-ocr page 1-

V if\'Â.

■ / J ■■

••S

HET ONDERSeHEIDINGSVERMOGEN
VOOR T^pONINTENSITEITEN. * > é #

»

A. DEÉNIK.

-ocr page 2-

hm-m-m^:

■ il
\'s",. Î

\'ê\'i

.\'.y^m.

A

-ocr page 3-

M ■

.A

. A .

M\'.

.\'t \'

■, v, • - .\' < ■ V

y . -

■li \'

-ocr page 4-

• :

•• ...Krje軕 :

tt)

\\. -

-ocr page 5-

r .-Tc ^ i • » • ■
. . ; ......

is-/"

*

■ H

m.

V.

L tv O\'- I

•■-ft:.:-- .

• ii < ■ ^ ^ ••. " V■

; V, .,,->

-ocr page 6-

Si.\' i/ t^^Bi\'

ïT S.

-ocr page 7-

HET ONDERSCHEIDINGSVERMOGEN
VOOR TOONINTENSITEITEN. * * *

-ocr page 8-

M"

^MM-mm?\'

?>rt

-ocr page 9-

HET ONDERSCHEIDINGSVERMOGEN
VOOR TOONINTENSITEITEN. * * *

PROEFSCHRIFT TER VERKRIJGING VAN DEN GRAAD
VAN DOCTOR IN DE GENEESKUNDE AAN DE RIJKS-
UNIVERSITEIT TE UTRECHT NA MACHTIGING VAN DEN
RECTOR-MAGNIFICUS D
r. F. A F. C WENT, HOOGLEERAAR
IN DE FACULTEIT DER WIS- EN NATUURKUNDE,
VOLGENS BESLUIT VAN DEN SENAAT DER UNIVERSITEIT
TEGEN DE BEDENKINGEN VAN DE FACULTEIT DER
GENEESKUNDE TE VERDEDIGEN OP DINSDAG 15 MEI 1906
DES NAMIDDAGS TE
4 UUR DOOR ARIE DEENIK, ARTS,
ASSISTENT-GENEESHEER AAN HET SANATORIUM „RHIJN-
GEEST" TE OEGSTGEEST, GEBOREN TE ROTTERDAM.

LEIDEN, EDUARD IJDO. - 1906.

-ocr page 10-

^ \' 1 \'-il? Ai i\'

\'m\' ■

.. -\'i

■ .. ■ \' ;

- v : ■ \' ■ :

/ ï it A iC:

• fi

\'1

J

•\'I

-

y, . .

AkPi
. \'f

-ocr page 11-

y^AN MIJNE pUDERS.

-ocr page 12-

M

0

-ocr page 13-

Van de goede gewoonte^ om bij het verschijnen van een
proefschrift een woord van dank te wijden voor het genoten
academisch ondertcijs, maak ik gaarne gebruik om U,
Hoogleeraren en Lectoren der Medische en Philosophutche
Faailteit, mijn oprechten dank te betuigen, voor alles wat
Gij tot mijne vorming als geneesheer hebt bijgedragen.

Vooral tot U, Hooggeleerde Zwaardrmakrb, Hooggeachte
Promotor., voel ik mij gedrottgen een afzonderlijk woord van
dank te richten. Uwe buitengewone hulpvaardigheid, Uw
raad rn steun hebben \'tmij mogelijk gemaakt dit proefschrift
te voltooien. Steeds zal de tijd, gedurende welken ik onder
Vwe leiding heb mogen werken, mij als de meest aangename
mijner studiejaren in herinnering blijven.

Ten slotte mijne dankbetuiging aan allen, die mij bij het
beicerken van dit proefschrift zoo bereidwillig hunnen dienst
verUendett, tcaar ik dien inriep.

-ocr page 14-

• : \'«V

fh- ".r-

.....

—^ / \' yf,

; WW» \'

.. .at

Mj. y.\'.- " \'■\'\'.\'\' - \' . - \', ■

-ocr page 15-

INHOUD.

Bli.

HOOFDSTUK I.
Inlkidino.................. 1

HOOFDSTUK U.
Onderzoek met Orgelp^pen...........85

HOOFDSTUK III.

Onderzoekingen vorricht met stemvorken......80

I. Berekening der toonintensiteit.......HO

II. Bepaling dor Unterschiedsschwelle in boek-
waarden ..............85

III. Onderzoek van C\'...........101

IV. Onderzoek van C»...........108

V. Onderzoek van C1...........115

VI. IloBulttiton der stomvorkonderzoekingen ... 118

HOOFDSTUK IV.

Algemeen overziclit..............l\'-^\'-i

Stollingen.................129

-ocr page 16-

\'hi

pi\'-\'-

ft >» rraï 4f>:;é
, \' V

^itfwjsfï

i <

m \' Jf•

(f>Ï

■k.

f-

f, \'

i ■• :

. ■

V\' /"

-ocr page 17-

HOOFDSTUK I.

Inleiding.

Sinds E. H. Web er in 1851 bij gelegenheid van zgn
onderzoek over den tastzin op eene bepaalde betrekking
tusschen prikkel en gewaarwording opmerkzaam maakte,
zgn op ^t gebied van alle zintuigen talrijke onderzoekingen
verricht om haar nader to toetsen.

Het resultaat van al die waarnemingen wordt het een-
vondigst uitgedrukt in de wet die Weber\'s naam draagt
on, kort geformuleerd, luidt: het kleinst waarneembare
betrekkelijke verschil is constant.

Onder de eersten, die zich op \'t gebied van den gehoorzin,
met waarnemingen omtrent de gevoeligheid voor verschillen
hebben bezig gehouden, dienen genoemd to worden Ronz
en Wolf), die onder leiding van Vierordt volgens de
methode dor juisto on foutieve gevallen experimenteerden
door gebruik to maken van het tikken van een horloge,
dat op verschillende afstanden van hot oor werd ge-
houden.

\') Vlorordt\'8 Archiv. ftlr physlol llellkundo, 1850. H.2 Q. 185.

-ocr page 18-

Aan de hand van hunne proeven kwamen zg tot \'t resul-
taat, dat, wanneer twee zwakke geluidsintensiteiten na elkaar
worden waargenomen de juistheid van het oordeel toeneemt
met de grootte van het verschil dier intensiteiten en wel
zoo, dat geluidsprikkels in sterkte zich verhoudend als
100 tot 72 steeds duidelgk als verschillend worden erkend.
Is deze verhouding echter 100 tot 92 dan overtreft \'t getal
der juiste oordeelvellingen slechts heel weinig het getal der
foutieve en onbesliste.

Als een onderzoek naar de juistheid van de wet van
Weber kunnen deze waarnemingen echternietaangemerkt
worden, daar zg er niet op gericht geweest zgn de
gelijk-
heid
van het relatieve verschil bg meerdere verschillend
groote geluidsintensiteiten te bewgzen.

Van meer belang voor het onderwerp dat ons bezighoudt,
zijn daarom de waarnemingen van Volkmann*) onder
leiding van Fechner verricht.

Het toestel, waarmede deze zijne proeven verrichtte, was
mterst eenvoudig en bestond slechts uit een slingerenden
hamer, welke aansloeg tegen een plaat van de een of
andere klinkende stof vervaardigd. Nu is \'t duidelgk dat
men de sterkte van het geluid kan versterken of ver-
zwakken door den hamer van grooter of geringer hoogte
te laten aanslaan, door do zwaarte van den hamer te ver-
anderen of door den afstand te wijzigen vanwaar men het
instrument waarneemt.

Door Volk mann werden nu twee klanken met dit instru-
ment verkregen zoo uitgekozen, dat een waarnemer in de
onmiddellijke nabijheid van het toestel geplaatst zich niot
kon vergissen, als men hem verzocht aan te geven, welk
geluid \'t sterkste was; \'t verschil tusschen deze twee geluids-

\') Fechner. Elemente der Psychophyslk 18f.0 I. S. 176.

-ocr page 19-

intensiteiten was echter ook niet te groot gekozen, want
bracht men het verschil tot op de helft terug dan werd
\'t oordeel vrg onzeker en leverde ook foutieve geval-
len op.

Bg de verschillende proeven bleef de sterkte van béide
klanken ongewgzigd en werd slechts de afstand, vanwaar
men de geluidsbron waarnam, veranderd en wel zoo, dat
de aanvankelgke afstand van den waarnemer tot hot appa-
raat minstens twaalfmaal grooter werd. Hierbij bleek nu,
dat, op welken afstand de proefnemer zich ook bevond,
altgd een verschil in sterkte der beide geluidsindrukken was
wsuir te nemen.

AI moge nu aan het toestel on aan do waarneming vele
gebreken kleven, zoo raag men toch wel met vol-
doende recht besluiten, dat binnen de grenzen der waar-
nemingsfouten de wet van Weber ook voor geluidsprikkels
geldt; want mot het aangroeien van den afstand, van waar
men de geluidsbron waarnam, nam immers de sterkte van
het geluid evenredig met het kwadraat van dien afstand
af en toch bleef steeds \'t verschil in sterkte der geluids-
indrukken juist waarneembaar.

Later zijn door Volk mann deze proeven nog wat nauw-
keuriger herhaald door waarneming van klanken, verkregen
door *t vallen van stalen kogels op stalen platon, waarbij
telkens de zwaarte der kogols, do valhoogte on de afstand
van waarnoming veranderd worden.

Dezo onderzoekingen, dio den waarnemer in zijno moening
omtrent de geldigheid van de wet van Weber nog ver-
sterkten, voerden tevens tot het resultaat, dat intensiteits-
verschillen van 2B®/„ met zekerheid zijn te onderkennen.

In 1879 word door C a r 1 N ö r r in \'t physiologisch\'

Zeitschrift fllr Biologie XV. 3. 297.

-ocr page 20-

laboratorium te Tübingen \'t vraagstuk opnieuw opgevat.

Zgn onderzoek verrichtte hg volgens de methode der
juiste en foutieve gevallen, terwijl hg zgne geluidsprikkels
verkreeg door looden en gzeren kogels van eene bepaalde
hoogte op een stalen plaat te laten neervallen.

Om zich voor fouten door timbre-verschil ontstaan te
vrgwaren, werd de hoofd- en vergelgkingsprikkel door een
zelfden kogel opgewekt. Met zeven aldus verkregen ver-
schillend sterke klanken, die op verschillende hoogte van
de prikkelingsschaal waren gelegen, vanaf de drempelwaarde
(Schwelle) tot \'t maximum perceptibile experimenteerde hij,
terwijl telkens bg één hoofdprikkel drie verschillende ver-
gelgkingsprikkels werden aangewend. In alle zeven hoofd-
reeksen was de verhouding van hoofd- tot vergelijkings-
prikkel gelgk.

Daar hem uit zijne vexeerproeven (dat zijn proeven
waar de beide te vergelijken prikkels gelijk waren en die
tusschen de andere ingeschoven werden om zooveel moge-
lijk fouten, ontstaan door de verwachting van denreagent,
te ülimineeren) gebleken was, dat het tweede geluid dik-
wijls \'t sterkste scheen, werd met alle verschillen (/))
tweemaal geëxperimenteerd on wel zoo, dat eerst do
zwakste geluidsprikkel voorafging on dan de sterkere
vplgde en dan ook eon reeks mot omgekeerde volgorde
der geluidsprikkels.

Uit zijno tabellen van juiste on foutieve gevallen langs
dezen weg verkregen werd door hom een eindtabel samen-
gesteld van den factor
h (berekend zoowel volgons do
methode van Fechnor als die van Müllor) wölke factor
een maat zou zijn voor do govoelighoid in het waarnemen
van intensiteitsverschillen van geluidsprikkols.

-ocr page 21-

Gelaidssterkt«

h volgens Fechner
berekend.

h vol

Igens Müller
berekend.

in milligr. mM.

kleinste
D.

middel-
ste
D.

grootste
1)

kleinste
D.

middel-
ste ƒ).

grootste
D.

2672,6

13,30

8,298

6,696

13,448

8,694

6,746

7098,0

16,31

9,90

6,09

16,396

10,168

6,266

63436,0

14,676

9,08

6,32

14,82

9,436

6,62

294OT9,0

9,24

7,88

6,98

9,472

8,0

6,666

4401832,6

11,61

9,277

6,168

12,1

9,69

6,31

43829691,0

14,388

11,036

7,24

14,626

11,27

7,316

786261700,0

13,436

10,066

7,376

13,624

10,267

7,602

Hoowol nu de cijfers voor dezen factor verkregen nogal
uitoenloopen on voor dezelfde relatieve verschillen dor ge-
luidsprikkels lang niet die constantheid vertoonen, welko
naar zijne meening do wot van Weber eischt, meent Nörr
toch uit deze resultaten te mogen besluiten tot eene „voll-
ständige und buchstäbliche Bestätigung" van de wet van
W O b e r.

Vermeld zij hier nog, dat uit de proefrosultaton ook nog
blijkt, dat de besproken wet voor prikkels gelegen dicht
bij do drempelwaarde en het maximum perceptibile geen
afwijkingen vertoond, wat a priori to verwachten was, daar
op \'t gebied dor andere zintuigen dit roods was aan-
getoond.

Wellicht is doze, voor de wet van Weber weinig be-
vredigende, uitkomst toe to schrijven aan hot gering aantal
waarnemingen (voor elke reeks nog geen duizend); maar
ook zal het feit, dat hij uitging van do vorondorstelling,
dat do intensiteit van do door do vallende kogels opgewekte
geluidsprikkels evenredig zou zijn met do kwadroatwortol

-ocr page 22-

der valhoogte, welke veronderstelling later bleek niet geheel
juist te zgn, daar veel toe hebben bggedragen.

Bovendien had N ö r r de geldigheid van de wet van
Weber niet op eene gelgkheid van den factor
h maar
op die van
h D moeten doen steunen. Brengt men echter
in zgn eindtabel deze correctie aan, dan wordt daarmee
voor zgn resultaten geen wezenlijke verandering ingevoerd.

Door Dr. E. Ti scher») werden in 1881 en \'82 in \'t
psychologisch laboratorium van pröf. Wundt onderzoo-
kingen verricht omtrent de apperceptieduur bij enkelvou-
dige voorstellingen, bg welk onderzoek zich tegelijkertgd
kon aansluiten eene toetsing van de wet van Weber.

De te vergelgken geluidsintensiteiten werden verkregen
door het neervallen van looden kogels op het valbord van
een valapparaat van H i p p (een op metalen veeren rustende,
met doek overtrokken, houten plaat); terwijl verandering in
de sterkte van het geluid werd aangebracht door hot
gewicht der kogels en de valhoogte te wijzigen.

In de eerste plaats was het van belang, wilde men alle
kritiek het hoofd kunnen bieden, de verhouding to leeren
kennen, die bestaèt tusschen de sterkte van hot goluid, do
valhoogte on hot gewicht. Langen tijd was aangonomon

i = cph

waarin c een constante zou zgn afhankelijk van do stof
van den kogol on het materiaal van het valbord.

Vierordt had echter dezo formule aan eon onderzoek
onderworpen on gevonden dat do formule
i — cp J//t do
waarheid dichter nabij kwam dan do oorspronkolijko op
theoretischo gronden geconstrueerde formule. Ook O b o r-
b 0 c k was tot een bijna gelijk resultaat gekomen; dezo stoldo

\') Ueber dio Unterschoidung von Schallstfirken. Wundt, Philos.
Stad. Bd. I. S. 495.

-ocr page 23-

eene empirische formule op van de vorm i=p h\' en vond
voor het materiaal, waarmede hij experimenteerde,
e =» 0,641.

Door T i s c h e r werd nu voor het instrumentarium,
waarmede hij zgne onderzoekingen deed, voor de verschil-
lende valhoogten de exponent
e empirisch bepaald; deze
bleek af hankelgk te zijn van de valhoogte, de stof van den
kogel en de inrichting van het valbord en te schommelen
tusschen 0,6 en 1, ja werd zelfs nog iets grooter gevonden,

Bg zijn onderzoek naar de wet van W e b e r volgde
Tischer de methode der minimale veranderingen. Een
kogel (de grootste)
p viel gedurende de geheele proefreeks
van eene zeilde hoogte /i en gaf een geluidsprikkel r, terwijl
de andere kogel
p\' in \'t begin der proef viel van zulk eene
hoogte
h\' dat de opgewekte geluidsprikkel r\' gelgk was
aan r en nu werd lanpzamerhand
h\' zoo vergroot tot h\'o,
dat de daarbg behoorende geluidsprikkol r\'o duidelijk sterker
was dan r; op dezelfde wijze werd daarna door\'t verkleinen
van
h\' do waarde h\'u bepaald, voor welke do correspon-
deerende geluidsprikkol
r\'„ zwakker werd bevonden dan r.

Uit de aldus verkregen gegevens word dan A r (de ab-
solute ünterscheidsschwelle) berekend door hot arithmetisch
gemiddelde to nemen van A ro en A
r„ dan is volgens
Tischer.

A r _ A Tq -h A Tm
r ~ 2 r

Daar A r^ » r\'o — r en A r„ = r — r\'u zoo is :

A r _ r\'o r\'„ _ _

r ~ 2 r V r r / \'

en daar lii en li^i = 6

r p \\ h / r p\\h /

-ocr page 24-

8

Zooals uit deze berekening blgkt, kimnen a en & bere-
kend worden uit de waarden, die de proefnemingen voor
p, h enz. opleveren, terwgl de exponent e op de volgende
wgze werd gevonden.

Stellen p en P het gewicht der kogels voor en h en H
de valhoogten, dan zal men die zoo kunnen kiezen, dat
de door deze opgewekte geluidsintensiteiten gelijk zgn en dus

pH\'= Ph\\

waaruit dus als p, H, P en h bekend zgn e to vinden
is, daar:

^ _ log. P —log, p
log.H— log. h \'

Uit de op boven omschreven wgzo verkregen reeksen,
kan, daar de waarde van 72 schonune-

lingen vertoonde, met voldoende zekerheid tot de juistheid
van W e b e r\' s wet worden besloten, terwijl als \'t gemid-

A T

delde van alle bg B proefpersonen word gevonden 0,391;

0,452; 0,388 ; 0,370 en 0,863.

Door Gt. L 0 r e n z werd in 1885 eeno studio over de
methode der juiste en foutieve gevallen gepubliceerd, waar
bg de wet van W e b 0 r natuurlijk ook ter sprake word
gebracht.

Do geluidsindrukkon, waarvan hij zich bediende, worden
verkregen door 2 looden kogels, in gewicht zich verhou-
dend als 2:1 van eeno bepaalde hoogto steods op don-
zelfden ondergrond te doen neervallen.

De grootste dor beide kogels viol steods van eeno con-
stante hoogte, in de oono helft der prooven van oeno
hoogte van 20 c.M. in do andere helft van oono hoogto

\') Die Metliode der richtigen und falschen Fälle in Ihren Anwen-
dung auf Schailempfindongen. Wundt, Philos. Stud. Bd. U, g. 894,.

-ocr page 25-

van 30 c.M.; de valhoogte van den kleinsten kogel werd
na elke 50 waarnemingen veranderd.

Wanneer b. v. de groote kogel van een constante hoogte
van 30 c.M. viel, dan viel de kleine kogel bij de eerste 50
waarnemingen van eene hoogte van 55 c.M., in de tweede
reeks van eene hoogte van 60 c.M. enz., zoo steeds met
5 c.M. opklimmend tot dat die hoogte bereikt was, waarbij
\'t geluid door den kleinsten kogel opgewekt in alle waar-
nemingen als \'t sterkste werd aangemerkt.

Om zooveel mogelijk fouten te elimineeren werden de
proeven in 2 groepen uitgevoerd, de eene maal liet hij
steeds den grootsten kogel \'t eerst neervallen, terwijl in
eene andere reeks de kleine kogel steeds voorop ging.

Maar er bestond nog eene andere bron van fouten, n. 1.
dezo, dat men de veranderingen in valhoogte van don
kleinen kogel slechts naar eene richting van boven naar
boneden of omgekeerd wijzigt; daarom worden ook om
dezo fouten to ontgaan do proeven ingedeeld in dalende
en opstijgende rookson en verkreeg men dus vier hoofdgo-
vallen

I t 1 ^ II t II A

Grooto kogol hot corst. Evonzoo. KIcino kogol hot eerst. Evenzoo.

Dolend. Opst^gend. Dalond. Opstygend.

Op do boven aangegeven wijze waren door Lorenz
tabellen ontworpen, waarin was aangegeven, hoeveel malen
bij eeno bepaalde valhoogte van den kleinen kogol \'t geluid
door deze verkregen als hot sterkst werd aangeduid, lioevoel
koeren do grootste kogol do sterkste indruk gaf on het aan-
tal der gevallen, waarin beide geluidsindrukken als gelyk
werden waargenomen, terwijl hij tevens nog oen rubriek van
twijfelachtige gevallen onderscheidde, d. i. van gevallen,
waarbij wel een verschil word gehoord, maar do richting
niot juist was aan te gevon; doze rubriek, die door hem

-ocr page 26-

10

aan fouten in de techniek, aan onoplettendheid of aan een
gering timbreverschil der valgeluiden werd toegeschreven,
was slechts spaarzaam vertegenwoordigd en onregelmatig
verdeeld. Uit de genoemde tabellen werd nu, met behulp
van tabellen voor den exponent f, die opnieuw en nauw-
keuriger dan door Tischer was geschied, bepaald werd,
de waarde berekend van de F echn ersehe nauwkeurigheids-
factor h (Praecisionsmass), welke evenredig zou zgn aan de
gevoeligheid voor geluidsintensiteitsverschillen en dus omge-
keerd evenredig aan —

r

Het bleek hem bij beschouwing van de aldus verkregen
waarden van den „Praecisionsmass", dat deze vrig groote
schommelingen vertoonden; terwijl men toch, als de theorie
van F e c h n e r juist is constantheid had mogen verwach-
ten; want volgens F echn er zou de nauwkeurigheidsfactor
bij onveranderden hoofdprikkel en slechts onderling weinig
verschillende en niet al te groote verschillen constant
moeten zgn.

Het valt echter niet te ontkennen, dat Lorenz zich
aan de laatste voorwaarde niet geheel heeft gehouden.

De gemiddelden uit alle waarden voor A van elke tabel
waren:

P/ Constante hoogte dor nauwkeurigheids-
Gewichten
Pj-p. ^^^^ .

25 : 12.6 \' 20 0.00727

30 0.00674

60 : 25 20 0.00391

30 0 00216

II

Op grond van dezo aanzienlijke afwijkingen meent
Lorenz dan ook, dat do mathematische grondslag der
methode der juiste en foutieve gevallen, zooals die door
Fechner is ontworpen, niet geheel juist kan zijn.

Daar de nauwkeurigheidsfactor een maatstaf zou zgn ter.

-ocr page 27-

11

beoordeeling van de gevoeligheid voor intensiteitsverschillen
zou men dus uit de voorgaande tabel mogen opmaken, dat
bij toename der prikkelintensiteit die gevoeligheid zou

afnemen en dus grootër worden.

Om nu de wet van Weber nauwkeuriger te toetsen,
werden door Lorenz ook nog proeven verricht volgens
de methode der minimale veranderingen.

Als criterium voor de juistheid van die wet werd

V f

door hem beschouwd de gelijkheid der quotienten — en —

f fu

(waarin r de prikkelintensiteit voor het gelijkheidspunt voor-
stelt en To en r„ respectievelijk, dio voor hot juist waar to
nomen verschil naar boven en onder). Binnen niet al te
enge grenzen bleken nu dezo quotiënten constant tc zijn,
waaruit dus ten gunste van de wet van W o b o r kon be-
sloten worden.

Ook Paul Starke\') spreekt zich bij eeno studio ovor„
Dio Messung von Schallstürkon" over do wet van W ob o r uit.

Exporimenteerende mot eon door Wundt uitgedachten
en door hom verbeterden Fallphonomoter kwam hij door
toepassing der methode der minimale veranderingen tot oen
resultaat dat vele onderzookers later tot grondslag zou dionon
n.1. dat de goluidsstorkto proportionaal is aan do lovondo
kracht dus hior in casu aan \'t gowicht dor kogels on val-
hoogte ; tovons kon hij uit zijno proovon tot geldigheid van
do wot van Wobor bosluiton.

Daar Dr. Jul. Mork elvan mooning was, dat do ondor-
zookingon van Tisohor on Lorenz niot in alloopziohton
don toets dor critiok kondon doorstaan, achtte hij zich go-
roopen *tondorzook to horniouwon.

-ocr page 28-

12

Door T i s c h e r was in \'t geheel geen rekening gehouden
met de opvolging in tgd (Zeitfolge) en tevens was door hem
bij de berekening zijner geluidssterkte gebruik gemaakt van
de formule
i = cp h*. Hig had dus voor het gewicht aan-
genomen de exponent 1 en voor de hoogte een onver anderlij ken
exponent e. terwgl toch gebleken was dat deze exponent
met de valhoogte veranderde.

Lorenz had wel met de opvolging in tgd rekening
gehouden en ook met de veranderlgkheid van den exp. c,
maar de berekening van dezen exp. was niet in alle op-
zichten tegen critiek bestand.

Daar Lorenz werkte met kogels, die zich, wat betroft
hun gewicht, verhielden als 2 :1, zoo is de constante val-
hoogte van het grootste gewicht steeds kleiner dan de
valhoogten en ho van het kleinste en toch maakt hij
ter berekening van de intensiteit van hot geluid door het
grootste gewicht verkregen, gebruik van een exp.
e, wiens
waarde ligt in \'t midden van die van lo en waardoor
hg dus
e veel te groot neemt.

Voor zijn onderzoek volgde Merkel de methode dor
minimale veranderingen, terwijl hij voor do berekening der
geluidssterkte gebruik maakte van de formule t «^jf A».

De hoofd- en de vergelgkingsprikkels werden opgewekt
door \'t vallen van 2 kogels van gelijk gewicht. (Lorenz
had daartoe 2 kogels van verschillend gewicht aangewend).

De eene kogel p viel constant van dezelfdcf hoogte on
wel het oerst, daarna werd de valhoogte van den tweeden
kogel zoolang vergroot tot het geluid oven sterker scheen
en dan werd weer teruggegaan tot een punt waar het ver-
schil juist oven verdween. Beide punten werden genoteerd.
Ditzelfde werd nog eens voor dozolfdo constante hoogte
herhaald, de hoofdprikkel kwam dan echter in do tweede
plaats.

-ocr page 29-

13

Uit deze 4 waarden werd het aritmethisch gemiddelde
ho berekend. Op overeenkomstige wijze werd ook h^ ge-
vonden. Na een pauze werd dan nog eens eene bepaling
van ho en hu verricht, waarbij dan zoowel de tijdsopvolging
als ook de volgorde der bepaling van ho en werden
veranderd.

Daar nu

= ho \'o
=

= yA«\'«

ho*o

hu\'»

1)
2)

3)

4)
B)

moeten, wil de wot van W o b o r door deze proeven als
juist bevonden worden, allo waarden voor o on voor h
gelijk zijn en zullen ook
a en b onderling slechts weinig
mogen verschillen.

Uit de tabellen voor dezo waarde opgesteld, blijkt nu,
dat dit over \'t algemeen vrijwel uitkomt.

Ook word door hem nog do relatieve bovenste on onderste

verschil drempelwaarde bepaald, waarvoor hij als gemid-

A" i A"i

dolde verkreeg -r- =0,863 en—j— 0,262, terwijl do proe-
ven, waaruit deze gemiddelde berekend werden, zich uit-
strekten over oon prikkelingsschaal van 1 tot 10656.

Nog werd door Merkel do wet van W o b o r onder-
zocht volgens een door hom uitgedachte methode, dio door
hem bestempeld werd met den naam van methode der go-
vallen van gelijkheid on ongelijkheid.

-ocr page 30-

14

Bg de methode der juiste en foutieve gevallen, verklaren
we twee geluidsprikkels als gelijk, zoolang we geen duide-
lgk verschil waarnemen. Zoodra echter een verschil duidelgk
hoorbaar is, gaan we weer terug tot de beide geluidsprik-
kels als gelgk worden waargenomen.

Nu dringt zich terstond aan ons de vraag op, hoe ons
oordeel zal moeten luiden bg het waarnemen van den ge-
luidsprikkel verkregen door middeling van de twee op
boven omschreven wijze gevonden waarden. Het is duide-
lgk, dat ons oordeel dan zal zweven tusschen de keus beide
prikkels als gelgk of als verschillend aan te geven.

Bij het nemen der proeven volgens deze methode maakte
hg gebruik van een hoofdprikkel en bij behoorenden verge-
lijkingsprikkel, die zich tot den eersten verhield als zoo-
even is aangegeven. De oordeelvellingen, bij welke het
objectief voorhanden verschil als juist word waargenomen,
werden als gevallen van
ongelgkheid genoteerd en deze
waar het verschil niet werd waargenomen als gelijkheids-
gevallen aangegeven.

Op deze methode, die het voordeel biedt geen of slechts
weinig oordeelvellingen correspondeerend met dejr-gevallen
der F e c h n e r\'sche methode op te leveren, werden do
wetten der waarschijnlgkheidsrekening^ toegepast, zooals
dat geschiedt bij de methode der juiste en foutieve gevallen
en zoo kwam Merkel, tot een criterium van de wet van
Weber,

7 m = ƒ, wj^ = const.
waarin m en m^ voorstellen grootheden, welke aangeven den
graad van nauwkeurigheid, waarmee do geluidsintensiteit
/ en respectievelijk worden beoordeeld. (M tt 11 o r\'sche
Praecisionsmaas.) Daar m en m^ zijn uit te drukken in be-
rekenbare grootheden, zijn deze beide waarden dus te
vinden.

-ocr page 31-

m = M V^ 1

15

m, = M -f 1

Hierin is I = pnh en en dus uit de proef-

tabellen te verkrggen.

M is een grootheid, die aangeeft den graad van nauw-
keurigheid, waarmee \'t intensiteitsverschil tusschen de
beide geluidsprikkels wordt opgevat (F e c h n e r\'sche Prae-
cisionsmass) en in de door Fechnor in zgne Elo-
mento der Psychopsysik aangegeven fundamentaal tabel to
vinden.

Uit de volgens deze methode verkregen cijfers voor lm
blijkt nu, dat deze aan den eisch van constantheid vrij
wel voldoen. Ook werden nog door Merkel uit do ge-
gevens van deze proefreoksen do bovongonoomdo waarden
a on 6 berekend, dio eveneens onderling slechts geringe
vorschillon aanboden. Hij moondo daarom dan ook volko-
men gerechtigd to zijn om ook hieruit tot de geldigheid
van do wot van "Wobor te besluiten.

Vermolding verdient nog dat M o r k o 1 zijno publicatio
aanvangt mot eon onderzoek naar do mothodo dor juisto
on foutiovo govallen van F o c h n o r in verband mot do
kritiek door Müllor daarop uitgebracht.

Zijno prooven hieromtrent verdoolt hij in drio groepen 1)
oon onderzoek naar de aan Foohnors mothodo tot basis
dionondo vorondorstolling, dat bij vergelijking van twoo
geluidsprikkols van gelijke storkto, het aantal juisto on fou-
tieve gevallen gelijk is 2) oon groop, waarin voor 8 vor-
schillonde constante hoogten mot oen groot aantal verschillen
(D) proevon wonion gonomen on 3) nog waarnemingen.

-ocr page 32-

16

waarin slechts met 2 /)\'s pos. en neg. werd geëxperimenteerd.

Voor deze onderzoekingen werd gebruik gemaakt van
kogels van messing, die vielen op een vierkant bord van
hard hout, terwijl de kogels niet uit de hand werden los-
gelaten, maar uit langs staven verschuifbare valtangen
neervielen.

Bg deze proeven werden, zooals trouwens ook bg de vorige
\'t geval was, vier hoofdgevallen onderscheiden, al naar den
hoofdprikkel in de eerste of tweede plaats werd aangebracht
(tgdsopvolging) of met klimmende en dalende hoogte werd
geëxperimenteerd (ruimteopvolging). Ook voor deze onderzoe-
kingen was hg aan de hand der waarschgnlgkheidsrekening
tot \'t besluit gekomen, dat, gold de wet van Weber, de
producten m, en ij
ot, enz. constant moesten wezen.

Wat nu \'t resultaat van zijn onderzoek boven sub 1) aan-
gegeven betreft, zoo bevond hij de aan de Fechner\'sche
methode tot basis dienende veronderstelling bewaarheid,
terwijl uit de andere proefreeksen bleek, dat \'tproduct
im
(m is de Mülle r\'sche Praecisions mass) binnen niet al te
enge grenzen constant was, en dat dus een oordeel omtrent
de wet van Weber ten gunste van deze moest luiden.

Eenige tgd later is door Merkel bg gelegenheid van
eene studie over „Die Abhängigkeit zwischen Reiz und
Empfindung" \') het onderzoek met bèhulp der methode
der minimale veranderingen nog eens op dezelfde wijze
herhaald en hierbij word met zwakker intensiteiten geëxpe-
rimenteerd, dan in zijn vorig onderzoek \'t geval was geweest.

Zijne eindresultaten zijn in de boide volgende tabellen
te vinden, waarin r en r» de bekende op overeenkomstige
wijze als bij de vorige waarnemingen verkregen, prikkel-
grootten voorstellen.

\') W u n (11. PhiloB. Stud. Bd. V. S. 499. 1889.

-ocr page 33-

17

r

ro

r

r

fo

ro
r

0,412

0,681

1,664

1,92

2,78

1,446

1,030

1,621

1,477

3,84

6,31

1.383

3,01B

2,784

1,376

9,64

12,64

1,326

4,060

6,416

1,337

18,72

24,68

1,313

10,12

13,18

1,302

60,10

66,63

1,310

24,96

32,27

1,293

100,2

130,7

1,304

49,43

63,72

1,289

200,4

262,9

1,312

132,4

172,4

1,302

369,9

477,9

1,292

269,7

336,6

1,296

668,0

877,8

1,314

488,6

640,6

1,311

1286,0

1666,0

1,296

869,4

1128,0

1,297

2766,0

3637,0

1,320

1690,0

2076,0

1,306

6610,0

7180,0

1,303

2468,0

3196,0

1,294

4936,0

6476,0

1,312

Ook uit doze onderzoekingen volgt de geldigheid van
de wet van We ber; sleohts voor heel zwakko intensi-
teiten zou de versohildrempelwaarde grooter zijn dan met
deze wet in overeenstemming is.

Deze afwijking voor zoor zwakko geluiden, meent Mer-
kel, dat afhankelijk is van storende nevengeruisohen, en
zal zich dus met toe- of afname van deze tot grooter of
kleiner waarden van r uitstrekken.

Door Frank AngolP) werd bij een onderzoek naar
do bruikbaarheid der mothode der gemiddelde graduatie
(mittleren Abstufungen) do gelegenheid aangegrepen zijno
proefresultaten ook aan oen onderzoek naar do wet van
Web er dienstbaar to makon.

Wanneer Jt^ en R^ do sterkte van twee geluidsprikkels
voorstellen, hooft bovengenoemde methode ton doel eongo-

\') Unt«reuchung«n Uber die SchHtzung von SchallIntcnBltliton nach
der Müthudu der mlltlurcn Abstufungen. Wundt, Phil. Ht. VII. S. 414.

a

-ocr page 34-

18

luidsintensiteit te vinden van dien aard, dat \'t tusschen
i?„ en gelegen verschil als gelgk aan dat tusschen R^
en Rv gelegen wordt waargenomen.

Bg juistheid van de wet van Weber is dan

Rv Ri — Rv

Ri Rv

Rv = VRiXR^

en zal dus R„ van \'t geometrisch gemiddelde der beide
hoofdprikkels zoo min mogelijk mogen afwgken.

A n g e 11 experimenteerde met ivoren kogels van gelijk
gewicht, terwgl hij als valapparaat de Fallphonometer
van Starke») aanwendde, waarvan hij den valbodem eenigs-
zins gewijzigd had door deze te voorzien van op vilt
rustende ebbenhouten platen. Aldus gelukte het hem quali-
tatief gelnke geluiden te verkrggen.

Het geschatte midden der hoofdprikkels i?, en R^
verkreeg hij door middeling van alle waarden voor Rv, die
de vier volgende hoofdgevallen opleverden.

volgreeks i?, R^ R^ bij stijgend varicerend

„ R^ R„ i?2 „ dalend „ Rv

, Äj Rv i?, „ stijgend „ Rv

, ^ R^ Rv R^ „ dalend . „ Rv

Daar \'t hem over \'t algemeen eene niot op to lossen
quaestie leek te bepalen, hoeveel energie der vallende
kogels in geluidstrilling werd omgezet, on daar hij toch
met \'t slechts weinig gewijzigde toestel werkte, waarmede
Starke zijno onderzoekingen omtrent do verhouding van
geluidsintensiteit en valhoogte had verricht, meende hij \'t
feit, dat dions prooven binnen bepaalde grenzen do pro-
portionaliteit van valhoogte cn geluidssterkte hadden aan-

\') Wundt Phil. Stud. Bd. III 1889. S. 264.

-ocr page 35-

19

getoond, te kunnen aanvaarden en dit resultaat ook voor
zgne proeven te mogen gebruiken.

Bg \'t aanbrengen van regelmatige veranderingen in de
vergelijkingsprikkel i?v bleek hem, dat fouten gemaakt
werden door de verwachting en het gewennen der proef-
personen en daarom werden de proeven met onregelmatige
veranderingen herhaald.

De proefpersoon moest dan aangeven of de vergelijkings-
prikkel als boven \'t midden (o) onder \'t midden (
m) of als
\'t midden zelf tusschen de twee comstante hoofdprikkels
Bi en i?j werd waargenomen. De resultaten van deze waar-
nemingen werden in tabellen onder de drie genoemde
rubrieken bijeengebracht. Om nu uit deze tabellen den
middenprikkel te vinden, voegde hij de helft van de ge-
vallen, waarbij de vergelijkingsprikkel was aangegeven als
juist in \'t midden der twee constante prikkels gelegen, bij
de
O-gevallen en de andera helft bij de u-gevallen.

Dan zal dezo prikkel \'t meest II,n nabij komen waarvan
geldt de gelijkheid van o\' = o m on
tt\' = u \'/j

Langs dezen weg werden door A n g e 11 do waarden
van bepaald voor 5 prikkelintervallen en daarbij kwam
hij tot de volgende eindtabel, die oen overzicht geeft over
eindresultaat zijner waarnemingen voor do beide proef-
personen Ke on Kr.

M. 0.

A. M.

Ke.

Kr.

10 : 40

20,0

25,0

19,62

20,49

20 : 60

34,6

40,0

86,00

36,76

16 : 60

80,0

37,6

28,60

82,33

20 : 80

40,0

50,0

41,61

48,71

20 :100

44,7

60,0

43,77

61,11

-ocr page 36-

20

Hierin stelt R^: R^ de verhouding der prikkelintensi-
teiten voor (uitgedrukt in de valhoogte, waaraan An gell
immers de geluidssterkte als evenredig beschouwt) en zijn
G. M. en Ä. M. \'t berekende geometrische en arithmetische
gemiddelde dier intensiteiten.

Uit deze tabel blgkt nu ten duidelijkste, dat de door de
proeven verkregen middenwaarden der geluidsprikkels R^
en /?2 weinig van \'t geometrische gemiddelde afwijken;
vooral is dit van Ke \'t geval. Terecht besluit dan ook
A n g e 11, zgne methode als bruikbaar beschouwend, tot
de juistheid van de wet van Weber. Daar echter de
voor de beide proefpersonen langs empirischen weg verkregen
waarden van den middenprikkel alle dichter bij \'t berekende
geometrische gemiddelde der hoofdprikkels dan bij \'t arith-
metische gemiddelde gelegen zijn, mag men niet alleen tot
de geldigheid van de wet van Weber besluiten, maar
ook tot juistheid van de door F e o h n e r aan deze wet
gegeven uitbreiding. Want indien inderdaad de logarith-
mische betrekking tusschen prikkel en gewaarwording, zoo-
als Fechnor die aangeeft, juist is, dan zal gelden

Ei = k log.

E, = k log. R,

ê .

on de gemiddelde geluidsgowaarwording, waarvoor men
verkrijgt,

E„, = V, (E, E,)

= Va k (log. Rt log. Äj)
= fclog.
VRxXR,
zal dan correspondoeron met een prikkel

R^ = VX^\'

M A. Stefanini. Sulla legge di oscilazione del dlapason o misara
deir Intensiti del ßnono. Nuova Cimonto, Serie 8 vol. XXVI eu XXVII.

-ocr page 37-

21

Indien men echter eenvoudige proportionaliteit tusschen
prikkel en gewaarwording aanneemt zou men moeten stollen

E,n = V2 k {R, R,)

correspondeerend met een prikkel

fi„, = V, (Ri R^)

en had dus de waarde van den naiddenprikkel i?„, \'t dichtst
bg het arithmetisch gemiddelde der hoofdprikkols gelegen
moeten zijn.

\'t Resultaat van dit onderzoek stemt niet overeen met dat
van Merkel, medegedeeld in zijne verhandeling over „Die
Abhängigkeit zwischen Reiz und Empfindung"\'). Deze
vindt de, volgens de methode der gemiddelde graduatie
verkregen, middenprikkel dichter bij \'t arithmetisch dan bij
*t geometrisch gemiddelde gelegen.

Bij eeno verhouding der beide uiterste prikkels als 1 : 4
vindt bij voor i?„, ongeveer \'t arithmetisch gemiddelde, bij
kleiner verhoudingen is do middelprikkel zelfs nog grooter,
terwijl bij grooter verhouding de waarde van zich moor
en moer naar \'t geometrisch gemiddelde beweegt.

Deze geringe overeenstemming der resultaten van Mer-
kel en A n g 0 11 zou zijn grond vinden in \'t feit, dat de
laatste met slechts drie verschillende verhoudingen dor hoofd-
prikkols hoefl gewerkt

Daar omtrent de bruikbaarheid dor methode dor juisto
on foutieve gevallen on hare mathematische motiveering nog
steeds geon algemeene oenstemmigheid bestond, besloot
Bruno Kämpfe\') dezo methode nog eens zoo nauw-

>) Wundt Philos Stud. Bd. V. 8. 499 1839.
\') W. Amont Uobor das Vorhliltniss der ebenm. 7,n den Uhorm.
Unters. l>ei Licht und SchallintonsitUten. Philos. Stud. Bd. 16. S. 185.

») Beitrage zur exirorimentelle Prüfung der Meth. dor rieht und
falschen FäUo. Wundt. PhÜ. Stud. Bd. VUI. S. 611.

-ocr page 38-

22

keurig mogelgk aan een onderzoek te onderwerpen; bg
welk onderzoek hg, evenals alle anderen, die voor hem
deze psycho-physische methode getoetst hadden, tot een uit-
spraak over de wet van Weber is gekomen.

Zijne geluidsintensiteiten verkreeg hg door gebruik te
maken van den door Fechner in zgne Elemente der
Psychopsysik beschreven dubbelen geluidsslinger. Door eenige
veranderingen aan dit instrument aan te brengen was het
hem gelukt den geluidsindruk door de beide slingers bij
het aanslaan verwekt van gelgke qualiteit te verkrijgen.
Nadat reeds een belangrgk aantal waarnemingen verricht
waren, bleek hem echter, dat deze veranderingen niet afdoende
waren geweest en een timbre verschil was opgetreden. Om
deze reden besloot hg dan ook slechts met een slinger te
experimenteeren; wat geen bezwaar opleverde, daar het
hem mogelijk was de slinger snel en toch nauwkeurig weer
in zgn stand te brengen en dus de geluidsindrukken vol-
doende vlug op elkaar te doen volgen.

Aldus handelende, had hij zich geheel gevrijwaard van
fouten ontstaan door timbre-verschil der beide aanslagplaten,
kogels en slingerarmen.

Evenals Frank Angell ging hij uit van de juistheid
der door Starke aangetoonde proportionaHtoit van geluids-
intensiteit en valhoogte.

Hij meende daartoe te meer gerechtigd te zijn, daar hij
zich, wat betreft zijne valhoogte geheel bewoog binnen de
grenzen der door Starke onderzochte hoogten. Het feit,
dat diens onderzoekingen gelden voor vrij vallende kogels
en dat Kämpfe met slingerbewegingen to doen had, doet
niets tor zake, daar in haar effect beide bewegingen als gelijk
te beschouwen zijn. Eene eenvoudige mathematische bewer-
king toont aan dat
h door sin.\' de elevatiehoek
van den slinger) is te vervangen.

-ocr page 39-

23

Kämpfe verrichtte zgne onderzoekingen voor eene
hoofdelevatie van den slinger van 30°, 40°, 60° en 60°,
terwgl elke reeks nit 26 waarnemingen bestond en natuurlgk
ook met de tgds- en ruimteopvolging rekening werd
gehouden.

Sommige reeksen zijner waarnemingen verrichtte hg geheel
alleen, terwijl hij dus zelf \'t toestel bediende en zelf zijne
oordeelvellingen uitsprak (ganz wissentlich Verfahren) voor
andere reeksen waren slechts de verschillen (\'Z)^ en do tijds-
opvolging den proefpersoon bekend, weer andere werden
uitgevoerd terwijl de reagent van niets der proefconstellatie
wist (ganz unwissentlich Verf.)

Wat de grootte van het prikkelverschil betrof, dit klom
steeds met \'/i1\' zoolang tot bijna uitsluitend r-gevallen ver-
kregen werden.

Aan hot slot van zijne meedeeling gaat K ä m p f o wat
dieper op do wet van Weber in en ontwerpt voor de
geldigheid van deze de volgende formule, waaraan voldaan
moet worden.

h (i -f V2 = <^onst.

Hij komt daartoe door de navolgende overwegingen,

Is A de Praecisionsmass voor het verschil /) on zijn II
en 7/, grootheden, dio de nauwkeurigheid aangeven waarmee
de geluidsintonsitoiten i on
(= i -f D) wordon waarge-
nomen, dan moet volgens Merkel, wil de wet van
W
0 b 0 r als juist aangemerkt worden, voldaan worden aan
de voorwaarde

H t = Hj», = constant.

Volgons do wetten der waarschijnlijkheidsrekening bestaat
or nu tusschen A,
H on II^ de volgende betrekking:

-ocr page 40-

24

^ ff,2
A -
g^»
Daar Hi = H^ ij = fonsf. en dus

^ = 4- = 4
t t.

is dus:

Daar = i D

1)1

Vermindert men den term onder het wortelteeken met

wat zonder bezwaar mag geschieden, daar ton opzichte
van
i uiterst klein is, zoo gaat do formule over in:

-ocr page 41-

25

was aangegeven, door ongelgke meer ingewikkelde verdee-
ling der jr-gevallen. Aan \'t criterium nu van constantheid
van A (t -I- Vj D) voldoen de resultaten van Kämpfe
vrg goed.

Zoo vindt hg als gemiddelde van h (i - - \'/a ^oor zijno
reeksen met constante slingerelevatie van 40°, 50® en 60®
respectievelgk 8,54; 8,38 en 8,74.

Voor dat ik mijn overzicht van Kämpfe\'s onderzoek
eindig, dient er nog even op gewezen te worden, dat hij,
evenals Merkel, door de resultaten van zijn onderzoek
zich gedrongen gevoelt in den strijd tusschen F o c h n o r
en Müller over de opvatting van de Praecisionsmass zich
aan de zijde van den eerstgenoemde te scharen.

J. E. M ü 11 e r is van meening dat de F o o h n o r\'scho
Praecisionsmass niet met de gevoeligheid voor verschillen
in verband staat. Als maat hiervan wordt door hom opge-
vat de verschildrempelwaardo 2 S d. i. do grootte van het
gebied waarin do ^-gevallen nog voorkomen.

De waarde van S wordt op analoge wijze vorkregen als
die van don nauwkeurigheidsfactor zelf, door middel van
do fundamentaal tabel.

Uit do proefresultaten van Kämpfe blijkt nu dat S
zeker niet als maat dier gevoeligheid voor verschillen kan
dienen, daar S\' overal onregelmatig en opvallend klein
voorkomt, slechts dio reeksen, dio door een „wissentlich
Vorfahren" waren verkregen, waren iets gunstiger voor do
opvatting van Müller.

Ook is do grootte van S, zooals ook reeds Merkel
had beweerd, steeds voel kleiner dan de vorschildrompel-
waardo volgons do methode der minimale veranderingen
verkregen. Om dit aan te toonen berekende hij, volgons do

laatste methode experimonteerendo, — voor een constante

-ocr page 42-

26

A r

elevatiehoek van 60°. Hg vond bg dit onderzoek van

voor zich en twee andere experimentatoren waarden van
0,20—0,23; 0,168 en 0,213.

Kämpfe publiceerde zgne onderzeekingen in 1893. Ruim
10 jaar lang werd de wet van W e b e r voor geruischen niet
onderzocht, totdat in 1904,
Gr. A. Hoef er doormiddel
vah zijne dissertatie zgn „Onderzoek naar de wet van "Weber-
F e c h n er voor geluidsintensiteiten bg psychosen, functio-
neele neurosen en normale toestanden" \'t licht deed zien.

Dit onderzoek onder leiding van Prof. Ziehen in het
psychol labor. te Utrecht en Hallo verricht, beoogt in de
allereerste plaats de wet van Weber bij Igders aan psy-
chosen enz. te toetsen.

In \'t laatste deel van het proefschrift wordt W e b e r\'s
wet voor een viertal normale personen, waaronder Prof.
Ziehen, nog eens onderzocht.

Hoefer koos voor zijn doel als apparaat tor verwek-
king van geluidsintensiteiten de Fallphonometer, zooals ook
door de meesten, die voor hem geëxperimenteerd hadden,
was geschied.

De ivoren kogels, die hij bij zijn toestel gebruikte on
die door een, langs een loodrechten stang verschuifbaar,
electromaghetisch valapparaat werden vastgehouden, vielen
door opening van den stroom op hollende ebbenhouten
platen die op dik vilt lagen en bevestigd waren op een
plank van hard hout.

Reeds bij \'t begin zijner proeven bleek hem, dat hot niet
mogelijk was bij gebruikmaking van twee even zware kogels
voor den hoofd- en vergelijkingsprikkel de boide daardoor
verkregen geluidsintonsitoiten goheol van oen timbreverschil

\') G. A. Hoefer. Dissertatie Groningen 1904. Psychiat.enNeurol
Bladen. IdOi.

-ocr page 43-

27

te ontdoen, daarom besloot hij, evenals Kämpfe voor
zgne beide prikkels, slechts een en dezelfde kogel, die steeds
op dezelfde ebbenhouten plaat viel, voor zijne proeven te
gebruiken. Door snel te verschuiven kon hg, bij goed on-
derhoud van het toestel, de beide geluidsintensiteiten met
een interval van twee seconden elkaar doen opvolgen.

Als methode van onderzoek werd gebruik gemaakt van
die der juiste en foutieve gevallen, terwijl hij de Praeci-
sionsmass berekende volgens de aangifte van Fechner,
ook wat betreft de verdeeling der ^-gevallen.

De methode van Müller werd door hem, alhoewel
mathematisch juister, verworpen, daar de omslag, dien deze
vereischt, niet evenredig is aan den graad van nauwkeurig-
heid er door verkregen. Ook van de toepassing dor door
Merkel aangegeven verdeeling der ^f-gevallon moest af-
gezien worden.

Merkel berekent de Praecisionsmass eerst voor de
juiste gevallen en daarna voor deze vermeerderd met de
^-gevallen; daar H o o f e r nu vele proefreeksen verkreeg,
waarin alleen r- en ^-gevallen voorkwamen, zou do Prae-
cisionsmass on dus ook do verschil-gevoelighoid oneindig
groot worden en dit zou juist in strijd zgn mot hot voor-
komen van deze ^-gevallen; want als de gevoeligheid
voor vorschillen oneindig groot is, zou men immers alloon
maar r-govallon mogen vinden.

Wat betreft de berekening der geluidsintonsitoiton han-
delde H 0
O f e r geheel als A n g e 11 on Kämpfe hadden
gedaan. Steunende op do proeven van Starke was het
onnoodig rekening to houden mot do absolute intensiteit,
en was bekendheid dor valhoogten voldoende.

Door do moesten der vorige onderzoekers was rekening
gehouden mot fouten door tijd-on ruimteopvolging ontstaan;
door H o 0 f e r werd dit ook gedaan. Door hom werd echter

-ocr page 44-

28

nog een fout vermeden, die den vorigen onderzoekers nia^
bekend was. Deze fout bestaat daarin, zooals o.a. door
Martin en Müller bg proefnemingen over \'toptillen
van gewichten was aangetoond, dat de absolute indruk van
den tweeden prikkel beslissend is voor ons oordeel, vooral
wanneer die tweede prikkel nog de vergelijkingsprikkel is.
Op aanraden van Prof. Ziehen werd deze fout geëlimi-
neerd door in plaats van een reëelen grondprikkel een vir-
tueelen te nemen, waarbg hg dus de beide geluidsintensi-
teiten verkrggt door evenver naar boven als naar beneden
van het virtueele punt te gaan. »)

Bij zgne proeven te Halle paste hij dit echter voor
\'teerst toe.

Van Hoofer\'s onderzoek kunnen slechts do proevon
mot normale personen gonomen ons belang inboezemen.
Zooals reeds boven is gezegd, werden hiertoe 4 personen
onderzocht, waarvan wo de resultaten verkregen bij slechts
een enkele dor reagenten, n. I. prof. Ziehen, wat nader
zullen beschouwen. Mot de drie andere zgn te weinig prooven
genomen, dan dat zij tot dit dool kunnen dienon.

Prof. Ziehen was zoo welwillend \'t niet geringe aantal
van 7600 proevon op zich to laten nomen.

Voor dit onderzoek werden een vijftal.constanto valhoogten
als hoofdprikkel met acht verschillende D\'s aangewend.
Wil nu de wet van Wobor bevestiging vinden door dit
onderzoek, dan moot \'t product van de nauwkeurigheidsmaat
en geluidsintensiteit
(h X 1) of wat \'t zelfde is A x do val-
hoogte
(h X O) constant zijn. Om dit na to gaan werd do
verhouding berekend dor producten
h O bij verschillendo
grondprikkels on ovenrodigo verschillen
D\\ de quotienten

\') Th. Ziehe n. Einige Bemerkungen zur Anwendung der Meth.
der r- und /"-Fällo bei psychologisi-hen Untersuchungen. Monatschr.f.
Psych, und Neurol, p. 64. Bd. XV. 19(M.

-ocr page 45-

29

dier producten h G moeten dan steeds 1 zijn. Dit werd nu niet
geheel en al zoo gevonden. Dc quotiënt en vertoonen betrekke-
Igk nog al afwgkingen, zg schommelen tusschen 1,3 en 0,6.

Over \'t algemeen werd \'t product h O bg grootere ver-
schillen
D bg benadering constant bevonden, bg de kleinere
D blgkt deze constantheid veel minder \'t geval te zijn.

Ook vertoonen de verschillende A\'s in de reeksen, waar
men slechts geringe onderlinge verschillen volgens de theorie
had mogen verwachten, belangrijke afwijkingen.

Of dus de arbeid van Hoo fer als een krachtige steun
voor de wet van Weber kan aangemerkt worden, is een
vraag waarop men mgns inziens niet maar direct zonder
aarzelen bevestigend zal antwoorden.

Al de tot nu toe besproken onderzoekingen omtrent de
wet van Weber golden slechts geruischen en bijna alle
zijn verricht volgens de methode der juiste en foutieve ge-
vallen. Nu is tegen deze methode in \'t algemeen dit bezwaar
aan to voeren, dat nog zoo weinig vaststaat wölke waarde
aan de door haar verkregen cijfers is te hechten.

Immers de moesto der hier genoemde onderzoekingen
zijn feitelijk verricht moer tor wille van do methode zelf,
dan om de wot van Weber te toetsen.

Dit geldt ook voor do waarnemingen van M o r k o 1 en
Kämpfe, die zeker als de besto en nauwkeurigste mogen
worden aangemerkt. Door beiden wordt als criterium voor
de juistheid van do wet van Weber aangenomen do con-
stantheid van het product
h I on ook H o o f o r hooft, in
de moening, dat dit wel do moest veilige weg was, dit
criterium aanvaard, terwijl Prof. Ziehende juistheid hiervan
nog zoor twijfelachtig toeschijnt

\') Monatschrift für Psych, und Neurol. 1901.

-ocr page 46-

30

Ook Erich Mosch is van meening, dat de fouten-
wet van Gauss in zgn eenvoudigen vorm niet toegepast
mag worden gelgk in de methode der juiste en foutieve ge-
vallen geschiedt.

Nu behoeft het ook zeker geen betoog, dat de onzekerheid
omtrent de juiste verhouding tusschen de geluidsintensiteit
en valhoogte er veel toe bggedragen heeft, dat de waarden

van voor zoover die tenminste gegeven worden, nog

al uiteenloopen.

Vatten we daarom het resultaat van al deze onderzoe-
kingen samen, dan mogen we daaruit besluiten, dat voor
geruischen de wet van Weber met eenige toegeeflgkheid
binnen ruime grenzen geldt en dat de waarde der rela-
tieve verschildrempelwaarde ongeveer 33 zal bedragen.

Uit de vorige bladzijden blgkt, dat de onderzoekingen
omtrent de wet van Weber voor geruischen betrekkelgk
talrijk zijn; voor toonintensiteiten is dit niet\'t geval. Slechts
één onderzoek van dien aard kan men in de litteratuur op
dit gebied aantreffen, n.1. dat van Max Wien in 1888
in het physiol. lab. van von Helmholtz verricht.

De voor het onderzoek vereischte constante toonintensi-
teiten verkreeg hij op de volgende wijze.

Van een resonator werd de opening, welke men bg \'t
gebruikmaken in \'t oor pleegt to steken, verwijd en aan
deze de bovenste helft van de kapsel van een aneroid baro-
meter luchtdicht bevestigd. Bij luchtverdunningen on ver-
dichtingen in den resonator zal dus de dunne elastische
metaalplaat zich bewegen. Daar deze beweging echter

\') Erich Mosch. Zur Meth. dor r- und /-Fälle lm Gebiete der
Schallempflndnngen. Phllos. Stnd. Bd. 14. 1898 S. 491.

») M a X Wien. Ueber die Messung der Tonstärke. Inangar. Dlss.
Berlin 1888. W i e d e m. Ann. B XXXVI. 1889.

-ocr page 47-

31

uiterst gering is, werd door "Wien de eigen toon van de
metaalplaat in overeenstemming gebracht met dien van den
resonator, zoodat nu de uitslag aanzienlijk grooter werd.
Door een aan de kapsel bevestigde stift werd deze bewe-
ging weer overgebracht op een kleinen draaibaren spiegel.
Bllonk nu in de nabgheid van den resonator de toon, waarop
deze resoneerde, dan geraakte de plaat in trilling en
de spiegel draaide snel heen en weer. Dientengevolge zal
men met een kijker, waarmee men in den spiegel het beeld
van een sterk belichte spleet bekijkt, dit beeld niet als een
lichtlijn zien, maar als een breeden band met sterker be-
lichte randen. Om dezen band te kunnen meten werd in
het brandpunt van den kijker een oculair micrometer aan-
gebracht.

Wien toont nu uitvoerig, zoowel langs exporimenteelen
als theoretischen weg aan. dat de breedte van het beeld van
den spleet proportionaal is aan de amplitude cn dus de
intensiteit evenredig aan het quadraat van deze.

Als geluidsbron bezigde Wien den toon van eene tele-
foon, die was ingeschakeld in de geleiding van eene elec-
tromotorisch gedreven stemvork, waarop do bijbehoorende
resonator resoneerde. Door ingeschakelde vloeistof kolommen
kon men den weerstand en dus de intensiteit van den toon
wijzigen en door middel van den resonator op bovenge-
noemde wijzo meten.

Om nu do wet van W o b o r met dit apparaat te con-
troleoren word do toon a\' (440 tr.) vanaf de drempelwaarde
tot bijna aan hot maximum perceptibilu onderzocht. Elke
onderzochte toonsterkte was in intensiteit tienmaal zoo
groot als do voorgaande en bij olke bepaling van A r, die
volgons de methodo dor minimale veranderingen geschiedde,
werd het gemiddeldo van 40 instellingen, verdoold iu 4
roeksou van 10, gonomon.

-ocr page 48-

32

De experimenten werden uitgevoerd met twee telefonen,
waarvan de vloeistof weerstand en dus de geleverde toon-
sterkte voor de eene constant bleef en voor de andere
variabel. De door de laatste telefoon verkregen toon werd
nu eerst sterker genomen als de constante en dan werd
van een waarneembaar verschil der beide tonen overgegaan
tot een „eben imtermerklich" verschil en vervolgens werd
voor eene andere reeks, evenals de vorige uit tien waar-
nemingen bestaande, overgegaan van een „untermerklich"
verschil tot een „eben übermerklich". Als dit was geschied
werden er nog twee reeksen van waarnemingen gedaan
met een variabelen vergelijkingstoon, zwakker dan de
constante.

Voor deze reeksen (steeds van 10 waarnemingen) ging
Wien eerst uit van een waarneembaar en klom op tot een
„eben untermerklich" verschil en voor de andere reeks
daalde hg van een niet waarneembaar tot een „eben über-
merklich" onderscheid.

Het gemiddelde van deze veertig aldus verkregen cijfers
werd aan de verdere beschouwingen ten grondslag gelegd.

Volgens Wien zou nu de volgende vergelijking gelden

waarin Io én 1 de intensiteit van de beide tonen en /„ en l
de lengte der lichtbanden voorstellen.

Hieruit laat zich nu voor do vorschildrempolwaardo ge-
makkelijk de volgende formule afleiden

^ ^ = "(l^ = ^JLJ:^ of in procenten

r

r ~~ 100

-ocr page 49-

33

Langs dezen weg kreeg Wien voor den toon a\' (440 tr.)
de volgende cijfers.

B

Ar

r

1,6

drempelwaarde

5,0

13,6% (?)

20,0

10,8%

102

11,2%

103

11,8%

10*

11,6%

10»

13,1%

10»

14,0%

10\'

1&,3%

10«

16,1%

10»

17,8%

10»o

22,5%

10" (?)

35,0%

Ook voor den toon o (220 tr.) on e\' (3B7 tr.) werden eenige
waarnemingen gedaan.

Hij vond daarvoor \'t volgende,

Toon a

II ^

r

10« 18,2%
10» 22.4%

10» 27,0%

Toon e\'

li

Ar

r

10» 17,6%

Om deze resultaten niet subjectief te doen schijnen werd

nu nog voor enkolo personen ^ bepaald volgens do mo-

-ocr page 50-

34

thode der juiste en foutieve gevallen, waarbg bleek, dat deze
waarden grooter waren dan die, welke Wien zelf met de
methode der minimale veranderingen had verkregen. Aan zgne
groote geoefendheid in \'t herkennen van geluidsverschillen
meent hg dit te moeten toeschrijven.

Uit de boven aangegeven proefresultaten blgkt, dat
de wet van Weber voor tonen binnen wgde grenzen
geldig is. Voor middelmatige toonsterkten vertoont de waarde
der verschildrempelwaarde slechts geringe schommelingen,
om echter bg toename der sterkte snel te stggen, wat
Wien meent, dat zijne verklaring zou kunnen vinden in
het feit, dat door dergelgke sterke geluiden ons gehoor
spoedig vermoeid zou worden.

Tevens kan men ook direct uit W i e n \'s proefresultaten
lezen, dat tot dicht bg de Schwelle de verschildrempel-
waarde steeds kleiner wordt, om vlak erbij weer te stggen

en dat ook met het klimmen der toonshoogte ~ in waarde
a&eemt.

De laatst vermelde conclusie aan W i e n \'s onderzoek
ontleend is slechts gebaseerd op waarnemingen van drie ver-
schillende tonen en kan dus zeker niet tot steun dienen voor
den algemeenen regel, dat ons gehoor voor intonsiteitsver-
schillen van hooge tonen gevoeliger is dan voor lage, zooals
Wien, generaliseerende, geneigd is te besluiten. Het is zeer
de vraag of er bij een onderzoek van meerdere hooge en
lago tonen, geen afwijkingen van bovonopgestelden alge-
meenen regel zouden gevonden wordon. \'Een dergelijk
onderzoek heb ik mg daarom tot taak geateld en de resul-
taten daarvan in do navolgende bladzijden samengevat.

-ocr page 51-

HOOFDSTUK II.

Onderzoek met Orgelpijpen.

8 1.

In do eerste plaats werd ter bepaling van de verschil-
drempelwaarde gebruik gemaakt van de navolgende houten
gedokte orgelpijpen, dio allo van dezelfde houtsoort uniform
vervaardigd waren.

Toons-
hoogte.

Lengte.

j Diepte.

i

Breedte.

! Hout-

! dikte.

1

Mond-
wijdto.

C

110.0 C.M.

10.6 oM.

8.6 cM.

0.9 cM.

1.46 cM.

0

70.0

n

8.3

n

6.7

n

0.7 ,

1.25 „

c

61.0

n

7.3

»

6.8

«t

0.7 ,

0.72 ,

9

82.2

n

6.8

4.7

0.7 „

0.65 ,

Cl

23.2

n

4.8

n

4.0

06 .

0.40 ,

9i

15.2

n

3.9

n

3.4

0.6 „

0.35 .

Ca

9.B

n

3.7

r>

2.9

»

06 ,

0.30 „

9*

6.5

3.0

n

2.0

1)

0.6 „

0.26 „

C3

3.9

n

2.8

1

2.3

n

0.46 „

0.22 „

93

2.3

1)

2.3

n

2.0

II

0.4 „

0.19 ,

c*

1.5

2.0

n

1.7

»

0.4 „

0.15 .

9k

1.2

1

n

l.G

1.4

»

0.3 „

0.10 „

-ocr page 52-

36

Tonen, hooger dan g^, werden verkregen door middel
van een nieuw model Galtonfluitje, vervaardigd door
Edelman n.

Door verandering der lengte van de luohtkolom en de
mondopening (Maulweite) volgens eene big het instrument
behoorende tabel werden de tonen Cj, g^, Cg en g^ verkregen.
Voor nog hoogere tonen is \'t instrument niet geheel be-
trouwbaar, vandaar dat van een onderzoek dier tonen werd
afgezien.

Om met deze hulpmiddelen de verschildrempelwaarde te
kunnen bepalen, moeten wg van onze orgelpijptonen de
intensiteit kunnen berekenen.

Volgens R a y 1 e i g h wordt aan eene orgelpgp energie
toegevoerd volgens de formule,

e = m X d X 981

waarin e do energie voorstelt en mond respectievelgk de
hoeveelheid verbruikte lucht en de drukking dier lucht,
terwijl \'t getal 981 de versnelling der zwaartekracht aan-
geeft.

Wel wordt niet al deze energie in geluidsintensiteit om-
gezet, maar dit kan in ons geval, zooals later zal blijken,
geen bezwaar zgn.

Kunnen wo dus voor het geluid, door onze orgelpijpen
geleverd, de waarde van m en rf vinden, dan is \'tons dus
ook mogolgk, met deze gegevens de intensiteit en do gezochte

waarde van —^ to berekenen.
r

De hoeveelheid verbruikte lucht por soc. kan nu gemeten
worden met behulp van eon aerodromomoter. Eon tweetal

\') My ers. Journal of Physiol, vol 28, p. 417. 1902.
«) R a y 1 e i g h. Proceedings of the Royal Society of Loudon. Vol.
26, pag. 248.

-ocr page 53-

37

van deze instrumenten^) werd hiervoor gebezigd, een groot
model voor de lagere en een klein voor de hoogere tonen,
daar, zooals \'t onderzoek leerde, de lagere tonen meer lucht
vereischten dsui de hoogere; wat den druk betreft is dit
juist omgekeerd. Deze beide gevoelige .werktuigen waren
nauwkeurig gegkt met een gasmeter en daarna ter contro-
leering met een spirometer. De druk werd eenvoudig bepaald
door een waterraanometer, die, om de drukveranderingen
bij kleine intensiteitsverschillen te kunnen afmeten, scimin
onder een hoek van 28° was opgesteld. De van het instru-
ment afgelezen druk moet dus met
ain. 28° vermenigvuldigd
worden, om de juiste waterdruk te verkrijgen.

Als we dus verder over een constanten luchtstroom
om de orgelpijpen aan te blazen, beschikken, kunnen
de factoren
tn en d met deze beide instrumenten gevonden
worden. De verlangde luchtstroom werd geleverd, door
aan de kraan van eene waterleiding een luchtperspomp to
bevestigen en van hieruit werd do lucht na passage van
een drietal met Ca CP gevulde ü-buizen geleid naar een
spirometer van Hutchinson, (dienende als regulateur
om den druk constant te houden) van waaruit een loodon
buis do lucht weer naar het goluidvrijo kamertje van het
laboratorium voorde. Aan het einde van deze in \'t kamertje
mondende buis was eone gummislang bevestigd, die de
lucht in eene langwerpige doos bracht. In dozo doos waren
behalve oen gat in den bodem, waardoor do lucht word inge-
voerd, twee openingen aan don bovenkant aangebracht,
van welko do wijdte door A u b o r t \'scho diaphragmata

\') Arch. f. (Anat u) Physiol. 1902. Supplom. p. 417. Zlo ook:
J. Th. ten Have. Over odonisnolhoid, ndomgrootto en odemarbeid.
Dissert, ütrocht 1906.

») Zie omtrent dit kamertje: H. F. Minkoma. Do govt>elighold
van hot menschol^jk oor voor do verschillende tonen der toonladder.
Diss. Utr. 1905. blz. 85.

-ocr page 54-

38

zeer kon gewgzigd worden. Met deze beide openingen
correspondeerden weer twee gummibuizen, die in eene drie-
wegkraan samen kwamen en van daar de lucht, na passage
van den aerodromometer, door eene caoutchoucslang, die ge-
sloten in een looden stop den wand van het ^eluidvrge
kamertje doorboorde, voerden naar de achter dien wand
opgestelde orgelpijp. Voor echter deze buis, in de looden stop
gesloten, door den muur drong, werd nog eene aftakking
door een T-buis gemaakt, waaraan de schuin geplaatste
watermanometer was bevestigd. De achter den muur opge-
stelde orgelpijpen waren aan een statief bevestigd, geplaatst
in een soort tent van vilt en ruw fluweel om fouten, door
reflexie ontstaan, uit te sluiten. Behalve door de buis, die
de lucht voor de orgelpgp aanvoerde en welke door een
koperaanzetstuk onder aan deze was vastgehecht, werd de
bekleeding van de tent nog doorboord door eene tweede
caoutchoucslang, die vrij in do tent uitmondde en do geluids-
trillingen naar het geluid vrije kamertje moest leiden. Deze
buis passeerde den muur van dit kamertje door dezelfde
looden stop, waardoor de luchtaanvoerende buis drong, maar
op eenigen afstand van deze, en stak slechts 1 d.M. in het
kamertje buiten don muur. Dit geschiedde, omdat het onder-
zoek leerde, dat de hoogere tonen door eene lange buis niet
zuiver te hooren waren on slechts een hoog gekras lieten
waarnemen. Aan het eind van bedoelde buis was weer oen ste-
thoscoop stuk bevestigd ter beluistoring van de toonintensiteit.

Het zal ieder duidelgk wezen, dat men door de drieweg-
kraan te draaien de lucht, die de orgelpijp doet aanspreken,
beurtelings door elk der beide bovenste openingen van de
luchtdoos de orgelpijp kan doen toestroomon, en dat men
door de micrometer-schroeven der diaphragmata to vorstel-
len, den toevoer zoo kan regelen, dat door elk der beido
openingen per sec. evenveel lucht wordt aangevoerd. In

-ocr page 55-

39

dezon stand kan men de diaphragmata heel eenvoudig plaatsen
door den uitslag van den aerodromomoter te controleeren;
men heeft slechts te zorgen, dat deze in beide gevallen
gelgk is Is dit bereikt, dan stroomt dus door elk van de
openingen evenveel lucht en moet dus, als ook de drukking
gelgk is, wat bg gelijke snelheid der toegevoerde lucht
voor dezelfde orgelpgp steeds \'t geval is, de sterkte van het
geluid in beide gevallen ook gelijk zijn Op deze wijze
heeft men het in de hand om door draaiing van de drioweg-
kraan, twee gelijke of ongelijke toonintensiteiten, al naar
men de micrometerschroeven stelt, vlak na elkander waar
tc nemen en te vergelijken.

Met dit complex van instrumenten geschiedde oeno proef-
neming nu op do volgende wijze.

Alloreest word de waterkraan opengezet on dus stroomde
door do geheele geleiding een luchtstroom naar de orgelpijp.
Vervolgens worden, nadat door mij nu in \'t akustisch kabinot
was plaats genomen, do diaphragmata zoo gestold, dat do
uitslag van don aorodromoter on dus do geluidsintonsitoit
bij het draaien van do driowegkraan gelijk was.

Do intensiteit van oen dezer tonen bleef nu onveranderd
cn lovordo ons don constanten of hoofdprikkel. De andere
toon word door \'tvorgrooton van de diaphragma-oponing
tolkons oon weinig sterker gemaakt on vcrgolokon mot don
anderen constanten toon. Dit goschioddo nu zoolang tot oon
duidelijk verschil in storkto werd waargonomon; voor dit
punt word do uitslag van don aerodromomoter on druk
opgotookond, evenals dit voor don golijkhoidsstand wasgo-
bourd. (Opstijgende mothodo.)

Na afloop hiervan werd do opening nog grooter gemaakt,
zoodat nu eon zoor duidelijk vorschil was waar to nomon
on van dit punt uitgaande werd do opening tolkons wcor
iots verkleind, totdat dio stand bereikt was, waarbij voor

-ocr page 56-

40

\'t eerst \'t verschil onduidelgk werd of niet meer kon worden
waargenomen (afdalende methode). Ook voor dezen stand
werd de nitslag en de druk genoteerd.

Hiermede waren dus de gegevens voor de bovenste ver-
sohildrempelwaarde verkregen. Voor denzelfden constanten
hoofdprikkel werd nu op overeenkomstige wgze de onderste
Unterschiedsschwelle bepaald. Deze methode van onderzoek,
die bekend is onder de naam van „methode der minimale
veranderingen" werd gekozen, omdat zij \'t eenvoudigst is
en ook het meest vertrouwen verdient.

Eene andere methode, zooals die der „juiste en foutieve
gevallen\'\' zou met het instrumentarium, waarmee geëxperi-
menteerd werd, veel moeilgker uitvoerbaar geweest zgn, en
zooals reeds in \'t vorige hoofdstuk is opgemerkt, is haro
zuiverheid niet boven allen twgfel verheven. In meerdere
mate geld dit alles nog van de „methode der gemiddelde
graduatie"

Gelgk boven is opgemerkt, wordt volgens Rayleigh
aan eene orgelpgp energie toegevoerd volgens de formule
e = m X d X 981.

Van deze energie zou slechts een deel in geluidsintensi-
teit omgezet worden dus

/=c X m X d X 981.\'

Deze geluidsintonsiteit verspreidt zich over den goheelen
inhoud van de tent, waarin de orgelpgp is opgesteld en
hiervan wordt slechts een klein doel, dat door de ope-

\') Zie omtrent do methode van onderzoek l)ohaIve Fechner\'s
Elemente der Psychophysik on de talr\\)ke publicaties over dit onder-
werp in W u n d t \'s Phllos. Stud. nog M. F o u c a u 11, La psycho-
physiqno. Paris 1901 on vooral G. E. Müller. Die Gesichtspunkte
und dio Tatsachen der psychophyslschen Methodik. Ergebnisse der
Physiologie. Bd. U S. 267.

-ocr page 57-

41

ning van de gummibuis, die de geluidstrillingen naar \'t
oor van den waarnemer leidt, als \'t ware er uit wordt ge-
steleen, waargenomen.

De waargenomen geluidsintensiteit is dus

I=c\' X c X m X d X 981.

Do factor m wordt geleverd door den aerodromometer
en de factor
d is gelijk aan den druk, dien de schuin ge-
plaatsU^ watermanometer aangeeft, vermenigvuldigd met den
sinus van den hoek, dien de manometer met den hori-
ront maakt, dus

d = D sin. 28°

I = c\' X c X m X D sin. 28° X 981

en stellen wo \'t product der vier constanten, c\', c, sin. 28°
on 981 gelijk
C

I = C xmx D,

In deze formule is voor elke orgolpgp do factor C oene
constante grootheid, die niot nader is te bepalen. Voor ons
dool is dit ook niet noodig, daar b. v. do bovenste verschil-
drempolwaarde

A"r _ /" —J
r ~ I

_ C X tn" X ly — C X m X D
~ C X in X D

_ X !>\' —m X D
~ tn X D

Wo bohoovon dus slochts to kunnen bescliikken over do
waarde van m,„ Dg, m on 1), en dozo wordon ons door do
proefnemingen op do boven aangegeven wijzo geleverd.

Voor elko orgelpijp werd voor twee constante intensi-
teiten do bovenste en ondorsto Unterschiedsschwello bepaald.

-ocr page 58-

42

terwgl de eindwaarde voor elk van deze, weer verkregen
werd door middeling van tien waarden, daar telkens vijf
bepalingen verricht werden die, door toepassing van do
reeds vermelde opstijgende en afdalende methode, tien
cgfers voor
m en D opleverden.

In \'t geheel werd dus voor eiken toon de verschildrempol-
waarde berekend uit een gemiddelde van 40 cgfers.

Reeds bij een vluchtig overzicht der navolgende tabellen
zal \'t opvallen, dat voor de verschillende orgelpijptonen de
waarde van den constanten hoofdprikkel alleen voor de
middenoctaven steeds dezelfde is; de hoogere en lagere
wgken hiervan echter in meerdere of mindere mate af,
omdat de minimum energie, die aan eene orgelpijp
toegevoerd moet worden om juist even aan to spreken voor
die tonen grooter moet genomen worden dan voor de overige.
Ja zelfs was bg de lagere tonen de waterperspomp niet
instaat eene voldoende hoeveelheid lucht te leveren. Wij
hebben ook om deze pgpen aan te blazen gebruik moeten
maken van een koolzuurreservoir onder druk.

Do intensiteiten van den hoofdprikkel bg de onder-
scheidene tonen bieden echter niet zulke verschillen aan,
dat de voor de verschildrempolwaardo verkregen cijfers
daardoor onvergelijkbaar zouden worden, want, zooals blijkt
uit de verschillende onderzoekingen voor geruischen en ook
uit de cgfers door Wien voor tonen gegeven, do ver-
schildrempelwaarde bij middelmatige intensiteiten, waarmee
door ons steeds gewerkt is, blijft vrij constant. Ten over-
vloede is dit door mij in eon volgend hoofdstuk, voor enkelo
stomvorktonon nog nader onderzocht on vrijwel bevestigd
geworden.

Do koolzuurstroom, voor het aanblazen der lage pijpen,
benoodigd, werd verkregen uit ccn grooten kruik vloei-
baar CO^, zooals die in don handel verkrijgbaar is, terwijl

-ocr page 59-

43

om den druk constant te houden, de kruik voorzien was
van een regulateur.

Daar het trillingsgetal en dus de toonshoogte omgekeerd
evenredig is aan het soortelgk gewicht van het aanblazings-
gas werden do pijpen, die gestemd waren voor aanblazing
met lucht, opnieuw gestemd voor koolzuur, hetgeen geschiedde
door een koolzuurstroom door de pijp te voeren en het ge-
luid to vergelijken met stemvorken van de verlangde
toonshoogte. De stoppen werden dan juist zoo gesteld, dus
de pijplengte zoover verkort, dat het verkregen goluid geen
zwevingen met het vergeleken stemvorkgeluid deed hooren.

De Spirometer van Hutchinson werd, daar hior \'t
dool, waartoe deze diende, bereikt word met don aan den
kruik aangobrachten regulateur, uit do stroombaan uitge-
schakeld.

Zooals uit do navolgende tabellen blijkt, zijn de onder-
zookingon voor do lagero pijpen verricht met oon grooteren
aerodromomoter dan dio voor de overige tonon. Dit is ge-
schied, omdat hot maximum luchthoovoolheid, dat do kloino
aorodromomoter kon aanwijzen, nog niot voldoende was om
do pijpon to doen aanspreken. Een grootere aerodromomoter,
dio voor grooter hooveelhedon lucht (hior in casu koolzuur)
goijkt was, moost dus gebruikt worden.

Tor verduidelijking van do hierachter geplaatste tabollon
diene nog hot volgondo.

Boven olko rooks van waarnomingon is do constante
intensiteit van den hoofdprikkel, waarvoor hot onderzoek
verricht is, geplaatst. Daaronder vindt men do cijfers vor-
krogon door bepaling oorst van do bovonsto on daarna van
do onderste vorschildrempolwaardo.

In do oorsto rij zal men hierbij vindon don uitslag van
don aerodromomoter, terwijl daarnaast is aangegeven of dezo

-ocr page 60-

44

verkregen is bg opstijgende af afdalende methode. In de
tweede rij volgt dan de van de gkingstabel afgelezen hoe-
veelheid (c.M.3) lucht per sec (m), die correspondeert met
dezen uitslag en daarnaast in de derde rg is de door den
manometer aangegeven druk in c.M. (D) geplaatst.

Uit deze cgfers is dan voor m, en D \'t gemiddelde bere-

A®r A"r

kond en met behulp hiervan de waarde van - en —

tf r r"

Aan het eind van elke § vindt men voor elke orgelpijp

Ar A°r A^r

\'t gemiddelde — verkregen door middeling van — en

der vier proefreeksen.

-ocr page 61-

§ 2. Bepaling van--voor C.

r

46

A r

Constante intensiteit van den hoofdprikkel,
1= 167.76 X 8.3 C= 1392,408
C.
Bepaling van de bovenste ü. schw.

üitslag v/d aerodr.

m. m.

D.

opst.

41.0

180.66

9.6

afd.

40.0

178.60

9.4

opst. 41.0

180.66

9.6

afd.

40.0

178.61

9.4

opst.

41.0

180.66

9.6

afd.

40.6

179.48

9.6

opst.

41.6

181.72

9.7

afd.

40.6

179.68

9.6

opst. 41.6

181.72

9.7

afd.

41.0

180.66

9.6

Gom. 180.222

Gem. 9.66

^^^ = 0.237
r

Bepaling dei\' ondtrste V schw.

afd.

30.0

153.60

7.3

opst.

31.0

166.36

7.5

afd.

29.6

152.43

7.2

opst.

30.6

164.92

7.4

afd.

30.0

163.60

7.3

opst.

30.6

154.92

7.4

afd.

30.6

164.92

7.4

opst.

31.0

156.36

7.6

afd.

30.0

153.60

7.3

opst.

81.0

156.86

7.5

Gom. 164.674

Gem. 7.68

= 0.219

ru

-ocr page 62-

46

Constante intensiteit van den hoofdprikkel.

/= 153.50 X 7.3 1120.56 C.
Bepaling van de bovenste U. schtv.

v/d aerodr.

m. m.

D.

opst. 35.0

167.76

8.3

afd.

34.0

164.90

8.1

opst.

35.0

167.76

8.3

afd.

34.0

164.90

8.1

opst.

36.0

169.91

8.6

afd.

35.0

167.76

8.3

opst. 35.0

167.76

8.3

afd.

34.5

166.33

8.2

opst.

36.5

168.83

8.4

afd.

36.0

167.76

8.3

(iem. 167.367

Gem. 8.28

A" r

= 0.236

r

fig van de onderste ü. schw.

afd.

26.0

144.94

6.4

opst.

26.5

146.01

6.6

afd.

25.0

142.78

6.2

opst.

26.0

144.94

6.4

afd.

26.0

142.78

6.2

opst.

26.6

143.86

6.3

afd.

24.5

140.64

6.1

opst.

26.6

143.86

. 6.3

afd.

26.0

142.78

6.2

opst.

26.0

144.94

6.4

Gem. 143.753

Gem. 6.3

A" r

__

0.237 — =

0.2:12

-ocr page 63-

3. Bepaling van ^ voor G.

47

Constante intensiteit van den hoofdprikkel,
ƒ = 167.76 X 9.3 C = 1660.168
C.
Bepaling van de bovenste ü. schw.

Uitslag v/d aerodr.

m.

m.

D.

opst.

40.0

178.61

10.6

afd.

39.0

176.36

10.3

opst.

40.0

178.61

10.6

afd.

39.6

177.43

10.4

opst.

40.6

179.68

10.6

afd.

400

178.61

10.6

opst.

40.6

179.68

10.6

afd.

39.6

177.43

10.4

opst. 40.6

179.68

10.6

afd.

40.0

178.51

10.6

Gom.

178.40

Gem. 10.49

> 0.1»0

r

Bepaling van de otulerste U. schw.

afd.

30.6

164.92

8.2

opst.

31.0

166.36

8.3

afd.

30.0

163.60

8.1

opst.

31.0

166.36

8.8

afd.

30.6

164.92

8.2

opst.

31.0

156.36

8.3

afd.

31.0

166.86

8.8

opst.

31.6

167.77

8.4

afd.

31.0

166.86

8.3

opst.

31.6

167.77

8.4

Gom

166 063

Gom. 8.28

A"r

\' 0.20G

f"

-ocr page 64-

48

Constante intensiteit van den hoofdprikkel,
/= 153.50 X 8.1 a = 1243.35
C.
Bepaling van de bovenste U. schw.

: v/d aerodr.

m. m.

D.

opst. 34.0

164.90

9.1

afd. 33.5

163.50

9.0

opst. 34.5

166.33

9.2

afd. 34.0

164.90

9.1

opst. 34.5

166.33

9.2

afd. 34.0

164.90

9.1

opst. 34.5

166.33

9.2

afd. 33.5

163.50

9.0

opst 34.5

166.33

9.1

afd. 34.0

164.90

9.2

Gem. 165.192

Gem. 9.12

A" r
^ = 0.211

r

ng der onderste U. schw.

afd. 26.0

144.94

7.1

opst. 26.5

146.01

7.2

afd. 25.5

143.86

7.0

opst. 26.0

144.94

7.1

afd. 25.5

143 86

7.0

opst. 26.0

144.94

7.1

afd 25.5

143.86

7.0

opst. 26.5

146.01

7.2

afd. 26.0

144.94

\' 7.1

opst. 26.5

146.01

7.2

Gom. 144.937

Gom. 7.1

A"r

r"
*

Ar

0.210. - =

r

-ocr page 65-

A r

§ 4. Bepaling van — voor c.

49

Constante intensiteit van den hoofdprikkel,
I = 142.78 X 8.5 0= 1213.63 C.
Bepaling van de bovenste U. schw.

Uitslag v/d

aerodr.

m.

m.

D.

opst.

29.0

151.36

9.6

afd.

28.5

150.29

9.4

opst.

29.0

151.36

96

afd.

28.5

160.29

9.4

opst.

29.6

162.43

9.7

afd.

29.0

161.36

9.6

opst.

30.0

163.50

9.8

afd.

29.5

162.43

9.7

opst.

29.5

152.43

9.7

afd.

29.0

161.36

9.6

Gem.

r5Ï.681

Gom. 9.61

A^r

= 0.201

Bepaling van de onderste V. schw.

afd. 22.0

129.94

7.6

opst. 22.5

132.08

7.7

afd. 21.6

127.80

7.4

opst. 22.0

129.94

7.6

afd. 22.0

129.94

7.6

opst 23.0

134.22

7.8

afd. 22.0

129.94

7.6

opst. 22.6

132.08

7.7

afd. 21.6

127.80

7.4

opst. 22.6

132.08

7.7

Gom. 130.582

Gem. 7.61

A"r

— = 0.221

-ocr page 66-

50

Constante intensiteit van den hoofdprikkel,
1 = 121.38 X 7.1 C = 861.790 C.
Bepaling van de bovenste U. schw.

Uitslag v/d

aerodr.

m.

m.

D.

opst.

24.0

138.50

8.1

afd.

23.0

134.22

7.8

opst.

23.5

136.36

8.0

afd.

23.0

134.22

7.8

opst.

23.0

134.22

7.8

afd.

22.5

132.08

7.7

opst.

23.5

136.36

7.8

afd

22.5

132.08

7.7

opst.

23.5

136.36

8.0

afd.

22.5

132.08

7.7

Gem.

134.648

Gem. 7.84

A^r

0.224

Bepaling van de onderste U. schw.

afd.

17.0

111.95

6.3

opst.

17.5

113.52

6.4

afd.

17.0

111.95

6.3

opst.

17.5

. 113.52 •

6.4

afd.

16.5

110.38

6.1

opst.

17.0

111.95

6.3

afd.

16.5

110.38

6.1

opst.

17.0

111.95

6.3

afd.

16.5

110.38

6.1

opst.

17.5

113.52

6.4

Gem. 111.95

Gem. 6.27

A" r Ar

^ = 0.227. — =0.2 IK

r" \' r

-ocr page 67-

BI

§ 5. Bepaling van ^^ voor g.

Constante intensiteit van den hoofdprikkel,
/= 1B3.5 X 9.2 C = 1412.2 C.
Bepaling mn de bovenste ü. schw.

Uitslag v/d aerodr.

m. m.

D.

opst.

3B.0

167.76

10.2

afd.

34.0

164.90

10.0

opst.

35.0

167.76

10.2

afd.

34.0

164.90

lOO

opst.

34.5

166 33

10.1

afd.

340

164 90

10.0

opst.

35.0

167.76

10.2

afd.

34.0

164 90

10.0

opst.

34.5

166.33

10.1

afd.

33.5

163.50

9.9

Gem. 165.904

Gem. 10.07

A\'T

- =» 0.183

Bepaling van de onderste U. schw.

afd.

26.0

144.94

8.2

opst.

27.0

147.08

8.4

afd.

.26.5

146.01

8.3

opst.

27.0

147.08

8.4

afd.

25.0

142.78

8.0

opst.

26.0

144.94

8.2

afd.

26.0

144.94

8.2

opst.

26.5

146.01

8.3

afd.

25.5

143.86

8.1

opst.

26.5

146 01

8.3

Gem. 145.365

Gem. 8.24

A"r

— - 0.17«

-ocr page 68-

52

Constante intensiteit van den hoofdprikkel,

7= 121.38 X 6.B C = 788.97 C

Bepaling van de bovenste V. schw.
Uitslag v/d aerodr. m. m. D.

opst. 23.0

134.22

7.2

afd. 22.5

132.08

7.0

opst. 23.0

134.22

7.2

afd. 22.0

129.94

6.9

opst. 23.0

134.22

7.2

afd. 22.0

129.94

6.9

opst. 22.5

132.08

7.0

afd. 22.0

129.94

6.9

opst. 22.5

132.08

7.0

afd. 22.0

129.94

6.9

Gem.

131.866

Gem. 7.02

A" r

^ = 0.173

r

Bepaling van de onderste U. schw.

afd. 17.6

113.62

6.9

opst. 18.0

116.09

6.0

afd. 17.6

113.52

6.9

opst. 18.0

116.09 \'

6.0

afd. 17.0

111.96

6.7

opst. 17.6

113.62

6.9

afd. 17.0

111.96

6.7

opst. 18.0

116.09

6.0

afd. 17.0

111.96

6.7

opst. 17.6

113.62

6.9

Gom.

113.62

Gom. 5.87

A"r
r"

0.184.

A*-
r

0.17»

-ocr page 69-

Ar

§ 6. Bepaling van —^ voor c\'.

63

Constante intensiteit van den hoofdprikkel,
I = 44.63 X 2.4 C = 107.112 C.
Bepaling van de bovenste U. schw.

Uitslag v/d aerodr. m. m.

D.

opst.

46.0 47.95

2.7

afd.

44.0 47.20

2.65

opst.

44.0 47.20

2.65

afd.

43.0 47.46

2.6

opst.

45.0 47.84

2.7

afd.

44.0 47.20

2.63

opst.

44.0 47.20

2.65

afd.

43.0 46.46

2.6

opst.

43.6 46.84

2.65

afd.

43.0 46.46

2.6

Gom. 47.17

Gom. 2.646

A"r

- = 0.102

r

Bepaling van de onderste U. schw.

afd.

36.0 40.97

2.2

opst.

37.0 41.89

2.25

afd.

36.5 41.43

2.2

opst.

37.0 41.89

2.25

afd.

36.0 40.97

2.2

opst.

36.6 41.43

2.2

afd.

36.6 41.43

2.2

opst.

37.5 42.25

2.3

afd.

36.6 41.43

2.2

opst.

37.0 41.89

2.25

Gom. 41.668

Gom. 2.226

A" r

^ = 0.158
r"

-ocr page 70-

54

Constante intensiteit van den hoofdprikkel,
J = 40.06
X 2.15 C\' = 86.129 C.
Bepaling van de bovenste ü. schw

Uitslag v/d

aerodr.

m. m.

D.

opst.

38.5

43.26

2.35

afd.

38.0

42.80

2.35

opst.

39.0

43.72

2.35

afd.

38.0

42.80

2.35

opst.

38.5

43.26

2.35

afd.

37.5

42.35

2.3

opst.

38.0

42.80

2.35

afd.

37.5

42.35

2.3

opst.

38.5

43.26

2.35

afd.

38.0

42.80

2.35

Gem. 42.94

Gem. 2.34

A® r

— = 0.1G6

Bepaling van de onderste U. schw.

afd. 32.0

37.14

2.—

opst. 32.5

37.63

2.—

afd. 32.0

37.14

2.-

opst. 32.5

37.63

afd. 31.5

36.65

1.95

opst. 32.0

37.14

2.-

afd. 31.5

36.65

1.95

opst. 32.5

37.63

2.-

afd. 31.5

36.65

. 1.95

opst. 32.0

37.14

2.—

Gem. 37.14

Gem. 1.985

A" r

Ar

0.168 —

= O. HM

r"

-ocr page 71-

A r

55

§ 7. Bepaling van —— voor g\'

Constante intensiteit van den hoofdprikkel,
46.46 X 2.85 C\'= 132.411 G
Bepaling van de bovenste U. schw.

j v/d aerodr.

m. m.

D.

opst.

47.0

49.12

3.1

afd.

46.0

48.38

3.1

opst.

46.5

48.75

3.1

afd.

46.0

48.38

3.1

opst.

47.0

49.12

3.1

afd.

46.5

48.75

31

opst.

47.0

49.12

3.1

afd.

46.0

48.38

3.1

opst.

47.0

49.12

3.1

afd.

46.5

48.75

3.1

Gem. 48.787

Gem. 3.1

A^r

— = 0.142

r

ng van de onderste U schw.

afd.

39.0

43.72

2.6

opst.

40.0

44.63

2.6

afd.

39.0

43.72

2.6

opst.

39.5

44.17

2.6

afd.

39.0

43.72

2.6

opst.

40.0

44.63

2.6

afd.

39.5

44.17

2.6

opst.

40.0

44.63

2.6

afd.

39.0

43.72

2.6

opst.

40.0

44.63

2.6

Gom. 44.174

Gom. 2.6

A"r

-0.152

-ocr page 72-

Constante intensiteit van den hoofdprikkel,

/= 41.89 X 2.5 C= 104.725 C.

Bepaling van de bovenste ü. schw.

56

Uitslag v/d

aerodr. m.

m.

D.

opst.

41.0

45.27

2.7

afd.

40.0

44.63

2.6

opst

40.5

44.95

2.7

afd.

40.0

44.63

2.6

opst.

41.5

45.59

2.7

afd.

41.0

45.27

2.7

opst.

42.0

45.91

2.75

afd.

41.0

45.27

2.7

opst.

41.0

45.27

2.7

afd.

40.0

44.63

2.7

Gem. 45.142 Gem. 2.685
A^r

— = 0.157

Bepaling van de onderste U. schw.

afd.

34.0

39.09

2.3

opst.

35.0

40.06

2.4

afd.

34.0

39:09

2.3

opst.

35.0

40.06

2.4

afd.

33.5

38.60

2.3

opst.

34.0

39.09

2.3

afd.

33.0

38.12

2.2

opst.

34.0

39.09

2.3

afd.

33.0

38.12

. 2.2

opst.

34.0

39.09

2.3

Gom. 39.041

Gom. 2.3

A" r Ar

— = 0.1«« — = 0.154
r" r

-ocr page 73-

§ 8. Bepaling van voor

57

Constante intensiteit van den hoofdprikkel,

ƒ =85.2 X 4.0 C= 140.8 (7.
Bepaling van cfe bovenste U. schw.

Uitslag v/d 1

aerodr.

m.

m.

D.

opst.

33.0

38.12

4.2

afd.

32.0

37.14

4.15

opst.

32.5

37.63

4.2

afd.

31.5

36.65

4.15

opst.

34.0

39.09

4.4

afd.

33.0

38.12

4.2

opst.

33.5

38.60

4.3

afd.

32.5

37.63

4.2

opst.

33.5

38.60

4.3

afd.

33.0

38.12

4.3

Gom. 37.97

Gom. 4.24

r

r

- 0.148

Bepaling vati de onderste

U. schw.

afd.

27.5

34.94

3.7

opst.

28.0

34.99

3.7

afd.

27.5

34.94

3.7

opst.

27.5

34.94

3.7

afd.

26.0

34.78

3.5

opst.

27.0

34.89

3.6

afd.

27.0

34.89

3.6

opst.

27.5

34.94

3.7

afd.

26.5

34.84

3.5

opst.

27.5

34.94

3.7

Gom 34.909

Gom. 3.64

A"r

= 0.108

r"

-ocr page 74-

Constante intensiteit van den hoofdprikkel,

/= 41.89 X 2.5 C= 104.725 C.

Bepaling van de bovenste ü. schw.

58

Uitslag v/d

aerodr. m.

m.

D.

opst.

28.0

34.99

3.7

afd:

27.5

34.94

3.7

opst.

28.0

34.99

3.7

afd.

27.0

34.89

3.6

opst.

29.0

35.09

3.9

afd.

28.0

34.99

3.7

opst.

28.0

34.99

3.7

afd.

27.5

34.94

3.7

opst.

28.5

35.04

3.8

afd.

28.0

34.99

3.7

Gem. 34.985 Gem. 3.72
r

— = 0.187

Bepaling van de onderste U. schw.

afd. 21.5 31.10 3.0

opst. 22.5 32.10 3.1

afd. 22.0 31.61 3.1

opst. 23.0 32.63 . 3.15

afd. 22.5 32.10 3.1

opst. 23.5 33.13 3.2

afd. 23.0 32.63 3.15

opst. 23.5 33.13 3.2

afd. 22.5 22.10 . 3.1

opst. 23.0 32.63 3.15

Gom. 32.316 Gom. 3.125

A" r Ar

^ = 0.184 ^ = o.i:u

-ocr page 75-

59

A»"

§ 9. Bepaling van — voor g\\

Constante intensiteit van den hoofdprikkel,
/ = 34 99 X 4.0 (;= 139.96
C.

Bepaling van de bovenste U. schw.

Uitslag v/d aerodr. m. m D.

opst. 30.5 35.70 4.3

afd. 30.0 35.20 4.2

opst. 30.5 35.70 4.3

afd. 29.5 35.14 4.2

opst. 31.0 36.17 4.4

afd. 300 35.20 4 2

opst. 30.5 35.70 4.3

afd. 30.0 35.20 4.2

opst. 31.0 36.17 4.4

afd. 30.5 35.70 4.2

Gem. 36.038 Gem. 4.27

A"r

— 0.102

r

afd. 26.0 34.78 3.8

opst. 26.5 34.83 3.8

afd. 25.0 34.68 3.6

opst. 26.0 34.78 3.8

afd. 24.5 34.17 3.5

opst. 25.0 34 68 3.6

afd. 24.5 34.17 3.5

opst. 25.0 34.68 3.6

afd. 24.5 34.17 \' 3.5

opst. 25.5 34.73 3.7

Gom. 34.567 Gom. 3.64
^ — 0.112

-ocr page 76-

Constante intensiteit van den hoofdprikkel,

/= 41.89 X 2.5 C= 104.725 C.

Bepaling van de bovenste ü. schw.

60

v/d aerodr. m.

m.

D.

opst. 23.0

32.63

3.3

afd. 23.0

32.63

3.3

opst. 23.5

33.14

3.4

afd. 23.0

32.63

3.3

opst. 24.0

33.66

3.6

afd. 23.5

33.14

3.4

opst. 24.0

33.66

3.6

aid. 23.0

32.63

3.3

opst. 24.0

33.66

3.6

afd. 23.6

33.14

3.4

Gem. 33.092 Gom. 3.39

A°r
— = 0.108

Bepaling van de onderste ü. schw.

afd. 20.6

30.07

3.0

opst. 21.0

30.68

3.1

afd. 21.0

30.68

3.1

opst. 21.0

30.68

3.1

afd. 20.0

29.66

2.9

opst. 20.6

30.07

3.0

afd. 20.6

30.07

3.0

opst. 21.0

30.68

3.1

afd. 20.0

29.66

. 2.9

opst. 21.0

30.68

3.1

Gom. 30.223 Gem. 3.03

A"r Ar

— = 0.104 -0.107

-ocr page 77-

Ar

61

§ 10. Bepaling van -p- voor c*.

Constante intensiteit van den hoofdprikkel,
/= 29.56
X 4 6 C = 135.976 C.
Bepaling van de bovenste U. schw.

Uitslag v/d aerodr.

m. m.

D.

opst. 22.5

32.12

4.9

afd. 22.0

31.61

4.8

opst. 22.0

31.61

4.8

afd. 21.5

31.09

4.8

opst. 22.0

31.61

4.8

afd. 21.0

30.58

4.8

opst. 22.0

31.61

4.7

afd. 21.0

30.58

4.8

opst. 22.0

31.61

4.7

afd. 21.5

31.09

4.8

Gom. 31.351

Gom. 4.79

A°r

- = 0.104

Bepaling van de onderste ü. schw.

afd.

18.0

28.45

4.3

opst.

18.5

28.73

4.3

afd.

17.0

27.89

4.2

opst.

18.0

28.45

4.3

afd.

17.5

28.17

4.2

opst.

18.0

28.45

4.3

afd.

17.0

27.89

4.2

opst.

17.5

28.17

4.2

afd.

17.0

27.89

4.2

opst.

18.0

28.45

4.3

Gom. 28.254

Gem. 4.25

A" »•

= 0.182

-ocr page 78-

62

Constante intensiteit van den hoofdprikkel,

I = 22.49 X 6.2 C = 139.438 C.

Bepaling van de bovenste IJ. schw.

Uitslag v/d

aerodr.

na. m.

D.

opst.

17.5

28.17

4.2

afd.

17.0

27.89

4.2

opst.

18.0

28.45

4.3

afd.

17.5

28.17

4.2

opst.

16.5

27.62

3.1

afd.

16.0

27.34

4.0

opst.

17.0

27.89

4.2

afd.

16.0

27.34

4.0

opst.

16.5

27.62

4.1

afd.

16.0

27.84

4.0

Gem. 27.783

Gem. 4.13

- = 0.126

r

Bepaling van de onderste U. schw.

afd.

13.0

24.64

3.4

opst.

13.5

25.17

3.5

afd.

13.0

24.64

3.4

opst.

14.0

25.70

3.6

afd.

13.5

25.17

3.5

opst.

14.0

25.70

3.6

afd.

13.5

25.17

3.5

opst.

14.0

25.70

3.6

afd.

14.0

25.70

• 3.6

opst.

14.0

25.70

8.6

Gem. 25.329

Gem. 3.53

A" r Ar

-rr- = 0.I3S - =0.125

-ocr page 79-

A r

§ 11. Bepaling van —^ voor g\'.

63

Constante intensiteit van den hoofdprikkel,
I = 30.B8 X 4.4 C = 134.BB2 C.
Bepaling van de bovenste JJ. schw.

Uitslag v/d aerodr.

m. m.

D.

opst. 23.0

32.63

4.7

afd. 22.6

32.12

4.6

opst. 23.0

32.63

4.7

afd. 22.0

31.61

4.6

opst. 23.6

33.16

4.7

afd. 22.6

32.12

4.6

opst. 23.0

32,63

4.7

afd. 22.6

32.12

4.6

opst. 23.6

33.16

4.7

afd. 22.0

31.61

4.6

Gem. 32.377

Gom. 4.63

A^r

- = 0.114

r

Bepaling van de onderste U. schw.

afd. 18.6

28.73

4.1

opst. 19.0

29.01

4.16

afd. 19.0

29.01

4.16

opst. 10.6

29.28

4.2

afd. 18.6

28.73

4.1

opst. 19.6

29.28

4.2

afd. 19.0

29.01

4.16

opst. 20.0

29.66

4.3

afd. 19.0

29.01

4.16

opat. lü.6

29.28

4.2

Gem. 29.09

Oom. 4.17

A" r
^^ = 0.108
r"

-ocr page 80-

64

Constante intensiteit van den hoofdprikkel,

I = 22.49 X 6.2 C = 139.438 C.

Bepaling van de bovenste IJ. schw.

Uitslag v/d

aerodr. m

m

D.

opst.

18.5

28.73

4.1

afd.

18.0

28.45

4.0

opst.

18.0

28.45

4.0

afd.

17.0

27.89

3.8

opst.

18.0

28.45

4.0

afd.

17.6

28.17

3.9

opst.

17.6

28.17

3.9

afd.

17.0

27.89

3.8

opst.

17.0

27.89

3.8

afd.

17.0

27.89

3.8

Gem. 28 198 Gom. 3.91

A^r
- = 0.120

Bepaling van de onderste ü. schw.

afd.

14.0

26.70

3.3

opst.

14.6

26.24

3.3

afd.

14.0

26.70

3.3

opst.

16.0

26.78

3.4

afd.

14.6

26.24

3.3

opst.

16.0

26.78

3.4

afd.

16.0

26.78

3.4

opst.

16.0

26.78

3.4

afd-

14.6

26.24

• 3.3

opst.

15.6

27.06

3.6

Gem

26.43

Gom. 3.36

A« r

Ar

O.IOS

= 0.112

-ocr page 81-

A r

§ 11. Bepaling van —^ voor g\'.

65

Constante intensiteit van den hoofdprikkel,
/= 27.89
X 9.0 C= 251.01 C.
Bepaling van de bovenste U. schw.

Uitslag v/d aerodr.

m. m.

D.

opst.

18.0

28.45

9.4

afd.

17.5

28.17

9.2

opst.

18.5

28.73

9.7

afd.

17.5

28.17

9.2

opst.

18.5

28.73

9.8

afd.

18.0

28.45

9.5

opst.

18.5

28.73

9.7

afd.

18.0

28.45

9.4

opst.

18.6

28.73

9.6

afd.

18.0

28.45

9.4

Gom. 28.506

Gom. 9.49

A» r

- = 0.077

win de onderste U. schw.

afd.

16.0

27.34

8.5

opst.

16.5

• 27.61

8.8

afd.

16.0

27.34

8.5

opst.

16.5

27.61

8.7

afd.

15.5

27.06

8.2

opst.

16.0

27.34

8.5

afd.

15.5

27.06

8.2

opst.

16.0

27.34

8.6

afd.

15.5

27.06

8.3

opst.

16.0

27.34

8.6

Gom. 27.31

Gom. 8.49

0.082

-ocr page 82-

66

Constante intensiteit van den hoofdprikkel,

I = 22.49 X 6.2 C = 139.438 C.

Bepaling van de bovenste IJ. schw.

Uitslag v/d aerodr. m.

m.

D.

opst. 12.0

23.56

6.6

afd. 11.5

23.03

6.4

opst 12.0

23.56

6.5

afd. 11.5

23.03

6.4

opst. 12.0

23.56

6.5

afd. 11.5

23.03

6.3

opst. 12.0

23.56

6.6

afd. 11.5

23.03

6.4

opst. 12-0

23.56

6.6

afd. 11.5

23.03

6.4

Gem. 23.30 Gem. 6.47

A" r
— = 0.081

Bepaling van de onderste U. schw.

afd. 10.0

21.42

5.7

opst. 10.5

21.95

6.0

afd. 10.0

21.42

5.7

opst. 10.5

21.95

5.9

afd. 10.0

21.42

5.8

opst. 10.5

21.95

6.0

afd. 10.0

21.42

5.6

opst. 10.5

21.95

6.0

afd. 10.0

21.42

• 5.7

opst. 10.5

21.95

6.0

Gem. 21.68

Gem. 5.84

A«r

Ar

= O.OH5

O.lOi. -

r"

t

r

-ocr page 83-

A r

§ 11. Bepaling van —^ voor g\'.

67

Constante intensiteit van den hoofdprikkel,
/= 26.78 X 12.4
C = 332.072 C.
Bepaling van de bovenste U. schw.

Uitslag v/d i

aerodr.

m. m.

D.

opst.

17.0

27.89

13.8

afd.

16.6

27.61

-

13.4

opst.

17.0

27.89

13.6

afd.

16.6

27.61

13.3

opst.

16.6

27.61

13.4

afd.

16.0

27.34

13.0

" opst.

17.0

27.89

13 7

afd.

16.6

27.61

13.4

opst.

16.6

27.61

13.4

afd.

16.0

27.34

13.2

Gem. 27.64

Gem.

13.42

A^r

- = 0.117

r

Bepaling van de onderste IJ. schw.

afd.

13.6

26.17

11.3

opst.

14.0

26.70

11.8

afd.

13.6

26.17

11.3

opst.

U.0

26.70

11.9

afd.

13.6

26.17

11.4

opst.

14.0

26.70

11.8

afd.

14.0

26.70

11.6

opst.

14.0

26.70

11.7

afd.

13.6

26.17

11.4

opst

14.0

26.70

12.0

Gem. 26.488

Gom.

11.61

A" r
.. = 0.122

-ocr page 84-

68

Constante intensiteit van den hoofdprikkel,

I = 22.49 X 6.2 C = 139.438 C.

Bepaling van de bovenste IJ. schw.

Uitslag v/d aerodr.

m. m.

D.

opst.

13.5

25.17

11.0

afd.

13.0

24.64

10.6

opst.

13.0

24.64

10.6

afd.

12.5

24.10

10.2

opst.

13.0

24.64

10.5

afd.

12.5

24.10

10.1

opst.

13.0

24.64

10.4

afd.

12.5

24.10

10.2

opst.

13.0

24.64

10.6

afd.

12.5

24.10

10.3

Gem "2T.477

Gem. 10.45

A^r

- = 0.107

r

Bepaling van

i de onderste V. schw.

afd.

11.0

22.49

9.0

opst.

11.5

23.03

9.4

afd.

11.0

22.49

8.9

opst.

11.5

23.03

9.3

afd.

10.5

21.95

8.6

opst.

11.0

22.49

9.1

afd.

11.0

22.49

9.0

opst.

11.5

23.03

9.4

afd.

11.0

22.49

9.0

opst.

11.5

23.03

9.2

Gem. 22.652

Gom. 9.09

l

Ar

= 0.117

— = 0.121. -

4

r"

r

-ocr page 85-

69

§ 14. Bepaling van ^^ voor c^.
Constante intensiteit van den hoofdprikkel,
/= 40.06
X 10.6 C= 424.636 C.
Bepaling van de bovenste ü. schw.

v/d aerodr.

m. m.

D.

opst.

38.0

42.80

11.2

afd

37.B

42.36

11.0

opst.

37.5

42.36

11.0

afd.

37.0

41.89

10.9

opst.

38.0

42.80

11.3

afd.

37.5

42.36

11.1

opst.

38.0

42.80

11.3

afd.

37.5

42.36

11.0

opst.

38.0

42.80

11.2

afd.

37.0

41.89

10.9

Gom. 42.438

Gom.

11.09

A\'r

- = 0.108

r

ng van de onderste U. schw.

afd.

32.0

37.14

10.0

opst.

32.6

37.63

10.2

afd.

32.6

37.63

10.1

opst.

33.0

38.12

10.3

afd.

320

37.14

10.0

opst.

32.5

37.63

10.2

afd.

32.0

37.14

10.0

opst.

33.0

38.12

10.3

afd.

32.0

37.14

10.1

opst.

326

37.63

10.3

Gom. 37.632

Gom.

10.16

A"r
— =

-ocr page 86-

70

Constante intensiteit van den hoofdprikkel,

I = 22.49 X 6.2 C = 139.438 C.

Bepaling van de bovenste IJ. schw.

v/d aerodr.

m. m.

D.

opst.

27.5

34.94

8.8

afd.

27.0

34.89

8.6

opst.

28.0

34.99

8.9

afd.

27.5

34.94

8.7

opst.

28.6

35.04

9.0

afd.

28.0

34.99

8.9

opst.

28.6

35.04

9.0

afd.

28.0

34.99

8.9

opst.

28.0

34.99

8.9

afd.

27.6

34.94

8.7

Gem. 34.976

Gem. 8.84

A°r

- = 0.100

r

ng van de onderste U. schw.

afd.

23.0

32.63

7.6

opst.

23.5

33.16

7.8

afd.

23.0

32.63

7.6

opst.

23.5

33.15

7.7

afd.

23.0

32.63

7.6

opst.

24.0

33.66

7.8

afd.

23.6

33.16

7.7

opst.

24.0

33.66

7.8

afd.

23.0

32.63

. 76

opst.

23.5

33.16

7.7

Gem. 33.044

Gem. 7.68
/

A"r

Ar

0.107

— =

0.107. - =

ru

r

t

-ocr page 87-

§ 15. Bepaling van voor g^.

71

Constante intensiteit van den hoofdprikkel,
ƒ = 35.20 X 8.4 C= 295.68
C.
Bepaling van de bovenste U. schw.

Uitslag v/d aerodr.

m. m.

\'D.

opst. 34.0

39.09

9.0

afd. 33.0

38.12

8.8

opst. 34.0

39.09

9.1

afd. 33.0

38.12

8.8

opst. 33.5

39.61

8.9

afd. 33.0

38.12

8.8

opst. 33.5

38.61

8.9

afd. 33.0

38.12

8.8

opst. 34.0

39.09

9.0

afd. 33.0

38.12

8.8

Gom. 38.609

Gom. 8.89

A^r

- = 0.160

r

Bepaling van de onderste U. schw.

afd. 26.0

34.78

7.4

opst. 26.5

34.83

7.4

afd. 25.5

34.73

7.2

opst. 26.0

34.78

7.4

afd. 26.0

34.78

7.4

opst. 26.5

34.83

7.6

afd. 25.5

34.73

7.2

opst. 26.6

34.83

7.5

afd. 26.6

34.73

7.2

opst. 26.0

34.78

7.4

Gom. 34.78

Gom. 7.36

^ = 0.165

-ocr page 88-

72

Constante intensiteit van den hoofdprikkel,

I = 22.49 X 6.2 C = 139.438 C.

Bepaling van de bovenste IJ. schw.

v/d aerodr. m.

m.

D.

opst. 27.0

34.89

7.7

afd. 26.0

34.78

7.3

opst. 26.6

34.84

7.6

afd. 25.6

34.73

7.2

opst. 26.5

34.73

7.2

afd. 25.0

34.68

7.0

opst. 26.0

34.78

7.4

afd. 25.0

34.68

7.0

opst. 26.0

34.78

7.4

afd. 26.0

34.68

7.0

Gem. 34.767 Gem. 7.28
A^r

— = 0.157

Bepaling van de onderste U. schw.

afd. 20.6

30.07

6.2

opst. 21.0

30.58

6.3

afd. 20.6

30.07

6.1

opst. 21.0

30.58 •

6.2

atd. 21.0

30.68

6.3

opst. 21.6

31.09

6.4

afd. 20.6

30.07

6.1

opst. 21.5

31.09

6.4

afd. 20.5

30.07

• 6.1

opst. 21.6

31.09

6.4

Gem. 30.529 Gem. 6.26

A"r Ar

^ = 0.146. =0.154

r" r

-ocr page 89-

§ 15. Bepaling van voor g^.

73

Constante intensiteit van den hoofdprikkel,
I = 34.68 X 7.B C = 260.100 C.
Bepaling van de bovenste U. schiv.

Uitslag v/d aerodr.

m. m.

D.

opst.

29.6

36.16

8.7

afd.

28.6

36.04

8.5

opst. 29.B

36.16

8.7

afd.

28.0

34.99

8.3

opst.

30.0

35.20

8.9

afd.

29.0

36.09

8.6

opst

31.0

36.17

9.2

afd.

30.0

35.20

8.9

opst. 30.6

35.69

9.0

afd.

30.0

35.20

8.8

Gom. 35.288

Gem. 8.76

A^r

- = 0.188

r

Bepaling van de onderste ü. schw.

afd.

21.6

31.10

6.6

opst

22.0

31.61

6.7

afd.

21.6

31.10

6.6

opst.

22.0

31.61

6.7

afd.

22.0

31.61

6.7

opst

23.0

32.63

7.0

afd.

22.0

31.61

6.8

opst.

23.0

32.63

7.0

afd.

22.6

32.12

6.9

opst.

23.0

32.63

7.1

Gom. 31.866

Gem. 6.8

^ = 0.200

-ocr page 90-

Constante intensiteit van den hoofdprikkel,

1 = 29.56 X 6.2 C= 183.272 C.

Bepaling van de bovenste ü. schtv.

74

Uitslag v/d

aerodr.

m. m.

D.

opst.

23.0

32.63

7.0

afd.

22.5

32.12

6.9

opst.

22.B

32.12

6.9

afd.

22.0

31.61

6.7

opst.

23.0

32.63

7.0

afd.

22.5

32.12

6.9

opst.

22 5

32.12

6.9

afd.

22.0

31.61

6.7

opst.

23.0

32.63

7.0

afd.

22.0

31.61

6.7

Gem. 32.12

Gem. 6.87

A®r

- = 0.204

Bepaling van de onderste U. schw.

afd.

17.5

28.19

5.4

opst.

18.0

28.45

5.5

afd.

17.0

27.89

5.3

opst.

18.0

28.45 .

5.5

afd.

17.5

28.17

5.4

opst.

18.0

28.45

5.6

afd.

18.0

28.45

5.6

opst.

18.0

28.45

5.7

afd.

17.0

27.89

. 5.4

opst.

18.0

28.45

5.6

Gem. 28.284

Gom. 5.5

= 0.178 Al=o.l9a

-ocr page 91-

A r

§ 11. Bepaling van —^ voor g\'.

75

Constante intensiteit van den hoofdprikkel,
1 = 44.63 X 13.0 C = 580.19 C.
Bepaling van de bovenste U. schw.

Uitslag v/d

aerodr.

m. m.

D.

opst.

45.0

47.84

14.0

afd.

44.0

47.20

13.8

opst.

45.0

47.84

14.0

afd.

44.5

47.52

13.9

opst.

45.5

48.11

14.2

afd.

45.0

47.84

14.0

opst.

46.0

48.38

14.3

afd.

45.0

47.84

14.0

opst.

46.5

48.75

14.4

afd.

46.0

48.38

14.2

Gem. 47.97

Gom.

14.0i

A" r

0.164

r

Bcjyaling van dc onderste U. schw.

afd.

36.0

40.97

12.2

opst.

36.5

41.73

12.3

afd.

35.0

40.06

12.0

opst.

35.5

40.61

12.1

afd.

35.0

40.06

12.0

opst.

36.0

40.97

12.2

afd.

34.0

39.09

11.7

opst.

35.0

40.06

12.0

afd.

35.0

40.06

12.0

opst.

35.5

40.61

12.1

Gom. 40.422

Gom.

12.0(

A" r

— 0.190

r

-ocr page 92-

76

Constante intensiteit van den hoofdprikkel,

I = 22.49 X 6.2 C = 139.438 C.

Bepaling van de bovenste IJ. schw.

Uitslag v/d aerodr. m.

m.

D.

opst. 38.5

43.26

12.8

afd. 380

42.80

12.7

opst. 39.0

43.72

12.9

afd. 38.0

42.80

12.7

opst. 39.5

44.18

13.0

afd. 38.5

43.26

12.7

opst. 40.0

44.63

13.1

afd. 39-0

43.72

12.9

opst. 40.0

43.63

13.1

afd. 39.5

44.18

12.9

Gem. 43.728 Gom. 12.88

Ao r

— = 0.171.

36.66

11.1

37.14

11.2

35.20

JO.8

36.66 .

11.1

35.20

10.8

36.17

11.0

35.15

10.6

35.20

10.8

35.20

• 10.8

35.68

10.9

Bepaling van de onderste U. schxo.

afd. 31.5

opst. 32.0

afd. 30.0

opst. 31.5

âfd. 30.0

opst. 31.0

afd. 29.5

opst. 30.0

afd. 30.0

opst. 30.5

Gom. 35.826 Gom. 10.91

A" r Ar

— = 0.229. — = 0.188.

-ocr page 93-

77

§ 18. Vatten wij de in dit hoofdstuk voor de orgelpijpen verkregen
resultaten overzichtelijk samen, dan kannen wij daartoe de navol-
gende tabel opstellen:

Relatieve

ÜNTEBBCHIEDSBOHWELLE.

Toons-

intensiteit

hoogte.

van den
hoofdprikkel.\')

K

r

Ar

r

in %

C

189iJ.4
1120.B

0.237
0.236 1

0.219
f 0.237

0.232

23.2

G

1B60.1
1243.3

0.199
0.211

; 0.206
0.210

\' 0.206

20.6

c

1218.6
861.7

0.201
0.224

0.221
0.227

0.218

21.8

9

1412.2
788.9

0.188
0.178

0.179
0.184

0.179

17.9

C,

107.1
86.1

0.164
0.166

0.158
0.168

0.164

16.4

9i

182.4

0.142

0.152

0.154

15.4

104.7

0.157

0.166

c.

14Ö.8
114.4

0.148
0.187

0.108
0.184

o.iai

18.1

9t

189.9
101.1

0.102
0.108

0.112
0.105

0.107

10.7

c.

186.9
101.7

0.104
0.126

0.182
0.188

0.125

12.5

9i

184.5
98.4

0.114
0.120

0.108
0.108

0.112

11.2

2Ö1.0
189.4

0.077
0.081

0.082
0.101

0.065

8.5

882.0
280.8

0.117
0.107

0.122
0121

0.117

11.7

424.6
2Ö0.9

0.108
0.100

0.114
0.107

0.107

10.7

Ot

296.6
218.6

0.160
0.167

0.155
0.145

0.154

15.4

c.

260.1
188.2

0.188
0.201

0.200
0.178

j 0.192

19.2

\'J,

580.1
480.7

0.164
0.171

0.190
0.229

j 0.188

188

\') Ter berekening van do absolnto intensiteit moeten du (i^tallen
der twoedo kolom nog mot eene constante worden vermenigvuldigd,
dio echter by do berekening dor venjchlidrwniHjiwaanlo wegvalt «n
dun goen gewicht in do uchaal logt.

-ocr page 94-

78

Bg beschouwing van deze tabel valt ons \'t allereerst op,
dat, zooals reeds boven is vermeld, voor elke toonshoogte
slechts twee verschillende intensiteiten zgn onderzocht. Dit
feit vindt zgne verklaring in eene eigenaardigheid der orgel-
pijpen, die bg sterker aanblazen niet meer den toon, waarvoor
zg gestemd zgn, doen hooren, maar boventonen; daarom
was \'tniet mogelgk, wilde men ten minste niet gevaar loo-
pen feitelgk zgne waarneming te verrichten voor eene andere
toonshoogte dan bedoeld was, meerdere intensiteiten te
onderzoeken.

Tegenover dit nadeel, verbonden aan het gebruik van
orgelpgpen, staat echter het groote voordeel der veelzijdig-
heid der toonshoogten, die met orgelpgpen te onderzoeken zijn.

Nog eene andere reden, om slechts twee verschillende
intensiteiten aan een onderzoek te onderwerpen, was deze,
dat ik slechts met toonintensiteiten van middelmatige
grootte wilde experimenteeren, daar deze immers de geringste
afwijking van de wet van Weber zouden vertoonen.

Wil deze wet ook in ons onderzoek een steun vinden, dan
moeten de bovenste en onderste verschildrempelwaardo voor
de beide intensiteiten, theoretisch tenminste, volkomen ge-
lgk zgn.

Uit de tabel blijkt nu, dat de door ons verkregen cgfors
aan dezen eisch vrijwel voldoen en dat tevens bij eiken
toon, ook voor de verschillende intensiteiten, do cijfers van
de Unterschiedsschwelle onderling weinig van elkander
afwijken.

Wellicht zal men tegen deze resultaten de bedenking
willen opperen dat \'t geheele experiment, zoowel do waar-
neming als de bediening van het instrumentarium, door
mij geheel alleen is verricht on dat dus niet is gewerkt
volgens een „ganz unwissentlich Verfahren". Hiertegen zou
ik willen aanvoeren dat de opstelling der verschillende in-

-ocr page 95-

79

strumenten \'tonmogelgk maakte deze door eene tweede
persoon te doen bedienen, maar tevens wil ik er op wgzen,
dat, moge de waarneming dan niet volgens een „ganz un-
wissentlich Verfahren" zgn geschied, deze toch ook niet is
verricht volgens een „ganz wissenthch". Want bij vergelijking
der intensiteiten van den hoofd- on vergelgkingsprikkel, door
middel van het draaien der driewegkraan, werden steeds de
oogen gesloten, om zoo min mogelijk afgeleid te worden en
bij het verstellen der diaphragmata werd de aerodromomoter,
als zulks niet om de een of andere reden noodzakelijk was,
niet gecontroleerd, zoodat de konnis van den uitslag, die
deze aangaf, de waarneming en vergelijking der beide toon-
intensiteiten niet kon beïnvloeden.

-ocr page 96-

HOOFDSTOKIIL

Onderzoekingen, verricht met Stemvorken.

I. Berekening der toonintensiteit.

Physici en otologen, die gewoon zgn, ter wille van
experiment of onderzoek, van stemvorken gebruik te maken,
was het reeds lang bekend, dat in de omgeving van de
stemvork punten voorkomen, die, hoewel op een zelfden
afstand van de as van de stemvork gelegen, toch een
duidelgk verschil in intensiteit laten waarnemen. De ver-
klaring van dit feit is betrekkelgk eenvoudig en door
Kiessling^) gegeven. Door elk van de trillende beenen
van de stemvork wordt bg elke halve trilling tegelijkertijd
aan den oenen kant eene luchtverdichting en aan den
anderen kant eene luchtverdunning veroorzaakt, welko zich
zullen voortplanten en dus noodzakelijk zullen moeten
interfereeron.

Doordat nu nog tegen den binnenkant der stemvork-
beenen de geluidsgolven gereflecteerd wordon en ook de
luchtbewegingen door do beide beenen veroorzaakt invloed
op elkaar moeten oefenen, ontstaat in elk kwadrant van
het geluidsveld om de stemvork hyperbolisch gekromde

\') K1 e B B1 i n g. Ueber die Schallinterferenz einer Stimmgabel.
Ann. der Phya. und Chemie B. XXX 1867. S. 177.

-ocr page 97-

81

interferentie-vlakken, gaande door de as van de stemvork,
waar de geluidssterkte nul of nagenoeg gelijk nul is. Van
uit deze interferentie-vlakken neemt de intensiteit van het
geluid naar het vlak van trilling en het vlak loodrecht
daarop steeds toe, om in deze beide vlakken hare grootste
waarde te bereiken.

Beluistert men nu bijv. de stemvork in een punt gelegen
in \'t vlak van trilling en op een bepaalden afstand ver-
wijderd van de as van de stemvork, dan zal men steeds op
dien zelfden afstand blgvend, telkens punten meer in de
richting van het interferentie-vlak kunnen beluisteren en
met de eerste geluids-intensiteit kunnen vergelijken, totdat
een punt gevonden is, waar de sterkte van het geluid
duidelijk als zwakker dan in \'t vlak van trilling wordt
waargenomen Kuimen we daarenboven de intensiteit van
het geluid in die twee punten berekenen, dan is ook do
relatieve Unterschiedsschwelle to vinden.

Nu behoort de absolute bepaling van de intensiteit van
het geluid, opgewekt door \'t trillen van eeno stemvork, tot
do nog niet opgeloste vraagstukken der physica; daar wij
hier echter slechts met verhoudingen van twee geluids-
intonsitoiton te maken hebben, is eeno absolute waarde
voor ons doel niet noodzakelijk.

Om de verhouding van do intensiteit van twoe geluiden
te vinden, zijn door mij drie methoden beproefd, waarvan
feitelijk slechts een als bruikbaar kan aangemerkt worden.

Een der methoden, die werd aangewend on zich als
gohcol onbruikbaar deed konnon, is die van P o n s e.
Deze berust hierop, dat men tusschen het oor on do geluids-
bron oen diaphragma schuift en bepaalt, bij welko wijdte
van do diaphragma-opening hot geluid nog juist waar-
neembaar is. Volgens P a n s o zouden nu twoe geluids-
intonsitoiton zich verhouden als do oppervlakten van dio

G

-ocr page 98-

82

diaphragma-openingen, welke het geluid even niet meer doen
waarnemen.

Voor "dit doel is door P a n s e \') een klein instrument met
otoscoopbuis en draaibaar diaphragma met openingen van
verschillende grootte vervaardigd, waarmee ook door mij
geexperimenteerd is. Het bleek echter, dat het instrument
niet bruikbaar was, daar tot bgna door do fijnste openingen
het geluid nog werd waargenomen en er voor duidelgk
verschillende geluidsintensiteiten, wat de diaphragma-opening
betreft, geen verschil werd gevonden. Hieruit zou dus, als
P a n s e \'s veronderstelling juist was, de conclusie moeten
getrokken worden, dat de beide geluidsintensiteiten gelgk
waren, wat niet het geval was.

Volgens eene analoge methode heeft ook C h. Henry
geëxperimenteerd. Zijn apparaat heb ik niet beproefd, want
al zou het ook moge zgn, dat daarin enkele gebreken van
dat van P a n s e vermeden zijn, dan nog is hot niet te
verwachten dat de berekeningen eenvoudig zouden kunnen
uitvallen. Bij nauwe openingen treedt nl. stoornis door
buiging op, welke stoornis hot aanzienlijkst is voor lage
tonen, maar voor hooge geenszins te verwaarloozen is.

Eene tweede manier van berekening der relatieve go-
geluidsintensiteiten, dus ook van de Untorschiedsschwolle,
voor de stemvorktonen kan uitgevoerd worden mot bohulp
van oeno formule, door W o r n d 1 y langs analytisch wis-
kundigen weg ontworpen:

\') 7e Congrèü intern d\'otologie. Bordeaux 1904^ Coropte rendu,
pag. 209.

*i Aeqnisonore Fllichen rings om eine ertönende Stimmgabel. L. U.
U. C. Werndly. Onderzoekingen Pbysiol. Lab. Utrecht (6) V. biz.
167. Arch. für Physiologie, 1904.

-ocr page 99-

83

Hierin stelt A voor de amplitude van de luchttrillingen
van een willekeurig punt om de stemvork;
C is eene con-
stante,
a de amplitude van de stemvork aan \'t einde der
beenen gemeten,
b de breedte en l de lengte dier beenen
(gemeten van \'t knooppunt bg den steel tot \'t uiteinde),
X, y en z zgn de coordinaten (wier oorsprong zich in \'t
knooppunt van de stemvork bevindt), welker waarde dus
afhankelijk is van de ligging van het punt waarvan men
de amplitude wil berekenen.

Deze coordinaten zijn zoo gekozen, dat de 2-as samen-
valt met de as van de stemvork, de x-as met de trillings-
richting van de stemvork en de y-as met de normaal op
\'t x-^-vlak.

De in de formule nog voorkomende factor k is eene con-
stante, die kleiner dan een 1 is, voor elke stemvork eene
bepaalde waarde heeft en do verhouding aangeeft van do
werking der ruimte tusschen de beenen en van dio der
buitenste oppervlakte van do stemvorkbeenen. Deze factor
k
is gelijk aan do cot. van den hoek («) die \'t Kies sl ing\'scho
nul-interferentie vlak maakt met \'t a:-«-vlak.

Berekening en afleiding van dozo formule kunnen wo
hier niet verder behandelen; wo verwijzen daarvoor naar
de oorspronkelijke mededeeling.

Kiezen we nu oon punt in do omgeving van de stemvork,
gelogen in oen vlak, dat do as van do stemvork loodrecht
snijdt op een afstand \'/s \' \'t knooppunt en verder go-
legen in do trillingsrichting op een afstand
li van de as,
dan is dus voor dit punt x= li^ y = o on 2 = 73 I en
volgons bovengenoemde formule zal dus do amplitudo dor
luchttrillingen in dit punt zijn:

, Cabl

-ocr page 100-

84

Voor een ander punt in \'t zelfde vlak en op denzelfden
afstand van de as van de stemvork verwgderd, maar zooveel
naar \'t nul-interferentievlak gelegen, dat juist een verschil
in intensiteit bg vergelgking met \'t eerste punt wordt ge-
hoord, is, als we
Cp den hoek noemen, welken de Ign, die dit
punt met de as verbindt, maakt met de trillingsrichting van
de stemvork
x = R cos. cp, y = R sin. ^ en 2 = Va
De amplitude van dit punt zal dus zgn:

_ Ca hl Rcos.(p — Ariïsin.
" — n X

2 ^ B* COS.» (p R* sin.« (p

Ca bi ^ j •

= (cos. (p — k sm. cp),

daar k = cot. «

Cabl ( COS.«sin.

=

2fi

/ ^ COS.«sm. a)\\
( COS. cp---^--

\\ ^ sm. cc )

_ Cabl sin, (a - <p)

~ ^ "~sin.«

A sin, (ct cp)
sin. X

De verschildrempelwaarde is nu, daar de intensiteit van
het geluid evenredig is aan het kwadraat der amplitudo:

A2

A"r _ I—Iu _ A^ - A\\ _ __sin.\'«

r„ "" ƒ„ ~ AK ~ yl\'sin." («— cp)

sin.® X .

sin.\' X — sin.\' (« — cp) sin \' x

ain.\' X 8in.\'(« — cp)

sin.\' X — sin.\' {x — (p)
8in.*(« —<p)

-ocr page 101-

85

Hieruit blijkt dus, dat we, om met behulp van deze
formule de verschildrempelwaardo te verkrggen, moeten
kennen de hoeken
ot, en <?), wier bepaling overigens geen
moeilgkheden behoeft op te leveren.

Evenmin als de methode P a n s e-H e n ry heeft zich do
mathematische berekening volgens W e r n d 1 y in de prak-
tijk mgner experimenten kunnen staande houden. Door
W 0 r n d l y zijn tal van vereenvoudigingen aangebracht.
Zoo worden door hem storingen, ontstaan door medetrilling
van den steel, verwaarloosd en neemt hij in plaats van de
stemvork twee geluidsbronnen aan en wel de buitenste
stemvorkvlakte en de ruimte tusschen de beide beenen.

Verder accepteert, hij nog een drietal veronderstellingen,
dio wol op empirisch vastgestelde feiten beniston, maar
die toch nog nader bewgs behoeven.

De theoretische uitkomst verwijdert zich dientengevolge
van do waarheid, zoodat zij in ons geval alleen bij
benadering bruikbaar is.

Eene derde en verreweg de besto methode, ten minsto
voor niet al te kleine afstanden, berust op de bekende wet,
dat do intensiteit van het geluid afneemt in omgekoerdo
rede met het quadraat van den afstand. Heeft men twee
verschillende geluidsintensiteiten en verwijdert men zich
met het oor zoover van de geluidsbron, tot do geluids-
indruk juist oven verdwgnt, dan zullen die twee ge-
luidssterkten zich verhouden als de quadraten van do
afstanden waarop men zich van do goluibsbron heeft
moeten verwijderen, om het geluid juist niot moer waar
to nemen.

Stollen nu I on I" respectievelijk voor de intensiteit
van het geluid van den constanten hoofdprikkel en van
hot geluid, dat \'t eerst als zwakker dan
J wordt aange-
merkt, en noemen wij do afstanden, waarop beido nog

-ocr page 102-

86

juist even kunnen worden waargenomen a en 6, dan
geldt dus,

I : = a} : h"^
A"r _ i — _ a^ —

We hebben dus slechts a en 6 te zoeken, om gemakke-
Igk volgens bovenstaanden vorm de verschildrempelwaarde
te kunnen berekenen.

Het is deze derde methode, waartoe ik feitelgk de toe-
vlucht heb genomen. Wel is ook zg niet onberispelgk. Do
quadratische afstandswet is wel is waar binnen het acustisch
kabinet (geheel bekleed met trichopièse) geenszins onwaar-
schgnlgk, maar de invloed dor buiging, bg geluidsgolven
zoo hinderlijk, geraken wij ook hier niet kwijt. Het geluid
treedt door eene opening van 6 m.M. te voorschijn en zal
dus noodzakelgk ter zgde ombuigen De distrubutio van
het geluid is dus per so ongelijkmatig en de afstandswot
voor korte afstanden per se gestoord.

-ocr page 103-

II. Bepaling der Unterschiedsschwelle in
boekwaarden.

Do te onderzooken stomvorken (van Edolmann in
Münchon), dio alle van een langen steel voorzien waren,
werden met dien steel bevestigd in een statief, waartoe
diende een houten blok, hetwelk voor do stabiliteit met
een stuk ijzer bezwaard was. Om te voorkomen, dat bij
het trillen der stemvork de steoltrillingon op hot statief
zouden worden overgedragen, werd de steel, waar dezo
door do klomschroeven in directe verbinding met het houten
blok kwam, met eene dikke laag caoutchouc omgeven, het-
welk het overbrengen der beweging van den steel grooten-
deels voorkomt.

Hot houten blok mot de daaraan bevestigde stemvork
rustto weer op eon pilaar, bestaande uit eeno wgdo gzeron
gohool met zand gevulde pijp, welke onder on boven door
oono dikko rondo houten plaat was afgesloten. Om to voor-
komen, dat do trillingen van het houten blok, wimraan do
stomvork bevestigd was, indien zij zich soms nog voor-
doden, op de pilaar zouden wordon overgebracht, rustto
dit niet direct op do houten plaat van don pijler, maar op
oon daarop gelogd dik stuk geperst vilt, eeno substantie,
dio uitermate geschikt is, om dio trillingon nog te dempen.

Hot gohool, .te woton de pijlor met het daarop rustende
houten blok met stomvork, was geplaatst op eon langwer-

-ocr page 104-

88

pigen dikken zerk van hardsteen, welke weer niet direct
op den vloer rustte, maar op een viertal ronde looden
blokken. Ook deze waren niet direct op den bodem ge-
plaatst, maar bevonden zich weer op een tweetal platen
kurksteen.

Op deze manier was dus wel voorkomen, dat de
trillingen van de stemvork zich aan den bodem, waarop
het geheele apparaat was opgesteld, zouden mededeelen;
want wilden de trillingen van onze geluidsbron overge-
dragen worden aan den bodem, dan zouden de schokken
zich moeten voortplanten door verschillende stoffen, die
juist de eigenschap bezaten, zulks zoo min mogelijk toe te
laten, n. 1. het caoutchouc om den steel van de stemvork,
het stuk dik geperst vilt, de looden blokken en ten laatste
nog de platen kurksteen.

Op deze wigze was dus de stemvork zoo goed mogelijk
geïsoleerd opgesteld. Nu moest nog eene inrichting worden
uitgedacht, die \'t mogelijk maakte twee verschillende ge-
luidsintensiteiten uit het geluidsveld om do stemvork af-
zonderlijk waar te nemen. Dit werd langs don navolgenden
weg bereikt.

Op den bovengenoemden hardsteonen zerk werd tegen-
over den pilaar, waarop de stemvork rustte, nog oen dergo-
Igke pilaar geplaatst, waarop een koperen ring, op welken
eene graadverdeeling was aangebracht, in verticalen stand
was bevestigd. Aan dezen ring waren een tweetal metalen
sleden verschuifbaar aangebracht. Plaats men nu de stom-
vork zoo, dat de as van deze loodrecht staat op het vlak
van den ring en door \'t middelpunt van dozen gaat, dan
zullen de metalen sleden bij het verschuiven langs den
ring steeds op denzelfden afstand van de stemvork zich
bevinden en is men dus in staat, wanneer men aan elk
van deze sleden een hoorbuis bevestigt, elk willekeurig

-ocr page 105-

89

gedeelte van het geluidsveld, in \'t vlak van den ring ge-
legen, waar te nemen, terwgl de graadverdeeling op den
ring aangebracht, \'t tegelijkertijd mogelijk maakt, den
stand van de slede en dus van de hoorbuizen aan to
geven.

De opsteUing van do stemvork ten opzichte van den
ring werd met do hand bewerkstelligd, terwijl, door met
passer, lineaal en libel uit te meten er, zoo nauwkeurig als
mogelijk was, voor werd gezorgd, dat do as van de stom-
vork loodrecht op \'t vlak van den ring stond. Hiermede is
dus de stand van de as (dit is het verlengde van den
steel van de stemvork) voldoende aangegeven. Nu kan do
stemvork (bijv, wat hot vlak van trilling harer boenen be-
treft), nog verschillendo posities innemen. Wat dit nu aan-
gaat, werd dozo zoo opgesteld, dat do beide boenon bij
trilling zich bewogen in oon horizontaal vlak, loodrecht op
hot vlak van don ring on gaande door het middelpunt van
dezon. Als nu nog is aangegeven, waar hot vlak van don
ring de as van do stemvork snijdt, is do stand van dozo
ton opzichte van don ring nauwkeurig bepaald. Dit nu
word zoo ingericht, dat hot vlak van don ring do as van
do stemvork aldus snood, dat hot middelpunt van do ope-
ning dor aan do sleden bovostigdo hoorbuizen zich bevond
togonovor eon punt van do as van do stemvork, dat ge-
logen was op eon afstand van do einden der boenen, golijk
aan
Vj lengte dier boenon. Do afstand word

zoo gekozon om don boven uit do formule van Worndly
afgcloidon vorm voor do vorschildrempolwaardo to kunnon
gobruikon. Dit punt valt ook ongeveer samen mot het
Schmiogolow\'scho tooncentrum, on is dus \'t punt van
sterkste toonintonsitoit Voog ik nu hior nog bij, dat do
otoscoopbuizon aan do slodon zoo bevestigd waron, dat bij
verschuiven van dozo, zij zich bewogen in oen vlak even-

-ocr page 106-

90

wijdig aan het vlak van den ring, dan is hier dus tevens
mee gezegd, dat deze dus verplaatsbaar waren in een vlak,
dat loodrecht staat op de as van de stemvork, deze as
sngdende in een punt gelegen op een afstand van het uit-
einde der beenen van de stemvork, gelgk aan \'/j ^an de
lengte dier beenen, terwgl, daar de as van de stemvork
door het middelpunt van het vlak van den ring gaat, de
openingen der hoorbuizen zich altijd op gelgken afstand
van de stemvork zullen bevinden. Volledigheidshalve zg
hier nog vermeld, dat loodrecht op den steel van de stem-
vork een dunne ijzeren staaf met dwarsstuk bevestigd was,
waaraan een schietlood was opgehangen, hetwelk diende
om steeds te kunnen controleeren, of de stomvorkbeenen
niet afweken uit het horizontale vlak, waarin zij gesteld
waren. Het geheele apparaat, dat ons tot het onderzoek
van verschillende stemvorken zou dienen, werd opgesteld
op het fotografisch atelier van het physiologisch laborato-
rium vlak voor den muur, die het atelier van het acustisch
kabinet scheidde.

De otoscoopbuizen, die aan de sleden bevestigd waren
en bestonden uit tweo even lange gummibuizen (met eene
openingswijdte van 6 m.M.) omgeven door looden compo-
sitiebuizen, mondden door twee boorgaten van eene loodon
stop, die. in den muur van het acustiöch kabinetje was aan-
gebracht, in genoemde kamer uit.

De gummibuizen worden nog door looden omgeven, omdat
bij \'t proefnemen bleek, dat zij niet voldoende isoleerden
en b.
V. als vlak bij do stomvork de buisopening dicht
geknepen werd en dus geen geluid langs dien weg kon
worden opgevangen, ze toch bij beluistoring een zwak
geluid deden hooren, waarschijnlijk op haar weg door hot
geluidsveld om de stemvork opgenomen. De omkleoding
met looden buizen deed dit verschijnsel bijna geheel ver-

-ocr page 107-

91

dwgnen en hielp dus een fout elimineeren, die de proef-
resultaten zeker had kunnen beinvloeden.

Om diezelfde reden werd ook nog nagegaan, of de beide
buizen voldoende van elkaar geisoleerd waren, daar zo
toch, in de looden stop verloopend, door een niet zeer
dikken tusschenwand van lood gescheiden waren. Bij con-
troleering hiervan bleken de beido buizen absoluut van
elkaar geisoleerd te zgn en stond dus hiermede voor ons
vast, dat de beido buizen noch van elkaar, noch van het
geluidsveld, door hetwelk zij liepen, geluidstrillingen kon-
den opnemen.

Om te voorkomen, dat door de zwaarte van het lood do
gummibuizen zouden afknikken, werden zij aan eon over
een katrol loopond, mot een gewicht bezwaard, koord ge-
suspendeerd. De beide gummi-otoscoopbuizen, die door do
dubbeldoorboorde stop in het acustisch kabinet drongen en
ook daar nog mot een looden compositiebuis omgeven waren,
worden door middel van eene drieweg-kraan, die, op oen
statief bevestigd, zich in hot kamertje bovond, met elkaar
verbonden.

Aan deze drieweg-kraan was behalve deze twee otos-
coopbuizen nog eeno dordo gummibuis verbonden, waarin
eon motalen Y-buis van eon binoralon stethoscoop was be-
vestigd, welko zelf weer twee gummibuisjes om in \'toor
to brongen droeg.

Door middel van dozo driewegkraan was hotnumogolgk
om beurtelings het geluid van do stemvork waar to nomon
door elk van do buisjes afzonderlijk, terwijl ook do drio-
wogkraan natuurlijk zoo was to stollen, dat goen van do
boido otoscoopbuizon mot den stethoscoopbuis communicoordo.
Wilde \'t onderzoek, waarmede wo ons wonschton bezig to
houden, mogelijk zijn, dan was een eerste vereischte, dat
do stomvork, welker geluidsintonsiteit werd waargenomen.

-ocr page 108-

92

een constanten uitslag gaf. dus dat gedurende eene proef-
reeks de intensiteit dezeltde bleef.

Om tot dit doel te geraken, werd de tot het onderzoek
dienende stemvork electromotorisch gedreven door eene
andere, die opgesteld werd op den zolder van het physiol.
laboratorium, die van het acustisch kamertje door het photo-
grafisch atelier was gescheiden. Dit geschiedde, om door
het geknetter van deze drijvende stemvork zoo min mogelijk
bij ons onderzoek gestoord te worden.

Als drijvende stemvork werd gebruikt eene stemvork van
König van de toonshoogte c*, door welke het gelukte
3 andere stemvorken c\', c^ en c\' met constanten uitslag in
trilling te brengen.

Om dezen uitslag constant te maken, en dus de beido
stemvorken unisoon zonder zwevingen te doen klinken,
werd de gedreven stemvork zoo lang met was en zoo
noodig ook met kleine stukjes lood belast, totdat alle zwe-
vingen geëlimineerd waren en de uitslag constant was.

Nu was het voor ons doel nog noodzakelijk, om de
amplitudo van de trillende stemvork te kunnen meten. Om
dit mogelijk te maken, was aan het uiteinde van een der
beenen van de stemvork een driehoekig figuurtje van G r a-
denigo\\), modificatie Struyeken2),gesoldeerd, hetwelk
waargenomen werd met een microscoop, dat verstelbaar
was aangebracht op een statief, dat bevestigd was op den-
zelfden pilaar, als waarop do koperen ring zich bevond.
Om hot figuurtje, dat op glas gophotografeerd was, goed
zichtbaar te maken, werd onder dit een klein gloeilampje
van 6 volts geplaatst. Zooals uit hot voorgaande biykt,
was het dus gelukt, om don uitslag van do stemvork constant

\') Arch. Ital. di otolog. T. IX, 1 Foac. 1899. La Parole. Dec. 1899.
No. 12

») Nederl, Tydschr. v. Geneeak. 1902. I p. 728.

-ocr page 109-

93

te houden; nu moest er nog uitgezien worden naar een
middel om dien constanten uitslag willekeurig grooter of
kleiner te maken. Hierin nu werd voorzien, door in de
geleiding van de stemvork een shunt aan te brengen, die,
door dunne nickelinedraden in te schakelen, zoo werd inge-
richt, dat men den weerstand willekeurig kon vergrooten
en verkleinen. Aldus gelukte het door dien weerstand te
veranderen, meer of minder stroom door de shunt te doen
gaan en dus ook de stroom gaande door de bobine, ge-
plaatst tusschen de beenen van do gedreven stemvork, to
verzwakken of te versterken, waarvan weer \'t gevolg was
dat de amplitude van de trillende stomvork kleiner of
grooter werd.

Op deze wijze nu kon mon aan de stemvork eene ampli-
tudo geven van de grootte, dio men verkoos voor hot onder-
zoek te gebruiken.

Mot dit complex van instrumenten, opgesteld als is bo-
beschroven, zijn do waarnomingen tor bepaling van do
Unterschiodsschwollo voor toonintensiteiten van stemvorken
verricht.

Ter verkrijging van dezo vorscliildrompelwaardo werd,
ovenals bij do orgolpijpprooven gebruik gemaakt van do
methode der minimale voranderingon als zijnde do con-
voudigsto en wat haro resultaten betreft hot minst aan-
vechtbaar.

Wil men nu volgons dozo mothodo werkon, dan is oen
oorsto voroischto, dat men kan boschikkon ovor oon, go-
durondo oon rooks van waarnomingon, absoluut constant
blijvendon goluidsprikkol, waarmede wo dan andere prik-
kels kunnon vergelijken, dio steods iots grooter of iots
kleiner verschil mot don oorsten in absolute intensiteit aan-
bieden.

Als constante goluidsprikkol werd gekozen dc intonsi-

-ocr page 110-

94

teit van het geluid in \'tvlak van trilling van de stemvork,
wat we konden bereiken, door een der langs den koperen
ring verschuifbare sleden zoo te plaatsen, dat het middel-
punt van de opening der aan de slede bevestigde otoscoop-
buis zich in het vlak van trilling der beenen van de stem-
vork bevond.

Tot vergelgkingsprikkel kon dienen het geluid opge-
vangen door de andere otosooopbuis, die door middel van
de slede in \'t zelfde vlak tegenover het andere been der
stemvork was geplaatst; dan moeten de geluidsindrukken
bg het beluisteren van het geluid, door elk der otoscoop-
buizen waargenomen, gelijk zijn, daar bij juiste opstelling
van de stemvork de openingen der beide hoorbuizen zich in
\'tvlak van trilling op gelijken afstand van de beenen der
stemvork bevinden.

Laten we nu een der buizen aldus in het vlak van tril-
ling staan en bewegen we de andere hoorbuis telkens een
weinig, b. v. 1 graad langs den koperen ring omhoog, dan
zal dus de geluidsintensiteit, door deze buis beluisterd,
zwakker worden, daar men immers meer en meer het
Kiessling\'sche interferentie-vlak nadert en kunnen wo,
door de twee geluidsindrukken, langs do beide otoscoop-
buizen verkregen, waar te nemen en te vergelijken den
hoek bepalen, die de richtingslijn van de verschoven oton-
coopbuis maken moet met het horizontale vlak. waarin do
stemvork trilt, om \'t verschil in intensiteit der twee ge-
luidsindrukken even to doen waarnemen.

Het is duidelgk, dat we, aldus to werk gaande, slechts
de onderste Unterschiedsschwello on niet ook de bovenste
kunnen bepalen. Wildon wo dit tevens doen, dan zouden
we de otoscoopbuis, die ons de constante intensiteit leverdo,
moeten plaatsen in eene richting, gelegen tus.schon het
Kiessling\'sche interferentievlak en hot vlak van trilling

-ocr page 111-

95

der stemvork. Dit heeft echter \'t bezwaar, dat dan de onderste
Unterschiedsschwelle niet heel nauwkem-ig te bepalen zou
zgn, daar het verval van de intensiteit van het geluid naar
het nul-interferentievlak steeds grooter wordt en reeds
op niet al te geringen hoekafstand van het interferentie-
vlak eene geringe verschuiving van de otoscoopbuis een
duidelgk verschil in intensiteit doet waarnemen.

Nu deed zich bg het onderzoek al dra eene moeilijkheid
voor. Werden n. 1. de beide otoscoopbuizen, zooals boven
is aangegeven, geplaatst elk tegenover een der beenen van
de stemvork met de opening in het vlak van trilling der
beenen, dan werden niet altijd de beide geluidsindrukken
als gelgk waargenomen en verkeerde men dikwijls, wat de
gelijkheid betrof, in twijfel. Nu is dit feit wel als psychisch
verschgnsel op to vatten, maar ook kan het hooi goed ver-
oorzaakt zijn, doordat mot de hulpmiddelen, waarover ik
beschikken kon, de as van de stemvork niet zoo nauwkeurig
in hot middelpunt van den koperen ring was te stellen als
vereischt werd. Hoo dit ook zij, een hierdoor misschien
binnensluipende fout kon zeker vermeden worden, door
do beide otoscoopbuizen in hetzelfde kwadrant bovon elkaar
tegenover een en hetzelfde been te plaatsen. Do boido
hoorbuizen werden daarom zoo boven elkaar gesteld, dat
do beide richtingslijnen eon hoek van 5 graden vormden.
Kleiner kon dezo hoek niot gemaakt wordon, daar do sleden
waaraan de beido hoorbuizen bevestigd waren, dit niot toe-
lieten. Dit was trouwens ook niet noodig, daar talrijke
voorafgenomen prooven, die ter oefening waren verricht,
hadden uitgemaakt, dat, wilde een duidelijk verschil gehoord
wordon, de richtingslijnen der otoscoopbuizen oon hoek
grooter dan 5° moesten maken, of met anderu woorden,
dat de hoekwaardo der Uuter.schie(l8.schwello grooter was
dan 5®.

-ocr page 112-

96

Om deze reden kon daarom ongestraft elke waarneming
aanvangen met twee geluidsintensiteiten, die, in graden
uitgedrukt, 5 ° verschilden. Men was, aldus handelende,
minder afhankelgk van eene misschien niet uiterst nauw-
keurige centreering der stemvork

De bepalingen nu van de verschildrempelwaarde, waarbg
ik als acustisch waarnemer optrad, geschiedden als volgt.

Nadat door middel van de shunt eene bepaalde ampli-
tudo aan de stemvork was gegeven, werd een der otoscoop-
buizen, die het constante geluid moest leveren, door eene
schroef vastgezet, zoodat de opening van de buis lag in
\'t vlak van trilling van de stemvork. De andere buis werd
daarboven geplaatst in \'t linker bovenste kwadrant van de
stemvork, zoodat deze een hoek van B° met de vorige
maakte. De afstand, waarop zich de buisopeningen van de
as van de stemvork bevonden, was voor beide otoscoop-
buizen gedurende alle proefnemingen en voor allo stem-
vorken steeds constant en gelijk aan de straal van den
koperen ring, d. i. 12.5 c.M.

Ter waarneming werd door mij plaats genomen in het
acustisch kabinet bij de driewegkraan, terwijl als mani-
pulator een intelligent laboratoriumbediende zich bij de
stemvork in het photografisch atelier bevond.

Deze had in opdracht, do bovenste otoscoopbuis door
middel van de slede telkens iets hooger te schuiven. Door
middel van lichtseinen werd hem aangegeven, wanneer hij
daartoe moest overgaan.

Bij het begin van eene waarneming, wanneer dus de
beide otoscoopbuizen boven elkander stonden en de boido
geluidsintensiteiten als van gelijke sterkte werden beoor-
deeld, kon er telkens met een of twee graden worden op-
geklommen. Werd echter do gelijkheid onduidelijker, dan
werd oen ander sein gegeven en moest hij slechts mot.een

-ocr page 113-

97

halven graad stggen. Om te voorkomen, dat door mg uit
het aantal opstijgingen kon berekend worden, hoe groot
het verschil in stand der buizen reeds was, werd hem ver-
zocht, zoo nu en dan eens aan een lichtsein geen gevolg
te geven en het mij aldus onmogelijk te maken den stand
der bnizen te berekenen. Op deze manier konden dus fou-
ten, ontstaan door de verwachting van den waarnemer ver-
meden worden. Maar hiermede was de taak van den mani-
pulator nog niet ten einde; hij moest oveneens door het
microscoop geregeld de amplitude controleeren en mocht
deze een weinig veranderen, wat natuurlijk wel eens voor-
kwam, hetzg b. v. door het inbranden van het platina
contact van de drgvende stemvork of door welke oorzaak
dan ook, mij komen waarschuwen, waarop door mij dan,
door den shuntwoerstand te wijzigen, do amplitudo op zijno
vroegere grootte werd gebracht.

Op de aldus aangegeven wijze werd nu oerst eene be-
paling verricht, uitgaande van twoo (subjectief) golijko ge-
luidsintonsitoiten, vorkregen door do beido buizen boven
elkaar te plaatsen mot eon hoekvorschil van slechts 6®.
Door do buis telkens iets naar boven naar hot intorforontio-
vlak toe to bewcgon on dus het geluid, door dozo goloverd,
to verzwakken, werd ton slotto oon punt govonden, waarop
do goluidsintonsitoiton als duidelijk verschillend werden be-
oordeeld. Dit punt word opgoteekond evenals het punt,
waarop het laatst hot verschil als twijfelachtig of niot duidelijk
golijk word beoordeeld, oon punt, dat moostal oon halve
graad met het oorsto vorsohilde, daar in laatst do
otoscoopbuis tolkons maar oon halve graad word vor-
sohoven.

Als dit was gesohiod on boido punten opgotookond waren,
word do otoscoopbuis nog moor naar boven naar hot intor-
furontiovlak gebracht, zoodat boido buizon oon duidolijk

7

-ocr page 114-

98

verschillend geluid deden hooren; nu werd weer op dezelfde
manier, als reeds is aangegeven, telkens de otoscoopbuis
naar beneden naar de vastgezette toe verschoven, zoodat
dus \'t geluid telkens iets sterker werd. Als nu een punt
bereikt was, waarop de beide geluidsintensiteiten als niet
meer verschillend, of als twijfelachtig gelgk werden be-
schouwd, werd dit punt eveneens genoteerd, evenals \'t
punt, waarop voor \'t laatst nog een duidelgk verschil was
waargenomen.

Door dus uit te gaan van twee gelijke geluidsintensi-
teiten en dan af te dalen tot twee duidelgk ongelijke en
door uit te gaan van twee ongelijke en op te stijgen tot
twee gelgke, werden dus vier punten gevonden, waarvan
\'t gemiddelde als de onderste verschildrempelwaarde van
het constante geluid, waarvoor eene bepaling geschiedde,
was aan te merken.

Voor elke amplitude werden nu vijf dergelijke bepalingen
verricht en het gemiddelde van deze vgf gaf dus de boek-
waarde der Unterschiedsschwelle aan. Door de waarde
van dit gemiddelde in te voeren in den, uit de formule
van Werndly afgeleiden, vorm voor d^ verschildrempel-
waarde, kon zij direct in cijfers worden uitgedrukt; ter-
wijl zulks ook kon geschieden met behulp van de uit
de afstandswet afgeleide formule voor de ünterschieds-
schwello; dan moesten ochter eerst dezo boide afstanden
bepaald worden. Dit gebeurde dan ook, zoodra oene be-
paling van de boekwaarde van de Unterschiedsschwello
was afgeloopen. Meestal geschiedde dit .\'s morgens, terwijl
\'s middags de afstandsbepalingen verricht werden; gedu-
rende dezen tgd werd men n. 1. \'t minst gestoord door
\'t gedreun van voorbijrijdende wagens.

Om deze afstandsbepalingen met succes to kunnen vol-
brengen, werd in \'t acustisch kamertje eene verdeelde ijzeren

-ocr page 115-

99

staaf, aan twee statieven bevestigd, opgesteld voor de
looden stop in den wand, waardoor de beide otoscoop-
buizen het kamertje binnendrongen. Langs deze igzeren
staaf was een houten beugel, waarin bij de waarneming
het hoofd moest rusten, verschuifbaar aangebracht. Staaf
en beugel waren zoo door stelschroeven aan de statieven
bevestigd, dat, wanneer men het hoofd in den beugel deed
rusten, de gehooropening zich juist tegenover de gaten in
de looden stop bevond.

Werd nu met de waarneming een aanvang genomen, dan
werd de otoscoopbuis, die het zwakste geluid deed hooren,
buiten het kamertje door middel van de slede zoo gesteld,
als de uit de verschillende waarnemingen verkregen gemid-
deldo boekwaarde der Unterschiedsschwelle aangaf. Do
buis, dienende voor het constante geluid, bleef natuurlijk
op hare oude plaats. Binnen in het kamertje werden de
beide otoscoopbuizen van de driewogkraan losgemaakt on
deze van het statief, waaraan ze bevestigd was, verwijderd.

Op het statief werd nu eon verlengstuk vastgeschroefd,
dat moest dienen om er do otoscoopbuis, voor wier geluid
de afstand bepaald werd, op te doen rusten; do andoro
buis word gedurende dit onderzoek mot eeno schroef dicht-
geknepen, zoodat door dezo geen geluid \'t kamertje binnen-
dringen kon en intorlorentio dus niet te vreezen was.

Nu werd het hoofd van den waarnemer in den beugel
geplaatst, en zoo dicht naar do otoscoopbuis gebracht, dat
deze oven in do gehooropening drong; dit punt, \'tnulpunt
van do waarneming word opgeteokend.

Als dit alles was geschied, kon de eigonlyko afstands-
bepaling beginnen. Hot hoofd word mot den beugel lang-
zaam zoo ver van do otoscoopbuis verwijderd, tot geen
geluid meer word waargenomen; do vordeeling op de staaf
in verband mot hot opgetookondo nulpunt dood dan den

-ocr page 116-

100

afstand kennen, (afdalende reeks). Voor elke otoscoopbuis
werd dit 15 of 20 maal herhaald en daarna werd de beugel
op zulk een afstand van de buis geplaatst, dat geen geluid
werd waargenomen en vandaar uit het hoofd weer lang-
zaam naar de buis bewogen, tot men het geluid weer even
waarnam (opstggende reeks); ook dit werd 15 of 20 maal
gedaan en de afstanden -genoteerd.

Uit de 30 of 40 aldus verkregen afstanden werd het ge-
middelde berekend, wat dan werd beschouwd als de af-
stand waarop men zich van de buis moet verwgderen, om
het geluid van deze juist niet meer te kunnen waarnemen.
De bepaling van dezen afstand voor het geluid van de
andere otoscoopbuis geschiedde daarna geheel op dezelfde
wijze.

Uit de proefresultaten hierachter zal blgken, dat de waarde
der afstanden in de opstijgende reeksen bijna steeds klei-
ner zgn, dan die der afdalende reeksen, een verschijnsel
dat reeds menigmaal is waargenomen en daarom niet als
iets opvallends beschouwd moet worden.

We hebben dus langs dezen weg do gegevens gekregen,

J\\u f a2_

om met behulp van de formule «=« —^— de verschil-
drempelwaardo te berekenen.

Ter .bepaling van do Unterschiedsschwelle volgens do
formule van W e r n d 1 y, die, al steunen wij er niet op.
toch steeds bij wgze van vergelijking werd toegepast, heb-
ben we, behalve de boekwaarde dier Unterschiedsschwelle
ook nog noodig den hoek, dien het nul-intorferentiovlak
maakt met het horizontale vlak, waarin de stomvorkbeenon
trillen.

Om dezen hoek to loeren kennen, word door mij plaats
genomen in hot acustisch kamertje en een der otoscoop-
buizen en wel de bovenste beluisterd. Een der laborato-

-ocr page 117-

101

riumbedienden schoof nu langzaam mot de slede deze buis
naar boven naar het nul-interferentie vlak toe; als nu door
de buis bijna of in \'t geheel geen geluid meer werd waar-
genomen, werd den bediende door een lichtsein te kennen
gegeven de buis met slede in dien stand te fixeeren. Van
dit punt uit werd nu nog eenige malen de buis over
eenigen afstand naar onder en naar boven bewogen, om
ons er van te vergewissen, dat er in de nabijheid nog niet
een punt was, waar het geluid nog zwakker was; was
zulks niot het geval, dan werd dit punt opgeteekend als
gevende de plaats aan van de ligging van hot nul-intorfo-
rentievlak. Aldus experimonteerend is het dus mogelijk

Ar

allo gegevens te verkrijgen ter berekening van -.

Wat nu botroft de boekwaarde der Untorschiedsschwolle,
eon dor eorsto gegevens, dio ons onderzoek, verricht op do
bovonaangegeven wijze, oplevert, dozo zal, wil do wot van
Wobor golden, steeds ongeveer dezelfde moeten zijn;
welke amplitude do stomvorkbeonon ook mogon hobbon.
Want verandert do amplitude dor stomvork, dan zal in oon
bepaald punt, dat altijd donzelfdon afstand tot do stom-
vork behoudt, zooals in ons geval de opening dor otoscoop-
buizon, wol do intensiteit van het goluid veranderen, maar
do wijze van distributie van hot goluid om de stomvork
zal stoods gelyk blijven, mot andere woorden, do aoquiso-
noro vlakken om eene stomvork zullen bij olko intensiteit
op oon bopaaldon afstand van dio stomvork congruent zijn,

Goldt dus do wet van Wobor ook voor toonintonsi-
toiten, dan zal dus voor do hookwaardo dor Untorsohiods-
sohwollo bij vorsohillondo amplitudinos van dozolfdo stom-
vork slochts onderling weinig afwijkondo waardon govonden
mogon wordon.

-ocr page 118-

102

In de hier achtervolgende tabellen der resultaten van
het onderzoek van de verschillende amplitudines der stem-
vorken zal men allereerst vinden de cgfers, waaruit de
boekwaarde der Unterschiedsschwello (cp) is verkregen. Bg
de afdalende methode is steeds uitgegaan van den gelijk-
heidsstand (\'t bekende hoekverschil van 5®). Ook voor de
opstggende methode is met \'t bovenste cgfer aangegeven
de stand van duidelijk verschil van waaruit de vergelgking
der geluidsintensiteiten is begonnen.

Met ct is voorgesteld de hoek, die het nulinterferentievlak
maakt met het vlak van trilling der stemvork.

De met deze gegevens berekende verschildrempelwaarde
volgens de formule van Werndly is geplaatst onder de
cgfers der boekwaarde der Unterschiedsschwelle.

Alsnu volgen de afstandsbepalingen. Onder a de afstan-
den in m.M. langs afdalende en opstggende methode ver-
kregen van het geluid in \'t vlak van trilling en onder
b
die van het geluid in \'t verschildrempelwaarde-vlak.

Onder deze cgfers is weer \'t gemiddelde hieruit ver-
kregen, aangegeven en daarop volgt do hiermede, volgons
de afstandswetformule berekende, verschildrempelwaarde.

-ocr page 119-

III. Onderzoek van c^

§1. Amplitudo 1040

Bepaling der hoehraarde.

gelgk 6®.0

6°.0

6°.0 6\'\'.0

6®.0

onduidolgk verschil ll^O

10°.0

9®.5 9\'\'.6

9°.6

duidelijk verschil 11®.B

10°.6

10°.0 10°.0

10®.0

duidelgk verschil 15°.0

16®.0

16°.0 16®.0

16®.0

duidelgk verschil 10°.0

10°.0

10°.0 9°.0

9°.0

onduidelijk verschil 9®.6

9°.6

9°.6 8®5

8®.6

(p = 9°.46\'

« = 48°.0

Berekening volgens de formule van Werndl

y.

A"r

sm.2 48° ■

38°. 16\'

r"

sin.

» 38M6\' ~ (D

A fstandsbepa lingen.

a

b

afd.

opst.

afd.

opst.

24

20

20

So

23

20

20

18

23

21

21

19

24

20

20

19

26

20

21

19

24

22

22

20

26

20

19

19

26

23

21

21

24

20

23

19

24

23

20

18

24

21

20

20

26

20

19

17

2H

22

20

18

23

21

28

20

22

23

22

20

24

21

20

19

23

22

20

20

24

20

21

17

22

28

19

19

23

22

20

17

Gem. a

« 22.98

Gom. 6= 19.73

A"

r 22.982

- 19.732

r"

19.78«

- = 0.85G57

afd.

opst.

-ocr page 120-

§ 2. Amplitudo 800 /x.

Bepaling der hoekwaarde.

104

gelgk 5°.0 5°.0
onduidelgk verschil 10®.0 10®.B
duidelgk verschil 10°.5 11°.0
duidelgk verschil 1B°.0 IB^-G
duidelgk verschU IG^B 11°.0
onduidelgk verschil IC-O 10°.5
(p = 10M2\'

Berekening volgens de formule van Werndly,
A" r «n.2 48° — sm.2 37°.48\'

= 0.46911

r" «n.2 37"\'.48\'

Afstandsbepalingen.

5°.0

B°.0

10®.6

10®.0

10^5

^afd.

ir.o

lO\'.B

1B°.0

1B®.0

9°.5

9®.B

10®.0

> opst.

9\'\'.0

9®.0

« = 48°.0

i a

afd.

opst.

afd.

opst.

20

22

20

17

24

20

20

16

21

19

18

18

22

19

18

16

20

18

19

17

21

20

17

17

22

19

16

17

24

17

18

18

22

19

18

17

23

20

19

17

.20

19

\'18

16

21

18

18

18

23

20

17

16

20

19

18

19

21

21

19

19

21

19

17 .

18

22

20

19

19

21

20

17

18

23

21

18

17

22

20

18

18

Gom.

fl = 20.B8

Gem. b =s

17.7B

^ = -

-ocr page 121-

§ 3. Amplitudo 640 /x.

Bepaling der hoehcaarde.

105

gelgk 5^0 5°.0 5°.0
onduidelgk verschil lO\'.O 9°.5 10°.0
duidelgk verschil 10°.5 10°.0 10°.5

duidelijk verschil 15°.0 15°.0 15°.0
duidelgk verschil 10°.0 10°.0 10°.0
onduidelhk verschil 9°.5 9°.5 9°.5

cp = 9\'.54\' « = 48°.0

5°.0

5°o;

1

9°.5

9\'\'.5

.afd.

10°.0

]0°.0]

(

15°.0]

1

10°.5

10°.0

► opst.

10°.0

9° 5

Berekening volgens de formule van Werndly,

A» r

sin.^ 48° -

5m.2 38°. 6\'

0,45013

r"

sin.^

38"\'.6\' ""

\'andsbepalingen.

a

b__

afd.

opst.

opst.

18

18

18

16

20

19

17

17

21

20

18

17

21

20

18

18

22

19

18

16

19

19

17

17

18

20

18

18

20

19

19

17

18

20

18

15

20

20

17

17

21

19

17

16

20

18

17

16

20

18

16

16

20

19

17

18

19

19

16

16

20

20

18

17

20

19

17

19

21

20

18

17

20

20

17

18

20

19

18

18

Qom. a

= 19.58

Gem. b

= 17.2

^^ = = 0.29589

-ocr page 122-

106

§ 4. Amplitudo 400 fjt,.
Bepaling der hoekwaarde.

gelijk 5°.0 5°.0 5°.0 5°.0 5\'.0)

onduidelijk verschil 1 r.0 10°.0 9°.5 10°.0 10°.5[afd.

duidelgk verschil 1 r.5 10°.5 10°.0 10°.5 11°.0)

duidelgk verschil ]6°.0 16°.0 16°.0 16\'.0 16".O)

duidelijk verschil 9°.0 10».5 10° O 10°.0 ir.ojopst.

onduidelgk verschU 8°.5 10°.0 9°.5 9°.5 I0\\b)

Cp = IC-O « = 48\'.0

Berekening volgens de formule van Werndly,

A"r sm.2 48" —8m.2 38°

5\'.0

5«.0

5^0

5».0]

1

9°.5

afd.

lO\'.O

10°.0

JO\'.O)

1

15°.0

15°.0

15°.0

15®.0]

9^0

8".5

r.0

9°.5

> opst.

8°.6

8°.0

8".5

9°.Ü

= 0.45958

r" sin.» 38

§ 5 Amplitudo 320

Bepaling der hoektoaarde.

gelgk 5®.0
onduidelgk verschil 9°.5

duidelgk verschil 9°.0
onduidelgk vorschil 8\',5

<p = 9.\'12\' « = 48°.0

Berekening volgens de formule van Werndly,

\\

A" r «in.2 48° — «in.^ 38".48\'

0.40874

««.3 88».48\'

-ocr page 123-

§ 6. Amplitudo 200 fi.

Bepaling der hoekwaarde.

107

gelijk

5°.0

5°.0

5°.0

5\'.0

onduidelijk verschil

9° 5

9°.5

9°.0

9^0

duidelijk verschil

10°.0

10°.0

9°.5

9».5

duidelijk verschil

15°.0

lö\'.O

15°.0

15°.0

duidelijk verschil

9°.5

8^5

9°.0

9°.0

onduidelgk verschil

9°.0

8°.0

8°.5

8°.5

= 9°.9\' «

= 48^0

5°.0)

lü\'.Ojafd.
10^5i

8°.6 [ opst.
S^O

Berekening volgens de formule van Werndly^
A" r sm.» 48° — sin.^ 38°.51\'

— = -Tii^TWIv-=

Bepaling der hoekwaarde.
golijk

§ 7. Amplitudo loo /x.

5°.0

5".0

5\'.0

5°.0

6°.0

9°.0

8\'.5

8».6

9°.0

9-.6

9°.5

O\'O

9°.0

9°.6

0».0

lö\'.O

lö\'.O

15°.0

15".0

15^0

9\'.0

8».5

8°.5

9\'.5

8".5

8°.0

8°.ü

9°.0

8».0

<f) = 8°.49\' «=:48\'\'.0
Berekening volgens de formule van Werndly^

A"r «m.3 48\'\'— Wm.« 39M2\'
— = -- =

-ocr page 124-

IV. Onderzoek van c^-

§1. Amplitudo 300 a^-

Bepaling der hoekwaarde.

gelgk 5°.0

onduidelgk verschil 9° O 8°.5 9°.5 8°.0 9®.0 \\ afd.
duidelgk verschil 9\'\'.5

duidelgk verschil 15°,0
duidelgk verschil 9®.5
onduidelijk verschil 9°.0

Berekening volgens de fonnule van Werndly,

A" r _ «n.2 52° - «n.\' 43°.9\'

- -^infA^:^--=

5°.0

5°.0

ö\'.O

5°.0

8°.5

9°.5

8°.0

9°.0

9°.0

10°.0

8°.5

9°.5

15°.0

15°.0

15°.0

15°.0

8°.()

9°.0

8°.5

9^.5

7°5

8°.5

8°.0

9°.0

,51\'

« = 52».0

Afstandsbepalingen.

afd.

opst.

afd.

opst.

59

56

55

50

61

59

55

48

60

57

53

51

65

56

57

51

62

55

58

50

60

60

57

47

\' 61

55

53

52

65

57

55

49

65

56

52

48

59

61

53

52

62

60

55

46

59

56

56 •

51

56

56

46

64

55

62

45

60

61

54

46

Gem.

0 = 59.4

Gem. b ==

51.7

^ = = 0.3.00e

-ocr page 125-

§ 2. Amplitudo 200 ju.

109

5°.0

5°.0

5°.0

5°.0

r.0

lO\'.O

7°.0

7°.0

8°.0

ir.0

8°.0

8°0

15°.0

lö\'.O

15^0

15°.0

lO\'.O

8°.0

8\',0

9°.0

9°.0

8°.0

7\\0

8°.0

r.22\'30\'

X

= 50°.0

Berekening volgens de formule van Werndly,

A"r _ .9tn.\'50°-8tn.Ml*\'.37^ 30\' _
r" ~ sin.2 4l°.37\'30\' ——0.33002

A fstandshepalingen.

Bepaling der hoekwaarde.
gelijk

onduidelijk verschil
duidelijk verschil

duidelgk verschil
duidelgk verschil
onduidelijk verschil

a h

afd.

opst.

afd.

opst.

50

54

49

50

47

50

45

48

49

53

44

44

49

58

4(3

47

50

57

48

46

54

52

43

46

63

54

49

45

54

50

47

47

52

51

49

47

55

54

47

47

57

55

47

45

50

55

44

47

54

69

49

43

52

57

44

46

55

56

49

49

Gom.

a = 53.4

Gom.

h = 40.56

A«r _ 58.4«-46 __
— =--4W--

-ocr page 126-

§ 3. Amplitudo 150 /z.

110

Bepaling der hoekwaarde.

gelgk 5°0
onduidelgk verschil 9°.5
doidèlgk verschil 10°.0

duidelgk verschil I5°.0
duidelgk verschil 8®.0
onduidelgk verschil 7°.5

Cp = 8°A8\' « = 52°.

Berekening volgens de formule mn W erndly,

S\'.O

5°0

5°.0

5°.0]

8^5

r.5

8^5

8°.0

.afd.

9°.0

8°.0

9^0

8^5]

15°.0

15®.0

15°.0

15\\0 ]

1

9°.0

7°.5

7°.0

8° 5

> opst.

8°.5

7\'\'.0

6°.5

8°.0

A" r sin.* 52° — sin^ 43°.42\'

0.30422

r" sin.2 43°.42\'

A f standsbepaling en.

afd.

opst.

afd.

opst.

50

47

45

41

49

45

45

40

51

47

44

39

51

44

45

39

52

47

41

37

51

44

42

40

48

48

44

37

.50

46

43

43

51

48

43

41

49

45

42

40

52

47

44

44

47

47

43

41

49

45

44 .

40

48

44

46

40

47

48

41

41

Gem. a 0=47.9 Gem. = 41.85

A"r 47.9«-41.85«

= 0.31003

r" 41.85»

-ocr page 127-

§ 4. Amplitudo loo yt,.

111

Bepaling der hoektcaarde.

gelgk S\'.O 5°.0 5°. O ... „ _
onduidelgk verschil 9°.5 9°.5 8°.5 O (afd
duidelgk verschil lO^O ............- - \'

duidelgk verschil 15®.0
duidelijk verschil 7\'.0
onduidelgk verschil 6^5

Cp = 8®.3\' « = 52°.0

Berekening volgens de formule van Werndly^
A" r sm.2 52° — sm.\' 43°.57\'

= 0.28924

Afstandshepalingen.

a

5°.0

5®.0

5®.0

5®.0

7®.5

9®. 5

8°.5

8^0

8®.0

10®.ü

9®.0

8®.6

15®.0

15®.0

15^0

15®.0

8®.5

8®.0

7°.0

7°.0

8°.0

7°.5

6°.5

6®5

afd.

opst.

afd.

opst,

47

40

44

35

50

40

43

33

50

43

41

32

4U

42

38

32

45

45

44

35

51

40

43

36

45

40

47

34

43

43

34

» 48

38

41

32

40

39

40

33

45

38

42

32

44

40

40

30

47

87

44

32

47

38

40

35

45

37

45

35

Qom.

a « 43.5

Gom. b =c

38.03

A-r _ 4H.5\'-aH0M\' _

-ocr page 128-

Bepaling der hoekwaarde.

§ 5. Amplitudo 70 /x.

112

gelgk 5° O

onduidelgk verschU 8°.0 9°.0 8°.5 V.b 7°.5[afd.
duidelgk verschil 8°.5

duidelgk verschil 15°.0
duidelgk verschil 7°.5
onduidelgk verschil 7°.0

<?) = 8M5\' a = 52°.0

Berekening volgens de formule van W er ndly^

5°.0

5°.0

5°.0

5\'\'.0

9°.0

8°. 5

7^5

7°.5

9°.5

9\'\'.0

8°.Q

8°.0

15°.0

15°.0

15®.0

15^0

8°.5

8°.5

9^0

8°.5

8°.0

8°.0

8°.5

8®.0

A" r stn.» 52° — sin.\'^ 43° 45\'

= 0.30046

r" «m.2 43°.45\'

Afstandsbepalingen.

afd.

opat.

afd.

opst.

42

38

34

34

38

37

35

33

37

35

32

32

40

37

33

34

43

36

33

32

40

37

36

35

39

40

34

3:J

40

40

35

35

43

36

33

32

37

40

34

34

40

37

35

36

42

37

37

37

38

40

33

33

37

37

34

34

39

38

35

31

Gom. a = 38.66 Gem. b = 33.93

A" r 38.662 — 33.93»

0.29825

r" 33.93«

-ocr page 129-

Bepalingen der hoekwaarde,

113

§ 6. Amplitudo 40 (x.

gelgk 5°.0
onduidelijk verschil 8o.5
duidelgk verschil 9°.0

duidelijk verschil 15°.0
duidelgk verschil 8°.5
onduidelijk verschil S^.O

(J) = 7».51\' « = 52°

Berekening volgens de formule van Werndly,

A" r sin.^ 52° — sin." 44\'\'.9\'
— = -iSTMi^s\'-- »-^S\'SB

A fstandshepalingen.

a b

5°.0

50.O

50.O

5°.0

8°.5

70.0

7°.0

70.0

9=.0

7°.5

7°.5

7°.5

15°.0

15°.0

I5^0

15».0 ]

7°.5

9\'.0

8°.0

7°.0

8°.5

7°.0

r.5]

afd.

opst.

afd.

opst.

34

32

30

26

30

30

29

28

35

31

28

27

32

32

30

29

37

30

28

30

35

35

30

30

30

32

32

29

30

32

31

27

30

33

\' 32

20

35

32

20

30

35

34

28

20

32

35

29

27

33

31

30

28

34

31

31

29

35

30

30

28

Gom.

a = 32.66

Gom. b =

= 28.9

-ocr page 130-

§ 7. Amplitudo 20 tx.

114

Bepaling der hoekwaarde.

gelgk 5».0
onduidelgk verschil 7°.0
duidelgk verschil 7°.5

duidelgk verschil 15°.0
duidelijk verschil \'7\'\'.0
onduidelgk verschil 6°.5

(p = 7°.l

5°.0

5°.0

5°.0

5°.0

6°.5

8°.ü

7°.5

7°.5

7°.0

8°.5

8°.0

8°.0

i5°.0

15°.0

15°.0

15^0

6°.5

8°.5

7°.0

8°.0

8°.0

6°.5

7°.5

!

« = 62°.0

Berekening volgens de formule van Werndly,
A" r stn.2 52" — sin.^ 44\'\'.39\'

0.25643

r" «n.2 44®.39\'

A fstandshepa lingen.

a

afd.

opst.

afd.

opst.

22

23

20

20

24

22

18

18

25

20

20

20

23

20

18

21

23

19

20

18

20

20

22

19

24

22

21

21

22

20

22

19

22

20

18

18

22

19

21

17

23

19

20

19

23

18

19

20

23

21

. 18

19

23

21

20

20

24

21

22

18

Gom. 0 = 21.0 Gem. 6 == 19.6

A"r 21.6>—19.5\'

= 0.22098

19.0«

-ocr page 131-

115

V. Onderzoek voor c®.
§ 1. Amplitudo 2 /x.

Bepaling der hoekwaarde.

gelijk 5°.0 5°.0
onduidelgk verschil 18°.0 17°.5
duidelgk verschil 18°.5 18°.0

duidelgk verschil 25°.0 25°.ö
duidelijk verschil 17°.0 18°.5
onduidelgk verschil 16°.5 18°.0

(?)=18M5\' « = 50°.0

Berekening volgens de formule van Werndly^

A"r sin.2 50"—sm 2 31®.45\'

—--- =

A fstandshepalingen.

5°.0

5°.0

18°.5

17°. 5

19°.0

18°.0

25°.0

25°.0

18^5

18°.5

18°.0

18°.0

^ = -= o-^^««»

\') Kennciyk w^jkt dezo zoor dikko stomvork al ta zoor van do thoo-
rutlschü vorundorstcllingon af.

a h

afd.

"opst

afd.

opst.

26

25

23

23

27

24

22

22

25

22

21

20

26

22

23

21

25

23

22

20

24

24

23

22

24

22

23

23

23

23

22

21

27

22

22

20

25

22

20

21

24

25

21

18

23

23

22

19

27

25

21

21

25

24

19

21

23

24

20

20

23

23

19

23

22

23

22

22

23

22

23

21

25

24

23

22

24

23

22

20

Gem.

a = 23.9

Gem.

6 = 21.3

-ocr page 132-

Afstandsbepalingen.

116

afd.

opst.

afd.

opst.

23

23

24

20

25

24

23

21

24

22

23

22

25

24

23

21

24

22

22

23

26

25

23

22

25

24

24

22

26

24

25

20

28

23

23

20

26

22

24

21

26

23

24

19

27

25

24

21

26

25

23

22

26

24

22

22

25

24

23

20

26

23

22

22

26

24

23

22

27

25

24

23

27

25

24

22

26

24

23

19

Gom. a -

= 24,72

Gom.

h = 22.25

A" r

24,72^ -

22.25»

0.23435

22.26«

-ocr page 133-

117

Afstandsbepalintjfn
a

afd.

opst.

afd.

opst.

25

23

23

23

25

24

21

23

24

24

23

22

24

22

22

21

25

22

22

22

25

23

24

22

27

23

23

19

26

23

21

22

25

22

23

22

25

22

22

21

24

23

23

22

24

24

20

23

23

22

22

22

24

23

22

20

25

24

21

19

25

21

21

23

27

23

22

19

26

25

20

21

23

22

22

23

24

23

22

22

Gom a = 23.85 Gom. 6 = 2175

A"r 23.85« —21.75\'

= 0.20243

21 75«

-ocr page 134-

118

VI. Resultaten der stemvorkonderzoekingen.

Laten wg nu ook voor dit hoofdstuk de resultaten in
eene tabel samenvoegen.

Toons-
hoogte.

Ampi,
in micra.

TrNTERSCTTTEDSSCHWELLE

A" »•

rit

Hoek-
waarde 1
in graden.

Volgens de
fonnule van
"Werndly.

1

1

Volgens de
afstandswet.

Gemiddeld

Cl

100

8V,

0.38212

200

9V20

0.40424

320

0.40874

400

10

0.45958

640

97io

0.45013

0.29589

i 800

j lü\'A

0.46911

0.34429

33.2%

i 1040

0.44076

0.35657

C,

20

77«

0.25643

0.22698

40

0.28185

0.26932

70

n

0.30046

0.29825

100

1

87,0

0.28924

0.30835

29.3%

150

8V1..

0.30422

0.31003

200

SVs

0.33002

0.31540

300

8\'7,0

0.32721

0.32006

Cj

2

18\'A

1.12070

• 0.23435

2

ibV,

n

0.20243

23.2%

2

18VI

n

0.25903

1

\') N. B. Het academievorelng bevat te dezer plaatbo een rekenfout,
die hier is verbeterd.

-ocr page 135-

119

A" V

Beschouwen wij nu eerst wat nader de waarden van ——,

verkregen door middel van de afstandsbepalingen, dan mogen
we uit deze cijfers opmaken, dat tenminste voor de toons-
hoogten c» en c\' de wet van Weber geldt.

Voor zgn voor de amplitudines 70^4 — 300/tc de ver-
schillen onderling gering, de cijfers voor de ünterschieds-
schwelle bij 20 ft en 40 At wijken van de overige echter
meer af. Of dit als een toevallig verschijnsel moet worden
beschouwd, misschien ontstaan tengevolge van proeffouton,
of dat hieruit zou mogen worden besloten, dat de verschil-
drompelwaarde naar \'t minimum perceptibile toe afneemt,
zooals Wien o. a. gevonden heeft, durf ik niet to be-
slissen.

\'tZou daarom zeker van bolang geweest zijn, tooninton-
sitoiton zwakker dan 20 j» te onderzookon, maar do bepa-
lingen waren voor dezo niot meer mogelijk, daar voor
dergelijke geringe amplitudines geon constantheid was tc
vorkrijgen; dezo leverde voor do amplitudo van
20 ß al
moeilijkheden op.

Dit alles kan ook gezegd wordon voor do waardon van
c\'; dozo bieden voor 800 on 1040 ß een gering vorschil
aan, voor G40/x is dit grooter.

Eon aangroeien dor vorschildrempolwaardo voor zoor
zwakke toonintonsiteiton, zooals Merkel voor goruischen
vond en in \'t litteratuur overzicht vermeld is, kan mon in
onze tabol niot constatooron. Ook Wien hooft voor
a\'
vlak bg do drempelwaarde oono dergelijke afwijking van
do wot van Wobor govonden. Hij schijnt ochtor dit cijfer
niot al to zoor to vertrouwen on plaatst or oon vraagtookon
achtor. Zoowol Merkel als Wien schrijven \'t optreden
van dit verschijnsel aan storende novongoruischen toe,
wolko, daar zo in oon gewoon laboratorium werkten niot

-ocr page 136-

120

te vermgden waren. De reden, dat deze afwgking niet
door ons gevonden is, zal wel deze zgn, dat zulke uiterst
zwakke intensiteiten door ons niet onderzocht konden worden
en we in \'t geluidvrge kabinet beter beschut waren tegen
stoornis dan "Wien en Merkel.

Het onderzoek voor c^ kan ons ten opzichte van do
wet van Weber niets leeren, daar slechts één amplitude
is onderzocht. Onderzoekingen voor andere amplitudines
waren niet mogelgk, omdat deze vrij hooge stemvorken
zoo\'n geringen uitslag geven, dat deze met de hulpmidde-
len, waarover we beschikten, moeilgk te meten was.

Om diezelfde reden was dan ook de constantheid der
amplitudo gedurende \'t onderzoek moeilgk te controleeren
en dus niet geheel betrouwbaar.

In \'t begin van dit hoofdstuk is er reeds op gewezen,
dat wellicht tengevolge van do optredende buiging de qua-
dratische afstandswet in ons geval niet absoluut zou gel-
den ; daarom willen we dan ook de resultaten door dezo
verkregen niet alleen gebruiken om to besluiten tengunsto
van W e b
O r \'s wet on liever de boekwaarden zelf daartoe
aanwenden.

Nemen wg aan dat do intensiteit van het geluid om oono
stemvork evenredig is met de 1,2- of 2-macbt van do ampli-
tudo der stemvorkboonen, dan blijkt uit do tabel, dat voor c,
over eene intensiteitsbreedte respectievelijk van 1 tot 16 of
1 tot 100 de wet van Weber vrijwel als geldende mag
worden aangemerkt; voor c» kan\'t zelfde worden opgemerkt
voor eene intensiteitsbrcedto van 1 tot 26 of 1 tot 225.

Men moet natuurlijk wel bedenken, dat de absolute grootte
dezer hoekwaarde der Untorschiodsschwollo alleen geldt voor
onze stemvorken, tusschen on onder wier beido beenen zich
eene bobine on motalen stang bevond. Voor eeno vrij klin-
kende stemvork zal dezo waarde natuurlijk anders moeten zijn.

-ocr page 137-

121

Slaan wij nu een blik op de cijfers, verkregen door toe-
passing van de formule van Werndly en vergelijken
wij die met de vorige, dan valt ons direct \'t verschil op, dat
er tusschen beide groepen bestaat.

Slechts voor de toon c\' vertoonen de beide reeksen eene
bevredigende overeenkomst, voor c\' bestaat er reeds een
aanzienlijk verschil, maar voor c\' is dit enorm.

Wel vertoonen de waarden van de Unterschiedsschwello
voor de verschillende amplitudines voor eiken toon op zich
zelf geringe verschillen, maar dat kan ons niet bevreemden,
daar deze immers geheel afhankelijk zijn van de boekwaarde
der Unterschiedsschwelle en deze doet ons voor de onder-
scheidene amplitudines slechts geringe afwijkingen zien.

Mijns inziens zijn slechts de cijfers verkregen door toe-
passing der afstandswetformule eenigszins betrouwbaar
en kunnen deze slechts voor ons dool dienen. Trouwens,
dat de verschildrempelwaarde, volgens de formule van
Werndly berekend, cijfers oplevert, zoo geheel afwijkend
van die, volgens de andere methode verkregen, kan ons
niot al to zeer verwonderen.

Feitelijk is de formule voor oene vrij klinkende stomvork
niot eens nauwkeurig; des te minder moet zij dus wol
gelden voor oene stemvork, opgesteld als do onze, tus-
schen wier beide beenen zich eene bobino bevond en waar
onder do ruimto tusschen dio beenen oeno stang was aange-
bracht, dio bovongonoomdo bobino droog en onbewegelijk
ten opzichte van do stemvork bevestigde. Zoowel door do
bobino als deze stang, zal dus do distributie van het ge-
luid, tengovolgo van roflexie, goheel anders zijn dan by
oene vrijklinkondo stomvork on dus is do formulo van
W 0 r n d 1 y voor deze stemvork, opgesteld zooals zij wa.s,
zijn niot moer geldig.

-ocr page 138-

HOOFDSTUK IV.

Algemeen Overzicht.

De in de beide laatste hoofdstukken medegedeelde eind-
resultaten, zullen wij nu hieronder nog eens naast elkaar
plaatsen en vergelgken.

I. Orgelpijponderzoekingen. II. Stemvorkonderzoekingen.

Toonshoogfte Verschildr. w in % Toonshoog^ Verschildr. w. in %

c, 33.2
Cj 29.3

c

23.2

G

20.6

c

21.8

9

17.9

Cl

16.4

9\\

15.4

Cj

13.1

9i

10.7

éj

12.5

9i

11.2

c*

8.6

9k

11.7

Ci

10.7

9i

15.4

c.

19.2

!7.

18.8

d, 23.2

Overzien wo do eorsto tabol dan valt ons op, dat in do
middenootaven do verschildrempolwaardo \'t laagst is on

-ocr page 139-

123

naar de bas- en discantzijde toe regelmatig grooter wordt.

Hieruit zouden we dus moeten besluiten, dat ons ver-
mogen om intensiteitsverscliillen van tonen te onderschei-
den voor de middenoctaven en speciaal voor c* \'t meest ont-
wikkeld is, om voor de hoogere en lagere tonen af to nemen.

Mot \'t oog op de voor de onderscheiden tonen zeer ver-
schillende relatieve intensiteit van den hoofdprikkel zou
men bedenkingen kunnen opwerpen over do vergelijkbaar-
heid der onderscheidene verschildrempelwaarden. Reeds in
\'t 2® hoofdstuk heb ik hierop gewezen en eenige rodenon
aangevoerd, pleitende voor mijne meening, dat de voor do
verschildrempolwaardo verkregen cijfers wel degelijk ver-
gelijkbaar zouden zijn.

De met de stemvorken verrichte onderzoekingen hebben
aangetoond, dat tenminste voor middelstorko toonintensi-
teiten de wet van Wober geldt. Wel is dit resultaat
slechts verkregen voor een viertal verschillende tonon (2 door
Wion on 2 door mij onderzocht), maar er is geen onkolo
reden denkbaar, waarom dit niet voor andere tonen ook
zou gelden Dat dit \'t goval is, wordt ook eenigszins be-
wezen door de orgolpijpondorzookingen, waar voor eiken
toon twee verschillende intensiteiten zijn onderzocht on do
waarden voor do correspondeerende Unterschiedsschwelle
vrijwel gelijk wordon bevonden. Als zoor opvallend moot
dit niet beschouwd worden, daar do beide uiterste dor
onderzochte intensiteiten zich ongeveer verhouden, afgezien
van den constanten factor als 1:10 (86,1 : 1560,1). Zoowol
uit do prooven van Wion, als uit mijne ondorzookingon
mot stemvorken valt to loeren, dat binnen dezo grenzen
do verschildrompel waarde zeker constant is.

Afgezien nog hiervan, dat ik op \'t gehoor afgaande
steeds middelstorko intonsitoiton heb onderzocht, meen ik
om bovengenoomdo rodenon, volkomen gerechtigd to zijn,

-ocr page 140-

124

te besluiten, dat de verschildrempelwaarde door de toon-
ladder verloopt, zooals uit de cijfers der orgelpijpbepalingen
is te lezen en hieronder graphisch is voorgesteld.

22\\

v

1-

! M

i

\\

1

I ■ \' i

tl\'
1 1 1 !

\\

1
1

lij
i ! /

s.

ï

1

1

s

\\

/

s

■ \'V

_

/i

1

1

\\

/

s

/

1

1

1
1

1
1

t

1

1_

(

1

1

1

—i

1
1

1

!

1

1

__!_

1

1

C. c. (J c. q. c. ^ (\' g. (\'. CJ c. g.

I. I. 1. 1. 3. 6. 6. ö. 6.

Kleinst waarneembare intensitcitsvorschillen
door do toonladder.

Ook voor de stemvorkprooven valt een zolfdo verloop
van do verschildrempelwaarde, ten minsto voor dat dool
van do toonladder, dat met deze instrumenten onderzocht
is, to constatoeren als in bovenstaande curvo voordoorgel-
pijptonen is aangegeven, afgezien natuurlijk van de absolute
waarden.

2f>o

20 K
16 Z

12 Z

10 X

6>.

O

-ocr page 141-

125

\'tZal natuurlgk ieder reeds opgevallen zgn, dat, mogen
de resultaten voor stemvorken en orgelpgpen, wat het ver-
loop door de toonladder betreft, overeenstemmen, ze dit
zeker niet doen in absolute waarde der cgfers, daar de
waarden der Unterschiedsschwelle voor de stemvorken ge-
vonden ongeveer tweemaal zoo groot zgn als die voor de
orgelpijpen.

Hoe dit feit te verklaren is en welke cgfers \'t meeste
vertrouwen verdienen, zijn vragen, wier juiste beantwoording
moeilgk is. De resultaten voor de stemvorken zijn verkregen,
nadat eerst de boekwaarden der Ünterscheidsschwelle en
daarna nog eens de afstanden waren bepaald, dus zijn hier
de onderzoekingen in twee tempo\'s verricht, terwijl voor de
orgelpgpen direct na aflezing van uitslag en druk de ver-
schildrempelwaarde was te berekenen.

In \'t eerste geval is dus do kans op fouten grooter.
Zeer waarschijnlijk is ook do uit de afstandswet afgeleide
formule niet goheel juist ton gevolge van de optredende
buiging en deze wet niot geldig voor zulke kleino afstanden
als waarvoor zij hier gebruikt is; eigenlijk spreekt dus
het verschil der uitkomsten der orgelpijp- en stemvork-
serio van zelf.

Ik noom daarom do resultaten der orgelpijpondorzoekingen
als juist aan cn wil nog wijzen op \'t geringe verschil, dat
dezo doen zien mot de cijfers van Wien, zooals do volgende
tabel duidelijk maakt.

Toonahoogto. Aantal trlllingon. UntorschiodsBchwolIo in %.

Wien. D O u n i k.

g 192 17.9

o 21378 22.5

c\' 266 16.4

e\' 320 17.6

\'a-

384 15.4

426V3 14.4

c\' 512 I3.i

-ocr page 142-

126

Toonshoogte.

Aantal trillingen.

Dntersch iedsschwelle

f

768

10.7

ê

1024

12.5

1536

11.2

c*

2048

8.5

9\'

3072

11.7

4096

10.7

9\'

6144

15.4

8192

19.2

9\'

12288

18.8

Brengen we daarom, \'t hierboven besprokene overwegend,
\'t resultaat van mgne onderzoekingen tot zgne meest be-
scheidene afmetingen terug en zien we dus af van de
absolute waarde der voor de Unterschiedsschwelle verkregen
cgfers, dan komen we tot de navolgende conclusies.

CONCLUSIES.

1°. Uit de resultaten der stemvorkproeven volgt, dat do
wet van W e b e r in \'t algemeen genomen, maar niet nauw-
keurig, geldig is voor de onderzochte middolstorko on zwakke
intensiteiten.

2®. Uit do uitkomsten dor orgolpijpwaamomingon volgt,
dat. de gimstigste vorschildron^polwaarde wordt govonden
bij c* en dat vandaar uit \'t onderscheidingsvermogen voor
intcnsiteitsvorschillen naar do uiteinden vrij regelmatig
afneemt.

-ocr page 143-

STELLINGEN

-ocr page 144-

Y

•4

r-\'s-:;

-ocr page 145-

STELLINGEN.

I.

Plasmacclloninfiltratcn zijn niet puthognomoniscli voor
domontia paralytica.

II.

On» üono nuinisclio oj)güwckthoid van eonu katatoiiisoho
to ondorkcnnun, kan blocdsdrukbopaling zoor dienstig zijn.

III.

liij krampen in \'t gebied dor halsspieren is operatieve
behandeling ongeoorloofd.

IV.

Hot ais do „ziekte van Banti" bekond staande symptomen-
complex is geen zelfsUindig ziektebeeld.

-ocr page 146- -ocr page 147-

\'fi

M

-ocr page 148-

132
V.

Tuberculose is niet zoo frequent als meestal uit de
onderzoekingen van Naegoli en Schmorl wordt
afgeleid.

VI.

Wanneer bg stuitligging met ingedaaide stuit eene indi-
catie komt om den partus te terminoeren en het afhalen
van een voet niet gelukt, is eene voorzichtige poging om
het kind met de tang te extraheeren geoorloofd.

VIII.

Voor de difierentiaal diagnose tusschen niet voretlerde
tubair zwangerschap en pyosalpinx is hot al of niot aanwezig
zgn van leucocytose oen bruikbaar hulpmiddel.

VIII.

Bij do bestrijding der vonerische ziekten dient hot
reglementatiesystoem verlaten te worden.

IX.

Tor bepaling van roactiotijdon bij pathologische toestanden
verdient do graphische methode do voorkeur boven den
chronoscoop van H i p p.

-ocr page 149-

133

X.

Plasmaccllon zijn van haomatogonon oorsprong.

XI

Voor do vorming van do ascylindors on van do pcriphore
zonuwtakkon zijn dc z. g. cellen van S c h w a n n van
geheel geen beteekenis.

XII.

Bij congenitale heupluxatie dient men, zoolang hot immo-
bih\'seerond gipsverband aanligt, alle loopoefeningen to
vermijden.

XIII

Aanwending van pneumococcenserum bij ulous sorpons
verdient aanbeveling.

XIV.

De diplococcus intracollularis van W o i o h s e 1 b a u m
is do verwekker van do meningitis corobro-spinalis opi-
demica.

-ocr page 150-

V"

\'. s

\' t \' A\'

■\'O \' \'.t <

■ \' ■ ^^ ."\'j. \' •• \' .

V\',

■i, \'

: j -

» w?* , ■ *

«iTi

• » . 9 ■ -

"f.

•II \'

■ ;>

>v.\';

-ocr page 151-
-ocr page 152- -ocr page 153- -ocr page 154-