-ocr page 1-

\'VER DE CONSTANTEN
iDER IN DE OLFACTOMETRIE
EBRUIKELIJKE NEGEN
STANDAARDGEUREN :;

r

J. HERWIANIDES

-ocr page 2-

■v .■■•Ï^W.U.-... . ■■■

\'-f-s-vV\'::^-.\'\'-^-

A

• (

.V Vk^

> • \' " - « ■ • -ï

-ocr page 3-

•^v\'-.\'t

m

-ocr page 4-

f-

-ocr page 5-

OVER DE CONSTANTEN DER IN DE
OLFACTOMETRIE GEBRUIKELIJKE
NEGEN STANDAARDGEUREN

-ocr page 6- -ocr page 7-

OVER DE CONSTANTEN DER IN DE
OLFACTOMETRIE GEBRUIKELIJKE
NEGEN STANDAARDGEUREN

ACADEMISCH PROEFSCHRIFT

TER VERKRIJGING VAN DEN GRAAD VAN DOCTOR
IN DEGENEESKUNDE, AAN DE RIJKS-UNIVERSITEIT
TE UTRECHT, OP GEZAG VAN DEN RECTOR-
MAGNIFICUS D
r. H. ZWAARDEMAKER, HOOG-
LEERAAR IN DE FACULTEIT DER GENEESKUNDE,
VOLGENS BESLUIT VAN DEN SENAAT DER UNI-
VERSITEIT TEGEN DE BEDENKINGEN VAN DE
FACULTEIT DER GENEESKUNDE TE VERDEDIGEN
OP DINSDAG 2 NOV. 1909 DES NAMIDDAGS TE

4 UREN. DOOR JOHANNES HERMANIDES,
ARTS TE LANGBROEK, GEB. TE GELDERMALSEN

BIBLIOTHEEK DER

RIJKSUNIVERSITEIT
UTRECHT

UTF^ECMT - A. OOSTHOEK - 1909

-ocr page 8-

- - \', . .

. -X ■

Ä -v.

"»ïï. « -

- »tïK\'-

-ocr page 9-

AAN MIJNE MOEDER
EN

DE NAGEDACHTENIS VAN
MIJNEN VADER.

-ocr page 10-

N-.. —

Kf,\'-

V

^■\'ïï.

s».

■■Ht

-ocr page 11-

Bij het eindigen mijner Academische Studiën is het
mij een aangename taak openlijk mijne erkentelijkheid
tc betuigen aan de Hoogleeraren der Medische en
Philosophische Faculteit, aan wie ik mijne vorming
tot medicus te danken heb.

In \'t bijzonder acht ik mij gedrongen een woord van
warmen dank tc richten tot U, Hooggeleerden Zwaarde-
maker, Hooggeachten Promotor, voor den welwillenden
en krachtigen steun, mij bij het samenstellen van dit
proefschrift betoond.

Als een voorrecht beschouw ik het, onder Uwe leiding
werkzaam te zijn geweest cn dc uren, op Uw Laboratorium
doorgebracht, zullen mij steeds een aangename herinnering
blijven cn met groote erkentelijkheid jegens U zal ik
op dien tijd terugzien.

Ten slotte een woord van dank aan hen, die mij
bij het nemen van proeven hunnen dienst verleenden.

-ocr page 12-

f >

. ; n^li-\' > ■ ■ ■

• .i ) c-

. ...»-^.\'"\'v\' \'fi; \'"\'A- \' ,

m \'

m- .

it-r\'v

-ocr page 13-

INHOUD.

Inleiding
Hoofdstuk I.

Hoofdstuk II.

Hoofdstuk III.

Hoofdstuk IV.
Hoofdstuk V.
Hoofdstuk VI.

Minima perceptibilia der standaardgeuren

in absolute waarden . . .
§ 1. Verdampingssnelheid .
§ 2. Adsorptie van geuren tegen vlakten

van verschillend materiaal
§ 3. Minima percoptibilia der standaard
genron, olfactometrisch bepaald
§ i. Eenvoudige reactiet\\]d .

§ 2. Vermoeienis.....

§ 3. „Unterschiedsschwollo".
Unilaterale ronkcompensatie
Bilatoralo roiikcompensatio .
Vergelijking van de compensaties der
standaardgeuren by meerdere personen

FladzUde
1

9
14

21

26
39
46
56
60
82

91

Samenvatting ..............101

-ocr page 14-

I

••J

i

s

-ocr page 15-

INLEIDING.

Sedert 1888, datum van verschy nen van den eersten
olfactometer, is de wetenschap met talrijke publicaties
van verschillende autoren op \'t tot dien nog weinig
betreden gebied der reukphysiologie verrykt geworden.

Dr. Collet zegt in zyn L\'Odorat et ses Troubles^):
„l\'odorat et !es odeurs n\'intéressaient que quelques
naturalistes ou quelques médecins chercheurs", doch
hy laat er op volgen: „il n\'en est plus de môme
aujourd\'hui".

Thans biedt de studie van \'t reukorgaan den phy-
sioloog, psycholoog, rhinoloog, patholoog tal van
problemen aan.

Een van deze, de quantitatieve reukmeting is, zooals
begrijpelyk, voor den physioloog en den klinicus van
byzonder gewicht. Er werd dooi hen dan ook sedert
lang gezocht naar eene methode, om de minimale
hoeveelheden van een reukstof, die tot gewaarwording
kwamen, nauwkeurig te meten.

1) Dr. Collet, L\'Odorat et ses Troubles. Paris 1904 p. 7.

1

-ocr page 16-

\'t Waren deels directe, deels indirecte methoden,
waarmede zich de onderzoekers bezighielden. Van de
eerste is \'t vooral de methode van Passy, die de
minima perceptibilia op de meest juiste wijze bepaalt
en daarom voor den chemicus misschien boven eenige
andere methode te verkiezen; voor de kliniek en
\'t physiologisch laboratorium staat echter de olfacto-
meter als de meest praktische methode bovenaan.

Wanneer de lucht vóór \'t inademen door een buis
trekt, welker binnenwand met een reukstof bedekt is,
dan zal men een duidelijke geur waarnemen, die, al
naar den aard van de stof en de lengte van de ge-
noemde buis, sterker of minder sterk zal zijn. Op \'t
willekeurig langer of korter raaken van dit riekend
oppervlak berust de constructie van een instrument,
door den uitvinder reukmeter of olfactometer genoemd.^)
In velerlei opzicht, zoowel wat \'t toestel als de
reukstof betreft, gewijzigd, naar gelang het voor
klinisch of voor meer wetenschappelijk gebruik had
te dienen, is deze olfactometer in zyn volmaaktsten
vorm, de z. g. precisie-reukmeter voor de hier be-
schreven proeven in gebruik genomen, terwijl als
reukstoffen de negen standaardgeuren gekozen zyn.

Gaan we in \'t kort na, hoe men tot de keuze van
deze standaardgeuren gekomen is, dan hebben we
achtereenvolgens een blik te slaan op de verschillende
reukclassificaties.

Linnaeus was de eerste, die eene indeeling der
geuren aangaf; hy rangschikte haar in zeven klassen,
in iedere klasse die reukstoffen vereenigend, welker
geurqualiteiten overeenstemden.
De indeeling volgens
Foura-oy in vyf klassen heelt

1) ZvCaardemaker. Feestbundel by Donders Jubileum 1888»
p. 179.

-ocr page 17-

meer betrekking op chemische verwantschap dan op
verwantschap van reukwaarnemingen.

Van een psychologisch standpunt ging A. v. Halier
uit; hij rangschikte de reukstoffen, al naardat ze lust
of onlust opwekten, in:

odores suaveolentes
odores intermediae
foetores.

Juist \'t groote verschil in beoordeeling, wat aan-
genaam of onaangenaam is, doet deze indeeling weinig
ingang vinden, terwijl ook de indeeling van
Fröhlich
als irrationeel moet beschouwd worden, waar by
een bykomend moment als grond voor zyn indeeling
gebruikt. Hij onderscheidt n.1. twee klassen:

Ie. zuivere reukstoffen, welke uitsluitend reukin-
drukken veroorzaken.

2e. scherpe reukstoffen, die naast den olfactieven
een lactielen prikkel uitoefenen.

\'t Zal nu zeer van de intensiteit van den prikkel
afhangen, of naast \'t eindorgaan van den N. olfactorius
ook dat van den N. trigeminus geprikkeld wordt en
zoo zullen vele reukstoffen in verdunden staat tot
klasse 1, bij intensieve inwerking tot klasse 2 ge-
rekend worden.

Giessler deelt de geuren in, niet naar haar geur-
qualiteit, maar naar verschynselen, die haar begeleiden,
b.v. niezen, hoesten, tranen, worgbewegingen.

En ook anderen hebben naar een rationeele indeeling
gezocht, die öf een van de genoemde groepeeringen
als uitgangspunt kozen öf naar een combinatie van
verschillende streefden.

Zwaardemaker\'s classificatie volgt in hoofdzaak do
klassieke methode van Linnaeus, die \'t groote voor-
deel heeft éen geheel natuuriyk systeem te zyn; de

-ocr page 18-

reukqualiteiten, die den indruk maken van verwant-
schap, worden tot één groep vereenigd en genoemd
naar de eigenschappen, die de meesten dezer gemeen
hebben.

Beteekenis verkrijgt de indeeling van Linnaeus
eveneens van uit \'t standpunt der specifieke energiën
der reukzenuwen.

Men heeft alle reden, om aan te nemen, dat niet
iedere variatie der reukwaarneming op een specifieke
verandering der zeuuwprikkeling berust, maar waar-
schijnlijker lykt, dat, analoog met \'t kleurenstelsel,
uit een beperkt aantal geuren door menging een
groot getal variaties zullen ontstaan.

Een gewichtig hulpmiddel, om de specifieke energiën
op \'t spoor te komen, hebben we, evenals de kleuren-
blindheid bij den kleurenzin, in de anosmie. Wanneer
een persoon eenige geuren niet waarneemt en andere
wel, dan berust dit niet op een stoornis in \'t reuk-
mechanisme (want dan zou deze zich over allen of
de meesten uitstrekken), maar op een ontbreken van
de juist voor deze reuken geschikte specifieke energie.

De partieele anosmiön zijn dus van \'t hoogste belang;
e\'i zijn bekend voor \'t viooltje, reseda en vanille.

Een tweede hulpmiddel is de paroamie, d.w.z. \'t
optreden van subjectieve geuren by hersen- of zenuw-
lyden.

Aronsohn wekte partieele anosmie op, door \'t reuk-
orgaan voor \'n bepaalde reuk te vermoeien en dan
te onderzoeken, welke geuren niet waargenomen
werden. Zoo ontdekte hy b.v., dat zwaveUmmonium
en broomwaterstof tot dezelfde energie behoorden.

1) Zwaardemaker, Die Physiologie des Geruchs. Leipzig 1895.
p. 255.

Prof. Gaule, Handbuch der Laryngologle und Rliinologle
1896. p. 192.

-ocr page 19-

Met behulp van deze energiën tracht nu Zwaarde-
maker de classificatie der geuren door te voeren en
de menigvuldigheid der geuren te verklaren uit een
menging van grondgeuren. Hij neemt daartoe voor-
loopig negen reukenergiën aan, overeenkomstig de
zeven klassen van Linnaeus, welke hij met twee
vermeerdert en ■ eveneens hypothetisch negen naast
elkaar liggende streken in onbepaalde volgorde in de
regio olfactoria.

De Ie klasse, de odores aetherei^ aetherische oliën.
Zy omvat de esters, onder welke de vruchtenaethers
als parfums bekend zijn.

De 2e klasse, de odores aromatici, een der aro-
matische geurklassen (terpenen, kamfers, specerijen,
citroen-, anijs-, amandel-geuren).

3. De odores fragrantes: de echte bloemengeuren
als jasmyn, viooltje, verder de balsemgeuren als
vanille, cumarine.

4. Odores ambrosiaci, die de amber- en muskus-
geuren omvatten.

5. Odores alliacei: de uienluchten en cacodylgeuren
als zwavelwaterstof, asa foetida, chloor, broom, jood.

6. Odores empyreumatici of branderige geuren als
tabaksrook, gebrande koffie, teer.

7. Odores hircini of caprylgeuren, waaronder de
vetzuren.

8. Odores telri^ waartoe de terugstootende en nar-
cotische geuren behooren en eindelyk omvatten

9e de odores nauseosi die geuren, die een braak-
reflex opwekken, zooals dit faecaalreuken en rottende
stoffen doen.

Uit elk dezer 9 klassen heeft Zwaardemaker een
vertegenwoordiger gekozen, die duidelijk te herkennen
en te beschryven is, die daarenboven gemakkelijk
oplosbaar moet zijn en byna uitsluitend oifactief

-ocr page 20-

6

werkzaam. Aan deze eischen voldoen de volgende
in ruime mate:

I. Isoamylacetaat
II. Nitrobenzol
III. Terpineol
Vl!) Muscon
V. Aethylbisulfide
VI. Guajacol

VII. Valeriaanzuur

VIII. Pyridine
IX Skatol.

Naar de methode van Passy heb ik van deze geuren
in de eerste plaats de minimale hoeveelheden bepaald,
die nog juist tot waarneming kwamen. Daartoe werden
de geuren, na oplossing in water, in de
rcukkast
tot verdamping gebracht. Hoewel een der nauw-
keurigste wyzen van reukmeting, kan toch een onge-
lijke verdeeling van de reukstofmoleculen over de
binnen de reukkast besloten ruimte, een wisselend
resultaat geven.

^ By \'t gebruik van den reukmeter hebben we echter
met nog meer storende invloeden te maken. In de
eerste plaats de adhaesie der geuren tegen den glas-
wand der binnenhuis, welke adhaesie, zooals uit
proeven, ook hier beschreven, blykt, voor de ver-
schillende geuren een zeer variabël karakter draagt.
Aangezien de sterkte dezer adhaesie nooit precies te
meten is, is de absolute maat der minima perceptibilia
by den olfactometer op deze v^yze voorloopig niet te

Laat de olfactometer alzoo niet toe de minima
perceptibilia in absolute maat vast te stellen, toch
geeft ze op juiste wyze vergelijkbare waarden.

ZoO zijn we in de gelegenheid voor de negen

-ocr page 21-

standaardgeuren een gemiddelde te vinden van waarden,
door eenige onderzoekers verkregen.

Bij \'t gebruik in de olfactometer werden de geuren
opgelost in parafflnum liquidum, terwyl de concen-
tratiegraad zoodanig gekozen werd, dat zeer uiteen-
loopende reukintensiteiten ontstonden, zoodat ook bij
sterke graden van hyposmie velen dezer gebruikt
kunnen worden. In \'t algemeen is\'t gewenscht sterke
reukoplossingen te nemen, opdat de eigen geur der
paraffine, die nooit volkomen reukeloos te verkrijgen
is, geen bezwaar meer »oplevere. Dit kan men te
eerder doen, daar men in staat is door luchtver-
dunning de sterkte van den prikkel in den gewensch-
ten graad te wyzigen.

De reactietijd vindt met de vermoeienis in een
volgend hoofdstuk zijn plaats. De eerste werd bepaald
volgens de methode, indertijd door Zwaardemaker
aangegeven

De vermoeienis werd tot stand gebracht, door eenigen
tijd te ruiken aan een geheel of gedeeltelyk uitge-
schoven reukcilinder. Nu werd nagegaan, of deze
vermoeienis voor een bepaalde stof verkregen, zich
ook over andere uitstrekte.

Beiden, de reactietijd en de vermoeienis komen bij
olfactometrisch onderzoek in aanmerking, zyn echter
by compensatieproeven van bizonder gewicht. Immers
van den reactietyd en het voor een bepaalde stof
vermoeid reukorgaan, kan \'t afhangen, of de eene
stof meer op den voorgrond treedt dan wel de andere,
of zich compensatie zal voordoen of niet.

Wat deze compensatie zelf betreft, werd deze uni-

1) Zwaardemaker, Dio Physiologie des Geruchs. Leipzig
1895, p. 198.

-ocr page 22-

8

lateraal en bilateraal nagegaan, d.w.z. twee geuren
werden, gemengd, in éénzelfde neusgat en, gescheiden
in beide neusgaten toegevoerd.

Door vergelijking met de compensaties der negen
reukstoffen, reeds door Zwaardemaker gevonden,
hebben we getracht identiteiten en verwantschappen
der standaardgeuren onderling op \'t spoor te komen.

-ocr page 23-

HOOFDSTUK I.

Minima perceptibilia der standaardgeuren in
absolute waarden.

\'t AllereerstzjjnreukraetiDgentoegepastdoor Valentin.

Door successieve verdunning van een volumen
reukstof in een bepaald volumen lucht, verkreeg hy
ten laatste een luchtmassa, die een door \'t reukorgaan
nauwlyks viraarneembare hoeveelheid reukstof bevatte.
Een nadeel, dat door de adhaesie van de gassen aan
de wanden van het vat, waarin zij gemengd worden,
ontstaat, wordt in een latere methode door hem
vermeden, waarby hij zich bedient van dunwandire,
glazen bolletjes, die in een steel uitloopen. Door het
eenige oogenblikken in de hand te houden, wordt een
bolletje licht verwarmd en dan in de ruikende vloeistof
gedoopt; bij \'t afkoelen stygt een gedeelte naar boven,
waarna de steel afgedroogd en \'t geheel gewogen
wordt, \'t Bolletje wordt nu boven een ballon van
± 50 L. inhoud gehouden en weer licht verwarmd;
is een druppeltje uitgevallen, dan wordt opnieuw \'t
gewicht bepaald.

Wilde hy gassen onderzoeken, dan verwarmde hij

O Vftlentin, Lelirbuch der Physiol. des Menschen 2o Auflago
1847. S. 279.

-ocr page 24-

10

«

twee van dergelyke bolletjes boven een spiritusvlam
en stak daarna de uiteinden in een buis, die toegang
gaf tot \'t gas en koelde dan af. Was dit eenige malen
herhaald, dan werden de buisjes zoo snel mogelyk
toegesmolten. Nu werd in een maatglas met water
\'t volumen der beide bolletjes bepaald, \'t welk met
verwaarloozing van de zeer dunne wand, overgebracht
kon worden op den inhoud der bolletjes.

Een klein, in volume-eenheden verdeeld fleschje
werd nu gevuld met een vloeistof, die in staat was
het te onderzoeken gas te absorbeeren, \'t uiteinde
van een der bolletjes werd afgebroken en \'t bolletje
in de vloeistof geplaatst, welker hoogte vóór en na
de proef bepaald werd. Was de absorptie geëindigd, dan
werd \'t bolletje gebroken, om zich door den reuk te
overtuigen, dat alle gas geabsorbeerd was.

Het tweede bolletje werd aan een draad opgehangen
in een luchtdicht af te sluiten ruimte van bekenden
inhoud. Door \'t schudden werd \'t bolletje gebroken
en \'t uitgetreden gas met de lucht gemengd.

De reuk beslist dan, of deze hoeveelheid boven of
beneden de grens van waarneming zich bevindt.

Fischer en Penzoldt bepaalden, hoeveel van een
reukstof (zy onderzochten daartoe mercaptan en chloor-
pbenol), in de lucht van een afgesloten lokaal met
volkomen gladde wanden moest verdeeld worden, om
aan iemand, die binnentrad, een nog waarneembaren
reukindruk te geven.

Dihhita bediende zich van de eigenschap van
zinkacetaat, om door water gedeeltelijk ontleed te
worden in een onoplosbaar basisch zout en vrij azyn-

Fischer u. Penzoldt, Biologisches Centralblatt 1886.
H. C. Dibbits, Feestbundel by Donders Jubileum 1888.
p. 497.

-ocr page 25-

11

zuur. Hy liet 60 L. vochtige lucht gedurende een
zekeren tijd en met bekende snelheid over het
Zn-acetaat strijken en bepaalde nu \'t gewichtsverlies
van \'t zout, dat dus op rekening te brengen is van
\'t vrij geworden azynzuur. Zoo gaf een gewichtsver-
lies van 24 mgr. azijnzuur, over deze 60 L. verdeeld,
een nog duidelijk merkbaren reukprikkel.

Passy maakte een serie oplossingen van de reuk-
stof in alkohol in steeds 10 maal sterkeren graad van
verdunning en liet nu een druppel van de zwakste
oplossing in een liter-flesch verdampen, waarna de
experimentator ruikt; zoo bepaalt hij den sterksten
graad van verdunning, die nog een waarneming geeft.
Passy zelf waarschuwt voor 2 fouten n.1. de aan-
wezigheid van alkohol,die de reuk gedeeltelijk maskeert
en \'t verlies aan reukstof door \'t openen van de
flesch en \'t ruiken er aan. Door groote kolven te
gebruiken, heeft hij meer geconcentreerde oplossingen
noodig en zal de aanwezigheid van alkohol minder
storend werken; tevens gebruikt hy absoluut zuivere
alkohol, aangezien de gewone alkoholreuk hoofdzakelijk
berust op onzuiverheden. Door ieder onderzoek slechts
kort te laten duren en een gering aantal inspiraties
te laten doen, vermindert hy de stoornis tengevolge
van \'t verlies aan reukstof.

Als een geschikte modificatie van de methode van
Passy kan de
reukkast \'J, zelf van ouderen datum, dienen,
waarvan ik de beschryving hier volgen laat.

Zy bestaat uit glazen wanden, welker lengte, breedte
en hoogte 40 cM. bedragen. Een der zijkanten ver-
toont een elliptische opening, die aan de neus vol-

Comptes rendus do l\'Académie des Scionces. Séance du
8 Fovr. do 1892.
2) Zwaardomnker, Dio Physiol, dos Qoruchs, 1895, p. 84.

-ocr page 26-

12

doende ruimte laat, om te ruiken, wat zich binnen
de kast bevindt. Om de opening af te sluiten, wordt
een blad papier tusschen een veer er over geschoven.

Een gemakkelijk uiteennemen van de kast is nood-
zakelijk voor de reiniging na iedere proef. Dit reinigen
geschiedt, door krytpoeder over \'t glas te wrijven,
wat, zooals bleek, zelfs zeer adhaesieve reukstoffen
snel verwydert.

De reukstof werd nu in waterige oplossing op een
schaaltje binnen de reukkast gebracht, door een der
wanden een weinig naar boven te schuiven en aan
vervluchtiging blootgesteld, wat door zachte ver-
warming met een spiritusvlam, onder de glazen kast
geplaatst, bevorderd werd.

Was alles verdampt, dan werd, om de reukstof
gelegenheid te geven, zich gelykelyk over de ruimte
te verdeelen, steeds 5 min. gewacht, vóór men rook.
Dit ruiken geschiedde door korte, oppervlakkige
inspiraties.

Naar het voorbeeld van Passy werd ook hier van
de druppelmethode gebruik gemaakt. Ik ging daartoe
als volgt te werk: met een pipet, die tot in honderdste
cM®. nauwkeurig was af te lezen, werd de reukstof
opgezogen en eenige honderdste cM». in een maatglas
verdund. Met deze oplossing, werd, na flink schudden,
een druppelfleschje gevuld en nu druppelsgewijs de
grens bepaald, waarop nog waarneming optrad. Lag
deze beneden 1 druppel, dan werd de oorspronkelijke
oplossing eenige malen verdund. Na gevonden waarde
werden uit \'t gebruikte fleschje op \'n milligram-balans
eenige druppels gewogen.

Als voorbeeld laat ik hier \'t bepalen van \'t mini-
mum perceptibile voor valeriaanzuur volgen:\' met de
pipet nam ik 0.01 cM®. valeriaanzuur in een maatglas,
dat ik met water aanvulde tot 250 cM\'. en zoo

-ocr page 27-

13

verkreeg ik, na goed schudden, \'n oplossing van
V20000; hiervan werden 2 cM^. genomen, die weer tot
100 cJl®. verdund werden. Van deze valeriaanzuur-
oplossing
(VsBooooo) werden 3 druppels, na in een
reukkast verdampt te zijn, nog als valeriaanzuur
herkend.

Na gebruik werden pipetten eu maatglazen met
water en alcohol schoongespoeld, tot ze volkomen
reukeloos waren.

Waar de reukkast een inhoud bezat van 64000 cM\'.
zyn de minima perceptibilia van de standaardreuk-
stoffen weergegeven voor 1 L. lucht en uitgedrukt
in grammen.

Minima perceptibilia per L. liicht :

Isoamylacetaat = 9 . 10—® gr.
Nitrobenzol = 412 . 10—\'» „
Terpineol = 185 . 10—» „
Aetbylbisulflde = 3 . 10—„
Guajacol = 37 . 10—„
Valeriaanzuur = 21 . 10—„
Pyridine = 1625 . 10—i" „

Skatol = 35 . 10—„

Wat de meer of minder makkelijke oplosbaarheid
van deze stoffen betreft, verdient allereerst vermel-
ding, dat muscon in deze bepalingen niet opgenomen
is, aangezien \'t niet in waterige oplossing te ver-
krijgen is; verder, dat aetbylbisulflde als parafflneuse
oplossing Viooo aanwezig was en skatol eveneens op-
gelost werd in \'/looo paraffine. Door de geringe hoe-
veelheid, die van beide stoffen noodig was, konden
dezo gemakkelijk in uiterst fijne druppeltjes in water
gelijk verdeeld worden, wat een aantal bepalingen,
die dezelfde uitkomst gaven, waarborgde. De overige
stoffen waren in water gemaklijk oplosbaar.

-ocr page 28-

HOOFDSTUK H.

§ 3. Verdampingssnelheid.

De sneliieid van verdamping van reukmoleculen uit
de oppervlakte van een reukstof, iiebben we nagegaan
met een chemische balans, op\' wier eene schaal een
klein bekerglaasje, gevuld met de parafflneuse reukstof-
oplosaing en, om de condities beiderzüds gelijk te
maken, op de andere een zelfde glaasje met enkel
paraffine geplaatst werd.

De concentraties der parafflneuse oplossingen waren
gelyk aan die bij de later te bespreken reukmeters
in gebruik.

Was \'t glaasje gevuld, zoo besloeg de oplossing
een oppervlakte van 3.6 cM®.

Door een ruitertje langs een der armen van de
balans te verplaatsen, maakten we evenwicht by
gewichtsverandering en hadden, tevens gelegenheid
deze lot op 0,1 mgr. nauwkeurig af te lezen.

Ora mogelijke condensatie van waterdamp op de
balans en de bekerglaasjes met hun inhoud eenigszins
te verhinderen, werd binnen de glazen kast van de
balans een schaaltje met chloorcalcium geplaatst. De
teraperatuur was gedurende een proef aan slechts
weinig variatie onderhevig en liep op verschillende
dagen hoogstens 3° uiteen.

-ocr page 29-

15

De gewichtsvermindering werd voor iedere reukstof
in graphisch beeld gebracht, waarby de verdampings-
tijden op de as der abscissen, de gewichtsvermindering
op die der ordinaten kwam. De conclusie is gegrond
op het gemiddelde "^van drie dergelyke, graphisch
voorgestelde proefreeksen.

Fig. 1.

Karakteristiek voor allen is een in \'t begin snellere
en dan langzaam verminderende verdamping, hetgeen
niet te verwonderen is, aangezien raet de vermin-
dering der hoeveelheid reukstof in de oppervlakkige

-ocr page 30-

16

lagen, ook de dampspanning afnemen zal. Daarom
werd dan ook de grootste verdampingssnelheid, die
te meten was, als het meest tot die in de proef
naderende, beschouwd.

Daar de invloed der temperatuur-schommelingen te
klein is, om een merkbaar verschil te geven, is deze
verwaarloosd.

Het bekerglaasje werd met de paraffineuse oplos-
sing steeds zoover gevuld, tot het met een constant
gewicht op de andere schaal evenwicht maakte, zoodat
de oppervlakte van de reukstofoplossing voor allen
gelijk genomen mag worden.

We laten hieronder de hoeveelheden gedurende
bepaalden tyd vervluchtigde stof volgen, die als ge-
middelden uit drie proefreeksen (zie fig. 1) gecon-
strueerd zyn:

Isoamylacetaat 0.5

Nitrobenzol 5 «/o-

In

i

uur

0.2 mgr.

In 7-^ min. 0.26 mgr.

»

i

n

0.3 „

»

15

»

0.5 „

t>

1

n

0.38 „

»

30

n

0.84 „

n

1

n

0.46 „

n

45

n

1.16 „

n

1:1-

»

0.53 „

n

1

uur

1.45 „

n

H

»

0.6 „

ff

li

tl

1.74 „

n

H

n

0.67 „

n

li

})

2.03 „

n

2

n

0.74 „

n

2

})

2.6 ,

»

n

0.8 „

)j

2i

n

3.2 „

n

n-

n

0.85 „

1)

3

n

3.8 „

n

H

n

0.9 „

n

3|

»

4.5 „

n

3

»

0.95 „

»

4

»

5.1 „

Terpineol

2.Ö

Aethylbisulfide 0.1 %o-

In

i uur

0.4 mgr.

In

1

uur

0.03 mgr.

T)

X

»

0.7 „

H

2

»

0.05 „

»

0.94 „

»

3

»

0.07 „

1

«

1.14 „

n

4

»

0.09 . „

»

H

n

1.34 „

5

n

0.11 „

-ocr page 31-

17

In uur 1.51 mgr.

nar 0.12 mgr.

»

1.7

H

7 „

0.13 „

„ 2

»

1.9

n

»8 „

0.14 „

» 2i

n

2.06

V

« H

n

2.2

n

« n

«

2.34

n

. 3

n

2.45

n

Guajacol 1 7oo-

Valeriaanzuur 0.1 7oo

In 1 uur

O.Il mgr.

In 1 uur

0.07

mgr.

„ 2

n

0.20

n

« 2 „

0.13

»

„ 3

n

0.29

n

,, 3 „

0.19

n

„ 4

»

0.37

n

4

0.24

»

. 5

}}

0.43

n

» 5 »

0.28

n

„ ö

»

0.49

n

» ö „

0.32

n

» 7

n

0.55

n

» 7 „

0.36

n

n 8 „

0.40

»

« 9 „

0.43

»

Pyridine 1 7o

Skatol 1 7oo.

In 1 uur

0.10 mgr.

In I uur

0.04

mgr.

,, 1

7>

0.20

H

« 2 „

0.075 „

H

n

0.30

»

H 3 „

0.11

n

n 2

n

0.38

n

« 4 „

0.14

»

„ 3

»

Ü.54

n

» 5 „

0.17

7)

« 4

»

0.63

»

„ 6 „

0.21

n

„ 5

n

0.82

n

« 7 „

0.24

n

.. 6

u

0.95

n

») 8 „

0.28

n

» 7

n

1.07

n

„ 8

»

1.19

n

Gemiddeld verdampten gedurende \'t eerste kwar

uurs per minuut en per cM®. oppervlakte van :

Isoamylacetaat % ^^

Nitrobenzol 5% 92

Terpineol 2.6 % 75

Aethylbisulflde 0.1 7oo

Guajacol 17oo 5

10-7 gr.
10-7 „
10-7 ^
10-H „
10-7 ..

-ocr page 32-

Valeiiaanzuur OJ 7oo 28 . lO-« „
Pyridine 1 7o ^^ • ® «

Skatol 1 o/oo 185 . 10 -9 „

Gedurende de eerste minuut zal de verdampte hoe-
veelheid in elk geval grooter zyn dan de gemiddelde
minutenwaarden in bovenstaande tabel. De steilte in
\'t begin der curve van fig. 1 laat ons zien, dat dit
verschil voor isoamylacetaat waarschijnlijk aanzienlijk
zal zien, voor aethylbisulfide gering. Nog sneller dan
gedurende de le minuut, als geheel genomen, zal de
verdamping in de le | min. zyn. \'t Nauwkeurig
bedrag hiervan laat zich echter niet vinden, of \'t moest
zijn uit den mathematischen vorm van de curve op
pag. 15 geteekend, die my echter tot een zoover
strekkende conclusie niet nauwkeurig genoeg voorkomt.

Het verloop der curve geeft intusschen niet alleen
rekenschap van de verdampingssnelheid, doch is tevens
uitdrukking van de diffusiesnelheid.

\'t Lag voor de hand het wegen van minimale
hoeveelheden te doen geschieden op een z.g.
micro-
weegschaal
en oogenschynlyk belooft deze methode
veel, als men nagaat, dat de microweegschaal van
Nernst-Riesenfeld een nauwkeurigheid van ± 0.02 mgr.
aangeeft. Daar op deze echter ten hoogste 2 mgr.
weegbaar zyn, is \'t duidelijk, dat de door ons ge-
bezigde oplossingen in paraffine al geringe kans aan-
bieden bij verdamping een betrouwbaren uitslag te
geven. Alleen nitrobenzol in 5 % oplossing komt voor
de methode in aanmerking en ik heb dan ook
getracht zijn verdampingssnelheid langs dezen weg
te bepalen. Doch vooraf eenige details over de micro-
weegschaal, zooals deze door Nernst en Riesenfeld
voor quantitatieve analyse van zeer geringe hoeveel-
heden geconstrueerd is \').
1) Berichte der Chem. Qesellscli. 1903 No. IU.

-ocr page 33-

19

Tusschen de uiteinden van een in een vork uitloo-
pecde vertikale as is een 5 cM. lange kwartsdraad
horizontaal gespännen. Met waterglas is dwars hierop
een 30 cM. lange glasdraad van Va ^M. dikte be-
vestigd, zoodat deze als een hefboom kan werken.
Aan den korten hefboomarm is een platinahaakje
ingesmolten, waaraan een platinaschaaltje van ongeveer
20 mgr. kan gehangen worden, terwyl de lange hef-
boomarm aan \'t einde rechthoekig naar beneden is
omgebogen en uitloopt in een zeer fijnen wijzer, die
langs een glazen schaal verdeeling van 100 gelijke
dealen zich bewegen kan. Met behulp van een verre-
kijker gelukt \'t bij gunstige belichting gemakkelijk
nog Vio van deze deelstrepen te schatten. Als tegen-
wicht voor \'t platinaschaaltje dient een ruitertje van
platina aan den langen hefboomarm. De weegschaal
bevindt zich binnen een glazen kast, die door stel-
schroeven horizontaal is op te stellen.

Ter ijking van de microweegschaal werden eenige
dunne koperdraadjes op een gewone, zeer nauwkeurig
wegende balans gewogen en daarna overgebracht op
\'t platinaschaaltje en nauwkeurig den uitslag van elk
waargenomen. Als gemiddelde uit 4 waarnemingen
correspondeerden met 1 mgr. 03 schaaldeelen of be-
droeg een uitslag van 1 schaiildeel eon gewicht van
ohl6 mgr.

Gaat men over tot wegen, zoo wordt de balans,
die by niet-gebruiken tusschen kurken schyfjes ge-
fixeerd is, door \'t omdraaien van een schroef, losge-
maakt en \'t O-punt bepaald, dat onder invloed van
temperatuur en vochtigheid der lucht een lichte
wyzigiDg kan ondergaan. Ora de eerste by onze proeven
eenigszins te elimineoren, werd weer een schaaltje met
chloorcalcium binnnen de glazen kast geplaatst, terwyl
de temperatuur gedurende ons wegen onveranderd bleef.

-ocr page 34-

20

Bij het wegen moet men steeds zorgen de weegkast
te sluiten, aangezien de balans door de geringste
luchtbeweging niet tot rust komt. \'t Gelukt gemaklyk
\'t platinaschaaltje af te nemen met een stukje spiegel-
glas, waarop het vaststaat, terwijl met een pincet
de kwartsdraad door een kleine zy beweging gevaar
zou loopen te breken. Doch geschikter voor ons doel
bleek \'t platinaschaaltje te vervangen door een glazen
staafje, dat fijn uitliep in een gebogen haakje.

Het dikkere einde werd nu in de reukoplossing
gedoopt, zoodat een klein drupje bleef hangen en
\'t staafje nu zoo snel mogelyk aan de balans gehangen.

Bij alle oplossingen, behalve nitrobenzol, bleek ook
na eenige uren wachtens geen merkbare vermindering
in gewicht opgetreden te zijn. Voor nitrobenzol be-
droeg de verdampte hoeveelheid achtereenvolgens:

Bij een gewicht van den druppel van:

69.1 deelstr. 88.6 deelstr. 74.S deelstr.

Na 5 min. 0.3 „ 0.4 „ 0.3 „

„ 10 „ 0.5 „ 0.8 „ 0.6 „

„ 15 „ 0.7 „ 1.0 „ 0.7 „

„ 20 „ 0.9 „ 1.3 „ 0.9 „

„ 30 „ 1.2 „ 1.8 „ 1.5 „

„ 60 „ 1.7 „ 2.4\' „ 1.5 „

Nemen we nu weder de verdamping gedurende de
eerste 15 min. als maatstaf, zoo komen we uit deze
3 waarnemingen voor een druppel van 63 deelstrepen
(1 mgr.) tot een verdampingssnelheid gedurende de
eerste 15 min. van 0.64, resp. 0.71 en 0.59 deel-
strepen d.i. gemiddeld 0.01 mgr.

Beschouwen we nu den druppel als een bol, dan
beslaat deze, \'t specifiek gewicht van paraffine in
aanmerking genomen, een oppervlakte van 0.05 cM\'.

-ocr page 35-

21

Per cM®. en per min. is dan de verdampingssnelheid
voor nitrobenzol
13.10-^ gr.

Daar de verdamping hier niet langs een geheel
boloppervlak beeft plaats gegrepen, moet deze waarde
met een zeker bedrag verminderd worden en komen
we wellicht meer in de buurt van 9. 10"° gr., die
we vonden met de groote balans, terwijl aan den
anderen kant moet opgemerkt worden, dat de nitro-
benzol zich ook eenigszins langs \'t glazen staafje
jerbreid heeft, wat door vergrooting van oppervlakte
de verdamping begunstigen zal

§ 2. Adsorptie van geuren tegen vlakten
van verschillend materiaal.

Reeds is melding gemaakt van den störenden invloed,
die uitgaat vau adsorptie van geuren aan glas, een
eigenschap, die zich meer of minder by alle reuk-
stoffen voordoet.

Bij \'t experimenteeren met den nog nader to be-
schryven olfactometer blijkt voor terpineol en guajacol
een längeren tijd noodig, om de glazen reservoirs
reukeloos te maken. Voor skatol en muscon geldt dit
in nog sterkere mate; ook na toepassing van de

1) Evenmin liooft do microweegscliaal de vraag tot een op-
lossing kunnen brongen, of muskus in verloop van tyd in
gewicht afnoomt. Door velo onderzookors is dozo vraag stoeda
ontkonnond, door Valontin bovostigend beantwoord gowordon.
wy hebbon oonigo korroltjoa muskus op \'t platinaschaaltje
gelegd on rustig aan hun lot overgelaten. Zelfs na 2 maandon
was nog goon duidoUjko uitslag aanwozig. Eon schynbare ver-
meerdering van óón doolstroop is door opname van waterdamp
licht to vorklaron, sedert men woot, dat velo reukstoffen
hygroscoplsch zyn.

-ocr page 36-

22

gebruikelijke hulpmiddelen (verwarming, luchtdoorvoer,
luchtverdunning) wordt voor volkomen reukeloosheid
meest eenige uren vereischt.

\'t Kan daarom van belang geacht worden deze
eigenaardige verhouding van sommige geuren ten
opzichte van glas of ander materiaal nader te leeren
kennen.

Om tot dit doel te geraken zijn een aantal even
lange en even wjjde buizen van het meest uiteen-
loopend materiaal vervaardigd, voor welke nu de
adsorptie nagegaan werd. Daartoe werden deze buizen
door middel van een kort koperen verbindingsstuk
in continuïteit gebracht met een cylindrische reuk-
bron van 10 cM. lengteen 2.5 cM®. totale oppervlakte,
zoodat de geaspireerde lucht eerst den cylinder over
zün geheele lengte passeerde en dan de buis, waarvan
men de adsorptie wilde leeren kennen.

Gewenscht was de lucht steeds met dezelfde snel-
heid door te voeren, daarom werd een aërodrometer
(zie voor de beschrijving volgende §) tusschengescha-
keld. De stroomsnelheid bedroeg in de onderstaande
proeven 100 cM^ per sec., terwyl de expositie aau
de met reukstof gemengde lucht nauwkeurig 5 min.
duurde. Hierna werd de buis verwijderd en de adhaesie
van den geur door middel van het zintuig nagegaan.

Soms bleek de adhaesie geheel afwezig, in ieder
geval niet merkbaar; vaak was de adhaesiegeur slechts
gedurende een paar aspiraties op te merken; was hij
sterker, dan werd de buis op een tafel van het
gelijkmatig verwarmde lokaal neergelegd en tusschen-
beide gecontroleerd.

Hieronder volgt een tabel, die aangeeft den adsorp-
tieduur van de verschillende reukstoffen.

-ocr page 37-

Isoamyl-

Nitro-

Terpi-

acetaat

benzol

neol

Glas

0

enk. sec.

0

Vernik.koper

enk. sec.

»

0

Zilver

0

enk. sec.

Goud

0

»

0

Aluminium

0

»

0

Kool

enk. sec.

8 min.

ü

Staal

2 min.

enk. sec.

4 min.

IJzer

enk. sec.

n

enk. sec.

Koper

0

n

Jl

Zink

enk. sec.

n

0

Lood

0

n

0

Tin

0

n

0

Porcelein

15 min.

8 min.

5 min.

Adsorptieduur.

Muscon

Aethyl-
bisnlflde

Gufyacoi

Valeri-
aanzuur

Pyridine

Skatoi

20 uur

enk. sec.

1 min.

30 min.

0

IV2 \'uir

>2x24 n.

»

5 .

enk. sec.

enk. sec.

31 2 dag

0

5 min.

0

24 uur

n

1)

12 min.

enk. sec.

0

IV2 dag

24 uur

1 min.

15 „

3 min.

0

9 dagen

enk. sec.

0

ü

0

18 min.

0

»

enk. sec.

7 min

0

30 ,

20 dagen

7 min.

»

8 „

0

45 „

10 „

4 dagen

n

3 „

0

2 ,

a „

3 ,

n

25 „

0

2V2„

14 „

12 „

1 min.

enk. sec.

U

enk. sec.

10 „

4 „

enk. sec.

8 min.

2 min.

V2 min.

7 „

enk. sec.

2 min.

& „

0

& „

Ü

to

CO

-ocr page 38-

24

Uit deze tabel blijkt de adsorptie aan velschillend
materiaal sterk wisselend te zyn. Beschouwen we in
de eerste plaats glas, zoo blijkt dit voor olfactome-
trische doeleinden voor de meeste reukstofifen een
uitnemend materiaal. Alleen voor muscon schynt
\'t volkomen ongeschikt en moet aan \'n olfactometer
uit kool, porcelein, staal of iizer de voorkeur gegeven
worden; technisch komt dan de ijzeren \'t eerst in
aanmerking.

De adsorptieduur van skatol is niet van dien aard,
om speciaal daarvoor een olfactometer uit kool of
porcelein te doen vervaardigen.

De meeste stoffen blijken verder voor muscon en
skatol een buitengewoon sterke adhaesie te vertoonen.

Opmerkelijk is, dat terpineol, dat in \'t glazen reuk-
reservoir lang aanwezig blyft, in deze aan beide
zijden wyd geopende glazen buizen direct verdwenen
was; blykbaar is hier de geadsorbeerde hoeveelheid
terpineol gering, zoo gering, dat zy niet stijgt boven
\'t minimum perceptibile, terwijl we toch een langen
adsorptieduur moeten aannemen, getuige de proeven
met \'t aan beide zyden zeer nauw toeloopende reuk-
reservoir. Een reukreservoir uit koper of tin zou
misschien blyken in \'t geheel geen terpineol te absor-
beeren.

Al zal op grond van al deze zoo uiteenloopende
verhoudingen van de eene reukstof tot de andere, van
\'t eene materiaal ten opzichte van \'t andere, een al
deze verschijnselen omvattende vei klaring al moeilyk
blyken, toch is men in staat hypothesen op te stellen,
die met dezen factor van adsorptie rekening houden.

Zwaardemakermerktopin zyn „Physiol.d. Geruchs"

1) Zwaardemaker, Dio PhysioioKie des Geruchs \'95, p. a3 u. 124.
Zwaardemaker, De adsorptie van muscongenr te\'gen vlakten van
verschillend materiaal Kon. Ac. v. Wet., 29 Juni W.

-ocr page 39-

25

dat glas des te minder aanleiding geelt tot adhaesie
van reukgassen, hoe droger zy zijn.

De door de ruikbuis trekkende lucht bevat\' een
eiken dag wisselende hoeveelheid waterdamp, die zich
op de binnenvlakte der buis in een dunne laag neer-
slaat; de dikte van deze damplaag op glas bedraagt
volgens Bunsen by 28° G. ongeveer O.OOlOl mM^.

\'t Kan nu niet bevreemden, dat alle in water op-
losbare reukstoffen een zekere adhaesie vertoonen.
\'t Zal dus van de vochtigheid der lucht afhangen,
of zich veel of weinig Hj O op de binnenvlakte der
buis neerslaat en dus veel of weinig reukstof in deze
capillaire laag kan oplossen.

Doch ook andere bestanddeelen der lucht (O, N,COj)
kunnen \'t zijn, die een moleculair laagje vormen,
waarin de reukstoffen zich kunnen oplossen.

Mogelyk zou \'t verder kunnen zyn, dat zich speci-
fieke metaaldeeltjes in \'t condensatielaagje oplossen,
waardoor weer een eigenaardige wyziging in do oplos-
baarheid der reukstoffen zou kunnen ontstaan.

Ook ware, indien men de proeven met volkomen
droge lucht doet, te denken aan een indringen van
reukstofmoleculen in de poriën van \'t metaal zelf.

Voor ons doel hebben we ons intusschen met deze
theoretische beschouwing niet op te houden; \'t geldt
bier alleen het vaststellen van eenige voor de praktijk
der reukmeting gewichtige gegevens.

-ocr page 40-

26

§ 3. Minima perceptibilia der standaard-
geuren, olfactometrisch bepaald.

Meting en vergelyking op het gebied der reuk-
scherpte is op groote schaal slechts mogelijk met
behulp van den olfactometer van Zwaardemaker.

Het principe van dezen reukraeter is dit, dat men
een luchtstroom van bekende snelheid over het opper-
vlak van een reukstofoplossing laat stryken. Door die
oppervlakte tft vergrooten of te verkleinen is men
in staat de reukstof in allerlei verhoudingen met de
langs strijkende lucht te mengen. Naar gelang het
gehalte wordt de reukstof meer of minder duideUjk
herkend.

De onderdeelen van den laboratorium-olfactometer
zyn:

Ie. de magazyncylinder,
2e. het lucht-reservoir,
3e. de waterluchtpomp,
4e. de aörodromometer.

De magazijncylinder, in \'t vervolg kortweg cylinder
genoemd, is een reservoir met inwendig riekend opper-
vlak. Om een metaalgazen cylindertje van 10 cM.
lengte en 8 m.M. diameter wordt filtreerpapier ge-
wonden, totdat de laag een dikte van 21/9 mM. bezit.
Om dezen cylinder van filtreerpapier bevindt zich een
wijdere glazen buis, die door twee metalen platen aan
de uiteinden is afgesloten en wel waterdicht door
middel van twee kurken platen en drie schroeven
aan overlangs loopende trekstangen. De beide afsluit-
platen bezitten in het midden een doorboring ter
wijdte van het lumen van den metaalgaas-cylinder
eu een van beiden een kleinere excentrische opening,
die met een kurken plaatje en schroef afgesloten kan

-ocr page 41-

27

worden en gelegenheid geeft, om de ruimte tusschen
het filtreerpapier en den glazen mantel met ongeveer
80 cM^ der reukstofoplossing te vullen, \'t welk ge-
makkelijk geschiedt door middel van een tot een
trechter uitgetrokken glazen buis. Na 24 uur is \'t
filtreerpapier geheel met de oplossing doordrenkt en
geeft de metaalgazen oppervlakte een op alle punten
even sterken reuk af.

Het luchtreservoir is een dikke, glazen cylinder,
die 100 cNP. lucht kan bevatten en aan beide zijden
afgerond en van glazen kranen voorzien is. Dit reser-
voir loopt aan eeu der zyden uit in een 8 mM. dikke
glazen buis en eindigt aan den anderen kant in een
metalen aanzetstukje. Aan de bovenzyde bezit het
verder een kort glazen buisje, \'t ruikbuisje genoemd,
dat met een metalen stop luchtdicht is af te sluiten.

Het luchtreservoir is omwonden met een nikkelen
spiraaldraad, die door middel van een accumulator
verwarmd kan worden.

De waterstraalluchtpomp is een aan de waterleiding
aangebracht aspiratietoestel, dat door middel vaneen
dikwandige gummislang luchtdicht verbonden kan
worden met het aanzetstukje van het luchtreservoir
en de lucht eerst door de binnenhuis van den magazijn-
cylinder en vervolgens door het luchtreservoir zuigt.

Een electrisch gedreven ventilator, zich bevindend
binnen een kegelvormig yzeren toestel, waaraan eeu
gummislang, kan de waterstranlluchtporap uitstekend
vervangen.

Het is van gewicht zekerheid te hebben, dat de
vvaterstraalzuigpomp of de ventilator steeds met
dezelfde kracht werken. Men kan zich hiervan gemak-
keiyk overtuigen, wanneer men den
aërodrotnomter

M Zwaardomaker, Dio Luftbrücke. Ondorzoekingou Pbysio-
logisci» laboratoriiun Utrecht, 5 IV\', pnp. i>7.

-ocr page 42-

28

inschakelt. Dit is een wijde, vertikale glazen buis,
waarin een als windvaan dienend aluminium-plaatje
tusschen twee zeer dunne spiraalveeren opgehangen
is en, door den luchtstroom meegenomen, zich be-
weegt langs een millimeter-schaal en door zijn uitslagen
de stroomsnelheid der lucht aangeeft. De yking ge-
schiedt met een gasmeter. Zoo correspondeert een
uitslag van het windvaantje van 26 mM. met een
luchttransport van 100 cM^ per seconde, met welke
stroomsnelheid we steeds onze proefnemingen ver-
richtten. Gedurende de experimenten is het noodig
de snelheid tusschenbeide te controleeren en te regelen.

De cylinder wordt, na gevuld te zijn, op een
horizontaal loopend paar richels geplaatst en geschoven
over het glazen buisje, het verlengstuk van het
luchtreservoir, zoover, tot het stuit tegen een lood-
recht opstaande plaat, die dus een afscheiding vormt
tusschen het luchtreservoir en den cylinder en voor-
komt, dat by het ruiken de cylinder zelf geroken
wordt. Langs een der richels, waarover de cylinder
glydt, is een verstelbare millimeter-verdeeling aan-
gebracht.

Iedere cylinder wordt vóór \'t gebruik op den O-stand
ingesteld; dit geschiedt, door den achterrand van
het metaalgaas nauwkeurig in éën vlak te brengen
met het uiteinde der binnenhuis en nu verschuift
men de millimeterverdeeling, tot een naald, bevestigd
aan den cylinder, op nul komt. Schuift men den
cylinder uit, zoodat de\'naald op 1 staat, dan zal de
geaspireerde lucht een riekend oppervlak van 1 cM.
lengte passeeren. Staat de wyzer op 10, dan is de
cylinder ook volledig uitgeschoven en staat het geheele
oppervlak van het nikkelgaas reukstof aan de voor-
bystroomende lucht af. Geheel ingeschoven is die vlakte
natuurlijk O en tusschen deze beide uiterste standen

-ocr page 43-

29

beschikt men, millimeter voor millimeter uitschuivend,
over 100 verschillende trappen van riekend oppervlak.

Vóór den aanvang van een olfactometrisch onder-
zoek moet men bekend zijn met enkele moeilykheden,
die zich daarby kunnen voordoen. In de eerste plaats
de wijze, waarop geroken wordt. Ruikt men met het
achterste gedeelte van de neusopening, zoo is het
mogelijk, dat zelfs een krachtige reukprikkel niet
gemerkt wordt. Men plaatse de neus zoo over het
ruikbuisje, dat dit zich J-—1 cM. binnen de neus
bevindt en wel in de voorste helft.

Een bepaalde wyze van inademen is niet aan te
geven; ieder die een zwakken geur inademt, zal
onwillekeurig streven en zoeken naar de meest doel-
matige beweging; dit optimum wordt na eenige
oefeningen in een oogwenk gevonden.

Sommige reukstoffen hechten, gelyk reeds opge-
merkt, zoo hardnekkig aan glas, dat men vaak uren
lang wachten moet tot volkomen reukloosheid.

Luchtverdunning is dan gebleken het snelst de^
geabsorbeerde reukstof to doen verdampen; men,,
verdunne dus zoo sterk mogelijk onder afsluiting van
de stroomopwaarts gelegen kraan. Het binnenhuisje
kan men intusschen met een in alcohol gedrenkten
wattendrager en daarna raet droge watten reinigen.
In veel gevallen voert gelyktydige verwarming van
het luchtreservoir sneller ten doel; aan den anderen
kant zy hier opgemerkt, dat te sterke verwarming
eon brandlucht kan geven; door middel van een weer-
stand wordt daarom de temperatuur geregeld.

Een voorname eisch worde ook gesteld aan de
reukloosheid van het vertrek, waarin het onderzoek
verricht wordt, b.v. mag er niet in gerookt worden,
en moeten de cylinders steeds in een ander lokaal
gevuld worden.

-ocr page 44-

30

Een cylinder kan men jaren lang goed houden,
zoo men hem steeds ingeschoven bewaart, waarby
de reukstof bestendig door de binnenhuis hermetisch
is afgesloten.

Er bestaat verder gevaar voor opname en vast-
houden van reukstoffen uit de omgeving, daarom mag
een cylinder, die niet gebruikt wordt, nooit in een
gesloten doos of kast geborgen worden, doch steeds
vry in een lokaal, door kurkjes afgesloten.

De algemeene gang van de bepaling van een minimum
perceptibile is als volgt: men laat de lucht door het
\'toestel zuigen en schuift den cylinder over een be-
paalden afstand uit en wacht ^ minuut (aangegeven
door een zandlooper), dan neemt men de gummislang
af en sluit te gelyker tijd de stroomopwaarts gelegen
kraan, schuift den cylinder over \'t O-punt terug,
opent het ruikbuisje en overtuigt zich, of de reuk al
of niet merkbaar is. Is het laatste het geval, zoo
behoeft het apparaat niet direct gereinigd te worden,
maar men kan den cylinder onmiddeliyk verder
uitschuiven. Had men den reuk herkend, zoo wordt
door luchtverdunning en mechanische reiniging van
de binnenhuis meestal spoedige reukloosheid verkregen,
waarvan men zich vóór een nieuwe proef aan \'t ruik-
buisje te overtuigen heeft, om dan äe proef bij een
geringeren cylinderstand te herhalen. Op deze wijze
zoekt men den geringsten op de schaal af te lezen
stand, waarop nog duidelyk de reukstof herkend wordt.

Gedurende een proefis de riekende oplossing slechts
weinige seconden aan de lucht blootgesteld; het is
van belang dit niet langer dan noodig is te doen
duren en na iedere minuut den cylinder, vóór men
ruikt, in te schuiven.

Gevaar voor afstomping door vermoeienis van ons
reukzintuig is er niet, zoo de prikkels niet te sterk

-ocr page 45-

31

genomen worden, overigens is de voor het reinigen
van het toestel benoodigde tijd voldoende, om het
zintuig rust te verschaffen.

Is de concentratiegraad van de reukstof zoodanig
dat de „Erkennungsschwelle" nog ligt beneden ü.1
cM. cyiinderlengte, dan kunnen we onzen toevlucht
nemen tot een 10-, 100- of lOOO-voudige luchtver-
dunning. Daarvoor is tusschen de gummislang en de
aspiratiepomp een manometer, die van onderen in
een bakje met kwikzilver rust, ingeschakeld. Wenscht
men na doorzuigen van de lucht over een cyiinder-
lengte van b.v. 0.1 cM., gene 10-maal te verdunnen,
dus den druk in het luchtreservoir met ®/io te ver-
minderen, zoo sluit men na V^ minuut de stroom-
opwaarts gelegen kraan, schuift den cylinder terug
en laat de luchtpomp werken totdat het Hg.—niveau
de hoogte bereikt heeft gelyk aan 7io van den stand
van een daarneven gehangen barometer. Op dat
oogenblik sluit men de stroomafwaarts gelegen kraan,
opent het ruikbuisje een oogenblik, om de lucht in
het reservoir weer \'t oorspronkelijk volumen te doen
innemen, verwydert de gummislang, opent de kraan
en ruikt aan \'t ruikbuisje. Blykt ook 0.01 cM. te
liggen boven de „Erkennungsschwelle", dan kan men
de lO-voudige verdunning herhalen en op deze wijze
nog waarden van O.OOJ, 0.0001 enz. met grooto mate
van nauwkeurigheid bepalen.

Muscon hecht zich bizonder sterk aan glas, zoodat
na iedere proef een urenlang doorzuigen van lucht
noodig is, om \'t reservoir, waarin geroken wordt,
reukeloos te krygen ; aangezien de adhaesie van muscon
aan yzer zeer gering is, is voor muscon een geheel
uit ijzer gebouwde reukmeter vervaardigd.

Als oplosmiddel word paraffine gebruikt, dat reu-
keloos is en niet veranderlijk. Muscon daarentegen

-ocr page 46-

32

wordt in paraffine zelf reukeloos, het werd daarom
saamgesmolten met myristinezuur en tot een hard
wordenden cylinder met een lumen van 8 mM. in
een glazen buis gegoten.

Van de nieuw bereide negen oplossingen werden
cylinders gevuld en na eenige dagen de minima
perceptibilia bepaald. In den regel werden met iedere
stof 10 waarnemingen gedaan en hieruit een gemid-
delde genomen, terwijl zich uit de formule

1/ Sa;»
s-1

\\V = O 6745

de waarschijnlijke fout liet berekenen, die procents-
gewys uitgedrukt werd.

Steeds werden temperatuur en barometerstand
genoteerd, de laatste met \'t oog op de 10- of meer-
voudige luchtverdunning, de eerste, omdat sterk
uiteenloopende temporaturen een onderlinge verge-
lijking niet zouden toelaten. Daarom zijn de waar-
nemingen steeds verricht by een temperatuur van
14—18° C., de normale kamertemperatuur.

Als minima perceptibilia werden
rpaan do vnltrfindfi waarden pfivnnd

Min. perc.

1 Waarsch.

in cM.

fout.

Isoamylacetaat V2 % in parafT. liquid.

0.3

16«/.

Nitrobenzol 5«/« „ ; .

0.09

40«/.

Terpineol 2.5 7, , , .

1.4

20»/«

Muscon 0.627 7o >n myristinezuur

0.2

24 »/o

Aetbylbisulfido 1 "/ooo in paraff. liquid.

0.09

10 7o

Guajacol 1 7oo

0.27

20 7o

Valeriaanzuur 1 7„oo » n »

0.035

18 7o

Pyridine 1 7»

0.041

I20/0

Skatol 17o, „ » ,

0.0025

23 7o

-ocr page 47-

33

Deze waarden verschillen weinig van reeds door
anderen gevondene, zoodat een algemeen gemiddelde
van een normaal reukorgaan op te stellen is.

Minima perceptibilia in cM.

Zi

Za

N

K

Hs

Ha

deH

Algeni.
gem.

Isoamylacetaat

0.23

0.20

0.30

0.245

0.30

0.40

0.35

0.29

Nitrobenzol

0.03

0.03

0.03

0.02

0.02

0.03

0.25

006

Terpineol

1.10

1.10

2.00

2.90

1.30

1.20

1.40

1 60

Muscon

0.15

0.15

0.30

0.20

0.30

0.20

0.22

Aethylbisulfide

0 015

0.015

0.0Ü5

0.004

0.012

0.02

0.11

0.012

Guajacol

0.30

0.3Ü

0.25

0.50

0.50

0.60

1.90

0.62

Valeriaanzuur

0.03

0.03

0.02

0.02

0.04

0.04

0 07

0.04

Pyridine

0 02

0.02

0.02

0.023

0.03

0.03

0.045

0.027

Skatol

0.002

0.003

0.0003

0.032

0.003

0.0016

0.002

De namen van de waarnemers, wier initialen aan
het hoofd der kolommen zijn vermeld, luiden: Zwaar-
demaker, Noyons, Kubo, Hermanides,Heringa,deHaan.

De gemiddelde fout der waarnemingen van Z en
Ha zün eveneens bekend en vindt met die van Hs
hieronder vermelding:

Zi, N, K. Zie V. (1. Ilooven Leonlmrd, „Ueber oin abwoichendes
Gorucbssystom", Onderz. in \'t Physiol. Lab. Utrecht 5 VIII 393.

Zj. Zie Zwaardemaker, Over Gourverwantscliappen, Koii.Ac.
V. Wot. 23 Sept. \'07.

4

-ocr page 48-

34

Waarschijnlijke fout der min. perc. in o/q.

z

Ha

Hs

Isoamylacetaat . .

27

7

16

Nitrobenzol....

30

34

40

Terpineol.....

40

11

20

Muscon......

60

22

24

Aethylbisulflde . .

35

39

10

Guajacol......

26

15

20

Valeriaanzuur . .

80

19

18 •

Pyridine......

15

25

12

Skatol.......

67

30

23

Onder te voren genoemde voorzorgsmaatregelen is
men in staat deze cylinders met reukstoffen jaren
lang met onveranderde reukkracht te bewaren ; dit
werd nagegaan by verschillende cylinders, die 2 jaar
geleden gevuld en herhaaldelyk voor verschillende
doeleinden gebruikt werden. In \'t algemeen werd
geen in aanmerking komende afwyking met pas be-
reide gevonden; alleen pyridine vormde een uitzon-
dering, waarschyniyk veranderd door onvoldoende
afsluiting.

Ter vergelyking laat ik\' hier nogmaals de 9 geuren
volgen en wel de minimum-prikkelwaarden der oude
en der nieuw-bereide oplossingen:

-ocr page 49-

35

Minima perceptibilia in cM. i)

oude

nieuwe

oplossing.

oplossing.

Isoamylacetaat......

0.3

0.3

Nitrobenzol........

0.15

0.09

Terpineol .........

1.2

1.4

Muscon..........

0.2

0.2

Aethylbisulflde......

0.11

0.09

Guajacol .........

0.2

0.27

Valeriaanzuur......

0.04

0.035

Pyridine .........

1.1

0.041

Skatol...........

0.004

0.00-25

1) Dr. V. d. Hoeven Leonhard vermeldt in \'t op p. .33 reeds
geciteordo artikel zi)n minima perceptibilia, olfactometrisch
bepaald en bemerkt bU zichzelf oen geheel afwükend rouk-
systeem. HU vindc zyn roukscherpto voor de 9 standaardgourcn
achtereenvolgens »/.j, 31/4.
V5, Vs. Vs. V?. V2, V107 on 23 maal
do normaio roiikschorpte. Tevens is
hy anomaal trichromaat.
Om tot een samenhang tusschen zyn afwyking in kleuren- on
reukzin te besluiten, ontbreken hom moordoro waarnomingen.

wy zyn nu in do gologonheid gowoost oen tweede porsoon
to onderzoeken, dio zich .nis abnorm trichromaat (oveneons
nagegaan met Donders\' dubbolsplootspectroskoop) dood können.

-ocr page 50-

36

Getracht is, om de indirecte methode der olfacto
metrie, in verband met de verdampingssnelheid, tot
een directe te maken en de „Erkennungsschwellen"
met den olfactometer gevonden, in absolute maat uit
te drukken.

We kennen de verdampingssnelheid per minuut en
per cM^ oppervlakte voor iederen standaardgeur; we
kunnen eveneens de oppervlakte van de uitgeschoven
cylinderlengte, die ons de .Erkennungsschwelle"
leverde, berekenen; we weten verder de hoeveelheid
lucht, waarin \'t minimale quantum reukstof zich ver-
vluchtigde, zoodat \'t gevonden aantal mgr. reukstof
per 100 cM®. lucht de „Erkennungsschwellen" aan-
geeft, die we vergelijken kunnen met die, gevonden
met de reukkast.

Zoo was de „Erkennungsschwelle", olfactometrisch
bepaald, van 5 % nitrobenzol 0.09 cM. We weten,
dat de doorsnede van den reukcylinder 8 mM. is,
zoo komen we tot een voor de „Erkennungsschwelle"
noodige verdampingsoppervlakte van 0.75 cM^ In-
middels verdampt van 5% nitrobenzol per min. en
per cM\'. 92. lO-^ gr. d. i. over do uitgeschoven cy-
linderoppervlakte 21 . IO"\' gr. per min. Per sec.
passeert over die oppervlakte 100 cM\'. lucht; in
1 L. lucht mengt zich derhalve van nitrobenzol
35.10-" gr., hetgeen in den olfactometer nog juist
te ruiken is.

Toetsen we dit aan de waarden, vroeger gevonden
met de reukkast, dan zien we, dat de „Erkennungs-
schwelle" voor den olfactometer ruim 8 maal hooger
ligt.

Vragen we ons af, wat de oorzaak van dit verschil is
tusschen de absolute waarden, verkregen met de
reukkast en met den olfactometer, dan treft ons de
zoo geheel verschillende wijze van verdampen : aan

-ocr page 51-

37

den eenen kant een vrye oppervakte, aan den anderen
een smal, buisvormig oppervlak, waarover zich de
lucht met zekere snelheid beweegt.

Voor nitrobenzol kunnen we nu de wijze van ver-
dampen gelijk maken. We nemen daartoe een maga-
zyncylinder van de gewone lengte en lumen, doch
met een geringen vloeistofinhoud nl. 20 cM\'. Deze
cylinder wordt nu, na vulling met 5 % nitrobenzol
en weging op \'n chemische balans aan de ruikbuis
van den olfactometer bevestigd, zoodat de lucht met
een snelheid van 100 cM®. langs de geheele binnen-
vlakte strykt. Na 5 min. wordt opnieuw gewogen en
\'t verschil geeft de in dien tyd verdampte hoeveelheid
over bekende oppervlakte. Deze hoeveelheid vergelyken
we met de vroeger gevonden verdampingssnelheid en
dan blijkt, dat deze hier ongeveer 5 mual geringer
is dan langs vrye oppervlakte, hetgeen allicht zyn
verklaring vindt in \'t feit, dab de overheenstrijkende
lucht de reukmoleculen aan de oppervlakte do eerste
oogenblikken snel meevoert, de diffusie van diepere
lagen uit to langzaam gaat.

In de tweede plaats hebben we te maken met de
adsorptie. Deze belet in ieder geval, dat een meer of
minder groot gedeelte van de in 100 cM^ lucht ver-
deelde reukstof tot ons reukorgaan doordringt.

We laten hieronder de minima perceptibilia in
grammen volgen, zoowel olfactometrisch als met de
reukkast bepaald.

Minima perceptibilia in gr. per L-Lucht.

n mot don b mot do vcrhortdiiiK

Slnnd.nnrdKOur . olfnctoniotcr. loukknst. _n

1)

Isoamylacetaat 45.10-8 9.10-^ 5

Nitrobenzol 35.10"« 412.10-\'« 8.4

Terpineol 44.10-7 185.10-" 24

Aethylbisulflde 5 lO-\'-^ 3. 17

-ocr page 52-

38

Guajacol 5.10-8 37.10-1" 14

Valeriaanzuur 41. 10-^« 21. 10->o 2

Pyridine 1597. lO-ii 1625. lO-^o 0.1

Skatol 19.. 10-11 35. 10-11 0.5

Hoewel men komt tot waarden van dezelfde orde,
is het, zooals uit bovenstaande getallen blykt, niet
geoorloofd, de minima perceptibilia, met den olfacto-
meter bepaald en in cM. uitgedrukt, om te zetten in
een absolute maat in gr. De verschillende wyze van
verdamping en de adsorptie maken hier fouten, die
zelfs schattenderwys voorloopig niet op te heffen zijn.

Overigens moet men niet uit het oog verliezen, dat
ook de geheel uiteenloopende manier van ruiken, aan
den olfactometer eenerzyds en aan de reukkast ander-
zijds, zeer wel voor een goed deel oorzaak van de
gevonden verschillen kan zyn.

-ocr page 53-

HOOFDSTUK HI.

§ 1. Eenvoudige Reactietijd.

Onder eenvoudigen reactietijd wordt verstaan de tyd,
noodig, om op een prikkel met een bepaalde willekeurige
beweging, to reageeren, m.a.w. de tyd, verloopend tus-
schen \'t oogenblik van prikkeling en \'t oogenblik, waarop
het tot stand komen van een sensatie wordt gesigna-
leerd. Tot het aanwenden van den prikkel, in casu
reukprikkel, hebben we ons bediend van den olfacto-
meter, waarby" de aspiratie, in ons vorig hoofdstuk
beschreven, vervangen werd door den natuurlijken
aspiratiestroom.

Het luchtreservoir wordt verwyderd en door de
dwarsplaat, die den cylinder gedurende de proef
scheiden zal van de proefpersoon, een aan een einde
omgebogen ruikbuis geschoven. Aan deze is, daar,
waar ze zich ombuigt, een T-vormig stuk aangebracht
dat door middel van een gummibuis in verbinding
gebracht wordt met oen Mareyschen tambour, die by
\'t geringste drukverschil in den olfactometer zyn
hefboom langs een roteerenden trommel van een
kymographion op en noder beweegt.

Tusschen het T-vormig stuk en de caoutchoucslang

1) Zwiuvrdemakor, „Die Pliysiologio des Geruchs" \'95, p. 198.

-ocr page 54-

40

is een klein fleschje ingeschakeld, zoodanig, dat het
T-stuk bovenin uitmondt en de slang verbonden
wordt aan een buisje, dat tot den bodem reikt.

Dit luchtreservoir dient, om te beletten, dat ge-
durende een inademing de caoutchoucbuis zelf geroken
wordt, wat een quantitatieve stoornis van den reuk-
prikkel zou geven.

De willekeurige beweging na het waarnemen van
den reukprikkel uitte zich in een met de hand
gegeven electrisch, z.g. Pfeil\'sch signaal, dat vlak
onder de aspiratie-curve op de beroete vlakte schrijft.
Tevens was een chronoscopische inrichting aangebracht,
die Vio sec. registreerde.

Rustig ademen zal den luchtstroom veel langzamer
van de reukbron naar het reukslymvlies brengen dan
snelle, schoksgewijze aspiratie. Waar we dit uitsluitend
physische gedeelte van den reactietyd zooveel mogelijk
wenschen te bekorten, is \'t noodig snufielend, stoots-
gewijze te ruiken; dit zal tevens het begin der
prikkeling als een scherpe ombuiging in de aspiratielijn
markeeren.

Ik bediende me van middelmatig sterke prikkels
b.v. van 5 tot lOolfactiön i), die een nauwelyks merk-
bare vermoeienis zullen geven, zoodat een reeks
bepalingen snel achtereen konden gedaan worden.
Met hoogstens 20 ü 25 aspiraties werd een reeks
gesloten, omdat er gevaar bestaat in een rythmus
te vervallen, daarom werden ook tusschen de aspiraties
nu en dan eenige normale inspiraties ingeschoven en
de neus na iedere inspiratie even van de ruikbuis
verwyderd. De proeven met verschillende prikkel-
sterkten werden steeds direct na elkaar gedaan,

1) waaronder te verstaan eon prikkel, die 6 en 10 maal
sterker is dan \'t minimum perceptibüe.

-ocr page 55-

41

dus onder zooveel mogelyk dezelfde omstandigheden.

Tusschen de proeven werd de ruikbuis niet telkens
gereinigd; de toename van den oorspronkelyken
prikkel door de aan de ruikbuis hangen blijvende
reukstof is niet van dien aard, dat dit de resultaten
merkbaar 20u beïnvloeden.

Terwyl \'t kymographion stil stond, werd de O-stand
van de schryfnaald der aspiratie-curve en van \'t
electrisch signaal genoteerd.

De reactietyd werd berekend, door den afstand van
de ombuiging der aspiratie-curve tot den uitslag van
het signaal op de tydcurve af te meten.

Achtereenvolgens werden de 9 reukstoffen aan een
onderzoek onderworpen.

De waarnemingen geschiedden in reeksen, die af-
zonderlyk berekend zyn geworden, terwyl het aantal
afzonderlijke observaties telkens vermeld is.

- - ,.

I\'rikkel-

StandaiirdRCiir.

aterkto in

ReactioHld

Aantal waur-

oifactiön.

in scu.

noniingoM.

Isoamylacetaat

ó

1

0.67

15

n

1}

0.57

10

n

n

0.59

9

))
n

10

0.45

20

»

0.62

8

Nitrobenzol

5

0.54

9

n
10

0 65

10

n

0.54

9

n

»

0.52

14

n

tl

ü.69

10

rt

n
n

0.42

12

1

n
n

0.65

9

n

0.60

11

Terpineol

\'i

0.69

20

n

»

0.65

11

-ocr page 56-

42

Standaardgeur.

Prikkel-
Sterkte in
ol factiën.

Reactietyd
in sec.

1

Aantal waar-
nemingen.

Terpineol

5

0.68

20

.V

V

0.63

12

J)

n

0.76

6

»

n

0.65

11

Muscon

5

0.42

20

n

jj

0.65

16

»

10

0.40

19

V

»

0.65

18

Aethylbisulflde

5

0.63

20

n

«

0.71

12

n

10

0.62

20

n

1)

0.66

9

Guajacol

1.5

0.68

9

n

O

O

0.67

9

n

5

0.41

20

r

V

0.54

9

V

10

0.38

20

))

»

0.48

14

Valeriaanzuur

0.40

20

r

»

0.42

20

r

»

0.45

9

»

20

0.40

16

n

w

0.58

5

»

»

0.53

12

n

40

0.49

18

n

80

0.52

14

Pyridine

5

0.53

25

V

0 56

11

V

10

0.48

25

n

n.

0.55

12

Skatol

100

0.42

25

n

0.47

12

r

200

0.37

25

r.

r

0.45

11

-ocr page 57-

43

Als algemeen gemiddelde kan
standaardgeuren aldus opgeven:

Prikkel-

Reactietijd

WaarschUn-

Standaardgeur.

sterkte in

lyke fout

olfactiën.

in sec.

in

Isoamylacetaat

5

0.58

9

jj

10

0.50

13

Nitrobenzol

5

O.GO

22

JJ

10

0.56

16

Terpineol

91.
"2

0.67-

13

Muscon

5

0.65

3

5

0.53

18

n

10

0.51

19

Aethylbisulfide

5

0.66

12

»

Guajacol

10

0.64

13

H

0.68

11

H

3

0.67

5

5

0.45

12

»

Valeriaanzuur

10

0.42

11

10

0.42

13

n

20

048

16

n

40

0.49

10

n

80

0 52

18

Pyridine

5

0.54

9

Skatol

10

0.50

8

100

0.44

10

n

200

0.39

14

Een verkorting van don reactietijd raet de toename
der prikkelsterkte spreekt ten duidelijkste by alle
reukstoffen, behalve by valeriaanzuur.

Hoe dichter men nadert tot\'t minimum perceptibile,
des te meer tyd vordert de herkenning van de^reukv
stof als zoodanig, dus des te langer de reactietijd-
Invloed der oefening, zoo aanwezig, kan als zeer
onbeteekenend aangemerkt worden, blijkt in ieder

ik voor de negen

-ocr page 58-

44

geval uit geen enkele der reeksen. De vermoeienis is
bij niet te sterke prikkels van geringen invloed; voor
muscon alleen was ik spoedig vermoeid, zoodat ik
na een paar aspiraties een minuut moest rusten.

In het oog vallend zijn ook de niet onaanzienlijke
afwykingen op verschillende dagen voor eenzelfde
reukstof. Dat in dezen de wisselende toestand der
opmerkzaamheid een rol speelt, mag als zeker aange-
nomen worden, ul zijn geen speciale proeven in die
richting genomen. Evenwel, ook kan gedacht worden
aan een meer of minder vry-zijn van de reukbaan, aan
een moeielijker, resp. gemakkelijker opname van reuk-
moleculen ten gevolge van wisselende vochtigheid
of bloedvulling van de regio olfactoria.

De reactietijd wordt gerekend vanaf \'t begin van
een inspiratie, in de curve kenbaar aan een plotseling
dalen van de lyn; nu is het echter duidelyk, dat dan
de reukprikkel het reukorgaan nog geenszins kan
bereikt hebben.

Zien we af van de diflfusiebaan, die moet worden
aigelegd en van het tijdsverloop, dat de reukstof op
den uitlooper der ruikcellen inwerkt, zoo komt voor-
namelyk in aanmerking de tijd, noodig, om de riekende
moleculen te brengen tot bij de reukspleet.

Om nu de stroomsnelheid in do ruikbuis te leeren
kennen, maken we gebruik van
diQ aerodromograaf^).
Deze bestaat uit er-n reservoir, tot aan een overloop
met ligroine gevuld en waarvan de bodem doorboord

1) Gevers Leuven, Bydrago tot do aörodynamica dor hiclit-
wegen. LMss. Utrecht 1903.

Zicaardemaker cu Ouwehand, Arch. f. A nat. und Physiol.
1904, p. 241.

Ouwohand, Ned. Tydschr. voor Qeneosk. \'04, I p. 956.

-ocr page 59-

45

iii door twee naar buiten uitmondende buisjes, over
welke twee klokjes van gelatine hangen, die door
middel van twee dunne staatjes opgehangen zijn aan
een juk, dat aan den eenen kant is voorzien van een
aluminium schrijfnaald en aan den anderen van een
klein tegengewichtje. De naar buiten uitmondende
einden van de buisjes worden door gummislangetjes
verbonden aan twee Pitot\'sche buisjes, die in een
wijdere buis uitmonden, terwijl deze dan \'t uiteinde
van de ruikbuis bevestigd wordt.

Wordt aan \'t andere einde een snuffelbevveging
uitgevoerd, zoo zal het eene klokje omhoog gedreven,
het andere naar beneden gezogen worden. Hoe sneller
de aspiratie, hoe grooter de uitslagen van de schryfnaald.

De schryfnaald wordt nu met geringen druk tegen
de beroete vlakte van \'t kymographion geschoven en
bij rondwenteling wordt iedere snuflfelbeweging op
volkomen wijze weêrgegeven. De grootte van de
uitslagen, dus de gemiddelde hoogte van de curve
laat zich gemakkeiyk meten; deze bedroeg uit 26
aspiraties gemiddeld 14.2 mM.

We willen nog kennen de stroomsnelheid, beant-
woordend aan dezen uitslag. Daarom werd wederom
een curve met de schrijfnaald geschreven, maar, terwijl
al het overige onveranderd werd gelaten, was \'t in
plaats van de neus nu de waterstraalzuigpomp, die
met tusschenschakeling van een gasmeter aspireerde.
Op deze wijze werd per mM. uitslag on per sec. een
luchtverplaatsing gevonden van 17.2 cM\'. als oen
gemiddelde.

Ilüt door de aspiratie teweeggebrachte luchttrans-
port kan aldus berekend worden op 244 cM\'. Eenigen
tyd later is deze proef herhaald en kwam ik tot een
ademluchttransport van 210 cM®., gemiddeld dus
227 cM«.

-ocr page 60-

46

In 1 sec. beweegt zich door de ruikbuis 227 cM®.
lucht. Het lumen bedraagt 5 mM., het areaal 19.6 mM^
De lineaire snelheid moet derhalve hebben bedragen
12 M. per sec. Over een afstand van 20 cM., de lengte
der ruikbuis, beweegt zich de luchtstroom in 0.02 sec.

Kies ik uit de reactietijden voor verschillende reuk-
stoffen die, welke door matig sterke prikkels (5 en
10 olf.) tot stand zyn gebracht, zoo kryg ik als
reactietijd voor den reukzin als gemiddelde uit de
9 stoffen 0.54 sec. en elimineer ik den weg van
cylinder tot neus, zoo resteert
0.52 sec., een bedrag,
dat de reactietijden der andere zintuigen (met uit-
sluiting van den smaakzin) verre overtreft.

Langs anderen weg kwam Beaunis tot een zelfde
resultaat en vond als een gemiddelde uit 10 ver-
schillende reukstoffen een waarde van 0.546 sec.

§ 2. Vermoeienis.

Wordt het reukzintuig eenigen tyd met éénzelfde
reukstof geprikkeld, dan blykt, dat het tijdelyk voor
dien prikkel afgestompt is en respiratie in frissche
lucht het langzaam tot den normalen toestand
^terugbrengt.

Dit proces der vermoeienis hebben we nagegaan
bij enkele der standaardgeuren (isoamylacetaat, nitro-
benzol, valeriaanzuur en skatol) en wel hebben we
den reactietijd van \'t door een der genoemde stoffen
vermoeide zintuig bepaald.

De opstelling was als in ons vorig hoofdstuk be-
schreven, doch naast den eenen olfactometer werd

1) H. Beaunis Compt. rend. Acad. Science "Paris p. 387.1H83.

-ocr page 61-

47

een tweede geplaatst, voorzien van een zelfden cylinder
als de eerste. Beide olfactometers werden nu over
zekeren afstand uitgeschoven. Aan den eenen kwam
het tot eenige diepe aspiraties en dan werd onmid-
dellijk — terwyl het kymographion in beweging ge-
bracht werd, — aan den anderen, eveneens uitge-
schoven, geroken en het oogenblik van gewaarwording
door \'t signaal genoteerd.

Wenschte ik de vermoeienis zoo sterk mogelijk,
dan schoof ik in den zooeven genoemden olfactometer
den cylinder over zyn geheele^lengte uit (of verge-
makkelijkte dit, door hem in de hand te houden en
direct te ruiken aan een klein buisje, dat er juist
inpaste en de cylinderlengte slechts met 1.5 cM.
verkleinde.

Achtereenvolgens werd de reactietijd van de ge-
noemde vier stoffen bepaald, eerst na vermoeienis
met de stof zelf, daarna na vermoeienis met de
drie andere.

De proef werd eerst herhaald, nadat aangenomen
kon worden, dat het zintuig volkomen uitgerust was.

Er werden steeds meerdere reeksen van een stof
bepaald en dan vaak op verschillende wyze b.v. werd
eerst rechts vermoeid, daarna de reactietijd links
bepaald of afwisselend bij iedere aspiratie.

Ter vergelijking werd vooraf telkens de normale
reactietyd bepaald.

Isoamylacetaat \\ 5 olfact. 0.59 sec.

Normale reactietyd | 10 „ 0.G2 sec.

Reactietijd van 3 cM. isoamylacetaat (10 olfactiën)
na vermoeienis met S
aspiraties van 8 c^f. isoamy-
lacetaat.

-ocr page 62-

48

R. vermoeid. R. vermoeid. L.verm L.verm. L.verm,
R. geroken. L. geroken. L. gerok. R. gerok. R. gerok.

Eerste gewaarwording bij allen by de 3e aspiratie.

1.4 sec.

1.1 sec. 1.4 sec.

1.6 sec. 1.7 sec.

1.6

1.1 1.0

1.5

1.5

1.2

0.7 1.1

1.4

1.35

1.1

0.8 0.9

1.4

1.3

1.1

07

l.l

0.9

0.7

1.0 (na 100 sec.)

0,8

0.9

40 sec. gewacht

0.9

0.9

0.9

0.7

0.85

0.8

0.9

0.65

50 sec. gewacht
0.8
0.65
0.8
0.6
0.5
(na 4 min.)

Reactietijd van 10 olf. isoamylacetaat na vermoeienis
met 8.5 cM. nitrobenzol
(20 aspir.)

R. vermoeid. R. vermoeid. L. vermoeid. L.verm. R.verm.
R. geroken. R. geroken. L. geroken. R. gerok. L. gerok.

1.1 sec.

1.0 sec.

1.0 sec.

1.0 sec.

1.1 sec.

0.9

1.1

0.9

1.1

1.0

0.7

1.3

0.9

0.9

1,15

0.8

1.0

1.0

1.0

1.0

0.65

1.1

0.8

0.95

0.7

1.0

0.7

1.0

0.7

1.0

0.85

0.9

0.8

0.8

0.7

0.8

-ocr page 63-

49

Na vermoeienis met 5 aspiraties van 8.5 cM.
Valeriaanzuur.

R. vermoeid.
B. geroken.

1.0 sec.
1.0

1.1
1.0
1.0
1.15
0.95
0.85
1.0

L. vermoeid.
R. geroken.

1.2 sec.

1.3
0.9
1.0
1.1
1.0

1 min. gewacht
0.7
0.65
0.7

0.6 (na 3 min.)

R. vermoeid.

R. geroken.

14- min. gewacht
0.8
0.7
0.65
0.65
0.7
0.6

0.55 (na 3 min.)

Reactietijd van 6 olfact. isoamylacetaat na ver
moeienis met 20 aspir. 0.85 cM. skatol.

0.6 sec.
0,5
0.6
0.7
0.75
0.6
0.55
0.65
0.6
0.5

gemiihl. 0.60 sec.

Nitrobenzol.
Normale reactietijd 10 olf. 0.52 sec.

Na vermoeienis met 3 aspiraties van 16 olfact.
nitrobenzol
(1.5 cM),

0.7 sec
0.5
0.7
0,6
0.7
, 0.8
0.7
0.6
0.6
0.5

gemidd. 0.64 sec.

4

-ocr page 64-

50

B. vermoeid. R. vermoeid. R. verm. L. verm. L. verm.

R. geroken. R. geroken. L.gerok. L.gerok. R.gerok.

1.5 sec. 1.5 sec. 1.2 sec. 0.9 sec. 1.7 sec.

1.45 1.55 1.0 0.85 1.7

1.15 1.3 0.9 1.1 1.4

0.95 1.3 0.8 0.95 0.0

1.3 1.1 0.75 0.9 0.9

1.1 1.2 0.75 0.8

0.7 1.4 0.7

0.9 1.0 0.6

0.5 0.7
0.6 (na 2 min.) 0.8 (na 40 sec.)

Na vermoeienis met 20 aspiraties van 8.5 cM.

isoamylacetaat.

0.7 sec.

0.5 sec.

0.6 sec.

0.7 sec.

0.45

0.4

0.5

0.4

0.5

0.4

0.4

0.55

0.5

0.5

0.5

0.6

0.7

0.55

0.5

0.6

0.4

0.4

0.55

0.55

0.4 ■

0.5

0.4

0.5

gemidd. 0.5i sec.

0.46 sec.

0.49 sec.

0.55 sec.

Na vermoeienis met 20 aspiraties van 8.5 cM.
Valeriaanzuur.

0.8 sec.

0.45 sec.

0.5 sec.

0.55

0.6

0.55

0.5

0.5

0.5

0.45

0.5

0.7

0.5

0.4

0.55

0.6

0.55

0.5

0.65

0.6

0.5

0.4

0.6

0.59

0.4

0.5

0.65

0.4

0.45

0.7

gemidd. Ö.53 sec.

0.5

0.5

0.47 sec.

0.57 sec.

-ocr page 65-

61

Normale reactietijd nitrobenzol 10 olf. 0.69 sec. Na
vermoeienis met 10 aspiraties van 5 cM skatol.
0.9 0.8

0.65 0.8

0.8 0.7

0.6 0.65

gemidd. 0.73 sec. 0.73 sec.

Na vermoeienis met 20 aspiraties van 5 cM. skatol.

0.4 sec. 0.05 sec. 0.6 sec.

0.55 0.65 0.45

0.65 0.65 0.7

0.5 0.55 0.65

0.65 0.65 0.60 sec.

gemidd. 0.53 sec. 0.61 sec.

Valeriaanzuur. ( 20 olf. 0.58 sec.
Normale reactietijd ( 40 olf. 0.49 sec.

Reactietijd van 20 olf. Reactietijd van 40 olf.

valeriaanzuur valeriaanzuur

na vermoeienis met 3 aspir. na veiinoeienis met 3 aspii\'.

van 82 olf. valeriaanzuur. van 40 olf. valeriaanzuu?\'.

lo gewaarwording lo gowaarw. lo gewaarw.

na 23 sec. na 20 sec. na. 14 sec.

1.3 sec.

1.1 sec.

1.4 sec.

1.4

1.0

1.3

1.5

1.4

1.0

0.8

1.2

0.9

0.9

1.3

1.0

0.9

1.2

1.0

0.7

1.0

0.7

0.8

0.8

0.8

0.6

0.7

0.7

-ocr page 66-

52

Normale reactietijd 80 olf. valeriaanzuur 0.52 sec.
Na vermoeienis met 3 aspir. van 1.5 cM. isoamylacetaat.

L. vermoeid. R. vermoeid. R. vermoeid.
Ie aspir. niets ger. 1 e aspir. niets ger. 1.4sec.L. geroken.

1.4 sec. R. geroken. 1.2sec.L. geroken. 1.3

R.

«

1.0 L.

n

1.0

R. „

1.3

L.

II

0.8 R.

1.0

L. „

1.1

R.

V

0.75 L.

n

0.8

R. „

1.0

L.

n

0.7 R.

V

1.0

L. „

1.0

R.

H

0.75 L.

n

1.0

R. „

0.9

L.

))

0.8 R.

0.9

R.

»

O.G L.

n

Normale reactietijd van 20 olf. valeriaanzuur 0.53 sec.
Na vermoeienis met 20 aspiraties van 8.5 cM. nitrobenzol.

0.6 sec.

0.65 sec.

0.5

0.6

0.65

0.6

0.5

0.6

0.4

0.55

0.5

0.6

0.45

0.7

0.5

0.61 sec.

gemidd. 0.51 sec.

Na vermoeienis met 20 aspiraties 0.85 cM. skatol

0.5 sec.

O.G sec.

0.45

0.45

0.5

0.5

0.4

0.5

0.5

0.45

0.55

0.6

0.45

0.7

gemidd. 0.48 sec.

0.54 sec.

-ocr page 67-

53

Skatol. Normale reactietijd van 200 olf. 0.45 sec.
Na vermoeienis met 3 aspiraties van 1.5 cM. skatol.

(600 olf.)

1.2 sec.

R. vermoeid.

Vermoeid door

1.1

5 oppervl. asjnr.

1.3

0.9 sec.

R. geroken.

0.8

0.8

L- „

0.8 sec.

0.9

0.7

R. „

0.6

0.7

0.6

L. „

0.7

0.7

0.6

R. „

0.6

0.55

0.7

L. „

0.6

0.55

0.55

R. „

0.5

0.6

0.4 na 50 sec.

0.45 na

3 min.

Normale reactietijd van 100 olf skatol. 0.47 sec.
Na vermoeienis met 20 dspir. van 8.5 cM. isoamylacetaat.

0.5 sec. 0.6 sec.

0.5 0.55

0.5 0.7

0.4 0.5

0.45 0.6

0.5 0.6

0.5 gemidd. 0.58 sec.
0.55
0.7
0.5
0.4

gemidd. 0.50 sec.

-ocr page 68-

54

Na vermoeienis met 20 aspiraties van 8.5 cM. nitrobenzol.

0.9 sec.

0.7 sec.

0.6 sec.

0.9

0.5

0.7

1.0

0.7

0.7

0.7

0.7

0.65

0.65

0.8

0.8

0.7

0.7

0.8

0.6

0.7

0.6

0.Ü5

0.8

0.5

0.5

0.8

0.5

0.45

0.8

0.6

0.5

gemidd. 0.72

gemidd. 0.64 sec

0.4

0.5

gem. 0.57 sec.

Na vermoeienis met 20 asp. van 8.5 cM. valeriaanzuur.

0.5 sec. 0.4

0.35 0.45

0.4 0.55

0.45 0.4

0.4 0.4

0.45 0.35

0.5 gemidd. 0.44 sec.
0.4

gemidd. 0.43 sec.

-ocr page 69-

55

De uitkomsten van deze proeven in een korte
tabel weergegeven:

Na vermoeienis
met:

Verlenging van
reactietyd.

Onveranderde
reactietyd.

Isoamylacetaat

Isoamylacetaat
Valeriaanzuur

Nitrobenzol

Nitrobenzol

Nitrobenzol
Isoamylacetaat

Valeriaanzuur

Valeriannzuur

Valeriaanzuur
Isoamylacetaat

Nitrobenzol

Skatol

Skatol

Isoamylacetaat

Nitrobenzol

Valeriaanzuur

Een geringe verkorting van den reactietijd van
skatol werd verder nog waargenomen bij vermoeienis
met valeriaanzuur; een
geringe verlenging van diezetde
stof bij vermoeienis met isoamylacetaat en nitrobenzol.

Overzien we de resultaten van deze proeven, dan
constateeren we een duidelijke verlenging van reactie-
tijd, wanneer met de stof zelf is vermoeid, en wel
is deze vermoeienis bilateraal d.w.z. \'t maakt geen
verschil, of men rechts dan wel links den reactietijd
bepaalt, als men slechts éénzijdig vermoeid heeft.

Een drietal diepe inademingen van middelmatig
sterke prikkels zijn dan voldoende, om duidelijke
verlenging aan te toonen; eerst na eenige minuten
is de normale reactietyd geleidelijk teruggekomen.

Is onze reukzenuw door eenige reukstof vermoeid,
dan breidt zich deze inperking van reactie-vermogen
ook uit, al is het dan in veel geringere mate, over
enkele andere stoffen.

Zoo is de reactietyd van isoamylacetaat verlengd,

-ocr page 70-

56

wanneer vooraf met nitrobenzol of valeriaanzuur
vermoeid was. Omgekeerd echter is de reactietijd
van nitrobenzol niet verlengd na vermoeienis met
isoamylacetaat; deze daarentegen verlengt den reactie-
tijd van valeriaanzuur weer wel. Het reactievermogen
van skatol schynt door vermoeienis met isoamyl-
acetaat en nitrobenzol beperkt, met valeriaanzuur
eerder uitgebreid te worden.

Het bilaterale van de vermoeienis by éénzydige
prikkeling doet het zeer waarschyniyk worden, dat
de vermoeienis in een gemeenschappelijk centrum
(b.v. in de schors van den ammonshoorn) tot stand
komt en dat dit centrum samenhangt met de beide
perifere zintuighelften.

§ 3. „Unterschiedsschwelle".

Door Weber is \'t eerst een vaste betrekking ge-
vonden tusschen gewaarwordingen, opgewekt door
verschillend sterke prikkels.

Zij bestaat hierin, dat een prikkeltoename, die een
nog juist waarneembare «verandering der gewaar-
wording te voorschyn roept, steeds in dezelfde ver-
houding moet staan tot do grootte van den eerst
aangewenden prikkel.

Noemen we den prikkel R, de prikkeltoename A R,
dan is de minimale verandering der gewaarwording

of „Unterschiedsschwelle"^) genoemd, gelyk aan

Deze wet van Weher is op ieder zintuigelijk gebied
binnen zeer verre grenzen bekrachtigd geworden

1) H. Wundt Griuidzügo der physiol. Psychologie 18801S. 326.

-ocr page 71-

57

Zwaardemaker heeft haar in zyn Physiologie des
Geruchs speciaal voor caoutchouc en was nagegaan
en beschreven. Miss Gamble verrichtte uitgebreide
onderzoekingen op dit gebied der psychophysica met
onderscheiden proefpersonen en zoowel vaste als vloei-
bare reukstoffen. Beide -experimentatoren vonden
Weber\'s wet ook op den reukzin van toepassing.
Volgens Gamble ligt de „Unterschiedsschwelle" by \'t
meerendeel der proefpersonen tusschen ^ en en
vindt „no great variation from one substance to
another or from one of Zwaardemakers classes to
another." \')

Volgens de methode der nog juist herkenbare ver-
schillen, zooals ook Gamble die toepaste, hebben we
de „Unterschiedsschwelle" voor de negen standaard-
geuren bepaald, waarbij wy als volgt te werk gingen:

Twee cylinders met dezelfde reukstof gevuld, werden
naast elkaar óver twee ruikbuizen geschoven en op
\'t O-punt ingesteld.

Beide werden over denzelfden afstand uitgeschoven,
waarna met hetzelfde neusgat zoo snel mogelijk na
elkaar geroken werd. Do reukprikkels waren in dit
geval gelyk, dus was ook de gewaarwording dezelfde.
Door middel van een schroef kan een der cylinders
gemakkeiyk voortbewogen worden. Schuift men dezen
nu genoegzaam vooruit, dan wordt een duidelijk
onderscheid gemerkt met den anderen. Door nu eens
vooruit, dan achteruit to schuiven, wordt eindelijk
een punt gevonden, beneden welk geen, waarboven
een duidelijk onderscheid met den anderen cylinder
waargenomen wordt. Nu is de verhouding van deze
prikkeltoename tot den prikkel, waarvan we uit-

1) E. A. Mc. Gulloch Gamhk Tlio Applicability of Wobor\'s
Law to Sinoll. Amor. Journal of Psychol. 1898. Oct. Vol. X,

-ocr page 72-

58

gingen, voor verschillende prikkelsterkten en voor
verschillende geuren constant.

De adhaesie van de reukstof aan den glaswand is
een storende factor, die bij de eene reukstof meer
op den voorgrond treedt dan by den ander; duurde
een onderzoek by een bepaalde prikkelsterkte lang,
dan zou R aan \'t eind der proef grooter geworden
zijn, daarom werd de ruikbuis herhaaldelijk gedurende
de proeven gereinigd.

Autosuggestie is van niet te miskennen invloed op
de resultaten van deze proeven; heeft men eenmaal
de „Unterschiedsschwelle" voor een bepaalden prikkel
gevonden, dan ontkomt men moeilijk aan de suggestie
een tweede maal niet eveneens onderscheid tusschen
deze prikkels te bemerken; daarom werd A R aldus
bepaald: achter een scherm verborgen, werd de
tweede cylinder willekeurig uitgeschoven en van dit
punt werden door vooruit- en achteruitschuiven, ver-
gelijkingen tusschen beide cylinders gemaakt; zoo is
men steeds onbewust van den stand van den tweeden
cylinder.

Voor iedere reukstof werden twee prikkelsterkten
gekozen en met ieder drie waarnemingen verricht,
waarvan de gemiddelden hieronder volgen als waarden
van de „Unterschiedsschwelle" en wel is de prikkel
zelf in den noemer, de prikkeltoename in den teller
als cm. weer te vinden. De „Unterschiedsschwelle"
werd daarnevens procentsgewys uitgedrukt.

Standaardgeur. _ „ Unterschiedsschicelle".

Isoamylacetaat | % = 30 % = 24 °/o

z O

0.5 „tro/ 1.3

Nitrobenzol 5 % ~ = 25 °/o = 26 %

2 5

Terpineol 2.5 «/oo ^ = 40 °/o = 36 °/o

-ocr page 73-

59

Standaar dg eur. „ Unterschiedsschwelle."

Muscon 0.627 7o

0.9
"2 ~

45 7o

2.3
5

=

46 7o

Aethylbisulflde l°/ooo

0.6

2 ~

30 7o

1.8

5

=

36 7o

Guajacol 1 °/oo

0.7

2

35 7o

2.3

5

=

46 7o

Valeriaanzuur 1 °/ooo

0.9 _
2 —

45 7o

1.9

5

=

38 7o

Pyridine 1 7o

0.3 _
1 ~

30 7o

0.9
3

=

30 7o

Skatol 17oo

1.2 _

2 ~

60 7o

3.1

5

=

62%

Neemt men \'t algemeen gemiddelde van deze waarden
dan wordt de „Unterschiedsschwelle" 38% van den
prikkel, een waarde, die zich volkomen aansluit bij
die van Gamble. Een opmerking, die Gamble verder
maakt, dat de „Unterschiedsschwelle" voor zwakke
prikkels geringer zou zijn, geldt eveneens voor ni-
trobenzol, muscon, aethylbisulflde, guajacol, en skatol;
gemiddeld echter is \'t verschil der „Unterschieds-
schwelle" voor verschillende prikkelsterkten onbe-
duidend: voor zwakke prikkels 37.8 7oi voor 2 ü, 3
maal sterkere 38.2 %•

-ocr page 74-

HOOFDSTUK IV.

Unilaterale reukcompensatie.

Worden twee geuren tegelijk het reukslijmvlies
toegevoerd, dan worden deze niet naast elkaar waar-
genomen, maar steeds een van beiden; wordt deze
\' laatste geleidelijk verzwakt, dan komt er een oogen.
blik, waarop noch de eene noch de andere geur bemerkt
wordt. De twee indrukken heffen elkaar wederz^ds
op. Deze neutraliseering van verschillende geuren is
bekend onder den naam van reukcompensatie.

Over de compensatie der geuren heeft Zwaardemaker
\'t eerst omvangrijke onderzoekingen medegedeeld

Dat deze reuklooze menging geen chemisch maar
een physiologisch proces is, bewijst Zwaardemaker,
door in ieder neusgat afzonderiyk een reukstof te
brengen ; dan blykt ondanks een volkomen scheiding
compensatie eveneens op to treden. Compensatie
berust dus op een onderling verdringen van de eene
gewaarwording door de andere.

Voor de studie der compensatie is het gebruik der
olfactometrische methode onmisbaar, want door haar
alleen is men in staat de reukprikkels nauwkeurig
en snel te doseeren. Twee juist even lange ruikbuizen,

1) Zwaardemaker, die PhysioloBie des Genicbs 1895, p. 165.

-ocr page 75-

61

in eenzelfde vertikale plaat gevoegd, monden uit in
een kanaal, dat toegang geeft tot een luchtreservoir
van 100 clVP. inhoud. "Worden nu twee reukcylinders
over zekeren afstand over de beide ruikbuizen ge-
schoven, dan kan de aspiratiezuigporap een luchtstroom
over beide reukvlakten voeren en zal in het gemeen-
schappelijk kanaal een menging der beide geuren tot
stand komen, waarvan men zich na V* minuut aan
\'t ruikbuisje overtuigt. Gewenscht is beide cylinders
over zekeren afstand gelijktijdig uit te schuiven, dit
wordt zeer vergemakkelijkt, door langs een der hori-
zontale richels een ringetje vast te schroeven, waar-
tegen de cylinder stuiten zal; terwijl nu de andere
cylinder telkens over verschillende lengte verschoven
wordt, kan gene terzelfder tijd over steeds denzelfden
afstand verschoven worden. Door eenige prooven,
waarbij adhaesie van geuren verwaarloosd wordt, is
men heel snel georiënteerd omtrent de verhouding,
waarin ongeveer compensatie zal optreden.

Aan do uitslaggevende proef dient echter steeds
reukeloosheid van het luchtreservoir vooraf te gaan.
Door den eenen cylinder nu eens te ver, dan te weinig
te verschuiven en tegelijk den anderen over telkens
denzelfden afstand, nadert men allengs het punt,
waarop niets geroken wordt. In mijne proeven werd
dit oogenblik, waarop compensatie intrad steeds vier
maal bepaald, soms, wanneer de uitkomsten onzeker
waren, meerdere malen. De gemiddelden van deze
verhoudingen werden dan in olfaction omgezet, zoodat
een onderlinge vergelijking van vorschillende compen-
saties mogelijk wordt.

Niet steeds echter is het mogelijk volkomen com-
pensatie te verkrijgen, maar moet men zich tevreden
stellen met oen niet nader te deflneeren geur, die
dan echter veel zwakker is dan iedere geur afzonder-

-ocr page 76-

62

lijk en zoo treedt ook een enkele maal een menggeur
op, doch ook weder sterk verzwakt; lost een dergelyke
menggeur door ongelijke vluchtigheid der geuren, als
ook wegens de ongelyke vermoeibaarheid van het
reukorgaan voor verschillende prikkels, zich op in
zijn componenten, dan ontstaat wedstrijd, zoodat nu
eens de eene dan de andere geur meer op den voor-
grond treedt of wel beiden worden vlak na elkaar
waargenomen, doch ook hier is dan weer iedere geur
zeer veel zwakker dan, wanneer men na de proef
iederen geur afzonderlijk ruikt.

Compensatie is vaak mogelijk over zekere uitge-
breidheid van prikkels, vooral, als men sterkere
prikkels neemt; bij zwakke zyn de elkaar compen-
seerende waarden scherper begrensd, \'t Is dan ook
niet gewaagd deze compensatiebreedte in verband te
brengen met de „Unterschiedsschwelle", waar immers
bij zwakke prikkels een geringe, bij sterke een grootere
verschuiving van den cylinder vereischt werd, om de
prikkeltoename te herkennen.

Vermoeienis, die bij verschillende reukstoffen in
wisselende mate optreedt, kan ook op de compensatie-
proeven een grooten invloed uitoefenen.

Trachten we, eenigszins vermoeid, twee geuren te
compenseeren, dan zal bij wedstryd steeds diegene
\'t eerst waargenomen worden, waarvoor men minder
snel vermoeid wordt, \'t Is daarom van veel gewicht
met volkomen uitgerust zintuig te werken en zal men
liever zwakke dan sterke prikkels verkiezen.

Naast de vermoeienis kan de reactietyd bij com-
pensatieproeven als een belangryke factor optreden.
Zoo werd bij combinatie van isoamylacetaat en pyridine
geen volkomen compensatie verkregen, maar kwam
telkens eerst de pyridine, dan pas isoamylacetaat tot
gewaarwording, wat ongetwyfeld hier in verband

-ocr page 77-

63

staat met den reactietyd, die by pyridine gemiddeld
0.52 sec. by isoamylacetaat 0,54 sec. is.

Worden p olfactiën van de eene reukstof gecom-
penseerd door
q olfactiën van een andere, dan blijkt
dit verhoudingsgetal over \'t algemeen ook van kracht
voor
np en nq olfactiën, hoewel de compensatie,
ontstaan door samenvoeging van zwakke prikkels, in
veel gevallen by sterkere prikkels, in een wedstrijd
verandert

Wanneer men in den dubbelen olfactometer telkens
twee der 9 reukstoffen samenvoegt, kan men in\'t ge-
heel 36 combinaties verkrygen.

Als voorbeeld van de wijze, waarop een compen-
satie verkregen wordt, diene de volgende combinatie:

2 cM. isoamylac, -j- 1 cM. nitrob, = duidelyk nitrohenz.

2 „

n

0.5 „

n

= isoamylacetaat.

2 „

n

4-0.8 „

n

= nitrobenzol.

2 „

n

0.7 „

n

= 0.

3.5 „

n

•1.5 „

n

= nitrobenzol.

S.5„

n

1 «

»

= onzeker.

3.5 „

n

0.8 „

»

= isoamylacetaat.

8.5 „

n

J.1 „

»

• = 0.

2 „

n

0.7 „

n

= zwak isoamylacet.

2 „

n

0.6 „

n

= isoamylacetaat.

2 „

n

0.8 „

»

= 0.

3.5 „

»

1.3 „

»

= nitrobenzol.

3.5 „

n

0.9 ,

»

= isoamylacetaat.

3.5 „

n

1.0 „

n

= 0.

of gemiddeld:

isoamylacetaat: nitrobenzol = 2 cM.: 0.7 cM.

= 6,67 olfactiën : 7,78 olfactiën
= 0.85.

1) Zwaardomnkor, „Dio Compensation von Qeruchsomplln-
dungen", Onderz, Physiol, Lab. Utrecht, V. lie doel 1900.

-ocr page 78-

64

De resultaten van al deze 36 combinaties heb ik
in één tabel sÉlamgevat, waarby de prikkels, die leiden
tot volkomen of nagenoeg volkomen compensatie in
olfactién berekend zyn.

TABEL L -

Aan-

01 fac-

Ver-
hou-

Graad van volkomen-

Combinatie.

tal

tiën

ding

heid der compensatie

P-

2-

p/g

Isoamylacetaat en Nitrobenzol

6.67

7.78

0.85

volkomen compensatie

ff

„ terpineol

10

2.58

3.88

wedstrijd

ff

„ muscon

2.33

12

0.19

büna volk. compensatie

ff

en aethylbisulflde

6.G7

8.33

0.80

volkomen compensatie

ff

en guajacol

6.67

3.33

2

volkomen compensatie
m. achteri. v. \'n zure rest

ff

en valeriaanzuur

6.67

105

0.063

ff

en pyridine

30

4.88

6.15

wedstrijd

M

, skatol

30

360

0.055

onbepaald

Nitrobenzol . terpineol

11.11

5

2.22

menggeur

ff

„ muscon

12.22

15

0.81

onbepaald

ft

en aethylbisulflde

33.33

17.77

1.87

onbepaald

ff

guajacol

12.22

20

0.61

büna volk. compensatie

ff

, valeriaanzuur

3.33

263.3

0.0126

böna volk. compensatie

ff

pyridine

77.77

19.5

3.99

onbepaald

skatol

100

5.20

0.19

volkomen compensatie

Terpnieol.en muscon

2

11

0.18

onbepaald

ff

„ aethylbisulflde

5

11.11

0.45

onbepaald

ff

„ guajacol

3.36

10

0.34

onbepaald

ff

„ valeriaanzuur

2.5

40

0.062

volkomen compensatie

P

„ pyridine

7

12.2

0.58

menggeur

ff

„ skatol

7

160

0.04

ongev. volk. compens.

Muscon

„ aethylbisulflde

10

4.4

2.27

ongev. volk. compens.

ff

guajacol

8

2.97

2.69

onbepaald

ff

„ valeriaanzuur

8

12.9

0.62

büna volk. compensatie

„ pyridine

8

14.6

0.55

wedstrijd

n

skatol

10

240

0.042

volkomen compensatie

Aothyibisnlflclo en guajacol

20

10.4

1.92

onbepaald

ff

on valeriaanzuur

20

34.3

0.58

bijna volk. compensatie

ff

„ pyridine

50 .

26.8

1.85

onbepaald

n

„ skatol

25.55

680

0.037

onbepaald

Guajacol

„ valeriaanzuur

1.48

42.9

0.035

büna volk. compensatie

ff

„ pyridine

15

10

1.5

onbepaald

n

skatol

15

280

0.054

onbepaald

Valeriaanzuur en pyridine

200

7.3

27.39

byna volk. compensatie

*i

- skatol

100

320

0.31

wodstr. \'n pr. innal volk. conip.

Pyridine en skatol

48.78

1140

0.043

biJna volk. compensatie

J

-ocr page 79-

65

De olfactiën zyn berekend naar de „Erkennungs-
schwellen", indertyd gevonden ; nu waren, zooals uit
de tabel op pag. 32 blijkt, de waarscbynlyke fouten
van deze „Erkennungsscbwellen" van zooveel betee-
kenis, dat een onraiddellyke vergelyking van de hier
boven gegeven compensaties tot niet veel resultaat
leidt.

Er bestaat echter gelegenheid de groote verschillen
tusschen de proporties
p qx\\ q aanmerkelyk te ver-
kleinen, door deze verhoudingen te beschouwen als
tangenten van hoeken, welker waarden dan hoogstens
90" uiteen kunnen liggen. Aldus zal de mogelykheid,
om onderlinge verwantschappen tusschen de compen-
saties te vinden, zeer vergroot worden.

Al geeft deze wyze van handelen geen aanschouwelijke
voorstelling van de wijze, waarop compensaties in
\'t algemeen optreden, zoo heeft zy echter \'t groote
voordeel, verhoudingsgetallen, die in bovenstaande
tabel nog ver niteenliggen dichter by elkaar te brengen.

In onderstaande, verkort weergegeven tabel vinden
we dan deze tangentenberekening uitgevoerd, do
Romeinsche cijfers wyzend op de rangnummers dor
standaardgeuren, de graden weergevend de hoeken,
welker tangenten de verhoudingen der compenseerende
prikkels vormen.

Voor gemakkeiyker overzicht zyn in deze tabel de
minuten weggelaten, terwyl dezo by het opzoeken
der identiteiten natuurlyk in aanmerking genomen zyn.

-ocr page 80-

66

TABEL IL

L Tg p/q van de compensaties der 9 standaardgeuren.

q

I

II

III

IV

V

VI

VII

VIII

IX

p

1

40°

75°

11°

39°

63°

81°

II

50°

66°

39°

62°

31°

76°

11°

III

14°

24°

10°

24°

19°

30°

IV

79°

51°

80°

66°

70°

32°

29°

\' V

51°

28°

66°

24°

62°

30°

62°

VI

26°

59°

71°

20°

27°

56°

VII

86°

89°

86°

58°

60°

88°

88°

17°

VIII

14°

60°

61°

28°

34°

IX

87°

79°

87°

88°

88°

87°

73°

87°

Eén blik op de tabel overtuigt ons, dat in de
horizontale rijen herhaaldelijk hoeken voorkomen,
welke elkaar in grootte naderen. Laten we een onnauw-
keurigheid van 1% van den cirkelomtrek (3° 86\') toe,
dan zyn we in staat betrekkingen tusschen verschil-
lende geuren op te sporen.

Tabel III laat ons iets van deze betrekkingen zien
nl. dat in iedere horizontale reeks steeds meerdere
hoeken voorkomen, die dicht by elkaar liggen.

-ocr page 81-

67

TABEL III.

Stand.geiir, die aan 2
vergeleken verhoudin-
gen geraeenschap-
peiyk is.

Geuren, welker verhoudingen 1 geur gemeen
hebben en volgens tangentonberokening
tot op 1
o/q van 2 t even groot worden

Nitrobenzol en aethylbisulflde; valeri-
aanzuur en skatol.

Terpineol en aethylbisulflde.
Nitrobenzol en aethylbisulflde ; valeriaan-
zuur en skatol.

Isoamylacetaat en terpineol; aethylbisul-
flde en guajacol; valeriaanzuur en pyridine.

Nitrobenzol en valeriaanzuur; terpineol
en guajacol; guajacol en pyridine.\'

Isoamylacetaat en aethylbisulflde; nitro
benzol en pyridine; valeriaanzuur en skatol
Isoamylacetaat en nitrobenzol; isoamyla
cetaat en terpineol, isoamylacetaat en gua
jacol; isoamylacetaat en pyridine; nitroben
zol en guajacol / nitrobenzol en pyridine
terpineol en guajacol; terpineol on pyridine;
muscon en aethylbisulflde; guajacol on
pyridine.

Pyridine Terpineol en muscon; valeriaanzuur en

skatol.

Skatol Isoamylacetaat en terpineol; isoamylace-

taat en muscon; isoamylacetaat en aethyl-
bisulflde ; isoamylacetaat en guajacol;
isoamylacetaat en pyridine; terpineol on
muscon; terpineol on aethylbisulflde; ter-
pineol on guajacol; terpineol en pyridine ;
muscon en aethylbisulflde; muscon en
guajacol; muscon en i)yridino; aethylbi-
sulflde cn guajacol; aethylbisulflde en py-
ridine ; guajacol en pyridine.

In \'t geheel zü" dit 42 gevallen van do 252 moge-
lyke; dus worden, wanneer we in plaats van do
verhoudingsgetallen zelf de hoeken nemen, welker

Isoamylacetaat

Nitrobenzol
Terpineol

Muscon

Aethylbisulflde

Guajacol

Valeriaanzuur

-ocr page 82-

68

van

tangenten zy voorstellen, deze hoeken in 17
alle combinaties even groot.

De verwantschappen tusschen de geuren worden
grooter, wanneer we, zooals tabel IV weergeeft, het
identiek-worden van twee hoeken in één horizontale rij,
zich in een andere rij voor dezelfde geuren zien herhalen.

TABEL I V.

0/
/o

Geuren, welker verhoudingen
volgens tangenten-
berekening boeken vormen,
die tot op 1 o/o van 2t even
groot worden.

Geuren, die deze verhoudingen
gemeen hebben.

Isoaniylacetaat en ter-
pineol. \'

-Isoamylacetaat en aethyl-
bisulfide.

Isoamylacetaat en guajacol
Isoamylacetaat en pyridine
Nitrobenzol en aethyl-
bisulfide.
Nitrobenzol en pyridine.
Terpineol en muscon.
Terpineol en aethylbi-
sulfide.

Terpineol en guajacol.

Terpineol en pyridine.
Muscon en aethylbisulfide.

Aethylbisulfide en gua-
jacol.

Guajacol en pyridine.

Valeriaanzuur en skatol,

Muscon en valeriaanzuur ;
en skatol ; valeriaanzuur en £
Guajacol en skatol.

Valeriaanzuur en skatol.

Valeriaanzuur en skatol.

Isoamylacetaat en terpineol.

Guajacol en valeriaanzuur.

Pyridine en skatol.

Nitrobenzol en skatol.

Aethylbisulfide en valeriaanzuur ;
aethylbisulfide en skatol ; valeriaan-
zuur en skatol.

Valeriaanzuur en skatol.

Valeriaanzuur en skatol.

Muscon en skatol,

Aetliylhisulfide en valeriaanzuur ;
aethylbisulfide en skatol ; valeriaan-
zuur en skatol.

Isoamylacetaat en terpineol; isoa-
mylacetaat en guajacol ; isoamylacetaat
en pyridine ; terpineol en guajacol ;
terpineol en pyridine; guajacol en
pyridine.

, muscon
en skatol.

-ocr page 83-

• 69

De twee-voudige coincidentie komt alzoo 25 maal
voor. Een drievoudige identiteit tot op 1% van 2r
komt éénmaal voor en wel terpineol, guajacol en
pyridine ten opzichte van aethylbisulflde, valeriaan-
zuur en skatol, dat wil dus zeggen : een verwantschap
van drie geuren ten opzichte van drie andere. Verder
zien we een viervoudig-gelijkworden tot op 1 7o van
2 JT van isoamylacetaat, terpineol, guajacol en pyridine
ten opzichte van twee andere n.1. valeriaanzuur en
skatol.

Laten we de nauwkeurigheid dalen tot op 2 % van
2jr, zoo is een vijfvoudig gelykworden van isoamyl-
acetaat, nitrobenzol, terpineol, guajacol en pyridine
ten opzichte van valeriaanzuur en skatol en nog een
drievoudige van isoamylacetaat, muscon en aethyl-
bisulflde ten opzichte van guajacol en skatol mogelyk.

Onder de 25 gevallen, waarin twee geuren identiek
worden, wanneer men ze beschouwt ten opzichte van
twee andere, komen er enkele voor, die coïncidentie
vertoonen, wanneer men omgekeerd de twee laatste
vergelijkt met de geuren, die wü eerst identiek op-
vatten. Deze reciprociteiten zien we voor de volgende
combinaties optreden:

valeriaan-
zuur ei]
skatol.

met betrek-1
king tot ^ ö»^

Isoamylacetaat en terpineol
Isoamylacetaat en guajacol
Isoamylacetaat en pyridine
Terpineol en guajacol
Terpineol en pyridine
Guajacol en pyridine

Op grond van dezo betrokkingen mogen we isoamyl-
acetaat, terpineol, guajacol en pyridine aan den oenen
en valeriaanzuur en skatol aan den anderen kant als
twee scherp gescheiden groepen tegenover elkander

-ocr page 84-

70

stellen en verder een nauwe verwantschap tusschen
valeriaanzuur en skatol aannemen.

Mocht het blijken, dat deze door tangentiale op-
vattingder verhoudingsgetallen verkregen betrekkingen
op een wezenlijke basis rusten en bij verschillende
personen bestaan, dan zou het b.v. in pathologische
gevallen onnoodig zijn èn op valeriaanzuur èn op
skatol te onderzoeken, doch één van beiden zou vol-
doende zijn; eveneens zouden we uit de groep, die
we tegenover deze beiden stelden, met één uit haar
kunnen volstaan.

Al geeft deze tangentiale opvatting der compensaties
bruikbare resultaten, toch is men niet in staat door haar
een begrip te krijgen van de wijze, waarop de compen-
saties tot stand komen. Dit doet echter wel het vecto-
renstelsel. Door middel van dit stelsel is \'t mogelijk een
plastische voorstelling van de compensaties te geven.

Wy hebben dan slechts elk stel elkaar compen-
seerende geuren te beschouwen als twee vectoren,
die min of meer in tegengestelde richting werken en
bij compensatie elkander opheffen. De lengte der
vectoren nemen we evenredig aan het aantal olfactién
van de desbetreffende geuren.

Stellen we ons voor, dat de richtingen van twee
geuren, die elkaar compenseeren, een hoek vormen,
zoodat ze elkaar juist opheffen, dan kan men den
sterksten der beide geuren ontbinden in twee vectoren,
waarvan de eene in het verlengde van den zwaksten
prikkel valt en juist van dezelfde lengte als deze is,
terwyl de tweede loodrecht-op deze richting staat.

Aan deze voorwaarden wordt voldaan, indien do
cosinus van den ingesloten hoek negatief genomen,
overeenkomt met de verhouding der twee compen-
seerende reukstoffen.

-ocr page 85-

71

Fig. 2.

In de flguur is hoek « zoo groot genomen, dat cos
= — terwyl cos « eveneens gelijk is aan — waar-
uit volgt dat p gelyk is aan r met tegengesteld teeken,
m. a. w. ze heffen elkaar op.

De tweede ontbondene, loodrecht op r verloopend,
moet men dan beschouwen als richting van reukeloos-
heid, want kende men haar een geur toe, dan zou
in de combinatie door dezen derden geen reukeloos-
heid mogen ontstaan.

Voegen wy aan dit systeem vau twee geuren een
derden geur toe, dan kunnen we op grond van de verhou-
dingsgetallen der elkaar compenseerende prikkels, ook
de ligging van dezen nieuwen vector construeeren on
wel le met betrekking tot
p, 2e raet betrekking tot g.

Vooropgesteld wordt, dat de 8e vector s weer grooter
ia dan
p, dan geve raen s slechts die richting,
dat de cosinus van den ingesloten hoek gelijk wordt
aan — -J, terwyl de vector van reukeloosheid wederora
horizontaal verloopt, indien we
p vertikaal gericht
denken.

-ocr page 86-

72

Draaien we nu den hoek. die s met p vormt om q
als as zoodanig, dat (als s> q) de cosinus van den
hoek, die
s met q vormt, gelyk is aan de verhouding
van
q en s, negatief genomen, dan hebben we s een

s /
v

Fig. 8.

zoodanige richting gegeven, dat zij èn met p ón met
q reukeloosheid geeft.

Immers in de eerste plaats kunnen we s ontbinden
in een kracht, even groot als on tegengesteld aan
p
met een vector van reukeloosheid loodrecht op^?; in
""de tweede plaats is
s te ontbinden in een vector,
gelyk en tegengesteld aan
q met een richting van

-ocr page 87-

73

reukeloosheid, loodrecht op q. Een derde geur is alzoo
ten opzichte van twee andere volkomen bepaald.

Bouwen we dit vectorenstelsel in de ruimte op,
dan moeten we feitelijk alle 3 vectoren dubbel nemen;
even goed kunnen we dus 3 enkele nemen, ze als
dubbele beschouwend.

Wordt omgekeerd q < p genomen, dan wordt p
ontbonden in twee krachten, één in \'t verlengde van
g, één, de vector van reukeloosheid, loodrecht op do
eerste staande, ten opzichte van
p in een kegelvlak
geplaatst. Eveneens zal s een kegelvlak beschrijven,
wanneer g > s is,

Bü \'t bewegen van s naar q zyn twee richtingen
mogoiyk; by afspraak kan men daarby steeds do
richting van een rechtsche schroefdraaiing volgen.

Daar \'t aantal olfactién van p en q vaak zeer nit-
eenliggen en dus ook de lengten der vectoren verschillen,
is \'t beter bij afspraak allo vectoren even lang te nemen
(door hun verschillende eenheden van lengte toe te
kennen) en alleen de richttingen den hoekin rekening
te brengen. Trouwens een dergelyke overeenstemming
in lengte der vectoren, als boven beschreven, waarbij
de drio vectoren onderling evenredig zyn, zal a priori
niet vaak voorkomen en zal straks nader beschouwd
worden; laat men echter de lengten der vectoren
buiten beschouwing, dan is een rangschikking van 3
en meer ten opzichte van twee andere zeer goed
mogelijk. Daarmeo zij echter niet gezegd, dat men
zich geen rekenschap van de werkelijke lengte dor
vectoren geeft; men stelle zich — hot zy nogmtials
opgemerkt — de vectoren, hoewel van dezelfde lengte,
voor als vertegenwoordigend verschillende absolute
waarden.

Nummeren we onzo standaardgeuren met de cyfers
1 tot 9 en de aan deze beantwoordende vectoren

-ocr page 88-

74

eveneens, dan richte men achtereenvolgens 1 en 2,
1 en 3, 1 en 4 enz. en rangschikke naar deze twee
alle overigen, totdat alle combinaties d. i. 36 zich
hebben voorgedaan en men zal tot z\'n verrassing be-
merken, dat velen in precies dezelfde richting ver-
loopen, wanneer men n.1. een hoekenverschil van 3.6°
verwaarloost.

Leggen we 1 en 8 vast, dan verloopen 4, 7 en 9,
als men deze rangschikt ten opzichte vau 1 en 3 in
dezelfde richting. Zoo kan men eveneens 1 en 6 vooraf
bepalen en naar deze 7 en 9 plaatsen in wederom
éénzelfde richting. De volgende tabel geeft een vol-
ledig overzicht van alle voorkomende gevallen.

TABEL van het samenvallen van twee vectoren ten opzichte

van twee andere.

Identiek wordende vectoren. Vectoren, wier ligging vooraf

gegeven is.

Muscon, valeriaanzuur on skatol isoamylacetaat on terpineol.

Valeriaanzuur en skatol isoamylacetaat en guajacol.

Valeriaanzuur en skatol isoamylacetaat en pyridine.

Pyridine en skatol terpineol en muscon.

Valeriaanzuur en skatol terpineol on guajacol.

Valeriaanzuur en skatol terpineol on pyridine.

Valeriaanzuur en skatol muscon on aothylbisulfldo.

Aethylbisulflde, valeriaanzuur on skatol guajacol en pyridino.

Isoamylacetaat, terpineol, aetliylbi-

sulfide, guajacol on pyridino. ^ valeriaanzuur on skatol.

In al deze gevallen, behalve het laatste, verloopen
de vectoren van reukeloosheid in een kegelvlak,
daarentegen horizontaal in \'t laatste geval m. a. w.
zijn de lengton der vectoren van valeriaanzuur en
skatol kleiner dan die der overigen.

Dit laatste geval is voorzeker merkwaardig, daar
geen toeval zooveel identiteiten zou kunnen geven.
Men moet zich weer voorstellen, dat valeriaanzuur in
verbinding met isoamylacetaat of terpineol of guajacol

J

-ocr page 89-

75

of pyridine precies \'t zelfde op mijn bewustzijn werkt
als skatol met deze geuren.

Uit bovengegeven constellaties laten zich nu weer
reciprociteiten afleiden, men kan b.v. 7 en 9 tegenover
1 en 8 plaatsen, maar ook omgekeerd 1 en 8 tegenover
7 en 9, waarby in \'t eerste geval 7 en 9, in \'t tweede
1 en 8 in één richting verloopen.

Van de 22 gevallen, waarin twee vectoren identiek
worden, wanneer men ze plaatst tegenover twee
andere vectoren, komen nu meerdere van dergelijke
reciprociteiten voor en wel:

) valeriaan-
c-f

metbetrek-, ^^^^ ^^

Isoamylacetaat en terpineol
Isoamylacetaat en guajacol
Isoamylacetaat en pyridine

Terpineol en guajacol king tot \\ "

Terpineol en pyridine ^ suatol.

Guajacol en pyridine

Zooals raen ziet, zijn het dezelfde reciprociteiten,
die voorkwamen bij de tangentenberekening.

Op p. 73 is reeds gesproken van een elkaar onder-
ling opheffen van drie gelijktijdig geconstrueerde
vectoren, welker werkelyke lengten iu rekening ge-
bracht zijn. Bedoeld wordt, dat, als
jj, g en s in de
ruimto worden voorgesteld door vectoren, waarvan
de lengten overeenstemmen met \'t aantal olfactiën der
compenseerende prikkels, niet alleen de verhouding
van i; en
q en q en s mogelijk is, maar ook on s
zich dan verhouden als \'t aantal olfactiön van hun
compensatie.

Dit verschynsel heeft zich bij myn compensaties
driemaal voorgedaan, indien men de foutengrens van
do verhoudingsgestallen tot 20 7o beperkt; het zyn
de volgende govallen:

-ocr page 90-

76

Isoamylacetaat, guajacol en valeriaanzuur.
Nitrobenzol, aethylbisulflde en pyridine.
Guajacol, pyridine en skatol.
I
P

vi q

vn

9

Fig 4.

Beschouwen we \'t eerste geval nader, dan kan men
elk der drie reukprikkels door een vector voorstellen,
welks lengte overeenkomt met de oifactiön waarde van
den prikkel, in dit geval als 2: 1: 29, terwijl de
richtingen der vectoren zoodanig zijn, dat do cosinus

-ocr page 91-

77

der ingesloten hoeken gelijk is aan — — -i en —
d.i. de
cos. van 60° 88° en 86°. De vectoren van
reukeloosheid zyn niet aangegeven ; zij liggen wan-
neer men de drie vectoren twee aan twee samen-
stelt in het vlak dier twee vectoren en loodrecht op
den kleinsten.

Twee vectoren van reukeloosheid liggen dus in \'t
vlak van pq en qs en loodrecht op q en de derde in
\'tvlak van ps en loodrecht op p.

Op dezelfde wijze kan men de twee andere gevallen
ordenen en wel nitrobenzol, aethylbisulflde en pyridine
in de verhouding van 1,9 : 1 : 0.5 en guajacol,
pyridine en skatol in de verhouding van 1,5 : l: 24.

Werken deze drie prikkels op ons reukorgaan in,
dan zal reukeloosheid het gevolg zijn; immers de
helft van iederen prikkel dient, om den ander te
"compenseeren.
Ook praktisch blijkt deze reiiklooze meti-
ging uitvoerbaar. Laat men één der drie prikkels weg,
dan treedt
eveneens reukeloosheid op.

Volgens de psychophysche wet is:
e = k log

waarin c de intensiteit der gewaarwording, k eon van
de psychische eenheid afhankelijke constante, r do
grootte vau den prikkel eu
b de „Reizschwelle"
voorstelt.

Houden we vast aan do juistheid van deze Fech-
nersche fornmle, ook op \'t gebied der reukwaar-
nemingen en beschouwen we reukcompensatio tot
stand gekomen, niet door do prikkels zelf, maar door
hun gewaarwordingen, dan moeten wo de lengte
der reukvectoren ook logarithmisch afmeten en niet
\'t aantal hunner olfactiöu, maar de logarithmeu er
vau als grondslag vun verdere, berekening aannemen.

-ocr page 92-

78

TABEL L

Verhoudingsgetallen der logarithmen van elkaar
compensee7\'ende prikkels.

Jog q
I

II

III

IV

V

VI

VII

VIII

IX

logp I

0.92

2.43

0.34

0.9

1.58

0.41

214

0.51

II

1.09

1.49

0.92

0.61

0.84

0.22

1 47

0.74

III

0.41

0.67

0.29

0.67

0.53

0.066

0.78

0.38

IV

2.94

1.09

3.45

1.55

1.91

0.81

0.76

0.42

V

l.U

1.64

1.49

0.64

1.28

0.85

1.19

«0.50

VI

0.63

1.19

1.89

0.52

0.78

0.1

1.18

0.48

VII

2.44

4.54

15.15

1.23

1.18

10

2.66

0.8

VIII

0.47

068-

1.28

1.32

0.84

0.85

0.38

0.B5

IX

1.96

135

2.63

238

2

2.08

1.25

1.82

In bovenstaande tabel zyn dan de logarithmen der
verhoudingsgetallen van
p tot q berekend en al aan-
stonds ziet men, dat \'t onmogelyk is op grond van
vergelijking eenige verwantschap tusschen verschil-
lende geuren aan te toonen, daarom maken we weder-
om gebruik van onzen kunstgreep n.1. de constructie
in vectoren of wat tenslotte dezelfde resultaten geeft
en in behandeling eenvoudiger is, de tangensberekening.
Deze laatste willen we hier toepassen on geven haar
in tabel II weer.

-ocr page 93-

79

TABEL IL
L tg van de compensaties der 9 standaardgeuren,

logq
I

II

III

IV

V

VI

VII

VIII

IX

logp I

43°

68°

19°

1

42°

57°

22°

65°

27°

II

470

56°

43°

31°

40°

12°

56°

36°

III

22°

34°

16°

34°

28°

40

38°

21°

IV

7,0

47°

740

57°

62°

39°

38°

23°

V

48°

59°

56°

33°

52°

40°

50°

26°

VI

330

50°

62°

28°

38°

50°

26°

VII

68°

78°

86°

50°

50°

84°

69°

39°

VIII

24°

34°

52°

52°

40°

40°

21°

29°

IX

62°

54°

69°

67°

64°

64°

51°

61°

In tabel III en IV zijn de identiteiten tot op 1%
van nauwkeurig nagegaan ten opzichte van één,
resp. twee standaardgeuren.

-ocr page 94-

80

TABEL IIL

Standaardgenr, die twee Genren, weilcer verhoudingen een geur gemeen
vergeleken verhoudingen hebben en volgens tangens-bereksning tot op
gemeen hebben. 1% even groot worden.

Nitrobenzol en aethylbisulflde; terpineol
en pyridine; muscon en valeriaanzuur.

Terpineol en pyridine; muscon en
guajacol,

Isoamylacetaat en skatol; nitrobenzol
en aethylbisulflde.

Isoamylacetaat en terpineol; valeriaan-
zuur en pyridine.

Isoamylacetaat en pyridine; nitroben-
zol en terpineol; guajacol en pyridine.

Nitrobenzol en pyridine; muscon en
skatol.

Isoamylacetaat en pyridine; terpineol
en guajacol; muscon en aethylbisulflde.

Isoamylacetaat en valeriaanzuur; ter-
pineol en muscon; aethylbisulflde en
guajacol.

Isoamylacetaat en aethylbisulflde;
isoamylacetaat en guajacol; isoamylace-
taat en pyridine; aethylbisulflde en
guajacol; aethylbisulflde en pyridine;
guajacol- en pyridine; nitrobenzol en
valeriaanzuur; terpineol on muscon;
muscon en aethylbisulflde; muscon en
guajacol.

Ibonmylacetaat
Nitrobenzol
Terpineol
Muscon
Aethylbisulflde

Guajacol
Valeriaanzuur
Pyridine

Skatol

-ocr page 95-

81

TABEL IV.

Geuren, welker verhoudingen
volgens tangentenberekening
hoeken vormen, die tot op
1 %
even groot worden.

Geuren, die deze verhoudingen
gemeen hebben.

Nitrobenzol en aethylbisulfide
Teipineol en pyridine
Muscon en guajacol
Isoamylacetaat en pyridine
Isoamylacetaat en pyridine
Isoamylacetaat en pyridine
Guajacol en pyridine
Muscon en aethylbisulfide
Terpineol en muscon
Aethylbisulfide en guajacol

Isoamylacetaat en terpineol
Isoamylacetaat en nitrobenzol
Nitrobenzol en skatol
Aethylbisulfide en valeriaanzuur
Aethylbisulfide en skatol
Valeriaanzuur en skatol
Aethylbisulfide en skatol
Valeriaanzuur en skatol
Pyridine en skatol
Pyridine en skatol.

Deze behandelingswüze levert, zooals men bemerkt,
veel minder resultaten: 30 identiteiten van twee
geuren ten opzichte van twee andere; reciprociteiten
ontbreken geheel.

De identiteiten, hier gevonden, vertoonen intusschen
in de meeste gevallen overeenstemming met die we
vroeger aantroffen; we blijven dus de voorkeur geven
aan de tangensberekeniug uit do verhoudingsgetallen
der reukprikkels zelf.

-ocr page 96-

HOOFDSTUK V.

Bilaterale reukcompensatie.

De inrichting van \'t toestel voor bilaterale com-
pensatie komt in zooverre overeen met die, beschreven
bij de unilaterale, dat \'t een dubbele olfactometer is,
dus twee reukcilinders, geschoven over twee ruik-
buizen, doch waar deze laatste gicds in één reuk-
reservoir uitmondden, is ook dit hier verdubbeld.
Beide reukreservoirs, ieder van 50 cM», inhoud, zijn
vertikaal geplaatst en van boven voorzien van een
ruikbuisje en staan zoover van elkaar, dat ze gemak-
kelyk ieder in één neusgat te brengen zijn. Ter vor-
gemakkelyking hiervan kunnen dan ook beide reservoirs
een klein weinig naar links of rechts verschoven
worden.

Aan den onderkant\'eindigt elke ruikbuis in een
kort buisje, waaraan de slang der waterzuigpomp
verbonden kan worden door middel van een vernikkeld
koperen tusschenstuk, dat zich twee-armig vertakt.

Heeft men twee reukcilinders over bepaalde lengten
uitgeschoven en de lucht V* min. doorgezogen, dan
neemt men \'t tusschenstuk af, sluit de stroomopwaarts-
gelegen kraan eu brengt de neus om de beide ruik-
buisjes en beoordeelt, in hoeverre compensatie der
twee geuren opgetreden is.

-ocr page 97-

Fig. 5.

r

-ocr page 98-

84

Heeft men eenmaal een zekeren graad van com-
pensatie gevonden, dan is het belangrijk ook by om-
wisseling der beide reukbronnen wederom compensatie
te zoeken. Daartoe zijn aan den olfactometer twee
2-maal rechthoekig omgebogen nikkelen buisjes, van
een slop voorzien, aangebracht, die, over elkaar gezet,
weer juist passen op de beide ruikbuisjes, zoodat nu
kruiselings geroken wordt; de reukstof, die zich links
bevindt, wordt door \'t rechter neusgat geroken en
omgekeerd en nu is een omwisselen der cilinders
onnoodig.

Hoewel het mogelyk is op deze wijze opnieuw
compensatie te vinden, blykt \'t veel lastiger, ja in de
meeste gevallen in \'t geheel niet te gaan, waar ze
zonder de rechthoekige buisjes gelukte; de nauwe,
zooveel langere weg en dan langs twee hoeken, schynt
een bepaalde hindernis te zyn voor \'t gemakkelijk
ruiken. Daarom zal van dit kruiselings ruiken hier
geen gewag gemaakt worden, maar hebben we onzen
toevlucht tot een werkelijke omwisseling der cilinders
genomen. De waarden, hieronder opgegeven, zijn dan
ook uitsluitend verkregen, door onmiddellijk aan de
ruikbuisjes zelf to ruiken.

Vóór de uitkomsten zelf meegedeeld worden, moet
eerst op \'t feit, dat er in \'t algemeen compensatie
mogelyk is, nader gewezen worden ; immers do geuren
komen geheel gescheiden elk tot de beide, eveneens
gescheiden, reukorganen en toch treedt compensatie
op. Dit proces kan zich dan wel niet anders afspelen
dan in de hersenen.

Dat de bilaterale compensatie niet zoo gemaklyk
gaat als een unilaterale, blijkt direct hieruit, dat
volkomen com lensatie slechts in weinige gevallen
mogelyk is. Meestal ziet men wedstrijd of onbepaald-
heid van geur optreden ; als opmerkelyk dient vermeld.

-ocr page 99-

85

dat de by unilaterale compensatie in dat geval zoo
enorme verzwakking der geuren hier veel minder
sprekend is, zoodat men vaak aarzelend een of anderen
graad van compensatie aanneemt. Ook op verschil-
lende tyden onderzoekend, komt men niet steeds
weder tot dezelfde verhoudingsgetallen. Dit kan zijn
oorzaak vinden in de wyze van inademen, die zoowel
links en rechts als den eenen tyd en den anderen
varieert.

Als een verdere bizonderheid geldt \'t feit, dat bij
verwisselen der reukcilinders meestal een geheel andere
verhouding van
p tot q verkregen wordt; dit kan
liggen aan een door éénzijdige verstopping van den
reukweg verminderde reukscherpte eenerzijds. Daarom
werd vóór elke bepaling steeds even de reukscherpte
beiderzyds gecontroleerd aan een kleinen, caoutchouc-
reukmeter en werd eenig verschil in reukscherpte
tusschen rechts en links ontdekt, dit steeds genoteerd.
Is een eventueel verschil rechts en links in rekening
gebracht en blykt nochthans de verhouding van
p tot
q een andere to zyn na omruilen der cilinders, dan
moeten we wel aannemen een grootere gevoeligheid
van \'t reukcentrum, \'t zij links of rechts, voor een
der stoffen.

Werd b.v. isoamylacetaat rechts en nitrobenzol links
genomen, dan was de verhouding dezer beiden als
■i c.m.: 1.8 c.m.; was isoamylacetaat links en nitroben-
zol rechts, dan als 4 cm.: 0.4 cm.; de linker hemisfeer
blykt alzoo by mij gevoeliger voor nitrobenzol te zijn
dan do rechter.

Do 8G combinaties, die men vormen kan, zyn weder
in één tabel vereenigd. Ter volledigheid is, zoo goed
als \'t ging, de graad van volkomenheid der compen-
satie toegevoegd.

-ocr page 100-

86

TABEL L

Combinatie.

Aantal Olfactiën.

p rechts q links p links f rechts

Graad der
Compensatie.

Isoamylacetaat en nitrobenzol

1

6.66\'

100

13 32

1

4.44

onvolk. comp.

„ terpineol

7

1.3

7

0.65

menggeur.

ff

„ muscon

2.67;

1.3

1

20

büna volk. comp.

„ aethylbisulflde

14 !

8.88

14

8.9

zwakke meaggeur.

ff

„ guajacol

5 i

29.6

5

4.4

n "

n

„ valeriaanzuur

10

80

84

80

grootecorap.broedte

ff

„ pyridine

10

24.4

30

7.3

wedstryd.

ff

„ skatol

2.33

1000

5

200

volk. comp.

Nitrobenzol

en terpineol

22.22

26

50

0.5

byna volk. comp.

Nitrobenzol

en muscon

4.44

20

5.55

40

onbepaald.

ff

„ aethylbisulflde

66.67

19

6667

16.6

zwakke geur.

ff

„ guajacol

6.67

10

44.4

20

onzeker.

ff

„ valeriaanzuur

24.44

lOO

2.2

3.5

byna volk. comp.

ff

„ pyridine

6 67

24.4

6.67

17.5

onbepaald.

ff

„ skatol

17.78

1000

3.33

400

byna volk. comp.

Terpineol en muscon

1.22

11

0.72

11

onduideiyk.

ff

„ aothylbisulflde

1.4

33.33

5

55.5

wedstryd

n

„ guajacol

2.5

1.85

1 25

1

1,11

onzeker.

ff

„ valeriaanzuur

0.86

200

2.5

51.4

onbepaald.

ff

„ pyridine

7

24.4

7

21.9

wedstryd.

ft

„ skatol

! 1.2

\' 1000

3

400

onbepaal d.

Muscon en aethylbisulflde

j

: 10

\'4.4

20

3.3

wedstryd.

p n

guajacol

10

3.3

20

5.55

onzeker.

r* n

valeriaanzuur

20

i 28.G

20

31.29

n

n n

pyridine

20

39 98

20

299

onbep.\'iald

-ocr page 101-

87

Combinatie:.

Aantal Olfactiën.

Graad deb

p rechts q links

p links rechts

Compensatie.

Miiscon en skatol

20

48Ö"

20

120

byna volk. comp.

Aethylbisulfideen guajacol

60

56

60

74

onbepaald.

, , valeriaanzuur

20

5714

20

42.9

n

„ pyridine

50

36.6

50

24.4

wedstryd.

„ , skatol

11 11

1000

16 67

1000

onbepaald.

Guajacol en valeriaanzuur

1 79

; 100

3.7

2)0

onzeker.

„ pyridine

20

31.7

20

1.95

menggeur.

„ „ skatol

10

240

20

320

onbepaald.

Valeriaanzuur en pyridine

200\'

17.1

200

19.5

wedstrijd.

„ skatol

200

480

200

240

zwakke menggeur.

Pyridine en skatol

100

480

48.8

120

bijna volk. comp.

-ocr page 102-

TABEL IL

In deze tabel juist h\'nks.

q I

II

III

IV

V

VI

VII

VIII

IX

q I

II

III

IV

V

VI

VII

VIII

IX

p I

0.07

5.4

1.8

lf).8

0.2

0.12

0.4

Ü.002

P I

3

10.8

0.05

15.8

1.1

1.5

4.1

0.03

II

If» 15

8.6

0.2

ü.b

0.7

0.24

0.3

0.02

IT

0.3

100

0.14

4

2.2

0.24

0.4

0.008

III

0.19

0.12

U.1

004

1.35

0.004

0.3

0 001

III

0.1

O.Ol

0.06

0.1

23

0.05

0 32

133

IV

0.56

4.F>

9.1

2.3

3.03

0.7

0.5

0.04

IV

20

7.1

15.4

6.1

3.6

0.6

0.7

0.2

V

0.06

0.3

23.8

0.4

10.7

0.3.^

1.4

ü.01

V

0.06

0.25

ll.l

0.2

8.1

0.5

2.1

0.02

VI

5.9

1.5

0.7

0.3

0.09

0.02

63

0.0 t

VI

0.9

0.45

0.4

0 28

0.1

0.02

1.0

0.06

VII

8

4.2

232

1.4

2.8.^

55.6

11.8

0.2

VII

0.95

4.2

20.6

1.7

2.1

55 6

10.3

0.8

VIII

2.4

3.7

3.f>.

2

0.73

0.16

0.08

0.1

VIII

0.24

2.6

3.1

l.fS

0.5

1

0.1

0.4

IX

435

Ó5.6

833

24

9.01

24

4.8

9.9

IX

40

120

0.007

6

6

16

1.2

25

00
00

In de combinatie pjq is degene, die in
rangnummer de kleinste is, steeds
rechts
genomen.

-ocr page 103-

89

Plaatsen we de verhoudingsgetallen in twee tabellen,
zooals hierboven is weergegeven, dan zien we slechts in
drie gevallen rechts en links dezelfde verhouding voor
compensatie optreden nl. isoamylacetaat: aethyl-
bisulflde, nitrobenzol : valeriaanzuur en guajacol:
valeriaanzuur.

In 25 van de 86 gevallen hebben we in de ver-
houding p/q van p minder noodig, wanneer deze
rechts geplaatst wordt, in de overige 8 gevallen van
p minder, wanneer deze links geplaatst wordt, terwijl
wederom verondersteld is, dat p in rangnummer
kleiner is dan g.

We kunnen dus in \'t algemeen aannemen, dat myn
linker hemisfeer zich voor de meeste stoffen gevoeliger
toont.

Gaan we in tabel II de meerdere gevoeligheid der
linker hemisfeer meer in bizonderheden na, dan blijkt,
dat deze gevoeliger is dan de rechter voor:

Isoamylacetaat met betrekking tot: Nitrobenzol, terpineol, guajacol. vale-
riaanzuur, pyridino of skatol.

Nitrobenzol „ „ „ Terpineol, aethylbisulflde, guajacol of

pyridino.

Terpineol , „ „ Aothylbisulfldo, gunjacol, valeriaan-

zuur, pyridine of skatol.

Muscon „ „ , Isoamylacetaat, nitrobenzol, terpineol,

aethylbisulflde, guaiiacoi, pyridine of
skatol.

Aetliylbisulflde „ , „ Vaïorinanzuur, pyridino of skatol.

Guajacol „ , , Isoamylacotnat, muscon, aethylbisul-

flde of skatol.

Valeriaanzuur „ „ . Muscon of skatol.

Pyridino , „ „ Quiijacoi, valeriaanzuur of skatol.

Skatol „ , n Nitrobenzol.

Een even groote gevoeligheid vertoonen links en
rechts voor:

Isoamylacetaat met betrekking tot: Aethylbisulflde.
Nitrobenzol „ „ „ Valeriaanzuur.

Guajacol „ „ , Valeriaanzuur.

-ocr page 104-

90

In de overblijvende gevallen is de linker hemisfeer
minder gevoelig dan de rechter.

Uit bovenstaande volgt vanzelf een bizondere ge-
voeligheid der linker hemisfeer voor isoamylacetaat
en muscon, in mindere mate voor terpineol, een
nagenoeg evengroote gevoeligheid voor nitrobenzol,
aethylbisulfide en guajacol en een mindere gevoelig-
heid voor valeriaanzuur, pyridine en skatol.

Globaal genomen zou ik hieruit besluiten, dat mijn
linker hersenhelft meer de voorkeur geeft aan de
aangename geuren, mijn rechter helft meer aan de
onaangename.

-ocr page 105-

HOOFDSTUK VI.

Vergelijking van de compensatie der standaard-
geuren bij meerdere personen.

De werking van geuren op ons reukorgaan heeft
by onderscheidene personen een zeer verschillend
effect; dit openbaart zich \'t duidelijkst by de compen-
satieproeven.

Waar de eene persoon, door twee geureu in bepaalde
verhouding te vereenigen, compensatie vindt, zal een
ander dikwyls een andere verhouding voor compen-
satie noodig hebben.

Do mogelijkheid is echter niet uitgesloten, dat uit
vergelijking van corapensatieproeven van verschillende
personen de bij my gevonden verwantschappen tusschen
eenige geuren van algemeene toepassing is.

Nu laten zich mijn uitkomsten direct vergelijken
met onderzoekingen van Zwaardemaker over reuk-
compensaties. Waar overeenstemming in compen-
saties bestaat, kunnen we deze beschouwen als ge-

ij H. Zwiiardoinakor, Ovor gourvorwantschappon Kon. Ac. v.
Wet. 28 Sept. \'07.

H. Zwaardouiaker, Uobor die Proportionen dor Gornchskom-
ponsation, Arch. f. Phya. \'07 p. f)9.

H. Zwaardeaiakor, Dio voktoriollo Darstollnng oinesSystoms
von Qornchskomponsation Arch f. Phys. \'08 III.

-ocr page 106-

92

bonden aan vastere wetten dan waar verschillen
bestaan.

Nu is \'t aantal olfactiën der verhoudingsgetallen
berekend naar de „Erkennungsschwellen", die een
betrekkeiyk groote waarschynlijke fout aanwijzen.
Tengevolge van deze fouten kunnen feitelyke over-
eenkomsten nog verschillen gevon. We moeten dus
bij de vergelijking van twee verhoudingsgetallen de
waarschijnlijke fouten in rekening brengen; dit doen
we volgens de formule:

W = waarbij w-^ en z^Jj de waarschijn-

lijke fouten van de „Erkennungsschwellen" der twee
gecompenseerde geuren voorstellen. W, procentsgewijze
uitgedrukt, wordt dan op de verhoudingsgetallen van
beide personen berekend; de som van de verkregen
uitkomsten geeft dan aan het verschil, dat tusschen
verhoudingsgetallen mag liggen, om nog binnen de
grenzen der wederkeerige waarschijnlijke fouten te
blyven.

Onderstaand ruitenveld (p. 94) geeft dan de gevallen
aan, waarin beide waarnemers onderling overeen-
stemmen en in welke zü verschillen, terwyl in tabel I
de verhoudingsgetallen zelf opgenomen zyn.

-ocr page 107-

TABEL I

Verhoudingsgetallen der elkaar compenseerende prikkels.
Zwaardemaker. Hermanides.

p I

II

III

IV

V

VI

VII

VIII

IX

II

II

IV

V

VI

VII

VIII

IX

I

2.2

0.76

16

4.1

0.33

107

0.28

375

I

1.18

0.26

5.26

1.25

0.5

15.07

0.16

18

II

0.44

0.73

2.3

9

1.53

30

0.33

83

II

0.85

0.45

1.24

0.54

1 64

70.4

0.25

5.2

III

1.32

1.37

8

14

1

20

2

8

III

3.88

22.2

5.5

2.22

2.94

16

1.74

22.86

IV

0.06

0.43

0.12

1

0.03

0.33

0.83

5

IV

0.19

0.81

0.18

0.44

0.37

1.61

1.82

21

V

0.24

0.11

0.07

1

0.Ü6

0.82

0.31

44

V

0.8

1.87

0.45

2.27

0.52

1.72

0.54

27.03

VI

3

0.65

1

33

18

33

63

1400

VI

2

061

0.34

2.69

1.92

28.57

0.67

18.52

VII

0.01

0.03

0.05

3

1 2

0.03

025

0.08

vn

0.063

0.0126

0.062

0.62

0.68

0.035

0036

3.2

VIII

3.6

3

0.5

1.2

3.2

0.02

4

2.4

VIII

6.15

3.99

0.58

0.55

1.85

1.5

27.39

23.26

XI

0.008

0.012

0.125

0.2

0.023

0.001

12

0.42

XI

0.055

0.19

0.04

0.042

0.037

0.054

0.31

0.043

to
00

-ocr page 108-

94

Gevalleo, waarin het verhoudingsgetal pjq by Z
en Hs binnen de grenzen der waarschynlyke fouten
overeenstemt.

In overeenstemming met do opmerkingen, op pag.
77 gemaakt, kan men geneigd zijn, niet de verhou-
dingsgetallen van de geuren, maar van hun logarith-
men met elkaar te vergelijken. En de overeenstem-
mingen zien we dan met 4 vermeerderen.

-ocr page 109-

TABEL IL

Verhoudingsgetallen der logarithnaen van elkaar compenseerende prikkels.

Zwaardemaker.

Hermanideö.

logp
I

II

III

IV

V

VI

VII

VIII

[X

I

II

III

IV

V

VI

VII

VIII

IX

)B q

I

1.25

0.85

12.5

2.27

00

5.88

0.67

5.26

I

1.09

0.41

2.94

1.11

0.63

2.44

0.47

1.96

II

0.8

0.86

1.35

1.79

1.15

2.5

0.78

2.44

II

0.92

0.67

109

1.64

1.19

4.54

0.68

1 35

III

1.18

1.16

2.27

2.38

1

3.57

1.32

1.69

III

2.43

1.49

3.45

1.49

1.89

15.15

1.28

2.63

IV

0.08

ü.74

0.44

1.01

0

0.7

0.94

1.54

IV

0.34

0.92

0.29

0.64

0.52

1.28

1.32

2.38

V

0.44

0.56

0.42

0.99

0.33

0.96

0.8

1.41

V

0.9

0.61

0.67

1.65

0.78

1.18

0.84

2

VI

U

0.87

1

8

3.0b

30

3.09

0

VI

1.58

0.84

0.53

1.91

1.28

10

0.85

2.08

VII

0.17

0.4

0 28

1.43

1.04

0

0.74

0.56

vn

0.41

0.22

0.066

0.81

0.85

0.1

0.38

1.25

VIII

1.5

1.28

0.76

1.06

1.2.=.

0.11

1.35

1.18

VIII

2.14

1.47

0.78

0.76

1.19

0.18

2,66

1.82

IX

0.19

0.41

049

0.65

0.71

00

1.79

0.85

JX

0.51

0 74

0.3fe

0.42

0.50

0.48

0.8

0.55

cc
cn

-ocr page 110-

96

Een bepaalde orde of regelmaat is echter in boven-
staande tabellen vooralsnog niet te bespeuren.

Van meer belang zijn de uitkomsten der tangens-
en vectorenberekening; immers deze laten bij ieder
van de waarnemers een onderlinge vergelijking der
hoeken toe; nu hebben we slechts na te gaan, welke
dezer identiteiten bij beiden voorkomen en de ge-
vonden geurverwantschappen worden dan des te
sprekender.

Vatten we in de eerste plaats de verhoudingsge-
tallen tangentieel op, dan worden bij Zwaardemaker
in \'t geheel 37, by mij 42 identiteiten aangetroffen ;
van deze zijn \'t bij beiden in 16 gevallen dezelfde
combinaties. Even opmerkelyk als dit groote aantal
overeenstemmingen is, even onverwacht is de over-
eenstemming in \'t totale aantal identiteiten.

TABEL van het samenvallen van 2 hoeken ten
\' opzichte van een 3e, zoowel by Z als Hs.

Isoamylacetaat
Terpineol

Aethylbisulflde

Guajacol
Valeriaanzuur

Skatol

Valeriaanzuur en skatol.

Nitrobenzol en aethylbisulflde;
valeriaanzuur en skatol.

Terpineol en guajacol.

Valeriaanzuur en skatol.

Isoamylacetaat eu nitrobenzol;
isoamylacetaat en terpineol; isoamyl-
acetaat en guajacol; nitrobenzol en
terpineol; nitrobenzol en guajacol;
nitrobenzol en pyridine; terpineol en
guajacol; terpineol en pyridine; guaja-
col en pyridine.

Isoamylacetaat en aethylbisulflde;
isoamylacetaat en guajacol.

-ocr page 111-

97

.Het identiek-worden vau twee hoeken ten opzichte
van twee andere komt slechts driemaal in dezelfde
combinatie overeen.

TABEL over \'t identiek-worden van 2 hoeken ten
opzichte van 2 andere, zoowel by
Z. als Hs.:

Geuren, welker verhoudingen vol-
gens tangentenberekening hoeken
vormen, die tot op 1% even groot
worden.

Geuren, die deze verhoudingen
gemeen liebben.

Isoamylacetaat en guajacol
Terpineol en guajacol
Valeriaanzuur en skatol

Valeriaanzuur en skatol.
Aethylbisulflde en Valeriaanzuur.
Isoamylacetaat en guajacol.

Zooals we zien, biedt deze tabel slechts één reci-
prociteit aan n.1. isoamylacetaat en guajacol met betrek-
king tot valeriaanzuur en skatol en laten we een
onnauwkeurigheid toe van
2% van dan wordt de
overeenstemming iets grooter; we vinden dan weder-
keerigheid ir vier gevallen, dezelfde n.1.

isoamylacetaat en guajacol )
terpineol en guajacol j

valeriaanzuur en skatol |

i

muscon eu valeriaanzuur

mot botrokking tot:
<--

met betrekking tot:
<--

) valeriaanzuur
j ert skatol.

I isoamylacetaat
j en terpineol.

We willen nu nog de overeenstemmingen in \'t vec-
torenstelsel nagaan. Vooreerst dan \'t samenvallen van
twee vectoren ten opzichte van een derden; dit ge-
schiedt In 12 gevallen voor dezelfde vectoren; plaatsen
we do vectoren ten opzichte van twee andere, dan
vinden we oen samenvallen slechts in vier gevallen
dezelfde, waarvan onderstaande tabel rekenschap
geoft.

7

-ocr page 112-

98

TABEL van \'t samenvallen van 2 vectoren iep
opzichte van 2 andere, zoowel bU
Z als Rs:

Identiek-wordende vectoren.

Vectoren, welker ligging vooraf
gegeven is.

Isoamylacetaat en guajacol
Aethylbisulflde en valeriaanzuur
Valeriaanzuur en skatol
Valeriaanzuur en skatol

Valeriaanzuur en skatol
Guajaco! en pyridine
Isoamylacetaat en terpineol
Isoamylacetaat en guajacol.

Zooals uit deze tabel blykt, stemmen van de reci-
prociteiten alleen overeen isoamylacetaat en guajacol
ten opzichte van valeriaanzuur en skatol en laten we
de nauwkeurigheid dalen tot 2
°/o van 2t, dan vinden
we de volgende gevallen bü beiden wederkeerig:

Isoamylacetaat en guajacol met betrekking tot valeriaanzuur on skatol.

Isoamylacetaat en terpineol , „ , muscon en valeriaanzuur.

Een vier-voudige identiteit komt by Zwaardemaker
voor, als isoamylacetaat, nitrobenzol, terpineol en
guajacol als vectoren geplaatst worden tegenover de
vectoren valeriaanzuur en skatol.

By my wordt eveneens één viervoudige identiteit
gevonden en wel isoamylacetaat, terpineol, guajacol
en pyridine tegenover valeriaanzuur en skatol. In plaats
van nitrobenzol is by my pyridine getreden. Houden we
in deze meervoudige identiteit alleen rekening met
\'t gemeenschappelijke, dan kunnen we in beide geuren-
stelsels, twee groepen van geuren tegenover elkander
plaatsen:

Qroep B.
Valeriaanzuur.
Skatol.

Grotp A.
Isoamylacetaat
Terpineol
Guajacol.

-ocr page 113-

99

Wij zijn in do gelegenheid geweest de combinaties,
waarin wij overeenstemmen, nog door een derde per-
soon, den Heer Heringa, adsistent aan het laborato-
rium, te doen onderzoeken. Ter vergelijking zijn de
bedoelde gevallen hier nevens elkander geplaatst.

Gevallen van geurcompensaties, waarin voor Z en
iZs nagenoeg overeenstemmende verhoudingen gelden.

Geurcompensaties :

Hs.

Ha.

Verhouding pjq.

Isoamylacetaat: guajacol

3

2

5.7

Nitrobenzol: terpineol

1.37

2.22

28

Nitrobenzol: muscon

0.43

0.81

0.29

Nitrobenzol: guajacol

0.G5

0.61

49

Nitrobenzol: valeriaanzuur

0.03

0.013

0.8

Nitrobenzol: pyridine

3

3.99

10.0

Terpineol: muscon

0.12

0.18

0.05

Terpineol: valeriaanzuur
Terpineol: pyridine

0.05

0.062

0.026

0.50

0.58

0.093

Muscon: aethylbisulfide

1.0

2.27

0.15

Muscon: pyridine

1.2

0.55

0.16

Aethylbisulfide: valeriaanzuur

1.2

0.58

0.13

Aethylbisulfide: pyridine

3.2

1.85

0.45

Aethylbisulfide: skatol

0.023

0.037

0 036

Guajacol: valeriaanzuur

0.030

0.035

0.013

De geurcompensaties, die voor alle drie nagenoegovor-
eenkomstige waarden geven, zyn terpineol tot valeriaan-
zuur, aethylbisulfide tot skatol, guajacol tot valeriaan-
zuur (streng genomen blüft echter alleen aethylbisuHlde
tot scatol binnen de grenzen der wederkeerige fouten).
Brengen we dit in verband met de door ons aangenomen
verdeeling in twee groepen A en B, dan blijven van
de afgezonderde vyf standaardgeuren er drie over:
Grotp A Groep B

terpineol valeriaanzuur

guajacol

-ocr page 114-

100

Deze drie stoffen vertoonen in onderlinge combinatie
voor 3 waarnemers ongeveer dezelfde quantitatieve
verhoudingen. De combinatie guajacol-valeriaanzuur
vertoont bij my verder deze eigenaardigheid, dat zij
één der 3 compensaties vormt, die links en rechts in
precies dezelfde verhouding optreden.

\'t Komt ons gewenscht voor deze drie reukstoffen,
terpineol, guajacol en valeriaanzuur by reukproeven
den voorrang boven de andere te geven, omdat ze
vermoedelyk op het reukorgaan op \'n bepaalde, met
de organisatie verband houdende, qualitatief en
quantitatief gedefinieerde wijze werken. Anders toch
zou men zich kwalijk, kunnen voorstellen, dat deze
drie geuren bij 3 verschillende, onafhankelyk van elkaar
werkende waarnemers qualitatief en quantitatief
dezelfde compensaties zouden hebben kunnen geven.
Zuiver psychologisch opgevat, zou dit alleen door
hoogst zonderlinge toevalligheid verklaard kunnen
worden.

-ocr page 115-

Samenvatting.

Met een kort begrip van zijnen inhoud worde dit
boekje besloten.

In onderzoek zyn genomen de negen standaard-
geuren, die de negen klassen van Linneus-Zwaarde-
maker vertegenwoordigen, chemisch zuiver te ver-
krijgen en scherp te definieeren zyn.

Verder zyn ze met uitzondering van muscon ge-
makkelyk in water oplosbaar, zoodat men deze stoffen
zoodanig verdunnen kan, dat enkele druppels, in een
besloten ruimte tot verdamping gebracht, nog juist
geroken worden; door weging van een gelijk aantal
druppels leert men de minimale hoeveelheden van de
reukstoffen kennen, die tot waarneming komen.

Deze minima perceptibilia zijn voor de verschillende
stoffen zeer uiteenloopend en wisselen tusschen 185
millioenste en 35 honderd-millioenste mgr. per L. lucht
en wel in deze volgorde: terpineol, pyridine, isoamyl-
acetaat, nitrobenzol, guajacol, valeriaanzuur, aethylbi-
sulfide, skatol, waarbij terpineol de geringste, skatol
de grootste reukkracht bezit.

Zulke bepalingen met de reukkast zijn klinisch niet
op hun plaats.

Aan den olfactometer van Zwaardemaker is het te
danken, dat de reukmeting een meer algemeene toe-
passing gevonden heeft.

De klinische reukmeter, waarby de nasale adem-
stroom een luchtstroom voortbeweegt over een, door

-ocr page 116-

102

verschuiven van een reukcilinder over een glazen
buis, willekeurig te regelen reukoppervlak, is later voor
laboratorium-proeven vervangen door den
precisiereuk-
meter,
waarbij de zuigende kracht op kunstmatige
wijze wordt onderhouden. Men houdt deze steeds
constant door een waterstraalzuigpomp of een electrisch
gedreven ventilator.

Beide soorten reukmeters zijn in dit proefschrift
uitvoerig beschreven en by het onderzoek tot aan-
wending gekomen; de Ie by \'t bepalen van den
reactietyd en de „ünterschiedsschwelle", de 2e bij \'t
tot stand brengen der reukcompensaties en \'t bepalen
der minima perceptibilia.

Deze laatste worden, zooals gebruikelijk, uitgedrukt
in centimeters van den uitgeschoven reukcilinder en
liggen weder met geleidelyke overgangen tusschen
twee uitersten: terpineol met 1.4 cm. en skatol met
0.0025 cm., al is \'t dan ook niet in de straks genoemde
volgorde, aangezien hier niet van éénzelfden con-
centratiegraad der reukstofoplossing uitgegaan is, maar
de verdunningen zelf zeer variabel gekozen zyn, n.1.
50/0 als sterkste en l^/ooo als zwakste oplossing.

Als een bewys, dat de precisiereukmeter zich voor
klinische en physiologische doeleinden uitstekend leent,
kan dienen, dat verschillende normale personen na-
genoeg dezelfde waarden vindèn.

Wy zyn in staat een algemeen gemiddelde op te
stellen uit de minima perceptibilia van zes personen
met normaal zintuig, die hieronder plaats vinden:
Isoamylacetaat\' 0.29 cm.\'
Nitrobenzol 0.06 „
Terpineol 1.6 „

>] De cyfers van den klinischen reukraeter wyken ter nauwer-
nood af.

-ocr page 117-

103

Muscon 0.22 cm.

Aethylbisulfide 0.012 „
Guajacol 0.62

Valeriaanzuur 0.04 „
Pyridine 0.027 „

Skatol 0.002 „

Een gering minimum perceptibile dankt een reukstof
niet alleen aan haar grootere reukkracht of aan de
sterkte der oplossing, maar ook aan een grootere
verdampings-snelheid m.a.w. hoe meer reukmoleculen
aan de voorbij strykende lucht afgestaan worden, des
te intensiever de geur.

Deze verdampingssnelheid te kennen blykt dus van
bizonder gewicht. Wil men haar aan den reukmeter
zelf bestudeeren, dan stuit men direct op het onover-
komelyk bezwaar, dat de verdampte hoeveelheden
zoo gering zyn, dat een wegen van den cilinder vóór
en na een proef onbetrouwbare cyfers geeft.

Een juiste voorstelling van de verdamping der ver-
schillende reukstoffen verkrygt men echter wel, indien
men haar laat geschieden aan vrije oppervlakte n.1.
door een klein bekerglaasje met de reukstof in dezelfde
verdunning als in den reukmeter op een chemische
balans te plaatsen en onaangeroerd Ie laten staan.

Do verdamping blijkt dan in zeer verschillende snel-
heid plaats te hebben, \'t geringst by aethylbisulflde,
sterker by skatol, valeriaanzuur, guajacol, pyridine,
isoamylacetaat, terpineol en \'t sterkst bij nitrobenzol.

Speciaal moet men kennen de verdamping gedurende
de eerste oogenblikken, aangezien zy allengs afneemt;
\'t is dau ook daarom, dat we de micro-weegschaal van
Nernst-Pwiesenfeld te hulp namen, die zeer minimale
hoeveelheden nog nauwkeurig aanwijst Zy bleek
met uitzondering van nitrobenzol voor ons doel on-
bruikbaar, aangezien de balans slechts \'b gewicht van

-ocr page 118-

104

een uiterst fijn druppeltje der paraflBne oplossing ver-
droeg en de hoeveelheid te verdampen reukstof hierin
te gering bleek voor een uitslag.

Dat we de verdamping aan vrije oppervlakte en in
den reukmeter niet volkomen gelijk mogen stellen,
blijkt wel uit de verdampingssnelheid van nitrobenzol.
Met deze reukstof n.1. gelukt het de gedurende be-
paalden tyd in een kleinen reukmeter verdampte hoe-
veelheid met voldoende nauwkeurigheid te wegen,
en \'t bleek, dat de verdamping in den reukmeter vijf
maal langzamer geschiedde dan aan vrye oppervlakte.

Gevolg is dan ook, dat de minima perceptibilia
van den reukmeter, vergeleken met die van de reuk-
kast, over \'t algemeen te groot uitvallen. Toch echter
komt men tot waarden van dezelfde orde. De verschil-
len wisselen van 0,9 tot 24 voudig. Daar we echter de
verdampingssnelheid in den reukmeter voor alle stoffen
niet nader kunnen bepalen, is \'t ook niet geoorloofd
de minima perceptibilia, die we in cm. cilinderlengte
uitdrukten, met behulp van de verdampingssnelheid,
om te zetten in absolute waarden in gr. Vooral mag
dit niet, omdat we bij olfactometrische bepalingen
steeds te maken hebben met adsorptie van de geuren
aan glas, een storende lactor, die eveneens onmogelijk
in rekening te brengen is.

Wat deze adsorptie betreft, zyn \'t er gelukkig slechts
enkelen, die in de olfactometrie eenig bezwaar opleveren
en wel muscon en skatol, de eerste zelfs zoodanig,
dat daarvoor een aparte, een yzeren reukmeter ver-
vaardigd is, aangezien de iidhaesie van muscon aan
yzer miniem is.

De adsorptietyden, waaronder we verstaan-de duur,
gedurende welke een of andere stof een reukstof vast-
houdt, blyken voor de verschillende geuren en deze
ten opzichte - van verschillend materiaal^ (we onder-

-ocr page 119-

105

zochten in \'t geheel 13 soorten) bizonder variabel te
zyn, zoodat men veilig doet den olfactometer een ge-
heel afzonderlijke plaats in de reukmeting in te ruimen
en niet in vergelijk te brengen met de reukkast, waar
we Ie met de verdampingssnelheid niets te maken
hebben en 2e de adsorptie vrijwel verwaarloosd kan
worden. Juist daarom noemden we de reukkastmethode
voor \'t vaststellen van absolute waarden meer geeigend,
den olfactometer voor tal van andere physiologische
problemen en voor klinisch gebruik reserveerend.

Bedienden we ons straks voor het bepalen der
minimale hoeveelheden der reukgewaarwording van
den precisiereukmeter, bij het bepalen van den
reactietijd
diende ons de klinische reukmeter.

Terwyl telkens een snuffelbeweging aan dezen reuk-
meter gemaakt werd, werd op \'t oogenblik, dat gene
tot waarneming kwam, met de hand een electrisch
signaal in beweging gebracht en \'t geheel op een
beroeten trommel neergeschreven.

De verloopen tyd van het moment der sensatie tot
de signaleering, vormt den reactietijd, welke in ver-
gelijking met die der andere zintuigen hier bizonder
lang is. Zoo vonden we als grootste reactietijd 0.68
sec. n.1. voor guajacol en als kleinste 0.39 sec. voor
skatol, terwyl als gemiddelde uit de negen geuren
een bedrag gevonden werd van 0.52 sec., na aftrek
van den tyd, dien de reukstof noodig heeft, om het
reukorgaan van af de reukbron te bereiken.

Als typisch geldt, dat by toename der prikkelsterkte
de reactietijd in \'t algemeen verkort wordt. Duidelyk
komt dit uit bij guajacol, dat als reactietyd by IVs,
3, 5 en 10 oifactiön achtereenvolgens geeft 0.68, 0.67,
0.45 en 0.42 sec.

Verlengd daarentegen wordt de reactietyd, als het
reukorgaan op een of andere wyze
vermoeid wordt;

-ocr page 120-

106

wij deden dit door voorafgaand ruiken aan een meer
geconcentreerde oplossing.

Merkwaardig was, dat deze verlenging van den
reactietijd door vermoeienis zich niet beperkte tot
de stof, waarvoor vermoeid was, maar zich ook uit-
strekte over enkele andere stoffen n.1. na vermoeienis
met isoamylacetaat werd de reactietijd van valeriaaxa-
zuur eveneens verlengd en omgekeerd, verder na ver-
moeienis met nitrobenzol die van isoamylacetaat
verlengd. Tenslotte kon ik in één geval verkorting
van reactietyd constateeren n.1. van skatol bij ver-
moeienis door valeriaanzuur, dus een soort van con-
trastwerking.

Een 2e eigenaardigheid is, dat éénzijdige ver-
moeienis een verlenging van reactietijd beiderzyds
geeft, een bewys dus, dat het proces der vermoeienis
zich niet uitsluitend in \'t reukorgaan zelf afspeelt,
maar alleen of eveneens centraal waart s.

Ook by het bepalen van de „Ünterschiedsschwelle"
is van den klinischen reukmeter gebruik gemaakt.
Onder deze uitdrukking van Weber wordt verstaan
de kleinste betrekkelyke verandering van prikkel-
sterkte, die noodig is, om een waarneembaar verschil
in sterkte van sensatie teweeg te brengen.

Gelyk Zwaardemaker en Gamble hebben aangetoond
is deze wet vau Weber ook op den reukzin van toe-
passing en wel bedraagt de „Ünterschiedsschwelle,"
conform met Gamble, gemiddeld 38 % van den prikkel,
terwyl de „Ünterschiedsschwelle" \'t grootst is by
skatol n.1. 62% en \'t kleinst by isoamylacetaat n.1.24

En de reactietyd, èn de vermoeienis èn de „Ünter-
schiedsschwelle" ontmoeten we telkens weêr, als we
ons bezighouden met
reukcompensaiies. .

-ocr page 121-

107

" Want het feit, dat niet steeds volkomen comp\'jnsatie
optreedt, kan zün oorsprong vinden in het vroeger
of later tot bewustzün komen van een der geuren of
afhangen van een spoediger of minder spoedig ver-
moeid-zijn voor de eene reukstof en ten slotte het
experimenteel aangetoonde feit, dat reukcompensatie
in evenredige verhoudingen der prikkelsterkten moge-
Hjk is, hebben we in verband gebracht met de „Unter-
schiedsschwelle."

Uit het bovenstaande volgt reeds voldoende, dat
een totale neutraliseering van den eenen geur door den
anderen, niet overal mogelük kan zyn, doch een zoo-
danige verzwakking, dat de qualiteitder gewaarwording
onbepaald wordt, is steeds mogelük.

In \'t geheel zün 36 combinaties mogelük. Beschouwen
we haar verhoudingsgetallen, in olfactiën berekend,
onderling, dan zien we een bonte mengeling van ge-
tallen, schynbaar zonder orde, regelmaat of verband.
Twee hulpmiddelen staan ons nu ten dienste, om zoo-
danig verband tusschen de compensaties te leggen,
dat we tuin den eenen kant verwantschappen, aan
den anderen tegenstellingen tusschen de negen stan-
daardgeuren op \'t spoor gekomen zün.

Deze twee middelen zyn de tangenten- en de
vectoren-behandeling.

De laatste steunt op eon theoretische basis, geeft
een aanschouwelüke voorstelling van de compensaties,
de eerste is meer een kunstgreep, in behandeling
eenvoudiger en leidend tot gelüke uitkomst n.1. een
wegdoezelen van verschillen.

Op deze twee wyzen zien we onderlinge betrekkingen
optreden, die nauwer worden, wanneer we deze by
een tweede persoon zich zien herhalen en we komen
er toe met inachtneming van een overeenstemmen
in verhoudingsgetallen by drie personen, een 8-tal

-ocr page 122-

108

geuren af te zonderen, waarvan terpineol en guajacol
tot één groep vereenigd kunnen worden, om zich
scherp te plaatsen tegenover de derde, valeriaanzuur.

Deze beschreven reukcompensatie geschiedde unila-
teraal d.w.z. 2 geuren worden tegelijk hetzelfde neusgat
toegevoerd, doch ook een
bilaterale compensatie\\[Qb\\ien
we beproefd, door 2 geuren, gescheiden door het
neustusschenschot, in ieder neusgat te brengen.

Volkomen compensatie is dan niet vaak, verzwakking
steeds te verkrygen.

We hebben dan ook de compensatie niet als een
chemisch proces, maar physiologisch, als een proces,
dat zich wederom in ons centraalorgaan afspeelt, te
beschouwen.

Verder valt op, dat men een geheel andere ver-
houding van de beide reukstoffen noodig heeft dan
by unilaterale en eveneens, wanneer men de reuk-
bronnen omwisselt, zoodat, wat eerst geroken werd
door \'t rechter neusgat, nu links geroken wordt en
omgekeerd. Wel oefent de zoo verschillende wijze van
ademhalen rechts en links eenigen invloed daarop uit,
doch alleen, door een grootere gevoeligheid van de
eene hemisfeer voor sommige geuren aan te nemen,
kunnen we een verklaring van bovengenoemde ver-
schijnselen geven. Zoo kwamen we er toe uit vergo-
iyking der verhoudingsgetallen een groote gevoelig-
heid der linker hemisfeer voor isoamylacetaat en
een geringe gevoeligheid voor valeriaanzuur, pyridine
en skatol aan te nemen. \'

-ocr page 123-

STELLINGEN.

I. De bilaterale vermoeienis by éénzydige prik-
keling van het neus-slijmvlies pleit vóór een
semi-decussatie van de reukzenuw.

II. De medicamenteuse therapie van darrastoor-
nissen bij kinderen staat achter by de diaetetische
behandeling met Yoghurt.

III. Lordose moet als causa praedisponens van
orthostatische albuminuric beschouwd worden.

IV. Aan een appendectomie by vrouwen moet een
gynaecologisch onderzoek voorafgaan.

V. Het refractair stadium by reflexen berust niet
op een algemeene eigenschap der zenuw-centra,
doch moet als een coördinatie-mechanisme, dat
rhytmische reacties doet optreden, beschouwd
worden.

VI. De oorzaak der arthropathia tabetorum ligt in
een ziekte vat) het vaatstelsel.

VII. Anosmio kan een patbognomonisch differentieel-
diagnosticum zyn tusschen organische on functio-
neele bemiplegie.

VIII. De locaal-anaesthesie by enucloatie van den
bulbus oculi moot de algemeene narcose in de
meeste gevallen vervangen.

-ocr page 124-

IX. De bacil van Bordet-Gengou is de oorzaak van
den kinkhoest.

X. De iuterfibrillaire stof van het fibrillaire bind-
weefsel is een mengsel van meerdere mucoide
stoffen.

XI. De stand van den grooten teen by den kindervoet
vindt zyn verklaring in de phylogenie.

XII. De kenteekenen van den criminal né mogen
niet als symptomen van misdadigheid worden
beschouwd.

-ocr page 125-

; V\'^tï

lùr\' ■

; i
t

^/r

-ocr page 126-

7s>m

• t

• f *

\' - ^
«v

\' - . \'

-ocr page 127-

rrf^\'

-4 ^ r-v

• V,

IT**

■.y...

3r.

-ocr page 128-