TER VERKRIJGING VAN DEN GRAAD
TAN
DOCTOR. IN HST RQMEINSCH EN HEDENDAAGSCH RECHT,
AAN DE
HOOGESCHOOL TE UTRECHT,
NA MACHTIGING VAN DEN RECTOR MAGNIFICUS
Dr. W. Gr. BRILL,
Gewoon Hoogleeraar in de Faculteit der Bespiegelende Wijsbegeerte en Lettere«,
MET TOESTEMMING VAN DEN ACADEMISCHEN SENAAT
EN
VOLGENS BESLUIT DER RECHTSGELEERDE FACULTEIT,
TE VERDEDIGEN
Op Zaterdag den lste" Juli 1871, te 1 ure,
DOOR
THEODORUS WALLER,
GEBOREN TE UTEECHT.
UTRECHT,
YAN DEE POST.
1871.
gedeukt bij g. a. van hopten, te utrecht.
-ocr page 3-STELLING-EN.
I.
Ten onrechte beweert windscheid § 157 noot 4, dat
de depositaris door de eenvoudige verklaring van zijnen
wil, het hem vertrouwde goed voor zich te willen bezit-
ten, het bezit dezer zaak verkrijgt.
Verbod van vervreemding belet verjaring.
Ten onrechte beweert hedemann: »Ervverb und Schutz
der Servituten nach römischem Recht", dat het veeljarige,
van gebreken vrije bezit, slechts een vermoeden voor het
bestaan der dienstbaarheid daarstelt, maar den eigenaar-
niet belet de vrijheid van zijn erf te bewijzen.
Wanneer de moeder, na het overlijden van haren echt-
genoot, geen voogdes is over hare kinderen, is het domi-
cilie van deze minderjarigen bij den voogd.
V.
De wettelijke gemeenschap in ons wetboek ingesteld is
te verkiezen boven die van het Fransche recht.
VI.
Terecht zegt Mr. p. van wessem (Themis 2e Verz. Deel
XIII) dat de wet de benoeming van één voogd over ieder
der minderjarige broeders en zusters niet verbiedt.
VIL
Minderjarigen bij brieven van den Hoogen Raad meer-
derjarig verklaard kannen lot uitvoerders eener uiterste
wilsbeschikking benoemd worden.
VIII.
Indien de vader aan zijn minderjarig kind eene schen-
king wil doen zal deze schenking door een curator ad
boe moeten worden aanvaard.
De bepaling van art. 1638 B. W. is af te keuren en
behoort te worden afgeschaft.
X.
Het woord »aannemingen" in art. 4 n°. 4 W. v. K.
heeft alleen betrekking tot het bouwen, herstellen en uit-
rusten van schepen.
XI.
Een koopman is niet verplicht de door zijne schuld-
eischers op hein getrokken wisselbrieven te accepteeren.
XII.
De curator heeft hel recht de telegrammen aan den
gefailleerde te openen.
De betaling van opeischbare schulden ter bedriegelijke
verkorting van de rechten der schuldeischers geschiedt,
valt onder hel hereik van art. 777 W. v. K.
De rechter is gehouden de verliezende partij in de
kosten te veroordeelen, al wordt zulks door de tegen-
partij niet geëischt.
Welverre van den lijfsdwang afteschaffen moest deze
worden uitgebreid.
XVI.
Het kosteloos procedeeren is in het Wetboek van Bur-
gerlijke Rechtsvordering niet goed geregeld.
Ten onrechte wordt in art. 62 G. P. de heler als mede-
plichtige beschouwd.
XVIII.
De verklaring overeenkomstig art. 661 n°. 7, Burg.
Rechtsv. afgelegd is niet eene getuigenis in den zin van
art. nm C. P.
Hel oplichten of wegvoeren van personen, die ouder
dan 21 jaar zijn, kan ook thans nog bij ons straffeloos
geschieden.
XX.
De onderscheiding in overtreding, wanbedrijf en mis-
daad mag niet afhangen van de op de feiten gestelde
straf, maar van den aard der strafbare handelingen.
XXI.
Bij voorzieningen in cassatie in strafzaken heeft de
advocaat van den beklaagde of beschuldigde het recht
niet, om ter terechtzitting van den Hoogen Raad te ant-
woorden op de voordracht van het openbaar Ministerie
bij dat collegie.
XXIL
Terecht oordeelt Mr. j. t. buijs (Bijdr. tot de kennis
van het Staats-, Provinciaal- en Gemeentebestuur in Ne-
derland, Deel XVII) dat het adres der Staten van Gro-
ningen om te petitioneeren tot vermindering\' der uitgaven
voor \'s lands verdediging niet ongrondwettig was.
De Staatsloterij is een niet aftekeuren middel van Staats-
inkomsten.
XXIY.
Bij het bouwen van arbeiderswoningen is het cottage-
systeem boven het kazernesysteem te verkiezen.
XXV.
Het beginsel, volgens hetwelk aan bedeelden van het
burgerlijk armbestuur de verplichting wordt opgelegd om
hunne kinderen naar de openbare scholen te zenden is
goed te keuren.
XXVI.
De beperking van den eigendom voortspruitende uit de
artt. 28, 30 en 31 der Wet houdende bepalingen omtrent
het gebruik der spoorwegen van 21 Augustus 1859 (Stbl.
n°. 98) is eene heimelijke onteigening, die zeer is afte-
keuren.