-ocr page 1-

WETTELIJKE REGELING
DER \' BESTRIJDING • YAN

BESMETTELIJKE ZIEKTEN.

i V\' .\'

H. WALLER.

S \' V

[•, ■ , t ■ , :
■ I . ■\' /

kV

^ rif

-ocr page 2-

A \'

Vi-

r

■ïf-.\'

■ÉT.--

à V .• * -

t?

-Î,

\'t

.J

y . \\

■ \'. . ï« \'

i."

Jt

\'XVi\'-\'. -V.

- \' v, \' . \'\')".;. • >- -. . i \'

-ocr page 3-
-ocr page 4- -ocr page 5-

WETTELIJKE REGELING DER BESTRIJ-
DING VAN BESMETTELIJKE ZIEKTEN.

, f-

I

-ocr page 6-

Jj

-ocr page 7-

WETTELIJKE REGELING DER BESTRIJ-
DING VAN BESMETTELIJKE ZIEKTEN

proefschrift ter verkrijging van den
grivad van doctor in de geneeskunde
aan de rijksuniversiteit te utrecht
na machtiging van den rector magni-
ficus dr. f. a. f. c went hooglekraar
in de faculteit der wis- en natuur-
kunde volgens besluit van den senaat
der universiteit tegen de bedenkin-
gen van de faculteit der genees-
kunde te verdedigen op donderdag
21 juni 1906 te 4 uur door.......

HERMAN WALLER

arts gehoren te koudekerk a/d. rijn

-ocr page 8-

1

mrmn arnJnr^imm Dim ^ j

.. : ■\'\'"T •\'- y\' \'- \' • . - > \' . .

■ï 1

, ï;.1:::^--.\'". . .. \'i, .t. \' > . -

1

..-■Vi\'-:

>

!i

\' J

,■1J

y

\'■Î 2 J J À W AM>) "ï H

\'.e

î\'.iv;. ■ ■

- ; \' -V

Hr

-i

\'S-\':

4 - .

♦\'M,
.. ^ 1

1 

-ocr page 9-

Bi) het voltooien mn dit geschrift een woord vnn
dank aan U, Hoogleer aren, Lectoren en Adsistenten der
Medische en der Philosophische faculteit, voor hetgeen ik uit
uwe lessen, wier waarde ik reeds gedurende eenige jaren
in de praktijk kon beseffen, heb mogen heren.

In het hijzonder is het mij een behoefte jegens U,
Hooggeleerde EYKMAN, Hooggeachte Promotor, mijn
dank uit te spreken voor uwe bereidwilligheid cn hulp-
vaardigheid, waanïoor dc bewerking ran deze dissertatie,
ver van de Alma Mater af, mij mogelijk werd gemaakt.

Groedc, Juni 1906.

-ocr page 10-

m

•Al

SC- ■

fti.

-ocr page 11-

INHOUD.

BU.

Inleiding...................................... 1

HOOFDSTUK I.
Df in Nedfi-Iatul yeldende treflen ter bestrijding ran besmettelijke
ziekten en de Sanitaire Conrenfiën getoetst iian de rerslngen
van het Geneeskmulig Staatstoezicht.

§ 1. Do Epideniiowet.............................. 12

§ 2. Quarantainewet.............................. 31

§ 3. Wet, houdcndu buitengowonc niaatregolon bij sommige bcHmot-

lelijke ziokton............................... 30

§ 4. Overzicht der sanitairo oonforontien on der daar getroffen

tracialon .................................. 41

HOOFDSTUK II.
Kenige in het buitenlatul geldenile tcetten ter hextripiing ran
besmettelijke ziekten.

S 1. Fransche wol van 1822 on van 1002 ................. 53

§ 2. Duitschlantl en Pruison......................... 07

§ 8. Engolsoho wPt. Public Hoalth Act.................. 88

HOOFDSTUK III.
Epidemiewei vergeleken met de rertehiUemle in*i)ecUur»-onitrtr})en
en die rantcege de Ntderl. .Mij. ter Iterordering der
geneenkuntt; Concliuvfn hieniit getrokken.
S 1. GoAchicdenis dor verKchillondo wotnontworpen, indooling dor atof W)

«i 2. Ilovoogtilieid................................108

S 3. Op to nomon ziokton, uitbreiding door do Kroon; difforontiatio

dor niiuitrogolon..............................122

S 4. Aangifto ...................................IKV

S 5. Imdooron..................................171

^ 0. Scholon, frtbriokon, workpI(U»(j*on...................180

S 7. Vervoer van ziokon on van lyken; b<<graven............202

« 8. OnlHmolton ................................20»

% 1». Vorvoer van boKmotto vo«)rwor|»on..................210

§ 10. Aolitolo«i«lioid. VorlhMl van to npuwon............. .. 21H

S 11. ............................................221

S 12. .............................................223

h 13. Uuitongowono mantrogolen.......................233

<f, 14. IJinnentrcHlun van woningen, v«»>t4lelling van verordeningen,

HlrAfbi>palinKen ..............................

Slotopmerking...............................

Stollingen..................................

-ocr page 12-

• IsÏÏLW\' ■

-ocr page 13-

INLEIDING.

ANNEER mon zich ann oon bespreking over de
wetgeving op bosmottolijko ziekten gaat wagen,
ia alloroorst noodig, dat men zicli bowust zij, wat onder
bosmottoHjko ziekte verstaan moot worden,

In do discussie, gevoerd tusschen Prof. Fokker en
do connnissio, dio in 1005, na opdracht van do ver-
gadering dor NedoHandscho Maatschappij tot Bevorde-
ring dor Oonooskunst, oon rapport over ovontuoolo
iiorzioning van do Wet op bosmottolijko ziekten samou-
stoldo, werd door haar do volgende dofinitio gogovon:
„Bosmottolijko ziekte is oen door bacteriën of andor
organisme vorooraiakto ziokto, waarvan do kiemen zich
in hot licluuun oonor dioi-soort vormoordoron, hot daarna
in lovonsvatbaron vorm vorlaton on andoro individuün
dior Hoort weer ziok maken".

Niot juist is hot m. i., zich nu al gohool op bacte-
riologisch aUindpunt to plaatsen. Van oon mmt^U orkcnd
boHniottclijko ziekten, mot namo do acute o.\\anthomon,
is do bactoriologio nog ton oononmalo onbekend; wij
mogen dus niot als vaststaand aannemon, dat ook daar
bacteriën of andoro organismen do ziokto veroorzukon,
noc.h or konmorkond voor zijn; wij kunnen hoogstens,

l

-ocr page 14-

naar analogie met andere besmettelijke ziekten, daaraan
gelooven. - Echter is ook bacteriologisch de definitie
niet juist, 1°. omdat sommige ziektekiemen, zooals de
Typhusbacil, zich zeer waarschijnlijk ook buiten het
lichaam vermeerderen en 2°. omdat de besmetting
niet alleen van individu op individu eener zelfde soort
overgaat, maar wel degelijk, zooals bij Pest, van één
soort. Rat, op een andere soort, Mensch, of bij Tuber-
culose, waar bijvoorbeeld de soort Homo door de soort
Bos kan worden besmet.

Do definitie zou moeten luiden: besmettelijke
ziekte is een ziekte, die* van individu op
individu middellijk of onmiddellijk overgaat.

Practisch doet de vraag hier niet zooveel ter zake,
omdat de wetgever bepaalt, tegen welke besmettelijke
ziekten wordt opgetreden; wij krijgen dan zoodoende een
categorie van wettelijk besmettelijke ziekten.

Het woord epidemie geeft ook veel verwarring: viuik
wordt er van epidemische ziekten gesproken, alsof deze
een bepaalde soort van ziekten waren en alsof niet elke
besmettelijke ziekte onder meestal- onbekende voorwmu--
den ci)idomisch kan worden.

Eon voorbeeld van zulke begripsvcr^varring geeft
Dr. Bruinsma in Vragen des Tijds 1891, dl. I. pg. Ki.
„Het woord epidemie hooft oon algemeono on voor elk
vorsUianbare, goed omschreven botookonis; hot is o]>-
gonomen in do woordenlijst van Do Vries en To Winkel,
het wordt in de memorie van toelichting op hot wots-
ontwerp van Do Savornin Lohman herlumldelijk ge-
bezigd; er is dus geen reden, wjiarom hot niet hot
dubbelzinnige besmettelijke ziokto zou vervangen. Dat
dubbelzinnige is dan ook voor iedoron leek duidelijk,

-ocr page 15-

— ii —

wanneer men nagaat, dat b.v. Syphilis en Typhus beide
gelijkelijk besmettelijke ziekte genoemd worden, terwijl
toch de aard en do voortplanting hemelsbreed verschillen",
zegt de schrijver. Maar spreekt men dus volgens Dr.
Bruinsma van epidemischo ziekten, bijvoorbeeld Pest en
Cholera, dan verschilt toch ook van die do aard en voort-
planting wel hemelsbreed on bovendien kan ook Syphilis
wol epidemisch voorkomen.

Niot beter maakt do Commissie van 1908 hot, dio on-
derscheid maakt tusschen infectie-ziekten en besmettelijke
ziekten; infectie-ziekten omvatten volgens haar meer: „niet
allo infectie-ziekten zijn besmettelijk in den waren zin dos
woords; oon lijder aan Trichinosis levert in hot geheel
geen gevaar op voor een ander; bij een lijder aan Lyssa
humana is dat govjuir weinig meer dan donkbooldig".
Strünipell vermeldt echter, dat varkens ziek kunnen
worden door monschelijko uitwerpselen, waarin darm-
trichinon voorkomen, en hoewel nu een dergelijk trans-
port bij menschon nooit schijnt to zijn geconstateerd,
zou toch nog niet ton oencmnalo do onmogelijkheid
mogon worden aangenomen.

Infectie wil zoggen besmetting; ik kan mij geen be-
Hmottolijko ziekte zonder besmotting dojiken, al komt do
l)esmottclijkheid voor anderen van dezelfde soort niet
altijd juin don dag. Waren wij Kaïmibalon, dan zou nie-
mand aan do besmottolijklioid van Trichinoso twijfelen
— ook van mensch op monsch.

Hot spraakgebruik hoeft aan do woorden besmettelijk
on infectie oon ietwat beperkte betoekenis gegovon. Van
büsmottelijk 8i)reekt het pui)liok in dio gevallen, waarin
do besmotting evident is; infectie w»)rdt door gonoeskun-
<ligen vooral daar gobruikt, waar men meent, dat do l)o-

-ocr page 16-

smetting niet gemakkelijk wordt overgebracht, waar
daarvoor een speciaal contact, meest een verwonding,
noodig is.

Epidemie, over het volk verspreid, is, in tegenstel-
ling met wat -Dr. Bruinsma daarvan zegt, geenszins een
goed omschreven begrip, er bestaat geen criterium om
die verspreiding te bepalen.

Sommige ziekten toonen, door haar grootere besmet-
telijkheid, meer neiging om zich te verspreiden; om
haar, dus bijvoorbeeld Cholera, epidemische Ziekten te
noemen, in tegenstelling met andere besmettelijke ziek-
ten, die het niet zoo gemakkelijk plegen to doen, heeft
echter geen zin, omdat door veranderde omstandig-
heden van allerlei aard die neiging wordt vermin-
derd of vermeerderd. Bovendien behoeft men volstrekt
niet enkel voor bosmottolijko ziekten het epidemie-begrip
te behouden; ook niot-bosmettolijke ziekten, bijvoorbeeld
tandcaries, komen hier te lande voortdurend opidomisch
voor — zijn m. a. w. volksziekten.

Prof. Fokker spreekt van niot-bosmettolijke infectie-
ziekten en noemt als voorbeeld -Totunjs; toch zoudo
ik mij niot gaarne zonder voorzorgen mot dezelfde naald
doen injicieeron, waarmede eon lijder aan TeUuuis is be-
handeld. Do ziekte is besmettelijk, al is dimrvoor oon
bijzondere wijze van contact noodig, zoodat do besmet-
ting wol zelden voorkomt. Dat Prof. Fokker geen dui-
delijk begrip van bosmottelijkheid heeft, erkent hij
zelf, immers „contagiositoit is niot bewezen noch bewijs-
biuir". Het schijnt bij hem dus eon mystiek begrip
te zijn.

Heeft men eens do bosmottelijkheid van oen ;umt,\'il
ziekten erkend, dan blijft natuurlijk do vnuig of het

-ocr page 17-

gevaar voor besmetting bij ieder dier ziekten zoodanig
is, dat de overheid moet ingrijpen, en of de ernst der
ziekte zulk een ingrijpen wettigt.

Monod (La Santé publique) verdiept zich in de vraag
naar de wettigheid van een sanitaire wetgeving. „Mag
men iemand, ondanks zich zeiven, redden? Is dit geen
inbreuk op de persoonlijke vrijheid?" Het komt mij
nauwelijks nuttig voor, zich in dergelijke bospiegehngen
te verdiepen, het feit immers, dat in alle landen der-
gelijke wetten worden gegeven, toont haar goed recht
van bestaan voldoende aan.

Welke zijn dan de maatregelen, die kunnen genomen
worden tegen de besmettelijke ziekten?

Twee wogen staan open: do innnvmiseering tegen
do ziekten, en do beperking van eenmaal uitgebroken
ziükton, binnen zoo eng mogelijke grenzen.

De moeder dor moderne hygieno, de Cholera, heeft
geleerd, èn door haar optreden, èn later door haar weg-
blijven, dat do verbetering der hygienische toestanden
veel vermag. Ik kan mij niet begrijpen, waarom Prof.
Fokker steeds den bacteriologen verwijt, dat zij besmot-
telijko ziekten alleen met bacillenjacht willen bestrijden.
Du bacteriologie is oen belangrijk onderdeel der hygieno;
do loer der waterver/orging en bodemverontreiniging
zou zonder bacteriologie niot zijn geworden, wat zij is
on bovendien, er is nog wel door geen hygiënist ooit
büwcerd, dat isoleoring on desinfectie, bacillenjacht dus,
voldoende zouden zijn, om besmottolijko ziekten to doen
verdwijnen.

Hot 7,00 veelvuldig voorkomen van latento besmot-
ting, bewijst juist do grooto waardo van hot persoon-
lijke woorsUmdsvermogen en niot, zooal.s IVof. Fokker

-ocr page 18-

het voorstelt, de onschadelijkheid van de bacteriën.

Het zal dus juist een eerste vereischte wezen, het
weerstandsveiinogen der bevolking te verhoogen, zoo-
wel de algemeene onvatbaarheid, als de speciëele onvat-
baarheid tegen eene bepaalde ziekte. Het laatste, waarvan
nog slechts één geval, de iminuniseering tegen Pokken,
voor wettelijke regehng in aanmerking komt, vindt ten
onrechte thans plaats in de Wet op de besmettelijke
ziekten, het eerste wordt geregeld, er is althans een be-
gin van regeling, bij de Gezondheidswet en Woningwet.

Ons interesseeren hier de maatregelen, te nemen ter
beperking van eenmaal uitgebroken besmettelijke ziek-
ten. Het meest afdoende zou zijn, de verwekkers der
ziekte onschadelijk te maken, desinfectie, bacillenjacht,
als men zich op zuiver bacteriologisch standpunt plaatst,
dus a outrance. Dat is echter niet ten volle mogelijk.
Hij, die de meeste besmetting verspreidt, de zieke, is
niet te ontsmetten. Behalve desinfectie moet dus het
contact met de besmette personen of de besmette voor-
werpen worden vermeden of zooveel doenlijk beperkt.

Isoleering van zieken en vcydachten, beperkingen
van hel verkeer en van het vervoer van besmette voor-
werpen zijn do aangewezen maatrogelon, dio dan ook
in elke wetgeving hun plaats vindon.

Hoe meer do kennis van do wijze van besmetting
en van do wegen, waarlangs die geschiedt, zich uit-
l)reidt, des to meer ziot mon in, hoo moeilijk on inge-
wikkeld hot wordt, goede voorschriften to govon tor
voorkoming of beperking van dio besmetting, zonder
dat daardoor andoro, moestd oocononn\'scho belangen
wordon geschaad.

De wet van 4 Doe. 1872 (Stbl. 134) „tot voorziening

-ocr page 19-

tegen besmettelijke ziekten" dateert uit een tijd, toen
onze kennis van do aetiologie dier ziekten nog zeer
gebrekkig was. Herhaaldelijk werd zij gewijzigd, zonder dat
zoodoende ooit iets beters tot stand kwam of kon ko-
men dan lapwerk. Dat een algeheele herziening noodig
is, blijkt uit do vele wetsontwerpen, die sinds 1889 al
zijn voorgesteld (zie in hoofdstuk Hl § 1 nadere bijzon-
derheden). Actueel is die herziening, nu niet alleen
bij de Maatschappij tot bevordering der Geneeskunst,
maar ook bij den Centralen Gezondheidsraad ontwerpen
in bewerking zijn.

Het kan dus zeer zeker do moeite waard geacht
worden, de nu van kracht zijnde zoogenaamde Epide-
niiewet eens te vergelijken met de voorgestelde ont-
worpen, met enkele buitonlandscho wetgevingen van recon-
ten datum en met hetgeen daaromtrent in de veralagen
van hot Geneeskundig Staatstoezicht, later Staatstoezicht
op de Volksgezondheid, zoomede hier en daar in do
literatiuir is opgemerkt.

Van do buitenlandscho wetgevingen komon dan in
de eerste plaats do Franscho on Duilscho in aanmer-
king, als zijndo van den jongston tijd, terwijl ook do
Engolscho wet in oogonschouw diont to worden genomen,
omdat die zoo vjuik wordt geprezen. Aan ieder dezer
drie zal een afzonderlijko paragraaf worden gewijd. De
andere landen zijn niet in het bezit van zulke recento
wetgevingen als Frankrijk en Duitschland. Toch zullen
vele hunner bepalingen, vooral daar, waar gesproken
wordt over do Tuberculoso-kwestio, worden aangehaald.
Do Zwitsersche wet dateert bijv. van 2 .luni 188(1,
do Belgische van 18 Juli \'81, do Ilongmirsche van 8
April 187ö enz. Veelal, zoo in Belgiü en Hongarije,

-ocr page 20-

- 8 -

worden haar tekortkomingen door ministerieele beshii-
ten en door de Sanitaire Tractaten gecorrigeerd. Als
modellen van wetgeving kunnen zij echter niet gelden.

Een historisch overzicht van de regeling van den
openbaren gezondheidsdienst in Nederland en van de
totstandkoming van de Epidemiewet gaf Mr. A. C.
Vreede reeds in zijn werk „Ziektenwetgeving staats-
rechterlijk beschouwd" (diss. Leiden 1899). Vóór 1865
was die regeling gebrekkig, niet alleen, omdat slecht
werd onderscheiden tusschen „Medicinalwesen" en „Sani-
tätswesen", maar ook, omdat de gegeven voorschriften
eenvoudig niet werden nagekomen. Mr. Vreede geeft
een eenigszins afwijkende indeeling van het Medicinal-
of Heilwesen en het Gesundheitswesen dan oorspronke-
lijk door Von Stein in zijn „Verwaltungslehre" was
gedaan. Mij houdend aan Mr. Vreede\'s definitie, omvat
het Medicinalwesen de ziekte, hare genezing en al wat
daarmede verband houdt. De wettelijke regeling van
deze materie geschiedt o. a. door de wet van 1 Juni
1865 (S. 60) regelende de uitoefening dor geneeskunst.

Het Gesundheitswesen omvat (Ie organisatie, d. i. het
Gesundheitsamt, on het samenstel van regelen on voor-
schriften, (1. i. hot Sanitiltsweson. Daaronder ressorteert
m.a.w. alles, wat verband houdt mot do zorg voor do
volksgezondheid. Do Epidemiewet behoort dus tot hot
Sanitiltsweson. De scheiding is echter niet steeds door
to voeren. Mr. Vroede maakt dezelfde opmerking, om-
dat beide, het Gosundhoitsiunt on het Sanitilt.swoson,
nauw verband mot elkander houden.

Ik zou or aan too willen voegen, dat ook tu.sschon
Medicinalwesen on Gesundheitswesen min of moor nauw
verband blijkt to best^ian. Het artikel (J der wet van

-ocr page 21-

1 Juni \'65, dat later ook nog ter sprake zal komen en
waarbij wordt bepaald, dat de geneeskundigen aan den
Inspecteur hunner provincie en aan Burgemeester en
Wethouders hunner gemeente kennis moeten geven van
het voorkomen van eene de volksgezondheid bedrei-
gende ziekte, toont aan, dat die overgang, althans in do
Nederlandsche wetgeving, bestaat. Die bepaling is toch
bijna uitsluitend ten dienste van het Gesundheitswesen
gegeven.

Mr. Vroede geeft een aantal statistieken, waaruit
de werking der Epidemiewet zou zijn to beoordeolon,
alhoewel ook hij waarschuwt tegen te haastige con-
clusiën.

Niet onbelangrijk schijnen de cijfers der statistiek
over besmettelijke ziekten to worden geïnfluenceerd
door het doon van minder juiste aangifte, zoowel van
ziekte als van doodsooiv^k; later vintl ik gelegenheid
hier nader op terug to komen. Dan ook is do alge-
meene sterfte in den laatsten tijd afnemende, men
mag dus mot dio conclusiün wol zeer voorzichtig zijn.
Eén gevolgtrekking i^an men wel uit de statistiek maken,
zonder gevaar zich to vergissen, en dat is dezo: dat
hot grooto aantal storfgovallon aan besmettelijke en
dus vermijdbare ziekten een ingrijpen met alle beschik-
bare middelen wettigt. Hot is mot dio bedoeling, dat
ik dü navolgende opgavo een i)laats meen to moeten
inruimen. Zij betreft do sterfte in Nederland aan eenigo
tier voorniwunslo acute besmottolijko ziekten over de
.jaren 1875-1005, verdeeld in tijdvakken van 5 jaar.
Ter vergelijking is de totale sterfte daarbij vermeld.

-ocr page 22-

10

Absolute sterfte aan enkele besmettelijke ziekten en totale
sterfte in Nederland.

Jaren:

75-80

\'80-85

\'85-90

\'90-95

\'95-1900

\'00-05

Typhus

5653

4183

2987

2983

2536

2407

Pokken

353

1042

132

879

121

84

Roodvonk

1568

2430

2844

754

842

542

Mazelen

5000

6228

7508

5589

3490

8945

Croup en
Diphtherio

5703

7145

9656

7788

4227

3802

Kinkhoest

6561

7296

7390

7203

6951

5713

Totale sterfte

492622

492997

493573

500933

468317

446393

Hoowol ik in dit geschrift niet uitvoerig zal ingaan
op de regeling der koston-kwestio, dio m.i. meer ligt
op staathuishoudkundig gebied, eon gebied, dat des
ondanks bij een bespreking van wettelijke maatregelen
toch wel eens betreden zal moeten wordon, ook door
do in dit opzicht minder bevoogde gonee.skundigen,
moot or hier toch op wordon gewezen, dat hot bestrij-
den van besmettelijke ziekten moot zijn oen rijkszaak,
liceds omdat do kosten aan eon dooltroffondo regeling
dezer materie verbonden, to zwaar zullen zijn, vooral
voor kleinere gemeenten, iets wat uit do verslagen van
hot Geneeskundig Stmitstoezicht herhaaldelijk blijkt, mimr
ook nog om oon andoro redon. Hot is toch stellig oon
zaak van algemeen belang, zorg to dragon, dat zich niot
hier of daar een brandpunt van besmetting ontwikkelo,
van waar uit het geheele rijk kan worden geïnfêctoerd.

Mon moet dus niet, gelijk ook in Frankrijk on Engeland,
aan plaatselijke besturen opdragen of overlaten, maat-

-ocr page 23-

- 11 -

regelen vast te stellen, maar wel zooals in Duitschland
en Pruisen geschiedt, een univorseele regehng voor het
geheele land vaststellen.

Alleen wanneer een algemeene regehng, een centraal
gezag, de bestrijding ter hand neemt, kunnen snelle en
doeltreffende maatregelen getroffen worden, om de
uitbreiding van een brandpunt van besmetting to be-
perken of to voorkomen.

Dit sluit in zich, dat ook locaal voldoend toezicht
wordt gehouden op het ontstaan van brandpunten; men
behoort dus to organiseeren een centraal toezicht met
locale organen.

Vandaar dat in dit geschrift als leidende ge-
dachte is genomen, dat de bestrijding van besmettelijke
ziekten door wettelijke maatregelen moet zijn een sUuits-
zjiak mot rijksambtenaren en inrichtingen op staat«-
koston.

-ocr page 24-

HOOFDSTUK 1.

De in Nederland geldende wetten ter bestryding van
besmettelyke ziekten en de Sanitaire Conven-
tiën getoetst aan de verslagen van het
Geneeskundig Staatstoezicht.

§ 1. De Epidemiewet.

QM ons te beschermen tegen besmettelijke ziekten zijn
er op hot oogenblik in Nederland drie wetten van
kracht: de Epidemiewet, do Wet houdende buitenge-
wone maatregelen tot afwending van eenigo besmette-
lijke ziekten en do Quarantainewot. De eorsto beoogt do
bestrijding van besmettelijke ziekten binnenslands, do
tweedo zorgt djmrbij ook voor do mogelijkheid tot hot
nemen van voorzorgsmaatregelen aan do grenzen, terwijl
de derde speciaal to waken hoeft voor hot goviuir van hot
binnendringen van besmettelijke ziekten langs do zee-
wegen. Do quaranUunewet verschilt van do wet der
buitengewone mjuitrogelen vooral, doordat bij gene zeer
strikte bepalingen zijn gegeven, bij dezo do bevoegd-
heid tot hot nomen van maatregelen geheel jwn <lo
Kroon wordt overgelaten; de Ei)idemiewet houdt zoo-

-ocr page 25-

— la —.

wat den middenweg, alhoewel in deze veel aan
de autoriteiten, met name de gemeentelijke, wordt over-
gelaten.

Art. 6 der wet van \'65, in de inleiding reeds aan-
geduid, worde hier slechts aangestipt.

Ter uitvoering van deze wetten zijn verschillende
Koninklijke Besluiten uitgevaardigd, waarvan een aantal
te gelegener tijd ter sprake zullen komen.

Bovendien nam Nederland nog deel aan een aantal
sanitaire conferentiün, wier doel in hoofdzaak was, zoo-
danige sanitaire voorschriften uit te vaardigen, als zoo
min mogelijk belennnering aan het handels- on reizigers-
verkeer in den weg konden loggen. Ook deze komen
later tor sprake.

De Epidemiewet, Wet tot voorziening togen bosmot-
tolijko ziekten van 4 Dcc. 1872 (8 13-1), gewijzigd bij
wetten van 3 Dec. 1874 (S 188), 28 Maart \'77 (S 3(5)
15 April \'8(5 (S 64), 8 April M)3 (S 64), 21 .hili \'<.)\'.) (S 16(5)
on 21 .luni \'01 (S 157), voldoet niet moor, deels «mulat
zij te weinig omvattend is, deels omdat haro toepas-
sing to wonschon overlaat.

Pogingen om langs Htatistischon weg do werking,
hetzij goede of slechto, dor wet aan to toonen, mooten
fjilou; daar uit do onbetrouwbare cijfers van vóór \'72
goon conclusion getrokken mogon wordon. In oon ver-
slag van do Paediatrischo Vereeniging\') hieromtrent wor-
«Ion cijfers gogovon, wjmruit blijkt, dat hot absolute
gotid der gevallen van bosmottolijko ziekten is toege-
nomen, niimr voel waardo wordt daanmn niot gehecht.
(Zio ook Hoofdstuk III, invloed van slechto aangifte.)

\') Utrocht, J. L. noyi.rrt I80r>. C. f. ri\'fornnl in hot No«Iorl. Ty.lHchr.
V. Oon. 18%. «11. I png. 187.

-ocr page 26-

-- 14 -

Waar men dus geen wiskundige zekerheid kan
verkrijgen, zal men zich ook hier wederom met een
relatieve zekerheid moeten behelpen, dat wil zeggen,
op een indruk moeten afgaan.

Dezen indruk kan men op geen betere wijze verkrij-
gen, dan door de verslagen van het geneeskundig Staats-
toezicht na te lezen. Immers de ambtenaren, die dage-
lijks met de bepalingen der wet te doen hebben, zullen
het best in staat zijn, hare tekortkomingen te door-
gronden.

Het zal de bedoeling wezen in deze paragraaf
de wet vooral aan dien toetssteen te beproeven, terwijl
daarnaast het oordeel der praktizeerende geneesheeren
zal worden gegeven. (Zie ook Hoofdstuk IH de ontwer-
pen van de Nederl. Maatsch. tot bevordering der
geneeskunst.) Het blijkt dan, dat de ambtenaren aanvan-
kelijk met de wet waren ingenomen, een ingenomen-
heid die al vrij snel in het tegenovergestelde overgaat:
deels waren de bepalingen niet voldoende, deels ont-
braken een aantal voorschriften, anderdeels verslapte
de uitvoering allengs, terwijl in gommige gevallen
meer werd gedaan en moest gedaan worden, dan
waartoe de wet gelegenheid aanbood.

Er waren niet genoeg ziekten in de wet opgenomen.
In het verslag van het Geneeskundig Staatstoezicht van
\'79 b.v. beklagen zich de Inspecteurs, dat er geen voorschrif-
ten zijn om geneeskundigen te dwingen in geval van
Febris puerperalis, in hun praktyk voorgekomen, deze
voor eenigen tijd te staken; een maatregel, die door hen
dikwijls vrijwilhg werd toegepast, al dan niet op advies
van den Inspecteur, maar die bij het doordringen

-ocr page 27-

- 15 -

van antisepsis en asepsis hare actuahteit heeft verloren.

Zoo ook wordt bij een andere gelegenheid op de
wenschelijkheid gewezen om kinderen met Kinkhoest,
besmettelijk Hoofdzeer, Schm-ft en granuleuze oogont-
steking van de school te weren.

In het jaar \'84 werden de geneeskundigen bij circu-
laire aangemaand, er voor te zorgen, dat gevaar voor be-
smetting door teringlijders zooveel mogelijk worde beperkt.

In het verslag van 1900 werd gewezen op de
wenschelijkheid van maatregelen bij overlijden aan
Tuberculosis en zelfs aan Carcinoom. De besmettelijkheid
van Carcinoom heeft gelukkig de geneeskundige gemoe-
deren in Nederland nog niet verontrust; in een recent
artikel in het Tijdschrift van Geneeskunde geeft Prof.
Fokker daarvan een paar treffende staaltjes uit het
buitenland.

Echter zijn niet alle Inspecteurs het eens over het
nut van ontsmetting bij sterfgevallen aan Tuberculosis.
Sommigen willen die niet toegepast zien, daar do be-
smettingskans tijdens het leven voel grooter is, en
daartegen geen maatregelen genomen worden. „Men
schijnt na den dood zich te willen haasten om de
begane verzuimen weer goed te maken door een brand-
offer — dan zeker vrij nutteloos — ten koste van
den staat".

Over Lepra, een ziekte evenmin als de hooger ge-
noemde in de Epidemiewet voorkomende, spreken som-
mige verslagen. De wenschelijkheid van leprozeninrich-
tingen wordt overwogen. In andere jaren noemen de
verslagen epidemieën van besmettelijke Croupeuso Pneu-
monie^^ niet kan worden opgetreden. Waarom
1) Nederl. Tijdsclir. v. Gou. 1900. dl. I piig. 343.

-ocr page 28-

iè-

de Kroon in die gevallen niet van haar recht gebruik
maakte, om de bepalingen der wet tijdelijk ook voor die
ziekte van toepassing te verklaren, wordt niet vermeld.

Ook tegen Rubeola werden soms maatregelen ge-
wenscht, tenminste de verplichte aangifte, Ie omdat
zij dikwijls in Scarlatina overgaat, 2e omdat door het
stellen van de diagnose Rubeola in geval van Scarlatina de
wet gemakkelijk ontdoken kan worden. Beide motieven
komen mij niet juist voor, de overgang van Rubeola
in Scarlatina zal maar door enkelen worden aangenomen,
hoewel de onderscheiding der acute exanthemen, na
de ontdekking van de fourth disease, er niet gemak-
kelijker op is geworden. Over het ontduiken der wet
door het geven van een anderen, verkeerden naam dus,
zal ik later nog gelegenheid hebben te spreken. Van
het stellen van zulk een verkeerde diagnose geeft het
verslag van het Geneeskundig Staatstoezicht over 1902
een typisch staaltje.

In Oude Pekela kwam naar het oordeel van den
Inspecteur en andere artsen Typhus voor, in epidemische
uitbreiding. De gemeentegeneesheer verklaarde do
ziekte voor Febris Erysipelatosa, zijnde een bilieuse
en erysipelateuse ziekte, waarbij zich een febris inter-
mittens larvata en min of meer perniciosa voegde. Hij
was van zijn pernicieuse dwaling, noch door den Inspec-
teur, noch door een commissie van collega\'s af te bren-
gen. Het gevolg was, dat de ziekte niet in voldoende
mate bestreden kon worden; het gemeente-bestuur
weigerde een anderen geneesheer tijdelijk aan te stellen,
en voor elk ziektegeval een commissie te benoemen
om de diagnose te stellen, stuitte op bezwaren af;
iemand te vervolgen wegens het stellen van een ver-

-ocr page 29-

- 17 -

keerde diagnose is ook niet mogelijk, omdat niet wel
bewezen kan worden, dat een afwijkend oordeel een
verkeerd oordeel is.

Dezelfde kwestie kwam ter sprake in het verslag
van \'92 ten opzichte van Cholera asiatica en nostras,
daar onder de diagnose Cholera nostras later vele geval-
len van asiatica bleken te zijn doorgegaan.

Ook bestaat er een rechterlijke uitspraak in een
soortgelijke kwestie.

Door het kantongerecht No. 2 te Rotterdam werd bij
vonnis van 27 Maart 1903 (zie Paleis van Justitie 1903,
No. 257) een geneesheer vrijgesproken, die beschuldigd
was van het verzuimen der aangifte bij een geval van
Pokken. Ter terechtzitting beweerde hij, dat het Water-
pokken in hevige mate waren geweest; een getuige
geneesheer, die den patiënt eenige weken later had
onderzocht, meende dat het wel degelijk Variola waren
geweest, doch vijf andere deskundigen stelden den
beklaagde in het gelijk. De kantonrechter besliste dien-
overeenkomstig, dat niet bewezen was, dat de patiënt
aan Variola had geleden.

Waar geen wiskundige zekerheid omtrent de diag-
nose te verkrijgen is; en die bestaat ook met behulp
der bacteriologie nauwelijks in een geval, komt mij
voor, dat tegen het stellen van bewust of onbewust
verkeerde diagnose niet veel zal uit te richten zijn.

Verkeersbeperkingen werden gewenscht o.a. in de
verslagen van \'82 en \'88, toen telkens Pokken werden
geimporteerd, zoowel van uit Belgie naar Nederland, als
binnen het rijk van de eene plaats naar de andere.
Zoowel beperkingen van in- en doorvoer als van het

2

-ocr page 30-

- 18 -

verkeer met de zieken werden noodig geacht. Ook
voor Diphtherie werden dergelijke bepalingen gewenscht,
de wenschelijkheid bleek b.v., of had kunnen blijken,
bij een epidemie in 1892 te Weststellingwerf, waarvan
bewoners als marskramers het land rondtrokken.

Toezicht op melkslijterijen ware noodig geweest
toen een geval van Roodvonk-besmetting door melk
was voorgekomen.

Ook wenschte men den Burgemeester de bevoegd-
heid tot ontruiming van huizen te zien toegekend,
ten einde beter tot desinfectie te kunnen overgaan.

Administratieve gebreken kwamen al in \'78 aan
den dag; immers niet is bepaald, wanneer of door
wien een epidemie voor geëindigd moet worden verklaard;
in de praktijk wordt het gedaan door denzelf^en amb-
tenaar, die de ziekte epidemisch heeft verklaard, wat
nimmer aanleiding tot geschil schijnt gegeven te hebben.
Evenmin is voorgeschreven, welke autoriteit het kenmerk
moet verwijderen. Verder wezen de Inspecteurs op de
wenschelijkheid, dat de onderwijzers in kennis worden
gesteld met het voorkomen van voor hen belangrijke
ziektegevallen, ten einde huisgenooten van lijders uit
hun school te kunnen weren.

De medewerking van de Burgemeesters ontbrak soms,
omdat de gemeentebesturen geen gelden te hunner
beschikking wilden stellen. Mr.
Vreede weidt in zijne
dissertatie over deze kwestie uit en is van oordeel,
dat de gemeente-wet in deze gevallen voorziet.

Soms gaan de Inspectéurs met hun wonschen veel
te ver, bijv. waar zij Diphtherie-reconvalescenten van\'de
school zouden willen weren, totdat de bacillen niet
meer bij hen worden aangetroffen.

-ocr page 31-

— lö —

In 1892 kwam ook de wensclielijkheid van verplicht-
stelling der lijkopening ter sprake, toen zich een
geval van Lyssa had voorgedaan. De lijkopening werd
geweigerd, zoodat geen afdoende diagnose was te stellen.
Of dit nu juist bij een zoo weinig contagieuse ziekte
als Lyssa humana noodig is, betwijfel ik. De Duitsche
wetgever heeft wel in geval van zeer contagieuse ziekten
daarin voorzien. (Duitsche Rijkswet 1900, Art. 7).

Talloos zijn de klachten over slechte naleving der
voorschriften en onvoldoende medewerking. Met de vele
klachten omtrent de vaccinatie zal ik mij, om later te
vermelden redenen, niet bezig houden; zoowel aan de
bestaande regeling als aan het nakomen daarvan ont-
breekt intusschen veel.

De ontsmettingen hadden, altijd volgens de Inspec-
teurs, (in do jaren \'73 en \'74) buiten veel boter en
meer plaats dan in de steden. Voor wien met de toe-
standen op het platte land bekend is, klinkt dit niet
zeer waarschijnlijk.

Het nut der desinfectie moot toon overal zijn opge-
vallen. Hier on daar schijnt men echter in de meening
verkeerd to hebben, dat de wet alleen bij epidemiën
behoorde te worden toegepast.

In het verslag van \'86 heet het, dat de desinfectio
lang niet genoeg wordt toegepast, zij is sedert het in wer-
king treden van do wet er niet op vooruitgegaan. Veelal
werd aan een uitvoering der ontsmetting volgens het
regulatief van \'85 niet gedacht. Meestal werden veld-
wachters, nachtwachts of arbeiders, die soms door de
plaatselijke geneeskundigen zouden zijn ondorricht of

-ocr page 32-

- 20 -

geoefend, met de ontsmetting belast. Soms scheen het,
alsof de Bm^gemeester met het regulatief geheel
onbekend was en werd er bericht, dat de ontsmetting
met „carbolzuurwater" was geschied (verslag 86, blz.
854.) Desinfectieovens waren in vele provincies nog
nergens aanwezig.

In het verslag van 1892 treden voor het eerst
duidelijk klachten op omtrent de nalatigheid der auto-
riteiten in het algemeen, bijv. over de slechte wijze,
waarop het gemeentebestuur van Den Haag tijdens een
Typhusepidemie te Scheveningen de Epidemiewet had
gehandhaafd.

In Zuid-Holland werd bij het voorkomen van Roodvonk
zelden ontsmet, althans de Burgemeesters maakten er
zoowat nooit melding van. In 1895 waren in Den
Haag 602 besmette woningen ,terwijl van gemeente-
wege slechts 46 ontsmettingen plaats vonden; bij de
overige liet men het op de verklaring der geneeskun-
digen betreffende het geweken zijn der besmetting, aan-
komen. Hier past wellicht de vraag of die onvoldoende
ontsmetting ook niet zeer dikwijls- te wijten is aan
nalatigheid der geneesheeren. Waar zij hun invloed
doen gelden, zal een ontsmetting zelden worden gewei-
gerd. Toch blijft daarbij de steun van wege de over-
heid zeer zeker gewenscht. Over Den Haag wordt
overigens in bijna elk verslag geklaagd.

Soms melden de Inspecteurs, dat zij de wijze van
ontsmetting, zooals die meerendeels gevolgd wordt,
onvoldoende achten, terwijl zij bovendien zelden schijnt
te worden toegepast. Verbetering is alleen te wachten
van een voor het geheele rijk geldenden ontsmettings-
dienst. Ook in Utrecht werd bij het heerschen van

-ocr page 33-

---- 21 -

Typhus zelden ontsmet; in het algemeen is de ont-
smetting, uitgezonderd in enkele groote gemeenten,
gebrekkig.

Art. 5 der Epidemiewet heeft nog al eens aanlei-
ding tot verschil gegeven.

De Burgemeester is bevoegd, besmette of van be-
smetting verdachte voorwerpen ton koste van de ge-
meente te doen ontsmetten, of na voorafgaande ont-
eigening te doen vernietigen.

Art. 70, 71 en 72 van do wet van 28 Aug. 1851
(Stbl. 125) zijn op deze onteigening toepasselijk.

In hoofdzaak is de regeling dezo, dat de ge-
meente de ontsmetting bekostigt, het rijk de ontei-
gening. Nu kwam het meennalen voor, dat al te spoedig
tot onteigening werd overgegaan, ook in die gevallen
waar ontsmetting zeer goed mogelijk was. De schriftelijke
verklaring van een geneeskundige, dat de onteigening
noodzakelijk is, die volgens hetzelfde artikel 5 wordt
vereischt, schijnt dus nog al gemakkelijk verkrijgbaar
te wezen.

Echter deed zich nog een andore kwestie voor:
mag ook in een geval van besmettelijke ziekte,
niet in de wet vermeld, onteigening plaats hebben?
Art. 69 der wet van \'51 bepaalt, dat onteigening ter
afwering van een gevreesde of tot stuiten van een
aanwezige besmetting plaats heeft volgens een Konink-
lijk Besluit, verklarende, dat daarvoor genoegzame roden
bestaat. Wanneer echter het gevaar slechts voor eene
provincie in het bijzonder to duchten is, kan dio
verklaring ook bij besluit van Gedeputeerde Staten
geschieden. In zeer dringende gevallen kunnen de

-ocr page 34-

  22 --

gemeentebesturen hiertoe overgaan, mits van hun besluit
binnen tweemaal vierentwintig uren aan Gedeputeerde
Staten kennisgevende.

Onteigening was alzoo volgens deze wet, bij niet bepaald
aangewezen besmettelijke ziekten, langs omslachtigen weg,
tenzij zeer dringende gevallen zich voordeden, mogelijk.
In 1872 werd bij de Epidemiewet voor een aantal ziekten
een kortoren weg daarvoor aangewezen. Juridisch blijft
dan de vraag, of na \'72, voor andere dan in de Epide-
miewet opgenomen ziekten, de omslachtige weg tot ontei-
gening open blijft. Vele besturen waren van meening, dat
dit inderdaad zoo was, en vooral in de Noordelijke
provinciën werd bij Tuberculose soms op ruime schaal
onteigend, totdat een tweetal circulaires van den Minister
van Binnenlandsche Zaken daaraan een eind maakte.

Een circulaire van 3 Juli 1902, littera A., afd. B.B.
betreffende onteigening in geval van Art 69 der wet
van 28 Aug. \'51 (Stbl. 125) (Bijvoégsel van het Stbl.
1903, No. 289, bl. 448) meldt aan Gedeputeerde Staten,
dat bij andere, dan in de Epidemiewet genoemde ziekten,
de zorg voor de volksgezondheid ^ een ingrijpen op
staanden voet, als het lid van art. 69 der onteige-
ningswet bedoelt, niet noodzakelijk kan maken; mits-
dien zullen slechts dan de declaratien wegens onteige-
ning ex art. 69 worden verevend, indien het besluit
tot onteigening door Gedeputeerde Staten is genomen.

De Gemeentebesturen mochten dus nimmer tot
zulk een maatregel overgaan, omdat alleen bij ziekten,
in de Epidemiewet genoemd, dringende omstandigheden
in aanmerking kunnen komen.

De tweede missive van den Minister van 16 Febr.
1903, No, 902^3, afd. B.B., betreffende art. 69 der ontei-

-ocr page 35-

- 23 -

geningswet (Bijvoegsel Stbl. 1903, No. 91, bi. 171)
preciseert nog nader en geeft te kennen, dat alleen in
gevallen van nieuwe ziekten, (hetzij, dat die vroeger niet
voorkwamen of dat men niet aan de mogelijkheid dacht,
dat die ons land zouden bezoeken), „dus niot van Tuber-
culose", art. 69 van de onteigeningswet, kon worden
toegepast.

De Minister motiveert dit onder verwijzing naar
het laatste lid van art. 1 der Epidemiewet: „eon alge-
meene maatregel van inwendig bestuur kan deze wet
ook voor andere ziekten toepasselijk verklaren". Dit
zou volgens den Minister juist gelden voor de in 1872 reeds
bekende ziekten, wier opname toen niet wenschelijk scheen.

Indien dus bijv. bij Tuberculose ontsmet zal worden,
dan zal dat door de Kroon worden bepaald en niet
door andere autoriteiten.

De zin van beide circulaires is dus, dat alleen in
geval van „nieuwe ziekten," uitsluitend door Gedepu-
teerde Staten, in den geest van de wet van \'51 mag
wordon onteigend.

De motiveering van den Minister komt mij niet geluk-
kig voor. Of er voor een onderscheiding in oude en nieuwe
ziekten voldoende grond bestaat, mag betwijfeld worden,
althans uit de geschiedenis van de totstandkoming der Wet
blijkt zoo iets niet. Ook de praktijk heeft zich aan
deze onderscheiding niet gestoord, getuige hot Konink-
lijk Besluit aangaande de van toepassing verklaring der
bepalingen van de Epidemiewet ingeval van „een
nieuwe ziekte", de Meningitis cerebrospinalis epidemica
(zie ook, bijlage Handehngen St. G. 1870—71, No. 143,
\'71—\'72, No. 5, \'72—\'73, No. 54).

Nog een drietal vroegere missives dienen te worden

-ocr page 36-

- 24 -----

vermeld, om de onzekerheid op dit gebied aan te
toonen. Die van 1873 (Weekbl. Burgerl. Administr.
1873, No. 1331), volgens welke art. 69 van de wet
van 1851 van kracht blijft en alleen bij de in dc
Epidemiewet opgenomen ziekten door art. 5 dezer wet
wordt vervangen.

Die van April 1874 (Luttenberg 1874, blz. 48),
welke alleen zegt dat art. 69 niet meer geldt voor de
ziekten in de Epidemie-wet genoemd, echter in het
midden laat of bij andere besmettelijke ziekten ont-
eigening mag geschieden.

Die van Dec. 1884 (Weekbl. Burgerl. Administr.
1884, No. 1837) volgens welke art. 69 van de wet
van 1851 geheel is vervallen door de latere regeling
in de Epidemiewet.

Een ware staalkaart alzoo van meeningen.

Inrichtingen tot afzondering en verpleging (art. 7
der Epidemiewet) kwamen schaars tot stand; indien
die niet overal bestaan, werd opgemerkt, zullen de be-
palingen omtrent kenmerk en schoolverbod voel bezwa-
render blijken te zijn; bestaat immers die gelegenheid,
dan kunnen door ontsmetting het kenmerk en het
schoolverbod worden opgeheven.

De lijkenhuisjes waren meestal aanwezig; moor
wordt geklaagd over ontbreken van \'ziekenhuizen.
In \'86 brak te Winschoten een epidemie van Typlius
uit, door een ingevoerd geval ontstaan; had men een
barak gehad, dan had dit kunnen worden voorkomen.
In \'92 was er Vloktyphus in Katwijk, Urk en Schevenin-
gen en moest er weer eens met klem worden aangedron-
gen op het hebben van vaste of verplaatsbare barakken.

-ocr page 37-

  25 -------

In het algemeen wordt veelal ook geklaagd over
onvoldoende en zeer onvoldoende inrichting van aan-
wezige gelegenheden tot afzondering van zieken. Meestal
ontbreekt bovendien verplegingspersoneel ten eenenmale.

Hoe men zich nog al eens moet behelpen, blijkt
uit eene mededeeling omtrent een tweetal Pokkengevallen
in Stratum. Do lijders werden geïsoleerd in het daarvoor,
zoo goed en kwaad het ging, ingerichte lijkenhuisje.
Hoewel dit verblijf verre van opwekkend was, achtte
de Inspecteur het\'toch gelukkig, dat de afzondering kon
plaats vinden, omdat hij meent, dat een epidemie daar-
door is bezworen geworden.

De aangifte van voorkomende ziektegevallen, zoo-
wel door geneesheeren als door het publiek, wordt
menigmaal verwaarloosd. Hot geheim houden van oen
Pokkengeval in een naaiwinkel te Vlissingen had in
\'73 vele kwade gevolgen, door besmetting van perso-
nen, dio in dien winkel hun inkoopen kwamen doen.
Hoe nuttig in zoo\'n geval het kenmerk had
kunnen
zijn, wordt aangetoond. In Den Haag werd in \'74 het
sterftecijfer aan Typhus kunstmatig verkleind, door op-
geven van andere doodsoorzaken.

In 1879 werden in Nijmegen van 433 Mazelenge-
vallen er slechts 33 aangegeven. Hoe do Inspecteur
achter die andere gevallen gekomen is, wordt niet ge-
meld. In elk geval een treurig bewijs van het niet
nakomen der bepaling van de wet van \'65 leverden daar
velo geneeskundigen.

In het verslag van 1892 wordt do wensch geuit, dat
de geneeskundigen verplicht zullen worden tot het doen
van aangifte in plaats van de hoofden der gezinnen.

In dat van 1893 vinden wij, dat enkele Zuid-Holland-

-ocr page 38-

--- 26 --

sche geneesheeren het aangeven van Typhus onnoodig
achtten.

In \'94 werden in Maastricht vele lichtere gevallen
van Cholera niet aangegeven, hetgeen wordt opge-
maakt uit de groote sterfte aan Cholera aldaar, die
grooter was dan in vroegere Cholera-jaren. In Amster-
dam geschiedde in \'95 precies het tegenovergestelde.
Daar werden bacteriologisch ook de lichte gevallen ge-
constateerd en aangegeven en was de letaliteit veel
geringer, 35 van de 105 lijders tegen 58 van de 101
in andere gemeenten.

De kennisgeving, bedoeld bij art. 26 Ie lid der
wet van \'72: „van hetgeen door hem krachtens deze
wet is verricht, geeft de Burgemeester onmiddellijk be-
richt aan den Inspecteur", wordt zelden gedaan,
soms door onbekendheid met het bestaan van de wet.

Tegenwerking van de bevolking wordt gemeld in
Sliedrecht, gepaard met nalatigheid der overheid, in \'73;
in \'74 in Hilversum, waar de voorschriften tot oprui-
ming van vuilverzamelingen, door het gemeentebestuur
gegeven, onmogelijk uitvoerbaar bleken.

Het kenmerk had veelal tegenwerking, van publiek
zoowel als van geneeskundigen, te verduren. Soms, bijv. in
1892 in Utrecht en Gelderland, werd geklaagd over de
geneeskundigen, dio niet genoeg medewerkten bij het
voorkomen van Pokken-epidemieën. De klacht is, zooals
meermalen ook andere klachten, wat vaag. Bij ontbre-
ken van voldoende voorschriften in de wet is het on-
billijk, den last der maatregelen op de geneeskundigen
te doen neerkomen; volgens de strekking van de wet

-ocr page 39-

- 27 ---

is de Burgemeester de uitvoerende macht in deze, en
wordt de geneesheer, alleen met uitzondering van het
afgeven van verklaringen, overal buiten gelaten.

Hetzelfde verslag wenscht een grootere bevoégdheid
te zien toegekend aan de geneeskundige ambtenaren
tot zelfstandig optreden en toezicht op de handelingen
der gemeentebesturen.

In andere gevallen nam de overheid maatregelen
van verdere strekking dan in de wet is aangewezen;
vooral isoleeren van lijders aan Typlius en Pokken en
het sluiten van scholen worden zoo vermeld.

Toen in \'83 in Culemborg Pokken voorkwamen, werd
de isoleering van den patiënt geweigerd, men isoleerde
toen het huis zooveel mogelijk. Dit middel werd herhaalde-
lijk ook elders toegepast. Het verslag van \'84 meldt in het
algemeen, dat vele Typhusgevallen werden geïsoleerd en
vaak uitgebreider maatregelen, dan de wet voorschrijft,
genomen konden worden. Nog treffender is het verhaal
van het voorkomen van Pokken in Soerendonk in \'85,
waar de Burgemeester beval, dat niemand de besmette
woning zou binnentreden, kerkbezoek werd verboden,
zoowel als het zich op straat vertoonen van iemand
uit de besmette woning. Wat voor levensonderhoud
noodig was, word op den drempel gezet.

In het jaar \'77 werden in verschillende gemeenten,
waar Mazelen-epidemieën heerschten (Wilnis, Breukelen-
Nijenrode), do scholen gesloten en na desinfectie alleen
opengesteld voor kinderen, die uit onaangetaste ge-
zinnen kwamen; de maatregel werkte gunstig. Te Zeist
had de sluiting te laat plaats en miste haar doel, even-
zoo te Houten, waar de epidemie van 11 Aug. tot 19

-ocr page 40-

—^— 28 - -

Nov. bleef heerschen. Te Mijdrecht werden zorgvuldige
maatregelen tegen schoolbesmetting genomen, dic hun
doel niet bereikten, waarschijnlijk wegens het verzwij-
gen van gevallen. In \'82 had te Schiedam dezelfde
maatregel veel nut gesticht, ook in het algemeen
in Zuid-Holland in \'84, mits de sluiting maar vroeg
genoeg plaats vond.

In het verslag van \'94 komt een klacht voor, dat
het verbod van schoolbezoek voor bewoners van huizen,
waarin Mazelen voorkomen, geen effect had op den loop
dier ziekte. In Zuid-Holland waren in dat jaar 10000
kinderen ieder gemiddeld 20 dagen van onderwijs ver-
stoken, zonder eenig nuttig effect op de epidemie.

In 1902 wordt vermeld, dat in Zeeland voorko-
mende Diphtherie-epidemieën door het sluiten der
scholen weldra werden gestuit.

In 1903, nadat de Mazelen uit do wet waren ge-
schrapt, maakten tal van plaatsen verordeningen ter
beteugeling dier ziekte. In Zwolle wilde men de me-
thode Graz (Widowitz) (sluiten van de school of klasse
van den lOen tot den 14en dag, nadat de aangetaste
leerling het\'laatst de klasse bezocht heeft), beproeven;
de Inspecteur zag daar niet veel heil in, omdat niet steeds
één kind in elke klas zal zijn besmet; er zou dus een
zóó herhaalde sluiting moeten plaats vinden, dat een
goede gang van het onderwijs onmogelijk wordt.

Er wordt in vele verslagen melding gemaakt, dat
maatregelen genomen werden om besmetting tegen te
gaan door post- en telegraafkantoren, zoo daarin ambte-
naren aanwezig zijn, van wie een besmetting kan uit-

») Wot van 21 Juli 1899 (S no, 166.)

-ocr page 41-

- 29 -

gaan. De wenschelijklieid van zoodanigen maatregel
werd het eerst in \'82 besproken. Ook werd wel be-
proefd, brieven en postpakketten te ontsmetten. Voor
Cholera vond de inspecteursvergadering van \'84. dat on-
noodig, daar van een overbrenging van die besmetting
per brief nooit iets was gebleken; wel was dat het ge-
val met Roodvonk en Mazelen, bijv. in \'94 te Brakel.

Toen in \'92 in Groesbeek Pokken voorkwamen, wer-
den brieven en pakketten ontsmet door berooking met
carbolzuurdamp. Al gaf dat geen ontsmetting, zegt het
verslag, toch werden geadresseerden door de lucht voor
het gevaar gewaarschuwd ! !

Behalve deze klachten bevatten de verslagen nog aan-
merkingen op administratief en financieel gebied, die voor
ons doel van minder belang zijn.

De algemeene indruk, dien de verslagen maken,
rechtvaardigt de volgende

Conclusiën.

Do Epidemie-wet is ontoereikend. Er ontbreken:
1° een aantal ziekten: Febris puerperalis, Tuberculosis,
besmettelijke Pneumonieën, Kinkhoest, Besmettelijk
Hoofdzeer, Trachoom, Lepra, Schurft.
2° afdoende verkeersboperkingen on isoleeringsvoorschrif-
ten bij Pokken, Cholera, Diphtherie, Roodvonk enz.
3° de bevoegdheid tot ontruiming van huizen.
4" do kennisgeving, voor zooveel noodig, van besmet-
telijke ziekten aan hoofden van scholen.
5° de bevoegdheid tot het doen van lijkopening.

De bepalingen worden slecht nagekomen, omdat de
geneeskundige ambtenaren de noodige bevoegdheid tot
uitvoering of controle op de uitvoering missen:

-ocr page 42-

-go--

1° bij de vaccinatie, die bovendien onvoldoende is zoo-
lang geen vaccinatie in het 1® jaar en revaccinatie
verplichtend is.
2° bij de ontsmetting, waarvoor ook de regulatieven
onvolkomen zijn, terwijl een ontsmettingsdienst ont-
breekt.

3° in zake ziekenhuis en lijkenhuis.
4° bij de aangifte, omdat de wet van \'65 de aangifte
door geneesheeren niet voldoende regelt.
Directe tegenwerking, zoowel van autoriteiten, als
van geneesheeren en het publiek kan niet voldoende
worden bestreden.

Daarentegen blijkt uit maatregelen, die genomen zijn
op ruimer schaal, dan de wet voorschrijft (isoleeren van
lijders en besmette huizen, sluiten van scholen, tegen-
gaan van verspreiding der besmetting door post- en
telegraafbeambten), dat een stap verder in den strijd
tegen de besmettelijke ziekten zeer goed mogelijk is.

-ocr page 43-

§ 2. Quarantainewet.

JN de memorie van toelichting tot deze wet lezen wij,
dat de publicatie van 10 Januari 1805, die de qua-
rantaine der zeeschepen regelde, al lang wegens hare
buitengewone gestrengheid onuitvoerbaar werd geacht,
en dat hare bepalingen even lang slechts gedeeltelijk
werden toegepast. Men was tot het inzicht gekomen,
dat de zware offers, die een absolute quarantaine eischt
van handel en scheepvaart, geheel verloren gingen,
indien slechts één besmet persoon of schip aan do waak-
zaamheid ontsnapte. Men moest dus niet langer vergeef-
sche pogingen aanwenden, om elke gelegenheid tot
binnendringen van besmetting te verhinderen, maar
zich bepalen tot verbetering van den sanitairen toestand
der bevolking on tot het houden van geneeskundig toe-
zicht op schepen, die lijders aan besmettelijke ziekten aan
boord hebben of uit besmette havens komen.

De in 1877 uitgevaardigde wet was in overeenstem-
ming mot de conventie in 1874 to Weenen gesloten,
en was, behoudens uitbreidingen, de vrucht van oen
ontwerp dor ambtenaren van het Geneeskundig Staatstoe-
zicht van 1871. In 1893, dus tijdens do -conferentie te

-ocr page 44-

— SÈ —

Dresden werd de wet gewijzigd. Die wet van 28 Maart
1877 (S. 86) tot wering van besmetting door uit zee komende
schepen, gewijzigd bij de wet van 8 April 1893 (S. 63), is
van toepassing bij Pest, Gele Koorts en Aziatische Cholera,
terwijl zij ook op andere ziekten bij Koninklijk Besluit
toepasselijk verklaard kan worden voor den tijd van één
jaar. Zij schrijft voor, dat elk schip, komende uit een
besmette haven of dat tijdens de jongste zeereis een
der genoemde ziekten aan boord had, moet worden
onderworpen aan een gezondheidsonderzoek. Vóór dat
dit afgeloopen is, wordt elke gemeenschap met den wal
uitgesloten en moet het schip een aangewezen ligplaats
innemen; het verbod van gemeenschap met den wal
is op dezelfde wijze geformuleerd als in het overeen-
stemmend artikel 10 van de Epidemiewet voor de
binnenvaart geschied is.

Wordt bevonden, dat het schip verkeert in een
toestand, die gevaar voor de gezondheid van de op-
varenden of anderen oplevert, of heeft het, binnen minder
dan een door den Minister van Binnenlandsche Zaken
voor elk der genoemde ziekten te bepalen aantal dagen,
een besmette haven verlaten, of een geval van ziekte
aan boord gehad, dan kan, op bevel van den Burge-
meester, het schip buiten gemeenschap met den wal
gehouden worden, totdat de noodige ^ maatregelen
genomen zijn.

Wil de schipper zich niet aan deze bepalingen onder-
werpen, dan mag hij weer zee kiezen.

Verplicht is de Burgemeester, de adviezen van de
geneeskundigen, belast met het onderzoek, op te vol-
gen, behoudens beroep op den Minister.

Opvarenden, die niet blijken te lijden aan een der

-ocr page 45-

opgenoemde ziekten, Icunnen met toestemming van den
geneesheer en, zoo hij het noodig acht, na desinfectie,
terstond onbelemmerd aan den wal worden toegelaten ;
zij mogen echter niet meer aan boord gaan, vóórdat de
gemeenschap met den wal is hersteld.

Opvarenden, die aan een dier ziekten lijden of daar-
van verdacht worden, worden overgebracht naar een
ziekenhuis en daar afgezonderd en verpleegd, tenzij de
geneeskundige verklaart, dat hun toestand geen vervoer
gedoogt, of andere omstandigheden het niet raadzaam
maken.

Lijders, die op de plaats van het onderzoek wonen,
kunnen, met toestemming van den Burgemeester en na
ingewonnen advies van den geneeskundige, naar hun
woning vervoerd worden. De voer- of vaartuigen worden
voor dat gebruik aangewezen en daarna ontsmet.

Besmette of verdachte schepen kunnen, zoo de
geneeskundige het noodig acht, na verwijdering der
passagiers en de bemanning, voor zoover die voor de
bewaking niet noodig is, geheel of gedeeltelijk worden
Ontsmet. Daarna wordt ook de overgebleven bemanning
ontsmet. Zijn er zieken aan boord, dan kan een gedeelte
van het schip ontsmet worden en later het andere ge-
deelto of nog eens het geheele schip.

De aanwezige koopmansgoederen worden onbe-
lemmerd toegelaten, tenzij do toestand van het schip of
de aard der goederen ontsmetting noodig maakt.

Kleederen, beddegoed en andere voorwerpen, in
aanraking geweest met zieken of lijken, worden ontsmet.

In vergelijking met de Epidemie-wet is een be-
langrijk onderscheid, dat het geneeskundig advies bin-

3

-ocr page 46-

- S4-

dende kracht heeft en dat in het algemeen het voor-
schrijven van maatregelen aan den geneeskundige,
belast met het onderzoek, is opgedragen.

Deze wet gaf niet tot veel opmerkingen van wege
het Geneeskundig Staatstoezicht aanleiding. In \'85 wees
nochtans de Inspecteurs-vergadering op de wensclielijk-
heid, dat ook gezonden ontsmet zouden kunnen worden,
wat toen nog niet mogelijk was. Later is de wet in
dien zin gewijzigd.

Blijkens de verslagen van het Staatstoezicht op de
Volksgezondheid van 1902 en 1903 zijn er quarantaine-
inrichtingen aanwezig:

1" te Hoek van Holland bij Ammersgat, alwaar ook
het quarantaine-vaartuig „de Alkmaar" is gestationeerd;

2® te Vlissingen een quarantaine-vaartuig; die in-
richting behoeft echter, volgens mededeeling van den
Inspecteur in het verslag van 1903, uitgebreide voor-
ziening, vooral daar ook aan België is toegestaan, bij
ijsgang op de Boven-Schelde, daarvan gebruik te maken.

Te Vlieland werd. van het stichten van een quaran-
taine-inrichting afgezien, nadat de bevolking daartegen
bezwaren had ingebracht en de quarantaine-commissie
uit den Centralen Gezondheidsraad in dien geest had
geadviseerd (1902).

Rijksziekenbarakken zijn er te: . •

IJmuiden, Vlissingen, Nieuweschans, Ter Apel,
Lobith, Zevenaar, Groesbeok, Budel, Vlodrop, Roermond,
Neuzen, Vreeswijk en Enkhuizen.

Geneeskundigen, belast met het onderzoek van

schepen, zijn aangewezen voor de havens en reeden van:
-
*

VoUedigheidshalve worden hier ook quarantaino-inrichtingon aan
do landsgrenzen opgenoemd.

-ocr page 47-

- 35 -- 

Vlaardingen, Velseii, Hellevoetsluis, Haiiingen, Delf-
zijl, Brouwershaven, Maassluis, Rotterdam, Vlissingen,
Helder en Texel, Neuzen, Vlieland, Terschelling en
Veere.

Rijksmateriaal, aangekocht, toen de overbrenging
van Cholera dreigde, was aanwezig in Hulst, Sas van
Gent, Bath, Ede, Zundert, Gennep en Winterswijk.
Dat te Hulst en Sas van Gent verkeerden in 1902 in
tamelijken staat van onderhoud, de rest was van zoo
weinig belang, dat de Inspecteurs voorstelden, het maar
van de hand te doen, gelijk in 1903 dan ook to Zun-
dert en Winterswijk schijnt te zijn geschied.

Wat aangaat de Gele Koorts, die ook in de
Quarantainewet is opgenomen, kan ik volstaan met te
verwijzen naar Hoofdstuk III, § 3. In aanmerking
nemende de groote waarschijnlijkheid, dat een zeker
soort muggen (evenals bij Malaria) haar overbrengen,
dat verder die muggen hier te lande niet kunnen ge-
dijen, daar zij aan een hoogere temperatuur dan die
van ons klimaat gebonden zijn, kan die ziekte zeer wel
uit de wet worden geschrapt. Op de jongste sanitaire
conferentie te Parijs is reeds gebleken, dat men den tijd
daartoe gekomen achtte (c. f. Prof. C. Eykman, Onzicht-
bare smetstoffen. Gen. Bladen. IP reeks n". VI, 1904).

Hoowol do vcrmeldinpr hiorvan niot in dit vorb.md to huis boiioort,
ivchtto ik tocli van belang allo rijksinrichtingen onz. to zamen op to
sommen (c. f. noot pag. 30).

-ocr page 48-

§ 3. Wet, houdende buitengewone maatregelen by
sommige besmettelijke ziekten.

^OEN in 1879 in een deel van Rusland de Pest
heerschte, kwam men tot het inzicht, dat noch Epide-
miewet, noch Quarantainewot voldoende waren, om ons
land tegen een dergelijke ziekte te beschermen, en
werd een wet uitgevaardigd, houdende buitengewone
maatregelen tot afwending van besmettelijke ziekten en
tot wering harer uitbreiding en gevolgen (23 April \'79).
Die wet bleef tot 1 Januari 1881 van kracht. Een
wet van gelijke strekking werd uitgevaardigd den
26 April \'84 (St. 80), gewijzigd 20 Juli \'84 (St. 64)
en 15 April 86 (St. 64). Het verschi! tusschen beide
wetten is voornamelijk hierin gelegen, dat in de laatste,
nu nog vigeerende wet, de ziekten Cholera, Pokken,
Pest en Gele Koorts met name worden genoemd,
terwijl de wet van \'79 alleen sprak van besmettelijke
ziekten in het algemeen.

De wet van 1884 geeft bij het voorkomen van die
ziekten, zoowel binnen- als buitenlands, aan de Kroon de
bevoegheid tot het vaststellen van bepalingen omtrent
in-, door- en vervoer van voor besmetting vatbare
voorwerpen (lompen, gebruikte klcedingstukken, onge-
wasschen lijf- en beddegoed, onbewerkte wol, haar en

-ocr page 49-

- 37 - 

huiden, bontwerk en andere voorwerpen), omtrent het
onderzoek, de afzondering en ontsmetting van personen
en goederen en de middelen, zoo openbare als bij-
zondere, waarmede dat vervoer geschiedt, een en ander
onverminderd de bepalingen van de Epidemiewet.

Door verschillende Koninklijke Besluiten werd de
wet toegepast, de voornaamste zijn hieronder aangegeven.

Een Koninklijk Besluit van 4 Sept. \'92 (St. 215)
gaf maatregelen tegen de Cholera, die van uit Ham-
burg en Rusland ons land bedreigde en inderdaad is
binnengedrongen. Het werd gewijzigd 25 Maart \'93
(Stbl. 56) en op nieuw gepubliceerd 30 Augustus \'93
(Stbl. 137.) Dit besluit vertoont veel overeenkomst
met latero besluiten ten opzichte van Pest (zie hier-
onder), maar biedt toch eenige belangrijke verschil-
punten aan. Zoo word voor personen, komende uit
besmette plaatsen, eon soort gezondheidspas vereischt;
op de binnenvaart werd een uitgebreid toezicht voorge-
schreven, terwijl do bagage der reizigers aan desinfectie
werd onderworpen.

Prof. Fokker (Tijdschr. v. Gen. \'06, Dl. I blz. 337 e. v.)
beweert, dat ondanks het revisiestelsol in \'92 streng
werd toegepast, toch nog in 110 gemeenten 298 ge-
vallen van Cholera voorkwamen, terwijl slechts enkele
lijders aan de grenzen zijn tegengehouden. Nu is hot
laatste gedeelte van die bewering volkomen juist; wat
echter het eerste gedeelte betreft, in het verslag van
het Geneeskundig Staatstoezicht wordt vermeld, dat de
desinfectie der bagage te veel werk gaf, zoodat daar-
aan niet de hand kon worden gehouden, en in dat van \'93
dat het toezicht op de binnenvaart groote moeilijkheden
opleverde. De Geneeskundige Raden waren dan ook van

-ocr page 50-

- 38 ----- 

oordeel, dat op deze wijze onnoodige en nuttelooze be
lemmeringon aan het verkeer in den weg werden gelegd.
Het gaat echter niet aan hieruit tot een ondeugdelijk-
heid van elk revisiestelsel te concludeeren, zooals Prof.
Fokker schijnt te willen; hoogstens kan men meenen,
dat een onvoldoende uitvoering van een stelsel geen
goede resultaten geeft, wat a priori ook wel duidelijk
is. Later werden de maatregelen dan ook gewijzigd,
de gezondheidspas werd afgeschaft; daarvoor in de
plaats kwam een voorschrift, dat het binnenkomen van
reizigers uit besmette plaatsen alleen langs bepaalde
wegen kon worden toegestaan, en werd het toezicht op de
binnenvaart geregeld even als dat op het spoorverkeer.

Een Koninklijk Besluit van 23 December \'99 (Stbl.
280) voorziet in het gevaar, dat van uit laboratoria,
waar met Pestsmetstoffen wordt geëxperimenteerd, zou
kunnen dreigen. Berichten omtrent desbetreffende ongeval-
len, te Weenen en Berlijn voorgekomen, hebben indertijd
in alle dagbladen de ronde gedaan en op het groote ge-
vaar opmerkzaam gemaakt. Het Besluit werd in 1905
vernieuwd. Verboden wordt, tenzij met\'vergunning van
den Minister van Binnenlandsche Zaken, onderzoek van
personen en goederen op de aanwezigheid van Pest-
smetstoffen door middel van proefnemingen op dieren;
het verrichten van lijkopeningen van personen, die aan
Pest hebben geleden of daarvan verdacht worden; het
vervoer van stoffen, die Pestsmetstoffen zijn of er van
verdacht worden. Een Ministeriëele beschikking van 11
Juni 1900 geeft een uitvoerige regeling, na verkregen
vergunning, in acht te nemen.

Een Koninklijk Besluit van 8 September 1900 (Stbl.
159), gewijzigd 5 Februari 1901 (Stbl. CO) en vernieuwd

-ocr page 51-

---- 39 - 

in 1905, bedoelt eveneens de binnendringing van
Pest te voorkomen en bevat, — behalve bepalingen om-
trent in-, door- en vervoer van lompen, enz. en de
regeling van het grensverkeer in den zin van de wette-
lijk goedgekeurde sanitaire conventies (zie later), waar-
onder dus de voorschriften op spoorwegen en de
binnenvaart behooren, — nog de volgende ingrijpende
maatregelen:

Een ieder is verplicht, de inlichtingen, door ambte-
naren of geneeskundigen verlangd ter zake van de uit-
voering van dit Besluit, nauwkeurig en naar waarheid
onverwijld te geven.

Een ieder, die een geval van Pest waarneemt of
denkt waar te nemen of dio verboden vervoer van
goederen of personen ziet geschieden, moet daarvan on-
middellijk kennis geven.

Do Burgemeester mag Pestlijders, verdachte en mot
hen in aanraking geweest zijnde personen doen onder-
zoeken, afzonderen en ontsmetten en hen naar een
openbare inrichting of verblijfplaats in de gemeente
ter verpleging doen overbrengen.

Do Burgemeester mag ook binnenslands het vervoor
van verdachte en voor besmetting vatbare voorwerpen
verbieden.

Do Burgemeesters van grensgemeenten zorgen op
rijkskosten voor dc aanwezigheid van barakkon en
dies meer.

Een Koninklijk Besluit van 22 September 1905
(Stbl. 275) geeft dezelfde regeling ten opzichte van
Cholera.

Men heeft bij deze Besluiten niet geschroomd, op

-ocr page 52-

- 40 -- 

ruime wijze gebruik te maken van de bevoegdheden, gege-
ven bij do wet van \'84. De isoleering van zieken door de
overheid is dus, in buitengewone omstandigheden althans,
geen novum meer in Nederland, hetgeen goeden moed
geeft voor latere wijzigingen in de bepalingen van de
Epidemiewet. Tot bijzondere opmerkingen in de ver-
slagen van het Geneeskundig Staatstoezicht of van het
Toezicht op de Volksgezondheid schijnt de wet, door
haar spaarzame toepassihg, geen gelegenheid te hebben
gegeven.

*.

-ocr page 53-

§ 4. Overzicht der sanitaire conferentiën en der
daar getroffen tractaten.

^j^OEN in de laatste helft der vorige eeuw hoe langer
hoe meer bleek, dat de ouderwetsche quarantaine-
maatregelen in zeehavens en aan landgrenzen te veel
belemmeringen aan het verkeer in den weg legden en
dat de handhaving van die maatregelen bij de toe-
neming van het internationale verkeer hoe langer hoe
moeilijker werd, trachtte men door onderlinge regelin-
gen (conventies) daarin te voorzien. Een aantal internatio-
nale conferentiën werden met dat doel gehouden; direct
resultaat leverden zij niet aanstonds op, wel werd een beter
idee omtrent de te nemen maatregelen geboren en kwam
men, zachtjes aan, tot overeenstemming. De latere con-
ferentiën hadden een positief resultaat in den vorm
van tractaten; ook op onze binnenlandsche wetgeving,
en wel op de Quarantainewet en de Wet houdende
buitengewone maatregelen tegen sommige besmettelijke
ziekten, deden zij hun invloed gelden; het loont dus
wel de moeite zich in deze materie te verdiepen.

In de memorie van toelichting op de Wet van 1877
(Quarantainewet), verder in de dissertatie van Mr. Vreede
en vooral in Bruinsma\'s Geneeskundig Wetboek zijn een

-ocr page 54-

----- 42 -------- 

aantal bijzonderheden van deze Convention geboekstaafd.

De eerst vermelde conferentie vond plaats in 1851
te Parijs, waar een aantal afgevaardigden van verschil-
lende staten bijeenkwamen ter behandehng der quaran-
tainequaestie. Den 27"\'®" Mei 1858 werd tengevolge daar-
van een overeenkomst gesloten, waartoe echter alleen
Frankrijk en Sardinië toetraden. Tal van bepalingen
werden vastgesteld omtrent quarantaine, op te leggen
aan schepen, verdacht van Pest, Gele Koorts of
Cholera. Echter werden, hoewel gewijzigd, de ouder-
wetsche quarantaine-maatregelen gehandhaafd.

Monod 1. c. vertelt, dat van 1721—1825 in 14
verschillende jaren Gele Koorts en Cholera met
succes in het Lazaret bij Marseille werden tegenge-
houden, zonder ooit in deze stad te zijn binnengedrongen.
Hij noemt het een empirische methode, zonder eenig
wetenschappelijk karakter, maar men had to^n geen
andere; men verbood eenvoudig den toegang gedurende
den tijd, dien de ondervinding als voldoende scheen aan
te wijzen om het gevaar te bezwèren. Diezelfde
maatregelen hebben echter niet kunnen beletten, dat
de Cholera in 1832, 1849, 1854, 1865 en 1884 in
Frankrijk binnendrong.

De reizigers werden opgesloten met of in de nabij-
heid van zieken, zij werden blootgesteld aan gevaren, die
anders bij de ontscheping voor hen niet meer zouden
hebben bestaan. Het was een wreed middel en boven-
dien nog gevaarlijk, omdat kunstmatig een brandpunt

Nu de aetiologio^der Gelo Koorts in een andor daglicht verschijnt
dan vroeger, kan het wegblijven der ziekte niet moer aan do quarantaine-
maatregelen worden toogesclireven (zie later).

-ocr page 55-

-- 43 --------- 

van besmetting werd geschapen, zoo erg soms, dat
geen hindernis meer zijn uitbreiding icon stuiten. De
gevallen, waarbij de besmetting juist uitging van het
Lazaret zijn niet zeldzaam. Zelfs tot in den lateren tijd had
de maatregel alleen betrekking op personen en werd
hij niet door desinfectie gecompleteerd. Besmette voor-
werpen konden vrijelijk passeeren.

Omtrent de wijziging in de opinie ten opzichte der
quarantaine loost men in de Memorie van Toelichting
op de wet van 1877, dat in 1849 een rapport werd
uitgebracht door den Engelschen Gezondheidsraad, waarin
de quarantaine, zooals die toen nog begrepen werd,
niet alleen nutteloos, maar ook schadelijk werd genoemd.
Er werd voorgesteld, haar to vervangen door algemeene
gezondheidsmaatregelen op schepen, geneeskundig toe-
zicht op binnenkomende schepen on krachtige maat-
regelen tegen aan boord voorkomende besmettelijke ziek-
ten. De conclusies van dit rapport waren: afschaffing der
quarantaine ; verwijdering der zieken uit hot schip, zoo
zij vervoerbaar zijn ; behandeling van besmette schepen,
evenals men met besmette woningen gewoon is td doen;
vrachtgoederen, die niet geacht kunnen worden de dragers
van besmetting te zijn, worden gelost en het schip
volledig gereinigd en ontsmet.

Dit rapport werd in handen gesteld van het Ko-
ninklijk Nederlandsch Instituut van Kunsten on Weten-
schappen, dat in 1850 een uitvoerig verslag uitbracht
en daar als haar meening to kennen gaf, dat Gele
Koorts hier to lande niet voorkwam en dat togen
Cholera maatregelen, alleen van de zeezijde genomen,
niet zouden helpen; dat dus alleen do wensclielijkheid
van oen verdediging tegen Pest in overweging te nomen

-ocr page 56-

- 44 ------- 

was. Dat verder behalve algemeene sanitaire maat-
regelen een beperkte quarantaine, die handel en ver-
keer zoo min mogelijk mocht hinderen, wenschelijk bleef.

In 1861 werd een conferentie gehouden te Con-
stantinopel, die zoo lang duurde, dat vele deelnemers
vertrokken, voor zij was afgeloopen. Het eenig resul-
taat was een beter toezicht op de bedevaartgangers
naar Mekka.

In 1874 had een conferentie te Weenen plaats, waar
twee verschillende stroomingen bleven heerschen. Een
deel der afgevaardigden wilde eenvoudiger maatregelen,
zooals in het Engelsche rapport werden voorgesteld en
ook in vele Noordelijke landen van Europa reeds waren
ingevoerd, de anderen bleven het oude quarantaine-stelsel
verdedigen.

De conferenties in 1881 te Washington en 1885 te
Rome gehouden, hadden evenmin een tractaat tot gevolg.

Beter ging het met de conferentie,\' die den 30\'\'^""
Januari 1892 aanleiding gaf tot de Conventie van
Venetië, welke door al de deelnemers werd onder-
teekend. Hare bepahngen, namens de Koningin-Regentes
bekrachtigd, komen voor in hot Staatsblad van 23
Maart 1893 n°. 54 en beoogen vooral de afwering
van Cholera, speciaal door quarantaine-maatregelen in
het Suez-kanaal. Zij stemmen in hoofdzaak overeen
met die van latere conventiën.

Den 15®" April 1893 werd te Dresden een overeen-
komst gesloten tot wering van de Cholera, waaraan

-ocr page 57-

--45 --

deelnamen Nederland, Duitschland, Oostenrijk, Hongarije,
België, Frankrijk, Italië, Luxemburg, Montenegro, Rus-
land en Zwitserland. De conventie werd bekrachtigd
door de wet van 9 Juli (Stbl. 94). Volgens deze zul-
len de regeeringen elkaar op de hoogte houden van
elk brandpunt (foyer) van Cholera — daartoe is ver-
plichte aangifte van ziekte en verdachte gevallen
wenschelijk — en van den loop der ziekte en de daartegen
genomen maatregelen. Komt zulk een brandpunt voor,
dan wordt een kring daaromheen besmet verklaard.
Vijf dagen nadat het laatste ziekte- of sterfgeval aan
Cholera in een kring is geconstateerd, houdt deze op
te bestaan.

Onder voorwaarde, dat de regeeringen maatregelen
treffen om de besmetting tot een kring te beperken, zul-
len door do andere rijken uitsluitend tegen de besmette
kringen maatregelen worden genomen.

In- en doorvoer zal alleen van enkele artikelen,
als lijfgoed, onderkleeren, gebruikt beddegoed, vodden
en lompen verboden mogen worden.

Ontsmetting van bagage, uit besmette kringen af-
komstig, is verplicht. Koopmansgoederen zullen slechts
ontsmet worden, als ze volgens de sanitaire overheid be-
smet zijn, of indien hun invoer verboden kan worden.
Do post, pakketten uitgezonderd, zal niet ontsmet worden.

Landquarantaine zal niet meer worden ingesteld;
spoorrijtuigen en wagens voor vervoer van reizigers en
de post bestemd, kunnen niet worden aangehouden\', maar
wel ontsmet. Alleen lijders aan Cholera of cholora-
achtige verschijnselen worden aangehouden; het spoor-
wegpersoneel moet op hen toezien, terwijl geneeskundige
tusschenkomst beperkt zal worden tot het onderzoek van

-ocr page 58-

------ 46 - 

reizigers en het verleenen van hulp. Nuttig is het,
reizigers, komende uit een besmette plaats, op de
plaats van bestemming aan een toezicht van vijf dagen
te onderwerpen. Bijzondere maatregelen mogen worden
genomen tegen landloopers, zigeuners, landverhuizers en
personen, die bij troepen reizen of de grenzen over-
trekken.

In de havens kunnen maatregelen worden genomen
naar gelang de schepen zijn
hesmei, d.w.z. wanneer Cholera
aan boord voorkomt of sedert 7 dagen is voorgekomen,
verdacht, indien bij vertrek of onderweg gevallen voor-
kwamen, maar sinds 7 dagen geen nieuwe en
onbesmet,
indien ze, zelfs komende uit besmette havens, geener-
lei ziekte- of sterfgeval aan boord hebben gehad.

De maatregelen zijn :

Bij besmette schepen: ontscheping en isoleering
der zieken, observatie van gezonden gedurende hoog-
stens 5 dagen, desinfectie van bagage en geheel of
gedeeltelijk van het schip;

bij verdachte schepen: een gezondheids-onderzoek
van opvarenden, ontsmetting van baga\'go, verwijdering
van het ruimwater na ontsmetting en vervanging van
het drinkwater door zuiver water. Aanbevolen wordt
de opvarenden gedurende vijf dagen na de aankomst
aan een geneeskundig toezicht te onderwerpen.

Onbesmette schepen worden onmiddellijk in het
vrije verkeer toegelaten, alleen, en dit is een restrictie
van belang, mag de overheid ze als verdachte schepen
behandelen. Ook wordt geneeskundig toezicht, als boven,
aanbevolen. Er zal een certificaat geëischt mogen wor-
den, dat in de haven van vertrek geen Cholera voorkomt.

Er zal ten aanzien van alle schepen voor do toe-

-ocr page 59-

— il —

passing der maatregelen rekening gehouden worden met
het aan boord hebben van een ontsmettingsoven en van
een geneesheer. Bijzondere maatregelen tegen landver-
huizersschepen e. d. zijn geoorloofd.

Een schip, dat zich niet aan al deze maatregelen
wil onderwerpen, mag weer zee kiezen; echter zal het
onder bepaalde voorwaarden, als afzondering van be-
manning en passagiers, verwijdering van ruiniAvater na
ontsmetting, en vervanging van drinkwater, zijn goederen
mogen lossen en zelfs passagiers ontschepen, onder
beding, dat zij zich onderwerpen aan maatregelen, door
de havenautoriteiten te nemen.

Elk land moet minstens in één haven van het
kustgebied van elk zijner zeeën voldoende zijn ingericht,
om besmette schepen te kunnen ontvangen, desinfec-
teeren, enz.

Ten slotte komen nog bepalingen voor, te nemen
aan de oevers van den Donau, voor ons niet van belang.

Een conferentie te Parijs, weder met het oog op Cholera,
deed den 3®" April 1894 een conventie tot stand komen,
die weer gewijzigd werd den 30"" October 1897 en voor
Nederland werd goedgekeurd bij de wet van C Juni
1898 (Stbl. 122). Zij was gericht tegen het besmettings-
gevaar dat pelgrimsschepen, komende van den Indischen
Oceaan en Oceanië, opleveren. Het toezicht daarop in
de Roode Zee en Perzische golf werd geregeld.

Deel namen aan deze conferentie ook nog Dene-
marken, Groot Brittannië en Ierland, Perzië, Portugal
en Griekenland, terwijl Zwitserland ditmaal uit den
aard der zaak thuis bleef. Er werd bepaald, dat geen
zieken of verdachten aan boord kunnen komen en

-ocr page 60-

.— ég

dat voor een goede hygiënische inrichting der schepen
gezorgd moet worden; maatregelen bij aankomst in de
havens, overeenkomstig de bepalingen van de conventie
van Dresden, werden voorgeschreven.

Verder werd een inrichting voor de sanitaire stations
vastgesteld en hun plaats aangewezen en ten slotte er
voor gewaakt, dat de schepen, ook op hun terugreis,
geen besmetting kunnen overbrengen.

Eindelijk werd er nog een conferentie gehouden te
Venetië, die aanleiding gaf tot het tractaat van den 19®°
Maart 1897, dat goedgekeurd werd bij de wet van 14
Juli 1898 (Stbl. 175). Dit was gericht tegen de ver-
spreiding der Pest en werd aangegaan tusschen ver-
schillende Europeesche landen en bovendien door Perzië
en Turkije. Het daarbij vastgestelde Sanitaire Reglement
vertoont veel overeenkomst met het tractaat van Dresden
van 1893 betreffende de Cholera, en voor zoover het de
maatregelen bij een aan boord der Pelgrimsschepen voor-
komend geval betreft, met dat van Parijs in 1894 en 1897.

Verschilpunten zijn, dat regeeringën elkaar kennis
zullen geven van elk geval van Pest of zelfs ook van
elk verdacht geval, dus niet alleen van een „foyer".
Reizigers, aankomende met besmette schepen, zullen
eveneens ondei-worpen worden aan waarneming (obser-
vatie), d. w. z. in quarantaine gehouden worden of wel
op de plaats hunner bestemming onder bewaking ver-
blijven. De conventie van Dresden liet dit laatste alleen
toe bij passagiers en matrozen, uit verdachte schepen
afkomstig.

Eén geval van Pest is voldoende een kring besmet
te verklaren, die bestaan blijft, totdat er sinds 10 dagen

-ocr page 61-

--516   

geen nieuwe ziektegevallen of sterfgevallen zijn voor-
gekomen.

Wat de scheepvaart aangaat, werden ook maat-
regelen voorgesteld, bij het vertrek der schepen te nemen
en evenzoo tijdens den overtocht en bij aankomst.

De invloed der conventiën op de Fransche wet is
vooral duidelijk; het betreffende decreet (zie pag. 62)
nam de geheele regeling van besmette, verdachte en
onbesmette schepen over en stelde gezondheidspassen,
althans voor haar eigen schepen, verplicht.

De Nederlandsche Quarantainewet rekent alleen
met schepen komende uit besmette havens en past
alzoo op onbesmette schepen denzelfden maatregel toe
als op verdachte, waartoe de conventies het recht
gaven. Ook de maatregelen aan de landsgrenzen, bij
K. B. geregeld, stemmen overeen met de bepalingen
der tractaten.

Het verslag van het Geneeskundig Staatstoezicht van
1893 vermeldt een Ministeriëele aanschrijving omtrent
de beteekenis van „foyer". In don zin der conventiën
is daartoe niet bepaald noodig, dat eon ziekte epi-
demisch voorkomt; in dien zin is dan ook een enkelo
maal van voorkomende brandpunten kennis gegeven
(het betrof den uitvoer van in besmot water afgewasschcn
groenten).

Het resultaat van al deze conferenties is, dat men
gekomen is tot een toestand, zooals die reeds in 1849
door het Engelsche rapport werd beoogd.

Dat hot wenschelijk was, de absolute quarantaine
van vóór dien tijd af te schaffen, beaamt eon ieder. Of

4

-ocr page 62-

- 50 --- 

echter de daarvoor in de plaats getreden voorschriften
afdoende zijn, zal de tijd moeten leeren. Wel schijnt
het alsof de maatregelen van isoleering, ontsmetting
enz, gunstig hebben gewerkt, bijv. in Fngelsche havens
by het voorkomen van enkele pestgevallen (Londen
November 1904. Leith Mei 1905.) De landquaran-
taine is geheel afgeschaft en vervangen door revisie
der reizigers met terughouding van zieken, obser-
vatie ter plaatse van bestemming en desinfectie
van bagage. In 1892 werd dit stelsel zonder succes
toegepast in Nederland (zie pag. 88); zelfs kon er de
hand niet aan gehouden worden. Ook werd van de
zijde der Geneeskundige ambtenaren betwijfeld, of er
wel veel terecht zou komen van de kennisgevingen
der regeeringen omtrent het bestaan van foyers en
der door haar genomen maatregelen.

In het jaar 1890 werden op de Spaansch-Fran-
sche grens door de Republiek analoge maatregelen
genomen: revisie der reizigers, isoleering van zieken en
verdachten, bewaking van gezonden op de plaatsen van
bestemming gedurende den vermoedelijken incubatietijd,
verbod van invoer van enkele zaken, als vruchten en
lompen en desinfectie van bagage e. a. m.

Hoewel de Cholera in Spanje veel slachtoffers
maakte, bleef Frankrijk gespaard! Monod is weer
enthousiast; terwijl 135.000 reizigers werden nage-
zien, werden slechts 3 of 4 tegengehouden; slechts
een enkele bracht de besmetting over in een kwartier,
waar reeds in \'84 en \'85 de ziekte veel slachtoffers

gemaakt had. Daar bleef zij ditmaal tot een tweetal be-\'
*

\') Daaronder ook rattonverdelging, alleen nog maar bij do Conventio
van Parijs van 1903 opgenomen.

-ocr page 63-

  51 - 

perkt, dank zij de oogenblikkelijk genomen maatregelen.

Dat er van deze loftuitingen wat af gedaan moet
worden, blijkt uit het rapport van Netter,\') die
vertelt, dat die Cholera-epidemie in Spanje niet zoo
erg was en dat zij ver van de Fransche grens verwijderd
heerschte; bovendien nam het Spaansche gouvernement
daar ook maatregelen om de Koninklijke residentie,
te St. Sebastiaan, te sparen.

Nog eigenaardiger wordt de zaak, indien men in het
rapport van Charrin\') leest, dat die ééne ontsnapte
reiziger, die in het vroeger zoo vatbare kwartier Lunel
besmetting te weeg bracht, zeer onnauwkeurig door de
plaatselijke autoriteiten is bewaakt, en dat zijn ziek
zijn te laat tot maatregelen aanleiding gaf.

Trouwens het kleine aantal aanhoudingen wijst er
al op, dat het gevaar niet zoo bijster groot was. Ook
de Pettenkofer\'sche plaatselijke (on)vatbaarheid zal hier
wel een handje geholpen hebben in den strijd voor
het behoud van Frankrijk.

Terwijl men zich met dit alles nog geen voldoend
oordeel kan vormen omtrent het effect van do bepa-
lingen der conventiën, zal bovendien het groote gevaar
van besmetting, dat kan uitgaan van de zoogenaamde
gezonde bacillendragers, in het oog gehouden moeten
worden. Nu het hoe langer hoe duidelijker wordt,
dat een zeer groot aantal, oogenschijnlijk geheel ge-
zonde personen, bij elke epidemie vele virulente
bacteriën kunnen herbergen, is wel te vreezon, dat
alle quarantaine- of revisiebepalingen, en wat dies
meer zij, illusoir blijken, zoolang men niet ook tegen
die gezonde bacillendragers kan optreden.

\') Zio bij Monod 1. c.

-ocr page 64-

-52--\'

In Duitschland is inderdaad met zulke maatregelen
een proef in werking (zie later); wat daarvan het
resultaat zal zijn, moet men afwachten.

Noot bij het afdrukken. Bij do Tweede Kamer is een wets-
ontwerp ingediend, ter goedkeuring dor internationale overeenkomst,
den 3on Doe. 1903 fe Parijs gesloten. Dit tractaat was do vrucht van
eene conferentie, die ton dool had, alle bestaande conventies (Venetië
\'92, Dresden \'98, Parijs \'94, Venetiö \'97) te lierzien en te codificooron,
en was dus gericht tegen Cholera on Pest.

In hoofdzaak werden dezelfde bepalingen gehandhaafd als bij vroe-
gere conventiën waren gegeven, met name ook het toezicht houden, op
do plaats hunner bestemming, op personen komende uit besmette stre-
ken, gedurende 5 of 10 dagen, al naar gelang het betreft Cholera of
Post. Dit toezicht werd door den Contraion Gezondheidsraad, in zijn
advies aan den Minister omtrent de instructie der afgevaardigden ter
Conferentie, als absoluut nutteloos voorgesteld. (Verslag Staatst. o. d.
Volksgez. 1908 p. 336.)

Van belang is dat in do Conventie nadruk is gelegd op het verdel-
gen on onderzoeken van ratten, bij voorkomen of verdenking op Pest
en dat tevens de aandacht wordt gevestigd op do rol, dio muggen
spelen, bij de overbrenging van Gele Koorts.

-ocr page 65-

HOOFDSTUK H.

EENIGE IN HET BUITENLAND GELDENDE; WETTEN TER
BESTRIJDING VAN BESMETTELIJKE ZIEKTEN.

§ 1. Fransche wet van 1822 en van 1902.

JN Frankrijk zijn op het gebied der bestrijding van
besmettelijke ziekten twee wetten van kracht, een
oude, maar niet verouderde, van 1822, tegen het gevaar,
dat van buiten dreigt, en een recente van 1902, tegen
de uitbreiding van besmetting binnenslands gericht. De
laatste, in onze materie de belangrijkste, zullen wij het
eerst aan een beschouwing hebben te onderwerpen.

Die wet van 15 Februari 1902, (Loi du 15 Février
1902 relative à la protection de la santé pubhque), heeft
langen tijd noodig gehad, voor zij tot stand kwam. In
1872 was er reeds op een congres van de Association
française pour l\'avancement des sciences sprake van een
rapport daaromtrent; 30 jaren waren noodig om de
daar uitgesproken ideeën in een wet te belichamen.

Monod (La Santé publique) verhaalt, hoe vóór 1902
de uitvoering van gezondheidsmaatregelen opgedragen
was aan de municipale politie (wet van 5 April \'84),
die ook het voorkómen en stuiten van epidemieën
in opdracht had; echter was die regeling een gebrek-

-ocr page 66-

- 54 ---- 

kige, daar geen zorg was gedragen, dat de Maire
de noodige finantiëele hulpmiddelen tot zijn beschik-
king had om zijn wenschen uit te voeren, terwijl de
jurisprudentie zich verzette tegen maatregelen, die in
de persoonlijke vrijheid ingrepen.

De wet van 1902 geeft zoowel voorschriften met
betrekking tot de volksgezondheid in het algemeen, als
ter voorkoming van epidemieën. Alleen het laatste komt
hier ter sprake.

De gemeenten moeten binnen bepaalden tijd ver-
ordeningen maken naar vastgesteld model, dat verschilt
naar gelang het betreft een stad of dorp; zij zijn onder-
worpen aan de goedkeuring van den Prefect; zij bevat-
ten bepalingen omtrent het voorkómen en doen ophou-
den van besmettelijke ziekten, desinfectie of vernietiging
van vooi-werpen, in gebruik bij zieken of door hen be-
vuild, in het algemeen van voorwerpen, die dragers
der besmetting kunnen zijn. In deze locale voorschrif-
ten ligt het zwaartepunt van de wet.

In de steden zijn dan verordeningen voorgeschreven,
waarbij bepaald wordt, dat de lijders aan besmettelijke
ziekten zullen worden geïsoleerd, hetzij ten hunnent,
hetzij in ziekenhuizen of barakken; alleen personen,
die de zieken verzorgen, worden bij hen toegelaten, onder
verplichting van door hen te nemen maatregelen tegen
de verspreiding der ziekte.

Ziekenvervoer mag alleen in geval van nood met
openbare of particuliere voertuigen plaats hebben, zoo-
veel mogelijk zal het met een specialen ziekenwagen
geschieden. Alle voertuigen moeten na het ge-
bruik ontsmet wgrden. Moet het vervoer per spoor
geschieden, dan behoort de stationchef gewaarschuwd

-ocr page 67-

-----55 ——

te Avorden en deze de noodige maatregelen te nemen.

Dejecties, excreties, noch sputa, aflcomstig van be-
smettelijke zieleen, mogen op eenigerlei openbaren weg,
cour, tuin of mesthoop worden uitgestort; zij worden
in daartoe geschikt vaatwerk opgevangen en na des-
infectie in de privaten geloosd.

Ontsmetting van besmette voorwerpen vindt tijdens
den geheelen duur van de ziekte plaats; kleedingstukken,
tapijten en beddegoed mogen eerst na desinfectio uit de
vensters worden uitgeschud of gelucht. Linnen en lijf-
goed mag zonder desinfectie niet naar openbare wascli-
inrichtingen worden gezonden.

De reiniging van het ziekenvertrek geschiedt op
voorgeschreven wijze, terwijl het na den dood, de gene-
zing of het vertrek van den zieke moet worden ontsmet.

De zieke mag na genezing niet uitgaan, alvorens
maatregelen tot desinfectie en reiniging zijn genomen.
Kinderen kunnen niet op school worden toegelaten
zonder verklaring van den geneesheer en goedkeuring
van den geneeskundigen sclioolinspecteur.

Logementen en slaapsteden moeten dagelijks ontsmet
worden, evenzoo de kleeren en gebruiksartikelen van
daarin binnenkomende klanten.^)

Overledenen aan besmettelijke ziekten zullen zoo
spoedig mogelijk geïsoleerd en de noodigo maatrege-
len voor het kisten en begraven onmiddellijk genomen
worden.

De verordeningen, die voor de dorpen gelden, zijn

Er wordt niot spociaal vormold, dat dio ontsinoiting alloon in geval
van voorkomondo ziekto moot goscliioden; zooals hot or sta.at, is hot
voorschrift zokor ovordrovon to .achten; hot roglomont is ochtor slechts
oen model (zio p.ig. 5(5.)

-ocr page 68-

- 56 - 

minder uitgebreid. De isoleering der zieken is minder
streng doorgevoerd, zij moet echter zooveel mogelijk
plaats vinden. Hetzelfde geldt voor de ontsmettings-
maatregelen.

Omtrent het schoolgaan van kinderen en het uitgaan
van herstelde zieken gelden dezelfde voorschriften als in
de stedelijke verordeningen. Een maatregel, alleen ten
platten lande geldend, is, dat de hotel- en logement-
houders aan de mairie elk in hun inrichting voorge-
komen ziektegeval, besmettelijk of niet, moeten aan-
geven met vermelding van den behandelenden geneesheer.

De wet zelf bepaalt dan verder, dat de Prefect in
spocdeischende gevallen onmiddellijk ten uitvoerlegging
kan gelasten van de bepalingen, in de plaatselijke
verordeningen gegeven.

De lijst der ziekten, waarop de wet betrekking heeft,
wordt opgemaakt door den President der Republiek,
volgens rapport van den Minister van Binnenlandsche
Zaken en na advies van de Académie de Médecine en
van het Comité consultatif d\'hygiène publique.

De aangifte moet geschieden door dßn geneesheer,
den geneeskundigen ambtenaar of de vroedvrouw.

Vaccinatie is verplicht in het eerste, revaccinatio in
het en 21®\'® levensjaar; deze wordt verricht met ge-
waarborgd goede dierlijke pokstof door geneeskundigen,
vroedvrouwen of beambten van den vaccinedienst. Niet
opgekomen vaccinatie moet zoo noodig twee malen her-
haald worden.

Desinfectie geschiedt in allo gevallen volgens
een regulatief. In gemeenten boven 20.000 inwoners
heeft zij plaats door de zorg van den Conseil munici-
pal, in de kleinere door den Departementalen Raad. De

-ocr page 69-

- 57 - 

ontsmettings-inrichtingen zijn eveneens aan voorschriften
gebonden.

Wanneer een epidemie dreigt of uitbreekt, en zoo de
plaatselijke verdedigingsmiddelen daarbij ontoereikend
zijn, kan de President bij decreet andere maatrege-
len voorschrijven.

Een decreet van den President noemt de ziekten,
waarop de wet van toepassing is. Twee categorieën
worden onderscheiden, zonder dat daarvan in de wet
ook maar ergens sprake is: één met verpHchte en één
met facultatieve aangifte.

In de tweede rubriek wordt tot ontsmetten
overgegaan, zoo belanghebbenden het goedvinden, het-
zij na verklaring van een geneeskundige, hetzij op
verzoek van familie, hoofden van inrichtingen, hospi-
talen enz.

Verplicht is de aangifte van:

Typhus, Typhus exanthematicus. Variola, Varioloid,
Scarlatina, Rubeola, Diphtherie, Besmettelijke Zweetziekte,
Cholera en Cholera-achtige ziekten, Pest, Gele koorts,
Dysenterie, Febris puerperalis en Ophthalmia neona-
torum als de bevalling niet geheim gehouden moet
worden, Meningitis cerobrospinahs epidemica.

Facultatief is de aangifte van:

Tuberculosis pulmonum. Kinkhoest, Influenza, Pneu-
monie en Bronchopneumonie, Erisypilas, Parotitis,
Lepra, Besmettelijk Hoofdzeer, Conjunctivitis purulenta
en Ophthalmia granulosa.

De aangifte geschiedt, zoodra de diagnose gesteld
is, op vastgestelde formulieren tegelijkertijd aan Maire
en Prefect met vermelding van naam en woonplaats

-ocr page 70-

----- 58 -- 

der zieken, aard der ziekte en zoo noodig opmerkingen
van den geneesheer.

De Semaine Médicale van 9 Aug. 1905 vestigt de
aandacht er op dat de geneesheer zich bij nalatig-
heid in de aangifte zal kunnen verschuilen achter een nog
niet vastgestelde diagnose, hetgeen dan ook wel eens
zal geschieden; met onwilhge honden is het echter
kwaad hazen vangen, dit mag men wel bedenken bij
het vaststellen van al te precies omschreven bepalingen.
Verdachte gevallen schijnen in Frankrijk niet aangege-
ven behoeven te worden, iets wat toch bij een aantal
ziekten, zooals b.v. Cholera en Pest, zeer zeker nuttig is.
De Duitsclie wetgever wil die aangifte wel, evenzoo is zij
in de latere Nederlandsche wetsontwerpen opgenomen.

Het loont wel de moeite eens na te gaan, hoe men tot
de, wat de Semaine Médicale noemt, illégalité manifeste
der facultatieve aangifte is gekomen. De gang van zaken
was deze. De tuberculosekwestie was ook in Frankrijk
ter sprake gekomen. De Académie de Médecine stelde
een rapport op om de regeering hare wenschen
omtrent de op te nemen ziekten kenbaar te maken.
De aangifte \'van Longtering moest niet verplicht
zijn, daar patienten en omgeving die zoo vaak wen-
schen te verbergen en wel een weg zouden vinden om
aan de aangifte te ontkomen. Bovendien zou, gesteld,
dat alle aangiften werden gedaan, behoorlijke ontsmet-
ting niet uitvoerbaar zijn, omdat de ziekte te lang
duurt en er te veel lijders aan de ziekte zijn; er
sterven in Frankrijk jaarlijks 150.000 personen aan
Tuberculose. Hot ergste is nog, dat de patienten te veel

\') Wel zijn in het \'prosidentioelo decreet (pag. 59) Cholera-achtigo
ziekten opgenomen. Do wet zolvo spreekt niot van zulko gevallen.

-ocr page 71-

-- 59 -- 

nadeel zouden ondervinden van die ontsmetting. In
Parijs was een proef genomen om bij 100 patienten,
verdeeld over vijf wijken der stad, regelmatig ontsmet-
ting van linnengoed, vaatwerk enz. uit te voeren. Het
gevolg was een zoo groote vrees van de buren, dat
hun zelfs hier en daar de huur werd opgezegd. Men
heeft toen gemeend, de aangifte facultatief en bij aan-
gifte de ontsmetting verplicht te moeten maken. Dit
laatste is echter blijkbaar niet geschied, zij mag alleen
met goedvinden van den betrokkene plaats vinden. Toen
men eenmaal zoover was, kwam ook van andere ziek-
ten de facultatieve aangifte wenschelijk voor.

Het door de Académie voorgestelde lijstje was
wat anders, dan hetgeen bij presidentieel besluit gegeven
is. Mazelen kwamen ook voor onder de verplichte
aangifte, hoewel in
\'93 dezelfde Académie de schrapping
ervan had aangeraden; in
1900 werd door Vallin
weer op de opneming aangedrongen, omdat de Mazolen-
sterfte voortdurend toenam en er na afloop der
ziekte zoo weinig meer werd ontsmet. De toeneming
van het aantal Mazolengevallen na schrapping van
deze ziekte uit de wet, zou echter wel eens oen schijn-
bare kunnen zijn. Misschien werden ook in Frankrijk
een groot aantal gevallen geheim gehouden, om aan de
bepalingen van ontsmetting e. d. to ontkomen. Na de
schrapping was voor dio geheimhouding geen roden
meer.

Ook werd oorspronkelijk onder de facultatieve aangifte
Otitis media opgenomen, iets wat ons nogal vreemd
voorkomt, daar do bosmottolijklioid van die ziekte nog
niet zoozeer schijnt te zijn opgevallen; terecht komt
zij in hot presidontiëele besluit dan ook niet voor.

-ocr page 72-

- 6Ô -

De uitvoering van de bepalingen der Fransche
wet van 1902 is niet aan een geneeskundig ambte-
naar opgedragen. Wel kan een controle- en inspectie-
dienst worden ingesteld, zoo de Prefect het noodig
acht en de Conseil Général er in toestemt (art. 19). Alleen op
de scholen wordt een deskundig toezicht gehouden
blijkens art. 66 van het modél „règlement sanitaire
municipal applicable aux villes, bourgs où agglomé-
rations". De uitvoering der wet berust dus hoofdzakelijk
in handen van politie-autoriteiten, althans wat aangaat
de voorziening tegen besmettelijke ziekten. De functiën
der gezondheids-commissiën behooren in dit verband
niet thuis.

De wet van 3 Maart 1822 (loi du 8 Mars 1822
sur la police sanitaire) moet Frankrijk beschermen
tegen binnendringen van „maladies exotiques" of „pes-
tilentielies", dit zijn Pest, Gele koorts >en Cholera. Zij
is van een andere constructie dan de wet van 1902, die
hoofdzakelijk gericht is tegen maladies autochthones, hoe-
wel de pestilentiën ook in het lijstje van den President
zijn opgenomen. De wet van \'22 geeft slechts in groote
en algemeene trekken de bevoegdheid van den Koning
aan, ten opzichte van door hem voor te schrijven maat-
regelen, hetzelfde beginsel als in Nederland met de
wet van \'79 is gehuldigd. Zij behelst het volgende:

De Koning bepaalt, uit welke landen het verkeer
tijdelijk of voortdurend aan een sanitair régime moot
worden onderworpen. Hij geeft aan, welke maatregelen

-ocr page 73-

-êi-

aan zee- of landgrenzen zullen worden genomen, hoe
de lazarets zullen zijn ingericht en wat er binnenslands
zal worden gedaan.

Het verkeer ter zee met onbesmette landen wordt
niet belemmerd, tenzij onderweg verdachte voorvallen
plaats gehad hebben; dat met besmette landen wordt
beperkt in overeenstemming met de gezondheidspas
van het schip en kan worden onderworpen aan qua-
rantaine-maatregelen of, zoo de quarantaine op zich
zelf gevaar voor besmetting zou opleveren, geheel wor-
den verboden. Dezelfde bepalingen kunnen ook voor
het verkeer te land geldend worden verklaard.

Dieren of zaken, welke de besmetting kunnen over-
brengen, mogen, indien zij niet gereinigd, bewaard of
zonder gevaar overgebracht kunnen worden, zonder
schadeloosstelling worden vernietigd.

Schepen en personen, die aan de quarantaine-maat-
regelen trachten te ontkomen, worden, ongeacht be-
dreigde straffen, teruggezonden.

Een wet van zoo algemeene strekking kan gemak-
kelijk jaren lang voldoende blijken te zijn, mits de toe-
passing rekening houdt met de eischen des tijds. Mo-
nod zegt, dat er door deze wet een hygiënische dicta-
tuur kon worden geschapen van tijdelijken aard, ge-
rechtvaardigd door het algemeen nut en welzijn.

Ter uitvoering van de wet zijn achtereenvolgens
zeven decreten uitgevaardigd, die zeer verschillend van
inhoud waren; het laatste dateert van 4 Januari 1896.

Niettegenstaande de wet en hare decreten is toch
de Cholera in 1882, \'49, \'54, \'65 en \'84 het land bin-
nengedrongen; toen echter kende men de juiste wijze
van bestrijden nog niet, men paste alleen de ouder-

-ocr page 74-

-- -

wetsche quarantaine van personen toe; afdoende des-
infectie bij Cliolera was zelfs op de conferentie van Wee-
nen in 1874 nog onbekend. Later paste men de wet
niet toe, noch in \'49, noch in \'84 toen de Cholera in
Toulon en Marseille verscheen en toen er misschien
nog tijd was geweest om het overige Frankrijk te vrij-
waren. Men durfde eenvoudig niet.

In 1885 werd weer voor het eerst een bescheiden
poging gedaan, om tot de wet van \'22 terug te keeren,
en werden een tweetal decreten uitgevaardigd, om den
invoer uit Spanje te beperken en een derde, waarbij
voorgeschreven werd, dat ieder, die reizigers komende
uit Spanje herbergde, daarvan kennis moest geven en
dat alle verdachte gevallen, in zijn huis voorkomend,
door hem moesten worden aangegeven.

In 1886 was Monod zelf prefect in het departement
Finistère en werd de wet nog weer eens in ruimer mate
toegepast. Een Cholera-epidemie, sinds October van hot
vorig jaar daar heerschende, was in Januari \'86, echter
al aan het verminderen; men vreesde nochtans, dat zij
met het komende voorjaar het hoofd weer zou opsteken.
Er werden bij decreet een behoorlijke schoonmaak en ont-
smetting en vele andere maatregelen gelast, met het
gevolg (zoo zegt Monod), dat de Cholera verdween. De
bewijsvoering van Monod is, door zijn enthousiasme,
wel eens wat wankelbaar; zoo dient men ook hier wel
te onthouden, dat de epidemie al aan het verminderen
Avas, vóór het decreet werd uitgevaardigd.

Een presidentieel decreet van 4 Januari 1896 (ge-
wijzigd 15 April \'99) is nu nog van kracht; het ver-\'
vangt het oude reglement sanitaire maritime en houdt

\') C. f. Monod 1. c.

-ocr page 75-

- 63 -- 

rekening met de sanitaire conventies, ja zelfs geeft het
een detailleering van de daarbij aangenomen wijze van
bestrijding. Het is van den volgenden inhoud:

De ziekten, die voortdurend maatregelen in Frank-
rijk en Algiers vereischen, zijn: Pest, Gele koorts en
Cholera, terwijl Pokken en Typhus bij uitzondering
tot maatregelen aanleiding kunnen geven. Bovendien
kunnen in het algemeen schepen, wier onhygiënische
toestand door de autoriteiten gevaarlijk geacht wordt,
ten allen tijde aan voorzorgsmaatregelen worden on-
derworpen.

Een gezondheidspas wordt steeds vereischt voor
schepen, komende uit aangewezen plaatsen en voor die-
genen, dio komen uit of uit de omgeving van een
foyer; hij moet in elke aangedane haven worden ge-
viseerd. Op den pas worden bijzonderheden vermeld
omtrent het al of niet voorkomen der pestilentiën in
de haven van vertrok en omtrent den gezondheidstoe-
stand en inrichting van het schip. De pas (patente de
santé) is
neite, wanneer do afwezigheid van elke ziekte
wordt geconstateerd,
brute in het tegenovergestelde
geval.

Elk Fransch stoomschip, dienende voor het post-
verkeer of voor het transport van ten minste honderd
reizigers, dat een traject van minstens 48 uren aflegt,
moet oen médecin sanitaire maritimo aan boord hebben;
dit is een geneeskundige, die door eon speciaal examen
daartoe bevoegdheid heeft verkregen, en die door do
betrokken maatschappij wordt aangesteld en gehonoreerd.

Hij hooft ten taak, het schip te vrijwaren tegen
besmettelijke ziekten, en zoo zij zich voordoen, tegen
hare gevolgen. Hij verzet zich togen inscheping van

-ocr page 76-

-- 64 - 

personen of goederen, die besmetting te weeg zouden
kunnen brengen, zorgt voor liygiène en beraamt met
den gezagvoerder, zoo noodig, te nemen maatregelen.
Hij houdt een register en staat onder controle van de
autoriteiten, heeft dus een ietwat tweeslachtige positie,
die aan het nemen van voorzorgen misschien niet
altijd ten goede zou kunnen komen.

Komt een schip aan, dan worden maatregelen
genomen in overeenstemming met het bepaalde bij de
sanitaire conventiën en naar gelang het schip is voor-
zien van
patente nette of hrute.

Die met patente nette worden, tenzij zy na afgifte
daarvan besmet zijn of kunnen zijn, tot het vrije ver-
keer toegelaten; die met
patente brute worden aan een
gezondheidsrégime onderworpen, dat verschilt naar ge-
lang het schip is: onbesmet, verdacht of besmet.

Quarantaine van de opvarenden heeft alleen plaats
bij besmette schepen, indien de laatste besmetting
korter geleden is dan de incubatie duurt. De gezonden
worden dan in kleine groepen afgezonderd, ten einde
hen spoedig te kunnen ontslaan, terwijl de zieken in
afzonderlijke \'barakken worden ondergebracht.

Direct in het vrije verkeer worden toegelaten de
opvarenden van het onbesmette schip, dat, sinds langer
tijd, dan de incubatie duurt, een besmette haven aan-
deed. Was die tijd korter, dan de duur der incubatie,
zoo worden zij ook toegelaten, maar, ingeval van
patente
brute, \'
op de plaats hunner bestemming Onder genees-
kundig toezicht gesteld. Hetzelfde geldt voor do op-
varenden afkomstig van verdachte schepen.

Desinfectie van hnnen en beddegoed, bagage enz.
geschiedt in alle drie gevallen, evenzoo vernieuwing van

-ocr page 77-

--ê&-

drinkwater en vei-wijdering van het te voren gedesinfec-
teerde ruimwater. De ontlading der goederen en des-
infectie van het schip worden geregeld.

Minder strenge bepalingen gelden voor Gele koorts
tijdens de wintermaanden en voor schepen, die een
bevoegd geneeskundige en een ontsmettingsoven aan
boord hebben.

In-, door- en vervoer van koopmansgoederen wor-
den geregeld in overeenstemming met de Internationale
Conventiën. Om al deze voorschriften naar behooren te
kunnen uitvoeren, zijn er lazarets en stations sanitaires
op verschillende punten aanwezig. De eerste zijn op
alle gebeurlijkheden ingericht en dienen voornamelijk tot
observatie en ontsmetten, hebben dus een gelegenheid
tot onderdakbrengen van gezonden, een ontsmettings-
oven en ziekenbarakken. De tweede inrichting is in
hoofdzaak bestemd tot opnemen van zieken en verdachten
en op kleiner schaal ingericht.

De sanitaire politie langs de Fransche kust wordt
bij hetzelfde decreet uitvoerig geregeld. De kust is
verdeeld in „circonscriptions sanitaires" staande onder
een geneeskundige, als „directeur", met „agents-prin-
cipaux", „agents-ordinaires" en „sous-agents" onder
zijne bevelen. De agents-principaux zijn geneeskundigen,
de andere agents niet.

Voorts zijn in onderscheidene havens gezondheids-
raden ingesteld, wier advies in verschillende zaken door
de administratie moet worden gevraagd; en eindelijk
zijn in den Orient Fransche geneeskundige ambtenaren
gestationeerd, die de regeering op de hoogte moeten
houden van den gezondheidstoestand in hunne om-
geving.

5

-ocr page 78-

Pestserum (serum antipesteux) is aanwezig in de
lazarets, in dat van le Frioul steeds 400 doses, boven-
dien zijn schepen, voor landverhuizers bestemd, verplicht
het aan boord te hebben.

Er zijn wel eens klactóen gerezen over de inrichting
speciaal van dat lazaret le Frioul (Marseille), maar Monod
merkt op, dat een inrichting, die hoogstens 10 dagen
van het jaar wordt gebruikt, bezwaarlijk aan alle
eischen van comfort kan voldoen; hoofdzaak is, dat
Frankrijk worde gespaard!

-ocr page 79-

§ 2. Duitschland en Pruisen.

IJE Duitsche rijkswet van 30 Juni 1900 (Gesetz be-
treffend die Bekämpfung gemeingefährliclier Krank-
lieiten) scliept de mogelijkheid om, bij het voorkomen van
voor het algemeen gevaarlijke ziekten, doeltreffende maat-
regelen to nemen. De Duitsche wetgever maakt onder-
scheid tusschen gemeengevaarlijke ziekten : Gele Koorts,
Lepra, Cholera, Typhus Exanthematicus, Pest en Pokkon,
en do minder gevaarlijke besmettelijke ziekten (über-
tragbare Krankheiton). Bij Rijkswet worden alleen maat-
regelen tegen de eerste categorie gegeven, de bondsstaten
kunnen de wet uitbreiden op do tweede categorie.

Volgens dit, het Duitsche, systeem wordt overal
slechts oen gelimiteerde bevoegdheid geschonken aan
de verschillende autoriteiten tot het nemen van maat-
regelen, waarbij tot plicht gesteld is, het advies van den
geneeskundigen ambtenaar in to winnen. Scherp om-
schreven is, hoever die maatregelen mogen gaan, en op
welke wijze zij ten uitvoer gebracht moeten worden.
Zoo heeft bijvoorbeeld do overheid in bepaalde gevallen
de bevoegdheid, om personen te doen isoleeren in hos-

-ocr page 80-

---68 - 

pitalen; wordt tot dien maatregel overgegaan, dan is
nauwkeurig voorgeschreven, hoe dat geschieden zal.

De Pruisische uitvoeringswet van 28 Augustus 1905
gaat van hetzelfde principe uit en is slechts een
uitvloeisel van bij de Eijkswet gegeven bevoegdheid tot
vaststellen van bepalingen ter voorkoming van be-
smettelijke ziekten.

In Pruisen was tot 1905 van kracht een wet,
dateerende van het jaar 1855, die niet meer voldeed ;
in 1900 werd reeds een ontwerp voor eene nieuwe
wet gemaakt, dat belangrijke uitbreidingen bedoelde van
de Rijkswet; daartoe is het destijds echter niet gekomen.

Ook vele andere bondsstaten hebben na 1900 hun
wetgeving herzien, zoo Beijeren, Baden, Saksen en Hes-
sen. Al die wetgevingen na te gaan zou te ver voeren.

De Rijkswet geeft de volgende bepalingen:

Elk ziekte- of sterfgeval aan Lepra, Cholera, Typhus
Exanthematicus, Pest, Pokken of Gele Koorts moet bij de
politie worden aangegeven, evenzoo de verdachte gevallen
van en verhuizingen bij die ziekten. De aangifteplicht rust
in de eerste • plaats op den geneesheer, daarna pas op
het hoofd van het gezin of bij zijn ontstentenis op hen,
die hem vervangen, op de verplegende personen, den
eigenaar van de woning of den lijkschouwer. De bonds-
raad kan de aangifte van andere besmettelijke ziekten
ook verplichtend stellen.

Zoodra de politie vernomen heeft, dat ziektegevallen
of verdachte gevallen voorkomen, waarschuwt zij
den Kreisarzt, (de wet spreekt van beambtete Arzt),
die zich ter plaatse, waar de ziekte voorkomt, van alles
wat van belang kan zijn, op de hoogte stelt. Hij moet
daartoe, voor zoover hij het tot het vaststellen van de

-ocr page 81-

-- 69 --

ziekte noodig acht en zonder nadeel voor den zieke kan
doen, bij den patiënt worden toegelaten en de noodige
onderzoekingen betreffende den zieke of gestorvene
verrichten. In dringende gevallen kan hij dit ook
zonder kennisgeving der politie doen. De behandelende
geneesheer mag het onderzoek bijwonen en in het bij-
zonder ook de lijkopening, die in geval van verdenking
van Gele Koorts, Cholera of Pest door de politie ter vast-
stelling van de diagnose gelast kan worden.

De personen uit de omgeving van den zieke zijn
verpUcht, den ambtenaar de noodige inlichtingen te geven.

• Wanneer de diagnose dan vastgesteld is, neemt de
politie de voorgeschreven maatregelen; zelfs mag de ge-
neeskundige ambtenaar in spoedeischende gevallen daar-
toe zelf overgaan.

Wanneer ergens besmettelijke ziekte heerscht of
haar verschijning dreigt, kan voor elk sterfgeval een
officiëele lijkschouwing worden bevolen. De maatregelen,
die door de politie genomen kunnen worden ter voor-
koming van de uitbreiding der genoemde ziekten zijn
de volgende:

Zieke en van ziekte of besmetting verdachte per-
sonen kunnen in observatie genomen worden. Beper-
king in de keuze van verblijf- of werkplaats mag
daartoe alleen worden opgelegd, indien het betreft
dakloozen of lieden zonder vaste wooriplaats of ook
personen, die uit den aard van hun beroep gewoonlijk
rondtrekken. Rondtrekkende personen, die uit eon be-
smette plaats komen, kunnen verplicht worden, zich bij
aankomst in eon andere plaats bij de politie aan te
melden (Meldepflicht). Zieken kunnen geïsoleerd worden
in hun eigen huis, waartoe voorgeschreven is, dat zij

-ocr page 82-

-- 70 --- 

zoo mogelijk alleen in aanraking mogen komen met hun
verplegers, den geneesheer of hunne zielverzorger,
terwijl maatregelen moeten worden genomen, om de ver-
spreiding der ziekte, zooveel doenlijk is, tegen te gaan.
Wordt die isolatie te huis niet voldoende toegepast,
dan kan de zieke worden overgebracht naar een geschikt
ziekenhuis of andere inrichting, met de restrictie, dat
de behandelende geneesheer voor zijn patiënt geen
gevaar ducht van een dergelijken maatregel.

Verdachte personen kunnen worden geïsoleerd
op dezelfde wijze als zieken, maar mogen niet met
zieken te zamen worden ondergebracht. De Duitsche
wetgever onderscheidt de verdachte personen in twee
klassen: Ansteckungs- en Krankheitsverdächtige personen
(personen die staan onder verdenking van besmetting
of van ziek zijn); deze mogen te zamen worden geïsoleerd,
als de geneeskundige ambtenaar daarin geen bezwaar
ziet. Woningen of huizen, waarin zich zieken bevinden,
kunnen worden gekenmerkt. Voor verplegers of verpleeg-
sters van beroep kunnen voorschriften worden gegeven,
teneinde hun verkeer te beperken.

Bepahngen kunnen worden gemaakt tor voorkoming
van het propageeren der besmetting door voorwerpen;
daartoe kan toezicht worden gehouden op het beroeps-
matig vervaardigen, behandelen en bewaren van voor-
werpen, die besmetting zouden kunnen overbrengen,
zoowel als op het vervoer daarvan. Dan kan de over-
heid jaarmarkten, kermissen of andere volksvergaderingen
verbieden of beperken; personen, geëmployeerd in
scheepvaart- of ander transportbedrijf, aan een genees-\'
kundig toezicht ..onderwerpen en het verkeer beletten
van zieken of verdachten; de scheepvaart op be-

-ocr page 83-

---- 71 - 

paalde tijden van den dag beperken. Kinderen kunnen
van schoolbezoek tijdelijk worden uitgesloten.

In streken, waar Cholera, Typhus Exanthematicus,
Pokken of Pest heerscht of voorkomt, kunnen pompen
en openbare zwem-, bad- of waschinrichtingen worden
gesloten.

De ontruiming van besmette of van besmetting
verdachte verdachte huizen kan gelast worden, terwijl den
bewoners een ander onderkomen moet worden verschaft.

Desinfectie van voorwerpen en woningen kan wor-
den bevolen; voor reisbagage en handelswaren mag zij
alleen gelast worden bij Cholera, Lepra of Gele Koorts, nl.
wanneer bijzondere omstandigheden er op wijzen, dat die
zaken besmet zijn. Ter voorkoming van Pest kunnen
maatregelen ter verdelging van ratten, muizen en ander
ongedierte worden voorgeschreven.

Afzonderlijk© maatregelen kunnen worden aangegeven
omtrent de bewaring, de kistingen het vervoeren van lijken.

Do Bondsraad geeft voorschriften omtrent de wijze
van uitvoering van al deze bepalingen, speciaal voor
de ontsmetting.

Tor voorkoming van hot binnendringen van ziek-
ten uit het buitenland, kan de toelating van zee-
schepen worden afhankelijk gesteld van de vervulling
van voorschriften en kan do toelating van andere ver-
voermiddelen, de in- en doorvoor, en het binnenkomen
van personen uit besmette landen worden verboden of
beperkt; hieromtrent kan ook weder de Bondsraad be-
palingen vaststellen, die mede bevoegd is tot hot in-
stellen van gezondheidspassen voor schepen, en ten slotte
voorschriften kan geven omtrent het werken met
smetstoffen in laboratoria.

-ocr page 84-

-- 72 - 

In 1900 werden uitvoeringsbepalingen van de Wet
door den Bondsraad bekend gemaakt, die gelden voor
het geval, dat zich Pest voordoet. Zij laten der politie-
autoriteiten een behoorlijke vrijheid van handelen en
zorgen er voor, dat personen geen overlast wordt
aangedaan; zij bieden overigens geen nieuwe gezichts-
punten aan; alle bij de wet gegeven bevoegdheden
komen tot hun recht en blijven grootendeels als be-
voegdheid, niet als plicht gehandhaafd; vooral geldt
dit voor de maatregelen ten opzichte van personen te
nemen; zoo is bijvoorbeeld de beslissing, of iemand
al dan niet in een hospitaal zal worden geïsoleerd, hoe
de observatie zal plaats hebben en dergelijke meer, aan
het oordeel der autoriteiten en van den geneeskundigen
ambtenaar overgelaten. De wet is dus niet van zoo
groote gestrengheid, als men van een Duitsche wet
pleegt te verwachten.

De Pruisische wet van 28 Augustus 1905 (Gesetz
betreffend die Bekämpfung übertragbarer Krankheiten)
stelt de aangifte van ziektegevallen, overlijden en ver-
huizen verplichtend bij Diphtherie, Meningitis cerebro-
spinalis epidemica, Febris puerperalis, Trachoom, Febris
recurrens, Dysenterie, Scarlatina, Typhus, Anthrax, Mal-
leus, Lyssa en beet door dolle of verdachte dieren,
vleesch-, visch- en worstvergiftiging en Trichinose, ter-
wijl bij long- en larynxtuberculose alleen sterfgevallen
behooren te worden aangegeven.

De minister mag, onder nadere goedkeuring van het
parlement, de lijst der ziekten tijdelijk voor het geheele
land of deelen daarvan uitbreiden.

De wet is overigens op gelijke leest geschoeid als

-ocr page 85-

--- 73 - 

de Rijkswet; evenwel zijn hier en daar beperkingen
aangebracht. Zoo mag het onderzoek naar verdachte
ziektegevallen alleen geschieden, indien het Typhus of
Febris puerperalis geldt. Het onderzoek van zieken mag
niet plaats hebben, indien de behandelende arts het na-
deelig voor hen acht; geldt het een kraamvrouw, dan
is bovendien nog de toestemming van het hoofd van
het gezin daartoe noodig.

Bij Diphtherie, Trachoom en Scarlatina mag alleen
een onderzoek naar eerste gevallen worden ingesteld
en dan nog maar uitsluitend, als zij niet reeds door
een arts zijn aangegeven.

De weermiddelen worden voor elk der aangegeven
ziekten afzonderlijk opgenoemd; zij worden gebruikt
zooals bij Rijkswet is bepaald.

Ter verkrijging van een gemakkelijk overzicht, zijn
zij in achterstaande tabel met de bepalingen der rijks-
wet vereenigd. De tabel geeft dus een overzicht van
de maatregelen, die in Pruisen krachtens Duitsche
rijkswet en Pruisische wet voor elk geval van besmet-
telijke ziekte genomen kunnen worden en hoever in elk
geval de autoriteit bevoegd is te gaan met haar voor-
schriften. Hierbij moet nog worden opgemerkt, dat
de isoleering van Scarlatina- en Diphtherie-patienten in
een hospitaal niet mag geschieden tegen den wil der
ouders, indien bij den patiënt te huis de isoleering vol-
doende is verzekerd. De Semaine Médicale^) geeft een
verslag van deze, in haar oogen, niets zeggende restrictie,
die door haar slot eigenlijk geen restrictie is. Zij word
opgenomen om tegemoet te komen aan bezwaren, in
het parlement to berde gebracht, tegen ingrijpende maat-
\') Zio png, H on 75. =) 1905 p. 373.

-ocr page 86-

74

Overzicht van de maatregelen, die in Duitschland en Pruiseö

besmettelijke ziekt^

PRUISISCHE

DUITSCHE
RIJKSWET.

Algemeene bepalingen.

Verplichte i .......

J ovorlyden .. ..
aangifte j verhuizon .. ..

Onderzoek d. ambtenaar

Lijkopening .......

-f


Cholera, gelo
Koorts 011 Pest

Lijkschouw........

Weermiddelen.

Kenmerk......

Observatie......

Isoleering......

Aanmelding . . ..
Toezicht voorwerpen
Verbod jaarmarkten
Toezicht scheepvaart
Schoolverbod .. . .
Sluiten v. pompen enz.
Ontruimen v. woningen

Desinfectie........

Eattenverdelging .. ..
Lijkenvervoer on begraven
Maatregelen aan grenzen
Verplegend personeel.. ,








Cholera, Pest,

Pokkon, Typhus Ex.

Pest.



opgenomen
ziekten.

Lepra, Cholera.
Typhus exanth.
Pest, Pokkon,
Gele Koorts.

I-)
-<!
K
H

a
u
to

PU

W

d
IH

U

a

Ö
H

I-)

K
d

O
O

Q

«

a
u
fM

-i!

-ocr page 87-

75

Dolgens nu van kracht zijnde wetten
^^nomen kunnen worden.

bij de verschillende

Wet.

\') AllGon sterfgoviiUoii.
Alleen eerste gevall.
Alleen mot goedkeu
V. d. arts.

Bovendien m. goedk.
v. hoofd v. h. gezin.



Aanmerkingen.

Bij R ij k s w e t gel-
den verdachte geval-
len voor ziektegeval-
len.

Bij Pruisische
wet alleen verdachte
gevallen v.in Fobris
puorperalis en recur-
rens, Typhus en Mal-
leus.

4-




4-


\') Niet tegen wil d.oudors,



,\') Alleen v. prostituéos,
\') Alleen voor vroed\'
\' vrouwen on bakers.

w
ca

\'A

a

V;
u

ö
\'A
O

.. O

ii w

c

^ O

Bi

H

-ocr page 88-

-- 76 - 

regelen, waar het gold het onttrekken van kinderen aan
de ouderlijke verzorging. Na verschillende discussiën
en herhaalde lezingen van het ontwerp werd het slot,
dat de geheele beperking weer opheft, er aan toegevoegd.

Lijders aan Trachoom kunnen gedwongen worden,
zich onder geneeskundige behandeling te stellen, even-
zoo prostituée\'s, lijdende aan Syphilis, Ulcus molle of Go-
norrhoe, voor zoover van de behandeling resultaat te
verwachten is.

Ingeval van epidemieën van ziekten, die niet in de
wet voorkomen, mag het ministerie analoge maatregelen
nemen, als in de wet zijn voorgeschreven, om haar
uitbreiding te voorkomen.

De Semaine Médicale (9 Aug. 1905) is zeer ingeno-
men met de juiste omschrijving van de bevoegdheid der
overheid in elk bijzonder geval en geeft aan deze
Pruisische wet de voorkeur bóven de Fransche wet,
waar die bevoegdheid niet voldoende is omschreven.

Het wetsontwerp wilde aan de politie en de genees-
kundige ambtenaren ruimer bevoegheid zien toegekend,\')
gelijk aan die der rijkswet, dan hun ten slotte bij de
definitieve wet is toegekomen ; in de wetgevende macht
gingen er stemmen op, om ten opzichte der venerische
ziekten strenge, ja zelfs draconische bepalingen te maken,
die echter gelukkig niet zijn opgenomen, daar zij aan-
leiding tot misbruik zouden hebben gegeven.

De Memorie van Toelichting verschaft ons inlichtin-
gen, waarom sommige ziekten niet, andere wel zijn op-
genomen. Zoo lezen wij omtrent Mazelen en Rubeola,
dat de relatieve sterfte aan die ziekten in Pruisen niet

Ook bij do in do Pruisische wot opgenomen ziekten.

-ocr page 89-

-- 6Ô -

groot is, van Mazelen komen drie sterfgevallen op
honderd ziektegevallen, van Rubeola kwamen bijna
geen sterfgevallen voor. De absolute sterfte aan
Mazelen en Roodehond te zamen is in Pruisen 8923
(1890—1899) of 28,5 per 100.000 inwoners. Meerendeels
achten de Pruisische deskundigen maatregelen onnoodig,
ja er zijn verscheidene artsen, die kinderen juist aan de
besmetting willen blootstellen, omdat de ervaring leert,
dat op ouderen leeftijd de ziekten veel gevaarlijker worden.
Mij komt dit steeds voor te zijn een spelen met vuur.
Men was in Pruisen ten slotte van oordeel, dat maat-
regelen weinig effect zouden hebben in verhouding met
den grooten last aan de bevolking veroorzaakt, een oor-
deel, dat de wetgever heeft onderschreven.

Voor Kinkhoest gelden zoowat dezelfde argumenten,
alhoewel toegegeven wordt, dat aangifte en isoleering
van aangetaste kinderen beneden de 10 jaar oud tot
een zekere hoogte van nut zou kunnen zijn ; de sterfte
aan Kinkhoest was in 1893 op 100.000 levenden

in het 1« jaar..............................868.6

„ „ 2° \' „ ...............318.2

„ „ ..............................95.9

„ „ 4" — 5° jaar......................\'36.1

. „ 6° - 10° „ ....................6.4

„ „ 11" - 15° „ ....................0.7

Malaria komt in Pruisen zelden voor; de beste wijze
ter voorkoming der uitbreiding is snelle genezing der
zieken door middel van chinine. Mij lijkt dit wel wat
apodictisch; toegegeven, dat maatregelen in den geest van
deze of andere wetgevingen niet bij Malaria zouden kun-
nen worden doorgevoerd, dan behoort de bestrijding, be-

-ocr page 90-

--- -

halve met chinine, toch ook vooral door hygiënische maat-
regelen te geschieden.

Influenza werd niet in het ontwerp opgenomen,
omdat de wijze van besmetting wetenschappelijk nog
niet vaststond, voorts omdat de relatieve sterfte gering
is en de ziekte zich zoo buitengewoon snel uitbreidt,
dat zij wel aan maatregelen zou ontsnappen.

De opneming in de wet van Febris recurrens en
MaUeus wordt door de Semaine Médicale wat vreemd
gevonden, omdat er zoo weinig sterfgevallen voor-
komen, slechts 78 ziektegevallen aan Febris recurrens
van 1889—1894 en maar 14 sterfgevallen aan Malleus
in een tijdperk van negen jaar, van 1889—1897.

De sterfte aan Febris puerperahs is in Pruisen be-
langrijk grooter op het land dan in de steden, wat
wordt toegeschreven aan het feit, dat ten plattelande de
verloskunde grootendeels in handen van vroedvrouwen is;
het onderscheid is nogal belangrijk, zoo bijvoorbeeld in
Bezirk Dantzig 87.8 en 75.1 per 100.000 geboorten;
dit is dan ook het grootst aangegeven yerschil. In het-
zelfde jaar bedroeg de sterfte in Nederland (1898) 108
per 100.000 geboorten, zoodat Pruisen hier schijnbaar
nog in het voordeel is. Echter moet worden in hot
oog gehouden, dat sterftestatistieken omtrent Puerperaal-
koorts om verschillende redenen weinig vertrouwen
verdienen.

Zeer interesseert ons de Tuberculose-kwestie. Het
ontwerp had ook aangifte verlangd van vergevor-
derde stadia van Tuberculose, voor het geval de-
patienten verhuizen. De regeering deed veel moeite om
de aangifte er door te krijgen, maar het parlement was
van oordeel, dat te groote ongerustheid door zulke

-ocr page 91-

--  

voorschriften zou ontstaan en verwierp het voorstel
met een belangrijke meerderheid.

Uitvoeringsbepalingen geven nauwkeurig aan, hoe
alle maatregelen genomen moeten worden; daar mijn
bedoeling slechts is, een algemeenen indruk van de
Duitsche en Pruisische wet te geven, meen ik die stil-
zwijgend voorbij te kunnen gaan.

Het is wel van belang, deze beide recente wet-
gevingen — de Fransche en de Pruisische — eens met
elkander te vergelijken; wij geneeskundigen mogen
daarbij abstraheeren van de wettentechniek, het is in
onze materie van minder belang, of de gedetailleerde
bepalingen worden gegeven krachtens presidentieel
decreet of bij de wet zelve, het komt er voor ons
maar op aan,
welke voorzorgsmaatregelen genomen
worden.

1

Van de ziekten, waartegen wordt geageerd, zijn er
enkele, die ons bijzonder belang inboezemen; Tuber-
culose, Mazelen en Kinkhoest, besmettelijke huid-, haar-
en oogziekten zijn degenen, waarover in Nederland
vooral veel pennen in beweging zijn gebracht. In
zake Tuberculose gaat do Pruisische wet verder dan
de Fransche, de laatste spreekt alleen van Tuberculosis
pulmonum, de eerste ook van Larynxtuberculose; vol-
gens de Duitsche wet zijn maatregelen alleen bij overlijden
mogelijk, maar dan ook verplicht, volgens de Fransche wet
zijn maatregelen ook tijdens het leven van den patiënt
mogelijk, maar in elk geval facultatief.

Mazelen komt in geen der beide wetten voor, Kink-

\') C. f. pag. 58 on 59.

-ocr page 92-

- 80 - 

hoest en Hoofdzeer alleen in de Fransche wet, nl. onder
het aantal, waar facultatieve maatregelen zijn aangegeven.
Trachoom komt in beide voor.

Venerische ziekten worden, in sommige gevallen,
alleen door den Duitschen wetgever in aanmerking
genomen, tei-wijl Lepra in beide landen aanleiding moet
of kan geven tot het nemen van voorzorgsmaatregelen.

Uitte de Semaine Médicale hare verwondering over
de uitgebreide Pruisische lijst, waaronder ook ziekten
als Anthrax, Malleus, Lepra, Trichinose, vleesch-, visch-
en worstvergiftigingen voorkomen, het Fransche facul-
tatieve lijstje maakt het niet veel beter. Influenza,
Pneumonie, Erisypelas en Parotitis zullen wel niet veel
voorstanders van hun opneming in eenige wetgeving
kunnen vinden.

De aangifteplicht is in beide landen aangenomen,
het kenmerken der huizen enkel in Duitschland. Een
geneeskundige ambtenaar komt alleen voor in de Duit-
sche wet, aan hem is in buitengewone omstandigheden
zelfs uitvoerende macht verleend; van een speciaal
schooltoezicht komt alleen in de Fransche wet iets
voor; volgens de Duitsche wet kan de beambtete Arzt
onderzoek instellen naar het voorkomen van besmettelijke
ziekten, ook dus onder schoolkinderen. Ter voorkoming
van infectie is dus do schoolarts daar niet bepaald noodig.

De maatregelen van isoleering in huis en in het hos-
pitaal, van desinfectie en ter beperking van het verkeer
komen in beide wetten voor. Een eigenaardigen indruk
maakt de Fransche bepaling omtrent het uitgaan
van herstelde zieken. Die maatregelen van desinfec-

Behoudens in Frankrijk de geneeskundige ambtenaren .aan de kust-
en quarantaine-inrichtingen. Vorgol. blz. G7.

-ocr page 93-

- 81 - 

tie en reiniging, vóórdat herstelde zieken in het pubhek
mogen verschijnen, zullen toch wel uiterst moeilijk te
controleeren zijn.

Zieken- en lijkentransport is eveneens vrijwel over-
eenkomstig geregeld.

In Pruisen bestaat een behandelingsdwang bij Tra-
choom en in sommige gevallen van Venerische ziekten.
Schoolverbod is zoowel in Frankrijk als in Duitschland
mogelijk.

De Vaccinatie is in Pruisen al sinds langen tijd
verplicht in het kalenderjaar volgende op het geboorte-
jaar en in het 12e levensjaar; Frankrijk gaat nog ver-
der en stelt haar verplicht in het 1", 12° en 21® levens-
jaar; gemoedsbezwaren (zooals in Engeland) worden
niet door deze wetten erkend.

Hoever men in Duitschland wel gaat met bestrijding
van besmettelijke ziekten, leert een artikel in het Ned.
Tijdschr. van Geneeskunde van 8 Maart 190G, waarin
Dr. Venema een beschrijving geeft der Typhusbestrijding
in Zuid-West-Duitschland, en waaruit wij een indruk
kunnen krijgen van de werking der wet. De desinfectie
wordt door geschoolde beambten uitgevoerd; de iso-
leering in het huis van den patiënt moet geschieden
in een vertrek, dat toegankelijk is buiten andere be-
woonde vertrekken om. Men krijgt uit dit artikel den
indruk, dat vooral op overbrenging naar het hospitaal
wordt aangedrongen en dat men pas, als deze geweigerd
wordt, tot de isoleering te huis overgaat. Natuurlijk
moet die dan goed geschieden, anders kan de Kreisarzt
de overbrenging naar het hospitaal doen gelasten. Het
artikel is vooral belangwekkend door de mededeelingen
omtrent het bacteriologisch onderzoek, dat in ruime mate

C

-ocr page 94-

-8Ê-

wordt uitgevoerd. Vereischt is daarvoor, dat het noodige
materiaal wordt bewaard; bij de wet is dat niet voor-
geschreven, weigering komt in dit opzicht zelden voor;
in Elzas-Lotharingen bestaat bovendien nog een oude
Fransche wet, waardoor het huisgezin van den zieke
gedwongen kan worden materiaal af te geven. De op-
zending van faeces, bloed, urine en soms sputa geschiedt
op gemakkelijke wijze door den geneesheer; valt het
onderzoek positief uit, dan krijgt zoowel de behan-
delende arts als de geneeskundige ambtenaar onmid-
dellijk bericht. Dan worden ook urine en faeces van
de andere leden van het gezin onderzocht en tracht
men zoogenaamde bacillendragers op te sporen. Dit zijn
oogenschijnlijk gezonde personen, die virulente mikro-
organismen in hun lichaam herbergen, in dit geval
dus Typhusbacillen. Die bacillendragers vallen onder
de bepalingen, gemaakt ten opzichte der van besmet-
ting verdachten en moeten dus de noodige voorzorgs-
maatregelen in acht nemen.

Uit dezelfde mededeelingen van Dr. Venema blijkt,
dat de Kreisarzt een bacteriologisch onderzoek kan doen
verrichten in het instituut, dat tot zijn gebied behoort
(pag. 525 1. c.), en dat die onderzoekingen op ruime
schaal plaats vinden.

Hoe het nog in 1902 met die instituten stond, kan
men vinden in „Das öffentliche Gesundheitswesen" van
Dr. O. Rapmund. Het blijkt, dat niet elke Kreisarzt
een laboratorium tot zijn dienst heeft, maar dat onder-
zoekingen, te verrichten ten dienste van de hygienó,
speciaal voor de Seuchenbekämpfung, geschieden in
allerlei rijks-, stedelijke en zelfs particuliere laboratoria.

-ocr page 95-

- 83 - 

Er wordt op gewezen, dat een uitbreiding van die in-
stituten zeer wensclielijlc is, dat de universiteitslabora-
toria niet in voldoend aantal aanwezig zijn; dat de
particuliere instellingen om verschillende redenen vaak
niet te vertrouwen zijn, en bovendien de onderzoekin-
gen daar te kostbaar komen, om op eenigszins uitge-
breide schaal te kunnen worden doorgevoerd.

Dan ook wordt de meening geuit, dat onderzoekin-
gen, voor de tijdige herkenning van besmettelijke ziek-
ten uit te voeren, zeker niet van minder belang zijn,
dan die van voedingsmiddelen e. d., waarop in Duitsch-
land meer de aandacht schijnt te vallen, en ten slotte
gezegd, dat niet de Kreisarzt zelf de onderzoekingen
moet verrichten, maar een speciaal daarvoor opgeleid
personeel.

In Zuid-West-Duitschland zijn inderdaad volgens
Dr. Venema vele laboratoria met speciaal geschoolde
artsen opgericht, zoo to Trier, Saarbrücken, Metz, Straats-
burg, Landau enz. Aan het hoofd van die inrichtingen
staat een bacterioloog met minstens één assistent. In
hoofdzaak bemoeien zij zich met de Typhus-bestrijding.

Hoewel dit deel der SeuchenbekUmpfung dus nog
wel eenige nadere regeling behoeft, schijnt toch ook in
dit opzicht de Pruisische regeling beter te wezen dan de
Nederlandsche. Wat do laatste betreft, moge het vol-
gende in dit hooMstuk eene plaats vinden, hoewel het
er strikt genomen niet thuis behoort.

Weliswaar konden ook hier te lande onderzoekingen
ten behoeve van het (vroegere) Staatstoezicht, blijkens
missive van den Minister van Binnenlandscho Zaken
van 1 Dcc. 1898, aan de laboratoria der rijksuniversi-

\') Zio lator pag.

-ocr page 96-

- 84 --

teiten geschieden, en werden, geHjk bekend is, derge-
lijke onderzoekingen, waar het betreft de tijdige her-
kenning en vaststelling der diagnose in geval van Dy-
senterie, Cholera en Meningitis epidemica op ruime
schaal o. a. door Prof. Spronck verricht.

Wel zijn er sedert, zoo goed en kwaad het ging,
laboratoria ten behoeve van het Toezicht op de Volks-
gezondheid in de zetels der Hoofdinspecties ingericht,
die echter hoofdzakelijk dienen voor de pharmaceutische
Inspecteurs, dus voor het onderzoek van medicijnen
en levensmiddelen.

Het voorstel echter, om ten behoeve van den Cen-
tralen Gezondheidsraad, een laboratorium te stichten,
werd verleden jaar, dank zij de bemoeiingen van het
deskundig Kamerlid, Dr. Blooker, verworpen. Niet, dat
men meende, dat het niet noodig was, maar het kon
wel goedkooper.

De onderzoekingen zullen dus voorloopig alleen
in de universiteitslaboratoria kunnen geschieden, hoewel
een desbetreffende regeling thans niet meer bestaat.

Nu kan men in dergelijke laboratoria wel veel doen;
dit blijkt wel uit het medegedeelde uit het hygiënisch
instituut te Straatsburg, maar het gaat niet aan, ze
met dergelijke uitgebreide en voortdurende onderzoe-
kingen te vullen, tenzij men ook aan die inrichtingen
een belangrijke uitbreiding gaf en hen ook tijdens de
vacantiën voor dat doel open stelde. Er zal dan voor
die onderzoekingen een afzonderlijk personeel behooren
te worden aangesteld, dat wel onder den Hoogleeraar-
Directeur kan ressorteeren, maar met welk personeel
en onderzoekingen de Hoogleeraar zich slechts opper-
vlakkig zal kunnen bemoeien.

-ocr page 97-

--- 85 - 

In België begrijpt men het nut van dergelijke in-
stituten zeer goed; hoewel de wetgeving daar een ver-
ouderde mag heeten, is inderdaad de regeling der ziek-
ten-bestrijding, zij het ook door ministeriëele aanschrij-
vingen e. d., niet zoo slecht; daar zijn provinciale labo-
ratoria voor het doen van onderzoekingen op hygienisch
gebied.

Aangezieii de Kreisarat in Pruisen bij de bestrijding der
besmettelijke ziekten een belangrijke functie te vervullen
heeft, volgt hier het een en ander omtrent dat ambt,
dat in Pruisen niet nieuw is.

Het instituut der Kreisärzte of Physici bestaat daar
roods sinds. 1685, aanvankelijk alleen voor de steden, sedert
het midden der 18e eeuw ook voor het platte land (zie
Finklonburg in Weil\'s Handbuch der Hygiëne deel I).
Bij een wet van 16 September 1899 werd de betrek-
king hot laatst geregeld (c. f. Dr. O. Rapmund, das öffent-
liche Gesundheitswezen 1901). Om tot Kreisarzt te kunnen
worden aangesteld, moot men zijn arts on doctor in do
geneeskunde, aan een bepaald examen hebben voldaan
(Kroisärztlicho Prüfung) en gedurende vijf jaren in de
praktijk geweest zijn.

De Kreisarzt is in hoofdzaak technisch adviseur
van de autoriteiten; moet vorder toezicht houden op
don gezondheidstoestand van zijn Kreis en do bevolking
onderrichten (aufklärend und belehrend auf die Bevöl-
kerung ein(zu)wirkon); moot de naleving van wetten
controleeren en op apotheken, vroedvrouwen, enz. toe-
zicht houden.

Hij moet de autoriteiten op gebroken in de ver-
zorging der openbare gezondheid opmerkzaam maken
en voorstellen doen, om tot verbetering te geraken

-ocr page 98-

--- 86 - 

(recht van initiatief). Hij moet desgevorderd deelnemen
aan de zittingen van den Kreisausscliuss en van den
Kreistag en heeft daar een adviseerende stem.

Hij heeft het recht, aan alle zittingen van de Gezond-
heidscommissie deel te nemen, heeft ook daar een advi-
seerende stem en kan ten allen tijde de samenroeping
van die commissie verlangen. Verzoek daartoe moet hij,
met redenen omkleed, schriftelijk aan den president richten.

Bij alle handelingen van de gezondheidscommissie
heeft de Kreisarzt recht van advies en moet steeds
worden geraadpleegd. In spoedeischende gevallen kan
hij actief optreden (o. a. bij besmettelijke ziekten).

Echter zijn er een tweetal bepalingen in de wet
van 16 September 1899, die de waarde van de insteUing
grootendeels verkleinen, n.1.:

§ 3. So besondere Verhältnisse es erfordern, kön-
nen vollbesoldete Kreisärzte angestellt werden, enz.

§ 9. Der Kreisarzt ist der Gerichtsarzt seines
Amtsbezirkes. Wo besondere Verhältnisse es fordern,
kann die Wahrnehmung der gerichtsärtzthchen Ge-
schäfte besondern Gerichtsärzten übertragen werden.

Alleen de vollbosoldete Kreisärzte zijn uitsluitend in
dienst van den Staat, zij mogen, tenzy in dringende om-
standigheden, geen praktijk uitoefenen en hebben eon
vast traktement; zij mogen wel na bekomen vergun-
ning andere ambten daarnevens waarnemen.

Het meerendeel der Kreisärzte is echter in Pruisen
niet ,,vollbesoldet"; do meesten nemen dus do betrek-
king nevens hun praktijk waar of naast het directeur-
schap eener inrichting of do positie van Vertrauens-
arzt eener levensverzekeringmaatschappij e. d.

-ocr page 99-

- 87 —

Dr. Herman Ploss (Ueber das Gesundheitswesen und
seine Regehmg im Deutschen Reiche 1882) wees er
reeds op, dat de werkzaamheden van een Kreisarzt
zoo vele en zoo gewichtige zijn, dat zij, bij goede ver-
vulling, den geheelen persoon in beslag nemen. Dat
het dus niet billijk is, hem maar gedeeltelijk te bezol-
digen, en dat hij zijn werkzaamheden naast andere be-
slommeringen niet behoorlijk kan vervullen.

Het tweede groote bezwaar tegen de instelling, zoo-
als die nu in Pruisen gevonden wordt, is, dat do Kreis-
arzt ook met de Medicina Forensis wordt belast.

Afgezien van het feit, dat die samenkoppeling van
de Gerechtelijke Geneeskunde en de Hygiene niet ge-
wenscht is, als behoorende onder een verschillend gebied,
wordt de Kreisarzt in Pruisen juist door die rechts-
zaken overstelpt, zoodat voor andere werkzaamheden
zijn toch al niet in ruime mate beschikbare tijd te
kort schiet. Van verschillende zijden is ook reeds op
dien misstand gewezen en er bovendien nog op ge-
doeld, dat bij de geringe mate van uitvoerende macht
aan dezen ambtenaar toegekend, hij tot nog toe niet
veel tot stand heeft kunnen brengen.

Men zal zich dus terecht afvragen, of de Kreisarzt
wel opgewassen kan zijn tegen de veel omvattende
taak, hem bij de Wet van 28 Aug. 1905 opgelegd, en
of bij een regeling, als de tegenwoordige, die wet niet
een doode letter zal blijven. Wil men dat voorkomen,
dan zal het aantal der vollbesoldete Arzte zeker belang-
rijk uitgebreid moeten worden.

Inderdaad zijn in 1897 voorstellen in dien zin ge-
daan, echter, naar verluidt, om agrarische en iinanciëele
overwegingen niet in behandeling genomen.

-ocr page 100-

§ 3. Engeische wet. Public Health Act.

200 vaak, men deed het reeds in 1872, wordt op

Engeland gewezen als het land, dat zijn gezondheid
goed in acht neemt. Monod prijst ook vooral de Engolscho
hygiënische wetgeving, het loont dus wel de moeite
eens na te gaan, wat zij doet om de uitbreiding van
besmettelijke ziekten aan banden te leggen.

De daarop betrekking hebbende wetgeving berust op
de Public Health Act van 1875, een complex van allerlei
voorschriften, niet alleen van hygiënischen aard, maar
betrekking hebbende op de salus pubhca in het
algemeen.

Deze act behelst voorschriften omtrent rioleering,
waterverzorging, kelderwoningen, logementen; hinder-
nissen (onze hindenvet); ondeugdelijk vleesch; besmet-
telijke ziekten; hospitalen, lijkenhuizen en begraaf-
plaatsen; toezicht op straten en wegen, bouwen daaraan
en hun verlichting en onderhoud; regelen omtrent admi-
nistratie en omtrent autoriteiten, belast met het sanitaire
toezicht op havens.

In het voor ons van belang zijnde gedeelte, over
de besmettelijke ziekten, worden twee principes onder-
scheiden : de voorziening tegen besmetting en het voorkó-
men van epidemische ziekten. De ziekten worden niet
met name genoemd, noch worden de twee principes juist
gedefiniëerd, Ook Mr. Vroede is dit opgevallen; hij

-ocr page 101-

- 89 - 

verklaart het uit de historie van het betreffende ge-
deelte (Part EU) der Public Health Act, dat ontstaan
is uit een groot aantal andere wetten, tenvijl het
Engelsch parlement met groote gemakkelijkheid over
redactioneele moeilijkheden pleegt heen te glijden.

Ter voorkoming van besmetting dan, hebben de
plaatselijke autoriteiten de bevoegdheid om verschillende
maatregelen te nemen; daarvoor is een eerste vereischte
een verklaring van den geneeskundigen ambtenaar
(Medical Officer) of een ander bevoegd geneesheer.

Zij mogen den eigenaar last geven tot het reinigen
en ontsmetten van huizen en daarin voorkomende
voorwerpen en, indien hij de lastgeving niet opvolgt,
zelf tot die reiniging en ontsmetting doen over-
gaan. Kleeren en beddegoed kunnen ontsmet, zoo
noodig vernietigd worden. Do autoriteiten mogen eon
ontsmettingsinrichting met al wat daarbij behoort,
oprichten en alle besmette voorwerpen daarheen doen
vervoeren; zij mogen er ook een speciaal voertuig
voor het vervoor van lijders aan besmettelijke ziekten
op na houden.

Ziokon, die geen behoorlijk onderdak hebben of
zich bevinden in een vertrek, door moer dan óéne familie
bewoond, of in schepen of vaartuigen, mogen door
do overheid naar een ziekenhuis overgebracht worden.
Hetzelfde geldt voor hen, die zich onder gelijke omstan-
digheden in slaapsteden of logementen ophouden, met
dien verstande, dat dan de toostennning van den houder
van die inrichting vereischt wordt.

Do kosten van ontsmetting, vernietiging en verple-
ging neemt do Staat voor zijn rekening, zelfs verschaft

-ocr page 102-

----- 90 - 

hij tijdelijk onderdak aan hen, die hun huis hebben
moeten verlaten om dit te doen desinfecteeren.

Het is verboden en strafbaar, dat lijders aan de
een of andere gevaarlijke besmettelijke ziekte zich zonder
behoorlijke voorzorgsmaatregelen in het publiek (straat,
herberg, winkel, openbaar vervoermiddel) vertoonen.
Evenmin mogen besmette voorwerpen zonder vooraf-
gaande desinfectie uitgeleend, verkocht of verhandeld
worden.

Elk publiek vervoermiddel moet dadelijk na besmet
te zijn geworden, door den eigenaar worden ontsmet.
Huizen of kamers, waarin lijders aan besmettelijke
ziekten ondergebracht geweest zyn, mogen niet weder
verhuurd worden, tenzij zij volgens goeddunken van
den geneesheer zijn ontsmet.

Onder deze zelfde rubriek van voorzieningen tegen
besmetting ressorteert een bepaling van ruime strek-
king, waardoor de Local Government Board be-
voegdheid erlangt tot het geven van voorschriften, bij
de behandeling van lijders aan Cholera of andere
epidemische, endemische en infectieuse ziekten in
acht te nemen, en ter voorkoming van do uitbreiding
dier ziekten.

Mr. Vroede teekent hierbij aan, dat in 1896—\'97
van die bevoegdheid alleen gebruik gemaakt werd, om
het toezicht op do binnenvaart, het vervoer to land
en de zee-quarantaine te regelen. (Do quaratainewet van
1825 is in Engeland afgeschaft).

Ter voorkoming van epidemieën mogen do plaatselijke
besturen, zoodra een epidemische, ondemische of besmet-
telijke ziekte dreigt uit te breken, verorderingen maken

-ocr page 103-

---- 91 - 

omtrent de bespoediging van de begrafenis, de ver-
schaffing van geneeskundige liulp, de bevordering van
reinheid, ventilatie en desinfectie en ter voorkoming
van de uitbreiding der ziekte.

Voor hen, die zoo vaak wijzen op de onschendbaar-
heid van de huiselijke rechten in Engeland (,,my home
is my castle") zij gewezen op de bepahng, dat de plaat-
selijke overheid en hare ambtenaren, ter uitvoering van
die verordeningen, het recht hebben elke woning, schip
of dergelijk binnen te treden.

Voorts kan de plaatselijke overheid verplicht worden,
een inrichting tot het bewaren van lijken aanwezig te
hebben en kan onder bepaalde omstandigheden het
vervoer van een lijk daarheen worden gelast.

In een ander hoofdstuk verscholen, komt nog een
belangrijke bepaling voor, nl. dat de houder van een
slaapstede of logement verplicht is, de in zijn inrichting
voorkomende ziekten (,,fever or any infectious disease")
aan te geven en dat de plaatselijke overheid voorschriften
ter voorkoming van infectie in die inrichtingen, mag
uitvaardigen.

De Public Health Act geeft dus in algemeene
termen aan de plaatselijke overheid bevoegdheid, deels
direct tot het nemen van maatregelen, deels tot hot vast-
stellen van bepalingen. Opvolgende acts hebben dezo be-
voegdheden uitgebreid en ook verplichtingen zoowel,
voor de overheid als voor hot individu, in het leven
geroepen.

Zoo wordt de aangifte van besmettelijke ziekten geregeld
door do Infectious Disoase Notification Act van 1889, aan-
vankelijk niet overal geldig, maar in 1899 ook voor
do overgebleven districten bindend verklaard.

-ocr page 104-

- 92 --- 

Deze wet gebiedt de aangifte van besmettelijke
ziekten, zoowel door het hoofd van het gezin of de-
genen, die hem vervangen, als door den behandelenden
geneesheer, die tevens allerlei mededeelingen omtrent
patient en ziekte moet doen. Eigenaardig is zeker, dat
die aangifte en die mededeeling, zoo
zij geheel con-
form de wet zijn, worden beloond met twee en een
halve shiUing, of, zoo het geldt een geneeskundig
ambtenaar, met ééne shilling. De mededeeling schijnt
dan ook in een vrij uitvoerig rapport te moeten
geschieden.

De wet geldt voor een aantal ziekten, de opsomming
klinkt wat curieus; zij luidt:

Small pox. Cholera, Diphtheria, Membranous Croup,
Erisypelas, the diseases known as Scarlatina or
Scarlet fever, and the fevers known by any of the
following names. Typhus, Typhoid, Enteric, Relapsing
Continued or Puerperal.

De plaatselijke overheid mag het lijstje uitbreiden.
Een derde wet, de Infectious Disease Prevention Act
van 1890, breidt de bepalingen van de Public Health
Act nog wat uit en maakt ze bindend voor de boven
genoemde ziekten.

In de eerste plaats wordt een toezicht ingesteld
op melkerijen en al wat met de melkslijterij in verband
staat, terwijl bij het voorkomen van besmettelijke ziekten
de verkoop van melk uit een dergelijke zaak verboden
kan worden.

Ontsmetting of reiniging van huizen en voorwerpen
wordt van wege de overheid gelast, desnoods uitgevoerd,
zoodra de geneeskundige het noodig acht. In Engeland
heeft dus zelfs het voorschrift van een praktizeerend

-ocr page 105-

-Ö3-

geneeskundige in deze materie, zij het indirect, bindende
kracht.

De overheid mag op kosten van de gemeente over-
gaan tot ontsmetten van kleeren, beddegoed en derge-
lijke in de daarvoor aanwezige inrichting.

Het verhuren van een huis of kamer, die besmet
zijn, wordt niet speciaal genoemd, de bepaling in de
Pubhc Health Act daaromtrent is voldoende.^)

Strafbaar zijn bovendien zij, die een huis of kamer,
waarin sinds kortoren tijd dan 6 weken een besmet-
telijke ziekte voorkwam, verlaten, zonder het behoorlijk
te hebben ontsmet of althans voor het besmettings-
gevaar te hebben gewaarschuwd.

Lijken van personen aan besmettelijke ziekte gestor-
ven mogen zonder permissie van den geneeskundigen
ambtenaar of ander geneesheer niet langer dan 48 uron
bewaard worden, tenzij in afzonderlijke kamer of
lijkenhuis. Opvallend is steeds de gelijkstelling van den
geneeskundigen ambtenaar met de praktiseerende genoes-
heeren; Mr. Vreode betoogt, dat de instelHng van die
ambtenaren in Engeland zeer onvolkomen is geregeld,
dikwijls zelfs een wassen neus blijkt te zijn.

Li hospitalen aan zulke ziekten overledenen mogen niet
anders dan naar een begraafplaats worden vervoerd, terwijl
in sommige gevallen de vrederechter directe begraving
gelasten kan; dezelfde magistraat kan overbrenging
gelasten van lijders aan besmettelijke ziekten, die geen
behoorlijk onderdak hebben.

Het binnentreden der woningen door den Medical

Tivrt III Soct. 129 bodroigt mot straf don vorhuurdor, dio, govra.agd
naar hot voorkomen van bcsmottclijko ziokto in oon to vorhuron huis
of kamor, daarop oon vorkoord antwoord gooft. (Zio ovorigons pag. f)0).

-ocr page 106-

— M--

Officer is tot bepaalde tijden van den dag beperkt.

De Isolation-hospitals Act van 1893 ton slotte garan-
deert voor kleine plaatsen de mogelijkheid, om een zie-
kenhuis in te richten, zonder evenwel de verphchting
daartoe te scheppen.

In combinatie geven deze vier acts een algemeene
regeling voor het Britsche rijk, de plaatselijke besturen
kunnen die door blijvende of tijdelijke verordeningen
uitbreiden (bylaws en regulations).

Ter vergemakkelijking van het overzicht geef ik
hieronder een samenvatting van de wettelijk noodige
en de wettelijk mogelijke maatregelen.

Voor een aantal ziekten bestaat aangifteplicht
zoowel voor het hoofd van het gezin, als voor den
geneesheer. Die ziekten zijn: Pokken, Cholera, Diphtherie,
Roodvonk, Typhus, Dysenterie, Febris recurrens en
continua, Febris puorperalis, Erisypelas.

De overheid is bevoegd of soms verphcht tot des-
infectie en reiniging van woningen en tot ontsmetting
van voorwerpen; zij is bevoegd, tot isoleering van
personen uit slaapsteden, slechte woningen en schepen
en van hen, die geen onderkomen hebben.

Lijders mogen zich niet zonder bepaalde voorzorgs-
maatregelen in het publiek begeven.

Vervoer van besmette voorwerpen en zieken is geregeld.
Het begraven van lijken ovenzoo, ook tot gelasten van
directe overbrenging van het lijk bestaat de mogelijkheid.

Wanneer Cholera of andere ziekten epidemisch
heerschen, mag de overheid bijzondere verordeningen
vaststellen. De uitoefening van het bedrijf in besmette
melkerijen enz. kan verboden worden.

-ocr page 107-

_— 95-

De Medical Officer heeft bevoegdheid om de uitvoe-
ring der bepalingen te controleeren, soms ook indirect
uitvoerende macht (ontsmetten en reinigen).

Voorschriften omtrent ziekenhuizen en lijkenhuizen
zijn gegeven, de laatste kunnen verplicht gesteld worden.
Besmette woningen mogen niet zonder ontsmetting of
waarschuwing voor het gevaar, aan den nieuwen be-
woner worden verhuurd of verlaten.

De vaccinatie komt in deze Engelsche wetten niet
voor, toch is zij verplicht, tenzij er gemoedsbezwaar
bestaat. Van wege de overheid worden vaccinateurs
aangesteld. De ouders krijgen van het bevolkingsbureau
een formulier, na gedane en geslaagde vaccinatie door
den geneesheer in te vullen. Daarna wordt het aan
de registratie teruggezonden. Komt geen behoorlijk
ingevuld formulier terug, dan worden de ouders vervolgd
(en gestraft) tot dat het verzuim hersteld is.

Verbod van schoolbezoek door kinderen uit besmette
gezinnen komt in geen Engelsche wet voor!

De Medical Officer (zie ook pag. 96) heeft echter een
grootere vrijheid van handelen, dan men wel zou meenen.
Er wordt wel eens wat veel geschermd met den bekenden
Engelschen vrijheidszin; de politie heeft daar een grooto
autoritaire macht, waarin de geneeskundige politie
schijnt te deelen. Mr. Vreede wijdt in zijne dissertatie
een aantal bladzijden aan den Medical Officer; de
Public Health Act eischt dezen dignitaris voor elk
district; toegelaten is evenwel, dat districten zich veree-
nigon en te zamen éen officer aanstellen, zijn werkkring
wordt echter daar niet omschreven^). Daar deze regeling
niet voldoen kon, besloot de regeering den districten

Inatructio zio pag. 98.

-ocr page 108-

------- 96 —

te hulp te komen en de helft van zijn salaris uit
de schatkist te voldoen. Tal van districten aanvaardden
deze regeling, daarbij een belangrijk deel van hun auto-
nomie inboetend.

Onder den Medical Officer staat een Sanitary Inspector,
die aanvankelijk alleen een Inspector of nuisances was,
maar later meer geheel de subalterne van den Officer werd.

De groote autoriteit van den Medical Officer blijkt
uit het feit, dat het herhaaldelijk voorkomt, dat deze
ambtenaar kinderen uit besmette huisgezinnen van de
school verwijdert, wat tot geen protest aanleiding schijnt
te geven, hoewel, naar wij zagen, die aangelegenheid
niet wettelijk geregeld is; evenzoo kan hij, zoo er
epidemieën heerschen, alle scholen sluiten.

Ook de isoleering van zieken wordt op ruime schaal
toegepast en vindt plaats, zoodra de afzondering ten
huizo van den patient niet behoorlijk kan geschieden; de
bevoegdheid daartoe, geschonken voor het geval de
zieken geen behoorlijk onderkomen hebben, wordt dus
nog al ruim opgevat. Al deze maatregelen worden bijv.
genomen in hot district Midsomer Norton (Z. Wales),
zonder dat een bijzondere verordening (bylaw) daar-
toe recht geeft; waarschijnlijk zal in andere districten
dezelfde opvatting gelden. Wel bestaat in dat dis-
trict eon verordening op slaapsteden en logementen,
waarin o. m. voorschriften worden gegeven voor hot
geval zich een besmettelijke ziekte in zoo\'n inrichting
voordoet. De houder moet, zoodra hem de ziekte be-
kend is geworden, alle maatregelen nemen, die be-
smetting kunnen voorkomen, hij moet het verkeer
met den zipke beperken tot het hoog noodige (diens echt-
genoote en verwanten en de vrijwillige verpleging) on

-ocr page 109-

- 97 -

mag aan itiemand anders toestaan, de kamer te gebruiken
of te bewonen.

Op last van den Medical Officer moet de houder
van de inrichting alle stappen doen, die van hem
gevergd kunnen worden, om de veilige en spoedige
overbrenging van den zieke naar een hospitaal mogelijk
te maken en moet hij, zoodra de overbrenging of het over-
lijden van den zieke lieeft plaats gehad, daarvan kennis
geven. Voorts is hij gehouden tot het doen verrichten
van behoorlijke desinfectie en reiniging en mag, zoolang
er gevaar voor besmetting bestaat, geen andere perso-
nen opnemen of zooveel minder personen dan het
maximum, voor zijn inrichting toegestaan, als wordt
noodig geacht; alles naar genoegen van den genees-
kundigen ambtenaar.

Ter voorkoming van besmetting door exotische
ziekten dienen de Cholera, Plague en Yellow fever
regulations Act van 1905 en do Ahens Act van 190G
(togen landverhuizers), die in overeenstemming met do
tractaten dor Sanitaire Conferenties zijn opgesteld.

Waar de Fransche wet, die daarop betrekking heeft,
als specimen is gegeven, schijnt het mij overbodig, mij
nogmaals in dergelijke beschouwingen te verdiepen.

Een vergelijking met de Fransche en Duitsche wet
kan de Engolsche wet bezwaarlijk doorstaan. Bij onze
Epideniiowet schijnt zij, althans in de dagelijkscho
uitvoering, wel niot ton achter te staan, — zelfs staat zij
ten opzichte van hot isoleeron van zieken, van reinheid
en desinfectie waarschijnlijk hooger, zoo ook ten
opzichte van de uitvoerende bevoegdheid van den
geneeskundigen ambtenaar.

7

-ocr page 110-

------- 98 ------ 

De instructie van den Medical Officer of Health is
gegeven door de Local Government Board (23 Mrt.
1891). Hieruit blijkt, dat deze geneeskundige ambtenaar
in hoofdzaak een adviseerende functie heeft, maar in
bijzondere omstandigheden bij het optreden van besmet-
telijke ziekte zelf die maatregelen mag nemen, waar-
toe hij bij wet of verordening bevoegd is.

Zooals boven reeds gezegd is, gaan de Officers blijk-
baar wel eens verder, dan hun instructie reikt.

-ocr page 111-

mmmmmmimmjm

HOOFDSTUK HL

Epidemiewet vergeleken met de verschillende inspecteurs-
ontwerpen en die vanwege de Nederl. Mij. ter bevorde-
ring der geneeskunst; conclusiën hieruit getrokken.

§ 1. Geschiedenis der verschillende wetsontwerpen;
indeeling der stof.

JQat de Epidemiewet op vele punten herziening behoeft,
was al in 1889 een uitgemaakte zaak; verschil van
inzicht omtrent de wijziging, deels van technisch, deels
ook van politiek karakter, hebben tot nog toe die veran-
dering verhinderd. Dat verbetering steeds dringonder
noodig wordt, blijkt hoe langer hoe meer; het besef,
dat de bepalingen der wet niet doeltreffend zijn, werkt
verslappend op de autoriteiten; de wet heeft als
prikkel uitgewerkt, een nieuwe stimulans is noodig.

In de wetten, ontstaan na de Epidemiewet, zijn
meer moderne opvattingen omtrent de bestrijding van
besmettelijke ziekten opgenomen en is men meer tot het
besef gekomen, dat doortastende maatregelen noodig
zijn.

Zio Tubt\'I achtor aan liot work.

-ocr page 112-

— - 100

De eerste groote wijziging werd voorgesteld in 1889
door Minister de Savornin Lohman (bijlage bij de
Handel, v. d. H® Kamer St. G. 89/90 No. 167; 90/91
No. 83. Het ontwerp werd ingetrokken bij missive van
8 Sept. 91. Handel. 91/92 bl. 46); echter had die wijzi-
ging vooral het oog gevestigd op den vaccinedwang en
wilde daarbij voor gemoedsbezwaren plaats maken.
De vaccinatie-kwestie is er een op zich zelf, de op-
neming daarvan in een eventueel nieuw wetsontwerp
kan het geheel een ontijdigen dood doen sterven,
gelijk geschied is met dat van minister Lohman. Het
voorstel in 1903 van wege de Maatschappij tot Bevor-
dering der Geneeskunst gedaan om de vaccinatie in
een afzonderlijke wetgeving te regelen, verdient dus
wel overweging. Ook in Duitschland en Engeland is
de vaccinatie-kwestie gescheiden gehouden van de
ziektebestrijding, zij draagt dan ook een geheel ander
karakter, zij is eenig in haar soort.

In 1894 stelde een commissie uit de Inspecteurs van
het Geneeskundig Staatstoezicht een proeve eener wet,
regelende het toezicht op de volksgezondheid, samen.
(Verslag Gen. Staatst. \'94 blz. 15.) Daarbij werd in éen
wet alles opgenomen, wat op de volksgezondheid be-
trekking heeft; niet alleen dus de bestrijding van besmet-
telijke ziekten, de quarantaine-wet, bepalingen op in-
en dooi-voer, het begraven van lijken enz., maar ook
het toezicht op de volksgezondheid.

Die commissie wilde hare „proeve" niet opgevat zien
uit een wetten-technisch oogpunt, maar als een min of
meer samenhangende reeks van wenschen, in den
vorm van wetsartikelen. Hier dus reeds komt de kwestie
te voorschijn, of door geneeskundigen een complete wet.

-ocr page 113-

— - 101

dan alleen een verlanglijstje zal moeten worden
gemaakt, waarover later in de Maatschappij vinnig
werd gestreden. Karakteristiek voor het gedeelte, dat
sedert in de Gezondheidswet geregeld werd, is de bepa-
ling, dat de gemeentebesturen verplicht zijn .een advi-
seerend en toezicht houdend geneeskundige aan te stellen,
o.a. belast met het toezicht op scholen en schoolkinderen,
op instellingen tot verpleging van hulpbehoevenden en
onmondigen en in het algemeen op de uitvoering der
wettelijke bepalingen; dat zou dus oen soort gemeen-
telijke inspecteur van de volksgezondheid geworden
zijn. Waar de meeste gemeenten zich verheugen in het
bezit van een gemeente-geneesheer, zou dio betrek-
king door een dergelijke bepaling zeker beter zijn
geregeld, dan nu vooral in kleinere gemeenten het
geval ploegt te zijn en zou voorzien worden in die
gevallen, waar do gemeente-besturen vermeonen het wel
zonder bepaald aangewezen geneeskundige voorlichting
af te kunnen, soms de adviezen van een gevestigd
geneesheer gratis genietend, in andere gevallen zich van
de volksgezondheid niets aantrekkend.

Uit de wijdloopigo discussies, op do Inspecteurs-
vergadering van \'94 gevoerd, bleek, dat do meerderheid
zich niet kon voreenigen met de voorgestelde proeve,
noch speciaal mot het gedeelte, dat do reorganisatie
van hot Geneesk. Staatstoezicht beoogde, noch mot do
combinatie van alles in één wet. Wol worden oon
aantal punten, vooral de instelling van een ontsmot-
tingsdienst on do financiëelo regeling van hot gedeelte
betrekkelijk do bestrijding dor besmettelijke ziekten
gewaardeerd. De Inspecteurs stelden daarop een lijst
van urgente wijzigingen op (1. c. p. 40), waarna in \'95

-ocr page 114-

— - 102

een gewijzigd wetsontwerp verscheen, eveneens door
de Inspecteurs samengesteld (Verslag Gen. Staatst. \'95
blz. 15). Ditmaal waren het twee ontwerpen, één op
het Toezicht en één op Besmettelijke Ziekten betrekking
hebbende.

Het eerste ondervond een zoo hevige bestrijding in
de Geneeskundige Raadsvergaderingen (zie verslag daar-
omtrent van Dr. R. H. Saltet, Ned. Tijdsch. voor Gen.
1896 dl. lp. 712), dat de Inspecteurs het er bij lieten.
Het tweede werd in \'96 behandeld door de Genees-
kundige Raden, die er een rapport (verslag Gen. Staatst.
pag. 21) over uitbrachten; dit gaf den Inspecteurs
aanleiding een aantal wijzigingen aan te brengen, die
ik, tenzij het louter redactie-wijzigingen zijn of regeling
der kosten, zal vermelden waar het pas geeft. (Zio
Verslag Gen. St. \'96 p. 54).

Echter was men het in de Geneeskundige Raden
ook lang niet eens over die wijzigingen: „ Er zijn inder-
daad weinig punten, waarop men verder is gebleken
ongeveer eenstemmig te denken". (Saltet Ned. T. v. G.
\'96 dl. II .p. 219).

In 1903 zag een ontwerp, samengesteld door een
commissie uit de Nederl. Maatschappij ter bevordering
der Geneesk. het licht. (Ned. Tijds. v. Gen. 1903 dl. I,
p. 1207.) Het was de bedoehng, met uitzondering van
strafbepahngen, oen volledig wetsontwerp te geven
van algemeene strekking. Deze commissie meende, dat
do wet zich nergens in détails moest begeven, — die
beter bij Koninklijk Besluit geregeld kunnen worden
— waardoor de wet de vorderingen of veranderingen
in de geneeskundige wetenschap gemakkelijker zou kun-
nen volgen. Dit principe vindt ook al reeds in do

-ocr page 115-

— - 103

Epidemiewet van \'72 toepassing bij de regeling der
desinfectie en in veel ruimer mate in de Wet, hou-
dende buitengewone maatregelen tegen eenige besmet-
telijke ziekten.

Ook Frankrijk biedt in zijn wet van 1822, wier
werking door Monod zoo wordt geprezen, daarvan een
voorbeeld aan.

De vrijheid, die de Commissie heeft willen laten,
door niet in bijzonderheden af te dalen, vindt o. a.
haar uiting in het niet definieeren der ziekten; als voor-
beeld, van wat zij bedoelt, wordt Diphtherie aange-
haald, waarvan de diagnose uitsluitend klinisch en niet
bacteriologisch zal behooren of kunnen worden gesteld.
Dit nu kan ik zoo\'n groote vrijheid niet noemen; een
wettelijk te stellen diagnose zal toch niemand begeeren!
Beter komt het plan der Commissie tot zijn recht in
het hoofdstuk over de buitengewone maatregelen.

Haar ontwerp heeft echter in de vergadering der
Maatschappij (in 1903) geen genade gevonden, — hoofdza-
kelijk wegens den vorm waarin het gegeven was; genees-
kundigen, werd er gezegd, zijn niet in staat wetten te
maken, dat wordt slechts dilettantenwerk.

Dat de vergadering zelf niet een volledig wetsont-
werp wil behandelen, niet „voor parlementje wil spelen",
is volkomen juist gezien. Zij zal zich, gegeven hare
incompetentie tot het maken van een volledige wet,
moeten beperken tot het uiten van een aantal wenschen,
die dan „zoo duidelijk geformuleerd moeten worden,
dat er niets meer te raden over blijft". (Ned. Tijdschr.
V. Gen. 1903 dl. I p. 148).

Zoo\'n verlanglijst behoeft daarna van wege de
Maatschappij niet verder te worden omgewerkt in een

-ocr page 116-

— - 104

complete wet, daarvoor zal de Regeering, zoo zij al op
de wenschen, door de geneeskundigen geuit, wil ingaan,
wel zorgen. Ook nu is reeds een wetsontwerp in be-
werking bij een deskundige commissie, in dit geval den
Centralen Gezondheidsraad.

Wenschelijk blijkt ten slotte, en daar mag wel
nadruk op worden gelegd, dat zoo\'n ontwerp dan niot
in het Parlement, door voor het meerendeel ondeskun-
digen, zoodanig wordt geamendeerd dat er toch weer
niets van overblijft.

Op de bovengenoemde vergadering werden wel eeni-
ge punten uit de memorie van toelichting besproken
zonder dat echter debat werd gehouden, zoodat de
communis opinio in vele zaken nog niet als officieel
vaststaand mag worden aangemerkt.

De nieuwe commissie uit de Maatsch. tot Bevord.
d. Gen., die in 1905 haar rapport het licht deed zien,
moest zich houden aan de wenschen door de vergade-
ring van 1903 geuit, en heeft zich dus onthouden van
het vaststellen van wetsformulieren en administratieve
maatregelen, zooals controle en dergelijken, „daar deze
tot het in&\'trumentarium van den Wetgever behooron".
(Ned. Tijdschr. v. Gen. 1905 dl. I p. 1551).

In het algemeen wil de Commissie slechts een her-
ziening van de wet van \'72 en een aantal voorschriften,
als omtrent openbaarmaking, ziekenvervoer, ontsmet-
ten, ontruiming van slaapsteden, onteigening, open-
bare reinheid, oprichten van barakken on lijkenhuizen,
buitengewone maatregelen bij Cholera enz., behouden.

Zij knoopt hare beschouwingen vast aan de bespre-
king van verschillende ziekten en geeft haar meening
in een aantal \'conclusiën.

-ocr page 117-

— - 105

Bestrijding, tenzij van Prof. Fokker, die op een
geheel ander standpunt staat dan de Commissie en met
haar de meeste hygiënisten, heeft dit ontwerp tot nog
toe niet veel ondervonden. Echter zijn conclusiën van
algemeenen aard niet zoo zeer aan critiek onderhevig,
als een gedetailleerd ontwerp in wetsvorm.

De volgorde van de bepalingen in de Epidemie-wet
is niet rationeel; de Inspecteurs wezen er op, Mr. Vroede
gaf een historische verklaring van het feit. De indee-
ling van de verschillende wetsontwerpen, die ter sprake
komen, is evenmin een gelijke.

Ter verkrijging van een goed overzicht zullen wij
do ontwerpen on do Epidemie-wet naast elkaar moeten
beschouwen en dus een indeoling voor allo gelijk dienen
door to voeren, hoewel daardoor een enkele maal
moeielijkheden zullen ontstaan en in herhalingen zal
moeten worden getreden, vooral daar sommigen als
buitengewone maatregelen willen voorstellen, wat andoren
als algemeen geldend wonschen bepaald to zien.

Wij kunnen dan allereerst onderscheiden: algomoone
beginselen on de maatregelen direct ter bestrijding
gegeven.

Onder de eerste behoort de veel besproken bevoegd-
heidskwestie, zoowol on vooral van den burgemeester,
als van de geneeskundige ambtenaren; do op to nomen
ziekten en haar al of niet gelijkstelling; do aangifte-
plicht vormt don overgang tot do maatrogolon.

Wanneer maatregelen togen oon of andere ziekte ter
sprake komen, geeft men gaarne als eersten don aan-
gifteplicht aan. Nu is dat een maatregel niet ter bestrijding
der ziekte, maar slechts om, door bekendheid met hot
heerschen dor ziekte, tot bestrijding te kunnen overgaan.

-ocr page 118-

— - 106

Daar bovendien niet van aUe ziekten de aangifte
gelijkelijk wordt geregeld, moet men de in de wet op
te nemen ziekten en den aangifteplicht afzonderlijk be-
handelen. In de Epidemie-wet was dit nog niet noodig,
daar voor alle ziekten gelijke voorschriften, waaronder ook
de aangifte, zijn voorgeschreven. Sommige ontwerpen
daarentegen willen niet van alle ziekten de aangifte
doen geschieden door den huisarts, maar de opsporing
van een bepaalde categorie door schoolartsen en onder-
wijzers laten doen.

Bij den aangifteplicht komt ook de administratieve
kennisgeving ter sprake, waaronder verstaan wordt do
mededeeling door den Burgemeester aan de ambtenaren
van het Staatstoezicht op de Volksgezondheid en andere
autoriteiten, dat aangifte bij hem geschied is.

De maatregelen zelve kunnen onderscheiden worden
in die ter voorkoming van de besmetting door onmiddellijk
en door middellijk contact, met opzettelijke onachtzaam-
heid als verzwarende omstandigheid, terwijl in afzonder-
lijko paragrafen zullen behandeld worden de maat-
regelen, direct ter voorkoming van bepaalde ziekten
te nemen (vaccinatie, immuniseering in het algemeen),
voorts die, welke zeer in het algemeen gelden
(publicatie, kenmerk) en eindelijk de buitengewone
maatregelen.

Onmiddellijk contact kan worden voorkomen of ver-
minderd door isoleeren; door voorschriften betrekking
hebbende op plaatsen, waar veel contact bestaat, als
scholen, fabrieken, werkplaatsen, jaarmarkten, kermissen;
door bepalingen omtrent het vervoer van zieken en
overledenen.

Middellijk contact-gevaar wordt verminderd door

-ocr page 119-

— - 107

ontsmetten en door beperking van het vervoer van
besmette voorwerpen.

In achteloosheid voorziet volgens de Commissie van
1903 de Strafwet (c.f. § 10).

Buitengewone maatregelen vinden vooral toepassing
ten tijde van epidemieën. Maatregelen ter beperking en
schorsing van jaarmarkten en kermissen enz. worden
meestal slechts noodig geacht ten tijde van epidemieën,
zoodat die ook hier een plaats vinden. Daar worden
evenzeer bevoegdheden tot verbod van uitoefenen van
nering en bedrijf, sluiten van pompen en watervoorzie-
ningen besproken.

Ten slotte worden in een korte paragraaf opmer-
kingen omtrent controle, binnentreding van wonin-
gen enz. ten beste gegeven, die meer op staatsrech-
terlijk terrein tehuis behooren.

-ocr page 120-

§ 2. Bevoegdheid.

j^r is in de Epidemiewet, het spraakgebruik noemt
haar nu eenmaal zoo, juister echter in de Wet tot
voorziening tegen besmettelijke ziekten van 4 Dec.
1872, laatstelijk gewijzigd 21 Juni 1901, een algemeene
karaktertrek, die met enkele uitzonderingen is volge-
houden : dat is de bevoegdheid van den Burgemeester —
en soms van Burgemeester en Wethouders, — tot het
nemen van dezen en genen maatregel, na advies van den
geneeskundigen ambtenaar te hebben ingewonnen.
Bijna zonder uitzondering heeft de Burgemeester in
laatste instantie het oordeel over het al of niet wen-
schelijke van maatregelen. Van medische zijde kan deze
ruime bevoegdheid van den Burgemeester, in den regel
een leek op ons gebied, om geneeskundig advies al
dan niet voor uitvoering vatbaar te achten, geen goed-
keuring wegdragen. Dr. Bruinsma liet zich in de
Vragen des Tijds (1891 dl. I p. 30) in gelijken zin uit.
Echter ook in de wetgevende vergadering hooft men
gevoeld, dat dit niet richtig is en die bevoegdheid bij
art. 26 tahter quahter aan bandon gelegd (zie verder).

Hoewel in deze wet van een uitvoerende macht
door de geneeskundige ambtenaren nauwelijks sprake is,
is toch een spoor van zoodanige macht daarin aan te
wijzen en wel in art. 21, volgons hetwelk de Burge-
meester, na mededeeling van den Inspecteur, dat hem

-ocr page 121-

— - 109

van een besmettelijke ziekte de epidemische verschijning
is gebleken, dit bij openbare Aankondiging bekend moet
maken. Die epidemisch-verklaring heeft dan bovendien
ex art. 22, indien het betreft gevallen van Cholera,
Pokken, Roodvonk of Pest, tengevolge dat jaarmark-
ten of kermissen moeten worden geschorst.

Mr. Vroede betoogt in zijne dissertatie (pag. 247),
dat vooral die publicatie een ingrijpende maatregel kan
zijn; ingrijpend vooral op oeconomisch gebied, omdat
plaatsen, waar epidemieën heerschen, zullen geschuwd
worden, handels- en verkeerswegen zoodoende zullen
worden verlegd: „de Inspecteur is hier de macht die,
krachtens de wot,
geheel in de hand heeft om oen
gemeente, ja een complex van gemeenten, op grond
van sanitaire overwegingen alleen, eenvoudig te rui-
neeren".

Hij vermeldt daarbij het feit, dat toen in 1893 en
\'94 in Rotterdam velo gevallen van Pokken voor-
kwamen, — zoodat zelfs oen buitengewoon crediet
moest worden aangevraagd ter bestrijding — do Inspec-
teur met do mogelijke oeconomischo schade rekening
hield en do epidemisch-verklaring niet uitsprak, op
grond, dat do ziektegovallen niot zoodanige hoogte hadden
bereikt, dat dio maatregel werd gevorderd, terwijl boven-
dien to Rotterdam de omstandigheden zóó waren, dat
allo gewonschte medewerking word ondervonden om tor
bestrijding dor ziekte doelmatige maatregelen to nomen.

In Hattom daarentegen, waar dio medewerking
tijdens do Dysenterie-epidemie van 1901 to wonschen
overliet, had do epidemisch-verklaring plaats on word dien-
tengevolge de kermis geschorst, iets wat zonder dat niet
zou gebeurd zijn. Eon bewijs dus zeker in dezo twee

-ocr page 122-

— - 110

gevallen, dat macht ook bij medische ambtenaren een
wapen in goede handen kan zijn. Een ander maal, ook
te Rotterdam, in 1904, moest de Inspecteur met epide-
misch-verklaring dreigen om van het gemeentebestuur
medewerking te verkrijgen bij de bestrijding van een
door de waterleiding veroorzaakte Typhus-epidemie (zie
ook Ned. T. v. Gen. 1904 dl. H pag. 106 e. a.) Als
machine de guerre is dus dat artikel 21 nog niet zoo
verwerpelijk te achten.

Mr. Vreede acht de bevoegdheid zonder verplichting,
waarover veel te doen geweest is, de kern van de
wet (diss. p. 84), nimmer mag executieve macht aan
het Geneeskundig Staatstoezicht worden gegeven (ibid.
309). De opneming van dit denkbeeld zou indruischen
tegen het gansche stelsel van ons staats- en administra-
tief recht. Bevoegdheid van den Burgemeester mag niet
worden omgezet in plicht, hij worde evenmin genoopt
het bevel op te volgen van den Minister, den Commis-
saris in de provincie of het Geneeskundig Staatstoezicht,
heet het. Dit is wel de sterkste uitspraak van staatsrech-
terlijken kant, in zake het absolutisme van den Burge-
meester In een geneeskundige kwestie.

Wel geeft Mr. Vreede toe, dat anderen, ook niet-genees-
kundigen, in de Kamer van tegenovergestelde opinie waren;
zoo werd een amendement-Levy ingediend (bij behan-
deling der wijziging Tak van Poortvhet 1893) met de strek-
king om den Burgemeester te noodzaken tot opvolgen
van het geneeskundig advies en "een amendement-
Goeman Borgesius om den Minister de bevoegdheid te
geven tot uitvaardiging van een bevel in dezen zin,
zonder dat echter een hiervan in de wet werd opgenomen.

Trouwens, de aanneming van het gewijzigd art. 26

-ocr page 123-

— - 111

door de Kamer toont wel aan, dat ook daar de absolute
bevoegdheid niet werd goedgekeurd.

Mr. Vreede tracht te bewijzen dat artikel 26 een
goede gebruikmaking van de Burgermeesterlijke bevoegd-
heid waarborgt. Het luidt als volgt:

„Van hetgeen door hem (den Burgemeester) krach-
tens deze wet is verricht, geeft de Burgemeester onmid-
dellijk bericht aan den Inspecteur."

„Indien den Inspecteur (sedert 1903: den Hoofdinspec-
teur der Volksgezondheid) blijkt, dat door den Burgemees-
ter van een tot zijn dienstkring behoorende gemeente
geen of geen voldoend gebruik wordt gemaakt van de
hem bij deze wet toegekende bevoegdheid tot het nemen
van maatregelen of het verordenen van voorschriften,
geeft hij daarvan, met aanhaling van dit wetsartikel,
aan den Burgemeester schriftelijk kennis, met opgave
van do door hem noodzakelijk geachte maatregelen of
voorschriften en van den termijn, binnen welken die maat-
regelen of voorschriften naar zijn meening behooren te
zijn genomen of verordend. Tegelijkertijd zendt de
Inspecteur een afschrift van dio kennisgeving aan den
Commissaris der Koningin in de provincie. Zoo spoedig
mogelijk, uiterlijk terstond na afloop van den termijn,
door den Inspecteur in zijn kennisgeving genoemd, is
de Burgemeester verplicht aan den Connnissaris der
Koningin schriftelijk kennis te geven, dat aan het
advies van den Inspecteur is gevolg gegovon, of, zoo
niet, welke bezwaren het nemen of verordenen van de
door dien ambtenaar noodzakelijk geachte maatregelen
of voorschriften hebben belet. Van deze kennisgeving
zendt de Burgemeester te gelijkertijd een afschrift aan
don Inspecteur."

-ocr page 124-

— - 112

Mr. Vreede onderscheidt drie mogelijkheden, dat
de Burgemeester niet tot gebruikmaking van zijn
bevoegdheid zal overgaan: onachtzaamheid, onvermogen,
onwil.

De onachtzaamheid, die vooral de aanleiding was
tot de bijvoeging van alinea 2 aan art. 26, is uitge-
sloten, doordat de Burgemeester zyn nalaten moet
motiveeren.

Het onvermogen, meestal een financiëele kwestie,
wordt uitvoerig door hem behandeld. Hij vindt remedie
daartegen in de gemeentewet.

Onwil van het Hoofd der gemeente zal hem, indien
de zaak daartoe ernstig genoeg is, van hooger hand, ook
steunende op de gemeentewet, wel worden afgeleerd.

Hoe er toch van die bevoegdheid niet veel terecht
komt, zal ik trachten te motiveeren. De kracht van
het artikel 26 zit vooral in de eerste alinea: de Burge-
meester geeft van hetgeen hij verricht heeft, konnis
aan den Inspecteur. Blijft die kennisgeving uit, dan
kan de Inspecteur daaruit afleiden, dat de bevoegdheid
misschien wel niet is gebruikt, ofi dus verder optre-
den. Van hot bestaan van aanleiding tot dat op-
treden is hij, zoo hot betreft besmettelijke ziekten,
ingelicht door den geneesheer (art. 6 dor wet van \'65,
regelende de uitoefening der geneeskunst). Andere
gevallen, de aanwezigheid van vuilverzameling, besnietto
schepen e. d. moet hij op eigen initiatief of gehol-
pen door gezondheids-commissiën, opsporen, tenzij de
Burgemeester hem in kennis stelt met zijn verrichtingen,
zoo die al hebben plaats gevonden! Uit het Verslag van het
Geneeskundig Staatstoezicht 1895 bl. 87 (Mr. Vroede
noemt het) blijkt de uiterst gemakkelijke opvatting, die

-ocr page 125-

— - 113

de Burgemeesters plegen te hebben van het doen der
mededeeling bedoeld bij alinea 1, zoodat het werkelijk
voorkomt, dat de Inspecteurs de controle missen.
Of dezen nu van hun kant wel in hun bekende
gevallen van voorkomende besmettelijke ziekten infor-
meeren naar genomen maatregelen, indien de burge-
meesterlijke kennisgeving uitblijft, is een vraag, die ik
niet gaarne zou bevestigen. Dat do bepahngen der wet
in zake bevoegdheid zoo uiterst vaak een doode letter blij-
ven, is misschien niet alleen de schuld der Burgemeesters.
Mr. Vroede geeft ook hiertegen een remedie : verscherpte
contrôle door uitbreiding van het geneeskundig personeel,
m. n. door plaatselijke Inspecteurs; ook in de proeve van
\'94 komen dezen voor. De Engelsche en Duitsche wetten
kennen eveneens zulke ambtenaren: do Médical officer
of Health en de beambtete Arzt (Kreis-Arzt). Omtrent
het laatstgenoemde ambt is roods uitvoerig gesproken,
het blijkt dat de regeling van dat instituut niot zoo
goed is als wel schijnt.

Onze Nederlandsche Inspecteurs der Volksgezondheid
in dezo materie, do zoogenaamde Ziekton-Inspecteurs,
hebben een veel te uitgebreid gebied om elk geval van
bosmettelijke ziekte to kunnen controleeren.

Eon eigenaardigen indruk maakt hot feit, dat er
voor hot geheele land maar 4 Ziekton-Inspecteurs zijn,
terwijl 9 Districts-Voeartsen zijn aangesteld, die ten
opzichte van don veestapel zoo ongeveer donzelfden werk-
kring hebben, als do Ziekton-Inspecteurs voor do lijdende
monschhoid. Men hooft wol eens gezegd, dat Nederland in
dit opzicht staat op hot bekende boorenstandpunt, dat oon
menschenloven minder waard is dan eon stuk voel
Do regeling van de werkzaamheden van don Districts-Vee-

8

-ocr page 126-

  114 ---- 

arts Avordt gevonden in art. 2—12 van de Wet van 20 Juli
1870 (S. 131) tot regeling van het Veeartsenijkundig
Staats-Toezicht en de Veeartsenijkundige Politie (nadere
bijzonderheden in de verslagen van dat Toezicht.) De
Minister van Binnenlandsche Zaken wijst hun kringen
en standplaatsen aan.

Zij mogen geen praktijk uitoefenen, genieten een
bezoldiging van f 2500 a / 3000 en mogen zonder
toestemming geen ander ambt bekleeden.

In tijden van besmettelijke ziekten kunnen buiten-
gewone Districts-Veeartsen worden aangesteld, die wel de
praktijk mogen blijven waarnemen.

Naast de Districts-Veeartsen zijn een groot aantal
plaatsvervangers aangesteld, die bij volstrekte verhindering
van die ambtenaren hun betrekking waarnemen (art. 2)
en dus de plaatselijke belangen kunnen behartigen;
zij worden niet bezoldigd, maar ontvangen, behalve
vergoeding van reis- en verblijfkosten, vacatiegelden.

Waar nu als vaststaand mag aangenomen worden, dat
het aantal Inspecteurs van de Volkègezondheid belangrijk
dient te worden uitgebreid, daar zou een regeling als
die van het Veeartsenijkundig Staats-Toezicht kunnen
worden overwogen; ook echter wanneer zulk eene tot
stand kwam, geloof ik, dat het aantal Inspecteurs, al
ware dit er nu negen, nog veel te klein zou wezen
voor de uitgebreide taak hen op te leggen. Een veel
grooter aantal „vollbesoldete" Inspecteurs aan te stellen
zou wellicht te groote kosten met zich brengen.

Een andere oplossing zou kunnen zijn een plaat-
selijk inspeèteurschap in te stellen en te verbinden met
het voorzitterschap eener gezondheidscommissie.

-ocr page 127-

----- 115 -- 

De president der gezondheidscommissie wordt nn
in tegensteUing met den secretaris niet bezoldigd, wat
zeker niet te billijken is — waar de staat groote op-
offering van tijd en arbeid vergt, daar dient hij die te
honoreeren — en wat blijkbaar ook van invloed is op
den omvang van de werkzaamheden dier commission.
Die president zou dan steeds een geneeskundige wezen,
wat evenzeer wenschelijk is.

Indien bovendien aan de gezondheidscommissie de
ontsmettingsdienst wordt verbonden (zie pag. 21G) zou
zoo een uniforme regehng kunnen verkregen worden.

Met het oog op de kosten-kwestie en dus lage
salarissen zal men waarschijnlijk niet kunnen nalaten
het uitoefenen van praktijk, doch dan birmen een be-
perkt gebied, toe te staan.

Terwille van de onafhankelijkheid van zulk een amb-
tenaar zou men de combinatie van dit inspecteurschap
met de betrekking van gemeentegeneesheer niet kunnen
toelaten, wel met die van schoolarts, daar dio functie
beter in het kader van een Toezicht past.

Hoewel velen met mij van opinio zullen zijn, dat
een grooter aantal Inspecteurs noodig is, zullen aan den
anderen kant vele geneesheeren bezwaren opperen tegen
oen controle van elk ziekte-geval ; er dienon dus ook
beperkende bepahngen te bestaan zooals in Duitschland
zijn gegeven.

Volgons de Duitsche Rijkswet van 30 Juni 1900
§ 7 mag de boamteto Arzt alleen tot den zieke door-
dringen, indien hij daarvan geen schade voor den patiënt
vreest. Volgens do Pruisische wet van 28 Augustus
1905, § 6 behoeft de behandelende geneesheer wel
niet zijn toestemming to geven, maar moot hij er

-ocr page 128-

-- 116 - 

toch geen gevaar in zien. Bij Febris puerperaHs wordt
uitdrukkelijk de toestemming van het hoofd des ge-
zins vereischt terwijl bij Roodvonk, Diphtherie en Tra-
choom alleen in eerste gevallen, zoo zy tenminste niet
reeds door een geneeskundige zijn aangegeven, het onder-
zoek wordt toegelaten (zie Hoofdstuk II § 2).

Dan nog blijft de moeielijke kwestie over, of men
den geneeskundigen ambtenaar uitsluitend tot adviseeren
zal beperken, dan hem ook nog uitvoerende macht zal
schenken —een kwestie waarbij geneeskundig-hygiënische
opvattingen welhaast met staatsrechterlijke in botsing
moeten komen.

Mr. Tak van Poortvhet, de vader van artikel 26,
had van de uitwerking er van te goede venvachting;
algemeen is men het er over eens. Do adviseerende
tusschenkomst van het Geneeskundig Staatstoezicht heeft
niet geholpen. De fout schuilt intusschen voornamelijk
in de eerste alinea van dit artikel, die veel te alge-
meen is gesteld en daarom niet wordt en ook niet goed
kan worden in acht genomen (c.f.\' p. 113). Geeft men
den geneesheeren alleen adviesrecht, dan is er, het is
dagelijkscho ervaring, veel kans, dat dit advies in den
wind wordt geslagen ; krijgt het advies bindende kracht,
dan wordt het Staatstoezicht indirect uitvoerende macht,
iets wat staatsrechterlijk onjuist schijnt te zijn.

Een middenweg ware denkbaar: het advies zou
bindend kunnen zyn, waar het geldt zaken, niet bindend,
waar het gaat om personen. Ook dan echter zal de
grensregehng moeielijkheid geven.

Levin Bourgeois zeide: „los mesures sanitaires
pourvu qu\'elles soient d\'une efficacité certaino au point

-ocr page 129-

- 117 -- 

de vue scientifique sont indiscutables au point de vue
juridique et économique (Monod. La santé Publique)."
Een fraaie uitspraak, edoch in die „efficacité certaine
au point de vue scientifique" ligt een voetangel ver-
scholen. De meeste ontwerpen hebben dan ook de bur-
gemeesterlijke bevoegdheid vrijwel onaangetast gelaten.

De Inspecteurs wilden in hun ontwerp van \'94
den Burgemeester vooral de noodige vrijheid van be-
weging laten, hij zal bijv. niet ingevolge geneeskundige
verklaring verplicht zijn een lijder te isoleeren. Alleen
was hij gehouden geen besluiten zonder deskundige
voorlichting te nemen. Ter controle van \'s Burgemees-
ters handelingen is in hun proeve voorgeschreven, dat
hij de voorgekomen ziektegevallen en door hem geno-
men maatregelen dagelijks aan den bij dat ontwerp
voorgostelden Gezondheidsraad moet medodeelon. Do
Gedeputeerde Staten kunnen aan gemoentebesturen op-
leggen do adviezen van den Gezondheidsraad uit te voe-
ren. Do bevoegdheid van den Burgemeester in zake het
sluiten van scholen, hot aanbrengen van hot kenmerk on
het ontsmet verklaren van woningen is in dit ontwerp
uitgebreider dan in do Epidemiewet. Door do contrôle
vanwege den Gezondheidsraad is on door do\' bindende
kracht van do uitspraak der Gedoputeordo Staten,
schijnt zij wat van karakter to zijn veranderd ; „schijnt",
want Mr. Vroede bewijst in zijne dissertatie, dat ook zonder
eon dergelijke bepaling Gedeputeerde Staton tot ingrijpen
bevoogd zijn.

Het inspecteurs-ontwerp van \'95 liet het initiatief
tot het nemen v.an maatregelen evenzoo in handen van
den Burgemeester ; alleen ten tijde van epidemieën knn

\') Voorgostold was (5on Gozondhoidsraad ou Gozondhoidscominissiëu.

-ocr page 130-

---- 118 --

de Kroon tusschenbeide komen en de regeling der
zaken geheel in handen nemen.

Hoewel de Burgemeester inzake ontsmetting bevoegd
blijft, is hem toch indirect de desinfectie als pHcht
opgelegd, immers „het kenmerk mag niet verdwijnen
aleer ontsmetting heeft plaats gehad."

Evenals in art. 26 der Epidemiewet zijn ook hier
voorschriften gegeven, waardoor de geneeskundige
ambtenaar bij onvoldoende medewerking van het hoofd
der gemeente kan optreden. De Burgemeester behoeft geen
kennis te geven van wat hij verricht. In \'96 echter werd,
na opmerkingen in de Geneeskundige Raden, die kennis
geving weer opgenomen in het gewijzigd wetsontwerp^).

Ook in dit ontwerp krijgt een hooger bestuurselement,
ditmaal de Commissaris der Koningin, de beslissing
omtrent geschillen tusschen gemeentebesturen en het
Geneeskundig Toezicht; zoo noodig doet hij de adviezen
van den Inspecteur uitvoeren.

De Commissie (uit do Maatschappij van Genees-
kunde) van 1903 wilde de burgemeesterlijko bevoegd-
heid handhaven. De redenen waarom zij geen bindende
bepalingen omtrent zijn handelingen wilde govon, waren
wat curieus. Hij moet bevoegd zijn en niet verplicht,
omdat hij niet altijd in staat is tot het nomen van
maatregelen zooals zou worden aangegeven. Alsof forco
majeuro niet steeds on overal vorontsclnildiging is voor niet
nagekomen verplichting. Bevoegd bovendien, omdat ver-
plichting alle verstandig overleg zou uitsluiten.

Ik kan mij wel voorstellen dat bindende voor-
schriften niet altijd wenschelijk zijn, omdat wel eens
zal moeten overwogen worden of in een gegeven geval

1) c. f. p. f02.

-ocr page 131-

- 119 - 

de sanitaire of andere, veelal commercieële, belan-
gen het meeste gewicht in de schaal zullen moeten
leggen. Dit zal vooral zoo zijn, waar het geldt het nemen
van maatregelen ten opzichte van volksverzamelingen,
het isoleeren van zieken in een ziekenhuis, minder
echter in andere gevallen, als bijvoorbeeld ontsmetten.
Maar dat een verplichting tot ontsmetten, tot sluiten
van jaarmarkten bij het epidemisch voorkomen van enkele
zeer contagieuse ziekten, als Pest, Typhus exanthematicus
enz. zelfs alle verstandig overleg zou uitsluiten, geloof
ik niet.

Ook dit ontwerp (1903) legt den plicht van een
voorafgaand overleg met deskundigen op, terwijl een arti-
kel van gelijke strekking als artikel 26 der Epidemiewet,
echter volgens Dr. Oosterbaan minder nauwkeurig gere-
digeerd, waarborg geeft dat de Burgemeester een ruim
gebruik van zijn bevoegdheid zal maken. Het doen
van mededeeling van wat hij heeft verricht, is vervallen.

In buitengewone omstandigheden krijgt de Burge-
meester een zeer groote vrijheid van handelen; na
gehouden overleg is hij bevoegd buitengewone maatre-
gelen te nemen, teneinde de uitbreiding van ziekten
tegen to gaan. Bedoeld zijn waarschijnlijk (hot wordt
niet uitdrukkelijk gezegd) do bij hot ontwerp opge-
noemde ; voor die maatregelen, als isoleeren, ontsmetten
enz., zijn geenerlei restricties gegeven; in § 16 hoop ik
hierop terug te komon.

De Inspecteur verliest zijn bevoegdheid tot epidemisch
verklaren; do opideniie-idee is schijnbaar vervallen,
daarvoor in do plaats komt „het zich vermeerdoren van
ziekten".

Als de ziekte zich volgens oordeel van den Inspecteur

-ocr page 132-

--- 120 -- 

vermeerdert, moet de Burgemeester zulks bekend
maken.

Men kan de vraag opperen, of er achter dezen
voorgestelden gang van zaken niet wat anders schuilt.
Alleen het woord epidemie wordt niet gebruikt, de
vermeerdering van ziektegevallen is toch feitelijk hetzelfde
als epidemie. Is misschien bij gebruikmaking van dat
woord epidemie gevreesd juist voor commerciëele schade ?
En wordt met het oog op het Buitenland en de handels-
betrekkingen daarmede, dat woord misschien liever
niet gebezigd?

Opvallend is zeker, dat in geen buitenlandsche
wetgeving van epidemisch-verklaring wordt gewaagd;
wel kunnen volgens Duitsche wet markten en dergelijke
worden geschorst en verkeorsbeperkingen plaats vinden.

Het sluiten van jaarmarkten is aan die verklaring
van het zich vermeerderen niet gebonden, maar kan slechts,
indien hij het zelf noodig acht, door den Burgemeester
geschieden. Dit is nu zeker een veel te ruime bevoegd-
heid voor een meestal niet-deskundige.

Het ontwerp van 1905 laat zich niet in het bijzonder
omtrent djeze kwestie uit.

Het hierboven behandelde leidt mij tot de volgen-
de conclusion:

V. De verplichting tot het inwinnen van deskun-
dige voorlichting door het uitvoerend gezag is
steeds wenschelijk. Aanbeveling verdient, het
advies in sommige gevallen bindende kracht te
geven.

_ *

2°. Do Burgemeester voert do wet uit.

3°. Controle van wege het Staats-Toezicht op de

-ocr page 133-

----- 121 - 

Volksgezondheid op de uitvoering der wet is
wenschelijk en behoort beter geregeld te worden
dan geschied is bij art. 26 der Epidemiewet.
De Inspecteurs behooren een kleineren dienst-
kring te hebben, dan nu het geval is, op-
dat controle zoo noodig in alle gevallen van
besmettelijke ziekten kan geschieden. Er dient
daarbij to worden gezorgd, dat die controle geen
schade kan veroorzaken noch aan do zieken,
noch aan do verhouding tusschen do zieken en
den behandelenden geneesheer.

-ocr page 134-

§ 3. Op te nemen ziekten; uitbreiding door de
Kroon; differentiatie der maatregelen.

JJET artikel der Epidemiewet, waarin de ziekten opgesomd
worden, waarop de wet van toepassing is, heeft al
een reeks van wijzigingen ondergaan; en nog steeds
wordt hoe langer hoe meer op verandering, speciaal uit-
breiding er van aangedrongen. Behalve dat een grootere
lijst van ziekten door velen gewenscht werd, is ook reeds
menigmaal gewezen op de fout, dat door de Epidemiewet
alle ziekten over één kam worden geschoren, onge-
acht hun wijze van verspreiding, terwijl slechts een
klein verschil wordt gemaakt naar gelang harer meer-
dere of mindere gevaarlijkheid.

Dat verschil openbaart zich in de wijziging en uit-
breiding der maatregelen bij het voorkomen van epide-
mieën van sommige ziekten, te weten Cholera, Rood-
vonk, Pest of Pokken (art. 22) en in do wijziging
der publicatie bij Cholera of Pest, zoodra zij voorkomen
(art. 24).

Tengevolge van dat scheren over \'één kam bleek,
bij gemis hier vooral aan strengere maatregelen,
de noodwendigheid van een wet houdende buitenge-
wone maatregelen tegen sommige besmettelijke ziekten
(Wet van 26 April \'84 enz.), en waren aan den ande-
ren kant de maatregelen bij één ziekte, de Mazelen,
niet alleen Ie streng maar volkomen zonder resultaat;

-ocr page 135-

»

- 123 -

vandaar dat de ziekte dan ook bij de laatste wijziging
uit do wet werd geschrapt.

Hoe meer nu het lijstje wordt uitgebreid, hoe meer
de noodzakelijkheid van differentiatie in de maatregelen
optreedt. Een duidelijk voorbeeld van goed doorgevoerde
scheiding in de bestrijding der verschillende ziekten biedt
de Duitsch- Pruisische wet aan. Een ver gedreven diffe-
rentiatie heeft echter eén bezwaar: dat zulke bepa-
lingen zoo moeilijk door het publiek kunnen worden
overzien en dus gemakkelijk onbewust overtredingen
zullen plaats vinden. — Echter is de Duitsche wet ter
uitvoering geheel aan bepaalde autoriteiten toevertrouwd
op advies van een geneeskundig ambtenaar, den Kreis-
arzt, van wien natuurlijk grondige bekendheid met do
wet verwacht kan worden.

Op achterstaande tabel kan men zien, welke ziekten
in de verschillende ter bespreking komende ontwerpen
en een tweetal recente buitenlandscho wetgevingen zijn
opgenomen.

Eenstemmigheid bestaat omtrent Cholera, Typhus
Pokken, Roodvonk en Diphtherie; ook omtrent Dysen-
terie, mot uitzondering van de proeve en van het
Inspecteurs-ontwerp. In do jaren \'94 en 95 had zij haar
verschijning in Europa nog niet zoo duidelijk kenbaar
gemaakt; ovenzoo Meningitis cerebrospinalis epidemica.

Verschillen bestaan bij die ziekten vooral omtrent do
al of niet opneming van synoniemen in de wet, hetgeen
door sommigen met een tweeledig doel wordt voorge-
stiian en wel ter voorkoming van foutieve en van on-
ware diagnose.

Dit geldt voor Cholera asiatica, waarvoor de Inspec-
teurs wel eens Cholera of zoowel Cholera asiatica als

-ocr page 136-

  124   

TABEL der ziekten, waajtegen in wetgevingen in Nederland, Frankryk en Pruisen
en bij voorgestelde ontwerpen van wetswyziging maatregelen zijn gegeven.

O
S

C5

®

O ®

\'a®

Aanmerkingen.

rt

aj >0
g <3i

P-I

I

Cholera asiatica.......

Typhus (Febris typlioïd) ..

Pokken (varioloid).........

Roodvonk.............|

Diphtheric.............i

Croup...............I .

Dysenterie.............

Pest.................

Mening, cerebr. epid....... i

Mazelen...........

Kinkhoest..........

Granulouzo oogontst. .. .

Lyssa.............

Trichinose..........

Febris puerperalis.....

Typhus exanthomat.......^ \')




f
f
f
f
f
f

Bosm. huid-, haar-on oogziekte

Miltvuur..............

Vergiftigingen..........

Lopra ................

Long- en larynx-tuborcul.. ..

Wormziekte......... .. ..

Venerische ziekten........

Malaria...............

Malleus...............

Rubeola..............

Bosm. zweetziekte........

Gele Koorts...........

Ophthalmia neonatorum .. ..

Influenza..............

.Pneumonie............

Bronchopneumonie.......

Erisypelas.............

Parotitis..............
bij schoolkindor-
onder don naam
typhus begrepen\'
\') open.
verhuizon en









-f



































-h\')






I

f

sterfgevallen-

®)alleen op bepaald\'^

plaatsen.
®) bij prostituees.

f. Wil zeggen dat dl maatregelen alloon plaats hebben in bijzondere omstan-
digheden, in Frankrijk bij faculatieve aangifte, in do proovo van \'91 indien
volgens oordeel van den Inspecteur daarvoor aanleiding bestaat.

-ocr page 137-

---- 125 --- 

nostras in de plaats gesteld wilden zien, evenzoo Diph-
thene(itis) en Croup, Roodvonk en Rubeola. Bij Pokken
is de kwestie een andere, omdat daar de beide genoemde
namen, Variola en Varioloïd, verschillende graden van
dezelfde ziekte voorstellen en dus werkelijk synoniem
zijn.

In de „Vragen des Tijds" van 1891, dl. I, tracht
Dr. Bruinsma uit eenige cijfers den invloed van die on-
ware, dat wil zeggen, willens en wetens verkeerde,
diagnose aan te toonen.

Voordat de wet van 1872 de aangifte van Diphtherie
verplichtend stolde, in de jaren 1869-73, bedroog de
jaarlijksche sterfte aan Croup 1066 en aan Diphtherie
562, eon verhouding dus als 1.9 : 1; in het volgende
vijftal jaren — zijnde Diphtherie in de wet opgenomen,
terwijl Croup niet genoemd wordt — worden die ge-
tallen 827 en 323, gevende oen verhouding van 2.5 : 1.
Plotseling waren dus do Croupgovallen ton koste van
de Diphtheriogevallon vermeerderd. In de volgende
jaren komt echter weer successievelijk de oude ver-
houding van 1.9 : 1 terug. Nu wil Dr. Bruinsma zokor
geen conclusiën trokken uit deze gotallon ten bate
van do goede werking der wet op do verspreiding
der ziekte, immers koert na verloop van tijd do oude
verhouding terug. Maar dan acht ik hom ovenzoomin
gerechtigd tot conclusiën omtrent do slechte wer-
king, in casu hot aanleiding geven tot onware aangifte.

In hoofdstuk I is do verkeerde diagnose reeds ter
sprake gekomen. Ik kan mij niot voorstellen, dat oon
synoniem onwilligon zou verhinderen de wot te ont-
duiken, terwijl juist aan goodgozindon door dio „syno-
niemen" het nauwkeurig aangeven der ziekte niet zoo

-ocr page 138-

------- 126 ---- 

noodzakelijk zou toeschijnen; dan immers komt het er
voor de wet niet op aan of men bijv. Cholera asiatica
of nostras diagnosticeert, en zal men minder overgaan
tot het doen bevestigen der diagnose langs bacteriolo-
gischen weg, dan wanneer de wetenschappelijk juiste
diagnose wordt gevorderd.

Ik zou dus alleen bij Pokken, omdat het daar een
andere kwestie geldt, werkelijk synoniemen, zoowel
Variola als Variolois, willen opgenomen zien.

De naamskwestie komt ook nog ter sprake bij een
andere rubriek, de besmettelijke huid-, haar- en oogziekten
onder schoolgaande kinderen. Daarvan worden eigenlijk
in geen ontwerp de namen genoemd, eenvoudig omdat
men hierin nog op, voor de meeste practici uiterst
onzeker terrein komt; de beide ontwerpen van 1903 en
1905 stemmen te. dien opzichte overeen. Trachoom,
gewoonlijk daaronder begrepen, is volgens Prof. Straub
vooral besmettelijk voor kinderen onder G jaar oud,
volgens Prof. Gunning niet besmettelijk. •

Nog een naamskwestie werd in 1903 opgeworpen.
De toenmalige commissie wilde voor Typhus exanthe-
maticus lezen Febris petechialis, omdat daardoor verwar-
ring met Typhus abdominalis zou voorkomen worden.

Typhus wordt daar genoemd Febris typhoïdea;
afgezien daarvan dat dit een minder wetenschappelijke
naam is, komt toch weer verwarring tusschen dezelfde
ziekten, nu echter onder den naam van Febris — waarlijk
geen verbetering. Bovendien gaat het publiek dan mis-
schien denken dat Typhus, die niet meer wordt genoemd,
ook niet meer besmettelijk is, hetzelfde wat na de
schrapping van Mazelen plaats vond.

De Epidemiewet noemt Typhus en Febris typhoïdea;

-ocr page 139-

--- 127 -- 

volgens velen moet onder Typhus worden verstaan
Typhus exanthematicus, onder Febris typhoïdea Typhus
abdominahs. Volgens de nu heerschende opvatting om-
trent deze beide ziekten mogen zij echter niet langer
in één adem genoemd worden.

Overeenstemming bestaat ten slotte in de meeste
ontwerpen en wetten omtrent de opneming van Typhus
exanthematicus. Over de andere ziekten heerscht nog al
eens verschil van meening, dat in zake de Tuberculose
tot een brandenden strijd is geworden.

Het ligt niet in mijn bedoehng diep in te] gaan
op do kwestie, in hoeverre Tuberculose besmettelijk is
of niet. Waar de onvermoeide bacteriologen-bestrijder,
Prof. Fokker, de mogelijkheid van infectie zelf toe-
stemt (Tijdschrift 1905 dl. II p. 54), geloof ik die veilig
te kunnen aannemen; welbewust, dat hot laatste woord
in deze nog lang niet gesproken is, geloof ik, dat het
overgrooto doel dor geneeskundigen zich schaart aan
de zijde der contagionisten, die dan, gelijk ook de
Commissie van 1905 deed, do rectorale rede van Prof.
Spronckals hun catechismus beschouwen. Do monsch
wordt hoofdzakelijk tuberculeus door inademing en door
inslikken, respectievelijk van humane of van animale
tuberkelbacillen.

Trouwens hoe zal men do kwestie ooit met abso-
lute zekerheid kuimen uitmaken? Steeds zal men zicli
niet een wiuirschijnlijkheid of mogelijkheid mooton te-
vreden stollen.

1) Enkoio Tuborc.uloso-vniaRpnnton in hot Hclii van »lo raUioiogiacIio
Analoniio. .1. van Drutcn, Utrecht UK)!.

-ocr page 140-

------ 128 - 

De onlangs vanwege de Nederl. Maatschappij tot bev. v.
d. Geneeskunst ingestelde enquête naar maritale Tuber-
culose heeft niet veel anders tot resultaat gehad, dan
de samenbrenging van een tweetal reeksen van frap-
pante gevallen, uit de eene waarvan de besmetting
niet, uit de andere wel duidelijk scheen te blijken.
Wel tracht de minderheid der commissie, d. i. Prof.
Fokker, door becyfering uit de verkregen getallen aan
te toonen, dat de Tuberculose-sterfte van hen, die
gezond zijnde, met oen tuberculeuse wederhelft gehuwd
waren, kleiner is dan de gewone Tuberculose-sterfte in
huwelijken, en dat alzoo de besmettelijkheid der ziekte
geenszins blijkt. Die gewone sterfte kan echter niet
\'aan directe cijfers worden ontleend; tegen de becijfe-
ring daaromtrent door Prof. Fokker zijn door den Arts
Van Dantzich bezwaren te berde gebracht.

De laatste (referaat Tijdschr. v. Gen. \'06 dl. I p. 226)
tracht dan door vergelijking van z.i. meer gelijksoortige
grootheden tot een resultaat te geraken en komt tot de
slotsom, dat door huwelijken van gezonden met tubercu-
leusen do kans voor de eerste om aan tering to gronde
te gaan wordt verdubbeld. Hom wordt echter ook de
kritiek niet bespaard.

Wat nu ook van een dergelijke enquête do uit-
komst zou zijn, steeds blijven nog. maar op een kleinere
categorie van personen de daarbij gevonden resul-
taten van toepassing. Zonder eenigen goeden grond
zou men die op andere categorieën toepasselijk
verklaren.

Tegen dierexperimenten wordt steeds ingebracht,
vooral door prof. Fokker, dat er eon te groot verschil
bestaat met de natuurlijke verhoudingen, on dat ge-

-ocr page 141-

- 129 - 

slaagde infectie bij een vatbaar dier, de infectie bij den
mensch niet bewijst.

Bij ervaringen uit de praktijk zijn zooveel omstan-
digheden in het spel, dat een conclusie niet is te trek-
ken; juist bij de enquête naar de maritale infectie
blijkt dit zoo duidelijk. Prof. Spronck wijst er in zijn
rectorale rede op, hoe juist de latente Tuberculose een
goede waarneming onmogelijk maakt. „Bij de groote
frequentie van latente Tuberculose is er veel kans, dat
man en vrouw bij het aangaan van een huwelijk tuber-
culeus zijn, zoodat men bij later manifest worden
toch niet tot maritale infectie kan besluiten."

„Zal men uit het feit, dat de eene wederhelft aan Tubei-
culose lijdt en sterft, de andere gezond blijft, mogen aflei-
den dat de Tuberculose niet infectious is ? Die andoro was
misschien, door het te boven komen van oon latente
Tuberculose, juist voor infectie onvatbaar geworden 1"

Prof. Fokker echter drijft den spot mot die latente
infecties; niet alleen hier, maar in allo andere gevallen,
waar het bacteriologisch dogma latentie aanneemt
(Tijdsch.
V. Gen. \'06 dl. I p. 337):

„Waar de ziekte voorkomt zonder microbe is do
microbe latent, waar do microbon aanwezig zijn zonder
de ziekte, is het immors do ziekte, die latent is."

Toch behoeft men, om die latente Tuberculose
aan te nomen niot op eon uitsluitend bacteriologisch
standpunt to staan, ook niot alleen af te gaan op do
bevindingen van patholoog-anatomen, die op de-sectio-
tafel zoo uiterst vaak, ja bijna steeds, genezen of gene-
zende tuborculouse haarden vinden. Klinische ervaringen
pleiten or toch ook voor, men moot hier zoo min als
bacteriologisch, de latentie al to absoluut opvatten;

-ocr page 142-

-- 130 - 

absolute latentie blijft natuurlijk verborgen. Ieder kli-
nikus heeft wel eens patienten onder zijn behandehng
gehad met of zonder habitus phthisicus, bij wie een
geringe topdemping of enkele crepitatien of een veran-
derd inspirium, al of niet gepaard met min of meer
algemeene stoornissen, redenen tot bezorgdheid ga-
ven, terwijl zij later weder volkomen gezond sche-
nen te zijn.

Zoo opgevat zal niemand bezwaar hebben tegen de
uitdrukking latente Tuberculose; de definitie, die Prof.
Fokker den bacteriologen in den mond legt, zal door hen
wel niet worden aanvaard. Latente Tuberculose wil dan
zeggen: tot genezing neigende Tuberculose, zonder of
met geringe verschijnselen; haar bestaan zal men in elk
concreet geval slechts kunnen vermoeden.

Moet men nu, terwijl althans de mogelijkheid van
infectie vast staat, maatregelen nemen om die te voor-
komen? Ziedaar de vraag, waarop de wetgever antwoord
moet geven.

In dubiis abstine, waar men door onthouding
misschien veel goeds ongedaan laat, is een slechte raad;
men moet trachten maatregelen to vinden, dio naast
het beoogde goed zoo min mogelijk kwaad kunnen
doen; men moet geleidelijk voortgaan op dien weg.

Polemiek tusschen contagionisten en non-contagionis-
ten kan ons niot veel vorder brengen in de kennis der
maatregelen, daar de partijen te scherp tegenover elkaar
staan, dan dat vruchtbaar overleg mogelijk zou zijn. Do
non-contagionisten zijn het vooral, die niet ophouden to
waarschuwen tegen „Tuberculösenhetze", door geen
bezadigd cohtagionist ooit bedoeld.

Dr. Pijnappel in „Pro en Contra" serie 1, no. 2

-ocr page 143-

  131 - 

toont dit nog eens uiidrukkelijk aan; juist niet-conta-
gionisten, zegt hij, verspreiden ongerustheid door te
zeggen, dat een bestrijding op contagionistisclien grond-
slag alleen mogelijk is met vervolging van zieken, als
weleer van melaatschen.

Men zou kunnen trachten in het buitenland hcht te
vinden. Inderdaad zijn al in vele landen en steden voor-
schriften ter voorkoming van besmetting met Tubercu-
lose gegeven.

Op de congressen van Parijs (1900), Londen (1901)
en Kopenhagen (1904) word do aangifte van open Tuber-
culose als wenschelijk erkend.

Dr. Pützeys wilde de aangifte afhankelijk stellen
van do opvoeding der bevolking in prophylaxis on van de
hulpbronnen tot uitvoering van desinfectie, tot assanee-
ring on onderstand, waarover de overheid to beschik-
ken heeft

In het algemeen moet men schrede voor schrede voort-
gaan. Men zal de aangifte kunnen invoeren in do lan-
den, wier gezondhoidspolitio en armenverzorging goed
geregeld zijn^).

De conclusiën van het congres to Kopenhagen
luidden dienovereenkomstig; het wilde vooral overgaan
tot aangifte van sterfgevallen en lator tot die van zioktoge-
vallen komen; evenzoo achtte hot congres do aangifte van
verhuizon zoor aan to radon. Facultatieve aangifte zou in
sommige landen beproefd kunnen worden, terwijl in andere
boter waro te beginnen mot do aangifte van gevallen, die in
openbare inrichtingen of op voor hot publiek toeganke-
lijke plaatsen voorkomen.

1) Nod. TijMschrift v. (Jon. 1905, dl T, p. 1572.

-ocr page 144-

--- 132 - 

In Frankrijk en in sommige districten van Engeland
bestaat de facultatieve aangifte. Monod (I.e.) denkt dat
eens de dag zal komen, waarop de aangifte verplichtend
gesteld zal worden. Eerst zal men echter door algemeene
hygiënische mäatregelen het aantal gevallen moeten
verkleinen, en wanneer men heeft bewezen, dat de
ziekte kan worden gebreideld, dan eerst zal men tot
verplichte aangifte moeten overgaan.

Dat die maatregelen wel wenschelijk zijn, wil Monod
lezen uit de sterftestatistiek van Parijs. Sinds daar
goede hygiënische toestanden worden aangetroffen en
maatregelen tegen besmettelijke ziekten zijn genomen,
is zoowel de algemeene sterfte, als de sterfte aan
besmettelijke ziekten afgenomen in omgekeerde verhou-
ding met de toeneming der bevolking; alleen de sterfte
aan Tuberculose, waartegen geen maatregelen zijn ge-
troffen, is stationair gebleven\'). Uit het feit, dat in
Engeland, waar vooral veel aan goede woningtoestanden
wordt gewerkt, de Tuberculose-sterfte vermindert, con-
cludeert hij bovendien, dat ongezondheid der woningen
de meeste schuld heeft aan de uitbreiding der ziekte.

Als voorbeeld van een land, waar een goede
Tuberculose-bestrijding door aangifte en al wat daaraan
vast is, bestaat, zonder dat daar eenige nadeehge gevol-
gen van kunnen worden bespeurd, wil Dr. Pijnappel
Noorwegen aanwijzen.

Alle ziektegevallen met gevaarlijke afscheidingen
vallen onder de bepalingen. Ziektegevallen, overlijden en
verhuizen worden aangegeven, hetzij door den arts,.hetzij

Chauvol\'(Som. méd. 190G p. 84) bovvoort ochtor, dat do ziokto-
govallon van Pokken, Diphthorio on Typhus in 1892—1901 niet duidelijk
zijn afgenomen, van Pokkon zelfs zijn toegenomen.

-ocr page 145-

- 133 --

door de familie van den zieke. De gezondheidscommissie
controleert den toestand, waarin de zieke verkeert, en
geeft eventueel voorschriften ter verbetering van dien
toestand. Worden die adviezen niet opgevolgd, dan kan
de commissie de opneming in een ziekenhuis gelasten.
Al deze controle en aangifte geschiedt onder geheim-
houding. Bij verhuizen en overlijden wordt er ontsmet.
Dan zijn er nog voorschriften omtrent de opneming van
arme zieken in armenhuis of privaatverpleging, of van
armen in huizen, waarin een zieke verblijf houdt ; omtrent
minnediensten en het zich verhuren als kindermeisje;
en omtrent het verkoopen van levensmiddelen of melk
uit huizen, waar Tuberculose voorkomt.

Ten slotte mag de Kroon maatregelen treffen in
en voor werkplaatsen, hotels, kerken, scholen, schouw-
burgen enz.

Enkele mededeelingen kwamen in de tijdschriften
voor omtrent de werking van dezo wet ; Dr. Pijnappel
kreeg een bijzonder goeden indruk, echter zag hij door
de oogen der Noorweogsche geneeskundige ambtenaren.

Op het congres te Kopenhagen werd door Hansen
vermeld, dat de aangifte-phcht de vrees voor besmetting
niot grooter heeft gemaakt; bij sterfgevallen geschiedt
de aangifte prompt, bij ziektegevallen daarentegen,
vooral in do steden, minder goed. Trouwens uit Saksen
kwamen gelijke berichten, daar evenwel was een gun-
stige invloed der voorschriften vooral merkbaar door
verbeterde zindelijkheid, — dat is al veel gewonnen ! Een
andor congreshd, Vetlesen, was juist do togenoverge-
stelde meening toegedaan : lijders vreezen voor do inroe-
ping van geneeskundige hulp, zegt hij.

-ocr page 146-

  134   

Tabellarisch overzicht van wettelijke maatregelen tegen Tuberculoe.

Aangifte. Desinf. Isoleering. Spuwen.

a

ö
O
6x)
C

C
cs

1) bü onacht-

zaamhoiö\'

2) als zö gova»\'\'
voor omgeviP?
oplovoren of

<) Bcholon eO
pensionaten
voorkomen.
»)als do toostao«!
onhygiënisch is-
S) plaatsolijko

vorordoninge®\'
«) als in Noor\'^\'

by overlijden

Now-York
Berlijn. .
Dusseldorp
Baden. .
Arnsberg,
Wiesbaden
Noorwegen
Italië .
Trier .
Saksen.
België.
Sakson-Altenburg
Frankfort a/M
Spanje. . . .
Queensland .
Portugal. . .
Graubundon .
Oostenrijk . .
Rio do Janeiro
Brazilië . . .
Engeland. . .
Frankrijk . .
Pruisen . . .
Denemarken.

si)

O

tl ns

n ë

^ ë
>

tf

O

>
O

S?

O
-w

O

N

ö .

— e
-- ®

ei tC
> Ö

.2 ö
tsj\'"

tl ,

3 tD

>.S
® >

bc ®
. 60

li
N

tS
>

©
©

ca

ö

©

.s
\'3

\'S

®

>

s

O

•43 O

O >

\'S
d O

\'m

© O

T3

.O
®

®

\'S.®
.S ^

\'ii

1 O
O ^

cn
t—t

\'B

fcc

\'u

©

©
-3

i

tl
©

>
^

s
a,
m

d

O

rt
^

Ö
&.
02

\'98

\'90

\'91

\'99

\'98

\'99

1900

1

.

-r

.

-1-\')

.

1901

.

-h

1900

\'99

.

.

1901

\'99

.

.

.

.

1900

1901

1901

1902

1902

4-

1903

.

.

f

1904

f

.

.

.

.

.

1904

.

.

.

.

.

facult. »)

.

.

facult.

.

.

.

1902

facultat.

.

.

facultat.

.

.

.

1905

.

.

.

.

.

9

1905

r)

-ocr page 147-

- 135 - 

In vele andere landen zijn min of meer uitgebreide
wettelijke voorschriften ter Tuberculose-bestrijding gege-
ven, nevenstaande tabel geeft daar een overzicht van.

In België is geen wetgeving op dit punt maar
wordt door een ministerieële aanschrijving gelast in
stations, kazernes, werkplaatsen, spoorwagens en andere
openbare vervoermiddelen kennisgevingen aan te plak-
ken, waarbij het spuwen op den grond is verboden. In
elke wachtkamer, bureau enz. moeten spuwbakken
aanwezig zijn. Het droog aanvegen van die localiteiten
wordt verboden; er wordt bovendien voorgeschreven
aan personen, die hoesten en opgeven, op geneeskundig
attest, verlof te geven of hen van hun mede-arbei-
ders, scholieren, beambten, soldaten enz. af te zonderen.

De overheid moet haar best doen poliklinieken, volks-
sanatoria en afzonderlijke afdeehngen in de bestaande
ziekenhuizen te doen inrichten, terwijl aan het publiek
hygiënische maatregelen worden aangeraden.

In Italië zijn de artsen verphcht tot aangifte van sterf-
gevallen en verhuizingen van lijders aan Longtuberculose
en bovendien van ziektegevallen, indien die voorkomen
in inrichtingen als armen-, invalieden- en weeshuizen,
gevangenissen, herbergen, opvoedingsgestichten, scholen,
kloosters, vondelinggestichten, ziekenhuizen en sanatoria
en bovendien in melkslijterijen.

Wasch- en beddegoed en persoonlijke gebruiksarti-
kelen van den zieke moeten worden gedesinfecteerd,
evenzoo de woning of het ziekenvertrek.

Sommige inrichtingen en dichtbevolkte gebouwen
mogen geen (aangegeven) zieken opnemen of verplegen,
tenzij over een behoorlijk vertrek beschikt kan worden.

-ocr page 148-

- 136 - 

Verplegingsinrichtingen voor tuberculeusen staan onder
controle.

Spuwbakken moeten in allerlei inrichtingen aan-
wezig zijn

Indien een lijder voorkomt in een melksHjterij, moet
de melk vóór den verkoop gekookt worden. Ter bestrijding
der Tuberculose bij het melkvee zijn voorschriften gegeven.

De regeling in Frankrijk en Duitschland is reeds
besproken, terwijl die van de overige steden, provinciën
of landen in de tabel vermeld tot geen bijzondere op-
merkingen aanleiding geeft.

Er bestaat verschil in den aard der gevallen, waar
van aangifte geschieden kan, terwijl de facultatieve
aangifte de eerste schrede op dit gebied is. In volgorde
heeft men:

1. facultatieve aangifte van ziektegevallen en overlijden

2. verplichte aangifte van sterfgevallen en verhuizen.

3. „ „ „ ziektegevallen, zoo zij ge-

[vaar opleveren voor de
[omgeving.

4. „ „ „ ziektegevallen in onhy-

giënische omgeving.

5. „ „ „ ziektegevallen in openbare

[inrichtingen, armenhuizen,
weeshuizen onz.

6. geheime aangifte van allo gevallen van open Long-

[on Larynx Tuberculose.

7. verplichte aangifte van alle ziektegevallen.

Aan de aangifte is in den regel min of nioor
uitgebreide desinfectio verbondon; oen enkele maal
wordt tot isoleering overgegaan.

-ocr page 149-

- 137 - 

Het spuw-verbod komt nog al eens voor; in de
tabel is het niet steeds vermeld, omdat vaak voorschrif-
ten daaromtrent bij andere verordeningen zijn gegeven
(zie ook § 10).

De Commissie van 1903 wil onder geen voorwaarde
de Tuberculose in haar ontwerp opnemen. Maatregelen
als desinfectie van sputa, dragen van maskers (sic),
opnemen in sanatoria, desinfectie en aangifte acht zij
deels niet uitvoerbaar deels niet belangrijk genoeg of niet
in overeenstemming met de te bereiken resultaten. Het
resultaat van haar betoog is meer een oratorisch effect
dan wel een overtuiging, ook Dr. Oosterbaan ergert
zich een weinig hieraan; het is eigenlijk slechts een
aanprijzing van eubiotiek en hygiëne. Hoewel wij deze
bijzonder hoogschatten on zeker in de eerste plaats
willen aangemerkt zien als wapenen in den strijd, toch
mag een meer directe bekamping der infectie zelve
ook wol degelijk overwogen worden. Dezo commissie
maakt zich wat al to gemakkelijk van bezwaren af,
door zo te hoog aan te slaan. Men mag toch wel bo-
donken, dat waar niet alles gedaan kan worden, om
schadelijkheden op te ruimen, toch moet gedaan wor-
den wat kan, mot dien verstande, dat het middel niet
erger zij dan do kwaal.

In haar rephek op Dr. Oostorbaan\'s aanmerkingen
verklaart de Connnissie, dat zij gezamenlijk front maakt
togen do mannen, die overdrijven. „Bijna iedereen had,
hooft of zal Tuberculose krijgen, dus zullen allen, ook
niedici, zich to oenigertijd moeten aangeven. Zoo zou
tle bacillophobie haar toppunt bereiken".

Zij hangt ons dan aan do hand van de literatuur
oen somber tjiforool op van do verderfelijkheid der uit-

-ocr page 150-

- 138 - 

sluiting van Tuberculoselijders. Maar eilieve, is nu de
Commissie zelf niet aan het overdrijven? Hier te lande
wenscht toch wel niemand wettelijke maatregelen tegen
lijders aan latente Tuberculose. Welk goed criterium
zou men bovendien hebben om die diagnose te stellen ?

Het eenige, wat deze commissie, afgezien van de vraag
of zulks in dit verband thuis behoort, wil toelaten is een
strenge vleeschkeuring en een toezicht op den veestapel.

De Commissie van 1905 daarentegen wil wel dege-
lijk wettelijke voorschriften tegen de verspreiding der
Tuberculose geven; alleen wil zij daardoor de besmetting
van mensch op mensch beperken, daar infectie met
bovine (in het algemeen animale) Tuberculose bij vete-
rinaire wetgeving dient te worden bestreden. Uitslui-
tend neemt zij dan ook de open Long- en Larynx-tubercu-
lose op. Zij acht de infectie met Tuberculose door inhalatie
en door herhaald innig contact algemeen aangenomen.

Niet te verwonderen was, dat Prof. Fokker weldra
tegen die bewering opkwam; nog eens wil ik er daarom
op wijzen, dat ook hij de mogelijkheid van infectie
heeft toegegeven (Tijdsch. v. Gen.\' \'05 dl.H p. 54).

De maatregelen, waartoe de opneming, naar het advies
van deze commissie, van open Long- en Larynx-tuber-
culose in de wet aanleiding geven zou, worden in andere
paragrafen in extenso besproken. Daar-echter de Tuber-
culose-kwestie er eene sui generis is en ter vergemak-
kelijking van het overzicht, geef ik hier een korte
opsomming.

1°. geheime aangifte van ziektegevallen met iso-
leering van onwiUigen;

2°. aangifte van overlijden en verhuizen mot kos-
telooze desinfectie;

-ocr page 151-

- 139 - 

3°. schoolverbod voor lijders aan de ziekte;

4°. toezicht op lijders in werkplaatsen, fabrieken
enz.;

5°. spuwverbod op bedekte openbare plaatsen;

6°. verkrijgbaar stellen van sputumfleschjes voor
minvermogenden tegen geringen prijs ;

T. geven van gelegenheid tot kosteloos onder-
zoek van Sputa van verdachte onvermogende
lijders.

De Commissie was zich wel bewust, dat een wet-
geving zoo behoort te worden opgesteld, dat zij uit-
voerbaar is; zij liet daarom de redactie over aan den
wetgever, die de wenschen in zoodanigen vorm moet
brengen als voor ons land nuttig is. Zij was ook door
de Algemeene Vergadering van de Maatschappij tot
bev. der Gen. in die richting geleid; echter zou een
proeve van redactie hier wel belangwekkend hebben
kunnen zijn; hoe bijv. de formuleering van de ge-
heime aangifte, de geheimhouding der ziekte d\\;is, te
combineeren ware met het schoolverbod 1

Ik geloof, dat op de vraag of en in hoeverre wettelijke
bestrijding van Tuberculose dient te geschieden, het beste
antwoord is gegeven door Monod, die de geleidelijke
ontwikkeling van maatregelen aanraadt.^) Afgezien nu
van hygiënische maatregelen, die in dit bestek niet ter
sprake behooren te komen, zou de eerste schrede ook
hier te lande kunnen zijn de facultatieve aangifte. Ech-
ter werd die door de Commissie van 1905 voor ons
land niet van waarde geacht, zonder dat zij evenwel haar
meening nader motiveert.

De tweede stap zou zijn het voorschrijven van maat-
\') Cf. Dr. Pützoijs pag. 131.

-ocr page 152-

- 140 - 

regelen bij sterfgevallen en verhuizingen van lijders
aan open Long- en Larynx-tuberculose; verder zou men
zeker in den beginne niet moeten gaan. Het best ware
mijns inziens de combinatie van facultatieve maatrege-
len bij ziektegevallen en verplichte bij sterfgevallen en
verhuizingen.

Andere tuberculeuse ziekten met productie van
gevaarlijke afscheidingen in de wet op te nemen, op het
voorbeeld van Noorwegen, acht ik onnoodig, omdat in
die gevallen door chirurgische maatregelen de versprei-
ding van smetstoffen, die uit den aard der zaak al een
veel geringere is, gemakkelijk kan worden en in den regel
wordt voorkomen. Evenmin zal Lupus bij eenige voor-
zichtigheid aanleiding tot besmetting geven. Het
voorkómen van die geringe kans kan aan de geneesheeren
worden overgelaten.

Dat de Mazelen^) uit de Epidemiewet werden geschrapt,
omdat do maatregelen daartegen te nemen zonder effect
bleken te zijn, is reeds gezegd. Minister Lohman had
ook al voorgesteld hen te doen Vervallen, omdat bij de
bevolking de neiging bestond om, ten opzichte van deze
ziekte, de wet te ontduiken, hetgeen niet voordeelig is
voor do toepassing ook der overige wetsvoorschriften;
hij verdedigt zijn voorstel, omdat het doolloozo der
wettelijke bepalingen kan blijken uit het feit, dat, sinds
de wet tot stand kwam, volgens de sterfte-statistiek de
sterfte aan Mazelen niet is verminderd. Dr. Bruinsma
(in Vragen des Tijds 1901, dl. I) toont met cijfers aan,
dat met uitzondering van Typhus, Pokken en Dysenterie,

\') In § G wordt do Mjizolon-kwostio, in verband mot schoolsluiting,
uitvoeriger besproken.

-ocr page 153-

- 141 - 

dit met alle in de wet opgenomen ziekten het geval
is; tenvijl de bevolking in de jaren \'73—\'88 met
is vermeerderd, zijn de sterfgevallen aan Roodvonk en
Diphtherie meer dan, aan Mazelen bijna, verdubbeld.
Voor de schrapping speciaal van Mazelen is dit dus
z.i. geen goed motief; speciaal sommige epidemieën zijn
gevaarlijk, zoo stierven in 1901 in Groningen aan een
epidemie ruim 100 kinderen (1. c. noot p. 19).

Dr. Bruinsma wil dus Mazelen wel degelijk in de wet
opnemen en wel zoo, dat de Inspecteurs, als eventueel de
gevaarlijke aard van een epidemie blijkt, het in werking
treden van verdere voorschriften in de hand houden.

De proeve van \'94 adviseerde in gelijken zin tot
opneming van Mazelen; de gegeven bepalingen hielden
rekening^) met de groote besmettelijkheid juist in do veer-
tien dagen vóór hun evident worden. De Inspecteurs
wilden in \'95, in hun urgente wijzigingen, de Mazelen
eenvoudig schrappen, en hun ontwerp in \'95 nam de
ziekto niet op.

Do Commissie van 1903 was van oordeel, dat togen
Mazelen, uit hoofde van hun soms groote gevaarlijkheid,
maatrogblen genomen behooron to worden, terwijl haar
ontwerp, door het goven van bevoegdheid tot sluiten van
geheele scholen of klassen, do mogelijkheid open laat tot
het nemen van speciale maatregelen; echter worden die
door haar wet geenszins nader aangeduid.

Ook de Commissie van 1905 nam de Mazelen weer op,
omdat de ziekte oen groot gevaar oplevert, vooral voor
kinderen benedon de vijf jaar oud, en omdat, torwijl do
leerphchtwet do ouders noodzaakt hun kinderen ntiar
school te zendon, de staat verplicht is, allo haar ten

•) Zio pap. 182.

-ocr page 154-

- 142

dienste staande middelen aan te wenden, om besmetting
door en op de school tegen te gaan. Er dient echter te
worden opgemerkt, dat vóór die leerplichtwet er was,
de moreele verplichting tot verschaffing van goed onder-
wijs evenzeer bestond, zoodat die wet hierin niet veel
verandering heeft gebracht.

Ook deze commissie wil de bestrijding vooral tot
de school beperken.

Er bestaat dus vrij groote overeenstemming, dat
maatregelen tegen Mazelen, voorkomende bij of in de
huisgezinnen van schoolgaande kinderen, in de Wet
behooren te worden opgenomen.

Mutatis mutandis geldt hetzelfde voor Kinkhoest,
die in dezelfde ontwerpen als de Mazelen werd opge-
nomen. In § 6, bij de bespreking van het school-
verbod, komt deze kwestie nogmaals ter sprake.

Granuleuse oogontsteking wordt genoemd door
Dr. Bruinsma (in Vragen des Tijds \'91 dl. I); zij moet vooral
worden opgenomen om door aangifte te komen tot
inlichting, van het Toezicht. Dezelfde ziekte ligt opge-
sloten in de algemeene benaming besmettelijke huid-,
haar- en oogziekten, die de ontwerpen van 1903 en
1905, zoo zij bij schoolkinderen voorkomen, willen op-
nemen. Geen van beide commissiën\' achten breede
motiveering hier noodig. Die van 1903 wil de besmet-
telijke haarziekten ook uitstrekken tot de luizenplaag
en geeft, tot verontwaardiging van Dr. Oosterbaan,
huishoudelijke voorschriften omtrent doelmatige bestrij-
ding daarvan. In zake Trachoom wijst zij er op, hoe men
in Amsterdam maar al te zeer rekent op de goedheid
der oogheelkundigen, om deze te bestrijden. Zij wijst

-ocr page 155-

- 143   

ook op de groote frequentie, die de ziekte in Limburg
heeft verkregen.

Febris puerperahs werd opgenomen in het ontwerp
Lohman, met dien verstande dat alleen maatregelen voor
vroedvrouwen werden voorgeschreven. Dr. Bruinsma vond
dat onjuist, beter ware het de vroedvrouwen te voorzien
van een uitvoerige instructie, die zij nu geheel missen.
De instructie, die haar vóór de wet van 1865^) gegeven
werd, is, toen al de beperkte bevoegdheden betreffende
het verleenen van genees-, heel- of verloskundige hulp
behalve echter de hare, werden opgeheven, mede ver-
dwenen; zij bestaat in alle andere landen nog wel
degelijk. Wil men niettemin Febris puerperalis in de
Epidemiewet opnemen, dan moeten maatregelen evengoed
aan geneesheeren als aan vroedvrouwen worden voor-
geschreven.

Het Inspecteursontwerp van 1895 nam de kraam-
vrouwenkoorts op, het was de eenige ziekte, waar-
op sommige voorschriften niet van toepassing waren;
voorschriften toch omtrent kenmerk, schoolbezoek, ver-
voer van lijken enz. werden voor haar niet noodzake-
lijk geacht, terwijl van bepaalde maatregelen tegenover
vroedvrouwen geen sprake is.

De Commissie van 1903 vindt wettelijke bepalingen
tegen Febris puerperalis evenmin op haar plaats als
bij chirurgische Otterings- en acute ontstekingsproces-
sen. Zij moet alleen bestreden worden door aankwee-
ken van kennis bij medici, verpleegsters, vroedvrouwen
en bakers. De Commissie van 1905 was dezelfde

\') Wot vnn 1 Juni 1805 (S. GO) rogolonilo do uitoefening dor genees-
kunst.

-ocr page 156-

---Ui----

meening toegedaan. Zij geeft ten overvloede een reeks
van cijfers, waaruit de gestadige afneming der sterfte
aan kraamvrouwenkoorts in Nederland blijkt. Nu is van
andere zijde wel eens vermoed, dat juist in deze veel
onoprechte aangifte van de doodsoorzaak geschiedt,
zoodat niet al te zeer op die afneming vertrouwd
mag worden.

Dr. Bruinsma (Vragen des Tijds 1901, dl. 1) wijst
ook op de onbetrouwbaarheid dier cijfers, die misschien
wel de helft te laag zijn; hij toont echter eveneens
met cijfers aan, dat de ziekte maar uiterst zelden eenigo
uitgebreidheid verkrijgt. Ook uit de verslagen van
het Geneeskundig Staatstoezicht krijgt men dien indruk;
vroeger is daarin herhaaldelijk van epidemieën sprake;
de verloskundigen werden dan aangemaand do praktijk
een tijd lang te laten rusten; later hoort men er echter
niet meer van gewagen.

In Engeland (Ned. Tijdsch. v. G. 1901 dl. II p. 602)
is een zoogenaamde paradoxe stijging der sterfte gecon-
stateerd, die wordt toegeschreven aan een voolvuldiger
ingrijpen, bij obstetrische hulp da\'n vroeger. Vóór de
asepsis en anaosthosie in zwang waren, onthield men zich
wijselijk van ingrijpende therapie, zooveel dat kon. Nu
wordt die door asepsis minder gevaarlijk geacht en door
anaosthosie nog vergemakkelijkt on stijgt do mortaliteit.

De motieven der Commissiën van 1903 en 1905
moeten echter geldig verklaard worden. Wilde mon hier
maatregelen voorschrijven, dan zou dit alleen kunnen
door een soort controlestelsel op verloskundigen toe to
passen en waar zou dan het einde zijn?

Over Lepra is niet veel te doen geweest. Bij de

-ocr page 157-

- 612 - 

totstandkoming van de Epidemiewet werd ook over
Lepra gesproken, die in Veenliuizen en Bronbeek voor-
kwam. Zij werd echter voor niet besmettehjk gehouden,
de ontwerpen achtten de zjekte in Nederland evenmin
besmettelijk; toch is dat nog niet zoo bewezen.
Prof. Mendes da Costa is van andere opinie (Nederl. Tijds.
V. Gen. 1904 dl I p. 558 & 975.) Op zijn kliniek hebben
de zieken hun eigen lijf- en beddegoed en eetgerei, maar
worden overigens op dezelfde zaal met anderen ver-
pleegd. Hij kwam tot de overtuiging, dat de ziekte ook
in Nederland besmettelijk is, omdat een persoon, die
nooit in de tropen was, de ziekte kreeg, nadat hij in con-
tact was geweest met een lepreuze, uit Indië gekomen.

Niet alle Lepra houdt Prof. Mendes da Costa voor
besmettelijk, al is zij door besmetting verkregen. Het in
dubiïs abstine behoort echter ook hier niet te worden
toegepast; de lepreuze timmerman van Prof. Mendes
da Costa was besmet in het verkeer met zijn broeder,
wiens kleeren hij zelfs droeg, omdat hij niet wist wat
de ziekte was.

De opneming van de ziekte in de wet zou die
onwetendheid eenigermate kunnen voorkomen; aangifte
zou de autoriteiten in staat stellen op eventueel gevaar
opmerkzaam te maken.

In overweging dient te worden genomen, of niet
van rijkswege behoort te worden gezorgd voor de op-
neming van repatriëerende lepreuzen; in de verslagen
van het Toezicht is daarop ook al eens gewezen. Het zijn
toch juist zoo dikwijls behoeftige lieden, die de ziekte
uit Indië medebrengen en soms zonder eenige voor-
zichtigheid in acht te nemen zich van plaats tot plaats
begeven, veelal hun intrek nemende in minder hygië-

10

-ocr page 158-

- 146 - 

nisch ingerichte slaapsteden en logementen. Bepalingen
in den geest, als hier en daar zijn voorgeschreven voor
tuberculeusen, zouden zeker niet misplaatst zijn. Een ver-
phchte opneming dus van die lijders, die niet de noodige
voorzorgen in acht nemen om besmetting te voorkomen.
Een aangifte- en ,,Meldepflicht" zou daarbij behooren.

Evenmin als een Tuberculösenhetze wenschelijk is,
ware een vervolging van lepreuzen goed te keuren.
Voorzichtigheid mag echter wel een beetje meer worden
betracht dan tot nu toe is geschied, dat leert ons de
timmerman.

De opneming van Venerische ziekten is door geen
commissie goedgekeurd. In 1905 gaf Prof. Fokker zijn
leedwezen te kennen, dat de laatste commissie daar
niet toe was overgegaan. Zij antwoordde echter, dat
de bestrijding van die ziekte tehuis behoort bij die der
prostitutie.

Van Ulcus molle en Gonorrhoe is dit tot zekere
hoogte waar, voor hot gevaar van besmetting met die
ziekten kan een ieder zich meestal in acht nemen; min-
der is dat met Syphilis het geval. Voor de overbren-
ging van die ziekte is niet dat innig contact vereischt
als bij de twee andere; voorbeelden van besmetting
door insecten (pulices) zijn in do literatuur nog al eens te
vinden. Voorzichtigheidsmaatregolen als bij Lepra zouden
niet ongewenscht zijn.

Malaria wordt in geen enkele wot of ontwerp opge-
nomen. De Commissie van 1905 vindt maatrogelen
daartegen in dit verband to lastig, de bestrijding moot
langs andoren weg geschieden. Wel wijst zij er in haar
polemiek met prof. Fokker op, dat in hot boek van
Dr. Schoo mededeelingen voorkomen omtrent infectie

-ocr page 159-

- 147 - 

én ingesleepte epidemieën door Malarialijders. Daartegen
zal wel niet veel te doen zijn; het eenigste zou kunnen
zijn het verkeer van Malarialijders te beperken en hen te
dwingen zich te doen behandelen. Daaraan denkt echter
wel niemand.

In het ontwerp van 1905 werden een aantal ziekten
opgenomen, die slechts door bijzondere en zeker zeer
weinig voorkomende wijzen van contact besmettelijk
zijn; het ontwerp van 1903 ging te dien aanzien
nog wat verder dan dat van 1905. De opneming
van die ziekten geschiedde hoofdzakelijk om door aan-
gifte te komen tot spoedige bekendheid met do infec-
tiebron. Het zijn Lyssa, Trichinose, en Miltvuur. Mal-
leus wordt niet genoemd, die ziekte is alleen in de
Pruisische wet opgenomen. Wanneer men dat principe,
do spoedige ontdekking van de bron, aannam, zou er
geen enkele reden zijn om het lijstje niet verder uit te
l)roiden, zooals Pruisen doet, dat ook vleesch-, visch- en
worstvergiftigingen, of nog beter het ontwerp 1903,
dat vergiftigingen in het algemeen opneemt: deze com-
missie wil daaronder uitsluitend aangemerkt zien diegene,
welke tot gevaar voor hot algemeen aanleiding kunnen
geven.

Qui trop ombrasso mal ótrcint, zegt do Commissie
van 1905, daarom neemt zij de vergiftigingen niot op;
mij komt hot voor, dat bijna het heele rijtje elders thuis
behoort, deels in de veterinaire wetgeving, deels in
een wet regelende het toezicht op voedingsmiddelen;
alleen de opneming van Lyssa, om door kennisgeving
den Burgemeester in staat te stellen de wet op de
hondsdolheid toe te passen, ware wenschelijk; rijks-
wetten betrekkelijk toezicht op voedingsmiddelen,

-ocr page 160-

- 148 - 

vleeschkeuringen enz. bestaan hier nog niet, de eenvou-
dige aangifte van ziektegevallen door het nuttigen van
slecht vleesch of ander ondeugdelijk voedsel ontstaan,
zou dus tot geen gevolg leiden.

Alleen de Commissie van 1905 neemt de Mijnworm-
ziekte op, maar wil maatregelen alleen toepassen in
de streken, waar de ziekte meer voorkomt; zij raadt
bovendien uitsluitend hygiënische voorzorgsmaatregelen
aan. Wil men een ziekte als deze opnemen, dan kan
men ook wel Oxyuren en Spoelwormen, om niet te
spreken van andere onaangename dierlijke parasieten,
van overheidswege doen bestrijden; trouwens de Pediculi
werden in 1903 al genoemd. Een dergelijke uitbreiding
zou te dwaas worden. De Mijnwormziekte voorkome
men door hygiënische inrichting van het bedrijf in kolen-
mijnen enz.; wetgeving daarop behoort elders thuis.

Dan nog komen op de tabel twee ziekten voor, die
in Nederland nog onbekend zijn, do besmettelijke zweet-
ziekte en de Gele Koorts, hun opneming in een wet is
dus niet noodig.

Bij de besprekingen over de Epidemiewet in de
2® Kamer kwam de Gele Koorts ook ter sprake en
werd medegedeeld, dat die ziekte in ï\'rankrijk in 1861
en \'63 in den omtrek van St. Nazarre was voor-
gekomen en van daar in 1865 naar Swansea, op do
Engelsche kust, was overgebracht; men zou dus opper-
vlakkig meenen, dat do ziekte ook hier to lande wel
eens zou kunnen worden geimporteerd.

Echter verschijnt die ziekte, nu in den laatsten
tijd haar aetiologio duidelijker is geworden, in een geheel

-ocr page 161-

- 149 - 

ander daglicht. Wat de onderzoekingen der Amerikanen,
Reed c.s., ons dienomtrent geleerd hebben, mag, sedert
het door Fransche en Duitsche vorschers in Zuid-Amerika
bevestigd werd, nu wel als vaststaand aangenomen
worden. In het kort moge daarvan het volgende gezegd
worden.

Het mikroörganisme van de ziekte is nog niet
bekend, maar moet een bloedparasiet zijn, die uitslui-
tend aan het plasma is gebonden, daar hij het meeren-
deel der filters passeert. De overbrenger van de ziekte
is des te beter bekend, het is een mug, de Stegomya
fasciata. Deze mug speelt dezelfde rol bij de Gele
Koorts als haar zuster, de Anopheles, bij Malaria.

De bestrijding van het besmettingsgevaar der ziekte
kan zich dus bepalen tot de muggen, in den trant als
bij Malaria.

Al wat nu omtrent het voorkomen van de Gele
Koorts in Europa bekend is, stemt overeen met deze
aetiologie. Dastre^) vermeldt, dat de lazarets van Mar-
seille en Brest lijders aan die ziekte hebben opgeno-
men in de jaren 1802, 1804, 1807, 1821, 1886 en
1889 en later bijna in elk jaar van 1891—1900. Steeds
waren het gevallen bij bootwerkers, nooit was besmet-
ting op het land of buiten de schepen voorgekomen.
Vooral de gevallen te Marseille in 1821 en te St. Na-
zaire in 1861 voorgekomen acht hij belangwekkend;
ook daar bleek, dat de besmetting nooit buiten de
schepen tot stand kwam, hoe besmettelijk deze ziekte
aan boord ook was. Alleen de muskieten, die zich nimmer
verder dan enkele honderden passen van hun broed- en
schuilplaatsen verwijderen, zijn de dragers van de be-
1) Rovuü dos deux Mondos, 1 Sopt. 1005.

-ocr page 162-

- 150 ---- 

smetting. Dc gevallen in Swansea, boven ook reeds
vermeld, waren van gelijken aard.

Verder wordt nog medegedeeld, dat de mug alleen
bestaan kan bij een temperatuur van 15°—38° C.; bij
18° voedt zij zich reeds niet meer en beweegt zich nog
slechts met moeite; bij een temperatuur boven 25°
steekt zij eerst met energie, paart zich tusschen 20°
en 30° en is slechts vruchtbaar bij 25°, zij legt haar
eieren bij 27°—30°.

De ontwikkeling van de larve heeft plaats tusschen
20° en 30°, het beste bij 28°. Elke temporatuursver-
\'laging geeft een mindere mate van ontwikkeling.

Een gemiddelde temporatuur van 28° is dus noodig
voor de geregelde ontwikkeling van het insect. De tem-
peratuur is vooral de sleutel tot het geheim van de
geographische verbreiding der ziekte; de 43" breedtegraad
is dan ook feitelijk voor Europa, de grens daarvan;
daarboven zijn geen maatregelen ter bestrijding noodig.

Omtrent de uitbreiding der ziekte in Europa ver-
meldt Clemow^), dat in do latere tijden de ziekte
daar beperkt is gebleven tot Spanjo on een godoelto
van do Middellandsche zee, Sardinië, Corsica en eon
klein gedeelte van do zuidelijke kust van Frankrijk inbegre-
pen ; na 1878, toon in Madrid een kleine epidemie heerschte,
is do ziekte in Europa nooit epidemisch voorgekomen.

Omtrent de gevallen te Brest in 1856, te St. Nazairo
in 1861 en te Swansea in 1864 voorgekomen, heet hot
ook hier, dat alleen personen, dio op do schepen waren
geweest, werden aangetast; te St. Nazaire word ook do
bemanning van schepen, die naast eon besmet schip
ankerdon, goinfecteerd.

\') Goography of discaso, Cambridge, 1903.

-ocr page 163-

---- 151 - 

In streken, waar de laagste wintertemperatuur veel
beneden de 65° F. is, komt de ziekte niet endemisch
voor; waar de ziekte endemisch heerscht, is zij altijd
het hevigst bij de grootste hitte; meestal verdwijnt zij
van een geinfecteerd schip, zoodra dit in koeler streken
komt. Wanneer zich echter eenmaal een brandpunt
heeft ontwikkeld, kan dit ook bij lager worden der
temperatuur blijven bestaan; onder 30° F. verdwijnt
de ziekte zonder uitzondering.

Zeekusten en vooral laagliggende onsanitairo haven-
plaatsen zijn voor besmetting vatbaar; zelden komt de
ziekte in hoog gelegen streken voor, nooit hoogor
dan 3300 voet boven den zeespiegel.

In Havanna had do bestrijding der muggen door
bescherming met gaas, en verdelging der insecten in
do buurt van zieken veel succes.

Misschien kunnen kleeren, bezoedeld met bloed van
lijders, bij tegenwoordigheid van de vereischte muskie-
tonsoort aanleiding geven tot transport van do ziekte.

Daar wij nu geonerlei reden hebben om aan do
juistheid dezer mededeelingen to twijfelen, — die van
Sanarelli omtrent den Bacillus Icteroidos schijnen niot
al to betrouwbaar to wezen (Gen. b. 1904 No. VI), —
is er voor ons klimaat geen reden om bepalingen tot
wering van Gelo Koorts te maken, evenmin dus ook
voor Duitschland; ook uit die wetgeving had dezo ziekte
gevoegelijk kunnen gemist worden.

Het eenigo, wat nog in overweging genomen zou
kunnen worden, zou zijn om op schepen, die met lijders
aan de ziekte aan boord, in een haven binnenvallen,
de nog aanwezige muskieten te verdelgen, vóór dat
bootwerkers in hot ruim worden toegelaten.

-ocr page 164-

- 152 --- 

De ontsmetting van lijfgoederen is, omdat de mus-
kiet hier te lande niet kan tieren, niet noodig.

De maatregelen bij de Fransche wet voorgeschreven
houden rekening met de temperatuur, vandaar dat in
de wintermaanden minder strenge bepalingen gelden;
c. q. diende echter ook daar de muskietenverdelging
ter hand te worden genomen.

De facultatieve opneming van een aantal ziekten,
zooals de Fransche wetgever dat doet, behalve van Tu-
berculose, waarover boven werd gerept, van Influenza,
Pneumonie en Bronchopneumonie, Erisypelas en Paro-
ritis, schijnt mij voor ons land overbodig. Een enkele maal
wordt in de verslagen van het Toezicht melding gemaakt
van besmettelijke Pneumonie (zie Verslag \'85).

De meeste ontwerpen geven, gelijk de Epidemiewet
doet, de Kroon do bevoegdheid het ziekenlijstje tijde-
lijk uit te breiden; juist voor zulko gevallen van be-
smettelijke Pneumonie zou dat van toepassing kunnen
zijn, zoodat een opneming daarvan niet per se noodig is;
waarom men in 1885 niet tot dien maatregel overging,
is niet verklaard, wel deed men\' het veel later voor
Meningitis cerebrospinahs epidemica.

De Epidemiewet laat de bevoegdheid aan de Kroon
tot uitbreiding „voor doelen van het rijk en voor het
geheelo rijk". Het ontwerp 1903 wilde alleen lezen ,,voor
het geheele rijk". Dat dit geen vergissing was, bleek toen
Dr. Oosterbaan daarop een aanmerking had gemaakt
en de rapporteur antwoordde, dat de doelen van het
rijk, waar een ziokto niet heerscht, ook van algemeene
maatregelen geen last zouden hebben. Dit nu is niet
volkomen juist; stel dat ergens voorkomt eon besmet-
telijke Pneumonie, zooals inderdaad is voorgekomen, en

-ocr page 165-

------ 153 - 

dat nu de wet ook van toepassing werd verklaard op
Pneunomie, dan zouden voor het geheele rijk alle gevallen
van Pneumonie onder de bepahngen van aangifte,
kenmerken, isoleering enz. vallen, wat toch zeker niet
billijk zou zijn. De Epidemiewet houdt rekening met
het idee van de plaatselijke dispositie van Pettenkofer,
het ontwerp 1903 niet.

De onderkenning van die besmettelijke Pneumonie
van andére niet besmettelijke Pneumonieën (of moet men
zeggen van Pneumonie op andere plaatsen niet besmet-
telijk ?) is onmogelijk.

Het systeem, gehuldigd door de proeve van \'94,
om den kantonrechter bevoegd te verklaren op requisitoir
van den Burgemeester een gezondheidsonderzoek to laten
instellen naar personen, lijdende .aan niet in do wet
genoemde ziekten (Lepra en Syphilis werden hier vooral
bedoeld) en hen zoo noodig te doen isoleeren, lijkt mij
voor andere dan Lepra on Lues niet doenlijk; zoodra
zij oonigo uitbreiding verkrijgen, kan daar niet veel
van terecht komen, on dan toch is juist o.a. aangifte
noodig.

Conclusiën:

Door wetgeving moeten bestreden worden:

1°. Cholera, Typhus Abdominalis, Dysenterie,
Pokken (Variola on Variolois), Pest, Roodvonk,
Meningitis cerebrospinalis epidemica, Diphtherio,
Typhus oxanthomaticus, Lyssa humana.

2°. Mazelen en Kinkhoest, besmettelijke huid-, haar-
en oogziekten bij schoolkinderen voorkomend
(zio § G).

3°. Open Long- en Larijnx-tuberculoso, bij overlijden

-ocr page 166-

- 154 - 

of verhuizen, en facultatief bij ziektegevallen.

4°. De Kroon zij bevoegd de wet op andere ziekten
voor het geheele rijk of gedeelten daarvan
tijdelijk van toepassing te verklaren.

5°. De maatregelen ter bestrijding der verschillende
ziekten moeten verschillen naar gelang van de
wijze van verspreiding en mindere of meerdere
gevaarlijkheid.

6°. Het opnemen van z.g.n Synoniemen mist zijn doel.

7°. Het voorschrijven van maatregelen bij Lepra
kan voor sommige gevallen noodig zijn, evenzoo
bij Lues; bestrijding van Venerische ziekten
behoort overigens in ander verband geregeld
to worden (toezicht op de prostitutie?).

8°. Gele Koorts behoort evenmin als Malaria in
een wet tot wering van besmettelijke ziekten
te worden opgenomen.

-ocr page 167-

§ 4. Aangifte.

De aangifte van besmettelijke ziekten aan de over-
heid is het fundament voor do geheele wet, zonder deze
zyn geen maatregelen mogelijk. Zij wordt geregeld door
een aantal artikelen, die in de praktijk nog al eens tot
verschil van meening hebben aanleiding gegeven.

Volgens art. 6 van de Wet van 1865, regelende
de uitoefening der geneeskunst, is de arts, die een de
volksgezondheid bedreigende ziekte waarneemt, gehouden
daarvan onmiddellijk en uiterlijk binnen drie dagen
kennis te geven aan den Hoofdinspecteur van zijn dis-
trict en aan Burgemeester en Wethouders zijner ge-
meente. Gewoonlijk worden onder die ziekten verstaan
dezelfde, als waarvan do Epidemiewet spreekt, en ge-
schiedt do mededeeling aan den Hoofdinspecteur en
meestal ook aan de gemeentebesturen op bepaalde for-
nuilieren, die aaid der ziekte en woonplaats van den
zieke vermelden. Men heeft wel eens beweerd, dat do
opgave van de woonplaats bij die aangifte niet noodig
was, reeds in den Geneeskundigen Raad van 1878
verdedigde Dr. Godefroi die meening. De jurispruden-
tie heeft echter uitgemaakt, dat die opgave wel vereischt
wordt (Dr. Bruinsma Tijdsch. v. Gen. 1904 dl. 11 p. 1054).

Volgens Mr. Vreede lag het in de bedoeling van art.
6 der wet van 1865, dat een later besluit dezo zaak
nauwkeuriger zou regelen, maar zoo\'n besluit is nimmer
verschonen.

-ocr page 168-

- 156 - 

In 1874 werd door de Arnhemsche Rechtbank een
geneeskundige veroordeeld, die een geval van Diph-
therie niet had aangegeven; Mr. Vreede stemt met dat
vonnis niet in. Ook bij ministeriëele aanschrijving
van 6 Sept. \'66 (St. 294) was reeds beproefd een oplos-
sing van de kwestie te geven en werd verklaard, dat
onder „de volksgezondheid bedreigende ziekten" moesten
worden verstaan epidemische ziekten; waardoor de zaak
niet helderder werd. Dezelfde circulaire bepaalde, dat alle
ziektegevallen moeten worden opgegeven (wat dan ook
gewoonlijk geschiedt), hetgeen Mr. Vreede beslist voor
juridisch onjuist verklaart; in de wet van\'65 toch wordt
gesproken van ziekte en niet van ziektegevallen. Ge-
noeg om aan te toonen, dat geen volkomen zekerheid
op dit punt bestaat.

De plicht tot aangifte van besmettelijke ziekten in
den zin van de Epidemiewet, rust in eerste instantie
volgens art. 19 op andoren dan de geneeskundigen; het
hoofd van een gezin, de houder of houderes van een slaap-
stede of logement, de schipper van een in de genieento
vertoevend vaartuig, bestuurders van gestichten van welda-
digheid, in art. 1 en 2 der wet van 28 Juli 1854
(St. 100) vermeld, van gevangenissen, van rijksopvoe-
dingsgestichten, van rijkswerkinrichtingen, van bedelaars-
en krankzinnigengestichten geven, wanneer daarin een
besmettelijke ziekte voorkomt, hiei\'van binnen 24 uur,
nadat hun het feit ter kennis gekomen is, mededee-
hng aan den Burgemeester; gelijk voorschrift geldt
voor de commandanten van legerkorpsen of oorlogs-
schepen en havens voor de onder hun toezicht staande
kazernes, schepen of andere lokalen.

In enkele gevallen is de geneesheer tot kennis-

-ocr page 169-

- 157 - 

ge ving aan den Burgemeester verplicht; volgens art.
16 moet hij, onverminderd de kennisgeving aan den
Hoofdinspecteur, bedoeld bij art. 6 der wet van \'65,
zoodra hij een lijder aan Cholera, Pokken of Pest waar-
neemt, daarvan binnen
24 uren aan den Burgemeester
kennis geven.

De kennisgeving door het hoofd van het gezin
geschiedt gewoonlijk indirect; meestal geeft de genees-
heer vaak op vastgesteld formulier aan het hoofd van
het gezin een verklaring af, omtrent de waargenomen
ziekte; met deze verklaring gewapend begeeft het hoofd
zich naar don Burgemeester; zoodoende worden er twee
vliegen in een klap geslagen, maar de Wethouders
blijven buiten do kwestie, en toch behoorde, volgens
art. 6 der Wet van \'65, de mededeehng te geschieden
aan Burgemeester
cn Wethouders. De praktijk hoeft
de omslachtige regeling dus wat vereenvoudigd.

Het tweede lid van art. 6 noodzaakt den Burge-
meester om van do gonoeskundigo verklaring omtrent
het voorkomen van Cholera, Pokkon of Pest onverwijld
oon afschrift aan don Hoofdinspecteur te zonden, zoodat
ook deze spoedig gewaarschuwd wordt.

Bij do bohandoling dor Epidomiowet \'72 in de Kamer
werd do vraag gedaan (van Nispen tot Sovenaor), waarom
niot do arts verplicht word allo gevallen van besmette-
lijke ziekte aan to geven, waarop do minister antwoordde,
dat van een medicus niet drukke praktijk niot kan
gevergd worden, dat hij van allo mogelijke bosmotte-
lijko zieken, dio hij heeft bezocht, binnen
24 uren
konnis geeft ium den Burgomoestor.

Er is ovor dezo aangifte al heel wat te doen

-ocr page 170-

-- 158   

geweest ; naar gelang het aantal der opgenomen ziekten
grooter wordt en naarmate de maatregelen voor elke
ziekte meer worden gespecificeerd, wordt de regeling
moeielijker. Vast staat in alle geval, dat de aangifte
moet geschieden van alle ziektegevallen, waarop de wet
betrekking heeft, de vraag is vooral door wien en ook
aan wien. Wordt er van sommige in de wet genoemde
ziekten, zooals besmettelijke huid-, haar- en oogziekten,
geen aangifte vereischt, gelijk enkelo ontwerpen\') willen,
dan wordt de controle op de naleving der overige voor-
schriften bij die ziekten voor de overheid onmogelijk.

1. Wie zal de aangifte doen, de geneesheer of het
hoofd van het gezin, of beiden ?

2. Aan wien zal de aangifte geschieden, aan het
Gemeentebestuur of aan den Burgemeester of aan
het Staatstoezicht ? Geschiedt de aangifte aan den
Burgemeester alleen, moet deze dan ook verplicht wor-
den tot zenden van afschrift der kennisgeving aan den
Inspecteur of Hoofdinspecteur?

3. Mag den geneesheer worden opgedragen behalve
de aangifte nog andere mededeelingen omtrent ziekte
of patient te doen ?

4. Kan, behalve de aangifte van ziektegevallen, in bij-
zondere omstandigheden ook die van verdachte gevallen,
van sterfgevallen en van verhuizen in aanmerking komen ?

Tegen de aangifte door den arts is het beroeps-
geheim al verscheidene malen als bezwaar opgeworpen.
Door de aangifte kan het individu belangrijke schade
ondervinden; daardoor toch worden maatregelen, die
met zijn persoonlijke belangen in strijd kunnen zijn, op
hem van toepassing.

\') Ontwerp 1903.

-ocr page 171-

- 159 - 

In Saksen is sedert 1901 aangifte van Tuberculose
onder tamelijk scherpe strafbepalingen voor de genees-
heeren verplichtend, die dit echter een inbreuk achten
op het beroepsgeheim (Ned. Tijdschr. v. Gen. 1901 dl I p.
264); bovendien zijn de kwakzalvers niet tot aangifte ge-
houden, zoodat het doel toch niet zal worden bereikt. In
het district Arnsberg werd in datzelfde jaar aangifte
verzocht van ieder geval van venerische ziekte, dat
onder behandeling der geneeskundigen komt. De Alg.
Med. Centralz. vertrouwt, dat de artsen het ver-
zoek niet zullen nakomen, daar dit in strijd zou zijn
met het beroepsgeheim en de lijders in handen van
kwakzalvers zou drijven. De kwakzalvers spelen in
Duitschland altijd een groote rol.

Ook in Frankrijk is, volgens Monod, 1. c., wel eens
wegens het beroepsgeheim bezwaar gemaakt tegen de aan-
gifte, die daar in 1892 was ingevoerd en in 1902 bekrach-
tigd. De ambtenaar, aan wien de aangifte geschiedt, is
echter tot geheimhouding verplicht. Bij het nemen van
maatregelen voortvloeiende uit de aangifte zal ni. i. van
die geheimhouding wel niet veel terecht komen, alhoewel
in aanmerking genomen moot worden, dat in Frankrijk het
kenmerk onbekend is en dat daar ook in andere gevallen,
speciaal do geboorte, geheimhouding is toegelaten.

Die geheimhouding van do aangifte is voor een
enkel geval in éón ontwerp voorgesteld, straks daarover
nader.

Mij dunkt, dat men het beroepsgeheim in deze
niet te hoog moet aanslaan Een wetgeving tegen be-
smettelijke ziekten is niet mogelijk zonder in bejiaaldo
gevallen het individu last of schade, zij het dan ook
zoo min mogelijk, ten bate van het algemeen welzijn

-ocr page 172-

-- 160 - •

toe te brengen. De huisarts, die toch ook hygiënist
behoort te wezen, is de persoon, die de aangifte het
best en zekerst kan doen; zonder zijn medewerking
althans is wel haast geen aangifte mogelijk, en wanneer
die dan toch moet geschieden, waarom dan niet de
verplichting daartoe in eerste instantie gelegd op do
schouders van den arts?

Nu is het mogelijk, dat wegens die verplichte aan-
gifte in sommige gevallen geschroomd zal worden om ge-
neeskundige hulp in te roepen; dit kan echter voor-
komen worden door denzelfden plicht in tweede instantie
te leggen op de personen uit do omgeving van den lijder.
De bij de Epidemiewet voorgeschreven gang van zaken,
de kennisgeving door het hoofd van het gezin enz. is in de
practijk gebleken niet altijd doeltreffend te zijn, daar hot
voorgekomen is, dat onbekendheid met den aard der
ziekte zoo geen geneeskundige hulp ingeroepen was,
voorgewend werd. Echter kan een geneeskundige even
goed het bestaan der ziekte ontkennen, in casu oen ver-
keerde diagnose opgeven, wat ook zonder dat besmet-
telijke ziekten in het spel zijn, nóg al eens voorkomt
en niet altijd te laken is.

Do kennisgeving dient to geschieden aan hom,
die met de uitvoering der wot belast is, hier dus
aan den Burgemeester. Daartegen zijn ook stommen
opgegaan; in het Tijdsch. v. Gen. (van 1901 dl. II
p. 217) beschrijven .Dr. van der Plaats en Dr. Offer-
hans een Typhusepidemie in Utrecht (1900) on deelen
mede, hoe daar velo gevallen mot mode werking .der
geneesheeren werden geheim gehouden. Indien het
mogelijk ware, zoo meenon zij, de geneeskundigen
te verpHchten, alle gevallen, die zij weten of ver-

-ocr page 173-

- 161 - •

moeden te berusten op Typlmsinfectie aan te geven
aan den Inspecteur — zonder den Burgemeester er in
te mengen — dan zoude het algemeen belang meer
gebaat zijn dan thans. Vooral het kenmerk wordt
gevreesd en houdt van aangifte ten stadhuize terug.
Zij schijnen echter te vergeten, dat de aangifte nog
andere maatregelen ten doel heeft dan dat gehate briefje;
wordt de Burgemeester er buiten gelaten, dan moet
toch een ander ambtenaar in zijn plaats treden. Het
komt mij voor dat zij zich in den gang van zaken niet
voldoende hebben ingedacht en dat deze ontboezeming
hun pen ontsnapt is.

Dat do Hoofdinspecteur ook in kennis wordt-gesteld-
met de ziektegevallen is volkomen juist gezien. Innners
hij controleert in zekeren zin de handelingen van de
uitvoerende macht, hij adviseert tot hygiënische on
preventieve maatregelen en gaat eventueel over tot
epidemisch-verklaring. Uitvoerende macht bezit hij niet,
noch is het waarschijnlijk, zelfs volgons " Mr. Vroede,
geenszins wenschelijk, dat hem die ooit worde verleend.

Do meeste ontwerpen willen den aangifteplicht aan
den geneesheer opleggen.

Do proovo van \'94 wil, dat do geneeskundige bin-
nen 24 uren kennis geeft aan den Burgenioester en
zijn bevindingen mededeelt aan het hoofd van hot
gezin; wordt de zieke niet geneeskundig behandeld,
dan geschiedt do kennisgeving door dengenen, die den
zieke herbergt, als tenminste aan zijn schuld to wijten
is, dat geneeskundige hulp ontbreekt. Er was in dat-
zelfde ontwerp voor gezorgd, dat eon ieder geneeskundige
hulp kon vorkrijgen, het kon dus niet onbillijk zijn te
eischen, dat daarvan, indien hot algemeen belang het

11

-ocr page 174-

-- 162 - •

eischte, gebruik zou worden gemaakt, heet het in de
toehchting, of dat anders de verantwoordeHjkheid worde
gedragen door hem, die zich aan dit verzuim schuldig
maakt.

De Burgemeester geeft van de waargenomen ge-
vallen, genomen maatregelen en gegeven vergunningen
dagelijks of wekelijks bericht aan den Gezondheidsraad.
Het beroemde artikel 26, in § 2 vermeld, lag hier dus
in opgesloten.

De Inspecteurs-vergadering was het met deze lezing
niet eens en stelde daarvoor in de plaats, dat de ge-
neeskundige kennis geeft aan den Burgemeester en
deze onmiddellijk afschrift zendt aan den Inspecteur.
Bij die kennisgeving zou de geneesheer tevens, voor
zoover hij daartoe in staat is, opgaven, volgens Konink-
lijk Besluit nader te specificeeren, moeten verstrekken.
Een concept van zulk een besluit, waarop het toch
aan komt, is niet gegeven.

Het Inspecteurs-ontwerp van \'95 neemt dezelfde
regeling, aan, het rapport van "96 wil bovendien de
aangifte, door het hoofd van het gezin te doen, gehand-
haafd zien als in \'94.

Het ontwerp 1903 wil de aangifte door den genees-
heer doen geschieden aan den Burgemeester; de aangifte
van Kinkhoest alleen, zoo er in het gezin schoolgaande
kinderen voorkomen. De aangifte van besmettelijke
haar-, huid- en oogziekten moet daarentegen geschieden
door den onderwijzer.

De aangifte door een ondeskundige, in dit geval den
ondemijzer,\' is juist in deze materie gebleken precies
een halve maatregel te zijn. In Amsterdam werd met
dit systeem een proef genomen. Dr. v. d. Wijk deelt

-ocr page 175-

- 163 - •

in liet Ned. Tijdschrift voor Geneeskunde van 22 Nov.
1902 mede, dat de schoolhoofden daar bij 1,15 7o der
kinderen besmettelijke haarziekten constateerden, tenvijl
bij een geneeskundige revisie bleek, dat die ziekte bij
2.3 7o voorkwam.

Ter opsporing van deze ziekten zal een deskundig
schooltoezicht noodig zijn; een systeem, waarbij de onder-
wijzers medehelpen, is zeker goed te keuren, doch men
kan het niet op hen alleen laten aankomen; er zou
bovendien niets tegen zijn den huisarts ook van deze
gevallen, zoo hij ze waarneemt, aangifte te laten
doen.

Maar het ontwerp 1903 wil meer. Zijn den genees-
kundige omstandigheden bekend, die van belang zijn of
kunnen zijn, waar het geldt de uitbreiding der ziekte
te voorkomen, dan is hij verplicht deze tegelijkertijd
mede te deelen. Men zal moeten toegeven, dat de
huisarts vaak tot zulke mededeelingen in staat zal zijn,
maar even goed zal elke ambtenaar, die zich op de
hoogte stelt van den toestand, genoeg gegevens
kunnen verkrijgen. De bekendheid met omstandigheden,
die de uitbreiding der ziekte kunnen voorkomen, zal
der overheid soms wel aanleiding geven tot het nemen
van voor den betrokken persoon onaangename maat-
regelen. Den huisarts te verplichten hierin mede te
werken, hem dus een soort politietoezicht to doen uit-
oefenen schijnt mij ongewenscht. Hoogstens zou ik willen
toelaten zulke mededeelingen, welke den patiënt in den
regel niet zullen schaden. Een dergelijke mededeeling
heeft ook nu reeds plaats: aan den Hoofdinspecteur
worden omtrent don aard dor ziekte en haren oorsprong
bijzonderheden medegedeeld. Op de formulieren, die

-ocr page 176-

- 164 -- •

gewoonlijk worden gebruikt voor de kennisgeving
ex art. 16 der wet van \'65 bestaat daartoe gelegenheid.

Dezelfde commissie, die dit voorstelt, hield den
geneeskundigen, die geen aangifte doen van Typhus,
omdat zij het kenmerk van onwaarde achten en hun
patiënten dus dat ongemak meenen te mogen besparen,
de hand boven het hoofd. Wat zullen die medici dan
doen, indien ingevolge hunne mededeelingen in hun
oogen ongewenschte maatregelen kunnen worden ge-
nomen, zeker niet minder ingrijpend dan het ken-
merk ?

De verplichting van aangifte en mededeeling van
omstandigheden bij ontbreken van geneeskundige hulp,
wordt ook in dit ontwerp aan het hoofd van het gezin,
den houder of de houdster van een slaapstede of logement,
den schipper van een vaartuig, den bestuurder van een
inrichting, of, bij ontstentenis, hun vervangers of vervang-
sters opgelegd. Dr. Oosterbaan critiseerde deze redactie, er
is dan ook geen reden, die van de Epidemiewet te verande-
ren. De Burgemeester zorgt er vóór, -dat de hem ter kennis
gekomen eerste ziektegevallen aan den Hoofdinspecteur
en de Gezondheidscommissie en bij Cholera, Typhus
exanthematicus. Pokken, Pest of Lyssa ook aan don
Commissaris der Koningin worden medegedeeld. Als de
gevallen zich vermeerderen, dan krijgen Hoofdinspec-
teur en Gezondheidscommissie iedoren Zaterdag een
opgave van het aantal aangetasten en overledenen.

De kennisgeving aan den Commissaris der Koningin
geschiedt, omdat alleen provinciale besturen er Voor
zouden kunnen zorgen, dat over een groote uitgestrekt-
heid de noodigo maatregelen kunnen genomen worden.
De Commissie motiveert haar voorstel eigenlijk alleen

-ocr page 177-

- 165 - •

nader voor gevallen van Lyssa (humana) en juist hier is
door de wet op de hondsdolheid die maatregel niet noodig.
Volgens art. 2 dier wet wordt tot handelen overgegaan
„zoodra bij den Burgemeester of Commissaris van politie
aangifte is gedaan, of hun op een andere wijze is ge-
bleken, dat zich bij een hond of kat verschijnselen van
dolheid hebben voorgedaan." Dat kan toch wel op geen
andere wijze duidelijker blijken dan door het experiment,
de gevolgde Lyssa humana na den beet! Bij deze wet
is dan ook nog beter dan in het ontwerp 1903 gelet
op gevallen, welke zich in grensgenieenton voordoen.

Dr. Oostorbaan heeft ook aan dit artikel de
critiek niet gespaard; zoo vroeg hij, of eon tweede
ziektegeval reeds vermeerdering is en of men wel steeds
van een eersto geval zou kunnen sproken. De rapportour
antwoordde op do obrste vraag, vrij onparlementair: „ja,
volgens Bartjes," terwijl hij op do tweede vraag niot
inging. Mij dunkt, dat men toch zeker kan sproken
van hot eerste ter kennis gekomen geval, in het middon
latende of dit nu wol juist hot eerst voorgekomen goval
is; immers kan hot eersto goval, of kunnende eerste ge-
vallen zoo licht vorloopen zijn, dat zij niot zijn opgemerkt.

Bovendien kwam Dr. Oostorbaan op tegen do ken-
nisgeving van don Burgemeester aan den Inspecteur,
maar de Commissie bleek van meening te zijn, dat art. 6
van do wot van \'65 moest vervallen, waartoe zij in haar
blanco-slotbepalingen gelegenheid wonschto to laton.
De gohoolo aangiftozaak is dus voreonvoudigd on
hot bestaan van mooningsvorschil ovor de volksgezond-
heid bodroigendo ziekten wordt uit de wereld geholpen.

Echter is er dan ook geen ruimte meer voor een
broodero opvatting, hoewel niemand don arts kwalijk

-ocr page 178-

--- 166 - •

zal nemen, als hij ook zonder wettelijke bepalingen
kennisgeving doet van eenige gevaarlijke, de volksge-
zondheid bedreigende ziekte — (eventueel Gele koorts,
Febris recurrens, die niet in het ontwerp zijn genoemd.)

Het ontwerp 190B is tevreden met de wijze van
aangifte, zooals die bij de nu vigeerende wetten is ge-
regeld, en wil die verplichtend stellen in alle gevallen
van ziekten bij de wet op te noemen. Bovendien wil
zij eenige bijzondere aangiften zien ingevoerd en wel
die van verdachte gevallen van Cholera, Typhus en
Dysenterie. Dan moet door den arts aangifte gedaan
worden van overlijden van lijders aan open Tuberculose.
Ook het verhuizen van zulke lijders behoort te worden
aangegeven, terwijl zij bij de door haar gewenschte aan-
gifte van besmettelijke huid-, haar- en oogziekten bij school-
gaande kinderen de keuze laat tusschen huisarts, school-
arts of onderwijzer.

Dat de arts behalve een verklaring van overlijden,
waarin de doodsoorzaak wordt genoemd, nog een ver-
klaring omtrent besmettelijke zielcte zou moeten doen,
lijkt mij dubbel werk. Die aangifte ware langs adminis-
tratieven weg gemakkelijk te voorkomen.

Behalve de genoemde is er nog een geheel bijzondere
aangifte door den arts te doen, die van ziektegevallen van
open Long- en Larynxtuberculose, welko echter geheim
moet blijven, zoowel voor don lijder en zijn omgeving,
als voor het publiek. Zij blijft geheim, totdat bijzon-
dere omstandigheden dwingen tot opheffing dor geheim-

0

houding.

Wil de,zieke namelijk de veiligheidsvoorschriften,
door zijn geneesheer gegeven, niet behoorlijk nakomen,
dan beklaagt deze laatste zich bij de overheid — ver

-ocr page 179-

---- 167 -- •

klikt zijn patiënt dus — en een officieele geneesheer
wordt er op afgestuurd; helpt dat nog niet, dan moet
de overheid den onwillige kunnen isoleeren.

Die isoleering is dus een straf, zoowel als een
prophylaxis; dit blijkt uit de hierover gevoerde pole-
miek. Prof. Fokker noemde het een draconisclien maat-
regel (Tijdschrift v. Geneesk. 1905 dl I p. 1788); de Com-
missie antwoordt hem, dat de ,,bedreiging" wel voldoende
zal zijn en het wel nooit zoover zal komen. Het komt
mij minder wenschelijk voor de isoleering het karakter
van straf te geven. Beter ware in dergelijke gevallen
te voorzien door een artikel omtrent ,,het willens en
wetens gevaar doen ontstaan voor anderen".

Maar er is nog een h.i. belangrijker motief voor de
aangifte van alle gevallen van open Tuberculose door
do Commissie aangevoerd; zij moet dienen ter bevor-
dering der kennis van de verspreiding der ziekte.

„Het doel van aangifte van eenige besmettelijke
ziekte, waartoe de verplichting in de wet is neergelegd",
zegt Mr. Vreede, ,,kan en mag geen ander zijn, dan de
tot handelen bevoegde macht tijdig op de hoogte te
brengen van het bestaan eener ziekte; dat die aangifte
buiten de wet om ook wordt dienstbaar gemaakt aan
doeleinden van statistiek, doet hier niets ter zake". De
Commissie hooft te zeer uit het oog verloren, dat een
Epidemiewet, zooals Mr. Vreede aantoont, een politie-
wet is; Geheime politie behoort in ons land niet thuis.
Een politiewet heeft ook geen wetenschappelijke bedoe-
ling, zij is preventief en repressief en verder niet.

Bij openbare aangifte, zegt de Connnissie, zou do
flirts uit humaniteitsgronden de aangifte eenvoudig na-
laten. De bekendheid der ziekte zou op den patiënt een

-ocr page 180-

- 168 - •

ongewenschte werking hebben; alsof een longlijder dan
niet nog meer voor geheime aangifte en dus ook geheim
toezicht zou vreezen ? Bovendien, de bekendheid met de
ziekte schijnt volgens ervaringen, in sanatoria opgedaan,
in stede van slecht, gunstig te werken, zoo beweren
anderen; juist het idee dat de ziekte geneeslijk is (of
kan zijn), \\vint daardoor veld.

Ten slotte is, zooals gezegd, de aangifte door den
arts, zoowel van de ziekte als van het overlijden aan
Tuberculose, een dubbele maatregel; zoo de eerste
geschied is, kan de autoriteit de tweede ontberen.

Verdachte ziektegevallen werden alleen door do
Commissie van 1905 (zie p. 166) voor aangifte voor-
gesteld. Zij vond dat noodig bij Cholera, Typhus en
Dysenterie, maar onthield zich van het geven van ver-
dere voorschriften. De Commissie van 1903 liet voor zoo-
danige gevallen isoleeren toe (p. 175).^)

Het is een uiterst moeilijk vraagstuk. Indien men
onder do verdachten ook rekent do bacillendragers, zoo-
als b.v. in Z. W. Duitschland geschiedt, dan is er aan
het massregeln schier geen einde. Zulke uitgebreide
voorzorgsmaatregelen zouden hier to lande zeker niet
tot consequente uitvoering gebracht k.uimen wordon;
wat er in Duitschland van terecht zal komen, kan men
afwachten. Ik zou alleen personen met ziekteverschijn-
selen als verdacht willen aanzien, voorts bij Pest en
Pokken ook hen, die, zonder genomen voorzorgsmaatre-
gelen, in nauw contact met lijders geweest zijn.

Behalve ^ bij Cholera, Pest en Pokken, in wolko
gevallen de wet der buitengewone maatregelen kan

Alleen echter als „buitengewone maatregel".

-ocr page 181-

- 169 - •

voorzien, moeten ook bij verdenking van Typhus, Me-
ningitis cerebrospinahs epidemica en Dysenterie maat-
regelen genomen worden.

De maatregelen bij de verdachte personen in acht
te nemen zouden dan dezelfde moeten zijn als bij er-
kende lijders.

Conclusiën.

1°. De aangifte van gevallen van alle in de wet
op te nemen ziekten (zie § 4) en van overlijden of
verhuizen in die gevallen geschiedde zoo spoe-
dig mogelijk in eerste instantie door den behan-
delenden arts.

De geneeskundige belast met het toezicht op
scholen moet ook van daar waargenomen geval-
len van besmettelijke ziekten aangifte doen.

2°. Bij het ontbreken van geneeskundige verzor-
ging geschiedde de aangifte door het hooM van
het gezin of wie daarvoor in de plaats treedt.

3°. De aangifte geschiedde, met vermelding van naam
en woonplaats van den zieke, aan den Burge-
meester, die onmiddellijk afschrift van de ken-
nisgeving aan den Hoofdinspecteur van de Volks-
gezondheid moet zenden.

Betreft het gevallen van Cholera, Pokken,
Pest of Meningitis cerebrospinahs epidemica,
dan geschiedde de aangifte door den arts ook
onmiddellijk aan den Hoofdinspecteur.

4°. De huisarts worde genoopt tot mededeeling
alleen omtrent het ontstaan en den aard der
ziekte.

5°. Art. G der wet van \'G5 behoort te vervallen;

-ocr page 182-

-- 170 - •

daarvoor in de plaats kome een nieuw artikel,
waarbij de aangifte aan het Staatstoezicht op
de Volksgezondheid van andere de volksgezond-
heid bedreigende ziekten dan in een Epidemie-
wet opgenomen, voor den behandelenden ge-
neesheer worde verplicht gesteld.

6°. Verdachte gevallen van Cholera, Pest, Menin-
gitis cerebrospinalis epidemica, Typhus abdo-
minalis en Dysenterie behooren evenzoo te
worden aangegeven.

-ocr page 183-

§ 5. Isoleeren.

De Epidemiewet geeft slechts zeer spaarzcaam gelegen-
heid tot gedwongen isoleering van lijders aan besmettelijke
ziekten. Alleen lijders, die vertoeven in slaapsteden of
logementen, kunnen daaruit, krachtens bevoegdheid aan
den Burgemeester geschonken (art. 2), worden verwij-
derd en naar een openbare inrichting of andere verblijf-
plaats ter verpleging worden overgebracht. Alvorens
tot dien maatregel over te gaan, is hij verplicht advies
van een geneeskundige in te winnen, waaruit moot
blijken, dat de toestand van den lijder die overbrenging
gedoogt.

Nu dient in het oog te worden gehouden, dat dit
en het volgende wetsartikel werden gegeven onder
den indruk van het grooto gevaar, dat slaapsteden in
tijdon van epidemieën opleveren. In het Verslag van het
Geneeskundig Staatstoezicht van \'G8 leest men, dat in Hil-
versum in 1857 een Typhus-epidemie voortsproot uit een
slaapstede en aan 37 personen het leven kostte; evenzoo
in 1847 een epidemie van Pokken, die 27 slachtoffers
maakte Het was nog niet zoozeer de gedachte aan iso-
leeren, die toen op den voorgrond stond, als wol de bedoeling
om de uitbreiding van uit slaapsteden, de broeinesten van

\') Ovorzigt van don toestand dor sliupstodon in Nederland (i. c. p.
388) c.f. Mr. J. M. Hoog. Ziokonwot p. 88.

-ocr page 184-

-- 172 -- •

besmetting, zoo als de Inspecteurs ze noemden, tegen
te gaan.

De overbrenging van den zieke behoeft dan ook
riiet per se naar een ziekenhuis te geschieden, maar
er kan worden volstaan met een transport naar een
andere verblijfplaats. Dat men toch wel aan het afzon-
deren van zieken dacht, bevestigt art. 7, waarbij aan
de gemeenten, door Gedeputeerde Staten aan te wijzen,
de plicht wordt opgelegd, om in daartoe bestemde
inrichtingen gelegenheid tot verplegen en afzonderen
van zieken te geven. Of die inrichtingen van blijvenden
dan wel van tijdelijken aard behooren te wezen, wordt
evenzeer door Gedeputeerde Staten bepaald. Besturen
van nabij elkander gelegen gemeenten kunnen zich
omtrent die inrichtingen met elkander verstaan.

Uit de memorie van toelichting op het ontwerp
Epidemiewet blijkt, dat vooral op eerste gevallen van
besmettelijke ziekten het oog was gevestigd.. Bij do
beraadslaging zeide de heer Idzerda, dat do behoefte
aan isoleering van lijders door do geneeskundigen vooral
werd gevoeld, indien het betrof do behandeling van
personen uit den lageren stand, dio meestal slechts
ovor één kamer hadden te beschikken, en van dienst-
boden.

Sommige sprekers wilden do inrichtingen alleen in
grootere plaatsen, andere in alle gemeenten verplich-
tend stellen; weer andere vonden geen waarborgen,
dat de inrichtingen aan het doel zouden beantwoorden,
daar de gemeentebesturen met slechte hospitaion genoe-
gen zouden nemen.

Hoe hot zij, de praktijk heeft geleerd, dat er van
het artikel niet voel vruchten zijn geplukt; de im-ich-

-ocr page 185-

- 173 - •

tingen laten, zoo zij er zijn, op tal van plaatsen
veel, soms alles, te wenschen over. Nu echter de
Centrale Gezondheidsraad verplaatsbare, z.g.n. Döcker\'s
barakken onder haar beheer heeft gekregen, die aan
de gemeentebesturen ten gebruike kunnen worden afge-
staan, is in den toestand eenige verbetering gekomen^),
maar juist niet voor het isoleeren van eerste gevallen,
zooals de wet vooral bedoelde. Een groot bezwaar,
blijven de kosten; nu moeten de gemeentebesturen die
dragen. Vooral voor kleine gemeenten is dit een te
groote last, Wenschelijk ware daarom zeker, dat het
Rijk de kosten geheel voor zijn rekening nam, het
geldt immers niet speciaal een gemeentebelang. Wordt
een gemeente brandpunt van besmetting, dan kan een
groot deel van het geheele Rijk daar schade van onder-
vinden.

Langzamerhand ontstond de overtuiging, dat de be-
voegdheid van de Burgemeesters om lijders te brengen in
een omgeving, waar zij minder gevaarlijk zijn voor het
algemeen, moest worden uitgebreid. Toch hebben de
meeste, ook de latere ontwerpen de maatregelen tegen de
slaapsteden behouden. Evenzoo treft men dergelijke maat-
regelen aan in de Engelsche wet en tot zekere hoogte
ook in de Fransche. In de Duitsche wet wordt over
slaapsteden niet gesproken. Dat is ook niet noodig;
waar, zooals in Pruisen, afdoende voorschriften zijn gege-
ven omtrent isoleering en verkeersbeperkingen, kumien
bijzondere maatregelen tor ziektebestrijding in slaapsteden
wordon gemist. Aanbeveling verdient natuurlijk, zooals
geschied is in de Public Health Act, het geven van

1) Zie ook 1). 17(>.

-ocr page 186-

- 174 - •

voorschriften betreffende de hygiëne in die inrichtingen,
dat behoort echter in dit verband niet thuis.

De noodzakelijkheid van het opnemen van speciale
voorschriften betreffende slaapsteden zou dus niet pleiten
voor de volkomenheid der voorgeschreven maatregelen
in het algemeen.

In de proeve van \'94 is de Burgemeester bevoegd,
om in gevallen van Cholera, Typhus, Pokken, Rood-
vonk en Diphtherie het verkeer met en den toegang
tot besmette woningen of schepen te beperken tot de
bewoners en bovendien tot geneeskundigen, geestelijken
en rijksambtenaren, alleen voorzoover het binnentreden
dier woning in hunne functiën geschiedt. Alle andere
personen moeten van een schriftelijke machtiging zijn
voorzien, willen zij de woning binnentreden, en dan bij Ko-
ninklijk Besluit voor te schrijven maatregelen in acht nemen.

Tot isoleering, strictiore sensu, mag de Kantonrechter
last goven in gevallen van ziekten niet in de wet genoemd
(zie vorige paragraaf), indien de verpleging te huis niet
zonder gevaar voor besmetting geschiedt. Het hoofd-
doel van de Inspecteurs was dus een zooveel doenlijke
isoleering van de geheele woning, terwijl slaapsteden
niet worden genoemd.

Het Inspecteursontwerp van 1895 keerde terug tot
het oude denkbeeld. Echter werd de bevoegdheid tot hot
doen vervoeren der zieken uitgebreid tot woonwagens
en vaartuigen; bovendien zou de Koning in buitenge-
wone omstandigheden, d. w. z. bij epidemieën of drei-
gende epidemieën, voorschriften kunnen geven omtrent
het afzonderen van lijders aan besmettelijke ziekten. De
overbrenging moest geschieden in overleg met den
geneeskundigen ambtenaar, een door hem aangewezen ad-

-ocr page 187-

- 175 - •

viseur of een in de gemeente praktiseerenden geneeslieer.

Aangezien in woonwagens en vaartuigen de gelegenheid
niet alleen tot isoleeren maar ook tot verplegen slecht is,
verdient deze uitbreiding zeker wel aanbeveling; in andere
gevallen zal het wenschelijker zijn deze Avoonwagens en
vaartuigen in hun geheel buiten het vrije verkeer te stellen.

De Commissie van 1903 verkleinde de bevoegd-
heid van den Burgemeester in slaapsteden en beperkte
die tot de logeergasten. Echter heeft in haar ontwerp
de Burgemeester vele buitengewone bevoegdheden, zoo
ook om, na gehouden overleg met den Hoofdinspecteur
of in spoedeischende gevallen met den Voorzitter van
de Gezondheidscommissie of met oen in de gemeente
praktiseerenden geneesheer, over te gaan tot het afzon-
deren, hetzij in hun woningen, hetzij in bepaalde inrich-
tingen, van lijders aan besmettelijke ziekten en van
personen, die onder verdenking staan van besmet te zijn.

De mogelijkheid zoowel tot isoleeren te huis als in
een hospitaal is dus gegeven; het buitengewone van de
bevoegdheid maakt echter den maatregel niet in ruime
mate toepasselijk. Een definieering van wat buitenge-
woon is ontbreekt bovendien.

Het ontwerp van 1905 gaat verder en wil den
Burgemeester bevoegdheid geven tot afzondering in
een inrichting van lijders aan Cholera, Roodvonk, Diph-
therie, Pokkon on Typhus exanthematicus, ook zoo zij
zich in particuliere woningen bevinden. Die maatregel
zal genomen worden in den geest van art. 6 van hot
op Pest betrekking hebbende Koninklijk Besluit van
8 Sopt. 1900 (St. 159) (zie Hoofdst. I § 3 pag. 39).

Bovendien, moor als straf, wil dezo Commissie
onwillige of onverschillige tuberculousen doen isoleeren

-ocr page 188-

- 176 - •

(zie p. 167). Overigens wilde zij de bevoegdheden in slaap-
steden handhaven.

Het komt mij voor, dat geen der ontwerpen de
Duitsche wet evenaart in juiste voorschriften omtrent
isoleeren van zieken en verdachten. Zonder dat aan
draconische bepalingen in eenige wet ruimte behoort te
worden gegeven, moet toch elke lijder aan besmette-
lijke ziekte zoo worden verpleegd, dat hij voor de om-
geving geen gevaar kan opleveren.

Zoo die verpleging te huis niet behoorlijk geschiedt
of geschieden kan, moet de lijder in een ziekenhuis worden
opgenomen. De speciale voorschriften ten aanzien van
slaapsteden, logementen, woonwagens en schepen kunnen
dan vervallen, daar toch zal van eene behoorlijke ver-
pleging in de moeste gevallen geen sprake zijn. Het
oordeel omtrent het al of niet behoorlijke dient voor-
loopig, onder verplichting van geneeskundig advies,
(liefst van den plaatselijken Inspecteur), aan den Burge-
meester te worden overgelaten.

Het hebben van een inrichting tot afzondering van
zieken wordt in hot ontwerp van \'95 voor elke gemeente
gehandhaafd, in dat van \'96 mochten de gemeenten
zich combineeren, zooals nu voorgeschreven is. Do
Commissie van 1903 liet de geheele bepaling vallen
naar zij aan Dr. Oostorbaan mededeelt, omdat die toch
niets had uitgewerkt. Do Commissie van 1905 wil
dc bestaande regeling behouden. Nu do Gezondheids-
raad verplaatsbare barakken beschikbaar kan stellen,
is het actueplc van de ziekeninrichtingenkwestio wol wat
verminderd. In de meeste grootere gemeenten zijn barak-
ken, verbondon aan do ziekenhuizen, voorhanden; de

-ocr page 189-

- 177 - •

inrichtingen, of wat er voor door gaat, in de kleinere
gemeenten zullen én omdat zij bijna nooit worden ge-
bruikt én omdat geen personeel beschikbaar is, wel
nimmer tot iets goeds worden. Het systeem om verplaats-
bare barakken van rijkswege te verschaffen, dient dus
te worden uitgebreid en verbeterd.

Wat het laatste betreft, zou het, gelijk reeds gezegd,
overweging verdienen, de kosten niet door de ge-
meenten te laten dragen. Vooral voor de kleinere
gemeenten is dat een zoo groot bezwaar, dat zij er wel
nimmer toe zullen overgaan een barak aan te vragen.

Zijn wij wel ingelicht, dan heeft tot dusverre zelfs
nog geen enkele gemeente bij besmettelijke ziekte gebruik
gemaakt van de bepalingen, met inachtneming van welke
de onder beheer van den Centralen Gezondheidsraad
staande verplaatsbare ziekenbarakken ten gebruike
worden afgestaan.

In artikel 10 van de Epidemiewet is nog een iso-
leeringsbepaling gegeven. Schepen, waarin zich een
lijder bevindt of waarin iemand in de laatste 14 dagen
aan besmettelijke ziekte geleden heeft of gestorven is,
moeten een aangewezen ligplaats innemen en buiten
gemeenschap mot den wal of andoro schepen blijven
tot ontsmetting heeft plaats gehad. Van dozo omstan-
digheden is de schipper gehouden onmiddellijk bij aan-
komst in de gemeente aan den Burgemeester kennis te
geven.

Uitvoerig wordt aangegeven wat onder hot verbod
van gemeenschap mot den wal wordt verstaan.

De Inspecteurs stonden een golijko regeling voor,
alhoewel zij niet zoo speciale voorschriften gavon. Het
ontwerp 1903 maakte do bepaling minder streng, alleen

12

-ocr page 190-

-- 178 - •

werd het artikel uitgebreid op woonwagens maar tevens
van die uitbreiding het slachtoffer. Het artikel luidde:
de Burgemeester is bevoegd aan schepen en woonwa-
gens, waarin zich een lijder bevindt aan een der
genoemde ziekten, voor zoolang er gevaar voor besmet-
ting is, een lig- of staanplaats aan te wijzen. Hij doet
zulks niet dan na overleg gepleegd te hebben, hetzij
met den behandelenden geneeskundige, hetzij met een
der gemeentegeneeskundigen.

Dr. Oosterbaan wijst er op dat door deze bepaling
besmette schepen, waarin geen lijder meer voorkomt,
hetzij doordat die gestorven of vertrokken is, niet worden
getroffen. Volgens den Rapporteur zouden zij dan toch,
als zijnde een brandpunt, kunnen worden ontsmet.

Aan het artikel ontbreken nog de aangifteplicht
en het verbod van gemeenschap met den wal, zoodat
het geen verbetering is van de Epidemiewet.

Ik zou het jammer vinden geen gebruik te maken
van de gemakkelijke wijze, waarop schepen en woon-
wagens-buiten het verkeer kunnen worden gesteld. Do
Commissie van 1905 wilde artikel 10 handhaven.
Uitbreiding voor zoover mogelijk op woonwagens ware
zeker aan te bevelen.

Conclusiën.

1°. Lijders aan besmettelijke ziekten moeten zoo-
danig worden verpleegd, dat zij zoo min moge-
lijk gevaar voor hun omgeving opleveren.

2". Indien do verpleging van lijders aan Cholera,
Pokken, Pest, Typhus abdominalis. Dysenterie,
Roodvonk, Meningitis cerebrospinahs epidemica,
Diphtherie, Typhus exanthematicus niet behoor-
lijk geschiedt, is de Burgemeester bevoegd hen

-ocr page 191-

- 179 ------ •

naar een inrichting ter afzondering en verpleging
te doen overbrengen, zoo hun toestand zulks
gedoogt en de geneeskundige ambtenaar de
overbrenging noodzakelijk acht.

3°. De verplaatsbare barakken, staande onder beheer
van den Centralen Gezondheidsraad, worden ter
beschikking gesteld van gemeentebesturen op
rijkskosten.

4°. De maatregelen, in de Epidemiewet ten opzichte
van schepen gegeven, blijven gehandhaafd en
worden voor zoover mogelijk uitgebreid op
woonwagens.

5". Bijzondere voorschriften voor slaapsteden en
logementen kunnen vervallen.

-ocr page 192-

§ 6. Scholen, fabrieken, werkplaatsen.

Alle plaatsen, waar meerdere personen in nauwe
aanraking samenkomen, worden uit den aard der zaak
gemakkelijk brandpunten van besmetting

Zulk ruim contact bestaat vooral in scholen, fabrie-
ken en werkplaatsen, voorts bij volksverzamelingen van
allerlei aard, waaronder ook jaarmarkten en kermissen.
Die beide laatste nemen echter een ietwat bijzondere
positie in, niet alleen omdat daar het ruimere contact
qua talis in aanmerking komt, maar ook do groote toe-
vloed van buiten af naar bepaalde centra en vice versa.
Behalve dat daardoor een opgedane infectie naar allo
zijden zich verspreidt, worden ook door do opoenhooping
in de öentra minder goede hygienische toestanden ge-
schapen.

De Epidemiewet tracht alleen het gevaar ontstaande
door scholen en door jaarmarkten en kermissen to bezwo-
ren. Bij de beraadslagingen over het ontwerp van dozo wot
werd ovenvogen, of ook niet do toegang tot werk-
plaatsen en fabrieken, tot kerken, schouwburgen en
herbergen moest worden ontzegd. Men ging daartoe
niet over, omdat voor do eersto twee plaatsen eon verbod
al to ingrijpend zou worden, terwijl het bezoek aan
de laatste drie inrichtingen vrijwillig geschiedt. Mr. Vroede
teekent hierbij aan, dat de kans om besmet te worden
daar toch niet vrijwiUig wordt aanvaard. Bovendien bron-

-ocr page 193-

- 181 - •

gen die bezoekers, vrijwillig of niet, de opgedane besmet-
ting naar elders over.

Het schoolbezoek wordt in de Epidemiewet geregeld
door de art. 14 en 15. Bewoners van huizen of vaar-
tuigen, waarin een besmettelijke ziekte voorkwam,
mogen geen scholen bezoeken dan na verloop van 8 dagen
nadat de ziekte, volgens schriftelijke verklaring van
een geneeskundige, uit die huizen of vaartuigen gewe-
ken is. Het verbod wordt opgeheven, zoodra ontsmet-
ting overeenkomstig de wet heeft plaats gehad. Hoofden
of bestuurders van de in het vorig artikel genoemde
inrichtingen mogen de daarbij vermelde personen, zoo-
lang het verbod duurt, niet tot die inrichtingen toelaten.

In het kader van de Epidemiewet is deze regeling
nog zoo verwerpelijk niet. Nu men echter meer ziekten
daarin wil opnemen en sommige daarvan als bepaalde
schoolziekten heeft erkend, is langzamerhand de over-
tuiging duidelijk aan den dag gekomen, dat bij do
bestrijding der ziekten verschil ook ton aanzien van
het schoolverbod moet worden gemaakt.

Het zwakke punt in het artikel hier boven vermeld,
is do opheffing van het verbod, niet alleen door ont-
smetting, maar ook door de verklaring dat de ziekte
geweken is. Over het tijdstip waarop de ziekte geweken
is, bestaat geon eonstemniigheid, sonnnigen zeggen als
hot gevaar geweken is, anderen als de gezondheid
teruggekeerd is. Het lang nablijven van do zioktever-
wekkers bij reconvalescenten geoft bovendien grooto
moeielijkheid.

In de praktijk heerscht veelal verwarring omtrent do
hier af te geven verklaring, ook in verband met de
verklaring dat het gevaar voor besmetting geweken is,

-ocr page 194-

--- 182 --- •

welke vereischt wordt om het kemnerk te mogen ver-
wijderen. Meestal wordt alleen de laatste gegeven en
dient die dan tevens voor de wedertoelating tot de
school. Straks zal over deze verklaringen nader worden
gehandeld (zie § 12, kenmerk). Omtrent de sluiting
van scholen zijn in de Epidemiewet geen voorschriften
gegeven.

De proeve van \'94 gaf het eerste voorbeeld van diffe-
rentieering. Schoolverbod zou gelden voor bewoners van
huizen of vaartuigen, waarin Cholera, Typhus, Pokken,
Roodvonk of Diphtherie was voorgekomen; het zou
van kracht blijven gedurende een voor elk der ziekten
bij Koninklijk Besluit te bepalen aantal dagen, na het
uitbreken der ziekte of na het overlijden van den laat-
sten in de woning waargenomen lijder. De verkla-
ring omtrent het wijken der ziekte en helaas ook de
ontsmetting vervielen. Scholen door personen uit de
besmette gezinnen in de 14 dagen voorafgaande aan de
kennisgeving van de ziekte bezocht, kunnen door den Bur-
gemeester voor 14 dagen hoogstens, te rekenen van
den dag der kennisgeving, worden gesloten.

De Burgemeester is bevoegd deze bepalingen omtrent
schoolverbod voor leden van het gezin en schoolslui-
ting ook bij Mazelen of Kinkhoest toe te passen.

Het verschil bestaat dus hierin, dat in het eene goval
het schoolverbod door de wet voorgeschreven en in hot
andere bij burgomeesterlijke bevoegdheid gegeven wordt en
verder, dat onderscheid wordt gemaakt naar gelang de per-
sonen komen uit besmette huizen of gezinnen.

Het ontwerp \'95 maakte geen onderscheid tusschen
woningen en gezinnen en stolde het verbod bovendien
imperatief in alle gevallen van besmettelijke ziekte, uitge-

-ocr page 195-

- 183 - •

zonderd Febris puerperalis, voor bewoners van huizen,
keeten, woonwagens en vaartuigen, waarin de ziekte
voorkomt.

Het verbod geldt zoolang het kenmerk aan de wonin-
gen is bevestigd, dit deel der bepahng valt dus daar-
mede samen. Het verdient de aandacht dat den Bur-
gemeester speciaal wordt opgedragen den hoofden der
scholen van het voorkomen der voor hen van belang
zijnde ziekte-gevallen bericht te doen toekomen. Mr.
Vreede wees er op, dat in dit opzicht een leemte be-
staat in de Epidemiewet. In eenige plaatsen o. a. in
Utrecht heeft die waarschuwing reeds plaats.

De scholen worden verder met name genoemd; het
zijn: bewaarscholen en crèches, scholen voor lager en
middelbaar onderwijs, uitgezonderd de Polytechnische
School, en de onderwijsinrichtingen voorbereidend tot
het
universitair onderwijs; eenvoudiger ware, dunkt mij,
een leeftijdsgrens^ waarop het toch alleen aankomt, te
geven.

Het rapport der Geneeskundige Raden wil aan het bo-
venstaande toevoegen het verbod van schoolbezoek óók
voor verdachten en de bevoegdheid tot sluiten van scholen
geven, indien zij brandpunten van besmetting zijn of
dreigen te worden. Echter werd een en ander in het
ontwerp van \'9G niet opgenomen.

Het ontwerp van 1003 bevat een reeks van ß
artikelen betreifende het schoolverbod, waarvan de
inhoud op het volgende neerkomt:

Kinderen uit een gezin, waarin Mazelen, Roodvonk
of Diphtherie voorkomt, mogen geen lagere scholen of
bewaarscholen bezoeken, alvorens volgens geneeskundige

-ocr page 196-

  184 - •

verklaring het gevaar voor besmetting geweken is. Dit
verbod geldt ook voor kinderen, die 8 of minder dagen,
voordat de ziekte zich openbaarde, deel uitmaakten van
het gezin en blijft voor hen 14 dagen van kracht.

Bij Cholera, Febris Petechialis, Pokken of Pest
wordt het verbod uitgestrekt, wat betreft de leerlingen,
tot het besmette huis, en wat de scholen aangaat, tot
hoogere burgerscholen, gymnasia en daarmede gelijk
te stellen inrichtingen.

Onderwijzers, onderwijzeressen of bewaarschool-
onderwijzeressen uit een gezin, waarin een geval van
Roodvonk of Diphtherie voorkomt, mogen do inrichtingen,
waaraan zij verbonden zijn, niet bezoeken; in gevallen
van Cholera, Febris Petechialis, Pokken of Pest ook
niet, zoo zij uit een besmet huis komen.

De verklaring omtrent het wijken der besmetting
komt mij niet voldoende voor, behalve in gevallen van
Mazelen en Kinkhoest, tenzij bovendien ontsmetting
heeft plaats gehad. (Zie ook p. 197).

Do onderscheiding tusschen huis cn gezin lijkt mij
to theoretisch. Dezo Commissie gaf in een afzonderlijk
artikel een definitie van huis en wil daartoe rekenen
alle kamers en woningen, dio oen gemeonschappclijkon
ingang hebben, of waarvan do bewoners gebruik maken
van een gemeenschappelijk privaat. Wil men de onder-
scheiding toelaten, dan diende ook een gemeenschappelijke
watervoorziening als criterium to zijn opgenomen.

Dr. Oostorbaan wees or echter op, dat ook meerdere
gezinnen kannen samenwonen; een definitie van gezin
was dus evenzeer noodig.

Dat bepalingen bij gevallen van Roodvonk on Diph-

-ocr page 197-

- 185 - •

tlierie alleen op lagere en bewaarscholen toepasselijk
zijn, schijnt mij niet gewenscht, daar die ziekten toch
even goed bij oudere kinderen gevaarlijk zijn; trou-
wens bij de bepalingen omtrent het onderwijzend perso-
neel scheen de Commissie zelf ook die meening te zijn
toegedaan.

Voor een kennisgeving aan de hoofden der scholen
is in het ontwerp 1903 gezorgd.

Het bezoeken van lagere scholen en bewaarscholen
is in het ontwerp 1903 verboden voor lijders aan Kink-
hoest, totdat do ziekte volgens verklaring van een genees-
kundige haar besmettelijk karakter verloren heeft; ook
voor kinderen beneden 14 jaar, leden van het gezin
van den lijder.

De kinderen, die do ziekte reeds doorstaan hebben,
en ook zij, die na eenigen tijd onvatbaar blijken te zijn,
kunnen toegelaten worden op vertoon van oen dosbe-
troffonde geneeskundige verklaring

De onderwijzers, onderwijzeressen en bewaarschool-
onderwijzeressen zijn verplicht, de kinderen, die zij
verdonken lijdende aan Kinkhoest te zijn, op to geven
aan het hoofd dor school. Dezo draagt zorg, dat dio
kinderen onmiddellijk van do school verwijderd worden
on blijven, totdat uit een geneeskundige verklaring
gebleken is, dat voor de andere kindoren geen gevaar te
duchten valt.

De geheele zwaarte van de bepaling rust dus op
don huisarts, die vierderlei verklaringen moet afleggen;
1 dat de ziekte haar besmettelijk karakter verloren heefl;
2°. dat sommige kinderen onvatbaar zijn;
3°. dat geen gevaar to duchten valt voor andere kin-

-ocr page 198-

- 186 - •

deren, d. \\v. z. dat de ziekte niet meer besmettelijk
is of dat de verdachte kinderen de ziekte niet
hebben;

dat kinderen de ziekte hebben doorstaan.
Die groote verscheidenheid van deels onmogelijke
verklaringen bewijst wel, dat de Commissie geen kans
zag de zaak in het reine te brengen.

Niet zoo heel veel beter is het met de besmettelijke
huid-, haar- en oogziekten. Kinderen daaraan lijdende
mogen, volgens het ontwerp 1903, niet op bewaar- of
lagere scholen worden toegelaten, tenzij in overleg met
een geneeskundige maatregelen genomen zijn, waardoor
het gevaar voor andere kinderen wordt opgeheven; er
werd voor deze ziekten echter geen aangifteplicht voor-
gesteld. De alinea had gemist kunnen worden, daar
de volgende eigenlijk de zaak regelt.

Het hoofd moet aan verdachte kinderen de school
ontzeggen, totdat uit een verklaring van een genees-
kundige blijkt dat de ziekte niet besmettelijk is of maatre-
gelen zijn genomen ter voorkoming van besmetting. Wij
hebben alzoo een indirect geneeskundig schooltoezicht,
via de onderwijzers, en een indirecten dwang tot be-
handeling (r. alinea) via de leerplichtwet.

Wanneer men den onderwijzers hot toezicht op-
draagt op eventueel voorkomenden Kinkhoest en be-
smettelijke huid- haar- of oogziekten, dan kon men
hen ook wel belasten met een toezicht op andere
besmettelijke ziekten. Mazelen, Roodvonk en Diphtherie,
die ook wel op school zijn geconstateerd (zio o.a. Ned.
Tijds.
V. G. 1902 dl H p. 772), afgezien van het feit,
dat van die leekondiagnose niet veel terecht pleeg te
komen (zio pag. 164).

-ocr page 199-

- 187 - •

Dr. Oosterbaan nam dan ook terecht aanstoot aan
dit leekentoezicht; liij ziet hier de noodzakehjkheid
van een schoolarts. De Commissie deed hem antwoor-
den, dat het instituut der schoolartsen hier nog niet
bestaat; dat dit instituut bovendien de vuurproeve
nog moet doorstaan en dat het toch niet aangaat een
proefneming bij de wet te verordenen.

Ook daarvoor valt veel te zeggen, maar waarom
moet men nu juist de beide uitersten kiezen, óf een
schoolarts met een veel omvattende taak, toezicht op de
hygiëne van de school en der kinderen in den meest
uitgebreiden zin van het woord of heelemaal niets?
Waarom kan men niet geleidelijk voortgaan en de
gemeentebesturen noodzaken een toezicht, aanvanke-
lijk alleen op schoolkinderen met besmettelijke ziekten
te doen plaats hebben?

De gemeenten moeten nu toch ook een deskundige
hebben tot verrichten van doodschouw en vaccinatie.
Een volgende stap zou kunnen zijn, dat zij een genees-
heer aanstelden, die had op te letten, dat geen besmet-
telijke ziekten op de school voorkomen. En evengoed
als men gelegenheid geeft tot kostelooze vaccinatie,
kon men die ook geven tot kostelooze behandeling
van besmettelijke huid-, haar- en oogziekten. Gaat men
die van de scholen weren, dan is een kostelooze be-
handeling zeker noodig.

Uit dit beperkte toezicht en deze beperkte behande-
ling zou zich geleidelijk, naarmate daar behoefte aan
kwam to bestaan, hot volledig instituut der schoolartsen
kunnen ontwikkolen.

Ook op het vage der bepalingen betreffende Kinkhoest
heeft Dr. Oosterbaan hot niet begrepen. Do rapporteur

-ocr page 200-

- 188 - •

der Commissie vindt die vaagheid, conform andere
medische vaagheden, juist oen groote deugd. Die rede-
neering kan er nu toch werkelijk niet mee door; een
wet moet sclierp zijn geformuleerd; ziet men daartoe geen
kans dan — geve men liever zakelijke conclusiën,
zooals de Commissie van 1905 in opdracht had en deed.

Met uitzondering van Cholera vond deze com-
missie bij dezelfde ziekten als hare voorgangster,
schoolverbod noodwendig; dit komt dus in aanmerking
bij Roodvonk, Diphtherie, Febris petechiahs. Pokken en
Pest en bij Mazelen, Kinkhoest en de besmettelijke
huid-, haar- en oogziekten. Zij voegde er nog aan toe
do Meningitis cerebrospinalis opidemica, die in 1903 de
gemoederen nog niet zoo zeer had verontrust.

Hare conclusiën op dit punt luiden:

Het bezoek van scholen worde verboden aan kin-
deren beneden 12 jaar uit gezinnon, waarin Mazelen on
Kinkhoest voorkomen; ten aanzien van Kinkhoest gelde
deze bepaling echter slechts voor die kindoren, welke
de ziekte nog niet hebben doorgemaakt, tenzij zij onvat-
baar gebleken zijn. Het verbod worde opgeheven, zoodra
het gevaar voor besmetting geweken is.

Onderwijzers en kinderen uit gezinnon, waarin Rood-
vonk, Diphtherie, Pokken, Typhus exanthematicus, Post,
Cerobrospinaal meningitis voorkomen, en verdere samen-
wonenden mogen do school niet bezoeken, totdat hot
gevaar voor besmetting is geweken on ontsmetting van
het daartoe in aanmerking komende gedeelte dor woning
heeft plaats gehad.

Het scl^oolgaan worde verboden aan kindoren lijdende
aan besmettelijke huid-, haar- en oogziekten, tenzij mocht
blijken, dat hun ziekte geregeld wordt behandeld.

-ocr page 201-

-- 189 - •

Ter voorkoming van de verspreiding van besmet-
telijke ziekten door middel van de school is geregeld
toezicht, door schoolartsen uitgeoefend, ten zeerste ge-
wenscht.

Indien de maatregelen, die genomen worden ter
voorkoming van de uitbreiding der besmettelijke ziekten,
in het algemeen afdoende konden zijn, indien dus be-
hoorlijke isoleering en desinfectie kon plaats vinden,
dan zouden alleen tegen die ziekten schoolmaatregelen
genomen behoeven te worden, welke zich speciaal als
schoolziekten doen kennen, dat zijn Roodvonk, Diphthe-
rie en vooral Kinkhoest, Mazelen en de besmettelijke
huid-, haar- en oogziekten.

Afdoende zullen echter die isoleeringsmaatregolen,
voorloopig althans, nog wel niet kunnen zijn; om dus
ook voor do andere contagieuse ziekten beperking van
het schoolgaan voor te stellen, gelijk do Commissie van
1905 doet, komt mij zoor zeker voorzichtig voor.

Het verschil tusschen gezin en woning, zij het
onder den andoren naam van samen wonenden, wordt door
deze commissie overgenomen; ik kan niet inzien, dat
do redactie der Epidemiewet in dit opzicht wijziging
behoeft en dat het niet wenschelijker zou zijn in allo
gevallen van huis, woning of samenwonenden te spreken
d.i. dus steeds het ruimere begrip to nemen. Juist bij
Mazelen on Kinkhoest, waar de zieke kinderen lang
niet altijd in het gezin blijven, kunnen zij in do eerste
plaats do samenwonenden besmetten, vooral ook latento
dragers der smetstof van hen maken. De beperking
tot gezin ware dus bij de ernstiger ziekten, waar uit
den aard der zaak meerdere isoleering zal worden in

-ocr page 202-

-- 190 - •

acht genomen, de zieken althans niet ambulant zijn,
beter op haar plaats.

De Kinkhoest is, deze commissie erkent het zelve,
vooral en bijna uitsluitend gevaarlijk beneden den leeftijd
van 6 jaren, voor Mazelen geldt hetzelfde. Voor die
ziekten konden schoolmaatregelen dus tot crèches en
bewaarscholen worden beperkt, men treft dan alleen
besmetting
op en niet door de school.

Bij het voorkomen van Mazelen wil de Commissie,
onder bepaalde omstandigheden ook het sluiten der
scholen van den 10®" tot 14®" dag, nadat de aangetaste
leerling het laatst de school bezocht, doen plaats vinden
(Methode Widowitz). Daar de kinderen ook op straat
ruimschoots gelegenheid vinden om elkaar te besmetten
kan volgens haar die maatregel maar in bepaalde
gevallen worden toegepast.

Nu is men het er, geloof ik, wel over eens, dat
schoolverbod zonder meer niet veel of liever geen
succes heeft gehad. De geneeskundige jaarverslagen
geven daarentegen veel voorbeelden van de goede
werking der sluiting van scholen, indien die bijtijds
plaats had. Een mededeeling in het Zeitschrift für
Schulgesundheitspflege van 1905 n°. 2 vermeldt iets
dergelijks. In Berlijn, Breslau en München komt een
daling in de morbiditeitscurve voor Mazelen, niet voor
Roodvonk en Diphtherie, na elke vacantie.

De Mazelen zijn vooral besmettelijk tijdens de
incubatie, gedurende welken tijd de kinderen nog niet
zoo ziek zijn dat zij thuis blijven. Van Roodvonk en
Diphtherie zijn zij gewoonlijk terstond veel erger ongesteld
en blijven dan thuis. Daarom zouden bij deze ziekten
de vacanties geen invloed hebben op de morbiditeit;

-ocr page 203-

- 191 - •

dat zou dan bovendion aantoonen, dat de besmetting met
Roodvonk en Diphtherie niet zoo zeer op de scholen
tot stand komt. Echter moet vooral in het oog gehou-
den worden, dat vacanties op vasten tyd worden gege-
ven, dat dus evengoed de tijdelijke dispositie een da-
ling zou kunnen veroorzaken, en dat die tijdelijke dis-
positie een andere kon zijn voor Mazelen dan voor
Roodvonk en Diphtherie.

Wat meer hebben wij voor ons doel aan de mede-
deeling in het Ned. Tijdschrift v. Geneeskunde van 1904
(dl. II p. 65) omtrent Mazelen in Arnhem. Daar werden
de scholen gesloten eenige dagen na het optreden der
ziekto; bij de heropening waren 60 plaatsen onbezet,
verdachte gevallen werden bijtijds verwijderd. De
epidemie zou daardoor zijn gecoupeerd.

Nog een mededeeling over deze kwestie komt voor
in het verslag van de bevindingen en handelingen der
gezondheidscommissie te Zuidhorn over 1905. Dr. W.
II. Mansholt geeft daar in bijlage III een verslag van
een toepassing dor methode Widowitz.

In de gemeente Leek zijn zeven buurtschappen, in
een van die is een openbare en in twee nog bovendien
een bijzondere school. De proef werd genomen met
scholen in de buurten Tolbert en Zevenhuizon. Do
eerste gevallen waren daar geconstateerd op 10 en 16
Januari en goinfecteerd uit óén bron; die kinderen
bezochten den 10"" Januari het laatst hun school.

Do twee scholen werden gesloten van 19—23 Januari,
bij do heropening ontbraken er 18 en 11 kindoren die
jian Mazelen bleken te lijden.

In Zevenhuizen werden alle huisgenooten van zieke
kinderen on in Tolbert slechts de meeste van de school

-ocr page 204-

-I9â-

geweerd, de contrôle was daar namelijk niet streng genoeg.
In het begin van Februari begon de tweede ziekte-
generatie, den 7®" Februari weer een eerste geval te
Zevenhuizen, den S®\'\' te Tolbert en van dien tijd af was
er weldra geen oog meer op te houden.

Op de andere scholen, waar geenerlei maatregelen
waren genomen, was het verloop geheel hetzelfde, na
tien dagen talrijke gevallen, terwijl ze later meer onge-
regeld optraden.

De schrijver concludeert, dat de proef volkomen is
mislukt; de nutteloosheid daarvan bleek hem vooral,
toen zich in Tolbert 5 gevallen voordeden bij volwassenen
in gezinnen, waar geen kinderen in huis waren. Allen
haddon de ziekte opgedaan bij een dikwijls zeer kort
Ijezoek bij familie of kennissen.

Dit laatste nu heeft met do schoolkwestie niets te
maken, hoogstens zou het bewijzen, dat die personen
onvoorzichtig geweest waren. Om uit het mislukken
der proef to concludeeron tot ondeugdelijkheid der methode
Widowitz gaat ook niet aan ; do proef is immers niot
volledig genomen. Eerstens was de controle slecht on
dan werd do school niet ten tweeden male gesloten ; was
dat wel geschied, dan waren er misschien in Tolbert en
Zevenhuizen per slot van rekening, minder gevallen
voorgekomen dan in do andere buurtschappen.

De schrijver wil dan verder bij de lichte epidemie
alleen de bewaarscholen sluiten, omdat hot gevaar toch
vooral kleine kinderen bedreigt, on bij ernstige epide-
mie ook de lagere scholen Hoewel dit veel la\'st zal
geven en .lang zal moeten duren, is het behouden
van een aantal kinderlevens dio moeite wel waard. De
schrijver beweert dat zoodoende in Leek wel een 10-tal

-ocr page 205-

- 193 -- •

levens gespcoard zouden zijn. Ik laat die becijfering gaarne
voor zijn rekening.

Tegen het contact buiten school, meent de schrijver,
kunnen de ouders zelf wel waken.

Dat het sluiten van scholen met het oog op het
veelvuldig contact, waarin de kinderen op straat met
elkaar komen, slechts onder bepaalde omstandigheden
zal helpen, is begrijpelijk. In buitengemeenten, waar
de kinderen uit verschillende buurten juist door de school
bij elkander worden gebracht, zou van dezen maatregel
het meeste succes te verwachten zijn.

Om dit nu alles in een wet te formuleeren zal zeer
moeilijk zijn; de sluiting daarentegen eenvoudig over
te laten aan de Burgemeesters zal vaak tot een al te
zuinig gebruik van die bevoegdheid aanleiding geven,
de ondervinding heeft het geleerd.

Er zijn verschillende vraagpunten bij het bestrij-
den van Mazelen en Kinkhoest, die mooten worden
opgelost. Het groot aantal sterfgevallen wettigt zeker
maatregelen, de nioeielijkheid is goede te vindon. Uit do
statistiek blijkt do grooto sterfte onder de G jaren voor
beide ziekten, niot hot minst voor Kinkhoest.

Van 1895—1899 was dio sterfte bijv.:
0—1 jaar. 1—4 jaar 5—18 jaar

912 2248 308 Mazelen

3532 3254 155 Kinkhoest.

Aan do getallen betreffende Mazelen wordt veelal geen
waardo toegekend, omdat zoovele onjuiste opgaven der
doodsoorzaak, tor ontkoming aan de gevolgen van ver-
zuimde aangifte der ziekte, werden gedaan. In elk geval
kan die fout geen invloed hebben op do uit deze cijfers
te trekken conclusie, dat Mazelen en Kinkhoest vooral

13

-ocr page 206-

-- 194 ---- •

op den leeftijd der bewaarscholen e. d. het gevaar
lijkst zijn, dat dus in de eerste plaats daar moet wor-
den opgetreden. Echter kan ook door oudere kinderen
de besmetting aan jongere worden overgebracht. Be-
smetting
op en door de school dus.

De besmetting op school moet zonder twijfel
zooveel mogelijk worden beperkt, schoolverbod ten
opzichte van bewaarscholen is dus zoowel voor Mazelen
als Kinkhoest aangewezen.

Bestrijding van de besmetting door de school is
meer aan bedenking onderhevig.

Sommigen willen dit laten afhangen van de meer
of mindere gevaarlijkheid van een epidemie; is een
Mazelenepidemie gevaarlijker dan gewoonlijk, dan is
bovendien ook wel in de leeftijdsklasse van 5—12 jaren
een grootere sterfte te venvachten en zijn maatregelen ook
op andere dan bewaarscholen op hun plaats. Men heeft
in de methode Widowitz een middel, dat zeker m. i. nog
wel beproefd mag worden. Er zou dan, behalve school-
verbod -voor huisgenooten van lijders aan Mazelen, zon-
der veel bezwaar kunnen voorgeschreven worden, dat
in eerste gevallen van Mazelen de school van den
IQ,Ion jj^g^ leerhng het laatst daar

was, zal worden gesloten, en dat daarna een verwijde-
ring van verdachte gevallen zal plaats vinden. Of bij
ziek worden van die gevallen dan herhaalde sluiting
zal plaats hebben, kon worden overgelaten aan het
inzicht van den Inspecteur.

Kwam deze tot de overtuiging, dat de epidemie niet
meer was tè stuiten, dan zouden ook de overige maat-
regelen, het schoolverbod, het aangeven enz. opgeheven
moeten kunnen worden.

-ocr page 207-

-19d-

Het schoolverbod voor Kinkhoest en Mazelen
wordt opgeheven, volgens voorstel van de Commissie
van 1905, door een verklaring, dat het gevaar voor
besmetting geweken is. Speciaal in zake Kinkhoest
komt het mij voor, dat den huisarts hier een groote
verantwoordelijkheid op de schouders wordt gelegd.
Velen zijn gansch niet op het geven van verklaringen
gesteld, anderen blijken tot transigeeren bereid te zijn;
waar verklaringen ontbeerd kunnen worden, behoort
dat te geschieden. De Commissie weet zelf niet aan
te geven, wanneer de besmettelijkheid van Kinkhoest
ophoudt, het gaat dan ook niet aan den huisarts tot
die voorgewende wetenschap te noodzaken; men zal
dus den knoop moeten doorhakken on voor beide ziekten
een tijdsduur van de besmettelijkheid, te rekenen na
het uitbreken van het laatste ziektegeval in het huis,
mooton vaststellen.

Dat het verbod ten aanzien van Kinkhoest niet
geldt voor kinderen, dio onvatbaar zijn of de ziekte reeds
hobl)en doorgemaakt, is theoretisch misschien roods niet
geheel juist, — zij zouden toch zeer wel de besmetting
kunnen verspreiden, doordat zij bacillendragers zijn, —
maar die onvatbaarheid is bovendien in de practijk
onmogelijk te constateeren. Welk medicus met uitge-
breide praktijk zal ook van al zijn patienten kunnen ont-
houden, of zij al dan niot Kinkhoest gehad hebbon?
Men zou dus, zooals nu bij Pokkon is voorgeschreven,
aan eiken lijder aan Kinkhoest een verklaring moeten
afgeven, dat do ziekte is doorstaan. Maar hoe dan die
onvatbaarheid voor Kinkhoest vast to stellen?

Wanneer men nu het schoolverbod voor Kinkhoest
beperkt tot crèches en bewaarscholen, fauto de mieux,

-ocr page 208-

- 196 - •

is die restrictie in verband met onvatbaarheid en het
doorstaan hebben der ziekte ook niet zoo noodig. De
kinderen zullen niet veel schade (soms zelfs voordeel)
ervan ondei-vinden, dat zij tijdelijk van die inrichtingen
verwijderd worden gehouden.

Het schoolverbod voor Febris petechialis, Roodvonk,
Diphtherie, Pest, Meningitis en Pokken wil de Commis-
sie van 1905 zien opgeheven, indien het gevaar voor
besmetting geweken is (de patienten moeten dus her-
steld zijn) en nadat ontsmetting heeft plaats gehad.
Dat de ontsmetting bij Mazelen en Kinkhoest niet wordt
geëischt, schijnt mij wenschelijk toe, het middellijk
contactgevaar is daar uiterst klein te achten.

Dat zij het verbod bij de andere ziekten wil ophef-
fen, zoo het gevaar voor besmetting geweken is (c. q.
ontsmetting heeft plaats gehad), moge theoretisch even-
eens te verdedigen zijn, maar laat de geheele zaak
weer aan de beoordeeling der artsen over. Waar bijv. Rood-
vonk- en Diphtheriepatienten zoo lang nog het virus
kunnen\' meedragen, moet men daarover niet te licht
denkon. Tegen het virus in de keel, speciaal do Diph-
theriebacillen, wil de Commissie van 1905 zeer terecht
niet optreden. Wil men een eenigszins uniforme rege-
ling, dan zal dus het tijdstip, waarop die ontsmetting
moet plaats vinden, dienen, te worden aangogovon on zal
deze moeten geschieden, vóórdat do patiënt weer in
het vrije vorkoor komt; in § 8 komt dit uitvoeriger
ter sprake.

De opheffing van het schoolverbod zou gemakke-
lijk mot het wegnemen van hot kenmerk kunnen
samenvallen.

Kinderen, lijdende aan besmettelijke huid-, haar- of

-ocr page 209-

- 197 - •

oogziekten, mogen de scholen niet bezoeken. Zoo luidende,
zou de bepaling, van wege het uiterst chronische karakter,
dat dien ziekten meestal eigen is, te draconisch zijn. Als
restrictie geeft de Commissie aan, dat zij moeten wor-
den behandeld. Dit nu geeft geen voldoenden
waarborg. Zij moeten zoodanig behandeld worden,
dat geen gevaar voor besmetting door hun toelating
kan ontstaan. De behandeling op zichzelve doet reeds
het aantal ziektegevallen op den duur verminderen en
daarmede de kans op besmetting; daarbij echter dienen
voorzorgsmaatregelen te worden geëischt, bijvoorbeeld
het aanleggen van afsluitende verbanden.

Ten slotte acht de Commissie van 1905 school-
artsen zeer gewenscht, tor voorkoming van do ver-
spreiding der besmettelijke ziekten door middel van do
school. Men moet aan hen echter m. i. niet to grooto
eischen stollen; de Connnissio wil hun o. a. opdragen
lichte, niet herkende gevallen van Roodvonk to ontdok-
ken. Zij mag daarvoor dan wel een criterium stollen.

Do „fourth diseaso" heeft in deze materie het licht
niet verhelderd; wanneer daarbij van alle vier nog lichte,
niet herkende gevallen komen, zal hot al te moeilijk
vallen om eon diagnose te stellen.

Ook do Tuborculoso-kwostio moet in dit verband
onder de oogen gezien worden. De Connnissio vond
hot wenschelijk, dat op do scholen medisch toezicht
zij, opdat aan onderwijzers of leerlingen, die lijden aan
zoodanigen vorm van Tuberculose, dat zij gevaar ople-
veren voor do scholieren, het bezoeken dor school kan
ontzegd wordon.

Hoewel mon deze conclusie gaarne znl aanvaarden,
moot do redactie van zoo\'n bepaling on niet minder

-ocr page 210-

- 198 - •

hare coiisequentiën, vele moeilijkheden geven. Vooral waar
het betreft de onderwijzers; zonder meer mag men
hun niet de gelegenheid benemen hun beroep uit te
oefenen. Een keuring vóór dat zij tot de school worden
toegelaten is niet afdoende; alhoewel die al in eenige
plaatselijke verordeningen is opgenomen, (o. a. Vhssingen)
en zeker niet ongewenscht mag genoemd worden, geeft
zij geen waarborg, dat de in functie zijnde onderwijzers
gezond zullen blijven. Herkeuring en toezicht door den
schoolarts is gewenscht. Om alleen voor ondenvijzers
(en scholieren) een aangifte van Tuberculose, die gevaar
kan opleveren voor anderen, voor te schrijven, gaat
ook niet, evenmin als voorloopig bij andere patienten.

De voor hun omgeving gevaarlijke tuberculeuse
kinderen te ver wijderen of er op toe te zien, dat zij geen
gevaar voor hun medescholieren op kunnen leveren,
worde opgedragen aan den schoolarts. De gevolgen van
het verwijderen van een ziek kind van de school zullen
niet zoo groot zijn; hier gaat het niet zoo direct om
het te verdienen levensonderhoud, als bij onderwijzers.
Toch zou ook aan hen, juist om \'het chronische verloop
der ziekte, gelegenheid moeten worden gegeven tot
kostelooze behandeling en bovendien afzonderlijk on-
derwijs. De consequentiën van schoolverbod bij Tuber-
culose zijn grooter dan bij do acute ziekten. Een kos-
telooze behandeling van andere chronische ziekten bijv.
de huid-, haar- en oogziekten, is veel gemakkelijker door
te voeren dan die van Tuberculose. Wel te verwachten
is, dat de wetgever daarom van het geven van derge-
lijke bepalingen nog zal moeten afzien.

In 1902 werd door den Geneeskundigen Raad voor
Zuid-Holland een commissie benoemd om na te gaan,

-ocr page 211-

- 199 - •

welke maatregelen genomen kondon worden om de
Tuberculose op de lagere school met vrucht te bestrij-
den. Zij komt tot de volgende conclusiën :
1®. Aan open Tuberculose lijdende onderwijzers en

kinderen moeten uit de school worden geweerd.
2°. Het is wenschelijk, dat van staatswege de gele-
genheid tot opnemen van tuberculeuse onderwijzers
en kinderen in sanatoria worde bevorderd.
Elk schoollokaal moet dagelijks worden gereinigd
en zoo noodig ontsmet.
4°. De aanstelling van schoolartsen, belast mot een
geregeld toezicht op alles wat mot schoolhygiëne
in verband staat, is een gebiedende eisch.
In Frankrijk worden allo onderwijzers, kinderen
en bedienden, lijdende aan open Tuberculose, van do
school geweerd. Onderwijzers worden vóór hun toe-
lating onderzocht. Tuberculeusen worden op nonactivi-
teit gesteld, totdat zij genezen zijn. Verdachte kinderen
kunnen worden onderzocht (Tijdsch. v. Gen. 1902 dl
H. p. 1059).

Omtrent do maatregelen, te nomen op andere
plaatsen, waar een vergroot contact besüiat, dan de
scholen, kunnen wij kort zijn, aangezien de meeste ont-
werpen niot diep op deze kwestie ingaan.

De Epidemiewet voorziet alleen in de schorsing van
jaarmarkten en kermissen bij het voorkomen van epi-
demieën. In do paragraaf omtrent buitengewone maatre-
gelen zal do besproking daarvan dienen to geschieden.

In dit kader passen maatregelen in fabrieken,
werkplaatsen en dergelijke to nemen, welke alleen door

») Ned, Tijdsclir. v. Gen. 1902 dl II p. 276.

-ocr page 212-

- 200 - •

de Commissie van 1905 ten opzichte van Tuberculose
wenschelijk werden geacht. Ik kan hier volstaan met
verwijzing naar § 3.

Ook voor andere ziekten komen mij afzonderlijke
bepalingen betreffende de genoemde inrichtingen niet
wenschelijk voor. Een voldoende bestrijding in \'t algemeen
door isoleering, desinfectie enz. maakt ze onnoodig, terwijl
de wetgever er evenmin als in 1872 toe zou overgaan.

Conclusiën:

1°. Personen uit huizen, woonwagens, schepen
enz., waarin gevallen van Pokken, Pest, Rood-
vonk, Diphtherie, Meningitis cerebrospinalis
opidemica of Typhus exanthematicus voorkomen,
mogen geenorlei scholen bezoeken. Hot verbod
wordt opgeheven tegelijk met hot verwijdoron
van het kenmerk.

2°. Kinderen uit huizen, waarin gevallen voorko-
men van Mazelen, mogen \'geen bewaarscholen,
crèches of lagere scholen bezoeken. Hot ver-
bod wordt opgeheven 21* dagen na het uitbre-
ken van het laatste ziektegeval in \'t huis. In
gevallen van Kinkhoest geldt do bepaling alleen
crèches on bewaarscholen en wordt hot verbod
opgeheven 42 dagen na hot uitbreken van hot
laatste goval in hot huis.

3°. Het verbod sub 1" on 2° is ook geldig voor
hen, dio gewoond hebben in dio huizon 8 dagen
voordat do ziekte uitbrak en blijft 14 dagen
van kracht.

4°. De , Burgemeester zorgt, dat do hoofden van
scholen worden ingelicht omtrent voor hun

-ocr page 213-

• -- 201 -

school van belang zijnde ziektegevallen.

5°. Kinderen met besmettelijke huid-, haar- of
oogziekten mogen geen scholen bezoeken, tenzij
zij behandeld worden zoodanig, dat zij geen
gevaar voor anderen opleveren.

6°. Indien bij een schoolgaand kind Mazelen zijn
voorgekomen, dan wordt, zoo het op die school
een eerste geval geldt en dit een bewaar- of
lagere school is, de school van den 10\'^®\'\' —
dag na het uitbreken der ziekte gesloten. Na
heropening worden verdachte kindoren verwij-
derd. Of bij nieuwe gevallen herhaalde slui-
ting en handhaving van het schoolverbod sub 2
genoemd noodig is, beslist de Inspecteur. Ten tijde
van epidemieën van besmettelijke ziekten heeft
de Inspecteur bevoegdheid scholen te sluiten.

7°. De gemeentebcsturen mooton een geneeskun-
dig toezicht op de scholen doen uitoefenen
tor wering van besmetting door scholieren en
onderwijzers.

8°. De gemeentebesturen moeten gelegenheid geven
tot kostelooze behandeling van schoolkindoren,
lijdende aan besmettelijke huid-, hoofd- en haar-
ziekten.

9". Een onderzoek naar het voorkomen van Tuber-
culose bij leerlingen en ondenvijzers met do daar-
aan verbondon consequenties is wenschelijk,
maar zal nog niet in oen wet op besmettelijke
ziekten kunnen worden opgenomen.

10°. Bijzondere maatregelen ter voorkoming van
besmotting door on op fabrieken, werkplaatsen
e. d. zijn niot noodig.

-ocr page 214-

§ 7. Vervoer van zieken en van lijken;
Begraven.

jN de Epidemiewet worden bij art. 8 en 9 beperkin-
gen voorgeschreven van het vervoer van lijders aan
besmettelijke ziekten, tersvijl art. 11, 12 en 18 voor-
schriften omtrent het vervoer van lijken geven.

Lijders aan besmettelijke ziekten mogen zich niet
naar een andere plaats begeven noch vervoerd wordon,
tenzij naar hun huis of naar een ziekenhuis, met inacht-
neming van do daarvoor bij plaatselijke verordening te
stellen voorwaarden. Over de clausule zijn juristen het
niet eens, men debatteert gaarne over de kwestie of die
verordeningen gesteld
moeten dan wol kunnen wordon
en of het vervoer bij gebrek aan verordening al dan
niet geoorloofd is (Mr. Vroede), evenmin was mon hot
eens ovxjr de beteekenis van het \'woord ,,plaats".

In geen geval mag hot vervoer geschieden mot open-
bare vervoermiddelen, terwijl do voor- of vaartuigen, waar-
mede het vervoer hooft plaats gehad, onmiddellijk moeten
worden ontsmet. In bijzondere gevallen kan do Bur-
gemeester het vervoer van lijders onder door hom te
stollen voonvaarden toestaan; hoeft het vervoor naar
een andere gemeente plaats, dan moot hij den Burge-
meester der gemeente van bestemming kennis geven
van do verleende vergunning en de daarbij gegeven
voorschriften.

De proeve van \'94 en het ontwerp \'95 stolden geen

-ocr page 215-

  203 - •

belangrijke wyzigingen voor; liet laatste wilde aanvan-
kelijk de vergunning doen geven door den Commissaris der
Koningin, maar handhaafde in \'96 die wijziging niet.

Bij ditzelfde ontwerp werd voorgeschreven, niet
dat het vervoer per openbaar middel was verboden,
maar dat bij het vervoer maatregelen in acht zouden
worden genomen, die bij Koninklijk Besluit nader zouden
worden vastgesteld, terwijl na het vervoer ontsmetting
van het voer- of vaartuig moest geschieden.

Het ontwerp 1903 verbood het vervoer, niet het zich
verplaatsen van lijders aan Typhus, Cholera, Dysenterie
Mazelen, Roodvonk, Diphtherie, Typhus exanthematicus.
Pokken of Pest, behalve in do gevallen in do wet
aangegeven, conform de Epidemiewet. Het vervoer naar
do woning is alleen toegestaan, zoo deze zich in do
genieento bevindt; voor andere gevallen bestaat door
toestemming van den Burgemeester daartoe de moge-
lijkheid.

Dr. Oosterbaan merkte op, dat het zich verplaatsen
van zieken niet was verboden. Do rapporteur was van
oordeel, dat zieken het toch niot ver zouden brengen,
als zij niet vervoerd werden; zijn zij daarentegen hersteld
of slechts dragers van latente infectie, dan zijn zij ook
buiten het bereik van ieder wetsartikel. Bovendien
kan do Burgenieester zoo noodig hen doen afzondoren.

Do Commissie van 1905 zag geen noodzaak om
do Epidemiewet in dit opzicht to herzien.

Indien men voorschrijft, dat zieken worden geisoleerd,
dan is oen verbod van vorvoer niet noodig en behoeft alleen
voor bepaalde gevallen oen toestemming hiertoe te
worden opgenomen. Gowonsclit is hot vervoer toe to
staan naar oen daarvoor ingericht ziekenhuis. Vorvoer

-ocr page 216-

- 204 - •

naar de woning, indien de lijder elders door ziekte is
overvallen, zou alleen moeten worden toegelaten, zoo
de woning in de onmiddellijke nabijheid, hoogstens in
dezelfde gemeente gelegen is; voor verder vervoer zou
een afzonderlijke toestemming, te geven door de over-
heid, noodig behooren te zijn.

Het besmettingsgevaar door lijken is, vooral vroeger,
te hoog aangeslagen. De Epidemiewet bepaalt, dat
overledenen aan besmettelijke ziekte slechts naar de voor
de ingezetenen gebruikelijke begraafplaatsen langs den
kortsten weg vervoerd mogen worden en dat het ver-
voer niet mag geschieden in voer- of vaartuigen voor
levenden bestemd; dat bij elke begraafplaats een lokaal
ingericht moet zijn voor tijdelijke bewaring van over-
ledenen aan besmettelijke ziekten en dat do Burgomoes-
tor, indien de gezondheid van do bewoners van hot
sterfhuis of van de bevolking hot vereischt, onmiddel-
lijke overbrenging van overledenen naar hot lijkenhuis
mag gelasten

He\'t ontbreken van voorschriften omtrent voorzorgs-
maatregelen, te nemen bij het vervoer, werd door do
Inspecteurs gevoeld, die bij hun ontwerp van \'95 voor-
stolden, zulke voorschriften bij Koninklijk Besluit to doen
geven. (Op Febris puorperalis, in dat ontwerp opgononion,
waren do bepalingen op hot begraven enz. niot van
toepassing).

Hot ontwerp van 1903 wildo alleen maatrogolon
genomen zien in gevallen van Cholera, Fobris petechialis.

\') Omtrent lipt verband tusschen dozo bepalingen on die in do Begra-
feniswet (^Vet van 10 April G9 S. 65) gegeven, zio men do uitvoerige
beschouwingen van Mr, Vroedo (l.c. pag. 20ü o. v.)

-ocr page 217-

-- 205 - •

Pokken en Pest. Weggelaten is de bepaling, dat het
vervoer niet mag geschieden met voor levenden bestemde
voer- of vaartuigen. Aan Dr. Oosterbaan merkte de
rapporteur hieromtrent op, dat in de meeste gemeenten
zulks bij plaatselijke verordening is voorgeschreven. Ik
zou daar bij willen voegen, dat desondanks bijna overal
ten platte lande het vervoer geschiedt met boeren-
wagens, die, al gaat men er niet mee uit rijden, toch
wel degelijk ook voor het vervoer van levenden worden
gebruikt.

De Burgemeester moet in overleg met den be-
handelenden geneesheer er voor zorgen, — het wordt
gezegd in verband met door hem gelaste onmiddellijke
overbrenging, — dat bij het vervoer geen gevaar voor
besmetting ontstaat.

Het lijstje der ziekten zou doen vermoeden, dat de
Commissie meer gevreesd had voor het gevaar van de
begrafenis dan van het lijk. Met uitzondering van Cho-
lera neemt zij immers alleen zeer contagieuse ziekten
op, waar de omgeving eerder dan het lijk de besmetting
kan propageeren. Dan echter hadden ook voorzorgs-
maatregelen met het oog op de begrafenis genomen
moeten worden en niet alleen betreffende het lijk. De
begrafenis, het samenkomen soms van een ongehoord
aantal verwanten tot in de verste graden in het sterf-
huis, levert meer gevaar op voor besmetting dan het lijk.
Fhigge (Grundriss der Hygiöne) wijst er op, dat het
gevaar uitgaande van overledenen niet zoo byzonder
groot is.

De Commissie van 1905 wil het verbod van het
vervoer van lijken, tenzij naar de gebruikelijke begraaf-
plaats niet absoluut, zij spreekt er eigenlijk alleen

-ocr page 218-

- 206 - •

maar van bij Cholera, Typhus en Dysenterie, en wil
het ook daar onder reserve toestaan; het maken van
een metalen omhulsel om de kist en het pakken van
het lijk in desinfecteerende stoffen acht zij, zeker met
recht, voldoende.

Mij dunkt, dat die metalen kist niet bepaald
noodig is, op andere, min kostbare, wijze is toch ook
wel een goede afsluiting te verkrijgen.

Een goede afsluiting is bovendien steeds noodig, in-
dien de besmetting door ex- en secreta kan geschieden;
dus in alle gevallen van Cholera, Typhus en Dysenterie.
In andere gevallen zou met het oog op insecten evenzoo
een goede, maar niet absoluut waterdichte sluiting noo-
dig zijn. In het algemeen zou mon kunnen volstaan
met de bepaling, dat overledenen aan besmettelijke
ziekten onder bepaalde voorzorgen, te regelen bij Konink-
lijk Besluit tegelijk met de ontsmettingsvoorschriften,
zoo spoedig mogelijk moeten worden gekist en dat do
kist terstond gesloten zal moeten worden.

Van veel belang zou ik in.sommige gevallen, als
bij Poliken, Pest, Meningitis bepalingen omtrent de
begi\'afenis achten, en alleen de lijkdienaren en naaste
verwanten in het huis willen zien toegelaten. In de
Duitsche on Pruisische wet zijn voorschrifen in dien
geest gegeven (zie tabel p. 76 en 77): do lijkstatio moet
zooveel mogelijk beperkt en haar toetreding tot het sterf-
huis verboden worden.

Nagenoeg dezelfde bepalingen gelden bij Diph-
therie, Dysenterie, Scarlatina, Typhu%!, Anthrax en
Malleus. De lijkstatio moet daar alleen beperkt wor-
den, terwijl begrafenissen van overledenen aan Rood-
vonk en Diphtherie niet door schoolkinderen mogen

-ocr page 219-

- 207 -- •

vergezeld worden en dezen ook niet aan de geopende
groeve mogen zingen. (Ausführungsbestimmungen tot
de Duitsche Rijkswet § 7 en Pruisische wet § XII).
Omtrent Pokken, Lepra, Cholera, en Typhus exanthe-
maticus zwijgen die Ausführungsbestimmungen in dit
opzicht.

Men moet toegeven, dat de gevaren aan de begra-
fenis verbonden, ten dooie zouden kunnen worden opgehe-
ven door ontsmetting onmiddellijk na de sluiting van
de kist; echter blijft dan nog het gevaar over van de
besmetting door do huisgenooten van den overledene.

De directe overbrenging naar het lijkenhuis, te
gelasten door den Burgemeester, zou zonder bezwaar
als facultatieve maatregel kunnen worden gehandhaafd,
als zijnde vooral ook uit algemeen hygiënisch oogpunt
zeer aan te bevelen. Bovendien kan zij soms veel vrees
en ongerustheid doen verdwijnen. Een lijkenhuisjo op
do begnuifplaatson is dan natuurlijk ook een vereischte;
de bepalingen daaromtrent verdienen behouden to blijven.

Conclusiën.

1°. Personen lijdende aan een besmettelijke ziekto
mogen zich begeven of vervoerd worden naar eon
ziekeninrichting en naar hun eigen woning,
zoo die in do onmiddellijke nabijheid is gelegen.
Bij dit vervoer moeten voorzorgen, aan to goven
bij Koninklijk Besluit, in acht genomen wordon,
opdat geen bosmottingsgovaar voor anderen er
door kan onstaan.

Voor vervoer naar andere plaatsen dan do ge-
noemde is afzonderlijke toestemming van den
Burgemeester noodig, die tevens de te nomen
voorzorgsmaatregelen bepaalt.

-ocr page 220-

-19d-

2°. Lijken van overledenen aan Cholera, Pokken,
Pest, Typhus, Typhus exanthematicus. Meningitis
cerebrospinahs epidemica. Dysenterie, Roodvonk,
en Diphtherie moeten zoo spoedig mogelijk, uiter-
lijk binnen 12 uren^ na het overlijden in* een
goedgesloten lijkkist worden geborgen. Bij Ko-
ninklijk Besluit zijn de voorzorgen, daarbij in
acht te nemen, aan te geven.
Bij begi-afenis van overledenen aan Pokken,
Pest, en Meningitis cerebrospinahs epidemica
worden buiten de huisgenooten alleen lijkdie-
naren en naaste venvanten tot het huis van
den overledene toegelaten.

4°. Bij elke begraafplaats moet een gelegenheid
tot bewaring van lijken zijn ingericht.

5°. De Burgemeester kan do overbrenging van
den overledene naar hot lijkenhuis gelaston.

-ocr page 221-

§ 8. Ontsmetten.

QF volgens de Epidemiewet ontsmetting zal plaats vinden,
hangt hoofdzakelijk van den Bm-gemeester af, impe-
ratieve voorschriften daaromtrent zijn spaarzaam gegeven.
De wijze waarop de ontsmetting plaats heeft, wordt bij
Koninklijk Besluit bepaald (art. 25).

De bevoegdheid tot ontsmetten en soms vernietigen
betreft alleen voorwerpen. Ontsmetting van kleeren
van personen wordt slechts in één artikel (10) genoemd
en is imperatief voor hen, die krachtens hun functie
aan boord van besmette schepen zijn geweest.

De bevoegdheid van den Burgemeester bestaat hierin,
dat hij in slaapsteden en logementen, waar zich lijders
aan besmettelijke ziekten ophouden (art. 8), maatrege-
len tot ontsmetting en na ingewonnen advies van den
Inspecteur ook andere maatregelen tot voorkoming van
de verspreiding der ziekte mag nemen. Onder die andere
maatregelen rioeten, volgens Mr. Vreede, alleen dezulke
worden verF^aan als oogenbhkkelijk tot wering der
besmetting geüischt worden.

Hij mag na ingewonnen advies huizen, keeten en
vaartuigen (art. 4), die brandpunten van besmetting
zijn of dreigen te worden doen ontsmetten; hij mag
besmette of van besmetting verdachte voorworpen laten
ontsmetten of vernietigen. Mr. Vreede toont aan, dat
do Burgemeester naar bevind van zaken uit de twee

14

-ocr page 222-

- 210 - •

wegen er een kan kiezen. Daar nu ontsmetting, gelijk
de wet wil, ten koste van de gemeente, onteigening en
vernietiging ten koste van het rijk geschiedt, heeft
deze vrijlating, vaak aanleiding tot klachten gegeven;
meermalen werd zonder noodzaak tot vernietiging over-
gegaan (zie Hoofdstuk I § 3), waar ontsmetting veel minder
kosten zou hebben meegebracht en afdoende had kun-
nen worden verricht. Wel moet van de vernietiging,
volgens medische verklaring, de noodzakelijkheid blijken,
zoodat de burgemeesterlijke bevoegdheid daarin is getem-
perd, maar dit schijnt niet veel te hebben geholpen.
Staatsrechterlijk is vooral hier veel over de kosten-kwostie
te \'doen geweest; de bespreking daarvan valt zoowel
liuiten mijn competentie als bestek.

Ten slotte zijn Burgemeester en Wethouders bevoegd
bij het verschijnen of dreigen van besmettelijke ziekten
verschillende hygiënische maatregelen ten opzichte
van vuil verzamelingen, slooten enz. te nemen (art. G.).

Van al die bevoegdheden, het is meermalen gezegd,
is om yerschillende redenen niet veel terecht gekomen,
zoodat een andere regeling zeker wenschelijk is. Gebie-
dend zijn de bepalingen omtrent ontsmetten alleen waar
het geldt voer- of vaartuigen, dio voor hot vervoer van
lijders aan besmettelijke ziekten hebben •gediend. Geonerlei
toezicht op die ontsmetting noch verklaring omtrent
het plaats gehad hebben hiervan is opgenomen.

Op enkele plaatsen is een geregelde ontsmettings-
dienst ; de Inspecteurs van de Volksgezondheid beijveren
zich om door het geven van cursussen, personen uit
verschillende gemeenten tot ontsmetters op te leiden;
de regeling der ontsmetting blijft echter oen gebrekkige,
zoolang nog verschillende gemeenten wel een factotum

-ocr page 223-

- 211 ---- •

tot ontsmettei- hebben doen africhten, maar de aan-
schaffing van ontsmettingsmiddelen even overbodig
achten als de uitvoering der desinfectie zelve. — Op
vele plaatsen hebben particuliere vereenigingen als het
Groene en het Witte Kruis de zorg voor ontsmetting
op zich genomen. —

De ontwerpen trachten in deze lacunen te voorzien,
dat van \'94 wil van rijkswege een ontsmettingsdienst
doen instellen; de beambten van dien dienst beoordee-
len of roerende en onroerende goederen behooren te wor-
den ontsmet. Zijn zij niet voor ontsmetting vatbaar, dan
worden die voorwerpen, op last van den Burgemeester,
in beslag genomen en vernietigd. De bevoegdheid
gaat dus gedeeltelijk over in handen van oon wel deskun-
dig, maar daarentegen inferieur beambte; de vraag ligt voor
de hand, of dit wel een verbetering zou zijn. Nu moest
bij Koninklijk Besluit een regeling voor ontsmetting en
vernietiging worden gegeven, daarin ware dan ook oen
uitvoerige instructie voor den ontsmettor aan te geven.
Daar do Connnissie geen concept van zulk een regula-
tief gaf, kan men zich geen complete voorstelhng
maken van hetgeen zij eigenlijk bedoeld hooft.

Het ontwerp van \'95 handhaaft de bevoegdheid
om tot ontsmetting over te gaan op gelijke wijzo als
in de Ei)ideniiowet is omschreven; echter mag het ken-
merk niot worden verwijderd, voor dat ontsmetting
heeft plaats gehad; de bevoegdheid van den Burgemeester
was dus maar schijn, feitelijk wilde men in elk geval
desinfectie plaats doen hebbon. Een Koninklijk Besluit
moet niot alleen de wijze van ontsmetting bepalen,
maar ook de personen daarmede belast aanwijzen; een
ontsmettingsdienst is alzoo bedoeld.

-ocr page 224-

- 212 -- •

Een voorwerp, dat door ontsmetting zijn waarde
geheel zou verliezen, mag worden vernietigd; in enkele
gevallen kan daarvoor schadeloossteUing worden toege-
kend.

Het ontwerp van 1903 is niet duidelijk omtrent de
desinfectie. De bevoegdheid tot ontsmetting van hui-
zen, koeten, woonwagens of vaartuigen wordt den
Burgemeester onder de rubriek buitengewone maatre-
gelen verleend ; die ontsmetting zou dus iets buiten-
gewoons zijn! Wel geeft het ontwerp nauwkeurig aan,
dat een ontsmettingsdienst moet worden ingesteld op
plaatsen, waar de gezondheidscommissiën zetelen; voor
groote gemeenten dus een afzonderlijke, voor de kleinere
een in combinatie, zooals bij art. 23 van do Gezondheids-
wet is geregeld.

Een Koninklijk Besluit zal do wijze van ontsmetten
regelen on de inrichting van don dienst vaststellen;
waarschijnlijk is bedoeld, dat in dit Besluit ook zou
worden bepaald in welke gevallen ontsmet behoorde
to worden. De hygiënische m\'aatrogolon (art. G) van
de Epidemiewet nam do Commissie van 1903 niet
op, zooals zij aan Dr. Oostorbaan verklaarde, omdat
die in de Gezondheidswet thuis Ijohooron en omdat
daarin ook wordt voorzien. Mij dunkt ook, dat do
bepalingen in dit verband wol gemist kunnen wor-
den; artikel 6 is nog wel oon overblijfsel van ver-
ouderde ideeën omtrent hot ontstaan van bosmet-
tolijko ziekten, dat zooals bij Typhus herhaaldelijk ver-
meld wordt, veelal werd toegeschreven aan slechte
lucht. Ik wil daarmede niet zoggen, dat tor bestrijding
van besmettelijke ziekten hygiënische d. i. ook rein-
heidsmaatregolon overbodig maar wol dat zij in dit

-ocr page 225-

  213 - •

verband, de directe bestrijding dus, niet op hun plaats
zouden zijn.

Duidelijk drukt zich de Commissie van 1905 uit.

De ontsmetting of geregeld toezicht daarop door
van gemeentewege aangesteld en degelijk geschoold
personeel moet geschieden in gevallen van:

1°. Cholera, Typhus en Dysenterie hoofdzakelijk van
de faeces.

2°. Mazelen en Kinkhoest alleen in hotels en pensions.

3°. Roodvonk, Pokken, Diphtherie, Typhus exanthema-
ticus. Meningitis cerebr. epid. van ziekenkamers,
voorwerpen enz., terwijl bij Typhus exanthema-
ticus ook wandluizen verdelgd moeten worden.
Pest, volgens bestaande voorschriften, tenvijl ook
ratten en muizen moeten worden verdelgd.

5°. Tuberculose, bij overlijden van woningen en voor-
werpen, bij verhuizen alleen van de woning, en
overigens alleen van sputa.

Deze connnissio achtte bij Mazelen on Kinkhoest hot
middellijk contactgevaar klein, daarom oordeelde zij do
ontsmetting, alleen in pensions en hotels, voldoende.
Echter bestaat ook voor de rubriek 1° middellijk con-
tactgovaar en is zelfs voor Typhus niot zoo gering to
schatten; de jongste mededeelingen uit de literatuur
wijzen or op, dat hot betrekkelijk groot is.

In hot Tijdsch. v. Gen. 1901 dl. II p. 217 dooien
Dr. van dor Plaats on Dr. Offerhaus vier gevallen mode
van besmetting van persoon op persoon. G. van Hou-
tum (ibidem p. 537) geeft voorbeelden van Typhus
overgebracht door vliegen, die oj) faeccs aasdon, maar
ook van overbrenging door besmotto kleeren; ook
daar zullen do faeces wellicht, evenals misschien bij de

-ocr page 226-

-- 214 - •

gevallen van Offerhaus en van der Plaats een rol
hebben gespeeld. Toch manen deze mededeelingen
tot voorzichtigheid, en zou er nog wel meer nadruk op
desinfectie in het algemeen en gewone reinheid bij
gevallen van Cholera en Typhus kunnen worden gelegd,
dan de Commissie van 1905 doet.

Ook bij Dysenterie schijnen de vliegen een rol te
spelen in de overbrenging der besmetting; van daar
het voorkomen vooral in warme maanden en in dorpen,
waar steeds zooveel vliegen zyn. De contagiositeit van
deze ziekte schijnt grooter dan van Typhus, terwijl over
de wijze van totstandkoming der infectie het laatste
woord nog niet is gesproken.

Een mededeeling in het verslag van het Genees-
kundig Staatstoezicht van 1873 vermeldt, dat bij een
Dysenterie-epidemie in Ewijk do ziekte zich uitbreidde
in de richting van den wind; eerst kreeg men den
stank der faeces, die abominabel was, daarna volgden
de ziektegevallen; bij het draaien van den wind hielden
zij op. Misschien dat met den wind ook de vliegen zijn
meegekomen! De mededeelingen van Prof. Spronck
omtrent Dysenterie in het Utrechtsche ziekenhuis,
wijzen echter op een gemakkelijke overbrenging der
besmetting ook zonder behulp van vliegen.

Desinfectie van personen is in geen ontwerp
opgenomen en is ook niet in eenigszins voldoende
mate uit te voeren.

Alleen zouden in een ontsmettingsregulatiof Voor-
zorgsmaatregelen, in acht to nemen door do beambten

\') N. Tijdscli. v. Gon. 1Ü02 dl. II p. Ml. Hot botrof liior echter
z.g.n. asyl-dysonterie.

-ocr page 227-

-- 215 -- •

van den ontsmettingsdienst, het verplegend personeel

enz., moeten worden opgenomen.
Conclusiën:

1°. Ontsmetting moet zijn een rijkszaak op rijkskosten
en geschieden door geschoold personeel.
Ontsmettingsdiensten en -inrichtingen worden inge-
steld binnen den kring van elke Gezondheidscom-
missie.

2°. Ontsmetting van ziekenvertrek en gebruikte voor-
werpen na afloop van de ziekte moet plaats heb-
ben in gevallen van Cholera, Typhus, Dysenterie,
Pest, Roodvonk, Pokken, Diphtherie, Meningitis cere-
brospinahs epidemica en Typhus oxanthematic.
Bij Cholera, Typhus, Dysenterie, Pest en Diphtherie
worden ook tijdens de ziekte do dejecties door
verplegend personeel ontsmet.
Bij Pest wordon muizen en ratten, bij Typhus
exanthematicus wandluizen verdelgd.

4°. Voer- en vaartuigen, gediend hebbende voor het
vervoer van lijders aan besmettelijke ziekto moeten
worden ontsmet. (Zie bij vorvoer).

5°. Bij overlijden en verhuizen van lijders aan open
Long- en Larynx-tuberculoso worden vertrek en
voorwerpen gedesinfecteerd.

0®. Op verzoek kan ook bij ziektegevallen van open
Long- en
Larynx-tuberculoso kosteloozo ontsmetting
plaats hebben.

7°. Onteigening on vernietiging mag door don Burge-
meester worden gelast, indien ontsmetting niet wel
mogelijk is of de moeite of kosten niet loont.
De wijze van ontsmetting wordt bepaald bij Koninklijk
Besluit.

-ocr page 228-

§ 9. Vervoer van besmette voorwerpen.

J^E Epidemiewet (art. 8 en 9) waakt ervoor, dat geen be-
smetting door middel van voorwerpen, welke in aanra-
king met lijders of overledenen aan besmettelijke ziekten
of daarvan afkomstig waren, kan worden overgebracht.
Tenzij na ontsmetting mogen, dezulke niet vervoerd, ten
geschenke of in gebruik gegeven of genomen worden.
Vervoer van voorwerpen naar de plaatsen van ontsmet-
ting is, met inachtneming van door den Burgemeester
te geven voorschriften, geoorloofd. De meeste ontwerpen
nemen het idee over, zonder or steeds in to slagen do
redactie to verbeteren. De proeve wil den Burgemeester
bevoegd verklaren, het vervoer van allo voorworpen uit
huizen of vaartuigen, waar Cholera, Typhus, Pokken,
Roodvonk of Diphtherie voorkomt, to verbieden, zonder
meer.

Het inspecteurs-ontwerp \'95 regelt do zaak in één
adem mot het vervoer van zieken.. Het vervoer van
voorwerpen is alleen geoorloofd naar do ontsmottings-
plaats, terwijl in bijzondere omstandighodon do Commis-
saris dor Koningin verlof tot vervoer oldors hoon kan
geven. De voorschriften bij dat vervoor in acht to
nemen worden bij Koninklijk Besluit gegeven.

Do Commissie van 1903 noemt hot verbod in hot
geheel niet op en wordt deswege door Dr. Oostorbaan
op do vingers getikt. Zij antwoordt vrij zwakjes, dat

-ocr page 229-

- 217 - •

zulke voorwerpen ontsmet behooren te worden. Echter
wordt die ontsmetting in haar wetsontwerp geenszins
genoemd. Dan nog zou volgens de Commissie art. 175
Wetboek van Straft-echt ook in deze gevallen voorzien,
de vraag is, of het zoo wordt toegepast. Het luidt als
volgt:

„Hij aan wiens schuld te wijten is, dat waren, scha-
delijk voor het leven of de gezondheid verkocht, afge-
leverd of uitgedeeld worden, zonder dat de kooper of
verkrijger met dat schadelijk karakter bekend is, wordt
gestraft" ónz.

Indien men dus maar waarschuwt, mag men be-
smette voorwerpen verkoopen, uitdeden, afleveren.
Zonder nog van het vervoeren, dat hierin niet genoemd
is, te spreken, zou toch de Commissie van 1903 in ernst
haar bewering niet kunnen volhouden!

Het ontwerp 1905 geeft dezelfde regeling als do
Epidemiewet. Ik voor mij kan daar ook geen bezwaren
tegen inbrengen. Ook de Duitsche en Pruisische wet
geven voorschriften omtrent het vervoor, bewaren en
vervaardigen van voorwerpen, die besmetting kunnen
dragen (zie IH § 2).

Conclusie:

Het voorschrift betreffende het vervoer van be-
smette voorwerpen blijve behouden en hebbe betrek-
king op de in de Epidemiewet genoemde ziekten, zoo-
mede, in gevallen van Tuberculose, op voorwerpen
afkomstig van overledenen

-ocr page 230-

§ 10. Achteloosheid. Verbod van te spuwen.

"y^OLGENS art. 8 laatste alinea van de Epidemiewet
is het verboden door onvoorzichtigheid of achteloos-
heid gevaar van besmetting, dat voorzien kon worden,
voor anderen te doen ontstaan.

De ruime bewoordingen, waarin het verbod vervat
is, gaven geen aanleiding tot even ruime toepassing.
Mr. Vreede vermeldt in zijn dissertatie zoo\'n geval.
Het gold een persoon uit een gezin, waar poklijders
waren, die zich, niettegenstaande hij door den predi-
kant was gewaarschuwd, te midden van een schare, die
een godsdienstoefening bijwoonde, begaf. Daarvoor op
grond van art. 8 aangeklaagd, werd hij door den kan-
tonrechter, op overwegingen van historischen aard, vrij-
gesproken. In de wet waren nl. geen verkeersbeperkingen
voor godsdienstoefeningen toegelaten, bij de bespreking
in de Kamer waren die met voorbedachten rade er uit
gelaten, zoodat het verbod langs anderen weg niet was
geoorloofd.

De proeve en het ontwerp van, \'95 nemen een
regeling conform de Epidemiewet aan; de Commissie
van 1903 supprimeert het artikel en verantwoordt zich,
zeggende, dat artikelen 172, 173, 174 en 175, Wet-
boek van Strafrecht hierin voorzien; dit Ijlijve ter
beoordeeling van juridisch bevoogden!

De Commissie van 1905 vermeldt de bepaling niot
speciaal; het verbod van spuwen, dat zij voorstaat, past

>) 1. c, p. 183.

-ocr page 231-

-- 219 -- •

echter wel in dit kader. Hierover zijn al heel wat
pennen in beweging geweest. Dat de sputa van lijders
aan open Tuberculose gevaar kunnen opleveren, te meer
naarmate de elementen niet voor hun onschadelijk-
making kunnen zorgen, meer dus in overdekte, dan in
open plaatsen, wordt algemeen aangenomen. Wel zou
volgens velen dit gevaar in vergelijking met de sputum-
druppeltjes, die bij spreken en vooral hoesten worden
verspreid, niet bijzonder groot zijn.

Voor de lijders zeiven is de expectoratio buiten
allen twijfel gewenscht.

Dat het zich bedienen van sputum-flacons niet
op onoverkomelijke bezwaren stuit, beweert o.a. do
Commissie van 1905, en wordt bewezen door do talrijke
lijders, die uit sanatoria teruggekeerd, er zich van
blijven bedienen. Maatregelen tegen de sputum-druppols
wil niemand bij de wet zien oj^genomen.

De eenigo vraag ter beantwoording blijft: is spuw-
verbod te handhaven, on kan hot gebruik van flacons
wordon voorgeschreven ?

Wat dit laatste aangaat wil de bovengenoemdo
connnissie alleen flacons voor geringen prijs verkrijgbaar
stellen, trouwens het gebod om zich van flacons to
bedienen zal wel een utopie blijven. Resteert het spuw-
verbod.

Er verschijnen to dien aanzien nog al eens mede-
deelingen uit hot buitenland, die niet veel goeds ver-
melden. In het Ned. Tijdsch. v. Gen. 1901 dl. I pag.
94 wordt bericht, hoe het verbod van spuwen op
straat in Rome geen sucjces had. In New-York had
hetzelfde verbod al evenmin resultaat on werden de
strafbepalingen draconisch verscherpt. De boete er op

-ocr page 232-

- 220 - •

gesteld bedraagt 50 doUars. Het verbod geldt op trot-
toirs, in hotels en openbare gebouwen.

Een andere kwestie is of de spuwgewoonte, af-
gezien van de vieze wijze van tabaksgenot, die hier
te lande inheemsch is, maar voor anderen niet schadelijk
geacht mag worden, in Nederland wel zoo veelvuldig
voorkomt als in vele andere landen ? Ik geloof van niet.

De Commissie van 1905 wil het spuwen verbieden
op bedekte, voor het publiek toegankelijke plaatsen;
buiten wil zij de natuur voor spoedige desinfectie laten
zorgen. Uit vreeze dat een dergelijk verbod, indien
het niet werd opgevolgd, afbreuk mocht doen aan do
andere bepalingen, zou ik een regeling daaromtrent als
in België voorstaan, of hoogstens bij politieverordening,
evenals tegen andere niet to noemen slechte gewoonten
or in willen doen voorzien.

Conclusie.

Het artikel betreffende het doen ontstaan van gevaar
door achteloosheid, in de Epidemiewet opgenomen, blijvo
bestaan. Verbod van to spuwen behoort in een wet op
besmettelijke ziekten niet tehuis.

Zio pag. 135.

-ocr page 233-

§ 11. Vaccinatie.

J^ET kan niet de bedoeling wezen hier ook maar een kort
overzicht te geven van de literatuur over het onder-
werp; de kwestie geeft stof tot een studie op zichzelf.

Het ontwerp van Minister Lohman (1889) dat hoofd-
zakelijk op deze materie gericht was, strandde reeds, alvo-
rens in de wetgevende vergadering te zijn aangeland; de
gemoedsbezwaren kwamen er niet door, ook het ontwerp
Minister Kuyper (1902) kwam niet tot indiening. De kwes-
tie is een zoodanige geworden, dat zij hier te lande van de
medische zijde naar de theologische dreigt te verhuizen.

Medice staat vast, dat door de bestaande school-
vaccinatie een niet voldoend imnnme bevolking wordt
verkregen; de statistieken der koepokinrichtingen toonen
aan, dat van de gelegenheid tot vaccinatie beneden den
schoolgaanden leeftijd en tot revaccinatie uiterst spaar-
zaam gebruik wordt gemaakt.

De regelingen in Duitschland en Frankrijk bewij-
zen, dat de gemoedsbezwaren overwonnen kunnen worden.

Wilden de Inspecteurs in hun proeve een ver-
plichte vaccinatie in het Ie en 12e levensjaar invoeren,
terwijl in het ontwerp \'95 alleen wordt gesproken van
een in het Ie levensjaar, de Geneeskundige Kaden in
\'90 adviseerden, dat de zaak om politieke redenen maar
beter met rust gelaten zou worden.

Een ander standpunt, dat ook het mijne is, nemen
de Commissiën van 1908 en 1905 in. De eerste verklaarde,
dat de vaccinatie bij afzonderlijke wet behoorde te wor-
den geregeld, en gaf daarvan ook een proeve. De
tweede sloot zich geheel bij haar voorgangster aan.

Als motief voor die afzonderlijke regeling gold,
dat de kwestie tegenwoordig een zoo belangrijke is.

-ocr page 234-

- 222 -- •

Nu meen ik, dat ook een meer medisch argument daar-
voor te vinden is.

De vaccinatie mist haar analogen bij andere be-
smettelijke ziekten, het is een zaak sui generis. Wel be-
staan er andere methoden van immunisatie, tegen Lyssa
en Diphtherie en tamelijk kwestieus o. a. tegen Pest en
Typhus, maar die alle zijn van zoo korten duur, dat
zij alleen ten tijde van epidemieën of bij enkele gevallen
voor het verplegend personeel en de omgeving der
zieken worden toegepast; zij behooren dus nog uitslui-
tend in hun aanwending aan het oordeel der genees-
heeren te worden overgelaten.

De vaccinatie is een direct persoonlijke prophyla-
xis, in tegensteUing met de andere maatregelen in de
Epidemiewet, die een algemeene voorbehoeding beoogen,
hoewel natuurlijk bij een goede vaccinatie- en revacci-
natieregeling de prophylaxis ook hier algemeen wordt
of behoort te worden.

In haar ontwerp vaccinewet stelt de Commissie van
1903 verplichte vaccinatie in het lo en 13elevensjaar voor,
alleen door bevoegde geneeskundigen met deugdelijke
dierlijke pokstof te verrichten. De niet geslaagde vacci-
natie in het eerste levensjaar moet in het tweede, even-
tueel derde jaar worden herhaald.

Doormaken van de pokziekto stelt van vaccinatie
vrij en van revaccinatie, zoo do ziekte niot langer dan
5 jaar geleden is voorgekomen; slechte gezondheids-
toestand geeft recht op uitstel. Verder zijn de-bepa-
lingen meer van administratieven aard.

Conchfsie: de bestaande regehng is onvoldoende.
Een afzonderlijke wetgeving op dit punt is gewenscht.

-ocr page 235-

§ 12. Publiciteit.

JJUIZEN en vaartuigen, waarin een besmettelijke ziekte
voorkomt, moeten volgons art. 20 der Epidemiewet
onmiddellijk en uiterlijk binnen 2\'4 uren na de aangifte,
door de zorg van den Burgemeester, ten koste der
gemeente van een kenmerk worden voorzien, do woorden
besmettelijke ziekte en den naam der ziekte vermeldend.

Het kenmerk moet aldaar verblijven, totdat door
eon verklaring van oen geneeskundige is gebleken, dat
het gevaar voor besmetting geweken is.

Bij de beraadslagingen in de Kamer over het ont-
werp dezer wet word do vraag gesteld, of het kenmer-
ken bij alle ziekten noodig was, on of niot het kenmerk
aanleiding zou geven tot verheimelijking der ziekte en
zoodoende juist de verspreiding in do hand zou werken.

Het kenmerk, werd gezegd, zou vooral voor kleinere
neringen .tot gevolg hebben, dat die zaken tijdelijk bijna
geheel stil zouden staan. De Regeoring antwoordde, dat
zoo do maatregel nuttig werkt bij Cholera en Pokken,
hij dit evenzeer bij andere besmettelijke ziekten zal doen.
„Het nut van den maatregel in bijzonderheden aan te
toonen is niet wel mogelijk, omdat men niet kan bewij-
zen, hoeveel personen, die anders besmot waren ge-
W(n-den, gezond zijn gebleven, omdat zij huizen hebben
vermeden, waaraan do waarschuwing to lezen stond."

„Dat de nering tijdelijk stilstaat of vermindert, is
het krachtigste bewijs van hot nut van den maatregel.

-ocr page 236-

- ÈÈé -

Daaruit blijkt, dat zij, die niet gaarne besmet willen
worden, de waarschuwing betrachten."

„Let men bij de bezwaren tegen de bepaling niet
te zeer bij uitsluiting op het belang van eenige nering-
doenden, te weinig op dat van de gansche bevolking?
Het nadeel zal nu den een, dan den ander treffen;
maar hem het minst, die het zorgvuldigst waakt voor
de gezondheid van zijn gezin en zich zeiven."

„Is het bovendien by het heerschen van besmettelijke
ziekte voor de neringdoenden niet veel schadelijker, dat
naijverige concurrenten hen onder verdenking van be-
smetting brengen, dan dat zij, wanneer hun woning
werkelijk besmet is, voor een korten tijd schade lijden ?"

Over de inrichting van het kenmerk, dat zoowel
den naam der ziekte als de woorden besmettelijke ziekte
moet vermelden, werd gedebatteerd. Beide werden noo-
dig geacht, omdat voor sommigen do aard der ziekte oon
verschil maakte, tenvijl anderen uit den naam alleen niet
steeds zouden begrijpen, dat besmetting te duchten viel.

De geneeskundige verklaring omtrent hot geweken
gevaar voor besmetting hooft heel wat gemoederen in
beroering gebracht. Mr. Vroede wees in zijn dissertatie
ook op do weinig consequente wijze\'van opheffing der
verschillende bepalingen. Plet schoolverbod wordt op-
geheven acht dagen nadat do ziekte geweken is, of
door ontsmetting; hot kenmerk venvijdord na oen
geneeskundige verklaring, dat hot gevaar voor besmetting
geweken is.

Wij krijgen een zonderlinge gelijkheid: geweken
besmetting = geweken ziekte 8 dagen = ontsmetting.

De verkrijging van hot bij do wot verlangde do-

-ocr page 237-

- 225 - •

cument heeft ook wel eens tot moeilijkheden aan-
leiding gegeven, doordien een scrupuleus medicus meende,
dat een verklaring omtrent het geweken gevaar niet
was te geven. Het geval heeft zich voorgedaan met den
arts Th. Moinat in Abcoude. De Inspecteur adviseerde
om ontsmetting te doen plaats vinden en een ander
geneeskundige uit te noodigen tot het geven van be-
doelde verklaring, hetgeen geschiedde.

Het Ned. Tijdschr. v. Gen. 1902 bevat een reeks
artikelen over deze kwestie, waaruit ook blijken kan, dat
vele artsen een goedaardige wetsontduiking hebben uit-
gevonden en eenvoudig verklaren, dat de zieke hersteld
is, of iets dergelijks (Dr. Jelgersina, ibidem dl. II p. 35).
Nu zou het zeker wenschelijk zijn om, ware het moge-
lijk, de last der verklaring van de schouders der me-
dici af te wentelen, gelijk de arts Moinat voorstelde.
Niet alleen omdat wetenschappelijk een verklaring, zoo-
wel omtrent het geweken zijn der ziekte, als omtrent het
verdwenen zijn van besmettingsgevaar, voor den genees-
kundige zeer moeilijk zal zijn, maar ook omdat zijn positie
als huisarts het moeilijk maakt mede te werken in zake
voorschriften, die zijn patiënten kunnen schaden.

Het verplichtend stellen van ontsmetting zou kun-
nen helpen, maar dan blijft de moeilijkheid der bepa-
hng van het tijdstip daarvoor. Een officieele besmet-
tingsduur voor elke ziekte, zooals Moinat wil, vast te
stellen, zal bezwaarlijk gaan — behoudens bij Mazelen
en Kinkhoest, waar ontsmetting minder noodig is en men
eenvoudig een termijn zal moeten stellen voor het
schoolverbod (zie § 6) — omdat men een herstelden
of zich hersteld voelenden patiënt niet voorloopig te huis
kan houden, en het geen zin heeft het huis van den

15

-ocr page 238-

--- 226 -- •

lijder nog besmet te verklaren als deze reeds vrij
rondloopt.

De ontsmetting zal dus moeten geschieden na afloop
der ziekte, doch vóórdat de zieke zich in het vrije verkeer
begeeft. Nu zal elke arts op een gegeven tijdstip c.q.
zijn patienten voor genezen houden; een verklaring
daaromtrent zal dus niet die moeilijkheden opleveren,
als die omtrent het geweken gevaar. Hoe men het
keere of draaie, bij handhaving van het „kenmerk"
zal dit zonder een of andere geneeskundige verklaring
wel niet kunnen worden verwijderd.

Wel zou het kenmerk, mits behoorlijke maatre-
gelen van isoleering en zoo noodig van desinfectie tijdens
de ziekte genomen worden, in de meeste gevallen
overbodig zijn te achten. Echter acht de Pruisische
memorie van toelichting op de wet van 1905 het toch
van veel belang, juist om door beperkingen van het
verkeer met de besmette woning de isoleeringsmaat-
regolen gemakkelijker uitvoerbaar te maken.

Het Inspecteurs-ontwerp van \'95 wil het ken-
merk, als in de Epidemiewet is aangegeven, laten
blijven, totdat uit een geneeskundige verklaring is ge-
bleken, dat de ziekte geweken is en ontsmetting, voor
zoover door den arts noodig geacht, heeft plaats gehad.

Minister Lohman (1889) deed hetzelfde voorstel.
De medicus wordt niet alleen met de verklaring, maar
ook nog met de beslissing in zake al of niet-ontsmotton
bezwaard. Hoewel het groote vertrouwen in do genees-
kundigen zeer op prijs diont te worden gesteld en zeker
een prikkel is om niet te transigeeren, blijft het toch
ongewenscht, den huisarts, die vooral voor de belangen
van zijn chent heeft te waken, ook met do zorg voor

-ocr page 239-

-- 694 - •

het algemeen speciaal te belasten. Als regel behoort
die laatste zorg aan ambtenaren, onafhankelijke per-
sonen dus, te worden toevertrouwd.

De proeve van \'94 had een ander voorstel gebracht,
dat, hoewel de Inspecteurs blijkens hun bovenaange-
haald ontwerp er zich niet mede konden vereenigen,
mij nog niet zoo verwerpelijk voorkomt. Men ging daarbij
eveneens uit van de ervaring, dat het kenmerk aanlei-
ding geeft tot verheimelijken van ziektegevallen en
wilde alleen de bevoegdheid geven, dus niet de ver-
plichting opleggen, om in gevallen van Cholera, Ty-
phus, Roodvonk, Diphtherie of Pokkon, het huis te
kenmerken. De Burgemeester zou hiertoe kunnen over-
gaan, indien zijn eischen omtrent veiligheidsmaatregelen
niet worden ingewilligd.

Ook inzake do verklaring gaf zij eon oplossing.
Woningen of vaartuigen, waarin een besmettelijke ziokto
voorgekomen is, worden na vervoer, herstel of over-
lijden der aangetaste personen en na afloop der
voorgeschreven maatregelen op advies van den gemeente-
geneesheer door den Burgemeester verklaard vrij te
zijn van besmetting.

De huisarts, indien hij althans niet tevens genieento-
geneesheer is, wordt dus niet in den maatregel betrokken.
Waar echter in dit ontwerp geen dwingende isoleerings-
voorschrifton werden gegeven, kreeg do Burgemeester
oen wel wat zeer ruime macht, om door het dreigen met
kenmerken, eischen omtrent veilighoidsmajitrogolon uit-
gevoerd te zien. Dat bezwaar zou, indien die afzonde-
rings-voorschriften wèl wordon gegeven, vervallen. Voor
die ziekten althans, die niet zoo gevaarlijk zijn, of een
isoleering in huis zou gevoegelijk kunnen worden toe-

-ocr page 240-

--

gestaan, bijv. bij Roodvonk en Diphtherie, zou een der-
gelijk voorschrift wel overweging verdienen.

De Commissie van 1903 dringt niet ten onrechte
op inkrimping van het kenmerk-gebod, ook zelfs van
het formaat, aan, omdat zoo dikwijls ter ontkoming
aan het gehate briefje verkeerde of geen aangifte wordt
gedaan. Door beperking van dien maatregel en bijgevolg
getrouwere aangifte zou men komen tot juistere ziekte-
en sterftecijfers dan nu; zelfs zouden deze verbeteren,
zegt zij. Toch zeker niet zoo op te vatten, dat minder
personen ziek zouden \'worden, respectievelijk sterven!

Het ontwerp 1903 bepaalt, dat woningen waarin
Cholera, Febris petechialis en Pest voorkomen, moeten
worden gekenmerkt. In gevallen van Mazelen, Roodvonk
en Diphtherie behoeft alleen de ziekenkamer van een
kenmerk te worden voorzien; iets geheel nieuws, in geen
enkel ontwerp of wet tot nog toe genoemd.

Dat bij Cholera het kenmerk een plaats vindo,
wordt door haar voorgestaan, omdat zij meent aldus
paniek, te kunnen voorkomen: het kenmerk is een aan-
wijzing dat maatregelen worden genomen. Nu is eon
paniek iets onberekenbaars; evengoed zou juist hot
briefje aanleiding kunnen gevon tot het ontstaan daarvan
als do vrees dat geen maatregelen, genomen worden.
Het aangevoerde kan dus nimmer eon goed motief ge-
noemd worden.

Bij welke ziekten men don maatregel moot toepas-
sen, hangt alleen af van het meerdere of mindere gevaar
voor besmetting, dat bij Dysonterio on Typhus wellicht
grooter is, althans door onmiddellijk contact met den
lijder, dan bij Cholera. Hot gevaar om door levens-
middelen besmot to worden, bestaat bij allo drie vrijwel

-ocr page 241-

  229 - •

gelijk, men moet dus ten hunnen opzichte in zake het
kenmerk gelijke voorschriften geven.

De opmerking, dat lijders aan chronische Dysenterie
zich vrijelijk overal plegen te bewegen, dat voor hen
een kenmerk niet zal helpen, geldt evenzeer voor lijders(?)
aan latente Cholera, voor bacillendragers van allerlei
aard, en voor Typhus ambulatorius.

De besmettelijkheid van Typhus te minachten we-
gens het feit (?), dat zij in hospitalen straffeloos te
midden van andere lijders verpleegd worden is onjuist,
daar dit feit alleen zou pleiten voor de goede en voor-
zichtige verpleging.

Van Dysenterie daarentegen is juist in een zieken-
huis, het Utrechtsche, de groote besmettelijkheid ge-
bleken (zie p. 215).

Het kenmerken der ziekenkamer is iets bijzonders,
de controle op de naleving van zoo\'n gebod is lang
niet gemakkelijk, immers hebben de politiebeambten niet
het recht zoo maar een woning to betreden. Nog
nieuwer ware het kenmerken van hot bod of do bed-
stede of heel oud, maar ook afdoende, het kenmerken
van den lijder!

Hot kenmerk wordt, volgons dit ontwerp, op last
van don Burgemeester verwijderd, nadat blijkens genees-
kundige verklaring hot gevaar voor besmetting gewe-
ken is.

Bepalingen omtrent do kosten van hot kenmerk
en het van buiten aanbrengen zijn, tot ergernis van
Dr. Oosterbaan, vergoten. Do Rapportour beweert, dat
do kosten ook in do Epidemiewet niet zijn genoemd,
hetgeen eon vergissing is, — wetten lezen is al oven
moeiolijk als wetten maken, — en dat de Burgemees-

-ocr page 242-

----- 230 -- •

ter er wel voor zal zorgen, dat het behoorlijk zichtbaar
wordt aangebracht. Dat staat echter nog te bezien.

De Commissie van 1905 vindt in het algemeen
het kenmerken van de woning bij voldoende desinfectie
onnoodig; zij stelt zich dus op zuiver bacteriologisch
standpunt. Practisch dient men echter h.i. uit te gaan
van de veronderstelling, dat die niet steeds behoorlijk
geschiedt, en zij vraagt zich af, welke consequenties
daaruit voor den wetgever geboren worden. Het ken-
merken, dat zij voorstaat in gevallen van Cholera,
Typhus, Dysenterie, Pokken, Pest, Roodvonk, Diphtherie,
Meningitis cerebrospinalis epidemica en Typhus exan-
thematicus beoogt volgens haar drieërlei:

V. het publiek te waarschuwen voor binnentreden;

2°. binnentredenden te waarschuwen voor gebruik
van spijs en drank;

3°. een waarschuwing om geen voor inwendig ge-
bruik bestemde artikelen te koopen in het van
het kenmerk voorziene huis.

Echter is de Commissie er zich wel van bewust,
dat k-enmerken aanleiding geeft tot verzwijgen van do
ziekte en dat moeilijk kan worden aangegeven welk
belang het zwaarste weegt.

Dat nu aan huizen, waar Mazelen of Kinkhoest voor-
komen, geen kenmerk wordt gewenscht, is uit oen
practisch oogpunt misschien wel goed, omdat do zieke
kinderen zich vaak buitenshuis begeven, maar blijft hard
tegenover die ouders, welke hun kinderen zoo min mo-
gelijk aan de besmetting willen prijsgeven.

Art.\'21 der Epidemiewet bepaalt, dat de Burge-
meester het heerschen van epidemieën moet bekend

-ocr page 243-

- 231 - •

maken en een wekelijksche mededeeling van het aantal
ziekte- en sterfgevallen moet doen. Bovendien moet van
Cholera en Pest, zoodra zij voorkomen, aankondiging
plaats hebben met dagelijkscho opgave van het aantal
sterfgevallen in 24 uur (art. 24).

Deze bepalingen zijn gemaakt om door het verstrek-
ken van volledige inlichtingen gevaar voor overdrijving
te voorkomen. Bij de beraadslagingen in de Kamer
over het wetsontwerp deed de regeering de mededee-
ling, dat die publiciteit, tijdens de Choleraepidemie van
1866 en 1867 en ook bij do Pokkenepidemie in \'72
de proef had doorstaan en bijna algemeen werd ge-
waardeerd. Juiste kennis gaat onbestemde vrees tegen.
Echter vreesden sommige leden juist door de open-
baarmaking vrees te veroorzaken, andere vonden den
maatregel in groote plaatsen wol, in kleine daarentegen
niet op zijn plaats.

Het ontwerp van 1903 wil publiciteit in gevallen
van Typhus, Dysenterie, Mazelen, Roodvonk en Diph-
therie zoo hun uitbreiding door den Hoofdinapocteur
is geconstateerd. Wekelijks moot dan het aantal der
ziekte- en sterfgevallen openbaar worden gemaakt.

Zoodra een goval van Cholera, Febris petechialis.
Pokkon of Post zich voordoet, moet dat tor kennis van
het publiek wordon gebracht, met wekelijksche opgave
van het aantal sterfgevallen zoo de ziekte toeneemt.

Wij jongeren hebben nog nimmer belangrijke epi-
demieijn medegemaakt, kunnen ons dus omtrent de heer-
schende vrees daarbij geen voorstelling maken. Waarom
echter do bepalingen van do Epidemiewet op dit punt
zouden moeten worden veranderd is mij niet duidelijk.
Dr. Oosterbaan was geenszins tevreden met de wijziging.

-ocr page 244-

-- 232 ----- •

door de Commissie van 1903 voorgesteld. Die van
1905 bracht geen wijzigingen aan.

Het kenmerken is volgens de Duitsche en de
Pruisische wet bij sommige ziekten (zie tabel) aan de
politie overgelaten, en geschiedt dan mede \'s nachts,
door een lantaarn. Overigens zijn geen uitvoerige voor-
schriften daaromtrent gegeven. In Frankrijk en Engeland
schijnt het niet te worden toegepast.

Conclusiën:

1°. Huizen, woonwagens en vaartuigen, waarin ge-
vallen voorkomen van Febris petechialis. Pok-
ken, Pest worden gekenmerkt.

2°. De Burgemeester is bevoegd huizen, woonwa-
gens en vaartuigen, waarin gevallen voorkomen
van Cholera, Typhus, Dysenterie, Roodvonk,
Diphtherie of Meningitis cerebrospinalis epide-
mica te kenmerken.

3°. Het kenmerk wordt verwijderd op last van den
Burgemeester, na afloop der ziekte, na hot
overlijden, of verhuizen der lijders, c. q. nadat
• ontsmetting hooft plaats gehad.

4°. De publiciteit van ziekte- en sterfgevallen wor-
de geregeld als in do Epidemiowet is geschied.

-ocr page 245-

§ 13. Buitengewone maatregelen.

J^LHOEWEL in de Epidemiewet geen buitengewone

maatregelen in een bepaalde rubriek worden opge-
nomen, zijn zij er toch in te vinden. Bij epidemieën
van Cholera, Pokken, Roodvonk en Pest worden jaar-
markten en kermissen geschorst (art. 22), terwijl bij andere
epidemieën, zoo de schorsing niet al reeds door het ge-
meentebestuur geschied is, daartoe door de Kroon kan wor-
den overgegaan (art. 23). Of\' een ziekte epidemisch voor-
komt wordt door den Inspecteur bepa<\'ild (art. 21).
Bovendien worden dan de in de vorige § genoemde
voorschriften betreffende publiciteit van kracht.

De proeve van \'94 stelde een geheel andere rege-
ling voor. In hare toelichting heet het, dat die epide-
misch-verklariug, zooals zij bij de wet van \'72 is om-
schreven, een bloot statistische, administratieve maat-
regel is, die veel last en schade kan berokkenen
zonder eenig sanitair voordeel af te werpen. Het voor-
deel van verminderd contact door sluiten van jaar-
markten en kermissen is echter niet zoo gering te schat-
ten als hier geschiedde, dunkt mij.

Bij Koninklijke Besluiten zouden voor óón jaar
geldende bepalingen worden vastgesteld omtrent in-
en doorvoer van goederen, afkomstig uit streken of
plaatsen, binnens- of buitenslands gelegen, waar een der

-ocr page 246-

- 234 - •

genoemde besmettelijke ziekten^) of wel Pest of Gele
Koorts in zoodanige mate heerschen, dat een bijzonder
gevaar voor de verspreiding der ziekte moet worden
gevreesd (epidemie dus). Op gelijke wijze kunnen bepa-
lingen worden gesteld omtrent de afzondering van per-
sonen, die in bovenbedoelde streken of plaatsen gedu-
rende de laatste maanden vertoefden.

Liggen de besmette plaatsen binnenslands, dan kun-
nen de bepalingen ook den uitvoer van voonverpen
daaruit treffen. Ontsmettingsbepalingen zijn op die plaat-
sen en goederen van toepassing.

Op deze wijze werd voor de besmette streek of
stad een soort van staat van beleg geschapen, waarbij
aan de Regeering grootere bevoegdheid tot stuiting van
het besmettingsgevaar is toegekend.

Terwijl deze bepaling veel overeenkomst heeft met
die, opgenomen in de wet van \'84, houdende buiten-
gewone maatregelen tegen sommige besmettelijke ziek-
ten, is toch ook de epidemie-idee, hoewel niet mot
name zoo genoemd, er in opgonomen. Of de bepaling
minder last zou geven dan de artikelen omtrent jaar-
markten en kermissen is zeker de vraag; dat zij onvol-
ledig is, waar alleen van afzondering en niet van
onderzoek wordt gewaagd, is zeker; dat zij te ver gaat
waar van maanden wordt gesproken staat vast.

Dat epidemisch-verklaring een bloot administratieve
maatregel zou zijn, is onwaar.

Prof. Fokker wijst er op, dat de bacteriologie do
epidemiologie dreigt te verstikken. Dat zou zeker niet
wenschelijk zijn. Hoewel wij nog niet al de voonvaarden,
waaronder een ziekte tot epidemische uitbreiding geraakt.

\') Zio tabol p. 121.

-ocr page 247-

----- 235 ------ •

kennen, moet toch de epidemisch-verklaring gehandhaafd
worden. Bij epidemieën zijn, omdat het besmettings-
gevaar veel vergroot is, zeker uitgebreider maatregelen
op hun plaats, dan bij een geïsoleerd voorkomen van
ziekte-gevallen. De commerciëele schade van een epi-
demisch-verklaring, welke zeker niet gering te schatten is,
maakt die tot een voortreffelijk dreigmiddel, waardoor
de Inspecteurs van onwillige gemeentebesturen vol-
doende maatregelen kunnen verkrijgen (vergelijke § 2).

Het Inspecteurs-ontwerp van \'95 stelde vrijwel gelijke
regeling voor als de proeve van \'94, noemde echter
uitdrukkelijk het heerschen of dreigen van epidemieën
als voonvaarde voor de buitengewone, door de Kroon
to nemen maatregelen.

Het isoleeren van personen uit besmette plaatsen
vervalt; opgenomen worden het isoleeren van zieken,
het verbod van vervoer van voorwerpen en van het bin-
nentreden van gekenmerkte woningen.

Kermissen, jaarmarkten en dergelijke volksbijeen-
komsten kunnen worden verboden.

Onder buitengewone maatregelen behoort ook do
door hen voorgestane bevoegdheid van den Burge-
meester om ten tijde van het voorkomen van besmette-
lijke ziekte, dus niet alleen bij epidemieën, zoo noodig
pompen en andere drinkwater-gelegenheden af te sluiten
en evenzoo in huizen, keeten of vaartuigen, waar voe-
dingsmiddelen of dranken, kleedingstukken of lompen
worden verkocht of verwerkt, on in slaapsteden,
koffiehuizen of logementen, voor zoolang dio alle van
hot kenmerk zijn voorzien, de uitoefening van nering
of bedrijf te verbieden.

-ocr page 248-

-- 236 - •

In het ontwerp van 1903 nemen de buitengewone
bepalingen een eigenaardige plaats in, daar zij niet
bepaald gebonden zijn aan buitengewone omstandig-
heden. Zoo wordt de bevoegdheid tot ontsmetten nergens
anders dan onder de buitengewone bepalingen aange-
troffen (zie Hoofdst. IH § 8). Zij staan dus niet op gelijke
hoogte als dezelfde maatregelen in andere ontwerpen;
evenmin kan de Wet, houdende buitengewone maatre-
gelen tegen enkele besmettelijke ziekten, door hen wor-
den vervangen, daar op het grensverkeer en den in-
en doorvoer niet gelet is. Aangezien de Commissie van
deze wet niet rept, kan worden aangenomen, dat zij
in haar gedachtengang moet blijven zooals zij is.

De Burgemeester is na gepleegd overleg met den
Hoofdinspecteur (later na opmerking van Dr. Oostorbaan
ook met den „ Ziekteninspecteur") of met den Voorzitter van
de gezondheidscommissie of in spoedeischende geval-
len met eon in do gemeente praktizoorend gonees-
kundige, bevoegd buitengewone maatrogelen to nomen. Hij
mag lijders of verdachten in of buiten hun huis isoleeren;
het uitoèfonen van noring of bedrijf in brandpunten
(woningen, woonwagens, vaartuigen) of dreigende brand-
punten van besmetting verbieden; dezelfde huizon enz.
ontsmetten; voorwerpen, dranken, voedingsmiddelen,
die onder verdenking staan of van welke bewezen is,
dat zij schadelijk zijn voor do gezondheid, in beslag
nemen, onteigenen on zoo noodig vernietigen.

De Burgemeester kan scholen geheel of gedeeltelijk
sluiten, muilkorven voorschrijven, pompen on andere
drinkwatervoorzieningen afsluiten, kermissen, jaarmark-
ten en vergaderingen verbieden. Hij is bevoogd maat-
regelen, waardoor ieder zich on de zijnen togen dreigende

-ocr page 249-

- 237 -- •

ziekte kan beveiligen, op ruime schaal bekend te
maken.

Mij dunkt, eenige limiet aan de buitengewoonheid
te stellen ware toch wel gewenscht, bijv. beperking tot
enkele ziekten (conform de Wet van 2G April \'84).

Dr. Oosterbaan vindt het niet goed, dat c. q.
overleg met den Voorzitter der gezondheidscommissie
gepleegd wordt, omdat deze lang niet altijd een des-
kundige is.

De bevoegdheid tot isoleeren gaat in het ontwerp
van 1908 te ver; ziekten als Trichinose, die voor anderen
niet gevaarlijk zijn, hadden moeten worden uitgesloten,
ook al beweert de rapporteur, dat voor een verstandig,
goedwillend Burgemeester dat niet noodig noodig is.

Dat de Kroon niet speciaal bevoegd is tot ingrijpen,
waar het gemeentebestuur in verzuim is, verantwoordt
de rapporteur door te wijzen op art. 126 van de ge-
meentewet, waar haar de bevoegdheid is verleend tot
geven van bevelen betrekking hebbende op de uitvoering
van wetten.

De epidemisch-verklaring is vervallen; voor epi-
demie komt in de plaats hot begrip: uitbreiding der
ziekte. De Commissie onderscheidt: of eon eerste geval
zich voordoet, of de gevallen zich vermeerderen on of er
uitbreiding plaats hooft (zio ook Hoofdst. 111 § 2). Tot dio
uitbreiding, welke dus tot zekere hoogte samenvalt mot
epidemie, maar niet een blijvendon toestand aanduidt,
besluit do Inspecteur uit de hem verstrekte opgaven.
De maatregelen beperken zich tot meerdere publicatie,
tenzij do Burgomeestei zich bovendien bedient van zijn
buitengewone bevoegdheden.

De Commissie van 1905 wil bij eon nieuwe wet de

-ocr page 250-

— Ê38 -

buitengewone maatregelen belangrijk uitbreiden, zij ver-
staat daaronder:

afzonderen van lijders aan besmettelijke ziekten;
verbod tot het uitoefenen van nering of bedrijf
in woningen, die een brandpunt van besmetting drei-
gen te worden;

het sluiten van scholen of schoolklassen;
, het afsluiten van pompen en andere drinkwater-
gelegenheden, evenzoo openbare badinrichtingen;

het verbieden van kermissen, markten, vergade-
ringen enz. bij epidemieën en dreigende epidemieën.

De afzondering van lijders en het sluiten van
scholen zijn in de betreffende paragrafen reeds besproken.
Het verbod tot het uitoefenen van nering en bedrijf,
bijv. bij het voorkomen van Typhus in melkslijterijen,
zou gewenscht zijn: echter is een afdoende formuleering
van zoo\'n verbod niet gemakkelijk en kon worden vol-
staan met het geven van bevoegdheid daartoe aan den
Burgemeester op advies van den Inspecteur, mits dat
advies steeds worde opgevolgd. Hetzelfde zou kunnen
gelden voor het sluiten van pompen en badinrichtingen.

De epidemisch-verklaring door den Inspecteur, bij
gebrek aan afdoende definitie wat onder epidemie is
te verstaan behoort to worden gehandhaafd. Door dio
verklaring komen de publicatievoorschrifton tot uitvoe-
ring, tenvijl het verbod van jaar-, week- en veemark-
ten, benevens kermissen voor de moor ernstige ziekten,
Pest, Cholera, Typhus exan thematicus. Pokken en
Roodvonk blijve; bij de andere, kan het aan den Bur-
gemeester worden overgelaten, gehoord advies van
den Hoofdinspecteur. Evenzoo kon het verbieden van

-ocr page 251-

---

andere vergaderingen e. d. ten tijde van epidemieën
aan den Burgemeester worden overgelaten.

Conclusiën:

P. Op advies van den plaatselijken inspecteur is de
Burgemeester bevoegd, tijdelijk de uitoefening van
nering of bedrijf in besmette huizen, woningen,
woonwagens, vaartuigen, fabrieken, melkerijen,
enz. te verbieden, wanneer daardoor besmetting
kan worden voorkomen.

2". Op advies van dienzelfden inspecteur is de Bur-
gemeester bevoegd pompen, drinkwater-voor-
zieningen, bad- en zweminrichtingen te sluiten,
wanneer daardoor besmetting kan worden
voorkomen.

3°. de Hoofd-inspecteur bepaalt of een ziekto epide-
misch heerscht, en geeft daarvan kennis aan
den Burgemeester.

4". a. Jaar-, week- en veemarkten, zoomede ker-
missen wordon bij epidemieën van Pest, Cliolera,
Typhus exanthematicus, Pokken en Roodvonk
geschorst.

b. Bij epidemieën van Dysenterie, Typhus, Ma-
zelen, Kinkhoest, Meningitis cerebros. epidemica,
Diphtherie is de Burgemeester, den Hoofdinspec-
teur gehoord, tot gelijke maatregelen bevoogd.

b\'*. Bij voorkomen van epidemieën van do sub 4 ge-
noemde ziekten mag de Burgemeester, gehoord
advies van den Hoofdinspecteur, ook andere
groote vergaderingen en bijeenkomsten ver-
bieden.

-ocr page 252-

§ 14. Binnentreden van woningen. Vaststelling
van verordeningen. Strafbepalingen.

I^E artikelen regelende het binnentreden van woningen
ter controle van do gegeven voorschriften, voorts
die, gevende bevoegdheid tot het vaststellen van ver-
ordeningen en eindelijk de strafbepalingen zijn uit een
geneeskundig oogpunt van minder belang.

Van de zijde der Inspecteurs is aangedrongen op
een ruimer bevoegdheid tot binnentreden van woningen,
dan in de Epidemiewet is gegeven; de vermelding van
het feit kan volstaan.

Slotopmerking.

De Quarantainewet en do wot van 20 April \'84
houdende buitengewone maatregelen bij sommige besmet-
telijke ziekten, in Hoofdstuk I § 2 en 3 besproken,
kunnen m.i. in hoofdzaak ongewijzigd blijven bestaan.
Alleen zou Gele Koorts, op gronden vroeger vermeld,
daaruit behooren to worden geschrapt. Beido wetten
geven door hun ruime bewoording voldoende vrijheid
om de wijzigingen in de inzichten omtrent ziektenbe-
strijding te volgen.

-ocr page 253- -ocr page 254- -ocr page 255-

STELLINGEN.

-ocr page 256- -ocr page 257-

STELLINGEN.

I. Sluiten van scholen ter voorkoming of bejDerking
van infectie met Mazelen moet in een wet op
besmettelijke ziekten worden opgenomen.

II. Zonder voldoende gronden beweert Dr. P. V. Astro,
dat de toeneming der earcinoomsterfte in de
gemeente Utrecht een schijnbare is en geen ware.

III. De aetiologio van een pleuritis exsudativa sero-
fibrinosa is niet van invloed bij de beslissing of
men al dan niet tot paracentese moet overgaan.

IV. Bij colica mucosa zijn de aanvallen primair aan
de vorming dor membranen.

V. Een in de buikholte bij operatie achtergebleven
steriele compres geeft zelden tot algemeene peri-
tonitis aanleiding. Het tollen dor compressen vóór
en na de operatie, ter voorkoming van het
ongeval, is geen aanbevelenswaardige methode.

VI. Alleen indien bij fractura patellae het strekvor-
mogen geleden heeft en diastase der fragmenten
besttiat, moet, en dan zoo vroeg mogelijk, een
beennaad worden aangelegd.

-ocr page 258-

Vn. Het door Prof. van der Hoeven aanbevolen vroeg-
tijdig breken der vliezen bij den partus is geenszins
een nieuwe methode. Haar toepassing verdient in
het algemeen meer te worden overwogen.

Vm. Dat het geraken van chorionvlokken of vlokken-
deelen in de moederlijke circulatie physiologisch
zou zijn, is nog bij lange na niet als vaststaande
aan te nemen.

IX. Infectie met Tuberculose door inhalatie komt niet
direct in de longen tot stand; zij geschiedt via
het darmkanaal.

X. De behandehng van tuberculose-lijders met tuber-
culine-Denys verdient ook in de dagelijkscho praktijk
meer toepassing.

XI. Totale atrophic van den Nervus opticus door arterio-
sclerosis komt uitsluitend tot stand door druk van
de arteriosclerotische Ai\'teria Carotis Interna op
de zenuw en buiten den beenigen Canalis Opticus.

XU. Bij het stellen van do vroeg-diagnoso van Long-
tuberculose moet aan inspectie en auscultatie de
meeste waarde wordon toegekend.

XIH. Meerder verband tusschen de academische lossen
voor en na het candidaatsexamen in de gen\'eeskundo
is een dringende eisch.

-ocr page 259-

.....

\'■SÄ:

It

...

\' \'c -"ij ■ \'-\'.\'

.! • ,< ■ l

■ ^

■ ■ f. \'

\' ■

-ocr page 260-

mmM

\' f\' \'.

•■■■i^

■•\'.> i/ 1. \'• ■
Njf/..: ,

V
.......

Î

-ocr page 261-

\'■■"fcV-\'.J .A;

-ocr page 262-