-ocr page 1-

ONDERZOEK

OVEH EUNICE

ABSOBPTIESPECTBA.

-ocr page 2-
-ocr page 3-

OOEEZOEK

oveh eenige

ABSORPTIESPECTRA.

AGAMMISGH PROEFSCHRIFT

ter verkrijging van den graad

van

■Doctor in de Wis- en Natuurkunde,

aan

DE HOOGrESCHOOL TE UTRECHT,
machtiging van den rector magnificus

Dr. J. I. DOEDES,

Gewoon Hoogleeraar in de Faculteit der Godgeleerdheid.

Met toestemming van den academischen senaat

en

y0T .

^15ns besluit der wis- EN natuurkundige faculteit,
te verdedigen

Op

Maandag 30 Juni 1873, des namiddags ten 3 ure.

doos

Johannes Markus Hiebendaal,

-ocr page 4-
-ocr page 5-

AAN MIJNE OUDERS.

-ocr page 6-
-ocr page 7-

Het zij mij vergund, een woord van dank te spreken
tot ü allen, Hoogleeraren in de faculteit der Wis- en
Natuurkunde, en U te betuigen, dat het onderwijs,
t welk ik gedurende mijn verblijf aan de Academie van
D genoot, steeds op lioogen prijs zal geschat worden.

In \'t bijzonder jegens U, Hooggeachte Promotor Dr.
P. J.
van Kerckhofp gevoel ik mij ten zeerste verplicht.

De hulp mij door U zoo goedgunstig verleend bij
ljtijiic studiën, Uwe leiding bij de vervaardiging van mijn
proefschrift, gelijk in \'t algemeen de belangstelling die
van Uwe zijde mocht ondervinden, blijven mij eene
aangename herinnering.

Neem ook Gij, Hooggeleerde Dr. E. Mulder mijn
°prechten dank aan voor de welwillendheid mij steeds
betoond.

En Gij, mijne Academievrienden, wier beeld zoo menig-
maal voor mijn geest verschijnt en de herinnering aan
z°o vele genotvolle oogenblikken herlevendigt, laat ook
in uw aandenken voortleven.

-ocr page 8- -ocr page 9-

INLEIDING.

De donkere dwarsstrepen die het zonnespectrum door-
snijden werden het eerst ontdekt door
wot/laston , en
eenige jaren daarna, onafhankelijk van hem, ook door
fkaunhofer waargenomen.

Dat zij niet naar den eersten ontdekker maar naai-
den tweeden onder den naam van Fraunhofersche strepen
bekend zijn, is hieraan toe te schrijven dat, deze laatste
hare plaats in het spectrum naauwkenrig bepaald en de
meest in het oog vallende met alphabetische letters aan-
geduid heeft.

Het licht door vaste ligchamen en vloeistoffen uitge-
zonden, wanneer deze tot eene hooge temperatuur verhit
zijn, prismatisch ontleed wordende, geeft een spectrum
waarin deze strepen gemist worden. Anders verhonden
zich de gassen in gloeijenden toestand ; terwijl het onaf-
gebroken spectrum verdwijnt, vertoonen zich op bepaalde
plaatsen van onveranderlijke ligging gekleurde lichtstre-
pen; deze voor elke enkelvoudige stof karakteristieke

-ocr page 10-

strepen zijn door vele waarnemers, met name kirchhoff
en bunsen, nader onderzocht. Het onderzoek der spectra
van deze gloeijende gassen en dampen is bekend onder
den naam van spectraalanalyse.

Het onafgebroken spectrum b. v. van de zwevende
kooldeeltjes eener vlam, van gloeijend platinadraad enz.,
wordt aanmerkelijk gewijzigd wanneer tusschen de licht-
bron en het prisma gekleurde of zelfs sommige onge-
kleurde vaste, vloeibare of gasvormige stoffen geplaatst
worden. Deze wijziging bestaat meestal daarin dat de
grenzen van het spectrum tot elkander naderen; soms
ontstaan er tevens op bepaalde plaatsen donkere smalle
strepen, of ook wel breedere, die men banden noemt.

De tusschengeplaatste stof heeft dus een gedeelte van
het licht dat op haar viel geabsorbeerd, en het zijn de
aldus verkregen spectra die men met den naam van ab-
sorptiespectra bestempelt.

Even als bij de gewone spectraalanalyse de natuur der
gloeijende gassen ontdekt kan worden, zoo laat zich ook
verwachten dat deze absorptieverschijnselen een middel
kunnen zijn om den aard der tusschengeplaatste stoffen
aan te geven.

Met het oog hierop zijn dan ook sedert geruimen tijd
onderzoekingen in het werk gesteld, in den laatsten tijd
vooral voor bloed en chlorophyl.

Dat het onderzoek van deze stoffen met ijver onder-
nomen is, is grooiendeels toe te schrijven aan het belang
dat hierin voor de physiologie is gelegen. Omtrent anor-

-ocr page 11-

gaiiische ligchamen zijn er minder onderzoekingen gedaan,
evenwel zijn zij niet geheel en al verwaarloosd; de ge-
schiedenis leert dat reeds terstond na de ontdekking der
Frannhofersche strepen in het spectrum omtrent het
absorptievermogen van vaste ligchamen, vloeistoften en
gassen of dampen, mededeelingen gedaan zijn.

Het is bekend dat velerlei omstandigheden, als con-
centratie, temperatuur en oplossingsmiddel, van grooten
invloed zijn op de kleur van opgeloste stoften, en het laat
zich verwachten dat hiermede ook verschillen in het
spectrum dezer oplossingen gepaard gaan.

Het kwam mij daarom niet onbelangrijk voor de
spectra van oplossingen en de veranderingen, die hierin
door onderscheidene invloeden kunnen ontstaan, voor eene
reeks van ligchamen na te gaan.

Ik heb mij" beperkt tot oplossingen van anorganische
verbindingen en de veranderingen onderzocht die in de
spectra dezer oplossingen ontstaan door:

verschil van het oplossingsmiddel,
„ „ de concentratie,
„ „ „ dikte der laag,
// // „ temperatuur,
en door de stoften clie mede in oplossing zijn.

Eene beschrijving mijner waarnemingen heb ik ver-
zameld in het tweede hoofdstuk van clit proefschrift, en
heb mij, waar onderzoekingen van anderen voorhanden
waren, eene vergelijking hiermede veroorloofd.

Daar waar alleen eene verandering der grenzen van

-ocr page 12-

!

het spectrum plaats had, heb ik het niet noodig geoor-
deeld de beschrijving door afbeeldingen te verduidelijken;
de drie bijgevoegde platen bevatten de spectra die zich
meer door het optreden van banden of strepen onder-
scheiden , en door de onderzochte invloeden aanmerkelijke
wijzigingen ondergaan.

Het eerste hoofdstuk bevat een kort historisch over-
zicht: ik heb mij ook daar beperkt tot hetgeen meer
direct op het onderwerp betrekking had, en tevens hier
en daar de oorspronkelijke mededeelingen aangegeven.

De gevolgen die ik gemeend heb uit mijne waarne-
mingen te mogen trekken, zijn neergelegd in het derde
hoofdstuk. Gaarne had ik het onderzoek tot een grooter
aantal, zoowel organische als anorganische stoffen uitge-
strekt, maar gebrek aan tijd heeft mij verhinderd er eene
zoodanige uitbreiding aan te geven.

-ocr page 13-

HOOFDSTUK I.

historisch overzigt.

De eersten die zich met het onderzoek naar de absorptie
van licht door gekleurde stoffen hebben bezig gehouden,

zijn DAVID brewster en john herschee.

Brewster zocht door gekleurde media monochromatisch
licht te verkrijgen, en in eene verhandeling (1) waarin
hij eene monochromatische lamp beschrijft, deelt hij ook
iets mede:

1°. over de wijze waarop gekleurde media de ver-
schillende deelen van het spectrum absorberen.

2°. over den invloed die de temperatuur heeft op
dit absorptievermogen.

Uit deze verhandeling blijkt, dat reeds Dr. young (2)
in 1803 opgemerkt had dat het licht, hetwelk door een
blaauw glas gegaan was, twee roode ruimten liet zien
wanneer het door een prisma ontleed werd.
Brewster
vond ook bij eene soort blaauw glas, dat het rood door eene
donkere lijn in twee deelen gescheiden werd; bij andere
blaauwe glazen ontstond eene andere verhouding in de
absorptie: het blaauw en violet was ook te zien. Door

(1) Transactioiis of the royal Society of Edinhurgh. Vol. IX. 1S21.

(2) Philosophical Transactions of the Royal Society of London.

-ocr page 14-

vermeerdering van de dikte van het glas verdwenen deze
beide laatsteu en bleef alleen rood over.

Groen gekleurde glazen tastten de beide uiteinden van
het spectrum aan, en door vermeerdering der dikte ver-
minderde steeds het blaauw en rood.

Gele glazen absorbeerden alles behalve het rood en
geel. Roode glazen deden bij voldoende dikte alles be-
halve het rood verdwijnen.

Aangaande den invloed der temperatuur nam hij waar,
dat voor sommige gekleurde glazen, bij verhooging der
temperatuur, de absorptie vermeerderde, terwijl voor andere
eene vermindering optrad; wanneer de gewone temperatuur
weer verkregen was, kwam de vroegere absorptie ook
weer te voorschijn.

Waardoor deze glazen gekleurd waren vinden wij
echter nergens aangegeven.

j. f. w. herschel deelt in hetzelfde deel der
Philosophical Transactions, naar aanleiding dezer verhan-
deling van
brewster , zijne waarnemingen over dit
onderwerp mede.

Hij gebruikte verschillend gekleurde vensterglazen,
als ook plantaardige aftreksels, portwijn, ijzerchloride,
goudchloride enz., en hij merkt op dat deze allen het
violeiteinde van het spectrum buitengewoon absorberen.

Yan groene oplossingen van koper, nickel enz., zegt
hij dat zij de beide uiteinden van het spectrum weg-
nemen, het rood met meerder energie indien de tint
naar het blaauw overhelt, maar het violet indien de
tint naar het geel helt; blaauwe oplossingen van koper
laten bij voldoende dikte der laag alleen het violet
gedeelte door.

Deze onderzoekingen werden door brewster voortgezet
met het doel om hierin eene algemeene methode voor
chemische analyse te vinden. De plaats van absorptie

-ocr page 15-

werd aangegeven door de ïraunhofersche lijnen, en hij
was op deze manier in staat, zegt hij, om verschillende
stoffen te herkennen.

Daar sommige ligchamen het spectrum op 2, 3, 4 .
en zelfs 5 plaatsen aantasten, vond jbrewstek, het waar-
schijnlijk dat het aantal en de intensiteit dezer absorptie-
strepen of banden afhangt van het aantal en de natuur
der elementen die aan de zamenstelling van het ligchaam
deelnemen, of hetwelk ongeveer hetzelfde is, dat het de
som is van de afzonderlijke werking dier elementen.
Een eerste onderzoek oordeelde hij derhalve noodig naai-
de werking van de elementaire stoffen op het zonne-
spectrum; hij bepaalde zich niet tot gekleurde maar nam
ook ongekleurde tot onderzoek.

Hij beschrijft (1) de spectra van zwaveldamp, jodium-
damp en van ondersalpetrig zuur. Wanneer het licht door
eene laag van de laatste damp gaat, vertoonen zich in het
spectrum een groot aantal strepen, in vloeibaren toestand
werd een geheel ander spectrum verkregen. Hij zegt in deze
verhandeling het volgende:

The points of maximum absorption exhibited a dis-
tinct coincidence with some of the principal dark lines
in the solar spectrum, and thus indicated that these
lines, marked, as it were, weak points of the spectrum,
on which the elements of material bodies, whether they
existed in the solar atmosphere or in coloured solids
and fluids, exercised a particular influence. These actions
however, were so indefinite, that, with the exception of
the oxalate of chromium and potash, a salt of most
remarkable properties, they never appeared in the form
of lines or distinct bands. The light which was left
shaded into the dark spaces, and therefore, notwith-

(1) Transactions of the Royal Society of Edinburgh. Vol. XII.

-ocr page 16-

standing the general coincidence which I had observed,
the phenomena of ordinary absorption could not be
identified with those of the definite actions by which the
solar lines are produced.

In eene andere verhandeling //On the Colours of
natural bodies" (1) vinden wij zijne verhandeling over
chloruphylloplossingen.

In de Philosophical Transactions of the Royal Society
of London 1835, bespreekt
brewster de merkwaardige
eigenschap van oxalas chromicus et potassae, om eene
absorptie uit te oefenen op eene bepaalde roode straal,
die in het uiterste rood van het spectrum gelegen is.
Terwijl hij gekleurde ligchamen onderzocht werd dit door
hem nog niet waargenomen. Dunne lagen van dit zout in
oplossing absorberen reeds de oranje en \' gele stralen,
bij het dikker worden der laag breidt zich de^e absorptie
naar het violet uit, terwijl ook het violet geabsorbeerd
wordt; ten slotte houdt hij een licht in het groen en
blaauw over, en ontstaat daarbij de genoemde streep in
het rood.

Zijne onderzoekingen omtrent de absorptiespectra
gaven
brewster aanleiding hierin bezwaren te zien tegen
de undulatie-theorie (2). Overeenkomende met de undu-
latie-theorie, zegt hij, bestaat het licht uit de trillingen
van eene buitengewoon ijle elastische stof genaamd aether,
die alle ruimte doordringt, en die in het binnenste van
alle refractive media aanwezig is, maar met verminderde
elasticiteit, zoodat de aether het minst elastisch is in
de meest brekende stollen. Evenals bij het geluid de
hoogte van den toon bepaald wordt door de talrijkheid der
luchtimpulsies, zoo wordt bij het licht de kleur bepaald

(1) Transactions of the Royal Society of Edinburgh. Vol. XII.

(2) Philosophical Magazine 1833.

-ocr page 17-

door de talrijkheid der aetherimpulsies. Wanneer het
licht gaat door een dun plaatje orpiment, is dit licht
groenachtig geel, en door het prisma ontleed zien wij
dat de violette stralen ontbreken. Hieruit volgt dat
de aether in dit dunne plaatje bevat wel door rood, geel
en groen licht in trilling kan gebragt worden, terwijl zij
absoluut onbewegelijk is voor de trillingen van violet licht.
Andere gevallen zijn er waarin de aether alleen trilt voor
groen, nog andere waarin dit alleen het geval is voor
andere kleuren.

Als een ander voorbeeld haalt hij aan het absorptiespec-
trum van oxalas chromicus et potassae: in het rood is
hier eene donkere streep aanwezig. In het spectrum van
onder salpeterzuur nam hij niet minder dan twee duizend
strepen waar, terwijl hetzelfde ligchaam in vloeibaren
toestand al die twee duizend deelen doorlaat die het
gas terughoudt. De aether in de vloeistof vibreert dus
in alle stralen, terwijl de aether in het gas, waarin wij
zouden meenen hem in een meer vrijen staat te ont-
moeten, niet de eigenschap heeft om de trillingen van
deze twee duizend deelen van het witte licht door
te laten.

Op deze gronden meent hij dat de absorptieverschijn-
selen strijden tegen de undulatie-theorie.

In een antwoord op deze verhandeling zegt Prof.
a.iky (1): I do not think that absorption is to be
considered a. necessary part of the theory. It is a sort
of extraneous interruption which either leaves the ordinary
laws in full vigour, or wholly destroys, not the laws, but
that which is the subject of the laws.

Reflexion, refraction, interference, double refraction,
polarization, go on with absorption just as if there were

(1) Philosophical Magazine 1833.

-ocr page 18-

no such thing in nature. The supposition of undulation
by transversal vibration, the principle of superposition
of small vibrations, the assumption that the velocity is
different in different media, are necessary in every in-
vestigation; the suppositions (whatever they are), that
are to account for absorption are necessary only now
and then. The former suppositions, in the vast majority
of instances, do not require the latter; the latter when
wanted must be combined with te former. The con-
siderations seem to point out clearly that absorption
requires a supplementary theory; and our only care
with optical theories at present must be, that our present
assumptions may admit of such a supplement at some
future time.

De onderzoekingen van brewster (1) werden door
miller en Daniel (Cambridge) uitgebreid ook op andere
gekleurde dampen, zooals chloor, jodium en bromium.
Tusschen de spectra van jodium en bromium ontdekten
zij een zeker parallelisme: het spectrum werd over eene
groote uitgebreidheid doorsneden door een aantal lijnen,
die op gelijken afstand lagen, en in aantal en ligging
in deze twee stoffen overeenkwamen. Deze gelijkheid in
de absorptiespectra van ligchamen die elkaar in eigen-
schappen zoo nabijkwamen, gaf aan
miller (Londen)
aanleiding een aantal andere gekleurde ligchamen te onder-
zoeken. Eene dergelijke overeenkomst, die hij ook bij
andere ligchamen van gelijke zamenstelling of overeen-
komstige eigenschappen meende te ontdekken, vertoonde
zich bij zijn onderzoek niet; hij vond ook dat het meeren-
deel der gassen en dampen geene strepen in het spectrum
vertoonden.

In geen geval van ongekleurde gassen, waaronder

(1) The Londen and Edinburgh Pholosophical Magazine, Vol. XXVJl.

-ocr page 19-

elementaire en zamengestelde, nam hij een optreden van
lijnen waar.

Het aanwezig zijn van meer kleur was eene aanleiding
voor het optreden van banden.

De waarschijnlijke plaatsing der lijnen kan niet af-
geleid worden van de kleur van het gas. Bij het groene
perchloride van mangaan zijn de strepen het meest over-
vloedig in het groen, terwijl zij bij de roode dampen
van salpetrigzuur in aantal naar het blaauw van het
spectrum toenem en.

Enkelvoudige ligchamen zoowel als zamengestelde
kunnen strepen te voorschijn brengen, en twee enkel-
voudige ligchamen die ieder afzonderlijk geene strepen
bezitten , kunnen in hunne verbindingen deze doen ontstaan.
Omgekeerd kunnen de strepen der enkelvoudige ligchamen
in hunne verbindingen verdwijnen.

Soms kunnen dezelfde lijnen veroorzaakt worden door
verschillende oxydatietrappen derzelfde stof, zooals bij de
oxyden van chloor het geval is.

De strepen kunnen in aantal en sterkte vermeerderd
worden door de dikte der laag te vermeerderen, of door
iedere andere oorzaak die de intensiteit der kleur vermeerdert.

Met eene naauwkeurige plaatsbepaling van de grenzen
dezer strepen hield
miller zich niet op.

Gladstone bespreekt in zijne verhandeling //On
the Use of the Prism in qualitative analysis" (1) de
ondergeschikte rol die tot nog toe de kleur der ligcha-
men bij scheikundige analysen bekleed hebben. Hij wijst
er op dat de kleuren die met het ongewapende oog niet
onderscheiden worden, cloor middel van het prisma ont-
leed, groote verschillen vertoonen, en meent dat de
chromatische verschijnselen met voordeel in de analyse

(1) The quarterly Journal of the Chemical Society. Vol. X. 79,

-ocr page 20-

gebruikt kunnen worden; deze methode heeft volgens
hem een voordeel boven de bestaande, door dat niets
verloren gaat of door toevoeging van reagentia verandert
of vernietigd wordt, hetwelk van groot belang is bij
organische stollen of kostbare mineralen. Om vergelijkbare
resultaten te verkrijgen wenscht hij dat rekening gehouden
worde van de sterkte der oplossing en de dikte der lagen; bij
zijne onderzoekingen gebruikte hij als lichtbron het zon-
licht, zoodat de Fraunhofersche lijnen te gelijk als vaste
punten dienen om de plaats van absorptie aan te geven.
Hij komt tot het besluit dat ligchamen met eene zelfde
basis of een zelfde zuur hetzelfde effect op de lichtstralen
hebben, üe stoffen door hem aan het onderzoek onder-
worpen zijn :

Chroomzouten.

Cobaltzouten.

Kopzerzouten.

IJzerzouten (oxyduul en oxyd).

Chroomzure zouten.

Lakmoes.

Een Nickelzout.
u Uraanoxyduul zout.

Groen molybdeenchlorid.

Eene bespreking van de spectra door hem verkregen
zal in het derde hoofdstuk volgen.

Weiss (1) ging de veranderingen na in de ligging
der absorptiestrepen van ondersalpeterzuur door veran-
dering der digtheid, en vond dat door eene vermeerde-
ring hiervan de afstand tusschen de lijnen verminderde;
hetzelfde had plaats voor chlorophyll bij grootere con-
centratie der oplossing in aether; deze veranderingen
zijn echter niet voor alle absorptiestrepen dezelfde. De

-ocr page 21-

oorzaak moet volgens hem gezocht worden in eene een-
zijdige absorptie die sommige streepen ondergaan naar
bet violeteinde, wanneer de digtheid toeneemt; dergelijke
veranderingen nam hij ook waar in de Fraunhofersche
lijnen bij zonsondergang.

Niettegenstaande brewster (1) door 354 lijnen de
plaats van absorptie in het spectrum voor een aantal
stollen naauwkeurig trachtte te bepalen, heerscht er in zijne
beschrijving eene groote mate van onduidelijkheid. Hij
meent hier en daar nieuwe tinten te zien optreden, doch
geeft volstrekt geene concentratie aan.

Belangrijk is de tfInversion of the absorption bands
in the spectrum of Didymiam1\' door
bunsen (2). Hij
verhitte eene kleine hoeveelheid didymiumoxyd met
microcosmic salt, en verkreeg bij bekoeling een amethyst-
kleurig glas , hetwelk de karakteristieke absorptiestrepen der
didymiumzouten vertoonde. Als lichtbron gebruikte hij een
gloeijenden platina draad; de band nabij de Fraunhofersche
lijn D was zeer duidelijk. Indien deze parel door eene niet
lichtgevende vlam verhit wordt, verbreidt zich deze band
zoolang de roodgloeihitte nog niet verkregen is. Is men
eindelijk tot deze temperatuur gekomen, dan vermindert
de duisternis van dezen band meer en meer en verdwijnt ten
slotte geheel, zich op dezelfde plaats door verschuiving-
der lichtbron eene breede heldere lijn op een donkeren
grond vertoont. Eene dergelijke omkeering nam hij ook
voor de andere lijnen waar. Prof.
bahr te Upsala maakte
de opmerking dat de zouten der metalen die het yttrium
vergezellen, erbium en terbium, absorptiespectra geven,
die gemist worden in oplossing van zuivere yttriumver-
bin dingen. Onder deze is er eene van groote intensiteit,

1  PMl. Mag. S. 4 vol. XXIV.

-ocr page 22-

die op dezelfde manier in een helderen band omgezet
werd (1).

F.eussner ging de verandering in absorptie door tem-
peratuursverandering na (2).

Indigo geeft een band in het rood, het maximum
van lichtsterkte ligt in het blaauw, het violeteinde wordt
wederom geabsorbeerd. Wanneer deze oplossing gemengd
wordt met sulphas cupri, dan verdwijnt terstond de band
in het rood, wanneer ten minste geen vrij zuur (zwavelzuur)
aanwezig is, want doet men er een druppel zwavelzuur
bij dan komt het eerste spectrum weer voor den dag.

Door toevoeging van bichromas potassae zijn de veran-
deringen niet zoo groot, alleen breidt zich het groen uit,
dus de band wordt aan het violeteinde smaller. Hij onder-
zoekt de volgende stoffen met betrekking tot de veran-
deringen bij temperatuurs-verhooging:
IJ zer chloride.
Koperchloride.
Zwavelzuur koperoxyde.
Zwavelzuur koperoxyd ammoniak.
Dubbel chroomzure potasch.
Salpeterzuur nickeloxyduul.
Kobaltchloruur,
Platinachloride.

In al deze gevallen vermindering van absorptie; bij
de chloriden meer dan bij de overige zouten. Koper-
chloride liet bij koking geen licht door.

Merkwaardig is het dat het gedeelte van het spectrum
hetwelk het langst zigtbaar blijft bij temperatuurs-verhooging,
niet coïncideert met dat hetwelk het laatst verdwijnt,
wanneer de dikte der laag vermeerdert, zoodat het punt

-ocr page 23-

van maximum der intensiteit van het spectrum op eene
andere plaats valt in de verwarmde stof, als welke inge-
nomen wordt bij gewone temperatuur.

Het kobaltchloruur gedraagt zich aldus:

Bij gewone temperatuur en geschikte concentratie
laat deze oplossing twee lichtbanden zien, waarvan de
eene zeer intens is en het geheele rood en geel en een
gedeelte groen omvat; de andere, betrekkelijk zwak, is
gelegen in het violet. Door verhitting vermindert dit
licht in het violet in intensiteit, en 2 absorptie-banden,
waarvan te voren niets te zien was, verschijnen in het
rood. Zij vermeerderen snel in breedte, vooral de minst
breekbare van de twee, bij verdere verhooging vam tem-
peratuur , zoodat, wanneer het kookpunt bereikt is, zij
den geheelen helderen band waarin zij verschenen, bedekt
hebben, met uitzondering van een klein gedeelte in het
uiterste rood.

Om deze verschijnselen te verklaren, zegt hij, is
men geneigd aan te nemen dat verhooging van tempera-
tuur eene chemische omzetting veroorzaakt, dat bijv.
eenige atomen water gefixeerd of afgegeven worden.
Indien dit niet het geval is, dan zouden de veranderingen
in absorptie nooit zoo plotseling plaats hebben, maar
meer regelmatig.

Deze verschijnselen zijn overigens geheel analoog met
die, waargenomen door
brewstek (1) en anderen met
betrekking tot het absorptievermogen van zekere gassen;
bij verhooging van temperatuur vermeerderen de absorptie-
banden in aantal en breedte.

Melde (2) deed eenige onderzoekingen om de vraag
op te lossen of de assorptiestrepen, die eene gekleurde

-ocr page 24-

vloeistof voor zich op zekere plaatsen geeft, en die bij
alle verdunningen met het oorspronkelijke oplossings-
middel deze ligging van hun eerste optreden tot hunne
verdwijning behouden, ook dan op hunne oorspronkelijke
plaats blijven, wanneer men de vloeistof met eene of
meerdere gekleurde vloeistoffen mengt, zonder dat van
eene chemische omzetting sprake kan zijn.

Hij bezigde hiertoe eene ammoniakale carmijnoplos-
sing, eene oplossing van zwavelzuur, koperoxyd, ammoniak
en dubbel chroomzure kali. Ieder van deze drie vloei-
stoffen eerst bij verschillende verdunningsgraden, dan een
mengsel van twee en ten slotte een mengsel van drie.

Hij kwam tot het resultaat dat bij mengsels van
gekleurde vloeistoffen de absorptiestrepen, die eene stof
geeft, niet op dezelfde plaats blijven, maar óf naar den eenen
óf naar den anderen kant verschoven kunnen worden.

Bij het onderzoek der absorptiespectra van didymium,
erbium en terbium vond
Delaeontaine dat bij ver-
meerdering der concentratie meerdere strepen te voorschijn
treden. Deze drie verbindingen hebben overigens twee
strepen gemeen.

Melde (1) onderzocht ook nog anilinblaauw, fuchsin
en pikrinzuur met betrekking tot de veranderingen bij
menging en temperatuursverhooging. Het oplossingsmiddel
was alkohol. Hij maakte de vloeistoffen zoodanig dat 0,05
gr. der vaste stoffen op 120 CC. alkohol opgelost werden,
hierna werden de verdunningen aangebragt. Als lichtbron
gebruikte hij de zon, door te zien naar een geolied pa-
pier. Het verhitten geschiedde in bekerglazen.

Hij doet veel moeite om de resultaten in teekens uit
te drukken, de duidelijkheid der beschrijving wint er ech-
ter niet bij. Hij waarschuwt verder voor toevoeging van

(1) Pogö. Aim. Bd. 126.

-ocr page 25-

water bij de alkoholische oplossing als verdunningsmiddel,
daar hierdoor de absorptie veranderen kan, als ook voor troe-
bel maken met onzuiver water, daar hierdoor verschui-
ving ontstaan kan.

Troebele media veroorzaken eene absorptie van het
violeteinde, welke absorptie door vermeerdering der troe-
beling toeneemt, zoodat ten slotte het geheele rood verdwijnt.

Hij verdeelt de absorberende stoffen in klassen naar
het aantal strepen die zij in het spectrum vertoonen, en
vindt even als in zijne vorige verhandeling dat de banden
aanmerkelijk gewijzigd kunnen worden.

Ten opzigte van temperatuursverhooging onderzocht hij
carmijn, fuchsin, anilinblaauw, chroomzure potasch, pikrin-
zuur en ijzerchlorid. De drie eerste geven geene verandering,
zelfs bij koking der vloeistof; bij de drie laatste vermeer-
derde de absorptie van het blaauw naar het rood einde.

Door proeven maakte hij uit dat verdubbeling van laag
indentisch is met verdubbeling van concentratie.

In het algemeen:

Gaat men van eene bepaalde dikte der vloeistoflaag
en van eene bepaalde verdunning uit, dan is het ten opzigte
van het verloop der absorptieverschijnselen hetzelfde of
men in eene bepaalde verhouding de verdunning vergroot,
of in dezelfde verhouding, bij onveranderde concentratie,
de dikte der laag vermindert.

In de Ann. der. Chem. und Pharm. vol. CXXXYII
publiceerden
bunsen en bahr een stuk //Upon the Com-
pounds of Erbium and Yttrium", waarin zij aantoonden
dat geringe verschillen waargenomen werden in de absorp-
tiespectra van sulphas didymicus, al naar het licht ging
door een krjstal of door eene oplossing van het zout.
Sinds dezen tijd vond
bunsen (1) dat erbium en didy-

(1) Phil. Mag. S.4. vol. XXXII.

-ocr page 26-

mium veranderingen in hun spectrum ondergingen, wanneer
gepolariseerd licht gebruikt werd, en al naar de gewone
of de buitengewone straal door het krystal ging. Hij
vond ook dat met meer volkomen spectroscopen wezen-
lijke verschillen in de spectra der verschillende verbin-
dingen van didymium optraden.

Dat er dikwijls eene groote laag doortrokken moet
worden voor er absorptie in het spectrum zigtbaar wordt,
bewijzen de proeven van
jaksen (1) //on the spectrum
of aqueous vapour11. Hij toont aan dat waterdamp donkere
lijnen en banden in het spectrum te weeg brengt, indien
een lichtstraal door eene voldoende dikke laag gaat.

Bij een spectraalanalytisch onderzoek van vette oliën
door Dr.
j, muller (2), vond deze dat dezelfde absorptie
strepen aan meerdere vette oliën gemeen waren; bij
nader onderzoek bleek het dat de absorptiestrepen van
olijfolie met die van eene oplossing van chlorphyll zamen
vielen, en dat zij dus afkomstig zijn van het gehalte
hiervan, een bewijs hoe scherp sommige absorptiereacties
op kunnen treden.

Yan belang is nog eene verhandeling van reynoldt
//Notes on certain absorption sprectra" (2). Hij onder-
zoekt het spectrum van alizarin, verkregen volgens
Prof.
axderson door debydratatie van opiaanzuur;
de stof kan, volgens hem, chemisch niet onderscheiden
worden van alizarin verkregen uit meekrap; bij ver-
gelijking der spectra onder dezelfde voorwaarde ver-
toonen zij echter verschillen. Door oplossing van rufigal-
luszuur in zwavelzuur en andere oplossingsmiddelen, ont-
stonden andere kleuren en ook andere spectra. Indien de

-ocr page 27-

zwavelzure oplossing voldoende verhit wordt, verdwijnen de
absorptiebanden, doch komen bij verkoeling weêr te
voorschijn.

Hij bereidde op verschillende wijzen murexid en ver-
kreeg hierbij toch dezelfde spectra. Campêche hout in
waterige en in alkoholische oplossing en bij toevoeging
van verschillende stoffen , gaf verschillende spectra. Met
nog andere aftreksels van houtsoorten verkreeg hij soort-
gelijke resultaten.

Door onderzoek der spectra van chlorophyll en bili-
vei\'din, welk laatste ligchaam door
bebzelius (1) voor
identisch gehouden werd met chlorophyll, meent
stokes
tot het resultaat te komen dat zij wezenlijk verschillend
zijn, daar zij verschillende spectra geven. Dit onderzoek
en dat van
reynoldts doen zien hoe men den spectro-
scoop aan kan wenden tot herkenning van verschillende
stoffen; dat men bij deze conclusies echter voorzigtig
moet zijn, blijkt uit het verschil in spectra dat door
verschil van oplossingsmiddel en andere invloeden ver-
kregen wordt.

Hoe de spectroscoop aangewend wordt tot onderzoek
van vervalschingen van vloeistoffen, kan duidelijk worden
uit eene verhandeling van
sobby (2) //Anwendung des
Spectroscops zu technischen Untersuchungen und zur Erit-
dekkung von Fälschungen"; hij onderzocht hier wijn,
bier, boter, aloë enz.

De schoone onderzoekingen van stokes , hoppe en
anderen over het spectrum van bloed en de veranderingen
die verschillende bijvoegsels hierin te weeg kunnen brengen,
zouden om hare uitvoerigheid hier slechts gebrekkig weêr
gegeven kunnen worden : ik verwijs slechts naar
vïrohow\'s

(1) PhiL Mag. S. 4. XXVIII.

(2) Polyt. Journ. v. dtnglek 198. 1870.

-ocr page 28-

Archiv, vol. XXIII en Phil. Mag. 4. XXVII. Het is
zonder twijfel dat een voortgezet onderzoek voor de
physiologie van groote waarde is.

Niet minder geldt dit voor de uitkomsten in den
laatsten tijd verkregen door onderzoek der spectra van
Chlorophyll.

Die van rauwenhoee , hagenbach en gerland in
de laatste jaargangen der
pogg. Ann. vermeld, hebben over
den invloed van het licht op
Chlorophyll en hare beteekenis
voor de plant veel licht verspreid.

Ten slotte moet nog vermeld worden een onlangs
verschenen werk van Dr.
karl vierordt u Die An-
wendung des Spectralapparates zur Photometrie der absorp-
tionsspectren und zur quantitativen chemischen Analyse".
Door
preijer (1) was reeds eene poging gedaan om door
middel van het absorptiespectrum de quantiteifc bloed
te bepalen die ergens in eene vloeistof aanwezig is; zijne
methode berust niet op meting der lichtsterkte van het
absorptiespectrum, maar door te zien bij welke verdunning
eene bepaalde kleur in het spectrum te voorschijn treedt;
wanneer men te voren de quantiteit bloed bepaald heeft
die in eene dergelijke oplossing bevat is, dan kan hieruit
tot de hoeveelheid bloed, in de oorspronkelijke vloeistof
aanwezig, besloten worden. De methode van
vierordt
berust hierop, dat men de eene helft der spleet van het
spectraaltoestel bedekt met het doorschijnende medium,
welks lichtabsorberende kracht bepaald moet worden;
de andere helft wordt vrij gelaten, zoodat twee spectra
ter vergelijking boven elkaar liggen; twee in het oculair
der kijker op de plaats der kruisdraden zich bevindende

(l) Ann. der chemie 1866 B. 140 hl, 187.

-ocr page 29-

ondoorzigtige schuivers veroorloven eene volkomene af-
sluiting van het overige spectrum van het te onderzoeken
gedeelte. De lichtsterkte van het zuivere spectrnm moet
nu verzwakt worden tot die van het absorptie spectrum,
hetwelk hij bewerkt door het voorzetten van zwart ge-
maakte glazen, waarvan de lichtabsorberende kracht be-
kend is, en door de vernaauwing der spleet. Daar ons
oog buitengewoon geschikt is om de gelijkheid in inten-
siteit van twee kleuren te beoordeelen, is deze methode
zeer gevoelig; het is dus slechts noodig na te gaan welke
absorptie eene vloeistof van een zeker gehalte bloed te
weeg brengt; door vergelijking met dergelijke tafels
komt men dan snel tot de quantitatieve analyse der
vloeistof.
Vlerordï past in genoemd schrift deze methode
toe op eenige organische vloeistoffen en onder de anor-
ganische op:

zure chroomzure kali,
neutrale chroomzure kali,
chroomaluin,

zwavelz. koperoxyd- ammoniak, en
overmangaanzure potasch.

-ocr page 30-

HOOFDSTUK II.

beschrijving der absorptiespectra.

Bij het onderzoek heb ik gebruik gemaakt van een
spectroscoop uit de fabriek van
browning te Londen. Zij
bestaat uit een prisma waarvan de brekende hoek 59° 49\'
is. Het licht geleverd door eene petroleumvlam drong door
eene spleet, die door middel van eene schroef vernaaaw den
verwijd kon worden, waarin eene buis, in welke eene lens
waarvan het brandpunt lag op de plaats der spleet, de
lichtstralen paralel op het ■ prisma deed vallen; vóór de
spleet kon een prisma geschoven worden zoodat van eene
andere petroleumvlam van dezelfde lichtsterkte door totale
reflexie op het prisma een spectrum onder het eerste ont-
stond, en alzoo eene vergelijking met het absorptiespec-
trum mogelijk was.

Bij de meeste mijner proeven heb ik de wijdte der spleet
mm genomen; alleen daar waar eene groote lichtver-
zwakking ontstond door de tusschengeplaatste vloeistof,
werd deze spleetwijdte vergroot.

Het spectrum werd waargenomen door een kijker met
eene vergrooting van 6, in het oculair waarvan zich een
kruisdraad bevond; zij was bewegelijk op eene horizontale
schijf, waarop eene graadverdeeling aangebracht was; door
middel van een nonius, aan de kijker bevestigd, werden

-ocr page 31-

hierop de graden en minuten afgelezen, nadat door eene
schroef de kijker op de schijf was vastgeklemd geworden.

Een zwarte doek, over den geneelen spectroscoop gesla-
gen , belette dat diffuus licht op het prisma viel.

Met dezen toestel ontstond door de petroleumvlam
een spectrum, hetwelk zich uitstrekte op de verdeeling
der horizontale schijf van af 53° 40\' (het uiterste rood)
tot aan 61° (het uiterste violet), wanneer de wijdte
der spleet 4-mm was; de hoogte van het speetrum was
ongeveer lcm. De grenzen van het zonnespectrum wa-
ren bij deze zelfde spleet wijdte 53° 12\' en 62° 1\'.
De Eraunhofersche strepen B, C, D, door mij in het
zonnespectrum direct bepaald, kwamen overeen met
de verdeeling 54° 10\', 54° 28\' en 55° 10\'; bui-
ten deze bepaalde ik nog de eerste kaliumlijn in het
rood op 53° 32\', de lithiumstreep in het rood op 54® 20\',
en de streep D in het zonnespectrum werd geverifieerd
door de natriumlijn.

De oplossingen werden geplaatst in een glazen bakje
met evenwijdige vlakken op korten afstand van de spleet,
de dikte der laag in de rigting der lichtstraal bedroeg
I7mm, de wijdte loodregt hierop 29mm; de dikte der vloei-
stoflaag kon verminderd worden door twee glazen platen
die ieder ?mm dik waren, zoodat de dikte der laag gere-
duceerd kon worden tot 10mm en 3mm.

Bij het onderzoek der spectra bij verhoogde tempera-
tuur bediende ik mij van een ander glazen bakje, dat door
een geslepen stop goed gesloten kon worden, zoodat eene
te spoedige verdamping van alkoholische, aetherische enz.
oplossingen verhinderd werd.

De dikte der vloeistoflaag in dit bakje was 13mm,
het werd geplaatst in een luchtbad waarin twee openin-
gen tot doorlating der lichtstralen.

Bij de proeven werd de temperatuur van het lucht-

-ocr page 32-

bad afgelezen, zoodat waar van temperataursverhooging
sprake is, steeds die van het luchtbad en geenszins die der
vloeistof bedoeld wordt. Het was eerst mijn plan deze
temperaturen door afzonderlijke proeven te vergelijken
met die welke de vloeistof op dat oogenblik bezat; voor som-
mige oplossingen was dit echter niet te doen , daar ik er eene
te kleine hoeveelheid van beschikbaar had. Daar hier toch
alleen de verhouding bij temperatuurs-verhooging onderzocht
werd, en geenszins die bij eene bepaalde temperatuur,
dunkt mij dat dit verzuim niet schaadt.

1. Absorptiespectrum van User chloride,
a.
Oplossing in water.

(Plaat I. fig. 1.)

Tot het onderzoek werden gebruikt:
le. het watervrije Fe, Cl6.
2e. het waterhoudende Fe2 Cl6 -f- 6H20.
3e. „ // Fe2 ei6 12HjO.

Van deze 3 verbindingen werd het moleculairgewigt,
in grammen uitgedrukt, opgelost in 1 Lit. water. De
kleuren dezer oplossingen kwamen met elkaar overeen.

De minst breekbare stralen werden bij de verschillende
dikten der laag volkomen doorgelaten; de absorptie begon
in het groen, en wel op verschillende plaats al naar de
concentratie, hetgeen uit de tabel blijkt; bij iedere dikte
der laag verliep de absorptie regelmatig naar het violeteinde
van het spectrum; in het blaauw ongeveer ontstond eene
violette tint, die bij dikkere lagen goed te onderscheiden

-ocr page 33-

was. De volgende tabel geeft de veranderingen in ab-
sorptie voor 3 verschillende lagen der vloeistof aan, als-
ook de verandering door temperatuursverhooging. Het
begin van absorptie was het minst scherp te bepalen.

De spleet wijdte

hierbij

1 mm
8

Temp.

Dikte

Grens

Begin

Begin

Grens

laag.

roodeinde.

absorptie, violettetint.

violeteinde.

Fe, Cl6 20°

1 yrniü

53° 25\'

56° —

56° 20\'

56° 38\'

53° 23\'

56° 5\'

56° 39\'

56°51\'

gmm

53° 23\'

56° 38\'

57° 4\'

57° 30\'

^ 7 mm

53° 40\'

.....

56° 40\'

40°

j gmm

53° 23\'

.....

56° 40\'

60°

13™

53° 25\'

.....

56° 30\'

80°

13mm

53° 25\'

56° 10\'

100°

] 3ram

53° 25\'

55° 55\'

Fe, Cle 20°

J H mm

53° 20\'

56° —

56o 32\'

56° 48\'

6H,0

10™

53° 20\'

56° 21\'

56° 45\'

57° 3\'

gmm

53° 20\'

56° 57\'

57° 20\'

57° 41\'

Fe, Cl6 20°

^ ymm

53° 20\'

56° 16\'

56° 35\'

56° 58\'

H- 12H,0

10mm

53° 20\'

56° 33\'

56° 52\'

57° 8\'

gmm

53° 23\'

56° 51\'

57° 18\'

57° 42\'

In de spectra dezer verbindingen kwamen dus geene
banden voor, alleen verplaatsing van het violeteinde. Om
de vraag te beantwoorden of dit bij groote concentratie
wel het geval zou zijn, maakte ik eene oplossing van
Fe, Cle 12H,0, bij gewone temperatuur verzadigd;
het spectrum van deze oplossing vertoonde echter slechts
in sterkere mate de eigenschappen van het beschrevene,
zonder optreden van banden.

De temperatuursverhooging bewerkte hier alleen eene
meerdere verplaatsing van het violeteinde. Om te weten
°f het krystalwater van Fe, CJ6 6H,0 en Fe, C1B
1211,0 werkelijk slechts als verdunningswater werkte,

-ocr page 34-

dan wel of deze verbindingen met krystalwater als zoo-
danig in de oplossing bleven voortbestaan, maakte ik
oplossingen der drie verbindingen Fe2 Cl6, Fe2 016 6H20
en Fe2 Cl6-f-12H20, in elke van welke dezelfde hoe-
veelheid ijzer aanwezig was.

De volgende tabel geeft de grenzen aan van de
spectra dezer oplossingen:

Temp. Dikte Grens Begin Begin Grens
laag. roodeinde. absorptie, violettetint. violeteinde.

Fe2 01 e 20° 17mm 53° 25\' 56°— 56° 20\' 56o 28/

Fe2 Cl6
-f- 6ELO

20° 17mm 53° 20\' 56°— 56° 28\' 56° 41\'

fp cl

20° 17mm 53° 10\' 56° 8\' 56° 30\' 56« 42\'

12H20

Deze getallen stemmen dus vrij wel overeen.
b. Oplossing in Alkohol.

(Plaat I. fig. 2).

Van ieder der 3 verbindingen werd het moleculair
gewigt, in grammen uitgedrukt, opgelost in 1 liter alkohol.
In dit spectrum treden 3 banden te voorschijn: de
eerste in het rood is scherp geteekend, de tweede en
derde band minder; bij dikke lagen was hunne scheiding
waar te nemen, bij dunnere lagen versmolten zij meer,
terwijl dit dan nog bij de tweede meer het geval was
dan bij de derde band; na den derden band vertoont zich
het geel onverzwakt, en naarmate de laag dikker was
begon de absorptie, die regelmatig tot aan het eind
verliep. Van eene violette tint zooals bij de waterige
oplossing was hier niets te bespeuren. Bij de achter-
eenvolgende vermindering van de dikte der lagen bleven
de le, 2e en 3e band constant, zooals uit de tabel blijkt;

-ocr page 35-

Begin absorptie Begin Einde

Temp. Dikte Begin rood. le band. 2e baud. 3e band. aan let der van het

laag- violeteinde. violette tint. spectrum.

Fe, Cl6 15° 29mm 58° 41\' 54°6\'—54°18\' 54° 46\'—54° 59\' 55° 5/— 55°18/ 55° 35\' niet waar tenemen 56° —

17™ 53°26\' 54°3\'—54° 18\' 54°47\'—.......—55°18\' 55e45\' 56°4\' 56°21/

10™ 53°20\' 55° —54° 16\' niet te bepalen 55°58\' 56c17\' 56° 38\'

3™ 53° 20\' ........ ,................ 56° 20\' 56° 56\' 57° 5\'

Fej.Clg 15° 29mm 53°42\' 54°5\'—54°20\' 54°45/—55° 55°5\'—55° 20\' 55°34\' .... 56° —

-f- 6H,0. 1.7mm 53°28\' 54°3\'—54° 20\' 54°44\'—.......— 55° 20\' 55°49\' 56°6\' 56°20\'

10- 53°20\' 54° —54° 17\' ................. 56°— 56°20\' 56°33\'

ßmm 530 20\' ......................... 56° 15\' 57° 56\' 57° 10\'

Fe, Gl 6 29mm \'

12H?0. 15° 17mm 53° 20\' 55°45\' 56° 7\' 56° 21\'

10™ 53° 20\' Bij 29mm komen de banden te voorschijn onge- 56°— 56° 24\' 56° 42\'

3mm 53c 20\' veer van gelijke intensiteit als voor "Fe, Cle en 56° 28\' 57°— 57° 20\'

Fe, Cle 6H,0 bij 3mm.

Van Fe, Cle -f-12H,0 werd het moleculair gewigt in grammen opgelost in lit. alkohol; hier
kwamen de banden te voorschijn.

16° 17mm 53°33\' 54° —55°20\' 54°45\'-~55° 55°5\'—55°20\' 55°32\' .... 56° —

-ocr page 36-

Uit deze tabel valt terstond in het oog een verschil
tusschen de 3 banden en de absorptie aan het violet-
einde: terwijl deze evenals bij de oplossing in water bij
dunnere lagen steeds verminderde, blijven de plaatsen
der 3 banden voor iedere laag constant, alleen vermeerdert
hunne lichtintensiteit. In de tabel zijn alleen de gren-
zen opgegeven der banden, de absorptie klom van beide
zijden uit regelmatig tot in het midden. Voor den eersten
band was hier volkomen absorptie, voor den 2ei1 en 3en band
voor minder dikke lagen steeds minder. De scherpte
van den tweeden en derden band verminderde zóó sterk,
dat voor sommige dikten der laag de grenzen niet meer
bepaald konden worden. Voor 10mm dikte der laag
waren zij bij Pe2 Cl6 en Fe2 Cl6 -f- 6fl2 O alleen zigt-
baar bij het heên en weder bewegen des kijkers, voor
eene laag van 3mm waren zij verdwénen.

Het schijnt dat hier de invloed van het krystalwater
ook zigtbaar is, bij de verbinding met 6H20 nog niet
zoo goed te bespeuren, maar bij die met 12H20 waren
de banden niet meer te zien reeds bij dikte der
laag van 17mm; alleen bij 29mm waren zij flaauw waar
te nemen.

De oplossing die ik daarop onderzocht van tweemaal
meer gehalte Pe2 C1È 12H20, vertoonde weer de ban-
den op dezelfde plaats als de andere verbindingen.
De alkoholische oplossing van Pe2 Cl6 (Mol. gew. in
gr. op 1 lit.) bij 100°, spleetwijdte en dikte

der laag I3mm, gaf tot grens van het rood 53° 50\'

// // violet 56° —

r •• 1Ko , tvan het rood 53° 20\'

bij 15° was gevonden grens)

j // // violet 56° 38

Door temperatuursverhooging was dus hier meerdere
absorptie aan het violeteinde, de banden bleven op de-

-ocr page 37-

zelfde plaats, het rood was over het geheel duisterder,
dus de banden daardoor minder zigtbaar, alleen het geel
bleef helder.

De volgende tabel toont voor de oplossing van
ïe2 Cl6 6H20 mol. gew. in gr. op j lil. alkohol,
de verandering van het spectrum bij verandering van
temperatuur vollediger aan. Spleetwijdte 4mm.

Temp.

Dikte

Grens

laag.

roodeinde.

13mm

53° 48\'

20°

Zie vorige tabel.

40°

13™

53° 40\'

60°

//

53° 45\'

80°

//

53° 45\'

100°

//

53° 40\'

Grens
violeteinde.

56° — 1« band.

54» __ 540 20\'

56°— band.

55° 48\' 54° 45\'— 54° 55\'

55° 40\' 3e band.

55° 35\' 55° —55° 15/

Bij vertoonden zich de strepen met eene sterkte
ongeveer overeenkomende met die voor 10™\'", tusschen
den len en 2en band in het rood het meeste licht, zoo ook
bet geel nog al sterk.

Bij 40c de banden scherper dan bij 20°, vooral het
rood tusschen den 1™ en 2™ band intens, alsook het geel
tusschen einde 3en band en begin absorptie in \'t groen.
De plaats der banden echter dezelfde. -

Bij 60° het spectrum zeer verzwakt, het geel grooten-
deels geabsorbeerd, ook het rood tusschen le» en 2en band
veel minder sterk dan bij
40°. De bepaling van de
plaats der 3 banden voor deze temperatuur doet zien dat
deze niet veranderd is; vergelijke die bij
15° in de
vorige tabel.

Bij 80° is het spectrum weer duisterder dan bij 60°;
alleen het rood tusschen len en 2en band scherp; het geel
Wei\'d zoodanig geabsorbeerd dat het eind van absorptie
van den 3en band moeijelijk meer te onderscheiden was.

-ocr page 38-

Bij 100° het geel nog meer geabsorbeerd dan bij 80°;
van af liet begin van den tweeden band tot aan het einde van
het spectrum was bijna één band, waarin de maxima van
absorptie van den 2eri en 3 611 band lagen; het rood tiisschen
den 10,1 en 2eri band werd bij deze verhooging van tempe-
ratuur zoo niet in het geheel niet, dan toch zeer weinig-
verzwakt.

c. Invloed cl er stoffen die tegelijk in
oplossing zijn.

I. De oplossing van Fe2 Cle 6H20 (mol. gew. in gr.
op 1 lit. water) werd bij gewone temperatuur ver-
zadigd met NH4 CL: de vloeistof nam hierdoor
eene meer donkere kleur aan. Het spectrum werd
waargenomen bij gewone temperatuur, spleet-
wijdte -p™1 en dikte der laag 17mm, de absorptie
begon in het groen en verliep regelmatig.

Grenzen van het spec- Grenzen van het spec-
trum der oplossing, verza- trum Fe, Cl6 - - 6H20
digd met NH4 Cl. zonder NH4 Cl.
Grens roodeinde 53° 25\' Grens roodeinde 53° 20\'

// violeteinde 56° 20\' n violeteinde 56° 48\'

Verschil in de grens van het violet 28\',
dus hier vermeerdering van absorptie aan het violeteinde.

II. De oplossing van Fe2Cl6 6H20 in alkohol
(mol. gew. in gr. op 1 lit.) bij gewone tem-
peratuur, verzadigd met Ca Cl2, de oplossing
hierdoor donkerder gekleurd. In het spectrum
waren de 3 banden duidelijk, alleen het einde
van den 2™ en het begin van den 3en niet scherp,
het geel zeer intens, alsook het rood tusschen den
len en 2en band. Dit is mij bij de Ca Cl2 vrije

-ocr page 39-

Grenzen van het spec-
trum met Ca Cl2 in op-
lossing.

Grens roodeinde 53° 40\'
\'/ violeteinde 56° 5\'
le band 54° 54° 18\'
2e // 54° 44\' 54° 55\'
3e ,, 55° 55° 18\'

tram zonder Ca Cl2 in
oplossing.

Grens roodeinde 53° 28\'

\'/ violeteinde 56° 20\'

le band 54° 3\' 54° 20\'

2e „ 54° 44\'--

3e „--55° 20\'

oplossing niet zoo voorgekomen; dikte der laag 17nm
spleetwijdte |mra.

Grenzen van het spec-

In de plaats der banden ontstond dus geene verandering,
het violeteinde werd 23\' meer verplaatst.

III. De oplossing van Pe2 Cle 12H2 O in alkohol
(met gew. in gr. op i lit.) bij gewone temp.,
verzadigd met NH4 Cl., dikte laagl7mm, spleet-
wijdte . Het geel in het spectrum was bijna
geheel verdwenen, met Ca Cl2 in oplossing was
het geel juist intens; het scheen dat achter den
3en band de absorptie reeds begon; de banden
zwak, alsook het rood tusschen den len en 2en band
niet zoo helder als voor de oplossing met Ca Cl2.

Grenzen van het spec-
trum met NH? Cl in op-
lossing.

Grens roodeinde 53° 40\'
// violeteinde 55° 52\'
le band 54°— 54° 18\'

2e // 54° 45\'--

3e--55° 16\'

Grenzen van het spec
trum zonder NH4 Cl in
oplossing.

Grens roodeinde 53° 33/
// violeteinde 56° —•
1P band 54°— 54° 20\'

2,

54° 45\'--

--55° 20\'

In de plaats der banden dus geene verandering, alleen
de duisternis op de banden minder; in de grens van
het violeteinde een klein verschil 8\'

-ocr page 40-

3. Absorptiespectrum van IJzerchloruur.

Het chloruar werd verkregen door oplossen van
ijzervijlsel in zoutzuur bij voldoende overmaat van ijzer;
de oplossing, warm gefiltreerd, gaf krystallen die bij
30°
snel gedroogd werden.

Yan deze krystallen werd het mol. gew., in grammen
uitgedrukt, opgelost in
l lit. water. Na filtratie (er was
eene kleine troebeling ontstaan) gaf deze oplossing voor
eene dikte der laag van
13mm, bij verschillende tem-
peraturen onderzocht, de volgende absorpties.

Temp. Grens roodeinde. Grens violeteinde.

20° 53° 48\' 60° 25

40° 53o 40\' 60° 20

60° 53» 40\' 59° 40\'

80° 53o40\' 59° 10\'

100° 53o 40\' 59° —

Eene vergelijking van dit spectrum met dat der pe-
troleumvlam doet zien dat weinig absorptie plaats heeft,
alleen in het violet; de bepaling van de grens aldaar viel
moeijelijk door het weinige licht in die streek, de ab-
sorptie begon reeds in het blaauw, dit was vooral het
geval bij de temperaturen
20° en 40°, bij 60°, 80° en 100°
was de grens van absorptie scherper.

Deze tabel laat ook weer zien dat de absorptie bij
hoogere temperatuur toeneemt.

Meer geconcentreerde oplossingen die ik onderzocht
gaven slechts weinig meer absorptie.

De oplossing in alkohol vertoonde geen verschil met
het spectrum der waterige oplossing.

De grenzen dezer alkoholische oplossing heb ik vruch-
teloos getracht te bepalen ; de oplossing werd terstond
troebel.

-ocr page 41-

3. Absorptiespectrum van IJgerbromide.

a. Oplossing in water.

2 gr. ijzerbromide werden opgelost in 10 CC. water;
de oplossing vertoonde eene lichtgele kleur; in het spec-
trum treden geen banden op, de absorptie begint in
het groen en verloopt van daar af regelmatig; bij dikte
der laag 17mm temp. 20° en spleetwijdte |-mm

grens roodeinde 53° 40\'
// violeteinde 57° 24\'
bij dikte der laag van 10mm grens roodeinde 53° 40\'

n violeteinde 58° 33\'

b. Oplossing in alk oho 1.

2 gr. ijzer bromide opgelost in 10 CC. alkohol; de kleur
dezer oplossing was, bij doorvallend licht, rood. Bij
spleetwijdte imm temp. 20° en dikte der laag 17mm ontstond
een spectrum, waarin alleen het rood overgebleven was;
op de grens van rood en oranje vertoonde zich een band,
achter deze band direct absorptie.

Grens roodeinde 53° 40\'

r 55°—
Band { 55ol0,

Grens violeteinde 55° 20\'.

Bij dikte der laag van 10mm breidt het spectrum zich
naar het violeteinde uit; behalve de band in het rood
blijkt het dat over het geel en oranje ook een meer
breede band verspreid is. Hierachter vertoonen zich sporen
van het overige gedeelte van het spectrum, de grenzen
aldaar konden echter niet bepaald worden. Tusschen den
len band en dien over het geel en oranje ook absorptie.

3

-ocr page 42-

Roodeinde 53° 40\'
j 55"° t
Band ( 55° 10\' i zwak
Begin der 2e band 55° 20\'.

Bij dikte der laag van 3mm wordt de kleur der op-
lossing meer oranje, de band neg even zigtbaar.

Een gedeelte van het groen goed zigtbaar.

Einde van het spectrum 56° 17\'.

3CC. dezer oplossing verdund met alkohol tot 17CC.;
de kleur dei\' oplossing zeer licht geel; in het spectrum,
dat bij een dikte der laag van 17mm waargenomen werd,
was van den band niets meer te zien; het oranje, geel
en groen duidelijk, zelfs een gedeelte van. het blaauw
zigtbaar. Violeteinde 57° 50\'.

c. Oplossing in aether.

2 gr. ijzerbromide opgelost in 10CC. aether; de kleur
der oplossing was geel; bij een dikte der laag van 13mm
vertoonde zich op de grens van rood en oranje weer een
zwakke band, waarvan het midden lag op 55°5\', dus op
dezelfde plaats als voor de alkoholische oplossing; van het
groen was een gedeelte duidelijk, het violeteinde van het
spectrum 56° 40\'.

4. Absorptiespectrum van mavelmur ijseroxyd.

Door oplossen van 5 gr. in 10CC. water ontstond
een oplossing van donkerroode kleur ; de lichtintensiteit in
het spectrum dezer oplossing zeer verzwakt; de absorptie
scheen in het middelste rood 0, het geel zwak, het
groen, hoewel lichtzwak, toch goed zigtbaar, het blaauw
volstrekt niet. Een violette tint zooals bij ijzerchloride
niet waar te nemen.

......

-ocr page 43-

De volgende tabel geeft de grenzen van het spectrum
aan bij verschillende temperaturen en dikte der laag;

pleetwij dt

p lmm

B -g- .

Dikte

Grens

Grens

Temp.

laag.

roodeinde.

violeteinde.

53° 40\'

58° —

16°\'

29mm

53° 45\'

57° 30\' geel en groen sterk

| ymm

53° 40\'

58° 19\' geabsorbeerd.

1.0mm

53° 35\'

58° 40\'

gmm

53° 26\'

59° 30\'

55°

J <J mm

53° 40\'

57° 42\'

80°

//

53° 40\'

56° 42\'

100°

//

53° 40\'

56° 20\'

105°

//

53° 40\'

56° 10\'

bij 8mm dikte der vloeistoflaag werd het blaauw goed zigt-
baar; bij de hoogere temperaturen werd het- spectrum duister.
Eene latere bepaling gaf:

Dikte

Grens

Grens

Temp.

laag.

roodeinde.

violeteinde.

20°

j gram

53° 40\'

58° —

40°

//

53° 40\'

57° 40\'

60°

//

53° 40\'

57° 27\'

80°

//

53° 40\'

57° —

100°

//

53° 40\'

56°40\'

Deze beide tabellen geven hier en daar een klein ver-
schil; het is mogelijk dat bij de eerste tabel de spleet-
wijdte iets grooter geweest is.

Door verhooging van temperatuur "hier dus weer meerdere
verplaatsing van het violeteinde.

Een andere oplossing van zwavelzuur ijzeroxyd van
dubbele concentratie, dus 5 gr. op 5CC. water, had een
meer donkere kleur, bij dikte der laag 29mm goed door-

3*

-ocr page 44-

schijnend, voor deze dikte der laag bij 20" en spleet wijdte
p®, slechts een licht in het rood, het geel verdwenen,
aldaar een vuil groene tint.

Grens roodeinde 54° —
// violet // 55° 25\'
dikte der laag 17mm

Grens roodeinde 53° 46\'
// violet // 57° 18\'
Voor dikte der laag 17mm begon de absorptie in het
geel, het groen een groot eind zigtbaar, maar lichtzwak.

Deze oplossing van zwavelzuur ijzeroxyd was bij eene
dikte der laag van 3mm slechts weinig gekleurd. 3CO
verdund tot 17 CO vertoonde eene oranjekleur; in dit
laatste geval ontstond dan \'ook veel meer absorptie.

De oplossing van zwavelzuur ijzeroxyd van 5 gr. op 10CC
water bij gewone temperatuur verzadigd met NlI/( Cl.
dikte der laag 17ram, spleetwijdte |mm.
Grenzen van het spectrum Grenzen van het spectrum
met zonder

NH4 Cl. in oplossing. jS\'H4 Cl. in oplossing,

grens roodeinde 53° 40\' grens roodeinde 53° 40\'
// violet // 56° 25\' // violet // 58° 19\'

De absorptie begint direct in het groen, van daar af
regelmatig naar het violeteinde toenemende; door het
opgelost zijn van NH, Cl. dus, zooals uit de getallen
blijkt, het violeteinde zeer verplaatst: 1° 54\'.

5. Absorptiespedrwm van ijzerammoniakaluin.

Een oplossing van 5 gr. ijzerammoniakaluin in 10CC.
water had een roode kleur; het spectrum dezer oplossing,
bij dikte der laag 13mm, spleetwijdte |mm en temperatuur

-ocr page 45-

20° vertoonde geen banden, alleen het violeteinde ver-
plaatst :

grens roodeinde 53° 40\'
// violet // 59° —

Bij 160° begint de absorptie direct in het groen,
slechts zeer weinig hiervan zigtbaar, de grens rood niet
verandert, de grens violet 56° 50\'.

Na eenigen tijd op deze temperatuur gestaan te hebben
grens violeteinde 56° 10\'.

De temperatuursverhooging vergrootte hier dus zeer
de verplaatsing van het violeteinde.

6. Absorptiespectrum van zwavelzuur ijzeroxyduul.

De oplossing van deze verbinding vertoont weinig kleur;
eene oplossing van het mol. gew. in gr. op 1 lit. water
gaf een spectrum, dat zoo weinig verschil vertoonde met
het spectrum der petroleumvlam, dat ik terstond over-
ging tot eene oplossing verzadigd bij gewone temperatuur.
De kleur was lichtgroen. De volgende tabel geeft de
mate van absorptie aan. Spleetwijdte 4mm.

Dikte

Grens

Grens

Temp.

laag.

roodeinde.

violeteinde.

20°

| ymm

53° 42\'

60° 50\'

20°

Jgmm

53° 37\'

61° —

40°

13mm

53° 44\'

61° —

60°

13"

53° 40\'

60° 50\'

80°

13mm

53° 40\'

60° 40\'

100°

^gmm

53° 40\'

60° 30\'

Bij 80° en 100° was de absorptie in het blaauw zeer
goed zigtbaar, het laatste groen ook reeds gedeeltelijk
geabsorbeerd.

-ocr page 46-

Zooals uit de cijfers te zien is, is de absorptie van
zwavelzuur ijzeroxyduul gering; bij hoogere temperaturen
treedt die aan het violeteinde meer te voorschijn, het rood-
einde hierbij niet verplaatst.

7, Absorptiespectrum van salpetermur ijzeroxyd.

De kleurlooze oplossing van dit zout vertoonde in het
spectrum volstrekt geen absorptie; na eenigen tijd verhit
te zijn neemt de oplossing eene lichtgroene tint aan
en wordt het violeteinde ook een weinig verplaatst.

Deze oplossing van salpeterzuur ijzeroxyd, bij gewone
temperatuur verzadigd met KC1, nam een gele kleur aan;
in het spectrum vertoonde zich nu, bij dikte der laag
13mm eene absorptie die begon in het groen: 56° 53\'. Zij
werd het sterkst op 57° 45\' en hierachter verspreidde zich
nog een eind ver eenig licht over het spectrum uit; de
grens van het spectrum aan het violeteinde kon moeijelijk
bepaald worden. Na eenige verhitting van deze oplossing-
verdween dit licht en was de grens voor het violeteinde
op 57° 10\'.

Dezelfde oplossing bij gewone temperatuur verzadigd
met Ba Cl2 , nam eveneens een gele kleur aan, het spec-
trum vertoont een absorptie die begint op 57° —
en de grens violeteinde // 57° 43\'
na korte verhitting komt de grens van het violeteinde te
staan op 57° 12\'.

De gele kleur, door oplossen van KC1 en Ba Cl2
ontstaan wordt veroorzaakt door de vorming van Fe2 Cle.
Wanneer dit nu in alkoholische oplossing verkregen kon
worden, zouden zich hierin ook de banden moeten ver-
toonen, die ook voorkomen in de alkoholische oplossing
van Pe2 Cl6, wanneer ten minste de verdunning door het
aanwezige water bij de gemengde zouten niet te groot is.

-ocr page 47-

Ik nam derhalve een verzadigde oplossing van keuken-
zout in alkohol en voegde hierbij iets van de opl. van
salpeterzuur ijzeroxyd, totdat de gele kleur niet donkerder
werd; in het spectrum was bij dikte der vloeistof! aag 13mm
alleen het violeteinde geabsorbeerd, terwijl geen banden
zigtbaar waren.

gï\'ens violeteinde 58°.

Bij eene andere verzadigde oplossing van Ca Cl., in
alkohol de oplossing van salpeterzuur ijzeroxyd gevoegd,
kwamen eveneens geen banden te voorschijn, de grens
violeteinde 57°
26\'.

Met een meer geconcentreerde oplossing van salpeter-
zuur ijzeroxyd, gevoegd bij eene verzadigde oplossing van
Ca Cl2 in alkohol, ontstonden bij dikte der laag 13mm nog\'
geen banden in het spectrum, de grens van het violet-
einde was hierbij 57°.

8. Absorptiespectrum van salpetersuur ijseroxyduul.

I)eze oplossing van salpeterzuur ijzeroxyduul was ver-
kregen naar het voorschrift van
graham-otto door zwa-
velijzer in salpeterzuur op te lossen. De kleur der oplos-
sing groenachtig. In het spectrum ontstond een band in
het geel, bovendien werd de grens van het violet verplaatst.

Spleetwijdte iram.

Dikte

Grens

Grens

Band

Temp.

laag.

roodeinde.

violeteinde.

in \'t geel.

^ ymm

53° 43\'

57° 50\'

55° _ 55° 55\'

20°

13mm

53° 40\'

57° 24\'

55° — 55° 55\'

40°

13 —

53° 40\'

57° 10\'

55° — 55° 55\'

60°

//

//

57° —

baüd steeds scherper.

80°

//

//

«...

54u45\' — 55°40

-ocr page 48-

De band in het geel was bij 4° niet scherp, ongeveer
zooals de cijfers in bovenstaande tabel; het eerste groen
was niet geabsorbeerd, de absorptie begon op 56° 25\',
van daar af direct een violette tint tot aan de grens
van het violet. Bij de hoogere temperaturen werd de licht-
sterkte van het spectrum verzwakt, waarschijnlijk door
ontleding der vloeistof. Bij 80° was het spectrum zeer
verzwakt, bij vergrooting der spleetwijdte met nog
verscheen de band tusschen 55° 40\' en 55° 45\'.

Bij 100° het spectrum nog veel meer verduisterd, de
band scherp, alleen in het rood goed licht.

De kleur der oplossing was na deze verwarming rood
geworden, dus de vloeistof meer of min ontleed.

I. Deze oplossing van salpeterzuur ijzeroxyduul bij
gewone temperatuur verzadigd met NH4 Cl.; kleur dei-
oplossing groengeel.

Bij spleetwijdte {mm, dikte der laag 17mm en tempe-
ratuur 20° (onder welke omstandigheden ook de volgende
oplossingen onderzocht werden) was de band, die in het
spectrum der oplossing zonder JSTH4 Cl. zoo duidelijk
hoewel niet scherp begrensd optrad, geheel verdwenen;
het spectrum was dus op die plaats hersteld. Uit de
grens van het violeteinde, vergeleken met die der zuivere
oplossing, blijkt dat deze meer naar het roodeinde ver-
plaatst was; de absorptie begon reeds in het groen.

I Roodeinde 53°40\'

Grenzen van het spectrum „ M .,

1 | Violeteinde 57° 10\'.

II. De oplossing van salpeterzuur ijzeroxyduul bij ge-
wone temperatuur verzadigd met Ca Cl2; kleur der oplossing
groengeel. De band in het geel verdwenen.

I Roodeinde 53° 40\'

Grenzen van het spectrum { 1 , . n K

r I Violeteinde 57° 5\'.

III. De oplossing van salpeterzuur ijzeroxyduul bij

-ocr page 49-

gewone temperatuur verzadigd eerst met Ca Cl2; daarna
met NH4 CL, kleur naar "t bruine overhellende, in dunne
lagen groen; het scheen dat van NH4 Cl. na de ver-
zadiging met Ca Cl2 nog al opgenomen was. De band
verdwenen, het geel duidelijk aanwezig, de lichtsterkte
over het geheele spectrum echter verzwakt.

( Eoodeinde 53° 40\'
tirenzen van het spectrum ,T. , . _„ „,,
r j Violetemde 56°20!.

IV. De oplossing van salpeterzuur ijzeroxyduul bij
gewone temperatuur verzadigd eerst metNII4 CL, daarna
met Ca Cl2; het scheen dat van NJI4 Cl. weinig meer
opgenomen werd; de kleur der oplossing in \'t bruine, in
dunne laag groen.

Het spectrum veel lichtsterker als van III, de kleur
der oplossing dan ook lichter; de band in het geel verdwenen.

I Eoodeinde 53° 40\'
Grenzen van het spectrum
j yj0|e|ei\'U([0 57a

Y. Dezelfde oplossing bij gewone temperatuur ver-
zadigd eerst met CaCl2, daarna met NH4 Cl. en eindelijk
met Na NO 3.

Het spectrum was zeer verzwakt, het groen duidelijk,
bet geel verdwenen.

Grenzen van het spectrum

Eoodeinde 53° 40\'
Yioleteinde 56° 35\'.

Vergelijken wij de spectra van deze ijzerverbindingen, dan
zien wij, hoewel de kleuren aanmerkelijk verschillen, dat zij
allen hierin overeenkomen, dat de minst breekbare stralen
van het spectrum volkomen doorgelaten worden.

Gladstone (Journal of the Chemical Society 1858,
vol. X), onderzocht een reeks van ijzerverbindingen en
kwam tot het resultaat dat allen het violeteinde absorbeeren;
hij geeft in zijn verhandeling niet aan of ook van ijzer-

-ocr page 50-

chloride alkoholische oplossingen door hem onderzocht
werden; hij geeft ook niet aan dat eenige verbinding,
die hij onderhanden had, banden vertoonde, zooals door
mij bij salpeterzuur ijzeroxyduul en in de alkoholische op-
lossing van ijzerchloride waargenomen werden. De concen-
traties van de oplossingen die hij gebruikte vinden wij
in zijne verhandeling ook niet vermeld.

9. Absorptiespectra van mangaanoxydimlzouten.

De door mij gebruikte mangaanoxyduulverbindingen
bezaten allen een zwakke rosakleur; ik onderzocht ver-
scheidene zouten zooals:

Zwavelzuur mangaanoxyduul,

Salpeterzuur //

Mangaan chlor uur,

Zwavelzuur mangaanoxyduul en zwavelzure potasch,
// // // // ammonia,

Mangaanchloi\'uur en chloorammonium.

De oplossingen dezer zouten in water, en waar het
mogelijk was in alkohol, vertoonden bij verschillende
concentratie geene verandering in het spectrum; ook niet
bij verhoogde temperatuur.

-ocr page 51-

10. Absorptiespectrum van zwavelzuur mangaanoxyd.

Een oplossing van 2,5 gr. dezer verbinding in 5CC.
water vertoonde een roode kleur; bij eene dikte der laag
van 13mm, spleetwijdte TVmm en temperatuur 20°, was
het blaauw, indigo en violet uit het spectrum verdwenen;
over dit gedeelte verspreidde zich een graauw licht; de
absorptie begon reeds in het groen, de grenzen van het
spectrum waren niet veranderd; door verhooging van
temperatuur werd geen verandering teweeggebragt.

Deze oplossing bij gewone temperatuur verzadigd met
NH4 Cl., maakt de roode kleur der oplossing plaats voor
eene bruine; hierdoor wordt de absorptie verminderd, liet
groen zeer helder, ook het blaauw te zien, over het
verdere gedeelte van het spectrum naar het violeteinde
nog een graauw licht;

grens van het violeteinde 58° 58\'

door de oplossing van NH4 CL werd dus eene verplaatsing
der violette grens teweeggebragt.

Dezelfde oplossing van zwavelzuur mangaanoxyd bij
gewone temperatuur, verzadigd met Mg SO 4 ; de kleur
der oplossing lichter, hoewel rood gebleven; in het spectrum
vertoonen zich alle kleuren met goede intensiteit, terwijl,
de grenzen van het spectrum niet verplaatst waren.

De absorptie die zich dus bij de zuivere oplossing
van zwavelzuur mangaanoxyd over het blaauw, indigo en
violet verspreidde, was dus door het mede in oplossing
zijn van Mg S04 weggenomen.

11. Absorptiespectrum van phosphorsuur mangaanoxyd.

Plaat I, fig. 3.

1,8 gr. phosphorzuur mangaanoxyd opgelost in 5CC.

-ocr page 52-

water vertoonde een zelfde kleur als die van chamaeleon
minerale, bij doorvallend licht paars; vóór de verdunning
viel slechts weinig licht door , zoodat volstrekt geen spectrum
te aanschouwen was.

10CC dezer oplossing verdund met 10CC water gaf
een spectrum waarin alleen zigtbaar het rood, op de
plaats van het oranje en geel een band, achter deze ver-
spreidde zich over het groen en verdere gedeelte van het
spectrum een graauw licht, hetwelk naar het violet minder
intens werd.

Deze laatste oplossing nog eens verdund met 10CC
water. De grens van het rood onveranderd 53° 40\', de
band in \'t geel strekte zich uit tusschen 55° 10\' en 56° 4\',
de dikte der laag hierbij 13mia, spleetwijdte -Jmm.

Na verhitting der oplossing werd het spectrum duisterder,
het begin rood 53° 50\', begin van den band 55° 4\', de
andere grens van den band moeijelijk te bepalen, het
graauwe licht over het groen, blaauw enz. verdwenen,
aldaar totale absorptie.

Bij 150° begin rood .... 54° 20\',
begin der band . . 55° —,

Na eenigen tijd op deze temperatuur verhit te zijn,
werd de vloeistof ontleed.

Deze laatste oplossing, nogmaals verdund met 20CC
water, vertoonde het spectrum een band die begint in
het geel, zich uitstrekt over groen en blaauw, terwijl het
violeteinde duidelijk zigtbaar is, over dezen band evenwel
een graauw licht.

Bij dikte der laag 13mm, spleetwijdte imm en tem-
peratuur 20°.

Grens roodeinde 53° 40\',

( 55° 26\',
band ..... 1 _

-ocr page 53-

De band echter niet scherp begrensd.
Bij verdere verdunning verspreidde zich over dezen band
meer en meer licht en komen de kleuren te voorschijn.

12. Absorptiespectrum van overmangaanzure potasch.

De oplossing van 0,23 gr. overmangaanzure potasch
m 50CC. water, liet bij een dikte der vloeistoflaag van
17miu volstrekt geen licht door. Spleetwijdte Jmm.

Evenmin bij dikte der laag van 10mm; bij 3mm een
spectrum waarin een breede band die zich uitstrekte tus-
schen de grenzen 55° 23\' en 59° 14\'; het rood aan de
eene en het violet aan \' de andere zijde zeer lichtzwak;
het punt 55° 23\' kon met voldoende scherpte bepaald
worden, iets te voren begon reeds de absorptie; 55° 23\'
geeft de plaats van volkomen absorptie aan; 59° 14\' minder
scherp te bepalen.

De grenzen van het spectrum zonder overmangaanzure
potasch werden bepaald op 53° 40\' en 61°; met de op-
lossing een klein verschil, waarschijnlijk aan het uiterste
rood en violet volstrekt geen absorptie en het niet over-
eenstemmen met de grenzen der petroleumvlam toe te
schrijven aan de verminderde lichtintensiteit.

3CC dezer oplossing verdund met 10CC water; van
deze oplossing ontstond bij een laag van 17mm dikte
hetzelfde spectrum, de lichtintensiteit nog iets zwakker,
als voor de vorige oplossing bij 3mm; het licht aan het
violeteinde nog zoo zwak, dat een bepaling der grenzen
aldaar onmogelijk was; dus bij gewone temperatuur en

spleetwijdte -|mm,

vi , -, i grens roodeinde.....53° 40\'

dikte der laag I7mm I

6 | begin van den band in \'t rood 55° 20\'

-ocr page 54-

grens roodeinde-......53° 40\'

dikte der laag 10mm f . , , . , nE

begin van den band m t rood 55° 25

het violet en het andere einde van den band nog te zwak

om te bepalen,

I 53° 40\'

dikte der laag 3mm, grenzen van het spectrum

| 61 —

het rood lichtsterk, het begin der band 55° 25\'; de
band loste zich op in meerdere, de eerste werd zigtbaar,
het einde van absorptie van den eersten grooten band 58° 20\'.

3CC van deze laatste oplossing weer verdund met
10CC water, bij een dikte der laag 17nim geen afzonder-
lijke banden zigtbaar; bij 10mm loste de breede band zich
op in 5 smallere, waarvan de beide laatsten het zwakst,
bij 3mm dikte der laag werden .de banden zeer verzwakt,
niet scherp meer.

Yoor 13mm de eerste en laatste band afzonderlijk zigtbaar,
de 3 middelste echter zamengesmolten.

Van de oplossing 0,23 gr. op 50CC. , 2CC. verdund met
30CC. water, en van deze laatste 10CC. verdund met 10CO.

Deze oplossing gaf het volgende spectrum: dikte der
laag 13mm, spleetwijdte jmm.

Temp. 20®

40°

80°

55° 30\'

55° 30\'

55° 30\'

le band

55° 45\'

55° 45\'

55° 45\'

2e //

56° —

56° —

56° —

56° 14\'

56° 15\'

56° 15\'

56°25\'

56° 25\'

56° 25\'

3e „

56° 45\' |

56° 45\'

56° 45\'

4e

57° —

57° —

57° —

57° 20\'

57° 20\'

57° 20\'

57° 33\'

57° 34\'

57° 33\'

5e

57° 48\'

57° 50\'

57° 50\'

grens roodeinde 54° 40\', grens violeteinde 61°—.

-ocr page 55-

Het spectrum in het rood goed lichtsterk. Een ge-
deelte van het geel geabsorbeerd door den eersten band; de
eerste band niet donker, de tweede en derde meer; de
vierde en vijfde, vooral de laatste, moeijelijk te bepalen;
verhooging van temperatuur bragt hier in de plaats der
banden geen verandering teweeg, alleen werd de lichtsterkte
over de banden iets vermeerderd.

Deze oplossing verzadigd met salpeterzure potasch;
de kleur hierdoor eenigzins verzwakt, zoo ook de absorptie
over de banden, deze laatste echter op dezelfde plaats.

De oplossing verzadigd bij gewone temperatuur met
N114 Cl.; de kleur veranderd in licht rood, de banden
naauwelijks zigtbaar, echter op dezelfde plaats.

Met ZnS04 en Ca Cl2 in oplossing verandert de kleur
in lichtgeel, de banden verdwenen, alleen het violeteinde
een weinig verplaatst.

Dit absorptiespectrum van overmangaanzure potasch
stemt geheel overeen met dat door
vierordt in zijn
genoemd werk beschreven.

Eene oplossing van overmangaanzure potasch waarge-
nomen in een dikte der laag van 3mm, daarna 3CC. der
oplossing verdund tot 17CC, het spectrum van deze
laatste oplossing vertoonde geen verschil met de eerste.

13. Absorptiespectrum van chroomsuur.

10 gr. Cr O3 opgelost in 100CC water.
Deze oplossing geeft een spectrum waarin de groene,
blaauwe enz. stralen geabsorbeerd zijn.

Bij grootere concentratie wel meer absorptie aan het
Violeteinde, doch geen optreden van banden.

De kleur der oplossing bij dikkere lagen rood, bij
dunnere geelachtig oranje.

-ocr page 56-

t

temp. 20°,

grens roodeinde 53° 40\'
// violet // 56° 12\'

10n

grens roodeinde 53° 40\'

// violet // 56° 15\'

grens roodeinde 53° 40\'

// violet // 56° 20\'

Spleetwijdte i\'
dikte der laag 17

dikte der laag 13mra temp. 20" grens violeteinde 55° 17\'

56° 15\'
56° 15\'

70°
100°

Dus verdunning noch temperatuursverhoogïng brengen
in het spectrum van chroomznur veel veranderingen te
weeg. Het roodeinde was steeds op dezelfde plaats.

Deze oplossing van chroomzuur bij gewone temperatuur

verzadigd met :

le NH4 Cl
2e Ca Cl2
3e Na2 S04
bij diktelaag 1SD
n n //

!/ II //

grens violeteinde 56° 3\'
,/ ,t 56° 3\'
// // 56° 3\'

Het roodeinde steeds 53° 40\'.

De kleur der oplossing, door het tegelijk in oplossing
zijn dezer 3 verbindingen, volstrekt niet veranderd.

14. Absorptiespectrum van chroomsure potasch.

9,63 gr. opgelost in 50 CC. water, bevat dus evenveel
Cr. als de oplossing van chroomzuur.

Deze oplossing geeft een spectrum, waarin de ab-
sorptie begint in het groen en snel in totale absorptie
overgaat.

-ocr page 57-

4.9

Spleetwijdte Jmm temp. 20%

■\'grens roodeinde 53° 40\'
dikte der laag 17-{ # violet , 574<

! grens roodeinde 53° 40\'
„ violet » 57° 27\'

J grens roodeinde 53° 40\'
" j
violet 57° 55\'

Temperatuursverhooging vermeerderde hier de absorptie
slechts in geringe mate.

Deze oplossing van chroomzure potasch bij gewone
temperatuur verzadigd met:

le NH4 Cl bij dikte laag 13mm, grens violeteinde 57° 25\'
2« Ca Cl2 „ „ „ „ „ „ 57° 25\'
3« Na2 S04 „ „ // „ „ „ 57° 25\'
roodeinde steeds op dezelfde plaats.

De kleur der oplossing werd door de bijgevoegde
stoften niet veranderd, die dan ook geen invloed op de
absorptie in het spectrum hadden.

3

15. Absorptiespectrum van dubbélchroomsure potasch.

7,27 gr. dubbelchi\'oomzure potasch, opgelost in
50 CC water, bevat dezelfde hoeveelheid Cr. als 9,63 gr.
chroomzure potasch en 10 gr. chrooinzuur; kleur der
oplossing rood.

Spleetwijdte jmm temp. 20°
bij dikte der laag 17mni begint de absorptie in het groen

en gaat snel in totale absorptie
over; het rood, oranje en geel
volstrekt niet geabsorbeerd:
grens roodeinde 53° 40\'
// violet „ 56° 25\'

-ocr page 58-

grens roodeinde 53° 40\'

ë

//

bij dikte der laag 10- ^ violet „ 56" 85\'

iiiim

grens roodeinde 53° 40\'

" " " " 3 " I „ violet ,/ 56° 55\'.

16. Absorptiespeetruni van dubbelchroomzuur
chloorkalium.

7,2 gram opgelost in 50 CC. zoutzuur bevat dezelfde
hoeveelheid Cr. als 9,63 chroomzure potasch; kleur der
oplossing iets donkerder dan die van dubbelchroom -
zure potasch.

Spleetwijdte -!mm, temp. 20°
dikte der laag 17mm, hetzelfde spectrum als van

dubbelchroomzure potasch

grens roodeinde 53° 40\'
// violet ,, 56° 10\'

I grens roodeinde 53° 40\'

n violet n 56°15\'

j grens roodeinde 53° 40\'

j „ violet „ 56° 35\'.

17. Absorptiespectrum van halichroomaluin.

3 gr. dezer verbinding opgelost in 25 CC water; de
kleur der oplossing violet met rooden en blaauwen gloed,
door eene laag van 13mm naar den hemel gezien eene
blaauwe kleur, naar sterker verlichte voorwerpen rood,
paarsachtig. Bij dikte der laag van 13mm, spleetwijdte
temp. 20°, vertoont het spectrum een helder rood,
in het midden waarvan eene donkere streep; naar den
kant van het uiterste rood scheen het dat van af deze
streep meer licht geabsorbeerd was dan aan den anderen

-ocr page 59-

kant. In het geel, oranje en groen vertoonde zich een
breede band, achter dezen band nog een breed eind groen,
lichtsterkte zwak, van het blaauw weinig te zien, zoo
ook violet niet duidelijk,

grens roodeinde 53° 40\'
streep in \'t rood 54° 27\'
55° 20\'

bau(1...... 56° 20\'

grens violeteinde 59° 1£\'
bij 60° grens violeteinde 59°—•
overigens geene verandering.

Bij 80° begint het rood sterk te verminderen, ook de
streep in het rood wordt zwakker, de totale duisternis van
den band begint op 54° 45\', terwijl deze bij 20° op 55° 28\'
was; het groen vertoont zich helderder, de absorptie aldaar
vermindert; de grenzen van den geheelen band trekken zich
dus zamen; na eenigen tijd, terwijl de temperatuur steeg, het
rood gereduceerd tot eene smalle duistere streep, langzamer-
hand neemt de oplossing de groene kleur aan, tegelijkertijd
wordt het groen in het spectrum minder intens en het
einde van den band in \'t groen valt op 56° 2 0\'.-

Na eenigen tijd het violet verdwenen, de streep in
3t rood eveneens; van het rood is nog slechts eene
schemering over:

/grens roodeinde 53°40\'
temp. 20°, diktelaag 17**, 5, . ,, ,

1 \' J streep m t rood 54° 27\'

spleet wijdte f». J 54o 40\' totale absorplie

Zie Plaat I, fig. 4. (band J 5g0 ^ der ^ ^ _

grens violeteinde 59° —

Dikte der laag 10riim, het spectrum veel helderder,
het blaauw wordt duidelijk zigtbaar, geene totale absorptie
in den band.

-ocr page 60-

streep 54° 2 7\',

54° 45\' deze grenzen niet scherp, de absorptie
eindigt zeer langzaam.

Dikte der laag 3mm, de streep verdwenen, op de plaats
van den band nog slechts weinig absorptie, geel en oranje niet
geheel geabsorbeerd; groen, vooral het meer breekbare,
duidelijk, zoo ook blaauw, indigo en violet.

I rood 53° 40\'
grenzen van het spectrum yiolet 60o30\'.

De oplossing, tot kokens verhit, was bij doorvallend
licht helder groen.

Bij 20°, spleetwijdte |"im en dikte der laag 17miu, ver-
toonde het spectrum slechts een licht in het rood en in
\'t groen, dus
één band. (Zie Plaat I, fig. 5).
Grens roodeinde 53° 40\'
j 54° 20\'

Band.....| 56° 35\'

Grens violeteinde 58° 10\'.

Dikte der laag 10mm. (Plaat I, fig. 6). Het licht in
het rood en groen vermeerderd; in het rood vertoont zich
de streep ongeveer op dezelfde plaats als bij de violette
oplossing:

grens roodeinde 53° 40\'
J 54° 16\'

streep in \'t rood ) 5^0 g^/
|54° 45\'

band......J 56° 10\'

grens violeteinde 58° 35\'.

Dikte der laag 3mm. (Plaat I, fig. 7). De kleuren in
het spectrum helder. De streep in \'t rood niet meer

f 54° 45\'
band
j 5?0_

-ocr page 61-

zigtbaar. Het oranje, geel en begin van het groen was geabsor-
beerd , de band beter zigtbaar dan voor dezelfde dikte der laag
bij de violette oplossing. Het laatste groen goed zigtbaar,
alsook het blaauw, indigo en een gedeelte violet.

Grens roodeinde 53° 40\'

i 55°_

band......j 56° 20\'

grens violeteinde 60° 12\'.

De violette en groene oplossing verschillen dus in zoo
verre, dat de streep in \'t rood verplaatst is; de breede
band strekt zich ook minder ver in het groen uit bij de
groene oplossing.

De violette oplossing van kalichroomaluin bij gewone
temperatuur verzadigd met:

le. NH4 Cl., bij diktelaag 13mm, spleet wijdte >.mm en
temperatuur 20", is het begin van het rood onveranderd;
in het rood op 54° 27\' eene streep (zwak), het oranje,
geel en begin van het groen bedekt door een band die
zich uitstrekte ongeveer tusschen: 54° 50\' en 56° 40\';
deze grenzen echter niet juist aan te geven, daar de
absorptie gering was; het daarop volgend groen niet bij-
zonder helder en een gedeelte blaauw goed zigtbaar,

grens van het violeteinde 59° 40\'.

2U. Mg S04. In het spectrum veel meer absorptie dan
voor de oplossing met NH4 Cl. De streep in het rood
scherp begrensd; echter scheen deze verplaatst op 54° 20\';
de band die het oranje, geel en groen bedekt ook veel
donkerder, op het meest geabsorbeerde gedeelte toch nog geene
totale absorptie; grenzen van den band (54° 40\' en 56° 30\')
niet scherp; van het blaauw veel minder te zien dan
met ÏSTH4 Cl in oplossing,

-ocr page 62-

3c. Na CL De streep in het rood gelegen op 54° 20\',
de grenzen van den band dezelfde als voor Mg SO 4 in op-
lossing; de absorptie over den band nog iets meer; het
groen minder intens, ook de grens van het violeteinde
nog wat naar het roodeinde verplaatst,

grens violeteinde 58° 50\'.

18. Absorptiespectrum van ammoniak chroomaluin.

De oplossing van 2,9 gr. ammoniak chroomaluin bevat
evenveel Cr. in 25CC als de oplossing van kalichroomaluin.

De kleur dezer oplossing ook dezelfde als die van
kalichroomaluin.

Spleetwijdte -J,mm, temperatuur 20°.

Hetzelfde spectrum als kalichroomaluin.

Dikte der laag 17mm:

grens roodeinde. . . . . 53° 40\'
streep in \'t rood. . . . 54° 27\'

band........ j 55° 3\' begin absorptie

totale absorptie . . . | 56° 27\' 54° 40\'
grens violeteinde . . . . 59° 20\'
het blaauw goed zigtbaar.

Dikte der laag 10mm. De streep zwakker, dezelfde
veranderingen als voor kalichroomaluin , het spectrum ver-
krijgt meer licht, de band vloeit meer zacht uit,
grens violeteinde 59° 40\'.

Dikte der laag 3mm. De streep verdwenen; in het
geel en oranje slechts weinig absorptie, de kleuren goed
te zien,

-ocr page 63-

Deze oplossing gekookt, kleur groen , ook na bekoeling;
zij geeft hetzelfde spectrum als het overeenkomstige kali-
spectrum.

Dikte der laag 17mm:

grens roodeinde 53° 40/
54° 20\'
56° 10\'
grens violeteinde 58° 10\'.

band

Bij 10mm en 3mm dikte der laag ook weêr overeen-
komstige veranderingen; bij 10mm ook eene streep op
dezelfde plaats als bij de kali verbinding, het midden
ongeveer 54° 20\'.

19. Absorptiespectrum van azijnzuur chroomoxyd.
a.
Oplossing in water.

Eene oplossing van 0,6 gr. op 10CC. water had eene
donkergroene kleur; bij spleetwijdte jmm, temp. 20° en
dikte der laag 17mm bleef van het spectrum slechts
weinig licht over in het rood en in het groen; in dit
rood bovendien nog eene scherp begrensde absorptiestreep.
Zie Plaat I, fig. 8.

Grens roodeinde

streep in \'t rood

band

53° 40\'
54° —
54° 3\'
54° 18\'
58° 8\'.

De plaats waar de band in het groen ophield was moeije-
lijk te bepalen, 58° 8\' geeft haar dan ook slechts ongeveer
aan; want de kruisdraad was niet eens te onderscheiden;

-ocr page 64-

achter dezen band een groen licht, niet zoo breed als het
lichte gedeelte in het rood; door het weinige licht aldaar werd
de grens van het spectrum aan het violeteinde niet bepaald.

Dikte der laag 10mm. (Plaat I, fig. 9). Eene tweede
streep in het rood wordt zigtbaar (eene ware streep) op 55° 21\'.

De eerste streep op dezelfde plaats, alleen de grenzen
minder scherp.

f 54° 20\'
\' \' \' \' \\56°36\'
grens violeteinde 57° 30\'

Dikte der laag 3mm. (Plaat I, üg. 10). Terwijl het
doorvallend licht voor de dikkere lagen rood was , is \'t voor
deze groen. Twee banden vertoonen zich in het rood en
een veel breedere in het geel en een gedeelte groen,

grens roodeinde 53° 40\'

{54°_

54° U\'

Band

op de grens 54 de meeste absorptie; van daar af ver-
minderende tot 54° ] 2\'.

54° 24\'
54° 38\'

3e band

2e band ....

even als in den len band de meeste absorptie op 54° 24\';
van daar af verminderende,

54° 45\'
56° 27\',

de grenzen van dezen laatsten band vloeijen langzaam uit.
Yan af 56° 27\' tot 57° 20\' een helder groen, dat niet geab-
sorbeerd was; van hier af weer absorptie, die regelmatig
tot aan het eind verliep; het blaauw evenwel duidelijk
te zien,

-ocr page 65-

3CC. azijnzuur chroomoxyde verdund met water tot
17 CC.; het spectrum dezer oplossing vertoonde, vergeleken
met dat der oorspronkelijke oplossing, bij dikte der laag
3mm, minder absorptie.

Dezelfde oplossing van azijnzuur chroomoxyd, in dikte-
laag 13nim, liet slechts eene lichte streep in bet rood en
in het groen zien, het groen zeer zwak, alle grenzen
scherp,

grens roodeinde 53° 40\'
f 53° 52\'

streeP.....\\ 53» 58\'

J 54° 12\'

band.....{ 56° 43\'

grens violeteinde 57° 10\'.

Na eene verhitting tot op 150° verspreidde zich
over de laatste helft van den band een groen licht, de
grenzen van den band, alsook het violeteinde, hadden geene
verandering ondergaan. Na langdurige verhitting neemt
de duisternis in het rood meer en meer toe; het groen
daarentegen wordt helderder.

De oplossing van azijnzuur chroomoxyd bij gewone
temperatuur, verzadigd met Ca Cl2 , zie Plaat II fig. 1;
het spectrum waargenomen bij dikte der laag 13mm, spleet-
wijdte -Lnini en temp. 20°, loste zich op in meerdere
banden, gelijkende op het spectrum der zuivere oplossing
bij 3mm dikte der laag; de banden echter zwakker. De
le en 2e band veel zwakker dan die bij 3mm der zuivere
oplossing; zij vertoonen de sterkste absorptie naar het
roodeinde en vloeijen dan langzaam uit; van den 3en band
zijn de grenzen niet scherp, de meeste absorptie in het
midden, echter geene totale absorptie, het groen zeer helder
en een gedeelte blaauw zigtbaar,

-ocr page 66-

grens roodeinde 53° 40\'
j 53°56\'

• { 54°6\'
[ 54° 18\'

\' ) 54° 30\'

j 54° 40\'

• \\ 56°15\'
grens violeteinde 58° 20\'.

De oplossing verzadigd met NH4 Cl, de kleur niet
zooveel verzwakt als met Ca Clj in oplossing; evenwel
veel minder als de oorspronkelijke oplossing; zoodat liet
spectrum dan ook veel helderder was; het spectrum niet
opgelost in 3 banden, de streep in \'t rood had zijn
stand behouden, de tweede band liep van af 54° 12\'—56° 20\',
dus aan het groene einde teruggetrokken; in het begin
van den tweeden band was nog eene zwarte streep te zien,
de grens echter niet te bepalen.

Grens violeteinde 57° 24\'.

De oplossing verzadigd met Mg S04 ; in het spectrum
weer 3 banden zigtbaar, begin van den len band in het
rood 54° 13\'; hij vloeit zeer langzaam uit;

f 54° 18\'
2e band----j 5V28/

54° 38\'
56° 15\'

grens violeteinde 57° 35\'
het rood tusschen den 2en en 3en band zeer duister, de 3e
band loopt in het groen langzaam uit; van het begin
van \'t rood tot aan den eersten band een duister rood.

I). Oplossing in alkohol.

le band.
2e band.
3e band.

0,6 gr. azijnzuur chroomoxyd opgelost in 10CC
alkohol; in het spectrum was, bij eene spleetwijdte van -J.mm,

3e band.

-ocr page 67-

dikte der laag 13mm en temp. 20°, slechts een zeer zwak
licht in het rood en in
\'t groen, ongeveer even breed;
in het rood bovendien nog eene donkere streep.

Deze oplossing verdund met 10 CC alkohol, kleur
helder lichtgroen, evenwel slechts weinig licht in het
spectrum op de plaats van het rood en groen; in het
rood de streep duidelijker. De spleetwijdte met ver-
meerderd, wordt het spectrum helderder, de absorptie
over den band verminderd; van het begin van den band
scheidt zich een tweede af.

Grens roodeinde . . 53° 40\'
i 53° 53\'

streep in \'t rood J ggo gg/

54° 13\' begin absorptie

le band.....! 54° 18\' totale //

54° 25\'
54° 35\'
56° 8\'

2e band .

grens violeteinde . . 57° 30\'.

Verhooging van temperatuur tot 130° van weinig
invloed op het spectrum, op den len en 2en band de absorptie
iets verminderd; band echter op dezelfde plaats. Het
violeteinde was ook iets verplaatst nl. op 70° 20\'.

20. AbsorpHespeetrum van zwavelzuur chroomoxyd.

2 gr. chroomoxydhydraat bij 100° gedroogd en opge-
lost in zwavelzuur, verhit tot kokens en verdund met
water tot 25CC: de kleur dezer oplossing donkergroen,
in de petroleumvlam gezien verscheen deze rood,

-ocr page 68-

Spleetwijdte temperatuur 20°.

Dikte der laag 17mm. Van het spectrum slechts
weinig overgebleven, alleen een smal licht in het rood
en groen, beide niet intens; in het groen meer licht
dan in het rood, de grens van den band in het groen loopt
zachter uit dan die in het rood. Voor zoover de lichtsterkte
het toeliet te bepalen:

grens roodeinde 53° 40\'
l 54°15\'

band.....

grens violeteinde 58° —

Dikte der laag 10mm. De lichtplaatsen in het rood
en groen breidden zich uit, in
\'t groen meer licht dan
in \'t rood. In het rood een zwakke smalle band; de
grens van den 2en band in \'t rood liep veel minder zacht uit
dan die in \'t groen: hetzelfde met het einde van het
spectrum het geval. Een gedeelte blaauw onder violette
tint zigtbaar. Over den tweeden band komt reeds eenig licht.
(Zie hierbij Plaat II fig. 2).

Grens roodeinde 53° 40\'

le band.....(54° 20\'

(streep).....I 54° 24\'

l 54° 40\'

2e band.....)56° 20\'

grens violeteinde 58° 37\'.

Dikte der laag 3"im. Over \'t geheel de lichtsterkte
in het spectrum zeer vermeerderd; van den len band in \'t
rood alleen het midden bepaald; hij was te zeer verzwakt
om de grenzen aan te geven; de tweede band ook niet
geabsorbeerd; de grenzen vloeijen zeer zacht uit, zoowel
in \'t rood als in \'t groen; het groen zeer helder, het
blaauw helder, zelfs een gedeelte violet zigtbaar,

-ocr page 69-

grens roodeinde 53° 40\'

le band.....54° 22\'

f 55° —
2e W.....{66._

grens violeteinde 59° 28\'.

Dezelfde oplossing van zwavelzuur chroomoxyd, bij een
dikte der laag 13mm en spleetwijdte |mra, verhit; de totale
duisternis, die zich over den band verspreidt, verdwijnt meer
en meer; de meeste absorptie had echter nog plaats aan
het roodeinde van den band, Door deze verhooging van tem-
peratuur werd het violeteinde ook verplaatst. (Zie Plaat II
fig. 3).

De oplossing bij gewone temperatuur verzadigd met
NH4 Cl; de kleur der oplossing werd veel lichter; in
het spectrum was het licht dan ook meer uitgebreid;
in het rood vertoonde zich een zwakke le band; de
tweede band begon in het rood vrij scherp en liep
in het groen meer langzaam uit; het groen was helder;
ook een gedeelte blaauw zigtbaar. (Zie Plaat II fig. 4).
Grens roodeinde 53° 40\'

I 54° 5\'
]e band. ... | 540 18,

[ 54° 25\'
2e band----| 55o58/

grens violeteinde 58° 40\'.

De oplossing verzadigd met MgS04; er ontstond het-
zelfde spectrum als wanneer NH4 Cl in oplossing is;
evenwel het groen en rood niet zoo intens; de kleur der
oplossing was dan ook iets donkerder, de le en 2e band
°P dezelfde plaats, het violeteinde 58° —; een klein
gedeelte blaauw was zigtbaar.

De oplossing verzadigd met CaCljj de kleur der
oplossing ongeveer als met Mg S04 in oplossing; in het

-ocr page 70-

spectrum was de absorptie over het oranje, geel en groen
zeer verminderd, zóó zelfs dat de grenzen van den tweeden
band niet aan te geven waren; het duisterste gedeelte
van den len band op 54° 5\', echter onzeker; het groen was
zeer helder en het einde van het spectrum lag op 58°.

Het Ca Cl 2 schijnt dus de absorptie over den band
het meest te doen verminderen.

band

21. Absorpiiespectrum van chroomcMorid.
a.
Oplossing in water.

2 gr. chroomoxydhydraat opgelost in zoutzuur, tot
kokens verhit en verdund tot 25 CC.; de kleur iets
lichter groen dan die van de oplossing in zwavelzuur.
Het spectrum vertoonde een licht in \'t rood en in
\'t
groen, maar minder intens dan de oplossing van zwavel-
zuur chroomoxyd.

Spleet wijdte {mm temp. 20°.

Dikte der laag 17r rn. (Plaat II fig. 7.) De grens van den
band in
\'t groen niet scherp.

Grens roodeinde 53° 40\'
54° 10\'
56° 30\'
grens violeteinde 57° 45\'

Dikte der laag 10mm (Plaat II fig. 6). De licht-
sterkte in \'t groen en rood niet zooveel vermeerderd als
voor dezelfde vermindering van dikte der laag bij de
oplossing van zwavelzuur chroomoxyd.

Het was twijfelachtig of de streep in het rood bestond;
54° 17\' hier aangegeven, wijkt ook af van het midden
der streep in het spectrum van zwavelzuur chroomoxyd; de
tweede band nog geheel geabsorbeerd; de absorptie eindigt
in het groen langzaam,

-ocr page 71-

grens roodeinde 53° 40\'

le band.....54° 17\' (twijfelachtig).

| 54"40\'
2e band----{ 55054,

grens violeteinde 58° •—.

Dikte der laag 8mm (Plaat II, fig. 7). De lichtsterkte
over het geheele spectrum zeer vermeerderd; de le band
in het rood niet te zien. Over den tweeden band veel
minder absorptie dan voor dezelfde dikte der laag bij de
oplossing van zwavelzuur chroomoxyd.

grens roodeinde 53° 40\'
55°

55°50\'
grens violeteinde 59° 40\'.

Verhooging van temperatuur had hier lang niet die
uitwerking als bij het sulphaat; het spectrum bleef over
het geheel duister; echter scheen de duisternis over den
band iets te verminderen.

De oplossing bij gewone temperatuur verzadigd met
NH4 Cl; de band en het violeteinde op dezelfde plaats;
het rood veel helderder, zoo ook het groen; in het rood
stond het weer te betwijfelen of er een band aanwezig
was; de absorptie over den band zeer verminderd; nergens
totale absorptie.

De oplossing bij gewone temperatuur verzadigd met
Ca CL ; de kleur der oplossing werd veel lichter, ook de
helderheid van het spectrum grooter; in het rood geen
twijfelachtige band; over den band weinig absorptie, veel
minder vergeleken met de oplossing zonder Ca Cl2 ; het
groen helder; van het blaauw zeer weinig te zien.

De oplossing bij gewone temperatuur verzadigd met
Mg S04 ; het spectrum vertoont zeer weinig verschil met dat
zonder Mg S04; de helderheid slechts weinig vermeerderd.

band

-ocr page 72-

b. Oplossing in alkohol.

Spleetwijdte |mm, diktelaag 13mm. (Plaat II, fig. 8.)

2 gr. chroomoxydhydraat opgelost in zoutzuur, tot
droogwordens verdampt en opgelost in 50CC alkohol; de
kleur der oplossing lichtgroen; in het spectrum slechts
een groen licht, dus groot verschil met de waterige op-
lossing; van af 55° — 55°40\' eene roode tint,

grens roodeinde 55° —
// violet // 57° 15\'.

Verhooging van temperatuur bragt in dit spectrum
noch in de helderheid noch in de grenzen eenige veran-
dering te weeg.

22. Absorptiespectnwi van salpeterzuur cliroomoxyd.

a. Oplossing in water.

2 gr. chroomoxydhydraat opgelost in salpeterzuur en
verdund tot 25CC; deze oplossing werd bij verhitting
groen; na 2 dagen staans in dikke lagen nog groen-
achtig, in dunnere lagen violet.

Spleetwijdte ^111111, temperatuur 20°.

Dikte der laag 17"™. Bene lichtstreep in \'t rood en
in \'t groen; in
\'t groen meer licht dan in \'t rood; in
dit spectrum slechts één band, die de meeste absorptie
in het roode einde vertoont en in het groen langzaam
uitloopt.

-ocr page 73-

Dikte der laag 10ram (Zie Plaat II, lig. 9). De beide
lichtstrepen worden grooter, geene- streep in het rood.

Grens roodeinde 53° 40\'
f 55°-—

band......| 56-\' 25\'

grens violeteinde 58° 42\'.

Dikte der laag 3\'"r". De lichtsterkte in het spectrum
zeer vermeerderd, de grenzen van den band vloeijen langzaam
uit, het blaauw zeer goed zigtbaar.

Grens roodeinde 53° 40\'

j 55° 5\'
band. . . . ■ j ggo^o\'

grens violeteinde 60° 10\'.

Deze oplossing verhit in eene laag van 13mni; het
rood in het spectrum verduistert eerst, het groen
blijft zijne lichtsterkte behouden, bij hoogere temperatuur
werd het rood helderder, en de band tusschen rood en
groen werd aan het groene eind over een groot deel
verlicht, zoodat een meer donkere band in de eerste kwam
te liggen op de plaats van het geel; de verhitting werd
voortgezet tot 80°, na deze verandering in het licht van den
band ontstonden geene andere afwijkingen van het spectrum
bij gewone temperatuur.

De oplossing verzadigd met NH4 Cl bij gewone tem-
peratuur, spleet wijdte jmm, dikte der laag 13mm. In
bet spectrum (Zie Plaat II, fig. 10) wordt de lichtsterkte
zeer vermeerderd; in het rood eene streep zigtbaar op 54° 20\',
van hier af tot aan het uiterste rood nog al absorptie, aan
den anderen kant een helder rood; de absorptie van den band
begint ongeveer 54° 40\' en eindigt 56° 40\', in het midden
nog wel volkomen absorptie, evenwel vloeit de band veel
zachter uit dan zonder JNTH4 Cl in oplossing, een gedeelte
blaauw wordt zigtbaar.

-ocr page 74-

De oplossing bij gewone temperatuur verzadigd met
Mg S04 , de kleur der oplossing lichter, het spectrum
niet zoo lichtsterk als met NH4 Cl in oplossing, de streep
in het rood flaauw waar te nemen op 54° 20\', band on-
geveer tusschen 54° 30\' en 56° 30\', een gedeelte blaauw
zigtbaar, violeteinde 58°—.

De oplossing bij gewone temperatuur verzadigd met
Ca Cl 2; in het spectrum is de streep in \'t rood niet
waar te nemen, het rood ook veel duisterder dan met
NH4 Cl en MgS04; de absorptie over den band veel
grooter, zoo ook het groen minder helder en van het
blaauw niets te bespeuren,

| 54° 37\'

band......j 56°25\'

grens violeteinde 57° 45\'.

b. Oplossing in alkohol.

0,8 gr. chroomoxydhydraat opgelost in salpeterzuur,
tot droogwordens verdampt en opgelost in 10 CC alkohol;
de kleur dezer oplossing was donkergroen en liet geen
licht door bij eene dikte der laag van 13mm; deze op-
lossing verdund met 10CC alkohol, ontstond een spectrum
waarin slechts een licht in \'t rood en in \'t groen, ook
was een gedeelte blaauw zigtbaar; in het rood eene flaauwe
streep; het helderste rood tusschen 54°20/ en 54° 30\',
de band bedekt het oranje, geel en een gedeelte groen, liet
groen en het gedeelte blaauw dat zigtbaar was, zeer helder,
grens roodeinde .... 53° 40\'
streep in \'t rood . . . 54° 20\' (zwak)
begin absorptie 54° 30\'
totale | 55» —
absorptie
j 56° 3\'
einde absorptie 56° 20\'
grens violeteinde. . . . 58° 30\'.

band

-ocr page 75-

Bij verhooging der temperatuur tot 130° verdween
de streep in het rood langzamerhand, terwijl de band in
het groen zich terugtrok; de grens van het spectrum in
het violeteinde onderging geene groote verandering.

De absorptiespectra der chroomzure zouten, door glad-
stonk
en vierordt beschreven, komen met de hier ver-
melde overeen. Bij genoemde schrijvers vinden wij niets
vermeld aangaande de karakteristieke absorptie in het
rood bij de verschillende chroomzouten; dit verwondert
ons te meer daar reeds
brewster (Historisch overzigt,
blz. 9), voor oxalas chromicus et potassae in het rood
eene soortgelijke absorptie vond, die, zooals hier uit de
beschrijving blijkt, bij alle chroomzouten in meerdere of
mindere mate optreedt.

23. Absorptiespectmm van swavehuwr nickéloxycluul.

3 gr. opgelost in 25CC water, kleur der oplossing
heldergroen, spleetwijdte -|mm, temperatuur 20°.

Dikte der laag 17mm. In het spectrum is het uiterste
rood geabsorbeerd, van hier af regelmatig afnemende tot
m het groen, het violeteinde ook een gedeelte verplaatst:

grens roodeinde 54° 20\'
// violet // 60° 20/,

dikte der laag 10mms

grens roodeinde 53° 55\'
// violet // 60° 40\',

dikte der laag 3™m:

grens roodeinde 53° 45\'
// violet // 61°—.

-ocr page 76-

Temperatuur s verhooging bragt in dit spectrum vol-
strekt geene verandering te weeg, ook niet in de grenzen.

Evenmin was eenige verandering te zien na verzadiging
der oplossing met Na Cl, MgS04, ZnS04.

Eene verzadigde oplossing rood, oranje en geel bijna
geheel geabsorbeerd, ook het indigo en violet, alleen
groen en blaauw niet geabsorbeerd,

17mm rood 55° 10\'
violet 59° 20\'.

24. Absorptiespectrum van salpetersuur nickeloxyduul.

1,29 gr. salpeterzuur nickeloxyduul opgelost in 10CC
water, de kleur der oplossing is lichter dan die van het
sulphaat. Spleetwijdte |mm, temperatuur 20°.

Dikte der laag 17mm (Zie Plaat III, fig. 1). Hetzelfde
spectrum als voor zwavelzuur nickeloxyduul, geene banden :
grens roodeinde 54° 10\'
f> violet // 60° 20\',

dikte der laag 10mm:

grens roodeinde 53° 58\'
// violet // 60°30\',

dikte der laag 3\'™\':

grens roodeinde 53°45\'
// violet // 61°—.

Verhooging van temperatuur en het mede opgelost zijn
van andere stoffen bragten geen verandering te weeg.

De oplossing van dezelfde hoeveelheid salpeterzuur
nickeloxyduul in alkohol, geeft eenige veranderingen in het
spectrum, vergeleken met dat der waterige oplossing
(zie Plaat III, fig. 2); ook verhooging van temperatuur
hier geen invloed.

-ocr page 77-

25. Absorptiespectrum van zwavelzuur nicJceloxyduul-
ammoniak.

3 gr. opgelost in 25CC water; de oplossing blaanw.
Spleetwijdte -|min, temperatuur 20°.

Dikte der laag 1 ?mm. Van het spectrum geabsorbeerd
bet rood, oranje, geel en een gedeelte groen, van het
violet ook een klein gedeelte geabsorbeerd:

grens roodeinde 55° 50\'
„ violet „ 60° 40\'.

Dikte der laag 10mm. Het spectrum breidde zich
plotseling naar het roodeinde uit, het geel en oranje
bleef meer geabsorbeerd, aldaar vertoonde zich een band,
de grenzen gingen echter zeer langzaam in het rood en
groen over, en over den geheelen band eene goede hoeveel-
heid licht verspreid.

Grens roodeinde 53° 48\'
54° 40\'
56°10\'
grens violeteinde 60° 40\'

Dikte der laag 3mm. De band in het geel nog flaauw
zigtbaar.

Grens roodeinde 53° 50\'
grens violeteinde 61° —

Bij verhooging van temperatuur werd de vloeistof ontleed.

Het tegelijk in oplossing zijn van Mg S04 geene ver-
andering in het spectrum.

26. Absorptiespectrum van zwavelzuur Jcobaltoxyduul.

1,5 gr. opgelost in 10CC water, kleur der oplossing
rood, spleetwijdte imm, temp. 20°.

Dikte der laag 17mm. Rood, geel en oranje helder,

band.

-ocr page 78-

de absorptie begint (zie Plaat III, fig. 3) direct in het
groen, verder over het geheele spectrum een graauw licht
verspreid, waarin geene kleuren te onderscheiden waren.

Grens roodeinde 53° 40\'
grens violeteinde 56° 27\'

Dikte der laag 10mm. Het graauwe licht dat zich
bij 10mm over het spectrum verspreidde loste zich op,
in zooverre de verschillende kleuren zigtbaar worden,
hoewel hunne intensiteit nog zwak. In het groen een
band zigtbaar, die zich uitstrekte van af 56°—58°.

Grens roodeinde 53° 40\'
grens violeteinde te weinig licht om te bepalen.

Dikte der laag 3nmi. De absorptie begint in \'t groen
ongeveer 56° 10\' van daar af regelmatig verhopende,
terwijl het einde van het spectrum op 60° 40\'gelegen is,
dus groen, blaauw en indigo, hoewel lichtsterkte verzwakt,
goed zigtbaar.

Eene oplossing van zwavelzuur kobaltoxyduul 3CC,
verdund tot 17CC, gaf bij dikte der laag van 17mm
een spectrum, waarin minder absorptie was dan in het
spectrum der oorspronkelijke oplossing, bij dikte dei-
laag van 3mm.

Bij verhooging der temperatuur tot 150° wordt het
geabsorbeerde gedeelte meer verlicht, over het groen blijft
nog steeds eenige duisternis verspreid, hoewel de kleur
goed te herkennen was; het blaauw, indigo en violet
treden meer helder op, het einde spectrum 60°40\'. Bij
bekoeling der vloeistof verdwijnt weer het violet, indigo,
blaauw en groen. (Zie Plaat III, fig. 4).

De oplossing verzadigd met Mg S04 veranderde het
spectrum in denzelfden zin als bij temperatuursverhooging;
liet groen het minst helder, het blaauw duidelijk,

-ocr page 79-

einde spectrum 60°20\'. Hetzelfde effect, ongeveer in
denzelfden graad, werd verkregen door de oplossing te
verzadigen met Zn S04.

27, Absorptiespectrum van Icobaltchloruur.

Eene oplossing van kobaltoxyduulhydraat in zoutzuur,
kleur paars, bij verhitting werd zij violet.

Spleetwijdte dikte der laag 13mm, temp. 20°.

Begin van het rood 55° 50\', in het groen een band
ongeveer tusschen 55°40\' en 57°40\', deze band echter
zwak, het blaauw zigtbaar hoewel weinig licht, de licht-
sterkte aan het violeteinde te zwak om dit te bepalen.

Bij verhooging van temperatuur wordt de lichtsterkte
achter liet begin van absorptie in het groen hoe langer
hoe minder; na eenigen tijd verhit te zijn was een
groot deel groen en verder het geheele spectrum totaal
geabsorbeerd.

Grens roodeinde 53° 40\'
begin absorptie 55° 20\'
grens violeteinde 56° 30\'

Bij deze oplossing eenige druppels sterk zwavelzuur
gevoegd, het spectrum bij gewone temperatuur even als
het vorige; bij verhitting treedt echter het blaauw duide-
lijker op (zie Plaat III, fig. 5); in het groen op dezelfde
wijze als zonder zwavelzuur de band, evenwel zeer ondui-
delijk begrensd; bij verdere verhooging van temperatuur
wordt het rood steeds zwakker, langzamerhand komen in
het rood twee banden te voorschijn , waarvan het midden :
le band 55°
2e band 55° 15\'
de kleur der oplossing neemt ook eene blaauwe tint aan,
de temperatuur der vloeistof 7 0

-ocr page 80-

Na eenigen tijd op deze temperatuur of iets daarboven
verhit te hebben het rood bijna geheel verdwenen, en
hiermede ook de banden in het rood; de band in het
geel en begin groen bleef bestaan, zelfs sterker; het
blaauw was niet bijzonder lichtsterk, maar toch veel
duidelijker dan bij lagere temperatuur.

De verandering in het spectrum van kobaltchloruur
onder den invloed van zwavelzuur bij verhoogde tem-
peratuur , berust waarschijnlijk op het wateronttrekkend
vermogen van zwavelzuur; het spectrum komt overeen
met dat der alkoholische oplossing door
gladstone ver-
kregen.

28. Absorptiespectrum van goudchloricl.

8,3 gr. goudchlorid opgelost in 9CC water, kleur dei-
oplossing donkergeel, het spectrum dezer oplossing ver-
toonde eene absorptie die begon in het groen; rood, geel,
oranje en een gedeelte groen zigtbaar.

Spleetwijdte l"1111, temperatuur 20°.

(grens roodeinde . 53° 40\'
begin absorptie. . 56° 16\'
grens violeteinde. 56° 40\'
I grens roodeinde . 53° 40\'
// // // ÏO™11 j begin absorptie. . 56° 26\'
■ grens violeteinde. 56° 46\'
r grens roodeinde . 53° 40\'
\'/ \'/ \'/ 3mm ) begin absorptie. . 56° 45\'
) grens violeteinde. 57° 15\'

In dit spectrum treden dus geene banden op; om te
zien of dit soms bij sterke verdunning wél het geval was,
werd eene verdunning onderzocht waarbij de grens violet
57° —, echter geen optreden van banden.

-ocr page 81-

Om de verandering door temperatuursverhooging na
te gaan, werd de oplossing geplaatst in eene laag van
13am; bij deze dikte:

grens roodeinde . . 53° 40\'
begin absorptie . . 56° 20\'
grens violeteinde. . 56° 42\',
Bij temperatuur 120° begin absorptie . . 56° 7\'
grens violeteinde. . 56° 35\';

na eenigen tijd op deze temperatuur gestaan te hebben
grens violeteinde 56° 30\', dus verhooging van temperatuur
bewerkt eene verplaatsing van het violeiteinde naar het
roodeinde.

29. Absorptiespectrum van platinachlorid.

3,4 gr. platinachlorid opgelost in 10CC water, kleur
der oplossing rood, bij doorvallend licht meer oranje

Spleetwijdte , temperatuur 20°.

Dikte der laag 17mm. In het spectrum een groot deel
van het groen en verder blaauw, indigo en violet totaal
geabsorbeerd:

grens roodeinde . 53° 40\'

begin absorptie . 55° 54\'

totale // . 56° 20\'

grens roodeinde . 53° 40\'

begin absorptie. . 56° 5\'

totale // . 56° 40\'

grens roodeinde . 53° 40\'

begin absorptie . 56° 25\'

totale // . 57o —.

diktelaag 10mra

// 3»™

Verhooging van temperatuur had hier eenige meerdere
absorptie aan het violeteinde tengevolge.

-ocr page 82-

\\

Door de oplossing te verzadigen met keukenzout werden
volstrekt geene veranderingen in het spectrum te weeg
gebragt.

30. Absorptiespectrum van cliloorpalladiim en van
salpeterzuur palladium.

Eene oplossing van chloorpalladium vertoonde eene don-
kerroode kleur. In het spectrum het rood niet geabsorbeerd ,
het geel wel; aldaar eene vuil groene tint, het einde
van het spectrum 56° 20\', na eenigen tijd verhit te zijn
grens violet 56° 6\', het overige spectrum door teinpe-
ratuursverhooging geene verandering.

Bij langzame verdunning breidt zich het spectrum
steeds naar het violeteinde uit.

Eene oplossing van salpeterzuurpalladium vertoont eene
meer oranje kleur; hetzelfde spectrum als van chloor-
palladium, de absorptie begint in het groen.

Het violeteinde vertoont zich op 56° 40\'.

31. Absorptiespectrum van zwavelzuur uraanoxyd.
a.
Oplossing in water.

1 gr. sulph. uranii opgelost in 1OCG, kleur der op-
lossing geel, spleetw. ?xmai temp. 20°, dikte laag 13mm.

Het spectrum laat in het blaauw, indigo en violet
3 banden zien, waarvan de le het zwakst en het smalst,
terwijl de 2e en 3e van ongeveer gelijke sterkte en breedte
zijn. (Zie Plaat III, fig. 9.)

-ocr page 83-

Uiterste rood 53° 40\'
15 7° 82\'

le band
2e band
3e band

\' 57° 47\'
(58°8\'
\'58° 23\'
I 58" 40\'
59° —
uiterste violet 59° 25\'

Bij verhooging van temperatuur werden de banden
zwakker, zonder echter van omvang te verminderen, de
grenzen blijven dezelfde; de le en 3e band verdwenen
bijna geheel, alleen zigtbaar bij het bewegen van den kijker,
de middelste was bij gewone temperatuur ook wel de
sterkste, de grens van violet werd ook niet verplaatst.
Deze oplossing bij gewone temperatuur verzadigd met
sulphas sodae, werd het spectrum niet veranderd.

Begin rood 53° 40\'
i 57° 10\'

le band.
2e band.
3e band.

57° 45\'
58° —
58° 25\'\'
58° 40\'
59° —
einde violet 59° 20\'

b. Oplossing in alkohol.

De oplossing van dezelfde hoeveelheid in alkohol geeft
volkomen hetzelfde spectrum, de banden op dezelfde
plaats, als ook de grenzen van het spectrum (voor dezelfde

-ocr page 84-

»

dikte der laag en wijdte der spleet). Bij verhitten tot
160° verzwakking der banden., zelfs iets meer dan voor
de waterige oplossing.

32. Absorptiespectrum van zwavelzuur uraanoxyduul.

Eene oplossing van sulphas uranii in alkohol aan het
zonlicht blootgesteld, ontstond eene groene neerslag, deze
uitgewasschen en opgelost in sterk zwavelzuur, kleur der
oplossing groen.

Temperatuur 20°, spleetwijdte J-mm, diktelaag 18mm.

Begin rood . 53° 40\'

54° 25\'

54° 28\'

le band *

54° 35\'
54o 45\'
55» —

2e band j

56° 3\'
56°20\'

57° 20\'

3e band )

57° 40\'
58° 23\'
590 45\'

einde violet

61° 20\'

Het spectrum dat hier ontstaat vertoont zich van
het uiterste rood af aldus (zie Plaat III, fig. 10):

Tot aan den len band eenig rood geabsorbeerd, deze
le band strekt zich uit tusschen 54° 25\' en 55° —; hierin
evenwel
2 maxima van absorptie, een le smalle band en
een 2e veel breeder bij volkomen afwezigheid van licht;
54° 28\' geeft het midden van den len smallen aan, de

-ocr page 85-

2e breeder van af 54° 35\' — 540 4 5\'; van af 54° 45\' — 55°
nog absorptie, echter veel minder.

De 2e band in het groen veel zwakker, de grenzen
vloeijen zachter uit.

De 3e band begint langzaam, evenwel verloopt de
absorptie snel, het is een breede: 57° 20\'—58° 23\',
hierin evenwel nog een donkerder band van 57° 20\' —
57° 40\'; hierachter wordt het violet duidelijk, echter bij
59° 45\' plotseling afgebroken, en verder tot 61° 20\' een
meer graauw licht.

Bij verdunning de absorptie ook veel minder, het
absoluut duister in den len band verdwenen, ook de absorptie
achter 54° 45\' weg. De 2e band zelfs moeijelijk waar
te nemen, zoo ook met het overige.

Bij temperatuur 150° verzwakking der absorptieplaatsen
over het geheele spectrum, geene verandering in de grens
der banden.

Eene vergelijking van dit spectrum met dat door
gladstone verkregen is niet wel mogelijk : hij geeft geene
beschrijving; zoover uit de afbeelding te zien is, blijkt
geene overeenstemming.

33. Absorptiespectrum van salpeterzuur u/raanoxyd.
a.
Oplossing in water.

De oplossing van 1 gr. in 10CC gaf onduidelijke banden.
2 gr. nitr. uranii opgelost in 10CC.
Spleet wijdte |mm, dikte laag 13mm, temp. 20\'.
Het spectrum vertoont bij oplossing van 1 gr. in
10 CC een spectrum waarin in het blaauw slechts zeer
zwak, bij heen en weder bewegen van den kijker 2 stre-
pen zigtbaar zijn. (Zie Plaat III, fig. 6),

-ocr page 86-

Bij oplossing van 2 gr. in 10CC twee banden dui-
delijker , waarvan de grenzen hier aangegeven:
grens roodeinde 53° 40\'
| 57° 40\'
\' ( 58° —
j 58° 15\'
\' j 58° 35\'
einde spectrum 59° 40\'.

Bij verhooging der temp. tot 160° de banden volstrekt
niet veranderd, ook niet in lichtsterkte, alleen de grens
violet iets verplaatst: 59°20\'.

b. Oplossing in aether.

1 gr. salpeterzuur uraanoxyd opgelost in 10CC aether;
kleur der oplossing geel.

Het spectrum vertoont duidelijk 3 banden, een in het
blaauw, een tweeden op de grens blaauw en een derden in
het violet; de lichtruimte tusschen de banden is meer
intens dan voor de waterige oplossingen. (Zie Plaat III, tig. 8).

le band.
£e band.

Begin rood 53\' 10\'

le band
2e band
3e band

57°50\'
58° 2\'
58° 22\'
58° 40\'
59°

59\'22\'
einde violet 59a 50\'

Bij verhooging van temperatuur werden de banden
zwakker, veel meer dan voor waterige oplossingen, bij
80° waren ze bijna geheel verdwenen, alleen nog te zien
bij beweging van den kijker.

-ocr page 87-

C. Oplossing in alkohol.

1 gr. nitras nranii opgelost in 10CC alkohol; kleur
cler oplossing geel.

Het spectrum vertoont de twee eerste banden zeer
zwak, zoodat de grenzen hiervoor aangegeven zeer on-
naauwkeurig zijn; van den derden band eene kleine schemering
te zien; geene quaestie van bepaling der grenzen. (Zie
Plaat III, fig. 7).

Begin rood. . . 53° 40\'

) 57°42\'
leband----
j 57o58/

l 58° 20\'
2e band----| 58o33/

grens violeteinde 59° 55\'

Bij verhoogde temperatuur dezelfde veranderingen als
voor de vorige oplossingen.

11. Absorptiespectrum van azijnzuur uraanoxyd.

1 gr. azijnzuur uraanoxyd opgelost in 10CO water;
deze hoeveelheid loste niet gehee] en al op, de kleur cler
oplossing geel. In het spectrum rood, geel, oranje en
groen duidelijk; in het blaauw, bij beweging van den kijker,
zeer onduidelijk een paar banden (?),

grens roodeinde 53° 40\'
// violet tr 58° 45\'
Bij 5 7° 50\' begint plotseling de absorptie, die ongeveer
over de verdere lengte van het spectrum tot aan de
grens violet gelijk blijft.

Bij 120° grens violeteinde 58° 40\'
// 160° // // 58° 30\'
bij deze verhooging der temperatuur geene veranderingen.

-ocr page 88-

4. Absorptiespectrum van chïoormolybdeen.

De oplossing van chïoormolybdeen in zoutzuur laat
alleen bij sterke verdunning licht door; kleur der oplossing-
intensief blaauw.

Deze oplossing schijnt op alle kleuren van het spectrum
in dezelfde mate absorberend te werken; bij eene ver-
dunning, waarbij de kleur der oplossing lichtblaauw, waren
alle kleuren aanwezig hoewel minder intens, de grenzen
ook een weinig verplaatst.

Kood 54° —
violet 60° 40\'

Het blaauw treedt in het spectrum niet meer op dan
de andere kleuren, want bij eene zekere concentratie
was het blaauw niet te zien, terwijl rood en groen zeer
duidelijk.

Bij verhooging van temperatuur het rood, geel en
oranje totaal geabsorbeerd, de vloeistof ook meer blaauw.

Na eenigen tijd verhit te hebben komt het rood weer
te voorschijn, de kleur der oplossing wordt lichter, de
vloeistof schijnt ontleed te zijn.

Het spectrum, dat bij verhitting ontstaat, komt over-
een met dat door
gladstone beschreven.

36. Absorptiespectrum van Jcoperchbrid.
a.
Oplossing in water.

20 gr. koperchlorid opgelost in 25CC water, bij
eene dikte der laag van I7mm, spleetwijdte \'mm en temp. 20°,
liet deze oplossing volstrekt geen licht door, evenmin
bij eene dikte der laag van 10ram; bij 3mm dikte was
het rood en violeteinde van het spectrum geabsorbeerd

-ocr page 89-

zonder optreden van banden. Over het oranje en geel
verspreidde zich eene roode tint, het groen duidelijk, het
blaauw zeer duister, evenwel zigtbaar.

Grenzen van het spectrum bij 3mm dikte der laag:

grens roodeinde 54° 43\'
„ violet // 58° 14\'

3CC dezer oplossing verdund tót 17CC. De oplossing
verkreeg eene blaauwe kleur, het spectrum verschilde ook
van het vorigè, in zoo verre de verschillende kleuren
meer zigtbaar waren; het oranje, geel, groen, blaauw,
indigo en violet helder.

Bij 17mm dikte der laag van deze verdunde oplossing
waren de grenzen: van het roodeinde 54° 28\'
tr // violet // 60° 50\'

b. Oplossing in alkohol,

Eene oplossing van 3 gr. koperchlorid in alkohol
absorbeerde, bij eene dikte der laag van 17mm, spleet-
wijdte |-mm en temp. 20°, alle kleuren van het spectrum
behalve het groen.

Grens roodeinde 55° 20\'
// violet // 57° 8\'

bij dikte der laag van 10ram breidt het spectrum zich
naar beide zijden uit:

grens roodeinde 55o 5\'
// violet // 57° 20\'

bij dikte der laag van 3mm heeft dit in nog grootere
mate plaats:

grens roodeinde 54° 40\'
// violet // 57° 55\'

-ocr page 90-

3CC verdund met alkohol tot 17CC, bij eene dikte der

laag van I7ram, ontstond een spectrum met de volgende
grenzen:

grens van liet roodeinde 54° 34\'
// // // violet // 58° 55\'

dus minder absorptie.

Verhooging van temperatuur had hier eene meerdere
absorptie aan het violeteinde ten gevolge.

37. Absorptiespedrum van zwavelzuur koperoxyd
ammoniak.

Eene oplossing van 2 gr. zwavelzuur koperoxyd ammo-
niak in 10CC water liet, bij eene dikte der laag van
17 en 10mm en spleetwijdte j,volstrekt geen licht door ;
bij dikte der laag van 3mm was alleen het blaauw zigtbaar
ongeveer tusschen de grenzen 58° en 60°.

2 gr. opgelost in 20CC water, dikte der laag 17mm,
geen spectrum te aanschouwen, bij 3mm rood- en violet-
einde geabsorbeerd, een gedeelte groen zigtbaar, geene banden.

Grens roodeinde 56° 40\'
// violet // 60° 20\'

3CC dezer oplossing verdund tot 17mm en waargeno-
men bij eene dikte der laag van 17mm.

Grens roodeinde 56° 40\'
// violet // 60° 20\'

Verhooging van temperatuur noch verzadiging met
NH4 Cl doet verandering in dit spectrum ontstaan.

-ocr page 91-

Ik onderzocht nog de volgende dubbelzouten:
acetas cupri et acetas calcis,
chlorid. cupri et chlooramm.,
sulphas cupri et sulphas zinci,
allen absorbeerden het rood- en violeteinde van het spec-
trum zonder optreden van banden; verhooging van tem-
peratuur had weinig of geen invloed op het absorptie-
spectrum dezer verbindingen.

Dezelfde spectra der koperzouten verkregen ook

gladstone en viekokdt.

Eene oplossing van koperchloruur vertoonde noch bij
gewone nocb bij verhoogde temperatuur eenige absorptie.
Op dezelfde wijze verhielden zich de volgende kleurlooze
oplossingen:

chloorberyllium, wolfraamzure ammonia, chloornatrium,
chloorammoniutn, zwavelzure soda, zwavelzuur ziukoxyd
en zwavelzure magnesia.

14. Absorptiespectra van broomoplossingen.

Eene oplossing van bromium in water, bij gewone
temperatuur verzadigd, vertoont eene oranje kleur; bij
eene dikte der laag van 13mm, spleetwijdte -|lrmi en
temp. 20°, was in het spectrum het roodeinde niet, het
violeteinde wel verplaatst, geene banden.

Rood, oranje en geel duidelijk, de absorptie begint
direct in het groen en verloopt van daar af regelmatig
tot aan het einde. Violeteinde 56° 40\'.

Eene oplossing van 12 druppels Br. in 5CC alkohol
bevat eene helder roode kleur; in het spectrum was het
rood niet geabsorbeerd, het geel gedeeltelijk, en verder
bet geheele spectrum. Violeteinde 56° 5\'.

Deze oplossing verdund met 5 CC alkohol; het geel, oranje en
een gedeelte groen komen te voorschijn. Violeteinde 56° 37\'.

6*

-ocr page 92-

Deze oplossing nog eens met 5 CC alkohol verdund
komt het groen meer te voorschijn. Yioleteinde 57°—.

12 druppels bromium opgelost in 5 CC aether; kleur
dezellde als bij de alkoholische oplossing. In het spectrum
alleen het rood overgebleven , op de plaats van het geel
eene vuil groene tint. Yioleteinde 55° 40\',

39. Absorptiespectra van jodiumoplossingen.

Eene verzadigde oplossing van jodium in alkohol
heeft eene donkerroode kleur, van het spectrum alles
geabsorbeerd behalve eene roode streep.

Spleetwijdte jmm, dikte laag 13mm en temp. 20°.

Grens roodeinde 53° 40\'
grens violeteinde 53° 50\'.

5CC dezer oplossing, verdund met 5CC alkohol; het
rood breidt zich uit. Yioleteinde 55° 25.

Deze laatste oplossing steeds met 55CC alkohol ver-
dund, had eene langzame uitbreiding van het spectrum
naar het violeteinde plaats, geene banden.

De oplossing van jodium in aether hetzelfde spectrum
als voor de oplossing in alkohol, de kleur meer intens.

De oplossingen van jodium in chloroform en zwavel-
koolstof laten tot op eene zekere verdunning volstrekt
geen licht door; de oplossing in benzol meer.

Bij grootere concentratie wordt alleen het rood door-
gelaten , bij langzame verdunning breidt zich dit rood uit
en verschijnt het blaauw, terwijl zich een band uitstrekt
over het oranje, geel en groen; ook is het violeteinde
verplaatst. Bij meerdere verdunning wordt de lichtsterkte
over den band steeds grooter.

-ocr page 93-

HOOFDSTUK III.

resultaten uit het onderzoek.

A. Invloed der verdunning en der vermindering van
de dikte der laag op het absorptiespectrum.

Met.de meende uit eenige proeven te mogen afleiden
dat verdubbeling der laag identisch is met verdubbeling
van concentratie, of anders uitgedrukt: gaat men uit van
eene bepaalde dikte der laag en van eene bepaalde ver -
dunning, dan is het ten opzigte van het verloop der
absorptieverschijnselen hetzelfde,. of men in eene bepaalde
verhouding de verdunning vergroot, of in dezelfde ver-
houding, bij onveranderde concentratie, de dikte der laag
vermindert.

De proeven door mij te dezen opzigte gedaan stemmen
hiermede niet overeen, en wanneer wij den invloed van
water op de kleur der ligchamen in aanmerking nemen,
laat zich een dergelijk resultaat als dat van
melde ook
niet verwachten.

De veranderingen die plaats hebben in de kleur der
oplossingen van chroomverbindingen door verhitting, en in
die der oplossing van kobaltchloruur, door toevoeging van
zwavelzuur, staan in verband met het meer of minder
vereenigd zijn der moleculen van deze verbindingen met

-ocr page 94-

een verschillend aantal moleculen water; de toevoeging
van water bij eene oplossing kan op de opgeloste moleculen
ook een dissociërenden invloed uitoefenen; van een
dergelijken invloed kan door vermindering van de dikte
der laag natuurlijk geen sprake zijn.
Melde gebruikte
bij zijne proeven slechts drie verbindingen: anilinblaauw,
fuchsin en pikrinzuur; het is mogelijk, de verhouding in
absorptie maakt het zelfs waarschijnlijk, dat toevoeging
van water aan oplossingen van deze verbindingen niets
anders tengevolge heeft dan eene grootere verwijdering
der moleculen van elkaar.

Bij de oplossingen die ik uitsluitend met het oog
hierop onderzocht, had door vermindering van de dikte
der laag en eene overeenkomstige verdunning niet altijd
eene zelfde verandering van de kleur der oplossing plaats.

Bij overmangaanzure potasch, zwavelzuur koperoxyd-
ammoniak, azijnzuur chroomoxyd, zwavelzuur chroom-
oxyd en zwavelzuur kobaltoxyduul, bleef de kleur in beide
gevallen dezelfde; alleen de intensiteit verminderde. Wat
de absorptie betreft, deze veranderde op gelijke wijze èn
bij verdunning der vloeistof èn bij eene overeenkomstige
vermindering van de dikte der laag bij de beide eerst-
genoemde stoffen. Bij de drie laatstgenoemde werd de
absorptie door verdunning meer verminderd dan door ver-
mindering van de dikte der laag.

Eene andere kleur ontstond door verdunning bij
koperchlorid en bij de alkoholische oplossing van ijzer-
bromid; de eerste werd van groen lichtblaauw, de tweede
van rood lichtgeel, terwijl door vermindering van de
dikte der laag slechts vermindering van intensiteit der
kleur plaats had; tegelijk met deze kleurverandering bij
verdunning werd ook de absorptie meer verminderd dan
het geval was bij vermindering van de dikte der laag.

Bij zwavelzuur ijzeroxyd was bij verdunning de kleur

-ocr page 95-

donkerder dan bij overeenkomstig verminderde dikte der
laag. Deze verdunde oplossing absorbeerde sterker dan
de oorspronkelijke, die in eene evenredig verminderde
dikte der laag werd onderzocht.

Hoewel in alle gevallen dus niet identisch, hebben
echter beide meestal vermindering van absorptie tenge-
volge. Ik zeg hier meestal, omdat het bij onderzoek van
het absorptiespectrum van azijnzuur ehroomoxyd voorge-
komen is, dat èn door vermindering van de dikte dei-
laag èn door verdunning der vloeistof eene absorptiestreep
optrad op eene plaats in het spectrum, waar te voren
volstrekt geene absorptie te ontdekken was.

Zooals uit de beschrijving der absorptiespectra in het
vorige hoofdstuk blijkt, treden bij sommige oplossingen
alleen verplaatsing óf van het violeteinde óf van het rood-
einde óf van beide tegelijk op; bij andere daarentegen
treden met deze absorpties aan de grenzen van het spectrum
ook banden op.

Waar dit het geval is, bestaat er onder den invloed
der verdunning of vermindering van de dikte der laag
een wezentlijk verschil tusschen deze beide; waar van den
invloed der temperatuur sprake is, zullen wij zien dat dit
verschil nog sterker optreedt. De vermindering van ab-
sorptie aan deze violette grens beeft een veel sneller ver-
loop, en de vermindering is ook niet evenredig aan de
vermindering van de dikte der laag.

Van 10-—3mm is de uitbreiding der violette grens veel
grooter dan van 17—10mm; een blik in de getallen, die
in hoofdstuk II de grenzen der verschillende spectra
aangeven, laat dit duidelijk zien.

Opmerkelijk is bet dat de verplaatsing van het
violeteinde van het spectrum veel menigvuldiger voorkomt
dan die van het rood einde en dat nog bij ligchamen die
in kleur zoozeer uiteenloopen.

-ocr page 96-

Waar banden optreden, hetzij alleen, hetzij met ge-
lijktijdige verplaatsing der violette grens, wordt de ab-
sorptie over deze banden steeds verminderd; bij groote
concentratie kunnen de banden door deze absorptie aan
het violeteinde geheel en al onzigtbaar gemaakt worden,
en komen zij eerst te voorschijn wanneer deze door ver-
dunning vermindert; duidelijk is dit te zien bij het absorptie-
spectrum van overmangaanzure potasch. De absorptie over alle
banden in een spectrum is niet even sterk, zoodat zij
door verdunning niet allen te gelijk verdwijnen; ook is
de absorptie over den geheelen band niet even sterk, in
de meeste gevallen is zij het grootst in het midden, en
vloeit van daar af langzaam uit; in andere gevallen is
de grootste absorptie aan de eene zijde, en vloeit zij
langzaam naar de andere zijde in de daar aanwezige kleur
uit, b.v. in het spectrum van azijnzuur ehroomoxyd de
le en band in het rood; in een derde geval is in
een band als het ware een tweede band aanwezig en is
deze dan scherp begrensd, terwijl de geheele band aan
de eene zijde zacht, uitloopt, b.v. in het spectrum van
zwavelzuur uraanoxyduul en in dat van zwavelzuur ehroom-
oxyd bij verhoogde temperatuur; waar dit het geval is
zal bij verdunning of vermindering van de dikte der laag
die plaats van den band nat uurlijk zich het langst vertoonen
waar de meeste absorptie plaats had.

Op den algemeenen regel dat de absorptie door ver-
dunning der oplossing verminderd wordt, maken de.
spectra van azijnzuur ehroomoxyd, zwavelzuur ehroom-
oxyd en chroomchlorid eene merkwaardige uitzondering;
wij zien hier bij verdunning der oplossing en bij ver-
mindering van de dikte der laag op eene plaats in het
spectrum een band te voorschijn komen, waar geen ab-
sorptie was bij grootere concentratie. Door den invloed
der verdunning door middel van water zou men kunnen

-ocr page 97-

veronderstellen dat dissociatie plaats had gehad, dat
hierdoor andere stoffen in oplossing gekomen waren, en dus
een ander spectrum kon ontstaan als dat vóór de ver-
dunning. Bij vermindering van de dikte der laag kan
van eene dergelijke dissociatie geen sprake zijn.

Het verschijnsel is ook in strijd met de verklaring
der absorptieverschijnselen in het algemeen. De absorptie-
strepen in het zonnespectrum toch verklaart men door
aan te nemen dat de bewegingen van den aether overgedra-
gen worden op de moleculen der verschillende stoffen,
die in dampvorm in den zon-atmospheer aanwezig zijn.
Deze verklaring moet ook aangenomen worden voor de
absorptiestrepen of banden, veroorzaakt in het spectrum
van eene petroleumvlam door gekleurde of ongekleurde
vloeistoffen.

Natrium, dat de plaats, in het spectrum door de lijn
D aangeduid, absorbeert, zal, tot eene hoogetemperatuur
verhit, het vermogen verkrijgen ditzelfde licht uit te
zenden ; hetzelfde geldt voor stoffen in opgelosten toestand;
zooals bij den invloed der temperatuur blijken zal ver-
mindert de absorptie over de banden door temperatuurs-
verhooging.
Bunsen "bragt het door verhitting van een
didymiumparel (Historisch overzigt bl. 13) zoover, dat de
absorptie over de banden geheel verdween, en ten slotte
lichte banden op een donkeren grond ontstonden.

Wij zouden nu voor deze chroomverbindingen tot het
besluit moeten komen, dat de aether bij aanwezigheid
van een gering aantal moleculen de beweging wél zou
overdragen, en dit bij aanwezigheid van een grooter aantal
moleculen niet zou doen. Een dergelijk selectievermogen
van den aether kan moeijelijk verondersteld worden en
dit verschijnsel blijft ons dus raadselachtig.

-ocr page 98-

B. Invloed van het oplossingsmiddel op het
absorptiespectrum,

Het oplossingsmiddel is van grooten invloed op het
absorptiespectrum; nergens viel dit zoo in het oog als
bij ijzerchlorid en ijzerbromid. Bij de eerste verbinding
was in de kleur der waterige en alkoholische oplossing
weinig verschil te bemerken, in het spectrum der alko-
holische oplossing treden echter drie banden duidelijk op,
waarvan bij de waterige oplossing, zelfs bij de grootste
concentratie, geen spoor te ontdekken was.

Bij het ijzerbromid ging het verschil in spectrum,
hier ook bestaande in het optreden van een band welke
bij de oplossing in water niet optrad, vergezeld met
een verschil in de kleur der oplossing; de aetherische
oplossing van ijzerbromid stemt in absorptieverschijn-
selen weer geheel met de alkoholische oplossing overeen.
Voor sommige alkoholische oplossingen werd een dergelijke
invloed, dat is het optreden van banden niet waarge-
nomen , zoo als bijv. bij de oplossingen van mangaan-
oxyduulverbindingen en van ijzerchloruur; bij het jodium
en bromium was de invloed der verschillende oplossings-
middelen die aldaar gebruikt werden van weinig beteeke-
nis. De chroomverbindingen die in alkohol oplosbaar
waren, weken in deze oplossing, wat het absorptiespectrum
aangaat, weer af van de waterige oplossing; bij azijnzuur
chroomoxyd en chroomchlorid zagen wij een verschil in
de plaats der banden; bij het chroomchlorid verdwijnen
de banden in het rood, aangezien dit gedeelte geheel en
al geabsorbeerd wordt; te dien opzigte wijkt de alkoholische
oplossing van chroomchlorid dus geheel af van hetgeen
wij bij alle chroomverbindingen in waterige of alkoholische
oplossing zagen, namelijk het onveranderd blijven van
het roodeinde van het spectrum. Bij het salpeterzuur

-ocr page 99-

chroomoxyd misten wij in de oplossing in water de
streep in het rood, die bij de andere chroomverbin-
dingen zoo duidelijk optrad; deze streep komt in het
spectrum van de alkoholische oplossing weer te voorschijn.

De oplossing van salpeterzuur nickeloxyduul vertoont in
alkoholische oplossing aan beide grenzen van het spec-
trum meer absorptie dan bij de oplossing dezer verbinding
in water; evenzoo zien wij dat bij de alkoholische oplos-
sing van koperchlorid de absorptie aan de roode grens
van het spectrum veel sterker is dan bij de oplossing in
water. In de uraan verbindingen ontmoeten wij eindelijk
eene groep van ligchamen die, wat het absorptievermogen
in verschillende oplossingsmiddelen betreft, vrij wel
overeenkomen; te dezen opzigte bestaat bij het salpeter-
zuurzout nog het meeste verschil; de aetherische en alko-
holische oplossingen laten een derden band zien, vooral de
eerste, die bij de oplossing in water niet waargenomen
kan worden; ook is de absorptie over de banden in
aetherische en alkoholische oplossing grooter.

Wanneer wij hetgeen wij over de verschillen dei-
spectra door verschil in oplossingsmiddel gezegd is, resu-
meren, dan komen wij tot het volgende:

Het spectrum van alkoholische en aetherische oplos-
singen vertoont meer absorptie dan van waterige oplossingen,
en de absorptiespectra der aetherische en alkoholische
oplossingen komen grootendeels overeen.

C. Invloed der temperatuur op het absorptiespectrum.

Nog meer dan wij onder A gezien hebben valt hier
een verschil op te merken tusschen de verhouding dei-
banden en de absorptie aan de grenzen van het spectrum,

-ocr page 100-

Als algemeenen re^el te dezen opzigte kunnen wij stel-
len dat over de banden bij temperatuursverhooging de
absorptie vermindert, terwijl zij aan de grenzen van het
spectrum vermeerdert.

Ik zoude in herhaling vallen door hier voor iedere
stof de verhouding van het absorptiespectrum tegenover
de temperatuursverhooging na te gaan: hetzij genoeg
degene, die onder dezen invloed het meest veranderen, nog
even aan te stippen; eene meer uitvoerige beschrijving
was dan ook hoofdstuk II als plaats aangewezen.

De verplaatsing van het violeteinde door verhoo-
ging van temperatuur geschiedt regelmatig, echter voor
alle opgeloste stoffen niet in dezelfde mate; tegelijk met
absorptie aan het violeteinde kwam slechts zeldzaam eene
absorptie aan het roodeinde voor: het was bij nickel-
zouten, de alkoholische oplossing van chroomchlorid en
bij de koperverbindingen. Verhooging van temperatuur
bragt echter in de spectra der beide eerste verbindingen
geene veranderingen te weeg.

Waar banden in het spectrum voorkomen kan door
verliooging van temperatuur op eene bepaalde plaats de
absorptie vermeerderen , terwijl daarmede eene vermindering
der absorptie op eene andere plaats vergezeld gaat, zooals
het voorkomt bij de spectra van kali en ammoniak chroom-
aluin ; deze verandering in het spectrum gaat gepaard met
eene verandering in de kleur der oplossing.

Door de temperatuursverhooging hebben hier naar
alle waarschijnlijkheid scheikundige veranderingen plaats,
bestaande bijv. in eene onttrekking van watermoleculen,
die te voren met de moleculen der opgeloste stoffen ver-
bonden waren. Eene dergelijke verandering in het spec-
trum door temperatuursverhooging komt - voor bij eene
oplossing van kobaltchloruur, waaraan eenige druppels sterk
zwavelzuur zijn toegevoegd: hier gaat deze verandering ook

-ocr page 101-

gepaard met eene verandering in kleur; deze wordt namelijk
van rood blaauw; het bekende wateronttrekkend vermogen
van zwavelzuur steunt de bovengenoemde waarschijnlijkheid.

Waar door temperatuursverhooging geene kleurverande-
ringen teweeg gebragt werden, vonden wij cle absorptie
over de banden steeds verminderd, of over den geheelen
band in dezelfde mate, zooals bij de meeste het geval
was, of over een gedeelte meer bijzonder, zooals dat
zigtbaar was bij zwavelzuur kobaltoxyduul. In het spectrum
dezer verbinding meenden wij bij gewone temperatuur
te doen te. hebben met eene gewone verplaatsing van het
violeteinde; door temperatuurs verhooging verhield zich de
absorptie alhier echter geheel anders als voor verplaatsing
van het violeteinde regel is: aan het violeteinde komt
licht te voorschijn, terwijl over het groen zich een band
verspreidt; merkwaardig hierbij is dat na bekoeling der
vloeistof de vorige absorptie weer direct intreedt; is hier
nu ook aan een onttrekken van watermoleculen te denken,
of zoude de werking meer gecompliceerd zijn en op eene
dissociatie door temperatuurs verhooging wijzen?

Een geheel verdwijnen van strepen is mij alleen voor-
gekomen bij de alkoholische oplossing van salpeterzuur
chroomoxyd.

Dat onder den invloed van temperatuursverhooging de
oplossingen van verbindingen in verschillende oplossings-
middelen zich ook verschillend verhouden, bewijzen de
spectra der uraanverbindingen in waterige, alkoholische
en aetherische oplossing: terwijl in de eerste oplossing
weinig verandering in de absorptie over de banden te zien
was, verminderde deze bij de alkoholische en aetherische
oplossing veel meer.

De vermindering van absorptie die steeds plaats had
over de banden door temperatuursverhooging nadert tot
hetgeen men noemt de omkeering der spectra. Voor

-ocr page 102-

didymiuinzouten is , zooals reeds meer vermeld, werd deze
omkeering bewerkt door
bunsen. Hij maakte eene parel
van een didymiumzout, en verkreeg bij roodgloeihitte in
plaats der absorptiebanden lichtbanden. Het is niet on-
waarschijnlijk dat ook in het spectrum van uraan-
verbindingen, chroom verbindingen en in alle spectra, waar
karakteristieke banden optreden, hetzelfde plaats zoude
hebben; de vermindering van absorptie, door verhooging
der temperatuur, op de plaats der banden, geeft ons mijns
inziens regt tot dit vermoeden, en het is van belang
parels van deze verbindingen met het oog hierop te
onderzoeken.

Bunsen geeft niet op hoe bij deze verhoogde tem-
peratuur het gesteld zoude zijn met de absorptie aan de
violette en roode grenzen van het spectrum. De didymium-
zouten verplaatsen deze grenzen toevallig volstrekt niet;
een onderzoek met parels van verbindingen die dit wel
doen, zou misschien eenige opheldering geven of er een
wezentlijk verschil bestaat tusschen deze verplaatsing der
grenzen en de banden.

D. Invloed der stoffen die tegelijkertijd in oplossing zijn.

In het historisch overzicht hebben wij gezien hoe
Melde vond dat door menging van gekleurde oplossingen
de banden of grenzen in het absorptiespectrum in den
een of anderen zin verplaatst werden. Ik meende de
verschijnselen die in het absorptiespectrum ontstaan door
toevoeging van andere stoffen bij de oplossing, minder
gecompliceerd te maken wanneer ik mij bepaalde tot
ongekleurde verbindingen. Zoo ergens dan zijn hier de
veranderingen in absorptieverschijnselen een gevolg van

-ocr page 103-

scheikundige veranderingen : een duidelijk voorbeeld hiervan
hebben wij bij oplossing van chloorverbindingen (Ca Cl2,
NH4 Cl, Na Cl) in eene oplossing van salpeterzuur ijzer-
oxyd ; de gele kleur die hier ontstaat is zeker een
gevolg van het ontstaan van ijzerchlorid in de oplossing. De
waterige oplossing van ijzerchlorid geelt geene zoo karakteris-
tieke banden in het absorptiespectrum om dit door middel
hiervan te beslissen; ik wendde mij daarom tot eene alkoholi-
sche oplossing van Ca Cl2 en Na Cl, om hierdoor de banden
te verkrijgen die zich vertoonen in dat der alkoholisehe
oplossing van ijzerchlorid, echter zonder het gewenschte
resultaat, hoewel salpeterzuur ijzeroxyd in verschillende
concentraties aangewend werd, en de oplossingen van
Ca Cl 2 en Na Cl steeds verzadigd waren.

Een algemeenen regel aan te geven voor den invloed
der stoffen, die tegelijkertijd in oplossing zijn, is moeijelijk.

Bij ijzerchlorid, zwavelzuur ijzeroxyd, salpeterzuur
ijzeroxyduul, werd de absorptie aan het violeteinde ver-
meerderd, bij andere zooals chroom- en mangaanverbin-
dingen werd zij daarentegen verminderd; bij nog andere
zooals nickeloxyduul-verbindingen, chroomz uur en chroom-
zure potasch had weinig of geen verandering in de
grenzen van het spectrum plaats.

Waar verandering in absorptie plaats had ontstond
ook verandering in kleur der oplossing.

In de meeste gevallen verminderde de absorptie, ook
vooral die der banden; bij salpeterzuur ijzeroxyduul verdween
de band geheel door alle stoften die aldaar in de oplossing
gebragt werden. Deze vermindering in absorptie hangt
zeer af van de stoffen die in oplossing komen: bij chroom-
chlorid ontstond de meeste vermindering door het oplossen
van Ca Cl2, bij zwavelzuur chroomoxyd en salpeterzuur
chroomoxyd daarentegen door NH4 Cl; hierbij ook
duidelijk eene verandering in de grenzen der banden,

-ocr page 104-

96

Het oplossen van Ca Cl2 in eene oplossing van
azijnzuur ehroomoxyd, heeft bij deze verbinding dezelfde
uitwerking als vermindering van de dikte der laag of
verdunning; in beide gevallen komen de drie banden te
voorschijn, terwijl wederom een verschil in de grenzen
der banden bestaat. Bij salpeterzuur ehroomoxyd treedt
door toevoeging der zouten bij de oplossing de streep
in het rood te voorschijn, die bij de zuivere oplos-
sing in water onmerkbaar was. Ben nader onderzoek
clezer verschijnselen zou zeker veel licht verspreiden over
de scheikundige omzettingen die bij menging van oplos-
singen plaats grijpen.

-ocr page 105-
-ocr page 106-

PL. II.

Sitmd P frd.Vtijtr. iltrïckt
>

-ocr page 107-
-ocr page 108-

STELLINGEN.

1.

Verandering in absorptievermogen eener stof wijst op
verandering in hare scheikundige zamenstelling.

II.

De bewering van Gladstone »all the compounds of a
Particular base have the same effect on the rays of light"
is niet juist.

III.

IjI] het onderzoek naar de absorptiespectra van stoffen

oplossing, moet de vermindering van absorptie te weeg
gebragt worden door vermindering van de dikte der laag.

IV.

De quantitatieve bepaling van stoffen clie in oplossing
zÜü, door het meten der lichtsterkte in het absorptie-
speetrum, kan slechts van toepassing zijn wanneer geene
au dere stoffen mede in oplossing verkeeren.

V.

De valentie der elementen is veranderlijk.

-ocr page 109-

VI.

De onderstelling van Lothati-Meyer : »Es ist wohl
»denkbar, das» die Atome aller oder vieler Elemente doch-
»der Hauptsache nach aus kleineren Elementhartheilchen
»einer einzigen Urniaterie, vielleicht des Wasserstoffes,
»bestehen, dasa aber ihre Gewichte darum nicht als rati-
»onale Vielfache von einander erscheinen , weil aussei* den
»Theilchen dieser Urmaterie etwa noch grössere oder
»geringere Mengen der vielleicht nicht ganz gewichtlosen
»den Weltraum erfüllenden Materie, welche wie als Licht-
Ȋther zu bezeichnen pflegen, in die
Zusammensetzung
»der Atome eingehen" is zeer gewaagd.

VII.

Het antozon is identisch met waterstof-peroxyd.

VIII.

Het verschil in kookpunt der Dimethyltoluidinen door
Hoeemann verkregen bij verhitting van Dimethyl-phenyl-
ammonium-jodid, is niet voldoende om deze als isomere
wijzigingen te beschouwen.

IX.

Eene rangschikking der elementen naar hunne atoom-
gewigten is de meest rationele.

X.

In de suikerfabrikage verdient de sapbereiding dooi
persen de voorkeur boven alle andere methoden.

XI.

Het gebruik van zwavelzuur ijzeroxyduul ammoniak in-
de chlorometrie
is niet aan te bevelen.

-ocr page 110-

XII.

Teregt zegt Lyell : »the doctrine therefore, of the
»pristine fluidity of the interior of the earth, and of the
» gradual solidification of its crust consequent on the loss
>>0f internal heat by radiation into space, is one of many
»scientific hypotheses, which has been adhered to after
»the props by which it was at first supported have given
»way one after anoter."

XIII.

De temperatuursverlaging gedurende de ijsperiode moet
binder toegeschreven worden aan verandering in de
eXeentriciteit der aardbaan en den vooruitgang der dag-
ei1 nachtevening dan wel aan eene veranderde verhouding
Van land en water.

XIY.

Osmose is een adhaesieverschijnsel.

XV.

De hypothese Yan Riess over het ontstaan der Lichten-
BERG\'sche figuren is onjuist.

XVI.

De polaristrobometer van Wild is als saccharimeter te
Verkiezen boven die van
Soleil.

XVII.

Het is waarschijnlijk dat de elementen meer dan één
spectrum bezitten.

XVIII.

Het aannemen van een protistenrijk door Haeckel voor-
S\'-steld is Wenschelijk.

-ocr page 111-

XIX.

Ten onregte beweert Haeckel »dass im algemeinen die
einstämmigen oder monophyletischen Deseendenzhypothesen
den Vorzug vor den vielstämmigen oder polophyletischen
Abstammungshypothesen verdienen.

XX.

De wortels der planten bezitten geen excretievermogen.

XXI.

Het bestaan van paracellulose, lignose en vasculoêe,
als isomeriën van cellulose, is niet aan te nemen.

XXII.

Parthenogenesis moet bij planten even goed bestaan als
bij dieren.

-ocr page 112-
-ocr page 113-