-ocr page 1-

& DE VOEDING ü
DER TRAPPISTEN

?M

-ocr page 2-
-ocr page 3- -ocr page 4- -ocr page 5-

De voeding der Trappisten

%

*

* ••

vJr 1

>

• *

-ocr page 6-
-ocr page 7-

De voeding der Trappisten

PROEFSCHRIFT

TER VERKRIJGING VAN l)RN GRAAD
VAN

Doctor in de Geneeskunde

aan de Rijks-Universiteit te Utrecht
OP GEZAG VAN DEN RECTOR MAGNIFICUS

MR. D. SIMONS

lloogleeraar in do Faculteit der Rechtsgeleerdheid

VOLGENS BESLUIT VAN DEN SENAAT DER UNIVERSITEIT

TEGEN DE BEDENKINGEN VAN

DE FACULTEIT DER GENEESKUNDE

TE VERDEDIGEN
op Dinsdag 2 Mei 1911 des namiddags te 4 uur

DOOR

LEONARDUS HENDRIKUS VAN ROMUNDE

Arts

geboren te Kampen

P. DEN BOER

Senatus Veteranorum Typographus et Librorum Editor
Utrecht — 1911

-ocr page 8-

r, .-!-.-;■■■ =

-ocr page 9-

Aan
mijne Moeder

en

-ocr page 10-
-ocr page 11-

ERRATUM.

Op bladz. 35, regel 4 v. b. staat: weefsel vormende, dit
moet zijn: respiratorische.

-ocr page 12-
-ocr page 13-

Aan
mijne Vrouw

-ocr page 14-
-ocr page 15-

Bij het voltooien van dit proefschrift rust op mij de
aangename plicht om mijn erkentelijkheid te betuigen aan
U, Hoogleeraren en Lectoren der Medische en Philosophische
Faculteiten, die zooveel tot mijne vorming als medicus hebt
bijgedragen.

In het bijzonder zij mijn dank gericht tot U, Hooggeleerde
Eykman, Hooggeachte Promotor, die mij bij het samenstellen
van mijn proefschrift, met Uw hulp en steun steeds ter zijde
stond en mij de richting wees, wanneer groote moeielijkheden
mijn luerkzaamheclen in den weg stonden.

In dankbare herinnering zal ik de dagen blijven gedenken,
die ik in TJio laboratorium heb doorgebracht en die mij een
diepe genegenheid voor U hebben doen opvatten.

Ook aan U mijn dank, Hooggeleerde Pekelharing, voor
de belangstelling, die gij mij hebt betoond en aan U, Hoog-
geleerde
Laméris, die zoo bereidwillig loaart, mij Uw labora-
torium voor een gedeelte van mijn ondersoek ter beschikking
te stellen.

Zeergeleerde Van Hoogenhuijze, U ben ik zeer erkentelijk
voor de hulp, die gij mij bij een gedeelte van mijn proeven
hebt verleend.

Zeer groote dankbaarheid echter ben ik U, zeer eerwaarde
Prior, verschuldigd, die mij in de gelegenheid hebt gestéld
om dit onderzoek te verrichten en die de geringste mijner

-ocr page 16-

wenschen hebt ingewilligd en niet minder de paters en
broeders, die zich voor mijn onderzoek als proefpersonen
lieten gebruiken of mij bij mijn experimenten ter zijde stonden.

Tiet spreekt van zelf, dat ik hier ook een speciaal ivoord
van dank tot U wensch te richten, Hooggeleerde
Snellen,
die zeker niet het minst hebt bijgedragen, ja zelfs nu nog
bijdraagt, om mij te ontwikkelen in de richting, die ik mij
in de toekomst heb gekozen.

Ten slotte mijn dank aan allen, die mij bij de bewerking
van dit onderwerp, hun hulp hebben geschonken.

-ocr page 17-

INHOUD.

Inleiding.................1

HOOFDSTUK I.

De Trappistenorde............ . 3

HOOFDSTUK II.

Eigen onderzoek..............8

A. Verzameling van het materiaal......8

B. Scheikundig en calorimetrisch onderzoek ... 12

C. Aard der proefpersonen.........17

D. Rantsoenen..............19

HOOFDSTUK III.

Eigen uitkomsten..................24

A. De voeding..............24

B. De faeces..............29

C. De urine...............30

D. Bespreking der uitkomsten........33

Aanhangsel. Calorimetrische resultaten .... 52

HOOFDSTUK IV.
Slotbeschouwingen.............55

Bijlage I............... I

Bijlage II............... X

Bijlage III.............. . XVII

Bijlage IV...............XVIII

Bijlage V...............XXV

Bijlage VI...................XXVI

Stellingen.

-ocr page 18-

> .

•i

fr

■ ■

-ocr page 19-

INLEIDING.

De vooruitgang van elk land staat in nauw verband
met de arbeidsprestaties van zijn bewoners, en hoe dege-
lijker de voeding van een volk is, des te meer arbeids-
vermogen kan het ontwikkelen. Niet alleen dat door een
onvoldoende voeding een volk in de ontwikkeling van
zijn werkkracht wordt gestuit, maar ook het welig tieren
van langzaam verloopende ziekteprocessen, waarbij ik
voornamelijk de tuberculose op het oog heb, die zoo vele
personen reeds op jeugdigen leeftijd ten grave sleept, zijn
er het gevolg van.

Op tweeërlei wijze wordt dus door een goede voeding
het volksbestaan verhoogd. "Wat men nu eigenlijk onder
een goede voeding verstaat, hierover loopen de meeningen
nog zeer uiteen, daar feitelijk voor ieder persoon het
voedsel, dat hij noodig heeft, een zeer individueele kwestie is.

Gaat men echter na, welke voeding bepaalde groepen
van personen tot zich moeten nemen, opdat zij in den
maatschappelijken stand, waarin zij zich bevinden, hun
arbeidsvermogen tot volle uiting kunnen brengen, dan
zijn in de literatuur reeds massa\'s onderzoekingen hier-
over gedaan, voornamelijk bij die categorie van personen,
die op de eerste plaats onze aandacht verdienen, namelijk
de arbeiders. De meeste dezer proef- en waarnemingen
zijn echter in het buitenland verricht, zoodat wij over de

l

-ocr page 20-

voeding der arbeidende klasse in ons dierbaar vaderland
zelf, slechts een kleine literatuur bezitten. Wel heeft
Moquette een paar jaar geleden over dit onderwerp eenig
licht doen schijnen, toch bleven er nog vele gewichtige
kwesties in een sluier van onwetendheid gehuld, deels
doordat er bij hem voor verschillende experimenten te
praktische bezwaren bestonden, deels doordat de betrouw-
baarheid zijner proefpersonen niet zoo geheel vaststond.

\'t Is om deze reden dat ik gepoogd heb een klein tipje
van den sluier op te lichten, waarbij ik direct op een
groot voordeel aan mijne zijde kan wijzen, namelijk de
volle betrouwbaarheid mijner proefpersonen, die zich geheel
en belangeloos voor mijn onderzoek lieten gebruiken om
de wetenschap ter wille te zijn en die voor geen bezwaren
zijn teruggedeinsd om mij het materiaal, noodig voor
mijn onderzoek, te verschaffen.

Een tweede punt van bespreking vormt de lacto-vege-
tarische voeding, welke mijn proefpersonen steeds gewoon
zijn te gebruiken en daar het vraagstuk van het vegetarisme
nog steeds een onderwerp van den dag uitmaakt, heb ik
mij ook op dat gebied begeven, in de verwachting dat er
misschien hier en daar een paar duistere punten konden
opgehelderd worden.

Dr. Suchier heeft in zijn werkje „Der Orden der Trap-
pisten und die vegetarische Lebensweise" reeds eenige
jaren geleden het sobere leven dezer monniken beschreven
en een lans gebroken voor het vegetarisme. Hij heeft het
echter bij oppervlakkige beschouwingen gelaten en daaruit
zijn conclusies geput. Wij zullen nu zien, in hoeverre een
meer exact onderzoek, bij deze kloosterlingen verricht,
met zijn opvattingen overeenkomt.

-ocr page 21-

HOOFDSTUK I.

De Trappistenorde.

Alvorens er toe over te gaan, mijn onderzoekingen en
hare resultaten uiteen te zetten, meende ik dat het zijn
nut kon hebben, in algemeene trekken iets omtrent de
geschiedenis dezer kloosterorde te memoreeren 1).

De orde, waaruit die der Trappisten is voortgekomen,
werd gesticht in
497 door Benedictus, die behoorde tot het
machtige stamhuis der Anicia\'s, dat aan de romeinsche
keizers uit dien tijd vermaagschapt was. Als jongeling
van veertien jaren trok hij zich uit het wereldsche leven
terug en vergaderde langzamerhand om zich heen velen
dier kluizenaars, die in de eerste eeuwen na Chr. overal
verspreid in de bergen en in de woestijn leefden. Zoo
ontstond het eerste klooster der Benedictijner monniken,
waar de strengste tucht heerschte, waar geleefd werd in
de grootste versterving en waar de voeding alleen bestond
uit moeskruiden. Wij zien dus hier het vegetarisme als
vorm van ascetische onthouding, zooals wij het ten allen
tijde in de religieus-ethische ideëen der volkeren terugvinden.

Literatuur: Geschiedenis der Abdij van Westmalle, bijeenge-
bracht en uitgegeven door de monniken der abdij, 1904.

-ocr page 22-

Langzamerhand ontstonden nu in vele landen verschil-
lende van deze kloosters, die in den beginne nog met
elkaar in verband stonden en dezelfde orderegels hadden,
maar spoedig meer en meer op zich zelf kwamen te
staan en ieder voor zich in de orderegels eenige wijzi-
gingen brachten, ofschoon de hoofdregels steeds van kracht
bleven. In de elfde eeuw waren zoodoende uit den ouden
stam verschillende nieuwe takken ontsproten, waarvan
de orde van Cistercië er ook een was.

In dien tijd was er besloten om ook leekebroeders te
aanvaarden, die in leven en dood met de paters gelijk
zouden staan; alleen legden de eersten zich meer op
handenarbeid toe en konden zoodoende de paters zich
meer met hun godsdienstige oefeningen bezig houden. De
broeders bleven den baard dragen en kregen een bruin
kleed, terwijl de paters een wit habijt aannamen. Gedu-
rende alle volgende eeuwen is deze kleeding zoo gebleven.

Gelijk vele der kloosterorden, geraakte ook die der
Cisterciensers in de middeleeuwen in diep verval, deels
doordat overtollige rijkdommen tot verslapping aanleiding
gaven, deels doordat aan het hoofd mannen kwamen te
staan, die wel den naam en de inkomsten van de abtelijke
waardigheid hadden, maar zich verder aan regel en kloos-
tertucht weinig stoorden.

Zóó was het ook gegaan met de abdij van „La Trappe",
een der kloosters der Cistercienser orde in het huidige
departement der Orne, totdat in
1664 Armandus Joannes
Bouthillier de Rancé
de strenge tucht en aloude orde-
regels weer herstelde.

De hervorming van de Rancé breidde zich spoedig
tot andere kloosters uit, terwijl het aantal snel ver-
meerderde.

-ocr page 23-

Niet overal onderhield men echter dezelfde gebruiken;
het eene gedeelte, aan wier hoofd de abdij van „la Trappe"
stond, onderhield de constitutiën van den abt
de Rancé;
het andere gedeelte, waarvan de abdij van Melleray het
voornaamste was, volgde de oorspronkelijke constitutiën
van Cistercie.

Langzamerhand ontstond er echter een geest van toe-
nadering tusschen de verschillende congregaties en in 1892
werd in een algemeen kapittel tot samensmelting der drie
congregaties, la Trappe, Melleray en Westmalle besloten.
Zoo ontstond de orde der hervormde Cisterciensers of dei-
strenge Observantie, gelijk de officieele naam luidt, waarvan
de kloosterlingen in \'t kort Trappisten worden genoemd.

In een hunner kloosters hier te lande wensch ik den
lezer binnen te leiden om hem een denkbeeld te geven
van het private leven van den Trappist.

\'t Is 2 uur in den nacht, als het kapelklokje luidt, dat
het uur van opstaan wederom is aangebroken. Na even
hun handen en gezicht te hebben gewasschen, begeven
zich de monniken zwijgend naar de kapel, waar de gods-
dienstige plechtigheden tot ongeveer 6 uur duren. Daarna
ontbijt (mixt genaamd), vervolgens arbeid, in den vorm
van handenarbeid of studie; tegen9 uur „tusschentijd" tot
9%, daarna weder geestelijke oefeningen in de kapel tot
11 uur, waarna direkt het middagmaal wordt gebruikt.
Yan 12—1 is er middagrust en leggen zich de klooster-
lingen te bed, daarna tusschentijd. Om 2 uur begin van
den arbeid tot 4.80, daarna weer tusschentijd tot 5.15,
vervolgens kerkelijke oefeningen. Om 6 uur avondmaal,
weder gevolgd door oefeningen in de kapel, waarna de
kloosterlingen naar de slaapzaal gaan om zich tegen 8
uur gekleed ter ruste te begeven.

-ocr page 24-

Ziedaar de dagorde van den Trappist, een dagorde, die
jaar in, jaar uit, dezelfde blijft.

Hierbij diene het volgende te worden opgemerkt. Eer-
stens, dat \'s winters de middagrust vervalt en men
om 7 uur naar bed gaat. Ten tweede, dat de leeke-
broeders deze dagorde ook volgen, met dien verstande
echter dat zij minder kerkelijke oefeningen en meer han-
denarbeid hebben te verrichten, zoodat de paters ongeveer
5 uur per dag (van 14 Sept. tot Paschen slechts 4 uren)
en de broeders ongeveer 10 uren per dag hebben te
werken. Een ander verschil tusschen paters en broeders
bestaat in de quantiteit der voeding welke hun wordt
opgediend, hetgeen echter in de volgende hoofdstukken
breedvoerig zal worden behandeld.

Ook is het nog wel vermeldenswaard dat de paters
zoowel als de broeders nooit met elkaar mogen spreken,
ook niet met anderen, tenzij met uitdrukkelijk verlof van
hun overste. Mochten zij op een of andere wijze elkaar\'s
hulp noodig hebben, zoo maken zij dit elkaar door ge-
baren duidelijk.

De tusschentijd, dien zij hebben, brengen zij door met
wandelen in de kloostertuinen en gangen, met lezen of
mediteeren. Voor het overige kunnen zij dien tijd door-
brengen in een daarvoor bestemd vertrek, het eenige
dat — en dan alleen nog maar bij strenge koude —
verwarmd wordt.

Meestal is zulk een klooster een werëldje op zichzelf,
waar iedereen een eigen ambacht uitoefent; zoo had men
in het klooster, waar ik mijn onderzoekingen deed, een
schoenmakerij, een boekdrukkerij, een boterfabriek, een
bakkerij, een koperslagerij, een kaarsenmakerij, een
schrijnwerkerij en een schilderswerkplaats. In een ander

-ocr page 25-

klooster trof ik een moderne brouwerij aan, waar het
bekende Trappistenbier van daan komt.

De meeste kloosters liggen tamelijk eenzaam, midden
op de heide of tusschen de bosschen, in elk geval dus
zeer gezond. Gewoonlijk zijn de landerijen er om heen
hun eigendom en maken landbouw en veeteelt bijna steeds,
zooals ook hier, de bron hunner inkomsten uit.

-ocr page 26-

HOOFDSTUK II.

Eigen onderzoek.
A. Verzameling van het materiaal.

Door de welwillende beschikking van den zeer eerwaar-
den prior, heb ik gedurende vier tijdperken, van ettelijke
dagen tot één week, van de gastvrijheid van het klooster
mogen gebruik maken om persoonlijk de gegevens, die
ik voor mijn onderzoek meende noodig te hebben, te ver-
zamelen. Drie
verschillende appartementen in het gasten-
kwartier, een zitkamer, een slaapkamer en een werkkamer,
die allen van strengen kloostergeest getuigden, waren tot
mijn beschikking gesteld, terwijl de pater, die de functie
van apotheker bekleedde, was aangewezen om mij bij ,
mijn onderzoek behulpzaam te zijn.

De dagen nu, die ik in het klooster heb doorgebracht,
waren in 1908 van 1 tot 8 Sept., in 1909 van 6 tot 13
Jan., 30 Maart tot 4 April, 18 tot 23 Mei. Dit stond in
verband met de 4 verschillende tijdperken, waarin den
monniken een meerdere of mindere hoeveelheid voedsel
werd opgedischt. Het verschil in de voeding was dus
gelegen in de quantiteit, terwijl de soort der spijzen
ongeveer steeds dezelfde was. Mijn verblijf in het klooster
viel nu telkens in een andere voedingsperiode.

-ocr page 27-

Voor mijn onderzoek had ik 8 personen, die tot de
gezondsten der kloosterlingen mochten gerekend worden,
4 paters en 4 broeders. Deze personen heb ik gedurende
de 4 verschillende tijdperken kunnen observeeren zonder
dat er een uitviel, zoodat in dit opzicht een vergelijking
tusschen de verschillende tijdperken mogelijk is.

\'s Morgens 6 uur namen mijne werkzaamheden een
aanvang. Ik begon dan de quantiteit urine te meten, die
mijn proefpersonen gedurende de laatste 24 uren in 5 L.-
flesschen hadden verzameld, welke met een letter gemerkt
waren en met een kurk konden worden gesloten. Ik
bewaarde van elke hoeveelheid 50 c.c.M. in een fleschje,
hetwelk na
toevoeging van 5 c.c.M. geconc. H2S04 ter
conserveering, zorgvuldig werd gekurkt en naar Utrecht
verzonden, alwaar na aankomst de kurken in paraffine
werden ingesmolten om elke toetreding van lucht onmo-
gelijk te maken; aldus werden de fleschjes weggezet,
totdat ik met het chemisch onderzoek begon. Verder
bepaalde ik ook
nog de reactie der urine. Was ik hier-
mede klaar dan begon een werk, dat op den nuchteren
maag gedaan, al zeer onaangenaam was, namelijk het
verzamelen der faeces van de laatste 24 uren.

Door de vele bezwaren daaraan verbonden was het mij
vrijwel onmogelijk om de faeces van alle 8 proefpersonen
te krijgen; dat is dan ook de reden, waarom ik deze maar
van 2 personen heb verzameld, namelijk van een pater
D, en van een broeder F. Door bijzondere omstandigheden
ben ik hier echter eerst gedurende mijn verblijf in Januari
mede begonnen.

De gevulde potten werden gewogen, waarna de inhoud
in blikken\' bussen werd verzameld, die met caoutchouc
ringen luchtdicht werden afgesloten. Het gewicht der

-ocr page 28-

leege potten werd daarna bepaald, zoodat aldus de quan-
titeit faeces nauwkeurig kon worden vastgesteld. In Utrecht
werd, na dooreenmenging van de faeces, een hoeveelheid
nauwkeurig afgewogen, die in porceleinen schaaltjes in
een droogstoof bij ongeveer 100° werd gedroogd tot een
vaste massa, welke, na te zijn gewogen, werd gepulveriseerd
en in goed gesloten fleschjes werd weggezet.

Na dezen minder smakelijken arbeid ging ik naar de
eetzaal om de hoeveelheid brood en drank, die bij het
ontbyt gebruikt was, te noteeren.

Hier had ik geen groote moeite mede, omdat steeds een
bepaalde hoeveelheid brood en drank aan alle klooster-
lingen bij het ontbijt wordt voorgezet, waarvan bijna nooit
iets overblijft.

Na deze werkzaamheden gebruikte ik zelf het ontbijt,
bestaande uit brood met boter, kaas en koffie.

Tegen 10 uur begon ik de quantiteiten voedsel te wegen,
die den kloosterlingen bij het middagmaal werd opgedischt.
Ter verduidelijking diene het volgende: De Trappisten
krijgen hun maaltijd in 2 porties in potten opgediend.
De eerste bevat de karnemelksche pap, die eiken dag
dezelfde is; op sommige dagen echter, dat een strenger
dieet is voorgeschreven, wordt er, in plaats van karne-
melksche pap, erwtensoep verschaft, bereid uit erwten,
soepgroenten, water en zout. De tweede portie bevat
aardappelen, groenten en een lepel botersaus; op sommige
dagen olie in plaats van botersaus.

De wegingen geschiedden nu zóó, dat de potten met
pap vóór en na den maaltijd gewogen werden, waar-
door dus de gebruikte hoeveelheid bekend was. Met den
tweeden pot eten kwamen de moeielijkheden, daar dit
uit een mengsel bestond. Eerst werd daarom de leege

-ocr page 29-

pot gewogen, dan de pot met aardappelen, dan de pot
met aardappelen plus de groenten. De hoeveelheid boter-
saus kon steeds als bekend worden aangenomen. Na den
maaltijd was het natuurlijk onmogelijk, om afzonderlijk na
te gaan hoeveel aardappelen en groenten er overgebleven
was, doch hierin werd nu voorzien door de afspraak, die te
voren met de proefpersonen gemaakt was, dat zij steeds
in elk geval de groenten en saus zouden opeten, zoodat
wat er overbleef, op rekening van de aardappelen mocht
worden gesteld. Dit kon daarom nog al gemakkelijk worden
gedaan, omdat de hoeveelheid groenten betrekkelijk klein
is. Voor en na den maaltijd werd ook het nagerecht, name-
lijk het fruit, gewogen; zoo ook noteerde ik de hoeveelheid,
die aan tafel gedronken werd. \'s Avonds bij het avondeten
geschiedde hetzelfde.

Over de zuiverheid der wegingen kan ik mededeelen
dat de schaal bij een belasting van gemiddeld ongeveer
2 K.Gr. (pot plus het eten) binnen de 5 gr. nauwkeurig
aanwees.

Van alle verschillende gerechten werd nu een monster
genomen en in inmaakbussen, die hermetisch waren
gesloten, per eerste gelegenheid naar het Laboratorium
voor de gezondheidsleer te Utrecht opgezonden, waar de
spijzen eenzelfde behandeling ondergingen als de faeces,
zooals hierboven beschreven is.

Ik kan hierbij nog mededeelen dat in de meeste ge-
vallen alles, wat er was opgediend, werd opgegeten.

Den vrijen tijd gebruikte ik tot het uitwerken mijner
notities en het verzamelen van meerdere gegevens.
Zoo werden bijvoorbeeld bij elk bezoek, dat ik aan het
klooster bracht, mijn proefpersonen gewogen. Daar zomer-
en winterkleeding natuurlijk van elkaar verschilden, en

-ocr page 30-

de monniken van elke soort slechts één stel hadden, dat
zij dag en nacht droegen, woog ik zomer\'s de winter-
kleeren en \'swinters de zomerkleeren, zoodat ik aldus het
netto-lichaamsgewicht mijner proefpersonen kon bepalen.

Het middagmaal, dat ik kreeg, bestond uit dezelfde
spijzen als dat der paters, alleen kreeg ik een paar eieren
en een pannekoek extra. Het avondmaal bestond voor mij
uit dezelfde spijzen als het ontbijt. Het is mij echter
niet mogen gelukken aan dezen kost in die paar dagen
gewend te raken, want ik kreeg al zeer spoedig maag-
darmbezwaren, zoodat ik er van afgezien heb, het onder-
zoek ook op mijzelf toe te passen.

B. Scheikundig en calorimetrisch onderzoek.

Wat het chemisch onderzoek betreft, dat in zijn geheel
in Utrecht verricht werd, hierover kan ik betrekkelijk kort
zijn, daar ik in hoofdzaak, evenals
Moquette, mijn schei-
kundige analyses deed, zooals dit wordt aangegeven in
het regulatief voor onderzoek van voedingsmiddelen in
het laboratorium van het Koloniaal Museum te Haarlem.

Moquette heeft dit geheele onderzoek reeds zeer duidelijk
in zijn dissertatie „Onderzoekingen over volksvoeding in
de gemeente Utrecht, 1907" beschreven, zoodat ik dit
gerust achterwege kan laten.

Ik zal beginnen met een overzicht te geven van de
chemische bepalingen, welke ik heb gedaan.

Van de voedingsstoffen bepaalde ik het eiwit door het
gevonden N-gehalte met 6.25 te vermenigvuldigen. De
N-bepalingen volgens
Kjeldahl gedaan, werden steeds
in duplo verricht. Verder werd van de spijzen vet- en

-ocr page 31-

aschgehalte bepaald, het vetgehalte door extractie dei-
stoffen met petroleumaether in het
SoxHLET-apparaat. Het
vetgehalte der melk werd bepaald door de butyrometer
van
Gerber. Aangezien zeer vele stoffen geen noemenswaar-
dige hoeveelheid vet bevatten, als bijvoorbeeld de groenten,
werden daar de vetbepalingen van achterwege gelaten;
zij werden, waarop ik later nog terugkom, ook nooit met
vet bereid, maar eenvoudig in water gekookt, evenals
de aardappelen.

Van het bier werd bovendien het alkohol-percentage
bepaald met den alkoholometer van
Tralles.

Van de faeces werd eveneens stikstof, vet- en aschgehalte
bepaald; van de verzamelde urine stikstof en kreatinine.

De spijzen en faeces van 8 Januari en 81 Maart, 2
willekeurig gekozen data, werden daarenboven nog extra
onderworpen aan het onderzoek met decalorimetrischebom,
waardoor, zooals wij nog zien zullen, een vergelijking mogelijk
wordt tusschen het chemisch en calorimetrisch onderzoek.

Tegen verschillende dezer methoden van onderzoek valt
wel iets te zeggen. De berekening van het eiwit uit het
N-gehalte is niet zuiver, daar immers lang niet alle stik-
stof-houdende stoffen tot de eiwitten behooren, zooals
bijvoorbeeld de amiden. Ook is er reeds meermalen op
gewezen dat niet alle eiwitten 16% N-bevatten en er
eiwitten zijn in het plantenrijk, die een N-gehalte hebben
van 18% en hooger.

Gelijk het met de eiwitbepaling gesteld is, is het ook
met de berekening van het vetgehalte. Tegenwoordig zy\'n
er namelijk methoden om het vetgehalte te bepalen, die
nauwkeuriger zijn als de tot nu toe gevolgde. De methode
van
Weibull, door Berntrop gemodificeerd, wordt als
zoodanig door den codex alimentarius aangegeven.

-ocr page 32-

Ryotaro Inaba *) heeft een vergelijkend onderzoek
ingesteld tusschen de Soxhlet\'sche methode van vetbe-
paling en de nieuwe van
Kumagawa-Suto, en kwam tot
het resultaat dat de laatste methode duidelijk een hooger
vetcyfer aangeeft. Hierdoor is dus bewezen dat door de
oude Soxhlet\'sche methode niet al het vet wordt geextra-
heerd, dat de verschillende stoffen bevatten.

Ook zal iedereen direct moeten toegeven dat het C-
hydratencijfer slechts bij benadering is vast te stellen,
door van de hoeveelheid droge stof de hoeveelheden eiwit,
vet en asch af te trekken.

Dat ik echter toch de oudere en ruwere methodes voor
mijn onderzoek heb gebruikt, is daarin gelegen, dat mijn
onderzoek toch voornamelijk ten doel had een vergelijking
te trekken met vroegere experimenten, die volgens dezelfde
methoden zijn verricht.

Ik zal beginnen met op een paar punten te wijzen,
waarbij ik andere ervaringen heb opgedaan dan
Moquette.
Allereerst moet ik dan constateeren dat bij de N-bepa-
lingen wel degelijk de ontkleuringen binnen een paar
uren geschieden kunnen. Een druppel metallisch kwik
als katalysator verkortte den ontkleuringsduur in sterke
mate zoodat bij de vaste stoffen de ontkleuring binnen
een paar uren en bij de urine-bepalingen deze gemiddeld
in één uur plaats vond. Ik heb dan ook bij al mijne N-
bepalingen nooit een anderen katalysator dan Hg gebruikt,
en dit met veel succes. Het is echter best mogelijk dat
de reden van onze tegenovergestelde ervaringen gezocht
moet worden in de te onderzoeken stoffen, daar ik na-
tuurlijk uit den aard der zaak nooit vleeschvoeding te

!) Biochemische Zeitschrift VIII« Bd. 1908.

-ocr page 33-

onderzoeken had. Verder bleek my dat men bij het
tweede gedeelte der
kjeldahl-bepaling, namelijk bij het
distilleeren, goed doet het distillaat in een grootere
quantiteit dan 20 c.c.M. 1/i normaal H2S04 op te vangen,
daar in de helft der gevallen bij het urine-onderzoek
20 c.c.M. beslist te weinig was.

Betreffende de kreatinine-bepalingen verwijs ik naar
hoofdstuk III sub C.

Bij mijn chemisch onderzoek heb ik, gelijk reeds ge-
zegd, ook aangesloten een onderzoek met de calorimetri-
sche bom, voornamelijk als een controlemiddel. De te
onderzoeken stoffen, in tabletten van ongeveer 0.5 tot
1 gr. voorzichtig geperst, werden in een platina-schaaltje,
waarin zij met een dun ijzerdraadje bevestigd zijn, onder
een druk van twintig atmosferen zuurstof, in een nik-
kelen cylinder totaal verbrand. De vrijkomende warmte
wordt aan het water, waarin de bom staat, afgegeven,
en de temperatuursverhooging op een in honderdsten van
graden verdeelden thermometer nauwkeurig afgelezen.
De fout, ingeslopen, doordat vóór do proef het water
misschien niet juist de omgevingstemperatuur had en
dus warmte van de omgeving opnam, of na de verbran-
ding warmte aan de omgeving afstond, werd gecorrigeerd
met behulp van de correctie-formule van
Regnauld-
Pfaundler.

Bij de verbranding komt een groote hoeveelheid warmte
vrij door condensatie van waterdamp in het nikkelen vat.
Moqtjeite meende hiervoor een correctie te moeten aan-
brengen, daarin gelegen, dat hij de calorien bij de conden-
satie van waterdamp vrijkomende, van de gevonden ver-
bindingswarmte aftrok.

Hiermede ben ik het echter niet eens en ik sluit mij

-ocr page 34-

dan ook bij Koenig aan, die bij zijn bepalingen over de
verbrandingswarmte der voedingstoffen met de calorime-
trische bom, deze calorien ook niet in mindering brengt.
Had
Moquette dit aantal calorien niet van de gevonden
verbrandingswarmte van de door hem onderzochte stoffen
afgetrokken, dan had hij tusschen de warmtewaarden
zooals hij ze met de Calorimetrische bom vond en zooals
hij ze uit zijn scheikundig onderzoek verkreeg, verschillen
van V2 tot 9% kunnen vinden, resultaten die niet zoo
gunstig waren als hij aangaf.

Alvorens echter mijn bepalingen met de bom vanBER-
THELOT
te beginnen, moest ik eerst de waterwaarde van
het instrument bepalen. Hierbij ging ik uit van de be-
kende verbrandingswaarde van bepaalde stoffen, in mijn
geval salicylzuur, welke 5269.2 calorien bedraagt. De for-

Q

mule der berekening luidt aldus: x = ^ — w, waarbij

Q voorstelt het quantum gebruikte salicylzuur vermenig-
vuldigd met zijn verbrandingswaarde, vermeerderd met
de verbruikte hoeveelheid ijzerdraad vermenigvuldigd met
de verbrandingswaarde van ijzer, terwijl A de gecorrigeerde
temperatuursverhooging en w de in den calorimeter ge-
bruikte hoeveelheid water, voorstelt.. Bij 8 bepalingen
met verschillende hoeveelheden salicylzuur, kreeg ik, zooals
natuurlijk is, verschillen in temperatuur; het eigenaardige
is echter dat de daaruit afgeleide waterwaarden van den
calorimeter ook varieerden. Ofschoon ik dit eerst aan ge-
maakte fouten toeschreef, ben ik van die meening terug-
gekomen, daar ik eerstens mijn proeven nauwkeurig deed
en ten tweede er tusschen de verschillende uitkomsten een
bepaalde regelmaat ten opzichte van elkaar gelegen was.

Men oordeele zelf:

-ocr page 35-

Gebruikte hoeveelheid Gecorrigeerde temp.-ver- Waterwaarde van

stof in grammen.

hooging in graden.

caloriemeter.

1.1787

2.7379

280

1.0949

2.5510

274

1.0420

2.4436

261

0.9543

2.2362

264

0.7482

1.7634

254

0.6840

1.6154

254

0.5421

1.2929

231

0.4982

1.1894

236

Uit deze cijfers zou ik derhalve de conclusie mogen
trekken, dat, naarmate men een grootere hoeveelheid stof
gebruikt, de waterwaarde des te grooter wordt, \'t Is mij
met mogelijk gebleken dit raadsel op te lossen, maar ik
heb er dit practisch resultaat uit getrokken, dat ik bij de
berekeningen van de verbrandingswaarde van de te onder-
zoeken stoffen, geen vaste waterwaarde van de bom heb
aangenomen, maar die, al naarmate een grootere of
kleinere temperatuursverhooging gevonden werd, heb doen
varieeren, overeenkomstig de gegevens in bovenstaande
tabel.

Voor het overige laat ik het echter aan anderen over,
om uit te maken in hoeverre de formule
Regnauld-
Pfaundler
een meer of minder voldoende correctie geeft.

C. Aard der proefpersonen.

Daar het natuurlijk niet ging, met het oog op de ver-
schillende arbeidsverrichtingen in het klooster, uit de
kloosterlingen willekeurig eenige te kiezen, had de prior
8 personen voor mij beschikbaar gesteld, die allen steeds

-ocr page 36-

gezond en gedurende vele jaren in het klooster waren
geweest, waarbij met mijn wensch was rekening gehouden,
dat de helft tot de paters en de helft tot de broeders zou
behooren, vervolgens, dat zij een middelbaren leeftijd zouden
bezitten en verschillende ambachten verrichten, waarbij
dus het eene deel meer het zware en het andere meer
het lichte werk deed. Ieder kreeg een letter, die op hun
etenspotten was geverfd en ook op hun urineflesschen
stond. Ik zal in het vervolg dan ook steeds mijn proef-
personen met A., B., C. etc. aanduiden.

A. pater, 25 jaar oud, van beroep lampenist en kerk-
veger, hetgeen een middelmatige arbeid is. Lichaamsge-
wicht 72.1 K
.Gr. Lengte 1.70 M. Te rangschikken in
R
ubner\'s 2e arbeidscategorie (vergelijk blz. 34).

B. pater, 24 jaar oud, verdeelt zijn werktijd tusschen
studie en het ambacht van timmerman. Lichaamsgewicht
84.9 K.G., lengte 1,80 M. Te rangschikken in de 1® a 2a
arbeidscategorie.

C. pater, 33 jaar oud, bibliothecaris, leidt een vrij
zittend leven en wijdt zich aan studie. Lichaamsgewicht
72.9 K
.Gr. Lengte 1.77 M. Te rangschikken in de le
arbeidscategorie.

D. pater, 41 jaar oud, is boekbinder, hetgeen ook
niet onder een zware arbeidscategorie valt en in de
1® a 2e thuis hoort. Lichaamsgewicht 82.1 KG. Lengte
1.79 M.

E. leekebroeder, 4G jaar oud, werkt op de boterfabriek,
hetgeen als zware arbeid mag worden aangenomen, der-
halve plaats ik hem in de 3e arbeidscategorie. Lichaams-
gewicht 74.9 K
.Gr. Lengte 1.78 M.

F. leekebroeder, 33 jaar oud, werkt op de boerderij en
verzorgt de paarden en het vee. Zijn arbeid behoort ook

-ocr page 37-

in de 3® arbeidscategorie thuis. Lichaamsgewicht 64.1 K.G.
Lengte 1.72 M.

G. leekebroeder, 35 jaar oud, verricht ongeveer dezelfde
werkzaamheden als F. Lichaamsgewicht 67.4 K.G. Lengte
1.71 M.

H. leekebroeder, 44 jaar oud, heeft denzelfden arbeid als
E. Lichaamsgewicht 78.1 K.G. Lengte 1.73 M.

Wordt er niet op de boterfabriek gewerkt, dan helpen
zij mede aan den veldarbeid.

Alles saamgevat worden dus de paters in de le a 2e,
de broeders in de 3e arbeidscategorie ingedeeld.

Zooals gezegd, waren allen reeds ettelijke jaren in het
klooster. Zij waren zonder uitzondering stevig gebouwd,
vooral de broeders. Van de paters hadden sommigen een
eenigszins bleeke tint, zooals men het veel in kloosters
aantreft. Deze bleekheid mag men niet zonder meer als
anaemie opvatten.

Het is namelijk bekend genoeg, o.a. uit de onderzoe-
kingen van
Schmaltz, dat een bleeke gelaatskleur vol-
strekt niet de uiting behoeft te zijn van algemeene bloed-
armoede. De broeders, die uit den aard der zaak meer in
de buitenlucht kwamen, vertoonden deze bleeke tint in \'t
geheel niet, ofschoon ze toch dezelfde kost genoten.

Het was mij niet mogelijk, bij de proefpersonen longen
en hart te onderzoeken; alleen kan ik mededeelen, dat de
urine der betrokken personen licht zuur, soms neutraal
reageerde en geen eiwit of suiker bevatte.

D. Rantsoenen.

Het voornaamste kenmerk der Trappistenvoeding is wel
dat deze nooit vleesch of visch bevat en bij de bereiding

-ocr page 38-

van botersaus alleen, van dierlijk vet gebruik wordt
gemaakt.

Het eenige dierlijk voedsel is overigens melk, die
gedeeltelijk als zoodanig, gedeeltelijk in den vorm van
zuivelproducten gebruikt wordt. In ziektegevallen kan
echter dispensatie worden verleend, die zich in zeer
ernstige gevallen zelfs tot vleeschvoeding kan uitstrekken.
Zoo kreeg een onzer proefpersonen, n.1. C., in de maand
Mei extra-melk en twee eieren per dag, omdat hij zich
minder krachtig gevoelde.

Laat ik beginnen het gewone menu te vermelden,
dat den monniken dagelijks wordt voorgezet.

Mixt = o n t b ij t.

195 gr. brood.

V2 L. koffie melk, in verhouding van % koffie en V3 melk.

Middagmaal.

Karnemelksche pap.

Aardappelen, groenten, 180 gr. botersaus.

Brood ad libitum.

Fruit.

*/2 L. bier of koffie met melk.

Avondmaal.

Bruine boonen. (Zaterdagavond rijstepap.)

Brood ad libitum.

. Olie azijn.

Kaas of fruit.

1/2 L. bier of koffie melk.

Dit menu geldt zoowel voor de paters als voor de
broeders, met dit verschil dat de paters aan het ontbijt
195 gram en de broeders 256 gram brood ontvangen.

Het brood wordt door hen zelf gebakken en wordt
bereid uit 1/3 roggebloem, 2/s tarwebloem en water. De
grove zemelen zijn er uit. Het smaakt voortreffelijk.

-ocr page 39-

De melk, van eigen koeien afkomstig, varieert, zooals
natuurlijk is, met het jaargetijde en den tijd van den dag.

Bij de bepaling van het vetgehalte met den butyrometer
van
Gerber, vond ik:

avondmelk 3.4 %

movgenmelk 2.7 %

4 Sept.

2-6 %
2.6%
2.6 o/0

3.25 o/0
3.6 o/0
3.1 o/o

13 Jan.
15 April

22 Mei

De karnemelksche pap wordt bereid, door, op 1900 gram
gort, 12 L. water te gieten, om te weeken en verder er
40 L. karnemelk aan toe te voegen.

De erwtensoep is samengesteld uit 5120 gram rauwe
erwten, 50 L. water en een weinig soepgroenten en zout.

De 180 gram botersaus bevat ruim 25 gram boter en
is aangemaakt met aardappelmeel.

Het bier heeft een alkoholpercentage van 3.75%.

De eenigste variatie in dit dagelijksche menu is gelegen
in de groenten en het fruit.

De tijdperken nu, waartusschen verschil in de quantiteit
der voeding valt waar te nemen, ztfn de volgende:

I. Paschen tot Zondag na Pinksteren, ongeveer 55
dagen.

II. Zondag na Pinksteren tot 14 September, ongeveer
120 dagen.

III. 14 September tot Advent, Kerstmis tot Vasten-
avond, 120 dagen.

IV. Advent, Vastenavond tot Paschen, ongeveer 70 dagen.

Uitgaande van het gewone dagelijksche menu, zooals

ik dat hierboven heb medegedeeld, geef ik nu een klein
overzicht van de verschillen in de voeding, die in de
onderscheidene perioden kunnen voorkomen.

-ocr page 40-

Periode I.

Alle dagen, uitgezon-
derd Zaterdag.

Zaterdag.

Periode II.

Zondag, Maandag, 1
Dinsdag, Donderdag, )

Woensdag.
Vrijdag.

Zaterdag.

Periode III.

Zondag.

Maandag, Dinsdag,
Woensdag, Donderdag f
en Zaterdag. J

Vrijdag.

Periode IV.

Zondag.

gewoon, maar
toffie z. melk

dag, )
[erdag r
)

geen

geen

Maandag, Dinsdag,
Woensdag, Donder"
en Zaterdag.

Vrijdag.

Ontbijt.

gewoon

gewoon

gewoon
geen
geen

gewoon

gewoon
geen
geen

Avondmaal.

gewoon.

rijstepap, brood ad
libitum; 50gr.kaas;
1/2 L. bier of koffie
melk.

gewoon.

f 195 gr. brood; L.
gewoon
I § j bier of koffie; 50 gr.

!„ ( kaas of fruit.

collatie.

in plaats van pap, erwtensoep,
\' „ „ „ botersaus, olie.

geen nagerecht,
gewoon

gewoon,
collatie.

zooals Zaterdag in
periode I.

gewoon

gewoon

zooals Vrijdag in
periode II.

collatie,
zonder kaas.

boonen; brood ad
libitum; x/2 L. bier
of koffie; fruit.

collatie,
zonder kaas.

collatie,
zonder kaa3.

erwten- of boonensoep;
groenten en aardappelen;
olie en azijn; brood ad
libitum; 1/2 L. bier of
koffie z. melk; fruit.

zooals Zondag,
zonder fruit.

3 eerste Vrijdagen der
groote Vasten slechts
erwten- of boonensoep;
brood ad libitum; x/2 L.
bier.

3 laatste Vrijdagen alleen
water en brood.

Middagmaal.

gewoon

gewoon

gewoon

-ocr page 41-

De broeders krijgen iederen morgen mixt (8 medicinale
onzen = 256 gr. brood) behalve op vigilie-vasten, en
quatertemperdagen, Woensdag\'s en Yrijdag\'s in de Advent,
en gedurende de Groote Vasten. Voor het overige ont-
vangen zij hetzelfde als de paters. De 2 Vrijdagen, Goede
Vrijdag voorafgaande, krijgen zij hetzelfde als de paters
op de eerste Vrijdagen der Groote Vasten. Op Goede
Vrijdag bestaat hun middagmaal ook slechts uit water
en brood.

In elk dezer tijdperken nu, heb ik een onderzoek
ingesteld en wel steeds tegen het einde van iedere
periode, omdat de mogelijkheid bestond dat bij het begin
van een nieuwe periode, de invloed van de voorafgaande
zich nog zou kunnen doen gevoelen.

-ocr page 42-

HOOFDSTUK III.

Eigen uitkomsten.

De gedetailleerde resultaten mijner onderzoekingen zijn
vervat in de bijlagen I t/m. VI.

Een samenvatting en bespreking der uitkomsten volgt
hieronder:

A. De voeding.

In tabel I wordt voor ieder van de beide groepen van
proefpersonen en voor de verschillende perioden aange-
geven de gemiddelde samenstelling van het dagelijksche
voedsel, zooals die bij het chemisch onderzoek gevonden
werd, zoomede de bijbehoorende calorienwaarden.

Deze laatste werden berekend met gebruikmaking van
de door
Rubner aangegeven standaard-cijfers, dus voor
1 gr. eiwit 4.1 calorien
1 gr. vet 9.3 „
1 gr. C-hydr. 4.1
1 gr. alkohol 7.1 „

Hoewel het voedsel telkens slechts gedurende één week
werd onderzocht, kon toch de berekening voor een geheele
periode worden gemaakt, omdat de voeding daarin van
week tot week dezelfde bleef.

-ocr page 43-

Tabel I.

Plantaardig eiwit
in grammen.

Dierlijk eiwit in
grammen.

Vet in grammen.

C-hydraten in
grammen.

Alkohol in grammen.

Warmtewaarde in
calorien, metalkohol.

Periode II

120 dagen.

Paters.....

92.0

53.5

61.8

662.0

29.5

4097

Broeders. . . .

118.7

61.9

63.5

865.1

29.8

5089

Periode III

120 dagen.

Paters.....

75.4

48.4

41.0

560.5

13.7

3312

Broeders. . . .

96.4

49.5

44.7

758.8

26.1

4310

Periode IV

70 dagen.

Paters.....

91.9

27.1

599.1

27.7

3283

Broeders. . . .

117.9

23.2

737.3

26.1

3906

Periode I

55 dagen.

Paters.....

86.1

69.9

83.9

641.4

19.7

4189

Broeders. . . .

105.3

59.5

71.2

753.0

29.8

4636

Uit deze tabel resulteeren, als dagelijksche gemiddelden
voor het geheele jaar, de navolgende cijfers. De gewichts-
hoeveelheden der verschillende voedingsstoffen zyn in
grammen aangegeven.

-ocr page 44-

Broeders.

Paters.

Plantaardig eiwit . . .
Dierlijk eiwit ....

Vet........

C-hydraten.....

Alkohol ......

Warmtewaarde totaal .
Dito v. h. eiwit in procenten

44.0 )

44.0 )
52.6
613.5
22.5
3696 cal.

109.2 )

45.6 )

50.7
788.8

| 154.8

27.8

4538 cal.

v. h. totaal

14.4

14.0

Het gemiddelde lichaamsgewicht der paters is 76.02 K.G.,
dat der broeders 70.16, zoodat door de paters per K.G.
lichaamsgewicht gemiddeld 48.6 cal. en door de broeders
64.6 cal. wordt opgenomen.

Ik geef deze waarden hier volledigheidshalve weer, omdat
andere onderzoekers dit ook doen en aldus een vergelijking
met hun uitkomsten mogelijk wordt; niet echter, omdat
ik groote waarde aan de berekening per K.G. lichaams-
gewicht hecht. Immers is het om vele redenen niet juist,
de quantiteit, die de mensch noodig heeft, evenredig te
stellen aan zijn lichaamsgewicht. In \'t algemeen zet een
licht individu per K.G. lichaamsgewicht meer om als een
zwaar.

Een betere maat is die, welke tegenwoordig meer en
meer gebruikt wordt, om namelijk de warmteproductie
te berekenen per M2 lichaamsoppervlakte.

Zooals bekend is, stijgt bij dezelfde diersoort de warmte-
productie langzamer dan het lichaamsgewicht; de relatieve
warmteproductie is dus des te grootër, naarmate het dier
kleiner is.

Men heeft dit als volgt verklaard, dat kleinere dieren
in verhouding tot hun lichaamsgewicht een grooter opper-
vlakte bezitten en dus meer warmte afgeven.

-ocr page 45-

Is hun lichaamstemperatuur echter dezelfde als die van
grootere dieren, zoo moeten zij ook meer warmte voort-
brengen (C.
Bergmann. Immermann).

Men kan hieruit dus de gevolgtrekking maken, dat de
warmteproductie evenredig is aan de lichaamsoppervlakte
en in dien zin is door
Immermann een formule opgesteld,
namelijk:

w : W = i^p2 : T^P2,
waarin p en P de respectieve lichaamsgewichten, w en
W de bijbehoorende warmteproducties voorstellen.

Deze formule is vrijwel algemeen aangenomen, op grond
dat door
Richet en Rubner de juistheid daarvan bewezen is.

Ook voor de berekening van de lichaamsoppervlakte
zijn formules aangegeven en o. a. is door
Nagel de vol-
gende vorm aanbevolen:

O = K ]/ U4 G2 L3,

waarin U = borstomvang, G = lichaamsgewicht, L =
lengte, O = oppervlakte en K = 4.5355, d.w.z. een bepaalde
constante, voorstelt.

Met behulp hiervan kan men dus uit de totale warmte-
productie die per M2 lichaamsoppervlakte berekenen.

Daar ik den borstomvang aan het onbekleede lichaam
niet had kunnen meten, heb ik deze berekeningen niet
kunnen verrichten. Wel is waar kan men de lichaams-
oppervlakte volgens een door
Meeh aangegeven formule
ook berekenen uit het lichaamsgewicht alleen, doch ik
heb het eenvoudiger en meer zeggend gevonden om de
door mij gevonden warmtewaarden en die van andere
onderzoekers, welke ik daarmede vergelijken wilde, alle
te berekenen op een lichaamsgewicht van 70 K.G., instede
van op 1 M2 lichaamsoppervlakte.

-ocr page 46-

Aldus te werk gaande, vond ik voor de paters als
warmtewaarde van het dagelijksche voedsel 3498 caloriën.

Voor de broeders was de herleiding niet noodig, aan-
gezien hun gemiddeld lichaamsgewicht vrij nauwkeurig
70 K.G. bedroeg met een caloriënopname van 4538 caloriën.

Een meer gedetailleerde opgave betreffende de gemiddelde
warmtewaarden van het dagelijksch voedsel voor iederen
proefpersoon afzonderlijk in de verschillende perioden, als-
mede van de lichaamsgewichten, vindt men in tabel II.

Tabel II.

Aantal caloriën volgens
Rubner berekend.

Lichaamsgewicht.

Paters.

2—8 Sept.

7-13 Jan.

31Mrt-
4 Apr.

19—25 Mei

Sept.

Jan.

Maart

Mei

A.

4148

3408

3273

4437

72.1

69.8

70.3

71.3

B.

4259

3344

3483

4536

84.9

78.4

74.1

78.1

C.

3354

3028

2879

3379

72.9

73.0

70.5

72.0

D.

4629

3457

3296

4405

82.1

83.3

79.3

84.3

Gemidd.

4097

3312

3283

4189

78.0

76.1

73.5

76.4

Broeders.

E.

5271

4429

3729

4427

74.9

77.1

73.1

73.2

F.

5069

4222

3710

4281

64.1

65.6

62.6

63.1

G.

5106

4489

4295

5031

67.4

65.6

63.6

63.9

H.

4911

4099

3892

4807

78.1

78.1

75.1

77.1

Gemidd.

5089

4310

3906

4636

71.1

71.3

68.6

69.3

-ocr page 47-

B. De faeces.

Uit het onderzoek der faeces, in verband met dat van
het voedsel, laten zich op de eerste plaats gegevens
afleiden betreffende de utilisatie der verschillende voedings-
stoffen. Ik vond daarbij dat deze gedurende de verschil-
lende perioden, in percenten uitgedrukt, de volgende was:

Eiwit. Vet. C.-hydr.

Periode III.

D. 79.0 89.8 95.4

F. 80.4 90.1 95.7

Periode IV.

D. 79.2 87.8 96.16

F. 85.5 84.8 96.7

Periode I.

D. 81.7 91.6 94.1

F. 83.3 92.5 94.6

Nemen wij de gemiddelde utilisatie-cijfers voor D. en F.
in de perioden III, IV, I voor eiwit, zoo vinden wij:

Periode III: 79.7 % (plantaardig -j- dierlijk).

„ IV: 82.4 % (alleen plantaardig).

1: 82.50 % (plantaardig dierlijk).

In September (periode II) had ik nog geen gelegenheid
om de faeces te onderzoeken, reden waarom deze periode
in bovenstaande tabel niet voorkomt.

Wat het stikstofpercentage betreft in het drooggewicht
der faeces, zoo kreeg ik de volgende uitkomsten:

-ocr page 48-

Droog gewicht N-totaal N-percentage.

in grammen. in grammen.

Periode III.

D. 70 4.12 5.9

F. 82 4.40 5.36
Periode IV.

D. 50 2.95 5.9

F. 49 2.57 5.24
Periode I.

D. 82 4.47 5.45

F. 75 3.94 5.3

C. De urine.

Behalve mijn resultaten over de kreatinineuitscheiding
in de urine, waarover hieronder uitvoerig een en ander
zal medegedeeld worden, kan ik uit de gevonden stikstof-
quantiteiten van voedsel urine en faeces een N-balans
opmaken, waarvan ik de gemiddelden hieronder weergeef:

N in N in N-totaal. N in N-balans.

faeces. urine. voeding.

Periode III.

D. 4.12 15.00 19.12 19.58  0.46

F. 4.40 16.72 21.12 22.46  1.34
Periode IV.

D. 2.95 10.99 13.94 14.18  0.24

F. 2.52 14.34 16.86 17.30  0.44
Periode I.

D. 4.47 15.75 20.22 24.42  4.20

F. 3.94 15.65 19.59 23.52  4.93

-ocr page 49-

Kreatinine-onderzoek.

Zooals ik reeds op bladzijde 9 heb vermeld, had ik
mijne urine-proeven tot het doen der
kjeldahl-bepalin-
gen, geconserveerd met geconcentreerd zwavelzuur en wel
5 c.c.
H2S04 op 50 c.c. urine.

Toen later het plan bij mij opkwam, om van die urine
ook kreatinine-bepalingen te verrichten, rees allereerst de
vraag, in hoeverre de aanwezigheid van dit geconc.
H2S04, op de kreatinine-quantiteit in de urine van invloed
kon zijn.

Allereerst dient dan vermeld, dat onder invloed van
zuren kreatine in kreatinine kan omgezet worden, zoodat
bij aanwezigheid van kreatine in deze urine-proeven, de
kreatinine-bepalingen van weinig of geen waarde zouden zijn.

Ik onderzocht derhalve extra nog eens versche urine
van mijne proefpersonen op kreatine en koos daartoe, om
nader te vermelden redenen, een periode, waarin de minste
hoeveelheid voedsel wordt opgenomen. Ik ging daarbij te
werk, door, volgens de bekende methode van
Folin, met
gebruikmaking van den colorimeter van v.
Hoogenhuyze
en Verploegh, het kreatinine-gehalte te bepalen, dan de
urine met een dubbele hoeveelheid normaal zoutzuur in
een autoclaaf gedurende een half uur op ± 116° te ver-
hitten, en vervolgens weder de kreatinine-hoeveelheid te
bepalen. Voor en na de verhitting verschilden de uitkom-
sten zoo weinig, dat op de geheele hoeveelheid de ver-
schillen beneden 10 mgr. bleven, zoodat dit verwaarloosd
mocht worden.

Dat de afwezigheid van kreatine zonder nader onderzoek
niet zoo maar mocht aangenomen worden, bewijzen wel
de publicaties van
Caspari en Glaessner, die in de urine

-ocr page 50-

van twee vegetariërs wel kreatine en geen kreatinine
vonden.

Dat ik voor deze controleproef juist urine nam uit die
periode, waarin het minste voedsel werd opgenomen, is
daarin gelegen, dat volgens sommige onderzoekers juist
in tijden dat weinig voedsel wordt gebruikt, kreatine in
urine zou kunnen voorkomen. Daar ik derhalve nu geen
kreatine gevonden heb, is er voor mij geen reden om
aan te nemen dat deze in andere perioden, waar meer
voedsel wordt gebruikt, wel zou aanwezig zijn. Nu blijft
de mogelijkheid nog bestaan dat door het zwavelzuur
kreatinine zou kunnen vernield zijn. Volgens
Mellanby
wordt bij voorbeeld door te sterk zoutzuurgehalte kreati-
nine gedestrueerd.

Ik onderzocht daarom versche urine op kreatinine, nam
vervolgens 50 c.c. van dezelfde urine en voegde daaraan
5 c.c. geconc. H2S04 toe, liet drie maanden staan en be-
paalde daarna weer de hoeveelheid kreatinine. Ik vond toen
dat er geen noemenswaardig verschil te bespeuren viel.

De aanwezigheid van H2S04 had derhalve in de quanti-
teit kreatinine geen verandering gebracht. Nu eerst kon
ik met gerust geweten de met H2S04 bewaarde urine-
proeven van de kloosterlingen onderzoeken.

Alvorens mijn bepalingen te doen werd de urine eerst
geneutraliseerd. Daarna werd op kreatinine onderzocht
volgens de methode van
Folin. Na eerst mij door verschil-
lende voor-bepalingen geoefend te hebben, kreeg ik als uit-
komsten uit gemiddeld vijf aflezingen, die weinig van
elkaar verschilden, de kreatinine-waarden die bijlage IV B
aangeeft en waaraan de hier volgende cijfers zijn ontleend:

h Journal of physiol. Vol. XXXVI 1908. pag. 447.

td *

-ocr page 51-

Gemiddelde kreatinine-uitscheiding per dag in grammen.

Ile periode. Ille periode. IVe periode. Ie periode.

Sept. Jan. Maart Mei.

Paters 1.707 1.698 1.652 1.903

Broeders 1.505 1.505 1.473 1.708

Gemiddelde kreatinine-uitscheiding per dag en per K.G.
lichaamsgew. in milligr.

Sept.

Jan.

Maart

Mei.

Paters

21.9

22.3

22.5

24.9

Broeders

21.2

21.1

21.5

24.6

Om een duidelijker overzicht te verkrijgen van de
kreatinine uitscheiding in verband met de gemiddeld opge-
nomen hoeveelheid calorien en het gemiddeld lichaams-
gewicht gedurende de 4 perioden, geef ik deze cijfers
hieronder nogmaals:

Ile periode.

Ille periode.

IVe periode.

Ie periode.

Sept.

Jan.

Maart

Mei

Opgen. cal.

Opgen. cal.

Opgen. cal.

Opgen. cal.

Paters 4097

3312

3283

4189

Broeders 5089

4310

3906

4636

Sept.

Jan.

Maart

Mei

lichaamsgew.

lichaamsgew.

lichaamsgew.

lichaamsgew.

Paters 78.0

76.1

73.5

76.4

Broeders 71.1

71.3

68.6

69.3

D. Bespreking der uitkomsten.

Wanneer wij onze getallen bezien, dan treft terstond
het groot bedrag aan caloriën, dat in het algemeen wordt
opgenomen. Ofschoon, zooals ik bij het beschrijven mijner
proefpersonen reeds opmerkte, deze tot de gezondsten en

3

-ocr page 52-

krachtigsten van het klooster behoorden, zoo moet iedereen
toegeven dat het om zulke personen toch ook te doen was;
daarop zullen mijn conclusies dan ook betrekking hebben.

Het aantal opgenomen caloriën is veel te hoog met
betrekking tot de arbeidsprestaties, wanneer wij onze
cijfers vergelijken met de hoeveelheid caloriën, die door
Rubner voor zijn arbeidscategoriën wordt noodig geacht.

Rubner geeft dan op voor:

le categorie lichte arbeid 2631 cal. (bruto).

2» „ middelmatige arbeid 3121 cal.

3e „ zware arbeid 3659 cal.

4« „ zeer zware arbeid 5213 cal.

Onze cyfers zijn met betrekking tot den geleverden
arbeid zeer hoog, daar de paters, die per dag gemiddeld
3498 cal. (op 70 K
.Gr. lichaamsgewicht berekend) opnemen,
» volgens
Rubner best met ± 3000 cal. konden volstaan en

ook de broeders met hun 4538 cal. het volgens Rubner
met 3659 cal. per dag konden stellen.

Een groote moeielijkheid doet zich nu terstond gelden,
namelijk het naar juiste waarde beoordeelen van wat een
persoon presteert en tot welke categorie men zijn arbeid
rekenen moet. Men plaatst in de meeste gevallen iemand
maar in een arbeidscategorie naar den indruk, dien men
van zijn werkzaamheden krijgt.

Men zal nu moeten erkennen, dat zulk een beoor-
deeling al zeer oppervlakkig is, zoodat een vergelijking
met andere onderzoekingen steeds zeer vele moeielijkheden
oplevert. Toch is het verschil tusschen
Rubner\'s cijfers
en de mijne wel zeer groot en rijst de vraag, waaraan
dit is toe te schrijven.

Het allereerst komt ons dan de oude theorie der „luxus-
consumptie" voor den geest, die ik wat nader wil bespreken.

-ocr page 53-

Toen Justus v. Liebig in 1842 in zijn beroemd geworden
werk „Die organische Chemie in ihrer Anwendung auf
Physiologie und Pathologie" zijn voedingstheorie verkon-
digde, waarin hij de voedingsstoffen in plastische en weef-
selvormende verdeelde, was een der voorstellingen, welke
hij huldigde, deze, dat het eiwit in de voeding slechts diende,
om het eiwit, hetwelk door spierarbeid te gronde ging,
te vervangen. Hieruit werd de alleroudste leer derluxus-
consumptie opgebouwd, dat namelijk zooveel eiwit, als door
arbeid in de spieren werd verbruikt, in de voeding moest
worden toegevoerd. Het eiwit dat méér, dan voor den
spierarbeid noodig was, werd opgenomen, was luxus en
verbrandde, evenals de N-vrije stoffen, zonder eerst geor-
ganiseerd te zyn geweest.

Voit1) was een der eersten, die aantoonde, dat zoowel
bij arbeid als bij rust, evenveel eiwit wordt omgezet,
waardoor dus de leer der eiwit-luxusconsumptie, die ge-
baseerd was op de onderstelling dat spierarbeid de oorzaak
der eiwit-omzetting was, al spoedig werd verworpen.

Later werd echter de leer der luxusconsumptie, maar
nu in een anderen vorm, wederom verkondigd. De vorige
had alleen betrekking op het eiwit, deze echter op alle
voedingsstoffen.

In het kort kwam deze hierop neer, dat het lichaam
in tijd van nood zijn caloriënverbruik kan verminderen,
waaruit dus ook volgt, dat bij overvloedige voeding meer
wordt verbruikt dan noodig is. De leer der luxusconsumptie
in deze nieuwe gedaante is ook door
Voit bestreden en
heeft, door ademhalingsproeven bij menschen verricht,

-ocr page 54-

geen steun gevonden. Het wordt als zeker aangenomen,
dat de omvang der oxydatieprocessen niet belieerscht
wordt door den voedseltoevoer, maar afhangt van de
energie, die het lichaam ontwikkelt bij den arbeid, en
van de energie, die noodig is, om het lichaam op de
normale temperatuur te houden.

Uit de onderzoekingen van Yoit, later van Zuntz,
Lehmann
en Munk is weliswaar gebleken, dat bij rijkelijke
voeding de warmteproductie wel iets grooter is, maar
dat zou volgens deze onderzoekers afhangen van den
meerderen arbeid, die door het spijsverteringsapparaat
wordt verricht.

Rubner 1) is het echter hier niet mede eens. Hij heeft
aangetoond dat door toedienen van overvloedige voeding
bij den hond een grootere warmteproductie valt waar
te nemen, dan in den hongertoestand. Hij schreef deze
stijging der verbrandingsprocessen echter toe aan een
specifieke werking der voedingsstoffen, die voornamelijk
aan het eiwit eigen zou zijn. De meeste dieren kunnen
volgens
Rubner ook zulke quantiteiten assimileeren, welke
de grenzen der stofwisseling van een hongerende sterk
overschrijden. Bij voortgezetten overmatigen toevoer neemt
ook de stofwisseling geleidelijk toe, tot een evenwichts-
toestand wordt bereikt. De voedingsstoffen doen echter,
op zichzelf beschouwd, bij overmaat van voeding, de stof-
wisseling in ongelijke mate toenemen. Geeft men boven
de normale voeding van eiwit, vet en C-hydr. een calo-
risch gelijke overmaat, dan zal de totale stofwisseling bij
toevoer van eiwit meer stijgen dan bij C-hydraten en nog

-ocr page 55-

meer dan bij toevoer van een overmatige hoeveelheid in
den vorm van vet.

Naar mij wil voorkomen opent Rubner hiermede weer
de deur voor de luxusconsumptie en komt daardoor
eenigszins met zijn eigen voorstelling in strijd. De stof-
wisseling immers vraagt volgens hem naar chemische
spankracht en niet naar voedsel, dus is, tot zekere hoogte
althans, de aard van het voedsel onverschillig en kunnen
verschillende voedingsstoffen elkaar isodynamisch vervan-
gen. Hij zelf heeft door proeven uitgemaakt, dat in het
dierlijk lichaam de verbrandingswarmte van eiwit en
koolhydraten even groot is, namelijk 4.1 caloriën. Waar
blijft nu echter de wet der isodyname vervanging, wanneer
eiwit sterker dan de koolhydraten de gezamenlijke stof-
wisseling kan beïnvloeden? Zij zou, naar de voorstelling
van
Rubner, alleen gelden, voor het geval dat de voedsel-
toevoer blijft binnen de grenzen van de werkelijke
behoefte, dus ongeveer beantwoordt aan het stof- en
krachtverbruik van het hongerende organisme.

Mijn uitkomsten zouden echter voor Rubner\'s opvatting
pleiten, vooral als men bedenkt, dat de Trappisten over
het algemeen ook een groote hoeveelheid eiwit tot zich
nemen, waaruit dan volgens
Rubner de krachtige stofwis-
seling valt te verklaren.

Brachten wij in het bovenstaande de zoo hooge calo-
riënwaarde van de voeding der paters en broeders in
verband met
Rubner\'s opvatting van de aanzetting der
stofwisseling door overvloedige voeding, men zou deze
ook nog uit een ander oogpunt kunnen beschouwen. Van
verschillende zijden is er namelijk op gewezen dat, om
van plantenkost te kunnen leven, veel grootere quanti-
teiten noodig zijn dan bij gemengde voeding.

-ocr page 56-

"Wij gaan derhalve allereerst de literatuur eens raad-
plegen, of daar soms betreffende vegetariërs over het
algemeen zulke hooge cijfers te vinden zijn.

Carl von Voit1) vond dat een vegetariër met een
lichaamsgewicht van 57 K.G., oud 28 jaar, bij lichten arbeid
in zijn voeding 2710 cal. opnam; aan deze voeding was hij
gedurende 3 jaar gewoon en zij bestond uit Graham-brood,
roggebrood, appels, dadels etc. waarin aanwezig waren
54.2 gr. eiwit, 22 gr. vet en 606 gr. koolhydraten. Van
beroep behangersknecht, woonde hij die dagen in het
laboratorium en verrichtte toen geen werk. In \'t voedsel
bevond zich gemiddeld 8.4 gr. N, in de excreta 8.8 gr. N,
dat wil zeggen dat hij niet geheel in N-evenwicht was.
Per K.G. lichaamsgewicht nam hij dus dagelijks 47.5
cal. op. Berekend volgens
Immermann\'s formule vooreen
man van 70 K.G. zou dan de voeding 3108 cal. moeten
bevatten.

Th. Rumpf en O. Schumm 1) onderzochten een vegetariër
en vonden dat deze aan voedingsstoffen innam 3431 cal.
Zijn arbeid bestond uit matige lichaamsbeweging. Zijn
gewicht was 62.5 K.G. Met de voeding, die hij ontving,
kon de bewuste proefpersoon gedurende 8 dagen niet
alleen zijn lichaamsgewicht behouden, maar dit zelfs met
1.7 K.G. vermeerderen.

Berekend voor een persoon van 70 K. G. moest die
voeding een waarde hebben van 3700 cal.

Kellner en Mori2) vonden bij hun onderzoek over de
voeding der Japanners, dat de inlandsche bevolking bijna

1 ) Zeitschrift für Biologie 1900.

2 ) Zeitschrift f. Biologie 1889.

-ocr page 57-

uitsluitend op vegetarisch dieet was aangewezen. Zij
kregen als resultaat, dat bij een gemiddeld lichaamsge-
wicht van
55 K.G. de voeding een waarde vertegenwoor-
digde van
2946 caloriën, hetgeen per K.G. lichaamsgewicht
53.5 caloriën en volgens de formule van Immermann op
70 K.G. lichaamsgewicht berekend, 3460 cal. vertegen-
woordigt.

Kumagawa1) nam proeven op zichzelf met zuiver
vegetarische voeding, hoofdzakelijk uit gekookte rijst
bestaande, die 50.5 gr. eiwit en 569.83 gr. koolhydraten
bevatte. Uit vroegere proefnemingen was hem gebleken
dat hij per dag 2300 cal. noodig had, om zijn lichaamsge-
wicht niet te verminderen. Zijn doel was eigenlijk om te
zien of hij niet met minder eiwit kon toekomen dan tot
dusverre was aangenomen. Hy nam in zijn voeding op
ongeveer 2500 cal. per dag, gedurende 9 dagen bij een
lichaamsgewicht van 48
K.G.

Op 70 K.G. berekend, zou dit 3215 cal. bedragen.
Bij deze voeding, welke hij goed kon verdragen, ofschoon
hij vroeger nooit zuiver vegetarisch geleefd had, gevoelde
hij zich zeer goed. Zijn lichaamsgewicht was na die 9
dagen zelfs met 0.4
K.G. toegenomen.

Dr. J. Rutgers 2) en zijne vrouw hebben op zich zelf de
proef genomen of dierlyk eiwit door plantaardig eiwit te
vervangen was. Eerst voedden zy zich met vleesch en
visch zóó, dat zy in N-evenwicht waren, vervolgens lieten
zij het animale eiwit uit hun voedsel weg en vervingen dit
door plantaardig eiwit. Deze tweede periode, waarin uit-
sluitend vegetarische kost werd gebruikt, interesseert

1 1) Centralblatt für die medicinische Wissenschaft 1889.

2 ) ZeitscHrift für Biologie 1883.

-ocr page 58-

ons het meest. De duur er van was ruim 4 weken.
Rutgees nam dagelijks in zijn voeding 2901 cal. op bij
een lichaamsgewicht van 54 K.G. hetgeen voor een individu
van 70 K.G. 3458 cal. uitmaakt. Laat ik er bij vermelden
dat
Rutgers een vrij drukke geneeskundige praktijk had.

Mevrouw Rutgers, met een lichaamsgewicht van 49 K.G.,
nam per dag in hare voeding 2405 cal. op, hetgeen voor
70 K.G. lichaamsgewicht 3050 beteekent. Hare bezigheden
waren voornamelijk: toezicht, uitoefenen in\'de huishouding.
Haar lichaamsgewicht was op het einde der proefperiode
ongeveer constant gebleven, terwijl dat van haar man
eenigszins was toegenomen.

Caspari en Glaessner1) onderzochten twee vegetariërs,
man en vrouw, gedurende vijf dagen. De man leefde de
laatste 13 jaren zuiver vegetarisch, de vrouw gedurende
een jaar of vijf. Zoolang het onderzoek duurde, werd hun
lichaamsbeweging in den vorm van gymnastiekoefeningen
veroorloofd, die echter slechts door den man op ruime
schaal werden verricht. De man gaf echter aan, in gewone
omstandigheden krachtiger lichaamsarbeid te volbrengen.
Hij zag er stevig uit en had een krachtige muskulatuur,
terwijl het spierstelsel van de vrouw zwak ontwikkeld
was en zij steeds den indruk maakte van vermoeid en
afgemat te zijn.

De man nam per dag in zijn voeding op gemiddeld
4559 caloriën en de vrouw 2715 cal.

Daar hij bij het begin der proefneming 68.9 K.G. en bij
het einde 69,7 woog, vind ik het niet de moeite waard
deze getallen op een lichaamsgewicht van 70 K.G. om
te werken, hetgeen natuurlijk wel noodig is voor de

*) Zeitschrift f. diätetische und physikalische Therapie 1904.

-ocr page 59-

vrouw, die een lichaamsgewicht had van 57.8 K.G. Werd
dit herleid tot een lichaamsgewicht van 70 K.G., zoo
nam zij 3085 caloriën in haar voeding op.

Tot de onderzoekingen van de laatste jaren behooren
wel die, welke door Dr.
G-enyo Yukawa in Japan zijn
verricht1). Deze komen in zooverre veel met de mijne
overeen, dat ook hij kloosterlingen voor zijn proefnemin-
gen gebruikte, zoogenaamde „Zen-Bonzen", die reeds van
oudsher wegens hun eenvoudige levenswijze waren be-
roemd. Zij geven zich een aantal uren per dag aan philoso-
phische beschouwingen over en verrichten overigens lichten
lichamelijken arbeid.
Yukawa heeft nu 12 dezer monniken
onderzocht, 8 uit het klooster Nanshuji en 4 uit het
klooster Obakusan. De eersten, in den tijd dat zij van
lichamelijken arbeid konden uitrusten, d. i. 10 dagen in
elke twee maanden, en de 4 overigen in zijn sanatorium
gedurende 7 dagen. Zijn gemiddelde resultaten waren
als volgt:

Leeftijd. Lichaamsgeur. Caloriên-
opname p. dag.

Groep A. 8 pers. Rust. Jong. 44.46 1804

B. 1 pers. Lichte arbeid. „ 52.10 2731

C. 3 pers. Rust. Oud. 51.81 2020

Berekenen wij de caloriënopname naar een persoon met
een lichaamsgewicht van 70 K Cf., zoo vinden wij voor:

Groep A........ 2441 caloriën.

» B........ 3325 „

„ C...........2469

Yukawa besluit dat de zuiver vegetarische voeding van
japansche Bonzen, welke een minimale caloriënwaarde

Archiv für Verdauungskrankheiten Bd. XV.

-ocr page 60-

heeft, toch voldoende is om gezond te blijven. Hierbij zou
echter volgens hem het feit, dat het lichaam en voor-
namelijk het spijsverteringsorgaan aan zuiver plantaardig
voedsel gewend zou raken, een voorname rol spelen.

Het wil mij echter voorkomen dat de door Yukawa
gevonden caloriënwaarden maar schijnbaar laag zijn.
Herleidt men ze, zooals ik hierboven deed, op een lichaams-
gewicht van 70 K.G., dan vindt men bedragen, die inder-
daad niet „minimaal" verdienen genoemd te worden.

Ik heb in het voorgaande een aantal onderzoekingen
vermeld, die tot de meest exacte mogen gerekend worden.
Ik wil er echter direct bijvoegen, dat het mijn plan niet
was, alles wat op vegetarisch gebied was onderzocht en
geschreven, hier in den breede te vermelden, en wel deels
omdat verschillende onderzoekingen öf betreffende de
methode van onderzoek öf betreffende de te onderzoeken
personen niet met de mijne konden vergeleken worden,
deels omdat er zooveel literatuur van bekend is, waar-
van de grondslag allerminst een wetenschappelijke is.

Uit de bovenaangehaalde onderzoekingen nu, zou wel
volgen, wanneer wij
Rubner\'s getallen voor de verschil-
lende arbeidscategoriën ter vergelijking voor oogen houden,
dat een vegetariër meer caloriën noodig heeft dan iemand,
die zich voedt met gemengden kost.

Echter hebben ook voor gemengden kost verschillende
onderzoekers hoogere cijfers gevonden dan
Rubner, waar-
van o. a. de onderzoekingen van E.
O. Hultgren en E.
Lakdergren 1), bij Zweedsche arbeiders verricht, getuigen.
Zij vonden dat een arbeider van middelbaren leeftijd,

E. 0. Hultgken & E. Landergben. Untersuchung über die
Ernährung schwedischer Arbeiter. Stockholm 1891.

-ocr page 61-

berekend naar een lichaamsgewicht van 70 K.G., bij
middelmatigen arbeid, 3466 cal. in zijn voeding opnam,
en bij zwaren arbeid 4832 cal.

W. O. Atwatek verkreeg nog hoogere uitkomsten en
verlangt voor een man met geringen lichamelijken arbeid
een voeding ter waarde van 3520 cal. en bij middelmatigen
lichamelijken arbeid een voeding ter waarde van 4060 cal.

Ik meen derhalve de groote caloriënhoeveelheid door
paters en broeders in hun voeding opgenomen, niet aan
hun lacto-vegetarisch dieet te mogen toeschrijven.

Men zou zich misschien kunnen afvragen, of deze groote
hoeveelheid voedsel dan niet wordt verorberd uit een
bepaalden drang, om de noodige hoeveelheid eiwit in het
lichaam te krijgen, zoodat men dan de overmaat der
overige voedingsstoffen ballast zou kunnen noemen.

Hiertegen zijn echter genoeg argumenten aan te voeren.

Eerstens, zooals ik juist reeds gezegd heb, het feit dat
er door mijn proefpersonen gemiddeld meer eiwit wordt
opgenomen dan door de meeste physiologen noodig wordt
geacht, namelijk door de paters 129.7 gr. en door de
broeders 154.8 gr.

Ten tweede dat het lichaamsgewicht achteruit ging
in de periode Maart—April1), toen de calorientoevoer (op
70 K.G. lichaamsgewicht berekend) voor de paters 3178
cal. en voor de broeders 3959 cal. bedroeg, dus altijd nog
meer, dan
Rubner voor de overeenkomstige arbeidors-
categoriën verlangt (zie blz. 34). Ik kan hier nog bij ver-
melden dat, vóór het generaal-kapittel in 1892, het dieet
nog strenger was; de paters kregen b.v. nooit een ontbijt.

1 ) De N-balans voor D. en F. leert ook dat door hen N van
het lichaam werd afgegeven.

-ocr page 62-

De voeding werd toen veranderd, mede omdat sedert
dien, de leden op jeugdiger leeftijd konden worden opge-
nomen, namelijk vanaf hun 14e jaar, en voor dezen de
toevoeging van dierlijk eiwit in den vorm van zuivel-
producten en zelfs eieren wenschelijk werd geacht.

Een derde reden, die tegen deze ballast-theorie zou

v

pleiten is wel, dat van overvoeding geen sprake en dat
het aantal kilogrammen lichaamsgewicht ongeveer even
groot is als het aantal centimeters dat de betrokken
personen lang zijn boven
1 M., hetgeen volgens Broca
als een normaal lichaamsgewicht mag worden beschouwd
voor mannen van 25—35 jaar.

Last not least pleit wel tegen die theorie de goede
utilisatie. Dat deze in werkelijkheid goed mag worden
genoemd, blijkt wel, wanneer wij een vergelijking maken
met de utilisatie-cijfers, die
König in zijn werk , Chemie
der menschlichen Nahrungs- und Genussmittel" voor
de resorptie van de voeding aangeeft, namelijk voor:

Eiwit. Vet. C-hydr.
Voeding met weinig dierlijk eiwit 78% 86°/0 93°/0
Zuiver plantaardig voedsel . . 75 % 70 % 92 %
De door mij onderzochte lacto-
vegetarische voeding, gemid-
deld voor D. en F.....81.5 °/0 89.3 °/0 95.4 %

Eiwitten en koolhydraten worden derhalve zeer goed
geutiliseerd, beter dan men zelfs, voornamelijk betreffende
het plantaardig eiwit, zou verwachten.

Verder is het wel merkwaardig, dat de utilisatie van
eiwit, in tijden waarin absoluut vegetarisch wordt geleefd,
ongeveer even groot is als in die tijden, waarin dierlijk
en plantaardig eiwit te samen worden genuttigd.

-ocr page 63-

Bij de gebruikelijke wijze van berekening is het niet te
vermijden, dat de utilisatie van eiwit te laag geschat
wordt, aangezien de in de faeces gevonden N voor een deel
— volgens
Prausnitz en Menicanti zelfs bijna geheel —
niet afkomstig is van de genuttigde voeding, maar van
de afscheidingsproducten van het spijsverteringsapparaat.
Daarom zou men dan ook het meeste N in de faeces
terugvinden bij die voeding, welke den darm tot de grootste
afscheiding aanzet. Daar ik nu ook bij mijn onderzoek
gevonden heb, dat het N-percentage der faeces, zoowel
bij qualitatief als quantitatief wisselende voedselopname,
ongeveer constant blijft, meen ik de opvatting van
Prausnitz
te kunnen deelen.

W. Prausnitz die in normaalfaeces — d. w. z. faeces,
die bij een voeding gevormd wordt, welke bijna volkomen
wordt geresorbeerd — gemiddeld 8.65% N vond, kreeg
in de faeces van een vegetariër, die zich metgemengden
vegetarischen kost voedde, 5.64% N, hetgeen met mijn
uitkomsten vrywel overeenkomt.

Betreffende de vetresorptie dient te worden opgemerkt
dat bij de vetextractie verschillende andere stoffen ook in
aether oplosbaar zijn, hetgeen voor de faeces in hoogere
mate als voor het voedsel geldt, waardoor dus procents-
gewijze het utilisatie-cijfer slechter wordt. Deze fout wordt
natuurlijk des te grooter, naarmate het voedsel vetarmer is.

Een blik slaande op de N-balans (zie blz. 30), zou
men bij oppervlakkige beschouwing geneigd zijn aan
te nemen, dat de proefpersonen D. en F., de eenigen,

-ocr page 64-

waarvan ook de faeces onderzocht zijn, gedurende het
geheele jaar eiwit aanzetten. Bedenkt men echter, dat per
dag ongeveer 0.8 gr. N door de huid wordt afgegeven]),
dan komen wij tot het resultaat, dat door beiden in
periode IV een geringe hoeveelheid N van het lichaam
wordt verloren, wat geheel in overeenstemming is met
hetgeen hierboven werd opgemerkt, naar aanleiding van
de daling van het lichaamsgewicht in deze schraalste
periode; verder, dat door beiden gedurende de Ie periode,
waarin de voeding het rijkelijkst was en het lichaams-
gewicht toenam, eiwit wordt aangezet en eindelijk dat in
de III0 periode door D. een weinig wordt verloren en door
F. een weinig wordt aangezet.

Wat het kreatinine-onderzoek betreft, wil ik den lezer
eerst een kort résumé geven van de onderzoekingen, welke
vroeger reeds over dit onderwerp zyn verricht.

Munk 1) komt als resultaat zijner onderzoekingen tot de
conclusie, dat de dagelijksche hoeveelheid uitgescheiden
kreatinine bij zuiver vegetabilischen kost geringer is dan
bij dierlijken.

Schottin2) kon, toen hij gedurende 30 uren slechts
zuiver vegetarischen kost gebruikte, geen kreatinine in de
urine vinden, hetgeen echter, zooals hij zelf in antwoord
op de door
Valentiner uitgeoefende kritiek heeft moeten
toegeven, waarschijnlijk aan onderzoekingsfouten is toe
te schrijven.

1 J) M. Rubner, Volksernährungsfragen, pag. 25. Leipzig 1908.
-) Münk, Deutsche Klinik 1862. Blz. 299.

2 ) Schottin, Deutsche Klinik 1862. Blz. 161.

-ocr page 65-

Hofman 1) onderzocht urine, geeft echter geen volledige
aanwijzing omtrent de hoeveelheid en de soort der opge-
nomen voeding, alleen vermeldde hij, dat hij gemengden
kost gebruikte en dat op sommige dagen vleeschkost
overheerschend was. Uit de onderzoekingen van
Munk,
Neubauer
en van zich zelf, kwam hij tot de conclusie dat
de gemiddelde uitscheiding per dag 990 milligrammen
bedraagt.

Factoren, die volgens hem physiologisch van invloed
konden zijn op de kreatinine-uitscheiding, waren 1°. leeftijd,
waar hij in de puberteitsjaren tot het senium de grootste
uitscheiding per dag vond, 2°. het lichaamsgewicht, waar-
mede evenredig zou zijn de hoeveelheid uitgescheiden
kreatinine en 3°. de voeding, waarbij hij tot resultaat
* kreeg, dat op dagen dat hij geen voedsel tot zich nam, de
kreatinine-uitscheiding verminderde, echter nooit ophield;
vervolgens, dat bij vleeschkost de kreatinine-uitscheiding
toe- en bij plantaardigen kost tot ongeveer de helft
afnam.

Dierlijke voeding zou dus volgens hem vermeerdering
van kreatinine te weeg brengen.

Caspari en Glaessner 2) onderzochten 2 vegetariërs, een
man en eene vrouw, gedurende vijf dagen. De voeding was
zuiver vegetarisch en bestond voor den man gemiddeld uit:

7.83 gr. N. 219.8 gr. vet -f- G-hydr. tot een gezamenlijk
bedrag van 4559 cal.,

voor de vrouw uit:

5.33 gr. N. 99 gr. vet C-hydr. tot een gezamenlijk
bedrag van 2715 cal.

-ocr page 66-

Zij onderzochten ook de urine op kreatinine, waarbij deze
echter niet gevonden werd, wel kreatine, namelijk bij den
man gemiddeld 36 mgr., bij de vrouw gemiddeld 24mgr.
per dag. Zij meenden dat plantenvoedsel oorzaak was
van de afwezigheid van kreatinine.

Met Folin brak op het gebied van kreatinine-onder-
zoekingen een nieuw tijdperk aan. Tot nu toe waren de
bepalingen steeds gedaan, en hier mag ik wel met nadruk
op wijzen, volgens de methode
Neubauer, die echter aan
betrouwbaarheid veel te wenschen overliet en waarbij
veel te kleine quantiteiten gevonden werden; dit hebben
de onderzoekingen van v.
Hoogenhuyze en Verploegh
duidelijk bewezen.

Folin x) gaf nu een veel handiger methode aan voor
de quantitatieve bepaling van kreatinine waarbij hij ge-
bruik maakte van den colorimeter van
Duboscq.

Folin vond dat bij een kreatinine-vrij dieet, de hoeveelheid
uitgescheiden kreatinine in de urine vrij constant is, maar
individueel verschillend, onafhankelijk van de uitscheiding
van het totale N-quantum. De uitscheiding van kreatinine,
als het opgenomen voedsel dit niet bevat, zou volgens
hem een maat zijn voor de intensiteit der endogene
eiwitomzetting. Hieronder verstaat hij de eiwitomzetting,
die ook zonder direct verband met den toevoer van eiwit
in \'t voedsel, in de cellen plaats grijpt. Die eiwitomzetting,
waarbij dit verband wel bestaat en die hoofdzakelyk in
de spijsverteringsorganen, met name in de lever plaats
vindt, noemt hij exogeen.

Bij voldoende hoeveelheid eiwit blijft, volgens Folin,
de kreatinine-uitscheiding dezelfde, ook al wordt er meer

-ocr page 67-

dan noodig toegevoerd, want dan zou de overmatige hoe-
veelheid eiwit als ureum enz. het lichaam verlaten, niet
echter als kreatine of kreatinine, hetgeen alleen zou ver-
kregen worden uit de endogene omzetting. Geeft men bij
een kreatinine-vrij dieet, kreatinine dan komt hiervan
ongeveer 80% i*1 de urine terug; geeft men echter kreatine
bij het voedsel, dan zal dit bij eiwit-arm dieet niet, bij
eiwit-rijk dieet wel in de urine zijn aan te toonen. Daaruit
concludeerde
Folin dat kreatine als voedsel kon dienen
en dat kreatinine een afvalproduct is.

Verploegh l) kwam tot de conclusie, dat kreatine
een stofwisselingsproduct is, ontstaan bij de omzetting
van dat eiwit, waaraan het leven der cellen gebonden is.
Hij vond in tegenstelling met
Folin niet alleen bij een
eiwitrijk, maar ook bij een eiwitarm dieet een gedeelte
van de ingenomen kreatine in de urine terug, deels als
zoodanig, deels als kreatinine, waaruit hij tevens de gevolg-
trekking maakte, dat kreatine in het lichaam in kreatinine
kan worden omgezet. Bij zijn proeven was dan ook van
een achterhouden van kreatine in het lichaam niets ge-
bleken. Als gemiddelde kreatinine-uitscheiding in mgr.
per K.G. lichaamsgewicht gedurende drie proefreeksen
vond hij:

Van Hoogenhuyze 22.7 23.1 23.2

Verploegh 26.6 26.2 26.4

Zooals men uit deze cijfers ziet, werd er bijna geen
verschil in de uitscheiding van kreatinine gevonden, hoe-
wel de dieeten bij hun proefreeksen, zoowel qualitatief als
quantitatief, nogal uiteenliepen.

-ocr page 68-

O. E. Closson x) kwam tot de conclusie dat kreatinine een
constant bestanddeel der urine is en dat het, onafhankelijk
van den toevoer van kreatine of kreatinine, een karakteri-
stiek eindproduct in de urine vormt. Zijn waarnemingen
kwamen in zooverre met die van
Folin overeen, dat er
een merkwaardige gelijkheid bestaat tusschen de quanti-
teiten uitgescheiden kreatinine bij een en hetzelfde individu
bij verschillend dieet. Verder zegt hij dat zijn uitkomsten
niet in strijd zijn met
Folin\'s meening dat de uitgescheiden
kreatinine quantitatief afhankelijk is van de massa actief
lichaamsweefsel en derhalve tot zekeren graad evenredig
aan het lichaamsgewicht. Alhoewel hij nu zegt dat zijn
cijfers niet met
Folin\'s ideën in dit opzicht in strijd zijn,
schijnt het mij echter geenszins toe, dat zij
Folin\'s ver-
onderstelling bevestigen. De hoeveelheden uitgescheiden
kreatinine per K.G. lichaamsgewicht varieerden bij hem
tusschen 15 en 23 mgr. per dag.

Shafeer vond als grenzen van normale kreatinine-
uitscheiding per dag en per K.G. lichaamsgewicht 18 tot
30 mgr.

Conclusies uit mijn eigen onderzoek (vergel. blz. 33):

Op de eerste plaats krijg ik als resultaat, dat plant-
aardige voeding, mits in voldoende mate genomen, de
uitscheiding van kreatinine in de urine niet doet vermin-
deren. Immers bij de zuiver vegetarische voeding in Maart
werd niet minder gevonden dan in de andere perioden,
toen de voeding lactovegetarisch was. Verder blijkt, dat
de kreatinine-uitscheiding per K.G. lichaamsgewicht over-

-ocr page 69-

eenkomt met de cijfers door Closson, Shaffer, v. Hoo-
genhuyze
en Verploegh e. a. gevonden en ook dat er een
zekere evenredigheid bestaat tusschen het lichaamsgewicht
en de dagelijksche hoeveelheid uitgescheiden kreatinine.

Zulke constante cijfers als v. Hoogenhuyze en Ver-
ploegh
in hun verschillende proefreeksen voor de dage-
lijksche kreatinine-uitscheiding vonden, heb ik echter niet
verkregen. Ook ik kon bij nader inzien geen bepaald
verband vinden tusschen de opgenomen hoeveelheid eiwit
of de met het voedsel opgenomen hoeveelheid caloriën en
de hoeveelheid uitgescheiden kreatinine, ofschoon ik op
het eerste gezicht mijner cijfers bijna de stelling had
neergeschreven „hoe meer caloriën men per dag opneemt
des te meer kreatinine scheidt men uit". Men vergelijke
zelf de uitkomsten van Maart en Mei. De uitkomsten van
September en Januari deden mij echter het gewaagde
dezer redeneering inzien.

Wanneer ik echter de gemiddelde cijfers van de krea-
tinine-uitscheiding per K.G. lichaamsgewicht naga, dan is
het wel merkwaardig dat voor de perioden II, III en IV,
de kreatinine-uitscheiding per K.G. lichaamsgewicht onge-
veer constant valt te noemen, zoowel voor de paters als
voor de broeders. In de periode I die daarna volgt, krijgen
wij echter een duidelijke vermeerdering van de kreatinine-
uitscheiding. Of deze misschien met den tijd van het jaar
(Mei) in verband staat, wanneer alles tot een nieuw
leven opbloeit, en dus eenigermate met den tonus samen-
hangt, is een gezichtspunt, dat misschien een nader
onderzoek zou wenschelijk maken. Door de onderzoekingen
van
C. A. Pekelharing en C. J. C. v. Hoogenhuyze1) is

-ocr page 70-

immers duidelijk aangetoond, dat, wanneer spiervezelsin
tonische contractie worden gebracht, een vermeerderde
kreatine-vorming plaats vindt, terwijl dit niet het geval
is bij de gewone arbeidsverrichting der spieren, die in
hoofdzaak op snelle en tetanische contracties berust.

Volgens Grocco1), Moitessier 2), Gregor3) e. a. echter
krijgt men bij vermeerderden spierarbeid wèl een ver-
sterkte kreatinine-uitscheiding.

Was dit waar, zoo had men een duidelijk verschil in de
kreatinine-uitscheiding bij de paters ten opzichte der
broeders mogen verwachten. Hiervan blijkt echter niets.
Het aantal onderzochte personen was intusschen misschien
te gering om hierover een oordeel te vellen. Daarenboven
zou dan ook bij dezelfde personen de kreatinine-uitschei-
ding, zoowel na rust als na arbeid, dienen nagegaan en
niet, zooals hier, twee categorieën, waarvan de ééne
meer arbeid verricht dan de andere, tegenover elkaar
gesteld te worden, daar individueele factoren te veel van
invloed zijn. Ofschoon ik derhalve geenszins het tegendeel
van hetgeen bovengemelde onderzoekers meenden te
mogen concludeeren, bewijzen kan, pleiten mijn uitkom-
sten echter niet voor de juistheid van hun meening, veel
meer voor die van
Verploegh.

Aanhangsel. Calorimetrische resultaten.

Nog rest mij een vergelijking te maken tusschen de
caloriënwaarden, berekend naar de uitkomsten van het

1 !) Gkocco. Maly\'s Jahresber. Bd. XVI 1886. pag. 199.

-ocr page 71-

chemisch onderzoek, en die, welke gevonden worden uit
de bepalingen met de bom van
Berthelot (zie blz. 15
en bijlage VI).

Aangezien het eiwit in de bom vollediger verbrand
wordt dan in het dierlijk lichaam, is bij de berekening
niet de physiologische verbrandingswarmte van eiwit
volgens
Rubner gebezigd, zijnde 4.1, maar 5.7, het ge-
middelde bedrag door
Stohmann met den calorimeter
gevonden. Overigens zijn de standaardcijfers gebruikt die
op blz.
24 zijn vermeld.

Caloriënopname.

Bepaald met de bom. Berekend. Verschil.

In cal. In percenten.

8 Jan.

D.

3167

3131

36

1.14

F.

3404

3327

77

2.26

31 Maart.

D.

3390

3299

91

2.68

F.

3790

3705

85

2.24

Gemiddeld

72

2.1

C a 1 o r i ë n a

fglir\'e in faeces.

8 Jan.

D.

492

429

63

12.8

F.

574

517

57

9.9

31 Maart.

D.

323

295

28

8.7

F.

370

353

17

4.6

Gemiddeld 41 9.3

Zooals men ziet, vallen de verschillen tusschen de
calorimetrische bepalingen en de chemische berekening,
alle te^n gunste van de eerste uit. Voor het voedsel is

-ocr page 72-

dit verschil echter zeer gering en bedraagt gemiddeld
ongeveer 2 °/0. Als men bedenkt dat elke onderzoekings-
methode hare grenzen van nauwkeurigheid heeft en hier
uit den aard der zaak, de fouten van een aantal methoden
zich ophoopen, is de overeenstemming inderdaad zeer
bevredigend te noemen.

Wat de faeces betreft, is dit verschil veel grooter dan
voor het voedsel gevonden werd, namelijk gemiddeld
9.3 °/0. Dit is wel bevreemdend, daar men eerder zou
hebben mogen verwachten, dat de berekening uit de
chemische gegevens hier een te hoog bedrag zou aan-
wijzen. Immers is er reden om aan te nemen, dat een
groot deel van de stikstof hierin niet aanwezig is in den
vorm van eiwit, maar van splitsingsproducten met een
geringere verbrandingswarmte. Ook is het aan gegronden
twijfel onderhevig of het aetherextract uit de faeces een
even groote verbrandingswarmte zou bezitten als vet,
daar hier toch, veel meer dan in het voedsel, andere
stoffen aanwezig zijn, die in aether overgaan en een
geringere verbrandingswarmte bezitten. Mogelijk dat som-
mige afscheidingsproducten, zooals het cholalzuur, een
stof met een groot koolstofgehalte, een hooge verbrandings-
warmte hebben. Het is mij echter niet gelukt, daaromtrent
gegevens te verkrijgen.

Zonder dus dit vraagstuk te kunnen oplossen, vind ik het
toch belangrijk genoeg, om er de aandacht van volgende
onderzoekers op te vestigen.

-ocr page 73-

HOOFDSTUK IV.

\\

Slotbeschouwingen.

Na alles wat in het voorafgaande behandeld is, meen
ik nu de vraag te mogen stellen, in hoeverre dit onder-
zoek tot resultaten heeft geleid, die van practisch belang
zijn met het oog op de voeding der arbeidende klasse.

Zooals wij gezien hebben, nemen de Trappisten in hun
voeding hoeveelheden caloriën op, veel grooter dan, volgens
de inzichten van
Rubner, voor den arbeid, dien zij ver-
richten, ware noodig te achten. Breedvoerig is door mij
in de voorafgaande bladzijden uiteengezet, dat zij deze
quantiteiten wel degelijk verwerken, daar de utilisatie van
den kost zeer goed is te noemen en dat men ook niet van
overvoeding spreken mag. Al zouden nu de gemiddelde
cijfers van 3498 cal. voor de paters en 4538 cal. voor de
broeders (zie blz. 28) misschien wat onnoodig hoog zijn,
zoodat zij het wel met wat minder caloriën zouden kun-
nen stellen, zonder hun gezondheid te benadeelen, zoo
zagen wy aan den anderen kant toch op blz. 43, dat
3178 cal. voor de paters en 3959 cal. voor de broeders
als te gering moet worden beschouwd. Wij tasten dus
niet ver mis, wanneer wij, in ronde cijfers, voor de paters

-ocr page 74-

3300 cal. stellen en voor de broeders 4250 cal., wel te
verstaan voor een lichaamsgewicht van 70
K.Gr.

"Wanneer wij deze cijfers nu vergelijken met de hoe-
veelheid caloriën, die door de arbeiders in deze streken
wordt gebruikt, dan blijkt dat de laatsten veel te weinig
in hun voeding opnemen. Verschillende onderzoekers o.a.
Moquette te Utrecht in zijn dissertatie, E. Slosse en
v.
d. Weyer *) te Brussel en C. A. Meinert 1), die den
kost van duitsche arbeiders onderzocht, kwamen tot de
conclusie dat de voeding der arbeiders in vele opzichten
onvoldoende is. Ik meen dat dit feit uit mijn onderzoe-
kingen nog veel sterker aan het licht komt. Waarom
immers zou men voor de arbeiders ook niet een voeding
mogen verlangen, die een caloriënwaarde bezit gelijk aan
die, welke voor de Trappisten noodig is gebleken?

In zeer vele opzichten biedt deze voeding groote voor-
deelen. Het eiwit, om daarmee te beginnen, dat als een
groote factor in de voeding wordt beschouwd, is er, althans
absoluut gerekend, in ruime mate in aanwezig. Immers
vonden wij voor de paters een gemiddeld dagelijksch
eiwitgebruik van 130 gr. en voor de broeders van
155 gr. Relatief is het eiwitgehalte, berekend naar de
caloriënwaarde, 14.4 % voor de paters en 14% voor de
broeders, dus nauwelijks lager dan dat van den gemengden
kost door
Voit verlangd voor middelmatigen arbeid, zijnde
15.9% van de totale warmtewaarde van het voedsel.

Armoede nu aan deze stof doet de meeste onderzoekers
de voeding als onvoldoende bestempelen. Zonder mij op

1  C. A. Meinebt. Armee und Volksernahrung. Berlin 1880, II Thl.

-ocr page 75-

zijpaden te begeven en in een breedvoerig betoog over
de noodzakelijkheid van het eiwit in de voeding en haar
minimum-eiwitgehalte uit te wijden, meen ik, dat er in
den mensch reeds een zekeren drang aanwezig is, die
hem van zelf er toe brengt, wanneer de omstandigheden
het toelaten, om het noodige eiwit in zijne voeding op te
nemen en dat deze hoeveelheid voor een normaal persoon
niet ver van 100 gr. verwijderd is. De verwachtingen, die
ik, afgaande op de mededeelingen van
Suchier x) over de
streng vegetarische levenswijze der Trappisten, bij het
beginnen van mijn onderzoek koesterde, om nu eens een
categorie van personen te kunnen demonstreeren, die zeer
weinig eiwit gebruiken, om daardoor het vraagstuk van
het minimum-eiwitgehalte in de voeding tot verdere
oplossing te kunnen brengen, vielen precies in tegenover-
gestelden zin uit. Zij nemen inderdaad niet alleen een
groote hoeveelheid voedsel, maar daarmede veel eiwit tot
zich, waarvan ongeveer 30 °/0 van dierlijken oorsprong is.

Die groote voedselquanta zouden een factor kunnen
zijn, waardoor nadeelige gevolgen voor het spijsverterings-
orgaan zouden kunnen veroorzaakt worden. Hiervan zijn
echter zeer weinig bewyzen voorhanden. Wel kreeg ik
allerwege den indruk, dat zij, die pas hun intrede in het
klooster doen, gedurende de eerste weken last van hun
ingewanden hadden, maar deze verschijnselen verdwenen
al zeer spoedig, om plaats te maken voor een gezonden
eetlust zonder maag-darmbezwaren. Ofschoon hun voe-
ding eiken dag ongeveer dezelfde was en de eenigste
verandering meestal betrekking had op de hoeveelheid,

1) Suchier. Der Orden der Trappisten und die vegetarische
Lebensweise. München 1906.

-ocr page 76-

die hun werd opgediend, werd zij steeds met even-
veel graagte verorberd, zonder dat er iets werd in
het werk gesteld, om dezen „reizlose" kost smakelijker
te maken. De stelling, die velen verdedigen, dat de voeding
de noodige afwisseling moet bieden, opdat deze ten slotte
niet gaat tegenstaan en men daardoor zijn eetlust zou
verliezen, gaat hier absoluut niet op en wordt mijns
inziens in het gewone leven dikwijls te overdreven in
practijk gebracht. Is men eenmaal aan zulke voeding
als die der Trappisten gewend, dan komen er ook byna
geen maag-darmbezwaren voor. Klachten over zoodanige
aandoeningen heb ik zelfs bij herhaalde navraag nooit
vernomen. Dat er bij gebruik van zoo groote quanti-
teiten voedsel maagverwijding zou ontstaan, gelijk velen
meenen, daarvoor heb ik geen bewijzen in handen.
Suchier meldt daaromtrent dat in het klooster, waaruit
hij zijn gegevens verzamelde, een pater, die tevens medi-
cus was, hem verzekerde dat in de laatste 10 jaren slechts
één geval was waargenomen. Huismedici van andere
kloosters, wien ik om inlichtingen gevraagd had, konden
mij ook geen bewijzen leveren. Een feit is zeker, moch-
ten er gevallen voorkomen, dan brachten deze geen be-
zwaren met zich mede en dit is toch de hoofdzaak. Het
spijsverteringsorgaan raakt langzamerhand aan dezen
kost gewoon. Dat de monniken dan niet meer andere
voeding goed kunnen verdragen, daarover heb ik ver-
schillende mededeelingen van Trappisten ontvangen, die,
wanneer zij bij hooge uitzondering en wegens bijzondere
omstandigheden het klooster eens voor een paar dagen
verlaten en dan den gewonen kost gebruiken mochten,
in de meeste gevallen last van hun spijsverteringsorgaan
kregen. Ook de goede utilisatie meen ik ten slotte aan

-ocr page 77-

liet aanpassingsvermogen van het digestie-apparaat aan
deze voeding te mogen toeschrijven.

In aansluiting aan het vorenstaande, wil ik het een
en ander mededeelen, betreffende hetgeen ik van den
gezondheidstoestand der kloosterlingen kon te weten
komen.

Mijn algemeene indruk is, dat deze zeer bevredigend
mag genoemd worden. Voor zoover ik heb kunnen
nagaan, werd over geen ziekten, van welken aard ook,
geklaagd, ofschoon de kloosterlingen toch vooral veel aan
rheumatische invloeden zijn blootgesteld. Hun kleeding,
die, behalve het schoeisel, geheel uit wol is vervaardigd,
dragen zij het geheele jaar door en zij wordt slechts als de
winter intreedt, en dan nog maar bij strenge koude,
tegen een dikker stel verwisseld; overigens blijven zij
steeds dezelfde kleeding dragen, al was deze door regen
of transpireeren nog zoo vochtig geworden. Met dit feit
voor oogen verwondert het mij wel eenigszins dat er ook
zoo weinig huidaandoeningen onder deze kloosterlingen
worden aangetroffen.

Dat een betrekkelijk groot percentage onder hen reeds
op zeer jeugdigen leeftijd ten grave daalt, moet wel
hierin gezocht worden, dat ook onder deze mannen de
tuberculose haren verderfelijken invloed doet gelden.
Suchier kreeg de overtuiging dat deze gevreesde ziekte
wel die was, welke van alle aandoeningen bij de Trap-
pisten het meest voorkomt. Zijn zegslieden schreven dit
feit voornamelijk aan de askese toe.

Ik kan mij dan ook best begrijpen dat jonge monniken,
die reeds by hun intrede in,het klooster den kiem dier
ziekte piet zich droegen, er niet tegen bestand zijn, om

-ocr page 78-

zonder nadeel voor hun gezondheid, den strengen levens-
regel, dien de orde hun oplegt, te volgen.

Deze opvatting krijgt nog meer steun, als ik de necro-
logie van het klooster mijner proefpersonen naga. Sinds
de stichting in 1883 tot nu toe, waren 6 kloosterlingen
gestorven, waarvan 3 aan tuberculose in den ouderdom
van resp. 20, 25 en 45 j.

Het zou ook nog wel interessant zijn, iets omtrent de
sterftestatistiek bij de Trappisten te weten te komen.
Wegens het kleine aantal personen in het door mij be-
doelde klooster, zijn daaromtrent de gegevens te gering.
In de bijlagen echter van het werk „Geschiedenis der
Abdij van Westmalle" vindt men een overzicht van de
monniken, die in deze abdij sedert ongeveer het jaar 1800
geleefd hebben en gestorven zijn, met opgave van het
jaar van hun geboorte, van hun professie en van hun
sterven. Berekent men daaruit den gemiddelden leeftijd
voor 65 paters en 96 broeders, dan blijkt daaruit dat beide
categoriëen gemiddeld 56 j. en eenige maanden oud wer-
den, terwijl de leeftijd hunner professie voor de paters
dooreengenomen hun 28« en voor de broeders ongeveer
hun 32e levensjaar was.

Uit den aard der zaak laten deze cijfers geen verge-
lijking toe met de statistiek betreffende den gemiddelden
levensduur van andere categoriëen der bevolking.

Het eenigste, dat ons met deze gegevens, tot zekere
hoogte, nog mogelijk blijft, is een vergelijking te trekken
tusschen paters en broeders en het zal dan misschien
wel eenige verwondering wekken dat deze laatsten, in
weerwil van hun naar onze begrippen gezondere levens-
wijze, niet ouder dan de paters worden.

In hoofdzaak komen mijne resultaten dus wel met die

-ocr page 79-

van Suchier overeen, alleen maakt hij zich op sommige
punten m.i. aan lichte overdrijving schuldig.

Hij zegt o.a.: „Die körperliche und geistige Leistungs-
fähigkeit erreicht mit 17 Stunden täglicher Beschäftigung
eine Höhe, die wohl kaum von einer anderen Ernährungs-
weise übertroffen werden dürfte." Bedenkt men dat de
paters slechts 4 ä 5 uren per dag lichamelijken arbeid
verrichten en de overige tijd voor het grootste deel met
gebeden en overwegingen wordt doorgebracht, dan mag
de arbeid in den tijd, die zij niet slapen, toch niet als
zulk een zware lichamelijke prestatie worden gerekend,
als
Suchier het in de hierboven geciteerde regels weer-
geeft. Op de broeders zouden deze woorden veel meer
toepasselijk zyn. Het blijft echter de vraag of met een
andere voedingswijze ceteris paribus niet hetzelfde resul-
taat zou kunnen worden bereikt.

Zijn tweede stelling luidt: „Die vegetarische Lebensweise
bietet dem Menschen alles das, was zur Erhaltung des
Lebens, der Gesundheit und mindestens der mittleren
Lebensdauer notwendig erscheint." Deze conclusie is niet
voldoende gemotiveerd, daar wij hier geenszins met een
zuiver vegetarische voeding te maken hebben, maar met
een lacto-vegetarische, waarvan het percentage dierlijk
eiwit op het totaal, over het geheele jaar berekend, zooals
wij op blz. 57 zagen, gemiddeld 30% bedraagt.

Wat de oeconomische zyde van het vraagstuk betreft,
blijkt uit een zeer nauwkeurige berekening, welke ik aan
den prior van het klooster dank, en waarby de voedings-
middelen, uit eigen tuin en van eigen vee afkomstig,

-ocr page 80-

volgens marktprijzen werden getaxeerd, dat de voeding
der Trappisten, ongerekend de toebereiding, per dag en
per man gemiddeld
35 ets. kost, dus overeenkomende met
de prijzen, welke volgens
Moquette voor een, aan billijke
eischen beantwoordende voeding der arbeiders, zouden
moeten worden besteed en die tusschen
27.6 en 39.6 ets
per dag varieeren *).

Men moet echter hierbij wel in aanmerking nemen dat
de arbeidersrantsoenen, waarvan hierboven de geldswaarde
werd medegedeeld, slechts een warmtewaarde van ±
3000
caloriën representeeren, terwijl de Trappist er, aangezien
24 paters en 20 broeders in het klooster leefden, voor

i, 1 X 3696 20 X 4538 .

dezen prijs gemiddeld-= 4078 cal.

44

voor ontvangt.

De spijzen, die aan dit caloriënaantal het grootste con-
tingent leveren, zijn wel in het algemeen brood, aard-
appelen en karnemelksche pap.

Summa summarum schijnt het mij niet van belang ont-
bloot om voor het vervolg bij het opstellen van rantsoenen
voor volksvoeding, rekening te houden met de wijze,
waarop dit vraagstuk door de Trappisten is opgelost.

1 J) Moquette, Acad. Proefschrift. 1907, pag. 159.

-ocr page 81-

BIJLAGEN.

-ocr page 82-

; ; ■

-ocr page 83-

Woensdag 2 Sept. 1908.

A.

B.

C.

D.

E.

F.

G.

H.

Brood .......

385

285

370

435

727

641

650

631

Koffie -f melk . . .

500

500

500

500

Pap........

775

1168

472

1077

1230

1270

1175

995

Prinsesboonen....

245

233

248

291

292

263

307

312

Aardappelen ....

355

402

397

569

536

640

393

663

Pruimen......

136

136

136

136

136

136

136

136

Botersaus.....

180

180

180

180

180

180

180

180

Peren.......

225

245

215

275

260

255

217

217

Bier .......

1000

1000

1000

1000

1000

1000

1000

1000

Hoeveelheid in gr. . .

3301

3649

3018

3963

4861

4885

4558

4634

Donderdag 3 Sept.

578

455

498

593

737

712

735

682

Koffie -f- melk . . .

500

500

500

500

500

500

500

500

Pap........

895

1226

440

1345

1265

1245

1235

880

Prinsesboonen....

255

302

313

321

303

303

273

335

Aardappelen ....

427

404

217

434

570

530

625

565

Botersaus.....

180

180

180

180

180

180

180

180

Gepofte peren -f- 2

versche pruimen . .

141

141

141

141

141

141

141

141

Bier.......

1000

1000

1000

1000

1000

1000

1000

1000

Bruine boonen. . . .

550

548

255

560

543

548

558

620

50

50

50

50

50

50

50

50

Salade.......

100

100

100

100

100

100

100

Olie........

30

30

30

30

30

30

30

30

Hoeveelheid in gr. . .

4706

4936

3724

5154

5419

£339

5427

5083

5

-ocr page 84-

Vrijdag 4 Sept.

A.

B.

C.

D.

E.

F.

Gr.

H.

Brood.......

485

536

410

368

701

754

766

656

Koffie zonder melk . .

500

500

500

500

Erwtensoep.....

860

350

720

880

1395

640

690

860

Aardappelen ....

240

520

262

424

530

495

565

485

Roode kool -j- appeltjes

560

558

608

576

613

523

543

610

Bier.......

1000

1000

1000

1000

1000

1000

1000

1000

Olie.......

30

30

30

30

30

30

30

30

Appeltjes......

215

215

215

215

215

215

215

215

Hoeveelheid in gr. . .

3390

3209

3245

3493

4984

4157

4309

4356

Zaterdag 5 Sept.

Brood .......

560

525

427

635

721

614

806

731

Koffie melk . . .

500

500

500

500

500

500

500

500

Pap (karnemelk). . .

775

1241

400

1125

1225

1170

1225

865

Aardappelen . . , .

290

252

132

510

485

505

465

515

Witte kool.....

430

473

573

386

608

498

483

490

Botersaus.....

180

180

180

180

180

180

180

180

Appels......

86

86

86

86

86

86

86

Bier.......

1000

1000

1000

750

1000

1000

1000

1000

Rijstepap......

858

846

850

860

845

820

330

803

Kaas.......

50

50

50

50

50

50

50

50

Hoeveelheid in gr. . .

4729

5153

4198

5082

5614

5423

5125

5220

-ocr page 85-

Zondag 6 Sept.

A.

B.

C.

D.

E.

F.

Gr.

H.

Brood .......

487

535

493

652

736

742

723

718

Koffie melk . .

500

500

500

500

500

500

500

500

Pap.......

825

1286

285

1155

1280

1315

1295

950

Aardappelen. . . .

510

327

147

394

455

460

560

530

Prinsesboonen . . .

345

288

403

336

353

353

308

300

Botersaus ....

180

180

180

180

180

180

180

180

Bier......

1000

1000

1000

1000

1000

1000

1000

1000

Appeltjes ....

86

86

86

86

86

86

86

Bruine boonen. . .

555

563

160

475

543

503

568

535

80

80

80

80

80

80

80

80

Olie.......

30

30

30

30

30

30

30

30

50

50

50

50

50

50

50

50

Hoeveelheid in gr. .

4648

4925

3414

4938

5207

5299

5380

4959

Donderdag 7 Jan. 1909.

Brood .....

. 594

498

366

543

944

822

964

897

Koffie -f melk .

. 1000

500

500

500

500

500

1500

Pap.......

. 1294

1308

936

1253

1291

1283

1308

272

Boerenkool . . .

. 132

151

138

189

211

200

146

190

Aardappelen. . .

. 351

543

578

517

385

459

480

512

Bier.....

. 500

500

1000

1000

1000

1000

Appels.....

. 107

107

107

107

107

107

107

107

Botersaus . . .

. 180

180

180

180

180

180

180

180

Kaas.....

. 50

50

50

50

50

50

50

50

Hoeveelheid in gr.

4208 3337 33B5 3839 4668 4601 4735 3708

-ocr page 86-

Vrijdag 8 Jan.

A.

B.

C.

D.

E.

F.

Gr.

H.

Brood ......

518

629

645

568

1087

808

886

778

Koffie z. melk. . .

. 1000

1000

500

500

500

500

1000

Erwtensoep....

. 835

822

805

1380

1380

757

1366

1344

Aardappelen . . .

. 483

603

583

753

455

608

643

451

Zuurkool.....

142

154

283

181

142

126

153

129

Bier......

500

500

500

500

1000

1000

1000

500

Olie......

30

30

30

30

30

30

30

30

Appeltjes ....

. 107

107

107

107

107

107

107

107

Hoeveelheid in gr. .

. 3560

2845

3953

4019

4701

3936

4685

4339

Zaterdag 9 Jan.

Brood.....

542

550

451

518

986

826

856

871

Koffie 4* melk .

. 1000

500

500

500

500

500

1000

Pap.....

877

1345

1257

1345

1324

1339

1317

907

Aardappelen . .

. 422

638

255

621

451

576

563

669

Wortels ....

234

180

169

190

113

179

191

198

Botersaus . . .

180

180

180

180

180

180

180

180

Appels ....

. 107

107

107

107

107

107

107

Bier.....

. 500

500

1000

1000

1000

1000

500

Kaas.....

50

50

50

50

50

50

50

50

Hoeveelheid in gr.

. 3912

3550

3469

4011

4604

4757

4764

4482

-ocr page 87-

Zondag 10 Jan.

A.

B.

C.

D.

E.

F.

Gr.

v

H.

Brood......

887

510

669

719

894

740

852

797

Koffie melk . .

1000

1000

1000

1000

500

500

500

1000

Chocolade-reepen. .

75

75

75

75

75

75

75

75

Pap.......

902

1373

516

1373

1338

1397

1390

472

Aardappelen . . .

398

536

264

295

251

598

676

621

Snijboonen ....

121

96

104

129

69

136

89

130

Botersaus ....

180

180

180

180

180

180

180

180

Sinaasappel. . . .

100

100

100

100

100

Bier......

500

500

500

1000

1000

1000

500

Bieten......

85

55

44

66

95

75

81

65

Boonen .....

518

561

244

410

481

389

392

649

Kaas......

50

50

50

50

50

50

50

50

Hoeveelheid in gr. .

4716

4486

3746

4897

4933

5240

5385

4639

Maandag 11 Jan.

Brood ......

586

573

498

476

976

836

854

776

Koffie -{- melk . .

1000

500

500

500

500

500

500

1000

Pap......

1172

1342

716

1310

1355

1258

1329

898

Aardappelen . . •

213

673

594

737

59

572

622

619

Witte wortels. . .

172

159

193

134

195

148

147

223

Botersaus ....

180

180

180

180

180

180

180

180

Appels.....

107

107

107

107

107

107

107

107

Bier......

500

500

500

1000

1000

1000

500

Kaas......

50

50

50

50

50

50

50

50

Hoeveelheid in\'gr. .

3980

3584

3338

3994

4422

4651

4789

4353

-ocr page 88-

Dinsdag 12 Jan. A. B. C. D. E. F. G. H.

Brood..............609 556 538 424 1012 790 908 1013

Koffie -f melk. ... 500 500 500 500 500 500 500 1000

Pap................946 1347 916 1356 1300 1365 1354 712

Aardappelen .... 397 645 377 369 55 599 562 638

Wortels............137 136 193 167 162 125 76 93

Botersaus..........180 180 180 180 180 180 180 180

Appels............107 107 107 107 107 107 107 107

Bier..............1000 — 500 500 1000 1000 1000 500

Kaas..............50 50 50 50 50 50 50 50

Hoeveelheid in gr. . . 3926 3521 3361 3653 4366 4716 4737 4293
Woensdag 31 Maart.

Brood..............592 744 438 706 1073 851 951 845

Koffie zonder melk. . — — — 500 500 500 — -

Boonensoep..........1396 1443 1472 1217 1414 1428 1440 1441

Aardappelen .... 491 608 444 574 — 580 672 449

Wortels............192 229 217 221 — 201 245 259

Olie..............30 30 30 • 30 — 30 30 30

Bier..............1000 1000 1000 1000 1000 500 1000 1000

Appels (gestoofd). . . 92 92 92 92 92 92 92 92

Hoeveelheid in gr. . . 3793 4146 3693 4340 4079 4182 4430 4116

-ocr page 89-

Donderdag 1 April.

A.

B.

C.

D.

E.

F.

G.

H.

Brood......

467

865

459

554

846

745

813

758

Koffie zonder melk .

500

500

500

Boonensoep....

1400

492

1022

1467

1451

1361

1425

1423

Aardappelen . . .

567

626

646

526

355

530

747

500

Zuurkool.....

255

227

171

167

191

164

233

219

Bier......

1000

1000

1000

1000

1000

500

1000

1000

Olie......

30

30

30

30

30

30

30

30

Gestoofde appelen .

65

65

65

65

65

65

65

65

Hoeveelheid in gr. .

3784

3305

3363

4309

4438

3895

4313

3995

Vrijdag 2 April.

Brood ......

838

715

454

929

770

964

1099

985

Koffie zonder melk .

500

-

-

900

500

500

Boonensoep....

1690

1755

1777

1682

Bier......

500

500

500

500

1000

500

1000

1000

Gestoofde appelen .

65

65

65

65

65

65

65

65

Hoeveelheid in gr. .

1903

1280

1019

2394

4025

3784

3941

3732

Zaterdag 3 April.

Brood......

616

662

405
l_

567

978

634

712

615

Koffie zonder melk .

500

500

500

Boonensoep. . . •

1430

1470

1445

1146

1354

1885

1315

1290

Aardappelen . . .

905

559

582

428

533

679

711

Wortels.....

224

206

220

188

187

170

206

Olie......

30

30

30

30

30

30

30

Bier......

1000

1000

1000

1000

1000

500

1000

1000

Gestoofde appelen .

65

65

65

65

65

65

65

65

Hoeveelheid in gr. .

4270

3992

3747

3924

3897

3834

3971

3917

-ocr page 90-

viii

Woensdag 19 Mei.

A.

B.

C.x)

D.

E.

F.

G.

H.

Brood .......

662

624

398

559

878

606

696

699

Koffie -f- melk . . .

500

500

500

500

500

500

500

Pap.......

1151

1330

440

1333

1296

1290

1314

895

Wortels......

169

225

205

127

242

Aardappelen . . . .

445

320

363

468

404

459

535

Botersaus.....

180

180

180

180

180

180

180

Gestoofd fruit. . . .

65

65

65

65

65

65

65

Bier . ......

1000

1000

1000

1000

1000

1000

1000

Melk.......

1500

Bruine boonen. . . .

468

563

278

479

492

477

460

596

Salade.......

55

55

55

55

55

55

55

55

Olie.......

30

30

30

30

30

30

30

30

Kaas.......

50

50

50

50

50

50

50

50

Hoeveelheid in gr. . .

4541

4717

3528

4944

4366

4862

4936

4847

Donderdag 20 Mei.

Brood.......

714

654

400

590

831

609

840

668

Koffie -f- melk . . .

500

1000

500

500

500

500

500

Pap........

896

1350

427

1325

1390

1375

1418

640

Snjjboonen.....

125

117

204

215

200

187

220

197

Aardappelen . . . .

462

376

257

540

111

465

537

604

Botersaus.....

180

180

180

180

180

180

180

180

Gestoofd fruit....

65

65

65

65

65

65

Bier ........

1000

500

1000

1000

1000

1000

1000

Melk.......

1500

Bruine boonen. . . .

548

562

83

423

543

285

542

557

Bieten.......

120

128

102

72

67

108

63

117

Olie.......

30

30

30

30

30

30

30

30

Kaas.......

50

50

50

50

50

50

50

50

Hoeveelheid in gr. . .

4625

4947

3298

4990

4967

4854

5445

4608

I) Voor C. per dag bij te tellen 2 eieren = 94 gr. zoodat totaal is voor C. op
19 Mei 3622 gr. en op 20 Mei 3392 gr.

-ocr page 91-

Vrijdag 21 Mei. A. B. C.x) D. E. F. G. H.

Brood..............678 706 863 606 822 . 647 974 772

Koffie melk ... 500 1000 - 500 500 500 500 500

pap..............845 1347 378 1343 1380 1338 1359 631

Aardappelen .... 425 262 178 507 - 421 535 492

Wortels............218 205 204 236 - 165 195 252

Botersaus..........180 180 180 180 - 180 180 180

Gestoofd fruit.... - - 65 65 65 65 65

Bier...... . 1000 500 - 1000 1000 1000 1000 1000

Melk..............- - 1500 - - - \' - ■ -

Bieten ...... 127 133 95 117 124 70 77 120

Witte boonen.... 626 553 173 459 684 300 509 513

Kaas..............50 50 50 50 50 50 50 50

Olie..............30 30 30 30 30 30 30 30

Hoeveelheid in gr. . . 4681 4966 3216 5093 4655 4766 5474 4540
Zaterdag 22 Mei.

Brood..............433 780 372 483 767 438 817 662

Koffie -f melk ... 500 1000 — 500 500 500 500 500

Pap..............900 1280 374 1044 - 1345 1280 898

Snijboonen..........212 186 290 251 - 147 228 296

Aardappelen .... 162 80 - 359 - 333 20 591

Gestoofd fruit. ... - - 65 65 65 65 65 65

Botersaus..........180 180 180 180 - 180 180 180

Bier..............1000 500 - 1000 1000 1000 1000 1000

Melk..............- - 1500 -

Rijstepap..........1100 954 - 786 852 634 352 948

Kaas..............50 50 50 50 50 50 50 50

Hoeveelheid in gr. . . 4537 5010 2831 4718 3234 4692 4492 5190

*) Voor C per dag bij te tellen 2 eieren = 94 gr. zoodat totaal is voor C op 21 Mei
3310 gr. en op 22\' Mei 2925 gr.

-ocr page 92-

2 September.

Proefpersonen.

Totaal gewicht v. d.
kost in grammen.

Droge stof ■ ■ alcohol
in grammen.

Water in grammen.

Dierlyk eiwit in
grammen.

Plantaardig eiwit
in grammen.

Vet in grammen.

Koolhydraten in
grammen.

Asch in grammen.

Alcohol in grammen.

Warmtewaarde in
calorien, met alcohol.

A.

3801

704.0

2597.0

30.1

54.6

32.1

528.1

29.4

29.8

3022

B.

3619

733.6

2916.4

46.4

47.0

34.5

544.3

31.6

29.8

3147

C.

3018

648.4

2369.6

18.7

54.3

30.2

488.0

27.4

29.8

2793

D.

3963

873.5

8089.5

42.7

65.2

34.1

664.2

37.5

29.8

3694

E.

4861

1089.2

3771.8

54.1

87.0

39.9

834.8

43.6

29.8

4584

F.

4885

1061.3

3823.7

55.7

80.6

40.1

812.0

43.1

29.8

4472

Gr.

4558

989.9

3568.1

51.9

78.9

39.5

749.5

40.3

29.8

4188

H.

4634

1013.9

3620.1

44 8

82.6

38.3

775.9

42.5

29.8

4271

3 September.

A.

4706

1105.9

3600.1

59.7

117.3

74.9

776.5

47.7

29.8

4818

B.

4936

1101.0

3835.0

72.6

110.0

76.9

761.6

50.1

29.8

4798

C.

3724

•8320.0

2892.0

42.0

85.9

72.0

566.2

36.1

29.8

3727

D.

5154

1221.5

3932.5

77.2

121.6

77.8

8609

54.2

29.8

5280

E.

5419

1322.6

4096.4

74.1

134.3

77.4

950.6

56.4

29.8

5687

F.

5339

1295-1

4043.9

73.3

132.1

77.3

927.1

55.5

29.8

5574

Gc.

5427

1326.3

4100.7

72.9

134.9

77.2

955.4

56.1

29.8

5699

H.

5083

1248.3

3834.7

59.1

138.2

74.9

891.4

54.9

29.8

5372

4 September.

A.

3390

803.6

2586.4

114.1

32.1

577.5

50.1

29.8

3346

B.

3209

683.9

2525.1

78.3

31.0

507.4

37.4

29.8

2901

C.

3245

723.0

2522.0

99.0

31.7

516.5

46.0

29.8

3030

D.

3493

786.6

2706.4

110.0

32.0

562.8

52.0

29.8

3268

E.

4984

1184.3

3799.7

175.4

33.3

871.2

74.6

29.8

4812

F.

4157

960.6

3196.4

123.1

31.8

726.2

49.7

29.8

3989

Gr.

4309

1003.7

3305.3

129.1

32.0

760.0

52.8

29.8

4154

H.

4356

976.0

3380.0

132.2

32.0

725.2

56.8

29.8

4025

-ocr page 93-

5 September.

XI

Proefpersonen

Totaal gewicht v. d.
kost in grammen.

Droge stof alcohol
in grammen.

Water in grammen.

Dierlijk eiwit in
grammen.

Plantaardig eiwit
in grammen.

Vet in grammen.

Koolhydraten in
grammen.

Asch in grammen.

Alcohol in grammen.

Warmtewaarde in
caloriën, met alcohol.

A.

4729

950.7

3778.3

91.6

56.6

67.0

662.2

43.5

29.8

4157

B.

5153

1007.3

4145.7

108.2

54.6

69.6

698.3

46.8

29.8

4389

C.

4198

763.8

3434.2

76.7

45.0

64.3

509.3

38.7

29.8

3397

D.

5082

11014

3980.6

105.3

65.1

69.3

790.1

49.3

22.3

4741

E.

5614

1186.2

4427.8

108.5

74.1

69.6

849.9

54.3

29.8

5092

F.

5423

1110.1

4312.9

105.3

65.4

68.5

790.2

50.9

29.8

4788

G.

5125

1114.8

4010.2

86.6

79.3

56.0

816.9

46.2

29.8

4762

H.

5220

1121.0

4099.0

92.8

74.5

66.2

808.4

49.3

29.8

4828

6 September.

A.

4648

1064.4

3583.6

56.9

116.5

74.4

737 1

49.7

29.8

4637

B.

4925

1123.3

3801.7

74.8

114.7

77.4

776.6

50.0

29.8

4892

C.

3414

753.6

2660.4

36.0

80.1

71.0

500.8

35.9

29.8

3401

D.

4938

1169.4

3768.6

69.6

119.9

76.6

822.2

51.3

29.8

5072

E.

5207

1281.5

3925.5

74.7

133.8

77.5

910.0

55.7

29.8

5518

F.

5299

1287.6

4011.4

76.0

131.3

77.7

917.0

55.8

29.8

5544

G.

5380

1306.7

4073.3

75.2

134.8

77.6

933.1

56.2

29.8

5620

H.

4959

1216.3

3742.7

61.8

130.7

75.4

866.5

52.1

29.8

5255

7 Januari.

A.

4208

779.6

3428.4

59.7

66.9

.48.6

554.9

34.6

14.9

3352

B.

3337

723.0

2614.0

54.9

63.0

44.0

525.5

35.6

3047

C.

3355

635.8

2719.2

44.9

54.9

42.5

446.0

32.6

14.9

2739

D.

3839

791.0

3048.0

53.4

65.8

39.2

565.9

36.9

29.8

3385

E.

4668

1030.1

3637.9

59.6

94.6

44.3

759.6

42.2

29.8

4370

F.

4601

971.0

3630.0

59.4

86.4

44.1

709.8

41.5

29.8

4130

G.

4735

1058.2

3676.8

60.1

95.5

44.3

786.4

42.1

29.8

4486

H.

3708

889.3

2818.7

37.4

94.7

49.8

654.1

38.4

14.9

3792

-ocr page 94-

Proefpersonen.

Totaal gewicht v. d.
kost in grammen.

Droge stof alcohol
in grammen.

Water in grammen.

Dierlijk eiwit in
grammen.

1

Plantaardig eiwit
in grammen.

Vet in grammen.

Koolhydraten in
grammen.

Asch in grammen.

Alcohol in grammen

Warmtewaarde in
caloriön, met alcohol.

A.

3560

621.5

2938.5

78.6

31.0

464.9

32.1

14.9

2622

B.

2845

735.1

2109.9

91.2

31.1

560.4

37.5

14.9

3067

C.

3953

751.7

3201.3

93.2

31.1

568.6

43.9

149

3108

D.

4019

811.5

3207.5

107.1

31.4

611.8

46.3

14.9

3345

E.

4701

1083.8

3617.2

141.4

31.8

834.5

46.3

29.8

4508

F.

3936

867.9

3068.1

104.6

31.2

663.5

38.8

29.8

3651

Gr.

4685

1007.3

3677.7

130.0

31.6

768.2

47.7

29.8

4188

H.

4339

854.5

3484.5

114.5

31.5

653.4

40.2

14.9

3547

9 Januari.

A.

3912

715.7

3196.3

53.7

55.5

47.0

511.0

33.6

14.9

3086

B.

3550

776.9

2773.1

61.1

59.0

44.1

575.5

37.2

3262

C.

3469

640.4

2828.6

58.7

44.1

43.7

450.6

28.4

14.9

2781

D.

4011

801.8

3209.2

55.9

59.7

39.5

580.0

36.9

29.8

3431

E.

4604

1044.3

3559.7

60.5

90.8

44.4

780.1

38.7

29.8

4443

F.

4757

995.7

3761.3

60.9

82.3

44.3

737.0

41.4

29.8

4232

G.

4764

1009.4

3754.6

60.3

84.4

44.3

748 9

41.7

29.8

4287

H.

4482

980.3

3501.7

54.5

86.3

47.4

734.9

42.3

14.9

4137

10 Januari.

A.

4716

1159.6

3556.4

56.5

118.9

57.7

864.4

47.2

14.9

4906

B.

4436

996.2

3439.8

69.2

93.6

59.1

727.7

46.6

4201

C.

3746

859.6

2886.4

46.1

79.5

56.1

629.8

33.2

14.9

3725

D.

4897

1065.3

3831.7

69.2

96.6

59.2

781.5

43.9

14.9

4540

E.

4933

1180.8

3752.2

63.0

115.0

54.7

873.6

44.7

29.8

5032

F.

5240

1159.9

4080.1

64.6

105.7

54.7

855.6

49,5

29.8

4927

G.

5385

1253.5

4131.5

64.4

116.4

54.8

936.5

51.6

29.8

5302

H.

4639

1165.4

3473.6

45.0

127.3

561

871.4

50.7

14.9

4906

-ocr page 95-

11 Januari.

XIII

Proefpersonen.

Totaal gewicht v. d,
kost in grammen.

Droge stof alcohol
in grammen.

Water in grammen.

Dierlijk eiwit in
grammen.

Plantaardig eiwit
in grammen.

Vet in grammen.

Koolhydraten in
grammen.

Asch in grammen.

Alcohol in grammen.

Warmtewaarde in
calorien, met alcohol.

A.

3980

733.7

3246.3

61.7

54.9

48.1

524.2

29.9

14.9

3180

B.

3584

794.0

2790.0

61.0

62.6

43.5

589.7

37.2

3329

C.

3338

705.1

2632.9

44.2

57.3

41.8

514.5

32.4

14.9

3020

D.

3994

790.8

3203.2

60.2

58.0

43.9

576.5

37.3

14.9

3362

E.

4422

975.7

3446.3

61.4

83.4

44.5

723.5

33.1

29.8

4186

F.

4651

999.1

3651.9

58.8

83.8

44.1

742.9

39.7

29.8

4252

G.

4789

1031.1

3757.9

60.7

86.4

44.3

768.5

41.4

29.8

4378

H.

4353

927.6

3225.4

54.3

79.8

47.3

691.5

39.8

14.9

3931

12 Januari.

A.

3926

795.1

3130.9

50.4

61.1

42.7

579.5

31.6

29.8

3442

B.

3521

778.5

2742.5

61.2

59.3

44.2

577.3

36.5

3272

C.

3361

685.1

2675.9

49.6

53 9

42.6

493.6

30.5

14.9

2950

D.

3653

664.8

2988.2

61.4

44.7

44.1

468.8

30.9

14.9

2873

E.

4366

972.5

3393.5

59.9

84.4

44.4

720.9

33.1

29.8

4172

F.

4716

977.7

3738.3

61.6

79.7

44.4

721.9

40.3

29.8

4164

G.

4737

1034.9

3702.1

61.3

87.5

44.5

771.8

40.0

29.8

4400

H.

4293

1026.9

3266.1

49.3

95.7

46.9

780.1

40.0

14.9

4335

3]

Maart.

A.

3793

790.4

3002.6

92.9

31.5

598.4

37.8

29.8

3339

B.

4146

923.5

3222.5

108.2

31.6

710.4

43.5

29.8

3862

C.

3693

693.7

2999.3

82.1

31.4

514.6

35.8

29.8

2950

D.

4340

864.9

3475.1

99.3

31.5

664.3

40.0

29.8

3635

E.

4079

910.0

3169.0

119.6

1.9

728.5

30.2

29.8

3706

F.

4182

944.8

3237.2

113.6

31.7

741.8

42.8

14.9

3908

G.

4430

1068.9

3361.1

125.4

31.8

833.9

48.0

29.8

4440

H.

4116

944.7

3171.3

113.1

31.7

728.1

42.0

29.8

3955

-ocr page 96-

XIV

1 April.

a

O
g

oo
U
O

Wh
V

O
£

1 Totaal gewicht v. d.
I kost ia grammen.

Droge stof alcohol
in grammen.

Water ia grammen.

Dierlijk eiwit in
grammen.

Plantaardig eiwit
in grammen.

3
S

s

.2

O
>

Koolhydraten in
grammen.

Asch in grammen.

Alcohol in grammen.

■ Warmtewaarde in
caloriën, met alcohol.

A.

3784

737.7

3046.3

_

86.7

31.4

542.6

47.2

29.8

3084

B.

3305

894.0

2411.0

97.0

31.1

691.9

44.2

29.8

3735

C.

3363

704.5

2658.5

77.7

31.1

524.9

41.0

29.8

2971

D.

4309

780.2

3528.8

93.1

31.5

583.1

42.7

29.8

3277

E.

4488

914.3

3523.7

112.2

31.7

695.8

44.8

29.8

3819

F.

3895

853.9

3041.1

103.6

31.6

659.6

44.2

14.9

3529

Gr.

4313

1041.9

3271.1

117.1

31.7

808.4

54.9

29.8

4301

H.

3995

899.6

3095.4

. —

107.9

31.6

682.3

48.0

29.8

3745

2 April.

A.

1903

564.4

1388.6

_

66.7

0.7

469.1

13.0

14.9

2309

B.

1280

488.8

791.2

57.2

0.6

404.8

11.3

14.9

2006

C.

1019

328.5

690.5

37.1

0.4

268.3

7.8

14.9

1362

D.

2394

619.4

1774.6

73.7

0.8

516.6

13.4

14.9

2533

E.

4025

748.4

3276.6

102.6

1.8

586.0

28.2

29.8

3052

F.

3784

832.6

2951.4

117.3

2.0

677.2

21.2

14.9

3382

G.

3941

949.6

2991.4

129.9

2.2

765.2

22.5

29.8

3902

H.

3732

869.9

2862.1

118.9

2.0

697.8

21.4

29.8

3579

3 April.

A.

4270

917.7

3352.3

_

103.6

32.5

704.1

47.7

29.8

3824

B.

3992

854.4

3137.6

101.3

31.6

650.9

40.8

29.8

3589

C.

3747

701.0

3046.0

81.4

31.4

520.6

37.8

29.8

2972

D.

3924

685.3

8238.7

79.1

31.2

512.6

32.6

29.8

2928

E.

3897

837.9

3059.1

110.7

1.8

667.6

28.0

29.8

3419

F.

3834

786.0

3048.0

94.7

31.5

607.0

37.9

14.9

3276

G.

3971

897.1

3073.9

103.6

31.5

690.1

42.1

29.8

3759

H.

3917

846.1

3070.9

96.4

31.4

646.6

41.9

29.8

3550

-ocr page 97-

19 Mei.

XV

Proefpersonen.

Totaal gewicht v. d.
kost in grammen.

Droge stof alcohol
in grammen.

Water in grammen.

Dierlijk eiwit in
grammen.

Plantaardig eiwit
in grammen.

Vet in grammen.

Koolhydraten in
grammen.

Asch in grammen.

Alcohol in grammen.

Warmte waarde iu
caloriCn, met alcohol.

A.

4541

1012.5

3528.5

55.9

104.0

73.5

708.6

40.7

29.8

4456

B.

4717

1026.2

3690.8

58.7

109.0

74.2

713.6

40.9

29.8

4515

0.

3622

808.8

2813.2

91.4

62.8

117.6

493.1

42.7

3748

D.

4944

1015.5

3828.5

60.8

99.3

74.1

705.4

46.1

29.8

4449

E.

4366

1032.7

3333.3

59.8

114.4

47.3

745.8

35.6

29.8

4423

F.

4862

1018.7

3843.3

59.6

102.3

74.0

710.3

42.7

29.8

4475

G.

4936

1081.2

3854.8

60.3

107.4

74.1

764.1

45.5

29.8

4721

H.

4847

1106.4

3740.6

49.0

121.3

72.6

784 6

49.1

29.8

4802

20 Mei.

A.

4625

1059.3

3565.7

49.0

115.9

72.7

747.3

44.6

29.8

4627

B.

4947

1044.6

3902.4

66.4

109.1

78.9

730.0

45.3

14.9

4657

C.

3392

722.2

2669.8

91.1

44.6

118.8

428.7

39.0

3418

D.

4990

1037.3

3952.7

60.6

97.8

74.3

726.7

48.1

29.8

4532

E.

4967

1115.7

3851.3

62.3

118.0

74.5

787.1

44.0

29.8

4871

F.

4854

987.8

3866.2

61.9

86.4

74.3

691.3

44.1

29.8

4326

G.

5445

1241.4

4203.6

63.1

127.0

74.6

892.8

54.1

29.8

5345

H.

4608

1064.1

3543.9

42.1

116.7

71.7

755.4

48.4

29.8

4627

21 Mei.

A.

4681

1071.1

3609.9

47.6

116.3

72.4

754.2

50.8

29.8

4649

B.

4966

1037.4

3928.6

66.4

107.8

78.9

720.2

49.2

14.9

4506

C.

3310

695.6

2614.4

89.7

46.6

118.6

402.8

37.9

3313

D.

5093

1043.4

4049.6

61.0

99.5

74.2

729.2

49.7

29.8

4517

E.

4655

1064.3

3590.7

62.0

122.7

47.6

757.6

44.6

29.8

4517

F.

4766

987.4

3778.6

60.9

87.4

74.2

690.8

44.3

29.8

4342

G.

5474

1290.9

4-183.1

61.5

131.6

74.5

936.1

57.4

29.8

5534

H.

4540

1057.2

3482.8

41.9

116.1

71.7

747.7

50.0

29.8

4592

-ocr page 98-

XVI

22 Mei.

Proefpersonen.

Totaal gewicht v. d.
kost in grammen.

Droge stof alcohol
in grammen.

Water in grammen.

Dierlijk eiwit in
grammen.

Plantaardig eiwit
in grammen.

Vet in grammen.

Koolhydraten in
grammen.

Asch in grammen.

Alcohol in grammen.

Warmtewaarde in
caloriCn, met alcohol.

A.

4537

807.8

3729.2

89.5

41.6

69.2

537.5

40.2

29.8

3596

B.

5010

1013.4

3996.6

99.6

64.8

71.9

718.6

43.6

14.9

4395

C.

2925

572.4

2352.6

89.6

29.9

88.6

331.2

33.1

2672

D.

4718

880.6

3837.4

81.8

49.9

62.2

611.8

45.1

29.8

3838

E.

3234

784.1

2449.9

56.2

62.9

33.3

574.4

27.5

29.8

3365

F.

4692

840.7

3851.3

84.4

45.1

59.5

581.8

40.1

29.8

3681

Gr.

4492

930.7

3561.3

72.3

68.8

52.7

668 3

36.8

29.8

4020

H.

5190

1072.3

4117.7

83.9

68.5

65.7

770.8

53.6

29.8

4608

-ocr page 99-

Faeces-onderzoek.

Water in gr.

Totaalgewicl
in gr.

3s

c
%

3

h
to

.2
1

&

a
c

•3

>>

A
U

to
a

\'A

a

CA
<

Warmte-
waarde in cal

8 Januari.

D.......

F.......

405

538

307.2
414.5

39.6
40.8

6.7

8.3

36.1
50.7

15.4
23.7

366
452

9 Januari.

D.......

F.......

430

342.1

29.6

5.9

37.6

14.8

331

10 Januari.

D.......

F.......

512
978

419.4
828.2

33.3
53.2

5.6
8.5

37.2
59.4

16.5
28.7

341
541

11 Januari.

D.......

F.......

103
273

75.4
225.7

10.1
16.9

1.5
2.1

12.1
19.6

3.9
8.7

106
169

12 Januari.

D.......

F.......

148
422

106.6
341.1

16.3
26.5

2.5
3.9

15.2
32.2

7.4
16.3

152
277

31 Maart.
D.......

369
410

302.0
328.4

24.1
26.4

3.3

5.6

31.1
37.0

8.5
12.6

265
312

1 April.

F.......

300
180

244.3
144.5

21.1
11.9

3.1
2.5

24.5
15.9

7.0

5.2

216
137

2 April.

D.......

F.......

102
143

74.9
111.3

10.1

9.9

1.5

2.2

12.2
is!o

3.3
4.6

105
123

19 Mei.

510
479

400.0
379.3

38.4
32.6

6.1
5.4

47.2
45.8

18.3
15.9

407
372

20 Mei.

283
479

233.6
386.2

16.1
29.8

1.8
4.2

24.9
46.1

6.6
12.7

185
350

21 Mei.
F.......

492
218

401.0
163.2

31.1

16.2

4.6
2.2

42.5
24.4

12.8
7.0

345
186

22 Mei.

D.......

F.......

420
280

329.4
219.4

26.1
19.9

3.9
2.7.

49.6
29.2

11.0

8.8

347
226

-ocr page 100-

Urine-onderzoek.

4 September.

A. N-bepalingen.

Proefpersoon.

Urine quantum
in cM8.

N. in de urine
in gr.

Overeenkom-
stige hoeveel-
heid eiwit in gr.

Eiwit in het
voedsel in gr.

A......

2250

1464

91.57

114.1

B......

1400

13.03

81.43

78.3

C......

2080

10.95

68.43

99.0

D......

1260

11.70

73 14

110.0

E......

2220

18.16

113.47

175 4

F......

1700

16.24

101.47

123.1

Gr......

1545

15.45

96.57

129.1

H......

1410

13 39

83.76

132.2

5 September.

A......

2510

14.35

89.66

148.2

B......

2565

15.58

97.35

162.8

C......

2760

10.20

63.74

121.7

D......

2900

15.65

97.80

170.4

E......

2990

16.75

104.68

182.6

F......

2390

17.42

108.90

170.7

Gr......

1850

18.09

113.04

165.9

H......

2520

15.21

95.05

167.3

6 September.

A......

2600

14.66

91.65

173.5

B......

2715

17.15

107.19

189.5

0......

2010

9.71

60.70

116.1

D......

2125

16.26

101.62

189.5

E......

2400

17.28

108.01

208.5

F......

2020

18.23

113.93

207.3

G......

1980

19.39

121.21

210.0

II......

2260

15.31

95.70

192.5

-ocr page 101-

Overeenkom-

Urine quantum

N. in de urine

Eiwit in het

Proefpersoon.

stige hoeveel-

in cM3.

in gr.

voedsel in gr.

heid ei wit in gr.

A......

2900

12.81

80.08

78.6

B......

2020

14.01

87.58

91,2

C......

2480

14.03

87.71

93.2

D......

3200

17.75

110.92

107.1

E......

2450

16.03

100.48

141.4

F......

1850

14.99

93.69

104.6

G......

2470

20.66

129.15

130.0

H......

2360

17.08

105.96

114.5

9 Januari.

A......

2390

12.58

78.63

109.2

B......

1450

13.19

82.47

120.1

C......

2070

11.21

70 05

102.8

D......

2500

13.54

84.60

115.6

E......

2780

16.49

103.04

151.4

F......

2430

17.72

109.76

143.3

G......

2700

18.17

113.58

144.8

H......

2400

15.39

96.16

140.9

10 Januari.

A......

2480

15.21

92.34

175.4

B......

2230

16.60

103.75

162.8

C......

2260

12.89

80.58

125.6

D......

2355

13.72

79.74

165.7

E......

2145

16.37

102.33

178.0

F......

2675

17.82

111.39

170.3

G......

2395

18.10

113.13

180.7

1920

15.41

96.31

172.2

-ocr page 102-

Overeenkom-

Urine quantum

N. in de urine

Eiwit in het

Proefpersoon.

stige hoeveel-

voedsel in gr.

in cM3.

in gr.

heid eiwit in gr.

A......

2075

14.71

91.92

116.5

B......

1950

15.14

94.63

123.6

C......

1700

11.31

70.71

101.5

D......

2235

14.51

90.71

118.2

E......

2750

18.61

116.33

144.8

F......

2810

15.95

99.71

142.6

G......

2565

18.79

117.42

147.1

H......

2435

15.34

95.85

134.0

12 Januari.

A......

2425

12.15

75.96

111.5

B......

1690

13.16

82.24

120.4

C......

1810

11.84

74.01

103.4

D......

2575

15.49

96.82

106.1

E......

2390

16.44

102.80

144.3

F......

2780

17.14

107.14

141.3

G......

2260

18.69

116.24

148.8

H......

2170

14.44

90.26

144.9

31 Maart

A......

2450

10.96

68.51

92.9

B......

2500

13.48

84.31

108.2

C......

2075

10.06

62.90

82.1

D......

1980

11.54

. 72.12

99.3

E......

2225

13.85

86.54

119.6

F......

1740

13.51

84.44

113.6

G......

1650

13.87

86.66

125.4

H......

1750

13.59

85.02

113.1

-ocr page 103-

xx r

1 April.

Overeenkom-

Urine quantum

N. in de urine

Eiwit in liet

Proefpersoon.

stige hoeveel-

voedsel in gr.

in cM3.

in gr.

heid eiwit in gr.

A......

2585

12.25

76.54

86.7

B......

2000

10.94

68.39

97.0

C......

2350

9.41

58.81

77.7

D......

2500

11.72

73.26

93.1

E......

2100

13.11

81.92

112.2

F......

1960

14.67

91.66

103.6

Gr......

2100

15.99

99.78

117.1

H......

2175

13.70

85.61

107.9

2 April.

A......

1710

9.26

57.87

66.7

B......

1460

9.65

60.39

57.2

C......

1150

6.38

39.68

37.1

D......

1600

9.72

60.72

73.7

E......

2850

13.23

82.71

102.6

F......

2250

14.85

92.80

117.3

G......

2400

15.59

97.46

129.9

H......

2450

10.21

61.99

118.9

19 Mei.

A......

2570

13.87

86.67

159.8

B......

2200

18.65

116.58

167.7

C......

1820

16.70

104.67

154.2

D......

2450

16.26

101.62

160.0

E......

2165

17.62

110.15

174.2

F......

1960

15.22

95.11

162.0

G. ......

1560

17.13

107.05

167.6

H......

1940

15.59

97.46

170.3

-ocr page 104-

20 Mei.

Overeenkom-

Urine quantum

N. in de urine

Eiwit in het

Proefpersoon.

in gr.

stige hoeveel-

voedsel in gr.

in cM3.

heid eiwit in gr.

A......

2320

14.35

89.69

164.9

B......

1900

17.15

107.16

175.5

C......

1740

14.85

82.82

135.6

D......

2140

17.30

108.14

158.4

E......

1400

15.69

98.04

180.3

F......

1400

15.77

98.54

148.3

G......

1750

19.64

122.76

190.0

H.1).....

158.8

21 Mei.

1970

15.59

97.45

163.9

B......

1900

16.68

104.26

174.1

C......

1410

15.45

96.59

136.4

D......

2000

15.12

94.47

160.6

E......

1680

17.18

107.39

184.7

F......

1400

14.90

93.01

148.3

G......

1470

17.77

111.06

193.1

H......

1610

15.17

94.84

157.9

22 Mei.

A......

1820

15.16

94.74

131.1

B......

2020

16.48

103.01

164.3

C......

1280

14.63

91.44

119.6

D......

1930

14.33

89.58

131.7

E......

1530

18.81

117.56

119.1

F......

1430

16.31

100.82

129.4

G......

1350

18.30

114.37

141.1

H......

2050

17.03

106.47

152.3

*) H. heeft bij vergissing op 20 Mei een maal urine geloosd zonder

deze in de verzamelflesch te hebben gedaan.

-ocr page 105-

B. KroatiEinebepalingeii

Kreatinine-uitscheiding per dag in grammen.

4 September.

5 September.

6 September.

Gemidd.

A.

1.419 (2250)

1.820 (2510)

1.885 (2600)

1.708

B.

2.047 (1400)

1.992 (2565)

2.001 (2715)

2.013

c.

1.459 (2080)

1.520 (2760)

1.460 (2010)

1.479

D.

1.405 (1260)

1.802 (2900)

1.681 (2125)

1.629

E.

1.637 (2220)

1.445 (2990)

1.631 (2400)

1.571

F.

1.700 (1700)

1.575 (2390)

1.555 (2020)

1.610

G.

1.415 (1545)

1.319 (1850)

1.485 (1980)

1.406

H.

1.443 (1410)

1.321 (2520)

1.536 (2260)

1.433

8 Januari. 9 Januari.

10 Januari.

11 Januari. 12 Januari.

Gemidd.

A.

1.765 (2900) 1.529 (2390)

1.587 (2480)

1.611 (2075) 1.370(2425)

1.572

B.

1.910 (2020) 1.828 (1450)

1.970 (2230)

1.864 (1950) 1.771 (1690)

1.869

C.

1 541 (2480) 1.344(2070)

1.575 (2260)

1.662 (1700) 1.586 (1810)

1.542

D.

1.988(3200) 1.712(2500)

1.829 (2355)

1.786 (2235) 1.723 (2575)

1.808

E.

1.591 (2450) 1.531 (2780)

1.500 (2145)

1.616 (2750) 1.464 (2390)

1.540

F.

1.518 (1850) 1.792 (2430)

1.686 (2675)

1.473 (2810) 1.612 (2780)

1.616

G.

1.557 (2470) 1.432(2700)

1.510 (2395)

1.640(2565) 1.347 (2260)

1.497

H.

1.711 (2360) 1.631 (2400)

1.546(1920)

1.557 (2435) 1.166 (2170)

1.522

31 Maart.

1 April.

2 April.

Gemidd.

A.

1.421 (2450)

1.442 (2585)

1.240(1710)

1.368

B.

2.175 (2500)

1.740 (2000)

1.924(1460)

1.946

C.

1.530 (2075)

1.482 (2350)

1.177 (1150)

1.396

D.

2.051 (1980)

1.673 (2500)

1.977 (1600)

1.900

E.

1.561 (2225)

1.498 (2100)

1.569 (2850)

1.543

F.

1.781 (1740)

1.550 (1960)

? (2250)

1.666

G.

1.227 (1650)

1.427 (2100)

1.373 (2400)

1.342

H.

1.523 (1750)

1.229 (2175)

1.276 (2450)

1.343

i) De getallen tusschen de haakjes geven de daarbij behoorende quantiteit urine aan.

-ocr page 106-

19 Mei.

20 Mei.

21 Mei.

22 Mei. Gemidd.

A.

1.452 (2570)

1.552 (2320)

1.558(1970)

1.820(1820)

1.596

B.

2.306 (2200)

2.041 (1900)

2.233 (1900)

2.225 (2020)

2.201

C.

1.568 (1820)

1.682 (1740)

1.728(1410)

1.568 (1280)

1.637

D.

2.192 (2450)

2.270 (2140)

2.147 (2000)

2.106 (1930)

2.179

E.

1.449 (2165)

1.603 (1400)

1.699 (1680)

1.751 (1530)

1.626

F.

1.814(1960)

1.903 (1400)

1.740(1400)

1.914 (1430)

1.843

G.

1.542 (1560)

1.493 (1750)

1.599 (1470)

1.678 (1350)

1.578

H.

1.455 (1940)

- >)

1.523 (1610)

2.378 (2050)

1.785

Gemiddelde kreatinine-uitscheiding per K.G.
lichaamsgewicht in milligrammen.

Sept,

Jan.

Maart.

Mei.

A.

23.6

22.5

19.4

22.4

B.

23.7

23.8

26.3

28.2

C.

20.3

21.1

21.7

22.8

D.

18.9

21.6

22.9

25.9

E.

21.0

19.9

20.6

22.2

F.

25.1

24.6

26.6

29.2

G.

20.4

22.8

21.1

24.7

H.

18.3

19.5

17.9

23.1

Zie noot op pag. XXII.

-ocr page 107-

0. N

in faeccs.

N. in urine.

Totaal-N.

N. in voeding.

8—9 Jan.

6.33

17.75

24.08

17.10

9-10 „

4.74

13.54

18.28

18.50

10-11 „

5.32

13.72

19.04

26.50

11-12 „

1.62

14.51

16.13

18.90

12—13 „

2.60

15.49

18.09

16.90

Gemiddeld.

4.12

15.00

19.12

19.58

31 Mrt.—1 Apr.

3.86

11.54

15.40

15.88

1-2 Apr,

3.37

11.72

15.09

14.89

2-3 Apr.

1.62

9.72

11.34

11.78

Gemiddeld.

2.95

10.99

13.94

14.18

19-20 Mei.

6.15

16.26

22.41

25.60

20-21 „

2.58

17.30

19.88

25.33

21-22 „

4.98

15.12

20.10

25.69

22—23 „

4.17

14.33

18.50

21.07

Gemiddeld.

4.47

15.75

20.22

24.42

F. N-

in facccs.

N. in urine.

Totaal-N.

N. in voeding.

8—9 Jan.

6.52

14.99

• 21.51

16.73

9—10 ,

17.72

17.72

22.92

10-11 ,

8.51

17.82

26.33

27.25

11-12 „

2.71

15.95

18.66

22.82

12—13 „

4.25

17.14

21.39

22.61

Gemiddeld.

4.40

16.72

21.12

22.46

31 Mrt.—1 Apr.

4.22

13.51

17.73

18.17

1—2 Apr.

1.74

14.67

16.41

16.57

2—3 Apr.

1.59

14.85

16.44

17.16

Gemiddeld.

2.52

14.34

16.86

17.30

19—20 Mei.

5.21

15.22

20.43

25.91

20—21 „

4.77

15.77

20.54

23.73

21—22 ,

2.58

14.90

17.48

23.73

22—23 „

3.18

16.13

19.31

20.71

Gemiddeld.

3.94

15.65

19.59

23.52

-ocr page 108-

Opgenomen voeding.

Verbrandingswarmte
in caloriën.

D. 8 Januari.

373 gr. brood......

1380 gr. erwtensoep. . . .
763 gr. aardappelen . . .

181 gr. zuurkool.....

195 gr. brood......

extract uit lJ2 L. bier . . .
107.5 gr. appeltjes ....

991
74-5
744
I
53

518 I
77
39

Bepaald met de bom

Berekend:
966
759
746
45
504
73
38

Som......

alkohol van */2 L. bier. . .
30 gr. olie......

3167
106 |
279 1

|
I

3131
106
279

Totaal per dag . .

3552

3516

F. 8 Januari.

256 gr. brood......

. 357 gr. brood......

757 gr. erwtensoep. . . .
608 gr. aardappelen . . .

126 gr. zuurkool.....

195 gr. brood......

extract van 1 L. bier . . .
107.5 gr. appeltjes ....

1629 J

425
601 1
37 \' |
518
155
39

Bepaald met de bom |

1589

416

602
31
504
147
38

Som......

alkohol van 1 L. bier . . .
30 gr. olie......

3404
212
279

\\ a
i <*

r

\\ »
L

1 B

/ Cu

3327
212
279

Totaal per dag . .

3895

3818

-ocr page 109-

Opgenomen voeding.

Verbrandingswarmte

in caloriën.

D. 31 Maart.

Berekend:

60 gr. brood......

159

155

1217 gr. boonensoep. . . .

601

te

•ö

573

451 gr. brood......

1198 I

D
P

1167

574 gr. aardappelen . . .

604 [

o<
3

604

221 gr. wortels.....

63 (

O

56

extract van 1 L. bier . . .

155 \'

c.

n

147

195 gr. brood......

518

ü"
O

3

504

92 gr. gestoofde appels. .

92

93

Som......

3390

3299

alkohol van 1 L. bier . . .

212 |

m

0>

212

30 gr. olie......

279 1

V
ö

D.

279

Totaal per dag . .

3881

3790

F. 31 Maart.

1428 gr. boonensoep. . . .

690

a

674

656 gr. brood......

1744

1 B

1700

580 gr. aardappelen . . .

611 |

E

610

201 gr. wortels.....

58

re

51

extract van V2 bier. . .

77

1 **

73

195 gr. brood......

518

tr
1 °

504

92 gr. fruit......

92

/ ^

93

Som......

3790

3705

alkohol van V2 L- bier. . .

106

\\ a
i »

106

30 gr. olie......

279

[ "

L R
1 »
/
C-

279

, Totaal per dag . .

4175

4090

-ocr page 110-
-ocr page 111-

STELLINGEN.

-ocr page 112-
-ocr page 113-

STELLINGEN.

I.

Het aantal caloriën noodig voor een arbeider in deze
streken, die middelmatigen arbeid verricht, bedraagt 3300
en voor een arbeider die zwaren arbeid verricht, gemiddeld
4250 caloriën.

II.

Onder de operatieve methoden ter behandeling van
glaukoom verdient de cyclodialyse van
Heine een eerste
plaats.

III.

Verhoogde tonus veroorzaakt vermeerderde kreatine-
vorming.

IV.

Voor het stellen der prognose bi] puerperale infectie
mag geen waarde gehecht worden aan de haemolytische
werking der gevonden streptococcen.

V.

De verschillende vormen van chorioideaalsarcomen
moeten opgevat worden als ontwikkelingsstadia van het
melanosarcoom.

VI.

De berekening van de verbrandingswarmte van faeces
uit de chemische analyse, met gebruikmaking van de
standaardcijfers van
Rubner, is niet zuiver.

-ocr page 114-

VIL

De werking van salvarsan is voornamelijk een orga-
notrope.

VIII.

Voor arthritis deformans coxae heeft het symptoom van
den hoogen stand van den trochanter geen differentiëel-
diagnostische waarde.

IX.

De portio pylorica van de normale maag ligt rechts
van de mediaanlijn.

X.

Er bestaan geen geldende redenen de zoogen. periodische
of recidiveerende oculomotorius-verlammingen van de
„migraine oplithalmoplégique" te scheiden.

XI.

De oorsprong van de z.g.n. myelogene leukaemie moot
gezocht worden in de milt.

XII.

Het ware te wenschen dat tandartsen in het bezit zijn
van het artsdiploma.

-ocr page 115-
-ocr page 116-

"I-V- : .

-ocr page 117-
-ocr page 118-