-ocr page 1-
-ocr page 2-
-ocr page 3-
-ocr page 4-
-ocr page 5-

DOORLATINGSVERMOGEN VOOR GELUID

-ocr page 6-
-ocr page 7-

Doorlatings vermogen voor geluid

PROEFSCHRIFT

TKR VRRKRIJCING VAN DKN GRAAI)
VAN

Doctor in de Geneeskunde,

aan de Rijks-Universiteit te Utrecht,
OP GEZAG VAN DEN RECTOR MAGNIFICUS

Dr. B. J. KOUWER,

Hoogleeraar in de Faculteit der Geneeskunde,

VOLGENS BESLUIT VAN DEN SENAAT DER UNIVERSITEIT

TKOKN UK IIKDKNKtNCKN VAN

DE FACULTEIT DER GENEESKUNDE

TE VERDEDIGEN
op Dinsdag 28 October 1913, des namiddags te 4 uur,

DOOR

CORNELIS SPIJKERBOER,

Arts te Meerkerk,
geboren te Krimpen a/d IJssel

P. DEN BOER

senatus veteranorum typographus et librorum editor

Utrecht — 1913

-ocr page 8-

■ *

I

-ocr page 9-

Aan mijne Ouders

en

Aan mijne Vrouw

-ocr page 10-
-ocr page 11-

Bij het voltooien van dit proefschrift, beschouw ik het
als een aangenamen plicht, U, Hoogleeraren en Lectoren
der Medische en Philosophische Faculteiten der Utrechtsche
Hoogeschool, mijn oprechten dank te brengen voor het
ondertoijs, dat ik van U mocht ontvangen.

Ik voel mij gedrongen, een bijzonder woord van dank te
richten tot U, Hooggeleerde
Zwaardemaker, Hooggeachte
Promotor. Niet genoeg kan uw raad en hulp, mij bij mijn
werk verleend, door mij gewaardeerd worden. Veel van uw
kostbaren tijd hebt Gij opgeofferd, om mij het voltooien van
dit proefschrift mogelijk te maken. De uren, onder uwe
leiding, op het Physiologisch Laboratorium doorgebracht,
zullen steeds bij mij in aangename herinnering blijven.

Verder mijn dank aan allen, die mij op eenigerlei wijze
hun hulp verleenden bij dit werk.

-ocr page 12-

-ocr page 13-

INHOUD.

Blz.

Inleiding................1

Hoofdstuk I. Litteratuur..........3

II. Kistjes-Methode........12

„ III. Eerste proefreeks betreffende de ge-

luidsdoorgankelijkheid van platen . 28
„ IV. Tweede proefreeks betreffende de

geluidsdoorgankelijkheid van platen. 42
„ V. Doorlatingsvermogen van weefsels

voor geluid..........63

„ VI. Doorlatingsvermogen voor geluid van

enkele vloeistoffen.......71

„ VII. Doorlatingsvermogen van weefsels

voor contactgeluid.......76

Besluit.................80

-ocr page 14-

»

-ocr page 15-

INLEIDING.

De in dit werk beschreven onderzoekingen werden door
mij ondernomen met tweeörlei doel. Ten eerste om als
grondslag te dienen bij de keuze van technisch materiaal,
benoodigd bij den bouw van camerae silentae in laboratoria
en ziekenhuizen. Ten tweede om gegevens op te leveren
voor de theorie der klinische auscultatie, vooral voor zoo-
verre als deze met behulp van moderne stethoscopen wordt
uitgevoerd.

Camerae silentae bestaan op dit oogenblik, behalve in het
Physiologisch Laboratorium te Utrecht (sinds 1904 *), in de
oorheelkundige klinieken te Frankfort a/M. en Berlijn —
(1911/12), terwijl zij in aanbouw zijn in de physiologische
laboratoria te Cambridge en te St.-Petersburg, in het stede-
lijk ziekenhuis te Mannheim en in het homoiopathisch
ziekenhuis te Utrecht.

1) Beschreven door Prof. Zwaardemaker in het Zeitschrift
für Ohrenheilkunde, 54° Band, 3or und 4er Heft, pg. 248, (in
het kort in het Ned. Tüdschr. v. Geneesk. 1905, I, pg. 571).

-ocr page 16- -ocr page 17-

HOOFDSTUK I.

Litteratuur.

In dit hoofdstuk zal een overzicht gegeven worden van
de wijze, waarop verschillende onderzoekers op ons gebied
te werk gingen, en van de resultaten, die zy met hunne
methoden van onderzoek verkregen.
Biltris publiceerde
zyne waarnemingen, verricht over de geluidverdoovende
kracht van verschillende stoffen, op het Vlaamsch
Natuur- en Geneeskundig Congres. Bij zijne eerste proef-
nemingen maakte
Biltris gebruik van tichels (20 c.M.
lang en breed en 4 c.M. dik), die vervaardigd waren uit
cement, porphyroid en gips. Aan de onderzijde werden deze
tichels met een 85 m.M. dikke laag der te onderzoeken
stof bekleed. Een microphoon, in verbinding staande met
een telephoonhoorn en een cel van
Leclanciié, werd op
den tichel geplaatst. De tafel, waarop de tichel lag (de te
onderzoeken stof scheidde dus den tichel van de tafel), werd
met een metalen punt bekrast, en nu werd de kracht ver-
geleken, die noodig was om het voortgebrachto geluid in den
telephoonhoorn hoorbaar te maken. Door deze methode
kon
Biltris wel uitmaken, dat trichopièse in zeer sterk
samengepersten toestand minder geluidverdoovend werkt,
dan wanneer het minder samengeperst is, en dat cement

1) A. N. H. Biltris, Handolingen van hot Vlaamsch
Natuur- en Geneeskundig Congres, 1001.

-ocr page 18-

meer geluidverdoovend werkt dan porphyroid, maar resul-
taten, geschikt voor vergelijking, bereikte hij hiermede niet.
Biltris kwam toen op het denkbeeld, in eene opgesloten
ruimte, met de verschillende stoffen bekleed, een geluid
van gegeven sterkte voort te brengen en den afstand te
meten, waarop dat geluid niet meer hoorbaar is. Hij
maakte gebruik van kubieke houten kisten, 1 c.M. dik,
die, uitwendig gemeten, eene lengtemaat hadden van 0.37 M.
Van binnen werd de kist bekleed met eene laag der te
onderzoeken stof. Als geluidsbron werd gebruikt eene
electrische schel, die verbonden was met een galvanisch
element (
Leclanché) en eenen reguleerweerstand buiten de
kist. De reguleerweerstand stelde in staat den weerstand
in de keten telkens met 1 Ohm te vermeerderen. Onder-
zocht werden trichopièse, z.g. trichopièse végétale, uit
samengeperst zeegras bestaande, cork-carpet, bestaande
uit eene kurklaag, met pergamoïd overtrokken, en oud
vilt. De eerstgenoemde stof werd nog voorzien van eene
binnenbekleeding van gips, het cork-carpet van pergamoïd,
terwijl bij het vilt geene binnenbekleeding werd gebruikt.
Werd 3 ohm weerstand in de keten geschakeld, dan kreeg
Biltris het volgende schema:

Stof.

Dikte.

Binnenbokleoding.

Afstand waarop hot

geluid niotmcor
hoorbaar is.

Trichopièse végétale........

40 m.M.

Gips 15 m.M.

13 M.

„ minder sterk geperst.

35 „

15 „

25 „

„ sterk geperst.....

85 „

15 „

32 „

Oud vilt, 5 lagen..........

40 „

Geene.

35 „

Cork-carpet .............

10 „

Pergamoïd 1 „

46 .

-ocr page 19-

H. Sieveking en A. Behm deelen in de Annalen der
Physik \') (1904) hunne acustische onderzoekingen mede en
daaronder ook eenige over de doorgankelijkheid voor geluid
van vaste en poreuze lichamen. De geluidsbron bestond
in eene electromagnetisch gedreven stemvork, (C| = 264)
voorzien van resonnance-kast. Deze werd geplaatst in
eene kist, die in elke afmeting 1 M. groot was, en van
buiten naar binnen uit de volgende lagen bestond: 2 c.M.
dik hout, eene zandlaag van 10 c.M. en een wand van
kurksteen van 12 c.M. dikte. Er bleef dan eene kubieke
ruimte over van 50 c.M. kantlengte, wier binnenwand met
flanel bekleed werd. In den voorwand was eene opening van
25 X 25 c.M., waarom heen eene laag gummi van 10 c.M.
dikte aangebracht was. De te onderzoeken stoffen werden
tot platen van 35 X 35 c.M. gesneden en voor de opening
gebracht en door een houten raam met schroeven tegen
het gummi gedrukt.

Daar de wanden van deze kist geluiddicht waren, kwam
het geluid, dat buiten de kist werd waargenomen, alleen
door de proefplaat. Als geluidopvanger werd gebruik ge-
maakt van eene stemvork, die dezelfde toonhoogte, dezelfde
afmetingen en een overkomstige resonnancekast had als
de als geluidsbron dienstdoende stemvork. De buiten de
kist staande stemvork bevond zich op eenen afstand van
70 c.M. van het venster in de kist. Werd de stemvork in
de kist in werking gezet, dan ging door resonnance de
stemvork buiten trillen en mikroskopisch werden deze
trillingen afgelezen. Voor eene nauwkeurige meting der
amplitudines dezer trillingen hadden
Sieveking en Behm
nog eene bijzondere inrichting aan de stemvork aange-

1) Annalen der Physik 4 Folgo Bd. 15 1904.

-ocr page 20-

bracht, bestaande in een glazen bolletje op een been der
stemvork bevestigd.

Sievekino- en Behm komen tot het besluit dat poreuze
stoffen o. a. vilt een slecht isolatiemiddel voor geluid is,
ofschoon vilt juist dikwijls als geluidsisolator gebruikt
wordt. Zoo vonden zij voor eene viltlaag van 3 c.M. een
doorlaatbaarheid van 81 %, (van de geluidssterkte bij open
venster).

Door de viltlaag te persen werd de doorlaatbaarheid
gebracht op 41 °/0.

Ook door de viltlaag met water te imbibeeren werd de
doorlaatbaarheid veel minder. Hieruit blijkt wel dat de
goede doorgankelijkheid van poreuze stoffen berust op den
directen doorgang der luchttrillingen door de poriën. Door
de lucht in deze stoffen te verwijderen door vloeistof of
persing wordt het isolatievermogen veel beter.

Bij verdere proeven vonden zij, dat in het algemeen de
doorgankelijkheid in omgekeerde verhouding staat tot de
dichtheid, en ook, dat de doorgankeiykheid nagenoeg even-
redig toeneemt als men de geluidssterkte grooter maakt.

In het Physiologisch Laboratorium te Utrecht deed De
Groot
zijne onderzoekingen over het doorlatingsverniogen
van verschillende stoffen voor geluid \')• Hij publiceerde
slechts zyn uitkomsten, verkregen bij 3 stoffen n.1. tricho-
pièse, turfmos en kurksteen. Het eerst ging
De Groot
te werk volgens de methode van Biltris; hy nam houten
kistjes van 40 c.M. afmeting en 1 c.M. dikte, die hU van
binnen met de te onderzoeken stof bekleedde.

Een misklokje, dat als geluidsbron dienst doet, werd

1) Het doorlatingsvermogen van verschillende stoffen voor
geluid, Nederl. Tijdschrift v. Geneeskunde 1910 I n° 18.

-ocr page 21-

in de kist geplaatst en langs electrischen weg tot klinken
gebracht. Er werd nu bepaald op welken afstand het ge-
luid, dat het inisklokje in de kist gaf, nog hoorbaar was.
"Volgens dit onderzoek bleek trichopièse het best te vol-
doen als isolator, dan turfmos en het minst kurksteen.

Door in de stroomketen den weerstand te vermeerderen
kon de geluidssterkte zoo verzwakt worden, dat op 1 d.M.
afstand van de kist de bel niet meer gehoord werd. Is een
stof nu weinig doorgankelijk, dan zal men minder Ohms
in te schakelen hebben om het geluid niet meer te hooren,
dan wanneer de stof een goede isolator is. Ook nu bleek
trichopièse weer het best te voldoen en kurksteen het
minst. Verder onderzocht
De Groot eenige stoffen met
behulp van den valphonometer. Er werden kistjes van de
te onderzoeken stoffen gemaakt en deze geplaatst in eene
tweede kist, waarvan deksel en bodem uit marmer en
de zywanden uit kurksteen bestonden. Op den met vilt
bedekten bodem van het binnenste kistje rustte een stalen
plaat. Uit eene looden buis, die door openingen in de
deksels van beide kistjes heenging, viel een stalen kogel-
tje op de plaat en zoo ontstond een geluidsimpuls. BU
het terugspringen van de plaat vielen de kogels op
vilt, waarmede do phonometerplaat, behalve het centrale
gedeelte waarop de kogels neerkwamen, bedekt was. Om
te voorkomen dat de plaat naklonk was ze in lood
gevat. De afstand werd wederom bepaald, waarop de
impuls nog hoorbaar was. Ook nu bleek weer dezelfde
volgorde to bestaan in de 8 stoffen trichopièse, turfmos
en kurksteen, gerangschikt naar haar afnemende geschikt-
heid als isolator.

Behalve dezo 8 stoffen onderzocht h|) nog een aantal
andere en zooals Prof.
Zwaardemaker mededeelt in zijne

-ocr page 22-

voordracht, de Acustiek der openbare gebouwen \') vond
De Groot de volgende opklimmende reeks van voortreffe-
lijkheid als isolatiemiddel voor geluid. Het meest laten
door marmer en glas, dan vilt en kurksteen, daarop volgen
lood en aluminium, dan boekweitdoppen, terwijl het minst
doorgelaten wordt door turfmos, zeegras en trichopièse.

In 1910 verscheen van de hand van Franz Weisbach
de dissertatie „Versuche über Schalldurchlassigkeit, Schall-
reflexion und Schallabsorption" 2
). Weisbach bracht de
stoffen, die hij met het oog op doorlaatbaarheid onderzocht,
voor een venster van een torenkamertje, dat op een plat
dak uitzag en welk venster eene grootte had van 35X35
De proefplaten werden door middel van een houten raam,
dat aangeschroefd kon worden, gedrukt tegen een ander
houten raam, dat aan den buitenkant van het venster was
aangebracht. Buiten voor het venster stond de geluidsbron,
eene stemvork (v. d. 236) die electrisch gedreven werd. Om
eene geluidsbron te hebben van constante sterkte, maakte
hij gebruik van eenen synchronen stemvorkonderbreker,
waarvan hij een nauwkeurige beschrijving geeft. De stem-
vork, die als geluidsbron dienst deed, was van eene reson-
nancekast voorzien, waarvan de opening naar het venster
was gekeerd. Het geluid werd opgevangen door eene tele-
phoon met resonator, die binnen stond op de vensterbank
op eenen afstand van 70 c.M. van de te onderzoeken stof.
Een snaargalvanometer van
Edelmann met permanenten
magneet diende om de metingen te verrichten van de
inductiestroomen, die opgewekt werden door de uitslagen

-ocr page 23-

van de telephoon. Weisbach onderzocht volgens deze
methode een groot aantal stoffen. Hij vond, dat, terwijl
de doorlaatbaarheid van sommige stoffen, als linnen, baai
en dergelijke, steeds dezelfde bleek te zijn, die van
andere stoffen, als papier, blik, hout enz. wisselde, en wel
voornamelijk afhankelijk van de meer of minder sterke
mate, waarmede de platen aangedrukt werden. Hiervan
is n.1. het gevolg, dat de plaat meer of minder sterk in
haar geheel zal gaan meetrillen, al naar de hoogte van het
trillingsgetal en de daarvan afhankelijke, meer of minder
goede resonnance.

Als toevallig resonnance aanwezig was, liet de plaat bij-
zonder veel geluid door.
Weisbach spreekt hier van niet
overzienbare verhoudingen; echter om een weinig hieraan
tegemoet te komen, veranderde hij door verstelling der
schroeven de spanning van de plaat zoolang, totdat de
eigentoon der plaat zoodanig was, dat een minimum van
resonnance aanwezig bleek.
Hy vond, dat dit meestal het
geval was, wanneer de plaat betrekkeiyk los was aangedrukt.

Ten slotte is in 1911 nog een werk van R. Berger ver-
schenen, getiteld: Ueber die Schalldurchlilssigkeit \').

Berger maakte gebruik van kubieke kisten van 1 M.
kantlengte, waarvan B wanden goed geluiddicht waren,
terwyi in den eenen wand (z.g. voorwand) eene groote
opening was gomaakt, waarvoor de te onderzoeken platen
werden aangebracht. Do geluiddichte wanden bestonden
afwisselend uit lagen geperste kurksteen en geteerd papier.
De dikte der wanden bedroeg
15 c.M., terwyi de bin-
nenste laag bestond uit eene
5 m.M. dikke loodplaat. De
proefplaten, die 67 X 67 maten, rustten in eene lijst,

1) Dissertation Technische Hochschule, München 1911.

-ocr page 24-

die aan de randen van het venster in den voorwand was
aangebracht, op een reep paragummi van 8 m.M. dikte
en 3 c.M. breedte. Door middel van een ijzeren raam werd
de plaat met schroeven aangedrukt in deze lijst.
Berger
begon de platen te onderzoeken door in de kist een
geluidsimpuls voort te brengen met behulp van eenen
valphonometer en te bepalen hoe sterk hij dezen geluids-
impuls moest maken om op 1.5 M. nog juist het geluid
te hooren. Hij had n.1. zijn toestel zoo ingericht, dat hij
de valhoogte zeer kon wisselen en hierdoor of door het
kogelgewicht te veranderen kon hij zijnen geluidsimpuls
zoo sterk maken als hij verkoos.
Berger had bij deze
proeven echter grooten hinder van de bezwaren, die zoo\'n
subjectieve methode haast onvermijdelijk aankleven. In
de vertrekken, waarin hij moest experimenteeren, was
geene absolute rust te verkrijgen, en dus was hij genood-
zaakt tot eene andere methode zijne toevlucht te nemen,
waarvoor hij eene koos veel overeenkomend met die van
Sieveking en Behm. De geluidgevende stemvork stond
echter nu niet in de kist, maar er buiten, op eenen afstand
van 44 c.M. van de proefplaat. In de kist was de stemvork,
die het geluid opving, geplaatst, waarvan de uitslagen ge-
meten werden op een scherm van matglas buiten de kist.
In de kist was n.1. in een der zijwanden eene trechter-
vormige opening aangebracht, die met lood beslagen was
en door eenige dikke glasplaten gesloten werd. Op de
stemvork was op eene bijzondere, door
Berger zelf uit-
gedachte w\\jze een spiegeltje aangebracht; door de trechter-
vormige opening werd door een electrisch lampje licht op
het spiegeltje geworpen en door dit spiegeltje het licht op
het matglas teruggekaatst. Ook was aan de geluidgevende
stemvork op dezelfde wijze een spiegeltje aangebracht,

-ocr page 25-

waardoor eveneens licht van een electrisch lampje werd
teruggeworpen op het matglas.

Berger gebruikte echter niet zooals Sieveking en Behm
eene stemvork, die na binnen korten tijd eene reeks van
impulsen ontvangen te hebben, vrij verder trilde, zoodat
allengs het geluid in sterkte afnam, maar eene waarbij
steeds het geluid constant gehouden werd. Opdat de stem-
vork, die het geluid op moest vangen, steeds in harmo-
nischen samenklank zou verkeeren met de geluidgevende
vork. was aan eerstgenoemde eene bijzondere inrichting aan-
gebracht, bestaande in glazen bakjes, waarin glycerine. Door
nu de glycerine uit het eene bakje in het andere over te
zuigen, kon de stemvork van te voren ontlast worden, waarbij
de toon verhoogd werd of ook kon men het omgekeerde
laten plaats hebben. Zoowel de binnen als buiten de kist
staande stemvork was van eene resonnancekast voorzien,
waarvan de opening naar de proefplaat gericht was.
Berger
onderzocht eene reeks van stoffen als flanel, vilt, leder,
asbest, hout, kurksteen, lood, beton, asphalt. De resultaten,
waartoe
Berger komt, zyn vry belangryk. H\\j vindt n.1.
dat de geluidsdoorlaatbaarheid der proefplaten vry regel-
gelmatig met toenemend plaatgewicht afneemt. Zoo zal
van 2 wanden, die geiyke dikte bezitten, degene die ver-
vaardigd is van de stof met het hoogste soorteiyk gewicht
het geluid het beste tegenhouden.

-ocr page 26-

HOOFDSTUK II.
Kistjes-Methode.

Voor eenige stoffen, n.1. marmer, glas, hardsteen, turfmos,
kurksteen, lood, aluminium en vilt werd het doorlatings-
vermogen bepaald, door van deze stoffen kistjes te maken
en binnen deze een microphoon te plaatsen, die het geluid
opving, dat verkregen werd door achtereenvolgens verschil-
lende orgelpijpen aan te blazen. Gebruikt werd een reeks
open orgelpijpen van lood met eene toonhoogte van a1—e3
(spraakzóne v.
Schmiegelow). De pUpen werden aange-
blazen door perslucht uit den centralen ketel van het
laboratorium onder een druk van
24 c.M. water.

De uitslagen der microphoonmembraan werden gemeten
met behulp van een snaargalvanometer van Einthoven, ge-
fabriceerd door
Edelmann, met permanenten magneet. De
verbinding tusschen microphoon en snaargalvanometer was
op de volgende wijze tot stand gebracht. Een element ter
sterkte van 2 volt stond in eene keten met de microphoon
en de primaire winding (1 Ohm) van eenen inductieklos.

In de sec. keten stond de snaar van den galvanometer
(goudsnaar ± 35 m.M. ((100 Ohm) lang en 5 dik), terwijl
in de sec. keten eene nevensluiting was aangebracht, waarin
men al naar verkiezing een weerstand kon inschakelen van
ongeveer 10 Ohm, een van 100 Ohm of een oneindig
grooten weerstand. Hoe meer weerstand in de nevensluiting

-ocr page 27-

des te grooter deel van den stroom zal door de goudsnaar
gaan en in het laatste geval, dus als er een oneindig groote
weerstand is ingeschakeld, zal de sec. stroom geheel door de
snaar gaan. Deze weerstandsinschakeling, die met behulp
van eenen knop kon voltrokken worden, diende om te voor-
komen, dat de snaar door te sterken stroom zou breken of
zoo grooten uitslag zou geven, dat deze onmeetbaar werd.

Daar we in de sec. keten met wisselstroomen te doen
hebben, geeft de snaar uitslagen naar beide kanten en daar
deze zeer snel elkaar opvolgen, krijgen we verdubbelingen
te zien, die we aflezen op eene verdeelde schaal met
behulp van een mikroskoop. Het Yeld werd niet, zooals
veel gedaan wordt, zijdelings verlicht, maar van achteren,
zoodat we de snaar donker zagen op lichten grond. De
zijdelingsche verlichting, die volgens velen beter meetbare
uitslagen te zien geeft dan de verlichting van achteren, had,
volgens onze meening, dit voordeel niet en werd dan ook,
daar ze iets minder praktisch is, door ons verlaten.

De draden, die naar de mikrophoon leidden, waren zeer
dun en werden gelegd tusschen den bovenrand van een
der zywanden en het deksel van de kist en kwamen zoo
te liggen in de stof, die zorgen moest voor eene goede
sluiting van het deksel. Gerust mochten we aannemen,
dat hierdoor geene fouten ontstonden, want brachten we
nog, wat we dikwyis deden, een groote prop kleefwas aan,
buiten op de uittredingsplaats van den draad, dan gaf dit
geene verandering in de waarnemingen, terwijl deze kleef-
was, zooals meermalen
by proefnemingen op het physiolo-
gisch laboratorium gebleken was, goed bleek te voldoen
als geluidisoleerend middel.

Alleen by lood en aluminium was de verbinding anders
aangebracht (zie aldaar).

-ocr page 28-

Zooals gezegd kon men de uitslagen der snaar binnen
zekere grenzen houden door het inschakelen van meer of
minder weerstand. Empirisch bepaalden we de verhouding
der uitslagen bij het gebruik van verschillende weerstanden.
Wanneer de snaar door een nieuwe vervangen moest
worden, moest natuurlijk opnieuw deze verhouding bepaald
worden, daar we nooit eene snaar hebben, die volkomen
in lengte en dikte met eene vorige overeenkomt. Zoo
kwam bij onze gevallen de eene keer 1 deelstreepje b\\j
1 Ohm weerstand overeen, met 9.4 bij oneindig, terwijl
bij andere snaren we hiervoor vonden 14.1, 6.3, 8.5.

De graad der snaarspanning is van grooten invloed op
den uitslag; bij onze waarnemingen hebben we steeds
voor eiken toon de spanning zoo geregeld, dat we eenen
maximalen uitslag kregen, dus met andere woorden zoo,
dat de resonnance volkomen is.
Weisbach deed bij zfy\'ne
waarnemingen hetzelfde en volgens hem is ook alleen by
deze wijze van handelen de uitslag der snaar juist even-
redig aan de stroomsterkte.

De wanden der gebruikte kistjes waren in de meeste
gevallen met gips aan elkaar vastgemaakt; bij het vilten
kistje werd lijm gebruikt, by lood en aluminium soldeersel,
terwijl bij het glazen kistje met behulp van klingerit de
verschillende wanden tot een geheel waren saamgevoegd.
BU sommige kistjes, zoo bij glas, marmer en steen, werd
bij eenige reeksen van bepalingen de bovenwand alleen
door vet op de kist bevestigd, wat geen verschil opleverde
met de bepalingen, waarby het deksel met gips was vast-
gemaakt.

Voor eene zuivere vergelijking der verschillende stoffen
ware het juist geweest, de verschillende kistjes alle van
dezelfde afmetingen te maken, dit stuitte echter op te veel

-ocr page 29-

bezwaren. Immers is het niet goed doenlijk, stoffen als
turfmos en kurksteen tot zeer dunne platen te verwerken,
terwijl, als we lood b.v. als zeer dikke plaat gebruikten,
we geen uitslagen zouden verkrijgen. Het heeft echter
weinig bezwaren, de materialen van verschillende dikte
te nemen, daar men toch in de praktyk de stoffen zal
nemen van eene dikte, waarin de techniek ze gewoonlijk
levert.

Achtereenvolgens werden nu bepalingen gedaan, eerst
voor gesloten, dan voor open kistje, en wel voor de ge-
heele pijpenreeks van a\'—e3. De hoogere tonen hadden
echter een groot bezwaar, n.1. dat ze eene sterke spanning
der snaar noodzakelijk maakten, waardoor er eene groote kans
op breken ontstond. Vanaf een zekeren toon werd daarom
de snaar niet sterker meer gespannen, maar de uitslag
by
eene bestaande spanning afgelezen. Dat dit tot onzuivere
resultaten moest leiden, behoeft wel geen betoog, reden
waarom deze uitslagen in de tabellen zyn weggelaten.

De afstand der pypenry tot aan het kistje bedroeg
88 c.M. by gesloten, 1.90 M. by open kistje. We kozen
by open kist dezen 5 X 200 grooten afstand, omdat we
vreesden, dat bij den kleineren afstand de uitslagen der
snaar zoo groot zouden worden, dat deze gevaar liep te
breken.

Hoewel later bleek, dat deze angst wel wat overdreven
was, zyn wo toch ook in \'t vervolg zoo doorgegaan, daar
het voor een vergeiyking van de verschillende stoffen
noodig is, den eenmaal gekozen afstand te handhaven.
Immers do redeneering, dat een 5 X 200 gi\'ooto afstand
eeno verzwakking van het geluid geeft van 52 zooals do
physici, of 5\' zooals de oorartsen aangeven, gaat voor een
gesloten vertrek niet op, daar we hier te doen hebben

-ocr page 30-

met reflexie der wanden, en daardoor met het bestaan
van knoopen en buiken in het lokaal.

Onze waarnemingen bij de kistjesmethode werden steeds
verricht bij gesloten vertrek. Van hoe veel belang het is
bij zijne proeven ook op den toestand van het locaal te
letten, blijkt wel uit de volgende waarnemingen. De pijpenrij
stond dicht bij eene deur, die toegang gaf tot een ander
vertrek, en op een afstand van 1.90 M. van het open
glazen kistje.

Bij gesloten deur kregen we nu voor cis2 de volgende
uitslagen:

2—2—2\'/4—21 /4—2—1 /2—3—3—3—2, gemiddeld 2.4;

voor d2; 3-2\' /4—2\' /2—2\'j2-4—4\'/2—3\' /2—3 • /2—3—3\' /2,
gemiddeld 3.2;

bij open deur:

voor cis2; 7—5—4—8—7 V2—5—7—6—6—8, gemiddeld 6.3;

voor d2; 9- 8—8—G>/2—6—G—6—8—9</2—8\'/2, gemid-
deld 7.5.

Dus bij open deur voor cis2 ruim en voor d2 nagenoeg
2VaX200 grooten uitslag als bij gesloten deur.

Voor de verschillende kistjes werden de volgende uit-
slagen verkregen. Elk cijfer is een gemiddelde van 10—40
waarnemingen.

Bij • gesloten kistje zijn de uitslagen gemeten met eenen
oneindig grooten weerstand in de nevensluiting van de
secundaire keten, bij open kistje in de meeste gevallen
bij eenen weerstand van 10 Ohm; de vermelde cijfers voor
opene kist z\\jn verkregen door den uitslag by 10 Ohm te
vermenigvuldigen met het cijfer, dat de verhouding aan-
geeft der uitslagen bij 10 Ohm en bij oneindig grooten
weerstand in nevensluiting.

-ocr page 31-

Marmer.

Het kistje is een kubus met eene kantlengte van 14 c.M.
De dikte der wanden bedraagt 1 c.M.

Het soort. gew. van marmer is 2.7.

TABEL. Dubbele amplituden van het in het kistje
dringend geluid.

Gesloten.

Open.

Verhouding der amplitudines
bü open en gesloten kist
(onkelo macht).

1.25

42.53

34

ais1

1.42

23.06

16

b\'

2.02

30.87

15

c2

0.73

27.72

88

cis2

3.54

22.68

6.5

d2

1.08

31.06

29

dis2

0.66

14.93

22.5

e2

0.25

8.51

34

f2

fis2

0.82

5.92

18.5

e2

0.25

2.75

11

gis2

a2

ais2

0.25

2.80

9

b2

2.00

6.40

3

c3

0.92

6.20

6.5

Gemiddeld voor de spraakzóne (na aftrek
van de tonen f2, gis2, a2 en de tonen boven c3) 18.5

1 De verzwakking, welke de marmerwanden van ons kistje
teweegbrengen, biykt in het spraakzönestuk der toonladder

2 

-ocr page 32-

zeer ongelijkmatig te zijn en wel is ze aanzienlijker in de
bashelft dan in de discanthelft der toonladder.

Glas.

Kantlengte van het kistje 14 c.M. De dikte van het glas
bedraagt 1.1 c.M.

Het soort. gew. van glas is ± 2.6.

TABEL, aangevend dubbele amplitudines.

Gesloten.

Open.

Verhouding der amplitudines
(enkele macht).

a\'

1.04

75.09

72

ais\'

1.75

32.78

18.5

b>

0.23

56.05

243.5

C2

0.93

10.93

18

cis2

0.68

43.89

65

d2

0.25

69.09

276.5

dis2

0.48

15.00

31

Gemiddeld 103.5

Voor hoogere tonen werd b^ gesloten kistje geen uitslag
verkregen.

De verzwakking, welke glaswanden van de grootte en
dikte als in ons kistje gebezigd, teweegbrengen, heeft 2
maxima, een bij b| en een bij d2.

-ocr page 33-

Hardsteen.

Kantlengte van het kistje 14 c.M. Dikte van het hard-
steen Hr 11 m.M.

P. S. = 2.9.

TABEL (dubbele amplitudines).

Gesloten.

Open.

Verhouding der amplitudines
(enkele macht).

a\'

0.3

98.7

329

ais\'

b\'

0.76

124.1

163

c2

0.51

68.2

124

cis2

2.93

58.72

18.5

d2

0.36

78.04

203

dis2

0.26

58.4

205

e2

0.55

11.28

20.5

f2

0.19

5.86

28

Gemiddeld 136

De hardsteenwanden van ons kistje verzwakken het
geluid het sterkst voor a,; daarenboven bestaan een aan-
tal nevenmaxima. In het algemeon is de verzwakking
onregelmatig.

-ocr page 34-

Turfmos.

De grondvlakte van het kistje is 19.7 X19-4 c.M2, terwijl
de hoogte 19.2 c.M. bedraagt. De dikte van het turfmos
is 4 c.M.

P. S. = ± 0.15.

TABEL (dubbele amplitudines).

Gesloten.

Open.

Verhouding der amplitudines
(enkele macht).

a\'

0.33

63.37

131

ais\'

0.28

54.15

193

b\'

1.8

28.9

16

c2

0.96

29.72

81.

cis2

3.15

4.33

1.5

d2

2.

13.35

6.5

dis2

0.93

9.18

10

e2

0.16

2.00

12.5

f2

0.16

7.

44.

Gemiddeld 49.5

De lage tonen der spraakzöne worden door het turfmos
meer verzwakt dan met de middentonen het geval is; de
hoogste tonen zijn niet onderzocht.

*

-ocr page 35-

Kurksteen.

Grondvlakte 21.1X22.2 c.M2. Hoogte 23.2 c.M. Dikte
5 c.M.

P. S. = ± 0.31.

TABEL (dubbele amplitudines).

Gesloten.

Open.

Vorhouding der amplitudines
(enkele macht).

a\'

7.5

40.43

5.4

ais\'

4.7

26.30

5.6

bi

4.25

52.00

12

c2

7.12

23.20

3.2

cis2

7.15

28.60

4

d2

5.24

16.10

3.1

dis2

6.08

12.80

2.1

e2

4.27

4.60

1.1

Gemiddeld 4.5

Lood.

Grondvlakte 18.5X13.2 c.M2. Hoogte 14.1 c.M. Dikte
van het lood 8 m.M.

P. S. = ± 11.87.

De zijwanden van het kistje hadden boven een naar
buiten omgeslagen rand van 1.3 c.M. breedte, waarop het
deksel vastgesoldeerd was.

De draden van de microphoon gingen niet, zooals by de
vorige kistjes onder het deksel door, maar de eene ging
geïsoleerd door eene zeer fijne, overigens geheel dichte
opening in een der zywanden heen, terwyl de andere
draad in directe verbinding stond met het metaal zelve.

-ocr page 36-

TABEL (dubbele amplitudines).

Gesloten.

Open.

Verhouding d er amplitudines
(enkele macbt).

a\'

0.19

104.64

550.5

ais1

2.06

73.69

36

b\'

0.40

90.58

226.5

c2

0.47

30.18

64

cis2

1.16

35.96

31

d2

1.13

38.04

38

dis2

1.48

6.95

5

e2

f2

0.65

4.48

7

fis2

g2

gis2

1.50

2.38

1.5

Gemiddeld 106.5

De looden wanden van ons kistje laten de hooge tonen
merkwaardig gemakkelijk door, terwyi zij de lage tonen
a1 en b\', zeer aanzienlijk verzwakken.

Aluminium.

Grondvlakte 13.9X14.1 c.M2. Hoogte 14.2 c.M. Dikte
± 1 m.M.

P. S. = 2.6.

De wanden van het kistje zyn aan elkaar geklonken
door middel van omgeslagen randen en tevens gesoldeerd.
De bovenranden bezitten evenals het looden kistje een
naar buiten omgeslagen rand, waarop het deksel vastge-
soldeerd was.

Ook hier ging een der draden geïsoleerd door een fijne
opening in een der wanden, terwijl zoowel aan de binnen-

-ocr page 37-

als buitenzijde van dien wand een aluminiumdraad gesol-
deerd is, die contact geeft respect, met de microphoon en
het element.

TABEL (dubbele amplitudines).

Gesloten.

Open.

Verhouding der amplitudines
(enkele macht).

a\'

40.14

69.18

1.7

ais\'

23.31

72.94

3.1

b\'

11.7

78.23

6.3

c2

20.21

42.77

2.1

cis2

16.36

55.46

3.4

d2

7.36

43.99

5.6

dis2

15.42

23.69

1.5

e2

1.53

4.54

3.

f2

0.70

2.14

8

Gemiddeld 8.8

Het aluminium blijkt de tonen der spraakzóne vrij ge-
lijkmatig te verzwakken. Daar de dikte van het gebezigde
aluminium zeer gering is, wordt een vergelijking met andere
stoffen zeer bemoeilijkt.

Het best gelukt dit nog met lood van 8 m.M. dikte. In
geluiddoovend vermogen staat aluminium daarbij ver achter,
wat de lage tonen betreft, wat do hoogere aangaat, over-
treft het misschien het lood.

Vilt.

Het hier gebruikte vilt is geimpregneerd met hars en
lijm, zoodat het eene groote stevigheid verkrijgt.

Grondvlakte 16X16-2 c.M2. Hoogto 17.8 c.M. Dikte
2.6 c.M.

P. S. = ± 0.54.

-ocr page 38-

TABEL (dubbele amplitudines).

Gesloten.

Cpen.

Verhouding der amplitudines
(enkele macht).

a1

0.63

95.97

152.5

ais\'

0.71

59.13

83.5

b\'

1.35

27.26

20

c2

1.83

21.24

11.5

cis2

2.96

28.86

9.7

d2

1.53

19.65

13

dis2

1.54

3.02

2

e2

0.78

1.41

1.8

Gemiddeld 37

Bij eene beschouwing der cijfers, die de verhoudingen
der uitslagen bij gesloten en open kist aangeven, is wel het
eerste wat onze aandacht trekt het groote verschil, dat
een zelfde stof soms geeft voor de verschillende tonen.
Vooral vinden we dit voor het lood; echter ook voor glas,
hardsteen, turfmos en vilt, terwijl marmer, kurksteen en
aluminium veel minder groote verschillen opleveren; het
kleinst zijn ze bij het aluminium.

Wat is de oorzaak van deze verschillen?

Men mag niet vergeten, dat we hier gewerkt hebben
met een meetinstrument, dat geene aanspraak kan maken
op groote zuiverheid. De microphoon is zooals by vele
waarnemingen bleek, zeer wisselend in zijne uitslagen, wat
ons ook niet behoeft te verwonderen, als we ons in de
samenstelling van de microphoon indenken. Onder invloed
van het geluid verplaatsen zich de kogeltjes in de microphoon,
waardoor eene verandering in weerstand ontstaat. Ook
werd dikwijls geconstateerd, dat de snaaruitslag direct

-ocr page 39-

veranderde, wanneer we even tegen de microphoon of het
kistje tikten. Dat deze methode van onderzoek dus wel wat
aan nauwkeurigheid te wenschen overlaat, behoeft geen
verder betoog. Toch beschouw ik haar niet zonder waarde,
vooral oyndat bij mijne proeven gemiddelden van een groot
aantal loaarnemingen genomen werden.
Adels vond dat de
waarschijnlijke fout van elke meting met het stelsel micro-
phoon-snaargalvanometer 22 °/0 bedraagt en dat we een fout
van 31% verkrijgen, wanneer we twee metingen met elkaar
vergelijken. De waarschijnlijke fout wordt in mijne tabellen
door het groot aantal waarnemingen veel geringer.

De groote verschillen, die hetzelfde kistje oplevert voor
verschillende tonen, moeten dus niet alleen aan de micro-
phoon worden toegeschreven, maar zullen voor een groot
gedeelte wel afhankelijk zijn van resonnanceverhoudingen.

TABEL (van doorgankelijkheid).

verzwakking van het geluid (naar enkele macht).

Soortelijk gewicht.

Zondor dikte
In aanmerking
te nomen.

Berekond op 1 c.M. dlkto
(oenv. ovonredlghoid aangenomen).

Lood.........

11.37

106.5 X

855

X

Hardsteen......

2.9

136 „

123.5

n

Glas.........

2.6

103.5 „

94

n

Aluminium.....

2.6

8.3 „

88

n

Marmer.......

2.7

18.5 „

18.5

n

Geïmpregneerd vilt

0.54

87 „

14

n

Turfmos.......

0.15

49.5 „

12

n

Kurksteen......

0.31

4.5 „

1.7

„ (graph. geïntrapoleerd).

N.B. Om do werkelijke vorzwakking to verkrijgen zouden allo
getallen nog mot een zelfde correctiecijfer moeten worden ver-
menigvuldigd met het oog op den 5-voudigen afstand der orgel-
pijpen bij open kistje.

-ocr page 40-

Om na te gaan of we met eenig recht de eenvoudige
evenredigheid met de laagdikte mochten aannemen, werden
door ons 2 kistjes van aluminium genomen, resp. 1 m.M. en
1 c.M. dik, terwijl zij overigens gelijke afmetingen bezaten.
Voor dis2 werden nu de uitslagen gemeten, wanneer de
microphoon in de verschillende kistjes stond. Als gemid-
delde der dubbele snaaramplitudines werd voor het dunne
kistje 14 en voor het dikkere l\'/ï gevonden. De verhouding
14: V/2 komt vrij dicht bij de verhouding der laagdikten.

Het blijkt, dat volgens de kistjes-methode, toegepast op
kubische kistjes van 12 c.M. binnen-riblengte, de mate-
rialen in het algemeen geluidwerend werken in eene reeks,
die ook de reeks is der soortelyke gewichten (conform
Berger).

Niettegenstaande de groote waarschijnlijke fout van elke
waarneming, geeft de kistjes-methode een vrij bevredigend
algemeen resultaat. Dit is te danken aan het middelen
der waarnemingen voor eiken toon en vooral hieraan, dat
we de gemiddelden genomen hebben voor een grooter of
kleiner stuk van de toonladder. Door dit laatste te doen
maakte ik my los van den invloed der resonnance, die
naar ik vermoed de voorname reden is van de grillige
wisseling der cijfers in elke tabel.

Geheel anders zullen de verhoudingen worden, wanneer
men de wanden der kistjes uit lagen van 2 verschillende
stoffen doet bestaan, gel^k
Biltris en De Groot deden.
Aangezien de resonnance van de beide wanden, die gepas-
seerd moeten worden, in het algemeen niet geiyk zal zyn,
en, wanneer men zeer verschillende stoffen neemt, zeker
ongeiyk moet wezen, wordt daardoor op zichzelf reeds eene
zoo groot mogelijke verzwakking verkregen. Wat door den
eersten wand, tengevolge van diens trilling „en masso",

-ocr page 41-

werd doorgelaten, stuit op de volgende, ditmaal zeker niet
resoneerende laag. Bovendien wordt de resonnance van
elk der wanden nog zeer verminderd door de wederkeerige
demping. Door eene groote tegenstelling in het soortelijk
gewicht der verschillende lagen te nemen, zal vermoede-
lijk ook de werking van de samengestelde resonnance zeer
worden verminderd, die verwacht zou kunnen worden,
wanneer de beide lagen door al te groote samenklinking
feitelijk tot één wand mochten zjjn geworden, in staat
om „en masse" heen en weergaande bewegingen uit te
voeren.

-ocr page 42-

HOOFDSTUK III.

Eerste proefreeks betreffende de geluids-
doorgankelijkheid van platen.

De waarnemingen, vermeld in dit en de volgende hoofd-
stukken, werden verricht met de telephoon in plaats van
de microphoon, omdat de waarschijnlijke fout der telephoon
zeer veel geringer is. Een nadeel der telephoon echter is,
dat ze minder gevoelig is. Gebruikt werd de z.g. luidspre-
kende telephoon van
Siemens.

Onze opstelling was als volgt:

In een vertrek, grenzend aan het acustisch kamertje,
werden de orgelpijpen opgesteld voor een grooten blikken
trechter, die overging in een dikwandige looden buis, welke
weer nauwkeurig aansloot aan een korten wijden trechter,
eveneens uit diklood vervaardigd. De looden buis en trechter
bevonden zich in het acustisch kamertje. Er was zorgvuldig
voor gezorgd, dat op de plaats, waar de looden buis door
den wand van het acustisch kamertje heenging, geen ge-
luidslekken bestonden.

Boven den looden trechter hing de telephoon, waaraan
een opvangtrechter. De draden der telephoon waren direct
verbonden met de snaar van den galvanometer, die zich
bevond in een ander vertrek naast de camera silenta. Op
trechtervormig looden stuk werden de te onderzoeken het

*

-ocr page 43-

stoffen gelegd en door een dikken looden ring aangedrukt,
die denzelfden diameter had als de looden trechter.

Onderzocht werden: caoutchouc, mika, kurkplaat, ahorn-
hout, asbestpapier, bordpapier, filtreerpapier, vilt, lood,
celluloid en eikenhout.

Nagegaan werd de doorgankelijkheid voor de tonen gis1—g2
dus voorde spraakzóne van
Bezold (b1—g2) met nog eenige
lagere tonen. De druk, waarmee de pijpen aangeblazen
werden, bedroeg 24 c.M., terwijl de opvang-trechter van
de telephoon
81/2 c.M. van de proefplaat verwijderd was.
Om te bewyzen, dat het geluid, dat door de telephoon werd
opgevangen, uitsluitend door het gedeelte der stof kwam,
dat zich tusschen trechter en ring bevond, werd eene
glazen plaat van 1 c.M. dikte op den ring gelegd. Kregen
we nu geen uitslagen te zien, dan mochten we wel aan-
nemen, dat er nergens geluidslekken bestonden.

Steeds werd de snaarspanning weer zoo geregeld, dat
we een maximalen uitslag verkregen.

Daar in de telephoon wisselstroomen ontstaan, krijgen
we verdubbelingen der snaar te zien.

-ocr page 44-

TABEL I (dubbele amplitudines).

oppervlak van de schijven of vliezen 93,4 □ c.M.

Open

Caoutchouc

Mikaplaat

Kurkplaat

Ahornhout

Eikenhout

trechter.

vlies 0.25 m.M.

0.22 m.M.

1.6 m.M.

0^5 m.M.

0.93 m.M.

gis\'

6»/a

10

30

10

4\'/4

13

ai

6

8

16

5»/4

6

15Va

ais1

3\'/2

5\'/a

B\'/4

2

4

14

b1

4\'/4

»Va

2 Va

8\'/a

7

2

C2

3

12

3/4

4\'/a

S\'/a

lU

cis2

63/4

5

Va

5

23/4

8\'/4

d2

2\'/a

SVa

23/4

v4

23/4

dis2

4

1

3/4-l

l\'/a

1

e2

3/4

Va

VI

Va

1

f2

1

l3/4

l\'/4

2

Va

fis2

1

l3/4

l\'/a

l\'/a

Va

g2

lU

XU

Asbestpapier.

Bordpapier

Filtreerpapier

4 m.M.

1.5 m.M.

0.2 m.M.

gis1

43/4

Ï6\'/a

6\'/a

a1

S\'/a

15

B\'/a

ais1

1

6V4

4

b1\'

3U

4

4\'/a

c2

1

33/4

cis2

1

7\'/a

d2

8\'/a

dis2

2

e2

V4-V2

3/4

f2

3/4

fls2

1

S2

>

3/4-l

Onder den naam der proefstoffen is de dikte der plaat vermeld.

-ocr page 45-

Vilt

Lood

Celluloid

1 m.M.

0.11 m.M.

0.25 m.M.

gis\'

6 Va

6\'/a

10V2

ai

6

6

11

aisi

3\'/a

3

15

b\'

5 \'/a

l\'/a

3

c2

S\'/a

V4-V2

21/4

cis2

5\'/a

V4-V2

23/4

d2

2\'/4

l5/4

dis2

2\'/4

3/4-l

e2

3/4

lU

3/4

f2

3/4

V2

fis2

1

Va

g2

lU

De resonnancetoon van de schyven, waarover Tabel I
loopt, ligt kenneiyk hoog voor:
caoutchouc, mika, kurksteen, papier, lood.
Hij bevindt zich by gis\' of valt nog lager.
Daarentegen ligt de resonnancetoon van de houtsoorten
en van celluloid een paar tonen hooger by
a, of aiS|.

De resonnancebreedte is het meest uitgestrekt en het
meest gelijkmatig
by het vilt, dat zich in dit opzicht onge-
veer als de open trechter verhoudt (zie hierover later).
Enkele stoffen werden in meerdere lagen onderzocht.

-ocr page 46-

TABEL n. Oppervlak van de schijven 93.40 c.M.

Open
trechter.

Abestpapier
4 m.M.

Bordpapier 1.5 m.M.

Vilt 1 m.M.

1 stuk.

2 stuks.

1 stuk.

2 stuks.

3 stuks.

1 stuk.

2 stuks.

8 stuks.

gis1

6\'/a

43/4

2\'/a

16\'/2

8\'/a

5

6\'/a

6\'/a

6«/a

a\'

6

8»/a

2

15

B\'/a

3

6

6

6

ais\'

B\'/2

1

\'/2-3/4

6\'/4

2\'/4

1V4

3\'/a

B\'/a

B\'/a

b>

3/4

V4-V2

4

l\'/4

3/4-l

B\'/a

B\'/a

5

c2

3

-

1

V4

-

8\'/a

3\'/4

3

cis2

63/4

-

1

f/4

-

B\'/a

B\'/a

2\'/a

d2

aVi

2\'/4

2

l\'/a

dis2

4

-

-

2\'/4

i3/4

1V4

e2

3U

-

V4-V2

3/4

3/4

3/4

f2

1

3/4

\'/a-3/4

\'/a-3/4

fis2

1

1

3/4-l

3/4

g2

V4

Vi

V4

Open
trechtor i).

Filtreerpapier 0.2 m.M.

1 stuk.

2 stuks.

3 stuks.

4 stuks.

6 stuks.

6 stuks.

gis1

B\'/a

B\'/4

5

B\'/a

7

7

7

af

5

43/4

B\'/a

7

7

8\'/a

7

ais\'

8\' \'4

3

8

5

5

7

5

b\'

3\'/a

8\'/a

5

7\'/a

7\'/a

B\'/a

5

c2

8

B\'/a

6

B\'/a

4\'/a

8

2\'/4

cis2

B\'/a

B\'/a

B\'/a

B\'/a

3

2\'/a

2~2\'/4

d2

2

2\'/a

2\'/a

l\'/a

1-1V4

1

3/4-l

dis2

3

l\'/4

1

3/4-l

Va

V4-V2

V4

e2

3/4

Va

V4

Va

V4

V4

fa

3/4

Va—3/4

3/4

1

3/4 1

Va

«/«

fis2

Va

3/4

l\'/4

l\'/4

3/4-l

Va—3/4

Va

1) De cyfers voor open trechter werden bij het filtreerpapier
afzonderlijk opgegeven, aangezien hier een nieuwo snaar is
gebruikt.

-ocr page 47-

Wat bij deze uitkomsten de aandacht trekt is wel dit,
dat de membranen in stede van het geluid te verzwakken
een grooteren uitslag geven, dan wanneer geen membraan
aanwezig is.

Subjectief was in de camera silenta dikwijls waar te
nemen, dat de geluidsindruk versterkt werd, zoodra de plaat
op het trechtervormig looden stuk gelegd was. Als oorzaak
hiervan is aan te nemen, dat in vele gevallen de eigen toon
van de plaat te zamen met het toevoerend systeem overeen-
kwam met den toon van de orgelpijp en aldus eene sterke
resonnance verkregen werd.

Bijna in alle gevallen kon men met de hand een trillen
der platen waarnemen.

Hoewel het niet zoo eenvoudig is uit deze uitkomsten
conclusies te trekken omtrent het doorlatingsvermogen der
verschillende stoffen, zijn toch deze cyfers niet zonder belang.
In de eerste plaats blijkt de overwegende invloed van de
resonnance op de doorgankeiykheid van een plaat voor geluid.

Uit de tabellen volgt, dat — wanneer men door reson-
nance bevoorrechte tonen uitschakelt — caoutchouc, kurk-
plaat, ahornhout, eikenhout, flltreerpapier, vilt en celluloid
beter doorgankelijk zyn dan mika, bordpapier en lood en
deze stoffen weer beter dan asbestpapier, altyd, wanneer
men de stoffen neemt van do aangegeveno dikte.

Van het vermelden van gemiddelden heb ik gemeend te
moeten afzien, daar er toch niets naders uit was op te
maken wegens den overwegenden invloed der resonnance.

Het spreekt van zolf, dat deze vergeiyking der stoffen alleen
geldt voor ons geval van waarneming; doet men de prooven
met grootere of kleinere schyven of volgens eene andere
methode, dan zullen, zooals ook later biyken zal, de uit
komsten weer geheel anders zijn.

-ocr page 48-

Bij asbest- en bordpapier ziet men, dat door meerdere
lagen te nemen de uitslagen der snaar veel kleiner worden,
terwijl bij filtreerpapier voor sommige tonen bij meerdere
stukken grootere uitslagen verkregen werden, dan bij eene
enkele laag. Dit is wel zoo uit te leggen, dat door meerdere
lagen de resonnance versterkt wordt, daar dan de eigentoon
van dit stel filtreerpapier meer overeenstemt met den toon
der orgelpijp dan van een enkel stuk.

Voor vilt zien we weer wat anders. Bij één stuk ver-
schillen de cijfers nagenoeg niet met die voor den open
trechter. Alleen voor b1 bestaat een noemenswaardige ver-
grooting. Van eene sterke resonnance, zooals bij de andere
stoffen, is hier wel geen sprake en nemen we nu meerdere
stukken, dan blijken de snaaruitslagen al heel weinig af
te nemen. Wel een reden om aan te nemen, dat dit niet-
geïmpregneerde vilt voor geluid ruim doorgankelijk is.
Juist omdat de resonnance ontbreekt, is het van belang
na te gaan of de laagdikte verschil maakt; er blijkt dat
het vrijwel onverschillig is, of de laag 1, 2 of 3 m.M. dik is.
Alleen voor de hoogere tonen beginnen verschillen te komen.

Om te zien welk verschil we krijgen, wanneer we platen
van eene andere grootte nemen, hebben we een, naar boven
nauwer wordend, trechtervormig stuk op den looden trechter
geplaatst. Dit nieuwe stuk was eveneens van dik lood
vervaardigd en paste van onderen juist op den rand van
den trechter, terwijl het bovenstuk, binnen den ring gemeten,
eene oppervlakte had ongeveer half zoo groot als van
den ring, dien we eerst gebruikten. We gebruikten weer
dezelfde platen en nu werden ze gefixeerd door een looden
ring, die op dezen nieuwen trechter paste.

De pijpen werden met denzelfden druk nl. 24 c.M. waterdruk
aangeblazen en de afstand van den tolephoontrechter tot de
plaat bedroeg, evenals bij de eerste waarnemingen, 812 c.M.

-ocr page 49-

TABEL Hl, (dubbele amplitudines).

Oppervlak van de schijven of platen 50.5 □ c.M.

Open
trechter.

Caoutchouc.

Mikaplaat.

Kurkplaat

Ahornhout

Eikenhout.

gis1

a\'

ais1

b\'

C2

cis2
d2
dis2
e2
f2

fis2
g2

71

7

5

7\'/a

9
12
7\'/a

2 »/a

l\'/4
A

13

7
1

272
2 \'/a
1
1

>/4
\'/4
V4

24
14
8\'/4
2»/a
1
1

5

33/4
IVa
1V4
V4-V2
V2

7

8V2
6V4
15 Va
33/4

2>/a
1

V2
V2

IV2
2"4
2
4

4\'/a
2

Va 3/4
V4

4

3/4

Asbest-
paplor.

Bordpapior.

Filtreer-
papier.

Vilt.

Lood.

Celluloid

gis\'

a\'

ais1

b>

C2

cis2
d2
dis2
e2
f2

fis2

e2

3/4

1

Va

8

2\'/a

l\'/4

24
18
20«/»
8\'/a
4
3

3U

1
1

Va

1

7\'/a
7

4 \'/2

5

8V2

4Va
2

1V4
3Ia

V2-3/4

3/4

Va
Va

4\'/a
6\'/«
9\'/a
4\'/4
1
1

\'/4

-ocr page 50-

Deze cijfers wijzen ons weer op den grooten invloed der
resonnance, zoowel van de platen als van het geheele
systeem. Dat de cijfers bij open trechter op één na grooter
zijn dan bij de eerste methode, terwijl toch de telephoon
verder van de orgelpijp verwijderd is, toont aan, dat de
resonator, die door den blikken trechter en de looden trechter-
vormige stukken gevormd wordt, nu een anderen invloed
heeft, en wel sterker werkt voor alle tonen behalve voor dis2.

Ondanks de grootere uitslagen voor den open trechter zijn
de cijfers voor de verschillende platen nu kleiner dan bij
de eerste bepaling, wat dus wel er op wijst, dat de grootte
der opvangvlakte eene belangryke rol speelt, zoodra men
de werking van de resonnance maar kan elimineeren.

Ook nu was weer telkens met de hand het trillen der
platen te voelen.

Om tegen te gaan, dat de platen in hun geheel in
trilling geraken, kwamen wy er toe de platen te brengen
tusschen doorboorde looden platen, waarvan de openingen
juist op elkaar pasten. We namen hiervoor platen van
0.9 c
.M. dikte, die op den looden trechter pasten. In
deze platen waren 39 gaten geboord met een diameter
van 1 h 0,9 c.M. Een rand van 1.7—1.8 c.M. was vrjj ge-
laten van deze doorboringen.

De afstand van den opvangtrechter der telephoon tot
de platen bedroeg
8\'/2 C-M. De pUpen werden aangoblazen
met 24 c.M. waterdruk.

-ocr page 51-

TABEL IV (dubbele amplitudines).

Oppervlak der platen zonder aftrek van de
dempende loodtusschenruimten
93.4 □ c.M.

Open
platen.

Caoutchouc
vlies.

Mika.

Kurkplaat

Ahornhout

gis\'

6

5

2

l»/4

23/4

5Va

4Va

2

l\'/a

3

ais1

3\'/2

8

1

V2-3/4

l\'/a

b\'

±Va

4

3/4

\'/2 3/4

l\'/4

c2

4

3\'/2

-

\'/4

cis2

6\'/2

3\'/4

V4

V4

V4-V2

d2

3\'/4

l\'/4

-

-

dis2

2\'/4

V4-V2

e2

Va

v<

-

f2

3/4

-

-

fis2

1

-

-

g2

Va

-

Aabost-
papier.

Bordpapior.

Filtreer-
papier.

Vilt

gis\'

l\'/a

a>

l\'/a

ais\'

b\'

v<

c2

V4-V2

cis2

d2

dis2

e2

f2

fis2

g2

Va

V4—\'/ 3

2Va
2
1
1

5\'/a
5

Ö\'/4

4
8

VU
i

-ocr page 52-

Een opmerkelijk yerschil bieden deze cijfers met die der
Yorige waarnemingen. In geen enkel geval zien we, dat
de doorgang van het geluid door de aanwezigheid der
platen bevorderd wordt en dus aanzienlijker blijkt, dan
wanneer zich geen plaat tusschen de 2 looden doorboorde
schijven bevindt. Het best doorgankelijk blijken te zijn
het vilt en het caoutchouc, het minst het lood, waarvoor
geen enkele uitslag verkregen werd, en ook zeer weinig
het bordpapier.

Volgens bovenstaande tabel kunnen we de stoffen naar
hare doorgankelijkheid rangschikken tot de volgende reeks.

Caoutchoucvlies, ahornhout, mika, filtreerpapier, kurk-
plaat, bordpapier, lood, (weggelaten zijn de stoffen, wier
curven kruisen).

Met het doel grooter uitslag te verkrijgen, kwamen wij
er toe het aantal gaten in de looden platen te vermeerderen.
Tusschen de andere openingen werd een aantal nieuwe
gemaakt met eene diameter van 0.7 c.M.

De druk was weer 24 c.M. water; de afstand 8,/2 c.M.

-ocr page 53-

TABEL V (dubbele amplitudines).

PLATEN VAN 93.4 □ C.M. OPPERVLAK, MET DOOR LOOD-
BEZWARING ONDERDRUKTE RESONNANCE.

Open
platen.

Caoutchouc.

Mika.

Kurkplaat

Ahornhout i).

Eikenhout.

gis\'
a\'
ais\'
b\'
c2
cis2
d2
dis2
e2
fa

fls2
g2

47a
37a
3

33/4
23/4

57a
17a
3

7a
7a
3U
xU

474
33
/4

374
33/4

274
23/4
1

7a
74~7a
7a
7a

274
374

27a
2

74
7a

3

27a
13/4

174

74
7a—3/4

27a

4

33/4

57a
57a

23/4
174
3/4

3/4

74
7a

7a
7a
74
74

74—7a

1) Niet geheel betrouwbaar, aangezien de plaat iets, zij hot
ook onbeduidend, krom gotrokken was.

Asbest-
paplor.

Bordpapior.

Filtreer-
papier.

Vilt

Lood.

Celluloid.

gis\'
a\'
ais\'
b\'
c2
cis2
d2
dis2
e2
f2

7a

174

2

174
174
1

3/4

17a

2

17a
1

7a
13/4
7a
7a
74

4

374
23
/4
3

274
83/4
174
17a

74—7a
74—7a

3/4-1
1

7a
74

7a
7a
74

fls2
g2

7a

-ocr page 54-

Wat wij ons voor oogen stelden is eenigermate gelukt. We
hebben grooter uitslag gekregen, echter verwondering mag
het baren, dat, nu het aantal openingen vermeerderd is, de
uitslagen voor open loodplaten op een na n.1. dis2 verkleind
zijn. Hier blijkt alweer de invloed van den resonator, ge-
vormd door verschillende onderdeelen onzer opstelling.

De resonnance van de platen als zoodanig is vrijwel
onderdrukt. Alleen het ahornhout heeft zijn oude resonnance-
toon behouden.

Wat er nog is aan resonnance, is wel toe te schrijven aan
trechter, telephoon en snaar.

Rangschikken we ook volgens deze tabel de stoffen naar
de doorgankelijkheid (met weglating der stoffen wier curven
kruisen) dan krijgen we deze reeks:

caoutchoucvlies van 0.25 m.M., kurkplaat van 1.6 m.M.,
lood van 0.11 m.M., celluloid van 0.25 m.M.; het meest
laat door caoutchouc en mika, het minst lood, celluloid
en asbestpapier.

Wel is het duideiyk, dat de laatste twee tabellen van
meer waarde zyn dan de eerste twee; echter blijft toch
ook bij de laatste tabellen een invloed der resonnance, niet
zoozeer, omdat de doorboorde looden platen noemenswaard
zouden meetrillen, maar omdat de eigentoon van het geheelo
systeem van geval tot geval varieert.

De totaalindruk is, dat schyven van niet-poreuzo stoffen
in haar geheel trillen en op die wijze vooral het geluid
overbrengen.

Tusschen doorboordo loodenplaten gevat, moet men zich
thans voorstellen, dat de uiterst kleine membraantjes, die
tusschen de openingen vry blijven, elk op zichzelf gaan
triilen en op die wyze het geluid doorlaten.

Asbestpapier van 4 m.M. dikte, schynt zoo dicht te zyn,

-ocr page 55-

dat zijn poriën geen geluid doorlaten en zoo weinig mee-
trillend, dat het papier tusschen de openingen niet meetrilt.
Als groot vlies geraakt het echter zeer duidelijk in vibratie.
Halveert men de oppervlakten, dan houdt dit op en is het
asbest papier voor de tonen der Bezoldsche spraakzöne eene
voortreffelijke afsluiting.

-ocr page 56-

HOOFDSTUK IV.

Tweede proefreeks betreffende de geluids-
doorgankelijkheid van platen.

Daar de methode, in het vorige hoofdstuk besproken,
bezwaren heeft, aangezieu we telkens voor een stof grooter
uitslag krijgen dan voor open trechter, wat we voor een
groot gedeelte afhankelijk beschouwden van den invloed
van het stelsel, dat als resonator werkte, meenden we
voor zekerder resultaten ons te moeten wenden tot eene
proefneming, waar we zoo\'n resonator-invloed zoo goed
als geheel buiten beschouwing konden laten. Het meest
geschikt leek ons de telephoon in eene geluiddichte kist te
zetten, waarvan de binnenwand met dik los paardenhaar
was bekleed en in het deksel eene opening te laten, waar-
boven de te onderzoeken stoffen konden gelegd worden en
waarvoor de orgelpijpen opgesteld zouden worden.

We namen hiervoor een houten kist, die in elke afmeting
eene lengtemaat van 42 c.M. had en 0.85 c.M. dik was.
De binnenwand was bekleed met een loodlaag ter dikte
van 0.1 c.M. en tegen dezen loodwand was de laag tricho-
pièse van 4 c.M. dikte aangebracht. De opvangtrechtor van
de telephoon zou echter buiten do kist te voorschyn z^n
gekomen. Daarom werd in het deksel eene groote opening
, gemaakt en hierboven een looden cylinder aangebracht,
die den telephoontrechter omsloot zonder dien aan te raken.

-ocr page 57-

De looden cylinder had eene hoogte van 14.7 c.M. en
een diameter (uitw.) van 19 c.M. en was van een omge-
slagen rand voorzien van 3.9 c.M. breedte. Deze stelde ons
in staat om er de te onderzoeken platen op te leggen,
terwijl wij voor fixatie denzelfden ring konden gebruiken,
als bij onze vroegere proeven.

Het deksel van de kist, waarin eene opening gemaakt
was, overeenkomend met den diameter van den cylinder,
was van boven en onderen en ook van ter zijde van eene
loodlaag voorzien.

De telephoon rustte op den bodem van de kist, op het
trichopièse en werd gefixeerd door 2 houten grepen, die
een steun vonden tegen de zy wanden van de kist.

Het snoer van de telephoon ging door eene nauwe
opening in een der zijwanden van de kist. Een kort, nauw
looden buisje, met breed voetstuk, was op dezo opening
gezet, om geluidslokken te voorkomen. Opdat ook het
deksel volkomen geluiddicht zou afsluiten, was om het
deksel een looden gootje aangebracht, dat met gele was
volgegoten werd. Het
z\\\\ nog vermeld, dat de looden
cylinder, behalve dat
hy aan het deksel vastgeklonken,
ook nog door soldeer daarmede bevestigd was.

Do draden van do telephoon waren direct verbonden
met do goudsnaar (85 m.M. lang en 5 ft dik) van den
galvanometer inet permanent-magneet.

WO mochten wel aannemen, dat zoo er nog een reso-
neerendo invloed van de kist bestond, deze toch zeer
gering zou zyn.

Do als geluidsbron dienst doende, open, looden orgel-
pypen, werden in horizontalon stand boven de opening van
den cylinder opgesteld. Zy moesten daarvoor in een glazen
flesch met dubbelen hals gestoken worden, terwyi door

-ocr page 58-

een glazen buisje, dat door eene caoutchouc stop, die den
anderen hals afsloot, aangebracht was, lucht in de flesch
aangevoerd werd. De glazen flesch rustte op een tafeltje
met verstelbaar blad, zoodat we den afstand van geluids-
bron tot de te onderzoeken stof naar willekeur konden ver-
anderen.

Terwijl we bij onze vorige proeven voor één stof de
uitslagen bij verschillende tonen nagingen, onderzochten
we nu telkens verschillende stoffen voor één afzonder-
lijken toon.

Gemeten werden weer de uitslagen der snaar bij eene
spanning, die dusdanig geregeld werd, dat deze uitslagen
zoo groot mogelijk waren.

Bij onze eerste waarnemingen werden de proefstoffen
op den cylinder gefixeerd door den looden ring, dien we
ook vroeger gebruikten.

De pijpen werden aangeblazen onder een druk van
20 c.M. water.

De cijfers, tusschen haakjes achter de verschillende
tonen geplaatst, geven den afstand aan in c.M. der püp
tot de proefplaat, terwijl de achter de proefplaten vermelde
cijfers de dikte aangeven in m.M.

-ocr page 59-

TABEL I (dubbele amplitudines).

ai (10)

ais1 (10)

bi (10)

c" (71/,)

cis2 (6i/s)

(6V1)

Open cylinder ....

23

15

6V2

7\'/4

73/4

8Va

Caoutch. memb. (0.25)

6 «/a

3Va

l\'/a

2

2V4

3

Mika (0.22)......

274
4

l\'/4
2

v4

2

3U
23/4

Va
2»/a

1

Kurkplaat (1.75). . .

3

Eikenhout (0.95). . .

2\'/4

1

2

2\'/4

2\'/4

2»/a

Asbestpapier (4) . . .

3/4

V4-V2

<V4

Bordpapier (1.5) . . .

2\'/a

1

V4

V4-V2

Va—3/4

3/4

Filtr. papier, 1 st. (0.2)

15

8

S\'/a

4

4

5\'/4

2 stuks (0.2 0.15)

10\'/a

6\'/a

23/4

3

3

4

3 „ (0.2 2 X

0.15) ....

8

43/4

2

2\'/a

2«/a

3\'/4

4 „ (0.2 3 X

0.15) ....

6\'/a

S\'/a

l3/4

2\'/4

2\'/4

23/4

5 „ (0.2 4 X

0.15) ....

5

2\'/2

l\'/a

2

2

2\'/a

Vilt (1 stuk) (1) . . .

17

8\'/a

4

5

5\'/a

7

2 stuks (2 X 1) • •

12

6

23/4

8V2

4\'/4

5\'/a

Lood (0.11) . . .

1 Va
Va 3/4
V* Va
7

3/4

v4

C/4

V4-V2
\'/4

Va
\'/4—Va
V4

2

Va-3/4

Va
Va
2\'/a

„ (0.15)......

„ (0.17)......

1 2
V<

4

Celluloid (0.25)....

1

1V4

Aluminium (1). . . .

l\'/a

Va—®/4

C/4

V4

V4

(0.5). . .

2\'/4

1

V4

Vi—Va

Va

Va

-ocr page 60-

dis2 (6Vü)

e- (51/,)

f2 (9Vs)

fis2 (7)

g2 (7)

Open cylinder..........

8

6

13

4

2\'/a

Caoutchouc membraan ....

8»/a

8 Va

2\'/a

3/4

Va

Mika...............

l\'/a

3

274

Va

V4—Va

Kurkplaat............

3

3Va

2

Va

V4

Eikenhout............

2 Va

3\'/4

1V4

Asbestpapier..........

74

Va

Bordpapier............

3/4

1V4

Filtreerpapier, 1 stuk.....

5\'/4

43/4

7\'/a

. 2

l\'/a

2 stuks ............

4\'/4

4

4

l\'/a

1

3 stuks............

3\'/a

3 \'/a

2\'/a

1

3/4

4 stuks............

3

3

2

3/4

Va

5 stuks............

2 3/4

23/4

l\'/a

Va

\'/4-Va

Vilt, 1 stuk...........

7

5

6\'/a

2\'/a

2

2 stuks............

6

4 Va

4»/4

l\'/a

1V4

Lood, 0.11 m.M.........

3/4

l\'/4

V4

„ 0.15 m.M.........

\' /2 3/4

l\'/4

V4

„ 0.17 m.M.........

Va

1

Celluloid.............

8

3

2

V4

V4

Aluminium, 1 m.M.......

XU—Va

V2-3/4

0.5 m.M.....

\' /a 3/4

1

——

«MM

Deze cyfers doen direct inzien, dat de waarde, die er aan
te hechten is, veel grooter is dan by onze vorige proeven.

De uitslagen voor do verschillende stoffen, zyn byna altyd
grooter of kleiner in dezelfde mate als de uitslagen
by open
cylinder grooter of kleiner zyn. Vooral
by de eerste 6 tonen
is dit het duideiykst; f2 levert nog het meeste verschil. Dat
sommige stoffen voor een bepaalden toon een grooter uitslag
geven, dan men uit vergeiyking met do andere cyfers zou
verwachten, is hier wel van afhankeiyk, dat in zoo\'n geval
de eigentoon der plaat vrywel overeenkomt met do toons-

-ocr page 61-

hoogte der geluidsbron en we zoo toch resonnance verkrijgen.

Ter vergelijking hebben we ook nagegaan de uitslagen
als de stoffen zich bevonden tusschen de doorboorde looden
platen, die we reeds vroeger vermeldden en ook voor
kleinere oppervlakten n.1. op den looden trechter met kleinen
ring (zie vorig hoofdstuk) en ten slotte nog voor door-
boorde platen van kleiner oppervlakte. Druk 20 c.M. water

Allereerst volge een tabel voor de groote doorboorde
platen op den cylinder:

TABEL II (dubbele amplitudines).

ai (19)

ais1 (19)

bl (6)

cM6)

cis* (0)

d* (6)

Open platen.....

11

7\'/a

10

7\'/a

5Va

7

Caoutchouc membr..

2\'/a

l\'/a

2

2

l\'/a

2\'/4

Mika......... .

1 Va

3/4

l\'/4

l\'/a

3/4

1V4

Kurk plaat.......

l\'/4

3/4

l\'/4

l3/4

3/4

2\'/a

Eikenhout.......

1

Va

Va

3/4

1

8»/4

Astbestpapier.....

Va

Va

l\'/a

1

Va

1

Bordpapier......

2\'/4

l\'/a

8

3/4

Va

l«/4

Filtreerpapier, 1 stuk.

l3/4

VIA

4

3\'/a

8\'/a

4\'/a

2 stuks.......

1

Va~3/4

l3/4

2\'/4

2

83/4

8 stuks.

1 lo—3L

1

3 IA

2

4 stuks.......

II 14

V4-V2

IA 12

V4

IA

1Ia

Va

5 stuks.......

0/4

< V4

Vilt, 1 stuk.....

6>/a

4Va

7\'/a

4 \'/a

4

6

2 stuks.......

4

8\'/4

5\'/a

83/4

3\'/a

5

Lood, 0.11 m.M.. . .

V4—Va

V4

Va

Va

Va

3Ia

» 0.15 m.M.. . .

V4—Va

V4

Va

Va

Va

3Ia

» 0.17 m.M.. . .

V4

V4

V4—Va

Va

Va

Va

Celluloid........

1

Va

3/4

Va

3/4

2

Aluminium, 1 m.M. .

3/4_l

< V4

3/4

Va

V4—Va

Va

„ 0.5 m.M.

1V4

V4

1V4

3/4

Va

1

-ocr page 62-

dis2 (5)

e2 (6)

f= (11)

fis2 (41/,)

g2 (4)

Open platen..........

5

5

12

4.

23/4

Caoutchouc membraan ....

2

3

1V4

3/4

Va

Mika...............

IVi

2Va

1

V4

V4

Kurkplaat............

l\'/4

3

1V4

Va

V4

Eikenhout ..........

IVi

3

1

V4

Asbestpapier..........

l\'/4

3U

1V4

l\'/a

Bordpapier...........

V4

_

Filtreerpapier, 1 stuk.....

8>/a

BVa

BVa

l\'/a

l\'/a

2 stuks............

23/4

3

l\'/a

1

3/4

3 stuks............

a«/4

23/4

3/4

Va

Va

4 stuks............

1

2

V4

V4

5 stuks............

XU

1

_

_

_

Vilt, 1 stuk...........

4\'/a

SVa

4>/4

2 Va

2

2 stuks............

4

3

8

l\'/a

l\'/a

Lood, 0.11 m.M.........

Va

1

V4

_

_

„ 0.15 m.M.........

\'/2

3/4—1

V4

, 0.17 m.M.........

Va

V4

V4

Celluloid.............

l\'/4

I3/4

Va

Aluminium, 1 m.M.....

V4—Va

Va

3/4

1

„ 0.5 m.M......

V4

»

-ocr page 63-

De volgende tabel geeft een overzicht der uitslagen als
we kleinere platen nemen.

De druk, waarmee de pijpen aangeblazen worden, be-
draagt weer 20 c.M. water.

TABEL in (dubbele amplitudines).

ai (29)

ais1 (21)

bi (71/,)

C (7)

Cis» (51/,)

d» (51/,)

Open trechter ....

4

4

7»/a

6

6

9

Caoutchouc membr.

Va

Va

2

I3/4

l3/4

23/4

Mika..........

3/4

3/4

3/4

l\'/4

Kurkplaat.......

lU

1

1

1

l\'/a

Eikenhout.......

10

12

4\'/4

3\'/4

23/4

3\'/a

Asbestpapier.....

Va

V4

V4

Va

Bordpapier......

>/2-3/4

2\'/4

83/4

2

33/4

23/4

Filtreerpapier, 1 stuk

l3/4

l3/4

3\'/2

23/4

23/4

B\'/2

2 stuks.......

l\'/4

VU

2 Va

2

2

83/4

3 stuks.......

1

1

2

l\'/2—13/4

13/4

8

4 stuks.......

3/4

3/4

l3/4

1V4-1V2

l\'/a

2\'/2

5 stuks.......

\'/2 3/4

\'/a-3/4

l\'/a

l\'/4

IV4—l\'/a

2

v>lt, 1 stuk......

2</a

2«/a

4\'/a

4\'/4

4\'/a

7

2 stuks.......

l\'/a

l3/4

8\'/a

8\'/4

S\'/a

53/4

Lood, 0.11 m.M.. . .

\'/4

Va—3/4

Va

3/4

» 0.16 m.M.. . .

\'/4

Va

V4-V2

\'/2 3/4

» 0.17 m.M....

V4

V4

3/4

Celluloid........

l\'/a

1V4

l\'/a

2

Aluminium, 1 m.M. .

lU

Va

V4-V2

V4

3/4

» 0.5 m.M.

Va

1

3/4

5

C/4

-ocr page 64-

dis« (5i/s)

e» (9)

(8)

fis* (4>/a)

g2 (4Vs)

Open trechter.........

6

91/2

6

3

2

Caoutchouc membraan . . .

2

7

1

Va

V4

1

2

Kurkplaat...........

l\'/4

2\'/4

Eikenhout......■.....

2

4\'/a

Va

Asbestpapier.........

lU

3/4

Bordpapier...........

l\'/a

8Va

V4

Filtreerpapier, 1 stuk....

4

7

3Va

l\'/a

1

2 stuks...........

3 »/a

5\'/a

2V4

1

Va-3/4

8 stuks...........

2»/a

S\'/a

1

3/4

Va

4 stuks...........

2

2»/4

3/4

Va

V4—Va

5 stuks...........

l\'/a—13/4

2

3/4

V4-V2

V4

Vilt, 1 stuk..........

4\'/a

7\'/a

3\'/a

2

1V4

SVa

6\'/a

2\'/4

l\'/a

1

Lood, 0.11 m.M........

Va

1V4

„ 0.15 m.M........

Va

1V4

„ 0.17 m.M........

Va

1V4

Celluloid............

2

5

1

V4-V2

V4

Aluminium, 1 m.M......

Va 3/4

13/4

C/4

„ 0.5 m.M. . . .

2\'/4

5»/a

V4—Va

*

-ocr page 65-

Ten slotte werd de reeks van stoffen nog onderzocht,
als ze geplaatst werden tusschen 2 doorboorde looden
platen, welke pasten op het trechtervormig looden stuk,
dat we ook bij onze vorige tabel gebruikten. Deze platen
hadden een diameter van 12.9 c.M., een dikte van 1.7 c.M.
De diameter der openingen bedroeg 0.9 c.M., terwijl een
buitenrand van 1.9 h 2 c.M. vrij was van doorboringen.

De druk, waarmede de pijpen aangeblazen werden, be-
droeg weer 20 c.M. water.

TABEL IV (dubbele amplitudines).

a» (23)

aiai (171/°)

bi (6)

c»(B)

cis» (41/,)

d»(B)

Open platen.....

Caoutchouc membr..
Mika. . .

l3/4

2 «/,
Va
Va

6

l\'/a
2

5

l»/4
1

8\'/4
3/4
Va
~3/4

5
1
1

Kurkplaat......

Eikenhout ......

Asbestpapier.....

lli

\'/4
\'/4

lU—Va

xu

Va-3/4
1

Va

l\'/4

V4

Bordpapier......

Filtreerpapier, lstuk

2 stuks.......

8 stuks.......

l\'/a

4 stuks.......

5 stuks.......

Vilt, 1 stuk.....

3/4

Va

l3/4
l\'/4
\'/4

83/4

\'/4

XU

\'/4
3/4

4

23/4
2

4

» 2 stuks.....

8\'/4
i/,

8\'/a

V4
3/4

Lo°d, 0.11 m.M.. . .
* 0.16 m.M.. . .
» 0.17 m.M.. . .

Celluloid

V4

Aluminium, 1 m.M.

12

» 0.5 m.M.

-

V4

-ocr page 66-

dis2 (3)

e2 (121/,)

P (5)

fis2 (2)

g2 (2)

Open platen...........

9 Va

11

5 »/a

2

1V4

Caoutchouc membraan ....

3\'/a

1V4

Va

Mika...............

2

Va

Va

Kurkplaat............

2

Eikenhout............

Asbestpapier..........

1

Bordpapier...........

Filtreerpapier, 1 stuk.....

2

V4

2 stuks............

3U

3 stuks............

4 stuks............

5 stuks............

Vilt, 1 stuk...........

8

5

8>/a

l\'/a

1

„ 2 stuks ..........

7

8V4

2 V4

1

3/4

Lood, 0.11 m.M.........

llU

„ 0.15 m.M.........

3/4

„ 0.17 m.M.........

3/4

Celluloid.............

2\'/4

Aluminium 1 m.M......

-

„ 0.5 m.M......

3/4

——

Uit de voorafgaande tabellen laten zich eenige belangryko
gevolgtrekkingen maken. In de eerste plaats is al direct to
besluiten, dat de wijze van onderzoek, waarby do telephoon
in de kist geplaatst is, zuiverder is dan de methode, dio
wy
by de l8to proefreeks toepasten. Do cyfers laten dit
direct zien. De resonnance-invloed is hier veel minder,
wat volkomen te begrypen is uit het feit, dat we nu niet
zoo\'n geheel systeem hebben, dat als resonator werkt.
Immers hebben we de kist van binnen met trichopièse

-ocr page 67-

bekleed, om eene terugkaatsing tegen de binnenwanden te
voorkomen, en ook de invloed van den cylinder is niet
groot te achten, daar toch de opening van den cylinder
vlak boven de trechteropening van de telephoon gesteld is.

Van de vier verschillende manieren, waarop wij onze
platen in deze proefreeks onderzochten, zijn de eerste en
tweede als de meest betrouwbare te beschouwen, daar toch
bij de derde en vierde methode de opvangtrechter van de
telephoon weer eenigszins overwelfd was en dit ongetwij-
feld weer ingewikkelder resonnance-verhoudingen geeft.

De nu volgende tabel geeft een overzicht over de 4 ver-
schillende wyzen van onderzoek.

Voor elke stof wordt de doorlaatbaarheid in % uitgedrukt,
zijnde het gemiddelde % van alle tonen.

-ocr page 68-

TABEL V (% doorlaatbaarheid).

iv.

Kleine
doorboorde
platen.

n.

Groote
doorboorde
platen.

iii.

Kleine
ring.

L

Groote
ring.

Dikte in m.M.

P.S.

Open cylinder . . . .
Caoutchouc membr.

Mika..........

Kurkplaat.......

Eikenhout.......

Asbestpapier.....

Bordpapier......

Filtreerpapier, 1 stuk

2 stuks .......

3 stuks.......

4 stuks.......

5 stuks.......

Vilt, 1 stuk......

2 stuks.......

Lood..........

».......•••

»..........

Celluloid........

Aluminium......

0.25
0.22
1.75
0.95
4

1.5
0.2
0.2 0.15
0.2 2X0.15
0.2 3X0.15
0.2 4X0.15
1

2X1
0.11
0.15
0.17
0.25
1

0.5

100
21.3
17
21

10.7

16
8.9

100
29.3
13

25

19.8

3.3
8.7

59.9
43.8

33.7

27.8
23
69
50.7

6.6

4.7

4.4

26
5

7.8

100

31.7

14.8
17.2
73.7

5.7
35.1

55.5

40.7

29.6
23
19.6

69.8
54

8.8
8
8.2

23.4
8.6
89.6

100
24.9
16.2
18.8
17.1
12.8

16.7
41.4
26.4

17.1

8.7

5.8
64.4

49.2
6.6

6.4

5.5

12.8
7.8

9.6

1.102

2.716

0.214

0.491

1.07

0.875

0.463

1)

»

69.7
54
9.7
6.1
6.5
15.7

6.9

0.368

11.37

1.36
2.6

De groote waarden, die wo in do 8^« kolom vinden voor
eikenhout en aluminium (0.5), zyn hetgevolg van de paar zeer
bevoorrechte tonen voor die gevallen. (Zie tabel III, blz. 50).

Zetten we de platen in een reeks volgens haar absoluut
gewicht (gerekend dat de oppervlakte 100 c.M2 is), mot
daarachter de doorlaatbaarheid in % volgens kolom I, dan
kragen we

-ocr page 69-

TABEL VI.

Asbest 42.8 gr........

3.3 0/0

Kurkplaat 3.75 gr......

25

Aluminium (1 m.M.) 26 gr.

5 „

Filtreerpapier 5 stuks 3.7 gr.

23

Lood (0.17 m.M.) 19.33 gr..

4.4 „

Vilt 1 stuk 3.68 gr......

69

„ (0.15 „ ) 17.06 „ .

4.7 „

Celluloid 3.4 gr........

26

Bordpapier 13.13 gr.....

8.7 „

Filtreerpapier 4 stuks 3.01 gr.

27

Aluminium (0.5 m.M.) 13 gr.

7.8 „

Caoutchoucvlies 2.78 gr. . .

29.3

Lood (0.11 m.M.) 12.51 gr..

6.6 „

Filtreerpapier 3 stuks 2.32 gr.

33.7

Vilt (2 stuks) 7.36 gr. . . .

50.7 „

2 „ 1.62 „

43.8

Mika 5.98 gr..........

13 „

„ lstuk 0.93 „

59.9

Eikenhout 4.67 gr......

19.8 „

Laten wy by onze beschouwing van deze reeks het zeer
poreuze vilt buiten rekening, dan vinden we, op kleino
afwijkingen na, dat de stoffen, met het grootste absolute
gewicht, het minste geluid doorlaten. Dit is geheel in
overeenstemming mot
Berger, die dezelfde reeksen vond,
ook met kleine afwijkingen.

Nemen we voorloopig aan, dat de geluidsdoorgankeiyk-
heid evenredig zal zyn aan de laagdikten, dan krygen we,
wanneer we de dikte der platen terugbrengen tot 1 m.M.:

-ocr page 70-

TABEL Vn.

P.S.

Doorlaatbaar

Lood.....

. 11.37

0.73 %

Mika.....

2.716

2.86 „

Aluminium .

. . 2.6

5 „

Celluloid . . .

, 1.36

6.5 „

Caoutchouc .

. . 1.102

7.33 „

Asbestpapier

. . 1.07

13.2 „

Bordpapier. .

. . 0.875

13.05 „

Eiken hout .

. . 0.491

18.81 „

Filtreerpapier

. . 0.463

11.98 „

Vilt......

0.368

69 „

Kurkplaat . .

. . 0.214

43.75 „

Ook in deze tabel is het eigenlijk alleen het vilt, dat
eene noemenswaardige afwijking geeft.

Geven we deze reeksen ook voor de 3 andere kolommen
uit Tabel V, dan krijgen we voor kolom 2 nagenoeg dezelfde
reeksen, met iets meer afwijkingen. Voor de kolommen
3 en 4 zijn de afwijkingen veel aanzienlijker. Ik heb daarom
gemeend, deze reeksen niet te moeten vermelden.

De uitkomsten van dit onderzoek zijn belangrijk. Duidelijk
blijkt, dat niet poreuze stoffen, met een hoog soortelijk of
een hoog absoluut gewicht, als geluidsisolatoren moeten
gebruikt worden.

Nog werden met behulp van de kist, waarin telephoon, do
volgende stoffen onderzocht: trichopièso, dik vilt, kurksteen,
turfmos en leer. Deze stoffen, het leer uitgezonderd, konden
niet gebruikt worden op dezelfde wijze, als de stoffen dor
vorige reeksen, want legden wo zo op den cylinder, alleen
gefixeerd door een looden ring, dan lekte aan do randen
der schijven geluid door en kon van een nauwkeurige
bepaling geen sprake zijn.

#

-ocr page 71-

Daarom kwam een looden ring met opstaanden rand
in toepassing.

De opening van dezen ring kwam overeen met de ope-
ning van den looden cylinder.

In den rand van den ring paste nauwkeurig de bezwa-
ringsring, die zoo noodig gebruikt werd.

De genoemde stoffen (behalve het leer), werden nu in
schijfvorm gelegd in den ring. Het geperste trichopièse,
dat onderzocht werd, sloot zeer nauwkeurig aan, het
lossere en het vilt iets minder en daarom drukten we dit
aan met den looden ring. Het kurksteen en de turfmos
werden bovendien met behulp van gele was ingesmolten,
wegens hunne byzondere ongeiykmatigheid van oppervlak.

De pijpen (ais1—g2) werden als gewooniyk aangeblazen
onder een druk van 20 c.M. water.

-ocr page 72-

Trichopièse, 1 c.M. dik, (zeer los, zoodat groote poriën te zien zijn).

P.S. = 0.111.
TABEL (dubbele amplitudines).

Open
cylinder.

Tricho-
pièse.

Doorlaat-
baarheid
in %.

Open
cylinder.

Tricho-
pièse.

Doorlaat-
baarheid
in o/0.

ais\'

11

10\'/2

95.5

e2

41/4

100

b\'

4\'/4

94.4

f2

12

82.8

c2

43/4

4?U

100

fis2

23/4

2»/a

90.9

cis2

3

3

100

g2

l3/4

IV2

85.7 •

d2

5 Vi

B\'/4

95.5

dis2

3

3

100

Gemiddeld 94.5

Trichopièse, sterk geperst, dikte 2 c.M.

P.S. = 0.211.

TABEL (dubbele amplitudines).

Open
cylinder.

Tricho-
pièse.

Doorlaat-
baarheid

in 0/0.

Open
cylinder.

Tricho-
pièse.

Doorlaat-
baarhold
in%

ais1
b\'

c2 .
cis2
d2
dis2

14
7
6
4

3\'/2

9\'/2
4 •/«
4\'/a
8

2\'/4
33/4

67.9

64.3

75

75

64.3

83.8

e2
f2

fis2
g2

5
15

4\'/a
2

9\'/a
8

l\'/a

90
68.8
66.7
75

Gemiddeld

72.5

-ocr page 73-

Vilt, dikte 1.55 c.M.

P.S. = 0.196.

TABEL (dubbele amplitudines).

Opon
cylinder.

Vilt.

Doorlaat-
baarheid
in%.

Open
cylinder.

Vilt

Doorlaat-
baarheid
ino/o-

ais1

9

8

38.3

e2

4\'/a

4

88.9

b1

3

1

33.3

f2

13

2

15.4

c2

4

VI*

31.3

fis2

33/4

3/4

20

cis2

23/4

1

86.4

g2

l\'/4

V4

20

d2

3

vu

41.7

dis2

8\'/4

2V4

69.2

Gemiddeld

89

Kurkstcen, dikte 1.8 c.M.

P.S. = 0.81.

TABEL (dubbele amplitudines).

Opon
cylinder.

Kurkstoon.

Doorlaat-
baarheid
in°/o.

Open
cylindor.

Kurkstoon.

Doorlaat-
baarhoid
ino/o.

ais1

16

3I*

4.7

e2

5\'/4

8

57.1

b1

7\'/a

Va

6.7

f2

15

Va

8.8

c2

6

Va

8.8

fis2

9 Va

cis2

4«/a

V4-V2

8.8

g2

8

d2

4\'/a

Va

11.1

--

dis2

4\'/a

1

22.2

Gemiddeld

15.2

-ocr page 74-

Turfmos, dikte 1.8 c.M.

P.S. = 0.15.
TABEL (dubbele amplitudines).

Open
cylinder.

Turfmos.

Doorlaat-
baarheid
in
o/o.

Open
cylinder.

Turfmos.

Doorlaat-
baarheid
in
o/o.

ais1

14

2\'/4

16.1

e2

5

2

40

b\'

6

3/4

12.5

f2

16\'/a

V4

1.5

c2

53/4

Va

8.7

fis2

15

cis2

*Va

xu

5.5

ë2

8 \'/a

d2
dis2

6f/i
4

\'/2-3/4

au

11.4
18.8

Gemiddeld

14.3

Leer, dikte 0.22 c.M.

P.S. = 1.03.
TABEL (dubbele amplitudines).

Open
cylindor.

Leer.

Doorlaat-
baarheid
In o/o.

Opon
cylindor.

Leer.

Doorlaat-
baarheid
ino/>

c2

6

xu

4.2

dis2

5\'/a

V4-V2

6.8

d2

9

V4-V2

4.2

e2

5

V4

5

Gemiddold 5.1

Voor de andere tonen werd geen uitslag verkregen.

-ocr page 75-

Verzwakkende werking (d. w. z. reciproque waarde der
doorlaatbaarheid) van poreuse stoffen per 1 c.M. laagdikte,
berekend uit bovenstaande tabellen.

Doorlaatbaarheid in

Trichopièse, los geweven. .94.5 1.1

Trichopièse, geperst.....72.5 1.2 X (geïntrapoleerd)

Vilt.............. 39 2 „

Kurksteen..........15.2 4.1 „ „

Turfmos...........14.3 4.3 „

Leer.............. 5.1 91 „ (geëxtrapoleerd)

Men kan dit resultaat in verband brengen öf met het
gewicht der poreuze stoffen, öf met de luchtdoorganke
l|jkheid.

TABEL.

Soortelijk gewicht Verzwakkendo working.

Trichopièse, los......0.111 1.1 X

Turfmos.......... 0.150 4.3 „

Vilt............. 0.196 2 „

Trichopièse, vast......0.211 1.2 „

Kurksteen.........0.310 4.1 „

Leer............. 1.030 91 „

De reeks, aangevend do soortelijke gewichten, komt dus
niet overeen met dio dor verzwakkendo werking.

Absoluto gewichten.

Trichopièse, los............. 21 gr.

Turfmos................. 51 „

Vilt.................... 57.5 „

Trichopièse, vast............ 74.5 „

Kurksteen................105 „

Do reeks der absoluto gewichten geeft ook geeno op-
heldering.

-ocr page 76-

De luchtdoorgankelijkheid der poreuze stoffen werd ge-
meten door de schijven op te sluiten in een luchtweg,
waardoorheen de lucht onder 10 c.M. waterdruk werd
voortbewogen.

De cijfers in de volgende tabel geven aan de uitslagen
van den aêrodromometer, dus het betrekkelijk luchttransport

per tijdseenheid.

Trichopièse los.................20

„ geperst..............13

Vilt.......................43

Kurksteen.................... 3.5

Turfmos..................... 8

Een samenhang tusschen deze reeks en de verzwakking
van het geluid is niet te bespeuren, evenmin gelukt het
eene bevredigende overeenstemming te verkrijgen, wanneer
men luchtdoorgankeiykheid en soortelyk gewicht combineert. "

Uit de theoretische voorstellingen van Lord Rayleigh
vloeit voort, dat men ook nog rekening heeft te houden
met de warmte-overdracht van de lucht op de vaste
deeltjes. In het algemeen genomen zyn de poreuze stoffen,
die ik onderzocht, slechte warmtegeleiders; het ontbrak
my echter aan de gelegenheid zelf bepalingen aangaande
deze physische eigenschap der onderzochte stoffen to doen,
zoodat ik den invloed van dezen factor niet in rekening
heb kunnen brengen.

Het geheele vraagstuk, ter verklaring van het geluid-
werend vermogen van poreuze stoffen, moet ik derhalve
voorloopig openlaten.

-ocr page 77-

HOOFDSTUK V.

Doorlatingsvermogen van weefsels voor
geluid.

De dierlijke weefsels werden eerst onderzocht in de
camera silenta op den looden trechter, zooals we dat deden
met de stoffen in hoofdstuk III, en daarna volgens de methode
waarby de telephoon in de kist geplaatst was. Het eerste
gedeelte van dit onderzoek werd verricht, direct nadat we
de platen volgens die methode onderzocht hadden, echter
wordt het eenvoudigheidshalve eerst nu tegeiyk met de
andere methode vermeld.

Huid (mensch): 2—2.5 m.M. dik, geplaatst tusschen de
beide doorboordo looden platen, terwijl de grooto ring het
geheel nog wat steviger aandrukt.
By controle met de
glazen plaat
biykt er nu volkomen afsluiting te bestaan.

Do pypen werden aangeblazen onder druk van 24 c.M.
water, de afstand van den trechter van de telephoon tot
do huidlap bedroeg 5 c.M.

Doorlaatbnarhoid tn %

TABEL I (dubbele amplitudines).

Opon trochtor. Huid.

gis\' 17\'/a
a\' 16

ais\' 18

1
1

5.7

6.8
2.9

V 2-3/4

Gemiddeld 6%

-ocr page 78-

Werd de huidlap direct op den looden trechter gelegd,
en alleen met behulp van den looden ring aangedrukt, dan
waren de uitslagen: druk 24 c.M. water; afstand 5.5 c.M.

TABEL II (dubbele amplitudines).

Open trechter.

Huid.

Doorlaatbaarheid in %.

gis\'

6\'/a

2

30.8

a\'

6

l\'/a

25

ais\'

3 «/a

1

28.6

b>

4

lU—Va

9.4

Gemiddeld 23.5

Vervolgens werd de huidlap gelegd op het looden trechter-
vormig stuk, dat op den looden trechter past, en met den
kleinen ring aangedrukt. Druk 24 c.M. water; afstand 4.5 c.M.

TABEL Hl (dubbele amplitudines).

Open trechter.

Huid.

Doorlaatbaarheid in %.

gis\'

lB\'/a

Va

8.2

a\'

14

Va

8.6

ais\'

12 \'/a

<lU

1

Gemiddeld 2.6

Voor hoogere tonen werd in geen dezer govallen een
uitslag verkregen.

*Uit de groote verschillen, die aan den dag komen, al naar
gelang van de grootte, en wijze Yan bevestiging van den

-ocr page 79-

huidlap, blijkt weer de groote beteekenis van de resonnance,
in het midden latend wat de voornaamste oorzaak is,
modificatie van toevoerend stelsel of modificatie van den
huidlap.

Spier (rund) dikte 7 m.M.

Daar het gebruikte stuk niet overal even dik was, was
geene goede afsluiting te verkrijgen, wanneer het tusschen
de beide doorboorde platen gelegd werd. Het werd daarom
geplaatst op de doorboorde plaat en gefixeerd door den
looden ring; vervolgens werd het op den looden trechter
gelegd en door den ring aangedrukt.

In het eerste geval werd verkregen:

TABEL IV (dubbele amplitudines).

Opon trechter.

Spier.

Doorlaatbaarheid in %.

gis\'

17\'/a

3/4-l

5

a\'

18\'/,

8.7

ais\'

18«/,

V4-V2

2.8

Gemiddeld 8.8

In hot tweede geval:

TABEL V (dubbele amplitudines).

Opon trechter.

Spier.

Doorlaatbaarlioid in %.

gis"

10

1

10

a\'

7 \'/4

3li

10.3

ais\'

0\'/<

\'/ 4

12

Gemiddeld 10.8

-ocr page 80-

Uit de uitkomsten is waarschijnlijk te achten, dat zonder
zeefplaat de spierlaag meer in haar geheel meetrilde, waar-
door grootere doorgankelijkheid verkregen werd.

Voor den kleinen ring werd geen uitslag verkregen.

De weefsels onderzocht naar de methode, waarbij de
telephoon in de kist geplaatst was, gaven de volgende
uitkomsten:

Huid (mensch) met subcutaan vet, dikte 8 m.M., ge-
plaatst op den cylinder van de kist, gefixeerd door den
looden ring. Afstand 7 c.M.; druk 34 c.M. water.

Dubbele amplitudines.

Open cylinder. Huid. Doorlaatbaarheid in °/o.

e2 7 Va 7.1

Op de doorboorde plaat, gefixeerd door looden ring. Afstand
6 c.M.; druk 34 c.M. water.

Dubbelo amplitudines.

Open cylindor. Huid. Doorlaatbaarheid in °/o.

e2 7 < >/4 1.8

Ook hier trilt de huid begrUpelü\'kerwUs minder in haar
geheel mee, daar ze op een groot aantal punten wordt
gesteund.

De doorgankelijkheid berust dus niet uitsluitend op mole-
culair geleidingsvermogen van weefsel, maar ook op het
in z^jn geheel trillen.

Dezelfdo lap huid, bevrijd van het subcutaan vet, zoo-
dat de dikte nu bedraagt 2.6 m.M., geeft voor dezelfdo
methode:

-ocr page 81-

1°. Afstand 7 c.M.; druk 24 c.M. water.

Dubbele amplitudines.

Open cylinder. Huid. Doorlaatbaarheid in o/o.

e2 6 l\'/4 20.8

2°. Afstand 6 c.M.; druk 24 c.M. water.

Dubbele amplitudines.

Open cylinder. Huid. Doorlaatbaarheid in %
e2 8 3/4 9.4

Voor de andere tonen van a\' tot en met g2 werd geen
uitslag verkregen.

De uitkomsten geven weer tot dezelfde opmerking als
zooeven aanleiding.

Spier (rund) dikte B m.M.

Dit werd evenals de huid ook op 2 wyzen onderzocht,
eerst gelegd op den cylinder, daarna op een looden zeefplaat,
in beide gevallen gefixeerd door looden ring. Afstand 6 c.M.;
druk 24 c.M. water.

Dubbele amplitudines.

Opon cyllndor. Splor. Doorlaatbaarheid in %.

1". e2 O\'/j \'/j 2.6

En 2°.

e2 9\'/a \'/« 1.8

Ook hier, evenals by de huid, voor de andore tonen geen
uitslag. Hier geldt weer dezelfde conclusie, al zyn de ver-
houdingen verschillend: als het weefsel op de zeefplaat
ligt, wordt er minder geluid doorgelaten, dan wanneer hot
op don cylinder is geplaatst.

-ocr page 82-

Longweefsel (rund) dikte 4 m.M.
I. Op cylinder als huid en spieren: Afstand 5 c.M.; druk
24 c.M. water.

Dubbele amplitudines.

*

Open cylinder.

Long.

Doorlaatbaarheid in %.

d2

7\'/2

\'/4-V2

5

dis2

6»/i

lU

3.8

e2

4

3U

18.8

II. Op zeefplaat:

Open zeefplaat Long. Doorlaatbaarheid in °/o.

e2 3 \'/2-3/4 20.8

In dit geval vinden we voor longweefsel op de zeefplaat
rustend iets grootere doorgankelijkheid dan voor vrij uitge-
spannen longweefsel, waaruit blijkt, dat het vry uitgespannen
longweefsel niet in zoo sterke mate in zyn geheel heeft
meegetrild, misschien bij deze spanning in \'t geheel niet
heeft meegetrild.

Voor vrij uitgepannen longweefsel werd nagegaan, welke
veranderingen in de doorlaatbaarheid verkregen werden,
indien de spanning versterkt werd door het longweefsel te
bezwaren.

-ocr page 83-

Dubbele amplitudines.

Open
cylinder.

Long,
geen be-
zwaring.

1 H.G. be-
zwaring.

2 H.G.

8 H.G.

4 H.G.

Afstand.

Druk.

a1

22

_

V*

Va

Va

Va

15 C.M.

24c. M. water

d2

7\'/a

V4-V2

Va

Va

Va

3/4

5 c.M.

r>

dis2

6 </2

V4-

V4-

V4-

V4

n

n

e2

4

3/4

1

1V4

l\'/4

1

n

n

f2

14 \'/a

_

v4

Va

Va

it

tl

fis2

11

_

V4-

V4-

ti

Hieruit blijkt, dat het longweefsel door toeneming in
spanning, het vermogen verkrygt om duidelp in zyn geheel
te gaan meetrillen; klaarblijkelijk voegt zich bij de mole-
culaire doorgankeiykheid eene massale doorgankeiykheid.

Been. Dit was geslepen tot een zeer dun plaatje 0.5 m.M.
dik, met een diameter van 6.5 c.M., uit een scapula van
het rund. Grootere volkomen gladde plaatjes konden wo
niet vervaardigen. Het beenplaatje werd geplaatst tusschen
2 looden platen van 12 c.M. diameter, dio een rondo opening
hadden van 4.9 c.M. diameter. Deze platen worden op den
cylinder der kist geplaatst.

Open
cylinder. |

Boon.

Afstand.

Druk.

Doorlaatbaar-
held in %

dis2

18

v<

8\'/2 C.M.

82 c.M. water

1.9

e2

25

Va

8 „

0

TABEL

betreffendo den samenhang van het doorlatingsvermogen
voor een bepaalden toon (e2) met het absoluut gewicht

-ocr page 84-

en het soortelijk gewicht (geldend voor de doorboorda
platen).

Absoluut gewicht. P.S. Doorlaatbaarheid in %.

Huid......25 Gr. 1.122 9.4%

Spier......20.6 „ 1.04 1.3 „

Longweefsel ± 33.5 „ ± 0.9 20.8 „

Door deze tabel wordt niet bevestigd de vroegere ervaring
bij niet-poreuze technische materialen opgedaan, dat met
toenemend absoluut gewicht het doorlatingsvermogen af-
neemt. Ook blijkt hier geen verband met het soortelijk
gewicht.

De geluidsdoorgankelijkheid van dierlijke weefsels, af-
gaande op de meest zekere methode, blijkt als volgt:

Verzwakking van het geluid door de weefsels, berekend
op 1 c.M. laagdikte.

Huid............ 39 X )

Spier............ 154 „ I graphischo

Longweefsel....... 10 „ I extrapolatie.

Been............ 1000 „ )

De verzwakking is dus het aanzienlijkst voor been, dan
voor spier, vervolgens voor huid en het geringst voor long-
weefsel.

-ocr page 85-

HOOFDSTUK VI.

Doorlatingsvermogen voor geluid van enkele
vloeistoffen.

Op den cylinder van de kist werd een groote doorboorde
zeefplaat gelegd, hierop kwam een caoutchoucmembraan
te liggen, die door den looden ring gefixeerd werd. Op de
caoutchoucmembraan werd de vloeistof gegoten. Daar de
ring een inwendigen diameter heeft van 10.9 c.M., ver-
spreidde de vloeistof zich dus over eene oppervlakte van
98.818 c.M2.

Onderzocht werden water, een oiwitoplossing, een keuken-
zoutoplossing een transsudaat en een exsudaat. Voor
water werden do tonen van a1—g2 nagegaan, voor do
overige vloeistoffen slechts 8 n.1. met de grootsto uit-
slagen, terwijl telkens door regeling van afstand en druk
do uitslagen voor do caoutchoucmembraan by elko proef
even groot genomen worden, als toen voor water onder-
zocht werd.

Dat het eisch is, dat hot caoutchoucoppervlak goed
horizontaal ligt, bohoeft geen betoog. Do looden zeefplaat
werd gebruikt om to zorgen, dat hot caoutchoucvlies,
ondanks do zwaarte van do vloeistof, nagenoeg volkomen
vlak zou biyven.

-ocr page 86-

Water.

TABEL (dubbele amplitudines).

Caout-
chouc.

5 c.il.

10 C.M.

15 c.M.

20 c-M.

25 c.M.

30 c.M.

35 c.M.

40 c.M.

45 c.M.

50 c.M.

Afstand

Druk.

6

3

2

l\'/4

3U

V4-V2

18 c.M.

24 c.M. water

ais1

VU

Va

17 „

24

»

b\'

O
a

Va

7 „

24

»

c2

2\'/a

3/4

Va

V,

6 „

24

»

cis2

2lU

3/4

lU

_

6 „

24

»

d2

8\'/4

l\'/4

3U

V4—Va

6 »

24

n

dis2

8

l\'/4

1IT-*U

\'/4-Va

-

6 „

24

n

e2

6

33/4

2\'/a

2

l\'/a

1V4

1

3/4-I

3/4

Va-3/4

Va

7 n

28

»

f2

O

*

Va3/4 I

B\'/a »

24

»

fis2

l\'/4

1/4

B n

24

»

S2

■ 1

B „

2 4

»

-ocr page 87-

Kippcneiwit, gemengd met gelijke hoeveelheid water.

P.S. = 1.018
TABEL (dubbele amplitudines).

Caout-
chouc. 1

1

5 C.M.

10 c.M.

15 C.M.

20 c.M.

25 c.M.

30 c.M.

35 c.M.

Afstand.

Druk.

a\'

6

2

3/4

V4-V2

lU

_

_

_

17 c.M.

26 c.M. water

d2

8\'/4

1

\'/2

8\'/2 «

83 „

e2

6

3

2»/i

>0

l\'/4

1

3/4-l

3/4

7 „

28 „ „

Keukenzoutoplomng, nagenoeg verzadigd.

P.S. = 1.190
TABEL (dubbele amplitudines).

Caout-
chouc.

5 c.M.

10 c.M.

15 c.M.

20 c.M.

25 c.M.

30 c.M.

35 c.M.

Afstand.

Druk.

a\'

6

l3/4

3/4

_

_

17 cM.

26 c.M. water

d2

B\'/4

1

f/2

< V4

\'—

8 „

34 „ „

e2

6

2\'/a

l\'/2

1

,/2-3/4

\'/4-\'/2

V4

< lU

7 „

28 „ „

-ocr page 88-

P.S. = 1.015.
TABEL (dubbele amplitudines).

Transsudaat.

Caout-
chouc.

5 C.M.

10 C.M.

15 C.M.

20 C.M.

25 C.M.

30 C.M.

85 C.M.

40 C.M.

45 c.M.

50 c.M.

Afstand.

Druk.

a\'

6

2

1

Va

_

_

_

_

12 c.M.

25c.M.H20

d2

3\'/4

1

Va

< v<

7\'/a »

28 „

e2

6

3

2

l\'/a

l\'/4

1

3/4

V2-3/ 4

\'/2

V4-V2

v4

3 „

28 „

Exsiidaat.

P.S. = 1.025.
TABEL (dubbele amplitudines).

Caout-

5 c.M.

10 C.M.

15 cJI.

20 c.M.

25 c.M.

30 c.M.

35 c.M.

Afstand.

Druk.

chouc.

a\'

6

l3/4

V.

V4

12 c.M.

30 c.M. H20.

d2

3\'/4

1

< V4

8 „

28

e2 kon niet gebruikt worden wegens een defect.

-ocr page 89-

Uit deze cijfers laat zich het volgende opmaken: Van 2
vloeistoffen laat degene met het laagste soortelijk gewicht
het meeste geluid door. Dit blijkt, als we de vloeistoffen
vergelijken, die het meest in P.S. verschillen, n.1. de keuken-
zoutoplossing en het water.

Vergelijken we de eiwitoplossing met het water, waarvan
het soortelijk gewicht onderling weinig verschilt, dan blijkt
de eiwitoplossing minder geluid door te laten dan het
water, wat mogelyk wel afhankelijk is van de colloidale
natuur der eiwitoplossing. Het verschil in transsudaat en
exsudaat is gering, maar gaat toch in de richting der
soortelijke gewichten (bij exsudaat voor a\' kleinere uit-
slagen dan by transsudaat).

-ocr page 90-

HOOFDSTUK VII.

Doorlatingsvermogen van weefsels
voor contactgeluid,

In het midden latend of het woord „contactgeluid" wel
juist gekozen is, geloof ik, dat het toch zeer duideiyk
aangeeft, wat er mee bedoeld wordt. In tegenstelling met
de vorige proeven, waarbij de weefsels getroffen werden
door luchttrillingen, staan zy hier in direct contact met
de geluidsbron.

Als geluidsbron diende de electrisch gedreven stemvork
A\' van
Edelmann, met zware gewichten aan do trillende
uiteinden. Aan een der beenen was bovendien een papieren
Gradenigo-figuurtje bevestigd, dat in staat stelde do ampli-
tudo der stemvorktrilling te meten en voortdurend even
groot te houden door regeling der stroomsterkto. Het bleek
niet gewenscht de acustisch te onderzoeken weefsels direct
op den looden cylinder der telephoonkist te plaatsen, want
dan geraakte, wanneer de stemvork in werking werd gezet,
de geheele kist in trilling, wat ongetwyfeld ook zyn invloed
op de daarin aanwezige telephoon deed gelden. Een uitweg
om deze stoornis te voorkomen werd govonden door eeno
nauwe luchtruimte op te nemen tusschen het geluidge-
leidende lichaam en de telephoonkist. Meer dan capillair
mocht deze ruimte echter niet zyn, opdat er geen noemens-

-ocr page 91-

waard geluid zou ontsnappen. Boven den cylinder werd
daarom een breede looden schijf opgehangen. Deze looden
schijf, die een grooter diameter had dan de looden cylinder
der kist, had eene centrale opening, even groot als de
opening in den cylinder, en tevens een grooten, naar be-
neden gerichten rand. Tevens was in de opening van de
looden schijf een houten trechtervormig stuk aangebracht
om er voor te zorgen, dat het geluid zooveel mogelijk
de telephoon zou bereiken. In dezen houten trechter paste
een stop, die als controlemiddel dienst deed. Om de opening
van den cylinder eindelijk was nog een naar binnen ge-
slagen randje vilt gelegd om te voorkomen, dat de houten
trechter direct met den cylinder in aanraking kwam.

De voorproeven werden genomen met verschillende stoffen.
Was de stop in den trechter gezet, dan gaf de snaar van
den galvanometer geen uitslag, terwijl voor verscheidene
stoffen een grooto uitslag verkregen werd, zoodra de stop was
verwijderd. Van een direct overbrengen van trillingen van
de looden schijf of houten trechter op den looden cylinder,
was, naar men zich herhaaldelijk kon overtuigen, geen
sprake. Om den druk, waarmedo do stemvork op het te
onderzoeken weefsel rustte, te kunnen regelen, was do
stemvork aan eono balans opgehangen. Gewerkt werd
steeds met eene amplitudo van 8 m.M. (Gradenigo-flguurtje).

Onderzocht werden: been, huid en spier.

Been. Rondo schijf 2.2 m.M. dikto uit scapula van
rund. Dezo schijf paste in den looden ring met rand, zooals
o. a. werd gebruikt voor turfmos en kurksteen, en werd,
ovenals deze stoffen, met gele was ingesmolten.

Rustto de stomvork niet mot zijn geheelo gowicht op
hot been, dan huppelde zo over de beenplaat heen, daarom

-ocr page 92-

werd hier alleen de uitslag gemeten, als ze volkomen op
het been rustte. Dubbele amplitudo l\'/v

Huid en spier werden door den gewonen bezwaringsring
gefixeerd.

Huid (mensch) dikte 2.5 m.M.

Als de stemvork slechts even de huid aanraakte zonder
druk, dan was de dubbele snaar-amplitudo \'/4.

Bij bezwaring van de stemvork kregen we:

Bezwaring. Dubbele amplitudo.

10 Gr.

lU

20

V4-V2

30

Vrf

40

3/4

50

1—

60

1

70

1

80

1

90

l\'/4

100

l\'/2-

110

l\'/a

120

l\'/a

180

1 ■/■

Bij nog verdere bezvvaring tot 200 Gr. bleef steeds de
uitslag l\'/2.

Spier (rund) dikte 5 m.M.

BU even aanraken zonder druk geen uitslag.

Vóór bezwaring krijgen we de volgende tabel:

-ocr page 93-

Bezwaring. Dubbele amplitud. Bezwaring. Dubbele amplitud.

10

Gr.

0

260

Gr.

72-

50

ti

0

270

»

72

100

»

280

n

72

150

n

290

n

72

160

tt

300

n

72

170

tl

74

350

it

72

180

n

V4

400

tt

72

190

tl

lU

450

tl

3/4-

200

tt

74

500

tt

3/4

210

tt

74-72

550

tl

3/4

220

ti

74-72

600

tt

*U

230

ti

74-72

650

tt

3/4

240

tt

72-

700

tt

3M-

250

i)

72-

750

n

3/4

Uit dit onderzoek biykt ten eerste, dat de volledigheid
van aanraking tusschen geluidsbron en weefsel in elk geval
gewaarborgd moet zyn tijdens den geheelen duur der
acustische periode; dit bleek duideiyk by het been. Wan-
neer de druk te gering was, werd de stemvork telkens
teruggeworpen, waardoor de snaaramplitudo klein en uiterst
onregelmatig werd.

Ten tweede vindon we, dat door toeneming van span-
ning, hot geleidingsvormogen ook toeneemt, totdat een
maximum bereikt is. In hoever hier do resonnance van
invloed is, valt niet te zeggen. Wilde men dit nagaan, dan
waro dezelfdo methode to volgen, dio ik
by overbrengen
van geluid uit lucht heb toegepast, n.1. hot bezigen van
eeno reoks elkaar opvolgende tonon, van welko do eeno
resonnance wekt en de andere in gobreke
biyft dit to
doen. Do ongelijkheid van uitkomst voor do verschillende
tonen demonstreert dan den invloed der resonnance.

Do stomvork van Edelmann mot haro zwaro loopge-
wichten zou dit wel voroorloofd hebben.

-ocr page 94-

Besluit.

De gevolgtrekkingen uit mijne onderzoekingen te ma-
ken, zijn:

1°. Vaste, niet-poreuze stoffen, laten het geluid bij mole-
culaire voortgeleiding slecht door en wel verzwakken zij
het destemeer, naarmate zij een hooger soortelijk gewicht
bezitten. Vandaar de voortreffelijkheid van lood, zelfs in
dunne lagen, als isolatiemiddel (conform
Berger).

2°. Platen of wanden dezer stoffen trillen echter ook als
een geheel en geleiden mee daardoor het geluid. Het aan-
komend geluid wekt resonnance in de gansche plaat, resp.
wand, wanneer die daarvoor vatbaar is. De sterkte van
zulk een resonnance hangt geheel af van grootte, zwaarte en
spanning van den wand. Zoowel voor muren als voor dunne
platen geldt dit. Indien zy aan de randen los zyn beves-
tigd, zal deze opgedrongen trilling geheel vry tot stand
komen. Een stevige bevestiging geeft echter een grootere
of kleinere demping en daardoor een meer of minder ver-
stikken der resonnance (conform
Weisbach).

Het kan intusschen zyn, dat dientengevolge wand of
plaat een onderdeel wordt van een grooter geheel, het
geheele gebouw b.v. Zulk een grooter geheel zal uitsluitond
op zeer lage tonen en dreuningen kunnen resoneoren.
Vandaar dat deze laatste in bouwwerken zoo moeiiyk uit
te sluiten zyn.

8°. Wil men eene camera silenta zoo ondoordringbaar

-ocr page 95-

mogelijk voor geluid maken, dan zal het gewenscht zijn,
meer dan één wandlaag te nemen. De beide lagen moeten
onderling in afmeting verschillen en elkaar zoo min mogelijk
raken. Dan behouden zij elk voor zich hun eigen toon en
komt de resonnance voor elke laag afzonderlijk tot stand.
Wanneer een luchtlaag de beide muren scheidt, zal de
overdracht onbeteekenend zijn, want de eigen toon van den
eenen muur vindt geen weerklank in den tweeden, en de
doorgegane rest wordt in de tusschenruimte teruggekaatst.

Wanneer de tusschenruimte klein is, zal dit teruggekaatste
geluid in deze tusschenruimte geen resonator vinden en ver-
stikt het door den eersten muur doorgelaten geluid van zelf.

4°. By poreuze stoffen is de verhouding anders. Wanden,
uit deze vervaardigd, trillen slechts in geringe mate als
geheel. Het geluid, dat poreuze stoffen doorlaten, passeert
grootendeels door de poriön. Vandaar dat geperst poreus
materiaal minder doorlaat dan zeer los poreus (conform
Sieveking en Behm).

5°. Voor dieriyke weefsels geldt, dat ook zy het geluid
niet enkel doorlaten door moleculairo geleiding, maar tevens
doordat zy in hun geheel trillen.

6o. Van 2 vloeistoffen laat dogeno mot liet hoogste soor-
teiyk gewicht het geluid hot minst door.

7o. By contactgeluid is de druk van grooto beteekenis,
daar dozo aan de aanraking een grooter of geringer mato
van zekerheid geeft.

8o. By toenomondo spanning van hot weefsel verbetert
het goloidingsvermogen voor het contactgoluid, totdat een
zeker maximum bereikt is.

-ocr page 96-

I

-ocr page 97-

STELLINGEN.

-ocr page 98-
-ocr page 99-

STELLINGEN.

I.

Een stof, hetzij vloeistof of vaste stof, laat des te minder
geluid door, naarmate haar soorteiyk gewicht hooger is.

II.

Het stelsel microphoon-snaargalvanometer is slechts dan
te gebruiken voor do meting van geluidsintensiteiten,
wanneer men gemiddelden van een groot aantal waar-
nemingen neemt.

in.

Valscho divertikels van den dunnen darm zyn aan-
geboren afwykingen.

IV.

Haustra en plicao semilunares coli zyn physiologische,
geen morphologische begrippen.

-ocr page 100-

V.

De aanwezigheid van tuberkelbacillen in het stroomende
bloed, beschouwe men niet als eene dreigende algemeene
miliair-tuberculose.

VI.

Het verdient aanbeveling, de koepokinenting in de eerste
levensmaanden te verrichten.

VII.

Directe inwerking van licht op de iris kan pupil-
vernauwing teweeg brengen.

VIII.

De pijnen bij ulcus ventriculi en ulcus duodeni hebben
met de zweervorming als zoodanig niets te maken, doch
berusten by ulcus ventriculi op een onmiddeliyken, by
ulcus duodeni op een vertraagden pylorospasmus.

IX.

De cachexie by carcinoma ventriculi is voor een groot
gedeelte afhankeiyk van occulte bloedingen.

X.

Spykerextensie, by beenfractuur toegepast, heft niet do
dislocatio ad latus op.

-ocr page 101-

XI.

De opvatting van Boeke, dat na doorsnijding van
zenuwen, motorische vezels in sensible banen kunnen
groeien, wordt door zijne proeven niet voldoende aan-
getoond.

XII.

De verklaring van Meltzer, voor de overgevoeligheid
van kikvorschen voor verschillende vergiften na verwijde-
ring van het hart, is niet juist.

XIII.

Akromegalie is te beschouwen als gevolg eener hyper-
secretie der hypophysis cerebri.

XIV.

In het algemeen is, voor behandeling van uterusmyomen,
chirurgisch ingrepen te verkiezen boven Röntgenbestraling.

XV.

Het is gewonscht, het voorbereidend ondorwUs der aan-
staando geneeskundigen zoo to regelen, dat allen eenig
onderricht in het Latyn ontvangen.

-ocr page 102-

J

-ocr page 103-
-ocr page 104-
-ocr page 105-
-ocr page 106-