teb verkrijging van den «baad
van
DOCTOR I HET R01IICH 1 HEDENDAAGSCH REGT,
aan db hoogeschool te utrecht,
NA MAGTIGING VAN
DEN B.ECTOK MAGNIFICUS
GEWOON HOOGLEERAAR IN DE GODGELEERDE FACULTEIT,
met toestemming van den academischen senaat
en
volgens besluit dee begtsgeleerde .faculteit,
TE VERDEDIGEN
op Dingsdag B Februarij 1874, des namiddags ten 2 ure,
DOOR
-ocr page 2-■
-ocr page 3-De verjaring ten behoeve van den kooper begint
van de levering af te loopen, al is hem geen cre-
diet gegeven.
Ter wegneming der tegenstrijdigheid tusschen
1. 7 pr. en § 3 D. de except. rei jud. 44.2., mag men
niet met Savigny (System 6.508) „non" voor „nocet"
weglaten.
L. 81 § 4. D. de legat. I. (30) strijdt niet met
1. 86 § 1. eod.
De regtsvordering van art. 881 B. W. kan ook
tegen den bezitter eener enkele zaak gegeven worden.
Wanneer een afwezige eene algemeene volmagt
heeft achtergelaten, maar voor een bepaalden tijd,
moet art. 526 B. W. toegepast worden.
Hij, die op het oogenblik van het openvallen der
nalatenschap geen erfgenaam is, maar dit eerst later
door toevallige omstandigheden is geworden, heeft
geene aanspraak op een wettig erfdeel.
De bewaarnemer, die de hem ter bewaring ge-
-ocr page 5-gevene gelden tot eigen baat gebruikt heeft, is daar-
voor geene interessen schuldig.
VIII.
Eene verzekering aangegaan, vóór dat de eerste is
afgeloopen, is geheel nietig, en niet slechts voor den
tijd, dat zij te zamen bestaan.
IX.
Ten onregte beweert Mr. G. Diephuis, Handboek
voor het Ned. Hand. Regt. D. I., bi. 28, dat assu-
rantie alleen van de zijde van den verzekeraar eene
daad van koophandel is.
X.
Door de homologatie van het accoord worden de
borgen ontslagen.
XI.
Wissels zijn, ook na het faillissement van den be-
trokkene, vatbaar voor endossement.
De acceptant eenmaal zijne handteekening op den
wissel geplaatst hebbende, is tot betaling gehouden,
ook al blijkt later van de valsche handteekening des
trekkers.
XIII.
Een gedaagde vreemdeling, eisch in reconventie
doende, is, des gevorderd, verpligt zekerheid te stellen.
XIV.
Hij, die zich een gevonden voorwerp toeëigent,
begaat niet altijd diefstal.
XV.
Poging tot misdaad met ontoereikende middelen
moest niet geheel straffeloos zijn.
XVI.
Een loontrekkend bediende, die zich goederen
toeëigent, hem door zijnen meester vertrouwd, be-
gaat geen diefstal.
Art. 254 Wetb. v. Strafv. verdient afkeuring.
Het is niet goed te keuren, dat de regter-com-
missaris volgens art. 60 Wetb. van Strafv. niet ver-
pligt is ook hen te hooren, die door den beklaagde
zijn aangeduid.
De Eerste Kamer der Staten-Generaal behoorde
het regt van amendement te hebben.
Uitgebreide en regelmatige armverzorging in den
vorm van werkverschaffing is af te keuren.
De geregelde verkoop van staatsdomeinen, om
met de opbrengst daarvan staatsschulden te delgen,
verdient aanbeveling.
XXII.
Voorwerpen van algemeen vrijwillig gebruik zoo
als tabak, sterke dranken, enz., zijn bij uitstek ge
schikt om belast te worden.