STELLINGEN

TEll VERKRIJGING VAN DEN GRAAD
YAN

DOCTOR II HET ROMEINSCH EN IlMAffl RECHT

AAN DE HOOGESCHOOL TE UTRECHT,

NA. MACHTIGING VAN DEN RECTOR MAGNIFICUS

D^r. J. I. DOEDES,

GEWOON HOOG LE Kil AAK IN DE GOD GELKEK DE FACULTEIT ,

MET TOESTEMMING VAN DEN ACADEMISCHER SENAAT

EN

VOLGENS BESLUIT DER RECHTSGELEERDE FACULTEIT,

TE VEEDEDIGEN
Op Yr ij dag den 27^stea Juni 1873, des namiddags ten 2 ure,

door

O JBL -A. IO, LES S A. M UELS,

gedrukt lîtj g. a. van hopten, te utrecht.

STELLINGEN.

i.

De verkooper te goeder trouw is niet ge-
houden tot vergoeding, wegens eene erfdienst-
baarheid, met welke het verkochte goed later
blijkt bezwaard te zijn.

II.

Hij, die te goeder trouw onverschuldigde ver-
vangbare zaken in betaling heeft ontvangen,
behoeft slechts zooveel als hij er door rijker is
geworden te vergoeden.

III.

De prijs mag bij verkoop niet aan de be-
grooting van eenen onbepaalden derden worden
overgelaten.

IV.

De inschrijving der akte van echtscheiding
kan door den erfgenaam van hem, wien de
eisch is toegewezen, nog binnen den bepaalden
termijn bewerkstelligd worden.

V.

Bij verzuim van Art. 388 B. W. kunnen de
bloedverwanten, die de kantonrechter had moeten
hooren in hooger beroep komen.

VI.

Wanneer den mandataris gelast is in eigen
naam te handelen, is het tusschen hem en zijn
committent lastgeving, echter niet tegenover
derden.

De bezitter te goeder trouw is na de dag-
vaarding, wat het gevaar betreft, niet als be-
zitter te kwader trouw te beschouwen.

VIII.

Bij verbindtenissen uit onrechtmatige daad,
kan schadevergoeding geëischt worden, zonder
in gebreke-stelling.

IX.

Na verwerping van het eerste accoord, staat
het vrij een tweede aan te bieden.

X.

Ten onrechte beweren cle Amsterdamsche
advokaten (Cf. Aant. op art. 101 K.), dat een
wissel, getrokken aan de order van den trekker
eerst na endossement een wissel wordt.

Eene nieuwe faillietverklaring kan niet toe-
gestaan worden, wanneer na het ontslag der
curators de rehabilitatie nog niet verleend is,
en er nog oude schuldvorderingen bestaan.

XII.

De houder van een wissel, die weigert de be-
taling ter eere aan te nemen, verliest zijn regres-
actie niet.

XIII.

In summiere zaken kan de interventie ge-
schieden ter audientie, zonder het indienen van
een verzoekschrift of voorafgaande beteekening
aan partij.

XIV.

Yan den vreemdeling, eischer in reconventie,
kan zekerheid-stelling gevraagd worden.

De claacl van eenen loonbediende, die als op
last van zijnen meester, en buiten weten van
dezen, inschulden invordert, en de opbrengst
niet verantwoordt, maar voor zich behoudt, is
als. bedriegelijke oplichting strafbaar.

XVI.

Poging en medeplichtigheid van bigamie is
strafbaar.

XVII.

Poging met ongeschikte middelen of ontbre-
kend voorwerp moest niet geheel straffeloos zijn.

XVIII.

De invulling door den besteller, in den door
den koopman-afzender geteekenden vrachtbrief
van eene zekere som, die als vracht zou ver-
schuldigd zijn, en het dien ten gevolge zich

doen afgeven en toeëigenen dier som, is volgens
art. 147 en 148 C. P. te straffen.

XIX.

Minder juist schijnt de stelling van den oud-
minister Bosscha (het Grondwettig Yerhond bl.
41). „Het recht van veto, — het recht tot het
afwijzen van voorstellen aan den souverein aan
te bieden met het verzoek om daaraan kracht
van wet te geven, —• is het eenig aandeel in
de wetgeving dat voegt aan de waardigheid der
constitutioneele kroon."

XX.

De bekentenis, door den beklaagde in rechten
afgelegd, strekt tot bewijs, niettegenstaande de
in de bekentenis vermelde omstandigheden alleen
blijken uit onbeëedigde verklaringen, van den
persoon tegen wien het misdrijf is gepleegd.

XXI.

Ten onrechte wordt door sommigen beweerd,

dat de waarde niets anders is, dan het product
van den besteeden arbeid.

XXII.

Het is voordeeliger voor den staat eene lee-
ning al pari tegen hoogere rente, dan beneden
pari tegen gewone rente te sluiten.

XXIII.

Een progressief successie-recht is af te keuren.