-ocr page 1-

STELLINGEN

tee verkrijging van den graai) van

DOCTOR II HET ROHM IHIIIMMH RECHT

aan de hoogeschool te utrecht

na machtiging van den rector magnificus

dvw. g. brilt,,

GEWOON HOOGLBEEAAR IN DE FACULTEIT DER BESPIEGELENDE WIJSBEGEERTE EN LETTEREN,

met toestemming van den academischen senaat

en

VOLGENS BESLUIT DER RECHTSGELEERDE FACULTEIT,
TE VERDEDIGEN
op Vrijdag, den. 34sten ISTovemtoer 1871, te 3 uren,

door

EDUARD ALEXA1ER FR1ÉRIK THOMAS,

geboren te ede.

utrecht,
A. J. VAN HUFFEL.
1871.

-ocr page 2-
-ocr page 3-

STELLINGEN,

i.

De verhuurder van een huis heeft naar Rom.
recht een pandrecht op den inboedel des onder-
huurders,

II.

Ten onregte zegt Puchta (Vorlesungen § 302) :
die Uebernahme der Culpa anderer, geschieht
stillschweigend, wenn sich jemand zu einem
Geschäft vermiethet, zu welchem er Gehülfen
zuzieht.

-ocr page 4-

Wanneer na de ingebreke-stelling, de ver-
schuldigde zaak door een toeval is vergaan, dat
haar ook bij den schuldeischer zou getroffen
hebben , is de schuldenaar slechts dan van de
verpligting tot levering bevrijd, wanneer hij be-
wijst , dat de schuldeischer bij regttijdige levering
haar niet vervreemd zou hebben.

IV.

Onjuist is de conjectuur van Puchta, (Pan-
decten § 278 noot d): dat in 1. 5 § 10 D de
Instit. act. XIV, 3 imperarm in plaats van
imperare£ zou moeten gelezen worden; even-
min kunnen wij ons vereenigen met de meening
van
Vangerow , die de verantwoordelijkheid van
den meester voor den ontrouwen leerling af-
hankelijk stelt van de vraag, of de derde als
procurator of als institor gehandeld heeft.

V.

Scheiding van tafel en bed, op gemeenschap-
pelijk verzoek der echtgenooten, kan niet worden
toegestaan, zonder dat de regter eenig onderzoek
doe, naar het bestaan van voldoende redenen
voor die scheiding.

-ocr page 5-

Echtscheiding op grond van overspel der vrouw-
kan niet worden uitgesproken, wanneer het kind
gedurende de afwezigheid des mans verwekt en
welks bestaan als bewijs van dat overspel wordt
aangevoerd, niet tijdig door den man is ontkend.

VII.

De legataris heeft een persoonlijke, geen zake-
lijke regtsvordering.

VUL

Hij die de zaak gestolen heeft en bij wien
ze door toeval vergaan is, wordt door het be-
wijs dat het onvoorzien toeval ook den eigenaar
zou getroffen hebben, niet bevrijd van de ver-
pligting om de waarde te vergoeden.

IX.

De acceptatie eens wissels door den betrokkene,
bewerkt geene schuldvernieuwing.

-ocr page 6-

De houder van een\' wisselbrief, die weigert
de betaling ter eere aan te nemen, verliest
daardoor zijne actie niet,

XI.

Het eenvoudig bijvoegen van het woord adsig-
natie, in een geschrift, dat wat den vorm aan-
gaat geheel het kenmerk van den wissel draagt,
kan zulk een geschrift niet tot een adsignatie
maken.

XII.

Een obligatie aan order, op termijnen te vol-
doen, waarbij tevens renten bepaald worden,
strijdt niet met het begrip van orderbillet.

XIII.

Wanneer het kassierspapier zonder dagteeke-
ning is uitgegeven, moet de houder bewijzen
dat de termijn van art. 222 W. v. Kooph, nog
niet verstreken is.

-ocr page 7-

Ook dan, wanneer de bevrachter van zijn\'
onwil tot laden heeft doen blijken, blijft de som-
matie van art. 464 W. v. Kooph. een vereischte.

XV.

Alinea 3 van art. 464 is niet van toepassing
voor het geval, waarvan in het volgend art.
gesproken wordt.

XVI.

De dagvaarding van twee personen tot eene
alternatieve condemnatie, is niet in strijd met
het beginsel van duidelijkheid en bepaaldheid
der conclusie, art. 5 n°. 3, W. v. B. Regtsv.

XVII.

Art. 345 C. P. is niet van toepassing op
doodgeborenen,

XVIII.

De straf van hem, die een openbaar ambte-
naar, onwettig te werk gaande, doodt, kan
krachtens art. 321 C. P. verminderd worden.

-ocr page 8-

De bevoegde geneeskundige, die bij een certi-
ficaat valschelijk iemand krankzinnig verklaart,
moet gestraft worden volgens art. 162 C. P*

XX.

Het beginsel van het Reglement van krijgstucht
van 29 Junij 1799, dat militairen, alleen ter
zake van delicta propria aan de militaire juris-
dictie onderworpen zijn, verdient den voorkeur
boven het thans geldende stelsel.

XXI.

Na sluiting der zittingen van de Staten-Generaal
kan in gemeen overleg van de Regeering en de
Staten-Generaal, het onderzoek der vóór de
sluiting aanhangige voorstellen, voortgezet
worden.

XXII.

Leeningen a pari aan te gaan tegen hoogere
renten, is voor den Staat voordeeliger, dan die
beneden pari tegen de gewone renten.

-ocr page 9-

xxiii.

Alhoewel het niet raadzaam is, dat de Staat
bij nijverheids-ondernemingen zelf handelende
optreedt, verdient toch de aanleg van spoor-
wegen door den Staat, den voorkeur boven den
aanleg door bijzondere personen,

xxiv.

De verdeeling van den grond in uitgestrekte
landgoederen, is voor de algemeene welvaart
nadeeliger dan de versnippering van den grond.

-ocr page 10-