-ocr page 1-
-ocr page 2-
-ocr page 3-

Voerman, C. M. Over de behandeling der syphilis door on-
derhuidsche kwikinspuiting.
Alad. proefschr. Dev., (1871.)

A. qu.192

Westhoff, C. H. A. De operatie der senile cataract. ATcad.
proefschr.
Utr., 1871. A. qu. 192, N. oct. 1005

Heusde, Ph. W. van. De autonomie der Gemeente in Neder-
land. Historisch-staatsregtelijk onderzoek.
Ahad. proefschr.
Utr., (1871.) A. qu. 192,1. oct. 1673

Deyll, W. S. C. Het Chiliasme ten tijde der Hervorming.
Akad. proefschr. Amst., 1872. A. qu. 192, E. oct. 1460

Rijckevorsel, E. van. Over de methoden tot het bepalen
van den geleidingscoefficiënt voor warmte in metalen.
Ahad.
proefschr
. Rott., 1872. A. qu. 192

£

3
*

s

\'si é ^

£ jy: c& ^
CTI.MxMA,

f \'lAkM
£ J-7-U& Wiï
/ &m

6\' ify.rr (/Lrmzuf
ƒ // 2)

| | jjjjVERSITBT UTRECHT

0490 5273

L\'UCj

CjlSV

\'■ua,

-ocr page 4-
-ocr page 5-

/ s? -

fjr

OYER DE BEHANDELING DER SYPHILIS DOOR ONDER-
HUIDSCHE KWIKINSPUITING.

-ocr page 6-
-ocr page 7-

P V E F^ DE

Behandeling der Syphilis

DOOF^

Onflerhuiftsche Minpitiiif.

^KADEMISCH PROEFSCHRIFT

SA MACH TIGIN G VAN BEN RECTOK MAG NI F IC U S

Dr, W. Gr. BRILL,

Gewoon Hoogleeraar;

Met toestemming van den academischen senaat en volgens besluit der geneeskundige faculteit,
TER VERKRIJGING VAN DEN GRAAD VAN
DOCTOR EXT E>E GKEnSTEESKTTJSTIDE
aan de Hoogesehool te Utrecht,
den 1 Julij 1871, \'s avonds 6\'/2 uur,
TE VERDEDIGEN DOOK

CO RN ELI S MARTINUS VOERMAN.

\\

Geboren te Deventer.

TE DEVENTER,
BIJ G. BRO U W E R,

-ocr page 8-
-ocr page 9-

f

mo

-ocr page 10-
-ocr page 11-

Het is mij een aangename pligt dank te mogen brenger*
aan C, hooggeleerde en zeer geleerde heeren, voor het genoten
onderwijs, aan velen uwer ben ik nog meer verpligt, voor de
raad en liulp mij in ruime mate geschonken.

Ook aan de Amsterdamsclie hoogleeraren betuig ik mijnen
opregten dank voor het genoten onderwijs en practische
wenken.

U, hooggeachte promotor, prof. van Goudoever, dank
ik in het bijzonder voor de welwillendheid en hulp, die gij
mij in zoo ruime mate, bij het bewerken van het proefschrift
hebt verleend.

-ocr page 12-

I

-

-

-ocr page 13-

I N L E I D I N G.

Het is eerst sedert weinige jaren, dat er van eene
meer rationeele behandeling van syphilis kan worden
gesproken. Zoo lang men alle verschijnselen van
syphilis (in den meest algemeenen zin genomen) aan
dezelfde oorzaak toeschreef, zoo lang men in alle
gevallen eene kwikbehandeling instelde, werd er met
die behandeling zeer dikwijls veel meer kwaad dan
goed verricht, en het was dan ook geen wonder dat
zich vele stemmen tegen het kwikgebruik verhieven;
want al waren de gevallen van recidive na de behan-
deling door andere middelen ook veel menigvuldiger
dan na de kwikbehandeling, zoo bleven toch ook vele
lijders gezond, terwijl aan den anderen kant de na-

-ocr page 14-

INLEIDING.

deelen van het kwik in vele gevallen zeer groot waren,
vooral in vroegeren tijd, toen het in veel te groote
giften en op zeer ondoelmatige wijze werd aangewend.

Eicorcl had reeds voor vele jaren de opmerking-
gemaakt, dat na weeke chankers gewoonlijk geen al-
gemeene verschijnselen volgden, ofschoon er toen nog
van dualiteit van smetstof geen sprake was. Eerst
later werd de dualiteit aangenomen. Het is hier de
plaats niet daarover uit te wijden, genoeg zij het te
zeggen, dat men tegenwoordig vrij algemeen tot de
conclusie is gekomen, dat er twee verschillende soor-
ten van syphilis bestaan, namelijk de locale syphilis:
de weeke chanker en de dikwijls of meestal in ettering
overgaande bubones; en de constitutioneele syphilis, met
eene groote reeks van verschijnselen. Of nu de smet-
stoffen der locaal-syphilis en der constitutioneele syphilis
werkelijk verschillend zijn, en wij dus eigenlijk met
twee verschillende ziekten te doen hebben, die slechts
toevallig tegelijk in hetzelfde individu kunnen optre-
den, kunnen wij niet beslissen, evenmin of er na weeke
chankers nooit algemeens, verschijnselen zich vertoonen.
Zeker is het, dat men daarna geen algemeene ver-
schijnselen pleegt te zien ontstaan.

Alleen bij constitutioneele syphilis Avordt tegenwoor-
dig eene algemeene behandeling ingesteld, zeker tot
groot voordeel der lijders aan locaal-syphilis, die vroe-
ger met inercurialia niet behandeld, maar mishandeld
werden. Ofschoon zich ook nu nog stemmen tegen

2

-ocr page 15-

het gebruik van kwik bij constitutioneele syphilis ver-
heffen, en ofschoon het zeker is dat kwikzilver niet
bepaald een specificum mag worden genoemd, en dat
ook na behandeling met dat middel vele gevallen van
recidive voorkomen, is het toch wel als eene uitge-
maakte zaak te beschouwen, dat bij geen andere be-
handeling de verschijnselen zoo spoedig wijken, als
bij die met mercurialia.

Voornamelijk op drie wijzen worden deze middelen
tegenwoordig gegeven, namelijk inwendig, bij wijze van
inwrijving op de huid en eindelijk door onderhuidsche
inspuiting. De onderhuidsche inspuiting met subli-
maat-oplossing werd door Dr. George Lewin in de
praktijk ingevoerd. In het XVI. Deel van de Anna-
len des Charité-Erankenhauses komt een zeer uitvoerig
stuk voor, de resultaten behelzende, door hem in 500
gevallen verkregen, waarin hij bij lijders aan consti-
tutioneele syphilis in genoemd ziekenhuis de sublimaat-
injecties verrichtte. Later deelde hij de resultaten
van een veel grooter aantal lijders in een afzonderlijk
werk mede (*).

Reeds op meerdere plaatsen is er van Lewin\'s werk
verslag gegeven, ik meende echter een niet geheel
nutteloos werk te verrichten, door in eenzoo kort mo-
gelijk bestek bijeen te verzamelen, wat er tot dus verre

0) Lewin, die Behandlung der Syphilis mit subcutaner Sublimat-
Injeetion. Klinisch bearbeitet Met \\ lithogr. Tafel, gr.
8. Berlin 1869.

-ocr page 16-

niet betrekking tot de onderhuidsche inspuitingen
is voorgevallen, en dat niet alleen met sublimaat,
maar ook met andere kwikpraeparaten. Na mededeeling
daarvan, waarbij ook eenige waarnemingen van Prof.
van Goudoever zijn gevoegd, wil ik nog eenige be-
schouwingen over de waarde der inspuitingen laten
volgen.

-ocr page 17-

I OnierMsclie insjnitinpn met siiWiaat.

Het is reeds gemeld dat aan Dr. Gfeorg Lewin
de eer toekomt de onderhuidsche sublimaat-injecties
tot methode van behandeling te hebben verheven.
Reeds eenige jaren vroeger (in 1860) schijnt Hebra (*)
sublimaat onder de huid te hebben ingespoten, en ook
van Charles Hun ter wordt een geval vermeld,
maar het bleef bij enkele waarnemingen, die voor de
praktijk zonder eenig resultaat bleven. Het is mijn
plan niet een uittreksel uit Lewin\'s werk te geven,
maar toch zal het noodig zijn zoo kort mogelijk den
hoofdzakelijken inhoud daarvan mede te deelen.

Het instrument, waarmede de inspuitingen worden
verricht, is een spuitje van Pravaz, door Luër ge-
wijzigd, en van eenigzins grootere capaciteit dan het
oorspronkelijke instrument. Lewin verkiest de glazen
spuitjes met metaal gemonteerd, boven de caoutchouc-
spuitjes, die minder duurzaam zyn. De door hem
gebruikte spuitjes kunnen 2 gram water drachme)
bevatten. Na het gebruik moet het spuitje steeds met ge-
destilleerd water worden gezuiverd. Bij het inspuiten
gaat men te werk even als bij iedere andere onder-
huidsche injectie. Men zorge de vloeistof [niet te
oppervlakkig onder de huid te spuiten, maar in het
onderhuidsche bindweefsel, daar zij anders ontsteking

0) Lehrbueh der constitutionellen syphilis, von Dr. Hermann Zeissl,
Erlangen, 1864.

-ocr page 18-

met opvolgende versterving van het weefsel veroorzaakt.
Na het uithalen van de naald plaats men den vinger
op de opening en verdeelt de vloeistof door zachtjes
te wrijven. De plaats waar men inspuit is, wat de
absorptie betreft, van weinig, maar in andere
opzichten van meer belang. Hoe minder gevoelig de
plaats is, des te minder is ook in den regel de reactie.
De geheele rug- en lendenstreek is volgens Lewin
do meest doelmatige plaats. De meeste patienten
verkozen de regio infra-scapularis. Ook de zijwanden
der borst kunnen zeer goed gebruikt worden. Plaatsen,
in welker nabijheid grootere klieren liggen, zijn niet
te verkiezen, omdat daar dikwijls groote en langdurige
veretteringen ontstaan.

Lewin gebruikte drie verschillend sterke oplossin-
gen, namelijk van 3, 4 of 6 grein op 1 ons water,
dus van 1 : 160, 1 : 120 en 1 : 80. De eerste op-
lossing is te zwak en de laatste te sterk. In de
Charité gebruikt hij steeds de oplossing van 4 grein,
in de privaat-praktijk begint hij meermalen met de
zwakste solutie. Het hangt ook van het individu af
welke oplossing te verkiezen is, maar de oplossing-
van 6 grein veroorzaakt meestal te sterke ontsteking.
Is de pijn na de inspuiting hevig, dan kan men
tvi grein acetas morphicus injiciëren. De hoeveel-
heid sublimaat, die ingespoten wordt, is gewoonlijk
iV grein als kleinste, f als hoogste gift. In enkele
gevallen heeft Lewin tot
f grein, ja zelfs tot 1 grein
daags geinjicieerd.

-ocr page 19-

Plaatselijke verschijnselen. Na de inspuiting ont-
staat of dadelijk of na eenigen tijd reactie, zich
openbarende door een rooden kring en zwelling van
het onderhuidsche bindweefsel, dat meer of minder
geïnfiltreerd wordt. Bij sommigen verdwijnt de
verharding spoedig, bij anderen blijft zij langer
bestaan. Wat den algemeen gevreesden uitgang
in verettering aangaat, deze is zoo zeldzaam, dat
Lewin in de laatste jaren slechts eenmaal een
klein abces aan den voorarm zag ontstaan. Wan-
neer men slechts diep genoeg in het onderhuidsche
bindweefsel indringt, schijnt daarvoor geen vrees te
bestaan. Dat zoowel de sterkte der oplossing als de
hoeveelheid, die ingespoten wordt, op de reactie van
invloed kunnen zijn, spreekt van zelf. Kleine hoeveel-
heden eener te sterke oplossing, zoowel als te groote
hoeveelheden eener oplossing van behoorlijke sterkte
veroorzaken om licht te begrijpen redenen gemakkelijk
ontstekingen, die in verettering overgaan. Plaatsen,
in welker nabijheid grootere watervaatsklieron liggen,
zijn tot ontsteking en ettervorming zeer voorbeschikt.
In het begin zag Lewin dan ook, toen hij vooral
aan de bovenarmen inspoot, dikwijls cliep ingrijpende
ontstekingen, die in abcesvorming overgingen, ont-
staan.

Het verloop der verettering is verschillend, naar-
mate men eene grootere of kleinere hoeveelheid, eene
slappere of sterkere oplossing, meer oppervlakkig onder

-ocr page 20-

de huid of dieper" in het bindweefsel heeft ingespoten.
Bij inspuiting tusschen de lagen der huid komt de
ettering het schielijkst tot stand. Bij inspuiting eener
te sterke oplossing of eener te groote hoeveelheid
eener zwakke oplossing, schijnt zich het exsudaat snel
te ontwikkelen, maar zeer langzaam te verwecken. In
deze gevallen ontstaat er spoedig gangreen der huid,
wanneer deze door het ingespoten vocht van hare
voedende onderlaag wordt opgelicht, even als men dit
bij bubones meermalen waarneemt. Hier is het zaak
vroegtijdig eene punctie te doen, zoodra men fluctuatie
in de diepte ontdekt. Breekt het abces van zelf open,
dan zien er de wanden vuil, diphtherisch uit, met
ondermijnde randen.

Soms ontstaat er bloeding, als men een bloedvat
heeft aangestoken, die meestal door eene ligte druk-
king te stillen is. Er komen ook gevallen voor,
waarin eenigen tijd na de injectie eene veneuse bloe-
ding intreedt. Om sugïllaties van bloed te vermijden,
is het goed een weinig bloed te laten uitvloeijen voor
men het wondje sluit.

Even als na morphine-inspuitingen gevallen van
intoxicatie zijn voorgekomen, zou dit ook met de
sublimaat-injecties het geval kunnen zijn, wanneer
men, toevallig in een bloedvat ingestoken hebbende,
meer eene infusie dan eene onderhuidsche inspuiting
deed. Een paar gevallen van dien aard zijn Lewin
voorgekomen, maar de aard der verschijnselen kon
hem niet aan eene kwik-intoxicatie doen denken.

-ocr page 21-

Zoowel liet insteken in de huid veroorzaakt pijn als de
ingespoten vloeistof. Sommigen zijn voor deze kleine
operatie zeer gevoelig. Zoo spreekt Lewin van een
sterk gebouwd officier, die na elke inspuiting in onmacht
viel. Dikwijls blijft de pijn van de inspuiting ook
lang aanhouden. In dergelijke gevallen kan de plaat-
selijke anaesthesie nuttig zijn. De pijnen na de in-
spuiting zijn of in den beginne hevig en nemen lang-
zaam af, of zwak in den aanvang, nemen zij allengs
in hevigheid toe. Dit hangt van individueele omstan-
heden af. Gewoonlijk duren deze verschijnselen slechts
kort, maar de plaats, waar men ingespoten heeft, blijft
bij drukking langer gevoelig. Het is niet raadzaam kort
voor het slapen gaan te injicièren. Bij het verdere
beloop der kuur werden de patienten gewoonlijk aan
de pijn spoedig gewoon. Bij groote gevoeligheid kan
men op de pijnlijke plaats een chloroformliniment
inwrijven, of 1111 en dan enkele dagen met de injectie
overslaan.

Algemeene verschijnselen. Lewin zegt, dat het
nog niet is uitgemaakt of de algemeene verschijnselen,
die zich soms voordoen, moeten worden toegeschre-
ven aan de werking van het kwik, of aan de gecom-
bineerde werking van kwik en syphilis, of aan de
syphilis alleen. Stoornissen der digestie-organen zijn
zeer zeldzaam en moeten, waar zij voorkomen, volgens
Lewin toegeschreven worden aan maag- of darmcatarrh,
als gevolg van diëetfouten of het vatten van koude.
Evenmin nam hij symptomen waar, die wezen op

-ocr page 22-

schadelijke inwerking op lever, pancreas en milt; in
tegenspraak met G-raves, Dietrich, Rokitansky
en Lorinser, die bij het inwendig gebruik van kwik
bij syphilis juist in de genoemde organen veelvuldig
stoornissen waarnemen. Icterus zag hij wel ontstaan,
ook was icterus soms bij het begin der kuur aanwezig,
maar in beide gevallen zag hij dien onder de kuur,
tegelijk met de syphilitische verschijnselen verdwijnen.
Nooit zag hij verschijnselen, die duidden op catarrhale
hepatitis of adiposis hepatis.

Even als na elke andere wijze van toediening
van kwikzilver, ziet men ook na onderhuidsche subli-
maat-injecties dikwijls stomatitis mercurialis ontstaan.
De na de inspuitingen voorkomende mondaandoeningen
kan men volgens Lewin in het algemeen tot de
volgende drie afdeelingen brengen:

1. De eerste vorm doet zich voor als eene gewone
stomatitis en begint met lichte zwelling der glandulae
submaxillares, die eenigzins gevoelig bij drukking zijn.
Het slijmvlies van den mond wordt hyperaemisch,
later ontstaat zwelling, vermeerderde gevoeligheid met
verhoogde speekselafscheiding

2. De stomatitis ulcerosa, diphtherica, die tot gan-
green aanleiding geeft, vooral aan die deelen die bij
het kauwen met elkander in aanraking komen, aan
de zijwanden der tong en de binnenvlakte der wangen.

3- De salivatie kenmerkt zich daardoor, dat bij
afwezigheid van ontstekingsverschijnselen de hoeveel-
heid speeksel vermeerderd is. Oin de altijd nadeelige

-ocr page 23-

mondaandoeningen zooveel mogelijk te voorkomen,
moet men zwakke lijders zooveel mogelijk versterken
en alle functies van het lichaam regelen, nu en dan
een bad geven, den stoelgang zoo noodig bevorderen,
door sulfas natricus of magnesicus, den mond dikwijls
laten spoelen met water of met eene aluinoplossing.

Is er salivatie ontstaan, dan is chloras kalicus het
beste middel, ook het inwendig gebruik van dit middel
kan nuttig zijn. Zijn er zweren ontstaan dan komt
nitras argenticus te pas.

Lewin zag de mondaandoeningen het spoedigst
ontstaan bij hen, die te voren reeds eene kwikkuur
hadden ondergaan, of die tegelijk met de injectie eene
zweetkuur ondergingen of jod-kali gebruikten. Bij
terugblijven de hypertrophie der amandelen is cauteri-
satie met lapis infernalis aan te raden, bij blijvende
hyperplasie het toucheren met chroomzuur, waardoor
kleine gedeelten verwoest worden, terwijl het overige
inkrimpt.

Werking op de nieren zag Lewin niet, evenmin
op de huid en op de haren. De injectiekuur brengt
integendeel meestal snelle verbetering der huiduitslagen
te weeg. De bij kwikgebruik soms ontstaande eigen-
dommelijke dermatitis zag Lewin nooit na de injectie
optreden. De als alopecia mercurialis beschreven
aandoening houdt hij voor een verschijnsel van syphilis,
daar hij die gedurende de injectiekuur zag verdwijnen.

Beenaandoeningen zag hij nimmer ontstaan.

Stoornissen in de haemalose, — Ofschoon men noch

-ocr page 24-

chemisch, noch microscopisch veranderingen in het hloed
heeft kunnen aantoonen, zoo is het toch boven allen
twijfel verheven, dat kwikzilver eene soort van cachexie
onder den vorm. van chlorose of anaemie kan doen
ontstaan. Vooral, wanneer grootere hoeveelheden
sublimaat werden ingespoten, ontstond er bleekheid
der huid en der slijmvliezen en klaagden de patienten
over zwakte. In zulke gevallen hield Léwin eenige
dagen met de inspuitingen op, en zag dan de chlorotische
verschijnselen spoedig verbeteren.

Wat de verdere veranderingen aangaat, welke als
middelijke of onmiddelijke gevolgen der mercuriale
bloeddissolutie worden aangenomen, zooals bloedingen
uit den neus, den anus, den uterus, enz., deze werden
door Lewin nimmer waargenomen. Als verschijnsel
van beginnende bloeddissolutie zag hij soms 6—12
uren na de inspuiting enkele van een bleekroode kring
omgeven ecchymoses ontstaan, van de grootte eener
speldeknop tot die eener erwt. Plotseling ontstaan,
blijven zij gedurende eenige dagen onveranderd en
verdwijnen dan langzamerhand, soms zelfs met lichte
vervelling der opperhuid.

Stoornissen in het zenuwstelsel werden nimmer gezien,
noch anaesthesie, noch hyperaesthesie, noch spasmus,
noch convulsies. Hij zag noch spinaal-, noch cerebraal-
paralyse, noch aanvallen van duizeling, noch psellismus,
evenmin epileptische of apoplectische toevallen.

Slechts in 4 gevallen had hij gelegenheid verschijn-
selen waar te nemen, die hij bij 3 als tremor mer-

-ocr page 25-

eurialis, bij den Tierden als erethismus mercurialis
beschrijft. De 3 eersten waren gezonde individu\'s,
die na 15—25 inspuitingen van i grein tremor aan
de handen kregen; de vierde lijder, bij wien erethis-
mus ontstond, had zich zeiven aan eene hongerkuur
onderworpen.

Intoxicatie-verschijnselen. — Bij voorzichtige aan-
wending der inspuitingen en nauwkeurige berekening
der hoeveelheid sublimaat kunnen nadeelige gevolgen
worden voorkomen. Spuit men te groote hoeveelheden
in, dan ontstaan er verschijnselen, waaraan men den
naam van acute sublimaat-intoxicatie geeft, verschil-
lende naar het individu en naar de hoeveelheid die
ingespoten werd. De in zulke gevallen optredende
verschijnselen kunnen voor symptomen der zuiverste
sublimaat-absorptie gelden. Er onstaan eerst gastrische
verschijnselen, zooals gebrek aan eetlust, beslagen
tong, slechte smaak, die soms als metaalachtig wordt
beschreven. Zelden misselijkheid of braking. Na
eenigen tijd ontstaat er in de maagstreek een brandende
pijn, vooral bij drukking, later diarrhoe, in sommige
gevallen met bloed vermengd. De lijders zagen er
bleek uit en klaagden over een gevoel van afmatting.
De urine was niet veranderd, dikwijls in hoeveelheid
vermeerderd, met eenigzins verminderd specifiek ge-
wicht en van eene bleekgele kleur. De pols was klein
en gespannen.

Na inspuiting van grootere giften sublimaat traden
de genoemde verschijnselen In veel heviger graad op,

-ocr page 26-

en klaagden de lijders vooral over duizeligheid, waarop
later soms coma volgde. De eerst versnelde pols
daalde spoedig tot 60, eenmaal zelfs tot 40 slagen in
de minuut. De huid
Avas koud en met kleverig zweet
bedekt. Later ontstonden verschijnselen van acute
gastritis, met braking, en meermalen bloeddiarrhoe.
De behandeling bestond vooral in het toedienen van
krachtige analeptica en nutrientia tegen de zwakte,
opiata tegen de diarrhoe en excitantia tegen de dui-
zelingen.

Lewin houdt het voor een groot voordeel zijner
methode, dat de patiënten niet te huis behoeven te
blijven, maar bij niet te koud weder matige beweging-
in de open lucht kunnen nemen, mits zij zich goed
kleeden, Hij heeft echter ondervonden dat de gene-
zing sneller intreedt, wanneer cle patiënten te huis
blijven bij eene gelijkmatige temperatuur. De regeling-
der diëet moet men laten afhangen van den toestand
van het individu en van den graad der ziekte. In
het algemeen moet men alle zwaar te verteren en
winderige, scherpe en zure spijzen vermijden. Bij
zwakke personen, en bij hen, die daaraan gewoon zijn,
kan men eenige glazen goeden wijn daags toestaan.
Ook is het goed cle werking der huid te onderhouden
door nu en dan een bad te laten gebruiken. Overi-
gens zorge men voor geregelde werking van het darm-
kanaal. De voordeelen, volgens Lewin aan zijne
methode verbonden, zijn:

-ocr page 27-

1° De snelheid, waarmede in den regel de ver-
schijnselen van syphilis verdwijnen. Hoe grooter de
hoeveelheid sublimaat is, die men dagelijks inspuit, des te
sneller is ook de werking. Dit is vooral van belang
bij acute iritis, waar men zelfs tot 2 of 3 inspuitin-
gen daags kan doen, en daarbij eiken dag tot i of
f grein kan inspuiten, waardoor de iritis gewoonlijk
in 5—7 dagen geneest. Bij deze snelkuur is het
noodig, dat de patiënt rustig zijne kamer houdt.

2° Het tweede voordeel is cle zekerheid van den
goeden uitslag der kuur. De patiënten van Lewin
leden aan cle meest verschillende vormen van syphilis.
Zelfs in schijnbaar wanhopige gevallen volgde nog
genezing, naclat andere kuren geheel of grootendeels
vruchteloos waren doorgestaan. Het minst werkzaam
waren de inspuitingen bij beensyphilis en bij hersen-
syphilis.

3° Een derde voordeel is volgens Lewin het be-
trekkelijk kleine aantal recidiven, namelijk slechts
31
procent, terwijl bij andere mercuriale of niet mercuriale
kuren er volgens hem ruim 80 proc. recidiven zouden
voorkomen. In hoeverre dit beweren juist is zal de
tijd leeren. Wij komen hierop later ook nog terug.
Het vierde voordeel, de gemakkelijkheid der uitvoering,
is zeker boven allen twijfel verheven.

De geheele hoeveelheid sublimaat, voor de kuur
benoodigcl, is gemiddeld voor mannen 2f? voor vrou-
wen 2i grein. Het aantal inspuitingen is bij mannen
gemiddeld 16 a 17, bij vrouwen 13 a 14. Wanneer

-ocr page 28-

geene behandeling was voorafgegaan, waren gewoonlijk
meerdere injecties noodig, gemiddeld 19, waarbij
3i grein sublimaat werd ingespoten. Was algemeene
behandeling met plantaardige middelen voorafgegaan,
dan waren gemiddeld slechts 9 injecties met in het
geheel 11 grein sublimaat noodig.

Wij hebben het werk van Lewin, dat de hoofdbron
was, waaruit wij met betrekking tot de onderhuidsche
sublimaat-injecties geput hebben, uitvoeriger besproken.
Zijne ondervinding grondt zich op een zoo groot aan-
tal waarnemingen, dat men de doelmatigheid der door
hem ingevoerde methode wel voor bewezen mag houden,
wanneer wij ten minste volkomen vertrouwen mogen
stellen in de door hem medegedeelde zaken. Echter
meenen wij dat het niet ongepast zal zijn ook mede
te deelen, wat door anderen op dit gebied is verricht,
al willen wij volstrekt niet beweren, dat wij bij die
mededeeling op volledigheid aanspraak mogen maken.

Derblich deelde in de Wiener med. Presse, No.
12, eenige gevallen mede, die volgens de Lewin\'sche
methode behandeld waren, waaronder een bij \'t welk
de inwrijvingskuur te vergeefs was aangewend. Toen
er 15 inspuitingen waren gedaan, waarbij in het ge-
heel 1 grein sublimaat was gebruikt, ontstond er sa-
livatie. Derblich houdt het er voor dat deze me-
thode boven alles te verkiezen is, vooral in militaire
hospitalen. Er kunnen wel lastige toevallen bij ont-

-ocr page 29-

staan, zooals salivatie, ontsteking, enz., maar deze zijn
of van minder belang-, of zeldzaam en dikwijls te
Ter mij den.

In No. 17, 20, 24 en 28 Tan hetzelfde tijdschrift
geeft Grrünfeld bericht
Tan 25 geTallen, die in de
kliniek
Tan Prof. Sigmund, geheel Tolgens de
voorschriften van Lewin werden behandeld. Na de
inspuiting bespeurden de patiënten steeds een hevig
brandend gevoel dat schielijk verdween, maar meerma-
len in langdurige pijn overging. Plaatselijk werden
verder waargenomen roodheid en hardheid rondom cle
plaats waar ingestoken was. De roodheid verdween
na 3 a 4 uren, cle hardheid bleef bestaan. Wanneer
het spuitje niet diep genoeg was ingestoken, of de
inspuiting te snel plaats had, ontstond er soms
8—10 minuten na de injectie een blaasje. Werd
grein sublimaat op minder geschikte plaatsen
ingespoten, dan ontstond er eene omschrevene huid-
ontsteking. Abcesvorming had evenwel nimmer plaats.
Was de sublimaat-oplossing te sterk, dan werd de
gevormde korst eerst door vrij langdurige
ettering
afgestooten, en was het weefsel daaronder necrotisch,
met ontstoken omtrek.

Als geschikte plaatsen voor de inspuiting noemt
Grünfeld de zijden der borst, de hypochondria, de
zijden van den rug en de billen. Plaatsen, waaronder
waarbij lymphklieren liggen, moeten vermeden
worden, verder de buigzijde der ledematen en eindelijk
die plaatsen, welke door eene vroegere inspuiting reeds

-ocr page 30-

meer of minder zijn aangedaan. Hoe lichter de huid ver-
schuifbaar is, hoe dunner zij is, hoe minder vet er
onder ligt, des te minder plaatselijke en subjectieve
verschijnselen ontstaan er. Magere menschen zijn
voor de inspuitingen dus het meest geschikt. Griin-
feld beveelt een spuitje aan, uit verhard caoutchouc
vervaardigd, dat 24 droppels water kan bevatten.
De spits cler canule moet niet lansvormig, maar
schuins afgeslepen zijn. Gewoonlijk verricht hij eene,
bij uitzondering twee inspuitingen daags. Hij vat
eene huidplooi en steekt diep in het onderhuidsehe
bindweefsel.

In den loop van 1869 zette Grünfeld zijne waar-
nemingen voort, zoodat er in het geheel door hem 60
zieken met de onderhuidsehe inspuitingen waren be-
handeld. Yeel nieuws leeren wij uit deze verdere
mededeeling niet. Voor zoo ver uit het kleine aantal
waarnemingen is op te maken, komt volgens Gr.
stomatitis mercurialis bij 20 proc. voor, volgens Le-
win bij 37 proc. Bij de smeerkuur ontstaat, als
behoorlijke reinheid in acht wordt genomen, minder
dikwijls salivatie. Gr. geeft aan dat exanthema ma-
culosum gemiddeld na 8 dagen verdwijnt, het papu-
losum na 3 weken, de psoriaris in de vierde week,
het pustuleuse uitslag in de vijfde tot zesde week.
Zweren in de keel genezen zeer schielijk. De duur
der behandeling bedroeg gemiddeld bij 47 zieken 98
dagen, ongeveer even lang dus als bij andere wijzen
van behandeling\'. Dat de gemiddelde duur bij Lewin

-ocr page 31-

Teel korter is (36 dagen), meent Gr. daaruit te kun-
nen verklaren, dat er te Berlijn zoo
vele lichtere ge-
vallen ter behandeling komen. Ten slotte meent Gr.
dat de bewering van Lewin, dat recidiven na de
injectiekuur minder dikwijls voorkomen, gewaagd is.

Uhlemann deelt in de med. Presse, No. 13, 1869,
vier gevallen van onderhuidsche inspuiting mede.
Wanneer wij uit een zoo klein getal waarnemingen
gevolgen konden trekken, dan zouden deze niet voor
de Lewinsche methode pleiten Waarschijnlijk pleiten
zij slechts tegen do wijze, waarop door Uhlemann
de methode werd aangewend. De geheele hoeveelheid
sublimaat door hem gebruikt, bedroeg in 2 gevallen
1 grein, eenmaal H en eenmaal H grein. Telkens
ontstond er pijn en gangreen der huid en van het
onderhuidsche bindweefsel met opvolgende gangreneuse
verzwering en wel reeds na de eerste inspuiting van
tV grein. Hij verklaart zich dan ook tegen de me-
thode. De veroordeeling is zeker voorbarig, maar de
mogelijkheid van het ontstaan van zulke lastige ver-
schijnselen, waarbij zoo als wij vroeger zagen, nog
anderen kunnen worden gevoegd, maakt zeker groote
voorzichtigheid in de aanwending noodig.

Gelijk Uhlemann verklaart zich ook Doyon te-
gen de sublimaat-injecties (in de Annales de Derma-
tologie et de Syphilis, 1869). In de meeste gevallen,
waarin hij deze methode toepaste, moest hij er spoe-
dig weder van afzien, om cle pijn en om de abcessen
die op de inspuitingen volgden. Verder bericht Doyon,

-ocr page 32-

dat Diday 3 lijders met beginnende secundaire syphi-
lis op deze wijze behandeld heeft, zonder clat de
verdere voortgang* der ziekte daardoor op eenigerlei
wijze werd tegengehouden. De voordeelen, volgens
Lewin aan deze methode eigen, dat de spijsverterings-
werktuigen daardoor niet worden aangedaan en dat
de lijders hunne gewone levenswijze kunnen blijven
volgen, zijn volgens Doyon ook eigen aan andere
wijzen van behandeling, hij vindt de methode dan
ook volstrekt niet boven anderen te verkiezen. Zijn
ongunstig oordeel is, even als clat van Uhlemann,
op een zeer klein aantal waarnemingen gegrond.

Liégeois daarentegen verklaart zich in de Union
médicale een voorstander der onderhuidsche inspui-
tingen. Hij zag een lijder, die
24 maanden lang
aan verschillende syphilitische aandoeningen had ge-
leden en die zonder nut met kwik en met goud was
behandeld, in clen tijd van 18 dagen onder de aan-
wending van sublimaat-injecties in alle opzichten
zeer veel verbeteren.

In het Aerztlicher Bericht des K, K. allgemeinen
Krankenhauses in Wien, over 1868, wordt het resul-
taat medegedeeld der gedane onderhuidsche inspui-
tingen op de klinieken van Prof. Heb ra en van Prof.
Sigmuncl. In eerstgenoemde kliniek werden cle in-
spuitingen verricht bij 20 mannelijke lijders en 40
vrouwelijke. Ofschoon er slechts in enkele gevallen
onbeduidende abcessen op cle plaats der inspuiting-
ontstonden, en de zieken zich in het algemeen niet

-ocr page 33-

tegen de inspuitingen verzetten, die hun dagelijks
zeer lastige pijnen bezorgden, vond men echter geen
reden om met de inspuitingen te blijven voortgaan.
De invloed der kuur op de verschillende verschijnselen
vertoonde zich later dan dit in den regel bij inwrij-
vingen met kwikzalf het geval is. Tegen sommige
verschijnselen, als hoofd- en gewrichtspijnen bleven de
tot dusverre gebruikelijke middelen, vooral jodium,
toch noodig en recidiven zag men na de inspuitingen
even dikwijls ontstaan als bij andere methoden.

Daar volgens Heb ra de Lewin\'sche methode dus
minder snel en minder zeker werkt, dan de overige
wijzen van behandeling, daar zij tegen sommige
ziekteverschijnselen geheel onwerkzaam schijnt, daar
zij eindelijk steeds pijnlijk is, en zelfs somwijlen
abcessen doet ontstaan, vindt hij geen reden om met
de subcutane injecties bijzonder ingenomen te zijn.

Op de kliniek van Sigmund werden de onder-
huidsche inspuitingen bij meer dan 100 zieken ge-
daan, bij welke bijkans alle vormen van syphilis
voorkwamen. Dezelfde oplossing (1 grein op 2 drach-
men water) die Lewin gebruikt, werd aangewend.
In het begin werden 12 droppels van deze oplossing
eens of tweemaal daags ingespoten, later 24 droppels
eenmaal. Even als Lewin aangeeft, werden de zij-
vlakten der borst, van den buik, de billen en
de bovenarmen bevonden de meest geschikte
plaatsen te zijn. De resultaten van inspuitingen op
andere plaatsen waren ongunstig. Vooral aan de

-ocr page 34-

dijen vertoonden zich hevige ontstekingen, meermalen
met abcesvorming. Yan het begin der inspuitingen
af, werd steeds de grootste zorg voor zuiver houden
van het slijmvlies van clen mond gedragen, door
inspuitingen in clen neus, mondspoelingen, aanstrijking
van het tandvleesch met tinctura ratanhiae of galla-
rum. Op deze wijze gelukte het de hevige stomatitis,
zooals die bij Lewin zoo dikwerf voorkwam, te voor-
komen. Zonder deze voorzorgsmaatregelen zou het
dikwerf onmogelijk zijn de kuur voort te zetten, die
bovendien bij lijders met carieuse tanden, met ziek
tandvleesch, bij zwakke en slecht gevoede personen
niet aan te raden is.

De uitkomst der behandeling was dikwijls zeer
gunstig. Zware syphilisvormen genezen in aanmer-
kelijk korteren tijd dan bij elke andere methode. Zoo-
wel hierom, als om de volkomen zekerheid, wat gift,
aanwending, enz. betreft, en om de gemakkelijkheid en
snelheid der aanwending zelve, moet men de reecis
bij de eerste proeven waargenomen nadeelen, als de
pijn, de nu en dan voorkomende abcesvorming, de
moeielijk te vermijden stomatitis, niet te hoog aan-
slaan. Maar al kunnen de genoemde nadeelen ook
niet opwegen tegen de voordeelen cler methode, zoo
wegen hiertegen volkomen op de na in het oog loo-
pend korten tijd ontstane recidiven, anders gezegd
de verdere ontwikkeling der ziekte. Bij bijna alle
zieken, die Sigmund gelegenheid had, gedurende
langeren tijd waar te nemen, zag hij spoediger dan

-ocr page 35-

na andere wijzen van behandeling het geval pleegt te
zijn, recidiven volgen. Ook de hardnekkige bindweef-
selverhardingen moeten niet buiten rekening gelaten
worden. Yolgens Sigmund is de injectiekuur wel
eene verrijking van onzen therapeutischen voorraad,
maar kan zij volstrekt niet opwegen tegen de smeer-
kuur. Wij moeten hierbij niet vergeten dat Sigmund
met zijne smeerkuur bijna evenzeer dweept als Le-
win met zijne subcutane methode.

Monti deelt in het Jahrbuch für Kinderheilkunde.
1869, 4, zijne proeven, op 14 syphilitische kinderen
genomen, mede. Hij zocht voor zijne proeven zooveel
mogelijk verschillende syphilis vormen uit, spoot da-
gelijks in, en wel eene hoeveelheid van g-V grein
naarmate van den ouderdom der kinderen. De onder-
vinding leerde hem dat -h grein de beste dosis was
voor kinderen onder het jaar, J* grein voor kinderen
van 1 —5 jaar, en dat slechts bij oudere en goed
ontwikkelde kinderen tot
tV grein mag worden ge-
klommen. Grootere giften brengen zeer licht op de
plaats der inspuiting onaangename verschijnselen te
weeg. De algemeene werking van het sublimaat blijft
dezelfde, op welke plaats men ook inspuit, maar voor
de locale verschijnselen is het niet onverschillig, waar
Kien zulks doet. Monti raadt aan alleen daar in te
spuiten, waar de onderhuidsche vetlaag het dunste is
omdat er op plaatsen, met een dikken panniculus
adiposus voorzien, licht verhardingen en abcessen
ontstaan. De geschikste plaatsen zijn de voorzijde

-ocr page 36-

en de zijvlakten der borst en de beide hypochen-
dria.

Daar Hebra de opmerking gemaakt had, dat sy-
philitische uitslagen in de nabijheid der inspuitings-
plaatsen schielijker verdwijnen, beproefde Monti in
twee gevallen het doen der injecties in het weefsel
van condylomata. Deze verdwenen daarop in het oog
vallend spoedig.

Uit de door hem waargenomen gevallen komt Monti
tot het besluit, dat de onderhuidsche inspuitingen ge-
schikt zijn om aangeboren syphilis in korten tijd te
doen genezen. Weinige dagen reeds na het beginnen
der injecties zag hij de kinderen altijd rustiger wor-
den en de ziekteverschijnselen in intensiteit afnemen,
om in betrekkelijk korten tijd geheel te verdwijnen.

Een tweede voordeel is, dat de voeding der kinde-
ren by deze wijze van behandeling weinig lijdt, een
voordeel wellicht aan den korten duur der behandeling
toe te schrijven. Er ontstonden na de inspuitingen
noch algemeene verschijnselen, noch stomatitis noch
salivatie.

Er zijn echter aan de onderhuidsche sublimaat-in-
spuitingen nadeelen verbonden, die aan Monti ge-
wichtig genoeg schijnen om van de tot nu toe door
hem in het St. Anna Kinderhospitaal gevolgde be-
handeling der syphilis met calomel niet af te gaan.
Hier komen in de eerste plaats de locale verschijn-
selen in aanmerking, die wel niet gevaarlijk maar
toch zeer lastig zyn. Monti geeft echter toe dat

-ocr page 37-

de giften in het begin wat groot waren en dat de
plaatselijke verschijnselen later bij meer voorzichtige
aanwending van de sublimaat-inspuitingen veel zeld-
zamer werden. In de tweede plaats kan deze methode
evenmin als eenige andere manier van behandeling
recidiven voorkomen, noch andere naziekten, als
rhachitis, chronische hydrocephalus, furunculosis, enz.,
die na aangeboren lues meermalen ontstaan. Monti
houdt de onderhuidsche inspuitingen voor aangewezen,
als de gewone calomelbehandeling wegens darmcatarrh
of om andere redenen niet aanwendbaar is, of als
het dringend noodig is de verschijnselen schielijk te
doen verdwijnen.

In de Wiener med. Wochenschrift (1870, No. 7 en
8) geeft Stückheil verslag van de onderhuidsche
sublimaat-inspuitingen in de syphilitische afdeeling
van het eerste garnizoenshospitaal. Al bedroeg het
aantal waarnemingen ook niet meer dan zes, meende
hij echter daaruit toch deze gevolgen te mogen
trekken:

1° Er ontstaat pijn na elke inspuiting, die gerui-
sen tijd aanhoudt; er vormen zich ontstekingsknobbels,
die lang blijven bestaan en bij aanraking pijnlijk zijn
en bovendien bij de gewone spierwerkingen hinderen.

2° De ingespoten hoeveelheid was niet werkzaam
genoeg, en de plaatselijke verschijnselen waren te
hevig om eene vermeerdering der dosis toe te laten.
Mogt het echter waar zijn, zegt Stückheil, dat bij
groote dexteriteit de plaatselijke verschijnselen niet

-ocr page 38-

behoeven op te treden, dan zou dit alleen reeds vol-
doende zijn om het middel aan het groote genees-
kundige publiek niet in handen te geven. Men ziet
dat hij van zijne collega\'s geen groote gedachten heeft
en van zijne eigene dexteriteit ook niet.

Prof. van Goudoever heeft zoowel in de syphi-
litische afdeeling der chirurgische kliniek, als in zijne
privaatpraktijk van de onderhuidsche inspuitingen ge-
bruik gemaakt. Wij willen hier niet van alle gevallen
melding maken, maar alleen van enkelen mededeeling
doen. De gevolgtrekkingen daaruit te maken, willen
wij aan het slot van ons werk bij de beoordeeling
van de waarde der onderhuidsche inspuitingen voor
de behandeling der syphilis mededeelen.

1°. Wilhelmina D. . . , 23 jaar oud, werd den
28. Maart 1868 in het clinicuin syphiliticum opge-
nomen. Zij had zich geruimen tijd te Harderwijk
opgehouden, was daar besmet geworden en had zich,
daar te Harderwijk de gelegenheid om behandeld te
worden, zeer gebrekkig was, naar Utrecht begeven.
Zij leed aan constitutioneele syphilis, namelijk een
ulciis induratum aan de bovenlip en papuleus exan-
theem vooral aan en in den omtrek der genitalia.
Bovendien bestond er een weeke chanker aan de
achterste commissuur. Zij verhaalde voor de eerste
maal syphilitisch te zijn, en dat zich cle bestaande
verschijnselen voor een paar weken hadden ver-
toond. Of er roseola was geweest, vernamen wij
niet. Het meisje was overigens gezond, wel ge-

-ocr page 39-

voed, tamelijk gezet, overal van eene dikke vetlaag
voorzien.

Men besloot haar door middel van de onderhuidsche
inspuiting met eene oplossing van sublimaat te be-
handelen. Een grein sublimaat werd in 2 drachmen
gedestilleerd water opgelost, dezelfde oplossing dus
als gewoonlijk door Lewin wordt gebruikt. Een vol
spuitje bevatte ruim & grein sublimaat, maar de hoe-
veelheid afgerekend, die in het /buisje blijft hangen,
kan de inspuiting van één spuitje op iV grein worden
gerekend. Van den 31. Maart tot den 23. April wer-
den 22 injecties gedaan, elk van
tV grein, in het
geheel dus 2| grein sublimaat. Na de zevende in-
spuiting was cle zweer aan de lip de helft kleiner
geworden, na de vijftiende inspuiting was zij geheel
genezen op eene lichte verharding na. Het exantheem
was bijkans geheel verdwenen en na de 228te inspui-
ting geheel, even als de nog overgeblevene verharding
van de lip. De weeke chanker aan de commissura
posterior was om dezen tijd geheel genezen.

De eerste inspuiting werd gedaan op den rechter
bovenarm, de tweede op den linker, de derde weder
op den rechter. Na de eerste inspuiting ontstond
eenige ecchymse, met veel zwelling van den arm.
Zoowel aan cle binnenzijde van den rechter, als van
den linker bovenarm ontstond droog gangreen, dat
hij het eindigen der kuur nog niet was afgestooten.
Op de derde inspuiting, die aan cle rugzijde van den
arm werd verricht, ontstond, even als aan de beide

-ocr page 40-

voorarmen, alleen voorbijgaande zwelling. Alle overige
inspuitingen werden nu gedaan, afwisselend in de
rechter- en linkerzijde, bezijden de schouderbladen en
in de hypochondria. Op deze inspuitingen volgde,
evenmin als aan den voorarm en aan de rugzijde van
den bovenarm eene belangrijke reactie, maar wel
grootere of kleinere knobbels, van de grootte een er
boon tot die van een duivenei, die bijna ongevoelig
waren.

Bij haar vertrek (28 April) waren alle verschijn-
selen van syphilis geweken, maar het gangreen was
nog steeds niet afgestooten; het was steeds volkomen
droog gebleven. De bindweefselverhardingen waren
weinig veranderd.

In het voorjaar van het jaar 1871 was patiënt
tijdelijk in Utrecht. De verhardingen waren van lie-
verlede geslonken en eindelijk verdwenen. In dien
tijd hadden zich geene nieuwe verschijnselen van
syphilis vertoond. De patiënt is dus reeds drie jaar
vrij van recidive gebleven.

2°. JohannaV.., 21 jaar, kwam den 3. Juni
1868 uit Gorinchem om in het ziekenhuis alhier te
worden verpleegd. Zij werd in de syphilitische kli-
niek opgenomen, lijdende aan een verharden chanker
aan de buitenzijde van de linker groote lip, aan in-
filtratie van beide groote lippen met oppervlakkige
ulceratie aan de binnenzijde, rhagades en enkele tu-
berkels rond den anus, eindelijk aan angina syphili-
tica. Eene roseola syphilitica was bij hare komst

-ocr page 41-

reeds verdwenen. Voor vier weken zonden zich de
eerste verschijnselen hebben vertoond. Bovendien was
de vrouw 5 maanden zwanger, zij verzekerde ons,
dat zij voor hare komst in Utrecht geen geneeskun-
dige hulp had gezocht. Er werd besloten haar alleen
door middel van de onderhuidsche inspuitingen te
behandelen, om evenals in het vorige geval eene
zuivere waarneming te hebben.

Den 4. Junij werd eene inspuiting van tV grein op
den linker voorarm, den volgenden dag een op den
rechter voorarm verricht. De zwelling der genitalia
nam in de eerste dagen na hare opname zeer toe en
veroorzaakte de patiënt veel pijn. Daar lauwe zit-
* baden om de bestaande zwangerschap niet raadzaam
waren, werden eenvoudig verzachtende omslagen aan-
gewend. Van den 7. tot den 28. Juni werden elf
injecties gedaan, elk van i grein in de rechter- of
linkerzijde, nu meer naar voren dan naar achteren;
eindelijk werd den 2
7 nog eene inspuiting gedaan van
Vn- grein, dus in het geheel 2ï grein. Na de laatste
inspuiting waren alle verschijnselen geweken. In het
midden van Junij ontstond er icterus, zonder irriritatie-
verschijnselen der lever, die bij het einde der kuur
veel verminderd was. De reactie op de plaats der
inspuitingen was niets beteekenend, verhardingen ont-
stonden er bijna niet. Wegens eene zeer lichte sto-
matitis mercurialis op het einde der kuur werd eene
niondspoeling met chloras kalicus gegeven. Na de
genezing, in het begin van Julij, vertrok de patiënt.

-ocr page 42-

Gaarne hadden wij haar tot na de bevalling gehouden,
maar zij verlangde weg te gaan. Later is er van
haar niets meer vernomen.

8°. Catharina 0 . . , 22 jarige dienstmeid, ge-
zond, maar weinig gezet, werd den 23. Junij 1868
in de kliniek opgenomen, lijdende aan tubercula mii-
eosa aan den anus en de genitalia, excreseenties aan
de labia ininora en syphilitische plaques aan de on-
derlip, zonder exantheem, waarvan zij ook niet weet,
of het bestaan heeft, waarschijnlijk was dit wel het
geval geweest. De behandeling geschiedde alleen
door onclerhuidsche inspuitingen. Deze werden afwis-
selend in de rechter- en de linkerzijde verricht. In
het geheel werden 16 inspuitingen gedaan, 15 van b
en
1 van Vu grein, te zamen 3tV grein. Er ontstond
geen reactie, zeer weinig verharding en de algemeene
toestand bleef goed. Na de laatste inspuiting, op 26
Juli, waren alle verschijnselen verdwenen. Even als
in het vorige geval geschiedden de inspuitingen van
3 grein om den anderen dag. In het begin van Au-
gustus vertrok zij hersteld, later is van haar niets
meer vernomen. Daar zij evenwel hier in cle stad
woont, is het waarschijnlijk, dat zij in geval van
recidive wel teruggekomen zou zijn

4° Elisabeth van L . . , een tenger 21 jarig
meisje uit den gegoeden stand, kwam in het midden
der maand Februari 1869 onder behandeling. Zij had
sinds eenigen tijd eene verharding met ulcererende op-
pervlakte aan de onderlip gekregen, waarvoor zij Prof.

-ocr page 43-

v. Gr. kwam raadplegen. De verharding bleek duidelijk
een uitgebreid ulcus induratum te zijn. Op de vraag
of zij verder niets had bespeurd, antwoordde zij ont-
kennend, maar bij ontblooting der borst bleek het
terstond dat er eene roseola syphilitica aanwezig was.
Het was nu noodig het onderzoek verder uit te strek-
ken, maar dit leverde niets op, de genitalia waren
gezond, ook aan den anus was niets te bespeuren.
De liesklieren waren niet verhard, maar aan de on-
derkaak waren verscheiden verharde klieren te voelen.
Het slijmvlies der keelholte was wel wat rood, maar
van ulcera was geen spoor te ontdekken. Dat hier
constitutioneele syphilis bestond, was zeker, maar dat
de infectie niet langs de genitalia in het ligchaam
was gekomen, kon als vrij zeker worden gesteld. Van
den 17. Februari tot den 20. Maart gebruikte zij i
grein sublimaat daags, later verbonden met extractum
opii, toen het bleek, dat sublimaat alleen de ingewanden
te veel prikkelde. De roseola verdween spoedig en
de harde chanker, die plaatselijk alleen demulcerend
werd behandeld, werd minder hard en veel vlakker.
Er bleef echter, toen 12 grein sublimaat waren ge-
bruikt, nog eene vlakke verharding met verkleuring
over. De halsklieren waren nog steecis gezwollen
gebleven en cle keel was meer aangedaan clan vroeger
Daar de gevoeligheid der ingewanden steeds grooter
Werd, kon het gebruik van sublimaat niet worden
voortgezet, en werd bismuth met acetas morphicus ge-
geven, verder werd een gorgeldrank met sublimaat

-ocr page 44-

voorgeschreven en de halsklieren met eene oplossing
van jodetum kalicum en glycerine ingesmeerd. Den
10. April, toen de irritatie der intestina geweken
scheen, werden poeders gegeven van jodetum hydrar-
gyrosum met extractum opii, die tot het laatst der
maand werden doorgebruikt, toen op nieuw ingetreden
diarrhoe het verder gebruik verbood. In het laatst
van April klaagde patiënt over pijn aan den anus;
bij onderzoek bleek, dat daar eene omschreven ont-
velling met eenige verharding bestond, die door eene
zalf van rooclen praecipitaat spoedig tot genezing
werd gebracht Tot in het begin van Junij konden
slechts demulcentia worden gebruikt. De toestand der
keel verergerde zichtbaar en er was nu duidelijk an-
gina syphilitica aanwezig, die door gorgelen met eeue
sublimaat-oplossing niet was weg te nemen. De ver-
harding aan de lip bleef ook nog steeds aanwezig.

Daar er niet aan te denken viel 0111 weer tot het
inwendig gebruik van mercurialia over te gaan, daar
ook jodetum kalicum door den toestand van het darm-
kanaal gecontraïndiceerd was, bleef er niet anders
over dan de smeerkuur of de onderhuidsche injecties.
Tot deze laatsten wrerd besloten; van den 5. tot den
29. Junij werden 2
tV grein sublimaat ingespoten, een-
maal werd eene inspuiting op den rug van den rechter,
eenmaal op dien van den linker voorarm gedaan; de
overige inspuitingen steeds onder een der schouder-
bladen of aan de zijden der borst. Plaatselijke ver-
schijnselen ontstonden daarna niet. De zweren in de

-ocr page 45-

keel genazen, cle nog overgeblevene verharding ver-
dween, maar de mucosa der keel bleef steeds rooder
dan behoort.

Later gebruikte patiënt nog gargarismata met chlo-
ras kalicus en werd de . keelholte ook met oplossing-
van nitras argenticus aangestreken, waardoor het slijm-
vlies eindelijk weer genoegzaam cle gewone kleur
aannam. Verschijnselen van svphilis werden niet meer
waargenomen. De verharde halsklieren waren kleiner
dan vroeger, maar toch niet geheel genezen. Er
werd nog beproefd of jodetum kalicum werd verdra-
gen, maar met ongunstig gevolg. Patiënt bleef 0111
de irritatie der ingewanden nog geruimen tijd onder
behandeling.

5°. Vrouw B. gehuwd, moeder van verscheidene
kinderen, vroeger steeds gezond, weder gravicla, om-
streeks 35 jaren oud, kwam den 29. Mei 1869 in
behandeling met een zeer grooten verharden chanker
aan de onderlip en eene roseola syphilitica, die zich
over het gansche lichaam uitstrekte. Aan de geni-
talia was niets ziekelijks te bespeuren.

Van 29 Mei tot 27 Juni werden meestal dagelijks
inspuitingen gedaan, meestal met
t\'o maar ook eenige
malen met i grein sublimaat. Pieactieverschijnselen
ontstonden er niet, alleen kleine verhardingen. In
het geheel zijn 3 greinen ingespoten, waarna alle
verschijnselen geweken waren.

Den 1 ]. September kwam cle vrouw terug met eene

lichte angina en enkele tubercula mucosa aan cle ge-

3

-ocr page 46-

nitalia, die door jodetum kalicum en een gorgeldrank
en wassching met sublimaat spoedig verdwenen.

De graviditeit was geregeld voortgegaan, toen de
vrouw voor het laatst werd gezien, was zij omstreeks
8 maanden. Ongelukkig hebben wij later niets meer
van haar gehoord.

6°. Catharina van L ... 19 jaar oud, vaneen
gezond gestel kwam den 2. Juli 1869 in het clinicum
syphiliticum met tubercula mucosa aan de linker kleine
lip, excoriatie aan de rechter zijde van den ingang-
der scheede en oppervlakkige verzwering aan de portio
vaginalis. Onder eene eenvoudige behandeling: cauteri-
satie der tubercula, oplossing van nitras argenticus tegen
de verzwering aan het scheedegedeelte en verzachtende
wasschingen, verdwenen deze verschijnselen spoedig,
en daar zich geen blijken van constitutioneele syphi-
lis vertoonden, werd ook geen andere dan deze plaat-
selijke behandeling ingesteld. Na een week of vier
vertrok zij schijnbaar geheel hersteld, maar kwam
reeds den 29. October terug met eene syphilitische
zweer aan de commissura posterior, die het voorkomen
had van een ulcus molle, met infiltratie der groote
lippen en meerdere tubercula plana aan de genitalia.
Van exantheem was niets te merken. De stem was
eenigzins heesch en de mucosa van den pharynx wat
sterk rood, maar van ulcera in de keel bleek niets,
ook niet van syphilitisch exantheem. Yeel bleek er
clus niet van constitutioneele syphilis, maar na het
recidiveren der tubercula mucosa, de altijd eenigzins

-ocr page 47-

verdachte angina werd besloten eene antisyphilitisclie
behandeling in te stellen en wel door middel van de
onderhuidsche sublimaat-injecties, terwijl er volstrekt
geen plaatselijke behandeling werd ingesteld. In het
geheel werden 11 inspuitingen verricht, van clen 30
October tot den 2:2 November, namelijk 4 van
tt>,
en 7 van i grein, in het geheel dus 1 f grein, waarna
alle verschijnselen volkomen waren verdwenen, zoodat
patiënt de kliniek verliet, om den 9. Maart 1869 te-
rug te keeren met eene ontvelling aan den introitus
vulvae, die in 3 weken onder gebruik van eene was-
sching, bestaande uit decoctum althaeae met laud. liq.
Syd. genas.

Andermaal vertrok zij, maar kwam den 28. Juli
op nieuw in behandeling met syphilitische plaques
aan de lippen en tubercula mucosa aan den anus en
de genitalia. Inwendig jodetum hydrargyrosum, en
eene wassching met sublimaat deden de verschijnselen
in korten tijd geheel verdwijnen, en het meisje, dat
den 22. Augustus vertrok, scheen weder gezond tot
den 26. October, op welken dag zij weder in de kli-
niek werd opgenomen met syphilitische plaques aan
de tong en de lippen. Zij kreeg eene mondspoeling
met sublimaat en inwendig 15 grein jodetum kalicum
daags, met dat gevolg, dat zij reeds den 14. Nov.
hersteld vertrok en sedert gezond is gebleven. Op-
merkelijk is zeker in dit geval het ontbreken van
specifieke angina on van syphilitisch exantheem, en
ook het zoo spoedig wijken van de verschijnselen bij

-ocr page 48-

elke behandeling\'. Of inspuiting van eene grooter.e
hoeveelheid sublimaat het ontstaan van recidiven zou
hebben voorkomen, is natuurlijk niet uit te maken.

7°. Johanna K . . , dienstmeid, 16 jaar oudj
werd den 13. Aug. 1869 in de kliniek opgenomen
met eenen zeer grooten verharden chanker aan de
binnenzijde van de rechter groote lip en eene zeer
acute blennorrhoe van de vul va en de vagina, die
zeer nauw waren, zoodat het zeker bleek dat coitus
slechts weinige malen had plaats gehad. Daar er
volstrekt geen algemeene verschijnselen aanwezig
waren, waartoe de zweer dan ook nog te kort had
bestaan, werd geen algemeene behandeling ingesteld
en bepaalde men zich hoofdzakelijk tot de behandeling-
der blennorrhoe. Later werd nog eene wassching met
sublimaat gegeven, en in het laatst van December
roode praecipitaatzalf op de nog overblijvende verhar-
ding ingewreven. Den 2-1. November werd jodetum
kalicum voorgeschreven. Om dezen tijd hadden zich
nog geen algemeene verschijnselen vertoond. In het
laatst van November ontstond er een groote, pijnlijke
bubo in de rechter lies die met tinctura jodii werd
behandeld. Eerst in het laatst van December ont-
stond er roseola syphilitiea en verdachte angina.
Yroeger reeds was er keelpijn geweest, die echter
geheel het voorkomen van catarrhaie angina had ge-
had. Er werd nu eene geregelde smeerkuur ingesteld
en wel aanvankelijk met goed gevolg. De nog be-
staande verharding aan de groote lip verdween, zoo

-ocr page 49-

ook de roseola, maar den IJ. Februari zagen wij dat
het rechter oog rood en ontstoken was en bleek het
bij nadere beschouwing dat er hevige iritis specifica
was ontstaan. Yier dagen lang werden 6 grein ca-
lomel daags gegeven en werd om het half uur de
gewone atropine oplossing ingedroppeld, maar te ver-
geefs, de ontsteking bleef even sterk, het oog zeer
pijnlijk, de pupil steeds zeer nauw. Aan den slaap
en boven het oog werd bovendien ung. hydrargyri
met extr. opii eenige malen daags ingewreven. Daar
de iritis even hevig bleef, werd besloten tot de sub-
cutane sublimaat-injecties de toevlucht te nemen en
om het dringende van het geval werd telkens
-5- gr.
ingespoten. Het effect was verrassend, de iritis week
in het oogvallend spoedig, alle adhaesies werden weer-
los en het oog herstelde volkomen. De hoeveelheid
sublimaat bedroeg iets meer dan 2 grein. Nog eeni-
gen tijd bleef het meisje met mercuriaal stomatitis
in behandeling. Zij vertrok den 29. April en zoo ver
wij weten is zij sedert gezond gebleven.

8°. Jan Sch . . , 35 jaar oud, polderwerker, werd
den 24. December 1869 in de kliniek opgenomen,
lijdende aan tubercula niucosa aan clen anus, over
het geheele scrotum en zelfs aan de binnenzijde der
dijen. Op de meeste plaatsen waren de tuberkels in
elkander geloopen en vormden eene zwerende opper-
vlakte. Andere verschijnselen ontbraken. Of er uit-
slag was geweest, wist de man niet te zeggen, ook
niet juist hoe lang de tuberkels reeds hadden bestaan.

-ocr page 50-

Gedurende drie weken werden subcutane injecties ge-
daan van sublimaat, en werden
2\\ grein ingespoten.
Onder deze behandeling namen de tuberkels meer en
meer in grootte af, ofschoon ze niet geheel verdwenen.
De kuur werd nu gestaakt, daar er gedurende eenige
dagen eene kuur tegen eene zich snel over het ge-
heele lichaam verspreidende scabies werd ingesteld,
Daarna werden nog ruim 10 inspuitingen gedaan,
zoodat de geheele hoeveelheid iets meer dan 3i grein
bedroeg. Er ontstond eene lichte stomatitis mercu-
rialis, die voor eene monclspoeling met chloras kalicus
spoedig week. Plaatselijke behandeling, behalve zui-
ver houden, was niet ingesteld. Door de injecties
waren alle tuberkels verdwenen op een paar na, die
echter klein en bijna niet verheven waren met licht
zwerende oppervlakte. Deze
verdAvenen door eene
wassching met aq. phagedaenica. De man vertrok
hersteld. Wij zagen hem niet weder.

9°. Marinis Jacobus V . . , 35 jaar oud, mo-
lenaarsknecht, gehuwd, kwam den 16. April 1870 in
de kliniek met epididymitis dextra, eene nog niet
geheel genezen blennorrhoe, en specifiek exantheem
over het geheele lichaam, gedeeltelijk papuleus, ge-
deeltelijk pustuleus, ook hier en daar tuberculeus.
De epididymitis werd met tinctura iodii behandeld,
de blennorrhoe hield onder gepaste behandeling op,
den patiënt werden bovendien een paar zuiveringsbaden
gegeven. Hij was pas weinige dagen in de kliniek
toen er iritis ontstond op beide oogen, waartegen

-ocr page 51-

vlijtig atropine werd in gedroppeld, terwijl onderhuidsch
eiken dag sublimaat werd ingespoten. Onder de be-
handeling genas de iritis en werd het exantheem
dagelijks minder. Niet dan met de grootste moeite
konden wij bij dezen man de inspuitingen voortzetten 5
daar hij na elke injectie klaagde over pijn en jammerde
als een kind. Toen er omstreeks
2k grein was in-
gespoten, verliet hij het ziekenhuis, ofschoon nog
niet geheel hersteld. Zijne vrouw, die later in de
polikliniek met syphilitische aandoening aan de lippen
en iritis werd behandeld, verzekerde ons dat haar
man gezond was. Of dit werkelijk zoo is, kunnen
wij niet beslissen.

10°. Jacobus van der E . . , broodbakker, 25
jaar oud, kwam den 13. Juni 1870 in de chirurgische
polikliniek, lijdende aan constitutioneele syphilis, welke
zich openbaarde door de volgende verschijnselen: eene
verharde zweer op het praeputium, syphilitische zwe-
ren in de keel, en exanthema inaculosum bijna over
het geheele lichaam, verder verharde klieren in de
lies. Den tijd,
Avaarop de besmetting had plaats ge-
had, konden wij niet juist te weten komen. Spoedig
voegden zich nog hierbij syphilitische plaques aan de
lippen en platte condylomata aan den anus. Gedurende
^es
Aveken Averden onderhuidsche inspuitingen met
sublimaat gedaan, meestal eiken dag, enkele malen
om den anderen dag, viermaal
Avegens ongesteldheid
van den lijder, die als loopencle patiënt werd behan-
deld, met eene tusschenpoos van eenige dagen. De

-ocr page 52-

geheele hoeveelheid bedroeg- 4? grein. Plaatselijke
ontstekingsverschijnselen deden zich na de inspuitin-
gen niet voor. De verharding aan het praeputium
genas, het exantheera verdween, maar de condylomata
ad anum waren bij het einde der inspuitingen niet
geheel genezen, evenmin als de plaques aan de lip;
ook bleef het slijmvlies der keelholte steeds rood,
ofschoon eigenlijke ulcera niet meer voorhanden waren.
Nog geruimen tijd moest de man in behandeling blij-
ven eer de genezing volkomen was. Mondspoeling
en gorgeldranken met sublimaatoplossing, later met
chloras kalicus, praecipitaatzalf voor de condylomata,
jodetum kalicum inwendig, werden gegeven. Op het
einde der kuur ontstond eene belangrijke balano-
posthitis, die door nitras argenticus werd overwonnen
Ofschoon de hoeveelheid. sublimaat in dit geval zeer
groot was en de man steeds als loopende patiënt
werd behandeld, ontstond er geen salivatie. Met ef-
fect der inspuitingen was echter niet bijzonder
groot, daar de verschijnselen wel verbeterden, maai-
de syphilis niet geheel genas. Gaarne hadden wij
hem in de kliniek willen behandelen, vooral ook daar
zijn beroep als bakker zeker niet gunstig was ter
verkrijging van geheele genezing, maar de man was
daartoe niet over te halen. Hij is thans sedert eenige
maanden hersteld. Of er recidive zal komen, moet
de tijd leeren.

-ocr page 53-

2. OiÈÈÉsclie inspitiiipii met jofletum liyflrargyricnm.

Daar wij ons voorgenomen hebben over de onder-
huidsche behandeling dor syphilis door middel van
kwikpraeparaten te spreken, mogen wij ook niet ver-
geten melding te maken van de proeven die- met bo-
vengenoemd middel zijn genomen, al zijn die ook nog
gering in aantal.

Bric het eau, die zich in het Bulletin géneral de
thérapentique zeer gunstig over de subcutane injec-
ties uitlaat, meent dat geen middel beter geschikt is
dan het deutojoduretuin hydrargyri et sodii (jodetum
hjdrargyricum et natricum.) Hij lost H gram van
dit middel in 100 grammen water op (ongeveer 1
grein op 1 drachme), en spuit van de oplossing om
den anderen dag eerst 10 droppels in, langzamerhand
tot 20 droppels klimmend. —• Ook Ai mé-Mar tin
gebruikte het roode jodetum hydrargyri, dat hij om
het oplosbaar te maken met jodetum kalicuin ver-
mengde.

Van de waarnemingen van Carlo Lauri, mede-
gedeeld in le Sperimentale, 8., 1870, en gerefereerd
iti het Archiv für Dermatologie und Syphilis (1870,
£d. II, Ht. 3) willen wij eenigzins uitvoeriger mel-
ding maken. Het dubbelzout, bestaande uit jodetum
hydrargyricum en jodetum natricum, is volgens Lauri
naast sublimaat het beste middel om onder de huid
te worden ingespoten. Eene oplossing van 2 centi-

-ocr page 54-

grammen op 1 gram water (i grein op 15 grein
water) is voor iedere inspuiting voldoende. De in-
spuitingen kunnen dagelijks of om den anderen dag
geschieden. Tien tot twintig inspuitingen zijn noodig
om de verschijnselen te doen verdwijnen. Wat de
plaats aangaat, waar men moet inspuiten, deze is,
volgens hem niet a priori te bepalen. Plaatsen met
weinig ontwikkeld onderhuidsch bindweefsel, en zulke
waar reeds inspuitingen werden gedaan, moeten ver-
meden worden. Het is echter raadzaam de inspui-
tingen zoo veel mogelijk in de nabijheid der hoofd-
verschijnselen te verrichten. Slechts zelden was het
noodig de injecties een paar dagen na te laten,
doordien zich algemeene reactie-verschijnselen ver-
toonden. Om genezing te verkrijgen waren nu eens
meerdere dan mindere inspuitingen noodig, zonder
dat daarbij de langere of kortere duur der ziekte of
de aard der verschijnselen van grooten invloed bleken
te zijn.

Lauri deelt elf waarnemingen mede. Steeds was
er diep ingrijpende constitutioneele syphilis aanwezig,
die door middel der inspuitingen volkomen genas,
met duidelijke verbetering van den algemeenen toe-
stand. De behandeling vorderde niet meer tijd, eer
minder, dan de andere methoden; de plaatselijke ver-
schijnselen zijn zeldzaam en wanneer zij zich ook al
vertoonen, niet van groot belang.

Volledigheidshalve alleen maakten wij van dit mid-
del melding. Het aantal waarnemingen is zoo klein,

-ocr page 55-

dat daaruit geen gevolgtrekkingen zijn te maken.
Wij kunnen dus ook niet zeggen, zelfs niet gissen,
hoe het na de inspuitingen met jodetum hydrargyricum
met de recidiven zal gaan. Zooveel echter zullen wij
wel kunnen verzekeren dat cleze evenmin als na de
inspuitingen met sublimaat zullen wegblijven. Daar
de plaatselnke verschijnselen niet heviger schijnen te
zijn, dan na de sublimaat-injecties, is het zeker wen-
schelijk dat het middel verder worde beproefd.

3. (MerlwMe iiisjnirinpi mei Caloiiiel.

Den onoplohbaren calomel zou men a priori wel
voor een zeer weinig geschikt middel houden 0111 on-
derhuidsch te worden ingespoten. Prof. Scarenzio
echter te Pavia en Prof. Ricordi te Milaan hebben
daarmede vele proeven gedaan, die reeds voorloopig be-
vestigd zijn geworden. Evenmin, als bij de inspuitingen
met jodetum hydrargyricum zijn wij ook hier in staat
van eigen ondervinding te spreken en bepalen wij ons
dus tot de inedecleeling van hetgeen door anderen
hierover is geschreven. Een enkel geval door Prof.
van Goudoever waargenomen zal hierbij ook eene
plaats vinden.

In Juli 1868 ontving de Société royale des
sciences médicales et naturelles de Bruxel-
les eene in het Italiaansch geschrevene verhandeling
óver de hypodermatische methode bij de behandeling

-ocr page 56-

der constitutioneele syphilis. Deze verhandeling werd
in handen eener Commissie gegeven. Dr. Oscar Max
werd met de vertaling heiast, even als later met het
uitbrengen van rapport zoowel over de verhandeling
zelve, als over het resultaat der waarnemingen door
hem, met of zonder de overige leden der benoemde
Commissie, gedaan. Naar aanleiding van het uitge-
brachte rapport werd de verhandeling bekroond, ter-
wijl na opening van het briefje schrijvers bleken te
zijn Professor Scarenzio te Pavia en Professor
Ilicordi te Milaan.

Zoo kort mogelijk willen wij enkele bijzonderheden
mededeelen zoowel uit de verhandeling der Italiaan-
sche Hoogieeraren, als uit het rapport der Belgische
Commissie.

Even als Lewin, kwam ook Scarenzio door de
vermelding van de proeven van Hun ter en Hebra
i.n het werk van Zeissl op het denkbeeld om sub-
cutane injecties te doen, maar om de ware of ver-
momde nadeelen van de sublimaat-inspuitingen, en
steunende op de experimenten van Mialhe, waaruit
deze de gevolgtrekking maakte, dat calomel alleen
werkt voor zoover het in sublimaat wordt omgezet,
besloot hij van den calomel gebruik te maken. Reeds
in 1854, vier jaren vroeger dan Lewin, maakte hij
zyne eerste waarnemingen bekend. De tweede, die
dit middel in Italië aanwendde, was Ricordi van
Milaan, daarna volgden ook anderen.

In de verhandeling wordt verslag gedaan van 103

-ocr page 57-

lijders in 2 groepen verdeeld. Alleen met de eerste
groep, bestaande uit 85 gevallen, hebben wij hier te
maken, de tweede kleinere groep handelt over injec-
ties met sublimaat en andere kwikbereidingen.

In alle gevallen bestond constituoneele syphilis,
79 genazen geheel, S gedeeltelijk, terwijl 3 lijders
stierven, twee aan andere ziekten, de derde was reeds
hoopeloos op het oogenblik dat men de injecties deed,
waarvan men als ultimum remedium nog wilde ge-
bruik maken.

Slechts in 2 gevallen ontstond er geen abces op
de plaats der inspuiting; de verschijnselen namen in
den omtrek van die plaats, even als men dit bij de
sublimaat-inspuitingen waarneemt, sneller dan elders
af; salivatie ontstond slechts enkele malen en in lich-
ten graad. .Onder de lijders op deze wijze behandeld,
behoort Scarenzio zelf, die in den zomer van 1866
zich toevallig aan den nagelrand van den rechter
ringvinger de syphilis inoculeerde; hij lette daar wei-
nig op, maar twee maanden later vertoonde zich eene
roseola, waarop hij geen acht sloeg, daar de gedachte
aan syphilis niet bij hem was opgekomen. De roseola
verdween dan ook spoedig, maar in de eerste dagen
van Augustus ontstonden er plaques aan de tong,
het verhemelte en de amandelen, met opzetting eener
okselklier.

Nu begreep hij van welk een gewicht het kleine
wondje was geweest, maar ofschoon overtuigd, dat hij
constitutioneel syphilitisch was, kon hij nog niet tot

-ocr page 58-

eene kwikbehandeling besluiten, maar ging eenigen
tijd naar het land, waar de algemeene toestand wel
verbeterde maar de plaatselijke verschijnselen verer-
gerden. Thans besloot hij zich aan de behandeling
te onderwerpen en liet 15 November eene eerste in-
spuiting doen van H grein calomel, den 7. Januari
eene tweede van dezelfde hoeveelheid, en eindelijk
eene derde van l grein in het laatst ontstane abces.
Scarenzio was volkomen genezen en heeft geen
recidive gekregen. In het geheel worden er volgens
opgave van Scarenzio en Ricordi na hunne wijze
van behandeling weinig recidiven gezien, niet meer dan
25 proc., dus nog minder zelfs dan Lewin opgeeft.
In hoeverre dit cijfer juist is, zal misschien kunnen
blijken, wanneer een grooter aantal waarnemingen
zal zijn genomen, dan tot nu toe het geval was.

De calomel-inspuitingen geschieden even als die
van sublimaat met het spuitje van Pravaz, alleen
moet men zorgen om het buisje iets wijder te nemen
dan gewoonlijk, daar het anders licht verstopt zou
raken. Men neemt natuurlijk uiterst fijn verdeelden
calomel, den zoogenoemden calomel vapore paratus,
en mengt dien met eene kleine hoeveelheid oplossing
van arabische gom of van glycerine, zoodat men an-
derhalf maal het spuitje er mee kan vullen. Op de
gewone wijze wordt eene huidplooi genomen, meest
aan de armen, maar ook andere plaatsen zijn geschikt,
de canule wordt minstens 2 centimeters diep doorge-
schoven, een weinig heen en weder bewogen om het

-ocr page 59-

onderhuidsche bindweefsel iets los te maken, en daarna
omstreeks 1 centimeter teruggetrokken. Daar er in
het buisje en in de spuit een klein gedeelte poeder
blijft hangen, moet men een weinig calomel meer nemen
dan men van plan is in te spuiten. Naclat het spuitje
teruggetrokken is, bedekt men het wondje met een
stukje kleefpleister of eene laag collodium elasticum.
Ofschoon cle reactie gewoonlijk niet groot is, ontstaat
er toch bijna altijd op de plaats der inspuiting eerst
verharding, die toeneemt, in het centrum verweekt,
en abces vormt, dat na 8 a 10 dagen gewoonlijk
geopend kan worden. Het verloop der abcessen is
gewoonlijk zacht; gangreen zagen Scarenzio en
Ricordi nimmer ontstaan.

Dat de calomel in eene oplosbare kwikverbinding,
sublimaat namelijk, wordt veranderd, blijkt daaruit,
dat men in den etter uit de abcessen gewoonlijk vol-
strekt geen calomel aantreft, dat kwik in verreweg
cle meeste gevallen in het speeksel werd gevonden,
en eindelijk ook uit cle gunstige gevolgen, die cle aan-
wending van calomel heeft om de verschijnselen van
constitutioneele syphilis te doen verdwijnen. Voorna-
melijk voor zwangere vrouwen en voor kinderen houden
de italiaansche Heeren de calomel-inspuitingen voor
verkieslijk.

De hoeveelheid calomel verschilt naar den leeftijd
en naar andere omstandigheden. Voor kinderen zijn
R—8 grein calomel voor elke inspuiting noodig, voor
volwassenen van 3—6 grein. Twee inspuitingen zijn

-ocr page 60-

meermalen voldoende, maar dikwijls is nog een derde
noodig. Men zou de twee inspuitingen te gelijker
tijd kunnen doen, maar gewoonlijk laat men tusschen
de verschillende injecties 8 a 14 dagen verloopen.

Tot zooverre cle verhandeling. Om de waarde der
daarin voorkomende zaken te kunnen beoordeelen,
waren waarnemingen noodig, die dan ook door cle
Belgische Commissie zijn verricht en wel door Dr.
Oscar Max, meestal in tegenwoordigheid van een
of meer medeleden der Commissie. Het aantal waar-
nemingen te Brussel gedaan bedraagt 25, of wanneer
men het eerste geval, in hetwelk er eenige twijfel
aangaande cle juistheid der diagnosre bestond, bijvoegt
26. Op deze gevallen zijn 9 volkomen genezingen,
16 niet volkomen genezingen en 1 doodelijk afgeloo-
pen. Dit laatste was toevallig doodelijk door bijkomende
pneumonie. In de gevallen van gedeeltelijke genezing
ontstond er na 2 è 3 injecties stilstand in enkele
verschijnselen, waardoor nog andere middelen werden
gevorderd om cle ziekte geheel te genezen, of de
lijders onttrokken zich voor hun volkomen herstel aan
de behandeling. Yan cle 9 gevallen, waarin volkomen
genezing wercl verkregen, was de kortste termijn 16,
de langste 50 dagen. De overige gevallen lagen claar-
tusschen in. Ook Dr. Max zag bijna zonder uitzon-
dering abces ontstaan. De etter, clie na opening
uitliep; was meestal bloedig gekleurd. Calomel werd
er daarin niet aangetroffen, ten minste niet in weeg-
of merkbare hoeveelheid Een enkele maal toch werd

-ocr page 61-

langs electrischen weg een spoor van kwik gevonden.

Zoover ik weet heb ik opgenoemd, wat er tot dus-
verre van de caloinel-injecties is bekend geworden.
Ik zeide reeds dat eigen ondervinding mij hier geheel
ontbrak, en ik mij dus tot het mededeelen van het-
geen anderen deden moest bepalen. Gelukkig kan
ik hier nog eene waarneming van Prof v. G. bijvoe-
gen, die ik ook daarom uitvoeriger wil mededeelen,
omdat deze als type van hetgeen er bij en na de
calomel-injecties plaats heeft, goed kan dienen.

Johanna H . . 23 jaar oud, werd den 17. Januari
1871 in het clinieum syphiliticum opgenomen met de
volgende verschijnselen, van constitutioneele syphilis:
plaques syphilitiques aan de lippen, syphi-
litische zweren aan de gehemeltebogen en
de amandelen, tubercula mucosa rondom den
anus en aan de groote lippen, donkergekleurd
maculeus exantheem op den rug, papaleus
uitslag aan de buitenzijde der dijen, verharde
liesklieren, eindelijk alopecie. Laatstgenoemd
verschijnsel had zich voor omstreeks 8 weken voor
\'t eerst beginnen te vertoonen, de anderen waren iets
vroeger gekomen. Zij wist niet nauwkeurig aan te geven
wanneer zich de eerste verschijnselen hadden vertoond,
maar zegt alleen dat de symptomen in mond en keel
en aan de genitaliën omstreeks terzelfder tijd waren
opgetreden. Of er een ulcus durum als uitgangspunt
heeft bestaan, is niet uit te maken, maar zeker is het
dat de infectie hier leeds minstens 4 maanden moet

4

-ocr page 62-

hebben bestaan. Overigens is de gezondheidstoestand
goed, de menstruatie geregeld.

Donderdag 19 Januari werd de eerste injectie ge-
daan. Drie en een half grein calomel vapore paratus
werd met eenige droppels glycerine en water goed
afgewreven en op de gewone wijze onder de huid
ingespoten. De gouden canule werd hierbij gebruikt,
omdat deze iets wijder is dan de stalen gewoonlijk
zijn. Het gelukte niet om, even als Scarenzio deed,
de geheele hoeveelheid calomel met anderhalf spuitje
onder de huid te brengen. Het spuitje werd hier
viermaal gevuld, eer de hoeveelheid calomel genoegzaam
geheel ingespoten was. Een half grein ging stellig
verloren, zoodat er omstreeks 3 grein werden inge-
spoten. Als plaats van inspuiting werd de rechter
bovenarm gekozen, en wel de rugzijde. Daar de vrouw
veel hinder in den mond en cle keel had, werd haar
tevens eene mondspoeling uit 4 grein sublimaat op
8 ons water gegeven.

Op het wondje werd een klein compres gelegd,
door een paar slagen van een zwachtel vastgehouden.
De eerste vier dagen was er aan den arm niets te mer-
ken, behalve eene zeer omschrevene, weinig pijnlijke
verharding. Deze nam allengs toe, bereikte de grootte
van een klein duivenei, verweekte in het midden, maar
d e bedekkende huid onderging zeer weinig verandering
Den tienden dag werd het abces geopend, er vloeide
zuivere etter uit, waarin noch bij chemisch noch bij
microscopisch onderzoek een spoor van calomel te

-ocr page 63-

vinden was. Behalve clat het exantheem op den rug
wat lichter van kleur was geworden, en de stomatitis
en angina veel verbeterd waren (toe te schrijven aan
de sublimaat-spoeling), waren alle symptomen volko-
men dezelfde gebleven.

Op dezen dag, 29 Januari, werd eene tweede in-
jectie gedaan, eveneens van 3 grein, in de linker
regio iliaca. \' Op deze tweede inspuiting volgde in
de eerste dagen bijna in het geheel geen reactie.
Het abces aan den arm gaf eenige dagen lang eene
matige hoeveelheid etter en was wel pijnlijk, maar niet
ia hooge mate. Op de plaats, waar de tweede inspuiting
was verricht, ontstond eene zeer langzaam in grootte
toenemende verharding, waarin
na 14 dagen nog geen
verweeking was te bespeuren, Vier en twintig dagen
na de eerste inspuiting was vooreerst de keel gene-
zen, waren de plaques aan de lippen verdwenen, was
liét maculeus uitslag veel bleeker geworden, het pa-
paleuse bijna weggegaan, maar de liesklieren bleven
hard, de tubercula mucosa waren nog geheel onver-
anderd, zelfs waren zij aan de linkerzijde van den
anus in elkander geloopen, en zeer pijnlijk geworden.

Eerst den 19. Februari werd de derde inspuiting
gedaan, 31 dagen na de eerste. De inspuiting ge-
schiedde met dezelfde hoeveelheid in de rechter regio
iliaca. Om de pijnlijkheid der in elkander gevloeide
plaques aan den anus werd eene oplossing van. 1
grein sublimaat op 2 onsen glycerine gegeven. Na
8 dagen was er aan deze zijde een omschreven abces

-ocr page 64-

ontstaan, dat geopend werd en een weinig bloedig
gekleurden etter opleverde, even als de zwelling aan de
linkerzijde, waar intusschen ook ettering was ontstaan.
Ook nu nog, ruim 4 weken na de eerste inspuiting,
waren de verschijnselen aan de genitalia bijna
onveranderd gebleven.

Er werd reeds aan het goed gevolg der kuur ge-
wanhoopt, toen alle nog overgeblevene verschijnselen
op eenmaal schielijk begonnen te verminderen, zoodat
op het einde der maand Februari, zonder dat verder
eenig middel was toegediend, alles wat vroeger nog
zichtbaar was, geheel was verdwenen, alleen kon men
nog de restes van de vlakken op den rug zien. Ook
de alopecie bestond nog. De pijnlijkheid der beide
laatste abcessen was niet groot. De hardheid ver-
dween langzamerheid. Den 15. Maart vertrok de patiënt,
oogenschijnlijk volkomen hersteld. Of dit voor goed
zal zijn, moet de tijd leeren.

-ocr page 65-

BESLUIT.

Wanneer een groot aantal waarnemingen voldoende
om tot een bepaald resultaat te komen, dan mag
men wel. aannemen, dat door Lewin de waarde zij-
ner methode is bewezen. Zelf heeft hij de voor- en
1]adeelen dier methode opgenoemd, en de laatsten op
grond zijner ondervinding bestreden. De tegenwer-
pingen door verschillende geneeskundigen tegen de
onderhuidsche inspuitingen ingebracht, zijn dan ook
weinig afdoende, met uitzondering van eene, wanneer
die namelijk bewezen werd, namelijk de veelvuldig-
heid der recidiven. In dit opzicht staan Lewin en
Sigmund lijnrecht tegen elkander over. Terwijl
Lewin beweert, dat na injecties niet meer dan 31
procent recidiven voorkomen, dus 1 op de 3 geval-
len, en dat na andere behandeliugen, hetzij met kwik
of zonder kwik, het aantal recidiven 80 procent he-

-ocr page 66-

draagt, derhalve 4 op 5, zegt Sigmimd, dat de voor-
cleelen der methode geheel en al opgewogen worden
door het spoedig in het oogloopend ontstaan van
recidiven, anders gezegd de verdere ontwikkeling dei-
ziekte. Wat is hier waarheid? Gelijk dikwijls zal
zij ook hier in het midden liggen. Men moet beken-
nen dat Sigmund vrij onpartijdig de voor- en na-
de el en der subcutane behandeling nagaat, dat hij op
een vrij groot aantal lijders heeft geexperimenteerd,
dat hij toegeeft, dat de injectie hare bepaalde voor-
cleelen bezit, dat zij is eene verrijking van onzen
therapeutischen voorraad, maar dit neemt niet weg,
dat hij, ingenomen met zijne eigene methode, namelijk
de smeerkuur, toch niet op een onpartijdig standpunt
zich kan plaatsen. Wij moeten ook niet voorbijzien,
dat Sigmund wel zegt, dat de recidiven spoedig ple-
gen te ontstaan, maar niet dat zij in zoo bijzoader vele
gevallen voorkomen. Kunnen wij nu de bewering van
Lewin, dat er na de onderhuidsche inspuitingen niet
meer dan 30 procent recidiven voorkomen, als bewe-
zen aannemen? Voorzeker niet. Zoolang wij niet
weten, op welke wijze Lewin tot dit cijfer is geko-
men, beteekent het al zeer weinig. Het zal in Ber-
lijn zeker gaan als op andere plaatsen, er zal name-
lijk onder de publieke vrouwen eene groote mutatie
zijn. Heden zijn die vrouwen hier, morgen elders.
Bij dezen is het onmogelijk eene goede statistiek te
verkrijgen. Maar ook bij anderen is dit het geval.
Met ieder lijder toch, die recidive krijgt, komt weder

-ocr page 67-

DO

onder dezelfde behandeling. Van vele, misschien van
de meeste lijders hoort men later niets meer. Neemt
men nu allen, van wie men niets meer hoort, als
blijvend genezen aan, dan voorzeker zal het aantal
recidiven zoo groot niet wezen. Om eene goede sta-
tistiek te krijgen zoude men een zeker aantal gene-
zenen gedurende geruimen tijd in bet oog moeten
liouden.

Ofschoon het aantal waarnemingeu door mij mede-
gedeeld niet groot is, en daaruit natuurlijk geen ge-
volgtrekkingen zijn te maken, is het toch voldoende
om het bovengezegde te bewijzen. Van verscheidene
patienten toch werd niets gehoord, van de overigen
kregen twee eene lichte recidive, eene derde kwam
na schijnbare genezing nog tweemaal terug.

Maar al wordt nu ook bewezen, dat na het doen
der onderhuiclsche inspuitingen evenveel gevallen van
recidive zullen voorkomen, als na iedere andere kwik-
behandeling, dan blijven toch naar mijne meening de
voordeelen der Lewin\'sche methode zeer groot. Dit is
vooral het geval, wanneer er gevaarlijke verschijnselen
aanwezig zijn, als bv. acute iritis, verder, wanneer
het inwendig gebruik van kwik is tegenaangewezen,
wanneer de toestand der huid de smeerkuur verbiedt.
Niet vergeten mag men ook de gemakkelijke aan-
wendbaarheid der inspuitingen, en de zekerheid in de
aanwending. Eenmaal daags of om den anderen clag,
hoogstens tweemaal per dag. spuit de geneesheer in,
hij doet dit in zeer korten tijd en weet zeker dat de

-ocr page 68-

bepaalde hoeveelheid kwik in liet organisme is ge-
bracht. Bij het doen der inwrijvingen hangt men
geheel van cle bedienden af, bij het inwendig gebruik
van kwik gebeurt het maar al te vaak, dat het mid-
del of niet of slecht wordt ingenomen. Niets van
dit alles bij de inspuitingen.

Kan de pijn, door de injecties dikwerf teweeggebracht,
tegen het genoemde onmiskenbare voordeel opwegen?
Wij gelooven het niet, of liever wij durven die vraag
gerustelijk ontkennend beantwoorden. Gewoonlijk is
de pijn niet hevig, gewoonlijk duurt zij ook niet lang,
en wanneer zij ook al sterk mocht zijn, dan zal plaat-
selijke anaesthesie of eene morphine-injectie voldoende
wezen om haar spoedig te doen bedaren.

Onder cle door mij medegedeelde gevallen, klaagde
slechts één patiënt over hevige pijn, maar aan zijne
klacht was niet veel waarde te hechten, cle meeste
der patientea waren vrouwen en geene van haar
klaagde over langdurige pijn. Onaangename gevolgen
werden in de medegedeelde ziektegevallen niet waar-
genomen; het vierde is merkwaardig door dat de in-
jecties met goed gevolg werden verricht en goed ver-
dragen werden, terwijl het onmogelijk was inwendig
mercurialia te geven.

Gedeeltelijk ook op grond van eigen ondervinding,
grootendeels echter van de ondervinding van anderen,
meen ik te mogen aannemen, dat de nadeelen der
onderhuidsche inspuitingen van weinig beteekenis zijn.
Algemeene verschijnselen ontstaan zeer zelden, plaat-

-ocr page 69-

selijke verschijnselen zijn van weinig- belang, indien
men de inspuitirag behoorlijk doet, op geschikte plaat-
sen en op geschikte wijze. Stomatitis komt wel voor,
maar zeker niet meer dan na behandeling met kwik
inwendig of door de smeerkuur, en dikwijls zelfs is
zij geheel te voorkomen.

De verschijnselen wijken na het doen der inspui-
tingen dikwijls verrassend snel, en een belangrijk
voordeel is het ook nog, dat uitslagen, enz., in de
nabijheid der injectieplaatsen spoediger verdwijnen
dan anders. Lewin neemt als gemiddelde duur der
behandeling 36 dagen aan, Grünfeld daarentegen
93; voorzeker een belangrijk verschil, volgens Grün-
feld waarschijnlijk daaraan toe te schrijven, dat te
Berlijn zoovele lichtere gevallen van syphilis ter
behandeling kwamen. Zijn aantal waarnemingen is
overigens te klein om daaruit eenig gevolg te kunnen
trekken. De gemiddelde duur der behandeling in de
10 door mij medegedeelde gevallen was niet meer
dan 29 dagen, maar ook dit getal is te klein voor
gevolgtrekkingen.

Zullen de injecties altijd helpen? Niemand zeker
is er die dit zou willen beweren. Evenmin als elke
andere behandeling-wijze zijn zij onfeilbaar. Zoo zal
ook niemand beweren, dat zij in eiken vorm van
syphilis passen. Yerharde chankers, plaques muqueu-
ses, tubercula mucosa, de verschillende exanthemata
specifica, angina syphilitica, irïtis, ziedaar de ver-
schijnselen. waartegen kwik in het algemeen het meeste

-ocr page 70-

vermag en waarin ook de inspuiting-en het meest op
hare plaats zullen zijn.

Dat de hoeveelheid kwik bij de inspuitingen zoo-
veel kleiner is, dan wanneer het middel inwendig
wordt genomen, is ook een niet onbelangrijk voordeel
Eindelijk moet ook nog opgemerkt worden, dat er
wel is waar dikwijls en spoedig recidiven ontstaan,
maar dat deze gewoonlijk ook zeer spoedig plegen
te wijken.

Bij al het hierboven gezegde hadden wij bepaald
de sublimaat-inspuitingen op het oog, en wij willen
over de andere ingespoten kwikpraeparaten slechts
met een enkel woord spreken. De waarnemingen
met jodetum hydrargyricum zijn nog zeer gering in
gjetal, maar, indien dit middel, oplosbaar gemaakt
door toevoeging van jodetum kalicum of natricum,
plaatselijk even goed wordt verdragen als sublimaat,
zal de werking daarvan ook met die van sublimaat
Avel gelijk te stellen zijn. Maar wat zal ik zeggen
van de calomel-injectie? Eigen ondervinding ontbreekt
mij hier geheel, het voorzichtigst zal das zijn mij van
een oordeel te onthouden. Dat men aan de waarne-
mingen van Scarenzio en Ricordi geloof mag slaan,
geloof ik wel. De experimenten van Oscar Max
hebben ook bewezen dat syphilis op deze wijze gene-
zen kan worden, ook de waarneming van Prof. van
Goudoever bewijst zulks. Maar toch was het resul-
taat van Max niet zoo gunstig als dat van Sca-
renzio en Ricordi. Zou dit niet daaraan toe te

-ocr page 71-

schrijven zijn, dat de intensiteit der gevallen van
syphilis in zuidelijke landen dikwijls minder groot is
dan in meer noordelijk gelegen streken? Dat de
calomel niet als zoodanig werkt, is wel als bewezen
aan te nemen, waarschijnlijk is de omzetting in su-
blimaat, dat dan langzaam en bij kleine gedeelten
wordt opgenomen. Wanneer men nagaat, dat calomel,
hetzij door omzetting in sublimaat of op andere wijze
oplosbaar moet worden gemaakt, eer het kan werken,
dan zou men vragen, waarom niet liever dadelijk su-
blimaat gebruikt? En in den regel geloof ik dat dit
laatste middel te verkiezen is, met uitzondering van
kinderen en van zeer gevoelige personen, die na de
inspuiting over langdurige pijn klagen en dus erg
tegen iedere inspuiting opzien. Dat zij dit veel min-
der zullen doen tegen de calomel-injecties, waarvan
er niet meer dan 2 of 3 behoeven te worden gedaan,
spreekt wel van zelf. Opmerkelijk is in het geval
van Prof. v. G. het snelle verdwijnen van alle nog
overgeblevene verschijnselen na de derde inspuiting.

Uit al het medegedeelde mogen wij wel het gevolg
trekken, dat de endermatische methode bij de behan-
deling van syphilis eene groote aanwinst is, en dat
hare waarde meer en meer algemeen zal worden
erkend.

Vreemd mag het worden genoemd dat de oorsprong
der inspuitingen, ofschoon nog zeer recent, toch eenig-
zins in het duister ligt. Voor dat Lewin met zijne
injecties begon, had Hebra ze reeds verricht, en ook

-ocr page 72-

Charles Hun ter had er in een geval gebruik van
gemaakt. Of Heb ra zijne waarnemingen bekend heeft
gemaakt, is mij niet bekend, het is mij niet gelukt
ze ergens te vinden. Alleen in het geciteerde werk
van Z_eissl wordt daarvan als ook van Hun ter\'s
observatie kort melding gemaakt. Hoe Lewin er
aan gekomen is om onderhuidsch in te spuiten, zegt
hij niet, vermoedelijk heeft Zeissl hem op het denk-
beeld gebracht, even als dit het geval was met
Scarenzio en Ricordi, die zulks uitdrukkelijk
vermelden, en die reeds vroeger dan Lewin met de
inspuitingen zijn begonnen.

En hiermede neem ik van den Lezer afscheid.
Mocht ik door mijnen arbeid, hoe onvolledig die ook
zijn moge, er iets toe hebben bijgedragen om de
injectie-methode hier en daar meer bekend te maken,
vooral door de inededeeling van hetgeen in verschil-
lende Tijdschriften daaromtrent is medegedeeld, dan
zou ik mij voor myne moeite reeds voldoende beloond
rekenen.

-ocr page 73-

Nerveuse cardialgie is bij vrouwen dikwijls een gevolg van
ziekten der geslachtsdeelen.

2.

Carcinoma en ulcus ventri culi zijn niet altijd voor eene
differentieele diagnose vatbaar.

3.

Bij dyspepsie en cardialgie, als gevolg van ehlorose, doen
de Blaud\'sche pillen, in tijds gegeven, groot nut.

Een karakteristiek verschil tusscken acute miliair-tuberculose
en typhus is het spoedig intreden van cyanose bij de eerste
ziekte.

5.

Het chloralhydraat kan in sommige gevallen de morphine
vervangen.

-ocr page 74-

De hypodérmatische injectie van sublimaat is in vele geval-
len te verkiezen boven de smeerkuur van Sigmund.

7.

Bij retractiele stricturen is de insnijding de beste methode.

8.

I)e punctio hypogastrica verdient dikwijls de voorkeur boven
de punctio reetalis bij retentio urinae.

9.

Gezwellen van vaste consistentie, die zich bij vrouwen na
het
35. jaar in de borstklier ontwikkelen en voortgroeien, zijn
bijna altijd carcinomata.

10.

Bij beklemde breuk moet men de taxis onder chlorofor-
narcose beproeven vóór men tot de operatie overgaat.

11.

Het hechten van diepe wonden na exstirpatie van gezwellen
aan de borst en den rug veroorzaakt dikwijls erysipelas.

12.

Een karakteristiek teeken voor zuivere hypertrophia mammae
is dat zij niet in verzwering overgaat.

-ocr page 75-

13.

De iritis syphilitica is niet altijd te onderscheiden van de
gewone iritis

14.

Bij solutio retinae bestaat de therapie in het vermijden van
congestie naar het hoofd.

15.

De chloroformnarcose vermindert de aanvallen bij eclampsie
gedurende den partus aanmerkelijk.

16.

Bij baarmoederbloedingen na de baring zijn koude omslagen
°P den onderbuik, benevens inspuitingen van koudwater, zeer

aantebe velen.

7.

Het inblazen van lucht in de longen door middel van een
elastieken catheter is wellicht een geschikt middel om schijn-
doode drenkelingen bijtebrengen.

-ocr page 76-