-ocr page 1-

J

STELLmaEîf

IER VERKRIJGING VAN DEN GRAAD

DOÖTOR E HET ROMEIICH EN HEDEIDAACISCH RECHT

AAN DE HOOGESCHOOL TE UTRECHT,

. NA MACHTIGING VAN

DEN RECTOE MAGNIFICUS

M^ H. P. a QÜAGK,

GEWOON HOOGLEEßAAR IN DE KBCHTSGELEEKDE PACULTEIT,

MET TOESTEMMING YAN DEN ACADEMISCHEN SENAAT

EN

VOLGENS BESLUIT DER B.ECHTSGELEEEDE FACULTEIT,
TE VERDEDIGEN

op Woensdag den 203ten Mei 1874, te 3 uren,

AUGUSTE ANNE PELERIN,

GEBOKEN TB MAASTRICHT.

UTRECHT,
J. DE KRÜYEF.
1874.

-ocr page 2- -ocr page 3-

ç

1

1 STELLIJGEIS

1

1

j ----vVÜ e//---

1
1

1.

Het interdictum Salvianum wordt slechts den

verpachter gegeven maar niet alleen tegen den

pachter.

II.

De stilzwijgende schuldvernieuwing is

door Ju-

stinianüs in L.q. C. de novat. (8.42) niet opgeheven.

111.

L. 19 § 1 Dig. de cond, indeb. (12.6)

en L. 31

pr. Dig. de hered, petit (5.3) strijden niet met

L. 5 G. de hered. pet. (3.31).

IV.

i Te recht zegt Mr. Opzoomer (Burg. Wetb. ver-

klaard) dat de tiendheffer een zakelijk recht heeft

op den grond.

-ocr page 4-

V.

De bepaling van art. 339 B. W. (Geene erkenning
van een natuurlijk kind zal gedurende het leven
van de moeder worden aangenomen, wanneer zij
niet in die erkenning heeft toegestemd) geldt niet
voor \'t geval dat de moeder onbekend, wel voor
\'t geval dat haar bestaan onzeker is.

VI.

De vrouw, die zonder machtiging van haar\' man
verbindtenissen heeft aangegaan, wordt niet ver-
bonden door zijne daarop gevolgde goedkeuring.

VII.

Wanneer tijdens een huwelijk per procuratorem
voltrokken, de lasthebber bekend is geweest met
het herroepen van den last doorden lastgever, blijft
het huwelijk ten opzichte van den lastgever en
de derde die te goeder trouw geweest is, toch van
waarde.

VIII.

De minderjarige", wiens vader overleden en wiens
moeder geene voogdes is, heeft zijn domicilie bij
den voogd en blijft onder de ouderlijke macht der
moeder.

IX.

Ongegrond schijnt het onderscheid dat de wet

-ocr page 5-

maakt tusschen het geval dat de kinderen van
een\' onwaardig verklaarde bij versterf, en dat waarin
, zij bij testament tot eene erfenis geroepen zijn
(art. 887 en 958 B. W.).

X.

De eed bedoeld in art. 1638 is de gewone de~
cisoire-eed. . ^

XI.

Buitenlandsche naaralooze vennootschappen be-
hoeven de koninklijke bewilliging niet, om in Ne-
derland in rechten te kunnen optreden.

XII.

Te recht heeft men bij ons de rechtbanken van
koophandel afgeschaft.

XIII.

Eene herhaalde aanbieding van een accoord door
den gefailleerde wordt door onze wet niet verboden.

XIV.

Zonder grond stelt art. 302 Wetb. v. Kh. als
essentiale der overeenkomst van levensverzekering
dat de tijd waarvoor de verzekering gesloten is
worde uitgedrukt.

XV.

Ten onrechte beweren sommige schrijvers dat

-ocr page 6-

6

het endossement, de order-clausale, missende den
wissel onvatbaar maakt voor verdere overdracht
door endossement.

XVI.

In geval van art. 76 B. R. behoeft de eischer
zyne vordering niet geheel te bewijzen.

XVII.

Ter zake van bankbreuk kan door het O. M. geene
strafvordering worden ingesteld tenzij de vermoe-
delijk schuldige in staat van failHssement zij ver-
klaard.

XVIII.

Moedwillige brandstichting in eigen goed valt
niet onder het bereik van art 434 G. P.

XIX.

Gratie kan ondanks den veroordeelde door den
Koning verleend worden.

XX.

Het is eene leemte in ons Wetb. van Strafrecht,
dat het duel niet als zelfstandig misdrijf gestraft
wordt.

XXI.

Art. 323 C. P. verdient afkeuring.

-ocr page 7-

XXII.

Art. 366 G. P. is ook van toepassing op den
suppletoir en eed.

XXITI.

Poging tot dubbel huwelijk is bij ons strafbaar.

XXIV.

Terecht kent de Grondwet aan de leden der
beide Kameis eene schadeloosstelling toe voor
reis- en verblijfkosten,

XXV.

In tegenstelling met de meening van Dupin
(Mémoires III , 1860, bl. 203): »Le droit d\'amende-
ment consiste seulement à rectifier ou completer
la loi proposée", meenen wij dat het amendement
ook het hoofddenkbeeld van een wetsontwerp mag
aantasten.

XXVI.

Leeningen zijn een verkeerd en gevaarlijk mid-
del om in de loopende Staatsbehoeften te voorzien.

XXVII.

Eene geregelde bijzondere armverzorging, d. i.
dezulke die, uit particuliere giften bestaande, met
verstandig overleg handelt, verdient de voorkeur
boven de Staatsarmenzorg.

-ocr page 8-

XXVIIL

Het ware te wenschen dat de Staatsloterij als
bron van \'s lands inkomsten zoo spoedig mogelijk
opgeheven werd.

XXIX.

Het pensioneren van \'s lands ambtenaren is als
algemeene regel af te keuren, dubbel af te keuren
wanneer de ambtenaren genoodzaakt worden zel-
ven de middelen daartoe bij te dragen.