-ocr page 1-

STELLINGEN

TER VERKRIJGING VAN DEN GRAAD
VAÏH

»OCTOi m HET EOMINSCH M HEÜENDAAGSCH EECHT

AAN DE H006E8CE00L TE UTRECHT,

NA MACHTIGING VAS

DEN RECTOR MAGNIFICUS

d*. w. g. brill,

OSWÖffiSf HOOOtRER**« IN OS FACtMTSIT DER 8ESPISQËLENDE WIJS3EÖS<ïf?TE SN LSTTEiWN

MET TOESTEMMING VAN DEN ACADEMISCHEN SENAAT

EN

VOLGENS BESLUIT OER RECHTSGELEERDE FACULTEIT,

TE VERDEDIGEN

op Woeaadag dea 24?ten Mei 1871, te 3 uraa.

oooa

DAVÏD AARNOUD WILLINK,

GEBOREN TE AMSTERDAM.

-ocr page 2-

I
1

-ocr page 3-

STELLINGEN.

i.

Aan hem, aan wien de kudde tengevolge van
zijn vindicatio moet uitgekeerd worden, behoeft de
bezitter de vreemde koppen niet terug te geven.

ii.

De actio quasi Serviana wordt ook aan hem
gegeven , aan wien voor eene natuurlijke verbind-
tenis hypotheek is toegekend.

iii.

Het gebruikleen van een huis bevat niet altijd
eene schenking.

-ocr page 4-

Teregt beweert Arndts dat de culpa van den

eenen correus debendi ook den anderen bezwaart.

V.

De man die verzuimd heeft het gedurende zijne
afwezigheid verwekte kind te ontkennen , kan ter
verkrijging van echtscheiding het overspel zijner
vrouw door dit kind niet bewijzen.

VI.

Het koopmansboek bewijst tegen den niet koop-
man, wanneer de gewoonte van op crediet te
leVeren bewezen is, al is de zaak in geschil noch
in het algemeen bewezen noch erkend.

VII.

De vruchtgebruiker, die een huis gebouwd heeft
op het goed waarvan hij vruchtgebruik heeft,
kan gebruik maken van Art, 658 B. W.

VIII.

De natuurlijke vader heeft geen legitime portie.

-ocr page 5-

Hij jegens wien de schuldenaar uit eene weder-
keerige overeenkomst is in gebreke gebleven, kan
de uitvoering
met schadevergoeding eischen.

X.

De bezitter ter goeder trouw is na het begin
van het proces, wat het gevaar betreft, niet als
bezitter ter kwader trouw te beschouwen.

XI.

Ten onregte besliste de Regtbank te Amsterdam
(15 Sept. 68 Regtsg. Bijblad 1869. bl. 398), dat
de erfgenaam, die onder het voorregt van boedel-
beschrijving heeft aanvaard, niet bevoegd is, zon-
der zijne medeërfgenamen in \'t geding te roepen
een inschuld der nalatenschap voor zijn aandeel
te vorderen.

XII.

De meester is niet verantwoordelijk voor de
schade toegebracht door honden, voor de hoede
zijner schapen gebruikt door den bij hem in dienst
zijnde herder,, aan wien die honden in eigendom
toebehooren.

-ocr page 6-

Tegen de 5 advokaten en mr. Léon is te verde-
digen , dat de vervallenverklaring van den ma-
kelaar volgens Art. 72 W. v. K. door de homo-
logatie van het accoord of de rehabilitatie hare
kracht niet verliest.

XIV.

Hij die daden van koophandel op eigen naam
verrigt voor vreemde rekening zonder provisie, is
niet als commissionair aan te merken.

XV.

De Curators kunnen den schuldeischer van den
failliet, die hen dagvaardt, naar de verificatie
verwijzen.

XVI.

De schuldeischer, die een hypotheek heeft door
eenen correalen schuldenaar gegeven, mag over
het accoord van diens gefailleerden medeschul-
denaar niet stemmen, tenzij en voor zoo verre
hij van de hypotheek afstand doet.

XVII.

De inhoud van Art. 814 W. v. B. regtsv. en
van 188 B. W. is dezelfde,

-ocr page 7-

XVIÏI.

De akte van appèl, beteekend na eene volbrachte
gijzeling gedurende den termijn van appèl van
een vonnis, niet uitvoerbaar bij voorraad, be-
werkt niet dat de schuldenaar voorloopig uit de
gijzeling worde ontslagen.

XIX.

De doodstraf is met regt afgeschaft,

XX.

Wij omhelzen de meening van Wheaton in
geschillen van prijzen en buit (international law
IV cap. 4 § 5): »But the better opinion seems to
be, that wherever a capture takes place at sea
after the signature of the treaty of peace, mere
ignorance of the fact wile not protect the captor
from civil responsibility in damages and that
if he acted in good faith, his own government,
must protect him and save him harmless."

XXI.

Teregt leeren Benjamin Constant en Rossi dat
de lijdelijke gehoorzaamheid zelfs bij den soldaat
niet onbepaald als strafopheffingsgrond toe te
laten is.

-ocr page 8-

Tegen hem, die een zelfmoordenaar bijstand
verleent, moest een straf bepaald zijn,

XXIII.

Hij die het gevondene voorwerp weigert terug
te geven, begaat geen diefstal.

XXIV.

De woorden autres objets in art. 257 G. P. zijn
niet te beperken uit het opschrift dégradation des
monuments.

XXV.

Van goederen in de doode hand mag een quasi
successieregt geheven worden.

XXVI.

Een progressief successieregt is af te keuren.

XXVII.

Een tijdelijk copijregt is aan te bevelen.

XXVIII.

Teregt moeten de kermissen worden afgeschaft»