OVER, DE
ONLANGS ONTWORPEN REGTERLIJKE INRIGTING
IE C3- Y IP T IE.
-ocr page 2- -ocr page 3-over de
ONLANGS ONTWORPEN REGTERLIJKE INRIGTING
TF,R VERKRIJGING VAN Tl RN GRA AT»
VAN
ÖOCTOR II HET ROMEIMH M HEOENDAAftSOH REÖT
AAN DE S00GESCH00L TE UTRECHT
NA MAGTIGING VAN
DEN RECTOR MAGNIFICUS
GEWOON HOOGLEER AAR BIJ DE GODGELEERDE FACULTEIT,
MET TOESTEMMING VAN DEN ACADEMISCHEN SENAAT
VOLGENS BESLUIT VAN DE REGTSGELEERDE FACULTEIT ,
TE VERDEDIGEN
op Dingsdag 23sten Sept. 1873, des namiddags ten 3 ure
GEBOREN TE ALEXANDRIA.
OTRECHT,
J. DE KRUYFF.
1873.
Stoom-Sneipersdruk vau L. E. BOSCH & ZOON, te Utrecht.
-ocr page 5-AAN MIJNE OUDERS.
-ocr page 6- -ocr page 7-Egypte een der vruchtbaarste landen van onzen aardbol,
op de grenzen van Afrika en Azië gelegen en aan den
eenen kant door de Middelandsche- aan den anderen door
de Roode zee bespoeld, is de kortste en regelregte weg
van \'t verre Westen naar \'t Oosten, en het middelpunt
geworden van de met eiken dag meer uitgebreide betrek-
kingen welke Europa thans met Indie, China en Australië
onderhoudt. Na de ontdekking van den doortogt langs de
Kaap de Goede Hoop heeft de handel tot in onze eeuw
dien zoo natuurlijken en voorheen behandelden weg verlaten
en dien gevolgd welke door Yasco di Gama aangewezen
was. Het bezwaar van af- en inladen en de besparing van
tijd en geld waren de eenige redenen niet die aan Egypte
den transitohandel ontnamen; het was voornamelijk daarom
omdat de oude weg ontoegankelijk geworden was. De wil-
lekeur en regeeringloosheid waaronder dat land onophoudelijk
zuchtte, het fanatisme en de woestheid der inwoners of liever
van hen die aan \'t bestuur waren , hadden een dam opge-
worpen waarop de handel stiet. Dat Egypte inderdaad de
gunstigste gelegenheid voor het verkeer tusschen Oost en
West aanbiedt, blijkt daaruit dat de handel zich gehaast
heeft die voormaligen weg weder te betreden van \'t oogenblik
dat eene betere orde van zaken in dat land heeft begonnen
te heerschen, en de belangen van vreemdelingen door de
overheid ter harte genomen zijn. In onze dagen heeft
Egypte dan ook , wel is waar in anderen zin, hare vroegere
beteekenis herkregen, waartoe de grootsche onderneming van
de doorgraving van \'t kanaal van Suez in 1369 voleindigd,
zoo zeer heeft bijgedragen, en aan den handel een spoorslag
gegeven waarvan de weldaden zich al meer en meer laten
gevoelen.
Onder een verlicht, en voor \'t land meer passend bewind
heeft de landbouw zich meer en meer opgebeurd en hersteld.
Katoenbouw en suikerteelt nemen jaarlijks toe, terwijl voor
een twintigtal jaren deze twee hoofdproducten bijna niet ver-
kregen werden. De bloedige en reusachtige burgeroorlog
in de Ver. Staten van N. Amerika gaf vooral eene verba-
zende uitbreiding aan den katoenhandel.
De dagelijks vermenigvuldigde stoomvaart, en ten gevolge
daarvan het spoedig en gemakkelijk vervoer van personen en
koopwaren, heeft eene Europesche immigratie uitgelokt, die
door de onder-koningen van Egypte met ruimen blik al ster-
ker en sterker is aangemoedigd geworden. Zij zagen teregt
in, dat de Europeanen onmisbaar waren voor de wedergeboorte
van \'t land, door de beschaving die zij er met zich bragten.
De welvaart en vooruitgang vair Egypte is dan ook ten deele
aan dien invloed toe te schrijven, zonder welken de groote
werken, spoorwegen, bruggen, havens, fabrieken enz: bezwaar-
lijk konden tot stand gebragt worden, Die toevloed van
vreemdelingen heeft echter eigenaardige moeijelijkheden na
zich gesleept, die bij den dag vermeerderen, en veroorzaakt
worden door het gemis aan genoegzame waarborgen van
internationale regtszekerheid zoowel in hunne aanraking onder-
ling als met de inlanders.
Thans bestaan feitelijk twee regtsmagten, de Europo-
sche en de inlandsche, terwijl de eerste wegens het ge-
lijktijdig bestaan van Ui bijzondere Consulaten in even
zoo vele elementen gesplitst wordt Tengevolge hiervan
heerscht een toestand, soms met regteloosheid te bestem-
pelen en die in elk geval slecht en onvoldoende is. Deze
jammerlijke orde van zaken is allengs ontstaan uit eene reeks
diplomatieke akten en overeenkomsten welke men Capitulatien
noemt, al zeer vroeg tusschen de Porte en de Europesche
Mos? endheden gesloten. Sints eenige jaren is de Egyptische
regering iu onderhandeling met vreemde cabinetten over eene
wijziging en verduidelijking van die oude Capitulatien, en
met die herziening de instelling van eene gemengde maar
eeuige regtsmagt te vestigen.
Egypte maakt sints drie eeuwen deel uit van
de uitgestrekte Turksche heerschappij, die uit zulke
talrijke en vooral heterogene deelen bestaat.
De betrekkingen echter tusschen Constantinopel
en Cairo zijn ten gevolge van de groote gebeurte-
nissen van onzen leeftijd in de Levant voorgevallen,
alsmede van de steeds toenemende zwakheid van
Turkye, van geheel bijzonderen aard.
Tot \'t jaar 1517 was Egypte een onafhanke-
lijk land onder de dynastie van de Mameluksche
Sultans. De Mamelukken waren oorspronkelijk
jonge Turksche en Cirkassische slaven welke sedert
de XIlIe eeuw van onze jaartelling door den Sultan
Maleh el Saleh uit de dynastie der Ayoubiten
tot eene lijfwacht werden opgeleid, en die al
zeer spoedig grooten invloed op het bestuur
verkregen. De Sultan Touran-Schah, opvolger
van Maleh el Saleh, werd door hen vermoord,
daar zij beducht waren dat hij zich van hunnen
x
-ocr page 12-gevaarlijken invloed wilde bevrijden, en een hun-
ner Ibegh werd de grondlegger der dynastie van
de Bahariten. Deze omwenteling had plaats in
\'t jaar 1250, onder de oogen van Lodewijk den
Heilige, die te Mansourah gevangen genomen was,
en een wapenstilstand van 10 jaren gesloten had
met Touran-Schah. Joinville ; Histoire de St.
Louis (édition du Cange p. 70) verhaalt dat een
dezer Mamelukken, het bloedig hart van den Sultan
aan Koning Lodewijk aanbood en daarvoor eene
belooning vroeg, maar door dien Vorst met af-
grijzen werd afgewezen. Deze Mamelukken nu
bleven aan \'t hoofd tot in \'t jaar 1382 toen zij
vervangen werden door een anderen tak van deze
lijfwacht, namelijk die der Bordgiten welke na-
derhand op hunne beurt werden overwonnen door
Sultan Selim in \'t jaar 1517, tot straf voor de
krachtdadige ondersteuning die zij verleend had-
den aan Zizim, den grooten tegenstander van
Bajazet II. Van dat jaar af werd Egypte regt-
streeks onder \'t gezag van de Porte gebragt, die
dat land door middel van een Pacha of gouver-
neur bestuurde.
Het beheer dezer Turksche ambtenaren liet zeer
veel te wenschen. Hunne voornaamste bezig-
heid was \'t volk zooveel mogelijk uit te plunde-
ren, ten einde na den Grooten Heer den cijns
betaald te hebben, zich zelve en hunne aan-
hangers te verrijken. Hun gezag bepaalde zich
tot de steden, daar de Mamelukken en de zwer-
vende Arabische stammen zoo goed als onafhan-
kelijk, \'t platteland afliepen waar zij op kosten
van de landbouwende bevolking leefden.
Zeer belangrijk over den toestand van Egypte
uit dien tijd, zijn enkele deelen van de Rapporten
der Yenetiaansche Gezanten aan den Senaat, van
die namelijk, welke de Republiek te Gonstantinopel
hadden vertegenwoordigd , Belazioni deqli ambas-
ciatori Veneti al Senaio raccolte, annotate ed edite
da Eugenio Albéri, Firenze \'1840,
Geregelde diplomatieke betrekkingen tusschen
Venetie en Gonstantinopel dagteekenen van \'t jaar
1205 -1), en werden na de inneming van deze
stad door Mahomed II, met dezen en zijne op-
volgers voortgezet. Die Gezanten hadden den
titel van bailo, bajulus, welke naam gebezigd werd
voor een verdediger van lijf en goed der mede-
burgers in een vreemd land. Het gezantschap te
Gonstantinopel werd in dien tijd als de eerste
post beschouwd, zooals uit de volgende regelen
blijkt. »11 bailaggio di Gonstantinopoli era la piü
»onorevole e la piü importante ambasceria a cui
»patrizio potesse aspirare nel secoio XVI, Le rela-
»zioni di Venezia colla Porta, sovente ostili, sempre
»sospette anche fra le piü calde proteste di amicizia
ae di alleanza, esigevano che tanto posto coprissero
»uomini maturi e nel maneggio degli afïari inter-
»nazionali esercitatissimi."
In de beschouwingen van de Venetiaansche ge-
zanten bij de Porte uit die dagen , zien wij verschil
van meening of Egypte, als wingewest van \'t
Turksche rijk, aangemerkt moet worden tot Afrika
of tot Azië te behooren, terwijl een hunner,
Daniël Barbarigo die van 1561-—1564 de Republiek
bij den Grooten Heer vertegenwoordigde beweert,
dat Egypte Afrika van Azië scheidt
De inkomsten van deze Turksche provincie in
de XVIe eeuw werden op 1,800.00 ducaten geschat,
waarvan de helft in de schatkist van Constanti-
nopel gestort werd, terwijl het andere gedeelte
diende om de troepen en de Turksche ambtena-
ren te betalen, die dat land bestuurden 1).
De handel tusschen de Italiaansche en Fransche
havens met Egypte was niet onbeduidend, daar
die van Yenetie alleen, in \'t jaar 1553 de som
van 350.000 ducaten bereikte.
Ook werd er handel gedreven op de havens
der Ptoode Zee en van den Perzischen golf, en
was te Suez een der 4 groote arsenalen van \'t
Turksche rijk gevestigd 3).
De magt van den Pacha van Egypte was in
dien tijd zeer beperkt tegenover de Turksche rege-
1 Relazioni I bl 422. De drie overige waren te Pera Gallipoli en
te Bassora. II bl. 316.
ring, zoodat ook de minste ongenade of achterdocht
zijne terugroeping of dood tengevolge kon hebben.
Evenals thans nog veelal \'t geval is, was \'t eene
gewigtige zaak voor alle Turksche ambtenaren,
zich de gunst van den Groot-Vizier en van de
omgeving van den Grooten Heer te verwerven en
te behouden, en daar eene verandering van zul-
ken Staatsdienaar tot de vrij gewone gebeurte-
nissen behoorde, was dit meestal de oorzaak van
ontslag en vervanging van alle hooge ambtenaren.
Het was echter niet zeldzaam, dat de Gouver-
neur van Egypte zich van het opperbestuur te
Constantinopel trachtte vrij te maken, vooral
wanneer de Sultan in oorlogen met Hongarije
gewikkeld was, en dien ten gevolge niet bij
magte , groote strijdkrachten in Syrië te onderhou-
den. Op den duur wist geen hunner zich staande
te houden, daar de Turksche regering te regt
inziende dat eene verbrokkeling van het rijk tot
eiken prijs moest verhoed worden, zich haastte de
muitelingen tot gehoorzaamheid terug te brengen.
De magt van de Turken was trouwens in de
XYIe en XVIP eeuw zeer groot, zooals uit de
oorlogen blijkt die zij onophoudelijk, en vaak met
zooveel voorspoed in Europa, Azie en Afrika voer-
den om hunne uitgestrekte bezittingen te verde-
digen en te vermeerderen.
De voortreffelijkheid van de legers van den
Sultan was, ondanks den grooten afstand en
moeijelijkheid van vervoer, zoozeer erkend, dat
Dan. Barbarigo in zijn rapport verhaalt dat de
Yorst van Atchin, een der drie potentaten van
Sumatra in de XVP. eeuw een gezantschap afvaar-
digde naar den Grooten Heer om geschut en
hulptroepen te vragen ten einde de Portugeezen,
die zich in die streken gevestigd hadden, te be-
strijden. Aan dat verzoek werd wat het geschut
aangaat voldaan, maar de expeditie van troepen
had geen plaats 1).
In \'t jaar 1766, gelukte het aan een van de voor-
naamste opperhoofden der Mamelukken in Egypte
zich van \'t bewind meester te maken, en om
meer kracht aan zijne verheffing te geven, wist
deze man, Aly-Bey zich door den Sheriff van
Mecca als Sultan van Egypte te doen erkennen.
Zijne regeering was van korten duur, en evenals
zij door geweld was tot stand gekomen, werd
ook door geweld een einde daaraan gemaakt, en
kwam hij onder de dolksteken van een\' zijner vol-
gelingen om ; die door de Turken hiertoe aangezet
was; waarna het land onder hunne heerschappij
terugviel.
De Fransche expeditie van 1798, bragt in den
ongelukkigen toestand van achteruitgang, waarin
Egypte onder de heillooze heerschappij van de
Turksche Pacha\'s en de Mamelukken geraakt was,
een gunstigen ommekeer van zaken te weeg.
Napoleon wist het voor te spiegelen aan de
inlanders alsof hij alleen oorlog voerde tegen de
Mamelukken, en hen van hun ijzeren juk bevrijden
wilde , maar dat het geenszins een strijd was tegen
den Sultan, het hoofd van het Mohamedanisme.
In zijne proclamatie aan de inwoners van Cairo
na den slag der Pyramiden, zeide hij : »Nous vous
»avons déjà envoyé une proclamation suffisamment
»étendue: nous vous y annoncions que nous n\'étions
»venus ici que dans l\'intention de faire cesser le règne
»des Mamlouks. Ils méprisaient les Français , pre-
»naient le bien des particuliers et les propriétés du
»Sultan. Ils ont osé nous attaquer, nous les avons
»reçus , comme ils le méritaient. Nous en avons
»tué quelques — uns pris plusieurs et mis le reste en
»fuite. Nous les poursuivrons jusqu\'à ce qu\'il n\'en
»reste plus un seul en Egypte. Les Cheikhs, les Ulé-
»mas, les personnes en dignité, et les rayas peuvent
rester tranquilles jusqu\'à la fin de cette guerre."
(Journal d\'Abdurrahman Gabarti pendant l\'occu-
pation française en Egypte traduit de l\'arabe par
Alex. Cardin drogman chancelier du consulat géné-
ral de France en Egypte. Paris 1838 p. 17.)
Het gelukte hem de Sheiks (geestelijke opper
hoofden) voor zich te winnen, en zich aldus de goede
gezindheid, of ten minste onpartijdigheid van het
grootste gedeelte van het volk, te verwerven. Het
Egyptische volk leerde nu voor het eerst eenigermate
wat vrijheid en besef van eigenwaarde was, door
de instelling van eene goede regtsbedeeling *), van
een divan of parlement, dat met de beraadsla-
ging over de belangen van \'t volk en met \'t
nemen van alle maatregelen belast was die het
eigendom en de openbare orde moesten ver-
zekeren. Dit alles was ongelukkigerwijze van
korten duur, en in 1801 verviel het land, na de
capitulatie van den generaal Menou , terug in den
vorigen toestand gedurende eenige jaren. De Ma-
melukken echter konden zich niet geheel herstellen
van de verliezen die zij geleden hadden, en of-
schoon zij het den Turksche landvoogden nog lastig
1) Napoleon voerde een reglement op het beleid der justitie in ,
uit 4 hoofdstukken bestaande :
1° over de regters en de regtbanken.
2° over de wijze van procederen.
30 over titels van aankomst en eigendom (des titres et des propriétés),
over \'t erfregt.
maakten, vooral in Opper-Egypte, gelukte het hun
niet, zich weder op vasten voet te Vereenigen en
het voormalig gezag terug te winnen.
Hoewel op de administratie van den Pacha
zeer veel aan te merken viel, was het nu toch
gelukkig de eenige autoriteit van het land, en
werden zijne bevelen thans gehoorzaamd. Het
land nam materieel zeer in welvaart en ontwik-
keling toe, en ofschoon met belastingen overstelpt,
kon men zich van. den geregelden vooruitgang
van handel en nijverheid uit de opbrengsten ver-
gewissen. Vooral is het aan Mehemet Aly te
danken dat de landbouw zich zoozeer ontwik-
kelde ten gevolge van een maatregel, waarop wij
later wenschen terug te komen, en die; ofschoon
hoogst willekeurig, toch de meest heilzame vruch-
ten afwierp.
De tegenwoordige dynastie der onder-Koningen
van Egypte heeft dienzelfden Mehemet Aly een
Albaneesch officier tot grondlegger. Deze verjoeg in
1805 den Turkschen Pacha, die bij de bevolking
zeer gehaat was; hij stelde zich in diens plaats, in
welke waardigheid hij door de Porte bevestigd
werd, welke hoewel onwillens , bij deze benoeming
toegaf aan de noodzakelijkheid en aan den aan-
drang van Generaal Sebastiani, Fransch ambas-
sadeur te Gonstantinopel.
Mehemet Aly had den strijd tusschen de Fran-
schen aan de eene zijde, en de Engelschen en
Turken aan de andere, met belangstelling gevolgd,
en de groote voordeelen van de Europesche leger-
organisatie, discipline en taktiek juist ingezien.
Zijne eerste zorg was dan ook om een goed leger
te scheppen, en hij zocht de elementen in het
Egyptische volk zelf, dat tot nu toe geheel en
al uitgesloten was van de militaire dienst. De
Mamelukken en Janitsaren waren de eenige troe-
pen die hij in Egypte vond, en de eerste waren
zijn gezworen vijanden, terwijl \'t gehalte der Turk-
sche troepen veel te wenschen liet. Na den
va] van Napoleon, haalde hij vele Fransche en
Engelsche officieren over om in zijne dienst te
treden, en met hunne hulp kon hij in weinige
jaren een welgeoefend en talrijk leger in het
veld brengen, waarmede hij later de Turksche
heerschappij op den rand des afgronds bragt.
Ofschoon de Mamelukken hun vroeger pres-
tige verloren hadden, zooals wij hierboven aan-
merkten, waren zij nog bij magte, om hem in
de groote landshervorming die hij met zooveel
veerkracht had begonnen, zeer vele moeijelijk-
heden in den weg te leggen, en dien ten gevolge
besloot hij tot een stap die in de geschiedenis be-
schouwd wordt even moeijelijk te regtvaardigen
als de moord van de Strelitz door Peter den
Groote of die van de Janitsaren door Sultan
Mahmoud.
Mehemet Aly had vernomen dat er eene za-
menzwering gesmeed werd door de voornaamste
opperhoofden, om gebruik te maken van de
afwezigheid der troepen, die hij in gereedheid
gebragt had, ten einde hen onder de leiding van
zijnen zoon, tegen de Wahabiten te doen opruk-
ken, die Mecca bezet hielden, en om hem aldus
gedurende dien tijd, om het leven te brengen.
Zijn besluit was spoedig genomen; hij zag in dat
de Mamelukken, aan welke hij vele concessien
gedaan had, en die de plegtigste beloften van
onwankelbare trouw hadden afgelegd, nooit zou-
den willen berusten in de nieuwe orde van za-
ken , en in die gelegenheid nam hij zijne toevlugt
tot een afschuwelijk middel, boe heilzaam het dan
ook in \'t vervolg gewerkt heeft. Op den lsten
Maart 1811 noodigde hi] ze allen uit op de citadel
van Caïro te komen, ten einde de plegtige investi-
tuur van Toussoum-Pacha tot opperbevelhebber
van het expeditieleger bij te wonen , en toen de
laatste Mameluk was binnengereden, werden zij
alle afgemaakt zonder dat een enkele ontsnapte.
Na deze gruweldaad kon hij zich geheel en al
aan zijne veroveringsplannen overgeven, en zijne
magt tegen de buitenlandsche vijanden keeren,
nu hij zich van de binnenlandsche aldus had
ontdaan. In 1827 had hij tot loon van de ver-
leende hulp aan de Porte tegen de opgestane
Grieken, de regeering over het eiland Candia
verkregen, terwijl hij in het Zuiden zijne heer-
ij Quatremère. « Histoire des sultans Mameloucks", traduite de
Makrizi, 4 vol. in é°.
schappij had uitgebreid tot aan de grenzen van
Abyssinië. Ten gevolge ook van het économische
systeem dat hij ingevoerd had, beschikte hij over
eene aanzienlijke strijdmagt en eene wel voorziene
schatkist, toen een geringe oorzaak plotselijk den
oorlog deed ontstaan met de Porte, welke hij tot
nu toe zoowel tegen de Wahabiten als in Grie-
kenland getrouw had bijgestaan.
Éenige duizende landbouwers, afkeerig van het
juk waaronder zij zuchtten, hadden de vlugt
genomen naar Syrië, waar Abdallah-Pacha, de
Turksche landvoogd, ze gretig ontving, als
eene goede aanwinst daar er groot gebrek aan
menschenhanden was; hij weigerde hen uit te-
leveren of te laten terugkeeren.
Oogenblikkelijk verklaarde Mehemet Aly zijnen
buurman den oorlog en rustte een leger van
-40.000 man uit, waarmede zijn zoon Ibrahim-
Pacha, Syrië in \'t begin van 1832 inrukte.
De Porte vaardigde een firman uit, waarbij
de onderkoning van Egypte werd vervallen ver-
klaard van zijne waardigheid als zijnde een op-
roerling en verrader, en de regering over dit
land toegezegd werd aan den veldheer die hem
zoude te onder brengen. De Egyptische troe-
pen hadden inmiddels de sterkte St. Jean d\'Acre
stormenderhand ingenomen, de Turksche le-
gers in twee groote veldslagen op de vlugt ge-
jaagd , en Syrië tot aan den voet van den Tau-
rus bezet,
De Sultan wendde zich nu tot zijn ouden bond-
genoot om hulp, Engeland, dat Turkije in 1789
tegen Rusland, en in 1801 tegen Frankrijk had
beschermd. Thans was het kabinet van St, James
echter ongenegen om werkdadig op te treden.
Het liberale ministerie dat aan het roer was,
volgde eene politiek van non-interventie, en een
eerste gevolg daarvan, was eene groote vermin-
dering der uitgaven voor de land- en zeemagt.
Engeland was dan ook werkelijk niet in staat om
de Porte behulpzaam te zijn , tenzij met goeden
raad , welke echter niet voldoende was om Ibra-
him-Pacha die zegevierend den Bosporus naderde,
tegen te houden.
In deze hagchelijke omstandigheden , vergat de
Sultan alle oude veete, en schreef een eigen-
handigen brief aan den Gzar waarin hij zijn
aartsvijand hulp vroeg tegen zijnen \'overmagtigen
vasal. Gretig nam Rusland deze gelegenheid te
baat, om zich in de Oostersche aangelegenheden
te mengen, en oogenblikkelijk kwam te Constan-
tinopel de toezegging van een leger tot dekking-
der hoofdstad, terwijl de Russische vloot in het
begin van 1833 uit Sebastopol naar den Bospo-
rus stevende Op de tijding van deze Russische
tusschenkomst, besloot Mehemet Aly wijselijk
alle plannen, om de stichter van eene nieuwe
dynastie te Gonstantinopel te worden, voor zoo-
verre hij die gekoesterd moge hebben, te laten
varen , en gaf hij zijnen zoon bevel de vijandelijk-
heden te staken. Onder bemiddeling van Frankrijk
werd nu door de Porte 6 Mei 1833 een
firman van amnestie uitgevaardigd, waarbij de
onder-koning gehandhaafd werd in het bestuur
van Egypte en Candia, en daarenboven werd
begunstigd met de regering van Jerusalem, Tri-
poli, Aleppo. Damascus en Adana.
Het kostte den Sultan meer moeite om zich van
zijn\' bon.igenoot uit het Noorden af te maken,
die bij het tractaat van Unkiar Skelessi belang-
rijke concessien wist te verkrijgen, waaronder de
belofte van de Porte om de Dardanellen voortaan
te sluiten voor de oorlogschepen van alle overige
Mogendheden Dit beding was in eene geheime
clausule vervat, en werd pas eenige maanden
later toevallig bekend toen de doortocht geweigerd
werd aan eene Fransche oorlogscorvet die naar
de Zwarte zee stevende. Groot was de veront-
waardiging van Engeland en Frankrijk, die bij
monde van hunne Gezanten hiertegen protesteer-
den , hetgeen echter natuurlijk weinig baatte.
Gedurende 6 jaar heerschte er nu vrede in het
Oosten, maar in het jaar 1839 vond Sultan
Mahmoud de gelegenheid schoon om de concessien „
welke zijn vasal hem afgedwongen had, in te
trekken, en zond hij een leger van 80,000 man
onder bevel van Hafiz-Pacha, naar Syrië om dit
gewest te heroveren. Den 24sten Junij kwam het aan
de rivier Nezib tot een treffen, waarbij lbrahim-
Pacha nieuwe lauweren behaalde en ofschoon
met mindere strijdkrachten, het Turksche heer
eene groote nederlaag toebragt. Intusschen had
de geheele Turksche vloot zich zonder slag of
stoot aan Mehemed Aly verraderlijk overgegeven,
zoodat de geheele militaire magt van Turkije op
eenmaal vernietigd was. Sultan Abdul Medjid,
Mahmoud\'s opvolger, vaardigde een onderhande-
laar naar Alexandrie af, met last om vrede aan
te bieden op de volgende voorwaarden: Egypte
in erfopvolging en Syrië gedurende zijn leven,
maar de onder-koning wilde er niets van hooren
en eischte eveneens Syrië en Candia in erfopvol-
ging. De zaak werd eindelijk beslist ten gevolge
van het tractaat van 15 Julij 1840 waarbij Enge-
land, Pruissen , Rusland en Oostenrijk zich verbon-
den om Mehemet Aly , door alle middelen, desnoods
met geweld 1) er toe te brengen om de Turksche
voorstellen aan te nemen, welke thans, na zijne
weigering ten gevolge van deze viervoudige hulp
veel ongunstiger waren geworden, en zich be-
paalden tot het gouvernement van Egypte in
erfopvolging aan zijn geslacht, Frankrijk was met
opzet uitgesloten door de 4 overige groote Mogend-
heden , wegens de ondubbelzinnige sympathie
welke het aan Mehemet Aly betoond had, en de
onopregte politiek die het in deze quaestie volgde 3)„
Hierbij bleef het niet. Want daar de onder-
1) * The Law of Nations" Travers Twiss I p. 92.
2) d\'Haussonville. i/Histoire de la politique extérieure du gou-
vernement franpais. Tip 166 et suiv. (1830—1848).
koning, op zijne iegermagt en den steun van
de Fransche regering vertrouwende, in zijne
weigering bleef volharden, zagen de verbonden
Mogendheden zich verpligt geweld te gebruiken,
waarvoor hij natuurlijk zwichten moest, vooral
na den val van het min of meer oorlogzuchtig
ministerie Thiers, waarop zijne laatste hoop ge-
bouwd was. Syrië en Gandia werden ontruimd
en de Turksche vloot stevende terug naar den
Bosporus. Tot vergoeding voor zijne onderwerping,
werd hem de erfelijke regeering van Egypte bij
den firman van 1 Junij 184i verzekerd, welke
de bron en de basis is van de betrekkingen tus-
schen Turkije en Egypte. De Sultan had nu ook
in zijn overmoed gaarne de erfelijkheid geweigerd,
maar de invloed der groote Mogendheden, die
voor Mehemet Aly zoo nadeelig had gewerkt, liet
zich nu eensklaps te zijnen gunste voelen, en
de regeering werd voor de toekomst aan zijne
afstammelingen plechtig in den firman ge-
waarborgd Ofschoon in dezen firman, zoo-
wel als in alle latere altijd gesproken wordt
van den Gouverneur van Egypte, kan men toch
niet ontkennen, dat die erfopvolging welke de
Sultan geschonken heeft aan de onderkoningen
van Egypte, juist dat karakter van een gouver-
neur wegneemt, d. i. een landvoogd, die door den
Souverein benoemd en ontslagen wordt, terwijl hier
niet alleen van ontslag geen sprake kan wezen,
maar bij den dood van den onderkoning, de re-
geering op den oudsten uit het geslacht regtens
overgaat, zonder eenige inmenging van de Porte.
De cijns welke jaarlijks zoude betaald worden
door de Egyptische regering werd op 60,000
beurzen vastgesteld, welke som later uit eigen
beweging door de opvolgers van Mehemet-Aly
verhoogd is en thans 131,000 beurzen1) bedraagt.
De onderkoning is wat het bestuur van het land
betreft, bijna geheel en al vrij gelaten , en heeft het
regt om zoowel burgerlijke als militaire ambten te
geven aan wie hij verkiest, ofschoon dit, wat
het militaire betreft, alleen de mindere rangen
geldt. Bij een firman d° 5 Junij 1867 wordt de
magt van den Khedive, wat het binnenlandsch
beheer betreft, nog meer uitgebreid, hem de
bevoegdheid gegeven, om met de agenten der
vreemde Mogendheden overeenkomsten te sluiten
aangaande tollen, doortogt van personen en goe-
deren, de posterijen enz. »rAdministration inté-
»rieure de l\'Egypte et par conséquent les intérêts
»financiers, matériels et autres du Pays, ayant
»été confiés au gouvernement du Vice-Roi, il a paru
»nécessaire d\'accorder au gouvernement Egyptien
»la permission de faire tous les règlements ou lois
»spéciales qu\'il croirait nécessaires dans le but de
»développer ces intérêts sous forme d\'actes spé-
»ciaux d\'administration intérieure. Tous les traités
»souscrits par mon gouvernement impérial devront,
»comme toujours être exécutés en Egypte. Mais le
»Khédive a toute autorisation de conclure avec les
»agents étrangers des arrangements spéciaux re-
»latifs aux douanes, à la police des sujets étrangers,
»au transit et à la poste; seulement ces arrange-
»ments ne pourront en aucune façon être promul-
»gués sous forme de traités ou de conventions
»politiques."
De tegenwoordige onder-koning heeft in 1866 van
de Porte een nieuwen firman verkregen, waarbij
de bepalingen van dien van 1841 betrekkelijk de
erfopvolging vervangen worden door andere die nu
de gewone staatsregtelijke beginselen huldigen van
vader op zoon, en bij welke de Mahomedaansche
wetgeving op dit stuk afgeschaft wordt voor
Egypte,x) hoewel zij te Constantinopel van kracht
blijft.
Bij een\' lateren fïrman van 30 September 1872
is nu ook de bevoegdheid aan den Khédive gelaten
om zoo vaak hij het noodig acht, voor \'slands
belangen buiten- of binnen \'s lands geldleeningen
te sluiten in naam van de Egyptische regering.
Al heeft deze onder-koning en zijne voorgangers
reeds vóór dien tijd zulke fmantiele operatien
ondernomen, bleef het, bij het stilzwijgen en duis-
terheid der vroegere fïrmans op dit stuk, twijfel-
achtig of zij daartoe bevoegd waren. Thans
zegt het keizerlijk decreet (Khatt) dat het Hoofd
van de Egyptische regering geene vergunning
hoegenaamd zal behoeven. »Dorénavent aussi,
»toutes les fois que pour la prospérité du pays,
»le besoin de contracter des emprunts à l\'extérieur,
»se produira, je vous renouvelle et vous confirme
»l\'autorisation d\'emprunter les sommes nécessaires,
»au nom du gouvernement égyptien, sans demander
»aucune autorisation."
De hooge waardigheid waarmede de onder-ko-
ningen bekleed zijn, en de verschillende praeroga-
tieven hun toegekend, maken het, bij de onduidelijke
akten en wetten die de politieke betrekkingen tus-
schen Turkije en Egypte regelen, zeer moeijelijk
om laatstgenoemd land eenvoudig als eene provin-
et de Massauah, sera transmis à Faîne de tes enfants mâles , et
de la même manière au fils aîné de tes successeurs."
Bollettino di Legislazione e Giurisprudenza in Egitto del Dr.
Gatteschi II 1867—1868 Alexandria 1869.
cie van het Ottomanische rijk te beschouwen. De
meeste Europesche Mogendheden namelijk Groot-Bri-
tannië, Frankrijk, Duitschland, Rusland, Italië,
Spanje, Belgie, Griekenland,. Oostenrijk en de Veree-
nigde Staten van N.-Amerika onderhouden te Alexan-
drië betrekkingen met de regering van den Khé-
dive, door middel van Consuls-generaal die tevens
den titel van agent diplomatiquevoeren, zooals
dit onder anderen ook het geval is te Bucharest bij
den prins Karei van Roumanie. Deze Consuls-
generaal en diplomatieke agenten onderhouden
geregelde betrekkingen met den Egyptischen Mi-
nister van Buitenlandsche zaken, die als zoodanig
steeds betiteld en erkend wordt.
Yan belang is een vonnis van (Parijs, tri-
bunal civil de la Seine d°. 10 April 1847,) waar-
bij die Regtbank zich bij eene vordering door
een Franschman tegen Mehemet Aly inge-
steld, incompetent verklaarde om van de zaak
kennis te nemen en dat wel op grond van den
regel uit het Yolkenregt dat vreemde regerin-
gen niet voor andere regtbanken gedagvaard
kunnen worden, wegens daden van Regering zooals
hier dan ook werkelijk het geval was2). Uit
een en ander blijkt dat het moeijelijk is aan
1) De overige staten, onder deze Nederland, worden dusverre
alleen door Consuls-generaal vertegenwoordigd.
2) Commentaries upon international law bij R. Phillimore II,
p. 128.
Egypte de juiste plaats aan te wijzen hetzij
in den rang der onafhankelijke Staten *), het-
zij in dien van de talrijke provinciën van het
Turksche rijk; zoodat dit gewest een standpunt
van geheel bijzonderen aard blijft innemen. De
Europesche kabinetten beschouwen den Khédive
van Egypte als in een toestand van onderhoorig-
heid, vasaliteit tegenover den Sultan, welke band
ongeveer ook bestaat tusschen Gonstantinopel en
de Donau-vorstendommen. Sommige leden van den
Divan hebben in den laatsten tijd, vooral in 1869
moeite gedaan om de Egyptische regering te doen
beschouwen als een eenvoudig pachalik. De Sul-
tan echter heeft in stede van hieraan toe te
geven, aan den onderkoning den titel van Khé-
dive1) geschonken en bij een firman van 1866
zooals wij straks zagen, de erfopvolging in de
regte linie. Frankrijk heeft in 1840 deze quaestie
van de erfopvolging zoozeer gedreven, dat \'t als een
casus belli werd gesteld2). Het is dan ook zeer twij -
felachtig of de Porte thans wel weer \'t regt zoude
hebben, eigendunkelijk den Khédive af te zetten
1 Hedewi of Khedewi is de titel, dien de khalifen oudtijds als
vorsten van Egypte droegen.
2 Dépêche de M. Thiers à M. Guizot 8 Octobre 1840. Mémoi-
res pour servir à l\'histoire de mon temps, par M. Guizot Y p. 505.
of te vervangen, daar deze toch evenals zijne
voorgangers zijne waardigheid bekleedt, krachtens
eene akte waaraan de Europesche diplomatie haar
zegel heeft gehecht. Wanneer wij echter de the-
oretische vraag laten rusten en den feitelijken
toestand nagaan, dan zien wij een land dat door
zijne uitgestrektheid, door zijne topographische
ligging, waardoor het zoo zeer verwijderd is van
de hoofdstad van het Ottomanische keizerrijk, door
zijne groote vruchtbaarheid en rijkdom, zijne
nijvere en nationale bevolking, zijne landmagt
die niet voor de Turksche behoeft onder te doen,
maar vooral door zijn grooten vooruitgang, en de
beschaving die er reeds zoo diep is geworteld,
zeer zeker alle vereischten en elementen heeft om
een magtigen en welvarenden Staat te vormen,
en de weldaden te genieten van eene algeheele
autonomie waardoor het in veel ruimere mate
zich materieel en intellectueel zoude kunnen ont-
wikkelen, dan thans het geval is. Dat die tijd
nogtans voor Egypte waarschijnlijk niet zoo spoe-
dig aanbreken zal, behoeft geen betoog; want van
de groote Europesche quaestien van den dag, waar-
onder de Oostersche zulk eene voorname plaats
inneemt, is deze misschien de eenige omtrent welke
bijna algeheele eenstemmigheid tusschen de groote
kabinetten heerscht, namelijk handhaving van den
status quo en de onschendbaarheid van \'t Turk-
sche rijk, hetwelk men te regt of te onregt be-
schouwt als een der onmisbare elementen van
\'t zoogenaamde »équilibre Européen." Terwijl in
1815, Turkije \'t eenige land was dat op \'t Weener-
congres niet vertegenwoordigd werd, is het thans
immers daadwerkelijk Lid van het concert Eu-
ropéen en hebben Frankrijk en Engeland die
onschendbaarheid zoozeer ter harte genomen, dat
zij niet geaarzeld hebben, den kostbaren en moeije-
lijken Krim-oorlog te voeren, waarvan de resul-
taten onlangs weder op den eisch van Rusland,
met eene pennestreek zijn doorgehaald. Ofschoon
derhalve de algeheele autonomie van Egypte tot
de onwaarschijnlijke gebeurtenissen behoort, is
\'t echter te hopen dat de Sultan op den inge-
slagen weg van concessien voortga om aan dit
land de onmisbare gelegenheid te verschaffen zich
naar binnen en naar buiten wat zijne handelsbe-
trekkingen betreft, te ontwikkelen, waardoor Egypte
sedert een 1jl eeuw zoozeer vooruitgegaan is, en
de weldaden der beschaving meer en meer heeft
leeren kennen.
Wij hebben gezien in welke ongunstige omstan-
digheden en tot welk verval Egypte was geraakt,
toen Mehomet Aly in het begin dezer eeuw met
het bewind werd belast. Hoewel hij zich in de
eerste plaats met de buitenlandsche politiek onle-
dig hield, en m verband daarmede zijne eerste
zorgen wijdde aan de vorming en inrigting van
een nationaal leger, wat tot nu iets ongehoords
was, lagen de belangen van het land hem toch
na aan het hart, en legde hij zich ook toe op
de overige takken van Staatsbestuur, welke
groote taak door zijne dynastie met ijver voort-
gezet wordt. De hoofdbron van nationalen rijk-
dom is te allen tijde in Egypte, de landbouw
geweest, die, dank zij den vruchtbaren grond en
het zachte klimaat, zulke verwonderlijke uitkom-
sten oplevert. Deze nu was geheel en al vervallen,
ten gevolge van de verdeeldheid en de oorlogen
die het land zoozeer geteisterd hadden, alsmede
door het systeem van knevelarij en uitplundering
hetwelk de Mamelukken en vroegere Pacha\'s ge-
durende eeuwen even onrechtvaardig als on-
staatkundig hadden toegepast. De bevolking was
sterk afgenomen, geheele streken waren tot
eene woestenij gedoemd, en de nog overgebleven
inwoners hadden van lieverlede allen arbeid ge-
staakt , uitgezonderd, zooveel als volstrekt noodig
was om bij het leven te blijven. Van uitvoer-
handel was geene sprake meer. Mehemet Aly
begreep dat hier krasse maatregelen noodig waren,
en dat de Egyptenaren door geweld er toe gebragt
moesten worden hun eigen belang te leeren
inzien. Hij voerde dus den gedwongen arbeid
in. Elk jaar werd in den zaaitijd door de Regering
aan ieder dorp aangezegd, welke producten moesten
geteeld worden en in hoe groote hoeveelheid. De
oogst werd geheel in \'s lands magazijnen gebragt
en door de Regering tegen een prijs , dien zij zelve
bepaalde, gekocht Aldus voerde de onder-koning
een der grootste monopoliën in, die ooit hebben
bestaan, en was hierdoor in staat gesteld, over
aanzienlijke sommen te beschikken, welke zijne
buitenlandsche politiek onontbeerlijk maakte. De
nakoming van dit systeem werd door zeer strenge
straffen verzekerd, zoodat de landerijen weldra
het oude aanzien hadden, en ofschoon de pro-
ducten niet zoo ruim betaald werden door het
gouvernement als wel de handel gedaan zoude
hebben, ontstond toch eene betrekkelijk alge-
meene welvaart, waarvan de inboorlingen de herin-
nering niet meer hadden, en welke langzamerhand
bij hen min of meer het begrip van eigendom en
individuele vrijheid deed herleven; zoodat toen in
1838 ten gevolge der handelstractaten tusschen de
Porte en verschillende Mogendheden, alle monopo-
lie afgeschaft werd , en dus het systeem in Egypte
eveneens moest vervallen , de inlanders zelve en uit
eigen beweging voortgingen met hunne landerijen
te bebouwen. De quaestie van het onroerend eigen-
dom vereischte echter ook eene hervorming welke
door den zoon van Mehemet Aly, Saïd-Pacha met
zeer goed gevolg werd tot stand gebragt, en waarbij
wij eenigzins in bijzonderheden stil moeten staan.
Een vlugtig overzigt van de Ottomanische wetgeving
op dit stuk is eerst noodig tot beter begrip van
die hervorming.
In Europa heerscht het dwaalbegrip bij velen,
dat onroerend privaat eigendom niet bestaat in
de Musulmansche landen. Dit is een groote mis-
slag die zich daardoor laat verklaren, dat privaat
onroerend eigendom tot voor weinige jaren zeer
weinig bestond, en dat waar het vroeger aan-
wezig was, het evenwel niet den noodigen steun
vond bij de justitie, om het tegen de misbruiken
van het despotisme te beschermen.
Het eigendom bestaat ter dege, en er zijn genoeg
wetsbepalingen die het even heilig en onschend-
baar maken als in Europa, maar goede wetten
zijn niet voldoende wanneer de regterlijke magt
niet in staat is hare nakoming te verzekeren. Dit
nu is juist het geval in Turkije, waar de slechte
inrigting der regtbanken, en de onkunde en het
fanatisme der regters grenzenloos zijn.
Zoowel de godsdienstige (el Scheriat) als de
civiele wetgeving (el Kanoun) erkennen privaat
eigendom van onroerend goed in den volsten zin
van \'t woord, en de wet beschouwt het zelfs als
een zoo heilig regt, dat men slechts in de jongste
jaren de onteigening ten algemeenen nutte heeft
ingevoerd.
Er zijn twee soorten van eigendom, \'t Privaat
(Mülk) dat afgeleid is van \'t woord Melik of Malek
bezitters en publiek eigendom, namelijk van den
Staat, en deze heet Mirrie Echter kunnen, uit-
gezonderd de Staat, nog andere zedelijke ligchamen
onroerend eigendom hebben, b. v; weldadige en
godsdienstige stichtingen, zooals mosqueen, scholen,
hospitalen, enz.
Onroerend goed kan dus zijn in privaat en
publiek eigendom maar ook zonder eigenaar (mewat)
d. i. doode grond. Wat nu de eigendomsverkrij-
ging aangaat, kan men de verschillende wijzen
in 2 categorien brengen,
le. Inter vivos namelijk occupatio van res nullius
levering, quoquo titulo, natrekking en verjaring.
2e. mortis causa namelijk door testament of bij
versterf.
Een zeer groot gedeelte van \'t land is in Turkije
Staatseigendom (mirrie), en men heeft soms tegen
de Turksche regering ten onregte groote beschul-
digingen van roof en willekeur ingebragt,
terwijl zij zich toch binnen de perken van de
wetgeving op dat stuk, hield, juist omdat men
minder hiermede bekend was.
Om tot eene classificatie te geraken, waardoor
men zou kunnen weten of een stuk land staats-
of privaateigendom is, hebben de beoefenaren
der Oostersche regtsinstellingen, die hierover ge-
schreven hebben, hunne toevlugt genomen tot \'t
belastingstelsel1), waar onder de verschillende stre-
ken ten tijde der verovering gesteld zijn.
Zoo was een land toebehoorende aan een
Musuiman voorheen niet aan dezelfde belas-
ting onderworpen, als dat van een onge-
loovige. De eerste betaalde volgens de Scheriat
slechts een tiende van de voortbrengselen (Us-
hur) als \'t ware een aalmoes, (zekat) ten
voordeele van alle geloovigen. Op de lande-
rijen welke oorspronkelijk aan ongeloovigen
toebehoorden, en door kracht van wapenen
veroverd zijn, rust daarentegen eene geheel
andere belasting (Karadji) genaamd, welke niet
\'t karakter heeft van een godsdienstige verplig-
ting, zooals de Ushur, maar eene schatpligtig-
heid of cijns is waaronder de overwonnenen steeds
gebukt moeten gaan. Nu nemen sommige schrij-
vers deze verdeeling zeer stipt op , zooals b. v.
Worms 3) die volgens \'t voorgaande, tot \'t be-
sluit komt dat alle landerijen welke een tiende
betalen (ascherie) in privaat eigendom zijn, ter-
wijl alle landen waarvan de hoogere cijns geheven
wordt (Karadjie) aan den Staat toebehooren,
Deze schrijver beweerde dan ook dat er geen
privaat eigendom van onroerende goederen bestaat
in landen door de Musuimannen veroverd, en
achtte \'t Fransche goevernement dan ook volko-
men geregtigd, om zich in Algerie zooveel land
toe te eigenen, als het verkoos.
Het komt ons echter voor dat Worms te zeer
uit een Oostersch oogpunt de zaak beschouwt,
en daaraan te zeer vasthoudt. Ten eerste is
men het eens, dat woonhuizen, tuinen en daarbij
behoorende stukken gronds, in vollen eigendom
aan de bezitters toebehooren , onverschillig of zij
in een schatplichtige streek gelegen zijn.
Verder wil men met beroep op de Oostersche
schrijvers dat de Iman of Sultan bij de verovering
of annexatie aan bezitters \'t volle eigendom van
hunne landerijen kan overlaten, ofschoon zij als-
dan schatplichtig (Karadjie) worden a)e
Belin s>Étude sur la propriété foncière en pays
Musulmans p. 39 n°. 79" , komt tot de volgende
conclusie. Om te weten of een land (Karadjie)
aan den Staat toebehoort of niet, moet men op-
klimmen tot den tijd van de aanhechting van die
provincie. Wanneer in dien tijd, alle landen gelaten
zijn aan de toenmalige bezitters, onder voorwaarde
alleen van cijns te betalen, behooren zij ook
niet aan den Staat, al zijn zij dus Karadjie.
Wij hebben nog een argument te onzen gunste in
\'t feit dat men in veroverde en schatpligtige landen
ook Wrakf-landerijen vindt. Dit nu zoude onmo-
gelijk zijn, wanneer die Karadjie-landen oorspron-
kelijk niet de eigendom van hunne bezitters waren
geweest, daar toch om een Wakf vast te stellen, men
het volle eigendom van zijn land moet hebben.
Dus vindt men Karadjie-landen zoowel in privaat
als in Staatseigendom. Nu is \'t eenige verschil
tusschen zulk een stuk land in privaat eigendom,
met een stuk land (Ascherié) dat de belasting-
genaamd Ushur altijd een tiende is en niet mag
verhoogd worden, terwijl de cijns Karadji
niet alleen veel hooger is, maar ook aan verande-
ring onderhevig, dus door de Regering, in een
oogenblik van geldnood kan verhoogd worden.
Wanneer de schatpligtige landen aan den Staat
behooren, noemt men die Mirrié. De bezitter
heeft ze eenigermate in erfpacht. Hij mag ze niet
vervreemden noch bezwaren met hypotheek. By
den dood van den bezitter, kan de Staat er
geheel over beschikken zooals hij wil.
Het getal der Mirrié-landerijen is in het geheele
-ocr page 41-Turksche rijk altijd zeer groot geweest, daar de
Souverein zich bij elke nieuwe aanhechting een
zeer groot aandeel voorbehield, en dit nog ver-
meerderd wordt door dat de vrije landerijen (Mülk),
bij gebreke van erfgenamen, aan den Staat toe-
komen. In een land als Turkije, dat door zoovele
oorlogen, omwentelingen en beroeringen geteisterd
is geweest, kwam zulks veelvuldig voor.
Hetgeen wij over Turkije hebben aangemerkt,
geldt ook voor Egypte , ofschoon hier de excep-
tionele gesteldheid van den grond, die alleen
vruchtbaar gemaakt wordt door ds weldadige ri-
vier die er door stroomt, en zonder welke geene
landbouw denkbaar is, enkele wijzigingen heeft ver-
eischt en er dus niet geheel \'t zelfde systeem
geldt.
Egypte, als land, door kracht van wapenen
veroverd is schatpligtig (Karadjié), maar bij de
verovering door Amrou, sloot deze veldheer een
verdrag met de Cophten, waarbij hun de eigen-
dom van hunne bezittingen werd gelaten, tegen
betaling van eene hoofdelijke belasting (capitatio)
Dzizié genaamd, terwijl zij de Musuimannen van
hunne zijde hielpen om de overige inwoners te onder
te brengen1). Wanneer wij dit aannemen, blijkt
dat niet geheel Egypte Staatseigendom is geworden
"bij die gelegenheid, maar dat de Cophten, hunne
landerijen hoewel zij Karadjié werden, in vrijen
eigendom behielden, Alle onroerende goederen van
de Grieken en overige bewoners van Egypte, met
wie geen overeenkomst gesloten werd, kwamen
aan den Staat (Mirrié).
De Khalifen van de dynastie der Ommiaden
en Abassiden schonken uitgestrekte landerijen
aan hunne hoogere officieren en beambten
af, aan wie zij in eigendom verbleven, ofschoon
de Karadjié steeds geheven werd, welke belas-
ting in de eerste plaats diende tot betaling der
soldij en tot onderhoud van de bezettingstroepen,
terwijl \'t overschot in de Beit el Mal (schatkist)
werd gestort. Het cijfer van \'t Staatsdomein
was echter zeer aanzienlijk en nam steeds toe,
vooral ten gevolge van de afneming der bevolking
door de rampen, onder welke dit land gebukt
ging1).
Later werden geheele dorpen met hun grond-
gebied aan militaire leenmannen afgestaan (Mul-
tezim)2) genaamd, die gedurende hun leven\'t genot
van alle inkomsten hadden, mits den cijns stipt
betalende. De Multezim was usufructuarius ad
vitam en soms kon hij zijn vruchtgebruik over-
dragen op anderen gedurende zijn leven, en zelfs
bij zijn dood nalaten.
1 De Sacy «second mémoire sur la nature et les révolutions du
droit de propriété foncière en Egypte" ; Collection des Mémoires
de l\'Institut, V p. 1, et suiv.
2 Worms op. cit. p. 169 vertaalt dit woord ufermier res-
ponsable."
Hij verdeelde de landerijen onder de Fellahs
(landbouwers), die ze voor hem moesten be-
bouwen, tegen een zeer matig loon, dat ook
wel niet altijd zal zijn betaald geworden, vooral
als men bedenkt, dat deze Multezims tevens de
die dorpen bestuurden en er de jurisdictie uit-
oefenden. De Multezims werden later opgevolgd
door de Mamelukken die hen van hunne regten
beroofden, om zich zei ven er mede te verrijken,
waardoor de Fellah echter niets won, en in
denzelfden ongelukkigen toestand bleef.
Zoodanig was de stand van zaken in 1798 bij
de aankomst der Franschen. Zoo schrijft de ge-
neraal Bégnier in zijn boek »de l\'Egypte après la
bataille d\'Héliopolis," que les Fellahs sont attachés
»par famille aux terres qu\'ils doivent cultiver, que
»leur sort est aussi affreux que l\'esclavage, quoi-
qu\'ils ne puissent être vendus ; ils possèdent et
»transmettent à leurs enfants la propriété des terres
»allouées à leurs familles, mais ils ne peuvent les
»aliéner, et c\'est à peine s\'ils peuvent en disposer
»par location, sans permission de leur seigneur.
»Si excédés de misère, ils quittent le village, le
»Multezim a le droit de les faire arrêter. L\'hospi-
»talité des Arabes offre quelquefois un asile
Ȉ leur fuite; mais les Fellahs qui restent dans
»le village qu\'ils ont quitté sont obligés de payer
»pour eux."
Er kwam verandering toen Mehemet Aly mees-
ter werd van Egypte. Hij vernietigde de Mame-
3
-ocr page 44-lukken en schafte de Multezims af, wier eigen-
dommen door hem aan de Beit el Mal (schatkist)
werden geschonken; zoodat de Staat thans eige-
naar werd van het grootste gedeelte van \'t Egyp-
tische grondgebied.
Deze maatregel had alleen het gevolg dat elke
tusschenpersoon werd opgeheven tusschen de Re-
gering en de Fellahs, die nu onmiddelijk voor
haar moesten werken. De toestand van den
Fellah was er niet op verbeterd , daar zijn
arbeid hemzelven schier geen voordeel aanbragt.
Toen Mehemet Aly echter zeker was van de
Egyptische regering te zullen behouden, en dat
na zijn dood, zijne dynastie in dat land zoude
regeren, begreep hij dat het noodig was het privaat
eigendom uit te breiden, ten einde den landbouw
aan te moedigen, en in de hoop dat de bevol-
king hierdoor zou toenemen.
Hij begon met aan zijne beambten, vrienden
en bloedverwanten groote landerijen af te staan,
welke hun in eigendom verbleven, tegen betaling
van een tiende der vruchten. Deze concessien
noemde men Abadie1). Bovendien gaf Mehemet
Aly dorpen in erfpacht aan lieden die verant-
woordelijk waren voor de landsbelastingen en
de gronden lieten bebouwen door de Fellahs, nu
echter tegen een bepaald loon, waarop zij regt
hadden. Dit systeem (Ohdé) genaamd had nog
1 Abadie beteek ent afgelegen land.
-ocr page 45-veel van \'t vroegere der Multezims, en heeft
voortgeduurd tot op onzen tijd *).
Onder de twee opvolgers van Mehemet Aly, zijn
zoon Ibrahim Pacha, en diens broeder Abbas
Pacha had geene verandering plaats, maar Saïd
Pacha de vorige onderkoning, sloeg eenen andere
weg in , en paste de heil aanbrengende wetten
van de Tanzimat, die op den Hatti Shériff van
1839 waren gevolgd, op nog onbekrompener wijze
in Egypte toe, dan er uit die wetten volgde.
Door \'t reglement van 24 zilhegge 1274 3) werd
met eenige goede wijzigingen de Turksche ordon-
nantie van 1S58 in Egypte in toepassing gebragt.
Het eerste art. schaft de bepalingen v. d, Sche-
riat af, ten aanzien van de Karadjié, welke niet
aan de erfgenamen konden worden nagelaten, en
stelt vast dat zij voortaan op de erfgenamen van
beider geslacht zullen overgaan, onder de eenige
voorwaarde, dat deze landerijen bebouwd en de
belastingen stipt betaald zouden worden.
Na in art. 2 over de wijze van verdeeling van
landerijen eener nalatenschap te hebben gespro-
ken, bepaalt art. 3 dat de gezamenlijke inwo-
ners van een dorp geregtigd zijn tot de onroerende
goederen van hem die zonder erfgenamen of ab
intestato komt te overlijden, en sluit de schatkist
hierdoor geheel uit, die anders (even als bij ons)
zoude opkomen.
Verder bepaalt \'t reglement dat een bezit van
5 jaar den bezitter tot onherroepelijk eigenaar
maakt. Dit art. heeft men noodig geacht, omdat
de Fellahs zoo vaak hunne woningen en dorpen
verlieten, om een nomaden leven te leiden in de
woestijn Echter was dit oudtijds veel meer \'t ge-
val dan thans, nu \'t leven voor hen zoo geheel
anders is, dan toen zij onder \'t juk der Mame-
lukken gebukt gingen. In de twee volgende artt.
komen nog eenige bepalingen voor betreffende de
afwezigheid der eigenaren van onroerend goed ,
waarop in art. 8 een ander beginsel van den
Scheriat wordt afgeschaft.
De geestelijke Wet ontzegt aan den bezitter \'t regt
om de Karadjié te vervreemden of te verpanden. Het
reglement echter staat aan de Fellahs toe om
die te verkoopen , in ruil te geven, te schenken
en zelfs te verhypothequeren, onder gehoudenis
echter hiervan kennis te geven aan de plaatselijke
besturen, ten einde deze handelingen in de regis-
ters worden opgeteekend.
De eigenlijke hypotheken zijn echter in de Mu-
sulmansche wetgeving niet bekend, en daarvoor
heeft men bij art 116 van de Keizerlijke ordon-
nantie van 1858 de zoogenaamde ventes a reméré
(wederinkoop) ingevoerd, en wordt zoowel in Tur-
kije als in Egypte pandregt van onroerend goed
toegelaten,
Art, 10 stelt vast dat bij onteigening ten alge-
meenen nutte hetgeen in Egypte zoo vaak
gebeuren moet, er aan de particulieren, schade-
vergoeding is verschuldigd. Art. 45 bevat eene
bepaling, die bestemd is, om den landbouw aan
te wakkeren. Er wordt namelijk aan ieder die
dit verlangt, moerassige of slechte landen gege-
ven , met vrijstelling van elke belasting gedu-
rende 3 jaren, en van de helft der gewone belas-
tingen gedurende de 3 daarop volgende. Aan eiken
krijgsman, die uit de dienst in zijn dorp terugkeert
wordt een fedan1) van de mirrié landerijen gege-
ven. In art. 23 vinden wij verschillende regelen
omtrent de eilanden die in den Nijl ontstaan,
alsmede de aanslibbingen. Uit de aangehaalde
artt. kan men genoeg zien dat de Fellah in een
toestand gebragt is, die met den vroegere niet in
vergelijking kan komen, en hij nu arbeidt met
de gedachte dat hij en de zijnen in de eerste plaats
hiervan genot zullen trekken.
De resultaten van deze hervorming zijn aller-
bevredigendst. Gedurende den jongsten Ame-
rikaanschen burgeroorlog was Egypte in staat om
1 Un feddan agraire — m. carr. 4, 200, 833. «Statistique de
l\'Egypte" par E. de Régny. 3me année 1872. page 5,
grootendeels in de behoeften van de katoenindus-
trie te voorzien, welke uitvoer een zeer aanzienlijk
cijfer in de Egyptische handelstabellen bereikt
Ook de katoenbouw, die thans zoo bloeit, is
een weldaad van Mehemet Aly, die zijn gezag
gebruikte om de cultuur van deze plant, welke
men volstrekt niet kende, aan de inwoners op
te dringen. Uit de statistiek die sedert 4 jaren
door het Egyptische gouvernement uitgegeven
wordt, zijn de volgende cijfers geput die beter
spreken dan elk argument. De som van den in-
en uitvoerhandel in \'t jaar 1841 bedroeg volgens
de opgaven der douane 81.000.000 francs, terwijl
Egypte in 1865 voor de waarde van 440.000.000
francs uitvoerde.
ïjet land is thans doorsneden met spoorwegen
die de voortbrengselen uit de binnenlanden naar
de havens aanbrengen, hetgeen bij de slechte
middelen van vervoer een eerste vereischte was,
en nog steeds worden nieuwe locale lijnen aan-
gelegd, of de oude steeds zuidelijker tot aan de
grenzen van Abyssinië, waar de Nijlvaart onmo-
gelijk is, voortgezet. In \'t einde van 1872 wras
de lengte der bestaande en geëxploiteerde lijnen
reeds 1200 Eng. mijlen. Om aan deze eenigzins
dorre cijfers, die toch zoo welsprekend zijn, een
einde te maken, zullen wij ten slotte nog op het
aantal schepen wijzen, die in 1871 de haven van
Alexandrie hebben aangedaan. In dat jaar zijn
2741 handelschepen binnengeloopen met een ton-
nemaat van 1,257,619 tonnen, terwijl 2829 han-
delsschepen , 1.267,381 tonnen metende die haven
hebben verlaten.
Katoenspinnerijen, fabrieken, en allerhande
werkplaatsen zijn door de Egyptische regering
met groote kosten opgerigt, maar de vruchten
van deze loffelijke pogingen worden thans ruim-
schoots geplukt.
Om al deze werken tot stand te bren-
gen , moest men zich tot \'t Europesche element
wenden, waar alleen de noodige ingenieurs
en bekwame lieden gevonden konden wor-
den. De uitbreiding van den handel, de ver-
binding van Egj^pte met Europa door eenige
stoombootlijnen die eene geregelde dienst op
Marseille, Brindisi, Napels, Triest, Constanti-
nopel enz. onderhouden, waardoor zulke snelheid
van verkeer is ontstaan, dat men thans in 5 etmalen
van de haven van Port Saïd naar Marseille reist,
waar vroeger 3 of 4 weken vereischt werden, de
doorgraving van het Suez-kanaal, welke reusach-
tige onderneming alleen door Europesche krach-
ten volbragt is, al deze redenen hebben eene
groote Europesche colonisatie doen ontstaan, die
nog dagelijks in grooten omvang toeneemt, en
door den tegenwoordigen Khédive met nadruk
wordt in de hand gewerkt. Maar de vestiging
van al die Europeanen uit verschillende landen
heeft ook hare bezwaren medegebragt, die van
den regtsdwang waaraan zij onderworpen zijn.
Elke Staat beschouwt het regtswezen als eene
van zijne heiligste praerogatieven, en dit wordt
dan ook door het Volkenregt als een axioma
beschouwd, maar Turkije heelt van ouds hier-
omtrent geheel andere inzigten gehad, en van
dat regt vrijwillig afstand gedaan in sommige
punten ; de privilegiën hieruit voor de Euro-
peanen voortvloeijende zijn langzamerhand aan-
merkelijk vermeerderd, zoodat de locale justitie
tegenover de vreemdelingen thans geheel onmag-
tig is. Eene herziening van den tegenwoordigen
toestand, wordt door Ismaël Pacha in overleg met
de Porte en alle Europeesche Mogendheden be-
oogd, welke, mits alle waarborgen van eene goede
en onpartijdige justitie aanbiedende, allerwensche-
lijkst is. Laten wij eerst zien uit welke bronnen
de nog geldende ex-territorialiteit ontstaan is, om
daarna de onoverkomelijke bezwaren van den
tegenwoordigen toestand nader aan te wijzen.
§ 4, De Ca/püulatien en \'t regtswezen in Egypte.
De oudste tractaten die de internationale regts-
betrekkingen in de Levant regelen, zijn meer dan
drie eeuwen oud, ofschoon reeds vroeger door de
Italiaansche Republieken overeenkomsten van ana-
logischen aard met de Oostersche vorsten gesloten
waren, die echter met \'t verval van die Staten
in onbruik zijn geraakt.
Ook aan de Fransche kooplieden waren door
de vroegere Egyptische potentaten eenige gunsten
toegestaan, en de gelegenheid gegeven handel
te drijven in die streken. Zoo zegt de Fias-
san bl. 367 : »Déjà sous le règne des soudans
d\'Egypte, les marchands français trafiquaient à
»Alexandrie au Caire et dans toute l\'Egypte/\' en
een weinig verder »Le sultan Sélim I, ayant
»conquis l\'Egypte, y confirma les privilèges des
»Français, avec des ampliations."
Het gemeenschappelijk belang van Frankrijk en
Turkije bragt die twee landen er toe om in \'t
jaar 1535 een tractaat te sluiten dat zoowel de han-
delsbetrekkingen regelde als de grondslag was voor
een offensief verbond tegen Karei VDit tractaat,
uit 19 artt. bestaande, en tot het leven van de twee
contracterende vorsten Frans I en Soliman de
Groote beperkt, is de bron van alle latere
capitulatien door de Porte achtervolgens met
de meeste zeemogendheden gesloten 1). Vooral
1 Vgl. Mémoire au Roi sur le commerce français dans le Levant,
par le Comte de Saint-Priest, ambassadeur de Louis XVI à Con-
stantinople, 1780,
wat de jurisdictie betreft is in de latere overeen-
komsten geene verandering gekomen. In 1569 werd
eene nieuwe capitulatie gesloten door de Porte
met Karei IX, in 1581 met Hendrik III en in
1597 en 1604 met Hendrik IV De jongste van de
Fransche reeks is van \'t jaar 1740 en regelt nog
heden de regtsbetrekkingen van de fransche onder-
danen in de Levant.
Het doel van al deze verdragen was om eener-
zijds aan de Christenen de noodige waarbor-
gen te verleenen voor hunne persoonlijke vei-
ligheid , hunne goederen en hunne handels-
betrekkingen, en aan de andere zijde eene
duidelijke scheidslijn tusschen twee vijandige Vol-
ken te trekken, ten einde die uitbarsting van
wantrouwen en vijandschap voor te komen, tot
welke de Musulmansche bevolking tegenover hen
maar al te zeer geneigd is, die zij zonder onder-
scheid van ras of nationaliteit als ongeloovigen
beschouwt tegen wie de Koran een onafgebroken
oorlog gebiedt1).
De voornaamste privilegien aan de Franschen
gegund, bestonden hierin dat zij verlof kregen
om zich in de meeste zeehavens van de Levant
neder te zetten en er handel te drijven, de
1 Vgl. Over den invloed van het Europesche Yolkenregt op de
internationale betrekkingen der Ottomanische Porte, E. E. Em-
brechts, Utrecht 1858. pag. 46 en volg.
vrije belijdenis van hunne godsdienst, vrijstelling
van persoonlijke belastingen, waaraan de overige
vreemdelingen onderworpen waren, verminde-
ring van tol-regten, en wat vooral voor ons
van belang is, de bevoegdheid aan den Koning
van Frankrijk gegeven om te Gonstantinopel
of in andere steden van het Turksche rijk,
Consuls of Bayles te benoemen, die zoowel ten
civiele als ten criminele regt zouden spreken in
alle geschillen en processen, tusschen Franschen
onderling. Art. 31) van de eerste Fransche ca-
pitulatie dat ook in alle latere tractaten voor-
komt, luidt aldus. »Toutes les fois que le Roi
»mandera à Constantinople ou à Péra ou autres
»lieux de cet empire, un Baile,2) comme de pré-
sent il tient un consul à Alexandrie que les dits
»Bailes et Consuls soient acceptés et entretenus
»en autorité et convenance de manière que cha-
»cun d\'eux en son lieu, et selon leur foi et loi,
»sans qu\'aucuns juge, cadi, sous-bachi ou autres
»puissent ouïr juger ou déterminer tant au civil
»qu\'au criminel, toutes les causes, procès ou dif-
»férends qui naîtront entre marchands, et autres
» sujets du Roi seulement ; et au cas que les ordon-
1 Art. 12 van \'ttractaat van 1569, art. 17 van 1581, artt. 18
en 45 van 1604, artt. 16 en 37 van 1673 en art. 14 van 1740.
2 la Haye. CIOIOCLXXXI, première partie p. 27 et suiv.
-ocr page 54-»nances des dits Baïles ou Consuls, ne fussent
»obéis et que pour les exécutions, ils requissent
»les sous-bachis ou autres officiers du Grand- Seig»
»neur, les dits sous-bacbis ou autres requis de-
»vront donner leur aide et main-forte nécessaire,
»non que les cadis ou autres officiers du Grand-
»Seigneur puissent juger aucun différend des dits
»marchands et sujets du Roi encore que les dits
»marchands le requissent ; et si d\'aventure les
»dits cadis jugeassent, que leur sentence soit de
»nul effet."
Wanneer er dus een geding met een Turk ont-
staat , is de plaatselijke regter de eenig bevoegde ,
maar in alle capitulatien wordt bepaald dat het pro-
ces geen voortgang mag hebben buiten de tegen-
woordigheid van den drogman of tolk. »Art. 26
- »van de capitulatie van 1740, zegt het volgende:
»Si quelqu\'un avait un différend avec un mar-
»chand français et qu\'ils se portassent chez le
»Cadi, ce juge n\'écoutera point leur procès, si le
»drogman français ne se trouve présent; et si cet
»interprète est occupé pour lors à quelque affaire
»pressante, on différera jusqu\'à ce qu\'il vienne;
»mais aussi les Français s\'empresseront de le
»réprésenter, sans abuser du prétexte de l\'absence
»de leur drogman."
In geval van misdrijven door de Franschen
tegen een turksch onderdaan begaan, is even-
eens de Ottomanische autoriteit de bevoegde,
daar de capitulatien alleen spreken van geschillen
tussehen Franschen onderling. x) Engeland volg-
de weldra het voorbeeld van Frankrijk, en ver-
kreeg bij verschillende capitulatien , waarvan de
eerste in \'t jaar 1579 door Koningin Elisabeth
met de Porte gesloten is, alle voorregten welke
aan zijne naburen waren geschonken, op enkele
bijzondere praerogatieven na, zooals \'tregt van
praeséance voor den Franschen Ambassadeur by
officiele feestelijkheden, en meerdere van gelijken
aard. De laatste van de Engelsche capitulatien
is van het jaar 1675.
De Republiek der Vereenigde Nederlanden sloot
in \'t jaar 1598 2) het eerste handelsverdrag met
Turkije, waarbij onze voorzaten de voornaamste
voorregten, aan de Engelschen en Franschen toe-
gestaan , deelachtig werden, onder gehoudenis
echter voor onze schepen om onder Fransche
vlag te varen. Dat de handelsbetrekkingen tus-
sehen ons vaderland en Turkije van ouder dag-
teekening zijn, blijkt daaruit dat reeds in 1578,
tijdens de onderhandelingen, die het sluiten van
de Engelsche capitulatie voorafgingen, door den
franschen Ambassadeur alles in \'t werk gesteld werd
bij de Porte om te bewerken dat cle Iiollandsche
schepen onder fransche vlag zouden varen, welk
punt echter bij die gelegenheid ten gunste van
Engeland beslist werd. Onze kooplieden mochten
echter alleen Constantinopel, Chio, Alexandrie en
Aleppo aandoen en zich daar vestigen om koop-
manschap te drijven.
In 1612 werd door Gornelis Haga, ondanks
alle moeijelijkheden, die hem door de Engelsche
en Fransche gezanten waren in den weg ge-
legd, een tractaat gesloten met de Porte, waarbij
de Nederlandsche onderdanen geheel gelijk ge-
steld werden met de Engelschen en Franschen,
en het is waarschijnlijk dat van dien tijd af
onze schepen ontheven werden van de vernede-
rende bepaling, die hen dwong eene vreemde
vlag te gebruiken, ofschoon Kluit in zijne Hist.
Belgii Foed. I. p. 334 beweert, dat er pas in
1680 verandering gekomen is op dit stuk. 1) In
dat jaar namelijk werd het vorige tractaat hernieuwd
met Mohammed IV , door bemiddeling van Justinus
Colyer, Ambassadeur der Republiek van de Ver.
Nederlanden.
Bijna alle Europesche Mogendheden hebben
langzamerhand verdragen gesloten met de Porte
van gelijke strekking, en voor zooverre dit niet
gebeurd is, heerscht toch thans volmaakte ge-
lijkheid ten gevolge van de uitdrukkelijke bepa-
ling die in alle handelstractaten van 1861 en 1862
voorkomt, x) en waarbij elk land wordt verklaard
te zijn gelijkgesteld met de meest begunstigde na-
tie. De eigen jurisdictie die de eene natie geniet,
komt dus ook aan de andere toe en dien ten ge-
volge , hebben de kleinste en minst invloedrijke
Mogendheden zich ook alle voorregten die Enge-
land en Frankrijk van ouds door hun politieken in-
vloed deelachtig waren geworden, en welke niet
in de tractaten voorkomen, maar door het gebruik
zijn gevestigd, eveneens toegeëigend. Volgens de
letter van de capitulatiën 3) is de bevoegdheid van
elke jurisdictie zeer juist afgebakend" De vreemde
regter neemt kennis van alle civiele en com-
merciële geschillen tusschen vreemdelingen onder-
ling en vervolgt alle misdrijven welke door vreem-
delingen worden begaan tegen vreemdelingen.
Tot het ressort van de territoriale justitie behoort
de kennisneming van alle mogelijke zaken tusschen
de inboorlingen; of tusschen inboorlingen en
vreemdelingen, en verder de bestraffing van alle
misdrijven door inlanders tegen vreemden of door
vreemden tegen inlanders begaan.
Zoowel diplomatieke als regterlijke autoriteiten
beslissen in dien zin; zoo lezen wij bij ȣ%. de
Martens" Guide Diplomatique 1832 § 84 p. 181.
»Lorsqu\'un individu de la nation a un différend
»avec un sujet de la Porte, ou bien lorsqu\'un
»crime capital a été commis par un sujet franc
»sur un sujet de la Porte, l\'autorité locale à la-
»quelle en appartient la connaissance ne peut, dans
»la règle ni informer, ni procéder, ni prononcer
»un jugement sans la participation du Consul et
»la coopération de son interprète, qui doit assister
»à la procédure pour défendre les intérêts de
»l\'individu de sa nation.
Féraud—Giraud, President van \'t hof te Aix, welk
collegie regtbank van hooger beroep is van alle con-
sulaire vonnissen blijft ook getrouw aan den inhoud
van de tractaten, zooals uit zijn belangrijk werk
blijkt, »De la juridiction française dans les
»Echelles du Levant et de Barbarie I, bl. 60
»Lorsqu\'il s\'agit d\'un différend entre un fran-
ȍais et un turc la justice turque est seule com-
»pétente," en I bl. 114, »Les traités avec
»la Porte exigent que les différends naissent
»entre Français pour que la compétence des juges
»français soit reconnue." -— II, p. 250. »Aux
»termes des traités, s\'il s\'agit d\'un crime commis
»sur un sujet de la Porte, l\'autorité locale reste
»chargée de la répression."
In 1836 werd door Persil, den Franschen minis-
ter van justitie, een wetsvoorstel gedaan om de con-
sulaire regtspleging in de Levant in strafzaken nader
te regelen, welke wet dan ook werkelijk aange-
nomen werd en nog steeds de Fransche regts- en
strafvordering in de Oostersche landen bepaalt. In
de Memorie van Toelichting wijst de Minister er
op hoezeer eene wettelijke regeling noodig was,
daar de praerogatieven der Franschen in de
Levant, en de Barbarysche Staten om door hunne
eigene regters te worden geoordeeld, in alle mis-
drijven door hen begaan, welke geen Ottomanisch
onderdaan treffen, geen ander gevolg hadden, dan
dat de boosdoeners veeltijds ongestraft bleven.
In de Chambre des Pairs drukte de Rapporteur,
Markies Barthélémy zich aldus uit: .\'/Messieurs,
»un privilege qui. serait considéré, comme exor-
bitant partout ailleurs qu\'en pays de chrétienté
»est assuré par nos capitulations avec la Porte
»aux Français établis dans les États ottomans:
»c\'est celui de n\'être jugé en matière civile et
»criminelle que par nos Consuls et d\'après nos
»lois, pourvu que les sujets turcs ne soient pas
»intéressés dans la contestation. "(Moniteur 17 Avril
1836.)
Een ander argument tegen de uitbreiding die
de exterritorialiteit wrelke Europeanen in de Levant
genieten, verkregen heeft, ligt zeker in de natuur
zelve van die praerogatieven. Immers is het een
algemeene regtsregel dat exceptiones sunt strictae
interpretationis, en de voorregten door de capitu-
talien aan vreemdelingen toegestaan zijn inderdaad
eene uitzondering op den regel dat in eiken Staat
de regtspleging aan dien Staat alleen toekomt. Dit
regt is een der heiligste attributen van de souve-
reiniteit en komt aan Turkije dus ook ongetwij-
feld toe; om verschillende redenen heeft dat land
nu gedeeltelijk van zijne souvereiniteitsregten af-
stand gedaan, maar hieruit volgt volstrekt niet
dat het al zijne regten op dit punt heeft willen
prijs geven.
Ten laatste zullen wij twee gewijsden aanhalen
die, wat de Fransche jurisprudentie aangaat van
overwegend belang zijn; het eerste is een vonnis
van het hof te Aix, dat zooals wij reeds zeiden
hof van appel is der consulaire uitspraken, en hof
van eersten aanleg, maar tevens in hoogst ressort
van alle misdaden of wanbedrijven door Fran-
schen in de Levant gepleegd. Bij vonnis van 28
Nov. 1864 vernietigde dat hof een vonnis van de
consulaire regtbank te Constantinopel op grond
dat er geen tekst te vinden was waarin te lezen
stond, dat zaken tusschen vreemdelingenkonden
beoordeeld worden door zoogenaamde commissions
mixtes, aangezien de capitulatie van 1740 in
art 52 dergelijke zaken aan de Ambassadeurs op-
droeg. Een arrest van \'t hof van Cassatie van
18 April 1865 te vinden bij Feraud Giraud, De
la Jur. Franc, II p. 250 is nog algemeener, in
de leer die \'t verkondigt. »Les capitulations ont
»eu principalement pour objet de soustraire le
»français à la juridiction Musulmane, tant en ma-
nière civile qu\'en matière criminelle, et de lui
»assurer les garanties de la justice et des lois de
»son pays, lorsque le Français est seul intéressé
d<?ns le procès qu*il soutient, et que le crime ou
»le délit de nature à motiver des poursuites con-
»tre lui ne s\'attaque pas à des Musulmans."
Na gezien te hebben hoe ver de exterritoriali-
teit der Europeanen zich uitstrekt volgens de
tractaten, moeten wij nagaan waarin zij feitelijk
bestaat; hare grenzen zijn veel ruimer, daar
de Ambassadeurs en Consuls gebruik makende
van hun gezag en van de toegeeflijkheid en
onverschilligheid der Turken op dit stuk, hunne
jurisdictie in te ruime mate zijn begonnen uit te
oefenen , hetgeen vereischt werd door de gebrek-
kige organisatie der Turksche regtbanken en de
slechte justitie die zij dien ten gevolge bedeelden.
De strafvordering over hunne landgenooten heb-
ben de gezantschappen en consulaten zich geheel
aangetrokken of ten minste aan de Ottomanische
regtbanken ontnomen. Aanvankelijk waren de
Consuls of Drogmans van den beklaagde altijd
tegenwoordig om hunnen landgenoot te verdedi-\'
gen en bij te staan , maar dit was ter verhoeding
van willekeur niet genoeg, en de diplomatieke
agenten der Mogendheden gebruikten hunnen in-
vloed om van de Porte, telkens wanneer een
dergelijk geval zich voordeed, te verkrijgen dat de
delinquent aan hen zoude worden overgeleverd,
opdat zij hen zelf naar eigen landswetten konden
beregten. Deze toegeeflijkheid van de Porte heeft
eeuwen geduurd, 1) en het gebruik heeft er de
kracht van wet aan gegeven, zoo zelfs dat thans
de hervorming op dit gebied gevraagd wordt aan
alle Mogendheden, omdat de exterritorialiteit op
dit stuk beschouwd wordt te steunen op, of een
uitvloeisel te zijn van de tractaten.
Sommigen gaan verder en beweren dat uit enkele
capitulatien zelve regtstreeks volgt dat wie ook
het slagtoffer van een misbedrijf of wanbedrijf zij,
de misdadiger alleen door zijne eigen overheid
mag vervolgd worden. De heer Gatteschi, advo-
kaat bij het Italiaansche hof van Cassatie, heeft
in 1865 een boek uitgegeven genaamd »Manuale
di diritto publico e privato Ottomano" waarin hij
in het eerste deel de voornaamste tractaten van
de Porte met de Europesche Staten behandelt.
In dit belangrijk werk, hetwelk Féraud Giraud
telkens aanhaalt, beweert de schrijver dat aan
de Yereenigde Staten van Noord-Amerika bij
het verdrag van 7 Mei 1830 en aan Belgie
bij dat van 3 Augustus 1838 de regtsdwang in
strafzaken over hunne onderdanen uitdrukkelijk
is verleend. Het komt onwaarschijnlijk voor,
dat aan die twee landen grootere voorregten
zouden zijn toegestaan, dan aan Engeland
Frankrijk en andere Staten die zulke oude
betrekkingen met de Porte hadden, en zoo veel
meer invloed konden uitoefenen te Constanti-
nopel, maar uit de eigen woorden van die trak-
taten volgt het dan ook geenszins. Het artikel x)
waarop Gatteschi doelt luidt als volgt »Les citoyens
»des Etats-Unis vaquant paisiblement à leur com-
»merce, et n\'étant ni accusés, ni convaincus de
»quelque crime ou délit, ne seront point molestés,
»et même s\'ils avaient commis quelque délit, ils
»ne seront point arrêtés et mis en prison par les
^autorités locales; mais ils seront jugés par leurs
y>ministres ou consuls suivant leur délit, en obser-
vant sur ce point l\'usage pratiqué à l\'égard des
»autres Francs " Die laatste woorden duiden im
mers aan tot welke grenzen de Amerikaansche
autoriteiten mogen gaan , namelijk zoo ver als de
overige Gezanten en Consuls , dat is, voor alle
misdrijven tegen andere landgenooten of vreem-
delingen begaan. Het artikel 8 van \'t Turksch-
Belgische tractaat is geheel hetzelfde als het Ame-
rikaansche , en hetgeen van het eerste gezegd is,
geldt tevens voor het andere.
De exterritorialiteit der Europeanen in straf-
zaken volgt dus niet uit de tractaten, maar de
Mogendheden beschouwen die toch als een ver-
kregen regt, en zullen dit dan niet ligt opge
ven, hetgeen dan ook in den tegenwoordigen
toestand van \'t Oostersche regtswezen aller-
noodlottigst zoude zijn. De Porte en \'t Egyptische
Gouvernement verlangen alleen die regtspraak
toe te kennen aan collegiën waarvan de meer-
derheid Europesche Magistraten zouden zijn.
De burgerlijke- en handelsregtspleging voor de
consulaire regtbanken, hun door de capitulatien toe-
gestaan heeft ook verandering ondergaan, en is
aanmerkelijk uitgebreid, vooral in Egypte.
Zoo vaak een Turk in een geding met een Euro-
peaan betrokken is, zijn de Ottomanische regtbanken
competent ; mits de waarde van de zaak waarover
het geding loopt, 4000 aspers *) niet te boven ga,
welke som bij de verdragen met Noord-Amerika
en Belgie op 500 piasters is gesteld; in dit laatste
geval moet de zaak voor den Keizerlijken Divan
worden uitgemaakt.
Turkije heeft sedert 1839 maar vooral van 1856
af toen het in het »Concert Européen" opgenomen
werd, een geheel nieuwen weg ingeslagen wat hare
binnenlandsche politiek en administratie betreft. De
verdeeling der bevolking m twee categorien gelooid-
gen , die alle regten hadden en tot de hoogste
waardigheid verkiesbaar waren, en ongeloovi-
gen (rayahs) voor wie alleen toegeeflijkheid be-
stond, want zij waren regteloos, is in hare ge-
volgen bij den Hatt Sheriff van Ghulkané 3 Nov.
1839 aanmerkelijk veranderd. Dit besluit is
het uitgangspunt geweest van eene reeks van
wettelijke bepalingen, die alle ten doel hadden de
politieke, administratieve, militaire en civiele her-
vorming van het land, welke in haar geheel
bekend staat onder den naam van Tanzimat 1).
In 1840 zag een Wetboek van Strafregt het licht,
hetwelk veel op den Franschen C, P. gelijkt, ter-
wijl in 1850 een Wetb. van Koophandel, in. 1860
een Wetboek van Regtsvordering in handelszaken
en in 1865 een Wetboek van Zeeregt volgde. Bij
den Hatt Humaioun van 18 Februarij 1856 was
1 Tansim, arabisch woord dat orgaan beteekent.
-ocr page 66-volmaakte gelijkstelling voor de wet voor alle
onderdanen van het Turksche rijk verzekerd,
en dat wel in tegenwoordigheidx) van bijna ge-
heel Europa op het Parijsche Congres vereenigd.
De Sultan verdient des te meer lof omdat hij
in alle zijne pogingen tot hervorming, met ont-
zettende moeiijelijkheden te kampen had. De
Sceriat d. i. de geestelijke wet alsmede de Souna
(Mahomedaansche overlevering)1) is de eenige wet
welke door een streng Mahomedaan erkend wordt,
en de Sultan kan die niet veranderen, maar hoogstens
daaraan eene interpretatie 2) geven, en dat alleen
met goedkeuring van den Cheik El-Islam, hoofd
der Muftis De geestelijke regtbanken (mékkémésj
zouden dan ook de nieuwe keizerlijke ordonnan-
tiën (kanounj zeker niet toegepast hebben. Het
zou geheel onnoodig zijn voor dat collegie te
komen met eene vordering steunende op het
nieuwe Wetboek van Koophandel, daar de cadi
1 d\'Ohsson, Tableau Général de l\'Empire Ottoman.
2 Vgl. De Multequa d. i. de codificatie van Ibrahim Haleby
uit de school van Abou Hanefa.
ongetwijfeld zoude antwoorden dat hij van eene
handelswetgeving nog nooit eenig spoor in den
Sceriat had gevonden, ofb v. wettelijke interessen
te eischen bij den Mékkemeh, die bij een firman
van 1852 *) zijn geoorloofd, maar door het Gees-
telijk Regt uitdrukkelijk verboden.
Om dus de nieuwe wetboeken geene doode
letter te laten blijven, waren regtbanken noodig,
welke die zouden toepassen, en heeft men
bijzondere regtbanken van Koophandel ingesteld
uit Europeanen en Turken gevormd Alle han-
delsprocessen tusschen inlanders en vreemde-
lingen worden door deze zoogenaamde »tribunaux
de commerce mixtes" beregt, maar \'t vonnis
wordt door de kanselarij van den veroordeelde
uitgevoerd, aangezien de persoon en \'t domicilie
van de Europeanen volgens de capitulatien on-
schendbaar zijn. De burgerlijke zaken worden zoo
vaak een vreemdeling gedaagde is voor de con-
sulaire regtbank behandeld, uitgezonderd alle
quaestiën betreffende \'t onroerend eigendom, daar
te Gonstantinopel de jurisprudentie der gezant-
schappen uitgemaakt heeft dat alle zulke zaken van
\'t ressort der territoriale justitie waren. De burger-
lijke zaken waarbij een Ottomanisch onderdaan ge
daagde is, worden insgelijks behandeld voor de
Turksche regtbanken. Om ook de nieuwe burger-
lijke wetgeving gevolg te doen hebben zijn in elke
provincie hoven ingesteld (Mejlis) die de nieuwe
ordonnantiën moeten toepassen. Er zijn dus twee
regterlijke magten in Turkije (zonder te spreken
van de vreemde consulaire regtbanken), de geeste-
lijke uit de Ulemas bestaande en die alleen den
Sceriat erkennen, en de burgerlijke die volgens
de Kanoun regt spreken
In Egypte is sedert de regering van Mehemet
Aly een nieuwe toestand ontstaan, met eene
competentie der consulaire regtbanken veel uit-
gestrekter dan in Syrië, Klein-Azie, Constantinopel,
de Donau Vorstendommen, enz. In elke zaak
tusschen een Egyptenaar en een Europeaan is het
consulaat bevoegd, wanneer de Europeaan ge-
daagde is, terwijl hij zijne zaak voor de Egypti-
sche regtbank moet bepleiten wanneer de actie
tegen een inlander wordt ingesteld.
Die toestand heeft zich ontwikkeld tengevolge
van twee voorname redenen, vooreerst de zucht
om de drukkende regtskosten te ontgaan, en ten
tweede om redenen van Staat. Een Egyptenaar
die een vonnis had verkregen van de Egyptische
regtbank tegen een Europeaan, was genoodzaakt
zich tot den Consul van den veroordeelde te wenden
om de exécutie te vragen, maar het consulaat stond
deze nooit toe, dan na eene nieuwe behandeling van
de zaak Het resultaat van dit onderzoek, was
niet zelden geheel in strijd met het eerst verkre-
gen vonnis, daar zoowel op de regtsbeginselen
van den Mekkemeh als op zijne wijze van proce-
deren veel aan te merken viel, en in elk geval
was er groot tijdverlies, wat in den handel gelijk
staat met geldverlies.
De inboorling begon nu uit eigen beweging
zijne zaak dadelijk voor het consulaat aanhangig
te maken, van wien hij spoediger een von
nis verkreeg, en een vonnis dat dadelijk uitvoer-
baar was.
Bij alle processen, onverschillig of de consulaire
dan de Egyptische regtbanken er kennis van na-
men werd niet meer gelet op de bepaling dat
elke zaak boven de 500 piasters (125 francs)
voor den Keizerlijken Divan moet behandeld wor-
den De Egyptische Regering zag de niet opvol-
ging hiervan met blijde oogen aan, daar het de
banden van Egypte tot Turkye losser maakte, en
haar op dit gebied geheel bevrijdde van \'t toe-
zigt van den Divan,
In Egypte dus zijn de capitulatien door het ge-
bruik gedeeltelijk afgeschaft, en is eene andere
regeling in de plaats gekomen van de oude. De
consulaire regtbanken hebben eene onbeperkte
regtsmagt over hunne landgenooten, voor zooverre
zij niet door eigen wetten geregeld en beperkt
is, en beslissen alle handels- en burgerlijke pro-
cessen, in welke hunne landgenooten gedaagden
zijn, onverschillig of de aanlegger een Egyp-
tenaar dan wel een Europeaan is van welke na-
tionaliteit ook.
§ 2. De Consulaire regtspraak in Egypte.
De consulaten zijn door de Franschen in eene
menigte wettelijke bepalingen geregeld, vooral
wat de werkzaamheden van consulaire ambte-
naren in de Levant betreft, hetgeen zich ook
eenigzins uit het feit laat verklaren dat Frank-
rijk onder de eerste landen gerekend wordt die
tractaten met de Porte gesloten heeft en al zeer
vroeg geregelde handelsbetrekkingen met het
Oosten had aangeknoopt.
Gedurende de 16e en 17e eeuw was dit land
een der weinigen dat capitulatien bezat niet alleen,
maar in bijna alle zeehavens van Turkije en de
Barbarijsche Staten Consuls onderhield, welke ook
met de bescherming van de overige Europeanen
belast waren.
Maar ook de tegenwoordige verbeterde inrigting is
niet enkel aanbevelenswaard, zij dient vaak tot aan-
vulling der leemten in die van andere Staten. Dit
is b. v. het geval geweest in Egypte, waar het
gebruik een toestand in het leven heeft geroepen,
die niet uit de capitulatien volgde en behoeften
heeft doen geboren worden, waarin door de
Staatswetten niet voorzien was. Bij gebreke aan
eigen reglementen vulde men aan uit de Fran-
sche; dit is ook geschied bij de inrigting van an-
dere, met name de Nederlandsche, consulaire
regtbanken en van de regtspleging, die er gevolgd
wordt
Zoo bestaat het Fransche tribunal consulaire te
Alexandrie uit een President, die door den Minis-
ter van Justitie, uit de Fransche Magistratuur
wordt benoemd, en twee bijzitters, jaarlijks uit
de fransche notabelen in het land gevestigd, ge-
kozen. Het appel is te Aix, en van die vonnissen
kan in cassatie gekomen worden. Wat het cri-
mineele aangaat wordt de verdachte op last van
de regtbank in hechtenis gesteld, de instructie
door een der regters opgemaakt, waarna hij even-
eens naar Aix wordt opgezonden, waar in het
hoogste ressort over zijn lot beslist wordt.
De Fransche Consul Generaal heeft een uitge-
breid gezag over zijne landgenooten, zoo zelfs dat
hij hen mag doen inschepen en \'t land uitzetten.
Eveneens kan hij reglementen vaststellen en afkon-
digen die voor alle Fransche ingezetenen verbin-
dend zijn, en welker nakoming door politiestraf-
fen verzekerd wordt. Ter zake van de al of niet nako-
ming van zulke reglementen en het uitspreken der
strafbepalingen die er op gesteld zijn, is het tri-
bunal consulaire competent, en in \'t algemeen
om over alle politieovertredingen te beslissen.
De meeste consulaten te Alexandrie hebben
hunne regtbanken aldus ingesteld, maar weinige T)
zijn even als de Fransche door een bijzonder Ma-
gistraat gepraesideerd, welke waardigheid bij de
overige door den Consul Generaal of Vice-Consul
bekleed wordt.
Engeland heeft eene geheel eigen inrigting. Ten
civiele en ten commerciele spreekt een Britsch
magistraat geheel alleen regt, terwijl hij ten cri-
minele en correctionele ook bevoegd is, met een
jury van 12 notabelen, en zijne competentie is
onbeperkt, daar hij na wettelijk erkende schuldig-
verklaring zelfs de doodstraf kan uitspreken, welk
vonnis te Malta ten uitvoer wordt gelegd.
Het Nederlandsche Consulaat Generaal in Egypte
is thans ingerigt bij de Wet van 25 Julij 1871
Stbl. N° 91 houdende regeling van de bevoegdheid
der consulaire ambtenaren tot het opmaken van
burgerlijke akten, en van de consulaire regtsmagt,
en door de Koninklijke Besluiten van 19 Sept.
1872 (Stbl. N° 92, 93, 94) ter uitvoering der ar-
tikelen 160, 1, 14 en 28 van voornoemde wet.
Door deze wet is in eene groote behoefte voorzien,
en zoowel de bevoegdheid van de consulaire amb-
tenaren definitief geregeld als ook die van de
regtbanken juist afgebakend.
De eerste Nederlandsche ordonnantiën op het
stuk der consulaten, J) en de Levant zijn van het
jaar 1612 na het traktaat door Cornelis Haga 3)
gesloten. De bevoegdheid van de Consuls, uit dit
en latere verdragen volgende, moest toen door de
Staten-Generaal geregeld worden. Zoo werden bij
eene Resolutie van Hun Hoog Mogenden etc. dd. 8
Dec 1612 (Gr. Plac. Boek I 1331) de Consuls ge-
magtigd, om de erfenis van een Nederlander te in-
ventariseren en, zich in \'t bezit daarvan te stellen,
onder gehoudenis dadelijk aan de erfgenamen
kennis daarvan te geven Eveneens werden alle
secretarissen der Consuls geregtigd tot \'t opmaken
van alle burgerlijke en judiciele akten tusschen
Nederlanders, ter zake van hunnen handel of an-
derzins.
Uit art. 11 van \'t traktaat van 1612 volgde eene
volmaakte regtmagt der Nederlandsche Consuls
over hunne landgenooten, en bij eene Resolutie
van 17 Februarij 1617 (Gr. PI. Boek D, II p. 4335)
werd bepaald dat van dergelijke vonnissen geen
hooger beroep zoude worden toegestaan »dat in
»sulcke ofte diergelijcke saeken, daer excessen,
»delicten ofte publicque schandalen worden gecom-
»mitteert, er geene appellatien ofte provocatien
»toegelaten en gedefereert, maar de sententien,
»condemnatien ende pene datelijck geëxecuteerd
»sullen worden."
Het gezag van de Consuls werd tevens aan-
zienlijk uitgebreid, ten gevolge van oneenigheden
met hunne landgenooten, waarin eerstgenoemde
gelijk kregen van de Staten-Generaal en gemag-
tigd werden de Nederlandsche ingezetenen »bij
»scherpe beveelen ende penen in officio en be-
»hoorlijck respect te houden, de conspiratien,
»contraminen, onwettelijke bijeenkomsten te ver-
hinderen ende doen cesseeren ende met alle ernst
3»te procedeeren tegen d\'autheurs ende fauteurs,"
enz. enz. De moedwilhgen en weêrbarstigen mog-
ten in ijzeren banden gelegd, en aldus per scheeps-
gelegenheid op hunne kosten naar Nederland op-
gezonded worden.
Onder de consulaire verordeningen die naar mate
de behoefte hieraan zich deed gevoelen, en die
allen op raad en volgens rapport der Directeuren
van den handel op de Levant en de Middelandsche
zee werden opgemaakt, bekleedt het reglement
van 7 Oct. 1675 eene voorname plaats. Het
tractement der Consuls werd op de aanzienlijke
som van f 10.000 gesteld, welke gelden door de
handelaren zouden worden bijeengebragt die tevens
de woning en \'t onderhoud van den Predikant
moesten bekostigen, en eene geschikte plaats zoe-
ken voor de uitoefening van den godsdienst.
De quaestie van de officiele geschenken, die
vroeger de aanleiding was geweest tot den twist
tusschen Consuls en ingezetenen, en strenge bepa-
lingen ten gevolge had gehad, zooals wij straks
zagen, zoude voortaan jaarlijks in overleg met
drie afgevaardigden der Natie geregeld worden. Alle
ingezetenen moesten jaarlijks den eed van ge-
trouwheid afleggen en den Consul volgen bij
plegtige optogten en feesten.
lïene nieuwe Resolutie der Staten-Generaal van
11 Aug, 1687 1) was echter weêr noodig om een
einde te maken aan eene groote spanning tus-
schen den Consul van Dam en eenige Nederlan-
ders, die zich beklaagden geen regt te kunnen
verkrijgen en in hunne privilegien te worden ver-
kort, zoo zelfs dat zij bij \'t Fransche Consulaat
eene actie tegen van Dam instelden.
In 1786 werd een laatst reglement2) of instruc-
tie gemaakt voor de Consuls der Nederlandsche
natie bij de Barbarysche mogendheden.
Van 1813 af bezitten wij eenige Koninklijke Be-
sluiten op dit stuk, onder anderen dat van 3 April
1818 betreffende de inrigting der Consulaten in
de steden Cadix, Sevilla, St. Lucar, en de kust
van Mogador, de wet van 14 Maart 1819 aan-
gaande de Turksche passen, de K. B. van 26 Maart
1820 en 25 Januarij 1857, de tractaten van 14
Maart 1840 en 1862 met de Porte gesloten, maar
vooral het K. B. van 21 Dec. 1846,
Dit laatste besluit regelt de attributen en ver-
pligtingen van consulaire agenten, vooral met
opzigt tot hunne bemoeijingen in zaken van
koophandel, zooals het vertoonen van zeebrieven,
monsterrollen, alle maatregelen tot redding enber-
1 Gr. Placaat-Boek D IV p. 248.
-ocr page 76-ging bij schipbreuk, het afgeven van paspoorten,
het inschepen van ontvlugte Nederlandsche krijgs-
gevangenen enz. In dit reglement wordt echter
niets bepaald over de regtspraak die eenige Consuls
moeten uitoefenen, noch over de pligten die op hen
rusten in diezelfde landen , om de functiën van
ambtenaar van den burgerlijken stand, notaris, kan-
tonregter enz. te vervullen. Alleen zegt art. S, dat
zij hunnen invloed en hunne uiterste pogingen zullen
aanwenden om de geschillen welke tusschen of met
Nederlandsche kooplieden, op hunne verblijfplaats
gevestigd, of ook tusschen Nederlandsche schip-
pers en bootsgezellen mogten rijzen, op eene min-
nelijke wijze bij te leggen en te vereffenen, Uit deze
bepaling kan geenszins volgen dat de Consulaten
bevoegd zijn regt te spreken, en tot 1871 bestaat
hieromtrent geen enkel wettig voorschrift dat hun
dit regt toestaat. De vraag kan dan ook op goede
gronden gesteld worden of de vonnissen door hen
sedert zoo lange jaren uit gesproken, streng ge-
nomen geldig zijn. De Capitulatien geven hun
tegenover de landsoverheid volkomen regt hiertoe
en de belangen der Neder]anders in die gewes-
ten hebben de consulaire regtbanken van liever-
lede onmisbaar gemaakt, daar onze landgenoo-
ten anders voor geene andere regterlijke collegiën
zouden hebben gedagvaard kunnen worden. Op
de groote bezwaren die uit deze gebrekkige of
liever niet-regeling der Nederlandsche consulaire
jurisdictie in de Levant volgden, is \'t onnoodig
lang stil te staan, nu de wet van 25 Julij 1871
(Stbl. Nu. 91) en de Koninklijke Besluiten van 19
Sept. 1872 (Stbl. 92, 93 en 94) volkomen in alle
leemten voorzien hebben en de regtspleging in hoofd-
stuk III juist en naar eisch geregeld is. Het appel
der burgerlijke vonnissen van consulaire regtban-
ken is bij \'t hof te Constantinopel behouden van
wege de overlevering en de gehechtheid der Neder-
landers hieraan. De wet heeft ook in eene behoefte
voorzien door cassatie toe te staan en de juris-
prudentie van Gonstantinupel en overige ste-
den aldus aan het toezigt van den Hoogen Raad der
Nederlanden te onderwerpen. Bij art. 21 dezer wet
wordt aan art. 3 A. B. gederogeerd door den regter de
verpligting op te leggen, zich aan behoorlijk bewezen
handelsgebruiken binnen \'t ressort van \'t consulaat
of ter plaatse der handeling van kracht te houden.
Het regtsgeding in strafzaken wordt in de
artt. 83—159 geregeld en ook hier wordt het
systeem gevolgd van den Consul eene zekere
magt toe te kennen als unicus judex, terwijl
de consulaire regtbank bevoegd is om den be-
klaagde te veroordeelen tot gevangenisstraf, of
anders naar Nederland of Nederlandsch-Indie *)
1) Art. 53 der aangehaalde wet »Wanneer tegen die misdrijven,
eene zwaardere straf dan gevangenisstraf is bedreigd, behoort de
kennisneming daarvan aan liet Provinciaal Geregtshof in Noordhol-
land of aan den Raad van Justitie te Batavia, naar mate zij zijn
gepleegd in landen, gelegen aan deze of gene zijde van de Eaap
de Goede Hoop en van Kaap Hoorn."
op te zenden om aldaar te regt te staan, naar
mate de misdrijven gepleegd zijn in de landen
aan deze of gene zijde van de Kaap de Goede
Hoop en Kaap Hoorn.
In de 5e paragraaf wordt meer bepaald het hoo-
ger beroep in strafzaken geregeld. Dit regt geniet
de beklaagde wanneer hij is verschenen en ver-
oordeeld is; dus heeft de bij verstek veroordeelde
het niet. De Procureur-Generaal bij \'t Hof van
Noord-Holland of de Officier van Justitie te Ba-
tavia zijn echter alleen bevoegd in hooger beroep
te komen van vonnissen, houdende vrijspraak,
ontslag van regtsvervolging of onbevoegdverklaring.
Deze beperking met opzigt tot de ambtenaren van
\'t Openbaar Ministerie geldt niet, wanneer de ver-
oordeelde mede in hooger beroep gekomen is,
Deze wetx) is 1 April van dit jaar in werking
getreden en zal waarschijnlijk uitstekende resul-
taten aanbieden; maar al heeft zij ook den toe-
stand der Nederlandsche ingezetenen en de inrig-
ting der regtbanken waar zij hunne eischen kun-
nen doen gelden behoorlijk geregeld, desniettemin
heeft zij slechts enkele bezwaren opgeheven die
tegen de consulaire jurisdictie aangevoerd worden,
want het is natuurlijk onmogelijk om het hoofd-
1) Zie «Bevoegdheid der consulaire ambtenaren tot het opmaken
vau burgerlijke akten en consulaire regtsmagt," door Mr. G. J. E.
E. Zilcken, Referendaris bij het departement van Buitenlandsche
Zaken te \'s Gravenhage. Themis, Ille Verz. 34e deel. Maart 1873.
bezwaar d. i. de verschillende jurisdictiën en het
conflict tusschen deze op te heffen.
Uit het ontvouwde omtrent de zamenstelling
der consulaire regtbanken blijkt reeds dadelijk dat
de toestand niet gunstig is voor eene juiste, aller-
minst eene spoedige regtsbedeeling. Wij zullen
echter de voornaamste gebreken nader aanwijzen,
die het aannemen van eene eenparige regtspraak
op goede grondslagen, aanbevelenswaard maakt,
zoowel voor de belangen der Nederlanders en
overige Europeanen in \'t Turksche rijk, als voor
de inlanders en de Regering van het land zelf
Het eerste en hoofd-bezwaar tegen het tegen-
woordige systeem ligt in de verschillende juris-
dictiën en \'t onderscheid tusschen de wetgevingen.
Het kan ligt gebeuren dat een geschil op tegen™
strijdigende wijze beslist wordt, naarmate de zaak
voor deze of gene regtbank aanhangig gemaakt
is. De uitvoering en uitlegging van eene over-
eenkomst tusschen Europeanen van verschillende
nationaliteit zal afhangen van de vraag welke
partij aanlegger, welke gedaagde is Nog lastiger
zal \'t worden, wanneer meerdere gedaagden zijn
van onderscheiden nationaliteit. De zaak moet
dan in even zooveel verschillende processen ge-
splitst worden. Nu gebeurt \'t vaak dat de bewijs-
middelen of de regtsregelen verschillen, dus strij-
dige vonnissen gewezen worden. In zulke gevallen
zal de aanlegger meestal de quaestie van solida-
riteit door een regtbank doen uitspreken, zoodat
een der gedaagden misschien de geheele som zal
moeten betalen, maar hoe zal hij nu verbaal heb-
ben op de andere gedaagden, wanneer de eisch
ten principale is ontzegd?
Bij borgtogten werkt de splitsing van de hoofdzaak
vaak zeer nadeelig, wanneer b. v. een Europeaan
zich borg gesteld heeft voor een Europeaan van
andere nationaliteit, zal hij voor zijne regtbank
worden gedagvaard om te betalen. Nu heeft hij
echter niet \'t regt om de anderen in \'t geding
te roepen, opdat deze alle weren van regten
voordrage op den tijd of op den inhoud der ver-
bindtenis betrekkelijk. Hij zal dus moeten betalen,
en wanneer hij later den hoofdschuldenaar aan-
spreekt, zal deze misschien exceptiën hebben, die
den eisch ten principale zouden hebben doen ont-
zeggen, wanneer zij bij tijds voorgesteld waren.
De onkosten bij al deze verschillende procédures
nemen verschrikkelijk toe, en maken het voor
minvermogenden moeijelijk regt te verkrijgen.
Bij een eisch tot betaling van eene zekere som
zal \'tin handelszaken niet zelden gebeuren, dat de
gedaagde eveneens vorderingen tegen den eischer
heeft. Wanneer hij nu deze vorderingen op zijne
beurt voorstelt, zal de eisch misschien aanmerkelijk
verminderd, ja welligt vernietigd of geheel over-
troffen worden; maar is de regtbank wel bevoegd
over dezen reconventionelen eisch te beslissen?
De consulaten zijn het niet eens hieromtrent, de
Fransche regtbank veroordeelt in zulk geval altijd
den gedaagde om bij voorraad te betalen, terwijl
deze de compensatie die hij inroept voor de
andere regtbank zal moeten doen uitmaken,
Een groot gebrek is ook de zamenstelling der regt-
banken daar \'t juridisch gehalte der leden vaak
veel te wenschen overlaat. De bijzitters en veelal
de voorzitters ook zijn kooplieden die geene aca-
demische regtsstudiën volbragt hebben, en ofschoon
de handelszaken hun nog al toevertrouwd zijn (al
wordt ook meer op plaatselijke gewoonte gelet
dan sommige wetgevingen het veroorloven) zoo
hebben zij soms insgelijks over zeer lastige geschil-
len ten civiele en criminele te beslissen.
Als voorbeeld van de verwarring die op dit gebied
bij velen heerscht, diene het volgende feit. Voor
eenige jaren zijn gemengde regtbanken van koop-
handel opgerigt te Alexandrie, waar de meerder-
heid uit inlanders bestaat, en kennis moet nemen
van alle handelsprocessen, in welke een inlander
gedaagde is. De regtbank begreep echter de onder-
scheiding niet en sprak met onvermoeiden ijver
gedurende jaren tallooze vonnissen in burgerlijke
zaken uit, toen in \'t jaar 1867 een der leden de
aanmerking maakte dat zij uitsluitend bevoegd
Waren om kennis te nemen van handelszaken, het-
geen algemeen goedgekeurd werd en sints dien
tijd worden alle burgerlijke vorderingen niet ont-
vankelijk verklaard. De Egyptische regtbanken zijn
uiterst moeijelijk te genaken voor de Europeanen
die het regt niet kennen dat aldaar gesproken
wordt ; daarom dragen zij hunne belangen meestal
aan de consuls op die regelregt van de Regering
verkrijgen moeten wat de inlandsche regtbanken
hun weigeren. De (mehkemes) geestelijke regtban-
ken missen alle vereischten voor eene goede regts-
bedeeling. In de eerste plaats hebben zij geene
zekere wetgeving. Verder geene bekwame, maar
vooral geene onpartijdige magistraten op wiemen
vertrouwen kan stellen. Er zijn geene scholen of uni-
versiteiten waar de regtsstudien worden beoefend,
uitgezonderd de Mosquëen waar een regt onderwe-
zen wordt dat een zeer onverdraagzaam karakter
heeft. In \'t rapport der internationale commissie
van 1869 bi. 7 wordt op de groote fout van
de vermenging der administratieve en der reg-
terlijke magt in Egypte gewezen. »11 y a en
»outre dans l\'organisation actuelle une série d\'incon-
»vénients que le gouvernement ne pouvait signaler,
»et que la commission croit devoir relever. Ils pro-
»viennent de ce que la justice locale est mal
»organisée, que l\'autorité règle administrativement
ïdes affaires entre particuliers qui devraient être
»déférées au pouvoir judiciaire, que la procédure
»et la loi à appliquer ne sont pas connues, qu\'enfin
»l\'exécution des sentences éprouve des difficultés
»souvent insurmontables par suite de l\'immixtion
intempestive de l\'administration." Deze bemoeijing
van de consuls, vooral van die der groote Mo-
gendheden wordt zeer gelaakt als hebbende nu
en dan het karakter van eene uitoefening van
zekere alles behalve kiesche pressie, die altijd
af te keuren is, ofschoon dit soms \'t eenige mid-
del is in \'t Oosten om regt te verkrijgen. De
onderdanen van kleinere Staten klagen hunner-
zijds dat de regtsvorderingen van Europeaneu
die door de agenten der grootere Mogendheden
gesteund worden, veel spoediger en gunstiger wor-
den beslist dan dit met de hunne het geval is.
Die interventie heeft ook een zeker wantrouwen
doen ontstaan bij de Egyptische Regering, die te
regt of ten onregte meent somtijds aan zoodanigen
aandrang haar goed regt te hebben moeten opof-
feren. Een gevolg daarvan is, dat zij alle mogelijke
aanleiding tot processen vermijdt, en zoo b. v.
thans elke concessie van welken aard ook aan
Europeanen weigert uit vrees later over de voor-
waarden en verpligtingen der concessie in ver-
wikkelingen te komen,
De competentie der consulaire regtbanken is
ook niet juist afgebakend, en hare uitspraken
loop en nog al uiteen . Zoo werd voor het Ne-
derl. consulaat te Alexandrie voor eenige jaren
een Nederlander gedagvaard om eene zekere som
te betalen, verschuldigd aan een Oostenrijker,
wegens makelaarsloon voor den verkoop van een
huis. Het Consulaat veroordeelde den gedaagde
tot betaling, maar deze kwam in hooger be-
roep te Constantinopel, waar het Nederl hof van
Appel uitmaakte dat het consulaat te Alexan-
drie in deze zaak onbevoegd was, daar het eene
quaestie van onroerend eigendom gold die alleen
door de locale jurisdictie had kunnen beslist
worden, en het vonnis vernietigde. Nu wendde de
eischer zich tot de Mehkemeh (geestelijke regtbank)
die echter dadelijk te kennen gaf zich niet te
wilen inlaten met eene zaak tusschen twee Euro-
peanen. Die zaak werd dus onbeslist gelaten,
daar ook geene cassatie mogelijk was, thans den
Nederlanders door de wet van 4871 gewaar-
borgd
Het appel van consulaire vonnissen in \'t Oosten
is meestal in de hoofdstad van \'t land of in eene
der groote havensteden, op enkele uitzonderingen
na, zooals voor Nederlanders was en blijft
\'t booger beroep te Gonstantinopel. De groote af-
standen en kosten, maken het voor de inlanders
veelal onmogelijk de Europeanen, in geval de eisch
ontzegd wordt, voor een hooger regtscollegie te-
ver volgen. Nooit zal een Egyptenaar een Zweed te
Stockholm voor de regtbank dagen maar hij laat
in zulk geval de geheele zaak liever met Ooster-
sche gelatenheid varen.
De strafregtspleging eischt eveneens verbete-
ring, daar uit den tegenwoordigen toestand maar
al te dikwijls geheele straffeloosheid voor boos-
doeners volgt. Uitgezonderd het Britsche, hebben
de consulaten slechts eene beperkte regtsmagt op
dit stuk over hunne landgenooten die niet veel
1) Art. 30 van de aangehaalde wet.
-ocr page 85-verder gaat dan de bevoegdheid om politie- en
tot eene zekere grens correctionele straffen uit te
spreken. De Egyptische politie heeft \'t regt niet
een Europeaan gevangen te nemen, dan wan-
neer hij op heeter daad betrapt is, en zelfs
dan moet hij oogenblikkelijk aan zijn Consul wor-
den uitgeleverd, die in die zaak de functien van
regter van instructie waarneemt en den beklaagde,
bij merkelijke bezwaren opzendt naar \'t moeder-
land met de instructie en bewijsstukken er bij.
Dat de bewijzen of aanwijzingen die noodig zijn
om iemand te veroordeelen, in zulke gevallen
doorgaans onvolledig zijn, behoeft geen betoog.
Huiszoekingen bij, of ondervraging van mede-
pligtigen van vreemde nationaliteit kunnen niet
plaats grijpen. Getuigen zullen nimmer bereid
zijn eene reis van eenige weken of maanden te
doen om hunne verklaringen af te leggen, hetzij
ten gunste of ongunste van den beklaagde, zoo-
dat de regter zich met eene schriftelijke verklaring
zal moeten tevreden stellen, wanneer de Consul
er in geslaagd is, die te verkrijgen. Eene tweede
moeijelijkheid bij ditzelfde punt is de vraag voor
welk collegie de beklaagde zal moeten te regt
staan in zijn eigen land. Bij de wet van 1871
is in de artt. 83—159 de quaestie voor ons
thans geregeld, maar vóór dien tijd, was er geen
hof in Nederland dat kennis had mogen nemen
van zulk eene zaak en het hof van Zeeland heeft
zich eenige jaren geleden nog incompetent ver-
klaard om over een Nederlander, die van valsche
munt en moord beschuldigd was en uit Constan-
tinopel op bevel van Z. Ms. Gezant met een schip
naar Vlissingen opgezonden was, regt te spreken,
Vele misdaden blijven dan ook ten gevolge van
onvoldoend bewijs, ongestraft, zoodat de alge-
meene veiligheid ten gevolge hiervan te wenschen
laat.
De Regering van het land is zoozeer op den ach-
tergrond geschoven en elke magt wordt haar in
die mate ontzegd, dat zij niet bij magte is de
minste verordening zelfs een reglement voor pu-
blieke rijtuigen en hunne standplaats te doen
nakomen, Eene poging door de Egyptische rege-
ring vijf jaren geleden aangewend, om eene muni-
cipaliteit te Alexandrie en Cairo op te rigten, leed
dan ook geheel schipbreuk, daar op de verorde-
ningen van dien stedelijken raad niet de minste
acht werd geslagen.
Uit het voorgaande blijkt genoeg dat de ver-
scheidenheid van regtbanken, en hare inrigting
een betreurenswaardigen toestand in het leven
geroepen hebben die allerschadelijkst voor alle
Europesche belangen werkt.
Het is duidelijk dat de bestaande orde van za-
ken niet beantwoordt aai. de bedoeling, waar-
mede de Capitulatiën gesloten zijn. De omgang
en de betrekkingen tusschen duizende Europea-
nen en inlanders maken het volstrekt noodig eene
eenige jurisdictie vast te stellen in Egypte, waar-
door eene snelle en gelijkvormige oplossing gegeven
kan worden aan alle geschillen, en eene vaste
jurisprudentie ontstaan kan, die meer vertrouwen
bij de handelingen en overeenkomsten zal in-
boezemen.
Straks zullen wij nagaan welke waarborgen
vereischt worden met \'t oog op de belangen der
Europesche ingezetenen, en die wanneer zij ver-
kregen worden, de aanneming van de nieuwe
regterlijke inrigting, door het Egyptische Gouver-
nement beoogd, zeer wenschelijk maakt.
§ 3. De regterlijke hervorming in Egypte.
De hervorming kwam in 1850 te Parijs ter
sprake bij de beraadslagingen der Vertegwoordi-
gers van de groote Mogendheden 1) over den vrede.
Aali-Pacha verklaarde dat alle moeijelijkheden die
de handelsbetrekkingen van Turkye en de wer-
king van \'t Ottomanische gezag in den weg staan,
te wijten zijn aan oude bedingen die uitgediend
hebben. De Turksche minister trad in bijzonder-
heden om aan te toonen dat de privilegiën der
Europeanen, uit de Capitulatiën volgende, hunne
eigene veiligheid in gevaar brengen, en schadelijk
zijn voor de uitbreiding der handelsbetrekkingen,
door dien de tusschenkomst van de locale over-
heid zoozeer beperkt is; dat verder de menigvul-
1 Benevens Italië (toen Sardinië).
-ocr page 88-dige jurisdictiën waarmede de europesche Gezan-
ten hunne landgenooten beschermen, even veel
Regeringen doen ontstaan in den Staat, en bij
gevolg een onoverkomelijke hinderpaal zijn voor
alle mogelijke verbeteringen1).
Het antwoord van den heer de Bourqueney, een
der Fransche gevolmagtigden, luidde gunstig voor
de meening van den Turkschen minister »Mr. de
»Bourqueney et les autres plénipotentiaires avec
» ui reconnaissent que les Capitulations répondent
>)à une situation à laquelle le traité de paix tendra
»nécessairement à mettre fin, et que les privilèges
»qu\'elles stipulent pour les personnes, circonscri-
vent l\'autorité de la Porte dans des limites re-
grettables." Een weinig verder lezen we in \'t proces
verbaal: »Ges explications échangées, les plénipo-
»tentiaires reconnaissent unanimement la nécessité
»de réviser les stipulations qui fixent les rapports
»commerciaux de la Porte avec les autres Puis-
»sances, ainsi que les conditions des étrangers
»résidant en Turquie, et ils se décident de consigner
»au présent protocole le voeu qu\'une délibération
»soit ouverte à Gonstantinople, après la conclusion
»de la paix entre la Porte et les réprésentants
»des autres puissances contractantes, pour attein-
»dre ce double but, dans une mesure propre à
»donner une entière satisfaction à tous les intérêts
»légitimes." De wensch, welken de vertegenwoor-
1 Procès-verbaux du Congrès de Paris, séance du 24 Mars 1856.
-ocr page 89-digers van Europa, bij zulke gewigtige beraad-
slagingen uitdrukten is ook die van de Egyptische
Regering.
In 1867 nam de tegenwoordige Khédive het
initiatief om in overleg met de verschillende Mo-
gendheden eene nieuwe orde van zaken te doen
treden in plaats van de heerschende.
De quaestie werd in sommige Fransche dagbla-
den behandeld bij gelegenheid van een geschil
tusschen den onder-koning en de Suez-kanaal-
maatschappij, omtrent eenige landerijen. De Egyp-
tische Regering verklaarde zich tegen den afstand
en de uitreiking der hodjets (bewijzen van eigen-
dom), zoolang de tegenwoordige toestand bleef,
waardoor zijne souvereiniteitsregten z, i. aan-
merkelijk werden verkort.
De Minister van Binnenlandsche Zaken Nubar-
Pacha, kwam nu met een voorstel, dat in hoofd-
trekken aldus luidde:
Te Alexandrie en Cairo zouden de twee regt-
banken van koophandel behouden blijven, maar
in plaats van 6, zonden zij voortaan uit 4
leden bestaan, waarvan twee Europeanen. Het
Voorzitterschap zoude zoo als tot dusverre aan
een inlander worden opgedragen, maar \'t onder-
voorzitterschap aan een\' Europeesch magistraat,
die onafzetbaar zoude zijn.
Het hooger beroep van deze vonnissen zoude
te Alexandrie aanhangig worden gemaakt, bij
een collegie uit 6 leden bestaande, 3 inboorlingen,
benoemd uit hen die in Europa regts-studiën
volbragt hadden, en 3 vreemdelingen welke uit
de Europesche magistratuur verkozen zouden
worden door den onder-koning, die zich voorzig-
tigheidshalve te dien einde tot de vreemde rege-
ringen zoude wenden.
In dezelfde steden waar de tribunaux de com-
merce gevestigd zouden worden, verlangt de Minister
eveneens twee regtbanken voor burgerlijken akten
uit 4 leden zamengesteld. Alle mogelijke zaken,
betreffende het onroerend eigendom , zouden on-
derworpen blijven aan de lands justitie. Ook op
\'t gebied van \'t strafregt concludeerde Nubar Pa~
cha in zijn rapport aan den Khédive, tot instel-
ling van gemengde regtbanken, die kennis zou-
den nemen van alle misdrijven door Europeanen
in Egypte begaan\',
Wat de wetboeken aangaat, wenschte hij voor
\'t handelsregt, den franschen Code de Commerce
te zien ingevoerd zooals die te Constantinopel en
in Egypte tot nog toe heeft gegolden.
Het burgerlijk- en strafregt zouden gecodificeerd
worden door eene commissie van vreemde en
inlandsche regtsgeleerden, die den C. N. alsmede
den C. P. in overeenstemming met de lands-
wetten moesten brengen.
Het voorstel vond aanvankelijk zoowel bij de
Mogendheden en meer bepaald bij de onmidde-
lijk belanghebbende Europesche Colonie te Alex-
andrië, aan wie men toch zeker bij de beoordee-
ling hiervan, eenige zaakkennis kan toekennen
zeer weinig bijval.
Men was vooreerst gebelgd over de hevige uit-
vallen tegen de justitie der consulaten, hetgeen
op zijn minst onvoorzichtig was, daar toch
de justitie van het land nog zooveel meer te wen-
schen overliet, maar men had, met ter zijde la-
ting hiervan tegen de nieuwe inrigting zelve over-
wegende bezwaren. Men vond te regt geene
waarborgen genoeg in de bepaling dat de meer-
derheid in alle regtbanken geboren Egyptenaren
zouden zijn, dat de Magistraten afzetbaar waren,
en dat de onder-koning geheel vrij zoude wezen
in de keuze van Europesche regters.
Ten gevolge van de ijverige bemoeijingen van
Nubar-Pacha, werd in\'t zelfde jaar eene commissie
benoemd te Parijs door de Fransche Regering,
met last rapport uit te brengen over den toestand
van \'t regtswezen in de Levant, en de vraag te
beantwoorden of het mogelijk ware hierin wijzi-
gingen te brengen.
Uit de mededeelingen van deze commissie, met
welke de Egyptische Minister van buitenlandsche
zaken zich officieus in betrekking gesteld had,
bleek dat de voorstellen van den Khédive veran-
derd waren in den zin der eischen van de publieke
opinie, zoodat thans onder de waarborgen opge-
nomen waren de volgende punten:
1°. eene Europesche meerderheid in de regt-
banken;
2°. de Europesche magistraten zouden, wel is
waar door den onder-koning niet in Egypte maar
in Europa gekozen worden, maar deze zouden de
vergunning van hunnen Minister van Justitie moe-
ten aanvragen, die haar zonder gronden op te
geven, zoude kunnen weigeren;
3°. onafzetbaarheid der regters;
4°. publiciteit van debatten, en vrije verdediging;
5°. elke partij, zoude éénen regter, mogen wra-
ken zonder opgave van redenen ;
6°. griffiers en deurwaarders zouden allen Eu-
ropeanen zijn; en alleen onder hen gekozen, die
als zoodanig in Europa gefungeerd hadden;
7°. de competentie der nieuwe regtbanken,
zoude uitgestrekt worden tot de kennisneming van
alle geschillen met het bestuur (Daïra) de admi-
nistratie der goederen van den Khédive, alsmede
van alle Egyptische Vorsten; met inbegrip der
ten uitvoer legging van overeenkomsten met hen
aangegaan;
8°. de regterlijke collegien zouden belast wor-
den met de uitvoering van de door hen gewezen
vonnissen, buiten elke inwerking, \'t zij van de
Regering, hetzij van de Consulaten;
9°. het Egyptisch gouvernement verbond zich
eene wet op de hypotheken in gereedheid te
brengen en af te kondigen. welke de Fransche
wettelijke bepalingen tot grondslag zoude hebben.
Middelerwijl had de Egyptische regering zich
tot alle groote Mogendheden gewend met hare
voorstellen, en mocht terstond van alle de verze-
kering ontvangen, dat zij in beginsel toetraden
tot eene hervorming, mits deze, na gezamenlijk
onderzoek, zoude blijken alle mogelijke waarbor-
gen aan te bieden, voor de veiligheid van de
personen en goederen hunner onderdanen.
Gunstig vooral was het antwoord van de Engel-
sche Regering. In eene missive d°. 18 November
1867 van Lord Stanley aan den Colonel Stanton,
Consul-Generaal bij het gouvernement van den
Khédive, verklaart zijne Excellentie »dat het
»tegenwoordig regtssysteem in Egypte, daarom
»vooral af te keuren is, met ter zijde lating van
»de daaraan verknochte onoverkomelijke bezwa-
»ren, omdat het op geene traciaten steunt, en
»volstrekt niet afgebakend is. Engeland is er
»daarom dan ook niet op gesteld hare extra-terri-
»toriale jurisdictie te behouden, omdat zij deze
»beschouwt als eene usurpatie door \'t gebruik en
»den loop der zaken ontstaan, welke even scha-
ndelijk voor de Engelsche belangen werkt, als
»strijdig is met de waardigheid en voorspoed van
Egypte/\'
De dépêche besloot met de toezegging om een
of meer gedelegeerden te zullen benoemen, zoo-
dra de overige Mogendheden goedkeuring ge-
schonken hadden aan \'t plan tot bijeenroeping van
eene internationale Commissie welke belast zoude
Worden met \'t houden eener voorloopige enquête.
De zaak kwam nader ter sprake in de zitting
6*
-ocr page 94-van 11 Julij 1868 van \'t Engelsche Lagerhuis
bij gelegenheid eener interpellatie van den heer
Layard, strekkende om bij het Engelsche Ca-
binet onderhandelingen met Frankrijk uit te
lokken, en gezamenlijk eene commissie te be-
noemen met \'t bepaalde mandaat rapport uit
te brengen over de regtspleging in \'t Oosten en
de grenzen van den inhoud der Capitulatien. De heer
Labouchère sprak in denzelfden geest, en wees
er op hoezeer men misbruik gemaakt had van
die Capitulatien, om zich regten aan te matigen
die de Turksche Regering ten gevolge van hare
zwakheid moest dulden. Tot voorbeeld diene dat
in de meeste oude tractaten met de Porte, bepa-
lingen voorkomen, waarbij de onderdanen der
contracterende europesche Mogendheid vrijgesteld
worden van de capitatio (belasting die door de
Turken van de overwonnen volken, en vooral
van de Christenen geheven werd). Deze vrijstel-
ling van eene vroegere willekeurige oorlogsbelasting
halen thans de Europeanen als grond aan, om
zich tegen de heffing van elke mogelijke belasting
uitgezonderd die van de douane-regten, te ver-
zetten,
Lord Stanley verklaarde het volkomen eens te
zijn, met de uitgebragte meening dat het onbillijk
was de grond- en overige belastingen niet te be-
talen terwijl men toch de weldaden van een ge-
zag genoot, dat men mede moest helpen in stand
houden. De Porte echter had tot nu toe nimmer
eenige klagt daarover ingediend. Sedert den Krirri»
oorlog en \'t tractaat van Parijs erkennen zoowel
de Britsche Regering als alle overige groote
Mogendheden, dat de consulaire regtspraak eene
anomalie is, en dat \'t wenschelijk is deze af te
schaffen. Ten gunste daarvan kan alleen aange-
voerd worden dat \'t op het oogenblik een nood-
zakelijk kwaad is. Door een ieder wordt veran-
dering gewenscht mits verandering ten goede.
De zaak van de hervorming, die al meer en
meer algemeenen bijval vond, vorderde echter
niet zoo snel, als men onder zulke gunstige
omstandigheden verwachten mocht. In het jaar
1869 was de verhouding tusschen Constantinopel
en Alexaodrie zeer gespannen, en niet voor de
maand November, na afloop der feesten die gevierd
werden bij gelegenheid van de inwijding van den
nieuwen waterweg tusschen \'t Westen en het Oos-
ten, was elk gevaar van conflict, vooral door de
officieuse bemoeijingen der groote Mogendheden
geweken, zoodat de Khédive weder in staat was
zijne aandacht op nieuw hierop te vestigen. Bij
gelegenheid van de opening van het Suez-Kanaal
was er te Cairo een handeiscongres vereenigd,
bestaande uit afgevaardigden der verschillende
Kamers van Koophandel uit geheel Europa waarbij
1} Zie wegens de bezwaren welke die grootsche onderneming
aanvankelijk had ontmoet de dépêche van Aali Pacha 5 of 6 April
1863 , Archives Diplomatiques III p. 121 et suive:
gedachten gewisseld werden over eenige belang-
rijke aangelegenheden van d.en handel vooral met
het oog op de omwenteling die, het tot stand
brengen van dezen nieuwen weg, in de handelsbe-
trekkingen der volken te weeg zoude brengen.
Onder de voorstellen die aldaar besproken wer-
den drukte men ten 4°, den wensch uit dat eene
hervorming en eenheid van het regtwezen in
Egypte spoedig tot stand mocht komen, wTelke mo-
tie met algemeene stemmen werd aangenomen.
Onder den indruk van de sanctie die door de
vertegenwoordigers van den Europeschen Handel
eenparig aan de hervormingsplannen was geschon-
ken , begonnen de beraadslagingen van eene com-
missie uit afgevaardigden van Frankrijk, Engeland,
Duitschland, Oostenrijk, Italië, Rusland en de Ver-
eenigde Staten van Noord-Amerika, zamengesteld.
Het baarde verwondering dat hier de overige
Mogendheden niet uitgenoodigd waren gedelegeer-
den te benoemen, als men vooreerst op het groot
aantal onderdanen van die landen let; terwijl
ten tweede gevraagd mag worden of de opinie
van een vertegenwoordiger van eene groote Mo-
gendheid in znlke zaken zooveel meer waarde
heeft dan die van eene kleinere. Deze commissie
had een bloot consultatief karakter, en de uitge-
bragte meening kon niemand verbinden, daar toch
elk land met Turkije eigene capitulatien en han-
delstractaten heeft, en beide partijen alleen mu-
tuo consensu deze overeenkomsten kunnen te niet
doen gaan en vervangen.
In 10 zittingen had de commissie hare taak
ten einde gebragt en gaf zij een rapport uit dat
gunstig luidde voor de hervorming en in \'t alge-
meen de Egyptische voorstellen als aannemelijk
bestempelde behoudens eenige veranderingen, tot
welke de Egyptische regering bij monde van den
Minister van buitenlandsche zaken, Nubar-Pacha,
wien \'t Voorzitterschap van de vergaderingen was
opgedragen, meerendeels toetrad.
Dat rapport werd nu aan alle regeringen mede-
gedeeld, ten einde zoo noodig de overwegingen en
beschouwingen van de niet-vertegenwoordigde te
erlangen.
Sints dien tijd, Februarij 1870 zijn weder drie
jaren verloopen en de zaak is nog niet beslist. De
groote gebeurtenissen van dat jaar hebben tijdelijk
alle aangelegenheden van minder belang op den
achtergrond gedrongen. Thans worden de nego-
tiatiën ijverig voortgezet, en kan men verwachten
dat de zaak eene spoedige oplossing te gemoet gaat.
Te Constantinopel is in de maand December
van het vorige, en in Januarij van dit jaar eene
commissie vergaderd geweest, waar alle Europe-
sche Mogendheden vertegenwoordigd waren, met
\'t doel om te zien of er aan de nieuwe regterlijke
collégien eenige competentie gegeven kon worden
ten criminele. Hieruit blijkt reeds dat de vol-
ledige regtspraak in strafzaken bij de consulaire
regtbanken zal blijven bestaan, en de nieuwe regts-
pleging alleen zal gelden ten aanzien van politie-
overtredingen, en van misdaden of wanbedrijven
regtstreeks begaan tegen, of door de magistraten,
leden van de jury, rechterlijke ambtenaren in\'t al-
gemeen, bij of ter gelegenheid van de uitoefening
van hunne functiën.
Voor dat wij besluiten, wenschen wij de regter-
lijke inrigting zoo als zij thans voorgesteld wordt,
en naar hetgeen bekend is, eerlang ingevoerd
zal worden, eenigzins nader te beschouwen, in
verband met de bijzondere omstandigheden waarin
de nieuwe regtbanken zullen moeten werken, en
enkele moeijelijkheden waarmede zij te kampen
zullen hebben.
Deze regtbanken moeten kennis nemen van
alle processen tusschen Europeanen en inboor-
lingen, maar ook van die tusschen vreemdelin-
gen van verschillende nationaliteit. Sommigen heb-
ben de bevoegdheid willen beperken tot de ge-
schillen tusschen Egyptenaren en vreemdelingen,
ten einde na een zeker tijdsverloop aan de nieuwe
jurisdictie hare geheele uitbreiding te geven. Wij
hebben echter bij \'t aanstippen der grieven tegen
de geldende orde van zaken getracht de noodza-
kelijkheid van eene verandering aan te toonen
door op de onoverkomelijke bezwaren te wijzen.
die uit \'t conflict en verschil van regtspraak volg-
den. Die bezwaren nu worden jaarlijks grooter,
en waarom eene verbetering ten halve ingevoerd,
wanneer men toch alle mogelijke waarborgen voor
eene goede regtsbedeeling, die men wenschte,
verkregen heeft ? Men mag verwachten dat de
nieuwe inrigting goede resultaten zal opleveren
en wanneer dit zoo is, bestaat er geene enkele
rede tot beperking. Trouwens de geheele hervor-
ming is uitdrukkelijk voor een termijn van vijf
jaren voorgesteld, en de Mogendheden hebben zich
het regt voorbehouden tot de vroegere orde
van zaken terug te keeren wanneer de nieuwe
slechte uitkomsten bood. Het is dus allezins te
hopen dat de tegenstand welke door enkele Ca-
binetten op dit punt aan de Egyptische voor-
stellen geboden wordt, zal vervallen.
Alle regtsgedingen tusschen twee of meer per-
sonen van dezelfde nationaliteit, blijven, aan de
consulaire regtbanken onderworpen.
Wij zien \'t nut van deze restrictie niet in. De
nieuwe regtbanken, uit Europesche magistraten
zamengesteld, beloven eene goede regtspraak
aan alle belanghebbenden, in elk geval beter dan
die der consulaire regtbanken welke op vele pun-
ten gebrekkig is. Welk belang hebben twee Ne-
derlanders b. v, om liever door \'t Nederlandsch
consulaat een geding te doen beslissen, dan door
de nieuwe internationale regtbank? In \'t belang
der vereenvoudiging van procedure, en om alle
tegenstrijdige vonnissen te vermijden, achten wij
\'t wenschelijk dat ook alle handels- en burgerlijke
zaken tusschen vreemdelingen van dezelfde natio-
naliteit, aan de nieuwe regtspraak onderworpen
worden.
Zakelijke vorderingen die onroerende goederen
tot onderwerp hebben, vallen ook in\'t voorgaande
geval, onder de nieuwe regtspleging. Het komt
ons voor dat ook dit punt de voorstellen aanne-
melijk zijn. Zefs de tegenwoordige jurisprudentie
der Consulaten en Gezantschappen in \'t Oosten
is het vrij wel eens dat alle geschillen betref-
fende \'t onroerend eigendom alleen onder de
competentie van de regters van het land val-
len. De redenen waarom enkele consulaire
regtbanken soms over deze quaestien uitspraak
deden, was de slechte Justitie die de Turksche
regtbanken bedeelden maar nu men de ken-
nisneming van alle vorderingen betrekkelijk
\'t onroerend eigendom, op eene uitzondering
na, aan de nieuwe regtbanken wil opdragen,
kan men met vertrouwen dezer competentie
uitbreiden.
Die uitzondering vinden wij in art. 12 van
het DRèglement d\'Organisation judiciaire pour
les »procès mixtes en EgypteArt. 12 luidt
aldus »Ne sont pas soumises à ces tribunaux
»les demandes des étrangers contre un éta-
blissement pieux en revendication de la pro-
»priété d\'immeubles possédés par cet établis-
»sement, mais ils seront compétents pour statuer
»sur la demande intentée sur la question, de
»possession légale, quel que soit le demandeur
ou le défendeur."
Alle vorderingen ten petitoire van onroerend
goed tegenover stichtingen (Wakf) zijn van \'t
ressort van de Mekkémeh, (geestelijke regtbank)
maar zoodra een vreemdeling in \'t bezit is van
zulk een goed, zal de vordering tegen hem bi] de
nieuwe regtbanken aanhangig gemaakt moeten
worden. Op deze restrictie, is tengevolge van
godsdienstige bezwaren, door de Egyptische Re-
gering zeer aangedrongen. De vraag echter wie
in het bezit is geweest, zal door de nieuwe collé-
gien worden uitgemaakt.
Naauw is de zamenhang van art. 13 met art.
12. »Le seul fait de la constitution d\'une hypo-
thèque en faveur d\'un étranger sur les biens
»immeubles, quels que soient le possesseur et le
»propriétaire rendra ces tribunaux compétents
»pour statuer sur la validité de l\'hypothèque et
»sur toutes ses conséquences jusques et y compris
»la vente forcée de Fimmeuble ainsi que la dis-
»tribution du prix."
Eene Maatschappij van Grondcrediet, wier be-
staan in Egypte zoo algemeen gewenscht wordt,
is zonder eene hypotheekwet, over welker bepa-
lingen de nieuwe regtbanken oordeel zouden vel-
len, onmogelijk, daar toch een inlander, die
hypotheek op zijn land heeft gegeven, door eene
schenking of verkoop Waqf, alle regten van
den geldschieter en geregtigde tot de hy-
potheek, aldus ontnemen zoude. Dit artikel
13 is dus onmisbaar, wanneer men de uit-
zondering van het vorige artikel, betreffende
de vorderingen ten petitoire tegen de Wacouf,
toegeeft.
De m,eerderheid van H Europesche element zoo
vaak een vreemdeling in een geding betrokken is,
was niet in \'t oorspronkelijk voorstel, maar ten-
gevolge van de billijke vertoogen der Europesche
Mogendheden, is zij thans zooals uit art. 2 en 3 x)
blijkt volkomen toegegeven.
De benoeming van de magistraten gaf aanvan-
kelijk ook moeite, daar men den Khédive hierin
volstrekt niet vrij wilde laten. Thans is de be-
noeming en de keus hem toch opgedragen,
maar onder gehoudenis zich officieus bij de
Ministers van justitie in Europa te wenden, die
de vergunning tot aanvaarding van de opgedra-
gen waardigheid kunnen geven of weigeren.
Van belang is ook de vraag te weten of de
nieuwe regterlijke collégien beschouwd moeten
worden als egyptische regtbanken dan wel als in-
ternationale. Het kan misschien onverschillig voor-
komen, wanneer toch de beoogde eenheid en de ge-
wenschte waarborgen" verkregen zijn, maar het is
voor de Egyptische Regering eene quaestie die hare
waardigheid zeer na komt. Indien de nieuwe
regtbanken Egyptische zijn, zal men ook des te
meer op een openhartige en volledige medewer-
king van de Regering kunnen staat maken, dan
wanneer men verpligt is telkenmale om bij-
stand te komen vragen, ten einde vonnissen te
doen uitvoeren, gewezen door regtbanken, die
buiten haar om zijn ingesteld. Het is ook natuur-
lijker dat er regt gesproken worde in naam van
den Khédive, dan in dien van eene fictieve magt
uit eene coalitie van alle Europesche Mogendhe-
den zamengesteld.
De belangrijkste te behandelen vraag is zeer
zeker die van de Wetboeken welke ingevoerd zullen
worden. Het vaststellen van de nieuwe codificatie
vereischt speciale kennis van Oostersche toe-
standen en Oostersch regt. Men wenschte de
Fransche wetgeving ais basis aan te nemen, met
huldiging zooveel mogelijk van de beginselen
van den Scheriat. De nieuwe wetboeken zullen
waarschijnlijk bij de toepassing vaak bevonden wor -
den niet aan de vereischten te voldoen. Wie zal als-
dan bevoegd zijn tot afschaffing en vervanging der
slechte bepalingen door nieuwe? In de praktijk
zou eene herziening en verandering voorzeker
moeijelijk wezen, en wij meenen gerust te kun-
nen zeggen dat de vaststelling van eene wetge-
ving die aan de behoeften van een Engelschman,
een Rus, een Spanjaard en een Egyptenaar gelijke-
lijk voldoe, zeer zeker eene utopie is. De heer Duver-
gier (Sénateur) en President van de »commission
française chargée d\'examiner les projets de ré-
forme dans l\'administratien de la justice en Egypte"
drukte die bezwaren aldus uit. »Le travail de
»codification, qui a déjà été tenté à Constanti-
»nople de 1850 à 1864 pour le commerce de terre
»maritime et la procédure commerciale, peut pré-
»senter de graves difficultés, en ce qui concerne
»spécialement la loi civile. En dehors même des
»questions d\'état et des questions religieuses, un
»Code civil doit régler des matières pour lesquel-
»les une conciliation sera bien difficile entre les
»principes qui régissent les orientaux et ceux qui
»régissent les étrangers. Le Gouvl égyptien ne
»saurait apporter trop de maturité et de soin
»dans la préparation de cette oeuvre. Après avoir
»proclamé les principes de droit civil, générale-
»ment acceptés à la fois par l\'Europe et l\'Orient
»et avoir introduit dans les matières où les diver-
gences ne sont pas trop accentuées un accord
»possible, il serait téméraire de vouloir placer sous
»une loi commune des situations qui ne sont pas
»conciliables, en froissant ouvertement les croyan-
»ces religieuses ou des usages trop nettement et
»trop formellement opposés. Respecter dans ce
»cas les situations, c\'est consolider une réforme ,
»qui autrement éveillerait les suspicions, se pré-
»senterait comme une oeuvre hostile, cesserait
»d\'être praticable et par suite d\'être sérieuse.
De nieuwe wetboeken zijn zes }) in getal en be-
vatten de geheele wetgeving, zoowel de burgerlijke
als de handels- en strafwetgeving. Bij den Projet
de Code Pénal en den Projet de Code d\'ïnstruction
criminelle is onnoodig stil te staan, daar de Mo-
gendheden, op enkele uitzonderingen na (bl. 88)
de strafregtspleging niet aan de nieuwe regtban-
ken willen opdragen.
Het nieuwe Handelswetboek is niet veel meer dan
eene nabootsing van den Franschen Code de Com-
merce die in 1859 te Constantinopel en in het
geheele Turksche rijk is ingevoerd. Het heeft dus
alle gebreken van dien Code, het oudste wetboek
van koophandel in Europa; men heeft bijna letter-
lijk overgenomen, zonder rekenschap te houden
met de vorderingen die de wetenschap van \'t regt
op dat gebied gemaakt heeft, alsmede van de
nieuwe beginselen en behoeften van den tegen-
woordigen handel. Die behoeften zijn thans geheel
andere dan ten tijde der bewerking van den
Code de Commerce, en hebben zich voornamelijk
door de veel grootere snelheid van briefwisseling
en vervoer door middel van telegraaf en stoom
ontwikkeld. Wenschelijk ware \'t geweest dat
men, in plaats van te veel aan den Code de
Commerce vast te houden, het nieuwe Duitsche
Handelswetboek meer geraadpleegd had.
De burgerlijke wetgeving kan geene copie ge-
noemd worden van een ander wetboek. Bij de
beoordeeling van dit ontwerp zal men ongetwijfeld
moeten letten op de ontzaggelijke moeijelijkheid
die deze codificatie aanbood. Een burgerlijk wet-
boek ondergaat veel meer dan het Handelsregt den
invloed van de geschiedenis, de beschaving, en de
bijzondere zeden en gewoonten van een volk. De
geographische gesteldheid van een land, en de
regten op \'t land gevestigd, zijn vaak deredenen
tot vaststelling van bepalingen in een wetboek
waarvan in een naburig land niets bekend is. Waar
dus een burgerlijk wetboek gemaakt moest wor-
den voor een volk als de Musuimannen, moest
op al \'t voorgaande acht worden geslagen, en was
eene volledige studie va.n de musulmansche wetten
en gewoonten noodig. Die studie nu is zoo verbazend
uitgebreid, dat de krachten van een man geheel
ontoereikend genoemd kunnen worden, zooals het
hier \'t geval is geweest bij de vervaardiging van
den Projet de Code Civil. De Arabische taal en
de stijl waarin de Musulmansche regtsgeleerden
hunne werken hebben geschreven, zijn zeer moeije-
lijk te begrijpen voor een Europeaan, en zelfs voor
vele Oosterlingen.
Wanneer wij dus al deze bezwaren overwegen
zal \'t niemand verwonderen, dat \'t nieuwe ontwerp
veel te wenschen overlaat.
Al dadelijk valt \'t op dat er geene overgangs-
bepalingen voorkomen van de oude op de nieuwe
wetgeving. Met den bekenden regtsregel dat eene
wet slechts voor \'t toekomende verbindt, zal men
elke moeijelijkheid niet uit den weg kunnen ruimen.
Het onderscheid tusschen de oude en de nieuwe
wetgeving is in Egypte zoo groot, dat de behoefte
naar duidelijke en juiste transitoire bepalingen
1
-ocr page 108-zich elk oogenblik in de praktijk zal doen gevoelen,
Eene tweede leemte is het gebrek aan bepa-
lingen omtrent de invoering en afkondiging der
wetten, In de artikelen die de dispositions préli-
minaires vormen, kan men geen antwoord vinden
op de vraag wie de wetten afkondigt en hoe ?
wie deze maakt? alsmede wie \'t regt heeft
reglementen en besluiten af te kondigen en welke
kracht aan dezulke moet worden toegeschreven?
zoo zegt art. 8 »Les additions et modifications
»aux présentes lois seront édictées sur l\'avis con-
forme de la magistrature, et au besoin sur sa
»proposition." Uit dit art. blijkt dus dat \'t advies
der regters zal ingewonnen worden, maar wie de
wetgevende magt is, blijft in het duister.
Het voorgaande artikel (art. 7) komt ons ook
bedenkelijk voor. »En cas de silence, d\'insuf-
»fisance ou d\'obscurité de la loi, le juge se
»conformera aux règles de l\'équité." Hierdoor
wordt aan de regtbanken eene zekere wetgevende
magt gegeven, die niet wel te vereenigen met \'t ka-
rakter en den werkkring van een regterlijk collegie.
Art. 4 ontzegt alle mogelijke geschillen be-
-ocr page 109-treffende den staat en de bevoegdheid der per-
sonen aan de nieuwe regtbanken. Eveneens zullen
de consulaire regtbanken kennis moeten nemen
van alle zaken betreffende \'t huwelijk, \'t erfregt,
voogdij en curatele. Zoodra eene dergelijke quaestie
ontstaat wordt de zaak tot de consulaire regt-
bank verwezen van den gedaagde, die daar-
over uitspraak moet doen. In geval nu van hoo-
ger beroep zal men soms maanden lang moeten
wachten tot dat de regtbanken van appel in
Europa en Amerika uitspraak gedaan hebben.
Gedurende dien tijd blijft \'t geding voor de nieuwe
regtbanken geschorst.
Zulke quaestien, waarover de consulaire regt-
banken alleen mogen beslissen, zullen niet alleen
vaak voorkomen, maar door partijen, waarschijn-
lijk ook dikwijls opgeworpen worden , wanneer een
uitstel van de zaak door hen verlangd wordt;
hieruit volgt dat reeds dadelijk de nieuwe regt-
spraak, bij den eersten stap gestuit zal worden, en
de behandeling van eene zaak zal moeten stilstaan.
Wanneer een Egyptenaar zulk eene quaestie
van staat of bevoegdheid opwerpt, zal deze voor
de Mékkemeh worden uitgemaakt. Die regtbanken
nu zijn zoo partijdig en gebrekkig, dat men met regt
voor zeer verkeerde uitspraken beducht mag wezen.
Een gevolg van dit art. 4 is geweest dat men
het geheele gedeelte van \'t burgerlijk regt, betrek-
kelijk de statuta personalia niet heeft gecodificeerd.
Voor de Europeanen, was dit nu niet noodig en
kan men zich die leemte dus begrijpen, maar
voor de inboorlingen was eene vaststelling van
deze belangrijke beginselen, vooral op het stuk
van het huwelijk zeer wenschelijk. Men heeft als
reden van deze weglating uit \'t nieuwe wetboek,
opgegeven dat men de kitteloorigheid van de
%
verschillende gezindheden in Egypte, wilde eerbie-
digen, welke er zeer op gesteld waren al deze stoffen
onder het gebied van de geestelijke wet te behouden.
Als echter de wetgever bij magte ware geweest
doortastend \'t burgerlijke huwelijk in te voeren,
zoo had men een groote stap gedaan op den weg
van scheiding der burgerlijke en geestelijke wet-
ten, welke scheiding, voor de Musulmansche
volken, door een ieder die hun vooruitgang en
beschaving wenscht, noodig geacht wordt.
Het huwelijk, dat zulke belangrijke gevolgen
heeft voor de regtsbevoegdheid, de goederen, van
de gehuwden en de wettigheid der kinderen had
vooral moeten worden gecodificeerd. In de Mu-
sulmansche landen, waar de wet polygamie of
zamenwoaing vrijelijk toestaat is \'t huwelijk niet
hoog aangeschreven. Het is zelfs minder dan
eene overeenkomst De Musulmansche wet schrijft
geene godsdienstige plegtigheid voor, en tot
echtscheiding is de wil van den man genoeg
De Egyptische regering is niet teruggedeinsd voor
eene wettelijke regeling van \'t eigendom, de over-
eenkomsten, de Waqf, en zij zoude veel min-
der tegenstand gevonden hebben in eene codifi-
catie en verbetering van \'t huwelijksregt.
Nu zulk eene groote materie van \'t regt niet
gecodificeerd is, zullen de Europeanen met de
zelfde bezwaren te kampen hebben als tot nu
toe \'t geval was op dit punt, namelijk eene
volmaakte onwetendheid aangaande de persoon-
lijkheid, en de bevoegdheid der inboorlingen, met
welke zij contracteren.
Wij begrijpen echter de restrictie van art. 4
niet. Waarom is de kennisneming van een groot
aantal zaken hierbij aan de nieuwe regtspleging
onthouden. De wetgevingen der Europesche volken
verschillen wel is waar onderling in deze stoffen
en een ieder wenscht volgens zijne wetten op dit
stuk te worden beregt. Om aan dit verlangen te
voldoen had men de nieuwe regtbanken met
de toepassing van die vreemde wetgevingen bij
de beooordeeling van dergelijke quaestien kunnen
belasten.
Dit geschiedt tegenwoordig in bijna alle landen
van Europa, T) en de toepassing blijkt niet zoo
ontzaggelijk moeijelijk te wezen.
Afkeuring verdient volgens ons in \'t nieuwe
ontwerp, de veelvuldige verwijzing naar bijzondere
regiementen. Men leze b. v. de artt. 19, 20 en
22 waarbij over de goederen Karadjie, over de
goederen in de doode hand en de vrije goederen
gesproken wordt. In chapitre III »de 1\'Usufruit"
wordt herhaaldelijk naar wetten en reglementen
verwezen, (artt. 33, 35 en 48) In \'t volgende hoofd-
stuk Chapitre IV des »Servitudes" wordt eigenlijk
alles aan de gewoonte overgelaten (art. 49.) »Les
»servitudes sont réglées d\'après le titre de leur
»constitution et d\'après les usages locaux." Bij
de toeeigening van onbebouwd land (art. 79) bij
den schat (art. 92) en meerdere onderwerpen,
altijd verwijzing naar reglementen of gewoonte.
Waar die reglementen te vinden zijn, wie deze
gemaakt heeft, wie ze mag intrekken of veran-
deren, over dit alles een diep stilzwijgen. Op
deze wijze doet men naar het schijnt te kort aan
de belofte om de nieuwe wetgeving door alle
Staten te doen bekrachtigen, want ten gevolge
van de niet-codificatie van onderwerpen die in
alle europesche wetboeken zulk eene groote plaats
innemen, en door verwijzing naar regiementen
en gewoonte, die niemand kent, bevat \'t nieuwe
wetboek naauwelijks de helft van \'t geen daarin
moest staan.
De quaestien voortvloeiende uit \'t administratief
regt zijn in alle landen talrijk en bieden vaak
vele moeijelijkheden aan. Art. 18 van \'t ontwerp,
aan de internationale commissie te Cairo aange-
boden, zeide: »11 sera statué par le Code Civil
»sur les exceptions fondées par le domaine public,
»et les actes du pouvoir administratif."
Het ontwerp van Code Civil bewaart echter
een volstrekt stilzwijgen op dit gebied.
Het nieuwe wetboek beslaat 769 artikelen, waarin
het geheele burgerlijk regt, dat door de nieuwe
regterlijke collégien toegepast moet worden, vervat
is. Het is verdeeld in vier titels waarvan de eerste
tot opschrift heeft »des Biens" art. 12— 144, en
waarin gehandeld wordt over zaken en hare
verdeeling, over de regten die men op zaken
kan hebben (art, 17), over de wijzen van eigen-
doms-verkrijging en over \'t verlies van eigen-
dom, Bij de verdeeling van de onroerende goe-
deren art. 18 en volgende heeft men ongelukki-
gerwijze een beginsel uitgesproken, dat schadelijke
gevolgen kan hebben. Zoo zegt art. 19: »Les
»biens haradjs ou tributaires sont ceux qui appar-
»tiennent à l\'Etat et dont il a cédé, dans les con-
ditions et dans les cas prévus par les règlements,
»l\'usufruit aux particuliers."
De onderscheiding van goederen in mülk en
karadjie, heeft zooals wij vroeger gezegd heb-
ben, thans alleen eene historische waarde, en de
oude wijze van belastingheffing is vervangen door
een eenvormig en voor allen gelijk systeem.
Uit het aangehaald artikel zoude echter vol-
gen dat de Staat eigenaar zoude wezen van
de Karadjie landerijen, en zij die deze sedert
jaren hadden bezeten, slechts vruchtgebruikers.
Onder de wijze van eigendomsverkrijging zien
wij art. 64\\ »La propriété et les droits réels
»s\'acquièrent a par l\'effet des obligations "
b Par les donations.
Wij zien hier een verschil met onze eigene wet-
geving, daar geene verbindtenis bij ons den eigen-
dom kan doen overgaan. Trouwens het grootste
gedeelte van het wetboek draagt de duidelijke
sporen van den franschen Code Civil, dien de ver-
vaardiger, een Fransch advokaat, zich steeds tot
voorbeeld gesteld heeft.
Eigendom en andere zakelijke regten uitgezon-
derd regt van hypotheek worden verkregen door
een ongestoord bezit van vijf jaren justo titulo
en van vijftien jaren wanneer geen titel aanwezig
is (art. 102). De meeste bepalingen van deze
afdeeling (Section VII de la Prescription) zijn
alweder uit den Franschen Code Civil geexcer-
peerd. Art. 105 is een consequent gevolg van art-
19 en moet dus om dezelfde redenen als die be-
paling vervallen,
Bij de behandeling der wijze hoe \'t eigendom
verloren gaat komt art. 121 ons wel gewaagd
voor. »L\'expropriation pour cause d\'utilité publique
»sera ordonnée par un décret enz.
Zonder te willen uitweiden over de redenen,
welke een ieder die met de Oostersche toestan-
den bekend is, begrijpen zal, gelooven wij dat
de onteigening ten algemeenen nutte niet moet
worden overgelaten aan de Regering. Het is na-
tuurlijk onmogelijk in Egypte, de vraag of eene
onteigening noodig is, aan de wetgevende magt
over te laten, zooals bij ons, maar wij gelooven dat
de nieuwe regtbanken, ofschoon zeker niet de
bevoegde persoon, toch verre boven de Regering
te verkiezen zijn als scheidsregter en meerdere
waarborgen van onpartijdigheid zullen aanbieden.
De tweede titel art. 1M—-303 handelt over de
verbindtenissen. Zij ontstaan uit overeenkomst,
uit eene daad en uit de wet.
De verbindtenissen die uit eene daad ontstaan,
worden in de artikelen 207 en 208 aldus om-
schreven :
Art. 207. Le fait d\'une personne qui a procuré
»intentionnellement un bénéfice à une autre per-
sonne, oblige cette dernière à tenir compte des
dépenses et pertes subies par la première, jusqu\'à
concurrence du profit obtenu.
Art 208. »Celui qui a reçu ce qui ne lui était
pas dû, est obligé à le restituer."
Het is te onderstellen dat men bij art. 207 de
negotiorum gestio (ons art. 1390 B. W.) voor
oogen heeft gehad, maar meer heeft willen gene-
raliseren.
De titel van verbindtenissen begint met eene
-ocr page 116-eigenaardige definitie Art. 144 L\'obligation est un
»devoir que la loi sanctionne et qui a pour objet
de procurer un bénéfice à une personne en con-
traignant l\'obligé à faire une chose déterminée
ou à s\'en abstenir.
De titel eindigt met eenige bepalingen omtrent
\'t bewijs der verbindtenissen alsmede van \'t te
niet gaan derzelve. art. 281—303.
Getuigenbewijs wordt volg. art. 283 niet toege-
laten wanneer de som of waarde meer beloopt
dan 1000 P. T. (125 gulden), uitgezonderd even-
als bij ons in zaken van koophandel.
De derde titel 353—675 handelt over eenige
genoemde overeenkomsten »des différents contrats
déterminés". Koop en verkoop, huur en verhuur,
vennootschap, leen en renten , bewaargeving ,
borgtogt, lastgeving, dading en pand worden ach-
tereenvolgens behandeld. Wij zien hierin een
wezenlijk verschil met onze eigene wetgeving bij
\'t pand dat in art, 659 eene overeenkomst genoemd
wordt. »Le gage est un contrat par lequel le
»débiteur met une chose en la possession de son
»créancier enz.
Bij de behandeling van de overeenkomst van
leengeving wordt de onderscheiding tusschen bruik
en verbruikleen, eveneens gemaakt »565—573 dV\'
Prêt à usage" en 573—587 du Prêt de consom-
mation et de la Rente" Art. 579 bepaalt dat men
geen hoogere interessen mag bedingen dan 12 pet.
Dit cijfer zal misschien zeer hoog voorkomen,
maar is in evenredigheid met den finantieelen
toestand in \'t Oosten, zoodat dit bedrag in Egypte
zelf geene afkeuring heeft gevonden. Het geheele
artikel kon trouwens wel gemist worden.
De IVe titel, 675—769, heeft tot opschrift »des
droits des créanciers." De schuldeischers worden
onderscheiden in créanciers ordinaires, créanciers
hypothécaires, créanciers privilégiés, créanciers
ayant le droit opposable à tous les autres créan-
ciers, de retenir la possession d\'un bien de leur
débiteur jusqu\'à parfait payement, terwijl Chap,
II. art, 727—745 over \'t bewijs van \'t bestaan
der zakelijke regten handelt.
Na eene doorlezing van \'t ontwerp, komt men
dadelijk tot \'t besluit dat de zaken te vlugtig en
onnaauwkeurig zijn behandeld. Men heeft voor-
eerst de helft der regtsonderwerpen weggelaten
en het overige heeft men kort en bondig willen
formuleren, een uittreksel van den Franschen Code
willen geven. Wij gelooven dat dit doel in geenen
deele berereikt is, en dat men zoozeer over alles
is heengegleden, dat elk oogenblik de regter voor
vraagstukken zal staan, die hij niet uit de wet
zal kunnen noch uit de analogie der wet zal mo-
gen beantwoorden, daar art. 7 hem gebiedt zich
naar de regelen van de billijkheid te gedragen.
Het zij ons vergund te eindigen met den wensch
uit te spreken , dat een meer volledig burgerlijk
wetboek voor Egypte worde ontworpen, dat zoo-
wel aan de behoeften van \'t Egyptische volk als
aan de eischen der beschaving beantwoorde. Voor
zulk een veel omvattenden arbeid als eene codifi-
catie schieten de krachten van een man te kort
hoe lofwaardig deze arbeid in \'t algemeen moge
heeten, en zal alleen eene commissie van regtsge-
leerden, Europesche en Musuimannen, door onder-
ling de taak te verdeelen, en over de punten van
verschil, tusschen Europesche en Musulmansche
wetten van gedachten te wisselen, een goed wet-
boek in \'t licht kunnen geven, waarin de belan-
gen over en weder doeltreffend zijn behartigd.
Om de hervorming van \'t regtswezen in Egypte
wèl te doen slagen, zijn twee groote vereischten.
1°, Regtbanken uit onafhankelijke, geleerde en
regtschapen leden zamengesteld, aan welke lie-
den in de Turksche regtbanken tot nu toe groot
gebrek is geweest,
2°, Eene wetgeving die aan de bijzondere be-
hoeften van Egypte en hare verschillende inwo-
ners voldoet.
Aan de eerste voorwaarde is voldaan door de
waarborgen die de Egyptische Regering in allen
deele gegeven heeft, in hoeverre de tweede voor-
waarde vervuld zij, moet de ondervinding leeren,
BIJLAGE. Zie Bladz. 61,
Compiègne, 5 Décembre 1863.
Décret créant et déterminant les fonctions de
consul-juge à Alexandrie (Egypte). Signé à
Compiègne, le 2 Décembre 1863. 1).
Par la grâce de Dieu et la volonté nationale, Empereur
des Français,
A tous présents et à venir, salut:
Sur la proposition de notre Ministre des affaires étrangères,
Yu l\'ordonnance de 1681;
Vu Fédit du mois de juin 1778 , et notamment les articles
1,6, 7 et 8;
Yu la loi du 28 Mai 1836;
Notre conseil d\'Etat entendu,
Avons décrété et décrétons ce qui suit:
Art, 1er. Les fonctions judiciaires attribuées, tant eu
matière civile et commerciale qu\'en matière criminelle, par
Fédit du mois de juin 1778 et par la loi du 18 Mai 1836,
à nos Consuls dans les Echelles du Levant et de Barbarie,
pourront être remplies à Alexandrie, en cas d\'absence ou
d\'empêchement du Consul, par un magistrat qui prendra le
titre de Consul-juge.
Art. 2. Le Consul-juge sera nommé par nous; sur la
proposition de notre Ministene des affaires étrangères, après
avis de notre Garde des sceaux ministre de la justice.
L1 sera placé sous l\'autorité du Ministre des affaires étran-
-ocr page 120-gères, et les règlements concernant les agents du service
consulaire lui seront applicables.
Art. 8, Lorsque le Consul présidera le tribunal consulaire,
le Consul-juge l\'assistera comme premier assesseur et prendra
part au jugement avec voix dêlibérative, aux lieu et place de
l\'un des notables appelés conformément à l\'article 6 de l\'édit
du mois de juin 1778.
Art 4. En cas d\'absence ou d\'empêchement du Consul-
juge, les fonctions judiciaires qui lui sont attribuées par
l\'article 1er du présent décret seront remplies par l\'officier
du consulat spécialement désigné par le Consul ou par l\'agent
gérant le consulat.
Art. 5 Nul ne pourra être nommé Consul-juge s\'il ne
réunit les conditions suivantes:
1°. Etre âgé de trente ans accomplis;
âu. Avoir été reçu licencié en droit;
3°. Avoir, pendant cinq ans au moins, rempli des fonc-
tions judiciaires en Erance, en Algérie ou dans les colonies,
ou exercé comme avocat, pendant dix ans, devant l\'une des
cours ou l\'un des tribunaux de l\'Empire.
Art, 6. Le Consul-juge prendra rang, comme officier du
consulat dans les cérémonies publiques immédiatement après
le Consul on l\'agent qui remplira les fonctions.
Art. 7. Notre Ministre des affaires étrangères est chargé
de l\'exécution du présent décret, qui sera inséré au Bulle-
tin des lois.
Eait au palais de Compiègne, le 5 Décembre 1868.
NAPOLÉON
Drohyn dr Lhuys.
-ocr page 121- -ocr page 122- -ocr page 123-Ten onregte beweert Keller »der Römische Civilprocess § 88
Noot 1107" dass die condictio certi (si pecunia certa credita)
mit jeder andern actio ex contractu oder ex delicto u. s. w.
electiv concurrire sobald die Forderung ihrem Gehalte nach auf
Geld gerichtet, und der Kläger bereit ist, die Gefahr des
Certum auf sich zu nehmen.
De verjaring der regtsvordering uit het verbruikleen of de
bewaargeving begint van den dag af der overeenkomst, wan-
neer geen dag van teruggave bepaald is.
Door een procurator omnium bonorum wordt onmiddelijk
bezit verkregen.
IV.
Het regt van Hypotheek behoort onder de onroerende zaken,
-ocr page 124-De wetgever had in art. 959 B. W. alle redenen van onwaar-
digheid in art 885 B. W. uitgedrukt, moeten opnemen.
VI.
Hij die venia aetatis verkregen heeft, kan uitvoerder van
uiterste wilsbeschikkingen worden.
VII.
Het loon door den vader hij uitersten wil toegekend aan
den daarbij benoemden voogd, is geen legaat.
VIII.
Te regt beweert Mr. G. Belinfante dat de Wet houdende
Algemeene Bepalingen der Wetgeving van het Koningrijk, een
uitsluitend burgerregtelijk karakter draagt.
IX.
Het is wenschelijk dat art. 1197 B. W. afgeschaft worde.
X.
Het akkoord krijgt door de homologatie de kracht van een
vonnis.
XI.
Het is wenschelijk dat art. 274 W. v. K. afgeschaft worde.
XII.
De vervallenverklaring van de instantie kan bij eene akte
van procureur tot procureur geëischt worden.
XIII.
Het tractaat van 15 Julij 1840 tusschen Groot-Brittannie,
Rusland, Pruissen en Oostenrijk dat Frankrijk uitsloot, was een
gevolg van dubbelzinnige politiek van het Cabinet der Tuileriën
in de Turksch-Egyptische quaestie.
XIV.
Het is wenschelijk dat de regtstoestand in Turkye uit de
vroegere Capitulatien ontstaan, plaats make voor eene regter-
lijke inrigting uit gemengde regtbanken, met Europesche
meerderheid gevormd.
XV.
Zoodanige inrigting zoude met de bepaling van art. 150
Gwt. zeer wel vereenigbaar zijn.
XVI.
Het is wenschelijk dat de wet van 24 Julij 1857 Sd. No. 87
tot regeling der Jagt en Visscherij herzien worde.
XVII.
In strijd met de gezonde beginselen van Strafregt, is tot
veroordeeling volgens art. 295 C. P. de animus nocendi voldoende.
XVIII.
Art. 160 Sv. behoorde ook op correctionele zaken toepasselijk
te zijn.
XIX.
Het système egalitaire van Louis Blanc bij productieve asso-
ciatien is af te keuren.
XX.
Verzekering door bijzondere Maatschappijen is te verkiezen
boven eene algemeene verpligte verzekering door den Staat.
XXI.
Eene belasting op de bezittingen is te verkiezen boven eene
belasting op de inkomsten.
XXII.
Voorschotbanken zijn aan te bevelen.