eenige beschouwingen
betrekkelijk.
DE LEER DER OORZAKEN YAN BERl-BERI.
-ocr page 2- -ocr page 3-EENIGE BESCHOUWINGEN
betrekkelijk
DE LEER DER OORZAKEN VAN BERI-BERI.
tee verkrijging van den graad tan
aan de
HOOGESCHOOL TE UTRECHT,
na magtiging van den rector magnificus
T)r. T. HALBEETSMA,
Gewoon Hoogleeraar in de Geneeskundige Faculteit,
met toestemming van den academisch en senaat
en
volgens besluit der geneeskundige faculteit ,
TE VERDEDIGEN
Op Vrijdag den 7den Junij 1872, te 3 uren,
dooe
Officier rau Gezondheid der 2e klasse bij de Marine,
GEBOKEN TE GOES.
UTRECHT,
J. G. BEOESE.
1872.
-ocr page 4- -ocr page 5-EENIGE BESCHOUWINGEN
betrekkelijk
DE LEER DER OORZAKEN YAN BERI-BERI.
Bij het zoeken naar een onderwerp voor een aca-
demisch Proefschrift, meende ik mijne keus te moe-
ten vestigen op de beschrijving van eene ziekte,
welke voorzeker door eiken geneeskundige, die eenige
jaren in den Oost-Indischen archipel heeft doorge-
bragt, in meerdere of mindere mate is waargenomen.
Mijn voornemen was eene monographie te leveren
van Beri-Beri, en daarbij deels gebruik te maken van
de uitgebreide litteratuur, die over dit onderwerp
bestaat, deels te putten uit -mijne eigene, trouwens
geringe ervaring. De bezwaren verbonden aan het
verzamelen dier litteratuur, de beperktheid van mij-
nen tijd en de groote uitgebreidheid, die dergelijke
arbeid verkrijgen zou, deden mij besluiten van dat
plan af te zien en mij te bepalen tot eenige beschou-
wingen, betrekkelijk de aet.iologie van de onderha-
vige ziekte.
In het midden van 1870, verscheen eene afleve-
ring van het Geneeskundig Tijdschrift van Ned. Indië,
1
-ocr page 6-welke een opstel bevatte van Dr. C. Swaving, stads-
geneesheer te Batavia.
Hierin bestreed die geachte en ervaringrijke schrij-
ver alle vroegere meeningen, betreffende het ontstaan
van B.-B. en verkondigde eene nieuwe leer.
Het duurde niet lang of de stelling van Swaving
werd aangevallen en naar mijne opvatting goed we-
derlegd.
De officieren van gezondheid Steendijk en Gijsberti
Hodenpijl leverden in cle beide eerste afleveringen
van het Geneeskundig Archief voor cle Zeemagt bij-
dragen, die het gebouw, door Swaving zoo kunstig
opgetrokken, doen wankelen.
Die bijdragen tot grondslag nemende, wil ik in de
navolgende bladzijden trachten aan te toonen, dat de
jongste meening van Dr. Swaving onjuist is en de
benaming paraplegia mephitica die van Beri-Beri
niet kan vervangen.
Als inleiding van zijn opstel x), begint de schrij-
ver te verklaren, dat hij in den laatsten tijd tot zijne
groote verbazing heeft ontwaard, dat vele geneeskun-
digen de oorzaken van het verschijnselen-complex
B.-B. niet in onreine atmospherische lucht, hetzij
binnen of buiten het slaapvertrek, doch in vele bij-
omstandigheden blijven zoeken.
In het eerste hoofdstuk tracht hij aan te toonen,
dat reeds Hippocrates B.-B. heeft geobserveerd. Op-
volgend bestrijdt hij daarna, onder een vijftal ru-
brieken , de verschillende meeningen, betreffende het
wezen dier ziekte, terwijl hij in hoofdstuk VII zijne
stelling verdedigt: dat B.-B. is, niet eene zuivere
limnhémische (moeras-), maar eene mephitische ver-
giftiging. Eindelijk wordt door den schrijver het ver-
loop der ziekte geschetst, en ten slotte bewezen, dat
zij wijkt voor hygienische middelen.
Ik zal hem uitsluitend nagaan, waar hij de bewijs-
gronden uiteenzet voor de stelling, dat B.-B. is pa-
raplegia mephitica.
Hetgeen Dr. Swaving op blz. 51 en 53 aanvoert, is
te onbepaald, om daarmede eene theorie te steunen; ik
laat den majoor Mac Nair — die B.-B. wil voorko-
men dooi" behoorlijke ligging en inrichting der gebou-
wen — verantwoordelijk voor zijn oordeel; met hem
wil ik gelooven, dat zijn hygienische maatregelen van
veel invloed kunnen zijn op het verloop en ter voor-
koming van meergenoemde ziekte, maar betwijfel de
juistheid van het beweren, dat daardoor alleen paal
en perk aan haar kan gesteld worden.
Indien het feit, dat de heer C. de Groot een einde
aan B.-B. op Billiton heeft gemaakt gewigt zal
leggen in de weegschaal, diende Dr. Swaving ons
iets meer mede te deelen omtrent het voorafgegane,
omtrent de maatregelen door dien heer genomen, en
te bewijzen, dat geene andere momenten hierbij in
het spel zijn. Hoe rijm ik anders het — door Dr.
Swaving zeiven aangevoerde in zijne verhandeling,
»Een woord over een kongsiehuis enz. 1):
1 Geneest, tijdschr. van Ned.-Indië 1870, Deel XIV. Blz. 5.
1*
-ocr page 8-»Wanneer men de beschrijving leest, welke Dedo
Heerklotz van de Chinesche mijnwerkers en van de
waterwerken bij de mijnen geeft, alsdan zoude de
sterfte-oorzaak van 60 Chinezen in eene week of van
63 Vo \'Tl eene maand van 1865, toegeschreven moe-
ten worden aan vergiftigende miasmata, die op ca-
chectische of uitgehongerde werklieden bij den arbeid
doodelijk inwerken," welke meening hij daarin vol-
strekt niet wederlegt?
Ik twijfel geen oogenblik aan de waarheidsliefde
van den schrijver, en erken, dat zijne cijfers op blz.
123, overtuigend doen blijken, dat het sterfte-cijfer
— na de verandering in het stadsverband — veel
lager is geworden; wat meer is, ik wil die gunstige
verhouding zelfs toeschrijven aan het aanbrengen van
betere ventilatie; hetzij echter verre van mij, om
daaruit het bewijs te willen putten, dat B.-B. veroor-
zaakt wordt door bedorven lucht in die ziekeninrigting.
Mijne opvatting van het wezen dezer ziekte doet
mij slechte luchtverversching als eene bijkomende oor-
zaak van het ontstaan, als een schadelijk moment
voor de genezing van B.-B. beschouwen.
Van den toestand van Batavia in 1750 sprekende
(blz. 123), kan Swaving toch niet doelen op miasma
humanum; het ligt, dunkt mij, voor de hand, dat
»uitgravingen van den grond, aanleggen van vaarten,
verplaatsen van kerkhoven, verstoppingen van grach-
ten, kanalen en riolen," eerder op malaria-vergifti-
ging duiden!
De stelling op diezelfde bladzijde neergeschreven:
dat paraplegia mephitica (Beri-Beri), niet even als
zuivere inter- en remitterende koortsen, door ge-
neesmiddelen, maar wel door zuivere lucht gestuit
wordt, kan ik niet beter wederleggen dan door te
verwijzen naar eene observatie van Gijsberti Ho-
denpijl x).
Deze waarnemer, destijds officier van gezondheid
aan boord\' van het opnemingsvaartuig »Stavoren,"
gestationeerd in de wateren van Banka, verpleegde
gedurende eenigen tijd in zee, een paar B.-B. lijders
op de brug van het schip, eene hooge en luchtige
plaats dus, die geheel buiten invloeden is van het
tusschendeks. Hier waren zij door eene tent voor
regen en zon, en des nachts door wollen hemden en
wollen dekens voor koude en vocht gevrijwaard. Het
verloop der ziekte was evenwel steeds hetzelfde: toe-
nemende bewegings- en gevoéls-stoornissen, toene-
mende anasarca en oedeem, zoodat, volgens Hoden-
pijl, deze proef als mislukt kon beschouwd worden
en hem nog te meer bevestigde in zijne overtuiging,
dat luchtbederf geen hoofdfactor is in de leer der
oorzaken van Beri-Beri.
Dat overvulling het ziek worden in de hand werkt,
hetgeen Swaving voor de stadsgevangenis te Batavia
aanvoert (1. c. pag. 140), neem ik gereedelijk aan;
zulks is van te algemeene bekendheid om bestreden
te kunnen worden.
Ik wil hierbij alleen opmerken dat, mijns inziens,
de kiem tot B.-B. reeds bij de gevangenen aanwezig-
was, terwijl de bedorven lucht slechts als schadend
moment het evenwigt stoorde en de ziekte deed ont-
luiken. Dat bij ruiming der zalen geene nieuwe ge-
vallen ontstonden, steunt mijne opvatting.
1) Bijdrage tot do oorzaken-leer van Beri-Beri, iu Geneesk. Archief
voor de zeemagt 1872. 2e. aflev. blz. 139.
Het komt mij hoogst onwaarschijnlijk voor, dat
de Chinezen in den tempel (zie pag. 123 en 140),
door bedorven lucht alleen, B.-B. zouden gekregen
hebben.
In eene van boven opene ruimte, zooals door S.
wordt beschreven, al is die ook aan vier zijden door
muren ingesloten, kan men toch moeijelijk het ont-
staan aannemen van luchtbederf — miasma huma-
num — in een graad, welke vergiftigings-verschijn-
selen veroorzaakt.
De menschen waren gezond, zegt de schrijver, en
het gebouw alles behalve bedompt. »Van de 365
Chinezen kregen in 9 weken 36 B.-B., waarvan er
20 stierven." Is Dr. Swaving wel volkomen over-
tuigd, dat die 365 lieden geheel gezond waren vóór
hunne opname in den tempel?
Zouden daaronder geene zwakke personen, oude
koortslijders, anaemici geweest zijn?
En dan de nabijheid van Batavia\'s reede, van de
Kampongs in de oude stad; welk eene rijke mala-
riabron !
»Deze Chinezen maakten weldra plaats voor eene
andere sterkte van 480 Chinesche schipbreukelingen."
Destijds, Januari 1870, was ik aan boord van het
wachtschip te Batavia, toen het Belgische schip
Frederic met eene lading Chinesche koelies in het
gezicht aan de reede verbrandde. »Van die lieden
werden 5 in 56 dagen lam en bij velen ontwikkelden
zich voorboden van B.-B." Dr. Swaving zal mij ge-
wis toegeven, dat onder deze personen, — die zeker
niet uit weelde landverhuizers werden, die eene lange
zeereis achter den rug en weinig proteïne-rijk voedsel
genoten hadden, — velen bloedarm, zwak en ellen-
dig zullen geweest zijn, alvorens zij in den tempel
werden ingekwartierd.
De schrijver van het historisch-critisch onderzoek
enz. schijnt eene ruime uitbreiding toe te kennen
aan de beteekenis van mephitisme, wanneer hij den
verpestenden stank van stilstaande grachten of slok-
kans beschuldigt als oorzaak van Beri-Beri. (Zie
pag. 141 noot.)
Klaarblijkelijk hebben wij hier te doen met malaria.
Zeer terecht is dan ook de opmerking van Gijsberti
Hodenpijl
»Over de onreine lucht buiten \'shuis, die zooals
hij (Dr. Swaving namelijk) wil, ook in het best ge-
ventileerde schip, in de zuiverste woning, B.-B. kan
doen ontstaan, is hij meer onbepaald, en spreekt zich
soms tegen. Zoo b. v. staat op blz, 75 van meer
genoemde verhandeling:
»Onttrekt men de lijders, inzonderheid schepelin-
gen aan de voornaamste oorzaken, als aan winden
die over moerassen tot hun logies komen, of aan
het bekrompene, donkere, onzindelijke logies zelve,
dan is zuivere lucht een voldoend geneesmiddel."
Hij spreekt hier over B.-B. en beschouwt dus wind,
die over een moeras strijkt voldoende, om die ziekte
te weeg te brengen, terwijl hij daarentegen in het
8° gedeelte van zijne verhandeling ons met alle mo-
gelijke middelen tracht te bewijzen dat B.-B. is eene
niephitische, niet eene zuivere limnhémische(moeras)
vergiftiging."
Indien Dr. Swaving den over een moeras strijken-
den wind niet beschouwt als met moerasgif bezwan-
1) Op cit. Pag. 127.
-ocr page 12-gerd te zijn, wat verstaat hij dan door malaria? Waar
is dan de grens tusschen malaria en mephitisme?
Op het einde van Hoofdstuk VIII begeeft Dr. Swaving
zich in eene breedvoerige beschouwing van eene ziekte,
die geheerscht heeft aan boord van Z. M. stoomtrans-
portschip »Java" op de tehuisreis van Batavia naar
Nederland, in het voorjaar van 1867. Hij deelt het
gevoelen van den inspecteur Slot, als zoude bedor-
vene victualie de oorzaak van dien ziekte-toestand
geweest zijn, niet. Ook noemt hij de diagnosis »hy-
draemia scorbutica" onjuist en meent, dat aanboord
van genoemden bodem de paraplegia mephitica epi-
demisch geheerscht heeft.
Door eene te groote menschenmassa, zegt de schrij-
ver, kan in een zeer goed ingericht schip bedorven
lucht ontstaan; hij eindigt met de woorden:
»Het allerversterkendste voedsel neutraliseert het
luchtbederf niet!"
Kennelijk streeft de zoo geachte stadsgeneesheer
van Batavia hier zijn doel voorbij. Wanneer hij al
vermeent te bewijzen, dat B.-B. ontstaat door mephi-
tis, gaat hij zeker te ver door eene ziekte, die
geen B.-B. is, waaraan duidelijk oorzaken van ande-
ren aarcl ten grondslag liggen, daarvoor te laten
doorgaan, en aan te nemen, dat er zeker wel lucht-
bederf zal geweest zijn. De vooringenomenheid met
zijn eenmaal aangenomen denkbeeld omtrent de oor-
zaak van B.-B. doet hem dwalen en in de fout ver-
vallen van zoo velen, die in een vooraf aangenomen
vorm de verschijnselen eener ziekte inpassen, instede
van uit de verschijnselen het ziektebeeld te maken.
Eenzijdigheid van opvatting is de oorzaak van Dr. Swa-
ving\'s dwaling.
Dr. Heil erna, die de zieken van de »Java" in het
hospitaal te Nieuwe Diep verpleegd heeft, gaf — in de
laatste aflevering, 9ejaarg. van het Geneesk. Tijdschr.
voor de zeemacht — een omstandig verhaal van het
gebeurde aan boord van genoemd transportschip.
Verreweg het meerendeel der lijders, zegt genoemde
schrijver, heeft de laatste vier jaren, enkelen langer\'
in Oost-Indië aan boord van Zr. Ms. schepen van
oorlog doorgebracht en moeten derhalve in meerdere
of mindere mate geleden hebben. Zij bezaten, vol-
gens hem, bij hun vertrek uit Oost-Indië een minder
weerstand biedend vermogen tegen uitwendige in-
vloeden dan wanneer ze de uitreis uit Europa pas
hadden gemaakt. Hij schrijft het daaraan voorna-
melijk toe, dat zich bij zoo velen, al spoedig na het
vertrek van Batavia een weerzin openbaarde tegen
sommige artikelen van den scheepskost, welke weer-
zin, bij het hand over hand afnemen van de voedings-
waarde dier artikelen, in volslagen afkeer overging.
Inzonderheid was dat het geval na het vertrek van
St. Helena, toen het gebrek aan ververs chingen de
waarde der erwten nog meer deed dalen.
Die erwten nu, de grondslag van de scheepskost
in zee, werden bij de binnenkomst van de »Java,"
onvoorwaardelijk slecht , oneetbaar bevonden.
Wat de overvulling aangaat, gebrek aan ruimte
en daardoor luchtbederf, bestond aan boord van de
Java niet; daarvoor is dat schip — waarmede ik
tweemaal de Indische reis maakte — volkomen ge-
waarborgd , èn door zijnen ruimen, luchtigen kuil —
de plaats, waar het volk logeert en nagenoeg den gan-
schen dag doorbrengt, —- èn door zijne uitstekende
ventilatie-middelen.
De ziekte aan boord van de Java was geen B.-B.;
zij vertoonde niet de karakteristieke verschijnselen
van dien toestand. Bij geen enkelen lijder werd pa-
raplegia waargenomen, geen enkel geval van plotse-
lingen dood — acute B.-B. — deed zich voor!
De mededeeling van Dr. Hellema op blz. 359 op.
cit., die ik volledigheidshalve hier volgen laat, is een
groot bewijs, dat zijne diagnosis: hydraemia scorbu-
tica, juist is.
»Een der zieken, een eenzelvig menscb, bij wien
sedert jaren hardhoorendheid in hooge mate bestaat,
bleef aanhoudend benedendeks, veelal in het tusschen-
deks, welk verblijf natuurlijk de minste luchtzuive-
ring toelaat. Hij is de eenige schepeling van wien
dit gezegd wordt en nu is hij ook de eenige bij wien
peteckiae, als eerste aanduiding tot den haemorrha-
gischen vorm voorkomen."
Het verloop cler ziekte van de lijders van de Java,
hun volkomen herstel in korten tijd —• slechts 4 over-
leden, en wel binnen de eerste 24 uren, na hunne
opname in het hospitaal — is voor mij het grootste
bewijs, dat hier geen B.-B. in het spel was.
Onder eene goede voeding en, zoo Dr. Swaving
wil, onder betere verhouding, wat ventilatie betreft,
namen bij den dag de ziekte-verschijnselen af en her-
stelden allen.
Een dergelijk verloop nu zag ik nimmer in de hos-
pitalen te Makasser, Pontianak of Riouw, waar ik dik-
wijls in de gelegenheid was B.-B. te observeren. In
tegendeel is het mij meermalen voorgekomen, dat
lijders met beginnende B.-B. van de schepen naar het
hospitaal vervoerd, — niettegenstaande zij hier eene
goede voeding en luchtige ligging hadden — weldra
den uitgedrukten vorm der ziekte vertoonden en of
maanden lang slepende bleven, öf ook plotseling aan
den acaten vorm bezweken.
In cle eerste dagen van Juni 1867 arriveerde het
Gouvernements-stoomschip »Hertog Bemard" ter reede
van Makasser om kolen in te nemen. Dit schip was
bestemd om hulp te gaan bieden aan Z. M. stoom-
schip »Reteh", dat nabij Poeloh Derawan (oost-kust
van Borneo), vastgeraakt was. De orde van vertrek
uit Soerabaija was plotseling ontvangen, zoodat de
gezagvoerder met overhaasting zijne équipage door
werving moest aanvullen.
Te Makasser aangekomen zijnde, gaf cle gezagheb-
ber kennis aan den stationskommandant, dat er zeer
vele zieken aan boord van zijnen bodem waren en
verzocht geneeskundige hulp. Op last van gemelde
autoriteit begaf ik mij aan boord van de »Hertog
Bernard" en hield eene naauwkeurige inspectie van
de bemanning, haar voeding en verblijf.
Van de ongeveer 50 man sterke inlandsche équi-
page moest ik 21 personen als lijdende aan Beri-Beri
naar het hospitaal opzenden, terwijl eenige anderen,
aan tusschenpoozende koorts lijdende, aan boord ble-
ven en daar behandeld werden.
Het logies aan boord was uitmuntend. Nog nim-
mer zag ik zulk een hoog en ruim tussehendeks, het-
welk trouwens alleen door de zieken bewoond werd,
daar de anderen altijd aan dek sliepen.
Mijn oordeel was toen, dat de aanleidende oorzaak
moest gezocht worden in de overhaaste aanwerving-
van schepelingen, waarbij op de gesteldheid van het
individu weinig acht werd geslagen; de zwakke per-
sonen, die tot nu toe eene rustige rust hadden ge-
noten, werden genoodzaakt, voor een deel om voor
de vuren te staan, voor een ander deel om aan het
dek het — voor hun ongewone — matrozenwerk te ver-
rigten.
De nieuwelingen ontvangen hij hun in dienst tre-
den maar één stel kleederen — een katoenen broek,
hemd, hoofddoek en slendang — en zes maanden
voorschot op hun tractement, dat de meesten, zoo
niet allen, reeds verdobbeld hebben, vóór zij aan
boord komen. Na doornat te zijn geregend, konden
zij dus niet van kleêren wisselen, terwijl zij zich
\'s nachts niet voor de koude en vochtigheid wisten te
vrijwaren. De kiem van B.-B. schoot gretig wortel,
en de een voor en de ander na werd ziek.
In cle eerste dagen van hun verblijf in het hospi-
taal te Makasser — destijds onder directie van den
officier van gezondheid le klasse Dr. de Roock — dat
als een model-ziekeninrigting voor Indië mag be-
schouwd worden, en waar de ruime luchtige zalen
zeker nimmer tot ontwikkeling van miasma humanum
zullen aanleiding gegeven hebben, stierven vier dezer
lijders, terwijl de overigen nog maanden lang onder
behandeling gebleven zijn en eindelijk gedeeltelijk
hersteld, voor een gedeelte nog lijdende naar Java
werden opgezonden.
Hier zal Dr. Sw. toch geen luchtbederf aannemen
als oorzaak van B.-B.?!
Een ander voorbeeld wil ik aanhalen uit het alge-
meen jaarlijksch verslag omtrent de voorgekomen
belangrijke ziektegevallen enz, aan boord van Z. M.
stoomschip »Admiraal van Kinsbergen," over het
jaar 1869, aan boord van welk schip ik destijds eerst-
aanwezend officier van gezondheid was. Den 31 Mei
1869 kwam aan boorcl van dezen bodem te Riouw,
de inlandscbe ligtmatroos Paing, geboren te Karang
Gaijam (residentie Japara). Hij werd den 5 Januari
van dat jaar te Samarang aangenomen en diende tot
nu toe op het wachtschip te Batavia, waar hij voor
tusschenpoozende koorts onder behandeling is geweest.
Reeds den dag zijner komst meldde Paing zich
ziek; hij febriciteerde en zag er anaemisch uit. Zijn
laatste verblijf ter reede van Batavia in aanmerking
nemende, meende ik met recidive van tusschenpoo-
zende koorts te doen te hebben en verzond den lijder
naar het hospitaal. Toen ik na een paar dagen het
hospitaal bezocht, trof mij het opgezette gelaat van
genoemden Javaan. Acht dagen later had zich het
volkomen beeld van B.-B. gevormd: gebombeerd aan-
gezigt, anaesthesie en paresis der onderste ledema-
ten, algemeene lusteloosheid en de zoo karakteris-
tieke gang.
Niettegenstaande eene tonisch-voedende behande-
ling werd ingesteld, bleef de toestand dezelfde. Den
19 Augustus zag ik den lijder weder. De man deelde
mij mede, dat het redelijk wel met hem ging-, dat
zijne eetlust voortreffelijk was, doch de beenen steeds
ongevoelig bleven en het loopen hem moeijelijk viel.
De wangen waren meer opgezet.
Op den avond van dien zelfden dag werd ik in het
hospitaal ontboden en vond Paing op zijn matje lig-
gen, met hoogst moeijelijke ademhaling, een ver-
schijnsel, dat mij weldra bleek afhankelijk te zijn van
hydrops pericardii. De lijder overleed een uur later
en was tot zijne laatste oogenblikken bij zijn volle
bewustzijn.
Dat de luchtverversching in het lijdelijk hospitaal —
-ocr page 18-het hospitaal werd verbouwd ■— goed was, daarvan
overtuigde ik mij dagelijks. Het gebouw was van
bamboe, atap en rottan opgetrokken, rijk voorzien
van vensters en gelegen op een heuvel.
Onze patiënt lag vlak bij de —- nacht en dag opene —
deur, en de zaal was nimmer overvuld. Dagelijks
liet de eerstaanwezende officier van gezondheid, Dr.
Gutteling, den zieke in de open lucht wandelen, zoo
noodig, tusschen twee\' oppassers in.
Door den afwisselenden land- en zeewind, was er
steeds eene frissche koelte op den heuvel en in het
hospitaal.
Hier ziet men dus een geval van B.-B., dat op de
reede van Batavia ontstaat, sluipende blijft en zich
eerst geheel ontwikkelt in het doorluchtige hospitaal
van het teregt gerenommeerde, gezonde Riouw!
Mijne meening omtrent de ziekte van de »Java,"
is dezelfde als die van Dr. Hellema; ik schrijf die
toe aan de slechte hoedanigheid van de groene en
graauwe erwten. Dat de dierlijke spijzen goed wa-
ren, bewijst niets. Er wordt niet beweerd, dat de
bemanning honger heeft geleden, maar wel, dat het
hoofdvoedsel, de erwten, beschimmeld, hard, onver-
teerbaar waren en dat daardoor gastricismus, slechte
spijvertering en bij de zwaksten hydraemie is ontstaan.
De ziekte aan boord van de Java was hydraemia
scorbutica, geen Beri-Beri.
Na op pag. 168 een overzigt gegeven te hebben
van de beweging der B.-B. lijders in het stadsverband
te Batavia en te Buitenzorg, gedurende de laatste
jaren, komtDr. Swaving tot het besluit »dat door de
verbeterde ventilatie in het stadsverband het verloop
der paraplegia mephitica daarin gestuit en niet meer,
zooals voorheen, verergerd wordt, behoudens den
algemeenen regel, dat ieder gebouw ongezonder kan
gemaakt worden door te sterke overvulling."
Het tabellarisch overzigt van B.-B. lijders in het
stadsverband, doorDr. Swaving op blz. 144 gegeven,
neem ik hier over, terwijl ik in eene nieuwe kolom
daarnevens voor elk jaar het procent-gehalte aan over-
ledenen stel.
BERI-BERI LIJDERS IN HET STADSVERBAND.
JAAR. |
AANTAL. |
GEëVA- |
OV ER- |
PROCENT. |
1857 |
402 |
geene |
256 |
61 |
1858 |
28 |
geene |
6 |
21.4 |
1859 |
67 |
68 |
13 |
19.2 |
1860 |
27 |
13 |
11 |
40.7 |
1861 |
38 |
18 |
8 |
21 |
1862 |
15 |
30 |
8 |
53.3 |
1863 |
11 |
geene |
1 |
9 |
1864 |
18 |
6 |
8 |
44.4 |
1865 |
17 |
geene |
3 |
17.6 |
1866 |
8 |
45 |
4\' |
50 |
1867 |
87 |
31 |
26 |
29.8 |
1868 |
459 |
250 |
85 |
18.4 |
1869 |
620 |
333 |
74 |
11.9 |
£1870 |
272 |
172 |
5 |
2.2 |
Men ziet dan in 1857 61u/0 overledenen aan B.-B.,
doch dat jaar werd er niet geëvacueerd naar Buiten-
zorg, even als het volgende, toen het sterfte-procent
slechts 21,4 bedroeg. — Deze meer gunstige verhou-
ding zal men toeschrijven aan het veel geringer aan-
tal B.-B. lijders dat jaar verpleegd, doch Dr. Sw. ver-
geet ons op te geven het geheele aantal zieken van
verschillenden aard, elk dier jaren in genoemde zieken-
inrigting behandeld. Het luchtbederf toch zal zoowel
door niet-Il-B. lijders als door dezen veroorzaakt
worden!
Met aandacht het gegeven overzigt bestuderende,
merk ik op een zeer afwisselend sterfte-procent, on-
afhankelijk van het aantal lijders, onafhankelijk van
het al dan niet evaeueeren der zieken.
De daadzaak, dat in 1869 het sterfte-procent 11.9
was, geeft ons echter daarom nog niet het regt, die
gunstige verhouding aan de verbeterde ventilatie-
middelen toe te schrijven. Van de dat jaar naar Bui-
tenzorg geëvacueerden stierven nog 39 patienten, in
het geheel overleden dus van de 614 lijders in 1869, 74
~j-39 = 113 dus 18.4°/ü : eene verhouding, welke
ongunstiger is dan in de jaren 1863 en 1865 en iets
gunstiger dan in 1858, jaren, in welke er niet ge-
ëvacueerd is en de ventilatie van het gebouw zoo-
veel te wenschen overliet!
De cijfers van Dr. Swaving bewijzen dus niet veel.
Gaarne echter wil ik toestemmen, dat de hygiëni-
sche verbeteringen aan het stadsverband op den
duur een heilzamen invloed zullen hebben, niet al-
leen op de B.-B. lijders, maar op alle zieken, in die
inrigting verpleegd. Een statistisch overzigt van de
volgende jaren zal — zoo ik hoop — Later die goede
verwachting bevestigen. Zooveel is zeker, dat de
meerdere of mindere graad van overvulling van ge-
noemd hospitaal, de persoonlijkheid der lijders, hunne
voeding, het voorafgegane, minstens evenveel tot het
lagere of hoogere sterfte-cijfer zullen bijdragen, als
de verbetering der ventilatie-middelen van het stads-
verband.
Dat mephitische — met miasma humanum bezwan-
gerde — lucht alleen oorzaak is van B.-B., spreek ik
ten stelligste tegen.
De waarneming op blz. 175 medegedeeld, dat B.-B.
lijders, die verpleegd werden in een der kamertjes
over de secreetgracht stierven, doch anderen daar-
entegen, die in de nieuwe bamboezenzaal van het
stadsverband opgenomen waren, herstelden, heeft
niets bevreemdends. Zij bewijst alleen, dat slechte
ventilatie, bedorven lucht, noodlottig inwerkt op reeds
bestaande B.-B., zooals zij dat wel op alle ziekten
doen zal.
In de mededeeling op blz. 175, betreffende het
Samarangsche weeshuis, waar, behalve de verbete-
ring der lokalen, »vooral de zoo spoedig mogelijke
evacuatie naar Oenarang, alle inwrijvingen, decocten
en poedertjes overbodig maakten," vind ik weinig
steun voor de hypothese van Dr. Swaving. Het is
opmerkelijk, dat hij hier zoo op die evacuatie drukt
en er in dit geval dus meer waarde aan schijnt te
hechten dan aan de goecle ventilatie.
Het groot aantal B.-B. lijders, afkomstig van het ei-
land Onrust, meent schrijver (blz. 180) te moeten
wijten aan hunne overvulde en bedompte slaapzalen.
Alhoewel ik niet tegenspreken wil, dat het ketting-
kwartier te Onrust voor zijne groote bevolking te
klein is, moet ik echter opmerken, dat genoemd ei-
land een broeinest is van malaria; dat aldaar niet al-
leen pernicieuse koortsen en dysenterie, maar ook
Beri-Beri jaar in jaar uit endemisch voorkomen, doch
bij tijden epidemisch heerschen.
De epidemie eischt dan niet alleen hare slagtoffere
in het kettingkwartier — waar miasma humanum
wordt voorondersteld — maar zij woedt ook onder
de bemanningen van de oorlogschepen.
Ten slotte wil ik nog het gezegde van Dr. Swa-
ving op blz. 184 zijner verhandeling aan eene kri-
tiek onderwerpen.
»De inlander aanboord van schepen," zegt die schrij-
ver, »kruipt, wanneer hij ziek is, in een hol, vaak
in een overvuld holletje, waarin juist die lucht be-
staat , welke bij voorkeur de paraplegia mephitica
voortbrengt, waarin wel eens het licht van een lan-
tarentje, maar nimmer van de zon schijnt."
Ik zal niet treden in eene beschouwing van het
logies der bemanning aan boord van mailbooten en
kustvaarders, aangezien ik dat nimmer met oplet-
tendheid heb nagegaan en het leven der inlanders op
die schepen mij niet genoeg bekend is. Het verblijf,
de levenswijze en gewoonten van de inlanders aan
boord onzer oorlogschepen in Oost-Indië ken ik daar-
entegen des te beter, en hoop aan te toonen, dat
Dr. Swaving\'s gezegde daarop ten minste niet van toe-
passing is,
In de reeds meermalen aangehaalde »Bijdrage tot
de oorzakenleer van Beri-Beri" r), waarin Gijsberti
Hodenpijl — op grond zijner ervaring, opgedaan aan
boord van het opnemingsvaartuig Stavoren, — duide-
lijk uiteenzet, dat genoemde ziekte niet afhankelijk
is van onvoldoende voeding, noch van luchtbederf,
geeft hij eene beschrijving van het logies der beman-
ning daar aan boord.
1) Geneesk. archief voor de Zeemagt 1872, 2. a.fl. blz. 187 en volg.
-ocr page 23-Hij noemt het zeer klein, slechts voorzien van vier
patrijspoortjes, zoodat 35 Europeanen en 34 inlan-
ders (de gewone bemanning) daarin zeker niet kun-
nen logeren.
De luchtwisseling geschiedt er door luiken in het
dek en door koelzeilen, die boven de tent geheschen
worden, alsmede door een paar luchtkokers.
Een aanhanger van de leer van Dr. Swaving, zegt
Gijsberti Ilodenpijl, zou hierin waarschijnlijk genoeg-
zame redenen vinden om de Beri-Beri aan luchtbe-
derf toe te schrijven.
Het grootste gedeelte der bemanning echter, ver-
volgt de schrijver, slaapt op dek en alleen bij regen
kruipen eenigen — zij die het meest naar het boord
toe liggen — naar beneden.
Eenige personen evenwel slapen altijd in het tus-
schendeks en nog wel in hutten; deze zijn: de boots-
man, de machinisten, de stuurlieden en onder deze
schepelingen heeft schrijver nooit een B.-B. lijder
gehad.
Voorts maakt Ilodenpijl de opmerking, dat die
slechte ventilatie en die overbevolking op elk oorlog-
schip in den Oost-Indischen archipel wordt terugge-
vonden; dat dus ook aan boord van al die schepen
de Beri-Beri gelijkelijk zoude moeten heerschen, het-
geen lang niet het geval is.
Het is genoemden waarnemer niet zelden aan boord
van de Bali (gestationeerd in de Molukken en later
te Makasser) gebeurd, dat hij bij de ochtendvisite
den stank in het tusschendeks niet kon uitstaan en
zich naar het dek moest begeven, en toch — alhoe-
wel dat schip meer bemand was dan de Stavoren —
heeft hij nooit een enkel geval van B.-B., gedurende
zijn verblijf van anderhalf jaar op dien bodem waar- ,
genomen.
Voor de komst van de Stavoren in de wateren van
Banka, was dat schip zwaarder bemand dan gedu-
rende zijn verblijf aldaar, en toch observeerde Ho-
denpijl voor dien tijd geen enkel B.-B. geval. Hij wil
toegeven, dat hoe langer een schip in dienst is, er
des te meer voorwaarden ontstaan voor de ongezond-
heid der equipage, maar meent toch, dat het be-
vreemding wekken moet, dat de hoogste graad van
ongezondheid juist bereikt was, toen het schip op
Banka kwam en niet eerder.
»Ware de B.-B. aan boorcl van de Stavoren, van
omstandigheden van het schip zelve afhankelijk," be-
sluit hij, »hoe zoude het dan mogelijk zijn, dat zij
dadelijk eindigde bij onze komst te Palembang en
terugkeerde, als het schip te Muntok was?"
Ook Steendijk bestrijdt de theorie van Dr. Swaving
en komt op tegen diens beweren, dat het logies der
schepen de voorname schuld draagt van het ontstaan
der Beri-Beri.
Ik geloof niet beter te kunnen doen dan zijne epi-
crisis (blz. 16) hieronder te laten volgen.
De B.-B. aan boord van de Banka door hem waar-
genomen , verdient volgens dien geachten waarnemer,
niet den naam van paresis mephitica:
1°. Omdat het logies der inlandsche schepelingen
aan boord Z. M. stoomschip Banka zich bevond
vooruit, op het dek, waar steeds wisseling van damp-
1) Rapport omtrent eene, op Z. M. stoomschip „Banka" gelieerscht
hebbende epidemie van Beri Beri, in Geneesk. archief voor de Zeemagt
1872. 1. afl.
kringslucht bestaat; in de maand Maart kwam
daarbij, .dat er nog West-Mousson heerschte, en dat-
de invallende N.W. en Z.W. windbuijen een goeden
toegang hadden tusschen de neêrgereden tent en de
neêrgelaten valpoorten, en meer achterlijk tusschen
de tent en de verschansing. Bij stil weder zijn de
tenten geheel uitgehaald, zoodat er aan weerszijden
eene ruime wisseling bestaat tusschen de lucht onder
de tent en het algemeene réservoir van levenslucht.
De inlandsche vuurstokers zoeken bij regenachtig we-
der eene toevlucht op de bordessen der machineka-
mer. Die ruimte neemt een derde deel in van den
inhoud van het 55 Ned. el lange schip.
Wanneer niet gestoomd wordt, clan is die ruimte
de koelste van het geheele schip, en is aldaar voor
15 personen genoeg levenslucht aanwezig.
2°. Omdat het roeijen op de reede Muntok, waar
veel luchtverplaatsing bestond, door de werkzaamheid
der borst-, rug-, schouder- en buikspieren, de lon-
gen der roeijers dwong zich met eene zuivere damp-
kringslucht te vullen
3°. Omdat soms meer dan de helft der Europea-
nen (sterkte: 90 koppen), slaapt in het kleine tus-
schendeks, waar ruimte is voor circa 120 kub. el
lucht, en waar na eenige uren een ware menschen-
stank heerscht, en onder dezen geen enkel geval van
Beri-Beri is voorgekomen;
4°. Omdat er onder de inlanders, na onze vlugt
van de reede Muntok naar Palembang, gedurende
het verblijf aldaar geen enkel geval van Beri-Beri is
1) De epidemie door Steendijk geobserveerd, heerschte van 2 tot 28
Maart 1871.
voorgekomen, terwijl er toch te Palembang weinig
1 lichtwisseling en gemiddeld 6° Fahr. meer luchttem-
peratuur bestond, terwijl de talrijke, de rivier voor
Palembang omgevende kampongs, kennelijk eene
groote hoeveelheid menschenstank aan de damp-
kringslucht ter opname aanboden;
5°. Omdat de inlandsche bemanning van de kleine
Draak geheel vrij bleef, terwijl dat schip nu onder
dezelfde omstandigheden als de Banka verkeerde;
6n. Omdat de Stavoren en de Kapoeas, op 21 Maart
met ons ter reede Muntok aankomende, na beide ge-
ruimen tijd voor Palembang zonder Beri-Beri te heb-
ben vertoefd, na eenige dagen voor Muntok boven-
genoemde Beri-Beri lijders moesten evacueeren.
Eindelijk deelt Steendijk nog mede, dat hij van den
officier van gezondheid Zuur te Toboalij — hoofd-
plaats van een mijn-district op Banka — vernomen
heeft, dat aldaar in de Kongsiehuizen een onaange-
name menschenstank bestaat en er toch geen B.-B.
voorkomt.
Ten slotte wil ik het volgende mededeelen uit
mijne aanteekeningen, tijdens mijn verblijf aan boord
van de Kinsbergen.
Yan medio Januari 1868 tot 19 , Februari 1870,
diende ik aan boord van genoemden bodem.
Het eerste semester van 1868 hield dit schip het
station Pontianak (Westkust van Borneo), terwijl het
den overigen tijd te Riouw gestationeerd was en nu
en dan kruistogten deed naar Sumatra\'s oostkust, in
de Lingga-archipel en de straat van Malacca.
Genoemd vaartuig is de kleinste Nederlandsche
oorlogsbodem in onze Oost-Indische bezittingen en
bemand met 44 Europeanen en 22 inlanders.
Zonder uitzondering sliep de bemanning aan dek,
waar zij dan ook door een atappen dak volkomen
voor zon en regen beschut was, terwijl tusschen de
lage verschansingen en de zijranden van het dak eene
ruime opening overbleef voor de luchtverversching.
Gedurende die 2 jaren heb ik onder de sedert Ja-
nuari 1868 aan boord zijnde schepelingen geen enkel
geval van Beri-Beri waargenomen.
Slechts 2 B.-B. lijders, beide inlandsche matrozen,
kwamen onder behandeling. De eerste, Paing, wiens
geschiedenis ik op pag. 13 vermeldde," kwam met
de voorboden dier ziekte aan boord; de tweede, Too-
rook, werd 7 April 1869 aan boord van de Kinsber-
gen geplaatst. Deze was sedert Maart van hetzelfde
jaar in dienst, zag er zwak en slecht gevoed uit,
leed herhaaldelijk aan ligte ongesteldheden van ver-
schillenden aard, zoodat hij nog weinig dienst had
verrigt. Den 13. December meldde patiënt zich ziek
met verschijnselen van Beri-Beri.
Wij bevonden ons toen 15 dagen op reis en wa-
ren ter reede van Batoe-Bara !) (N.O. kust van Su-
matra) bezig om kolen in te nemen.
Opmerkelijk is het, dat de equipage op die reis
zeer zwaar moest werken en niet weinig van menig-
vuldige regens te lijden had.
Ik stelde den man onmiddellijk vrij van dienst,
gaf hem eene krachtige voeding, als verschen bouil-
lon, gebraden kippenvleesch, daarbij eiken dag \\
flesch rooden wijn, waarop ik 6 druppels van de so-
lutio chloreti ferrici deed.
1) Eene moerassige streek, bekend om de aldaar heerschende kwaad-
aardige koortsen.
Hij bleef het overige van de reis — twee weken —-
aan dek, en werd — te Riouw teruggekeerd zijnde —
naar het vroeger beschrevene hospitaal verzonden.
Hier zette de eerstaanwezende officier van gezond-
heid mijne behandeling voort.
Niettegenstaande de lijder in eene kamer geheel
alleen lag, en dus zuivere lucht had in te ademen,
namen de verschijnselen steeds toe, zoo dat de Beri-
Beri volkomen ontwikkeld was, toen ik een maand
later Riouw verliet,
Alle de in het opstel van Dr. Swaving voorko-
mende passages, welke dienen moesten om zijne mee-
ning te steunen, heb ik nu achtereenvolgens be-
schouwd en, naar ik geloof, grootendeels, zoo niet
geheel, wederlege!.
Ik meen derhalve van dit onderwerp te kunnen
afstappen met de overtuiging het bewijs te hebben
geleverd k dat Beri-Beri niet veroorzaakt wordt door
miasma humanum en derhalve de benaming: para-
plegia mephitica onjuist is.
Zoolang als de Ber i-Beri bekend is, hebben de ge-
neeskundigen met rusteloozen ijver getracht, de oor-
zaak dezer ziekte op te sporen. De meest uiteenloo-
pende meeningen omtrent de pathogenesis werden
geuit, en gevolgelijk ook zeer verschillende behande-
lingswijzen aangeprezen.
Hieronder laat ik een overzigt volgen van de on-
derscheidene oorzaken, welke men tot heden voor
Beri-Beri heeft aangenomen of nog aanneemt, met
de namen der schrijvers of waarnemers, die de ver-
schillende meeningen aanhangen.
Hypothesen, waarbij slechts eene oorzaak wordt aan-
genomen.
1. Peri-Myo-Endocarditis. (Schneider 1862).
2. Zuiver zenuwlijden, hetzij peripherisch aanvan-
gende en naar het centrum voortgaande, hetzij van
centralen oorsprong en in de peripherie zich openba-
rende. (Vinson 1853, Heij mann 1855, Friedel 1863.)
3. Rheumatismus. (Friedmann 1853.)
4. Scorbutus. (v. d. Kieft 1854, Reiche 1863.)
5. Acute relatieve inanitie. (Praeger 1863.)
6. Miasma-hypothese.
Sommige schrijvers nemen malaria-invloed aan,
(Bauer, Neeb 1863) ; anderen beschuldigen een on-
bestemd miasma , (Lindman 1853, Oudenhoven 1858.)
7. Morbus Brightii. (Ranking 1854.)
8. Mephitis. (Swaving 1870.)
Hypothesen, ivaarbij meer dan eene oorzaak wordt
aangenomen :
9. Malaria en Scorbutus. (Gébel 1854.)
10. Malaria en Rheumatismus. (Pompe van Meer-
dervoort -1858, Dammann 1863.)
11. Onvoldoende voeding, malaria en Rheumatis-
mus. (v. d. Kieft 1854, Cramer von Baumgarten 1860.)
12. Scorbutus en Rheumatismus. (Morehead 1851.)
13. Hypalbuminose en Rheumatismus. (Bernelot
Moens 1859, Vermijne 1861—62.)
14. Scorbutus en klimatische invloeden. (Chris-
tison en Rogers 1829, Idenburg 1854, Overbeek de
Meijer 1864.)
Geen enkele der tot nog toe opgeworpene hypo-
thesen geeft eene voldoende verklaring van het ont-
staan der Beri-Beri.
Wanneer eene juiste voorstelling van het ontstaan
-ocr page 30-eener ziekte ons ontbreekt, zijn wij dikwijls genegen
naar hypothesen te grijpen, om te trachten ons toch
een begrip te vormen van de ontwikkeling van het
proces. Men schikt en voegt de verschijnselen, zoo
goed mogelijk, in het kunstmatig schema en ont-
werpt op die grondslagen voortbouwende, eene zoo-
genaamde rationele therapie. Weldra is men zoo
ingenomen met het product zijner schepping, dat
men de onderstelling waarheid waant en ze als zoo-
danig verdedigt.
Ik zal mij dan ook er van onthouden, om de lange
reeks van meeningen met nog eene te vermeerderen.
De ware aanleidende of opwekkende oorzaak van
Beri-Beri is niet bekend, de voorbeschikkende mo-
menten daarentegen zijn het wel.
De ziekte kan langen tijd sluipende\' blijven. Een
eenmaal aangetast individu recidiveert gemakkelijk.
Tot de causae praedisponentes breng ik: eene
zwakke constitutie, slechte of eentoonige voeding,
overmatigen arbeid, heimwee, voorafgaand lijden aan
andere, maar vooral malaria-ziekten, verblijf in slecht
geventileerde ruimten en het leven in bepaalde stre-
ken, zoo in- als buiten den Oost-Indischen archipel,
waar Beri-Beri endemisch of epidemisch heerscht.
STELLINGKBN.
De toereikende oorzaak van Beri-Beri is onbekend.
Ten onregte noemt Dr. Swaving Beri-Beri para-
plegia mephitica.
De drastische werking van Oleum Crotonis, wan-
neer deze op de huid wordt ingewreven, is hoogst
twijfelachtig.
De primaire diphtheritische keel-ontsteking wordt
door zwamwoekering veroorzaakt.
In gevallen van hardnekkige constipatie, die met
enteralgie gepaard gaan, heeft men meer heil van
narcotica dan van drastica te wachten.
De behandeling der croupeuse pneumonie met koud-
wateromslagen is zeer aan te prijzen.
Voor het stellen eener juiste diagnose in den aan-
vang van koortsige ziekten is de thermometer een
onschatbaar hulpmiddel.
Longbloeding kan oorzaak zijn van longtering.
Longtering is geen ongeneeslijke ziekte.
Bij hevige tusschenpoozende koortsen wachte men
niet het tijdperk der apyrexie af om handelend op
te treden, doch geve reeds gedurende den aanval
chinine.
Rioiiw bezit eene volkomene immuniteit voor dys-
enterie.
Alvorens tot de radicale operatie van eene beklemde
breuk over te gaan, beproeve men de beklemming,
door middel der onderhuidsche inspuiting van mor-
phine , op te heffen.
Bij arterieële nabloedingen is de onderbinding van
de hoofdslagader in haar gebied noodzakelijk.
Het catheterismus van den larynx bij kinderen is,
na de tracheotomie, het zekerste hulpmiddel bij drei-
gende stikking, in het verloop van croup en diph-
theritis.
Wanneer bij de behandeling van aneurysmata,
de compressie-methode geen goed resultaat ople-
vert, ga men over tot de radicale operatie, volgens
Antyllus.
Eene doorborende wond van het oog, waarbij de
lens gekwetst wordt, is gevaarliiker dan zulk eene,
waarbij deze middenstof ongedeerd bleef.
Dwaling in diagnosis tusschen baarmoederpolyp en
pas ontstane volkomene baarmoederomstulping is on-
vergeeflijk.
Vaginismus is eene zuivere hyperaesthesie, waar-
aan niet steeds dezelfde oorzaak ten grondslag ligt.
De methode van baarmoeder-onderzoek, volgens
Marion Sims, verdient de voorkeur boven de gewoon-
lijk gevolgd wordende wijze van onderzoek.
De musculus supinator longus draagt dien naam
ten onregte.
Liebig\'s vleesch-extract is meer een genot- dan een
voedingsmiddel.
Tot de beste ventilatie-middelen aan boord van
schroef-kuilschepen, behoort een systeem van buizen,
dat de buitenlucht uit het schroefgat naar het achter
koebrugdek geleidt.
Het fmantieël belang van den Staat maakt de op-
rigting van marine-hospitalen te Batavia en te Soe-
rabaya noodzakelijk.