrile-reactie. 10 cM \'.
van het destillaat, met waterstof in statu nascendi behan-
deld, gaf met zilvernitraat een opalescentie.
Na filtratie van deze vloeistof, doorspoelen van het
filter met een paar druppels ammonia en toevoeging van
41
eenige druppels salpeterzuur, ontstond een sterke chloor-
zilverreactie.
2« Geval. 2 Februari. 2| u. n.m. (Kliniek.)
36 jaar. 1® zwangerschap. Vroeger had patiënt lapa-
rotomie ondergaan wegens pelveo-peritonitis.
De urine bevat ^o "/oo eiwit. Overigens was de
gezondheidstoestand steeds vrij goed. Wegens den
langen duur van den partus, het uitgeput raken der
vrouw, de zwakte der buikpers, en de albuminurie,
werd besloten tot het aanleggen van den forceps. De
bevalling duurde reeds 221 uur.
De harttonen van het kind vóór begin der narcose
V/aren goed Gedurende 15 minuten werd chloroform
toegediend en 10 gram ervan gebruikt. Het kind
schreeuwde bij geboorte dadelijk.
De vrouw begon na de beëindiging van den partus
hevig te vloeien, daarom werd de placenta volgens
Credé verwijderd, daarna de uterus getamponneerd en
ergotine subcutaan ingespoten.
3 Februari. 10^ u. v.m. Onderzoek van 10 cM^
foetaal bloed, alleen qualitatief; zoowel isonitrilereactie
als chloorzilverreactie gaven positief resultaat.
3\'\'° Geval. 4 Februari 8. u. n.m. (^Kliniek.)
38 jaar. O® zwangerschap Vernauwd bekken. De
eerste verlossing geschiedde met den forceps, het kind stierf
drie dagen na geboorte, de tweede zwangerschap eindigde
met p. a. p., het kind werd in goeden toestand geboren,
de derde bevalling werd weer met kunstmiddelen op-
gewekt, versie en extractie gaf hier een levend kind,
bij den vierden partus werd door versie en extractie
een voldragen dood kihd geboren, de vijfde maal werd
Sectio Caesarea verricht en een levend kind ter wereld
gebracht. Wegens de grootte van den foetus, welke de
42
kans op een levend kind door andere kunsthulp zeer
gering deed zijn, werd nu weder tot S. C. besloten.
De vrouw is klein van gestalte, was steeds goed
gezond. De harttonen van het kind vóór het begin der
bedwelming waren goed. Na 25 minuten narcose werd
het kind uit den buik geëxtraheerd. Niet asphyctisch. Het
schreeuwde spoedig na koud en warm bad. De uterus
contraheerde zich vrij goed. Vóór het begin van de ope-
ratie waren twee ergotine-injecties van 1 cM^ verricht.
5 Februari. 1 u. n.m. Onderzoek van 35 cM^
foetaal bloed. Twee fracties van 50 cM^ werden over-
gedestilleerd. Zoowel fractie I als II gaven de zilver-
chloride-reactie. Daar bij positieve zilverchloride-reactie
de isonitrile-reactie overbodig was, bleef deze achterwege.
Bij quantitatieve bepaling bleek fractie I 2,7 mgr.,
fractie II 5.5 mgr. zilverchloride te bevatten, wat te zamen
overeenkomt met 2.27 mgr. chloroform. Bij de volgende
proeven bleek, dat wanneer nog eenige, b. v. twee
fracties van 50 cM^ overgedestilleerd waren, ook hierin
nog chloroform had kunnen aangetoond worden
4" Geval. 10 Februari. 23 u. n.m. (Polikliniek).
32 jaar, 2" zwangerschap. De eerste zwangerschap
eindigde met een abortus van drie maanden. De vroe-
gere gezondheidstoestand van de vrouw was goed. De
forceps werd wegens langen duur van den partus,
(24t uur) en onrekbaarheid der weeke deelen aangelegd.
De harttonen van het kind waren vóór het aativangen
der narcose goed. Ongeveer 20 gram chloroform werd
gebruikt. Het kind begon dadelijk bij geboorte te
schreeuwen. De placenta werd door lichten druk op
den fundus uteri na 5 minuten verwijderd, waarna de
uterus zich goed samentrok.
20 Februari. O u. v.m. Onderzoek van 43 cM^
-ocr page 59-43
foetaal bloed. Dit was in de navelstreng vloeibaar
gebleven. Drie fracties van 50 cNP. werden overge-
destilleerd en gaven alle duidelijk de chloorzilver-reactie,
bij het quantitatieve onderzoek gaf fractie I 1.1 mgr.
chloorzilver, fractie II 2.G mgr. en fractie III 1.8 mgr.;
te zamen 1.53 mgr. chloroform.
5® Geval. 24 Februari, lli u. v.m. (Polikliniek).
39 jaar. 11*^ zwangerschap. De afloop van de vroegere
bevallingen was steeds goed. Geen abortus. Gezond-
heidstoestand van de vrouw was goed. Algemeen
vernauwd bekken. Tangverlossing wegens secundaire
weeënzwakte. De duur van de narcose is niet opge-
nomen, evenmin de hoeveelheid verbruikte chloroform.
De harttonen van het kind vóór het begin der narcose
waren goed, evenals de toestand van het kind bij ge-
boorte. De placenta kwam na een kwartier door druk
op den fundus uteri; hierna contraheerde de uterus zich.
20 Februari. 9 u. v.m. Onderzoek van 15 cMl
foetaal bloed. Twee fracties van 50 cM""\'. werden over-
gedestilleerd. Beide gaven de chloorzilver-reactie. De
eerste fractie bevatte 2 mgr. chloorzilver, de tweede
3.2 mgr., te zamen overeenkomende met 1.44 mgr.
chloroform.
()" Geval. 25 Februari. 2i u. n.m. (Kliniek.)
28 jaar. 1" zwangerschap. De bekken-ingang is
sterk vernauwd. De partus duurde reeds zeven dagen
toen patiënt in de kliniek kwam. De gezondheidstoestand
was vroeger altijd goed, nu bevatte de urine eiwit.
Daar van aanleggen van de tang weinig succes was te
wachten, werd tot Sectio Caesarea besloten. Na ongeveer
een kwartier narcose werd het kind geö.xtraheerd, tot
dit oogenblik was circa 15 gram chloroform gebruikt.
Het kind was apnoisch, begon spoedig na klappen op
44
de nates te ademen. VcSór het begin van de narcose
waren de foetale harttonen goed. De uterus was na
extractie van het kind slap, contraheerde zich vrij goed
na in de buikholte teruggebracht te zijn. De totale nar-
coseduur was 40 minuten, het begin ervan werd gecom-
pliceerd door een lichte asphyxie.
26 Februari. 2 u. n.m. Onderzoek van 4 cM®.
foetaal bloed. Door bijzondere omstandigheden werd op
dezen dag slechts één fractie van 50 cM^ overgedes-
tilleerd , terwijl de kolf met bloed tot 4 Maart bleef
staan, op welken datum nog twee fracties van 50c Ml
werden overgehaald. Fractie I gaf een duidelijke chloor-
zilver-reactie, II en III niet, wat aan te lang staan
van het bloed kan worden geweten. De eerste fractie
bevatte 3.5 mgr. chloorzilver, wat overeenkomt met
0.97 mgr. chloroform.
7« Geval. 3 Maart. 5^ u. v.m. Kliniek )
26 jaar. P zwangersch;ip. Patiënt is klein van
gestalte Vier jaar geleden had zij rechts een ontsteking
in den buik, na incisie kwam hier veel etter uit te
voorschijn, overigens was de gezondheid steeds goed.
Duur van den partus 19i uur. Wegens aangezichts-
ligging met uitgezakt armpje en uitgezakte navelstreng
moest tot versie en extractie worden overgegaan. De
harttonen van het kind waren vóór het begin der
narcose langzaam en wat onregelmatig.
Gedurende een half uur was chloroform-toediening
noodzakelijk, in het begin waarvan een lichte asphyxie
optrad.
Bij de geboorte was het kind slap en bleek, en
ademde niet, terwijl de navelstreng klopte. Na klappen
op de nates vertoonde het eenige teekenen van leven.
Uitzuigen van slijnr uit de larynx, warme en koude
45
baden, kunstmatige ademhaling volgens de methode
ScnuLTZE, brachten het kind aan het ademen, echter
nog steeds oppervlakkig. Na ruim een uur kon het aan
zichzelf worden overgelaten, hoewel het nog niet goed
schreeuwde , langzamerhand werd de toestand beter. De
placenta kwam spontaan, even na de geboorte.
4 Maart. 2 u n.m. Onderzoek van 10 cM^ foetaal
"bloed. Vier fracties van 50 cM®. werden overgedestilleerd.
De chloorzilverreactie was bij alle positief. Bij weging
bevatte de eerste fractie 0.5 mgr., de tweede 3.8 mgr.,
de derde 0.7 mgr. en de vierde 0.2 mgr. chloorzilver, wat te
zaïnen overeenkomt met 1.44 mgr. chloroform.
8° Geval. 8 Maart. 10 u. n.m. (Kliniek).
19 jaar. 1° zwangerschap. Patiënt is klein van ge-
stalte, de gezondheidstoestand was steeds goed. Het
bekken is algemeen gelijkmatig vernauwd. Nadat de partus
14 uur had geduurd, zakte de navelstreng uit. Het
hoofd, dat neiging vertoonde om in te dalen, werd opge-
duwd en door de uitwendige hand op het linkerdarm-
been gefixeerd. De navelstreng klopte redelijk goed.
Hierna werd tot versie en extractie overgegaan. De
narcose duurde drie kwartier. Het kind werd sterk
asphyctisch ter wereld gebracht en kwam door harts-
massage, warme en koude baden , en kunstmatige adem-
haling volgens de methode van Sciiultze langzaam bij.
Ongeveer een half uur later schreeuwde het. De navel-
streng klopte op het oogenblik van geboorte zeer traag.
De placenta kwam dadelijk p.p. spontaan, terwijl de
uterus zich goed contraheerde. 1 ^ uur na de geboorte
werd de uterus atonisch en volgde een hevige bloeding.
Ooote coagula werden uitgedrukt en men trachtte
door wrijven den uterus tot contractie te brengen, dit
gelukte echter niet. Extractum secalis cornuti subcutaan,
62
en uterus-irrigaties met water van 50 graden deden
het doel bereiken, daarna werd prophylactisch een
ijsblaas op den buik gegeven.
10 Maart. 10 u. v.m. Onderzoek van 15 cM^ foetaal
bloed. Vier fracties van 50 cM^ werden overgedestilleerd.
Fractie I gaf zeer duidelijk de chloorzilverreactie,
fractie II minder duidelijk, III en IV in nog mindere
mate. Bij weging bevatte I 4.1 mgr. chloorzilver, II
1.2 mgr. en III 0.7 mgr.
Wegens de zeer onduidelijke reactie werd fractie IV
niet gewogen. De hoeveelheid chloorzilver van alle
fracties te zamen komt overeen met 1.66 mgr. chloroform.
9« Geval. 10 Maart 1.^ u. v.m. (Kliniek.)
25 jaar. 3® zwangerschap. De eerste verlossing ge-
schiedde met heel veel moeite, onder narcose. Het kind
stierf na drie minuten. De tweede zwangerschap was
een graviditas tubaria en eindigde met ruptura tubae.
Gezondheid goed. Wegens bekkenvernauwing, grootte
van de vrucht en slechten afloop der vorige bevallingen
werd tot S. C. besloten. Het hoofd stond vrij vast op
den bekkeningang met de pulseerende navelstreng er
naast. Na ongeveer 20 minuten narcose, met circa 15
gram chloroformgebruik, werd het kind in goeden
toestand geëxtraheerd.
Na verwijdering van de placenta waren vliezen
achtergebleven, die onder hevige bloeding werden te
voorschijn gebracht.
De uterus contraheerde zich, na in de buikholte
te zijn teruggebracht.
10 Maart 2 u n.m. Onderzoek van 30 cMl foetaal
bloed. Vier fracties van 50 cM"\'. werden overgedestilleerd.
Alle vier gaven de chloorzilverreactie. Fractie I en II
sterker dan III en IV. Om de kans op fouten kleiner
47
te maken en tevens tijd te sparen werd het chloorzilver
uit alle vier de fracties op één filtertje verzameld. Het
gewicht aan chloorzilver bedroeg 7.7 mgr., overeen-
komende met 2.14 mgr. chloroform.
10^ Geval. 31 Maart. 10 u. n.m. (Privaatpraktijk
Dr. A.)
28 jaar. P zwangerschap. De vrouw is groot van
gestalte en stevig gebouwd. Gezondheidstoestand was
steeds goed. Wegens langen duur van den partus werd de
forceps aangelegd. De harttonen van het kind waren vóór
het begin der narcose goed. In een tijdsverloop van 45 minu-
ten werd een hoeveelheid van 40 gram chloroform gegeven.
Het kind begon na geboorte spoedig spontaan te ademen.
De placenta werd door lichten druk op den fundus
dadelijk verwijderd. De uterus contraheerde zich goed.
1 April. 10 u. v.m. Onderzoek van 23 cM"\'. foetaal
bloed. Vier fracties van 50 cM \' werden overgedestilleerd.
Alle gaven de chloorzilverreactie Fractie I veel sterker dan
II, III en IV. Het chloorzilver van de vier fracties op één
filtertje verzameld, woog 5 mgr., dus 1 39 mgr.chloroform
11\'\'° Geval. 2 April, li u. n.m. (Polikliniek.)
32 jaar. 2\'" zwangerschap. De eerste zwangerschap
eindigde met abortus van drie maanden. De vrouw was
altijd goed gezond. Wegens den langen duur van den
partus (()1 uur), frequente harttonen van het kind, en
het afloopen van meconium werd de tang aangelegd.
De narcose duurde ongeveer 20 minuten met 15 gram
chloroformgebruik. De toestand van het kind bij
geboorte was goed. Na de extractie volgde een heftige
bloeding uit den uterus en uit een vaginaalscheur. Door
druk op den fundus en \'lichte tractie aan de navelstreng
werd de placenta verwijderd, hierna de atonische uterus
getamponneerd en de vaginaal.scheur gehecht.
48
3 April. 9 u. v.m. Onderzoek van 5 cMl foetaal
bloed. Vier fracties van 50 cMl werden overgedestil-
leerd. De chloorzilverreactie werd door alle vier
gegeven, doch niet zeer sterk. Door één fïltertje gefil-
treerd, woog het chloorzilver van alle 4 fracties te
zamen 2.8 mgr., overeenkomende met 0.77 mgr.
chloroform.
12\'^° Geval 4 Mei 8^ u. n.m. (Polikliniek.)
23 jaar. 1® zwangerschap. Gezondheid goed. De
forceps werd aangelegd wegens langen duur van den
partus (43 uur). De harttonen van het kind waren vóór
het begin van de narcose goed. De narcose duurde
20 minuten, waarin 10 gram chloroform werd gebruikt.
De toestand van het kind bij geboorte was goed. De
placenta kwam spontaan na een kwartier, en daarna
contraheerde zich de uterus.
5 Mei 9 u. v.m. Onderzoek van 12 cMl foetaal
bloed. Vier fracties van 50 cMl werden overgedestil-
leerd. Alle vier gaven zij de chloorzilverreactie, echter
niet zeer sterk.
Het chloorzilver van de 4 fracties samen woog
3.5 mgr., wat overeenkomt met 0.97 mgr. chloroform.
13\'^® Geval. 0 Mei. 11 u. v.m. (Polikliniek.)
20 jaar. 1°* zwangerschap. Goede gezondheidstoe-
stand van de vrouw. Toen de partus 11 { uur duurde,
werden de harttonen van het kind zeer onregelmatig.
nu eens frequent ± 170 in de minuut, dan weer zeer
langzaam. Het ostium werd manueel verwijd; op dat
oogenblik waren de harttonen frequent, maar niet
onregelmatig. Er werd tot forcipale extractie overgegaan
onder chloroform-narcose, welke ongeveer 25 minuten
duurde met 20 gram chloroformgebruik. Het kind was
licht asphyctisch, l^egon na een lauw en koud bad
49
flink te respireeren. De vrouw vloeide vrij sterk. Na
verwijdering van de placenta door druk op den fundus
en na ergotine-injectie hield het vloeien op en con-
traheerde de uterus zich.
7 Mei. O u. v.m. Onderzoek van 10 cM\'\'. foetaal
bloed. Vier fracties van 50 cM®. overgedestilleerd.
Alle gaven de chloorzilverreactie, fractie I en II het
sterkst.
Bij weging bedroeg de gezamenlijke quantiteit
chloorzilver 6.7 mgr., overeenkomende met 1.86 mgr.
chloroform.
14^« Geval. 6 Mei 5 u. n.m. (Polikliniek.)
32 jaar. zwangerschap. Patiënt is altijd goed
gezond geweest. Wegens weeönzwakte in het tweede
tijdperk, terwijl de bevalling voor 29 uur begonnen
was, werd de forceps aangelegd.
De narcose duurde ± 20 minuten met een chloro-
formgebruik van 25 gram. De harttonen van het kind
V()()r het begin van de narcose waren goed. Bij geboorte
begon het, na eenige klappen op de nates, te schreeuwen.
De placenta werd na 2 uur door druk op den fundus
uteri verwijderd en de uterus contraheerde zich
hierna goed.
7 Mei. 2 u. n.m. Onderzoek van 5 cM"\'. foetaal
bloed. Vier fracties van 50 cM\'*, werden overgedes-
tilleerd, welke alle de chloorzilver-reactie gaven.
Fractie I en II het sterkst. Het chlooizilver van de
vier fracties, op é(\'n filtertje verzameld, woog 5.5 mgr.,
beantwoordende aan 1.52 mgr. chloroform.
Geval. 23 Mei. 11^ u. v.m. (Polikliniek.)
39 jaar. 8\'- zwangerschap. Goede gezondheidstoe-
stand van de vrouw. Tweemaal abortus. Het derde
kind werd door forcipale extractie geboren, en bij de
50
geboorte van het zesde kind werd versie en extractie
verricht. Het bekken is vernauwd.
De praktikant vond bij zijn komst een uitgezakte
navelstreng, die vrij goed pulseerde, uit de vulva hangen.
De ontsluiting was toen ± 7 cM., daarom werd het
ostium met de hand opgerekt en daarna een voetje
afgehaald. 35 gram chloroform werd voor de narcose
gebruikt. Hoewel de gebalde vuist gemakkelijk het
ostium kon passeeren, snoerde bij de extractie het
ostium internum zich zoo vast om het hoofd, dat
dit niet verder kwam. Na 5 lï 10 minuten wachten
was het zeer gemakkelijk te ontwikkelen, gedurende al
dien tijd was de vrouw in rustige narcose. Het kind
was dood. De placenta werd na 20 minuten door
lichten druk op den fundus verwijderd en de uterus
contraheerde zich goed.
25 Mei. 9 u. v.m. Onderzoek van 23 cMl foetaal
bloed. Vier fracties van 50 cMl overgedestilleerd. Alle
vertoonden een positieve chloorzilverreactie. Fractie I
het sterkst, II duidelijk, fractie III en IV een lichte
reactie. Alle vier samen bevatten 2.7 mgr. chloorzilver,
hetgeen beantwoordt aan 0.75 mgr. chloroform
10« Geval. 24 Mei. u. v.m. (KHniek.)
44 jaar. zwangerschap. De gezondheid was altijd
goed geweest. Een tumor in den buik, welke voor een
myoma uteri werd aangezien, gaf stoornis bij de geboorte
Er werd besloten af te wachten, of het kind langs
natuurlijken weg kon geboren worden, maar toen na
langen tijd de partus niets vorderde, werd tot Sectio
Caesarea overgegaan. De weeën waren sedert 27^ uur
aan den gang De harttonen van het kind waren
wisselend, over het algemeen goed. Steeds liep met
meconium gemengd vruchtwater af. Na 25 minuten
51
narcose met 20 gram chloroformverbruik werd het kind
geëxtraheerd, het zag bleek, de thorax was sterk ingevallen.
Na uitzuigen van slijm uit de trachea, en warm en koud
bad kwam het spoedig bij. De uterus contraheerde
zich goed.
25 Mei 2 u. n.m. Onderzoek van 5 cM^ foetaal
bloed. Vier fracties van 50 cM^ werden overgedestilleerd.
De P en 11*^ fractie gaven de chloorzilverreactie, maar
niet sterk, in de 111° en IV° fractie trad de reactie op als
een lichte opalescentie. De hoeveelheid chloorzilver van
alle vier samen bedroeg 2.7 mgr., dus 0.75 mgr. chloroform.
17° Geval. 25 Mei. u. n.m. (Kliniek.)
2G jaar. 1° zwangerschap. Patiënt, klein en mager,
had een sterke kyphoscoliose. De pulmones werden
normaal bevonden. Systolisch blazen aan de punt van
het hart.
Tot Sectio Caesarea werd besloten, omdat het scheef
vernauwd bekken een absolute hinderpaal was voor de
geboorte per vias naturales. De harttonen van het kind
ViSór narcose waren vrij goed. De narcose duurde 10
minuten met 7 gram chloroformgebruik en moest
wegens cyanose van de vrouw gestaakt worden Het
kind werd diep asphyctisch ter wereld gebracht, en
kwam na uitzuigen van slijm uit de trachea en pharynx,
warm en koud bad, en kunstmatige ademhaling volgens de
methode Sciiui/rzi;, bij. De uterus contraheerde zich goed.
27 Mei. u. v.m. Onderzoek van 5 cM". foetaal
bloed. Vier hoeveelheden van 50 cM^ werden over-
gedestilleerd. Alle vier gaven een zwakke chloorzilver-
reactie. De eerste fractie iets sterker dan de drie vol-
gende. Het gewicht\'aan chloorzilver van alle vier de
hoeveelheden te zamen bedroeg 1.7 mgr , wat overeenkomt
met 0.17 mgr. chloroform.
52
Daar zoowel voor voorbereidend onderzoek, als
voor het onderzoek van ieder geval op zich zelf, veel
tijd was noodig geweest en de tijd, welke ik beschik-
baar had, beperkt was, heb ik gemeend het bij deze
onderzoekingen te kunnen laten.
Uit mijne onderzoeleingen blijkt, dat bij chloro-
form-narcose van de barende vrouw altijd chloroform
in het bloed van den foetus overging, ook bij gevallen
waar gedurende korten tijd is genarcotiseerd en
waarbij weinig chloroform is gebruikt, zooals in I, II
en XVII. (Zie achterstaande tabel.)
Zooals reeds vroeger is gezegd, mag aan de
getallen door de quantitatieve bepaling verkregen,
geen absolute waarde worden gehecht, daar wij niet
weten, of alle chloroform door het destilleeren met
stoom-doorleiding uit het foetale bloed is verdreven.
Het ligt zelfs zeer voor de hand, dat een gedeelte
ervan aan de roode bloedlichaampjes gebonden
bleef, of door het gecoaguleerde eiwit werd achter-
gehouden. Het bleek bij alle bepalingen, dat in de
vierde fractie de chloorzilver-reactie uiterst zwak,
of in het geheel niet aanwezig was, en dus volgens
deze methode niet meer chloroform uit het foetale
bloed kon worden verdreven. Daar in de laatste
10 gevallen een even groote hoeveelheid vloeistof
werd overgedestilleerd, en het bloed volgens eenzelfde
verhouding met water werd verdund, krijgen deze
getallen wel relatieve waarde.
54
Onmogelijk was het, in alle gevallen denzelfden tijd
tusschen onderbinden van de navelstreng en onderzoek
van het bloed te laten verloopen. De aan beide zijden
afgebonden, gevulde navelstreng werd in ijs in een goed
afgesloten fleschje bewaard, en het bloed zoo spoedig
mogelijk onderzocht. Het is echter niet aan te nemen,
dat het van veel invloed was, of het te onderzoeken
bloed, op deze wijze bewaard, eenige uren langer
staan bleef, daar er geen verandering in optrad, en de
chloroform zoo innig aan de roode bloedlichaampjes
en bloed-eiwitten is gebonden, dat er stoomdoorleiding
noodzakelijk is om deze uit hare verbinding te verdrijven.
De bronnen van onnauwkeurigheden en fouten
zijn gewoonlijk groot bij het werken met zeer kleine
hoeveelheden, daarom is er zooveel mogelijk op gelet,
deze fouten voor alle waarnemingen dezelfde te doen
zijn, door op volkomen gelijke wijze het bloed zoowel
als de quantitatief te onderzoeken overgedestilleerde
vloeistof te behandelen.
In de hierboven beschreven 17 gevallen is nar-
cose noodzakelijk geworden om een verloskundige
operatie gemakkelijker te maken en zonder pijn te
verrichten.
Het zijn dus "bijna alle verlossingen geweest, waarin
nog meer schadelijke invloeden dan de narcose op het
kind inwerkten, b.v, lange duur van den partus, aan-
gezichtsligging, uitgezakte navelstreng, bekken ver-
nauwing van de moeder enz., en behalve bij de Sectiones
Caesareae moet hier, met het oog op den toestand
van het kind, wel degelijk rekening mede worden
gehouden.
Wanneer wij de verlossingen door S. C.
vooreerst buiten beschouwing laten, zien wij, dat VII,
oo
VIII, XIII, XIV en XV bijzonderheden in de aan-
teekeningen voor het kind opleveren.
In VII werd dit slap en bleek geboren, en kon
na een uur aan zichzelf worden overgelaten. De hart-
tonen van den foetus waren V(W)r het begin der narcose
langzaam en wat onregelmatig, dus mag de slechte
toestand niet alleen aan de chloroform worden toe-
geschreven. Toch is het opmerkelijk . dat hier in eene
kleine quantiteit kinderlijk bloed (10 cM*\'.) betrekkelijk
veel chloorzilver (5.2 mgr.), dus 1.44 mgr. chloroform,
werd gevonden
In VIII was het kind sterk asphyctisch en schreeuwde
pas, nadat een half uur kunstmiddelen waren toegepast
Ook hier werkte een schadelijke factor, namelijk het uit-
zakken van de navelstreng. Deze pulseerde echter
redelijk goed. De narcoseduur was hier lang en de
hoeveelheid chloorzilver (1 mgr. of 1 .()(> mgr. chloroform
in een quantiteit bloed van 15 cM^) groot.
In XIII kwam het kind eveneens asphyctisch ter
wereld. De harttonen waren V()(\'r het begin der narcose
frequent, doch regelmatig. De hoeveelheid chloorzilver
(0.7 mgr , overeenkomende met 1.8() mgr. chloroform)
in 10 cM^ bloed, wijst hier op een groot chloroform-
gehalte van het kinderlijke bloed.
In XIV begon het kind eerst na huidprikkels te
schreeuwen, terwijl de harttonen vóór narcose normaal
waren De hoeveelheid chloroform (25 gr.), welke de
vrouw in 20 minuten was toegediend, is zeer groot, en
hiermede in overeenstemming de hoeveelheid chloor-
zilver (5.5 mgr, overeenkomende met 1.52 mgr.chloro-
form) in 5 cM\'\'. foetaal bloed gevonden.
In X, XI en XII, waarin de kinderen spontaan
ademden en schreeuwden, werd relatief nooit zooveel
56
chloorzilver in het destillaat gevonden. Hier werkten
dergelijke slechte invloeden op het kind in, als in
de bovenstaande gevallen; in XI waren zelfs de
harttonen vóór narcose frequent, en liep meconium af,
en in XII had de lange duur van den partus, om
welke reden de forceps werd aangelegd, zeker geen
gunstigen invloed op het kind. Hier bleek, waar weinig
chloorzilver gevonden werd, de toestand van de kinderen
bij geboorte goed te zijn.
Er mag worden aangenomen, dat het foetale bloed
van IV en V niet veel chloroform bevatte, daar in de
eerste fracties van het destillaat minder chloorzilver
werd gevonden, bij grooter hoeveelheid bloed, dan in
de andere gevallen.
De kinderen schreeuwden hier bij geboorte dadelijk.
Daar in IV en V geen even groote hoeveelheid
werd overgedestilleerd als in de laatste 10 onderzoe-
kingen, mogen de hier gevonden getallen chloorzilver
niet direct met de getallen van VII-XVII vergeleken
worden.
In XV werd het kind dood geboren. De moeielijke
verlossing was hiervan de oorzaak.
Het ware zonder grond alle bovenstaande afwij-
kingen van de norm, zonder meer, aan den invloed
der chloroform-narcose toe te schrijven. Toch is het
zeer opmerkelijk, dat in de gevallen waarin het kind
in slechten toestand werd geboren (VII, VIII, XIII
en XIV), relatief de grootste hoeveelheden chloroform
in het kinderlijke bloed werden gevonden.
Niet gemakkelijk is het antwoord te vinden op de
vraag, waarom hier meer chloroform uit het moederlijke
in het kinderlijke bloed is overgegaan, dan in de
andere gevallen; terwijl toch de gezondheidstoestand
Ol
van deze moeders vói)r den partus als goed genoteerd
staat, en ook narcoseduur en chloroformgebruik hier
niet belangrijk veel van die in de andere gevallen
verschillen.
Bij éénzelfden narcoseduur en chloroformgebruik
kan echter de hoeveelheid chloroform, die werkelijk
geïnhaleerd wordt, en tengevolge daarvan het gehalte
van het moederlijke bloed aan chloroform, zeer verschil-
lend zijn.
Ook de opgave, dat de gezondheidstoestand goed
is, laat zeer veel individueele verschillen toe, en vooral
in de polikliniek, waar wij niet in de gelegenheid zijn
de vrouw längeren tijd te observeeren, laten de mede-
deelingen hieromtrent aan betrouwbaarheid veel te
wenschen over.
Waar nu de opname van een stof uit het moeder-
lijke in het foetale bloed zal afhangen: 1° van den invloed
van die stof op de epitheellaag, die het moederlijke bloed
van dat in de capillairen der villi scheidt, 2" van de hoe-
veelheid van die stof in het bloed van de moeder aanwezig,
en 3" van den voedingstoestand, waarin de epitheel-
bedekking verkeert, daar zou verschil van een der
beide laatste factoren, bij uiterlijk gelijk schijnende
omstandigheden , het verschil in chloroformgehalte van
het loetale bloed kunnen verklaren.
Bij de o gevallen van Sectio Caesarea, vinden wij
onder III vermeld, dat het kind spoedig begon te
schreeuwen na warm en koud bad, hier werd in de
eerste 2 fracties, die overgedestilleerd waren, veel
chloorzilver gevonden.
De toestand van Miet kind V(i(\'>r narcose was goed;
toch waren warme en koude baden noodig, om het tot
schreeuwen te brengen.
58
In VI werd de pasgeborene in het verslag der
operatie als apnoïsch beschreven, en begon na klappen
op de nates te ademen. De hoeveelheid chloorzilver
(3.5 mgr. of 0.97 mgr. chloroform) bij een hoeveelheid
bloed van 4 cM^ is groot, terwijl bovendien hier
alleen het chloorzilver werd bepaald, dat in de eerste
fractie van 50 cM®. voorkwam. De partus duurde reeds
zeven dagen , een omstandigheid, waardoor ongetwijfeld
het weerstandsvermogen der vrouw had geleden.
Hoewel de harttonen van het kind vóór narcose goed
waren, moest het door huidprikkels tot ademen worden
gebracht.
In IX was het kind bij geboorte in goeden toestand,
betrekkelijk weinig chloorzilver werd hier in het des-
tillaat gevonden.
In XVI kon de slechte toestand, waarin het kind
werd geboren, reeds vóór narcose geconstateerd worden
door de wisselende harttonen, en het afloopen van
meconium.
In XVII vereischte de narcose veel omzichtigheid
wegens cyanose van de kyphoscoliotische moeder, en
mag dus de asphyxie van het kind niet alleen aan de
werking van chloroform worden toegeschreven.
In de beide - laatste gevallen werd echter weinig
chloorzilver in het destillaat gevonden.
In III en VI, waarin relatief het meeste chloor-
zilver werd bepaald , en de harttonen van de kinderen vó()r
narcose goed waren, dringt zich de vraag op; of de
somnolentie der kinderen bij geboorte moet toegeschreven
worden aan de, door Hahn beschreven apntxi der
\') Apnoe der Kinder bei Sectio Caesarea. Monatschrift für
Geburtshülfe und Gynaecologie Xlll.
59
kinderen bij Sectio Caesarea of aan den invloed van
de chloroform.
Het is mij niet recht duidelijk, hoe Hahn uit het
feit, dat de kinderen bij S. C. dikwijls niet dadelijk
ademen en schreeuwen, de conclusie kon trekken, dat
dit een gevolg van apnoe zijn zou, en uit de voor-
beelden, welke hij geeft, blijkt mij dit allerminst.
Hij beschreef 11 gevallen van S. C., waarvan in
1 het kind rozenrood zag en niet ademde, terwijl de
ledematen slap waren, in 2 zag de foetus bleek, was
asphyctisch en begon eerst na langdurige toepassing
van kunstmiddelen te ademen, in 3 was het kind slap
en zag blauwachtig, van 4 zijn geen nauwkeurige
opgaven gegeven.
Het 5\'^\'= geval beschreef hij als volgt: „Das Kind
zeigte eine blassbhuiliche Hautfarbe, lag regungslos da,
Herzschlag gut. Er wurde bei sorgfältiger Beobach-
tung — besonders des Herzschlages — nur ruhig
im warmen Bade gehalten. Etwa nach 30 Secunden
beobachtete man fibrilliire Zuckungen an den unteren
E-xtremitiiten, denen eben solche an den Armen und
im Gesichte folgten. Unmittelbar darauf erfolgte ohne
jeden äusseren Reiz die erste tiefe Inspiration ; die
lüxpiration gab sich schon als lebhaftes Schreien kund,
das nun kräftig fortgesetzt wurde. Die Hautfarbe wird
jetst erst rosarot; das Kind schlägt die Augen auf und
bewegt lebhaft Arme und Beine. Dieser Kind was
apnoisch."
Deze laatste gevolgtrekking zou ik niet willen onder-
schrijven. Mij dunkt, dat in een geval, waar het kind
bleek-blauw ter wereld komt, en eerst na diepe inspi-
raties en schreeuwen een roode kleur vertoont, geen
sprake van apnce, d. w. z stilstand der ademhaling door
60
zuurstof-verzadiging van het bloed, zijn kan; was het
bloed met zuurstof verzadigd geweest, dan had het
kind niet blauw, maar rood geboren moeten worden;
en dat het na de eerste inspiratie , dus nadat het bloed
zuurstof heeft opgenomen dadelijk rood werd, bewijst
ten duidelijkste, dat hier geen apnoe in het spel was.
Waar hij in zijne gevallen 6, 8, 10 en 11 de kinderen
kortweg als apnoïsch aangeeft, kan ik deze uitspraak
dan ook niet anders dan met wantrouwen aanvaarden.
Dat apnoe van de kinderen bij S. C. enkele malen
voorkomt, wordt in alle verloskundige leerboeken be-
schreven, en is daar, waar de overgang van het intra-
uterine in het extra-uterine leven zeer snel plaats heeft,
ook zeer verklaarbaar; misschien is geval 1 van Hahn,
waar het kind „rosarot" geboren wordt en niet ademt,
hiervan een voorbeeld. In al zijn andere gevallen
(behalve 8, waar het kind dadelijk schreeuwt, en 4
en 9 , waar geen duidelijke opgaven zijn) lijkt het mij
uit de beschrijving, welke bijgeeft, veel waarschijnlijker,
dat de kinderen onder invloed van de chloroform ver-
keerden. Dat hij geen huidprikkels aanwendde om de
kinderen tot ademen te brengen, is alleen in zoover
waar, dat het geen sterke huidprikkels waren; het
warme bad, waarin zij werden geplaatst, de geheel
veranderde omgeving, moeten toch als prikkels op den
foetus ingewerkt hebben, en kunnen voldoende zijn
geweest om de ongevoeligheid van het ademhalings-
centrum, door chloroformwerking veroorzaakt, te over-
winnen.
Wat III van de door mij onderzochte gevallen
betreft, meen ik de chloroform voor de somnolentie
van het kind verantwoordelijk te mogen stellen, daar
geen andere schadelijke invloed te constateeren viel,
01
terwijl het kind wel ademde, toen het ter wereld kwam,
maar niet begon te schreeuwen. De geboorte door
Sectio Caesarea, in een geval als dit, waar wegens de
belangrijke bekken-vernauwing, de indicatie is gesteld,
kan voor het kind toch wel tot de allergunstigste ge-
rekend worden. Of in VI werkelijk apnce bestond,
d.w.z. zuurstof-verzadiging van het bloed de adem-
haling onnoodig maakte, is twijfelachtig, daar klappen
op de nates werden toegediend, en daarna het kind
begon te ademen. De groote hoeveelheid gevonden
chloorzilver doet vermoeden, dat er ook chloroform-
werking in het spel was.
Het aantal Sectiones Caesareae, waarbij het kinder-
lijke bloed op chloroform is onderzocht, is te klein om
er conclusies uit te kunnen trekken. Vooral, daar in 2
van de 5 gevallen voor den slechten toestand van het
kind andere factoren mede aansprakelijk moeten gesteld
worden.
Zeker is niet waar wat Haiin zegt, dat bij de kei-
zersnede de chloroform geen invloed op het kind kan
uitoefenen, daar de inwerking ervan te kort is.
Van begin der narcose tot extractie van het kind
verloopt toch altijd minstens 10—15 minuten. Uit XVII,
waar de narcose 7 minuten duurde, blijkt, dat in dien
tijd toch reeds chloroform in het kinderlijke bloed is
overgegaan, en dus ook wel degelijk zijn werking kan
doen gelden.
In mijn meening, dat chloroform-narcose bij Sectio
Caesarea ook op het kind inwerkt, word ik zeer ver-
sterkt door hetgeen Lkoi\'old\') .schrijft over den invloed
•) Archiv für Gynaecologie. \\U\\. 56, 1898.
-ocr page 78-G2
van aethernarcose bij S. C. „ Dringend nothwendig
ist sachkundige, ärtzliche Hülfe zur Wiederbelebung
des Kindes. In den 50 neu veröffendichten Füllen
spielte die Asphyxie des Neugeborenen, von den
leichtesten Graden der Apnoe bis zu den schwersten,
halbstündigen Wiederbelebungsversuche erfordernden
Zustände, keine geringe Rolle Wie weit diese missliche
Erscheinung der tiefen Aethernarcose zur Last zu
legen ist — alle Kaiserschnittkinder riechen stark nach
Aether — steht dahin."
In de notulen der vergadering van 15 November
1903 van de Nederlandsche Gynaecologische Vereeniging
komt het verslag voor van een\' voordracht van Dr. v.\\n
de Velde
Hierin lees ik o.a., dat „ Engelureciit , op grond
van ervaringen in de vrouwenkliniek te Bonn opgedaan ,
chloroformtoediening nadeelig acht bij de keizersnede,
omdat de chloroformnarcose op het kind direct schadelijk
kan inwerken. Hij meent, dat "t daaraan te wijten is,
dat bij S. C. de kinderen dikwijls opvallend blauw en
asphyctisch zijn."
Ook Ahlfei-dmaakte de opmerking dat bij 10
Sectiones Caesareae, 8 maal de kinderen zich in meco-
nium bevattend .vruchtwater bevonden, terwijl onmid-
dellijk v66r de narcose geen stoornissen in de placentair-
circulatie konden waargenomen worden. Hij schreef dit
aan het chloroformgebruik toe, en zeide „Was die
Wirkung auf das Kind anbetrefft, so scheint\'sie mir
nicht so belanglos, wie meistens angegeben wird."
\') Cliloroforni of aether als narcoticum in de operatieve
Verloskunde.
\') Lehrbuch der Gel^urtshilfe. pag. 167,
-ocr page 79-G3
»
Wij zouden het kind dus schadelijke invloeden
kunnen besparen, als het mogelijk was S. C. niet onder
algemeene narcose, maar onder locale anaesthesie te
verrichten. Of dan de cocaïne in het kinderlijke bloed
zou overgaan en den foetus zou kunnen schaden, blijft
cchter de vraag. Bovendien staan meerdere bezwaren
de uitvoering hiervan in den weg.
Gaan wij het oordeel van nog enkele autoren na,
over de werking van chloroformnarcose van de moeder
op het kind in utero, dan vinden wij, dat Hueter in
1850 een geval beschreef van S. C., waarbij het kind
levend werd geboren echter zonder te ademen, terwijl
de navelstreng flink klopte. Het hart bleef een half
uur werken; daarna stierf het kind, het had enkele
ademhalingen vertoond, maar niet geschreeuwd.
Op blz. 304 van zijn reeds vroeger geciteerd stuk,
zeide hij „Ich bezweifle auch nicht, dass die Wirkung
des Chloroforms den Tod der P^-ucht veranlasst hat,
wenn auch der Druck, den der Kopf auf dem engem
Becken erlitt, mit in den Anschlag zu bringen ist. Ich
glaube, die Erfolglosigkeit der Bestrebungen des Kindes
zu athmen der Betäubung zuschreiben zu müssen, in
welche es durch den Uebergang des Chloroforms in
seine Säftemasse versetzt worden war", en op blz. 3(15
„ Es stand nun bei mir fest, class die betäubende
Wirkung des Chloroforms von der Kreissenden auf die
mit derselben noch verbundene h^rucht (\\bergehcn , und
der Belebung des neugeborenen Kindes hinderlich,
also dem Absterl)en desselben förderlich werden könne.
Si\'iEc.EMtERC wees ernstige gevolgen voor den foetus
van de hand, al zou ook meer freciucnte hartslag of
somnolentie l)ij geboorte er soms het gevolg van zijn,
terwijl ZwEii\'Ei- het niet voor onmogelijk hield, dat
04
>
onder lange narcose van de moeder het kind kon lijden.
Voorbeelden van somnolentie van het kind na lang-
durige narcose van de moeder, staan hem voor den geest.
Dubois gaf aan, dat de hartslag van den foetus
meer frequent zou worden onder narcose van de moeder,
en ScHATZ en Bénicke zagen beiden, dat na langdurige
narcose van de barende vrouw het kind moeielijk tot
ademen was te brengen, een toestand die aan diepen
slaap herinnerde.
Door CoHN werd de werking van chloroform-
narcose op den foetus zwaar geteld.
In vele gevallen van diepe narcose der moeder
maakte het pasgeboren kind een eigenaardig somnolenten
indruk.
De hartsactie was krachtig, de ademhaling aan den
gang, maar het kind wilde niet schreeuwen, het maakte
volkomen den indruk genarcotiseerd te zijn. Eenmaal stierf
de pasgeborene na een narcose van de moeder van
uur. De sectievondst was negatief. Van lichte narcosen
zag hij geen merkbaren nadeeligen invloed op het kind.
Snow zeide, dat de foetus genarcotiseerd is, zooals
de moeder, maar in lichteren graad.
PoRAK zag een geval, waarin het kind de anaesthe-
tische werking van chloroform had ondergaan. Ook
PiNARD zag hiervan een voorbeeld.
clianning, RoMITI, CaZEAUX , PiACHAUD, BlOT,
Legroux, Dumontpallier, LucAS-ciiampionnikre namen
nooit invloed van de narcose van de moeder op het
kind in utero waar.
Jules Chaigneau zeide, dat bij demi-anaesthesie
\') Ueber Anacsthcsirung Krcisscndcr. Deutsche Medicini.sche
Wochenschrift. Jahrgang XII No. 16.
Ü5
de chloroform eerst een versnelling van den foetalen hart-
slag zou veroorzaken, weldra zou echter de frequentie
der hartslagen weer tot het vroegere aantal terugkeeren.
d\'Argent vond, wanneer groote doses chloroform
aan de moeder waren toegediend, de kinderen dikwijls
soporeus, wat vanzelf na korteren of längeren tijd
weder voorbijging, in enkele gevallen moest kunst-
matige respiratie worden toegepast.
In de 5 gevallen van „chloroforme ä la reine",
welke Doenhoff beschreef, begon in het geval, het
kind dadelijk spontaan te ademen. Het was echter
soporeus, en werd pas na langdurige aanwending van
huidprikkels tot schreeuwen gebracht. De narcose duurde
hier 2 uur 10 min. met 46 gr. chloroformgebruik. In
het 2° geval was het kind diep asphyctisch met lang-
zamen hartslag. Het schreeuwde na een kwartier kunst-
matige respiratie volgens methode Sciiultze. Hier was
de vrouw 50 minuten in chloroformnarcose gehouden,
en had bovendien één morphine-injectie van 15 mgr.,
en één van 20 mgr. gehad.
In het geval schreeuwde het kind dadelijk, de
narcose duurde 05 minuten. De geboorte had 100
minuten na staking der bedwelming plaats.
In het 4° geval was het kind niet asphyctisch Eerst
was 80 gr. broomaethyl gebruikt, en daarna gedurende
^ uur chloroform toegediend tot 80 minuten V()()r de
geboorte toe.
In het 5" geval was het kind tamelijk asphyctisch,
de narcose duurde hier 25 minuten tot op het oogenblik
van geboorte.
In de drie gevallen, waar tot op het oogenblik
van geboorte chloroform was toegediend, was de
werking ervan dus op het kind duidelijk waar te nemen,
5
-ocr page 82-6G
in de beide andere, waar geruimen tijd vóór de
geboorte de narcose was gestaakt, kwamen de kinderen
frisch ter wereld.
Bellamy Gardner ontkende de schadelijke werking
van chloroform-narcose op den foetus en haalde hier-
voor ook aan het oordeel van Dr. Mundé uit New-York ,
die, bij 25 jarige ondervinding van obstetrische chloroform-
narcosen, nooit eenige werking op den foetus had gezien.
Vele autoren maakten niet eens melding van een
mogelijken invloed op het kind, zoo ook onder anderen
A. Ballantijne, die, in zijn openingsrede als voorzitter
van het Edinburghsch Obstetrisch genootschap in het jaar
1897, den lof zong van de chloroformnarcore bij barenden,
maar in het geheel niet sprak van den invloed, welke
de chloroform op het kind zou kunnen uitoefenen.
Van de Velde gaf in zijn bovengenoemde voor-
dracht als zijn meening te kennen, te hebben opgemerkt,
„dat er na diepe bedwelming der moeder, gewoonlijk
meer tijd en meer inspanning noodig was om het kind,
wanneer het niet behoorlijk ademde, tot krachtige
levensuitingen te brengen."
Hofmeier^) verrichtte in 1882 vergelijkende onder
zoekingen tusschen de urine\'s van normaal geboren en
onder narcose van de moeder geboren kinderen. Bij de
eersten vond hij op den derden of vierden dag na de
geboorte de grootste uitscheiding van ureum , bij kinderen
onder narcose der moeder geboren werd het maximum
reeds op den tweeden dag bereikt, en was ook de
absolute hoeveelheid per dag grooter. Acidum uricum
\') Beitrag zur Lehre vom Stoffwechsel des Neugeborenen und
seine BeGinflüssung durch die Narcose des Krei.sscnden. Virchow\'s
Archiv. LXXXIX 1882,
07
werd na partus onder narcose relatief en absoluut
meer in de urine van de kinderen gevonden, evenzoo
de bewijzen van uraatinfarcten in de nieren. In geen
der laatste gevallen ontbraken de uraatcilinders de
beide eerste dagen.
Waar hij na normalen partus dikwijls tot den vijfden
dag eiwit in de kinderurine kon aantoonen, was dit in
de meeste gevallen na narcose van de barende vrouw,
tot den achtsten dag mogelijk. Ook vond H. bij kinderen,
waarvan de moeder in chloroform-narcose bevallen was,
de gewichtsafname de eerste levensdagen grooter en
minder spoedig het aanvangsgewicht weder bereikt. ,
Om de waarheid van deze uitspraak te kunnen
bevestigen, heb ik van de kinderen, die in de Utrechtsche
kliniek gedurende de jaren 1901 en 1902 geboren
werden, nagezien, in hoeverre er verschil bestond in
het gewicht op den 12«=" dag van normaal en onder
chloroform-narcose geboren kinderen. Van de 231
kinderen, die niet onder narcose ter wereld kwamen,
hadden 141 op den 12<icn dag hun gewicht nog niet
weder bereikt, van de 28, onder chloroform-narcose
geboren, 18 niet. Uit deze getallen blijkt .slechts een
gering verschil, terwijl bovendien in aanmerking moet
worden genomen, dat al deze onder narcose geboren
kinderen door een verloskundige operatie , en dus onder
slechtere omstandigheden, het levenslicht zagen.
IIoi\'.MEiER nam aan, dat de eerste dagen verschil in
stofwisseling bestond tusschen normaal en onder narcose
geboren kinderen. En dit zou zijn oorzaak moeten
vinden in het verschillend vermogen om eiwitten op
te nemen, in het verschillend assimilatievermogen, of
in het gemakkelijker bxydeeren van een eiwit.
Het vinden van meer ureum, acidum uricum, en
-ocr page 84-68
uraatcilinders zou er voor pleiten, dat bij onder narcose
geboren kinderen de stikstofoxydatie intensiever is, dan
bij normaal geborenen.
Hofmeier bracht dit alles terug op te gronde
gaan van roode bloedlichaampjes door inwerking van
in het bloed opgenomen chloroform. Waar bij den
neonatus normaal reeds roode bloedlichaampjes verloren
gaan, zou dit onder chloroforminvloed sterker plaats
vinden. Wanneer wij den icterus neonatorum als een
haemotogenen icterus beschouwen, zou deze dus na
narcose van de moeder bij de kinderen sterker moeten
optreden.
Hij zag bij 22 kinderen onder narcose geboren,
16 sterk en 6 matig icterisch, van 34 normaal geboren
kinderen 14 tamelijk, 12 matig en 8 niet icterisch.
Zweifel nam bij -/a der bevallingen in narcose
icterische verschijnselen bij de kinderen waar.
Het aantal gevallen, door mij behandeld, is niet
groot genoeg om hierover een oordeel te kunnen uit-
spreken.
Waar Seux bij 15 "/o» Epstein bij 42"/„, Scanzoni
bij 58 °/„, PoRAK bij 80 "/o. Violet bij laat afbinden
bij 100 \'^/o normaal geboren kinderen icterus kon con-
stateeren, spreekt hier uit het groot verschil in waar-
genomen percentgetallen het groot verschil in appreciatie
van icterus neonatorum. Ook kan de meerdere of mindere
uitgebreidheid der statistieken van veel invloed zijn
geweest op het percentcijfer, dat door deze onderzoekers
zoover uiteenloopend werd gevonden. Slechts zeer
nauwkeurige, zeer uitgebreide statistieken van normaal,
zoowel als van onder narcose geboren kinderen, kunnen
hierin licht verschaffen.
Waar door vêrschillende autoren invloed is waar-
-ocr page 85-69
genomen van de narcose van de moeder op hartswerking,
toestand bij geboorte, en stofwisseling na geboorte
bij het kind; waar de overgang van chloroform in het
kinderlijke bloed is bewezen, en geconstateerd, dat in
die gevallen, waarin de toestand van het kind het
slechtst was, ook de meeste chloroform in het bloed
werd gevonden; waar wij bij narcotiseeren van de
moeder niet weten hoeveel chloroform in het kinderlijk
bloed zal overgaan, is de vraag of narcose van de
moeder (ook lichte narcose) slechte gevolgen voor
het kind kan hebben, niet anders dan bevestigend te
beantwoorden.
Wanneer wij het nageboortetijcipe^\'k van de zeven-
tien door mij behandelde gevallen nagaan, leveren
II, VIII, XI en XIII voor de moeder bijzonderheden op.
In II vloeide de vrouw hevig. De urine bevatte
i ®/oo eiwit. De bloeding kwam tot staan, nadat de
placenta volgens Credé was verwijderd; hier kon dus
het niet loslaten van de placenta, zoodat de uterus
zich niet blijvend kon contraheeren, als oorzaak van
de bloeding worden aangenomen. De narcose was van
korten duur met weinig choloroformgebruik.
In VIII trad anderhalf uur post partum een sterke
bloeding op, terwijl de placenta dadelijk na de geboorte
spontaan was gevolgd en de uterus zich toen goed
contraheerde. De narcose duurde hier 45 minuten. De
gezondheid van de vrouw was goed. De snelle ont-
lediging van den uterus, bij versie en extractie wegens
uitgezakte navelstreng, kan hier als begunstigend moment
voor nabloeding gerekend worden, maar ook de moge-
lijke invloed van de langdurige narcose mag niet over
het hoofd worden gezien.
In XI werd wegens weeënzwakte de forceps aan-
gelegd, ook hier volgde een sterke nabloeding, die
eerst door uterus-tamponnade werd tot staan gebracht.
De reeds zwakke en weinig frequente contracties in het
uitdrijvingstijclperk maken verklaarbaar, dat ook in het
nageboortetijdperk de uterus zich slecht contraheerde.
In XIII, waar de forceps wegens gevaar voor het
kind werd gebruikt, trad een hevige bloeding op, die
tot staan kwam door verwijdering van de placenta
volgens Credé en ergotine-injecties. Bij deze gezonde
jonge primipara, bij wie geen andere redenen zijn aan
te wijzen voor de slechte contracties van den uterus in
het nageboortetijdperk, moet met de mogelijkheid, dat
de uterus zich slechter samentrok tengevolge van de
chloroform werking, rekening worden gehouden.
In de 5 gevallen van Sectio Caesarea contraheerde
de uterus zich in XVI en XVII goed. In III werd de
contractie als vrij goed in de ziekte-geschiedenis be-
schreven. In VI was hij slap en trok zich samen na in
de buikholte gebracht te zijn. Misschien mag de slechte
contractie aan de eventratie tijdens het hechten ten laste
worden gelegd, of wel de chloroformwerking was er
niet vreemd aan. Ook in IX volgde de contractie
eerst na het terugbrengen in de buikholte.
De invloed van de chloroform op de contracties
van den uterus bij S. C., nadat de foetus en de pla-
centa zijn geëxtraheerd, is moeielijk na te gaan. Waar
aan den eenen kant de zeer snelle ontlediging van
den uterus een nabloeding door slechte contracties kan
begunstigen, bestaat aan den anderen kant een heftige
contractieprikkel in het vele manipuleeren aan den
uterus verricht. In gevallen, waar de eerste factor meer
invloed doet gelden dan de tweede, zou men dus kans
loopen te veel, wanneer het omgekeerde plaats vindt
te weinig aan de werking der chloroform toe te schrijven.
Bovendien moet nog opgemerkt worden, dat bij
alle Sectiones Caesareae in de Utrechtsche kliniek ver-
72
richt, in het begin der narcose 1 gram extr. secalis
cornuti werd ingespoten.
In de overige gevallen vertoonde het nageboorte-
tijdperk geen afwijkingen van de norm, en kwam de
placenta spontaan, ot door lichten druk op den fundus
uteri, waarna de uterus zich goed contraheerde.
Over de praedisponeerende werking van chloroform
voor atonia uteri, geef ik het oordeel van de volgende
schrijvers.
Hueter was geneigd een slechten invloed van de
chloroform op de contracties van den uterus in het
nageboorte tijdperk aan te nemen. Op blz. 341 van
zijn geciteerd werk, zeide hij, sprekende over vloeiing
in het derde tijdperk na chloroform-narcose van de
vrouw, „wenn gleich die Vermuthung, dass dieses Mittel
in Beziehung auf diese Erscheinung nicht ganz ohne
Wirkung sei damals schon bei mir auftrat" en op
blz. 343, waar hij de werking van de chloroform prees,
die hem een lastige versie en extractie door verslapping
der uterus-musculatuur deed gelukken „ Dabei ist aber
in Anschlag zu bringen, dass diese Wirkung, welche
nach der Geburt des Kindes noch fortdauerte die
Entbundene in Lebensgefahr brachte." Bij een Sectio
Caesarea, waar de vrouw stierf, gaf hij op blz. 3G3 de
volgende meening „Ich habe geglaubt, den unglück-
lichen Ausgang dieses Kaiserschnitts der Wirkung des
Chloroforms zuschreiben zu müssen," en iets verder
„ Ich habe in keinem andern Fälle von Kaiserschnitt
eine so geringe Zusammenziehung der Gebärmutter,
und einen so bedeutenden Blutfluss aus der Schnitwunde
des Uterus beobachtet".
Hueter wilde dan ook bij ieder volgend geval
van S. C. het gebruik van chloroform afraden „weil es
73
ungenügende Zusammenziehungen der Gebärmutter
und dadurch den Tod veranlassen kann".
Daarentegen verzekerde Spiegeluerg , dat de erva-
ring hem niet bewees, dat na narcose meer nabloe-
dingen zouden voorkomen.
Evenzoo luidde het oordeel van Simpson en Beattie.
ScANZONi gaf als zijn meening te kennen, dat atonie
van den uterus een gevolg zou kunnen zijn van narcose.
CouRTY beval chloroform-narcose aan als voorbehoed-
middel tegen haemorrhagieën „ l\'anesthésie obstétricale en
prévenant l\'inertie uterine, serait un moyen préventif
de la métrorrhagie puerpéral" en in tegenstelling met
zijn oordeel schreven Tvler Smith, Montgomery en
Barnes aan de chloroform een slechte werking op den
fluxus toe.
PiNARD zag bij 23 waarnemingen zesmaal nabloe-
dingen. De anaesthesie was echter hier in de meeste
gevallen totaal.
Ook Blot meende te hebben waargenomen, dat
bloedverlies van de vrouw na chloroform-narcose grooter
zou zijn.
Roux, Houzelot, Lucas-Championnieke en Dumont-
pallier namen geen grooter percent haemorrhagieën na
narcose waar, terwijl ook Bei.lamy Gardner bij narcose
van den tweeden graad geen nabloedingen zag optreden,
maar wel bij narcosen van den derden graad de kans
erop grooter zag worden.
Het handboek van Olsiiausen geeft aan, dat bij
lichte narcosen geen gevaar voor atonia uteri zou
bestaan, bij langdurige diepe bedwelming zouden hevige
nabloedingen geen zeldzaamheid zijn.
Daarom beval O. aan, na iedere narcose, die
langen tijd had geduurd, nauwkeurig den uterus te
74
controleeren en in dergelijke gevallen dadelijk na de
geboorte van het kind subcutaan ergotine in te spuiten.
Ook van de Velde merkte op, dat hij „bij kunst-
matig getermineerde baringen meer en ernstiger met
bloédingen door atonia uteri te kampen had, wanneer
de operatie in diepen chloroformslaap was verricht,
dan in die gevallen waarin (hij) de kunstbewerking
buiten narcose had toegepast."
De waarnemers op dit gebied zijn dus lang niet
eenstemmig in hun oordeel.
Dit alle zijn echter persoonlijke meeningen, de
vrucht van de ervaringen van genoemde schrijvers,
maar worden niet door bewijzen en feiten gestaafd. Van
veel meer beteekenis zijn de tokodynamometrische
proeven van Doenhoff, die hem bewezen , dat nog lang
na staking der narcose de werkzaamheid der weeën
minder frequent en krachtig was, dan V(k)r narcose.
Wanneer nu tot aan de geboorte van het kind
chloroform wordt, gegeven, moet dit naar analogie van
bovengenoemde proeven zijn invloed nog in het
nageboorte-tijdperk doen gelden, en wel door ver-
minderde contracties van den uterus en tengevolge
hiervan vermeerderde kans op nabloeding.
Bij de door. D. beschreven 5 gevallen was in het
eerste het bloedverlies 110 gr., in het tweede 770 gr.,
in het derde 460 gr., in het vierde 2Ü0 gr. en in het
vijfde 860 gr.
Ahlfeld heeft berekend, dat gemiddeld hct bloed-
verlies in het nageboorte-tijdperk 400 gr. bedroeg,
wanneer men 1» uur met de expressio placentae wachten
kon. In de gevallen 2, 3 en 4 van Doenhoff zou het
bloedverlies dus het gemiddelde overschrijden.
Het spreekt echter van zelf, dat uit deze enkele
-ocr page 91-io
getallen geen conclusies zijn te trekken, en hiervoor
uitgebreide statistieken over bloedverlies in het nage-
boorte-tijdperk met en zonder chloroformnarcose nood-
zakelijk zijn.
Dergelijke statistieken zouden de vraag met zeker-
heid kunnen beantwoorden; nu stellen vooral de
experimenteele onderzoekingen het voor mij wel boven
allen redelijken twijfel, dat chloroformnarcose tot na-
bloeding kan praedisponeeren, terwijl de bovenvermelde
uitspraken en persoonlijke ervaringen, die overtuiging
zeker niet verzwakken.
Resumeerende kom ik tot de conclusie, dat chloro-
form-narcose bij normale partus, de zoogenaamde
„ chloroforme a la reine" beslist moet worden afgekeurd,
en wel om de volgende redenen.
A. Wat het kind betreft:
1". Het feit, dat chloroform overgaat in het kinder-
lijke bloed.
2". De onzekerheid, in welken graad dit voor het
kind reeds onviiddcllijk schadelijk is, daar, gelijk
bekend, kinderen voor narcotica zeer gevoelig zijn,
en wij van te voren niet weten, hoeveel chloroform
er zal overgaan. (In de gevallen, waar de grootste
hoeveelheid chloroform in het bloed werd gevonden,
was de toestand van het kind bij geboorte het
slechtst.)
De mogelijkheid, ^ dat de teere weefsels van het
jonge kind door de chloroform blijvend geschaad
worden.
76
B. Wat de vrouw betreft:
De gevaren aan de narcose in het algemeen
verbonden.
2°. De vermindering in duur, frequentie en kracht
van de wee n en de buikpers, welke reeds bij
zeer oppervlakkige narcose wordt waargenomen, en
tengevolge hiervan:
3". De verlenging van den duur van den partus,
waardoor het infectiegevaar, en de kans op nood-
zakelijkheid van kunsthulp grooter worden.
4". De vermeerderde kans op atonia uteri in het
nageboortetijdperk.
De medicus mag, mijn inziens, nooit, uit een
humaniteits-oogpunt, of om zijn patiënten ter wille te
zijn, de vrouw en het kind, wier welzijn aan hem is
toevertrouwd , aan bovengenoemde gevaren en slechte
invloeden blootstellen.
Er zijn dus redenen te over, om de chloroform als
een gevaarlijk middel in de verloskunde te beschouwen.
Toch blijft het voor den geneesheer een krachtig,
dikwijls onmisbaar hulpmiddel in de obstetrische prak-
tijk , en wel voornamelijk in die gevallen, waar spierslapte
van de vrouw een noodzakelijke voorwaarde is voor het
goed en snel \'gelukken eener verloskundige operatie,
of wel de pijnlijkheid hiervan hem tot narcotisee-
ren noopt. Bij al te pijnlijke of krampachtige weeën
is chloroform zeker vermijdbaar, aangezien een kleine,
ongevaarlijke dosis morphine hier alleszins voldoende
werkt.
\') Zie ook Catharina van Tussknbroek, Weekblad van
het N, T. v. G. 6 Maart 1897.
I i
De vraag, welk narcoticum bij eclampsie de voor-
keur verdient, — chloroform, aether, mengsel van
Billroth, opium, morphine of eenig ander, — wensch ik
hier onbesproken te laten, daar zij buiten mijn onder-
werp valt.
In alle gevallen, waarin chloroformnarcose nood-
zakelijk wordt geacht, houde men echter wel in het
oog, dat de gevaren voor de moeder en voor het kind
tot dubbele voorzichtigheid dwingen. Daarom behoort
de chloroform alleen door een ervaren narcotiseur te
worden toegediend, en rust op dezen de plicht, in belang
van moeder en kind zoo zuinig mogelijk van het narco-
ticum gebruik te maken.
OJ \'ÄTTOloWrfo pu - r^
yliï:. \' \'
■rinvi \' ■ \' McK\'tfi.\':!.\'
■ V • ■ ■
CMitÀhA-:
■ V ■ ■ J- ;
...m
\' M
■\'«r\' \' 1
-ocr page 95-De chloroformnarcose van de zwangere vrouw heeft
in alle gevallen schadelijken invloed op het kind.
Een goede operatiemethode bij retroflexio uteri
bestaat niet.
De huidschilfers bij roodvonk mogen niet als de
dragers der infectiekiemen beschouwd worden.
Uit het feit dat, na afsplitsing van de zoogenaamde
losgebonden zwavel, in de asch van eiwit nog zwavel
als .sulfaat aanwezig is, mag men in het algemeen niet
besluiten, dat zwavel in het eiwitmolecule op twee
manieren gebonden voorkomt.
Door schuddei\\ van de bouilloncultuur kan de
tuberkelbacil alle eigenschappen , die hem als zoodanig
kenmerken , verliezen.
Bij verwonding van meer dan den halven omtrek
van den arteriewand, bij groote slagaderen, is de cir-
culaire vereenigingsmethode van Payr de beste.
Desinfectie met formaldehyd-dampen is voor wonin-
gen onvoldoende en dus hiervoor af te keuren.
De musculi gemelli dragen ten onrechte hunnen
naam, daar hunne afkomst verschillend is.
De afscheiding van het pancreassap heeft waar-
schijnlijk niet langs reflectorischen weg plaats.
Op het oorlogsterrein moet de therapie van per-
foreerende buikschotwonden een niet-operatieve zijn.
De cataractbehandeling door reclinatio lentis is
in alle gevallen af te keuren.
Na dwarsche doorsnijding tusschen lumbaal- en
dorsaalmerg bij konijnen, is de opstijgende degeneratie
in den kleinhersenzijstrengbundel en den bundel van
Gowers tot in de nucleus dentatus en vermis cerebelli
te vervolgen.
Pariteit. |
Ouderdom. |
Gezondheidstoestand |
Datum van |
Datum van het |
Duur narcose. |
Hoeveelheid |
Hoeveelheid |
§ualitatief |
Quantitatief |
Toestand van het |
Toestand van het |
Aard der |
Nageboortetijdperk. |
III p. \' |
40 j. |
Goed. |
29 Jan. |
30 Jan. |
15 min. |
10 gr. |
10 cM\'. |
Positief. |
Harttonen goed. |
Schreeuwt dadelijk. |
Forceps. |
Placenta na een half uur | |
I p. |
36 j. |
Laparot wegens |
2 Febr. |
3 Febr. |
15 min. |
10 gr. |
10 cM\'. |
Positief. |
Harttonen goed. |
Schreeuwt dadelijk. |
Forceps. |
Vrouw vloeit sterk, placenta | |
VI p. 3 |
38 j. |
Goed, klein van |
4 Febr. |
5 Febr. |
25 min. |
•p |
35 cM\'. |
Positief. |
2.27 mgr. |
Goed. |
Niet asph^\'ctisch. |
Sectio |
Uterus contraheert zich vrij |
I p. ^ |
32 j. |
Goed. |
.19 Febr. |
20 Febr. |
± 20 gr. |
43 cM\'. |
Positief. |
1.53 mgr. |
Harttonen goed. |
Schreeuwt dadelijk. |
Forceps. |
Doorlichten druk na 5 mi- | |
XI p. « |
39 j. |
Goed. |
24 Febr. |
26 Febr. |
■j |
15 cM\\ |
Positief. |
1.44 mgr. |
Harttonen goed. |
Forceps. |
Door druk op den fundus | ||
I p.^ |
28 j. |
Goed. |
25 Febr. |
26 Febr. |
15 min. |
zt 15 gr. |
4 cM^ |
Positief. |
0.97 mgr. |
Harttonen goed. |
Kind apnoïsch, |
Sectio |
Uterus is slap, contraheert |
I p. ^ |
26 j. |
Goed. |
3 Maai t |
4 Maart |
30 min. |
25 gr. |
10 cM\\ |
Positief. |
1.44 mgr. |
Harttonen lang- |
Slap, bleek, navel- |
Versie en |
Spontaan even na den par- |
I p. « |
19 j. |
Goed. |
8 Maart |
10 Maart |
45 min. |
? |
15 cMl |
Positief. |
1.66 mgr. 2.14 mgr. 1.39 mgr. |
Redelijk goed. |
Sterk asphyctisch, |
Versie en |
Spontaan na de geboorte. |
III p. ^ |
25 j. |
Goed. |
10 Maart 11 u. v.m. |
10 Maart |
± 20 min. |
± 15 gr. |
30 cM\'. |
Positief. |
Uitgezakte navel- |
Goed. |
Sectio |
Uterus contraheert zich na | |
I p.\'" |
28 j. |
Goed, |
31 Maart |
1 April |
45 min. |
40 gr. |
23 cM\\ |
Positief. |
Goed. |
Begint spontaan |
Forceps. |
Door lichten druk op den | |
■ Hp." |
32 j. |
Goed. |
2 April |
3 April |
20 min. |
15 gr. |
5 cM\\ |
Positief. |
0.77 mgr. |
Harttonen frequent,\' |
1 Begint spontaan |
Forceps. |
Door druk op fundus verwij- |
I p.\'^ |
23 j. |
Goed. |
4 Mei |
5 Mei |
20 min. |
10 gr. |
12 cM\'. |
0.97 mgr. |
Harttonen goed. |
Schreeuwt dadelijk. |
Forceps. |
Spontaan na J uur. | |
I p. |
26 j. |
Goed. |
6 Mei |
7 Mei |
25 min. |
20 gr. |
10 cM\\ |
Positief. |
1.86 mgr. |
Harttonen frequent, |
Licht asph3\'ctisch, na koud en Kind schreeuwt |
Forceps. |
Vrouw vloeit vrij sterk, pla- |
I p. |
32 j. |
Goed. |
6 Mei |
7 Mei |
± 20 min. |
25 gr. |
Positief. |
1.52 mgr. |
Harttonen goed. |
Forceps. |
Na 2 uur door druk op den | ||
VIII p.\'» |
39 j. |
Goed. |
23 Mei |
25 Mei |
35 gr. |
23 cM\\ 5 cM\'. |
Positief. |
0.75 mgr. |
Uitgezakte navel- |
Kind dood. Bleek, na uitzuigen Na slijm uitzuigen, |
Versie en Sectio Sectio |
Na 20 min. doorlichten druk. | |
I p.\'« |
44 j. 26 j. |
Goed. |
24 Mei |
25 Mei |
25 min. |
20 gr. ~ 7 gi ." ~ |
Positief. |
0.75 mgr. 0.47 mgr. |
I larttonen variabel. I larttonen goed. |
Uterus contraheert zich | |||
Kyphoscoliose, syst, |
25 Mei |
27 Mei |
10 min. |
Uterus contraheert zich |
/y.-.-:\'\' -\'\'■ y\' r/é^^\'v V, . ^
\' ■ \'-\'il; \'
W-"^-ii-. • ^ ■ \' it V---\'-w v^
■■ \' " gg.,
m
\'tC
..-t«^ 4 . y•• r i.
-ocr page 99-■s»
"-r\'v
j \' j,
V,
.ft V\'■ ■ • \'
-ocr page 100-te- - ■ ■ Ar"\'
■ " M
^^^^.. ,
I:
i r.i
-ocr page 101-