TER VERKRIJGING VAN DEN GRAAD
CTÖE IN IET ROMEKI K
AAN DE HOOGESCHOOL TE UTRECHT,
NA MAGTIGING VAN
DEN EECTOR MAGNIFICUS
H
GEWOON HOOGLEEKAAR IN DE FACULTEIT DER REGTSGELEERDHEID,
MET TOESTEMMING YAN DEN ACADEMISCHEN SENAAT
YOL&ENS BESLUIT EER RE&TS&ELEEBÜE FACULTEIT,
TE VERDEDIGEN
op Zaterdag 28 Maart 1874, te I ure,
GEBOKEJSr TE VIATTEH.
AMSTERDAM,
N. H. BEER.
1874.
-ocr page 2-mr
*
fV; ; ■ -
. Î -
=. vi i -;
i: ■
- I ■
sf:
wmm
, it-r --r\'t-
V ^r-f .- V
•-tv. .. ■ • \' A " „: I
■m
V-
......
-ocr page 3-I.
De huis verhuurder heeft een pandregt op den inboedel
des onderhuurders, maar geen pignus pignoris.
II.
Ook by verpanding eener zaak, die den schuldenaar
nog niet toebehoort, wordt de rang naar de volgorde des
tyds geregeld.
III.
Wanneer by de vennootschap iiiet is bepaald, hoeveel
liet aandeel van iederen socius uit de winst of uit het
verlies zal bedragen, dan is dit volgens bet getal der
deelbebbers en niet volgens den inleg te bepalen.
IV.
Niet goed te keuren is bet gevoelen van Scbliemann
(die Haftung des Cedeiiten p. 67), dat, volgens het klas-
sieke regt, de verkooper eener niet bestaande inscbuld
den prijs moet teruggeven.
V.
Ten onregte bevs^eren Cuiacius (over 1, 55 D. de don.
inter vir. et ux. 24. 1) en Dernbiirg (Compensation p. 153),
dat de vrouw met de actio rei uxoriae kan terug eiscben
hetgeen zy den man staande buwelyk beeft ten ge-
schenke gegeven.
VI.
Geenszins is "bg de sequestratie yan eene res litigiosa
in het algemeen aan te nemen, dat de bewaarder bezit
verkrygen zal.
VII.
Er is geen stryd tusschen 1. 2 § 16. D. pro emp-
tore (41.4) en 1. 7 § 2. D. de publ. act. (6. 2.)
VIII.
Onnoodig is de conjectuur van Huschke: »dasSchiffs-
darlehn des Callimachus" (Zeitschrift für Civilrecht und
Proces, 1852, p. 16), dat in 1. 122, § 1 D. de verb,
oblig. (45 1.) gelezen moet worden: »et quum ante idus
supra scriptas secundum conventionem, mercibus in
navem impositis, post Idus cum Erote ..... enavi-
gavit", en van van Assen: »perventurus serius enavigavit."
IX.
De institor is persoonlek gehouden en niet slechts zoo
lang zyne betrekking duurt.
X.
Hy, van wiens land een stuk door bet geweld van
den stroom is losgerukt en vast geraakt aan dat van
een ander, kan de waarde van dien eigeiiaar eischen.
XI.
Ten onregte beweert Mittermaier (Annot. 1 op Feurer-
bacb § 418): »Infamie folgte immer (im Rom. Rechte)
dem Meineide."
XII.
Er is geen tegenstrydigbeid tusschen 1. 11 § 3., 1, 15
1 en 1. 51 D. ad legem Aquiliam (9. 2.)
XIII.
Teregt hebben de zoons van Constantyn de bepalin-
gen tegen kinderloosheid en tot wering van \'t coelibaat
der leges Julia en Papia afgeschaft.
XIY.
Prijzenswaardig is de bepaling van het Romeinsche
regt, dat de furta domestica (si viliora sunt) minder
streng gestraft worden.
XV,
Teregt kiest Paulus in 1. 1 D. de contrah. empt.
(18. 1) de zijde der Proculiani.
«
. .. - • -... • - ^
/ |
. \' ; | |||
t "" \' | ||||
M. | ||||
i \' |
, . . ............- . V - - -nai
* . ^ \'g-\'i . .. .
Jr» ^ t. /^î^â ^^ ■
" - .r-.....
rv^i^ïxv\'" .....
..... .. ....... .. .
•n