-ocr page 1-

Diss. Utrecht 19O7
V.E. Nierstrasz . i

- 1

"Ai

-ocr page 2- -ocr page 3-
-ocr page 4-

■■y/;:. ■ , ■ - - •

■•m

r

- /■

\' \' Y\'

m

- . * \'

■• A\'

y

m

m

-ocr page 5-

4 -

RAUWOLFÏNEalsHARTGIF

UTRECHT :: A. OOSTHOEK :: 1907

PROEFSCHRIFT TER VERKRIJGING VAN DEN GRAAD VAN

DOCTOR IN DE GENEESKUNDE

AAN DE RIJKS-UNIVERSITEIT TE UTRECHT NA MACHTI-
GING VAN DEN RECTOR-MAGNIFICUS D
r. S, D. VAN VEEN
HOOGLEERAAR IN DE FACULTEIT DER GODGELEERDHEID
VOLGENS BESLUIT VAN DEN SENAAT DER UNIVERSI-
TEIT TEGEN DE BEDENKINGEN VAN DE FACULTEIT
DER GENEESKUNDE TE VERDEDIGEN OP DINSDAG
12
FEBRUARI 1907 DES NAMIDDAGS TE 4 UUR DOOR

VICTOR EMILIUS NIERSTRASZ

GEBOREN TE SLUIS —\' —---

-ocr page 6-

■■ -r, - ■

: ■

-ocr page 7-

AAN MIJNE OUDERS.

w-fm

-ocr page 8-

lî- -\'\'Ä

/ \' a

> ■ ■. V ,

ill; .

■ ;

-ocr page 9-

Nu mijn proefschrift gereed is, %oil ik degenen, die
mijne studie leidden, gedenken.

U Hooggeleerde Zwaardemaker, Hooggeachte pro-
motor allereerst. In de zachte atmosfeer van uw
laboratorium heeft mijn werk kunnen gedijen; uwe
persoonlijkheid loist zoozeer ontmoedigingen of teleur-
stellingen op dm achtergrond te dringen, terwijl uwe
groote hidpvaardigheid menigmaal de juiste richting
op dwaalpimten aangaf.

Ik spreek u hiervoor mijn warmen dank uit.

Ook u. Hoogleeraren en Lectoreti der Medische en
Philosofische faculteit, komt mijn erkentelijkheid toe,
daar ik u mijne medische vorming verschuldigd ben.

Ten slotte kan ik niet nalaten mijne dankbaarheid
te doen weten aan u, Dr. Stephan en Dr. Verioey
voor het vele, dat mijne practische bekwaamheid,
tijdens mijn assistentschap in het Biirgerziekenhiiis
te Amsterdam, onder uwe leiding is ten goede ge-
komen.

-ocr page 10-

ÉÉMÂ\'"

"iV:

-■V.

■■ „v\'.

-ocr page 11-

INLEIDING.

In de r\\j der talryke physiologische problemen neemt de
strijdvraag over heb wezen der hartrhythmiek nog alt^d eene
belangryke plaats in. De talrjjke onderzoekingen hieromtrent
hebben geenszins tot eene eensgezinde opvatting geleid: nog
altyd staat de neurogene verklaring tegenover de, wel is waar
veldwinnende, z.g. myogene theorie. Toch zal ieder physioloog
toegeven, dat de onderzookers, die de laatste theorie huldigen,
eene fijne en diepe analyse der hartswerking geleverd hebben,
en onze voorstelling hieromtrent helderder is geworden dan over
de functie der meeste andere organen het geval is. Vooral do
reuzenarbeid van Engolmann heeft hiertoe veel bygedragen.

Terwyi nu aanvankelijk de physiologen het normaal werkende
hart aan oen onderzoek onderwierpen, leek het ons niet onbe-
langrijk om in navolging van W. Straub, E. Harnack
en anderen de hartswerking uit oen toxicologisch gezichtspunt
te ontleden en na te gaan of de afwijkingen der normale
werking, onder invloed van eene vergiftiging ontstaan, zich
eveneens onder het licht der myogene theorie ongedwongen
verklaren laten. Zoor doelmatig bleok daarbij de vergelijking
mot ganglienvriJe hartsdeelen of harten. Immors wanneer
hierbij do vorschijnsolon van donzelfden aard zijn als bij het
ganglionvrije kikvorschhart, geeft dit oen grond te moer
om ook bij dit laatste on bij de harten van hoogere dieren
een spierintoxicatie als oorzaak der afwijkingen aanrto nemen.
To meer is dit hot geval, wanneer do afwijkingen langs
myogonen weg verklaard kunnen worden, hotgeon, gelijk we
hopen te demonstreeren voor hot straks to beschrijvon ver-
giftigingabeeld, het geval mag geachc worden.

-ocr page 12-

W\'C.-\':.-^. ■ . . A J \' . • ,v ■ • \'ié

a\'

«

■.<. \'v . ufic^\'

- ......

-ocr page 13-

INHOUD.

HOOFDSTUK I. Bladz.

Chemische en toxische bijzonderheden van Rauwolfine 1
HOOFDSTUK II.

Algemeen toxicologische werking op den kikvorsch . 5
§ 1. Vaststelling der toxische en letale dosis ... 5
§ 2. Toxische werking op centrale zenuwstelsel, peri-
phere zeniiwen en spieren.......... 6

§ 3. Toxische invloed op ademhaling en bloedsqualiteit 11

§ 4. Toxische werking op het hart.......15

§ 5. Oorzaak van den algemeenen dood.....18

§ 6. Waarde der kleurreactie met salpeterzuur . . 19
HOOFDSTUK III.

Analyse der vergiftigingsverschynselen van het hart 22
§ 1. Hulpmiddelen bü het onderzoek gebruikt . . . 22
§ 2. Beschrijving der vergiftigingsvorschünselen . . 28
§ 8. Wyziging der prikkelbaarheid onder invloed dor

vergiftiging...............93

HOOFDSTUK IV.

Opname van het vergif............107

HOOFDSTUK V.

Invloed van inwendigen drukverliooging op de working
van het onvergiftigdo en vergiftigde hart .... 128
HOOFDSTUK VI.

Invloed van tomperatuursverhooging on -verlaging
op do hartswerkiug vóór en na vergiftiging . . . 129
HOOFDSTUK VII.

Invloed van rauwolflne op de gangliënvrüe hartsdeelen

en harten................147

HOOFDSTUK VIII.

Binding van hot gif.............1(54

Samenvatting................168

-ocr page 14-

iv,-.\'.^:-. ..

-v 1. < ■ ■ i . - ,

• ■ . " /• ■ ■ \'

i*. - \' . :

\' . x-ï» \'- \' y"^/\' \' t •

"S

■ • , . M f* . . ■■
■J \' 4 \'

. il;

♦ r

■f

I.-

- J I

ft-

■W\'kÂ

-ocr page 15-

HOOFDSTUK 1.

Chemische en toxische bijzonderheden yan
Kaïiwolfine.

In een toxicologisch onderzoek, waarby men de
werking van een gif op een of ander orgaan wil
onderzoeken, besluit men tot eene vergiftiging van
dat orgaan, wanneer dit onder den invloed van het
vergif abnormale verschynselen vertoont. Niet onbe-
langrijk ware het zulks ook nog op andere, meer
directe wyze, na te gaan en wel door te trachten
het gif chemisch in het vergiftigde orgaan aan
te toonen. Deze wijze van onderzoek is nog zuiver-
der dan eene andere methode, welke W. Straub^)
bezigde en waarbij een extract van een met veratrine
vergiftigd orgaan bij eene voor dat gif veel gevoeliger
diersoort geïnjicieerd werd om aldus den graad van
intoxicatie vast te stellen.

Door de vriendelijkheid van Prof. Wefers Bettink
werd ter onzer beschikking een gif gesteld, dat in
uiterst geringe hoeveelheid chemisch aantoonbaar is.
Dit gif, Rauwolflne genaamd, dat wel chemisch, doch
nog niet toxicologisch was onderzocht, is een alkaloïde,
waarvan vermoed werd, dat het een hartvergif zou

\') P f 1 ü g O r s Archiv. Bd. 93, S. 233.

-ocr page 16-

zijn. We vonden dat het gif spectroscopisch niets
abnormaals vertoonde en verder dat het draaiïngs-
vermogen voor gepolariseerd licht 86® 40\' rechts was,
wanneer het in waterige oplossing onderzocht werd,
berekend naar de formule « =-T—, waarin I de lengte

1 c

der polarisatorbuis, in decimeters uitgedrukt, voor-
stelt (2 d.M.), c de hoeveelheid actieve stof
(P/o hier) en a de waargenomen hoek van draaiing
(1° 44\'). Het chemisch onderzoek hebben we verder
laten rusten, daar Prof. Wefers Bettink daarover
spoedig eene studie zal publiceeren. De literatuur
omtrent de bereiding, aanwending enz. van dit
alkaloïde is zeer schaarsch en komt in hoofdzaak op
het volgende neer.

De eerste, die het alkaloïde afzonderde, was J. F.
Eykman, die het in 1887 uit den wortel van een
der Rauwolfiasoorten, n.l. Ophioxylon (= Rauwolfia)
serpentinum bereidde en wel op de volgende wijze\'):
Bij verdamping van het alkoholische aftreksel en
behandeling van het residu met water lost, bij uit-
schudden der vloeistof met chloroform, eene gele stof
op en slechts sporen van \'t alkaloïde. By de daarop-
volgende uitschudding der alkalisch gemaakte vloeistof
met chloroform, gaat daarin een alkaloïde over, hetwelk
in verdund zwavelzuur opgelost, met Mayer\'s
reagens, natronloog, ammoniak enz. sterke precipitaten
gaf. Deze stof is dus- een alkaloïde; later werd zij
door bewerkers der Pharmacographia Indica, pseudo-
brucine genoemd

■) Koloniaal museum Extrabiilletin 1894. Nuttige indiache
planten door Dr. M. Groshoff. Allev. I 1894.
\') Pharmacographia Indica.
II. bl. 416.

IV. (appendix) blz. 173.

-ocr page 17-

Dit Rauwolfla-alkaloïde bljjkt eene scherpe speciale
reactie te kunnen geven; by toevoeging van een
druppel salpeterzuur geeft het namelyk reeds in zeer
geringe sporen eene prachtige, kersroode verkleuring
(oxydatiereactie).

Het bittere alkaloïde uit deze Rauwolfiasoort zou
het giftige bestanddeel zyn en niet kristallijn ver-
kregen kunnen worden

Vele geneeskundige werkingen worden er verder
aan toegeschreven; \'t zou een wormafdrijvend middel
by paarden zijn, een koortsmiddel, een middel tegen
slangenbeten, tegen dysenterie, om baringsweeën op
te wekken

Prof. Wefers Bettink gaf ons het gif in twee
vormen n.1. Ie als chloride van het alkaloïde (kristallyn
verkregen, naar hy ons mededeelde), opgelost in
alkohol van 837oi zoodanig, dat de solutie ten slotte
17o van het gif bevatte; 2e als een twee procent
waterige oplossing van het tot droog uiigedampte
spiritueus extract van Rauwolfla.

Daar de voorraad van deze beide oplossingen gering
was, heb ik een deel myner experimenten met het
zout, een ander deel met de extractsolutie verricht,

\') Uit do bladeren vnn oon andore Rauwolfiasoort, n.1.
„Cyrtosiphonia" word een soortgelük kristalen alkaloïde ver-
kregen. Voor 13 ufo bleek een injectie van 10 m.gr. van dit
alkaloïde doodelUk te zlJn. Salpeterzuur geeft eerst een violette,
dan een helderroode verkleuring.

\') De worteibaBt van een andore Rauwolflasoort, n.1.
„Rauwoifia cauescens" wordt uitwendig als blaartrekkend,
inwendig als braak- on purgeerraiddel gebruikt, \'t Melksap
zou eon doodeiük vergif zyn; do bittere bast wordt verder
uitwendig togen parasitaire huidziekten, inwendig tegen
syphilis gebruikt en zou dienstig zUn om de genezing van
zwoeren bü mensch on dier te bevorderen.

-ocr page 18-

iets wat blijken zal geen verwikkelingen teweeg
gebracht te hebben. Slechts zy opgemerkt, dat uit
de alkoholische oplossing van het chloride vóór het
experiment steeds op een nader te beschreven wyze
de alkohol verwijderd werd.

-ocr page 19-

HOOFDSTUK H.

Algemeen toxicologische werking op den kikTorHeli.

§ I. Vaststelling der toxische en letale dosis.

Allereerst is het noodig een toxische en een letale
dosis vast te stellen, zoowel voor het chloride als
voor \'t extract.

Hiervoor werden altyd kikvorschen van ongeveer
gelyk gewicht (± 50 gram) gebruikt.
Voor het chloride zien we het volgende:
mgr. 0,125: geen effect
» 1,25: „

„ 6,25: eerst krampaanvallen, later verdwynen
hiervan en van de willekeurige bewegingen;
na eenige uren volkomen herstel.

\') D.iar oon injectlo alkohol van dezelfde concentratie ais in de
hier Rebrnikto oplossing eveneens den dood tengevolge heeft, is
de alkohol vorvangon door keukonzont0,07o. Om slechts sporen
alkohol to behouden, voogden wo bü do oplossing telkens
0,2 van ztJn volumen 0,67o keukenzout toe on dampten in tot
het oorsproukoiyko volumen. Dit herhaalden wo vyf maal,
zoodat de nieuwe oplossing eveneens P/o alkaloid-chloride
bevatto en
0,Q% keukenzout, terwyi men aan mocht nemen
datpractisch alle alkohol verdwenen was. Heb alkaloïde wordt
door het indampingsprocos niet vernietigd

-ocr page 20-

mgr. 12,50: eerst krampaanvallen, dan verlammings-
verschijnselen ; na eenige uren treedt de dood in.

Wat de extractsolutie aangaat vermelden we hier
slechts, dat uit latere mededeelingen blyken zal, dat
een dosis van 6 mgr. droog extract slechts voorbygaande
werking heeft, terwyl een van 10 m.gr. na eenige
uren doodelijk werkt; 20 m.gr. heeft na één uur
den dood tengevolge. De verschynselen waren van
denzelfden aard als bij het chloride.

We zien derhalve dat voor het chloride een dosis
van 10 mgr. en voor het extract een van 20 mgr. een
zeer werkzame dosis blijkt. We kunnen dus van de ge-
geven oplossingen ongeveer gelijke volumina gebrui-
ken om een ongeveer even groot effect te bereiken
(de extractoplossing bevatte immers 2 maal meer
vaste bestanddeelen dan die van het chloride).

§ 2. Toxische werking op centrale zenuwstelsel,
periphere zenuwen en spieren.

Onderzocht worden: reflexen, ademhaling, bloeds-
qualiteit.

1. Reflexen (als maatstaf voor de vergiftiging van
het zenuwstelsel.)

De mate van vergiftiging trachtte ik uit de reflex-
prikkelbaarheid te beoordeelen.

Deze onderzochten we:

a. met behulp van chemische reflexprikkels.

We maakten hiertoe gebruik van een 27oo zwavel-
zuursolutie, welke om de teenen van den te onder-
zoeken kikvorsch gebracht werd. By een normalen

-ocr page 21-

kikvorsch is deze oplossing in staat om aldus een
zeer sterken reflex te weeg te brengen. Om den
herseninvloed buiten te sluiten, werd het ruggemerg
altyd onder de medulla oblongata gekliefd en de
gemaakte opening met watten getamponeerd om
bloedverlies te voorkomen; daarna werd een half uur
gewacht om de irritatie, door het ingrypen veroorzaakt,
te doen verdwijnen. Na toediening van het rauwolfine
bepaalden we dan herhaaldelyk den reflextijd om
zoodoende te kunnen nagaan of deze allengs toenam en
of tenslotte zelfs een uitblijven van den reflex plaats had.

Het gif werd subcutaan toegediend in de ruglymph-
zak en een der dijlymphzakken. \'t Onderzoek vóór
en nd, toediening er van had altyd aan beide pooten
plaats. We geven in de onderstaande tabel slechts
\'t resultaat met een en dezelfde poot verkregen, weer,
onder opmerking, dat dat voor de andere hiermee nage-
noeg overeenstemt, \'t Zwavelzuur werd direct na het
tot stand komen van den reflex afgespoeld. We noemen
een ruggemergreflex verdwenen, wanneer deze, na een
minuut contact met het zwavelzuur, nog niet optreedt.

reflex voor de reflex

dosis. vergiftiging. na de vergiftiging.

40 mgr. extract, zeer sterk, 1 uur. veel zvvakker

eerst na 5 sec. eerst na 50 sec , ten
weldra na slotte na 5 sec.

2 sec. 1 u. 15 m. weg.

20 mgr. extraxt zeer sterk, 35 min. sterk,
na 4-2,5 sec. na 5 sec.

1 u. 45 m. vry sterk,

na 9-5 sec.

2 u. 5 m. na 15-8 sec.
2 u. 35 m. weg.

-ocr page 22-

De corneareflex was altijd nog intact by reeds
geheel verdwenen ruggeraergsreflexen.

h. Met electrische prikkeling

Na den kikker als in a toebereid te hebben, werd
door middel van een nauwkeurig te doseeren electrische
prikkel volgens een door den heer van Reekum^)
beschreven methode de huid van het benedenbeen
van den kikker geprikkeld en de voor een effect noodige
sterkte van den prikkel vóór en nä de vergiftiging vast-
gesteld. Het bleek dat deze voor het onvergiftigde
dier altyd van veel geringere waarde was dan voor
een vergiftigden kikvorsch.

c. Met mechanische prikkeling.

Zelfs een klemming der teenen met een pincet had
geen effect.

We zien uit al deze proefnemingen dat na vergiftiging
de reflexprikkelbaarheid voor chemische, electrische
en mechanische prikkels afneemt, hetwelk zich uit
in een längeren reflextyd of het noodig zijn van eene
versterking van den prikkel.

Ten slotte is de reflex-prikkelbaarheid geheel en al
opgeheven.

\') \'t Extract word altyd in OjO»/« keukenzout overgebracht,
daar \'t bleek dat eene waterige oplossing, in de dy geïnjicieerd,
den n. ischiadicus geheel verlamde, zoodat dozo zelfs, by directe
prikkeling, geen contractie meer tot stand kon brongen; de
andere n. ischiadicus was dan ook normaal prikkelbaar. Eon
keukenzoutsointio brengt deze verlamming niet te weeg; de
oorzaak ligt dus wel in het gedistilleerde water. De spieren
van liet bovenbeen waren dan ook hard geïnfiltreerd. Voor de
zekerheid injicïeerden we vorder altyd slechts in een der
dyiymphzakken om den invloed der injectie te kunnen contro-
loeren.

Diss. v. R e e k u m, Utrecht 1906.

-ocr page 23-

§ 2. Peripherische zenmoen en spieren.

Hiertoe werd de prikkelbaarheid van den n.
ischiadicus nagegaan.

We gingen op de volgende wyze te werk:

Een der nervi ischiadici werd vrij geprepareerd en
zoo hoog mogeliik doorgeknipt. Het periphere stuk
werd losjes op twee in een paraffineblokje vastge-
smolten platinaelectroden gelegd. Het eene platina-
draadje stond direct in verband met het uiteinde
van een rheochord, het andere was hiermee door
middel van een verschuifbare slee in contact. Door
verschuiving van deze slee langs den rheochord kon
een grooter of kleiner gedeelte des strooms door de
electroden gevoerd worden.

De stroom werd geleverd door een chroomzuur-
element.

Een verdeelde schaal langs den rheochord stond
toe den afstand der slee van het uiteinde van den
rheochord af te lezen.

De eene n. ischiadicus werd aldus vóór de toedie-
ning van het gif behandeld en daarna zooveel mogelijk
door \'t omringende weefsel of watjes met 0,6 "/o
keukenzout bedekt; de andere n. ischiadicus werd
pas aan \'t einde van \'t experiment geprepareerd.

Ziehier een overzicht van een der experimenten.

De cijfers in de tabel stellen voor den afstand van
de slee tot het uiteinde van den rheochord, waarmee
een der platinaelectroden verbonden is en hebben
natuurlijk slechts relatieve waarde. Een toenemen
van dezen afstand gaat hand aan hand met een ver-
sterking van het gedeelte van den stroom, dat door
de platinaelectroden en den n. ischiadicus gevoerd
wordt.

-ocr page 24-

10

tijd na preparatie
van den
Ie n. ischiad.

afstand waarbij verdwynen
duidelijke gas- v. d. rugge-
dosis. trocnem. contr. mergsreflex

O min. 40 mgr. vóór ver- nagif-

gifti- toe-
ging. diening.
1.5
6.

5 min.

2 u. 25 m.

3 u. 50 m. (2e n. isch.

geprepar.)

4 u. 35 m.

weg.

12.

1.

1.5

Dat de spieren tevens geheel verschoond bleven
van vergiftiging bleek hieruit, dat de afstand op den
rheochord na de toediening van het gif, voor de
tweede zenuw geiyk, zelfs iets kleiner was dan bij
de vóór de intoxicatie geprepareerde zenuw.

Bij andere proeven, waar we den invloed van een
mogelyke spiervergiftiging uitsloten door in navolging
van Cl. Bernard het geheele bovenbeen met uitzonde-
ring van den n. ischiadicus af te snoeren, zoodat geen
bloedstoevoer en \'dus ook geen giftoevoer naar de
spieren plaats kon hebben, verkregen we geheel
dezelfde resultaten.

We besluiten dus, dat de verlammingsverschijnselen
berusten op een vergiftiging van het ruggemerg,
terwjjl zenuwen en spieren normale verhoudingen
blyven bezitten.

-ocr page 25-

11

§ 3. Toxische, invloed op ademhaling en bloedsqualiteit.

Om nauwkeurig de eventueele veranderingen der
ademhaling onder invloed van Rauwolflne na te
kunnen gaan, maakte ik gebruik van een eenvoudige
canule, die een registratie der ademhaling mogelyk
maakte. Eene dergelyke canule had Dr. Zeehuisen i)
in navolging van BurdonSanderson reeds vroeger
gebruikt. Ze bestaat uit een glazen buisje dat aan het
eene uiteinde ongeveer rechthoekig omgebogen is en in
een capillair gedeelte eindigt. Terwijl het rechte eind
in verbinding gebracht werd met een Mareyschen
tambour, van een hetboompje voorzien, werd het
capillaire gedeelte van het gebogen uiteinde dooreen
der neusgaten in de mondholte van den kikvorsch
gevoerd. Het was gemakkelyk te constateeren dat
het buisje in de mondholte gekomen was door de
grootere bewegelijkheid, die het dan kreeg en door
palpatie van den mondbodem. Daar de bek by een
kikker hermetisch gesloten blijft, kan men dus, zoo
te werk gaande, een juist beeld van de ademschom-
melingen verkrygen. By het brengen der canule door
het neusgat geraakte ze vaak met slym gevuld,
hetwelk een uitblijven van het registratie-eflect ten
gevolge had. Dit is te vermyden door direct na
aankomst in de mondholte de canule leeg te blazen:
van uit de mondholte zag ik nooit slym in de canule
geaspireerd worden.

De uitslagen werden door middel van een tambour
van Marey op eene draaiende beroete trommel op-
geschreven.

\') II. Z O O hui 8 O n. Invloed van koolzuurtoovoer on zuur-
stofonttrokkinB op de ademhaling van don kikvorsch. Onder-
zoekingen Physiol. Laboratorium der Utr. Hoogeschool (5).
Deel III, pag. 822. Utrecht 1902.

-ocr page 26-

12

Eene normale ademhalings-curve vertoont groote
uitslagen, waarvan het stijgende gedeelte door de
exspiratie tot stand komt, het dalende door de inspiratie,
en kleinere uitslagen, tusschen de groote in, welke
ontstaan door de luchtschommeling, die het gevolg
is van de mondbewegingen, welke een kikker geregeld
maakt. Wanneer de ademhaling onder invloed van
het Rauwolflne stil is gaan staan, wat, zooals we
zullen zien, inderdaad het ?geval is, lieten we een
koolzuurstroom, ontwikkeld door een Kipp\'sche
toestel, door de vochtige kamer, waarin we den kik-
vorsch brachten, stroomen om te zien of hierdoor de
ademhaling weer aan den gang gebracht of versterkt
werd. Dr. Zeehuisen zag, dat koolzuur by een
normalen kikvorsch dezen versterkenden invloed op
de ademhaling uitoefent.

De vochtige kamer, waarin -de kikker geplaatst
werd, vertoonde slechts een nauwe spleet, waardoor
het buisje, dat naar den Mareyschen tambour voerde,
verliep en tevens de toevoerbuis van den koolzuurstroom.
Deze stroom werd toegevoerd zoodra de ademhaling
stil ging staan, terwyl door het uitgaan van een bran-
dend kaarsje geconstateerd werd, dat werkelyk de
kikker door een voldoende zuurstofatmosfeer om-
geven was.

Ziehier de resultaten van eenige dergelyke experi-
menten, in een tabelletje samengevat.

In proef A werd het koolzuur na stilstand van
het hart door de vochtige kamer gevoerd; in proef B
direct hierna,^en gedurende een half uur.

-ocr page 27-

13

A. adem-
haling vöór
vergiftiging.

normaal
(als boven
beschreven)

dosis.

13 min.
chloride.

tijd na
toedienen
van \'t gif.

15 min.

ademhaling
na vergiftiging.

ademh. sneller,
uitsl. kleiner,
deze nemen
steeds af;
tenslotte öf
zeer kleine ademh.
öf alleen mond-
bewegingen.

effect van
\'t koolzuur.

geen.

B.

10 mgr. 20 min.
chloride.

uitslagen
steeds kleiner,

tenslotte
öf zeer kleine
ademh., öf
mondbewegingen.

normaal.

geen.

Bij beide proeven vertoonde de kikvorsch aan het
einde der proef nog spontane bewegingen en oog-
knippen, ook nu en dan krampaanvallen.

We kunnen dus concludeeren dat door rauwolfine
de ademhaling al zeer spoedig, terwyl de kikker
behalve krampaanvallen nog geen verdere vergiftiglngs-
verschynselen vertoont, tot stilstand komt of althans
eene zeer sterke verzwakking ondergaat. Toevoer van
koolzuur heeft dun niet den versterkenden invloed,
die by een normalen kikker waargenomen wordt.

Dr. Zeehuisen vond, dat in eene zuurstofarme
atmosfeeer door koolzuur geen verbetering der zeer

-ocr page 28-

14

verzwakte ademhaling gevonden werd. Zouden we
misschien met iets dergelijks, met. een zuurstof-
armoede van het bloed te maken hebben? Alvorens
dus nader de oorzaak van dit resultaat te bespreken,
zal allereerst eene mededeeling gedaan worden omtrent
het onderzoek, dat we bij het bloed instelden.

We deden dit spectroscopisch en gingen op de
volgende wjjze te werk om het zonder aanraking
met de buitenlucht te verkrijgen: een pipet, met
keukenzoutoplossing 0,6% gevuld, werd in het hart
gestoken van een sterk vergiftigden kikvorsch en
het bloed hierin opgezogen. De openingen der pipet
werden daarna direct met wat paraffine afgesloten.
Dan werd den inhoud van het verwyde gedeelte der
pipet spectroscopisch onderzocht. We zagen nu
geen methaemaglobinestreep. Wel zagen we een
duidelyke haemaglobine- en oxyhaemaglobinestreep;
deze laatste vooral als het contact met de lucht iets
langer duurde.

Het vermogen om zuurstof te binden is dus niet
teloor gegaan en we kunnen aannemen dat het bloed
geen primaire veranderingen onderging, doch slechts
secundair, juist door de zwakke ademhaling een
veneus karakter kreeg. Voor het negatieve resultaat van
den koolzuurtoevoer kan eene bloedsverandering niet
aansprakelijk gesteld worden.

We besluiten dus: De • oorzaak der ademhalings-
verzwakking moet gezocht worden in eene intoxicatie
van het respiratie-centrum.

-ocr page 29-

15

§ 4. ToociscJie werking op het hart. ^

Deze werking is geenszins zeer krachtig, want het
bleek dat by een kikker, die door een juist letale
dosis gedood was, het hart nog nagenoeg regelmatig
en krachtig klopte. Hiermee was uitgemaakt dat de
invloed van het rauwolfine op het hart niet als
directe doodsoorzaak gelden kon. Dat er echter een
toxische invloed bestaat, werd by langer afwachten
na den algemeenen dood of bij toediening van een
grootere dosis dan de letale zichtbaar.

Deze geringe gevoeligheid stelt tot fijnere doseering
in staat en Iaat een scherpe regeling van den graad
der vergiftiging toe, welke men in \'t leven wenscht
te roepen.

We besloten dus met grootere en opklimmende
doses, zoowel subcutaan als intraveneus geïnjicieerd,
te werken en tevens enkele proeven te doen met
uitgesneden harten, in de rauwolfineoplossing geplaatst.

a. Subcutaan geïnjicieerd.

12.5 mgr. rauwolfinechloride. Na verdwynen der
willekeurige bewegingen, was voor ons toen nog onge-
oefend oog niets abnormaals aan het hart te bespeuren
(na 45 minuten).

Het daarna uitgesneden hart klopte nog 30 minuten
in Ringersche vloeistof (hierover later).

25 mgr. Na verdwynen der willekeurige bewegingen
stond de ventrikel nu en dan stil in diastole.

Op de voorkamers werd niet gelet.

37.5 mgr. Na verdwynen der willekeurige bewegingen
zagen we, dat de voorkamers regelmatig periodisch

-ocr page 30-

16

klopten, dat deze echter niet geregeld gevolgd werden
door kamercontracties; nu eens werd iedere tweede,
dan weer iedere derde voorkamercontractie door de
ventrikel-contractie gevolgd, enz. tot zelfs ten slotte
een kamercontractie pas na tien voorkamersamen-
trekkingen optrad.

In Ringersche vloeistof gelegd, klopte het uitgesneden
hart nog 45 minuten.

h. Intraveneus geïnjicieerd.

Hierdoor wordt het hart met een geconcentreerde
rauwolfineoplossing in contact gebracht en zal dus,
naar te verwachten is, sterker reageeren.

We injicieerden in de vena abdominalis; deze werd
hiertoe voor een gedeelte vrjj geprepareerd, waarna
door een zijdelings aangebracht keepje de injectienaald
ingebracht werd. De vena werd dan op de naald
vastgebonden. De blootlegging van het hart had
ongeveer 20 minuten na de injectie plaats. Hoe het
hart zich tydens en vlak na de injectie gedraagt,
kunnen we hier dus niet beoordeelen; hier is het
dan ook alleen de bedoeling om vast te stellen of
het hart vergiftigd wordt, ja of neen.

15 mgr. Rauwolfinechloride. Het bleek dat pas
iedere derde voorkamercontractie door een kamer-
contractie gevolgd werd.

30 mgr. De vertrikel staat nu eens geruimen tyd
stil, klopt dan weer in steeds langzamer wordend
tempo by voortdurend rhythmische contractie der
voorkamers.

Uitgesneden en in Ringersche vloeistof gelegd, klopt
de ventrikel nu en dan nog in een halve of kleinere
frequentie der voorkamers om spoedig stil te gaan

-ocr page 31-

17

staan; de voorkamers kloppen regelmatig in geleidelijk
afnemend tempo. ^

We zien dus dat zoowel by subcutane als intra-
veneuse injectie met de genoemde doses een duidelyk
toxische werking te verkrygen is en dat deze vooral
de ventrikel treft, hetzy dan dat een verminderd
geleidingsvermogen de oorzaak is dat de contractie
der voorkamers zich niet voortplant op de kamer,
hetzy dat een verminderde prikkelbaarheid aan de
geringere kamerfrequentie ten grondslag ligt.

De voorkamers bleven regelmatig pulseeren; we
kregen echter den indruk, dat de frequentie geleidelyk
afnam.

c. Een uitgesneden hart in Ramoolfine-chloride-oplossing.

Deze oplossing (als oplosmiddel werd Ringersche
vloeistof gebruikt) bevatte 1 procent van \'t alkaloïde.

Het bleek ons dat eén normaal hart ongeveer
evenlang in de rauwolflneoplossing pulseeren bleef
als in Ringersche vloeistof alleen (30—45 min.). Een
keer ging het in het gif na 10 minuten, oen andere
keer na 15 minuten reeds stilstaan; in alle andere
gevallen echter na ongeveer denzelfden tyd als het
normale hart, in Ringersche vloeistof gelegd.

Verder constateerden we dat de harten van subcu-
taan vergiftigde kikkers niet spoediger ophielden met
pulseeren, in Ringersche vloeistof gelegd, dan die van
gezonde dieren, altyd wanneer de vergiftiging niet zoo

\') hot Rrooto vlooistofqiiantum ala. zoodanig voroorzaakt
geen hartafw^kingon, daar eonzolfdo volumon Ringorscho
vlooistof, intravoneus goïnjicïeord, goon abnormo werking van
het hart totigovolge had.

2

-ocr page 32-

18

sterk was, dat de kamer langdurige pauzen vertoonde.

Dit negatieve uitvallen van het aldus inwerkende
gif verbaast ons sterk, daar a priori te denken was
dat het gif, dat zoo sterk, zoowel van het epicard,
als van het endocard uit, in kon werken, het ditmaal
toch in \'t geheel niet of in zeer geringe mate deed.

Wel is de contractie van een uitgesneden hart
belangryk kleiner dan van een hart in situ, doch ook
al aannemende, dat dit de aanleiding tot het geringe
efifect is, een verklaring is hierin niet dan door middel
van zeer phantastische hypothesen te vinden.

§ 5. Oorzaak van den algemeenen dood.

Wat is in ons geval de oorzaak van den algemeenen
dood?

Niet eene hartvergiftiging, want \'t hart werkt, zooals
we zagen, nog zeer voldoende na den algemeenen dood
door eene niet te groote dosis; evenmin komt de stilstand
der ademhaling in a:anmerking, want het is bekend
dat het ontbreken van zuurstof geruimen tijd door
een kikker verdragen kan worden (getuige de z.g.
„Salzfrosch" welke een week en langer in \'t leven
gehouden kan worden). Het beste is wel eerst eene
definitie van wat onder dóód verstaan moet worden,
op te stellen.

Als zoodanig lykt ons de volgende uitspraak het
beste toe: Algemeen dood is een kikvorsch, wanneer
zyn betrekkingsverrichtingen (centrale zenuwstelsel
en circulatie) definitief vernietigd zyn. „-Wanneer zijn
deze definitief vernietigd?" is dan de vraag. We
kunnen hierop antwoorden: wanneer het centrale
zenuwstelsel zoodanig vergiftigd is, dat de circulatie

-ocr page 33-

19

Diet meer by machte is deze vergiftiging op te heSen.
Hieruit blykt dan tevens, dat het in een gegeven
geval lastig kan worden uit te maken of het dier
reeds dood is, dan wel nog leeft.

In ons geval is de circulatie wel voldoende, doch
de circulatievloeistof niet, daar deze door den stilstand
der ademhaling zeer veneus geworden is en dus wel
weinig tot het herstel van het centrale zenuwstelsel
bij zal kunnen dragen.

Wanneer bij een met rauwolflne vergiftigden kikker
de reflexen verdwenen zyn (de corneareflex verdwijnt
het laatst) is dit dier als dood te beschouwen.

De oorzaak van den algemeenen dood is dus gelegen
in eene vergiftiging van het centrale zenuwstelsel.

§ 6. De waarde der kleurreactk met salpeterzuur.

Daar de scherpe reactie, welke het rauwolflne, ook
zeer verdund, nog met salpeterzuur geeft, de aanleiding
voor ons was om dit gif voor ons onderzoek te gebruiken,
is het belangrijk na te gaan hoe de vergiftigde en
ook de niot vergiftigde organen zich tegenover dezo
reactie verhouden. Hiertoe is het noodig een extract
te maken van het te onderzoeken orgaan en hierin,
zoo noodig na indamping, de kleurreactie met salpeter-
zuur trachten te verkrijgen.

Dit extract maakten we op de volgende wyze:

Het orgaan werd in eon mortier fljn gewreven,
dan met alkohol van 50 procent gemengd, eenigen
tijd hiermee in aanraking gelaten en dan op oen
waterbad tot droog toe ingedampt. Hierop werd dan
een druppel salpeterzuur gedruppeld.

Vooraf werd het orgaan flink afgespoeld; het hart

-ocr page 34-

20

ook inwendig (na opengeknipt te zyn) om uit de spelonk-
achtige binnenoppervlakte alle coagula te kunnen
verwyderen. De indampschaaltjes en de vyzel\'werden
altyd telkens weer van te voren met salpeterzuur
bevochtigd, om uit het wegblyven der reactie te
kunnen constateeren dat ze voldoende gereinigd
waren, en dan weer flink uitgespoeld natuurlijk.

Aldus te werk gaande verkreeg ik by subcutane
injectie nimmer de kleurreactie in het hartextract;
wel bij intraveneuse injectie met een dosis hooger
dan 15 mgr. Toch waren de harten by subcutane
injectie ook zeer sterk vergiftigd. Een binnendringen
van slechts weinig gif schynt dus voldoende te zijn
voor eene sterke vergiftiging van het orgaan, tenzij
we mogen aannemen dat het hart zelf eene snelle
destructieve werking op het gif heeft.\'

Prof. Wefers Bettink was zoo vriendelyk aan
te bieden het onderzoek der verschillende organen
gedetailleerd in zyn laboratorium te doen uitvoeren.
Dit aanbod werd dankbaar aanvaard en had de vol-
gende resultaten tengevolge:

Het bloed en de spieren (behalve het hart) gaven
eene zeer duidelyke kleurreactie, het hart en het
centrale zenuwstelsel niet of hoogstens eene lichte
aanduiding. Dit resultaat werd by een sterk subcutaan
vergiftigd dier verkregen..

Het valt direct op hoe juist by de vergiftigde
organen de reactie negatief uitvalt, terwijl de niet
vergiftigde deelen, bloed en spieren, eene sterke reactie
gaven (de spieren zyn daarenboven zeer bloedryk).

We worden dus tot de voorstelling gebracht dat
het gif door het vergiftigde orgaan in eene zoodanige
binding wordt vastgelegd, dat zijn reactievermogen
verloren gaat.

-ocr page 35-

21

Dat wy bij intraveneuse injectie toch in het hart
eene duidelijke kleurreactie vonden, is dan misschien
toe te schryven aan eene overmaat van gif in het
hart.

"We zullen later, na meerdere gegevens verzameld
te hebben, op deze quaestie terugkomen.

-ocr page 36-

HOOFDSTUK III.

Analyse der vergiftigingsverschijnselen van het hart.

§ 1. Hulpmiddelen hij het onderzoek gebruikt.

Om eene nauwkeurige kennis van, en een scherper
inzicht in, de vergiftigingsverschijnselen te krijgen, is
het niet voldoende deze bij inspectie waar te nemen,
doch moet vooral de graphische voorstelling, de
registratie der afwijkingen te hulp genomen worden.

Tot dit doel maakte ik gebruik van twee methoden,
die de hartswerking vermogen te registreeren.

De eerste is de zoogenaamde suspensiemethode.

Hierbij worden de bewegingen der hartpunt van
een in situ liggend hart door middel van een hef-
boompje vergroot weergegeven.

Nadat de kikvorsch gevensterd en het pericard
geopend is, wordt een fijn ichtvormig gebogen naaldje
door de hartpunt gestoken en door middel van een
dun draadje aan een licht aluminiumhefboompje be-
vestigd.

Dit is draaibaar om een as en bestaat uit een
korten arm, welke verschillende openingen bevat, zoodat
men het draadje, waaraan de hartpunt bevestigd is
\' op een verkieslijken afstand van de as kan vastmaken,
en een langen arm, die in een spits uitloopt en de

-ocr page 37-

23

bewegingen der hartpunt moet registreeren op de
beroete trommel van het kymographion. Deze lange
arm moet zooveel eigengewicht hebben, dat deschry-
vende punt bij de diastole der kamer zonder aarzelen
daalt en den weerstand, door het beroete papier
veroorzaakt, overwint; aan den anderen kant moet het
gewicht echter niet zoo groot zyn, dat er eene rekkende
werking op het hart uitgeoefend wordt of de contractie
eene bemoeilijking ondervindt. Dit vindt men het
beste empirisch.

Deze methode zullen we bezigen waar we de af-
wykingen, na subcutane injectie van rauwolfine
ontstaan, willen bestudeeren en eveneens om den
invloed van thermische en electrische prikkels daarop
te onderzoeken. Waar we de reactie van het hart op
veranderden bloedsdruk of bij de epicardiale toe-
diening van het gif willen nagaan, doen we beter
eene tweede methode te gebruiken, de methode der
kunstmatige circulatie.

Hierby tracht men het uitgesneden hart eene vloei-
stof van geschikte samenstelling op normale of zooveel
mogelyk normale wijze te doen verwerken en de druk-
veranderingen, hierbij in het hart optredende, mano-
metrisch te registreeren. Men voert van uit een vat,
op constante hoogte boven het hart geplaatst, de te
circuleeren vloeistof aan het hart toe, waardoor dit
gevuld en tot geregelde contracties gebracht wordt.
Eene tweede buis voert het door het hart verwerkte
gedeelte af en brengt door middel van een zybuis,
die met eene manometer verbonden is, de drukschom-
melingen, door de kamercontractie veroorzaakt, over.

Eene ideale nabootsing der natuur zou het zyn de
toestroomende vloeistof in eene der venae cavae te.
leiden, het hart door middel van zyne klepapparaten
normaal te laten functioneeren en het dan uit de

-ocr page 38-

24

aorta gedreven vloeistofquantum door eene tweede
buis af te laten vloeien.

R a m k e die deze methode bezigde, voerde daarbij
het buisje, waardoor de vloeistof toestroomde, in de
vena cava inferior, een tweede canule werd in eene
der aortatakken gebracht en voerde naar een glazen
T-stukje, waarvan de eene tak in verbinding met eene
manometer stond en de andere voor afstrooming der
vloeistof zorgde; aan \'t eind was deze tweede tak
verbonden met een gummibuisje, van klemkraan voor-
zien, zoodat de afvloeiing met verschillende snelheid
plaats kon hebben. Hy liet het hart met zyn eigen
klepapparaat werken en gebruikte dus geene kunst-
matige klepinrichtingen.

"Waar hier alzoo zoowel voorkamer als kamer door
de vloeistof doorstroomd worden, kan men ook andere
methodes volgen, waarbij alleen de kamer de circu-
latie-vloeistof verwerkt. Op deze wijze gingen Kro-
necker en Williams te werk. Kronecker voerde
eene metalen canule door den sinus en de voorkamer
heen in de kamer.

Hoe werd hierby jiu met een en dezelfde canule
de vloeistof zoowel toe- als afgevoerd? Hiertoe liet
Kronecker een buisje van nieuwzilver vervaardigen,
dat van eene zijtak voorzien was en door een tus-
schenschot aldus verdeeld was dat zytak en hoofdtak
geheel van elkaar gescheiden waren.

Dit tusschenschot halveerde dus het vlak der onderste
opening van de hoofdbuis. Deze laatste kwam op de
beschreven wyze in de ventrikel uit; de zytak stond in
verbinding met de afvoerbuis en daardoor ook met
den manometer, terwyl de hoofdbuis aan haar bovenste
. gedeelte het toestroomende vocht opnam.

\') L. C. R ü m k 0. Over doorstrooming van het geisoloorde
hart. Geneeskundige Bladen, 1897, 4e reeks, no. X, XI.

-ocr page 39-

25

Zoo ging ook Williams^) te werk, met dit ver-
schil dat hy de canule van Kronecker door eene
der aortatakken in den ventrikel binnenbracht. Daar^
hiertoe de diameter der canule echter te groot was
plaatste hy hierop een aanzetstukje dat in eene
smalle buis uitliep, welke zonder moeite do aorta
passeeren kon. De inhoud van dit aanzetstukje is ten
opzichte van die der canule zoo gering, dat deze
minimale vermindering van het ververschende vloei-
stofquantum, dat by iedere diastole der kamer toe-
stroomt, niet in aanmerking komt. Het is duidelijk
dat men op deze wyze alleen eene circulatie door den
ventrikel heen verkrygt; waar we echter in de vorige
bladzijden zagen, dat de ventrikel het eerst en in de
sterkste mate vergiftigd werd en daar we verder door
middel der suspensie-mothode het geheele hart aan
een onderzoek onderwerpen, zullen we ons uitsluitend
bedienen van de kunstmatige circulatie, zooals Wil-
liams die inrichtte, als zijnde de meest eenvoudige
methode.

Eene korte beschrijving hiervan is dus hier op haar
plaats. Op de beschreven wyze wordt de canule i\\
doublé courant van het aanzetstukje voorzien, dit
laatste in de ventrikel gebracht en aan de aan- en
afvoerbuis bevestigd. De aanvoerbuis ontvangt hare
vloeistof uit eene Mariottesche flesch, daar aldus de
druk op het hart steeds even groot blijft, wat natuurlek
wenschelijk is.

Deze flesch van Mariotte werd zoo geplaatst
dat de uitstroomingsopening or van 15 tot 20 c. M.
boven de opening der canule in het hart, gelegen was,
daar Williams deze hoogte als de meest geschikte
aangeeft.

\') Langondorff. Physiolog. Graphik. Leipzig 1891 p. 173.

-ocr page 40-

26

In de aanvoer- en de afvoerbuis waren glazen ven-
tiels (van Per les), die slechts eene vloeistofbeweging
naar ééne richting toelieten, zoodanig geplaatst, dat
bij diastole van den ventrikel alleen vloeistof uit de
aanvoerbuis kon toestroomen, terwijl by systole de
afvoer uitsluitend door de afvoerbuis mogelijk was.

Deze ventiels zyn op de volgende wijze ingericht:

Ze bestaan uit eene u-vormige glazen buis, waarvan
het eene been aan zyn bovenste gedeelte wyder is
dan aan de benedenhelft. In dit wydere gedeelte
bevindt zich een bewegelijk en hol glazen bolletje,
van een steeltje, dat in drie zy takjes uitloopt, voorzien.
In dit glazen bolletje is een kwikdruppeltje van een
zoodanig gewicht, dat het bolletje juist iets zwaarder
is dan de te circuleeren vloeistof.

Het bolvormige gedeelte is gekeerd naar het nauwe
gedeelte van het been en sluit dit geheel af. Wanneer
we nu in het toevoerende gedeelte de ventiel zoo
invoegen, dat de vloeistof . het nauwe been het
eerst passeert, dan zal bij diastole van den ventrikel,
zoowel door de zuigwerking hiervan, als door den druk
van boven, het glazen bolletje opgetild worden en
de vloeistof passeeren, terwijl by systole het glazen
bolletje des te vaster tegen het nauwe gedeelte aan-
gedrukt zal worden en dus den doorgang verspert.

Poor nu in de afvoerbuis den ventiel in dezelfde
richting te plaatsen, dus zoodat de vloeistof het eerst
ook hier het nauwe gedeelte van de gedeeltelyk
verwijde buis moet doorloopen, verkrijgt men dat
by diastole der kamer slechts vloeistof uit de
Mariottesche flesch toestroomt, terwijl by systole
slechts afvoer plaats heeft langs de afvoerbuis.

Het glazen bolletje is aan zijn steeltje van zystukjes
voorzien om te maken dat het soms niet aan den
anderen kant eene afsluiting te weeg zou brengen.

-ocr page 41-

27

De registratie door middel van een kwikmanometer
had op dezelfde wyze plaats als o.a. reeds vroeger
door Verhoeff gevolgd werd. Aan een statief is
een houten bord met verdeelde schaal bevestigd. Op
dit bord is langs de verdeelde schaal eene u-vormige
glazen buis met een lumen van 2.3 m.m. vastgemaakt,
welke gedeeltelyk met kwik gevuld is. Op het kwik
in het distale been dryft een ebonieten drijvertje, dat
juist het volumen der buis afsluit, zonder echter tot
wryving aanleiding te geven. Aan dit drijvertje is
een fijn metalen stiftje bevestigd, dat boven in een
vorkvormig gedeelte overgaat. Hierin rust een licht
aluminiumhefboompje, voor de registratie bestemd,
dat onbeweegbaar verbonden is aan een metalen
spilletje. Dit laatste is echter draaibaar bevestigd in
een raam, dat zoo aan het statief verbonden is, dat
het in horizontale en verticale richting verschuifbaar
is. Hierdoor is het mogelyk den afstand van het vorkje,
waarin de hefboom rust, tot het draaipunt van den hef-
boom, in het spilletje gelegen, naar verkiezing te
regelen, zoodat men in de gelegenheid is de mate
van vergrooting der hartcontracties, door deze regi-
stratie te verkrygen, te varieeren zooals men zulks
wenschelyk vindt.

Het houten bord wordt zoodanig aan het statief
bevestigd, dat het ebonieten dryvertje op gelyke
hoogte met de opening der canule in den ventrikel
komt te liggen.

\') Onderzookingon Physiol. Laborat. Utrocht, 1882.

-ocr page 42-

28

§ 2. Beschrijving der vergiftigingsverschijnselen.

a. Bij gebruikmaking der suspensiemethode.

Aan de curve, welke het normale gesuspendeerde
hart beschryft, zijn verschillende eigenaardigheden op
te merken. Deze heeft Engelmann vastgesteld en
de oorzaken, die er aan ten grondslag liggen, aan
eene studie onderworpen.

In het kort weergegeven, komt hij tot de volgende
opvatting:

Aan de normale curve zijn drie anacrote verheffin-
gen te onderscheiden.

Het diepste punt der curve geeft het oogenblik
aan, waarop de verheffing door de voorkamercontractie
op zichzelf te weeg gebracht, de daling, van de
diastole afhankelyk, opheft.

Het begin der voorkamercontractie valt nog in de
diastole en is in de dalende lyn hiervan dikwijls niet,
of niet scherp aan te wijzen.

De top van de eerste anacrote verheffing valt juist
samen met het einde der voorkamersystole.

Het voetpunt der tweede steile verheffing, hetwelk
vaak samenvalt met het vorige punt, stelt het begin
der kamersystole voor.

De top van die tweede verheffing geeft het begin
weer van de strooming van het bloed in de aorta, dus
het tijdstip van de opening der semilunaarkleppen.
Engelmann stelt zich namelyk voor dat de aorta
door de binnentredende bloedgolf eene rekking, ook

\') T h. E n g e 1 m a n n. Beobachtungo und Versuche am sns-
pendirten Herzen. Onderzoekingen Physiologisch Laboratorium.
Utrecht 1893.

-ocr page 43-

29

in overlangsche richting, ondergaat,. zoodat de hart-
punt hooger komt te liggen en de schrijvende punt
van het hefboompje lager.

De hoogste top van het cardiogram geeft de intree
der kamerdiastole aan.

De gronden voor deze appreciatie van het relief
der curve worden in het genoemde onderzoek door
Engelmann uitvoerig besproken.

Voor ons is vooral van belang de voorkamercon-
tractie afzonderlijk in het cardiogram te zien uitkomen,
daar het tydsverloop tusschen voorkamer- en kamer-
contractie eene uitstekende maatstaf is ter beoor-
deeling van het geleidingsvermogen van \'t hart.

Wanneer wijzigingen in de hartrhythmiek optreden,
onderscheidt Engelmann ze in:

1. chronotrope veranderingen, d.w.z. wijzigingen
in de functie, welke den hartslag bepaalt en hare
oorsprong vindt in de spiercellen aan de uiteinden
der groote vaten en den sinus.

2. dromotrope veranderingen, d.w.z. veranderingen
van de functie, welke berust op het aan alle spier-
cellen van \'t hart toekomend vermogen om den
prikkel tot contractie voort te geleiden. Op de grens
van voorkamer en kamer komt eene sterke vertraging
der geleiding tot stand, welke aan de daar aanwezige
z.g. blockvezelen toegeschreven wordt. Dit tijdsverschil
is voortreffelijk te gebruiken als maatstaf om het
geleidingsvermogen na te gaan.

3. de inotrope veranderingen, dat zijn de wijzigin-
gen in het vermogen, waar de graad van samen-
trekking van afhangt.

4. bathmotrope veranderingen, of veranderingen
van de hartfunctie, welke de prikkelbaarheid der
spiercellen beheerscht. Op elk dezer vier grond-
functies oefent de vaguswerking by den kik-

-ocr page 44-

30

vorsch in negatieven of positieven zin invloed uit.

De drie eerstgenoemde eigenschappen lieten zich
uit mijne krommen terstond beoordeelen; voor het
onderzoek der bathmotropie heb ik afzonderlijke
experimenten genomen.

Ik heb allereerst bij normale kikvorschen vastgesteld,
dat deze eigenschappen ook bij myne wijze van proef-
nemen nog na vele uren geene veranderingen ver-
toonen : na 20 uren was noch de grootte, noch de vorm der
krommen merkbaar veranderd, de frequentie had mis-
schien een lichte verandering ondergaan, aan de kromme
echter was het daareven beschreven relief te zien.

Aldus te werk gaande, blyft de circulatie volkomen
normaal en heeft, noch by het vensteren, noch by
het inbrengen van het haakje in de hartpunt, bloed-
verlies plaats. \'

Een kikker met een dergelijk gesuspendeerd hart
blijft dan ook dagen lang in onveranderden toestand.

Tegen uitdrooging van het hart en de wond wordt
gezorgd door den kikker in eene vochtige kamer te
plaatsen, waar de hefboom door .eene nauwe spleet
uit te voorschijn komt om op de beroete trommel
te kunnen schrijven. Daar de kamer van glas was,
kon tevens inspectie gehouden worden.

By de nu te nemen proefnemingen mogen dus alle
optredende veranderingen der hartswerking op rekening
van het toegediende rauwolfine gesteld worden.

Onder de genoemde- voorzorgen hebben we verschil-
lende proefreeksen met behulp van deze methode
verricht, welke we nu achtereenvolgens zullen be-
schryven. Het gemiddelde gewicht der kikvorschen,
waarmee gewerkt werd, bedroeg 50 gram.

-ocr page 45-

31

Proefreeks 1.

Met opklimmende doseering van 1 % rauwolfine-
chloride, in Ringersche vloeistof opgelost, bij subcu-
tane toediening.

Hier en bü de proeven van de volgende reeksen
zullen we altijd eene tabel vooraf laten gaan, waarin
de resultaten zoo overzichtelijk mogelijk neergeschreven
zyn, om daarna in den verklärenden tekst deze, voor
zoo ver noodig, door woord of beeld toe te lichten.

I. 5 m. gr. rauwolfinechloride (100 m.gr. per Kilo dier).

-----—

------- — —

^.....

Kolntiof nnntnl Intormiasioa.

noogto dor

T«ü na

\'»yocuo.

Froquontio \')
Binu3 p. min.

Froq.
voorkanior
p. min.

Froq.
kamor p. min.

VorlioudinB
voorkamor- tot
Blnusfroq.

Vorhouding
kamor- tot
voorkamor-
freq.

contracUo, t«n

opzichte dor
oorspronkolUko
hoogto, in %.

^^ min.

88

33

31

1

0.93

1.6 C.M.

20

n

42

42

35

1

0.83

118.75 7«

30

n

48

48

44

1

0.92

125 7o

35

n

45

45

41

1

0.91

118.757„

40

n

42

42

34

1

0.81

112.5 7o

^\'^rBmin.

42

42

i 21 .

1 28

1

\\ 0.5
1 O.GO

150.25 7.

»30 ,

36

86

18

1

0.5

156 7o

^ Uur

36

36

24
18

I

{ 0.66
i 0.5

118.75 7„

C

n

85

35

17.5

1

0.5

106.25 7o

2l

n

15

15

0

1

1

00

--

\') Do froquontio per minuut wordt meestal bereljond uifcdio
in 20 secimden; wanneer de curve te onregelmatig is om. dit
als geoorloofd te beschouwen, nomen wo den tyd langer.\'
De tyd werd in secunden geregistreerd.

-ocr page 46-

32

Men moet zich hoeden de verschillende rijen van
deze tabel afzonderlijk te beoordeelen, om er conclusies
uit te trekken, daar de verschillende factoren der
hartswerking te veel onderlingen invloed op elkaar
uitoefenen om, zonder hieraan gedachtig te zyn,
ieder apart genomen te mogen worden. Voor een
vergiftigd hart geldt dit in nog sterkere mate.
Zoo ondergaat de dromotropie een duidelijken invloed
door frequentieveranderingen: eene vermeerdering
van frequentie doet ceteris paribus het geleidings-
vermogen afnemen, en omgekeerd. De inotropie hangt
eveneens met de frequentie samen: een grootere
frequentie influenceert in negatieven zin op de in-
otropie.

Binnen zekere grenzen zal deze onderlinge invloed
nu wel niet belangryk zijn; men moet echter steeds
aan deze bron van verkeerde uitleggingen gedachtig
blijven.

We mogen dan het volgende uit de bovenstaande
tabel afleiden:

a. de frequentie van den sinus neemt van het begin
der waarneming tot een half uur na toediening
van het gif, geleidelijk toe, om öaarna langzamerhand
te dalen tot ver beneden de aanvangsfrequentie,
zoodat -we hier voor ons hebben eene positieve
chronotropie, gevolgd door eene negatieve chrono-
tropie.

b. reeds na 15 minuten verschijnen er kamer-
intermissies ; dit aantal intermissies neemt toe en wel
\'t sterkst bij dalende frequentie, waaruit we dus
mogen besluiten, dat de afname van \'t geleidingaver-
mogen van primairen aard is. We hebben dus primaire
negatieve dromotropie.

c. Reeds direct by het begin der waarneming zien

-ocr page 47-

83

we dat de contractiehoogte klimt; deze positieve
inotropie is na 40 minuten zeker nog van primairen
aard, daar dan de frequentie der kamer grooter
is dan in den aanvang; daarna blyven de contracties
nog langen tyd vergroot, waarby door het. afnemen
der frequentie echter niet uit te maken is of deze ver-
grooting primair of secundair is.

We hebben dus in elk geval gedurende geruimen
tijd eene primaire positieve inotropie; wanneer de
daaropvolgende secundaire positieve inotropie al ge-
paard ware met eene primaire negatieve, dan zou
deze laatste in elk geval van zeer geringe waarde
moeten zyn.

Zooals we reeds opmerkten zullen de bathmotrope
veranderingen later in bepaalde experimenten nage-
speurd worden.

Het ingedampte hartextract, op de reeds beschreven
wyze vervaardigd, gaf geene kleurreactie met sal-
peterzuur.

Wo zullen nu aan do hand van figuren mododoolen lioe
we tot do juist verraoldo resultaten gokomon z^jn. IIoo do
frequentie vastgesteld word, spreekt van zelf; do contractie-
grootte werd gemeten van hot diepste punt van iedere ver-
heffnig af (afgezien van kunstproducten natuurUJk) tot don top
van den uitslag; over de dromotiopio diont iets meer gezegd
te worden.

De eerste verbreking der regelmaat treedt op na 15 minuten
on ia in figuur 1 zichtbaar. In hot voorafgaande gedoelte zien
wo hoe in de atygende HJn van iedere hartscontractio eerst de
voorkamorverliefiing zichtbaar is en dan oono verheffnig dio
E n g e I m a n n toeschrüft aan do introo van den bloodatroom
in do aorta. BU a zien wo oono voorkamercontractie, waarop
na voel langoren tyd dan gewoonlük oon grootore uitslag volgt.
Hierin zien we dan twoo vorhofTnigen,
b en c, By uitmeting
blükt het nu dat do afstand a-c juist geUjk is aan dio tusschen
tweo voorkamercontracties. Daar
a nu oono voorkamercontractie
is, ligt het dus voor do hand c eveneens zoo to beschouwen.

8

-ocr page 48-

dosis: 5 mgr. r.iuwolfiiiochlorido, by subcutaiio injoctio
hart in auHpensie.
a, c, (l, e voorkamorcontracties..
b bloedgolf, wolko aorta binnontreodt.

De verheffing b of liever de daling na het punt b is hier dan
op te vatten als den invloed van do bloedgolf, welke de aorta
binnentreedt, welke invloed hier volgens de figuur sneller
en sterker werkt dan gewooniyk. Dit nu laat zich ook zoor
goed voorstellen, daar tengevolge der lange pauze tusschen
voorkamer- en kamercontractio do bloedsdruk in de aorta on
de vulling hiervan geringer dan anders is, zoodat bij de nu
volgende contractie de semilunairklep^en spoediger geopend
zullen worden en de uitrekking der aorta bolangrykor z^n zal.

De voorkamercontractie c heeft hier goono kamorsystolo ton
gevolge, daar zo in het absoluut rofractairo stadium der contractie
valt. We hebben dus to maken mot eene kamerintermissie.
De oorzaak is eene afname van \'t geleidingsvermogen, welke
zich zoowel in den grooteren afstand tusschen voorkamer- on
kamercontractie, als in den duidelijk langoren duur van deze
laatste uit. Roods do voorafgaande systolo toonde dit in
mindere mate aan. De eerste kamercontractio na
a is grooter
dan do andere voorafgaande contracties, wat naar heb mij voor-
komt een gevolg is van een posibief inotropon invloed der
langere rustpauze; om dezelfde reden wol zullen de volgende
contracties na d en e vergroot zijn. Bij
c zien we weer eene
dergelijke intermissie als bij c.

We kunnen dus hieruit besluiben, dat deze inbermissies on

-ocr page 49-

35

verdere onregelmatigheden het gevolg van eene negatieve
dromotropie zyn.

Hier kwamen de intermissies tot stand, doordat eene voor-
kamercontractio in het absoluut refractaire stadium van eene
kamercontractie viel; later echter, by verder voortgeschreden
vergiftiging, ook buiten dit refractaire stadium, zoodat we dan na
eene voorafgaande kamercontractio twee op elkaar volgende
voorkameruitslagen zien zonder* daartusschen gelegen\' kamer-
systole.

Fig. 2.

In figuur 2 zion wo eerst oon stuk, waar do voorkamers in
oono dnbbolo froquontio dor kamers kloppen ; wo zion tusschen
do voorkamers
a on c, eeno voorkamer welke niet door eonon
kameruitslag gevolgd wordt; dat deze lichte verheffing
b hot
oindo van oono voorkamorcontractlo voorstelt, wordt daardoor
aannemolük gemaakt, dat hot tydsvorschil mot do einden dor
voorafgaande on volgende voorkamercontractio juist oven groot
is on geHjk is aan don afstand
c—d, welke do duur dor harLs-
poriodo aangeeft. Wo zion in dozo figuur dus eene kamer-
froquontio wolke nu oons do halvo, dan weer het twee derde
gedoe! to dor voorkamorfrequontio bedraagt. Wo zien verder in
do figuren hoo do duur tusschen oindo dor voorkamercontractio
on begin dor kamorsystolo juist na eeno intermissie geringer

-ocr page 50-

36

is (b.v. na c) dan voor de volgende intermissie (b.v. nia d), wat
dus op een afnemend geleidingsvermogen wyst,\') hetwelk ten
slotte zoo uitgeput raakt, dat eene voortplanting der voorkamer-
contractie op de kamer niet meer mogelyk is (de voorkamei-
contractie tusschen d en e is niet zichtbaar, doordat ze opgegaan
is in de kamercontractie.)

Samenvatting.

Onder invloed van rauwolfine ondervinden chrono-
tropie en inotropie allereerst een positieven invloed.
Terwyl op deze positieve chronotropie betrekkelijk
spoedig een negatief stadium volgt, heett dit bij de
inotropie niet of pas na zeer langen tijd en dan in
geringe mate plaats.

Of de dromotropie een positieven invloed ondergaat,
is niet uit te maken; in elk geval begint het nega-
tieve stadium reeds zeer spoedig.

De verschillende functies van het hart worden dus
door het gif in verschillende mate aangetast.

De kamer staat eerder stil dan de voorkamer.

Het hartextract geeft geene kleurreactie.

\') Dit feit pleit sterk tegen eene negatieve bathmotropie
als oorzaak dezer intermissies, daar de ventrikel op eene prikkel
öf niet, öf direct en maximaal, reageert.

-ocr page 51-

37

2. 10 m. gr. rauwolfinechloride (200 m. gr. per kilo dier.)

Relatief aantal intermissies.

Frequentie

sinus
per minuut

Tüd
na injectie.

Frequentie
voorkamer
per minuut.

Frequentie

kamer
per minuur.

Verhouding
ftroquentio

van
voorkamer
tot sinus.

Verhouding
frequentie

van
kamer tot
voorkamer.

Hoogte
der
Contractie.

16 min.
20 „
25 „
30 „

42
36

35

26
20

18
O

21
O

21

(15
9
4
O

21
18

1
1

0.83

0.66
0.5

42
36
42
40

1.8 c.M.
100 »/o

105.6 V„
100 \\

loo»;».

100 7o

94.4 7o
100 V„
94.4 7«

0.5

0.5
0.33

0.35

0.1

of

of

12
±

«f 13

(18
9
6
^ O

\'21
ko.5

J 7

( O
flO.5

of

of

of

of 10.5
<0.33

55
^Uiir 5 min

of^

of

1

0.5
0.33

of

of

of

(0.B
of 0.33
<0.2

9
4
O

0

15

1

(0.25
ofjo.17

00

0.25

of

of

of

36

fSo-C

of

of J 0.5
<0.33

30

15

Uit deze tabel zyn de volgende resultaten te lezen:
We missen het eerste positieve stadium der chrono-
tropie, dat we bij het vorige experiment aantroffen.
De proef duurde te kort om de negatieve verandering
byzonder duidelyk waar te nemen.

Ook zagen we reeds de negatieve dromotropie
na 15 minuten optreden on wel weer van voor-
kamer op kamer. Deze invloed is hier sterker dan
in de vorige proef. Verder treedt hier ook, na ongeveer

-ocr page 52-

38

25 minuten, eene storing van \'t geleidingsvermogen
van sinus op voorkamer, welke tot intermissies der
voorkamer aanleiding geeft, op.

Evenmin als by de chronotropie bestaat hier een voor-
afgaand positief stadium der inotropie, zooals we dat
in het vorige experiment zagen; de negatieve ver-
andering is echter, evenals vroeger, van geringe be-
teekenis. 1).

De reactie met salpeterzuur op het hartextract
viel ook hier negatief uit.

In fig, 3, welke de toestand na 15 minuten weergeeft, zien
we het eerste optreden der intermissies.

We zien dat by c plotseling de kamerfrequentie gehalveerd
wordt, terwül de voorkamerrliythmns hetzelfde bl\\jft. Dat we
in
c, e enz. met voorkamercontracties te doen hebben biykt

Fig. 3.

\') De verminderde frequentie zal hier geen secundair positief
effect van beteekenis hebben, daar do frequentie der kamer
bü het begin dor waarneming ook al gering was (21 per min.)
We zien dan ook vaak in krommen, waar eene dorgelljko\'
frequentie mot G8n zoor ^Grin^o flfwissGlti geon vorscliil in
hoogto.

-ocr page 53-

39

uit de gelykenis met a en ö, welke zulks natuurlijk met
zekerheid zijn; verder verschijnen ze juist op den te ver-
wachten tijd. Als aanwijzing dat aan deze intermissies een
verminderd geleidingsvermogen ten grondslag ligt, dient weer
het feit dat de kamercontractie na
b langer op zich wachten
laat dan na o. In andere gedeelten der krommen is dit echter
fraaier te zien.

In figuur 4 zien we niet alleen kamerintermissies, doch ook
uitblijven van voorkamercontracties by geregelde pulsatie van
den sinus.

Fig. 4.

a stolt oono voorkamercontractie voor; b, c en d zijn sinus-
pulsaties, naar ook door inspectie vastgesteld word.

Samengevat hebben we dus:

Het anders voorhandene positieve voorstadium der
chronotropie en inotropie valt hier weg.

De negatieve wijziging van deze laatste blijft
gering. De dromotropie verhoudt zich als vroeger;
de vermindering van \'t geleidingsvermogen is echter
sterker, wat zich uit door thans optredende voor-
kamerintermiBsies.

De kamerrhythmus verliest weer eerder zijn regelmaat
dan de voorkamer, deze laatste weer eerder dan de sinus.

Eene kleurreactie komt niet tot stand.

-ocr page 54-

40

3. 15 m.gr. Rauwolfinechloride (300 m.gr. per Kilo dier).

Frequentie

sinus
per minuut

Frequentie
voorkamer
per minuut.

1

Frequentie

kamer
per minuut.

1 Keiatief aantal intermissies.

Tiji
na injectie.

Verhouding
1 frequentie
voorkamer
1 tot sinus.

Verhouding
frequentie
kamer
tot voorkamer.

Contractie-
hoogte.

15 min.

36

36

36

1

1

1,5 C.M.

30 „

33

33

33

1

1

100 7«

45 „

26

26

1

-

1 uur.

24

24

12

1

0,5

113,3»/«

1 11. 15 m.

24

13

10

0,54

0.77

113,3 7,

1 u. 20 m.

24

15

0,63

of?\'^

113,37«

3 uur.

24

24

1

,0,5
of
J_
00

106,6 7« •

18 u. 30 m.

12

o\'l

of 0,5
0,33

66 7o

Uit deze tabel is het volgende op te maken:

De chronotropie vertoont van begin af aan eene
negatieve verandering, welke wat sneller toeneemt
dan in .de vorige proef; de dromotropie wordt hier
wat later negatief gewijzigd (zoowel van voorkamer
op kamer, als van sinus op voorkamer) dan in het
voorgaande experiment.

Dat de dromotropie na 18 uur veel belang-
rijker is dan na 45 minuten, hoewel het rela-
tieve aantal intermissies hetzelfde is, blijkt uit
het feit dat de duur tusschen voorkamer- en
kamercontractie in het eerste geval veel grooter
is dan in het laatste, terwyl tevens de duur der
voorkamer- en kamercontractie op zich zelf, belangrijk
verlengd is.

De contractiehoogte neemt na 45 minuten iets toe;

-ocr page 55-

41

deze toename valt echter juist samen met eene be-
langrijke vermindering der kamerfrequentie, zoodat
ze waarschijnlijk secundair is.

Na zeer langen tijd (18 uren) is de hoogte, niet-
tegenstaande de zeer geringe frequentie, niet onaan-
zienlijk afgenomen, zoodat we dan met eene duidelijke
negatieve inotropie te doen hebben.

■ De reactie met salpeterzuur op het hartsextract
viel negatief uit.

Samengevat hebben we dus weer te doen met dezelfde
afwijkingen als in de vorige proefneming; hier is de
negatieve chronotropie sterker en spoedig aanwezig,
terwül de negatieve dromotropie wat later optreedt.

In het hartextract is weer geen \'rauwolfine aan te
toonen.

-ocr page 56-

42

i. 20 m.gr. Rauwolfinechloride (400 ra.gr. per Kilo dier.)

Relatief aantal intermissies.

------■

Tijd
na injectie.

Frequentie
sinus.

Frequentie
voorkamer.

Frequentie
kamer.

Verhouding
frequentie
voorkamer
tot sinus.

Verhouding
frequentie
kamor
tot voorkamer.

Contractie-
hoogte.

5 min.

44

44

36

1

0.81

1.3 c. M.

8 „

36

36

9

1

0.25

92.3 7o

11 „

33

33

, 16.5
of

1

of Ö-Ö
0.33

92.3 7o

13 „

30

25

5
tot
15

0.83

0.17
tot
0.5

100 7o

1 uur.

12

6

0.5

92.3 "io

1 H. 7 m.

11

5.5

0.5

92.3 »/o

1 u 15 m.
1 u. 45 ni.

19
18

15
tot
11

9

of?

3
of
mindor.

08
tot
0.75

0.5

«f 0.33

0.33
of
mindor.

92.3 "lo
61.5 70

1 u. 50 m.

16

of «

<1
of
1

0.5

<0.1

33 7o

16 u 30 m.

24 \'

24

do"

Of\'?

1

0.5

of

00

92.3 7o

In deze tabel is zichtbaar dat by alle drie functies,
chronotropie, dromotropie en inotropie, de werking
van het gif zich veel sneller en sterker openbaart,
dan in de vorige proefnemingen en wel uitsluitend
in negatieven zin; zelfs by de inotropie is een positief
voorstadium geheel buitengesloten, daar we reeds na
8 minuten, niettegenstaande de frequentie der kamer
slechts een vierde der oorspronkelijke bedraagt, eerder
eene afname, dan eene toename der contractiegrootte\'
zien tot stand komen. De inotropie is hier sterker
geschaad dan we tot nu toe zagen: nog binnen 2

-ocr page 57-

43

uur tyds neemt de contractiegrootte tot één derde
der aanvankelijke waarde af.

Na 16 uren echter, waarbij chronotropie en dromo-
tropie, hoewel minder sterk, nog aanzienlijk in
negatieven zin gewyzigd zijn, heeft de inotropie zich
weer nagenoeg hersteld. Ook in deze proef blijkt zy
dus wel de relatief geringste inwerking van het
rauwolfine te ondervinden. Het hartsextract geeft
geene reactie met salpeterzuur.

In fig. 5 a zien we behalve talrüke kamerintermissios, ook
eene voorkamerinterniissie, bj) x. Dit bl\\jkt hieruit, dat de
afstand
a tot b juist geiyk is aan den dubbelen afstand van

Fig. 5, a en b.

c tot a, dat is gelUk aan den duur van twee perioden. Wo
zien oven voor
x eene lichte golving, S, in do krommo, welko
do sinusbewoging aangeeft.

Nog duidelijker zijn do sinuscontractios to zion in llguur
5
b (S), wolko aan oon andor experiment ontleend is.

-ocr page 58-

44

Wanneer we alles in \'t kort samenvatten, blijkt het
dus dat bij deze grootere dosis een positief voor-
stadium ten eenenmale ontbreekt, terwijl het negatieve
effect grooter is dan we tot nu toe waarnamen.

De inotropie vertoont ook hier de geringste wyziging.
Het hartextract geeft geene reactie.

Na 16 uren is de toestand van het hart beter dan
na 2 uur, waaruit volgt dat op den duur een zeker
herstel mogelyk is.

5. 25 m.gr. (500 m.gr. per kilo dier).

TUd
na injectie.

Frequentie

sinus
per minuut.

Frequentie
voorkamer
per minuut.

Frequentie

kamer
per minuut.

Verhouding
frequentie
voorkamer
tot sinus.

Verhouding
frequentie
kamer tot
voorkamer

Contractie-

hoogte-

10 min.

54

54

1

54

1

1

1,7 cM.

13 „

42

42

42

1

1

106 •/«

15 „

38 *

38

27,5

1

0,75

106,6 •/•

18 ,

36

36

27

1

0,75

100,6 •/•

35 „

36

36

31,5

1

0,86

113,3 •/•

45 „

36

36

31
tot
24

1

0,85
tot •
0,66

106,6 •/•

2 uur.

27

27

13,5

1

0,5

100 •/»

2 u. 15 m.

27

27

13,5

1

0,5

93,4 •/•

4 uur.

13

0

1

oo

4 u. 15 m.

0

0

0

-

Uit deze tabel is zonder nadere toelichting te zien
dat we weer met dezelfde verschynselen te doen
hebben.

De afname van \'t geleidingsvermogen openbaart

-ocr page 59-

45

zich hier alleen niet in een optreden van voorkamer-
intermissies, of is althans niet aldus in de krommen
te constateeren.

De inotropie vertoont waarschijnlijk weer een gering
positief voorstadium; het is namelijk minder aanne-
melijk om deze vergrooting der contracties aan
secundair elGFect der verminderde frequentie toe te
schrijven, daar de vergrooting by eene kamerfrequentie
van 31 aanzienlyker is dan bij die van 27 per min.
Later treedt een gering negatief effect op.

Het hartextract geeft geene reactie met salpeterzuur.

Figuur 6 toont op aanschouweiyko wyze aan, hoo do storing
van \'t geloidingsvermogen geleideiyk toeneemt, tot ze tenslotte
zoo sterk geworden is, dat een prikkel niet meer de barrière
tusschen voorkamer en kamer overschrydt.

We zien namoiyk hoe de duur tusschen voorkamer on kamer
langzamerhand toeneemt, wat zichtbaar is ton oersto nntuuriyk
door het aangroeien van den afstand van voorkamer tot kamer,
en ten twoodo door hot togoiyk daarmee optredend naderen

Fig. ü.

der voorkamer tot de vorige kamerdiastole, ja tenslotte tot oen
steeds hooger hierin vallen der voorkamorvorhofTingon (atot/c)
By i is de afstand voorkamer tot kamer maximaal geworden;
do volgende voorkamercontractio heeft geene kamercontractio
meer ten gevolge.
By l begint dit proces weer opnieuw.

-ocr page 60-

46

De resultaten samenvattende^ blijkt het dat bij deze
grootere dosis de voorkamerintermissies toch niet of
althans veel later dan in de vorige proeven optraden,
terwyl we, ook weer in tegenstelling met vroeger,
een gering positief inotroop effect waarnamen.

Eene kleurreactie was niet te verkrijgen.

6. 30 m.gr. Rauwolfinechloride (600 m.gr. per Kilo dier.)

Tyd
na injectie.

Frequentie

sinus
per minuut.

Frequentie
voorkamer
per minuut.

Frequentie

kamer
per minuut.

Verhouding
frequentie
voorkamer
tot .sinus.

Verhouding
frequentie
kamor tot
voorkamer.

Contr.ictie\'
grootte.

8 min.

S3

33

33

1

1

1.5 C. M.

1

12 „

30

30

27

1

0.89

100?"

15 „

30

30

25

1

i

0.83

]00?ó

20 „

30

30

1 22.5
of 20
1 15

1

[0.75
of 0.66
10.5

93.3

25 „

33

33

16.5

1

0.5

93.3

45 „

24

12
tot
6

1

0.5
tot
0.25

93.3

1 uur.

24

«f 16
of 12

Of»

Of 0.66

0.5

QfO.66

0.5

80.6 ••

1 u. 5 m.

24

12

0

05

05

75%

1 u. 30 m.
1 u. 40 m.

24
12

of

12

112
of 6

i 0

6
of
minder.

0.5
of
1
00

i

|1
of {0.5

00~
1
of
minder.

75%
66"«

3 uur.

16

8

0.5\'

73%

5 „ ongevtier afs iia drie uur.

1

-ocr page 61-

47

Uit deze tabel is op te makon dat we weer te doen
hebben met eene werking op de drie hartsfuncties,
welke ^ye bestudeeren, en thans weer uitsluitend in
negatieven zin; zelfs de inotropie vertoont al na 20
minuten, ondanks de kleinere frequentie, eene lichte
afname der conti actiehoogte.

De storing van \'t geleidingsvermogen openbaart zich
hier ook weer in een uitvallen van voorkamercon-
tracties, welke na ruim een uur nog slechts de halve
frequentie van den sinus handhaven.

Na 5 uren klopte \'t hart nog ongeveer \'t zelfde als
na 3 uren. Dit komt niet overeen met de vorige twee
proefnemingen, waar het hart na 3 uren stilstond,
en dit, hoewel de vergiftigingssymptomen hier in de
eerste uien veel minder sterk waren.

N. B. \'t Blükt dus dat de snelheid, waarmee de
volkomen stilstand van \'t hart tot stand komt, niet
evenredig is met den graad van intensiteit der ver-
giftigingssymptomen. Misschien hangt dit samen met
eene vernietiging van het vergif door het hart; op
het bestaan daarvan wyst ook al proef 4. waar we
zagen dat het hart na 16 uren eene veel betere
werking had dan na 2 uren.

Het hartsextract gaf geene kleurreactie met sal-
peterzuur.

Geresumeerd vinden we in dit experiment dus de
volgende resultaten:

We hebben uitsluitend met eene negatieve wijziging
der chronotropie, inotropie en dromotropie to doen.
Deze laatste geeft zoowel tot kamer- als tot voorkamer-
intermissies aanleiding. De inotropie ondervindt weer
relatief de geringste inwerking.

Het hart reageert negatief op salpeterzuurtoevoeging.

-ocr page 62-

48

Conclusie der Ie proefreeks.

Bij vergelyking van de resultaten dezer proeven
kunnen we deze, samengevat, aldus lormuleeren:

Na een irritatiestadium, waarin zoowel de chrono-
tropie als de inotropie (de dromotropie is, wat prik-
kelingsverschynselen aangaat, niet te controleeren)
positief zyn en dat in \'t algemeen des te korter is,
naarmate de dosis grooter is en by de hoogste dosee-
ringen meestal vervalt, oefent het gif een verlam-
menden invloed uit op pulsaties, geleidingsvermogen
en spierkracht; ook deze invloed is bij de sterkere
doses aanzienlijker dan bij de kleinere. Terwyl bij
deze laatste de negatieve dromotropie alleen tot kamer-
intermissies aanleiding geeft, treden by de grootere
doses ook voorkamerintermissies op.

De afname der spierkracht is altyd duidelyk geringer
dan die der andere onderzochte functies.

Zooals reeds vermeld is, zal de bathmotropie later
in afzonderlijke experimenten onderzocht worden.

De kleurreactie met salpeterzuur was nooit in het
hartsextract te verkrijgen.

Proefreeks II.

Met opklimmende doseering van 2% Rauwolfia-
extract in Ringersche vloeistof opgelost, bij subcutane
toediening.

-ocr page 63-

49

1. 20 m.gr. Rauwolfiaextract (400 m.gr per kilo dier).

Tyd
na injectie.

Frequentie

sinus
per minuut.

Frequentie
voorkamer
per minuut.

Frequentie

kamer
per minuut

Verhouding
frequentie
voorkamer
tot sinus.

Verhouding
frequentie
kamer tot
voorkamer.

Contractie-
grootte.

5 min.

48

48

48

1

1

1,15 cM.

15 „

45

45

42

1

0,93

87%

30 ,

45

45

37

1

0,83

100%

1 uur.
1 u 45 m.

42
40

42

of

26

of 28
18

1

0,78

of

0,5
0,57

104,3 %
83%

u. 30 m.

20

0

0

1

00

1

Deze tabel doet ons zien dat we te maken hebben
met een negatief chronotropen invloed, een geringen
negatief inotropen invloed en een negatief dromotroop
effect.

Dit laatste geeft na 15 minuten tot kamerinter-
missies en na ongeveer 1,5 uur ook tot voorkamer-
intermissies aanleiding.

Het hartsextract gaf geene kleurreactie met sal-
peterzuur.

Het bestaan van voorkamorintormissies, en do na 19 men nog
plaats hebbende sinuscontracties, worden in de curven zoer
duideiyk weergegeven door sinusgiooiïngon, waarvan we by
eene vorige gelegenheid reeds enkele afbeeldingen gaven.

Conclusie.

De vergiftigingsverschijnselen bestaan uit eene
negatieve verandering der drie te onderzoeken eigen-
schappen zonder positief voorstadium. De inotropie
is slechts in geringe mate gewijzigd.

5

-ocr page 64-

50

Dit resultaat komt dus geheel overeen met de be-
vindingen bij een gedeelte der proeven met rauwolfine-
chloride.

2. 20 m.gr. Rauwolflaextract (zelfde dosis).

Tüd
na Injectie.

Frequentie

sinus
per minuut.

Frequentie
voorkamer
per minuut

Frequentie

kamer
per minuut

Verhouding
frequentie
voorkamer
tot sinus.

Verhouding
frequentie
kamer tot
voorkamer.

Contractie-
grootto.

45 min.

30

30

30

1

1

1

48 „

30

30

25

1

0,87

100 7o

Dit tabelletje, uit een onderzoek naar de vaguswer-
king gelicht, laat negatieve dromotropie zien.

3. 20 m.gr. Rauwolflaextract (zelfde dosis).

Tüd
na injectie.

Frequentie

sinus
per minuut

Frequentie
voorkamer
por minuut

Frequentie

kamer
per minuut

Vorhouding
frequentie
voorkamor
tot sinus.

Vorhouding •
froiiuontio
kamor tot
voorkamor.

Contractlo-
grootto.

10 min.

70 .

70

70

• 1

1

25 „

60

CO

60

1

1

32 „

52

52

52

1

1

45 „

44

44

44

1

1

1 u. 10 m.

40

40

40

1

1

2 n. 40 m.

40

40

40

1

1

In deze tabel zien we uitsluitend een negatief

chronotroop effect.

-ocr page 65-

öl

4. 40 m.gr. Rauwolüaextract (800 m.gr. per kilo dier).

TUd
na injectie.

Frequentie

sinus
per minuut.

Frequentie
voorkamer
per minuut.

Frequentie

kamer
per minuut.

Verhouding
frequentie
voorkamer
tot sinus.

Verhouding
frequentie
kamer tot
voorkamer.

Contractie-
grootte

10 min.

40

40

40

1

1

1,1 cM.

15 „

36

36

36

1

1

64%

20 „

36

36

36

1

1

82%

30 ,

30

30

15

1

0,5

82%

40 „

30

30

15

1

0,5

82%

50 „

30

30

(30
of 15
( 0

1

(1

of;o,5
11

\\00

82%

Uit deze tabel is te lezen, dat een negatief
chronotroop, dromotroop en inotroop effect, waarvan
het laatste het geringste is, optreedt.

Het hartsextract gaf geene kleurreactie met sal-
peterzuur.

5. 40 m.g. Rauwolflaextract (800 m.g. per kilo dier).

Töd
irxjoctio.

Frequentie

sinus
por minuut.

Froquontio
voorkamer
por minuut.

Frequentie

kamer
por minuut.

Verliouding
frequentie
voorkamer
tot sinus.

Voriiouding
frequentie
kamer tot
voorkamer.

Contractie-
grootto.

80 min.

48

48

48

1

1

1 uur.

40

40

<40

1

<1

2 u. 30 m.

24

24

12

1

0,5

Ook hier zien we een negatief chronotroop en
negatief dromotroop effect.

Als eene in hoofdzaak wel dezelfde eigenschappen
vertoonende, doch in de mate van verdeeling daarvan

-ocr page 66-

52

over de verschillende functies, en tevens in de wpe
waarop voorkamer en kamer geïnfluenceerd voorden,
wat afwijkende vergiftiging, zy het volgende mede-
gedeeld.

6. 20 m.gr. Rauwolfiaextract (400 m.gr. per kilo dier).

i

T«d
na injectie.

Frequentie

sinus
per minuut.

Frequentie
voorkamer
per minuut.

Frequentie

kamer
per minuut.

Verhouding\'
frequentie
voorkamer
tot sinus.

Verhouding
frequentie
kamer tot
voorkamer.

1

Contractie-
hoogte
kamer

Contractie-
hoogte
voorkamer.

15 min.

48

48

48

1

1

0,9 cM.

1

0,15

25 „

36

36

36

1

1

66%

0,3

45 „

36

36

36

1

1

22%

0,3

1 n. 5 m.

33

33

33

1

1

17%

0,3

4 i-.ur. 1

1 17

17

4

1

0,25

40%

0,05

Uit deze tabel is het volgende op te maken:

Spoedig treedt eene duidelijk negatief chronotrope
werking op, zonder voorafgaand positief stadium.

Na geruimen tijd (minstens een uur) is negatieve
dromotropie af te leiden uit het optreden van kamer-
intermissies.

Reeds spoedig treedt eene belangryke negatieve
kamerinotropie op, zonder voorafgaande positieve.

De negativiteit der inotropie overtreft die der
chronotropie en dromotropie. In tegenstelling met
de negatieve kamerinotropie zien we merkwaar-
digerwijze eené belangrijke positieve inotropie der
voorkamer, zoodat de grootte der voorkamercon-
tracties die der kamer overtreft. Ten slotte dalen
de voorkamercontracties echter ook tot onder de\'
aanvankelijke grootte, worden dus negatief inotroop
gewyzigd.

-ocr page 67-

53

Het hartsextract gaf geene kleurreactie met sal-
peterzuur.

De omgekeerde verhouding van kamer- en voorkamergrootte
is in figuur 7 afgebeeld. We zien in fig. 7a, dat do voorkamer
reeds 2 maal grooter is (0,3 cm.) dan ze aanvankelijk was en

Fig. 7 a en ft.

V AvMali\'

■ilï

(iosis: 20 niRr. I^nuwolfll\\oxtract" subcutmin gclnjiciooru.
\'hart iirsusponslo.
a,
b, c voorkamorcontractlo,
n\', b\', c\' knniorcontractlo.

do kamor roods belangrijk kleinere contracties mankt. In fig.
7b zien wo, dat do omkooring voltooid is, dat do voorkamer-
contracties a, &enz. grooter zijn dan do kamorcontractios enz.

Dat de kleinere uitsl.igon inderdaad do voorkamorcontractios
voonstollen is ton eorsto aan den vorm dor kromme te zien:
we zien hoe do kleinere contractie altijd in liot einde
der dia.stolo der grootero contractie begint, hoo do verhouding
van don contractiotijd ongeveer gelijk i.s aan die bi) voorkamer
en kamer in
7a. Ten tweedo is do iioogto dor grootere
contractie gelijk aan do voorkamorcontractio in
7a. Ten
derde hebben wo door inspectie vastgesteld, dat mot do
grootoro uitslagen eene voorkamercontractie on kamordiastolo
correspondeerden, mot do kleine contracties oono kamersystole
on voorkamordiastolo.

-ocr page 68-

54

Samenvatting

We vinden hier dus evenals bij de andere proeven
dezer reeks eene verandering der drie te onderzoeken
hartfuncties. "We missen de positieve effecten der eerste
proefreeks, terwijl een vroeger nooit voorgekomen posi-
tieve invloed, n.1. die op de voorkamerinotropie, hier
voor het eerst optreedt. De negativiteit der kamer-
inotropie, die vroeger van geringe beteekenis was,
is hier de meest geprononceerde verandering.

Couclusie der 11« proefreeks.

Wanneer we de resultaten dezer proefreeks tot eene
korte conclusie samenvatten, zoo luidt deze als volgt:

De afwijkingen bestaan in eenen negatieven invloed
op de by verandering chronotrope, inotrope en dro-
motrope geheeten functies. Behoudens ééne uitzondering
(proef 6) blykt ook hier de inotropie de het minst
getroffen functie te zyn. Uit enkele experimenten
krygt men den indruk dat de negatieve chronotropie
by vergiftiging met extract meer op den voorgrond

treedt dan met \'t chloride.
, *

Een positief voorstadium werd bij de extractvergif-
tiging nooit gezien. Het is zeer wel mogelyk dat
hiervoor onze aanvangdosis van 20 m.gr. te groot
was; het was onze bedoeling ook slechts om vast te
stellen of de werking van het extract in hoofdzaak
analoog aan die van het chloride was. Het blijft
intusschen vreemd en wekt \'t vermoeden dat in \'t
extract wellicht andere stoffen dan de rauwolflne
werkzaam zijn, die o.a. de kracht van \'t hart in de
eerste plaats schaadden.

-ocr page 69-

55

Proefreeks III.

Met opklimmende doseering van 2 % Rauwolfia-
extract, in Ringersche vloeistof opgelost, by intrave-
neuse injectie.

We injiceerden altyd in de vena abdominalis.
Tydens de injectie vertoonde de hartswerking eene
typische verandering, die by nauwkeurige inspectie
in hoofdzaak aan de vergiftigingsverschijnselen by
subcutane injectie gelyk bleek te zyn. Deze bestond
n.l. in eene duidelyke afname der sinusfrequentie
en eene sterke storing van \'t geleidingsvermogen
(intermissies van kamer of van kamer en voorkamer).
Niet zelden trad zelfs by kleine dosis volkomen
stilstand der kamer of ook van \'t geheele hart op,
zoodat langzaam injiceeren noodzakelijk was, om een
werkend hart te behouden, i)

Soms gaat een aldus vergiftigd hart spoedig na
de injectie stilstaan (een reeds stilstaand hart blijft
hierin meest volharden); meestal echter herstelt het
zich in betrekkelijk korten tyd en pulseert dan weer
als een normaal hart om daarna opnieuw, maar nu
geleidelijk, als by subcutane injectie, dezelfde vergif-
tigingsverschijnselen te vertoonen.

Door het acuut en intensief optreden der verschijn-
selen tydens de injectie en het weer snel verdwynen

\') Dat do oorzaak van don hartsstiistand niot gelegon was
in oono het hart plotseling ovorweldigondo vloeistofmassa,
blijkt nit het feit, dat oono injectie in de vena abdominalis
van oonigo cm.". Ringersche vloeistof hoegenaamd geene
abnormale hartswerking tengevolge heeft.

Deze zelfde veranderingen constateerden we vroeger (hoofd-
stuk II) eenigen tijd na do injectie; hier konden we zo tijdens do
injectie inapecteeren, daar van to voren het hart blootgelegd was.

-ocr page 70-

56

daarvan, is de analyse minder gemakkelijk; daarom
zullen we in deze proefreeks ons slechts met de
later optredende, geleidelijk toenemende, intoxicatie
bezighouden.

6 m.gr. Rauwolflaextract (120 m.gr. per kilo dier).

Duur
na injectie.

Frequentie

sinus
per minuut.

Frequentie
voorkamer
per minuut.

Frequentie

kamer
per minuut

Verhouding
frequentie
voorkamer
tot sinus.

Verhouding
frequentie
kamer tot
voorkamer.

Contractie-
grootte.

15 min.

24

24

24

1

1

2.6 cM.

30 ,

26

26

26

1

1

104 %

1 uur.

26

26

26

1

1

104%

3 .

24

34

34

1

1

104%

20 ,

45

45

45

1

1

100%

Tijdens de injectie en vlak er na vertoonde het
hart duidelyk de genoemde acuut optredende vergif-
tiging ; aan het einde der proef, dus na 20 uren, was
de kikker geheel hersteld en normaal.

Dit wetende, kunnen we uit de tabel afleiden dat
het hart, na eene kortstondige acute vergiftiging, de
overblijvende, voornamelyk uit een negatief chrono-
tropen invloed ontstane afwykingen, vermag te over-
winnen. We zien n.1. hoe de frequentie, die een
kwartier na de injectie duidelijk verkleind was,
gaandeweg grooter wordt.

Reactie van het hartsextract met salpeterzuur:
negatief.

Samenvatting.

Het hart ondervindt slechts een voorbij gaanden
invloed van het gif. De toegediende dosis in niet
doodelyk.

1.

-ocr page 71-

57

Eene reactie met salpeterzuur is niet te verkrijgen
in het hartextract.

\'t Hart vertoonde de acute verschijnselen, waarvan
\'t zich oogenschijnlijk in eenige minuten herstelde.

2. 10 m.g. Rauwolflaextract (200 m.gr. per kilo dier).

T«d
"a injectie.

Frequentie

sinus
per minuut.

Frequentie
voorkamor
per minuut.

Frequentie

kamor
por minuut.

Verhouding
frequentie
voorkamer
tot sinus.

Vorhouding
frequentie
kamer tot
voorkamer.

Contractio-
grootto.

5 min.

60

60

60

1

1

1,7 cM.

15

»

50

50

50

1

100%

37

37

„f 27
24

1

ofO.75

100%

36

36

29

1

0.8

106%

^ 15 m.

36

36

«f 24

of 18

1

0,66

112%

^ 45 ra.

33

33

16,5

1

0,5

112%

3 luir

30

30

15

1

0,5

106%

16

n

i

27

27
11

of minder en
onroKoimntig
V. rhythmns

7
0

1

0,25
\\

co

125%

Uit deze tabel volgt dat het hart van zyn eersten
vergiftigingstoestand reeds binnen 5 minuten zich
herstelt, daar later de frequentie weer afneemt, dus
de tweede intoxicatietoestand zich al openbaart.
Hierin treedt .dan weer eene negatieve chronotropie op.
Misschien bestaat er eene lichte primaire positieve
inotropie, deze zal echter wel grootendeels aan
secundaire invloeden te danken zyn.

-ocr page 72-

58

Eene negatieve inotropie van primairen aard bestaat
in elk geval niet.

Het hartsextract geeft geene reactie met salpeter-
zuur.

In figuur 8 is fraai te zien hoe de afname van \'t geleidings-
vermogen naar eene intermissie toe, grooter wordt. We zien
hier nog duidelyker dan in fig. 6 hoe de afstand voorkamer
tot kamer steeds grooter wordt en tegeiykertyd de voorkamer
steeds vroeger in de kamerdiastole valt, hier als \'t ware in
opklimt. In de roeks voorkamorcontracties o,
b, c, d zien we

Fig. 8.

dat d het hoogst in de vorige diJtetole valt. tevens zien wo
dat de kameruitslag vlak na eene intermissie grooter is dan
de daaropvolgende (a\' grooter dan i\'), torwyi daarna weer
eene toename der kameruitslagen plaats hoefo, zoodat de

\') Bü dezo dosis is wd eene reactie te kragen, wanneer ze.
het hart direct tot stilstand gebracht had. Dit pleit dus voor
eene vernietiging van \'t gif door \'t hart, of althans voor een
verdwijnen or uit door de hartswerking zelve.

-ocr page 73-

59

laatste contractie vóór eene intermissie liet grootste is.
(c\\p,q). Ook dit verschijnsel lijkt mij toe een gevolg der storing
van het geleidingsvermogen te zijn. De eerste contractie na eene
intermissie is grooter omdat het hart door de pauze eene
grootere kracht ontwikkelen kan. De tweede en soms ook de
derde contractie missen deze pauze en zijn dus kleiner;
dan begint zich echter weer de langere duur tusschen voor-
kamer en kamer te doen gelden, waardoor zich eene grootere
hoeveelheid krachtsmateriaal aanzamelen kan. Waarom de
laatste contractie echter grooter is dan de eerste, durf ik niet
te verklaren.

Samenvatting.

Het hart herstelt zich in eenige minuten van zyne
eerste intoxicatie.

De tweede intoxicatie vertoont een toenemenden
negatief chronotropen en dromotropen invloed, (uit-
sluitend kamerintermissies). De inotropie is niet in
negatieven zin gewyzigd.

Het hartsextract geeft geene reactie met salpeterzuur.

Conclusie der Ille proefreeks.

De directe acute verschijnselen verdwijnen spoedig.
Daarna treedt eene geleidelijke intoxicatie op met
dezelfde afwijkingen als by subcutane injectie van
\'t extract. By eene kleine dosis zien we ook hier dat
de negatief chronotrope invloed op den voorgrond
treedt.

Eene reactie met salpeterzuur was slechts te krijgen
bij een hart dat door het gif acuut en blyvend
verlamd was.

Om de toxische kracht van \'t zout en het spiritueuse
extract, intraveneus toegediend, onderling te vergelijken
dient nog het volgende experiment:

-ocr page 74-

60

Uiterst langzaam werd 3 m.gr. Rauwolfinechloride
intraveneus geïnjicieerd.

Direct werd de frequentie zeer gering en traden
talryke kamerintermissies op. Langzamerhand kwam
het hart wat bij, doch na 30 minuten is de frequentie
der voorkamer toch nog slechts 12 en die der kamer 6.

We krijgen dus den indruk dat het zout, hoewel
dezelfde symptomen gevende, in eene evengroote dosis
krachtiger werkt dan het spiritueuse extract.

Proefreeks IV.

In deze reeks, eveneens met behulp der suspensie-
methode genomen, zullen we den invloed behandelen,
welke vagusprikkeling op een duidelyk met Rauwolfla-
extract vergiftigd kikkerhart uitoefent, vergeleken
met de werking der vagusprikkeling op een nor-
maal hart.

De vagus werd geprepareerd, zoover mogelyk van
het hart verwijderd afgebonden, en centraal van deze
ligatuur doorgeknipt. Dan werd de gevensterde kikker
in een\' vochtige kamer geplaatst. De vagus werd in
de tyden tusschen de prikkeling in, zooveel mogelijk
door bedekking met het omliggende weefsel beschut.

De stroom werd gegeven door één chroomzuurelement;
de vagus werd faradisch geprikkeld bij geheel uitge-
trokken inductieklos.

-ocr page 75-

1. a. VagusprikkeÜDg by een normaal hart. h. Vagusprikkeling bij ditzelfde
vergiftigd met 20 m.gr. Rauwolfiaextract, subcutaan toegediend.

hart,

TUd na

Tyd

Freq. sinus
per minuut.

Freq. voorkamer
per minuut.

Frequentie kamer
per minuut.

Verh. frequentie
voorkamer
tot sinus.

Verh. frequentie kamer
tot voorkamer.

Contractiehoogte.

suspensie.

na injectie.

Toor.

tydens
prikk.

voor.

tydens
prikk.

voor.

tydens
prikk.

voor.

tydens
prikk.

voor.

tydens
prikk.

voor.

tydens
prikk.

10 min.

48

33

48

33

38

]

33

1

1

1

l

1

0,9 cM.

0,9 cM.

30 .

48

12?

48

12?

48

12

1

1?

1

1?

116%

12.3 %

1 nnr.

48

1

32?

48

32?

48

< Sinus
en

voorkamer.

i 1

1?

i

1

<1

111 %

111 %

1 u. 40 m.

45

32

45

32

45

32

1

1

1

1

123%

144%

2 n. 45 m.

48

36

48

36

48

36

1

1

1

1

123%

144%

8 uur.

injectie.
15 min.

45

45

42

1

0,92

111 %

20 ,

45

8?

45

8?

42

8

1

1?

0,92

1?

111 %

123%

1 uur. .

44

44

44

3?

38

3

1

1

00
1
00

0,86

1?

123%

123%

1 u. 5 m.

42

42

42

0

«f28

0

1

o\'ir

-

of133 %

1 n 45 m.

42

42

42

0

«f28

0

1

1 i

00

-

133%

2 nnr.

39 1

39

39

1

0

«f 26
19,5

0

1

1

00

«\'Sf

133%

1

!

20 ,

21

21

° i

0

0

0

1

00

co

-ocr page 76-

Uit deze tabel maken we het volgende op:

De vagus is met zekerheid 5 uur na de preparatie
ervan, nog duidelyk werkzaam; 3 uur na de bloot-
legging werd het gif geinjicieerd, tengevolge waarvan
het hart twee uren later, terwyl de vagus nog
werkte, sterk vergiftigd was. Vóór de injectie be-
stond de vaguswerking by prikkeling hoofdzakelyk
in een negatief chronotroop effect; een enkele keer
was ook een negatief dromotroop effect, zich open-
barende door kamerintermissies, te constateeren.

Wat de inotropie aangaat merken we op, dat tydens
de vagusprikkeling de voorkamercontracties kleiner
of onzichtbaar zyn, de kamercontracties echter iets
vergroot, wel door secundair effect (geringe frequentie).
Dikwyls valt eene positieve nawerking te consta-
teeren, zich uitende door vergroote kamer- en voor-
kameruitslagen ; deze waren van primairen aard daar
de frequentie inmiddels normaal geworden was. We
hebben dus te doen meteen primair negatiefinotropen
invloed van den vagus op de voorkamer en eene
primair positieve nawerking op voorkamer en kamer.

Na het tot stand komen der vergiftigingsverschyn-
selen zien we uitsluitend een negatief dromotroop
effect bij vagusprikkeling en wel zoo, dat zoowel voor-
kamer- als kamercontracties wegvallen en slechts
sinusgolvingen zichtbaar zijn. Van eene nawerking fs
hier niets te bespeuren.

Figuren 9 en 10 zü" vóór de vergiftiging genomen.

In figuur 9 zien we hoe tydens de vagusprikkeling (r r\')
en wat later, de frequentie sterk verminderd is. Tevens zien
we de negatieve inotropie der voorkamers. We hebben geen
recht de geringere frequentie aan negatief dromotroop effect
toe te schrüven, daar we in de pauzen nooit ook maar een
spoor van Sinus- of voorkamercontractie konden waarnemen.
We zien verder hoe na afloop der vagusprikkeling de voor-

-ocr page 77-

vagiwprikkeling bU noiniaal hart, in Busponsie.
r r\' tUd van vagusprikkoling.

b, d, vergrooto voorkamercontractios.

c, e, vorgrooto kaniorcontractiea.

g verkleinde voorkatnercontracties.

karaer-contracties een tydiang vergroot zyn (ö, d enz.) en
evenzoo de kameriiitslagou ( c, c enz.) By
g wordt alles weer
gewoon; do voorkamercontracties zyn dan echter kleiner dan
voor de prikkeling.

(

In flgnur 10 is hetzelfde, maar minder fraai te zien. We kunnen
hier echter bovendien constateeren, dat naast hot negatief
chronotrope effect tevens op een enkele plaats oen negatief dromo*

Fig. 10.

vnKimprikkeling by norninnl hnrt, In HiipenHle.
r r* tUd van vaguaprlkkollng.

rt, d voorkamorcontmcUes, door knmcrlntormlHalo gevolgd;
tevens vergroot.

trope invloed in \'t spol is. Wo zien nl. hoe tydens do prikkeling
do voorkamercontractie o door goon kamerultslag gevolgd
wordt, terwyl gedurende de nawerking de vergroote voor-
kamercontractio
d eveneens alleen staat.

-ocr page 78-

64

Figuur 11 toont ons den vagusintloed aan by hetzelfde hart,
maar nu sterk vergiftigd.

In verband met andere, hier niet weergegeven, curven biykt
met zekerheid dat hier vóór de vagusprikkeling de kamer-
frequentie by a en & de helft der voorkamerfrequentie bedroeg;
de kameruitslag c volgt weer direct op de voorgaande, zonder
intermissie er tusschen. We zien telkens voor eene voorkamer-
contractie een kleineren uitslag, welke aan den sinus (s) toege-
schreven moet worden, hetgeen eveneens door vergeiyking met
andere krommen is vast te stellen. Na het begin der vagus-
prikkeling zien we hoe slechts de sinusglooiingen (s) regel-

Fig. 11.

matig en in onverminderde frequentie biyven bestaan. Wo
hebben dus met een duidelyk en uitsluitend negatief dromotroop
effect te doen. Na afloop der nawerking, wolke dezelfde is als
de werking zelve, zien we een oogenblik do kamerfrequentie
geiyk aan die van den sinus worden.

Conclusie:

Vóór de vergiftiging heeft vagusprikkeling hoofdzake-
lijk een negatief chronotroop efïect met daarnevens nu
en dan eenige negatieve dromotropie ten gevolge; na
de vergiftiging gaat de chronotrope invloed verloren
en blüft uitsluitend een negatieve, nu veel sterkere
dromotropie bestaan, welke èn tot voorkamer — èn
tot kamerintermissies aanleiding geeft. Vóór de ver-
giftiging bestaat een negatieve inotrope invloed op

-ocr page 79-

65

de voorkamercontracties, terwyl eene positieve nawer-
king op voorkamer- en kamercontracties optreedt.
De inotrope effecten zijn na de vergiftiging niet
na te gaan door het totale gemis aan contracties
tengevolge der negatieve dromotropie.

2. Vagusprikkeling by een hart, met 40 mgr.
spiritueus extract, subcutaan toegediend, vergiftigd.

TUd na

Froq. sinus
por min.

Froq. voor
kamer p. min

Froq. kamor
l)or min.

Vorlioud. froq.
voorkamer

tot Hliiim.

Verhoud, ft-oq.
kamor tot

vrtnvlrn Mirti*

Coutractio
hoogte.

\'njcctie.

tydons
prikk.

*

voor.

Voor.

Tydens.

Voor

TUdcns.

Voor. |Tüdons.

Voor.

Tüdous.

Voor. jTUdons,

lo min.

40

40

40

1

1

1,05

"0 min.

30

86

36

86

36

24

1

1

1

0,66

0 75

0,85

enz.

36

80

36

36

36

21

1

1

1

0,61

0,9

0,95

80

80

80

80

20

20

1

1

0,66

0,66

0,9

1.

80

80

80

80

20

0

l

1

0,66

l

00

0,9

80

80

80

80

15

0

1

1

0,5

1
00

0.9

We lezen hieruit dat bij eene lichte vergif-
tiging, waar slechts de frequentie iets afgenomen
was, vagusprikkeling een negatief dromotroop effect
heeft, zooals blijkt uit hot optreden van kamerinter-
missies.

By sterke vergiftiging, waar spontaan de kamer-
frequentie de helft van die der voorkamer bedraagt,
staat de kamer by vagusprikkeling stil.

Omtrent de inotropie merken we op, dat hier
slechts een positieve invloed op de voorkamer ten
gevolge van vagusprikkeling te constateeren valt;
van eene nawerking is niets te zien. (zie fig. 12).

5

-ocr page 80-

66

Ongelukkigerwijs is vóór de vergiftiging niet ge-
constateerd of de kamerfrequentie afnam door chrono-
troop of dromotroop effect.

In figuur 12 zien we zeer duidelyiï hoe onder invloed van
vagusprikkeling de kamerfrequentie afneemt en de voorkamer
denzelfden rhythmus behoudt. Deze laatste vertoont echtereen

Fig 12.

vagusprikkoling by een vergiftigd hart (40 mgr. Uauwolllaextract).
hart in suspensie.

r—r\' vagusprikkeling, tydens welke de karaerfrequentie gehalveerd is en de
voorkamercontracties belangr^k vergroot zün.

niet twijfelachtig positief inotroop efiect. Na afioop der prikkeling
biyft een nawerking geiyk aan de vagusprikkeling zelve over,
welke spoedig voor de gewone verhoudingen plaats maokt.

In figuur 13 is aanschouwelijk gemaijkt hoo door vagus-
prikkeling een roods bestaand negatief dromotroop effect (de

Fig. 13.

L.AA

/i./v" ,1/1

vagusprikkeling bU \'t zelfde dier van fig. 12.
In verder stadium dor vergiftiging,
r-r" vagusprikkeling, tUdens welke slechts voorkamercontractios
t plaats hebben.

-ocr page 81-

67

kamerfreqiientie is gelijk aan de halve voorkamerfrequentie)
versterkt kan worden. We zien n.l. dat geene kamercontracties
meer optreden. De voorkamer blyft echter met denzelfden
rbythmus pulseeren, zoodat een chronotrope invloed buiten te
sluiten is. Na afloop der prikkeling is spoedig weer de vroegere
toestand hersteld.

Conclusie.

Bij een zwak vergiftigd, zoowel als bij een sterk
vergiftigd hart, openbaart zich de vaguswerking by
prikkeling uitsluitend in een negatief dromotroop
effect, afgezien van geringe inotrope invloeden, welke
van ondergeschikte beteekenis zijn.

Eindconclusie.

Het blijkt: a. dat de toxische verschynselen niet
van eene vagusvergiftiging afhangen, daar deze tot
by de sterkste vergiftiging werkzaam blyft.

b. dat we na vergiftiging van het hart geen anderen
dan een negatief dromotropen invloed van den vagus
hierop konden constateeren (afgezien van inotropen
invloed van ondergeschikt belang).

B. Vergiftiging van het uitgenomen en kunstmatig
doorstroomde hart.

Als circulatievloeistof werd gekozen de z.g. Rin-
gersche vloeistof, welke in de moderne tyden voor
dergelyke onderzoekingen algemeen in gebruik gekomen
is on vloeistoffen, welke bloed of colloldale bloedsbe-
standdeelen van hot dier bevatten, geheel op den
achtergrond gedrongen heeft.

-ocr page 82-

68

De Ringersche vloeistof of een der talrijke modifl-
catiën er van, bestaat uit eene oplossing van ver-
schillende anorganische zouten, welke ieder eene
bepaalde werking uitoefenen en voor eene langdurige
regelmatige harts-actie grootendeels onmisbaar zijn.

Voor het warmbloedige hart is het noodig hieraan
zuurstof toe te voegen en voor eene eenigszins langere
hartswerking ook organische bestanddeelen, zooals
Locke aantoonde.

Deze laatste zyn voor het kikvorschhart niet strikt
noodig, worden echter, o.a. door Bergström, ook
hier aanbevolen als eene toevoeging, welke den duur
der geregelde hartsactie verlengt.

De samenstelling der vloeistof, waarvan wy gebruik
maakten, namen wy als volgt:

chloretum natricum 0,7 %
chloretum kalicum 0,03 7o
chloretum calcicum 0,024 %
bicarbonas natricus 0,01 %
dextrosum 0,1 %

Hiermee blyft een normaal hart vele uren regel-
matig pulseeren, wat voor ons doeleinde volkomen
voldoende is.

Deze methode stelt ons in staat het hart onmiddellijk
aangrijpingspunt te maken van het gif en neemt
den invloed weg, dien het bloed op het zich in de
circulatie bevindende gif uit kan oefenen.

\') Eon zakeiyko uiteonzotting van do botookonls der ver-
schillende bestanddeelen der Ringersche vloeistof gooft E. G rosa.
Bedeutung dor Salze dor Ringersche Lösung, Pflüger\'s Archiv.
Bd. 99.

\') Do L 0 c k o\'s c he vloeistof voor het zoogdierhart bevat •
gewooniyk O.l "/o druivensulker.

•) Bergströin: Uber den Einfluss von Dextrose, Central-
blatt für Physiologie. Bd 16.

-ocr page 83-

69

Verder worden invloeden van andere organen buiten-
gesloten, en is de kans dat het gif in het hart met
de salpeterzuur-reactie aantoonbaar is, hier, waar we
de concentratie van het te gebruiken rauwolflne in
onze hand hebben, aanmerkeiyk grooter. By intrave-
neuse injectie kwam deze immers reeds tot stand by
spoedig stilstaand hart.

We zullen nu, in tegenstelling met de vroegere
proeven, met rauwolfineoplossingen van
afnemende
concentratie experimenteeren.

We kunnen op tweeërlei wyze het Rauwolfine
toedienen en wel ten eerste door toevoeging aan de
te circuleeren vloeistof en ten tweede uitwendig,
epicardiaal.

Daar deze laatste wyze van toediening, in verband
met onze beperkte rauwolfinevoorraad, het meest
aanbevelingswaardig is, zyn we hiermee begonnen
en toen het bleek dat de daarby verkregen resultaten
voldoende waren, gebleven.

We zullen dan in de nu volgende proefreeksen
met rauwolfineoplossingen (in Ringersche vloeistof)
van afnemende concentratie de grens vaststellen,
waarby nog effect te zien is en tevens nagaan of in
de doorgeloopen circulatievloeistof en in het harts-
extract de kleurreactie te verkrygen is en zoo ja tot
welken grens van verdunning der rauwolfineoplossing.

-ocr page 84-

70

Proefreeks 1.

Met rauwolfinechloride in afnemende\' concentratie
bij epicardiale toediening.

1. 0,33 7o rauwolfinechloride (6 cm.\' Ringersche
vloeistof.)

Even voor toediening gif.

Na toediening gif.

Freq. kamer
in minuut.

Contractie-
hoogte.

TUd.

Frequentie kamor.
in minuut.

Contractie-
hoogte.

48

1,8

10 sec.

48

\'\' 1

1 m.30 soc.

43

1,3

2 min.

39

0,8

2 m. 30 sec.

26

1,6 ,

3 m. 30 sec.

21

1.8

5 m. 30 sec.

18

1,9

7 min.

10

2,2

8 min.

2,2

13 min.

of (meest 0)

1,8

18 min.

of g (moest 0)

0,9.

Uit deze tabel is het volgende op te \'maken:
Zeer snel na dompeling van het hart in het bakje
met de gifoplossing, treedt eene verhoogde frequentie
en eene vergrooting der contracties op, beide van
korten duur. Daarna nemen beide weer af en wel de
contracties aanvankeiyk meer dan de frequentie; ter-
wyl deze laatste steeds geleidelijk af blyft nemen,
neemt de\'contractiegrootte na eenigen tyd weer toe,

-ocr page 85-

71

om ten slotte, ala het hart nog slechts nu en dan
eene contractie verricht, ook gering te voorden. We
hebben dus te doen met een aanvankelijk positief
stadium, met positieve chronotropie en inotropie.

Dat deze laatste van primairen aard is wordt
bewezen door haar samenvallen met de positieve
chronotropie.

De positieve chronotropie duurt langer dan de
positieve inotropie. Daarna volgt een stadium, waarin
eene negatieve chronotropie het meest in \'t oog valt.
Do dromotropie is hier natuurlijk alleen door inspectie
te beoordeelen: hierby bleek, dat nu en dan ook
kamercontracties uitvielen by doorkloppende voor-
kamers, dat er dus ook eene negatieve dromotropie
bestaat. Eene verlenging van den duur der systole,
waaruit dit eveneens op te maken zyn zou, bestond
niet. Eene duidelyke negatieve inotropie is er voor-
zeker niet; het is echter niet mogelijk de inotropie
naar juistheid te beoordeelen, alvorens\'we uitgemaakt
hebben, waarop de vergrooting der contracties, die
geleidelijk toeneemt, berust. \'

Daar deze zelfde vraag bij alle volgende proeven
dezer reeks weer terug zal komen, is het \'t beste
na afloop dezer proef enkele experimenten te bespreken,
welke we genomen hebben, om hierop een antwoord
te vinden.

Het hartextract, na stilstand van het hart, hieruit
verkregen onder de noodige voorzorgen, gaf met
salpeterzuur een zeer duidelijke kleurreactie.

De tijdens de vergiftiging door het hart gecirculeerde
Ringersche vloeistof vertoonde, »ook na indamping,
geen spoor van reactie.

In figuur 14 zion wo hot boven vermelde korte positieve
stadium. Van a tot b zion wo nog do normaio hartworking
bü het kruis
(X) wordt het gif om het hart gebracht. Wo

-ocr page 86-

72

zien hoe zeer snel daarop de uitslagen grooter worden terwyl
by uitmeting van den tyd blykt, dat tevens de freqüentie ver-
hoogd is (c tob d). Uit de figuur is ook leesbaar, dat het

Fig. 14.

positieve sta-Uum slechts kort duurt; we zien nl. hoo na d\'do
contracties weer in grootte afnemen. \'

Conclusie.

Na een zeer kort stadium van positieve chronotropie
en inotropie, treden onder invloed vah het epicardiaal
toegediende gif eene negatieve chronotropie en dro-
motropie (deze laatste alleen door inspectie te con-
stateeren) op, terwijl pas zeer laat zich eene
negatieve inotropie openbaart.

Het hartsextract geeft eene duidelijke kleurreactie;
het hart stond tydens zyne vergiftiging geen gif aan
de circuleerende vloeistof af.

Oorzaak der toenemende contractiegrootte in de vorige
proefneming.

Als oorzaak hiervan zijn de volgende mogelykheden
denkbaar:

a. by afname der frequentie heeft het hart meer
tijd om zich in de diastole te vullen; door ruimere
vulling zal de contractie grooter worden.

-ocr page 87-

73

b. de längere rustperiode leidt tot een meerder
herstel der contractiliteit, waardoor een secundaire
positieve inotropie ontstaat.

c. het gif als zoodanig oefent een primaire posi-
tieve inotropie uit.

a. Om zekerheid aangaande de eerste mogelijkheid
te verkrygen, verrichtten we een experiment waar
onder dezelfde condities onderzocht werd als in de
juist beschreven proef, alleen eene vulling van het
hart met vloeistof niet plaats kon hebben. Dit werd
op de volgende wyze tot stand gebracht: Van een
uitgesneden hart werden alle arteries en venen onder-
bonden, dan werd de aorta op een stukje kurk gefixeerd
en \'t hart juist als vroeger in suspensie gebracht.

\'t Hart met het stukje kurk werd in het glazen
bakje geplaatst, en kon aldus met Ringersche vloeistof
of gifoplossing overgoten worden.

Zie hier een tabel van twee door ons genomen
proeven, gevolgd door een figuur.

In Ringorscho vloeistof.

In Ringersche vlpelstof, 2 ®/» Rauwolfla-
extract bevattende.

ft-oq. in onbok.

contracllo-

lUdstip.

troq. in onbok.

contrftctio-

tydMoonh. 1)

hooRto.

tUdHoonh.

lioogto.

50

80

1.1

1,5

na 1 min. 80 sec.

82

1,2

1,5

, 1 min. 80 sec.

14

oo

A..J

1,5

1.6

„ 5 min. 80 sec.

9

21

1,6

1,7

„ 7 min.

12

21

1,6

1,7

„ 9 min.

4

20

2,6

1.7

„ 10 min.

0

„ 11 min.

16

18

„ 18 min.

4

2.

\') Hier Is do tyd door oon gebrek aan hot tydsignaal slechts relatief
aan te geven.

-ocr page 88-

We zien uit deze tabel en uit de figuren, dat by
afnemende frequentie een vergrooting der contracties
plaats had.

Hierpaede is dus de raogelykheid a vervallen en
moeten we nu nog een keuze uit de beide andere
mogelijkheden doen.

Figuur 15 toont zonder nadere toelichting vorschillondo
stadia der vergiftiging aan, met eon toenemen dor contractie-
grootte by afnemende frequentie.

h en c. Om tusschen deze beide mogelijkheden te
beslissen, ging ik als volgt te werk.

Een hart werd weer op dezelfde wyze als in de
vorige proef behandeld en toen het in een langzaam

-ocr page 89-

75

tempo met vergroote contracties pulseerde, bij tus-
schenpoozen faradisch geprikkeld in een sneller dan
de bestaande, doch een langzamer rhythmus dan vóór
de vergiftiging bestond. Wanneer de afname der
contracties nu zoo aanzienlijk was, dat deze kleiner
bleven dan vóór de vergiftiging bij een grootere
frequentie, was onzes inziens het bewys geleverd, dat
we niet met eene positieve inotropie van primairen
aard te doen hebben.

Het bleek aldus te zyn.

Het fraaiste resultaat werd verkregen, wanneer we
de punt van het registratie-hefboompje zich op geringen
afstand langs eene verdeelde schaal lieten bewegen.

Dan was zoo wel is waar slechts inspectie mogelyk,
doch alle wrijvingsveranderingen, welke ontstaan
kunnen door den druk der electroden en tot eene
misvormde kromme aanleiding konden geven, waren
buitengesloten.

We zagen hierbij, dat een vergiftigd hart, waarvan
de spontane rhythmus vóór vergiftiging 45 was en de
contractiehoogte 1,5, terwyl deze eenigen tyd na de
vergiftiging respectievelyk G en 2,1 bedroegen, by
prikkeling in een tempo van 18 eene contractiehoogte
van 1,4 vertoonde, dat is twee derde van die by eene
frequentie van G.

By kunstmatig vermeerderde frequentie nam do
contractiehoogte van het vergiftigde hart dus zoodanig
af, dat ze kleiner werd dan die by de oorspronkelyke
veel grootere frequentie vóór vergiftiging. Dezelfde con-
clusie konden we trekken uit eenige andere experimen-
ten, waar we wel de graphische methode bezigden

Hiermee hebben we dus een primaire positieve

\') Iloewol duideHjk, zyn do krommen niet geschikt om
hier weer gegeven to worden.

-ocr page 90-

76

inotropie als oorzaak der toenemende contractie-
hoogten uitgesloten en komen per exclusionem tot de
aanname van een secundair inotropen invloed van
positieven aard, als gevolg der langere rustperioden.

Met deze kennis toegerust, kunnen we thans
verder de resultaten van de andere experimenten
bespreken.

2. 0.33 7o Rauwolfinechloride (in Ringersche
vloeistof.)

Even voor toediening gif.

Na toediening gif

Freq. kamer
in minuut.

Centractie-
hoogte.

TiJd.

Freq. kamer
in minuut.

Contractie-
hoogte.

45

1,1

20 sec.

39

1,7

2 m. 30 sec.

36

1,1

4 min

36

1,1

6 „

8

1,7

9 «

8

1,1

15 ,

3

0,8

18 „

2

0,2

22 „

0

In deze tabel missen we een positief chronotroop
stadium; wel is een positief inotroop stadium van
korten duur voorhanden. Waar de afname der frequentie
belangryk wordt, zien we eerst eene aanzienlyke
toename der contractiegrootte. Deze laatste neemt
echter betrekkelyk spoedig weer af tot onder de
oorspronkelyke grootte. Het negatief inotrope stadium
vangt hier dus wat vroeger aan dan te verwachten was.

-ocr page 91-

77

Het bestaan van een negatief dromotroop effect wordt
door de hiernevens gegeven figuur waarschijnlyk
gemaakt.

Het hartsextract gaf met salpeterzuur eene duide-
lijke kleurreactie; deze viel by de gecirculeerde vloei-
stof negatief uit.

Wo zien na uitmeting der tydcurvo dat;[de afstand cd of
de juist geiyk is aan het dubbele van de periode ab of bc.
f begint de oorspronkeiyko rhythmus met eene periode geiyk
ab weer.

Het feit dat de langero perioden juist het dubbele bedragen
van do kleinere, maakt het zeer aannemelijk een gestoord
geleidingsvormogen aan te nomen, dat nu on dan tot kamer-
intermissies aanleiding geeft. Het zou al zeer toevallig zijn

Fig. 16.

wannoor een chronotrope invloed juist een halveerinp der
frequentie gaf. Hot zekere bewijs: duidelijke voorkamercon-
tractios, kan ochtor niot geleverd wordon, daar bij dozo
methode alloon kamercontractios geregistreerd worden.

Conclusie.

We hebben hier van het begin af aan een negatief
chronotroop stadium, terwyl er wel een positief
inotroop voorstadium is; de negatieve inotropie treedt
hier wat eerder op dan in de vorige proef. Het be-
staan van eene negatieve dromotropie is zeer waar-
schynlyk.

-ocr page 92-

78

Het hartextract geeft de kleurreactie, de doorge-
stroomde vloeistof
Diet.

3. 0,33 7o Rauwolfinechloride (in 6 cm.^ Ringersche
vloeistof).

In dit experiment zullen we, nadat het hart
sterk vergiftigd is, het gif wegnemen en vervangen
door Ringersche vloestof alleen, om aldus na te gaan
of het hart in staat is zich van de vergiftiging te
herstellen. "Wanneer dit het geval is, zullen we onder-
zoeken of de Ringersche vloeistof, waarin \'t hart zich
herstelde, de kleurreactie geeft en of \'t hart na herstel
deze nog vermag te geven.

Even voor toediening gif

Na toediening gif.

Froq. kamer
per minuut.

Contractie-
j hoogte.

Tüd.

Freq. kamer
por minuut.

Contractiehoogto.

18

2,8

30 sec.

30

2.4

3 min.

24

2,3

4 min.

12

2,3

5 min.

0

-

7 min.

O O

10 min.

1.5

12 min
13.min.:

\'t gif wordt door
UlngerBcho vlooi-
stof vervangen.

0 9f byna 0

*

15-80 min.

38 min.

39 min. ;

i

zeer gering corst,
langzaam toeno-
nionü.

10 (groepsgew)
>2.5 „

zeer gering eorst,
lang/juim toono-
mond. .

2.3
2,6

45 min. |

16 (regel ma tig).

1,8

-ocr page 93-

79

De vergiftiging vertoont hier de volgende kenmerken:

Er is een positief chronotroop en inotroop voor-
stadium ; dan treedt een negatief chronotroop stadium
op. De frequentieafname van 24 op 12 zal echter wel
niet op negatieve chronotropie berusten, daar ze
plotseling tot stand kwam; eene negatieve bathmo-
tropie of dromotropie als oorzaak hiervan aan te nemen
is veel waarschijnlyker. We missen hier den secundair
positieven invloed van den verlangzaamden rhythmus
op de contractiehoogte. Zij blijft eerst constant om
dan vry aanzienlijk te verminderen. We hebben dus
betrekkelyk vroeg een negatieve inotropie.

Het hartsextract gaf geene kleurreactie\'; wel was
deze te verkrijgen by de Ringersche vloeistof, waarin
\'t hart zich herstelde. In de doorgestroomde vloeistof
ontbrak de reactie ook thans weer, zoowel tijdens
de vergiftiging, als tijdens het herstel.

-ocr page 94-

frequentie. Dan volgt een stadium met duidelyk versnelden on
regelmatigen rhythmus en ook iets vergroote contracties.
In fig. 170 zien we een stadium, waar de negatieve chrono-
tropie reeds sterk en de negatieve inotropie nog niet
duidelyk is.

Na verwijdering van de gifoplossing zien we een
duidelijk herstel van het hart tot stand komen.

Na eenige minuten begint het stilstijando hart weer lang-
zaam en met zeer kleine contracties te pulsoeron (fig. 17c) oin
na eenigen tyd met flinke uitslagen en een kamerfrequentio
van 10 te kloppen. In deze periode is de rhythmus niot regel-
matig, doch komt er telkens na twee kamorcontractios eene
korte pauze (fig. 17d}. By uitmeting der tydcurvo biykt dat
de tweedo kamercontractio te samen mot do pauze altyd juist

Fig. 17c.

-ocr page 95-

■i\'-n

het dubbele van eene periode bedraagt, dat wo dus waarschUn-
U)k, even ais in hot vorigo experiment, mot een negatief
dromotroop effect to doen hebben, waardoor telkens na twee
contracties een intermissie optreedt.

Ten slotto pulseert het hart volkomen regelmatig met oeno
frequentie en oono contractiegrootte, dio slechts weinig van
de oorspronkeHjko verschillen (flg.
Mo).

Conclusie :

We hebben onder invloed van het gif weer een
positief chronotroop en inotroop voorstadium, gevolgd
door eene negatieve chronotropie. Daarenboven is een
negatieve dromotropie zeer waarschunlyk. De negatieve
inotropie openbaart zich hier betrekkelijk vroeg en is

6

-ocr page 96-

82

als de oorzaak te beschouwen van het ontbreken van
het secundaire positieve effect, dat eene geringere
frequentie op zich zelf geeft.

Het hart kan zich van eene zware vergiftiging
volkomen herstellen en mist dan de anders voor-
komende kleurreactie met salpeterzuur, terwijl de
omgevende Ringersche vloeistof deze wel vertoont.

De doorgestroomde vloeistof geeft de reactie niet.

4. 25 7o Rauwolfinechloride (in 4 cM.\' Ringersche
vloeistof.)

Even voor toediening gif

Na toediening gif.

Freq. kamer
per minuut.

Contractie-
hoogte.

Ti)d.

Freq. kamer
por minuut

Contractie-
hoogte.

40

1

1,7

1

30 sec.

1

44

1,4

50 sec.

42

1,3

2 min.

39

1,2

2,5 min.

36

1,1

4 min.

29

1,2

7 min.

• 26

1,1

8 min.

24

1,4

10,5 min.

23

1,4

11 min.

12

1,45

13 min

10,\'5

- 1,4

16 min.

or \'0

ofii\'

19 min.

0

Uit deze tabel lezen we dat er een positief chrono-
troop stadium van geringen graad bestaat alvorens
de negatieve chronotropie begint.

-ocr page 97-

83

We missen het positieve inotrope stadium, de
contracties nemen integendeel in \'t begin juist duide-
lyk af, om verder op weer iets toe te nemen, de
oorspronkelyke grootte echter niet weer te overtreffen.
We vinden hier den secundair positieven invloed op de
inotropie als gevolg der geringer wordende frequentie,
niet in die mate uitgedrukt als vroeger en hebben van
begin af aan met eene negatieve inotropie der kamer
te doen, welke evenwel van betrekkelijk geringen
graad is. Op rekening der dromotropie moet waar-
schijnlijk de snelle frequentiedaling van 23 op 12
gesteld worden, tenzy we een negatief bathmotropen
invloed aannemen.

De salpeterzuurreactie viel zoowel bij het vergiftigde
hart als by de gecirculeerde vloeistof negatief uit.

5.1) 0,25 7o Rauwolfinechloride (in 4 cM.=\' Rin-
gersche vloeistof).

Even voor toediening gif.

Na toediening gif.

Frcquontlo
kamor.

ContracUo-
grootte.

Tüd.

Froquontio
kamor.

Contractie-
grootte.

\'20

1,8

30 sec.
50 sec.
1 min.

23
22
20

1,9
1,9
1,9

1 ni. 30 sec.

<

2

5 min.

2,3

0 min.

O\'S

2,8

9 min.

of 0

2,1

15 min.

of

of Q

1,7

10 min.

0

(meestal)

\') In hot bogin klopto liot hart by kiinstmatigo circulatie
onregelmatig; dit moot volgens onze mooning toogoschrovon
worden nan een to versch zyn der pas boroido Ringersche

-ocr page 98-

84

Hier zien we weer een kort positief chronotroop
en inotroop voorstadium. Dan begint de negatieve
chronotropie, terwijl we eene duidelijk secundaire
(misschien ook deels primaire) positieve inotropie
blijven zien; pas zeer laat ontstaat een geringe nega-
tieve inotropie. De tijdelijke hartstilstanden zullen
wel van chronotrope origine zgn.

De kleurreactie viel weer negatief uit.

6. 0,2 7o Rauwolfinechloride (in 5 cm® Ringersche
vloeistof.)

Even voor toediening gif

Na toediening gif.

Froq. kamer
per minuut

Contractie-
hoogte.

TUd.

Freq. kamer
per minuut.

Contractie-
hoogte.

18

2,6

20 sec.

18

2,7

2 m. 30 sec.

15

2,4

3 min.

2,3

6 min.

O\'l

2.

vloeistof, daar we ook in andore proeven, waar dit het geval
was, dezelfde onregelmatigheid waarnamen. In andere experi-
menten, waar wo de voorzorg haddon do vloeistof een dag te
laten staan, werd deze nimmer gevonden. Do onregelmatigheid
doet op den eersten aanblik aan oxtrasystoleri denkon, wat
echter niet waarach^niyk is daar WO vaak alles, wat op oono
compensatoire pauze geiykt, misten. By uitmeting bleek echter
dat de duur tusschon twee contracties altyd goiyk is aan,
of een veelvoud is van de periode by do grootsto frequentie.
We hebben waarschyniyk mot een negatief dromotroop of
bathmotroop effect te doon, waardoor intermissies optreden.

Ook zagen wo wel eens de contracties voel kleiner worden
en dachten dan natuuriyk aan een negatief inotroop effect.

-ocr page 99-

85

Hier missen we het voorafgaande positieve chrono-
trope stadium; van begin af aan bestaat er eene
negatieve chronotropie. Wel hebben we een positief
inotroop stadium van geringen graad. Ook hier nemen
de contracties, ondanks de afnemende frequentie, weldra
in grootte af en begint dus de negatief inotrope invloed
reeds vroeg.

Tydens de kamerstilstanden stonden voorkamer en
sinus ook stil, zoodat de oorzaak daarvan niet op
een storing van \'t geleidingsvermogen berustte, doch
van chronotropen aard was.

Het hartextract gaf geene reactie of hoogstens een
zeer lichte aanduiding er van, de doorgestroomde
Ringersche vloeistof in \'t geheel niet.

7. 0,2 7o Rauwolfinechloride (in 5 cM^ Ringersche
vloeistof.

Even voor toediening gif.

Na toediening gif.

Froq. kamor

Contractie-

TU<1.

Kroq. kamor

Contractio-

per minuut.

lioogto.

por minuut.

hoogte.

40

1,5

20 sec.

51

1.6

1 min.

51

1,4

8 min.

51

1,3

5 min.

51

1,1

8 min.

51

1

9 min.

21

1,5

10 min.

15

1,4

We zien in deze tabel dat er een positief chrono-
troop stadium van langen duur is. Daarna wordt de

-ocr page 100-

86

frequentie snel kleiner. Verder hebben we eene ge-
ringe positieve inotropie van korten duur, waarna
de contracties spoedig afnemen (negatieve inotropie) om
by de snelle frequentie-vermindering weer grooter te
worden. De negatieve inotropie begint dus al zeer vroeg.

8. 0.1 Rauwolfinechloride (in 10 cM.® Ringersche
vloeistof.)

Even voor toediening gif.

Na toediening gif.

Freq. kamer

Contractie-

TUd

Freq. kamer

Contractie-

per minuut

hoogte.

por minuut

hoogte.

33

1,9

10 sec.

27

1,9

30 sec.

25

2.

1 min.

20

2.2

2 min.

2,2

3 min

21

1,9 of 1,6

3 m. 30 sec.

21

1,9 of 1,0

6 min.

ßl

1,7 of 0,5

9 min.

20

1,65 of 0,3

13 min.

19

1,6 of 0.15

16 min.

21

2,1 of 0,7

17 min.

21

2,2 tot 0,3

21 min.

16

1,8 tot 0,25

23 min.

15

1,5 tot 0.25

26 min.

8

1,6 of 1,1

Uit deze tabel lezen we dat we geen positief
chronotropen invloed hebben, doch dat de frequentie
direct afneemt hoewel niet altijd geleidelijk.

-ocr page 101-

87

Eveneens missen we waarschynlyk eene primaire
positieve inotropie, daar de vergroote uitslagen in
\'t begin wel het gevolg der afnemende frequentie
zullen zijn. De negatieve inotrope invloed begint al
vroeg zichtbaar te worden.

Na 8 minuten zien we eene alterneerende hart-
werking optreden, zoodanig, dat telkens eene grootere
contractie met een kleinere afwisselt, en dit verschil
steeds duidelijker wordt, daar de kleine contracties
sneller in grootte afnemen dan de grootere. Eene
dergelijke alterneerende werking namen Alcock en
May er ook waar bü hunne experimenten met
carpaïne op de hartswerking Zü verklaarden dit
verschynsel door aan te nemen dat het eene deel van
\'t hart minder prikkelbaar was geworden dan \'t andere
deel, zoodat dit minder prikkelbare gedeelte slechts
om de andere keer aan de contractie meedeed en
we dus beurtelings met eene contractie van het geheele
hart, en van een deel daarvan te doen hebben.

Deze verklaring lijkt ons ook hier het meest aan-
nemelyk. De geleidelyko afname zoowel van de kleine
als de grootere contracties, kan dan op eene steeds
toenemende vermindering der prikkelbaarheid berusten.

\') N. H. Alcock on II. Mayo r. Uobor dio Wirkung dos
Carpanis auf dio Herzthfttigkoit. Arch, für Anat. und Physiol.
1903. Physiol. Abthoilung,

-ocr page 102-

88

In fig. 18 zien we zeer fraai dit regelmatige alterneere
van grootere en kleinere contracties; tevens is op te merken
hoewel minder goed uitkomend op zoo\'n klein bestek,- hoe e
contracties, vooral de kleinere, geleidelijk in grootte afnemen

Het hartextract en de gecirculeerde vloeistof gaven
geene kleurreactie.

Samenvatting:

We hebben te maken met eene negatieve chrono-
tropie zonder positief voorstadium en met eene negatieve
inotropie, die reeds spoedig zichtbaar wordt. Tevens
zijn er aanwijzingen, die het bestaan van eene
negatieve bathmotropie waarschijnlijk maken.

Eene kleurreactie is niet te verkrijgen.

9. 0,1% Rauwolfinechloride (in 10 cM.® Ringersche
vloeistof).

Even voor toediening gif.

Na toediening gif.

Froquontio
kamor

Contractie-
hoogte.

Tüd

Frequentie
kamer

Contractie-
hoogte.

24

2,3

1 m. 30 sec.
2 min.

4 min.

• 8 min.

18

■or\'?

3.5
3,5

8.4

4.5

In deze tabel zien we-weer hoe het afnemen der
frequentie met een secundair positief inotroop effect
gepaard gaat.

Na 10 minuten werd het gif weggenomen en herstelde
het hart zfch volkomen.

-ocr page 103-

89

10. 0,04 7o Rauwolfinechloride.

Ook bij deze verdunning onderging het hart nog
eene duidelijke vergiftiging, zich openbarende in een
negatief chronotroop effect, dat ten slotte tot stilstand
leidde.

. Hierop werd het gif weer vervangen door Ringersche
vloeistof, waarna het hart zich geheel herstelde.

Volledigheidshalve zijn ook nog enkele experimenten
gedaan met het gif in extractvorm.

Hierbij vonden we een negatief chronotropen invloed
en een secundair positief inotroop effect, terwijl eene
negatieve inotropie pas laat optrad.

Een negatief dromotroop effect, zich openbarende
door intermissies, werd met zekerheid door inspectie
geconstateerd.

In hoofdzaak komt de werking van het extract
dus met die van het zout overeen, wat voor ons
voldoende is, daar het naspeuren van détailverschillen
voor ons doel niet van belang is.

Conclusie der Io proefreeks.

Zoo kort mogelijk geformuleerd komen de resultaten
dezer proefnemingen op het volgende neer:

Dikwijls is een irritatiestadium waarin öf de chrono-
trope functie, öf de inotrope öf beide in positieven
zin gewijzigd zyn, het eerste teeken der vergiftiging.
Daarop volgt een stadium, waarin deze eigenschappen
in negatieven zin veranderd zyn en wel het eerst en
het sterkst de chronotropie; de inotropie, welke dlkwyls
eerst secundair eene positieve variatie vertoont, als
gevolg der geringere frequentie, wordt pas later negatief.

Hoewel deze laatste functie dus het minst te lyden

-ocr page 104-

90

heeft gehad, is in vele proeven de negatieve inwerking
hierop toch aanzienlijk sterker dan by de suspensie-
methode gevonden werd. •

Eene negatieve dromotropie was nu en dan by
inspectie met zekerheid, uit de krommen met waar-
schijnlijkheid, te constateeren. In hoeverre deze functie
eene geringere schade geleden had dan bij de suspensie-
proeven is niet te beoordeelen, daar alleen de kamer
onder invloed der circulatie stond en als normaal
werkend beschouwd mocht worden.

Enkele waarnemingen duiden op eene afname der
prikkelbaarheid.

Waar we by de suspensieproeven den indruk kregen
dat het positieve voorstadium des te korter is naar-
mate de vergiftiging sterker is, zagen we dit verschil
bij verschillende concentraties hier niet, eerder het
tegendeel. Evenals bij de suspensieproeven namen
we oük hier waar, dat de verschillende functies
tegelijkertijd in verschillenden zin en graad gewyzigd
kunnen worden, wat dus weer voor eene principieele
onafhankelijkheid der harteigenschappen pleit.

Voor zoover de veranderde opistandigheden zulks
mogölijk maken, komen deze resultaten dus in hoofd-
zaak met de vroeger gekregen bevindingen overeen.
Het hart kan zich na sterke vergiftiging volkomen
herstellen. Bij een rau wol finechloride-gehalte van
minstens 0,33% g^eft het hartextract de kleurreactie.
By herstel geeft het hart tot dezelfde grens aan de
omgevende vloeistof een aantoonbaar quantum gif af.
In de doorgestroomde vloeistof was nooit eene kleur-
reactie te verkrijgen.

Alvorens deze paragraaf te besluiten, zullen we
nog enkele proefnemingen mededeelen, welke genomen
werden om door middel der kleurreactie nog iets

-ocr page 105-

91

meer omtrent het vergiftigingsproces te weten te
komen dan tot nu toe.

Hiertoe gingen we op de volgende wyze te werk:

Achtereenvolgens werden kikkerharten met rauwol-
fineoplossingen van afnemende concentratie (\'t chloride
in Ringersche vloeistof als medium) vergiftigd. Na
stilstand van het hart werd het goed afgespoeld en
dan op een ijsmicrotoom bevroren. Hierna werden
coupes van 100 — 200 /x dikte in eene richting lood-
recht op die der lengteas aangelegd, en onder het
microscoop bekeken.

Dan werd er een druppel salpeterzuur naast gelegd,
zóó dat deze den rand der doorsnee raakte; ook wel
werd op de coupe zelf een druppel salpeterzuur ge-
legd en het er opblyvende deel direct door filtreer-
papier verwyderd.

We kunnen aldus microscopisch vaststellen:

Ie of uitwendig aan het hart rauwolflne kleeft.

2e of inwendig in het hart eene reactie plaats heeft.

3e de mate van intoxicatie waarby dit laatste
plaats heeft.

4e of de geheele doorsnee de reactie geeft.

proef 1. Een uitgenomen en met kunstmatige door-
strooming kloppend hart wordt omgeven met 1 %
rauwolfinechloride in oplossing. Na stilstand wordt
het hart op do juist beschreven wyze behandeld.

De doorsneden kleuren zich met zijdelings toe-
vloeiend salpeterzuur eerst aan den rand, en later
geheel, levendig rood, terwijl de vloeistof onder het
dekglas kleurloos blijft.

Een druppel salpeterzuur op do geheele coupe
gelegd en direct weggezogen, kleurt deze geheel rood,
misschien den rand iets sterker.

Tenslotte wordt de rest van \'t hart geöxtraheerd

-ocr page 106-

92:

en blijkt dit orgaanextract ook eene sterke reactie
te geven.

proef 2. Het hart wordt omgeven door 0,5 % oplos-
sing van rauwolfinechloride.

De dunnere doorsneden geven geene verkleuring
met salpeterzuur, de dikkere in lichte mate en vooral
in de buurt van den rand. Soms ziet men er een
scherp omschreven rood staafje in.

De vloeistof onder het dekglas blyft kleurloos. Het
orgaanextract geeft eene lichte reactie.

proef 3. Het hart wordt omgeven door een 0,33 7o
oplossing van rauwolfinechloride.

Geen der doorsneden geeft met salpeterzuur eene
verkleuring.

Het hartextract geeft een spoor van reactie.

Conclusie der nevenproefreeks.

Ie. De kleurreactie is niet afhankelyk van aan-
klevend, niet weg te spoelen gif.!

2e. Bij verdunning van het gif is in het hartextract
Je kleurreactie tot dezelfde grens aantoonbaar als
microchemisch in de coupes, hoewel bij sterkere ver-
dunningen nog lang eene intensieve vergiftiging blijft
plaats vinden.

Het afgeven van gif in eene aantoonbare hoeveel-
heid aan de omgevende vloeistof bij een zich herstel-
lend hart had, naar we vroeger reeds zagen, eveneens
tût diezelfde grens plaats.

-ocr page 107-

93:

§ 3. Wijziging der prikkelbaarheid onder invloed
der vergiftiging.

We hebben de vierde eigenschap der hartswerking,
die der prikkelbaarheid, tot nu toe slechts terloops
aangeroerd. We zagen dat het soms lastig is tusschen
eene storing van \'t geleidingsvermogen en eene afname
der prikkelbaarheid te beslissen; ook hebben we al
eens eene verminderde prikkelbaarheid aangenomen
om het optreden van afwisselend grootere en kleinere
uitslagen te verklaren. Bü het bestudeeren nu van
deze eigenschap zyn we op kunstmatige prikkels aan-
gewezen, daar we over de intensiteit van spontane
prikkels geene voorstelling kunnen hebben. Kunst-
matige prikkels kunnen van eene te verkiezen sterkte
en in een bepaald tempo verkregen worden en
onveranderd of opzettelük gewyzigd, op een al of niet
vergiftigd hart inwerken.

Hiermee kunnen we dan de „Schwelle" der prikkel-
baarheid, de duur der refractaire phase voor eene
bepaalde prikkelingsintensiteit enz. vaststellen en
dus wüzigingen hierin als gevolg der vergiftiging
optredend, bestudeeren. Tot dit doel kunnen we de
volgende methodes volgen.

Methodiek.

Ie methode welke we aan W. Straub ontleenen.

Bü een gesuspendeerd hart wordt tusschen sinus
en voorkamer eene Stannius\'sche ligatuur aangelegd,
waardoor de voortgeleiding der spontane prikkels
opgeheven wordt. We kunnen dan door middel van
voortdurende faradische prikkeling of beter nog met
openingsinductieslagen de zwakste stroomsterkte vast-

-ocr page 108-

94:

stellen, waarby de ventrikel nog met een of meer
contracties reageert. Verder kunnen we nagaan welke
stroomsterkte bij eene bepaalde prikkelingsfrequentie
vereischt is om het hart op iederen prikkel tot contractie
te brengen of omgekeerd, de grootste prikkelings-
frequentie vaststellen, welke bij een gegeven stroom-
sterkte nog juist na iederen prikkel eene contractie
doet volgen.

Ten einde de prikkels telkens op den juisten tyd
toe te kunnen dienen en de frequentie er van ge-
makkelijk te kunnen regelen, werd gebruik gemaakt
van eene rheotoomschijf, die bij rotatie door middel
van koperen inzetpennetjes, met een kwikbakje in
contact komende, den stroom sloot.

Door een riem zonder eind werd de rheotoomschijf
tegelyk met de trommel van het kymographion in
beweging gebracht; bovendien was de snelheid van
draaiing der schijf daardoor te regelen dat de riem
over gedeelten der rheotoomschyf van verschillenden
diameter loopen kon.

2e methode.

Eene tweede, door Engelman h gebruikte methode
berust op het feit, dat dat deel van het hart de
leiding by de contractie aangeeft, dat in de snelste
rhythmus klopt.

Hij prikkelde de punt van een gesuspendeerd hart
met
openings-inductieslagen van iets grootere dan de
spontane frequentie (weer door middel van het
rheotoom) en gebruikte daarby de geringste stroom-
sterkte waarby iedere prikkel nog eene contractie

\') Th. W. E n g e I m a n n. Uober die bathmotrope Wirkxin-
gen der Herznerven. Arch, für Anat. und Physiol.; Physiol.
Abtheil. (Supplement) 1902.

-ocr page 109-

95:

ten gevolge had. Aldus is zeer duidelyk de „Schwelle"
der prikkelbaarheid (voor een bepaalde frequentie) na
te gaan, daar bü eene iets zwakkere stroomsterkte
niet meer iedere prikkel door eene contractie gevolgd
werd.

Door denzelfden stroom, waardoor de prikkeling tot
stand komt, wordt tevens een electromagnetisch sig-
naal in werking gesteld, zoodat de prikkel op het-
zelfde tijdstip, waarop ze ontstaat, geregistreerd wordt.

We kunnen, zoo te werk gaande, vaststellen de
stroomsterkte, noodig om een hart in eene bepaalde
frequentie te doen pulseeren en eveneens de grootste
prikkelings-frequentie, waarby een hart, by eene be-
paalde stroomsterkte, nog op iederen prikkel met eene
contractie vermag te reageeren, steeds natuurlijk be-
denkende, dat de frequentie der kunstmatige pulsaties
die der spontane contracties moet overtreffen.

Door het voegen van extra-contacten tusschen de
periodische stroomsluitingen is het eveneens mogelijk
de duur der refractaire phase voor een prikkel van
bepaalde intensiteit na te gaan.

Nog oono derdo methode, oveneens aan Engelman n
ontleend, is bruikbaar. Deze is echter, naar Engelmann
zelf ook aangeeft, dikwyls niet nauwkeurig genoeg. Hier Inat
hü de spontane rhythmus van oon hart in suspensie bestaan
en zoekt de geringste stroomsterkte, waarby op een bepaalden
tyd na de systolo eene extrasystolo in \'t leven geroepen kan
worden, waarmee dus de duur der refractaire phase voor dien
prikkel te bepalen is. De fout, die dezo methode aankleeft,
bestaat hierin, dat hot niot mogelyk is den juisten
tyd der
prikkeling te registreeren; waar deze fout by een langzamen
rhythmus weinig
hinderiyk zal zyn, is ze by grootero
frequentie bezwaariyk.

-ocr page 110-

96:

A. Proefreeks met behulp der 1ste methode.
(in Stannius\' stilstand).

In deze proefreeks zullen we telkens vaststellende
intensiteit van den zwaksten prikkel, die efifëct heeft,
verder de prikkelingssterkte, noodig om eene geregelde
rhythmus te krygen en de frequentie van dezen
rhytmus (welke bij prikkeling met openingsinductie-
slagen dus gelijk aan de prikkelingsfrequentie zyn
moet), terwyl de lengte der refractaire phase uit
deze laatste is af te leiden. De prikkelingssterkte
wordt altijd weergegeven door den rolafstand van het
inductietoestel in centimeters. De stroom werd geleverd
door een chroomzuurelement.

a. Continue faradische prikkeling (zonder rheotoom-
schijf).

. Onvergiftigd hart.

Tyd na
ligatuur van
Stannius.

Grootst© rolaf-
stand voor
effect noodig.

Grootste rolaf-
stand voor
geregoldon
rliythmusnoodig.

Frequentie
van dezen
rhythmus.

Duur der
reftactalro
phaso \')

15 min.

19

18

±40

1,4 sec.

25 min.

18

18

±40

1,4 sec.

1 u. 15 min.

17

17

24

2,5 sec.

1 u. 45 min.

18

18

24

2,5 sec.

(iets onregel-

maitig.)

2 u. 15 min.

17

17

24 „

2,5 sec.

\') Voor don duur dor refractaire phase namon we eenvoudig-
heldshalve die van refractaire phase plus systole, daar \'t bleek
dat de systolen alle ongeveer oven lang duurden of minder snol
aangroeiden dan de rest der periode, zoodat we, waar gecon-
cludeerd word tot een langere refractaire phaso, deze eerder
nog iets te kort berekenden.

-ocr page 111-

97:

Uit deze tabel lezen we dat de afname der prikkel-
baarheid in verloop van ruim twee uren, gering is.
De „Schwelle" is met 10 7o toegenomen. De duur
der refractaire phase is met 8"/(, aangegroeid.

2. Middelmatig vergiftigd hart:
Frequentie duidelijk afgenomen; toename van den
afstand van voorkamer- tot kamercontractie; nu en
dan optreden van intermissies.

TUd na
ligatuur van
Stannius.

Grootste rolaf-

stand voor
effect noodig.

Grootste rolaf-
stand voor
geregelden
rbythniusnoodig.

Frequentie
van dezen
rhythmus.

Duur dor
refractaire
phase.

5 min.

10,6

10 min.

9,4

9,4

8

7,5 SOC

8,8

8,8

10

0. sec.

7,5

7.5

24

2,5 sec.

6,7

6,7

24

2.5 sec.

15 min.

7,5

7,5

24

2,5 sec.

20 min.

4,5

4,6

48-20

1.25-.S soc.

Uit deze tabel is het volgende op te maken:
le de „Schwelle" ligt direct na de ligatuur van
Stannius veel hooger dan bij een gewoon hart
(80 7o hooger).

2e de afname der prikkelbaarheid heeft veel sneller
plaats (reeds na 20 min. is dezo 2,4 maal geringer).

3e een geregelde rhythmus ontstaat pas by veel
sterkeren stroom.

4o de refractaiie phase vertoont zich als duidelyk
verlengd, behalve waar de prikkel zeer sterk is en
tot groote frequentie aanleiding geeft. Dat ze ook

7

-ocr page 112-

98:

hier voor eenzelfde prikkelingsintensiteit als in de
vorige proef is toegenomen, spreekt van zelf.

We kunnen dus conoludeeren dat de rauwolflne-
vergiftiging hier een sterk negatief bathmotropen
invloed uitgeoefend heeft.

3. Middelmatig vergiftigd hart.

TtJd na
ligatuur van
Stanmu3.

Grootste rolaf-
stand voor
effect noodig.

Grootst« rolaf-
stand voor
geregelden
rhythmus noodig.

Frequentie
van dezen
rhytümus.

Duur der
refractaire
phase.

5 tot 30 min.

12,7
10,2
9,4

7,5

7,5

±20

2,6 sec.

6.

6

±25

4,5

4,5

±25

0,5

0.5

±20

2 u. 30 min. by 0,5 zelfs geen effect.

Ook hier zien we weer dat de „Schwelle" der prikkel-
baarheid na vergiftiging hooger ligt en dat de prikkel-
baarheid veel sneller afneemt dan bij een normaal
hart, zoodat het hart na ruim 2 uren zelfs voor den
sterksten stroom, die te verkregen is, ongevoelig ge-
worden is.

Een negatief bathmotrope invloed is dus niet te
miskennen.

-ocr page 113-

99:

i. Zwak vergiftigd hart:

Frequentievermindering van 60 tot 40; geene
intermissies.

TUd na
Stannius.

Grootste rolaf-
stand voor
effect noodig.

Grootste rolaf-
stand voor
goregelden
rhythmus noodig.

Frequentie
van dezen
rhythmus

Duur der
refïactairo
phase.

5 min.

18,9

18

32

1,9 sec.

15 min.

18.

20 min.

15,8

22 min.

14,5

14,5 (soms)

25 (zeer kort)

2,4 sec.

25 min.

10,4

10,4 „

80 „

2 sec.

80 min.

12,7

12,7

<37
ij 25

1 imr.

( 18.

<15,8
( \'2,7

12,7

langzaam

groot

In deze tabel is te lezen dat na 30 minuten de
prikkelbaarheid is afgenomen.

b. Prikkeling mei openingsinductieslagen.

In de thans volgende proeven werd dus niet voort-
durend, maar intermitteerend geprikkeld. We maakten
daarbij gebruik van een ander inductorium, en kunnen
de grootte van den rolafstand in deze proeven niet
met die der vroegere experimenten vergelyken.

0.

van 5 m. tot
45 min.

5. Normaal hart.

TUd na
Stnnnius.

OrootHto rolaf-
stand voor
oIToct noodig.

Grootste rolaf-
stand voor
rhythmus goIUk
prikkollngsfroq.

l\'rikkolings-
frequonlio.

Duur dor
roftactalro
pliaso.

2 luir.

40

! 85

25

2,4 sec.

40 I ao -u soc.

Licht vergiftigd hart: duidelyke frequentie-

cTPonfi inffirmisRifi.9.

afname; geene intermissies.

10

\'JÖ

2,4 sec.

-ocr page 114-

100:

In beide experimenten noemden we den rhythmus
gelijk aan de prikkelingsfrequentie, wanneer ze een
tijd lang hieraan gelijk is, daar eene daaropvolgende
afname van \'t aantal contracties het gevolg is van
een negatief bathmotropen invloed, door de prikkeling
zelf in \'t leven geroepen. Telkens zagen we, dat eene
eenigszins langdurige prikkeling het hart dermate
uitputte dat een rusttyd noodig was eer het weer
voor denzelfden prikkel gevoelig werd.

Het duidelyke verschil tusschen een al en niet
vergiftigd hart, ook wanneer de vergiftiging van
lichten aard is, springt direct in het oog.

Conclusie dezer proejreeks.

Uit al de experimenten blijkt met zekerheid dat
de rauwolfine vergiftiging van het hart zich ook
uit in eene afname van de prikkelbaarheid.

Deze negatief bathmotrope invloed van het rauwol-
fine openbaart zich in een hooger liggen der prikkelings-
schwelle en in eene snellere toename van deze laatste
dan zulks bij het normale hart geschiedt.

B. Proejreeks met behulp der tweede methode. »

Hierin prikkelen we het hart voor en na toediening
van rauwolfine met openingsinductieslagen van eene
iets grootere dan de spontane frequentie; na de ver-
giftiging is deze spontane frequentie natuuriyk duidelyk
afgenomen en moet dus ook de prikkelingsfrequentie
verminderd worden. Aldus kunnen we den rolafstand
van \'t inductietoestel bepalen, waarbij in do vast-
gestelde prikkelingsrhythmus het hart op iederen
prikkel nfet eene contractie gaat reageeren.

-ocr page 115-

101:

Het komt my niet onaardig voor tevens na te
gaan of een vergiftigd hart dat kunstmatig met
eene iets grootere frequentie (relatief even sterk
vergroot als bij \'t normale hart) dan de spontane
pulseert, onder deze nieuwe omstandigheden voor
den nieuwen prikkel een refractair stadium van
denzelfden duur heeft als vroeger. Om dezen duur
eenigszins scherp te kunnen bepalen, moet het mogelyk
zyn talrijke e.xtracontacten tusschen de periodische
prikkels in te voegen. Dit is bereikbaar door de
rheotoomschyf met groote snelheid te laten roteeren,
daar dan de periodische prikkels op grooten afstand
van elkaar volgen moeten.

De duur der refractaire phase wordt berekend uit
het gedeelte der diastole, dat ze na het einde der
systole inneemt.

De kunstmatige prikkels werden het hart toegediend
door middel van een contact met het fijne haakje,
waaraan het hart in suspensie hing, terwijl eene
breede koperen electrode, onder den rug van het dier
gelegd, voor afvoer van den stroom zorgde, dus de
kathode vormde. De stroom werd geleverd door eene
battery van 2 volt.

We zullen de contacten op de schijf altyd noemen
naar het cyfer der openingen, welke ze innemen;
wanneer we dus zoodanig prikkelen, dat tusschen de
contacten b.v. 5 vrye openingen ingelegen zyn, zeggen
we dat we prikkelen met 1, 7, 13 enz.

Brengen we hier nu extra-contacten tusschen in,
dan qualificeeren we die op dezelfde wyze.

Brengen we b.v. op de schyf, precies in het midden
tusschen twee contacten, een extra-prikkel, dan
prikkelen we met: 1, 7,
10, 13, 20, 27 enz. De
tyd wordt door eon electromagnetisch signaal in
0,1 sec. geregistreerd.

-ocr page 116-

102:

1. Normaal hart.

Prikkeling met 1, 7, 13, enz.; tijd in Vio secunden.

Spontane
freq. hart
per min.

Prikkelings-
frequentie
per minuut

Verhoud,
dezer
twee.

Grootste
rolafstand

voor
rhythmus
noodig.

Contact der
extra-
prikkel.

Duur
der
diastole.

Duur der
periode
na prikkeling.

Duur dor
refractaire
phase.

Verhouding
refractaire
phase tot
diastole.

32

38

1,18

10

2-4

5

6

1.15
1,15

> diastole
> diast. (1,2)
0,6

<0,55

<0,48

Uit deze tabel kunnen we opmaken dat de eerste
vijf tusschencontacten geen effect konden hebben,
daar ze voor het einde der systole, dus in het absoluut
refractaire stadium, tot prikkeling aanleiding gaven.

De volgende prikkel, welke in de diastole .viel, had
wel eene extrasystole ten gevolge. Over het deel
der diastole tot dat moment toe, kunnen we, wat de
prikkelbaarheid aangaat, natuurlyk geen oordeel vellen.
Het refractaire stadium is dus misschien kleiner dan
die afstand, wat we door het teeken ^ (gelyk of
kleiner) aanduiden.

2. Normaal hart.

Prikkeling met 1, 7, 13 enz.; tijd alleen relatief
na te gaan.

Vorhouding
spontane on
kunstmatige
froquontio.

Grootste rolaf-
stand voor
rhythm, noodig.

Contact
der extra-
prikkel.

Duur dor
diastole.

Duur dor
periode na
prikkeling.

Duur dor
roIVactalro
phaso.

Verhouding
rofractalro
plia.so tot
diastole.

1.16

10,5

1-4

> diastole

*

5

2,7 X

2,1 X

< 0,6 X

<0,28

2.4 X

2 X

< 0,4 X

<0,2

-ocr page 117-

103:

Ook in dit experiment zien we dus dat de eerste
prikkel, welke in de diastole valt, tot eene extra-
systole aanleiding geeft, wat hier van grootere be-
teekenis is dan in do vorige proef, daar de prikkel
relatief in het begin der diastole valt. Het refrac-
taire stadium is hier dus zeer betrekkelyk klein.

3. Sterk vergiftigd hart:

By het begin der proef is de frequentie der voor-
kamer = 24, der kamer = 12 per min.; prikkeling met
1, 10, 19 enz.; tyd in 7io secunden.

Spontane
Sequentie.

Kunstm.
frequentie.

Verhouding
dezer twee.

Grootst©
rolafstand

voor
rhythmus
noodig.

Contact
dor oxtra-
prikkol

Duur der
diastolo

Duur der
periode na
prikkeling.

Duur der
rofractairo
phase.

Verhouding
refractaire
phaso tot
diastolo.

12

15

1,25

(dU3 ongeveer
geiyk aan de

verhouding
bl) \'t normale
hart.

6

1

2-5
0
0
G

1

2,75

2.9

3,05

> diastole
2,15
2,4
2,35

<0,0
<0,5
<0,7

<0,22
<0,21
<0,29

Verder bleek ons dat het vergiftigde hart zelfs niet
by den kleinst mogelyken rolafstand tot een rhythmus
gelijk aan den oorspronkelyken te brengen was.

We kunnen dus op de volgende gronden concludeeren,
dat de prikkelbaarheid belangryk is afgenomen:

a. De oorspronkelyke frequentie is zelfs bij den
sterkst mogelijken stroom\' niet te verkrijgen; de
refi-actaire phase is dus zeer verlengd.

b. Om met/ de geringe frequentie van 15 te kloppen,
is een rolafstand van 6 noodig, terwyl een normaal
hart voor een tempo van 32, een rolafstand van
± 10 vereischte.

Wat de relatieve refractaire phase betreft, zien we,
dat de eerste prikkel, welke in de diastole valt soms
wel, soms niet tot eene extrasystole aanleiding geeft.

-ocr page 118-

104:

terwtj] we by het normale hart dit efifect altijd zagen.

We moeten echter bedenken, dat we ook hier een
extrasystole altyd zagen optreden by eene verhouding
der refractaire phase tot de diastole, niet kleiner
dan in de vorige proef met het normale hart, zoodat
het niet geoorloofd is de refractaire phase hier als
relatief verlengd aan te nemen.

4. a. Normaal hart.

&. Hetzelfde hart na sterke vergiftiging:

Frequentie voorkamer = 24, frequentie kamer
eerst = 14, later = 8. Prikkeling met 1, 7, 13enz.;
tyd in Vio secunden.

Spontane
frequentie
kamer.

Kunstm.
frequentie
kamer.

Verhouding
dezer twee.

Grootste
rolafatand

voor
rhythmus
noodig.

Contact
der extra-
prikkel.

Duur dor
diastole.

Duur der
periode na
prikkeling.

Duur der
refractaire
phase.

Verhouding
refractaire
phaso tot
diastole.

a

32

38

1,19

9,5

1-5

(0,7

>diastole
0,35

<0,35

<0,5

6

jl.l

0,4

<0,7

<0,64

(l-

0,5

<0,5

<0,5

0

14

18

1,29

dus ongeveer

. golUk.

6

1 4

5

6

2,4

2,35

2,45

>diastole
1,8
0,75
0 85

>0,6
<1,6
<1,6

>0,25
<0,68
<0.65

Verder bleek ons nog dat het hart na vergiftiging,
zelfs met den sterkst mogeljjken stroom, niet tot den
rhythmus van voor de intoxicatie te brengen was.

We hebben dus, op dezelfde gronden als in het
vorige experiment, met een duidelijk negatief bathmo-
tropen invloed van het rauwolfine te doen.

Wat de relatieve refractaire phase betreft, kunnen
we ook hier geen duidelyk verschil aannemen. Wel
had na- de vergiftiging de eerste prikkel, welke in de
diastole viel geen effect, doch deze viel hier relatief

-ocr page 119-

105:

veel vroeger in de diastole dan de eerste prikkel voor
de intoxicatie, welke wèl een extrasystole ten ge-
volge bad.

De tweede prikkel deed ook na de vergiftiging
eene extracontractie optreden.

Fig. 19 aan proef Ab ontleend.

gosuHiKjndecnl Imrt, door kuiistiiiatiBo prikkels pulsoorond.
a, b. c, d, diepste punt vnn do daling, welke nan de vorhorftng dor curve voorafgaat,
r oxtrnprikkol, welke tot contrnctlo aanleiding gooft.
p gewone porlodischo prikkel, welke nu geen ofTect heeft.

In fig 19 zien we in de eerste plaats hoe na iederen prikkel
de kromme, alvorens de contractioverhefi"uig to vertoonen,
eerst eene kleine inzinking vormt, waarvan do beteekenis ons
met behulp van daartoo ingerichte oxporimonten, dnidelük is
geworden \'). Verder zien wo hoo de oxtrapiikkel r on niot do

\') Deze inzinking namen we bi) allo experiinonten waar en
trad na eiken knnstmatigon prikkel op, onverschillig of dezo in
systole of diastole viel. Hot bleek dat deze voorafgaande
daling ais een kimstproduct beschouwd moest worden, iets
wat a prior! ook het moest voor do hand lag. Wo maakten
dit nit door den prikkel niot meer als vroeger door hot gohoelo
lichaam (koperen eloctrode onder don rng van don kikvorsch) to
voeron, doch slechts door het hart Dit doden wo door dio
koperen oloctrodo alleen tegen het hart to loggen, torwyi aan
do kant, waar zo hot lichaam raakte oono isoloorendo laag do
oloctrodo bedekte (lakV tlierbU werdon evenmin als bi) prikke-
ling van hot hart mot oono dubbele oloctrodo, Inzinkingen
zichtbaar. Ook een sterk vergiftigd dier vortoondo dio daling
dor kromme in veel geringere mate.

-ocr page 120-

106:

daaropvolgende gewone prikkel p (prikkeling met 1. 7, 12, 13
19 enz) eene contractie ten gevolge had, terwyl de gewone
prikkel
p, als vallende in de systole van r, geen effect had.
Dit zien we hieraan, dat het begin der verheffing na de voor-
afgaande inzinking, op denzelfden tydsafstand (by c) van
r
begint als by de periodische contracties (o, b, d enz.) na den
gewonen prikkel.

Conclusie der proejreeks B en eindconclusie:

In deze proefreeks zyn de resultaten van proefreeks
A volkomen bevestigd. Ook hier bleek het rauwolfine
een duidelyk negatieven bathmotropen invloed op
het hart uit te oefenen, zich uitsprekende door eene
verhooging der „Schwelle" en een toenemen der
refractaire phase.

Wat de z.g. relatieve refractaire phase aangaat,
vertoonen het normale hart en het vergiftigde geen
duidelijk verschil.

-ocr page 121-

HOOFDSTUK IV.

Opname Tan het vergif.

In dit hoofdstuk zal getracht worden een antwoord
te geven op de vraag hoe het binnendringen van het
rauwolflne in het hart plaats vindt, \'door welke
krachten dit gebeurt.

Het vroeger gevonden feit dat een vergiftigd hart
hij zyn herstel aan de omgevende Ringersche vloeistof
een hoeveelheid gif afgeeft, tot dezelfde grens van
concentratie aantoonbaar als in het vergiftigde hart,
wekt het vermoeden dat zoowel de werking als de
opname door physische wetten bepaald wordt. Dit
heeft ons er toegebracht in de eerste plaats na te
gaan of deze opname misschien op analoge wyze te
verklaren is als by vele narcotica, waar O verton,
May er en anderen eene theorie bouwden, volgens
welke het narcoticum zou binnendringen door oplossing
in de lipoide substantie der gangliencellen van het
cerebrum.

Berust het binnendringen van rauwolfine op eene oplos-
sing in de lipoide stdjstantie der hartcellen\'?

Volgens de genoemde narcosetheorie zou het narco-
ticum zich naar eene vaste verdeelingscoefficïent over

-ocr page 122-

108:

het bloed en de gangllencellen verdoelen, en bij ver-
dwynen der vergiftiging volgens dezelfde coëfficiënt
door de gangliencel aan het inmiddels narcoticumarme
bloed afgegeven worden. Dat de oplosbaarheid in vetten
hierbij een gewichtige rol zou kunnen spelen, bleek
aan Meyer en O verton, die door verschillende
experimenten met lagere diersoorten deze theorie
geargumenteerd hebben.

Zy plaatsten kikkerlarven, kleine visschen enz. in
eene oplossing van indifferente narcotica uit de alkohol-
en chloroformreeks en bepaalden de concentratie,
waarby de dieren bedwelmd werden en die, waarbij
ze later weer bykwamen. Zoo vonden zij, dat de ver-
giftiging des te sneller tot stand kwam, naarmate
het moleculair gewicht van het narcoticum grooter
was. Voor narcotica uit deze reeksen neemt de oplos-
baarheid in vetten en aetherische oliön met klimmend
moleculairgewicht toe. Het bleek nu, dat de snelheid
van vergiftiging juist parallel ging met de oplosbaar-
heid van het narcoticum in vetten, zoodat de
hypothese dat zij eene directe of indirecte rol by
het stand komen der narcose, speelden, zeer zeker
gewettigd is. Treffend komt het paralleüsme ook uit
in enkele andere invloeden, waardoor de oplosbaar-
heid van het narcoticum in vetten grooter wordt,
b.v. verhooging van temperatuur: in dezelfde mate
neemt ook de narcotische werking, toe. Het meest
frappant is deze analogie door het feit, dat de
weinige narcotica, die by verhooging van temperatuur
eene verminderde oplosbaarheid in vetten verkrygen,
dan ook juist eene geringere narcotische kracht
ontwikkelen.

Uit kracht van deze anologien werd dus beslo\'ten
dat de, opname der narcotica door oplossing in de
lipoide substanties der gangliencellen plaats vond.

-ocr page 123-

109:

Eene duidelyke uiteenzetting hieromtrent geeft R.
Gott lieb Hierin gaat hy tevens na hoe het
opgenomen narcoticum zijne werking zou uitoefenen
en komt tot de conclusie, dat het \'t meest aanne-
melijk is zich voor te stellen dat het narcoticum
niet met de eigenlyke biogene substantie der gang-
liencellen (betzy chemisch, hetzij door absorbtie) in
contact treedt, doch daardoor werkt, dat het \'t vet
(dat op zich zelf natuuriyk geen integreerend deel
der gangliensubstantie uitmaakt) verhindert de rol
te spelen, die hy hieraan toeschryft, om n.1. voor
de geregelde functie der hersencel te zorgen.

Na deze inleiding zullen we thans enkele experi-
menten bespreken, welke we uitvoerden om na te
gaan of deze opvatting over de opname der narcotica
ook op die der rauwolfine toepasselijk zou kunnen
zyn. Daartoe werd een by kunstmatige doorstrooming
kloppend hart met een zuiver, indifferent en vloeibaar
vet omgeven. Later werd hierin rauwolfine opgelost
en do proef herhaald. We zijn zoodoende in staat na
te gaan waarin eenzelfde hoeveelheid rauwo\'fine sterker
werkt, in Ringersche vloeistof, of in vet. Wanneer er
analogie bestaat met de narcotische werking, dan zal
natuuriyk de vetoplossing van veel geringeren invloed
zyn, daar het vet dan door zyne groote affiniteit voor
het vergif, dit krachtig binden zal en verhinderen
het hart binnen te dringen.

\') R. G 0111 i O b, Narcosotlioorio.
Ergobnisso dor Physiologie 1902. 2o Abth. p. 060.

-ocr page 124-

110:

1. Uitgesneden doorstroomd hart.
Als vet wordt gebruikt ol. olivarum purissimum.
Hart klopt eenigen tyd in Ringersche vloeistof en
-wordt dan door ol. olivarum omgeven.

Ringersche vloeistof.

01. olivarum.

Frequentie

Contractie-

Tyd na

Frequentie

Contractie-

omgeven met

per minuut

hoogte.

ol. ohvarum.

per minuut,

hoogte.

36

1,8

3 min.

39

10 min.

38

1.8

11 min.

39

2,3

24 min.

39

2,3
5.

2.\') min.

16

50 min.

15

5,6

1 u. 10 m.

27

2,6

1 u. 12 m.

of 0

3.

1 u. 20 m.

15 (groepen

4,2

van 2 vaak).

Ten slotte wordt de ol. olivarum weggenomen en
door Ringersche vloeistof vervangen: na 15 minuten
pulseert het hart weer volkomen regelmatig met
eene frequentie van 33 en eene contractiehoogte
van 1,9.

Uit de tabel zien we dat de blyfolie na 25 minuten
een negatief chronotropen invloed uitoefent en dat
voor dien tyd geen of een geringe positieve invloed
bestond. Na éen uur klopt het hart, hoewel in ver-
minderde frequentie, nog volkomen regelmatig en
met krachtige contracties. By geringe frequentie
worden de contracties grooter, wel als gevolg van
eene secundair positieve inotropie. Na terugbrenging
in Ringersche vloeistof keert de oude toestand terug.

Conclusie.

In dij; experiment heeft de ol. olivarum gedurende
25 minuten geen invloed van beteekenis.

-ocr page 125-

111:

2. \'t Kunstmatig doorstroomde hart wordt eerst
in Ringersche vloeistof gebracht, dan in ol. olivar.,
en dan in ol. olivar., waarin 1 "/
q zuiver rauwolfla-
alkaloïde is opgelost.

\'Ödsverloop
öa begin
der door-
®trooming.

Ringer\'sche vloeistof.

Froq.
per min.

Contractio-
hoogte

Tüdsverloop
na omgeven

met
ol. olivarum
zonder
alkaloïde.

01. olivarum.

Contractie-
hoogto.

Freq.
per min.

Tijdsverloop
na omgeven
met
1 %■
alkaloïde In
ol. olivarum.

1 % alkaloidoplosslng
in ol. olivarum.

Freq

Contractio-
hoogto.

2,8

8 min.
32 min.
45 min.

tonig hierin.

2 min.
7 min.
10 min.
20 rain.
30 rain.
40 min.
43 min.
1 u.43 m.

18 onregolmaUg
groopon van i.

±1.

\'11.21
\'u. 26
\'u.ii

m.

m.

m.

terug hierin.
21 1,6 (regelmatig)
17 0,6

Uit deze tabel mogen we besluiten:
Ie. Na een verblijf van 45 minuten in ol. olivar.
zonder alkaloïde is het hart niet noemenswaard

30 min.
min.

111.21 m.
1U. 28 m.
1 u. 28 m.
1U. 30 m.

25

22
21
20

2,8
2,9
2,9

24
22
19
21
19
19
18

2,6
2,6
2,5
1,9
2,1
2,3
2,2

^U.ii ra.
^l.llm.

-ocr page 126-

112:

geschaad; er bestaat slechts eene geringe frequentie-
vermindering (van 25 op 20).

2e. In Ringersche vloeistof teruggebracht, herkrijgt
het hart zijne oorspronkelyke frequentie.

3e. Na 45 minuten heeft het hart van de alkaloid-
oplossing in olijfolie eveneens geen anderen invloed
dan eene geringe afname der frequentie ondervonden,
dus dezelfde wijziging als onder invloed van olijfolie
alleen.

Na 1 uur 43 minuten is de rhy thmus onregelmatig
geworden, vertoonen zich groepen van 4 contracties
en zijn de contracties geringer. Dat dit als gevolg
der olie te besch ouwen is, blijkt hieruit, dat by
terugbrenging in Ringersche vloeistof de regelmaat
zich herstelt en ook de contracties weer tydelyk in
grootte toenemen.

Uit dit experiment blykt het dus ten duidelykste
dat het rauwolfia-alkalolde, in ol. olivar. opgelost,
geen enkel waarneembaar effect op het hart heeft
daar de geringe afwykingen welke optreden, even
snel en even sterk onder invloed van ol. olivar. alleen,
voor den dag komen.

1. We voegden by elkaar 2,5 cM.^ der 1% rauwolfia-
alkaloidoplossing in ol. olivar. en 20 cM.\' Ringersche

\') Eon voorbeeld van den min of meer belangrykon invloed,
die \'t oplossend medium uitoefenen kan, geeft het verschil in
smaakintensiteit. dat een zeker percentage van oono smaakstof in
verschillende oplosmiddelen hooft; zoo bleek het ons, dat
saccharinum een veel intensievere smaakgowaarwording geoft
bü oplossing in water, dan bü oplossing in ol. olivar. of paraffine.
Deze laatste oplossingen geven bü 1600 maal vordunninggeene
smaakgowaarwording van zoet meer, terwül de waterige oplos-
sing bij 6100 maal verdunning nog eon duidelijk zoeten smaak
heefc.

-ocr page 127-

113:

vloeistof. Deze werden flink geschud en in een
scheitrechter gegoten, waaruit ze, na zich duidelijk
van elkaar afgescheiden te hebben, ieder afzonderlijk
afgetapt werden.

De Ringersche vloeistof gaf nu bij 30 maal ver-
dunning nog de kleurreactie en by indamping tot een
volumen gelijk aan dat der olyfolie, bij 240 X ver-
dunning.

De ol. olivar. gaf (na uittrekken met alkohol of aether,
opdat \'t salpeterzuur beter inwerken kon) eene
lichte reactie bij hoogstens 2 maal verdunning.

We zien dus, dat nagenoeg al het rauwolfine uit
de olijfolie in de Ringersche vloeistof overgegaan is,
en hierin dus blykbaar veel gemakkelyker oplost dan
in de olie.

Eene tweede dergelyke proef gaf precies hetzelfde
resultaat.

2. In deze proef werd een kunstmatig doorstroomd
hart met de uit de scheitrechter afgetapte Ringersche
vloeistof omgeven, en aldus nagegaan of deze vloeistof
thans eene vergiftige werking ontvouwen kon, zooals
volgens de vorige proef te verwachten was.

Hait In Uingorecho vloeistof.

TUdsverloop
na brengen van
Klngorache vloeistof
uit Hcholtroclitor
om \'t hart.

Hart In Ilingersclio vloeistof
uit sclieitrochtor.

Frequentie
por minuut.

Uitslag.

Froquontio
per minuut

Uitslag.

28

weor li
> 20(gehe

0,9
iorin.

lol rogelm )

ü min
10 min.

^12 min.
20 min.

18 (na 2 i\\ 3
contr. valt or
oon uit, waar-
bU ook Hinus
HtlIstAat)

0,7

Een tweede experiment liet het zelfde zien.
Op grond van den negatief chronotropen invloed
en de geringe negatieve wijziging der inotropie nemen

8

-ocr page 128-

114:

we dus aan, dat de Ringersche vloeistof uit den schei-
trechter eene duidelijke rauwolfinevergiftiging van
\'t hart veroorzaakte.

3. Als proef op de som wilden we nog aantoonen,
dat de olijfolie uit den scheitrechber geene vergiftige
werking meer vermag uit te oefenen.

Dit\' was niet erg gemakkelijk, daar het bleek dat
na eenigen tyd zich uit de olie (welke troebel was)
een wit neerslag afscheidde, dat vermoedelijk uit de
zouten der Ringersche vloeistof bestond. De daarboven
staande olie bleef echter eenigzins troebel, zelfs nadat
ze een half uur in een centrifuge, door een gasmotor
gedreven, gecentrifugeerd was. Daar het neerslag dus
niet geheel te verwijderen was stelden we eerst de
werking hiervan vast.

Dit deden we door het neerslag in een weinig
Ringersche vloeistof te suspendeeren en zoo om het
hart te brengen.

Hart In Ringorscho vloeistof.

TUd na
omgeven van
\'t hart met
neerslag.

Hart omgeven door
noorslag-suspcnsio.

Frequentie
per minuut

Contractie-
hoogto.

Frequentie
por minuut

Contractie-
hoogto.

30

2,8

0 min.

1 min."

30

4.8

2 min.

80

3,1

5 min.

28

8,6

12 min.

22

4.2

lü min.

22

4.5

28 min.

22

4.8 ^ ^

weer in R, vloeistof

<$—80 min.

27 >

3,7

38 min.

\'

27-

2,8

44 min. .

\' i

-ocr page 129-

115:

De regelmatige werking bleef ongestoord bestaan.

We zien, dat de gesuspendeerde zouten le een
geringen negatief chronotropen invloed uitoefenden
en 2e een sterk positief inotroop effect hadden. Dit
laatste was. althans grootendeels, van primairen^ aard,
daar de toename der contractiehoogte ook aanzienlyk
was op oogenblikken waarin de frequentie gelijk bleef.

Thans zullen we de olie na centrifugatie om het
hart brengen.

Hart in Ringersche vloeistof.

Tydsverloop na
omgeven van
\'t hart mot olio
uit scheitrechtor.

Hart in olio uit scheitr.

Frequentie
in tyd X.

Contractie-
hoogte.

Frequentie
in tyd
X-

Contractie-
hoogte.

9

3,9

2 min.

9

4,5

5 min.

7

4.

9 min.

8

4,3

23 min.

8

52

87 min.

7,5

5.

45 min.

7,5

5.

De regelmaat bleef voortdurend bestaan.

We zien dat het naar aanleiding der vorige tabel
gezegde, woordelijk voor deze proef overgenomen kan
worden.

We mogen dus met zekerheid beweren, dat de gif-
houdende ol. olivar., na in contact geweest te zyn
met Ringersche vloeistof, hare giftige werking totaal
verloren heeft.

Aangezien nu uit deze proefnemingen gebleken is
dat de verdeelingscoefficient van het rauwolfla-
alkaloïde voor water gunstiger is dan voor ol. olivar.,
moeten we eene hypothese als in de genoemde

-ocr page 130-

116:

narcosetheorie opgesteld was, voor ons geval laten
vallen en naar andere verklaringen rondzien, waarin
de invloed van het oplossend medium op het
opgeloste werkzame bestanddeel, afgezien van de
waarde der verdeelingscoefficient, moet nagegaan
worden.

Dat zulk een invloed, ook van een chemisch indiffe-
rent medium, op de werking van vele stoffen belangrijk
zün kan, is herhaaldelijk in de literatuur vermeld.

Eene andere wyze, waarop het medium van invloed
zijn kan, zullen we thans gaan behandelen.

B. Invloed der „bewegingen van hoogere orde" van
Tappeiner op de werking van Rauwolfine.

Tappeiner®) bespreekt den grooten invloed, welke
de physische eigenschappen van het milieu, als visco-
siteit, stroomingen door verschil van temperatuur of
concentratie, mechanische bewegingen enz. op de
werkzame bestanddeelen, wat hunne snelheid van
werking betreft, uit zouden oefenen. Deze eigen-
schappen noemt hij, ter onderscheiding van de mole-
culaire bewegingen, bevregingerr van hoogere orde.
Hy toont aan de hand van proeven aan dat de
diffusie in colloide stoffen even groot is als in waterige
oplossingen, en sluit dus eene langzamere beweging
der moleculen als oorzaak der mindere werking in
colloide stoffen, uit.

\') Bü voorbeeld: eene waterige plienoloplossing, waarin een
gedeelte van het water door een evengroot quantiim glycerine
vervangen is, verliest belangrük aan desinfecteerendo kracht.
En dit berust niet op eon minder sterke beweging der
moleculen in glycerine, daar hierin slechts de beweging van
colloide stoflen afneemt

•) H. von Tappeiner. Münchener Medic. Wochenschrift
1899. no. 38 und 39.

-ocr page 131-

117:

Dat de diffusie alleen eene belangrijke rol bij de
werking der opgeloste bestanddeelen zou spelen, is
trouwens al zeer weinig aannemelijk, wanneer men
bedenkt hoe langzaam zü plaats grijpt; zoo vond
Graham dat eene met water overgoten keukenzout-
oplossing zelfs na acht dagen nog geene gelijkmatige
verdeeling der zoutmoleculen vertoonde. Dit alles
leidde Tappeiner er toe aan de bewegingen van
hoogere orde een hoofdrol by de werking van vele
giften of de opname van alle mogelijke bestanddeelen
toe te schrijven. Deze bewegingen worden in het
menschelyk lichaam veroorzaakt door verschil van
concentratie en temperatuur, door mechanische invloe-
den als peristaltiek, hartslag enz.

Het is duidelijk dat eenzelfde kracht in een
medium van grootere viscositeit minder beroering te
weeg zal brengen dan in eene minder taaie oplossing,
dat dus de hartcontracties, welke in ons geval de
bewegingen van hoogere orde veroorzaken, minder
invloed op een omgevend milieu van ol. olivarum
zullen uitoefenen dan wanneer Ringersche vloeistof,
waarvan de viscositeit veel geringer is, als oplosmiddel
gebruikt is.

Om uit te kunnen maken of die bewegingen van
Tappeiner in ons geval eene verklaring voor de
geringe werking van rauwolfine, in ol. olivar. opgelost,
kunnen geven, deden we een experiment, waarin de
vloeistof, welke het hart omgaf, door een sterken
mechanischen invloed, welke de beroering der hart-
contracties verre overtrof, in beweging gebracht werd.

Deze beweging werd te weeg gebracht door het
glaasje, dat de vloeistof bevatte welke het hart
omgaf, door middel van een staafje aan het sluitstuk
van een electromagneet te bevestigen en wel zoo-
danig, dat dit staafje door hefboomwerking de bewe-

-ocr page 132-

118:

gingen van het sluitstuk bij doorgaanden stroom flink
versterkt op het glaasje overdroeg. Zoodoende werd
by sluiting van den stroom de vloeistof krachtig
geschud.

We brachten hierby achtereenvolgens Ringersche
vloeistof en ol. olivarum met 1 % rauwolfla-alkaloïde
daarin opgelost, om het hart.

Hart in Ringersche vloeistof.

T^dsverloop na

omgeving
van het hart met

Hartin 1 % RauwAlkaloidh.
oL olivarum.

Frequentie
per minuut.

Contractie-
hoogte.

rauw. houdende
ol. olivarum.

Frequentie
por minuut.

Contractie-
hoogte.

25

2,2

3 min.

25

2.

#

13 min.

20

1,8

28 min.

10

•4,1

41 min.
1 unr.
1 u. 41 min.

13 tweo aan

twoo.
12 vaak twoo
aan twoo.

9 „

4.
4.
3.8

We zien, dat uit deze tabel dezelfde conclusies te
trekken zyn als vroeger, by aanwending van uitslui-
tend ol. olivarum, gevonden werden. De frequentie
neemt eerst iets, later wat meer af, terwyl de
contractiegrootte belangrijk toeneemt; na längeren
tyd treden groepvormingen van twee op, het hart
klopt na 2 uren nog met krachtige pulsaties, zy het
ook met een wat onregelmatigen rhythmus als gevolg
dier groepvormingen.

Byeene dergelijke, 1% rauwolfla-alkaloïde bevattende
Ringersche vloeistof, zou het hart in eenige minuten
stil hebben moeten staan, zooals we vroeger herhaal-
delijk zagen.

We móeten dus concludeeren, dat do schuddende
invloed op de vloeistof geen effect gehad heeft en

-ocr page 133-

119:

dat de opvattingen van Tappeiner voor de werking
van ons gif onaannemelijk zijn.

We zullen thans nagaan of eene derde hypothese
voor ons geval van waarde is.

C. Beteekenis der oppervlaktespanning voor de,
opname van Rauwolfine.

J. Traube schrijft aan de oppervlaktespanning
eene groote beteekenis toe voor het tot stand komen
van vele stofwisselingsprocessen, van resorptie van
giften enz.

Hij stelt zich voor dat stoffen van geringere opper-
vlaktespanning de neiging hebben op te gaan in die
van grootere oppervlaktespanningen, dat het verschil
dezer spanning dus de drijvende kracht is welke de
opname van vele bestanddeelen beheerscht.

Het lag voor de hand na te gaan of deze hypothese
voor ons doel bruikbaar kon zijn.

We bepaalden de oppervlaktespanning volgens de
druppelmethode, zooals W. Ostwald die beschrijft.

Het idee van deze methode berust op het feit dat
bij toevoer van vloeistof aan de bovenkant van eene
verticale buis met een klein lumen, de druppels welke
zich aan de onderkant der buis vormen, des te sneller
afvallen, naarmate de oppervlaktespanning der vloeistof
geringer is. Daar van de zich vormende druppels
telkens slechts een gedeelte afvalt, kan men niet
volstaan met het gewicht van het vallende gedeelte
te bepalen, doch moet de zwaarte van den geheelen
druppel berekenen.

\') J. Tniubo. Uebor dio Bodoutung dor OborlUlchonspan-
nung lm Organismus. Arch. fur Anat. und Physiol. 1904. Hoft
1 und 2.

•) W. O s t w a I d. Uandbuch und Hilfsbuch zur Ausführung
physico chemischer Messungen.

-ocr page 134-

120:

Hiertoe wordt op de volgende wijze te werk gegaan.

De glazen buis met het nauwe lumen wordt in
een doorboorde kurk, welke past op de hals van een
licht glazen kolfje, bevestigd, en met de vloeistof,
waar men de oppervlaktespanning van berekenen
wil, geheel gevuld. Daarna weegt men het kolfje.
Vervolgens laat men boven in de glazen buis de
vloeistof toeloopen en verbreekt deze toevoer op het
moment \'dat de druppel, welke zich onderaan de
buis vormt, in het kolfje valt. Van de glazen buis
wordt vervolgens met filtreerpapier zooveel vloeistof
afgezogen, dat deze het aanhangende gedeelte der
vloeistof verloren heeft, doch geheel gevuld blijft.

De kurk met de buis wordt dan weer op het kolfje
geplaatst en dit gewogen.

Het verschil in gewicht mot de eerste weging geeft
het gewicht van den droppel op het moment, dat ze
begon te vallen, aan.

Hieruit is de oppervlaktespanning («) der vloeistof

dan te berekenen door de formule « = waarin s

het gevonden gewicht der druppel, g de versnelling
door.de zwaartekracht en r de straal van het beneden-
vlak der glazen buis voorstelt.

Op deze wüze onderzochten we water, eene waterige
1 7o rauwolflnechlorideoplossing, Ringersche vloeistof
met of zonder 1 % rauwolfinechloride, ol. olivarum,
eveneens met en zonder 1 % rauwolfia-alkaloïde als
opgelost bestanddeel.

Het resultaat was dat de oppervlaktespanning van
eene Rauwolflneoplossing, zoowel die in water, Ringer-
sche vloeistof als olie, geringer was dan die der genoemde
vloeistoffen alleen, dat de oppervlaktespanning van
ol. olivarum echter duidelyk kleiner was dan die van
water of Ringersche vloeistof. Voor de gifoplossingen

-ocr page 135-

121:

gold hetzelfde. De vloeistof met de geringste opper-
vlaktespanning heeft hier de minste werking, iets
wat dus juist het omgekeerde van het te ver-
wachten effect is, wanneer men de Traube\'sche
theorie in ons geval aanvaardde Ook de Traube\'sche
theorie moeten we dus voor ons doel verwerpen.
Ten slotte zullen we nog eene andere opvatting
behandelen.

D, Invloed van het oplosmiddel, hoewel indifferent,
op het opgeloste bestanddeel.

Het voorzichtigste en het minst gedwongen komt
het my voor zich neer te leggen by de wel niet zeer
veel verklarende, maar toch op degelyke experimenten
steunende opvatting o.a. van N. Menschutkin.

Deze komt tot de aanname, dat er eene zekere
afliniteit tusschen oplosmiddelen en opgeloste bestand-
deelen bestaat, ook wanneer het oplosmiddel geheel
indifferent is, dat men alzoo niet met eene eenvoudige
vermenging te doen heeft. Deze invloed zou van groot
belang op de intensiteit der werking zyn.

Zyne meening steunt hy op de volgende experi-
menten :

Door drie en twintig verschillende organische ver-
bindingen, welke geen chemischen invloed op Triae-
thylamin of op Alkyljodiden, noch op uit dezo twee
ontstane verbindingen hadden, als oplossend medium
voor die twee stoffen te kiezen, kon hy vaststellen
dat de snelheid, waarmee de reactie tusschen beide

\') Uobor don Einfluss dos chomiscli indiiTorontos flüssigon
Modiums auf dio goschwindigkoitdor Verbindung dos Triaothyl-
amins mit don Alkyljodiden. Zeitschrift für Physikalischo
Chemie (Ostwald und v. \'t Hoff). VI Band 1890.

-ocr page 136-

122:

Stoffen plaats had, zeer verschillend was by verschil-
lende oplosmiddelen.

. Omtrent mogelijke nadere, oorzaken, die hiertoe
geleidden, merkt hy het volgende op:

le dat by vergelijking van verbindingen uit
dezelfde reeksen degene, die hydroxylgroepen bevatten,
(alkoholen, zuren) de reactie sneller laten ontstaan.

2e"dat bij leden van eene homologe reeks de stoffen
met hoogere moleculairgewichten eene afname der
reactiesnelheid bewerken.

3e dat de verzadiging der samenstelling van het
oplosmiddel van invloed is: hoe minder deze ver-
zadigd is, des te sneller treedt de reactie op.

4e dat by | koolwaterstoffen de snelheid belangrijk
grooter wordt bij vervanging van een atoom water-
stof door een der haloiden,

5e dat de physische eigenschappen van zeer ge-
ringen invloed op de reactiesnelheid zyn, zooals bleek
uit proeven met stoffen van zeer verschillend spec.
gewicht, kookpunt, viscositeit enz.

Het is dus wel met zekerheid aan te nemen dat
een indifferent oplosmiddel van grooten invloed kan
zyn, op de snelheid, waarmee het opgeloste bestanddeel
zijne werking vertoont.

Daar de andere hypothesen niet aannemelijk bleken te
zyn om de werkeloosheid der ^olieoplossing te ver-
klaren, moeten we lUS onze toevlucht tot deze laatste
voorstelling
nemen en haar ook voor ons geval laten
gelden.

-ocr page 137-

HOOFDSTUK V.

Invloed ran inirendfgen drukTorliooging op de
werking van het ouTorgiftlgdo en vergiftigde hart.

Ten einde het hart onder verhoogden inwendigen
druk te laten werken, werd op de volgende wyze te
werk gegaan.

• Een hart werd kunstmatig doorstroomd en de
opening der afvoerbuis in het zelfde niveau als de
monding der aanvoerende ventrikelcanule geplaatst.
Dan werd deze uitstroomingsopening geleidelijk naar
boven gebracht, totdat de hartswerking zeer gereduceerd
was, en vervolgens weer tot op de oorspronkelijke
hoogte teruggevoerd,
terwijl de uitslagen van den
manometer
natuurlek op de gewone wijze geregistreerd
werden.

Een geleidelijke toename van de hoogte der uit-
stroomingsopening verkregen we door de afvoerbuis
door
eea draad, welke over een katrol liep, te ver-
binden met de aa van een tweede kymographion-
trommeJ, zoodat
bjj draaiïng hiervan de draad zich
om de as wikkelde en de afvoerbuis naar boven trok.
Door nu de rotatie der draaiende trommel met oene
zoodanige snelheid te doen plaats hebben, dat de
afvoerbuis eene langzame
stijgende beweging maakte,
konden wy ons doel bereiken. De snelheid werd altijd

-ocr page 138-

124:

zoo gekozen, dat de duur eener styging ± 20 min.
bedroeg.

We zullen thans eenige experimenten behandelen,
waarin de veranderingen der frequentie en der mano-
meteruitslagen nagegaan werden. De manometer-
uitslagen, dat wil zeggen de druk waaronder het hart
bij zyne contractie staat, kunnen bij een bepaalde
hoogte der afvoerbuis, naar ons voorkomt, evenredig
met het by die hoogte verwerkte vloeistofvolumen
gesteld worden. We zyn dus in staat om den arbeid
van het hart, voor en na de vergiftiging en per
minuut of per contractie verricht, relatief te bepalen.

Uit het gezegde blykt, dat de relatieve arbeid per
contractie gelyk is aan « x manometeruitslag, waarin
« een factor is, welke voor allo gevallen gelyk blijft.
De arbeid per minuut is natuurlijk gelijk aan den arbeid
per contractie, vermenigvuldigd met de frequentie.

Hoogto
afvoeropo-
ning boven
•t hart.

0
1 \'

2

3

4
6
6

7

8
9

10
11
12

13

14

15

16

17

18

19

20
21

Frequentie per minuut.

vlak
voor
vergift.

83

voor
vergift

2\'J

na
vergift.

18

17

27

16

15

28

CoutractlehooRte
of relatieve arbeid per
contractie.

na
vergift

2,1
2,2

3,4

3,1
2,8
2,8

3.1

2,8
2,4

2.3

2.2

2.4
2.3
2,2
1.2

87.6

79,8

72

72

83.7

76,6

64.8

62,1
69,4
64,8
62,1
61,6
33,6

41,4

39.1
35,7

38,4

35.2
28,6
27

30

30,76
33

23

2.3
2.1

2.4

2,2
1.9
1,8

2
2,06

2.2

Uolatievo arboid
per minuut

vlak
voor
vorgia.

2.6

vlak
voor
vergift

82,6

na
vergift

37,8
39,6

voor
vergift.

3,3

voor
vergift.

85

-ocr page 139-

125:

Uit deze tabel lezen we het volgende omtrent den
invloed van den druk:

Ie de frequentie wordt voor de vergiftiging niet
of uiterst weinig versneld; daarna neemt ze in
zeer geringe mate af, wat echter wel een gevolg der
toenemende vergiftiging zyn zal.

2e de contractiehoogte is onder invloed der vergif-
tiging, bij horizontaal niveau van afvloeiopening en
hart, duidelijk afgenomen. Waar deze by het onver-
giftigde hart na eene kleine vergrooting by een druk
van 2—3 cM., aanstonds afneemt om by een druk
van 19 cM. zeer sterk af te nemen, blijft de aan-
vankelijke aanwas der contractiehoogte na vergiftiging
veel langer bestaan, zoodat de uitslag by 12 cM. druk
zelfs gelijk wordt aan die bij denzelfden druk vóór de
vergiftiging. Zelfs by een druk van 21 cM. blyft de
hoogte ongeveer gelijk aan die by een druk van
O cM. en overtreft dan de hoogte der uitslagen by 20
cM. druk vóór de vergiftiging verre.

3e dat de arbeid per contractie na de vergiftiging
by een druk O iets kleiner dan vlak voor de vergif-
tiging is, dat dit verschil echter by verhooging van
den druk gaandeweg geringer wordt om by een druk
van 12 cM. geheel te verdwijnen. Hierna komt er
weer een gering verschil tot een druk van 21 cM.
toe, waarby de arbeid echter nog ongeveer gelyk
blyft aan den arbeid by \'t begin der drukverhooging.
By \'t onvergiftigde hart neemt de arbeid bij 18 cM.

\') Zoodra hot normaio hart, na do tüdolpodrukvorhooglng,
woor ondor do oorspronkelyke omstandigheden pulseerde, was
do contractiehoogte iets afgenomen en do frequentie iets toe-
genomen. Aan dezo verandering mag do afwijkende invloed
der drukverhooging op hot vergiftigde hart niot toogoschrovon
worden, daar eeno herhaling dior vorhooging bü het onvergiftigdo
hart hetzelfde elToct to woog. brengt als de eerste maal.

-ocr page 140-

126:

druk reeds zeer sterk af en wordt dan belangryk
door den arbeid, welken \'t vergiftigde hart by dien druk
verricht, overtroffen. We kunnen dus zeggen, dat de
drukverhooging op het onvergiftigde hart, na een
zeer kort positief inotroop stadium, een negatief
inotropen invloed heeft, op het vergiftigde hart eerst
een langdurig • positief inotroop effect en daarna tot
by een druk van 21 cM. geen invloed in een of
anderen zin. Dit is ten opzichte van het onvergiftigde
hart zeer zeker als eene positieve wyziging te be-
schouwen.

4e dat de arbeid per minuut by het vergiftigde
hart altyd belangrijk kleiner blijft dan vöór de intoxi-
catie, hoewel met dezelfde schommeling in het
verschil als de arbeid per contractie vertoonde. Alleen
by zeer .hoogen druk, waar het normale hart zich
nauwelyks meer contraheert, wordt de arbeid per
minuut by het vergiftigde hart grooter.

Frequentie por minuut

na
vergift

14

n
n

13

n
12

12

Contractiehoogte
of relatlovo arbeid por .
contractie.

Relatlovo arbeid
per minuut

voor
vergift

vlak
voor
vergift

na
vergift.

voor
vergift

vlak
voor
vergift.

na
vergift

1

0,45

0.3

36

16

4,2

0.45

35

6.3

1

0,5

36

7

1

0,6

8,4

0,9

32.4

0,76

10,6

0.8

0,76

28,8

9,76

0,7

9,1

0,6

7,8

0,7

0,4

26,2

#

48

0,6

21,6

0,4

0,35

14,4

• 4,2

0,3

0,3

10,8

3.6

Hoogte
afvooro po-
ning boven
\'t hart.

vlak
voor
vergift.

voor
vergift

36
»

35
»

36

33

0

1

2

3

4

5

6

7

8
9

10
11
12

13

14

15

16

17

18

19

20

* n

-ocr page 141-

127:

We lezen uit deze tai:el het volgende omtrent den
invloed der drukverhooging in het inv?endige:

Ie de frequentie wordt hierdoor vóór de vergiftiging
niet merkbaar gewijzigd; de geringe afname na intoxi-
catie berust wel op eene toenemende vergiftiging.

2e de contractiehoogte blijft vóór de vergiftiging
gelijk aan de oorspronkelijke tot een druk van 6 cM.,
om dan geleidelijk af te nemen; na de intoxicatie
klimt de contractiehoogte aanzienlijk (meer dan het
dubbele) tot een druk van 10 cM., om dan langzaam
te dalen, tot by 19 cM. druk weer de oorspronkelyke
grootte bereikt is.

De drukverhooging vóór de vergiftiging had eene
blijvende verlaging ten gevolge.

8e de arbeid per contractie en per minuut onder-
vindt dezelfde schommelingen als de contractiehoogte
onder invloed van vergiftiging en druk. De arbeid
per contractie is van drie tot dertien cM. druk aan-
zienlijker dan vlak voor de vergiftiging; de arbeid
per minuut is overal kleiner dan even voor het begin
der intoxicatie.

We hebben hier dus, evenals in proef 1, een uit-
blijven van een invloed op de frequentie, een lang
positief voorstadium der inotropie by het vergiftigde
hart en een ontbreken daarvan bij het normale hart, een
toenemen van den arbeid per contractie na intoxicatie
terwyl de arbeid per minuut steeds geringer bleef
by het vergiftigde hart (by lichteren graad van
vergiftiging met positieve chronotropie is natuuriyk
het omgekeerde te verwachten). Deze positief inotrope
invloed der drukverhooging by het vergiftigde hart,
welko by het normale hart uitblijft, is minder op-
vallend, laat zich zelfs wel als begrijpelijk aannemen,
wanneer men bedenkt, hoe de inotropie volgens onze
vroegere experimenten altyd \'t minst van de vergiftiging

-ocr page 142-

128:

te lyden had, en dikwyls een duidelijk positief voor-
stadium vertoonde. Men kan zich nu voorstellen dat
die neiging der inotropie om in positieve richting
gewijzigd te worden, door eene extraprikkel als druk-
verhooging, belangryk versterkt wordt.

In enkele andere experimenten kwamen we tot
dezelfde resultaten als in deze beide proefnemingen.

Tot eene bepaling van den absoluten arbeid,door het al
of niet vergiftigde hart onder de genoemde omstandig-
heden gepraesteerd, moeten we nog het by een be-
paalden druk verwerkte vloeiatofvolumen kennen en
verder de verhouding tusschen de grootte van den
manometeruitslag en den uitslag van het registreerende
hefboompje.

Algebraisch voorgesteld kunnen we dan zeggen:
arbeid = volumen x druk (manoraeteruitslag x 18,6)
X 981 ergs. Daar het, hier echter slechts om eene ver-
gelijking tusschen het normale en het vergiftigde hart
te doen was, en we den relatieven arbeid reeds be-
paalden, zijn verdere proefnemingen omtrent den
absoluten arbeid voor ons .doel overbodig.

-ocr page 143-

HOOFDSTUK VI.

InTloed Tan teniperatuursTorhooging en -yerlaglng
op de hartswerking Tóór en lul vergiftiging.

Ter opsporing van dezen invloed richtten we onze
experimenten als volgt in:

Een „gevensterde" kikvorsch werd op een stuk
kurk bevestigd en het hart in suspensie gebracht.
Het stuk kurk was rond en had eene iets kleinere
diameter dan een glazen bakje, waarin het dier ge-
plaatst werd. Daarna werd het glazen bakje met
Ringersche vloeistof of watergevuld en het kurkstuk
door een gewicht op den bodem gefixeerd. Aan den
kikker was een zoodanigen stand gegeven, dat zyne
neusgaten boven, en het gesuspendeerde hart zich
onder den vloeistofspiegel bevonden.

Verhooging van temperatuur werd verkregen door
het glazen bakje op een verwarmingstoestel te plaatsen,
hetwelk door electrische stroomen van verschillende
intensiteit eene geleidelijke en verkieselijke toename
van de temperatuur te weeg kon brengen.

Afkoeling van het hart werd verkregen door aiin

\') oono vulling mot wator geoft precies dozelfdo rosnltnten
als oono vnlling mot RingorHclio vlooi.stof.

O

-ocr page 144-

130:

de vloeistof in het bakje ijs in voldoende mate toe
te voegen.

Een thermometer, aan een statief bevestigd, gaf de
temperatuur in de directe omgeving van het hart aan.
De suspensie betrof alleen de kamer.

We zullen thans een overzicht geven van de
resultaten van enkele experimenten, welke we ver-
richt hebben eerst met verhooging, en later met
verlaging van temperatuur.

Proefreek s I.

Met toenemende temperatuur, al of niet gevolgd
door eene afkoeling tot de oorspronkelyke temperatuur.

a. Normaal hart.
1® exemplaar.

Tomporatuur

Froquontio

dor vloolstof.

por minuut.

15»

30

17»

31

18»

31

19»

31

21»

33

22»

34

24"

«Ö

25»

38

27®

40

29»

54

30» -

57

32»

57

34»

51

36»

54

38»

55

40\'

03

41«

54

0,8
08
1
1.1
1 •
0,9
1

0,8
0,5
0,2
0,2
0,4
0,5
0,7
0,8
0.8

wordt onroKolin.
van perlodo.

i

-ocr page 145-

131:

Uit deze tabel is op te maken, dat by verhooging
van temperatuur de frequentie tot 40° toeneemt, om
dan weer iets af te nemen. Tevens begint bij 40® eene
onregelmatigheid in den periodenduur op te treden
(zie figuur hieronder).

De contractiehoogte neemt ondanks de grootere
frequentie aanvankeiyk in grootte toe, en daalt, na
een kort stadium van verkleinde uitslagen, tot
41® niet beneden de oorspronkelyke hoogte.

We kunnen dus een primair chronotropen en
inotropen invloed der tomperatuursverhooging aan-
nemen. Dat ook een positieve dromotrope invloed
bestaat, blykt uit den korten duur der systolen.

In flRimr 20 zion wo do onrogoImatlRhoid wolke bH 40«
optroodt. Dat wo hior met oon onregolmatigon poriodonduur
to doen hebben on niot mot kamoroxtrasystolen,
blykt uitliet

ontbroken vnn cono .\'coniponHfttoire pauze. Dat we vervolgens
niot mot voorknmoroxtrjwyHtolen te doon hebben, biykt liioruit,
dnt do coiitractlo, volgondo op oon dubbeltal,
altyd oordor komt
dan wo dan vorwachton zouden.

-ocr page 146-

132:

2® exemplaar.

Te mperat.

Contractiehoogte.

Frequentie per minuut.

Rhythmus.

vloeistof.

BU Stögen
der temp.

Bi) dalen
der temp.

Bü stagen
der temp.

By dalen
der temp.

18®

45

( 15
jtot
^ 45

1

1,6 i

jtöt
(0,3

19

onregelmatige
periode.

20

21

23

54

66

1,6

0,1

regelmatig.

25

27

66

1,6

29

66

1,8

31

62

0,55

onroRClmatige
periode.

33

35

87

39

- 41

43

96

1,7

Evenals in de vorige tabel zien we dat hier by
klimmende temperatuur een positieve invloed op
de chronotropie en inotropie bestaat, en tevens eenigs-
zins op de dromotropie.

In hoeverre de getallen, by weer dalende temperatuur
verkregen, van waarde zyn, ia lastig uit te maken,
daar, zooals we reeds bespraken, deze afname tot
stand kwam door toevoeging van koud water nu en

-ocr page 147-

133:

dan, dus trapsgewijze in plaats van geleidelijk »).
Intusschen geldt dit voor alle proeven gelijkelijk, zoodat
we de resultaten onderling wel mogen vergelijken.

Bij de snelle temperatuursverlaging van 43° op 31®
zien we eenzelfde onregelmatige rhythmus optreden
als in fig. 20 (vorige proef). De frequentie is hierbij
iets geringer dan bij dezelfde temperatuur by styging.
De contractiehoogte is echter zeer verkleind.

Bij daling van 31° op 23° is de rhythmus weer
regelmatig, de frequentie iets grooter dan by stijgende
temperatuur en de contracties minimaal.

By verlaging der temp. tot 19° is de periode weer
onregelmatig van duur geworden; de frequentie daalt
tot ver beneden de frequentie vroeger en de con-
tracties groeien wat aan, blyven echter belangryk
kleiner dan te voren.

Thans hebben we echter ook eene sterke afname
van \'t geleidingsvermogen, zooals blykt uit de zeer
langzaam verloopende contracties, zoowel van voor-
kamer als kamer.

Eene daling der temperatuur tot de oorspronkelijke
hoogte heeft dus (waardoor dan ook) ten gevolge:

le eene afname der frequentie, welke meer bedraagt
dan vroeger de toename.

2e eene afname der contractiehoogte, eveneens veel
sterker dan de vroegere toename.

3e een afname van \'t geleidingsvermogen, zóödat
dit veel geringer is dan by \'t begin der proef.

Het ligt voor de hand om de verhooging der hart-
functies bij toenemende temperatuur te vergelijken
met do grootere snelheid, waarmee chemische reacties

\') Ook is oen schndolUko nawerking dor hoogo tomporatuur,
hoewel hiorvan bü do hooge tomporatuur zelf niets to bo-
spouron viol, niot uit to slulton.

-ocr page 148-

134:

bij klimmende temperatuur tot stand komen. De
physische chemie neemt aan, dat de reactiesnelheid
na iedere verhooging van 10" 2 è 3 maal de waarde
der oorspronkelyke snelheid heeft. In onze tabellen
is de toename der functie belangrijk geringer. Misschien-
is dit het gevolg van de betrekkelijk snelle opklimming
der temperatuur, welke noodig is met \'t oog op de
volgende proeven met vergiftigde harten, daar bier
zooveel mogelijk eenzelfde graad van vergiftiging ge-
durende het experiment moet blyven bestaan.

. h. Vergiftigd hart.

3. Frequentie was voor vergiftiging >60.

1

Temporat,
vloeistof.

FrequenUo por minuut

Contractiehoogto.

Verhouding froqu^
kamer lot voork^

BU stUgen dor temp.

BU dalen dor tomp.

UU BtUgon
der temp.

BU dalen
der lomp.

UU HtUgen

BU tl»*

voorkamer.

kamer.

voorkamer.

kamer.

dor tonip. 1

dor t««

1

16,5»

22

16

1

1
1

1,7

1,7

0,75

1

18®

\\

19\'

26

19,5

18

18

1.7

0,75

20®

27,5

22

«

1.7

0,8

21»

29

25

1,7

0,86

1

24®

30

26,25

89

89

1,7

1,45

0,88

25\'

33

83

1,6

0,B8

27»

89

39

1,7

1

1

29®

.42

42

\' 1,6

1

30"

45

45

48

48

1,6

1,6

1

1

31»

4f)

45

1.0

1

1

34®

54

45

1,7

0,83

35®

56

42

1,8

0.7B

36®

60

80

1,9

0.5

-ocr page 149-

135:

Met opzet is hier de opklimming der temp. niet
te ver voortgezet, om een nadeeligen invloed van eene
te hooge temperatuur op het hart zooveel mogelyk
te vermijden. De daling had in drie trappen plaats:
Seo—SO"; 300—24"; 24°—16.5°.

Uit de tabel is het volgende op te maken omtrent
den invloed der
temp^atuursverhooging:

Ie er bestaat eene positieve chronotropie.

2e er bestaat eene positieve inotropie, daar zelfs by
eene byna drie maal grootere frequentie de contracties
nog aanzienlyker zyn dan by het begin der proef.

8e de dromotropie wordt in positieven zin beinvloed,
daar ondanks de toenemende frequentie het aantal
intermissies relatief vermindert, om by 27° geheel te
verdwynen. By 34° komen de intermissies echter weer
te voorschijn, om dan allengs weer toe te nemen.

De op de temperatuurstyging volgende temperafuurs-
daling
geeft ons het volgende te zien:

Ie de frequentie is aan het einde der daling tot
beneden de oorspronkelyke frequentie afgenomen;
daar het verloop der daling te snel was om dit aan
een toenemenden vergiftigingstoestand toe teschryven,
althans in hoofdzaak, moet deze invloed wel op
rekening der afkoeling gesteld worden.

2e de contractiehoogte wordt, na eene tydelyke
geringe afname, aan het einde der daling gelyk aan
de vroegere grootte by die temperatuur, de frequentie
is dan echter geringer, zooals we zagen.

Se we vinden geene intermissies meer; dat dit by
19° niet het geval is, kan misschien op rekening
gesteld worden van de geringere frequentie dan by
klimmende temperatuur; by 24°, waar de frequentie
echter grooter ia dan by toenemende temperatuur,
ontbreken de intermissies eveneens, hoewel ze hier
vroeger wol waren.

-ocr page 150-

136:

Uit de krommen bleek het verder, dat gedurende
dalende témp. by 19" een onregelmatige rhythmus
(ongelijke periodenduur) een tijdlang optrad.

Bü vergelüking der figuren 21 a, b en c, zien we hoe gedurende
klimmende temp. \'t aantal intermissies eerst relatief afneemt
(fig. 21&), om ten slotte weer toe te nomen (fig. 21c). Tevens
blükt hoe de contractiehoogte, ondanks de veel grootere frequentie,
zelfs nog toeneemt. De voorkamerfrequentio neemt geregeld toe.

Fig. -Jia.

I

Fig. 2lfc.

n

UrJ L /

Mlfdo oxporimont van fig. 2Ia bü tcrap. 24o C. (loonomondo tomporatuur).
froqiientlo kamor 2iJ.
frwjuentio voorkamer JW
contracUohoogto kamor 1,7.
bü vergelüking mot Hg. 21a zienwo dus oono alhame van\'t aantal InlermltwloH.

-ocr page 151-

By vergelyking met het normale hart kunnen we
vaststellen dat er, wat chronotropie en inotropie betreft,
geen duidelyk verschil\'bestaat: dat de vermindering
der contractiehoogte by weer dalende temperatuur by
\'t onvergiftigde hart veel sterker was, zal wel op
eene toevalligheid berusten.

Wat de dromotropie aangaat, zien we een opvallend
verschil: waar het normale hart by afkoeling eene
duidelyke afname hiervan liet zien, is dit by het
vergiftigde hart niet het geval, eerder het tegendeel.\'
We zullen nog nader nagaan in hoeverre de hoogere
eindtemperatuur, welke het normale hart te doorstaan,
had, ook bier van invloed moge zyn.

-ocr page 152-

138:

4. Vergiftigd hart, waarvan frequentie vóór de
vergiftiging ± 50 bedroeg.

Frequentie por minuut

Verhouding fre<}0
kamer tot voorP

Contractiehoogte.

Temperatuur
vloeistot

By dalen der temp.

By dalen
der temp.

By Stögen
der temp.

By atygen
der temp.

voorkamer, kamer.

By stygen der temp.

voorkamer, kamer.

20 10
(1 uur later bepaald)

1,9
1,2

1,65

15»
16»
17
20

24

25

26
29
33
35
39

40 enz.

0,5

13

26

42 36

0,5

0,5
0.5
0,5
0,5
0,5
1

1,8

1,75

1,7

1.7
1.65

1.8

1,8

28

28
31
40
60
72
60

14

14
15,5
20
30
36
60

60

60

[onregelm. rhythmus].

Uit deze tabel lezen we als invloed der tempera-
iuursverhooging;

Ie er bestaat een positieve chronotrope invloed.

2e een positieve inotrope invloed is waarschijnlijk.

3e eene positieve dromotropie spreekt zich pas by
40° duidelijk uit door het afnemen en verdwynen
der intermissies.

De hieropvolgende daling der temperatuur laat ons
opmerken:

Ie dat de frequentie aan het einde der daling nog
aanzienlijk grooter is dan by het begin der verwar-
ming, een uur later echter duidelyk geringer is.

2e dat de contractiehoogte aanvankelijk weinig,
later vrij veel afneemt, dat deze na eon uur echter
weer ongeveer gelyk aan hare grootte bü het begin
der proef was. Hieruit is dus op te maken, dat
de afkoeling als zoodanig eene tijdelijke verlaging
der contractiehoogte bewerkstelligt.

8e dat het aantal intermissies relatief toeneemt,

-ocr page 153-

139:

aan het einde der daling echter geringer is dan by
het begin der verwarming; na 1 uur bestaat weer
dezelfde verhouding als by het begin der verwarming.

4e dat by 25° tydelijk een onregelmatige rhythmus
optrad, welke geheel gelyk was aan die in de andere
proeven.

Deze resultaten verschillen dus in geen enkel
opzicht van die, by \'t niet vergiftigde hart verkregen;
ook hier neemt, evenals by \'t normale hart, de
contractiehoogte tydens de temperatuursdaling sterk
af (wat in de vorige proef slechts in geringen graad
plaats had) en verdwynt de toename der dromotropie
weer, wat in de vorige proef niet gebeurde. Tevens
is het waarscbynlyk geworden, dat die vermindering
der contractiehoogte uitsluitend een gevolg der afkoe-
ling is, daar ze eenigen tyd na de afkoeling weer
verdwynt en by \'t normale hart ook voorkomt.

20

18

1,8

20

10

1,8

27

18,5

80

15

1,8

80

«flö

85

27

1,3

33

28

45

86

1.2

Sti

80

1,1

42

89

49 •

40

43

48
40

1,05

48

48

1,05

Dl

42

1,1

0,75

0,8
0,8

0,82

0,93
1
.1
1

0,82

5. Vergiftigd hart; frequentie vóór vergiftiging ± 50.

\'•^^iimr

-------

FroquonUo por mlnuuL

ContmcUolioogto.

Vorliouding fronuontlo
kamor lot voorkamer.

^Uior.

BU stUKon

dor tonip. |

BU «lalon dor tomp.

BU BtUgon

BU üalon

BU BtUgon BU dalon

voorkanidr.

kamor.

voorkamor.j kamor.

dor tomp.

der tomp.

dor temp. j dor temp.

1,05

0,5

0,5

0,5

0,5
0.5

1,1 \'

1.1
1,05

Of

1.

-ocr page 154-

140:

In dit experiment is met opzet de verwarming tou
slechts 28° voortgezet, om den slechten invloed,-welke
eene te hooge temperatuur op het hart uitoefent
(men ziet in de curve duidelijk een stijgen van de
voetpunten der contracties als gevolg van eene schrom-
peling van het hart, wanneer de temp. zeer hoog
wordt) te elimineeren. We kunnen dan de gegevens,
bü daling der temp. verkregen, als van meer waarde
beschouwen.

We zien als invloed der temperatuursstijging in .de
tabel het volgende uitgedrukt:

Ie eene positieve chronotropie.

2e eene geringe afname der contractiehoogte, nadat
deze eerst gelyk aan de oorspronkelyke bleef. Eene
primaire positieve inotropie is dus hier niet zoo
duidelijk als vroeger, blyft echter waarschijnlijk (dan
door een secundair negatieven invloed, afhankelijk van
de grootere frequentie, gemaskeerd).

3e eene positieve dromotropie, welke by 25® een
verdwynen der intermissies bewerkt; by 28® ver-
schijnen deze weer, echter in betrekkelijk gering
aantal. De toename der dromotropie heeft dus een
optimum by reeds betrekkelijk lage temperatuur.

By de daaropvolgende temperatimradaling hebben we:

Ie eene afname der frequentie tot ongeveer de
frequentie, welke aan het begin der verwarming
bestond, bereikt werd.

2e eene contractiehoogte, gelijkblijvend aan die by
28°, dus slechts iets geringer dan by den aanvang
der verwarming.

3e eene toename van \'t ajintal intermissies tot
dezelfde verhouding van vroeger.

Bij dit vergiftigde hart, waar de verwarming tot

-ocr page 155-

141:

eene matige hoogte werd voortgezet, zien we dat
eene daaropvolgende afkoeling de hartsfunctiën in
dezelfde mate verzwakt als deze door de temperatuurs-
verhooging toegenomen waren.

Als individueele eigenaardigheid merken we hier
een optimum van dromotropietoename by eene reeds
matige verhooging der temperatuur op.

Andere experimenten, door ons verricht, openden
geene nieuwe gezichtspunten en zullen dus korts-
heidshalve hier niet besproken worden.

Samenvatting der resultaten.

De invloed der temperatuursverhooging komt op het
volgende neer (bij normaal en vergiftigd hart):

De chronotropie wordt positief; de inotropie, soms
meer, soms minder duidelyk, eveneens. Waar deze
inotrope wyziging minder evident is, ligt het voor
de hand zulks aan eene maskeering door de nega-
tieve inotropie tengevolge der toenemende frequen-
tie, te wyten. De dromotropie is positief, meestal met
eene optimumtemperatuur voor de snelheid waarmee
zulks plaats vindt.

De daaropvolgende daling der temperatuur heeft
den volgenden invloed (voor normaal on vergiftigd hart):
De positieve chronotropie verdwynt geheel of gedeel-
telyk. Waar dit gedeeltelyk gebeurt, is misschien
eene te snelle afkoeling de oorzaak; in elk geval
verdwynt na eenigen tp ook hier de positieve
verandering geheel.

De kracht van \'t hart keert soms tot haar ouden
toestand terug; meestal echter blyven de contracties

-ocr page 156-

142:

iu meerdere of mindere mate beneden de oorspronkelijke
grootte, vooral waar tot eene hooge temperatuur
verwarmd was. Dikwyls herstelt zich na eenigen tyd
dan toch nog de vroegere toestand, zoodat we aan
eene ongunstige werking als gevolg der te snelle
afkoeling te denken hebben.

Voor de dromotropie geldt geheel hetzelfde; ook
hier treedt de oorspronkelijke toestand niet direct in
bij de afkoeling, doch blyft het geleidingsvermogen
aanvankelijk nog versterkt, om later weer als voor
de verwarming te worden.

Bij hooge temperatuur en bij afkoeling zien we
dikwijls eene onregelmatigheid in den rhythmus
optreden.

Daar al deze resultaten zoowel voor het normale
als het vergiftigde hart gelden, besluiten we dus, dat
de vergiftiging van geen invloed op het effect der
temperatuursverhooging is.

Proefreeks II.

Temperatuursverlaging, gevolgd door verwarming
tot de oorspronkelijke temperatuur.

In deze proeven, waar een juist omgekeerde wyze
van handelen gevolgd werd als in de eerste proefreeks,
verkregen wy de afkoeling door toevoeging van
stukjes ijs aan de vloeistof, waarin het hart zich
bevond, terwyl de daaropvolgende verwarming weer
met behulp van het electrische toestel geschiedde,
nadat allereerst het ys verwijderd

-ocr page 157-

143:

1. Normaal hart.

Temperatuur

Frequentie per minuut

Contractie-

Verhouding
frequentie

der vloeistof.

voorkamer.

kamor.

hoogte.

kamer tot
voorkamer.

11,5\'

18

18

0,8

1

10 .

18

18

0,95

1

3

12

12

0,7

1

2

10

10

0,7

1

Hieruit zien we:

Ie dat door de afkoeling een negatief chronotroop
effect teweeg gebracht wordt.

2e dat aanvankelijk een positief inotrope invloed
bestaat, daar niettegenstaande gelijkblijvende frequentie,
de contracties grooter worden. Vervolgens treedt
een negatief inotroop stadium op, wat hieruit blylit,
dat de contracties, ondanks de geringe frequentie,
iets kleiner zyn geworden.

3e. Tevens blykt uit de krommen (hier niet afge-
beeld, zie flg. 22), dat het geieidingsvermogen zeer
vertraagd is, daar do duur der systolen belangryk
verlengd is, al missen wo ook het optreden van
intermissies. In de volgende proef zullen we eene
afbeelding van deze verlenging geven.

We zien dus dat hier juist het tegenovergestelde
reaultaut als bij verwarming bereikt wordt: eene
negatieve chronotropie, dromotropie en inotropie.

-ocr page 158-

144:

2. Vergiftigd hart.

Temperatuur
vloeistof.

Frequentie per minuut

Contractiehoogte.

Verhouding fteq\'
kamer tot voort

Bü dalen
der temp.
voorkamer.

By dalen
der temp.
kamer.

By Stygen
der temp.
voorkamer.

By stygen
der temp.
1 kamer.

By dalen
der temp.

By stygen
der temp.

By dalen
der temp.

By si
der 1

15"

<12

1.8

Ol

14

12

8

1.2

0,67

10

7

9

4,5

1,25

0,5

6

<

<

1,3

0,5

5

6

( 2
11.5
(1,2

1
j

1,3

(0,33
0,25
<0,2

By

verlaging der temperatuur hebben we

het

volgende:

Ie een negatief chronotropen invloed.

2e ontbreekt een duidelyk primair negatief inotroop
eifect.

3e bestaat een sterke negatief dromotrope invloed,
-wat zooals uit de hier weergegeven figuur blykt, op
te maken is uit het toenemen van het aantal inter-
missies, ondanks de afnemende frequentie, en verder
uit den veel längeren duur der systolen en het
belangryk grooter tydsverschil tusschen voorkamer-
en kamercontracties. De daaropvolgende
verhooging
(kr temperatuur
laat zien dat:

Ie de voorkamerfrequentie by de oorspronkelijke
temp. weer als vroeger, of zelfs grooter is.

2e de contractiegrootte niet gewyzigd wordt.

3e het negatief dromotrope effect grootendeels, niet
geheel echter, verdwenen i.s, wanneer de oorspronkelyke
temp. weer bereikt is. Waarschynlyk zal dit wel als

-ocr page 159-

145

eene nawerking te beschouwen zijn en zal na eenigen
tyd de dromotropie wol als vroeger geworden zyn.

Wo missen hier den negatief inotropen invloed
der temperatuursverlaging, welke we in de vorige
proef waarnamen. We kunnen dit als analoog be-
schouwen met den vroeger vermelden negatief inotropen
invloed der temperatuursverhooging, welke soms
gezien werd in afwyking van de meest plaats hebbende
positieve wyziging der inotropie.

We concludeeren dus, dat afkoeling in hoofdzaak
do tegenovergestelde werking uitoefent van verwar-
ming en dat hierby evenmin ala by de verhooging,
een principieel verschil tusschen een al of niet ver-
giftigd hart vast te stellen is.

10

-ocr page 160-

146:

Uit de resultaten, door temperatuursverhooging bij
een vergiftigd hart verkregen, mag afgeleid worden
dat door verhooging van temperatuur het gif niet
vernield wordt en wel omdat de vergiftigingsver-
schijnselen in deuzelfden graad terugkeeren, zoodra het
hart de oorspronkelijke temperatuur weer aangenomen
heeft.

\') Geiyk we opmerkten, keeren de vergiftigingsverschynselen
niet
altyd direct in dezelfde sterkte terug, zoodra de kamer-
temperatuur weer bereikt is, doch soms iets later. Dit laat
zich volkomen technisch verklaren wanneer we bedenken dat
de afkoeling betrokkeiyk snel tot stand kwam en hot hart
dus misschien niet zoo snel hiermee in temp. evenwicht kon
komen.

-ocr page 161-

HOOFDSTUK VII.

Inyloèd van rauwolfine op de ganglienTrlje
hartsdeelen en harten.

Zooals reeds in de inleiding ter sprake gebracht
werd, is het ons plan de werking van rauwolfine
tevens op ganglienvrye hartsdeelen of als ganglienvry
bekend staande harten van lagere dieren na te gaan
om aldus, bij eventueel analoge resultaten, het gif met
des te grootere zekerheid als een spiergif te mogen
qualificeeren.

Hiertoe verrichtten we experimenten met den harts-
bulbus van den kikvorsch, \'t hart van Anodonta, van
Arion en van kippenembryonen vóór den 6en dag,
welke alle gangliencellen missen.

Do bevindingen hierby verkregen, zullen we thans
achtereenvolgens ontwikkelen.

a. Bulbus van \'t kikvorschhart. \')

We hebben dit hartsgedeelte boven de eveneens
ganglienvrye hartspunt verkozen, omdat de bulbue veel
gemakkelyker tot spontane contracties te brengen is.

\') Iliorniedo word door Vorhooff geöxporimontoord,nadnt
oon histologisch ondorzook don bulbus nis gangllonvrU had doon
konnon. Zio: Ondorzookingon Physlol. Lnborntor. Utrecht 1881.

-ocr page 162-

148:

Na vrij geprepareerd te zijn, maakt de bulbus nog
eenige contracties, waarna een pauze intreedt. Deze
duurt meestal niet langer dan 80 minuten, zelden
50 minuten. Daarna beginnen spontaan rhythmische
contracties van langzaam tempo op te treden; door
temperatuursverhooging kan de frequentie hiervan
belangrijk vergroot worden.

De bulbus werd vry geprepareerd door de linker
aorta af te binden en door te snijden, in de rechter
eene fijne canule te brengen en deze hierin te be-
vestigen door eene ligatuur, vervolgens den bulbus op
de kamergrens af te binden en vlak onder de ligatuur
door te knippen, en daarna zooveel mogelijk alle voor-
kamer- en kamerresten er van te verwijderen.

We deden eene poging om de bulbus-contracties
te registreeren en gebruikten daartoe hetzelfde
Mariotte\'sche fleschje en denzelfden manometer als bij
de circulatieproeven. Het fleschje bevond zich op eene
zoodanige hoogte boven den bulbus, dat deze onder een
druk van 15 m.M. Hg. stond, wat volgens Verhoeff
de beste voorwaarde voor het ontstaan van flinke
contracties is.

.Om den bulbus werd een\'glazen bakje, met Rin-
gersche vloeistof gevuld, gebracht; zoodra spontane
contracties optraden, werd het bakje verwarmd om
eene grootere frequentie te verkrijgen, daar dan
vergiftigingsverschijnselen, welke wel in hoofdzaak
uit frequentieveranderingen bestaan zullen, natuurlijk
fijner te beoordeelen zijn.

Het hart werd vergiftigd door in het bakje met
Ringersche vloeistof een kleiner dito bakje te plaatsen
dat het hart onmiddellijk omgeven kon, wanneer men
met de vergiftiging een aanvang wilde neme\'n en

\') Har tog: Onderzookingon Physiol. Labor. Utrecht 1S80.

-ocr page 163-

149:

steeds in het grootere bakje gedompeld bleef, om
dezelfde temperatuur als de inhoud hiervan te be-
zitten.

Enkele experimenten zullen v^e thans behandelen:

1. Bulbus, vergiftigd met 50 m.gr. rauwolfiaextract
in 2 % oplossing in Ringersche vloeistof.

Xyd na
preparoeren.

Temperatuur
Ringersche
vloeistof.

Temperatuur
gifoplossing.

Frequentie per
minuut in
Ringersche
vloeistof.

Frequentie per
minuut in
gifoplossing.

50 min.

16«

2^3

1 uur.

19»
22
28

6
11
18

1 n. \'JO m.

28
29

20
24

1 u. 40 m.

81

36

1 n. 42 m.

28®

1 u. 45 m.

23»

zoor genng on
zoor zwakko
contracties.

1 n. 50 m.

1

sUlstand.

Deze resultaten zyn uitsluitend door inspectie vast-
gesteld, daar de contracties blykbaar niet energisch
genoeg waron om het kwik in den manometer in
beweging te brengen.

Uit deze tabel zien we, dat een normale bulbus
eene steeds klimmende frequentie vertoont bij tem-
peratuursverhooging (na het stadium van pauze).

Toen de bulbus, na een uur gepulseerd te hebben,
vergiftigd werd by een temperatuur van 28°, namen de
contracties snel in aantal en kracht af, zoodat binnen

-ocr page 164-

150:

tien minuten een volkomen stilstand van den bulbus
intrad.

Volgens Verhoeff is het vooral de verandering
der temperatuur en niet zoozeer de hoogte der tem-
peratuur als zoodanig, welke de frequentievermeer-
dering tot stand brengt. Om deze mogelyke oorzaak
van stilstand (hoewel zeer onwaarschijnlijk) uit te
sluiten, werd de bulbus na stilstand tot 30" verwarmd.
Ook nu bleef de stilstand echter bestaan, zoodat we
met zekerheid het rauwolfine als een gif voor het
ganglienvrije bulbusgedeelte mogen beschouwen. We
zagen geene intermissies optreden, zooals voor de
hand ligt. Er werd geen voorafgaande positief chrono-
trope of inotrope invloed geconstateerd. We zagen
dus uitsluitend een negatief chronotropen en inotropen
invloed.

2. Bulbus, vergiftigd als in vorige proef.

TUd na
proparooren-

Temporatuur
Ringersche
vloeistof.

^ Temporatuur
■ gifoplossing.

i

Froquontio
per minuut in
Ringorscho
vloeistof.

Froquontio
per minuut In
gifoplossing.

■50 min.

13»

1

20

10

24

24

29

28

gir.

1 uur.

32

1 u. 5 m.

82

24

1 u.10 m.

0

1 u.11m.

32

0

2u.40m.

28

langzaam.

26

10

gif.

2 u.44 m.

26

2u.46m.

26

0

2n. 48\'m.

!

83

0

-ocr page 165-

151:

Ook deze getal\'en konden alleen by inspectie vastge-
steld worden.

Ook hier zien we hoe het gif de pulsaties in korten
tyd doet ophouden. Wanneer daarna de bulbus weer
in Ringersche vloeistof gebracht wordt, komt ze
langzamerhand by, om by hernieuwde vergiftiging
weer snel stil te staan.

We zagen dus een negatief chronotropen invloed
en later ook een negatief inotroop effect zich daarby
aansluiten.

Uit deze beide experimenten blykt dat rauwolfine
eene toxische werking op \'t spierweefsel van den
bulbus ontvouwt en dat deze zich van de vergiftiging
herstellen kan, evenals dit by \'t geheele kikkerhart
\'t geval was.

D. Hart van Anodonta.

a. Methodiek.

Het anodontahart bestaat uit é6ne kamer en twee
vleugelvormige en zeer dunne voorkamers. Door de
kamer heen loopt de darm.

We kunnen öf het uit het lichaam genomen hart
öf het in situ blyvende hart aan een onderzoek
onderwerpen.

Voor het eerste doel gaat men aldus te werk.

Na wegbreking der schaal boven de plaats waar
het hart ongeveer ligt, wordt dit vrygelegd; vervol-
gens wordt de darm aan weerskanten van het hart
doorgeknipt en het hart zeer voorzichtig uit het
lichaam verwyderd.

In het tweede geval wordt alleen de schaal en het

-ocr page 166-

152:

mantelgedeelte van het hart weggenomen en dan de
toe te dienen vloeistof hierop gedruppeld.

b. Experimenten.

Het bleek ons, dat enkele harten, na verwijdering
uit het lichaam, in 0,5% rauwolfiaextracthoudende
Ringersche vloeistof gelegd, 40 minuten lang bleven
pulseeren, zonder belangrijken achteruitgang. We
behoeven dus niet verder in te gaan op de vraag
wat het beste milieu voor een anodontahart zyn
zou, daar we nu reeds weten, dat het uitgesneden
hart geen invloed van beteekenis van het gif (by
deze doseering) ondervindt.

In de volgende proeven werd het rauwolflaextract
op het blootgelegde en in situ gelaten hart gedruppeld
en dan met het oog nagegaan of er veranderingen
waar te nemen vielen. Daar het gif in Ringersche
vloeistof toegediend werd, gingen we eerst na of de
Ringersche vloeistof alleen ook invloed uitoefende.
Dit bleek niet of weinig het geval te zjjn: Eene
afname der frequentie werd nooit gezien, wel eens
eene geringe toename. Soms trok het hart zich slechts
gedeeltelyk samen, b.v. zóó, dat de beide helften
zich afwisselend contraheerden, waarby de andere
helft dan passief opgevuld werd. Water had denzelfden
invloed.

-ocr page 167-

153:

Vergiftiging met 2% rauwolfiaextract.

HJd na
begin der

Frequentie
per minuut

voor
vergiftiging.

Frequentie per minuut
na vergiftiging.

Contractiehoogte enz. kamer.

Reactie van

ttfloediening.

voorkamer.

kamer.

\'t hartextract.

5-2

1 min.

42

2 min.

12

veel geringer.

i min.

stilstand.

»

10

3 min.

8

8 min.

8

11 min.

8

zeer gering.

1.

3 min.

8

8

8

gering, gedeeltelüke contractie.

positief,
licht, doch

9 min.

8

8

voorkamercontractie krachtig.

duidelijk.

1.

3 min.

8-12

24

24

contracties afwisselend
links en rechts.

n

positief.

5 min.

20

20

w

8 min.

8

8

woor geheele contracties.

10 min.

8

8

geringer (diastole kleiner).

11 min

8

4

nog „ „

12 min.

8

0

stilstand in systole.

Uit deze tabellen blükt, dat we te maken hebben met:
Ie een negatief chronotropen invloed. Een positief
chronotrope invloed is waarschijniyk in proef 4 in
\'t spel, met zekerheid echter niet te constateeren,
daar, zooais we zagen, een positieve invloed ook wel
eens door Ringersche vloeistof uitgeoefend wordt.
2e een negatief inotropen invloed, welke al betrek-

-ocr page 168-

154:

kelyk vroeg zichtbaar wordt en \'vooral de kamer treft.

3e een negatief dromotropen invloed, echter niet
met zekerheid vast te stellen. In proef 3, waar de
voorkamers krachtig bleven pulseeren by stilstaande
kamer mag deze stilstand niet aan eene afname van
\'t geleidingsvermogen toegeschreven worden, daar
voor dien t^d de kamercontracties reeds zoo klein
waren geworden, dat \'t zeer wel mogelyk is, dat de
stilstand hier \'t gevolg is van negatief inotrope werking.

Of in proef 4 de ten opzichte der voorkamerfrequentie
gehalveerde kamerfrequentie op negatief dromotropen
of bathmotropen invloed berust, is natuurlijk niet
uit te maken, al is de laatste invloed het meest
aannemelijk, door het plotseling optreden der halveering.

We zien dus dat ook by anodonta het rauwolfine
zich als een spiergif kennen doet en dat de werking
bestaat in een negatief chronotropen (het sterkst)
en inotropen invloed, en daarnaast waarschyniyk een
positief chronotroop en een negatief bathmotroop effect.

C. Hart van Arion.

. a. Methodiek.

Het hart werd op de volgende wyze blootgelegd:

De slak wordt met zijn voet op eene kurken onder-
laag gelegd en daarna met een pincet tot eene be-
hoorlyke lengte uitgestreken en .met spelden op de
kurk gefixeerd, zoodat de plak zich niet meer door
contractie der spieriaag op kan rollen.

Nu wordt de huid aan de linker zijkant overlangs
gekliefd en van uit de einden der snee twee dwarse
zysneden gemaakt, zoodat een lapvormig gedeelte
ontstaat, dat teruggeslagen wordt.

Dan zien we de nier, welke het pericard omgeeft,
blootïiggen, splyten deze met het pericard te samen.

-ocr page 169-

155:

en slaan de deelen terzijde, zoodat het hart bloot ligt.

Hieraan bestudeerden we de vergiftiglngsverschyn-
aelen eerst door inspectie; later gelukte het ons ook
door registratie en wel volgens twee manieren:

In de eerste plaats met behulp der vroeger herhaal-
delijk aangewende suspensieraethode, waarby nu gebruik
gemaakt werd van een uiterst lichten aluminiumhef-
boom en eene zeer fijne serre-fine, welke het hart pakte.

In de tweede plaats gebruikten we eene inrichting,
waarbij het hefboompje direct op het hart rustte en
kregen daarmee veel fraaiere resultaten.

Als hefboompje werd in dit laatste geval gebruikt
een zeer fijn strootje, hetwelk dicht bü het eene
uiteinde geknikt werd, zoodat de beide deelen als
door een scharnier ten opzichte van elkaar beweeg-
baar waren. Aan het andere uiteinde werd een var-
kenshaar vastgelijmd, dat op eene beroete trommel
met geringen weerstand de uitslagen registreeren kon.
Het strootje was kort by de knik aan den langen
arm van een stygbeugelvormig stukje stroo voorzien,
dat daaraan onder eene rechte hoek onbewegelijk
vastgelakt was. Het uiteinde van den korten arm
werd op de kurk zoodanig gefixeerd, dat het styg-
beugelvormige deel juist op het hart rustte en by de
contracties daarvan op en neer ging. Aldus werden
de hartsbewegingen vergroot door het varkenshaar
weergegeven.

Het bleek dat voorzichtige preparatie van het
hart zeer gewenscht was, daar by de eerste proeven
het hart door \'t prepareeren herhaaldelyk tydelyke
of blijvende stilstanden vertoonde.

h. Experimenten.

le door middel van inspectie.

Hierby wordt tevens nagegaan of aqua destillata

-ocr page 170-

156:

Ol Ringersche vloeistof, welke als oplosmiddel voor
het toe te dienen gif gebruikt werden, op zich zelf
ook invloed uitoefenden. De oplossing werd toegediend
door deze regelmatig druppelsgewijze op het hart te
laten vallen.

Als oplossing werd eene 2 °/o waterige rauwolfia-
extractsolutie gebruikt.

Tyd na
begin der

Toegediende vloeistof.

Frequentie

Contractie\'s.

Reactie v

toediening.

aqua dest.

2 % R. extract.

per minuut.

•t hartextr

1.

0 min.

n

20

flink.

2 min.

20

n

20 min.

r>

20

n

21 min.

»

22 min.

n

24

n

23 min.

1)

. 38

zwakker.

24 min.

n

0

2.

0 min.

n

20

flink.

3 min.

t

28

0 min.

n

30

zwakker.

6 min.

n

30

nauweiyks zichtbaar

14 min.

tl

20

wat flinker.

18 min.

n

Ö

0 mm.

»

18

negatief

2 min.

n

26

4 min.

n

18

6 min.
8 min.
11 min.

n
n
n

14

O nu on dan
° pauzen.
0

We zien uit deze tabel dus, dat het water als zoo-
danig geen invloed op de hartswerking heeft, zoodat
de veranderingen, door het vergif in oplossing teweeg
gebracht, alleen op \'t rauwolflne teruggebracht moeten

-ocr page 171-

157:

worden. Deze veranderingen komen op het vol-
gende neer:

Na een duidelijk stadium van positief chronotroop
effect, komt de negatief chronotrope invloed steeds
meer op den voorgrond.

Tevens bestaat een negatieve inotrope invloed,
welke op de plaatsen, waar de frequentie niet grooter
is dan oorspronkelijk, met zekerheid van primairen
aard is.

De reactie op het hartextract met salpeterzuur
valt negatief uit.

2e door middel der suspensiemethode.

TUd na bogin
der girtoedlening.

Frequentie per
minuut.

Contracties

2 ®/o rauwe
0

2 min.
4 min.
vorwijderinf
2 uur.

ilfiaextract.
36
50

5 van \'t gif.
18

0,1

0,05

0

0,15

2.

0,4®/« rauw
2 min.
8 min.
14 min.
26 min.

\'olflaoxtract.
27
19
15

0,1
0,05
0,05
0

In proef 1 hebben we volkomen dezelfde resultaten
als we by inspectie verkregen. Bovendien zien we

-ocr page 172-

158:

dat een reeds stilstaand hart zich van de vergiftiging
herstellen kan.

In proef 2, genomen met het herstelde hart van
proef 1, heeft de verdunde gifoplossing denzelfden
invloed als in proef 1; alleen is het verloop minder snel.

Be door middel der laatste inrichting.

Slechts een enkel experiment zij hier meegedeeld
vergiftiging met 0,4% rauwolfiaextract.

T\\]d na begin
der vergiftiging.

Frequentie per
minuut

Contracties.

0

24

0,18

1 min.

26

0,12

3 min.

28

0,12

6 min.

26

hefboom in botere positie,
waardoor uitslagen grooter.

9 min.

28

0,25

12 min.

21 •

0,25

15 min.

18

0 26

18 min.

12

0,35

22 min.

11

9 1 altomoerond.
. 0,25)

26 min.

2

0,4

30 min.

1 of 0

0,8

Uit deze tabel en de hier weergegeven afbeelding
(fig. 23) blykt, dat we te maken hebben met:.

le een niet sterk geprononceerd positief chronotroop
stadium, opgevolgd door eene toenemende negatieve
chronotropie.\'

-ocr page 173-

159:

2e een ontbreken of pas zeer laat optreden van een
negatief inotropen invloed. De met afnemende frequentie
klimmende contractiehoogte is waarschijnlyk als een
secundair positief inotroop effect te beschouwen.

-ocr page 174-

160:

Daarna treedt dan in elk geval een relatief negatieve
invloed op, zich uitende door afname der contracties,
voorafgegaan door een alterneerend stadium van
grootere en kleinere uitslagen.

3e een negatief dromotroop effect, wat hier blijkt
uit den veel längeren duur der kamercontracties by
toenemende vergiftiging. We zien dus dat we in
hoofdzaak een zelfde effect constateeren als by de
andere methode.

Ook bij het slakkehart is dus een vergiftigings-
toestand te verkrijgen met rauwolfine, welke zeer
veel van die by het kikvorschhart heeft, te weten:
een positieve en negatieve chronotropie;
een al of niet snel optredende negatieve inotropie;
een negatieve dromotropie.
Ook hier bleek het hart zich na vergiftiging te
kunnen herstellen.

D. Hart van \'t kippenembryo van den vijfden dag.

Door talrijke onderzoekingen is gebleken, dat pas
den zesden dag na de bevruchting gangliöncellen en
zenuwbanen het hart van buiten af indringen. Vandaar,
dat ons onderzoek zich uitstrekt over embryonen van
jongeren datum en dan, met het oog op de grootere
proporties, van een zoo laat mogelyk tydstip.

Om eieren van den bedoelden\'levensduur te ver-
krygen, maakte ik gebruik van een broedmachine.
De temperatuur schommelde geregeld tusschen 89°
en 41°. Na vyf dagen werden de eieren op de volgende
wyze behandeld:

Op eene willekeurige plaats werd een deel der
schaal weggenomen. De plaats, waar het embryo zich
gevormd heeft werd dan zichtbaar, daar deze altyd
het hoogste punt van den eidooier inneemt. De schaal

-ocr page 175-

161

werd dan, met het geopende deel naar boven, opeen
voetstukje in een waterbad van 40° geplaatst, zoodat
de randen der opening juist boven den waterspiegel
uitstaken. In het waterbad bevonden zich tevens
een kolfje, met Ringersche vloeistof gevuld, en een
kolfje met \'t rauwolfinezout, in Ringersche vloeistof
opgelost, zoodat deze de temperatuur van het waterbad
bezaten.

Uit eenige voorloopige proeven bleek dat, wil \'t
gif werkzaam zyn op het hartj allereerst het vlies,
\'t welk het embryo omgeeft, geperforeerd moet zijn.

We vonden nameiyk dat eene 1% oplossing van
\'t rauwolfinechloride, bij opdruppelen op het vlies, na
15 minuten nog geen invloed vertoonde, bij peiforatie
echter terstond een hartstilstand veroorzaakte. Het
inknippen van het vlies als zoodanig had nooit dit
gevolg, wanneer we vermeden bloedvaten te treffen.

\'t Rauwolfine was dus in elk geval een gif voor
\'t embryonenhart.

Bij toediening van een 0,2 % oplossing nam de
frequentie af en ging na eenige minuten het hart
stil staan. De contracties werden tevens kleiner. Na
stilstand was het mogelijk een herstel van het hart
te weeg te brengen.

De aanvankelijke frequentievermeerdering, welke we
soms waarnamen, wil weinig zeggen, daar deze ook
by opdruppeling van Ringersche vloeistof waar-
genomen werd en dus waarschyniyk is toe te schrijven
aan de temperatuursverhooging, welke het, door \'t
boven den vloeistofspiegel komen afgekoelde hart,
ondergaat. Voor temperatuursvenschil blykt het hart
zeer gevoelig te zijn.

Mot zekerheid bestaat de vergiftiging dus in een
negatief chronotroop en inotroop effect.

11"

-ocr page 176-

162:

Hoewel voor ons doel niet direct noodzakelijk, deed ik nog
enkele experimenten met embryonen uit eieren, welke pas
den tienden dag uit de broedmachine genomen waren. Hier
waren dus reeds verscheidene dagen gangliencellen het hart
binnengetreden. Eene duidelijke voorkamer en kamer bleek tö
onderscheiden. Door gedurig opdruppelen van Ringersche vloei;
stof van 40» werd de oppervlakte van het ei op deze tempe-
ratuur gehouden en frequentieverandering door afkoeling
buitengesloten. Het bedekkend vlies werd weer doorgeknipt
en het hart door preparatie der omgeving wat toegankelijker
gemaakt.

\'Ziehier de tabel van eene enkele proef.

Tyd na begin

Toegediende vloeistof.

Frequentie por minuut.

Verhouding
frequentie

der toediening.

R vloeistof.

Kauwolfine-
chloride

voorkamer

kamer.

kamer tot
voorkamer.

1.

5 min.

n

44

44

1

5 m. 30 sec.

»

50

50

7 min.

28

28

8 min.

24

24

9 min.

. 16

16

10 min.

14

14

18 min

10

0

\\

co

Derhalve le eon positief chronotroop • effect, dat aan hot
negatieve stadium voorafgaat, 2e eon negatief dromotroop
effect, dat hier, waar een differentiatie tusschen voorkamer
en kamer bestaat, zich zeer fraai door hot optreden van
kamerintermissies uitspreekt.

Conclusie.

CJit de experimenten, met de ganglienvrije harten
genomen, is ons gebleken dat de vergiftigingsver-

-ocr page 177-

163:

schynselen, door rauwolflne in \'t leven geroepen, in
hoofdzaak overeenstemmen met die, welke het kikker-
hart ons aanbood; eveneens was herstel somtyds
mogelyk en zagen we by anodonta de reactie op het
hartextract positief uitvallen.

Onze opvatting van het gif als spiergif wordt
hierdoor dus versterkt.

-ocr page 178-

HOOFDSTUK VIII.

Binding van het vergif.

Over de wijze, waarop de opname van het gif plaats
heeft, hebben we in hoofdstuk IV verschillende voor-
stellingen de revue laten passeeren.

Dat eene opname van het gif plaats heeft, blijkt
uit het optreden der salpeterzuurreactie aan ijsmicro-
toomcoupes van een vergiftigd hart. "We zagen in
hoofdstuk Hl bl. 92 hoe zoowel aan den rand als op het
midden der coupe de roode verkleuring zichtbaar werd.

We besloten toen, dat deze verkleuring afhankelijk
was van de overmaat van \'t opgenomen gif en niet
van het werkzame deel, daar een eventueele chemische
reactie in \'t hartextract uit een vergiftigd hart verkre-
gen, tot denzelfden graad van vergiftiging wordt gezien
als bü de coupes, terwül anderzijds eene vergiftiging
zeer wel mogelyk is by een uitblijven der reactie.

We komen dus tot de voorstelling dat het gebonden
gif zich aan de reactie onttrekt.

Dat dit ook by verwarming het geval blyft, wordt
eveneens waarschyniyk, doordat de reactie na ver-
vaardiging van een extract tot dezi Ifde grerïs van
vergiftiging als na de vervaardiging van coupes optrad.

Thans ryst de vraag hoe we ons deze binding van
het vergif hebben voor te stellen.

-ocr page 179-

165:

Daar de eigenlyke spiersubstantie niet of slechts
in geringe mate schade ondervindt, zooals we in
talrijke vroegere experimenten zagen, waar de inotrope
functie doorgaans het meest gespaard bleef, is het
niet aannemelyk om eene binding van het gif hiermee
aan te nemen.

We zoeken daarom ons toevlucht tot de hypotheti-
sche substantie, waarin zich de anabolisch? en kataboli-
ache processen zouden afspelen en welke Langley
receptieve stof noemt

We kunnen hierby van twee veronderstellingen
uitgaan om den invloed der temperatuursverandering
te verklaren en wel Ie van deze, dat de voortgeleiding
van den prikkelingstoestand door de hartspier afhanke-
lijk is van het katabolisch proces als zoodanig en
2e van een andere, dat niet het katabolische proces
op zich zelf, doch de snelheid, waarmee dit proces
zich in het onmiddellijk voorafgaande punt afspeelt,
de voortgeleiding doet tot stand komen.

Wanneer in dit geval de snelheid van het proces
door vergiftiging verminderd is, moet verwarming
hierin verbetering brengen.

In beide gevallen zal de verbinding met het
sarcoplasma voor ons zijn öf eene chemische ver-
binding öf eene absorptie-verbinding.

Voorloopig volg ik de gewoonlijk gangbare meening,
volgens welke men zich by vergiftiging het alkaloïde
chemisch aan het protoplasma gebonden denkt.

Daar de feiten overeen te brengen zyn met ieder
van de twee genoemde opvattingen, is het niet
mogelyk hiertusschen eene keus te doen.

Volgens de meening van Loeb berust de werking
van alkaloïden op eene verbinding met de aan het

\') Langley. Journal of Physiology 1905. Bd. 83, p. 874—418.

-ocr page 180-

166:

protoplasma gehechte ionen der zoutoplossing, waaraan
het alkaloïde is toegevoegd. De verbinding met het
eiwit van \'t protoplasma van deze zout-ionen noemt
hü ionproteiden. De werkingssnelheid der alkaloïden
hangt volgens hem af van het basische of zure
karakter der ionproteiden en van \'t alkaloïde: een
basisch alkaloïde zal des te sneller werken, naarmate
het ionproteid een meer zuur karakter heeft. We
kunnen dus zeggen dat \'t rauwolfla-alkaloïde te samen
met de ionen der Ringersche zoutoplossing zijn binnen-
gedrongen en door middel hiervan aan het protoplasma-
eiwit verbonden zgn.

Nu is nog uit te maken wat aan het verdwynen
van het gif ten grondslag ligt. Deze toch moet aan-
genomen worden, daar een vergiftigd hart, zooals we
zagen, zich langzamerhand volkomen herstellen kan.

Dat dit niet gebeurt, doordat het gif weer afgegeven
wordt, bleek ons uit het negatief uitvallen der kleur-
reactie by de door een kunstmatig kloppend hart
gecirculeerde vloeistof. In de het hart omgevende
vloeistof werd, zooals we zagen, slechts de overmaat
van het binnengedrongen gif, niet het werkende deel,
tefuggevonden.

Er blyft dus niets anders over dan aan te nemen
dat het vastgelegde vergif op den duur door celstof-
wisseling vernietigd wordt.

Nu we aangenomen hebben dat\' het gif zich met
de receptieve stoffen verbindt, kunnen we ons tevens
zeer goed de werking er van voorstellen.

Door binding aan het gif wordt het werkzame
quantum receptieve stoffen verminderd. Het gevolg
zal dus zijn dat de hartfuncties minder krachtig
worden, dat we m.a.w. een längeren periodenduur,
eene geringere kracht, een afnemend geleidingsver-
mogen en eene verminderde prikkelbaarheid zullen

-ocr page 181-

167:

waarnemeD of, in onze gewone terminologie gesproken,
eene negatieve
chroDotropie, inotropie, bathmotropie
en dromotropie zien optreden.

Dat deze functies in verschillende mate dien invloed
ondervinden, kunnen we ons zeer goed begrijpen.

Het aanvankelijke prikkelingsstadium, dat evenals
bjj vele toxische stoffen bestaat, blijkt, gelyk overal,
volkomen onverklaarbaar.

-ocr page 182-

S AMENTATTING.

I.

By vergiftiging met rauwolfine worden achtereen-
volgens de ademhaling, de reflexen en de hartswerking
verlamd. Spieren, zenuwen en bloed blyven normaal.

A. De stilstand der ademhaling berust op eene
verlamming van het ademhalingscentrum.

B. De verlamming der reflexen, welke we by
chemische, electrische en mechanische prikkeling vast-
stelden, brachten we, daar spieren en zenuwen intact
waren, op het ruggemerg terug.

C. De analyse der hartverschynselen, met behulp der
suspensiemethode van Engel mann en der methode
der kunstmatige circulatie onderzocht, bracht de vol-
gende afwijkingen aan het licht: •

Ie eene negatief chronotrope verandering, al of niet
voorafgegaan door een positief stadium.

2o eene negatief dromotrope verandering, eerst der
kamer, later ook der voorkamer.

3e een negatief bathmotropen invloed.

4e eene geringe negatief inotrope wyziging, vaak
door een positief stadium ingeleid.

De vagus bleef ongedeerd.

-ocr page 183-

169:

n.

De invloed, welke temperatuursverandering op de
afwijkingen heeft, is de volgende :

By verhooging der temperatuur tot ± 35° C. ver-
dwijnen alle vergiftigingsverschynselen, om bij daarop-
volgende afkoeling tot de ooispronkelijke temperatuur,
spoedig in denzelfden graad terug te keeren.

By verlaging der temperatuur (tot dicht bij 0° C.)
nemen de verschynselen in hevigheid toe, om bij ver-
warming tot de aanvangstemperatuur, weer als te
voren te worden.

De invloed, welke eene verhooging van den druk,
waaronder het hart werkt, uitoefent komt op het
volgende neer: Terwijl bij geleidelijkedrukverhooging
een normaal hart hierop slechts korten tijd met ver-
groote manometeruitslagen reageert, om spoedig weer
afnemende uitslagen te vertoonen, duurt het stadium
met vergroote uitslagen bij een vergiftigd hart veel
langer.

De relatieve arbeid per minuut of per contractie,
door het vergiftigde hart verricht, vertoont dezelfde
verhoudingen. De absolute arbeid per contractie van
het vergiftigde hart overtreft reeds spoedig dien van
het normale; die per minuut blyft steeds meer of
minder beneden den door het normale hart verrichten
arbeid.

III.

By onderzoek van den ganglienvryen bulbus van \'t
kikvorschhart en der gangliën vrye harten van Anodonta,
Arion en kippenembryonen (vóór den zesden dag der
bebroeding) bleek ons, dat rauwolflne ook hiervoor
een gif wns en wel met in hoofdzaak dezelfde vergif-
tigingsverschynselen als voor het kikkerhart. Evenals

-ocr page 184-

170:

het kikvorschhart, kuonen ook deze harten zich van
eene vergiftiging herstellen.

Door het bovenstaande is genoegzaam bewezen, dat
het rauwolfine een musculair \'werkend gif is en dat
de te weeg-gebrachte vergiftigingssymptomen zich
ongedwongen door de myogene theorie van Engel-
mann verklaren laten.

IV.

Omtrent de opname, de wyze van werking, de
binding en de verdere lotgevallen van het rauwolfine,
hebben we het volgende gevonden.

Om het gif aan te toonen maakten we gebruik
van eene kleurreactie, welke het gif reeds in zeer
verdunden toestand geeft, n.1. eene roode verkleuring
met salpeterzuur.

a. Het bleek ons dat na subcutane injectie van
\'t rauwolfine alleen eene duidelyke reactie te verkrygen
was uit organen, die geen vergiftigingsverschynselen
aanboden, (spieren, bloed enz.), terwijl de vergiftigde
organen geene reactie of slechts eene aanduiding er
van vertoonden (centraal zenuwstelsel, hart).

ft. By de epicardiale toediening van het gif, zooals
zulks bij de kunstmatige doorstrooming gebeurde,
werd eene kleurreactie in het orgaanextract alleen dan
verkregen, wanneer het gif in minstens 7» % op^o^sing
was toegediend; by grootere verdunningen niet, hoewel
het hart ook by deze nog sterk vergiftigd werd. Daaren-
boven, wanneer men by dergelyke harten, met minstens
Vs 7o gifbevattende oplossing vergiftigd, na bevriezing
coupes maakt met een ysmicrotoom, dan kan\'men
hierin microchemisch de kleurreactie verkrygen over
de geheele doorsnee en vaststellen, dat niet het aan-
klevend gedeelte de reactie geeft. Bij geringere ver-

-ocr page 185-

171:

dunning was geen spoor van verkleuring in de coupes
waar te nemen.

c. Merkwaardig is het, dat deze zelfde grenswaarde
voor de kleurreacties in de coupes en in de omringende
Ringersche vloeistof by eventueel herstel geldt.

De drie feiten doen ons aannemen dat de kleurreactie
afkomstig is van eene overmaat van het gif, daarbij
dan juist door dat deel veroorzaakt, hetwelk noch ge-
bonden, noch werkzaam is.

Het intact blyven der inotropie maakt het onwaar-
schynlyk, dat de hypothetische binding van het
vergif aan de eigenlyke contractiele substantie tot
stand komt; veel aannemelyker is eene binding met
de in het sarcoplasma gelegen receptieve stoffen van
Langley.

We nemen in navolging van Loeb aan, dat het gif
zich bindt met het z.g. ionproteid, dat wil zeggen
met eene vereeniging der ionen der Ringersche
vloeistof met de bedoelde receptieve stoffen van het
sarcoplasma.

-ocr page 186-

O-C\'.

^r-y ■ ï-V\'

.f,

\'■Mi

^ Vi\'.

1

-ocr page 187-

ERRATA.

Bl. 9. bovenste regel § 2, moet z^n; 2.

Bl. 82. negende regel van boven 25 ®/o, moet z^n: 0.25 7o-

-ocr page 188-

•4 .

. . • r-

■ ^

Bi-
f jl^v ,

-ocr page 189-

STELLINGEN.

I.

Rauwolfine, in letale dosis bü een kikvorsch toe-
gediend, veroorzaakt den dood door verlamming van
het zenuwstelsel.

II.

De werking van Rauwolflne op het kikvorschhart
is eene musculaire.

III.

De werking der Rauwolfine op het hart berust op
een binding met de receptieve stoffen van het sar-
coplasma.

IV.

• De meening van PfiQger e. a. dat de suikerbepaling
in urine volgens de gistingsmethode ten onrechte voor
zeer betrouwbaar doorgaat, is onjuist.

V.

Linine en chromatine in de celkern zyn 6én en
dezelfde substantie.

VI.

Overal, waar in het lichaam van den mensch een
vena tegen steviger weefsel aanligt, wykt de samen-
stelling van haar wand af van de normale.

-ocr page 190-

VII.

Urogenitaaltuberculose iseen gecombineerde systeem-
ziekte.

VIII.

Bij malariahaemaglobinurie is cbinine gecontraindi-
ceerd.

IX.

Bij clironisch colonlyden, waar interne behandeling
faalt, is tydelyke uitschakeling van het zieke darm-
gedeelte aangewezen.

X.

Ontbinding, doorsnijding of resectie der tubae uterinae
geeft geen voldoende waarborg tegen graviditeit.

XI.

Wanneer by tumor cerebri therapeutische punctie
geïndiceerd is, passe men de craniöele, niet de lum-
bale punctie toe.

XII.

De theorie van Stilling over myopie is onjuist.

XIII.

By scarlatina is de angina de \'hoofdbron van het
infectiegevaar.

-ocr page 191-

"1

••if

-ocr page 192- -ocr page 193-
-ocr page 194-