-ocr page 1-

Diss.
Utrecht

-ocr page 2-
-ocr page 3-
-ocr page 4-
-ocr page 5-

HET VOORKOMEN VAN KREATINE
EN KREATININE IN HET LICHAAM
VAN ZOOGDIEREN.

m

*

t

-ocr page 6-
-ocr page 7-

/2o;S S/SsiecSf /?/J

y

UITGEGEVEN DOOR A. OOSTHOEK TE UTRECHT IN 1913

HET VOORKOMEN VAN KREATINE
EN KREATININE IN HET LICHAAM
VAN ZOOGDIEREN.

PROEFSCHRIFT TER VERKRIJGING VAN DEN GRAAD VAN
DOCTOR IN DE GENEESKUNDE AAN DE RIJKS-UNIVERSITEIT
TE UTRECHT, OP GEZAG VAN DEN RECTOR MAGNIFICUS
Dr. C. EIJKMAN, HOOGLEERAAR IN DE FACULTEIT DER
GENEESKUNDE, VOLGENS BESLUIT VAN DEN SENAAT
DER UNIVERSITEIT, TEGEN DE BEDENKINGEN VAN DE
FACULTEIT DER GENEESKUNDE TE VERDEDIGEN OP DINSDAG
DEN m JULI 1913, DES NAMIDDAGS TE VIER UUR, DOOR

JOHAN CORNELIS BEKER

GEBOREN TE BREDA......

-ocr page 8-
-ocr page 9-

AAN MIJNE TWEEDE MOEDER
AAN MIJN VADER.

-ocr page 10-
-ocr page 11-

Bij het voltooien van mijn proefschrift is het mij
een groot genoegen, U, Hooggeleerde
Pekelharing, Hoog-
geachte Promotor, mijn hartelijken dank te kunnen
brengen voor uw hulp, mij bij het bewerken van mijn
proefschrift geboden. Uwe vriendschappelijke belang-
stelling voor mijn werk, hebben mij het chemisch werken
als eene aangename afwisseling in mijn klinischen tijd
leeren beschouwen.

U, Hooggeleerde Kouwer, betuig ik mijn oprechten
dank voor de welwillendheid, waarmede
U mij in staat
steldet mijno nauwelijks begonnen proeven op uw
laboratorium voort te zetten. Dat ik nog langen tijd
gelegenheid zal hobben, onder uwe persoonlijke leiding
mijn blik in de medische wetenschap to verruimen is
mij eene vreugde.

Gaarne dank ik ook U, Hoogleeraren on Lectoren
dor Medische en Philosophische Faculteiten, voor het
van U ontvangen onderwijs.

Ook U, Directeur en Ondor-directour van do gomeonto-
slachtplaats dank ik voor de welwillendheid, waarmede
gij uw laboratorium ter mijner beschikking steldet on
mij bij mijne prooven behulpzaam waart.

De vriendschap van mijne mede-assistonten stel ik
op hoogen prijs, mogo ons samenwerken steeds een
vriendschappelijk karakter blijven behoudon.

Lid te zijn goweest van het Utrechtsch Studenten-
corps, beschouw ik steeds als oen voorrecht, mogo het
U. S. C. steeds hecht aan do Utrechtsche Hoogeschool
verbondon blijvon.

-ocr page 12-
-ocr page 13-

INLEIDING.

Sedert Folin1) in 1904 de door Jaffé gevonden
reactie op kreatinine uitwerkte tot eene zeer nauwkeurige
quantitatieve bepalingsmethode, is de kennis omtrent
het voorkomen en de afscheiding van kreatine en krea-
tinine, althans bij zoogdieren, belangrijk vermeerderd.

Voor dien tijd werd steeds do methode van N e u -
bauer3), later door Salkowski gewijzigd,gebruikt.

Deze methode gaf, zooals door van Hoogenhuyze
enVerploegh3) word aangetoond, te goringe waarden
voor de hoeveelheid kreatinine.

Folin1) zolf was de eerste, dio met zijne methode
do afscheiding van kreatinine onder normale omstandig-
heden naging.

Hij stelde een zestal personen op kreatinine-vrij dieet
en onderzocht godurende 30 dagen de hoeveelheid
kreatinine gedurende 24 uur in de urine afgescheiden.

Hij vond nu, dat do absoluto hoeveelheid kreatinine
constant is, verschillend voor verschillende personen,
maar geheel onafhankelijk van de schommelingen in
do totale stikstofafscheiding.

-ocr page 14-

Tevens merkte hij op, dat de hoeveelheid afgescheiden
kreatinine niet wisselt bij verandering van de hoeveel-
heid in het voedsel gebruikt eiwit. Hij maakte hieruit
op, dat, mits het lichaam voldoende gevoed wordt, de
kreatinine-afscheiding niet afhankelijk is van het
voedsel, maar het product is van de endogene stof-
wisseling van het lichaam.

Deze waarneming werd bevestigd door de onderzoe-
kingen van van Hoogenhuyze en Verploegh1),
die bij een langdurig kreatinine-vrij dieet eene vrijwel
constante kreatinine-afscheiding waarnamen.

Folin wees erop, dat de hoeveelheid kreatinine,
bij verschillende personen in de urine verschijnend,
niet geheel evenredig is met het lichaamsgewicht, doch
waarschijnlijk wel met de hoeveelheid actief weefsel.

Shaffer\'s 3) opvattingen zijn eenigszins beperkend,
wat de plaats van deze kreatinine-stofwisseling aangaat.

Hij meent, dat de afscheiding van kreatinine oen
index is van een speciaal voor het grootste deel, zoo
niet geheel, in de spieren gezeteld stofwisselingsproces,
waarbij wordt aangenomen, dat door de spieren in
den bloedsomloop gebrachte kreatino door de nieren
als kreatinine uit het lichaam wordt verwijderd. De
vraag, of deze onderstelling gerechtvaardigd is, zal ik
straks bespreken.

Shaffer voerde het begrip kreatinine-coëfficiënt
in, de hoeveelheid kreatinine-stikstof in 24 uur afge-
scheiden per kilogram lichaamsgewicht.

Hij steunde zijne veronderstelling met de opmerking,
dat bij personen met een minder goed ontwikkeld
spierstelsel de kreatinine-coëfficiënt laag is. Hiermede
komen overeen de waarnemingen van S p r i g g s 3) on

\') Zeitschr. f. Physiol. Chem., Bd. XLVI, S. 421.

\') American Journ. of Physiol., Vol. XXIII, p. 1.

») Bio-Chemical Journ., Vol. II, p. 216.

-ocr page 15-

Forschbach1), die bij personen met progressieve
spieratrophie een lagen kreatinine-coëfficiënt vonden.

Ook bij vrouwen en kinderen vond S h a f f e r den
kreatinine-coëfficiënt laag, wat bevestigd werd door
Benedict en M y e r s 3). Grocco3) had ook bij
oude menschen eene geringe afscheiding van kreatinine
gevonden.

Tegen de hypothese van F o 1 i n pleiten echter geen
dezer feiten, daar tevens bij deze personen naast de
spier-stofwisseling ook de algemeene weefsel-stof-
wisseling minder krachtig kan zijn.

Gaan wij na, welken invloed do veranderingen in de
spierstofwisseling op de afscheiding van kreatinine
hebben, dan moeten wij onderscheid maken tusschen de
stofwisseling tijdens de spiercontracties en de stofwisse-
ling in de spieren tengevolge van den tonus.

Het blijkt uit de onderzoekingen van Web er4), dat
do flink werkende hartspier meer kreatine afgeeft aan
de omgevende vloeistof dan de rustende spier. Waar-
schijnlijk wordt dus ook tijdens do contractie kreatine
aan de omgeving afgegeven. Hieruit volgt echter nog
niot, dat de vorming van kreatine met do contractie
zelve onmiddellijk samenhangt, aangezien, zooals be-
kend is, bij de hartswerking ook de tonus een belang-
rijke rol spoelt.

Vermeerderde arbeid dor willekeurige spieren hoeft,
tenminste volgens do onderzoekingen van van
Hoogenhuyze en Vo r ploeg h6) geen invloed
op de afscheiding van kreatinine in de urine. Evenmin
blijkt vermindoring van spierarbeid invloed te hobben.

-ocr page 16-

Het kreatine-gehalte van de spier neemt na lang-
durige contracties evenmin toe. (Forschbach1),
Mellanby2), Graham Brown en Cathcart3),
Pekelharing en van Hoogenhuyze4) en
v. Fürth en Schwarz 5.)

Wel blijkt het kreatinine-gehalte van de urine ver-
meerderd te worden door vermeerdering van tonus.

Pekelharing6) deelde de uitkomsten mede van
een onderzoek, waarbij de kreatine in de urine van
een persoon werd bepaald, die enkele uren daags
zijne spieren in sterken tonus bracht. Op deze dagen
bleek het kreatinine-gehalte van de urine verhoogd
te zijn.

Tevens blijkt uit de onderzoekingen van Pekel-
haring en van Hoogenhuyze7) dat ook het
kreatine-gehalte van in tonus verkeerende spieren
verhoogd is.

Ook op grond van het feit, dat de gedurende den
nacht geloosde urine minder kreatinine bevat, dan de
overdag geloosde, (van Hoogenhuyze en Ver-
ploegh8), Wolf en Osterberg9) gedurende
welken tijd de tonus der spieren ook als hooger kan
beschouwd worden dan des nachts, is het dus wel als
zeker aan te nemen, dat de stofwisseling der spieren
invloed heeft op de afscheiding van kreatinine.

Het is bekend, dat het gehalte aan kreatine der

\') Archiv. f. Exp. Path. u. Pharm., Bd. LVIII, S. 112.

\') Journ. of Physiol., Vol. XXXVI, p. 447.

\') , Bio-Chemical Journ., Vol. IV, p. 420.

<) Zeitschr. f. Physiol. Chem., Bd. LXIV, S. 262.

\') Bio-Chem. Zeitschr., Bd. XXX, S. 413.

») Zeitschr. f. Physiol. Chem., Bd. LXXV, S. 207.
0 ibidem, Bd. LXIV, S. 262.

») ibidem, Bd. LVII, S. 161.

«) Journ. of Biol. Chem., Vol. Ill, p. 165.

-ocr page 17-

spieren (0,4 %) veel hooger is dan het gehalte aan
kreatine van het bloed (0,002 % Rothmann1).

Het zou denkbaar zijn, dat de kreatine, ergens anders
gevormd, door het bloed naar de spieren gevoerd en
daar vastgehouden zou worden. Er is daarvoor echter
geen enkele grond aan te voeren. Bovendien zou men
dan — daar het gehalte aan kreatine van de spieren
vrij wel standvastig is — moeten aannemen, dat door
verbruik in, of door afvoer uit de spieren, of door
beiden, de toevoer wordt opgewogen.

Veel eenvoudiger is het aan te nemen, dat kreatine
in de spieren bij de stofwisseling ontstaat.

Men heeft intusschen niet het recht uitsluitend de
spieren als bronnen van kreatine te beschouwen. Ook
verscheidene andere organen bevatten meer kreatine
dan het bloed. Ook hier dient men dus aan te nemen,
dat deze stof als stofwisselingsproduct wordt gevormd.

Omtrent het gehalte aan kreatine van andere organen
als spieren, is evenwel nog weinig bekond.

In do litteratuur vindt men daaromtrent slechts
enkele waarnemingen.

Zoo vonden Gottlieb en Stangassinger3)
kreatine in de lever (0,0086 %) ovenzoo Inouye s)
(0,0285 %).

Reeds veel vroeger is kreatine gevonden in de hersenen
door W. Müller4) en later door Ssubotin 6).

Toch is het voor het verkrijgen van eenig juist
begrip van de beteekenis van kreatine als stofwisselings-
product noodzakelijk, gegevens te verzamelen omtrent
de hoeveelheid, waarin deze stof in verschillende organen

\') Zeitschr. f. Physiol. Chem., Bd. LVII, S. 131.

\') ibidem, Bd. LV, S. 332.

\') ibidem, Bd. LXXXI, S. 71.

*) Annalon der Chem. u. Pharm., Bd. CIII, S. 132.

») Zeitschr. f. Rat. Med., Bd. XXVIII.

-ocr page 18-

voorkomt. Het hier mede te deelen onderzoek heeft
ten doel, de in dit opzicht bestaande leemten eeniger-
mate aan te vullen.

Alvorens tot de beschrijving hiervan over te gaan,
moet ik echter nog een paar vragen bespreken. Voor-
eerst de straks reeds gestelde vraag, of men het recht
heeft aan te nemen, dat de in de urine afgescheiden
kreatinine van in het organisme gevormde kreatine
afkomstig is.

F o 1 i n meende, dat kreatinine niets te maken heeft
met do in het lichaam zich bevindende kreatine.

Zooals bekend is, komt in de urine onder normale
omstandigheden geen kreatine voor. F o 1 i n vond nu,
dat, wanneer kreatine bij het voedsel gegeven wordt, dit
nooit eene vermeerdering van de hoeveelheid kreatinine
in de urine gaf.

Niet geheel hiermede in overeenstemming zijn de uit-
komsten van Van HoogenhuyzeenVerploegh2),
die bij toedienen van kreatine bij het voedsel een deel,
hoewel een klein deel, als kreatinine in do urine terug-
vonden. Ook bij proeven met konijnen en met een hond,
waarbij Pekelharing en Van Hoogenhuyze 8)
intraveneus of subcutaan kreatine inspoten, word steeds
een deel als kreatinine in de urine teruggevonden, te
grooter naarmate, door kleine hoeveelheden tegelijk
onder de huid in te spuiten, plotselinge overlading
van het bloed met kreatine beter werd vermeden. Deze
proeven bewijzen meer dan die van F o 1 i n en anderen,
waarbij kreatine per os werd toegediend, omdat in het
laatste geval zeker een, nu eens grooter, dan weer
kleiner deel van de kreatine in den darm door bacteriën

\') Festschrift f. O. Hammarsten, 1907, III.
\') Zoitschr. f. Physiol. Chem., Bd. LVII, S. 161.
») ibidem, Bd. LXIX, S. 395.

-ocr page 19-

wordt ontleed, zoodat men niet kan nagaan, hoeveel
er in den bloedstroom is opgenomen.

Ook bij den parenteralen toevoer bleek het lichaam
steeds in staat te zijn een deel van de kreatine verder
om te zetten. Steeds werd slechts een deel van de
kreatine als zoodanig of als kréatinine in de urine
teruggevonden en wel des te minder, naarmate meer
geleidelijk de kreatine in circulatie gebracht was. Ook
vond de afscheiding dikwijls niet direct plaats, doch
werd den volgenden dag soms vermeerdering in de
urine gevonden.

Dat ook in den darm kreatinine gevormd kan worden
is wel waarschijnlijk, sedert Antonoff1) en Tiber
(jormdn 2) gevonden hebben, dat vele bacteriën en
wel speciaal bact. coli in staat zijn kreatinine uit pepton
te vormen.

Als pleitende voor den samenhang tusschen kreatine
en kreatinine zijn verder die gevallen aan te halen,
waar, bij vermindering van het kreatinine-gehalte van
de urine, een daarmede overeenkomstige hoeveelheid
kreatine in do urine verschijnt.

Dit is waargenomen in alle proeven, die genomen
zijn over den invloed van hongoren op de afscheiding
van kreatinine en kreatine.

Het is dus wel aan te nemon, dat kreatine omgezet
wordt tot kreatinine en als zoodanig afgescheiden,
hoewel ook een doel verder gesplitst wordt.

Waar heeft nu dezo omzetting plaats ? G o 111 i e b
en S t an gassi n g e r 3) meenen, dat in bijna alle
organen deze omzetting kan plaats hebben, en dat
tevens in bijna allo organen kreatine en kreatinine
verder gesplitst worden.

-ocr page 20-

Zij voegden bij extracten van lever, milt, nier en
long, kreatine en vonden dan na enkele dagen een
deel van de toegevoegde kreatine als kreatinine terug,
en tevens merkten zij op, dat het totaal van kreatine
plus kreatinine verminderd was.

Hun proeven werden bestreden door M e 11 a n b y
die meende, dat de vermeerdering van kreatinine
ontstond door het langdurig verhitten bij het indampen
en dat de verdere omzetting van de kreatine berustte
op bacteriewerking.

Nadien herhaalde Rothmann2) hun proeven onder
steriele omstandigheden en met inachtneming van de
door M e 11 a n b y aangegeven bron van fouten, nl.
het verwarmen boven 40°.

Hoewel de door hem gevonden veranderingen minder
groot zijn, dan die door G o 111 i e b gevonden, meent
hij toch aan verschillende organen het vermogen te
moeten toeschrijven om kreatine in kreatinine om te
zetten en verder te kunnen ontleden.

Ook in de glandula thyreoïdea en parathyreoïdea,
benevens in de bijnier, is volgens het onderzoek van
A. H. Rowe3) een kreatine-splitsend ferment aanwezig.

Meer bewijzend schijnen mij de latere onderzoekingen
van Gottlieb en1Stangassinger4), waarbij
zij door overlevende organen (lever en nier), kreatine
bevattende Ringer\'s vloeistof lieten stroomen. Na enkele
uren vonden zij bij dieren, die kort te voren voedsol
gekregen hadden, eene vermeerdering van de totale
hoeveelheid kreatine plus kreatinine in twee hunner
proeven, waarbij de vloeistof door de lever geleid werd.
Zij vonden steeds vermindering bij dieren die eenigen
tijd gehongerd hadden.

-ocr page 21-

Op verschillende andere wijzen is getracht den
invloed van de lever op de afscheiding van kreatinine
na te gaan. Door verschillende stoffen, hydrazinesulfaat
(U n d e r h i 11 en Kleiner)1), amylalcohol, phos-
phorus (Lefraann)®) en chloroform (L i n d s a y) s)
werden de levercellen beschadigd en steeds zag men
daarna kreatine in de urine verschijnen.

Als pleitende tegon den invloed van de lever op
de omzetting van kreatine tot kreatinine worden de
proeven van L o n d o n en B o 1 j a r s k i4) aangemerkt.
Zij vonden bij honden, bij wie zij een fistel van Eek
hadden aangelegd, in het voedsel toegevoerde kreatine,
voor een deel als kreatinine in de urine terug.

Deze proeven zijn echter niet bewijzend. Vooreerst
scheidden de honden, niet alleen bij honger, maar ook
bij voedering met melk en brood, kreatine af in merk-
bare hoeveelheid, hetgeen bij normale honden niet het
geval is. Maar bovendien wordt door het aanleggen
van een fistel van Eek de circulatio van do lever niet
geheel opgohevon. Het bloed van de arteria hepatica
blijft nog evengoed in het capillair net van de lever-
lobuli stroomen en vandaar in de venae hepaticao.

Tevens wordt bij iedere inademing de lever onder
verhoogde drukking gebracht, terwijl de drukking in
de borstholte daalt, .zoodat een deel van het bloed uit
de haarvaten der lever, door de venae hepaticao, welker
lumen niet veranderlijk is, naar de vena cava moet
stroomen.

Bij elke uitademing stroomt bloed uit de vena cava
in de lover terug. De levercellen zijn dus, wanneer het

-ocr page 22-

bloed uit de vena portae onmiddellijk; in de vena cava
afvloeit, geenszins geheel buiten staat gesteld hare
werking voort te zetten en hare producten in circulatie
te brengen.

Waarschijnlijk wijst ook het voorkomen van kreatine
in de urine van zwangeren op eene verminderde werking
van de lever.

Regelmatig is door van Hoogenhuyze en ten
Doesschate1) en door Krause en Cramer1)
kreatine in de urine van gravidae gevonden.

Zeer hoog was het kreatine-gehalte bij en na eclampsie,
waar waarschijnlijk de lever nog meer te kort schiet
in hare functie om kreatine tot kreatinine om te zetten.

De groote hoeveelheid kreatine, gevonden bij vrouwen
de eerste dagen na de baring (M u r 1 i n 3), S h a f f e r 2))
wordt waarschijnlijk terecht toegeschreven aan de bij
de involutie van den uterus vrijkomende kreatine.
Het feit, dat de uterusspier bij zijne contracties krea-
tine kan afgeven, is aangetoond door de proeven van
Rübsamen en Gusikoff6). Over de hoeveelheid
kreatine, die in de uterusspier is opgehoopt, waren
geen gegevens bekend. Hierover zijn bij mijne proeven
enkele bepalingen gedaan.

Zoo zien wij, dat wel als zeker mag worden aan-
genomen, dat het lichaam in staat is, kreatine tot
kreatinine om te zetten. Ook is het wol zeker, dat
kreatine en kreatinine producten zijn van de eiwit-
stofwisseling en nu doet zich de vraag voor, uit welke

1 ) Proc. of the Amer. Physiol. Soc., Baltimore, 1908.

2 «) American. Journ. of Physiol., Vol. XXIII, p. 1.

-ocr page 23-

stoffen kreatine en kreatinino kunnen onstaan. Het
meest waarschijnlijk is, dat zij ontstaan uit de guanidine-
groepen.

Inderdaad vond Jaffé1) dat bij konijnen met
glycocyamine (guanidine-azijnzuur) in hot voedsel, meer
kreatinine in de urine verscheen, terwijl hij tevens
eene vermeerdering van het kreatine-gehalte van de
spieren waarnam.

D o r n e r 2) kon deze proeven bevestigen bij konijnen
(bij kikvorschen was het resultaat negatief). Bij toe-
voegen van methylguanidine vond hij geen vermeer-
dering van kreatine in de nrine. Wel vond A c li e 1 i s 3),
dat bij een voedsel met veel kreatine, de hoeveelheid
methylguanidine in de urine een weinig toenam.

Soeman1) meent, dat de atoomgroepeering van
kreatinine in het molecuul der eiwitlichamen gepraefor-
meerd voorkomt. Het ware volgens hem te denken,
dat door onzymwerking uit het spiereiwit de kreatinine-
componenten afgesplitst worden en bij alkalische reactie
in kreatine overgaan. Do kreatinino zou uit arginine-
peptiden ontstaan.

Voor do hand ligt do veronderstelling dat kreatine
zou ontstaan door methyloering uit arginine.

Bij het nemen van arginine in het voodsel vond
J a f f ó *) geen vermeerdering van kreatine in de urine.
Evenmin vonden van Hoogonhuyze en Vor-
p 1 o e g h 1) bij toevoegen van gelatino of van caseïne
aan het voedsel, verschil. Thompson 2) vond arginine

1 \') Zeitschr. f. Physiol. Chora., Bd. XLVIII, S. 430.
*) ibidem, Bd. LII, S. 225.

\') ibidem, Bd. L, S. 10.

*) Zeitschr. f. Biol., Bd. XLIX, S. 333.

») Zeitschr. f. Physiol. Chem., Bd. XLVIII, S. 430.
•) ibidem, Bd. XLVI, S. 415.

-ocr page 24-

bij honden in het voedsel gegeven, voor het grootste
deel als ureum terug. Hier heeft echter de arginine
steeds den darm moeten passeeren en er is dus rijkelijk
gelegenheid geweest tot verder omzetten.

I n o u y e 1) nam nu proeven, waarbij hij lever-
extracten maakte en hierbij arginine toevoegde. Steeds
vond hij hierbij vermeerdering van kreatine.

Ook bij het doorleiden door overlevende lever van
arginine-bevattende vloeistoffen vond hij vermeerdering
van kreatine. Hij komt dus tot de conclusie, dat een
deel van de kreatine in het lichaam zich vormt onder
methyleering uit arginine.

Zoo zien wij dan, dat vele feiten pleiten voor de
hypothese, dat kreatinine een product is van de endogene
stofwisseling. Veel pleit er ook voor, dat de vorming
niet alleen in de spieren, maar ook in andere organen
plaats heeft.

Het doel van dit onderzoek is daarom geweest, na
te gaan, in hoeverre de kreatine, onder normale om-
standigheden in het lichaam verdeeld, voorkomt.

-ocr page 25-

Methode.

Voor de bepaling van kreatinine in de urine wordt
sedert 1904 steeds de methode van F o 1 i n gebruikt.
Ook bij orgaanextracten bleek de methode bruikbaar,
hoewel bij donkere kleur van de vloeistof de fouten,
bij de aflezing gemaakt, over het algemeen grooter
zijn, dan bij weinig gekleurde vloeistof.

Bij bepalingen in spieroxtracten werd de methode
geregeld gebruikt.

Emmet en Grindley3) gaven aan, dat de kleur
hierbij weinig of geen invloed heeft, terwijl ook Gott-
lieb en S tan gassing er 8) bij hunne extracten van
organen, de methode als zeer bruikbaar beschouwden.

Steeds heb ik er naar gestreefd nauwkeurig de
aanduidingen van F o 1 i n te volgen. Zooveel mogelijk
werd tot 500 c.c.m. verdund en afgelezen bij een
kolomhoogto tusschen 4 en 12 m.m., terwijl ook in-
achtgenomen werd de temperatuur van 15° C.

Voor de omzetting van kreatine tot kreatinine werd
gebruik gemaakt van de methode van Benedict
en M y e r s % De kreatine - bevattende vloeistof word
dus met eene dubbele hoeveelheid normaal zoutzuur ge-
durende een half uur in de autoclaaf verhit op 115° C.,
daarna nauwkeurig geneutraliseerd en vervolgens werd
de quantitatieve bepaling volgens Folin verricht met
behulp van den colorimeter van van Hoogen-
huyze en Verploegh6).

-ocr page 26-

Voor het bereiden van de orgaanextracten kon niet
steeds dezelfde methode gebruikt worden.

Voor het bereiden van de extracten der spieren
werd de fijngehakte spiermassa gekookt met 1 %
zoutzuur gedurende vijf uur, terwijl zooveel mogelijk
indampen werd vermeden.

De troebele vloeistof werd dan door koken en neu-
traliseeren van eiwit bevrijd en na afkoelen tot een
bepaald volumen gebracht

Dit werd gefiltreerd en van het filtraat eene be-
paalde hoeveelheid genomen en ingedampt tot een
zoodanig volumen, dat 10 c.c.m. van de ingedampte
vloeistof ongeveer 10 mgr. kreatinine bevatten.

Deze 10 c.c.m. extract werden met 20 c.c.m. normaal
zoutzuur gedurende een half uur in de autoclaaf op
115°C. verhit. Daarna werd geneutraliseerd en volgens
Folin de bepaling gedaan.

Hinderlijk voor de bepaling is de eenigszins bruine
tint na het verhitten in de autoclaaf niet, daar steeds
tot 500 c.c.m. verdund kon worden.

Daarom werd het spierextract gebruikt als controle
voor de genomen proeven, om de veel sterker gekleurde
extracten der andere organen te ontklouren.

Het helder maken met dierlijke kool was gebleken
niet bruikbaar te zijn, daar voel kreatinine in de kool
achterbleef (M e 11 a n b y 1). Ook het gebruik van
loodacetaat was af te raden (D r o i b h o 1 z)8).

Rona3) had aangegeven dat colloïdaal ijzer krea-
tinine niet adsorbeert, zoodat deze stof geheel in de
eiwitvrije, holdere, neutrale Altraten overgaat.

Na het filtreeren van do geneutraliseerde troebele

-ocr page 27-

vloeistof werd dus nu van het heldere Altraat de helft
met colloïdaal ijzer behandeld.

Het neerslag werd afgefiltreerd en van dit Altraat
werd wederom een bepaald gedeelte genomen en inge-
dampt. Hierbij bleek, dat de kreatinine niet geadsorbeerd
wordt door het neerslag en dat de vloeistof aanmerkelijk
minder gekleurd is.

Bij gewone spierbepalingen is de methode niet toe-
gepast, maar wel later bij de veel sterker gekleurde
extracten van de lever en andere organen.

Ook bij de bepaling der gladde spieren, waar, wegens
het geringe gehalte aan kreatine, eene grootere hoeveel-
heid spier gebruik werd, bleek do methode van nut.

Hier volgen enkele bepalingen.

De cijfers geven aan het aantal milligrammen kreatine
(als kreatinine uitgedrukt) op 100 gram spier.

niet behandeld

met
colloïdaal ijzer.

wel behandeld
met

colloïdaal ijzer.

spier (hond)

326,4 mgr.

322,2 mgr.

spier (konijn)

451 „

450 „

spier (konijn)

452 „

459 „

hartspier (hond)

215,9 „

221,2 „

Om eeno volledige praecipitatie te krijgen werd meestal
een weinig magnesiumsulfaat toegevoegd.

De hoeveelheid gebruikt colloïdaal ijzer bedroeg on-
geveer 1 c.c.m. por gram spier. Werd dus, zooals
gewoonlijk, ± 10 gr. spier gebruikt, dan word 10 c.c.m.
colloïdaal ijzer gebruikt.

Voor bepalingen der organen bleek het opkoken met
1 % zoutzuur niet bruikbaar, daar dan steeds een veel
te donkere kleur ontstond, dio ook met colloïdaal ijzer
niet te klaren was.

-ocr page 28-

De spier werd nu gebruikt om te zien of op andere
wijze, nl. door herhaald fijnwrijven en uitpersen, eene
voldoende hoeveelheid kreatine werd vrijgemaakt.

De spier werd gekookt en de vloeistof afgeschonken.
De gekookte spiermassa werd nu met gezuiverd zand
en infusoriënaarde in een mortier met zwaren stamper
grondig fijngewreven en daarna gedurende enkele
uren in water uitgetrokken, daarna door een vruchten-
pers uitgeperst.

Dit fijnwrijven en uitpersen werd driemaal herhaald en
zoodoende werd minstens 12 uur met water uitgetrokken.

De drie porties extract werden met de oorspronkelijke
vloeistof op een bepaald volumen gebracht, daarna
gekookt, geneutraliseerd en gefiltreerd.

Een afgemeten deel van het filtraat werd dan in-
gedampt en voor de bepaling gebruikt.

Het bleek dat bi] de spieren nooit de geheelo hoeveel-
heid kreatinine werd gevonden.

Spier met zoutzuur

Spier driemaal

gekookt.

uitgeperst.

391 mittigr.

374 milligr.

479 „

464 „

417 „

382 „

440 „

401 „

Hoewel dus nooit zooveel gevonden werd als na
koken met zoutzuur, zijn de verschillen toch zoo
gering, dat de methode toch bruikbaar scheen bij het
bepalen van het kreatine-gehalte der organen. De ge-
vonden waarden zijn dus steeds iets te laag te noemen.

De uitgeperste, door koken, neutraliseeren en fil-
treeren nagenoeg van eiwit bevrijde vloeistof werd nu
behandeld met colloïdaal yzer en gefiltreerd door een

-ocr page 29-

zuigfilter van fijngewreven filtreerpapier en een afge-
meten deel van het filtraat werd verder gebruikt.

Alle bepalingen hebben dus betrekking op het totaal
van kreatine en kreatinine samen, uitgedrukt als
kreatinine.

Samenvattend waren dus de gebruikte methoden:

voor willekeurige spieren:

5 uur koken met 1 % HC1.;

voor gladde spieren :

5 uur koken met 1 % HC1, en later, zoo noodig,
behandelen met colloïdaal ijzer;

voor andere organen:

driemaal uitpersen en uittrekken en later, zoo
noodig, behandelen met colloïdaal ijzer.

Het bloed (meestal een liter) werd door kloppen
direct gedefibrineerd, daarna met de dubbelo hoeveel-
heid kokend water gemengd, en door toevoegen van
zoutzuur zwak zuur gemaakt, een kwartier gekookt
en door een zeef gegoten.

Daarna werd 10 c.c.m. basisch loodacetaat toegevoegd
en nu door een zuigfilter van fijngewreven filtreer-
papier gefiltreerd. Daarna werd do vloeistof mot zwavel-
waterstof verzadigd, afgefiltreerd en ingedampt.

Met de beschreven methoden werden dus nu aller-
eerst de verschillende organen onderzocht.

Do organen worden op het slachthuis direct na het
slachten, op het laboratorium aldaar in stukjes ge-
sneden, gewogen en bij zwakzure reactie opgekookt,
om alle enzym- en bacteriewerking te vermijden.

Daar steeds een vrij groote hoeveelheid van het

-ocr page 30-

orgaan noodig bleek te zijn om voor de bepaling op
500 c.c.m. te kunnen verdunnen, werden meestal
organen van het rund gebruikt. Indien een andere
hoeveelheid dan 100 gram orgaan gebruikt werd, is
dit in de tabellen vermeld.

De bier volgende tabellen geven de hoeveelheid
kreatinine plus kreatine als kreatinine uitgedrukt aan.

LEVER.

Diersoort.

Hoeveel-
heid
orgaan.

Aantal
m gr.

Aantal mgr.
per 100 gr.
orgaan.

rund

100 gram

26,4 mgr.

tt

26,9 „

n

27,8 „

tl

24,9 „

n

36,05 „

tl

25.5 „

tl

37,24 „

n

28,22 „

n

34,86 „

tt

25,33 „

kalf

t)

26.54 „

foetus (9 maand.)

360 gram

44,46 mgr.

12,35 „

(8 „ )

345 „

38,29 „

11,1 *

(8 7» * )

11,84 „

(6 „ )

181 ri

19,005 „

10,5 „

(5 „ )

80 „

8,69 „

10,87 d

(5 7» „ )

74 „

8,806 „

11,9 „

(4 „ )

2E „

±1,625 „

± 6,5 „

konijn

21,2 „

18,9 „

varken

16,86 „

15,72 „

16,8 „

*

17,46 „

kat (4 maand.)

42 gram

8,652 mgr.

20,6 „

geit (pasgeboren)

61,1 ti

7,332 „

11,2 „

-ocr page 31-

NIER.

Diersoort.

Hoeveel-
heid
orgaan.

Aantal mgr.
kreatinine.

Aantal mgr.
kreatinine
per 100 gr.
orgaan.

rund

100 gr.

17,6 mgr.

»

15,8 „

»

12,m „

»

12,26 „

»

15,69 „

»

15,4 „

hond

100 gr.

16,34 „

68 „

6,99 mgr.

10,28 „

100 „

14,2 „

varken

100 gr.

15,2 „

MILT.

Diersoort.

Hoeveel-
heid
orgaan.

Aantal mgr.
kreatinine.

Aantal mgr.
kreatinine
por 100 gr.
orgaan.

rund

100 gr.

14,67 mgr.

hond

39,7 „

6,23 mgr.

15,77 „

40 „

5,3

13,28 „

41 „

7,99 „

19,5 „

29 „

5,18 „

17,88 „

46 „

7,268 „

15,8 „

36 „

6,18 „

16,9 „

-ocr page 32-

PANCREAS.

Diersoort.

Hoeveelheid
orgaan.

Aantal mgr.
kreatinine

Aantal mgr.
kreatinine
per 100 gr.
orgaan.

Rund

100 gram

12.507 mgr.

»

12.79 „

n

13.67 „

n

19.62 „

n

14.57 „

»

13.67 „

»

13.5 „

Hond

35 gram

5,64 mgr.

16.13 „

43 „

5,55 „

12.9 „

.

30 „

4,31 „

14.36 „

Varken

100 „

10.69 „

100 „

14.2 „

Hoeveel-
heid
orgaan.

Aantal mgr.

Aantal mgr.
kreatinine

kreatinine.

per 100 gr.
orgaan.

Glandula thyreoidea

(rund)

52 gr.

6.428 mgr.

11.4 mgr.

Thymus (kalf)

100 „

9.76 „

Testis (stier)

50 „

48.6 „

97.2 „

25 „

19.1 „

76.4\' „

-ocr page 33-

HERSENEN.

Diersoort.

Hoeveel-
heid
orgaan.

Aantal
mgr.
kreatinine.

Aantal
mgr.
kreatinine
p. 100 gr.
orgaan.

Rund

100 gram

51,4 mgr.

100

»

54,6 „

50

»

25,7

mgr.

51,4 „

75

»

42,9

»

58,2 „

30

»

18,9

»

63 „

25

»

23,88

»

59,7 „

Witte stof

100

»

56,2 „

50

n

23,95

»

47,9 „

Kleine hersenen

30

n

21,39

n

71,3 „

30

»

20,76

V

69,2 „

30

»

19,26

n

64,2 „

Hond

80

»

46

n

57,5 „

75

»

40,86

»

54,6 „

Foetus (rund)

100

56,3 „

»

7 maand.

32

»

10,49

»

32,8 „

Hierbij werd een betrekkelijk hoog gehalte van de
hersenen aan kreatinino gevonden. Daar hot niet abso-
luut zeker was, of ook nog niet andere stoffen in de
hersenen de reactie van Jaffé konden geven, scheen
het niet overbodig hier do kreatinine ook nog als
kreatinine-chloorzink aan te toonen.

Hiertoe werd op de gewono wijze oen waterig extract
van de hersenen gemaakt en dit met de dubbele
hoeveelheid zoutzuur in de autoclaaf verhit. Do vloeistof
werd daarna geneutraliseerd en uitgedampt tot een
klein volumen: ± 10 c.c.m. Hieraan werd ± 50 c.c.m.
absolute alcohol toegevoegd, waarbij een vlokkig prae-

-ocr page 34-

cipitaat ontstond. Dit mengsel werd een dag in een
flescbje bewaard en daarna afgefiltreerd. Het filter
werd uitgewasschen met sterken alcohol en bleek geen
noemenswaardige hoeveelheid kreatinine te bevatten.

Het filtraat werd nu tot bijna droog uitgedampt en
wederom met absoluten alcohol vermengd en na een
dag afgefiltreerd. Nadat dit nogmaals herhaald was,
bleek er bij toevoegen van alcohol geen praecipitaat
meer te ontstaan.

Daarna werden enkele druppels alcoholische chloor-
zink-oplossing toegevoegd. Na enkele dagen werd het
praecipitaat, daar er behalve kreatinine-choorzink ook
veel amorph praecipitaat zich gevormd had, nogmaals
in weinig water opgelost, afgefiltreerd en met absoluten
alcohol en enkele druppels chloorzink-oplossing ver-
mengd. Er bleek zich nu na enkele dagen uit 300 gram
hersenen een rijkelijk praecipaat vankreatinine-cloorzink
gevormd te hebben, zoodat wij wel mogen aannemen,
dat de reactie, die als grondslag dient voor de bepaling
volgens Folin ook in dit geval door kreatinine wordt
veroorzaakt.

UTERUSSPIER.

De uterus werd" zorgvuldig van mucosa en perito-
naeum ontdaan en steeds werd ongeveer 30 gram spier
voor de bepaling gebruikt.

Diersoort.

Rund

Varken

hoeveelheid kreatinine
op 100 gr. spier.

37,2 mgr.

29,9

40,5

40,3

43

38,2

31,2

29,9

-ocr page 35-

D ARMSPIER.
De darm werd door schrapen met een glasscherf
van mucosa ontdaan.

Hoeveel-

Aantal

Aantal mgr.

Diersoort.

heid

mgr.

kreatinine op

orgaan.

kreatinine.

100 gr. orgaan.

K o n ij n:

dikke darm

14 gr.

4,55 mgr.

32,5 mgr.

dunne darm

33 „

7,722 „

23,4 „

HARTSPIER.
Bij de hartspier en de willekeurige spier werd steeds
ongeveer 10 gram spier voor de bepaling gebruikt.

Diersoort.

Hoeveelheid kreatinine
op 100 gram spier.

Rund

220 mgr.

207 „

218 „

Hond

245,9 „

f

221 „

247,6 „

257,4 „

Geit (pasgeboren)

201 „

Foetus rund,
leeftijd.

Hoeveelheid

spier
van \'t hart.

Hoeveelheid
kreatinine.

Hooveelheid
kreatinine
op 100 gram
spier.

12,22 mgr.
5,415 „
± 2,16 „

26 gr
15 „
8 „

6 maanden

47 mgr.
36,1 „
± 27 „

-ocr page 36-

Willekeurige spier.

Hoewel reeds zeer veel waarnemingen over het
kreatine - gehalte van de willekeurige spier hij ver-
schillende dieren gedaan zijn, heb ik toch enkele
bepalingen hiervan verricht. Ik geef mijne uitkomsten
met die van anderen in de hier volgende tabel.

Diersoort.

Aantal
bepalingen.

Maximum.

Minimum.

Gemiddeld
aantal mgr.
kreatinine op
100 gr. spier.

Rund

379.3

van Hoogenhuyze en Verploegh.

»

321.9

Cabella.

»

410

Grindley en Woods.

n

20

457

363

403

eigen waarneming.

Hond

229.8

Cabella.

ti

6

330.4

296.6

314.6

eigen waarneming.

Varken

355

van Hoogenhuyze en Verploegh.

»

3

354

314

338

eigen waarneming.

Kon\\jn •

witto spier

366.8

Cabella

n

448

Pekelharingen v.Hoogenhuyze.

n

4

473

426

451

eigen waarneming.

Roode spier

292.5

Pekelharing en v. Hoogenhuyze.

»

2

330

322

326

oigon waarneming.

Kat

373.8

Pekelharing en v. Hoogenhuyze

Jonge kat

354

eigen waarneming.

Geit

(pasgeboren)

316

oigen waarneming.

Paard

336

van Hoogenhuyze en Vorploogh.

Schaap

*

355

van Hoogenhuyze en Verploegh.

-ocr page 37-

BLOED.

Per
100 c.c.m.
bloed.

Rund

1000

c.c.m.

23,6

mgr.

2,36 mgr.

»

i)

2,265 „

»

n

1,99 „

»

»

2,12 „

n

»

1,93 „

n

n

1,91 „

»

n

2,68 „

Hond

400

n

8,56

mgr.

2,14 „

1000

n

18,6

n

1,86 „

500

»

11,2

»

2,24 „

500

»

12,2

»

2,44 „

Varken

1000

»

2,08 „

2,00 „

Uit do medegedeelde waarnemingen blijkt dus, dat
in alle onderzochte organen belangrijk meer kreatine
voorkomt dan in het bloed.

Om het overzicht gemakkelijk te maken, laat ik
hier een opgaaf volgen van het aantal milligrammen krea-
tine (als kreatinine opgegeven), dat in de verschillende
organen en in het bloed bij verschillondo diersoorten
op 100 gram versche stof gemiddeld werd gevonden.

-ocr page 38-

Orgaan

Diersoort

Maximum

Minimum

Gemiddeld

Aantal
bepalingen I

■Willekeurige spier

rund
konijn
varken
hond

457 mgr.

473 „
354 „
330 „

363 mgr.
426 „
314 „
296 „

403 mgr.

451

338

314 „

20
4
3
6

Hartspier

rund
hond

220 mgr.
257 „

207 mgr.
221 „

215 mgr.
243 „

3

4

Uterusspier

rund
varken

43 mgr.
31.2 „

29.9 mgr.
29.9 „

38.18 mgr.
30.05 „

6
2

Dikke darmspier
Dunne „

konijn

n

32.5 mgr.
23.4 ff

1
1

Testis

rund

97.2 mgr.

76.4 mgr.

86.8 mgr.

2

Hersenen
Kleine hersenen

rund
hond
rund

63 mgr.
57.5 „
71.3 „

51.4 mgr.
54.6 „
69.2 „

56.4 mgr.
56.1 „
40.25 „

6
3
3

Lever

rund

konijn

varken

37.24 mgr.
21.2 „
17.46 ^

24.9 mgr.
18.9 „
15.72 „

29.32 mgr.
20.05 „
16.71 ff

10
2
4

Nier

rund*

hond

varken

17.6 mgr.
16.34 „

12.26 mgr.
10.28 „

15.91 mgr.
13.61 „
15.2 „

6
8
1

Pancreas

rund

varken

hond

19.62 mgr.
14.2 „
16.13 „

12.504 mgr.
10.69 „
12.9 „

14.34 mgr.
12.445 „
14.46 „

7
2
3

Milt

rund
hond

19.5 mgr.

13.28 mgr.

14.67 mgr.
16.52 „

1

6

Ql. thyreoïdea.

11.4 mgr.

1

Gl. thymus.

9.76 mgr.

1

Bloed

rund
hond
varken

2.68 mgr.
2.44 „
2.08 „

1.91 mgr.
1.86 „
2.00 „

2.179 mgr.
2.17 „
2.04 „

7
4

2

-ocr page 39-

Verreweg het grootste deel van de in het lichaam
aanwezige kreatine, wordt dus in de willekeurige
spieren gevonden. Alle andere organen hebben niet
alleen een geringer gehalte aan kreatine, maar maken
ook een veel kleiner deel van het lichaamsgewicht uit.

Opmerkelijk is het betrekkelijk hooge gehalte aan
kreatine van de hersenen. Misschien mag dit in ver-
band worden gebracht met een onlangs door Abder-
halden en Weil1) medegedeelde bevinding. Deze
vonden, dat bij hydrolyse der hersenen, daaruit vrij
veel arginine vrijkomt (op 100 gram hersenen 0,13
gram arginine in de witte stof en 0,38 gram in de
grijze stof).

Daar nu door het onderzoek van Inouye5) be-
wezen is, dat arginine omgezet kan worden tot kreatine,
is het mogelijk, dat ook in de hersenen do daarin
aanwezige kreatine uit arginine ontstaat.

Zooals ik vroeger reeds heb opgemerkt, is er geen
reden om aan te nemen, dat er organen zijn, die door
het bloed aangevoerde kreatine opstapelen. Men moet
dus aannemen, dat allerwege in hot lichaam kreatine
als stofwisselingsprodukt van eiwit wordt gevormd.

De omvang dier vorming in een of ander orgaan
kan echter niet onmiddellijk uit don rijkdom van dat
orgaan aan kreatine worden afgeleid. Want het gohalto
hangt niet enkel van do productie af, maar ook van
de snolhoid waarmede do kreatine aan het bloed af-
gestaan, of ook in het orgaan zolf vorder ontleed wordt.

Zooals Uran o8) aantoonde, geven ongedeerde
levende spieren slechts zeer langzaam kreatine aan do
vloeistof, waardoor zij omspoeld worden, af. Of andere

») Zeitschr. f. Physiol. Chem., Bd. LXXXI.

\') ibidem, Bd. LXXXI, S. 71.

\') Hofmeiater\'s Beiträge, Bd. IX, S. 104.

-ocr page 40-

organen zich in dit opzicht op dezelfde wijze gedragen,
is geheel onbekend.

Bij het onderzoek van de lever bleek verder, dat
in de embryonale lever het gehalte aan kreatine ge-
ringer is dan bij het volwassen dier, wat eveneens
bij het onderzoek van de hersenen bleek.

Over de embryonale spieren heeft M e 11 a n b y *)
onderzoekingen gedaan.

Deze geeft van het konijn op verschillenden leeftijd
de volgende tabel.

191 mgr. kroatinine op 100 gr. spier.
228
283
316
300
390
373
435

7 dagen oud,

»
»

n
n
v
n

jong konijn

Bij kippeneieren vond hij:

• 12de dag spoor kreatinine.

14d° „ - 3,8 mgr.

16d0 „ 6,6 „

17 „ 11,8 „

18de „ 13 „

1 dag na het uitbroeden 23 „ „

Daarbij merkt M e 11 a n b y op, dat de vorming van
kreatine in de spier onafhankelijk is van den groei
van dat orgaan. Hij vond direct na het uitbroeden
eene sterke vermeerdering van kreatine.

Journ. of Physiol., Vol. XXXVI, p. 447.

-ocr page 41-

Lettend op het gewicht van de lever merkte hij op,
dat gedurende de incubatieperiode de ontwikkeling
van de lever synchroon is met die van de spier (op
het lichaamsgewicht berekend).

Na de geboorte zag hij een snellen groei van de lever
en tevens eene snelle toeneming van de productie
van kreatine.

Hij maakt daaruit op, dat dit een bewijs te meer is,
dat de lever aansprakelijk moet gesteld worden voor
de vorming van kreatine.

Na de proeven over de vermeerdering van kreatine
in de spier bij versterking van den tonus, meen ik
eerder, dat de toeneming van het kreatine-gehalte
direct na de geboorte toegeschreven moet worden aan
de tonus - vermeerdering van de jeugdige spieren,
waardoor de spierstofwisseling wordt aangezet.

Bij don foetus van het rund blijkt eveneens eene
regelmatige toeneming van het kreatine - gehalte van
de spieren te bestaan.

-ocr page 42-

FIGI

\\

X

> /

. »

<

\\

< \'

c

X

X }

X

<

X

X

y

<

1

KAAMDEN

Aantal mgr. kreatinino
op 100 gr. spier.

Leeftijd van den foetus.

2 maanden

3

37, „
47, „
47, „

*7< „
R

57, „
6

7

8

874 „
9

22 mgr.

36.6 „

64.7 „
114 „
105,02 „

88,9 „

116 „

112,8 „

138 „

184,9 „

185,7 „

219 „

258 „

250,4 „

Bij een kalf van 5 dagen is het kreatine - gehalte
veel hooger, n.1. 392 mgr.

-ocr page 43-

Mende 1 en Leavenworth \'), die het kreatine-
gehalte van de spieren van embryo\'s van varkens
onderzochten, vonden daarin eveneens een zeer gering
kreatine - gehalte. Zij wezen erop, dat het watergehalte
van weefsels van embryo\'s hooger is, dan van vol-
wassenen, doch dat het verschil niet zoo groot is, dat
het de groote verschillen in het kreatine - gehalte zou
kunnen verklaren.

Ook in de hartspier van den foetus van het rund
is het gehalte aan kreatine lager dan van het vol-
wassen rund.

De uterusspier scheen eene geschikte spier om tijdens
haar physiologischo hypertrophie gedurende de gravidi-
teit waar te nemen. Daar het aantal menschelijke
uteri, (4) waarover ik kon beschikken, te gering was,
zijn hiervoor uteri van het rund gebruikt.

De uterusspier van het rund 2) bestaat uit een tegen
het peritonaeum aan gelegen longitudinale spierlaag,
daarnaast een laag van- circulaire vezels, rijk aan
bloedvaten en daarnaast een dikkere circulaire laag.

De uterus van het rund 3) is een uterus bipartitus
s.divisus, uiterlijk gelijkend op een uterus bicornis met
betrekkelijk lang corpus en korte hoornen, inwendig is er
een slechts schijnbaar soptum tot hetostium internum.
De schoiding in het corpus is slechts schijnbaar, doordat
do twee hoornen zich tegen olkaar aanleggen. Het
corpus groeit in de graviditeit weinig. De foetus ligt
in één hoorn (meest rechts), maar de eizak reikt door
het corpus min of meer ver in den anderen hoorn, die
dus op deze plaats eveneens groeit en zich vergroot,

\') American Journ. of Physiol., Vol. XXI, p. 100.

\') Grundriss der vergleichenden Histologie der Haussauge
tieren, Ellonborg en Gunther, S. 192.

\') Handbucli der vergleichenden Anatomie der Hausthiere,
Ellenberg und Baum, S. 554 en 576.

-ocr page 44-

zoodat het vrijblijvende deel van dezen hoorn als een
klein aanhangsel aan den uterus zich voordoet.

Yoor het gemiddelde cijfer van een niet graviden uterus
is gevonden per 100 gram spier 38.18 mgr. kreatinine.

De onderstaande tabel geeft de hoeveelheid kreatinine
op 100 gram spier aan in verschillende tijdperken der
zwangerschap.

90

S

FI Gl

70

-JT

X

V

■; X

;

<

(

X

\\

x

(

X

X

<

1

1 » 1

VX n <i M à f n

Duur
der graviditeit.

Gravide hoorn.

Niet
gravido hoorn.

1

maanden

40,8 mgr.

37,2 mgr.

IV,

ti

62,4
39,8

n

37,1 „

2

n

n

2 7»

n

50,2

n

47,9 „

21

n

45,8

u

52,6 „
46,18 „

3

f!

56

tl

3\'/<

n

47,8

n

37«

tl

60

n

52,8 „

47,

ti

72

ti

54,9 „

69,1

ti

66,53 „

n

72,5

ti

72

5

tl

65

tl

7

ti

70,3

n

8

ti

62,4

n

57,9 „

87,

ti

89,9

n

69,8 „

87,

a

84,1

n

60,2 „

-ocr page 45-

Wij zien dus, dat in den loop der graviditeit het
kreatine-gehalte hooger gevonden wordt dan buiten
de graviditeit. Tevens werd in den niet graviden hoorn
over het algemeen minder kreatine gevonden dan in
den graviden hoorn.

Het gelukte mij niet een verschen uterus te krijgen
direct na de baring. Wel onderzocht ik een uterus,
twee dagen na den dood van het rund, waar het dier
aan uterusruptuur en verbloeding gestorven was. Hoewel
dus deze spier niet versch was, bleek er per 100 gram
spier 73 mgr. kreatine aanwezig te zijn.

Het is dus wel zeker, dat aan het eind van de
graviditeit eene groote hoeveelheid kreatine in de uterus-
spier aanwezig is, die tijdens de involutie van den
uterus afgegeven zal worden.

Om eenigszins een indruk te krijgen van de hoeveel-
heid kreatine, die door de uterusspier van den mensch
in het puerperium wordt afgegeven, kan de volgende
waarneming dienst doen.

Een niet gravide uterus, die weggenomen was wegens
carcinoma cervicis, bleek per 100 gram uterusspier
44,6 mgr. kreatinine te bevatten (cervix en carcinoom
waren verwijderd).

Een gravide uterus & torme, weggenomen vóór het
begin der weeën, wegens uitgebreid sarcoom van
het rectum, leverde op 100 gram spier 76,6 mgr.
kreatinine; dus schijnt ook bij den mensch gedurende
de graviditeit meer kreatine in de spier opgehoopt
te blijven.

Verder werd nog onderzocht oen uterus van eene
vrouw, die aan verbloeding na uteru&ruptuur overleden
is. Dezo uterus werd echter pas 24 uur post mortem
onderzocht. Hierin was per 100 gram spier 44,1 mgr.
kreatinine aanwezig. In den uterus van eene aan
eclampsie overleden vrouw (36 uur post partum ge-

s

-ocr page 46-

storven), 12 uur post mortem onderzocht, werd op
100 gram spier 46,8 mgr. kreatinine gevonden.

Willen wij nu een indruk krijgen, hoeveel kreatine
er in de eerste dagen na de baring door de uterus-
spier wordt afgegeven, dan kunnen wij daartoe het
verschil nemen van de hoeveelheden kreatinine in een
graviden en in een niet graviden uterus aanwezig.

De door mij onderzochte gravide uterus woog zonder
cervicaal gedeelte en zonder adnexa 880 gram.

100 gram spier bevatten 76,6 mgr. kreatinine. De
geheele uterus bevatte dus 88 X 76,6 mgr. kreatinine
= 674,08 mgr. kreatinine. Als kreatine omgerekend
is dit dus 1,16 X 674,08 mgr. = 781,9 mgr. kreatine.

Bij een niet graviden uterus vond ik op 100 gram
spier 44,6 mgr. kreatine.

Het gewicht van den niet graviden uterus is hoogstens
100 gr., bevattend dus 44,6 mgr. kreatinine, dus
44,6 X 1,16 mgr. = 51,9 mgr. kreatine.

Het is dus wel waarschijnlijk, dat de uterusspier
de eerste dagen na de baring ± 730 mgr. kreatine
afgeeft.

Steeds is de eerste dagen post partum oen ver-
meerdering van de hoeveelheid kreatine in de urine
gevonden, vooral den derden en den zevenden dag
(Heynemann)1).

Wa k u 1 e n k o 2) berekende, dat in de laatste dagen
der graviditeit gemiddeld 0,17 gram kreatine wordt
afgescheiden en als gemiddelde van de eerste vier dagen
post partum berekende hij 0,42 gram, dus eene toe-
neming van gemiddeld 0,25 gram per dag.

Wij hebben nu gezien, dat de uterusspier ongeveer
0,730 gram kreatine verliest, zoodat wij deze zeker

\') Zeitschr. f. Geburtshülfe u. Gynaec., Bd. LXXI, S. 110.
*) Archiv. f. Gynaec., Bd. XCVIII, S. 474.

-ocr page 47-

aansprakelijk mogen stellen voor een deel van de in
het puerperium in de urine verschijnende kreatine.

Wa k u 1 e n k o vond ook het kreatinine-gehalte van
de urine in het puerperium verhoogd (bij vrouwen
gemiddeld 0,012 gr. per kilogram lichaamsgewicht, in
het puerperium toenemend tot 0,018 gr. per kilogram
lichaamsgewicht).

Zooals boven is besproken, hebben verscheidene
waarnemingen het waarschijnlijk gemaakt, dat bij de
omzetting van kreatine tot kreatinine de lever een
belangrijke rol speelt.

Ofschoon op grond van de bovenaangehaalde proeven
van Gottlieb en Stangassinger en van
I n o u y e de vorming van kreatine in de lever als
bewezen kan worden aangenomen, bestaat er toch nog
twijfel omtrent de vraag of het proefondervindelijk
bewijs dat de lever ook in staat is kreatine in krea-
tinine om te zetten, reeds afdoende is geleverd.

Zooals M e 11 a n b y heeft opgemerkt, is hot zeer
wel mogelijk, dat in een decoct van bloed of van een
of ander orgaan gevonden kreatinine niet reeds van
te voren daarin aanwezig was, maar bij het langdurig
indampen, zij het ook bij zeer zwak zure reactio, uit
kreatine is ontstaan.

Ik heb daarom ook hieromtrent eenige proeven ge-
nomen. Tevens werd daarby nagegaan, of ontleding
van kreatine door de lever bij autolyse ook dan kon
worden aangetoond, wanneer de werking van bacteriën
zoo zorgvuldig mogelijk werd uitgesloten.

Het staat zeker vast, dat door bacteriewerking
kreatine en kreatinine vernietigd kunnen worden. Ook
in myne proeven is het wel een enkelen keer gebeurd,
dat een leverextract, dat reeds opgekookt was geweest,
dus zeker niet sterk door bacteriën verontreinigd was,
een dag over bleef staan. Hierin was dan, hoewel

-ocr page 48-

natuurlijk na het koken geen sprake kon zijn van
enzymwerking, het kreatine-gehalte veel geringer en
zonder dat nog duidelijke teekenen van rotting werden
waargenomen, was soms alle kreatine verdwenen.

Wanneer er rottingslucht te bespeuren was, werd
er nooit kreatine gevonden.

Ik meen dus ook, dat, zooals trouwens V o i t al
aangaf, bacteriën zeer spoedig eene vernietiging kunnen
teweegbrengen.

Het blijkt nu zeker moeilijk om deze proeven absoluut
steriel uit te voeren en het toevoegen van toluol geeft
bij een eenmaal geïnfecteerde vloeistof geen steriliteit.

Om dus eenige zekerheid te hebben, dat de vloeistof
steriel blijft, moet ook het uitnemen van de lever en
het fijnhakken steriel geschieden.

Daarom werden vooraf alle voorwerpen, waarmede
de lever in aanraking zou worden gebracht: het hak-
bord, de mortier en de te gebruiken schalen, kolfjes
en instrumenten, gesteriliseerd door een kwartier te
koken in een sterilisatiepan.

Het dier werd daarna gedood, de buik geschoren en
met jodiumtinctuur ingewreven. Na het aantrekken van
steriele gummi handschoenen werd de buik geopend, met
steriel gaas afgedekt en de lever uitgenomen. Deze
werd daarna op het hakbord fijngehakt, in den mortier
met steriel zand onder toevoegen van een weinig toluol
fijngewreven en met 0,9 % NaCl gemengd gedurende
enkele uren op kamertemperatuur bewaard.

Deze massa word daarna door steriel gaas gefiltreerd
en aan het troebele filtraat werd kreatine toegevoegd.

Nadat de kreatine was opgelost, werd flink omge-
schud en met een steriele pipet 10 c.c.m. genomen om
als uitgangsbepaling te dienen. Eiken dag werd op die
wijze 10 c.c.m. van de vloeistof afgenomen.

\') Zeitschr. f. Biologie, Bd. IV.

-ocr page 49-

De vloeistof werd daarna op 37° C. geplaatst. De
10 c.c.m. werden met 20 c.c.m. normaal zoutzuur ver-
hit en daarna de bepaling volgens F o 1 i n verricht.

Per gram lever werd ongeveer 1 c.c.m. extract ge-
maakt. Behalve de laatste bepaling (No. VII), waarbij
de lever van een hond gebruikt werd, werden levers
van konijnen gebruikt. Het gewicht van deze levers
varieerde van 87 tot 135 gram.

Na de eerste beide proeven werd in plaats van met
keukenzout - oplossing de levermassa met gedistilleerd
water vermengd, om rekening te houden met de
mogelijkheid, dat een enzym, een „kreatinase" wellicht,
bij sterke verlaging van de osmotische drukking beter
uit de levercellen zou worden vrijgemaakt.

In de volgende tabel is opgegeven het aantal milli-
grammen kreatinine per 10 c.c.m. extract.

I

II

III

IV

V

VI

VII

direct bepaald

8,84

8,99

8,08

10,06

8,99

7,95

8,82

na 24 uur

8,98

8,03

8,18

10,02

9,10

7,94

9,09

,, 48 „

8,96

7,78

8,20

10,01

9,08

7,86

9,06

co

9,14

8,14

8,24

10,06

9,16

7,84

9,10

» 96 „

9,03

7,70

8,19

8,18

8,95

Deze proeven dienden dus alleen om te zien of het
totaal gehalte van kreatine plus kreatinine door en-
zymen uit de lever afneemt. Bij geen dezer proeven
vertoonde zich een spoor van rotting. Do vloeistof
behiold steeds de roodachtige kleur van het versche
extract. Enkele proeven werden bacteriologisch onder-
zocht, doch bij geen enkele kwamen kolonies op.

-ocr page 50-

Behalve in proef II zien wij niets van vernietiging
van kreatine.

Hiertegenover staat een proef, waarbij de vloeistof
een groenige tint aannam, zonder nog rottingslucht
te vertoonen. Hierin was duidelijk eene sterke ver-
mindering van kreatine, terwijl de direct bepaalde
10 c.c.m. 9,04 mgr. kreatinine bevatten, was na 24 uur
slechts 6,78 mgr. aanwezig, waarna geen verdere be-
palingen gedaan zijn.

Om na te gaan of in de lever, in zijn geheel gelaten,
de daarin aanwezige kreatine verandering ondergaat,
werd eene runderlever in drie deelen verdeeld. Van het
eerste stuk werd direct het kreatine - gehalte bepaald,
het tweede en derde stuk in Ringer\'s vloeistof
gebracht met toluol en respectievelijk 3 uur en 7 uur
op 37° C. geplaatst.

I

II

III

direct bepaald

31,73 mgr.

30,59 mgr.

37,24 mgr.

na 3 uur

29,78 „

30,67 „

35,39 „

7

» \' »

39,6 „

29,92 „

Hierbij bleken dus geen buiten de bepalingsfouten
gaande veranderingen waar te nemen te zijn.

Met deze proeven heb ik dus geen omzetting van
de aan een levorextract toegevoegde hoeveelheid krea-
tine kunnen waarnemen, evenmin verandering van de
in de lever aanwezige kreatine.

Ik wil hiermede natuurlijk niet zeggen, dat in de
lever geen verdere omzetting van kreatine plaats vindt,
doch alleen, dat deze met de door mij gebruikte
methoden niet is gevonden.

-ocr page 51-

De op dit punt betrekking hebbende proeven van
Gottlieb en Stangassinger, door R o t h -
• m a n n herhaald, heb ik niet kunnen bevestigen. Ook
de cijfers, gevonden door van Hoogenhuyze en
Verploegh, meen ik niet dat hunne proeven be-
vestigen kunnen.

Hoewel, daar hunne proeven niet precies op dezelfde
wijze verricht zijn als de mijne, hunne proeven wel op
een omzetting van kroatine kunnen wijzen, moet toch
opgemerkt worden, dat Rothmann, die de proeven
van Gottlieb en Stangassinger herhaalde
onder meer voorzorgsmaatregelen van steriliteit, eene
minder krachtige omzetting van kreatine waarnam,
terwijl M e 11 a n b y vermeldt, dat hij zooveel mogelijk
onder steriele omstandigheden werkend, geen verande-
ring in de totale hoeveelheid kreatine en kreatinine
heeft kunnen vinden.

De proeven van Gottlieb en Stangassinger
over de omzetting van kreatine bij het doorbloeden
van overlevonde organen meen ik wel, dat overtuigend
zijn, doch ik meen niet, dat zij bevestiging vindon in
de tot nu toe verrichte proeven met extracten van
organen.

Vervolgens is nagegaan, of in de lover naast kreatine
ook kreatinine aanwezig is. Hiertoe werd steeds 200
gram gehakte lever voor de bepaling gebruikt.

Hierbij moest dus elk verhitten boven 37° C. vermeden
worden en zeker het langdurig uitdampen van eene
waterige oplossing. Dat daarbij omzetting tot kreatinine
plaats heeft, is reeds door Nawrocki l) opgemerkt
en later door M e 11 a n b y e. a. bevestigd.

Er werd dus nu een alcoholisch extract van de

\') Zeitschr. f. Analyt. Chem., 1865.

-ocr page 52-

lever van een rund gemaakt. Daar in de lever een
groot percentage water aanwezig is en het langdurig
indampen gevaar voor rotting zou geven, werd de
gehakte lever eerst met watervrij natriumsulfaat fijn-
gewreven en daarna pas met alcohol gemengd. Het
alcoholisch extract werd ingedampt in het vacuum-
toestel van Hladick op 37° C.

Het extract was na het indampen een strooperige,
dikke massa.

Onlangs wezen F o 1 i n en D e n i s *) er op, dat bij
het niet vinden van kreatinine in bloed en weefsels,
dit nog geen bewijs is, dat het er niet in aanwezig is,
daar er stoffen zouden zijn, die de reactie belemmeren.
Deze stoffen zouden oplosbaar zijn in chloroform en
aether.

Zooals Folin en Denis aangaven, werd nu eerst
het ingedampte alcoholische extract vermengd met
0.2 gram pikrinezuur, in methylalcohol opgelost, goed
gemengd en tot bijna droog ingedampt. Deze ingedikte
stof werd daarna met chloroform (met pikrinezuur
verzadigd) uitgewasschen en ten slotte met zuivere
chloroform. Hierbij bleek echter de taaie, lipoïde sub-
stantie niet voor voldoende uitwassching vatbaar te
zijn, zoodat een eenigszins zuivere bepaling niet mogelijk
was. Daarom werd de met natriumsulfaat gedroogde
lever eerst een dag of drie herhaaldelijk met chloroform,
daarna twee dagen met aether gemengd, hetwelk
dagelijks afgefiltreerd werd door droog filtreerpapier
en ververscht, om daarmede ton minste een deel van
de hinderlijke lipoïde stoffen to verwijderen. Vervolgens
werd met alcohol gemengd, hetwelk nog tweemaal
ververscht werd en de drie porties werden ingedampt.
Na het indampen bleef een veel minder omvangrijke

\') Journ. of Biol. Chera., Vol. XII. p. 141.

-ocr page 53-

hoeveelheid over, die in 30 c.c.m. water werd opgelost.
Bij deze oplossing, die nooit geheel helder was, werd
dan de benoodigde hoeveelheid 10 % natronloog en
pikrinezuur toegevoegd.

Bij drie bepalingen bleek slechts een spoor van
kreatinine aanwezig te zijn, (minder dan een milligram),
in drie andere bepalingen was geen reactie.

Wij kannen dus zeggen, dat in de lever vrijwel geen
kreatinine aanwezig is. Wel werd kroatinine gevonden
in eene nier welke op dezelfde wijze behandeld was.
Hier werd in 200 gram rundernier ± 6 mgr. kreatinine
gevonden. Dit bewijst echtor nog niet, dat ook in het
nierweefsel zelf kreatinine aanwezig is, daar in urine
van runderen kreatinine gevonden wordt. (Steeds vond
ik ook bij runderen kreatine in do urine, ± 7 % van
de totale hoeveelheid kreatinine).

Wordt nu echter kreatinine in de lever gevormd ?

Om deze vraag te beantwoorden, werd van een
hond, direct na den dood de levor storiel uitgenomen,
twee stukkon van 200 gram er afgenomen, het eene
stuk direct onderzocht on hot andere in een bokorglas
op 37° C. geplaatst.

Het bekerglas was tevoren door een kwartier koken
gesteriliseerd en werd geplaatst in eene met glazen stop
gesloten flesch, eveneens gesteriliseerd : op don bodem
van deze flesch werd eon woinig steriel wator gebracht
om do lover tegen uitdrogon te bewaren. Do gesloten
flesch werd nu gedurende 24 uur in een waterbad op
37° C. geplaatst.

Om zeker te zijn, dat de hond in digestie was, kreeg
deze den vorigon middag het laatst voodsel en drie
uur voor den dood een flinko portie vleesch en brood.

Het dier werd, na morphine-injectio, door verbloeding
uit de arteria corotis gedood.

Bij de eerste twee proeven bleek na 24 uur in de

-ocr page 54-

37° geplaatste portie respectievelijk 1.29 mgr. en 1.4
mgr. kreatinine aanwezig te zijn, terwijl in de direct
onderzochte portie eenmaal niets en eenmaal een spoor
kreacinine aanwezig was.

Bij deze beide proeven was echter na 24 uur eene
beginnende rotting op te merken.

Daar het mogelijk was, dat door bacteriewerking
kreatinine zou zijn ontstaan uit eiweitstoffen, zooals
Fitzgerold en Schmidt1) aangeven, werd bij
de volgende proeven het steriele bekerglas geplaatst
in eene flesch, waar een weinig chloroform aan het op
den bodem zich bevindende water was toegevoegd.

Bij deze proeven was van rotting niets te bespeuren,
hoewel verzuimd is to trachten bacteriën te kweeken.

Bij deze (4) proeven bleek ook steeds het stuk,
dat 24 uur op 37° C. gestaan had, meer kreatinine te
bevatten, dan het direct onderzochte stuk.

direct

onderzocht.

na 24 uur.

I

reactie

zwak positief

± 1,3 mgr. kreatinine.

II

»

negatief

reactie positief

(minder dan 1 mgr.)

III

n

positief.

± 2 mgr. kroatinine.

IV

it

n

sterker positief

(minder dan 1 mgr.)

Uit deze laatste proefreeks meen ik te mogen op-
maken, dat in de lever kreatinine gevormd wordt,
terwijl in de direct onderzochte lever geen of uiterst
weinig kreatinine aanwezig is.

\') Proc. of the Soc. experim. Biology and Med., 18Dec. 1912.

-ocr page 55-

UITKOMSTEN.

In alle onderzochte organen is veel meer kreatine
aanwezig dan in het bloed.

In weefsels van foetus is minder kreatine aanwezig
dan in weefsels van volwassenen.

Gedurende de graviditeit neemt het kreatine-gehalte
van de uterusspier toe.

Door dit onderzoek zijn geen verdere bewijzen bij-
gebracht, dat in de lever kreatine wordt ontleed, wel,
dat in de lever kreatinine gevormd wordt.

-ocr page 56-
-ocr page 57-

STELLINGEN.

1. Eclampsie berust op eene vergiftiging met stof-
wisselingsproducten van eiwit.

2. Het gebruik van uit Argentinië ingevoerd vleesch
moet worden bevorderd op plaatsen, waarheen
het hygiënisch vervoerd en waar het hygiënisch
bewaard kan worden.

3. Neurorecidieven berusten niet op do werking van
sal varsan.

4. De door R o s e n b e r g e. a. gevonden afwijkingen
in den bouw van de menschelijke wervelkolom
zijn op te vatten als onvolkomen ontwikkelings-
toestanden.

5. De handgreep van Credé moet slechts dan toegopast
worden, wanneer bloeding do indicatie is tot ver-
wijdering van de placenta.

6. Het angioma placentae is geen echte tumor.

7. Het praematuur geboren kind is niet minderwaar-
dig, mits onder goede omstandigheden opgevoed.

-ocr page 58-

9. Een vloeistof voor subcutan e of intraveneuze infusie
moet behalve NaCl ook CaCl2 bevatten.

10. Iedere rhytmische contractie van de willekeurige
spieren wordt veroorzaakt door een synchrone
rhytmische prikkeling van het centraal zenuw-
stelsel uit.

11. Bij de behandeling van de chirurgische tuberculose
dient, meer dan tot nu toe het geval was, van de
lichtbehandeling gebruik gemaakt te worden.

12. Bij niet aangeboren keratokonus is, met het oog
op de toe te passen therapie, een onderzoek naar
de functie van de glandula thyreoidea gewenscht.

13. Het opereeren van eene zwangere, wanneer de
operatie tot na de bevalling kan worden uitgesteld,
is af te keuren.

14. De hypothese, dat direct in den darm wand eiwit
weer wordt opgebouwd, is niet juist.

15. Het coma diabeticum berust op vergifting met
/?-oxyboterzuur.

16. Op het herhaaldelijk vinden van eene bepaalde
hoeveelheid maagsap in de nuchtere maag mag
niet de diagnose gastrosuccorrhoea continua gesteld
worden.

-ocr page 59-
-ocr page 60-
-ocr page 61-
-ocr page 62-
-ocr page 63-
-ocr page 64-