-ocr page 1-

STELLINGEN

TOT VEBKRIJGING VAN DEN GRAAD VAN

CTOR i IT ROMEIKH EN IDEIDAAfiS

AAN DE HOOGESCHOOL TE UTRECHT ,

NA MAGTIGING VAN

DEN RECTOR MAGNIFICUS

Mr. H. P. G. QUACK,

GEWOON HOOGLEERAAR IN DE REGTSGELEERDE PACULTEIT,

MET TOESTEMMING VAN DEN ACADEMISCHEN SENAAT

BN

VOLGENS BESLUIT DER REGTSGELEERDE FACULTEIT

TE VERDEDIGEN

IW

op Maandag den December 1874, des namiddags ten 3 ure,

WILLEM MARCUS VAN WEEDE,

—^ Geboren te Amsterdam.

UTRECHT,
J. BIJLEVELD.
1874

-ocr page 2-

Stuom-Boekdrukkerij en Steeadrukkerij „de Industrie" Utrecht.

-ocr page 3-

STELLINGEN.

I.

Het gevoelen der Sabinianl dat de legataris bniten
zijn w^eten het legaat verkrijgt en eerst door zijne wei-
gering aangemerkt wordt het niet verkregen te hebben,
is in het Jnstiniaansche regt opgenomen.

II.

In het Romeinsche regt volgde eerloosheid niet altijd
op menieed.

III.

Het interdictum Salviannm wordt slechts den ver-
pachter gegeven, maar niet slechts tegen den pachter.

IV.

Teil onregte beweert Keiler dat men nit iedere ver-
bhidtenis de condictio certi kon instellen zoo de eischer

-ocr page 4-

XV.

het maar wagen wilde het proces te verliezen wanneer
de regter zijne waardeering te hoog vond.

V.

Om de regtsvordering van art. 619 B. W. te kmmen
instellen, moet men burgerlijk bezitter zijn.

VI.

De erkenning van natuurlijke kinderen bij openbaar
testament gedaan, gaat door de herroeping van dat
testament te niet.

VII.

De overeenkomst door een\' brief wordt eerst gesloten
op het oogenblik waarop de bewilliging des aannemers
den aanbieder bekend wordt.

VIII.

De strafbepaling bij eene verbindtenis ten behoeve
eens derden, is nietig.

IX.

De woonplaats van hem die elders verblijf houdt dan
zijne ouders of voogden, verandert door zijne meerder-
jarig wording.

-ocr page 5-

XV.

Ten onregte meenen sommigen dat bij de eigendoms-
overdragt van onroerende goederen de overschrijving bij
uittreksel alleen dan is geoorloofd, v^^anneer in de acte
verschillende overeenkomsten of handelingen voorkomen
die elkander geheel vreemd zijn.

XI.

De houder van een wisselbrief die weigert de betaling-
ter eere aan te nemen, verliest zyne regres-actie niet.

XII.

Ten onregte beweert Mr. Kist dat in het geval de
vermelding van genotene waarde hi de assignatie of het
endossement is uitgedrukt, de werkelijke betaling dier
waarde door den houder moet bewezen worden.

XIII.

Het is af te keuren dat in art. 258 W. v. K. geene
uitzondering voor den eed is gemaakt.

XIV.

Het regt om een\' derde in vrijwaring op te roepen,
komt ook den eischer toe.

-ocr page 6-

XV.

De vrouw behoort gestraft te worden wegens mede-
pligtigheid aan het misdrijf door haren echtgenoot be-
gaan , niet wegens begunstiging van dat misdrijf.

XVI.

Hij die eene acte van verkoop of lastgeving door hem
doet onderteekenen die meent ziïn\' naam op eene quitantie
te plaatsen , is schuldig aan valschheid.

XVII.

Art. \'265 C. P. bedoelt alleen die vereenigingen welke
strekken tot het volvoeren van misdaden.

XVIII.

Degeen, die een hem toevertrouwd handschrift mis-
bruikt om eene niet door den onderteekenaar bedoelde
schuldbekentenis er boven te doen plaatsen, is niet mede-
phgtig aan valschheid.

XIX.

De heropening van het door den president gesloten
onderzoek in strafzaken, behoorde vrij te staan.

T

-ocr page 7-

XXXI.

9

Dispensatien van algemeene bepalingen van inwendig
bestuur zijn, mits de Raad van State gehoord zij ,
toegelaten.

XXI.

De banoeming van burgemeesters tot leden der Pro-
vinciale Staten is niet af te keuren.

XXII.

Staatsarmenzorg op uitgebreideii schaal, werkt na-
deelig.

XXIII.

Veelomvattende bezuinigingen op liet budget van
oorlog zijn af te keuren.

XXIV.

Art. 173 der Grondwet verdient afkeuring.

XXV.

De gemeenten in wier eigendom zich bosschen be-
vinden, zorgen beter voor hunne armen door ze te
verpachten, dan door het gehakte hout onder hen te
verdeelen.

-ocr page 8-

XXXI.

10

Het ware wenschelijk, dat in het ontwerp tot regeling-
gebruik der spoorwegen, het zamenstellen van een\'
raad werd opgenomen waaraan in het hoogste ressort
werd opgedragen de beslissing der geschillen gerezen
tüsschen den Min. v. binnenlandsche zaken en de spoor-
wegmaatschappijen.