TER VERKRIJ&TN6 VAN DEN GRAAD
VAN
DOCTOR 1 HET ROIEIICH EI HEDEMAdSCH RECHT
AAN DE HOOGESCHOOL TE UTRECHT,
NA MACHTIGING VAN
DEN RECTOR MAGNIFICUS
GEWOON HOOGLBEEAÄ.B IN DB E EC H T S GEL E EB D E FACULTEIT,
MET TOESTEMMING VAN DEN ACADEMISCHEN SENAAT
VOLGENS BESLUIT DER KECHTSGELEERDE ÏACULTEIT,
TE VERDEDIGEN
op Vrijdag den 19aen Tuni 1874, te 3 uren,
DOOR
CORNELIS SEBÄSTIAÄN BUIJS BALLOT^
1874.
-ocr page 2-,. - - vi\'
m-
- .rs;,.,..
-ocr page 3-STELLII^^GER
I.
De condictio incerti sluit in de Lex. 16, § 2 Dig.
de minoribus XXV annis IV. 4 de in integrum
restitutio niet uit.
II.
De schuldeischer doet van het pandrecht geen
afstand door een borg aan te nemen, gelijk Gester-
ding meent, noch ook door een tweede pand te
ontvangen, gelyk Glück beweert.
III.
Ten onrechte beweert Fuchs »Archiv für civile
Praxis 42, bh 181," dat in de Lex. 10 Dig. de
pecunia constituta XIII, 5, de condictio indebiti,
niet zou zijn toegelaten.
MDLXXXVI.
Art. 1 der wet van 11 Germinal. an XI, heeft
nog steeds rechtskracht. Het behoorde echter
eenige beperking en verandering te ondergaan.
V.
De gehuwde vrouw mag zonder toestemming
van haar man het geheel of gedeelte harer goe-
deren, bij wege van schenking, zooals in art. 231,
B. W. bedoeld is, vervreemden.
VI.
De onwaardige erfgenaam behoeft niet die
vruchten terug te geven, welke hij niet genoten
heeft.
VII.
In geval een schuldenaar aan meerdere hoofde-
lijke schuldeischers iets schuldig is, kan hij, door
een van hen aangesproken, zich niet op compen-
satie met een der overigen beroepen.
VIII.
De eed bedoeld in art. 1638 B. W. is de ge-
wone decisoire eed.
IX.
Na de stuiting der korte verjaringen in de artt.
2005—2008 B. W. vermeld, begint de gewone
30Jarige verjaring te loopen.
MDLXXXVII.
Ten onrechte beweren sommige schrijvers, dat
de wissel aan de orde van den trekker geen
wissel is, voordat hij geëndosseerd is.
Het uit den koers gaan, om schipbreukelingen
te redden, behoort niet zoodanige deviatie daar
te stellen, als waardoor de assuradeurs van hunne
aansprakelijkheid bevrijd worden,
XIL
Een scheepsjournaal, een der vereischten van
art 359 W. v. K. missende, kan slechts als een
begin van bewijs bij geschrifte worden aange-
nomen , en wel tegen hem, die het heeft gehouden.
XIII.
Het gerechtelijk accoord brengt eene noodzake-
lijke schuldvernieuwing te weeg, niet berustende
op de toestemming der partijen, maar op het
rechterlijk vonnis van homologatie.
XIV.
De curatoren in een failheten boedel hebben
bij de rangschikking den voorrang boven den
eersten hypothecairen schuldeischer^ die gebruik
maakt van het beding, beschreven in art, 1223 b,
B. W.
XV.
Voor de toepassing van art. 305 B. R. is het
niet noodig dat de schuldenaar reeds begonnen
zij zijne roerende goederen te verduisteren.
XVI.
Het verlof in art. 870 B. R. gegeven, zal in de
meeste gevallen weinig waarde hebben. Beter
ware het in dit geval de triumpherende, niet
behoeftige wederpartij op eene andere wijze
schadeloos te stellen.
XVII.
Het ware wenschelijk revisie in strafzaken,
ook binnen zekeren termijn, na den dood des
veroordeelden toe te laten.
XVIII.
De rechter is onbevoegd zich een super arbitrium
toe te kennen over een rapport van deskundigen,
dat hem volgens art. 438 Wetb. v. Strafv. tot
inlichting kan verstrekken.
XIX.
Het is volkomen gegrond om eigenlijke kinder-
moord als een bijzonder misdrijf te beschouwen
en met eene lichtere straf te bedreigen.
7
XX.
Alhoewel de zelfmoord door geene wet als
misdrijf behoort te worden aangezien , ware het
toch wenschelijk medeplichtigheid daaraan met
straf te bedreigen.
XXI.
Art. 257 C. P. eischt herziening en uitbreiding.
XXII.
Terecht besliste het Prov. Gerechtshof van Gro-
ningen , bij arrest van 28 Oct. 1857, dat het
willekeurig stellen van namen op eene inteekenings-
lijst, alleen om daardoor aan een te verkoopen
werk crediet te verschaffenniet volgens den C. P.
kan gestraft worden, daar het evenmin onder
art. 147 als onder art. 405 kan vallen.
XXIII.
Bij de bezoldiging van plaatselijke ambtenaren,
wier jaarwedden ten laste der gemeenten vallen,
behoorde alle inmenging van de zijde der Gede-
puteerde Staten uitgesloten te zijn.
XXIV.
De Nederlanders in onze Koloniën gevestigd,
moesten ook het recht hebben, afgevaardigden
naar de Staten-Generaal te zenden.
XXV.
Het cultaur-stelsel was af te keuren. De over-
blijfselen er van moesten dan ook spoedig door
andere maatregelen vervangen worden.
XXVI.
Voor Nederland is in de tegenwoordige tijden
de gouden muntstandaard te verkiezen boven de
dubbele en zilveren standaarden.
XXVII.
Eene inkomstenbelasting is zelfs als secondaire
voorziening in de staatsbehoeffcen niet goed te
keuren, daar hare invoering op de grootste zwarig-
heden afstuit. Mijns inziens is eene indirecte
belasting op voorwerpen van vrijwillig algemeen
gebruik, als wijn, tabak, enz., verkieslijker.
XXVIII.
De statistiek bewijst ons, dat het gezegde van
Ad. Quetelet, „Physique sociale II, pag. 320, le
libre arbitre de Fhomme s\'efface et demeure sans
effet sensible, quand les observations s\'étendent
sur un grand nombre d\'individus" eene groóte
waarheid bevat.