-ocr page 1-

MEDEDEELINGEN

ovee het

SAMENTREFFEN M LETOETTERING M DYSENTERIE.

ACADEMISCH PROEFSCHRIFT,

tee verkbijging van den geaad

VAN

DOCTOR IN DE GENEESKUNDE,

AAN CE HOOGESCHOOL TE UTRECHT,

NA MACHTIGING VAN

DEN RECTOR MAGNIFICUS

DR. T. HALBERTSMA,

. GEWOON HOOGLEERAAR IN DE FAGULTE1T OER GENEESKUNDE,

met toestemming van den academischer senaat en volgens
besluit der geneeskundige facülteit,

TE VERDEDIGEN

op Donderdag den 13<ien Juni 1872, ten 6 ure,

DOOK

GIJSBERTUS LUCHTMANS,

geboren te sojierpenzeel.

J. DE KEUYIF.
1872,

-ocr page 2-

Stoom-Suelperadruk van L. E. BOSCH en ZOON.

-ocr page 3-

MEDE DEELING EN OVER HET SAMENTREFFEN

van

LEVERETTERING EM DYSENTERIE.

INLEIDING.

Alle schrijvers over tropische ziekten maken
melding van het veelvuldig naast elkander voor-
komen van leverettering en dysenterie, en door
velen wordt een min of meer innig causaal-
verband tusschen beide ziektetoestanden aange-
nomen.

Veel verder echter gaat de overeenstemming
niet; terwijl sommigen het darmlijden als de oor-
zaak van leverettering beschouwen, zijn anderen
eene juist tegenovergestelde meening toegedaan
en verklaren het levertijden voor de primaire
ziekte, die eerst secundair het darmlijden in het
leven roept. Onder hen, die de laatste meening
zijn toegedaan, behoort ook
Broussais die zich
in de volgende bewoordingen uit:

)>L\'hopatite est consécutive a la gastro enterite,

1

-ocr page 4-

»quand elle ne dépend pas d\'une violence ex-
térieure."

In Duitschland en Engeland daarentegen , nam
men vrij algemeen aan dat leverettering het pri-
maire, darmaandoening het secundaire lijden was
en de meeste waarnemers uit de tropen sloten
zich hierbij aan. Cambay zegt over Algiers spre-
kende: »nous croyons en effet que l\'on a trop
»généralisé , lors qu \'on a avancé qu\' en Algerie la
»dysenterie ou la diarrhée précèdent presque tou-
»jours Fhepatite, parce que nous avous observé
»plus de cas d\'hepatite idiopathique non précédé
»du flux abdominal, que de ceux qui en étaient
»précédés."

Ook Annesley deelt mede, dat in Oost-Indië
leverettering gewoonlijk aan dysenterie vooraf-
gaat, terwijl
Morehead hiermede instemt.

Zij die zich voor het primair optreden van de
darmaandoening verklaarden, namen aan dat de
darmaandoening zich langs de galwegen per con-
tinuïtatem naar de lever zou uitbreiden, of wel
men riep, zooals voornamelijk in lateren tijd ge-
schiedde , hiertoe den bemiddelenden invloed in
van de aderen, en de etterhaarden die men in de
lijken, van onder de verschijnselen van dysenterie
overleden personen vond, werden zonder verder
onderzoek en kritiek, als de gevolgen van phle-
bitis der poort-adertakken beschouwd.

Deze laatste verklaring werd het eerst door
Ribes gegeven, terwijl vooral Budd de bovenge-

-ocr page 5-

noemde stellingen nader ontwikkelde en uitbreidde,
daar hij niet alleen de leverabscessen die naast
dysenterie, maar ook naast ontsteking en verzwe-
ring van maag en galwegen voorkwamen, op deze
wijze poogde te verklaren. Behalve de ontstekings-
produkten die bij verettering van kleine aderen,
volgens Budd, in het bloed der poortader worden
opgenomen, zouden volgens hem ook andere van
de verweeking der weefsels afkomstige stoffen,
alsmede geresorbeerde stinkende gassen en vloei-
bare contenta. uit den dysenterischen darm, het
bloed der poortader zoo verontreinigen dat lever-
ontsteking ontstaat. De opneming der ontstekings-
produkten in de aderen zou, volgens genoemden
waarnemer, talrijke kleine etterhaarden, die van
de andere stoffen daarentegen diffuse ontsteking
en groote enkelvoudige absgessen ten gevolge
hebben.

Men kan natuurlijk de mogelijkheid der opslor-
ping van deletere stoffen niet loochenen, doch zij
werd nimmer nagewezen en evenmin kennen wij
de wijze, waarop het aldus geïnfecteerde poortader-
bloed eene diffuse hepatitis zou te weeg brengen,
terwijl het verder raadselachtig blijft, dat bij tu-
berculeuse en typhoide zweren, en bij de dysen-
terie der gematigde luchtstreken, zoodanige veret-
tering uitblijft.

Onder hen, .die de meening voorstaan , dat in
Oost-Indië hepatitis aan dysenterie voorafgaat,
behoort, zooals wij reeds boven meldden, ook

1*

-ocr page 6-

Annesleij; deze waarnemer nu neemt voor deze
gevallen aan , dat de zieke lever abnormale gal
afscheidt, die door prikkeling van het slijmvlies
van den darm, darmontsteking zou opwekken.
De voor de hand liggende tegenwerping, dat de
dunne darm, waarop de gal het eerst inwerkt in
den regel verschoond blijft, terwijl de dikke darm
uitsluitend wordt aangetast, zoekt hij te ontzenu-
wen , door te wijzen op het langer verblijf van de
faeces in den dikken darm en de grooter voor-
beschiktheid van dit darmgedeelte tot exsudatieve
processen. Wij kunnen echter geen enkel feit bij-
brengen, ten bewijze dat de zieke lever abnor-
male gal afscheidt en wij kennen de wijze niet,
waarop de gal onder deze omstandigheid, ontste-
king van het darmkanaal zou opwekken, ter-
wijl de gronden die
Annesleij aanvoert, om het
verschoond blijven van den dunnen darm te
verklaren, zeer zwak en weinig aannemelijk
zijn.

Terwijl dus alle waarnemers het veelvuldig voor-
komen van aandoening der dikke darmen naast
leverettering bevestigen en onze eigene ervaring
in Oost-Indië hiermede geheel strookt , bestaan
onder hen juist tegenovergestelde meeningen, om-
trent het wederkeerig verband tusschen beide
ziektetoestanden en meenen wij reeds nu te moe-
ten opmerken, dat wij ons noch geheel bij de
eene, noch geheel bij de andere partij kunnen
aansluiten en voor de verklaring van de verhou-

-ocr page 7-

ding tussclien beide ziektetoestanden slechts ge-
deeltelijk toetreden.

Een groot aantal gevallen van leverettering door
ons waargenomen, heeft ons de overtuiging ge-
schonken :

i°. dat leverettering in de meeste gevallen ge-
volgd wordt door eene aandoening der dikke dar-
men;

2°. dat leverettering en aandoening van dikke
darmen zich dikwijls gelijktijdig onder dezelfde
invloeden ontwikkelen;

3°. dat leverettering soms zonder aandoening
der genoemde darmen verloopt, en

4°. dat leverettering in een klein aantal gevallen
een direct gevolg van dysenterie is.

Wezen der dysenterie en mogelijkheid van eene
tijdige herkenning der leverettering
gedurende het leven.

Twee omstandigheden vooral, hebben volgens
onze overtuiging bijgedragen, tot de zeer uiteen-
loopende en meestal tegenovergestelde begrippen,
clie men zich over het causaal-verband tusschen le-
verettering en aandoening der dikke darmen vormde:
vooreerst heeft men zich geen voldoende reken-
schap gegeven van dysenterie als ziekte-eenheid,
maar onder den naam
dysenterie, pathologisch-
anatomisch en aetiologisch geheel verschillende
darmaandoeningen vereenigd, die hoogstens symp-

-ocr page 8-

tomatologisch eenige overeenkomst met dysenterie
vertoonen; ten andere heeft men te veel de moeie-
lijkheid uit het oog verloren, die de herkenning
van leverettering oplevert, en wellicht heeft men
zich daarbij te zeer aan het symptomen-complex
van de hepatitis suppurativa der handboeken ge-
houden ; terwijl dit toch waarschijnlijk alleen past
op traumatische hepatitis en in ieder geval daad-
werkelijk hoogst zelden volledig wordt waargeno-
men. Tot goed verstand der zaak is het dus
noodig, dat wij in korte woorden het standpunt
aangeven, waarop wij ons plaatsen, wanneer wij
in den vervolge van dysenterie spreken.

Onder dysenterie verstaan wij van een patholo-
gisch-anatomisch standpunt uitgaande, uitsluitend
de diphtheritische ontsteking van den dikken
darm, terwijl wij alle overige aandoeningen van
dien darm, zooals catarrhus intestini crassi, wel
eens beschreven als calarrhale dysenterie, follicu-
laire verzwering enz. van de eigenlijke dysenterie
afscheiden. Deze scherpe begrenzing van het be-
grip dysenterie is niet alleen wetenschappelijk,
maar ook klinisch van belang, omdat men an-
ders gevaar loopt, evenals de leeken, in de fout
te vervallen, dat men het begrip dysenterie
identificeert met ontlasting van bloed en slijm
onder tormina en tenesmi, terwijl deze verschijn-
selen toch eene geheel verschillende beteekenis
kunnen hebben.

Yan een aetiologisch en pathologisch standpunt

-ocr page 9-

uitgaande, rangschikken wij dysenterie onder de
acute infectie-ziekten; omtrent de natuur van het
dysenterisch gift weten wij even weinig, als om-
trent die van het typhus en cholera-gift en van
de overige miasmata en contagia, maar wel zijn
ons sommige voorwaarden bekend, die de vor-
ming of vermeerdering van het gift begunstigen.
De ontwikkeling van malaria en dysenterie-gift
wordt dikwijls door dezelfde omstandigheden
bevorderd en wij zien dysenterie en febris inter-
mittens vaak endemisch of epidemisch naast elk-
ander optreden, hetgeen ons natuurlijk volstrekt
geen recht geeft, om malaria en dysenterie-gift
als verwant te beschouwen, daar de zeer ongelijke
werking van beide giftstoffen veeleer op een speci-
fiek verschil duidt.

Onder begunstigende omstandigheden reprodu-
geert zich het dysenterisch gift in het lichaam
van het besmette individu, met dien verstande
dat even als bij cholera , waarschijnlijk de dejecties
het gift of zijne zamenstellende deelen bevatten.
Overmatig gebruik van ooft, het vatten van koude
en meer dergelijke momenten, kunnen de vatbaar-
heid verhoogen doch op zich zelf nimmer dysen-
terie opwekken.

Wanneer wij dus aan het begrip dysenterie van
uit een pathologisch-anatomisch en pathogene-
tisch-aetiologisch standpunt blijven vasthouden
en in ontlasting van sanguis en mucus, onder tor-
min a en tenesmi noch geen dysenterie zien, even-

-ocr page 10-

min als wij een cholera-typhoid met typhus iden-
tificeren, zoo is dit dringend noodzakelijk, omdat
in de tropen de dikke darm de pars minoris resi-
stentiae is, en de chronische catarrhus intestini
crassi, al dan niet met folliculaire verzwering
verbonden, bijna zonder uitzondering het lethale
uiteinde, van nagenoeg alle cachectische en maran-
tische ziekten besluit.

Lijders met malaria-cachexie, belangrijke schot
en amputatiewonden, ingewortelde of ondoelma-
tig behandelde syphilis, beenbreuken ja zelfs
beenzweren, in een woord al degenen die gerui-
men tijd achtereen in dezelfde houding te bed
moeten blijven, worden in Indië zeer licht door
een catarrhus intestini crassi aangetast , die
meestal een geprotraheerd verloop aanneemt en
in folliculaire verzwering eindigt, die dikwijls
op zich zelf of in verband met de oorspronkelijke
ziekte den doodelijken uitgang bepaalt, — Bij
fraetura colli femoris van eenigszins bejaarde indi-
vidu\'s, kan men de prognosis bijna zonder uit-
zondering absoluut ongunstig stellen, omdat de
langdurige ligging te bed, nagenoeg constant een
slepen den catarrhus in de dikke darmen ten ge-
volge heeft, die veelal doodelijk afloopt.

Hoewel in gevaarlijkheid dikwijls niet voor dysen-
terie onderdoende, hebben wij geen recht deze
en andere aandoeningen der dikke darmen in de
rubriek dysenterie te rangschikken, pathologisch -
anatomisch en pathogenetisch verschillen ze ten

-ocr page 11-

eenenmale van dysenterie, en zelfs symptomato-
logisch is de overeenkomst meer schijnbaar dan
wezenlijk.

Wanneer de ziekte en sterfte-statistiek van onze
Oost-lndischc bezittingen, over de laatste tien of
twintig jaren ons leert, dat het aantal dysenterie!
vergeleken bij een vroeger tijdvak van hetzelfde
aantal jaren, verminderd is, zoo moge dit voor
een kleiner deel afhankelijk zijn van betere hygië-
nische verhoudingen in kasernen en hospitalen en
bij militaire expeditiën, maar in de eerste plaats
zal het wel in verband staan met het beter inzicht,
dat men in de latere jaren in dysenterie heeft ver-
kregen en de meer juiste diagnoses, die thans
gemaakt worden. Of de behandeling noch van
eenigen invloed is geweest durven wij niet be-
slissen.

Het begrip dysenterie wordt thans scherp afge-
bakend en in de enge beteekenis van het woord
opgevat, terwijl tal van aandoeningen der intes-
tina crassa, die vroeger als dysenterie geboekt
werden, doch er niets mede gemeen hadden, dan
dat ze allen met ontlasting van sanguis en mu-
cus en reflex-verschijnselen op den m. sphincter
ani gepaard gingen, thans als even zoo vele af-
zonderlijke ziekten gedetermineerd worden

Vele aandoeningen van den dikken darm, die in
het verloop van lever ettering ontstaan cn in vroe-
gere jaren als dysenterie betiteld werden, worden
nu in andere rubrieken geplaatst, waarin zij vol-

-ocr page 12-

gens pathalogisch-anatomische bevinding te huis
behooren, zoodat het coincideren van lever-
absges en dysenterie minder veelvuldig is, dan
men vroeger aannam en do vraag naar het
causaal-verband tusschen leverabsces en dysen-
terie eene minder wijde strekking heeft, maar
daarom niet minder belangrijk en evenmin ge-
makkelijker op te lossen is.

Eene tweede omstandigheid, die aan de oplos-
sing van de vraag naar het causaal-verband tus-
schen leverettering en aandoening van den dikken
darm hinderpalen heeft in den weg gelegd, is,
zooals wy reeds boven aanmerkten, daarin ge-
legen, dat men zich meestal geen voldoende re-
kenschap heeft gegeven van cle groote bezwaren,
die de herkenning van leverettering aan het ziek-
bed oplevert. Een algemeen ziektebeeld voor de
hepatitis suppurativa, zooals deze ziekte in de
tropen voorkomt, is reeds daarom moeielijk te ge-
ven, dat het symptomen-complex zeer verschillend
moet uitvallen naar den zetel van den ontstekings-
haard, naar de ziekteprocessen, die het leverlijden
compliceren of vergezellen, en naar de uitgangen ,
die het lijden neemt, en men moet wel voor
oogen houden, dat hepatitis suppurativa zelden
bij krachtvolle individu\'s, wier constitutie weinig
of niet ondermijnd is, wordt waargenomen, maar
meestal bij uitgeputte personen voorkomt, die
dikwijls met oedema pedum, ascites, wasachtige
gele huidkleur en andere teekenen van cachexie

-ocr page 13-

onder behandeling zijn of komen en de gevolg-
ziekten der hepatitis , of de als oorzaak optredende
ziekteprocessen zoodanig op den voorgrond kunnen
treden, dat het grondlijden zich in het geheel
niet, of slechts door weinig karakteristieke symp-
tomen aankondigt.

Dysenterie, febris intermittens, peritoneitis, sle-
pende gastro intestinaal katarrh kunnen het ziekte-
beeld van hepatitis geheel overschaduwen.

In andere gevallen kondigt zich de leverontste-
king door een reeks van symptomen aan, die wel
op de lever als zetel der ziekte wijzen, doch wei-
nig karakteristiek voor de geaardheid der ziekte
zijn en dan nog zoodanig met andere verschijn-
selen vereenigd voorkomen, dat het zeer moeielijk
is de reeks der menigvuldige en dikwijls wisse-
lende verschijnselen juist te ontleden, het wezen-
lijke van het onwezenlijke, de causale en conse-
cutieve stoornissen van die , welke op het leverlijden
direct betrekking hebben, te onderscheiden. —
Indien locale verschijnselen voorhanden zijn, kun-
nen zij, onder bepaalde omstandigheden en in
verband met de overige verschijnselen, van groote
waarde zijn voor de diagnostiek ; in de vroegere
tijdperken der ziekte zal men echter meestal ver-
geefs naar zichtbare veranderingen van het rechter
hypochondrium zoeken, terwijl ook percussie en
palpatie zeer dikwijls slechts negatieve resul-
taten geven, met betrekking tot vorm en omvang
van het orgaan; de palpatie kan dan soms in

-ocr page 14-

eene ander richting noch uitsluitsel geven , name-
lijk omtrent den graad van gevoeligheid van het
geheele orgaan of van een gedeelte van het-
zelve.

Bij gunstige, dat wil zeggen peripherische lig-
ging van den ontstekingshaard, vindt men de
zieke plaats soms een weinig hard of aangezwollen
of, zoo ettering ingetreden is, fluctuerend, doch
daar de meeste leverabscessen hun zetel in het
centrum of aan de convexe zijde van de rechter-
kvvab hebben, zoo heeft het plaatselijk onder-
zoek meestal een negatief resultaat.

Pijn ontbreekt in vele gevallen geheel, met
name, wanneer de zetel van den ontstekings-
haard meer centraal is, en doet zich eerst, maar
dan ook zeur dikwijls, met vrij groote hevigheid
gevoelen, wanneer de ontsteking tot de peripherie
genaderd is; de zetel van de pijn beantwoordt
gewoonlijk aan den ontstekingshaard, maar komt
bij een deel der patiënten ook sympathisch in
den schouder voor

Icterus is in de eerste tijdperken zeldzaam en
later van geen belang voor de diagnosis.

In enkele gevallen verloopt hepatitis van het
begin tot het einde met koorts ; dit is namelijk
het geval wanneer zij zeer acuut optreedt en met
ontsteking van het sereuse overtrek gepaard gaat;
in andere gevallen verliest zich de koorts, die het
begin der ontsteking vergezelde, om later onder
een anderen vorm weder op te treden; in de

-ocr page 15-

meeste gevallen ontbreekt eene belangrijke deel-
neming van het vaatstelsel en ontstaan eerst koude
rillingen, verhoogde temperatuur en polsfre-
quentie, wanneer de ettering is ingetreden. —
De koorts neemt dikwijls het karakter aan van
een intermittens met rhythmus quotidianus, ter-
tianus of quartanus. Volgens Rouis verliepen van
143 gevallen van hepatitis suppurativa 26 onder
het beeld eener hepatitis acuta, waarvan 11 bege-
leid door het volledig symptomen-complex, dus
8% en 15 door een deel der symptomen, dus 10%;
6 gevallen verliepen subacuut, met een goed ge-
karakteriseerd begin, een duister verloop in de
middelste periode en duidelijke symptomen bij be-
ginnende ettering, dus 4%; 111 gevallen verlie-
pen chronisch en wel met onbepaalde of ont-
brekende symptomen tot aan de etteringsperiode
62, dus 44°/o, met onbepaalde symptomen gedu-
rende het geheele verloop 30, dus 21%, geheel
latent 19, dus 13%.

Tot zoover stemt onze eigen ervaring tamelijk
wel met die van Rouis overeen, doch wij kunnen
hem niet bijtreden, wanneer hij zegt: van 143
gevallen begonnen 80 met verschijnselen van dy-
senterie, 14 met die van gastro-intestinaal-katarrh,
1 met die van gastralgie, 5 met die van onregel-
matige tusschenpozende koorts, terwijl 5 geheel
latent bleven; in 21 gevallen bestonden van het
begin af aan de teekenen eener eenvoudige of
met dysenterische dispositie verbonden hepatitis

-ocr page 16-

acuta, in 17 gevallen die van suoacute of chro-
nische hepatitis met dysenterie\'

Blijkbaar is het begrip dysenterie hier te ruim
genomen: wij willen zeer gaarne aannemen, dat
80 van 143 gevallen met darmzweren gecom-
pliceerd waren , doch ze alle als ware dysenterie te
beschouwen, zou lijnrecht in strijd zijn met de
ervaring die wij in onze Oost-Indische bezittingen
opdeden , zooals wij ook uit Indische sectie-berich-
ten hopen aan te toonen; terwijl wij verder be-
twijfelen of in die 80 gevallenwerkelijk het darm-
lijden aan de hepatitis is voorafgegaan; de her-
kenning van hepatitis in de vroegere tijdperken
is, zooals wij aantoonden zeer moeielijk en slechts
dan mogelijk, wanneer men niet op enkele symp-
tomen vertrouwt, maar het geheele complex ge-
netisch opvat en door vergelijking die ziekten van
de lever en de naburige deelen, welke overeen-
komstige verschijnselen opleveren uitsluit; maar
ook dan nog worden de leververschijnselen menig-
maal over het hoofd gezien, omdat de verschijn-
selen van het darmlijden ze geheel overschadu-
wen, — en de lijkopening geeft ons dan dikwijls
den maatstaf aan om over de prioriteit van het
eene of andere ziekteproces te beslissen. — De
resultaten nu der lijkopeningen, die wij zelf ver-
richtten of zagen verrichten, spraken in de meeste
gevallen vóór den langeren tijd van bestaan der
leverettering, waarop wij later terugkomen.

Hepatitis suppurativa ontstaat, de door uitwen-

-ocr page 17-

dig geweld en galsteenen opgewekte uitgezonderd ,
wel nagenoeg nimmer in eene van te voren ge-
zonde lever ; steeds gaan geruimen tijd stoornissen
in de gezondheid vooraf, die nu eens zoo alge-
meen zijn, dat men geen aanwijzing heeft om ze
met leverlijden in verband te brengen, dan eens
een weinig meer karakteristiek zijn, zoodat men
een slepend leverlijden hoogstens kan vermoeden.
De malaria-koortsen der tropen zijn zelden zuiver
intermitterend, meestal remitterend of aanhoudend,
dat wil zeggen, de apyrexie is in het hoofdver-
schijnsel van den objectieven temperatuurstand
onzuiver, maar bovendien kenmerken zij zich
nog dikwijls door eigendommelijkheden in het
beloop , die deze vorm-onderscheiding wettigen. —
Het komt bovenal veelvuldig voor, dat het gas-
trisch-febrile inleidingsstadium een hoogen graad
en een langen duur verkrijgt; zoo lang nu een
belangrijke acute katarrh van het slijmvlies van
het darmkanaal of de galwegen bestaat, komt
geen apyrexie tot stand; bij de meer belangrijke
vormen, ontstaat een aanhoudende of remitte-
rende koortstoestand, met sterk uitgedrukte zoo-
genaamde bilieuse verschijnselen, snelle ontkleu-
ring der huid, groote zwakte en dikwijls belang-
rijke postvattingen , in milt, lever, nieren enz.,
die echter door de hevige koorts dikwijls weinig
in het oog springen, doch clen grond leggen voor
veranderingen in de textuur dezer organen, die
nog lang na het eindigen der koorts een doodelijken

-ocr page 18-

uitgang tengevolge hebben. In de pathologie der
onden vormden de bilieuse koortsen, waartoe men
zeer verschillende processen rekende, die met gele
verkleuring van huid en conjunctiva, bitteren
smaak, galachtige braking en ontlasting en
opwekking van het vaatstelsel verbonden wa-
ren, een zeer omvangrijk gebied, waarschijnlijk
omdat de klimaatsverhoudingen van het land waar
de geneeskundige wetenschap ontstond en van de
landen waar zij zich later ontwikkelde, rijke stof
tot dergelijke waarnemingen opleverde; zij werden
allen humoraal-pathologisch verklaard en terug-
gebracht tot afwijkingen in de kwantiteit en kwa-
liteit der gal,
Sijdenham meende na de waarne-
ming van de epidemie van 1670, de overtuiging
te hebben verkregen dat de galachtige uitschei-
dingen meestal slechts bijzaak zijn, maar deze
poging om het gebied der galachtige ziekten in te
krimpen bleef zonder uitwerking, omdat de zoo-
genaamde galachtige constitutie van de achttiende
eeuw de groote meerderheid der artsen en onder
hen de meest bekwame, tot de oude leer terug-
voerde. Hoewel nu later
Stoll , Broussais en
P. Frank de ziekte als een gastro-intestionaal
katarrh, met voortplanting naar de galwegen en
koortsachtige terugwerking beschouwden . zoo heb-
ben zich toch in den laatsten tijd "weder verschil-
lende stemmen tegen deze beschouwing doen hoo-
ren en komen allen daarin overeen dat malaria
eene hoofdrol bij het ontstaan dezer koortsen speelt

-ocr page 19-

en de veelvuldigheid van het voorkomen van icterus
er op wijst; dat de deelneming van de lever niet
toevallig is, maar in een meer innig causaal-ver-
band bestaat.

Volgens onze ondervinding, staat slepend lever-
lijden in het algemeen, en leverettering in het bij-
zonder, in een zeer nauw verband tot malaria™
eachexie en is de miasmatische infectie, veel
meer dan de hooge temperatuur, de oorzaak van
slepende leverhyperaemie, hoewel wij de laatste als
faktor niet geheel buiten rekening laten. — Ge-
durende een tal van jaren wraren wij in de gele-
genheid om waar te nemen , dat slepende lever-
hyperaemie met hare gevolgen, meer voorkomt,
naar mate het getal der malaria-koortsen grooter
is, — De hyperaemie der lever in warme gewes-
ten nu leidt, blijkens de ondervinding , veel meer
dan in koele streken, tot ingrijpende verandering
in de textuur van het orgaan; soms ontstaan
bloedingen en ontstekingshaarden, die na korteren
of langeren tijd, tot abcesvorming overgaan of er
ontstaan voedingsstoornissen, die tot hypertrophie,
vetinfiltratie, verharding, cirrhosis enz. voeren. —-
Het verloop der hyperaemie kaii meer acuut of
chronisch zijn ; vooral de laatste ontwikkelt zich
zeer sluipend en ongemerkt en wordt eerst voor
de herkenning toegankelijk, wanneer ingrijpende
veranderingen in het parenchyma zijn tot stand
gekomen en de therapie meestal vruchteloos is.
Dat behalve de hooge temperatuur en de malaria-

2

-ocr page 20-

infectie, noch andere momenten het ontstaan van
slepende leverhyperaemie begunstigen, behoeft
nauwelijks te worden vermeld; het dagelijks ge-
bruik van spiritualia, dat in koele gewesten soms
tot cirrhosis hepatis leidt, wekt in de tropen dikwijls
hepatitis suppurativa op.

Van het door ons aangegeven standpunt uit-
gaande , waarbij wij aan het begrip dysenterie
enge afgebakende grenzen stellen, zullen wij
andere verhoudingen tusschen leverettering en
dysenterie verkrijgen, als door schrijvers van
vroeger tijd zijn medegedeeld, terwijl onze ver-
houding tusschen leverettering en aandoening van
den dikken darm (de laatste in ruimer beteekenis
genomen en niet alleen dysenterie omvattend)
tamelijk wel, met die van de bekende schrijvers
over tropische ziekten zal overeenkomen, daar de
ervaring ook ons geleerd heeft, dat leverabces en
lijden van het intestinum crassum meestal hand
aan hand gaan.

Uitgaande van het algemeen erkende feit, dat
de omschreven etterachtige leverontsteking, in hare
eerste tijdperken, slechts zelden met zekerheid
herkend , en de herkenning meestal eerst mogelijk
wordt, wanneer het etteringsproces reeds belang-
rijke vorderingen heeft gemaakt, meenen wij
hieruit de gevolgtrekking te mogen maken dat
het aan het ziekbed , ook in de minste gevallen
mogelijk zal zijn om te beslissen, of de lever dan
wel de darmaandoening primair is, en wij dus

-ocr page 21-

in de meeste gevallen een anderen maatstaf van
beoordeeling noodig hebben, met andere woor-
den , wij moeten aan de pathologische anatomie
inlichting vragen omtrent alle punten, waarover
de symptomenreeks gedurende het leven, ons in
het onzekere liet.

De pathologische anatomie,, zal ons noch in vele
gevallen licht verschaffen, waar de klinische hulp-
middelen ons in den steek lieten, en ons over-
tuigend aantoonen, welk van de beide organen
in een gegeven geval, de eerste anatomische ver-
anderingen heeft ondergaan.

Lijkopeningen en gevolgtrekkingen.

Ter onzer beschikking staan de resultaten van
102 lijkopeningen, betrekking hebbende op lever-
abges en verricht in de jaren 1862 t/m \'1871 in
het militair hospitaal te Batavia; het geheele ge-
tal , der gedurende dien tijd, ten gevolge van lever-
abces overledenen, is aanmerkelijk grooter, doch
in de eerste plaats zijn een groot aantal lijken,
vooral van Inlanders, door familie-leden opgeëischt
en dus niet geopend, en ten tweede konden wij
voor ons doel, alleen van zoodanige lijkberichten
gebruik maken, waarbij het onderzoek zich niet
bepaalde tot de lever en omringende deelen , maar
zich ook tot de opening van het darmkanaal en
eene naauwkeurige opname van dit deel uitstrekte.
Uit die sectie-berichten nu , deelen wij alleen dat-

2*

-ocr page 22-

gene mede, wat voor ons doel belangrijk is, en
verzwijgen wij wat voor andere doeleinden mis-
schien zeer wetenswaard is

Van de 102 sectie-berichten die voor ons lig-
gen , hebben 89 betrekking op Europeanen, 12
op Inlanders, meestal Javanen of Boeginezen en
1 op een Afrikaan.

De abcessen verhielden zich als volgt:

Bechter-kwab,

Enkelvoudige abscessen van de grootte van een

vuist tot een klein kinderhoofd ... 31
Enkelvoudige abscessen van de grootte

van een kippenei tot een vuist. . ,21
Enkelvoudige abscessen van de grootte van

een hazelnoot tot een kippenei ... 4
Meervoudige abcessen, van verschillende
grootte en aantal, tot negen toe. . . 10

66

Linker-kwab.

Enkelvoudige absgessen, het grootste ge-
deelte van een kwab innemende . . i
Enkelvoudige abscessen van de grootte .

van een hazelnoot tot een kippenei, . 5 \\ 12
Meervoudige abscessen, van verschil- .
lende grootte en aantal, tot vijf toe . 3

Transportere 78

-ocr page 23-

Beide kwabben.

Transport 78
Absgessen , van verschillende grootte en

aantal, tot een en twintig toe. . . .12
[In drie gevallen werden tevens kleine
absgessen in de milt gevonden].

~90

Groote en kleine absgessen waarvan de
zitplaats niet gemeld is. ..... 12

102

De capsula Glissonii was ongeschon- j

den, met andere woorden de f ^ airge~sen
de absgesholte niet opengebro- j
ken bij
 j

De etter had zich een weg ge- j

ba and naar naburige organen / 26 absgessen.
en holten of naar buiten bij \'

102

De doorbraak had plaats gevonden:

maal

door het middelrif naar de rechter long 15

naar het colon transversum 1

naar de maag 1

naar de buikholte i

tusschen de lagen van den buikwand 2

naar buiten, waarvan 3 maal door kunsthulp 6

-ocr page 24-

De toestand van het darmkanaal was als volgt:

maal

normaal darmkanaal 11

slepende katarrh van het colon 14

folliculaire zweren in het colon 52

zweren in het colon en het ileum 9

dysenterie in verschillende tijdperken 16

(waarvan 9 maal bij meervoudige abscessen)

102

In de eerste plaats, zien wij uit bovenstaande
gegevens, dat verreweg de meeste abscessen in
de rechter kwab zetelen, en wel 66 in de rech-
ter , tegenover 12 in de linker kwab; dat voorts
de enkelvoudige abscessen het overwicht hebben
boven de meervoudige, want in de rechter kwab
komen op 56 enkelvoudige slechts 10 meervoudige,
in de linker kwab op 9 enkelvoudige slechts 3
meervoudige voor.

Bij meervoudige abscessen in de rechter kwab,
klom het aantal niet hooger dan tot 9, in de
linker kwab slechts tot 5, daarentegen kwam on-
der de 12 exemplaren , van meervoudige absges-
vorming in beide kwabben , een exemplaar voor
waarin men 21 absgessen telde. De zetel der
absgessen werd in 12 gevallen niet gemeld.

Ten einde het overzicht gemakkelijk te maken,
hebben wij de absgessen, volgens hunne grootte ,
in drie rubrieken verdeeld, namelijk van de
grootte van een hazelnoot tot een kippenei, van
een kippenei tot een vuist en van een vuist tot een

-ocr page 25-

kinderhoofd. In het algemeen bereikten de meeste
absgessen eene belangrijke grootte; in de rechter
kwab kwamen 31 absgessen voor, die de grootte
van een vuist tot een kinderhoofd hadden , 21 van
de grootte van een kippenei tot een vuist, en slechts
4 van de grootte van een hazelnoot tot een kip-
penei; in de linker kwab, namen 4 abscessen de
geheele kwab in, en bereikten 5, de grootte van
een hazelnoot tot een kippenei. De meervoudige
abscessen waren verschillend van grootte, maar
in het algemeen kleiner, dan de enkelvoudige.

Niettegenstaande de meeste absgessen een
vrij grooten omvang bereikten, had zich de in-
houd, slechts 26 malen in naburige organen en
holten of naar buiten ontlast en wTel 15 malen
door het middelrif in de recliterlong, 1 maal in
het colon transversum, 1 maai in de maag, 1
maal in de buikholte, 2 maal tusschen de lagen
van den buikwand en 6 maal naar buiten, waar-
van 3 maal door kunsthulp. Het darmkanaal werd
in 11 gevallen normaal gevonden, 14 maal be-
stond een slepende katarrh van het colon, 52
maal folliculaire verzwering van het colon, 9 maal
zweren in het colon en ileum en 16 maal dysen-
terie , in verschillende tijdperken.

Toetsen wij nu, de door ons voorop gestelde mee-
ningen over de mogelijkheid der herkenning van
leverettering gedurende het leven, en over de ver-
houding van leverettering, tot aandoening van den
dikken darm in het algemeen, en tot dysenterie

-ocr page 26-

in het bijzonder, aan de medegedeelde resultaten
van 102 lijkopeningen, zoo zien wij in de eerste plaats
dat slechts bij 26 leverabsgessen decapsula Glissonii
verwoest was en de inhoud van het absges zich in
naburige holten of organen of naar buiten ontlast
had; 76 maal dus bereikte de etterholte de peri-
pherie niet, of ten minste slechts zonder versto-
ring van de capsula Glissonii. In 26 gevallen
zullen dus de locale symptomen in het geheel
niet, of slechts gedeeltelijk aanwezig zijn geweest,
en het absges is gedurende het leven waarschijn-
lijk alleen vermoed of geheel aan de aandacht
ontsnapt. Voor de rechterkwab is de herkenning
waarschijnlijk onmogelijk geweest in de 4 geval-
len, waar het absges de grootte van eene hazelnoot
tot een kippenei had, moeielijk of hoogstens te
vermoeden is de herkenning geweest in 21 ge-
vallen waarin het absges de grootte van een
kippenei tot een vuist had, terwijl ook de diagno-
sis, in de 10 gevallen van multiple absgessen, wel
aan groote bezwaren onderhevig zal geweest zijn.
Onder de 31 gevallen, vyaar het absges de grootte
van een vuist tot een kinderhoofd bereikte, komen
eenige voor, waarvan uitdrukkelijk vermeld staat
»dat zij de geheele rechterkwab innamen" en
voor deze mag de herkenning gedurende het leven
niet al te groote bezwaren hebben opgeleverd ,
doch onder de overigen zullen zeker meerdere,
hunne aanwezigheid niet door karakteristieke ver-
schijnselen geopenbaard hebben. Voor de linker-

-ocr page 27-

kwab mag men aannemen, dat de 4 absgessen
die het grootste gedeelte van dit, meer oppervlak-
kig gelegen levergedeelte, innamen wel voor de
dyagnose toegankelijk zijn geweest, doch reeds
veel minder waarschijnlijk is dit voor de 5 abs-
gessen, die de grootte van een hazelnoot tot een
kippenei bereikten en de 3 multiple abscgssen.

Omtrent de 12 absgessen eindelijk, waarvan de
zitplaats onvermeld is, is het moeielijk een oor-
deel uit te spreken.

De resultaten van het onderzoek van het darm -
kanaal nagaande, zien wij dat onder 102 gevallen
van leverettering slechts 11 maal een normaal darm-
kanaal werd gevonden en zich 91 maal textuur-
veranderingen hadden ontwikkeld ; deze bepaalden
zich meestal tot het colon, doch overschreden 9
maal de valvula Bauhini en strekten zich min
of meer ver over het ileum uit, wel een bewijs
voor het niet-dysenteriscli karakter van de aan-
doening.

Slepende katarrh met verdikking werd 14 malen
aangetroffen, terwijl folliculaire zweren 52 maal
en dysenterie, in verschillende stadia, slechts 16
maal voorkwam.

De uitbreiding van het folliculaire verzwerings-
proces, en de vermoedelijke levensduur der zweren
vonden wij slechts in enkele gevallen meer nauw-
keurig beschreven, doch, terwijl wij van 18 zeer
bepaald vermeld vinden , dat het »recente zweren"
waren, zien wij nergens opgeteekend, dat haar

-ocr page 28-

gesteldheid voor een langdurig bestaan pleitte,
of dat zij verwoestingen hadden aangericht.

Uit de pathologisch anatomische bevindingen,
kunnen wij eenige gevolgtrekkingen maken:

1° de meeste leverabsg essen bereiken een\' be-
langrijken omvang alvorens zij den dood tenge-
volge hebben, en hebben hiervoor waarschijnlijk
een langen tijd noodig.

2° niettegenstaande dezen meestal vrij grooten
omvang komen zij zelden tot doorbraak.

3° uit de meestal centrale ligging der abs-
gessen in een der leverkwabben, mag men
besluiten, dat de zekere herkenning gedurende het
leven, in de eerste tijdperken zeer moeielijk is.

op zeer weinig uitzonderingen na, gaat de
leverettering hand aan hand, met lijden van den
dikken darm.

5° uit de vergelijking van het lever- en darm-
lijden blijkt, dat de prioriteit van ontstaan, meestal
aan het leverlijden toekomt, terwijl aan de darm-
aandoening slechts de rang van een secundair
lijden kan toegekend worden.

6° het lijden van den dikken darm is in de min-
ste gevallen echte dysenterie, maar wordt nog het
meest waargenomen, bij de meervoudige absgessen ,
vooral bij die, welke over twee kwabben verspreid
voorkomen.

7° de meest veelvuldige aandoening van het
intestinum crassum is slepende katarrh , al of niet
met folliculaire zweren verbonden.

-ocr page 29-

De hoofd-zetel, zoowel van de katarrh, als van
de zweren, is het colon, terwijl de aandoening
zich slechts in enkele gevallen, tot over de valvula
Bauhini, in het onderste gedeelte van het ileum
uitstrekt.

8° onder de gevallen van meervoudige absges-
vorming in beide kwabben, komen drie voor,
waar zich ook in de milt kleine etterholten had-
den gevormd , waardoor het vermoeden veld wint,
dat de meervoudige absgessen, ten minste in eenige
gevallen, van metastatischen oorsprong zijn.

Slotbeschouwing.

Aan het einde der inleiding, formuleerden wij
onze meening, omtrent de wederzijdsche verhou-
ding van leverettering en aandoening van den
dikken darm op de volgende wijze:

1°. dat leverettering in de meeste gevallen ge-
volgd wordt, door eene aandoening van dien darm;

2°. dat leverettering en aandoening van den dik-
ken darm, zich dikwijls gelijktijdig onder dezelfde
invloeden ontwikkelen ;

3°. dat leverettering soms, zonder aandoening
van het intestinum crassum verloopt en

4° . dat leverettering, in een klein aantal geval-
len, een gevolg is van dysenterie.

Thans willlen wij noch een oogenblik bij ieder
dezer punten stilstaan.

-ocr page 30-

Ad 1. Uit de pathologisch-anatomische bevin-
dingen zagen wij, dat onder 102 gevallen van
leverabsges, 91 met een lijden der dikke darmen
gepaard gingen, en wij toonden aan, dat voor de
meeste dezer gevallen, het laatstgenoemde lijden
als secundair moet worden beschouwd, omdat de
leverabsgessen bijna zonder uitzondering den stem-
pel droegen van een langdurig bestaan, terwijl
de darmzweren, ten minste in een groot aantal
gevallen, blijkbaar recent waren, en nimmer
tot belangrijke verwoesting. aanleiding hadden
gegeven.

Vraagt men nu, naar het causaal-verband tus-
schen het leverlijden en de later optredende darm-
aandoening, zoo herinneren wij in de eerste plaats
nochmaals aan het feit, dat in de tropen slepende
katarrh en folliculaire verzwering van het colon,
de slot-periode van nagenoeg alle marantische
ziekten uitmaakt, en het dus zeer bevreemdend
zou zijn, indien deze uitgang bij leverettering ont-
brak, want behalve het chemische moment —
de veranderde bloedsmenging — die aan het ont-
staan van het lijden des dikken darms bevorder-
lijk is, ontwikkelt zich bij belangrijke veranderin-
gen in de textuur van de lever nog een tweede —
mechanisch moment — dat alleen reeds voldoende
is, om een darmlijden in het leven te roepen. Het
ligt toch voor de hand, dat etterholten in de le-
ver, die de geheele of een groot gedeelte van
eene kwab innemen, niet zonder invloed blijven

-ocr page 31-

op den bloedsomloop in dit orgaan en de hinder-
palen die de voortbeweging des bloeds ontmoet,
bij de afwezigheid van klapvliezen in de poortader,
zich gemakkelijk tot in de wTortels van dit vat
zullen doen gevoelen. Waarom nu de darm-
katarrh — want hiermede vangt het lijden ge-
woonlijk aan, en eerst later komt hierbij zweer-
vorming — zich in de meeste gevallen, tot het
colon bepaalt en slechts in een klein aantal ge-
vallen op het aangrenzende ileum overgaat, is ons
even raadselachtig als de omstandigheid, dat crou-
peuse pneumonie, meestal in de onderste long-
kwabben ontstaat en slechts enkele malen op de
bovenste kwabben overgaat, terwijl de pneumonie
der grijsaards en dronkaards, eene juist tegenover-
gestelde verhouding vertoont

Evenmin als wij weten, waarom zich in de ge-
matigde luchtstreken, bij oude menschen die lang
bedlegerig zijn, gaarne hypostatische pneumoniën
ontwikkelen, evenmin weten wrij, waarom onder
dezelfde omstandigheden in de tropen bij voor-
keur aandoeningen van het intestinum crassum
ontstaan.

Hoewel de mogelijkheid niet kan worden ge-
loochend dat de zieke lever abnormale gal af-
scheidt, die als prikkel op het darmkanaal wer-
kende, daarin textuur veranderingen te voorschijn
roept, eene verklaring, die zooals wij reeds boven
meldden, door
Annesley werd gegeven, zoo ken-
nen wij toch geen enkel feit, dat deze bewering

-ocr page 32-

bevestigt of grond van waarschijnlijkheid bijzet aan
deze humoraal pathologische opvatting.

Ad 2. Dat leverhyperaemie en leverontsteking,
tegelijk met dysenterie en soms noch meerdere
pcalisaties in andere organen, onder den invloed
van malaria-intoxicatie kan ontstaan , is een dik-
wijls waargenomen feit, dat geen nadere beves-
tiging behoeft.

Ad 3. Uit de bevindingen, van de 102 door
ons vermelde, op leverabsges betrekking hebbende
lijkopeningen blijkt, dat in 11 gevallen de darm-
aandoening ontbreekt.

Ad 4. Dat leverabsges een gevolg van dysen-
terie is, mogen wij als hoogst waarschijnlijk aan-
nemen, wanneer de laatste ziekte van te voren
geheel gezonde, bijvoorbeeld, eerst kort geleden
in de tropen aangekomen personen aantast en
zeer snel tot een doodelijk uiteinde leidt, onder
verschijnselen van pyaemie en septico-pyaemie,
terwijl het darmlijden alleen, geen volledige reken-
schap geeft, van den snellen lethalen afloop. —
Locale symptomen, die op leverettering wijzen,
ontbreken onder deze omstandigheden meestal
geheel.

Daarentegen ontstaan dikwijls zenuwverschijn-
selen, soms onder het beeld van de zoogenaamde
febris nervosa versatilis, soms meer onder dat
van febris nervosa stupida, verder miltzwelling,
drooge lippen en neusgaten, met zwart fuligineus
beslag, wankleurige, geelachtig vale huid , sterk

-ocr page 33-

zweeten, etterafzettingen in verschillende orga-
nen. — Bij de necropsie vindt men dan veelal
meervoudige abscessen van verschillenden omvang,
dikwijls over beide kwabben verspreid en soms
in grooten getale — In de door ons vermelde
lijkopeningen coïncideerde dysenterie 9 maal met
meervoudige abscessen, terwijl in drie van deze
gevallen bovendien abscessen in de milt werden
gevonden. Wij vermeenen met hoogen graad van
waarschijnlijkheid te mogen aannemen, dat de
gevonden le ver abscessen in deze gevallen van
metastatischen oorsprong waren , hoewel wij ove-
rigens gaarne toestemmen , dat het stellige bewijs
hiermede niet is geleverd.

Vragen wij ons nu af, wat er van het be-
weerde causaal-verband tusschen leverettering
en dysenterie moet worden gedacht, zoo trek-
ken wij uit onze aangevoerde pathologisch-anato-
mische bevindingen, als het resultaat van 102
lijkopeningen, het besluit dat leverettering en
dysenterie volstrekt niet zoo dikwijls coïncideren,
als vroeger wel eens werd aangegeven, en
dat dit samentreffen, onder 402 lijkopeningen
slechts in 15,6 °/0 der gevallen voorkwam, terwijl
een lijden van den dikken darm in ruimeren
zin, daarentegen in 90 °/(> der gevallen werd
gevonden. Anatomisch werd in geen dezer ge-
vallen het bewijs geleverd, dat de leverettering
een gevolg der dysenterie was, maar voor 9 ge-
vallen , waarbij de dysenterie samenviel met meer-

-ocr page 34-

voudige absgessen in beide kwabben, terwijl noch
in 3 dezer gevallen bovendien miltabscessen wer-
den gevonden, mag met vrij hoogen graad van
waarschijnlijkheid worden aangenomen, dat de
absgessen van metastatischen oorsprong waren ,
zij het dan, dat de darmaderen den verzwerings-
ichor van de dysenterische deelen opgeslorpt heb-
ben en in de fijner vertakkingen der poortader
bloedstremming met puriforme smelting of ieho-
reuse ontbinding van den bloedprop en secundaire
absgesvorming in den naasten omtrek te wreeg
gebracht hebben, zij het, dat deze ichoreuse stof-
fen door de aangevreten aderen direct in den
bloedstroom zijn geraakt. — ln de 7 overige ge-
vallen , waar leverabsces en dysenterie coïncideer-
den, geeft de lijkopening ons geen uitsluitsel om-
trent het causaal-verband tusschen de leverettering
en de dysenterie, en moeten wij dus onbeslist
laten, of beide ziektetoestanden onder dezelfde
schadelijke invloeden zijn ontstaan , of wel, dat
ook hier metastase in het spel was. — De door
ons gevonden verhouding tusschen leverettering
en dysenterie, strookt ten minste eenigermate met
de ondervinding, die de geneesheeren in de meer
gematigde luchtstreken omtrent dysenterie opde-
den; deze toch geven aan, dat een verband tus-
schen dysenterie en leverettering zeldzaam voor-
komt, en alleen in Constantinopel schijnt deze ver-
houding reeds eenigszins meer voor te komen. —■
Dat de lever in de tropen eene grooter neiging

-ocr page 35-

heeft tot ziekelijke aandoening dan in de gema-
tigde luchtstreken, mogen wij als een goed ge-
constateerd feit aannemen, en dat dysenterie
aldaar gemakkelijker, tot metastatische ontstekin-
gen aanleiding geeft, dan in koele gewesten, komt ons
zeer waarschijnlijk voor, doch heeft niet in die
mate plaats als vroegere schrijvers wel eens ge-
meld hebben.

Een juist begrip, van het dikwijls zoo duistere
beeld der leverettering, en van de verhouding tus-
schen deze, en aandoening van den dikken darm
op de eene, en dysenterie op de andere zijde, is
van een zeer groot praktisch belang. Wanneer
men zich helder voor den geest stelt, dat de her-
kenning van leverettering steeds op groote bezwa-
ren stuit, maar toch onder schijnbaar zeer onbe-
paalde verschijnselen soms nog gelukt, wanneer
men het symptomen complex genetisch opvat en
verder in het oog houdt, dat een slepend lijden
van het intestinum crassum in vele gevallen slechts
de beteekenis van eene pvaemische localisatie heeft
en ons op een verborgen etteringsproces opmerk-
zaam kan maken, dat in de tropen wel in 90 °/0
der gevallen in de lever zal zetelen, en daarbij
niet vergeet, dat dysenterie in het kleinste aan-
tal gevallen met leverabsces coïncideert, en dan
ook dikwijls metastasen in andere, meer voor het
onderzoek toegankelijke organen voorkomen , zoo
zal men de lijders sparen voor eene actieve be-
handeling, die slechts het smeltings-proces in de

3

-ocr page 36-

lever en daarmede het doodelijk uiteinde verhaast,
terwijl eene voorzichtig geleide roborerende be-
handeling in zeer enkele gevallen, noch tot een
gunstigen uitgang voert, en in ieder geval het
leven verlengt.

-ocr page 37-

STELLINGEN.

-ocr page 38-
-ocr page 39-

STELLINGEN.

I.

De voortschrijdende ontwikkeling van de gezondheidsleer, is
een uitvloeisel van de toenemende wanverhouding , tusschen
de kunst om ziekten te herkennen en te genezen.

II.

Men kan de hospitaal-constitutie beschouwen, als den baro-
meter van de mate van hygienisch toezicht en goed werkende
administratie.

III.

De hydrostatische werking der aderlating, treedt alleen dan
op den voorgrond, wanneer het bloed zeer snel, dus langs
eene ruime opening afvloeit.

-ocr page 40-

IV.

Bij eclampsia gravidarum et parlurientium is de aderlating
niet aan te bevelen,

V.

De haemospasie, kan in vele gevallen de plaats van de
aderlating vervangen, zonder de nadeelige gevolgen van de
laatste na zich te slepen.

VI.

Tegen neuralgie, van thrombose afhankelijk, zijn ijsomslagen
het meest werkzaam middel.

VII.

Tegen de, zoo vaak voorkomende nabloeding uit de arfceria
axillaris, na exarticuktio humeri, kan men als voorbehoedende
maatregel, den lap waarin de slagader verloopt lang uit-
snijden.

VIII.

Bij de onderbinding van slagaderen in de continuïteit, moet
de libren.se scheede ruim gekliefd en de celscheede zoo min
mogelijk aangetast worden.

IX.

Voorloopig verdient de sectio lateralis, bij niet te groote
blaassteeuen, de voorkeur boven de sectio hypogastrica

-ocr page 41-

X.

Bij schotwonden der ledematen, mag de vergelijking van
den pols van het gekwetste, met dien van het gezonde lid,
nimmer worden nagelaten.

XI.

Het begrip waterzucht had vroeger eene grootere uitge-
breidheid dan thans.

XII.

De kennis van het natuurlijk verloop van vele ziekten, dan-
ken wij aan de Weener-school en de homoeopathen.

XIII.

Door middel van den spirometer, kunnen wij sommige long-
ziekten uitsluiten.

XIV.

Bij "beginnende tuberculosis pulmonum, is de auscultatie
van meer aanbelang voor de herkenning , dan de percussie.

XV.

Voor het afdrijven van taenia mediocanellata wordt eene
grooter dosis cortex radicis granatorum gevorderd dan , voor
taenia solium.

XVI.

Chronisch geïnfiltreerde deelen, verbieden de amputatie niet.

-ocr page 42-

E R R A T ü M

Bladz, 1 , regel 4 v. o, staat laatste , lees : eerste.