-ocr page 1-

HL...

STEREOSCOPIE

BIJ

onvolkomen gezichtsvermogen.

ACADEMIESCH PROEFSCHRIFT

ter verkrijging van den graad van

Dnrtnr in h (ffiwsktutfa

AAK DE HOOGESCHOOL TE UTRECHT,

NA MACHTIGING VAN DEN RECTOR MAGNIFICUS

T. HALBBRTSMA,

: HOOGOEERAAR IN DE FACULTEIT DER GENEESKUNDE

met toestemming van den academischen senaat

EJi

volgens besluit der geneeskundige faculteit
T El VERDEDIGEN
°P Donderdag den 23en Januari .1873, des namiddags ten 6 ure.

DOOR

johannes engberts van der ivieulen,

geboren te Dragten.

UTRECHT,

P. W. VAN DE WE IJ ER.

Stoomdrukkerij.

-ocr page 2-
-ocr page 3-

1 il h mijn? (Duhrs.

-ocr page 4-
-ocr page 5-

VOORWOORD.

Bij het verlaten der Utrechtsere Hoogeschool gevoel
*k eene wezenlijke behoefte mijnen dank te betuigen aan
^ allen, Hoogleeraren der Medische faculteit voor Uw
°nderwijs en hartelijke welwillendheid. Eene dankbare
herinnering aan de Utrechtsche Medische faculteit zal
lk altijd blij ven bewaren.

Bizonderen dank ben ik aan U verschuldigd, Hoogge-
schatte leermeester, welwillende Promotor, Hooggeleerde
°nders. Uw onderwijs en Uwe vriendelijke leiding
hij het bewerken van mijn proefschrift zal ik nooit vergeten.
0°k U,
Dr. Snellen, ben ik veel verplicht voor
w aangenaam klinisch onderricht op het
Ned. Gasthuis
V°0r Ooglijders.
Aan U mijne yrienden dit woord. Moge de vriend-

-ocr page 6-

schapsband, die ons aan de Academie zaamverbond,
wanneer wij later de groote Maatschappij zijn ingetreden,
steeds sterker en sterker Worden toegehaald. Dat is
mijn innige wensch.

Grij weet dat ook dit laatste woord U geldt, Oud-
Officier van Grez. 2de kl. van Dooremaal; doch har-
telijken dank buitendien voor Uwe trouwe hulp bij het
doen van mijne proefnemingen.

-ocr page 7-

INLEIDING.

Stereoscopie, door binoculair zien, berust op twee fac-
toren. Yooreerst krijgen rechter en linker netvlies ver-
schillende perspectivische beelden, en ten anderen worden
veranderingen van convergentie gevorderd, wanneer we
achtereenvolgens de verschillende punten van een lichaam
binoculair fixeeren. Wkeatstone\'s beschouwingen had-
den vooral betrekking tot verschil in perspectivische
beelden; Bruecke wees op het groote gewicht der ver-
anderingen in convergentie. Bij het gewone zien van
Schamen, zoowel als bij het combineeren van stereoscopische
figuren, werken beide factoren altijd gezamenlijk.

Het was intusschen de vraag, of de perspectivische
beelden alléén voldoende zouden zijn, om eene juiste ste-
reoscopische voorstelling bij te brengen. Dove nu onder-
z°cht, of ook bij momentane verlichting door den electrischen
vonk zich de stereoscopische indruk ontwikkelde. Het
l\'esultaat was bevestigend, en men beschouwde het nu als
^gemaakt, dat beweging, die tijdens de momentane ver-
achting immers niet mogelijk was, daarbij niet vereischt
Werd.

Prof. Donders 1) was echter niet overtuigd. Hij deed

-Ned. Arch. voor Genees- en Natuurlc. Deel II. 1866 bl 303 e

i

-ocr page 8-

opmerken , dat men de twee beelden slechts wederkeerig van
het rechter oog op het linker, en van het linker op het
rechter, behoeft over te brengen , om een pseudoscopischen
indruk te verkrijgen; en daar hem proefondervindelijk
bleek, dat men niet onderscheiden kan, welk der beide
oogen een zekeren indruk ontvangt, meende hij, dat de
perspectivische beelden alléén niet tusschen ortho-stereo-
scopisch en pseudo-stereoscopisch zouden kunnen beslis-
sen. Tegen de gedane proeven had hij de bedenking,
dat niet bepaald was aangegeven , dat reeds bij den eersten
vonk juist geoordeeld werd, en de proeven van Dove
herhalende, overtuigde hij zich, dat inderdaad een zeker
aantal vonken noodig was en dat men van den eenen
vonk tot den anderen zijne convergentie veranderde. Op
gelijke wijze kan men zélfs met één oog oordeelen, wan-
neer men, tusschen de vonken in, zijn hoofd verplaatst.
Bovendien was het hier gemaakte bezwaar door niemand
gereleveerd, en men vond dan ook slechts zelden uitdruk-
kelijk aangegeven, dat ortho-stereoscopisch en niet pseudo-
stereoscopisch gezien was.

Een paar proeven, die hetzelfde doel beoogden, waren
door Hering verricht. „Blickt man\'\' zoo beschrijft hij
de eerste, „durch einen kurzen Cylinder nach dem
„mittleren von drei neben einander in einer der Ant-
„litzfläche parallelen Ebene gelegenen verticalen Drähten,
„und lässt dann von einem Gehülfen je nach dessen Belieben
„bald den rechten, bald den linken Draht, bald beide
„vor- oder zurückschieben, während man den mittleren
„fest fixirt, so wird man die Bewegung der Drähte nie
„verkennen." Geldt het slechts het beoordeelen , of de
draad op grooteren of kleineren afstand komt, dan is
één oog, merkt Donders op, reeds ter beslissing vol-
doende, — en Hering bleef hierop het antwoord schuldig.

-ocr page 9-

Aan een tweede proef van H e r i n g, het zoogenaamde
»^allversuch," waarop we uitvoerig terugkomen, kon
donders, in den vorm, waarin het was aangewend,
evenmin bewijskracht toekennen.

Hering verklaart, dat hij zijne proeven slechts als
illustratie had willen doen gelden, niet als bewijs van
hetgeen hij reeds bewezen achtte vooral door de proef van
^haetstone: „dass auch die Nachbilder stereoscopischer
^eichnungen einen körperhaften Eindruck geben." Maar
daarbij mag herinnerd worden, dat de proef, die, zooals
zelf vonden, niet zoo gemakkelijk tot overtuiging
leidt, eerst door Hogers in den vorm was verricht, die
v°lkomen overtuigend is, en dat Hering zelf verklaart,
eerst later bij Helmholtz te hebben gezien, dat Eoger s
(Silliman\'s
Journal November 1860) ze op die wijze had

Verricht.

In elk geval meende Donders, toen hij zich door
eigen onderzoek omtrent de waarde van de aanwij-
2lI1g der perspectivische beelden, als zoodanig, wilde
°vertuigen, aan de methode met den electrischen vonk
voorkeur te moeten geven. Zijn eisch hierbij was:
het herkennen der juiste perspectivische projectie, bi]
den eersten vonk; en terwijl hem dat niet gelukt
in de proeven naar de methode van Dove,
^enschte hij te onderzoeken , of het gelukken zou,
guneer gezorgd werd, dat, vóór het komen van den vonk,
e heide oogen op één punt gericht werden, in betrekking
daartoe zich de voorstelling van afstand moest ontwik-
eri- Leidde op deze wijze de proef tot een positieve
^dkonist, dan was alle. twijfel uitgesloten. Men weet,
zoodanige positieve uitkomst werkelijk verkregen werd,
U ^ daarmee eerst het streng bewijs werd geleverd van
eu gewichtig feit, dat zeker te lichtvaardig door velen

1*

-ocr page 10-

was aangenomen. Het bleek intusschen , dat A u b e r t
hierin Donders reeds was voorafgegaan, terwijl Reck-
linghausen weinig te wenschen had overgelaten, en
omstreeks denzelfden tijd werden proeven als die van
Aubert en Donders door Helmholtz gedaan, om in
zijne
physiologische Optik spoedig daarop te worden mede-
gedeeld. Maar door niemand, ook niet door Aubert
zei ven, was hare hooge beteekenis begrepen en in het
licht gesteld.

Men zou thans kunnen vragen, nu het gebleken is,
dat de perspectivische beelden op zich zelve voldoende
zijn , of de convergentie veranderingen wel wezenlijk tot
de stereoscopische voorstelling bijdragen. Proeven, waarbij
de factor der perspectivische beelden geheel is uitgesloten,
zijn niet te nemen. Wij weten evenwel, dat, wanneer
ook het eene oog bedekt is, verandering in convergentie
de voorstelling van den afstand wijzigen kan , dat bij het
beschouwen eener schilderij de stereoscopische illusie bij
het zien met één oog daarom grooter is, omdat men dan
niet aan een onveranderlijke convergentie is gebonden 1),
voorts dat de bewuste inspanning tot convergentie ook over
den
absoluten afstand vrij nauwkeurig doet oordeelen. Wij
mogen dus wel besluiten , dat, wanneer , bij het monsteren
van een voorwerp, iedere beweging , iedere convergentie-
verandering in \'t algemeen reeds door de voorstelling
vooraf bepaald is, de juiste schatting van den afstand
nog voortdurend wint bij het bewust volvoeren der be-
wegingen , die tot het samensmelten der direct geziene
punten worden vereischt.

Bij ons onderzoek omtrent hel stereoscopisch zien bij

-ocr page 11-

Onvolkomen gezichtsvermogen hebben wij ons vooral be-
paald hij de verschillende methoden , waarbij de bewe-
gingen zijn uitgesloten. Werd ook daarbij stereoscopisch
gezien, dan was het bewijs a fortiori geleverd. Het ge-
bruik van het gewone stereoscoop, waarbij de twee fac-
toren gelijkelijk werkzaam zijn, werd door ons echter
üiet uitgesloten.—Wat de inspanning der accommodatie
°P zich zelve vermag , hebben wij niet onderzocht 1)

I,

METHODEN.

Om bij onvolkomen gezichtsvermogen over de waarde
Va*i het bestaande stereoscopische zien te kunnen oordee-
moeten de methoden zoodanig zijn, dat, bij het zien
^et één oog, alle aanwijzing is uitgesloten. Of aan deze
v°orwaarde voldaan is, kan daaruit blijken, dat in lange
■^lisen van proeven het aantal juiste en onjuiste geval-
Nagenoeg even groot is.
Verschillende methoden werden door ons aangewend :
Vonk in donkere kamer. Deze methode is vroeger
, door Prof. D o n d e r s beschreven in zijne verhande-
§ getiteld „de projectie der gezichtsverschijnselen naar de
llchtingslijnen 52)\'\\ Ze bestaat in het kort hierin, dat in
eene, ook bij het overspringen van de electrische vonken,
v°lkoraen donkere kamer eene reeks van snel na elkander
^Usschen twee koperdraden overspringende inductievonkjes

Verg. Donders, Negert. Archief voor Genees- en Natuurkunde
1866 ^ 212 en B r u ecke. SitzungberiehtederK. K. Akademie.

\' De Versl. en Mededeelingen der Koninkl. Academie van
etensch. Afd. Natuurk. 2de Keeks, Deel. VI. bl.

-ocr page 12-

een schijnbaar continuëellichtpunt vormen, dat tot fixatie-
punt dient; teïwijl men aan een verplaatsbaren standaard
tusschen twee koperdraden een , door een inductie-toestel
van E.uhmkorff verkregen, momentanen openingsvonk
kan doen overspringen, welks afstand ten opzichte van
den fixatie-vonk moet worden beoordeeld. Het hoofd van
den waarnemer moet daarbij gefixeerd zijn. — De per-
soon , die de proeven bestuurt, geeft door zekere signalen
het resultaat van iedere proef te kennen aan een tweeden
persoon, die in het aangrenzende vertrek de aanteekeningen
houdt en op een gegeven teeken telkens den stroom opent.
De bedoelde signalen bestaan in twee rechthoekig gebo-
gen staafjes, die buiten uitsteken en binnen bewogen
worden. De beweging van het eene staafje duidt aan ,
dat de vonk verder oversprong dan het fixatie-punt, — die
van het andere het omgekeerde ; en de richting der be-
weging geeft te kennen, of al dan niet juist herkend
werd. Zoo loopt een geheele reeks af, zonder dat de
aan de proef onderworpen persoon ooit vernam , of zijn
uitspraak juist was.

2°. Vonk in hel donkere kastje.

Deze methode werd o^k reeds vroeger door Prof.
Donders beschreven 1). Ze bestaat hierin, dat in
een van binnen met zwart fluweel bekleed langwerpig
vierkant kastje, \'t welk aan het eene einde twee openin-
gen voor de oogen bezit, een door snel opvolgende
inductievonkjes verkregen schijnbaar continuëel lichtpunt
als fixatiepunt dient; terwijl het centrale naar links en
rechts en naar voren en achteren verschuifbare gedeelte

-ocr page 13-

van het, den bovenwand vormende, deksel, twee naar
-lisander toe omgebogen metaaldraden draagt, waartus-
schen een op de zelfde wijze als bij de vorige methode
verkregen momentane openingsvonk kan overspringen,
welks afstand in betrekking tot den fixatievonk moet
Worden beoordeeld. Zelfs bij het overspringen van de
vonken bemerkt men niets van de in het kastje aanwezige
Metaaldraden: de fixatie-vonk en de momentane vonk is
alles wat men ziet in eene absoluut duistere ruimte. De
sterkte van den continuëelen vonk kan door verschuiving
Van den secundairen rol, de sterkte vau den momentanen
v°nk door het aantal G-rove\'sche cellen, die met den in-
ductie-toestel van Ruhmkorff in verbinding zijn ge-
bracht, elk oogenblik worden gewijzigd. Aan eene
schaal, langs het verschuifbare gedeelte aangebracht,
kan men de plaats van den momentanen vonk, voor
en achter en links en rechts van den fixatie-vonk, in
aflezen 1).

Momentane verlichting in liet stereoscoop. Deze methode
18 reeds door Dove toegepast geworden; doch streng bewij-
Zend, dat bij momentane verlichting uit de perspectivische
heelden alléén, zich de juiste lichamelijke indruk kan ontwik-
helen , ig Ze eerst geworden, nadat Aubert2), en onaf-
hankelijk van hem Donders 3), voor vaste fixatie hierbij
gezorgd hadden.

ïn een gewoon stereoscoop laat men een sterken in-

Dergelijke kastjes worden door K ag ena ar, Aminanuensis
an het Physiol. Laboratorium te Utrecht vervaardigd: prijs f22,53.
2) Physiologic der Neizhaut. Breslau. 1865 pag. 316.

Ned. Arch, voor Genees- en Natmrk. Peel II 3e afl. 1866, bl,
\' 37 ea Arch. f. Ophth. Bd. XIII

-ocr page 14-

ductievonk overspringen, die, zelf aan het gezicht ont-
trokken, het in absolute duisternis gehulde stereoscoop-
plaatje momentaneel verlicht. De juiste fixatie wordt
verkregen door op overeenkomstige punten der twee
figuren kleine gaatjes te maken, die door eene onder
liggende plaat van mat glas zwak worden verlicht en nu
scherp gefixeerd worden.

4°. Valtoestel van Hering of ptoto-stereoscoop 1).

Hering beschreef zijne methode in het Archiv für
Anat., Physiologie und wissen. Medicin. Jahrg. 1865 S.
153 op de volgende wijze: „Blieken wir durch den er-
mähnten (weiten) Cylinder (von wenigen Zollen Länge)
„nach einer Nadelspitze oder sonst einem isolirten Objecte,
„während ein Gehülfe ein kleines Kügelchen von unbe-
kannter Grösse vor oder hinter der Nadelspitze in der
„Medianebene herabfallen lässt, so taüsschen wir uns nie
„darüber, ob die Kugel diesseits oder jenseits des Fixations-
„punktes herabgefallen ist, sondern sehen dies ganz deut-
lich und wissen sogar annähernd anzugeben, in welchem
„Abstände vom Fixationspunkte sie gefallen ist. Ich
„selbst sehe hierbei trotz der Kürze der Beobachtung den
„Weg, den die Kugel beschreibt, häufig doppelt, sobald
„er nicht dem Fixationspunkte zu nahe liegt. Eine Be-
legung der Augen ist hierbei so gut wie ganz ausge-
schlossen. Es würde zweckmässig sein, weisse Kugeln
„und einen schwarzen Hintergrund zu wählen."

Tegen de bewijskracht dezer proef bracht Prof. Don-
ders 2) eenige bedenkingen in het midden. Wanneer

-ocr page 15-

bet balletje niet digt bij het oog viel, dan moest het,
z°o merkt hij op, van eene aanzienlijke hoogte vallen,
0ra tijdens den val iedere beweging der oogen zeker uit te
buiten. Hering had hiervan geene melding gemaakt.

»En zou ook niet de schijnbare snelheid van den val,
»die met vermindering van den afstand van het oog toe-
neemt, eene aanwijzing leveren?\'\'

Daarenboven weet men, dat de door het balletje door-
lopen lijn verticaal is, en de helling der dubbelbeelden
voor deze is niet dezelfde vóór en achter het fixatie-punt.

Op deze bedenkingen heeft Hering geantwoord 1).
Hij kan geen der door Prof. Donders gemaakte beden-
kingen laten gelden en moet volhouden, dat deze hoogst
eenvoudige en ten allen tijde te improvizeeren proef vol-
strekt evenveel bewijst als de proeven met de electrische
v°nken, door Prof. Donders genomen en in \'t Ned.
Archief 1. c. medegedeeld.

Op de eerste bedenking antwoordt Hering: „Gesetzt
»Ulan lässt die Kugel aus einer Höhe von einem Fuss
»Über der obern Grenze des durch die Röhre sichtbaren
»Raumes fallen, obgleich man eine beliebig grössere Höhe
»Wählen kann, so tritt sie mit einer Geschwindigkeit von
»30\' ins Gesichtsveid. Beträgt der verticale Durchmesser
»des letzteren 1\', so bleibt der Kugel nur etwa Vao Secunde
»laug sichtbar; hat man sie aas 2\' Höhe herabfallen las-
"sen,
so ist sie nur \'/so Secunde sichtbar" enz. Hij neemt
uit analogie met andere bewegingen aan, dat
van het
0ogenblik, waarop het balletje in het gezichtsveld komt,
^ dat, waarop eene daardoor te voorschijn geroepene
°°§beweging beginnen kan, minstens
1/io sec. verloopen
4ai- Was nu het gezegde waar, dat het balletje, van

1} Graefe\'a Archiv. Bd. XIV, Abth. I. S. 1-12.

-ocr page 16-

eene hoogte vallende van 1 voet, na dien doorloopen te
hebben, eene snelheid heeft verkregen van 30 voet in
de sec., dan zou ook tegen de conclusie, dat het balletje al
lang uit het gezichtsveld zou zijn verdwenen, voordat eene
beweging der oogen zou kunnen beginnen, juist zijn,
wanneer de verticale afmeting van het gezichtsveld op deze
plaats l\' is. Doch het gezegde is niet waar. Herin g
heeft zich hier op eene wijze vergist, die alleen in het
„quandoque bonus dormitatHomerus\'\' zijne verklaring vindt.
Hij heeft de verkregen snelheid na
één sekunde vallens verward
met die na het vallen van de hoogte van
één voet.

Stellen we den voet 0.324 M., dan vinden we
daarvoor, naar de formule

v — 2.521 M = 7.77 voet.

Derhalve moet bij Hering, in plaatsvan 30 voet, 7.77
voet gelezen worden.

Op dezelfde verwarring van voeten met sekunden , be-
rust Herin g\'s beweren, dat, zoo het balletje van 2\'
hoogte valt, het de dubbele snelheid van het voorgaande
geval zal hebben verkregen. Volgens bovenstaande formule
toch neemt de verkregen snelheid toe met den wortel uit
de doorloopene ruimte en zou dus zijn 7,77\' X l/~
2 —
10,986\' in de sec., en tevens blijkt uit die formule, dat, om de
dubbele snelheid te verkrijgen, het balletje niet van eene
dubbele maar van eene vierdubbele hoogte moet vallen.
"Was dan de twijfel van Prof. Donders wel zoo geheel
ongegrond ?

Op diens tweede vraag, of niet de schijnbare snel-
heid van den val, die met vermindering van den af-
stand van het oog toeneemt, eene aanwijzing zou leveren
antwoordt Hering „dat dit onmogelijk is, want, buiten
„rekening latende, dat zoo groóte snelheden in het alge-

-ocr page 17-

»meen niet meer onderscheiden worden, zoo zou men,
«indien de grond van het juist bepalen van de plaats van
»den val in de opvatting van de snelheid te zoeken ware,
»evenzoo zeker de plaats van den val moeten kunnen he-
ipalen , wanneer men de proef slechts met één oog neemt.
»Dit nu is volgens de ervaring niet het geval, en
«derhalve komt deze bedenking niet in aanmerking.
»Doch al kwam ze in aanmerking, zoo zou men haar
»gemakkelijk daardoor uit den weg ruimen, dat men
»de balletjes van verschillende hoogten laat vallen." — ■
^it het door Hering geschrevene blijkt niet voldoende,
me" welke snelheid het balletje door het gezichtsveld
valt, en buitendien is de lengte en wijdte van den cy-
hnder, waarvan de hoogte van het gezichtsveld afhangt,
Dlet aangegeven. Doch al was de snelheid zeer groot
(wij

zagen, dat Hering ze zich valsch voorstelde),
waarom zouden wij dan toch niet verschil in snelheid
Waarnemen? Zooals bij de nadere beschouwing van den
°3stel blijken zal, komen groote verschillen in schijn-
snelheid voor, wanneer men met den afstand van
e spleet niet tevens de valhoogte wijzigt. En zouden
200 aanzienlijke verschillen in schijnbare snelheid niet
"Waargenomen kunnen worden en, ware het ook onbe-
wust, ons aanwijzingen geven? Door de halletjes van
\'Schillende willekeurige hoogten te laten vallen (op welke
Wljze Hering de bedenkingen van Donders tracht
1 den weg te ruimen) zal deze aanwijzing wel ver-
ouderd kunnen worden, doch niet geheel opgeheven,
zal alleen kunnen geschieden, door de balletjes van
Paalde hoogten te laten vallen , en wel zoodanig, dat
Ze verschillende hoogten van het gezichtsveld op de ver-
^ diende plaatsen altijd in denzelfden tijd doorloopen. Wat
andere argument van Hering betreft, dat, zoo deze

-ocr page 18-

aanwijzing bestond, ook niet één oog de plaats van den
val moest kunnen worden bepaald, wat volgens zijn zeg-
gen niet zoo zou zijn, daartegenover staan groote reeksen
van proefnemingen met den val toestel voor één oog,
indertijd alhier door Dr. Dessé gedaan, waarin belang-
rijk meer juiste dan onjuiste uitkomsten, en wel in ver-
houding van 3 tot 2 verkregen werden. Daar nu volgens
de kansrekening in eene lange reeks de juiste en onjuiste
ongeveer aan elkander gelijk moesten zijn, wanneer wij
met één oog den afstand in \'t geheel niet kunnen beoor-
deelen, zoo moet men wel aannemen, dat de proef nog
aanwijzingen opleverde, die haar onzuiver maakten. Waar
het zoodoende bleek, dat de proef nog aanwijzingen moest
opleveren, was het dus raadzaam alle omstandigheden , die
dat zouden kunnen veroorzaken, te elimineeren en daarom
ook de aanwijzing, die het verschil in tijd, dat het bal-
letje in het gezichtsveld blijft, kan geven, te doen weg-
vallen.

De derde bedenking, die Prof. Donders maakte, kan
Hering ook niet toegeven. Toch blijft het een niet te
ontkennen feit, dat eene verticale lijn, zoo men een
naderbij liggend punt fixeert, in naar boven convergeerende
en zoo men een verder afgelegen punt fixeert, in naar
boven divergeerende dubbelbeelden gezien wordt. Zoo-
lang het dus niet feitelijk is uitgemaakt, dat deze om-
standigheid geen invloed op het beoordeelen van den
afstand met één oog uitoefent, blijft deze bedenking hare
kracht, behouden.

Niettegenstaande deze onvolkomenheden van den toe-
stel, had de methode overigens, wat betreft hare een-
voudigheid in de praktijk, zoovele voordeelen, dat het
wel der moeite waard scheen , ze zoo te wijzigen, dat de
gemaakte bedenkingen vervielen, en ze te maken tot eene

-ocr page 19-

zoodanige, die, vooral voor klinische doeleinden, geschikt
is tot het onderzoek naar het stereoscopisch zien. Dat
de valtoestel door eenige wijzigingen aan dat doel kan
beantwoorden, moge uit het volgende duidelijk worden.

Het kwam er op aan te zorgen, dat 1°. de tijd, ge-
durende welke de balletjes in het gezichtsveld zijn, kort
genoeg zij , om oogbewegingen uit te sluiten, 2°. de
balletjes van eene zoodanige hoogte vallen, dat ze de
verschillende hoogten van het gezichtsveld, op de ver-
schillende afstanden van het oog, in denzelfden tijd door-
lopen, en 3°. de hoek, waaronder de balletjes gezien
borden, voor allen eene gelijke zij.

Zoodoende is een toestel ontstaan, hier nader te beschrij-
ven als:

Verbeterd valtoestel van H e r i n g.

Ptoto-stereoscoop.

toestel (zie fig. 1) bestaat uit een korten koker
(^)i waardoor de waarnemer naar het fixatie-punt ziet
Deze koker heeft de lengte van ruim 10 c.M. en heeft
°p doorsnede den vorm eener langwerpige ellips, welks
ja»gste (horizontale) as 0,102 M. en welks korste as 4 c.M.

üg is. Aan de voorzijde (V) is hij zóó uitgesneden,
k zijne bovenste wand vrij volkomen met de ovale
°öiming van de supraorbitaal-streek van het voorhoofd
overeenstemt en zijn onderste wand voldoende nauw-
Uri§ een afdruk is van de infraorbitaal-streek en den
rug van den neus; zoodat men tegen den koker aanleu-
nde en er door ziende in het geheel niets anders kan
2lea dan juist die voorwerpen, die zich voor de tegen-
pstelde opening van den koker bevinden. Zoodoende is
ü6t knooppunt van het oog op ongeveer 10 c.M. afstand

-ocr page 20-

van de spleet geplaatst. In eene sleuf in den beneden-
wand van den koker kan voor beide oogen een brillen-
glashouder worden vastgeschroefd, die, regthoekig op de
lengteas van den koker gesteld, het glas op ongeveer
7 m.M. afstand van de cornea plaatst en voor meer-
dere en mindere convergentie naar believen kan worden
gedraaid. Laat men zonder glazen zien , dan verwijdert

A

-ocr page 21-

Men de brillenglashouders uit den toestel. Aan de ach-
terzijde van den koker
(A) is eene uit twee paralelle
platen (p en
p\') bestaande bewegelijke spleet (.?) aan-
gebracht, die ad maximum tot 3 c.M. kan verwijd
Worden. Achter deze spleet is in den koker aan weers-
zïjde een diaphragma aangebracht, dat hier de horizon-
tale lengte der spleet tot 82 m.M. verkleint, waardoor
eene verkleining van het gezichtsveld in de breedte ver-
°°rzaakt wordt, die noodig is, om de bewegingen van den
Persoon, die de balletjes laat vallen, volkomen aan het
gezicht van den waarnemer te onttrekken. Deze koker
1111 is bevestigd op een ongepolijst houten tafeltje (T)
Van 25 c.M. lengte en 25 c.M. breedte. Het tafeltje
heeft aan de voorzijde, waar de koker is uitgesneden,
eene uitsnijding, die ongeveer met den vorm van het gelaat
Oyereenkomt, zoodat het tafeltje geene verhindering ople-
gt , om het voorhoofd volkomen tegen den koker aan te
guiten. Rechts onder het tafeltje is eene kleine uitschuif-

re lade (7) aangebracht, waarin men de balletjes en
"^dere bij den toestel benoodigde zaken kan bergen.

^an de linkerzijde van het tafeltje wordt eene rechte
at (x)

tot op een bepaald punt ingeschoven. Deze lat
\'raagt op 0,4™ en op 0,8m van het oog een loodrecht
"-aande stevige koperen roede (r en
r\') waaraan eene volgens
611 bepaalde kromming uitgesneden koperen band beves-
® is. Deze kromme (c) is zoo aangebracht, dat ze op
\'4m van het oog 0,3™, op 0,45™ 0,379m, op 0,5m 0,468m,
O1-.,0\'55" °\'567m: °P °\'6m 0,675™, op 0,65m 0,792m, op
Vm 0,918™, op 0,75™ 1,054™ en op 0,8™ 1.2™ boven het
miclden van den spleet (het midden van de verticale
^ etmg van het gezichtsveld) zich bevindt. Op elk
°Pgenoemde afstanden van het oog is op de kromme
zwarte streep geteekend, om de juiste plaats aan

-ocr page 22-

te geven, vanwaar de balletjes van bepaalde grootte moeten
vallen.

Aan de rechter zijde van de lat is de inrichting, die het
fixatie-punt draagt, verschuifbaar, zoodat ze langs de
geheele lengte der lat op ieder willekeurig punt kan ge-
plaatst worden. Deze schuiftoestel (m) is een vierhoekig
kokertje, dat door een veer om de lat sluit en op zijn
bovenvlakte zoo veel is uitgesneden, dat bij de verschui-
ving de koperen roeden door deze uitsnijding kunnen
heenglijden. Aan dezen schuiftoestel is een, uit één ver-
ticale en twee horizontale armen bestaand, koperen
staafje (d) bevestigd. De verticale arm is zoo lang, dat
de beide loodregt daarop bevestigde horizontale armen
buiten het gezichtsveld zich bevinden. De beide horizon-
tale armen hebben een zoodanige lengte, dat een draad,
tusschen de beide omgebogen uiteinden uitgespannen, juist
voor het midden (wat" de horizontale afmeting aangaat)
van de spleet zich bevindt. Aan een tusschen de beide
uiteinden uitgespannen fijn haar (M) is een koraal (#\')
(door Schweigger reeds gebezigd) van wit glas vastge-
knoopt Het haar wordt zoo vastgemaakt, dat de koraal,
die tot fixatie-punt dient, zich juist midden voor de spleet
bevindt. Men kan echter des verkiezende de koraal meer
naar boven of naar beneden verschuiven.

Het tafeltje, waaraan al het tot dusverre beschrevene
bevestigd is, is in het midden van zijne ondervlakte
verbonden aan een vierkanten houten staaf (S), die in
eene koker (K) van denzelfden vorm op en neergeschoven
en door een schroef (n) op elke willekeurige hoogte vast-
gesteld kan worden. Deze vierkante koker eindigt in
een, uit drie pooten bestaanden, voet, waarvan een der
pooten belangrijk langer is, om het zwaartepunt van den
geheelen toestel naar die zijde te verplaatsen, waar het

-ocr page 23-

tafeltje de lat met toebehooren draagt. Op deze wijze
kunnen personen van zeer verschillende grootte, op een
stoel gezeten, in eene gemakkelijke houding door den
koker ziende, de proeven verrichten

Om aan de derde voorwaarde te voldoen, dat de bal-
letjes altijd onder denzelfden hoek worden gezien, zijn
Mi den toestel aanwezig negen balletjes, die een middellijn
hebben van 12, 13.5, 15, 16.% 18, 19.\\ 21, 22.5 en 24
m- m. en respectivelijk op 40, 45, 50, 55, 60, 65, 70,

7 w

en 80 0. m. afstand van het oog van de door de
kromme aangegeven hoogte moeten vallen.

Links van den toestel buiten het gezichtsveld staat de
persoon, die de balletjes laat vallen. Op een tafeltje,
dat tot voldoende hoogte kan worden uitgeschoven , teekent
hij het resultaat der proeven op. Met zijn handgewricht
°P de kromme steunende, laat hij de balletjes nu zoo-
danig vallen , dat ze slechts een weinig links en rechts
Van het fixatiepunt voorbijgaan. Zooals ik de balletjes
liet vallen, weken ze hoogstens ongeveer 2 c. M. links
rechts van het fixatie-punt af, zoodat ten opzichte
Van dit het naastbij zijnde balletje hoogstens onder een
koek van 2°.9, het middelste van 20 en het verste van

Jo -

gezien wordt. Overigens behoeft men niet te ver-
dijden, dat het balletje en het fixatie-punt voor het oog
ln éene lijn gelegen zijn; daar, zooals opzettelijk daar-
"v°0r genomen waarnemingen met één oog ons geleerd
bben , uit het bedekken of bedekt worden van bet fixatie-
Pfiut door het balletje geene de minste aanwijzing voortvloeit
Vo01" het heoordeelen van den afstand. Bij een fixatie-punt,
z°oals Hering gebruikte, was deze aanwijzing wel t,e
Vleezen, en terecht waarschuwt hij daar dan ook voor 1),

l> Archw für Anat. und Php. 1. c.

-ocr page 24-

Onder de valruimte plaatst men een tafeltje, waarop
een doos met eene dikke laag- watten gevuld, waarin de
balletjes vallen. Op deze wijze kan de waarnemer door
het gehoor nooit eenigen indruk ontvangen van den af-
stand en de grootte van het gevallen balletje, wat zonder
deze voorzorg wel het geval is. Zelfs bleek een onder
het fixatie-punt uitgespannen doek van gaas, die de balletjes
opving, niet voldoende, om deze aanwijzing met zekerheid
uit te sluiten. Zonder deze voorzorg toch zou de beoordee-
ling van den afstand op een gehoorsindruk kunnen berusten
en valschelijk aan een gezichtsindruk worden toegeschreven.

Dat in den beschreven toestel de tijd, dien het balletje
in het gezichtsveld blijft, kort genoeg is om oog-bewe-
gingen uit te sluiten, kan uit het volgende blijken.

Het knooppunt van het oog bevindt zich omstreeks
10 c. M. van de opening der spleet verwijderd. Stel-
len we de spleet ter wijdte van 2 c. M., dan zal de
hoogte van het gezichtsveld op 40 c. M. van het oog
8 c. M., op 50 c. M. van het oog 10 c. M. bedragen enz.
Wij laten nu op 40 c. M. van het oog het balletje van
0 3 M. boven het midden van het gezichtsveld vallen. Dit
zal dus op het midden van het gezichtsveld eene snelheid
hebben van 5.426 M. in de secunde, volgens de formule

v—y 277
_ _ 0.3™.

V — 2.426m.

Om de 8 c. M. in het gezichtsveld te doorloopen, zal
het balletje derhalve 0.032976 sec. noodig hebben. Deze
berekening bevat deze kleine onnaauwkeurigheid, dat
ze aanneemt, dat de snelheid op het midden van het
gezichtsveld de gemiddelde is. Doch deze fout is practisch
van geene waarde.

-ocr page 25-

Berekenen we, namelijk, uit de formule s — ^gfr1 de ?! voor
* = 0.34m en voor
s = 0.26m ,\' dan levert het verschil
Natuurlijk den tijd, die noodig is geweest, om de 0.03 M.
tussehen de 0.26 M. en de 0.34 M. te doorloopen:
s = \\gf\' s = \\gf

0 34m0 26m. = f;_

4.90öra. 4.y06m.

t — 0.263229sec. t = 0.2302088ec.

Het verschil is 0.033021 sec-, wat dus den tijd aangeeft,
dien het balletje noodig heeft gehad , om van 26 c. M.
t°t 34 c. M. (de ruimte , waarin het zichtbaar is op 40

M. afstand van het oog) te vallen. De hier gevonden
tijd maakt met den vroeger berekenden — 0.032976 sec.
een verschil van 0.000045 sec. , welke fout dus wel
^ag worden verwaarloosd.

Uitgaande van eene valhoogte van 0.3 M. op 0.4 M.
afstand van het oog, hebben wij de hoogten berekend, van
waar het balletje moet vallen, om de verschillende hoogten
Van het gezichtsveld in denzelfden tijd te doorloopen.

Zoo op 0.4 M. van het oog de hoogte van het gezichtsveld
^ c- M. is, dan is op 0.5 M. van het oog de hoogte van
bet gezichtsveld 10 c. M. Het balletje zal dan, om even
bang zichtbaar te blijven, f X zoo snel moeten vallen.
v1

bit de formule s = blijkt, dat, indien men de snel-

beid v * maal zoo groot wil hebben, de doorloopen

vuinate s (f)2 maal zoo groot moet zijn. Stelt men dus

\' vn

\'s = ^ = 0.3m., dan wordt de gezochte s\' = — _ (f)2

X 0.3 M. 0.468 M. Volgens deze formule nu zijn de
°P bl. 14 aangegeven hoogten der kromme boven het
midden van het gezichtsveld berekend.

Bij eene opening van de spleet van 3 c. M. (die men

2 *

-ocr page 26-

echter nooit zoo wijd behoeft te stellen) blijft het bal-
letje nog slechts ongeveer ys0 sec. in het gezichtsveld.
Mocht men y20 sec. te lang vinden, da,n stelle men de
spleet ter wijdte van b. v. 15 m. M. , waarbij een bin-
oculair ziende zich nooit omtrent den afstand der balletjes
vergist, terwijl ze dan slechts ongeveer 1/,w sec. zichtbaar
blijven.

In het voorgaande ligt reeds opgesloten , wat ook iedereen
direct zal inzien, dat de opening van de spleet geen
invloed uitoefent op de hoogte, van waar de balletjes
moeten vallen , om op de verschillende afstanden van het
oog de verschillende hoogten van het gezichtsveld in den-
zelfden tijd te doorloopen.

Om te toetsen, of de aldus ingerichte toestel nog aan-
wijzingen opleverde, hebben wij groote reeksen van proef-
nemingen met één oog gedaan , die wij tegelijk met de
resultaten voor één oog, met
de eleetnsche vonken in de
donkere kamer
verkregen (waardoor de beide methoden met
elkander kunnen worden vergeleken), hieronder mede-
deelen.

Beoordeeling met één oog, omtrent het vallen vóór of achter
het fixatie-punt, met den verbeterden valtoestel van
H e r i n g.
Fixatie-punt op 575 m. M. van het oog. 1)

1) O. D beteekent oeulus dexter.

O. S. „ „ sinister.

M. „ Myopie.

H. „ Hypermetropie.

E. „ Emmetropie.

S. „ gezichtsscherpte.

• , achter het getal , beteekent juist.
— » }> „ onjuist.

-ocr page 27-

achter

vóór

Rombouts q gj E. S.*n/.20; volko-
men binoc. zien.
Ziende met O. S.
120 maal

B o r e m a a 1 g; g\' j M 1 /50. S. «>/20 volk.

binoc. zien. Ziende
met O. S, 202 maal
zonder glas

Gonué q\' g\' | E. S. 20/2o volk. binoc.

zien. Ziende met O. S.
249 maal

S. 20/2o volk. binoc. zien.

56: 64

42-

28

97105

56 43-

41 62-

89

92 • 31-

68 58-

160|

Ziende met O. S. 150 maal

82

23 52-

68

30-

45

A. Vos g" j M Vso S. */» volk. bi-
noc. zien. Ziende met
O. S. 250 maal

Baumeister volk. binoc. 2ien.
Ziende met O. S. M. i/40 S. M/20100
maal

83 42—|

120

130:

47 78-

63

17 33-

37:

20 30-

324 218-

In \'t geheel van 1071 maal;
Aanm. De reden , waarom altijd met het linker oog
gezien werd, ligt hierin, dat, toen deze proeven werden
genomen, de diaphragmata nog niet in den toestel waren
aatlgebracht en dientengevolge de bewegingen van den
Persoon, die de balletjes liet vallen, voor het rechter
°°g nog niet met genoegzame zekerheid waren verborgen.

^e bovenvermelde personen, evenals alle volgende, die
aan de proefnemingen werden onderworpen, werden eerst
°nderzocht op het beoordeelen van den afstand met beide
°°gen, Beoordeelden ze een twintigtal balletjes allen juist

548523

305-

-ocr page 28-

dan meenden we te mogen besluiten tot volkomen stereo-
scopisch zien.

Resultaten van het beoordeelen van den afstand van
den
vonk in de donkere kamer. Gezien met één oog.

K E C H T E K OOG.

HKEi OOG.

i

voor i

1

• achter

vóór

achter

Juist

i

Onjuist |

Juist

Onjuist

Juist

Onjuist

Juist

Onjuist-

Dr. Klinger.

3

1

1 |

8

7

4

1

1

5

Mulder

10

20 !

17

5

18

7

8

11

Pare au

21

17 1

I

27

27

1

6

4

7

v. d. Me uien

11

i 1

13

14

12

13

12

10

Geheel

45

39 I

65

53

35

26

25

| 33

110 ; 92 — 60 ; 59 —

170 -f- ; 151 —

Ofschoon enkele personen dus, \'t zij betrekkelijk veel
meer juist dan onjuist, \'t zij omgekeerd, hebben geraden,
zoo wijst toch het eind-cijfer (bevattende
alle waarnemingen
met één oog, die wij hebben verricht) met zekerheid aan,
dat bij den op de beschreven wijze ingerichten valtoestel
voor één oog
alle aanwijzing voor het beoordeelen van den
afstand is tdlgesloten.

I.

ONDERZOEK.

Anisometropie, door sphaerisehe glazen.

In het volgende deelen wij de uitkomsten mede, die
wij gevonden hebben omtrent het stereoscopisch zien b^i

-ocr page 29-

verschillende vormen van onvolkomen gezichtsver-
mogen.

Er blijft te onderzoeken over, of het stereoscopisch
zien hij de natuurlijke vormen overeenstemt met de kunst-
matig door ons te weeg gebrachte toestanden. Het aan-
tal natuurlijke vormen, die wij tot nog toe onderzocht
hebben , is echter nog te gering , om ze reeds nu mede
^ deelen.

Geen geval van strabismus, \'t zij vóór, \'t zij na de
°peratie, is ons nog voorgekomen, waarbij stereoscopisch
zien bestond.

In één geval van relatief strabismus divergens op
kleineren, convergens op grooteren afstand, was het
beoordeelen van den afstand bijna geheel volkomen.

van Dooremaal, oud 35 jaar qq\'\' S M Vw S 2°/20;

■i

e°ordeelt alle balletjes goed zonder glazen. Fixatie-punt
gedurende de geheele reeks op 575 m. m. van het oog.

o.s.

met — x.

O.

met 1:

Anisometropie
1:

vóór

achter

in \'t geheel

50

50

25

4

4

8

50

20

14

4

4

8

50

10

8,3

24 1 —

24 1 —

48 2-

50

9

7,5

25

25

50

50

8

6,9

24 1 —

23 2 —

47 3 -

50

7

6,2

18 11 -

28 1 —

46 12 —

50

6

5,4

8 17 -

22 3 —

30 -20 —

50

5

4,6

30 20 -

44 6 —

74 26 —

50

4,5

4,1

34 16 —

44 6 —

78 22 —

50

4

3,7

22 28 —

31 19 -

53 47 -

-ocr page 30-

Kerkhoff, 25 jaar 9.\'«" j M. \'/« s. 20/ao ziet volkomen

binoculair met — V® voor beide oogen. Fixatie-punt altijd
op 575 M. m.

O.D.

met — 1:

O.S.
met — 1:

Anisometropie
ls

vóór

achter

in \'t geheel

6

8

24

4

4

8

6

10

15

4

4

8

6

12

12

4

4

8

6

15

10

2

2 —

4

.6 2 — *)

6

24

8

2

2-

4

6 2 —

6

40

7 -

37 10-

37

20 —

74 30 —

.6

zonder gl.

6

8

3 —

9

3 —

17 6 —

.5

M

5

9

6 —

,11

3 —

20 9 —

Kerkhoff kon met — v4 het fixatie-punt op 575

M. m. niet langer duidelijk onderscheiden, daarom:

0.1).

met 1:

O.S.

met — 1:

Anisometropie
1:

vóór

acliter

in \'t geheel

20

5

4

25

17 8-

42 8 —

12

5

3,5

23 7-

26 4 —

49 11 —

Bij de 7 fouten, in cle kolom vóór vermeld,
viel liet balletje vlak vóór het fixatie-punt

8

5

3

22 3 —

22 3 —

44 ü —

5

5

2,5

19 6 —

23 2 —

42 8 —

3

5

1,8

13 12 —

15 10 -

Even later n

iet dezelfde glazen.

18

17j- 8 —

\'/•egt nog iets te kunnen ljeoordeelen.

31 19-

32 18 —

63 37-

2,5

5

1=7

10 15 —

15 10-

25 25 —

Zegt geheel onzeker te zijn,
*) Glazen aangeslagen.

-ocr page 31-

A. Vos, 24 jaar Q*g* | M Vco s 20/-2o, heeft ook zonder
glazen volkomen binoc. zien. Fixatie-punt altijd op0.575 M.

O.s.
met — ];

O.D.

met 1:

Anisometropie
1 :

vóór

achter

in \'t geheel

120

6

5,7

50 4-10 —

33 39 —

83 49 -

120

5

4,8

40 16 —

63 54 —

63 54 —

O.D.

v- d. Meulen °24 jaar ^g\' E s "/20 heeft volkomen
binoculair zien. Fixatie-punt op 0,575 M.

os

t-1:

OD

met 1:

Anisometropie
1:

Voor

Achter

In \'t geheel

120

6

5,7

27 22 -

51 0 —

78 22 —

120

5

4,8

23 2 —

21 4 —

44 6 —

120

4

3,9

25 0 —

14 11 —

39 11 —

120

3,4

3,4

22 11 —

27 1-

49 12 —

120

3

3

13 17 -

30 0-

43 17 —

120

2,5

2,5

34 16 -

26 24 —

60 40 -

^oert 25 j. E. s. 2%o, ziet volkomen binoculair.

O.D.

^xatie-punt op 0,575 M.

os

met—i.

ÜD
met — 1:

Anisometropie
1:

Voor

Achter

120

4

3,9

13 24 —

22 16 —

In\'t geheel

35 40

-ocr page 32-

Dr. KlingerQ-g\' ■ M Vs s \'2Uko] ziet met — voor beide
oogen volkomen binoculair. Fixatie-punt op 0,575 M.

o.s.

met — 1:

O.D.

met 1:

Anisometropie
1:

vóór

achter

In 3t geheel

6
6

zonder gl.
12

6

4

19 6 —
20 5 —

23 2 —
25 0 —

42 8 —
45 5 —

Uit de medegedeelde resultaten blijkt, dat bij een
verschil van ongeveer 1/7 reeds enkele fouten optraden ;
doch dat bij de verschillende personen, bij den een met
een iets sterker verschil dan bij den ander, het verschil
V, of bij enkelen nog grooter dan I/2 moest zijn, om het
zelfde resultaat te verkrijgen als bij het zien met één
oog. Prof. Donders merkte hierbij op, dat, zoo de
convergentie slechts juist is, d. i. zoo beide oogen op
het fixatie-punt gericht zijn, de beoordeeling juist blijft,
zoolang nog het tweede oog zij \'t dan ook een zeer flaauwen
indruk ontvangt van het vallende balletje. Is de conver-
gentie niet volkomen juist, zooals licht het geval is,
wanneer het ééne oog het fixatie-punt niet meer kan zien,
clan wordt de afstand beoordeeld in betrekking tot het
convergentie-punt. Zoo het ééne oog het fixatie-punt niet
meer ziet, doch de afstand daarvan ongeveer bekend is,
dan is de convergentie toch
nagenoeg juist. Hieruit is het
dan ook te verklaren, dat de fouten het eerst optraden bij
die balletjes, die zeer dicht bij het fixatie-punt vielen.

Keeds met -t- V,6 is het fixatie-punt niet meer te zien.
Met V, bekomt men nog een zeer flaauwen indruk
van het vallende balletje.

Wij meenen dus uit de verkregen resultaten te mogen
besluiten, dat, wanneer bij Anisometropie de convergentie
juist is en het tweede oog nog een indruk ontvangt, dit
altijd ter beoordeeling van den afstand behulpzaam is.

-ocr page 33-

27
II

2o. TJni-oculair astigmaüsme, rioor cylinderglazen.
Van Dooremaal, fixatie-pnnt op 0,575 M.__

in \'t geheel

achter

Vso, O.D. met cyl — 1/io> as horizontaal.

i rii(/uk was zeer beslist, ook wanneer de bal-
nt bij het fixatie-punt vielen.

\'et Vbo, O.D. met cyl — \'/jo, as verticaal.
Jeze a f

fixatie1!ltei1 bij het, balletje, dat direct achter het

punt va h-

\'/so; O.D, met cyl

\'• ïïiet

\'/8, as horizontaal.
„ as verticaal

ïoate

lJ do balletjes, die zeer kort achter het
P^t vaii6ïl.

«iet

~~~ Vso, O.D. met cyl — 1/t > as horizontaal.
" ,, „ „, ,, as verticaal

het

Vso, O.D. met cyl — 1/t>

Hi

6l\'bij
»te

naet

Je f.

Valtblj befc balletje dat direct achter hetfixatie-
1\' ~ horizontaal.

as verticaal.

Ulj ^

^W*^ °ok één balletje fout geraden , dat verder

o.s
h

0.s.

\'e fout

gemaakt onder de eerste 4 balletjes.

as verticaal.

Vöo> O.D. met cyl — 5/s> as horizontaal.

^erd

«iet

0S /so, O D. met cyl — >/

li o, O.D. met cyl y5, as horizontaal

0-8.

24 1—1

48 2

24 1

as vevciclaal

Ontv S\' met cyl \'/^as horizontaal.

0 n even beslissende indruk als zonder cylinder.

\' ?,0r\'der i

O.D. met cyl \'/3,3 as verticaal.

0.8

\'• met

50

25
23 2-
25

18 7-

25
18 7-

25
19 6-

25

25
25
47 8-
23 2

25

48 2 —
50

43 7 —

50
43 7-

50
44 6

49 1

48 3
49 1
86 14
48 2

25

25
25

25
25

25
25

24 1

23 3-
24 1-
39 11 ■
25

-ocr page 34-

achter In \'t

Ziet minder duidelijk dan in \'t voorgaande ge. ai.

De 2 fouten bij de balletjes, die vlak voor en achter
vallen.

O.S. zonder glas, O.D. met cyl 1/2,5, as horizontaal.

Ziet nog bijna even duidelijk als zonder cyl.

O.S, zonder glas, O.D. met. cyl 4- \'/.2,5, a3 verticaal.

Ziet veel slechter dan met as horizontaal.

De uiterste balletjes waren nog duidelijker, doch die
dichter bij vielen twijfelachtig.

O.S. zonder glas, O.D. met cyl , as horizontaal.

Voor

24 1-

49 

44

47

37

50 
31

25

19 6-

25

23 2-

24

Deze 3 fouten bij de balletjes die slechts 0,025 m.
van het fixatie-punt vallen.

IG7
1»\'

In\'

O.S. zonder glas, O.D. met cyl ll-2, as verticaal 15 10—,22 3 —
O S. zonder glas, O.D. met cyl \'/i,9 as horizontaal. 25 j 25
,, „ ,. „ „ „ „ as verticaal. 110 15 —j 21 4

Van der Meulen, fixatie-punt op 0,575 M.

achter

O.S. zonder glas, O.D. met cyl \'/s as horizontaal.

Ziet nog bijna even goed als zonder cyl.

O.S. zonder glas, 0,D. met cyl \'/8 as verticaal.

De drie fouten bij het balletje dat direct voor het
fixatie-punt valt.

O.S. zonder glas, O.D. met cyl i/5 as horizontaal.

„ „ „ „ „ „ „ as verticaal.

Minder duidelijk als met as horizontaal.

De 2 fouten bij het b. dat, direct voor f. p. valt-

50

25
22 3

25
23 2-

25
25

25
25

47

50

A

-ocr page 35-

, O.D. met cyl \'/s-s> as verticaal.
fÜgt bij het fixatie-punt.
z°nöer »lag, O.D. met cvl !/21/2> as horizontaal.

5 °ijna even goed als zonder cyl.
z°T»\'ler giaSj 0 D met cyl i/,2i/.2; as verticaal.

21 4 •

22 3-

Met

üe
1

0.8

1,et ste balletjes waren nog duidelijk, doch die

24 1

25

25
25
22 3-

slechter dan met as horizontaal,
\'alle

bij het fixatie-punt vvielen, twijfelachtig.
Jjöfler giaS; 0D met cyl ,, as horizontaal.

valt.°Ut bi.i het balletje dat 0,025 vóór het fixatie-punt
0.S

10
25
10

15

\' z°nder

15

Stas, O.D. met. cyl 7-2> as horizontaal.
" „ „ „ i/1Jg, as horizontaal.
" » ,, „ ,, - „ verticaal.

^-anm. De cylinders, sterker dan i, werden verkregen,
0r meer dan
één, de assen gelijk gericht, voor elkan-

do

der te stellen.

-^et een cylinder, de as horizontaal, was het fixatie
Pant de verticale, met een cylinder, de as verticaal,
^ horizontale richting verlengd. Zelfs bij de sterkste
0r ons gebruikte cylinders, met de as verticaal, was
eene flauwe schijn van het vallende balletje te zien.
as het fixatie-punt wel ongeveer 0.2 M. in de hori-
"°ntale afmeting uitgerekt, zoo moet ook de door het
het6\'6 ^00r^00Pen nin 0.2 M. verbreed zijn; doch door
^ snelle voorbijgaan van het balletje was niets te zien

In \'t geheel
49 1 —

41 9 —

50

43 7-

49 1 —

35 15 -
50

32 18 -

achter

voor

0-8.

ün<iei\' glas, O.D. met eyl \'ƒ3,3, as horizontaal.
UtHl het balletje dat vlak voor het fixatie-punt valt.

25

24 1-

uef0

°-8.

z°nder

2-1

1.8 7—;

De
0
-S,
l\\

f°lten

25

25

1  een momentane donkere vlek.

-ocr page 36-

De resultaten, met cylinderg]azen verkregen, bewijzen
dus, dat een cylinder voor één oog, de as horizontaal, het
heoordeelen van den afstand van het vallende balletje niet
verhindert, ofschoon \'t er wel iets onduidelijker door wordt.

Tevens blijkt er uit, dat reeds een zwakke cylinder,
met de as verticaal gesteld, het heoordeelen van geringe
verschillen in afstand bemoeielijkt; doch dat hij, om ook
voor grootere verschillen in afstand onzekerheid te weeg
te brengen, eene kromming moet hebben van -j- en
sterker, — waarbij dan nog niet eens volkomen hetzelfde
resultaat als bij het zien met één oog wordt verkregen.

III. Insvfjlcientie, door prismata^ met, brekende hoeken
naar binnen en naar buiten,

a. Prismata met de brekende hoeken naar buiten.

Van Dooremaal, met prisma 5 voor O.S., met prisma
6 voor O.D., beide met brekenden hoek naar buiten. Het
fixatie-punt werd enkel gezien. De afstand tusschen de
plaats, waar het dichtste en het verste balletje valt, scheen
aanmerkelijk vergroot. De indruk, die ontvangen
werd
omtrent den afstand van het vallende balletje, scheen nog
meer beslissend, dan wanneer met beide oogen zonder
prismata gezien werd.

Het resultaat was dan ook, dat 50 balletjes, waarvan
25 vóór en 25 achter, juist beoordeeld werden.

Met prisma 8 voor O.S. en prisma 6 voor O.D., beide
met brekenden hoek naar buiten, werd het
fixatiepunt
op 575 m. M. met moeite enkel gezien, terwijl het onder
de proefnemingen dikwijls een weinig uiteenweek en dan
dubbel gezien werd.

-ocr page 37-

TT , ,, , vóór I achter I in \'t geheel

Het resultaat was: 25 |21 4_) 46 4 -

Met prisma 8 voor O.S. en prisma 10 voor O.D., beide
\'net brekenden hoek naar buiten, werden twee minstens een
palm horizontaal van elkander verwilderde fixatie-punten
gezien. Het fixatie-punt stond op 575 m. M. van het oog.

tt, , vóór I achter j in \'t geheel

Het resultaat was: ~ __ | ^ 1 _ |

De indruk, hierbij ontvangen, was, dat alle balletjes
aanmerkelijk achter het fixatie-punt op denzelfden afstand
berden gezien, zoodat dan ook alle balletjes, behalve
,,f\'n, dat achter viel, achter werden geraden.

Van der Meulen, prisma 5 voor O S., prisma 6 voor O. D.,
met brekenden hoek naar buiten. Het fixatie-punt op 0,575
^t. werd enkel gezien. De afstand van 50 balletjes, waarvan
vóór en 25 achter vielen, werd juist beoordeeld. De
rUlmte, waarover de balletjes vielen, scheen aanzienlijk
Vergroot.

Prisma 6 voor O.D., prisma 8 voor O.S., brekende hoek
naar buiten. Met moeite werd het fixatie-punt op 0,575
enkel gezien en week soms een weinig uiteen
gedurende de proefnemingen,

resultaat was: vóór 1 achter | in \'tgeheej
24 - - 1 — | 25 j 49 1 —

Prisma 10 voor O.D , prisma 8 voor O.S., brekende hoek
naar buiten. Het fixatie punt op 0,575 M. werd dubbel
£ezien. De twee fixatie-punten waren in horizontale
]l°hting ongeveer 7 c. M. uiteengeweken.

rx, , vóór | achter | in \'t geheel

"-et resultaat was: --- ... ,—r »h -

25 — | 25 -f- | 2o - - /O —

1)0 hierbij ontvangen indruk was, dat alle balletjes
0rigeveer even ver achter het
fixatie-punt vielen, zoodat

n ook allen achter werden geraden.

-ocr page 38-

m

b. Prismata met de brekende hoeken naar binnen.
Ito, 39 jaar 9\'B" j E. S. 2%, fixatie-punt 0.575 M.

O.S. zonder prisma, O.D. met prisma

5, brekende hoek naar binnen.
De fouten waren onder de eerste
10 waarnemingen , zoodat ze wei
met zekerheid aan gebrek aan oefe-
ning moeten worden toegeschreven.
O.S. met pi\'. 6 O D. met pr. 5,
brekende hoeken naar binnen;
werden overwonnen
0.6. met pr. 6 , O.D. met pr. 8 ; wer-
den overwonnen
O.S. met pr. 10, O.D. met pr. 8; wer-
den met veel inspanning over-
wonuen

Kan na deze 42 liet fixatie-punt niet
meer enkel zien, wat na eenig
wachten weer gelukt, toen nog

O.S. met prisma 10, O D. met pr. 12;

kan de dubbelbeelden van het
fixatie-punt niet meer tot vereeni-
ging brengen en ziet de dubbel-
beelden ongeveer 0,15 m. horizon-
taal van elkander verwijderd.

Van Dooremaal

O.D met pr. 5, O.S. met pr. 6, bre-
kende hoeken naar binnen. Ziet het
fixeerpunt op 0,575 m. enkel
O.D. met pr. 8, OS. metpr. 6. Ziet
fixeerpunt enkel.

0.13. met pr. 10, O.S metpr 12. Kan
de prismata niet meer overwinnen
en ziet 2 fixatie-punten, ongeveer
0,15 m, van elkander verwijderd
O D. met pr. 10, O.S. met pr. 6. Ziet
2 f. p. ongeveer 0,1 m. horizon-
taal van elkander verwijderd. Ver-
klaart geheel onzeker te zijn.

op 0,575 M.

O.D. met prisma 6. O.S met prisma
8. Ziet het
fixatie-punt enkel.

vóór

achter

23 2 —

22 3 -

23 2 —

25 0 —

25

25

2

20

3

5

IC, 9 —

8 17-

25

25

25

25

22 3—

7 18-

20 5 —

10 15 -

13

12 \'

In \'t geheel

45

48 2-
50

I

50

24  26 -

50
50

29  21 -

30  20 ■

-ocr page 39-

achter In \'t geheel

met prisma 10, O.S. met prisma
Ziet 2 fixatie-punten, ongeveer
" 1- m. horizontaal van elkander
verwijderd. Raadt de eerste 9
allen vóór, waarvan 5 vóór en 4
achter vielen. Na even opgezien
te hebben zijn de dubbelbeelden
Vari het fixatiepunt tot vereeniging

r gebracht. Toen
® 5 fouten bij het balletje dat
u025 m, vóór het fixatie-punt valt.

36 5

15 5 —1

21 0

O.D

Pnsma 16, O.S. prisma "12. Ver
^itêenstaande dubbelbeelden van
let fixatie-punt.

^it de medegedeelde proefnemingen blijkt, dat zoolang
prismata, de boeken naar binnen of naar buiten, bet
atie-punt nog enkel gezien werd, de beoordeeling van den
«etrekkelijken afstand volkomen juist was. Zelfs was de
e°ordeeling van geringe verschillen in afstand met de
j^inata, de brekende hoeken naar buiten, gemakkelij-
, met de bloote oogen; daar de ruimte, waarover de
etjea vallen, uitgerekt scheen en aldus kleine ver-
^ lien in afstand grooter schenen dan ze in werkelijk-
waren. De prismata, met de brekende hoeken naar

bi

echter

innen.

oefenden een tegenovergestelden invloed uit, die
i niet zoo groot was, om, behalve eene zeer
T e fout, de balletjes valsch te doen beoordeelen.

enkele fouten werden dan ook gemaakt, juist bij
galletjes, die zeer dicht bij het fixatie punt vielen.

risniata, die met zeer groote moeite werden o ver-
Uit nen 611 WaarbiJ fixatie-punt soms in dubbelbeelden
VooenWee^ \' leverden slechts een geringen hinderpaal op
tot ^ ^ heoordeelen van den afstand zooals bij

en (;^Vei\'gentie dwingende prismata bij v. Dooremaal
V\' d- Me uien bleek.

25-

1 24-

24 1-

-ocr page 40-

Daarentegen was de beoordeeling van den afstand met
prismata, waarmede het fixatie-punt niet meer enkel werd
gezien, volkomen opgeheven. Zooals men uit de mede-
gedeelde resultaten zal zien, werden de balletjes
achter
geraden , wanneer de prismata, met de brekende hoeken
naar buiten geplaatst, niet meer konden worden overwonnen.

Iets minder sterk, maar toch nog zeer duidelijk bestond
de neiging om vóór te raden, indien de prismata, met de
brekende hoeken naar binnen geplaatst, het fixatie-punt
in gelijkzijdige dubbelbeelden deden zien.

IY. Verduistering, door diffuus licht.

De verduistering door diffuus licht werd teweeggebracht
door matte glazen. Eenige uit een mat glas in den vorm
van brilglazen gesneden stukken werden op de matte
vlakte zooveel afgeslepen en desnoods nog met olie inge-
wreven , dat ze eene gezichtscherpte opleverden van
y,ooo tot 15/ 100\'

Yan Dooremaal. O.S. zonder, O.D. meteen mat glas, dat
een gezichtsscherpte toelaat van 15/100- Het fixatie punt kon
niet meer duidelijk onderscheiden worden met dit glas.
Resultaat: vóór 25 juist, achter 19 juist 6 onjuist. Deze
6 fouten allen bij het balletje, dat dicht achter het fixatie-
punt valt.

O.S. zonder, O.D. met mat glas, S. 20/300. Resultaat:
vóór 24 juist, 1 fout, achter 23 juist 2 fout. De fouten
bij de balletjes, dicht vóór en achter het fixatie-punt.

O.S. zonder, O.D. met mat glas, visus 15/20o- Resultaat:
vóór 30 juist, achter 21 juist 9 fout. De fouten bij
het balletje , dat dicht achter het fixatie-punt valt.

O.S. zonder, O.D. met mat glas, 9/200. Met dit glas
was het vallen der balletjes reeds iets minder duidelijk-

-ocr page 41-

Resultaat: vóór 25 juist, achter 17 juist, 8 onjuist.

O-S. zonder, O.D. met mat glas, 4/300. Resultaat:
v°ór 25 juist, achter 20 juist, 5 onjuist. De fouten bij
het balletje direct achter het fixatie-punt.

O.S. zonder, O.D. met mat glas, 5/1000 (het beoor-
delen van bewegingen van de hand op 5 voët). Met
^ glas was het vallen van de balletjes niet meer te zien.
Resultaat: vóór 13 juist, 12 onjuist, achter 8 juist 17
°njuist, in \'t geheel 21 juist tegen 29 onjuist.
^ ^an der Meulen O.S. zonder, O.D. met mat glas,
Zioo- Resultaat: vóór 20 juist, 5 onjuist, achter 23
■J^st, 2 onjuist. De fouten bij de beide balletjes , die het
échtst achter het fixatie-punt vielen.

°-S. zonder, O.D. met matglas, 20/300. Resultaat:
voor 20 juist 5 onjuist, achter 25 juist. Van deze 5 fouten
Jerden drie in eene reeks van 8 balletjes gemaakt, terwijl
® beide anderen voorkwamen bij het balletje dat direct

V66r het fixatie-punt viel.
O Q

y-0- zonder, O.D. met mat glas, 13/o00. Resultaat:
^°ór 22 juist, 3 fout, achter 24 juist, 1 fout. Deze fouten
y de balletjes , direct vóór en achter het fixatie-punt.
^ ^-S. zonder, O.D. met mat glas, 9/200. Het vallen
balletjes met dit glas nog tamelijk goed te zien.
esultaat: vóór 24 juist, 2 onjuist, achter 24 juist, 2
öJlist. i)e fouten alléén bij de balletjes, die direct vóór
en achter het fixatie-punt vallen.

O1

,, • zonder, O.D. met mat glas, 4/m. Resultaat:

°r 24 juist, 1 onjuist, achter 25 juist. De eene fout

het balletje, dat direct vóór het fixatie-punt valt.

-S. zonder, O.D. met mat glas, 5/1000- Het vallende

was met dit elas niet meer te zien. Resultaat:
v°ór R • • •

27 ■ JUlst 19 °"juist) achter 21 juist 4 onjuist, dus

juist tegen 23 onjuist.

-ocr page 42-

Deze proefnemingen leeren dus, dat bij eene gezichts-
scherpte op het eene oog van 15/100, ten gevolge van diffuus
licht door een mat glas (te vergelijken met verduisteringen
van de doorschijnende media van het oog), de beoordeeling
van den afstand van het vallende balletje reeds iets minder
volkomen is dan bij twee normale oogen, en dat het oordeel
over de balletjes, die digt bij het fixatie-punt vallen, reeds
onzekerder wordt. Verder, dat
hij eene gezichtsscherpte
van V200, op dezelfde wijze teweeggebracht, de beoor-
deeling van den afstand nog weinig meer heeft geleden
(zelfs werden hierbij minder fouten gemaakt en scheen
de indruk van den afstand sterker te zijn dan
hij eene
grootere gezichtsscherpte); doch dat eene gezichtsscherpte
op het eene oog van 5/l000 , tengevolge van diffuus licht,
voor de beoordeeling van den afstand van de vallende
balletjes geen voordeel meer aanbrengt.

Dit zou bewijzen, dat men , door op een oog met ver-
duisteringen bij eene tweede normaal oog, \'tzij door Iri-
dectomie \'t zij op andere wijze, de gezichtsscherpte op
slechts 4/200 te brengen, den patiënt, voor hetbeoordeelen
van den afstand van grovere voorwerpen, een groot voor-
deel zal bezorgen.

V. Torpor, Kunstmatig teiveeggebracht door London smoke glazen.

Door deze glazen, die nagenoeg een zelfde deel van
de lichtstralen van alle golflengten opslorpen, werd een
toestand teweeggebracht, die vrij wel met den natuur-
lijken torpor retinae overeenkomt.

Het hoofdkenmerk toch van den torpor retinae, dat
eene veel grootere hoeveelheid licht noodig is, om
dezelfde
voorwerpen te onderscheiden, dan bij normale oogen,
wordt ook te voorschijn geroepen, door London smoke-
glazen voor het oog te plaatsen.

-ocr page 43-

het apparaat van F ör ster ter bepaling van den
lichtzin, werd gemeten eene hoeveel maal grootere
hoeveelheid licht noodig was, om met deze glazen dezelfde
figuren te onderscheiden als met de zelfde oogen zonder
glazen.

proefnemingen werden gedaan bij zeer helder weder.

^an Dooremaal. O.S. zonder, O.D. met één smoke-
> waarbij 2.5 maal zooveel licht vereischt werd als
z°nder glas. Eesultaat vdór 12 juist, achter 12 juist. Kon
zelfs tden afstand van het balletje nauwkeurig aangeven.

O-S. zonder, O.D. met 2 smoke-glazen waarbij zes maal
z°oveel licht vereischt werd. Resultaat: vóór 12 juist,
achter 12 juist. Zelfs de plaats van den val werd nauw-
eül% aangegeven.

O-S. zonder, O.D. met 3 smoke-glazen, waarbij 16 maalzoo-
Veellicht noodig was. Resultaat: vóór 12 juist, achter 12 juist.

O-S. zonder, O.D. met 4 smoke-glazen, waarbij 40 maal
^°°veel licht noodig was. Ziet door de smoke-glazen
^ fixatie-punt en de vallende balletjes nog. Resultaat:

18 juist, 7 onjuist, achter 15 juist , 10 onjuist,
•^et 5 smoke-glazen, waarbij 10 maal zooveel licht
Vereischt wordt, zijn de vallende balletjes niet meer te
l6n\' Het fixatie punt is nog flaauw te onderscheiden. Re-
Sultaat: vóór 18 juist, 10 onjuist, achter 13 juist, 15
°nJulst, dus 31 juist tegen 25 fout.

v- d. Meulen. O.S. zonder, O.D. met 1 smoke-glas.
citaat: vóór 12 juist, achter 12 juist.

-S. zonder, O.D. met 2 smoke-glazen. Resultaat: vóór
juist, achter 12 juist.
1C) zonder, O.D. met 3 smoke-glazen. Resultaat: vóór
" achter 12 juist.

-ocr page 44-

O.S. zonder, O.D. met 4 smoke-glazen. Resultaat: vóór
21 juist 4 onjuist, achter 25 juist.

O.S. zonder, O.D. met 5 smoke-glazen. Met deze 5 gla-
zen werd het fixatie-punt nog flauw en de halletjes zeer .on-
duidelijk gezien. Eesultaat: vóór 9 juist, 16 fout, achter
24 juist 1 fout, dus 33 juist tegen 17 onjuist.

Torpor op één oog zou dus zeer sterk moeten zijn, om
het beoordeelen van den afstand op te heffen.

Als aanhangsel laten wij hier nog volgen:
Stereoscopisch zien, zonder correspondeerende punten.
Bij de te beschrijven proefnemingen met prismata, het
een met den brekenden hoek naar boven, het ander met
den brekenden hoek naar beneden , waartoe mij het denk-
beeld door Prof. Donders was aangegeven, bleef het
stereoscopisch zien zelfs dan nog bestaan, wanneer wij
zoo sterke prismata gebruikten, dat de gezichtsvelden
van beide oogen geheel gescheiden waren, zoodat het eene
gezichtsveld boven het andere en door eene donkere
interruptie daarvan gescheiden, gezien werd.

Wij deelen de geheele reeks van proefnemingen met
de prismata met brekende hoeken naar boven en naar
beneden hieronder mede.

Dat bij de zwakkere prismata, waarhij de beide ge-
zichtsvelden nog niet geheel van elkander gescheiden
zijn, het stereoscopisch zien bewaard bleef, had niets
bevreemdends , daar de door het balletje doorloopen zwarte
streep voor een gedeelte op correspondeerende plaat-
sen valt, hoewel niet punt voor punt deze lijn haar
beeld op correspondeerende punten vormt. Een zelfde
punt van deze lijn toch vormt op het eene netvlies zijn
beeld op eene hoogere plaats dan op het andere. Doch,
daar het balletje zoo snel door het gezichtsveld valt en

-ocr page 45-

dus als \'t ware eene momentane zwarte streep vormt ,
had, zooals wij reeds aanmerkten, liet stereoscopisch
zien hierbij niets bevreemdends.

Dat echter bij zoo sterke prismata, dat de beide ge-
zichtsvelden volkomen van elkander waren gescheiden,

n°g een, zij \'t dan ook minder beslissenden indruk dan
bij

het gewone zien met beide oogen, verkregen werd om-
trent den afstand van het vallende balletje, meenen wij
een zeer belangrijk feit te mogen noemen, Dit toch be-
^jst, dat, wanneer het bovenste gedeelte van het eene
kalfbeeld (zoo noemt Hering de dubbelbeelden) eener
lyn op bet eene, het onderste gedeelte van het andere
half beeld op het andere netvlies valt, zoodat de twee
Afbeelden geene in stereoscopischen zin correspondeerende
Punten gemeen hebben, desniettegenstaande uit die beide
balfbeelden eene juiste stereoscopische voorstelling kan
&eWen worden.

^an Dooremaal.

zonder, OD met prisma 5, brekenden hoek
^ar beneden. Eesultaat: vóór 12 juist achter 12 juist.
lst zelfs den afstand nauwkeurig aan te geven.
O.S. zonder, O.D. met prisma 8, brekendennaar beneden.
esultaat volkomen hetzelfde als bij voorgaand prisma.
^•ÏX met prisma 5, brekende hoek naar beneden, OS
lllet prisma 6, brekende hoek naar boven. Ziet het haar
^erlengd aan dat haar ongeveer 0,1 m. boven elkander
hxatie-punten. Eesultaat: vóór 24 juist 1 onjuist,
achter 23 juist, 2 onjuist. Dus 47 juist tegen 3 onjuist. Deze
bouten waren bij de eerste 7 balletjes; verder allen goed.

•D. met prisma 8, brekende naar boven, O.S. met
Pllsma 6, brekende hoek naar beneden. Ziet, evenals in
vorige geval, 2 koralen verticaal boven elkander. Ee-

-ocr page 46-

sultaat: vóór 24- juist, 1 fout, achter 22 juist, 3 fout.
Dus 47 juist tegen 3 fout. Deze fouten werden gemaakt,
wanneer de draad in plaats van enkel dubbel gezien
werd, wat door de niet volkomen juiste stelling der pris-
mata en door kleine bewegingen van het hoofd zeer licht
kan gebeuren.

Twee dagen later met dezelfde prismata, op dezelfde
wijze geplaatst. Resultaat: vóór 22 juist, 3 fout, achter
23 juist, 2 fout, dus 45 juist tegen 5 fout. Deze fouten
bij de balletjes, die zeer digt (2,5 c. M.) vóór of achter
het fixatie-punt vallen.

O.D. met prisma 5, hoek naar beneden, O.S. met
prisma 8 , hoek naar boven. Spleet ter wijdte van 15
m. M. Ziet 2 spieeten , door eene scherpe zwarte streep
gescheiden. Ziet door elke spleet een fixatiepunt, die
vertikaal boven elkander, ongeveer 0,15 M. van elkander
verwijderd zijn. Resultaat: vóór 25 juist, achter 23
juist, 2 onjuist, dus 48 juist tegen 2 onjuist. Beide
fouten bij het balletje, dat vlak achter het fixatie-punt valt.

Prismata dezelfde. Spleet ter wijdte van 10 m. M.
De twee spieeten zijn door eene breedere zwarte streep
van elkander gescheiden. Resultaat: vóór 23 juist 2
onjuist, achter 19 juist 6 onjuist, dus 42 juist tegen 8
fout. Hierbij moet worden opgemerkt, dat door de geringe
wijdte van de spleet het balletje uiterst kort in het
gezichtsveld bleef.

O.D. met prisma 8, hoek naar beneden, O.S. met
prisma 6, hoek naar boven. Spleet ter wijdte van
12 m. M. De twee spieeten door een zwarte streep
van V\'2 c. M. van elkander gescheiden. Resultaat: vóór 23
juist 2 onjuist, achter 25 juist, dus 48 juist tegen 2 fout.

Dezelfde prismata op dezelfde wijze. Spleet ter wijdte van
8 m. M. Beide spieeten door een zeer breede zwarte streep

-ocr page 47-

van elkander geseheiden. Resultaat: vóór 22 juist, 3.
f°ut, achter 17 juist 8 fout, dus 39 juist tegen \'li fout.

Daar hierbij de tijd, dat het balletje zichtbaar bleef,
uiterst kort (ongeveer Vso sec.) was, en dit de beoordeeling
Zeer bemoeielijkte, gingen wij liever tot nog sterkere
Prismata over , waarbij wij de spleet niet zoo sterk be-
hoefden te vernauwen , om de afscheiding tusschen beide
gezichtsvelden even groot te. bewaren.

O.D. met prisma 8, hoek naar boven, O.S. met prisma
^ > hoek naar beneden. Spleet ter wijdte van 16.5
10• M. Beide spieeten, door eene scherpe zwarte streep
van ongeveer 0.5 c. M. breedte van elkander gescheiden.
Resultaat: vóór 23 juist, 1 fout, achter 25 juist, dus
48 juist tegen 1 onjuist.

O.D. met prisma 10, hoek naar boven, O.S. met
Prisma 12, hoek naar beneden. Spleet ter wijdte van
^•5 m. M. Beide spieeten, door eene zwarte streep
van ruim 1 c. M, breedte van elkander gescheiden. De
~ fixatie-punten (door elke spleet één zichtbaar) waren
ruim 0.2 M. verticaal boven elkander te zien. Resultaat:
Voor 20 juist, achter 14 juist 5 fout. Werd vermoeid.

Ven later voortgezet: vóór 31 juist, achter 22 juist 9
h^ut. samen: vóór 51 juist, achter 36 juist 14 fout, dus
^ Juist tegen 1A onjuist.

^ an der Meulen.

O.S. zonder, O.D. met prisma 5 brekende hoek naar
eneden. Resultaat: vóór 12 juist, achter 12 juist. Kan
Zelfs plaats van den val nauwkeurig aangeven.

O.S. zonder, O.D. met prisma 8, brekende hoek naar
eneden. Resultaat volkomen als met \'t vorige prisma.

met prisma 8 , brekende hoek naar boven, O.S.
met prisma 6 , brekende hoek naar beneden. Resul-

-ocr page 48-

taat: vóór 21 juist, 4 onjuist, achter 25 juist, dus 46
juist tegen 4 onjuist. De fouten by het halletje, dat zeer
dicht (2.5 c. M.) vóór het fixatie-punt valt.

O.D. met prisma 8 brekende hoek naar boven, O.S.
met prisma 10 met brekende hoek naar beneden. Spleet ter
wijdte van 11 m. M. Duidelijke zwarte streep tusschen
beide spieeten. Had in den beginne moeite, om het eene haar
juist in het verlengde van het andere te zien door de minder
juiste plaatsing der prismata. Hiermede was het resultaat:
vóór 6 juist 9 onjuist, achter 15 juist, dus 21 juist tegen 9
fout. Kreeg later door verplaatsing der prismata het eene
haar in het verlengde van het ander. Toen was het resul\'
taat: vóór 25 juist, 6 fout, achter 31 juist, dus 56 juist
tegen 6 fout. De fouten bij het balletje, dat juist vóór
het fixatie-punt valt.

O.D. met prisma 12 brekende hoek naar boven, O.S.
met prisma 10 brekende hoek naar beneden. Spleet
ter wijdte van 11 m. M. Breede zwarte streep tusschen
beide spieeten. Het eene haar juist in het verlengde van
het andere gezien. Resultaat: vóór 24 juist, 1 fout, achter
25 juist, dus 49 juist tegen 1 onjuist.

Hierbij dient opgemerkt te worden, dat men er zorg-
vuldig op moet letten, de dubbelbeelden precies verticaal
boven elkander te stellen, wat zeer scherp hieraan te
beoordeelen is, dat het eene dubbelbeeld van het haar
juist in het verlengde van het andere valt. Zoo ge-
makkelijk het is, de beide dubbelbeelden juist in elkanders
verlengde te stellen, wanneer beide gezichtsvelden voor
een deel nog gemeenschappelijk zijn, zooveel zorg ver-
eischt het, om deze voorwaarde te vervullen, wanneer de
twee gezichtsvelden door eene donkere interruptie van
elkander zijn gescheiden. De prismata moeten dan bijna
mathematisch juist gesteld zijn. Professor
Donders

-ocr page 49-

\'igprkt op, dat, bij onvolkomen plaatsing, bet balletje op
donkere interruptie in schuinsche richting van zijnen
Weg schijnt af te wijken, waarbij het oordeel volstrekt
onzeker wordt.

Waar in de boven medegedeelde proefnemingen van
^wee spieeten wordt gesproken, gebruikten wij eigenlijk
eene minder juiste uitdrukking; doch kortheidshalve be-
hielden wij haar. De beide dusgenoemde spieeten zijn
i door den vorm van de spleet bepaalde en door eene
donkere interruptie van elkander gescheiden, gepiojici-
eerde gezichtsvelden.

Ofschoon uit de donkere interruptie duidelijk genoeg
bleek, dat de gezichtsvelden van rechter en linker oog-
volkomen van elkander gescheiden waren, zoo hebben
ons toch nog nader er van overtuigd, dat een lichaam
verticaal door het gezichtsveld bewogen, twee geheel van
Stander (door eene donkere interruptie) afgescheiden banen
beschreef en dat dit lichaam in de geprojicieerde don-
We interruptie geplaatst, voor geen van beide oogen
Achtbaar was.

Derhalve blijkt duidelijk, dat in de medegedeelde proef-
Nemingen het vallende balletje op het eene netvlies over
eene zekere uitgestrektheid en op het andere netvlies
°Ver een ander gedeelte zijn beeld beschreef, zonder dat
heide beelden een enkel córrespondeerend punt met elkander
gemeen hadden, terwijl toch het stereoscopisch zien, hoewel
Kunder beslissend dan bij de normale oogen, bleef voort-
bestaan.

-ocr page 50-
-ocr page 51-

THESES.

i.

Tot eene juiste voorstelling der derde dimensie zijn
°°gbe\\vegingen geen vereischte.

II.

De verbeterde valtoestel van Hering is allezins ge-
schikt , om te beslissen omtrent het al of niet ontstaan
eener juiste voorstelling der derde dimensie uit de per-
spectivische beelden.

-ocr page 52-

nr.

In de therapie der phthisis pulmonum zal de behandeling,
zooals die te Davoz-Platz en te Gorbersdorf plaats vindt,
eene groote verandering te weeg brengen.

IV.

Bij tabes dorsualis heeft men niet met verlamming,
maar met gestoorde coördinatie der spierbewegingen te doen.

V.

Empirie is de ware grondslag voor de therapie.

VI.

Empirie beruste op statistiek.

VII.

Ofschoon zeer waarschijnlijk, zoo is toch nog voor
geene ziekte met voldoende zekerheid het voorkomen van
lagere organismen als oorzaak der ziekte bewezen.

VIII.

Zelfs zwakke oplossingen van carbolzuur vermogen het
ontstaan van lagere organismen te beletten.

-ocr page 53-

IX.

Het overplanten van kleine stukjes huid op chronische
beenzweren of andere granuleerende wonden verdient
aanbeveling.

X.

Wanneer men bij hernia incarcerata tot de operatie
m°et overgaan, beproeve men, of men met den „aüsseren
Bruchschnitt" kan volstaan.

XL

Het amovo-inamovibele gipsverband heeft voordeelen
boven het gewone (inamovibele).

XII.

transfusie sanguinis verdient hier te lande meer
Ongewend te worden.

XIII.

^°or eene juiste beoordeeling van hazenlip en aan-

Veïwante toestanden is eenige kennis van de ontwik-
kelingsgeschiedenis volstrekt noodzakelijk.

-ocr page 54-

Voortdurende bloeding bij penetreerende borstwonden
moet door venaesectie gestild worden,

XV.

Het is aan te bevelen de iridectomie eenigen tijd
aan de extractie van cataract te doen voorafgaan.

XVI.

De cataract bij glasblazers wordt het best verklaard
door absorptie van de warmtestralen door de lens.

XVII.

De hypermetropie bij glaucoma is beter te verklaren
door afplatting van den lens, dan door vermindering
van de kromming der cornea.

XVIII.

Bij een in de conjugata vera vernauwd bekken is de
forceps gecontraïndiceerd.

XIX.

De portio vaginalis en het collum uteri ondergaan ge-

-ocr page 55-

burende de zwangerschap, wat hunne lengte betreft,
geene verandering.

Men diene niet eerder secale cornutura toe, vóór men
desnoods den partus kunstmatig kan termineeren.

XXI.

Bij thrombus vaginae termineere men den partus zoo
sPoedig mogelijk.

XXII.

Het tegelijk aanwezig zijn van denies Hutchinsonii en
keratitis parenchymatosa wettigt de diagnose van syphilis

c°ngenita.