-ocr page 1-

STELLINGE

TEE VEBItBIJGIHG VAN BEN GKAAD VAN

POCTOR IN HET jR,OMEINSCH EN EDENDAAGSCH JIECHT,

HOO&ESCHOOL TE UTRECHT,

OP GEZAG VAN DEN EECÏOR MAGNIFICUS

M-. H. P. G. QÜACK,

gewoon Hüogleeraar in de Rechtsgeleerde Faculteit,
MET TOESTEMMING VAN DEN ACADEMISCHEN SENAAT

EN

VOLGENS BESLUIT DER HECHTSGELEEEDE FACULTEIT ,
TE VERDEDIGEN
DOOK

JACOB POST VAN EVERDINGEN,

GEBOEEN ÏE TIEL.
OP YllIJDAG, DEN 2 OCÏOBEB 1874, DES NAMIDDAGS TEN 2 URE.

ï IEL,

A. YAN LOOK
1874.

-ocr page 2-

.1 .

^ Wî? Äi- ^ ƒ \' \'

. .t. ..... .....

V

2v^f .

-ocr page 3-

STELLINGEN.

I.

De actio de recepto wordt ook tegen den reeder
van vrachtschepen gegeven.

II.

Men kan niet ais algemeenen regel stellen dat de
schuldenaar, die den schuldeischer van zijn schuld-
eischer betaalt, van dezen bevrijd wordt.

-ocr page 4-

III.

Het gevoelen van Vangerow (Latini Juniani, bl.
150) dat de iteratio door den meester, wien de
slaaf slechts ex jure Quiritium behoorde, den Latinus
Junianus tot civis maakt, is in weerwil van de
tegenspraak van Bethmann-Hollweg (de causae
probatione, bl. 88) en Krüger (Kritische Versuche,
bl. 116) aan te nemen.

IV.

De man der hertrouwde en in de voogdij beves-
tigde moeder, volgens art. 406 B. W. van rechts-
wege medevoogd, is niet als zoodanig verplicht hy-
potheek te stellen.

V.

Bij niet voldoening aan art. 407 al. 1 , B. W.
verliest de vader of moeder de voogdij niet van
rechtswege; daartoe is eene rechterlijke uitspraak
noodig.

-ocr page 5-

VL

Het verbod van art. 90 B. W. strekt zich ook
uit tot personen , wier eerste huwelijk na voortge-
zette scheiding van tafel en bed is ontbonden.

VII.

De verplichting tot levensonderhoud krachtens art.
376 en volgende B. W. is noch eene hoofdelijke,
noch eene ondeelbare verbindtenis.

VIII.

Om krachtens art. 885 B. W, van de nalaten-
schap uitgesloten te zijn, wordt een vonnis van
onwaardigverklaring vereischt.

IX.

Ten onrechte meent Mr. A. de Pinto (Handlei-
ding tot het Burgerlijk Wetboek II, bl. 295) dat de
eigenaar van den grond het recht van opstal, door
verjaring verkregen , kan opzeggen terstond, nadat
de verjaring voltooid is.

-ocr page 6-

X.

Kinderen in overspel of bloedschande verwekt
hebben geen recht op het vragen van levensonder-
houd, indien de erflater over zijne geheele nalaten-
schap bij uitersten wil heeft beschikt.

XI.

Onder uschade" in art. 1407 B. W. moet alleen
worden verstaan:
materiele schade; daaronder moet
niet worden begrepen de ontsiering van het lichaam
en het doorgestaan leed, bij gelegenheid eener be-
komen verwonding.

XII.

De exceptio plurium litis consortium is eene dila-
toire exceptie.

XIII.

Verstek kan volgens art. 79 Wetb. van Burg.
Rechtsv. niet gevraagd worden, wanneer van de
gezamenlijke erfgenamen, gedagvaard volgens art.
4 No. 6 Wetb. van Burg. Rechtsv., slechts een
gedeelte verschijnt.

-ocr page 7-

XIV.

Ten onrechte besHste de Rechtbank te Zwolle, bij
haar vonnis van 17 Juni 1874, dat een vetweider
niet is een koopman in den zin der wet.

XV.

Een endossement na den vervaldag op den wissel
geplaatst, heeft de kracht van eene cessie.

XVI.

Onjuist is de leer van Mr. A. de Pinto (Hand-
leiding tot het Wetboek van Koophandel, II 471
V.) dat de curator in een faillissement niet bevoegd
is tot het instellen der vordering van art. 777
Wetb.
V. Kooph.

XVII.

Poging tot dubbel huwelijk is bestaanbaar.

-ocr page 8-

10

XVIIL

De verschoonbaarheid van den doodslag, door
den man begaan, bedoeld bij art. 324 al. 2, Code
Penal, behoorde in het omgekeerde geval ook voor
den doodslag, door de vrouw gepleegd, bepaald te
zijn.

XIX.

Art. 456, Code Pénal is niet van toepassing op
den eigenaar, die, na verloop van den huurtijd, de
deuren en vensters wegneemt uit een door den
voormaligen huurder nog wederrechtelijk bewoonde
behuizing.

XX.

Het is wenschelijk dat bij de voorloopige instruc-
tie in strafzaken aan den verdachte de bevoegdhèid
worde verzekerd zich van rechtskundigen bijstand
te bedienen.

-ocr page 9-

11

XXI.

De bizoadere bescherming bij de wet van 13
Juni 1857 verleend aan de jacht en het jachtbedrijf
behoort te worden ingetrokken.

XXII.

De afschaffing der plaatsvervanging bij de natio-
nale militie is wenschelijk.

XXIII.

De bepaling van art. 137 al. 2 , G. W. dat de
Commissarissen des Konings het voorzitterschap be-
kleeden in. de vergadering der Provinciale Staten ,
verdient afkeuring.

XXIV.

Verhooging der looiien is geen afdoend middel
tot verbetering van den toestand der werklieden.
Alleen coöperatie kan daartoe leiden.

-ocr page 10-

12

XXV.

à

Indirecte belastingen zijn af te keuren.

XXVT.

Om aan het doel te beantwoorden behooren de
coöperatieve winkelvereenigingen tegen den gewonen
marktprijs te verkoopen.