TER VERKRUGINÖ VAN DEN GRAAD
DOCTOR 1 HET ROMEIISCH EI HEDEIDAAGSCH RECHT
AAN DE HOOGESCHOOL TE UTRECHT,
NA MACHTIGING VAN
DEN RECTOR MAGNIFICUS
GEWOON HOOGLEEBAAE IN DE EECHTSGELEEBDE FACÜLTEIT
MET TOESTEMMING VAN DEN ACADEMI8CHEN SENAAT
EN
VOLGENS BESLUIT DER RECHTSGELEERDE ÏACÜLTEIT,
TE VERDEDIGEN
op Vrijdag den 19cien Juni 1874, te 2 uren,
DOOK
GEBOREN TE UTEECHT.
utrecht,
j. de KRTJYPF
187é.
I.
Bij cessie van eene verbindtenis kan de schul-
denaar den tweeden cessionaris geldig betalen,
zoolang door den eersten niet beteekend is,
II.
Ten onregte zegt Windscheid , § 453, Lehrbuch
des Pandektenrechts, dat tegen hem door wiens
hulp gestolen is de condictio furtiva gegeven wordt.
III.
Ten onregte zegt Schütze: »Vom Eigenthums
Erwerb am Wildergut" (Jahrb. des gem. Deut-
schen Rechts, 6, pag. 75, noot 26), dat de slot-
woorden van L. 55 D. de A. R. D. (41.1.) »veluti
I
k
responsum est, quum quidam poculum alterius
ex nave ejecisset," eene treurige analogie bevat-
ten, en onnoodig is zijne conjectuur om voor »po-
culum", »porculum" te lezen.
IV.
De termijn in art. 523 B. W., »na de laatste
tijding" moet gerekend worden van den dag af,
dat de brief geschreven is, niet van de ontvangst af.
V.
Opstal geeft geen eigendom der gebouwen.
VI.
Bij tiendweigering moet de huurder, niet de
eigenaar van den grond worden aangesproken.
VII.
Ten onregte besliste de Regtbank te Middelburg
dd. 7. Januarij 1874, dat bij tiendafkoop vaneen
tiendblok, dat, over zijn geheel tiendpligtig, echter
slechts ten deele met tiendbare vruchten is bezaaid
geweest, het zoogenaamde slapende tiendregt, niet
behoeft te worden geschat en aan den tiendheffer
vergoed.
VUL
De kooper eener erfenis heeft geene hereditatis-
petitio.
IX.
Art. 1293 B. W. moet beperkt worden tot één-
zijdige verbindtenissen.
X.
Na de verjaring blijft de verbindtenis als na-
tuurlijke bestaan.
XI.
De betrokkene blyft door zijne acceptatie tot
betaling verpligt jegens den houder, ook al
blijkt later dat de handteekening van den trek-
ker valsch was.
XIL
De commanditaire Vennootschap met aandeelen
in blanco is in ons land bestaanbaar.
XIII.
De schuldeischers verkrijgen geen eigendom van
het hun afgestane schip.
XIV.
Vreemdelingen kunnen hier te lande van elkan-
der geene cautio judicatum solvi vorderen.
XV.
De nadere termijn in art. 217 Wetboek van B.
Rv. verleent geene bevoegdheid tot het oproepen
van nieuwe getuigen.
6
XXII.
Het afleggen van valsch getuigenis door een per-
soon beneden de zestien jaren, die bij vergissing
onder eede gehoord is^ is niet strafbaar.
XVIL
Slechts na faillietverklaring kan het O. M. ver-
volgen wegens bankbreuk.
XVIII.
De medepligtige aan den, voor de eerste maal
door de ongehuwde moeder gepleegden kinder-
moord, is naar de wet ten volle strafbaar.
XIX.
Slechts zij zijn medephgtig aan bedriegelijke
bankbreuk die door de Wet van 10 April 1837
als zoodanig zijn aangewezen.
XX.
Het vernietigen van circulaires, gedrukte stuk-
ken en prospectussen, onder kruisband verzonden
per post, is niet strafbaar volgens art. 187 C. P.
XXI.
Tot poging van bedriegelijke opligting behoort
dat de goederen of gelden afgegeven zijn.
ï
7
XXII.
Art. 354 G. P. is niet toe te passen wanneer
het een persoon betreft, die den ouderdom van
21 jaren reeds bereikt heeft.
XXITT.
De acte van den burgerlijken stand is geen be-
wijs-middel, gelijk wordt vereischt in art. 338
C. P. al. 3.
XXIV.
Invoering van verpligte persoonlijke dienst is
wenschelijk.
XXV.
Wettelijke armverzorging van Staatswege is te
verkiezen boven die door gemeentelijke of kerke-
lijke vereenigingen.
XXVI.
Loonsverhooging is geen afdoend middel orn in
de behoeften der arbeiders te voorzien.
XXVII.
Het heffen van een matig successie-regt in de
regte linie is aan te bevelen.
!ï i.
I
ill
__..JiL