TER YERKKIJGING VAN DEN GRAAD
DOCTOR O HET ROMEilCH EI HEDEMACfSCH MCIIT
AAN DE HOOGESCHOOL TE UTRECHT,
KA MACHTIGING VAN
DExM RECTOK MAGNIFICUS
GEWOON HOOGLEEKAAE IN DE UECHTSGELEEKDE FACULTEIT
J
MET TOESTEMMING VAN DEN ACADEMISCHEN SENAAT
VOLGENS BESLUIT DER RECHTSGELEERDE I\'ACULTEIT,
TE VERDEDIGEN
op Dinsdag den 6dea October 1374, ten 3 ure,
JOHAMES MARIUS SCHOUT VELTHUIJS,
utrecht,
j. de kruïef
1874.
m
t ■
■ .
V
.........•
, 4\'
« ■
/
> "
w.
4
i t
;
I
i
-4
- ^
..t \' ■
N ,
V ^
^ :
i
. .•■Su f -r -*-^ •
-w
ï
- ■
sa: diä^MSÄ^if-r^^
tirtlïiüjii umii
-ocr page 3-De actio hypothecaria wordt toegestaan wegens
de voor eene obligatio naturalis verleende hy-
potheek.
L. 8. D. de Serv, praed. urb. (8.2) strijdt niet
met de bepaling, dat de medeeigenaar den bouw-
valligen muur mag afbreken.
In L. 23 D. de Regulis juris (50,17) is met
Huschke te lezen. in his quidem et diligentiam;
item dotis datio, tutelae , societas et rerum com-
munio et dolum et culpam recipit.
IV.
Ue man kan zijne vrouw door middel van lijfs-
dwang niet noodzaken om aan hare verplichting
tot samenwoning te voldoen ; bij weigering van
de vrouw om aan die verplichting te voldoen heeft
hij eene actie tot schadevergoeding.
V.
Art. 500 B. W. is in strijd met art. 943 B, W.
VI.
Ten onrechte beweren sommigen, dat een be-
voordeeling , in den vorm eener overeenkomst
onder bezwarenden titel geschied, aan een der
erfgenamen in de rechté linie gedaan, niet aan
inbreng onderworpen is.
VII.
De hypothecaire schuldenaar mag zonder toe-
stemming van den schuldeischer geen erfdienst-
baarheden toestaan op het verbonden pand.
VIII.
Eene schenking van een in Nederland gelegen
onroerend goed, in den vreemde tusschen Neder-
landers aangegaan^ is geldig, wanneer zij is gedaan
in den aldaar voor schenking voorgeschreven vorm.
IX.
ö
De bewaarnemer, die het depositum heimelijk
verkocht maar daarna weder ingekocht heeft,
kan zich niet op de vis major beroepen, wanneer
hetzelve hem later ontstolen is.
X.
Eene lastgeving wordt niet onherroepelijk, wan-
neer de lastgever in de procuratie gesteld heeft,
dat hij haar niet herroepen zou.
XI.
Bij verjaring gaat niet de verbintenis, maar het
vorderingsrecht te niet.
XII.
Eene in het buitenland opgerichte naamlooze
vennootschap is bevoegd om hier te lande in
rechten op te treden.
XIII.
De betrokkene blijft door zijne acceptatie jegens
den houder verplicht tot betaling van het beloop
van den wisselbrief;, ook dan als later blijkt,
dat de handteekening des trekkers valsch was.
6
XIV.
Ten onrechte besHste de Hooge Raad bij arrest
van 28 Februari 1845, Weekblad 588, dat de
ontslagen schepeling, die schadevergoeding vor-
dert, het bewijs moet leveren, dat hij is ontslagen
zonder wettige redenen, ook dan als de schipper
geen scheepsjournaal heeft gehouden.
XV.
Het failhssement eener firma brengt ook de
faillietverklaring der individueele leden mede.
XVL
Ten onrechte besliste de Hooge Raad bij arrest
van 2 Februari 1849, Weekblad 993, dat het
verzet door derden toegelaten is tegen eene be-
schikking op verzoekschrift.
XVII.
De antwoorden, gegeven bij een verhoor op
vraagpunten, kunnen een begin van bewijs bij
geschrifte uitmaken.
XVIII.
Poging tot bigamie is volgens den Code Pénal
strafbaar.
7
XXV.
Verhooging van straf bij recidive is af te keuren.
XX.
Het medegenot van de opbrengst van gestolen
goederen valt niet onder het bereik van art.
62 G. P.
XXI.
Art. 323 C, P. is af te keuren
XXII.
In de gevallen van art. 480 G. P. moet de
rechter met de gevangenisstraf ook de geldboete
in art. 479 vermeld uitspreken.
XXIII.
Het afleggen van valsch getuigenis door een
persoon beneden de zestien jaren, bij vergissing
onder eede gehoord, is niet strafbaar.
XXIV.
Zij, die na tot een onteerende straf te zijn
veroordeeld, volledige gratie bekomen hebben,
zijn bevoegd in strafzaken als getuigen onder
eede te worden gehoord.
8
XXV.
Het ware wenschelijk, dat hier te lande alge-
meene dienstplicht werd ingevoerd.
XXVI.
De staatsloterij moest zoo spoedig mogelijk afge-
schaft worden.
XXVII.
Eene te lage bezoldiging der ambtenaren werkt
nadeelig voor den Staat zeiven.
XXVIII.
Loonsverhooging is geen afdoend middel om den
toestand der arbeiders te verbeteren.