EN DE TOEPASSING DAARVAN OP DE INTEGRATIE VAN
DIFFERENTIAAL-VERGELIJKINGEN.
TER VERKRIJGING VAK DEN GRAAD VAN
DOCTOR IN DE WIS- EN NATUURKUNDE,
AAN DE H00GESCH00L TE UTRECHT,
OP GEZAG VAN DEN RECTOR MAGNIFICUS
GEWOON HOOGLEERAAR IN DE FACULTEIT DER GENEESKUNDE,
met toestemming van den academischen senaat
EN
VOLGENS BESLUIT VAN DE WIS- EN NATUURKUNDIGE FACULTEIT,
TE VERDEDIGEN
op Vrijdag den 14\'-1™ Junij 1872, des namiddags ten 3 ure,
DOOS
-ocr page 2- -ocr page 3-OPGEDRAGEN AAN MIJNE OUDERS.
-ocr page 4- -ocr page 5-Alvorens tot de behandeling van het onderwerp mijner Dis-
sertatie over te gaan, is het mij eene behoefte mijne erken-
tenis uit te drukken jegens alle Hoogleeraren, wier onderwijs
ik heb mogen genieten.
U, Hooggeleerde grinwis, geachte Promotor, betuig ik dien
dank bovenal voor de groote welwillendheid, waarmede Gij mij
ter zijde hebt gestaan, en voor de belangrijke wenken die ik
bij de zamenstelling van dit proefschrift van U heb ondervonden.
Ontvangt ook Gij, Hooggeleerde buijs ballot en hoek de
verzekering mijner innige hoogachting en dankbaarheid voor
uwe lessen, die zooveel tot mijne vorming hebben bijgedragen.
Met hooge waardering herdenk ik ook uw onderwijs en vele
bewijzen van vriendschap, Hooggeleerde harting, die ik in de
eerste jaren mijner Akademische studiën vooral heb mogen
ondervinden.
Uwe lessen, Hooggeleerde van hees, zullen mij een rigtsnoer
zijn, indien ik zelf worde geroepen aan anderen onderwijs
te geven.
Ten slotte een woord van dank aan U, Hooggel. mulder,
rauwenhoef en kerckhof voor de welwillendheid mij betoond.
En Gij, mijne vrienden, wier gezellig verkeer mij mijn ver-
blijf aan Utrechts Hoogeschool onvergetelijk heeft gemaakt, —
vergunt mij dat ik met den warmsten dank voor Uwe vriend-
schap , en met de beste wenschen voor Uwe toekomst U vaarwel
toeroepe.
Wij scheiden; velen hebben ons reeds verlaten; eerlang hopen
wij allen in verschillende werkkringen en in verschillende oorden
der wereld werkzaam te zijn. Doch, waarheen het lot ons
voere, of welke nieuwe betrekkingen wij aanknoopen, — de
herdenking aan de dagen onzer jongelingschap blijve aan ons
aller harten dierbaar!
Bladz.
Inleiding...............\'. . . 1
HOOFDSTUK I.
Algemeene theorie voor het rekenen met symbolen ... 5
HOOFDSTUK II.
Symbolische oplossing der Differentiaal-vergelijkingen. . . 31
HOOFDSTUK III.
HOOFDSTUK IV.
Symbolische oplossing der Differentiaal-vergelijkingen in
reeksen..................106
HOOFDSTUK V.
Symbolische oplossing der Differentiaal-vergelijkingen in be-
bepaalde Integralen.............. 123
Het onderwerp waarover dit proefschrift handelt heeft
gedurende eene lange reeks van jaren de aandacht van
vele wiskundigen getrokken, het schijnt dus niet onbe-
langrijk de voordeelen die het rekenen met symbolen
in de Differentiaal- en Integraal-Rekening, en de Rekening-
met eindige Differentiën oplevert uit een te zetten; een
overzigt van de verschillende methoden daarbij in ge-
bruik zal het eigenaardige dezer rekenwijze nog meer
doen uitkomen.
Een kort geschiedkundig overzigt moge der behandeling
voorafgaan.
Den grooten Leibnitz komt in dezen de eerste plaats
toe. Niet langen tijd na de uitvinding der Differentiaal-
Rekening (Acta Eruditorum 1684) toont hij de analogie
aan tusschen de differentialen van alle orden van
een product van twee of meer veranderlijken, en de
magten derzelfde orde van het binomium of het poly-
nomium, zamengesteld uit de som derzelfde veranderlijken.
\') Miscellanea Berol. T. I. Symbolismus memorabilis calculi algebraici et
lafinitesimalis in comparatione potenti.arum et di\'fferentiarum, etc. A". 1710.
Ëenigen tijd daarna merkt hij dezelfde overeenkomst
op tusschen de negatieve magten en de Integralen.
Jean Bernoulli verklaart nog, hoe men in bijzondere
gevallen de Integraal van eene gegevene differentiaal
kan vinden. 1)
Hiermede zijn voor langen tijd de onderzoekingen
gestaakt.
Lagrange vat het onderwerp weder op 2), en maakt
van die analogiën gebruik, om verschillende algemeene
theorema\'s betrekkelijk differentiatie en integratie van
functiën van meerdere veranderlijken te ontdekken. De
meeste dezer theorema\'s waren toen geheel nieuw, en
volgens andere wegen slechts zeer moeijelijk te verkrijgen.
Hoewel hij de oorzaak niet kent van bovengenoemde
analogie tusschen de positieve magten en de differentialen,
de negatieve en de integralen, zoo schenkt hij toch
volkomen vertrouwen aan hare toepassing, en wel omdat
alle conclusiën, a posteriori onderzocht, volkomen waar
blijken te zijn.
Van toen af begint men meer opmerkzaamheid te
wijden aan de methode welke tot zulke resultaten leidt.
Meerdere wiskundigen trachten de theorema\'s van
Lagrange te bewijzen en de rekenwijze gegrond op meer-
gemelde analogiën uittebreiden.
Eene poging van Arbogast *) om deze methode te
2 3) Mémoires de l\'acad. de Berlin 1772. p. 185.
-ocr page 11-ontheffen van de moeijelijkheden, welke de onophoudelijke
overgangen van de exponenten tot de indices der diffe-
rentialen en omgekeerd medebrengen, geeft op eens een
geheel ander voorkomen aan de zaak.
Hij komt op de gelukkige gedachte, om de operatieve
symbolen te scheiden van de subjecten waarop zij be-
trekking hebben, en ze te behandelen als quantitatieve
symbolen.
Deze opvatting is stout, en geheel afwijkende van de
gewone begrippen ; vandaar de ligt te verklaren tegenzin
van vele bekende wiskundigen, om deze theorie aan-
tenemen. Volslagen gemis aan bewijs vermeerderde
dezen nog.
Niettegenstaande Français \') eene poging aanwendt,
om in dit gemis te voorzien, en alle zijne resultaten
overeenkomen met de uitkomsten, volgens gewone
methoden verkregen, is het nog noodig dat eerst vastere
grondslagen worden gelegd voor deze theorie, en hare
veelzijdige en veelvereenvoudigende werking wordt
aangetoond.
Dit doen Lobatto, die in eene reeks verhandelingen \')
de scheiding der symbolen toepast op allerlei takken der
analysis, ontwikkelingen van functiën, differentiaalver-
gelijkingen, vergelijkingen met eindige Differentiën,
reeksen, bepaalde integralen, verder Servois 3), Murphy i),
Boole \'), Gregory 5), Hargreave 1), Cayley 2), Harley s)
en vele andere wiskundigen.
1 ») Phil. Transact. 1848. p. 31.
2 ) Manchester Memoirs, vol. XXII. p. 111.
-ocr page 13-Algemeene theorie voor het rekenen met symbolen.
§ 1. De teekens, welke gebruikt worden om eenvou-
dige of zamengestelde bewerkingen voor te stellen, welke
op eene grootheid (subject) volbragt moeten worden,
noemt men operatieve symbolen.
Zij toch drukken op eene zeer verkorte wijze uit,
welke operatiën volbragt moeten worden.
Deze symbolen, op zich zeiven beschouwd > afgeschei-
den van hunne subjecten; zijn even als de bewerkingen
zeiven aan bepaalde wetten onderworpen; de toepassing
dezer wetten leidt ons tot rekenwijzen, waarvan de ele-
menten symbolen zijn, — tot de symbolische methoden,
of volgens anderen genoemd, de rekenwijze der opera-
tiën, of de methode van de scheiding der symbolen.
Wij volgen hier geen nieuw beginsel, maar eene vol-
komene gewettigde handelwijze. Wij spreken als het
ware eene nieuwe taal, doch zamengesteld uit woorden,
welke wel eene andere dan de gewone, maar toch eene
bepaalde beteekenis hebben.
Deze methoden zijn van het grootste belang, daar met
hare hulp vele en zeer belangrijke theorema\'s op eene
eenvoudige wijze worden bewezen; talrijke zware bere-
keningen worden overbodig gemaakt, en zij ons leiden
tot merkwaardige ontdekkingen.
In de rekening met eindige Diflerentiën, — de we-
tenschap, welke zich bezighoudt met de gelijktijdige
eindige aangroeijingen van onderling afhankelijke ver-
anderlijken, — en de Differentiaal Rekening, welke de
limieten beschouwt, waartoe de redens dier aangroeijin-
gen naderen, als deze laatste oneindig afnemen —, wor-
den deze methoden gebruikt.
Elke bewerking kan men voorstellen door een symbool:
vandaar dat het aantal symbolen onbeperkt is. Herin-
neren wij ons slechts hoe in vroeger tijden de algebra
met tallooze symbolische teekens was overladen, waar-
van zij nu tot groot gerief der wetenschap is verlost.
De beteekenis der symbolen, waarmede wij ons hier
zullen bezighouden is algemeen bekend.
Het symbool A geplaatst voor ux, eene functie van
x, stelt voor de aangroeijing van die functie, welke
overeenkomt met eene gegevene constante aangroeijing
A x van de veranderlijke x.
Eenvoudigheidshalve zullen wij die aangroeijing A x
altijd aannemen gelijk aan de eenheid, tenzij uitdruk-
kelijk het tegendeel worde aangegeven.
Zij dus ux eene willekeurige functie van x, dan volgt
uit de bepaling A ux = ux A x — ux, evenzoo is in de
Differentiaal rekening d Ux — ux -j- (ix — ux.
Het zoeken van A ux in de rek. met eind. Differentiën
-ocr page 15-en d us in de Diff. rek. zijn de fundamentele operatiën.
De teekens A en d zijn dus ook de fundamentele ope-
ratieve symbolen. Laat ons deze twee met nog een
derde E, bepaald door de vergelijking
E ux = ux - - A ux ,
eerst beschouwen.
Vooraf zullen wij eene grondstelling bewijzen, waarop
de symb. methoden geheel berusten.
a. Stelling. Elke directe functie van bovengenoemde
symbolen en constante grootheden kan behandeld worden
alsof die symbolen zeiven algebraïsche grootheden waren.
Dezelfde hoofdregels, welke de algebr. grootheden
volgen in de zamenstelling van alle rationele en geheele
uitdrukkingen, kan men ook bewijzen geldig te zijn
voor de operatieve symbolen.
Deze regels zijn de 3 volgende:
1°. Voor de scheiding der grootheden m (u - - v) =
mu - - mv.
2°. Voor de omzetting der grootheden mau = amu.
3°. Voor de exponenten ma m" = ma f b.
Voor de symbolen bewijst men die als volgt:
1°. A (ux - - vx]) = A Ux A vx
want:
zf(ux vx) = (ux 1 - - vx i) — (ux vs) = (us 1-ux)
H- (vx i — vx) = A ux 4- A vx.
2°. Jaui=au5 i-au, = a (ux i — ux) = aJux.
3°. Am An ux = (A A ---mfact)(z/z/---nfact)ux =AA -~
(m - - n) fact ux = A m n ux.
Voor E gelden dezelfde regels, dus ook dezelfde ge-
volgen.
Uit de diff. rek. weten wij:
d (u v) = du -t- dv.
dau = adu.
dn dmu = dn m u.
Daar A, E en d aan dezelfde verbindingswetten ge-
hoorzamen als constante grootheden, is het duidelijk,
dat wij ze als zoodanig kunnen behandelen; dus afschei-
den van hunne subjecten; met elkander en met constante
grootheden verbinden; omzetten; enz. mits men altijd in
het oog houde, welke hunne ware beteekenis zij.
Gregory geeft de gronden van de symbolische methoden
aan in deze woorden:
«Er zijn een aantal theorema\'s in de gewone algebra,
welke, hoewel schijnbaar alleen voor symbolen, getallen
voorstellende, bewezen, eene veel wijdere toepassing
veroorloven.
Die theorema\'s welke alleen steunen op de verbin-
dingswetten, waaraan de symbolen onderworpen zijn,
zijn daarom Waar voor alle symbolen, welke ook hunne
natuur zij, mits zij aan dezelfde verbindingswetten ge-
hoorzamen.» \')
Het schijnt ons niet overbodig, vooral wat aangaat de
onderlinge betrekking der symbolen, deze algemeene
stelling door een paar bewijzen te versterken. Uit de
stelling volgt:
A E ux = E A ux.
Eenvoudig bewijst men hetzelfde aldus:
*
A ux = E ux — Ux.
\') Gregory. Examples, Cli. XV. p. 237. 1846.
-ocr page 17-Verander x in x 1:
A ux 1 = E ux 1 — ux -j- i — E ux 1 — E ux =
E (ux 4-i — Ux) = E A us A E ux = E A Ux.
Eveneens zou men kunnen bewijzen:
d AE = d. E A = A&E = AE d = enz.
E ux = ux A ux
geeft aanleiding, als men de symbolen van de subjec-
ten scheidt, en de beide leden der vergelijking door het
subject ux deelt, tot de symbolische relatie:
E = 1 - - A en daaruit En = (1 -j- z/)n.
Hetzelfde verkrijgen wij ook nog op de navolgende
wijze:
E ux = ux 4. i = ux - - A Ux
E (E ux) = ux 4- 2 = ux 4-1 - - A ux 4- i
= ux - - A ux - - A (ux - - A ux)
E2 ux = (1 H- Af ux.
En op dezelfde wijze in \'t algemeen:
En ux = (1 - - AY Ux.
Wij zien hieruit tevens de beteekenis der exponenten.
Zij wijzen het aantal herhalingen der operatie aan, doch
volgen dezelfde wetten, alsof het ware exponenten zijn.
Dit zij voldoende om overtuigd te zijn van de waar-
heid der stelling.
b. Voor het geval dat genoemde symbolen in den loop
der bewerking een\' negatieven exponent krijgen, neme
men het navolgende in aanmerking.
Het symbool en elke magt daarvan, stelt eene be-
paalde bewerking voor, evenzoo A, E en hunne mag-
ten, wij noemen die daarom «directe» operatieve symbolen.
Zijn zij echter voorzien van negatieve exponenten,
dan zijn de daarmede bedoelde operatiën niet onmiddel-
lijk te voltrekken; doch wij hebben de volgende be-
schouwing:
De directe operatie -A wordt, zooals wij uit de relatie
i- Ar1 =1)^1
dx dx) dx)
zien, geheel opgeheven door A
dx/
d \\-1
Wij noemen daarom 1 en alle dergelijken «in
verse» operatieve symbolen.
heeft dus dezelfde beteekenis als dx , want uit
dus ook jM = if*^\'
^ = X volgt: u = fX dx
en ook symbolisch u X
d
lx
en daar — zoo js 0ok iLj — j*dxn.
d_\\ m~n
dx
dx j dx) ~ \' dx
Immers:
d^ \\ n d \\m _ _d\\m-"
dx j " dx J ~~ dx J
In de rekening met eindige differentiën wordt het
-ocr page 19-inverse van de operatie A dus A~l ook integratie ge-
noemd en meest aangeduid door het teeken
Wordt dus gevraagd, ux te integreren, dan moet men
zoodanige functie vx van x zoeken, dat:
A vx = ux of A ~1 ux = 2 ux = vx is.
Zamengestelde inverse symbolen missen evenzeer het
directe karakter.
Hoe de bewerkingen, daarmede bedoeld, volbragt
worden, zullen wij later zien.
c. Indien men op eene functie verscheidene operatiën
moet voltrekken, bv. a, b A, cd, ÏA\'1 enz., dan kunnen
wij de som dezer operatiën door één symbool vervangen,
en noemen dit dan eene zamengestelde symbool. Zoo is in
Puj = au! b J.Uj cdus f enz.
P een zamengesteld symbool. Blijkbaar zullen de
zamengestelde symbolen aan dezelfde wetten onderworpen
zijn, als de enkelvoudige, daar al hunne onderdeelen
zich gedragen als constante grootheden.
Zamengestelde symbolen van den vorm
A\'2 - - 2 a A - - a3 kan men dan ook in de gedaante schrijven,
(A a) (A - - a) of (A - - a)2. Evenzoo
A1 (a b) J-t-ab=(^-ha)(^-f-b) - (J h)(J -1- a),
en in \'t algemeen
An -ha, zln~1 H-a.2A"~2... -hau = -|-a") ....(z/-han)
waarin a\', a",.... an. de wortels voorstellen van de ver-
gelijking m" -h at mn -1 - -. - . -h an — o.
De orde waarin de factoren van het tweede lid voor-
komen, is willekeurig. Uitdrukkingen in ^ en E kun-
nen op dezelfde wijze herleid worden.
Deze transformatiën hebben buiten hare practische
waarde nog dit voordeel, dat vele zamengestelde
operatiën op zeer verkorte wijze kunnen worden voor-
gesteld. B. v.:
(1 - - A - -1 A2 - --^3 J3 - • enz.) ux = (e^) ux
(1 — t E2 -i- Ei — enz.) ux = ux — j ux 2
■ • Ux i — enz. = (cos E) ux
(1 nd d2 - - enz,) ux = (1 4- d)n ux.
Tusschen A en E bestaat, zooals reeds is aangetoond,
een zeer naauw verband, uitgedrukt door de vergelij-
king J l = £.
d
De relatie tusschen deze twee en is ook te vinden.
dx
Schrijven wij daartoe het theorema van Taylor in
symbolischen vorm:
f (x 4- 1) = f (x) -A f (x) H- ^,f(x) 4- enz.
/ d H2 \\
E f (x) = (1 4- -J- enz. j f (x), en hieruit
d d2 CL
E = 1 4- - - 4- \\ -ï—7 -h enz. = e<ix = 1 4- j.
dx dx"5
Lagrange bewijst ditzelfde op eene geheel andere
wijze, doch ook met behulp van het theorema van Taylor \')•
Het is niet onbelangrijk, nategaan, op welke wijze
Lobatto komt tot deze merkwaardige betrekking 2).
Zij ux eene functie van x. Dan is ux =-Exu0, waarin
x wel niet een ware exponent is, maar toch geheel als
zoodanig kan behandeld worden. Differentieert men deze
vergelijking ten opzigte van x, dan verkrijgen wij, in
het oog houdende dat
d c ax = c ax 1 a. d x,
= A e* u
dxUx dx Uo\'
Uo is nu eene constante, Ex eene variabele grootheid dus
E* Uo == 1 E. E* Uo = 1 E. Ux;
dx
en hieruit de symb. relatie
d d
= 12? en dus = E = i J
dx
Lobatto heeft de veranderlijkheid van de functie
overgebragt op het symbool, waardoor dit eene ware
functie van x wordt, en dientengevolge kan gedifferen-
tieerd en geïntegreerd worden, in \'t algemeen alle ope-
ratiën kan ondergaan, die men. op veranderlijke groot-
heden kan toepassen. De wettigheid van deze handelwijs
kan wel door geen streng bewijs gestaafd worden, doch
de resultaten, getoetst aan die, welke men op andere
wijzen verkregen heeft, pleiten voor hare consequente
toepassing.
Wij vinden toch onmiddelijk door toepassing dezer
a
relatie E = e dx , het theorema van Taylor:
a / \\
ux „ = & ux - e h dx ux => 1 h 4- 1)2 ±\\\'2 -f- ux.
( dx 2 dx/ )
Ook het theorema van Maclaurin:
l rl Y2 rl \\2 /
ux = Uo = e u0= l-t-xi- ^ 1 «„.
dx 2 dx/
-ocr page 22-§ 2. Ontwikkeling van funcMen met ééne veranderlijke,
a. Met behulp van deze symbolische betrekkingen
\'kunnen wij al aanstonds op eenvoudige wijze tot een
aantal formules geraken, waarvan velen op de gewone
wijze slechts zeer moeijelijk te vinden zijn.
Uit de talrijke voorbeelden, welke hiervan te geven
zijn, zullen wij slechts eenige der voornaamste en meest
bekende beschouwen.
Vele der volgende formulen waren reeds gegeven
door Laplace \'), Stirling 1), Lagrange, Euler, en anderen
voordat de rekening met de symbolen afgescheiden van
hunne subjecten vele vorderingen had gemaakt.
Ontwikkel ux -f n in eene reeks bestaande uit ux en
zijne opeenvolgende differentiën.
ux i — E Ux, ux -f 2 = E2 Ux, enz.
ux -n = Ea ux = (1 - - Af ux
.Evenzoo vindt men:
n (n 1)
Ux - = iit. -- n A Ux - - . 1- ux -
Geef eene uitdrukking voor An ux in ux en zijne opeen-
volgende waarden.
A ux = (E — 1) ux
An ux = ( E — l)n Ux
1 ) Traet. de summatione & interpol. Serierum inftnitarum.
-ocr page 23-= (e* n °y [) E3 -
n (n - 1)
= Ux n — n Ux n - 1 H-----Ux n - 2 -----(— 1)" Ux
An ux wordt ontwikkeld in de differentiaal coefficienten
van ux als volgt:
_d
A = e dx — 1
d
jn = (e te _ Ijn
Daar (e1 — l)n = (t - - ^ ~h
= tn Ai tn 1 A2 tn 2 - -
d \\n d \\n 1
••• ^ = dx) Al dx) ^
b. Tot hiertoe heeft het symbool A de eindige Diffe-
rentie voorgesteld, welke overeenkomt met eene aan-
groeijing van x, gelijk aan de eenheid. Maar indien
A x = n wordt, dan zal de vergelijking A — E — 1
veranderen in An = En— 1. En dus volgt:
n -
JrD U = (En — ly u — (e dx — l)r U
De betrekking welke er bestaat tusschen de groot-
heden A, An, E en JSn kan men voorstellen door de navol-
gende formulen.
n 1 <1
|» = (l z/J = e dx , E = 1 - - A = e
hieruit E = (1 4- n en En(l 4-Af dus
1
A = E— 1 = (1 ■ ■ Au) u — 1.
d _1
e dx = E = 1 - • J = (\'1 - - An) n.
Door middel van deze formule kan men de differentie
van elke orde uitdrukken in eene functie der differentiaal
coefficienten van hooger orden. Bijv.
De eindige diff. van ax u zal, als de aangroeijing van
x gelijk n is, wezen:
zln ax u = ax n un —■ ax u = ax (an En — 1) u.
Indien men hierin voor u eene nieuwe functie
an un — u = (an En — 1) u substitueert, dan verandert
de verg. in:
ax (a11 En — 1) u = z/n 2 ax u = ax (an En — 1) 2 u.
Herhaalt men dezelfde bewerking, dan verkrijgt men
de algemeene formule:
Jrn ax u = ax (an En — 1)r u = ax (an e — 1) r u. (a)
Neemt men r negatief, dan volgt hieruit: (zie bl. 11)
d_
ax II = ax (a11 En — 1) - r u = ax (an en — 1) ~r u. (b)
Differentieert men hetzelfde product, dan verkrijgt men:
ax u — ax u • - ax u 1 a = ax (S- —{— 1 a ^ u.
dx dx V dx
= ax (1E - - 1 a) u = ax 1 (a E) u.
en in \'t algemeen:
A
dx
ax u = ax (1 (a E)) n u = ax la (1 J) (n u (c); en ook
n ^xudxn = ax {la (1-4- A) j-"u. (d)
Deze 4 formulen zijn het eerst door Laplace gegeven;
blijkbaar moeten wij (b) en (d) door zulk eene functie
f (x) aanvullen,
dat n <p (X) = o; dus
dxy
^(x) = a- -bx-4-cx2H----hp xn 1.
-ocr page 25-Eene merkwaardige formule verkrijgt men nog op de
navolgende wijze:
1 H- en = 1
(Ten einde verwarring te voorkomen voeren wij hier
de notatiën ^ en z/6 in)
e B
P = (ffl) I =r (1 J ) | 1 -H z/0. Waaruit volgt:
Vermenigvuldigt men beide leden met eene functie
van de variabele, dan is dat de interpolatie formule van
Lagrange \') welke de oplossing bevat van de vraag:
«Gegeven de differentie van eene functie voor eene
bepaalde aangroeijing (f) van de veranderlijke, bepaal
dan de differentie van eene willekeurige orde voor eene
andere aangroeijing & der veranderlijke.»
Wij zullen ter opheldering hiervan een eenvoudig
voorbeeld geven, en kortheidshalve de differentie eerste
orde zoeken voor eene nieuwe aangroeijing
Zij gevraagd log. 3.14159 = ?
en gegeven log. 3.14 — . 4969296
log. 3.15 = . 4983106
log. 3.16 = . 4996871
log. 3.17 = . 5010593
log. 3.18 = . 5024271
hierin is dus § — .01, & =.00159 —Nemen wij liever £ = 1 dus & = .159.
Uit deze gegevens volgen aanstonds de waarden voor
£ enZ\'
i) Mém. de l\'Acad. de Berlin. 1772. p. 207.
-ocr page 26-
13810 |
13765 |
13722 |
13678 | |
A |
—45 |
—43 |
—44 | |
A |
2 |
—1 | ||
A |
—3 |
Volgens de formule ^ = -1 1 f^fV ^^ ^
A = .159x13810- - ^(-159-1) g ^
9 2 v 7 2.3
= 2195.790 3.008655 .082058893
- 2198.88
log 3.14159 = . 4969296 -»- . 0002198.88.. = . 4971495
Uit de fundamentele vergelijking ux a = E& ux volgt
aanstonds
Ux = ux a — ux ==(Ea — 1) ux.
Stelt men voor E*— 1 de factoren (Ei _ en E\\, dan is
= {E\\ ux a, waaruit men besluit:
ux = (^l_^-|)nUx na
2
ad a d n ,
= (e dï) Ux na
2
Deze formule is door Laplace verkregen door middel
van genererende functiën
Maakt men nog a = l, en vervangt men x §doorx,
A
dan wordt deze formule:
/ jj_ _d n
//n Ux_n = U 2 dx _ e 2 dx j Ux. (a)
\') Théor. Anal, des Prob. p. 41.
-ocr page 27-Deze leidt ons tot eene zeer merkwaardige reeks.
\'welke wij te danken hebben aan Stirling.
v
In aanmerking nemende dat sin (<p {/—1) = c — e ?
2l/—1
volgt, indien men i schrijft voor 1/—I
JL A — JL A i d
e 2 dx _ e a dx = — 2 i sin -Ts -T-.
2 dx
Stelt men nu in (a) 2n in plaats van n, dan wordt
die formule:
<d2 n u x_n = ± 2 sin ~ A^j2 n ux (voor n even -f-, en n
oneven —J (b)
Vervangt men nu in de twee bekende ontwikkelingen: 1)
;q2 (n2 _ 1)
cos 2 n x == l--(2 sin x) 2 -2 3 4^^ S*n 4 ~
sin2nx = nsin2x(l — (2 sin x)2
(2 sin x)4 — J cos 2 x
i d
x door £ j—, dan geeft de eerste reeks eene ontwikkeling
d
van den symbolischen vorm cos in Men zal, als men
die symbolische operatie toepast op ux, en acht geeft
op (b), verkrijgen:
/ d \\ n2 n2 fn2_\'11
C0S\\indxjUx 1 ux_ 4 .
Op dergelijke wijze vindt men:
( • . d \\ n( n2 —1/ \\
VSlnmdx/Ux = 2C Ux~ 1 A Ux "IT V Ux ~2 Ux_1)
1 ) Verdam. Summarium der Goniom. & vlakke Trigon. p. 37. de twee for-
2 tuien I. A- waarin men n vervangt door 2n.
-ocr page 28-Daar nu
• d . . . d n^ .
cos m t--1 sin m -j- = e dx =En is,
dx dx
geeft de som dezer beide laatste vergelijkingen:
2
Ha U x ~UX n — Ux -Cy~ z/1 Ux _ 1
— ^Ux_2 UX_1 j 4- .j
Stelt men hierin x = o dan komt deze formule nage-
noeg overeen met die van Stirling \')•
Laplace heeft ook van deze formulen een bewijs ge-
geven, door de methode der genererende functiën.
Vergelijkt men dit met bovengenoemd bewijs, dan is
er geen twijfel aan, of ons bewijs wint het ver in
kortheid en duidelijkheid. Kortom, de betrekkingen
a
E = 1 J = e ax geven aanleiding tot zoovele algemeene
theorema\'s als men verkiest.
Een andere bron, even rijk in hare toepassingen, zijn
de vergelijkingen tusschen constante grootheden. Wij
hebben er in het laatste bewijs reeds gebruik van ge-
maakt. Een enkel voorbeeld is dus voldoende, om de
bewerking te verduidelijken.
Nemen wij bv. de formule 2).
^ a — sin a —^ sin 3a-f ^ sin 5a —;
zet men deze onder den exponentiëlen vorm, en wordt
bovendien av—1 vervangen door ~ dan volgt daaruit,
1 ) Verdam. Summ, der Goniom. en der Regtl. Trigon. p. 60, 201 b.
-ocr page 29-omdat e<ïx=E is,
Vermenigvuldig beide leden met eene functie van x.
71 d / \\ 1 / \\ ,
2 dx Ux ~ 1—Ux ~ ~ 32 3—\'Ux ~ ^
Maak hierin bv. ux = x, dan verkrijgt men aanstonds
de bekende formule van Leibnitz.
2 3 5 7
Deze formule op geheel andere wijze gevonden regt-
vaardigt dus de handelwijze welke wij hier hebben ge-
volgd.
Door andere waarden aan ux te geven, krijgt men
andere formulen.
Vervangt men bv. a|/—«1 door h-^ dan is:
TC . d hl —hl 1 / 3hJ —3 h—\\
2 = e — e ax — _21 e ^ — q aii — en
h A ? (x) = v (x h) _ v (x__h) — ij qp(x 3h) — <p (x—3 h)!
Op geheel dezelfde wijze verkrijgt men uit de formule:
1
— = cos a — cos 2a - - cos 3a — cos 4 a " *
A
q>(x)= q, (x. h) — <p (x 2h) q> (x 3h) —
9 (x—h) — cp (x—2h) q> (x—3h) —
§ 3. Ontwikkelingen van functiën met twee of meer
veranderlijken.
Het zou ons te ver leiden, indien wij hiervan zoo
talrijke voorbeelden aanhaalden als van de ontwikkelingen
van functiën met ééne veranderlijke.
Wij zullen ons dus vergenoegen, de voornaamste rela-
tiën tusschen de verschillende symbolen op te sporen,
en enkele zeer bekende ontwikkelingen symbolisch vol-
brengen.
Stelt ux.y eene functie van x en y voor, dan kan men,
de symbolische notatie van hierboven volgende, ook
schrijven:
Ux.y — E* Uo.y en Ux.y — ffl Ux.O-
In de eerste vergelijking heeft E alleen betrekking op
de veranderlijke x, in de tweede alleen op y.
Ten einde alle verwarring te voorkomen, maakt men
aan het symbool zelf ook wel kenbaar, op welke ver-
anderlijke het betrekking heeft. Zoo beteekent de uit-
drukking Ex Ux.y dat E alleen betrekking heeft op x en
niet op y. Ey alleen op y.
De bovengenoemde vergelijkingen worden volgens deze
schrijfwijze:
Ux.y = -jC u0.y ; Ux.y = Eyy Ux.O 5 Ux.y = E* . U0.0.
Differentieert men de beide eerste dezer drie verge-
lijkingen, dan volgt daaruit, daar d. ax = la. ax. dx.
-^xu = l(2y#u0.y = (l^)u ( u — usy);
i.
en dus is e dx =BV Eveneens Er
-ocr page 31-Wij kunnen nu aantoonen, wat ux-y wordt voor wil-
lekeurige aangroeijingen van x en y.
JL
ux h, y k X \' ^y x.y ^ ux.y\'
x.y
u
Dit is juist het theorema van Taylor, toegepast op
eene functie van twee veranderlijken.
Het theorema van Maclaurin volgt uit:
i £
Us.y = eX dx ycly Uo.o.
Het is duidelijk, dat dezelfde redenering kan gevolgd
worden voor een willekeurig aantal veranderlijken, en
tevens dat de wijze, waarop men de symbolische ver-
gelijkingen verkrijgt, overeenkomt met die, welke wij
volgden bij functiën met ééne veranderlijke.
Zoo is bv. de Interpolatie formule:
!e \\m / co )n
(i j^—i (ï z/ y — i u
V f \\ I v\' \\
geheel op dezelfde wijze te vinden, als de formule op
bl. (17.)
Zijn u en v functiën van x, dan is:
d . , _ du dv
dx ^ \' dx dx\'
Accentueren wij nu het symbool ~ , dat betrekking
heeft op de veranderlijke in v, om het te onderscheiden
van dat alleen werkt op x in u, dan schrijven wij:
en dus ook:
-ocr page 32-A_ iiy v
dx dx /
, n(n-l) d \\2 d \\°-2 ,
Dit is het theorema van Leibnitz; door inductie ver-
kreeg hij deze formule voor geheele exponenten; doch
zij is altijd waar hetzij n geheel of gebroken, positief
of negatief is.
Dit theorema kan uitgebreid worden op het product
van een willekeurig aantal functiën, en het resultaat
geschreven worden:
dV k ay* d y dy
A) (uvw..) 2.3.n^ ! dï) u- MJ v\' dï)
[1.2... a. 1.2... (11. 2 ...y...
hierin « (3 -j- / — n
Als n negatief is in het theorema van Leibnitz:
d n n f*
j uv = Jj uv dxn, en dus
Dit is de algemeene formule voor integratie bij gedeel-
ten , en stellen wij hierin u — 1, dan is:
n f* Y n
d_y
dx/
n d_ v d_Y_1
dx dx /
uv
d Y
= vcEJ u
J udxD=:
d^y
n(n 1) dx \' 2.n(n 1) (n 2) dx2
n P j „ xn_1
■n-l /X
(n — 1) Vn
en voor n = 1,
n.x
3 (J 2 Y
dv n (n 1) x:
P A x2 dv x
J vdx^xv—^j-^
2.3 dx2
2 dx
de serie van Jean Bernoulli *)
Nova acta Erud. Lips. 1694. Mém. de Berlin 1772. p. 231,
-ocr page 33-Tot dezelfde formule geraken wij door in de bekende
formule
dx = ux —d u
den laatsten term van het tweede lid:
du = ^x^-dx bij gedeelten te integreren.
Op vrij gemakkelijke wijze komt men ook door de
theorie der symbolen tot het algemeene theorema van
Laplace, over de ontwikkeling van functiën; als bijzon-
der geval is daarin opgesloten het theorema van La-
grange 1).
Zij u = F(a xz), waarin z eene willekeurige functie
is van u.
Differentieert men u ten opzigte van de grootheden
a en x, dan ziet men, dat:
du __ du
dx da
waaruit de symbolische vergelijking:
d d . x
d* = Zda- (a)
omdat echter
du = dx da^ u is,
. z du = (\'z™ dx z
of tengevolge van (a),
z du = (z2 -^-dx da^u.
!) Zooals wij weten was Lagrange de ontdekker. Mémoires de Berlin 1768
p. 251;\'Laplace heeft het uitgebreid. Mém. de 1\'Acad des Sciences. 1777 p. 99.
Dewijl het eerste lid eene exacte differentiaal is, moet
het tweede het ook zijn, en dus:
da \\ da/ dx" dx dx/ \'
en zoo voortgaande komt men tot het resultaat:
d V1 d \\n - 1
dx/ U da/ \\ da/\'
Maakt men nu gebruik van het theorema van Mac-
laurin:
du\\ x2 d2 u
u = uo x-T- o
dx/o^ 2 dx^ /o
Hierin de waarden substituërende van ^-^-enz.
dx dx-3
verkrijgt men:
-1- V n---^ -
da/o 2 da\\ da/o
§ 4. De theorie der symbolen kunnen wij ook met
vrucht toepassen op onderzoekingen, welke eigenlijk op
het gebied der Integraal-Rekening te huis behooren.
Met een eenvoudig voorbeeld zullen wij dit ophelderen.
Wij kunnen de quadratuur van elke kromme, of de
waarde van^y dx tusschen de grenzen x = o en x — n,
bij benadering bepalen, welke ook de functie y zij, door
middel der bijzondere waarden van j, welke overeen-
komen met x = O, 1, 2 . . .
Hoe men in deze hypothese ƒ yx dx kan benaderen
1 De Morgan. Calculus. p. 170. 1842.
-ocr page 35-zonder integreren, ziet men, indien^J*yx dx symbo-
lisch geschreven wordt.
d Y"1 v v
Deze waarde, genomen tuschen de grenzen x = oen
x = n, geeft 1(1 J)-y.*
Deze symbolische uitdrukking moet men nu volgens
de positieve magten van A ontwikkelen, doch daarbij in
het oog houden, dat de vergelijking der parabolische
kromme hoogstens van den nden graad is, en dat daarom
de eindige differentiën van hooger orde dan de nde allen
verdwijnen.
De ontwikkeling zal van den vorm zijn:
a0 ai A a2 A2---- an An.
De coëfficiënten
a<>, ai . . . an verkrijgt men uit de
vergel:
= a0 4- ax A -j---an An
jl ,(n-l)(n-2) i ^ J
A __
2 3
Vermenigvuldig beide leden met den noemer van het
eerste lid.
Men kan dan n vergelijkingen verkrijgen ter bepaling
der n coëfficiënten, door de coeffic. van dezelfde magten
van A in beide leden gelijk te stellen. Dus:
a0 = n.
-ocr page 36-11 1
an — öan — i oa»-2 — •••• -a a0 — o.
li- ó n 1
Voor elke waarde van n vindt men hieruit een stel
bepaalde coëfficiënten;
yx dx = (a0 ai J a2 ^ ) y0-
Of, indien men de symbolen A nog vervangt door
E—1, dan verkrijgt men eene uitdrukking in de op-
eenvolgende ordinaten j0, yi, - - yn-
Voorbeelden van zulke benaderingen vindt men bij
Gauss ; ook bij Stirling 1) en Cotes.
Nemen wij als het eenvoudigste geval n = 2. De para-
bolische kromme zal dan door de uiteinden der drie
ordinaten y0, yx en y2 gaan en wij verkrijgen voor dat
geval:
a0 = 2, ai — 2, a2 g-.
/>dx=(2 2 ^ i3 ^ =1 *EiY
s:
= Ö fy0 4yx y2 ). —
3 x
Door telkens de abscis in meer gelijke deelen te ver-
deelen, of, wat hetzelfde is, n grooter te nemen, ver-
krijgt men telkens meer benaderde waarden van de
Integraal.
2 ai -f- g ao
a2
n (n —1) (n —2)
2 . 3
Ook door middel van het theorema van Maclaurin
komen wij tot hetzelfde resultaat:
. , . n (n—1) .o ,
y0 n A y0 — 2 zf2 y0
/in /in /in .ƒ2 v /in
joyxdx = y0jodx z/y0joxdx -^jox(x-l) dx
Daar y0, yi, — yn, bekend zijn, kunnen alle differen-
tiën van y0 tot en met An y0 berekend worden. En nemen
wij aan, alle hoogere te kunnen verwaarloozen, dan
geeft het bovenstaande ons eene benadering van de ge-
zochte integraal.
Nemen wij n = 2, dan volgt onmiddellijk:
Maar A y0 = yx — y0, A* y0 = y2 — 2 yx y0 en dus
4 yi ys)
De onderstelling dat de oppervlakte in 6 deelen is ge-
sneden door 7 evenwijdige ordinaten brengt ons tot eene
zeer merkwaardige uitkomst: !)
dx = 6 y0 18 A y0 27^2 y0 -f 24 A* y0
. 123 ,4 , 33 ,5 . 41 .6
40 41
Ware nu de laatste coëfficiënt ^^ in plaats van,^ dan
!) Weddle. Math. Journal, vol. IX p. 79.
-ocr page 38-zou, na reductie, als boven de zeer eenvoudige verge-
*
lijking te voorschijn komen:
J*Q y*dx = TO (y° y2 y4 ye H-5 (yx y5) 6 y3).
1
De verwaarloozing van zf6 yG zal in de uitkomst
slechts zeer weinig verandering brengen, daar de 6de
differentiën zeer klein zijn, de 7tle en verdere geheel
verdwijnen.
Nog eene andere methode, en wel die van Lagrange
tot bereiking van hetzelfde doel vindt men in de Nouveaux
Mémoires de 1\'Acad. de Berlin, 1772, p. 201.
Simpson geeft ons eene algemeene formule in Sturm
Anal. T. II, p. 267, wel niet door dezelfde methode,
maar door gelijkvormigheid zich aan bovengenoemde
benaderingen aansluitende.
y0 yn 2 (y2 y 4 • • yn-2) 4 (y , y3... yn-i)
h
h
yxdx =
In alle opzigten beveelt zich dus het gebruik der
symbolen, afgescheiden van hunne subjecten aan. Geene
v.an alle behandelde formulen kan zoo eenvoudig ge-
vonden worden, als hier heeft plaats gehad; zooals wij
reeds hebben opgemerkt, ontsluit deze methode den
weg, om zonder grootere inspanning dan eenvoudige
substitutiën, een oneindig aantal nieuwe betrekkingen
te vinden, wier juistheid echter later dient te worden
betoogd, hetzij door controle, of zoo mogelijk door den
gewonen strengen weg in te gaan.
SYMBOLISCHE OPLOSSING DER DIFFERENTIAAL-
VERGELIJKINGEN.
De schoonste en belangrijkste toepassingen der sym-
bolische rekenwijze kunnen evenwel gemaakt worden
bij de oplossing der Differentiaal-vergelijkingen en de
vergelijkingen met eindige Differentiën.
Bij de ontwikkelingen der functiën in het eerste
hoofdstuk waren de symbolen z/ en JE onmisbaar.
Daar de oplossings-methoden in zeer vele gevallen
veel overeenkomst bezitten bij de Differentiaal-verge-
lijkingen en die met eindige Differentiën, zoo zullen wij,
om te groote uitgebreidheid te vermijden, de laatstge-
noemde vergelijkingen met stilzwijgen voorbijgaan.
A. GEWONE DIFFERENTIAAL-VERGELIJKINGEN.
§ 1. Oplossing van Lineaire vergelijkingen met constante
coëfficiënten.
Deze vormen de grootste klasse, welke volgens de-
zelfde methode kan opgelost worden; en daar vele
zulke vergelijkingen in de toepassing der natuurkunde
voorkomen in dezen vorm, of daartoe kunnen herleid
worden, zoo zijn zij van groot belang.
a. Eerste orde. Zij gegeven:
(\'A—\'a^ u —X, dan volgt daaruit:
Wij weten uit de gewone methoden:
u = e^Je-ax X dx;
en dus is
—a) JX = _ ax X dx.
Wij zien hieruit de beteekenis van de inverse zamen-
gestelde operatie _ a ^ , en de bekende bewerking,
welke daarmede overeenkomt.
b. Hooger orde.
Elke lineaire vergelijking hooger orde kan men be-
schouwen als het resultaat van eene zekere operatie,
voltrokken op eene functie, welke de eerste integraal
van die vergelijking is.
Deze integraal weer evenzoo als de uitkomst van eene
dergelijke bewerking op de tweede integraal, enz. Zoo-
dat de gegevene vergelijking niets anders is dan het
resultaat van eene reeks operatiën, volbragt op de pri-
mitieve functie, die de complete integraal van de ver-
gelijking is.
Denkt men zich al die operatiën door eene zelfde
soort van symbolen voorgesteld, dan is het duidelijk,
dat de zamenstelling in den vorm van een product een
gemakkelijk middel aan de hand geeft, om eene diff.
vergelijking uittedrukken; tevens begrijpt men daaruit
dat de successieve integratie neerkomt op de ontbinding
van genoemd product, om dan door eene opeenvolging
van inverse en analoge bewerkingen tot de primitieve
functie opteklimmen.
Deze methode is aanmerkelijk eenvoudiger dan de
gewone wijze van integreren. Lossen wij bv. de alge-
meene vergelijking hooger orde op:
zijn ai, a2.. an de wortels van tn -f- A t11 — 1 ...-{- P = o,
dan kan men deze vergelijking ook schrijven:
(cE-ai)(^~a0 ••••(<5-an)u=X
/ d \\ - 1
Opereert men nu aan beide zijden met ( ^r— aj ,
dan verkrijgt men de eerste integraal van de vergelij-
f d \\_1
kirtg. Op deze uitkomst weer met( — a2 ) , enzoovoorts.
Na n zulke inverse operatiën komt men tot de com-
plete waarde van u.
Veel eenvoudiger wordt dit vraagstuk opgelost, indien
men op de navolgende wijze handelt1).
UH (sr — a>) («Ï^~aa)\' • • (a^—a") r\'x-
-)"1 Aa (s " • • - A» (aï-a»!x\'(a)
Gewoonlijk wordt Boole voor de eerste gehouden, die deze vergel. zoo
behandeld heeft. Zie Cambr. Math. journ. lst Series, vol. II. p. 114. Doeh
Lobatto heeft ditzelfde reeds gedaan in 1834. Verh. 1ste kl. Kon. Ned. Inst. dl. VI.
Ai — ----------------------------, en A,, A, gelijk aan
(ai - a2J (ai - a3j .. (ai - aj \' 2 80 J
daaraan overeenkomstige uitdrukkingen.
Uit (a) volgt nu gemakkelijk het eindresultaat:
u = Ai eai *Jld - a> x X dx 4- A2 e% - x X dx -f- (b.)
Elke integraal geeft aanleiding tot eene arbitraire
constante; de waarde (complete) voor u krijgt dus de
gedaante:
u = 2 Ai ea\' x | Je - a> x X dx C J
Indien eenige of alle wortels van het symbolisch po-
lynomium gelijk waren, zouden wij op deze laatste wijze
niet tot de oplossing komen, daar het laatste lid dan
niet in de gedaante van een polynomium kan gebragt
worden.
Zijn alle wortels gelijk, dan komt men tot de complete
solutie door herhaalde toepassing van
(-S-a)"1X = eax/e-a^Xdx;
terwijl bij elke dergelijke operatie eene constante te
voorschijn treedt.
Zijn niet alle wortels gelijk, maar slechts eenige, dan
geraakt men tot de navolgende behandeling.
Zij het ontbondene symbolische gedeelte van den vorm:
d V / d
dx — Vdx 3,1\' "\'\'dan kan men rïrï\' ^et
tweede lid gebragt en invers geworden, transformeren in:
/ d \\ -r 1
!M(<ff-a>r !X
-ocr page 43-of nog anders in:
Deze laatste uitdrukking verdient de voorkeur wegens
hare eenvoudigheid.
Zijn er een paar onbestaanbare wortels, welke dan
den vorm a b V—1 hebben moeten, dan zijn de
coëfficiënten van de corresponderende termen in (b) van
de gedaante ^ g ^_^ en ^__^ en daar
e (a = eax j cos b x -f V—1 sin b x [.
en e (a-ï>l/-i)x = eax j cos b x —V—lsin b x j is,
zoo is de som van bedoelde twee termen gelijk aan;
2 ea x {A cos b x B sin b x | J*e - a x cos b x X dx.
"A2 4- B2
2 eax j A sin b x - B cos b x j ƒ e- * * sin b x X dx
ea x
A2 B2
A B
Stellen wii nu--------■,= cos©,-----= sin0
(A2 B2) * (A2 B2) *
dan wordt eenvoudiger deze som
cos (bx—0) J* e-axcosbxXdx-fsin (bx—0)yV-axsinb Xdx j
A2 B2
en de som der termen, voortvloeijende uit de constanten
der twee integralen,
eaxjc, eb^~1-\\-C2 e-5)xl/-1}^=eax(C cosbx-f C1 sinbx)
= Ceax cos (b x -f k).
In geval van meerdere paren onbestaanbare wortels,
Wordt de algemeene oplossing vrij ingewikkeld.
Het is niet onbelangrijk na te gaan, hoe men in een
bijzonder geval door inductie komen kan tot de complete
solutie van eene Diff. vergelijking zonder tweede lid.
Alle wortels van het operatieve gedeelte gelijk.
Nemen wij aan u — e~a x X, en volvoeren wij daarop
de operatie A- _j_ aj dan verkrijgen wij:
A- -j- a^j u = e~a x ^X, na herhaling der zelfde operatie:
d \\2 d \\2
Wij zien dat e _ a x zich onder deze operatiën als eene
constante gedraagt. Stellen wij alzoo u zulk eene functie
/ d \\n
van x, dat (—j— a) u — o, dan volgt daaruit, dat de
,dx
d \\n
uitdrukking X ook gelijk o wordt, of dat X van den
vorm is:
Ax"-1 Bxn~2... P.—
/ d \\n
De verg. f ^ -j- aJ = o heeft dus tot complete integraal:
u = e~ax | Ax"-^____P }.
c. Eenige vergelijkingen kunnen wij op eene meer
eenvoudige wijze integreren. Het zijn die waarin het
tweede lid eenen bijzonderen vorm heeft;
1°. wanneer het is eene geheele rationele functie van x;
2°. een polynomium, bestaande uit termen van den
vorm Pemx, waarin P of constanten of geheele rationele
functiën van x voorstelt;
3°. indien het bestaat uit termen van den vorm
Asin mx.
cos
Volgens de gewone methoden kunnen deze vergelij-
kingen ook eenvoudiger worden opgelost.
1°. Het tweede lid eene rationele geheele functie van x.
De integratie kan dan worden teruggebragt op die
van dezelfde vergelijking zonder tweede lid.
"Want stelt men de gegevene verg. in den vorm:
fQ^) u^X dan is
Eene particuliere waarde van den eersten term zal
verkregen worden door ff^)) te ontwikkelen in op-
klimmende positieve magten van en dan die zamen-
gestelde directe operatie op X te volbrengen.
De generale solutie van den tweeden term zal het
vereischte aantal constanten opleveren.
2°. Het tweede lid van den vorm Pemx.
Men maakt hierbij gebruik van de eigenschappen:
fQ^emx:==f(m) emx
Want:
d d Y
emx = rnemx, ,, emx = mnemx
dx d x/
leidt ons tot de eerste formule.
-ocr page 46-De tweede bewijst men als volgt. Splits de operatie
d d\' d" d\'
m en; nemen wij aan, heeft alleen be-
trekking op s, in zooverre die veranderlijke bevat is in
d"
e mx, alleen op de veranderlijke in X. "Wij hebben dus:
d"
Het accent vankan nu blijkbaar gemist worden,
daar alleen X achter het operatieve symbool voorkomt.
In elk geval, wat ook de vorm van X zij, wordt door
deze eigenschap de oplossing zeer vereenvoudigd.
De formule f (^)emxX = emx f (jj^ mj X hebben
wij aan Murphy te danken 1).
3°. Het tweede lid bestaat uit termen van den vorm:
A sin mx of A cos mx.
Men kan in dit geval sin mx en cos mx in exponen-
tiële gedaante brengen, waardoor de vergelijking wordt
teruggebragt tot het tweede geval, of gebruik maken
van de eigenschap:
r I d \\2 sin r
I bfd „„„ mx =1
m
KdxJ cos J cos mx"
Deze formule volgt onmiddellijk uit:
d V .
sin mx
^ j sin mx = — m2 sm mx,
Phil. Transact. 1837, p. 197.
-ocr page 47-d , . , ,,„ .
sin mx — (— nr)2 sin mx, enz.
dx
(s2) s*n mx ~ ■— m2\')T1 s*n mx\' ^venzo° ^Q^J j cos mx
= (— m2)n cos mx.
Hiervan een enkel voorbeeld:
d \\4 Kd\\2 Al
dx j dy) [U = sm mX
— m—S1" -,r--l-ccos(x\'K2 4c1) - -c, cos (x 1/3 c3)
(2—m2) (3—nr) v \' 3 v 7
d. Volgens de hierboven aangegevene algemeene me-
thode kunnen wij nog andere vergelijkingen integreren;
nl. alle, welke ook hare natuur of subject zij, welke in
den vorm (tt11 At n"-1 - - .... -4- An) u = X kunnen ge-
schreven worden, waarin n een operatief symbool is,
onderworpen aan de wetten
Trau — a ït U, 7r (u -}- f) = ?r U ~b tt u
en 7TmTCn U = TTm n u.
Het is duidelijk, dat, wanneer symbolen, hetzij enkel-
voudige, hetzij zamengestelde, van dien aard zijn, dat
het eene niet werkt op het andere, dan hunne combi-
natiën aan dezelfde wetten onderworpen zijn, als de
quantitatieve symbolen. In geval zij niet onafhankelijk
zijn, d w. z. dat het eene symbool wel op het andere
werkt, zal dit niet meer het geval zijn, en er moeten
andere wetten worden opgespoord. Hierin ligt de groote
moeijelijkheid, welke de oplossing der vergelijkingen met
variabele coëfficiënten oplevert. Daarin toch komen de
2\\ n
-ocr page 48-symbolen x verbonden voor, terwijl door x niet
d
aan dezelfde wetten wordt gehoorzaamd, als door
Uit u = (tt11 At Ti* - 1 .. AJ - 1 X
zullen wij verkrijgen, als de wortels ai, a2 .. van de
vergel.:
mn 4- Ai m11 ~ 1. ... 4- An = reëel en ongelijk zijn;
u = Ni (TT—ai) -1X N2 (u-a^ -1 X... Nn (^-a,) ~1X;
de coëfficiënten Ni... Nn worden op de bekende wijze
gevonden, en de complete waarde van u verder gemak-
kelijk verkregen.
Immers elk gedeelte (tt—at) " 1 X kan men oplossen.
Stel z = (tt— aj - 1 X. (tt—aj z = X.
.-. z = f (X).
De eenige moeijelijkheid is nu nog: 1°. hoe vindt
men den vorm voor tt, opdat het mogelijk zij, de ge-
gevene symbolische coëfficiënt van het subject in f (tt)
te transformeren; en 2°. hoe is dan de gedaante van f (tt) ?
Wij zullen trachten aantetoonen, welke regels hier-
voor kunnen gegeven.
Beginnen wij met eene vergelijking 2de orde.
Vooraf merk ik, opdat, zoo in n voorkomt een term
mx, en daarop eene operatie moet volbragt worden,
waarin ~ gevonden wordt, deze term aanleiding geeft
van twee andere.
Want A (mx) u — mx jL^ en njet5 zooals uit
vermenigvuldiging zou volgen:
Zij de vorm van n: — - - mx n; en hebben wij uit
de vergelijking door ontbinding verkregen n (n - -1) u = o,
dan is het duidelijk, dat de vergelijking was:
j ddx )2 (2 (mx n) t) ■ ■ m2 x2 -f 2mnx n2
(mx -f- n) t m | u — o. (a)
Deze beschouwing leidt ons op den weg, sommige
vergelijkingen met variabele coëfficiënten optelossen vol-
gens de methode gegeven voor vergelijkingen met con-
stante coëfficiënten. Zij bv.
I^ V (4x 10)iL4- 20x 23 | u-o, (b)
dan vindt men aanstonds door (b) te toetsen aan (a),
de vergelijkingen:
2m = 4, 2n t = 10, m -j- nt n2 = 23,
waaruit de coëfficiënten gevonden worden:
m = 2, n = 3, t = 4 of
m = 2, n = 7, t = —4
Men kan dus vergel: (b) transformeren in:
w(w 4)u = o = ^ 2x 3), of
«(w-4)u = o (7r = A- 2x 7) .
Beide vormen geven hetzelfde resultaat.
n (jt -f- 4) u — o,
u — ^7r-10 — | (?r -f 4) -1 O ,
d
Stel re -1 o = z, wij weten dat n = --(- 2 x -f- 3, dus
-ocr page 50-—4-2xz4-3z = o.-.z = ce-x2 ~3x.
evenzoo (n -j- 4)_1 o ~ z\'z\' = c\' e-x2-7x.
u — ce-x\'-3x -f c\' e-x2-7x. —
Wordt gevraagd te integreren:
I (4 x2 6 x 4 x4 12 x3 31 xe 43x
39} u = o ?
Vorm dan weer de algemeene vergelijking.
Evident moeten wij voor n nemen-fmx2 nx-}-p-
Q. X
Ti (jt 4-1) u = o geeft voor deze aangenomen waarde
van re de algemeene vergelijking:
~ d \\2 d
-^j |2(mxs4-nx p)4-tJ j-4- m2 x4 n2x2 p2
4-2mnx3 2pmx4-2pnx4-(mx8-]-nx4-p)t4-2mx4-n]n=:0.
Deze stelt ons weer in staat de coëfficiënten te vinden:
m = 2, n = 3, t\'= — 5, p = 9,
t = 5, p = 4.
en hieruit verder de oplossing.
\\Toor vergelijkingen derde en hooger orde, kan men
op dezelfde wijze redeneren; doch de vergelijkingen
worden dan zoo ingewikkeld, dat zij ons slechts in zeer
bijzondere gevallen van eenig nut zouden kunnen zijn.
Daarom verlaten wij voor het oogenblik deze methode,
om haar later bij de partiële diff. vergelijkingen verder
in toepassing te brengen.
§ 2. Vergelijkingen met veranderlijke coëfficiënten.
Door middel der gewone methoden kunnen slechts
-ocr page 51-weinige vergelijkingen met variabele coëfficiënten worden
opgelost, tenzij men zijne toevlugt neme tot ontwikke-
ling door reeksen.
Eene groote dienst heeft Prof. Boole der wetenschap
bewezen, toen hij den weg aanwees1), om met behulp
eener bijzondere symbolische methode vele zwarigheden,
welke bij die vergelijkingen voorkomen, te ontgaan.
Wij hebben bij het naastvoorgaande reeds kunnen
opmerken, hoe ingewikkeld de gevolgen zijn, indien in
eene operatie, op een subject te volbrengen, de ver-
d
anderlijke x en het symbool t— gecombineerd voorkomen.
ö. X
a. De methode, welke men vóór Boole volgde, om
vergelijkingen met veranderlijke coëfficiënten optelossen,
voerde meestal reeds bij vergelijkingen tweede orde tot
onoverkomelijke zwarigheden.
Wij zullen de gronden uiteenzetten, waarop zijne
methode berust.
Stel x = e5, dan is indien X eene functie van x voorstelt,
dX_dX d9^_ dX
dx do\' dx e dB\'
r -de2- — e de V do y t e V dö ) do \'
en in \'t algemeen :
/d v ax.
dxn Vdo 1 J \\ds
Ook is dan
X dx = X ee
!) Phil. Transact. 1844 p. 232.
-ocr page 52-^/dx /xds— /e9deJ\\eeds;
d^-2X=irIe84r1ïe»
dx,/ "— I do Vdo V""Vde n d)}
Stellen wij in \'t vervolg = D.
X.
\'\' dx/ d9
en in \'t algemeen:
( d ( d „\\ / d ^^ i-1
d
4l X=(D-n l)(D-n 2)..:.D.X
A) {D (D — 1) ... . (D n 4) | \' end X.
Deze transformatiën zijn bij uitstek geschikt om diffe-
rentiaal vergelijkingen op te lossen, waarin de operatie
-4; gecombineerd voorkomt met x.
Door de stelling x = e6, verdwijnt na transformatie
uit de vergelijking elke gecombineerde operatie, en ver-
krijgen wij een operatief symbool D, hetwelk als quan-
titatieve grootheid kan behandeld worden.
Vooraf brengen wij twee relatiën in herinnering, welke
wij vroeger reeds hebben aangetoond:
f (D) em6 = f (m) em9, en
f (D) em6 u = em0 f (D m) u.
Zoowel voor als voor zijn deze formulen waar.
-ocr page 53-Door deze laatste formule zijn wij in staat gesteld,
exponentialen van den vorm emx over te brengen van de
eene naar de andere zijde van f (D), zoo is bv.
em9 f (D) u = f (D — m) emS u.
Elke lineaire diff. vergel. welke in den vorm
(a bx cx\'2 ) (aj b, x e, x2 - -)
dn ~ 1u
rT -j- .... — X voorkomt, kunnen wij nu transfor-
meren in zuiver symbolische gedaante.
f o (D) u f i (D) ee u f,(D)e29u-)~ =F(e0)
Want, vermenigvuldig de gegevene vergelijking met
xn , stel dan x — ee, dan is:
(a bx ex* ) x" AJ = (a bx ) (D(D - 1) ....
(D — n -f 1) ) u
= aD (D — 1)..... (D — n 4)
b (D - 1) (D — 2) .. .. (D - n) eö
c (D - 2) (D — 3).... (D — n — 1) e29
Op gelijke wijze kan elke term van het eerste lid der
originele vergelijking herleid worden; de som dezer
vormen voert ons dan tot genoemde symbolische uit-
drukking.
Het omgekeerde, nl. den symbolischen vorm tot den
gewonen terugtebrengen, volvoert men, door eerst de
exponentialen eiö door de symbolische functiën heen daar-
voor te brengen; fm (D) verandert daardoor in fm (D-)-i).
Splits daarna fm (D -f- i) in eene reeks factorialen van
den vorm D (D—1) (D—2) ... (D — n -f \'1).
Eene symbolisch geschrevene vergelijking, welke twee,
drie of meer termen in het eerste lid heeft, noemt
men bi-, tri- of polynomisch
Aan de primitieve dil\'f. vergel. kunnen wij reeds zien,
tot welke van deze klassen zij kan gebragt worden.
Vermenigvuldig daartoe de vergelijking met zulk eene
magt van i, dat wij haar kunnen schrijven in de gedaante:
lAtóY B (*<Lr ■•■ !u=X;
Ldx/ \\ dx,
waar A, B,.. algebraïsche polynomia van x zijn; het
getal verschillende magten van x, de ode magt niet uit-
gezonderd, welke in deze polynomia voorkomt, zal het
aantal termen in de symbolische vergelijking aangeven.
Vergelijkingen in den symbolischen vorm geschreven
hebben dus de gedaante:
f0 (D) u -f- fi (D) ee u .. . -f- fn (D) enö u = 0. (a)
Doen wij op beide leden de operatie j f0 (D) j , dan
wordt (a)
u ^u-f.Ö -
f0 (D) f0 (D) f0 (D)\'
-ocr page 55-u ai cp (D) e0 u a2 <p (D) <p (D—1) e20 u ...
an cp (D) cp (D—1)... . cp (D — n 1) enö u = ü,
kunnen gemakkelijk in een systeem vergelijkingen worden
ontbonden u1 — qi qp (D) e0 u1 = U; de waarden van qi be-
paald zijnde uit de vergelijking
q11 -f ai q"-1 a2 qn~2 • • • a„ = o.
Want cp (D) cp (D—1) e20 = cp (D) e6 cp (D) e0 = j q> (D) e0 j\';
en in \'t algemeen:
cp (D) cp (D—1) .. cp (D—n -I- 1) e"0 = j cp (D) e0|n.
zoodat, indien wij het symbool cp (D) e0 voorstellen door
q, de symbolische vergelijking wordt:
jl-f alP as?2 .. f u= U
u= |l a1? a2?2 .. j-iü
— Ni 11—qt 1U N, (1—q. ^} ~ 1U -4-.
De oplossing van vergelijking (a) is dus teruggebragt
op die van het systeem van den vorm:
(1—q)~ 1 U = u4 (b)
.•. u = Nj ut -f- N2 u3
De bijzondere vormen van q, welke deze vergelijking
integrabel doen zijn, zullen hierna bepaald worden.
De belangrijkste is wel, zoo om zijne algemeenheid
als om zijne veelvuldige toepassing.
n at D -f bi
Genoemde vergelijkingen (b) zijn dan van de eerste orde.
Yoor den bijzonderen vorm cp (D) = D ~ 1 zal verge-
lijking (a) de symbolische voorstelling zijn van eene
lineaire differentiaal vergelijking nde orde met constante
coëfficiënten; voor eiken anderen vorm van q> (D) is zij
de voorstelling van eene vergel. met variabele coeffi-
cienten.
Zij als voorbeeld hiervan gegeven de vergelijking.
(x2 mx3 nx4)^ j2bx (a b 2)x5 (2a 4) nx3
du
j b (b—1) (a l) bmx (a 2) (a -f 1) nx3 j u = o.
Brengt men deze vergelijking in symbolischen vorm
dan is:
(D a) (D a-1)
D-f-a
D b
,20
e0 u n
u -f- m
u
(D - - b) (D H-b—1)
. , D a
1 m eö
\'D a 8
n l .-, , eö
o.
D b" 1 "VD b
Zijn nu qj en q2 de wortels der vergelijking:
q2 mq n = o
D
q2
1-q,
u =
D b
qi—q2
D a
D b\'
— i
-qs
o.
— i
o = u,
(x—q, x2) ^ j (b—(a 1)) q, x J u, = o
J3 — b a—1 \\ dx = du,
x 1—q, x ) u,
c,
Stel
1 q* D b
du.
(
(1—qi x)a_l5 1
Evenzoo vindt men voor den tweeden term:
c, (1—q, x) a~b 1 c3 (1—qt x) a~b 1
1 xb (1—qt x) a-b 1 (1—q3 x) a~b 1
u
-ocr page 57-b. De klasse van vergelijkingen, welke wij nu moe-
ten beschouwen, bevat die welke niet integrabel zijn in
de gedaante waarin zij voorkomen, doch die door goed
gekozene transformatiën kunnen teruggebragt worden
tot oplosbare binomiale vergelijkingen.
Daar de theorie van de algemeene vergelijking:
u -f (D) u <p2 (D) eaS u . .. = ü
afgeleid kan worden uit die van de binomiale
u -f q> (D) erS u = U,
zoo zullen wij eerst deze laatste behandelen.
Daar deze niet altijd onmiddellijk voor oplossing vat-
baar is, zoo is het noodig, veranderingen aantebrengen
welke haar daarvoor geschikt maken. Die verschillende
veranderingen zullen wij achtereenvolgens nagaan.
1°. Der functie qp (D) in de vergelijking
u -f <p (D) er0 u U
kunnen wij, zonder overigens den vorm van het eerste
lid te veranderen, een constanten factor toevoegen
Stel daartoe:
e« = aV\'
• A=A
" do~~ de1
V is de waarde die U verkrijgt, als men daarin de
nieuwe waarde e6l.a^ substitueert voor e0. Schrijf nu nog
D1 voor A; dan js de veranderde vergelijking:
u a ^ (D1) evSl u = V.
-ocr page 58-2°. u <p (D) e1\'0 u = U
kan gebragt worden in den vorm:
v 4- cp (D -f n) e10 V = V,
door aantenemen u = e n0 v, en U = e 110 V.
Want na substitutie hiervan verkrijgen wij:
e1,0 v -f- 9 (D) e (n •r)0 v = e n0 V,
v -f cp (D n) e r0 v = V.
3°. <p (D) kan omgezet worden in j cp (— D) J ~ 1
d d
Stel daartoe & =— tf1=—-j—
\' de de1\'
u <*>(— D1)e-rölu = V,
en u-]-e-r01(pj —(D1—r)j u=:Y;
e1-01 u qp (r — D1) u = er01 V.
Deelt men nu door qp (r — D1),
.\'.u 19 (r — D| ~1 e r01 u = j qp (r — D\') i ~1 er01 V.
Stel nu nog u — e 101V, dan is, volgens 2°
••• v j qp (— D\') | ~1 e r&1 V = { qp (— Dl) }_1 V.
4°. Ook den exponent r kunnen wij veranderen.
i o. d d
Stel — - .-.-T- = a^-T"!
r9l
u cp (a D\') e a u = V.
Bij deze verandering van exponent verandert tevens
D in a D1; wij kunnen dus, door combinatie van 2 en 4,
cp (D) veranderen in qp (a D -f- b), en door 3 in j <p (a D -)- b) j
5°. Door te stellen:
u — P v en U — P V
xp(D) V\' n ip (D) V\'
-ocr page 59-wordt
u-f <p(D)er0u = U, v ^(D)etev = V.
Pr ^^y bet eekent het oneindig symbolisch product
<p (D) g> (D—r) <p (D—2r) ....
ip (D) ip (D—r) ip (D—2r)
Bewijs:
Na substitutie van u = f (D) v in de oorspronkelijke
vergel. verkrijgt men:
f(D)v <p(D) er0 f (D) v = U;
f (D) v q) (D) f (D—r) er6 v = U,
Vergelijkt men deze met de gegevene, dan hebben
wij voor de nieuwe functie ip (D) verkregen:
^(D} = f|öyf (D~r) of f (D) = ^ f(D~r)\'
Nu is ook f (D—(D-2r) enz.
• •• moet men, om tot de bepaalde nieuwe functie ip (D)
te geraken, voor f(D) stellen het oneindige product:
<p (D) qp (D—r) qp (D—2r)...._p cp (D)
ip (D) ip (D—r) ip (D—2r).... 1 ip (D)\'
Met deze laatste transformatie stelt men zich voor de
gegevéne vergelijking eenen integrabelen vorm te geven,
D
en dit dient zoodanig volbragt te worden, dat Pr
eene eindige operatie blijve.
Men rigte zich dus in de keuze van \\p (D) altijd naar
dezen tweeledigen eisch.
Opdat Pr eindig worde, zoo moet eene reeks
-ocr page 60-factoren in den teller verdwijnen tegen dezelfde reeks
in\' den noemer;
hv P f (D) - f * (B~r) • • \'<? (D~ir) ? (D-ir-r) ■ • •
r cp (D—ir) cp (D—ir) cp (D—ir—r) ....
= <p (D) <p (D-r) :... q> (D—ir r).
Indien in cp (D) een factor i (D) voorkomt, welke men
alleen veranderen wil in y (D ± ir), dan kan dit ge-
schieden.
Zij cp (D) = i (D) u (D)
nb. i\\ (D) = product van alle andere factoren van cp (D).
Stel dus ip (D) = i (D.±ir) (D),
. p y(p)_p X CD)
" \'v(D)-rrz(D±iry
Dit is, zooais hierboven is aangetoond, eene eindige
operatie; dus de voorgenomene verandering van % (D) in
^(D±ir) kan geschieden.
y (d)
Bevat cp (D) een factor van den vorm * , . . , dan
* l (D ± ir) \'
kan men dien geheel doen verdwijnen.
Stel dan ip (D) = ^(D),
. p 9 (D) _ p X(P)
\' \' VP) r X(D± ir)\'
Dit is dus ook uitvoerbaar.
In de toepassing dezer twee laatste transformatiën
komt men al spoedig tot eene belangrijke opmerking.
Zij is deze:
Telkens wanneer men cp (D) verandert in xp (D), en
dan de reductiën bestaan in veranderingen van factoren
in den noemer van cp (D), en nog wel in het grooter
worden daarvan, of het kleiner worden van factoren in
den teller, dan zal de bewerking, waardoor u uit v
wordt afgeleid, bestaan uit differentiatie, terwijl indien
wij lp (D) zoo kiezen, dat de factoren in den noemer van
cfi (D) kleiner, en in den teller grooter worden, dezelfde
operatie zal bestaan uit integratie.
Natuurlijk geeft men de voorkeur aan het eerste, in-
dien het mogelijk is.
Menigmaal kan men door middel der eerste trans-
formatie de symbolische uitdrukking zoo voorbereiden,
dat de bepaling van u uit v weer op differentiatie neêr-
komt.
Als een duidelijk voorbeeld hiervan zij gegeven:
d2u . „ bu
d? ^ -l? = 0
(Dit is eene vergelijking welke voorkomt in de theorie
over de gedaante der aarde.)
De symbolische vorm is:
u (D 2)(D — 3) e26 u = 0
D4-1
Stellen wij hierin u = P2 jj _--g v = (D -f-1) (D — 1) v.
V "(D -f 2) (D -j- 1) &2d V = 0;
of v q2 | (D -f- 2)- 1 eö | -2 v = o.
Deze kan men in twee\' vergelijkingen eerste orde
ontbinden, en dan verder oplossen.
Hierna zal u door differentiatie gevonden worden uit
v, omdat wij den factor (D — 3) in den noemer van
qp (D) doen toenemen tot (D - - 1) in tp (D).
Wij doen echter beter, de vergelijking te transfor-
meren in:
V D (D - 1) 629 V =
(Kan men ooit eene vergelijking tot deze gedaante
vervormen, dan is dit zeer aan te raden, daar deze de
symbolische voorstelling is van
d2v . 2
dx2 & =
q2
en v - e29 v = o, van ^ — q2v = o.
Aanstonds kent men dan zonder verdere moeite de
waarde van v.
d2v
q2 v = 0 geeft v = Ci sin (qx -f c2)
d2v
— q2v = o v = ci eqx -f c2 e~ qx .
Om hiertoe te geraken, stelt men eerst u = e~ 20 w,
w D (D—5) e29 w — 0 j en dan
w = Pi^=|v = (D-l)CD-3)v;dus
V D (D—1) e20 v = o v = C sin (qx -f ct);
u = e~ 20 (D—1) (D—2) v
= ? {^"3x^ 3 jcsin(qx ci).
Ook hier zien wij, wordt u uit v verkregen door dif-
ferentiatie, daar de factor (D—5) uit den noemer van
qp (D), aangroeit tot (D—1).
Hadden wij in eens de transformatie ondernomen, dan
-ocr page 63-was de eene factor afgenomen tot D , de andere (D—3)
aangegroeid tot (D-—1), en men hadde u uit v niet
door differentiatie alleen gevonden.
De geheele bewerking komt dus hierop neer:
u <p (D) erö u = U
wordt opgelost in de drie volgende vergelijkingen:
11 xp (D) \' U — xp (D) V \'
en v - - xp (D) e1\'9 v = V.
Uit deze drie worden achtereenvolgens V, v en u bepaald.
De twee eersten noemt men gewoonlijk auxiliaire, de
laatste de getransformeerde vergelijking.
De regels voor de bepaling der constanten zijn de
volgende:
1°. Indien alle factoren van cp (D) aanwezig blijven
in ip (D), hetzij geheel onveranderd, met verandering
van D in D ± ir, dan behoeven geene constanten in de
solutiën der auxiliaire vergelijkingen te worden inge-
voerd, daar uit de oplossing\' der getransformeerde ver-
gelijking, die van dezelfde orde als de vorige is, het
noodige en noodzakelijke aantal van zelf voortvloeit.
2°. Verdwijnende factoren, in \'t algemeen van den
D - - a
vorm j—^( (a—b) een veelvoud van r), veroorzaken
eene daling in de orde der getransformeerde vergelijking;
Evident moet het aantal constanten, dat daardoor
tevens verminderen zal, in de oplossing dezer vergelij-
king aangevuld worden; hetzij in de oplossing van
uJ^v, of mü = Pr*B-V.
xp (D) xp (D)
-ocr page 64-Wij moeten dus regels vaststellen voor de behande-
ling der constanten in deze verschillende gevallen.
De geheele bewerking bestaat uit de oplossing van de
drie vraagstukken:
1°. De bepaling van V uit U — Pr
2°. De bepaling van v uit v - - xp (D) e v0 v == V.
3°. De bepaling van u uit u = Pr i^pgy v-
Beschouwen wij deze afzonderlijk, in de onderstelling
vooreerst, dat cp (D) een enkelen factor jjj ^ bevat, wel-
ken men doet verdwijnen bij het vormen van ip (D).
De conditie hiertoe noodig is:
a — b , .
— ± i.
r
De- gegevene vergelijking is dus van den vorm:
v — xp (D) er6 v = V.
Beter is het nog, eerst de vergelijking (a) te brengen
in den vorm:
Stellen wij hierin a = nr dan kunnen wij transfor-
meren in
v — xp (D) e 10 v = V, (b)
door de suppositiën
u = Pv —5-- v = D (D — r). . . (D — nr - - r) v.
JJ — a
U = Pr u D - V = D (D — r). .. (D — nr r) Y.
-ocr page 65-V = j D (D - r). . . (D — iir r) J"1 U.
u — D (D — r) . .. (D — nr-f r)jl — xp (D) e röJ_1 V.
u = D (D — r).. . (D — nr r) j 1 - xp (D) e rö j_1 jUc c0
-f- c, e10,. . Cn_i e(m—r>01, (c)
Hierin is U0 eene particuliere waarde van
| D (D — r). . . (D — nr -f- r) j ~1 U.
Het gedeelte dat de constanten bevat, zal bestaan uit
termen van den vorm
D (D - r). .. (D — nr r) j 1 — xp (D) e10 j~] c, eir0,o < i <n
^ D (D — r).. (D — nr r) j 1 xp (D) e1\'0 xp (D) eT0 xp (D)e1\'6 -f- J Ci e»\'0
" Gd (D — r).. (D —nr ) jelr0 v (D) e(i 1)r0 -f- xp (D) xp{D—r)e<i 2)1\'6
Al deze termen nu, tot op die, welke e1,10 bevat, ver-
dwijnen ten gevolge der directe operatie
D (D — r)... (D — nr r).
Wij behoeven deze operatie dus alleen te voltrekken
op het volgende gedeelte
,/J (D) lfJ (D—r).. xp (D-jr) em\'0 xp (D) xp (D—r).. xp (D—jr—r)e <nr >\'>0
^ \'P CD) xp (D—r)... xp (D—jr) e1110 xp (D) e0 xp (D) xp (D—r).. .xp (D—jr)e °r0
nu is:
1/11 ö) xp (D—r) ... xp (D—jr) e1"\'0 = xp (nr)\'xp (nr—r). .i/>(nr — jr) enr0=B
Dus verkrijgen wij:
B C D (D—r).... (D—nr\' r) J em\'5 xp (D) e0 em\'0 j
== B C D (D—r).... (D—nr -f r) j 1 -f xp (D) e0-f xp (D) eO xp (D) e6 } en,\'e
Deze uitdrukking is dezelfde in vorm voor alle waar-
den van i; daarom zullen alle termen, welke in (c) eene
arbitraire constante bevatten, tot één term worden.
Stel ten tweede a =—nr, dan is:
u = j D (D—r).... (D—nr r)J_1 v,
V —|D (D—r) .... (D—nr r) JU.
Hier zijn dus geene constanten ontstaan in V door de
directe operatie. Maar wel ontstaan er n uit de oplos-
sing van u uit de vorige vergelijking, niet gerekend die
welke in v voorkomen. Het aantal constanten is dus
te groot; haar aantal moet verminderd worden, en daar
geene volgende bewerking ze vernietigt, of haar onder-
ling afhankelijk maakt, zoo moet door vergelijking onzer
solutie met die, welke men volgens de gewone methode
van ontwikkeling in reeksen verkrijgt, de onderlinge
afhankelijkheid dezer constanten worden opgespoord.
De regels voor de constanten zijn dus:
De constanten zijn geheel arbitrair, indien zij voort-
vloeien uit ?Pr ^ i U = V: doch één behoeft men
l y P) j
er slechts van te behouden; indien zij echter ontstaan
uit de oplossing van <j Pr yjjjj -j u — v, zoo is er slechts
een willekeurig, en de anderen zullen bepaald moeten
worden met behulp der primitieve differentiaal-verge-
lijking.
De reden, waarom de constanten in verband met de
verdwijnende factoren allen arbitrair zijn in V, is, dat
V in geene andere vergelijking voorkomt, dan juist in
die, waarvan de oplossing die constanten doet geboren
worden.
Indien men toch alle constanten in V behoudt, zullen
zij bij overgang tot u, door opeenvolgende differentiatiën
allen, ééne uitgezonderd verdwijnen, zooals even te voren
uitvoerig is aangetoond.
Steunende op bovenstaande beschouwingen, kunnen
wij nu overgaan tot de behandeling der differentiaal-
vergelijkingen, waarvan de oplossing afhangt van die
der vergelijking:
d°v . n -v
De symbolische vorm daarvan is:
v ~ 3) (d—1) (d—2)". . . (p—n -f-1) ^ " = y <h>
V = |D(D-1)...}-1X;
waarin e° is gesubstitueerd voor x in X, en geene con-
stanten zijn ingevoerd bij deze integratie.
Vergelijkingen welke in de algemeene gedaante
(D aj (D -f a2)... (D an) ;
voorkomen, zullen wij tot den vorm (h) kunnen terug-
brengen, daar wij alle factoren in den noemer, indien
aA, a.2, a3.. . aan
bepaalde conditiën voldoen, door eene
reeks transformatiën of in eens kunnen reduceren tot
de factoren van q> (D) in (h).
Wij zullen eenvoudigheidshalve onderstellen, dat de
factoren in den noemer gerangschikt zijn naar de grootten
van ai a2. ., at> a3
Stel u = e~ai0ui
Ui ± TT/fi—i-q" m I-V en,° ui = eai® U.
D (D a2—ax)... (D an—ax)
-ocr page 68-De eerste factor komt nu in <p (D) van deze vergel.
overeen met den eersten van cp (D) in (h).
In elk der overigen kunnen wij D in D ± i n omzetten
(i een geheel getal), en dus hebben wij als conditiën
van integrabiliteit, dat de grootheden
a2—a! -f- 1, a3—a! -j- 2, a4—a, - - 3, etc
veelvouden zijn van n; zoo ja, dan kunnen wij ze in
overeenstemming brengen met die in (h).
Men handele daartoe als volgt:
Den factor (I) -4- a2— a-[) transformere men in D—1).
Stel daartoe
p p—1 _
D - - a2—ax Ua Ul
(D—1) (D—n—1)... (D a2—ax -4- n) u2 = ux.
Hierdoor is de tweede factor veranderd.
Evenzoo transformere men de overige factoren.
Al deze reductiën bestaan uit diiïerentiatiën daar,
omdat at > a2 - -1 en a2—ax< — 1, de factor in den
noemer aangroeit.
De geheele berekening komt nu te staan, als volgt:
u-P
xp (D) \'
<p(D)
D (D - - a2—aT) .. (D - - an—ax) \'
1
xp (l)) = D (D—1)... ;"(D—n -4- 1 \'
u == e_a\'0 Ui ,
• u — e-aie P (D-l) (D-2) .... (D-n -4-1) y
n (D— a2—ax)----(D an—aO
Als voorbeeld hiervan zullen wij oplossen de verge-
lijking:
dm ïi l ,,, ,,
-5-75 — --3—u ± h2 u — 0. \')
dx2 x2 \'
De symbolische vorm is:
11 ± (D -)- i) (D — i — 1) 629 U =
Vergelijken wij deze met den algemeenen vorm (k),
dan hebben wij:
a4 = -}- i , a2 — — i — 1, n = 2 , q = h;
en dus
u — e- 1 e P _- ~~ 1__v
2 D — 2 i — 1 \'
v ± D (Dh— 1) e\'20 v = 0; ••• v = c sin (hx cj
hx
of v — cehx e
P2D„2i_1-(P- ■l)(D-3)....(D-2i 1).
Herstelt men nu voor D de uitdrukking x ^, dan is;
Dit resultaat kan men nog anders schrijven, door op
te merken dat
\') (Deze vergelijking is behandeld door Mossotti, Paoli, Plana e. a. ook
door Kelland. in Transact, of the royal Society of Edinburgh vol. XX 1853.
Het is belangrijk, zijne eigenaardige methode, geheel berustende op liet gebruik
der r functie nategaan, waardoor hij niet alleen deze maar ook andere zeer
bekende vergelijkingen, b. v. (1—f*2)^\' 2 (a—1) p ^ j n(n l) —
dy. dp (
a(a—1) j u=:0 (de vergelijking voor Laplacés functiën) oplost, en nog wel
in wijderen zin dan gewoonlijk, wat aangaat de waarde der constante groot-
heden daarin.
dx/ x dx x
x4 A. 1
dx x3
D"2i 1= ^ï^\'
Substitueert men deze uitdrukkingen in de algemeene
waarde van u, nl:
u =■ e-; 6 (D — 1) (D — 3). . .. (D — 2 i 1) v,
dan vinden wij:
1 d\\i/.J d \\ 1 /. 21 d 1
U x1 \\ dx J x \\ dx j x3 \' \'\' \' \\x dx x21 - 1 V
1 /od\\/„d\\ / « d \\ 1
21 — 1
X T I ( X T } • I . O ( X\'
x1 1 V dx/ V dx/ \' \'\'\' V dx/ x21 - x
, dV 1
~ X1 1 V dx/ x21 - 1
De oplossingen van de twee vergelijkingen zijn dus:
1 / 3 d Y c sin (hx cj.
x\' iV dx; X2i-i
dx
en u:
-ocr page 71-u = | (D -f- b) (D—i) | X, waarbij in X e0 voor x is
gesubstitueerd. Reduceeren wij (b) tot
v e0v = V. (c)
Deze transformatie sluit in zich de suppositiën:
en dus u = D (D—1)... (D—i 1) v (d)
U = D(D-1) ...(D—i 1) V. (e)
Nu is uit (c)
(D 4- b) v 4- qe0 (D 4- a 1) v = (D 4- b) V,
XdY bv qX (XcS a l)v=(D4-b)V,
hieruit vindt men daar het eene gewone lineaire ver-
gelijking lste orde is op de volgende wijze:
dv b H- aqx 4- qx _ (D 4- b) V
dx x -4- qx2 x -f- qx2
v = e- / \' 7«S 1" e /fei^ dx c.)
en daar f b acP t dx = fjMl.h (a l-b)q ,
*J x -f- qx2 U ( X 1 -t- qx )
= 1 j xs (1 -i- qx) a ^ |
zoo is aanstonds:
1 - xb (1 4 qx) a~b 1 LP- (1 *x>*"b b) Vdx C) ■ (f)
Uit (e) vindt men:
V = j D (D — 1) ... (D — i 4- U }" 1 U,
... (D b)V= JD(D-l).... (D-i l)|-i(D b)U;
maar (D b) U==p~i)-1X,
(D 4- b) V = j D (D — 1).... (D —■ i) J ~ 1X.
Bij de volvoering van deze laatste inverse operatie
moeten wij, volgens de vroeger aangegevene regel,
slechts ééne arbitraire constante behouden. Wij kiezen
die welke ontstaat uit den factor D_ 1.
Daar jD(D-l.....(D - i) 1= jx\' * \'j" 1
d (i l) Y
Dit substituerende in (f)
xb (1 q x)
v =
b i
• d ,
en u — x1 ^ ) v.
Voor X == o geeft dit b. v.:
d Y Clif* x b _ 1 ^ H~ qx)a-b dx -l-C.
U —Xl dx7 xb (1 -h qx)a-b x
Wij zien uit dit alles welke wegen wij kunnen inslaan
voor de oplossing der binomiale vergelijking.
Belangrijk is de vraag, welke zich hierbij als van
zelve voordoet, welke primaire vormen zijn integrabel?
Primair noemen wij met Boole die vormen van bi-
nomiale vergelijkingen welke direct integrabel zijn,
doch niet door toepassing van eene der reductiën 1—5,
en waartoe juist door aanwending dezer vijf transfor-
matiën andere vergelijkingen kunnen gebragt, en uit
dien hoofde integrabel worden.
Wij hebben alle reden om te onderstellen, dat het
getal werkelijk primaire vormen uiterst gering is.
Voor het tegenwoordige schijnt het niet mogelijk,
-ocr page 73-daarop een algemeen antwoord te geven, maar voor
zoover wij ze kennen, staan zulke vormen, indien zij
behooren tot de diff. vergelijkingen van de tweede of
hooger orde, in een merkwaardig verband met de
theorie der algebraïsche vergelijkingen.
Uit elke algebraïsche vergelijking van den nden graad,
waarvan de coëfficiënten functiën van eene veranderlijke
zijn, kan eene differentiaal-vergelijking worden afgeleid
van de orde n—1, en aan deze zal voldaan worden
door elke der wortels van de gegevene algebraïsche
vergelijking 1).
Deze betrekking tusschen algebraïsche en differentiaal-
vergelijkingen is een zeer belangrijk feit, en wTij kunnen
met grond verwachten, dat de verdere ontwikkeling
dezer methode meerder licht zal verspreiden over de
binomiale symbolische vergelijkingen.
Er bestaan nog wel andere primaire vergelijkingen
welke eene eindige oplossing toelaten, evenwel zijn zij
niet van dat overwegende belang als de algemeene
vormen zoo even behandeld, daar de oplossing kunst-
grepen vereischt welke niet altijd even gemakkelijk
kunnen gevonden worden. Wij noemen als zoodanig
bv. de primaire vormen2):
a(D-2)2±n2 e
(a)
v — o
v - -
(D—1) (D-2) e
(b)
eAa v = o
v - -
_ IV> i O. f
a D2 ± n2
1 Cockle. Phil, magazine. May 1861. On. Transcend & Algebr. Solutions.
2 ) Boole. Diff. Equat. p. 428.
-ocr page 74-Deze twee vormen zijn aan elkaar verwant, dat (b)
uit (a) kan afgeleid worden door & in —& te veranderen,
(a) is de symbolische vorm van de vergelijking:
f]2 Q dn
(1 4- ax2) - - ax n2 u = o
d2 u
± n2 u — o door de onderstelling
dx
Kl^Tax2\'
Deze kan men terugbrengen tot den eenvoudigen vorm.
(Pi
dV
t=/i
(b) is de symbolische vorm van de vergelijking:
d2 u du
x2 (x2 -H 2 - - (2 x2 -f- a) x n2 u — o
d2 u
evenzoo als de eerste te reduceren tot -rnr ± n2 u — o
dt2
door de suppositie
dx
t
-x
Evident verkrijgen wij dus de solutiën van (a) en (b) door
dx f* dx
J VA _u at»\' el1 <J X
1- \'I - - ax2 *J xl/ x2 a
te substitueren in de solutie van
d2u , ,
ap-±n»u = o.-
Zoolang echter algemeen integrabele vormen ontbreken,
moet men zich wel te vreden stellen met bijzondere.
Elke geïsoleerde vergelijking, elke methode heeft dus
haar nut, al leert zij ons slechts de oplossing van ééne
vergelijking.
Wij kunnen daarom eene methode welke ons niet
alleen vele integrabele vormen doet vinden, maar tevens
de integralen daarvan onmiddellijk aan de hand doet,
niet met stilzwijgen voorbijgaan.
Wij zullen deze methode behandelen na de Partiële
vergelijkingen.
B. PARTlëLE DIFFERENTIAAL VERGELIJKINGEN DIE ALS
GEWONE WORDEN BEHANDELD.
§ 1. Door het gebruik der symbolische methoden
wordt de integratie van Lineaire partiële Diif. verge-
lijkingen teruggebragt tot dezelfde bewerkingen, als die
bij cle integratie der gewone vergelijkingen van dezelfde
klasse.
Elke gewone differentiaal vergelijking heeft, zooals
uit het volgende nader blijken zal, een analogon onder
de partiële, en de vormen der oplossingen zijn in beiden
hetzelfde; met dien verstande, dat op de plaats waar
wij bij oplossingen der gewone vergelijkingen vormen
aantreffen, als c eax, bij partiële gevonden wordt
Deze laatste uitdrukking is de symbolische schrijfwijze
voor het theorema van Taylor:
d h2 d \\2 hl.
f (x h) = {1 h A j f (x|g e - f(x);
zoo ook
f(x h,y k) = J1 (h A kjL) (h A k A)2 j f(x y)
= eh^ k èf(xy).
Hiervan maakt men een ruim gebruik bij de sym-
-ocr page 76-bolische oplossingen der partiële vergelijkingen, zooals
duidelijker zal worden bij de behandeling. Men zij
daarbij vooral voorzigtig met de teekens. Uit de formule
e - dy f (y) = f (y ± ax) volgt de regel dat wij het argu-
ment ax met hetzelfde teeken moeten aanbrengen in de
functie.
Nemen wij nu voor f (y) bv. e-y dan is echter zooals
aanstonds uit de ontwikkeling zal blijken
d_
ax dy —y —y —ax
e ye =e
men dient dus te letten op den vorm der functie.
Lossen wij bv. op de vergelijking
du , , du
a j--b b t— = c.
dx dy
Deze wordt geheel opgelost als:
a ^ -f- b ku = c.
dx 1
Stellen wij dus A constant, en lossen wij op als
deze laatste,
• u= faA b iV1c = i/\'A kl\\"1c
"u — \\ dx dy/ ~~ a \\dx a dy /
A b d ^ b d
1 ady/ a x dy i
a
Ontwikkel den vorm onder het integratie teeken dan
b d
— x ,5-
zien wij dat e a yc —c
— -e a X Vcdx = -e a Xdy(cx c\') en ontwikkelt
a a
men weer, (c\' = cp (y))
cx . 1 . b ,
-ocr page 77-cx
of daar qp geheel arbitrair is ook u =—-j- <p(ay — bx).
a
Men had natuurlijk even goed ™ als constante kunnen
Q X
beschouwen; de oplossing ware dan geweest:
4-,(x-JLy). = (jp(bx — ay).
Uitdrukkingen als:
d \\n d \\ V
ax — ) ax — »/n
e ay cp (y) of e cp (y)
kunnen wij niet anders dan door reeksen interpreteren
of wel door bepaalde integralen voorstellen. Bij deze
omzettingen heeft men het groote voordeel de niet te
d ^n
dy
begrijpen vormen e y cp (y) te kunnen doen verdwijnen.
dz d2z
bv. Uit -jt- = a t—.. — bz volgt:
dt dx4 D
d2
— bt at dxa r- / s
z = e e f (x)
d \\2
Zij nog gegeven:
d \\2 d \\2
o.
Hieruit is op dezelfde wijze als hierboven te vinden,
d \\2 d \\2
als men eerst ) — a2 -r— in factoren ontbindt, kortom
geheel zooals op bl. 33 is aangegeven voor vergelijkingen
met constante coëfficiënten;
u = qp (y ax) tp (y—ax)
Ware er een tweede lid geweest, dan hadde men de
inverse operatie ook nog daarop moeten toepassen.
Stel bv. gegeven:
Dan volgt:
( d \\2 d \\2)- 1
u = qp(y ai)H-vi(y-ax)-t- jg-j — [ xy.
Ontwikkelt dezen laatsten term, men vindt dan
/ d 2 , s d V d 4 . \\
d \\2 d \\2 d \\4
omdat xy = o ^ J y.f(x) = o dy ) y.qp(x) = o enz-
zoo kan men alle termen na de eerste weglaten, en is
x3v
deze uitdrukking gelijk aan .
Voor meerdere veranderlijken is deze methode even-
zeer toetepassen. Nemen wij bv. de bewegingsvergelij-
king van elastische platen van Poisson:
d2z 2fcVz cPz__(fz\\ __
dP a" \\dx4 A dx2 dy2 dyV ~
Stel daarin a (~2 A) = b,
z = cos bt qp (x,y) -f- sin bt xp (x,y).
Ontwikkelt men de waarde van cos bt en sin bt; her-
stelt men daarin de waarde van b, en schrijft men
dan nog:
, , / d2 d2 \\ . .
I (xy) voor ^) xp (x,y),
dan is
; , a312/ d2 . d2V , . . a4t4 / d2 . d2. , ,
= <P - 2 lek df) 9 (Xy) 2 3.4 (dx3 dfj * W
. , . a313 / d2, , d2 \\2 , . .
at x (xy) - ^ a?j * (*y) •
d2z
Ooknogg^-az = o,
z=(— - — aV"1 -irVi-a-rVo
\' z ~~ \\dx " dy \' aj dj) [dx d dy j )
-j \\~l axil)-1 ax — ^ ^ fè
e *?> qj (y) = e J g> (y) dy. -
Los op de vergelijking:
d3z __ d3z_
dx3 dy3
De wortels der vergelijking u3 — a3 = o zijn:
( 2 TT . , . 2TT) ( 2 71 . . 2 TT)
l , a I cos -g- 4-17 —1 sm -^rj en a | cos g--1/ —1 sm-g- j-
a
z = e dy 9 (y) e 2 cly cos\\-(y)
J) Deze vorm van oplossing is slechts zeer zelden te gebruiken hoewel de
juistheid bij proefneming volkomen wordt gestaafd. Dewijl zeer vele physische
vraagstukken aanleiding geven tot partiële differentiaal vergelijkingen van
bovengenoemden vorm, of wat hetzelfde is van den vorm
d% d% _
5ÏT a dj^" ~ 0
zouden wij zeer gebaat zijn met eene oplossing in eindigen vorm.
Wel heeft Fourrier in de Theor. Math. de la Chaleur de algemeene Integraal
gegeven in den vorm van de som van twee bepaalde Integralen;
Ook Poisson, zie Mémoires de Plnstitnt\' 1818. Doch beide oplossingen
hebben weinig waarde voor de praktijk.
Merkwaardig is nog de Integratie van nieuwer dagteekening door Carl Neu-
maun. Hij spoort voor u eene functie vau s en y op welke als potentiaal
over een oppervlak beschouwd, aan de conditiën voldoet dat zij zelve en hare
eerste diff. quotienten binnen bepaalde grenzen overal eindig en continu blijven,
terwijl z/2 u = o is binnen dezelfde grenzen. Crelle bd. 59. p. 335. 1861.
e 2 dy sin y 2 ayJy2(y).
Wij moeten altijd in het oog houden, dat het noodige
aantal arbitraire functiën- des noodig kan verkregen
worden door de inverse operatie mede te voltrekken op O.
Al deze resultaten worden dus langs zeer eenvoudigen
weg verkregen. De bewerking steunt geheel op die der
gewone differentiaal vergelijkingen.
§ 2. Partiële vergelijkingen opgelost volgens de algemeene
methode van Lobatto.
jf
a. PARTlëLE VERG. lste ORDE.
De algemeene vergelijking is
pë «t=R
waarin P, Q en R functiën van x, y en z voorstellen.
Zeer wenschelijk zoude het zijn dat deze algemeene
vergelijking kon opgelost worden; vooral zou het de
behandeling, nu overladen met tal van bijzondere ge-
vallen aanmerkelijk bekorten.
De pogingen die Lagrange heeft in het werk gesteld
om volgens de gewone methoden tot de oplossing te
geraken hebben zooals wij weten tot hetzelfde resultaat
geleid.
Wij zullen de voornaamste gevallen dus laten volgen
en daarbij geheel symbolisch te werk gaan. \')
Lobatto van wïen wij grootendeels deze methode ontleenen, gebruikt zeer
verkorte notatien, welke de bewerking aanmerkelijk vereenvoudigen.
I. p = a R = o
dz dz _
dx dy \'
De wijze van oplossing waarbij ^ voor een oogenblik
constant gesteld wordt is in de vorige paragraaph behandeld.
Wij zullen daarom een anderen weg inslaan , en daartoe
gebruik maken van het symbool JE uit het eerste hoofd-
stuk.
Schrijven wij daartoe de vergelijking in de gedaante:
jl(i?x) al(Ir)| z = o
dus { 1 -EJ a 1 JE? J = o , waaruit aanstonds
Dit gesubstitueerd in z = if z geeft:
z = JE \'z = e \'dyz=z = <p (\'y — ax)
y y . o y y— a x r w \'
II. P, Q, en R functiën van x en y
dan is de algemeene vergelijking
Stellen wij aanvankelijk R = o dus
Hieruit volgt
dz , dz
Qdx 1 Pdy
Stellen wij vervolgens Jj*Q dx — u en^P dy = t, u en
t zijn dan nog functiën van x en v en wij verkrijgen
in plaats van (2)
dS = 0 waaruit de integraal
Z = Cp (t—u)
D en telkens wanneer P dy — Q dx eene exacte Differen-
tiaal d U voorstelt zullen wij hebben
t — u =ƒ(P dy— Qdx) = U
z = cp (U).
Is dit niet het geval dan zal men (t—u) toch integra-
bel kunnen maken door een integrerenden factor p en
weer verkrijgen, als U dan de integraal er van voorstelt:
z - cp (U).
Indien P — cp (y) en Q — ip (x) dan zal, indien wij
stellen:
J4P dy = P1 en ƒ Qdx == Ql
z = qp(P>_Q»)
, dz dz „ dz dz
b. v. y -5--x j— = o oi —j---t- = o
dx dy xdx ydy
V, = cp (x2 -)- y2)
Indien P — cp (x) en Q = xp (y), zal men nemen
ff = P-, en
z —- <f {!>■- — Qi)
bv\' 4x y|=°--\'p,=lx\'
en dus
z = cp ( 1 - ) = cp (-
Stellen wij eenvoudigheidshalve ^ — p dan wordt (2)
-ocr page 83-cl d
als wij ook n°g P voorstellen door Dp
Dp z = o.
Deze vergelijking zal dus tot integraal hebben z = qp (u).
Zij nu meer algemeen z = P qp (u)
waarin P eene functie van x en y, dan zal men achter-
eenvolgens hebben:
Dp z = Dp P. qp (u)
Dp Z = Dp P. qp (u)
Dp z = Dp P. qp (u)
evenzeer (^indien D ~ 1 = SP
• spn z — sp" p v
Is P eene functie van y alleen, dan wordt:
dP
Dp = p - — qp (u) terwijl de volgende differentiatiën hoe
cly
langer hoe ingewikkelder worden, wegens de aanwezig-
heid van p. Stelt men in de laatste vergelijking:
M = Pi
dy
... Sp ^p P1 qp (u) j —^V1 dy . qp (u).
De eerste integraal van de vergelijking
Dp" z = o zal nu zijn:
Dp"-1 z = qp (u) terwijl de tweede ten gevolge der
voorgaande formulen
Dp1"2 z — X qp (U) 4- qp1 (U)
en in \'t algemeen
z = X n~1 qp (U) X !1~2 qjl (u) ... 9 "-1 (u)
-ocr page 84-waarin n arbitraire functiën voorkomen van u; deze uit-
drukking zal men bij het tweede lid der vergelijking
s; z = Sp" P cp (u) moeten voegen om de complete
waarde van SpD z te verkrijgen.
Vatten wij nu de volledige verg.:
pè Qdy=R weer"°p-
O R
Stellen wij daarin p — p, p = M dan wordt de vorm
z = Sp M Sp o == Sp M <p (u)
(u even als te voren de integraal zijnde van dy— pdx).
De hoofdzaak is nu nog de waarde te verkrijgen van
Sp M. Stellen wij daartoe M ontwikkeld in eene reeks
termen van de algemeene gedaante X q> (u) (X alleen
eene functie van x). Nu is het duidelijk, daar
Sp X cp (u) — J^X dx qp (u), dat de geheele bewerking
neerkomt op het elimineren van y met behulp der
vergel. u = f (x . y) en vervolgens te integreren.
M dx = ip (x. u) dx, terwijl men daarin u eerst als
constante beschouwt en na de integratie vervangt door
hare waarde in x en y.
Ter opheldering dezer theorie zullen wij een paar
voorbeelden hiervan geven:
y2)
.-. p = ï,M = n/((l
Uit dy — ~dx = o volgt u = ^
M = n V (1 u2)^Mdxr=:nxl/(l u2) = nK(x2 y2)
... z = n|/(x2 y2) <p(3-\\
p =zJL u M = ax -f by
r x x J x
ƒ mdx bu -j- cu" ^ x2
z = A/ ax2 bxy cy2) -f cp
2V~ 1 1 J 1
III. P, Q en R functien van x, y en z.
In \'t algemeen is de vergelijking niet optelossen zooals
reeds gezegd is. Wel voor een groot aantal bijzondere
gevallen, bv. voor:
1°. R - o
2°. aP -b ficp -b /R = o («, y constante factoren)
3°. R = Py -f Qx
4°. R=Qx~py
x2
5°. R^PY^X QX~Y(XenYrespectieffunctiën
van x en y)
6°. R — z (P aQ)
7o. R = az
W-f-y
enz.
1°. Wordt geheel opgelost alsof z constant ware.
2°. De algemeene vergel. wordt dan
dz Q dz a . 8 Q „
-ocr page 86-Dpz = —— (oc -i- en daar Spp = y
«x -j- Sy .
» z =-- qp (u)
3°. Dpz — y -f- px = Dp xy
Z = jy _j_ qj (u).
•••z = -£ qp (u).
enz.
Kortom zoo er eenige betrekking bestaat tusschen de
grootheden P, Q en R en ook voor de bijzondere ge-
vallen dat een of twee dezer grootheden funetien van
x en y alleen zijn, dan bestaat er groote waarschijn-
lijkheid dat de vergelijking integrabel is.
b. PARTlëLE VERGELIJKINGEN TWEEDE ORDE.
I. De oplossing van vergelijkingen met constante
coëff. biedt voor het geval dat het tweede lid constant
is in \'t geheel geene zwarigheden. De vergelijking kan
volgens dezelfde notatie als in a geschreven worden
Da Dai z = o
waaruit onmiddellijk de twee eerste integralen volgen
Da z = o Dai z = o
en dus z = cp (y—&x) z = xp (y—aJx).
De som dezer vormt de complete integraal van z.
Zijn de wortels gelijk, dus
T42
D z = o
a
dan volgt hieruit
2 = 9 (y—ax) -f x <fl (y—ax).
-ocr page 87-Is er een tweede lid aanwezig dan zoeke men eerst
de eerste integraal
Da, z = Sa V -f <p (y—ax)
Sa V — V1 kan men vinden volgens het vorige
z = Sai V1 -}- (jd1 (y—axx)
bv- S 2a dfa^ §2= rv
Da b Da_b z = xy
TT c x2y ax3
Vj = Sa „ xy = —
dus Sa _ b V1 — Sa _(. b S„ _ b xy —- Sa ^ — Sa b g
1 3 1
1 1
x\'y — ör (a -h b a — b) x*
en
1 a
z= 6X3y — x4 <P(y-(a b)x) qp1(y—(a —b) x)
II. Meer algemeen is de navolgende vergelijking
waarin z en haar eerste differentiaal coëfficiënten voor-
komen
ë Ad4VBdf cê Dt Ez=v (1)
Zijn a en a1 de wortels der vergelijking m2 — Am -f- B
= o dan worden de drie eerste termen
Da Dai z, en uit de relatie
dz dz ,, dz . , dz , .
D\' z = dï a dy\' Da\'z = di a 3y °Plossende
dz dz
en zoo vinden wij
dx dy J
dz 1 dz 1
dx = TTZTa" (al D. z - a z), ^ - 1[r— (Dal z - Da z)
-ocr page 88-en dus na de vereenvoudigende stelling
Ca —D Ca1 —D , , . n
-r = n —-— n\' ,\\n 4-^ = 0
a — a1 a1 — a
wordt (1)
Da Da, z n Da z ni Dat z E z = Y.
of {(Da -f- n) (Dat -j- n\') j z -f- (E — nn1) z = V
Beschouwen wij afzonderlijk de vergelijking 2de orde:
(Da -f- n) (Dal n1)z = o
dan kunnen wij daaruit aanstonds de eerste integralen
afleiden
Da z -f- n4= o Dai z -f- nxz = o
n Da z Dal z ,
of —-— — — n —5— = — n1
z z
en hieruit de particuliere waarden voor de tweede in-
tegraal
z = e— nx q» (y — ax) z = e~ nlx y (y — a*x) dus
de complete waarde dezer integraal is:
z — e_ nx qp (y — ax) e"\'x ty (j ~ alx)
Is dus de term B — nn1 = o dan zal bovenstaande
vergel. (4) integrabel zijn.
III. Voor vergelijkingen met variabele coëfficiënten
2de orde is het duidelijk dat volgens dezelfde methode
conditiën van integrab\'iliteit kunnen opgespoord worden.
Dat de vele coëfficiënten der algemeene vergelijking
dx^ dxdy dy2 dx dy
aanleiding geven tot zeer vele bijzondere gevallen is uit
het voorgaande genoegzaam nategaan.
Om te groote wijdloopigheid te vermijden zullen wij
deze eigenaardige methoden, zoo meesterlijk bewerkt
door Lobatto verlaten, en voor enkele andere belangrijke
oplossingen eene kleine plaats inruimen.
IV. Door verandering der onafhankelijk veranderlijken
kan men veelal ook de vergelijkingen lste orde integreren,
hoewel de vorm der coëfficiënten vrij beperkt blijft bij
deze methode.
Zijbv. 1°. xjL-
J dx • dv y
Stel dan — = du, --- — dv
x y
z
du dv /
d___d
Vdu dv
z= ■
= euav #e~u^e2ue-v dv
e_tldv e-v = e-T n
wat uit de ontwikkeling blijkt zie bl. (67)
... Z=eU<Tv e- V 23u _j_ jp^y) | >
Herstelt men de waarden voor u en v dan is het
eindresultaat
Z = By ^ (x,y)\'
dz dz
2°. In de vergelijking sec x ^ -f- a = 2 ctg y
stelle men eenvoudig sin x = u, om aanstonds de inte-
graal te vinden
3°. Ook nog
z = esin x cotg y cp (y—a sin x).
dz , .. . 9. i dz
xdT (1 y)2dy^xy
-ocr page 90-stel — du ^ ov i = dv dan is:
dz , dz en , v
du: d? ^"2"(e e~v) waaruit
gU V ygU-T
z = ~4*---2~ <3p(V-U)
Substitueert men hierin voor u en v hunne waarden
in x en y
s=|{(* y)* y}-|jd j2)1 -yjiogx
I f |(i y»)* y)
Vergelijkingen van tweede en hooger orde laten deze
handelwijze niet toe, tenzij eene symmetrische gedaante
de transformatien mogelijk maakt.
Zoo kan op deze wijze geïntegreerd worden:
d \\n n_1 d \\n_1 d \\n
z nx y£) z z=o.
Stel weer x = eu , y = ev. Nu is volgens bl. (44)
r , dr sz
x v -
J dxr dys
d
d
Ldu
r
De gegevene vergelijking krijgt dus den vorm:
in i rd T-1 rd i j n \'1) rd Y~\'3rd i2 . . rd r
J nLduJ Ldv J .............2 UuJ Ldd \'- LdvJ0-
Nu is, volgens het theorema van Vandermonde, het
eerste lid dezer laatste vergelijking gelijk aan:
[AxAr
1 Zie Boole Finite Diff. p. 6 & Diff. Eq. Suppl. p. 191.
-ocr page 91-. . d V d . d .. ,
du chrjldïï4-^-^.......)z==o;
du dv
z — <f (v — u) -f eu(jpi (v—u) .... e<n-1>u g>n_i (v—u)
Zulke symmetrische vormen als deze komen slechts
zeldzaam voor.
c. Meer van belang is de integratie van eene klasse
vergelijkingen hooger orde, geheel volgens dezelfde
methode, als uiteengezet is op bl. (39).
Stellen wij eene homogene functie van den aden
graad van de veranderlijken xt, x2, xs... xn voor door
ua, dan is \'):
dua dua dua __
Xld^7 X2di; "\'Xndxn ~aUa>
Verder volgt hieruit, dat, indien wij het zamenge-
stelde symbool
d d
Xl dx, x\' dx2 \'\'" \' Xn dxn
voorstellen door n
n ua — a ua, Tc* ua — a2 ua
en f [n) ua ~ f (a) ua.
Van deze vergelijking is het laatste lid f(a)u de voor-
stelling van de complete waarde van het eerste lid,
omdat het de eenige waarde daarvan is, indien f (tt)
eene geheele en rationele functie is van n, — en van
eene particuliere waarde, wanneer f (n)\' inverse factoren
bevat.
Indien wij dus hebben de vergelijking:
Sturm, Anal. I, p. 156.
-ocr page 92-*
f(w) Ua=Xa Xb
(nb. f (tt) van den vorm nn -f- Aj n n~1 -f-. .. . A„
en Xa, Xb; .... homogene functiën van xi} x,....)
U = f (tt) |_1 Xa -t- f H }"X Xb . . . . f (tt) j"1 0
= f(a) |_1xa f(b)}~1xt3 ....{(n) j-\'o.
De waarde van f (tt) j-1o vinden wij, door deze functie
in eene reeks termen te ontbinden van den vorm:
At (tt — at)~ waarin a0 a,... . de wortels zijn van
f (m) = o
(tt — a)~ 1 o = ua va 4- wa . ...
waarin ua, va, wa.... arbitraire homogene functiën van
den aaen graad zijn van x4, x2,....
Komen er i gelijke wortels a, dan zal men door in-
ductie, gegrond op herhaalde toepassing van Lagrange\'s
methode, tot oplossing van partiële lineaire differentiaal
vergelijkingen lste orde vinden:
(jr _ a)- \' o =ua (1 xj - 1 va (lx,)1 - 2 . .
Er blijft nu nog over te beslissen, wanneer eene ge-
ge vene vergelijking tot den vorm f (tt) = Xa -f- Xb -j- . .. .
kan gebragt worden.
d d\' d"
Scheiden wij elk symboolin twee deelen-^ en~dx\'
d\'
^ alleen werkende op x, waar deze in u,
d"
waar zij in n voorkomt. Zij dus:
d1 , d\' .
d" d"
en Xldx; ^s:2 -\'--=7r"
.*. TT = TC 71 .
-ocr page 93-Uit het gestelde volgt ook:
n\' U = (tt — tt") U = n U
(nb. daar n" niet op u opereert, maar alleen op tt)
en dus ook:
2
tt 1 U ~ (ït — Tt") Tl u (a)
Doch daar tt" hierin alleen betrekking heeft op de
variabele, voor zoover deze voorkomt in tt, en deze
symbool eene homogene functie is van den eersten
graad, zoo kunnen wij n" vervangen door de eenheid.
2
n1 U = (tt — 1) tt U
Op dezelfde wijze wordt aangetoond:
tt\'1\' u = (tt — r 1) (tt — r -f 2)____\'in — 1) tt u.
Wij kunnen hieruit opmaken, dat elk partiële diffe-
rentiaal vergelijking welke in den vorm f (tt) kan gebragt
worden, in de onderstelling dat A , A— .... alleen
opereren op de variabelen, voorkomende in u, — ver-
anderd kunnen worden in:
qp (tt) u — X
waarin deze beperking is opgeheven.
Zij tot voorbeeld hiervan:
éï 2 (xdi y c|) (yê)" ~11 (x y ê) n ^
= x2 -4- y2 -t- x3.
nj. ] d d
btelXdï ^"dy ~ n
Dan is in de eerste onderstelling, nl. dat™ en jL
alleen werken op de variabelen x en y in u:
(jt,2 — n ni -f n) u = x2 -f- y2 x3
Na de opheffing dezer restrictie:
j 7i (tt— 1) — n TT n j u — X2 -f- y2 -f x3
(tt — n) (jt — 1) u = x2 -f y2 x3
u = | (n-n) (tt-1) I ■-1 (x2 y2 X3) j (tt—n) | ~ 1 o
— X2 ya , x3
u — (2—n)(2—1) (3—n)(3—1) Un Vt
n„ eene homogene functie nc1e.
Vj eene homogene functie lste orde.
Immers
{ (tt—n) (tt-1) (" 1 0 - -L. (TT—n)-10 --L-^-l)-1 o.
Stel (n—n)~1 o = un ,
nUn== X3x Uu 7
un eene homogene functie nde orde.
In het voorgaande had dus n den vorm
en X was ééne of de som van meerdere homogene func-
tiën der \'veranderlijken.
Voor het geval dat n de meer algemeene gedaante
heeft
* = XlXxT x«2 X"dl (a)
waarin X,, X3,. .., evenzeer als het tweede lid X, wil-
lekeurige functiën zijn van de veranderlijken xt, x2,...,
is de oplossing mogelijk.
\') Vergelijk Spottiswoode over de theorie van het operatieve symbool
Xi, JL Xi-J- XL-i .... Crelle Bd. 59". p. 367,
dx, dx» dx.
Eerst zullen wij aantoonen, hoe men kan weten of
eene vergelijking tot den vorm
ƒ (7r)u = X
kan gebragt worden, en dan, hoe zulk een vergelijking
geïntegreerd wordt.
Stel de gegevene vergelijking van de nde orde, dan
zal de symbolische vorm, wil de reductie mogelijk zijn,
noodzakelijk de gedaante hebben
{ 7Tn Aj TT""1 A2 TT«-2 ~f- . . . An j U = X.
Nu zouden, indien men deze symbolische vergelijking
weêr in den gewonen vorm schreef, uit un de hoogste
differentiaal coëfficiënten ontstaan; omgekeerd zullen
dus ook de termen, waarin de hoogste differentiaal
coëfficiënten voorkomen, ons in staat stellen, n te bepalen.
Wij vinden daaruit dus jt, en verder de coëfficiënten
Aj , Aa.... op dezelfde wijze, als op bl. (39) is aange-
geven.
Zij de gevonden vorm
7Tn -f Al 7Tn 1 -f- . . . . An = O.
Indien alle wortels van deze vergelijking ongelijk zijn,
dan hebben wij eene serie termen van den vorm
(re — a)_ 1 X ;
en elke zoodanige term sluit in zich de oplossing van
eene partiële differentiaal vergelijking van de eerste orde
van den vorm
2 Voor gelijke wortels zullen er partiële vergelijkingen
ontstaan van hooger orde. Doch ook de oplossing daar-
van kan afgeleid worden uit het overeenkomstige geval
van liniaire differentiaal vergelijkingen met constante
coëfficiënten.
Om dit aan te toonen, voeren wij een nieuw systeem
onafhankelijk veranderlijken in: y2,... y„
onderworpen aan de conditie n = — •
Om te bewijzen, dat er zulk een systeem, dat zamen-
hangt, bestaat, en het te vinden, stellen wij achter-
eenvolgens yi, y2,y3.... als subjecten in de plaats
van u in de symbolische vergelijking (a). Wij krijgen dan:
waaruit, volgens Lagrange,
Nemen wij verder eene der overige nieuwe verander-
lijken als subject aan, bv. yt , dan hebben wij de ver-
gelijking
dxi .... dx2 1
waaruit het auxiliaire systeem
dxi _ dx2 _ _dyi
en integreren wij dit systeem, bestaande uitn— 1 ver-
gelijkingen, dan zullen de eerste leden der integralen
daarvan, geschreven in de gedaante
y2 — a2, y3 — a3----y„ = an ,
de waarden geven voor y2, y3...., allen uitgedrukt in
functiën der veranderlijken Xi, x3,... . xn.
Voert men nu deze nieuwe veranderlijken in, dan
neemt de vergelijking de gedaante aan.
f (gyju = <p Xji, y2, •. • y„).
Deze moet nu geïntegreerd worden, alsof u en yi de
eenige veranderlijken waren, terwijl eene willekeurige
functie van v2, v:j . . . yn de arbitraire constante vervangt.
Eindelijk nog moeten wij voor yj, y2,.. . yn de waarden
substitueren, uitgedrukt in xi, x2, .. . xn. —
Deze theorie zal door het volgende voorbeeld worden
toegelicht.
! i\'1-^ 211-*2) c*-«.»d^iT (1-XXl)2
- 2u (1-x2) ~ - (x x,-2x2 x,)~ n= | u = o.
De drie eerste termen, waarin de hoogste differen-
tiaal coëfficiënten voorkomen, geven ons aanstonds:
Om de functie van n te vinden, stellen wij die gelijk
{tv—a) (tt—b), na ontwikkeling daarvan, en vergelijking
met den gegevenen vorm, vindt men:
a = o b = o .\'. is de symbolische vergelijking:
(jt2 -f- n2) u — o.
Voeren wij nu twee nieuwe veranderlijken in: yt en
y2, en zoodanig Tdat wij verkrijgen tv = — ;
ayx\'
Wij moeten dan de twee vergelijkingen oplossen:
dx _ dxx _ 1
Ï^T2 ~ 1—xx7 ~~ Jl
waaraan het volgende systeem integralen beantwoordt:
Indien wij nu stellen ji = 1 en
u = cos nyi q> (y2) - - sin nyi y (y»)
of indien wij voor yi en y2 hunne waarden, uitgedrukt
in x en xj substituéren,
De solutie der algemeene vergelijking is dus in wer-
kelijkheid teruggebragt op het zoeken van de integralen
uit een systeem simultane vergelijkingen. —
d. Terwijl het bij de gewone vergelijkingen met ver-
anderlijke coëfficiënten niet van belang ontbloot is
zooveel mogelijk integrabele vormen optesporen, niet
minder is dit het geval bij de partiële, waarbij het
getal oplosbare vormen ongelijk veel kleiner is dan bij
de gewone.
Dezelfde methode die in Hoofdstuk III zal w orden uit-
eengezet om nieuwe integrabele vergelijkingen te vin-
den, kan ook hier dienen tot hetzelfde doel.
De meeste vergelijkingen, door hare hulp gevonden,
zijn gemakkelijk te veranderen in analoge vormen van
partiële vergelijkingen, door voor de constanten te sub-
stitueren eenige functie van y~.
Bv.: Substitueer in (a) blz. 99
Q voor — 4- —; Q, voor PQ dx
Q\' — V" X
1//Ï IfJ x
dan wordt deze vergelijking
d2 u
dx2
en de solutie
U = xme-Ql j x-^A c^-^-Cn.-l) eQ,P) J
Schrijven wij nu hierin:
dan verkrijgen wij de partiële vergelijking met hare
oplossing:
Als een voorbeeld daarvan nemen wij:
e( d \\ _n d
1 VXl dj) ~ x dy\'
^ dan wordt de vergelijking:
j-ü j 2n d2u , /n2 , d!u n du m(m—1) , \' A
^ x dx dy 4 ( x2 - k ) dy* ~ x* dy------W U = * (X"y)
en de solutie daarvan:
u = xra e~nlxdy (
jj-
/d2 ,2 d9 \\m_1 ( /d2 , d2V
x-(m_l) enlx|
-ocr page 100-Nu is zooals wij weten:
n 1 x-i
—n 1 xA
e diy yj (x, y) — yj (x, y — nlx).
De geheele moeijelijkheid der oplossing ligt nu nog
in de solutie van
d2u , d2u
dx2\' dy2 ~
Hieruit is gemakkelijk te vinden:
1 ltxd f*
u —-j—e J W (x, y — kx) dx
dy
- ê AF (x,y kx) dx
2k
dy
= A ^ (X . y) ^ (x. y) ^ (y kx) 1 (y__kx).
waarin cp en x arbitraire functiën, en 3P\'2 door inte-
gratie bepaald worden.
Nemen wij de vrij algemeerie vorm n x~ _j_ | Xj (waarin
n en | bepaalde functiën van x voorstellen) aan in de
plaats van 1 (x. t dan wordt de vergelijking:
d2u , 0 d2u . (; „ a) d2u 0. du
{(gx)* rx - }u - W (xy)
en de solutie wordt
m -7Tlxf( d2 ,2 d2 ) --1 j - V d2 ra d2
u==x e e idx2"- dy2} P ldx--kV2
— (m—1) ? — 7rlXd l
x e5\'e 1 V (x . y) j
-ocr page 101-Voert men nu twee nieuwe veranderlijken p en q in,
aan de oude gebonden door de vergelijkingen
p = y ■— x k x en — q = y — ni x -f- k x.
dan verdwijnt n uit de vergelijking en k uit de solutie.
Wij verkrijgen:
1 t /P q\\ /\'du du\\ 1 i /fc/p q\\ \\2 . 01 /du du
2F\' l V} W dq.) ffij {*(! 2k .) ) 2k dq
m (m—1) j .
(p q)
Is nu | van den vorm —, dan komt aanstonds de be»
x
kende vergelijking te voorschijn:
d2u a /du du \\ aja—1) — m (m—1) __ .
dpdq pTq\\dp dq/*^ W W -»IM}
met de solutie
dx2 dy2/ lx \\dx2 dyV fx WW),
<fi bepaald uit <p door de vergelijkingen
p = x y en q = x—y.
Deze vergelijking sluit weêr een aantal anderen in
zich bv. voor de suppositiën a = o\', a = m , enz.
OPLOSSING DER DIFFERENTIAAL VERGELIJKINGEN DOOR VER-
WISSELING VAN SYMBOOL EN ARGUMENT.
Indien wij de differentiatie ten opzigte van de onaf-
hankelijk veranderlijke voorstellen\'door het symbool 8,
en indien q> (8) eene functie van d is, zamengesteld uit
geheele magten \'), dan kunnen wij gemakkelijk aan-
toonen dat2):
f{d)\\ipx.u\\=ipx.<p{S)u ip\' i,f\'(})u4- i xp" x . if (5) u
en <f>xxp(8)u = xp(d)\\q>x.\\JL\\ — ip\'(d)\\cp\'x.u\\ txp"(d)\\<p"x.u\\—- (b\'
Immers, scheidt men in het eerste lid van (a) 8 in
d\' d" d\'
dx en dx\' dx\' a^een bedekking hebben op de ver-
d"
anderlijke, zooverre die voorkomt in u, ^ op die m
xp u), dan is
, d\' . d"
o — T- -f t , en
dx dx
en dus daar ^ constant is, ten opzigte van xp (x),
, / d\' \\ . d" ,(d\'\\ . d"\\2 „/ d\' \\ ,
= xp x (jp (5) u xp\' x cp\' (8) u -f-1 xp" x qp" (5) u -f- •
Evenzoo kan men (b) bewijzen. —-
Deze twee formulen zijn uitdrukkingen van de wetten,
waaraan de combinatiën onderworpen zijn van opera-
tieve symbolen, (hetzij directe of inverse), met opera-
tiën, aangeduid door factoren, functiën van de onaf-
hankelijk veranderlijke.
Wij zien dat de laatste leden dezer vergelijkingen
lineairen vorm hebben; indien dus eene vergelijking
dien vorm heeft, of daartoe kan gebragt worden, dan
is de solutie bepaald.
Immërs cp (8) {xp xu | — P, geeft u = xp (x)~ x) (qp 8x) P,
en cp (x) xp (8) u = Q, geeft u — (xp (8))- 1 (cp x)~ 1 Q.
Voor alle gevallen, dat bovengenoemde formulen eene
bepaalde beteekenis hebben, dat is: indien qp (8) en
V> (8) uitgedrukt zijn in geheele magten van 8, blijkt
aanstonds hunne geldigheid.
In analogie nu met de redenering voor gebrokene
exponenten in de gewone algebra, kunnen wij hier ook
aannemen, dat de geldigheid altijd doorgaat, en wij
aarzelen niet, elk verklaarbaar resultaat, verkregen door
de consequente toepassing dezer formulen, zij het dan
°ok door niet te interpreteren gedaanten heen, toch
voor waar te houden.
Bij nadere beschouwing zal men zien, dat indien in
(a) 8 wordt geschreven voor x, en ■— x voor 8 of t voor
8, na substitutie verkregen wordt:
9 (t) xp (S\') u = xp (8\') (<p t u) - xp\' (8\') (<p\' t. u) i xp" (8\')
u) -
8\' de operatie voorstellende en u eene functie van
t zijnde.
Deze vergelijking is identisch in vorm met (b); de
juistheid van het resultaat, verkregen door deze verwis-
seling van symbolen, leidt ons nu tot de gevolgtrekking,
dat indien in eene lineaire differentiaal vergelijking welke
tot den vorm (a) of (b) kan gebragt worden, en in hare
symbolische solutie x wordt veranderd in 8 en 8 in — x,
wij dan eenen anderen vorm zullen verkrijgen, ook ver-
gezeld van hare symbolische solutie.
Wij moeten wel in het oog houden, dat de solutiën
in symbolischen vorm moeten gehouden worden; of met
andere woorden, dat de aangegevene operatiën niet
moeten volbragt worden, en vooral geene operatiën
mogen worden verwaarloosd.
Het zou b. v. aanleiding tot onjuiste uitkomsten geven,
als men o schreef voor (x_1)o, indien later x nog moest
veranderd worden in 8.
Wij kunnen deze methode het beste ophelderen door
haar toe te passen op de algemeene vergelijking der
eerste orde:
, , du . v
ofqpX(5u-(-t/;X.U — X.
De solutie daarvan is, zooals wij weten:
-ocr page 105-~ dx j ^ rtidx
= e *J j J^eü fx
Stel ƒ dx — yx.
qpx A
:,u = e-^H (ey-x (<y x)~ 1 X).
Doen wij nn bovengenoemde omzettingen, dan ver-
krijgen wij:
-— cp (5) x u -f- xp (8) U = X (c),
en voor hare oplossing
Door toepassing van (a) kunnen wij (c) ook schrijven :
x q, (8) u (\'P1 (5) — xp (d)) u = — X. of Xo.
Zij nu cp1 (8) — xp (d) — 1 8,
De praktische waarde van deze algemeene methode\'
bestaat daarin, dat men haar kan aanwenden tot het
vinden van oplosbare vormen van lineaire vergelijkingen
met variabele coëfficiënten; tevens blijkt daardoor, dat
vele vormen van oplossing, welke schijnbaar niet te in-
terpreteren zijn, toch kunnen dienstbaar gemaakt worden
aan het verkrijgen van nuttige resultaten.
Verder kunnen wij een merkwaardig verband aangeven
tusschen de solutiën welke wij op deze wijze verkrijgen,
en de oplossingen van dezelfde vergelijkingen in den
vorm van bepaalde integralen. Hierover zullen wij t. a. p.
handelen.
7
-ocr page 106-Onder de vormen (d). waarvan wij aanstonds eene
verklaring kunnen geven, zullen wij in de eerste plaats,
de vrij algemeene vergelijking geven:
x qp (8) u -f- m 91 (8) u = X ; ]
waaruit de oplossing is [ (e)
u = (<p (8) )m-ix-1 (cp (8) X;
en x cp (8) u -j- m u = X, ,
u = (<p (8))-1 5™ (x-1 d- m X). j
Ter verduidelijking zullen wij de berekening in zijn
geheel uitwerken.
Geg. x cp (D) u m cp1 (D) u — X (p)
Verander hierin x in <ï en 8 in — x
8 cp (—x) u -f- m cp\' (—x) u =. X.
Volgens (a) wordt deze vergelijking
qp (—x) 8 u — qp\' (—x) u -f- m qp\' (—x) u = X of
cp (-x) 5 u (m—1) cp\' ( x) u - X Cp\')
8 u (m-1) u = { qp (-i) j~ X.
\'Uit deze lineaire vergelijking lste orde volgt:
e \' J fe Jf[~l) {»(-x)}"1
f* — m ,m—1 r , —m n
(_X)J J cp(-x) Xdx=j9(-x)j cp(-x)\\ X. (q)
Van (p1) is de oplossing (q1); vervangt men in (ql)
weer x door 8 en 8 door — x dan verkrijgt men de op-
lossing welke bij vergelijking (p) behoort, nl.:
U^r-x-U^I-X (q)
Op analoge wijze verkrijgt men (f).
De verklaring bevat geene moeijelijkheden, indien
cp (8) en X (8) alleen uit geheele magten van 8 bestaan.
X dx.
Oplossing der differentiaal vergelijkingen volgens
deze methode.
Tot eene oplossing in eindige termen van vele lineaire
vergelijkingen geraken wij door toepassing der verge-
lijkingen (e) in verband met (a).
Beginnen wij met vergelijkingen van den tweeden
graad: <p (8) = 82 b 8 c2.
Volgens (a) is
(82 b 8 -f- c2)(ijj x.u)=i/jx d2u -j- xp x b5u -j- ip x c2 u
2 xp\'x du -f- xp\'x bu
u
qp\' (5) (tP xu) = (25 b)(i/; X u) = 2 xp x . du -f (by>x 2i//x)u.
Bij gevolg zijn alle vergelijkingen opgesloten in den 1
vorm:
xipxd2u ((bx 2m) xpx -f %xxp\'x) <Sm -f-
((c2x -f- bm) xpx -j- (bx -h 2m)xp\'x -f- xxp"x)u=X
of
= (x xp X)-1 X = P (g)
dadelijk oplosbaar. De oplossing is:
u = (ip x)-1 (<P -f b 8 -f c2)1»-1 {x-1 (82 b 8 c8)-™ X j
=(xp X)-1 (82-f~b 8 4- e2)1"-1 j X-1 (<P b 8 -f c2)-"1 (xyxP).
Voor X — o,
u = (ip x)-1 (<T2 -f bHc2) m~~1 j x-] (82 -f b 5 -f- c2)-m o | ;
of indien « en [3 de wTortels zijn van t2 b t c2 = o,
(m—1) (m—2) (m—3) m(m l)(m-t-2) \\
\' 2.3 \' ((?—«) V
^ r ^ (* ("a—l)m (m—1) (m—2) m (m 1)
-H^e u :(p_a)x 2 \' (0—
_ (m—l)(m—2)(m—3) m(m l)(m- -2) _
2.3 \' ((?■—«)3x3
Déze oplossing is eindig voor alle geheele waarden
van m, positief of negatief.
Is m een gebroken, dan bevat de niet ontwikkelde
uitdrukking gebrokene operatiën.
Is b = — 2 c zoodat « en [3 gelijk zijn, dan neemt de
oplossing den vorm aan:
u = (xp x)_1 ecx (Cx_2m 1 -f- C,) zonder eenige restrictie
omtrent de waarde van m.
De algemeene vorm (g) bevat de meeste lineaire ver-
gelijkingen welke op andere wijzen kunnen opgelost
worden.
■ Zoo bv. verkrijgen wij, door te stellen x = eax,
32 u (b 2 a \'8 u (c2 ab a2 -}-(b 2a) ™)u=P;
waarvan de bekende vergelijking:
d^u i 2m du 2 __ p ,
dx2 x dx — \'
een bijzonder geval is.
Hiervan is de oplossing:
u = (d2 ± c2)™-1 j x-1 (52 ± c2)-m (x P).
Voor P — o, en alleen het negatieve teeken nemende,
is na reductie:
-m[Cccs(1 (m—l)m (m—l)(m—2) m(m l)
1 2cx 2 (2cx)2
u
Oregory, Exaiupl. p. 313, ii°. 10. Crelle, lid. 40, p. 72.
-ocr page 109-Lp\'p-cxM I (m—l)m (m—l)(m—2) m(m-fl) \\ )
ce 2cx g
Welke solutie altijd eindig is, als m een positief of
negatief geheel getal is.
Stellen wij ip x = x", dan wordt de vergelijking:
52u (b 2(m n)) 3u
je2 b(m n) n (n—■1) 2mnj u ___ p .
en hieruit
u = x-:n (52 bS c2)™-1 j x - \\82 -h bd c2)~m (xn 1P) [.
Nemen wij aan b = o, en n — — 2m -f-1 dan ver-
krijgen wij eene andere dan de bekende solutie voor
d2u 2 (m—1) du . 9 n
—T ----— ,---C U = P .
dx^ x dx
namelijk:
u = x2"1-1 (<52 c2)m—1 { x- 1 (82 c2)- m (x~2m 2 P)} ;
en voor n ——m ontstaat de vergelijking:
d2u ,, du , f 9 m (m—1) \\ ^
dx2" dx V ~ "—V— j u = \' waarvan
de solutie is:
u = x™ (32 bö c2)1"-1 j x- i (32 b8 c2)-m (x~m H P)}.
Hiervan is een speciaal geval
d2u f m (m—1) 2 \\
d^-l x2 = «)
en de oplossing is
U = xm(Ö2 -f- c2)111-1 j x- 1 (C sin cx -f- C1 cos cx)} ,
en u = xm (82 — c2) m-1 j jr 1 (C ecx 4- C1 e~cx) J.
\') Gregory. Ex. p. 347. Boole. Diff. Equat. p. 424.
-ocr page 110-Nog vele andere vergelijkingen kunnen wij uit dezen
algemeenen vorm verkrijgen door telkens andere sup-
positiën voor ip x.
Op soortgelijke wijze als hierboven, kunnen wij inte-
grabele vormen vinden van vergelijkingen van derde
en hooger orde. Hierbij is het duidelijk, dat de oplos-
bare vergelijkingen te minder algemeen worden, naar-
mate de orde rijst.
Voor het geval, dat de solutiën fractionele operatiën
bevatten, is de ware beteekenis, zooals wij hierboven
reeds opmerkten, niet aantegeven; doch indien wij dan
door middel der besproken transformatiën de functiën
van 8 veranderen in functiën van x, dan is het resul-
taat zeer wel te verklaren, en tevens waar, alhoewel
de uitdrukkingen in de behandeling voorkomende zuiver
symbolisch zijn en alle beteekenis missen.
Zoo zal bv.
u = (<52 — c2)1,1-1 (x~ 1 (<ï2 — c2)-m X), beschouwd als de
oplossing van
d2u du
x—ï—a~ 4- 2m --c2 x u — X,
dx- dx
niet in eindige termen kunnen worden uitgedrukt,
indien m een gebroken is. Veranderen wij echter weer
8 in x, en x in—8 dan wordt de vergelijking zelve:
8 j (x2 — c2) u J — 2mx u = X,
en de oplossing
u = (x2 — c2)m-J 8- 1 {(x2 — c2)~m X} ,
niet alleen begrijpelijk, maar ook juist voor alle geheele
en gebrokene waarden van m,
Wij zien, dat door deze methode een groot aantal
integrabele vormen kunnen gevonden worden.
Wel mist zij een algemeen karakter; doch zij heeft
in zooverre haar nut, dat door haar het aantal bijzondere
vergelijkingen onbepaald vergroot is, en altijd meer
integrabele vormen kunnen opgespoord worden.
Blijkens het voorgaande is het altijd geraden, zooveel
mogelijk eerst de vergelijkingen tot binomialen vorm te
transformeren; daar wij dan voor de oplossing de
meeste kans van slagen zullen hebben.
De voorbeelden, die van bijzondere transformatiën
zouden kunnen gegeven worden, staan te veel op zich
zeiven, dan dat wij er ons veel mede bezig zouden
houden.
Wij noemen alleen maar als voorbeeld de welbekende
vergelijking van Laplace\'s functiën \').
Indien wij in zijne vergelijking
d „. du\\ . 1 d2u , , , ...
d7V0> d, ) 1-72 * n (* 1) u = o (1)
Stellen x — are tg (,u V—-1) dan verkrijgen wij:
d2U __ (i2U _ n("L ±i) _
dx2 dijp2 cos2 x
Om tot de oplossing hiervan te geraken behandelen
wij eerst de vergelijking
tv> o n (n - -1) / T. d
D2u - - c-u--—7,—\' u — o i D — -Y-
cos" x \\ dx
Zijn « en § de wortels van z2 c2 = o, en stel
Du — a u — ut dan is:
\') Cambridge Math., Journal, New Series. Vol. I p. 424,
-ocr page 112-t\\ „ ti(n--f-\'l) .,
Du. — pu.--\'....... u = o waaruit
\' 1 COS2 X
COS2 X . .
U = n]n T) (D^ — pu,).
Hieruit weer Du — au:
-p. COS2X 2 ar, , 2cOSXShlX/r.
Du — —j (D2 u, — 8 Du,)--7——p- (Dui
n (n-f- IJ ! 1 v n (n -f 1) v
o
2 cos x sin x
—7—Vv (D2 U! 4- C2 Ul )---i-r—TT- (Dl
n (n 1) \' n (n 1) v 1
(a 4- ß = o «|3 = C2). .
cos2 x
a U
Deel door
D2 u5 c2 u, - 2 tg x (Du, - pux) - ui =
Stel nu Dui — « ui — 2 tg x ut = u2
dan vinden wij uit eene analoge behandeling
D2 u2 4- c2 Uo — 4 tg x (Du2 — (\'iugj —^ (n 2 ^
COS X
en weer stellende
Du, — « u2 — 4tgx u2 — u3. Verkrijgen wij:
D2u8 c2 u3 - 6tgx (Du3 — i?u3) — n Vn s4~ 6 u3
Gaan wij zoo voort tot aan de suppositie:
Dun—«un— 2ntgxun — un 1 dan is:
D 2Un i • C 2un i — 2 (n 1) tg X (Dun 1 — /?un 1) =
Zij Dun i —ün i = Q dan is:
DQ-«Q 2(n l)tgxQ = o
/*(« 2(n l)tgk)cU / \\-2(n l)
enQ — kel/ =keKxe1
= k eax (cos x)~2 (n o
-ocr page 113-un 1 = ke^ J*e <a~S) x cos x-^ ^dx
u„ = eax cos x~2"ƒ<s~ax cos x2 n un 1 dx
en zoo verder un_i, un_2.... tot u; wij vinden voor
deze laatste
keStX(dlgx) " \\S\'e(i3_a)xcosX2nSe(a_,S)X cosx~2(n 1)dx\'
Welke vergelijking ook kan geschreven worden:
u = k e ax j e x cos ~2^e-<a-Ax cos2" dx J
Wij verkrijgen hieruit de oplossing van vergelijking (1)
d2
door te stellen c2 = —, ^ waaruit de waarden van « en
dep2
(3 volgen = en--: en dus
b dqp d(f>
d a
xi?/ d y I ~2xd® -2n n 2" , , .
u = e y dT^x \' \'e cos x cos x ^ >
"8
x df / d y I
"e d¥ï) l(coss Jffo—2x)
\\ q
Substitueer hierin eindelijk nog x = are tg (uV—1)
dan is de oplossing van de gegevene vergelijking van
Laplace
eaic V-i) ry (jLj j (i-^J xp (<p — 2 are tg (,u V — 1)
e~
•e tg (P- V-1) £ ( \\nJ j x (y 2 are tg C« V-l)
-ocr page 114-SYMBOLISCHE OPLOSSING DER DIFFERENTIAAL VERGELIJKINGEN
IN REEKSEN.
De methode, welke eertijds veelal werd toegepast,
om differentiaal vergelijkingen op te lossen in reeksen,
was deze , dat men den vorm dier reeksen willekeurig
aannam, en vervolgens uit de primitieve vergelijking
door herhaalde differentiatie de formatiewet voor de
coëfficiënten opspoorde \'), ook door ontwikkeling volgens
de reeks van Taylor of Maclaurin, of wel door de
methode der onbepaalde coëfficiënten1), doch deze
laatste wijze wordt uit haren aard zeer ingewikkeld in
de toepassing.
Eene oplossing volgens den symbolischen weg ver-
dient ongetwijfeld de voorkeur boven het gebruik van
bovengenoemde methoden.
Men is hierdoor niet alleen in staat gesteld, de
wetten te bepalen, waarnaar de opeenvolgende termen
1 ) Sturm, Anal. T. II, p. 134.
-ocr page 115-worden gevormd, maar zelfs de gedaante der reeks
zelve aan te geven.
a. Binomiale vergelijkingen.
Eerst behandelen wij de binomiale vergelijking waar-
van de methode is, als volgt:
De vergelijking in symbolischen vorm zij:
fo (D) u — fx (D) e10 u — o
u — qp (D) erS u — j f0 (D) J i o
? (D) = UD)
jf0(D)j-io = AP BQ ...,
waarin A, B .. . arbitraire constanten; P, Q , R .. > .
functiën van cle onafhankelijk veranderlijke.
Stellen wij qp (D) er0 = p.
u = (l—p)-1 (AP BQ I
= (l-|-p p\' p» ) (AP BQ )
= A (1 p p3 ) P B (1 p p2 ) Q
Stel de termen van \'t laatste lid — ui, u2. ... dan
wordt, daar
p™ = cp (D) evS. cp (D) el\'°. . .. m factoren
= er° qp (D -J- rm) cp (D rm — r). .cp (D -f r),
u, — A (P -f- e1\'6 cp (D -f- r) P e2rö cp (D 2r) P . . •).
u2, u3. .. . zijn gelijk aan analoge uitdrukkingen.
Tot opheldering moge het navolgende voorbeeld
dienen \'):
dsu 1 du /\'n2 \\ _
dxa x dx \\x2 ) 0
\') Crelle, Bd. 40, p. 72.
-ocr page 116-symbolisch
(D1 — n2) — 4 e2110 u — o
u - (D—5HD Ï) ^ « = i O» - n) (D n) | -1 o
= Ae"* Be-®.
Z« (DTïiRD -n) = » <D> 629 = P-
u — A(l-fp4-p2-f ) e"0 B (1 p p2 -f ) e-nö = ux -f- U2
ui ±= A (e110 -f e20 q> (D 2) e"9 e40 cp (D 4) cp (D -f- 2) e«° )
U2 = B (e-110 -f e20 y (D 2) e-10 . ... )
en daar cp (D) enQ == cp (n) n0
A.ya (a i x2 _J____________.________-
\\ n -f- 1 2 (n -t-1) (n -h 2) 2.3. (n 1) (n - - 2) (n -f- 3)
Bx-n (i _ ^ 4._______ __________
\\ n 1 2 (n — 1) (n — 2) 2 3.(n— 1) (n — 2)^n-3)
b. Veelledige vergelijkingen.
De veelledige symbolische vergelijking, gereduceerd
tot de gedaante
u= jl-f Vl(D)e° ....<?„ (D) e\'10 Jjf(D)|-i0,
kan nagenoeg als de binomiale worden opgelost.
Eerst bepaalt men weer
■ w = |f0 (ü) |-i0.
Daarna geeft men aan
j 1 -t- qpi (D) e®-H . . . . qpn (D) e110 {_ 1 = F0 (D) -h F1(D)e$-h
volgt
1 = (1 - - m (D) eö - - ) (Fo (D) Fi (D) e° )
= F0 (D) -I- | Fi (D) ■ - m (D) Fo (D — 1) | ee
Fo (D) = 1.
Fi (T>)-hn (D) F0 (D — 1) = o.
... Fl (D)=_qPl.(D) F0 (D-l).
De volgende functiën F2, F3 bepaalt men op dezelfde
wijze:
In \'t algemeen is de coëfficiënt van e™6
Fm (D) - - qpi (D) Fm _ i (D — 1) ,
waaruit
Fm(D)= — qpi (D) Fm (D— 1) — qp2 (D)Fm_2(D —2)—;
en dus wordt Fm uitgedrukt in Fm_i,Fm_2. . .. en cpi ,
cp-2.. ■, evenzoo Fm _ 1 in Fm _ 2, Fm _ 3----;
en dus ten slotte
Fm alleen in cpi, cp2, <f>3 ■ • ■ ■
u= jl -f-F1(D)e9 -h F2 (D) e2d - - j j f0 (D) j - 1 o.
Van den vorm van f0 (D) hangt het nu verder af,
welke de oplossing zal zijn.
Is f0 (D) = (D—a) (D—a\') (D—a"). • dan is:
jf0 (D) [-1 o = A ea6 -f Ai eal6 =z Aieai6,
u = 2 Ai {eaiö Fj (D) e <ai ....)
= 2 Ai j eai0 - - Fx (a i) e<ai
Voor het geval dat in f0 (D) n gelijke factoren (D—a)
voorkomen, is:
{f(D)|-1o = eae(cH-c1fl- -j- C2" ■••■ cD_i o-n_1) =eaöv - -;
en het overeenkomende gedeelte van u van den vorm:
J1 Fi (D) e0 F2 (D) e20 - - J ea0 v (a)
j eaS H- e(a- 1)S Fx (D a 1) e(a 2>0 F2 (D a 2) [v.
Nu is:
Fp(D-f-a-t-p)v= (Fp (a-j-p)h-F,, 1 (a- -p)D-j- j Fp2(a p)Ds j v;
en dit wordt na de differentiatie een polynomium van
den vorm
A0 4- Ai & - -.... An_i ft"-1;, en dus wordt (a)
gelijk aan eene reeks, waarvan de termen bevatten
ea0, e(a 1)0.... elk vermenigvuldigd met een polyno-
mium van den graad (n—1) in
Rangschikt men de termen op eene andere wijze,
dan zal die reeks den vorm verkrijgen:
B„ 4- Bj ■» 4- B2 4-----Bn_, fr"-*
waarin B0, Bi,. . .. seriën voorstellen waarvan de termen
de exponentialen bevatten
ea0) e(a i)ej____
Herstelt men weêr e0 = x, dan is het genoemde ge-
deelte van u
= B0 4- Bi lx 4- .. . . Bn_i (lx)«-1.
Bevat eindelijk f0 (D) benevens anderen nog r factoren
D—ai, D—a2., . . (D—ar), waarin ai, a,.. .. ar van
elkander geheele getallen verschillen, dan zal de be-
werking zijn als volgt.
Het gedeelte van u, dat correspondeert met den factor
(D—at), zal zijn:
(1 - - Fi (D) e0 4- F2 (D) e20 4- . ...) Aea 10.
(nb. de beteekenis van de functiën F is nog dezelfde als
te voren).
nl. Fm (D)eni0=— J (D) e0Fra_i(D) e(m-])0- -%(D)e20 enz... j
-ocr page 119-en dus zal Fm (D)emö bestaan uit termen van den vorm
qn (D) ei0 m (D) e-\'9 q>k (D) eliö...
waarin i • j H- k = m,
en dus ieder afzonderlijk alle waarden kan hebben
tusschen o en m ;
en het gedeelte van u, dat ontstaat uit de bewerking-
op A , zal bestaan uit alle mogelijke termen van den
vorm:
A q>i (D) ei0 <pj (D) ej0 q>k (D) e*6 . .. . eat6
= A q>i (D) q,i (D — i) qk (D ..... i - j) e(m at)e
_ Af, (D)f, (D i)fk (D i j).... e(m at)* \'
f0 (D) f0 (D — i) f0 (D — i. — j) • • • •
Stel i = « ,i-f-j = jj----iH-j - - k-f- (met
uitsluiting van den laatsten term = ft l), i - - j k
-H ....=: m.
Stellen wij ook nog den teller welke alleen directe
functiën bevat, voor door f (D), dan verkrijgt die laatste
breuk de gedaante
_____Af (DJ e(m at>6____ (f)
fo (D) f0 (D — «) f0 (D — P) .... f0 (D - ft)
Zij nu (D—as) een factor van f0 (D), clan zijn de daar-
mede overeenkomende factoren in deze laatste breuk
(1) — as) (D — as — «).... (D — as — ft)
Indien nu as niet grooter is dan at , dan is a •/<
kleiner dan at - ■■ ft; en daaruit volgt, dat geen enkele
factor van dit laatste product identisch zijn kan met
D — m -f- at-
\'J et, jS , . h . . /,ijü dus geheele getallen welke hoogstens een verschil r±m
hebben.
Indien echter as > at , dan kan een dier factoren
identisch zijn met (D — m -j- at).
Hieruit volgt dus, dat de noemer van de breuk (f)
(D — m — at) kan bevatten verheven tot de magtr—1,
en daar
(D — m — at)~r 1 e(m at>9 = e(m at>0 (c0 Ci e
----cr_iör-
zoo is het duidelijk dat u, r groepen zal bevatten van
termen in den vorm:
A B 1 x C (1 x)2 . . . . K (1 x)r ~ 1
(nb. A, B, C.... polynomia van x.)
c. Eene andere en veel eenvoudiger methode kan
men volgen voor de bijzondere gevallen, dat f0 (D) geene
gelijke of imaginaire wortels bevat. Immers neemt men
aan, u = ^amem0, dan is
f0 (D) u-hfi (D) eö u .... =2 j (f0 (m) a^f, (m) am_1 )emö | ,
en hieruit volgt aanstonds, dat de lineaire differentiaal
vergelijking
fo(D)u f1(D)e0u - o
tot particuliere integraal zal hebben:
u = -£am em0, mits m een wortel zij van f0 (m) — o
en f0 (m) am - - f, (m) am_x ----= o zij.
Deze laatste vergelijking bepaalt dus de wet, waar-
naar de opeenvolgende coëfficiënten moeten gevormd
worden.
Heeft m dus n reële waarden, dan zullen er ook n
opklimmende reeksen zijn van den vorm:
am em0 am 1 e<m 1)0 . .. . ad infin:
Algemeen , ook voor gelijke of imaginaire wortels van
f0 (m) — o, is de navolgende regel:
Los u op uit f0 (D) u — o.
De algemeene integraal zal zijn:
u == A P -f B Q C R -f
waarin A, B, C,.... arbitraire constanten,
P, Q, R,.... functiën van & zijn.
Substitueer deze waarde van u in de op te lossen
symbolische vergelijking, A, B, C---- beschouwende
als variabele parameters, dan zal het resultaat zijn:
A\'P-f BIQ C1R = o.
Hierin zijn A1, B1, C1.... lineaire functiën van
A, B, C .... en hunne differentiaal coëfficiënten:
Integreert men dan volgens de voorgaande methode
het systeem
A1 = o, B1 = o,____,
dan zullen de waarden van A, B, C . ... daaruit kunnen
bepaald worden in den vorm:
A = ^ am em0, B = 2 bm em0,____
en de waarde voor u gevonden zijn.
Bewijs:
De gegevene vergelijking
f„ (D) u fd (D) e9 u ..., fr (D) er® u = o,
of geschreven in de gedaante
2 j f (D) en0 u j — o (a)
waarin n tusschen o en r ligt,
verandert in:
^{fn ((D) enö (AP -f- B Q -f- ....)} = o (b)
indien men de waarde van u, gevonden uit:
j f0 (D) J —1 o = u
.•.u = AP BQ CR
-ocr page 122-daarin substitueert, A, B, C.... als variabelen be-
schouwende.
Behandelen wij eerst den term
fn(D) en<5 A P,
de anderen zullen allen in vorm daarmede overeen
komen.
Ontwikkelen wij dezen term volgens het theorema
van Leibnitz
f„ (D) en0 A P = fn (D) en9 A. P -f- f^ (D) enö A. DP
r(D)e°eA. .
De algemeene waarde van D1 P kan nu ook nog worden
voorgesteld door:
DiP = Di J f0 (D) J- 1 o = j f0 (D) | 1 D1 o = Jf„(D)}-io
~LP-fMQ NR-f
L, M, N zijn nu weer arbitraire constanten, doch
kunnen, daar er in P geene arbitraire constanten voor-
komen , en dus ook na uitvoering der directe operatie
D1 niet, onmogelijk anders zijn dan gewone getallen
coëfficiënten.
Het is hieruit duidelijk, dat fn (D) enö A P, eene lineaire
functie van P, Q, R.... zal zijn, waarvan de coëffi-
ciënten de algemeene gedaante hebben qpn (D) en0 A.
fn (D) enö B Q
zal in vorm geheel daarmede overeenstemmen.
Daarom zal vergelijking (b) worden:
A1 P B1 Q C1 R -j-
terwijl elke coëfficiënt A1, B1,.... zal zijn
2 <>„ (D) e«° A) 2 (D) enQ B)
-ocr page 123-Stelt men A, = o, Bt — o, C = o ....
dan voldoet men aan deze vergelijking, welke ook de
waarden van P, Q, .... zijn, en uit deze vergelijkingen
zullen A, B, C .... kunnen gevonden worden,
A = 2 (am emö), B = 2 (bm emö), ....
waarin de opeenvolgende waarden der constanten am,
bm, .... gehouden zijn te voldoen aan de conditie-
vergelijkingen
2 (qpm (m) am._n) -f ^ (ipn (m) b m—n )-f = 0.
Om de laagste waarde van m in am, bm ... . te vin-
den, moeten wij aannemen, dat
am-i = o, bm_i = o
waardoor de laatste vergelijking wordt:
(po (m) am lp (m) bm ----= o.
Nu is dit juist de gedaante van de betrekkingen,
welke uit den term f(D) wrorden afgeleid. Maar aan
f (D) u = o wordt voldaan door aan te nemen:
u = AP -H BQ CR -f
waarin A, B, C .... constanten zijn, dat is dus door
a0 P b0 Q -f----,
waaruit volgt, dat de kleinste waarde van m in am, bm, —
gelijk is aan o.
Tot toepassing dezer regel nemen wij het voorbeeld:
, d3u . 0 „ d3u . du . o n
x d^ 3x ^ x u = 0\'
De symbolische vorm dezer vergelijking is:
D3u qen6u = o. (a)
Volgens den regel zoeken wij de oplossing van:
D3u = o u = A B# C#2.
Daarna substitueren wij deze waarde in (a), terwijl
A, B en C veranderlijk ondersteld worden:
D3 A - - q en0 A 3 D2 B 6 D C
-f (D2 B q en6 B -f 6 D2 C) & (D3 C -f q enQ C) = o ,
waaruit:
D3A-(-qen0A 3D2B 6DC = o,
D3B qen0B 6D2C = o,
D3 C -j- q en0 C — o.
De waarden van A, B en C zullen hieruit bepaald
worden:
A = 2 am emö, B = 2 bm em0, C == ^ cm em0.
De conditiën, welke daarbij voor de constanten gel-
den, zijn:
m3 am q am — ii -j- 3 m2 bm -j- 6 m cm — o,
m3b q bm_n -f 6 m2 cm =o,
m3cm q cm_n — o;
en hieruit vinden wij:
m2 am_n — 3 mbm-n 4- 12 cm_„.
— q-
nr
b m bm — n 6 Cm—n , \\ , .
Cm —— — Q ö •
m
Substitueren wij nu de voorgaande waarden van
A, B en C in de vergelijking:
u = A - -B# C#2,
en veranderen wij eO in x, dan verkrijgen wij:
u = a0 an xn a2n x2n -f
lx (b0 4- hn xn 4- h2n x2n )
(lx)2 (Co4cnXn C2nX2« 4)-
Hierin zijn a0, b0 en c0 arbitraire constanten, en de
verdere constanten an, bn, cn, a2n, • • • daarmede zamen-
hangende door het systeem betrekkingen («).
De solutie der lineaire vergelijking met tweede lid
kan men, zooals bekend is, zamenstellen, door bij eene
particuliere integraal dier vergelijking met tweede lid,
te voegen de algemeene integraal van dezelfde verge-
lijking zonder 2de lid.
Eene particuliere integraal kan men vinden indien
het tweede lid kan ontwikkeld worden in opklimmende
magten van x.
Is het van den vorm:
X0 Xi 1 (x) X2 (1 x)2 .... Xn (1 x)" ,
waarin X0, Xi . ... allen kunnen ontwikkeld worden in
opklimmende magten van x, dan moeten wij stellen:
u = A O2 ____P#a ,
waarin A, B, .... P variabele parameters zijn, die be-
paald kunnen worden uit de vormen:
A = 2 am em0, B - 2 bm emS,----
Op dezelfde wijze moeten wij te werk gaan, indien
er in het tweede lid vormen worden gevonden als:
cos (n 1 x), sin (n 1 x), ....
c. Eindelijk nog kan men deze methode toepassen,
evenals andere methoden, op de lineaire Partiële ver-
gelijkingen.
De weg, dien men moet inslaan, ligt voor de hand,
na al hetgeen reeds bij de behandeling der partiële
vergelijkingen is gezegd.
Zij x eene der onafhankelijk veranderlijken, en stellen
wij ons ten doel, u in opklimmende magten van x te
ontwikkelen. Stel dan x — e5, en schrijven wij de ver-
gelijking, die wij eenvoudigheidshalve zonder 2ae lid
zullen onderstellen, in de gedaante:
F0 u -f Fi e 0 u F3 e 20 u = o;
waarin F0, Fi----rationele functiën zijn van D, x\', x"
en de symbolen D\' (= en D" (— j^t?)-
Mogt het gebeuren, dat er in F0 geene der symbolen
x\', x", D\' of D" voorkomen, dan lossen wij op:
F0 (D) u = o; en nemen daarin arbitraire functiën van
x\', x" in de plaats van arbitraire constanten; en han-
delen verder, als in de gewone lineaire vergelijkingen.
Indien echter in F0,x\', x", D\' of D" voorkomen, dan is
vooralsnog de integratie onmogelijk, tenzij door wel-
gekozene transformatiën deze zwarigheid worde ver-
meden. Hiervan een enkel voorbeeld:
„ d2u , . , ,. du . , . ( dd\\
Symbolisch wordt deze vergelijking:
(D-a)(D-b)u *(y .^L.D)e«u = o.
Hier is weer
u = 2 am e m6,
met de conditie:
(m—a) (m—b) Fm (y) 4- cp (y, ^ , m) Fm__a (y) = o.
(m—a) (m—b) = o geeft m — a , m == b,
en dus:
u = F1V (y) xa Fa ! (y) i Fa 2 (y) xa 2
4- Fb (y) xb Fb ! (y) x15 1 4- Fb 2 (y) x» 2 4-
Stel als een bijzonder geval gegeven:
d-2u p , d2u _
dxT — 1 {y) dy1 ~ 0
D(D-l)u-f(y)|^2e29u = o,
. v2 I „ r] 2 \\ 2 Y*
i = F. (y) f (y) dy F0 (y). {f (y) } F0 (y) -^f
F, (y) x f (y) |-2F, f(y) Ft (y)
Dit resultaat laat zich gemakkelijk aan bekende vor-
men toetsen. Nemen wij bv. f (y) — a2
(, , as x3 d* . a4 x4 d4 . \\ „
. ( . a2x3 ds . a4 x5 d4 , \\ „ , .
dyV <*)•
Stel hierin:
Fo(y) = q>-(y) <p(y) en F, (y) = a(qpl (y) (y)),
dan verkrijgen wij:
fax^-htf fa — V 1 a fo 1 (y)-rp\'(y))
V dy 1 2.3 dy3 1 /V dy
d
= e. ay <p (y) e dy V (y)
= <f (y - - ax) y> (y—ax). —
Sommeren van reeksen teruggebragt tot het oplossen
van differentiaal vergelijkingen.
d. Het is na deze beschouwingen ligt in te zien, hoe
dezelfde betrekkingen, welke ons in staat stelden, de
integralen van differentiaal vergelijkingen in reeksen
uit te drukken, dienstbaar kunnen gemaakt worden,
om het sommeren van reeksen tot de oplossing van diff.
vergel. terug te brengen.
Men volge slechts de omgekeerde redenering.
Wij hebben aangetoond, indien u het subject is der
vergel.
u -4- <pj (D) e° u - - cf, (D) e 20 u - - = o,
dat u = 2 am xm, en de betrekking der opeenvolgende
coëfficiënten am wordt uitgedrukt door:
am 4- <Pi (m) am_i -f- qp2 (m) am_2 4- .... m am_n — o.
Dus omgekeerd vindt men de differentiaal vergelijking,
waaraan u voldoet, indien de reeks, waaraan u gelijk
is, en dus daaruit ook de wet, volgens welke de opeen-
volgende coëfficiënten te zamen hangen, gegeven is.
Zij nu de gegevene reeks:
ap XP -j- ap 1 XP 1 ----at pS
en daaruit de conditie-vergelijking:
am 4- q>l (m) am_i 4-----cpn (m) am_n = o (a)
geldende voor elke groep van (n 4-1) opeenvolgende
coëfficiënten. Alle waarden van m, welke niet tusschen
p en p4"n — t-)-l en t-j-n liggen, worden door
die conditie uitgesloten, daar (a) voor zulke waarden
van m zoude ophouden, eene betrekking aan te geven
tusschen n-j-1 opeenvolgende coëfficiënten van de reeks.
Nu is, zooals boven reeds is aangetoond, indien
u~^amem6,
u 4 qpi (D) e0 u 4 .... cpn (D) en0 u
= 2 j (an 4 cpl (m) am_i ----cpn (m) am_ n)em0 J.
Voor alle waarden nu van m, buiten de aangegevene
grenzen, verdwijnen de termen dezer summatie in het
laatste lid; en deze behoeft dus alleen te worden uitge-
strekt tot de waarden van m binnen die grenzen, nl.
tot de n eerste waarden van m in de gegevene reeks,
en tot de n waarden, welke volgen op die, welke in de
reeks gevonden worden; terwijl elke waarde van am
welke niet in de reeks gevonden wordt, natuurlijk niet
in aanmerking komt.
Hoe meer ingewikkeld de betrekkingen tusschen de
coëfficiënten zijn, des te uitgebreider is ook het resul-
taat der summatie.
Zij om dit op te helderen:
n = ap xp -j- ap r xp r.... at x4;
en daaruit
am — <jPm (m) am_ r = o (b)
u — cp (D) e10 u = 2 j (am — <p (m) am_r) em0 j.
Hierin zijn nu de eenige waarden van m waarop men
acht behoeft te geven p en t - -r, alle andere waarden
doen (b) verdwijnen. Voor m = p wordt het daarmede
corresponderende deel onder 2 teeken (ap — <p (p) ap_r) er0,
doch, daar ap_r geene coëfficiënt is van de gegevene
reeks, moet ook die verdwijnen, zoodat dit gedeelte
eenvoudig wordt ap e1\'0.
Voor m — t -f- r wordt de uitdrukking onder 2
= {(at r — cjp (t r) at) e^0},
waarvan alleen blijft
— <p (t r) a t e(r ^0,
om dezelfde reden. De formule is dus:
u — qp (D) er0u — ap epö — qp (t r) ute(t r>0,
of, wegens de relatie (b)
= ap ep0 — at re(t r)0;
en, indien de reeks oneindig ware geweest, dan zoude
ook nog die laatste term vervallen in het tweede lid.
Is de conditie-vergelijking voor de coëfficiënten
am qpi (m) a m _ i -f qps (m) a m - 2 = 0,
dan wordt, na gedane reductiën:
u.-f-qp (D) e0 u - -qp2 (D) e20u —apep0— <p2(p-j-1) ap i e(p 1)ö
— at 1 e " D t -f 4)e <pï (t 2) at e <t 2>9
Tot toepassing van deze wijze van sommeren, nemen
wij het volgende voorbeeld:
. n2 x2 n2(na—2a)x* n2(n2 — 22) (n2 —42) 6
U 2 2.3.4. 2.3.4.5.6 X
(m — 2)2 — n2 _
•\' • am - TT— a m — 2 — 0
is de conditie-vergelijking voor de constanten, en dus
(D —2)2 —n2 20
U~ D (D — 1) =
ON d2 u du 2
(1 - X-2) T—rj--ï-j--h n2 u = 0
v y dxJ d x
\'is de ditïerentiaal-vergelijking ter bepaling van u.
De oplossing daarvan is:
u — Ci cos (n. are sin x) -t- C2 sin (n. are sin x).
Bepalen wij daarin de constanten door vergelijking
met de gegevene reeks, dan vinden wij:
u = cos n w;
waarin w die waarde are sin x is, welke ligt tusschen
TC TT
2 en "4~ 2"
-ocr page 131-SYMBOLISCHE OPLOSSING VAN DIFFERENTIAAL-VERGELIJKINGEN
IN DEN VORM VAN BEPAALDE INTEGRALEN.
De Integratie van differentiaal-vergelijkingen door be-
paalde Integralen, waarvoor Enler het eerst den weg
aanwees*), en Laplace eene algemeene methode gaf,
levert altijd nog vele moeijelijkheden op, grootendeels
te wijten aan de nog onvolmaakte theorie der bepaalde
Integralen.
Door de oplossing in de gedaante van bepaalde Inte-
gralen te geven, bereikt men verschillende gewenschte
resultaten.
Vooral voor de lineaire partiële vergelijkingen met
constante coëfficiënten, van hooger orde dan de eerste,
zijn deze oplossingen zeer geschikt, daar de vorm daar-
van de bepaling der arbitraire functiën zeer vereen-
voudigt.
Euler neemt den vorm van de bepaalde Integraal aan, en zoekt dan uit
bare eigenschappen de klasse van vergelijkingen, waarvan zij de oplossing kan
geven. Laplace volgt den omgekeerden weg.
In het algemeen is het doel, om functiën, welke niet
in eindige termen kunnen worden uitgedrukt, te trans-
formeren in gewone functiën onder eene bepaalde
Integraal. De wijze van transformeren moet in elk
bijzonder geval geregeld worden naar de eigenaardig-
heden der functie, welke getransformeerd zal worden.
De symbolische behandeling der differentiaal-verge-
lijkingen nu geeft vaak gereede aanleiding om tot den
vorm der functie onder de Integraal en tot de grenzen
daarvan te geraken. Van alle methoden, welke gebruikt
worden, is zeker de symbolische wel de eenvoudigste.
Achtereenvolgens zullen wij de gewone en partiële
differentiaal-vergelijkingen behandelen. Natuurlijk is het
wegens de uitgebreidheid van het onderwerp niet te
verwachten dat hier een volledig overzigt van de vele
en zeer verschillende vergelijkingen met hare nog meer
uiteenloopende oplossingen in bepaalde Integralen, zal
gegeven worden.
I. GEWONE DIFFERENTIAAL-VERGELIJKINGEN,
a. Een kort overzigt van de methode van Laplace,
hoewel niet regtstreeks symbolisch, moge hier vooraf
hare plaats vinden.
Vergelijkingen, waarbij in de coëfficiënten x alleen
tot de eerste magt voorkomt en geen tweede lid is,
kunnen altijd-, en waar x in hoogere magten gevonden
wordt, bij uitzondering geintegreerd worden door be-
paalde Integralen, zooals duidelijk zal worden uit een
exposé van de methode.
De vorm der op te lossen vergelijking zij:
-ocr page 133-d
- I U H- xp
Stellen wij nu:
u = I ext T dt
(waarin T eene onbekende functie van t, waarvan de
vorm even als de grenzen van de. Integraal uit de
vergelijking moeten gezocht worden).
Substitueert men deze waarde in (a):
s/x ext. q> (t) T dt J\'xp (t) T dt = o (b)
De eerste term van (b), bij gedeelten geïntegreerd geeft:
(t) T) dt
dus wordt (b):
ext cp (t) T - • JV {A fo (t) T] — xp (t) T j dt = o
waaraan voldaan zal worden, indien
ext <p (t) T = o (c)
en ~[<p(t)T]-v(t)T = o (d)
Schrijft men (d) in den vorm :
en lost men deze lineaire vergel. lste orde op, dan volgt:
nm*
- 9(t)
Uit (c) als komende van onder het Integraal-teeken,
vindt men de grenzen daarvan. Ingeval men n ver-
schillende waarden voor t vindt, dan is het duidelijk,
dat men ook n — 1 particuliere Integralen zal kunnen
vinden voor u.
Wij vinden dus:
« en i? te zoeken uit (c).
Ware in de coëfficiënten van (a), x tot de nde magt
verheven voorgekomen, dan had men moeten stellen:
doch dan zou ook (d) eene diff. vergel. nde orde geweest
zijn, en dus veelal onoplosbaar. Deze methode van
Laplace is aan nog meerdere beperkingen onderworpen.
Wij zullen tot voorbeeld hiervan eene vergelijking
neïnen welke in reeksen is opgelost door Leslie Ellis
u =
CJ*ext (tm -fk^-p-5 dt.
-ocr page 135-De grenzen hiervan bepaalt men uit:
est (tm km)-p_ 0
indien p een positief getal is uit:
(tm 4- kra)- 1 == o
en indien p een negatief getal is, uit:
tm 4- km = o.
Het eerste geval geeft voor de speciale waarde m = 2
t = 4" 00 en t\'~ — cc
U = C r ~ est (tm 4- kmr p - 1 dt.
t/ - co
Het tweede geval geeft in \'t algemeen m wortels van
de gedaante:
tl = k j cos @1±M sin JSi i) -l
( m m )
waaruit dus m — 1 particuliere integralen volgen
tusschen twee grenzen ti en t,.
b. Eene geheel symbolische methode voor gewone
diff. vergelijkingen.
De methode van bl. 94—105, gaf ons de oplossing van
eene belangrijke groep vergelijkingen 2d0 orde: die op-
lossingen zijn niet altijd in dien vorm interpretabel,
maar kunnen dit somtijds worden met behulp van be-
paalde integralen.
Uit den factor welke daarin x- 1 voorafgaat kan men
qp (z) bepalen voor de bepaalde integraal:
/Sb
u = ƒ qp (z) ezx dz.
Zoo vindt men voor de oplossing van:
d2u . n„du , /r, , a, , m (m—1)\\
/Al xm-l ( / (12 \\ — 1 ,
u = x-er «,(£,-„•) ji-\'^-o") oj.
-ocr page 136-Deze oplossing kan men vervangen door:
u — kxm e~ <*> J* 1 (z2—l)"1-1 ec z x dz
4- k1 x- m 1 e~ J* 1 (z2—l)~m ec 2 x dz.
Zien wij of deze uitkomst bevestigd wordt bij de ver-
gelijking :
£B ndu
dx2 1 x dx 1 w
waarvan wij de oplossing vinden bij Sturm \')
fi K
u = A ƒ cos (hx V 2 cos a) sinn_1 ad«
9 O
4- Aj x-/ cos (hx V 2 cos «) sin1-11 «da.
De symbolische vorm van (d) geeft aanleiding tot de
symbolische oplossing:
bij gevolg tot de bepaalde integraal:
u = kJ (z2—l)2 1 e(h z"l/-i dz
4- k1 x1-11J* ^z2—e <h * V 2>z V-1 dz.
Evenzoo voldoet ook:
u = k 1 (z2—1)2"e- <h «Va z V- 1 dz.
4- k1 x1-11J* V—1) ~ a" e- <h x V® z 1 dz.
\') Sturm. Cours d! Analyse Tom. II p. 144.
-ocr page 137-Nemen wij nu de som van deze laatste oplossingen,
dan verkrijgen wij gemakkelijk het resultaat van Sturm,
door te stellen:
2k —A; 2k\' — A1 en z= —cos«.
Zoeken wij nu nog van dezelfde vergelijking de solutie
in eene bepaalde integraal door de methode van Laplace,
dan verkrijgen wij nog hetzelfde resultaat:
ds u . n du , 0,
d!T2 x dl 2h u = 0
dx2 ^ ~ " ~ * \\dxj\' dx H Vdxy
t2 -f- 2 h2 = qp (t), n t — (t)
fvè=
...ei/ <H0 — (t3 -f-2h2)"2
Ter bepaling der grenzen hebben wij:
n
ext (t2 - - 2 h2j* = o
^hlZ-2 n.
u = c / e xt (t,2 2 h2)2 dt.
-hl/ — 2
Stellen wij t —zhi/ —2 dan wordt de vergelijking:
u = c J* lexzhl/-2 (z2 — l)"2"1 (hl/ — 2)n — 1 d z
waaruit verder dezelfde uitkomst als hierboven gemak-
kelijk kan verkregen worden.
i\'e verschillende kunstgrepen gevolgd bij enkele andere
geïsoleerde vergelijkingen, om hunne oplossingen in
9
-ocr page 138-reeksen tot bepaalde integralen terug te brengen, zullen
wij kortheidshalve moeten voorbijgaan.
II. PARTlëLE DIFFERENTIAAL-VERGELIJKINGEN.
Wij zullen eene methode ontwikkelen, welke behalve
hare netheid in vorm, nog dit voordeel heeft, dat zij
op weinige uitzonderingen na, eene geheele klasse van
vergelijkingen, nl. die van de tweede orde met con-
stante coëfficiënten zonder 2de lid omvat.
Buitendien is de oplossing in bepaalde integralen nog
voor vele andere vergelijkingen gevonden.
Onze ruimte gedoogt echter niet, dat wij al deze bij-
zondere wegen aangeven; wij zullen ons dus hier w7eder
bepalen tot het voornaamste, en eerst bovengenoemde
klasse behandelen om daarna met een paar voorbeelden
te besluiten.
De algemeene vergelijking van de tweede orde:
dsz ^ d2z g cPz _
dx8 \' dx dy dy2 dx dy
kan zooals wij weten, geschreven worden:
(waarin de waarden van a en a1 de wortels zijn van
m2 — Am -f B, en verder n en n1 gemakkelijk uit
de primitieve vergelijking worden gevonden.)
Deze vorm geeft onmiddellijk aanleiding om twee ge-
vallen te onderscheiden al naar gelang de vergelijking
(a) eene eerste integraal toelaat of niet; analytisch wordt
dit uitgedrukt:
E — nn1 = o of E - nn1 = — k2
Beginnen wij met het eenvoudigste geval, dan wordt (a):
Stelt men hierin z = eT1t dan is het niet moeijelijk,
door middel van de methode der onbepaalde coëfficiënten
u zoodanig te bepalen, dat t voldoet aan de vergel.:
Bij de berekening van u vindt men 3 differentiaal-
vergelijkingen die zich zeer laten vereenvoudigen, en
waaruit men vindt:
_(n1 — n) y ~t~ (aln — anl) x
. LI — ~~~~ ï
a — al
d d
Beschouwt men in (b) a ^ en a1^ als constanten
d
en zij: a^ = p q
i d
= j e Qx fj (y) e_<lx f2 (y) j
of
t = |(e*x — e-«x)qp(y) q(e«x-f e-<*x) ^ (y) j. (c)
Nu is T-ecl5COSWdw = - q e qxcosw x sin w dw:
dw
Integreert men dit tusschen de grenzen o en n
eqx — e _qx = eqxcosw x sin w dw.
Dit gesubstitueerd in (c) geeft:
t = e-px | J4 eix 008 w <I> (y) x sin w dw
d
dxJ e<lX C0S W W ^ X sin W dw\'
-ocr page 140-Vervangt men hierin p en q door hare waarden:
a a\' d . d
p- 2 dy dy
_a — a\' d _p. d
q~~ ~~2~~dy • dy\'
Zoo verkrijgt men, na eene bekende reductie:
t = jf* (P {y 4- (B cos w — A) x | x sin w dw.
j y B x cos w J x sin w dw.
Bij deze uitkomst valt nog op te merken, dat in de
laatste term na de differentiatie, y moet veranderd
worden in y — Ax, immers hebben wij daarin nog geen
acht gegeven op den factor e_Axd^.
In het tweede geval nl. E — nn\'= — ks, wordt (a):
è aê n)(^ aIê nl)z~k2z=0-
Door de onderstelling z —epx qyt wordt deze verder:
cE a^) (é a<é)t~"k2t===0
a% — an1 n1 — n
wanneer p =--t— , q — --T.
r a — a1 ^ a — a1
d d
Stellen wij a g-—, gy weêr voor een oogenblik con-
stant, en zij kortheidshalve:
a a1 . a — a1 n 7
—2— ~ ^\' —~ ^ 5 dan is:
t = e ay | c e dy2 -f c e (
Deze uitdrukking wordt om dezelfde reden als hier-
boven:
e AX |iri
dy] I e ay2 cp (y) x sin w dw
dxJ e w sm w dw. j
Ten einde de magt die hierin voorkomt rationeel te
maken, maken wij gebruik van het volgende theorema,
door Poisson bewezen 1).
Zijn g, h en k drie constanten,
.\'-iflP<P (g cos u 4- k sin u sin v -t- k sin u cos v) sin u du dv
= 2n C cp (y (h2 k2 -p g2) cos w) sin w d w.
* \' O
Hierin is cp eene willekeurige functie en wordt het
eerste lid geïntegreerd tusschen de grenzen:
u = o, u = tt; v = o, v = 2tt.
Is dus (p(x) = ex, h~o en verandert men g en k in
gx en kx , dan wordt de uitdrukking voor dit theorema:
2 TT J* excoswl/(sa k2)xsinwdw
_ j^J*ex (g cos u k sin u cos v) x gin u ^ u ^ v.
Hiermede wordt verder t gelijk aan de som van:
f\'Pekx sin u ain v cp (y (B cos w — A) x) x sin u d u d v
1
(waarbij de factor in de willekeurige functie begre-
pen is) en
<Tx<l/® kx s!n 0 sin v (y Bx cos u) x sin u du dv
(indien men in den laatsten regel y in y — Ax ver-
andert na de bewerking ^ uitgevoerd te hebben.)
\') Mémoires de 1\'Académie des Sciences 1818, p. 126.
-ocr page 142-Zooals wij weten is de symbolische oplossing van:
p-ÉL
Hoe veranderen wij nu deze vorm e dx2 f (x) in eenen
anderen, welke alleen de eerste magt van A bevat, en
° dx
dientengevolge interpretabel is?
Wij weten uit de theorie der bepaalde integralen dat:
/ 00
e - w2 d.w = re. en
/ oo
e_(w_b)2dw=l/7r ^
— 00
d A
Stellen wij dus daarin a ^ t2 voor b, en vermenig-
vuldigt men de beide zijden van de integraal (a) met
de beide leden van (b):
/-I- 00 l 4 d d2
e-(—\'\'"e) ea2t^f(x)dw
w2 2wat 2
e_w e dx f (x) dw
- 00
/ 00 t
e-w2f(x 2wat2) dw. —
- 00
d2
Hieruit is dus geheel verdwenen, en het argument
der arbitraire functie f bepaald.
Behandelen wij ten slotte nog: J)
d2z . ,„ d4z
TPF " T—, == o
dt2 \' dx4
waarvan de symbolische oplossing is:
z - cos (bt f (x) sin (bt Jj^) F (x.)
\') Mem. de 1\'Inst. de France. T. VIII p. 475.
-ocr page 143-Nu is 00 e~3 ay cosy1 dy = Vn . cos ( a2 \')
en dus ƒ e~ 2 ay cos — y2^) dy = Vn cos a2.
d2
Plaatst men daarin bt -r-0 voor a2
dx2
C0S lbtSr/J-M e -cos^-y^dy
daar ook:
zoo is: (indien F eene arbitraire functie, en wij ook
d2
F(x) mogen schrijven voor b 2 F(x)
z 1/TT COS - y2) f.|x — 2y (bt)*_ J dy
S(\\flZcos (I - y2)Fix ~2y (bt)*!dy 2)-
1 ) Poisson, Mémoires de l\'Institut 1818.
-ocr page 144-DRUKFOUTEN.
bl. 6, regel 3 van onderen, staat
Ux z/x -Ux
moet zijn
x -f- Zr x
bl. 53, regel 14 van boven, staat bu moet zijn 6
bl. 109, 110, 111, overal waar hier staat al, ai,
moet zijn ai , ai , at.
Het hoofdvoordeel van de symbolische methode is,
dat zij meer eenheid en kortheid in de oplossing der
Differentiaal-vergelijkingen brengt.
Men heeft geen regt te beweren dat men elke door
haar verkregen oplossing ook op de gewone wijze zou
kunnen vinden.
De rekening met Rigtingsgetallen heeft veel praktisch
nut, het is daarom te wenschen dat zij algemeen worde
ingevoerd.
De leer der evenredigheden dient verbannen te worden
uit het onderwijs.
De stelling: «wanneer twee zijden in een driehoek
gelijk zijn aan twee zijden in een anderen, dan zal,
wanneer de daardoor ingesloten hoeken ongelijk zijn,
tegenover den grootsten van die twee hoeken ook de
grootste zijde staan» wordt in alle mij bekende leer-
boeken veel te omslachtig bewezen.
De hypothese van Kant, betrekkelijk de vorming van
het wereldstelsel, heeft nieuwe bevestiging verkregen
door de jongste resultaten der Spectraal-analyse.
Verkeerdelijk noemen Forbes e. a. het ijs der Glet-
schers eene zeer taai vloeibare massa.
Physica en mechanica zijn identisch.-
lahe.
De zon is een gasvormig ligchaam.
-ocr page 147-X.
Ten onregte zegt Pouchet: «Toute idée à priori, toute
hypothèse n\'est bonne qu\'autant qu\'on l\'accepte à la
condition fermement arrêtée de l\'abandonner aussitôt
que les faits ne seront plus explicables par elle.»
On n\'a pas raison de dire que la matière a deux
propriétés essentielles, l\'étendue et l\'impénétrabilité.
pouillet, Physique.
Bij de bepaling van het soortelijk gewigt der gassen
is het wetenschappelijker de waterstof als eenheid aan
te nemen dan de dampkringslucht.
Ten onregte zegt Kekulé: «Der wesentliche Gegen-
stand der Chemie is nicht die existirende Substanz,
sondern vielmehr ihre Vergangenheit und ihre Zukunft.»
Het zoude zeer nadeelig werken op de ontwikkeling-
der natuurwetenschappen, wilde men zich houden aan
de uitspraak van von Humboldt: «Es ist besser Er-
scheinungen unerklärt zu lassen, hesser zu gestehen dasz
sie zu grosz sind um ihre Erklärung zu wagen, als von
Wirkungen aus zu gehen die jenseits unsere empirische
Erkenntniss liegen.»
XVI.
Elke hypothese kan nuttig zijn, alleen niet die, welke
de onmogelijkheid stelt dat wij eenig verschijnsel ooit
zullen kennen.
buijs ballot, Changement périodique de tempèrature.