-ocr page 1-

OVER DE BEHANDELING

VAN

AMAUROSES EN AMBLYOPIEËN

MET

STRYCHNINE.

yAlKADEMISCH ^O EFSCHI^I FT

ter verkrijging van den graad

VAK

DOCTOR IN DE GENEESKUNDE

AAN DE

m©©©a§(sai)®iL m immimra,

NA MACHTIGING VAN DEN KECTOB, MAGNIFICUS

DR. J. I. DOEDES,

Gewoon Eoogleeraar in de faculteit iler Godgeleerdheid.

MET TOESTEMMING VAN DKN AKADEMISCHEN SENAAT EN VOLGENS BESLUIT
DER GENEESKUNDIGE FACULTEIT,

op Vrijdag, 12 December 1873, ten 6 ure,

te verdedigen
DOOK

STEPHAN PIETER VAN WEEZEL,

ARTS EN OUD-OMICIEK VAN GEZONDHEID,

geboren te Maasbommel.

AMSTERDAM,
SCHELTEMA & HOLKEMA.
1873.

-ocr page 2-
-ocr page 3-

aan

MIJNEN VADER

EN

MIJNE OVERIGE VRIENDEN

OPGEDRAGEN.

-ocr page 4-

-

-ocr page 5-

Men is gewoon onder de benamingen Ambly-
opie en Amaurose die oogziekten samen te vatten,
waarbij het gezichtsvermogen aanmerkelijk afge-
nomen of geheel verloren is gegaan, zonder dat
het oogspiegelonderzoek omtrent de ziekte-oorzaak
voldoende ophelderingen geeft en zonder dat de
correctie van bestaande refractie-anomaliën vol-
komen V. oplevert. Wanneer men de oorzaken in
het centrale zenuwstelsel meende te kunnen ont-
dekken, noemde men die ziekten war e amaurosen,
m tegenstelling der valsche, waarvoor men als-
nog geen oorzaken kan opgeven.

De verschijnselen waaronder amblyopie zich voor
doet, kannen wij in subjectieve en objectieve ver-
deelen. Van de subjectieve is het voornaamste, dat
a^ijd aanwezig is, de verminderde visus.

-ocr page 6-

Deze algemeene vermindering van het gezichts-
vermogen gaat al dan niet met gezichtsveld-be-
perking gepaard. Tot de objectieve kunnen wij
brengen voor de ware amblyopieën, alle min of
meer belangrijke veranderingen aan de papilla
nervi optici, welke nu eens bestaan in hyperaemie,
dan weder in ontsteking of atrophie. Meestal levert
evenwel het oogspiegelonderzoek een negatief resul-
taat op. Wel is waar worden ook hier dikwerf
hyperaemische toestanden van de gezichtszenuw
aangegeven, maar wanneer men de enkele geval-
len van unilaterale amblyopie uitzondert, waarbij
de vergelijking met het gezonde oog eene juiste
beoordeeling van de vaatvulling in het zieke oog
mogelijk maakt, dan zijn in den regel de hier be-
doelde verschijnselen zoo weinig sprekend, dat hare
rangschikking onder de pathologische afwijkingen
tegenover de groote individueele verschillen, welke
binnen de grenzen van het normale vallen, ons
niet gerechtvaardigd voorkomt. Als oorzaken voor
de ware amblyopie noemen wij: gezwellen, apo-
plektische haarden of aneurysmata in de groote
hersenen, wanneer zij namelijk zoo gelegen zijn,
dat zij direct of indirect op de oogzenuw of hare
eindvezelen kunnen drukken. Ook stoornissen in

-ocr page 7-

de lymphcirculatie en de banen waarlangs die
plaatsvindt (Schwalbe) en welke direct of indi-
rect van intereranieele oorzaken afhankelijk kunnen
zijn, geven dikwijls tot voedingsstoornissen van
den nervus opticus aanleiding. Verlammingen van
het ruggemerg gaan niet zelden met toenemen-
de vermindering van het gezichtsvermogen ge-
paard.

De valsche amblyopieën kan men verdeelen in
die welke ontstaan:

1°. na bloedverlies;

2°. gedurende cle zwangerschap en het zoogen;

3°. ten gevolge van beleedigingen in de supra-
orbitaal streek;

4°. na uitwendige beleedigingen ;

5°. gedurende het verloop van of na verschil-
lende acute ziekten;

6°. ten gevolge van suppuratie in het antrum
Highmori;

7°. als complicatie van diabetes;

8°. door het misbruik van tabak;

9°. door het misbruik van alcoholica;

10\\ ten gevolge van loodyergiftiging;

11°. na het gebruik van groote giften chinine;

12°. na onderdrukt voetzweet;

-ocr page 8-

13°. door te weinig oefening. De amblyopia ex
anopsia.

Deze laatste wordt evenwel door Schweiger \')
ontkend. Schön 2) daarentegen neemt die weder
aan. Hij zegt daaromtreut: Schweiger sieht die
Amblyopien der Schielenden als vor dem Stra-
bismus existirend an, als Ursache des letzteren.
Gegen diese Ansicht spricht zunächst dass stärkere
Amblyopien ohne Befund, ohne gleichzeitiges oder
früheres Schielen, zu den grossen Seltenheiten ge-
hört, das hochgradige einseitige Amblyopie auch
schon im Kindesalter in der Regel zu passiver D i-
vergens führt; ferner das Verhalten der Farben
und der excentrischen Sehschärfe, endlich die deut-
liche Besserung des Sehvermögens in denjenigen
Fällen, in welchen noch mit der Macula präcis
fixirt und sorgfältig geübt wird. Die Amblyopie
der Schielenden ist nicht Anderes alseine relative
functionelle Lähmung, bedingt durch den Mangel
adäquater Uebung. Das die Vorzuge und Besonder-
heiten, die einzelne Netzhautpartien besitzen, grös-
t.entheils erworben und angelernt sind, dafür spre-
chen auch die Untersuchungen Man d elstamm1 s,

1) Handbuch der Specielleu Augenheilkunde. 1871.

2) Klinische Monateblätter für Augenheilkunde. 1873.

-ocr page 9-

nach welchen die Identität der Netzhäute am we-
nigsten in den Partien ausgeprägt ist, die selten
zu binoculärend Sehen benutzwerden, nämlich in
den unteren Netzhautgegenden. Schliesslich kan
man noch auf die Fälle van Strabismus hinweisen,
in welchen sich ein anderer Punkt als identisch
mit der Macula des anderen Auges constituirt hat.
So wie dieser Punkt durch den Gebrauch gewon-
nen hat, muss auch die Macula durch Nichtge-
brauch verlieren können.

Wat de behandeling der amblyopie betreft, deze
behoort natuurlijk in de eerste plaats tegen de
oorzaken gericht te zijn, die aan die aandoening
ten gronde liggen. Waar die oorzaken in het duis-
ter liggen — zooals maar al te dikwijls het geval
is — heeft men de keus tusschen een aantal mid-
delen en methoden van behandeling, wier veelheid
reeds geen gunstig getuigenis aflegt voor hare
bruikbaarheid. Kan men in het algemeen beweren,
dat naarmate onze kennis der ziekteprocessen vol-
lediger is, de daartegen te richten therapie een
eenvoudiger karakter aanneemt —- in vollen nadruk
geldt dit van de aandoeningen waarvan hier sprake
is. Al ligt, dank zij de ontdekking van den oog-
spiegel en het licht dat dit werktuig over velerlei

-ocr page 10-

ziekten van het inwendig oog heeft verspreid, al
ligt, zeg ik, de tijd ook achter ons waarop de
geestige parafrase van een der oudere
Ophthalmo-
logen ; // Amblyopie ist eine Krankheit, bei welcher
der Kranke nichts sieht und der Arzt auch nichts,//
van treffende juistheid was, toch moet worden
erkend dat onze kennis der amblyopische aandoe-
ningen nog eene hoogst onvolledige is.

Het ligt buiten mijne bedoeling om hier uit-
voerig de behandeling van amblyopie te bespre-
ken. Ik wensch alleen op de hoofdmiddelen te
wijzen waaruit de geneesheer zijne keuze in dezen
te doen heeft. Zorgvuldige overweging van de bij-
zonderheden, welke elk geval oplevert, en van de
individualiteit van den lijder is daarbij dringend
noodig en volkomen juist is met het oog daarop
wat Carron de Villards zegt: C\'est, dans le trai-
tement de 1\'amaurose qu\'il est nécssaire que le
médecin fasse jouer tous les ressorts de son génie
pour guérir une maladie, dont les causes sont si
variées, l\'existence si opiniâtre et le traitement
si incertain 1).

Bovenaan staan de bloeclonttrekkingen in de

-ocr page 11-

slaapstreek, met den kunstmatigen bloedzuiger van
Harders of van Heurteloup, wier nut — ondanks
de verklaring van Hyrtl: Blutentziehungenin der
Schlafe sind ein Absurdum — in vele gevallen
boven allen twijfel verheven is, en waarmede, zoo
daartegen geen bepaalde contra-indicaties bestaan,
de behandeling van elke amblyopie behoort te wor-
den ingeleid. Verder baden, vooral Russische, diu-
retica, purgantia, rust, abstinentia, beschutting tegen
licht enz. In vele gevallen brengt de hier geschetste
therapie genezing aan, in tal van andere gaat de
aandoening echter onverbiddelijk voort, of blijft zij
maanden en jaren volkomen stationnair. Onder deze
omstandigheden is de consciencieuse medicus ver-
plicht elk nieuw middel dat van competente zijde
wordt aanbevolen ernstig te onderzoeken. Als zoo-
danig verdient de strychnine al onze \'aandacht.

Het is meer bepaald omtrent het gebruik van
dit middel dat wij in de volgende bladen enkele
mededeelingen wenschten te doen. Wel is waar
is de toepassing van dit middel tegen amblyopieën
niet zoo heel nieuw, maar eerst in den laatsten tijd
werden dienaangaande wetenschappelijke onder-
zoekingen gedaan, die tot ernstige overweging
nopen, terwijl vroegere mededeelingen meer het

-ocr page 12-

karakter van curiosa dragen en daardoor ook
weinig indruk hebben gemaakt. Men heeft te
minder reden om aan de vroegere mededeelingen
veel gewicht te hechten, omdat zij grootendeels
werden gedaan in den tijd toen het ophthalmos-
kopisch onderzoek nog niet was ingevoerd, en men
dus met recht kan betwijfelen of de toen gemaakte
diagnosen goed waren.

In 1818 werd de strychnine ontdekt door Pel-
letier en Caventou en sints clien tijd vinden
wij het bij herhaling tegen amblyopie en amaurose
aangewend om ook telkens weder voor eenigen tijd in
vergetelheid te geraken. Volgens Dr. Rognetta 4) zijn
de eerste proeven daarmede in 1825 genomen, maar
werden eerst in 1830 goed waargenomen gevallen
medegedeeld. De eersten die ons omtrent de be-
handeling van amblyopie met strychnine iets me-
dedeelden waren Liston, Guthrie enMidd-
lemore in 1830 en 1831. Gaan wij nu de ver-
schillende mededeelingen na, die sints dien tijd
zijn bekend geworden, dan vinden wij:

In 1832 mededeelingen van Shortt 2) en v o n

-ocr page 13-

Amnion De eerste met gevolg, de tweede
met weinig of geen gevolg; beiden gaven het en-
clerniatisch.

In 1834 deelen Hugh Neill 1), die het in-
en uitwendig toediende, in vele gevallen evenwel
zonder gevolg, v. Stoeber
3) en Rosas 4) die het
endermatiscn (% gr.) gaf, hunne waarnemingen
mede.

In 1835 M i q u e 1 2) en B e n a 11 a, die strych-
nine met ung. de garou verbonden en op de, door
een vesicans van de opperhuid ontdane slaapstreek
aanwendden.

D r. H e n d e r s o n 6) bespreekt in hetzelfde
jaar zijne wijze van aanwending en wel in col-
lyrium

acet. strychnin. grij

solve in
acid. sulph. dil,
aq. destill. aa uncij
s. oogdroppels.

2 o) Bull. gén. de thér. Tom IX.

-ocr page 14-

zijne verkregene resultaten hadden niets te betee-
ken en, zegt hij.

In 1836 wendde Ahrensen 4) het uitsluitend
endermatisch aan en hij even als B a r t e 1 s ver-
kregen weinig meer dan negatieve resultaten.

In 1837 stelde Heiberg 2) endermatische strych-
nine behandeling in met weinig of geen gevolg. Dr.
Ryan
3) gaf het inwendig en als collyrium ; S i-
c h e
1 4) en frictions ou par la méthode endermique.

In 1838 Petrequin 5), die evenwel veie andere
middelen vóór en na de strychnine ter bestrijding
van de amblyopie bij dezelfde patienten gebruikte,
zoodat hier geen sprake van zuivere strychnine be-
handeling zijn kan. Burdach 6) verkreeg een
gunstig resultaat bij een kind met amaurose, waarbij
hij 1 gr. strychnine endermatisch in de slaapstreek
aanwendde. Maunoir ?) eene A. rheumatica met:
extr. arnicae drj;
strychn. sulph. gr. xij
syr. simpl. q. s.

-ocr page 15-

ut f. pil. N°. 144.

S. s morg. en s\'av. I tot 5 pillen
na twee maanden verdween de amaurose.

In 1840 gaf Tyrrel 1) de strychnine tegen
asthenische amaurose bij gebrekkige toevoer van
rood bloed. Cunier 2) spreekt van 67 met strych-
nine behandelde gevallen.

In 1841 droppelde üüsterberg 3) vier tot
vijfmaal daags, drie maanden lang in met een
collyrium bestaande uit:

Strychnin. nitric. grj.
spir. vin. rectificatiss. unc (3.
bij amaurose ten gevolge van trauma, welke vroe-
ger zonder gevolg behandeld was. Von Wai-
th er 4) gaf tweemaal daags 1/6 grein endermatisch.

In 1843 deden Verlegh 5) en van Breda
inentingen met strychnine tegen amaurose met af-
wisselend gevolg. Chelius6) zegt: Ich kann aus
eigener Erfahrung der Meinung mancher Augen-
ärtze aber die günstige Wirkung der Strychnine

-ocr page 16-

nicht beistimmen, so haüfig ich es auch innerlich
und endermatisch angewandt habe.. Hij begon
met V4 grein endermatisch en steeg later tot 1/2
grein. Himly 1) gaf het bij amaurose door ver-
lamming van de retina.

In 1844 zou Wimmer 2) een gunstig resul-
taat verkregen hebben van de endermatische be-
handeling van amaurose met strychnine.

In 1840 zegt Andreae 3) dat hij het nuttige
van strychine niet geheel ontkennen kan bij torpide
amaurose, zuivere zenuwparalyse.

Tn 1847 beveelt Lafargue 4) inenting van
strychnine aan tegen amaurose. Dr. G i r a u 1 t
d\'Ozain gaf collyria met strychnine,

In 1857 roemt Tan quer el het nut van stry-
chnine bij amaurose door loodvergiftiging, hetgeen
evenwel door Romberg
5) niet bevestigd kon
worden. Mackenzie 6) betwijfelt de gunstige
werking van strychnine bij amaurose.

-ocr page 17-

In 1861 wendde Charles Schuier l) in
een geval van amaurose de strychnine aan, maar
kreeg de hevigste verschijnselen van vergiftiging.

In 1863 zegt von Graefe 2) geene noemens-
waardige resultaten verkregen te hebben van de
aanwending van strychnine.

F r é m i n e a n 3) beschrijft een geval van spoe-
dige genezing eener eenzijdige amaurose na typhus
door hypodermatische inspuiting van strychnine.

In 1864 zegt O. Saemann met gunstig
gevolg strychnine hypodermatisch tegen amaurose
te hebben aangewend.

In 1865 meldt Hoering 5) een geval van
geringe amblyopie. door strychnine-injectie genezen.

In 1866 bericht Richter 6) een in zes weken
genezen geval van amaurose bij een paard, dat
vier maanden tengevolge eener subacute hersen-
onsteking geheel blind geweest was.

In 1867 spreekt Eulenberg 7) over de hy-

-ocr page 18-

podermatische inspuitingen van strychnine tegen
amaurose, maar hecht gesn geloof aan de gunstige
werking. Gardner 1) wil door strychnine in ver-
binding met opium hemeralopie genezen hebben.
Joao de Lacerda 2) gaf strychnine inwendig.

In 1868 deelt Talko 3) twee met gunstig ge-
volg behandelde gevallen van amaurose mede door
strychnine-inspuitingen.

In 1869 wendde Förster 4) de strychnine
endermatisch aan bij een man, die na epilepsie,
door bromet. kalic. genezen, totale amaurose kreeg,
met gunstig gevolg.

In den laatsten tijd heeft Nagel 5) weder de
aandacht der
Ophthalmologen gevestigd op de be-
handeling van amaurose en amblyopie door strych-
nine; na hem schreven Woinow
6), Cohn 7),
A. Bergli 1) en meer anderen er over. We

1  Archif, f. Ophthalmolog.

-ocr page 19-

laten hieronder een kort overzicht volgen van de
opgegevene gevallen van enkele schrijvers.

Nagel beschrijft een en twintig gevallen, zij zijn:

V. vóór de
kuur.

V. na de
kuur.

1. Onvolkomen amaurose met
gezichtsveldbeperking...........

2. Amaurose na mazelen op beide
oogen.........................

3. Plotselinge blindheid op beide
oogen zonder bekende oorzaak. ..

4. Rechts amaurose, links am-
blyopic .......................

5. Rechts amaurose door neurit,
optic., links mydriasis met accom-
modatie parese benevens cerebraal-
verschijnselen..................

6. Accommodatieve asthenopie en
ciliair hyperaesthesie met geringe
amblyopie.....................

7. Traumatische amblyopie met
excentrische scotoma bij atrophi-
sche degeneratie van nerv. optie.

I?

15

I5

\'15

Jaeger I lezen
met beide oogen

10

200
15
12

R.O.gz.gl.

L. O. ~ met

10

-4

-ocr page 20-

V. na de
kuur.

V. vóór de
kuur.

en omschreven netvliesontaarding
met pigmentafzetting in een oog;
eene vele jaren bestaan hebbende
amblyopie in hoogen graad op het

HL
100

R-0\'Io

R.O.
L.O.

15
50

L. O.

1000

andere oog.

8. Eene sinds jaren bestaande
amblyopie op het rechter oog. ..

9. Hypermetropic met astheno-
pie en congestieve amblyopie; am-
blyopia amaurotica ex anopsia...

10. Strabismus convergens mono-
lateral. hypermetr. Geringe am-
blyopie van het scheele oog.....

11. Myopie met amblyopie en
asthenopie....................

12. Amaurose van L. O. en am-
blyopie met concentrische gezichts-
veldbeperking van het R. O.....

13. Amaurose door verwonding.

14. Amblyopia a.o. met sterke con-
centrische gezichtsveldbeperking..

II
200

R.O.

L. O. -

30

21
15

L.O.J
R.O. 1
\' 1

leest
2 nabij.

i5
30

L.O.

1000

R.O. *

4

0

leest
3% nabij.

21
20

15

20
200

E.O. 70
L. O. 1

-ocr page 21-

V. vóór de

V. na de

kuur.

kuur.

15. Progressieve amaurose met

atrophische degeneratie van de ge-

n°. 19 Jaeger

ii". 12 Jaeger

zichtszenuw...................

met moeite.

met moeite.

16. Progressieve amaurose op

R.O.g met

R. 0. 0

beide oogen met atrophie van nerv.

i

5

optie.........................

L. 0. ,~nmet

L.O. een oruik

100

haar gedeelte van

V. gered.

17. Amaurose met belangrijke

R. 0. licht per-

It. 0. leest

ceptie.

Jaeger n°. 20.

atrophie van nerv. optie........

L. 0. vingers op
3 duim.

L. 0. leest
Jaeger n°. 16.

18. Progressieve amaurose op beide

R 0- s

R.O. -

15

oogen ........................

L. 0. ^

40

T 0 -

20

19. Embolie der art. centralis

retinae van het rechter oog.....

licht perceptie?

20
20

20. Amaurose van R. 0. na pro-

fuse menstruaalbloeding........

0

1
10

21. Haemorrhagieën in de retina

— 9
200 "

met opvolgende blindheid van R. 0.

1

4

Cohn geeft 50 gevallen op van amblyopie,
welke hij met onderhuidsche inspuitingen van strych-
nine in de slaapstreek (2m. gr. pro dosi) behan-
deld heeft. De V. werd verbeterd:
^an 16 gevallen van hypermetropie met amblyopie.

" 7 » n myopie // //

-ocr page 22-

Van 4 gevallen van emmetropic met amblyopie. . 3

// 2 // // amblyopia potatorum..........0

// 2 // ex onania............................0

// 1 geval // traumate........................0

// 1 // van anaemia nervi optici............1

// .2 gevallen met atrophia n. o. incipiens. ... 1

n 2 // // // // c.chorioïd. dissemin. 0

// 2 // « n // ex typho . . . 0
// 1 geval n // " c. neuritide. . . 0
* 4 gevallen // // » e. causa cerebral. 0
\'/ 1 geval // // // e. causa tabetica. 0
\'/ 3 gevallen » chorio-retinitis traumatica. ... 0
// 1 geval // glaucoma subacut. (post iridect). 0

// 1 « // neuritis optici.......... 1

In de 32 eerste gevallen vertoonde de nervus
opticus met den oogspiegel niet de minste veran-
dering, en werd bij 22 van deze gevallen de V.
verbeterd. In de 18 laatste gevallen waren zicht-
bare anatomische veranderingen aan nerv. optie,
aanwezig en bij deze had slechts bij 5 eene ver-
betering van V. plaats. Het meeste gevolg van
de inspuitingen zag Cohn bij amblyopie met hy-
permetropic. Hierbij bestonden evenwel twee soor-
ten van verbetering; in tien gevallen
namelijk
werd V. voor de verte verbeterd, in 4 gevallen

-ocr page 23-

bleef Y. als voor de kuur, maar konden kleinere let-
ters in de nabijheid gelezen worden. De strychnine
behandeling van amblyopie met hypermetropie
liet C o h n altijd gepaard gaan met oefening met
convexe glazen, hetwelk hij zeer roemt.

Dr. Woinow in Moskau zegt 76 gevallen met
strychine behandeld te hebben en wel in 57 daar-
van met volkomen gevolg. Hij geeft alle 2—4 dagen
750 gr. hypodermatisch en wanneer geene andere
behandeling voor den algemeenen toestand noodig is,
dagelijks inwendig V1S gr- extr- nucis vomicae in
pillenvorm.

gevallen door hem nader beschreven zijn :

1. Amblyopie met sporen van vroe-
gere neuritis optici.............

2. Amblyopie met paralysis abduc.
Ataxie locomotrice progressive.

3. Amblyopia post partum......

4. Amblyopie na bovenmatig ge-
bruik van tabak en spirituosa. . .
(alleen met bovengenoemde pillen).

5. Amblyopie met gezichtsveldbe-
perking na apoplexie...........

V. vóór de

V. lia de

kuur.

kuur.

1

1

10

1

1

5

2

20

7

20

2

1

7

2

1

7

-ocr page 24-

6. Een patiënt bemerkte dat zijn gezichtsveld
op beide oogen naar buiten beperkt was, waarvoor
hem op R. O. eene iridectomie naar boven ge-
maakt werd, evenwel zoo slecht dat er verwon-
ding van de lenskapsel bij plaats had. Toen patiënt
zich aan Woinow vertoonde had hij op het rechter
oog cataracta e causa traumatica; in de voorste oog-
kamer kleine stukjes lens; onregelmatig genezen
operatiewond, tensie normaal; sphincter-hoeken
niet op hun plaats; licht-perceptie ongestoord,
naar binnen links werd het kaarslicht slechter ge-
zien. Het linker oog was van buiten volkomen
normaal. M --— l/6. Tensie niet vermeerderd. S = 10/70.
Gezichtsveldbeperking naar binnen. Er bestond
strabismus convergens. Papilla nerv. optie, en net-
vlies tamelijk normaal; een onbeduidend staphy-
loma posticum; geen glaucomateuse excavatie.
Behalve volkomene blindheid voor rood licht (dal-
tonismus) was er ook nog relatieve, maar belang-
rijk ontwikkelde groenblindheid. Na stychnine be-
handeling verbeterde Y. tot V3 en de groenblind-
heid verdween. Verder behandelde Woinow nog
gevallen van amblyopia ex anopsia, neuritis optici
syphilitica en haemeralopia idiopathica en wel de
ineesten met gunstig gevolg.

-ocr page 25-

A. Bergh heeft herhaalde malen amblyopieën
met onderhuidsche inspuitingen van strychnine
behandeld.

V. voor de
kuur.

V. na de
kuur.

R. O. —0

.0.

70

L. O. P

20

20

200

100

R.O.

20
200

»•O-S

L.O.

20

40

L.O-1

R.O.

20
100

R. O.

40

L. O.

20

L.O. ~

i r»r>

100

-ocr page 26-

V. voor de
kuur.

V. na de
kuur.

"•S

R. O. leest 40
op 9 duim.

L.O. f

50

R. O. leest IV—

L.O-S 11

50

leest met

leest le-

- - 3 niet.

rnet H- 4.

60

60

100

70

1

1

20

20

60
100

60
70

V. voor de
kuur.

V. na. de
kuur.

vermogen is sints twee jaar afne-
mende........................

R.o.f:

L-o. j:

R.O.S

Verder geeft Vale rins Peters *) in zijne dis-
sertatie nog eenige gevallen op, waarvan wij hier
ook een kort overzicht laten volgen:

TTeber die Wirkung des strychnin auf amblyopische und
gesunde Augen, Inaugural-Dissertation von Valerius Peters
1873.

-ocr page 27-

V. voor de
kuur

V. na de
kuur.

7. Flirnmerscotoma op rechter oog

8. Moeielijkheid bij het werken
in de nabijheid. Hypermetropie

op beide oogen................

9. Asthenopische verschijnselen
bij het werken iu de nabijheid.
Hvpermetropische bouw, ofschoon
convexeglazen verworpen worden.

40. Asthenopische verschijnselen

met hypermetropie.............

11. Strabismus divergens o. s. met

hypermetropie.................

12 Hypermetropia c. amblyopia,
et strabismus convergens o. s....
\'13. Verminderde V. metastigma-
tismus........................

14. Amblyopie met astigmatis-
mus R. O.....................

15. Strabismus divergens met hy-
permetropisch astigmatismus van

R. O...........

30

R. O. -

100

L. O.

200

R. O. —

30

L.O. —

50

20
20
20
100

R. O.
R.L.

leest li met
10.
R-o.S

L.O. leest XX met
groote moeite.

R. O. —

100

L.O. leest XXmet
groote moeite.

leest met groote
moeite III

met 1

■60
200

100
60
200

L. O.

30

60

-ocr page 28-

V. voor de
kuur

16. Amblyopie met hypermetro-
pic ~ -van linker oog.........

17. Myopie met amblyopie.....

18. Myopie met amblyopie......

19. Atrophia optici post retino-
chorioïditidem.................

20. Amblyopia potatorum......

21. Amblyopia e causa ignata ..

22. Amblyopia e causa ignata ..

23. Amblyopia e causa ignata..

leest met
JL
11

VI

R.O. 1

L.O. leest met
moeite X.

JUS
100

11. O. telt met
moeite vingers.
L.O. op 4 duim en-
kele letters van 50

R.O. leest Jaeger
10

L.O. leest Jaeger
14 met moeite.

R.O.
L.O.

100

R-O-i

L.O. 1

«-o-S

L. O.

Chisolm l) van Baltimore wendde de strych-
nine endermatisch aan (V16 gr. tweemaal daags) bij:
1°. Haemeralopie sinds 7 maanden, welke voor de
gewone behandeling niet wijken wilde en vol-
komen genas door subcutane injecties met
strychnine.

1) Annales d\'oculistique. \'1873.

-ocr page 29-

2°. Amaurose sinds 2 jaar met een tal van atro-
pliische plekken van de choriodea. Patiënt
heeft strychnine inwendig zonder gevolg ge-
bruikt; hij kan alleen licht van donker onder-
scheiden, en de schaduw van groote voorwer-
pen. Dagelijks werd eene inspuiting gemaakt
met telkens verbeterde V., zoodat bij den 4den
dag alleen naar huis kon gaan langs bevolkte
straten en n . 6 op een voet afstand kon lezen.

Wanneer wij nu bovengenoemde gevallen na-
gaan met betrekking tot de verbeterde V. na de
behandeling, dan vinden wij dat bij Nagel van
21 gevallen het beste resultaat verkregen werd
bij amaurose door verwonding, waarbij V. van
0 tot 1 verbeterd, werd, daarna dat van emboli
der art. centr. retinae, waarbij de V. van quanti-
tatieve lichtperceptie weder 30/20 werd, dan dat van
amaurose na mazelen, hierbij werd V. van 1/1000P op
15/i5 gebracht. Aan dit laatste geval hecht evenwel
Nagel zelf niet veel waarde, aangezien de V. vóór
de strychnine-behandeling reecis veel verbeterd
was. Van de overige gevallen kreeg hij het beste
resultaat dezer behandeling in die gevallen waarin
amblyopie zonder anatomische veranderingen be-
stond. Verbeteringen ais van V. 1. tot 15/13envan

-ocr page 30-

15/15 met -f- 1/s& 15/is zonder glas komen ons al
zeer onbeteekenend voor.

Van de vijftig door Cohn opgegeven gevallen,
kreeg hij in 8 gevallen eene verbetering van V.
tot 1. Zeven van deze kwamen voor bij amblyopie
met hypermetropie en een bi] anaemie van den
nervus opticus, waarbij vóór de kuur V—;50/100 was
en na de kuur V=l. Verder werd nog in 17
gevallen V. min of meer verbeterd, terwijl in 25
gevallen, dus in de helft der door hem genoemde,
V. volstrekt niet verbeterd werd.

De zes door Woinow beschreven gevallen
gaven bij vijf V. 1. na de behandeling, vóór deze
was V. V10,
Vb of 2/7, bii een geval werd V. van
V7 tot V3 verbeterd.

De resultaten van A. Bergh waren over het
geheel minder schoon; bij geen enkel geval werd
V—1. De verbetering, die verkregen werd, was
van s/200 tot 20/60 in een geval van amblyopie zon-
der zichtbare anatomische veranderingen. Ambly-
opie bij een potator werd niet verbeterd.

Van de nieuwe gevallen door Peters in zijne
dissertatie beschreven werd het beste resultaat
verkregen bij amblvopie met hypermetropie, of-
schoon ook hier de verbetering niet belangrijk

-ocr page 31-

was, verbeteringen toch als van 16/70 tot 16/60, van
G0/lno tot ö0/70, van 16/100 tot 1V70, enz. hebben wei-
nig te beteekenen. In vier gevallen verbeterde
V. volstrekt niet.

De behandeling van Chisolm leverde volgens
hem zeer schoone resultaten op. Eene verbetering,
welke alleen daarin bestond dat na de kuur hetzelfde
nummer op denzelfden afstand, doch thans zonder
positief glas gelezen werd, komt ons evenwel zeer
onbeduidend voor.

Hieronder laten wij die gevallen volgen, waarin
de strychnine door ons onderhuids werd aange-
wend. Onder de rubriek P. zijn de gevallen op-
genomen, die op de polykliniek van het Athe-
naeum illustre te Amsterdam zijn behandeld,
onder de rubriek P. P. de gevallen, die door Dr.
Gunning uit zijne private praktijk aan mij wel-
willend zijn afgestaan.

-ocr page 32-

PS

[V]

NUMMER

T? T?17T? A PTI\'TT

S

s
p

DER

EH
O

p

EH

xljcj r IVA LIIXJ.

DIAGNOSE.

<3

Hl

PH

a

NAMEN.

<2

O
!>

P.

P.P.

W
CJ

a

Ht

B.0.

L.0.

1

190jn

»

m.

43

E.

E.

Amblyopia.

M. G.

2

633jn

»

m.

42

40

Amblyopia.

J. H. V.

3

7B5/n

//

m.

48

E.

E.

Atroph. N. opt. incip.

J. 0.

4

»

vr.

41

E.

E.

Atroph. N. opt.

G. B.

5

1047/71

»

m.

42

E.

E.

A. potat. et fumig.

G. W. H.

6

1062jn

»

m.

23

E.

i

A. ex anopsia

G. J. P.

7

1064/71

»

vr.

40

E.

40

Atroph. N. opt.

S. V.

8

1325jn

»

m.

40

E.

E.

Atroph. N. opt. incip-

G. C. L.

9

1556jn

»

m.

42

E.

E.

A. potat. et fumig.

E. v. K.

10

1557jn

»

m.

52

E.

E.

A. fumigat.

C. L.

11

1623

»

m.

56

9

Ash.

Atroph. N. opt.

B. H. de H.

12

1696/71

»

m.

56

1

31/2

l

30

A. potat. Cat. incip.

L. W.

13

l89iy71

//

m.

57

E.

E.

Amblyopia.

H. H. H.

14

5/72

»

vr.

22

E.

E.

A. e causa latent.

R. S.

15

95/72

»

m.

16

E.P

E.?

A. c hypermetrop?

H. N.

16

224/72

»

m.

45

_ l

10

E.

A. e causa latent.

W. F. R.

17

1936/73

m.

49

E.

E.

A. fumigator.

L. M. A.

18

19

20

2340/72
273/73

Slß/73

»
»
»

XXI.
XXI.

vr.

12
40
8

E.
E.

20
E.

Aixiblyopia.
Chorioiditis cum
atroph, retin. incip.
A. ex anopsia.

J. I).
G. K.
A. W.

21

31ÏÏ73

//

1X1.

9

i

1

1 30

A. ex anopsia.

C. B. W.

22

465/73

))

m.

44

E.

E.

A. potator.?

J. H. v. d. W.

23

466/73

»

XXI.

36

E.

E.

A. potator.?

G. J. H.

-ocr page 33-

V*SÜS VOOR
1)11 KDüft.

VISDS NA
DE KUUR.

EIND-
RESUL-
TAAT.

aanmerkingen.

B.O.

L.O.

E.0.

L.O.

Onbekend .
Zwak posit.
Positief.. . .
Nesratief. . .

O

Negatief. ..
Positief.. . .
Negatief. . .
Onbekend.
Negatief. . .
Negatief. . .
Negatief. ..
Onbekend..
Negatief. . .
Positief? . .
Onbekend..
Negatief...
Negatief. . .
Negatief. ..
9

Negatief. . .
Negatief...
Negatief. . .
Positief.. . .

15
70
lp

70
10
70
0
10
200
5

soö

J.
00
lo
200
10
200
lp
200
J.
00
lo
200
10
io
lo

50
lp
20
lp

70
.18
200
10

I5

40
10
30
.10

200
J.
00

200
1

1

10
40
10
200
10
200
10
20
10
200
10
40
10
100
10
100
10
200
12
200
10

70
10

20
lo
200

200
10
70
10
100


40

30

O

10

200
_9_

200
J^

oo
?

10
200
H>
200
JL
00

9

10
40
16

70

9

10

70
12
200
10
8
9

m.f.

m.f.

i

9

10

200
10
200

20

9

10

40
10
50

9

10
200
12
200

70

9

10
200

200
10

70
10

100

400
1
lo

.10
lob
lo

80Ö

10
15 B
22
100
10
200

Na afloop der injecties weder op andere wijze be-
handeld. Vermoedelijk niet gebeterd.
Atrophie R. O. matig, L. Ö. gevorderd.

Sinds 8 jaar was V. afnemende.

Strab. diverg. paralyt. o. d. (ex tenotom. int.)
Voor 2 jaar wegens Neurit. optie. o. d. behandeld.
Verschijnselen van tabes dorsualis.

Vroeger potator, sïnts 20 jaar afschaffer. Rookt sterk.
Na een val op de rechter zijde, voor 5 weken.

Vroeger onder behandeling van Dr. Juda.
V. van tot JJ o.d, en van ^ tot ^ o.s. gestegen.
Telkens afwisselende V. bepalingen.

Strabismus convergens. o. s.

Atrophia nervi optici incipiens.

Vroeger onder het gebruik van Jod. Kalic. R. O. van
ïsó tot 8°gebeterd, L.O. steeds ^gebleven. Meningitis?

V. op L. O. na tenotomie van i tot J^- gestegen.

Macula corn. o. s. •— V. van R. O. onmiddelijk na
tenotomie van op A gestegen.

Stoornissen in \'t kleuren zien. Gezichtsveld normaal.

Gezichtsveld normaal. Ziet kleuren goed.

-ocr page 34-

PS
Cd

s
a

NUMMER
DER

6-1
a

O
^

i-ï
w
t-

REFRAC rit\'.

diagnose.

1

namen.

O
£
O

H?

O
>

P.

P.P.

Ol

w

O

PH
w
H

i-q

B.0.

L. 0.

24

533/73

m

48

e.

e.

Amblyopia.

J. v. H.

25

556/73

ni.

52

Ë.

e.

Atroph. N. opt.incip. P. v. d.

26

570l7S

m.

40

e.

e.

Amblyopia

L. v. H.

27

1254/73

»

m.

72

i

-L

A. c. hypermetr.

J. A. A.

28

1394/73

»

m.

55

E.

E.

A. fumigat.

B. H. S.

29

1461/73

»

m.

62

E.

E.

Glaucoma p. iridect.

J. H. E.

30

1967/73

»

m.

44

E.

E.

Atroph. N.opt. incip.

E. v. H.

31

II

830/70

m.

50

E.

E.

A. fumi gator.

C. de J.

32

//

417/71

m.

30

E.

E.

A. potator.

A.

33

//

456/71

m.

50

E.

E.

A. potator.

N.

34

35

//
II

Balƒ71
667/71

m.

m.

?

50

1
E.

1

4

E.

A. c. myopia.
A. e causa latent.

j. g. m.
A.

36

n

672/71

m.

25

E.

e.

A. cum excav. N. opt.

N.

37

n

393/72

m.

16

E.

E.

A. e causa latent.

A. W.

38

n

347/72

vr.

16

-1

1 36

i

A. post scailatin.

L.

39

n

696 ,73

m.

55

e.

E.

A. fumigator.

C.

40

n

806 ,72

m,

45

1

36

1

36

A. potat. et fumig.

B.

41

H

867/73

m.

50

1

e.

A. fumigator

B.

42

//

36/73

m.

8

36

ï8
e.

A. c. hypermetrop.

B.

43

//

116/73

m.

55

Paralysis accommod.

S.

44

45

//
H

119/73
124/73

m.
m.

25
45

Ast.
irreg.

E.

Ast.
irreg.

e.

A. c astig. irregul.
A. fumigator.

V.

c.

-ocr page 35-

VISOS NA
DE KUUR.

m.f.

R.O.

L.O.

10

10

20

20

10

10

ïoo mX

200

10

10 ,

70 m\'f\'

— m.f
70 •

10

50

70

10

li

100

100

10

10

1000

1000

10

10 .

— m.f.

— m.f.

100

100

12

12

70

30

12

5

200

200

10

10

200

200

10

6

20

200

12

12

70

40

1

12

CO

12

12

12

100

100

I2

12

70

15

12

12

200

40

12_

12

20

30

12

12

70

200

3

12

200

15

12

12

50

50

12

4

200

200

AANMERKINGEN.

VlSUS VOOR
ÜE KDUR.

EIND-
RESUL-
TAAT.

ft. O.

L.O.

10
20
10
200

70
1?
70
10
100
_10_
looo
10
200
12
40
5

200
10
200

20
10

ioöm-f-
io

70 *».f.
Xo
50
10
ioö

!«0o
10
200
l3
70
12
200
10
200

10
20

ïoo
12
lOO

00

is
ioö
12
iQo
Ï2
200
12
39
12
70
3
200
12
50
12
loo

Negatief. .
Negatief .
Negatief. .
Negatief..
Negatief..
Negatief. .
Positief...
Negatief..
Negatief. .
Negatief. .

Negatief. .
Positief.. .
Positief? .
Negatief..

Negatief.
Positief. .

Positief..
Positief..

Negatief.
Negatief.
Negatief.
Negatief.

200
12
60
1_2
100
12
12
12
100
I3

15 1
12

70
12
50

-i3
100
12
15
12
50

200

wegens ontstane erysipelas faciei
wegens ontstane erysipelas faciëi
wegens ontstane erysipelas faciëi niet

met

-ocr page 36-

In het geheel zijn door ons 45 gevallen behan-
handeld, waarbij in slechts 9 gevallen een positief
resultaat verkregen werd, de overige leverden een
negatief, of een dubieus positief resultaat. Opmerke-
lijk is het geval van glaucoma simpl. na vroeger be-
werkstelligde iridectomie, waarbij telkens V. na de
inspuiting was afgenomen en wel de eerste maal
10/1000 tot 71000 en de tweemaal van 10/1000 tot 4/iooo
den volgenden dag was V. telkens weder tot10/1000
teruggekeerd. In het gunstigste geval (n°. 3) was
zelfs de verkregene verbetering nog slechts gering
en wel R. O. van 10/70 tot 10/so, L.O. van 10/soo
tot 10/70 in. f. De beteekenis van dit geringe resul-
taat wordt nog verhoogd door het feit, dat de
meeste der door ons behandelde gevallen tot de
zoodanige behoorden, welke volgens Nagel en
andeien de gunstigste prognose voor de strychnine
behandeling toelaten. Wij hebben geen reden om
de opgaven der door ons genoemde schrijvers te
wantrouwen, evenmin als aan hunne goede diagnose
te twijfelen, maar waaraan dan dit verschil toe te
schrijven? De door ons gebezigde dosis strychnine
was in den beginne 1 m. gram, later constant 2 m.
gram pro dosi et pro die, welke laatste dosis ook door
Cohn gebezigd wordt. Nagel gebruikt gewoon-

-ocr page 37-

lijk iys tot 3 m. gram en Woinow 1 m. gram
alle 2—4 dagen met extr. nucis vomicae inwen-
dig. Het verschil in dosis kan dus niet als oorzaak
van het mindere resultaat worden aangemerkt.
Wat nu den tijd betreft, waarin de inspuitingen
zijn voortgezet, dat deze niet te kort was om
gunstige resultaten te mogen verwachten, blijkt
uit de overeenstemmende ervaring van alle on-
derzoekers, dat de invloed der strychnine, wan-
neer hij zich openbaart, reecis na de eerste inspui-
tingen, dikwerf reeds na weinige minuten, wordt
waargenomen. Wij behoeven daartoe slechts op
Nagel, en Woinow te wijzen.

Nagel zegt: Den günstigen Erfolg für das
Sehvermögen habe ich, wo ich ihn überhaubt ein-
treten sah, und wo ich die Zeit des Erfolges ge-
nauer controlliren konnte, beinahe allemal in der
ersten Stunde nach der Injection bemerkt, meist
schon die ersten Anfänge nach 10 oder 15 minuten.
Sehr selten kommt es vor und wie es scheint nur
bei individuell zu geringer Dosis, class erst nach
der zweiten oder dritten Injection der Erfolg her-
vortritt.

Woinow laat zich op de volgende wijze over

het aantal der inspuitingen met strychnine bij

8

-ocr page 38-

amblyopieën uit: In allen von mir beobachteten
Fällen, bemerkte ich, dass wenn Strychnin Nützen
schafft, dies stets sofort, zu Anfang der Behandlung
geschieht; namentlich sind die ersten zwei Einsprit-
zungen hinreichend, mit Bestimmtheit zu entschei-
den, ob Nützen von der genannten Behandlung zu
erhalten ist oder nicht. Leider hatte ich Gelegenheit
zu beobachten, zegt Woiiiow verder, dass einige
Aerzte sich viel zu lange auf Strychnin beschrän-
ken. Het aantal der door ons gemaakte inspui-
tingen bij elke patiënt was dus ook niet te weinig,
en ook hierin kan dus cle oorzaak van ons minder
resultaat niet gelegen zijn.

Ofschoon wij niet m staat zijn om van het ver-
schil in resultaten van ons en van de genoemde
onderzoekers bij de behandeling met strychnine
gekregen, rekenschap te geven, meenen wij toch
met een enkel woord de richting te moeten aan-
wijzen, waarin eene verklaring daarvan moet wor-
den gezocht. Vooreerst staat rnen bi] de bepaling
der V. aan zekere bronnen van dwaling bloot,
wier invloed moeielijk in rekening kan gebracht
worden, maar die (wij konden ons in enkele geval-
len met zekerheid daarvan overtuigen) tot vrij
aanmerkelijke verschillen in cle eindresultaten on-

-ocr page 39-

zer bepalingen kunnen aanleiding geven. Als zoo-
danig noemen wij:

A. Den invloed van de intensiteit van verlich-
ting.

Het is bekend dat, binnen zekere grenzen, de
V. bij verminderde verlichting afneemt. Nu ken-
nen wij de wet niet volgens welke die invloed zich
bij normale oogen doet gelden, en ook al keilden
wij die, dan zou het nog zeer de vraag zijn of
zij ook op amblyopische oogen van toepassing is.

Dat er in dezen werkelijk een verschil tusschen
normale en amblyopische oogen bestaat, wordt
waarschijnlijk door het feit, dat bij een groot
aantal amblyopen (met name, tengevolge van ta-
bak- en alcoholmisbruik) eene verhoogde gevoelig-
heid voor licht bestaat, welke zelden tot ware
lichtschuwheid stijgt, maar ontwijfelbaar tot ver-
betering der gezichtsscherpte leidt onder omstan-
digheden, die bij normale oogen het tegenoverge-
stelde resultaat geven. Niet alleen verklaren der-
gelijke lijders s\'avonds betrekkelijk veel beter te
zien dan over dag, maar wij hebben ons enkele
malen met zekerheid kunnen overtuigen, dat het
temperen van het licht door lichtblauwe glazen,
hier feitelijk de gezichtsscherpte, zij het dan ook

-ocr page 40-

weinig verhoogt. — De intensiteit van verlichting-
moet dus zeker bij de waardeering der verkregene
gezichtsscherpte worden in rekening gebracht, het-
geen bij gemis van een bruikbaren photometer voor
daglicht niet mogelijk is en daarom ook wordt
nagelaten. Wellicht ware het, met het oog op dit
bezwaar, goed om de bepalingen bij kunstlicht te
doen, dat met genoegzame nauwkeurigheid in con-
stante en onderling vergelijkbare intensiteit kan
worden verkregen.

Om bij de bepalingen van V. bij daglicht zoo-
veel mogelijk tegen dwaling gevrijwaard te zijn,
komt ons de raad van Schweiger en Mauth-
ner niet ongepast voor. Wanneer men, zegt
Mauthner l), bij eene sombere lucht bang is,
dat deze invloed op de bepaling van V. zal uit-
oefenen, dan moet men eerst zijne eigene V. op-
nemen, om te constateeren hoeveel deze minder
is clan bij eene goede verlichting; is deze niet
vermindeid, dan heeft de verminderde lichtsterkte
geen invloed op V. Vindt men daarentegen dat
zijne eigene V. eene bepaalde hoeveelheid is af-

-ocr page 41-

genomen, dan moet men dit bij het bepalen van
Y. der patiënten in aanmerking nemen. Kan men
b. v. bij eene goede verlichting n°. 20 Snellen
op 20 voet duidelijk onderkennen, en bij eene
sombere lucht slechts op 15 voet, dan behoeft
men zijne patiënten slechts op een afstand van
15 voet van de letterproeven te plaatsen, en de-
zen dan als van 20 voet te berekenen; met an-
dere woorden men neme in een dergelijk geval
slechts s/4 van den afstand, dien men bij eene
goede verlichting noodig heeft. Ook de wijdte
der pupil is gedeeltelijk van de lichtsterkte af-
hankelijk.

B. De adoptatie van het oog- voor de verschil-
lende graden van verlichting.

Dat eene spoedige overgang van licht in duis-
ter of omgekeerd een grooten invloed op de ge-
zichtsscherpte uitoefent is algemeen bekend, het
oog behoeft eenigen tijd om zich te accommodee-
ren, voordat wij eene vergelijking kunnen ma-
ken tusschen de laatst verkregene V. en die welke
men bij eene vroegere opname verkregen had.
Ook de wetten van adoptatie zijn niet bekend.
Hij de adoptatie komen in aanmerking:

1°. het verschil tusschen eene gegevene licht-

-ocr page 42-

intensiteit waarin patiënt zich bevindt en die
waarvoor hij adopteeren moet.

2°. de tijd die daartoe gebruikt wordt.

C. De mindere of meerdere gestrengheid waar-
mede de bepaling van V. geschiedt.

De een toch houdt een gegeven no. der letter-
proeven reeds voor gezien, wanneer een enkele
letter ontcijferd wrorclt, terwijl een ander niet te-
vreden is, voordat alle letters van dat no. gelezen
zijn. Men blijft zichzelf daarbij niet altijd gelijk.
Door ambtyopen wordt dikwijls nog een bepaald
no. goed gelezen op het eerste gezicht, terwijl bij
verdere inspanning zelfs hoogere nummers niet
meer kunnen onderscheiden worden (vermoeidheid
der retina), vandaar dat ook de duur van het
onderzoek in rekening moet gebracht worden In
druk bezochte klinieken worden de letters zoo
dikwijls opgenoemd, dat iemand, die herhaald ten
onderzoek komt, ze half of geheel van buiten kent
en dan de letters opnoemt zonder ze goed te heb-
ben onderscheiden. Het ware daarom wellicht
wenschelijk clat vooral op druk bezochte klinieken,
cle letterkast gebruikt werd ter bepaling van V.,
men kan daardoor in een oogenblik meer van
letters veranderen, waardoor de patiënten ze niet

-ocr page 43-

zoo gemakkelijk van buiten leeren. De letterkast
moet dan evenwel zoo zijn ingericht, als door
Fles en mij primitief is aangegeven, dat is met
zwart geschilderde doffe letters op een wit dof
fond, en niet zooals die thans uit den Haag aan
de verschillende garnizoenen wordt verstrekt met
opgeplakte papieren letters, deze laatste kan nooit
zoo nauwkeurig zijn; het goede is ook hier weder
aan het geldelijke opgeofferd. Zeker evenwel is
het dat men dikwijls in het verloop van eene zit-
ting drie a vier bepalingen van V. krijgt, wier
onderling verschil zeer groot is. Ook de intellec-
tueele ontwikkeling van de patiënten mag bij de
bepaling van V. niet buiten rekening gelaten
worden.

Ofschoon het nu a priori waarschijnlijk is, dat
het in rekening brengen der opgenoemde momen-
ten tot verschillen in de bepaling van V. moet
aanleiding geven, gelooven wij echter niet dat
deze zoo groot kunnen zijn om daaruit het ver-
schil in uitkomsten te kunnen verklaren. Zooveel
is echter zeker dat wij ons, op grond onzer er-
varing, niet onder de vereerders der strychnine
behandeling bij amblyopie kunnen scharen: de
resultaten door ons toch verkregen waren zoo ge-

-ocr page 44-

ring, dat ons weinig illusie omtrent genoemde
behandeling meer is overgebleven,

In het historisch gedeelte hebben wij gezien,
dat sinds een tal van jaren deze behandeling met
strychnine nu en dan werd aanbevolen; waarom,
vragen wij, was eene nieuwe aanbeveling telkens
noodig, wanneer cle verkregene resultaten dier
behandeling werkelijk zoo schitterend waren ge-
weest, als door Nagel, Cohn, Woinow en an-
deren worden aangegeven. Alleen clan vinden wij
eene strychnine-behandeling gerechtvaardigd, wan-
neer al de andere wijzen van behandelen zonder
gevolg zijn gebleven, of wanneer men eene ge-
combineerde behandeling wil instellen; in het
laatste geval blijft het dan evenwel nog altijd een
raadsel, "aan welk gedeelte der ingestelde behan-
deling het soms gunstig verkregen resultaat moet
worden toegeschreven. In alle gevallen, zegt Cohn,
waarin men door het oogspiegel-onderzoek geen
oorzaak voor de bestaande amblyopie vinden kan,
is het bepaald aangewezen om de strychnine-in-
jecties te beproeven, daar cle prognose, vooral bij
amblyopie met hypermetropie als zeer gunstig kan
gesteld worden. Cohn vergeet evenwel hier bij
te voegen, dat hij de strychnine-injecties bij ara-

-ocr page 45-

blyopie met bypermetropie altijd met oefening
door convexe glazen gepaard doet gaan, er is dus
hier van eene uitsluitende strychnine behandeling
geen sprake en kan het mogelijk zijn, dat de
verbetering van V. meer verkregen is door ge-
noemde oefening dan door de inspuitingen.

Het oordeel van Schweiger en Ewers is
ook niet gunstig voor de strychnine behandeling,
wij sluiten ons bij hen gaarne aan. Schweig er-
zegt: Die Majorität der absolut negativen Erfolge
ist aber doch so überwiegend, dass ich mich von
einer Einwirkung des Strychnin auf den Sehner-
ven nicht habe überzeugen können. Ewers laat
er zich op de volgende wijze over uit: Dass er mit
diesem so vielfach und so warm empfohlenen Mit-
tel leider nur einmal einen therapeutischen Er-
folg errungen habe, und zwar in einem Falle, der
für Besserung überhaupt günstige Chancen bot.

Ten slotte meenen wij nog voor eene onge-
motiveerde applicatie van
strychnine injecties bi]
verschillende
oogaandoeningen te moeten waar-
schuwen. Van de zijde der gevestigde
Ophthalmo-
logen is daarvan wel geen gevaar te duchten, an-
ders is
het daarmede gesteld van de encyclopae-
dische medici

-ocr page 46-

De overdreven voorstellingen der berichten om-
trent de werking van strychnine, welke in de
algemeene medische litteratuur hier en daar ver-
spreid voorkomen, zouden er toe kunnen leiden
0111 dit middel bij allerlei toestanden in toepassing-
te brengen, zelfs bij die, waarin het geheel mis-
plaatst is. Wordt hierdoor al geen direkte schade
veroorzaakt, indirekt kan dit wel het geval zijn,
in dien zin dat daardoor de applicatie van
andere, wezentlijk noodige middelen, verzuimd
wordt en een daartoe geschikte tijd ongebruikt
voorbij gaat.

Cohn deelt een geval van glaucoma mede dat
zoolang met strychnine-injecties was behandeld,
dat het voor cle iridectomie te laat was, een ge-
val dat tot waarschuwend voorbeeld moge strekken.

Nadat mijne dissertatie afgewerkt was, kwam
mij het geschrift van Dr. A. v. Hippel, //Ueber
die Wirkung des Strychnins auf das normale und
kranke Auge". in handen. Om der volledigheid-
wille laten wij hiervan nog een overzicht volgen.

-ocr page 47-

Na den invloed der strychnine op het normale
oog te hebben besproken, welken invloed hij bij
zich zelfheeft nagegaan, beschrijft Hippel 90 ziek-
tegevallen, waarin door hem de strychnine onder-
huids werd aangewend. Hij verdeelt die gevallen
in zeven groepen, te weten:
10. die van atrophia optica;

2o.

n neuritis optica;

3o-

n glaucoma;

4°.

\'/ ziekten van de retina en chorioidea;

5°.

v myopie met amblyopie;

6°,

// hypermetropic met amblyopie;

7°. die van amblyopie zonder waarneembare

anatomische afwijkingen.

Van de eerste groep werden 33 gevallen be-
handeld, waarvan 7 zonder en de overigen met
meer of minder gevolg.

De tweede groep, 8 in getal, werd geheel
zonder gevolg behandeld.

Van de derde groep, 6 gevallen, werd bij een,
waarbij belangrijk atrophia optica bestond, V. be-
langrijk verbeterd en wel van ® op 1 gebracht;
bij een ging de toename van V. zoo langzaam dat
Hippel zelf niet weet of deze toename niet op
rekening der iridectomie moet gebracht worden,

-ocr page 48-

bij nog twee andere gevallen werd V. zeer weinig-
ver beterd.

Bij de vierde groep zegt Hippel nimmer
eenig gevolg van strychnine gezien te hebben,
evenzoo was de verbetering bij retinitis pigmen-
tosa niet noemenswaard. Hij raadt daarom bij alle
ontstekingsprocessen van de retina enchorioïdea
het gebruik van de strychnine af, ten einde door
hare aanwending clen tijd niet nutteloos te verlie-
zen welken men beter voor eene antiphlogistische
behandeling gebruiken kan. Wanneer eenmaal het
ziekteproces is afgeloopen, zegt hij verder, en er
opvolgende atropbia optica ontstaan is, zelfs met
belangtijke anatomische veranderingen van de
retina en chorioïdea, moet men de strychnine ge-
bruiken, waarbij dan het gevolg dikwijls even on-
verwacht als verblijdend is.

Bij cle vijfde groep werd slechts in vier geval-
len van de 14 verbetering gekregen en slechts bij
een van die vier was deze belangrijk; V. we rd
daarbij van 1/10 tot biina V2.

Iets beter waren zijne resultaten bij de zesde
groep, evenwel ook niet zoo gunstig als door
Cohn is aangegeven. Van de elf zieken werd bij
5 eenige vermeerdering van V. waargenomen en

-ocr page 49-

bij één eene verbetering van V10 tot 1/2 voor het
linker oog, terwijl bij het rechter oog V. vóór en
en na de kuur s/3 was, het zien in de nabijheid
was aanmerkelijk toegenomen. Hippel betwist
Cohn het recht om bij deze gevallen de verbete-
ring van V. te verdeelen in die voor de verte en
die voor de nabijheid, aangezien dit nimmer voor-
komt, maar men altijd bij eene nauwkeurige op-
name van V. zal vinden, dat wanneer deze voor
de nabijheid verbeterd is, ook
V. voor de verte
is toegenomen.

Bij de amblyopia ex anopsia heeft hij daaren-
tegen geen wezentlijk nut van de strychnine ge-
zien; wel gaf oefening met convexe glazen verbe-
tering, waarom hij aanraadt 0111 deze beproefde
behandeling niet uit voorliefde voor de strych-
nine therapie te verwaarlozen.

Bij de laatste groep werd van 6 gevallen bij
één de visus belangrijk beter en wel van het tel-
len van vingers op 3\' tot V. — 1. Het gevolg der
strychnine-behandeling bij deze groep schijnt af te
hangen, zegt Hippel van den graad waarop het
gezichtsvermogen gedaald is. Waar licht-perceptie
ontbrak, zag hij nooit eene verbetering in deze
gevallen. Bij bestaande kleurenblindheid blijft de

-ocr page 50-

strychnine-therapie geheel zonder invloed, wel kan
de V. daarbij verbeterd worden, hetgeen evenwel
door Woinow ontkend wordt.

Onze onderzoekingen leeren, zegt Hippel, dat
strychnine het werkzaamst is bi] die toestanden van
het oog, waartegen onze therapie absoluut niets
vermag, bij atrophie van den nervus opticus ten
gevolge van verschillende oorzaken. Gohn daaren-
tegen zegt, dat het gevolg van de strychninewer-
king twijfelachtig is bij het eerste spoor van be-
ginnende degeneratie van de gezichtszenuw en
absoluut nutteloos bij uitgedrukte atrophia op-
tica. Hippel vindt dat men, bij een betrekkelijk
klein getal van eigen waarnemingen, wat meer
gereserveerd met zijn oordeel zijn moet.

De invloed der stychnine op het normale oog-
was, volgens Hippel\'s onderzoekingen, de volgende:

1°. het kleurenveid voor blauw wordt vergroot;

2°. V. wordt voorbijgaande vermeerderd;

3°. de grens voor het herkennen van geïsoleerde
stippen wordt verder naar cle peripherie ver-
plaatst, en

4°. het gezichtsveld vertoont eene blijvende uit-
breiding.

Hij vermeent het besluit te mogen nemen,

-ocr page 51-

dat de strychnine haren invloed op de hoogere
zintuigszenuwen, speciaal de gezichtszenuw, reeds
openbaart na giften, welke op het overige ge~
heele zenuwstelsel nog absoluut geen aan te
toonen invloed uitoefenen. Ook eene direkte in-
werking der strychnine op de retina wordt door
Hippel aangenomen en wel op grond dat de
werking altijd op het eene oog bepaald bleef,
in welks nabijheid het middel was aangewend,
biet aantal inspuitingen, dat gemaakt moet worden
voordat de eerste verbetering intreedt, varieert
zeer, volgens Hippel, en schijnt afhankelijk te
zijn van den graad waarop het gezichtsvermogen
gedaald is.

-ocr page 52-

-

-

I-.

lil :

1

é;- V tt .f ^ • • ^

-ocr page 53-

STELLINGEN.

I.

De behandeling van amblyopieën met onder-
huidsche injecties van strychnine verdient geen
vertrouwen.

II.

De chloroformnarcose mag bij extractio lentis
niet worden aangewend.

* III.

Het is noodzakelijk dat de oogheelkunde onder
de verplichte vakken voor het Staatsexamen wordt
opgenomen.

-ocr page 54-

IV.

Ten onrechte is dysenterie niet onder de be-
smettelijke ziekten opgenomen in de wet, hou-
dende voorziening tegen besmettelijke ziekten.

V.

lot nu toe bestaat er geen geneesmiddel, dat
eenigen invloed heeft op het verloop van kinkhoest.

VI.

De tartarus emeticus moet als braakmiddel uit
de kinderpraktijk gebannen worden.

VII.

IJs is het beste antiphlogisticiim.

VIII.

De smeerkuur is de beste wijze om bij syphilis
kwik toe te dienen.

-ocr page 55-

IX.

De methode van Esmarch om bloedverlies te
voorkomen bij operatieën verdient nader getoetst
te worden.

X.

De behandeling van aneurysmata door digitaal
drukking is zeer aan te bevelen.

XI.

De tracheotomie wordt bij croup in den regel
te laat aangewend.

XII.

De methode van Cr ede, tot verwijdering van
de placenta, is zeer aan te bevelen.

XIII.

Het doorboren van de moederkoek bij volkomen
placenta praevia is te verwerpen.

-ocr page 56-

In eene juiste toepassing der hygiène ligt de
toekomst van de menschheid opgesloten.

XV.

Het jus promovendi voor de medische faculteit
moet een uitsluitend recht der hoogescholen blijven.

XVI.

Het verval, waarin de militaire geneeskundige
dienst hier te lande verkeert, is toe te schrijven
aan de bemoeiingen van de militaire intendance.