-ocr page 1-

1908

TWJT-
ƒ

De Afscheiding van Kreatinine

en Kreatine bü gezonde
menschen onder verschillende
omstandigheden

H. VERPLOEGH

-ocr page 2-

A. qu.
192

i-\' <

, i\'.

-ocr page 3-

1 ■

■■ft--.-\'. 7

J , ■ ^

\' < V

. A., j:

, r ^

1.

W

/V \'

1 M »

\\t t -Jl

M - • s.

s.

îf\'v

i-4

-\'ft\'

■ \' " A ■ .1

(

-ocr page 4-

r .

.jy

V

h mr ,

■ * r

\'A:

m:ï

r
«

b

M,

-ocr page 5-

De Afscheiding van Kreatinine en
Kreatine bij gezonde menschen onder
verschillende omstandigheden

É

-ocr page 6-

tf

.ȕT .^\'.yi

■ rt:^

K* *

r-s^

È -iU \' \' •

-ocr page 7-

DE AFSCHEIDING VAN KREATININE
EN KREATINE BIJ GEZONDE

MENSCHEN ONDER VERSCHILLENDE
OMSTANDIGHEDEN >>

Proefschrift ter verkrijging van den

graad van DOCTOR IN DE GENEESKUNDE

AAN DE RIJKS-UNIVERSITEIT te UTRECHT NA
MACHTIGING VAN DEN RECTOR MAGNIFICUS
Dr. w. H. JULIUS, HOOGLEERAAR in DE FACUL-
TEIT DER WIS- EN NATUURKUNDE, VOLGENS
BESLUIT VAN DEN SENAAT DER UNIVERSITEIT
TEGEN DE BEDENKINGEN VAN DE FACULTEIT
DER GENEESKUNDE TE VERDEDIGEN op
WOENSDAG 1 JULI 1908 DES NAMIDDAGS 3 UUR
—= DOOR --

HENRI VERPLOEGH

GEBOREN TE \'s GRAVENHAGE

*

GBDB,UKT BIJ J. VAN BOEKHOVEN TB UTPvBOHT,

-ocr page 8- -ocr page 9-

AAN
MIJNE OUDERS

i

-ocr page 10-

i - -is»

rf\'

^ \\

_____-. \' "

-ocr page 11-

Aan het hegin van mijn froejschrift wil ik in de eerste
plaats U, Hooggeleerde
Pekelharing, Hooggeachte Promotor,
mijnen hartelijken danh betuigen voor alles, wat ik van ü
mocht ondervinden, gedurende den tijd, dien ik onder Uwe
leiding mocht doorbrengen.

De uren, op Uw laboratorium doorgebracht, zullen tot de
aangenaamste uit mijn studietijd behooren.

Verder ivil ik U, Hoogleeraren en Lectoren der Philosophische
en Medische Faculteiten, mijnen oprechten dank betuigen
voor het onderwijs, dat ik van U mocht ontvangen.

-ocr page 12- -ocr page 13-

ii

INLEIDING.

Eenige jaren geleden heeft Eolin een nieuwe methode
gevonden om het gehalte van vloeistoven aan kreatinine, en
daarnaast van kreatine, met een voldoende nauwkeurigheid
te bepalen, en tevens een nieuw gezichtspunt geopend voor
de beoordeeling van de beteekenis, die aan de afscheiding
van kreatinine door de nieren voor de kennis der stofwisseling
is te hechten.

Sedert dien tijd hebben talrijke onderzoekers zich met
dit onderwerp bezig gehouden.

Ook het onderzoek, dat in dit proefschrift zal worden
medegedeeld, heeft in het werk van
Eolin zijn aanleiding
gevonden. Het is een vervolg op een onderzoek door
van
Hoogenhuyze
en mij voor drie jaren beschreven, waarin
wij tot het besluit kwamen, dat door spierarbeid de af-
scheiding van kreatinine niet wordt vermeerderd. Voorts
konden wij de bevinding van
Eolin, dat de toevoer van eiwit
geen onmiddellijken invloed heeft op de afscheiding van
kreatinine, bevestigen en schenen sommige waarnemingen
ons toe te pleiten voor de juistheid van
Eolin\'s onderstelling,
dat de hoeveelheid der afgescheiden kreatinine een maat zou
kunnen opleveren voor de intensiteit, waarmede in het
lichaam buiten de spijsvertering om, eiwit verbruikt wordt.

Deze onderstelling is nu nader getoetst. Zij wordt^
naar ik meen, door de nu verkregen uitkomsten gesteund,
al ben ik er ook ten volle van overtuigd, dat hierin noch

U

1

-ocr page 14-

over de geheele hoeveelheid kreatine en kreatinine, die in
het lichaam gevormd worden, noch omtrent de bron,
waaruit deze stoffen ontstaan, iets met eenige juistheid valt
af te leiden.

Aan de beschrijving van mijn onderzoek laat ik een over-
zicht van hetgeen door anderen omtrent het voorkomen der
bedoelde stoffen in het organisme en in de urine is mede-
gedeeld, voorafgaan.

Omtrent het onderzoek zelf merk ik op, dat in de reeksen
van proeven, die
van Hoogenhuyze en ik op ons zeiven
hebben genomen, niet alleen de afscheiding van kreatinine
en kreatine door de nieren, in verband met de geheele
hoeveelheid stikstof in de urine bepaald werd, maar ook
de dagelijksche afscheiding van ureum, ammonia en acidum
uricum. Ofschoon de afscheiding van laatstgenoemde stofïen
voor ons eigenlijk niet van onmiddellijk belang was,
wilden wij toch de gelegenheid niet laten voorbijgaan,
eenig materiaal bij te brengen voor de kennis daaromtrent
bij gezonde personen, gedurende vrij langen tijd, waarin
dagelijks hetzelfde voedsel werd gebruikt.

-ocr page 15-

LITTERATUUROVEKZICHT.

Cheveeul was de eerste, die in 1835 een nieuw bestand-
deel van bet vleeschextrakt beschreef, hetwelk hij den naam
gaf van kreatine (van xpsa? = vleesch).

Daar Bbrzelius deze stof niettegenstaande veel moeite
niet kon vinden in ongekookt rundvleesch, terwijl hij zich
toch met eigen oogen bij
Chevreul had kunnen overtuigen
van de aanwezigheid daarvan, kwam hij tot het besluit, dat
kreatine slechts een toevallig bestanddeel van het vleesch is
en de aanwezigheid ervan afhangt van de voeding.

ScHLOSSBERGER vond in de spieren van een alligator ook
weer kreatine, maar tot zijn bevreemding niet in rundvleesch.

Aan Liebig gelukte het de kreatine uit rundvleesch te
bereiden. Uit het vleescb van verschillende andere soorten
van dieren kon hij ook kreatine verkrijgen en wel in ver-
schillende hoeveelheden. Dit bracht hij in verband met het
vetgehalte. Hoe meer vet, des te minder kreatine. Zoo
had het vleesch van een vos, die 200 dagen met vleesch
gevoed was en dus goed doorvoed was, slechts van de
hoeveelheid kreatine, die eenzelfde gewicht vleesch bevatte
van een vos, die op jacht geschoten was.

Verder ontdekte Liebig, dat uit een oplossing van krea-

m

Journal de Pharm, dl. XXI, geciteerd uit Liebig. Ann. de Chem. u. Pharm.
Bd.
62, 1847, pg. 282.
2) Bbezelius
Bd. IX, 1840 pag. 589, geciteerd uit Liebig l.c. pg. 283.
Schlossbeegbb
. Annal. d. Chem. u. Pharm. Bd. XLIX, pag. 343.
Liebig
. Annal. d. Chem. u. Pharm. Bd. LXII, 1847, pag. 285.

-ocr page 16-

tine, welke met een mineraalzuur gekookt werd, door indam-
pen geen kreatine meer te verkrijgen was. Hij kreeg kris-
tallen, die gemakkelijk in alkohol oplosbaar waren, wat niet
het geval is met kreatine. Hij gaf dezen stof den naam
kreatinine.

Pettenkofer vond, onderzoekende of melkzuur in de
urine is aan te toonen, een stikstof houdend kristallijn lichaam,
dat met zinkchloride eene moeilijk oplosbare verbinding
vormde.

Eenigen tijd tevoren was door Heintz een nieuw orga-
nisch stikstofhoudend zuur in de menschelijke urine beschre-
ven, waarvan hij een zinkzout had gemaakt. Later kwam
hij tot het besluit, dat de verbinding van
Pettenkofer
identisch was met de zijne en met de kreatine van
Chevreul.

Liebig echter toonde aan, dat de door Pettenkofer in
de urine ontdekte stof een mengsel was van kreatine en
kreatinine.

Terwijl genoemde onderzoekers alleen de al of niet
aanwezigheid van kreatine en kreatinine in spieren en
urine hebben nagegaan, hebben de volgende onderzoekers
zich bezig gehouden met de vraag over de beteekenis van
beide stoffen. Deze onderzoekers kunnen verdeeld worden
in drie groepen: le degenen, die nagegaan hebben de af-
scheiding van kreatine en kreatinine in de urine van men-
schen; 2e degenen, die dit hebben gedaan bij dieren; 3e degenen,
die zich vooral bezig hebben gehouden met het onderzoek
van spieren en organen. Duidelijkshalve zal ik iedere
groep afzonderlijk in tijdsvolgorde behandelen.

1) Pettestkofbe. Annal. d. Chem. u. Pharm. Bd. LU, 1844, pag. 97.

2) Heintz. Pogg. Annal. Bd.LXII, 1844, pag. 602 ^ Zie Voit. Zeitschr. f. Biolo-
Hbiktz. Pogg. Annal. Bd. LXX, 1847, pag. 466 i gie Bd. IV, 1868 pg. 80.
Lieeig
. Ann. d. Chem. u. Pharm. Bd. LXII, 1847, pag. 304.

-ocr page 17-

GROEP I.

Hierbij zal alleen behandeld worden het onderzoek bij
gezonde menschen.

De eerste, die 24 uurs urine van den mensch onderzocht,
is M.
Loebe Hij gebruikte een methode, analoog aan
die van
Neubauer

Deze vond bij twee personen uit tien onderzoekingen een
gemiddelde van
0.75 gr. kreatinine per dag.

In 1861 gaf Neubauer een betrekkelijk gemakkelijke
methode aan, om de hoeveelheid kreatinine, naar zijn
meening quantitatief,^ te bepalen. Hij onderzocht 17 dagen
achtereen zijn eigen urine bij gemengd voedsel en vond een
vrij constante hoeveelheid kreatinine per dag, gemiddeld
I.I20 gr., d.i. 20.6 mgr. per Kilogram lichaamsgewicht.

Bij een jongen van 8 jaar was de afscheiding 0.427 gr.
per dag, terwijl bij eenige volwassen, krachtige, gezonde
personen een gemiddelde van 0.8 gr. gevonden werd,

Munk deed dertien bepalingen van 24 uurs urine en
vond een gemiddelde van
0,803 gr, per dag. Bij gemengd
voedsel was de hoeveelheid
0,77 gr—1.23 gr. per dag, bij
plantaardig voedsel 0,61—0,88 gr.

Hij nam zelf 5.5 gr. kreatine in en kreeg eene duidelijke
vermeerdering van kreatinine in de urine, n.l, eene af-
scheiding van
1,48 gr, tegen 0.803 vroeger. Daar ook de hoe-
veelheid ureum in de urine vermeerderd was, kwam hij tot
het besluit, dat ingenomen kreatine het lichaam verlaat als
ureum en kreatinine. ^ De lomzetting in kreatinine zou of
in het bloed of in de nieren plaats hebben.

1) Loebe. Journal f. prakt. Chem. Bd. LXXXII, 1861, pag. 170.

2) Nettbauee. Annal. d. Chem. ti. Pharm. Bd. CXIX, 1861, S. 27.

3) Münk. Deutsche Klinik 1862, No. XXX, pag. 299.

-ocr page 18-

Stopczanski verkreeg een gemiddelde van 1.07 gr.
Kreatinine.

VoiT vond in 2 gevallen bij gemengd voedsel een gemid-
delde van 1.—gr. per dag.

K. B. Hofmann deed onderzoekingen op zichzelf bij
gemengd voedsel gedurende 2 perioden, één van 14 dagen en
één van 12 dagen. Het gemiddelde bedroeg resp. 0.687 en
0.675 gr. per dag. Ook van 7 andere menschen werd geduren-
de kortere of langere perioden de urine onderzocht. Al deze
cijfers werden door hem opgeteld bij de cijfers, verkregen
door
Neubauer en Munk en daardoor een gemiddelde
verkregen van 0.990 gr. per dag met een max. van 1.35 en
een min. van 0.585 gr. Dit gemiddelde was voor hem de
maatstaf voor de afscheiding van een gezonden, volwassen
man, waarnaar Mj de uitkomsten van de kreatinine hoe-
veelheid, verkregen onder verschillende omstandigheden,
beoordeelde. Deze omstandigheden waren:

Leeftijd. Hij vond bij zuigelingen geen kreatinine, bij
jongens van 10—12 jaar ongeveer de helft van de hoeveelheid
bij volwassenen, bij hoogen ouderdom eveneens minder
dan bij volwassenen, zoodat hij besloot, dat de afscheiding-
van kreatinine van de jeugd tot de puberteit steeds toene-
mende is, dan op een gelijke hoogte blijft, om in hoogen
ouderdom weer te dalen.

Geslacht. Slechts van twee vrouwen kon hij eenige dagen
achtereen urine van 24 uur krijgen. Hij vond een gelijk
gemiddelde als bij mannen.

Lichaamslengte en gewicht. Lichaamslengte had geen
invloed, gewicht wel. Toch meende hij, dat niet het lichaams-
gewicht als zoodanig, maar meer die omstandigheden, die

1) Stopczanski, Wien. Med. Wochenschr. 1863, No. XXI—XXV.

2) VoiT, Zeitschr. f. Biol. Bd. IV, 1868, pag. 108.

Hofmann, Archiv, f. Path. Anat. u. Phys. Bd. XLVIII, 1869, pag. 358.

-ocr page 19-

een gunstigere stofwisseling en dus een beteren algemeenen
toestand geven, een grootere rol spelen in de afscheiding van
kreatinine.

Rust en beweging. Geen invloed.

Voedsel. Bij onthouding van voedsel vond hij de helft,
terwijl gebruik van vleesch de afscheiding vermeerderde.
Bij plantaardig voedsel werd de afscheiding bijna gelijk
aan die bij geheele onthouding van voedsel. Vermeerderd
gebruik van water had geen invloed, evenmin het gebruik
van wijn, bier, sodawater, koffie en thee in matige hoeveelheid.
Verder onderzocht hij de afscheiding op verschillende tijden
van den dag. Hij bracht deze hoeveelheden in curve
en kreeg een stijgend been van den hoofdmaaltijd tot
middernacht, dalend tot \'s morgens en dan weer langzaam
stijgend tot den hoofdmaaltijd. Hij meende dat deze loop
van de kreatinineafscheiding samenhing met het nemen van
voedsel, daar van middernacht tot \'s middags slechts de
niet van het voedsel afhankelijke kreatinine afgescheiden
wordt, terwijl na het middageten hierbij nog komt de krea-
tinine van het voedsel.

De verhouding tusschen kreatinine en ureum en Na Cl
was constant.

Temperatuur van de omgeving had geen invloed.

De hoeveelheid kreatinine was niet afhankelijk van de
hoeveelheid urine, noch van het specifiek gewicht.

Kreatine kon niet in normale urine aangetoond worden.

P. Grocco vond als gemiddelde van 15 bepalingen bij
krachtige mannen van
20—30 jaar een dagelijksche afschei-
ding van
0.987 gr. kreatinine (min. 0.686, max. 1.510 gr.)
bij gemengd dieet. Bij personen van
67—76 jaar kreeg hij
slechts een afscheiding van
0.408—0.502 gr., bij zuigehngen
een spoor kreatinine.

1) Grocco. Maly\'s^Jahresber. Bd. XVI, 1886, pag. 199.

-ocr page 20-

Spierarbeid zou in hooge mate de hoeveelheid kreatinine
vermeerderen.

Mallet vond ingegeven kreatine bijna geheel in den
vorm van kreatinine in de urine terug. In faeces was noch
kreatine, noch kreatinine.

Mac Leod deed onderzoekingen bij een vleeschdieet en
een kreatinine-vrij dieet. In het eerste geval kreeg hij een
afscheiding van 2.098 gr. in 24 uur bij een hoeveelheid
totale stikstof van 13.7 gram en ureum van 28.2 gr., in
het tweede geval 1.064 gr. bij een hoeveelheid totale
stikstof van 14.7 gr. en ureum van 26 gr. Hieruit
besloot hij: Ie dat ureum niet ontstaat uit kreatinine,
want dan had in het tweede geval een grootere ver-
mindering van ureum moeten plaats gevonden hebben;
2e dat de kreatinine, die in de urine afgescheiden wordt,
verdeeld moet worden in endogene en exogene kreatinine
d. w. z. kreatinine, in het lichaam gevormd en kreatinine,
van het voedsel afkomstig.

Al de vorige onderzoekers gebruikten de methode van
Neubauer-Salkowski of een wijziging hiervan. Later
werd voornl. de methode van
Folin gevolgd. Hierop
zal ik later terugkomen.

Folin onderzocht nu volgens zijn methode bij 6 personen
30 maal 24 uurs urine. Allen waren op eenzelfde kreatinine-
vrij dieet gesteld, bestaande uit 119 gram eiwit, 198 gram vet,
225 gram koolhydraten. Hij vond, dat de dagelijksche
hoeveelheid uitgescheiden kreatinine vrij constant was.
Bij deze en de volgende proeven werd de hoeveelheid
kreatine niet door hem bepaald. Terwijl hij aan 5 personen

1) aiallbt. Maly\'s Jahresber. Bd. XXIX, 1900, pag. 659.

2) Mac Leod, Journal of Phys., Vol. XXVI, 1900—1901, pag. VII.

Folin, Zeitschr. f. Phys. Chem., Bd. XLI, pag. 223.

Folin, The American Journal of Physiology, Vol. XIII 1905, pag. 45.

Folin, 1. c. pag. 66.

-ocr page 21-

9

achtereenvolgens een eiwit-rijk en een eiwit-arm dieet
gaf, bleef de hoeveelheid kreatinine dezelfde in tegenstelling
met de afscheiding der andere stikstofhoudende producten,
die meer of minder veranderden. Het eiwit-rijk dieet had
dezelfde samenstelling als het vorige, het eiwit-arm dieet
bestond uit 400 gram arrowroot en 300 cc. room en bevatte
slechts ongeveer 1 gram stikstof.

Hij besloot hieruit, dat de absolute hoeveelheid kreatinine
bij een kreatinine-vrij dieet constant is, maar verschillend
voor verschillende personen. Ze is geheel onafhankelijk van
de afscheiding van de totale stikstof en evenzoo van de
hoeveelheid urine. Wel staat ze in verband met het lichaams-
gewicht. Menschen met veel vet scheiden echter iets minder
af dan magere. Terwijl in het eerste geval gemiddeld 20
mgr. per K.G-. lichaamsgewicht afgescheiden wordt, bedraagt
in het tweede geval deze hoeveelheid gemiddeld 25 mgr.

De afscheiding van de verschillende stikstofhoudende
producten bij verschillend dieet vergeleek hij nu onder
elkaar, waardoor hij tot het besluit kwam, dat de oorsprong
van de kreatinine in het organisme der zoogdieren een geheel
andere moet zijn dan die van het ureum, waarmede de
meeste stikstof uit het lichaam verwijderd wordt. Hij
stelde een nieuwe theorie\'over de ontleding van eiwit in het
dierlijk lichaam op, die hij in de plaats stelde van de voor-
stellingen van VoiT en
Pflügee daarover. Zooals bekend,
is de theorie van
Voit de volgende: Het eiwit van het gere-
sorbeerde voedsel gaat door het bloed naar de verschillende
weefsels en cellen en wordt daar onder invloed van het
levende protoplasma omgezet, zonder echter een integreerend
deel van de cel zelf te worden m. a. w. zooals
Folin het
uitdrukt: het levende protoplasma is in een toestand van

1) Folin 1. c. pag. 117.

-ocr page 22-

10

suspensie, liet circuleerend eiwit in oplossing; de chemisclie
splitsing, de eigenlijke eiwitstofwisseling, heeft nu alleen
plaats in de oplossing. De kleine hoeveelheid levend
protoplasma, die in 24 uur te gronde gaat, wordt in het begin
alleen opgelost en wordt daarbij een deel van het circuleerend
eiwit, waarna het dezelfde verandering ondergaat.

Plfüger daarentegen betoogt, dat er een groot chemisch
verschil bestaat tusschen het circuleerend eiwit en het levende
protoplasma. Terwijl het eerste zeer standvastig is tegen-
over oxydeerende agentia, kan het laatste gemakkelijk
geoxydeerd worden. Al het eiwit, dat bij de stofwisseling
gesplitst wordt, wordt nu eerst een integreerend deel van het
levende weefsel en daarna pas geoxydeerd.
Pflüger geeft
later echter toe, dat een deel van het circuleerend eiwit ook
gesplitst kan worden, voordat het in de cel opgenomen wordt.

Folin zeg-fc nu, dat men ten onrechte bij de behandeling
v^an het verbruik van eiwit door het organisme in de aller-
eerste plaats steeds gelet heeft op de geheele hoeveelheid
stikstof, die het lichaam verlaat in verhouding tot de hoe-
veelheid, die er aan toegevoegd wordt en daarbij de hoeveel-
heden, waarin de verschillende stofwisselingsprodukten in
de urine voorkomen, niet voldoende in rekening gebracht heeft.
Wanneer de hoeveelheid eiwit in het voedsel vergroot of
verkleind wordt, stijgt, of daalt daarmede de afscheiding,
van stikstof, totdat na korten tijd weer een toestand van
evenwicht, waarbij in- en uitvoer van stikstof a,an elkaar
gelijk zijn, bereikt is. De veranderlijkheid, waarop de omzetting
van eiwit berust, openbaart zich echter niet met betrekking
tot alle stikstofhoudende stoffen, maar voor verreweg het
grootste deel met betrekking tot het ureum. De afscheiding
van kreatinine daarentegen en ofschoon in mindere mate,
ook die van acidum uricum, is vrij wel onafhankelijk van
den rijkdom van het voedsel aan eiwit. Men moet dus onder-

-ocr page 23-

11

scheiden, een onder den invloed van het voedsel veranderlijke
omzetting van eiwit, waarvan in de eerste plaats de vorming
van ureum afhangt en die grootendeels, zoo niet geheel,
in de spijsverteringsorganen — in de holte van den darm,
in het darmslijmvlies, in de lever — plaats vindt, en daar-
naast eene veel minder veranderlijke omzetting van eiwit in
de verschillende organen, die niet onmiddellijk van het
voedsel, maar van de levenswerkzaamheid der weefsels
afhankelijk is.

Bij de stofwisseling in de weefsels ontstaan zonder twijfel
stikstofhoudende ontledingsprodukten van verschillende sa-
menstelling. Daaronder behoort, zooals door
Nencki, Sa-
laskin
en hunne medewerkers is aangetoond, ammonia,
die door de lever in het onschadelijke ureum veranderd wordt.
Bovendien wordt er in het organisme ook buiten de lever
ureum gevormd. Dit stofwisselingsprodukt ontstaat dus voor
een deel, zooals
Folin het uitdrukt, ,,endogeen", tengevolge
van de vrijwel gelijkmatige omzetting van eiwit in de
weefsels, voor een ander deel,,exogeen" in grootere of kleinere
hoeveelheid, al naar mate er meer of minder eiwit in het
spijsverteringskanaal wordt opgenomen. Het is echter niet
mogelijk in de urine deze beide deelen van elkander te on-
derscheiden. Wel daarentegen geeft de afscheiding van
kreatinine, waarop de spijsvertering, als het voedsel geen
kreatinine bevat, geen onmiddellijken invloed heeft, een
aanwijzing omtrent de intensiteit van de omzetting van
eiwit in de weefsels.

Zoolang nu de weefsels genoeg eiwit tot hunne beschikking
hebben, zal de kreatinineafscheiding dezelfde blijven; en
dat er steeds genoeg eiwit is, daarvoor zorgt het organisme
zelf. Het levende protoplasma, zoo stelt
Folin zich voor,
bevindt zich in eene oplossing, die rijk is aan eiwit. Daar
gewoonlijk met het voedsel meer eiwit opgenomen wordt.

-ocr page 24-

12

dan de weefsels verbruiken kunnen, is in deze oplossing steeds
de maximum hoeveelheid eiwit aanwezig, die ze kan bevatten.
Daar slechts tot op zekere grens eiwit in deze oplossing kan
opgenomen worden, wordt het overige met het voedsel
opgenomen eiwit terstond ontleed, terwijl de stikstof daarvan
grootendeels als ureum het lichaam verlaat.

Wanneer nu de hoeveelheid eiwit in het voedsel kleiner
wordt of geheel ontbreekt, zal het weefsel toch nog geruimen
tijd genoeg eiwit tot zijne beschikking hebben. Als gevolg
hiervan verandert de afscheiding der kreatinine niet, van
acidum uricum een weinig, maar wel die der overige stikstof-
houdende produkten.

Om na te gaan, in welken vorm met het voedsel ingenomen
kreatine of kreatinine in de urine verschijnt, heeft
Folin
aan eenige personen bij een bepaald kreatine-vrij dieet
kreatine of kreatinine gegeven.

In geval I, waarbij het dieet bestond uit 450 gram arrowroot
en 400 c.c. room, bedroeg de hoeveelheid totale stikstof in
de urine 3—5 gram. Het innemen van 1.1 gram kreatine
had in het geheel geen invloed, noch op de hoeveelheid krea-
tinine, noch op een der andere stikstofhoudende produkten,
terwijl er ook geen kreatine in de urine gevonden werd.

Na het geven van 1.1 gram kreatinine daarentegen, werd
binnen 18 uur in de urine 80 % teruggevonden als kreatinine.

Bij een tweeden persoon met een zelfde dieet en met de-
zelfde lage stikstofafscheiding werd na het geven van 1.1
gram kreatine 1.7 gram kreatinine, geen kreatine, maar
80 % meer kreatinine in de urine gevonden. Toen 5 gram
kreatine gegeven werd, werd geen vermeerdering van krea-
tinine, daarentegen wel 1 gram kreatine in de urine gevonden.
Na het geven van 5 gram kreatine eenige dagen later, werd

Folin, Pestschrift für O. Hammarsten, 1906.

-ocr page 25-

13

noch kreatine, noch vermeerdering van één der stikstof-
houdende produkten gevonden.

In een derde geval met hetzelfde dieet als de vorigen werd
6 gram kreatine gegeven, waarna 1 gram kreatine in de urine
kwam, terwijl de kreatinine en de overige stikstofhoudende
produkten niet veranderden.

Gedurende een eiwit-rijk dieet, dat uit 450 gram eieren,.
700 c.c. melk en 300 c.c. room bestond, en waarbij de
stikstof afscheiding 16—17 gram bedroeg, werd aan den proef-
persoon 5 gram kreatine gegeven; 36 % van de kreatine
werd als kreatine in de urine teruggevonden, terwijl de
kreatinineafscheiding dezelfde bleef en evenzoo de afscheiding
der andere stikstofhoudende produkten.

Bij een dieet nog rijker aan eiwit, waarbij 900 gram eieren,
600 c.c. room en 200 c.c. melk gegeven werd en waarbij de
stikstofafscheiding 19—20 gram bedroeg, werd 5 gram kre-
atine gegeven, met het resultaat, dat 45 % als zoodanig in de
urine werd teruggevonden, zonder verandering van de af-
scheiding der kreatinine en der overige
N-houdende produkten.

In geen van deze gevallen kon kreatine of kreatinine in de
faeces aangetoond worden.

Uit het feit, dat bij een eiwit-arm dieet het geven van krea-
tine in het geheel geen invloed heeft op de afscheiding van
een der stikstofhoudende produkten in de urine, terwijl bij een
dieet rijk aan eiwit een deel van de ingenomen kreatine als
zoodanig in de urine weer te voorschijn komt, meent
Folin te
mogen besluiten, dat kreatine in tegenstelling met kreatinine,
welke steeds bij elk dieet, na ingenomen te zijn, voor het
grootste deel 80 %) weder in de urine als kreatinine ver-
schijnt, niet een afvalprodukt van het organisme is, maar als.
voedsel dient.

Bij een laag stikstofdieet wordt de hoeveelheid kreatine
in het weefsel zeer verminderd, zoodat bij toediening van

-ocr page 26-

14

kreatine bij een dergelijk dieet, de kreatine teruggehouden
wordt.

Bij een eiwit-rijk dieet zou het organisme zooveel kreatine
Icunnen vormen als voor het lichaam noodig is, zoodat bij
het geven van kreatine bij een dergelijk dieet, niet zooveel
als in het vorige geval of in het geheel geen kreatine in \'t
lichaam wordt achtergehouden.

Het feit, dat kreatine in zoo\'n geval als kreatine weer in
de urine te voorschijn komt en niet als een van hare splitsings-
produkten, geeft
Folin aanleiding er op te wijzen, dat kre-
atine niet is een voedsel in den gewonen zin van het woord,
maar zich geheel anders gedraagt als een aminozuur, daar
in dit geval de stikstof als ureum afgescheiden zou
worden.

In verband nu met zijne theorie, dat de vorming van ureum
vnl. afhangt van de exogene stofwisseling en slechts voor
een gering deel van de endogene (weefsel-)
stofwisseling,
zou men zich nu kunnen denken, dat de stikstofhoudende
Produkten, die dienen, om het stikstof evenwicht in de le-
Tende weefsels in stand te houden, niet gemakkelijk deel
kunnen nemen aan de processen, die ureum vormen.

Nu zou kreatine één van die produkten zijn en daarom in
het weefsel achtergehouden worden; vandaar, dat spieren
zoo rijk zijn aan kreatine. Wanneer nu het organisme
dagelijks overstroomd wordt met eiwit, dan kan het juist
2;ooveel kreatine vormen, als het noodig heeft. Vandaar,
dat ingenomen kreatine niet in dezelfde mate wordt opge-
nomen door de spieren bij een eiwit-rijk dieet, als bij een
dieet, arm aan eiwit.

Met deze theorie komt nu overeen, dat in een geval, waarbij
het eiwit-arme dieet gegeven en dagelijks 1.5 gram kreatine
ingenomen werd, nooit kreatine in de urine gevonden werd.
Bij een eiwit-rijk dieet, dat bestond uit 1300 gram vleesch,

-ocr page 27-

15

dat ongeveer 3.9 gram kreatine bevat, werd-de grootste
hoeveelheid als kreatine in de urine afgescheiden.

In overeenstemming met de waarnemingen van Folin
werd ook door van Hogenhuyzb en mij uit een reeks
van proeven op ons zelf bij kreatinine-vrij dieet gevonden,
dat wel de afscheiding van ureum met den toevoer van
eiwitstoffen stijgt en daalt, maar dat de afscheiding
van
kreatinine daarvan niet onmiddellijk afhangt. Wel is er,
zooals bleek uit een waarneming bij eene hongerkunstenares,
afhankelijkheid in zoover, dat bij algeheele onttrekking van
voedsel de werkzaamheid der organen zooveel mogelijk
getemperd wordt en dat dan, met de intensiteit der levens-
verschijnselen, ook de afscheiding van kreatinine buiten-
gewoon klein wordt.

In verband met onze proeven over spierarbeid is tevens
de conclusie getrokken, dat kreatine een stofwisselings-
produkt is, dat niet bij de samentrekking der spier vezelen
gevormd wordt, maar in spieren en in andere organen ont-
staat bij de omzetting van eiwit, waaraan het leven der cellen,
afgezien van de krachtsontwikkeling, waartoe zij bij het
verrichten van hare bijzondere functies in staat zijn, gebon-
den is. Alleen dan, wanneer het orgarisme van alle voedsel
verstoken is en dus, om arbeid te verrichten, het vermogen
daartoe geheel in zichzelf moet zoeken, wordt het materiaal,
dat de spieren noodig hebben, om zich samen te trekken, aan
het eiwit der weefsels ontleend; daartoe worden de weefsels
tot krachtiger leven geprikkeld, waarvan een vermeerderde
vorming van kreatinine het uitvloeisel is.

Om na te gaan, in hoeverre het innemen van eene arginine-
rijke eiwitstof invloed zou kunnen hebben op de afscheiding
van kreatinine, werd door ons caseine, dat ongeveer 5 %

1) van Hoogeïthtiyze en Vebploegh, Zeitschr. f. Phys. Chem., Bd. XLI,
1905, pag. 415.

-ocr page 28-

16

en gelatine, dat ongeveer 9 % arginine bevat, bij het voedsel
genomen.

De afscheiding van kreatinine ondervond geen invloed.

Na het innemen van 0.5 gram kreatinine in twee proef-
reeksen werd bij beiden 80 % a 85 % in de urine als kreafcinine
terugge\'loonden.

Bij 4 zuigelingen, resp. oud 8 dagen, 32 dagen, 2 maanden
en 2 maanden, was telkens met zekerheid kreatinine aan te
toonen, genoeg om een colorometrische bepaling van de hoe-
veelheid mogelijk te maken.

W. Gaspari en K. Glaessner, die volgens de methode van
Neubauer de urine onderzochten van twee vegetariërs, een\'
man en eene vrouw, konden bij beiden geen kreatinine vinden,
maar wel kreatine. Deze laatste bepaalden zij volgens
de methode van
Voit en Meissner.

Zij meenden, dat het plantenvoedsel de oorzaak was van
de afwezigheid van kreatinine en aanwezigheid van kreatine

Rietschel die eveneens nog de oude methode van
Neubauer-Salkowski gebruikte, kon bij niet koortsende
zuigelingen geen kreatinine aantoonen; bij koortsende
kreeg hij echter een positief resultaat.

Kj. O. Af Klercker kon bij onderzoekingen volgens
de methode van
Folin op zichzelf de onafhankelijkheid
bevestigen van de endogene kreatinineafscheiding van den
toevoer van eiwit. Gedurende een periode van 12 dagen nam
hij bij kreatinine-vrij dieet 6 dagen weinig eiwit en 6 dagen
veel eiwit: de afscheiding van kreatinine bleef dezelfde.

Ten einde den invloed van kreatine en kreatinine bij het
voedsel na te gaan, nam hij, terwijl hij gedurende 14 dagen

1) Caspaei und Glaessnee, Zeitschr. f. diät, und Physik. Therapie 1904,
Bd. VII, pag. 485.

Rietschel, Jahrbuch f. Kinderheilkunde, Bd. LXI, 1905, pag. 615.
Kleeckee, Hofmeister\'8 Beiträge, Bd. VIII, 1906, pag. 59.

-ocr page 29-

17

op kreatinine-vrij dieet was, op sommige dagen in die
periode vleescli of Liebig\'s vleescliextract. Het resultaat was,
dat bij het eten van vleesch, waarin volgens hem slechts een
spoor van kreatinine en veel kreatine is, de hoeveelheid ge-
praeformeerde kreatinine in de urine dezelfde bleef, terwijl
er tevens kreatine gevonden werd.

Daarentegen werd bij \'t innemen van Liebig\'s vleesch-
extract, waarin veel meer kreatinine dan kreatine is (door
de bewerking) een gedeelte zoowel van de kreatinine als
de kreatine in de urine teruggevonden, maar van de krea-
tinine steeds meer dan van de kreatine. Hij besloot dus,
dat de exogene kreatine en kreatinine voor een deel onver-
anderd door de nieren afgescheiden worden, voor een deel
echter in het organisme gebruikt worden en wel de kreatine,
naar het schijnt, gemakkelijker dan de kreatinine. Er is
echter geen reden aan te nemen, dat exogene kreatine in
kreatinine zou veranderd worden.

O. E. Closson 1) ging van eenige personen de afscheiding
van kreatinine na bij een kreatinine-vrij dieet, dat weinig
eiwit bevatte. De dagelijksche afscheiding was vrij constant
en bedroeg per
K.(j. lichaamsgewicht resp. 17.—, 18.8,
19.—, 23.— mgr. In een van deze gevallen liet hij den
proefpersoon gedurende 3 dagen verschillende hoeveelheden
van het eiwitpraeparaat nutrose innemen. Hoewel de
stikstof afscheiding aanmerkelijk verhoogd werd, ondervond
de afscheiding van kreatinine geen invloed.

Bij een dieet nog armer aan eiwit, dan een der vorigen,
was de afscheiding 15—16 mgr. per
K.G. Hchaamsgewicht.

Bij een persoon, die vleesch gebruikte, werd 19 mgr. per
K.G. lichaamsgewicht gevonden.

1) Closson, Amer. Journ. of Phys. Vol. XVI, 1906, pag. 252.

-ocr page 30-

18

Bij twee knapen, 14 en 6 jaar oud, was de afscheiding 16
en 17 mgr. per K.Gr. lichaamsgewicht.

Zijn conclusies zijn, dat de hoeveelheden afgescheiden
endogene kreatinine onder verschillende voedings-voorwaar-
den vrijwel met elkaar overeenstemmen en afhankelijk zijn
van de massa actief lichaamsweefsel, en dus tot zekere hoogte
evenredig met het lichaamsgewicht.

Weber^) gaf aan een persoon, die op kreatine-arm dieet
was, 1 keer 25 gr. Liebig\'s vleeschextract, dat 0.75 gr.
kreatinine bevatte. Daar de afscheiding 0.90 gr. hooger was,
dan de gemiddelde normale afscheiding, besloot hij hieruit,
dat een deel van de kreatine, die ook in het vleeschextract
aanwezig was, in het lichaam in kreatinine omgezet was.

Shaffer ging de grenzen van de normale kreatinine-
afscheiding per K.G. lichaamsgewicht na. Deze afscheiding
per K.G. lichaamsgewicht noemde hij kreatinine-coefïicient.
Deze grenzen wisselen van 18—30 mgr. per K.G. lichaams-
gewicht. Hij sprak de meening uit, dat de verschillende
graden van spierontwikkeling en meer in het bijzonder de
spiertonus invloed zouden hebben op de kreatinine-afscheiding
in de urine.

S. Amberg en W. P. Morrill onderzochten urine
zoowel van gezonde als zieke kinderen. Zij volgden de metho-
de van
Folin met een kleine wijziging: zij dampten de urine
tot droog toe uit op het waterbad, losten het overblijfsel in
water op, filtreerden en deden dan de colorimetrische bepa-
ling. Zij kwamen tot de volgende slotsom:

1°. kreatinine is altijd aanwezig in de urine van normale,
door de borst gevoede kinderen.

1) Weber, Arcliiv. f. Exp. Path. und Pharm., Bd. LVIII, 1907, pag. 93.

2) Shaffee (Amer. Journ. of Phys. Vol. XVIII, 1907, pag. XX), geciteerd
uit Benedict en Myers, Americ. Journ. of Phys. Vol. XVIII, 1907, pag. 379
Het oorspronkelijke stuk hebben we helaas niet in handen kunnen krijgen.

Ambebg and Morrill, Journ. of biolog. Chem., Vol. III, 1907, pag. 311.

-ocr page 31-

19

de kreatinine-coëfficient bij kinderen, ^/g van die van
volwassenen, is nagenoeg constant.
In aanmerking genomen de relatieve percentages van
spiersubstantie bij volwassenen en bij kinderen zijn
ze geneigd aan te nemen, dat de afscheiding van
kreatinine een gewichtige index is voor endogene eiwit-
stofwisseling.

Fr. G. Benedict and V. C. Mijers onder-
zochten de urine van vrouwelijke patiënten lijdende
aan psychosen. Zij meenden, dat hersenstoornissen als
zoodanig geene verandering in de afscheiding van
kreatinine geven, zoodat dus deze proeven meer op
physiologisch, dan pathologisch gebied vallen. Daar
dit onderzoek meer uitvoerig in het proefschrift van
van Hoogenhuyze zal behandeld worden, kan ik
volstaan hier alleen hunne gevolgtrekkingen te
vermelden:

De kreatinineafscheiding bij vrouwen is over het
algemeen lager dan bij mannen.
Terwijl de afscheiding over het algemeen evenredig
is aan het lichaamsgewicht, gaat dit niet altijd op.
Leeftijd schijnt een groote rol te spelen in de af-
scheiding, daar oudere menschen minder kreatinine
afscheiden dan jongere, zelfs al is \'t lichaamsgewicht
hetzelfde.

Het geval van een patiente, wier lichaamsgewicht
belangrijk schommelde, toont aan, dat de kreatinine-
afscheiding wel evenredig is met het lichaamsgewicht,
maar niet met de actieve massa protoplasmaweefsel.

F. G. Benedict and V. C. Myees, Americ. Journ. of Phys., Vol. XVIII,
1907, pag. 377.

-ocr page 32-

20

GROEP II.

Oppler meende, dat kreatine in de nieren omgezet
wordt in ureum, omdat bij exstirpatie van de nieren bij
bonden veel minder ureum in het bloed en in de spieren
gevonden wordt en veel meer kreatine in de spieren, dan
bij sluiting van de ureteren.

Peels bevestigde bij konijnen de waarneming van Oppler.

Münk daarentegen vond zoowel bij exstirpatie van de
nieren, als bij sluiting der ureteren meer ureumen kreatine
in het bloed en in de spieren dan normaal.

Reeds vroeger had hij bij inspuiting van 2 gr. kreatine in
een vena bij een hond vermeerdering van ureum en kreati-
nine in de urine gevonden.

Zalesky vond hetzelfde als Oppler, evenzoo Ssubotin

VoiT kon deze waarnemingen niet bevestigen en wees
reeds uitvoerig op de fouten, door genoemde onderzoekers
begaan. Hierbij haalde hij tevens aan de onderzoekingen
van
Göll en Hermann.

Meissner vond in de urine van honden kreatine en
kreatinine. Echter meende hij, dat het vinden van meer
kreatine en minder kreatinine, of andersom, afhangt van de
behandeling van de urine of alleen reeds van de reactie van de
urine.

Later deed hij injecties van kreatine en kreatinine in de
venae bij dieren. Hij vond, dat beide stoffen zeer snel van
\'t bloed in de urine overgaan.

1) Oppler, Archiv für Path. Anat. Bd. XXI, 1861, pag. 260.

2) Peels, Königsb. med. Jahrb. Bd. IV, 1864, pag. 56.

3) Mtink, Berl. Klin. Wochenschr. Jahrgang I, 1864, No. 11.

Münk, Deutsohe Klinik No. XXX, 1862, pag. 299.

6) Zalesky, geciteerd uit Voit 1. c. pag. 122.

6) Ssubotin, Zeitschr. f. rat. med., 1866, Bd. XXVIII, pag. 114.

\') Voit, Zeitschr, f. Biologie, Bd. IV, 1868, pag. 119 sq.

8) Meissner, Zeitschr. f. rat. med., Bd. XXIV, 1865, pag. 103.

«) Meissner, Zeitschr. f. rat. med., Bd. XXVI, 1866, pag. 241.

-ocr page 33-

21

Bij sluiting van de ureteren bemerkte hij bij deze injecties,
dat ophooping van kreatine in \'t bloed goed verdragen
werd, terwijl ophooping van kreatinine vergiftigingsver-
schijnselen gaf.

In een nieuwe publicatie^) vermeldde hij, dat bij injecties
en het ingeven per os van kreatine een groot deel terugkwam
in de urine als kreatine, een klein deel als kreatinine. Werd
kreatinine ingegeven, dan kwam het grootste deel onveran-
derd terug, doch naar verhouding minder dan ingegeven
kreatine. Hij geloofde dus, dat van ingenomen kreatinine
een deel in \'t lichaam veranderd wordt; temeer kwam hij
hiertoe, omdat na sluiting der ureteren, na toedienen van
kreatinine in den inhoud van ureteren en het nierextrakt
geen spoor van kreatine of kreatinine te vinden was, terwijl
bij injectie van kreatine onder gelijke omstandigheden
rijkelijk kreatine in de ureteren gevonden werd.

Hij besloot dus, dat in het bloed kreatinine vernield wordt,
zoodat de verandering van kreatine in kreatinine pas in de
nieren plaats heeft, waar geen gevaar meer is voor vernieti-
ging van kreatinine. In verband hiermede vond hij in de
•urine van met vleesch gevoede dieren veel kreatine naast de
kreatinine, welke kreatine direkt uit het vleesch in de urine
zou afgescheiden worden.

Voedde hij de dieren met kreatine-vrij vleesch, dan ver-
minderde de hoeveelheid kreatine aanmerkelijk, maar ver-
dween niet geheel.

Hoe kleiner het gehalte aan eiwit in het voedsel is, waarmede
«en hond leven kan, zonder ingewicht af te nemen, des te
kleiner is de afscheiding van kreatine. De afscheiding van
kreatine is het kleinst, wanneer de dieren, na eerst op schraal
dieet te zijn geweest, door toevoeging van eiwit, hoewel

Meissnek, Zeitschr. f. rat. med., Bd. XXXI, 1868, pag. 284.

-ocr page 34-

22

niet overmatig, in gewicht toenamen. Wanneer daarentegen
bij den overgang van schraal voedsel tot die voeding, waarbij
gewichtstoeneming plaats heeft, het gehalte aan eiwit van de
laatste overmatig groot is, dan wordt kreatine in veel grooter
hoeveelheid afgescheiden.

Het tegendeel heeft plaats, wanneer geen eiwit gegeven
wordt. Dan komt er vermeerdering van kreatine en wel
het meest bij honger. Deze invloed van honger is het
spoedigst te merken, wanneer kort vóór het hongeren een
schraal dieet gevolgd is.
Meissner trachtte dit aldus
te verklaren: de bij inanitie in ruimere mate afgescheiden
kreatine is geheel te vergelijken met kreatine, welke met
vleesch opgenomen en weer afgescheiden wordt. Het bijzonder
hoOge gehalte aan kreatine van de urine wijst in beide ge-
vallen er op, dat het lichaam van spieren, kreatine-houdend
weefsel, leeft; in \'t eene geval van vreemd, in \'t andere
geval van eigen vleesch. Bij honger zal dit echter in mindere
mate plaats hebben, daar het lichaam dan zuiniger is.

VoiT verkreeg door toevoeging van veel vet of zetmeel
aan het voedsel van honden geen verandering in de af-
scheiding van kreatinine.

Van meening, dat het inspuiten van kreatine of kreatinine
in het bloed geen betrouwbaar resultaat kon geven, daar dan
te veel stof tegelijk in het bloed komt, waardoor er geen
tijd is, om dit te verwerken, gaf hij deze stoffen met het
voedsel in. Ingegeven kreatine of kreatinine kwam voor het
grootste deel in de urine weer terug.

De kreatine, die als bestanddeel van vleesch werd ingeno-
men, werd in de urine als kreatinine of kreatine dadelijk
weer afgescheiden.

Hij besloot, dat, indien zich in de nieren weinig kreatine

1) Voit, Zeitschr. f. Biologie, Bd. IV, 1868, pag. 100.

-ocr page 35-

23

bevindt, deze geheel door de zure urine in kreatinine omgezet
kan worden; is er veel kreatine, dan blijft een gedeelte onver-
anderd. Bij gewoon voedsel is er dus meer kreatinine in
de urine, bij rijkelijke vleeschvoeding meer kreatine.

Bij de splitsing van eiwit in de spieren wordt een bepaalde
hoeveelheid van de stikstof als kreatine afgescheiden en
deze gaat over in de urine.

GtRUBer deed bij honden eenige proeven met vleesch-
voeding en vond, dat kreatine van het vleesch snel alg
kreatinine wordt afgescheiden.

De vorige onderzoekingen werden gedaan volgens de
methode van
Neubauer-Salkowski. Koch was de eerste,
die bij proeven op dieren de methode van
Folin volgde. Hij
was van meening, dat lecithine, op grond van de chemische
verwantschap met kreatinine, misschien invloed kon uit-
oefenen op de afscheiding daarvan. Hij volgde deze rede-
neering: Kreatinine is het eenige bestanddeel van de urine
behalve methylmerkaptaan, dat een methylgroep bevat,
gebonden aan stikstof, terwijl lecithine en kephaline de eenige
bestanddeelen van het voedsel zijn, behalve cafïeïne in
thee of koffie, die deze groep aan stikstof verbonden hebben.
Er is op grond van proeven bewezen, dat methylgroepen in
het lichaam van de eene verbinding op de andere overgebracht
kunnen worden, b.v. cafïeïne wordt bij menschen veranderd
in dimethylxanthine,
pyridine in methylpyridine. Vandaar
de mogelijkheid, dat lecithine en kephaline in verband zouden
kunnen staan tot de vorming van kreatinine, evenals arginine
en ook guanidine, dat hiermede in nauw Verband staat.
Hij deed proeven bij een hond ter controleering van de
volgende waarneming: bij drie studenten berekende hij uit
de hoeveelheid lecithine en kephaline in het voedsel, hoeveel

1) Gbubeb, Zeitschr. f. Biologie, Bd. XLII, 1901, pag. 416.

2) Koch, Americ. Journ. of Phys., Vol. XV, 1905, pag. 15.

É

-ocr page 36-

24

kreatinine afgescheiden zou moeten worden en vond werkelijk
een opmerkelijke overeenstemming tusschen de berekende
en afgescheiden hoeveelheden. Hij gaf aan den hond
lecithine-arm en lecithine-rijk voedsel. In het eerste geval
kwam de berekende hoeveelheid kreatinine goed overeen
met de hoeveelheid afgescheiden kreatinine; met de vermeer-
dering van lecithine echter kwam niet overeen een vermeer-
dering van kreatinine.

Dit zou volgens Koch niet pleiten tegen de verwantschap
tusschen lecithine en kreatinine, evenmin als het feit, door
Folin gevonden, dat vermeerdering van eiwit niet gevolgd
wordt door een vermeerdering van kreatinine, bewijst, dat
de kreatinine niet van eiwit afkomstig is. Het is alleen
een bewijs, dat de vermeerdering van kreatinine niet zoo maar
door veranderingen van het dieet wordt beheerscht, maar,
zooals hij het uitdrukt, onder phjsiologische controle staat.

Door Koch werd opgemerkt, dat bij een hond, niettegen-
staande de dagelijksche schommelingen nog al groot zijn,
de gemiddelden van verschillende perioden toch gelijk zijn.

W. CzERNECKi dacht eveneens aan een methyleerings-
proces in \'t lichaam. Hij ging na, wat er met glykocyamine
(guanidineazijnzuur) gebeurt in \'t lichaam. Hij deed proeven
op konijnen, en bepaalde de kreatinine volgens de methode
van
Neubauer-Salkowski. Hij gaf 4 dagen achtereen in
\'t geheel gr. glykocyamine. Hoewel de hoeveelheid

kreatinine vermeerderde, durfde hij dit toch niet toeschrij ven
aan glykocyamine.

Bij voeding met glykocyamidine (anhydride van glyko-
cyamine), waarvan hij in 2 dagen 4 gr. per os gaf, kwam
geen vermeerdering van kreatinine.

Verder gaf hij 3.9 gr. kreatine in 4 dagen aan een

\'") V/. CzBRNECKi,^ Zeitschr. f. Physiol. Chem. Bd. XLIV, 1905, pag. 294.

-ocr page 37-

25

konijn door een sonde, en vond slechts een klein gedeelte
in de urine terug als kreatinine. Na het geven van kreatinine
gedurende twee dagen 2 gr. per dag, kwam ongeveer de helft
als kreatinine in de urine terug.

Japfe deed dergelijke proeven als Czernecki, maar
onderzocht behalve de urine ook de spieren. Hij bepaalde
de kreatinine als zinkchloride-verbinding volgens een gewij-
zigde methode en ging van te voren de betrouwbaarheid
hiervan na. Het bleek nu hierbij, dat ongeveer 30 % kreatini-
ne te weinig gevonden werd. In een serie van 12 proeven,
waarbij hij de dieren per os of subcutaan zoutzure of
azijnzure giykocyamine gaf, werd steeds vermeerdering van
kreatinine gevonden. Tevens beschouwde hij de proeven van
Czernecki met glykocyamine ook als een positief resultaat.

Hij kwam dus tot de conclusie: glykocyamine wordt in het
organisme door toevoeging van methyl in kreatine veranderd.

Wat zijn proeven met spieren betreft, hiervan zegt hij
zelf, dat ze te weinig in aantal zijn, om een zeker besluit
er uifc te kunnen trekken, vooral daar niet precies bekend is,
hoe groot de schommelingen zijn in het kreatinegehalte van
de spieren van normale konijnen. Daar echter bij een
proefkonijn, dat gevoed was met glykocyamine, in de spieren
zelfs 42 % meer kreatine was gevonden, dan bij een controle-
dier, meent hij hierin wel een aanwijzing te mogen zien
van synthese van kreatine uit glykocyamine. Daar men
zou kunnen denken, dat arginine bij zijn splitsing in het
lichaam voor een deel geoxydeerd wordt tot guanidine-
azijnzuur, nam
Jaffé ook proeven met arginine. Hij spoot
arginine als nitraat subcutaan in, doch kon in twee proeven
geen vermeerdering van kreatinine krijgen. Dit had hij wel
verwacht, daar
Thompson gevonden had, dat per os

\') Jaffé, Zeitschr. f. Physiol. Chem., Bei. XLVIII, 1906, pag. 430.
s)
Thompson, Journal of Physiol, Bd. XXXII, 1905, pag. 33.

k

-ocr page 38-

26

ingegeven arginine voor \'t grootste deel, subcutaan bijna
tot
100 % in de urine als ureum verschijnt. Jaffé besloot
dus, dat arginine zeer waarschijnlijk niet behoort tot de
moederstoffen van kreatinine. Zijn redeneering was: Wanneer
dus arginine niet als tusschenstof dient bij de vorming van
kreatine, dan is dit misschien daardoor te verklaren, dat de
guanidine bij zijn ontstaan uit eiwit zich direkt met amino-
azijnzuur of op andere wijze met een azijnzure rest verbindt.
Dat guanidine onstaat bij de hydrolyse van verschillende
eiwitten is bewezen door
Kutscher c. s.

De mogelijkheid van de aanwezigheid van vrije guanidine
in de intermediaire stofwisseling wordt noch door de gif-
tigheid van de base uitgesloten, noch door het feit, dat in
normale urine van de konijnen geen guanidine voorkomt,
terwijl subcutaan of per os gegeven kleine hoeveelheden
bijna geheel afgescheiden worden.

Overigens vermindert de afgescheiden hoeveelheid bij groo-
tere, bijna toxische dosis aanmerkelijk, terwijl bij honden
en kippen ook na kleinere dosis slechts
50 % van de gegeven
hoeveelheid terugkomt, een bewijs, dat guanidine in het
organisme wel degelijk aangetast wordt.

Door de giftigheid van de base gelukte het Jaffe niet,
bij konijnen hiermede proeven te doen.

Daar methylguanidine door konijnen beter verdragen
wordt en de mogelijkheid niet uitgesloten is, dat in het
eiwitmolekule ook methylguanidine voorhanden is, die bij
de kreatinevorming van belang zou kunnen zijn, werden ook
hiermede proeven gedaan. Voorloopig echter zonder resultaat.

Achelis toonde aan, dat methylguanidine steeds in de
urine van mensch en dier voorkomt. Door de nauwe
chemische verwantschap tusschen methylguanidine en krea-

1) Achelis, Zeitschr. f. Physiol. Chem., Bd. L, 1906—1907, pag. 10.

-ocr page 39-

27

tine resp. kreatinine, kwam Mj tot de gedachte na te gaan^
of methylgnanidine misschien als splitsingsprodukt van
kreatine of kreatinine gevonden werd. Daartoe bepaalde
hij zoowel bij een mensch als bij een hond de hoeveelheid
methylgnanidine gedurende 2 perioden, waarbij hetzelfde
kreatine-vrije dieet gevolgd werd, terwijl in de eene periode
een groote hoeveelheid kreatinine gegeven werd. In beide
perioden werd wel niet evenveel m.ethylguanidine, maar
toch geen noemenswaard verschil gevonden, tenminste in
aanmerking genomen de groote hoeveelheid ingegeven
kreatinine.

Hieruit besloot hij, dat de afscheiding van methylgnanidine
niet of slechts in zeer geringe mate afhankeijk is van het nemen
van kreatinine.

Het scheen hem echter waarschijnlijk toe, dat methyl-
gnanidine in verband staat met de kreatine. Het zou een
moederstof of een splitsingsprodukt van kreatine kunnen
zijn. Voor het laatste pleit, dat slechts een deel van de
spierkreatine als kreatine of kreatinine in de urine overgaat;;
maar daar methylgnanidine zoo giftig is, is het niet goed aan
te nemen, dat het een splitsingsprodukt van kreatine zou
zijn. Veel meer is te denken, dat het een moederstof van de
spierkreatine is; het lichaam zou dit gif onschadelijk maken,
door het voor het grootste deel in kreatine om te zetten.

Door inspuiting van methylgnanidine echter kon bij een
hond slechts een geringe vermeerdering van methylgnanidine,
doch geen vermeerdering van kreatinine gevonden worden.

Opmerkelijk is nog, dat bij zijne proeven, waarbij groote
hoeveelheden kreatinine bij het voedsel gegeven werden,
slechts een klein deel van de kreatinine in de urine terug-
gevonden werd. Zooals hij zelf zegt, zou dit aan de door hem
gevolgde methode kunnen toegeschreven worden, die hij
echter niet duidelijk beschrijft.

-ocr page 40-

28

F. P. Underhill and O. E. Closson i) spoten bij een
bond subcutaan adrenaline in, waardoor echter geen ver-
andering in de afscheiding van kreatinine kwam.

G. Dorner 2) herhaalde bij konijnen de proeven van
Jaffe met glykocyamine, en wel volgens de methode van
Eolin. Glykocyamidine geeft ook de reactie van Jaffé.
Daar nu bij het geven van glykocyamine behalve deze ver-
binding ook glykocyamidine in de urine kan komen, en
bovendien doOr het koken van de urine met zoutzuur voor
de bepaling van kreatine, de glykocyamine voor een deel
in glykocyamidine veranderd wordt, moesten van te voren
proeven gedaan worden om na te gaan, welke fout daardoor
bij de bepaling van kreatinine zou ontstaan. Door nauw-
keurige proeven heeft hij gevonden, dat op zijn hoogst 17
glykocyamine in glykocyamidine door dat koken omgezet
wordt, wat dus een zeer kleine fout zou geven. Bovendien
is deze fout bijna geheel te ontgaan, door vóór het koken
met zoutzuur de urine uit te trekken met alkohol, waarin
kreatine, indien in kleine hoeveelheid aanwezig, wel, glykocy-
amine niet oplost. Ten slotte ging hij voor elke proef na,
of er glykocyamidine in urine aanwezig was.

Bij zijne proeven met glykocyamine kon hij bevestigen
de uitkomst van
Jaffe, dat de totale hoeveelheid kreatinine
vermeerderd wordt; tevens vond hij, dat deze vermeerdering
vnl. komt door de grootere afscheiding van kreatine.

\'O

Bij kikvorschen deed hij dergelijke proeven zonder positief
resultaat. Ook ging
Dorner na, in hoeverre konijnen-
spieren bij autolyse glykocyamine in kreatine kunnen
veranderen. Hij vond, dat dit werkelijk het geval is hoewel
volgens hemzelf wel bedenkingen tegen zijne proeven zijn
in te brengen (pag. 258).

Undeehill and Closson, Americ. Journal of Physiol. Vol. XVII, 1906, pag. 54,
G. Doknee, Zeitschr. f. Physiol. Chem., Bd. LU, 1907, pag. 225.

-ocr page 41-

29

Verder ging hij den invloed van methylguanidine na.
Daar dit zoo giftig is, kon hij slechts kleine doses subcutaan
inspuiten als een waterige oplossing van het met soda
geneutraliseerde salpeterzure zout. Hij kwam tot de con-
clusie, dat methylguanidine geen invloed heeft op de kreatine-
afscheiding. Na het geven van thymus aan 2 honden,,
kwam er geen vermeerdering van de kreatinine in de urine.
Evenmin bij het geven van kreatinevrije vleeschresten of
fibrine bij een konijn. Bij een hond werd door voedering
met fibrine wel een positief resultaat verkregen, echter niet
bij het geven van kreatinevrije vleeschresten.

Hongerproeven bij konijnen toonden geen invloed op de
afscheiding van kreatinine, maar wel een vermeerdering
van kreatine.

Weber gaf aan een hond, die gevoed werd met 250
gram vleesch, gedurende een rustperiode op 1 dag 25 gram
Liebig\'s vleeschextrakt extra en evenzoo gedurende een
periode, waarbij de hond dagelijks 3 uren in een tredmolen
moest loopen, op 1 dag 25 gram vleeschextrakt, terwijl
dien dag de hond 5^/2 uur moest loopen. Den eersten keer
werd 59.3%, den tweeden keer 73.3% van de ingegeven
kreatinine teruggevonden.

GROEP III.

Hoewel behalve in urine en bloed, ook in spieren, nieren
en hersenen kreatine en kreatinine gevonden zijn, zijn
het toch de spieren, die na de urine het meest van belang zijn..
Reeds
Voit ®) meende dit, waar hij zegt:

„Wir können jedenfalls den Muskel als die Hauptbil-
dungsstätte dieser Stoffe betrachten; in ihm sind die Be-

1) Weber. Archiv, f. exp. Path. und Pharm., Bd. LVIII, 1907, pag. 93..

2) W. Müller, Ann. d. Chem. u. Pharm., Bd. CHI, 1857, pag. 131.

3) Voit, Zeitschr. f. Biologie, Bd. IV, 1868, pag. 78.

-ocr page 42-

30

dingungen der Art, dass das sich zersetzende Eiweiss in die
genannten Körper übergeht, es isb jedoch noch unbekannt,
ob dazu ein grosser oder kleiner Theil des Stickstoffs des
2;erfallenden Eiweisses verwendet wird.

Keinesfalls geht aller Stickstoff in Kreatin oder Kreatinin
auf, denn es finden sich im Muskel noch andere Stickstof-
haltige Zersetzungsprodukte, z. B. Sarkin, Xanthin, Inosin-
säure, über deren weitere Schicksale und Beziehungen zum
Kreatin und Kreatinin nichts oder nur wenig bekannt ist."

Het spreekt dus wel van zelf, dat Voit zeer zijn aandacht
aan de spieren wijdt.

Kreatinine komt volgens de meeste onderzoekers in min-
dere mate in de spieren voor dan kreatine. alleen
Bor-
sczow meende, dat in spieren veel kreatinine voorkomt,
welke door de stofwisseling in kreatine verandert.

Heintz echter meende, daar door verwarming met minerale
zuren de kreatine in kreatinine verandert, dat vooral kreatine
in het vleesch voorkomt, en bij het verwerken van het
zure vleeschsap kreatinine uit de kreatine gevormd wordt.
Hiermede was
Liebig het echter niet eens, daar hij van
meening was, dat minerale zuren met een concentratie
overeenkomende met de zure reactie van het vleeschextract
de kreatine niet veranderen kunnen.
Neubauer heeft aan-
getoond, dat, als men een hoeveelheid kreatine in veel water
oplost, deze oplossing met eenige druppels azijnzuur aanzuurt
en indampt, men kreatinine krijgt; of ook, wanneer men een
neutrale oplossing van kreatine in een toegesmolten buis
dagen lang op het waterbad verwarmt.
Nawrocki vond
zelfs, dat na 2 a 3 maal indampen van een zuivere kreatineop-

Boesczow, aangehaald uit Voit 1. c. pag. 80.
Libbig, Annal. d. Chem. u. Pharm., Bd. LXII, 1847, pag. 297.
3) Neubatjee, Zeitschr. f. Analyt. Chem. 1863, Bd. I, pag. 22.
Nawrocki, Zie Voit 1. c. pag. 80.

-ocr page 43-

31

lossing in water op het waterbad, kreatinine gevormd wordt.
Hierdoor spreekt het vanzelf, dat, wanneer men groote hoe-
veelheden van een zuur gemaakte vloeistof indampt bij
kookhitte, of sterk znnr geworden vleeschsap van dieren,
die reeds lang dood zijn, gebruikt, men onmogelijk de oor-
spronkelijk aanwezige hoeveelheid kreatine en kreatinine
apart kan bepalen en steeds fouten maakt ten gunste van de
kreatinine.

Neubauer trachtte dit te ontgaan, door weinig water
te gebruiken, een overmaat van loodacetaat te vermijden,
bij lage temperatuur in te dampen en zoo snel mogelijk te
werken. Volgens deze methode werd geen kreatinine of
slechts sporen gevonden, maar veel meer kreatine, dan vroeger
ooit werd aangegeven.

VoiT vond bij onderzoekingen volgens deze methode
verschillende hoeveelheden bij verschillende dieren van
dezelfde soort.

Hij zocht ten eerste de verklaring van dit verschijnsel in
fouten in de methode, maar verder in de omstandigheid, of
het vleesch versch of eenigen tijd na den dood onderzocht
werd en ook in het vetgehalte van de spieren. Een zekere
verklaring wist hij echter niet.

SczELKOW gaf aan, dat in de verschillende spiergroepen
van eenzelfde dier de hoeveelheid kreatine verschillende is,
wat hij in verband bracht met den grooten waterrijkdom der
zich meer bewegende spieren.

Nawrocki vond echter in de verschillende spiergroepen
van eenzelfde hoen dezelfde hoeveelheid kreatine; ook bij een
hond in de hartspier evenveel kreatine als in de extremiteiten.

1) Neubatjer 1. c. pag. 22.

2) Voit 1. c. pag. 82.
SczELKOw, zie Voit pag. 83.
N
awrocki, zie Voit pag. 84.

-ocr page 44-

32

Voit daarentegen toonde aan, dat in de hartspier minder
kreatine, maar meer kreatinine voorkomt, terwijl de som
van beide toch minder is, dan in de extremiteiten gevonden
wordt.

Volgens Voit blijft bij spierarbeid de som van kreatine
en kreatinine in de spier gelijk, maar de hoeveelheid kreatine
vermindert door het ontstaan van zuur door den arbeid.
Vermoedelijk zou deze kreatine dan in kreatinine ver-
anderd zijn.

Van belang is de tijd, waarop de spieren onderzocht worden
na het uitnemen uit het lichaam. Wanneer de spieren in rotting
overgaan, zou de kreatine en ook de kreatinine vernietigd
worden. Door zorgvuldige proeven heeft
Voit dit bewezen.

Sarokin vond, dat bij tetanus van uitgesneden spieren
de geheele hoeveelheid kreatine en kreatinine vermeerderde
en een deel van de kreatine in kreatinine overging. Volgens
Voit lag dit verschil binnen de grenzen van bepalingsfouten.

Naweocki vond dan ook geen vermeerdering bij tetanus,
zelfs niet meer kreatinine.

SczBLKOW^) daarentegen was het in hoofdzaak met Sarokin
eens. Kreatinine kon hij echter niet in grootere hoeveelheid
aantoonen. Wanneer hij echter door doorsnijding van het
ruggemerg verlamming veroorzaakte, verminderde de hoe-
veelheid kreatine van de verlamde spieren; tetaniseerde hij
nu de geparalyseerde spieren, dan hoopte zich daarin meer
kreatine op, dan in de rustende spieren. Hij vond dus een
groote vermeerdering van kreatine onder invloed van arbeid.

Nawrocki, die deze proeven herhaalde bij hoenderen, kon
de resultaten van
Sczelkow niet bevestigen,

Monari,^) die proeven deed over de verandering van de

1) Sakokin, Arch. f. path. Anat. 1863, Bd. XXVIII, pag. 544.

ä) Sczelkow, zie Voit 1. c. pag. 86.

3) Moïtabi, Maly\'s Jahresber. 1889, Bd. XIX, pag. 296.

-ocr page 45-

33

chemische samenstelling der spieren tengevolge van ver-
moeienis, kwam wat de kreatine en kreatinine betreft,
tot de volgende slotsom: de rustende spier heeft een zure
reactie, waardoor een deel van de kreatine in kreatinine
veranderd wordt.

Gevolgen van arbeid (vermoeienis) vermeerderen in de spier
zoowel kreatine als kreatinine.Bij de vrijwillig sterk arbeidende
spieren vermeerdert de som van beiden. De kreatine alleen
vermeerdert, als de arbeid zekere grenzen niet overschrijdt.
Overmaat van spierarbeid geeft eene groote vermeerdering
van kreatinine. De kreatinehoeveelheid in de vermoeide spier
is dikwijls kleiner, dan in de rustende en in dit geval krijgt
men veel meer kreatinine, welke zelfs tweemaal zooveel kan
bedragen dan kreatine. De kreatinine ontstaat uit de kreatine.

JOHNSOHN geloofde, dat kreatine geen bestanddeel is
van het vleesch, maar wel kreatinine en dat kreatine eerst
door bacteriewerking uit kreatinine wordt gevormd.

Wij hebben volgens de methode van Folin van ver-
schillende soorten van vleesch het kreatine- en kreatinine-
gehalte als kreatinine bepaalden belangrijk meer gevonden,
dan tot nu toe aangenomen werd. Terwijl n.1. tot nu toe
dit gehalte als 0.2 % a 0.3 % van de versehe spierzelf standig-
heid werd opgegeven, vonden wij 0.4 %.

Seemann,^) die de methode van Folin niet goed te ver-
trouwen vindt, bepaalde volgens
Neubauer-Jaefe (zie Jafïé,
Zeitschr. f. Physiol. Chem. Bid. XLVIII, 1906, pg. 432) de
kreatinine in eenige autolyse proeven, die als volgt ingericht
waren:

A. 1 K.G. vleesch, versch geëxtraheerd en dadelijk onderzocht,

1) JoHNSOHN, Maly\'s Jahresberichte, Bd. XXII, 1892, pag. 333.

2) vaït Hoogenhuyze en Verplobgh, Zeitschr. f. Physiol. Chem., Bd. XLI,
1905, pag. 432.

ä) Seemann, Zeitschr. f. Biol., Bd. XLIX, 1907, pag. 333.

-ocr page 46-

34

B. 1 K.G. vleesch, versch geëxtraheerd, 3 maanden ge-
autolyseerd en dan onderzocht,

C. 1 K.G. vleesch, in zijn geheel 3 maanden geautolyseerd
en dan onderzocht,

D. 1 K.G. vleesch in zijn geheel na toevoeging van 125 gram
handelsgelatine 3 maanden geautolyseerd en daarna
onderzocht.

Daar hij in de laatste 3 gevallen en vooral in het allerlaatste
geval meer kreatinine vond dan bij A, besloot hij, dat krea-
tinine door splitsing uit eiwit kan ontstaan,

ÜRAisro redeneerde aldus: Een mensch van 60 K.G. zou
volgens ruwe berekening 80 a 90 gram kreatine in zijn spieren
moeten hebben. Kreatine en kreatinine zijn gemakkelijk te
dialyseeren. Daar toch hiervan zoo weinig in het bloed en in
de urine te vinden is, zou men geneigd zijn aan te nemen, dat
het sarcolemma voor de kreatine en kreatinine een semi-
permeabele membraan is, of dat kreatine in een anderen
vorm in het spierprotoplasma aanwezig is.

Om dit na te gaan, deed hij proeven zoowel met versche
spieren als met spieren, die eenigen tijd in ijs bewaard
waren, en evenzoo met versche spierbrij en eenigen tijd in ijs
bewaarde spierbrij. Hij gebruikte de methode van
Folin.

In Ringer\'s vloeistof werd gedialyseerd.

Hij vond, dat door de spierbrij, zoowel versche als bewaarde,
de kreatine reeds direct in groote hoeveelheid afgegeven werd;
evenzoo door spieren, die bewaard waren, terwijl de versche
spier eerst langzamerhand haar kreatine afstaat. Hij kwam
dus tot de conclusie dat kreatine een bestanddeel is van het
spierprotoplasma, maar in een niet te dialyseeren vorm.
Koken of hakken van de spieren doet snel vrije kreatine
ontstaan; bewaren in ijs doet dit eerst langzamerhand.

1) Ueano, Hofmeister\'s Beitrage, Bd. IX, 1907, pag. 104.

-ocr page 47-

35

S. Weber gebruikte, evenals Urano, de methode van
Folin voor het onderzoek bij spieren. Hij bepaalde kreatine
en kreatinine gezamenlijk als kreatinine.

Om na te gaan de hoeveelheid kreatine en kreatinine van
de rustende en de werkende spier, volgde hij de methode van
Minkowski. Hij liet n.1. een hart werken in Ringer\'s vloei-
stof en onderzocht na fiinken arbeid het kreatininegehalte
van spier en vloeistof. Wordt in de doorgestroomde vloeistof
de base gevonden, dan is bewezen, dat ze door het hart bij
den arbeid is afgegeven. Neemt gedurende de proef de som
van de kreatinine van de oplossing en van het hart in ver-
gelijking met het normale kreatininegehalte van het hart
af of toe, dan is kreatinine verbruikt of gevormd. Een
bezwaar is, dat het hartgewicht niet precies te bepalen is.

Resultaat: bij goeden arbeid van het hart worden groote
hoeveelheden kreatine of kreatinine aan de doorstroomende
vloeistof afgegeven. Aan de rustende spier wordt door de
doorstroomende vloeistof geen kreatine ontnom^en. Algemeen
uitgedrukt: de krachtig arbeidende spier geeft meer kreatine
of kreatinin aan het bloed af dan de zwakker arbeidende of
rustende. Komt deze hoeveelheid niet in de urine, dan moet
ze in het organisme^ (b.v. in de lever of schildklier) ver-
nietigd zijn.

In aansluiting hieraan deelde hij een onderzoek mede van
het totale gehalte aan kreatinine van het hart en de spieren
van 2 honden, in cinchonine-krampen gestorven. Een opmer-
kelijke verandering van het gehalte aan kreatinine van de
spieren werd niet gevonden.

Verder werden door hem normale en verlamde spieren met
elkaar vergeleken. De nervus ischiadicus werd bij een hond
doorgesneden en de spieren na verscheidene weken onder-

1) Webee, Archiv f. exper. Path. und Pharm., Bd. LVIII, 1907. pag. 93.

-ocr page 48-

36

zocht. De spieren van den verlamden poot waren zeer veel
armer aan kreatinine dan die van den normalen.

Vinden wij dus, zoo zegt hij, in de spieren na krampen
zelfs eene geringe vermindering van het kreatininegehalte
en in een toestand van rust na zenuwdoorsnijding een sterke
vermindering, dan ligt hierin slechts een schijnbare tegen-
spraak. De verklaring zou de volgende kunnen zijn:

Der krampfhaft arbeitende Muskel mag mehr Kreatin
bilden wie der ruhende, jedenfalls wird bei der Arbeit mehr
entfernt bzw. fermentativ (
Gottlieb u. Stangassinger)
zerstört. Der untätige Muskel musste Kreatin in sich auf-
speichern, wenn zwar weniger gebildet, aber das einmal
entstandene noch langsamer aus dem Muskel entfernt oder
zerstört wird. Unsere gelähmten Muskel waren aber nicht nur
untätig, sondern degenerativ atrophisch, und unter den
Umständen ist offenbar die Bildung des Kreatin noch geringer
als die Beseitigung des vorhandenen.

Gottlieb und Stangassinger i) hebben nagegaan, of or-
gaanextrakten of uitgeperste orgaansappen invloed hebben
op kreatine en kreatinine.

Daarvoor hebben zij genoemde vloeistoffen met toluol in de
broedstoof bij
37° C. gezet en daarbij niets, kreatine, of kreati-
nine gedaan.

Telkens na bepaalden tijd deden zij bepalingen van kreati-
nine volgens
Folin. Zij vonden, dat bij de autolyse van or-
ganen na kreatinetoevoeging een duidelijke vermeerdering
van kreatinine kwam. Bloedserum zonder toevoeging van
kreatine gaf reeds eene geringe vermeerdering van zijn gehalte
aan kreatinine. Reeds na eenige uren zou deze werking, die
volgens hen eene fermentatieve is, plaats hebben.

Hiervoor pleit, dat kort verhitten van de extrakten en hooge

Gottlieb und Stangassingek, Zeitschr. f. Physiol. Chem., Bd. LU, 1907, pag. 1.

-ocr page 49-

37

-temperatuur deze werking zeer sterk verminderen. Dat er na
koken van de extrakten nog vorming van kreatinine plaats
heeft, komt daardoor, dat water alleen al bij 37° C. de kreatine
in kreatinine kan omzetten, hoewel slechts in geringe mate.
Zure reactie bevordert deze omzetting; maar bij de autolyse
proeven is van zuurwerking geen sprake, daar de orgaan-
extrakten na de autolyse meestal neutraal reageeren. De
zuren, die bij de autolyse zouden ontstaan, zouden dan door
de kreatine die tegelijk gevormd wordt, geneutraliseerd
worden.

Wanneer in de extraktoplossingen het eiwit met 2 volumina
alcohol en 1 vol. aether neergeslagen werden en de prae-
cipitaten met aether behandeld en in vacuo boven zwavel-
zuur gedroogd, dan kon een poeder verkregen worden, dat
evenals de orgaanextrakten zelf, op kreatine werkte.

Het ferment schijnt vnl. bij zwak alkalische, neutrale, of
zwakzure reactie te werken.

Ook urine zou bij staan bij 37 % C. toegevoegde of ge-
praeformeerde kreatine in kreatinine kunnen omzetten,

In 5 dagen zou het maximum bereikt zijn.

De gevonden hoeveelheden kreatinine zouden niet binnen
de grenzen van bepalingsfouten liggen.

Met ammoniumsulfaat kon het anhydreerende ferment
in urine neergeslagen worden.

Werd de urine van te voren gekookt, dan werd niet meer
kreatinine gevonden dan overeenkomt met de werking van
het water en de aciditeit
Van de urine.

Ook bij een temperatuur van 0° C had geen vermeerdering
van kreatinine plaats.

Nu hebben echter bij die fermentwerkingen complicaties
plaats.

Bij de autolyse van organen wordt ook kreatine uit on-
bekende bron gevormd, terwijl de kreatinine, die eenmaal

É

-ocr page 50-

38

ontstaan is, weer belangrijk vernield wordt. Men heeft dus
3 processen naast elkaar:

le Vorming van kreatine of kreatinine.

2e Vernieling van kreatine resp. kreatinine.

3e Fermentatieve verandering van kreatine in kreatinine.

Het zou kunnen zijn, dat bij de autolyse andere reducee-
rende stoffen ontstaan, die oogenschijnlijk zouden doen
besluiten tot vermeerdering van kreatinine, daar de methode
berust op het feit, dat het pikrinezuur in pikraminezuur
gereduceerd wordt, waardoor de roode kleur ontstaat.

Daarmede is echter niet te verklaren het feit, dat lioe
langer de autolyse duurfc, des te meer kreatine en kreatinine
vernield worden.

Ook de vernielende werking zou eene fermentatieve zijn;
daarvoor pleit de mogelijkheid uit orgaanextrakten werk-
zame fermentpraecipitaten te verkrijgen. Na koken of
couguleeren van de orgaanextrakten wordt de fermentatieve
werkzaamheid opgeheven.

De vernielende fermenten noemen zij kreatase en krea-
tinase.

In alle organen en ook in de urine zouden deze fermenten
aanwezig zijn, het minst in Carotisbloed. Ze zouden in het
leven een groote rol kunnen spelen. Tevens zou veel ver-
klaard kunnen worden, wat tot nu toe niet goed begrepen
werd b.v. het feit, dat bloed ook kreatinine zou bevatten,
wat vroeger algemeen bestreden werd. Zoo zou men niet
meer mogen aannemen, dat spieren zooveel rijkelijker
kreatine vormen, dan andere organen, daar in spieren zooveel
kreatine te vinden is. Immers ook in andere organen zou eene
rijkelijker vorming van kreatine plaats kunnen hebben dan
men tot nu toe aannam, maar in die organen zouden de voor-
waarden voor de vernieling van kreatine zooveel gunstiger
zijn. De lever b.v. vernielt gemakkelijk kreatinine.

-ocr page 51-

39

De hoeveelheid kreatinine en kreatine, die in de nrine
verschijnt, zon dus geen maatstaf zijn voor de grootte van de
kreatinestofwisseling in het lichaam. Naast vorming van
kreatine en kreatinine zou dadelijk weer vernieling plaats
hebben.

Dakin herhaalde voorgaande proeven, om na te gaan, wat
het toevoegen van kreatinine of kreatine bij orgaanextrakten
voor invloed heeft. Hij kon geen verandering vinden in de
hoeveelheid toegevoegde kreatine of kreatinine, althans de
kleine verschillen, die hij verkreeg, schreef hij toe aan be-
palingsfouten. Al deze orgaanextrakten waren bereid op
een wijze, dat ze sterk werkende arginase-praeparaten
geven. Daar echter geen merkbare invloed op kreatinine
of kreatine werd uitgeoefend, kwam hij tot het besluit, dat
naar alle waarschijnlijkheid arginase niets gemeen heeft met
de kreatase of kreatinase van
Gottlieb en Stangassinger.

Stangassiistger herhaalde eveneens de vorige proeven
met de volgende resultaten:

1°. Kreatase, kreatinase en het anhydreerend ferment
werken het sterkste bij zwak zure reactie. Toevoe-
ging van alkali gaat de werking van de vernielende
fermenten tegen; rustig staan van de oplossing
begunstigt die werking. Toluol is het beste anti-
septicum voor de vloeistof.

Door protoplasmavergiften, ureum en NaCl in
groote concentratie worden de fermenten in hunne
werking gestoord.

2°. Bij de autolyse van de lever en het bloed van den
hond wordt in het begin kreatine gevormd en wel
bij goed gevoede honden in ruimere mate dan
bij uitgehongerde dieren.

1) Journ. of Biol. Chem. Vol. III, 1907, pag. 435.

2) Stangassinger, Zeitschr. f. Physiol. Chem., Bd. LV, 1908, pag. 295.

-ocr page 52-

40

3°. Leverextrakten vernielen toegevoegde kreatinine in
hooge mate. Daarbij wordt ook kreatine in groote
hoeveelheid aantoonbaar.

Gottlieb en Stangassinger i) deden bij honden door-
bloedingsproeven van nier en lever. Ze lieten het bloed
van hongerende dieren, waarbij 125—250 mgr. kreatine
toegevoegd was, stroomen door de nieren van hetzelfde
dier en wel 3—5 uur lang. In drie proeven vonden ze een
groote vernieling van kreatine en kreatinine en bovendien
een duidelijke verandering van kreatine in kreatinine.
Ze meenden niet met zekerheid te kunnen uitmaken, of de
verandering van kreatine in kreatinine plaats vindt door
het nierweefsel zelf of door het bloed alleen reeds. Immers
bij hunne autolyse proeven hadden ze een kreatinine vormend
ferment kunnen aantoonen in het bloed.

De vernielende werking kan wel vnl. aan het nierweefsel
toegeschreven worden, daar bloed ook wel een vernielend
ferment bezit, maar toch niet in zoo hooge mate als gevonden
is bij himne doorbloedingsproeven bij nieren.

Bij nierdoorbloeding werd dus hetzelfde gevonden als
bij de autolyse van de nieren, maar in het eerste geval zijn
uren voldoende tegen in het laatste geval dagen.

Hetzelfde deden zij ook bij de lever, zoowel bij goed ge-
voede als bij hongerende dieren. In het laatste geval
werd een groote vermindering van de totale kreatinine
gedurende een doorbloeding van 4i uur gevonden. Na
2J uur was de vermindering van de kreatine veel geringer
dan in de proeven van längeren duur.

Bij goed gevoede dieren vonden zij na 2J uur in twee
gevallen een duidelijke vermeerdering van de totale kreatinine,

\') Gottlieb und Stangassinger, Zeitschr. f. Physiol. Chem., Bd. LV, 1908,
pag. 322.

-ocr page 53-

41

terwijl in een derde geval na 5 nnr de waarde van de kreatine
dezelfde bleef.

Dns onder gunstige omstandigheden vindt men bij door-
bloeding van de lever een vermeerdering van de totale
kreatinine. Als omstandigheden, die van invloed zijn,
worden genoemd:

1°. de tijd van de doorbloeding (na korten tijd vermeer-
dering, na langen tijd vermindering).

2°. de voedingstoestand van de proefdieren (bij honger
meer vernieling van kreatine dan bij goede voeding).

Zij meenden nu, dat bloed of lever of beiden moederstoffen
van kreatine bevatten, waaruit deze hetzij bij doorvoering
door de lever afgesplitst wordt, of waaruit deze zich in het
overlevende orgaan vormt.

Bij de leverdoorbloeding wordt er eerst meer kreatine
gevormd dan er vernield wordt. Eerst, wanneer de moeder-
stoffen uitgeput zijn, komt alleen vernieling. In de lever
van goed gevoede dieren komt deze vernieling pas later
te voorschijn.

Bovendien moet men in het bloed of de lever van goed
gevoede dieren een grootere hoeveelheid van deze moeder-
stoffen aannemen, daar zelfs na een doorbloeding van 5 uur
de vernieling van de kreatine nog weinig te voorschijn
komt.

De onderzoekers zijn ervan overtuigd, dat deze proeven
nog uitgebreid moeten worden. Met zekerheid durven
zij slechts te besluiten, dat lever en nieren de plaatsen van
de vernieling resp. verandering van kreatine zijn.

Mellanby kwam op grond van zijne proeven tot de
conclusie, dat de kreatinine in geen waarneembare hoeveel-
heid in de spieren aanwezig is, noch in de rustende spier.

Mellanby, Journal of Physiol. Vol. XXXVI, 1908, pag. 447.

-ocr page 54-

42

noch na flinken arbeid. In het laatste geval werd de hoe-
veelheid kreatine zelfs niet vermeerderd.

Deze zoo geheel van vroegere onderzoekers afwijkende
uitkomst trachtte hij te verklaren uit het volgen van een
verkeerde methode. Ben waterig extrakt van kreatine
begint bij hooge temperatuur alleen reeds omzetting in
kreatinine te geven. Het beste is in te dampen bij een
temperatuur, niet hooger dan 40° C.

Bij een aantal autolyse proeven vond hij in het geheel geen
verandering van kreatine in kreatinine, zoodat hij de resul-
taten van
Gottlieb en Stangassinger niet kon bevestigen.

De verandering van kreatine in kreatinine bij de proeven
van laatstgenoemden schreef hij toe aan het werken bij te
hooge temperatuur.

Ook den invloed van het geven van glykocyamine ging
hij na. Daartoe gaf hij aan 12 kuikens uit 2 nesten gly-
kocyamine en onderzocht de spieren. De uitkomst vergeleek
hij met het gemiddelde, verkregen bij 6 normaal gevoede
kuikens. Het resultaat was, dat het gemiddelde van de
hoeveelheid kreatine bij het eene nest kuikens hooger was,
bij het andere nest even hoog als bij de normale kuikens.
Hij besloot hieruit, dat glykocyamine alleen dan invloed
heeft, wanneer de spieren nog niet de maximale hoeveelheid
kreatine, die jonge dieren eerst op zekeren leeftijd krijgen,
bevatten.

Na voeding met kreatine en kreatinine kon in de hoeveel-
heid kreatine van de spieren van jonge kuikens geen ver-
andering gevonden worden. Zijne conclusies omtrent voeding
met kreatine of kreatinine luiden: Kreatine of kreatinine
gevoegd bij het voedsel, hebben geen invloed op het gehalte
aan kreatine van de spieren, wanneer die spieren de voor-
noemde maximale hoeveelheid kreatine bereikt hebben.
Op jongeren leeftijd zou er misschien wel een vermeerdering

-ocr page 55-

43

kunnen gevonden worden. Dit laatste kan echter nog niet
zeker besloten worden uit het kleine aantal proeven.

Kreatinine kon zelfs na voeding met kreatinine, niet in
de spieren aangetoond worden.

Zeer opmerkelijk is zijn vondst, dat kreatine alleen in
de spieren van vertebrata en onder deze bij de warmbloedige
meer dan bij de koudbloedige voorkomt.

Daar bij dieren van verschillenden leeftijd in de spieren
een verschillende hoeveelheid kreatine door hem gevonden
werd, ging hij nauwkeurig het gehalte aan kreatine en
kreatinine na bij hoenders van de eerste dagen van de
bebroeding van het ei af tot eenige dagen na het uitkomen
van het kuiken. Hij verkreeg het volgend resultaat:

Een ei bevat geen spoor van kreatine of kreatinine en
evenmin het ontwikkelende kuiken tot den twaalfden dag
van incubatie. Van dien tijd af neemt de hoeveelheid kreatine
met toenemende snelheid toe tot het geboren worden van het
kuiken. Na de geboorte wordt de hoeveelheid nog bijna ver-
dubbeld. Wij hebben dus het volgende verschijnsel:

Geen kreatine, maar wel spieren tot den twaalfden incuba-
tiedag; daarna het ontstaan en de toeneming van kreatine
parallel aan den groei van de spieren; dan sterke toeneming
van de kreatine, maar gelijk blijven van de spieren.

Vooral dit laatste deed hem er naar zoeken, wat de oorzaak
kon zijn van deze groote vermeerdering van kreatine, daar
de spieren hier niet voor aansprakelijk gesteld konden worden.
Daarvoor ging hij de ontwikkeling van de lever bij kuikens
na. Hierbij vond hij:

Gedurende het incubatietijdperk komt de ontwikkeling
van de lever overeen met de ontwikkeling van de spieren
en van den twaalfden incubatiedag af ook met de hoeveelheid
kreatine.

Na de geboorte komt een snelle groei van de lever overeen

-ocr page 56-

44

met een snel toenemende vermeerdering van de kreatine.

Dat er bij vertebrata wel, invertebrata geen kreatine in de
spieren gevonden wordt, zou dus gezocht
moet3en worden
in de aanwezigheid van de lever, daar bij invertebrata de
klier van den middendarm noch morphologisch noch phy-
siologisch met de lever gelijk te stellen is.

Zijne eindconclusies zijn:

1°. De spieren spelen slechts een kleine rol bij de vorming
van kreatinine;

2°. De lever staat in nauw verband met de produktie
van kreatine en de uitscheiding van kreatinine.
Deze rol van de lever stelt hij zich aldus voor:
De lever vormt kreatinine uit stoffen, die door
het bloed uit andere organen daarheen gevoerd
worden. In de ontwikkelende spier wordt deze
kreatinine in kreatine veranderd en opgezameld.
Is de spier verzadigd met kreatine, dan wordt er
kreatinine afgescheiden. De vorming van kreatine
uit kreatinine in de spieren besluit hij uit het volgende:
bij voedingsproeven van jonge kuikens met kreatinine
is de mogelijkheid gebleken, dat de kreatinine in
kreatine veranderd en opgezameld wordt;
in geen enkele proef is ooit kreatine in kreatinine
veranderd;

Kreatinine wordt door kuikens niet eerder afgeschei-
den, dan een week na de geboorte, d.w.z. niet voordat
de spieren met kreatine verzadigd zijn. Eveneens
is haast geen kreatinine te vinden in de urine van
jonge kinderen. Het is nu haast niet te denken,
dat een orgaan een week na de geboorte pas een
aanvang zou maken met de vorming van een
geheel nieuwe substantie. Meer waarschijnlijk is het,
dat het vermogen, om kreatinine onschadelijk te

a.

h.

G.

-ocr page 57-

45

maken en het als kreatine in de spieren op te zamelen,
op dezen leeftijd eerst verkregen wordt.
d. Uit een chemisch oogpunt beschouwd is veel eerder
aan te nemen, dat door afbraak van weefsel eerst
kreatinine gevormd wordt en hieruit kreatine, dan
dat kreatine gedehydreerd wordt tot kreatinine.

Evenzoo is uit physiologisch oogpunt moeilijk te
verklaren, dat in de weefsels een zoo onschadelijke
neutrale verbinding als kreatine in de sterke base
kreatinine zou veranderd worden.
Graham Brown en Cathcart onderzochten bij Rana
Esculenta (gewicht gemiddeld 150 gram) den invloed van
prikkels op uitgesneden spieren en op spieren in situ, waarvan
de circulatie intakt was. In het laatste geval waren bij de
kikvorschen van te voren de hersenen verwijderd.

Hun resultaat was, dat in het eerste geval vermeerdering
van de kreatinine kwam (12%, 7%, 8%, 13%, 5.9%),
terwijl in het tweede geval alleen vermindering te vinden was
(15.6%, 6.2%, 9.1%, 7.7%). Zij gebruikten de musculi
gastrocnemii van verschillende dieren; de spieren van de
eene zijde om te prikkelen en van de andere zijde als controle.

Van te voren hadden zij aan beide kanten gelijknamige
spieren onderzocht op het totale gehalte aan kreatinine
en op zijn hoogst 1.07 % verschil gevonden.

1) Graham Brown and Cathcart, Journal of Physiol. Vol. XXXVIIl 908,
pag. XIV.

-ocr page 58-

EIGEN ONDERZOEK.

BESCHRIJVING DER GEVOLGDE METHODEN.

In 1904 deelde Eolin een zeer eenvoudige methode mede
voor de quantitatieve bepaling van kreatinine in de urine. De
methode berust op de reactie van
Jaffe, die hierin bestaat,
dat liij een oplossing van kreatinine pikrinezuur en een over-
maat van natronloog^ gevoegd wordt, tengevolge waarvan de
vloeistof een roodbruine kleur aanneemt, die van de kleur
van een oplossing van kaliumbichromaat niet te onder-
scheiden is. Van deze reactie wordt op de volgende wijze
gebruik gemaakt:

10 c c. urine wordt in een maatkolf vermengd met 15 c. c.
pikrinezuur
1.2 % en 5 c.c. natronloog 10 %. Na 5 minuten
staan wordt water toegevoegd tot een volumen van
500 c.c.
Deze oplossing wordt door
Eolin in den colorimeter van Du-
boscq vergeleken met een i normaal-oplossing van kalium-
bichromaat, waarvan een 8 mm. hoog zuiltje juist dezelfde
intensiteit van kleur vertoont als een 8.1 mm. hoog zuiltje
van een oplossing van
10 mgr. kreatinine met 15 c.c. pikrine-
zuuroplossing en
5 c c. natronloog, tot 500 c c. verdund.

Door deze methode was nu ook de bepaling van kreatine
gemakkelijk gemaakt.

Foliït, Zeitschr. f. Physiol. Chem., Bd. XLI, pag. 223, 1904.

-ocr page 59-

47

Het was echter nog niet zeker, wat de gunstigste voor-
waarden waren, om de kreatine quantitatief in kreatinine om
te zetten. Vele onderzoekers hebben hierover proeven ge-
daan.
Folin zelf gaf in zijn eerste werk aan, dat 5—10 mgr.
kreatine
10 ccm. water met 5 cc. normaal zoutzuur na
3 uur koken op het waterbad quantitatief in kreatinine
wordt omgezet. Na 2 uur koken is slechts 80 % van de
kreatine in kreatinine omgezet.

Verder vond hij in zure urine, die 2 weken lang bewaard
was onder toevoeging van chloroform en thymol, minder
kreatinine, dan toen de urine nog versch was. Na koken
met H Cl echter kreeg hij weer dezelfde hoeveelheid kreatinine,
zoodat hij besloot, dat na 2 weken een deel van de krea-
tinine in kreatine was omgezet.

Later herhaalde hij zijn proeven over de omzetting van
kreatine in kreatinine.

Zijn resultaat was, dat kleine hoeveelheden kreatine door
langdurig koken met minerale zuren in voldoende mate in
kreatinine omgezet kunnen worden; bij groote hoeveelheden
wordt deze omzetting echter hoe langer hoe onvollediger.

Terwijl hij vroeger had aangegeven, dat 5 cc, normaal
zoutzuur voldoende was, kookt hij nu 5 of 10 cc. urine met
10 cc. normaal zoutzuur 3 uur lang op het waterbad, er voor
zorgende, dat het volumen gelijk blijft.

Jaffe die de kreatinine volgens een gewijzigde methode
van
Neubauer bepaalde, ging eveneens na, hoe het best
kreatine in kreatinine omgezet kon worden.. Zijn conclusie
was, dat het beste resultaat (94.3 %) bij zuivere kreatine
verkregen wordt, door eenige uren te koken op het waterbad
bij een zuurgraad van 2—2^ % HOL Bij sterkere zuurcon-

1) Folin, Festschrift für O. Hammarsten 1906.

2) Jaffe, Zeitschr. f. Physiol. Chem., Bd. XLVIII, 1906, pag. 436.

-ocr page 60-

48

centratie of langer dan 4 uur koken, zou kreatinine vernield
worden.

Door Dorner, die ook de methode van Folin gebruikte
bij zijn onderzoekingen,werd nauwkeurig de betrouwbaar-
heid dezer methode nagegaan, met een zeer bevredigend
resultaat. Ook deed hij proeven over de omzetting van kreatine
in kreatinine en vond, dat de beste voorwaarde hiervoor is,
de urine 3 uur lang op het waterbad met 2 maal de hoeveelheid
normaal HCl te verhitten.

Terwijl bij een waterige oplossing van kreatine na het
koken altijd alles als kreatinine teruggevonden werd, was
dit niet steeds het geval bij een oplossing van kreatine in
urine.

Ook door Gottlieb en Stangassinger werd de methode
van
Folin gecontroleerd. Zij verkregen er steeds zeer goede
uitkomsten mede.

Om de methode ook bruikbaar te maken voor vloeistoffen,
waarvan een kleine hoeveelheid beschikbaar is, en waarin
slechts een zoo geringe hoeveelheid kreatinine is, dat door te
hooge aflezingen geen juiste kreatinine waarden meer zouden
verkregen worden, hebben zij met zuivere kreatinine een
schaal gemaakt voor zeer geringe concentraties van kreatinine.

Verder meenden zij op grond van proeven, dat de hoeveel-
heid 15 cc. pikrinezuur en 5cc. NaOH slechts gebruikt mag
worden bij een verdunning op 500 cc.; bij een geringere
verdunning moet er ook een overeenkomstig mindere
hoeveelheid natriumpikraat genomen worden.

Wat het quantitatief omzetten van kreatine in kreatinine
betreft, kwamen zij tot het resultaat, dat kreatine door
4.32 % H2SO4 bij 100° binnen 2è uur en door 4.56 % HCl

I) Dornee, Zeitschr. f. Physiol. Chem., Bd. LII, 1907, pag. 225.

Gottlieb und Stangassinger, Zeitschr. f. Physiol. Chem., Bd. LU, 1907,
pag. 2.

-ocr page 61-

49

binnen 2 uur op het waterbad bijna geheel in kreatinine
omgezet wordt. Het beste zou nog zijn, 3 uur koken met 2.2 %
HCl.

Bij grootere verdunning van de zuren en bij langer koken
waren de resultaten slechter. Eveneens bij langer verhitten
op lagere temperatuur. Door te lange werking van de zuren
zou de reeds gevormde kreatinine weder vernietigd worden.

Benedict en Myers trachtten de omzetting van krea-
tine in kreatinine binnen korteren tijd te doen plaats hebben,
dan tot nu toe noodig was volgens de gebruikelijke methode.
Daartoe deden zij proeven met vleeschextrakt en zuivere krea-
tine, opgelost in water en in urine. Deze vloeistoffen werden
gedurende verschillende tijden met normaal HCl in een
autoclaaf op ± 117° C. verhit. Zij vonden, dat 3 uur koken
op het waterbad een niet zoo hoog bedrag gaf, als i uur
verhitten in de autoclaaf bij 117° C.

Dezelfde gunstige uitkomsten werden niet alleen met
kleine, maar ook met groote hoeveelheden kreatine verkregen.

Ten einde in urine de voorwaarden voor de omzetting van
kreatinine in kreatine na te gaan, hebben zij urine een tijd
lang laten staan onder toevoeging van:
a. HCl,

h. HCl chloroform,

c. NH,OH.

d. chloroform.

e. niets.

Na 7 dagen werd bij geen enkele portie verandering ge-
vonden. Na 9 weken daarentegen vonden zij in geval:

a. 9.6 % in kreatine veranderd, terwijl de totale hoeveel
heid kreatinine gelijk bleef;

h. 7 % in kreatine omgezet bij dezelfde hoeveelheid totale
kreatinine;

1) Benedict and Myeks, Amer. Journal of Physiol. Vol. XVIII, 1907, pag 397,

4

É

-ocr page 62-

50

c. 7 % in kreatine omgezet; 13 % van de totale hoeveel-
heid kreatinine verloren;

d. 8 % in kreatine omgezet; 5 % van de hoeveelheid
totale kreatinine verloren;

e. 4 % in kreatine omgezet; 80 % van de hoeveelheid
totale kreatinine verloren.

Verder was in urine, waarbij chloroform of thymol-chloro-
form gedaan werd, na 2 maanden in 3 van de 5 gevallen,
kreatinine verloren gegaan.

Zij besloten nu uit hunne proeven, dat chloroform geen goed
conservatiemiddel voor urine is en zelfs thymol-chloroform,
hoewel beter, niet geheel beschut tegen verlies van kreatinine.

Zij vermoedden, dat omzetting van kreatinine in kreatine
te wijten is aan chemische of enzymwerking, maar niet aan
bacterieele werking.

In alkalische urine is nog het grootste gevaar voorverlies
van kreatinine.

Emmet en Grindley kwamen op grond van een lange
reeks nauwkeurige proeven over de bruikbaarheid van de
methode van
Folin voor het bepalen van kreatinine en
kreatine in urine en vleeschextrakten tot de volgende
conclusies:

1°. Vermeerdering van de hoeveelheid pikrinezuur ver-
oorzaakt geen verschil bij de bepaling van de geprae-
formeerde kreatinine, maar wel, wanneer tevens de
in kreatinine veranderde kreatine bepaald wordt; in
het eerste geval moet 15cc. pikrinezuur, in \'t tweede
geval 30 cc. pikrinezuur gebruikt worden.

2°. Voor de bepaling van de gepraeformeerde kreatinine
maakt het gebruik van meer of minder 10 % NaOH
bijna geen verschil; 5 cc. NaOH geeft echter iets lager

1) Emmet and Grindley, Journal of Biol. Chem., Vol. III, 1907, pag 491.

-ocr page 63-

51

cijfers dan 10 of 15 cc. Voor de kreatine-bepaling
daarentegen geeft het gebruik van lOcc. betere
resultaten dan 5 cc. en even goede als 15 cc.

3°. Onder deze voorwaarden is de methode van Folin
zeer betrouwbaar, zoowel bij de bepalingen in urine
als in vleesch.

Voor de omzetting van kreatine in kreatinine raden zij
de methode van
Benedict en Myers aan.

Weber is van oordeel, dat voor de direkte bepaling van
kreatinine de methode van
Folin zeer goed bruikbaar is, maar
niet voor de bepaling van kreatine na het koken met HCl.

De donkere kleur, die de urine na het koken met HCl
krijgt, zou invloed kunnen hebben op de aflezingen en daar-
door kreatine aangetoond worden in urine, zonder dat deze
in werkelijkheid kreatine bevat.

Ook bij het indampen van orgaanextrakten voor het doen
van de colorimetrische bepaling zouden door de donkere kleur
fouten gemaakt kunnen worden.

Mellanby ging na, welke omstandigheden invloed
zouden kunnen hebben op de colorimetrische bepaling
van kreatinine.

1°. De aanwezigheid van organische- en anorganische
zouten:
in hoeveelheden, waarin deze in normale
urine voorkomen, wordt geen invloed op de reactie
uitgeoefend;

2°. Temperatuur: Verschil van temperatuur geeft verschil
in aflezingen;

3°. Tijd: Wanneer binnen I uur de bepaling gedaan is,
heeft de tijd geen invloed.

4°. Hoeveelheden pihrinezuur en NaOH: Kleine verschillen
in de hoeveelheden geven geen verschil in aflezing.

Webek, Archiv für exp. Path, und Pharm., Bd. LVIII, 1907, pag. 93.
M
ellanby, Journal of Physiol., Vol. XXXVI, 1908, pag. 447.

É

-ocr page 64-

52

Om kreatine in kreatinine om te zetten, hield hij 10 cc. van
de oorspronkelijke vloeistof 5 uren lang met 5 cc. normaal
HCl op 90° C., terwijl hij zorgde, dat het volumen constant
bleef. Hij besloot, dat, indien voor dit laatste gezorgd wordt,
deze verhitting dagen lang kon plaats hebben, zonder dat de
hoeveelheid kreatinine verandert. Wordt het zoutzuur-
gehalte echter te sterk, dan wordt er kreatinine vernield.

Door ons werd nu ook bij onze proeven de methode van
Folin ter bepaling van de kreatinine en de kreatine gevolgd.
In plaats van den colorimeter van Duboscq, gebruikten wij
een colorimeter, volgens eigen aanwijzing vervaardigd door
den instrumentmaker van het laboratorium Stellema.

In het Zeitschrift für Physiol. Chemie Bd. XLVI, 1905,
pag. 415, is dit toestel reeds uitvoerig beschreven.

Hoewel wij het eens zijn met Mellanby, dat kleine ver-
schillen in de hoeveelheden pikrinezuur en natronloog geen
verschil in de aflezing geven, hebben wij toch zoo nauw-
keurig mogelijk de door
Folin aangegeven hoeveelheid
(15 cc. pikrinezuur en 5 cc. 10 % NaOH) gebruikt. Ook zorgden
wij steeds bij een zelfde temperatuur van 17° C. te werken.

Voor de omzetting van kreatine in kreatinine werd in het
begin de urine met de dubbele hoeveelheid normaal HCl
gedurende 3 uren op het waterbad gekookt, terwijl gezorgd
werd, dat de hoeveelheid constant bleef. Door zuivere krea-
tine, bij 110° gedroogd, zoowel in water als in urine opgelost,
op deze wijze te behandelen, wordt volgens onze proeven
alle kreatine in kreatinine omgezet. Duurt de verhitting
echter langer dan 3 uur, dan wordt een deel van de gevormde
kreatinine weder vernield.

Hierbij eenige cijfers:
A. 67 mgr. kreatine wordt opgelost in 67 cc. water en
daarna met de dubbele hoeveelheid normaal HCl ge-
durende 3 uur op het waterbad gekookt.

-ocr page 65-

53

Er werd gevonden 57.2 mgr. Kreatinine, in plaats van
57.7 mgr.

B. 40 mgr. kreatine wordt opgelost in 40 cc. water en
daarna met 80 cc. normaal HCl op liet waterbad
gekookt gedurende 3 uur.
Er werd gevonden 34.1 mgr. kreatinine, in plaats van
34.5 mgr. Na 4 uur koken werd gevonden 33 mgr.
in plaats van 34.5 mgr.

A. In 50 cc. urine bedroeg vóór het koken de hoeveelheid

kreatinine 0.111 gr.
In 50 cc. urine was na het koken de hoeveelheid

kreatinine 0.126 gr.
Bij 50 cc. van dezelfde urine werd 87.2 mgr. kreatine

= 75.2 mgr. kreatinine toegevoegd.
Na 3 uren koken werd gevonden 0.198 gram kreatinine.
Dus 198 — 126 = 72mgr. kreatinine teruggevonden,
in plaats van 75.2 mgr.

B. 25 cc. urine bevatten na het koken 55.84 mgr. kreatinine.
Bij deze urine werd 40 mgr. kreatine = 34.48 mgr.

kreatinine toegevoegd.
Na 3 uur koken werd gevonden 90.6 mgr. kreatinine in

plaats van 90.3 mgr.
Na 4 uur koken werd gevonden 89.— mgr. kreatinine
in plaats van 90.3 mgr.

C. 25 cc. urine bevatten na het koken 73.46 mgr. kreatinine.
Bij deze urine werd toegevoegd 40 mgr. kreatine = 34.48

mgr. kreatinine.
Na 3 uur koken werd gevonden 107.3 mgr. in plaats van

107.9 mgr. kreatinine.
Na 3| uur koken werd gevonden 106.1 mgr. in plaats
van 107.9 mgr. kreatinine.
Voor nog meer voorbeelden kan verwezen worden naar
straks volgende opgaven.

é

-ocr page 66-

54

Later, na de mededeeling van Benedict en Myers, hebben
wij de urine met de dubbele hoeveelheid normaal HCl in een
autoclaaf gedurende^een half uur op ± 116° C. verhit. Bij
onze proeven bleek ook, dat dit een zeer goed resultaat geeft.
Hierbij eenige voorbeelden:

Een oplossing van kreatine in water, waarvan elke lOcc.
8.81 mgr. bevatten als kreatinine berekend, werd deels op
het waterbad gedurende 3 uren, deels in de autoclaaf geduren-
de i uur met de dubbele hoeveelheid normaal HCl gekookt.
Het resultaat was, dat in het eerste geval 8.75 mgr., in het
tweede geval 8.77 mgr. teruggevonden wordt.

Na I uur koken in de autoclaaf werd in een kreatine-
oplossing, welke volgens berekening 8.63 mgr. kreatinine
moest bevatten, 8.64 mgr. en 8.62 mgr. terug gevonden.

In urine, waaraan kreatine was toegevoegd, werd het
volgende gevonden:

10 cc. urine bevatten 18.5 mgr. kreatinine en geen kreatine.
Er werd toegevoegd bij 10 cc. urine 5 mgr. kreatine. Er moest
dus gevonden worden 18.5 mgr. 4.3 mgr. = 22.8 mgr.
kreatinine. Na het koken werd nu gevonden 22,4 mgr.

Na het koken werd de oplossing altijd eerst geneutra-
liseerd, voordat de bekende hoeveelheid natriumpikraat
toegevoegd werd.

Hoewel de urine na het koken donkerder van kleur wordt,
gelooven wij, evenals
Folin, dat de colorimetrische bepaling
daarvan geen invloed ondervindt, wegens de groote ver-

Bij konijnenurine vonden wij, dat na het koken de urine dikwijls troebel
werd. In dat geval filtreerden wij de urine eerst, alvorens de bepaling te doen.
Maar ook dikwijls na het toevoegen van het natriumpikraatmengsel ontstond
er een troebelheid (voor een deel phosphaten). Werd dan gefiltreerd, voordat de
bepaling werd gedaan, dan vonden wij steeds minder kreatinine in de urin&
na het koken dan vóór het koken. Ook na centrifugeeren, om het neerslag te ver-
wijderen, werd verlies gevonden, hoewel niet zooveel als na het filtreeren. Of nu
het verschil alleen te verklaren is uit de fout, ontstaan door dit neerslag, of

-ocr page 67-

55

dunning. Door genoemde cijfers blijkt dit trouwens ook wel.

Wanneer de urine zoo geconcentreerd was, dat 10 cc. urine
natriumpikraat tot 500 cc. verdund een te lage aflezing
zou geven, werd slechts 5 cc. urine gebruikt en deze dan tot
500 cc. verdund. In het tegenovergestelde geval, bij te
geringe concentratie van de urine werd 10 cc. verdund tot
250 cc. Wij vonden dat de fouten, die hierdoor misschien
gemaakt worden, zoo klein zijn, dat ze binnen de grenzen
van bepalingsfouten vallen.

De reden, dat aflezingen beneden 5mM. niet gebruikt
werden, is deze, dat bij een slechts gering verschil van aflezing
de fouten, op de geheele hoeveelheid urine grooter worden:
Stel b.v. het geval, dat we 900 cc. urine hebben en hierbij
aflezen in 10 cc. urine 4.7mm. Volgens berekening zou dan

81

de geheele hoeveelheid urine ^ x 90 = 1.551 gram kreatinine
bevatten.

Was de aflezing 4.8 geweest, dan zou de geheele hoeveelheid
urine 1.518 gram kreatinine bevatten, wat een verschil
geeft van 33 mgr. (21.2 %)

Daarentegen zou het verschil bij aflezingen van 5.— en 5.1
mM. 29 mgr. bedragen (20%)

Nemen wij nu het geval, dat de aflezingen 8.— en 8.1 zijn,
dan wordt het verschil voor de geheele hoeveelheid slechts

llmgr. (12%)

De aflezingen boven 10.5 mM. werden niet gebruikt, daar
dan steeds meer dan 0.1 of 0.2 mM. verschil afgelezen werd.

Steeds werden bij iedere bepaling zoowel door Verploegh
als door Van Hoogenhuyze ieder 5 aflezingen gedaan en

dat er in konijnenurine ook een andere stof voorkomt, die deze reactie geeft en
die na het koken met HCl verdwijnt, hebben we niet kunnen uitmaken.
Reeds
Doknee wees hierop. (Zeitschr.f. Physiol. Chem. Bd. LXII, 1907 pg. 247).
Ook hij vond dikwijls bij konijnenurine na het koken minder kreatinine dan
vóór het koken, als er zoo\'n neerslag ontstond.

k

-ocr page 68-

56

dan liet gemiddelde van de 10 aflezingen genomen, zoodat
daardoor wel, naar wij meenen, de bepalingsfout tot een
minimum gereduceerd werd. Tevens werd de kalium-
bicliromaat oplossing, wanneer er op een dag vele bepalingen
moesten gedaan worden, zoo nu en dan ververscht, teneinde
geen fouten te maken door mogelijke verdamping.

Het zou kunnen zijn, dat andere bestanddeelen van de
urine ook de reactie van
Jaffe geven, en daardoor een
fout zouden maken bij de colorimetrische bepaling van
kreatinine. De reactie berust op een reductie van het
pikrinezuur tot pikraminezuur, dat de roode kleur geeft.

Immers, ook eenige druppels zwavelammonium of ferro-
sulfaat geven in alkalische pikrinezuur-oplossing direkt
dezelfde roode verkleuring.

AVe hebben daarom ons van tevoren overtuigd, dat glycose
en urinezuur, die wel in de eerste plaats in aanmerking
komen, deze reactie bij kamertemperatuur niet of eerst na
urenlang staan geven.

Aceton geeft eveneens direkt de reactie van Jaffe, maar
het maximum van kleurintensiteit wordt snel bereikt, om
ook weer snel te verdwijnen. Nu zou men toch kunnen
denken, dat aanwezigheid van veel aceton op de cijfers
bij de bepaling van de gepraeformeerde kreatinine invloed
konden hebben.

Wij hebben nu bij urine verschillende hoeveelheden aceton
gevoegd en de aflezingen vergeleken met de aflezingen,
verkregen met de urine zonder eenige bijvoeging. Wij vonden:

5 urine — aflezing 9.07.

5 urine aceton, zoodat 0.1 % in de urine was, aflezing 9,08.

5 urine aceton, zoodat 0.2 % in de urine was, aflezing 9.1,

5 urine aceton, zoodat 0,5 % in de urine was; de aflezing
begon bij 8,8, om gedurende het aflezen hooger te worden,
zoodat degene van ons, die n° 2 aflas, reeds weer 9,07 aflas.

-ocr page 69-

57

5 urine aceton, zoodat 0.8 % in de urine was; de aflezing
begon bij 7.6, veranderde nog tijdens het aflezen van No. 1
in 8.7, terwijl No. 2 9.— aflas.

Hetzelfde werd ook gevonden bij herhaling van de proef:

5 urine — aflezing 8.7.

5 urine aceton, zoodat 0.15 % in de urine was, aflezing
8.69.

5 urine aceton, zoodat 0.4 % in de urine was, aflezing
8.5, spoedig nog tijdens het aflezen in 8.7 veranderende.

5 urine aceton, zoodat 0.8 % in de urine was, aflezing
7.8, nog tijdens het aflezen veranderende in 8.68.

Uit deze cijfers blijkt wel, dat door aanwezigheid van
aceton geen fouten in de bepaling gemaakt worden, tenminste
als men zich niet met 1 aflezing tevreden stelt, maar een
aantal aflezingen doet.

Vóórdat Folin zijn methode had medegedeeld, werd
algemeen de methode van
Neubauer-Salkowski gevolgd
en aldus gedaan: 240 cc. urine worden door voorzichtig
toevoegen van kalkmelk zwak alkalisch gemaakt, chloor-
calcium toegevoegd tot geen preacipitaat meer ontstaat,
tot 300 cc. aangevuld, goed gemengd en na 15 minuten
gefiltreerd. Van het filtraat, dat zwak alkalisch moet rea-
geeren, worden 250 cc. afgemeten en eerst op het vrije vuur
en later op het waterbad ingedampt tot ongeveer 20 cc.,
met ongeveer evenveel absoluten alkohol gemengd en het
mengsel in een maatkolfje van 100 cc. overgebracht, met
absoluten alkohol nagespoeld en daarna wordt het maat-
kolfje daarmede tot de merkstreep aangevuld. Men laat dit
tot den volgenden dag staan, en filtreert dan door een droog
filter. Van het filtraat neemt men 80 cc. en voegt hierbij
ongeveer 20 druppels alkoholische chloorzinkoplossing. Het
gepraecipiteerde kreatininechloorzink wordt op een gedroogd

-ocr page 70-

58

gewogen filter gebracht, met alkohol uitgewasschen tot de
chloorreactie verdwijnt, daarna gedroogd en gewogen. Het
gevonden getal, vermenigvuldigd met 0.391, geeft dan het
procentgehalte van de kreatinine.

Zooals reeds vroeger medegedeeld, geeft deze methode
een te geringe hoeveelheid kreatinine aan. Hiervan waren
de meeste onderzoekers wel overtuigd, zoodat ze trachtten
door kleine modificaties de fout kleiner te maken.

De meest ingrijpende verandering is die van Jaffe 2).
Deze verdampt den alkohol uit het alkoholisch extrakt,
lost het residu in water op en kookt het dan gedurende
4 uur met zoutzuur. Daarna wordt door indampen op het
waterbad en steeds aanvullen met water, het vrije zoutzuur
verwijderd, de overblijvende rest in water opgelost, met
beenderkool ontkleurd, dit laatste met kokend water uit-
gewasschen, en daarna filtraat en waschwater ingedampt.
Hiervan wordt nu na toevoeging van natriumacetaat een
alkoholisch extrakt gemaakt. Hierbij wordt een gelijk
volumen verzadigde alkoholische pikrinezuuroplossing ge-
voegd, waardoor na 24 uur het kreatininepikraat volkomen
neergeslagen is. Dit pikraat wordt met alkohol en aether
uitgewasschen en gedroogd. Aldus gereinigd wordt het
gesplitst in pikrinezuur en kreatinine door koken met ver-
dund zoutzuur. Door uitschudden met aether wordt de
oplossing bevrijd van het pikrinezuur. Het residu wordt
uitgetrokken met warmen alkohol en daarbij eenige druppels
alkoholische chloorzinkoplossing gedaan, waardoor de krea-
tininechloorzink uitkristalliseert en later gewogen wordt.

Door nu van urine de hoeveelheid kreatinine volgens
deze methode te bepalen vóór en na toevoeging van een

1) Zeitschr. f. Physiol. Chem., Bd. XLVI, 1905, pag. 421.

Jaffé, Zeitschr. f. Physiol. Chem., Bd. XLVIII, 1906, pag. 432.

-ocr page 71-

59

bekende hoeveelheid kreatine, ging Jappe de betrouw-
baarheid van deze methode na.

Hij vond 70 % terug van de toegevoegde kreatine.

De bepalingen van de totale stikstof werden gedaan,
volgens de methode van
Kjeldahl. Als katalysator werd
een druppel kwikzilver gebruikt.

Voor de wreww-bepaling werd de methode van Folin
gevolgd, zooals deze door Mörner gewijzigd is: 5 cc.
urine worden met
2 cc. 25 % HCl op het w^aterbad uitgedampt
in een kolfje van 200 cc. inhoud, totdat de inhoud nagenoeg
droog is. Daarna wordt 20 gram magnesium-chloride en
2 cc. 25 % HCl in het kolfje bijgevoegd en dit mengsel op
een zandbad gedurende 2 uren gekookt. Gedurende het
koken op het zandbad wordt het kolfje afgesloten door een
ingeslepen stop, waaraan een glazen cylinderbuis bevestigd
is; deze buis is halverwege tot een bol uitgeblazen van 6 c.M.
diameter. Het geheel, kolfje en buis, wordt in een zoodanigen
schuinen stand gebracht, dat ± 1| cc. van het destillaat
in den bol achterblijft. Volgens
Mörner wordt daardoor
het kookpunt van het mengsel aanmerkelijk verhoogd,
(van
148° C. — 155° C.).

Genoemde glazen buis met bol wordt verbonden met een
rechtoploopende glazen buis van
50 c.M. lengte, waarbovenop
een veiligheidsbuis geplaatst is, om de ontwijkende^ HCl
dampen op te vangen. Wij gebruikten deze glazen buis
in plaats van een koeler, daar ons gebleken was, dat ze
praktisch even goed voldoet.

Na het koken wordt bij de nog vloeibare massa voorzichtig
wat water gegoten, daarna de inhoud in een destilleerkolf
overgebracht en met water aangevuld. Na toevoeging
van 22 cc. 10 % NaOH, wordt de ammoniak overgedestilleerd

1) Folin, Zeitschr. f. Physiol. Chem., Bd. XXXII, 1901, pag. 504.

2) Möbnek, Skand. Archiv. f. Physiol., Bd. XIV, 1903, pag. 300.

-ocr page 72-

60

€n opgevangen in ^ H2SO4 met methyloranje als indicator.
Het destilleeren zetten wij altijd zoolang voort, totdat het
residu bijna droog was. Vóór de titratie wordt het destillaat
gekookt ter verwijdering van de mede overgedestilleerde CO2.

Daar het magnesium-chloride steeds ammoniakhoudend
is, werd bij iedere nieuwe bezending, het ammoniakgehalte
van 20 gram bepaald.

Van te voren werd deze methode door ons met zuiver
ureum gecontroleerd. Volgens
Kjeldahl werd de N be-
paald van een oplossing van ureum in water en daarna een
ureumbepaling volgens genoemde methode gedaan.

A N volgens Kjeldahl 77.— mgr. in 10 cc. oplossing.

N volgens Folin-Mörner 76.3 mgr. in 10 cc. oplossing.
B N volgens Kjeldahl 78.— mgr. in 10 cc. oplossing.

N volgens Folin-Mörner 77.9 mgr. in 10 cc. oplossing

Na toevoeging van zuiver ureum bij urine werd gevonden:

in 5 cc. urine 64.9 mgr. ureumstikstof.

in 5 cc. ureumopl. 39.1 mgr. stikstof.

gezamenlijk 104.— mgr. ureumstikstof.

Vier bepalingen van 5 cc. urine 5 cc. ureumoplossing
gaven 103.1 mgr., 103.3 mgr., 103.8 mgr. en 103.5 mgr.
ureumstikstof.

Om na te gaan, of volgens deze methode misschien gedu-
rende de bewerking ammoniak ontwijkt, hebben wij een
oplossing van amm.oniumchloride met HCl en MgClg geheel
volgens dezelfde methode behandeld.

In 5 cc. ammoniumchloride-oplossing werd volgens
Kjeldahl gevonden 16.8 mgr. N, volgens Folin-Mörner
16.77 mgr. K

In 5 cc. van een andere ammoniumchloride-oplossing
werd volgens
Kjeldahl gevonden 15.1 mgr N, volgens
Folin-Mörner 15.08 mgr N; bij een derde hoeveelheid

-ocr page 73-

61

van 5 cc. volgens Kjeldahl 17.4 mgr N. volgens Folin-
Mörner 17.39
mgr. N.

Zooals wij reeds bij de beschrijving van de methode mede-
deelden, dampten wij de urine
25 % HCl uit, totdat de
stof nagenoeg, maar niet geheel droog was. Wij hadden
n.1. gemerkt bij onze controlebepalingen, dat, wanneer de
urine tot droog was uitgedampt, de twee controlebepalingen
niet hetzelfde cijfer gaven, en soms zelfs aanmerkelijk
verschilden. Bleef echter na het uitdampen het over-
blijvende nog even vochtig, dan kregen we steeds goede
controlebepalingen. Om dit na te gaan, hebben we van
dezelfde urine 2 bepalingen gedaan, beide tot droog uit-
gedampt en 2 bepalingen, beide nog even vochtig gelaten
met het volgend resultaat:

In de eerste twee gevallen, was er 14.— en 14.3 cc NaOH
noodig bij het terugtitreeren; in de laatste tv/ee gevallen
daarentegen
14.55 en 14.6 cc ^ NaOH.

Volgens de methode van Folin-Mörner wordt met de
ureumstikstof ook de ammoniakstikstof bepaald, zoodat, wil
men de hoeveelheid ureum in de urine volgens deze methode
bepalen, ook het ammoniakgehalte van de urine moet
bepaald worden. Het verschil tusschen de totale N volgens
die methode verkregen en de ammoniakstikstof, geeft dan
de ureumstikstof aan.

De ammoniak bepaalden wij in de urine volgens een
methode, eveneens door
Folin aangegeven. De methode
berust in hoofdzaak op het volgende:

Aan de vloeistof, die NHg bevat, wordt een zwak alkali
toegevoegd en de vrijgekomen NH3 door een sterken lucht-
stroom er uitgedreven.

1) Folin, Zeitschr. f. Physiol. Chem., Bd. XXXVII, 1902—1903, pag. 161.

k

-ocr page 74-

62

Voor de urine gaat men nu als volgt te werk:

25 cc. urine worden in een cylinderglas, hoog 25 c.M.,
afgemeten, 10 cc. petroleum (om het schuimen tegen te gaan),
8 gram NaCl en 1 gram Na
^COg er aan toegevoegd. [Folin
gebruikt NaCl en NaaCOg, daar deze gemakkelijk de NH3
uit zijne zouten vrijmaakt, daarentegen de organische
bestanddeelen niet aantast. Natriumcarbonaat verdient
daarom ook boven Calcium- of Magnesiumhydroxyde de
voorkeur].

Nu wordt bij een temperatuur van 20°—25° C door het
cylinderglas een krachtige luchtstroom gevoerd, die daarna

door een systeem van 2 ontvangers met H2SO4 geleid
wordt. Voordat de lucht door de urine stroomt, wordt
ze door geconcentreerd H2SO4 gevoerd, om mogelijke am-
moniakdampen uit het lokaal op te vangen. De uit de
urine komende NH3 houdende lucht gaat eerst door een
prop watten, die de mechanisch meegesleepte sporen alkali
terughoudt, alvorens in den ontvanger te komen.

Daar één ontvanger niet voldoende is, om alle ammoniak
tegen te houden, heeft
Folin een systeem van 2 ontvangers
aangegeven. (1. c. pag. 169).

Door ons is nu ook precies ditzelfde systeem gebruikt. Den
luchtstroom verkregen wij door een waterleidingvacuum-
pomp.

Wij moesten nu eerst bepalen, hoe lang een luchtstroom,
doorgevoerd moest worden, om a]le ammoniak uit te drijven;
daardoor konden wij tegelijk de bruikbaarheid van de
methode controleeren.

Het resultaat was, dat bij ons drie uren lang de luchtstroom
moest doorgevoerd worden. Als voorbeeld kunnen de volgende
cijfers dienen:

Een NHiCl-oplossing werd gemaakt, waarin na destillatie

-ocr page 75-

63

met natronloog werd gevonden op elke 10 cc. 14.56 mgr. NH3
Volgens
Folin werd gevonden:
na 2 u. zuigen op elke 10 cc. 13.69 mgr. NH3
na 3 u. zuigen op elke 10 cc. 14.56 mgr. NH3
In een andere oplossing werd volgens destillatie gevonden
op elke 10 cc. 14.83 mgr. NH3

Volgens Folin na 1.5 u. zuigen op elke 10 cc. 13.61 mgr. NHg
na 3. u. zuigen op elke 10 cc. 14.63 mgr. NH3
Bij urine vonden wij het volgende:

Na 2 u. zuigen werd gevonden op elke 10 cc. 7. 78 mgr.
NHg en 7.80 mgr. NH3

na 21 u. zuigen werd gevonden op elke 10 cc. 8.14 mgr.
NH3 en 8.24 mgr. NH3

na 3 u. zuigen werd gevonden op elke 10 cc. 9.24 mgr.
NH3 en 9.22 mgr. NHg

na 3 u. zuigen werd gevonden op elke 10 cc. 9.20 mgr.
NHg en 9.18 mgr. NHg

na 3J u. zuigen werd gevonden op elke 10 cc. 9.22 mgr.
NH3 en 9.24 mgr. NHg

na 4 u. zuigen werd gevonden op elke 10 cc. 9.24 mgr.
NHg en 9.18 mgr. NHg

Aangezien bij de NHiCl-oplossing na 3 uur alle ammoniak
werd teruggevonden, terwijl bij de urine na 3 uur de grootste
hoeveelheid verkregen werd en langer dan 3 uur zuigen geen
verandering hierin bracht, meenen wij te mogen besluiten,
dat bij den door ons gebruikten toestel het doorvoeren van
een luchtstroom gedurende 3 uur voldoende is.

Ook bij \'de \'acidum-uricum bepaling, volgden wij een
methode, door
Folin aangegeven.:

500 gram ammoniumsulfaat 5 gram uraanacetaat
worden door toevoeging van 60 cc. 10 % azijnzuur en 650 cc.
water opgelost.

1) Poltït und Shapfer, Zeitschr. f. Physiol. Chem., Bd. xxxii, 1901, pag. 552.

k

-ocr page 76-

64

75 cc. van deze oplossing worden bij 300 cc. urine gedaan,
waardoor een neerslag gevormd wordt. Na 5 minuten staan
wordt afgefiltreerd. Van liet filtraat worden 2 hoeveelheden
van 125 cc. alkalisch gemaakt met 5 cc. geconcentreerde
ammoniak-oplossing en tot den volgenden dag weggezet.

Het ammoniumuraat, dat nu uitgekristalliseerd is, wordt op
een gehard filter gebracht, eenige malen met 10 % ammonium
sulfaatoplossing uitgewasschen, in een bekerglas afgespoten
en met w^ater tot ih 100 cc. aangevuld. Na toevoeging van
15 cc. geconcentreerd H2SO4 wordt op de bekende wijze

getitreerd met ~ kaliumpermanganaatoplossing.

Elke cc. ^ kaliumpermanganaatoplossing komt overeen

met 3.75 mgr. acidum uricum.

Voor [elke gebruikte 100 cc. urine moet een correctie
van 3 mgr. aangebracht worden wegens de oplosbaarheid
van het ammoniumuraat.

De behandeling met ammoniumsulfaat bij zure reactie
geschiedde om een mucoide stof te verwijderen, die eveneens
reduceerend werkt op kaliumpermanganaat en waarvan de
eigenschappen nog niet verder bestudeerd zijn. Daar deze
stof zoo slecht te fdtreeren is, doordat de poriën van het
filter reeds door een kleine hoeveelheid daarvan verstopt
worden, is het voordeelig, een ander neerslag er bij te laten
vormen.

Hiervoor dient het uraanacetaat, dat bij zure reactie
uraanphosphaat neerslaat, zoodat nu de filtratie gemakkelijk
gaat.

Ter vergelijking werden eenige bepalingen gedaan volgens
deze methode en volgens de methode van
Wörner en het
volgende gevonden:

zelfde 1 100 cc. bevatten volgens Wöbitek 70.3 mgr. Acidum-Uricum.
nrine
j 100 cc. „ „ Folin 74.7 „

-ocr page 77-

65

100 cc. bevatten volgens Wörnee 78.4 mgr. Acidum-Uricum.

zelfde
urine
zelfde
urine
zelfde
urine

100 cc.

100 co.

100 cc.

100 cc.

100 cc.

Folin 85.2
WÖENER 54.6
Folin 56.5
WÖRNER 63.6
Folin 62.5

Tenslotte zij nog gemeld, dat wij steeds van de totale
stikstof, ureum en NHg dubbele bepalingen deden evenals
van acidum uricum.

Natuurlijk zijn bij alle methoden van tevoren blinde proeven
gedaan, om mogelijke fouten, veroorzaakt door de gebruikte
reagentia, in aanmerking te kunnen nemen.

De aciditeit werd bepaald door titreeren van 5 maal ver-
dunde urine met ^ NaOH; waarbij phenolplitaleine als
indicator werd gebruikt.

è

II

BESCHRIJVING DER PROEVEN.

De bedoeling van het onderzoek was, na te gaan, of het
mogelijk was, uit de afscheiding van kreatinine door de
nieren, gegevens af te leiden, die steun konden geven aan
de onderstelling, dat die afscheiding als een maat te gebruiken
zou zijn voor de ontleding van eiwit in de weefsels.

Daartoe moest die afscheiding dagelijks langen tijd achter-
een worden bepaald bij gezonde personen, die een zoo geregeld
mogelijk leven leidden en dagelijks dezelfde hoeveelheid
voedsel, waarin kreatine en kreatinine niet mochten voor-
komen, gebruikten.

Dan kon worden nagegaan, of de hoeveelheid der kreatinine
in de urine veranderde onder den invloed van omstandig-
heden, waaronder men een verandering, hetzij een aan-
wakkering of een daling, van de stofwisseling mocht aannemen.

5

-ocr page 78-

66

Die proeven hebben v. Hoogenhityze en ik, evenals bii ons
vroeger beschreven onderzoek, op ons zeiven genomen
in drie reeksen, een van 9, een van 26 en een van 74 dagen.

AVij zorgden gedurende die tijden zoo regelmatig mogelijk
op dezelfde wijze te leven. Overdag waren wij den geheelen
tijd op het laboratorium en eveneens een deel van den avond,
terwijl het overige deel van den avond rustig werd doorge-
bracht. Tevens zorgden wij zooveel mogelijk op hetzelfde
uur naar bed te gaan en op te staan. Hierdoor bleef de invloed
van buiten eiken dag steeds zooveel mogelijk dezelfde.

De urine werd dagelijks op gezette tijden verzameld:
\'s morgens om 8 uur, \'s middags om 12 uur en om 5 uur,
\'s avonds om 11 uur. Iedere portie werd gemeten en in twee
gelijke helften verdeeld. De eene helft van elke portie werd
voor een bepaling van kreatinine gebruikt. De andere helften
werden bijeengevoegd, waarna van het mengsel het gehalte
aan kreatinine en kreatine werd bepaald, en bovendien de
totale stikstof en volledigheidshalve ook ureum, acidum
uricum en ammoniak. Op deze manier werd tevens een
controle van de bepaling van de kreatinine verkregen, daar
de som der 4 porties en het cijfer van de hoeveelheid geprae-
formeerde kreatinine in de gemengde urine moesten over-
eenstemmen. Zooals men zien zal, is deze overeenstemming
in het algemeen zeer bevredigend.

In de porties afzonderlijk werd de hoeveelheid kreatine
niet bepaald, omdat daarvoor de tijd ons ontbrak. De afle-
zingen werden n.1, alleen bij daglicht gedaan, om de omstan-
digheden bij de verschillende aflezingen zooveel mogelijk
dezelfde te doen zijn, en niet het eene gedeelte bij daglicht
en het andere bij kunstlicht af te lezen. Bovendien zou
door vermoeienis door het doen van zoovele aflezingen een
fout kunnen gemaakt worden.

Als de urine van één dag werd beschouwd de hoeveelheid.

-ocr page 79-

67

die van \'s middags 12 unr tot den volgenden morgen 8 uur
verzameld werd.

Het verzamelen in porties geschiedde met de bedoeling
na te kunnen gaan, wanneer de invloed, die op de afscheiding
van de kreatinine geoefend werd, begon.

Over het algemeen liepen de hoeveelheden kreatinine
der porties van dezelfde periode op de verschillende dagen
weinig uiteen. Zeer opmerkelijk is het echter, dat zoo nu
en dan op dagen, waarop geen bekende invloed van buiten
geoefend werd, in de eene portie een vermindering of ver-
meerdering te vinden was, welke door een vermeerdering of
vermindering in de volgende portie opgeheven werd, zoodat
de 24 uurs porties weder even groot waren. Als voorbeeld kan
dienen in tabel
I bij van Hoogenhuyze de afscheiding op
20 en 21 Augustus; de derde portie van 20 Augustus was
50 mgr. meer dan die van 21 Augustus, terwijl de vierde portie
van 20 Augustus 47 mgr. minder was dan die op 21 Augustus,
zoodat de geheele hoeveelheden ongeveer even groot waren.

Wanneer na het koken met normaal HCl 20 mgr. of minder
meer gevonden werd dan het gemiddelde van de aflezingen
vóór het koken, werd dit verschil door ons als aan een be-
palingsfout toe te schrijven beschouwd. Boven dit bedrag
eerst wordt tot de aanwezigheid van kreatine besloten. Een
dergelijke bepalingsfout kwam zoo nu en dan ook voor in
tegengestelden zin, als na het koken een dergelijk gering
bedrag minder gevonden werd.

Voordat ik overga tot de bespreking van de uitkomsten
die ik verkreeg bij opzettelijke verandering van de stof-
wisseling, moet ik eerst de vraag behandelen, of het wel
aangaat, uit de afscheiding van kreatinine door de nieren iets
omtrent de grootte der stofwisseling af te leiden.

Vooral Gottlieb en Stangassingee hebben er met

-ocr page 80-

68

nadruk op gewezen, dat kreatinine een intermediair stofwis-
selingsproduct is; dat men dus uit de hoeveelheid, die daarvan
in de urine verschijnt, in het geheel niet kan opmaken
hoeveel kreatine en kreatinine er in de weefsels gevormd
wordt. Ook is het genetisch verband tusschen kreatine en
kreatinine in het levende organisme nog volstrekt niet
voldoende vastgesteld. Terwijl gewoonlijk wordt aange-
nomen dat eerst kreatine en pas daaruit het anhydride
gevormd wordt, acht
Mellanby het waarschijnlijk, dat eerst,
vooral in de lever, kreatinine ontstaat en daaruit kreatine.

Folin daarentegen is geneigd tot een geheel andere
opvatting, dat namelijk ,,kreatin, in contradistinction from
kreatinin, not a waste product, but a food is."

Folin had bij zijn proeven immers gevonden, dat bij
eiwit-rijk dieet een deel van de ingenomen kreatine als
kreatine in de urine te voorschijn kwam, bij een eiwit-arm
dieet echter spoorloos verdween, zonder dat zelfs een der
andere Nhoudende produkten verandering onderging.

Allereerst hebben wij de hierop betrekking hebbende
pre even van
Folin — ofschoon niet met voedsel zoo arm
aan eiwit en ook niet met zoo groote hoeveelheden kreatine —
herhaald en zijn daarbij tot eenigszins andere uitkomsten
geraakt.

Wij hebben kreatine ingenomen bij een dieet, dat een
matige hoeveelheid eiwit bevatte (47 gram), bij een dieet,
arm aan eiwit (25,6 gram) en een dieet, waarin voldoende
eiwit was (79,9 gram en 92,1 gram).

Drie dagen, vóórdat in de verschillende proefreeksen
de urine onderzocht werd, volgden wij reeds het dieet, om
er zeker van te zijn, dat er geen invloed meer bestond van
het voedsel, dat in normalen tijd door ons genomen wordt.

Hammarsten\'s Testschrift, pag. 15.

-ocr page 81-

69

De kreatine, die op de verschillende dagen ingenomen
werd, was afkomstig van Merck. Van te voren werd deze
met warmen alkohol, waarin kreatinine oplost, gezuiverd
van kreatinine en daarna gedroogd op 110° C. Daarna
werd volgens de methode van
Kjeldahl het N-gehalte
bepaald, terwijl wij door de reactie van
Jaffe er ons van
overtuigden dat werkelijk alle kreatinine verwijderd was.

Terwijl de berekende waarde voor het gehalte aan N van
kreatine 32.1 % is, vonden wij 32.06 % en 32.08 %.

De kreatinine werd uit urine bereid volgens de methode
door
Folin aangegeven:

18 gram pikrinezuur worden voor iederen te gebruiken
Liter urine in kokenden alkohol opgelost (100 cc. alkohol
voor 40 gram pikrinezuur). Deze warme oplossing wordt
onder krachtig omroeren in de urine gegoten; het omroeren
wordt een paar minuten voortgezet (zonder den wand van
het vat aan te raken) totdat het pikraat begint neer te slaan.
Na drie kwart uur is bijna alle kreatinine neergeslagen.
De bovenstaande vloeistof wordt nu afgegoten en het neer-
slag op een zuigfilter met verzadigde pikrinezuuroplossing
goed uitgewasschen. Het nog vochtige praecipitaat wordt
gewogen en met ongeveer het halve gewichtsdeel kaliumbi-
carbonaat en 150 c.c. water, voor iedere 4 Liter der ge-
bruikte urine, gedurende een uur in een mortier gewreven.
Door deze behandeling gaat de kreatinine geheel in oplossing
en het pikrinezuur wordt in het moeilijk oplosbare kaliumzout
omgezet. Dit laatste wordt op een zuigfilter afgefiltreerd
en met kleine hoeveelheden kaliumbicarbonaatoplossing
gewasschen. Deze oplossing, die behalve de kreatinine
kaliumbicarbonaat en kleine hoeveelheden andere veront-
reinigingen bevat, wordt voorzichtig met 20 % zwavelzuur

1) Folin, Zeitschr. f. Physiol. Chem., Bd. XLI, 1904, pag. 235.

-ocr page 82-

70

geneutraliseerd. De zwakzure oplossing wordt daarna met
2 volumina\'^alkohol gemengd en terstond (zonder te filtreeren)
met kleine hoeveelheden beenderenkool (± 50 Gram voor
iedere 8 Liter urine) ontkleurd, Na eenige minuten wordt
afgefiltreerd, om de beenderenkool en het door den alkohol
neergeslagen kaliumsulfaat te verwijderen. Het licht geel
gekleurde filtraat wordt tot den volgenden dag weggezet en
dan weder gefiltreerd. Aan deze oplossing van kreatinine
wordt zoolang chloorzinkoplossing toegevoegd, totdat geen
neerslag meer ontstaat. Uit het nu gevormde kreatinine-
chloorzink wordt de kreatinine door behandeling met lood-
hydroxyde van zink en chloor bevrijd. Na afïiltreeren
wordt het heldere filtraat door HaS bevrijd van lood. In
de nu verkregen oplossing is zoowel kreatinine als kreatine
aanwezig. Om de kreatine in kreatinine om te zetten,
gaat men op de volgende wijze te werk:

Eerst bepaalt men colorimetrisch het gehalte aan kreatinine
en, na koken met normaal HCl, hoeveel kreatine in 5 c.c.
van bovengenoemde vloeistof is. Overeenkomstig iedere
4 gram van het kreatinine- en kreatinemengsel, worden
50 c.c. normaal HgSO^ aan de oplossing toegevoegd; de
oplossing wordt ingedampt tot het volumen der vloeistof
ongeveer met de hoeveelheid toegevoegd normaal zuur
overeenkomt en daarna 36—48 uur lang op het waterbad
verhit, terwijl gezorgd wordt, dat het volumen constant
blijft. Het toegevoegde H2SO4 wordt door baryumhydroxyde-
oplossing, titrimetrisch overeenkomende met het H2SO4,
verwijderd; na afiiiltreeren wordt het filtraat ingedampt,
totdat een deel van de opgeloste kreatinine uitkristalliseert.
Door 2 maal omkristalliseeren wordt de kreatinine zuiver
verkregen. Op deze manier gelukt het betrekkelijk gemak-
kelijk groote hoeveelheden zuivere kreatinine te verkrijgen.
Door een colorimetrische bepaling en door Nbepaling over-

-ocr page 83-

71

tuigden wij ons van de zuiverheid van de verkregen kreatinine.

De berekende waarde van het Ngehalte van kreatinine is
37.2 %. Wij verkregen door de bepaling volgens Kjeldahl
resp. 37.2 % en 37.19 %.

Wij losten een bekende hoeveelheid van deze kreatinine
in water op, en vonden door middel van de colorimetrische
bepahng
9.97 mgr. en 9.99 mgr. per 10 c.c. van deze op-
lossing, in plaats van
10 mgr. per 100 cc.

Bij een algemeen overzicht over de tabellen, valt dadelijk
in het oog, dat bij groot verschil van totale stikstof, ureum,
acidum uricum en ammoniak er haast geen verschil was
in de afscheiding van kreatinine bij de verschillende dieeten.

Bij mij waren gedurende de drie verschillende proefreeksen
de gemiddelde cijfers, waarbij niet meegerekend zijn de cijfers
van de dagen, waarop iets extra werd genomen en den dag
hierop, per K.G. lichaamsgewicht resp.
26.6 mgr., 26.2 mgr.
en
26.4 mgr. kreatinine; bij van Hoogenhuyze 22.7 mgr.,
23.1 mgr., 23.2 mgr. kreatinine. Dit is dus geheel in over-
eenstemming met de waarnemingen van
Folin en met
hetgeen vroeger reeds door ons gevonden was.

Laten wij nu de verschillende proefreeksen afzonderlijk
beschouwen.

Het eerste dieet van 15—24 Augustus (zie tabel I) bestond
voor mij\'uit 47.— gram eiwit, 64.— gram vet en 337.— gram
koolhydraten d.i. 28.6 calorien per K.G. lichaamsgewicht.

Er werd alleen water gedronken en wel op dezelfde tijden
evenveel. De hoeveelheid water per dag bedroeg 1 Liter.

Zooals men ziet, schommelde de dagelijksche hoeveelheid
urine toch nog al. Deze schommelingen gingen echter niet
samen met schommelingen in de hoeveelheid kreatinine, doch
over het algemeen wel met veranderingen in de hoeveelheid N.

Bij dit dieet was bij mij evenmin als bij van Hoogenhuyze

-ocr page 84-

72

de afscheiding der andere N-houdende produkten bepaald.
16 Augustus waren bij vergissing de laatste 3 porties van
mijn urine weggedaan, zoodat alleen in de morgenurine
de kreatinine bepaald kon worden.

Daar de schommelingen in de kreatinine-hoeveelheid van
18—22 Augustus slechts gering waren, nam
Verploegh 22
Augustus 500 mgr. zuivere kreatine in, opgelost in water, een
deel van de hoeveelheid water, welke dagelijks genomen werd.

De gemiddelde afscheiding van 15—22 Augustus bedroeg:
2.040 gram (max. 2.127, min 1.975 gr.).

De gemiddelde afscheiding v^an de geheele proefreeks,
uitgezonderd den dag, waarop kreatine genomen werd,
en den dag daarop bedroeg:

2.024 gram (max. 2.127, min. 1.927 gr.).

De hoeveelheid op den dag, waarop de kreatine genomen
werd, en den dag daarop, bedroeg resp.:

1.993 gram en 1.984 gram,

zoodat zeker de kreatinine-afscheiding geen invloed had
ondervonden. Kreatine werd niet gevonden. Of de N-
afscheiding verandering had ondergaan, kan niet gezegd
worden, daar hierbij steeds vrij groote schommelingen
bestonden.

Het eerste dieet voor van Hoogenhuyze (zie tabel I)
bestond uit 47.— gram eiwit, 98.— gram vet en 337.— gram
koolhydraten, d.i. 30.9 calorien per K.G. lichaamsgewicht.
Ook hier waren, niettegenstaande iederen dag evenveel
water gedronken werd (1 Liter) schommelingen in de hoe-
veelheden urine te zien, zonder dat deze samengingen met
de hoeveelheden kreatine.

Gedurende de eerste 3 dagen van deze reeks werd in de
urine kreatine gevonden, later niet meer. Daar 15 en 16
Augustus bijna evenveel kreatinine w^erd afgescheiden, n.1.
1.872 gram en 1.865 gram (gem. 1.869 gr.)

-ocr page 85-

73

werd 17 Augustus 500 mgr. kreatine genomen, opgelost
in een deel van de dagelijksche hoeveelheid water. Op
dien dag bedroeg de hoeveelheid afgescheiden kreatinine:
1.914 gram, waarvan 28 mgr. kreatine (als kreatinine
berekend),

en den dag daarop 1.935 gram, zonder kreatine.

Hoewel niet veel, is hier toch ongetwijfeld vermeerdering
te zien. Op den dag zelf waren de hoeveelheden van de
2de en 3de portie grooter, op den dag daarop die van de
2de, 3de, en 4de portie, dan de gelijknamige porties op de
andere dagen. Deze vermeerderingen werden echter niet
door verminderingen in de andere porties van denzelfden
dag opgeheven.

Het algemeen gemiddelde van de geheele proefreeks,
behalve de dagen, waarop kreatine of kreatinine genomen
werd en één dag daarna, bedroeg:

1.826 gram (max. 1.872, min., 1.774 gr.)

Hiermede vergeleken kan dus ook tot vermeerdering
van de kreatinine, en wel vnl. als kreatinine, besloten worden
op den dag van het nemen van kreatine en een dag daarop.

Door de schommelingen in de Nafscheiding kunnen wij
niet nagaan, of door het nemen van kreatine invloed hierop
is uitgeoefend.

22 Augustus werd om 12J uur 355 mgr. kreatinine, in
water opgelost, genomen. Het gemiddelde van de dagen
daarvoor (19—21 Augustus) bedroeg:

1.818 gram (max. 1.841, min 1.800 gr.).

Op 22 Augustus bedroeg de hoeveelheid 2.105 gram,
den dag daarna 1.820 gram.

Er was dus terug gevonden 287 mgr, kreatinine d,i. ± 80 %
van de ingenomen hoeveelheid.

Uit de porties zien wij tevens, dat het grootste deel van de
ingenomen kreatinine reeds afgescheiden werd binnen 4| uur.

É

-ocr page 86-

74

Gaan we de hierbij verkregen resultaten na, dan blijkt,
dat bij mij, na het nemen van kreatine geen verandering in
de afscheiding van de kreatinine is gekomen, noch kreatine
In de urine is gevonden; daarentegen is bij
van Hoogenhuyze
wel vermeerdering in de afscheiding van kreatinine te zien.
Bovendien was er op den dag van het innemen van kreatine
in de urine kreatine aan te toonen, maar, daar ook de beide
vorige dagen kreatine in de urine aanwezig was, is het niet
uit te maken, of een deel van de ingenomen kreatine als
zoodanig weer te voorschijn gekomen is.

Een tweede serie proeven van 26 dagen (zie tabel II)
werd nu gedaan bij een dieet, arm aan eiwit en ook, zooals
uit het afnemen van het gewicht bleek, geheel onvoldoende.
Het gewicht van
van Hoogenhuyze nam in 23 dagen
4.3 K.G. af, mijn gewicht 3.8 K.G. Vooral aan het begin
van de proefreeks deed zich het gemis aan genoeg voedsel
voelen; later echter niet meer. Het was in het begin, alsof
de geringe massa van het voedsel, waardoor een gevoel van
leegte in de maag ontstond, steeds het gevoel van honger
opwekte. Later wenden wij hier blijkbaar aan, althans
wij hadden er geen last meer van.

Het dieet bestond:

voor Veeploegh uit 25.6 gram eiwit, 65.5 gr. vet, 342
gr. koolhydraten d.i. 27.8 cal. per K.G.

voor v. Hoogenhuyze uit 25.6 gr. eiwit, 85.— gr. vet,
342 gr. koolhydraten d.i. 28.2 cal. per K.G., terwijl wij beiden
dagelijks 1 Liter water dronken.

Ook hier waren bij ons beiden schommelingen in de hoe-
veelheid urine te zien, waarmede samengingen schommelin-
gen in de hoeveelheid totale N. en ureum, maar niet in de
hoeveelheid kreatinine, acidum uricum of ammoniak.

Merkwaardig is, dat bij ons beiden gedurende een groot
aantal dagen kreatine in de urine gevonden werd. Hiermede

-ocr page 87-

75

zijn, zooals reeds gezegd, niet bedoeld de hoeveelheden,
kleiner dan 20 mgr. Misschien kan dit beschouwd worden
als een analogon van de proeven bij hongerende menschen.
Immers door
Benedict en door Cathcart (zie proefschrift
van Hoogenhuyze) is gevonden, dat dadelijk bij het
hongeren naast vermindering van de gepraeformeerde
kreatinine in de urine kreatine v^oorkomt. Bij ons is dus
het zoo nu en dan voorkomen van kreatine naast kreatinine
wellicht aan de te geringe hoeveelheid van het voedsel toe
te schrijven.

Het gemiddelde van de totale kreatinine d.i. gepraefor-
meerde kreatinine kreatine, bedroeg bij mij gedurende
deze proefreeks, uitgezonderd den dag, waarop iets extra
genomen werd, en den dag daarna:
1.937 gr. (max. 2.032,
min. 1.857 gr.)

Dit maximum was nog al hoog, maar het werd veroorzaakt,
doordat op
20 en 21 September zonder voor ons bekende
oorzaak, de afscheiding van de totale kreatinine tot de
hoogste van de geheele proefreeks behoorde en wel resp.
2.022 en 2.032 gram.

Telt men deze cijfers niet mede voor de berekening van
het gemiddelde, dan krijgt men een gemiddelde van 1.925
gram (max. 1.996, min. 1.857 gr.)

18 September werd 2 gram kreatine in 4 deelen genomen.
De afscheiding van de totale kreatinine bedroeg:

18 September: 1.965 gram

19 September: 1.931 gram.

Op die dagen was geen kreatine in de urine aanwezig.
Op den dag zelf was de hoeveelheid dus iets grooter dan het
totale gemiddelde, maar minder dan het maximumcijfer,
dat heeft helpen dienen het totale gemiddelde te vormen.

Het verschil met het gemiddelde van de periode vóór
dien dag
(14—17 September), dat

-ocr page 88-

76

1.921 gr. (max. 1.944, min. 1.890 gr.) bedroeg, was ook
niet groot.

Gaat men nu de porties na op den dag van het innemen
van kreatine, dan ziet men, dat de geheele kleine vermeerde-
ring school in een vermeerdering van de derde portie.

Twee dagen na het innemen van kreatine, zien we plotseling
kreatine in de urine verschijnen en den dag daarop nog meer.
Op deze twee dagen werden de zooeven genoemde hooge
hoeveelheden totale kreatinine afgescheiden.
Waar dit
aan te wijten was, durf ik niet beslissen; misschien was het
nog een gevolg van het nemen Van de kreatine.

22 September werd, misschien wel wat te vlug, wederom

2 gram kreatine genomen in drie gedeelten. Op dien dag
was de afscheiding zeer laag, n.1. slechts

1.880 gr., waarvan 43 mgr. kreatine;
den dag daarop was de hoeveelheid nog beneden het
algemeene gemiddelde, n.1.

1.904 gr., waarbij geen kreatine.

Hierna werd van 24—27 September een wisselende
hoeveelheid kreatine in de urine gevonden, 28 September
geen kreatine.

De gemiddelde afscheiding van 24 tot en met 28 September
bedroeg:

1.952 gr. (max. 1.996, min. 1.879 gr.) en van 1 October
tot en met 3 October:

1.911 gr. (max. 1.983, min. 1.868 gr.)

29 September werd voor de derde maal 2 gr. kreatine in

3 gedeelten genomen. De afscheiding bedroeg dien dag
1.989 gr., waarbij 152 mgr. kreatine; den dag daarop werd
de afscheiding nog hooger n.1. 2.061 gr., waarbij 111 mgr.
kreatine. Op dezen laatsten dag was vnl. de hoeveelheid
van de vierde portie hoog.

Dit is het hoogste cijfer van de geheele proefreeks, zoodat

-ocr page 89-

77

men hierbij wel degelijk aan vermeerdering zon denken
en wel een vermeerdering, veroorzaakt zoowel door kreatine
als door kreatinine.

In het algemeen schommelden in deze reeks de hoeveelhe-
den kreatinine nog al; ze waren tenminste lang niet zoo
regelmatig als in de andere proefreeksen bij voldoende dieet.
Of de andere Nhondende produkten invloed ondervonden
hebben door het nemen van kreatine, kan niet uitgemaakt
worden, daar ook hierbij nog al schommelingen te vinden
waren. Tot N-evenwicht kwam het niet; evenmin bij
van
Hoogenhuyze, alhoewel bij hem de schommelingen veel
geringer waren.

Het gemiddelde van de totale kreatinine-afscheidingen
bij
van Hoogenhuyze, de dagen uitgezonderd, waarop het
een of ander extra genomen werd, bedroeg:
1.831 gram (max. 1.888, min. 1.776 gr.)

18 September werd 2 gram kreatine in 4 deelen genomen.
De afscheiding bedroeg dien dag

1.870 gram, waarbij 68 mgr. kreatine, dus iets meer dan
het algemeen gemiddelde.

19 September was de afscheiding:
1.780 gram, waarbij geen kreatine.

Het gemiddelde in de periode van 14 tot en met 17 Sep-
tember bedroeg:

1.830 gr. (max. 1.856, min 1.806 gr.)

Twee dagen na het innemen van kreatine werd evenals
bij mij de afscheiding hoog, n.1.:

1.872 gr., echter zonder aanwezigheid van kreatine.

Of hier eenzelfde oorzaak als bij mij de vermeerdering
heeft teweeg gebracht, is niet te beslissen.

22 September werd weder 2 gram kreatine, in 3 gedeelten
genomen. Nu bedroeg de hoeveelheid:

1.845 gr., waaronder 94 mgr. kreatine, terwijl de

-ocr page 90-

78

afscheiding in de voorperiode bedroeg (20 en 21 Sept.):
1.824 gr. (max. 1.872, min 1.776 gr.), dus een zeer
geringe vermeerdering, waarbij het maximum van de voor-
periode nog niet bereikt wordt.

23 September was de afscheiding weder lager, n.1.:
1.790 gr., zonder aanwezigheid van kreatine,

24 September werd de afscheiding zeer hoog, n.1.:
1.880 gr., waarbij zelfs 116 mgr. kreatine.

Den dag daarop werd de hoeveelheid weder klein, n.L:
1.780 gr., zonder kreatine, om dan te stijgen op 26 Sept.
1.867 gr., met 47 mgr. kreatine, daarna te dalen tot
1.806 gr, en ten slotte weder te stijgen op
1.888 gr,, terwijl op de beide laatste dagen, geen kreatine
aanwezig was.

Het zou heel goed kunnen zijn, dat dit voorkomen van
kreatine nog steeds een gevolg zou zijn van het innemen
van kreatine. Opmerkelijk is immers, dat ook bij mij een
dergelijke afscheiding plaats vond.

29 September werd voor de derde maal 2 gram kreatine
in 3 gedeelten genomen.

Op dien dag bedroeg de afscheiding:

1.865 gr., met 60 mgr. kreatine en op 30 Sept.
1.972 gr., met 108 mgr. kreatine; in het laatste geval
dus de grootste hoeveelheid van de geheele proefreeks.
Hier werd dus een gedeelte van de ingenomen kreatine als
kreatine teruggevonden.

In de periode hierna (1—3 October) bedroeg de gemiddelde
afscheiding:

1.831 gram (max. 1.886, min. 1.797 gr.)

Vatten we de resultaten van deze 2 proefreeksen samen,
dan vinden wij dus in de 6 gevallen 2 keer een duidelijke
vermeerdering tengevolge van de afscheiding van kreatine.

-ocr page 91-

79

in 3 gevallen een twijfelachtige vermeerdering en in 1 geval
geen vermeerdering.

In ieder geval is de vermeerdering slechts zeer gering,
want de 2 eerste keeren bedraagt ze slechts in de 2 dagen
van vermeerdering samen resp. bij mij
174 mgr. kreatinine,
waarvan 162 mgr. kreatine (als kreatinine berekend) bij
v. Hoogenhuyze 175 mgr. kreatinine, waaronder 168 mgr.
kreatine, boven het algemeen gemiddelde, in plaats van de
ingenomen
2 gram kreatine, overeenkomende met 1.725 gr.
kreatinine.

De derde reeks van proeven, welke 74 dagen duurde (zie
tabel III) werd gedaan bij een dieet met voldoende eiwit.
Het bestond uit:

eiwit vet koolhydraten
voor
Vebploegh van 10-27 Jan. 79.9 gr. 98.4 gr. 308.5 gr. d.i. 33.3 cal. p. Kg.

van 27 Jan.-23 Maart. 92.1 gr. 109.1 gr. 309. gr. d.i. 35.6 cal. p. Kg.
v.
Hoogenhtjyze van 10-27 Jan. 79.9 gr. 115.4 gr. 308.5 gr. d.i. 32.6 cal. p. Kg.
van
27 Jan.-23 Maart. 92.1 gr. 126.1 gr. 309. gr. d.i. 35.2 cal. p. Kg.

Daar na 17 dagen bij ons beiden het gewicht afnam,
werd de hoeveelheid eiwit vermeerderd.

Hierna steeg bij ons beiden het gewicht weer, om dan vrij
constant te blijven.

Van Hoogenhuyze dronk dagelijks 1300 cc. water en door
mij werd 1200 cc. water dagelijks gedronken.

Dit dieet werd gedurende 74 dagen gevolgd, wat zonder
eenige moeielijkheid geschiedde. Wel was het niet altijd
even aangenaam, om met of zonder eetlust toch evenveel te
moeten gebruiken zonder eenige afwisseling, en zonder eenigen
prikkel, maar toch werd het dieet steeds goed verdragen.
De ontlasting was, evenals bij de vorige dieten, steeds ge-
regeld en normaal.

In deze proefreeks was noch bij v. Hoogenhuyze, noch bij
mij kreatine in de urine aanwezig.

-ocr page 92-

80

Bij mij bedroeg het algemeen gemiddelde van 46 dagen
van de geheele proefreeks:

1.965 gr. (max. 2.092, min. 1.823 gr.)

22 Januari nam Verploegh 2 gram kreatine in 3 gedeelten.
In de periode daarvoor (van 10—21 Jan.) was de gemiddelde
afscheiding 2.025 gr. (max. 2.092, min. 1.965 gr.) Hierbij zijn
niet meegerekend de cijfers op 14, 15 en 16 Januari, daar
ik mij die dagen niet geheel wel gevoelde. Ik was duizelig,
misselijk en had hoofdpijn, doch geen temperatuursverhoo-
ging. Misschien, dat hieraan het hooge cijfer 2,118 gram
moet toegeschreven worden.

17 Januari voelde ik mij weder normaal.

22 Januari bedroeg de afscheiding:

2.369 gram, zonder aanwezigheid van kreatine, een
enorme vermeerdering dus, v.n.1. schuilende in de derde portie.

23 Januari was de afscheiding 2.056 gram.

In de periode hierna (24—29 Jan.) bedroeg de gemiddelde
afscheiding 1.982 gr. (max. 2.043, min 1.887 gr.)

Het is wel opmerkelijk, dat op den dag van het nemen
van kreatine alle N-houdendeprodukten in veel hoogere
mate afgescheiden werden. Wat hiervan de oorzaak is, weten
wij niet. Vandaar, dat ook niet vast aangenomen mag
worden, dat deze vermeerdering van de kreatinine alleen
door de ingenomen kreatine is veroorzaakt.

27 Januari werden, zooals gezegd, bij het dieet nog 2 eieren
genomen en dit tot het laatste toe voortgezet, Na dien tijd
worden de cijfers van de kreatinine-afscheiding iets lager.

30 Januari nam Verploegh wederom 2 gram kreatine in
3 gedeelten in.

De gemiddelde afscheiding van de voorperiode (24—29 Jan,)
bedroeg:

1.982 gram (max, 2.043, min. 1.887 gr.)

-ocr page 93-

81

De afscheidingen van 30 en 31 Januari bedroegen resp:
1.995 gram en 1.971 gram.

De afscheiding in de periode hierna (van 1—9 Febr.) bedroeg
gemiddeld:

1.945 gr. (max. 2.032, min. 1.823 gr.)

Van vermeerdering kan dus niet gesproken worden.
10 Februari werd voor de derde maal 2 gr. kreatine genomen.
De gemiddelde afscheiding in de voorperiode (1—9 Febr.)
was: 1.945 gr. (max. 2.032, min. 1.823 gr.)

De afscheidingen op 10 en 11 Februari bedroegen resp.:
1.941 gr. en 2.044 gr. ;

dus meer dan het gemiddelde en meer dan het maximum
in de voorperiode, ook meer dan het algemeen gemiddelde
van 1.965 gr. Met deze vermeerdering ging niet, zooals
op 22 Januari, eene vermeerdering van andere N-houdende
produkten gepaard.

De gemiddelde afscheiding in de periode hierna (12—15
Febr.) bedroeg:

1.950 gr. (max. 2.003, min. 1.871 gr.)

Of de totale N verandering ondergaan heeft door het nemen
van kreatine is niet uit te maken, daar 2 gram kreatine
0.64 gr. N bevatten en de dagelijksche schommelingen in de
N afscheiding soms meer dan 1 gr. bedroegen.

Bij van Hoogenhuyze bedroeg de gemiddelde afscheiding
van de 41 ,,normale" dagen:

1.851 gr. (max. 1.957, min. 1.793 gr.)

17 Januari werd 2 gram kreatine ingenomen met het ge-
volg, dat de afscheiding van dien dag bedroeg:

2.114 gr., waarbij 182 mgr. kreatine, en 18 Januari
1.995 gr., zonder kreatine.

In de voorperiode (10—16 Jan.) was de gemiddelde
afscheiding:

1.939 gr. (max. 1.957, min. 1.894 gr.)

-ocr page 94-

82

Ongetwijfeld was dus een deel van de ingenomen kreatine
als kreatine in de urine verschenen.

De periode van 19 tot en met 23 Januari moet buiten
beschouwing gelaten worden, daar
van Hoogenhuyze
gedurende dien tijd ziek is geweest. In het proefschrift van
van Hoogenhuyze zal deze periode nader behandeld worden.

Van 27 Januari af werd ook bij van Hoogenhuyze het
dieet vermeerderd met 2 eieren

30 Januari werd door van Hoogenhuyze weder 2 gr.
kreatine genomen. De gemiddelde afscheiding der voorperiode
(24—29 Jan.) bedroeg:

1.857 gr. (max 1.885, min. 1.820 gr.) en in denaperiode
(1—5 Febr.)
1.830 gr. (max. 1.853, min. 1.791 gr.).

De afscheiding op 30 Jan. bedroeg 1.882 gr,, 31 Jan, 1.847
gr. Er was dus op den dag zelf iets meer dan het gemiddelde
van de voorperiode en het algemeen gemiddelde, maar toch
minder dan het maximum in de voorperiode.

6 Februari werd voor de derde maal 2 gram kreatine ge-
nomen met het resultaat, dat de afscheidingen op 6 en 7
Februari bedroegen resp:

1.908 gr. en 1.846 gr., tegen een gemiddelde afscheiding in
de voorperiode (1—5 Febr.) van 1.830 gr. (max. 1,853, min.
1.791 gr.) en in de naperiode (8—9 Febr.)
1.847 gr. (max.
1.866, min. 1.827 gr.)

In dit geval was de vermeerdering, hoewel nog niet be-
langrijk, toch iets grooter dan de vorige keer. De vermeer-
dering school in de 3 laatste porties van 6 Februari.

We hebben dus bij de 6 gevallen gedurende deze twee
proefreeksen gevonden:

in 1 geval vermeerdering van de kreatinine, zonder aan-
wezigheid van kreatine,

in. I geval vermeerdering van de kreatinine, door de
aanwezigheid van kreatine,

-ocr page 95-

83

in 1 geval vermeerdering van kreatinine, misschien niet een
gevolg van het nemen van kreatine,

in 2 gevallen een twijfelachtige vermeerdering,

in 1 geval geen vermeerdering van de kreatinine.

Alhoewel bij vroegere proeven bij ons zelf gebleken was,
dat na het innemen van kreatinine ruim 80 % als kreatinine
in de urine weder verscheen, hebben wij beiden toch nog
eens ter vergelijking gedurende deze laatste proefreeks
kreatinine ingenomen.

Door mij werd 29 Februari 500 mgr. kreatinine in 3 deelen
ingenomen.

De gemiddelde afscheiding van de voorperiode (23—28
Febr.) bedroeg:

1.957 gr., (max. 1.992, min. 1.900 gr.)

De afscheidingen op 29 Februari en 1 Maart bedroegen resp.:
2.356 gr. en 2.004 gr. kreatinine, zoodat op die 2 dagen
samen een vermeerdering van 89 % boven het gemiddelde
verkregen werd. De vermeerdering op 29 Februari school
vnl. in de derde en vierde portie.

Van Hoogenhuyze nam 10 Februari 500 mgr. kreatinine in
2 gedeelten om 4 uur en 8 uur. De afscheidingen op 10 en 11
Februari bedroegen resp.: 2.224 gr. en 1.852 gr.

Het gemiddelde van de voorperiode (8—9 Febr.) was:
1.847 gr. (max. 1.866, min. 1.827 gr.)

De hoeveelheid teruggevonden kreatinine was dus 380 mgr.
d.i. 76%.

De vermeerdering was reeds in de 2e portie begonnen, ter-
wijl de grootste vermeerdering in de 3de en 4de te vinden was.
De cijfers, in deze gevallen gevonden, komen dus overeen
met onze vroegere bevindingen.

Uit onze proeven met het innemen van kreatine blijkt wel,
dat wij niet geheel hetzelfde als
Folin vinden. Deze had

-ocr page 96-

84

immers bij zijne proefpersonen bij een eiwit-arm dieet
in bet geheel geen invloed gevonden van het toedienen van
kreatine op de afscheiding Van kreatinine. Zelfs na het geven
van 5 gram kreatine kwam niets hiervan terug in de urine,
noch als kreatine, noch als kreatinine. Eerst na het geven
van 6 gram kreatine, kwam 1 gram kreatine als zoodanig in
de urine terug.

Bij een eiwit-rijk dieet kwam wel een deel van de kreatine
als zoodanig in de urine terug, alhoewel slechts gering.

In de afscheiding van de overige N houdende produkten
werd geen verandering gevonden.

Vandaar zijn besluit, dat kreatine als voedsel dient en
nooit in kreatinine omgezet wordt in het lichaam.

Wij daarentegen kunnen zoowel bij een eiwit-arm als bij
een eiwit-rijk dieet een deel, al is dit klein, van slechts 2
gram kreatine terugvinden en wel dan weer eens als kreatine,
dan als kreatinine.

In de eerste plaats geloof ik dus, dat kreatine wel degelijk
door het lichaam omgezet kan worden in kreatinine en in dat
geval althans grootendeels als zoodanig in de urine afgeschei-
den wordt; in de tweede plaats is bij onze proeven niet
gebleken, dat de ingenomen kreatine achtergehouden wordt
in het lichaam, want bij ons kan uit de cijfers volstrekt niet
nagegaan worden, of niet één der N houdende produkten
vermeerdering ondergaan heeft. Immers 2 gram kreatine
bevatten slechts 0.64 gram N en schommelingen van deze
grootte hadden bij ons steeds plaats.

Ook schijnen mij de door Eolin medegedeelde cijfers niet-
afdoende te bewijzen, dat van de bij eiwit-arm dieet in-
genomen kreatine in het geheel geen stikstof in de urine
verscheen. Volgens Tabel 3 b.v. i) werd op den dag, waarop

1. O. pag. 12.

-ocr page 97-

85

6 gram kreatine werd ingenomen van de 1.92 gram daarin
aanwezige N niet alleen 0.28 gram in kreatine maar ook
0.2 gram in ureum weergevonden. Bovendien kwam
de in deze proefreeks bemerkbare daling van de geheele
stikstofafscheiding op den dag van het innemen der kreatine
tot stilstand; daarna bleef de afscheiding nog twee dagen
ongeveer op dezelfde hoogte, om dan plotseling weer te dalen.
Het vermoeden is dus niet uitgesloten, dat de afscheiding
van stikstof, zoo al nauwelijks absoluut, toch niet onbelang-
rijk relatief verhoogd is.

Zonder twijfel wordt intusschen uit het darmkanaal op-
genomen kreatinine veel gemakkelijker en sneller door de
nieren vermjderd dan kreatine, ofschoon ook van de inge-
nomen kreatinine ongeveer ^/s verdwijnt en dus waarschijnlijk
verder ontleed wordt.

In de tweede plaats hebben wij enkele van de proeven van
Gottlieb en Stangassinger herhaald, omtrent de fermen-
tatieve omzetting van kreatine in kreatinine en de verdere
■ontleding van beide stoffen.

In urine hebben wij geen overgang van kreatine in het
anhydride kunnen aantoonen.

Bij urine met een bekend gehalte aan kreatine en kreatinine
werd een afgewogen hoeveelheid zuivere kreatine gevoegd,
toluol er bij gedaan, deze urine in een broedstoof van 37°
gezet, en na 24 uur, nog eens onderzocht, zoowel direct als
na koken met de dubbele hoeveelheid HCl.

Wij hebben gemeend, dat het niet noodig was, de urine
langer dan 24 uur in de stoof te laten, daar, wanneer er
fermentwerking bestaat, deze dan reeds merkbaar moet zijn.

De verkregen cijfers zijn hiernevens vermeld.

-ocr page 98-

Hoe-
veel-
heid
gebr.
urine ec

I.

Acidit.
. n
10
Na OH.

II

Hoeve*
toegev
krea

in mgr.

ïlheid
aegde
tine

in mgr.
krnn.

III.

Terstond i
onderzocht j

vóór j na !
koken : koken
1

Na 24 u.
toevo
van

vóór
koken

1.

zonder
eging
krn.

na
koken

V.

Na 24 u. na
toevoeging
i
van krn. 1

vóór i na ;
koken | koken :

VI.

Volg.
berek.
moest
aanw.
zijn.

10

3.1

20

17.25

29.7

29.7

1 29.68

29.69

29.4

32.9

33.12

10

2.8

20

17.25

22.1

22.1

22.1

22.08

22.1

25.75i

25.55

10

4.2

13.3

11.47

31.64

33.75

31.62

33.74

31.64

35.8

36.04

10

2.—

24.9

21.48

20.66

20.65

. 20.64

20.65

20.64

26.12

24.96

10

1.1

20.2

17.43

14.92

14.91

14.92

14.93

14.62

18.55;

18.4

10

1.6

18.2

15.70

17.59

17.58

; 17.58

17.57

17.23

20.08

20.73

10

1.2

20

17.25

15.17

15.52i 15.18

15.52

15.18

18.21

18.96

10

1.4

20

17.25

13.52

13.90

! 13.51

13.91

13.50

16.54

17.35

10

1.6

19.7

16.99

17.53

18.99

17.53

19.—

17.20

22.18

22.39

10

1.3

22.2

19.15

12.73

13.16

12.74

13.15

12.72

17.71

16.99

10

2.6

10.7

9.23

27.22

28.91

27.20

28.90

26.14

30.49

30.75

10

2.8

17.1

14.75

24.50

25.91

1 24.49

25.91

24.51

28.87

; 28.86

10

1.7

24.4

21.05

20.45

20.46

20.44

20.46

20.17

24.48

24.66

10

2.1

16.8

14.49

19.90

19.90

19.89

19.91

19.90

22.40

22.80

10

0.8

20

17.25

11.30

11.291 11.29

11.30

11.31

14.24

14.74

10

1.1

20.5

17.68

12.76

12.751 12.76

12.76

12.75

16.31

16.29

10

0.9

16.6

14.32

13.97

13.98

j 13.98

13.98

13.64

17.—

16.83

10

1.8

16.9

14.58

18.66

18.65 18.64

18.65

17.90

20.58

21.58

10

3.—

27.—

23.29

29.24

30.68

29.23

30.66

29.24

35.27

35.34

10

1.6

16.—

13.8

15.43

15.98

15.42

15.98

15.44

17.86

18.74

10

3.3

20.4

17.60

37.16

37.20

1 37.17

37.16

36.90

40.72

40.67

10

1.5

14.4

12.42

16.74

16.73

16.73

16.73

16.56

19.07

19.22

10

1.1

16.9

14.58

14.41

15.—

14.40

15.—

13.85

17.89

17.91

10

1.5

19.9

17.16

18.04

18.03

18.03

18.04

18.02

21.36 21.47

10

1.—

18.8

16.22

12.78

13.04

12.77

13.03

11.72

15.73

16.28

10

1.7

15.6

13.45

23.38

23.38

23.37

23.38

22.27

26.04

26.06

10

2.2

21.2

18.29

16.70

16.71

16.68

16.70

16.10

20.05

20.36

10

2.6

18.1

15.6

19.66

19.66

19.64

19.67

18.47

22.10

22.78

10

3.1

14.7

12.68

15.—

15.—

14.98

15.01

15.—

17.57

17.63

10

1.8

21.9

18.90

7.61

8.13

7.60

8.12

7.60

11.90

11.91

10

2.0

34.8

30.00

6.92

7.09

6.90

7.09

6.85

13.10

13.09

10

3.3

25.—

21.60

7.61

8.34

7.60

8.33

7.56

12.76

12.66

10

1.6

24.5

21.10

5.41

5.73

5.42

5.71

5.37

9.82

9.95

10

3.6

15.7

13.54

11.42

11.91

11.44

11.91

11.01

14.55

14.62

10

2.—

24.8

21.4

6.89

7.24

6.87

7.23

6.75

11.62

11.52

10

4.6

18.9

16.3

12.88

14.06

12.86

14.06

12.61

16.81

17.32

10

3.9

21.1

18.2

11.81

12.73

11.82

12.73

11.52

16.12

16.37

-ocr page 99-

87

Telkens werden 2 porties ieder van 50 cc., waarvan de
aciditeit in 10 cc. bepaald was (eerste kolom), m bewerking
genomen. Aan één daarvan werd een afgewogen hoeveelheid
zuivere kreatine toegevoegd (kolom II, waarin ook de daar-
aan beantwoordende hoeveelheid kreatinine wordt vermeld).
Van de onveranderde urine werd het gehalte aan kreatinine
en kreatine terstond bepaald (3de kolom). Nu werden beide
porties in de stoof gebracht en na 24 uren onderzocht, waar-
voor telkens 5 cc, gebruikt werd. De waarden in de vijfde
kolom geven aan, hoeveel kreatinine vóór en na het koken
met normaal zoutzuur, op 10 cc, berekend, gevonden werd,
terwijl uit de zesde kolom blijkt, hoeveel er in het geheel
gevonden moest zijn, indien er niets verloren was gegaan.

Uit de cijfers blijkt dat nooit door ons gevonden werd
omzetting van kreatine in kreatinine. Wel werd in 5
gevallen (met vette letters gedrukt) het tegenovergestelde
gevonden, n.l. omzetting van kreatinine in kreatine; ten
minste na 24 uur werd bij direkte bepaling minder kreatinine
in 10 cc. gevonden, welke vermindering na koken met HCl
voor het grootste deel weer was verdwenen. Ook werd meer-
malen een kleine vermindering na koken gevonden ver-
geleken met de berekende waarde, maar over het algemeen
zijn deze verminderingen zoo gering, dat ze heel goed aan
bepalingsfouten kunnen toegeschreven worden, vooral daar
ook wel na het koken van de urine na 24 uur meer gevonden
werd, dan volgens de berekening zou moeten gevonden
worden.

Daarna hebben wij ook eenige proeven over ferment-
werking genomen bij orgaanextracten. Op de volgende
manier gingen wij daarbij te werk:

Organen, lever, milt of nier, werden direkt na het dooden
uit het dier (konijn) genomen, en gewogen. Daarna werden
ze in een mortier met zand, 0.9 % NaCl en een weinig totuol

-ocr page 100-

88

gewreven tot een gelijkmatig, fijn verdeelde massa. Nadat
deze hoeveelheid een half uur bij kamertemperatuur gestaan
had, werd gecentrifugeerd. De afgeschonken vloeistof werd
met 0.9 % NaCl en een weinig toluol aangevuld tot een bepaald
volumen, en dit in 2 gelijke deelen gesplitst.

In de verschillende gevallen werd bij het eene deel zuivere
kreatine, bij het andere deel zuivere kreatinine of niets
toegevoegd. De vloeistoffen werden in cylindergiazen ge-
schonken en deze, na sluiting met een kurken stop, in een
stoof op een temperatuur van 37° C weggezet.

Wij overtuigden ons, dat zich in geen der gevallen, zelfs
niet na längeren tijd rottingsverschijnselen in de vloeistoffen
vertoonden.

In de extracten werd zoowel de kreatine als de kreatinine
bepaald, eerst vóórdat ze in de stoof waren gezet en dan
telkens na bepaalden tijd.

Voor de bepaling van de kreatinine werden 10 cc. van het
extrakt gebruikt; deze hoeveelheid werd met water op 70 cc.
gebracht, zwak zuur gemaakt, gekookt en afgefiltreerd; 65 cc.
van dit filtraat werden op het waterbad ingedampt tot een
volumen van 5 cc. en hiervan de colorimetrische bepaling
gedaan.

Voor de bepaling van de kreatine werden 10 cc. van het
extrakt met 20 cc. normaal HCl in de autoclaaf op 117° C
gedurende een half uur verhit. Daarna werd na afkoeling
het Volumen weer gemeten, afgefiltreerd en 25 cc. van het
filtraat voor de coloumetrische bepaling gebruikt.

Uit de hier volgende cijfers blijkt wel, dat steeds een deel
van de kreatine in kreatinine omgezet is. Tevens werd in de
eerste dagen bij het leverextrakt na koken met normaal
HCl meestal meer kreatinine gevonden, dan er bij was gedaan.
Bij de nierextrakten heeft echter steeds verlies plaats gehad.

Ook werd steeds in het extrakt, waarbij niets bijgevoegd

-ocr page 101-

89

was, een positieve reactie gevonden, maar tocli slechts zoo
gering, dat geen aflezing kon gedaan worden.

Lever 109 gr.

Lever i

37 gr.

10 c c m.
Extract.

10 c c m. extract
5 mgr. Krn.
(4.314mg.Krnn.)

10 c c m.
Extract.

10 ccm. extract
5 mgr, Krn.
(4.314 mgrKrnn.)

ter- 1
stond Î

na
koken

ter-
stond

i na
koken

ter-
stond

na
koken

ter- i

stond

na
koken

reac

tie

reac

tie

terstond

4.320

?

?

4.310

na 22 u.

1.707

4.935

-f

1.051

3.738

na 46 u.

1.178

2.218

4.755

1.001

4.353

na 70 u.

2.506

4.830

1.769

4.497

na 94 u.

1.470

4.800

1.996

4.245

na 118 u.

1.280

4.020

1.460

4.830

na 142 u.

1.045

4.020

1.654

4.419

10 c c m. extract
5 mgr. Krn.
(4314nigrKrnii.)

Nier 40 gr.

10 c c m.
Extract.

ter-
stond

ter-
stond

na
koken

na
koken

Mer 17 gr.

50 c c m. extract
25 mgr. Krn.
\'21.57mgrKmn.)
10 c c m extract,
ter-
stond

•50 c c m. extract
25 mgr. Krnn.
10 com. extract
ter- I na
stond koken

na
koken

reac

tie

terstond
na 22 u.
na 46 u.
na 70 u.
na 94 u.
na 118 u.

1.061
0.793
0.793
1.061
1.413

4.227

4.227
4.226

4.228

20.25

18.99

4.154

17.84

20.69

21.54

4.846

18. OS

Milt 2 gr.

50 cc m. extract
25 mgr. krn.
(21.-57 mgr Krnn)
10 ccm. extract
ter-
stond

50 com. extract
25 mgr Krnn.
10 c c m. extract

ter-
stond

na
koken

na
koken

na 17 u.
na 89 u.

21.53
23.25

21.09
20.95

3.945
6.480

17.74
18.03

-ocr page 102-

90

Mellanby is van meening, dat de omzetting van kreatine
in kreatinine veroorzaakt werd bij de bewerking.

Evenwel zijn de door ons gevonden verschillen te groot,
dan dat die op de door
Mellanby onderstelde wijze verklaard
zouden kunnen worden.

Er zijn dus, naar ik meen, voor het oogenblik geen af-
doende gronden tegen de opvatting, dat kreatine ontstaat
als een stofwisselingsprodukt, voor een deel verder ontleed
en voor een ander deel, in het bijzonder in de lever, in krea-
tinine omgezet wordt, terwijl dan de laatst genoemde stof
slechts moeilijk in het lichaam ontleed en grootendeels door
de nieren afgescheiden wordt. Dan is er ook geen reden om
niet uit veranderingen van de afscheiding van de kreatinine
een en ander omtrent de stofwisseling af te leiden, evenmin
als er bezwaar gemaakt wordt tegen het trekken van besluiten
omtrent de purinestofïen in het lichaam uit de afscheiding
van acidum uricum, een stof, waarvan de hoeveelheid in de
urine eveneens niet alleen van de produktie, maar ook van
de verdere ontleding in het lichaam afhangt.

Het scheen ons derhalve niet doelloos te onderzoeken, of
een verandering in de afscheiding van kreatinine, tengevolge
van opzettelijke wijziging van de levensverrichtingen, hetzij
in opwekkenden, hetzij in deprimeerenden zin, al dan niet
kon worden waargenomen.

Wij hebben daartoe gebruik gemaakt van drieërlei middelen
alkohol, sirupus colae compositus en volstrekte rust onder
het gebruik van broomkalium.

Ik laat hier de mededeeling der uitkomsten volgen.

Gedurende proefreeks 2 (zie tabel 2 V) dronk ik, na 23
dagen reeds het eiwit-arme, onvoldoende dieet gevolgd te
hebben, op 4 October 50 cc. Hulstkamp jenever, en wel om
12 u., 2 u., 3 u., 4u., 5 u. telkens 10 cc.

Wanneer wij aannemen, dat Hulstkampjenever 40%

-ocr page 103-

91

alkohol bevat, dan is door mij 20 gr, alkohol genomen.

De afscheiding op dien dag bedroeg: 2.013 gram kreatinine,
waaronder 107 mgr. kreatine, tegen een gemiddelde afschei-
ding in de periode daarvóór (1—3 October) van

1.911 gram (max, 1,983, min 1.868 gr.) en een totaal ge-
middelde van 1.925 gram (max. 1.996, min 1,875 gr,)

Ongetwijfeld is hier dus vermeerdering te constateeren,
al is die vermeerdering voornamelijk veroorzaakt door
het verschijnen van kreatine in de urine.

Bij van Hoogenhuyze, die eveneens gedurende proefreeks
2 (zie
v, H, tabel 2) bij het eiwit-arme en onvoldoende dieet,
dat reeds 23 dagen gevolgd was, een zelfde hoeveelheid
alkohol als ik nam op 4 October, bedroeg de afscheiding op
den dag zelf

1.846 gram kreatinine, waarbij 71 mgr, kreatine, tegen
een gemiddelde in de voorperiode (1—3 October) van

1,831 gram (max. 1.886, min. 1.797 gr.) en een totaal
gemiddelde van 1.831 gram (max. 1.888, min, 1,776 gr.)

Hier was dus slechts een zeer geringe] vermeerdering boven
het gemiddelde. De afscheiding bleef echter beneden het
maximum.

Van de afscheiding van de totale stikstof kan opgemerkt
worden, dat bij mij op den dag zelf van het nemen van
alkohol en den dag daarop de afscheiding bijzonder laag
was, de laagste van de geheele proefreeks, om 2 dagen later
weer hooger te worden. Ook de hoeveelheid urine was
bijzonder klein.

Bij van Hoogenhuyze bleef de N-afscheiding wel binnen
de grenzen van de schommelingen gedurende de geheele
proefreeks, maar behoorde tot de laagste.

Deze zelfde proeven werden herhaald bij het dieet met
voldoende eiwit, maar nu werd 100 cc. Hulstkamp (40 grm
alkohol) genomen.

-ocr page 104-

92

16 Januari nam ik om 12 u. 30 cc., om 2 u. 40 cc., omöu,
30 cc. Hulstkamp. De afscheiding op dien dag bedroeg:

2.052 gram, tegen een gemiddelde in de voorperiode
(12—15 Febr.) van

1.950 gram (max. 2.003, min. 1.871 gr.) en in de naperiode
(18—19 Febr.) van

1.971 gram (max. 1.975, min. 1.966 gr.) en een totaal gem.
van 1.965 gram (max. 2.092, min. 1.823 gr.)

We hebben hier dus een flinke vermeerdering van de
hoeveelheid kreatinine in de urine. Deze vermeerdering
was vnl. in de derde portie te zien.

9 Maart nam ik 200 cc. Hulstkamp (80 grm alkohol) en
wel om 12 u., 2 u., 4 u,, en 6 u. telkens 50 cc. De afscheiding
bedroeg op den dag zelf:

2.041 gram, .en den dag daarop
2.080 gram, tegen een afscheiding op 8 Maart van
1.968 gram, en een gemiddelde afscheiding in de naperio-
de (11—13 Maart) van

1.965 gram (max. 1.983, min. 1.950 gr.)

Hier wederom ongetwijfeld een sterke vermeerdering,
op den dag zelf in de 2de en 3de portie, den dag daarop in de
2de, 3de, en 4de portie schuilende.

20 Maart werd door mij voor de derde maal Hulstkamp
genomen en wel wederom 200 cc. De afscheiding bedroeg
op dien dag

2.003 gram, op den dag daarop
1.938 gram.

De gemiddelde afscheiding in de voorperiode (18 en 19 Mrt)

was

1.947 gram (max. 1.958, min. 1.936 gr.),

in de naperiode (22 en 23 Mrt)

1.945 gram (max. 1.958, min. 1.932 gr.).

Hoewel niet zoo groot, is hier toch vermeerdering te zien.

-ocr page 105-

93

Alle 3 keeren was dus de afscheiding van kreatinine
vermeerderd. De andere Nhoudende produkten ondergingen
geen verandering, of slechts zoo weinig, dat ze binnen de
grenzen der schommelingen bleven. Alleen den laatsten
keer was de afscheiding van de totale N zeer laag.

Van Hoogenhuyze nam 14 Februari 50 c.c. Hulstkamp.
Terwijl het gemiddelde in de voorperiode
(12 en 13 Febr.)
bedroeg 1.824 gram, (max.
1.852, min. 1.812 gr.), was de
afscheiding op den dag zelf 1.851 gram, en den dag daarop
1.881 gram.

Dus een kleine vermeerdering.

In de hoop door sterkeren prikkel de vermeerdering grooter
te doen worden, werd 16 Februari meer Hulstkamp genomen,
n.l. 100 c.c. Nu echter was de afscheiding laag, en ook
den volgenden dag was zij niet bijzonder hoog, n 1. slechts
1.853 gram.

9 Maart werd nog meer Hulstkamp genomen, n.l. 200 c.c-
De gemiddelde afscheiding in de voorperiode (5—8 Mrt)
bedroeg 1.820 gram (max.
1.832, min. 1.805 gr.) en in de
naperiode
(11—13 Mrt) 1.827 gram (max. 1.835, min 1.817

gr.)

Op den dag zelf bedroeg de afscheiding
1.822 gram,
den dag daarop 1.941 gram.

Dus nu een aanzienlijke vermeerdering op den dag, na
het nemen van alkohol, schuilende in alle vier porties.

Ten slotte werd 20 Maart voor den derden keer Hulstkamp
genomen en wel 200 c.c. De afscheiding bedroeg op dien
dag 1.899 gram.

den volgenden dag 1.817 gram, tegen een gemiddelde
afscheiding in de voorperiode
(18 en 19 Mrt) van 1.801 gram
(max.
1.806, min. 1.795 gr.) en in de naperiode (22 en 23 Mrt)
van 1.806 gram (max.
1.818, min. 1.793 gr.)

-ocr page 106-

94

Dus nu was op den dag zelf vermeerdering, in de 2de, 3de
en 4de portie scliuilende.

De afscheiding van de totale N werd den eersten keer niet
veranderd, den tweeden en den derden keer was op den dag
zelf de afscheiding laag, evenzoo de afscheiding van ureum.
De overige N-houdende producten ondergingen geen veran-
dering.

We hebben dus in de 8 gevallen van het nemen van alkohol
6 maal vermeerdering kunnen vaststellen, hetzij op den dag
zelf, hetzij op den dag daarna en 2 maal een twijfelachtige
vermeerdering.

Aangezien nu ook strychnine en Cola praeparaten de
intensiteit der levensverschijnselen kan aanzetten, hebben
we den invloed hiervan op de afscheiding van kreatinine
in de urine nagegaan. Daartoe werd het praeparaat „Sirupus
Colae compositus Heil" genomen. Dit heeft de volgende
samenstelling:

Chin. ferrocitrici 2.5 gr.

Strychnini nitrici 0.075

Extr. Colae fluidi 25.—

Natrii glycerini phosphorici 25.—
Solve leni calore in 200 sir. aurantiorum.

20 en 21 Februari nam ik van dit praeparaat telkens 20 c.c.
in 3 deelen. De afscheiding op die dagen en den dag daarop,
bedroeg resp\':

2.026 gr, 2.027 gr, en 2.028 gr, tegen een gemiddelde
afscheiding in de voorperiode (18 en 19 Febr.) van
1.971
(max. 1.975, min. 1.966 gr.) en in de naperiode (23—28
Febr.) van
1.957 (max. 1.992, min. 1.900 gr.)

Ongetwijfeld is hier dus vermeerdering vast te stellen.

14 Maart werd deze proef herhaald, maar nu gedurende
3 dagen telkens 20 c.c. sir. Colae comp. Heil genomen.

-ocr page 107-

95

De afscheiding bedroeg gedurende deze dagen en den dag
daarop

2,018 gr, 1.956 gr., 2.058 gr, 1.923 gr., tegen een gemid-
delde voorperiode
(11—13 Maart) van 1.965 gr. (max.
1.983, min 1.950 gr.) en een gemiddelde naperiode (18—19
Maart) van 1.947 gr. (max. 1.958, min 1.936 gr.)

Dus gedurende 2 van de 3 dagen van het innemen van
Sir, Colae een flinke vermeerdering.

Dezelfde hoeveelheid sirupus Colae comp. Heil werd door
van Hoogenhuyze genomen op 20 en 21 Februari. Op
die dagen en den dag daarop was de afscheiding:

1.908 gr., 1.917 gr. en 1.912 gr., tegen een gemiddelde
voorperiode
(18—19 Febr.) van 1.825 gr. (max, 1,861, min,
1.842 gram) en een gemiddelde naperiode (23—29 Februari)
van
1.833 gr. (max. 1.894, min. 1.795 gram).

We mogen hier dus wel van vermeerdering spreken.

14, 15 en 16 Maart werd deze proef herhaald. Op die dagen
en den dag daarna was de afscheiding 1.854 gr., 1.813 gr.,
1.934 gr. en 1.810 gr., tegen een gemiddelde voorperiode
(11—13 Maart) van 1.827 gr (max. 1.835, min 1.817) en een
gemiddelde naperiode
(18—19 Maart) van 1.801 gr. (max.
1.806, min 1.795 gr.)

Dus op 16 Maart een duidelijke vermeerdering.

In alle gevallen van het nemen van ,,Sirupus Colae comp.
Heil" kwam dus een duidelijke vermeerdering van de kreatinine
in de urine. Kreatine werd in geen van de gevallen gevonden.

De werking, tegengesteld aan die van alkohol, strychnine
en Cola praeparaten, n,l, het terneerdrukken van de levens-
verschijnselen, trachtten wij nu te bereiken door gedurende
absolute rust een groote dosis broomkalium in te nemen. De
proef werd zoo ingericht, dat de proefpersoon gedurende
2 dagen in bed bleef liggen, terwijl hij natuurlijk het dieet

-ocr page 108-

96

bleef volgen, en gedurende deze 2 dagen niemand meer dan
volstrekt noodzakelijk was, sprak, niets las, in één woord
zich zooveel mogelijk tot volstrekte rust dwong. Tevens
werd den eersten dag 15 gram broomkalium in 4 keer,
den tweeden dag 12 gram broomkalium in 3 keer genomen.
Het gevolg was, dat door beiden die twee dagen voor het
grootste deel slapende werden doorgebracht.

Gaan wij de cijfers van mij na, die 4 en 5 Maart deze proef
deed, dan treft het, dat den eersten dag een weinig, den twee-
den dag sterkere vermindering van de kreatinine gevonden
werd, maar den dag daarop weder een normale afscheiding.
De cijfers waren resp.:

1.875 gr., 1.831 gr., 1.949 gr., tegen een gemiddelde
voorperiode (2 en 3 Maart) van 1.924 gr. (max. 1.930, min.
1.918 gr.) en een gemiddelde naperiode (7 en 8 Maart) van
1.942 gr. (max. 1.968, min. 1.915 gr.)

Tevens was de afscheiding van de totale N verminderd
op den tweeden dag van het nemen van broomkalium
en evenzoo die van ureum, niet van de andere N-houdende
produkten.

Op den dag na het nemen van broomkalium was een hooge
afscheiding van ammoniak te vinden.

Bij van Hoogenhuyze, die 1 en 2 Maart genoemde proef
deed, vindt men nog één dag na de periode van broomkalium
een bijzonder laag cijfer. De afscheiding bedroeg resp.:
1.799 gr., 1.767 gr., 1.692 gr. tegen een gemiddelde
voorperiode (23—29 Februari.) van 1.883 gr. (max. 1.894,
min. 1.795 gr.) en een gemiddelde naperiode (4—8 Febr.)
van 1.815 gr. (max. 1.832, min. 1.793 gr.)

Bij de andere N-houdende produkten was geen verandering
te vinden, behalve een vermindering bij acidum uricum
op 3 Maart, terwijl op 1 en 2 Maart de afscheiding van
ammoniak verhoogd is.

É

-ocr page 109-

97

In beide gevallen was dus de afscheiding van kreatinine
sterk verminderd. De oorzaak van deze vermindering
mag, naar wij meenen, wel in de opzettelijk teweeg gebrachte
sterke depressie gezocht worden.

Dat de hoeveelheid eiwit in het voedsel geen invloed heeft
op de grootte van de afscheiding blijkt wel uit een overzicht
van alle tabellen, zooals reeds in het begin gezegd is (zie
pag. 5). Toch hebben dit nog eens nagegaan, door in
proefreeks 2, gedurende welke een eiwit-arm dieet gevolgd
werd, aan het einde van de proefreeks eerst 3 eieren en
den dag daarop 6 eieren extra te eten.

Bij Verploegh was het dieet 25.6 gr. eiwit, 65.5 gr. vet en 342 gr. koolhydraat;

7 October werd dit veranderd 45.7 gr. eiwit, 83 .1 gr. veten342.5 gr. koolhydraat;

8 October was het dieet 65 8 gr. eiwit, 100.7 gr. vet en 343 gr. koolhydraat;
Bij
van Hoogekhuyze 25.6 gr. eiwit, 85.— gr. veten342 gr. koolhydraat;

7 October werd dit dieet 45,7 gr. eiwit, 102.6 gr. veten342.5 gr. koolhydraat;

8 October werd dit 65.8 gr. eiwit, 120.2 gr. veten343 gr. koolhydraat;

Zooals men uit de tabellen 2 kan zien, is bij geen van beiden
verandering in de hoeveelheid kreatinine in de urine te zien.

Gaat men van de door Folin geopperde beschouwingen
uit, dan mag men bij vermeerdering van het eiwitgehalte
van overigens toch reeds voldoend voedsel, ook wel verwach-
ten, dat daarvan slechts vermeerdering van de afscheiding
van ureum, niet van kreatinine, het gevolg zal zijn. Geheel
anders is het, wanneer door honger lijden, de stofwisseling
op een zeer laag peil gebracht is en dan door toediening
van voedsel niet alleen de spijsverteringswerktuigen, maar
ook alle andere organen tot nieuw leven worden opgewekt.
Dan kan, zooals wij het vroeger bij de ,,hongerkunstenares"
Tosca hebben waargenomen, reeds een geringe hoeveelheid
voedsel tot een aanzienlijke vermeerdering van de afscheiding
van kreatinine leiden.

-ocr page 110-

98

Zonder in eenige beschouwing te treden omtrent de
organen, waarin men de hier in aanmerking komende ver-
anderingen van de stofwisseling zou hebben te zoeken, meen
ik te mogen aannemen, dat de uitkomsten van dit onderzoek
steun geven aan de hypothese, dat versterking van het
leven der cellen, waaruit het lichaam is samengesteld,
derhalve van de scheikundige veranderingen in de levende
stof, in een verhoogde afscheiding, van kreatinine een uiting
vinden. Daar tegen pleiten niet de waarnemingen omtrent
de geringe afscheiding van kreatinine kort na de geboorte,
zoolang niet is aangetoond, dat in die bijzondere periode
van het leven het organisme niet in veel sterker mate dan
later in staat is al het scheikundig arbeidsvermogen van
de in het lichaam gevormde kreatine te verbruiken.

-ocr page 111-

stellingen.

Miltexstirpatie heeft geen invloed op de afscheiding van
acidum uricum in de urine.

ii.

De zenuwvezelen in de eindorganen eindigen niet vrij,
maar vormen netten van neurofibrillen.

iii.

De levensfunctie van cellen staat in hooge mate onder den
invloed van kleine schommelingen in het watergehalte.

iv.

Door het onderzoek van Frets is afdoende bewezen, dat
de spier, die soms als aanhangsel van den musculus pero-
neus brevis gevonden wordt, te beschouwen is als een
radiment van een bij sommige zoogdieren voorkomende
musculus peroneus digiti quinti posterior.

v.

De zware, tot perforatie van den wand leidende appen-
dicitides komen meestal voor in bhnde darmen, die reeds
ziek waren.

-ocr page 112-

VI.

Het voortdurend gebruik van voedsel met een minimum
hoeveelheid eiwit (30—50 gram), waarbij toch stikstof-
evenwicht bestaat, is af te raden.

VIL

Door de proeven van Forschbach is voldoende aangetoond
dat pancreas-diabetes ontstaat door een stoornis in de
interne secretie van het pancreas,

VIII.

Voor het ontstaan van ulcus ventriculi speelt defect in de
bedekking van de mucosa met slijm een belangrijke rol.

IX.

Het veelvuldig voorkomen van linkshandigheid bij epi-
leptici is een bewijs temeer voor het organisch karakter
der epilepsie,

X.

Het verdient aanbeveling aan de exstirpatie va;n een

carcinoom, door het scalpel of de curette te verbinden, een
behandeling met fulguratie.

XI.

Abducens-verlammingen, die voorkomen na stovaine-
anaesthesie door lumbaalpunctie, worden niet door de
liimbaalpunctie als zoodanig veroorzaakt.

-ocr page 113-

XII.

Chloroformnarcose bij normalen partus, de z.g. chloroforme
a la reine, moet afgekeurd worden.

XIII.

Nephrotomie verdient bij zware eclampsie de voorkeur
boven splijting van de kapsel.

-ocr page 114-

VERPLOEGH.

1/2 uur: Tarwebrood 150 gr. I2V2 uur: Tarwebrood 100 gr. 6 uur: Aardappelen 350 gr.
Boter 40 „ Boter 20 „ Kijst 100 „

Kaas 50 „

Suiker 50 „

22 Augustus 51/j uur 500 mgr. Creatine.
Totale lioeveelheid ingenomen vloeistof 1 L. water.

Tabel 1.

Eiwit Vet Koolhydraten
47 gr. 64 gr. 337 gr.

28.6 Calorien pro K.K.
Gewicht op 15 Aug. 76 K.G.
Gewicht op 24 Aug. 76 K.G.

in 24 uur.

12-5 uur.

5-11 uur.

11-8 uur.

1907

^ —12 uur.

Totale Krnn na! Gepraeform. Krn. als
N.
j koken i Krnn. Krnn.
gr. i gr. ! gr. *) gr.

Vol. I Sp, i Krnn.
ccm.
I Gew. I gr-

Sp.
Gew.

Krnn.
gr.

Krnn.

gr-

Vol.
ccm.

Vol.
ccm.

Vol. Sp.
ccm. Gew.

Vol : Sp. Krnn.
c c m. ! Gew. gr.

Ausr-

2.025 0.058

2.127 —

1.975 —

2.005 —

2.031 —
2.019

1.993 —

1.984 —

1.927 0.018

2.025
2.024

*) L. bovenste cijfers: som der
hoeveelheid Krnn. der por-
ties; L. onderste cijfers: hoe-
veelheid in 24 uur; B. ge-
middelde der 2 ciifers.

180

208
172
127
135
148
176
170
182

1031

1026
1029

1029

1030

1029

1030

1031
1029

0.435

0.536
0.478
0.489
0.513
0.504
0.502
0.515
0.495

368

468
258
452
455
285
234
222
434

0.790

0.807
0.737
0.719
0.729
0.695
0.676
0.659
0.632

0.390

0.476
0.513
0.438
0.436
0.464
0.465
0.464
0.430

1118

1082
744
887
956
895
995
817
1087

12.836, 2.083

386

250
214
202
220
282
423
217
271

1021

1027
1026
1027
1029
1026
1017
1026
1025

1020

1016
1022
1019
1019
1021
1026
1028
1015

0.411
0.350
0.311
0.259
0-.355
0.350
0.347
0.335
0.355
0.360

1029

1025
1028

1026
1029
1027
1024
1023
1026
1027

184
181
156
100
106
146
180
162
208
200

15

16

17

18

19

20
21
22

23

24

2.130
2.122
1.987
1.963
2.001
2.010
2.028
2.035
2.010
2.028
1.978
2.007
1.993
1.975
1.917
1.937

10.339

8.749I

9.499
9.569
10.024
9.542
9.379
11.345

2.114

1.957!

1.981

1.982\'
2.003;

1.986

1.967
1.945

500 mgr. Kreatine.
om 5 \' \\ uur.

VERPLOEGH.

31/2 uur; tarwebrood 50 gr. 121/2 ^ur : tarwebrood 150 gr. 6 uur: Aardappelen 400 gr. eiwit

boter 20 „ boter 30 „ boter 25 „ Van 14 Sept.—7 Oct. 25.6 gr.

suiker . 50 ,, suiker 100 ,, 7 Oct. 45.7 „

Totale hoeveelheid ingenomen vloeistof 1 L. water. 8 Oct. 65.8 „

Tabel 2.

koolhydraten

342 gr.
342.5 „

343 „

vet
65.5 gr.
67.3 „
68.5 „

18 Sept.: 2 gram Kreatine in 4 gelijke deelen genomen om 8 u., 12 u., 5 u., 11 u.
22 Sept.: 2 „ „ „ 3 „ „ „ „ 12 u., 5 u., 11 u.
29 Sept.: 2 „ „ „ 3 „ „ „ „ 3 u., 5 u., H u.
4 Oct.: 50 cc Hulstkamp genomen; om 12 u., 2 u., 3 u., 4 u., 5 u., telkens 10 cc.

7 Oct.: behalve het diëet 165 gram ei genomen.

8 Oct.: „ „ „ 330 „ „ „

Aan het begin van de proefreeks 27.8 cal. per K.G. lichaams-
gewicht.

1907

8-

-12 uur.

12-5 uur.

5

-11 uur.

11-8 uur.

In

24 U U r-

Sept.

Vol i

ccm. i

Sp.
Gew.

Krnn.
gr.

Vol.
ccm.

Sp.
Gew.

Krnn.
gr-

Vol. i
ccm.

Sp.
Gew.

Krnn.

gr.

Vol.
ccm.

Sp- 1
gew- 1

Krnn.

gr-

Acid- in

c c m-
n.NaOH(

Vol.
ccm.

Gepraeform.
Krnn.

gr-

Krnnna:Krn. als
koken
i Krnn.
gr- ; gr-
i

Ureum,
gr-

Acid.
Ur.
gr.

N H,
gr.

Totale 1
N.
gr-

Onbep.
N.

gr.

14

122

1027

0.321

99

1030

0.411

348

1018

0.505

522

1011

0.695

1091

14.2 ^

1

1.932
1.955

1.994

1.945

0.00113.17

0.441;

0.366

8.133

0.811

15

150

1025

0.358

100

1031

0.407

212

1028

0.494

206

1028

0.695

668

16.

1.954
1.933

1.943

j 1.916

8.81

0.491:

0.342

6.196

0.921

16

138

1028

0.325

102

1028

0.401

233

1023

0.472

510

1010

0.677

983

16.7

1.875
1.905

1.890

1 1.845

11.32

0.332^

0.348

6.881

0.280

17

145

1024

0.324

208

1018

0.435

197

1022

0.455

580

1010

0.704

1130

22.6

1.918
1.893

1.906

1.892

— 10.52

0.369

0.323

6.565

0.552

18

175

1022

0.336

114

1028

0.422

189

1028

0.514

349

1012

0.701

827

14.1

1.973
1.965

1.968

1.965

8.47

0.423

0.309

5.789

0.795

19

110

1024

0.322

94

1027

0.403

395

1014

0.482

514

1009

0.712

1113

16.7

1.919
1.945

1.932

1.931

1

9.55

0.330

0.401;

6.564

0.944

20

119

1024

: 0.320

86

1031

0.420

154

1031

0.475

330

1014

0.753

689

21.4

1.968
1.948

1.958

2.022

0.064

6.81

0.352

0.390

5.257

0.886

21

198

1020

0.335

152

1026

0.409

164

1030

0.470

200

1028

0.718

714

i 15.7

1.932
1.938

1.935

2.032

1

0.097

8.13

0.370

0.343

5.373

0.415

22

389

1013

0.321

296

1018

0.397

238

1026

0.462

465

1012

0.657

1388

12.5

1.837
1.837

1.837

1.880

0.043

9.67

0.362

0.354

6.753

1.148

23

276

1014

0.324

98

1028

0.397

220

1024

0.504

360

1011

0.667

954

13.4

1.892
1.917

1.904

1.900

7.33

0.341

0.325

5.276

0.771

24

134

1024

0.297

95

1029

0.391

160

1028

0.506

186

1022

0.667

575

12.1

1.861
1.848

1.885

1.946

0.091

6.07

0.354

0.295

4.367

0.446

25

145

1023

0.320

82

1033

0.382

136

1031

0.508

283

1018

0.692

646

20.0

1.902
1.916

1.909

1.996

0.087

7.09

0.386\'

0.369

5.585

1.094

26

307

1015

0.304

■108

1027

0.415

331

1011

0.481

512

1013

0.706

1258

15.1

1.906
1.908

1.907

1.952

0.04510.61

0.374

0.183

6.604

0.646

27

110

1023

0.301

77

1030

0.393

191

1024

0.510

210

1023

0.662

588

24.7

i 1.866
1.860

1.863

1.985

0.122

5.93

0.353^

0.374

4.960

1.078

28

451

1010

0.300

149

1022

0.415

177

1025

0.469

490

1010

0.684

1267

13.9

1.868-
1.890

1.879

1.884

0.005

7.88

0.286,

O.370\'

5.454

0.669

29

194

1018

0.303

110

1028

0.407

178

1025

0.465

565

1008

0.663

1047

16.7

1.838
1.836

1.837

1.989

0.152

6.02

0.395

0.325

4.581

0.627

30

186

1021

0.337

78

1029

0.399

109

1031

0.468

340

1014

0.754

713

i 18.5

! 1.958
I- 1.941

1.950

2.061

0.111

4.76

0.349|

0.313;

1

3.993

0.627

1 Oct.

268

1018

0.316

112

1027

0.424

227

1018

0.519

363

1013

0.722

970

; 16.5

; 1.981
i 1.984

1.983

^ 1.987

0.004

6.35

0.3:^2

0.354

4.889

0.781

2

346

1012

0.327

283

1016

0.429

318

1013

0.43-1

719

1009

0.692

1666

13.3

1.882
1.882

1.882

1.899

0.017

6.24

0.355|

0.357i

5.773!

1.740

3

337

1016

0.321

143

1023

0.405

440

1012

0.492

420

1010

0.647

1340

^ 12.1

1.865
1.871

1.868

1.876

0.008

6.93

0.278

0.283^

5.065

0.803

4

136

1020

0.308

220

1017

0.429

150

1026

0.481

150

1029

0.698

656

19.7

; 1.914
1.918

1.916

2.013

0.107

4.43

0.398

0.280

3.513

0.323

5

163

1024

0.332

92

1031

0.390

94

1034

0.483

164

1023

0.695

513

16.9

1.900
1.906

1.903

1.903

0.027

3.90

0.330

0.297

3.842

0.950

6

282

1014

0.298

315

1017

0.386

149

1025

0.452

492

1012

0.656

1238

13.6

1.792
1.784

1.788

1.857

0.069

6.64

0.338

0.339

5.416

1.232

7

446

1011

0.320

159

1019

0.428

530

1010

0.497

347

1017

0.664

1482

14.8

1 1.909
1.893

1.901

1.932

0.031

7.42

0.370

0.328

5.550

0.973

8

117

1027

0.322

101

1031

0.386

390

1019

0.539

532

1014

0.629

1140

25.1

i 1.876
1.808

1.887

1.909,

0.022

7.39

0.358

0.411

5.786^

1.116

Gewicht 76 K.G.

*) L. bovenste cijfers: som der
hoeveelheid Krnn. der por-
ties; L. onderste cijfers: hoe-
veelheid in 24 uur; E. ge-
middelde der 2 cijfers.

2 gr. Kreatine.

2 gr. Kreatine.

Gewicht 73.1 K.G.

2 gr. Kreatine.

50 ccm. Hulstkamp.

Gewicht 72.2 K.G.
165 gr. ei meer gegeten.
330 gr. ei meer gegeten.

-ocr page 115-

Tabel 1. VAN HOOGENHUYZE.

Boter 35 „

Kaas 50 „

Suiker 25 „

17 Augustus 121/2 uuT
22 Augustus 121/2 uur

121/.2 uur : Tarwebrood 100 gr. 6 uur: Eijst

100 gr.

Tarwebrood 150 gr.
Boter 50 ,,

8V2 uur

Aardappelen 350
Boter 15

Suiker 50

500 mgr. Kreatine.
355 mgr. Kreatinine.

Eiwit Vet Koolliydraten
47 gr. 98 gr. 337 gr.

30.9 Caloriën per K.G.

Gewicht op 15 Augustus 80.5 K.G.
„ ■ „ 24 „ 80.5 „

Totale hoeveelheid ingenomen vloeistof 1 L. water.

1907

8-12 uur.

12-5 uur.

5

-11 uur-

11 — 8 uur-

In 24

uur.

Aug.

Vol
c em.

Sp.
Gew.

Krnn.
gr.

Vol 1
ccm. ■

Sp. i
Gew. !

Krnn.

gr.

Vol [
c cm.
j

Sp.
Gew.

1

Krnn.

gr-

Vol
ccm-

Sp.
Gew.

Krnn-
gr-

Vol
ccm.

Totale kmnna!
N. koken
j
gr. gr.

Gepraeform. \'iKrn- als
Krnn- Krnn
gr. ♦) ; gr.

15

16

138
143

1027
1025

0.321
0.340

1

181 ^
200

1

1029
1027

0.370
0.392

288 \'
222 ;

1029
1027

0.535
0.456

251
316

1019
1016

0.595
0.636

858
881

10.300

9.28l\'

1

i

1.872
1.865!

1.821
1-827
1.824
1.823

1.824
1.824

0.048
0.041

*) L. bovenste cijfers: som der
hoeveelheid Krnn. der por-
ties; L. onderste cijfers: hoe-
veelheid in 24 uur; R. ge-
middelde der 2 cijfers.

17

145

1023

0.322

263

1023

0.444

310 \'

1020

0.472

221

1019

0.637

939

8 .775

1.914

1-875
1-897

1.886

0.028

500 mgr. Kreatine om 12\'..

18

134

1026

0.313

203

1028

0.425

236

1020

0.480

226

1021

0.725

799

8.753;

1.924\'

1-943
1-926

1.935

19

87

i 1029

0.335

122

1030

0.417

172

1031

0.498

248

1019

0.596
»

629

9.246\'

1.848

1-846
1-836

1.841

0.007

20

155

1026

0.322

184

1027

0.419

280

1023

0.501

350

1012

0.564

969

8.818

1.800

1.806
1.823

1.815

21

148

1026

0.315

178

1027

0.416

176

1029

0.451

250

1017

0.611

752

8.501\'

1.807j

1-793
1.808

1.800

0.007

22

125

1025

0.336

186

1028

0.600

181

1030

0.520

298

1019

0.656

790

9 .041

1

2 .115

j

2.112
2.098

2.105

0.010

355 mgr. Kreatinine om 12\',
uur,

23

153

1026

0.309

216

1027

0.426

215

1028

0.473

351

1015

0.618

935

8.443

1.822^

1.826
1.814

1.820

0.002

24

172

1014

0.309

198

1029

0.410

217

1028

0.464

398

1013

0.580

985

8.412

1.774

1.763
1.766

1 1.764

0.010

VAN HOOGENHUYZE.

Tabel 2.

31/2 uur: tarwebrood 50 gr. 12^/2 uur: tarwebrood 150 gr. 6 uur: aardappelen 400 gr. eiwit

boter 20 „ boter 60 „ boter 20 „ Van 14 Sept.—7 Oct. 25.6 gr.

suiker 50 ,, suiker 100 „

Totale hoeveelheid ingenomen vloeistof 1 L. water.

18 Sept.: 2 gram Kreatine in 4 gelijke deelen genomen om 8 u., 12 u., 5 u., 11 u.
22 Sept.: 2 „ „ „ 3 „ „ „ „ 12 u., 5 u., 11 u.

29 Sept.: 2 „ „ „ 3 „ „ „ „ 3 u., 5 u., 11 u.

4 Oct.: 50 ccm. Hulstkamp genomen; om 12 u., 2 u., 3 u., 4 u., 5 u. telkens 10 ccm.

7 Oct.: behalve het dieet 165 gram ei genomen.

8 Oct.: ,, „ „ 330 „ ,,

koolhydraten
342 gr.

7 Oct. 45.7 „ 86.7 „ 342.5 „

8 Oct. 65.8 „ 88.4 „ 343 „

Aan het begin van de proefreeks 28.2 cal. per K.G. hchaams-
gewicht.

vet
85 gr.
86.7 „
88.4

1907

8-12 uur.

12-5 uur.

5

-11 uur

11-8 uur.

I n

24 uur.

Sept.

Vol.
ccm. 1
i

Sp.
Gew.

i

Krnn.

gr.

Vol.
ccm.
j

Sp.
Gew.

Krnn.
gr.

Vol. !
ccm.
j

Sp.
Gew.

Krnn.

gr.

Vol.
c cm.
1

Sp. \'
Gew. 1

Krnn.
gr.

Vol ™

Gepraeform.
Kreatinine
gr. *)

iKrnnna Krn. als:
koken
j Krnn-
gr. ! gr.

1

Ureum,
gr.

1 Acid.
! Ur.
gr.

N H.. :

1

Totale Onbep.
N.
1 N.
gr.
i gr.

14

143

1024 \'

0.333

127

1027

i 0.414

577

1013

0.513

432

1009

0.588

1279

17.9

. 1.848
1-840

1.844

1.842

9.46

0.372

0.405

;

6.625|

1.065

15

163

1020 1

0.337

206

1019

! 0.399

377

1017

0.503

260

1015

0.622

1006

17.—

1.861
1.852

1.856

1.850j

8.97

0.347

0.407^

5.739\'

0.408

16

148

1023

0.337

128

1025

i 0.415

177

1026

0.462

466

1008

0.586

919

14.7

1-800
1-828

1.814

1.808^

8.12

1 0.368

0.377

5.211:

0.308

17

168

1017 j

0.330

107

1029

Î 0.409

161

1028

0.458

394

1010

0.607

830

20.8

; 1.804
1.807 !

1.806

1.804

8.81

0.354

0.401

5.897

0.662

18

187

1021

0.301

554

1007

0.392

218

1024

0.515

422

1009

0.583

1381

15.2

1-791 1
1-813 !

1.802

1.870

0 .068

8.31

0.307

0.395

5 .800

0.795

19

114

1022

0.304

122

1027

0.384

160

1029

0.463

392

1009

0.626

788

17.3

, 1.777
! 1-783

1.780

1.787!

0.007

6.46

0.318

0.386

4.744

0.635

20

104

1026

0.309

100

1029

0.391

222

1027

0.530

372

1010

0.640

798

12.8

1-870
1.874

1.872

1.885

0.013

7.54

0.355

0.367\'

5.363

0.716

21

111

1024

0.290

327

1015

0.400

332

1017

0.469

282

1013

0.617

1052

14.7

! 1-776
1.775
1

1.776

1.784

0.008,

8.04

0.246

0.397

5.265

0.439

22

201

1016

0.302

246

1015

1 0.387

310

1019

0.461

527

1010

0.590

1284

; 14.1

1 1.740
1-762 \'

1.751

1.845

0 .094

7.84

0 .321

0.468

5.707

0.903

23

122

1022

0.286

111

1029

0.375

224

1026

0.509

602

1009

0.609

1059

; 15.9

1.779
^ 1.800

1.790

1.797

0.007

6.60

0.320\'

0.443

4.967

0.748

24

126

1023

0.298

115

1026

1 0.371

140

1031

0.480

194

1019

0.615

575

i 14.4

1.764
1-764

1.764

1.880

0.116

6.17

1 0.331!

0.360!

4.750

0.759

25

90

1024

0.292

113

1027

0.387

229

1018

0.474

367

1011

0.639

799

22.4

i 1.792
\' 1-768

1.780

1.784

0.004\'

8.38

0.287

; 0.495

5.859

0.780

26

220

1016

0.311

184

1016

0.406

449

1013

0.472

490

1008

0.636

1343

; 18.8

i 1-825
1.816

1.820

1.867;

0.047

8.12

0.308

\' 0.416

5.547

0.614

27

91

1022

0.300

1^0

1023

1 0.399

266

1021

0.486

390

1011

0.619

877

17.5

1-804
1.812

1.808

1.806!

6.89

0.296

0.340

4.942

0.671

28

170

1021

0.330

128

1026

! 0.411

248

1022

0.526

527

1007

0.622

1073

; 17.2

1.889
! 1-887

1.888

, 1.892,

0.004

5.84

0.315

0.361

1

4.807,

1.073

29

330

1010

0.312

509

1009

0.401

249

1021

0.470

329

1012

0.624

1417

18.4

1.807
■ 1-802

1 1.805

1.865

0.060

5.92

0.260

0.434

4.464

0.558

30

135

1023

0.305

107

1022

0.397

160

1028

0.503

359

1012

0.661

761

1 21.3

\' 1.866
1.862

1.864

\' 1.972

0.108

5.85

0.297

0.400

4.528

0.631

1 Oct.

133

1023

0.319

120

1028

0.415

229

1022

0.521

466

1008

0.629

948

19.9

1.885
1.887

1.886

; 1.874

5.11

1 0.314

0.405,

4.844

1.317

2

359

1013

0.323

349

1015

0.391

249

1024

0.489

468

1010

0.601

1425

1 15.7

[ 1.804
1 1.818

1.811

I 1.824

0.013

6.90

0.322

0.388,

5.287

0.956

3

150

1021

0.314

157

1028

i 0.421

266

1021

0.478

393

1012

0.577

966

17.4

; 1.790
1.803

Î 1.797

\' 1.781

6.68

i 0.322

0.399,

5.072

1

0.846

4

183

1017

0.314

258

1016

0.360

258

1019

0.465

456

1015

0.649

1155

1 18.5

1 1.788
i 1.782

1.785

1.846

0.061

6.39

1 0.278

0.401

4.811

0.716

5

182

1016

0.320

152

1023

0.393

260

1019

0.505

496

1007

0.593

1090

16.3

1.811
1.824

1.817

1.809

5.30

0.292

0.374

4.578

1.020

6

152

1020

0.301

142

1024

0.382

537

1012

0.498

165

1018

0.605

996

^ 14.9

1.786
1 1.796

1.791\' 1.809\'

0.018

6.20

0.296

0.335

4.549:

0.605

7

94

1025

0.301

108

1031

1 0.401

228

1029

0.517

356

1013

0.619

786

13.4

1-838
1.838

1.838

1.838

0

4.88

\' 0.340 0.305

5.309

1.983

8

108

1026

0.290

131

1030

1 0.380

284

1028

0.517

383

1013

0.591

906

i 23.6

1.778
1.781

1.780 1.799^

0.019

6.71

0.355

0.465\'

5.993

1.686

Gewicht 81.5 K.G.

*) L. bovenste cijfers: som der
hoeveelheid Krün, der ijor-
ties; L. onderste cijfers: hoe-
veelheid in
2i uur; E. ge-
middelde der 2 cijfers.

2 gr. Kreatine.

2 gr. Kreatine.

Gewicht 79.3 K.G.

2 gr. Kreatine.

50 ccm. Hulstkamp.

Gewicht 77.2 K.G.
165 gr. ei meer gegeten.
330 gr. ei meer gegeten.

-ocr page 116-

VERPLOEGH.

Van 10—27 Jan.: 81/2 uur: tarwebrood 100 gr.

121/2 u^r: tarwebrood 150 gr.

6 uur: aardappelen

350 gr.

eiwit

vet

koolhydraten.

boter 10 gr.

boter

40 gr.

rijst

50 gr.

Van 10—27 Jan. 79.9 gr.

98.4 gr.

308.5 gr.

ei

110 gr.

boter

10 gr.

Van 27 Jan.—23 Mrt 92.1 gr.

109.1 gr.

309 gr.

kaas

100 gr.

ei

110 gr.

Aan het begin van de proef 33.3 Cal. per K.G. lick. gew.

suiker 50 gr.

Van 27 Jan.—23 Maart om 121/2 uur 55 gr. ei en om 6 uur 55 gr. ei meer gegeten.

In de gelieele proefreeks iederen dag 1200 ccm water gedronken.

22 Jan.: 2 gr. Kreatine genomen in 3 gelijke deelen om 31/2 8 u., 11 u.

30 Jan.: 2 gr. Kreatine „ „ 3 „ „ „ 3 u., 6 u., 11 u.

10 Febr.: 2 gr. Kreatine „ „ 3 „ „ „ 4 u., 6 u., 11 u.

16 Febr. 100 ccm. Hulstkamp genomen; om 12 u. 30 ccm., 2 u. 40 ccm., 5 u. 30 ccm.

20 en 21 Febr.: 20 ccm. Sir. Colae Comp. Hell, genomen iederen dag telkens om 9 u. 6 ccm., 2 u. 8 ccm., 8 u. 6 ccm.

29 Febr.: 500 mgr. Kreatinine genomen in 3 gelijke deelen om 3 u., 8 u., 11 u.

4 Mrt.: 15 gr. Brom. Kal., in 300 ccm. fenkelwater opgelost, genomen in 4 gelijke deelen om 8 u., 12 u., 6 u., 11 u.

5 Mrt.: 12 gr. Brom. Kal., „ 250 ccm. „ „ „ „ 3 „ ,, „ 8 u., 12 u., 6 u.
9 Mrt.: 200 ccm. Hulstkamp genomen om 12 u., 2 u., 4 u., 6 u., telkens 50 ccm.

14, 15 en 16 Mrt.: 20 ccm. Sir. Colae Comp. Hell, genomen; iederen dag telkens om 12 u. 6 ccm., 2 u. 8 ccm., 8 u. 6 ccm.

20 Mrt.: 200 ccm. Hulstkamp genomen om 12 u., 2 u., 4 u-, 6 u., telkens 50 ccm.

Tabel 3.

In 24 uur.

11-8 uur.

12-5 uur.

5-11 uur.

8-12 uur.

-.r , Acid. in| Gepraeform. KrnnnaKrn. alSy^ Acid.

com. j Krnn. lUreum. t^.,

n.Na0H gr.*)

Totale Onbep.
N. , N.
gr. gr.

Krnn.
gi--

N H3
gr.

Sp.
Gew.

Vol.
ccm.

Vol.
ccm.

Sp.
Gew.

Krnn.
gr.

Krnn.
sr.

Sp.
Gew.

Vol.
ccm.

Sp.
Gew.

Krnn.
gr.

Vol
ecm.

koken
gr.

Krnn.
er.

Ur.

gr.

Jan.

gr.

0.80714.362

0.87414.161

0.77114.569

0.78212.376

1.17114.748

0.82013.184

0.85512.360

0.78114.273

0.82613.386

0.83713.384

0.780; 13.00

0.84213.382

1.00016.560

0.79513.295

0.81914.169

0.76712.790

0.83615.430

0.92415.718

0.91813.750

0.88515.548

0.89814.100

0.84514.470

0.88215.661

0.822 14.475

0.86015.033

0.91614.232

0.92513.614\'

1.05915.594

0.97615.244

0.95013.183

0.89315.444

0.89314.833

0.84213.622

1.01514.896

0.85114.350

0.87714.760;

0.87713.950;

O .88513 .808

0.92514.591

0.82815.161

0.85215.611

O .89614 .039

1.00715.705

0.82912.750

0.80513.782

0.82514.684

0.79214.363

0.69313.570

0.81113.963

0.87114.829

0.93014 .668

0.85813.425

0.87713.857;

0.86915.282

0.80213 .331

0.98711.500

1.07412.459

0.86914.018

0.75012.079

0.78112.558

0.81414.883

0.87714.354

0.85716.372

0.81113.953

0.89215.024

0.85114.322

0.85613.716

0.82416.003

0.84712.873

0.82914.579

0.87412.703

0.85116.943

0.80314.639,

0.87714.658

1.969
1.957
1.984
2.006
2.003
2.008
1.945
1.969
1.805
1.817
2.066
2.072
2.134
2.102
2.049
2.032
2.034
2.012
2.097
2.087
2.058
2.082

2.072
2.089
2.350
2.388
2.039

2.073
1.872
1.902
2.026
2.060
1.994
2.030
2.036
2.000
1.965
1.999
1.930
1.968
1.980
2.010
1.953
1.989
1.834
1.812
1.953
1.986
1.902
1.888
1.919
1.925
2.021
2.043
1.894
1.924
1.996

1.960
1.999
2.025
1.963
1.963
1.929
1.953
2.043

2.045
1.882
1.860
2.006
2.000
1.951

1.989
1.936

1.974
2.061

2.043
1.984
2.008

1.962
1.992
1.971

1.961
2.014
2.038
2.040
2.014
2.012

2.044

1.975
1.983

1.990
1.994
1.959
1.945
1.943
1.967

1.959
1.969
1.893

1.907
2.348
2.368
2.014
1.994
1.915
1.945

1.928

1.908
1.873
1.877
1.837
1.825
1.940
1.958
1.920
1.910
1.961

1.975
2.028
2.054
2.089
2.071
1.980
1.986

1.960
1.940
1.967
1.957
2.006
2.030
1.945
1.967

2.046
2.060

1.929
1.917
1.940

1.976
1.947
1.925
1.994
2.012
1.934
1.942
1.924
1.940
1.953

1.963

0.777
0.6
0.653
0.726
0.451
0.772
0.781
0.718
0.733
0.754
0.766
0.763
0.721
0.716
0.656
0.740
0.720
0.695
0.719
0.676
0.720
0.690
0.653
0.693
0.683
0.664
0.735
0.645
0.711
0.732
0.695
0.670
0.733
0.685
0.740
0.720
0.732
0.731
0.707
0.726
0.730
0.754
0.760
0.736
0.724
0.713
0.714
0.659
0.716
0.670
0.848
0.722
0.680
0.653
0.740
0.699
0.724
0.683
0.732
0.724
0.762
0.698
0.686
0.693
0.756
0.683
0.729
0.664
0.740
0.684
0.762
0.710
0.706
0.720

49.4
51.8
49.7
47.7
43.7

47.7
52.6

41.1
47.—

47.8
49.—
43.3

56.2

46.6
49.3
52.8
52.8

47.7

59.2
62.7
57.7

47.3

54.5
61.1

64.7
62.2

67.9
61.2

61.4

57.6

58.8
61.6

55.6
63

63.6

61.9

53.5
63.9
65.8

57.4
64.8
62 .8
62 .9

55.5

55.6

57.6

69.8
60.3
66.2

61.9

53.3
54.9
61.6
62.—
58 .6
56 .8
69.1
63.—
60.-
54 .8
49.9

63.4
64.6

57.3

71.3

64.4

64.6

54.5
60.1
58.1

62.7
54.9
60.4

67.8

0.010;
0.002
0.005
0.003
O .014
O .001
O .002

0.009;
0.008:
0.002;
o.oioj

0.007j
O .005

1021
1021
1016
1026
1011
1017
1021

1024

1015

1016

1019
1014
1017
1027

1013
1026

1014

1015

1023
1014

1016

1029
1017

1027
1017

1014

1028
1016
1017

1025
1016
1017

1020

1015

1024
1021

1019

1020
1017
1027
1024
1019
1017

1030
1022
1021

1017
1029

1029
1019

1019

1026

1016

1018
1027

1030
1022
1014

1024

1031

1020
1020
1016

1025
1018
1017

1026
1014
1021
1017
1029
1016
1023
1027

1236
1127
1309
884
1458
1223

1051
1417
1342
1195
1113
1548
1307

931
1451
1078
1228
1444
970
1334
1178

1052
1297
1055
1245
1295
1029
1330

1428
944

1250
1232
1049
1400
1025
1146
1092
1102
1219
989
1222
1102

1429

974

1070
1107
1225

1077

973

1214
1270
931
1141
1193
1173
1208
1047
1615
1049
1034
1247
1152
1701
1123
1230
1263
1010
1514
1092
1236
1011
1445

1078
969

1.965
1.995
2.005
1.957
1.811

2.069
2.118
2.041
2.023
2.092

2.070
2.081
2 .369
2.056
1.887
2.043
2.012
2.018

1.982
1.949;

1.995
1.971
1.823

1.969
1.895
1.922

2.032\'

1.909

1.978
2.012
1.963
1.941

2.044\'
1.871
2.003

1.970

1.955
2 .052

1.996
1.975
1.966,
2 .026

2.027

2.028

1.979
1.992
1.952;

1.955;
1.964\'
1.900
2.356
2.004;
1.930|
1.918
1.875
1.831
1.949,

1.915;

1.968
2.041
2.080

1.983
1.950
1.962
2.018

1.956
2.058
1.923
1.958\'
1.956|

2.003:

1.938Î
1.932.
1.958!

1.975
1.997i

2.010;

1.960
1.825
2 .070
2 .120
2.050

2.031

2.094!
2.080j
2.088,
2 .374
2.050
1.880
2.056,
2.028|
2.020|
1.982
1.956

1.997

1.963
1.830
1.980
1.896,
1.119\'
2.033
1.918
1.980
2.016

1.976
1.950
2.040;
1.
2.001
1.978,
1.963|
2 .052

1.998
1.984
1.976

2.032
2.030
2.020
1.980
1.998
1.950|

1.964

1.970\'

1.914
2.360
2.004
1.918
1.928
1.879
1.846
1.956
1.916
1.978^
2.048
2.087
1.993
1.940
1.958
2.022
1.946
2.064
1.921
1.970

1.945
2.003

1.946
1.934
1.968^

23.77
23.54
24.93

24.14
24.70

22 .48
21.10

24.32
22.68

24.04
22.30|
23.76
28.11
23.36

24.88
22.30

27.15
28.22

22.89

27.34

23 .49
25.16^
27.51\'
24.88\'
26.29

24.39;
22.89\'

27.24
25.26
22.52|
27.08!
25.20
23.40|

25.79\'

24.39

24.22
24.06i
23 .69
25.50;

25.88
27.52

24.35
27 .26

21.23
24.73

25.59
24.31;
22.18;

24.60

26.47
25 .86

23.59

26.16
28.23
23 .61
19.17

21.33

26.05

21.23\'

21.09

26.60

25.48
31.39
24.91

25.89
26.23
24.79
28.16
21.66
26.41
21.95
30.33
23 94\'
24.01^

0.603
0.594

0.599;

0.537
0.615
0.532
O .576;

0.595\'

0.549;
0.561
0.528
0.560
0.709
0.580
0.546
0.565
0.546;
0.533
0.546
0.560
0.535
0.515
0.545
0.451
0.561
0.534
0.579
0.486
0.533
0.521
0.621
0.536
0.586
0.604
0.490
0.576
0.573
0.500
0.553
0.555
0.513
0.483
O .568
0.539
0.535
0.526

0.555;
0.520;
0.542\'

0.532
0.503
0.567
0.526
0.522
0.636
0.559
0.533
0.558
0.583
0.556
0.633
0.548
0.692
0.595
0.588
0.523
0.589
0.610
0.579^
0.572
0.585
0.523
0.518
0.402

174
172
192
140

194
208
204

187
181
218

172
120
142
144
212

195
160
186
133
148
146
154
154

157

173
167
178
172

176
140
167

154
162
194
182

174

188

167

155
166

174
170
190
170

175

177
184

204
170

172

173
152
202
200
276
256

174
182

168

158
180

178
228
168

205
194

156
194
194
201
178
203
187
164

1033
1033

1033
1030

1030

1031
1030

1030

1031
1028
1028

1034
1029

1029

1032

1030
1030
1030

1030

1031
1029
1031

1033
1031
1029
1029

1029

1030

1029

1030

1031

1032

1030

1029

1031

1031

1030

1032
1032

1031
1030

1030
1029

1029

1031
1031

1030
1029

1031
1031
1029
10;30
1029
1028
1026
1025

1029
1028

1027

1030
1030

1029

1028

1030
1030
1030

1029

1027

1030
1029

1028

1029
1028

1030

1.663
1.505
1.346
0.949
1.367
1.063
0.822
1.313

1.177
0.499
0.986
0.628
1.489
0.768
0.993
0.786
1.132
0.840
1.389
1.143
1.472

1.119
1.228
1.295
1.156
1.192
1.212
1.219
1.735
0.792

1.120
1.427
1.026
1.111
1.351
1.202
1.069
1.075
0.992
1.4
1.150
1.013
1.207
1.213
0.659
1.136
1.44
1.73
0.893
0.85
0.777
0.760
0.024
0.490
0.730
0.865
0.709
0.232
0.615
1.117
0.805
0.813
0.055
0.722
1.248
0.467
0.470
1.253
1.135
0.647
0.794

1.178
1.900
1.884

Gewicht 74.7 K.G.

0.297
0.314
0.308
0.359
0.328
0.279
0.302
0.324
0.304
0.308
0.332
0.367
0.321
0.345
0.286
0.334
0.310
0.334
0.308
0.302
0.312
0.303
0.286
0.309
0.283
0.287
0.356
0.301
0.324
0.313
I 0.310
0.309
0.303
0.264
: 0.306
0.304
0.306
0.314
0.303
0.302
0.308
0.302
0.310
0.302
0.295
0.311
0.299
0.278
0.300
0.309
0.,322
0.319
0.304
0.286
0.274
0.283
0.269
0.300
0.319
0.301
0.300
0.299
0.310
0.283
0.302
0.298
0.291
0.292
0.304
0.299
0.292
0.300
0.295
; 0.313

0.467
0.419
0.476
0.395
0.475
0.487
0.478
0.462
0.492
0.482
0.434
0.428
0.439
0.425
0.43
0.449
0.436
0.453
0.435
0.411
0.417
0.437
0.394
0.427
0.430
0.428
0.433
0439
0.414
0.430
0.389
0.433
0.435
0.418
0.423
0.423
0.423
0.456
0.424
0.418
0.433
0.426
0.448
0.458
0.446
0.472
0.435
0.453
0.420
0.419
0.410
0.424
0.431
0.424
0.376
0.394
0.417
0.418
0.421
0.446
0.470
0.434
0.435
0.449
0.445
0.462
0.451
0.431
0.433
0.426
0.427
0.428
0.415
0.418

504
433

528
330
679
426

345
603
556
420

507
688

519
296
538
330

520

579
363
606
534
335
561

346
527
520
324 ^

645 \'
530
300
476

580

407 1
655
367
517
435

408
608
345
504
448

529
270
360
406
486
262
275
485
401
328

450
469
413
278
423
662
373
268
444
431
642
354

451

508
324

646
399
456
320
626
360
338

0.428

0.582

0.566

0.465

0.551

0.528

0.573

0.545

0.505

0.553

0.525

0.514

0.869

0.553

0.493

0.503

0.528

0.554

0.503

0.541

0.531

0.523

0.501

0.523

0.506

0.540

0.497

0.509

0.547

0.524

0.569

0.517

0.572

0.514

0.537

0.504

0.475

0.560

0.550

0.516

0.500

0.532

0.522

0.516

0.510

0.494

0.511

0.553

0.523

0.495

0.768

0.549

0.500

0.565

0.483

0.461

0.530

0.519

0.489

0.557

0.557

0.549

0.529

0.542

0.503

0.502

0.575

0.542

0.463

0.538

0.513

0.496

0.508

0.502

388
370
425
240
418
452
348
468
454

425

312
562
498
311

547
364
415
530
346

394
376

407
430

395
387
398

352
355
527
360
447

353

326
390
320
300
358

342
311
334
362

384

548
378
394
370

343
468
390

385
506

313

327
383
307
311
303
626
322

426
470
400
610
488
405
413
369
512
337

408
320
438

389
303

1025
1033
1029
1033

1025
1027
1081

1026

1024

1025
1032
1019

1029

1030

1019
1029

1026

1020

1031
1029
1029

1029

1027

1030

1028
1030
1030
1030
1023
1030
1026
1030
1030
1030

1029

1030

1029

1030

1030

1031

1027

1030
1021

1028
1028
1029

1031

1027
1029

1029

1025

1030

1030
■ 1030

1031

1029
1031
1019

1028

1026
1026

1030
1025
1028
1027
1027

1030
1025
1029
1027
1029
1027
1029

1031

170
152
164

174
167

137
154

159

151

132
122
178

148
180
154

189

133

149
128
186
122

156

152

157

158
210

175
158
195

144

160

145

154
161
156

155
111

185
145

144
182
100
162

156
141
154
212
143

138
172

190
138
162

141

176
363

147

145

186
182

153
143
221
113
169

148
161
162
162

171
152
178

142
164

1026
1028
1026
1027
1027
1026
1026
1032

1023
1026
1027

1027
1030

1024

1025

1023

1026

1024
1024

1024

1025
1024

1026
1022

1024
1021
1021

1025

1023

1024

1026

1024

1025

1028
1024
1027
1027
1024
1024
1027

1024
1027

1025

1024

1025

1024
1021

1025

1026

1025

1023

1026
1025

1025

1024
1019

1024
1027
1022

1023

1026
1026
1022

1025
1025

1024
1024

1023

1024
1024
1024
1024
1024
1024

10
11
12

13

14

15

16

17

18

19

20
21
22

23

24

25

26

27

28

29

30

31
IFebr.

2

3

4

5

6

7

8
9

10
11
12

13

14

15

16

17

18

19

20
21
22

23

24

25

26

27

28
29

1 Mrt,
2

3

4

5

6

7

8
9

10
11
12

13

14

15

16

17

18

19

20
21
22
23

*) L. bovenste cijfers: som der
hoeveelheid Krnn. der por-
ties; L. onderste cijfers: hoe-
veelheid in 24 uur: B. ge-
middelde der 2 ciifers.

2 gr. Kreatine.

0.013|

o.oiel
0.002
0

0.007
O .002

0.007
0.011
0.001

0.001\'

0.009
0.002^
0.004
0.013
O .009

Gewicht 73.5 K.G.

2 gr. Kreatine

Gewicht 74.4 K.G.

2 gr. Kreatine.

880 0.009

0.008
0.008

0.002
0.009
0.010
O .006
O .003

1

o.oor
0.006

0.009,
0.006
0.014
0.004
O

0.010
0.004
0.015

0.007,
O.OOlj

0.010;

0.007|
0.007;
0.010

100 ccm. Hulstkamp.

Gewicht 74.6 K.G.

20 ccm. Sir. Colae Comp.
20 ccm. Sir. Colae Comp.

500 m.gr. Kreatinine.

15 gr. Brom. Kal.
12 sr. Brom. Kal.

200 ccm. Hulstkamp.

Gewicht 75.2 K.G.
20 ccm. Sir. Colae Comp.
20 ccm. Sir. Colae Comp.
20 ccm. Sir. Colae Comp.

0.004

0.006

0.012
0.009\'

O

0.008^
0.002;
0.010\'

200 ccm. Hulstkamp.

-ocr page 117-

Tabel 3. VAN HOOGENHUYZE.

suiker 50 gr.

Van 27 Jan.—23 Maart: om I2V2 uur 55 gr. ei en om 6 uur 55 gr. ei meer gegeten.

17 Jan.: 2 gr. Kreatine in 3 gelijke deelen genomen om 3 u., 5 u. en 11 u.
30 Jan.: 2 gr. „ ,,3 „ „ „ „ 3 u., 5 u. ,, 11 u.
6Febr.:2gr. „ „ 3 „ „ ,, „ 2 u., 5 u. ,, Hu.
10 Febr.: 500 mgr. Kreatinine in 2 gelijke deelen genomen om 4 u. en 8 u.
14 Febr.: 50 ccm. Hulstkamp genomen om ll^/a u. en 2 u. telkens 25 ccm.
16 Febr.: 100 ccm. „ „ „ 12 u. 30 ccm., 2 u. 40 ccm., 5 u. 30 ccm.

20 en 21 Febr.: 20 ccm. Sir. Colae Comp. Hell, genomen iederen dag telkens om 9 u. 6 ccm., 2 u. 8 ccm., 8 u. 6 com.

1 Mrt.: 15 gr. Brom. Kal. in 300 cc. fenkelwater opgelost genomen; in 4 gelijke deelen genomen om 8 u., 12 u., 6 u., 11 u.

2 Mrt.: 12 „ „ „ „ 250 cc. „ „ „ „ 3 „ „ ,, „ 8 u., 12 u., 6 u.
9 Mrt.: 200 ccm. Hulstkamp genomen; om 12 u., 2 u.,
4 u., 6 uur, telkens 50 ccm.

14, 15 en 16 Mrt.: 20 ccm. Sir. Colae Comp. Hell, genomen; iederen dag telkens om 12 u. 6 ccm., 2 u. 8 ccm., 8 u. 6 ccm..
20 Mrt.: 200 ccm. Hulstkamp genomen; om 12 u., 2 u., 4 u., 6 u., telkens 50 ccm.

Van 10—27 Jan.: 8^2 uur: tarwebrood 100 gr.

121/2 uur: tarwebrood 150 gr.

6 uur: aardappelen 350 gr.

eiwit

vet

koolhydraten.

boter 10 gr.

boter

45 gr.

rijst

50 gr.

Van 10—27 Jan. 79.9 gr.

115.4 gr.

308.5 gr.

ei

110 gr.

boter

25 gr.

Van 27 Jan.—23 Mrt. 92.1 „

126.1 „

309 „

kaas

100 gr.

ei

110 gr.

Aan het begin van de proef 32.6 Cal. per K.G.

lieh. gew.

In de geheele proefreeks iederen dag 1300 ccm. water gedronken.

190S

8-12 uur.

12

-5 uur.

-11 uur.

11-8 uur.

Jan.

Vol,
ccm.

Sp.
Gew.

Krnn.

gr-

Vol. ;
com.

Sp.
Gew.

Krnn.
gr.

Vol.
com.

Sp.
Gew.

Krnn.
gr-

Vol.
ccm.

Sp. ;
Gew.

Krnn.
gr-

Vol. :
com.

Acid. in
ccm.;
n.NaOH^

Gepraeform. il
Krnn.
gr. *)

10

220

1024

0.312

240

1030 1

0.460

510

1027 :

0.526

490

1018

0.656

1460

43.8

1.954
1.952

1.953

11

164

1026

0.352

197

1029 \'

0.421

442

1030

0.530

367

1020

0.649

1166

48.9 ;

1.953
1.956

1.954

12

176

1025

0.342

214

1030

0.456

396

1029

0.485

328

1026

0.659

1114

51.2

1.942
1.962

1.952\'

13

204

1026

0.315

198

1027

0.433

536

1029

0.553

446

1019

0.606

1384

44.3

1.907
1.881

1.894

14

158

1025

0.334

222

1027

0.447

416

1027

0.522

445

1019 :

0.607

1241

42.2

1.910
1.914

1.912

15

174

1026

0.334

204

1029

0.445

398

1029

0.497

311

1027 :

0.668

1087

42.4

1.944
1.956

1.950

16

208

1025

0.352

256

1027

0.460

490

1027

0.500

378

1031

0.661

1332

37.3

1.973
1.940

1.957

17

148

1027

0.360

257

1028

0,463

813

1018

0.460

453

1017

0.637

1671

46.8

1.920
1.944

1.932

18

118

1027

0.354

169

1030

0.446

411

1028

0.524

282

1024

0.651

980

42.1

1.975
1.999

1.987

19

145

1025

0.352

272

1027

0,462

453

1027

0.534

373

1020

0.724

1243

46

2.072
2.100

2.086

20

167

1026

0,407

246

1027

0,566

343

1029

0.716

211

1032

1.096

987

40 ,6

2.778
2.785

2.781

21

101

1033

0,476

160

1032

0,485

250

1030

0,662

177

1032

0,909

688

52 ,3

2.532
2.505

2.520

22

117

1030

0,352

124

1032

0,465

179

1025

0,212

230

1029

0,677

650

35 ,1

1.708
1.744

1.725

23

169

1024

0,338

176

1030

0.429

501

1026

0.523

534

1016

0,613

1380

38 .6

1.903
1.9d5

1.904

24

166

1028

0.334

228

1030

0.440

514

1025

0.505

411

1021

0.616

1319

47.5

1.895
1.875

1.885\'

25

154

1027

0.344

212

1027

0.421

440

1027

0.505

515

1015

0.593

1321

43.6

1.863

1.864

1.864

26

162

1023

0.329

225

1025

0.417

471

1024

0.501

651

1011

0.593

1059

40.7

1.840
1.874

1.857

27

132

1023

0.332

150

1030

0.389

410

1026

0.465

554

1017

0.675

1246

43.6

1.861
1.881

1.871

28

106

1027

0.299

185

1029

0.426

498

1024

0.529

578

1014

0.603

1367

53.3

1.857
1.83Ô

1.846

29

132

1023

0.297

220

1027

0.427

556

1024

0.502

523

1013

0.593

1425 ;

54.1

1.819
1.821

1.820

30

220

1017

0.343

177

1028

0.413

477

1025

0.475

732

1011

0.662

1603

54.6

1.893
1.871

1.882

31

174

1022

0.338

155

1029

0.402

455

1027

0.506

423

1017

0.583

1207

48.3

1.829
1.865

1.847

1 Febr

144

1025

0.322

256

1027

0.387

584

1024

0.505

420

1017 1

0.577

1404

47.7

1.791
1.791

1.791

2

136

1024

0.321

256

1026

0.456

491

1027

0.509

328

1020

0.562

1211

46.—

1.848
1.818

1.833

3

163

1023

0.309

203

1028

0.410

357

1029

0.470

328

1026

0.651

1051

48.—

1.810
1.866

1.853

4

134

1026

0.311

176

1029

0.413

537

1024

0.459

684

1013

0.649

1531

49.—\'

1.832
1.810

1.821|,

5

186

1023

0.327

271

1026

0.398

604

1022

0.514

642 1

1013 ,

0.605

1703

51.1

1.844 \'
1.856

1.850

6

149

1023

0.316

200

1027

0.424

471

1027

0.534

662

1011

0.635

1482

50.4

1.903
1.907

1.908

7

173

1023

0.326

209

1028

0.422

457

1027

0.504

464

1016

0.592

1303

59.9

1.844
1.848

1.846

8

136

1023

0.335

205

1028

0.407

528

1023

0.494

473

1015

0.595

1342

53.7

1.831
1.823

1.827

9

157

1022

0.312

253

1028

0.442

506

1022

0.507

543

1012

0.613

1459

51.1

1.874
1.858

1.866^

10

130

1025

0.311

234

1028

0.457

439

1025

0.692

681

1010

0.762

1484

60.8

2.222
2.226

2.224

11

150

1024

0.321

220

1028

0.432

455

1027

0.512

406

1019

0.603

1231

52.9

1.868
\' 1.836

1.852

12

126

1025

0.306

200

1028

0.415

436

1028

0.533

443

1016

0.570

1205

55.4

1.824
1.800

1.812

13

131

1026

0.326

210

1030

0.427

526

1021

0.500

422

1018

0.596

1289

55.4

1.849
1.823

1.836

14

158

1025

0.334

223

1028

0.429

410

1028

0.484

504

1016

0.596

1295

53.1

1.843
1.859

1.851

15

142

1026

0.326

178

1030

0.415

480

1026

0.516

342

1022

0.612

1142

43.4

1.869
1.893

1.881

16

178

1024

0.313

219

1025

0.397

390

1026

0.502

666

1013

0.617

1453

49.4

1.829
1.811

1.820

17

172

1022

0.327

217

1027

0.421

552

1025

0.517

448

1015

0.601

1389

58.3

1.866
1.840

1.853

18

178

1024

0.334

225

1028

0.427

603

1023

0.514

458

1014

0.580

1464

46.8

1.855
1.829

1.842

19

143

1026

0.318

223

1027

0.419

591

1022

0.518

478

1018

0.610

1435

57.4

1.865
1.857

1.861

20

143

1025

0.344

210

1028

0.426

554

1023

0.532

502

1013

0.612

1409

58.4

1.914
1.902

1.908

21

151

1024

0.342

253

1026

0.437

462

1025

0.504

523

1016

0.630

1389

55.6

1.913
1.921

1.917

22

124

1027

0.321

194

1029

0.422

400

1028

0.515

378

1023

0.649

1096

52.6

1.907
1.917

1.912

23

106

1028

0.307

192

1029

0.411

413

1026

0.496

339

1019

0.601

1050

61.9

1.815
1.839

1.827

24

156

1025

0.328

212

1029

0.436

443

1027

0.532

316

1019

0.599

1127

50.7

: 1.895
1.893

1.894

25

140

1024

0.315

244

1028

0.417

492

1027

0.506

243

1029

0.602

1119

53.7

1.840
! 1.812

1.826

26

134

1027

0.316

240

1029

0.433

484

^ 1027

0.480

330

1025

, 0.610

1188

58.2

; 1.839
1.817

1.828

27

142

1026

0.315

253

1029

0.428

650

1023

0.482

1.8.34
1.822

28

107

1027

0.320

255

1029

0.441

652

1023

0.498

571

1018

0.575

1585

66.6

1.828

29

121

1027

0.305

163

1031

0.388

503

1027

0.497

388

1021

0.604

1175

44.7

1.794
1.796

1.795

1 Mrt.

352

1017

0.310

222

1025

0.377

448

1023

0.463

309

1027

0.639

1331

37.2

1.789
1.768

1.779

2

346

1023

0.330

244

1028

0.376

396

1027

0.477

228

1030

0.584

1214

55.8

1.767
: 1.767

1.767

3

154

1027

0.306

189

1029

0.390

351

1030

0.426

372

1019

0.562

1066

61.8

^ 1.684
: 1.700

1.692

4

153

1028

0.316

177

1030

0.359

467

1029

0.508

338

1023

0.618

1135

62.4

1 1.801
! 1.785

1.793

5

159

1027

0.328

234

1029

0.429

432

1030

0.481

304

1027

0.598

1129

57.6

Î 1.836
\' 1.828

1.832

6

130

1028

0.314

264

1028

0.420

504

1026

0.480

456

1017

0.586

1354

54.2

1.800
1.810

1.805

7

243

1020

0.330

238

1028

0.413

495

1027

0.481

324

1028

0.598

1300

59.8

1.822
1.834

1.828

8

128

1027

0.313

227

1029

0.415

425

1027

0.476

478

1016

0.607

1258

55.4

1.811
1.821

1.816

9

114

1027

0.310

202

1029

0.435

505

1026

0.496

398

1019

0.592

1217

60.8

1.833
1.811

1.822

10

156

1026

0.326

210

1030

0.444

612

1025

0.524

368

1021

0.658

1346

57.9

1.952
\' 1.930

1.941

11

140

1027

0.317

200

1030

0.412

538

1026

0.500

346

1023

0.618

1224

46.5

; 1.847
! 1.823

1.835

12

158

1025

0.312

260

1028

0.413

948

1017

0.488

640

1012

0.601

2006

48.1

i 1.814
1.820

1.817

13

134

1025

0.302

225

1028

0.412

565

1020

0.525

364

1019

0.589

1288

52.8

1.828
1.830

1.829,

14

158

1025

0.318

263

1027

0.412

491

1 1028

0.535

580

1013

0.587

1492

56.7

1.853
1.85s

1.854;

15

162

1023

0.313

267

1028

0.414

514

1024

0.476

427

1017

0.602

1370

54.8

1.805
■ 1.821

1.813

16

144

1026

0.313

195

1028

0.427

494

1026

0.548

336

1020

0.640

1169

58.4

! 1.928
1.940

1.934

17

215

1024

0.326

311

1026

0.398

582

1024

0.482

520

1015

0.607

1628

55.3

1.813
1.807

1.810

18

156

1024

0.318

292

1026

0.404

598

1025

0.502

512

1014

0.584

1558

53

1.808
i 1.804

1.806

19

152

1024

0.316

261

\' 1026

0.404

668

1023

0.494

391

1017

0.584

1472

55.9

i 1.798
1.792

1.795

20

154

1025

0.319

215

1028

0.436

460

1026

0.515

266

1028

0.619

1095

54.8

1.889
1.909

1.899

21

173

1025

0.321

248

1028

0.398

483

1027

0.492

416

1017

0.611

1320

55.4

1.822
1.812

1.817

22

159

1025

0.303

219

1026

0.403

488

1025

0.507

433

1015

i 0.577

1299

53.2

1.790
1.796

1.793

23

151

1024

0.326

228

1028

0.419

491

1027

0.510

405

1017

1 0.568

1275

66.3

1.823
1.813

1.818

koken
gr- !

Gewicht 81 K.G.

*\'l L. bovenste cijfers: som der
hoeveelheid Krnu. der por-
ties; L. onderste cijfers: hoe-
veelheid in 24 uur: E. ge-
middelde der 2 ciifers.

2 gr. Kreatine.

Gewiclit 79.20 K.G.

2 gr. Kreatine.
Gewicht 79.8 K.G.

2 gr. Kreatine.

500 mgr. Kreatinine.

50 ccm. Hulstkamp.

100 ccm. Hulstkamp.

Gewicht 80 K.G.

20 ccm. Sir. Colae Comp.
20 ccm. Sir. Colae Comp.

15 gr. Brom. Kal.
12 ar. Brom. Kal.

200 ccm. Hulstkamp.

Gewicht 79.7 K.G.
20 ccm. Sir. Colae Comp.
20 ccm. Sir Colae Comp.
20 ccm. Sir Colae Comjo.

200 ccm. Hulstkamp.

In 24 uur-

Acid.
Ur.

gr.

Totale
N.
gr-

Onbep.
N.
gr-

NH;,

gr-

Krnn-

gr-

gr.

23.69
22.—
22.47

26.16\'

I

21.70\'

23.02

23.82!

24.04

21.75\'

22.72
23.49
24.12
20.02
25.99

24.53

24.25

24.32
24.23
24.55

24.17
24.12

21.3o|

22.50|

2I.73I

22.76;
21.90
22.16
23.63
24.18,

23.04;

22.78

23.54

23.55

23.02

23.18

22.05

22.34;
22.11
23.37
22.95
23.09

22.15
22.43

22.26
21.86^
21.68
21.95

24.16

26.74\'
25.63
23.82
23.12

23.90\'

24.99
24.92
25.37
26.85
25.26
23.12

25.33
25.21
27.68
24.67|
25.51
24.08
23.05

24.78
24.59
25.54

21.79
23.49|

23.03
23.01

1.958
1.954^
1.960
1.904
1.910
1.964
1.960
2.114
1.995
2.090
2.790
2.530
1.730
1.907
1.885
1.870
1.863
1.881
1.840
1.821
1.894
1.850
1.795
1.850
1.860
I 1.830,

1.850
1.910
1.856
1.833
1.870\'
2.230
1.862
1.820,
1.844

1.851
1.890,
1.828
1.860
1.856
1.870,
1.910
1.915

I

1.914

1.827

1.897
1.836
1.830

1.836,

1.793
1.780
1.777

1.692

1.795\'

1.835,

I.8I0\'

1.838

1.824
1.832
1.941
1.832|
1.820

1.828
1.860
1.821
1.940
1.811
1.816
1.798

1.898

1.825

1.794
1.828

0.005
O

0.008
0.010

0.014
0.003
0.182
0.008
0.004
0.009
0.010
0.005
0.003
O

0.006
0.006
0.010

0.001
0.012
0.003
0.004
0.017
0.007
0.009
O i
0.002
0.010^
0.006,
0.004
0.006
0.010
0.008
0.008
O i
0.009
0.008
0.007
0.014
0.009
0.002

0.002\'

O I
0.003
0.010
0.002

0.008\'

_

0.001
0.010

O ^
0.002
0.003

0.005:
0.010
o.oos\'
0.010

0.641
0.547
0.535
0.535
0.533
0.532
0.517
0.513
0.476
0.520
0.685
0.370
0.485
0.671
0.582
0.555
0.506
0.493
0.515
0.513
0.500
0.470
0.513
0.508
0.583
0.520
0.555
0.569
0.542
0.546
0.564
0.568
0.577
0.556
0.537
0.561
0.497
0.558
0.681
0.538
0.557
0.546
0.581
0.521
0.501
0.532
0.530
0.554

0.559
0.513
0.543
0.532
0.444
0.531
0.583
0.551
0.594
0.545
0.550
0.584
0.557
0.539
0.543
0.574
0.534
0.502
0.574
0.544
0.536
0.543

0.520!

0.514
0.528

1.01816.710
0.998,12.855
0.98413.490
1.04115.055
0.63313.725
0.94313.620
0.86513.520
1
.06414.153
1.03012.897
1.01113.443
0.94114.039
1.17514.135
0.85611.830
0.97715.263
0.99514.311
0.95314.009
0.96013.996
0.98314.042
1.06114.162
1.06714.264
1.07013.940
1.04712.927
0.96513.563
1.01013.097
0.98013.353
1.17813.557
1.11413.232
1
.14013.849
1.06913.864
1.20713.527
1.12713.890
1.16214.076
1.08013.959
1.18114.171
1.09613.625
1
.03013.190
1.05713.150
1.04213 171
1.14813.612
1.04713.169

1.05913.410
1.15113.414
1.09S13.807
1.02613.081
1.12613.156

1.11513.411
1.10913.629
1.02714.137

1.06914.811
1.10014.188
1.22313
.044
1.23413.087
1.03413.357
1.02713.824
0.97613.554
1.03114.122
1.18514.606
1.12114.090
1.16813.290
1.14014.840
1.10414.309
1.09214.814
1.06413.975
1.03614.256
1.07613
.330

1.14112.643

1.03014.644
1.01814.505
1.08614.323
1.13213.337
1.04714.461
1.07413.549
0.98913.744

4.162
0.845
1.278
1.092
1.195
1.188
0.778
1.089
0.988
1.051
1.029
0.840
0.970
1.386
1.135
1.016
0.989
1.057
0.859
1.468
0.924
1.268
1.424
1.26
1.028
1.506
1.092
0.967
0.820
0.923
1.446
1.113
1.186
1.586
1.033
1.164
0.973
1.105
0.833
0.723
0.880
1.233
1.378
0.957
1.174
1.484
1.611
1.131

0.575
0.477
1.067
0.440
0.565
0.470
0.231
0.566
0.214
0.508
0.672
1.156
0.759
3.127
0.716
0.581
0.347
0.052
1.357
1.327
0.751
1.335
1
.784
1.287
1.333

0.003

0.006
0.008
0.008
0.001
0.010
0.003\'

I

_ i

0.008
0.001
0.010

-ocr page 118- -ocr page 119-

i >

■ J

\'\'Ïa-Ü\'V^ i

- ■

J^

ïS;

\'."\'Mm

\\ >■ ■ ■ .

. , -r.

m-

. 1 ■ /i ; 1 ■ : \'
( ■ j \' . i; V ■ •

vv.-\'\' \'

\' ■ ..... ■

■ t -v - • ■ ; \' \'v ■

f 1\'

■:,. ! - ;

J

-ocr page 120-

■ t- -i

ï

t^sii

\\ ■

-Abu-;.-:: ■

.....V

> • . i

-ocr page 121-

-m

mm