-ocr page 1-

ELEMENTAIRE PSYCHISCHE
STOOI^NISSEN BU TYPHUS
ABDOMINALIS. ::

A, HENDRIKS.

-ocr page 2-

pH

ill

A-?

■p C I

V

-ocr page 3-

R?;

V\'

V ■

■ ;

Cr
ii

-ocr page 4-

? \' -

irr-;

rw.

-ocr page 5-
-ocr page 6-

f

....

- - ■

ri I

-ocr page 7-

ELEMENTAIRE PSYCHISCHE STOORNISSEN
BIJ TYPHUS ABDOMINALIS.

-ocr page 8-

- -
■ \'.V. Ó?;. -- - •

A--.\' i

-

i ■ ■ \'

fmh

Ë

i
1
• i

(

m

■ ^

-ocr page 9-

ELEMENTAIRE PSYCHISCHE STOORNISSEN
BIJ TYPHÜS ABDOMINALIS.

PROEFSCHBIFT TER VERKRIJGING VAN DEN GRAAD VAN , j .-

DOCTOR IN DE GENEESKUNDE AAN DE RIJKS-UNIVER-.
SITEIT TE UTRECHT OP GEZAG VAN DEN RECTOR\'
MAGNIFICUS D
r. JAN DE VRIES HOOGLEERAAR IN DE
FACULTEIT DER WIS- EN NATUURKUNDE VOLGENS
RESLUIT VAN DEN SENAAT DER UNIVERSITEIT TEGEN
DE REDENKINGEN VAN DE FACULTEIT DER GENEES-
KUNDE TE VERDEDIGEN OP MAANDAG 5 JULI 1909 DES
NAMIDDAGS TEN 3 URE DOOR
ABRAHAM HENDRIKS
ARTS GEBOREN TE \'S-GRAVENHAGE.

P. DEN BOER

SENATUS VETEU\\NORUM TYl\'OGRAPIIUS ET LinRORUM EDITOU
UTIIECIIT — 1909.

-ocr page 10-

mn \'mx UÜI ^ Ha^^aasav^-

-ocr page 11-

mijn ^ader en ïer nagedachlenis
van mijne Sffoeder.

-ocr page 12-
-ocr page 13-

De voltooiing van een proefschrift verschaft tevens de welkome
gelegenheid openlijk uiting te geven aan gevoelens van dankbaarheid.

In de eerste plaats betreffen deze U, Hoogleeraren en Lectoren
van de Medische en Philosophische faculteit, aan wier onderwijs ik
mijne opleiding verschuldigd ben en van wier voorbeeld ik vele
kostelijke herinneringen zal meenemen.

In het bizondei U, Hooggeleerden K. Heilbronner, Hooggeachten
Promotor moet ik dank betuigen voor de wijze, waarop Gij mij bij
het samenstellen van dit proefschrift behulpzaam waart, daarbij
toch steeds in ruime mate mij de gelegenheid latend tot zelfstandig
onderzoeken en oordeelen. Dat ik daarenboven nog veel in Uwe
kliniek mocht leeren, stel ik op hoogen prijs.

Zeker zou deze arbeid niet mogelijk geweest zijn, indien Gij,
Zeergeleerde
H. P. Bosscha niet de meest daadwerkelijke belang-
stelling getoond hadt en mij op zoo voorkomende en weinig
omslachtige wijze de grootste faciliteiten hadt verschaft.

Ook den geneesheeren van het Krankzinnigengesticht ben ik
erkentelijk voor de tegemoetkomingen, van hen ondervonden.

Als een voorrecht beschouw ik het. Polet, dat ik door de werk-
zaamheden van het afgeloopen jaar Uwe vriendschap heb leeren
waardeeren en dat Gij, assistenten van de Stedelijke Afdeeling mij
telkens, wanneer ik Uw hulp noodig had, de collegialiteit in haar
besten vorm hebt doen kennen.

-ocr page 14-

\' - \'.-r-Mvtj3.Hc-y;;. "At^Uï^V- • •

-yr-^ ■■■■ V- - -A\' \'«..•.

■-•Vi * .\' ; r--.

ù^v ; JV " = \' /

V SV: ...i ■• Ar-.--j^: ^

; ,-V; \'-V. ph . • yA vl ••\'.«••■

^ m

: .vvsnàrv:^ s^-îu^:

t ■

-ocr page 15-

INHOUD.

BUdz.

Hoofdstuk I. Inleiding............................^

Hoofdstuk H. Waarneming van den niet-beïnvloeden patiënt G

Verschijnselen op motorisch gebied................7

Verschijnselen op sensibel en sensorisch gebied. ... 9
Opmerkzaamheid, opvatting, herinneringen, associatieve

stoornissen.................^^

Transitivisme.................21

Stoornissen van de oriëntatie...........22

Uitputbaarheid................25

Subjectief ziektegevoel.............25

Affectieve stoornissen..............2()

Gedrag tegenover omgeving en bezoek.......2G

Slaap....................27

Hoofdstuk Hl. Onderzoek met fijnere Imlpmiddelen . . . 2iS

Onderzoek met stemvork............;j()

Vermenigvuldigen...............32

Laten opzeggen van reeksen...........37

Lezen van klein gedrukten tekst.........40

Toonen van voorwerpen en van plaatjes......41

Onderzoek volgens Bouuüon...........05

Onderzoekingen met speciale betrekking lol de stoornissen

van het inprentingsvermogen..........(Ui

Onderzoekingen over associaties..........72

Hoofdstuk IV. Samenvatting............70

Bijlage I. Overzicht van enkele voorname symptomen . . 93

Bijlage II. Resultaten bij normale personen......95

Bijlage III. Enkele ziektegeschiedenissen........97

-ocr page 16-

Verklaring van afkortingen en teekens.

P. = patiënt.
N. P. = normale persoon.
R. T. = reactie-tijd.
W. M. = waarschijnlijk gemiddelde reactie-tijd.
-j- = goed beantwoord.

(bij plaatjes „goed gewezen zonder omschrijving").
00 = niet herkend,
f = foutief.

Vetgedrukte cijfers verwijzen naar de Htteratuur-
opgave.

Gewone cijfers verwijzen naar nummers in de ziekte-
geschiedenissen.

-ocr page 17-

HOOFDSTUK I.

Waar omtrent den samenhang tusschen buiktyphus en de
eigenlijke psychosen eerst in den aanvang der vorige eeuw
eenig inzicht verkregen werd, dank zij Horn e. a., is het voorkomen
zoowel van lichte psychische stoornissen als van deliriën
en van sufheid reeds aan de klassieken in de medische litteratuur
bekend. Zelfs schijnen deze, zooals uit den naam rCq-og (nevel)
blijkt, van den aanvang af een pathognomonische rol gespeeld
te hebben.

Terwijl nu de psychosen uitvoerig bewerkt zijn en over haar
statistiek (Nasse), haar pathologisch-anatomischen grondslag, haar
symptomatologie (Adler, Aschaffenburg, Kraepelin, Weidmann),
over de psychosen na typhus (Arndt, Nasse, Hemkes, Flemming),
over den invloed van typhus op bestaande psychosen en over de
differentieel-diagnostische moeilijkheden (Deiters, Duniesnil) een
zeer omvangrijke litteratuur verschenen is, is over de elementaire
psychische stoornissen bij typhus abdominalis slechts zeer weinig
te vinden. Het doel van deze studie was vooral deze stoornissen
na te gaan.

Moge het aantal symptomen-complexen ten gevolge van sommige
intoxicaties ontelbaar zijn, voor de infectie-ziekten geldt dit in niet
mindere mate. Er komt nog bij, dat het aantal aetiologische
factoren hierbij veel grooter is en deze in verschillende combinaties
kunnen samenwerken.

De oude indeeling tusschen febris nervosa stupida en febris
nervosa versatilis bleek geheel onvoldoende te zijn. Naast vele
symptomatologische indeelingen, die telkens weer voorgesteld zijn,
heeft men in laleren lijd dikwijls gemeend aetiologisch te kunnen
indeden. Kraepelin deed daarvoor in 1882 een plan aan de hand.
Echter heeft ook deze wijze van indeelen haar groote moeilijk-
heden. Een strenge scheiding is aetiologisch evenmin mogelijk
als symptomatologisch.

1

-ocr page 18-

Meestal wordt aangenomen, dat de typhus-patient in alle stadia
een zuiver symptomen-complex van een bepaalde psychose kan
vertoonen — waarbij dan manieën, melancholieën, deliriën,
Korsakow-psychose, stupor e. a. deels slechts in enkele stadia
zouden voorkomen, deels in sommige stadia frequenter dan in
andere zouden zijn.

Maar veel meer zou het voorkomen, dat deze door een zekere
mate van sufheid worden gecompliceerd.

Wel wordt door sommigen in alle gevallen a priori een zekere
bemoeilijking aangenomen en zegt zelfs Strümpell (50 blz. 24)
uitdrukkelijk „selbst bei solchen Kranken, welche auf die gewöhn-
lichen Fragen ganz klare Antworten geben, kann man durch eine
genauere Untersuchung (z. B. Kopfrechnen) oft feststellen, wie sehr
die höheren geistigen Thätigkeiten gehemmt sind", maar hij laat
daarbij dan tevens nog plaats voor zware gevallen, waarin volstrekt
geen psychische stoornissen zijn aan te toonen.

Of er inderdaad habitueele psychische stoornissen bij typhus
bestaan, is een nog onbeantwoorde vraag. Het kan dus reeds een
zaak van wetenschappelijk belang zijn, deze vraag te besludeeren,
temeer daar, voor zoover de binnen mijn bereik liggende lilteraluur
betreft, steeds alleen die gevallen onderwerp van uitvoeriger studie
hebben uitgemaakt, waarbij psychotische verschijnselen aanwezig
waren.

Waar sufheid bij typhus sterker op den voorgrond treedt, wordt
deze gewoonlijk afzonderlijk voor \'t begin van de ziekte en voor
het stadium fastigii beschreven. Aschaffenburg (2 blz. 83), die de
initiaaldehriën beschreef en in\'t geheel vijftien gevallen verzamelde,
zegt, dat naast afzonderlijke psychosen met volkomen „besonnen-
heit" veelal een sterke vermindering van de opmerkzaamheid en
een zeer bemoeilijkte opvatting van gestelde vragen bestaat, welk
laatste verschijnsel hij geheel op rekening van de sufheid stelt:
Die Kranken sind wie betäubt (dies findet sich besonders ausge-
prägt bei den an den delirirenden Form Leidenden) und erinnern
in Ihrem Thun und Treiben zuweilen an die höchsten Stadiën
der Volltrunkenheit.

Courbet teekent de sufheid in \'t initiaalstadium aldus:

Les caractères de cette stupeur sont les suivants: afTaiblisscment
progressif des facultés intellectuelles, effort psychi(|uc impossible,
hébétude, dont il est parfois difficile de tirer Ie malade. Ajoutons
encore la perte du sommeil, des rêves, de l\'agitation. Tous ces
phénomènes conduisent au délire (5 l)lz. 37).

Tijdens \'t stadium fastigii noemt Kraft-Ebing (20 l)lz. 19) een

-ocr page 19-

indifferentie voor psychische indrukken, gebrekkige perceptie voor
deze, verhes van tijdelijke en plaatselijke oriëntatie, een ontbrekend,
soms door volledige euphorie vervangen ziektegevoel, een droomerig
voor zich uitstaren naast volledige stupor en deliriën.

Bij Friedländer (12 blz. 52) vinden we dezen toestand aldus
beschreven:

Mit der Ausbildung des Fiebers kommt es sehr häufig zur Benom-
menheit. Diese zeigt verschiedene Grade. Der leichteste ist
charakterisirt durch erschwerte Apperception, durch Hindämmern,
in schwereren Fällen aber kommt es zur tieferer Bewusstseins-
trübung, in der der Kranke entweder theilnahmslos im Bette
liegt — meist passive Rückenlage —, keinerlei Bewegungen macht,
schliesslich soporös wird; oder es bilden sich Hallucinationen
aus, sehr haüfig schreckhaften Inhalts, es treten stille, mussitirende
Delirien auf, oder Pat. schreit auch stundenlang, drängt aus dem
Bette, zeigt zunehmende motorische Unruhe. Dabei ist der Kranke
nicht im Besitze von Orientirungsfähigkeit.

Heimann (geciteerd naar Friedländer (12 l)lz. 83) neemt voor de
geestelijke stoornissen in het stadium fastigii een vermindering
van het „Denkauffassungs-Urtheilsvermogen" aan.

Dieuzaide (8 blz. 13) die alleen de intellectueele stoornissen bij
kinderen bespreekt, zegt dal in het stadium fastigii de opmerk-
zaamheid meestal verminderd is, het kind onverschillig is voor
wat er om hem heen gebeurt, de herinnering (mémoire) heel
dikwijls gestoord is, Imagination, jugement, raisonnement zijn ook
vaak gestoord.

In \'t algemeen worden de schrijvers dus, wal de stoornissen
op intellectueel gebied betreft, door een zeker deficit, althans
door een remming of bemoeilijking van de psychische functies
getroffen.

Nu leek hel mij belangrijk in dit opzicht speciale onderzoekingen
te verrichten en na te gaan, of inderdaad deze bemoeilijking een
zoodanige is, als meeslal wordt aangenomen. Dit geeft tevens
gelegenheid om wat nader op de principieele vraag in te gaan,
of de sufheid bij verschillende toestanden in dit opzicht volkomen
gelijkwaardig is of dat hierbij elementaire verschilpunten beslaan.

En waar nu de stoornissen van \'l sensorium onder invloed
van epilepsie (Siemerling), alcohol-intoxicaties (Bonhoeffer, Reisz),
eclampsie (Heilbronner) nauwkeurig bewerkt zijn, scheen het mij
voor \'t oogeiiblik gewenschl bij een infectie-ziekte, die zich dikwijls
door stoornissen van \'t sensorium zoo bijzonder onderscheidt, het

-ocr page 20-

gedrag ten opzichte van analoge opdrachten, als aan de zooeven
genoemde patiënten gesteld werden, na te gaan.

Door de welwillendheid van den directeur daartoe in staat
gesteld, werden bijna alle typhus-patiënten, die in de maanden,
gedurende welke ik mijn waarnemingen deed, in het stedelijk
ziekenhuis werden opgenomen, onafliankelijk van het feit of deze
patiënten al dan niet duidelijke psychische stoornissen vertoonden,
onderzocht.

Juist die gevallen, waarbij de internist nimmer het consult van
den psychiater zou inroepen, leken mij voor de beoordeeling van
eventueele elementaire psychische stoornissen van het grootste
belang.

In \'t geheel werden door mij waargenomen 22 patiënten, en
beschikte ik nog over een tweetal waarnemingen, vroeger door de
psychiatrische kliniek verzameld.

Van de door mij onderzochte patiënten kon ik slechts bij 20
een wat uitvoeriger psychisch onderzoek bewerkstelligen. De twee
andere kwamen om redenen, geheel buiten hun ziekte staande,
voor onderzoek weinig in aanmerking.

Een practische moeilijkheid is, dat iedere patiënt, die compos
is en zich juist daarom bijzonder voor \'t onderzoek zou leenen,
een vaag besef heeft, dat dergelijke onderzoekingen in de kliniek
niet algemeen gebruikelijk zijn. Vooral waar medewerking van de
patiënten conditio sine qua non is, heeft men daarmee zeer veel
rekening te houden. Soms zal het zeker ook schade aan de
belangstelling van de patiënten gedaan hebben, dat ondanks alle
voorzorgen van medici en verplegend personeel gewoonlijk zeer
spoedig begrepen werd, dat ik in geenen deele de behandelende
en verantwoordelijke dokter was.

Hierin werd eenigermate tegemoetgekomen, doordat de directeur
mij kleine kunstbewerkingen (bloed verzamelen, bloedsdrukbepa-
lingen) bij de patiënten opdroeg.

Wat betreft het intern onderzoek en het onderzoek van de urine,
stelde ik mij gewoonlijk tevreden met de door de behandelende
medici verstrekte gegevens.

Omtrent anamnese en herediteit heb ik getracht zooveel mogelijk
van de familie of soms ook van de patiënten zelf nauwkeurige
gegevens te verkrijgen.

De diagnose was meestal vrij zeker. Alleen werden bij jongere
individuen (III, IX, XX) vaak pathognomonische
symptomen gemist.
Uit het verloop meende ik dan echter in overeenstemming met

-ocr page 21-

de behandelende artsen veilig de diagnose te kunnen handhaven.
P. IX betrok bovendien de melk van denzelfden leverancier, als
p. IV, VI, VII en VIII. Bacteriologisch onderzoek werd slechts
zelden verricht.

Eén geval, waar het bacteriologisch onderzoek zoowel van bloed
als van faeces steeds negatief uitviel, heb ik gemeend liever buiten
beschouwing te moeten laten.

Een tabel geeft van het voorkomen van eenige voorname symp-
tomen een overzicht. Over temperatuur-verloop, over toestand van
den pols en over typhus-afgang is het echter niet mogelijk daarbij
een overzicht te geven. Drie patiënten (XIII, XVIII en XXVI)
succombeerden. Van de andere patiënten werden na het herstel
of tijdens de reconvalescentie eenige vergelijkende gegevens ver-
zameld.

Omtrent de behandeling meen ik slechts enkele opmerkingen te
moeten maken.

Over \'l algemeen was deze eenvoudig diaetetisch. Koude baden
worden niet toegediend, enkel wordt des morgens 7 uur een
koude afwassching gegeven.

Voor defaecatie wordt zoo noodig door clysmata gezorgd. Me-
dicamenteuse therapie speelt een zeer ondergeschikte rol [digitalis,
digaleen, spir. amm. an., kamfer, pyramidon, éónmaal kleine hoe-
veelheden wijn (IX), éénmaal veronal (XVI)]. Hun werking kan
bij deze studie verder veilig buiten beschouwing blijven. Volledig-
heidshalve is echter hun gebruik steeds in de protocollen vermeld.

Om betrouwbare algemeene gegevens Ie krijgen is stellig een
twintigtal gevallen te weinig. Ik behoef niet te zeggen, dat de
onderzoekingen niet uit diiTercntiecl-diagnostische molieven ver-
richt zijn. Enkele malen ])cstond er echter voor mij gelegenheid,
dergelijke onderzoekingen te doen bij patiënten, waarbij de aan-
vankelijke diagnose typhus abd. gewijzigd werd voor osteomyelitis,
miliaire tuberculose en voor meningitis, \'t Eerste bracht geen
duidelijke verschillen aan \'l licht, hel resultaat bij meningitis kan
stellig tot verder onderzoek in deze richting aanmoedigen.

-ocr page 22-

HOOFDSTUK H.
Waarneming van den niet-beïnvloeden patiënt.

Het opstel wordt gescheiden in twee deelen. In het eerste deel
wordt een beschrijving gegeven van het gedrag van de patiënten
in het algemeen, in het tweede deel het resultaat, dat verkregen
werd, wanneer de patiënten met fijnere technische hulpmiddelen
onderzocht werden.

De psychotische symptomen in strikten zin worden maar zeer
oppervlakkig aangestipt. Ze worden vooral ter sprake gebracht,
opdat men althans eenigermate weten kan, in hoeverre de door
mij onderzochte patiënten psychotisch waren.

\'t Zal bij het lezen van de gepubliceerde protocollen wel op-
vallen, dat de patiënten meestal pas in de tweede of derde week
opgenomen werden, \'t Eigenlijke initiaalstadium onttrekt zich dus
aan onze waarneming. In den zin van de oude scheiding waren
er enkele sterk delireerende enkele zeer sulfe patiënten
voorts
een paar kinderen met een zeer labielen psychischen status
nu eens meer het delireerende type (f. nerv. vers.), even later meer
het stuporeuse naderend. Bij sommige zetten zich de stoornissen
meer of minder duidelijk in de reconvalescentie voort 1) of ver-
ergerden zelfs »), bij andere verdwenen de psychotische stoornissen
nog, voordat aan de temperatuur-curve eenige verandering te zien
was »). Ook waren er patiënten, bij wie zonder speciaal onderzoek

-ocr page 23-

geen enkele stoornis gevonden werd of waarbij alleen matige
apathie viel op te merken.

Tot deze laatste groep behoorden zoowel enkele gevallen, waarbij
de koorts laag bleef alsook een paar gevallen, waarbij continu
hooge temperaturen bestonden (Friedländer, Farrar).

Een reeks van verschijnselen, die op motorisch gebied liggen,
kunnen hoofdzakelijk op grovere veranderingen berusten. Van
welken aard deze veranderingen zijn, blijft hier natuurlijk geheel
buiten beschouwing. Vrij uitvoerige onderzoekingen hierover zijn
o. a, door Eisenlohr verricht. Op neurologisch gebied liggen
heftige tremor van de tongspier (p. XIX en p. XXII), het spreken met
fluisterstem (p. XX, XXVI en VII), heeschheid (p. XXVI), anarthrie
(p. XXII), Hellte parese in het facialis-gebied (p. VII), pupil-verschil-
len (p. II, IX, XVIII, XIX). Bij één patiënt, die klaagde over retentie,
werd met goed succes expressie van de blaas verricht (p, XXI).

Veel twijfelachtiger is het, of ook bij de andere verscliijnselen
op motorisch gebied dergelijke veranderingen in aanmerking
komen. Reeds moet het opvallen, dat in die gevallen, waarbij
psychisch weinig of geen sloornissen zijn aan ie toonen, de wille-
keurige spierwerking veelal verminderd is. Soms ging
dit zoover, dat hel ons als iets bijzonders trof, wanneer de patiënt
spontaan de hand gaf (p. VII). Dal hierbij meestal geen sprake is
van overleg van den patiënt, blijkt wel hieruit, dat, zoodra sub-
jectief eenige verbetering optreedt, de patiënt vaak tegen ons
uitdrukkelijk verbod zich voor somatisch onderzoek zelf tracht te
ontkleeden. Ook van de verpleegsters kunnen we soms hooren,
hoe loodzwaar de zieke bij het omleggen is. Waarschijnlijk zal
dit wel op de algemeene zwakte berusten. Er zijn echter ook
verschijnselen, waarbij men aan een zoo eenvoudige verklaring
niet voldoende heeft. Bij het lezen van prot. X treft hel ons, dat
de patiënt weliswaar op verzoek de tong uitsteekt, nu\\ar haar dan
uitgestoken houdt, totdat de zuster den patiënt aanspoort de tong
in te trekken. Dieuzaide noemt dit ook en zegt dat de zieke
schijnt te vergelen zijn tong in te trekken en het een oogcnblik
duurt, voordal de patiënt er aan denkt den mond te sluiten
(8, blz. 15).

-ocr page 24-

Bij een anderen patiënt, een imbeciel (p. XXI), werd de opdracht
de tong uit te steken goed volbracht. Op viermaal herhaald
verzoek om de oogen te sluiten, steekt hij dan telkens de tong
uit. Later werden beide opdrachten goed volbracht.

Bij p. XI nemen we een korte periode van mutacisme waar.
Ook bij p. XVIII en bij p. XXII is mutacisme waargenomen,
maar in die gevallen was het gecompliceerd door een duidelijk
angstaffect.

Niet altijd vertoont zich de stoornis in den zin van hypokinese.
Ik wijs slechts er op, dat dezelfde patiënt (X), van wien straks
sprake was, \'s nachts woelde en soms zelfs ging opzitten en dat
een andere patiënt (XXVI) nog na een darmperforatie zich uit
eigen beweging voor het onderzoek wilde omleggen.

Dat het bij deliranten vaak tot een sterke hy perk ine se komt,
is bekend. De patiënt wordt onrustig, legt zich om, wil het bed
uit, staat zelfs inderdaad op. Voor zoover ik kon nagaan, gaat dit
met bijna alle deliriën gepaard. Een uitzondering maakt misschien
p. XI, bij wien in het stadium fastigii niets van hyperkinese l)leek.
In de reconvalescentie treedt bij hem een gecompliceerde psychose
op. De patiënt vertoont dan een zeer sterke neiging tot schreeuwen,
zingen, soms zelfs tot bijten.

Ook als de patiënten niet halhicineeren, is er bij deliranten
stellig een lichte l)ewegingsdrang. Bij p. IX nemen wc soms waar,
dat hij zich tijdens het onderzoek opricht. Gevraagd, waarom hij
zich opricht, blijkt het wel soms met een delirante desoriëntatie
verband te houden („om naar mijn werk te gaan"), soms echter
ook geheel onafhankelijk daarvan te zijn. Hij antwoordt namelijk
nu en dan: „dat weet ik zelf niet, dan word ik onrustig, ik ver-
veel me". Eveneens antwoordt een andere delirant (p. XHI), die
tijdens zijn hallucinaties een zeer sterken bewegingsdrang had,
wanneer hij zich tijdens een onderzoek opricht: «omdat het zoo
lui staat, als ik blijf liggen.> Ook p. XVI richt zich in den
aanvang dikwijls op. Hierbij speelt echter zijn doofheid een be-
langrijke rol.

Een duidelijke hyperkinese ontmoeten wc ook bij p. XVHI,dic
\'s middags een suicid-poging heeft gedaan. Ze is \'s avonds zoo
onrustig, dat haar een hyoscine-injectie wordt gegeven.

Na alloop van de sterkere psychotische stoornissen bestond
vooral bij de patiënten, bij wie de sufheid op den voorgrond hnd
gestaan (I, VI, XVI), een lichte praatzucht, die geheel onafhankelijk
was van het feit, of men zich al dan niet speciaal met hen be-
moeide.

-ocr page 25-

9

Op sensibel en sensorisch gebied moeten vooreerst enkele
verschijnselen genoemd worden, die onder zuiver neurologisch
gezichtspunt zijn te beschouwen. Friedländer (12, blz. 130) citeert
gevallen van amblyopieën, opticus-atrophie, enkele mededeelingen
over doofheid, voorts anaesthesieën en hyperaesthesieën van de
perifere zenuwen. Zelf nam ik maar heel enkele, en dan nog
twijfelachtige sloornissén bij de patiënten waar. Bij p. I en bij
p. XVI deed zich een voorbijgaande hypacusie voor. Bij p. XVI
bestond ook reeds voor zijn ziekte hypacusie, maar deze verer-
gerde toch in hooge mate in het stadium fastigii van zijn ziekte.
Verwijdering van een cerumen-prop bracht geen merkbare ver-
lichting. Een lichte hyperaesthesie voor geuren treedt bij p. XI
zoowel in het stadium fastigii (3) als in de reconvalescentie aan den
tlag. Ook bleken soms perifere zenuwen drukgevoelig (XVI, XXll).

Gewichtiger zijn ook hier de zuiver psychische verschijnselen.
Het de lireeren speelt bij typhus een belangrijke rol. Het in de
litteratuur bijna gevleugelde woord van .lacquot «Geen typhus
y-ondQY delirium» heeft echter in onzen lijd zijn waarde geheel
verloren. De moderne bacteriologie en chemodiaguostiek (Widal)
hebljen de diagnose van zooveel lichtere gevallen mogelijk gemaakt,
ilat stellig in engeren zin daaraan niemand meer gelooft. Ook
patiënten, bij wie het algemeen verloop, vooral ook wat betreft
koorts, vrij ernstig was, zag ik geheel vrij blij ven van deliriën,
terwijl ook in hun anamnese daaromtrent niets bekend was
(P- XII). Dat een scheiding tusschen een stupieden en een deliree-
i\'cnden vorm niet is door te voeren, werd reeds vroeger gezegd.
1" de ziektegeschiedenissen van p. X en p. XVI, bij wie de sufheid
op den voorgrond stond, zal men mededeelingen van deliriën
\'^\'inden. Ook de andere sutïe patiënten delircerdeu, één ervan
(P- VI) i)as tegen het begin van de reconvalescentie.

Knkele oi)merkingen over de deliriën mogen hier dus een plaats
"^\'inden, al liggen ze misschien ten deele buiten ons terrein, en
ook al vlei ik mij niet daarmede vraagstukken te kunnen oplossen,
^\'ie zich niet alleen l)ij typhus-deliriën, maar hij deliriën in het
i^lgemeen voordoen, en die gedeeltelijk zelfs met de meest princi-
pieele vragen van de psychiatrie samenhangen. Dadelijk onder-
vinden we ook hier bij enkele gevallen de groote moeilijkheid
om te onderscheiden of men van vertelde deliriën of van con-
t^bulaties spreken zal. P. VII doel een verhaal dal hij naar hel
kamp is geweest, een andere patiënt (p. IV) vertelt over een reis
»aar Amerika. Zooals in vele analoge gevallen blijft deze voor-
stelling eenigen lijd geheel of gedeeltelijk ongecorrigeerd. P. VII

-ocr page 26-

10

zegt nog vrij langen tijd daarna, dat hij vroeger toch wel in een
hospitaal verpleegd is, wat later onjuist blijkt te zijn.

Terloops wil ik hier een voorbeeld vermelden van eene patiënte,
die voor eenige jaren wegens typhus in het ziekenhuis in behan-
deling kwam en over wier verderen psychischen status geen
nauwkeurige aanteekeningen gegeven kunnen worden. Het betrof
een jonge kinderlooze vrouw, die plotseling tijdens het stadium
fastigii vertelde, dat ze een kind ter wereld had gebracht. Ze hield
deze voorstelling bijna tot het einde van haar typhus vast. Werden
tegenwerpingen te berde gebracht, dan kon men waarnemen, dat
zij precies, zooals men dat herhaaldelijk bij typische gevallen
van Korsakow-psychose vindt, alle mogelijke bijzonderheden
er bij confabuleerde. In dezelfde categorie behoort zeker ook
het verhaal van p. XVI over de aanstaande bevalling van zijne
vrouw.

In deze gevallen kan natuurlijk aan de genese uit ongecorri-
geerde droomen gedacht worden. Marsat (22 blz. 26) voert voor die
hypothese heel veel aan. Een van zijn krachtigste argumenten is
het optreden bij het ontwaken. Ook ik zag dit heel typisch bij
één der patiënten (p. XXVII). In de eerste dagen delireert die
patiënt, o. a. soms tijdens het onderzoek. Op de volgende dagen
blijkt daarvan niets meer. Bij het wakker worden doet hij echter
nog telkens verhalen van een broertje, dat in het water ligt en
dergelijke. Hij is dan tevens gedesoriënteerd. Bij het in slaap gaan
blijkt hiervan bij hem niets. Den volgenden dag zegt hij, dat het
maar een droom is geweest. Maar bij een anderen patiënt (welis-
waar geen typhus, maar osteomyelitis) kreeg ik een dergelijk ver-
haal bijna direct na een kort psychisch onderzoek. Ook zien we
p. VII, van wien zooeven sprake was, soms met volkomen inzicht
droomen beschrijven in een periode, dat de habitueele toestand
ongeveer dezelfde scheen als later.

Zeker kan die genese uit droomen venvorpen worden in die
gevallen, waar dergelijke verhalen door suggestieve vragen waren
op te wekken, zoo b.v. tijdens het eerste onderzoek van patiënt
XVIH en ook enkele malen bij
p. IX.

Heel eigenaardig is, dat de patiënten zoo dikwijls zulke verhalen
aan enkele personen doen, p. XX aan haar moeder, j). XVI aan
een medepatiënt. Patiënt IV sprak alleen legen den directeur van
zijn reis naar Amerika en p. VII ontwijkt een uitvoerig gesprek
over zijn verblijf in het kamp tegen mij, maar geeft \'s middags
aan een collega een zeer volledige beschrijving en verzekert, dat
hij het „zoo zeker weet, als er een God is."

-ocr page 27-

11

Dat deze deliriën vooral op toekomstige gebeurtenissen zouden
betrekking hebben (Marsat 22 blz. 13), heb ik nooit kunnen be-
merken. Meestal waren het verhalen van doorleefde episoden.

De delirante desorientatie was bij p. IX, zooals dat bij alcohol-
deliranten gewoonlijk het geval is, op het gebied van de dagelijksche
bezigheden, bij p. XIII was dit niet het geval. Curschmann (6
blz. 243) die over typhus groote ervaring heeft, geeft echter aan,
dat dit wel bij het gewone beeld van deze deliriën behoort.

Werkelijke hallucinaties heb ik alleen op optisch gebied
kunnen waarnemen. Acustische hallucinaties werden steeds ont-
kend, iets, wat zeker wel aan toevallige omstandigheden is te
wijten, daar ook deze door vele onderzoekers vermeld zijn. Voor
de scheiding van zuivere hallucinaties en illusies hebben zich op
grond van de weinige gevallen ook geen principieele feiten
laten verzamelen. Zeker waren er illusies bij p. XI in de recon-
valescentie.

Druk op de oogen, wat volgens Liepmann (41 blz. 201) het
illusioneeren kunstmatig zou opwekken, werd vaak met negatief
succes beproefd (I, VI, VII, IX, XIII), maar gaf ook wel positieve
resultaten (XI, XXVII). Waar hierover nog weinig gepubiceerd is
en de quaestie een zeker theoretisch belang heeft, meen ik hierop
iels uitvoeriger te moeten ingaan, v. Kraft—Ebing (20 blz, 20)
vermeldt in 1871,
dat optische hallucinaties bij één zijner patiënten
nitsluitend optraden, wanneer deze zijn oogen sloot. Friedländer
(12 blz. 17) zegt, dat één zijner patiënten bij het sluiten der oogen
zwarte mannen, zwarte voorwerpen, o.a. parapluies zag. Ofschoon
<lns volgens deze medcdeclingen het sluiten der oogen voldoende
schijnt te zijn, werden door mij, in navolging van Liepmann, de
oogen bij de patiënten gesloten gehouden en bovendien een lichte
druk uitgeoefend. Opvallend is zeker, dat het daarbij nooit lot
spontane hallucinaties kwam. Altijd moesten eenige suggestieve
yragen gedaan worden. Dal ook dan hel experiment alleen bij
jeugdige individuen gelukte, is zeker opmerkenswaardig.

XI heeft hel verschijnsel vrij duidelijk, en wel op een dag,
de zusters en de omgeving hem als „volkomen helder" be-
schouwen. Ook op volgende dagen heeft hij hel eenigszins, hoewel
dan in minder mate. De beoordeeling wordt hier echter eenigs-
zins bemoeilijkt, doordal deze patiënt op den dag van ontslag
^egen mijn verwachting (wat ik hem bovendien meegedeeld had)
een vrouwenhoofd zag bij hel sluiten der oogen.
Meer overtuigend
ïijkl me dan ook hel volgend geval:

-ocr page 28-

12

P. XXVII (verkorte ziektegeschiedenis).

H. V. R. mnl. 14 jaar, niet heriditair belast, duidelijke typhus abd. (in de
3e week).

7 Deo. opgenomen. Was de laatste nachten, volgens ouders, in de war.
Temp. bij inkomst 40,2^.

8 Deo. (onderzoek Dr. B.) niet georienteerd voor tijd en plaats, herkent
personen uit de omgeving niet, spreekt wartaal.

9 Deo. Temp. continu hoog. P. is nu geheel in de war, wil bed uit, gilt,
schreeuwt.

\'s Middags is p. door mij bezocht. Hij ligt nu rustig. Is gedesorienteerd van
tijd en plaats, zegt echter tegen mij „Dokter" en herkent op vraag de zuster.
Klaagt, dat hij veel pijn heeft (op vraag), is erg huilerig, wanneer de zusters
zich met hem bemoeien. Van hallucinaties blijkt niets.

Bij druk op bulbi ziet hij eerst een heelen tijd niets, dan rechts (op vraag,
„zie je geen sterretjes, als je naar rechts kijkt") sterretjes en vierkantjes.
(„Je ziet toch ook wel, wat die vierkantjes zijn?") P. kan er niets uit maken,
ziet op vraag evenmin blauw. Een hondje ziet hij ook stellig niet. („Ook niet
een heel klein hondje") Neen. („Boven een luchtballon"). Ja, die zie ik. De
luchtballon stijgt !

(„Zitten er menschen in?") Ja, twee!

(„Met een pet of een hoed op?") Een pet op!
(„Zitten ze of staan ze?") I)c een zit, dc ander slaat.

(„Valt er niets uit?") Ja, een zakje zand.

(„Zie je het vallen?") Ja.

(„Waar komt het neer?") Op den grond.

Zag het niet tusschen dc boomen door vallen, kan ook niet zien of het
stuk viel.

Na \'t openen der oogen ziet hij het niet meer.

10 Dcc. Temp. blijft continu tusschen en P. is georiënteerd van
plaats, geeft dag verkeerd aan. Voelt zich „een hoop beter".

Bij druk op bulbi ziel hij nu (weer \'s middags) niets, ook niet bij kijken
naar rechts, evenmin bij kijken naar boven. Laat zich ook na vrij lang wachten
niet suggerceren.

Wat zag je gisteren? Toen zag ik een luchtballon.

Zag je die werkelijk? Ja, dokter.

15 Dec. daalt temp. \'s avonds van 39,S» op norm. Er treedt daarna een
vrij wel ongestoorde reconvalescentie in.
31 Dec. Vergelijkend onderzoek.

Ingeleid door algemeen gesprek, dat iedereen, als hij dc oogen sluit, ster-
retjes en kleuren moet zien, maar dat het soms figuren worden.
P. aanvaardt die meedeeling met groote belangstelling.
Bij druk op bulbi ziet hij eerst niets, later wel sterretjes. Hij kan niet zeggen,
dat ze ergens op gelijken. („Bij den een gaat het lijken op een bloem, bij een
ander op een gezicht"). P. ziet niets ervan, \'t Zijn figuurtjes met hoeken eruit.
Tot een duidelijke omschrijving van die figuurtjes is hij niet te brengen. Ook
boven kan hij, hoewel hij sterk het hoofd achterover buigt, heelemaal niets zien.
Na \'t openen der oogen: „Die figuurtjes zag ik duidelijk."

De drukfiguren in de reconvalescentie zijn hier dus stellig niet
op één lijn te stellen met zijn vroegere illusie. In verhand met

-ocr page 29-

13

mijn verdere waarnemingen over opmerkzaamheid wijs ik er op,
dat het symptoom van Liepmann althans in veel minder mate
voorkomt dan bij alcohol-deliranten het geval is.

Opmerkzaamheid, opvatting, herinneringen, associatieve stoor-
nissen.
Het nu volgend gebied wordt uitvoeriger behandeld bij
het onderzoek met fijnere methoden. Vaak biedt echter de waar-
neming van den
niet-beïnvloeden patiënt reeds belangrijke gegevens
voor de beoordeeling van al die phenomenen, die men onder den
naam opmerkzaamheid samenvat. Voor de beoordeeling van
het inprentingsvermogen en van het combinatiever-
mogen is het
nauwkeurig navragen omtrent zaalaangelegenheden,

bezoek, enz. van onmiskenbaar gewicht.

Wat de opmerkzaamheid betreft, blijkt dat deze veel ge-
makkelijker te wekken is, dan men in het algemeen geneigd is
aan te nemen.

E6n der patiënten (XH), die met een zware koorts binnenkwam,
wist den tweeden dag mijn naam goed aan te geven. Hij beweerde
dezen den vorigen dag tegen een medepatiënt te hebben liooren
noemen. De bijgevoegde ziektegeschiedenissen behoeven echter
slechts geraadpleegd te worden om hiervan bevestiging te vinden.
Vooral als men het verhaal leest, dat p. VII, die in een vrij
zwaren typheusen toestand binnenkwam, na zijn ontslag omtrent
^Ic eerste dagen gal\' (hij is na dien tijd niet meer op de door hem
Ijcschreven zaal teruggeweest), dan kan men daaruit l)emerken,
^If^l de opmerkzaamheid soms door betrekkelijk zwakke prikkels
gewekt kan worden. Hel is vooral ook met het oog hierop,
^lat ik de ziektegeschiedenis van p. XX uitvoeriger gepubliceerd
heb. Men moge over het verband tusschen koorts en psychische
stoornissen denken, hoe men wil, zeer zeker geeft toch de tem-

peraluurcurve een zekeren maatstaf voor het algemeen ziekteproces,
in zooverre dat continu hooge temperaturen gewoonlijk bij ernstige
gevallen voorkomen (het omgekeerde kan men na de publicatie
Gerhardl niet volhouden). Waar nu p. XX vooral in de
eerste twee weken ernstig ziek was, verrast ons eenigszins haar
^\'i\'ij nauwkeurig verslag van de kliniek oj) 1 Oclober. Ook viel
^^et mij op, dat p. X, die vrij suf was, in l) vrij goed van de
zaalaangelegenheden op de lioogle bleek te zijn. Kn zelfs een
Patiënt, die na een sterk koortsdelirium in het krankziunigenge-
slieht gebracht werd (p. XXH), daar eenige dagen bleef, lenvijl hij
die dagen nog een vrij sterke bewustzijnsstoornis vertoonde.

-ocr page 30-

14

wist later, nadat hij in het stedelijk ziekenhuis hersteld was, nog
wel enkele bijzonderheden van het krankzinnigengesticht aan te
geven en kon zelfs drie patiënten eenigszins beschrijven.

Toch zijn dit meestal slechts op-zichzelf-staande feiten, wellicht
toch daarmee samenhangend, dat de patiënten nu en dan uit
hunnen habitueelen toestand gewekt worden.

Gesprekken in de onmiddellijke nabijheid van de patiënten over
hen gevoerd, worden zelfs daar, waar men dit anders verwachten
zou, slechts zeer zelden door de patiënten gevolgd. Veel duidelijker
wordt dit, zoodra de psychische stoornissen ernstiger worden.

P, XI maakt in 3) zonder uitvoerig onderzoek op de omgeving
den indruk compos te zijn. Hij bemerkt echter tijdens zijn onder-
zoek niets van het transport van een der medepatiënten, tenvijl
een dergelijk transport bij normale personen een ernstige stoornis
voor psychisch onderzoek zou geweest zijn. Dat echter ook deze
patiënt soms wel voor een korten tijd tot opmerkzaamheidsaan-
spanning in staat was, bewijst hij in 4), waar hij, vijf minuten
nadat ik zijn bed verlaten heb, mij een op de zaal komende
zuster aanwijst, over wie hij zich tegen mij beklaagd had. Vooral
wanneer de patiënten eenigen lijd in dezelfde omgeving zijn, blijkt
de opmerkzaamheid mei betrekking lol de dagelijksche omgeving
en telkens weerkeerende proceduren duidelijk verminderd te zijn.
Zoo is het zeker opvallend, dal een der patiënten (VI), direct na
een darmbloeding, die volgens Curschmann (6 blz. 210) e. a. veelal
door tijdelijke verheldering van hel bewustzijn gevolgd wordt, niet
scheen op Ie merken, dal zijn arm in de comprimeerende manchet
van het toestel van Riva-Rocci lag.

Tegen de reconvalescentie, als de patiënten weer spraakzamer
worden, komt dit nog meer aan hel licht. Rij sommige patiënten
(VI, XVI) trof hel mij, dal zij bij hel begin van het onderzoek
aangaven niet te weten, dal ik op de zaal was, hoewel ik in de
meening verkeerd had, dal de patiënten mij in mijn doen gevolgd
hadden. Ook ontdekten een paar patiënten (p. I en p. X) pas
legen hun ontslag, dal ik alles opschreef. Misschien juist omdat
de sloornissen zich dan pas manifesteeren, kan hel den indruk
maken, dal de habitueele opmerkzaamheid tijdens de reconva-
lescentie sterker gestoord is dan op liet hoogtepunt van de ziekte.

De mogelijkheid om de opmerkzaamheid te fixeeren is echter
steeds grooter dan men verwachten zou. Zelfs bij p. IX, die sterk
dehreerl, gelukt hel zonder veel moeite zijn
opmerkzaamheid
voor een vrij langdurig onderzoek te fixeeren (eveneens, hoewel in
mindere male, bij p. XIII).

-ocr page 31-

15

Van afleidbaarheid bleek mij weinig. De gesprekken, waar-
mee p. VII in 10) mijn onderzoek onderbrak, zijn een lichte
aanduiding ervan. Duidelijk is het symptoom eigenlijk alleen bij
p. IX. Dat hij in 3) over foho\'s begint, wijst reeds op afleidbaarheid.
De daaraan volgende dagen was het nog iets sterker. Bij het
wegnemen van een beddeplank voegt hij mij toe, dat er één
kapot is en zegt direct e;rna, als ik mijn aanteekeningen begin te
maken, dat ik van hem niet behoef op te schrijven. Ook in 5) is
het symptoom nog vrij duidelijk aanwezig. Op kloppen reageerde
deze patiënt niet.

De opvatting laat zich beter experimenteel onderzoeken.
Het is duidelijk, dat nu en dan stoornissen aan het licht komen
het onderzoek naar oriëntatie, maar de interpretatie laat dan
meestal meerdere mogelijkheden toe.

Iii aansluiting hieraan wil ik een paar eigenaardigheden beschrij-
"^\'en, die soms bij het ondervragen voorkomen.

Een voorbeeld ervan is te vinden in de ziektegeschiedenis van
P- X, waar hij in 2) op mijn vraag „ken je mij?" iets antwoordt
over de Meimaand. Soms wordt slechts één enkel woord uit de
vraag opgenomen en het antwoord daarnaar ingericht, soms wordt
de vraag als geheel verkeerd opgevat, b.v. als diezelfde patiënt in

op „hoe slaap je?" antwoordt „op dezen kant".

Eenigermate analoog hiermee zijn de antwoorden van patiënt XI.

Waar ben je hier? In bed.

Waar staat dat bed? Op den grond.
l»j p. XVIII :

Wat voor kamer? Met papier behangen en wil plafond.

Wat voor juffrouw? Met oogen en ooren.

Wat ben ik? Uoomsch-Kalholiek.

Dit verschijnsel, soms nog gepaard met eene zekere prikkel-
baarheid (p.
X), soms met lichte echolalie (p. IX en p. XI) herinnert
^eer sterk aan de physiologische slaapdronkenheid.

Ook daarbij schijnen opmerkzaamheidsstoornissen een zekere
lol ic spelen, \'t Eenvoudigst blijkt dit in dc ziektegeschiedenis van
P- XI. Hij antwoordt in 3) op mijn vraag „welke dag vandaag?"

»^\'\'^"daag ik weet niet", dan direct erop „ik weet hel wel,
Woensdag"
(-f). ()ok bij p. XVIII:

Ncd bevredigende vertaling van „AulTassung" is mij niet bekend. Het
ov«^ „opvatting" heeft althans een vrij duidelijke uiterlijke

"vi-reenkomst.

-ocr page 32-

16

Wat ben ik? Weet ik niet.

Dominé? Ja.

Ik ben dokter. Dat hebt U me verteld.

Of Dieuzaide hetzelfde gemeend heeft, waar hij sprak van een
stuporeusen toestand in de reconvalescentie, waarbij „Ie malade
semble perpétuellement dans l\'état du dormeur, qiii s\'éveille",
wordt uit zijn beschrijving niet duidelijk. (8 blz. 24).

Onnoodig is zeker te zeggen, dat de onderbreking door hallu-
cinaties, die bij delireerende patiënten een enkele maal voorkwam,
iets geheel anders is.

Stoornissen van oude herinneringen zijn door mij niet
speciaal onderzocht. Er is hierover reeds vrij veel gewerkt. Boven-
dien moest ik mij bij het onderzoek beperken. Toch werden nu en
dan enkele gegevens verzameld. De patiënten welen hun adres
gewoonlijk goed aan te geven, weten ook waar het ziekenhuis
staat — een patiënt, die van een fictieve reis naar Amerika ver-
telde, wist goed, dat hij zijn zaak even voor zijn ziekte aan een
neef had overgedaan — p. XYI licht mij op verzoek over zijn
weekgeld in. Alleen is hel eigenaardig, dat één der patiënten
(p. XXII) tijdens een koortsdelirium aangeeft zes kinderen in leven
te hebben (in werkelijkheid vijf). Hij geeft dan echter tevens als
woonplaats aan Enkhuizen, waar hij vroeger gewoond heeft.

Zulke stoornissen als Graindorge (14) beschrijft, heb ik niet
gevonden.

Dat herinneringen van jongste indrukken bestaan, is
reeds bij de bespreking van de opmerkzaamheid aan het licht
gekomen.

Het overzicht van de herinneringen tijdens de ziekte wordt
duidelijkheidshalve verdeeld in:

Ie. herinneringen tijdens hel stadium fastigii van gebeurtenissen
direct er voor liggende.

2e. sloornissen van hel inprentingsvermogen in de periode van
de sterkste psychische stoornissen.

3e. de resten na de ziekte, van wat tijdens de ziekte is ingeprent.

a d 1 e. Geen medicus van eenige ervaring zal van eiken lyphus-
paliënl zelf nauwkeurige anamnestische gegevens verwachten. Toch

Geheugen en inprentingsvermogen worden gcscheiden, hoewel lusschcn
deze beide begrippen geen principieel verschil wordt aangenomen. Over in-
prenlingsvermogen in het volgend hoofdstuk uitvoeriger.

-ocr page 33-

17

zijn er natuurlijk gevallen, waarin deze zeer voldoende worden
aangegeven. Bij één der patiënten (VI), die dikwijls om zijn sufheid
ter sprake komt, trof mij dit bijzonder. Zijn sufheid schijnt echter
in den eersten tijd niet zoo groot geweest te zijn, maar nam in
het ziekenhuis toe. P. XVI, die minder suf leek dan de bedoelde
patiënt, gaf echter reeds een onvoldoende anamnese. Een der
familieleden moest deze komen aanvullen. Soms geven echter
weer patiënten, bij wie zelfs tijdelijke desorientatie en onzindelijk-
heid bestaan, heel nauwkeurig aan, wanneer zij in het ziekenhuis
zijn opgenomen, zoo bijvoorbeeld p. VII in 2). Men moet echter
in aanmerking nemen, dat het zich zelden voldoende beoordeelen
laat, in hoeverre de patiënten thuis nog in een toestand verkeerden,
waarin zij in staat waren nieuwe indrukken op te nemen.

ad 2e. De nieuwe indrukken tijdens de ziekte worden
soms uiterst gebrekkig ingeprent. Voor sommige gevallen (ad lle
genoemd) weet men echter zeker, dat de inprenting goed is geweest.
Men heeft, wat betreft de beoordeeling van de inprenting op het
hoogtepunt van de ziekte met verschillende moeilijkheden rekening
te houden. Ik wil daarl)ij niet ingaan op de moeilijkheid om uit
te maken in hoeverre men met depositie-stoornis of met retentie-
stoornis te doen heeft, waarop o.a. Zichen in zijn Festrede, spre-
kend over Korsakow-psychose (54 blz. 11) gewezen heeft. Het is
l>ijvoorbeeld m. i. bij p. VII niet te bepalen, in hoeverre hel ver-
gelen van hel l)ezoek van de hoofdverpleegster een depositie-
stoornis is, al heeft hij ook tegen haar gesproken, des te minder,
onidat hij dienzelfden ochtend het bezoek van eene zuster, die
bem vroeger verpleegde en dien dag van haar vacantie terugkwam,
Wel heeft iugeprenl.

Heeds in de gepubliceerde protocollen komen de stoornissen
^\'J^n de inprenting in dit stadium voldoende aan hel liclit, zonder
dat hicrl)ij regelmaat te ontdekken is. Reproductie-stoornissen zijn
zeker veelal duidelijk te scheiden van stoornissen van liet inpren-
tingsvermogen, al is dit niet zoo evident, als bij de door Ileil-
Ijronner (33) beschreven eclamplica het geval was. P. X geeft eerst
\'\'lan hel bezoek van zijn vader niet Ie welen, maar door het toonen
^\'^n het eau-de-cologne lleschje schijnt hij zich wel te herinneren,
dal zijn vader dien dag geweest is. Mier vooral dient men er
echter weer rekening mede te houden, dal men met confabulaties
Ie doen kan hebben, die ten onrechte het bestaan van eene herin-
nering doen aannemen. Sprekender is misschien het volgende
geval: P. yn heeft in 12) het bezoek van Dr. P. vergeten, kent

-ocr page 34-

18

hem in 13) echter dadelijk weer. Op 17 Aug. is hij zelfs door
toelichtende vragen niet op dat tweede bezoek te brengen, maar
in 16) beschrijft hij datzelfde bezoek met enkele bijzonderheden
vrij goed.

De stoornis betreft niet steeds alle gebeurtenissen tijdens een
bepaalde periode. P. X, die in 3) tijdens het onderzoek weer ver-
geet, welke dag het is, weet wel, dat het \'s nachts geonweerd heeft.
Dit met wisselingen in den habitueelen toestand in verband te
brengen, zou bij dezen patiënt gekunsteld zijn; bij sterk deliree-
rende patiënten (IX, XI), zou dit m. i. wel mogelijk zijn.

Dat soms ook in die gevallen, waar voldoende belangstelling
is, onvoldoende wordt ingeprent, blijkt bijvoorbeeld bij p. XVI,
die, nadat hij in 6) gevraagd heeft, waarvoor hel toestel van
Riva-Rocci dient, het bij 16) nogeens vragen moet.

De duidelijkste stoornissen vindt men, als men nagaal, wal de
patiënten van de bezoeken weten. Voor vele patiënten zijn deze
in hun ziekte de eenige belangrijke gebeurtenissen. Patiënten met
andere organische afwijkingen geven dan ook hun bezoeken haast
altijd nauwkeurig aan. Weliswaar weet nu ook zelfs p. XXVI in
2) zich een bezoek van vijf personen goed te herinneren en noemt
p. XI in 2) en in 5) het bezoek goed op, maar daarnaast staan
juist bij delireerende en vooral ook bij suffe patiënten soms vrij
grove stoornissen.

P. XVIII is in 4) noch op de ontvangen brieven, noch op het
bezoek te brengen. P. IX herinnert zich, vooral als hel wat langer
geleden is, de bezoeken niet, in 3) (66n uur na een bezoek) geeft
hij dit goed aan, in 2) (vierentwintig uur na een bezoek) herinnert
hij zich het bezoek niet.

P. XVI herinnert zich het bezoek soms twee uur later niet
meer (4) en waar hij in 7) een bezoek goed aangeeft, is hij in
13) weer niet in staat hel bezoek op te noemen.

ad 3e. Van retrograde amnesieën — d. z. herinneringsdefecten
uit den tijd vóór de ziekte en uil hel allereerste begin — blijkt
weinig. Het begin van de ziekte en ook hel transport naar het
ziekenhuis beschrijven de patiënten later dikwijls evengoed als bij
hun opname, sommige wisten zelfs nog, welke zuster hen na de
opname gewasschen had. Maar ook uit de „amnestische" periode
blijken dan soms wel degelijk herinneringen aanwezig te zijn.
Eén patiënt (p. XXH) wist in de eerste dagen volgens zijn zeggen
ongeveer niets meer van zijn aan de opname voorafgegaan verblijf
in hel krankzinnigengesticht en evenmin van hel begin van zijn

-ocr page 35-

19

ziekte. Bij het onderzoek voor het ontslag, noemde hij echter
verschillende détails, die hem niet door derden konden zijn mee-
gedeeld en waarvan hij zelf zeide, dat ze zoo langzamerhand weer
te voorschijn waren gekomen. Hij was editer niet volkomen zeker,
of het geen droom was geweest. Yan zijn bedlegerigheid thuis wist
hij zich alleen te herinneren, dat hij een bezoek had gehad van
zijn zoon en zijn kleinzoon, die druiven hadden meegebracht
en dat zijn vrouw appelen voor hem gekocht had, die hij nogal
lekker vond. Hij
wist ook, dat het drankje, dat de dokter hem
gegeven had, naar amandelen smaakte. Yan zijn verblijf in het
krankzinnigengesticht, waarvan hij mij direct na zijn opname
alleen kon zeggen, dat hij er „zoowat alleenig lag", wist hij nu
zeker meer; hij gaf van drie patiënten een vrij teekenende
beschrijving (z. li.). Door vragen was hij niet op bijzonderheden
wit die dagen te brengen en hij liet zich nu evenmin als gedurende
zijn ziekte iels suggereeren. Juist hier blijkt dat reproduclie-sloornis
een vrij groote rol speelt.

Maar dat er wel degelijk ook blijvende stoornissen zijn, blijkt
o a. bij
p. XX, een betrekkelijk licht geval, waarbij de patiënt
na de genezing niet weet, dal ze in haar ziekte gebraakt heeft.
Zeer sterk amnestisch leek ook p. XI. Men moet bij de beoordec-
ling van dit geval echter ook niet vergeten, dat er verschijnselen
waren (stoornis van de habitueele opmerkzaamheid; tijdens de
reconvalescentie slechte rixcerl)aarhcid), die de opname van indruk-
ken bemoeilijkt kunnen hebben.

Of de lichte confabulaties, die ik bij deze meestal toch
geringe stoornissen van het inprentingsvermogen waarnam, als
amnestische op te vatten zijn, is voor mij twijfelachtig. Ken
voorbeeld van amnestische confabulatic bij geringe stoornis van
l^et inprentingsvermogen vinden we misschien tijdens de relaps
^an
p. IX. In 12) vertelt hij van een lictieven nieuwen patiiint,
^He er drie dagen is, geen bezoek heeft gehad, enz. P. XXVI
confabuleerde misschien over zijn verblijf in het ziekenhuis en in
over mijn onderzoek van den vorigen dag. Bij p. XVIII, bij
wie men echter ook stellig amnestische stoornissen had, waren
tïe confabulaties heel duidelijk. In 2) zijn alle dokters haar van
vroeger bekend en weet ze ook nauwkeurig aan te geven, waar
^•ij lien meer ontmoet heeft. Na het onderzoek vertelt ze aan de
zuster allemaal fotogralieën van kennissen gezien te hebben. Ook
later (5) komen bij haar dergelijke confabulaties voor. Ook hoogere
{iraden van suflieid sluiten confabulaties niet uil. Dal één dier

-ocr page 36-

20

patiënten (VI), bij wien \'s morgens door mij bloed verzameld is,
mij \'s middags op mijn vraag antwoordt, dat ik hem vanmorgen
al bezocht had en hem toen geklopt heb, is daarvan reeds een
aanduiding. Bij p. X, die een stoornis van het inprentingsvermogen
heeft, vinden we echter soms ontwijfelbare confabulaties, o.a. op
6 Augustus over dat drinken. Ook die verklaring van zijn oog-
ontsteking (reactie van Calmette) is waarschijnlijk als zoodanig op
te vatten.

Over het algemeen kwamen amnestische confabulaties echter veel
minder voor, dan ik naar aanleiding van het feit, dat de psychose
van Korsakow een vrij belangrijke rol in de typhus-psychiatrie
gaat spelen, verwacht had. Met name bleek hiervan in de ziekte-
geschiedenis van p. VII niets.

Soms blijkt al heel spoedig een perseveratorische tendenz
te bestaan. De dokter wordt opvallend vaak eerst even als zuster
aangesproken (XI, XVI) en direct na zijn vertrek de zuster als
dokter. Bij de beide patiënten, bij wie dit voorkwam, bestond ook
een opmerkzaamheidsstoornis, maar hieruit alleen is het gedrag
toch niet te verklaren, want in hetzelfde onderzoek kwamen de
patiënten er weer op terug.

Een dergelijk gedrag treft men niet zelden bij normalen, maar
ook bij deze bestaat het vaak in samenhang met bijzondere
omstandigheden (vermoeienis) en bovendien zelden in die mate.

Bij sommige patiënten werd het persevereeren ook wel iels
duidelijker, zoo b. v. in protocol I.

Weet je welke dag het is ? ...........

Bedenk eens. Dinsdag (-1-)

Hoe laat? (kijkt naar klok)

Zonder op de klok te kijken: Dinsdag.

Bonhoeffer (4 blz. 2258) wijst op perseveratie in de reconva-
lescentie bij een typhuspatiënt, die Korsakow-symptonien-comi)lex
vertoonde.

Door AschafTenburg (2 blz. 88) zijn automatische herhalingen
van hetzelfde motorische bewegingscomplex bij iniliaaldeliriën
vermeld.

In den ruimsten zin waren onder de associatieve\'sloor-
nissen de waan-ideeën te rekenen. Bij p. VII bestond een aan-
duiding van ijverzucht, bij p. XVIII bestonden verarmingsideeën,
zelfs tot suicid-poging leidend, in de reconvalescentie van p. XI
een aanduiding van grootheids-ideeën.

-ocr page 37-

21

Van meer belang is echter voor ons, dat de associatieve functies
zelfs bij zware typhus-gevallen zeer voldoende kunnen blijven.
Soms liggen de patiënten vrij nauwkeurige beschouwingen te
maken. Eén der patiënten met hooge koorts (p. XII) heeft mij in
\'t stadium fastigii uiteengezet, dat hij zijn ziekte niet van \'t drinken
van ongekookte melk kon hebben, maar dat hij zich dien ochtend
herinnerd had, dat hij onrein water van het fort de Haere had
gedronken. Ook informeerde hij telkens, of een herhaling van
mijn onderzoek bewees, dat wij nog niet gerust over zijn toestand
waren.

Meer opvallend is nog, dat p. VII in ongeveer dezelfde periode,
waarin de zonderlingste verhalen geproduceerd worden, zeer scherp-
zinnige gevolgtrekkingen (10) over zijn nieuwen buurman maakt
en dat een andere patiënt (XXII) in een periode, dat hij zelfs
onzindelijk voor ontlasting was, de klinische demonstratie vol-
doende heeft opgeval, om te kunnen vertellen, dal hij voor de jonge
studenten is geweest.

Daartegenover staat echter weer, dal p. VII in 12) de houding
van den directeur zeer onvoldoende interprelcert en dat p. XVIII
de omgeving soms niet begrijpt en dan ook zelf aangeeft niel Ie
kunnen denken. Men zou echter bij deze laatste patiënt met haar
verarmingsideeën en haar suicid-poging aan melancholie kunnen
«lenken. Toch behoeft men de ziektegeschiedenis slechts even door
te zien om lot het inzicht Ie komen, dal men het ziektebeeld niet
als melancholia simplex kan opvallen.

Bij toenemende bewustzijnsstoornis (XVI) liggen echter de hoo-
Rere associatieve functies bijna geheel stil.

Een symptoom, dat bij lyphus nog weinig beschreven is, mer-
ken we bij p. XI op, ik bedoel hel
transitivisme. Piek (42 blz. \'M
vermeldt omtrent het voorkomen van transitivisme bij lyphus
alleen een mededeeling van .lanel. Reeds in 2) geeft p. XI zóó
beslist aan, dal de palicnlen om hem heen liggen te zingen, dal
^le zusier mij dit meedeelde. In 3) vind ik er zelf een aanduiding
^an. In 7) geeft hij heel beslist aan, dat „de kinderen die aan die
kant liggen" zijn neus stukmaken en in 8) stelt hij daarvoor een
bepaalde zuster aansprakelijk. Wat ik dus zelf er van bij den
patiënt waarnam, is meer als Iransilivislische herinneringsverval-
sching Ie noemen, echter lijkt me uil 2) wel waarschijnlijk, dat
symptoom hier vrij duidelijk bestaan heeft. Eigenaardig is
daarbij misschien, dat hij zooveel personen uil zijn omgeving reeds
bij name kende.

-ocr page 38-

22

Van groot belang zijn voor ons de stoornissen In de orientatie.
We ontmoeten hierin „een gecompliceerd proces, waarin naast
juiste op zichzelfstaande waarnemingen opmerkzaamheid, inpren-
tingsvermogen, het vermogen om de elementen juist te associeeren,
het combinatievermogen een groote rol speelt. (Bonhoeffer 28 blz. 44)
V. d. Torren heeft daarbij op de groote beteekenis van de opvatting
gewezen
(51 blz. 218). Ook Kraepelin (39 blz. 173) acht althans voor
de apathische en stuporeuse stoornissen van de orientatie de ge-
brekkige opvatting, hetzij door apathie of door denkremming, een
belangrijke factor.

In verband met het doel van mijn studie zijn dus op dit gebied
belangwekkende gegevens te verzamelen.

Allereerst zij er op gewezen, dat de tijdelijke oriëntatie veel
vaker gestoord is dan de plaatselijke orientatie. Nu zijn tijdelijke
en plaatselijke orientatie in het algemeen moeilijk met elkaar te
vergelijken. Bovendien spelen, voor zoover niet grovere stoornissen
bestaan, ook individueele omstandigheden een rol. Het zal bij-
voorbeeld stellig verschil maken, of de patiënten dagelijks bezoek
mogen ontvangen (zooals bij sommige het geval was) of slechts
driemaal per week.

Het u u r werd door sommige delireerende patiënten nauwkeurig
aangegeven. P. X en p. XVI, die zelden delireerden, lileken echter
herhaaldelijk in dit opzicht zeer slecht georienteerd te zijn.

Dag en datum geven zelfs patiënten met relatief geringe
psychische stoornissen (apathie) soms onvoldoende aan, terwijl
dezelfde patiënten deze in de reconvalescentie steeds goed wisten.
Men mag echter ook in dit opzicht geenszins generaliseeren;
p. XXVI geeft in 2) op een dag, dat hij nog meent reeds een
maand in het ziekenhuis te zijn, den datum nauwkeurig aan en
zelfs p. XVIII noemt, hoewel ze in 3) vrij sterk confabulecrt, den
juisten dag. Een andere patiënt met zeer duidelijke sufheid
(p. VI) wist ook den datum goed aan te gëven. In hel algemeen
kan men echter van de patiënten met zwaardere sloornissen wel
zeggen dal ze, vooral wal betreft den dag, vrij gebrekkig georien-
teerd zijn.

De fouten liepen zelden over langer tijdsverloop, zoodal hel
slechts bij uilzondering voorkwam, dal de maand onjuist werd
aangegeven.

Het begrip van de t ij d e 1 ij k e volgorde is bij patiënten zonder
grovere psychische sloornissen meestal ongestoord. Ook l)ij j). XX
bestaat in dit opzicht nog relatief weinig stoornis en zelfs bij
p. VII zijn in de dagen, waarin hij van zijn verblijf in het kamp

-ocr page 39-

23

verleide, de antwoorden in dit opzicht vrij nauwkeurig (11 en 13).

Uit de andere gepubliceerde ziektegeschiedenissen kan men den
indruk krijgen, dat de tijd meestal vrij sterk overschat wordt.
In dit opzicht schijnt tusschen delireerende patiënten (XI, XXVI)
en patiënten, bij wie de sufheid op den voorgrond stond (X, XVI)
geenerlei verschil. Zoowel de verpleeglijd (X, 6 en XVI, 13) alsook
korter perioden zijn overschat. P. XVI geeft herhaaldelijk aan,
dat een bezoek van pas een uur geleden gisteren geweest is.

Ook p. XVIII overschatte den tijd in 4), eveneens p. IV, die van
zijn reis naar Amerika vertelde. Theoretisch zijn die overschat-
tingen vooral bij patiënten, bij wie van hyperproductieve stoor-
nissen niets blijkt, niet zonder belang.

Er is echter ook in dit opzicht geen vaste regel te stellen;
onderschattingen komen evengoed voor. P. IX (sterk delireerend)
gaf in 7) aan, een week in het ziekenhuis te zijn, terwijl hij er
reeds drie weken was; een patiënt, die veel aan de pasgenoemde
patiënten X en XVI deed denken (p. VI), onderschatte eveneens
den tijd. De patiënten X en XVI zelf gaven \'s middags herhaal-
delijk aan, dat het pas ochtend was.

De plaatselijke oriëntatie was bij de patiënten betrekkelijk
zelden gestoord, in zooverre dat de meeste patiënten bijna steeds
^visten, dat ze in een ziekenhuis waren.

t Zaalnumnier kenden sommige met lichten typhus en ook
i^nkele i)atiënten niet hooge koorls en sterke apathie (p. XIX).
^^al
p. X in ()) het luiinnier der zaal kende, was zeer opvallend,
temeer daar hij het nummer in 2) niet kende en het inprentings-
vermogen ])ij dezen patiënt gestoord was.

Namen van dokters, zusters en medepatiënten blijven meestal
^\'»\'ii lang onbekend, ook al beslaat slechts malige apathie. Ik wijs
jnervoor b.v. op de ziektegeschiedenis van p. XX, zou echler ook
\'jchlcre gevallen kunnen kiezen (XVII, XIX), doch het zal niemand,
J je in dit opzicht de patiënten in onze ziekenhuizen ondervraagt,
\'ds iels pathologisch imponeeren.

. Hijna zonder uitzondering wisten de patiënten, dal er verschil-
lede dokters kwamen, hel aantal wisten vele weer in den
niet nauwkeurig aan Ie geven. Hij p. XVI kreeg ik
^ jkwijls ten antwoord „ik lel daar zoo niet op". Het is niet on-
^vaar.schijnlijk, dat i)ij sommige patiënten de gebrekkige oriëntatie
•jch jj^jj^ opmerkzaamheidsstoornis laat verklaren,

oc I aantal der medepatiënten geven sommige vrij lang ge-
^>ickkig aan. Dal soms echter ondanks vrij grove stoornissen de
\'ciUalie over personen opvallend weinig gestoord is, kunnen

-ocr page 40-

24

verschillende der gepubliceerde protocollen bewijzen. P. X kent in
3) het aantal medepatiënten, p. XI, eveneens met sterke stoornissen,
doch van geheel anderen aard, kent al heel spoedig een paar
namen van medepatiënten, p VII verbetert mij in 12) den naam
van één der zusters en sprak ook een zuster, die hem alleen in
de eerste dagen verpleegd had en daarna vacantie had gehad, dien
dag met haar naam aan.

Opvallen|d is ook dat d e s orientatie een zoo geringe rol speelt.
Ongeorienteerd zijn de patiënten veel vaker. Bij patiënten als XVI
komt dat zeer sterk aan het licht, maar ook p. XVIII geeft in 4)
uitdrukkelijk aan, dat ze niet denken kan. Zelfs bij sterk deliree-
rende patiënten (IX, XIII) krijgt men relatief vaak eenvoudig „ik
weet het niet" ten antwoord.

Plaatselijke desorientatie vindt men wel bij sterk delireerende
patiënten tijdens het delirium. Zoo geeft p. XXII in den aanvang
aan in Enkhuizen te zijn. Zeer sterk komt dit ook bij p. IX uit, wat
des te meer treft, omdat hij het uur van den dag dikwijls goed wist.

De vraag, in hoeverre aan de persoonsmiskenning bij dezen
patiënt stoornis van de opvatting ten grondslag ligt, kan aan dit
ééne geval niet beshst worden. De gegevens, bij hem door experi-
menteel onderzoek verzameld, pleiten niet bepaald voor deze
onderstelling.

Soms komen tijdens hetzelfde onderzoek goede en verkeerde
antwoorden voor (p. IX, 6). P. XI vertoonde ook dergelijke over-
gangen tijdens hel onderzoek. Eén der patiënten (p. XXVII) meende
telkens, wanneer hij pas ontwaakte, thuis te zijn.

Sloornissen in de orientatie ten opzichte van het lichaam
(hypochondrische ideëen) spelen geen noemenswaardige rol. Alleen
deelt p. I mij in de reconvalescentie mede, dat ze het gevoel heeft
gehad twee buiken te hebben en dat ze dit ook aan haar zuster
heeft willen laten voelen. P. XI zegt in de reconvalescentie een-
maal, dat beide beenen hem onder de knieën zijn afgezet. Cursch-
mann (6 blz. 243) vermeldt, dat de patiënten tijdens hun koorts-
delirium zich dikwijls niet kunnen losmaken van zonderlinge
voorstellingen over een of ander lichaamsdeel.

Stoornissen in de orientatie over de eigen persoonlijk-
heid kwamen bij de door mij onderzochte
patiënten, voor zoover
dit kon nagegaan worden, niet voor.

1) Desorientatie wordt bedoeld in den zin van verkeerd georlcntcerd zijn.

-ocr page 41-

25

Haast bij alle patienten is reeds bij het meest eenvoudige onder-
zoek sterke
uitputbaarheid aan te toonen, ja zelfs manifesteert
zich dit bij zwakkere individuen reeds tijdens de verpleging.

P. XX is in de eerste dagen zelfs niet in staat haar drinkschuitje
achtereen te ledigen.

Slechts bij enkele patienten (Hl) blijkt daarvan ook na uitvoerig
onderzoek niets.

De meeste patienten gaan reeds na een kortdurend onderzoek
sterk zweeten en hijgen (VH, 5, X, G, XIH) of gaan klagen over
hoofdpijn (I) of braakneiging (XVI, 11, VI, 9).

Zeer opvallend is ook, dat het subjectief gevoel van vermoeid-
heid („müdigkeit") zoo sterk op den voorgrond treedt, zelfs waar
overigens apathie bestaat (VII, XVIII). Nooit nam ik bij typhus-
patienten waar, dat objectieve verschijnselen van vermoeienis I)e-
stonden, zonder dat subjectieve verschijnselen optraden. Bij som-
mige bestond het gevoel van vermoeidheid, dat, zooals algemeen
bekend is, een der meest typische klachten in liet prodromaal-
stadium is, gedurende de heele ziekte (p. XVI). Opmerkelijk is
vooral, dat bij één der sterk delireerende patienten hel subjectiet
gevoel van vermoeidheid in hooge male overheerschte, zoodal hij
aan elk experimenteel onderzoek heel gauw een einde maakte.
Hiermee hangt het samen, dal men bij de patienten veel minder
slechte antwoorden krijgt dan bij andere vermoeibare zieken en
dal de prestaties tijdens hel onderzoek niet zooveel slechter worden.

P- IX schijnt die sterke vermoeibaarheid te onll)reken.

Ook wal betreft het subjectief ziektegevoel zien we, dat gene-
i\'aliseeren bij het beeld van den typhus-lijder ten eenenmale
onmogelijk is. In hel prodromaalsladium is het subjectief ziekte-
gevoel haast zonder uitzondering vrij sterk uitgesproken. Ook hel
panslaand recidief wordt door p. VII door zeer duidelijke sub-
jectieve klachten ingeleid.

I» hel stadium fastigii bestaat bij de meeste patiLMiten apathie,
Jyt andere grovere psychische stoornissen ontbreken

XIV, XV, XXVI). De paliünl „weet zelf niel, wal hij ervan
^•^8gen moet" (XX, i). Dat men echter zelfs niel l)ij den sufTen
patiënt in het algemeen van apathie kan spreken, bewijst wel de
Ziektegeschiedenis van p. XVI. Tol spontane klachten komt hel bij
< ezen patiënt zelden, maar een indilTerenlie als bij p. XX bestaat

2 „ik kan het niet langer volhouden, nl zou ik nu nog zoo graag
• 3 „(lat spant nic veel tc veel in".

-ocr page 42-

26

bij hem zeer zeker niet. Tijdens de relaps bestond ook bij hem
apathie Zoo\\Yel p. XVI (15) als p. X (10) geven wel degelijk sub-
jectieve verbetering aan.

Ook complicaties (XXVI) worden heel goed subjectief waarge-
nomen, al is het subjectief ziektegevoel ook niet bijzonder sterk
uitgesproken. Ook gaat een verergering van het algemeen ziekte-
beeld dikwijls met euphorie gepaard (VII).

Bij p. IX bestaat bijna gedurende de heele ziekte euphorie, hij
vraagt zelfs in 5) te lezen; alleen in de reconvalescentie heeft hij
zich een paar dagen zwaar ziek gevoeld.

Ook verrasten de patiënten mij vaak door hun euphorische
verklaringen, wanneer ik hun enkele verschijnselen noemde. Het
is zeker opvallend, dat terwijl subjectieve vermoeibaarheid bij het
onderzoek een groote rol speelt, ten opzichte van den algemeenen
toestand zoo weinig inzicht bestaat.

Grovere affectieve stoornissen kwamen bij de patienten weinig
voor. Omtrent hun belangstelHng voor wat er in de omgeving
gebeurt, heeft men zich bij de bespreking van de habitueele op-
merkzaamheid een beeld kunnen vormen.

Over het algemeen zijn de patienten wat labieler; ze zijn soms
prikkelbaar (IV, VII, IX) en gaan ook vaak (I, IV, VI, XIV, XVI, XVII,
XX, XXVII) opvallend spoedig huilen. Eenmaal wordt die „huile-
righeid" zelfs het hoofdsymptoom van een psychose (XI). Na be-
wustzijnsstoornissen treedt bij het begin van de reconvalescentie
(VI en XVI, 15) een zekere uitgelatenheid op.

Bovendien treft zoowel bij p. IV als bij p. VII tijdens hun
psychose de joligheid (heitere Verstimmung), p. VII geeft zijn
beschrijving als die van een komisch avontuur.

Lichte angst schijnt vrij dikwijls te bestaan (I, XVIII, XXII),
enkelen maken een beslist angstigen indruk (IX), maken zelfs
afweerbewegingen tijdens het onderzoek,\' zonder dat het affect
voortdurend in overeenstemming schijnt te zijn met het uiterlijk
aspect (IX, 1, 4 en 5).

Naast de l)ij ons onderzoek aan hel licht gekomen symptomen
valt ook in het bijzonder hel
gedrag tegenover omgeving en
bezoek
op.

Meestal spreken de patienten zeer weinig; een patiënt (XVI) gaf
uitdrukkelijk aan, dat hij daarvoor te moe was. Wellicht levert
deze uiting een verklaring voor dit motorisch gedrag, terwijl de
patienten hierdoor den indruk kunnen maken van volkomen

-ocr page 43-

27

gebrek aan belangstelling, zooals vroeger werd uiteengezet. Bij weer
andere schijnen de psychische functies inderdaad geheel stil te
liggen.

Soms is dit bijna het eenige verschijnsel, dat aan de omge\\dng
opvalt (p. XVI). Het oogenblik, dat de patienten wat levendiger
worden, valt ongeveer met het begin van de reconvalescentie
samen (p. X, 13, p. XVI, 15). P. VII praat reeds veel eerder met
zijn medepatienten (6), spreekt tijdens het recidief niet tegen de
medepatienten, maar gaat reeds in 14), dus drie dagen vóór hij
afebriel wordt, weer met hen meepraten.

De slaap is in zwaardere gevallen dikwijls gestoord. Zoo leed
P- XVI aan slapeloosheid. Overdag dommelen de patienten her-
haaldelijk in, zonder dat er dan een diepe slaap bestaat. Bij den
zwaarzieken patiënt XI geschiedde dit herhaaldelijk tijdens het
onderzoek, maar ook bij patienten, bij wie alleen matige apathie
bestond, kwam het voor, dat ze zelfs ondanks goeden slaap tijdens
het onderzoek wegdommelden (p. XIX).

In tijden, waarin deliriën optreden, is meestal de slaap zeer
onrustig (p. VII, 10 en 11, p. IX tot 7).

Met den psychischen toestand hangt ook de vaak waargenomen
onzindelijkheid samen. Ook bestond er soms retentio urihae
(P. XVIII,
p. XXI). Kraft-Ebing schrijft deze veelal aan opmerk-
zaamheidsstoornis toe (20, blz. 19). Inderdaad is dikwijls herhaald
vragen noodig. P. XXI klaagt echter uitdrukkelijk, dat hij niel
«rineeren kan. Soms schijnt ook de retentie onder invloed van
^ngst te staan.

-ocr page 44-

HOOFDSTUK HL
Onderzoek met fijnere hulpmiddelen.

Dat geen der psychiaters, die den typhus-patient onder allerlei
omstandigheden onderzochten, er aan gedacht zou hebben het
onderzoek door experimenteele methoden uit te breiden, is na-
tuurlijk ondenkbaar.

De verklaring hiervan zal wel daarin gelegen zijn, dat deze
zwaarzieke patiënten zich zoo moeilijk tot een dergelijk onderzoek
leenen. Niet het minst is hun groote uitputbaarheid de oorzaak
daarvan. Gewoonlijk gelukt het niet langer dan 10 ü 20 minuten
met hen bezig te blijven. Niet dat de patiënten niet langer te
üxeeren zouden zijn, maar vaak geven ze zelf, zooals boven uit-
voeriger uiteengezet werd, aan, dat ze vermoeid worden of wordt
het den onderzoeker duidelijk door sterke objectieve verschijnselen
(hijgen, zweeten), dat langduriger onderzoek ongewenscht zou zijn.

Terecht waarschuwt Kraepelin (38 blz. 6) in de inleiding van zijn
P.sychologische Arbeiten om „nicht einfach blindlings die Arbeits-
weise des psychologischen Laboratoriums in den Krankensaal zu
übertragen." De allereerste eischen van de experimenteele psycho-
logische onderzoekingen, \'t beschikken over eigen onderzoekkamer,
\'t gebruik van nauwkeurige chronoscopen, \'t niet afhankelijk zijn
van storing tijdens \'t onderzoek (verpleging, l)Czoek) moeten alle
eenvoudig worden prijsgegeven.

Waar het onderzoek met fijnere methoden met succes bij pa-
tienten, b.v. met Korsakow-psychose (Brodmann, Gregor e. a.) kon
worden toegepast, eensdeels omdat men hier de patienten niet zoo
uitermate behoeft te sparen, anderdeels, wat een even belangrijke
factor is, „weil die Kranken bei der Sache sind" (Bonhoeffer 27
blz. 121), stuiten hier bijna alle onderzoekingsmethoden op den
somatischen, soms ook op den psychischen toestand der patienten af.

Bovendien wordt al te groote ijver gewoonlijk door den patiënt

-ocr page 45-

29

zelf ondervangen, zooals wij bij onze eerste patienten een paar
maal tot schade van het onderzoek moesten ondervinden.

Vandaar ook dat enkele zeer belangwekkende onderdeden, met
name het onderzoek van de stoornissen van het inprentingsver-
mogen en associatie-proeven niet anders dan uiterst rudimentair
bewerkt zijn. Slechts hier en daar kon bij enkele patienten op
deze of gene wijze een poging tot dieper doordringen worden
gewaagd.

Dat het onderzoek op de ziekenzaal werd verricht, is reeds boven
gemeld, \'t Afzien van elkaar speelt echter stellig een ondergeschikte
i\'ol. Meestal is de belangstelling voor de omgeving bij koortsende
zieken niet toereikend om \'t onderzoek van een mede-patiënt te
yolgen. Bovendien was ik dagelijks vrij dikwijls op de zalen, zoodat
ik eenige contrôle hield over den tijd, die builen het eigenlijk
onderzoek viel. Voor het vergelijkend onderzoek werden eenige
Voorzorgen genomen. Soms waren de patienten reeds naar een
mindere zaal verhuisd (III, VI, VIII, X), of waren de andere reeds
Vertrokken (I, XX), soms ook kwamen de patienten daarvoor pas
eenige weken na hun ontslag bij mij (VII, XI, XVI).

Van die vergelijkende gegevens is natuurlijk slechts met eenig
Voorbehoud gebruik gemaakt, daar ik mij zeer goed bewust ben,
at de reconvalescente typhu.s-palient niet zonder meer met den-
zelfden persoon in normalen toestand gelijk te stellen is.

Het resultaat is daarom vergeleken met dat, wat ik bij een
^vintigial normale personen verkreeg.

>oor dit onderzoek werden alleen diegenen gekozen, van wier
psychische en lichamelijke gezondheid ik eenigen betrouwbaren
aarborg had. Alcoholisten waren er zeker niet onder. Ze werden
jjet langer dan anderhalf uur achtereen onderzocht (tweemaal),
^ ^onderlijk, steeds op een uur, dat ze niet bijzonder vermoeid
en, noch zich behoefden te haasten voor andere bezigheden,
"n leeftijd kwam ongeveer overeen met die der i)alienten (van
50 jaar).

rol sommige onderdeden algemeene ontwikkeling een

uitsl\'^-^^^^^ (vermenigvuldigen, lezen, reeksen, associaties) werden
zoc/f^^^"^^ Pei"sonen onderzocht, die een lagere school hadden be-
Q^j^ \' ^ kor.st tot hun elfden, het langst lot hun vijftienden jaar.
over tegenwoordige maatschappelijke positie kwam ongeveer
buileng ^^^ ^^^^ patienten. Ruggespraak bij dezen was stellig

seher^^i\'^^ ^^ gelegenheid vaak ontbrak om gezichts- en gehoor-
P e uitvoerig te onderzoeken, meende ik te kunnen volstaan

-ocr page 46-

30

door die gevallen, waar eenige twijfel bestond (fouten in klein
schrift, woorden verkeerd verstaan) door andere te vervangen.

Waar bij de patienten dienaangaande twijfel bestond (XVI, XX)
is het in het protocol vermeld.

Onderzoek met stemvork. Met een stoornis van het bewustzijn
zullen zich wel altijd veranderingen voordoen met betrekking tot
de opmerkzaamheid. Hiermee zal dan ook de psychophysische
drempelwaarde veranderen. Sommigen gaan zelfs zoover, dat ze
omgekeerd helderheidsgraden van het bewustzijn naar de psycho-
physische drempelwaarde onderscheiden (O. Binswanger 26 blz. 14).
Het scheen dus in elk geval gewenscht zich een voorstelling te
maken:

Ie. of de absolute waarde van den prikkel, die juist nog waar-
genomen kan worden bij typhus, dezelfde of een andere is
als bij normalen, en

2e. in hoeverre het mogelijk is de opmerkzaamheid aangespan-
nen te houden voor een dergelijk onderzoek.

Bonhoeffer maakte bij alcoholdeliranten tot het onderzoek van
de opmerkzaamheid van den tastpasser van Weber gebruik (28
blz. 14). Een dergelijk onderzoek leek mij voor typhus-patienten
te afmattend.

Ik heb getracht na te gaan, hoelang het geluid van een stemvork,
die met constante intensiteit werd aangeslagen gehoord werd.

Omdat het zeer spoedig bleek, dat, wanneer slechts één keer
werd aangeslagen, eigenlijk alleen de opmerkzaamheidsaanspanning
beoordeeld werd, ging ik aldus te werk:

Een stemvork (C2) werd voor het oor aangeslagen. Telkens werd
den patient toegevoegd: „zeggen wanneer het ophoudt". Wanneer
nu de patient na n secunden aangaf het geluid niet meer te hooren
(1ste tijdsverloop), dan werd de stemvork in i-ust gebracht, daarna
opnieuw (buiten bereik van den patient) aangeslagen en, nadat ze
n secunden getrild had, voor het oor van \'den patient gebracht.
Werd nu het geluid na
ii a secunden niet meer gehoord (2e
tijdsverloop), dan werd de stemvork onder dezelfde voorzorgen
na /ï -f- a secunden opnieuw voor het oor gebracht en zoo ver-
volgens, tot de patient eindelijk direct aangaf niets te hooren.
Hierbij stond ik steeds tegenover den patient.

Voor dit doel werd de „stemvork met veerenden hamer" gebruikt. Steeds
werd hetzelfde exemplaar gebruikt. De slijtage van de veer kan zonder be-
zwaar buiten beschouwing blijven.

-ocr page 47-

31

Bij de eerste onderzoekingen hield ik de stemvork stil, bij mijn
latere onderzoekingen werd ze heen en weer bewogen. Houdt men
ze stil, dan wordt het geluid veel korter gehoord. Bovendien heeft
men dan nauwkeurig rekening te houden met den afstand ten
opzichte van het percipieerend orgaan. Het leek mij daarom beter
de stemvork heen en weer te bewegen, den afstand daarbij telkens
iets wisselend. Direct na het aanslaan werd de stemvork iets
sneller heen en weer bewogen. Het onderzoek werd niet te dik-
wijls verricht, omdat anders voor het percipieeren van het geluid
van de stemvork een zekere oefening optreedt. Vijftien patienten
zijn op deze wijze onderzocht. Bij twee ervan (XVI, XX) is het
resultaat onbetrouwbaar, omdat tijdens hun ziekte gehoorzwakte
(otitis?) als complicatie bestond.

Na het herstel werd het geluid ruim een minuut (61"—82") ge-
percipieerd. Deze grens werd na het herstel soms reeds na het
eerste aanslaan bereikt, soms pas in het derde tijdsverloop.

Tijdens de ziekte vond ik het volgende:

Het eerste tijdsverloop was (uitgezonderd bij de patienten XII
en XIX) 6" tot 25" korter dan na het herstel

De geluidsterkte, waarbij de patienten direct aangaven niets
meer te hooren, was:

soms grooter dan die, waarbij na het herstel aangegeven werd,
dat het geluid niet meer te hooren was (VII, XI, XII, XV, XXII,
XXVII).

soms evengroot (IX 2e koortsperiode, X, XIV, XVII, XIX).

Om lot die geluidssterkte — die dus dikwijls niet dezelfde is als
hel herstel — te komen, moest bij sommige patienten (VII, X,
XI, XIV, XVII) meer keeren dan na hel herstel worden aangc-
Bij andere was het aantal perioden 6f gelijk (IX 2e
koortsperiode, XXII, XXVII) óf zelfs mhider groot (XII, XV, XIX).

Soms werd in \'t geheel niet gewaarschuwd. Bij p. VI gebeurde
dit zoo herhaaldelijk, dal hij buiten beschouwing gelalen werd,
^»j p. VII, X en XXVII gebeurde hel de eerste maal, bij p. XI
tweemaal.

I^ij sterk delireerende patienten (IX, XIII) werd de opdracht
"iet begrepen.

Het blijkt dus, dal de opmerkzaamheidsaanspanning bijna steeds

.Verschillen van 1" of 2" komen uiteraard bij een onderzoek op de zaal
"\'et in aanmerking.

-ocr page 48-

32

bemoeilijkt is, zoodat de patienten zeer spoedig antwoorden het
geluid niet meer te hooren. Gelukt het de opmerkzaamheid ook
voor zwakkere geluiden aangespannen te houden, dan blijkt de
prikkel, die nog juist toereikend is voor de opmerkzaamheid na
het herstel, soms zelfs door suffe patienten (X) ook tijdens de
ziekte gehoord te worden. Men zal echter opmerken, dat vooral
bij de patienten, die duidelijke psychische stoornissen vertoond
hebben, die prikkel dikwijls ontoereikend schijnt te zijn.

Het ligt voor de hand het onvermogen tot opmerkzaamheids-
aanspanning met de ook bij andere onderzoekingen aan den dag
komende vermoeibaarheid in verband te brengen, vooral als we
zien, dat p. XI in 3) pas, nadat de stemvork voor de zevende
maal voor het oor is gebracht, aangeeft het geluid niet meer te
hooren, terwijl hij na zijn herstel reeds de tweede maal een iets
zwakker geluid nog waarnam.

Het is mogelijk dat met deze voor de hand liggende methode
reeds hier en daar bij patienten met bewustzijnsstoornis gewerkt
is. De resultaten, die ik bij een eenigszins cursorische toepassing
verkreeg, wekken op tot uitvoeriger onderzoek. Tegelijkertijd zou
zij dan vergeleken moeten worden met de resultaten, die men
door andere methoden van onderzoek met betrekking tot de
opmerkzaamheid verkrijgt.

Het zal daarbij misschien aanbeveling verdienen ook stemvorken,
die spoedig uittrillen, te gebruiken. Deze zullen het misschien
mogelijk maken om na te gaan, of bij suffe patienten de geluids-
sterkte, die nog juist wordt waargenomen, inderdaad meermalen
evengroot is als na het herstel. Het onderzoek met stemvorken
van lager toonshoogte zal misschien nog beter gelegenheid bieden
de opmerkzaamheidsaanspanning, wat betreft haar duur te be-
oordeelen.

Vermenigvuldigen. Hoewel ook andere relatief eenvoudige reken-
kundige prestaties zeker evengoed in aanmerking kunnen komen,
heb ik mij in het algemeen tot het vermenigvuldigen beperkt.

De opgaven werden uit het hoofd gerekend. Gewoonlijk werd
daarbij ook de reactie-tijd (R. T.) nagegaan.

Het doel was vooral associatieve stoornissen op te sporen.

1) Onder R. T. wordt door mij verstaan de tijd verloopen vanaf het oogen-
blik, dat de opgave (langzaam gezegd, met een pauze na den eersten factor)
was uitgesproken tot het oogenblik, dat het antwoord door mij in zijn geheel
was verstaan.

-ocr page 49-

33

De schemata van Sommer (49, blz. 294) werden niet gebruikt.
Voor het beoogde doel leken mij over het algemeen vermenig-
vuldigingen van getallen van één cijfer met getallen tusschen 10
en 20 het meest geschikt. Er werd zorg gedragen, dat de opgaven
niet tegelijkertijd als aanknoopingspunt voor de volgende konden
dienen.

Vermenigvuldigen door normale personen.

Dat ik ook door normalen enkele vermenigvuldigingen uit het
hoofd liet doen, was vooral om na te gaan, of hun wijze van
beantwoorden in het algemeen afweek van die der patienten,
minder om de gemiddelde snelheid te vergelijken. Omdat de bij
de patienten gekozen vermenigvuldigingen vaak prompt werden
uitgevoerd, gaf ik ook een bijzonder lastige (32
X 15). Een over-
zicht van het aantal goede en foutieve reacties, van kortste en
langste R. T. bij de goede reacties heb ik samengesteld. Ook de
arithmetisch gemiddelde tijden zijn daarbij opgenomen.

zoo snel, dat men moeilijk
kan aannemen, \'t Duidelijkst

3

Overzicht van de vermenigvuldigingen door
normale p e r s o n e n.

Totaal
aantal.

Aantal

Aantal
foutief.

Kortste

R. T.

Langste

R. T.

Gom.

R. T.

15

X

3

21

19

2

1"

21"

13

X

6

21

15

6

H"

45"

H"

12

X

7

20

20

0

11"

3r

14

X

3

21

18

3

U"

9f

4"

17

X

4

20

18

2

2V\'

29V\'

6J"

12

X

8

20

18

2

i"

0!"

18

X

3

21

19

2

H"

15F

H"

13

X

8

12

10

2

3"

15"

7"

16

X

7

22

19

3

2f"

43V\'

10"

21

X

11

20

12

8

4"

38"

Vol"

13

X

5

20

18

2

1"

m"

5§-"

14

X

()

20

20

0

2"

12"

6

X

3

21

20

1

r

H"

w

7

X

8

20

17

3

r

251"

O

32

X

15

18

11

6

n"

1

IT

Soms komen de antwoorden dus
anders dan eenvoudige woordreacties

-ocr page 50-

34

blijkt dit bij de tafel der eenheden, maar ook bij andere (12 X 8)
was R. T. soms opvallend kort.

Dat 7x8 zich uiterst slecht leent, moet men Ziehen (55, blz. 10)
toegeven.

13 X 8 werd later na 18 X 3 gevraagd om te zien of dit bij
normalen aanleiding gaf tot herhaling van het voorafgegane ant-
woord. Dit geschiedde slechts eenmaal. Eenigszins hiermee verwant
is misschien de eenmaal bij een N. P. voorgekomen reactie „142"
voor 16
X 7.

Nawerking van de getallen, die in de opgave voorkomen, nam
ik bij de antwoorden der N. P. nimmer waar.

Bij 32 X 15 werd door vele N. P. eerst gezegd, dat ze dit niet
konden uitrekenen, na langer wachten bleef slechts één N. P.
bij deze weigering. Werd deze opgave foutief beantwoord, dan
verzocht ik de N. P. hardop uit te rekenen. Meestal werd de
gedachtengang daarbij niet duidelijk, eens bleek een der producten
van de afzonderlijke componenten verwaarloosd, tweemaal was
de optelhng der producten foutief. Bij één N. P. tijdens het uit-
rekenen van 5
X 32 paraphasisch 5 X 23 = 160. Slechts eenmaal
kwam het voor, dat een opgave op verzoek moest herhaald wor-
den ; wel werden door de normalen de opgaven vaak eerst hardop
nagezegd.

De gemiddelde R. T. zijn misschien zoo kort, omdat er onder
de N. P. overheerschend veel winkelbedienden, loopknechts en
per uur werkende arbeiders voorkwamen. Soms werd zelfs het
antwoord als bedrag in geld genoemd!

Vermenigvuldigen door typhus-patienten.

Evenals bij normale personen het uitblijven van reacties zeldzaam
blijkt te zijn in tegenstelling met de foutieve reactie.s, werd door
de patienten slechts zelden een opgave, die ze na hun herstel goed
beantwoordden, tijdens de ziekte in het geheel niet beantwoord.
Bij p. VII vinden we dit soms en eveneens bij .p. IX. In de ziekte-
geschiedenis van p. X ontbreekt een dergelijk gedrag geheel.

Foutieve antwoorden kwamen echter, vooral waar
psychotische symptomen bestonden, stellig in veel grooter
getale voor dan na het herstel. Deze bewering wordt m. i.
door de gepubliceerde ziekte-geschiedenissen voldoende gestaafd.
Bij p. XVI is het vooral in verband met zijn beroep opvallend,
dat hij relatief eenvoudige opgaven herhaaldelijk foutief beant-
woordde. Eigenaardig is het, dat hij soms de componeerende
producten goed uitrekende. Deze patiënt klaagde nu en dan zelf,

-ocr page 51-

35

dat het rekenen zoo lastig ging. De antwoorden van de patienten
VII en IX illustreeren ook zeer voldoende het gebrekkig gedrag
van de patienten in dit opzicht.

Nu en dan kwam het voor, dat de opgave tijdens het uitrekenen
vergeten werd, hoewel dit veel zeldzamer is, dan men bij typhus-
patienten vermoeden zou.

Bij p. IX kwam het bij het optellen ééns voor, bij p. XI en XVI
vindt men het eveneens sporadisch. Bij p. XI moet men bovendien
in aanmerking nemen, dat tegen het begin van zijn psychose (10)
opmerkzaamheidsstoornis zich deed gelden. Het meest evidente
voorbeeld van het vergeten van de opdracht vond ik bij één der
suffe patienten (VI) en wel achtereenvolgens :

13 X 8 10 X 8 is 80, 3 X 8 is 24, dat is.......

Hoeveel zei U?

13 X 8 \'k Ken geen getallen van 13, 3 X 10 is 30,

10 X 3 is 24, 44, 45 (98")

dan:

15x 3 30, hoeveel zei U ook weer ?

15 X 3 3 X 3 is 30, 5 X 3 is 15, 45 (50").

Herhaling van een voorafgegaan antwoord als reactie op een
volgende opgave kwam ook bij de patienten uiterst zelden voor.
Ik vond hel alleen bij p. X, eens tijdens zijn ziekte, eens tijdens
de reconvalescentie (in 13).

Nawerking van de getallen, die in de opgave voorkwamen, was
in de antwoorden iels veelvuldiger waar te nemen. In de gepu-
bliceerde ziektegeschiedenissen vindt men alleen bij p. VII (15
X 3
is 53) en bij p. XX dergelijke antwoorden. Ze waren ook aanwezig
bij andere patienten, bij wie een vrij duidelijke sufheid bestond
(p. I en VI). De eerste, die later heel goed rekende, gaf tijdens
haar ziekte:

12 X 7 2 X 7 is 72, 10 X 7 is 70, 74.

Duidelijke paraphasie vond ik alleen in hel hierboven geciteerde
voorbeeld van p.
VI.

Ook wat betreft de R. T. kan voor de groole meerderheid zeer
heslist worden aangenomen, dat bij goede reacties de R. T.
aanmerkelijk verlengd is tijdens de ziekte. De lijden
zyn zelfs bij gevallen met relatief matige stoornissen ruim twee-
maal verlengd (p. VIII).

Toch is hel, waar Slrümpell (50 blz. 24) opmerkt, dal hel ver-

-ocr page 52-

36

menigvuldigen dikwijls slechter gaat, misschien niet onbelangrijk
er op te wijzen, dat er ook wel degelijk enkele gevallen waren,
waarbij hiervan weinig bleek. Ik laat nog buiten beschouwing een
patiënt met een vrij lichten typhus (p. III), die tijdens zijn koorts-
periode 13
X 11 in 4" en 17 X 21 in 9" goed uitrekende, maar ook

bij een geval met vrij
hooge koorts en duide-
lijke apathie (p. XIX) vond
ik de bijgevoegde resul-
taten, waarbij slechts spo-
radisch van een minder
goede prestatie tijdens de
ziekte iets blijkt.

Inde gepubliceerde pro-
tocollen vinden we soms
een aanzienlijke verlen-
ging
o. a. bij p. XVI, waar
het des te meer opvallend
is, omdat de eenvoudige
woordreactie op 7 X 8 niet
verlengd schijnt te zijn.
Bij p. X is geen duidelijk
verschil. Bij p. VII zijn,
voor zoover tijdens de ziekte goede antwoorden gegeven worden
(in 7) de tijden relatief en absoluut verlengd. Bij p. IX zijn de
R. T. voor goede antwoorden bijna verdubbeld (9). Bij p. XX zijn
ze niet veel verschillend, bij p. XI kan eigenlijk pas tegen het
begin van de psychose van een verlenging gesproken worden. In
de eerste dagen waren de R. T.\'s bij dezen patiënt zelfs opvallend
kort. Bij de patienten I, VI, VIII, XII, XVII bestond zeer duidelijke
verlenging. Excessief verlengd (b.v. > 1 minuut) was R. T. bijna
nimmer.

Stad.-fastigii.

R. T.

Na
herstel.

19 Sept.

15 X 3

If"

21."

13 X 5

1"

U"

12 X 7

2"

H"

18 X 3

4|"

3"

13 X 8

f

4"

13 X 8

8r

4r

23 Sept.

12 X 7

ir

H"

13 X 4

ir

ir

15X7

H"

2"

11 X 7

1"

16 X 3

5"

2r

17 X 5

ir

li"

Opvallend is ook nog, dat R. T. bij de foutieve antwoor-
den zelfs bij de delireerende patienten relatief lang zijn en zelfs
langer dan de R. T.\'s voor goede antwoorden. Bij p. XI komt
eens (in 7) een foutieve reactie sneller dan de juiste reactie na
het herstel. Bij p. XVI komt eens iets dergelijks voor (7). Het
doet hier zelfs aan een soort uitvluchtreactie denken (12 X 7);
even later wordt de opdracht goed volbracht.

Het doel om inderdaad rekenen te verlangen en geen woord-
reacties, zooals men die bij opgaven uit de tafel der eenheden kan

-ocr page 53-

37

verwachten, schijnt toch niel in alle gevallen bereikt te zijn. Eén
der patienten (p. XV) gaf namelijk eerst op 12
X 7 na 1" een goed
antwoord. Toen hij daarna voor de opgave 13
X 8 gesteld werd,
zeide hij uitdrukkelijk ,ja dat moet ik eerst uitrekenen". Na 17"
gaf hij een foutief antwoord, maar na de dan volgende opgave
(15
X 3) in If" beantwoord te hebben, liet hij onmiddellijk er na
spontaan een verbetering van 13
X 8 volgen.

Over het algemeen is echter het doel werkelijk te laten rekenen
bereikt, wat bij hardop rekenen vaak duidelijk aan het licht kwam.

Of de gegevens tijdens de reconvalescentie vergelijkbaar zijn met
die tijdens de ziekte, is nog onzeker. Feitelijk diende nog afzon-
derlijk bij normalen te worden nagegaan, in hoeverre latente dis-
positie invloed kan hebben, temeer daar men toch zijn vergelij-
kingen hierbij alleen op dezelfde opgaven mag baseeren. Dat
„latente dispositie" meer dan een ongemotiveerde vrees is, is door
de onderzoekingen van Brodmann (29 blz. 26) over het inprenten
van lettergrepen bij Korsakow-psychose wel bewezen. Bovendien
is zeker verontrustend, dat j). XI mij spontaan na het opzeggen
van een reeks toevoegde „en 12 en 7 is 84!", nadat de opgave
12 X 7 hem vroeger een paar maal gesteld was. Maar over het
algemeen schijnen mij toch de tusschenpoozen in de protocollen
ver genoeg uiteen te liggen. De opgaven zijn daarenboven hoog-
stens viermaal, meestal slechts tweemaal gebruikt. Geruststellend
IS ook weer, dat R. T. soms tijdens hel stadium fastigii langer werd
(XII) voor dezelfde opgave.

Naast de reeds genoemde bijzonderheden is misschien hel meest
opvallende, dat het getalbegrip (49 blz. 310, noot) bij de patienten
nimmer verloren ging.

Het laten opzeggen van reeksen (1—20, dagen van de week,
niaanden van hel jaar) in gewone en omgekeerde volgorde is bij
bijna alle patienten toegej)ast.

t)f bij hel in omgekeerde volgorde opzeggen van een reeks hel
combinatievermogen steeds een rol speelt, zooals Ziehen aanneemt
(55 blz. 40) is niel zeker. Stellig staat voor velen althans een ge-
deelte van de reeks 1—20 in omgekeerde volgorde even sterk
onder invloed van retentie als bij het gewone opzeggen. Maar ook
"Cl opzeggen der maanden in omgekeerde volgorde schijnt soms
op de scholen geleerd te worden.

Deze methode van onderzoek kan, zonder veel inspanning van
^ e patienten te vorderen, resultaten geven, die stellig niet len
* enter staan bij wat we door andere methoden bereiken, reeds

-ocr page 54-

38

reden te over, waarom ze bij bijna alle patienten gebruikt is.

\'t Vergelij kend onderzoek bij normale personen
gold meer den aard van reageeren dan de snelheid. Daar^-^oor
kunnen we trouwens beter gebruik maken van de door Rodenwaldt
over een groot materiaal verschafte gegevens (46 blz. 15).

Het aantal foutieve reacties bij het in omgekeerde volgorde op-
zeggen der maanden was bij mijn materiaal veel grooter. Van de
20 N. P. volbrachten slechts 12 die opdracht zonder fout, bij het
materiaal van Rodenwaldt 163 van de 174 N. P. Eveneens wordt
de reeks 20—1 door 3 van de 20 N. P. onnauwkeurig opgezegd,
bij Rodenwaldt volbrachten alle N. P. deze opdracht zonder fout.

De dagen van de week werden door 18 van 20 N. P. zonder
fout in omgekeerde volgorde opgezegd, \'t Gewoon opzeggen ge-
schiedde steeds zonder fouten.

Door de patienten werden niet steeds alle reeksen in
gewone volgorde zonder fouten opgezegd. De aard van de
onregelmatigheden is zeer verschillend.

Bij de reeks 1—20 werd door 2 patienten (X, XIII) doorgeleid
en door één (XI) een cijfer overgeslagen, \'t Opzeggen der maanden
brengt reeds meer sloornissen aan hel licht. De suJTe patienten
(X, VI) slaan soms enkele maanden over, al of niel later gecorri-
geerd. Bovendien eindigen ze nu en dan met Januari (VI, X, 3)
nogeens toe te voegen.

De lijd, gebruikt voor hel opzeggen der reeksen (= R.
T. n. V. m. tijd gebruikt voor het volbrengen der opdracht), blijkt
bij de suffe patienten (I, VI, X, XVI) voor het opzeggen van 1—20
en van de dagen van de week relatief en absoluut hoog te
zijn. Bij hel opzeggen der maanden is de verlenging minder spre-
kend, wel was R. T. bij hen altijd nog langer dan na hun herstel.

Bij de andere patienten geldt dit volstrekt niel algemeen, al
liggen de R. T\'s. ook bij deze voor 1—20 gem. 4", voor de dagen
van de week en voor de maanden gem. 3" boven het gemid-
delde voor normalen en bij p. VII en p. IX voor de reeks 1—20
met 11" resp. 2" boven hel door Rodenwaldt gevonden maximum
(14"). Bij p. XII, XIV en XX liggen de R. T.\'s voor het opzeggen
van die reeks beneden het gemiddelde en bij p. XI in 5) en bij
p. XX voor hel opzeggen der maanden.

Het opzeggen in omgekeerde volgorde brengt soms
zeer duidelijke sloornissen aan het licht.

Bij 22 patienten kwam hel tijdens hun ziekte in het geheel

-ocr page 55-

39

slechts viermaal voor, dat ze de reeks van de maanden in omge-
keerde volgorde geheel zonder fouten opzeiden. Dit is in elk
geval aamerkelijk minder dan bij normalen. Eigenaardig genoeg
slaagde hierin p. XVI in 5), na eerst de opdracht geheel vergeten
te zijn.

De dagen van de week in omgekeerde volgorde werden relatief
dikwijls goed opgezegd. Van 20—1 kon door allen met uitzondering
van p. VI, IX en XI zonder fout worden afgeteld.

Welke fouten doen zich hierbij voor?

Allereerst wordt de opdracht soms niet volbracht. P. XIII gaf
zelf aan, niet in staat te zijn, de dagen der week in omgekeerde
volgorde op te zeggen en p. XII verklaarde zich niet in staat de
maanden in omgekeerde volgorde op te zeggen. P. X geeft in 7)
het opzeggen der maanden in omgekeerde volgorde bij September
op. Ook komt het voor, dat de patienten eenvoudig de opdracht
vergeten en soms na een tijd gewacht te hebben (XVI, 5), soms
na een paar goede termen (VI) de reeks eenvoudig in de gewone
volgorde gaan opnoemen.

Voorts werden soms 66n of meer termen overgeslagen (VII, IX,
X, XI, XV, XVII, XIX); zoo gaat p. XVI in 13) zonder het te
bemerken van Augustus op Februari. Meestal wordt het echter
door de patienten zelf bemerkt. Ze beginnen dan weer opnieuw
hij de voorafgaande term. INIen zal mij kunnen tegenwerpen, dat
dit ook bij normalen wel geschiedt, maar stellig niet in die mate
en bovendien veel zeldzamer.

Ook worden vrij dikwijls twee of meer termen in hun gewone
volgorde ingelascht (III, IX, X, XI, XX), bij X in ü) zelfs drie
achtereenvolgende. Zeer duidelijk vindt men dit ook bij p. IX
in 4) bij het tellen van 20 naar 1.

Bij normalen kwam dit slechts tweemaal voor en wel uitsluitend
hij \'t opnoemen der maanden, waarvan eens na een correctie van
een overgeslagen term.

Dat opmerkzaamheidsstoornis hierbij een rol speelt, is mij
daarom waarschijnlijk, omdat hel zich vaak met overslaan van
termen combineert.

\'t Is echter niel onmogelijk, dal hierin ook een perseveratorische
tendenz te herkennen valt.

Verder viel het mij vooral weer bij de suffe patienten op, dat
ze zoo dikwijls mei dezelfde lerm eindigden, waarmee ze aange-
vangen waren (X, XVI). Dal enkele termen herhaald werden, kwam
ook stellig meer dan bij normalen voor.

-ocr page 56-

40

R T bij het opzeggen in omgekeerde volgorde.

Omtrent het opzeggen van de dagen der week zijn de gegevens
te onvolledig. De tijd voor het opzeggen van de reeks 20—1 was
voor de patienten met grovere psychische stoornissen steeds boven
het gemiddelde, bij p. XIII en p. XXII bedroeg hij zelfs 44" en
45". Bij p. III, XII en XIV was R T echter beneden het gemiddelde.
Bij het opzeggen van de maanden in omgekeerde volgorde was
de R. T. steeds boven het gemiddelde en wel veelal aanzienlijk.
Een uitzondering maakt alleen p. XIX, die tijdens haar koorts-
periode deze opdracht in 8" volbrengt.

Met opzet is bij al deze beschouwingen met de gegevens van
normalen vergeleken en zelden met de resultaten na het herstel,
omdat hierbij de oefening zich in zeer sterke mate doel gelden.
Eén patiënt gaf aan zich tijdens zijn herstellingsperiode in dat
„achterste-voren-opzeggen" geoefend te hebben.

Lezen van kleingedrukten tekst. Normale personen lezen den
kleinsten druk van de optotypi van Snellen op een door hen ge-
kozen afstand vrij gemakkelijk.

De Nederlinden ontleenen Tan de Tooraerpen, die hen Tin jongi al aan omringen, vele denkbeelden en ploojea, waardoor i{)
beter gnchilt zjjn, om loodra het hnn luiten zal, lot zeelieden geTormd te «orden.

Bovenstaande zin uit de uitgave van 1885 wordt door normalen
gemiddeld in 13f gelezen. Kortste tijd lOf, langste tijd 20".
Geheel zonder fouten geschiedt dit niel. Zoo wordt b.v. door N. P.
voor , jongs" veelal jongen gelezen en voor „waardoor" daardoor.

Het is niel zonder belang ook aan patienten kleingedrukten
tekst voor te leggen, vooral als men de sterke paralexieën bij
andere patienlen (BonhoefFer 27 blz. 23) kent.

Gaan we eerst het resultaat bij de jiatienten met sterke stoor-
nissen na, dan vinden we, dat p. VII, XVI en XX (eveneens p. VI)
uitdrukkelijk aangeven, dat de lettertjes te klein zijn, terwijl ze na
het herstel die letters wel kunnen lezen. Grooter druk lezen ze
tijdens hun ziekte vrij goed. Van p. IX, X, XI en XIII met sterke
bewustzijnsstoornis ontbreken tot mijn spijt in dit opzicht gegevens.

Opvallend is, dat p. XXVI de opdracht in 19^" met zeer geringe
stoornis volbrengt.

Bij patienten zonder grovere psychische stoornissen is hel aantal
fouten (bij mijn klein materiaal) niel opvallend verschillend van
dat der normalen.

Wat betreft de snelheid, waarmee gelezen wordt, kan gezegd
worden, dat deze meeslal aanzienlijk verlengd is, herhaaldelijk
zelfs boven het maximum; bij drie patienten (VIII, XV, XVII) was

-ocr page 57-

41

deze resp. 30", 39" en 35". Het schijnt mij zelfs, dat de stoornis
hier veel sterker is uitgesproken dan bij het opzeggen van reeksen.
Dat zou dan voor een bemoeilijkte opvatting pleiten, zooals
Kraepelin (38 blz. 19) ons leert.

Het eenvoudigste onderzoek van de opvatting is misschien het
toonen van voorwerpen In natura. (I, XVI, XXI, XXII). Deze
methode is echter slechts zelden toegepast, eigenlijk alleen dan,
wanneer aphasische stoornissen vermoed werden. Noch van moto-
rische, noch van sensorische aphasie kwam echter bij het onderzoek
iets aan het licht. Vooral de mededeelingen over amnestische
aphasie zijn trouwens in de typhus-litteratuur uiterst spaarzaam
(Friedländer 12 blz. 147). De motorische aphasie schijnt wat meer
voor te komen, \'t Eenige, wat mij bij dit onderzoek opviel, was,
dat
p. XVI een rijksdaalder een gulden en p. XXII een twee-en-een-
halve-cent-stuk een cent noemde. Nadat ik hun antwoord had
herhaald, corrigeerden beide het, \'t is dus waarschijnlijk opmerk-
zaamheidsstoornis. \'t Lijkt me iets dergelijks als, wat ik bij p. XXI
(een imbeciel) waarnam, die tijdens zijn ziekte het aantal voor-
gehouden vingers vaak verkeerd, doch na zijn ziekte steeds goed
aangaf.

Ook het toonen van voorwerpen In effigie kwam slechts zelden
in praktijk (I,
IX, XXI). Toch lijkt me, mits men het kan toe-
passen, zonder de zwaarzieke patienten al te zeer te ontstemmen,
een eenvoudig onderzoek, als door BonhoelTer beschreven (27
blz. 136), ook bij typhus-patienten niet zonder belang.

Het is m. i. zeer waarschijnlijk, dal men dan ook bij hen een
verlengde R. T. zou vinden.

Wel werden door p. I en p. IX sommige voorwerpen onjuist
J^enoemd, maar ik durf daaraan toch geen jiathologische betee-
kenis toe te kennen.

De methode door Heilbronner aangegeven in zijn: „Zur klinisch-
psychologischen Untcrsuchungstcchnik (34) werd echler door mij
hij bijna alle patienten gebruikt. Zooals bekend zal zijn, bestaat
liet onderzoek hierin, dat aan de patienten teekeningcn worden
voorgelegd, eerst een soorl schema, terwijl allengs in volgende
teekeningcn karakleriseerende détails worden toegevoegd. Men
^telt dan aan de patienten de vraag: „wal is het?", „waar lijkt
het op?", soms ook „wat moet het worden?" Bovendien wordt
het volgende plaalje gevraagd „wat is eraan veranderd?"

-ocr page 58-

42

Bij dit onderzoek vooral scheen het mij noodig door verge-
lijking met gezonden eenige critische gegevens te verzamelen.

Gaan we na, wat over deze methode tot nu toe gepubhceerd
is, dan zijn dat de artikelen van Heilbronner (34) en van van der
Torren (51) en een tamelijk uitvoerige critische bqschouwing van
Reisz (45). Wel hehhen ook anderen met de methode gewerkt,
maar bij de genoemden vindt men als handleiding voor nieuw
onderzoek de uitvoerigste gegevens.

Naast schip en molen uit de oorspronkelijke serie, die niet steeds
bij No. 1 herkend worden (34 blz. 117), blijkt, dat ook kanon,
boom, e. a. aan velen moeite veroorzaken, ja zelfs soms in \'t
geheel niet herkend worden, zooals trouwens in de kliniek alhier
steeds in aanmerking genomen is. Voor de plaatjes die alleen in
het stuk van van der Torren besproken worden i), komt de
herkenning gewoonlijk pas bij een der laatste uit de serie. Er zijn
dan ook in mijn protocollen slechts twee plaatjes, die door allen
bij de eerste uit de serie herkend werden. Het gezicht werd dadelijk
als „gezicht" of „maan" en de gans als „eend", „gans", „kip" of
„vogel" herkend.

Nu zou men gaarne standaardwaarden bezitten om daaraan
het gedrag van de patienten te toetsen. Van der Torren heeft in
zijn curven alleen gemiddelde gegevens voor verschillende leef-
tijden gebruikt en had voor zijn doel geen individueelen maat-
staf noodig. Bij mijn onderzoek zijn echter individueele gegevens
hoofdzaak.

Men moet er rekening mede houden, dal er ook onder normalen
personen zijn, die bij alle plaatjes groole moeite met de herkenning
hebben. Eerst leek het mij mogelijk de personen, wier prestatie-
vermogen in dit opzicht voldoende is, als type te onderscheiden.
Het scheen mij namelijk toe, dal deze de onderdeden meestal
met name noemden. Dit bleek op den duur toch onjuist. Ook
onder deze komen er voor, die de verschillen eenvoudig met den
vinger aanwijzen of met een onbeholpen omschrijving beduiden.

Daarbij komt nu de bij elke onderzoekingsmethode optredende
moeilijkheid, dal men in een bepaald geval haast niet kan zeggen,
wat normaal is. Soms blijken enkelen onder hen, die de meeste
plaatjes vlug herkennen, met de een of andere serie bijzondere
moeite te hebben, kennen b.v. pomp pas bij No. 6. Zelfs komt
het in de protocollen voor, dat één der N. P., die in dit opzicht
verre boven de andere uitmunt, visch pas bij No. 3 herkent.

1) Deze worden in de ziektegeschiedenissen als „Deel H" aangeduid.

-ocr page 59-

43

Dat er groote verschillen bestaan, blijkt voldoende uit het over-
zicht van het resultaat bij 20 normale personen (zie Bijlage II).

Het overzicht is aldus samengesteld, dat voor iedere teekening
is aangegeven, uit hoeveel plaatjes de serie bestaat, voorts bij welk
nummer de teekening door een zeker aantal N. P. herkend werd.
Dat aantal wordt in den noemer van de breuk vermeld, terwijl
de teller de som van de reactie-tijden geeft, op eenheden afgerond.
De breuk zelf geeft dus den arithmetisch gemiddelden R. T, aan.
Deze R. T. is de tijd, verloopen vanaf het oogenblik dat de pagina
omgeslagen is (\'t boekje is te voren goed gelegd), totdat de N. P.
een benoemend substantivum genoemd heeft.

De nummers, waarbij een plaatje door de meerderheid herkend
werd, zijn kenbaar gemaakt door een vetgedrukte breuk. Loco-
niotief is daarbij geacht herkend te zijn, ook als trein of spoor
gezegd werd, tram als spoorwagen of kermiswagen gezegd werd.
Vooral bij visch valt het op, hoe weinig men van normaalwaarden
kan spreken.

De gemiddelde R. T. zijn van weinig waarde en missen l).v.
hij fiets alle waarde. Uit de rubriek la blijkt ten overvloede, hoe
sterk de R. T.\'s soms van het arithmetisch gemiddelde afwijken.
Öat dit niet uitsluitend traagreageerende N. P. betreft, bewijst de
waarneming bij één der N. P., die overigens alle plaatjes gemid-
deld iii herkende, maar 62" noodig had, voordat hij tram
(hij 3) herkende.

Wanneer de N. P. de plaatjes in den aanvang niet herkenden,
berden zonder eenige regelmaat waarschijnlijke, onwaarschijnlijke
en onzinnige antwoorden gegeven.

Ik acht het beter de benaming „confabulatie" voor de onzinnige
antwoorden te laten vervallen, waar v. d. Torren (51 blz. 197), die
naar het eerst voorstelde, zelf zeer terecht opmerkt, dat hij hiermee
geen innige betrekking tot datgene bedoelt, wat in de psychiatrie
onder confabulatie verstaan wordt. Ze zou dan tot verwarring
aanleiding kunnen geven.

Hoewel het maatschappelijk niveau der N. P. wel ongeveer
overeenkwam met dat der patienten, geloof ik niet, naar wat ik
nn en dan bij meer ontwikkelden waarnam, dat algemeene ont-
wikkeling en intelligentie een groote rol spelen.

t Milieu, waarin de N. P. gewoon zijn zich te bewegen, schijnt
\'^vel eenigen constellatieven invloed te hebben. Zoo treft het mij,
j ^ N. P. uit één gezin, beide afkomstig van eenzelfde boer-

^y» in de eerste nummers van fiets een hok zien. De uitspraak
^\'»n Reisz (45 blz. 397) dat de N. P. in de teekcningen altijd

-ocr page 60-

44

dingen herkennen, waarmee ze bijzonder vertrouwd zijn, gaat
echter steUig veel te ver. Het eenige, wat ik in dien zin zou kunnen
opvatten, is het feit, dat een koetsier No. 2 van vlinder tuigekop-
stuk noemde.

Mocht de meedeeling van Reisz herhaaldelijk bij alcohohsten
bevestigd worden en bij anderen inderdaad een analoog verschijnsel
ontbreken — voor dit laatste pleiten ook de resultaten door
anderen hier in de kliniek verkregen — dan zou ze het bestaan
van een zeker hoogst merkwaardige egocentrische stoornis bij
alcohohsten bewijzen.

Aan „wissenschafthche Dinge oder an Pläne" werd door de
N. P. nooit gedacht met uitzondering van één N. P., die in No. 4)
van tram den plattegrond van een huis meende te zien.

De kwestie, of men met een eenvoudige opvatting of met een
combinatie te doen heeft, is in het algemeen haast niet op te
lossen. Vaak is er het eerste, zooals de N. P. heel teekenend
zeggen, ,je moet er ineens een kijk op krijgen", soms echter ook
wel degelijk combinatie. Ook dit kan men soms uit het gedrag
der N. P. opmaken, die argumenteerend de onderdeden noemen
of een zekere reserve in acht nemen. In zekeren zin geeft dus het
onderzoek op l)eide een blik.

Waar dus ten opzichte van de opvatting blijkt, dat men sterk
individualiseeren moet en dat eigenlijk alleen een vergelijkend
onderzoek van denzelfden persoon met eenige waarschijnlijkheid
bruikbare resultaten oplevert, staan we bij de beoordeeling van
het onderscheidingsvermogen (zooals van der Torren, blz. 214, dit
vermogen noemt) op wat vasteren bodem. De essentieele verschillen
ziet bijna zonder uitzondering iedere normale; ja zelfs daar, waar
vrij veel verschillen zijn aangebracht, b. v. bij No. 5 van schip,
wordt slechts zelden een verschil niet aangegeven. Ik vind het dan
ook niet noodig de talidlen, die ik daarover heb samengesteld te
publiceeren. Slechts enkele opvallende bijzonderheden mogen ver-
meld worden.

Eigenaardig is het, dat enkele zeer marquante verschillen slechts
zelden worden opgemerkt. Ik laat ze hier volgen: de grond bij
No. 2 van kerk wordt door 18, de grond bij No. () van kerk door
5, de grond bij No. 5 van kruiwagen door 9 N. P. niet genoemd
en — wat mij \'t meest trof, — de doorgetrokken lijn bij No. 4
van locomotief werd in \'t geheel slechts door 3 N. P. aangegeven.

Een dergelijke onvolledigheid schijnt vooral dan voor te komen,
wanneer een sterk sprekend verschil de aandacht alleidt, zooals
bij No. 4 van locomotief, bij No. 3 van pomp en vooral bij de

-ocr page 61-

45

voltooiing van het wiel van het kanon het geval is. Evenzeer doel
een reeks gemakkelijk waar te nemen verschillen in opeenvolgende
plaatjes de opmerkzaamheid verzwakken. Daaraan is het m. i.
toe te schrijven, dat het kleine tandrad van fiets door 6 en de
fluit van locomotief door 4 N. P. niet gezien werd. Bijkomstige
verschillen, die tegen den wensch van den ontwerper bij het
vervaardigen zijn ontstaan — in het exemplaar, dat ik gebruikte,
was bijvoorbeeld bij No. 5 van kerk een fout in de grondlijn,
en liepen de boogramen bij No. 8 wat spitser toe, — werden
slechts bij hooge uitzondering aangegeven, de hier als voorbeeld
gekozene door N. P. zelfs nimmer.

Bij dit alles is de lamp geheel builen beschouwing gelaten, omdat
deze veel te lastig bleek.

Niet altijd worden de verschillen reeds bij het eerste plaatje,
waarbij ze zijn aangebracht, aangegeven. Soms worden de onder-
deden opnieuw aangegeven, als de teekening herkend is.

De wijze, waarop de verschillen worden aangegeven, loopt zeer
niteen. N. P., die de plaatjes uiterst moeilijk herkennen, omschrij-
ven bijna steeds de onderdeden, één gaat zelfs zoover, dal ze deur
van molen als „dat boogje en die twee dingetjes en die slokjes"
omschrijft. Degeen, die het vlugst herkent, noemt bijna steeds alle
onderdeden met name, maar andere N. P., die ook goed her-
kennen, omschrijven nogal vaak. Dezelfde N. P., die bij No. 5
van schip alle onderdeden met een naam aangeeft (wimpel, dwar.s-
legger, bespanning aan den mast) duidt hel roer hij No. 2 aan als
»stiftje aan den voorkant". Dal er een grove onbeholpenheid is in
het herkennen der onderdeden, bewijst overigens voldoende één
^cr N. P., die vóór- en achterwiel van iiels met elkaar verwarde,
buikvin van visch als M, wijzers van horloge als L, buffer van
locomotief als T aangaf. Deze N. P. was in elk opzicht zeer

onbeholpen.

Uitsluitend met den vinger aanwijzen is beslist zeldzaam. Som-
n^ige onderdeden werden door alle N. P. met name genoemd,
^•w. water en emmer bij pomp en stoom bij locomotief. De wielen
van üets, het anker bij ballon, de kruisen op de kerk, de vin bij
Visch alle met één uilzondering.

^-oolang de plaatjes nog niel herkend werden, werden de onder-
deden minder duidelijk beschreven, soms echter ook als een soort
^odichting verwerkt. Door de N. P., die boven genoemd is voor
de omschrijving van deur, wordt b.v. de vork van fiets, die ze bij
J^\'o. 2 nog voor een lantaarn houdt, als „dat ding waar je de
^ntaarn mee aansteekt" aangegeven.

-ocr page 62-

46

Nu en dan trachten de N. P. zich ook in hun beschrijving door
woordnieuwvorming te helpen (stuurvin in plaats van buikvin,
indrukker voor buffer, vaarbak voor mand).

Worden de knop van horloge als staartje of als gevest, de han-
gers van een kleerenhanger (No. 2 van boom) als uitwerpsels, de
voelhoorns van vlinder als neusvleugels aangegeven, dan doet dit
meer aan paraphasie denken. Daarbij is soms een zekere perse-
veratorische neiging niet te miskennen, zoo b.v. als in No. 4 van
horloge de cijfers als wijzers worden aangegeven of bij No. 6 en
7 van fiets de wielen als rad, nadat respectievelijk wijzers van
horloge en tandrad van fiets met name zijn genoemd.

Bovendien werden een aantal verschillen aangegeven, die in
werkelijkheid niet bestonden. In dit opzicht onderscheidden zich
sommige bijzonder sterk, hoewel het sporadisch ook in andere
protocollen voorkomt. Soms werden ze eenvoudig aan het juiste
antwoord toegevoegd, b. v. waar bij No. 2 van schip toegevoegd
wordt, dat het andere schuine streepje op \'t vorige plaatje in
tegenovergestelde richting liep. Wat mij trof, was dat ook in de
plaats van het juiste antwoord soms een niet bestaand verschil
werd aangegeven. Terwijl b.v. 2 N. P. bij No. 9 van fiets aangeven
„niets veranderd", geven 4 N. P. daarin alleen een onjuiste ver-
andering aan.

Wat mij ondanks de zeker door mij niet onderschatte bezwaren
toch verleidde deze methode met een zekere voorliefde bij de
patienten te gebruiken, is vooral de „handigheid" ervan. Gaat
men namelijk met eenige voorzorg te werk, vooral hierin bestaande,
dat men liefst korte series gebruikt — bij langere worden de
patienten vaak prikkelbaar — dan verschaft ze een menigte ge-
gevens omtrent opmerkzaamheid, opvatting en iniirentingsvermogen,
die men zich anders uiterst moeilijk verzamelt.

De bezwaren van de methode zijn bovendien zeker niet
grooter dan die welke men bij andere methoden van onderzoek
ondervindt.

Terecht is zeker door Heilbronner de combinatie-methode van
Ebbinghaus bij deze patienten door een ander onderzoek vervan-
gen en al verlangt men naar nauwkeuriger methoden, de door
hem ingevoerde geeft reeds zooveel aanknoopingspunten voor het
psychisch onderzoek, dat ze mij geenszins teleurgesteld heeft.

Wanneer men ook tot nu toe geen diagnostische gevolgtrekkingen
kan maken, dan wordt toch in elk geval een weg gewezen om
misschien hiertoe te komen.

-ocr page 63-

47

Voor het meerendeel werd de gang van het onderzoek door de
patienten vrij spoedig begrepen. Wel komt het in protocol X een
enkele maal voor, dat de bedoeling van de vraag „wat is ver-
anderd" door den patiënt niet begrepen werd en bij andere, dat
op die vraag niet werd gelet, maar dat zijn hooge uitzonderingen.
Ook was bij een delireerenden patiënt (XIII) het onderzoeken met
deze methode bijna onmogelijk. Deze patiënt begreep echter wel
ongeveer, wat van hem verlangd werd, maar hij gaf uitdrukkelijk
aan, dat het hem te veel inspande.

Wat de herkenning betreft, geloof ik, dat, wanneer we alleen
op de gepubliceerde protocollen mochten afgaan, werkelijk elk
uitvoerig betoog overbodig zou kunnen zijn.

De ziektegeschiedenis van pat. X illustreert zeer voldoende het
gedrag van den suffen patiënt ten opzichte van de plaatjes. De
herkenning heeft weinig geleden.

Laten we nog buiten beschouwing 3 Aug., een dag, waarop
patiënt wel onzindelijk was, maar bijvoorbeeld lijdelijke oriëntatie
nog ongestoord, dan zien we, ook wanneer de sufheid toeneemt,
de herkenning der plaatjes niet merkbaar slechter worden.

l)at hij kanon in 4) bij No. 1 herkent, zou ik daarvoor niet
durven aanvoeren. Men ziet vaak, dat sommige bijzonderheden
ook in een amnestische periode blijven hangen en natuurlijk is
die mogelijkheid ook hier niet geheel buitengesloten.

I^at fiets eerst bij No. 4 herkend werd, is, zooals we gezien
hebben, ook bij normalen nog een goede i)reslatie. De onderstel-
bngen (lantaarn en roer) zijn zeker niet onzinnig. Maar dat de
patiënt boom, schip en molen op een dag, dat hij zóó suf is, dat
bij zelfs tijdeus het onderzoek de namen der dokters weer vergeet

Ji), bij\'No. 1 herkent, is zeker een meer dan voldoende prestatie.

l^ovendien treft het dadelijk, dal hij ook de onderdeden met vrij
groote vaardigheid herkent, zoo noeml hij bij ballon de onder-
deden vrij goed (in G). Nu zijn er ediler niel zoo heel veel plaatjes
getoond, omdat patiënt daarvoor te ziek was en het onderzoek
bem blijkbaar vermoeide, o. a. aan het einde van 0). Toch is hij
^en goed voorbeeld, omdal:

Ie. de resullalen na het herstel vrijwel als zijn normale pres-
bdies zijn le beschouwen, daar hij zich ook len opzichte van
^^udere opdrachten geheel als een normale gedroeg, en
..2e, omdat er nog moeilijke plaatjes overbleven, waaraan men
gedrag na de ziekte beoordeelen kan.

Öij patiënt XVIII vinden we den dag na haar suicid-poging een

-ocr page 64-

48

vrij voldoende herkenning. Kerk, den, kruiv^^agen, molen en visch
kent ze bij No. 1, kanon en schip respectievelijk bij No. 2 en
No. 3. Bij het toenemen van de psychische stoornis schijnt echter
bij haar wel een zekere neiging tot dissociatie op te treden, zooals
vooral bij de laatste plaatjes van kerk in 4) waarschijnlijk wordt.
Echter is haar herkenning van fiets bij No. 5 en van kerk bij
No. 1 (zelfs als ze zich dat plaatje herinnert) daarmee niet in
overeenstemming.

Eigenaardig is wel:

Ie. dat ze een zekere moeite heeft om \'t goede woord te vinden
(ding om op te blazen, muizending enz).

2e. dat ze later vaak haar oorspronkelijke opvatting, ook onge-
vraagd, weer prijsgeeft, het meest opvallend bij molen en wel voor
zeer onzinnige antwoorden (Noord-Hollandsche boerin).

3e. dat ze zoo sterk individualiseert: toren van Kortenhoef,
Indische vijgendalenboom, vliegend ding van abattoir, snoek,
monument voor graf van dominé, groote water aan Dordt, hoort
thuis in Leerdam. Later geschiedt dat niet meer.

Beschouwen we nu de ziekiegescliiedenis van p. /X, vrij sterk
delireerend in den aanvang, dan is ook daar de herkenning het
heele protocol door goed. Vooral in 3) is de herkenning opval-
lend goed, w^at men toch bij de sterke stoornis o.a. van de orientatie
ten opzichte van de omgeving niet verwachten zou. Kerk en molen
herkent hij beide in
2) pas bij No. 5, maar er zijn zeker normalen,
die ze nog later herkennen. Weliswaar herkent deze patiënt bij \'t
vergelijkend onderzoek alle nieuwe plaatjes bij No. 1, maar dat zijn
ook verreweg de gemakkelijkste. De contrastvoorstelling, die bij het
vergelijkend onderzoek bij No. 1 van visch overheerscht, verwerpt
hij in 2), hoewel ze toen ook aanwezig was. Tijdens zijn tweede
koortsperiode (8) herkent hij stellig niet beter dan tijdens zijn deher.

Opvallend is het aantal antwoorden „ik weet het niet", reeds
van den aanvang af. Dat staat weer in scherp contrast met de
resultaten l)ij alcoholdeliranten.

Onzinnige onderstellingen zijn er niet geuit, \'t eenige van dien
aard (strijkplank met horens) valt na zijn delier (8).

Meer overtuigend is nog de ziektegeschiedenis van palieni XI-
Na zijn ziekte herkent hij locomotief, lamp, molen, schip alle bij
No. 1, fiets bij No. 4. Reeds in 2) is dat gedrag geheel hetzelfde
(kerk, kruiwagen, kanon alle bij No. 1, boom bij No. 2, vlinder
bij No. 3. Horloge bij No. 5 in 3) is echter wel zeer laat. Daar-
tegenover staat echter, dat luchtballon bij No. 1 en pomp bij No. 3
in een periode, dat de sufheid toeneemt (9), weer opvallend goede

-ocr page 65-

49

prestaties zijn. Tijdens zijn asthenische psychose is het niet goed
te beoordeelen, hoewel hij de enkele getoonde plaatjes soms nog
wel vlug herkent. Ook hij maakt geen onzinnige onderstellingen.

Bij de andere patienten, wier ziektegeschiedenis gepubliceerd is,
zijn minder plaatjes getoond.

P. VII kent de plaatjes zoowel tijdens zijn ziekte als na zijn
herstel tamelijk gauw. Molen en horloge herkent hij weliswaar
pas bij No. 4, maar zoo heeft hij er na zijn herstel ook enkele.

Ook p. XVI herkent al de plaatjes vrij goed (molen, schip, ballon).

Bevreemdend is echter, dat deze patiënt kanon in 2) pas bij No. 3
herkent, als men tenminste eenige bijzondere waarde er aan wil
hechten in verband met zijn meedeeling, dat hij vroeger artillerist
is geweest. Toevallig deed zich bij één der N.P. dezelfde coin-
cidentie voor. Evenals p. XI kent hij pomp in 5) reeds bij No. 3.

Bij p. XX is zoowel tijdens haar ziekte als later de herkenning
gebrekkig. Terwijl ze echter in 2) kerk reeds bij No. 1 als toren —
een ook bij normalen veelvuldig voorkomende dissociatie — en
boom bij No. 1 als palm herkent, kent ze boom bij het vergelij-
kend onderzoek pas bij No. 3 en kerk pas bij No. 7. Kruiwagen
^vordt daarentegen in 2) bij No. 3 en ballon in G) bij No. 3
herkend, direct voor haar ontslag worden beide bij No. 1 herkend.

Tusschentijds zijn die plaat- Herkenning tijdens ziekte,
jes met meer getoond. Of ^

men hier het recht heeft zich
op de mogelijkheid van la-
tente retentie te beroepen, is
in verjjand met het boven-
staande twijfelachtig.

^laar ook in dc niet ge-
publiceerde ziektegeschiede-
nissen zijn er naast die van
patiënten, die tijdens hun
ziekte goed herkenden {III,
^\'HI, XII, XIV, XV, XXII),
enkele, die nog een uitvoe-
riger bespreking verdienen.

Vooral bij p. XIX vinden
een uiterst gebrekkige
herkenning. Opvallend is nu

111 de eerste plaats, dat p. XIX ^ ^ „cd niet herkend,

steeds uitstekend georien- ^

teerd was en geen grove psychische sloornissen vertoonde (zie bij

4

I

VI

XIX

Lamp......

4

Kerk......

5

1

7

Boom......

1

2

Visch......

1

1

Schip......

5

3

4

Kanon .....

00

00

co

Kruiwagen. . .

3

1

00

Ballon.....

2

1

Fiets ......

4

Pomp......

5

G

Tram......

00

Molen......

1

-ocr page 66-

50

„Vermenigvuldigen"). Men zou dus bij haar bijna uitsluitend een
stoornis voor het herkennen der plaatjes moeten aannemen. Bij
p. VI is de herkenning niet zoo universeel slecht. Van veel belang
is zeker, dat hij visch niet alleen bij No. 1 herkende, maar ook
spontaan daarvan al de verschillen met name noemde. Ballon bij
No. 2 en fiets bij No. 4 is in verhouding tot de prestatie van
sommige N. P. niet bijzonder slecht.

Bij p. I verdient opmerking, dat ze boom, visch en molen bij
No. 1 herkent.

Het vergelijkend onderzoek is alleen bij p. XIX bruikbaar, want
p. I en p. VI herkennen weliswaar ook dan nog gebrekkig (p. I
kanon en ballon in \'t geheel niet, locomotief pas bij No. 10), maar
lo zijn er dan niet zoo heel veel nieuwe plaatjes meer voor hen,
2o zijn deze patienten, vooral p. VI, ook dan nog eenigszins
afwijkend. P. XIX schijnt echter ook psychisch volkomen hersteld.
Ze herkent ook nu nog gebrekkig (lamp bij 2, molen bij 4, tram
bij 7, locomotief bij 3, gezicht bij 2 en kanon oo), slechts enkele
herkent ze tamelijk vlug (visch bij 1, horloge en vlinder bij 3).

Boom herkent ze later dan tijdens haar ziekte. Waar we dit
ook straks reeds bij p. XX ontmoetten en het ook nog bij andere
patienten (I, X, XIV, XVI) voorkwam, is de mogelijkheid niet uit-
gesloten, dat tijdens de ziekte minder contrastvoorsteUingen beslaan.
Worden er in het algemeen tijdens de ziekte minder voorstellingen
opgewekt, dan zal de herkenning vooral bij personen, bij wie ze
toch reeds gebrekkig is, tijdens de ziekte nog slechter zijn.

Voor de resumptie nog enkele bijzonderheden bij de herkenning:

Slechts uiterst zelden schijnt zich een perseveratorische
lendenz bij de herkenning te doen gelden. Men kan er aan den-
ken bij p. X in 2) na kanon. Kruiwagen No. 2 is dan „om de
boel af te schieten". Ook schijnt p. XVIII in 3) wel te perseve-
reeren op de voorstelling van kerk en later (hij visch) op de
voorstelling van „raderboot van Fop Smit".

Van meer belang is het, ook na hel in de inleiding omtrent de
beschrijving der onderdeden gezegde, om na te gaan of na hel
herstel meer onderdeden mei name genoemd worden dan
tijdens de ziekte, omdat hier de pressie van de zijde van den
onderzoeker geheel ontbreekt.

Bij vele patienten, b.v. bij patiënt IX zien we, dal ze relatief
zóó weinig onderdeden met name noemen, zoowel tijdens hun
ziekte als na hun hersld (I, II, VI, VIII, IX, XVII, XX), dal ze in
dit opzicht builen beschouwing kunnen blijven.

Door sommigen worden de onderdeden ook tijdens hun ziekte

-ocr page 67-

51

vaak met name genoemd (X, 4, VII, 2 en 4). Ook p. XVIII noemt
in 3) de onderdeelen nogal eens bij name b. v. bij visch. Ze noemt
deze wehswaar soms geheel onafhankelijk van het geheel, b.v. bij
kerk in 3) „maan met oogen". Bij schip (zeil) en visch (buikvin)
is haar interpretatie der onderdeelen zeer gebrekkig. In 4) wordt
dit alles bij haar nog aanmerkelijk slechter. Alleen de kruisjes
van de kerk noemt ze nog. P. XI noemt in de eerste dagen
(delireert!) de onderdeelen evengoed met name, echter is de wijze
van benaming ook bij hem soms gebrekkig, zoo in 8) „een ander
mandje". Er waren er ook (XV), die tijdens hun ziekte relatief
meer onderdeelen noemden, zelfs p. XIX, die zoo gebrekkig
herkent, noemt tijdens haar ziekte enkele onderdeelen, die ze
na haar herstel niet noemt. P. XIV, p. XVI en p. XXII noemen
tijdens hun ziekte relatief minder onderdeelen; bij p. XVI treft
het ons weer, dat hij de onderdeelen tijdens zijn ziekte soms
verkeerd opval (roer van schip in 4 en in 11). Vermelding ver-
dient, dat de patienten na eenige pressie de onderdeelen dikwijls
wel herkennen (1, XVI).

Wel meen ik, dat de neiging om onderdeelen met name te
noemen bij de patienten in het algemeen veel minder was dan bij
de N.
P., hoewel ook deze in dit opzicht geheel vrijgelaten waren.

De neiging om aan Ie wijzen was in de reconvalescentie over
het algemeen sterk.

Over de reactie-tijden zal ik uiterst kort zijn. Bij p. X en bij
P- VII zijn de R. T.\'s ook tijdens hun ziekte dikwijls beslist kort,
eveneens bij p. IX, hoewel ze daar zelden nauwkeurig genoteerd
zijn. Opvallend kort waren de R. T.\'s bij p. XI, althans vóór de
asthenische psychose.

Daartegenover slaat, dat bij p. XVI naast enkele korte U. T.\'s
^h. v. bij ballon) ook enkele relatief lange vermeld zijn, temeer
daar de R. T.\'s na zijn herstel beslist kort waren, en dat bij p.
^in (bij Wien alle R. T.\'s genoteerd zijn) soms vrij lange R. T.\'s

Voorkwamen.

I^ij niet herkende plaatjes zijn soms de R. T.\'s ook tijdens de
ziekte tamelijk lang, bij p. X en zelfs bij p. XI in 5) zien we beslist
korter R. T. bij herkende plaatjes dan bij hun antwoorden „ik
^veet het niel". Langdurig overwegen, dat men zoowel bij patienten
na het herstel alsook bij normalen soms aantreft, komt tijdens de
ziekte minder voor.

^ijn l)ij

delireerende patienten soms heel lange R. T.\'s (XIII), dan
hangt dit eerder met gebrekkige lixeerbaarheid samen.

Ook al wil men zeer terughoudend blijven, dan lijkt me de

-ocr page 68-

52

bewering, dat de herkenning der plaatjes weliswaar
soms bemoeilijkt is (onderdeelen, R. T.), maar zeer
zeker niet ernstig gestoord op grond van mijn onder-
zoek gewettigd. In geenen deele houdt de stoornis
van de herkenning gelijken tred met het klinisch
beeld. Zelfs zeer suffe en sterk delireerende patienten
blijken dikwijls goed te herkennen.

Voor wij tot de bespreking overgaan van de volledigheid,
waarmee de verschillen worden aangegeven („onder-
scheidingsvermogen" V. d. Torren), meen ik er op te moeten wijzen,
dat niet de plaatjes eenvoudig naast elkaar gelegd worden, maar
dat het volgende in de plaats van het voorafgaande gelegd wordt.

Dat het inprentingsvermogen hierbij ook bij sterke psychische
stoornissen slechts een ondergeschikte rol speelt, is zeer waar-
schijnlijk, daar zelfs patienten met uitgesproken Korsakow-psychose
(zie V. d. Torren,
52 blz. 306) de verschillen vrij goed aangeven.

Wij zien nu, dat sommigen in dit opzicht zeer weinig afwijking
vertoonen (I, III, VII, XIV, XV, XX),
p. VII en p. XII zien tijdens
hun ziekte zelfs heel fijne verschillen, ]}.v. bij kerk No. 5 en No. 6
den veranderden vorm van de ramen, bij lamp No. 2 de ver-
andering bovenaan de kap. Ook bij p. XI is het onderscheidings-
vermogen niet sterk gestoord. Neemt men in aanmerking, dat hij
ook in het vergelijkend onderzoek soms de essentieele verschillen
niet zag (b. v. bij No. 9 van locomotief), dan is de prestatie in 2)
goed, al ziet hij dan o. a. grond van kruiwagen niet, dien hij
later wel zag. In 3) geeft hij de verschillen ook goed aan, maar
wordt dan later minder nauwkeurig (horloge). Meestal schijnt het
onderscheidingsvermogen toch tijdens de ziekte iets gebrekkiger.
Het sterkst is dit uitgesproken bij de patienten IV, XIII, XVIII,
XXII. Bij p. IX zien we een opvallend verschil tusschen zijn delirium
en zijn „recidief.

Terwijl hij tijdens het eerste de verschillen tamelijk gebrekkig
aangaf, geeft hij ze tijdens zijn tweede koortsperiode soms ver-
rassend nauwkeurig aan (fiets No. 9 en 11 en grondlijn bij
pomp in 9).

Bij p. VI, XVII, XIX en XXVII werden ook de verschillen later
nauwkeuriger aangegeven dan tijdens hun ziekte.

Wel kan voor een oogenblik het onderscheidingsvermogen de
norm bereiken, zelfs zou men haast zeggen overschrijden. Eens-
deels hangt dit misschien samen met afieidbaarheid. Zoo geeft
p. XVIII bij kruiwagen „het zand, het mulle zand" wel aan, maar

-ocr page 69-

53

de spaken niet. Maar voor andere gevallen is deze hypothese
beslist ontoereikend. Zoo geeft p. X in 2) bij kerk een aantal
verschillen (z. i.) aan, die door normalen nooit werden opgemerkt
en ziet hij ook in 4) het kleine tandrad van de fiets, maar daar-
tegenover staan bij hem andere beslist onvoldoende prestaties,
b. V. geeft hij in 3) bij schip en in 2) bij kerk andere verande-
ringen „vager" aan dan na zijn herstel.

Bij p. XVI vinden we misschien een lichte stoornis, hoewel dat
twijfelachtig blijft. Ook moet altijd rekening er mede gehouden
worden, dat het feit, dat de patienten de verschillen niet aangeven,
niet bewijst, dat ze deze niet opmerken. Soms wordt na aansporing
de verandering wel genoemd (X, 6, XVI, 6). De resultaten berusten
hier dus op stoornissen van geheel anderen aard. Eigenaardig is,
dat zoowel bij p. X als bij p. XVI (13 en 16) en eveneens bij p.
VI de stoornis in het onderscheidingsvermogen tegen het begin
van de reconvalescentie toeneemt.

Niet altijd worden de verschillen direct bij het volgend plaatje
aangegeven. P. XVIII geeft in 3) de zijstukken van molen pas
hij No. 6 aan, den grond van kerk pas bij No. 4. Ook p. X en
p. XI geven soms verschillen pas later aan.

Het aangeven van verschillen, die in de werkelijkheid
^n het geheel niet bestaan komt eigenlijk opvallend weinig
voor. Zelfs bij p. IX en bij p. XIII wordt tijdens het delirium
meer met ,.ik weet niet" gereageerd, dan dat zij er op een der-
gelijke wijze iets bijmaakten. Wat men bij p. X als zoodanig
zou kunnen opvatten, vindt men èn in het vergelijkend onderzoek
bij normalen weer.

Bij p. XX vinden we dit verschijnsel sporadisch bij het aan-
geven van de verschillen van schip, maar ook deze patiënt doet
tijdens het vergelijkend onderzoek minstens even sterk, zonder
J at men hier eenige reden heeft om aan confabulaties, waarmee
ld verschijnsel een oppervlakkige overeenkomst heeft, te denken.

Door p. VI worden dikwijls dezelfde verschillen in achtereen-
oJgende plaatjes meermalen aangegeven, \'t Geschiedt te ongeregeld
om te beweren, dat hij telkens al de verschillen aanwijst, die er
\'^^n het oorspronkelijke plaatje aangebracht zijn.

^ok dient naar aanleiding van de bespreking van de verschillen
ko^ symptoom gewezen, dat Kraepelin (19 blz. 290) hij de

oortspsychosen bij typhus in zeer sterke mate heeft gevonden,
gedachtenvlucht.

-ocr page 70-

54

Reeds door Heilbronner (34 blz. 126) is er op gewezen, dat de
plaatjes ons ook in dit opzicht behulpzaam kunnen zijn. Vooral
treft ons dit in 3) van de ziektegeschiedenis van p. XVIII. Zoowel
bij kerk, kruiwagen als bij schip vertoont zich gedachtenvlucht,
maar het sterkst bij molen, waar het ook het beeld van geordende
gedachtenvlucht het meest verlaat.

Ook enkele telkens weerkeerende verhalen bij p. VI kan men
als geordende gedachtenvlucht opvatten. Zoo geeft hij bij den lucht-
ballon op 30 Juli, 4 en 8 Aug. een verhaal over een ballon,
bemand met Italianen, die in zijn weiland is neergekomen, waar-
voor de koeien wegliepen en die hij voor
f25,— heeft weggereden
en bij pomp op 30 Juh, 4 en 8 Aug. een verhaal over de pomp
in zijn ouderlijk huis. Die verhalen wijken slechts in enkele
détails van elkaar af. Een zekere perseveratorische invloed zal
zich daarin ook doen gelden. Ook andere dergelijke verhalen
deed hij soms aan zijn medepatienten opvallend dikwijls.

Niet zonder belang lijken mij ook de paraphasische ver-
schijnselen, die soms bij het omschrijven der onderdeelen
optreden en die stellig bij enkelen iets sterker op den voorgrond
traden dan bij normalen het geval was.

Doe ik een keuze uit de gepubliceerde protocollen, dan vestig
ik de aandacht vooral op p. VII („vaart" voor „mast", „wind" voor
„wiek" enz.). Doch ook bij p. IX en p. XVIII ontmoet men nu en
dan paraphasie. Het is echter nooit zoo sterk, als Bonhoeffer dat
soms bij zijn alcoholdeliranten vond (27 blz. 22). Herhaalt men
het woord, dan wordt het door den patiënt meestal dadelijk
gecorrigeerd.

\'t Zal dus ook wel met de opmerkzaamheid samenhangen. Hel
is eigenaardig, dat bij enkele patienten (XI, XVI), bij wie men
verschillende symptomen vindt, die aan een sterke physiologische
vermoeienis herinneren, geen paraphasieën bestonden.

Hierin is nu en dan een perseveratorische neiging op le merken,
zoo noemt p. VII wiek „dwarsmast", nadat hij den omloop als
„dwarsbalk" heeft aangegeven.

Dit herinnert weer aan één der suffe patienlen (VI), die nadat
hij luchtballon herkend had, locomotief eenige plaatjes achtereen
„luchtdruk" noemde.

Bij p. IX is aan een dergelijk verschijnsel gedacht bij het toonen
van voonverpen in effigie, maar het was toch niet duidelijk.

We komen nu tot de bespreking van het gedrag ten op-

-ocr page 71-

55

zich te van meergeziene plaatjes. Allereerst blijken soms
de plaatjes, die tijdens de ziekte slechts eenmaal getoond zijn, bij
het vergelijkend onderzoek, soms meer dan een maand later, met
verrassende zekerheid als bekend geschift te worden. Onbekende
zijn haast nimmer als bekend aangegeven. Zoo geven p. III en
p. XII steeds dadelijk aan, dat ze een plaatje meer gezien
hebben. P. XV kent bij het vergelijkend onderzoek schip bij No. t
(een maand tevoren bij No. 3), maar geeft aan, het zich niet te
herinneren. Natuurlijk kan men dit als een verbetering van de
herkenning beschouwen, ik meen hier echter eerder aan een
latente retentie te moeten denken. Ook molen herkende hij nu
veel sneller, terwijl hij zich aanvankelijk het plaatje niet herinnerde,
l^ij No. 8 uit de serie geeft hij spontaan aan, dat hij het toch wel
nieer gezien had. Zelfs bij p. XI zien we, dat de plaatjes, in 2)
getoond, direct zijn ingeprent; boom en kruiwagen, alleen dien dag
getoond, noemt hij beslist bekend, eveneens kanon, maar dit laatste
plaatje is in de asthenische psychose nog eens getoond. Kerk is
hij uit 2) vergeten. De plaatjes uit 3) daarentegen, toen hij nog
Wel volgens de omgeving helderder leek, zijn vaak later nog meer-
nialen getoond, maar heeten in het vergelijkend onderzoek onbe-
kend (visch, horloge). Pomp vertelt hij, geheel spontaan, meer
gezien te hebben, terwijl hij den ballon, die hem op denzelfden
dag als de pomp getoond werd (8) als onbekend aangeeft.

Onbekende plaatjes als bekend aangeven doet hij nimmer, wel
Vertelt hij vooraf, dat een medepatient hem van een molen ver-
leid heeft, die ik hem zou laten zien.

Zooals men weet, heeft Heilbronner in zijn serie enkele inge-
»ascht (vlinder, pomp, horloge), die niet dadelijk te herkennen zijn.

Worden deze series dan later opnieuw getoond, dan wordt door
Normalen vrij algemeen reeds bij het eerste plaalje blijk gegeven,
^ zij zich herinneren, wat het worden moet. Voor zoover ik kon
iiagaan is dit, mits de tusschentijd niet te lang genomen wordt
nien met nadruk vraagt, wat het worden moet, over het
gemeen juist, althans komt het den volgenden dag bij normalen
slechts 66ns tol een foutieve onderstelling.

Het blijkt, dat een aantal patienten in dit opzicht geen uit-
zondering maken. P. VII herkent, nadat de vlinder hem in 5) ge-
oond is, dezen in 7) dadelijk weer en heeft zelfs bij hel onderzoek
juens zijn recidief (met vrij sterke psychische sloornissen) dat
perste plaatje verwerkt als rups, waaruit de vlinder worden moet,
^ wat bij normalen slechts tweemaal voorkwam.
• XI — iij noem hier opzettelijk slechts weer patienten met

-ocr page 72-

56

sterke psychische stoornissen — herkent, na de vlinderserie in 2)
gezien te hebben, in 3) (twee dagen later) het lichaam van den
vlinder.

Ook p. XXVII herinnert zich in een tijd, dat hij nog hebt delireerde
en tijdelijke orientatie zelfs nog gestoord was, den vlinder, dien
hij twee dagen tevoren pas bij No. 5 herkende, reeds bij No. 1.

Toch zien we ook zelfs bij relatief lichte psychische stoornissen
(XX) in dit opzicht het gedrag veranderen. Bij ernstiger stoornissen
heeft men dit dikwijls. P. XI, die in 3) reeds den vlinder bij No. 1
zich herinnerde, herkent dezen in 5) pas bij No. 2 en horloge, dat
hem in 3) voor de eerste maal getoond was, herkent hij in 5)
zelfs pas bij No 4,

P. IX, die den tijdens zijn relaps getoonden vlinder met een
tusschenpoos van vier dagen en de in 11) getoonde tram meteen
tusschenpoos van vijf dagen bij No. 1 herkent, staat tijdens zijn
delier telkens geheel vreemd voor de meergetoonde plaatjes, zoo-
als het volgend overzicht nog eens bewijst. Vooral zijn gedrag
ten opzichte van molen en van pomp is in dit opzicht zeer in-
structief.

Datum.

No. 1.

No. 2.

No. 3.

No. 4.

No. 5.

No. G.

1/8
8/8

Kerk

duivenhok

driehoek
duivenhok

hetzelfde
duivenhok

huis, kerk
duiveniiok

duivenhok

1

kerk

1

1/8
5/8
6/8
11/8
15/8

Molen

trap
leer
trap
molen

ook
str^kplank

ezel, bord
(kleerenbak)
trap

molen
molen
molen

molen

418
8/8

Kanon

driehoek
kanon

nets

kanon

5/8
6/8
11/8
15/8

Pomp

vierhoek
naamkaartje
naamkaartje
(molen)pomp

handkolTer
weegschaal
kist

-

krom
pomp

pomp

pomp

Men kan hierin zelfs met zeker recht een progressie der iier-
kenning vermoeden, zoo b.v. ten opzichte van kanon. Men kan
dan voor zijn stelling nog aanvoeren, dat hij later ook de

-ocr page 73-

57

onderdeden meer md name gaat noemen, b.v. in 6) voor het
eerst water en emmer van pomp en in 7) de onderdeden van
kerk. :Maar daarvoor zouden uitgebreider series noodig zijn. Ook
herkent hij kerk in 7) veel later dan in 2), misschien omdat hij
nu een niet onwaarschijnlijke contrastvoorstdUng heeft. En is het
dan nid vreemd, dat alle tusschenplaatjes zoo plotseUng worden
overgesprongen? Soms wed hij ook, dat hij ze meer gezien heeft,
maar kan er niet opkomen, wat \'t worden moet.

Een gebed ander gedrag vinden we bij de patienten I, YI, X
en XVI. \'t Dichtst bij p. IX staat zeker nog in dit opzicht p. XVI.
Zijn gedrag is ook nog zuiver amnestisch te verklaren en later
treedt onvolledige rdentie op. Vlinder herkent hij vijf
keer pas
hij No. 3, de tweede maal geeft hij de ondersldling „plank" bij
No. 1, in 7) nog de ondersteUing „voet" bij No. 2. Daarna is er
\'althans voldoende herinnering gebleven om niel tot onjuiste onder-
stdhngen te komen. Bij pomp geeft hij de derde maal nog de
onderstelling „plank", herkent de pomp dan bij No. 2.

Ook bij p. X zouden we nog kunnen volstaan met eenvoudige
stoornis van het inprentingsvermogen aan te nemen.

Wanneer we de ziektegeschiedenis van p. I cr mee vergelijken,
verandert in dit opzicht onze zienswijze eenigszins.

Voor zoover noodig meen ik prol. I in z66r verkorten vorm
nog te mogen inlasschen:

■Pro/. I (verkorte ziektegeschiedenis).

V. H. vrl. 25 jaar. Kon goed leeren, is altijd zenuwachtig gcwccs , heelt
vroeger longontsteking en kraamvrouwenkoorts gehad, heeft toen geijld, liaar

vader en zuster zijn zenuwachtig, maar zijn nooit daarvoor speciaal behandeUt.

Verder geen herediteit.

^ Jniü is patiënt opgenomen, was voor 9 dagen ziek geworden. Duidelijke
lyphus ahd. gecompliceerd door pneumonie. Temp. is van
1 tol8Juniblijven
schommelen tusschen -W)® cn 10,5«. 3 .Juni licht gcdelireenl. 6 Juni zeer
onrustig, schreeuwt cn gilt.

^ Juni darmbloeding. Gebruikt van 11—20 Juni digitalis.

Juni door mij somatisch onderzocht. Neurologisch geen afwijkingen.
Juni. Temperatuur 37, l», stijgt \'s avonds tot 38,9«. Slaap slecht., \'s Nachts
huilerig, p. ziet er wat angstig uit, is suf cn apathisch, is goed gconentcerd
betreft dag en plaats. Weet wel dat ik haar gisteren onderzocht heb,
niaar niet op welken tijd van den dag. Geeft bezoek goed aan.

Enkele voorwerpen geloond.

Juni. i>. iiccft haast niet geslapen, lag voortdurend te woelen. Heeft

^en saccharum poeder gehad. Ze had oogenblikken dat ze heel stil lag, maar

^cek met groote oogen voortdurend naar één punt. Pols was in den morgen
«•^regelmatig.

-ocr page 74-

58

\'s Middags: Temperatuur 36,(stijgt \'s avonds tot 39,60). P. is nog apathisch,
weet, dat ik gisteren geweest ben, niet op welken tijd. Heeft de getoonde
voorwerpen onthouden.

Plaatjes. (Dr. B. wijst aan en stelt de vragen. R. T. niet bepaald, over het
algemeen kort). De vraag „wat veranderd?" werd bij alle gesteld. De ver-
schillen werden meestal vrij nauwkeurig aangegeven, echter alleen gewezen.
Waar onderdeelen genoemd zijn, is dit vermeld. Overigens is deze vraag
weggelaten.

Lamp). Wat is dit?

Waar lijkt het op?

Kan je zien, waar het op lijkt?

No. 2). En dit?

Lijkt het op \'t vorige?

No. 3). Waar lijkt dit nu op?

No. 4). En dit?

Weet je niet, wat het is?

Kerk). Waar lijkt dit op?
No. 2). En dit?
No. 3). Wat is dit?
No. 4). Wat is dit?
No. 5). Wat is dit?
No. 6). Wat is dit?
No.
1). En dit?

Iets veranderd, wat zijn dat voor

dingetjes?
No. 8). Wat is dit?
Nog iets veranderd?
Kijk eens goed!
(Vorige getoond).

Boom). Wat is dit?

Weet je niet wat het is, kijk eens

goed!
No. 2). Veranderd?

Veranderd?
Schip). Wal is dit?
No. 2). En wat is dit?
No. 3). (getoond).
No. 4). En wat is dit?
Kijk eens goed!
No. 5). Wat is dit?
(Vorige getoond).
No. 6). Wat is dit?
Ben je moe?
Ga dan maar slapen!

Ben je nog angstig?

Dat weet ik niet.
Kan ik niet vergelijken.
Lijkt op een huis.
Ook. Dat weet ik niet.
Ja, wel een beetje.
Dat weet ik niet.
Dat is hetzelfde.
Een lamp.

Duivenhok.
Ook een duivenhok.
Ook een duivenhok.
Ook een duivenhok.
Dat is een kerk.
Ook een kerk.
Ook een kerk.
Wijzer, raampjes, deur.

op, \'t is een

Ook een kerk.
Neen.

Kan ik niet zien.
O, er zit een kruis

Roomsche kerk.
Dat weet ik niet.
Een boom.

Met een hoop takken.
Een bank.
Ook een bank.
Ook een bank.
Ook een bank.
Weet ik \'niet.
Een schip.
Een bank.
Neen, een schip.
Ja.

\'k Kan heelemaal niel slapen. Dok-
Ier heeft me een poeder gege-
ven ( ), maar toen kon ik nog
niet slapen.
(Knikt neen).

-ocr page 75-

59

Bezoek herkent P. volgens zuster altijd dadelijk, antwoordt op vragen van
den bezoeker, spreekt een heel enkele maal spontaan.

ÏCo. 5. 18 Juni. P. heeft \'s nachts goed geslapen. Was over vorig onder-
zoek zeer ontstemd, zeide \'s avonds tegen zuster: „ik ^you, dat dat volk maar
wegbleef, plaatjes kijken is goed voor kleine kinderen."
\'s Morgens temperatuur 37,70 C» nachts tot 38,80).

Bij mijn ochtend-bezoek geeft P. eerst geen antwoord. Schijnt te slapen.

Hoe heb je vannacht geslapen? Weet ik niet.

Weet je, dat ik gisteren bij je ge- (Knikt ja),
weest ben?

Wie was er nog meer bij? Andere dokter.

Hoe heet die dokter? Ja, dat ken ik niet.

Plaatjes (veranderingen uitsluitend gewezen).

Lamp . Wat is dit? Huis.

No. 2). (getoond). Ook een huis.

(Hoofdzuster komt binnen, die haar vraagt, of ze aan het lezen is, patiënte
antwoordt: „aan \'t huisjes kijken.")

No. 3). En dit? Ook een huis.

Wat veranderd? iGedeeltelijk gewezen). Dat heb ik

gisterenmorgen al gezien.
No. 4). En dit? Is ook een huis.

Is dat een huis? Is het een lamp?

Kerk). (Geloond). Duivenliok.

No. 2). ( „ ). Ook een duivenhok.

No. 3). ( „ ), Ook een duivenhok.

No. 4). ( „ ). Ook een duivenhok.
No. 5). En nu? is een kerk.

Schip). En dit? Bank.

^^o. 2). En dit? Ook een bank.

No. 4), En dit? Ook een bank.

No. 5). En nu? Rat is een schip.

Hoe heet dit? (zeil aangewezen). Dal is een schip.
(Nogmaals zeil aangewezen). Zeil.

Molen No. 1). En dit? Dal weet ik niet. (Even later) molen.

Hoe is het er nu mee? Hoofdpijn. Dal heb ik door dat

boekje gekregen.

^\'o. «. 19 Juni. „Na 19 Juni niel meer \'s nachts gedelireerd. De alge-
meene toestand van patiënt wordt beier" (uil ziektegeschiedenis Dr. B.).
Vanmorgen heeft p. gezegd: „straks zal die dokter met zijn plaatjes wel weer
Komen." Bij \'i bezoek heeft ze, volgens zuster, aan haar man verleid, dat ik
eerst vroeg: „wal het voorstelde" en dan, welke streepjes er veranderd zijn.
s Morgens temperatuur 37,2» (\'s avonds tol 38,9«).

P- is niet meer zoo suf. Antwoordt op mijn vragen kort: „vraag hel maar
^«n de zuster," enz. Uitvoerig psychisch onderzoek wordt in verband mei
et gedrag van patiënt lot 23 Juni geslaakt.

\'y. 2i Juni. P. heeft de laatste nachten goed geslapen,
temperatuur 36,80 (gisteren lot 37,9«).

-ocr page 76-

60

\'s Middags.
Welke dag is het vandaag?
Hoe lang ben je nu hier?
"Weet je hoe ik heet?
Weet je hoe de directeur heet?
Hoe ziet hij er uit?

Hoe heet die dokter, die \'s morgens
en \'s avonds komt?

Woensdag ( ).

Maandag is het 4 weken geweest.
Neen dokter.
Neen dokter.

Ik heb hem nog nooit gezien (on-
juist).
Bosschaard ?

De namen van de dokters worden haar nu genoemd. Daarna experimenteel
onderzoek (reeksen, enz.). De getoonde voorwerpen kan ze nog opnoemen.
(Na 16 Juni niet getoond).

Plaatjes. (Eerst wordt gevraagd, of ze reeds te moe is en \'t overige tot
morgen wil uitstellen. Het is patiënt „hetzelfde").

i

No.

Wat is het?

Wat veranderd?

Lamp.

1

Dat is een huis.

2

Nu is het een lamp.

3

Ook een lamp.

(Verandering onvolledig

gewezen).

4

Ook een lamp.

(Verandering onvolledig

gewezen).

Kerk.

1

Dat is een duivenhok.

2

Ook een duivenhok.

3

Ook een duivenhok.

4

Dat ook.

5

Dat ook. Neen, dat is een

(Verandering onvolledig

kerk.

gewezen).

6

Dat is ook een kerk.

Allemaal kleine ruitjes.

7

Kerk.

Klok, een paar raampjes, en

dat is de deur en dat zijn

kleine raampjes.

8

Ook een kerk.

Boom.

1

Dat is een boom.

Schip.

1

Een bank.

2

Ook een bank.

3

Ook een bank.

4

Ook een bank.

(Wijst roer en dek).

5

Dat is een schip.

(Wijst onvolledig).

6

Schip.

Molen.

1

(Haalt schouders op).

(Je hebt \'t al geweten!) Molen.

Op mijn meedeeling, dat ze wat vooruitgaat; „krijg ik nu gauw wat tc eten?"

2.5 Juni—3 Juli. Toestand wordt gaandeweg beter. P. krijgt meer en niccr
belangstelling voor haar omgeving. Alleen blijft p. nog wat labiel
(verzette

-ocr page 77-

61

zich heftig tegen het geven van een klein sneedje in het oor en huilde een
heelen tijd, nadat ze een andere krib gekregen had, omdat ze nu niet meer
op de klok kon kijken.

ïfo. 8. 3 Juli. Patiente slaapt nu verder geregeld goed.
Temperatuur 37,(gisteren tot 37,6"). De pneumonie is nog niet geheel
geweken. Overigens geen complicaties, behalve lichte decubitus.

Ik weet het niet. O, jawel even-
tjes (-}-).

Namen van de dokters gezegd.

Dr. Bosscha.
Directeur. En Bosman.
Dokter, die \'s morgens hier komt
en \'s avonds om een uur of zeven
(-f). En u bent Dr. H.
En in dat boekje gekeken. (Wijst

naar boekje).
Molen en kerk en huis en bank

en schip.
Een duivenhok, een lamp.
\'k Geloof gerekend Dr. ( ).

Of ik goed mijn geheugen heb.

Dat is een lamp.

Neen, voor een lantaarn misschien.
O ja, dokter.

(Enkele verschillen onvolledig gewezen).
Kerk). Wat is dat? Duivenhok.

En wat moet het worden? Een kerk soms?

No. 2). Wat is dit? Moet ook een kerk worden.

(Verschillen goed gewezen, noemt alleen kruisen).

Ben ik gisteren bij je geweest?

Wat hebben we den vorigen keer

gedaan?
Wie is dat?
Wie is dat?

Niets meer gedaan?

En wat stond er in dat boekje?

Verder nog?

En wat hebben wc nog gedaan?
Waarvoor denk je, dat dat is?
Welke dag vandaag?

Plaatjes.

Lamp). Wat is dit?

Weet je nog, waar je het eerst

voor hield?
Voor een huisje.

No.

Wat is het?

Wal veranderd?

Schip.

1

Een bank.

2

Dat ook.

3

Een bank.

•1

\'k Weet niel, als het geen
bank is.

5

Schip.

(Verandering onvolledig).

\'i

Een onderstuk van een schip.

1

Ook een onderstuk van een

Visoh.

schip.

1

Een visch geloof ik, of niel?

-ocr page 78-

62

Daarna reeksen en vermenigvuldigingen; 32 X 15 na verschillende foutieve
antwoorden goed.

Ho. 9. 9 Juli. Temperatuur schommelt tusschen 36,7« en 37,50. Weet,
dat de datum is 16 of 9 Juli, bezoekdagen kent ze.
Lastige vermenigvuldiging van gisteren onthouden.

No.

Wat is het?

Wat veranderd?

Schip.

1

Onderstuk van een schip.

Visch.

1

Daar kan ik niet opkomen.
Visch.

Kruiwagen.

1

Dat heb ik nog nooit gezien,
dat weet ik ook niet.

2

Ja, dat weet ik ook niet.

3

Kruiwagen.

Maar er zit maar één
boom aan, dan kan je het
niet zien. Die is niet goed
gemaakt.

4

Kruiwagen.

5

Dat is een kruiwagen. Dat is
goed. Zoo hoort het.

(Ongeveer ).

Lamp.

1

Dat is een lamp.

(Verandering onvolledig).

Kerk.

1

Kerk.

Kanon.

1

Been. Onderstuk van een
mensch.

2

Weet ik niet.

(Wijst spaken).

3

Onderstuk van een fiets?
enz.

(Wijst spaken).

8 Aug. wordt p. ontslagen.

Opvallend is nu, dat in deze ziektegeschiedenis bijna in \'l geheel
geen stoornis van het inprentingsvermogen is aan te toonen cn
dat toch desondanks ook deze patiënt zich na haar ziekte ten
opzichte van plaatjes, die ze niet bij No.
1 herkende, zoo geheel
anders gedraagt. Pomp houdt ze later
(20 .hili) eerst voor kofTer
en voor kan, maar herkent ze twee weken later reeds bij No.
1-
Locomotief kent ze op 20 Juli pas bij No. 10, op 5 Augustus, voor
de tweede maal getoond, bij No. 1. Dat stoornissen van het
inprentingsvermogen het gedrag niet kunnen verklaren,
bewijst
ten overvloede 8), waar de voorstellingen „duivenhok, kerk, bank,
molen, lamp, schip, huis" als volkomen gelijkwaardig naast
elkaar
bestaan. Ook gaf ze reeds in 5) bij een plaatje spontaan aan, dat
ze het al meer gezien heeft. Dat ze den eersten dag, \'als bij schip
van No.
6 op No. 1 wordt herbegonnen, weer in No. 1 een bank
herkent, verraadt steUig een belangrijke denkstoornis, temeer daar

-ocr page 79-

63

zij den gang van het onderzoek wel in zich blijkt opgenomen te
hebben (verschillen). Dat patiënt niet „opzettelijk volhoudt", is
voor mij zeker. Hiervoor pleit ook haar vraag „moet dit soms
een kerk worden?" en haar veranderd gedrag ten opzichte van
schip, als nu opnieuw No. 1 wordt voorgelegd in 8).

Neemt men echter aan, dat de bij haar meest vaardig liggende
voorstelling bij elk plaatje overheerscht heeft, dan wordt haar
gedrag zeer voldoende verklaard.

\'t Bevreemdt ons dan niet, dat „huis" voor lamp het eerst verdwijnt
en pas later de
foutieve voorstellingen voor kerk en voor schip.

Waar ze telkens met dezelfde voorstelhng reageert en geen
nieuwe voorstellingen telkens optreden, is het ook in verband
niet de lichte perseveratie bij ons klinisch onderzoek waarschijnlijk,
dat hierin een perseveratorisch element schuilt. Tot eenzelfde
overweging worden we geleid, als we het volgend schema uit
de ziektegeschiedenis van p. VI overzien.

No. 4.

Datu

m.

No. C.

No. 1.

No. 5.

No. 2.

No. 3.

15/7
17/7
20/7
418
22/8

huls (20")
schip
schip
schip (12")
schip (5«/,")

schuit (7")

huis

Sehl

konipns
Inntnnrn (6")
Inntnnm
huitnnm
Inntnnrn

20/7
24/7
25/7
29/7
8/8

20/7
25/7
30/7
4/8
8/8

20/7
25/7
30/7
4/8
8/8

Plets

O m p

"alion

vlerknnl (1")
vierkant
vierkant
koïyn of klsl
kozün (3")

kurkctrekkcr(5\'")
bnllon (C")
ballon (4")
peer
peer

Inntnnm (6")
Inntnnrn (5")
Inntnnm
Inntnnrn
Inntnnrn

schoorslccn(33")
kozyn (7")
kozUn

bnllon (10")

bnllon
ballon
ballon

Inntnnm (12")

of konipns
Inntnnm

Inntnnm

Inntnnrn

Inntnnrn

korUn (II")
koxyn (7»/,")
bus
koz^n

Inntnnrn
Inntnnm
flets

Innt. O nee
nets

pomp (3")
pomp
pomp (1")
pomp (3")

ketel

kruik (10")
ketel (11")
bus
pomp

nets (li\'-)
nets (8")

-ocr page 80-

64

Bij hem bestaat echter weer stoornis van het inprentingsver-
mogen, hoewel op 30 Juli de herinneringen lantaarn en fiets
naast elkander bestonden. Maar b.v. op 25 Juli was hij nog niet
tot de verklaring te brengen, dat hij pomp al meer gezien had,
hoewel dat plaatje stellig zijn belangstelling gewekt had (zie de
verhalen onder Verschillen). Ook is de fiets nogal met lange
tusschenpoozen getoond. Bevreemdend is echter in dit verband,
behalve dat naast elkaar bestaan van de herinneringen lantaarn
en fiets, dat hij, terwijl hij de eerste maal van No. 1 en No. 3
van de fiets een kompas maakt, later hierin geregeld een lantaarn
ziet. Bij pomp wisselen de voorstellingen ook met een zekere
regelmaat tusschen vierkant, kozijn, ketel (bus en kruik), tenvijl
hij ballon op 25 en 30 Juli bij No. 1 goed herkent en hierin
later weer een peer gaat zien.

Hoewel het dus ook bij dit geval is vol te houden, dat het
gedrag voldoende uit de amnesie alleen te verklaren zou zijn,
meen ik op grond van het gedrag ten opzichte van fiets bij dezen
patiënt ook met perseveratie rekening te moeten houden, temeer
daar later de voorstelling lantaarn spontaan gecorrigeerd wordt.

Een argument daarvoor had gevonden kunnen worden, als de
reactie-tijden steeds genoteerd waren en deze geregeld korter waren
geworden. Bij de herkenning van schip zien we inderdaad aan-
zienlijke verkorting en ook bij kozijn (voor pomp) worden dc
R. T.\'s allengs korter.

Komen we nu nog even terug op prot. X.

Ook hier ontmoeten we bij de herkenning van fiets die perse-
veratorische tendenz. Zelfs in 13) fiuistert hij nog bij No. 1
„lantaarn". Bij dezen patiënt overheerscht echter waarschijnlijk
het amnestisch element, want hij meent zelfs dien dag nog, althans
tot No. 3, dat hij het plaatje (reeds viermaal getoond) nog nooit
gezien heeft. Eigenaardig is dan wel, dat hij pomp in 7)
reeds
ingeprent had.

Plaatjes, die hij voor het eerst in de reconvalescentie gezien
heeft (tram), kent hij na twee weken bij No. 1 weer.

Nog door middel van andere methoden werd getracht het
combinatie-vermogen te onderzoeken.

Enkele malen werden de bekende Bilder zum Anschauungs-
unterricht (uitgave Schreiber), waaronder platen van een dorps-
en een stadskeuken, van een markt enz. getoond (I, X, XI, XlX,
XXVII). P. X kent ze dadelijk zeer voldoende, maar hij is ook
reeds aan hel begin van de reconvalescentie (10), alleen de
boeren-

-ocr page 81-

65

keuken noemt hij een schuur „omdat er toch kippen loopen".

Dat echter soms minder détails worden opgenomen en deze dan
ook gebrekkiger gecombineerd worden, lijkt me wel waarschijnlijk;
zoo noemt p. XXVII op 5 December de boerenkeuken „hofstede"
(9"), de stadskeuken „bakkerij" (12") en de markt „kermis" (6").
Dit laatste is voor degenen, die de plaat kennen, niet als foutief
op te vatten. Een paar dagen later geeft hij alle en bovendien
strand goed aan. Ook zijn hier de R. T.\'s vrij lang. Van dissociatie,
zooals we die bij de door Heilbronner beschreven eclamptica
aantreffen, bleek echter nooit iets. Zelfs p. XI kent in 10) markt
en stadskeuken goed, terwijl hij strand in 11) goed aangeeft.

Als een bewijs a fortiori van het combinatie-vermogen zou het
voorleggen van de
uit het dagblad „de Telegraaf" geknipte weer-
Plaatjes
kunnen gelden. Onder het opschrift „de Telegraaf voor-
spelt voor Heden" wordt warm weer voorspeld door een dikken
man, die in hemdsmouwen met jas en strooien hoed aan zijn
wandelstok langs een open bordes wandelt, waar onder neergelaten
jaloezie eenige personen vertoeven; twijfelachtig weer door
een heer, die, voor hij uitgaat, met de parapluie in de hand voelt
of het regent, etc.

Van de 20 N. P. kwamen 4 in \'t geheel niet lot de goede in-
lerprelatie, slechts 6 N. P. begrepen ze direct, terwijl de meeste
ze eerst foutief verklaarden, doch dan na een wenk om eens Ie
lezen, wal er boven stond eindelijk (na ± 2 minuten) tot de voor-
stelling „weersvoorspelling" kwamen en dan van alle of van de
meeste een juiste verklaring gaven.

Van de pa li en ten verklaarden enkele ze foutief (VI, IX,
XIV, XVII), enkele gebrekkig (I, X, XX). In hoeverre hieraan
waarde is loc Ie kennen, is in verband met hel bovenstaande niet
fe zeggen, al was ook hel aantal van degenen, die ze niel her-
kenden grooler dan l)ij de gezonden. Des te meer is de nadruk
^^ leggen op het feit, dat p. XXVI op een dag, dat hij nog meent
^rie weken in het ziekenhuis te zijn (hij is er pas eenige dagen)
en zeer hooge koorts heeft, de plaatjes direct goed uitlegt en dat

\'^n (in 7) en p. XXII ze op een wijze verklaren, die stellig boven

"el gemiddelde niveau van de N. P. stond. P. VII verklaart zelfs
»twijfelachtig", die de moeilijkste blijkt Ie zijn.

Slechts enkele malen (XX en XXVII) werd een vlgUiteitsproef
de manier van Bourdon
(zie Ziehen, Intelligenzprüfung) gedaan,
^ovendien werd de tenacileil daarbij builen beschouwing gelaten.
"Uur was steeds 1\'. De patienlen zijn voor zoo\'n onderzoek te

-ocr page 82-

66

verzwakt. Mijn indruk is, dat de prestatie natuurlijk quantitatief
zeer verminderd is, qualitatief echter niet altijd lijdt. Zoo maakt
p. XXVII geen enkele fout, p. XX (op 22 n\'s) 1 fout.

Het zou interessant zijn dit voor de reconvalescentie na te gaan,
daar dan bij deze patienten het aantal fouten toenam. Men dient
rekening er mee te houden, dat echter ook normalen vrij veel
fouten maken.

Nog enkele onderzoekingen met meer speciale betrekking tot
de stoornissen van het inprentingsvermogen
zijn verricht.

Waarschijnlijk onder invloed van Korsakow, bij wiens polyneu-
ritische psychose een vrij zelfstandige stoornis van het inprentings-
vermogen wordt aangenomen, is ook bij typhus abd. op de
stoornissen van dezen aard vooral in de laatste jaren zeer de
nadruk gelegd. Ja zelfs is in 1907 Graindorge er toe gekomen de
„troubles de la memoire" in veel gevallen als de sleutel van het
heele psychische symptomencomplex, in sommige gevallen ook
van de aphasie (14 blz. 37) bij typhus voor te stellen. Ook Mann-
heimer (geciteerd naar Dieuzaide 8 blz. 12) die overigens aanneemt,
dat er geen speciale psychische symptomen voor een bepaalde
infectie zouden bestaan, maakt een uitzondering voor de amnesie
bij typhus. In verband hiermede is het noodig op deze quaestie
nader in te gaan. Over de theoretische beteekenis van dergelijke
onderzoekingen heeft Döblin
(30) zeer veel wetenswaardigs gepu-
bliceerd en met nadruk er op gewezen, dat „die Diagnose der reinen
Haftstörung, des absoluten Vergessens praktisch nie gestellt werden
kann (blz. 21)". Wal we aantoonen kunnen, is slechts, hoe de
patiënt reproduceert. Is de reproductie goed, dan is dit het bewijs,
dat de inprenting ongestoord is. Is echter de reproductie slecht,
dan kan dit een gevolg zijn van stoornissen met betrekking tot
opmerkzaamheid, opvatting of reproductie-vermogen. Eerst wan-
neer het op grond van andere onderzoekingen gelukt is al die
factoren uit te sluiten - wat wel nimmer het geval zal zijn, —
zou men uit de slechte reproductie tot een stoornis van het in-
prentingsvermogen mogen concludeeren.

Hoewel Döblin (blz. 28) m. i. terecht bemerkt, dat wc nooit
het inprentingsvermogen voor een bepaald zintuig-gebied
kunnen
onderzoeken en dat de verankering aan de verschillende zintuig-
gebieden meer afhankelijk is van individueele
mnenotechniek,
meen ik er op te moeten wijzen, dat de door mij gebruikte prikkels
voornamelijk optische waren.

Het inprentingsvermogen voor acustische prikkels is haast alleen

-ocr page 83-

67

nagegaan door de namen der dokters te noemen. Ik kan dus
hiervoor hoofdzakelijk naar het vorige hoofdstuk verwijzen.

P. X geeft in zijn suffe periode in 5) den naam van Dr. B. als
„Bergman" aan, in 6), drie dagen later, noemt hij mij „Bergman",
meent den naam van Dr. B. (hem genoemd) nooit gehoord te
hebben, kan diens naam zelfs gedurende een klein gedeelte van
het onderzoek niet onthouden. In 7) kan hij geen van beide namen
noemen, maar dat we hier waarschijnlijk met reproductie-stoornis
te doen hebben, blijkt daaruit, dat hij ons dadelijk goed aanwijst,
als ik hem voor de keuze van de namen stel. Aan het emd van
het onderzoek kent hij dan den eenen naam pas weer, als hij den
anderen gevonden heeft.

P. XI heeft daarentegen van 8) op 9) mijn naam reeds m-
geprent.

Ook p. IX heeft in 8), hoewel recidief begonnen is, de namen
van Dr. B en van mij, hem in 7) genoemd, goed aangegeven.

Bij p. VI vonden we iets dergelijks. Eigenaardig was ook bij
dezen patiënt een verschijnsel tijdens de reconvalescentie met
betrekking lot de inprenting van hel woord „stemvork".

Op 23 Juli werd hem het woord „stemvork" het eerst genoemd \'"ct op-
dracht dit woord te onthouden, liet voorwerp zelf werd getoond. 1 atient
zegt het woord na met bijvoeging: „een prachtig ding, \'t zal wel duur zijn.

Na 1\' is hij niet in staat het woord te reproduceeren, hij zegt hel woord
slemvork nog nooit gehoord te hebben.

50 Juli noemt hij spontaan „potlood, ringetje, schaartje ^voorwerpen, die hij
onlhouden zou), krilsijzer."

Hoe heet dil? (slemvork) Klilsijzer.

Was hel niet iels van lepel? Krilslcpel.

Nee, zoo was hel ook niet. Krilsijzer.

Was hel niel iels van glas? Krilsglas.

Was hel niel iets van vork? O ja, dokter, klilsvork.

Was het niel iels van slem? Klilsslcm, zoo was hel. Potlood,

ringetje, schaartje.

Heette het geen stemvork? Ja, dokter, stemvork, potlood, rin-

getje, schaartje, stemvork.

^an hel einde van hel onderzoek, dal ongeveer een kwartier duurde:

Hoe heel dil ook weer ? (slcmvork). Klilsijzer.

Was \'i geen vork? O ja, klilsvork, nee klilsijzer.

Stemvork! (nagezegd: „stemvork").

tNa 45" getoond). Klilsijzer.

^ wordt de slcmvork weer geloond.

Hoe heet dit? Klilsijzer.

(Elerklulser geloond). Elerklulser.

Hoe heel dil nu? (slemvork). Slempelvork.

-ocr page 84-

68

Hoewel nu verder niet meer er over gesproken wordt, spreekt^p. 22 Aug.
spontaan over „stemvork".

We ontmoeten hier dus weer een voorbeeld van perseveratie.
Op de vraag, waarom die foutieve reactie persevereert, zullen we
hierbij niet ingaan.

Hiermede zijn we reeds geleidelijk tot het onderzoek van het
inprentingsvermogen voor optische prikkels genaderd. Dit werd
onderzocht:

lo. Door het toonen van voorwerpen in natura. Ge-
woonlijk werden drie voorwerpjes getoond. Hierbij kwamen zeer
weinig stoornissen aan het licht. Zelfs p. IV noemt in de periode,
dat hij van zijn Amerikaansche reis vertelde, na 24 uur de drie
vooi\'werpjes goed op. Ook bij p. I vonden we in dit opzicht geen
stoornis, ze weet zelfs een week later de voorwerpjes nog op te
noemen (zie bij „Plaatjes"). Duidelijker stoornis trelTen we bij
p. XI in 6), bij het voor de tweede maal toonen van secunde-
horloge. Hierbij was misschien zelfs neiging tot amnestische con-
fabulatie.

Soms twijfelden de patienten later, of de voorwerpjes hen getoond
waren, of dat alleen de woorden waren voorgezegd.

2o. Een iets moeilijker opdracht was de volgende: Een gekleurde
afbeelding van een vlinder tusschen vijf andere op een
briefkaart (Tuck\'s Post Cards Butterflies and Moths) werd aange-
gewezen en dan den volgenden dag, uitgeknipt tusschen 13 andere
(van andere kaarten uitgeknipt), voorgelegd. Er dient op gewezen,
dat van de 18 in dit opzicht onderzochte N. P. 4 niet in staal
waren den vlinder aan te wijzen. Bij twee van deze was de
tusschenlijd langer
(2 en 3 dagen). Het aantal associatieve ver-
ankeringen, dat hierbij gewekt wordt, zal bij de meeste menschen
relatief gering zijn. Eenmaal ondervond ik hel nadeel, dal een
patiënt mij verzocht liever „dien heelen mooien" te mogen onlhouden
en dat een normale een zoodanige entomoloog meende tc zijn,
dal hij den vlinder lot een bepaalde (maar verkeerde)
onderorde
had gebracht

De opdracht is alleen aan de patienten X, XI, XVII, XIX, XX,
XXII, XXVI gesteld.

Bij p. X zien we, dat hij den vlinder in 14) heeft ingeprent,

\') Met dc figuur van Ziehen (55 blz. 18) kon om begrijpelijke redenen io
\'t geheel niet geëxperimenteerd worden.

-ocr page 85-

69

maar hij is dan reeds in de reconvalescentie. Echter is hij den
vorigen dag nog niet zoover hersteld, dat hij fiets dadelijk bij
No. 1 herkende, wat mij mede tot mijn opmerking over zijn
gedrag ten opzichte van meergeziene plaatjes verleid heeft.

P. XI wijst tijdens zijn asthenische psychose een verkeerden
vlinder aan en kan hem ook op de briefkaart niet terugvinden,
eigenaardig genoeg weet hij aan het eind van zijn psychose den
vHnder op de briefkaart aan te wijzen.

Dat echter bij relatief lichte gevallen stoornissen in deze richting
bestaan, bewijst de ziektegeschiedenis van p. XX (en van p. XIX,
die datum en zaalnummer steeds goed kende), waar de opdracht
foutief volbracht werd. Beide patienten volbrengen de opdracht
met een m. i. lastiger vlinder later wel.

\'t Meest verrassend was echter, dat p. XXII (van wien reeds
dikwijls sprake is geweest en die 17 Oct. uit \'t krankzinnigenge-
sticht is overgebracht) 21 Oct. den vlinder heeft ingeprent, ja zelfs
dezen na zijn herstel (18 Nov.) althans op de briefkaart nog goed
^«nwijst. Ook p. XXVI vindt den vlinder in 3), direct na zijn
delier, terwijl de temperatuur nog continu hoog blijft, tusschen
12 andere weer. P. XVII heeft eveneens de opdracht goed volbracht.

Öc kans, dat de patienten toevallig goed raden, is betrekkelijk
klein.

do. PI

aten met meerdere voorwerpen werden elf keer
voorgelegd bij 8 patienten, meestal in de reconvalescentie, bij
P- XIX en
p. XXII in hel stadium fastigii, bij p. XX in beide
s adia. Waar dit aantal zeer klein is, zal men mij van uitvoerige
Uitweidingen verschoonen. De bij sommige prolocollen gevoegde
^e^ltaten spreken bovendien voor zichzelf,
^c platen (uit „Hel eerste Boek", uitgave MeulenhofO geven op
^^ blad 6 lol 7 voorwerpen cn werden den patienten gedurende
be ^^ \'^verd bij gezegd, dat na afloop een uitvoerige

yj^^^fyving verwacht werd (met voorbeeld toegelicht) en dal hel
s Uitend opnoemen van de voorwerpen niet de bedoeling was.
verschillende voorwerpen op 66n plaat behoorden niet lot
(badk^^^^ complex, zooals wel op enkele platen van dal boek
^ kuip, thermometer, zeep, spons) het geval is. De voorwerpen
miïi onder het bekijken niet hardop genoemd worden. On-
beschryf\' ^^^ gesloten was, begonnen dc patienten te

-ocr page 86-

70

Spontaan.

I.

Hl.

VI.

VII.

Vin.

XIX.

XX.

XXII.

Plaat I (6)

5

_

_

_

_

6

Plaat III (6)

6

5

5

6

4

Plaat II (7)

4

6

6

7

—■

Op vraag:

Plaat I (6)

6

6

Plaat III (6)

6

4

6

5

6

Plaat II (7)

5

7

7

7

(Het totaal aantal voorwerpen is tusschen haakjes achter het plaatnummer
aangegeven).

Uit de bijgevoegde tabel zien we lo. dat p. III, p. XIX en p. XX
alle voorwerpen spontaan opnoemden, wat voor de laatste twee
in verband met haar gedrag ten opzichte van vlinder opvallend
is, temeer daar het onderzoek bij beiden in dezelfde periode als
dat met den vlinder viel.

2o, dat meestal één voorwerp spontaan niet genoemd werd, dat
echter p. VI op den dag van ontslag van 7 voorwerpen slechts 4
spontaan noemt.

Van 26 N. P. noemden 12 één voorwerp, 1 twee voorwerpen
spontaan niet.

Werden de voorwerpen door mij tusschen andere niet aanwezige
in de vragenlijst opgenoemd, dan werden haast altijd alle geloonde
voorwerpen door de patienten goed aangegeven. P. XIX noemt
één voorwerp niet. Dit was een voorwerp (warmwaterbus), dal ze
spontaan als „dat ronde dingetje" aangeduid had.
\'t Is zeer waar-
schijnlijk, waar normalen met de herkenning hiervan moeilijkheden
hadden (inktkoker, presse-papier), dal de
patiënt hierin geen water-
bus herkend had. Van meer belang is het, dat p. VI nu twee
voorwerpen niet noemt, wal des tc meer treft, omdat hij één dier
voorwerpen ongeveer 3\' tevoren spontaan wel genoemd had.
Slechts 4 N. P. herinnerden zich, op deze wijze ondervraagd, één
voorwerp niet, steeds dat, wat het laatst op de vragenlijst voor-
kwam.

Bij p. XX is ook nog nagegaan, wat ze zich na een maand van
plaat I herinnerde. Slechts 2 voorwerpen werden dan spontaan
genoemd, op vraag geeft ze van de zes voorwerpen vijf goed aan-
Twee N. P., die ik in dit opzicht onderzocht, noemden na vier

-ocr page 87-

71

maanden van zes voorwerpen resp. 3 en 4, vragenderwijs alle.
Wel dient daarbij in aanmerking genomen, dal één der N. P. vrij
slerk confabuleerde naar aanleiding van een niet aanwezig voor-
werp, wat p. XX in \'t geheel niet deed.

P. VII noemt bij een associatie-onderzoek vijf van de zes voor
een maand geziene voorwerpen in volgorde op (18) 42—48).

De beschrijving der onderdeelen was stellig bij p. I, VI en XIX
zeer gebrekkig en stond in het algemeen ten achter bij de be-
schrijving door de N. P., is echter bij p. VII en bij p. XX in
enkele opzichten vrij goed. Zoo treft het mij, dal p. VII het hnlje
van het bock noemt, een détail, dat slechts 8 van de 14 N. P.
spontaan noemden. Dat het lucifersdoosje leeg was, werd slechts
door 3 van de 14 N. P. spontaan vermeld. Dil détail kunnen zelfs
5 N. P. bij navraag niet voldoende aangeven. Daarentegen ver-
meldde p. VII spontaan weer niets van een er bij liggende lucifer,
die door 11 van de 14 N. P. vermeld werd. Ondervraagd geeft hij
hieromtrent goed aan. Ook bij p. XX was de spontane beschrijving
van het schoentje vrij opvallend.

Op navraag werden de onderdeden (voor zoover de voorwerpen
herinnerd werden) over hel algemeen goed aangegeven. \')

Zeer verrassend was daarbij, dat zelfs op vrij sterk suggestieve
vragen zoo wdnig geconfabuleerd werd. Bij p. XX zijn enkde anl-
^voorden, die als confabulaties zijn op le vallen, zoo over de inkerving
ii^ hel klosje (in werkdijkheid was er geen inkervinj^. Nemen wc
echter in aanmerking, dat de vraag sterk suggestief werd, doordal
een nadere uitleg van inkerving gegeven moest worden, 2o. dal
^»■aag 23a, waar normalen vaak twijfdden, door
deze patiënt goed
beantwoord werd en vooral 3o. dat N. P. soms vrij sterk confa-
buleerden (bijna alle over poolen onder een platte kruiwagen,
gaf zelfs de breedte van den draagriem bij een trommd aan,
^vaaraan geen draagriem was, een ander wist van een gestreepte
^cken, die in werkelijkheid niet was aangegeven), dan zijn zulke
Confabulaties zeer onbeleekenend.

Resumeerende meen ik, dal uit het gedrag ten opzichte van de
besproken opdrachten duiddijk blijkt, dal
het spontaan rc-
P^oductic-vermogen meestal iets, maar niel belang-
geringer is dan bij normalen en dal bij sommigen,
^oor zoover dit is na le gaan dc inprenting gestoord is.

Met dc kleuren is weinig rekening gehouden, omdal dil ook voor vele
i • Ic moeilijk bleek.

-ocr page 88-

72

Dat p. VII niet tot deze patienten behoort, is zeker opvallend,
vooral als men in aanmerking neemt, dat deze patiënt dat verhaal
over zijn verblijf in het kamp deed.

Amnestische confabulaties spelen althans bij de door mij onder-
zochte patienten een geringe rol.

Bij de onderzoekingen over associaties bij typhus-lijders werden
twee methoden gevolgd, de doorloopende methode en de antwoord-
methode. Bij de doorloopende methode werd geen prikkelwoord
genoemd, maar de opgave gesteld vijftig zelfstandige naamwoorden
te noemen. Waar die opdracht niet begrepen werd, werd ze ver-
vangen door de opdracht woorden te noemen, waarvoor men
„de" of „het" kan zetten. Bijna zonder uitzondering worden dan
zelfstandige naamwoorden genoemd. In het laatste geval werden
ook eenige voorbeelden genoemd. Zelfs dan werkten deze slechts
bij uitzondering als prikkelwoorden.

Bij de tweede methode werd telkens eerst een prikkelwoord
genoemd. Ook volgens deze methode werden dan vijftig associaties
verzameld. In den grammaticalen vorm werden de personen meestal
vrijgelaten, sommige gebruikten zelfs zinnetjes. Alleen in den
aanvang (I, VII, X) werd eenige malen verzocht met zelfstandige
naamwoorden te reageeren. Ook werden bij de patienten wel eens
voorbeelden genoemd. Dit laatste lijkt mij nu beslist een fout.
Hoewel dan meestal voor „roos" de keuze werd gegeven tusschen
de associaties „bloem", „rood", „schoonheid", „tuin", „bloemist"
werd soms naar aanleiding van een der voorbeelden op den een
of anderen associatie-vorm, bijvoorbeeld naar plaatselijke coëxi-
stentie ingesteld. Ofschoon ook meerlettergrepige prikkelwoorden
gebruikt werden, is mij van voortijdige reacties nooit iets gebleken.
Het prikkelwoord werd niet vooraf door een signaal aangekondigd.
De R. T. werd met het vijfde-secundehorloge bepaald. Aan ge-
gevens omtrent lijd is dus bij het onderzoek volgens deze methode
slechts benaderende waarde toe te kennen.

De associaties werden door mij opgeschreven. Bij de doorloo-
pende methode kwam het tweemaal voor, eens bij een N. P. cn
eens bij een patiënt (XVI;, dat ik hen met het opschrijven niet
kon bijhouden. Een nadere explicatie van de associaties werd niet
gevraagd. De rubrificeering, waarbij ik den gedachtengang van
Aschaffenburg (24) trachtte te volgen, is dus zeer willekeurig.

Hoewel de gegevens weer werden vergeleken met het resultaat
bij normalen, zou ik het doel van deze studie verre voorbijstreven,
wanneer ik daarop uitvoeriger inging, terwijl over de physiologic

-ocr page 89-

73

van de associaties reeds vele gegevens (AschalTenburg, Jung en
Riklin, Wreschner e. a.) verschaft zijn. Liever beperk ik mij dan
ook tot de practische resultaten bij de patienten, al zijn daarbij
vergelijkingen met de N. P. nu en dan noodig. Misschien dient
alleen vermeld, dat bij het onderzoek van normalen steeds dit
onderzoek bij den aanvang geschiedde om invloed van geestelijke
vermoeienis zooveel mogelijk uit te sluiten.

Het onderzoek volgens de doorloopende methode omvat tien
patienten (I, III, VI, VII, IX, X, XVI, XX, XXVI, XXVII), het on-
derzoek volgens de tweede methode negen patienten (I, VI, VII, X,
XVI, XX, XXII, XXVI, XXVII). Bij de patienten III, VII, X, XX,
XXII, XXVI en XXVII werd het onderzoek ook in dc koortsperiodc
bewerkstelligd, bij de andere alleen in de reconvalescentie.

Allereerst is dan opmerkelijk, dat het experiment zoo dikwijls
ny typhus-patienten eenvoudig mislukt. Waar door normalen het
opnoemen van vijftig zelfstandige naamwoorden steeds volbracht
^erd, zij het dan ook soms met moeite, moest dit bij zes
Patienten worden gestaakt, vijfmaal omdat het hen te veel
inspande, eens (bij p. I) omdat de patiënte weigerde verder te
gaan, daar haar alleen „woorden in de gedachte komen, die ze al
gehad heeft!" Bij p. XXVII werd het den eersten keer reeds na het
noemen van vijftien substantiva gestaakt. Misschien was het moge-
yk verder te gaan, maar mij leek een dergelijke inspanning
®ngewenscht. Bij p. XX werd de opdracht eerst niet begrepen,
^^at bij normalen in die mate nimmer voorkwam.

De associaties op prikkelwoorden moesten ook soms gestaakt
^Vörden (XX). Hier kwam het echter meer voor, dat de patiënten
^envoudig op een prikkelwoord niet reageerden, zelfs na wachten
janger dan 1\'.

y de patienten X en VII kwam dit zelfs resp. acht- en negen-
aal voor, terwijl het bij de N. P. hoogstens drie keer op 50
l\'^mkelwoorden voorkwam.

at nu dc hoedanigheid van de associaties aangaat,
cvid^ ^^^^ aantal interne associaties bij dc patienten geen

fiest lU^ ^^»\'schil vertoont. Door Ranschburg (44 blz. 715) is vast-
hh^^ later door Jung en Riklin nog eens bevestigd (32
asso • • weinig ontwikkelden de neiging tot interne

men^\'d-^^^- ^^ ontwikkelden. Maar zelfs al neemt

aantal \' aanmerking, dan kan men niet volhouden, dat het
gewn associaties bij de patienten minder is dan men

^issch\'^ ^indt. Waar men bij p. X en vooral bij p. XVI
len tot een dergelijke conclusie zou komen, staan daar-

-ocr page 90-

74

tegenover p. VI (zie pag. 75), p. VII, p. XXVII, maar vooral
p. XXVI, bij wien het aantal co- en subordinaties en eveneens het
aantal praedicatieve associaties vrij groot is. In dit verband is het
misschien ook van belang, dat het aantal herhalingen bij de
„Wiederholungsmethode" gemiddeld 17 bedroeg met een minimum
van 11 (p. VI) en een maximum van 25 (p. I).

Van veel grooter beteekenis lijkt het mij, dat het aantal associaties
naar den zin van het prikkelwoord, wanneer men de prikkel-
woorden, waarop de associatie uitbleef buiten beschouwing laat,
niet merkbaar van dat der normalen verschilt.

Beperken wij ons voor deze bewering weer lot de gepubliceerde
prolocollen, dan is dit bij p. VII, X, XX en XXVII zeker voor
ieder duidelijk. Een uilzondering kan men zien in hel resultaat
bij p. XVI. Weliswaar kan men hel aantal syntactische woord-
samenstellingen als associaties naar den zin opgevat rekenen,
maar brengt men deze soort van spraakmotorische associaties,
wat zeker veel juister is, niel tot deze groep, dan vinden we bij
dezen patiënt althans in 17), hetzij door willekeurige bevoor-
rechting van een bepaalden reactie-modus, hetzij zuiver spontaan
een zeer laagstaand associatie-type. Bovendien vindt men bij hem
nog eenige herhalingen van hel prikkelwoord. Bij normalen kwam
dit laatste ook wel eens voor, maar zonder uitzondering volgde
dan na die herhahng de eigenlijke associatie, wat bij hem niet hel
geval was.

Dit gemis aan afwijkingen in dit opzicht heeft mij niel verrast.
Het resultaat levert een nieuw bewijs voor de ervaring, die Kraepelin
(39 uiig. 1909 blz. 278) bevestigt, waar hij schrijft „Die
Assoziations
reihen unserer Kranken weichen, soweit es sich nicht um Bil-
dungsunterschiede handelt, im allgemeinen aulTallend wenig von
denen der Gesunden ab". Kraepelin maakt een uilzondering voor
de manie. Hierbij vindt hij een neiging tol klankassociaties, vooral
lot rijmen.

Zooals bekend zal zijn, heeft AschalTenburg gevonden, dat deze
vorm van associaties bij uitputting en ook bij een patiënt md
influenza (24 blz. 29) een groole rol spelen. Hel resultaat bij
typhus verdient daarom bijzondere vermelding.

Bij p. XVI ontbraken ze geheel. Als klankassociaties kunnen
desnoods opgeval worden vrede-veel bij p. X, hond-hok bij p- I»
huis-tuin bij p. VII en voorts nog bij p. XXVII
bloem-glocit,
vrede-vrees, maar rijmwoorden, soms zelfs zinlooze, zooals ik bij
de
N. P. sporadisch waarnam (huis-buis) vond ik bij dc patiënten
nimmer. Wel merkte ik eens op, dal 66n der patienten, p. VI, ii^

-ocr page 91-

75

den loop van een gesprek, waarin van een slechte presse-papier
sprake was, die door den wind opgetild werd, de vergelijking met
storm-op-zee gebruikte. Hoewel bij dezen patient voortdurend door
de zusters en door mij op rijm gelet werd, heb ik verder nimmer
iets van dien aard kunnen waarnemen.

Ik wil echter onmiddelijk toegeven, dat de onderzoekingen niet
talrijk genoeg zijn om het voorkomen van deze soort van associa-
ties in het algemeen uil te sluiten. Wel vond ik bij één patient
(XXII) met hooge koorts opvallend veel reminiscenties (24 blz. 238).
Dit aantal werd echter na zijn herstel niet veel geringer, \'t Bleef
bovendien steeds minder dan de helft van het totaal aantal asso-
ciaties, wat bij de N. P. niet altijd het geval was.

Een bijzondere bespreking verdient nog het aantal verschil-
lende woorden, dat voor 50 associaties gebruikt werd.
In de gepubliceerde ziektegeschiedenissen vinden we in dil opzicht
"Weinig vermeldenswaardigs, maar als we het onderstaand resultaat
bij p. VI aan \'t begin van de reconvalescentie, toen met hem voor
bet eerst associatie-proeven werden gedaan, overzien, zal het ons
treffen, dat de patient daarbij slechts 42 verschillende woorden
gebruikt heeft.

® ^"g. P. VI. Als voorbedden worden genoemd: kal = muis. (Patient krijgt
opdracht met zelfstandige naamwoorden le associeeren).
vrede
tafel

geluk

horloge

bliksem

hand

kalmte

boom

domheid

schip

»•cchibank

huis

^«•ocfheid

licht
Plicht

kat.

steen

metselen.

muis (ik denk meer aan

slaap

wakker worden, je kan

pool).

toch niel altijd blijven

slapen.

ongeluk.

geld

lellen, dal doe ik het

liefst.

sleutel.

liefde

liefde, ja dal is aardig.

onweer.

jas

aantrekken.

nagel.

genoegens

heel aardig.

rust.

hamer

timmeren.

blad.

bclooning

geld.

suf.

hout

timmeren.

mast, zeil.

dans

aardig, maar ik doe het

schaaf.

liever niet.

hond

trekken, ik heb cr maar

vier.

schoorsteen.

diefstal

die moet uitgehrachl

worden.

rust.

stad

vind ik mooi, voor een

donker.

keer tenminsle.

gezondheid

is alles waard.

verplichting.

kamer

rust.

-ocr page 92-

76

bloed

tegengaan.

tooneel

daar ben ik liever niet bij.

vreugde

rust.

zee

daar houd ik van.

vork

eten.

list

leugen. Slaat gelijk.

schoonheid

wasschen.

bloem

daar houd ik van.

eend

zwemmen.

woede

dat is kwaad worden.

honger

eten.

glas

drinken.

harmonica

spelen.

snelheid

machine.

gebed

gebed? Ophouden, dat

boek

lezen.

kan je niet altijd blij-

ven doen.

kruik

vol doen.

droom

dat is niet goed.

vrees

angst.

schaap

wol.

In deze lijst komen dus „rust" viermaal, „eten" en „timmeren"
elk tweemaal voor, terwijl verder nog dikwijls met zinnetjes als:
„dat is aardig" (driemaal), „daar houd ik van", enz. gereageerd
wordt. Zinlooze associaties zijn bij die herhahngen niet.

Nu weet ik heel goed, dat men ook bij normalen dergelijke
resultaten kan krijgen. Eén van dc N. P. kwam zelfs met 41
reacties toe, een andere N. P. associeerde op bijna alle abstracta
met „mensch", terwijl Aschaffenburg (blz. 295) opgeeft, dat het
aantal herhalingen tusschen O en 6—10 wisselt. Vergelijkt men
hierbij echter het volgend overzicht van het aantal woorden, door
de patienten bij de doorloopende methode gebruikt, dan krijgt
de bovengegeven serie toch een bijzondere beteekenis.

In het volgend schema is dit aantal gegeven, waarbij het niel
als herhaling is opgevat, wanneer de patiënten dc voorbeelden
eenmaal in hun reeks gebruikten.

Aantal woorden op 50 substantiva.

P. X 11 »)
14

P. XVI 17

25
27

P. VI Ie maal

2c „
P. I Ie „
2e

P. III Ie !!

48

48
33
46
44
31
42
46

49
48

VII 7
17
IX 13
15

P. XXVI 2
P. XX 4
15

P. XXVII Ie maal
2c „

50 2)

46

49
48

50 »)
45?

47

43 «)

48

P.

P.

Deze cijfers verwijzen naar nummers van gepubliceerde ziektegeschiede-
nissen.

2) Als het aantal minder dan 50 bedroeg, wat vijfmaal voorkwam, werd het
getal op
50 herleid. Het aantal was hierbij resp. 30, 38, 24, 42, 15.

-ocr page 93-

77

Hieruit is af te leiden, dat de prestatie dikwijls vrij goed is,
temeer daar men o. a. bij patiënt VII nog in aanmerking moet
nemen, dat soms de woorden in verschillende complexen gepro-
duceerd worden.

Deze goede prestaties zijn, eigenaardig genoeg, hoofdzakelijk van
de koortsende patienten.

Bij anderen, vooral bij p. VI en p. XVI is het aantal toch zeer
gering. Zelfs als men er mede rekening houdt, dat de N. P. het
gewoonlijk ook niet verder dan tot 48 woorden brachten — slechts
3 N. P. noemden 50 verschillende woorden, één N. P., bij wien
ik geen bijzondere dispositie mocht aannemen, gebruikte slechts
40 woorden (zie ook AschafFenburg tabel VIII blz. 259) — dan
mag men hieraan de pathologische waarde nog niet ontzeggen.
Opvallend genoeg zijn de slechtste resultaten weer van reconvales-
centen. Hoe de patienten VI en XVI deze opgave tijdens het
stadium fastigii volbrachten, kon met het oog op den algemeenen
toestand niet onderzocht worden. P. X, die in andere opzichten
veel overeenkomst met deze patienten vertoonde, had zoowel
tijdens de periode van de steile curven (op 30 substantiva) als
later (op 50 substantiva) weinig herhalingen.

Toch meen ik in verband met wat vroeger reeds naar aanleiding
van de opmerkzaamheid gezegd werd, namelijk dat de bemoei-
lijking dikwijls in de reconvalescentie bijzonder duidelijk is, lol
dergelijke onderzoekingen speciaal bij reconvalescenten te mogen

opwekken.

De reactie-lij den — hiervoor is naar de bekende methode
het middelste van de naar de grootte in volgorde geplaatste
reactie-tijden van elke reeks genomen (W. M.) — liggen bij de
patienten hooger dan l)ij normale personen.

Wreschner (53 blz. 47) geeft voor normalen aan 2502 a. Aschaf-
fenburg (24 blz. 296) vond bij zeer ontwikkelden 900 «—2000 .r,
ik zelf vond bij de bepalingen met hel vijfde-secundchorloge een
M. van lot 5" voor weinig ontwikkelden. Het arithmetisch
gemiddelde van al dc W. M. bij normalen was 3".

l^ij typhus-patienten liggen die W. M. meestal nog iels hooger,
foodat het arithmetisch gemiddelde van al de W. M. Iiier op
•H" komt. Bij p. X vond ik zelfs de ecrslc maal een W. M. van 7".

I^en uitzondering maakt p. XVI. Hier is W. U. opvallend kort (IJ")
25) is echter W. M. bij hem verdubbeld. Dit is temeer op-
^\'allend, omdat er toen toch reeds zeventien herhalingen van de
associaties van het vorige onderzoek waren. Misschien hangt dit
tarnen met een verandering — naar de gebruikelijke terminologie

-ocr page 94-

78

„verbetering" — van het associatie-type. Of misschien ook hier de
onderstelling van Wreschner (53 blz. 243) juist is, dat de vertra-
gende tegenzin tegen een reeds gebruikt reactie-woord den ver-
kortenden oefeningsinvloed overheerscht, laat ik in het midden.

De tijd, gebruikt voor het opnoemen van vijftig substantiva, ligt
bij p. IX en XX vrij ver boven het bij de N. P. gevonden maximum
(9\' 16"). Bij p. I en bij p. X, die het den eersten keer resp. tot 38 en
30 woorden brachten, lag de tijd boven het maximum voor 40
substantiva (6\'7"). Bij p. VI, VII en XXVII lag de tijd voor het
opnoemen van 50 substantiva althans boven den gemiddelden tijd,
door de N. P. gebruikt (51"). Bij p. XVI is de tijd ook voor deze
opdracht opvallend kort en blijft kort, als de tweede maal de
wijze, waarop hij de opdracht volbrengt, verbetert. Ook bij p. XXVI
is de reactie-tijd niet zoo bijzonder lang, vooral als men in aan-
merking neemt, dat hij meestal gecoördineerde associaties gebruikt.

Als men alles samenvat, schijnen de associatie-tijden bij typhus
verlengd. Verdere conclusies zijn niet gerechtvaardigd. Slechts
schijnen de onderzoekingen bij typhus nog dit te bewijzen, dat
we voorloopig zeer voorzichtig moeten zijn met analogieën tusschen
uitputting en infectie-ziekten, waartoe men geleid door de subjec-
tieve klachten in het prodromaalstadium, door de uitputbaarheid
der patienten in het stadium fastigii en tot op zekere hoogte door
hun psychischen habitus in de reconvalescentie zou kunnen komen.
Vooral bij de reconvalescenten ligt hier nog een belangrijk ar-
beidsveld.

-ocr page 95-

HOOFDSTUK IV.
Samenvatting,

Het is de bedoeling niet alleen een samenvatting te geven van
de resultaten, die, naar ik hoop, in de vorige hoofdstukken vol-
doende uitgewerkt zijn, maar ook een poging te doen om vast te
stellen, wat ten aanzien van dc afzonderlijke factoren, die voor
lyphus onderzocht zijn, bekend is bij andere ziektetoestanden, die
eveneens door een zekeren graad van sufheid zijn gekarakteriseerd,
l^at dit slechts uiterst oppervlakkig geschieden kan, is duidelijk,
üe onderzoekingen over typhus zijn nog weinig omvangrijk. Het
materiaal over andere toestanden is nog betrekkelijk gering.

Voor vergelijking kwamen in aanmerking enkele onderzoekingen
over commotio cercbri (Heilbronner, Berliner), de reeds dikwijls
genoemde over alcoholroes, alcoholdeliriën en over cclampsic, tot
op zekere hoogte ook onderzoekingen van Raecke cn van Siemer-
ling over epilepsie. Eenige gegevens over uraemie zijn onlangs
door Bonhoeffer verschaft.

Het behoen niet gezegd te worden, dat deze onderzoekingen met
in alle opzichten parallel loopen met mijn onderzoek, wal voor een
g^\'oot deel ook het gevolg is van hel feit, dal de patienten bij dc
genoemde ziekletoeslandcn zich voor onderzoekingen van geheel
»«deren aard lecnen.

litteratuur over typhus is reeds vroeger uitvoeriger besproken.

Allereerst dient dan opgemerkt te worden, dal het, wat belrca
^^e sufheid, geen verschil maakt of gelijktijdig deliriën of andere
psychotische verschijnselen bestonden. De vraag, waarom de eene
Patienl delireert, de andere niet delircert, wordt dan ook door dil
onderzoek in geenen dccle nader lot de beantwoording gebracht,
"^e lag trouwens het verst buiten hel eigenlijke doel van mijn studie.

^ok regelmatige betrekking lot het stadium is niet gevonden.

-ocr page 96-

80

Het initiaalstadium moesten we daarbij buiten beschouwing laten,
omdat dit gedeelte van de ziekte zich geheel aan de waarneming
onttrok. Velerlei wees er op, dat eerst in de reconvalescentie de
hoofdstoornissen bestaan.

Wat betreft de opmerkzaamheid is gevonden, dat deze betrek-
kelijk gemakkelijk te wekken is. Dat de vigiliteit soms niet
opvallend verminderd is, bewees ook het onderzoek met de platen
uit „Het eerste Boek" en een heel enkele maal het resultaat bij
het laten aanstrepen van letters. Daarentegen kon op verschillende
wijzen een stoornis met betrekking tot de habitueele opmerkzaam-
heid vastgesteld worden. Dat de opmerkzaamheidsaanspanning
bemoeilijkt is — en waarmee dit samenhangt — kon eenigszins
uitvoeriger nagegaan, worden met behulp van het onderzoek met
de stemvork.

Berliner vermeldt, dat één van zijn patienten met commotio
bij het onderzoek zeer opmerkzaam was (25 blz. 4); het sensibili-
teitsonderzoek was echter tengevolge van onbestendige opmerkzaam-
heid bij dien patiënt onmogelijk. Bij alcohol-intoxicaties wordt de
stoornis met betrekking tot de opmerkzaamheid sterk op den
voorgrond gesteld. Een groot gedeelte van de slechte resultaten
tijdens den roes schrijft Reisz (45 blz. 400) op rekening van de
onophoudelijke wisseling van de opmerkzaamheid. Tijdens het
delirium t r e m e n s schijnt de opmerkzaamheid weliswaar voor
een oogenblik de scherpte van den gezonde te kunnen bereiken
(27 blz. 25), maar een zeer sterke vermindering met betrekking
tot de habitueele opmerkzaamheid te bestaan. Van één der
uraemische patienten (4 blz. 2258) wordt gemeld, dat de
uraemische toestand in den aanvang gekenmerkt was door een
vermindering van de opmerkzaamheid en van de belangstelling —
naast bemoeilijking van het denken. Haeeke (43 blz. 31) vermeldt
bij één zijner patienten tijdens de postparoxysmale reevo-
lutie een onvermogen tot concentreeren en een sterke vermoei-
baarheid bij perimeter-onderzoek. Bovendien bestonden in die
toestanden sterke paralexieën en paraphasieën (43 blz. 28). Küppen
en Kutzinski (37 blz. 187) stellen bij hun onderzoek van epilep-
tische suflieidstoestanden de wisseling met betrekking lot de op-
merkzaamheid voorop.

Dal bij typhus althans geen sterke paraphasieën werden waar-
genomen, zij hier nog eens vermeld.

Twee sloornissen, die — terecht of ten onrechte zij in hel

-ocr page 97-

81

midden gelaten — met opmerkzaamheid in verband gebracht
worden, kunnen eveneens hier besproken worden.

Voldoende is gebleken, dat de afleidbaarheid een zeer geringe
rol speelde. Ze was alleen duidelijk bij enkele delireerende patien-
ten en bleek in geenen deele met gedachtenvlucht parallel te gaan.

Ik zal dan ook op de afieidbaarheid bij de andere sufheids-
toestanden niet ingaan. In het kort zij er aan herinnerd, dat v. d.
Torren (52 blz. 610) ze waarnam bij een bewustzijnsstoornis na
hoofdverwonding. Een lichte afleidbaarheid schijnt soms ook
tijdens den roes voor te komen (45 blz. 394). Zeer duidelijk was
het symptoom bij één door Heilbronner onderzochte uraemica
(35 blz. 363) en bij eclampsie werden zelfs een aantal symp-
tomen hiertoe herleid. Ook bij epilepsie vindt men het zelfs
tijdens de aequivalenten (zie o. a. Siemerling 47 blz. 8) vermeld.

Gedachtenvlucht werd eveneens slechts sporadisch aangetroffen.
Het is vooral opvallend, dat soms bij sterk delireerende patienlen
noch l)ij het loonen- van platen uit Meggendorfer, noch bij het
toonen van plaatjes van Heilbronner gedachtenvlucht aan het licht
kwam, temeer daar bij andere patienten juist, dank zij dc laatste
methode, het symptoom zeer duidelijk was.

13ij de overige ter sprake gebrachte sufheidstoestanden kon ik
alleen bij den roes hieromtrent weinig vinden. Reisz (45 blz. 396)
zegt uitdrukkelijk naar aanleiding van het onderzoek met de
plaatjes van Heilbronner: „ich konnte das Auftreten ideenflüch-
liger Erscheinungen nur in seltenen Fällen nachweisen." Bij de
c o m m o t i o c c r e b r i is gedachtenvlucht zoowel door Heilbronner
(36 blz. 2427) als door Berliner (25 blz. 7) vermeld. Aan \'t voor-
komen bij delirium tremens is in de laatste jaren zeker niet
«ïcer te twijfelen.

t)at oude herinneringen hij de patienten betrekkelijk weinig
Releden hebben, is uit het onderzoek wel waarschijnlijk. Naast de
deshetrefTcnde algemeene vragen lijkt me toch ook het betrekkelijk
ßoed opzeggen van de reeksen in gewone volgorde in dit opzicht
^ s bewijs aangevoerd te mogen worden.

Het Inprentingsvermogen tijdens de ziekte is eveneens veelal
in die male gestoord als verwacht kon worden. Voor kort
ßc eden indrukken geldt dit vrij algemeen. Bckenopgaven werden
• echts zelden tijdens hel uitrekenen vergeten. De platen uit „Het

rste Boek" werden — waar dil onderzocht kon worden —

-ocr page 98-

82

dikwijls vrij goed ingeprent. Bij het onderzoek met de plaatjes
van Heilbronner wisten velen den volgenden dag reeds onmid-
delijk, wat de aanvankelijk nog verschillende opvattingen toelatende
plaatjes worden moesten. Ook wisten de patienten na de ziekte
vrij goed de plaatjes te schiften, die hun tijdens de ziekte ge-
toond waren.

Met nadruk moet echter nog eens vermeld worden, dat er wel
degelijk gevallen waren, waarbij we op verschillende gronden een
vrij ernstige stoornis moesten aannemen en dat dit niet enkel die
gevallen waren, waarbij sterk uitgesproken psychotische verschijn-
selen bestonden. De vergelijking met andere toestanden in dit
opzicht levert groote moeilijkheden. Vrij eensluidend zijn de mee-
deelingen over commotio cerebri.

Hierbij is de stoornis van het inprentingsvermogen (Heilbronner,
Berliner, van der Torren) cardinaalsymptoom. — De slechte resul-
taten, die Reisz bij zijn onderzoekingen over het inprentingsver-
mogen tijdens den ro es verkreeg, onderwerpt hijzelf aan uitvoerige
critiek (45 blz. 390).

De herinneringen aan de lotgevallen tijdens den roes zijn
individueel zeer verschillend (blz. 392): Bij 31 van de 68 onder-
zochte personen bestond den volgenden dag volkomen amnesie.
Bij delirium tremens lijdt het eigenlijke geheugenmateriaal
(28 blz.
\'2A) niet, het inprentingsvermogen voor woorden en ge-
tallen is zeer gereduceerd (blz. 21). Totale amnesie bestond l)ij
dc door Bonhoeffer onderzochte deliranten nimmer (blz. 23). Dc
eclamptica heeft, zooals Heilbronner (33 blz. 450) releveert,
tijdens haar psychose wel degelijk ingeprent. Na uraemickwam
retrograde amnesie en stoornis van het inprentingsvermogen in de
reconvalescentie (Bonhoeffer 4 blz. 2258) voor. Bij epileptische
bewustzijnsstoornissen schijnt de inprenting niet universeel slecht
te zijn. Raecke (43 blz. 139) vermeldt, dat de aequivalenten geen
merkbaar herinneringsdefcct behoeven na te laten.

Dat amnestische confabulaties, indien al aanwezig een zeer onder-
geschikte rol speelden, bleek zoowel bij het ondervragen omtrent
zaalaangelegenheden als bij het onderzoek met platen uit „Het
eerste Boek". Bovendien bestonden alleen met zekerheid confabula-
ties l)ij patiënten, die tevoren reeds gedelirecrd hadden. In dit op-
zicht bestaat dus volkomen parallelogie met wat door Heilbronner bij
postcommotioncele toestanden (36 blz. 2428) is waargenomen.
Dat ook hierbij transitivistische herinncringsvervalsching, die ik
bij typhus ééns waarnam, voorkomt (blz. 2427), bleek bij twee van

-ocr page 99-

83

de door Heilbronner onderzochte patienten. Echte verlegenheids-
confabulaties komen volgens Reisz (blz. 389) tijdens den roes
niet voor, bij het delirium tremens zijn confabulaties door
Bonhoeffer (28 blz. 23) vermeld. Door de eclamptica (33 blz.
455) werd bijna in \'t geheel niet geconfabuleerd. Over amnestische
confabulaties bij uraemie zijn mij geen gegevens bekend. —
Volgens Kraepelin (39 blz. 169) kan men in de epileptische
schemertoestanden soms door suggestieve vragen herinnerings-
vervalschingen doen ontstaan.

Dat aanduidingen van perseveratie bij typhus-patienten in alle
stadia bestaan, lijkt me door het onderzoek met volkomen zeker-
heid vastgesteld te zijn. Van veel belang is het, dat het symptoom
nu en dan tijdens het eenvoudige gesprek optrad. Bij het verme-
nigvuldigen kwam slechts zelden herhaling van een voorafgegaan
antwoord voor. Bij opgaven van anderen aard werd stellig veel
duidelijker perseveratie gevonden. Bij het onderzoek met de
plaatjes van Heilbronner vond ik nu en dan een kleven aan een
voorstelling, enkele malen zelfs een perseveratie over meerdere
dagen. Sporadisch trad hierbij ook perseveratorische woordnieuw-
vorming op. Het duidelijkst was de perseveratie echter bij de
associatie-proeven van enkele reconvalescenten. Daartegenover
stonden de prestaties bij sommige hoogkoortsende typhus-patienten.
Waarbij haast geen enkele herhaling voorkwam. Dat dc perseve-
ratie bij speciaal daarop gericht onderzoek veel veelvuldiger moet
zijn, als tot nu toe bekend is, werd reeds vroeger door Heilbron-
ner (35) betoogd. Aanduidingen cr van schijnen dan ook bij
alle sufheidstoestanden aangetroffen te worden. Bij den roes
Vond Reisz nu en dan stereotype herhaling van een reactie-woord
(45 blz. 381), bij het delirium tremens treedt het symptoom
soms bij het ondervragen in enkele antwoorden aan den dag
(Bonhoeffer 28 blz. 17), eveneens bij commotio (Berliner 25
blz. 7, Heilbronner 36 blz. 2355). Veel duidelijker was het reeds
bij de eclamptica (33 blz. 428). Dat perseveratie bij uraemie
Voorkomt, is zoowel uit de vroeger door Heilbronner gepubliceerde
Ziektegeschiedenis (35 blz. 357) als uit die van BonhoefTer gebleken.

geenen deele zijn de perseveraties bij typhus vergelijkbaar met
J\'Vat men bij langer bestaande epilepsie (met defect) nu en dan
kan waarnemen.

Dc opvatting blijft bij typhus in het algemeen goed. Zoowel
"dragen en opgaven (vermenigvuldigen, enz.) alsook optischc in-

-ocr page 100-

84

drukken worden meestal opvallend goed opgevat. De gebrekkige
beantwoording van sommige vragen is ten deele door opmerk-
zaamheidsstoornis te verklaren, kan echter zeker ook voor een
gedeelte op associatieve stoornis berusten. Het analogon daarvan
op optisch gebied is misschien, dat soms de schematische plaatjes
goed werden opgevat, maar deze juiste opvatting ongevraagd werd
prijsgegeven, als meerdere détails werden toegevoegd.

Dat er soms een zekere bemoeilijking bestaat, wordt echter wel
waarschijnlijk uit de verlangzaming bij het lezen van klein schrift,
hoewel algemeen wordt toegegeven, dat men met gevolgtrekkingen,
door de laatste methode van onderzoek verkregen, zeer voorzichtig
moet zijn. Het dichtst bij de typhus-sufheid schijnt in dit opzicht
debewustzijnsstoornis na commotio cerebri te staan. Beriiner
(25 blz. 27 en blz. 32) zegt, dat de opvatting van afzonderlijke
relatief eenvoudige acustische resp. eenvoudige optische prikkels
heel goed was en dat men daaruit dan ook niet de stoornis in de
orientatie bij commotio mag verklaren. Hij citeert (blz. 2) ook
nog een meedeeling van Kalberlah, die van „leidlich erhaltene
Auffassung" spreekt.

Reisz, die met bijna dezelfde hulpmiddelen onderzoekt, vermeldt
over den roes: Die Auffassung einfachster Dinge erleidet im
Rausche eine schwere Schädigung (45 blz. 380). Over delirium
tremens zegt Bonhoeffer (28 blz. 36) dat de opvatting van vragen
niet lijdt. Voor de foutieve reacties op optisch gebied heeft men
met stoornissen van geheel anderen aard (28 blz. 34—43) rekening
te houden. Hoe het ten aanzien van de opvatting bij uraemic
is, schijnt nog niet voldoende bekend te zijn. Bij 6én van de door
Bonhoeffer onderzochte patienten was het verstaan van woorden
goed, lezen door een perifere verandering bemoeilijkt. Bij de
eclamptica werd een praeponderantie van dc partieelc indruk-
ken (kleuren, enz.) waargenomen (33 blz. 443).

Ook ten opzichte van epilepsie schijnt hier een zeer sprekend
verschil te bestaan. Het benoemen van getoonde voorwerpen en
ook van de plaaties van Heilbronner gaat volgens Siemerling (47
blz. 3 en 11) slecht.

Kraepelin schijnt door de sterk gestoorde opvatting bij epilep-
tische bewustzijnsstoornissen getroffen te zijn. Hij stelt althans in
dit opzicht de ziekte differentieel-diagnostisch tegenover katatonie
(40 hlz. 259). Ik ben in staat aan deze waarnemingen nog een eigen
waarneming bij een geval van tuberculeusc meningitis
toe te voegen. Het betreft een jongen van 11 jaar, die met de
aanvankelijke diagnose typhus abdominalis werd opgenomen. Reeds

-ocr page 101-

85

bij het eerste onderzoek ^ael het op, dat hij eenvoudige vragen
vrij moeilijk opvatte.

Van de plaatjes van Heilbronner werden hem gedeeltelijk op
den eersten dag, gedeeltelijk op den derden dag getoond: boom,
kanon, kruiwagen, visch, gezicht. Boom No. 3 is een zomerlelie,
kanon herkent hij in \'t geheel niet, kruiwagen No. 1 is een gele
waterlelie, in No. 5 ziet hij „het begin van een kar", visch en
gezicht herkent hij pas bij No. 3. Platen uit het boek van Meggen-
dorfer worden aanvankelijk nog vrij goed herkend, bij een volgend
onderzoek (koffiemolen, eekhoorn, vogel) in het geheel niet. Bij het
zien hield hij één oog met de hand dicht en vroeg hij eens „alleen
de helft maar?"

Platen uit Bilder zum Anschauungsunterricht werden slecht
herkend. Alleen keuken werd door den patiënt goed aangegeven.
Markt = kinderen, die met elkaar spelen, strand = een plaat van
kinderen, kelder = die jongen, die is ziek, die kan niet loopen.

De slechte opvatting voor optische indrukken bij dezen patiënt
zal misschien ten dcele samenhangen met convergentie-zwakte
(sluiten van het oog). Ook is de mogelijkheid van heniianopsie
niet uitgesloten. Naast hel vroeger door Heilbronner gepubliceerde
protocol (34 blz. 121) is deze waarneming in elk geval opmerkens-
waardig.

Dat hoogere associatieve functies vaak gestoord zijn, is op vele
wijzen aangetoond. Vooral documenteert zich dit bij vele patiën-
ten — echter weer niel bij alle — in een verlangzaming bij het
vermenigvuldigen en bij hel in-omgckecrde-volgorde-opzeggen van
i\'eeksen. Slechts bij één patiënt was een zoodanige dyspnoe, dat
deze de zuiver motorische prestatie bemoeilijkt kan hebben. Bij
de andere was dit niet het geval. Ook de reactie-tijden bij de
össocialie-proeven waren zelfs in de reconvalescentie dikwijls op-
vallend lang.

De prestaties waren ook dikwijls qualitalief slechter, wat èn bij
"Ct vermenigvuldigen èn bij het in omgekeerde volgorde opzeggen
Van de reeksen aan den dag kwam. De associalie-proeven mis-
skien dikwijls. Dc sloornis van het reproductie-vermogen bewijst
eveneens een associatieve stoornis. Daartegenover werden soms
Weer de Telegraafplaaljes door hoogkoortsende typhus-patienlen
voldoende verklaard.

Deze verschijnselen verklaren zeker nog niet den indruk, dien
van de sufl\'e patienlen krijgen. Het heeft er iets van, alsof de

-ocr page 102-

86

sufheid iels afzonderlijks is, dat daarbuiten staat. Dit schijnt mij
echter toe niel hel geval te zijn.

Men moet in aanmerking nemen, dal de patienten door het
onderzoek in een bijzonderen toestand gebracht worden. Vooral
moet men zich daarbij rekenschap geven, in hoeverre de resultaten
zonder hulpmiddelen verkregen te vergelijken zijn met die, welke
verkregen zijn door het stellen van bepaalde opgaven. Van vele
zijden is reeds er op gewezen, dat men in dit opzicht de grootste
voorzichtigheid heeft in acht te nemen. Om deze reden werd ook
de opmerkzaamheid van den niel-beïnvloeden patiënt afzonderlijk
ter sprake gebracht.

Het ligt bijvoorbeeld voor de hand niet teveel waarde te hechten
aan het feit, dat sommige suffe patienten de verschillen der plaatjes
met groote volledigheid aangaven. Nauwkeurige sensibiliteitsonder-
zoekingen zouden bij zulke patienten zeker mislukt zijn. Maar
over het algemeen wijst toch zeer veel er op, dat men geen reden
heeft om aan te nemen, dat de resultaten met hulpmiddelen ver-
kregen geen waarde hebben. Feitelijk is gevonden, dat, wat men
door een dergelijk onderzoek kan vinden, ook bij den niet-beïn-
vloeden patiënt voorkomen kan. Men moet aannemen, dat ook
daar door prikkels van buiten hetzelfde bewerkt is.

Zeer gewenscht zou het natuurlijk zijn, als men over den
psychischen toestand, zooals deze zonder bijzondere priklcels is,
onderzoeken kon. Dit is, zoolang we op de reacties van de patienten
aangewezen zijn, onmogelijk.

Tot eenige conclusies rechtvaardigt zeker datgene, wat we bij
ons onderzoek gevonden hebben.

Ie. Men kan met betrekking tot de genese een en ander vast-
stellen. Hierbij komt misschien de verlangzaming van de as-
sociatieve functies (verlenging van de associatie-tijden, enz.) in aan-
merking. Het is mogelijk, dat deze ook de affectieve stoornissen
verklaart, waarover men reconvalescenten lioort berichten. Vaak
wordt ons namelijk door intelligente personen, die typiuis geliad
hebben, verteld, dat ze tijdens hun ziekte zich geen oogenblik
rekenschap gaven over het verdere verloop, iets, waarover ze zich
a posteriori zeer verwonderd toonen. — Zeer zeker moet ook de
vermoeienis een zekere rol spelen, waarmee natuurlijk niet
gezegd is, dat de toestand, waarin men dc patienten zoo herliaal-
delijk ziet liggen — zelfs al ziet men nog van het delirium af —
eenvoudig het gevolg is van vermoeienis.

2e. Zeer karakteristiek voor dien toestand — hoe dan ook ont-

-ocr page 103-

87

staan — is in ieder geval het intensieve gevoel van het optreden
van onvermogen tot verdere prestatie, wat zich vooral bij de meer
langdurige onderzoekingen zeer dikwijls vertoont. Hierdoor onder-
scheiden zich de typhus-patienten stellig zeer opvallend van andere
patienten, bij wie eveneens sufheidstoestanden voorkomen en
eveneens oogenblikken van vermindering van het prestatie-ver-
mogen zeer spoedig — soms na eenige minuten, soms nog sneller
— optreden. Dit ziekte-inzicht onderscheidt den typhus-patient
bijvoorbeeld van de alcohol-deliranten met hun sterke verlegen-
heidsconfabulaties en paralexieën, ten deele ook van de patienten
met commotio cerebri. Het verklaart tevens, dat ondanks eenige
uitzonderingen toch in het algemeen perseveratorische foutieve
reacties beslist zeldzaam zijn, in elk geval veel zeldzamer dan
bij epilepsie en bij eclampsie.

Van het symptoom van Ganser nam ik bij typhus-patienten
nooit iels waar, tenzij misschien enkele foutieve reacties met
verkorten reactietijd bij het vermenigvuldigen als zoodanig op te
vatten zijn.

3e. Er bestaat zeker ook verschil tegenover de wisselende
prestaties bij epilepsie, zooals deze door Koppen en Kutzinski
beschreven zijn.

Bij de bedoelde toestanden treden de wisselingen tusschen relatief
goede prestaties juist in aanvallen, als het ware autonoom op,
herinnerend aan die eigenaardige snelle wis.selingen van goede en
slechte prestaties naast elkaar, waarop Siemerling (48) gewezen
heeft. Bij typhus vonden we wel omgekeerd nu en dan tijdens
het onderzoek een voorbijgaande verbetering, maar nimmer de
hier bedoelde syncope.

Hel is duidelijk, dal dc karakleristika niel voldoende zijn om
de verschillende stoornissen van het bewustzijn uil elkander te
houdeu.
In elk geval hebben dc onderzoekingen wel reeds zooveel
opgeleverd, dat men zeggen mag, dal de verschillende vormen van
\'^»fheid klinisch verschillcïul zijn en dal zelfs symptomen, die men
hij eenen vorm van sufheid geïsoleerd kan vinden en die men
geneigd zou zijn als direct gevolg van dc sufheid te beschouwen
niet bij elke sufheid behoeven voor te komen.

Waarschijnlijk zal het bij dc bestudcering van dc sufheid gaan,
Zooals hel met dc dementie gegaan is. Van dit schijnbaar zoo
eenvoudige begrip is het gebleken, dal hel in zeer verschillende
Vormen beslaan kan. Men is nn ernstig bezig eenerzijds de ver-

-ocr page 104-

88

schillen, anderzijds het gemeenschappelijke aan de talrijke toe-
standen van dementie te zoeken.

Evenzoo zal het bij de sufheidstoestanden noodig zijn allereerst
al datgene op te sporen en af te zonderen, wat slechts in specifieke
toestanden voorkomt. Na deze eliminatie kan men dan vaststellen,
of er in \'t algemeen gemeenschappelijke, eventueel welke verschijn-
selen overblijven, die het verder rechtvaardigen de uitdrukking
„sufheid" ter karakteriseering van een dan eerst goed omschreven
symptomengroep bij de beschrijving van de psychosen te blijven
gebruiken.

i

-ocr page 105-

Typhus-litteratuur.

1. Dr. Arthur Adler, Ueber die im Zusammenhange mit acuten
Infcctionskrankheilen auftretenden Geistesstörungen. Alg. Zeitschrift
f. Psychiatrie Bd. 53, 1897.

2. Dr. G. Asciiaffenburo, Ueber Initialdeliricn bei Typhus. Alg.
Zeitschrift f. Psychiatrie Bd. 52, 1896.

3. Dr. Arndt, Ueber Stupor aus cutaner Anaesthesie. Alg. Zeitschrift
f. Psychiatric Bd. 30, 1874.

4. Dr. K. Boniioeffer, Zur Frage der Klassiflcation der Synipt. P.sych.
Berliner klin. Wochenschrift No. 51, 1908.

5. G. Courbet, Du délire initial de la fièvre typhoide. Proefschrift.
Parijs 1887.

6. Dr. II. CuRscHMANN, Der Unterleibstyphus. Wecnen 1898.

7. Deiters, Beitrag zur Kenntniss der Typhus-Psychosen. Alg. Zeit-
schrift f. Psychiatric Bd. 58, 1901 (referaat).

S. Ch. Dieuzaide, Des Troubles intellectuelles transitoires dc la fièvre
typhoide chez l\'enfant. Proefschrift. Parijs 1903.

9. Dumesnil (geciteerd naar Fricdländer blz. 97).

10. Dr. Eisenlohr, Ueber einem cigenthümlichen Symptomen complex
bei Typhus Abd.. Deutsche med. Wochenschrift, 19e jaargang. No. G.

Clarence B. Farrar, On the typhoid psychoses. Alg. Zeitschrift
f. Psychiatric Bd. GO, 1903 (referaat).

Dr. A. Friedländer, Ueber den Einfiusz des Typhus Abd. auf das
Nervensystem. Berlijn 1901.

13. Flemmino, Fälle von Psychosen nach Ileotyphus. Alg. Zeitschrift
r. Psychiatrie Bd. 26, 1869.

Dr. r. Graindorqe, Contribution n L\'étude des Troubles de la
Mémoire dans la Fièvre Typhoïde. 1907.

C. Gerhardt, Ucbcr fieberlos verlaufende Darnityphen. Charité
Annalen. Bd. XVI.

Dr. Hemkes, Ueber Irresein nach Typhus abd.. Alg. Zeitschrift
f- Psychiatric Bd. 23, 1877.

-ocr page 106-

90

17. Horn, Glückliche Heilung bösartiger Nervenfieberkranken. Horn\'s
Archiv, 1813 (geciteerd naar Kraepelin).

18. Jacquot (geciteerd naar Kraepelin blz. 99).

19. Dr. E. Kraepelin, Ueber den Einflusz acuter Krankheiten auf die
Entstehung von Nervenkrankheiten. Archiv f. Psych. Bd. 12, 1882.

20. Dr. R. Kraft—Ebing. Beobachtungen und Erfahrungen über Tj\'phus
abd. Erlangen, 1871

21. Dr. Nasse, Ueber die Beziehungen zwischen Typhus und Irresein.
Archiv f. Psych. Bd. 26 en 27, 1870.

22. G. Marsat, Les idées fixes dans la fièvre typhoïde. Proefschrift.
Parijs
1902.

23. O. Weidmann, Ueber Psychosen bei Typhus Abd. Proefschrift.
Königsberg 1891.

Algemeene Litteratuur.

24. Dr. G. Asciiaffenburg, Exp. Studien ueber Associationen. Psy-
chologische Arbeiten. Bd. I en II.

25. Dr. Kurt Berliner, Akute Psychosen nach Gehirnerschütterung.
Klinik für psychische und nervöse Krankheiten. Bd. III. Ilft. 4,1908.

26. O. Binswanger, Lehrbuch der Psychiatrie. Jena 1901.

27. Dr. Carl Bonhoeffer, Die acuten Geisteskrankheiten der Gewohn-
heitstrinker. 1901.

28. Dr. Carl Bonhoeffer, Der Geisteszustand des Alkoholdeliranten
Breslau
1897.

29. K. Brodmann, Exp. und Klin. Beitrag zur P.sycliopathologic der
Polyneuritischen Psychose. Journal f. P.sych. und Neurologie.
Bd. III. 1902.

30. A. Dublin, Gedächtnisstörungen bei der Korsakoffschc P.sycliose.
Proefschrift. Berlijn 1905.

31. Gregor, Monalschrift f. Psych, u. Neurologie. Bd. XXV. 1909.

32. Dr. C. G. Jung en Dr. Fr. Riklin, Diagnostische Assoziutionsstudien.
Journal für P.sych. und Neurologie. Bd. III. 1904.

33. Dr. K. Heilbronner, Studien ueber eine eklaniptischc Psychose.
Monatschrift f. Psych. Bd. XVII.

34. Dr. K. Heilbronner, Zur klin. psychologischen Untersuchungs-
technik. MonaLschrift f. Psych. Bd. XVII.

35. Dr. K. Heilbronner, Ueber Haftenbleiben und Stereotypie. Monat-
schrift f. Psych. Bd. XVHI.

-ocr page 107-

91

36. Dr. K. Heilbronner, Ueber Geistesstörungen im unmittelbaren
Anschluss an Hirnerschütterung. Münchener mediz. Wochenschrift,
52e jaargang, No. 49.

37. Dr. med. M. Koppen und Dr. med. A. Kutzinski, Ueber Schwan-
kungen der geistigen Leistungsfähigkeit in Dämmerzuständen.
Charité-Annalen. Bd. XXXII.

38. Dr. E. Kraepelin, Der Psychologische Versuch in der Psychiatrie.
Psych. Arbeiten. Bd. I.

39. Dr. E. Kraepelin, Psychiatrie, Leipzig 1903.

40. Dr. E. Kraepelin, Einführung in die Psychiatrische Klinik.
Leipzig 1905.

41. Dr. H. Liepmann, üeber die Delirien der Alcoholisten, enz. Archiv
für Psychiatrie. Bd. XXVII.

42. A. Pick, Ueber sogenannten Transitivismus OVernicke) bei Geistes-
kranken. Prager Mediz. Wochenschrift XXX, No. 19—20.

43. Dr. med. Raecke, Die transit. Bewustseinsstorungen der Epilep-
tiker. Halle 1903.

44. Ransciidurg en E. Baiiut, Ueber quantitative und qualitative
Veränderungen geistiger Vorgänge im hohen Greisenalter. Alg.
Zeitschrift f. Psychiatrie Bd. 57.

45. E. Reisz, Klin. Psych. Untersuchungen an Alcoholberauschten.
Psych. Arbeiten. Bd. V, HR. 3.

40. E. Rodenwaldt, Aufnahmen des geistigen Inventars Gesunder,
enz. Halle, 1904.

47. E. Siemehlinq, Zur Lehre von den epileptischen Bewusstseinsstö-
rungen. Archiv f. Psych. Bd. 12.

48. Sciihidtmann, Handbuch der gerichtlichen Medizin. Bd. III.
Berlijn 1900.

49. Dr. R. Sommer, Psychopath. Untcrsuchungsmethoden. 1899.

Dr. A. Strümpell, Spec. Pathologie und Therapie. Leipzig 1899,

J. v. d. Torren, Ueber AuflTassungs- und Unterscheidungsvermögen
für optische Bilder bei Kindern, Zeitschrift f, angewandte Psycho-
logie. Bd. I. Heft 3.

J. v. d. Torren, Twee gevallen van Korsakow\'s symptomencomplex.
Tijdschrift van Geneeskunde. 50c Jaargang. II.

A. Wreschner, Die Reproduction und Assoziation von Vorstel-
lungen. ZeitschriR f. Psychologie u. Physiologie Erg. Bd. 3. Leipzig
1907-1909.

Tu. Ziehen, Das Gedächtnis. Festrede. Berlijn 1908.

Tu. Ziehen, Die Methoden u. Prinzipien der Intelligenzprüfung.
Herl ij II 1908.

-ocr page 108-

m

■............ • ..(ïM .1 T^hrt^s-^in

! ÏÏii ryiiJUi-/-,

limitât ^ TT m —• \' ■ -v \' ^ " . "^v

; .. .\'.v..

.6

-ocr page 109-

Overzicht van enkele voorname symptomen.

93

Bijlage I.

Duidelijke
prodromi.

Roseolac.

Planlo-
palmair-
teeken
ï).

Milt-
zwelling.

Diazo-
reactie.

Reactie

van
Ficker.

I

4-

4-

4-

4-

II

4-

4-

?

4-

III

4-

IV

4-

4-

4-

V

?

4-

4-

4-

VI

4-

4-

4-

VII

4-

4-

4-

4-

VIII

4-

4-

4-

4-

IX

4-?

4-

X

4-

4-

4-

XI

?

?

4-

4-

XII

?

4-

4-

4-

XIII

4-

4-

4-

?

4-

XIV

?

?

4-

?

4-

XV

4-

4-

4-

4-

XVI

4-

4-

4-

4-

XVII

4-

4-

4-

XVIII

4-

?

4-

4-

XIX

4-

4-

XX

?

4-

4-

XXI

?

4-

4-

4-

XXII

4-

4-

4-

4-

XXVI

4-

4-

4-

4-

4-

XXVII

4-

4-

4-

4-

4-


?

aanwezig,
niel aanwezig,
twijfelachtig.

Planlopalninir vcr.schijnscl (Tijd.schrifl van ricnccskundc 1909,
blz. 747).

-ocr page 110-

œ 1

I t

? î fi

ï ® t/ \' ^ »

"W-

sriS -X"; - ■ »tt " .V, t , ■ -

; V -

4-

m

m

iS

t^KViiaU , ^ __"IMM

-ocr page 111-

Resultaten bij normale personen.

(Plaatjes van Heilbronner.)

ÖÖ
Pm

Ch

e:

O

w

O

1Ê 11 1 i

1 ,
O

3

X

O
SC
a
\'f

u
IS

O

v:

3
S

>

O
N
U

\'J

LT

4)

■s
>

V

bo

O
O

e

S

H

c
es
C

«

"5
b

d
S

S
o

a
n

"S

o
o
9

1

SS
15

.50
15

2
1

121
15

07
15

4.3
O

0.3
1.3


11

80
»0

05
SO

12

3

50
14

OG
13

la

H

n

2 0

IIT

2

4
1

30
2

63
5

25
3

15
2

2S
2

27
8

53
12

4
1

18
3

12
4

3

5
1

i«o
8

11
3

32
7

7
1

4
1

08
17

50
5

90
3

62
4

»5
O

8
2

*

4
1

9

3

22
2

14

3

15
4

104
4

73
3

5

7
1

4
1

3
1

37

5

52
3

»0
O

3
1

6

30
2

38

5
1

7

3
1

49
7

8

9

10

9
2

11

niet
herkend

1 N. P.

O N. P.

Ä N. P.

a N. p.

De roode strepen geven aan, tot hoever de serie loopt. ,

wil zeggen, dat één N. P. op die plaats in dc serie het plaatje herkende, terwijl van die herkenning de R. T. met
nauwkeurig bepaald is. , . , x

la. Waar de minimum- en maximum-R. T. over gemiddelde van meer dan 6 N. P. meer dan 15" verschilde, is het
gemiddelde ook berekend na aftrek dergenen, die boven dezen gemiddelden R. T. gelegen waren.

-ocr page 112-

SÙA.XU0.

fci

1—: - - w

Ïf

f^mtrr

»

■ i *.. V : 5 ■. i ^ . 1 ■

fc S

•r

1

Ki f ,

%

---_____;_<

f }

fi-.....-l\' \'Kmi\'f .lil.»-\'.»..------ ~—t» .-U «.»i-^w-«,.^ —

■ 1 ■ t ■ i ^ t • • \'

► !
t 1

i t ■
f J-Äir \'r^itïfw.

i I > ■

^^^\'■ ä ■ * \' i \' * » ^-i \' \' \'i V\' 1\' !■ " \'\'éi,
tSr^Ï ■ . ï ■ • il • -fi\';:

r^i-^, • i ;: ■ T \'

l 2. . i i- : < \' til \' ■ i
- - - ( Î * J t i . ï i i ♦ { »

-ocr page 113-

Bijlage III.

Ziektegeschiedenis van p. VII.

u
40
39

35
37

36
35

1

(

V

v"

-r-

V

u

J

V

V\\

,A

y

r

J

r

1

A

1/1

;

/

r

J

Y

r

h

1 1 1

v\'

V

r

V

M ! 1

1 ! ! 1

1 i i ! i

1

2 3 4

10111213

1415 ig

Vanaf 27 Aug. koortsvrij.

P. VII, mnl., 34 jaar. Vergulder.

In de familie zouden geen psychische afwijkingen bestaan hebben.
Patient zeifis altijd wat prikkelbaar tegenover zijn kinderen. Alcoholisme
wordt ontkend, patient zelf beweert later geheel-onthouder le zijn.

No. 1. 13 Juli 1908. Patient voelt zich vijftien dagen ziek, is vijf
dagen bedlegerig, moe gevoel en pijn in de beenen. Hoofdpijn, geen
neusbloeding.

Slaius pracscns. Patient maakt zeer zieken indruk. Neusvleugclade-
nien. Pols week, dicroot, klaagt over hevige buikpijn. Buik weinig opgezet.
Zichtbare perislalliek. Hevige pijn bij aanraking, minder bij druk. Lever-
dofheid aanwezig. Geen demping in dc flanken. Milt niet voelbaar. Geen
roseolae. \'s Morgens ontlasting gehad. Flatus gaan af.

Juli. Duidelijke roseolae op borst en buik. Gele verkleuring der
handpalmen. Tong beslagen. Randen rood. Cor n. b. 4c rib, n.1. binnen
papillairlijn, n. r. linker sternumrand. Tonen zuiver. Pulniones links
naar boven iels gedempt met gesaccadeerd ademen. Lien niet duidelijk
palpabel. Hepar palpabel in papillairlijn, 3 c.M. onder ribboog. Diazo-
reactie -f; reactie van Fickcr
-f. Patient wordt overgebracht naar
tyi)hus-zaal.

No. 2. 16 Juli. Palienlheeft tamelijk wel geslapen, droomde hardop.
Is vannacht en vanmorgen onzindelijk geweest. Voelde zich erg moe.
Heeft nergens pijn. Duidelijke status typhosus (volgens omgeving). Heeft
vandaag geen bezoek gehad.

Paijchiscli onderzoek 3 u. ii.m. Patient maakt een zwaarzieken indruk,
ligt tamelijk rustig, klaagt erg zich steeds zieker te voelen. Heeft nu
overal pijn.

Welke dag is het vandaag? Vrijdag.

(Donderdag).

Weet je dan niet, dat je dan be- Laat zc maar liever wegblijven,
zoek krijgt\'? «lokter, al die drukte op dc

zaal. Misschien Zondag eens.

Wanneer ben jc gekomen? Maandag { ).

Onderzoek met stemvork mislukt, doordat patient in het tweede tijds-
verloop niet aangeeft, wanneer het geluid niet meer gehoord wordt.

^Ptotijpi. Patient kiest een groot lettertype (D = 1,2.\')), leest op ver-

7

-ocr page 114-

98

zoek ook een iets kleiner lettertype (D = 1) eerste twee regels zonder
fout in 10". De kleinere letters zou hij niet kunnen lezen. Hij zegt ze
wel eens zoo klein gezien te hebben als reclame voor een courant.

Plaatjes.

Jawel, dokter.

Nee, ja, blauwe sterretjes zie
ik toch.

Nee, dokter, ik zie niets dan
sterretjes.

No.

Wat is dal?

Wat veranderd?

Kerk.

1

Een soort kerk (3").

2-8

Geeft alle veranderingen met

omschrijving aan, bij No. 6

„steentjes er voor gekomen".

bij No. 8 „kruisjes er op ge-

komen".

Schip

1

Dat is een schuitje (3").

2

Nu is er een roer bijgekomen.

3

Nu is er vaart bijgekomen

(wijst mast).

4

Nu is er boegspriel bijgekomen.

5

Nu is er zeil bijgekomen.

6

-f

No. 3. 17 Juli. Lien is nu duidelijk le voelen, dik en week.

P. heeft erg onrustig geslapen, droomt veel hardop, wordt steeds
schrikkend wakker.

P. zelf zegt niet te kunnen slapen, omdat hij telkens omgelegd wordt.
Hij droomt niet van akelige dingen, maar van zijn vrouw en van zijn
kinderen.

Onderzoek 3 u. n.m.

Bij druk op bulbi ziel p. niets bijzonders. Verzocht naar links te
kijken, ziel hij evenmin iels.

Je kijkt ook niet naar links!

Zie je dan heel geen sterretjes?

En zie je daaronder dan geen
huisje slaan?

No. 4. 18 Juli. Patiënt heeft onrustig geslapen. Hcefl vandaag geen
bezoek gehad.

Hoe lang ben je nu hier?
Welke dag is hel nu?
Weel je nu, hoe de andere pa-
tienten heelen?

Van Maandag af (-}-).
Vandaag Zaterdag (-f),
(Noemt twee patiënten, die hij
van vroeger kende). De an-
deren ken ik niet.
Goed. Ik heb om 12 uur ont-
lasting gehad.

Hoe voel je je nu?

-ocr page 115-

99

Verm en igvuldigen.
15 X 3

12 X 7

13 X 8

Hoeveel is het?
Wil het niet?

De uitkomsten worden gecorrigeerd
Weet je nog, welke plaatjes je
gezien hebt?

Niet één met een heel ander

onderwerp?
(Vraag herhaald).

Plaatjes.

53...... 45 (7").

56......12 X 7. dokter?

\'t Is

87 (44").

Ik zou het U niet kunnen zeggen.
(Patiënt ligt steeds zachtjes te

rekenen). 66! (100").
en aan patiënt meegedeeld,
\'t Eerste een kerkje. En het
tweede een kerkje zonder
dwarsbalkje.....

Ik heb toch geen andere gezien,
o ja, scheepjes.

Wat veranderd?

Wat is het?

No.

Een toren (3").

Molen.

Nu is het een molen
geworden.

Kanon.
Horloge.

Dat is een kanonstuk (8").

Een nul (2"), een ring
liever gezegd.

Nu zijn cr twee vleugcis aan-
gekomen.

Nu zijn er twee vleugels aan-
gekomen en onderaan die
dwarsbalk.

Nu is er een wind aangekomen
dokter.

Raampjes ingekomen en een
klein poortje.

Nu is de galerij dichtgemaakt.

Nu zijn er vier wieken aan-
gekomen.

Nu staat dc volle wind.

Die ster is cr aan gekomen.

Nu zijn cr wielen aangekomen.

Nu is het een wijzer-
plaat (3").

Nu is er een L ingekomen.

Hoe noemen ze van die kop-
stukjes, de timmerlui noe-
men het nageltjes.

Daar staan wijzers op (niets
meer veranderd?) En de
nummers zijn cr op gekomen.

-ocr page 116-

100

Dat is de aanleg van
een klok.

Nu is van boven een seconde-
wijzer bijgekomen.
Nu is er nog zoo\'n buitenring
bijgekomen.

Stemvork C2 stilgehouden geeft p. aan na 25" niet meer te hooren.

Reeksen.

1-20.  (25").

En terug!  (18").

20 Juli. Temperatuur blijft continu hoog. Patiënt is nog zeer ziek.

No. 5. Juli. Nachtrust volgens rapport goed.

Bij ochtendbezoek vertelt patiënt, dat hij zich best voelt. Het slapen
gaat nu toch ook zoo goed. Hij zou best kunnen opstaan. Wel voelt
hij zich zoo nu en dan wat zenuwachtig. Hij is niet angstig. Hoorde
geen stemmen. Zag geen vreemde dingen.

Lig je dan te tobben over huis? Ja, dokter.

Vertelt dan, dat hij bang is, dat zijn vrouw het met een ander houdt.
Hij beweert al den heelen tijd, dat hij hier is, over die vermoedens
omtrent zijn vrouw te denken, \'t Is altijd een heel beste vrouw voor
hem geweest, maar je kon toch nooit weten.

De zusters zijn nooit vreemd tegen hem, zij zijn best. Alleen gelooft
hij wel, dat ze hem laatst hebben staan uitlachen, omdat hij in zijn
droom hardop lag te praten. Toen hij wakker werd, lachten ze.

Middagbezoek.

Op de mededeeling van vanmorgen gezinspeeld, zegt patiënt eerst
niet te weten, wat ik bedoel. Hij ligt sterk met de lippen te trillen en
gaat erg zweeten. Zijn vrees is niet, dat er wel eens iets dergelijks kon
plaats hebben, maar dat reeds een andere man omgang met zijn vrouw
heeft gehad. Een bepaalden persoon heeft hij niet op het oog. \'t Is
hem niet door kennissen verteld, maar dat is zoo van zelf bij hem
opgekomen, ^ijn vrouw is hem wel komen bezoeken, maar dan spreekt
hij er maar niet over. Dan maakt zij zich misschien ook maar zenuw-
achtig.

Welke dag is het vandaag?

Hoe lang geleden, dat jc hier
bent gekomen?

Welke datum?

Zoo ongeveer?

Weet je, hoe wij hecten?

Die daar zit (Dr. B.), hoe heet die?

Ja, maar hoe heet hij?

Weet je hoe de zusters hecten?

Die pas weggegaan is?

Woensdag (-f-).

Dat ik hier ben gekomen. Maan-
dag wordt het veertien dagen.
Weet ik niet.
23.

Neen, dokter.
Dokter.

Dat weet ik niet.
Neen.

Zuster...... ik geef nooit acht

op de namen.

-ocr page 117-

101

Plaatjes.

Wat veranderd?

Wat is het?

No.

Molen (direct).

Molen.

Van boven die drie-
hoekjes.

Van onder dwarsbalk
aangekomen.

Die dwarsbalk doorheen
gekomen. Dwarsmast.
(Noem je dat mast?)
Nee, \'tzijn de wieken.

Poortje aangekomen en
op dien balk een klein
poortje.

In dien dwarsbalk alle-
maal verbindingslatjes.

Nu zijn de vier wieken
in elkaar, tenminste in
geraamte.

Nu is-ie heelemaal
pleet.

Ronde cirkel. (Wat moet het

Horloge,

worden?) Een klok.
Dat is de aanleg van een klok.

Nu een klok.
Nu is het horloge.

Driehoek er in gekomen.

Nu zijn die drie puntjes
er op gekomen, (drie
puntjes), twee puntjes.

Nu staan er nummers op.

Van boven een knopje
opgekomen.

Nu is die ring er bij ge-
komen. Je hebt hor-
loges, die je boven ook
kunt verzetten met se-
cundes.

Ja, hoe ik dat moet uitschelden,

weet ik niet.
\'k Zou zeggen, dat het een
strijkijzer was. (Wat kan het
worden?). Zou ik niet kunnen
zoggen.

Vlinder.

-ocr page 118-

102

Een vlerk er bij gekomen.

Nu onderaan zijn staart,
zijn vleugel, nog zoo\'n
klein rond cirkeltje bij-
gekomen.

Nu aan den anderen
kant zoo\'n ronde vlerk.

Nu heeft hij twee pieken,
die uit zijn snuit steken.

Nu heeft ie twee oogen.

Vermenigvuldigen :
Probeer nog eens: 17 X 4.

15 X 3.
13
X 6.

Wil het niet?

Weet je nog, wat ik vroeg?
Opgeven maar?
Reeksen.
Noem de maanden eens op!
En terug?

52, dokter (29").
45, „ (4")

(Rekent onverstaanbaar.) 13 x 6,

dokter?
Neen.
Ja.

Ja, graag (105").

(22").

Dcc. Nov. Oct. Sept. Aug. Jl.

Jn.--. April. Maart. Febr.

Jan. (27").

Stemvork C2 (bewogen) Istc maal lot 44", 2dc maal tot 50".

P. hijgde bij het gesprek over zijn vrouw cn bij moeilijke opdrachlcn.
Is na hel onderzoek opvallend moe.

22 Juli. Patient klaagt over zwarte dingetjes voor de oogen, die met
de bewegingen van het oog meegaan. Ziel bij druk op bulbi niets
bijzonders. Ziel geen vreemde dingen.

No. <;. 23 Juli. Heeft goed geslapen. Ligt nu cn dan met mede-
patiënt te praten. Geen status typhosus meer. (Dr. 13.).

Heeft van middag bezoek van zijn vrouw gehad, waarover dc zusters
niets bijzonders weten.

Onderzoek 3 u. n.m.

Patient geeft op vraag aan, bezoek van zijn vrouw gehad te hebben.
Vertelt over een gesprek, dal hij met zijn vrouw over den huisdokter
heeft gehad. Over die bewuste geschiedenis hccfl hij mei zijn vrouw
niel gesproken. Hij zegt niet meer er in te gelooven. Maakt echter den
indruk le dissimulceren. Op herhaalde vraag blijft hij echter ontkennen.
Wel heeft hij vannacht gedroomd, dal hij thuis geweest is. Zijn vrouw
en kinderen sliepen rustig. Hij heeft niets gezegd. Is direct weggegaan
en over het Vreeburg geloopen. Maar hij weet zeker, dal dil alleen een
droom is geweest, \'lis niet gebeurd. Dc dokters cn zusters zijn niel
anders legen hem dan legen andere patienlen. Op mijn vraag, of tic

Vlinder (direct).

-ocr page 119-

103

andere patienten weleens om hem lachen, antwoordt hij heftig ont-
kennend. Van die zwarte dingetjes heeft hij geen last meer.

24 Juli. Patient is subjectief veel beter.

No. 7. 27 Juli. Patient heeft de laatste nachten goed geslapen.

Onderzoek 3 u. n.m.

Patient beweert, dat de gedachten over zijn vrouw heelemaal uitzijn
hoofd zijn, maakt nu niet den indruk te dissimulceren, kent de namen
van de patienten, geeft ook de volgorde, waarin de patiënten gekomen
zijn, goed aan. Zegt den veertienden dag hier te zijn. Weet, dat ik
gisteren afwezig geweest ben.

Stemvork C2 wordt voor rechter (?) oor heen en weer bewogen. Het
geluid wordt eerste maal 43" gehoord, 2e tijdsverloop 43"—59\', 3e tijds-
verloop 59"—67", 4e tijdsverloop 67"—71".

Na 71" voor het oor gebracht wordt het geluid niet meer gehoord;
volgens patiënt, omdat er te veel beweging op de zaal is { ).

Reeksen. 1-20 (20"), 20-1 -f (121/5").

Maanden.  (92/5").

En terug? D. N. O. S. A. Jl. Jn.--.April.

Mrt. Febr. Jan. (17").

Plaatjes.

----------—

-------------------------- ------

----------------------------------

Xo.

Wal is hel?

Wat veranderd?

Vlinder.

1

(Wal wordt dil?) Vlinder

(3").

Fiets.

1

(Meer gezien?) Neen. (Wal

kan hel worden?).....

2

\'k Zou hel U niel kunnen

Een staartje aangekomen.

zeggen.

3

Is het een vlag (20")?

Dal vlaggetje cr aange-

komen.

4

Nu wordt het een flets (5").

Nu is cr daar een dingetje

aangekomen, een zadel

bijgekomen.

5

Nu is er een freewheel

aangekomen.

0

Nu is er een achterwiel

aangekomen.

7

Nu is cr een voorwiel aan-

gekomen.

8

Nu zijn er trappers aange-

komen.

9

Hetzelfde.

10

Nu is er dc ketting aange-

Locomotief.

1

Machine.

komen.

-ocr page 120-

104

Weerplaaljes.
Wat denk je, dat dit is? (Regen).

Lees eens wat er boven staat?
De Telegraaf is een courant.

En dit? (Mooi weer).
En dit? (Twijfelachtig).
En dit? (Hitte).
Vermenigvuldigen.
15 X 3

Nog een! 12 x 7.

Een dame met een parapluie

en een hondje.

........?

De Telegraaf voorspelt voor

heden regen.
D. T. V. V. H. mooi weer.
D. T. V. V. H. regenachtig weer.
D. T. V. V. H. warm weer.

Ik ken het niet. 15 X 3 dokter

45 (30").
84 (13").

Patiënt krijgt nu opdracht 50 zelfstandige naamwoorden te noemen.
De gewone verklaring is noodig. Als voorbeelden worden gegeven: het
paard, de bloem, het huis, de schoen. Na No. 5 nog eens gezegd, dat
het ook woorden mogen zijn, waar „de" voor komt, de schoen, de bloem.
Na No. 24 wordt gestaakt na vrij lang wachten en nadat patiënt her-
haaldelijk beweert heeft er niet meer te weten. De woorden waren:
huis, bed, water, boek, ei, klok, lamp, kast, kachel, nachtkastje, dekens,
dokter, mensch, dier, meisje, zusters, geestelijke, dronkaard, deur,
leiding, soeplepel, zeepbak, eierschuimer, bloempotje (5\').

In aansluiting daaraan wordt gezegd, je weet er stellig meer, nu zal
ik je er noemen, dan kom je zelf wel op een ander woord. Op „vrede"
noem zelf, als p. het opgeeft, oorlog, paleis; op „horloge" wijzer; op
,.bliksem" donder; op „slaap" bed, kussen; op „liefde" liefdezuster.

n. T.

n. T.

vrede

\'k weet er geen

kruik

flesch

3"

tafel

stoel, bank

5"

vrees

angst

2

geluk

hel geluk, nee ik

steen

kei

10

weet hel niet

45

slaap

.....

43

horloge

het horloge

geld

Portemonnaie

6

bliksem

.....

liefde

neen

43

hand

vinger

4

jas

rok

4

kalmte

woest

G

genoegens

neen

30

boom

ik zou het U niet

hamer

nijptang

21/5

kunnen zeggen

20

belooning

geld

C

domheid

slimheid

4

hout

timmerman

19

schip

boot

3

dans

meester

4

rechtbank

draaibank

3

hond

nee

35

huis

kasteel

diefstal

gevangenis

11

doofheid

krankzinnigheid

11

stad

dorp

2

licht

donker

2

gezondheid

ziekte

3

plicht

recht

6

kamer

keuken

2

bloed

vuur

6

tooneel

gezelschap

3

vreugde

verdriet

zee

storm

3

-ocr page 121-

105

vork

lepel

3"

list

laag

4"

schoonheid

reinheid

17

bloem

straat

9

eend

ik kan er niets

woede

kalmte

4

op van toepas-

glas

aardewerk

5

sing brengen ^

44

snelheid

rapheid

7

honger

dorst

2

1

boek

bijbel

2

harmonica

viool

3

droom

bedrog

10

gebed

gezang

6

schaap

herder

3

Xo. 8. 4 Aug. P. was de laatste week veel levendiger, lichtte mij
dagelijks over de aangelegenheden van de zaal in, lag nu en dan met
een medepatiënt te praten. Is alleen opvallend prikkelbaar tegenover
een anderen patiënt, die delireert. Volgens hem zou die patiënt zich
opzettelijk aanstellen, en moest men zoo iemand er van langs geven enz.

Plaat III uit „Het eerste Bock" 3\' getoond met omschrijving van be-
doeling van het onderzoek. Voorwerpen niet genoemd.

(De plaat stelt voor: le. Een emmer, groen met gouden biezen, met
hengsel, houten handvatsel, van binnen rood, voor zoover zichtbaar
ledig, 2e. Geel strooien kinderhocd met omzoomden rand, bol donker,
donker lint met strik zonder vceren, 3c. Halfgeopend leeg lucifersdoosje
niet één afgestreken witte lucifer cr naast, 4c. Bock met rooden band
cn geel op snee, dicht, blauw lintje, 5e. Platronde linnen warmwalerbus
niet koperen schrocfsluiling en koperen ring, ligt nergens op, Ce. Lap-
jeshaan, kraaiend, gele halsveercn, verder groene, roode, gele cn blauwe
vceren).

Patiënt vertelt: Ik heb gezien een emmer, lichtgroen geschilderd met
ccn gouden rand. Dat geel is goud. IJzer hengsel. Houten handvat. En
van binnen ziel-ie rood. Dan heb ik gezien een hoed, lichtgeel meteen
l^lauw lint, gestrikt. Dan heb ik gezien een doosje lucifers geel, met de
«lansteekkant bruin, maar het doosje was leeg. Dan ccn kerkboek rood
met verguld op snee met een blauw lintje eruit. Daarna een haan met
verschillende kleuren van vceren. En No. 6! \'k Geef het vast niet op.
k Heb het in mijn hersens gehad. Dan moet het cr uit komen (na 30").
Ik kan er toch niet opkomen. (Duur 3\' 15").

^^ragenlyst. (1. Was cr een tinnen kruik) O, ja! (2. Zat er een ring
jjan de kruik) Ja. (3. Was dc ring van tin)
-f (4. Welke vorm heeft dc
«»•uik) Rond. Platrond. (5. Is de kruik plat of lang) (G. Stond dc kruik
op een deken) Neen. (7. Was cr een sigaar) Neen. (9. Was er een luci-
jersdooijjc) (10. Was \'t doosje open of dicht) -f- (11. Was het doosje
of zaten er lucifers in) (12. Lagen cr lucifers omheen) (13. Hoe-
^\'tïel lucifers lagen cr) (14. Waren die lucifers al afgestreken)
Kwam er rook van dc lucifer) Neen. (16. Roode of witte lucifer)
(17. Stond er een haan) -f (18. Wat pikte de haan van den grond)
J \'«I niel. {20. Stond cr een kip op) Neen. (21. Kuikens bij) Neen. (22. Had
^«an bruine vceren) Neen. (23. Roode vccrcn) (24. Welke kleuren)
\'■oen, rood, die uitspringende veercn lichtrood (25. Had bezem langen

-ocr page 122-

106

of korten steel) Niet gezien (26. Was er een bezem?) Neen. (27. Was er een
emmer) (28. Hengsel aan den emmer) (29. Water in den emmer)
Neen. (30 en 31. Welke kleur van buiten en van binnen) (32. Was er
een boek) (33. Open of dicht) (34. Lag er een bladwijzer in)
(35. Welke kleur had het boek) (36. Was er een parapluie) Neen.
(39. Was er een hoed) (40. Voor man, vrouw of kind) (41. Was het
een strooien hoed) (42. Stond er een veer op) Neen. (43. Wat voor
kleur had de hoed) (44. Kleur rand) Stroogeel. (45. Zat er een lint
om) (46. Kleur lint) Blauw. Duur 3\'45".

5 Aug. P. klaagt voortdurend over buikpijn. Buik wat ingetrokken.
Costo-abdominale respiratie. Buik pijnlijk bij druk. Flanken gedempt.
Leverdofheid aanwezig. Zie koortscurve.

No. 9. 6 Aug. \'s Middags koude rilling. Pols om de 120.

Psychisch onderzoek ongewenscht. Patiënt is volkomen georienteerd.
\'t Sensorium schijnt geheel vrij. Patiënt voelt zich „net eender als de
eerste keer, weer dat zware in mijn beenen en die verschikkelijke
hoofdpijn." Denkt, dat hij het weer opnieuw krijgt. Informeert omtrent
prognose.

Aug. Weer een enkele roseola op buik. Milt duidelijk palpabel.
Tong vochtig, weinig beslagen. Pols 112. Goed gevuld, dicroot, week.
Abdomen opgezet. Demping in dc flanken. Drukpijnlijkheid wat minder.
Gebraakt.

8 Aug. Sensorium schijnt vrij te blijven. Van dat zenuwachtige gevoel
heeft hij ditmaal geen last. Gevraagd, of hij niet meer over zijn vrouw
ligt te denken, zegt hij: „neen, ik begrijp nu wel, wat u bedoelt, maar
ik had er zelfs heelemaal niet meer aan gedacht." P. heeft gebraakt.

9 Aug. Subjectief veel beter. Geen buikpijn, geen hoofdpijn. Buik
niet drukpijnlijk. Bij navel een roseola. Pols goed. Uiterlijk goed.
Vandaag niet gebraakt.

9—J] Aug. Hoewel sensorium tijdens het recidief geheel scheen vrij
te blijven en patiënt niet delireert, moet van uitvoerig psychisch onder-
zoek met het oog op den algemeenen toestand geheel worden afgezien.

Xo. lO. 12 Aug. Geen hoofdpijn. Geen buikpijn. Vele roseolae op
buik. Heeft vannacht geijld, wilde naar zijn vrouw. Trachtte op te staan.

Onderzoek 3 u. n.m.

Patiënt geeft op vraag aan, dat hel onderhoud hem niet uilermale
inspant. Vertelt, dat hij vannacht geijld heeft. Hij herinnert zich, dat
hij een zakmes in de rechterhand had en dat hij naar huis wilde. Hij
deed poging aan den linkerkant uit zijn bed te slappen. Hij weel, dal
het vannacht geonweerd heeft (-f).

Stemvork C2 voor linker oor bewogen. Het geluid wordt eerste maal
34" gehoord. 2e tijdsverloop 34"—59". Na 59" niet meer gehoord.

Namen van de hoofdzusters? Dr. Bos.....

Neen, van de hoofdzusters? Hoe heet ze ook weer? O ja

M. ( ).

En die een, die vroeger kwam? Zusier v. d. M. (-|-).

(Maand Juli).

-ocr page 123-

107

Nieuwe patiënt wordt binnengedragen. Patiënt lacht en zegt tegen mij:
„Hij vraagt om zijn vrachtgoed".

Plaatjes.

No.

Wat is het?

Wat veranderd?

Vlinder.

1

Dat is de rups.

2

Een oor er bij gekregen, een

vleugel.

3

Nu de tweede.

Locomotief.

1

Locomotief.

P. vraagt mijn aandacht voor een levendig gesprek tusschen dc
zusters, zegt dat zijn nieuwe buurman (van wien vanmorgen gezegd is,
dat hij uit de barak moest komen) toch stellig nog niet lang in het
ziekenhuis is, want dan zou hij toch wel een baard hebben (op typhus-
zaal worden de patienten niet geschoren).

Onderzoek moet gestaakt worden.

Xo. 11. 13 Aug. Weinig geslapen, zeer verward, wilde het bed
uitkomen. Is onzindelijk geweest.

Ochtendbezoek. Patiënt is wakker. Schijnt mij in mijn bewegingen te
volgen. Als ik aan zijn bed kom en hem toevoeg:

Wc gaan nu iels vooruil. Ja, \'t is nu goed, ik ga er van-

daag uit.

(ia je er vandaag uit? Ik ben naar hel kamp geweest,

ik ben negen dagen gedeta-
cheerd geweest, ja dokter.

Even later gevraagd, wal hij eigenlijk van hel kamp Ic verlellen heeft,
zegt hij eerst daar gebrek geleden te hebben. \'iWas me vannacht een
drukle, dan weer opslaan, dan weer aankleeden.

Waar ben je nu op hel oogenblik? (Patiënt schijnt plotseling helder-
der te worden). Neen, dokter,
u zal me niets wijsmaken, ik
weet heel goed, dat ik in
Ulrechl ben. Neen, dokter, u
wil me strikvragen doen, dal
lukt niel.

Kent de namen van Zr. M. en van mij. Zegt 5 weken hier te zijn.

Onderzoek // u. n.m. (Dr. P.).

zegt legen arts moe Ic zijn. Hij zegt meer van den dokter ge-
noord te hebben van zijn nevenpalienl H. (kan juist zijn). P. lacht nu
en dan flauwtjes, spreekt zeer zacht. Hij zegt getrouwd Ie zijn, 2
K>nderen te hebben. Hij heeft nu deze ziekte voor de tweede maal. Is zoo-
"Wal 5 weken hier, maar 14 dagen geleden heeft hij zijn militaire plichten

-ocr page 124-

108

vervuld, tenminste ze hebben hem, hoewel hij nog ziek was, een militair
pak aangetrokken. Hij is toen in een klein fort geweest. Hoe dat heette,
weet hij niet. Zegt zich ook maar niet te kunnen herinneren, hoe hij
daar gekomen is, maar zeker is hij daar geweest. Hij heeft daar niets
gedaan, dan in een hospitaal gelegen. Er lagen nog 7, neen nog 8 andere
mannen. Hij zou ze nog wel herkennen, als hij ze zag. Een dokter
heeft hij daar nooit gezien, maar eiken dag kwam er een sergeant-
majoor om hem te temperaturen. Toen hij er acht dagen geweest was
„zeker als reclame voor de gezondheid" (lacht daarbij schamper) hebben
ze hem weer aangekleed, een ransel aangedaan. Toen is hij met zijn
acht kameraden, die op de zaal lagen, hierheen gemarcheerd. Waar
die anderen zijn gebleven, weet hij niet, maar hij is toen hier weer
opgenomen. Op tegenwerping, dat het niet waar is, antwoordt patiënt,
dat hij het zoo zeker weet, als er een God is. Ook door explicatie, dat
men hier toch geen zwaar zieke zal laten weg gaan, is patiënt niet tc
overtuigen. Hij schudt ongeloovig het hoofd. Als arts weggaat, geeft
patiënt spontaan de hand. Linker facialis-gcbied schijnt licht paretisch.

No, i2. Aug. Niets geslapen. Erg verward. Wilde telkens het
bed uit. Was onzindelijk. Gebraakt.

Directeur is van morgen geweest cn heeft hem gezegd, dat hij morgen
misschien kon gaan, maar dat het nu tc regenachtig was.

In den ochtend heeft p. bezoek gehad van Zr. C., in den middag van
zijn vrouw. Er is op zaal een nieuwe zuster gekomen, die echter wel
reeds in \'t ziekenhuis werkzaam was.

Bij middagbezoek zegt p. dal hij morgen weggaat. Van morgen is de
professor bij hem geweest, hoe die heet, kan patiënt zich niet herinneren,
maar die heeft gezegd, dat hij maar moest weggaan. Hij heeft eerst
den pols nog eens gevoeld en hem heelemaal nagekeken. Hij kon best
weg. Eigenlijk had hij gisteren om één uur al weggegaan, maar het
weer was toen tc slecht. Ze doen hier toch niets aan hem. Zc hebben
geprobeerd bouillon er in le krijgen, maar dil lukte niel. Zegt half-
lachend, dal hij altijd dc dupe moet zijn cn dat de anderen weggaan,
waaraan dat ligt, weel hij niet.

Is er gisterenmiddag een dokter Neen.
bij je geweest?

Ook niel zoo één met een gouden (Herhaalt een keer of 5 lang-
bril? zaam). Neen.

Wal was dal nu van dal kamp? O, praat u daar maar niet over,

als ik daar nog aan denk be-
gin ik le zweeten als een otter.

Even later wordt door hoofdzuster M. gevraagd, of hij nog bezoek
heefl gehad. P. antwoordt ontkennend. Vertelt dan weer, «lal hij in elk
geval weg wil, al is hel met de tram. Als patiënt er op gewezen wordt,
dal het toch beter is, als we een ziekenwagentje laten komen, zegt hij:
„ü dacht zeker met een open landauer!"

Door mij gevraagd, of Zr. .M. nog geweest is, antwoordt hij ont-
kennend. Hij zegt op vraag niet le weten, of cr een hoofdzuster hier

-ocr page 125-

109

komt. Dc zaalzuster is er volgens patiënt al lang, een goede meid, was
er al, toen hij nog op die andere zaal lag. Van morgen is Zr. C. ge-
weest ( ). ze vond hem er best uitzien en had hem gezegd, dat hij een
baard gekregen had.

Hoe lang is Zr. Bolivar nu weg? Zr. B. bedoelt u, dokter, die is

gisteren pas weggegaan (-f).
Deze zuster is er pas een dag
(-F). U dacht zeker, dat ik in
de war was, neen, hoor!

No. IS. 15 Aug. Goed geslapen.

Dr. B. teekent aan: „Toestand blijft de laatste dagen vrijwel stationnair.
Patiënt is voortdurend delireerend. Algemeene indruk slap. Cor iets
naar links vergroot."

Maakt op mij vandaag een iets suffen indruk.

Hij vindt zich zelf tamelijk goed „ten minste voor zoover hij dat kan
beoordeelen". Hij wil nu niet meer weg. Weet, dat hij daarvoor nog te
ziek is. Eén van de heeren is zeker naar zijn vrovw geweest. Als zijn
vrouw maar weet, dat het voor zijn bestwil is, vindt ze het wel goed,
als hij hier blijft."

Hoe hij toch bij dat kamp kwam, weet hij zelf niet. Hij is wel heel
vroeger in dienst geweest, ook wel in een hospitaal (onjuist), maar dc
laatste vijf weken toch zeker niet.

Middagbczock Dr. P. (Dr. P. heeft p. na Donderdag niet I)ezocht).
Patiënt zegt Dr. P. te kennen, heeft hem eergisterenavond, dat is Zater-
dagavond gezien. Zegt den datum niet te welen, vindt dit zelf vreemd,
anders weet hij dat zoo precies. Antwoordt met zeer zachte stem, zegt
5^00 moe te zijn, of de dokter liever later wil onderzoeken, dan zal hij
alles zeggen. Vraagt dit half smeekend. Onderzoek gestaakt.

17 Aug. Vrij goed geslapen. Soms in de war.

Wie is er gisteren bij je geweest? Niemand, dokter.

Dat kan niet! \'t Is toch zoo.

Heelemaal geen dokters naar je Dr. B. (onjuist),
komen kijken?

Ik geloof het niet! Ja, \'t kan ook best niet zoo zijn.

Eergisteren, is toen die dokter Ik weel hel niel.
met zijn gouden bril nog ge-
weest?

lir. P? Ik kan hel niet zeggen.

No. 14. JQ Aug. Slaap is weer goed. Is overdag wal levendiger.
Spreekt nu en dan een enkel woord legen een medepatient, verbiedt
^oins palienl XI. Leest \'s middags een briefkaart.

N«- 15. 20 Aug. Sliep goed. Belangstelling voor omgeving neemt
opvallend toe. Patiënt ziel nauwkeurig toe bij komst van nieuwen pa-
lienl; weel, dat W. naar andere zaal is gebracht ( ).

10. 21 Aug. Nachtrust goed.

^\'Or nog iels naar links vergroot. Milt i)nli)abel.

^\'Cvraagd naar Dr. P. die weleens bij H. kwam, zegt hij te welen, dat

-ocr page 126-

110

Dr. P. bij hem is geweest. Hij zou hem stellig nog herkennen (wat later
op een andere zaal juist bleek), hij is van de lengte van patiënt en had
een bril op of een lorgnet. Hij ging weg met te zeggen ,je bent nu te
moe, ik kom Maandag wel eens terug." De dokter is op een Zaterdag
geweest, maar niet teruggenomen ( ).

Noemt dan sprekend over een onderzoek dat vanmorgen heeft plaats
gehad, een paar maal Dr. P. inplaats van Dr. M., maar verbetert dat
telkens direct.

Stemvork Cg wordt voor rechtei\'oor heen en weer bewogen. 1ste tijds-
verloop tot 49", 2e tijdsverloop 49 \'—58". \'t Geluid wordt na 58" niet
meer gehoord.

Plaatjes.

Horloge No. 1. Wat moet dat Dal weet ik niet (5") O, een hor-
worden? loge! ü hebt er in dat boekje

nog meer staan, fiets, rups,
schuitjes.

No.

Wat is het?

Wat veranderd?

Molen.

1

Dat is de molen (4").

Kruiwagen.

1

Dal is een kruiwagen.

Schip.

1

Schuitje.

2

Schuin stukje aangekomen.

(Wat is dat?) \'t Schijnt het roer

tc zijn.

3

Mast opgekomen.

4

Spits opgekomen.

5

Vlag en een hechttouw aange-

komen. (Hechttouw?) Dat is

toch een koord of is het het

zeil?

6

Nu is er een zeil.

Reeksen.

Maanden -f G" (noemt Juni tweemaal), in omgekeerde volgorde-f (23").

No. 17. 22 Aug. P. schijnt volkomen compos. Informeert omtrent
den bouw van een nieuwe brug, waaraan men voor zijn ziekte begonnen
is. Maakt zich wat ongerust, dat, als hij nog lang ziek blijft, hij zijn
betrekking niet meer zal kunnen terugkrijgen.

22—28 Aug. Patiënt herstelt zich gaandeweg. Ligt veel met zijn buur-
man te praten. Onthoudt uitstekend, wat er zich op dc zaal afspeelt.
Urine alcalisch, bevat eiwit en leucocyten. Diazo-reactie negatief.

No. 18. 28 Aug. Patiënt krijgt opdracht vyftig woorden te noemen,
waarvoor men „de" en „het" kan zetten, zooals het huis, dc vrees, het
paard, de bloem. Na dc 36c vraagt hij, of hij er nog geen vijftig heeft.

-ocr page 127-

111

Na de 42e (molen) zegt hij „nu ben ik aan het prentenboek", na de 47e
(waterkruik) zegt hij „het haantje heb ik al gehad." De woorden waren:

Schip, boom, koe, kerk, toren, mensch, dier, molen, muis, tram, vogel,
klok, huis, paard, deur, glas, zuster, dokter, portier, gang, trap, lift,
stoel, tafel, krib, lamp, gaskraan, meter, lepel, vork, duif, kip, patrijs,
munt, brug, spoor, scherm, schip, stoomboot, fiets, horloge, molen, kip,
emmer, hoed, bijbel, waterkruik, mand, vloer, klok (7\' 32").

In aansluiting hieraan wordt een associatie-onderzoek volgens de
tweede methode verricht. Patiënt wordt daarbij verzocht met zelf-
standige naamwoorden te associeeren. Geen voorbeelden.

wal

R. T.

R. T.

vrede

op aarde

steen

kool

20"

tafel

stoel

1"

slaap

wakker

7

geluk

ongeluk

1 2/5

geld

armocd

2 2/5

horloge

klok

1 2/5

liefde

zuster

2

bliksem

onweer

2

jas

broek

3 2/5

hand

dat weet ik niet

25

genoegens

dal weel ik niet

23

kalmte

rust

2

hamer

nijptang

1 25

boom

nee, dal kan ik

bclooning

geld

4 1,5

niet.

29

hout

turf

1 2/5

domheid

slimheid

2 2/5

dans

onderwijs

6 4/5

schip

mast

4

hond

kal

1 45

rechtbank

draaibank

3

diefstal

gevangenis

3

huis

tuin

5 2/5

stad

dorp

1 2.5

«Iroeflicid

blijdschap

2 1/5

gezondheid

ziekte

4 2,5

licht

donker

1 2,5

kamer

keuken

2 1,5

plicht

daarkanikniets

looncel

gezelschap

3

bloed

op zeggen

zee

rivier

3 2 , \'5

mes

4 2,5

list

dat weet ik ook

vreugde

droefheid

2 25

niet

8

vork

lepel

1 3,5

bloem

roos

2 2/5

schoonheid

pracht

5 2/5

woede

kalmte

4

eend

gans

2

glas

aardewerk

2

honger

dorst

2 1/5

snelheid

lomp, nee... dal

liarmonica

piano

2 2/5

weel ik niet

28

gebed

gebed, kerk

8

boek

drukker

2 2/5

kruik

flesch

3

droom

bedrog

4

Vrees

angst

2

schaap

herder

3 2/5

I\'atient vraagt na alloop, wat men op „genoegens" zeggen kan.
Aug—5 Sept. Ongestoorde reconvalescentie. Nu cn dan
"oofilpijn.

^ ^lo. H). 5 Sept. Plaat II uit „Het eerste liock" 3\' geloond. Patiënt
oenii hardop speen en sinaasappel.

plaat stelt voor: le Een trommel, koperen ketel, rood met wil
«cverfdc banden, slokken kruislings op trommel. Bespannen met louw.

-ocr page 128-

112

waaraan lus, 2e Caoutchouc speen met beenen ring, 3e Fransche sleutel,
10 cM. lang, baard met gleuven zonder tanden, 4e Blauwe drinkkroes
met gouden biezen wit van binnen, ledig, vierkant oor, 5e Kaatsbal
met roode, groene en blauwe velden, gescheiden door zwarten band
met gele biezen, 6e Sinaasappel, 7e Kruiwagen, van buiten groen, groen
wiel, zwarte handvatten, rood van binnen, zonder pooten).

Patiënt vertelt. Eerst maar opgeven? Een kaatsbal, een sinaasappel,
een kruiwagen, een speentje, een melkkroesje. Nog twee. Kaatsebal,
heb ik u opgegeven, \'t ligt op mijn lippen, wat het is. Kruiwagen,
kaatsebal, kroesje, speentje, ik kan ze niet te pakken krijgen. Misschien
komen ze nog wel. O, een sleutel was er ook bij. Die andere zal ik ook
nog wel te pakken krijgen. Nu de dingen opgeven. Die sleutel had de
kleur van ijzer. En dan speentje, de kleur, bruinsel in den regel zijn
ze. En dat kroesje w^as van buiten blauwsel met twee gele bandjes,
die kruiwagen was van buiten groen en van binnen rood. Die kaatse-
bal rood met verschillende kleuren. Er zaten meer als twee kleuren
in. De sinaasappel geel en zoo afvallend in donkere tinten. Ik geloof,
dat ik ze zoover heb op één na. (Geef je het op?) Ja. (Duur 5\'23").

Vragenlijst. (1. Was er een zakmes.) Nee. (3. Was er een trommel.)
Ja, daar heb ik je. (4. Was er één of waren er twee trommelstokken.)
Twee gekruist. (5. Naast of op de trommel.) (6. Kleur van houten
banden.) Rood met groen. (7. Was er iets om trommel op te hangen.)
Een koordje. (8. Was het een ring of een lus.) Dat zou ik u niet kunnen
zeggen. (9. Was er een drinkkroes.) -f (10. Was er water in.) Dat zou
ik u niet kunnen zeggen. (11. Kleur van dc kroes van buiten.) Blauw.
(12. Kleur van de biezen.) Geel. (13. Waren er biezen op.) -f (14. Vorm
handvatsel.) Recht, niet gebogen. (15. Rond of hoekig.) Hoekig. (16. Was
het muntstuk een cent of een kwartje.) Was niets. Voor geen halve cent.
(18. Was er een zuigflesch.) Neen. (21. Was er een sleutel.) Ja. (22. Meer
sleutels.) Neen. (23. Sleutel aan sleutelring.) Neen. (24. Lengte sleutel.)
10 cM. (25. Hoeveel uitstekende punten waren er aan.) Drie, tenminste
dan ingebekt. (26. Was er een kruiwagen.) (27. Welke kleur had de
kruiwagen.) (28. Kleur van het wiel.) (29. Kleur van binnen.)
(30. Hoeveel pooten had de kruiwagen.) Twee. (31. Waren beide pooten
te zien.) Een en de ander iets of wat van dc schaduw. (32. Kleur van
den grond onder de kruiwagen.) Donker. (33. Was er een vrucht.) Ja.
(34. Was er een beurs.) Neen. (38. Was er een fopspeen.) (39. Zat er
suiker aan.) Neen. (40. Kleur ring.) Been. (41. Zat er een ring aan.) Ja.
(42. Kleur speen.) \'t Moest feitelijk bruin zijn, maar hier in het boek
blauwsel (-f-j. (43. Was er een bal.) Ja. (44. Was de bal bruin.) Ja, ver-
schillende kleuren. (45. Hoeveel kleuren had dc bal.) Een stuk of zes,
zeven. (46. Welke waren die kleuren.) Rood, groen, geel en wat ik van
die ander moet zeggen, weel ik niel. (Duur 5\'20".)

22 Sept. Hersteld ontslagen.

No. 20. 26 Sepl. Palienl komt op mijn verzoek in polikliniek.
Heeft psychisch geen klachten. Is wal vermoeid door wandeling naar
hel ziekenhuis.

-ocr page 129-

113

Stemvork C2 bewogen voor rechteroor. 1ste tijdsverloop 62", 2de tijds-
verloop 62"—72", 3e tijdsverloop 72 \'-82". Na 82\'\' wordt het geluid niet
gehoord.

Patiënt geeft het volgend verhaal van zijn ziekte, dat bij navraag in
alle opzichten juist blijkt: „Zooals ik hoogstwaarschijnlijk denk om
reden, dat ik het eerst op de fabriek, dat ik daar nalatig ben geweest,
toen ik erg zweette. Toen zat ik te bibberen, net als in mijn ziekte
hier. En toen heb ik mij \'s anderdaags ziek gemeld op Woensdag, toen

ben ik naar Dr. K. gegaan...... Ik kreeg een briefje mee voor mijn

patroon. Ik heb thuis dagelijks ongekookte melk gedronken. Toen is
Dr. bij mij gekomen op Vrijdag."

Weet dat hij \'s Maandags halfdrie in \'t ziekenhuis is gekomen en dat
er half een een boodschap kwam.

„Toen is Dr. B. in de lift al bij mij gekomen (-1-). Ik ben op de
mannenzaal gekomen, ik heb meer als een uur op dc badkamer ge-
legen (-f), want er was geen plaats en toen heb ik een krib gekregen,
vlak achter dc kachel" (-f).

Zegt \'s avonds ten volle bediend te zijn. Zr. V. is hem dat komen
vragen (-{-), hij herinnert zich, dat er schutjes om zijn bed gezet zijn,
noemt ook naam van geestelijke. Weet, dal hij \'s avonds een ijszak heeft
gehad en herinnert zich ook een kleine nalatigheid door een der zusters,
die door dc hoofdzuster ontdekt werd (-f). Zegt nog heel goed tc weten,
«lat glas en aardewerk met roodc stukjes waren beplakt { ). Geeft het
aantal |)aticnten, dat toen op dc mannenzaal was, goed aan en ook een
gesprek tusschen twee patiënten. Zegt Dinsdagmorgen halfeen naar 21b
te zijn gegaan (4-). Hij kan niet zeggen, of hij toen in de lift is gegaan i).
Zegt door Zr. C. in ontvangst te zijn genomen (-f). Noemt ook de
"amen van de patienten van die zaal goed op. Herinnert zich, dat zijn
vrouw bij hel eerste bezoek, dat was Dinsdag, door Zr. C. gewaarschuwd
werd, dat ze hem nu liever geen zoen moest geven (4-), zegt er bij
«zoover was ik toen nog bij mijn positieven."

Van die ijverzuchtige gedachten schijnt hij zich niets tc herinneren,

vraagt of hij het niel gedroomd heeft.....„Wel heb ik die geschiedenis

verteld aan mijn vrouw, waar mijn schoonmoeder bij zat, ik zeg, raad
nu eens, wat ik gedroomd heb, dal je een kind had."

Beweert zijn vrouw ook een keer verweten te hebben, dat ze geld
Van het ziekenhuis had aangenomen, maar dat herinnert hij zich niel.
\'^al heeft zijn vrouw hem pas later verteld.

Zegt drie normale dagen gehad tc hebben, weel niet meer, welke
zusters hem toen verpleegden, maar wel dat ze nog vóór dc vacantic
^an Dr. B. geweest zijn. (-}-)

Gevraagd, hoeveel keer hij dat bock met die gekleurde platen gezien

\'jcefl, 7.c|{i hij ^ ......„cc twee keer. U bedoelt toch dat bock mcl

"\'cn haan?"

\') bc zalen waren toen gcHjkvloers. l.aler is pnllenl op ninnnenzaal Icrug geweest,
»nr (leze was toen naar beneden verplaatst.

-ocr page 130-

114

Optotypi. De tekst, die op 1 M. gelezen wordt, leest patiënt zonder
fouten. Zelfde stuk als in No. 2. Duur 6".

Plaatjes.

Patiënt herkent lamp bij No. 1, kerk bij No. 1 (1 2/5"), boom bij No. 3
(32/5"), kanon bij No. 1 (1"), kruiwagen bij No. 1 (1"), schip bij No. 1
(1"), molen bij No. 1 (22/5"), visch bij No. 1 (Sa/g"), gezicht bij No. 1,
vlinder bij No. 1 (2"), horloge bij No. 1 (3/5"), tram bij No. 6, fiets bij No. 1
(12/5"), pomp bij No. 5, luchtballon bij No. 1, locomotief bij No. 1(2 2/5").

Hij geeft aan meer gezien te hebben: kanon, kruiwagen, schip, molen,
vlinder, horloge, flets, locomotief.

De onderdeden worden meestal gewezen, slechts zelden met name
genoemd.

Hij geeft de essentieele verschillen goed aan, zelfs bij No. 3 van pomp,
maar ziet het verschil aan No.
9 van flets niet en geeft bij No. 6 van
locomotief foutief aan.

Vermenigvuldigen.

3 X 3 9 (35").

13 x 5 45 (92/5").

Wat vroeg ik? 13 x 5 of 15 X 3.

6 X 9 54 (7").

12 X 7 84 (61/5").

8x9 4 en.... 72 (15 2/5").

13 X 8 104 (14").

17 x 4 68 (82/5").

Reeksen.

Maanden terug! D., N., O., S., A., Jl., Jn., April,

Mei, A., Mrt, F., J., (15").

Gewoon!  (41/5").

1-20 (4 3 5"), in omgekeerde volgorde -f (8").

-ocr page 131-

Ziektegeschiedenis van p. IX.

^tt

it

V

12 3 4 5 6 7 8

1 A U t *J » " —

(Na 30 Aug. koortsvrij, behalve op 7 en 9 Sept.)

P. IX, mnl., 18 jaar, loopjongen.

Volgens (le inlichtingen, door Dr. B. verkregen, zou in de familie
niets zijn, wat op erfelijke belasting wijzen kan. Patiënt zelf zou volgens
zijn vader steeds wat achterlijk geweest zijn en vreemd in zijn gedrag,
was altijd prikkelbaar. Hij heeft de gewone school bezocht. Kan lezen,
schrijven en wat rekenen. Hcefl steeds aan enurcsis geleden. Vertelt
zelf later, dal hij op school driemaal is blijven zitten, hij weet niet
precies in welke klasse. Heeft zes klassen afgeloopen. Was als kind
steeds angstig, als hij alleen in het donker moest zijn. Heeft reeds drie
betrekkingen gehad, bij zijn tweeden baas is hij weggegaan, omdat hij
„voor kindermeid gebruikt werd."

No. 1. 31 Juli 1908. Patiënt is voor lien dagen ziek geworden met
langzamerhand hooger wordende koorts. Sliep slecht, was bijna steeds
in de war. Geen neusbloedingen. Er bestond obstipatie.

Status praesens. Zeer ziek uitziende jongen. Angstig uiterlijk. Praat
met hooge metaalachtige stem. Tong beslagen met rooden rand en
punt. Pols 120, regelmatig, vrij goed gevuld, dicroot. Cor. n. b. "Ie rib,
n.1. iels binnen jiapillair lijn, n. r. r. sternumrand. Bij auscultatie nor-
maal. Pulmones bij percussie normaal, bij auscultatie inspir. grove en
piepende rhonchi. Abdomen ingevallen, niet hard. Op den buik geen
roseolae tc zien. Milt niel palpabel. Bij den nek en op \'t onderste rug-
gcdcclle enkele roseolae. Geen gele handpalmen en voetzolen.

Onderzoek 3 u. n.m. Patiënt heeft rauwe metaalachtige stem. Ziet er
angstig uil. Daarnaar gevraagd, zegt hij niet angstig tc zijn. Maakt bij
de percussie telkens afweerbewegingen. Richt zich nu cn dan iets op.
Gevraagd, waar hij is, geeft hij eerst geen antwoord. Als hem gevraagd
V\'ordt, of hij thuis is, zegt hij „nee, in \'l ziekenhuis", gceR aan, dat dit
aan den Vaartschen weg ligt, gecR ook zijn adres goed, zcgl de vorige
week Dinsdag, dat was den zevenden, ziek geworden te zijn.

Zegt spontaan, dat hij daar nel ingespoten is (gevoelloos gemaakt
met chlooracthyl voor sneedje in het oor).

No. X. i Aug. \'s Avonds cn \'s nachts was patiënt zeer onrustig,
schreeuwde soms en gooide zich wild om, deed geen poging om uil
bed te gaan. Was zeer moeilijk te helpen. Temperatuur werd opge-
nomcn mei assistentie van drie zusters en één waker. Patiënt gaf dc
zuster ccn .slag in hel gezicht. Is onzindelijk. Af cn toe heeft patiënt

12

11

-ocr page 132-

116

een poosje geslapen.

Onderzoek 2 u. n.m. Patiënt is uitermate moeilijk te fixeeren, moet
telkens aan het hoofd geschud worden, voor hij antwoordt. Het uiter-
lijk is niet bijzonder angstig. De musc. corrugator supercilii is saamge-
trokken.

Waar ben je hier nu?
Waar ben je hier nu?
En wat is het hier voor een huis?
Wat is het hier voor een huis?
Ben je ziek?

Wat zoo\'n beetje?

Ben je altijd verkouden?
Wat ben ik voor een man?
Wat is dat voor iemand? (Zuster
staat op trap de ruiten te
wasschen).
Ken je hier menschen op de zaal?
Ben je op school geweest?
Heb je rekenen geleerd?
Hoeveel is 2x2?

2x3?
15 X 3?
3
X 13?
15x3?

Probeer eens van 1—20 te tellen?
Plaatjes.

Hoe bedoelt u?

O, in Utrecht (18").

Een barak.

(Schreeuwt) barak.

Bepaald ziek niet, maar zoo\'n

beetje, zoo\'n beetje.
Hoe zal ik dat noemen, zoo\'n
beetje ziek, verkouden ben ik.
Nee.

Schilder.
Een werkvrouw.

Nee.

Ja zeker.
Ja zeker.
4.
6.

39 (5").
39 (4").
45 (6").

(Kijkt om zich heen) nee, do-
mi ____nee, dokier.

No.

Wal is dit?

Wat veranderd?

Kerk.

1

Nee.

2

Een driehoek.

3

A

Hetzelfde.

4

5

Een huis, een kerk.

Hierin natuurlijk.

Visch.

1

Een vaas----een visch.

2

Dal is ook een visch.

Die een had geen kop

en de ander wel.

3

(Niel te verstaan).

4

(Niel te verslaan, vraag

herhaald, schreeuwt)

schubben.

5

Nu is het heelemaal

klaar.

-ocr page 133-

117

Molen.

1

Dat weet ik niet.

2

Dat weet ik niet.

3

\'k Weet het gerust niet.

4

\'k Weet het gerust niet.

5

Een molen met de wieken.

2 Aug. Dr. B. teekent aan: patient is kalmer, nog niet georienteerd.
Temperatuur langzaam dalend. Roseolae twijfelachtig. Milt niet palpabel-

Xo. 3. 3 Aug. Patient was \'s nachts zeer onrustig. Is onzindelijk
geweest. Krijgt om de drie uur een eetlepel wijn.

Heeft gisteren bezoek gehad van vijf personen, o. a. zijn vader.

Bij ochtendbezoek zegt patient (daarnaar gevraagd) gisteren geen be-
zoek te hebben gehad.

Is je vader dan niet bij je ge- Ja, maar dat was maar een
weest? oogenblikje.

Bij bloedsdrukbepaling kost het groote moeite te zorgen, dat patient
het toestelletje niet van de tafel trekt.

Onderzoek 3 u. n.m. Patiënt ligt met dc oogen open, praal nu en dan
onverstaanbaar, doet soms pogingen om op tc staan, maar laat zich
telkens zonder eenige moeite kalmecrcn. Reageert niet op kloppen,
hoewel dit herhaaldelijk, ook tijdens het onderzoek, geprobeerd is.

Hoe is het er nu mee? Heel goed...... Hoe heel die

vent, wagens, die theehandel.
Wat voor folio had die ook
weer. Hcct-ic geen Barens.

Bij druk op bulbi is patient niet voldoende te fixeeren. Hij laat zich
wel dc oogen dichthouden. Zegt, dat alles donker is. Bij opdracht naar
rechts tc kijken, draait het hoofd mee. Patient beweert niets tc zien.

Wie ben ik\'?
Wie ben ik?
Waarom niet?

Wat zijn dat? (Wijs naar zusters).

Wat is het hier voor een huis?
Ben jc dan ziek?
Waarom ben jc dan hier?

Hoest jc?

Heb je dat allang gedaan?
Heb jc dat altijd gedaan?

Hoeveel handen heb je?
Hoeveel ooren heb je?
Hoeveel oogen heb jc?
Hoeveel buiken heb jc?

Wie ben ik.

Ik ben niks.

Omdat ik niks doet.

(P. kijkt in die richting). Meisjes

en jongens.
Een ziekenhuis.
Beslist ziek niet.
Ja, waarom? (Verder onverstaan-
baar).
Jawel.
Ja.

Ja, altijd, als ik de koorts heb,
altijd.

Eén, \'k schrijf met eene hand.
\'k Kan jc niet verstaan.
Twee, natuurlijk.
Eén.

-ocr page 134-

118

(Plaatjesboek).

Heb je dat al meer gezien? Neen.

(Onderzoek moet gestaakt worden).

Jfo. 4, 4 Ang. Weinig geslapen. Probeerde herhaaldelijk uit bed
te komen. Onzindelijk. Krijgt zelfde hoeveelheid wijn.

Gaat ook overdag vaak opzitten, maar laat zich gemakkelijk tot rust
brengen.

Onderzoek 3 u. n.m. Heeft voor een uur bezoek gehad van vier per-
sonen. Patiënt schijnt niet te flxeeren. Roept men hem echter telkens
bij zijn naam en houdt men de plaatjes voor zijn oogen, dan krijgt
men vrij geregeld antwoorden.

(Ga bij zijn bed zitten, neem
plank weg).

Daar is er een kapot. Moet dat
allemaal opgeschreven wor-
den, van mij ook? Van mij hoef
je niet op te schrijven, nee.

Plaatjes.

No.

Wat is het?

Wat veranderd?

Boom.

1

Palmboom.

2

Dat weet ik niet.

3

Dat weet ik niet.

Kanon.

1

Een driehoek.

2

Een vierhoek of is \'t een...

hoe heet zoo\'n ding? Ik kan

er niet opkomen. Teeken U

die dingen allemaal? Een

flets.

3

Kanon (R T zeer kort)

Kruiwagen.

1

Een kruiwagen.

2

Ook een gedeelte van een krui-

Aan de pooten.

wagen.

3

(niet te verstaan)

4

(brengt hand boven dek.

wijst -f).

5

Die dingetjes cr aan

(wijst spaken).

Visch.

1

Visch.

2

Hier heeft-ie z\'n schub-

ben gekregen.

3

Een oog en een z\'n schub-

ben.

4

Schubben (wijst rugvin).

5

Weer schubben, nog ccn

schubbe.

-ocr page 135-

119

Waar ben je hier nu toch eigen-
lijk?

Hoeveel menschen liggen er
hier (5)?

Hoeveel zoo wat?

Wie ben ik?

Wat voor iemand?

Die daar aan dat tafeltje zitten,
wie zijn dat?

Wie heb je bij je gehad?

Welke dag is het vandaag?
(Dinsdag)

Welken dag ben je gekomen?

Hoeveel dagen ben je nu hier?

Zondag was je toch al hier?

Rekenen:

8X7
8X9
8X9
13-f-42
25?

13 en 42?

Ben je nu ziek?
Waarom ben je dan hier?

Hoe heb je vannacht geslapen?

Waoroni was je vannacht zoo

lastig?
Wie stoeien met je?

Ben je \'s nachts angstig?
Hoest je?

Hoe lang hen jc nu al ziek?

... In \'t ziekenhuis.

Dat weet ik niet zoo precies
(kijkt rond).

Een stuk of tien ... twintig...
twintig... meer niet.

Dat weet ik niet.

De directeur.

Dat zijn dienstmeisjes.

Mijn vader, mijn zuster en mijn
broer, (-f)

Woensdag.

Maandagmiddag.

Drie, nee twee... ben verleden
week...

Ja. En m\'n broers moeder, die
is vanmiddag ook hier ge-
weest. (-H)

56.

56 (3").

56 dat is 72.

13 (27")... 25.

Nee, ik weet geen eens meer,
hoeveel had ik?

42,42, dat is 55 en dan tweemaal,
en dan moet ik er nog wat bij
doen. Wat moet ik er bij op-
tellen? Wat moest ik vermenig-
vuldigen? Dat ben ik vergelen.

Bepaald ziek niel.

Ja, waarom? Waarom, dal weet
ik eigenlijk ook niel.

\'l Gaat nogal, niel erg best, net
als anders, net als altijd.

Ze stoeien met me.

Hierzoo die twee (wüsl op de
zusters). Ze willen mc heele-
maal niel loslaten.

Neen, heelemaal niel bang.

Ja, dal wel... dal wel.

Van... van ... van... verleden
Maandag af. \'s Middags. Dal
weel ik niet goed.

-ocr page 136-

120

Tel eens van 1—20!
20-1.

(16").

20, 18,19,16,17,14,13,12,11,9,10,
11, 9, 10,8,7,6,5,4,3,2,1,(17").

Xo. 5. 5 Aug. Patiënt heeft bijna niets geslapen, was bijna voort-
durend in beweging. Krijgt geen wijn meer.

Ochtendbezoek. Patiënt gaat telkens in bed opzitten. Zegt bij het
ontkleeden voor bloedsdrukbepaling, „eerst ramen dichtdoen, anders
vat ik kou." Zegt tegen mij spontaan „die arm doet pijn (beginnende
decubitus aan olecranon, vanmorgen door Dr. B. verbonden) vanmor-
gen heefl Uw broer er een verbandje omgelegen." Zegt tijdens hel op-
blazen van de manchet, „nu voel ik iels," bij \'t luchluillalen „nu niel
meer." Tegen hoofdzuster „wat eten," „brood om 12 uur."

Onderzoek 3 u. n.m. Patiënt gaat eerst opzitten, maar blijft na ver-
zoek gedurende hel heele onderzoek liggen.

Stemvork wordt voor hel oor gebracht. Patiënt schijnt eerst iels
angstig, zegt dan „mooi, ik vind hel prachtig." Is niet er loc te brengen
om aan te geven, wanneer hel geluid niel meer gehoord wordt.

Hoeveel zieken liggen er hier nu? (Kijkt rond) Tien.

Wie zijn dat? (wijs zusters). Die ken ik niet, maar ja, dat

(wijst een der zusters) is een
dochter van S. (wijst weer de
andere zuster) dal kleine meisje
ken ik niet.
Uw broer, of het ccn broer van
U is, weet ik niel, ik zeg hel
maar zoo, hij lijkt zoo spre-
kend op U.
Wat zou het zijn?
Wij?

Socialisten. U hebt ccn dik ge-
zicht.

Jawel, of hebben zc dal altijd?
Deze kant is veel dikker als
deze kant. Zc lachen U uil.
(Zusters lachen),
\'l Kan ze niet velen (wijst zuster)

dal U met me praal.
Ja, dat weet ik ook niel.

Ben jc nog zoo onrustig geweest?
Waarom ga jc telkens opzitten?

Vannacht, \'t gaat nogal, niet zoo
bijzonder, beter als verleden
nacht.

Nee.

Ja, dal weet ik niet. Dan word
ik onrustig. Dan ga ik mc ver-
velen.

Wie gaat cr nu weg? (Dr. B.)

Wal zouden wc zijn?

Wat zouden we voor kerels zijn?

Ik en die daar wegging?

Neen.

Lachen ze jou welccns uit?

Waarom zouden zc dat niet
velen?

Hoe is \'l nu vannacht gegaan?

-ocr page 137-

121

Ben je angstig?

Heb je het hier naar je zin?

Dus zijn ze goed voor je?

Nee.

Jawel, dat wel.
Ja.

Plaatjes.

No.

Wat is dat?

Wat veranderd?

Molen.

1
2

3

Een trap.

Wat is dat voor een ding?
Dat weet ik niet.
Dat weet ik ook niet. 0,
dat is een ezel, zoo\'n
bord geloof ik.

4

Dat is een molen.

Hé?

5

(Wijst ) en die streep langer
en daar een kapje bovenop.

6

Een hekkic met ruiten om.

7

Slok weer langer. Vier... vier
wieken en allemaal kleine
hokjes.

Visch.

8

Vier wieken met kruisjes.

1

Een visch.

(Heb je dalai meer gezien?) Dat
boekje nee, ja, gisteren hebt
u \'t mc laten zien. (Had-je
die visch al meer gezien?)

Pomp.

1

Een driehoek, een vier-
hoek.

Ja, gisteren.

2

Een handkolTer.

Een hokkie er aan.

3

Dat weet ik niet. Zoo\'n
raar ding.

4

Is geen krom.

Dit { ).

f)

\'k Weet het niel, ik ken
die dingen niet.

6

Een pomp.

(Wijst ) en de hengel. (Wat

Bnllon.

is dal, dc hengel?) Ja.

Dc helft met kruisjes gevuld.
(Wijst -f). Nu wordt het heele-

maal een luchtballon.
Dat ding er aan gemaakt

(wijst ).
Een vlaggetje er aan.
Twee vlaggetjes en een anker.

1

2

3

4

5
G

Luchtballon.

-ocr page 138-

122

Ben je nu ziek?
Nee?

Ziek geweest?

Hoest je niet?

Heb je altijd gehoest?

Heb je nergens pijn?

Hoe is \'t met die pijn aan je arm?

Heb je geen koorts ?

Wat is dat aan je oor (pleister)?

Hoe lang ben je nu hier?
December is toch in den winter?
Wat is \'t dan nu, herfst, zomer,

winter?
Hoe lang ben je dan hier?

Nee.

Neen, \'t oogenblik niet.

Ja.

Ja, tusschenbeide.

Nee.

Nee, nergens.

Dat is weer zoo goed als weg,
dat is heelemaal beter.

Ja, ik weet niet, of ik het nu
nog heb, maar toen ik het
eerst hier kwam, wel 38; 36,8.
De dokter heeft het gezegd.

Dat heb u er onder gebracht.
Maar nou begin ik het aan
dezen kant ook te krijgen. Daar
begint ook een korstje te
komen (-f).

Van 2 December.

Ja, zoo lang ben ik hier.

Hcrf____zomer!

Mei (ligt op vingers te tellen).
Zeven maanden!

Geeft goed aan, hoeveel armen, beenen, oogen, ooren, neuzen, buiken.

Heb je nu niet eens ccn lees-
boekje?

Xo. 6. 6 Aug. Is den heelen nacht onrustig geweest. Sprak war-
taal „Bescherm de beesten. Spaar de vogels. Is dat niet llink gezegd?"

Dr. B. teekent aan: Temperatuur normaal. Patiënt is nog niet ge-
oriënteerd. Spreekt nu en dan wartaal. Milt niet palpabel. Reactie van
Ficker negatief.

Ochlenbezoek. Patiënt vraagt tijdens bloedsdrukbcpaling naar dc
quitanties. Patcllairrellexen zijn verhoogd, adductorenreflex. Rechter
pupil > linker. Dc pupillen reageeren op licht.

Onderzoek 2 u. n.ni. Patiënt gaat in bed opzitten. Op mijn vraag,
waarom hij dat doet, zegt hij naar zijn baas te moeten cn om twee uur
bij zijn baas te moeten zijn. Zegt niet precies te weten, hoe laat het
nu is, hij denkt zoowat halftwec Laat zich tot rust brengen met
mijn meedceling, dat ik wel een boodschap naar zijn baas zal sturen,
dat hij niet komen kan.

(Daarna worden eenige andere patienten door mij onderzocht).

Meggendorfcfs Dilderbuch.

Het boek zelf wordt patiënt voorgelegd. Hij zegt alleen „mooi", opent
het niet. Wordt het boek geopend, dan kijkt hij de plaatjes en vraagt
„wat zijn dat voor dingen?" (mand met briquctten). Worden dc voor-
werpen aangewezen, dan noemt hij ze goed (viool, vogelkooi, lucht-
ballon, laars, spoor, stoel, hoed, pet, harp, e. a.), enkele onjuist.

-ocr page 139-

123

geweer,
medaille,
gieter,
ruiker.

Wie ben ik nu?

Wat zou ik zijn?

(lach tijdens het opschrijven).

Komt er nog een dokter?

Die broer van me, wat zou die
zijn?

Is dat een broer van me?
Welke dag is het vandaag?
De hoeveelste?

(knik ontkennend).
Wanneer ben je gekomen?
Hoelang ben je hier?
Wal is hel nu voor lijd van het
jaar?

Wal zijn dal voor menschen?
Hoeveel patienten zijn er hier?

(5, waarvan één achter beschot)
En jij dan?
Hen jij palienl?

Wie heeft jc hier naartoe ge-
stuurd?
Lag je thuis ook te bed?
En is «lal in December geweest?
Wat was er dan in December?
En ben je nu al dien lijd al hier?

N. K.? (zijn patroon).
Hoe is het mei jc arm?

En met jc oor?

Ileb je daar dan pijn aan gehad?

pistool.

medaillon.

schieter.

kerstboom.

Dat weel ik niet.

Schoolmeester.

Is het niet? Dan weel ik het
niel. Dokter.

Dat ik weet, niet. Bij mij Dr. D.
(huisdokter ). Die komt niet
hier. Die komt aan huis.

Dat weet ik gerust niet, die komt
zoo weinig.

Dat weet ik niet.

Vrijdag... Donderdag (-f).

De 29e, ken dal?

Of de 30e.

2 December.

Zeven maanden zoowal.

Herfst. Zomer bedoel ik.

Patienten.

Drie op hel oogenblik.

Vier.

Dal weet ik niel. Ik zou hel wel
denken.

Zc hebben mc gehaald met een
wagentje.

Ja, toch niel lang.

Neen, dal is drie weken geleden.

Toen ben ik hier gekomen.

Nee, toen ben ik niel /Hergeko-
men, toen ben ik bij N. K\'
gekomen.

N. K. van dc Oude Gracht.

O, ik heb er een nieuw verbandje
om (-1-).

\'l Gaal nogal. Daar voel ik niets
meer van. Dal is goed.

Ja iels, niet veel.

-ocr page 140-

124

Een driehoek, een vierhoek,
(Wat wordt het?) Een
naamkaartje.

Een soort weegschaal.

Ja, wat zou dat nou?
(Meer gezien?) Nee,ja, dat
boekje wel, maar dat
plaatje niet.

Wat \'t worden moet, weet
ik niet.

Pomp!

Molen.

Een leer.
Ook.

Wat \'t wordt, een kleeren-
bak ,.. nee, ik weet niet.
Een molen.

Pomp.

Plaatjes.

No.

Wat wordt dat?

Er is een vraagteeken aan-
gekomen en dit is veel
brceder (wijst pomp).

Dat is een hengel.

(Hengel?) Hengsel.

Er komt nu water uit en
een emmer. Dan moet jc
hieraan pompen. Dat is
toch een hengel.

Zoo\'n driehoek er aan.

Die staaf aangekomen. (Is
dat een slaaf?) Of een
wiek.

Huisjes ingekomen, één,
twee huisjes.

Weer huisjes ingekomen, en
een boel hokken.

Dat is heelemaal in orde.

Die dingen voorgekomen(-f)

Wat veranderd.

Wanneer ben je het laatst op

kantoor geweest?
Tot hoe laat?

En wat heb jc moeten doen?

Wat heb jc vanmorgen gedaan?

Waar heb jc quitanties afgegeven?
En waar nog meer?

Van morgen.

Twaalf uur.

Dal weel ik niet meer. Ik doe
van alles.

Opgeruimd een beetje cn qui-
tanties gcloopen.

Daar bij van S,

\'k Weet het niet: Hier aan den
overkant bij de H. \'t Waren er
twee. En bij V. cn K., Jan H-

-ocr page 141-

125

Ja zeker, van de post.

Ja, vanmorgen was het van de
post vijf gulden. Den vijftienden
van de maand heb ik de
meeste quitanties.

Ja zeker.

En heb je van morgen het geld

afgegeven?
Aan wien?

Aan welken mijnheer?

En hoe benje toen hier gekomen?

En hoe kom je nu hier op de
ziekenzaal?

Aan mijnheer.
Aan mijnheer zelf.
Zoo, toen was ik om half twaalf
thuis. Toen ben ik gaan koffie-
drinken,
\'k Zou van middag om twee uur
ook er zijn. Toen zei Uw
broer: ga maar niet. Ik zal
een boodschap sturen. En toen
ben ik niet gegaan.
Zuster vraagt dadelijk er na, wie ik ben. Eerst zegt hij „dc school-
niecster". Op mijn interruptie Je weet wel anders, Willem", zegt hij
„dokter".

7 Aug. Patiënt was tot \'s nachts 1 uur onrustig, daarna rustig.
Gaat nu en dan nog opzitten. Zegt hel „best" tc maken. Noemt mij nu
spontaan dokter. Geen experimenteel onderzoek.
Patiënt krijgt van nu af geen wijn meer.

Xo. 7. A\' Aug. .Sliep goed.

l^r. B. teckent aan „Patiënt wordt veel meer compos".
Onderzoek .V n. n.m.

l^nticnt maakt nu ccn rustlgen indruk, antwoordt goed op vragen,
\'aat zich gemakkelijk onderzoeken, blijft rustig liggen.

Het boek van Meggendorfer wordt hem getoond. Zegt op vraag, dat
">J het gisteren of eergisteren gezien heeft. Wordt hel bock opcngc-
dan vraagt hij geen bijzonderheden, ook niet tijdens hel volgend

onderzoek.

licn jc nu erg ziek ?

Wanneer ben jc \'t laalsl bij jc

baas geweest?
En waar was jc van morgen?
Wal heb jc den laaLslen keer bij

jc baas gedaan?
Iii] wie moest jc die quitanties

brengen?
lien jc den laatslen ochtend bij

V. & K. geweest?
^Vic zit daar bij dal bed? (Zuster),
l^ie jutfrouw.

Nee, heelemaal niet meer. \'k Ge-
voel me heel gezond.
Ja, verleden weck.

Van morgen ben ik hier geweest.
Dat weel ik al niet meer. Dan
moest ik met quitanties loopen.
Toen had ik cr zoo\'n hoop.

Niet den laatsten ochtend.

Die juffrouw.

Dc zusier, B...r (-f) of zoo iels.

En breng je dan geld mee?
Veel?

-ocr page 142-

126

En hoe heeten de dokters?
Die andere, hoe heet die?

B. heet hij.
H.

Ik ken niet anders als U en dan
dien anderen.

Jacobs, is dat niet Jacobs, ze
hebben het me van morgen
gezegd.

En U?

Andere dokters zijn er, geloof
ik, niet.

Plaatjes.

No.

Wat is het?

Wat veranderd?

Kerk.

1

Een duivenhok.

2

Nog een duivenhok.

Maar dit is langer gewor-

den ( ).

3

Nog een duivenhok.

Maar nu is er een kapje

boven op.

4

Nog een duivenhok.

Nu is hier een torentje op

gekomen.

5

Nog een duivenhok.

Met hokjes er in.

6

Nog een duivenhok.

Met drie ruitjes er in.

Of wordt het een kerk?

7

Hier een hoop in, hier een

klok, hier de deur.

8

Nu staan er kruisjes bo-

ven op.

Boom.

1

Een palm.

2

Een palm met tekkels.

3

Allemaal met takken.

Kanon.

1

Een kanon.

2

Een ster.

3

Een wiel er in.

Kruiwagen.

1

Dat is een ding van een

(Meer gezien?) Nee.

kruiwagen.

2

-f

3

Een kap cr op.

4

\'t Wiel en dil ding.

5

Weer het wiel.

Schip.

1

Een schuitje.

Wal voor dag is het?
Hoe laat is het nu zoowat?
Welke maand?
Welke maand?

Hoelang geleden ziek geworden?

Zaterdag? ( ).
Een uur of <lric.
Dc achtste of de .zevende.
Juli.

Een veertien dagen geleden.

-ocr page 143-

127

8. 11 Aug. Goed ge.slapcn.
Ben je nu erg ziek?
En gisteren ben jc toen goed

geweest?
Welke dag is het vandaag?
De hoeveelste?
Hoe hccten wij ook weer?
Hoe lang ben je hier?
Droom jc \'s nachts?
Ik dacht dal jc hardop gedroomd

had? (Onjuisl).
Heb je bezoek gehad?

^ccl dal hij tijdens zijn ziekte niel
\'oen hij thuis lag, van hel kantoor
mankle.

Vermenigvuldigen.
12x7.
12x7.
13X8.

8X9.
8X7.

Ik voel m\'n eigen heel goed.
Jawel, ik voel mc iederen dag

heel goed.

Ik geloof de elfde.
U dr. 11., en die andere....dr. B.
Drie weken.
Nooit.

Ik niel, tenminste dal ik weet
niet.

Mijn zuster en mijn schoon-
moeder en mijn vriend (-f).
op kanloor is geweest, zegt dal,
gcinformcerd werd, hoe hij hel

Wal zegl u?
84 i31 l!:i").

Getallen van 13 heb ik nooit

gemaakt.
56 (315").

56 (2 4 5") nee 8 X 7 = 42.

Meggendorfer Bilderbach.

Getoond.

Gezegd.

Getoond.

Gezegd.

Laars.

Paddestoel.

Fotografie-

Fotograaf, —

Kruiwagen.

toestel.

fonograaf.

Gieter.

Vergiet.

Bak.

Bezem.

Stoffer.

Briquetlen.

Beer.

Waaier.

Zes kogels.

Vijf ballen.

Varken.

Keulsche pot.

Luchtballon.

Ei.

Papagaai.

Duif.

Gans.

Eend.

Lam.

Strijkijzer.

Strijkbout.

Geweer.

Kooi.

Schijf.

Bijenkorf.

Schommel.

-f

Struisvogel.

Ja, \'n arend,

Globe.

Aardnevelbol.

Horloge.

Medaille.

Sleutel.

Hok.

Schildpad.

Kreeft.

9—10 Aug. Temperatuur stijgt weer. Patiënt delireert niet Slaapt
goed. Geeft op vragen goed antwoord. Geen experimenteel onderzoek.

-ocr page 144-

128

(Kijkt rond) 54 (291,5"), nee, dat
is, geloof ik, niet goed, 6x7,
6
X 7 = 42.
56 (4 4/5").
8
X 9 = 72 (72,5").

6X7.

8X7.
8X9.

Plaatjes.

Wat veranderd?

Wat is dat?

No

Langwerpig. (Wat wordt het?)
Je kan \'t gébruiken voor een
naamkaartje. Je kan \'t overal
voor gebruiken.
Een kist. (Meer gezien?) Jawel.
(Wat werd het toen?) Dat
weet ik niet meer.
\'k Weet nog niet, wat het wordt.
O, een pomp.

Een trap. (Wat wordt hel?) Ja?

Een strijkplank.

Ja, wal \'t voor een ding is, ik
denk nog steeds, dat hel een
trap is.

O, een molen, nu weel ik het
al.

Pomp.

Molen.

Dat is er aangekomen(-l-).
Hier heb je de hengel.
(Er is nog geen hengsel
aan). Neen... maar.
Hier is de hengel... de

hengsel,
\'t Water en de emmer.

Er zijn van die horens

aan gekomen.
Nu is cr zoo\'n ding aan
gekomen (-f-).

Er is een staaf aan ge-
komen.
Hier dc hokjes.
En nu hier zoo al die

die hokjes.

Allemaal wieken cr in
gekomen.

Een soort cirkel, een lang-
werpig.

Een aanbeeld van een smid.

Neen, wat hel Is, weet ik niel.
\'t Is geen aanbeeld, een been,
\'t lijkt wel een soort been
van een koe.

Vlinder.

Nu is er hier zoo\'n ding
aan gekomen.

-ocr page 145-

129

4

Dit heb ik nog niet gezien. Ik

Er is hier zoo\'n ding

weet het gerust niet.

aan gekomen, zoo\'n kei.

zoo\'n steen.

5

Een vlinder.

Nu is hier ook zoo\'n ding

aan.

6

Hij heeft van die dingen

gekregen.

7

Hij heeft oogen gekregen.

Pomp.

1

Kom, we hebben het daar net

gehad, ik ben het heelemaal

vergeten. Een molen.

2

0, nee een pomp.

12—l^t Aug. Het sensorium scliijnt vrij te blijven, hoewel patiënt in
verband met de vrij hooge temperatuur nogal apathisch is. Vertelt b.v.
spontaan, dat hij liever naast een der andere patiënten zou liggen, met
wien hij nu en dan eens praten kon. Zegt, dal zijn baas hem een dezer
dagen zal komen bezoeken, enz.

No. ö, 15 Aug. Tamelijk goed geslapen.

Dr. B. teekent aan: „Patient geheel compos. iMiltzwelling niet te voelen.
Geen roseolac."

Stemvork. C^ bewogen voor rechteroor wordt eerste maal gedurende
571/5" gehoord, na 571/5" wordt het geluid niet meer gehoord.

Patient geefl namen van Dr. B. en mij goed aan, zegt dat cr ook wel
lueer dokters komen, maar die kent hij allemaal niet. Alleen kent hij
"og een dokter „Bosselaar". Gevraagd of er bij een van de andere pa-
tiënten nog een andere dokter komt (Dr. P.), beantwoordt hij dat ont-
•^ennend, hier komt Dr. B ... Den dag geefl hij goed aan, na eerst even
Setwijfeld te hebben. Wordt hem dc krib van patiënt H., die 12 Aug.
n»ar andere zaal gegaan is, gewezen, dan weet hij dat „H" daar gelegen
beeft. Gevraagd wie
er eerst naast hem gelegen heeft, geeft hij den
»aam van dien patiënt (die nu over hem ligt) goed aan. P. v. 1)., die
achter een .schot ligt, noemt hij Vermolen, die met die zwarte baard" (-f).

^\'crmenigvulüigen.
Hoeveel is 12 x 7?

12 X 7 = 84 (8 1/5").
108 (14").

Ik heb die tafels van 13 nooit
gehad.

10X8 = 80, 3X8 = 21, 21 en
80 => 90, is 110, is 114 (nu lan-
ger tijd) lai bedoel ik.
8 X 9... Ü 8 X 9 72 (7 1/5").
5G
(1 1/5").
3 X 15 45 (5 1/5").

y

13 X H
Neen, dat is niet goed.

Je kan het tocli wel uitrekenen?

8X9
8X7
15X3

-ocr page 146-

130

Reekien.
Noem eens de maanden?
En terug?

Probeeren!

{91/5\'0.

Deo., Nov., dat gaat slecht, hoor!
Dat zal ik eerst weieens pro-
beeren. Dcc., Nov., nee dat ken
ik niet.

Dec., Nov., (ja) Oct., (ja) Sept.,
(juist) Aug., Juli, Juni, April,
Mei, Maart, (ja) Febr., Jan.,
(701/5").

Plaatjes.

Wat veranderd?

Wat is dat?

No.

\'t Moet een molen (8 2/5")
worden... een pomp moet
het worden.

Pomp.

De tuit er aan.

Dat bovenste kopje cn die
streep vanonder.

Nu is dat ding voor de heng-
sel er aan gekomen.

Daar heb jc de hengsel.

Die hokjes er in gekomen.

Baleinen ingekomen.

Nu is dal ding vanonder
aangekomen.

Een vlaggetje.

Nog een vlaggetje en een
unker.

Luchtballon (R T zeer kort).

Ballon.

O ja, die heb ik ook gezien,
dal moet een molen <51/5")
worden.

Molen.

Driehoeken aangekomen.

Die bak vanonder.

Die stang van dc wiek.

Dat huis cn dal deurtje cn
dal hokje hier (vierkante
S|)il).

Nu zijn hier slrccpjes inge-
komen.

Nu is dc tweede stok erbij
gekomen. .

Nu zijn alle vierde wieken
cr aan gekomen.

-ocr page 147-

131

Vlinder.

1

Dal moet een ... Dat weet

ik niel meer (10"), (heel

veel later) een vlinder!

U (onjuist), Dr. M. (-1-) en zoo\'n
lange dokter met een lorgnet
(co-assistent) en dan Dr. Bos-
selaar (Dir. -H).
Niets, maar ik meen toch, dat

ik U gezien heb.
Van 21b af, toen naar die groote
zaal, dat is zaal 21 en toen
hier naar toe.

Weet ook naam van zijn nieuwen nevenpalicnt en dat Dr. M. in de
plaats van Dr. B. gekomen is.

Stemvork C2 bewogen voor linkeroor wordt Istc maal tol 40" gehoord.
2e Tijdsverloop 46"-6G". Hel geluid wordt na 60" niel gehoord.
Heeksen.

Nu de maanden eens? Van achter af aan, dokter?

Neen, gewoon. -f (7 3/5").

En terug! 1)., N., Oct...... Oclober, Sept.,

Aug., Jn., Jl., A., Mei, Maart,
Febr., Jan. (17").
1~20. -f(9 3/5").

20-1.  <10 1/5").

16—20 Aug. Toestand dezelfde. Urine bevat geen eiwit, diazoreactie
negatief.

No. 11. 21 Aug. Sliep rustig. Is nog onzindelijk.
(Patient is van zaal 21b naar 21 gebracht en dienzelfden dag nog
naar zaal 19b).
Onderzoek 4 u. n.m.
Welke dokters zijn er van mor-
gen geweest?

Wat heb ik van morgen bij je

gedaan?
Van welke zaal ben jc nu ge-
komen?

Plaatjes.

No.

Wat wordt het?

Wal veranderd?

Tramwagen.

1

Dat heb ik nog niet gezien.

2

Haam (3").

3

......(vraag herhaald). Ik

heb daar net al een raam

gezegd (18").

-1-

4

Dat weel ik niet (10").

Dal veranderd { ).

5

Een slee? (10").

Ü

Dat is moeilijk, \'k Weet

Nu zijn cr die dingen aan-

hel nog niet (14 0.

gekomen.

-ocr page 148-

132

7

Nu wordt het een karretje

De wielen zijn er vanonder

(3"), een tram wordt het.

aangekomen.

Fiets.

1

......(je weet het zeker!)

een lantaarn? (33").

2

Ik weet het nog niet (8").

Die staart.

3

Een vlieger (3 4/5\'\').

Dat dingetje van achter.

4

......(Meer gezien ?) Neen.

Dat ding er aan gekomen.

5

Een soort fiets (6").

-1-

6

Achterwiel.

7

Voorwiel.

8

Trappers.

9

Dat dingetje hier.

10

Ketting.

Pomp.

1

Een pomp (2 ).

22 Aug. Temperatuur stijgt plotseling tot 410. Milt niet met zeker-
heid te palpeeren.

23 Aug. Patient klaagt heftig over buikpijn. De buik is sterk opgezet.
Niets te palpeeren.

2i Aug. Buik nog sterk gespannen, links meer dan rechts. Patient
voelt zich zwaar ziek.
25 Aug. Pijn minder. Lichte icterus. Diazo-reactie sterk positief
No. 12. 26 Aug. Nachtrust blijft goed.
Onderzoek 3 u. n.m.
Welke dag is het vandaag?
Welke maand?
Heb je nu bezoek gehad?
Hoe heeten die andere patienten ?
Die andere?

Woensdag (-{-).
September.
Vandaag niet (-f-).
Welke?

Die hier liggen, T en B en dan
en dan ... die ken ik nog niet.

.....Drie dagen.

Voor mij niets lastig.
Neen.

Hoe lang is die derde er?
Is het een lastige patiënt?
Heeft hij vandaag bezoek gehad?

Plaatjes.

No.

Wat wordt het?

Wat veranderd?

Tramwagen.

1

Die tram.

2

Buiten.

3

Kap er op.

4

Daar zou het moeten

staan.

0

\') n. is cr van nf 21 Aug. Uelialvc T. cii U. gccii patienlen.

-ocr page 149-

133

5

Nu die bocht op de tram.
Nou is eigenlijk de kap
klaar.

6

Nu van voren hel hek
en van achter, dal ze
er niet uil kunnen
vallen.

7

Wielen.

Fiets.

1

Dat ben ik vergeten (17").

(Meer gezien?) Ja, ver-
leden keer.

2

Ik weet nog niel.

Zoo\'n stuk er aan.

3

0, een fiets, die fiels.

Handvat er aan.

4

Zadel.

5

Kamrad.

(Met het oog op algemeenen toestand is hier geslaakt, hoewel er noch
subjectief noch objectief vermoeienis bestond.)

Vermen igvii ld igen.

15 X 3 45 (2 2/5").

12 X 7 84 (2").

13 x 5 65 (18").....nee 63.

11 X 3 33 (2").

12 X 9 108 (62/5").

27 Aug. Pijnlijkheid in buik is nog niet geheel weg. Icterus be-
slaat nog.

28—31 Aug. Toestand dezelfde. Geen cxperimcnlecl onderzoek.

i Scpl. Buik niet meer pijnlijk.

No. 13. 2 Scpl. Geeft dag en dalum goed aan.

Onderzoek 3 u. n.m.. Palienl krijgt opdracht 50 zelfstandige naam-
iDoorden
Ie noemen. Hij zegt wel Ie welen, wat dal zijn, maar geen
omschrijving er van te kunnen geven. Gevraagd of „geel" er een is,
antwoordt hij ontkennend, noemt /.elf hamer. Krijgl geen voorbeelden.

Noemt de volgende:

Hamer, huis, nijptang, mes, deur, lamp, raam, muur, klok, deken,
\'»rood, spijker, man, lafel, stoel (2\' 30"), kasl, wagen, paard, hond, kraam,
rachel, koe, schaap, boor, mes, geweer, sabel, papier, jas, muis (8\'20"),
polder, slang, glas, revolver, ballon, slok, ijzer, bezem, slolfer, luiwagen,
"Uit, zeepbak, melkkoker, bloem, das, (13\' 45"), handdoek, poe.s, wijzer-
l"aat, horloge, kelel. (Duur 14\'55\').

ftecksen 1-20 (02,5"); 20-1 (112/5").

Sept. Patiënt maakt hel goed, geeft prompt antwoord op vragen.

®rlcU op verzoek dc gcgeven.s, in No. 1 vermeld.

\' Sept. Palienl klaagt over buikpijn, \'s Middags 4 uur geen pijn meer.

S—28 Sept. Ongestoorde rcconvalesccntic. Geen experimenteel on-
aerzock.

-ocr page 150-

134

No. 14. 28 Sept. Patiënt gebruikt weer gewoon voedsel, zit weer op.

Meggendorfer Bilderbuch.

Heb je dat meer gezien ? Ik heb weleens zoo\'n prenten-

boek gezien, maar dat niet.
Dat ding wel (wijst mand met
briquetten). Maar ik zie wel,
dat het een ander ding is. Die
kuip. \'t Was wel zoowat van
die grootte.

Hoe heet dat? (gieter). 

Wie heeft je toen dat boek laten U (beweert zich nu ook tc
zien? herinneren paneel, papegaai,

varken en zeer zeker fotogra-
fie-toestel).

Paticnt krijgt nu opdracht een omstandig verhaal van zijn ziekte te
doen. Een uur te voren is hem uitgelegd, wat dc bedoeling was. Vertelt
bij zijn baas ziek geworden te zijn. \'s Middags werd dat zoo erg, dat
zijn baas hem naar huis zond. Weet niet precies meer, wat hij dien
ochtend gedaan had. Gevraagd naar de quitanties (z. b.) zegt hij, dat
hij cr altijd heel veel had, ook voor de vroeger genoemde firma\'s, maar
of dat nu precies dien ochtend was, weet hij niel. Hij zegt op vraag
2 Dcc. bij de firma N. K. in betrekking gekomen le zijn; geloofl, dat
hij op ccn Zaterdag of op een Woensdag (-f) ziek werd, één van die twee
was hel zeker, want hij herinnert zich, dat dc werkvrouw er was en
die komt alleen op die dagen. Weel niet, of hij thuis direct naar bed is
gegaan. Hoelang hij thuis ziek gelegen heeft, kan hij zich niet herin-
neren. Weet ook niet meer, dat de dokter er geweest is en de brocdcr-
diakoon, dat is hem later verteld. Zegt half en half le welen, dat hij
met een rijtuig is gegaan, maar later had hij dil nogeens gevraagd. „Ik
weel goed, dal mijn vader in hel rijtuig zat cn een knecht, hier van
het huis met een streng gezicht, waar ik bang voor was." Patiënt her-
innert zich, dal hij met de lift naar boven is gegaan. Weel niel meer
of hij zjch toen ziek voelde, evenmin, dat er bij hem gewaakt is. Hij
weel wel, dal hij op ccn Zondag zijn bed uit wou cn bang wns tc laat
voor de kerk tc zullen komen. Weet niet, welke iiaticnl aanvankelijk
naast hem lag. Den naam van een patiënt, die dc eerste dagen van zijn
verblijf op dc zaal lag, kent hij van de andere, maar hij herinnert
zich dien man niet. Hij weet niet, dat hij eerst beter geweest is cn toen
weer erger ziek is geworden. Noemt op Verzoek Iwaalf namen van
zusters.

Vermenigvuldigen.

15 X 3 (2 2/5"), 3 X 13 ( ), 12 X 7 (2 1/5"), 13 X 8 (3 3/5"), 8 X 7 (2 4/5"),
11
X 3 (12/5"), 8x9 (22/5"), 9 X 12 (32/5"), G X 7 (1 2/5") alle goed. Bij
drie ervan wordt opdracht eerst hardop herhaald.

Plaatjes.

Patiënt herkent lamp bij No. 1, kerk bij No. 1 (2 1/5), boom bij No. 1
(8"), kanon bij No. 1 (1
215"), kruiwagen bij No. 1 (1 1;5"), schip bij

-ocr page 151-

135

No. 1 (3\'), molen bij No. 1 (40, visch i) bij No. 2 (4"), gezicht bij No. 1
(21/5"), vlinder bij No. 1 (61/5 0, horloge bij No. 3, tramwagen bij No. 3,
eend bij No. 1, fiets bij No. 1, pomp bij No. 1, luchtballon bij No. 1,
locomotief bij No. 1.

Hij geeft aan meer gezien te hebben: kerk, kanon, kruiwagen, molen,
vlinder, tramwagen, fiets, pomp, luchtballon. Kondigt bij pomp cn
luchtballon de verschillen (op verzoek) vooraf aan.

Noemt enkele onderdeden met name (water en emmer, hengsel bij
pomp; anker, vlag, mand en touwen bij luchtballon, enz.), vraagt soms
van een onderdeel den naam (buikvin van visch), bij No. 4 van horloge
noemt hij als verandering „de negen sekonde-stukjes".

De verschillen geeft hij over \'t algemeen goed aan, ook bij kerk,
kruiwagen, fiets en pomp.

Weerplaaljes.

Vraagt belangstellend naar dc beteekenis der wccrplaatjes, die hij
toevallig in handen krijgt, maar blijkt deze toch niet te kunnen uitleggen.

Xo. 15. 29 Sept. Stemvork C^ voor linkeroor bewogen wordt eerste
maal gedurende 55" gehoord. 2c Tijdsverloop 55"—69". Na 69\' wordt
het geluid niet meer gehoord.

Patiënt krijgt ditmaal bij het noemen van 50 zelfstandige naamwoorden
<le gewone voorbeelden „paard, bloem, huis, vrees." Zegt zelf na afloop,
flat hij „glas" zeker tweemaal genoemd heelt, want dat hij naar twee
glazen gekeken heeft (wijst ze aan). Hij noemt de volgende:

Lamp, bloem, ficsch, paard, hond, kast, stoel, bed, dekens, gordijn,
klok, pomj), automobiel, glas, kachel, droogrck, zon, deur, scherm,
Ihermometer (2). kan, lepel, das, muur, kolenbak, plaat, schop, tram,
spoor, ijs, (3\'>, bock, koe, schaap, muizenval, poc.s, oogen, neus, mond,
\'>ril, knoop, jas, bloempot, horloge, potlepel, droogrck (4\'30\'), handdoek,
Rlas, gootsteen, tafel, zeil. Duur 5 11").

Hecksen.

1—20 in omgekeerde volgorde (62/5"), in gewone volgorde 4 (6").
Maanden in omgekeerde volg- D., N., O., S., A., Jl., Jn., Maart,
orde. A|)ril, Mei, Febr., Jan. (8").

J Oct. hersteld ontslagen.

\') visch No. 1.

(Wnl <int7) Mocl ik ilat zoo tcRRrn? Als ik Itei rcclit houd, »ou ik zpgRen, dat het
*ei> Ijioemvnas (15") wns.

-ocr page 152-

Ziektegeschiedenis van p. X.

H
40
39
38
37
36
35

Uf

f

1 2 3 4 5 6 7

9 10 11

13

12

(Vanaf 10 Sept. koortsvrij).

P. X. mnl., 14 jaar, loopjongen.

Herediteit. Vader is potator. Verder (volgens mededeeling) geen bij-
zonders.

No. 1. 2 Aug. Patient is vóór zes dagen ziek geworden met hoofdpijn,
lusteloosheid, gevoel van zwaarte in de beenen, diarrhee, koorts. Geen
neusbloedingen.

IJlde de laatste nachten.

Status praesens. Zeer zieke jongen. Apathisch. Suf. Huid droog, heet.
Tong beslagen met rooden rand en punt. Pols 84, regelmatig, goed
gevuld, weck, dicroot. Lichtgele verkleuring der handpalmen. Een
enkele roseola op buik en op rug. Cor normaal. Pulmoncs rechtsboven
voor en achter gedempt met verscherpt inspirium. Abdomen opgezet.
Lever niet vergroot. Lien niet palpabel, niet te percuteeren.

Diazo-reactie -f, Reactie van Ficker 3 en 8 Aug. negatief, 14 Aug. -f.

No. 2. 3 Aug. P. was vannacht onrustig. Onzindelijk voor ont-
lasting en urine.

Psychisch onderzoek 3 uur n.m.

In den ochtend had ik patient terloops gegroet, welke groet beant-
woord werd. P. zegt op vraag vannacht nogal geslapen te hebben.

Onderzoek met stemvork mislukt, omdat patient niet aangeeft, wanneer
het geluid ophoudt.

Wanneer hier gekomen?
Welke dag is het vandaag?
Zondag ben je hier gekomen.
Welke dag is het vandaag?

Zondag (-f).
Vandaag.

Den derden ben ik hier gekomen.
Zondag was het de derde, \'t is
vandaag dc vierde.
De vierde.
Dc eerste.
Maandag.

Nee, dat weet ik niet.
Ziekenhuis.

Ja, ik had U al moer gezien.
Verleden jaar is het toch ook
Mei geweest.

Dus welke dag is het vandaag?
Welke dag van de week?
Dus welke dag?
Welke zaal is het hier?
Wat voor huis is het hier?
Heb je mij al meer gezien?
Wanneer dan?

-ocr page 153-

137

Nee, had je mü (wijs op mijzelf) Nee.

al meer gezien?

Ben ik vanmorgen hier geweest? \'t Kan wel.

Hoeveel dokters komen hier nog? Nog twee of nog één.
(Weet dat de andere dokter hem dat sneedje in zijn oor gegeven heeft).
Verm cn igvuldifjen.

Hoeveel is 12 x 7 ? 84 (2")

13 X 8? 4 en.....84 (9")

13 X 5 ? 75 (3")

8X9? 72 (1 2/5").

Plaatjes.

Wat veranderd?

Wat is het?

No.

Dat kan een kerk worden (4").

Kerk.

Een revolver (11").
Ja!?

Knn

on.

Kanon (4").

«"Ui wagen.

Ik weet het niet (11").
Om dc boel af Ic schiclcn(17").
O, een kruiwagen (2").

(Wijst grond). En punt is
langer geworden.

Hier is een dak bijge-
komen.

Dit staat rechtop (wijst
toren).

Dit is smaller (wijst to-
ren) en hier raampjes
in cn dit breedcr
(grondlijn links) en dit
smaller (rechts).

Daar zitten ruiten in cn
slraatstcenen er voor.

Klok bijgekomen cn twee
ruitjes cn dan die
poort om in den toren
te komen en die ruitjes
zün een beetje anders
(bogen zijn lager).

Daar slaan twee krui-
sen op.

In het midden is oen
sier met acht hoeken.

Dit stond straks anders
(achterstuk) (wijst ook
wiel).

-ocr page 154-

138

4

Hier is die hoepel bree-

der geworden.

t

5

Die lijntjes loopen tol
een cirkel en dat wiel
ligt op de slraatstee-
nen.

Visch.

1

Visch.

k Aug. Dr. B. Icekent aan: Meer suf. Roseolae meer cn meer op
buik zichtbaar. Milt nog niet le voelen.

Geen experimenteel onderzoek. Geeft korte antwoorden op vragen,
geeft aan, niet meer op school te zijn en in betrekking tc zijn bij een
instrumentmaker. (Vertel aan patient, dal ik naast dien winkel in dc
Zadelstraat woon).

No. 3. 5 Aug. P. sliep veel, maar was in zijn slaap onrustig. Sprak
veel wartaal. Was onzindelijk.

Onderzoek 3 uur n.m.

Paticnt maakt een zeer zieken indruk. Huid heel cn droog. Adem-
haling zeer frequent. Patient schijnt betrekkelijk weinig suf te zijn. Hel
onderzoek schijnt patient tc hinderen. Ook plooien in hel bcddegoed
en lichte aanraking hinderen hem.

Stemvork C2 wordt voor rechter (?) oor bewogen. Wordt Islc maal
gedurende 28" gehoord. 2c Tijdsverloop 28"—53". 3c Tijdsverloop
53"—62". Na 62" wordt het geluid niet meer gehoord.

Reeksen.

Maanden ?

Dal weel ik zoo precies niel.
(Knikt bevestigend -h). \'l Is nu
de 24 c.

(Patient krijgt meedeeling, dal hel Woensdag 5 Aug. is).

Nu de dagen van dc week?

Nee, Maandag,

Welke dag is het nu?
Welke dag van dc week?
Is het nu Maandag? (Woensdag).
Heb je vandaag bezoek gehad?

J. F. M. A. M. Jn. Jl. Aug. S. Jn.
Jl. Aug. Aug. Oct. N. D. Jan.
(20"). (Zegt wal in dc war ge-
weest te zijn).
Dagen van de eerste? Eerste,
zevende, vijftiende, Iwec-en-
Iwintigslc, ncgcn-cn-twintigslc,
vier-cn-dertigslc.
M. D. W. D. V. (18") (veel later)

Zat, Zondag, Maandag,
\'t Is dc 19e.

Hoeveel patienten liggen cr hier?

Benje vannacht wakker geweest?
Weetje, wat voor weer hel was?

Vijf (-f). Er gaal cr morgen weer

één weg (onjuist).
Dal gaat nogal.

\'k Heb wel gehoord, dal het
onweerde (-f).

-ocr page 155-

139

Ben je nu ziek?
Je droomt \'s nachts niet?

(Knikt bevestigend).
Nee, gelukkig niet.

Plaatjes.

No.

Wat is het?

Wat veranderd?

Boom.

1

Sparboom.

2

•k Weet het niet. \'k Heb

ze zoo nog nooit ge-

zien. Sparreboom.

3

(Knikt bevestigend).

Kruiwagen.

1

•k Weet het niet (3").

2

\'k Weet het niet.

3

Nu zou ik zeggen een krui-

wagen.

4

Hier is een wieltje in-

gekomen.

5

Hier zijn allemaal streep-

Schip.

jes in (spaken).

1

Hoeiboot (4 115").

2

3

Nu kan je cr mee zeilen.

4

Ja, dat weel ik niet.

5

\'k Heb die andere niet

goed gezien.

6

Nu is dal zeil van dien

kant.

Molen.

1

1

Dat is een molen.

Heb jc hel al meer gezien?

Welke dag was hel nu ook weer?
Welke dag van de week.
En de hoeveelste?

U hebt het al eens meer laten

zien.
Hoe, welke dag?
\'l Is nu Vrüdag of Donderdag.
Vrü ... \'l is een Vrijdag dc eerste.
Zaterdag tweede. Zondag derde.
\' Patiënt was vannacht erg onrustig. Sprak wartaal. Zat voorl-

erend op. Sterk uitgesproken stalus typhosus. (Dr. B.).
J^\'ccn experimenteel onderzoek,
alient steekt op verzoek de tong uit, blijft haar dan uitge.slokcn
^ouden, toldal men zegt de tong weer in te trekken. Schijnt erg prik-
® "aar. By het locdienen van melk zegt hU al melk gehad tc hebben.
^ ontkenning door de andere zaalzuslcr „ik zal hel wel opdrinken,
ik had hel toch al gehad."

-ocr page 156-

140

IIoc slaap jc nu?

Rustig of onrustig? Heb je ge-
droomd?

Wie is er hier nu het meest in
dc war?

Wie zou cr \'t gauwst beter zijn?

Wie krijgt cr dan al ander
voedsel ?

Ilcb jc niet gehoord, dat er één
voor hel eerst pap hecfl gehad ?

Plaatjes.

(Boekje geloond). Heb jc dat
meer gezien?

Heb jc altijd hier gelegen?

No. 4. 7 Aug. Is vannacht soms onrustig geweest. Over het geheel
goed geslapen. Roseolae op de borst opgetreden.
Onderzoek 3 u. n.m.

Patiënt maakt suffen indruk, ligt met boos gezicht te kijken, woelt
veel in bed, praat nu en dan onverstaanbaar, zegt op vraag zich nogal
ziek te voelen.

Welke dag vandaag (Vrijdag)?
Welke maand?
Ben ik vandaag al geweest?
Wie is er dan vanmorgen geweest?
Er is toch een dokter geweest?
Heb je bezoek gehad?
(Zuster antwoordt op vraag, dat zijn vader juist geweest is).

Gisteren wel, vandaag nog niet.

(Toon fleschjc eau-de-cologne,
dat vader heeft gebracht).

Mijn vader heeft dal meege-
bracht. Nou ja, dat is toch
vanmiddag, toch niel vandaag.

Soms zoo (gaat iets naar rechts
liggen).

Dat ging nogal. Dat kan ik U
niet zoo precies zeggen.

Dat weet ik niet. Misschien ik
wel... of die andere jongen
( ).

Dat weet ik niet.

\'k Geloof dal zc allemaal het-
zelfde krijgen.

Die andere (wijst ).

Neen.

Neen, eerst daar (-f). Ik heb
hier nog nooil een boek gelezen.

Vrijdag... of Zaterdag.
Augustus.

Vandaag nog niet (-f)-
Niemand bij mc geweest.
Dat kan ik mc niet herinneren.
Vandaag nog niet, veel te vroeg.

Wal vcrandcnl?

Wat is hel? \'

No.

Een sparrcboom (R. T. zeer
kort).

Boom.

Scherpe punlen.

{Eerst on verstaanbaar).. •

hij gaat niet naar dc
hoogte.

Dal wiel ccn ster cr in-
(Onverslaanbaar).

Kanon.

Kanon.

-ocr page 157-

141

Luchtballon

1

Luchtballon.

2

Met een nel.

3

Al die lijnen (wijst ).

4

Een mandje om in te

zitten.

5

Vlaggetje.

6

Anker en twee vlaggetjes.

Fiets.

1

Kan het niel zien.

2

Een kruiwagen.

3

Een roer.

Dal vlaggetje is er aan

gekomen.

4

Een onderdeel van een fiets.

Voor- en achterwiel zit-

ten er niel aan. Ket-

ting. Banden.

5

Tandrad.

G

Voorwiel.

(Dal is toch het achter-

wiel. Antwoord on-

duidelijk).

7

Nu is hel voorwiel er

bij gekomen.

8

De tanden.

(Zijn die cr bij ge-

komen?) Nee, die zijn

er nog niel bij. (Wat

is er bij gekomen?)

Het voorwiel,

9

(WUsl ).

10

Ketting.

^Vecl je nog waar ik wooiule?

(Naam Dr. H gezegd).
^Velke andere?

Neen, dal is <lc directeur.

In de Maliebaan. In dc Weslcr-

slraal. In de buurt.
Die andere is zeker ccn professor.
Die andere mljntïecr, die ook
wel eens hier komt.

(Gevraagd naar naam Dr. 11.)
J^n dlcjc voorden professor hield?
Welke dog is hel? (Zaterdag).

cr daar juist bezoek gewcesl?
JVie is er daar nel geweest?
^ant eens zien, Is jc oog onl-
\'\'lokcn (H. V. C.)
„Bergman" (Dr. Bosman).
De directeur.

Dinsdag.....Maandag.

Ja.

Mijn moeder ( ).
Dal kan wel, dokter, ik heb er
oen slukjc Uzcr in gekregen.

H Aug. Pnlienl was \'s nachts soms onrustig.

-ocr page 158-

142

Heb je bezoek gehad ?
Van wie?

Welke maand is het?
Hoe heeten de dokters?
Weet je, hoe ik heel?
H, En komt er nog een ander?
B. Had je dat al gehoord?
Reeksen.
1-20
20-1

Maanden van het jaar?
En terug?

-Dagen van de week?
En die terug?

Hoe heette nu die andere dokter?
Vroeger ziek geweest?

Hoc slaap jc nu?

Hoe lang denk je hier te zijn?

Hoc lang dan?

P. steekt tong op verzoek uit, houdt haar even uitgestoken, maar
trekt ze dan spontaan terug.

8—11 Aug. Geen experimenteel onderzoek. Toestand ongeveer de-
zelfde. Patiënt blijft nog suf.

No. 6. 11 Aug. Goed geslapen. Voelt zich ziek.
Stemvork C2 bewogen voor linker oor. Het geluid wordt 1ste maal
35 2/5" gehoord. 2e Tijdsverloop 35"—53". Na 53" niet meer gehoord.
Waar ben je hier? In het ziekenhuis.

Nummer van de zaal? 21bis ( ).

Welke dag is het vandaag? (Dinsdag). Donderdag.
Wal gisteren? Woensdag.

En eergisteren, was het toen O nee, toen was het Maandag,

Dinsdag? \'t is nu Woensdag.

Is het vandaag bezoekdag geweest? Ja (-f).
Welke zijn de bezoekdagen?

Dat weet ik zoo precies niet.
Ja.

Van m\'n moeder (-f).

Augustus.

Dat weet ik niet.

Bergman.

Ja, hoe die heet, weel ik niet.
Neen.

(11 1/5"), telt door: 21,22,etc.
(2-1").
(14").

I). S. O. N., nee eerst N.,nal>.
a. O. N. geen N., Aug. Jl. J\'i-
Mei Mrt. April,
Jan , nee Febr.
Jan. (2\'5").
Dagen van de week, Di. Wo. I>o

V. Z. Z. (14").
Zo. Za. V. Do. W. Dl. (19 4/5").

Vroeger zoo\'n beetje aan t\'"
. longen, maar dat
belcckencle

niel veel.
Dat gaat nogal.
Nog geen maand.
Een week of drie.

-ocr page 159-

143

Lijkt wel een soort lantaarn-
paal.

Zoo\'n steel aangekregen.
Een vlag. (Wat kan het wor-
den?) Kanon misschien?
Een onderdeel van een flets.

Fiets.

10

Plaatjes.

Wat is het?

No.

(Meer gezien?) Nee, die
nog niet.

Wat blieft U? (Lijkt het
op \'t vorige?) Ja. (Wat
veranderd?) Enkel het
zadel.

Zoo\'n rad cr aan.

Groot wiel van achter.

Nu van voren ook.

Nu zijn cr trappers aan-
gekomen.

Net eender. (Neen, \'t Is
niet eender.) Daar zit
een kamradje aan.

Nu zit er ccn ketting
aan.

Wat veranderd?

I^atient zweet .sterk tijdens het onderzoek.
JS Aug. Paticnt voelt zich nog zeer ziek.

7, 13 Aug. Goed geslapen.
Onderzoek 2 u. n.m. (In tegenwoordigheid van Dr. K. cn Dr. ü.).
1\'aticnt maakt nog ccn sufl^en Indruk. Het onderzoek schijnt hem le
\'nnderen, wal hij echter op uitvoerig vragen niel bevestigt.

Heel best.

Dal weet ik niet..... nee ge-

ru.st nlcl.
Dat kan wel.

Ik weet hel ook niet meer.
U Is II. cn die daar is H.

Hoe maak je hel nu?
Hoe heet die dokter?

\'k Heb hel jc toch eens gezegd?
Hoe heet Ik?
Wlc Is U. cn wie Is H.?
feeksen.

Maanden in gewone volgorde (16 2/5").

En terug? Januari, \'n December, Nov.

Ga maar door. Sept......

l^robecr het nog eens! (Nn Iiccl langen Hjd) October.

IVobccr het nog eens! Dcc. (Jn.) Nov. (Ja, cn dan?)

Scpl. (En wat dan?) Oct. (Jo,
ga maar door.) Ncc, na Nov.,
nee, nn Dcc. komt Nov. (17")
(heel veel later) Oclobcr.
^ayen van de week. -f (5 1/5").

-ocr page 160-

144

En terug?

Welke dag is het vandaag?
Heb je al bezoek gehad?
Plaatjes.

Z. Z. V. D. W. D. M. Z. (6").
Donderdag ( ).
Jawel ( ).

Wat veranderd?

Wat is het?

No.

Een lantaarn kan het worden.

(3 X herhaald). Dat kan je
niet zeggen. (Weetje het niet
meer van vroeger?) Nee.
\'t Lijkt wel een vlag.

O, de flets (tijdens het omslaan).

Een doodkist.

Dat kan ik zoo niet zeggen.

Fiets.

Pomp.

Nu lijkt hel wel een plee (wat?)
No. 100.

Een rond, een rond ding.
Dal weet Ik niet.
Een pomp.

(Heb je \'t meer gezien ?)
Jawel, dokter. (Wat
moest het toen wor-
den ?) Dat weel ik niet.

Nu is er zoo\'n streep
aangekomen.

Er is zoo\'n vlag, zoo\'n
stokje van boven aan-
gekomen met een vlag.

Zadel opgekomen.

Nu is er zoo\'n rad aan-
gekomen.

Nu is er het achterwiel
aangekomen.

Nu een voorwiel.

Nu zijn er twee trappers
aangekomen.

Nu is er zoo\'n klein kani-
radjc aangekomen.

Nu is het een heele flets.

(Meer gezien?) Neen,
dokter.

Nu is er zoo\'n liokkic
aangekomen.

Daarboven zoo\'n pijpje
opgekomen. (Nog iets
veranderd ?)

Van onder zit cr zoo\'n
streep.

Nu Is daar zoo\'n....

(Ja,) Ja?l

Er is een hengsel aan-
gckonien.

Nu is \'er een cninicr
onder.

(Wat nog meer?) Meer
niet.

-ocr page 161-

145

(Dr. K. gaat weg).

Wie was die ander?

Heb je dien nooit meer gezien?

Hoe heetten wij ook weer?

(13").
Dcc., Nov., Ocl.

Hoe was het ook weer?

Hoe heel ik, een gemakkelijke
naam?

13—17 Aug. Geen experimenteel onderzoek. Een duidelijke verande-
ring in den algemeenen habitus is er nog niet.

No. 8. 17 Aug. Slaap goed.

Stemvork C2 bewogen voor linker oor wordt eerste maal tot 45" ge-
hoord, 2e tijdsverloop 45"-61", 3e tijdsverloop 61"-7r\'. Na 71" wordt
hel geluid niet meer gehoord.

Dien ken ik niet ( .)
Jawel (f), maar ik heb nooit zijn
naam gehoord.

U heette...... die een heette

Bos.....ja, kom!

(Geen antwoord).
(Na lang wachten) Hendriks en
die ander Bosman, geloof ik.

Plaatjes.

No.

Wal is hel?

Wal veranderd?

Locomolicf.

1

Dat weet ik niet (13").

2

Een machinerie (102/5") mis-
schien.

( )•

3

Een locomotief (14 3,5").

( )•

4

( ).

5

( ).

G

Die streep is er aan ge-
komen (wijst doorge-
trokken lijn) en dc
bovcnwiclcn.

7-11

( ).

Pomp.

1

2

(Wat wordt hel?) Pomp (13

(Meer gezien?) Ja.

2/5").

3

-f (alle bijgebrachte ver-
schillen).

Fiets.

4-G

( ).

1

(Wol wordt het?) Een flets

Schip.

(4 i:5").

1

2-5
G

Schip (8 1/5 \').

-f (ook bij 5).
(Wijst omtrek achterste
zeil).

Cfksen.

Maanden in gewone volgorde.
En die terug!

10

-ocr page 162-

146

Ja!
Ja!

Hoe heeten we ook weer?
Neen, die ander is B., wie ben ik?
Weet je nog, waar ik woon?

Neen, dokter, dat hebt U me
nog nooit gezegd.

P. schijnt het onderhoud ditmaal gemakkelijk te volgen. Hij spreekt
nog niet spontaan. Zegt op vraag zich nog wel ziek te gevoelen. Geeft
goed aan, dat hij eerst op andere plaats gelegen heeft en waar hij
toen lag.

n—22 Aug. Geen experimenteel onderzoek. Krijgt iets meer belang-
stelling voor omgeving. Praat nog niet mee met andere patienten. Kan
gewoon gesprek wel volgen.

No. 9. 22 Aug. Patiënt ligt er schijnbaar apathisch bij. Dc sufheid
schijnt bijna geheel geweken.

Sept. Aug. Juli, Juni, Mei, Maart,
April, Februari, Jan. (27").
U heet Bergman.....Bosman.

Weerplaaljes.

1) Wat is het? (regen).

Wat staat er boven?
Wat is het nu?

2) Wat is het? (hitte).

Wat is het?

Wat is de Telegraaf ?

Is het ook een courant?

3) Wat zou dat zijn? (twijfelachtig).

Wal staat cr boven?
Wat is het nu?

4) En wat is dat dan? (mooi weer).

Een jongen met een parapluie

met een hond (9").

\'t Zal een tclcgraaf-jongen wezen.
Een heer loopt met zijn hoed...
en zijn jas uit cn cr zit er een
de courant te lezen.
Het telegraafkantoor (43").
Dat is zoo gauw mogelijk over-
brengen.
Jawel, dokter.

Die gaat zeker een brief in dc

bus gooien (13").

Dal weel ik niel.
Een dame rijdt op een Hels en
een heer staat cr achter.

Plaatjes (locomotief).

No. 1. Wat is dat? Locomotief.

Weet dag en bezoek goed aan tc geven, weet ook dat ik reeds op
zaal ben geweest (hoewel ik alleen even bij anderen patiënt heb staan
pratenX kent van twee patienten de namen, den derden (die er reeds
tien dagen is) zegt hij niet tc kennen, van den vierden zegt hij „dat is
zoo\'n vreemde naam", weet ook, wie eerst op diens plaats lag.

Yerm en Igvu hl igen.

15 X 3 (3"), 12 X 7 (4"), 13 X 8 (4"), alle goed.

Reeksen.

J. F. M. A. M. J. J. Aug. Nov.

A. S. 0. N. I). (17 1,5 \').
Dec, Nov. (Ja.) Nov. Sept. (Ja )
Oct. Nov. nee. November.. •

Maanden !

En terug!

-ocr page 163-

147

(Na 45" opgegeven, omdat het patiënt nogal inspant).
Jfo. 10.
Aug. Patiënt voelt zich subjectief beter, ligt er nog
stil bij. Hoewel er geen sufheid meer is, schijnt patiënt wel het eene
oogenblik iets helderder dan het andere.
Groole platen (uitg. Schreiber).

1. Wat stelt dit voor? (stadskeuken). Keuken.

2. Wat stelt dit voor? (boeren-

keuken.) Een boerenschuur.

Er brandt toch een fornuis,\'t is Er loopen toch kippen in, dokter!
ook een keuken.

Strand, markt en boerenhofstede alle goed genoemd.

Weetje nu, wat die kleine plaatjes Nee, dokter. Maar U hebt me
beteckendcn? beloofd het uit te leggen. (Juist).

No. 11. 26 Aug. Sliep goed. Toestand dezelfde.
Onderzoek 4 u. n.m.

Patiënt meent zonder al te groote inspanning wel 50 zelfstandige
naamwooixlen
te kunnen noemen. Dc voorbeelden „het huis, de vrees,
het paard, dc bloem" worden genoemd.

Daar het onderzoek patiënt objectief sterk vermoeit, wordt na 9\'30"
gestaakt. Dc woorden waren:
Paard, bakker, schaap, ezel, paard, bloem, huis, bakkerin, boerin,

hoer, kaasverkoojjer, varken, boerderij, strand, keuken, ja____schilder,

metselaar, timmerman, smid, kelder, schuur, straat, i)lein, school,
hooiberg, slager, land (7\'X veulen (7\'35"X erf (9 X boomgaard (9 20").

Weerplaaljes. Patiënt zegt er nog eens over gedacht tc hebben, zou
ze nu wel begrijpen.

(Regen). De courant voorspelt, dat het

regent.

(Hitte). Dc courant voorspelt, dat het

zeer warm, dat hel drukkend
wordt.

(Twijfelachtig). Dc courant voors|)clt dat mijn-

. heer.....

Wat voorspelt hy nu? Dat het kon gaan regenen.

(Mooi weer). De Telegraaf, dc Telegraaf voor-

spelt, dat het mooi weer is.
Aug.—2 Sept. Toestand dezelfde. Geen experimenteel onderzoek,
BecR dng cn datum goed aan.

^\'o. la. \'j Sept. Nachtrust blijft goed. Patiënt ligt nog steeds stil,
Wemig deelnemend, spreekt niet spontaan, voelt zich subjectief goed,
ook als \'s avonds dc temi)cratuur stijgt.

l\'atient kan het onderzoek van den vorigcn keer niet omschrijven, zegt
"\'•een nog manr tc weten, dat hij „er nog twintig hebben moest".

Het volgentl onderzoek wordt ingeleid met herinnering aan dat
noemen van zelfstandige naamwoorden. Daarna wordt p. gezegd, dat
J^r nu eerst een woord genoemd zal worden cn dal hij <lan hel woord
\'eeft Ie noemen, waaraan hij het eerst denkt, wat hem het eerst invalt.

-ocr page 164-

148

Waar patient na 60" nog
beelden genoemd. Deze zijn

niet gereageerd heeft, zijn door mij voor-
tusschen haakjes gezet.

r. t.

r. t.

vrede

thuis

5"

steen

zand

6"

tafel

(stoel, poot)

slaap

moeiïgheid

4

geluk

geld

24

geld

waarde

3

horloge

(klok, horloge-

liefde

van iemand

maker, wijzer)

houden

37

bliksem

snelheid

5

jas

goed

4 3/5

hand

vingers

3 1/5

genoegens

plezier

9

kalmte

zekerheid

25 2/5

hamer

ijzer

6

boom

tak

3

belooning

krijgen

17

domheid

niet vlug

16

hout

boom

5 1/5

schip

mast

3

dans

ja, dans (40")...

rechtbank

rechters

4 2/5

springen (60")

60

huis

dak

7

hond

beest

7 2/5

droefheid

verdriet

38

1 diefstal

wegnemen

6

licht

dat weet ik niet

58 2/5

stad

......

75

plicht

gehoorzaam-

gezondheid

(ziekte)

heid

11 1/5

kamer

tafel

5 1/5

bloed

vrees

32 2/5

tooneel

zaal

9

vreugde

(blijdschap.

zee

strand

3 3/5

bruiloft)

(79)

list

slimheid

4

vork

steel

4

bloem

blaadjes

13

schoonheid

mooi-zijn

20

woede

drift

7

eend

(water)

glas

ruit

30 2/5

honger

(brood, dorst)

snelheid

vlugheid

23

harmonica

muziek

2 2/5

j bock

papier

5

gebed

praten

20

1 droom

over iets

36 2/5

kruik

warmte

3

1

denken

vrees

bang-zijn

4

schaap

1

wol

7

Plaatjes.

No.

Wat was dat?

Wat veranderd?

Kanon.

1

2
3

Kanon (3").

Ster ingekomen.
Spaken.

Molen.

1

2-5
6

7

8

Dat wordt een molen (4").

Allerlei streepjes { ).
Nog zoo\'n streepje cr bij.
(Is dat een streep, wnt stcU

het voor?) Een wiek.
Netten aangekomen.

-ocr page 165-

149

Reeksen.

Maanden in gewone volgorde (11"), in omgekeerde volgorde -f (22").

3 Sept.—8 Sept. Patient gaat opvallend vooruit, neemt zelfs nu en
dan deel aan het gesprek der reconvalescenten. Geen experimenteel
onderzoek.

No. 13. 9 Sept. Patient krijgt opdracht vlinder te onthouden. Kan
hem even later terugvinden, wanneer ik hem 5 briefkaarten met
vlinders geef.

Vermenigvuldigen.

11 X 3 (21/5"), 17 X 5 (3"), 12 X 9 (2") alle goed.

13 X 5 85 ..... 65 (2")

12 X 7 84 (2 1/5")

16 X 4 24.....44 bedoel ik (11").....64.

15 X 3 (2"), 18 X 3 (5"), 21 X 3 (23,5"), 13 X 8 (3"), alle goed.

Plaatjes.

No.

Wat wordt het?

Wat veranderd?

Tramwagen.

1

2

Een bord, misschien?
Een raam.

3

(Haalt schouders op).

4

Dat weet ik niet.

Van onder ook een streep.

5

(Haalt schouders op).

6

Een fornuis.

8

0, ccnc, een spoorweg, ccn

Die twee wielen zyn er

Fiets.

spoorwagen.

bij.

1

(Fluistert.) Een lantaarn,
\'t wordt wat anders, dat
kan ik wel zien.

(Meer gezien?) Nee, dat
niel.

2

Ik weet het niel.

Er is zoo\'n stukje bijge-
komen.

3

0, \'t wordt ccn llets. (Had
je het meer gezien?) Ja,
nu herinner ik het me!

Stuur cr bij.

4

Zadel.

5

Kamrad.

6

Achterwiel.

7

Voorwiel.

8

Pcndalen.

9

-f

ï\'omp.

[-"chtballon.
locomotief.

10

Kctting.

1

Dat wordt ccn pomp.

1

Dat wordt een ballon.

1

Een locomotief.

-ocr page 166-

150

10 Sept. Patiënt vindt vlinder dadelijk tusschen veertien uitge-
knipte weer.

10—23 Sept. Geleidelijk herstel. Geen experimenteel onderzoek. Niets
bijzonders. Patiënt is 18 Sept. naar mannenzaal overgebracht. Ligt
veel te lezen.

Jfo. 14. 23 Sept. Patiënt weet nog ongeveer, hoe zijn ziekte begonnen
is, zegt thuis 4 dagen ziek gelegen te hebben. Hij weet niet, hoe de
dokter heet, die hem thuis bezocht heeft, zegt, dat de gewone dokter
uit de stad was, weet, dat hij met een rijtuig van het ziekenhuis gebracht
is, zegt dat de dokter in dat rijtuig is meegegaan (?), weet dat hij in
een lift moest, toen op zaal werd gebracht en dat hij daar gewasschen
is
(-f). Weet goed, hoelang hij in het ziekenhuis is, op wat voor dag
hij gekomen is, noemt op verzoek 7 namen van zusters. De zuster, die
hem den heelen maand Augustus verpleegd heeft, cn daarna naar H.
vertrokken is, noemt hij niet. AVordt haar naam genoemd, dan vraagt
hij, of dat die zuster is, die naar H. vertrokken is, zegt wel altijd van
haar gehoord te hebben van zijn medepatienten, maar zich haar niet
te herinneren. Dc zusters, die hem in September verpleegd hebben,
noemt hij alle. Weet, dat vroeger Dr. ^L kwam cn dat Dr. B. vóór
drie weken van zijn vacantie is teruggekomen (-|-). Geeft goed aan,
hoelang hij op deze zaal is, weet, dat hij op vorige zaal twee verschil-
lende plaatsen heeft gehad (zie No. 4) cn ook, op welke plaats hij eerst
gelegen heeft, noemt van zijn vroegere medepatienten drie namen
(waarbij dc naam van een j)atienl, die 10 Aug. vertrokken is), schijnt
zich de andere te herinneren, Jils ik dc namen noem.

Krijgt opdracht 50 zelfstandige naamtuoorden tc noemen. Krijgt de
gewone voorbeelden (huis, bloem, paard, vrees). Patiënt noemt de
volgende:

Stoel, tafel, ledikant, potlood, schaap, kalf, koe, lamp, vaas, glas, pen,
klok, kast, locomotief, schrift, boek, lessenaar, tuin, lamp, wagen, spoor,
handdoek, jas, boord, brood, mes, lijst, schilderij, muur, kamer, prieel,
schommel, inktkoker, land, kraan, schoenen, horloge, schotel, Ilesch,
kussens, bloem, pijp, schoenen, spiegel, scherm, bak, bed, gordijn,
schuur, boomgaard. (Duur 8\' 30 2/5">.

Direct in aansluiting hieraan wordt het volgend onderzoek gedaan,
zonder inleiding en zonder voorbeelden:

n. T.

n. T.
3"

f) 1/5
14 4/5

21 1/5
2

27 2/5
3

7 1/5

22 3/5
3 1/5

vrede

tafel

geluk

horloge

bliksem

hand

kalmte

boom

domheid

schip

veel

50"

steen

1 hard

poolen

2

slaap 1

diep

bijzonder

G

geld

zilver

mooi

4

liefde

blinde

snel

2 4/5

jas

knoop

vingers

1 4/5

genoegens

plezier

zeer

IG

hamer

ijzer

takken

1 3/5

bclooning

gift

onnoozcl

! 4

hout

boom

mast

i 2 3/5

dans

springen

-ocr page 167-

151

rechtbank

rechters

21/5 \'

hond

blaffen

43/5"

huis

dak

2

diefstal

wegnemen

14

droefheid

vreugde

2

stad

huizen

1 2/5

licht

hel

12 1/5

gezondheid

flink

22

plicht

mijn

3

kamer

mooi

8

bloed

rood

2

tooneel

spelers

15

vreugde

vroolijkheid

16 1/5

zee

water

1 1/5

vork

steel

2

list

slim

20

schoonheid

mooi

4 4/5

bloem

bladen

16

eend

vleugels

3

woede

vreeselijk

14 1/5

honger

knagend

2 2/5

glas

kozijn

6 1/5

harmonica

muziek

1 2/5

snelheid

gauw

10 1/5

gebed

knielen

4 1/5

boek

bladeren

6

kruik

water

1 2/5

droom

praten

3 2/5

vrees

bang

7 1/5

schaap

wol

1 2/5

Plaatjes.

Patiënt herkent lamp bij No. 1, kerk bij No. 1, boom liij No.3(25 2/5">
kanon bij No. 1 (5 2/5"), kruiwagen bij No. 1
(9 2/5"), schip bij No. 1
(5 1/5"), molen bij No. 1 (1 2/5"), visch bij No. 1, gezicht bij No. 1 (22/5"),
vlinder bij No. 3 (2"), horloge bij No. 3
(9 1/5"), tram bij No. 1, fiets
bij No. 1 (1 2/5"), pomp bij No. 1, ballon bij No. 1, locomotief bij No. 1.

Geeft aan meer gezien tc hebben schip, tram, fiets, pomp, locomotief,
twijfelt bij molen. Weet van pomp dc veranderingen te annonceeren
»nu komt er hier een hokje", „nu komt het hengsel", „nu komt een
straal water en een emmer".

Noemt enkele ondcrdcelen met name, bij kerk: ruiten, klok, raampjes,
poort; bij molen: wieken, zeil aan dc wieken; bij ballon: touwen en
mand enz.; wijst meestal aan. Gebruikt voor voelhorens van vlinder
>.neushoren.s".

Geeft dc verschillen goed aan, o. a. bij kruiwagen, locomotief cn bü
No. 1) van fiets, echter niet zoo uitvoerig als in 2. Kerk No. 2 is smaller
Rcworden, kerk No. 1 is kleiner geworden (zonder nadere aanduiding).

(Het tweede deel is in No. 15 getoond, het eerste «Icel In No. 11).

^\'crmcnigvuldigcn.

3 X 1 (1"), 13 X « (3 1/5"), 7 X 14 (3"), 15 X 3 (1"), 16 X 4 (3"),
X 7 (1 2/5"),
alle goed.
« X 9

Je zegt maar iets!
13 X 5.

ficekscn.

Maanden in gewone volgorde (7"\\ in omgekeerde volgorde -f
(13 1/5").

\'^agcn van dc week in gewone volgorde (3 2/5").
\'terug. Zaterdag, Zondag, Zondag, Za-

terdag, V. I). W. I). M. (5 1/5").

1—20 in gewone volgorde (4 4/5"), In omgekeerde volgorde (8").

96 (2")
72

65 (1 2/5").

-ocr page 168-

152

Jïo. 15. 24 Sept. 2e Deel plaatjes (zie boven).
Stemvork C2 voor rechteroor heen en weer bewogen wordt 1ste maal
tot 47" gehoord, 2e tijdsverloop 47"—61", na 61" wordt het geluid niet
meer gehoord.
30 Sept. Hersteld ontslagen.

-ocr page 169-

Ziektegeschiedenis van p. XL

; 1

1

r

n

r*^

\'\'A

f

V\' \'

y

j

J

\\J

\\/

<

/

. >

\\

, t

y

\\ A

i ;

\\i

\\

—p-1——

!

1

i 1

: 1

\\ 1

!

1

1
1

li;!\'
J__[ \' 1

Na 30 Aug. koortsvrij.

P. XI, mnl., 14 jaar (ziektegeschiedenis is na No. 10 verkort).

Hcrcdilci\'.: Een neef van vadcr.skant is in krankzinnigengesticht paticnt
geweest on daar overleden. Vader heeft op veertienjarigen leeftijd „zenuw-
zinken\'voorts" gehad. Moeder is wat zenuwachtig. Zusters normaal.
P. zelf kan goed leeren. Verder geen bijzonderheden.

Ko. 1. 10 Ang. 190S. Patiënt is 2 Aug. ziek geworden met hoofd-
nijn, pijn in dc ledematen, is 4 Aug. bedlegerig geworden. Sliej) slecht.
Geen neusbloedingen. Was de laatste twee weken erg ondeugend.

Status praesens: P. maakt zeer zieken indruk. Tong bc.slagcn, roode
rand. Pols weck, dicroot, regelmatig. Geen gele verkleuring van hand-
palmen of voetzolen. Cor cn pulmones bij percussie normaal. 1ste Toon
aan punt onzuiver. Abdomen ingetrokken, niet gespannen. Eén enkele
twijfelachtige roseola. Milt niet palpabel.

Patiënt is nu cn dan in dc war, zingt, roept. Is goed georiënteerd
van tijd en plaats (Dr. H.). Status typhosus.

Diazoreactic Reactie van Eicker -f.

No. a. Ochtendbezoek. Paticnt schijnt tc slapen, si)rcckt nu en dan
enkele onverstaanbare woorden. Wakker gemaakt kijkt hij mij aan cn
\'^CRl „Dagdokter." Vraagt dan: „Zijn ze aan het vechten hier\'?" (papier
waait van dc tafel). Geeft aan hoofdpijn en borstpijn te hebben.

Hoe lang ben je ziek\'? Van Woensdag ziek, ncc eigenlijk

van Woensdag hier, neen van
Zaterdag (-f).

Noemt naastliggenden paticnt bij zijn voornaam.

Ken jc dien? Ja, dien ken ik wel.

Hoe heet hij verder? ......

liegint dan te praten over lekkere wafels en over kermis.

Onderzoek 3 u. n.m.

Heeft juist bezoek gehad van zijn moeder. Had gisteren bezoek van
vader en moeder.

-ocr page 170-

154

Onderzoek met stemvork mislukt, doordat patiënt niet waarschuwt,
wanneer hij het geluid niet meer hoort.

Waar ben je hier?
Waar staat dat bed?
Bij je thuis?

Hoe lang ben je hier nu?
Bedenk eens!

Op wat voor dag ben je gekomen?
Ik geloof, dat je gisteren pas ge-
komen bent!
Gisteren was het Zondag!
Wat is er gisteren met je ge-
beurd?
Gisteren bezoek gehad?
Ken je de andere patienten?

Reeksen.

Dagen van de week.
Maar nu terug!
Maanden.
Terug?

Vermenigvuldigen.

13 X 8
12 X 7

In bed.

Op den grond.

Neen, moeder is net weggegaan.

In het ziekenhuis.
Dat weet ik niet.
Een maand.
Dat weet ik niet meer.
\'s Avonds om een uur of zes.

Zaterdagavond (-h).
Dat wist ik wel.
Toen heb ik drinken gehad en

ook weer uitgespogen.
Ja, mijn vader en mijn moeder.
(Noemt van twee patienten den
voornaam en van één den
achternaam).
(5")
(5")
(7\')

Dec., Nov,, Oct., Sept., Aug., Juli,
Juni, Mei, April, Maart, Jan.,
Febr., nee Maart, Jan., Febr.
(24").
101 (5").
84 (2 2/5").

Plaatjes.

No.

1

Wat is het?

Wat veranderd?

Kerk.\'

1

Dat is een kerk (2"), maar
\'t is leelijk, maar dan kan
ik het beter.

1
1

i

2

Nu is die een hoop beter.

Deze schuine lijn aan ge-
komen (onjuisl) cn dc
punt was niel zoo hoog.

3

-i-

4

5

-f

6

-f

7

8

Boom.

1

2

Molen (8\').

Hij heeft takken gekregen,
nee \'t is een boom.

1

-ocr page 171-

155

Een heele hoop takken.

Een rad er in.
Een rad er in en de loop
er op gezet. De grondlijn.

Kanon.

Kanon (R. T. zeer kort.

\'t Lijkt wel op een krui-
wagen (R. T. zeer kort).

Kruiwagen.

Twee stokjes gekregen t-f).
Cirkel er bij.
Nu spaken er in.

Dat weet ik niet.

(Niet te zien?) Neen.
Een vlinder (R. T. zeer
kort).

Vlinder.

4&5

6
7

Eerst was het een enkel
staafje, toen is er een
vleugel bijgekomen en nu

twee vleugels bijgekomen.

Nu sprieten.
Nu oogen.

Ja, ik zie diamanten.
Nee, ja heel veel ringen.
Nee, ja toch.
Nee. Wel het hoofd.
(Ruigl hoofd naar voren).

nu zie ik de voelen ook.
Neen, hij staat achter die ringen.
Ja.

Dat kan ik niet zeggen.
Dat kan ik ook niet zeggen,
maar het loopt om hem heen.
Misschien zie ik het zelf wel
(sluit de oogen en drukt met
vingers).

Zuster deelt mede, dat patiënt dikwijls over Zeister moord en over
kermis praat en ligt Ie zingen. Zegl men hel hem, dan antwoordt hij,
"at zijn buurmap het doet, hij zelf niet.

Patiënt zegt dan nog, dat hü van morgen zout water heeft gehad,
net zeewater en dat ze, toen hij wakker werd, lachten, maar dat was
niet om hem, maar om zijn buurman.

Weel, dat hij mij vroeger nooit gezien had, ook dien dokter van van-
morgen (Dr. H.) niet. Gisteren was er een ander (-f).

Nogmaals gevraagd, hoelang hij hier is, antwoordt hij, „ik ben hier
loch heusch een maand".

Druk op bulbi.

Zie je nu geen sterretjes?

Geen ring?

En geen hond?

En geen man?

En dc voeten?

Ja,

Slaat die man ergens voor?
Loopt er geen diertje bij?
Mcefl hij twee of vier poolen?
Is \'t een hond of een kal?

(Open de oogen).

-ocr page 172-

156

11 Aug. Rustig geslapen. Praat veel over kermis. Bij mijn bezoeken
slaapt patient. Van onderzoek wordt afgezien.
Ko. 3. 12 Aug. Goed geslapen.

Dr. B. teekent aan „patiënt is nu weer geheel compos".
Ochlenbezoek.

Druk op bulbi. (Gesprek direct er na opgeteekend):
Wat zie je nu daar boven in den Een wolk.
hoek?

Zie je geen luchtballon?
Het mandje ook niet meer?
Zijn er menschen in?
Kijk eens goed?
Hebben ze een pet op?
Heeft die een niet een kijker in

de hand?
Staan ze of zitten ze?
En daar heel in de diepte geen

torentje?
En wat er om heen?
En niets meer dan boomen?
Geen huizen?
Hooge huizen?
Onderzoek 3 u. n.m.

Stemvork Cg, voor linker oor bewogen, wordt eerste maal 21" gehoord.
2c tijdsverloop 21"—35\'\', 3e tijdsverloop 35 \'—43", 4c tijdsverloop 42 \'—49",
5e tijdsverloop 49\'—52 \', 6c tijdsverloop 52"—57". Het geluid is nu vol-
gens patient heel zacht. Na 57" voor \'t oor gebracht wordt het geluid
niet meer gehoord.

Welke dag is het vandaag?

En hoe lang ben je hier?
Wat badje toch over de kermis?

Wal had Willem er dan van?

Welke zaal is het hier?

Is je moeder vandaag geweest?

Vandaag, dal weet ik niet. Ik weet
hel wel. \'t Is nu Woensdag (-f).
Verleden week Zaterdag af (-f).
Niets over gehad. Willem zal

misschien dat geweest zijn.
Dat weet ik niet. Die zal mis-
schien zeggen—
Dat weel ik niel, 19b. Zoo iets
(is 21b, zaal cr naast is 19b).
Is hel niel goed? Dan zal ik
hel morgen eens aan moeder
vragen, als die komt.
Ja (-f). Ze komt morgen terug
( ). Wat stinkt hel hier?
(Aether.)

(Aantal van verschillende lichaamsdeelcn wordt gevraagd. Patient
geeft dat alles prompt aan).
Plaatjes:
Vlinder.

Nee, die zal al zoo hoog zijn.
Ja, dat nog wel.
Dat kan ik niet zien.
Ja, twee.

Dat kan ik niet meer zien.
Dat kan ik niet zien.

Neen, ze zitten.

Ja, daar zie ik wel een torentje.

.....Boomen.

Neen.

Ja. Huizen toch ook.
Dat kan ik niet zien.

-ocr page 173-

157

Dat is het lijf van een vlinder.

Goed onthouden bij gisteren?
Ja, toen liet u hem zien. Toen

wist il< het niet.
Nu krijgt hij een vleugel.
Nu krijgt hij twee vleugels.
Nog een er bij.
Nog een er bij.
Nu sprieten.
Nu oogjes ook nog.
Patiënt dommelt dan in, hoewel er vrij veel beweging op dc zaal is.

2.

3.

4.

5.

6.
7.

1. Wat is dat?

No.

Wat is dat?

1

Wal veranderd?

Visch.

1

(Dcnkl langi Een vaas.

2

Een visch.

Dc kop.

3

Een oog gekregen.

4

Hier een vin gekregen. (Nog

iels veranderd?) En die

staart.

5

Dit gekregen ( ).

Horloge.

1

Een bal of een cirkcl.

2

Vccl lijkl ic op dc maan.

Daar is een .streepje inge-

komen.

3

Nu zijn zc rcchl geworden.

Nu slaan ze weer rcchl.

4

Een cylinder. \'1 Blijfl ecu

Er zijn nu van die streepjes

cirkcl.

ingekomen.

5

0, \'1 wordl ccn klok

Van boven een knopje aange-

(22\'5\'0.

komen.

G

Er is een ring aangekomen.

Klaagt weer, dat hel zoo stinkt (van de aclher is nicls meer Ic ruiken).
Hij krijgt cr hoofdpijn van.
(Zusters zijn bezig een patiënt naar andere zaal te vervoeren, omdat
een nieuwe i)nticnt moet komen. Hoofdzuster heeft me dat toege-
\'"oepen tijdens mijn onderzoek.)

Wal zijn zc daar aan \'l doen? Dal weel ik niel. O, \'l is met!!.( )
W\'al zouden zc mei H. gaan doen? Die is zeker beter.
No. -l. /3 Aiiff. Heefl vrü goed geslapen, sprak erg verward.
Alg. toestand hetzelfde. Onzindelijk voor ontlasting.
Ochlcndhezock. Bij druk op bulbi ziel patiënt ccn hond op een slocl
"Kgen. Er is geen tweede hond bij.

Ook geen poes? Neen, want dan zouden hond en

poes loch vechten.
Geen Inler aan, dal dc hond op den grond ligt.

Gisteren gezien?

Wat veranderd?
Wat veranderd?
Wat veranderd?
Wat veranderd?
Wat veranderd?
Wat veranderd?

-ocr page 174-

158

Middagbezoek. Patiënt ligt te huilen, is boos op de zuster, omdat
deze gezegd zou hebben ,je bent een lastig jong". Gevraagd, hoe dan
die zuster heet, zegt hij haar niet bij naam te kennen, maar als ze
komt, zal hij haar wel aanwijzen. Roept na vijf minuten, als hij een der
zusters gezien heeft „die was het!"

Aug. P. slaapt telkens in. Spreekt onverstaanbaar en blijkbaar
verward, als hij wakker wordt. Geen psychisch onderzoek.

No. 5. 15 Aug. P. heeft goed geslapen.

Onderzoek 11 u. v.m.

Bij bloedsdrukbepaling vraagt hij, wat dat toch voor leeren ding is.

Slemvork wordt eerste maal tot 30" gehoord. 2e tijdsverloop 30"—412/5\'.
Na 41\' voor \'t oor gebracht wordt het geluid niet meer gehoord. Patiënt
moet tijdens het onderzoek wakker gehouden worden, maar waarschuwt
toch spontaan.

Hij dommelt ook tijdens het verdere onderzoek herhaaldelijk in.

Hoe heet ik ook?
Komt er hier nog een dokter?
Hoe heet die?

Hoe zien die er uit?

Hoe heet die zuster?

Welke dag is het vandaag?

Woensdag?

Wat is het morgen?

\'t Is morgen Zondag.

Hoe laat is het nu zoowat?

Waar wou je dat zien?
lieeksen.
Dagen van de week.
Nog eens opnieuw.
Nu eens achterste voren?
1-20.

En terug?

Maanden!
En terug?

Plaatjes.
Vraagt tijdens onderzoek:

Dat weet ik niet meer.
Ja.

Die ken ik ook niet. Dat is zoo\'n
zwarte. Er komen er nog meer.
Bessenschaar heet die een.
Ik ken geen van al die zusters.
Woensdag (onjuist).
Ja. Of is het niet waar? Wat dan ?
Dan is het morgen Donderdag.
Zondag?

Een uur of tien, wed ik (kijkt

naar richting van klok).
Daar komt het geluid vandaan.

(Zegt eerst niets, dan heel snel).

(5 4/5").
Z. V. 1). W. W. D. M. Z. (16").
1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9, 10, 11, 12,
13,14,15,10, -,18,19,20(735\')-
20, 19, 18, 17, 16, 1.5, 14, 13, 12,
,11, 11 was ik, waar dokter?
\'lO, 9, 8, 7, 6,5, 4,3,2,1 (18 r5").
(S\'O.

D. N. S. Ga) N. O. N. D. N.

Octobcr, Au..... Sei)tembcr,

Augustus, Juni, Juni, Mei,
Maart, April, Febr.
Januari
(46 1 5").

Kan ik niet van u koopcn, tial

horloge, als je tikt, dathetgaat?

-ocr page 175-

159

Heb je dan geen horloge? Ja, maar dat moet je opwinden

en als je hier op het knopje
drukt, gaat het.

Horloge wordt aan patiënt getoond en de figuurtjes op wijzerplaat
(ruiter, die over hek springt, twee fietsrijders, automobiel) gewezen.

Xo.

Wat is het?

Wat veranderd?

Vlinder.

1

Een ei.

2

De vlinder.

Hij heeft een vleugel gekregen.

3

Nu heeft hij twee vleugels.

4

Drie.

5

Nu vier.

G

Sprieten.

7

Oogen.

Horloge.

1

2

Dat weel ik niel i7").
Dat weel ik niel (6 \').

3

Dal weel ik niet.
(Heb je \'t meer gezien)
Gisteren. (Wat moest
het toen worden). Toen
wist ik het ook niet.
Wel die andere.

Nu stipjes gekregen.

1

0, een klok (3 1/50.

5

Een kop gekregen.

6

1

Een ringetje er aan.

i

Wal stond er op mijn horloge? Twee paarden, een automobiel

cn twee ruiters,
(antwoord hardop herhaald) En een i)aar racers.

Dü druk op bulbi ziet paticnt eerst niets. 13ij kijken naar boven en
naar beneden ziet hij ook niets. Bij kijken naar rechts ziet hij stcrrcljes.
(Zie je geen maan?) Een heel klein beetje. (Is hel volle maan?) Ik kan
lïcl niet zien. Ik zie maar een heel klein slukjc.

Slaapt telkens in cn zegt liever tc gaan slapen.

IS Aug. Toestand ongeveer hetzelfde. Niet psychisch onderzocht.

No. «. 17 Aug. Weinig geslapen.

Sufheid schijnt toegenomen. Palicnt vraagl, als hij mij bezig ziet met
jnderc bloedsdrukbepalingcn of hij niet „geprobeerd" moet worden,
t^ißl vaak onverstaanbaar te praten. Maakt zeer zieken indruk. Nieuw
seconde-horloge wordt getoond. Patient beweert dat horloge meer
ßezien te hebben.

^Vtts het er niet een, die cr veel Ja, die ook wel.
op leek?

^Vat stond cr op? Allerlei kleine wijzertjes,

tin wat nog meer? Dat weet Ik niet.

-ocr page 176-

160

Op de wijzerplaat geen kleine
plaatjes?

Weet je niet, dat er twee racers
opstonden.-Je wou het van me
koopen?

Wat stond er dan nog meer op?

Een paardrijder, die over een
hek sprong en nog iets?

Patiënt kan zich, ook als de plaatsen hem op de wijzerplaat zijn aan-
gewezen, waar de figuurtjes stonden, zich het derde niet herinneren
beweert zich het horloge heel goed te herinneren.

Ko. 7. 18 Aug. Onrustig geslapen, was verward.

Tijdens het ontblooten van de arm voor bloedsdrukbepaling, zegt hij
„Morgen dokter! Moet u me onderzoeken. O nee, ik moet opgeblazen i)
worden. (Heb je uit je neus gebloed?) Neen, dal is stuk, dal doen de
kinderen, die aan dien kant liggen.

Onderzoek 2 u. n.m.

Bij mijn komst op zaal roept patiënt „vader". Blijft mij roepen, ook
als de zuster hem toespreekt. Zoodra ik aan zijn bed kom: „Hebt u
het vleesch?" Patiënt slaapt daarna weer in.

Dat weet ik niet.

Jawel dokter.

Dat weet ik niet.
Niets.

Hoe voel je je nu?
Waar ben je hier?
Welk nummer heeft de zaal?

Weet je, hoe ik heet?

Wie komt er hier nog meer?

En welke dokter?

Komt die hier al lang?

Is er eerst nog een andere ge-

- weest? (-f)

Dr. B. ken jc dien?

Net hetzelfde, dokter.

No. 1 (krib No. 1).

Dat weel ik niet, want ik heb
hel geeneens gezien.

Nee, dokter, dat heb ik nooit
geweien.

Nog meer zuster.

Dal weet ik niet, ccn zwarte.

In dien lijd, dal ik hier lig, wel.

Dal weet ik niel, want toen was
ik er nog niel.

Neen.

Patient schijnt daarna ploLseling iels helderder tc worden.

Welke dag is het vandaag?
En hoe lang ben je hier?
Vermen igvu ld igin gen.
Hoeveel is 15 x 3?

12 X 7?

Waarom zou ik je dal vragen?
17
X 1?
17
X 1?

Dinsdag.

Bijna veertien dagen.

3 X 15 is 45 (4 1/5").
Is 84
(3"). Je hocfl niel te denken
dal jc nooit rekenen hebt ge-
leerd.
Dat weet ik niet.
Wal zegt u?
Dal is 78 (15"). \'

\') Speciale zaalterm voor bloedsdrukbepaling.

1

-ocr page 177-

161

Nu ben je in de war! 17 X 4 bedoelt u. 4 X 10 is 40 en

4x7 is.....28, nee 4x7 is

28, nee 68.

13x6? 96(4").

96? Ja, dokter.

Ik dacht 78. Dan hebt u het fout, wil u het

niet zoo lang met me maken.
Ik word zoo moe.

19 Aug. Toestand dezelfde. Niet psychisch onderzocht.

20 Aug. Toestand dezelfde. Niet psychisch onderzocht.

No. 8. 21 Aug. Vrij goed geslapen. Soms in de war. Eens onzin-
delijk. P. is vandaag moeilijker te fixeeren dan vorige dagen. Hij maakt
een zwaar zieken indruk.

Heeft manchetten aan om het krabben aan dc neus tc beletten. Ver-
telt, dat de zuster gisterenavond zijn neus heeft stuk gestooten en dat
hij nu de schuld krijgt.

Welke zuster? Zuster K.

Spreekt mij bijna voortdurend met „zuster" aan, zegt ook tegen zijn
moeder voortdurend „zuster".

Wie ben ik? Dc zuster.

Plaatjes.

Tijdens dit onderzoek klaagt patiënt, dat hij niet kan wijzen. De
manchet wordt door mij af gedaan. Zuster interrompeert mijn onder-
zoek.

Wie heeft het afgedaan? Dc zuster.

Wie is dan de zuster? (Wijst naar mij) dokter.

Als zuster weggaat: „Zuster, krijg ik mijn drankje?"

Plaatjes.

INO.

1 Wat is het?

Wat veranderd?

I^oinp.

1

Dat is een ruit (21/5").

2

Dat weet ik niet (61/5").

Daar is een stukje bij ge-

Hamer.

komen.

3

Pomp.

(Wyst weer als bij 2).

4

\'t Slangetje zit er aan.

5

Nu wordt die slinger.

I^uchtballon

6

Er komt water uit.

1

Luchtballon (3 25").

2

Dat is allegaar omheen.

3

Mandje er aan.

4

Mandje is anders.

5

Vlaggetje er by, «lokter.

6

Een anker, zuster.

10

-ocr page 178-

162

Hoe heet ik? Ik weet het heusch niet. Zeg ü

den naam dan eens?
Hendriks, meer gehoord? Ja.

Hoe heet de andere dokter? Eduard. Maar nu weet ik nog

niet Uw achternaam.
Eduard Hendriks! (Nagezegd.)

Na 1/4 minuut zegt patiënt tegen zuster „Eduard Hendriks". Slaapt
dan in. Na 4 minuten wordt patiënt door mij gewekt.
Hoe heet ik nu? Eduard Hendriks.

Zuster verbiedt patiënt.
Als je nog eens aan je neus zit. Waarom moeten die dingen aan?

moeten die dingen aan.
Omdat je aan je neus zit? Welke neus?

22 Aug. Toestand blijft dezelfde. Gevraagd, hoe ik heet, zegt p. weer
„Eduard Hendriks".

No. 9. 24 Aug. Vrij goed geslapen. Hoestte veel.
Bij ochtendbezoek ligt patiënt met open oogen. Driemaal goeden mor-
gen gezegd, geeft p. geen antwoord. Ook op den vraag „hoe is het er
mee" komt na vele herhalingen geen antwoord.

Heb je pijn? (Wijst op lip. Mompelt onver-

staanbaar).

Ben je ziek? Eduard. (Een tijdje later). Ik ben

veertien jaar, dokter.
No. 10. 25 Aug. Vrij goed geslapen. Eens onzindelijk. P. weigert
volstrekt tc drinken.

Patient is zeer slecht te flxeeren. Van de groote platen worden strand,
hofstede, keuken, markt getoond en herhaalde malen gevraagd, wat het
voorstelt. Geen antwoord. Daarna:

(Strand getoond). ......

(Markt). Wat is dit? Dat is een plaat.

Wat stelt-ic voor? Stelt-ic.

Wat is het? ......

(Vele malen herhaald). Markt.

(Stadskeuken getoondj. ......

Welke dag is het? ......

Middagonderzock.

(Stadskeuken). Zeg nog eens, wat \' ......

dit is?

(Vele malen herhaald). Dit is ccn keuken.

(Hofstede). Wat is dit? Dit is een markt.

(herhaalde malen).
(Strand). En wat is dit? Ja, heerlijk in zee.

Wat is het? Heerlijk in zee. •

Waar ben jc hier? Op het kantoor, zuster. Dokter

te schrijven.

Is het hier het kantoor? ......

-ocr page 179-

163

Is het hier het kantoor?

Waar was je van morgen (3 X)?
Wat heb je toen gedaan?
15
X 3 (3 X herhaald).
12
X 7.
Wie ben ik?

Wat zijn dat voor menschen?

(Wijs naar patienten).
Die daar naast je ligt?
Hoeveel patienten zijn er hier?
Hoeveel patienten zijn er hier?
Welke dag is het?
27e van wat?

En welke dag? ......

Maandag, Dinsdag, Woensdag, ......

wat is hel?

Weel je hel niel? (Knikt ja).

Welke dag is hel dan? ......

Is hel Maandag? Wal is dal? Nee, dan komt

moeder alleen (-f). Dinsdag
brengt moeder iemand mee(-f).
Woensdag komt moeder ook
alleen (-|-X behalve Vrijdag.
Is het vandaag Vrijdag? \'lis vandaag Woensdag (Dinsdag).

Druk op bulbi. P. is niel voldoende te fixeeren.
No. 11-No. ÜÜ.
Slcmvork. Mislukt.

De lemiieraluur blijft nog lol 30 Aug. boven de norm.
Tus.schcn 25 cn .30 Aug. is hel psychisch beeld geheel in een asthe-
nischen toestand veranderd, waarin hel „weinerlich-reizbares Wesen"
(Kraft Ebing p. 21) alle andere symptomen overheerscht.

Deze toestand eindigt tusschen 25 Scpl. cn 3 Ocl., lcr\\vijl 25 Sepl. wel
ccn plotselinge verheldering viel waar te nemen.

Palienl was tijdens zyn p.sychose bijna niel te fixeeren. Gaal telkens
bij elk toespreken huilen, jammeren cn schreeuwen, waardoor experi-
incnleel onderzoek onniogclük was. Alleen oj) 3 Sept. was hel nog
mogelijk eenige plaatjes (visch, gezicht en kanon) Ie toonen.
Visch kent hij by No. 2, dc beide andere bü No. 1.
P. gaat echter tu.s.schendoor illusionceren. Het lellen van 1 lol 20
>^\'ordl ook op zeer gebrekkige wijze volbracht.

Bij A. en Co., nee op de Oude-
gracht.
Thuis, dokter.
Rekeningen maken.
45 i22").
84 (8 3/5").

Zusters.

Nee, patienten.

Ik ken U niet verstaan.

27e.

Augustus.

Remocil men zich niet met palienl, dan ligt hij den heelen dag op
huilerigen loon liedjes te zingen ») cn vaart hü soms plotseling logen
bezoekers on legen verpleegsters uil.

1) llicrhU kccrrn opvnllrnd vnnk weer „cinl hncl ik vnii mijn leven nicl Rcdncht".
xlloctee, hoezee, Dori>J«, o, mijn moeder, mijn lIcvellnR".

-ocr page 180-

164

Afleidbaarheid, hallucinaties en confabulaties spelen in het ziekte-
beeld een rol. Soms kwam het tot illusioneeren, b.v. bij het lezen over
een nikkelen bril, bij bezoek van hoofdzuster over de wasch, bij bezoek
van prof. H. over ooglijdersgasthuis. Soms wordt het gesprek door
intercurrente hallucinaties onderbroken. De confabulaties lijken deels
amnestisch, deels hallucinatorisch. Op de vraag „wie is er geweest?"
noemt hij zijn heele familie op, vertelt van een dokter, die er geweest
is en somt dan een heele spijskaart op, die de dokter voor hem heeft
opgeschreven.

Een zeer sterk dialogisme (gesprekken van hem tegen zijn moeder,
waarop een derde persoon antwoordt, gesprekken over hem tusschen
moeder en dokter en van hem tegen zuster) treedt op den voorgrond.
Soms gaat herhaling van een gestelde vraag (echolalie) vooraf.

Tegen het einde van de psychose treden enkele grootheidsideeën op
(ik knijp Uw hand fijn, ik ben zoo beroemd, ik heb
f50,— voor mijn
verjaardag gehad.)

Meestal bestaat plaatselijke desorientatie. Soms geeft hij goed aan,
waar hij is, kent ons als dokter, begint tegen mij over plaatjes kijken
en over maanden en jaren opnoemen, noemt mij direct er na „vader".
Tijdelijk is hij steeds gedesoriënteerd. Dc opnicrkzaamheid is meestal
sterk verminderd. Van bezoek weet hij meestal niets meer, soms geeft
hij dit goed aan.

Hij blijft tot 25 September onzindelijk.

No. JiS. 3 Ocl. Patient wordt over twee dagen ontslagen. Laat zich
zeer goed explorceren. Voelt zich best. Geeft aan 7 8 weken hier tc
zijn, weet, dat hij in het begin van Augustus gekomen i.s, kent mijn
naam, zegt mijn voornaam nooit gehoord te hebben, weet niets van het
bezoek van prof. IL, meent wel, dat er een profe.ssor uit het ooglijders-
gasthuis geweest i.s. De andere patiënten hebben hem verteld, dat hij
een tijdlang zoo vreemd tegen zijn moeder deed. Praat nu ook over
Zr. V. cn over Zr.
ii.

Weet, dal hij kokers heeft aan gehad. Hij heeft ze duidelijk aan zijn
armen gevoeld. Weet ook, dat ik \'s morgens zoo\'n ding om zijn armen
deed en dan knijpen (de laatste week zijn in \'t geheel geen blocdsdruk-
bepalingen verricht). Herinnert zich het horloge met plaatjes, ook na
zeer omstandige omschrijving, niet meer.

Weel niet meer, hoe hij ziek geworden is, maar wel, dat ze hem
hebben gehaald.

(Briefkaarten-enveloppe getoond). „O, ja, toen vroeg u, wat of dc mooiste
vlinder was en dat ik dan een kaart van n kreeg, ook zoo\'n mooie,
maar ik heb hem nooit van u gehad.

Bij druk op bulbi ziet patient, hoewel ik hem zelf zeg, dat hij nu wel
niets meer zien zal, zeer duidelijk een vronwcnhooHl, «lat eerst
recht
staat en dan omgekeerd en nog allemaal strepen.

12 X 8 (8 1/5 O, 13 X 7 (3 \'), 11 X 3 (22/5 "), 18 x 1 (2"), 12 X fi (3 \') alle goed.

Xo. 24. 3 weken na zijn ontslag komt patient in polikliniek. HÜ
ziet er goed uit. Heeft geen klachten, is nog niet aan het werk. Vult

-ocr page 181-

165

zijn lijd mei lezen. Hij is indertijd in hel ooglijdersgaslhuis geopereerd.
Van \'t vervoer naar \'t ziekenhuis herinnert hij zich, dat hij in een deken
gerold werd en in een wagen geschoven. Hij herinnert zich wel, dat
Dr. O. bij hem aan huis kwam, maar van het bezoek van zijn huis-
dokter in het ziekenhuis weet hij niets. Weet niet meer, met welk eten
hij weer begonnen is.

Stemvork C2. Bewogen voor linkeroor. Wordt eerst tol 35" gehoord.
Tweede tijdsverloop lot 59". Derde tijdsverloop lol 70". Na 70\' wordt
geluid niel meer gehoord.

Plaatjes.

Hij herkent tramwagen bij No. 7 (2" , Eend bij No. 1 (21/5"), Fiets bij
No. 4 (5"), Pomp bij No. 2, Ballon bij No. 3 (21/5"), Locomotief bij No. 1
(21/5"), Lamp bij No. 1, Kerk bij No. 1 (12/5"), Boom bij No. 2 (12/5"),
Kanon bij No. 1 (1 3/5"), Kruiwagen bij No. 1 (3"), Schip bij No. 1 (3\' ),
Molen bij No. 1 (13/5 \'), Visch bij No. 2 (21/5"), Gezicht bij No. 1, Vlinder
bij No. 2 (22/5\' , Horloge bij No. 2 i21/5").

Hij geeft aan meer gezien Ic hebben pomp, boom, kanon, kruiwagen,
gezicht, vlinder. Van een molen heeft hij van een medepalient gehoord.

Onderdeden noemt hij soms mcl name, soms omschrijft hij zc of
wijst ze eenvoudig aan.

De verschillen geeft hij meestal goed aan. Ook by No. 9 van flets
en bij No. 3 van pomp. Bij No. 9 van lokomoticf is niets veranderd.
(Later goed aangegeven). Bij kanon geeft hij alleen de verandering aan
de spaken.

13 X 8 (3\'), 15X3(3 l/5">, 17x4 (3 3,5"), 13 X O (5"), 12 X 8 (1 1,5"), 13x7
(4"), 14 X 3 (3"), 18 X 4 (4\' ), 12 X 6 (4 2,\'5"),
alle goed, 12 x 7 eerst 72 dan 74.

Reeksen.

1—20 in 4 3,5". 20—1 in 7 2\'5". Maanden in omgekeerde volgorde 8".
Maanden in gewone volgorde 4 1/5". Dagen van de weck 22/5". Bij het
in omgekeerde volgorde opzeggen slaat hij eerst Woensdag over, vol-
brengt dan opdracht goed in 3\'.

Groote platen. (Uitgave Schreiber).

Meent dc platen nooit gezien te hebben, kent dc platen goed.

-ocr page 182-

Ziektegeschiedenis van p. XVI.

40
39
38
37
36
35

1

\' 1 i

1 1 i ,

1

i i i

n

A

1

: 1 1

t

,J ! 1 ! i . 1

1

N

f\\

J

^/•iyS /V

■ 1

1

\' I"

\' i )

}

1 ;
\\ lU ■ ■

1

1

!

1

i\' 1 \'

1

1

i 1 i

1

1 i

i !

j 1
1 1

1

1

1

1

1 i

2 3

5 6

8 9 10 11

13 14 15 16

Van 28 September tot 9 Oct. relaps, daarna koortsvrij.

P. XVI, mnl., 27 jaar, klerk.

Herediteit. In de familie van vaders- en van moederskant zouden
volgens inlichtingen van de vrouw van patient noch alcoholisme, noch
ahnormc neigingen voorgekomen zijn. Geen der familieleden leed aan
krankzinnigheid. De zusters van patient zijn erg zenuwachtig. Patient
schijnt op 7-jarigen leeftijd aan pavor nocturnus geleden te hehhen.
Kon steeds goed leeren. Vertoonde verder niets bijzonders.

No. 1. 21 Aug. 1908. P. is vroeger nooit ziek geweest. Is sinds
14 dagen ziek. Ziekte is begonnen met nekpijn en zware hoofdpijn, last
van duizeligheid, bijna aanhoudende slapeloosheid, geen neusbloeding.
Heeft veel gebraakt. Ontlasting traag. Patient is dc laatste weken opval-
lend doof. (Anamnese is door zijn vrouw aangevuld).

Status praesens. Maakt zieken indruk. Pupillen reageeren. Tong
beslagen. Roseolac over het heele abdomen verspreid. Handen lichtgeel.
Voetzolen niet verkleurd. Struma. Cor en pulmoncs normaal. Abdomen
opgezet. Milt palpabel, hard.

Diazo-reactie zwak positief, urine bevat albumen, reactie van Ficker -f.

No. JJ. Psychisch onderzoek 4 n. n.m. Patient maakt zeer zieken
indruk. Schijnt eenigszins suf, spreekt echter nu en dan spontaan, o.a.
tijdens palpatic van dc hals. „Ja, Dr., ik heb struma, dat heeft Dr.
v. W. mij gezegd," even later. „Niets doen als braken. Dat is dc heele
kwaal." Richt zich telkens op, als men hem iets vraagt. Geefl vrij
prompt antwoord, spreekt met trillende lippen. Zegt niet te
weten, aan
welk oor hij doof is, vindt dat dc doofheid dc laatste «lagen veel erger
is geworden.

Stemvork C2 bewogen voor linker oor, Istc tydsvcrlodp tot 15" (?)•
Opnieuw begonnen geeft patient niet aan, wanneer hij het geluid niet
meer hoort. Wordt stemvork na 20" voor het oor gebracht, dan
beweert
patient het geluid heel niet te hooren.

-ocr page 183-

167

Plaatjes.

No.

Wat moet hel worden?

Wat veranderd?

Kanon

1

Ik kan wel zien, wat het is.

Wat het voor moet stellen,

weet ik niel (13 1/5").

2

Dat is een kruis (10").

(Wat is hel?) Een kruis of

een ster.

3

Een rad bijgekomen. Wat \'t

worden kan ... Een kanon

(18"). Dat komt, ik ben bij de

genie geweest, dal scheelt

dadelijk.

Kruiwagen

1

Dat weet ik niet (18").

2

Misschien een kruiwagen

(8 2,5").

Dat weel ik niet.

3

4

5

Binnenwerk (nog iets?)

Dat weel ik niel.

Gevraagd, of hij moeite met spreken heeft, zegt patient de laatste
dagen te moeten prakkezeeren, wat liy zeggen zal.

No. 3. 22 Aug. Patient maakt nog denzelfden indruk als gisteren,
vertelt spontaan tijdens bloedsdrukbepaling, dat hij vannacht gebraakt
heeft en in hel geheel niet heeft gcolapcn ( ). Kent dokter en zuster.
Het voorgenomen psychisch onderzoek moet \'s middags achterwege
blijven, omdat patient slaapt.

No. 4. 2^ Aug. Patient heeft vannacht lichte darmbloeding gehad.
Heeft in den nanacht geslapen. Om 12 uur was er weer bloed bij faeces.
Pols blijft goed. Beginnende decubitus aan stuit.

Heeft gisteren cn vandaag bezoek van zijne vrouw gehad (of moeder
ook geweest is, weet dc verpleegster niet). Patient sprak tegen z^nc
vrouw bijna nicls. Heeft ook legen medepatiënten nog in hel geheel
niel gesproken. Ligt overdag te slapen.

Onderzoek 4 u. n.m.

Stemvork C2 bewogen voor linkeroor. Istc Hjdsvcrloop lol 2G", 2e tyds-
verloop van 20"—38". No 38" niet meer gehoord.

Stemvork C2 bewogen voor rechteroor. Islc lydsverloop lol 22", na
22" niel meer gehoord. BU hel onderhoud blyft hij opmerkzoom. Er

gccncrlel mocilc om patient te fixeeren. Telkens richt hij het hoofd
iets op en fron.sl voorhoofd.

Heb je bezoek gehad? Hoe bedoelt U dot?

Van je kennissen of familie? Neen, nog niel, dokter.

-ocr page 184-

168

Is je vrouw bij je geweest?

Hoeveel patienten liggen er hier?
Hoeveel dokters komen er hier?

Wanneer was ik het laatst ge-
weest?

Wat voor dag is het vandaag?

Kom, zoo erg ben je toch niet,
je weet toch wel, of het zomer
of winter is.

Wanneer ben je hier gekomen?

Hoelang ben je hier?

Een week of een maand?

Je hebt nu pas twee uur ge-
slapen?

Ik ben vanmiddag al tweemaal
bij je bed geweest!
Reeksen.
Dagen van dc week.
En nu dagen terug!

Plaatjes (schip).
No. 1. Wat moet het worden?
No. 2. Wat komt er nu bij?
No. 3. Wat komt er bij?
No. 4. Wat is er bijgekomen?

Van achteren?

No. 5.

No. 6. Wat veranderd?
Patient groet mij bij het weggaan.
25 Aug. Toestand dezelfde, niet psychisch onderzocht.
No. 5. 26 Aug. Patient sliep \'s nachts af en toe in. Om twee uur
n.m. heeft paticnt bezoek van zijn vrouw gehad, die mij
meedeelde,
dat haar man bijna niets zei cn maar lag te kijken.
Onderzoek i u. n.m.

Onderbreekt hel onderzoek eens door meedeeling, dat hij bij bezoek

Wat is dit (roer) dan?
Wat veranderd?

Ik meen gisteren en mijn moeder.
Maar ik praat zoo weinig moge-
lijk, ik ben veel te vermoeid,
ik ben doodop.

(Kijkt rond.) Dat weet ik niet.

Dat weet ik ook niet, dan één,
dan weer vier, ik kan het niet
uit elkaar houden.

Ik zou het niet kunnen zeggen.
Ik geloof gisterenmorgen (on-
juist).

Ik weet het beslist niet.

(Wacht vrij lang). Ik meen dat
het September is.

Dat weet ik heelemaal niet.

Dat zou ik niet kunnen zeggen.

Een maand niet, dat is te lang,
ik denk een goede week. (Klaagt
dan over slapeloosheid).

Dat is beslist niet waar, daar
geef ik mijn hoofd op!

Dat kan ik niet aannemen. Neen,
niet dat ik sliep.

M. D. W. D. V. Z. Z. M. (5").

(Wacht 7".) Z. Z. V. D. W. D. M-
Z. (totaal 24 1/5").

Een schuit (7").

Dat streepje.

Mast.

Van achter een streepje bijge-
komen.

Van voren is daar (wijst roer)
cn dit van achteren.

_____ Dat is zeker het roer,

(Wijst eerst goed, dan boegspriet
er bij).

Zeil bijgekomen.

-ocr page 185-

169

Bezoek gehad vanmiddag?

Vanmiddag ook?

Weet je, welke dag het is?
Ochtend of middag?
Hoe laat denk je zoowat ?
Hoeveel patienten liggen er
hier? (3)

Hoeveel zijn er?

Plaaijcs.

maar stil is, omdat hij toch niets verstaat en later door verzoek om
toch eens wat aan die dooflieid te doen. \'t Is wat anders dan de doof-
heid, waarvoor hij vroeger naar oorarts liep. Hij hoopt maar niet, dat
dit zijn heele leven zoo blijven moet.

Gisterenmiddag ja, mijn zuster

of.....mijn moeder met mijn

vrouw.

Ik weet het niet, ik geloof, dat
mijn moeder er geweest is met
mijn vrouw.

Dat zou ik U niet kunnen zeggen.

Elf uur.

Dat weet ik niet, eens kijken,
één, twee, ik ken ze zoo allen
uit mijn hoofd.
Eén.....kan éen en vier zijn.

Wat veranderd?

Wat wordt dat?

No.

Luchtballon (1").

Ballon.

Een plank.

Een hokkie bijgekomen.
Een pomp.

Pomp.

Die hokjes allemaal, die kruis-
jes (wat zijn dat?) Dat zijn
dc draden.
Draden bijgespanncn.
\'t Schuitje er bijgekomen.
Vlaggetje bijgekomen.
Nog een vlaggetje en een anker.

Van boven zoo\'n dingetje aan-
gekomen. (Verder niets ?) Van
boven zoo\'n ding cn opzij
zoo\'n ding.

Oor aangekomen van boven.

Hcckscn.
Noem eens de maanden?

En die terug? Achterste voren I

Zoo bedoelde ik niet!

J. F. M. A. M. Juli. Juni. Aug.

Sept. Oct. Nov. Dcc. (16").
(Na 31".) J. F. M. A. M. Jn. Jl.
Aug. S. O. N. D. (Totaal 52").

-ocr page 186-

170

Ik bedoelde vanaf December
terug.

Dec. Nov. Oct. Sept. Aug. Juli,
Juni. Juni. Mei. April. April.
Maart. Maart. Febr. Jan. (46").

Hebben we nog eens zoo iets
gedaan?

Met wat was dat toen?

Klaagt niet te slapen. Op tegenwerping antwoordt hij: „ik lig wel
met mijn oogen dicht, maar als iemand slaapt, dan moet hij buiten zijn
bewustzijn zijn."

No. 6. 27 Aug. (Dr. M. teekent aan: Patiënt maakt suffen indruk.
In den nacht veel braakneiging. Patient voelt zich benauwd. Na een
halve gram veronal rustig geslapen).

Vanmorgen heeft Dr. Q. met assistentie van hoofdzuster patient
geoorspiegeld. P. herkende Dr. Q., die hem voor jaren behandelde,
dadelijk.

Onderzoek 3 u. n.m.

Wie is er vanmorgen bij je ge- Mijn moederen mijn vrouw (-f).
weest?

Welke dokter? Dr. Q.

Plaatjes.

Ik meen het wel.
Ik weet het niet.

Wat veranderd?

No.

Plank.

C\\Vat wordt het?) Pomp.

Pomp.

Een vierkant hokje er aan.

Van boven een hokje. (Wal
nog meer?) Anders niets.

Een slinger aangekomen.

Heelemaal een pomp. Slinger
bijgekomen.

Nu loopt er water uil.

(Nog iets bijgekomen?) Een
emmer.

Dat weet ik niet.
Ik begrijp het niet.
Een vlinder.
Ook een vlinder.

Vlinder.

Van onder ccn stukje bijge-
komen.
Hcclemnal ccn vlinder.
Twee streepjes bijgekomen.
Twee oogen bijgekomen.

Weet je nog niet, wat voor dag
het is?

Kan \'l Zaterdag zijn? (f).

-ocr page 187-

- •/

Wanneer benje dan hier gekomen? Dat weet ik heelemaal niet.

\'t Is vandaag Donderdag. ......

En welke maand? September.

Hoeveel dokters komen er? Daar heb ik geen oog opge-

houden.

\'s Avonds is patiënt in de war.

28 Aug. \'s Avonds 11 uur een darmbloeding.

Jfo. 7. 29 Aug. Van morgen 5 uur darmbloeding. Sliep van nacht
weinig. Is \'s morgens door Dr. Q. behandeld en daarna onderzocht
door directeur in tegenwoordigheid van assistent cn coassistenten.
Onderzoek 2 u. n.m.

Slemvork C2 bewogen voor rechteroor: 1ste tijdsverloop tot 25",
2e tijdsverloop 25"—40", na 40" niet meer gehoord.
Plaatjes.

Vlinder. 1. Wat werd dit den vorigen keer? Dat is een plankje.

2. Wat werd dit? Dat weet ik niet.

3. Nu weet je het toch wel? Een vlinder.
Pomp. 1. Wat werd dat? Ook een plank.

2. (Getoond). Een pomp.

l\'iets. 1. Wat zou dat worden? ......

Gevraagd, of het denken moeilijker gaal, zegt p. moeite le hebben om
op zijne woorden tc komen.
Vermen igvu ld igen.
15 X 3 15 X 3 45 (7")

13 X 8 13 X 8 10 X 8 = 80 3 X 8 = 24

13 X 8 97 (51")

12 X 7 12 X 7 56 (direct)

7 x 8 56 (1")

12 X 7. 10 X 7 = 70 84 (7 1/5").

Paticnt zegl doodop te zijn, dal praten spant le veel in.
Van morgen z^n er ook nogal Alleen m\'n vrouw en mijn moe-

veel gcwee.sl? «ler(-l-).

Ik bedoel dokters! Nee, ik heb geen dokters gezien.

Ür. Q. is toch bij jc geweest? Nee, dokter, niis.schien komt hU

van morgen.

IIoc laat zou hel zijn? Een uur of twaalf.

Pnlient laat zich niel overtuigen, dal Dr. Q. reeds geweest is.
•\'0
Aug. Volgens meedeeling van Dr. M. licht gcdclircerd.
Aug. Toestand dezelfde. Niel psychisch onderzocht.

^\'o. 8. 1 Scpl. Slechl geslapen, nioedcrlge ontlasting gehad.
Onderzoek 3 u. n.m.

Paticnt groet mij spontaan, terwijl ik reeds eenigen lijd op dc zaal
"czig hen.

Vandaag nog bezoek gehad? Vandaag, jawel, mijn zuster, mtjn

moeder.... alleen mijn vrouw
cn mUn zuster uil G. (-f).

-ocr page 188-

- •/

Wanneer zijn die geweest? Dat weet ik niet.

Wat is het nu? Ik denk een uur of twaalf.

Hoelang geleden zijn ze geweest? Dat weet ik niet.
Voorwerpen in naiura.

Hamer , potlood , dubbeltje -t-, horlogesleutel één-centspost-
zegel

Rijksdaalder. Gulden.

Kijk eens goed. O, \'t is een rijksdaalder.

Plaatjes.

Hoeveel patienten zijn er hier?
Toch wel zoowat (totaal 4)?

No.

Wat is het?

Wat veranderd?

Boom.

1

Dat weet ik niet (14"), wat
dat moet worden.

2

Moet een sparreboom wor-
den.

Meer puntjes aangekomen.

3

Nog meer puntjes aange-
komen.

Molen.

1
2
3

Molen. (R. T. zeer kort.)
(Meer gezien?) Neen.

Vierkante dingetjes bijge-
komen.
Onderaan bijgekomen.

Onderzoek wordt gestaakt, omdat patient tweemaal klaagde over
braakneiging.

Neen.

Eén, twee, drie, vier, een stuk
of vijf.

Vandaag niet. Gisteren meen ik.

Is cr vandaag een bijgekomen
\'üa).

Wie? Die rechts van mc (-f-).

Vraagt, als ik wegga, of ik Dr. Q. nogecns bij hem zal laten komen.

No. 2 Sept. Patiënt is vandaag iets levendiger. Vraagt tijdens
bloed.sdrukbepaling, of dat is om er mee te clectriseercn.

No. 10. 3 Sept. Toestand schijnt dezelfde. Patiënt spreekt niet
spontaan, ook niet tegen bezoekers. Voor psychisch onderzoek
bestaat
geen gelegenheid.

No. 11. ^ Sept. Patiënt was vannacht telkens wakker, lag met groote
oogen naar één punt te kijken. Na het wasschen Ingeslapen.
Heeft bezoek gehad van moeder, vrouw cn van één-zuster.

Optotypi. Dc tekst, die bij normalen visus op 0,6 M. gelezen wordt
(hoofdlctterdruk) kan patiënt, ook na aansporing niet lezen. D. 0,8 leest
hij zonder fouten.

-ocr page 189-

- •/

Plaatjes.

No.

Wat wordt dit?

Wat veranderd?

Schip.

1

Kan dal scheepje (4") worden.

2

Streepje bijgekomen.

3

Mast bijgekomen.

4

Streepje bijgekomen, een

roertje.

5

Vlaggetje bijgekomen en

nog een streepje, cn

nog een streepje.

6

Zeil bijgekomen.

Vlinder.

1

Dal weel ik niel (8 2/5"), wal

\'1 kan worden.

2

Moeteen voet(14") betcckencn.

3

Een vlinder.

P. klaagt weer over moeheid, zoodat met plaatjes gestaakt wordt.
Heb jc vandaag nog bezoek ge- Ja zeker,
had?

Van wie?

13 X 5.
15 X 3.
(Klaagt weer over moeheid).
Gebraakt?

Wel neiging tol braken?

Weet jc wat voor dag hel is?
Wat voor dag is hel?

Sn. 12. i—S Scpl. Toe.stand dezelfde. Geen experimenteel onderzoek.
Patiënt maakt nog steeds een wal sulfcn indruk. Spreekt mij opvallend
Vaak met „zuster" aan, maar verbetert spontaan.

No. 13. O Sept. Goed ge.slapcn. Soms even wakker. Is dan in de war.
^foet zijn vrouw by haar komst mei handbeweging, maar zegt niets.
Otuicnock n n.m.

Patiënt zegt, dal hel nogal gaal. Hoewel hij byna den heelen dag
®\'®apt, klaagt hij voortdurend over slapeloosheid.

Van mijn zuster en mijn moeder,
van mijn andere zuster, van
mijn vrouw.
13
X 5 45 (4").
45 (1").

Neen, zuster.

Ik braak nogal eens, zuster....

dokter.
Wat blieft U?
Vandaag Zaterdag (f).

-ocr page 190-

- •/

Achterste voren:

Vermen igvuldigen.
13x5
15X3
13X5

Ja, hoeveel is het nu?
12 X 7

Welke dag is hel?
- Welke maand?
Heb je al iemand bij je gehad?
Jc vrouw, is die geweest?
Hoe laat is hel nu?
Je weel toch wel, waar je hier

bent.
Welke zaal?

Hoe hebben zc jc hierheen ge-
bracht?

En ben je toen gelijkvloers ge-
bleven?

Ben jc toen op dc eerste ver-
dieping gebleven?
Hoe lang ben je hier?

Plaatjes.

No.

Wat wordt het?

Wal veranderd?

Vlinder.

1

Dat weet ik niet. (Meer

9

gezien?) Jawel.

3

Vlinder.

Twee vleugels bijgekomen.

4

Onderslukje bijgekomen.

5

Nog een onderstukje bijge-

komen.

6

Twee streepjes bijgekomen.

7

Twee oogen bijgekomen.

Kanon.

1

Kanon. (4 3/5").

2

Wiel onder gekomen.

3

Er is een affuit opgekomen.

bovenop gekomen.

Vlinder.

1

Vlinder.

Reeksen. Maanden in gewone volgorde -f (5").

Dec. Nov. Oct. Sept. Aug. Febr.
Jan. (26").

13x5 = 45 (2").

45 (2").

5 X 10 50 5 X 3 = 5....

15 X 3? 45 (29").

12 X 7 12 X 7 7 X 10 = 70 2 X
7 = 14 74. (172/5").

Zaterdag, geloof ik (f).

September.

Neen, dokter.

Neen.

Op hel oogenblik? Een uur of vier.

Ziekenhuis.

Dal weel ik niet.

Met een wagen. Toen werd ik
in dien wagen gelegd. Toen
hebben
zc mc hierheen ge-
reden.

Nee, met
gegaan.
Twee maanden.

een lift naar boven

-ocr page 191-

- •/

Het onderzoek heeft patiënt ditmaal subjectief niet vermoeid. Op
mededeeling, dat hij iets vooruitgaat, zegt hij dit te hopen voor zijn
vrouw en gaat dan huilen.

Zegt later nog, dat zijn weekgeld voor een zekeren tijd doorgaat, en
dan ophoudt ( ). Vertelt ook, hoeveel dat bedraagt.

No. 14. 10 Sept. Beantwoordt mijn groet bij komst op zaal met
hoofdknik, spreekt dan zuster met „dokter" aan, doch corrigeert spontaan

Gaat weer door een onbetcekcnend gesprek huilen.

No. 15. 11 Sept. Patiënt wordt levendiger, lacht flauwtjes om een
gesprek met de zuster, roept haar, terwijl ik op de zaal bezig ben, toe,
dat ze op zijn koperen bruiloft op de thee mag komen. Hij zegt geen
zin te hebben om uit te rekenen, hoelang dat nog duren moet.

Praat nu ook tegen bezoeksters. Herkent huisdokter, die hem voor
het eerst bezoekt, maar spreekt tegen dezen bijna niets. Voelt subjectief
eenige beterschap.

No. 16. 12 Sept. Nachtrust goed. Informeert tijdens bloedsdruk-
bcpaling weer, waarvoor dat toch dient.

Onderzoek 11 u. v.m.

\'t Gaat nu beter!
Met jou.

Helderder in het hoofd?

Wat voor dag?
De hoeveelste zoowat?
Wie zijn cr gisteren geweest?
Ja.

Nog iemand?
Daarna?

Een heer, dien jc kent!
Een dokter!

i^laatjes.

Wat beter, dokter?
O ja!.... tenminste ik onder-
stel het.

Ik geloof het wel____ ik weet

niet zeker.

Vrijdag____Zaterdag (-f).

Dat weet ik niet.
Gisteren!

Mijn vrouw en mijn moeder (-f-).

Dien ik van vroeger kende?
Dr. v. W. { )

Wat veranderd?

Wat wordt het?

No.

Dat moet ccn vlinder

worden.
Dal kan ik niet zien.

Vlinder.
Fiets.

Een gedeelte van ccn
flels?

Heb U \'I omgeslagen, ik heb
hel niel gezien. (No. 1 weer
geloond.) Dal pluimpje er-
boven op.

Er is van achteren nog wal
bygckomcn.

-ocr page 192-

- •/

5

Nu een rond wieltje bijgeko-

men, kamrad.

6

Een groot wiel bijgekomen.

\'t Achterwiel.

7

j Voorwiel bijgekomen.

8

Trappers.

9

Dat heb ik zoo gauw niel ge-

zien. (8 weer getoond.) Het

zadel.

10

Ketting is er in gekomen.

Reeksen.

Dagen van de week? -f (2 4/5").

En terug? Z., Z., V., D., W., D., M., Z. (9").

12—18 Sept. Reconvalescentie schijnt ongestoord. Geen experimen-
teel onderzoek. Nachtrust goed. 17 Sept. naar andere zaal verplaatst.
[Ongeveer een maand later vertelt patiënt mij, dat hij van zijn vrouw
gehoord heeft, dat hij aan p. XIV (die 17 Sept. ontslagen is) verteld had,
dat zijn vrouw bevallen zou cn wanneer ongeveer dat zou plaats heb-
ben. Van \'t heele verhaal is niets waar, maar hij herinnert zich wel
flauwtjes het gezegd te hebben, terwijl zijn medepatiënt aan zijn bed
stond (p. XIV is 15 Sept. voor het eerst opgestaan), \'t Moet even voor
diens ontslag geweest zijn. Hij begrijpt niet, hoe hij tot dat verhaal
kwam.]

No. 17. 18 Sept. Patiënt is nu veel levendiger. Hoewel herhaal-
delijk daarnaar gevraagd, zegt hij, dat het onderzoek hem volstrekt niet
hindert. Krijgt opdracht
50 zelfstandige naamwoorden tc noemen. Hij
weet, wat voor woorden dat zijn. De voorbeelden „huis, vrec.s,
paard,
blopm" worden genoemd zonder verdere definitie. Bij No. 15 moet ik
patiënt verzoeken iets langzamer tc spreken. Na No. 40 zegt hij, dat hij
cr al zooveel genoemd heeft en of hij „kast al gehad heeft.". De woor-
den waren:

Paard, koe, stier, huis, vlieg, mug, schallebijter, meikever, vlieg, nuig.
huis, paard, koe, mensch, beest, kast, bed, laken, deken, vloer, huis,
zuster, mensch, kat, paard, ficsch, pol, deken, tafel, bloemen,
bloempot,
mand, stoel, ledikant, bed, lamp, klok, deken, laken, raam, kast, paard,
hond, kat, klok, pot, kan, eieren, bier, dranken. (2\'2« 3/5").

P. wordt nu verzocht te noemen hel woord, dat hem invalt, wanneer
ik hem eerst een woord noem. Geef zelf eenige voorbeelden, zeg hem
<lat men op „paard" noemen kan: wagen, koe, staart, maar dat men niet
bepaald iets toepasselijks behoeft tc
noemen. Patiënt vraagt of l\'d
onderdeelen moeten zijn, wat ontkennend beantwoord wordt. Geef hcni
dan nog op zijn verzoek op „vrede" als voorbeeld oorlog.

-ocr page 193-

177

R. T.

R. T.

vrede

steen

steenen

4/5"

tafel

bed

4 4/5"

slaap

slapen

1

geluk

Pieter

3 1/5

geld

geld zegt U, zus-
ter, gelden

6

horloge

klok, uurwerk

1 3/5

liefde

liefhebben

2 1/5

bliksem

straal

1

jas

kleedingstuk

1 2/5

hand

zaken

1 2/5

genoegens

plezier hebben

1 2/5

kalmte

stille

1 2/5

hamer

hameren

2

boom

planten

2

belooning

belooningcn

1 4/5

domheid

geen gladheid

2

hout

boomen

8

schip

schipper

2 1/5

dans

dansen

1 2/5

rechtbank

vrede

3 1/5

hond

honden

1 2/5

huis

huis., lamp

36

diefstal

stelen

3

droefheid

treurigheid

2 1/5

stad

steden

1 3/5

licht

lichten

4

gezondheid

gezondheid. . .
wacht U op my?

plicht

zaken doen

kamer

kamer.. kamer

15

bloed

bloeden

4

looncel

tooneelspclcn

2

vreugde

plezier

3

zee

varen

2

vork

staal voorwerp

4 1/5

list

listen

schoonheid

mooi

1 2/5

bloem

bloemen

l

inkt

schryven

2

woede

kwaad zyn

2

bonger

honger

(nat min.)Avachl

glas

glazen

1 2/5

U op my (hon-

snelheid

vlugheid

1 2/5

ger) trek

harmonica

muziek

1

gebed

(verslond ge-

boek

boeken

1 2/5

kruik

bak)

droom

droomen

l 1/5

llesch

3

schaap.

schapen

1

vrees

vreezcn

1

Gcvrangd, welke dng hel is, zegt paticnl het niel le welen, misschien
Manndng (f).

Geert goed nnn, hoe dc bedden op dc andere zaal gcslaan hebben,
noeml daarbU Iwco namen van palicnlen, den derden duidl hij mei ccn
\'.«•Ie" nan.

Wie lag er over Jc? Dal moei ik eens prakkezec-

ren......niemand ( )

"nn 2 nieuwe medcpalicnlen kcnl hU dc namen niet, weel wel, dat
c een gauw onlslngcn wordl cn dal dc ander in de war is.

Sept. Pallenl wordl dagelijks door mU bezocht. Geen cxpcri-
nicnlccl onderzoek. Geen bUzondcrs.
N». 18. 25 Sept. Pnticnt ligt nog steeds weinig deelnemend cr by.

\' P\'^cekt zelden met de anderen. Groet my steeds by myn komst op
«aal.

12

-ocr page 194-

- •/

No. 19. 25 Sept.—I Oct. Nu en dan kort gesprek. Patiënt weet, dat
Dr. Q. hier in het ziekenhuis bij hem is geweest, zou hem gaarne nog-
eens bij zich hebben. Zegt, dat zijn doofheid hem hindert.

No. 20. 1—5 Ocl. Temperatuur is weer een paar dagen hooger.
Geen roseolae. Milt niet palpabel. Diazoreactie negatief. Patiënt voelt
zich niet ziek, zou best willen opzitten (op vraag). Is steeds goed ge-
orienteerd. Tijdens relaps is geen experimenteel onderzoek geschied.

No, 21—24. 5—16 Oct. Algemeene toestand wordt beter. Patiënt
gaat steeds meer belangstellen in omgeving.

No. 24. 16 Oct. Patiënt raag vandaag voor het eerst buiten bed
zitten. Zegt op vraag zich alles uit zijn ziekte best te kunnen herinneren,
behalve een paar dagen op die andere zaal. Gevraagd zijn heele ziekte
eens uitvoerig te vertellen, zegt hij aan zijn vrouw te hebben moeten
vragen, wat hij die laatste dagen thuis had gebruikt, omdat hij dat
vergeten was. Hij weet wel, dat hij in een rijtuig zat naar \'t ziekenhuis
en meent toen wat ongeduldig geweest te zijn. Ook de lift kan hij zich
nog wel herinneren, maar van zijn komst op de zaal en van het eerste
onderzoek zegt hij niets meer te weten. Wel herinnert hij zich nog een
gesprek uit die dagen over een pak kleeren, zooals dezer dagen toe-
vallig aan het licht kwam. \'t Bezoek van zijn zuster uit G. weet hij ook
nog. Hij herinnert zich, dat Dr. Q. tweemaal zijn ooren uitgespoten
heeft (-f) en dat hij er met een rond glas voorgezeten heeft met een
gaatje er in en dat Dr. Q, hem dadelijk herkende (-f). Vraagt, of dit
juist is. Weet niet meer, wie Dr. Q. geholpen heeft.

Plaatjes.

Patiënt herkent lamp bij No. 1, kerk bij No. 1 (1 2 5"), boom bij No. 3,
kanon bij No. 1 (1"), kruiwagen bij No. 1 (7"), schip bij No. 1 (1"),
molen bij No. 1 (11 5"), visch bij No. 1 (1"), gezicht bij No. 1, vlinder
bij No. 1, tram bij No. 5, fiets bij No. 1, pomp bij No. 2 (2"), lucht-
ballon bij No. 1 (1 2/5"), locomotief bij No. 1 (3").

Bij horloge No. 1 geeft hij als onderstelling, dat het een horloge kan
worden. Hij geeft aan meer gezien te hebben kanon, kruiwagen, vlin-
der, luchtballon, twijfelt bij fiels en pomp.

Noemt onderdeden met name bij kerk, kruiwagen, molen, tram, fiels,
pomp, luchtballon.

Geeft de verschillen vrij nauwkeurig aan, zoo bij No. 9 van fiets, bij
No. 5 van kerk, bij kruiwagen en bij pomp alle veranderingen, geefl
alleen bij No. 2 van kerk en bij kanon de verschillen onvolledig aan.
(Hel tweede deel is in No. 25 geloond, hel eerste deel in No. 24).

No. 25. 17 Oct. Optotijpi Leest hoofdletter-druk, die bij normalen
visus op D 0,8 cn op D 0,G gelezen wordt, zonder fouten, leest ook
gewonen druk D 0,5.

50 Substantiva. Noemt op verzoek nog eens zelfstandige naamwoorden
te noemen (zonder voorbeelden of toelichting) dc volgende:

Kachel, muur, kast, plank, bed, laken, stoel, klaas, paard, koe, ezel,
deken, laken, kaart, plank, lei, tafel, ketel, bock, pot, kan, pen, pen-
houder, liniaal, kachelpijp, sleutel, fiets, canapé, schilderij, tafellaken,

-ocr page 195-

- •/

koffiekan, kan, kleed, jas, pet, broek, boord, das, knoop, stoel, ladder, huis,
rad, wagen, rad, lamp, ketting, ballon, luchtballon, kraan. (Duur 2\'47").
Na de 39e „pant____broek heb ik al gehad."

Bij het volgende onderzoek valt „tafel" uit, omdat ik dit door ver-
zuim zelf tot voorbeeld gekozen had. Noemde „poot" en „mahoniehout".

n. T.

R. T.

vrede

rust

steen

steenen

3"

tafel

.....

slaap

slapeloosheid,
nee slapen

1 2/5

geluk

voorspoed

3"

geld

munt

3

horloge

wijzers, tijd

3 2/5

liefde

liefde-lijk

4 2/5

bliksem

lichtstraal

1 2/5

jas

klecdingstuk

4

hand

vingers

1 2/5

genoegens

plezier hebben

13

kalmte

stilte

2 1/5

hamer

timmeren

20

boom

bladeren

1

belooning

gift ontvangen

8

domheid

suf

5

hout

bosch

G

schip

mast

2

dans

danslust

2

rechtbank

rechter

5 3/5

hond

honden

3

huis

steenen

7

diefstal

stelen

1

droefheid

treurig

13

stad

steden

2 1/5

licht

daglicht

12

gezondheid

gezond zijn

10

plicht

plicht doen

7

kamer

woonvertrek

3

bloed

rood

2

tooneel

tooneclspel

2

vreugde

plezier

1 2/5

zee

stortzee

6

vork

punten

3 2/5

list

listig

2

schoonheid

mooi

2

bloem

bloemen

2

eend

vogel

2 1/5

woede

driftig zijn

7

honger

eetlust

4

glas

glazen

1 2/5

harmonica

muziek

1 2/5

snelheid

vlugheid

12

gebed

bidden

2 3/5

bock

leesboek

2 1/5

kruik

oliekruik

3

droom

droomen

2

vrees

bang

4

schaap

schaapherder

2 1/5

Slenwork C2 bewogen voor rechteroor. Geluid wordt 1ste maal tol
35 2 5" gehoord, 2c tijdsverloop 35"-53", 3c tijdsverloop 53"-59". Na 59"
Wordt geluid niel meer gehoord.
(Daarna wordl het 2c deel van „Plaatje.s" geloond).
lieeksen Maanden in gewone volgorde -f (3 1/5").
Maanden terug? D. N. O. S. A. Jl. Jn.\'Mei. Maart.

eerst April. Mrt. F. J. (17 1/5").
Dagen van dc week lerug? -f (7").

Gewoon 1 Z. .M. I). W. D. V. Z. Z. (1 (3 5").

ycnnenlgvuldigcn: 15 X 3 (13/5"), 13 X 8 (52/5"), 12 X 7 (315") 7x8
1/5"), 13 X 5 (3 25") alle zonder fout.

Stemvork C2 wordt voor linkeroor bewogen. Het geluid wordt Istc
»lanl tot 43" gehoord, 2e tüd.sverloop 43"-60". Nn GO" wordl geluld
1\'cl meer gehoord.

-ocr page 196-

- •/

No. 26. 21 Ocfober. Hersteld ontslagen. Nervi radiales zijn druk-
gevoelig.

No. 87. 8 Dcc. Patiënt komt mij (volgens mijn verzoek) nogeens
bezoeken. Hij maakt het goed, vindt zichzelf nog wat vergeetachtig,
weet soms van kort geleden gebeurtenissen niet, wanneer ze voorge-
vallen zijn. Op het bureau was hem alles eerst vreemd, „ik wist van
geen maand". Heeft nooit iets bemerkt van defecten in zijn geheugen.
Lezen kan hij nog niet lang volhouden, omdat het hem teveel inspant,
meent den inhoud wel evengoed te begrijpen.

Associatie-onderzoek: wordt nog eens herhaald.

Bij opdracht om 50 zelfstandige naamwoorden te noemen wordt
geenerlei toelichting gegeven. Patiënt noemt de volgende:

Tafel, stoel, boek, canapé, jas, pel, boord, das, hand, hoofd, vinger,
manchet, knoop, das, kom, muur, stoel, canapé, lessenaar, kachel,
schilderij, deur, portret, handschoen, schoen, kleed, lamp, vogel. Piet,
klok, gordijn, huis, muur, trap, boord, haar, knoop, broek, potlood,
pen, penhouder, horloge, papier, inkt, flesch, kop, wandelstok, paard,
ezel, geit. (Duur 2\' 50 3/5").

Bij het volgend onderzoek wordt geenerlei inleiding gegeven.

n. t.

n. t.

vrede

vreedzaam of

steen

muur

4 1/5"

zoo iets

4"

slaap

slapen

2 1/5

tafel

poot

2

geld

munt

2 4/5

geluk

vooruitgang

3

liefde

liefkozen

3 1/5

horloge

wijzer

1 4/5

jas

kleedingsluk

2 3/5

bliksem

lichtstraal

2

genoegens

plezier

7 1/5

hand

vingers

1 2/5

hamer

steel

2 3/5

kalmte

bedaard

2 3/5

belooning

geld

3 4/5

boom

bladeren

1 3/5

hout

vloer

2 4/5

domheid

achterlijk

4

dans

dansen

2 1/5

schip

mast

1

hond

pooten

1 3/5

rechtbank

rechter

2 1/5

diefstal

stelen

1 2/5

huis

dak

3 4/5

stad

huizen

4

droefheid

treurig

6

gezondheid

gezondheid zijn

licht

lamp

3

gezond zijn

3 2/5

plicht

plichtsverzuim

13 1/5

kamer

ruimte

3 4/5

bloed

rood

2

tooneel

tooneclspel

1 4/5

vreugde

dartel

1 4/5

zee

water

1 4/5

vork

punten

2 1/5

list

ILstig

2

.schoonheid

mooi

1 4/5

bloem

bloemen

1 3/5

eend

vleugels

2 4/5

woede

twist

3 3/5

honger

eetlust

3 4 5

glas

kristal

3 4/5

harmonica

muziek

1 3/5

snelheid

vlugheid

2

gebed

bidden

1 2/5

boek

papier

3 4/5

kruik

een flcsch

12 3/5

droom

droomcn

2

vrees

bang

1 3/5

schaap

schapen

2 1/5

-ocr page 197-

Ziektegeschiedenis van p. XVIII.

(Geen eigen waarneming.)

io

39
38
37
36
35

/

Nu ,

A

/

r

V

V \'

A

J

P. XVIII. vrl. 41 jaar. Gegevens omtrent lierediteit ontbreken.

No. 1. ÏO April 1006 is p. opgenomen. P. is reeds eenigen tyd moe,
voelt zich niet goed. Laatste 14 dagen is dit toegenomen. Had last van
hoordpijn. Sinds tien dagen bedlegerig. Heeft eens gebraakt, tweemaal
uit neus gebloed en bad pyn in hel lijf, dilTuus. Ontlasting frequent.
Hoest. Geefl niet op.

Vroeger steeds gezond. Gehuwd. Twee kinderen,

Slafns pracscns (Sted. Afd.). Prikkelbaar vrouwtje. Compos. Verariuings-
ideeen. Pols regulair, niet parvus, dikroot. Tong be.slagen, vochtig,
niel typisch.

Gland, submax. gezwollen. Pupillen L. > H. Thorax links minder
gewelfd, minder bewegend. Hoest. Sputum is bruin. Abdomen niet
opgezet. Geen roseolae. Milt dubieus. Geen defense. Eenige drukge-
voeligheid links onder ribboog. Urineert niel. llellexen niel verhoogd.
Cor-dofhcid links lot aan papillairlijn. Geen demping op sternum.
Cortonen zwak, zuiver.

Diazorenctie 4-, Reactie van Pieker .

No. SJ. 11 April. P. wordl in den middag zeer onrustig, wild. Heefl
suicldgedachten. Grijpt met beide handen naar slrotlenhoofd, wordl
cyanotisch. Sugillalies oan den hals. Suicidpoging herhaald door
strangulatie met zakdoek. 11^1 zich o|) dc long. Wil bed uil. In den
«vond wordt p. kalmer. Geen amnesie voor hel gebeurde, \'s Nachts is
!>• rusllg.

No. :i. ƒ2 April Compos en rustig. Hraakt, heeft overigens geen
•klachten. 0|) rug zijn nu roseoloc.

Gedurende den ovond neemt beweeglijkheid loc. Wordt rustiger na
nyoscinc-injeclic.

-ocr page 198-

- •/

Onderzoek van prof. H. (vergezeld
Gisteren angstig geweest?
Waarom?

Wat heb je gedaan? Weet je
dat?

Hoe aan angstige ideeën gekomen ?
Hoe ertoe gekomen?

Angstige dingen gezien of ge-
hoord?
Wat gezien?

Angstige dingen of mooie dingen?
Ook mooie dingen gezien?
Ook dingen gehoord?

Heb je dat gehoord?

Haren weggeweest?

Hoe lang hier?

Welken dag gekomen?

Welken dag gekomen?

Welke dag was dat?

Wat is het nu?

Mij al meer gezien hier?

Waar mij gezien?

Heb je Zondag nog rondgeloopen?

Waar was je toen zelf, toen je

mij zag?
Hoe heet ik (Prof. H.)?
Hoe?

. Hoe heet ik?

Die meer gezien. (Dr. v. d. T.)?

Waar?

Waar laatst?

Hoe heet hij?

Wat doet hij ?

Wie is dat (Dr. P.)?

Meer gezien?

Hoe kom je op diners?

Al uit bed geweest, vandaag?

Lig je altijd?

Hoe lang ziek in \'t geheel?
Ik dacht, dat je thuis al een paar

dagen op bed lag?
Wat voor een huis hier?

van Dr. P. en Dr. v. d. T.).

Verschrikkelijk.

Om de kinderen, dat die alleen
op de wereld zouden staan,
als ik weg was.

Ja, maar dat zal wel weer beter
worden.

Weet niet.

Als ik voor de kinderen den kost
niet kan verdienen, wat dan?

Allerlei visioenen in de verte.

Zoo wonder vreemd.
(Schudt neen). Allemaal akelig.
Dat niet. Mijn haren heb ik

teruggekregen.
Nee, in mijn idee.
Dat dacht ik.
Den 5en dag.

.....Mijn kinderen.....wat?

5 dagen geleden.
Maandagmiddag.
Vrijdag (-f).
Ja, Zondag.
Voorbij \'t spoor.

Bethelemkerkje.

Ja.

Dokter.

Chirurgijn-dokter.
Ja.

Aan tafel bij familie.
De familie dc Bolle van Jan

Verdcur.
Dat weet ik niel.
Weet ik niet.
Weet niet.
Ja, op diners.

Neen.

Van verleden week af.
Een dag of vijf.
Ja 1 dagen.

Ziekenhuis.

-ocr page 199-

183

Plaatjes.

No.

Wat is het?

Wat veranderd?

Kerk.

1

Gaatje, bandje, soort

kerkje.

2

Lijkt wel toren van Korten-

hoef. Spits puntje.

3

Neen.

4

Zelfde.

5

Anders. Ander gebouwtje.

Soort kerkje.

6

Dat langs kerkhof gaat.

7

Klok, huisje, soort maan met

oogen erin.

8

Katholiek zeker met kruisen

erop. Dames van Zondags-

school zijn hier geweest.

Kinderen paaschcicren ge-

bracht { ).

Den.

1

Den.

2

3, 6, 9, 12 steken gekregen.

3

Indische vijgenboom. Vijgen-

dalcnboom (vraag herhaald).

Niets anders dan al die tak-

jes. Die punten z^n wat krom.

Kanon.

1

Wat leclijk ding! Ding

om op te blazen.

2

Kanon.

3

Vliegend ding van abattoir.

Kruiwagen.

1

Kruiwagen.

2

Hooge poot eronder, waar jon-

gens op gaan zitten.

3

Is holle krooie, waar al goed

kan inwerpen voor wasch.

4

Dubbel wiel.

5

Kruiwagen loopt nu door zand,

door mulle zand. En slaat

wat schuiner.

Schip.

1

Blokschaaf.

2

Trekmcs.

Kan niet zeggen.

3

Schip.

Watje zoo heel ver hecnstuurl.

(vraag herhaald) .

4

Slede.

NicLs.

-ocr page 200-

- •/

Schip.

Molen.

Hetzelfde.

Dat is een monument
voor een graf van een
dominé.

Groote water aan Dordt.

Molen.

Vlag, mast en roer. Van die
platte dingen opzij, voor
stoomboot, waar Fop Smit
altijd zoo bang voor is.

Groote roer achteraan. (Wijst
zeil).

Noord-Hollandsche boerin.

Zerk, zooals er een is wegge-
haald in ouderwetsche kerk.

Dat hoort thuis in Leerdam,
aan Linge, waar zooveel wa-
ter is, waar je van die draai-
dingen hebt en schaapjes cn
kleine voetjes, daar krijg je
dc eieren voor niks, die val-
len uit den hemel, mijn man
doet niet veel van muziek.

Dat hokje en ccn poortje er-
onder.

Onderaan met ccn zijvlcrk.

Molen met wieken.
Onderste ding. Draai een beetje
om. Voorspelt slecht weer
(wijst op deur).

Visch.

Snoek.

Zijn kop.
Oog erin.

Met aardappels bovenop

aan zijn staart.
O, die is verwond aan zijn buik,
daar is zeker een schroef-
boot langs gekomen.

Patient gaf op vragen prompt antwoord, wal langzaam. Eenmaal in
beweging gezet, gaat het beter. Aanvankelijk bedroefd, lacht p. later
zelfs nu en dan.

Zuster deelt mee, dat p. ± een uur na onderzoek gezegd had op
vraag van zuster (heb jc wat moois gezien?): ja fotograllcÊn van ken-
nissen, die ik vroeger aan een diner ontmoet heb, toen ik in
betrekking
was. Ze noemde ook dc namen der fotografieën.

Xo. 4. J3 April. Patient was gisterenavond tot half elf zeer on-
rustig, wilde steeds haar bed uit en ijlde; kreeg injectie, waarna ze
kalmeerde. Sliep rustig totllVaU. Daarna rustig gebleven. Dronk weinig,
transpireerde veel. Urineerde gehcelen nacht eens.

en

-ocr page 201-

- •/

Patiënt ziet er vroolijk uit, zuster geeft haar wat ijs in den mond,
patiënt lacht haar vriendelijk toe. \'s Middags zijn buurvrouw en een
paar familieleden op bezoek geweest. Patiënt heefl zich met hen onder-
houden. Een der bezoeksters ging weg, zeggende terug le zullen komen,
kwam niet terug. Een kwartier later zeide patiente legen zuster „dat is
ook wal moois, die zei terug te zullen komen en ze komt niel terug."
Ze heeft twee brieven van haar kinderen ontvangen, die haar zijn voor-
gelezen.

Hoe gaal hel er nu mee?

Mij meer gezien (Dr. P.)?
Wie is cr gisteren bij je ge-
weest?

Is er gisteren iemand bij

geweest?
Wal gisteren gedaan?
Heelen dag op bed geweest?
Ik dacht, dat jc gisteren in den

tuin was geweest?
Mij daar gezien?
Hebben daar niet twee heeren

gezeten bij je?
Weel jc van dal boekje, dal jc

gezien hebl?
Heb jc fotografieën gezien?
Wie zijn straks bij je geweest?
Wie zijn straks bij jc geweest

op bezoek?
Wlc waren die juffrouwen?
Heb je brieven gekregen?
Heb je brieven gekregen van je
kind?

Zijn die brieven niel voorgelezen?

Hoe lang hier?

Wal voor huis hier?

Wal soort huis?

Wal voor kamer?

Hoe heel huis hier?
Wal zou Ik zijn?
Wal denk jc?

Wie is dal? (Zuster).
Wal soort juffrouw?
Wat roep jc als jc haar hebben

moet?
Zijn cr hier zusters?

Goed, maar ik kan nu niet pra-
ten (wijst op haar mond).
Neen (onjuist).
Dat weel ik niet.

Niks.

Ja.

Ja.

Nee.
Neen.

Nee, jullie foppen mc.
Weel niet.
Weet niet.

Weet niet.

Neen.

Neen.

Neen.

Vijftien dagen.
Weel niel.
Op ccn kamer.

Met papier behangen cn wil

plafond.
Heel mooi.
Weel ik niet.

Ik kan heel niet denken, anders

zou ik hel zeggen.
Juffrouw.

Mcl oogen cn ooren.
Kom eens hier.

Weel Ik niet.

je Neen, niemand.

-ocr page 202-

- •/

Wat zouden al die menschen hier Weet ik niet.

doen?
Ben je ziek?

Menschen die ziek zijn, waar

naar toe?
Is hier Duitschland?
Ken je zuster N?
Hoe ziet ze er uit? (Nachtzuster) Met zwart kapje op.
Plaatjes.

Ja, mijnheer.
Naar Duitschland.

Ja.
Ja.

No.

Wat is het?

Wat veranderd?

Fiets.

1

Lantaarn.

2

Zwart ding met een hoekje.

Niks veranderd. Zoo\'n

puntig voorwerpje.

3

Op een tuinstoel.

Niks veranderd.

4

Een ding met een wieltje en

een oogje er boven.

5

Een fiets.

6

Een dubbele fiets

Niemendal.

7

Weer een dubbele fiets met

knopjes er op.

8

Dubbele fiets met twee knopjes.

Zadeltje.

9

Dubbele flets met stang er

boven uit en de eene punt

gaat naar beneden.

Kerk.

1

Kerktoren.

(Meer gezien). Jawel.

(Wanneer). Verleden

week.

2

Weet ik niet.

Een hoog voorwerp met

zoo\'n ding erachterdat

zoo\'n beetje afschuint.

3

Een muizending.

Niks.

4

Een vuurtoren metspits raamp-

je er achter cn beneden onder

langs

5

Drie kanonschoten.

Niks. (Zelfde als vorige).

Nee. (W .V.) Niks.

6

Drie kleine hokjes met schuin

afdak cn deur van voren.

(Hoe heet dat). Weet ik niet.

7

Weet niet.

Van onder schuin raam,

van boven klok.

8

Vier kleine hokjes en twee

kruisjes er boven op. (Meer

gezien?) Neen.

-ocr page 203-

- •/

Welk jaar?
1906?

Het is 1906.
Welke maand?
Augustus?

Wanneer is goede Vrijdag?
Wanneer is bezoekdag?
Ben je moe?
Angstig ook?
Waarvoor?

Voor je kinderen wordt gezorgd!
Dan nog angstig?
Wat ben ik?
Ik ben Dr. P.
Ben ik Dr. S.?
Is die hier geweest?
Wanneer?
Wat ben ik?
Dokter?
Dominé?
Ik ben dokterl
Na een halve minuut weet p. niet,

Weet ik niet.

Dat U weet, wat een zes boort.

Dat weet ik.

Neen, dat weet ik niet.

Nog niet.

Vandaag.

Weet ik niet, neen.

Vreeselijk.

Ja.

Ja, dat mijn kinderen niet goed

verzorgd worden.
Ja.

Ja, dan wil ik het niet meer zijn.
Weet niet.

Zoo, ik zal U onthouden.

Neen.

Ja ( ).

Van morgen ( ).

Niks.

Neen.

Ja, dominé.

Dat hebt U me verteld,
wat arts hier is.

No. 5. U April. Heden minder goed. Wat angstig. Meer somnolent.
Pols soms inaequaal en frequent.

Zuster vertelt, dat toen arts gisteren weg was, patient gezegd had:
„het is zoo heerlijk geweest, de Paus is hier geweest".

Mij meer gezien?

Wanneer?

Wal ben ik?

Wat doe ik hier?

Wanneer gisteren bij je geweest?

\'s Morgens of \'s avonds?

Was ik toen alleen?

Weet je dot zeker?

Wol heb ik jc toen gevraagd?

Heb ik jc nog wat laten zien?

Wal don?

Wanneer heb jc bezoek gehad?

Weel gc van die 2 brieven?
Van wie waren die brieven?
Heb jc dien brief zelf gelezen?
Hoe long hier?

Weet jc, hoe lang jc ziek bent?

Ja.

Gisteren.

Uoomsch-Kalholiek.
Weel ik niet.
Weel niet.
\'s Avonds.
Ja.

Jowel.

Weel ik niet.
Ja.

Weel ik niel meer.

(P. vertrekt \'t geheele gelaat tol

denken). Weet ik niel.
Jawel.

Weel ik niet.
(Hooit schouders op).
(Schudt ontkennend).
(P. klopt plotseling mcl wijs-
vinger op hond van arts).

-ocr page 204-

- •/

Waarom doe je dat? Anders weet een ander niet, als

je niet met vingers, dan weet
een ander niet, dat ik dat
moest weten.

Ben je nog zoo angstig? (Schudt van neen).

Ben je nog zoo angstig (harder)? Ja.
Zegt geen stemmen te hooren, vreemde dingen te zien of akelige
gedachten te hebben.

Mij ook gezien? (Dr. v. d. T.) (Schudt )

Wanneer? ......

(Plaatjesboek) Meer gezien? Ja, tweemaal (-f)

Wat staat erop geteekend? Weet niet.

Een paard? Weet niet.

Een hond? Weet niet.

Kerk? Kerk kan ik niet.

P. ziet er levendig uit, beweegt zich snel in bed. Op vraag zegt patiënt
angstig te zijn. Van angstig affect is evenwel niets te bemerken, patiënt
ziet er eerder opgewekt uit.

Weet je nu, wat voor huis hier? Weet er niks van.
Is het de kerk? Ja.

Een kerk met bedstee? Neen.

En je zegt, \'t is ccn kerk. Nee, dat zeg ik niet.

(Paticnt is 4 min. tevoren onderzocht door Dr. v. D., die buik pal-
peerde en ausculteerde).

Is er zooeven een mijnheer hier

geweest? Nee.

Ben je niet onderzocht? Nee.

Was het een dokter? Nee.

Was het een pastoor? Nee.

Wie is dat? (Dr. v, D.) P. staart recht voor zich uit. Na

telkens herhalen, kijkt p. als
uit droom ontwakend, naar
arts.

Wie is dat? Dr. Smits.

No. 6. 15 April. Sliep \'s nachts zeer onrustig. Sprak niet. Maakte
haar wenschen door gebaren kenbaar. Gehcelen nacht onzindelijk.
Pols slecht (kamfcr-injectics vanaf 15 April).

Volgens zuster heeft patiënt gezegd, dat ze arm zou worden, want
dat haar huizen verzakten, dat zij daardoor van haar kapitaal zou ge-
bruiken cn achteruitgaan.
Toestand laat psychisch onderzoek niet toe.

No. 7. 16 April. Toestand dezelfde. Pols slecht. Niet onzindelijk,

No. 8. 17 April. Heelen nacht geijld, sprak voortdurend hardop,
waarbij telkens angstig .schreeuwend en grimassend. Pols 116—136.

\'s Middags. P. ligt met angstig gelaat cn opengesperde oogen In bed.
Als assistent aan bed komt en haar toeknikt: „O, nee, doktertje, dnt

-ocr page 205-

- •/

kan niet." Maakt een angstige afweerbeweging en vaart in bed terug.
Niet tot spreken te brengen. Op meest indifTerenten prikkel angstuitingen
„O, nee, dat mag niet gebeuren", „O, dat kan niet", „Och!" In beide
bovenste extremiteiten (vingers vooral) kleine snelle flexies.
No. 9. 18 April. Toestand gaat achteruit. Onderzoek onmogelijk.
No. 10. 19 xipril. P. succombcert.

Obductie wijst uit; typhus abdominalis aan het eind van de tweede
week.

-ocr page 206-

Ziektegeschiedenis van p. XX.

41
40
39
38
37
36
35

r\\

f

\\i

V

r\',

h

r

]

/i

V

y

1
1

1

J

ï

y

9 10

(Na 9 Oct. koortsvrij)

P. XX. vrJ. 16 jaar, dienstbode.

Volgens inlichtingen van Dr. B. zouden in de familie geen psychische
afwijkingen bestaan. Ook de anamnese van patiente zou niets bijzonders
opleveren.

No. 1. 24 Sepl. 1908. Voor veertien dagen is patiente ziek geworden.
Was hangerig, moe. Zweette veel \'s nachts. Voor acht dagen is zij bed-
legerig geworden. Had geen hoofdpijn, geen neusbloeding. Sliep goed.
Voor drie maanden had zij reeds klachten over pijn in den rug, moe-
heid en hoestte zc.

Status praesens: Apathisch mci.sje. Pols 101, regelmatig, weck, dicroot.
Tong beslagen met rooden rand cn punt. Pupillen gelijk, rcagcerend.
Gele handpalmen en voetzolen. Hoseola op buik en horst. Corgrens
n.b. 3c rib, onderrand linker papillairlijn, rechts linker sternumrand.
1ste Toon aan punt onzuiver. 2c Puim. > 2e Aorta-toon. Pulmones:
onderrand papillairlijn zesde intercostaalruimte. Linker top iels ge-
dempt. Overal piepen en snorren over beide longen. Achter: rechter
top minder klinkend dan linker top. Ook achter overal piepen en
snorren. Abdomen: Lien palpabel, buik matig opgezet, normaal pcr-
cussiegeluid.

Urine bevat geen eiwit, diazoreactic negatief. Reactie van Ficker
negatief.

No. 2, 25 Sept. Vaak wakker. Steunde nu en dan in haar slaap.

Psychisch onderzoek 3 u. n.m.

Paticnt maakt een vrij levcndigcn indruk, volgt het gesprek zonder
moeite, geeft vrij omstandige inlichtingen omtrent haar anamnese, geeft
goed aan, waar zc in betrekking is, zegl dal zc den laatsten tijd
zoo\'n

-ocr page 207-

- •/

drukkend gevoel in haar hoofd had, ze meent zich gestooten te heb-
ben. Zegt dat dit gevoel nu niet zoo erg meer is. Zegt, dat men haar
verteld heeft, dat ze typhus heeft.

Hoe lang ben je hier? Eer.....gisteren, gisteren ben

ik pas gekomen, dokter.

Hadden we elkaar meer gezien? Neen, dokter.
(Gisteren tijdens onderzoek
met Dr. B. staan praten).

Wie hebben je gisteren onder-
zocht?

Zoo\'n andere dokter, die was
temee ook even hier.

OptotypL Patiënt zegl die kleinste lettertjes (D = 0,5) onmogelijk te
kunnen lezen, ook op herhaaldelijk aandringen. Ze heeft wel nooit een
bril gedragen, maar ze is toch altijd zwak van gezicht geweest.

Plaatjes.

Wat zou dal zijn?

Wal veranderd?

No.

Een toren (R. T. zeer kort),

Kerk.

Een palm (R. T. zeer korl).

Een man (12 1,5").
Nog een man (2 2/5 ).

____(Je ziel toch wel, dal

hel geen man is.)......

(Gaat huilen).

Boom.

Kanon.

Een streepje onder. (Wijst
grondIijn>.

Streep hebt U er midden-
door getrokken, dokter.

Die strepen zijn meer naar
elkaar toe getrokken.

Er staan drie dingetjes in.

Heb U leekeningeljes van
gemaakt en vanonder ook
dingen geteekend.

ü hebt in den loren ook
wal geteekend.

U hebt kruisjes erboven
opgezet.

Er zyn slaven aangekomen,
punten.

Een heele hoop van die
dingen.

Een cirkel heeft hü bü hem,
daar heeft-ie iels inge-
teckend, ccn onkcr.

Nu is hel heelemaal dicht.

-ocr page 208-

- •/

Kruiwagen. 1 ............(Kan je het niet zien ?) Neen,

dokter.
Dat die haakjes erbij ge-
komen zijn.

3 Een kruiwagen [2 25").

4 Twee wielen zijn er.

5 In het wiel hebt ü allemaal

van die dingen gedaan.

Zal vlinder (aangewezen op briefkaart) tot morgen onthouden.

No. 3. 26 Sept. Was voor middernacht erg woelig, na middernacht
minder woelig, sprak nu en dan in haar slaap cn liet angstige geluiden
hooren.

Onderzoek 2 u. n.m.

Groet vrij levendig. Zegt nogal erge pijn in den buik tc hebben.

Vlinder. Wordt haar tusschen twaalf andere getoond, ze wijst een
verkeerden aan (zelfde grootte, andere kleur), schijnt dien van den vorigen
dag niet te herkennen, als deze gewezen wordt.

Stemvork C2 voor rechteroor heen en weer bewogen wordt eerste
maal tot 341,5" gehoord. Tweede tijdsverloop 341,5"—56". Na 56" wordt
het geluid niet meer gehoord.

Plaatjes.

Nu weet ik het nog niet.

Wat veranderd?

Wat wordt dat?

No.

Een kruiwagen (62/5").
Nog een kruiwagen.

Een scheepje.

Schip.

Er is zoo\'n schuin hoekje in-
gekomen.

Een streepje bovenop en die
streep is van onder langer.

Die twee schuine haakjes.
(Wijst boegspriet en grondlijn
rechts).

Er Is een zeil bovenop hel
schip gekomen.

Dubbele zeilen, dokter.

Ik weet het niet (20").
Ik weet het niet.
Ik weet het niet (15").
Een vlinder!

Vlinder.

Nog een .slak.

-f

Een haakje bijgekomen.
Nog een haakje bijgekomen.
Nu Is hel ccn slak geworden,
dokter.

Twee van die puntjes zijn cr
aan gekomen.

-ocr page 209-

193

Reeksen.

1—20 (61/5"), in omgekeerde volgorde (92,5").

Vermenigvuldigen.

13 X 5 65 (1 2/5").

12 x 7 12 X 7 94 (51/5")... 84!

17 X 4 72 (6 2,5 \').

15 X 3 45 (2").

Nog een moeilijke 13 x 8 104 (14").

27 Sept. Toestand dezelfde. Geen experimenteel onderzoek.

No. 4. 25 Sept. Was vaak wakker, rustig, wel geslapen.

Zuster zegt, dat patiënt erg gauw vermoeit. Ze kan b.v. haar drink-
napje niet achter elkaar uitdrinken.

Onderzoek 4 u. n.m.

Hoe lang ben jc nu hier ? Hier, vier dagen, geloof ik.

Wat voor dag vandaag? 

Voel je jc nu eigenlijk ziek? Nee, dokter, ik weet zelf niet,

wat ik cr van zeggen moet.

Weerplaaljes.

Wat denk je, dat dit is? Een mijnheer met een parapluie

en een hondje.

Wat staat er boven? 

Wat zou het zijn? Regen, dokter.

(Hitte). Wat zou dit zijn? Ik zie het niet goed.

Neem hel eens in jc hand? Mooi weer. Ze gaan zwemmen.

Associatie-onderzoek. Patiënt krijgt opdracht eens vijftig van die
woorden te noemen, zooals: het paard, dc bloem, het huis, dc vrees.
Na No. 5 zegl ze er niet meer tc weten. Er wordl haar nu gevraagd,
of ze wel eens van zelfstandige naamwoorden gehoord heeft. Hcvestigt
dit. Vraagt dan: „Wat moet ik nu doen?" Gaat dan verder op aansporing
om nog een paar te noemen. Na No. 7 en na No. 16: „dat heb ik al
gehad". Nn No. 19 wordl haar gezegd, dat het geen zinnetjes behoeven
tc zijn en de voorbeelden nog eens genoemd (het paard, de bloem, het
huis, dc vrees, wal jc maar te binnen schiet.) Na No. 36 wordl haar
gezegd, <lat het wel andere dingen als dieren mogen zijn, waarop ze
vraagt, of „kast" ook goed is.

Nu en dan wordt haar gevraagd, of ze moe wordl. Patiënt ontkent
dit cn zegt nn alloop niet cr door vermoeid te zijn.

1. het i)aar(l, 2. het huis, 3. het beest, 4. het mei.sjc, 5. het regent,

de jongen, 7. het mei.sjc, 8. de regenton, 9. de vuile jongen, 10. het
vieze kind, II. het dwarrelend meisje, 12. dc stoute jongen, 13. dc zoete
jongen, 14. de stoep is nat, 15. de pet is nat, 10. het regent, 17. dc zon
schijnt, 18. de jongen is ondeugend, 19. het glas is vol (0), 20. de koe,
21. de o.s, 22. de ezel, 23. het .schaap, 24. het varken, het schaap,
26. dc poes, 27. dc hond, 28. dc vlcermui.s, 29. de vlieg, 30. dc spin,
31. de bij, 32. dc olifant, 33. de leeuwerik, 31. de meikever, 35. de slak,
(9 ) 36. de os, 37. de kast, 38. dc tafel, 39. de stoel, 40. dc tafel, 41. dc

12

-ocr page 210-

- •/

gang, 42. de trap, 43. de klok, 44. de lamp, 45. de kraan, 46. het ledikant,
47. de deken, 48. het kleed, 49. de stoof, 50. het kopje. Duur 10\'40 3,5\'.

Reeksen.

Maanden in gewone volgorde. -f (5 2/5\'j.

En terug? D. N. O. S. A. Juli, Juli, Juni,

April, Mei, Maart, Febr., Jan.
(26").

No. 5. 29 Sept. Woelde erg, was gedurig wakker, sprak in haar slaap.

Dr. B. teekent aan: Temperatuur blijft continu hoog. Milt niet te
voelen. Steeds nieuwe roseolae. Patiënt delireert niet. Zeer apathisch.
Hier en daar over beide pulmones haardjes met vochtig klinkende en
crepiteerende rhonchi.

Onderzoek 3 u. n.m. Patiënt spreekt alleen met fluisterstem.

Geeft het bezoek (van drie personen) goed aan.

P/aat I uit „Het eerste Boek" 3\' getoond met omschrijving van bedoe-
ling van het onderzoek. Voorwerpen niet genoemd.

(De plaat stelt voor: Ic. Een bruine haarborstel, zonder touwtje om
de steel, 2e. Een groene luchtballon met vrij eindigenden draad. Geen
achtergrond, 3e. Een bruine haarkam, 4c. Een rammelaar met wit
beenen ring cn fluitje. Rose koord cr om gewonden met kwastje. Grond
wel aangegeven. Geen kussen, 5c. Twee blauwe kindersloljes, blauw
gevoerd met peluchen balletjes. Aan het één knoopje te zien. 6e. Klosje
groen garen, zonder inkerving, zonder etiquette, zonder nummer. Ge-
deeltelijk afgewonden).

Patiënt vertelt: Een kam, een bruine. Een haarborstel, ook een bruine,
\'t Haar was wit (-{-) maar bovenop is bruin. En zoo\'n ding, daar zc
lucht in doen en een klein stukje band eraan en een paar blauwe
slofjes, de een zit slordig, \'t klepje maar zoo ingestopt (-f) en \'t andere
hangt er buiten (-f) en een rammelaar (weet jc daarvan wat te ver-
tellen?) daar hangen bandjes allemaal omheen. Een klosje garen, dat
een eindje afgerold is, anders niet. (Weet je er niets meer van te
vertellen?} Neen. (Duur 1*58\').

Vragenlijst: 1. (Was cr een schoentje). Een pantofTeltje. (2. Waren cr
meer schoentjes). Nog een. (3. Was \'t een schoen voor man, vrouw of
kind). Voor een heel kleinkind. (4. Zaten er strikken op). Neen. (5. Welke
kleur hadden zc van buiten). Blauw. (6. Welke kleur hadden ze van
binnen). Niet opgelet. (7. Zaten cr knoopen aan). Ja. (8. Hoeveel knoopcn
zaten eraan). Aan lederen pantoffel een. (9. Was er een ballon). Ja.
(10. Was de ballon rood). Dat kon jc niet zien. (11. Wat voor kleur
had de ballon). Dat weet ik niet (12. Zat de ballon aan een touw).
Ja. (13. Zat dat touw aan een stok). Neen. (14. Waaraan werd het
touw vastgehouden). Hij ging do lucht in. (15. Wns cr een lucht om
den ballon te zien). Heb ik niet opgelet. (16. Was er een fleschje). Neen.
(18. Was cr een pijp). Neen. (22. Was er een haarborstel). Ja. (23. Welke
kleur had de borstel). Bruin. (23a. Zat er een touwtje om de steel van
den borstel). Neen. (24. Was er een garenklosje). Ja. (25. Welk nummer
stond cr op het klosje). Dat weet ik niet. (26. Was cr een nummer).

-ocr page 211-

195

Heb ik niet opgelet. (27. Was er een etiquette). Niet opgelet. (28. Welke
kleur had het garen). Groen. (29. Was de draad opgewonden^. Een
eindje afgewonden. (30. Was de inkerving in \'t klosje rechts of links).

......(Dat is dat sneedje, dat je in \'t hout geeft om den draad vast

te houden). Rechts. (31. Was er een inkerving). Heb ik niet opgelet.
(32. Was er een kam». Ja. (33. W^as het een stofkam). Neen. (34. Welke
kleur had de kam). Bruin. (35. Zaten er steentjes in de ring). Er was
geen ring. (37. Was er een tandenborstel). Neen. (40. Was er een ram-
melaar). Ja. (41. Zat er een ring aan). Neen. (43. Welke kleur had het
koordi. Blauwachtig. (44. Zat er een koord aan). Ja. (45. Zat er een
kwastje aan). Ja. (46. Zat er een fluitje aan). Neen. (47. Lag de ramme-
laar op een kussen). Neen. (Duur 6\'5").

No. 30 Scpi. Patiënt heeft rustiger en beter geslapen, woelde in
\'t geheel niet, had geen klachten.

Volgens mededeeling van zuster was patiënt vanmorgen een beetje in
de war, ze vertelde een gekookt ei gehad te hebben, zeide het zeker te
weten, voegde cr aan toe, dat de zuster haar nog gevraagd had: „wat
vvil jc liever hebben, een gekookt ei of ccn geklopt ei\'?"

Onderzoek ^ u. n.m.

Bij mijn bezoek is patiënt gewoon, levert geheel hetzelfde beeld als
de vorige dagen.

Hoe is het ermee? \'tSchikt nogal, dokter.

Welke dag vandaag? -t-

Wcet je den datum? Neen, dokter.

Plaatjes.

No.

Wat wordt het?

Wat veranderd?

Vlinder.

1

Ik weel hel niet.

2

Ik weel hel niel.

(Meer gezien?) Ik geloof hel

niel.

3

Een vlinder (10\').

(Meer gezien?) Nu geloof ik

hel wel.

4

Er is een haakje bijgekomen.

5

Nog een haakje bijgekomen.

0

Nu is hel een slak geworden.

7

Nog ccn slak met twee

punten.

Luchtballon

1

Een peer (4 3/5"j.

2

Een netje (10\').

3

Een luchtballon (5\'}.

4

Er Is vanonder wat bygekomcn.

5

Er is zoo\'n haakje bijgekomen.

1

6

Twee van die haakjes cn van

1
1

onder ccn anker.

13*

-ocr page 212-

- •/

Associatie-onderzoek. Aan patiënt wordt gezegd, dat haar een woord
genoemd zal worden, waarop ze het eerste woord noemen moet, wat
haar invalt. Na horloge wordt haar nog eens uitgelegd, dat ze alleen
maar een woord hoeft te noemen.

Vrede.

=

Paarden.

Tafel.

=

Eten \'3 3/5").

Geluk.

=

Als er maar geen tegenspoed

komt (14").

Horloge.

=

Ik wou dat ik het ook maar

had (32/5").

Bliksem.

=

Brand (6 2/5").

Hand.

=

— (Zelf voorbeelden genoemd\'.

Kalmte.

• • • •

Het experiment wordt gestaakt, omdat het patiënt zichtbaar inspant.

Weet van één patiënt den voornaam, zegt er bij „net als ik" (-f), van
de andere patienten weet ze de namen niet, weet wel dat die eene
vrouw er al net zoolang is, als zijzelf hier ligt ( ), maar dat die patiënt
al langer in het ziekenhuis was, voor ze op deze zaal kwam( ). Weet
nog geen namen van dokters of zusters.

No. 7. 1 Oct. Dr. B. teekent aan: Temp. continu hoog. Pols frequenter
schommelend tot 160. Milt palpabel. Roseolac nog duidelijk. Cor naar
boven tot bovenrand 3c rib, naar links tot even buiten pap. lijn, naar
rechts lot rechter sternumrand. Over pulmoncs rhonchi.

Sliep onrustig, droomde hardop. Heeft overdag tweemaal gebraakt.
Was ook wat in de war.

Ochtendbezoek: Patiënt krijgt opdracht in gedrukten tekst de/i\'snan/c
strepen. Te voren wordt haar even groote druk voorgelegd. Ze leest
dezen druk vlot. Neemt zelf potlood. Papier wordt door mij op onder-
laag voor gehouden. Bij het aanstrepen van 1ste n wordt .seconde-hor-
loge afgedrukt. Na 1\' heeft patiënte 8 n\'s aangestreept op 91 letters
met totaal 9 n\'s.

No. 8. 2 Oct. Sliep onrustig, droomde hardop, was dikwijls wakker.

Een verhaal, dat zij aan haar moeder schijnt gedaan tc hebben, (zie
No. 13) moet waarschijnlijk dezen of den vorigen bezoekdag (29 Sept.)
zijn geweest. (Gisteren middag is patiënte in de kliniek door den direc-
teur voorgesteld. Er waren ruim veertig studenten, een der andere
patienten (Fr.) is gelijktijdig voorgesteld. Ze is met een ziekenwagenlje
gebracht, met dc lift naar beneden gegaan, had geen doek om. Zelf
was niet er bij.)

Onderzoek 3 a. n.m. Patiënt krijgt weer opdracht n\'s aan tc strepen
in een stuk, waarin de tekst, die gisteren gebruikt werd, woord voor
woord achterste voren gespeld is. Vraagt of ze hetzelfde moet doen
als den vorigen keer. Na 1\' heeft patiënt 5 n\'s oangc.strccpt op 62 letters
met totaal 6 n\'s. Zegt, dat ze er nog één overgeslagen heeft.

Gevraagd, waar ze gisteren middag was, begrijpt patiënte mc eerst niet,
zegt dan lachend in een kamer met wel vijftig heeren geweest Ie zijn, Fr.
lag naast haar. Daarnaar gevraagd, zegt ze den dokter, die er bij was, wel

-ocr page 213-

- •/

le kennen, hij koml ook wel op de zaal, maar of ik er bij was, kan ze
niel zeggen. Ze weet zeker, dat ik niel de leiding had. Ze meent dat ze
enkele der heeren wel zou weer kennen. De dokter had het haast
alleen over de koorts gehad; hij had verleid, dal die negen-en-derlig
was. De rest had zc niet begrepen. Onderzocht was ze er niet. Ze was
op een ziekenwagentje gegaan, stellig niet met haar bed. Ze is niet op
dezelfde verdieping gebleven, evenmin de trappen afgedragen, maar met
een lift naar beneden gegaan. Beneden moest ze een gang door, ze
gelooft daarnaar gevraagd, ook wel een hoek om ( ). Ze had geen
doek over haar hoofd gehad. Dc dokter had het eerst over haar gehad
en toen over Fr. ( ).

2—7 Ocl. Toestand blijft ongeveer dezelfde, hoewel somatisch voor-
uitgaande. Nachtrust goed. Geen experimenteel onderzoek.

Ko. JK 7 Oct. Patiënt bevindt zich nog in denzelfdcn toestand.
Slaapt goed. (\'s Morgens 11 uur is op dc zaal ccn jongen gebracht, die
van een trap gevallen is. Deze is eerst onderzocht door Prof. L. cn
Dr. B. in tegenwoordigheid van hoofdzuster. Daarna is prof. II. cr bij
gekomen, vergezeld van Dirccteur, Dr. P., Mej. Dr. v. V. en mij.

Prof. H. hccfl na afloop aan patiente gevraagd, wal ik altijd kwam
doen. Hel jongentje is om half twaalf op ccn ziekenwagen gelegd cn
naar een andere afdeeling vervoerd.)

Onderzoek 2 n. n.m.

(Ben ik van morgen geweest?) Hier dokter? (Ben ik van morgen ge-
weest?) Ja. (Waarvoor ben ik hier geweest?) Voor dat jongetje. (Met
wie ben ik gekomen?» Met al die heeren kwam u. (Was er hier toen
al een dokter?) Twee en die zuster. (Welke twee?) Een dokter, die hier
altijd koml, maar dien ander ken ik niet. (Met z\'n hoevelen waren wc?)

Mcl z\'n achten samen. (Met wie kwam ik binnen?)____ (Een andere

andere mijnheer erbij?) Ja, dokter. (Hoe zag die cr uil?) Een baard cn
een kaal hoofd. (Is die professor gelijk weg gegaan?) Gelijk met u. (Is
die alleen bij dal jongetje geweest?i Jn, dokter. (Alleen ann dnt bed?)
Jn, hij heeft in dal hoekje (-f) gestaan. (En wal hebben ze toen mcl
dat jongetje gedaan?) Dal weet ik niet. O, die hebben zc weg gereden,
weg gedragen. (Gereden of gedragen?) Gedragen. »En wie was daarbü?)
Dc zuster. (Welke zuster?) Die altijd mcl den dokter koml. (En hoe
lang heeft die jongen daar gelegen?) Een half uurtje. (Was hij erg
ziek?) Hij was van de trappen gevallen. (Is die professor bij jou ook
geweest?) Jn, hij vroeg wnt u altijd deed. (Is dal jongetje weg gereden
of weg gedragen?) Hij is oj) een wagentje gcdnnn en toen is hij weg
gereden.

(Mnnndngochtend is patiente in de kliniek voorgesteld. De roseolae
zijn gedemonstreerd. Danrnn is pnlicnte weg gereden).

(Zou je nog weten vnn dien keer bij nl die heeren?) Jn, dokter. (Hoe-
veel waren er?) Zoowat vüflig. Ik ben maar heel even geweest. De
dokter hccfl naar de puistjes gekeken. Toen kwam er een ander, Dc
dokter zei .,nccm haar mnnr nieclc". (Welke dag bon je by nl die heeren
geweest?) Dinsdagmorgen. (Welke dag vandaag?) -f (Dus gisteren?) Ja,

-ocr page 214-

- •/

of Maandag is het geweest. (Wie was er nog meer?) Niemand dokter.
(Geen andere patient hier van de zaal?) Nee dokter. (En Fr. dan?) O,
die is den vorigen keer geweest met mij gelijk.

Xo. 10- 8 Ocl. Patient krijgt weer opdracht n\'s aan tc strepen in
ander gedeelte van den tekst van No. 7. Na 1\' heeft patient 14 n\'s aan-
gestreept op 169 letters (totaal 21 n\'s). Na afloop wordt aan patiente
gezegd, dat ze er nogal veel overgeslagen heeft.

\'s Middags wordt haar een ander gedeelte van den tekst van No. 8
voorgelegd. Na 1\' heeft patiente hierin 18 n\'s aangestreept op 132 letters
(totaal 18 n\'s).

Plaatjes.

No.

Wat wordt het?

Wat veranderd?

Vlinder.

1

Een vlinder.

2

3

Die twee dingen zijn er aan

gekomen.

4

Haaltje aangekomen.

5

Weer een haaltje aangekomen.

6

(Wat is het nu?) Een

Twee van die dingen zijn cr

slak.

aan gekomen.

7

Twee van die puntjes.

Xo. 11—la. 8-23 Ocl. Patiënt wordt veel levendiger. Praat met
medepatienten en zuster. Zou heel graag willen eten. Heeft mij al een
paar maal gevraagd of ze niet eens wat lezen mocht, klaagt over ver-
veling.

19 Ocl. lag patiënt erg te huilen, volgens zuster, omdat zc opeens
verla\'ngen naar huis kreeg, volgens patiënt zelf uit angst voor clysma.
Geen experimenteel onderzoek.

Xo. i:i. 23 Oct. Patiënte gebruikt weer het gewone voedsel, mag
in bed opzitten. Vertelt dat haar ziekte met hevige hoofdpijn begonnen
is, dat zc daarmee veertien dagen is blijven loopen cn \'s Zaterdag-
middags naar huis is gegaan, \'s Zondags van haar moeder moest thuis
blijven, den volgenden dag naar den dokter is gegaan cn dat toen
\'s Woensdags de dokter bij haar is geweest. Zc zegt thuis juist hetzelfde
drankje als hier gehad te hebben, maar één Ilesch. De dokter had ge-
zegd, dat zc naar het ziekenhuis moest, want dat cr anders een kaart
op de deur moest. Hij vroeg haar, of ze loopen kon (?). Kwart voor
twee zegt ze gehaald te zijn (-f-). Eerst kwam een kncclit, die haar in
een deken rolde cn even later dc ziekenwagen. Zc weet stellig, dat het
geen gewoon rijtuig was. Ze weet ook nog, dat zc midden in dc zaal
werd gezet cn noemt ook den naam van dc zuster, die haar in ontvangst
zou genomen hebben. Zegt verder van dien eersten dag niets meer ic

-ocr page 215-

- •/

welen, niel eens, dat er dokters geweest zijn. Zegl ook niet te welen,
dat ze in haar ziekte gebraakt heeft („dit heeft Fr. mij later verteld").
Weet nog goed, dat ze twee keer voor al die studenten is geweest.
Geeft ook dal verhaal uil No. 9 nog vrij goed weer, praat nu daarbij
van „directeur" en „Zr. M." (hoofdzuster), weet ook nog dal er diezelfde
doktores bij was, die nu pas bij een andere patiënt is komen kijken (i-),
beweert, dat deze ook bij de kliniek was (onjuisl). Zegt op vraag, dat
de professor haar vroeg, wie of ik was.

Van dat gekookte ei herinnert ze zich nog wel iets, zegl het zeker
gedroomd te hebben. Vertelt dan verder:

Op een middag kwam ook eens mijn moeder bij me en toen zei ik
legen moeder „Fr. is jarig, die heb ik vier ansichtkaarten gekocht,
want cr stond hier een man onder het raam, die stond te schooieren,
of ik wal van hem wou koopen.

(O, dal heeft je moeder je dus later verleid?) Dat ik dat aan moeder
vertelde, dat weet ik zelf wel cn toen later zei ik tegen moeder, dat ik
hel zeker wel gedroomd zou hebben, want dat cr niets van aan was."

OploUjpi.

Leest kleinsten druk eersten zin in 25", leest voor „van jongs af aan
omringen", „van jongs af wasschen", maar verbeterl dit spontaan, leest
voor „lol zeelieden" „dc zeelieden".

Zegt altijd slechte oogen gehad te hebben.

Plaatjes.

Palicnt herkent lamp bij No. 1, kerk bij No. 7 (5"), boom bij No. 3 (5"1
kanon herkent zc niel, kruiwagen bij No. 1 (51/5\'), schip bij No 3,
molen bij No. 1 (102/5"), visch bij No. 1 (3\'), gezicht bij No. 2 (■t.3/5\'>,
vlinder bij No. 3 i2"), ziet in No. 7 weer een slak, herkent horloge bij
No. 2 (2"), tram bij No. 7, fiels bij No. fi (2"), pomp bij No. 5 (1"), lucht-
ballon bij No. 1 (2"), locomotief bij No. 1 (1").

Ze geeft aan meer gezien te hebben vlinder, twijfelt bij kerk No. 6
\'tis nel of ik hel zoo dikwijls gezien heb) ontkent van alle andere ze
meer gezien tc hebben.

Noemt No. 7 van de tram eerst „loconioticr\', maar zegt, nis dit ant-
woord herhaald wordl „tram" Ie bc<loclen.

Noemt weinig ondcrdcclon mcl name, bij kerk alleen klok on deur,
bij molen wiek, bij horloge wijzers, bij fiels wiel, bij pomp emmer, cn
water, bij locomotief rook, bedient zich vorder bijna uilsluitend van
omschrijvingen; een heel enkele maal wijst zc alleen aan.

Geeft de verschillen tameiyk nauwkeurig aan, b.v. by No. 5vnnkrui-
Nvagon, by No. 9 van fiel.s, by No. 3 van pomp, by No. 15 van locomotief,
Noms onnauwkeurig: aan No. 1 van kerk is niets veranderd. Geeft by
No. 2 van kanon aan, dal dc grondUjn or by gekomen is.

(Het laatste gedeelte van het Islc deel is in No. 11 geloond, hel 2dc
dool is in No. IG getoond).

Palienl krijgt opdracht vlinder te onthouden, haar op briefkaart
anngewezon.

-ocr page 216-

- •/

Xo. 14. 24 Od.

Patient kan vlinder (uitgeknipt) direct tusschen dertien andere weer-
vinden.

Reeksen.

1—20 in omgekeerde volgorde -f (71/5"), in gewone volgorde-}-(5 2/5").

Maanden „ „ -f(ll"), „ „ „ -r(o\').

Vermenigvuldigen.

13 X 5 (12/5"j, 12 X 7 (2"), 17 X 4 »22/5"), 15 X 3 (22/5"), 13 X 8(41/5"),
alle goed.

Weerplaatjes voorgelegd. Patient wijst eerst aan, welke zij racer gezien
heeft (hitte en regen).

Wat zijn het?

Lees eens wat erboven staat?

Er staat overal hetzelfde
boven. Hier regen (-1-), wind
(hitte), regen (twijfelachtig),
mooi weer (-f).

Deze alle twee regen? Hier voelt hij of het regent (-f).

Dus? Geen regen cn geen mooi weer.

Is dat nu wind? Ja, die hoed waait af.

Plaatjes: vervolg (z. b.)

Xo. 15. 26 Oct.

Patiënt krijgt opdracht vijftig zelfstandige naamwoorden te noemen.
Ze krijgt dc voorbeelden „het huis, de bloem, het paard, dc vrees." Ze
noemt dc volgende:

Paard, koe, varken, meisje, jongen, stoel, tafel, vrouw, horloge, tafel,
man, boek, kom, bord, lessenaar, bank, bak, paard, raam, vensterbank,
ledikant, kleed, zeil, moeder, tafelkleed, keuken, kachel, jas, vest, deken,
matras, handdoek, servet, gootsteen, kraan, borstel, wieg, pop, kaart,
boek, prent, lamp, flesch, doosje, scherm, lijst, kan, jurkje,jurk, emmer.

(Duur 5\'52 -).

Paticnt herinnert zich wel dit nog eens gedaan te hebben.

Bij \'het volgend onderzoek worden geen voorbeelden genoemd, ccn
eenvoudige omschrijving ,jc moet noemen, wat je het eerst invalt" is
voldoende.

Bij vrede = op aarde zeg ik haar liefst ccn enkel woord tc hebben.

n. T.

11. T.

vrede

op aarde

2"

steen

hard

21,5 •

tafel

blad

51/5

slaap

moe

215

geluk

vrede

2

geld

rijk

2 1/5

horloge

klok

4

liefde

vaneen mensch

4

bliksem

licht

3

jas

vest

2

hand

ring

23/5

genoegens

plezier ^

315

kalmte

in huis

3

hamer

timmeren

2

boom

bladeren

2

belooning

goed

3

domheid

vlug

23,5

hout

turf

2

schip

zeil

215

dans

plezier

92/5

-ocr page 217-

- •/

rechtbank

veroordeelen

21/5"

hond

kat

11/5\'

huis

dak

21\'5

diefstal

moord

2

droefheid

verdriet

4 3/5

stad

dorp

11/5

licht

donker

2 2,5

gezondheid

ziekte

2

plicht

te doen

4

kamer

keuken

1 3/5

bloed

is rood

4

tooncel

muziek

11/5

vreugde

geluk

4

zee

schepen

2

vork

mes

12/5

list

leugen

22\'5

schoonheid

mooi

3

bloem

tuin

5

eend

veercn

4 2,\'5

woede

nijd

11/5

honger

brood

2 1,5

glas

glaasje

2

harmonica

muziek

125

snelheid

vlugheid

12\'5

gebed

bidden

2

boek

prent

2

kruik

warm water

2

droom

koorts

9

vrees

bang

14,;5

schaap

weiland

2

Gevraagd, hoe het komt, dat het nu zooveel beter gaat, laat patiënt
zich niet overtuigen, dat zc het toen vervelend vond („neen, heusch
niet, vervelend vond ik het niet, ik kan nu misschien weer beter
denken"). Of ze toen de opdracht niet zoo goed begreep, weet ze niet
meer. Meent dat ze toen toch ook wel begreep, wat ik bedoelde. Uit
moeiigheid kwam het toen volgens haar niet.

Ilct ccrslc Bock (dicht getoond).

Wat heb ik je toen laten zien {zie No. 5)1 Daar hebt u mc nog nooit
iets uit laten zien. (Jawel, ik liet je kijken cn dan moest je het een

O ja, een rammelaar en een paar
pantofreltjcs.

Blauw, dokter....... en twee

knoopjes.

Wat stond cr nu nog meer oj)? ......

Vragenlijst, izic No. 5). 1. Ja. 2. Twee. 3. Kind. 1. Neen. 5. Blauw.
0. Wit. 7. Ja. 8. Aan iedere pantofTcl éón. 9. \'k Geloof het niet. 10. Ik
weet niet van ccn ballon. 11—15. Ik weet niet. 1(5. Neen. (17. Had het
een gouden of een glazen stop). Er was geen llcschjc. 18. Neen. (19. Kwan»
er rook uit dc pijp). Er was geen pijp. (20. Wns de pijp wit). Er was
geen pijp. 22. Jn. 23. Hoodachtig. 23a. Neen. 21. Ja. 25. Stond niets op
20. Neen. 27. Neen. 28. Groen. 29. Een eindje afgewonden. \'M. Links.
31. Ja. :12. Jn. 33. Neen. 31. Zwart. X). Er was geen ring. (36. Was cr
ccn ring). Neen. 37. Neen. (38. Welke kleur had die tandenborstel). Ik
weet het niel, i39. Lag die borstel in een bakje). Ik weet niet. 10. Ja.
•11. Jn. 12. WH. 13. Blnuw, M. Jn. 15. Jn. 16. Jn. (Hoe weet je dnt). M
Voornan zat cr, geloof ik, een fluiljc nnn. 17. Neen, (Weetje het zeker?)
Neen, het wns vast niel zoo!

heele poos aankyken!)
Hoe zagen die pantofTcls cr uit?

(Plaat I getoond;. U hebt toen ccn andere plaat laten zien, daar zat
de knm op den borstel en dil (luchthnllon) heb ik ook niet gezien.

>) No nnoop 29 Scpl. Rcwwen.

-ocr page 218-

- •/

Plaal II uit „Het eerste Boek^\' 3\' getoond.

(Voor omschrijving en vragenlijst zie bij VII sub 19).

Patiënt vertelt: Een trommel, twee trommelslagen erbij. Een sleutel.
Een speen. Een beker. Een kruiwagen. Kaatsebal en een appel. Trom-
melslagen waren zwartachtig. Trommel was van lichtrood, donkerrood,
wit en blauw en een beetje goudachtig middenin. Sleutel was zwart.
Speen zwart en de ring wit van de speen en \'t andere ding ook wit
en de beker, die was blauw met gouden randjes. Van binnen wit met
donkere schaduw. Kruiwagen was groen en \'t eene handvat was blauw
en \'t andere zwart. De kaatsebal was rood, blauw groen en zwart in
het midden. De appel was rood. En onder de schaduw van de bal was
het geel cn onder die andere ook allemaal geel, behalve onder den
appel (-f) cn onder den kruiwagen was er geen schaduw (f). (Duur 3\'23\').

Vragenlijst: 1. Neen, 3. Ja, 4. Twee, 5. Op, 6. Lichtrood en donkerrood
cn blauw en wit, 7. Neen, 9. Ja, 10. Neen, 11. Blauw, 12. Goud, 13. Ja,
14. Schuin, 15. Rond, 16. Weet ik niet, 17. Neen, 18. Neen, 21. Ja, 22. Neen,
2.\'!. Neen, 24. Gewoon als een andere sleutel, een decimeter zoowat, 2.\').
Drie, 26. Ja, 27. Blauw, o nee groen, 28. Ook dezelfde kleur, 29. Dat weet
ik niet, 30. Vier, 31. Dc twee voorste en de eene, 32. Dat kan je niet
zien, 33. Ja, 34. Neen, 38. Ja, 39. Neen, 40. Wit, 41. Ja, 42. Zwart, 43. Ja,
44. Neen. (Duur 6\' 30").

No. 16. 27 Oct. Derde gedeelte van tekst van No. 7 en No. 10
wordt haar voorgelegd. Ze streept aan in zittende houding, houdt zelf
onderlaag vast. Na 1\' heeft patiënte 28 n\'s aangestreept op 290 letters
(totaal 30 n\'st.

Slemvork C2 bewogen voor linker oor: 1ste maal tot 65\', 2c tijds-
verloop 65 —85". Na 85" wordl geluid niet meer gehoord.

Derde gedeelte van tekst van No. 8: na 1\' heeft patiënte 33 n\'s aan-
gestreept op 3,56 letters (totaal 34 n\'.s).

Plaatjes: Tweede Deel (z.b.)

3 Nov. Hersteld ontslagen.

-ocr page 219-

Ziektegeschiedenis van p. XXVI.

ii
40
39

35
37

36
35

\\

A

ri

V

\\

u-

>

\\

P. XXVI, mnl., 23 jaar. Gegevens omtrent herediteit ontbreken.

No. 1. 5 Dcc. 1908. Juist 14 dagen geleden ziek geworden: hoofd-
pijn, hangerig, diarrhee. Eenmaal uit neus gebloed. Koorts werd lang-
zaam hooger. Laatste paar nachten in de war, wilde het bed uit.

Slalus praesens (Stcd. Afd.) Pols 108, week, dicroot, recurrens, regel-
matig, goed gevuld, rad. Tong vochtig, weinig beslagen, recht uitgestoken.
Gclc verkleuring van handpalmen cn vooral van voetzolen. Cor naar
boven 3c rib, naar links ict.s binnen papillairlijn, naar rechts linker
sternumrand. Tonen zuiver. Pulmones geen afwijkingen. Op borst, rug
cn bovenbeen, doch voornamelijk op buik duidelijke roseolae. Abdomen
opgezet. Lever noch bij percussie, noch bij palpatie vergroot. Milt dui-
delijk voelbaar, hard en scherp.

P. «lelirecrt licht, is niet georiënteerd voor tijd cn plaats. Status
lyphosus.

Dinzo-rcactic -f-, urine bevat eiwit. Heactic van Ficker -f.

6 Dec. Was \'s nachts onrustig. Praatte .steeds. Dronk goed.

IJlde overdag. Deed moeite het bed uit tc komen.

7 Dec. Was \'s nachts onrustig, zag racnschen, lag te zingen.

Sliep overdag veel. Erg onrustig. Dronk goc<l.

Patient is zeer ziek, suf, delireert licht.

JVo ii. 8 Dcc. Sliep best, woelde erg.

i^ychisch onderzoek 2 u. n.m. P. is volgens zuster den heden dag
^rg slaperig, gccfl met omleggen wel mee. Drinkt goed, zijn schuitje
achter elkaar leeg. Heeft juist bezoek gehad van v^jf personen.

P. ligt .stil. Verplaatst nu cn dan dc onderste extremiteiten. Beant-
woordt mijn groet met hoofdknik, zegt dan: „Dag, dokter." Spreekt
met fluisterstem cn Is nu cn dan geheel onverstaanbaar.

-ocr page 220-

- •/

Ik denk al een week of vier.
Twee keer veranderd van plaats

(onjuist).
Neen, je hebt daarginder ook
een zaaltje. Dat zaaltje meen ik.
U? Neen, dokter.
Op het oogenblik wel een beetje
beter en een beetje pijn in mijn
rug en een beetje hongerig.
8 December, \'t Is bezoekdag ge-
weest vandaag, dan vergeet je
niet licht.

P. krijgt nu de opdracht eens wat van die woorden te noemen, waar-
voor men „de" en „hel" kan zetten, zooals „het paard", „de bloem",
„het huis", „de vrees".

Na het 31ste zegt p.: „ik geloof, dat ik er heel wat gehad heb." Op mijn
antwoord, dat het niet allemaal dieren behoeven te zijn, vraagt hij „wat
dan?" De voorbeelden worden hem nu nogmaals genoemd. Na het 42e
wacht hij ruim een halve minuut en zegt op vraag een beetje moe tc
worden. Er wordt dus gestaakt. De woorden waren:

Paard, koe, ezel, os, schaap, konijn, rot, boeken, geit, lam, ekster,
leeuwerik, tortelduif, koerduif, postduif, spreeuw, specht, snoek, baars,
voren, zeelt, elft, zalm, garnaal, huismusch, kat, kanarie, sijsje, putter,
lijster, vink (3\'30").

Huis, toren, landschap, boerderij, molen, fabriek, wasscherij, strijkcrij,
letterzetterij, courantendrukkerij, cfTcctcnhandel (5\'9\'0.

Oploiypi. De in den tekst genoemde zin wordt in 19 1/5" gelezen.
P. leest zeer zachtjes, stottert een paar keer en leest voor lusten „laasten".

Hoe lang hier?
Altijd hier gelegen?

Altijd op dit zaaltje?

Heb je mij meer gezien?
Hoe voel je je nu?

Welke dag vandaag?

Hoc lang hier?
Altijd hier gelegen?

Hoc is het begonnen?

Thuis ook tc bed gelegen?
Wanneer hierheen gebracht?
Hoc lang geleden?
Hoe ging dat?

En toen?

Ben jc toen gelijkvloers ge-
bleven?

Lagen er op die andere zaal
meer zieken?

Heb jc nu bezoek gehad?

Een week of vier.

Voor een paar dagen ben ik ver-
plaatst.

Ik denk met hoofdpijn. Toen heb
ik \'s morgens kou gevat. Toen
denk ik wel, dat hel daardoor
gekomen is.

Ja, dokter.

Precies kan ik hel U niet zeggen.

Ik denk een week of vier.

\'l Is gegaan niel den wagen van
hier, van het ziekenhuis.

Toen ben ik hier aangeland.

Ik weet wel, dal ik in een lifl

( ) ficgaan ben.

Ja, ik denk zoówat evenveel.
Tenminste Ik heb al eens rond-
gekeken.

Ja, dokter.

-ocr page 221-

- •/

Vaa wie? Van mijn zuster en mijn broer,

twee zusters van me, één van
mijn meisje en van mijn meisjes
broer.

Zijn die allemaal straks geweest? Ja, dokter (-f).

Druk op bulbi volkomen negatief. Bij kijken naar rechts ziet p. geen
sterretjes, zelfs niet iets blauws.

Vlinder, voor een kwartier op briefkaart getoond, kan patiënt nu nog
op briefkaart weervinden.

No. 3. 9 Deo. P. was gisterenavond onzindelijk. Sliep best. Was bij
\'t wakker worden erg suf. Dronk best.

Psychisch onderzoek 2 u. n.m.

Hoe is het ermee? Het gaat nogal. Ik heb een beetje

pijn in mijn rug.

Zou je dat ding nog onthouden Wat blieft u!
hebben?

Dien vlinder? Jawel.

(P. vindt vlinder direct tusschen twaalf andere terug, weet ook, dat
hij gisteren den vlinder op een kaart gezien heefL)

Wal hebben wc gisteren gedaan? Een hccle hoop plaatsen opge-
schreven.

(De woorden worden hem nog eens voorgelezen. Hij krygl dan op-
dracht het woord te noemen, wal hem invalt, waar hij aan denkt, nis
ik hem een woord zal noemen. Na „horloge" wordl door mij gezegd:
„\'t behoeven geen omschrijvingen tc wezen, zeg alleen maar uurwerk,
of wal je invalt. Na „licht" wordt door mij gezegd: „dus jc dacht aan
donker." Na hel 29e wordl geslaakt, hoewel patiënt subjectief ditmaal
geen bezwaren ondervond.

Dc associaties waren:

rust

iets, waar men om kan zitten eten

ja, als jc iets tegenvalt

ccn uurwerk, dat tijd aangeeft

cleclricitcit

lichaamsdeel

(na 30" geen associatie)

In dc natuur

ja, als jc Iels, hoe zal ik hel zeggen.....

vaartuig

waar zc recht uitspreken
Iels, wnnr menschen wonen
teleurgesteld

ja, \'l kan licht z^n met opvallen of het tegenover-
gestelde van donker
plicht, als jc Iets opgedragen is
mcnschcHjk

u. T
G"

21/5"
7"

4 l;5\'
22/5"

vrede

tafel

geluk

horloge

bliksem

hand

kalmte

boom

domheid

schip

rechlbank

huis

drocflicid
licht

plicht
bloed

3 2,5"
30"
1 4,5"
2"
3"
3"

13"
8"

6 1/5"

-ocr page 222-

- •/

vreugde

plezier, feest

i 53\'5"

vork

een voorwerp, waar men mee eet

! 22\'5-\'

schoonheid

schoonheid is een gave

9"

eend

eend is een vogel

2"

honger

honger is, als men in geen tijd gegeten heeft

3"

harmonica

muziekinstrument

2"

gebed

een verzoek

3"

kruik

iets, waar men water in kan doen

6"

vrees

ja, dat kan van dieren en menschen zijn

7"

steen

is een hard voorwerp

21/5"

slaap

als men erg moe is

7"

geld

geld is rijksmunt

17"

liefde

als je veel van iemand houdt

4 1/5"

Weerplaafjes worden patiënt voorgelegd, en gevraagd, wat dat zijn.
Er wordt toegevoegd „kijken, wat er boven staat!" Patiënt neemt ze op:

Ja, \'t is een weerwijzer. De Telegraaf voorspelt voor heden goed weer
(twijfelachtig), slecht weer (regen), warm weer (hitte), mooi weer ( ).

En deze nu? Goed weer (twijfelachtig).

Welke dag is het vandaag? Woensdag ( ).

Namen van dc mcde-patienten kent p. nog niet. Wel weet hij, dat
die patiënt achter het schut van nacht onrustig was ( ).

Tijdens het onderzoek heeft hij last van het pleistertje, wat aan zijn
oor is.

No. 4. 10 Dcc. Sliep best en dronk goed. In den ochtend heeft
patiënt ccn koude rilling. P. geeft bij het omleggen mee cn wil zich
voor het onderzoek door Dr. B. plat leggen. Hij vertelt mij van nacht
niet zoo goed tc zijn geweest. Meent nog steeds 4 weken in het zieken-
huis te zijn. Op mijn tegenwcr|)ing, dal het korter is, zegl hij „loch in
elk geval drie weken."

Hij spreekt uitsluitend met fluisterstem, later wordl de slem heesch.
Van-psychisch onderzoek wordt met hel oog op algemeenen toestand
verder geheel afgezien. Toestand gaal meer cn meer achteruit. P. Is
soms rustig, soms erg woelig. Nu en dan klaagt p. over pijn in den buik.
Volgens Dr. B. delireerdc hij in den ochtend van 12 Dec. voortdurend.

No. 5. 12 Dcc. P. succombecrl. Obductie wijst uil perforatie-opening
in het onderste gedeelte van het ileum cn lichte peritonitis in de om-
geving van de perforatie.

-ocr page 223- -ocr page 224-

«isy

NEt

: W

-ocr page 225-

STELLINGEN.

IBL

-ocr page 226-

KPÏ, ■ V- V .-- , - X\'^\'- ---^»\' -l-ïï ■

^ ^^ =

-. \'

i k^ff.

-ocr page 227-

STELLINGEN.

I. ^ \'

De sufheidsloestanden bij verschillende ziekten zijn niet
gelijkwaardig.

II.

De hyperlhermie als zoodanig is niet als de directe
oorzaak van psychische stoornissen bij typhus abdominalis
te beschouwen.

III.

Tnslverlamming berust op een associatieve sloornis.

IV.

Het wormvormig aanhangsel ondergaat regressie. \'

V.

Lymi)hocylen kunnen lol lypische leucocylen met korrels
worden. . " - - »

VI. -

Er bestnal een l)elrckking lusschen de functie van hypo-
physis en die vnn glandula thyreoidea.

VII.

Zachte percussie van dc long plant zich door dc geheele
long voort.

-ocr page 228-

- •/

Na het aanleggen van een gastroenterostomie voor goed-
aardig maaglijden verlate men zoo spoedig mogelijk het
zuivere melkdieet.

IX.

Kunstmatige anaemie door elastische omsnoering van den
buik is bij oudere lieden na te laten.

X.

Hooge frequentie van den pols is geen voldoende indicatie
bij hyperemesis gravidarum om de zwangerschap af te breken.

XI.

Zwavelkoolstof heeft een specifieken toxischen invloed op
het zenuwstelsel.

XH.

Bij het zoeken naar tuberkelbacillen houde men rekening
met den niet volgens Ziehl kleurbaren, Gram-positieven
granula-vorm. Deze vorm is virulent.

XHI.

»

Gaskachels kunnen alleen bij uitzondering voor de ver-
warming van hel woonvertrek worden toegelaten.

XIV.

De bacleriolytische werking van gal heeft practische waarde
voor dc behandeling van het ulcus cum hypopyo.

-ocr page 229-

. . ; ■

■ \' V-V ■ \' ■

■ • • ., -i"
.... .

\'v\' "\'.-C vv" ■ ■

f-, \' \' \'

■ \' » t

■» i-

\' \'i . ;

• * ".-V

■ -

\'-Vi\'

-ocr page 230-
-ocr page 231-

■L . ^ • \'

• ■ •■ \'\' ■ ■ ■

• ■ . - ^ ~

■ ■.■\'ri\'

A •• - Xi?,\'.\'

. • • \' "i tv

■ ■

■■\'\'. t^-\'^^;-:

%

■■•O. ■

■ 1

r, \' ■ • \'■>

-ocr page 232-