-ocr page 1-

AAN DE ÏÏOOGESCHOOL ÏE UTRECHT,

KA MACHTIGING VAN DEK HECTOil HAGKIFICUS

Dlt. T. HALBERTSMA,

GEWOON HOOGLESRftftR IN DE FACULTEIT DER GENEESKUNDE,

SCHIJNBARE ACCOMMODATIE BIJ APHAKIE,

AKADEMISCH PBOEÏSCHRIFT

XEK VEEKIUJGING VAN DEN GEAAD VAK

g

tfÏ t

T.TOESTEMMING VAN DEN AKADEMISCHEN SENAAT

VOLGENS BESLUIT VAN DE GENEESKUNDIGE FACULTEIT,

TE VERDEDIGEN
Woensdag den
22iten Januari 1873 , des namiddags ten 6 ure,

JAN COERT,

GEBOREN TE 11KKURIK. 11)0 AMBACHT.

GEDRUKT BIJ L. E. BOSCH & ZOON TE UTRECHT.
1873.

-ocr page 2-

- V . - m

-ocr page 3-

AAN

MIJNE OUDE R S,

-ocr page 4-
-ocr page 5-

Het is mij een aangename plicht, aan dit proefschrift een
woord van dank te laten voorafgaan, aan de Hoogleeraren en
Doctoren , wier onderwijs ik aan deze akademie mocht genieten.
Di de eerste plaats denk ik daarbij aan U, Hooggeachte
Promotor, niet alleen om de uitnemende hulp, die gij mij bij
de vervaardiging van dit proefschrift hebt verleend, maar ook
°m het onnoemelijk vele, wat ik gedurende mijn verblijf aan
de akademie van U heb genoten. U kan ik niet naar waarde
m\'.ju erkentelijkheid betuigen.

Ook aan IJ Professor Loncq gevoel ik mij zeer verplicht;
gedurende het jaar, dat ik onder U als assistent werkzaam
Wa3 > steldet gij mij voortdurend in staat mijn voordeel te
doen met de blijken Uwer rijpe ervaring; de vriendschap en

-ocr page 6-

de welwillendheid, die ik steeds van U mocht ondervinden,
zal ik nimmer vergeten.

Hét uitstekend praktisch onderwijs, dat ik van de Drs.
Rienderhoff , v. d. Hoeven en Yroesom üe Haan ge-
noten heb, en dat ik steeds zal blijven waaideeren, geeft
hun aanspraak op mijn oprechten dank.

-ocr page 7-

INLEIDING.

toestand, waarbij in het dioptrisch systeem van het
°°g de lens ontbreekt, wordt, in navolging van
Don-
ders
, met den naam van Aphakie bestempeld. Deze
kan op verschillende wijzen veroorzaakt zijn, wel het
menigvuldigst door operatie, wanneer om eataracta de
lens uit het oog verwijderd, of door puncties tot op-
slorping gebracht is: — de declinatie der lens, vroeger
111 gebruik, wordt wel nooit meer toegepast.

Ook door trauma kan de lens uit het dioptrisch sys-
teem verdwijnen, hetzij ze in het glasvocht blijft liggen
(bixatie), -—• hetzij door gelijktijdige kwetsing der lens-
Zelfstandigheid opslorping volgt.

Het aangeboren ontbreken der lens, waarvan eenige
gevallen door v.
Gkaefb zijn medegedeeld, alsmede de
spontane luxatie, door
Bowman beschreven, komt zeer
Zelden ter waarneming.

Het oog, waaruit dit gewichtig orgaan is verwijderd,
Zal natuurlijk in vele opzichten belangrijke verschillen
0ldeveren met het normale oog.

Doch niet enkel het ontbreken der lens op zich zelf
is \'f

c) dat invloed op het zien uitoefent, ook andere mo-
menten, die het gevolg der toevallige of kunstmatige
verwijderin g zijn, nemen hieraan deel. Zelden vinden
WlJ na cataractoperatie de middenstoffen van het oog
geheel doorzichtig; zoogenaamde kapselresten, exsuda-

-ocr page 8-

ten, door iritis teweeggebracht, veroorzaken meestal
verduisteringen, waardoor de gezichtsscherpte wordt
verminderd. Den vorm der pupil vinden wij veelal
veranderd. Is de exfcractio lentis door iridectomie
voorafgegaan, dan heeft de pupil gewoonlijk eene sleu-
telgatvormige gedaante verkregen, en is de opening
grooter dan in normalen toestand. Diffuus licht in
het oog is hiervan het gevolg, en de netvliesbeelden
zijn daardoor minder scherp geteekend.

De gang der lichtstralen in het aphakisch oog is bij
afwezigheid der lens eene geheel andere. Het oog,
dat, als optisch werktuig, in normalen toestand vrij
samengesteld is, is bij aphakie tot het meest eenvoudig
dioptrisch systeem herleid. Daar de brekingscoëfficien-
ten van corneaweefsel, waterachtig vocht en glasvocht
zoo weinig verschillen, mag men zich denken, dat het
waterachtig vocht zich tot aan de voorvlakte der cornea
uitstrekt. Wij verkrijgen dus een enkel brekend vlak,
de voorvlakte der cornea, met eene krommingsradius
van
7.7 m.m. (volgens Donders) en eene lichtbrekende
stof met eene brekingscoëiïicienfc tegenover de lucht,
van 1.3365; hieruit kan men, volgens de optische wetten,
gemakkelijk de cardinale punten van het stelsel bere-
kenen. Het hoofdpunt ligt daar, waar de hoofdas het
brekend vlak snijdt; het knooppunt valt samen met het
krommingsmiddelpunt. Volgens de bekende formulen

F" ™ h v" z=z JLÜ

n—1

en F\' = h 9\' —

n—1

vinden wij den voorsten en achtersten brandpuntsafstand
resp. = 23.88 en 30.58. Zal dus een aphakisch oog
evenwijdig opvallende stralen op de retina tot vereeni-
ging brengen, zoo moet deze 30.58 inm. van de
cornea verwijderd zijn.

-ocr page 9-

Dit is slechts bij hooge uitzondering het geval. In
het emrnetropisch oog is de gezichtsas niet meer dan
^ tot 22.5 mm. Het is dus noodzakelijk, dat, om van
een verwijderd voorwerp een beeld op de retina te
verkrijgen, vóór het oog een lens wordt gebracht ,
de invallende stralen ineer convergent maakt en
het achterste brandpunt in het netvlies brengt. Voor
divergente stralen zou eerie sterkere lens vereiseht
borden of zouden veranderingen binnen het oog
frioeten tot stand komen. Het oog zou daartoe ac-
commodatievermogen moeten bezitten. Reeds a priori
ls dit laatste onwaarschijnlijk, daar met volkomen
zekerheid bewezen is, dat de accommodatie, in den
gewonen zin des woords, afhankelijk is van de vorm-
verandering der kristallens. Doch de mogelijkheid,
dat ook andere veranderingen accommodatie konden
te weeg brengen, was niet ondenkbaar; en men meende
deze gevonden te hebben in krommingsveranderingen
van de cornea (Home), in verlenging van de oogas (Arlt
en üog onlangs Dr. Ignaz Feankl), en in veranderin-
gen van den brekingscoëfficient der oogvochten.
Young
Vyeerlegde voldoende de bewering van Home en be-
lees, dat eene krommingsverandering der cornea niet

voorkwam.

De vraag omtrent het al of niet aanwezig zijn van
accommodatievermogen in het oog, waaruit de lens
Was verwijderd of ten minste geen invloed meer kon
^oefenen op den gang der lichtstralen, was tegenover
e beide laatste supposities zeer gewichtig geworden.

Donders toonde in twee door hem onderzochte ge-
vallen van aphakie aan, dat niet het geringste spoor
accommodatie meer overgebleven was. In weerwil
. rvau werd onlangs door
Förstek, beweerd, dat hij
een twintigtal gevallen van aphakie nog een aan-

-ocr page 10-

merkelijk accommodatie-vermogen gevonden had, Doch
wij willen hier niet verder de geschiedenis van dit
vraagstuk nagaan: het zij genoeg de wenschelijk-
heid van een nauwkeuriger onderzoek in het oog te
doen springen. Prof.
Dokdeus had de goedheid mij dit
onder zijne leiding te willen opdragen, en mij de rich-
ting aan te wijzen, die voor eene afdoende beslissing
dezer quaestie bij het onderzoek gevolgd moest worden.

Wij hebben onze verhandeling in vier hoofdstukken
gesplitst:

I. De geschiedenis en eene beschouwing van de
voornaamste waarnemingen over de accommodatie bij
apliakie.

II. De methode van ons onderzoek en de mede-
deeling onzer waarnemingen.

III. Het resultaat onzer waarnemingen , in verband
vooral met hetgeen door
Förster is gevonden.

IV. Over de betrekkelijke grootte der verstrooiings-
cirkels, waarbij letters nog kunnen worden onder-
scheiden.

-ocr page 11-

GESCHIEDENIS.

Het onderzoek, of het van de lens beroofde oog nog
accommodatie-vermogen bezit, dagteekent reeds van
het laatst der vorige eeuw.

In den strijd, of de lens een werkelijk aandeel aan
accommodatie had, was het natuurlijk van groot
belang te onderzoeken, of met het verdwijnen der lens
de accommodatie werd opgeheven. De eerste be-
paalde mededeeiing over dit onderwerp vinden wij in
~en Oroonian Lectwre on Muscular Motion, door Home 1).

Home ging van de onderstelling uit, dat de accom-
modatie afhankelijk was van een krommingsverandering
der cornea en trachtte dit op direkte wijze aan te
toonen.

Vooraf weerlegde hij de reeds bestaande meening van
Hünter, waarbij aan de kristallens het vermogen werd
^gekend, om den focaalafstand van het oog te verande-
ren. Hij onderzocht hiertoe zekeren Benjamin Clark,
0ud 21 jaar, die met zeer goeden uitslag eene cataract-
0Peratie op het rechter oog had ondergaan. Het bleek,
met eene positieve lens van 2| Eng. duim brand-
puntsafstand , voorwerpen van —5| Eng. duim werden
onderscheiden, het scherpst intusschen op Eng. duim.

-ocr page 12-

Een later onderzoek toonde aan, dat met een lens
van 2/0 Eng. dm. brandpuntsafstand, en ziende door eene
ronde opening van ^ Eng. dm. diameter, scherp werd
waargenomen op 2| dm., terwijl er van 1| tot op 7
dm. nog werd onderscheiden.

Het linker oog, dat gezond was, werd met eene lens
van 6| E. dm. gewapend, waardoor het punt van scherp
zien op 3 duim was gebracht; hiermede nu werd gezien
van 11 tot op minder dan 7 duim.

Uit deze gegevens werd door Home de conclusie ge-
trokken, dat het aphakisch oog zelfs meer «accommo-
datie bezit dan het normale.

Thomas Yoüng 1) heeft op de onjuistheid dezer con-
clusie opmerkzaam gemaakt, door te wijzen op het
verschil tusschen
,ta \'perfect en a distinct vision " d. w. z.
tusschen het volmaakt scherp zien en het onderscheiden
van eenig voorwerp.

Zooals door Home zelf wordt aangegeven, was men
verbaasd over de juistheid , waarmede het oog steeds
denzelfden afstand voor het juiste zien terugvond, dat,
naar
Yoüng\'s opvatting, ongetwijfeld het punt was,
waarvoor het dioptrisch systeem onveranderlijk was
ingesteld.

Young was de eerste, die met groote nauwkeurigheid
aantoonde, dat het aphakisch oog geen accommodatie
bezit 2). Alle momenten, waardoor accommodatie werd
geïmiteerd, werden door hem naar waarde geschat, en
alzoo tusschen de reëele en schijnbare accommodatie
een scherpe grens getrokken.

De bepalingen van Young geschiedden met zijn op-
tometer.

-ocr page 13-

Deze bestaat uit een ivoren plaatje, van ongeveer
8 duim lengte
en 1 duim breedte; midden over dit
plaatje loopt in de lengterichting een niet te dikke,
zwarte lijn. Aan het eene einde staat hierop ver-
ticaal een vierkant plaatje van dezelfde breedte,
in welks midden zich eene ronde opening van | dm.
diameter bevindt. Een koperen schuifje, waarin lang-
werpige spleten zijn, van verschillende breedte en in
groepjes van twee, drie en vier verdeeld, kan derwijze
voor deze opening worden geschoven, dat telkens ééne
groep der spleten voorkomt. Bij het zien b. v. door de
twee spleten (die symmetrisch in de ronde opening zijn
gesteld) naar de zwarte lijn, ziet men, volgens de
Sciieineksche proef, deze lijn dubbel tot aan het punt,
daarvoor men is geaccommodeerd. Naast deze lijn
werden door
Young letters geplaatst, in niet alpha-
tetische orde, om daardoor aan den te onderzoeken
Persoon de plaats, waar de lijnen elkander kruisen,
gemakkelijk aanwijsbaar te maken, en tevens te kun-
11 en oordeelen , op welken afstand vóór en achter het
punt van scherp zien (hier het kruisingspunt) de voor-
Werpen nog werden onderscheiden.

Om te doen zien, hoe juist Young het vraagstuk had
°Pgevat, deelen wij zijne waarnemingen in hoofdtrek-
ken mede.

Mr. R. leest met hetzelfde glas op 4 en op
5 duim. Hij ziet de lijn van den optometer dubbel
tot op 3 duim, het punt, waarop zij enkel wordt
gezien; bij herhaalde proeven wordt hetzelfde punt
nauwkeurig teruggevonden.

Mr. J. onderscheidt de letters op den optometer
°P en op minder dan 1 duim. Dit deed vermoeden,

-ocr page 14-

dat er vermogen bestond om den focaalafstand van het
oog te veranderen; het bleek echter, dat patiënt de oog-
spleet kleiner maakte en dat de pupil zich vernauwde.

III. Mej. H. eene jonge dame , van ongeveer 20 jaar,
met zeer nauwe pupil, had, wanneer zij een voorwerp
door het schuifje ééns dubbel zag, niet het vermogen,
dit op denzelfden afstand enkel te zien, De optometer
met de letters werd niet aangewend. Met een glas van
E. dm. brandpuntsafstand las zij op 12 en op 5
duim, met een glas van 2| van 7 tot op 2| duim.

IY. Hanson, timmerman, oud 63 jaar, was vóór
eenige jaren van cataract geopereerd; de pupil was
groot en helder; hij werkte met een lens van 2| en
kon hiermede lezen op 8 en op 15 duim, doch het
best op 11 duim. Met hetzelfde glas ontmoetten de
lijnen van den optometer elkander steeds op 11 duim;
de kruising was door de dikte der lijnen en den
grooten afstand niet zichtbaar. Met den letteroptometer
werd de proef herhaald; hij las nu de letters van 2
tot 3 duim; de kruising der lijnen viel altijd op 2|.
Éénmaal gaf hij aan, dat de kruising ^ dm. naderbij
was ; doch
Young had opgemerkt, dat hij het oog a
y^y dm. verder van het glas had verwijderd, waardoor
dit verschil ontstond.

-ocr page 15-

achter gebleven, loopt dwars door de pupil; hierdoor
ziet zij zonder bril verwijderde voorwerpen dubbel; zij
kan de twee beelden niet dichter bij elkaar brengen,
hoewel zij deze bij inspanning duidelijk ziet, onge-
twijfeld door de vernauwing der pupil.

Young besluit uit deze proeven, dat het aphakische
oog geen accommodatievermogen bezit en noemt het re-
sultaat van zijn onderzoek
»lolerably satisfactory

Niettegenstaande deze onderzoekingen , bleef er om-
rent de accommodatie bij aphakie voortdurend nog
twijfel bestaan en werden er van verschillende zijden
Waarnemingen medegedeeld , waaruit men haar bestaan
trachtte aan te toonen.

Zoo vinden wij bij Ari/t 1), waar hij spreekt over
het gebruik van staarbrillen, dat het beter is , iets
te laat dan te vroeg het gebruik van een bril toe te
staan, in de hoop
een hoogeren graad van accommodatie-
Vermogen te verkrijgen. Als voorbeeld van accommo-
datievermogen bij aphakie, voert hij aan , dat een van
cataract geopereerde met een en denzelfden bril land-
schappen zag en schilderde; en dat een jong individu
na staaroperatie met een bril van in staat was
zoowel op 6 als op 24 duim afstand te lezen, terwijl
}llj met hetzelfde glas op een afstand van 500 pas de
Wljzers op de klok van het raadhuis kon herkennen.

Het zal niet noodig zijn veel tegen deze bewijsvoe-
ring in te brengen , daar het onvolledige hiervan ge-
n°egzaatn van zelf blijkt en nog meer door onze
onderzoekingen in in het oog zal vallen.
°ok v.
Graefe 2) oppert nog eenigen twijfel omtrent

Krankheüen des Auges. B. I. p. 347.
S) Archiv für Ophthalmologie. B. II. p. 188.

-ocr page 16-

het accommodatievermogen bij aphakie, waar hij uit-
spreekt,\' dat kort na de operatie ffgar kein oder nur
eine Spur von Accommodationsvermögeiï" aanwezig is.

Hij besluit hiertoe uit waarnemingen, waarbij met
hetzelfde glas op verschillende afstanden kon gelezen
worden. De speelruimte, die hij
^ond, was echter gering:
in zijn gunstigst geval werd door zekere Seifert, met
van 6 tot 8 duim gelezen, i dus = Boven-
dien hoe scherper en constanter de opgaven bij her-
haalde onderzoekingen waren, des te geringer werden
de speelruimten, zoodat volgens
Graeee\'s eigen uit-
spraak waarschijnlijk nog iets van de reeds kleine
accommodatiebreedte moest worden afgetrokken.

Uit den twijfel van v. Grae.fe, in het bovenstaand
citaat uitgesproken, blijkt, dat hij niet geheel en al
door de resultaten van zijn onderzoek was bevredigd.
Ook zijn er geen nadere waarnemingen (door hem in
hetzelfde stuk toegezegd) in het licht gegeven , zoodat
wij mogen aannemen, dat v.
Graepe\'s meening over
deze zaak zich later heeft veranderd.

Door Donders 1) werd in 1860 aangetoond, dat bij
aphakie zelfs geen spoor van accommodatie meer aan-
wezig is. Door de waarnemingen van
Young reeds
genoegzaam overtuigd, dat accommodatie in den gewonen
zin des woords bij aphakie niet voorkomt, wenschte
hij ook te onderzoeken , of zelfs de kleinste veranderin-
gen van focaalafstand niet mogelijk waren. Zijne
methode was beter dan eenige andere in staat, om, bij
intelligente personen aangewend, de kleinste verande-
ringen aan te toonen.

Wij nemen hier de beschrijving zijner waarnemingen
uit het oorspronkelijke over:

„Mijne onderzoekingen hebben mij tot de overtui-

-ocr page 17-

//ging geleid, dat er bij aphakie geen spoor van accom-
modatie-vermogen overblijft Bij oude lieden en bij
//onvolkomene gezichtsscherpte meent men soms eene
//zekere accommodatiebreedte te constateeren; maar
\'/juist bij jeugdige personen, met volkomen helder
"Pupilvlek en groote gezichtsscherpte , bij welke men
\'/dan toch we! \'t eerst eenig accommodatie-vermogen
//nog mocht verwachten, blijkt overtuigend, dat
//geen spoor daarvan is overgebleven. Bij het gebruik
//Van den draad-optometer kan Ja tot SJ0 accommodatie-
//breedte soms nog gevonden worden; \'tblijkt echter,
//dat de duidelijkheidsafstand der lijnen met de richting
\'/dier lijnen verschilt, en dat ook bij elke richting de
//accommodatie-breedte verschillend wordt aangegeven.
//"Dit doet reeds vermoeden, dat de gevondene speel-
ruimte geene ware accommodatiebreedte vertegenwoor-
digt, maar dat alleen de zoogenoemde accommodatie-lijn :
//hier enkel afhankelijk van den vorm en asymmetrie der
\'/kromming van het hoornvlies, daarbij in \'t spel is. In
"een geval van volkomen, ja van buitengewone ge-
\'/zichtscherpte , voorgekomen bij een jeugdig individu,
\'/die zelf in het onderzoek belang stelde, kon omtrent
"de afwezigheid der accommodatie geen twijfel overblij-
ven. gij aan Cataracta congenita geleden, en
//Was met het meest volkomen gevolg op beide oogen
//door mij geopereerd. Met glazen van | op 5 mm.
//Van het oog geplaatst, zag hij op
grooten afstand een
//Üchtpunt genoegzaam rond en volkomen scherp. Een
//Vizier werd in de richting tusschen een der oogen en
//het lichtpunt geplaatst, en wanneer hij nu met con-
//vergeerende gezichtslijnen naar het vizier zag, bleef
\'/het lichtpunt onveranderd, of\' werd iets kleiner en
//scherper. Was de lens slechts i mm. meer of min-.
//der van het oog verwijderd, dan had het lichtpunt

-ocr page 18-

,/Op afstand opgehouden scherp te zijn en onderging ,
,/00k door de krachtigste inspanning, geene verandering;
z/maar bij convergentie in het punt van het vizier werd de
,/lichtlijn korter, zonder dat evenwel een punt te voor-
schijn kwam. Die verkorting, evenals de verkleining
vvan het scherp geziene punt, was van vernauwing
,/der pupil afhankelijk, die ook rechtstreeks werd ge-
constateerd.

z/De proef werd aan elk oog afzonderlijk herhaald,
//met gelijk gevolg. Achter \'t zwarte plaatje, dat
,/daarbij voor het ééne oog geplaatst werd, kon men
,/de draaiing van dit oog waarnemen , bij \'t zien naar
,/t vizier en naar \'t verwijderd lichtpunt. Er bestond
,/geen accommodatie hoegenaamd. Intusschen werd ook
frhier eene kleine speelruimte van duidelijk zien , bij
z
/\'t onderzoek met Graefb1s optometer, waargenomen,
,/een bewijs, dat daaruit niet tot de aanwezigheid van
,/accommodatie-vermogen mag worden besloten.

,/In een tweede soortgelijk geval, betreffende een in-
telligent jong man , werd op gelijke wijze de totale
,/afwezigheid van accommodatievermogen bewezen.
,/Hier werd nog daarenboven geconstateerd, dat, wan-
,/neer een lichtpunt op afstand door een bepaalde lens
//scherp werd gezien, het toevoegen eener lens van
//T8T> of — T8ö (door combinatie van met — ^ of
,/van Jg met —• J^) reeds eene merkbare verandering
,/van \'tlichtpunt te weeg bracht: hij gaf constant aan,
z/dat door het lichtpunt in de verticale, door
//in de horizontale richting tot eene korte lijn werd uit-
,/gerekt. Daarentegen had de convergentie der ge-
r/zichtslijnen, met de poging, om in de nabijheid te
yzien , geene de minste vormverandering ten gevolge,
;/en aan accommodatie viel dus hierbij niet te denken."

In weerwil van het bewijs van Donders voor het

-ocr page 19-

volkomen gemis van accommodatie-vermogen bij aphakie,
werd door v.
Jaeger 1) in 1861 beweerd , dat zich bij
Van cataract geopereerden langzamerhand eenige ac-
commodatie zou ontwikkelen. Ook zijne proeven kleeft
dezelfde onvolledigheid aan als die van v.
Graefe en
daar hij de accommodatiebreedte berekent uit
de afstanden, waarop drukschrift wordt geleien, zonder
a°ht te geven op het juiste punt van volmaakt zien ,
twelk voor het herkennen van letters geen noodzake-
üjkheid is. De zoogenaamde ontwikkeling van het
accommodatie -vermogen na de operatie, — waarvan
Jaeger spreekt — hangt zeker van de verbetering der
gezichtsscherpte af, zooals deze langzamerhand na de
operatie plaats vindt. Deze verbetering heeft haren
grond vooral in het meer doorschijnend worden der
Middenstoffen van het oog, door absorptie van lensresten
et;c., en is dus absoluut. Doet men nu bij verbeterd ge-
zichtsvermogen de leesproeven met dezelfde letters , dan
men een grootere speelruimte. Zeer waarschijnlijk
ls °ok eene schijnbare verbetering, door oefening ont-
öl,aan
j — niet om verstrooiingscirkels te onderdrukken, —
doch om uit vormen, die onzuiver en slechts diffuus
gezien worden, een zeker voorwerp te herkennen.
Deze verbetering hangt dus meer van het cerebrum
dai* van het zintuig af.

Hot geval van Moritz W. 2), waar met ^ op den
afetand van 8—20 duim de Jaegersche letters N®. I
berden gelezen, en dat door Jaeger als een zeker be-
WlJs van accommodatie wordt aangehaald 3) is vol-
°oende te verklaren uit eene groote gezichtsscherpte

ön gelijktijdig

bestaan van eene kleine pupil.

-ocr page 20-

Hieromtrent ontbreken de opgaven.

Nadat op meer direkte wijze de vormverandering
der lens bij accommodatie was aangetoond geworden,
schijnt men over \'t algemeen het gemis van accommo-
datievermogen bij aphakie als een uitgemaakt feit te
hebben beschouwd.

Doch in het begin van dit jaar werd de zaak op
nieuw te berde gebracht door Prof.
Förster 1) uit
Breslau, die niet alleen in verschillende gevallen van
aphakie accommodatievermogen meent gevonden te
hebben, doch zelfs beweert, dat de accommodatie bij
aphakie, evenals in den phjsiologischen toestand van
het oog , met het toenemen van den ouderdom afneemt.
Meer uitvoerig dan de vorigen, zullen wij de methode
en het resultaat der waarnemingen van
Förster nagaan,
om over de juistheid en de waarde er van te kunnen
oordeelen.

Hier deelen wij slechts de methode mede, die Förster
bij zijn onderzoek volgde, terwijl wij ons voorbehou-
den in een volgend hoofdstuk enkele punten uit zijne
mededeelingen nader ter sprake te brengen.

Met zekere glazen (doorgaans van verschillende sterkte)
werd altijd het dichtste punt, meestal ook het verste
bepaald , waarop de kleinste drukproef van
Snellen ,
(veelal en III) nog kon gelezen worden, terwijl
voor het verste punt soms ook nog grootere nummers

-ocr page 21-

in aanwending kwamen. De afstanden, waaruit dan
£ berekend werd , werden gemeten van het voorwerp
tot aan het glas, niet tot aan het hoornvlies. Door-
gaans evenwel werd aan den afstand, waarop het
Naaste punt gevonden was , één of meerdere duimen
toegevoegd , en van dien van het verste punt iets af-
getrokken , waardoor
Förster meende uitgesloten te
hebben, wat aan de verstrooiingscirkels toekwam.
Uit de op deze wijze verkregene resultaten komt
°kster tot de overtuiging, dat er bij jonge individuen
een betrekkelijk groot accommodatievermogen bestaat;
terwijl dit met den leeftijd, ongeveer op dezelfde
Wijze als in physiologischen toestand zou afnemen. De
\'methode van Förster komt dus vrij wel overeen met
die, welke door
Home, Arlt en Jaeger gevolgd werd,
tamelijk het lezen , met een positief glas , van druk-
schrift op verschillende afstanden, om hieruit de accom-
m°datiebreedte te berekenen.

-ocr page 22-

EI Gr "EN ONDERZOEK.

METHODE,

De door ons gevolgde methode berust op de stelling,
dat binnen de grenzen der accommodatie de gezichts-
scherpte onverairderd zou moeten blijven.

De patiënt werd op een stoel vóór den optometer
van
Donders 1) geplaatst, met de juga zygomatica
tegen twee verschuifbare houten staafjes leunende,
waardoor de afstand tusschen oog en glas onveranderd
bleef. Hierop werd zeer nauwkeurig toegezien.

Deze afstand werd zoodanig genomen, als voor scherp
zien in de verte noodig bleek te zijn: altijd over-
tuigden wij ons, dat door toevoeging van t-|
ü of -
de gezichtsscherpte afnam.

De ring, die de lens bevatte, werd altijd zoo ge-
draaid , dat de as genoegzaam met die van het oog
samenviel.

Nu werd met Snellen\'s letterproeven de gezichts-
scherpte op verschillende afstanden nauwkeurig bepaald.
Wij vingen meestal op 10 , 15 a
20 voet aan, en ein-
digden daar, waar grootere letters ook niet meer wer-

-ocr page 23-

den herkend. Voor een gekozen afstand zochten wij
de kleinste letters, die nog konden gelezen worden,
en beproefden dan, of de afstand nog grooter kon ge-
nomen worden. Wij eischten voor het //goed onder-
scheiden1\' het herkennen eener serie van letters, (met uit-
sluiting der moeielijkst onderscheidbare) zonder fouten.

Wanneer nu letters op zekeren afstand niet herkend
vverden, werd aangedrongen op inspanning, en terwijl
deze bleek vruchteloos te zijn , een oogenblik het glas
v°orgeschoven , dat de grootere nabijheid compenseerde,
baarbij kon dan blijken, of de accommodatie werke-
ontbrak.

Tot vergelijking lieten wij vaak de proef, zooals die
d°or
Forste r met zijne patiënten genomen werd, volgen;
tamelijk de bepaling van den versten en den dichtsten af-
stand , waarop drukschrift van zekere grootte nog kon
gelezen worden.

Up de vernauwing of verwijding der pupil bij het
zien op verschillenden afstand, alsmede op mogelijke
vernauwing der oogspleet werd gelet. Wij verzuimden
niet het pupilvlak te onderzoeken. Nu en dan werd
de diameter der pupil bij kleinste en grootste
°Pening gemeten.

Men verwachte niet een volkomen overeenstemming
^Usschen de verschillende opgaven bij dezelfde persoon,
nimigen geven moeielijk en onzeker aan; ook wer-
n zij wel eens ongeduldig. De lichtsterkte was niet
\'Ju dezelfde. Dikwijls was ik genoodzaakt, de proe-
v 611 alleen te doen en daarbij alles op te teekenen,
Waardoor wel eens een minder juist getal kon inslui-
^aayes openingen moesten meestal vóór

glas gehouden worden, omdat er tusschen glas en
& geen voldoende plaats overbleef, en ik kan er niet
°0r instaan, dat de opening altijd juist in de vizierlijn

2

-ocr page 24-

lag. Scheen er nu soms eenige contradictie in de uit-
komsten , ik heb ze gegeven, zooals ik ze gevonden
had. Kleine onnauwkeurigheden zullen niet beletten,
dat alles samenloopt tot het overtuigend bewijs, dat
bij aphakie over accommodatie-vermogen geen spraak
kan zijn.

Twee gevallen waren onderzocht door Dr. Maats , die
mij welwillend zijne notities overgaf. Bij verscheidene
andere verleende mij Prof.
Donders zijne medewerking.

-ocr page 25-

GEVALLEN.

I- Bij j ufvrou w B., oud 24 jaar, werd in 186-3 op
O-B. (Oculus dexter) wegens cataracta zonularis, ex-
tractie gedaan, met iridectomie naar boven.

Bupil sleutelgatvormig, weinig bewegelijk, niet oph-
tfralmoscopisch onderzocht. H =.1 :

Bij volkomen correctie voor den afstand van 10 voet
wordt herkend :

op 10 voet Snellen XXX, . . . S = |
„ 10 duim ,/ VI, . . . S = i

// 4 h u IV, . . . S — jL

Sn. III kan op 12 duim afstand niet onderscheiden wor-
den; wordt slechts even een hulplens ttt (op 1" afstand)
v°orgeschoven, zoo worden de letters onmiddellijk her-
kend.

H. O. S. (Oculus sinister) is in hetzelfde jaar met
herhaalde puncties behandeld. Pupil rond, klein H =
1 :2i.

wordt herkend :

op 10 voet XXX,........S = è

O _ 1

r, 15 duim VII, ........o - gi

u 10 „ VI, . . .......s = i

// 5 „ V,.........S =

-ocr page 26-

Wanneer bij de poging tot zien op 12 dm., vóór
de aanwezige lens wordt gebracht, wordt onmiddellijk
de voorgehoudene III gelezen.

G. J. Post ma, oud 33 jaar, had van zijn vroegste
jeugd aan cataract geleden; hij leerde evenwel goed
lezen en schrijven. Later werd dit zeer bezwaarlijk.
In 1861 , 62 en 63 werd
O. D. met herhaalde punc-
ties behandeld, in 1863 extractie volgens
Gjraeee op
O.
S., irideetomie naar boven.

III. Pupil O. D.: rond, tamelijk bewegelijk (ver-
wijding bij het zien op afstand, vernauwing in de
nabijheid); men neemt met focaalverlichting gedeeltelijke
verduistering in het pupilvlak waar, zoodat slechts twee
kleinere openingen goed doorzichtig zijn. H = 1 : 3*.

Wordt herkend:

op 10 voet XX,........S =

" 6 * XII,........S = f»

* 44 // X,........S = ^

// 3 // VIII.........S = g

// 2 \'/ VI, . . ......S = £

// 18 duim VI,........S = £

// 12 // IV,....... . S = i

// 9 » VIII,........S = £

// 6 // VII,........S = ±

// 4 // VIII, . . ......S =

Wordt een glas ~ slechts een klein oogenblik tus-
schen de lens en het beeld gebracht, dan wordt III
onmiddellijk op 12 duim herkend.

-ocr page 27-

Met een glas van £ leest patiënt II van 6—15 duim,
met van 4—12 duim, waaruit eene schijnbare ac-
commodatie van ^ en A zou kunnen berekend worden.

Bij het zien naar kleine voorwerpen binnen den
&fstand van 4 voet, wordt dit met het rechter geneu-
traliseerde oog gezien : welke poging de patiënt ook
doe, om enkel te zien, steeds blijft het dubbel. Eerst
°P 5 a 6 voet vertoont het zich enkel.

IV. O. S. pupil sleutelgatvormig, zoo goed als on
bewegelijk; diffuse troebelheid. ïï = 1 : 3.
Wordt herkend:

op 10 voet XXX, ....

. . . . S -

i

u 5 r/ XV,----

. . . s -

1

3

// 4 „ XII, ....

. . . . s -

i

// 3| „ IX, ....

. . . S =

1 0

, 3 , VIII,----

. . . s =

3
8

„ 21 „ VII, ....

. .. s -

5

T4

„ 18 duim VI, ... .

. . . . s -

1
4:

,/ 12 „ V, . . . .

. . . . s -

1

T>

„ 6 „ IV, ... .

. . . . s -

1
8

Met een glas van £ wordt II gelezen van 7—12
> met p van 6—9 duim , waaruit eene schijnbare
accommodatie zou volgen van £ en

Achtereenvolgens worden voor de lens van ^ plaatjes
gebracht met openingen van verschillende middellijn ;
de gezichtsscherpte op afstand blijft daarbij = i. Ziende
d°or eene opening van 1 mm. middellijn wordt III van
duim gelezen; met gaatje van 3 mm. middellijn,
van 4—12 duim; van 4 mm. niet nader dan 5
10:1; hoe grooter de opening, des te verder moet
Van het oog verwijderd worden, om nog te worden

-ocr page 28-

herkend: met eene opening van 5 mm. diam. wordt
niet nader dan op op 12 duim herkend.

Y. JanBudding, oud 32 jaar. Geopereerd den
15aen Juni 1871, van cataracta completa op O.S., volgens
Giiaeee, met iridectomie naar boven. Pupil sleutelgat-
vormig, helder, bijna niet bewegelijk. Onderzoek in
Augustus 1872. H = 1: 3.
Wordt herkend:

Op 10

voet

XX, . . .

. ... s

_ 1

2

,/ 4

u

VIII,

. . . s

_ 1
— 2

u 3*1

VII, ... .

, . . . s

— 1
~ 2

n 3

u

VII,

. . . s

— 3

7

,/ s

u

VIII,

. . . . s

_ 1

— 4

„ 18

duim

VI, ... ,

. . . . s

— 1

4

// ia

u

XII,

, . . . s

_ 1

1 2

5

u

XII,

. . . . s

24

Bij voorplaatsing van een den afstand eorrigeerend
glas wordt telkens de halve gezichtsscherpte verkregen.

Door eene opening van 1.4 m.m. leest patiënt Iri
op 6 duim.

Mei een glas ~ wordt III van 8—19 duim gelezen.

"5"

-ocr page 29-

5l/2 voet

XV, . . .

. . . s =

8

4 //

X, . . .

. . . s =

8

2 tï

3 ,/

VII, . . .

. . . s =

3
7

&7a II

VI, . . .

. . . s -

5
1 2

2 U

V, . . .

. . . s =

8

2tj

21 duim

IVri, . • -

. . . s =

7

t 8

18 „

IV, . . .

. . . s -

1

12 „

III, . . .

. . . s =

£

6 //

ivn, . . .

. . . s -

9

Wordt slechts voor een oogenblik een glas van
toegevoegd, zoo wordt II op 10 duim onmiddellijk
kerkend.

Met l wordt IVïï van 5—22 duim gelezen; met
Illjl van 2—20 duim. Bij het zien door een gaatje
Vaa 1.4 mm. voor de lens ^ geplaatst, wordt III op
duim gelezen.

VII. Grietje Koors, oud 66 jaar, in Juni 1872
geopereerd van catarata senilis op O.D., volgens
Graefe,
Qlet breede iridectomie naar boven. Pupil bijna on-
bewegelijk. Onderzoek één maand na de operatie.
11 = 1 : Si.
Wordt herkend:

10

voet

XL, .... .

s

_ 1
— 4

u

XX,.....

s

_

~ 40

27a

H

XII, ....

s

— 5
~~ 2 4

15

duim

VI, ... .

s

_ 5

— 2 4

12

u

VI,----

. . s

_ 1

— 6

Op 12 duim wordt IV niet meer onderscheiden; zeer
goed echter, wanneer een hulplens zij het slechts één
°°genblik, wordt voorgeschoven.

-ocr page 30-

H. A. Ho evers, oud 22 jaar, had van zijn vroeg-
ste jeugd af aan cataracta congenita geleden. In 1866
en 67 werd hij op beide oogen met puncties be-
handeld.

VIII. O. D. Pupil rond, goed bewegelijk, helder
zwart; met den oogspiegel neemt men kleine kap-
selresten aan de binnenvlakte van de pupil, waar.
H = 1 : 3.

Wordt herkend :

12

voet

XX, . . .

. . . S

=

2t)

57,

//

XII, . . .

, , s

=

H
ao

n

u

X, . . .

. . . s

=

9
2t)

31/,

u

VIII, . . .

, . . s

8*
20

3

u

X, . . .

.. . s

=

6

"JTT

n

V

VIII, . . .

. . . s

=

«i
20

2

1/

VIII, . . .

. . . s

=

5

2 U

U

//

VIII,

s

=

%
20

17,

1/

VII, ,

s

=

ïi
20

17,

1/

V, . . .

. . , s

=

41
20

12

duim

V, . . .

. . . s

=

4

2"ÏT

9

//

IV, . . .

. . . s

=

£
20

6

//

V, . . .

. . . s

=

2

aTï

Bij het zien in de nabijheid vernauwt de pupil zich
eenigermate.

Door voorschuiven van compenseerende positieve
glazen, bij het zien in de nabijheid, wordt de gezichts-
scherpte onmiddellijk Sn. IV tot II, met J niet
leesbaar op 12 duim, wordt terstond duidelijk, wanneer
een glas wordt voorgeschoven.

-ocr page 31-

Door een gaatje van 1 mm. diameter vóór het glas
Van i te brengen, wordt Iln op 12 duim, II op 6
duim goed gelezen.

Met een glas ~ wordt gelezen :

Hls van 61/, tot 16 duim.

VI è // 5X „ 26 „

LXX „ 10 X voet „ 2 „

XXX u 6 1/ 2 ,i

Met een glas van |:

XX van 12 voet „ 2 „

X „ 5 ,i // 57, i/

Vit a 2 „ „ 6 I,

^a herhaalde indruppeling met atropine is de pupil
den volgenden dag veel grooter; diam. = 6| mm. H
°P nieuw bepaald = 1:3.

wordt herkend :

op 12 voet

11 5 Va U

u 4V3
u 3%

XX, . , .
X, . . .
X, . . .
X, . . .

, s
. . . s
. . . s
. . . s

=

1 2

2TT

2 TT
9

2TT
7

2 TT

i/ 3 ,i

VIII,

s

=

n
20

// 2 7j

VII, . , .

. . . s

5*

20

ff ^

VI, . . .

. . . s

=

20

„ 18 duim

v, . . .

. . . s

=

6

2 tt

// 15 ,/

IV, . . .

s

=

«i
20

f/ 12 n

nis,. . .

.. . s

=

5|
20

» 9
ir
6

in, . . .

IV, . . .

s
s

5

2 TT
§0

-ocr page 32-

Wordt vóór de lens een plaatje gebracht met ronde
opening van 3f mm. diameter, zoo vinden wij voor S :

12

voet

XX, . . .

. . . s

\\ 2

ÏIT

5 7*

//

X, . . .

. . . s

1 1

"ïir

n

//

X, . . .

. . . s

zr

9

2 tt

n

n

VII, . . .

. . . s

1 0

"2"tt

3

//

VI, . . .

. . . s

1 0

27,

n

V, . . .

. . . s

1 Ó

2

//

Iiin, . . .

. . . s

4
7

18

duim

in, . . .

. . . s

1 0

~ZT)

15

//

in, . . .

. . . s

1 0

2"ït

12

//

li, . . .

.. . s

1 0

ït)

9

u

li, . . .

. . . s

=

3
8

6

//

IIIL • • •

. . . s

=

l

7

IX. O. S. Pupil rond, vernauwing bij het zien in
de nabijheid. Diffuse troebelheid in het pupilvlak.
H = 1 : 2£.

Wordt herkend:

Op 15

voet

L, . . .

. . . s -

3

Tïï

n 6

U

XXX,

s -

1

^

1/

r,

XX,

s -

i.
7

// 12

duim

VII, . . .

. . . s =

1

7

6

n

VIII,

. . s —

1

Tg

Francina Ros er oud 30 jaar. Voor vier jaar ont-
wikkelde zich langzamerhand cataract op beide oogen.
Voor 4 maanden geopereerd : extractio lentis.

X. O.D. volgens Geaefb, iridectomie naar boven. Pupil
sleutelgatvormig, zeer helder, onbewegelijk, H = 1: 3±.

-ocr page 33-

XV,......S = |4

XII,......s = I

VIII.......s = II

VIII,......s = ig

VIII,......S = TSg

VIII,.......S — Tg

VIII,......S = T*g

^P 10 duim van het oog wordt van I niets gezien;
niet gias van ^ s]echts een oogenblik voor de andere
!ens gebracht, worden dadelijk vele letters herkend;

Met i wordt III van 37, tot 167, duim duidelijk

Ó7T

benzoo III op 30 duim met glas van
1

2Ï-

gelezen.

H-

XI. Martinus Jansen, oud 68 jaar, in Juli 1872
geopereerd. Extractio lentis O. D. met iridectomie
naar boven. Pupil onbewegelijk.

bestond vroeger myopie TV H = 1
Wordt herkend:

Wordt herkend :
voet

Op 13
10

h

li

I n

u

i li
duim

il

5

27
21
12

O,
LXX,
XX,
XV,
X,

1 2

TUT)
9

7 xt
1 3
T2TJ
1

TTJ
X

s
s
s
s
s

Op 12 voet

„ 26 duim
n 18 i/
ii
10 „
16 duim van

Op

bij

het oog wordt VI niet herkend,

voorplaatsing van leest patient de letters zeer

goed

XII. O. S. Operatie 14 dagen na O. D., volgens
Jtezelfde methode. Pupil onbewegelijk. Diffuse troe-
helheid in het pupilvak. H = 1 : 3|.

-ocr page 34-

XIII. Aagje de Groot, oud 19 jaar. Sedert
twee jaar bestaat cataract. Extractio lentis O. S. met
lapsnede.

Pupil weinig bewegelijk, rond. Veel nastaar. H =
1 : 3.

Wordt herkend:

op 12 voet LXX,.......S = |

» 12 duim XV,.......S =

// 9 // XII,.......S =

XX,......S

XV,......s

XII,......s

X.......s

VIII,......s

1 1
2TT

20

20
8

"ÏTJ
20

Wouter van Eek de V., oud 70 jaar. Geo-
pereerd in 1862. Extractio lentis met lapsnede, op
beide oogen. Beide pupillen goed bewegelijk, en
nauw. Diameter der pupil bij zien op afstand Q"jk0
mm. Bij het zien in de nabijheid vernauwen de
pupillen zich duidelijk.

XIV. O.D. Pupil, weinig ovaal, zeer helder, geen
spoor van nastaar. H = 1 : 3J.

Wordt herkend:
Op 11 voet

// 7 „

» 57, ,
// 4 //
" 37,
"

LXX, S = |
letter dan XX, S =

Wordt herkend:
op 14 voet
„ 12 duim geen kleiner

-ocr page 35-

Op 2\'l„ voet

2 7* "
27.
2 //

18 duim

12 //

76
jj
20

8

Ï7Ï
9

~zxy

k
9

3
TT

s

s
s
s
s
s

VII,
VI,
V,

IV-L,
u \'

V 1

ir»

VIII,

-Bij voorplaatsing van positieve glazen, of door
den afstand van het oog tot het glas te vergrooten,
vvordt de S in de nabijheid onmiddelijk weder
TJg wordt III op 18 duim gelezen.
Met glas

wordt IVJ- van 10 tot 2a duim gelezen.
// // // 6 // 10 n n

// // // 2 7, >\' 8 // n

XV. o. S. pupil rond, helder zwart, de diameter
blï zien op afstand 47* mm. Bij zien in de nabij-
heid vernauwing, zoodat hier de diam. 37» mm.
bedraagt. II = 1 : 8$.

Wordt herkend:

* i

" u \\

op

11 voet

XXX,..,

, . . . s

=

1 i

3TJ

II

8 ,/

XX, . . .

. . . s

1 2
stï

II

47, „

XV, . . .

, .. . s

=

\'4

30

II

4 „

XII, . . .

. . . s

=

1 0

ÏÏTT

u

37, r

X, . . .

, . . . s

1 0

3lJ

//

3 //

VIII, . . .

. . . s

=

O
8

n

^7» //

VIII, . . .

. . . s

5

t6

n

24 duim

VII____

, .. s

=

2
7

H

18 //

VII, . . .

. ... s

=

n

7

-ocr page 36-

Op 15 duim VII,......S =

// 12 // X,......S = TV

Bij voorplaatsing van een glas wordt III op 12
duim onmiddelijk herkend.

Met i wordt XX van 8 voet tot 3 duim gelezen

"x

XII „ 4} „ „ 1 voet „

// i ,, IVjL „ 19 „ 7 duim „

// gj u // // 13 y 5 // //

XVI. G. Boer, oud 37 jaar. In 1868 geopereerd
van cataracta posterior, volgens
Ceithchets methode,
met breede iridectomie naar boven.

De pupil van O.S. heeft een elliptischen vorm ; de
lengtedoormeter = 8.5 mm., bij eene breedte van
6 mm.; de onderste helft is goed doorschijnend, boven
diffuse troebelheid. De bewegelijkheid is zeer gering.
H = 1 : 2f.

Wordt herkend :

op

16 voet

XX,

. . . . s

=

1 6
2.T5

//

11

//

XV ,----

. . . . s

=

1 5

0

//

9

ii

XII, ... .

. . . . s

=

15
2"tï

II

7

u

X, . . . .

. . . . s

=

1 4
"JU

II

5

i/

VIII,

. . . . s

=

121
20

II

3

ii

VI,----

. . . . s

=

1 0

^t)

II

27.

i/

VI, . . . .

. . . . s

=

9

7STS

17

27,

ii

VI_____

. . . . s

=

8|
20

II

n

tt

VI, ... .

=

8

tl

2

II

VI,----

=

9,0

-ocr page 37-

Op

18 duim

VII, . . . .

s

- 20

V

12

u

X, . . . .

. . . . s

_ 1

— TTT

11

9

u

XII,

s

1

— T6

H

6

u

XV,....

. . . . s

_ 1
sV

Op 12 duim is III niet te herkennen, bij voor-
schuiving van een hulplens , slechts voor een oogen-
blik, worden dadelijk de letters juist aangegeven.
Wanneer vóór de lens i een plaatje wordt gesteld

TT

met eene ronde opening van 1.4 mm. zoo leest patiënt
°P 15 voet XX en op 12 duim II.

Met een glas i wordt IYn gelezen van 28 tot 36

duim, met ~ , hetzelfde schrift van 12 tot 33 duim, en

van 3 duim tot op 5 voet.

Bij

het lezen in de nabijheid vernauwt zich steeds
oogspleet, waardoor de bovenste helft der pupil-
°Pening door het bovenooglid wordt bedekt.

Öirk Jan Gulden, oud 28 jaar. In 1866 ge-
opereerd van cataracta congenita, eerst behandeld met
Puncties, later iridectomie wegens iritis.

XVIII. Pupil O. S., sleutelgatvormig, in het midden

3 nim. breed. Het pupil vlak is door nastaar verduisterd ,

ongeveer in het centrum bevindt zich eene heldere
r°nde opening van 7, der pupilbreedte.

het zien naar een nabij het oog geplaatste vin-
der, neemt men eene matige vernauwing der pupil
waar. H. - 1 : 5|.

Wordt herkend;

Op 10 voet L ,......S = i

u 8 „ XL,......S = \\

-ocr page 38-

op

6

voet

XXX,...

. . . s

_ i
z

II

4

ii

XX,...

. . . s

_ 1

— s

II

3

ii

XV,...

. . . s

_ 1
z

II

21

ii

XII, .. .

. . . s

_ 5

— 24

II

2

ii

XII, . . .

. . . s

_ 1

~ 6

II

21

duim

X, . . .

. . . s

_ 7
- 4 TT

II

18

ii

X, . . .

. . . s

4 ts

n

15

ii

VIII, . . .

. . . s

= A

V

12

ii

VIII, . . .

. . . s

_ 1

8

ii

9

n

VII, . . .

. . . s

_ 3
- 28

u

6

ii

VII, .. .

. . . s

_ 1

- Tï

Bij voorplaatsing van een hulplens wordt VI
onmiddellijk op 12 duim gelezen.

Met een bril ~ wordt XII herkend van af 1 tot 30

K

duim, met ~ XII van 3 tot 24 duim.

V

Wordt een plaatje met opening van 1.4 mm. diarn.
vóór de lens — gesteld , zoo leest patiënt V op 12
duim.

XIX. O. D., pupil rond, vernauwt bij het zien in
de nabijheid H — 1 : 9.

Wordt herkend :

Op 9 voet L =

// 5 // XXX - i

1 b

// 3 // XX =

// 12 duim Vlir = $

Door voorplaatsing van positieve glazen wordt ook
hier volle S gekregen in de nabijheid. Verdere be-
palingen waren door onwilligheid van den patiënt
niet mogelijk.

-ocr page 39-

XX. Albertus Scheepmaker, oud 45 jaar,
geopereerd den lldeQ Febr. 1867. Extractio lentis met
iridectomie naar boven, op O. S. Pupil sleutelgat-
vormig, weinig bewegelijk. Diffuse troebelheid en
kapselresten in het pupilvlak. Bijna in het midden,
eenigszins naar binnen , is eene heldere ronde opening.
H = 1: 3.

Wordt herkend:

op 11 voet L,......S =

// 8 // XL, ......S = }

* 41 // XXX,......S - g9^

" 30 duim XX,......S - j

« 21 //\' XV,......S = g7^

\'.\'15 " X,......S " J

„ U » VIII,......S = |

// 6 // VIII,......S = t\'b

Wordt een glas voorgeschoven , zoo wordt op
12 duim V onmiddelijk duidelijk. Met een glas £ wordt
Vïï van tot 16 duim gelezen, met \\ Vin van H tot
°P 20 duim.

Het bleek ons in dit geval zeer duidelijk, dat op
eer> afstand, waar geen énkele letters met zekerheid
werden herkend, het lezen soms nog tamelijk goed

gaat.

XX Hermina Klein, oud 61 jaar. In Juli 1873
geopereerd van cataracta senilis. O.D Extractio lentis,
ir\'dectomie naar boven Onderzoek den 209ten November<
^upil sleutelgatvormig, weinig bewegelijk. Nastaar en
h\'oebelheid verduisteren een groot deel van het pupil-

vlak.

Er blijft een heldere opening, zoo groot als ongeveer

3

-ocr page 40-

■—

de helft van de pupilwijdte, in het midden bestaan.

H = 1: 3

Wordt gelezen.

op 12 voet

XXX,

s

2

— ï

11 8

u

XX,...

. . s

2

•—■ "5

„ 47,

n

XV, . .

s

1!

Si"

,/ n

n

XII,

s

II

a-

// 3

u

X, . .

. . . s

_ 3

— TU

v 2 7j

tl

VIII, . .

. s

_ 5

- T6

„ 24 duim

VII, . . .

s

2

•- 7

// 18

li

VI, . . .

. . . s

_ 1

— ?

„ 12

//

IV, . . .

. . s

_ 1

—■ 4

n 9

i/

IV, . . .

s

•p
II

H 6

u

V, . . .

. . s

- T t>

Door voorsehuiving van een glas wordt op 14
duim III herkend. Met glas wordt III van 5 tot
15 duim, met J, dezelfde van tot 11 duim gelezen.

Wordt een plaatje met opening van 1 mm. diame-
ter voor de lens | geplaatst, zoo wordt II op 12
duim herkend; door eene ronde opening van 2| mm.
III op 16 duim.

-ocr page 41-

ALGEMEEN RESULTAAT

ONZER WAARNEMINGEN EN VERGELIJKING MET DAT
VAN EÖRSTER.

De gewichtige uitkomst van al onze waarnemingen
ls het regelmatig afnemen der gezichtsscherpte, naar-
mate het voorwerp, — uitgaande van den versten
afetand van duidelijk zien met het corrigeerende glas , —
oog nadert.

^ an 15 tot 4 voet is deze vermindering slechts ge-
van hier stijgt ze spoedig, in verband met het
sneller toenemen der accommodatie, dat tot onveran-
derde gezichtsscherpte zou gevorderd zijn.

in de meeste onzer gevallen treffen wij op 12 duim
niet meer dan de helft der gezichtsscherpte aan, welke
op afstand gevonden hadden,
^ij vermindert minder snel, wanneer ze reeds ge-
lln8 is, dewijl alsdan met grootere letters, die bij
^ootere verstrooiingscirkels te herkennen zijn, de
Proeven genomen worden.

ook de grootte der pupil haren invloed sterk
Z°u gevoelen, was a priori te wachten.

In twee gevallen, VI en XIV vinden wij de gezichts-
Scherpte, respectievelijk tot 21 en tot 27 duim, de-
Zelfde als op afstand. Dit had ons lichtelijk in den
Vaan kunnen brengen , dat er een zekere graad van

-ocr page 42-

accommodatie bestond en wel van bijna ^V tt-
Bij nader onderzoek blijkt ons echter de reden. Met
focaalverlichting het pupilvlak onderzoekende, vinden
wij dit bij geval VI voor het grootste gedeelte door
eene ondoorschijnende massa verduisterd; een klein
gaatje, waardoor de fundus oculi scherp te zien is, is
alleen overgebleven , zoodat hier het zien gelijk staat
met dat door eene kleine, vóór het oog geplaatste
opening.

In geval XIV, een man van 70 jaar , waar eene accom-
modatie van reeds om den leeftijd onwaarschijnlijk
was, namen wij eenen hoogen graad van pupilver-
nauwing waar , die deze schijnbare accommodatie vol-
doende verklaarde.

Lag in de vermelde uitkomsten geen bewijs van
eenige accommodatie , het werkelijk ontbreken viel ten
duidelijkste in het oog, wanneer wij, bij de aange-
wende pogingen om te onderscheiden, slechts voor een
kort oogenblik, het, den afstand compenseerende glas
voorschoven, waarbij onmiddellijk de volle gezichts-
scherpte werd herkregen. Gewoonlijk plaatsten we op
12 duim van het oog letters, wier grootte evenredig
was aan die, welke op den versten afstand gelezen
waren, en tot wier herkenning dus dezelfde gezichts-
scherpte werd vereischt.

Bleek in enkele gevallen de gezichtsscherpte daarbij
niet volmaakt gelijk te zijn aan die op afstand, zoo
werd hiervan de verklaring gevonden in de soms min-
der scherp gevormde letters, I en II, of in eene ge-
ringe verplaatsing van het oog in betrekking tot de lens.
Wij overtuigden ons later nog (wat wij aanvankelijk
verzuimden), dat, wanneer een te zwak compenseerend
glas werd voorgeschoven, de gezichtsscherpte wel
verbeterde, maar niet zoo volkomen werd als op afstand.

-ocr page 43-

Bij sommigen werd de proef van Sci-ieiner gedaan,
en opgemerkt, dat zij reeds op vrij grooten afstand
begonnen dubbel te zien, en niet in staat waren, bij
poging tot accommodatie door voorstelling van een
kleineren afstand, de dubbelbeelden te doen naderen.

Een geval, oog III — een soortgelijk vermeldt ook
reeds
Yotjng -- teekenden wij op; waar twee door-
zichtige openingen, in het overigens verduisterde pu-
pilvlak, reeds hetze.fde verschijnsel gaven als een
Schei-
plaatje. Hier nu begonnen de dubbelbeelden zich
reeds op den afstand van vier voet te vertoonen, om
eerst in de nabijheid te verdwijnen, waar de gezichts-
scherpte te kort schoot. Blijkbaar werd er dus niet
geaccommodeerd. Onmiddellijk verdwenen de dubbel-
beelden , wanneer het den afstand compenseerend glas
werd voorgehouden.

In oog VIII, bij Hoe vers, maakten wij eene ver-
gelijking tusschen de gezichtsscherpten vóór en na de
indruppeling met atropine. Terwijl op afstand dus bij
juiste neutralisatie der H, de gezichtsscherpte in de
keide gevallen gelijk is, blijkt zij in het geatropini-
seerde oog in de nabijheid niet geringer, maar in-
tegendeel grooter te zijn. Van het verdwijnen eener
accommodatie, zooais bij atropine-indruppeling in het
nOrinale oog gevonden wordt, kan hier
dus geen
sprake zijn. Dat de gezichtsscherpte iets grooter werd,
ls eenigszins raadselachtig. Het staat waarschijnlijk in
V(-rband met de grootere doorschijnende opening , die ,
na de verwijding der pupil, was
te voorschijn gekomen,
zoodat de lichtssterkte der beelden moest gewonnen
hebben, waarbij grootere verstrooiingscirkels verdra-
gen worden.

In het bovenstaaande ligt duidelijk genoeg opgeslo-
ten, dat letters, tot welker waarneming op den afstand,

-ocr page 44-

waarvoor het glas neutraliseert, geene volle gezichts-
scherpte wordt vereischt, bij eene vrij groote speel-
ruimte van afstand, ook zonder accommodatie moeten
worden herkend. Dat dit herkennen, waarop
Förster
zijne onderstelling grondt, dus geen bewijs hoegenaamd
voor accommodatie oplevert, behoeft nauwelijks ge-
zegd. Vele onzer gevallen stellen dit op treffende
wijze in het licht. Wij vergenoegen ons met op een
enkel te wijzen.

Francisca Roser (Oog X) leest op 13 voet zeer
goed XV, dus bijna volle gezichtsscherpte, op 29
duim geen kleinere letter dan Vlil , (S = op 10
duim ook slechts VIII (S ongeveer Plaatsen wij

op 10 duim de letters I, zoo kan nauwelijks de regel
als een streep gezien worden: een oogenblik slechts
wordt T\\, vóór de corrigeerende lens gebracht, en
onmiddellijk noemt de patiënte de drie eerste letters.
Inmiddels leest zij, met een glas van III van 8V2

tot, 167, duim, hetwelk dus eene schijnbare accommo-
datie vertegenwoordigt van -i a

Daar onze meeste patienten volgens de methode van
Graefe waren geopereerd, met iridectomie naar boven,
en hierbij de bewegelijkheid der iris meestal zeer ge-
ring is, hadden wij betrekkelijk zelden gelegenheid,
den invloed der natuurlijke pupilvernauwing na te
gaan. Wij vonden evenwel, waar eene ronde, goed
bewegelijke pupil aanwezig was, de schijnbare accom-
modatie aanmerkelijk grooter, dan wanneer er door
iridectomie eene sleutelgat-vormige, weinig bewege-
lijke pupil bestond. Zeer duidelijk vinden wij dit ver-
schil uitgedrukt in geval II bij Post ma.

Het rechter oog, waar de lens door puncties
tot opslorping is gebracht, heeft eene x-onde bewege-

-ocr page 45-

üjke pupil; bij bet zien in de nabijheid bestaat er
duidelijke vernauwing. Met een glas \\ wordt II van

6 tot 15 duim gelezen, met T van 4 tot 12 duim,

zoodat de schijnbare accommodatie ongeveer \\ bedraagt.

Het linker oog heeft iridectomie ondergaan , de pupil
ls sleutelgatvormig en geheel onbewegelijk. Met een
glas A wordt II van 7 tot 12 duim, met ~ van 6

tot 9 duim gelezen, waaruit eene schijnbare accom-
modatie volgt van niet meer dan ^.

Enkele malen kwam het ons voor, dat, hoewel de pupil
^iet van vorm veranderde, door de vernauwing der oog-
spleet hetzelfde effect werd bewerkt. Bij het zien in
de

nabijheid, daalde het bovenooglid, en bedekte voor
een gedeelte de pupilopening. In een geval werd onge-
veer | der pupilopening bij het zien in de nabijheid
afgesloten, terwijl zij bij het zien op afstand in haar
geheel te voorschijn kwam.

Een grond, //ein Hauptargument" voor het bestaan
van accommodatie bij aphakie vindt
Förster nog daarin,
//dass nach Messungen einer grosseren Anzahl von Fallen
verschiedenen Alters die Accommodationsbreite bei ju-
gendlichen Staaroperirten erheblich grösser ist als bei
alten Personen." — Wellicht heeft het toeval hier me-
degewerkt, om in
Forsteit\'s gevallen het kleiner zijn
der schijnbare accommodatie met den hoogeren leeftijd
te doen samenvallen; doch vergeten wij niet, dat bij
de jongere individu\'s de
geziehtsscherpte doorgaans groo-
ter is, dan bij meer bejaarden. Indien men
nu een
zeker drukschrift laat lezen, tot welker herkenning
de volle gezichtsscherptë op verre
na niet wordt ver-
eischt, zoo zal men; gelijk reeds werd opgemerkt,
bij groote gezichtsscherpte ook groote speelruimten
verkrijgen.

-ocr page 46-

Nemen wij een geval van Föester :
Geval I. Wij vinden S minstens § ; II wordt op 3
en op 13 duim gelezen. Voor het lezen op 3 duim is
nu slechts voor dat op 13 duim ook wel niet meer
dan § der bestaande gezichtsscherpte noodig, zoodat
het niet bevreemden kan, wanneer deze met betrekke-
lijk groote verstrooiingscirkels gelezen worden.

Bij, voor de letterproeven slechts even voldoende ge-
zichtsscherpte heeft men minder te verliezen en zullen
dus kleine verstrooiingscirkels reeds zoodanig stoorend
werken, dat ze niet meer herkend worden.

In verband met den samenhang tusschen de grootte
der schijnbare accommodatie en de gezichtsscherpte, is
het reeds voor een deel te verklaren, hoe in
Förster\'s
gevallen enkele malen de berekende accommodatie-
breedte van het aphakisch oog die van het normale
oog zelfs ove. trof: in geval 7 wordt bij iemand van
43 jaar, | zr t
L- a £ gevonden; ingeval 11 op 56
jarigen leeftijd ^ — T\\,, terwijl in physiologischen toe-
stand | respectievelijk en belraagt. Maar de
hoofdzaak is hierbij, dat bij aphakie doorgaans slechts
een kleinere pupi! als werkzaam kan worden gedacht.
De verkleinig der accommodatiebreedte, door het
verder brengen van het naaste punt, en het nader
brengen van het verste punt, om daardoor den invloed
van verstrooiingscirkels uit te sluiten, heeft, terwijl
ze niet evenredig geschiedde ook bijgebracht om het
afnemen der accommodatiebreedte bij ouderen grooter
te doen schijnen, (zie de tabel).

Een twijfel, door Förster geopperd, mag ook niet met
stilzwijgen worden voorbijgegaan. Op p. 63 vinden wij:
z/Die Frage, ob bei cataracta congenita sich überhaupt
ein Accommodationsvermogen ausbildet, dürfte wohl auf-
zuwerfen sein.\'* Wij moeten hiertegen inbrengen, dat

-ocr page 47-

3«ist bij cataracta congenita meer dan gewoonlijk van
de accommodatie gevergd wordt, daar de langzame
ontwikkeling van dezen vorm van cataract, de lijders,
~~~ die meestal op een leeftijd zijn , waarop het duide-
lijk zien niet het minst wordt gewenscht, — do voor-
werpen nader aan het oog brengen , om aldus onder
8rooteren gezichtshoek te zien; zij spannen daarbij
hunne accommodatie sterk in, zoo als blijkt uit de
Pupilvernauwing en bij de sterke convergentie ook
vvel niet kan uitblijven.

fit het behandelde is vooreerst gebleken :

d* dat ook zonder accommodatie op verschillende afstan-
kan onderscheiden worden, mits hiertoe de volle ge-
scherp te niet worde vereischt;

b* dat bij nauwe pupil de speelruimte, ook zonder ac-
Co>nr/l°datie , betrekkelijk zeer groot kan worden.

^ij besluiten hieruit. dat de gevallen, aangehaald

gl . \'O

bewijs voor het bestaan van accommodatie, dat
bewijs niet leveren.

Ten anderen hebben wij gezien :

a- dat, bij verwijdering van het punt, waarvoor de
Tef>actie, was ingericht, de gezichtsscherpte geregeld af-
remt
:

dat} wanneer, tijdens de vergeefsclie inspanning om
nader bijgelegen voorwerp te herkennen, een den af->

-ocr page 48-

stand compenseerend glas slechts een moment werd voor-
gehouden, onmiddellijk volle gezichtscherpte werd verkregen
terwijl een niet geheel compenseerend wel verbetert maar niet
geheel herstelt.

Daar dus geen enkel feit, tot zijn verklaring, het
aannemen van accommodatievermogen behoeft, zoo be-
sluiten wij, in overeenstemming met hetgeen, volgens
eene andere methode, door
Donders werd gevonden :

dat bij apliakie geen spoor van accommodatie bestaat.

-ocr page 49-

verstrooiingscirkels,

Met het voorgaande achten wij het bewijs geleverd ,
dat het oog, in den toestand van aphakie, een onver-
aderlijken refractie-toestand bezit; geen der waargeno-
mene verschijnselen is daarmede in strijd. De reden ,
daarom door zoovelen telkens accommodatievermogen
aphakie werd aangenomen, lag in de onderstelling,
dat de verstrooiingscirkels onmogelijk zoo groote speel-
ruimte konden toelaten, als bij aphakie werkelijk ge-
iden werd.

Men verzuimde echter de juistheid dier onderstelling
te toetsen. Om alle tegenwerpingen van die zijde uit
t8 buiten, hebben wij gemeend, ten slotte nog te moe-
onderzoeken, of de grootte der verstrooiinscirkels
et onderstelde bezwaar oplevert.

Vooreerst hebben wij de verstrooiingscirkels objec-
tief

°p een scherm gebracht. Door eene in een luik
Se\'naakte opening eener overigens donkere kamer,
een plaat gebracht, waarin de letterproeven van
" EIjLen öf waren uitgesneden (licht op donker) öf uit-
&espaard (donker op licht). Op een zekeren afstand
verd een lens geplaatst en daarachter een scherm,
jVaarvan de verschuiving op eene nauwkeurige schaal

11 worden afgelezen. De juiste brandpuntsafstand
Werd opgezocht, en verder met juistheid bepaald, hoe-
llet scherm binnen of buiten den brandpunts-

cl Q ^

1 and kon gebracht worden, eer de lettervormen
°n^enbaar werden.

-ocr page 50-

Onderstaande tabel 1) geeft een overzicht van de ver-
kregene uitkomsten.

Diffuse beelden,
a.
Binnen den brandpuntsafstand.

middellijx der llilvs.

letter

Sn.

ß-

V

V : ß.

100 mm.

C
L

XX

19.35
9.67
3 87

5.6
3 5
1.68

0 3

0.36

0.43

1
1
1

50 mm.

c

L

XX

19.35
9.67
3.87

6.0
2.8
2.09

0.31
0 3
0.5

1
1
l

25 nun.

c

L

XX

19.35
9 67
3.87

4.53
2.56
1.30

0.23
0.26
0.33

1
1
1

b. Buiten den brandpuntsafstand.

middellijn der lens.

letter

Sn.

ß.

V.

V : ß.

100 mm.

C
L

XX

19.35
9 67
3.87

8.1

5.7
4 6

0.42
0 49
1.2

1

1
1

50 mm.

c

L

XX

19.35
9.67
0.87

6 5
3.8
2.6

0.33
0 4
0.67

1

1
1

25 mm.

c

L

XX

19.35
9 67
3.87

7.1

4.0
2.4

0.36 : 1
0.45 : 1
0.51 : 1

1) In de tabel beteekent fi, de beeldgrootte, V de verstrooiingscirkels
beiden in millimeters uitgedrukt. De berekening geschiedde volgens de
f\' ƒ\'

formulen fi = B — en V = > waarin B de grootte van de voor-

werpletter, ƒ en ƒ\' de geconjugeerde brandpuntsafstanden, a de verschui-
ving van het scherm en M de middellijn der lens voorstelt.

-ocr page 51-

Men heeft hier slechts te letten op de verhouding
tussehen den verstrooiingscirkel en het beeld (V : 0), in
de laatste kolom te vinden.

Buiten den brandpuntsafstand (d. i. op grooteren af-
stand van de lens, dan waar de scherpe beelden gevormd
worden) mogen de verstrooiingscirkels blijkbaar relatief
grooter zijn. De verklaring hiervan is daarin te zoeken ,
dat het verstrooide beeld in zijn geheel voor gelijke grootte
der verstrooiingscirkels, hier grooter is, dan wanneer het
scherm binnen den brandpuntsafstand wordt gehouden.

Voorts merken wij op, dat de verhouding gunstiger
ls, wanneer de beelden kleiner zijn. Ook hiervan is
gemakkelijk rekenschap te geven. Zooals uit onder-
staande constructie 1) blijkt, zijn voor gelijke waarden
van Y : ƒ3 de diffnse beelden in hun geheel betrekkelijk
des te grooter, hoe kleiner de scherpe beelden zijn.

-ocr page 52-

In de tweede plaats werd de grootte der verstrooiings-
eirkels bepaald, waarbij een normaal emmetropisch oog,
bij verlamming der accommodatie door atropine-in-
druppeling, letters onderscheiden kon, en wèl achter-
eenvolgens door de geheel vrije pupil van 6.5 mm.
middellijn, en door openingen van 3 en van 1 mm.
De resultaten zijn in onderstaande tabel vervat:

Michel R., oud 16 jaren. Emmetropic. Mydriasis.

pupil of opening.

S
d :

D.

ß

V

6 5 mm.

20

: 20

0.031

0

7

: 12

0.0531

0.0442

0.83

1

3.5

: 8

0.0708

0.0877

1.2

1

2.5

: 6

0.0740

0.1222

1.6

1

1.67

: 8

0.1490

0.1826

1.2

1

0 375

: 10

0.826

0.7410

0.9

1

3 mm.

20

: 20

0.031

0

8

: 8

0.0:31

0.0180

0.6

1

5

: 6

0.0372

0.0287

0.77

1

1.75

: 3

0.0531

0.0807

1.5

1

1

: 3

0.0930

0.1383

1 5

1

0.5

: 4

0.248

0.264

1.0

1

0.4

: 6

0.465

0.322

0.7

1

1 mm.

20

: 20

0.031

0

1

: 1

0.031

0.0461

1.5 :

1

0.5

: 1

0.062

0.088

1.4

1

0.17

: 2

0.360

0.221

1.6

1

In de tabel beteekent d, den afstand waarop de letter, sub D aangege-
ven , herkend werd. /9 en V als in de vorige tabel.

Bij de berekening van fi en V, gebruikten wij de formules, aangegeven
in «Die Anomaliën der Réfraction und Accommodation".
Donders Cap. :
Pioptrik des Auges.

-ocr page 53-

Al aanstonds merkt men op, dat V : (3 in het
gemeen des te kleiner wordt, hoe grooter de net-
v^esbeelden zijn. Alleen wanneer de gezichtsscherpte
door de verstrooiingscirkels nog weinig is afgenomen ,
kan bij de daaraan beantwoordende kleine beelden ,
blijkens de eerste bepalingen met 6.5 en 3 mm. der
Pupil, nog het tegendeel plaats hebben. Ook ziet men
dat V . ^ nagenoeg dezelfde waarden bereikt bij iedere
grootte der natuurlijke of kunstmatige pupil.

Eindelijk blijkt, dat de verstrooiingscirkels betrek-
kelijk veel grooter uitvallen, dan de objectieve, op
het scherm waargenomen. Daar was, binnen den
brandpu ntsafstand , het maximum van
V : /3 — 0.54 : 1;
^er stijgt het tot 1.5, ja tot 1.6 : 1. Bevreemden
Zal dit niet, wanneer men in aanmerking neemt, dat
de lichtsterkte in onze proeven met
de objectieve ver-
strooiingscirkels blijkbaar een grooten invloed had, en
dat Wjj onder de gunstigste omstandigheden voor de
Scherpe dioptrische beelden onzer verstrooiingscirkels
niet meer dan de halve gezichtsscherpte verkregen.

^oorts onderwierp prof. Donders zich aan het onder-
hoek van de grootte der verstrooiingscirkels, waarbij hij
111 staat was, de letterproeven van
Snellen te herkennen.

^e proeven geschiedden bij evenwijdigen stand der
^ezichtslijnen, waarbij hij nauwelijks kon accommo-
deren , en in elk geval het accommodeeren wille-
keurig uitsloot.

Onderstaande tabel geeft een overzicht der uit-
ruisten :

-ocr page 54-

Prof. Donders , oud 54. jaren. Emmetropie.

PUPIL.

S

d

D.

/3-

V.

Y : (3.

4 mm.

20

: 20

0.031

0

5.5

: 6

0.034.

0.0346

1

1

2.5

: 6

0.074

0.0748

1

1

2

: 7

0.108

0.0944

0.88

1

1.5

: 7

0.144

0.1264

0.87

1

1

: 8

0.248

0 1852

0.74

1

0.5

: 10

0.620

0.3520

0.57

1

0.25

: 12

1.488

0.6440

0.43

1

Scherper nog dan in het geval van mydriasis komt
hierbij uit, dat Y :
(3 regelmatig des te kleiner wordt,
hoe grooter de beelden.

Het heeft den schijn , dat, wanneer het beeld in zijn
geheel door het centrum der gele vlek wordt opge-
nomen , de verstrooiingscirkel grooter mag zijn. Immers
wat wij boven aanvoerden , dat voor groote beelden
de verhouding tusschen de grootte der diffuse beelden
tot die der verstrooiingscirkel ongunstiger wordt, kan
hier, waar de beelden allen nog zoo klein zijn in
betrekking tot de grootte der pupil, niet toereikend
worden geacht tot verklaring. Overigens blijkt , even-
als in het geval van mydriasis, dat Y : (2 aanzienlijk
grooter is (nagenoeg het dubbele) dau bij de proeven met
objectieve verstrooiingsbeelden op het scherm. Trouwens
hier, zooals wij deden opmerken, schoot de verlich-
ting en de scherpte der beelden te kort, zoodat zij ons
slechts halve gezichtsscherpte gaven, en daarom ook
betrekkelijk groote beelden op ons netvlies vormden.

Tot vergelijking werden nu Y : (3 berekend in twee
gevallen van aphakie, het eerste met betrekkelijk groote,

-ocr page 55-

het tweede met kleine pupil. De berekening werd ge-
haakt
voor eene pupil van 1 inm. middellijn , zoodat
waarden van V en V :
(3 nog met de middellijn
pupil, in millimeters uitgedrukt, moeten vermenig-
vuldigd worden. De tabel \') wijst de verkregene uit-
komsten aan.

6oer, oud 37 jaren. Aphakie. Emmetropie door
v°orplaatsin g van een lens 1 : 2§, op 8 mm. afstand
Van het oog.

PUPIL.

S =
d : D

<3

V

= p X

V : (3
— P x

Sleutelgat-
y°rmig, breed,
ln het centrum
Soeddoorscliii-
nend. J

16 : 20
9 :12
3 : 4
2 : 4
1.5 : 7
1 : 10
0.75 : 12
0.5 : 15

0.034
0.036
0.036
0.054
0.126
0.271
0.433
0.813

0

0.0072
0.0214
0.0320
0.042
0.062
0.0813
0.1165

0.2 : 1
0.6 :
1
0 6 : 1
0.3 : 1
0.34 : 1
0.19 : 1
0.14 : 1

. ^ Kg de bereking werd het vereenigde knooppunt van het geeom-
\'"eerde systeem gezocht en daarna de gewone bereking toegepast.

-ocr page 56-

Ha. v. Raven zwaai, oud 74 jaren. Aphakie. Em-
meti\'opie, door voorplaatsing van een lens 1 : op
8 mm. afstand van het oog.

PUPIL.

S
d :

D

/3

V

= P X

Y r
= P

0

X

Sleutelgat-

12

: 30

0 058

0

vormig, kleine

8

: 20

0.058

0.009

0 15

: 1

spleetvormige

4

: 10

0.058

0.018

0.3

: 1

doorzïgtige

O

: 5

0.058

0.035

0.6

: 1

opening.

1.75

: 6.5

0.086

0.040

0.46

: 1

1.5

: 4

0.062

0.046

0.74

: 1

1

: 3

0.067

0.069

1.0

: 1

0.5

: 4.5

0.210

0.130

0.62

: 1

-ocr page 57-

een pupil in rekening kan brengen , niet veel grooter
dan de volkomen doorschijnende opening. Hier is het
dan nauwelijks mogelijk de verstrooiingscirkels te be-
kkenen.

In het eerste geval van aphakie, waarin wij de ver-
strooiingscirkels, voor 1 mm. middellijn der pupil, he-
rkenden, was de pupil tamelijk zuiver; reeds de groote
gezichtsscherpte is daarvan het bewijs. De pupil nu
^as ruim 3 mm. breed. Vermenigvuldigen wij den
V :
(3 met dit cijfer, dan verkrijgen we
111 het algemeen nog geen grootere verstrooiingscirkels,
dan waarmede bij kunstmatige mydriasis en bij blij-
vende ontspanning der accommodatie werd gezien.

In het tweede geval liet het pupilvlak meer te wen-
schen over. De gezichtsscherpte bedroeg dan ook slechts
: 20. Het doorschijnende gedeelte der pupil was
echter niet grooter dan
1, hoogstens 1.6 mm. Ver-
n wij hiermede de gevondene waarden van
: /3, dan vallen de verstrooiingscirkels nog kleiner
Ult dan in het vorige geval.
Veel zou omtrent het zien met verstrooiingscirkels,
Paaldeiijk over den invloed van de grootte der beelden,
van de verlichting, van de gezichtsscherpte enz. nog
nnen worden in het midden gebracht; doch het was
°ns hier alleen te doen, om aan te toonen, dat hare
êrootte geen bezwaar oplevert, om de speelruimte
^ verklaren, waarin,-bij aphakie, letters, grooter dan
volle gezichtsscherpte ze eischt, gelezen worden,
■^e speelruimte, die men bij het lezen met een
ste\'ier gias verkrijgt, bestaat uit twee gedeelten, het
ene iigg

ende binnen, het andere buiten den brand-
puntsafstand. Het laatste verreweg het grootste (ver-
de diffuse beelden van a en i op bl. 39) ver-
ait die groote speelruimte, maar kwam hier, terwijl

-ocr page 58-

de lens slechts voor afstand corrigeerde, niet in aan-
merking.

Eindelijk zij nog met een woord herinnerd , dat bij
aphakie de gezegde speelruimte op de gewone wijze
toeneemt, bij het zien door openingen, kleiner dan de
pupil, en dat kunstmatige mydriasis daarop geen in-
vloed heeft, hoegenaamd.

-ocr page 59-

STELLINGEN.

I.

e dubbeltoon, die men soms bij insufficientie van de
|alvulae serriilunares aortae, aan de arteria cruralis waarneemt,
ügt af van de snelle spanningsveranderingen der vaat wand.

ii.

\'Hi de koudwaterbehandeling van tvphus verdient de locale
^ \'Uaite-onttrekking door ijszakken of douches de voorkeur
0vea de algemeene.

III.

Ket CuEYNE-SxoKEs\'sche respiratiephenomenon is een der
^ichtigste symptomen bij ziekten van lierseuen of hersen-
v bezen.

iv.

het gebruik van vetten wordt de suikerafscheiding bij
Uabetes vermeerdert.

-ocr page 60-

V.

De longendrijfproef geeft geen recht tot een uitspraak over
het al of niet geademd hebben van het kind.

VI.

De bewering van Bautels, dat de zoogenaamde gezwollen
en de atropische nier aau twee ziektenbeelden zouden beant-
woorden , berust niet op goede gronden.

VII.

Het is niet mogelijk, careinoma colli uteri, in zijn eerste
stadium te onderscheiden van goedaardige hyperplasie of van
chronische metritis

VIII.

Bij placenta praevia trachta men, zoodra er gevaardreigende
bloeding ontstaat en het ostium nog weinig geopend is, den
partus te provoceeren, door met een trocarvormig instrument
de placenta t,e doorboren , of langs haar heen te gaan en de
vliezen te breken.

IX.

De repositie van den verplaatsten uterus geschiede volgens
de tweehandige methode, niet met de sonde.

X.

Zoowel idiopathische als symptomatische beenzwereu hebben
locale oorzaken.

-ocr page 61-

De transplantatie van huidstukjes , volgens de methode van
Rkverdix , verdient meer algemeeue toepassing.

XII.

Bij langdurige bloedige operaties in de mondholte, onder
a\'lQ"vvendirg van chloroform, late men tracheotomie voor-
tgaan.

XIII.

plaats van aqua communis gebruike inen tot reini-
ging

of verband van wonden eeue Na. Cl. oplossing van
V* procent.

XIV.

Bij ïetentio urinae, door impermeable striclura urethrae
^e\\\\eeg gebracht, is de uitwendige urethrotomie (a la bouton-
Tll<;re) altijd te verkiezen boven de gewone blaassteek.

XV.

. voorstelling, dat de genezing van hydrocele, na de
nsiJuiting van iodium tinctuur, zou afhangen van adhaesieve
^tstebing der beide sereuse platen, is onjuist.

XVI.

T-T

aannemen van scarlatina sine exanthemate is onlogisch*

-ocr page 62-

5(5

Men moet nog steeds eene amaurosis uraemica, in den
zin van
Erérichs , aannemen,

XVIII.

De bewering, dat er verband zou bestaan tusschen den
afstand der oogen en zekere refractie anornalien, berust op
dwaling.

XIX.

Insufficientie der intercostaalspieren is een veel voorkomende
oorzaak van emphysema pulmonum.

XX.

Het gevoel van koude in het stadium frigidum van een
koortsaccès is afhankelijk van de hoogere temperatuur, waar-
voor het lichaam is gereguleerd.