-ocr page 1-

OVER DE

SNELHEID VAN HET GELUID

BIJ VOORTPLANTING IN DE LUCHT.

-ocr page 2- -ocr page 3-

OVER IDE

SNELHEID VAN HET GELUID

BIJ VOORTPLANTING IN DE LUCHT.

ACADEMISCH PROEFSCHRIFT,

NA MACHTIGING VAN DEN RECTOR MAGNIFICUS

JD^ CL BRILL,

GEWOON HOOGLEERAAR IN DE FACULTEIT DEK LETTEREN EN WIJSBEGEERTE ,

MET TOESTEMMING VAN DEN ACADEMISCHEN SENAAT
volgens besluit van de wis- en natuurk. faculteit

TER VERKRIJGING VAN DEN GRAAD VAN

Dnrte in h m Jtotmtrtanife t

AAN DE HOOGESCHOOL TE UTRECHT,

TE VERDEDIGEN

op Vrijdag den 16» Juni 1871, des namiddags te 2 uren,

DOOR

HENDRIK JAN BINK,

civiel-ingenieur,

:eboren te Tiel.

t I e l ,
"V-A-Isr LOON.

18 7 1.

-ocr page 4-

-

-ocr page 5-
-ocr page 6-
-ocr page 7-

INHOUD.

Blz,

Inleiding ....................1

Hoofdstuk I...................5

Theorie omtrent de snelheid van het Geluid.
§ 1. Theorie van Newton en pogingen om de door hem
gevonden theoretische snelheid met de werkelijke te doen

overeenstemmen.................5

§ 2. Overzicht en beoordeeling der voornaamste andere
theorien....................26

a. Theorie van Challis...........26

b. Theorie van Potter............48

c. Theorie van Earnshaw ..............52

d. Theorie van Duhamel..........62

e. Theorie van Moon............69

§ 3, De snelheid van het Geluid in verband met de nieuwe

beschouwingen omtrent den aard der gassen......72

Hoofdstuk II .......................77

Experimentele bepalingen van de snelheid van het Geluid.

§ 1. Oudere bepalingen ..............78

§ 2. Waarnemingen van Regnault en Le Roux . . .102

§ 3. Methode van Bosscha . ........... 127

Stellingen 133

-ocr page 8-

ERRATA.

Pag. 14 regel 8 v. b. slant : lees :

ax ax

18 3

d\'oj d2cp

" dy2\' " dy*

28 „ 4 v. o. „   „

31 „ 7 v. b. „ den, „ vinden.

on , f dcP f d(f>

61 „ 6 en 15 „ „ e Kt, „ eKt.

„ „ 15 „ „ Ca 2r—c\'cc—2r, „ Ca^-C\'a—^.

-ocr page 9-

INLEIDING.

In de volgende bladzijden, stel ik mij voor een
onderwerp te behandelen , dat ten allen tijde de aan-
dacht van mathematici en physici tot zich getrokken
heeft. Gelijk de titel aanduidt, betreft het de snelheid
waarmede het geluid zich in de lucht voortplant.

Door Newton het eerst aan eene mathematische
behandeling onderworpen, is de theorie betreffende de
wijze, waarop zich luchtbewegingen voortplanten, door
Euler en La Grange aanmerkelijk verbeterd en
uitgebreid: maar ook de physici waren niet achterge-
bleven en vooral de Fransche Academici hadden zich
met eene nauwkeurige bepaling van de snelheid van
het geluid in de lucht bezig gehouden.

Eene overeenstemming tusschen de op beide wijzen
gevonden waarden bestond echter in geenen deele: de
experimenteel gevondene overtrof de theoretisch bepaalde
met ruim één zesde. Het was aan La Place voor-
behouden, in warmtewerkingen die de geluidsbewegin-

1

-ocr page 10-

gen der lucht vergezellen, en die tot dusverre buiten
beschouwing waren gelaten, de oorzaak van dit ver-
schil aan te wijzen.

Poisson heeft bij zijne analytische behandeling
van ons vraagstuk, van dit denkbeeld partij getrokken
en aldus eene theoretische waarde verkregen, die vrij
nauwkeurig met de werkelijke overeenkwam, \'t Was
er echter verre van, dat deze door La Place
bedachte correctie, geen tegenspraak zou ontmoeten.
Yooral waren het Engelsche mathematici, die hunne
bedenkingen inbrachten en nieuwe theoriën aanvoer-
den , die ook waarden voor de geluidssnelheid ople-
verden, welke weinig van de door de physici gevon-
dene verschilden.

De mechanische warmtetheorie echter, heeft de
begrippen, omtrent den aard der gassen geheel gewij-
zigd : eene nieuwe behandeling en verklaring der ver-
schijnselen die zich in de lucht voordoen, was dus
noodzakelijk. Voor hoevele zaken dit ook reeds
geschied
zij, met de bewegingen der lucht, die het
geluid voortplanten is dit tot nog toe niet het geval
gewreest. Het bizonder raoeijelijke van dit vraagstuk
zal wel de oorzaak hiervan zijn,

In het eerste gedeelte dezer dissertatie wil ik een
overzicht geven van de verschillende over dit order-
werp gemaakte theoriën en deze aan eene nauwkeu-
rige kritiek onderwerpen. Daartoe zal allereerst de
formule van Newton met de correctie van La Place
besproken worden; vervolgens zullen wij de voornaam •
ste andere theoriën behandelen, om eindelijk de snel-
heid van het geluid in verband met de mechanische
warmtetheorie te beschouwen.

-ocr page 11-

Uiterst talrijk zijn de personen , die zicli met eene
experimentele bepaling van de snelheid van het geluid
hebben beziggehouden, doch niettegenstaande er bijna
geen gebied der physica is aan te wijzen dat zoo veel-
vuldig is onderzocht, bestonden tot vóór korten tijd
weinig bepalingen, die op hooge nauwkeurigheid kon-
den aanspraak maken. De uitgebreide reeks van waar-
nemingen door Regnault in de de laatste jaren ver-
richt, heeft in deze leemte voorzien.

Even als wij in ons eerste gedeelte ons bezig hou-
den met de theoretische waarde der geluidssnelheid,
willen wij het in ons tweede met de experimentele
doen. Wij zullen een overzicht geven der genomene
proeven en daarbij de nauwkeurigheid der verschillende
uitkomsten beoordeelen, om eindelijk te geraken tot
de meest waarschijnlijke waarde voor de snelheid waar-
mede het geluid zich in de lucht voortplant.

Nieuwe feiten worden alzoo hier niet vermeld: wij
meenden echter een niet geheel nutteloos werk te ver-
richten , wanneer wij al wat in betrekking tot dit
onderwerp is verricht met elkaar in verband brachten,
om daardoor tot eene juiste kennis te geraken van
wat op dit gebied nog te doen overig blijft.

>>

\\

-ocr page 12-

[jï

y

n

!
L

" ....... \' \'

-ocr page 13-

EERSTE HOOFDSTUK.

Theorie omtrent de snelheid van het Geluid.

§ 1. Theorie van Newton en pogingen om de door hein
gevondene theoretische snelheid met de werkeljjke te
doen overeenstemmen.

\'t Wordt tegenwoordig algemeen erkend, dat Newton
het eerst juiste begrippen omtrent de golvende bewe-
ging der lucht, die wrij als oorzaak van het geluid
beschouwen, heeft bekend gemaakt. Wij vinden die in
zijne merkwaardige
Pliil. Nat. Principia Mathem. Liber
II Propositio
47—50 uiteengezet.

De weg, dien hg hierbij inslaat is niet de analy-
tische, waarvan ongetwijfeld het meeste zou te ver-
wachten geweest zijn, doch de synthetische, die hem
tot eene beperkte en onvolledige oplossing leidt. Ziet
hier, hoe hij te werk gaat.

Fig- 1.

A B, B C enz. stellen de lengte der golven voor,

-ocr page 14-

waarmee het geluid zich in de richting A C voortplant.
De lucht wordt gedacht te bestaan uit deeltjes, welke
trillingen volbrengen, waarvan
E en e, F en /", G
en g uiterste standen voorstellen: op zeker oogenblik
bevinden die deeltjes zich in de tusschen gelegen plaat-
sen
cp en /.

Het geluid plant zich over eene golflengte B C voort,
in den tijd dat ieder deeltje eene geheele trilling vol-
brengt. Newton neemt nu aan, dat die trillingen
geschieden naar dezelfde wetten als een slinger bij
zijne schommelingen volgt. De gevolgen hiervan wor-
den onderzocht. Daartoe wordt op een lijn PS, gelijk
aan den afstand
E e, Ff of Gg tusschen de uiterste
standen der luchtdeeltjes een cirkel beschreven: PL
wordt gelijk Et genomen, en uit
L de loodlijn LH

op P S opgericht: stelt nu de
gansche omtrek den tijd voor,
noodig voor de gansche trilling
van
E naar e en terug, dan is
P II de maat voor den tijd,
benoodigd voor de beweging van

Fig. 2.

E naar f. Eindelijk worden op den cirkelomtrek de
bogen Hl en IK genomen, die tot den geheelen
omtrek staan als
E F en F G tot B C. Stelt dus
de geheele cirkelomtrek den tijd voor, waarin het
geluid zich over
B C voortplant, dan zijn Hl en
I K de tijden waarin het van E in F en van F in G
komt, en daar de luchtdeeltjes zich op hetzelfde oogen-
blik in f, qp en / bevinden, stellen
PI en P K de
tijden voor, noodig voor de beweging der luchtdeeltjes
van
F naar cp en van G naar y. Derhalve is ook
PM—Fep en PN=Gy. Wij hebben nu:

-ocr page 15-

ty — EG Gy — Et — EG-\\-PN — P L~E G LN en
LN : KH= IM : OP ; KH : EG=r 2n. OP : BC,

waaruit

rT 2tt. im „ „ im „„ . bc xr

LN =■ fi/, .EG = -ijr -EG. als — =V

B C V 2rr

gesteld wordt. Dus:

,y.K,rv

V \' V— HL
1 1

Is P de drukking in F en n die in cp, dan is, daar
de drukkingen omgekeerd evenredig zijn met de volumina,

p-n=-l: 1 - 1. : 1

EG er ~~ V V — 1M

Zijn n\' en n\' de drukkingen in t en / dan is
eveneens,

P : n\' 1 1

eu p : n"

V \' V—KN\'

Het deeltje in cp wordt bewogen door het verschil
in drukking aan weêrszijden van dit deeltje, door
Tt\' — n" derhalve, en

u\' — n"=.~ihl — en)

(bij benadering, daar HL en KN zeer klein zijn ten

opzichte van F) doch HL — KN — ^^X OM dus

\' >\'-P HK OM

tl - tc - yr . -jyp , um.

De kracht, die het deeltje in qp in beweging brengt,

-ocr page 16-

is dus evenredig met den afstand, waarop dat deeltje
zich bevindt van het midden der uiterste standen.

Het blijkt dus, dat door aan te nemen , dat de lucht-
deeltjes zich als een slinger bewegen, er voor de kracht
waarmede deze beweging geschiedt, juist eene zelfde
uitdrukking verkregen wordt, als bij de slingerbewe-
ging. De juistheid van Newton\'s onderstelling wordt
hierdoor bevestigd.

In Propositio 49 wordt met behulp van het hier
gevondene de snelheid van het geluid bepaald.

Daartoe vergelijkt Newton drie slingertijden:

1°. dien van een slinger, waarvan de lengte gelijk
is aan de hoogte van den homogeen gedachte atmos-
feer: is
d de dichtheid en P de drukking, dan is
P

—— = A die hoogte. De slinger wordt verondersteld

cl

door de zwaartekracht bewogen te worden.

Bij den 2en en 3n slinger denken wij ons dat de
luchthoeveelheid
E G slingerende bewogen wrordt: bij
den
2a door het eigen gewicht, bij den 3n door het
verschil in druk aan weêrszijden van het deeltje even-
als zulks bij de voortplanting van het geluid geschiedt.
In beide gevallen is de lengte van den slinger gelijk
OP, de halve afstand waarover de luchtdeeltjes zich
bij hunne trillingen bewegen.

Bij een cycloidalen slinger is nu de lengte van den
slinger, gelijk aan de helft van de cycloide, die be-
schreven wordt. De slingertijd van den derden slinger
is dus gelijk aan den tijd, dien een luchtdeeltje bij de
voortplanting van het geluid voor eene trilling behoeft.

Zijn de drie bedoelde slingertijden 2", t en r dan
is, daar de beide eerste slingers door krachten, die

-ocr page 17-

dezelfde versnelling hebben (nl. die der zwaartekracht)
bewogen worden:

T : t—V J: VUP.

Maar omdat de beide laatste slingers dezelfde lengte
hebben, zijn hunne slingertijden omgekeerd evenredig
met de krachten, waardoor zij in beweging gebracht
worden. Bij den 2n slinger is die kracht het gewicht
van de luchthoeveelheid
E G, dus EGxd; bij den

P

laatsten, blijkens het vorige — . H K, dus

VT-

t : r—\\/ HK : ^EG.d,
en

T: r= . IIK : V OPxEGXdi

doch omdat P = A . d en E G : HK = V: O P,
T :
r — A : V,

1 /~A 2tt V

maar T—2n \\/ —, dus r= .__• Doch m den

v g VA.g

tijd r plant het geluid zich voort over een weg

B G zz- 2n F, derhalve in de eenheid van tijd over den

weg \\/ Ag — j^/ , welke uitdrukking alzoo de

snelheid van het geluid voorstelt.

In de volgende Propositio merkt Newton nog
drie zaken ten opzigte der geluidssnelheid op:

1°, dat er geen rekening gehouden is van het volume
der luchtdeeltjes, in welke het geluid zich oogenblik-

kelijk voortplant — is de diameter dier deeltjes &

-ocr page 18-

van de tusschenruimten, dan behoort de waarde van

—— met JL < vermeerderd te worden, waar-
d 8 a 9

door zij met de experimenteel gevondene overeenstemt.

2°. wordt opgemerkt dat de waterdamp, die in de
lucht aanwezig is, invloed zal uitoefenen; in \'t alge-
meen meent Newton dat deze in hooge mate de
bedoelde snelheid doet toenemen.

3°. eindelijk noemt hij den invloed van de tempe-
ratuur, in zooverre hij vermeldt dat de geluidssnelheid
in den zomer grooter is, dan in den winter, daar de
dichtheid zomer\'s kleiner is.

Terecht wordt deze behandelingswijze van Newton,
door Laplace „un monument de son génie" genoemd,
want hoe onvolledig deze ook zijn moge, het kan niet
ontkend worden dat de latere analytische beschouwin-
gen dezelfde uitdrukking als de Newtonsche geluids-
snelheid hebben opgeleverd en dat deze nog de grond-
slag blijft uitmaken waarop verbeteringen en uitbrei-
dingen der theorie worden gevestigd.

Euler en La Grange zijn \'t vervolgens geweest,
die het vraagstuk, omtrent de voortplanting van het
geluid, analytisch behandeld hebben, daarbij voor de
eerste maal op vraagstukken van mechanischen aard,
partiele differentiaalvergelijkingen toepassende. Voor
het integreren dezer vergelijkingen was de onderstel-
ling noodzakelijk, dat de bewegingen der luchtdeeltjes
uiterst gering zijn.

Deze verhandelingen, hoewel voor de mathematische
analyse van het hoogste gewicht, hebben omtrent de
snelheid van het geluid geen ander resultaat opge-
leverd, dan dat reeds door Newton gevonden was.

-ocr page 19-

Alleen zij nog opgemerkt, dat Euler de afwijking
der theoretische geluidssnelheid van de werkelijke aan
de onjuiste onderstelling toeschrijft, dat de bewegin-
gen der deeltjes uiterst klein zijn, terwijl La Grrange
meent, dat wanneer de gassen niet de wet van Mari-
otte volgden, doch zulk eene, waarbij de drukking
in sterker mate dan de dichtheid toenam, de theore-
tische snelheid met de experimentele overeen te bren-
gen zou zijn. Hij voegt er evenwel zelf bij, dat deze
aanname onjuist zoude zijn, daar alle proeven er op
wijzen dat drukking en dichtheid in dezelfde mate
veranderen.

Hij, die, na Euler en La Grange het meest
bijgedragen heeft tot uitbreiding der theorie van het
geluid en tot het in overeenstemming brengen der
beide waarden, die theorie en experiment voor de
voortplantingssnelheid aangaven, is ongetwijfeld Pois-
son. In zijne verhandeling
„Mémoire sur la théorie
du son\'\\ (Journal de VEcole Volylechnique Tome VII)
leidt hij op de meest algemeene wijze uit de wetten
der hydrodynamica de theorie van het geluid af,
waarbij hij zich niet beperkt tot het geval dat de
bewegingen der deeltjes uiterst gering zijn, maar
door uitbreiding der integratiemethoden tevens de
oplossing aanwijst van het meer algemeene geval.
Vooral daarom ook is deze verhandeling merkwaardig,
omdat hierbij voor het eerst de door Laplace
(Gil-
deri\'s Annal. XVIII)
uitgedachte hypothese omtrent
de oorzaak van het verschil der beide geluidssnelheden,
in mathematischen vorm werd gebracht.

Zien wij vóór wij tot het uiteenzetten der verhan-
deling van Pois son overgaan, waarin deze hypothese

-ocr page 20-

bestaat. L a p 1 a c e merkte op, dat bij plotselinge veran-
dering van volume bij gassen tegelijkertijd eene ver-
andering van temperatuur intreedt; daar nu bij de
voortplanting van \'t geluid zeer snel elkaar opvol-
gende verdichtingen en verdunningen plaats vinden,
zou hierin een oorzaak gelegen zijn, die de verhou-
ding van drukking en dichtheid vergrootte en alzoo
juist die correctie deed ontstaan, welke door La
Grange genoemd, maar ook als ongerijmd verwor-
pen was. Poisson nu voerde deze correctie bij
zijne beschouwingen in, door aan te nemen dat be-
doelde temperatuursveranderingen evenredig zijn aan
de volumeveranderingen, waartoe hij, uithoofde van
de geringheid dier veranderingen meende gerechtigd
te zijn.

Denken wij ons een gasmassa bestaande uit deelt-
jes, waarop verschillende krachten werkzaam zijn,
dan zullen we volkomen bekend zijn met den toestand
dier massa, wanneer we op elk oogenblik in ieder punt
de composanten der snelheid, de dichtheid en de druk-
king kennen.

Zijn die composanten der snelheid u, v, w; de
dichtheid
q en de drukking p; deze grootheden hangen
af van de coordinaten van het punt en van den tijd,
waarop zij betrekking hebben: zij zijn dus functiën
van
x, y, z, t. Zijn X, Y, Z, de composanten der
krachten, die op het punt
y, z,) werken; u\\ v\\
w\' de composanten der versnelling, die dat punt
heeft, dan is volgens het principe van d\' Alembert:

-ocr page 21-

_du du dx du dy du dz ^ ^

6n U dl dx\' dt~^dy\' dl dz dl ° \' aal

dx dy dz

dt=U; dï = V\' dï = W1S>

(1)
(2)
(3)

:

du

du

du

du

U —

4- u

dx

V

dy

dv

dv

dv

dv

v\' =

dt

U

dx

V

dy

= wdF\'

dw

dw

dw

dw

w\' —

~dt

-t- u

dx

v

dy

w T.

di

evenzoo is

en

Deze waarden in onze eerste vergelijkingen substi-
tuerende, is:

v-/n I s-t/1 i sJ i i W/i/ \\

dp

du

— u

du

dx

du

— w

du

dx

dy

dz

dp

f Y

dv

— u

dv

dx

dv

— w

dv

dy

=zo 1

V5 -

~dt

dy

dz,

dp

dz

dw
~dt

— u

dw
dx

dw
dy

— w

div

dz -

Eene vierde vergelijking wordt verkregen door op
te merken dat de drukking eene functie is van de
dichtheid:

P — 9 (<?)• _ (4)

Eindelijk wordt eene laatste vergelijking verkregen
door de dichtheidsveranderingen in verband met de
composanten der snelheid te beschouwen.

Nemen we nl. een elementair paralellopipedum, waar-
van de ribben
dx, dy dz zijn, en beschouwen we de
drie paren evenwijdige zijvlakken. Door het eene
zijvlak, dat loodrecht is op de richting der x, zal in

-ocr page 22-

den tijd dt een massa lucht gaan ~q. u dy.dz dt
doch door het daarmede evenwijdige zijvlak een massa

~dx d®) (M ^ ) dz\' ^

zal derhalve door de beweging in de richting der x
de massa lucht in het paralelopipedum verminderd
worden met:

i 0 lx dx ) (M Tx dx ) ~~ Q U J dy\' Ch\' dL ~

/dg du \\ . , , d.(.u.) , , , fl
\\ dx~^^\'dx) — —— dx. dy dz. dt

Evenzoo zullen wij vinden voor de vermindering
door de beweging in de richting der
y en der z, res-
pectievelijk :

d dx. dy. dz. dt en d Wdx. dy. dz. dt.
dy * dz J

De gansche vermindering in den tijd dt bedraagt dus:
i^ï *JZ*>  dx. dy. dz. dL

ClOC VLIJ CIZ> J

Deelen wij deze uitdrukking door dx dy. dz. den
inhoud van het paralellopipedum, dan hebben wij
daarin de negatieve dichtheidsvermeerdering in den tijd
dt. Derhalve is onze vijfde vergelijking:

d\'l d ((o.u) d (Q.v) d (o. w) __ Q
dl dx dy dz

Deze vijf vergelijkingen geïntegreerd zijnde bepalen ,
M, v, «/,
q en p in functie van x, y, z, t.

Zij laten zich echter belangrijk vereenvoudigen in
de onderstelling dat,

-ocr page 23-

X dx - - Y dy -b Z dz en
u dx vdy wdz
totale differentialen ten opzichte van x,y, en z zijn,
van functiën
P en Q, zoodat

Xdx -r Y dy Z dz = dP
en li dx vdy ivdz — dQ.
Vermenigvuldigen we nl. de vergelijkingen (1), (2)
en (3) respeciievelijk met
dx, dy en dz en tellen wij
ze daarna op , dan is :

dx-1- dy 4- ^f- dz — p (X dx Y dy Z dz) —
dx dy dz x y

/du , du 1 dw 7 \\ fdu , dv , dw , \\

\\ttdx dtdy -dtdzru dxdzr

(dw , du ? dw , \\ / du du , dw _ \\
v[ — dx ~r~dy
t dz J — w{ —dx-\\- - dy-\\- —rdz h
Vdy dy dy / \\c/z dz \'\' dz \'

dp dp dp
maar -r- dx -7— dy H—— dz — dn ■

dx dy dz \'

i/h 7 du _ dw , . , , , , dep

jld* j[dy ttdz=yl{udx vdy wdz)=d~,

fdu , du , dw . \\ cl , , .

U \\dx dx ^ dx ) ~n ^ Wc\'z)==

dep dep_ 1 ^ / \'i<jp\\2.

-ocr page 24-

Onze vergelijking wordt dus:

, dep 1 ,/(iep" dep2 d<y \\

dp = qdp-qd-dt--d{^
of geïntegreerd

p_ [dp_ch W

J O ~dt 2 \\ da? dy1 ^ dz\'j\' K }

Passen we deze algemeene vergelijking toe, op de
beweging, die bij de voortplanting van liet geluid
plaats heeft, dan kan eerstens
P~o zijn, daar wij
van de werking der zwaartekracht, de eenige, die
hier aanwezig is, mogen afzien: wanneer wij verder
veronderstellen dat de snelheid der deeltjes uiterst

. , , /<v dep3 dep"2 \\
gering is, dan kan ook de term y^y ^r J

weggelaten worden. Wij hebben alzoo

/

dp dep
q dl

Doch wat wordt nu de term j — ?

" q

Is p0 de drukking in toestand van rust en D de
dichtheid, dan verandert die dichtheid, die wij in
\'t algemeen
q noemden, door de verdichtingen en ver-
dunningen, die telkens intreden.

Stelt y de verdichting voor, dan is q = d(1 y).
Volgen die drukkinga- en dichtheidsveranderingen de
wTet van Mariotte, dan zoude zijn
p — p0 (l y)
en wij zouden voor de geluidssnelheid dezelfde groot-
heid als Newton, Euler en La Grange vinden.
Maar \'t bizondere van Poisson\'s oplossing is daarin,
dat hij van La Place\'s opmerking gebruik maakte
en stelde :
 p — p0 (1 - - y a /)

-ocr page 25-

waarbij de drukvermeerdering met p0. x. y door tem-
peratuursverhooging wordt te weeg gebracht. Poisson
meende dat om de geringe waarde van y, die druk.
vermeerdering evenredig met
y mag gesteld worden.
Hieruit leiden wij af:

dp = p0 (1 x) dy en daar q = D (1 y) is

£ Ml .) fr m 

Q D 1 y j Q D J\\ "

Onze vergelijking wordt daardoor

Po (1 *) / , N , d(P

y" \'/

of, daar lg (1 y) — y — — —• r= enz., en wij

u o

2e en hoogere machten mogen verwaarlozen en alzoo
voor
lg (1 - - y) , / mcgen schrijven,

p0 (1 x) dep

-Z) 7 =o;

^ == a2 stellende, is y = ---r -7f en

D a2 dt

dy 1 d2 q>

Yoeren we nu in de vergelijking (5) voor q de
waarde I) (l y) in, en schrijven we voor w, v, w,

respectievelijk ~ , ^, , dan wordt deze:
J dx dydz

e^ ^ tte dy dz

en , bij verwaarlozing van grootheden als
d2 (p dy dq>
7 dx" dx \' dx\'

-ocr page 26-

dy d2 qp d\' cf> d\'cp _

dt dx" dy3 dz2 °

dy

of, voor -- zijne waarde schrijvende:

la/l

He ~~ a" \\dx* dy2 IzFJ\'

Deze vergelijking leert ons cp vinden, waaruit door
differentiatie
u, v, iv en / hekend worden. De inte-
gratie van deze vergelijking is eene vrij samengestelde
bewerking, die wij o. a. bij Eiemann —
Parüelle
Differentialgleichungen, pag.
283 aantreffen.

Daar dit algemeene geval voor de voortplantings-
snelheid niets bizonders oplevert, willen wij hier het
beperkte geval beschouwen, waarbij het geluid zich
slechts in ééne richting voortplant. Onze vergelijking
wordt dan:

d* cp „ d\'2 cp
dl3 dx2

waarvan de welbekende integraal is

cpz=fl(oc at) /o (x at),

voorstellende een stelsel van twee bewegingen, waar-
van de eene zich in de negatieve, de andere in de
positieve
x richting voortplant. Daar nu

\' =- 7 !*r = -i(>.(- «0-/.(— «<>)

waaruit volgt, dat a de snelheid van het geluid voor-
stelt; want, wanneer we alleen letten op de beweging
in de positieve
x richting, blijkt \'t dat, als t met r
toeneemt,
x met ar moet vermeerderd worden om de

-ocr page 27-

Later (Annal. de C/iimie et de I\'Jiysique, Tomé IIV)
heeft La Place aangegeven , dat de grootheid 1 -f- *
dezelfde beteekenis heeft, als de verhouding der speci-
fieke warmten van lucht onder standvastigen druk en
onder standvastig volume.

La Place heeft deze betrekking aangeduid zonder
bewijs: het eerst is dat geleverd door van Pees in
zijne dissertatie „
de Celeritate Soni," 1819: ook Poisson
heeft later (
Annales de Chimie et de Physique, Tomé XXIII)
bedoelde betrekking afgeleid.

Het bewijs van van Rees laten wij hier volgen.

Zij X de hoeveelheid warmte, welke een volume

lucht -JL bij eene temperatuur I - en

1 y J 1 «(! /)

onder de drukking p bevat. Deze lucht wordt eerst
onder constant volume, vervolgens onder constan-
ten druk tot de temperatuur
t verwarmd. (« betee-
kent de uitzettcoeff.,
y de verdichting). Is de tem-
peratuur onder constant volume t geworden, dan is
de drukking

P

Is daarentegen de temperatuur t geworden onder
constanten druk, dan wordt het volume —
V.

In beide gevallen wordt de temperatuur met ^

a (1 y)

graden vermeerderd: doch in \'t eerste geval is de

-ocr page 28-

specifieke warmte c\', in \'t tweede c. De hoeveelheden
warmte voor de temperatuursverhooging benoodigd,
zijn dus, wanneer wij het gewicht der luchtmassa =
G stellen

_ (1 «/)/

in \'t eerste geval = c\\ G. ——-—

«(1 /)

^ (1 «0/
in \'t tweede geval —
c. G. -t-

De hoeveelheid warmte die een luchtvolume F onder
drukking
p en temperatuur bevat is dus

a (1 /)

terwijl die hoeveelheid bij dezelfde temperatuur doch
V

bij volume j—— en druk p (1 /) bedraagt

X c\'. G. ptÜl
a (1 y)

Derhalve zal, wanneer bij de temperatuur t een

V

volume lucht V, onder een druk p tot het volume -

i r

samengedrukt wordt eene hoeveelheid warmte, gelijk
het verschil van beide gevondene hoeveelheden, vrij

worden, dat is eene hoeveelheid --———.

«(1 /)

Deze warmte dient tot temperatuursverhooging bij
constant volume: is die verhoogiug
co, dan is

(c-c\')G(l «/)/,

co C h — -—---, dus

«(1 )/

C— c\' (1 at) ■/

co -•--•

c\' «(! /)

-ocr page 29-

Doch p x y is de drukvermeerdering door deze tem-
peratuursverhooging veroorzaakt dus

C — c\' (1 at) y

C\' a ( 1 y)
p x / =zp.----Tl --

c_ c\' 1 1

dus -A —-;— 7--v \' waaruit wanneer wii --=

c (l y) Jl y

c

1 stellen volgt 1 zr:—•

c -

Wareneer men hiermede vergelijkt het bewijs, dat in
de tegenwoordige leerboeken voorkomt, (zie bijv.
Jamin,
Cours de Vhysiqiie T. II P. 450) dan zal men
opmerken dat de wijze van afleiding niet verschilt,
van die, welke van Rees het eerst heeft bekend
gemaakt. Alleen weet men zich door het licht dat
de mechanische warmtetheorie verspreid heeft, meer
rekenschap te geven, waarom de specifieke warmte
onder constanten druk, grooter is, dan die onder con-
stant volume en waarom juist het verschil dier warm-
ten bij plotselinge samendrukking de temperatuurs-
verhooging te weeg brengt.

Yoor de uitdrukking van de snelheid van \'t geluid
hebben wij alzoo gevonden:

Resumeren wij nu de hypothesen, welke ter ver-
krijging van deze uitkomst gemaakt zijn.

I3 is ondersteld, om tot de vergelijking (1*) te
geraken , dat
udx -(- vdtj -f- wdz een totale difïerentiaal is.
Deze voorwaarde kan op de volgende wijze in verge-

-ocr page 30-

lijking gebracht worden :

is udx -\\-vdy-\\- ivdz — dep , dan is

f<h\\ , /rfqp

rfqp rfrc r/rp Vöta y f\' K^dij

ii i v — — i W—-T- en daar d —=— —

rfx dy di dy dx

(ofo) Cc?z} O?/) Vefo - , , ,

— = —- en —= —-— hebben

dz dx dz dy

du dv du div dv dw

wii de voorwaarden -— = --—,—- = -j- en

dy dx dz dx dz dy

Daarenboven heeft La Gr range aangetoond dat wan-
neer slechts op zeker oogenblik aan deze voorwaarden
voldaan is, dit gedurende de gansche beweging \'t
geval zal blijven.

2° hebben wij aangenomen, en dit wettigt de eerste
onderstelling, (La Grrange,
Oeuvres, ed. 1869, T.
IV\', p.
721), dat de bewegingen der deeltjes zoo gering
waren, dat tweede en hoogere machten van u,v,w en
/ mochten verwaarloosd worden — daarom hebben wij
dep* dep2 .dep"

den term — -{—— H--—- verwaarloosd.

dar dy1 dz2

3° is de temperatuursverandering ontstaan ten gevolge
der plotselinge volumeverandering ondersteld evenredig

te zijn met die volumeverandering zelve.

£

4° is door voor 1 -f- >c de waarde —■ in te voeren,

c

ondersteld dat er door uitstraling of geleiding geen
warmte opgenomen of afgegeven wordt.

In onze uitdrukking a — "j/^ ~ • > beteekent

D de dichtheid bij de temperatuur, waarbij «beschouwd
wordt en die wij in \'t algemeen
t genoemd hebben,

-ocr page 31-

\'t Heeft echter voordeel ü altijd bij eene zelfde tem-

peratuur te nemen, daar-^j dan een standvastige waarde

heeft, men geeft daarom aan T) de beteekenis van
dichtheid bij
— opdat nu a nog de snelheid bij t"
voorstelle, moet D door 1 at gedeeld worden, zoo-
dat onze formule wordt:

,-1/p (1 «Q ~
V l) c\'

Verder is ondersteld dat de lucht, waarin het geluid
zich voortplantte, volkomen droog was: bevindt zich
daarin waterdamp, dan behoort onze formule nog eene
wijziging te ondergaan. Is
p\' de spanning van den

waterdamp, en 8 de dichtheid daarvan bij een druk-
p

king p, dan is D — — (D d) de dichtheid van de
vochtige lucht; doch
D — 8 is op zeer weinig na ~ 0.38 D
derhalve de dichtheid der vochtige lucht = —0.38-^-^
Onze uitdrukking wordt daardoor

I /" p(l at)c

a-y dQ.-O.BSJ^c\'

Waarbij a nu beteekent de snelheid van \'t geluid
in lucht, waarvan de temperatuur is
t en waarin de
waterdamp eene spanning
p\' heeft.

Het geval, waarbij de bewegingen der deeltjes niet
meer ondersteld worden , zeer klein te zijn en waarbij
dus de
2" onzer onderstellingen niet is vervuld, wordt
door Poisson in eene volgende afdeeling zijner aan-
gehaalde verhandeling nagegaan; hij beschouwt het

-ocr page 32-

beperkte geval, waarbij de uitbreiding slechts in ééne
richting plaats heeft. De vergelijking (1*) is dan:

Jdp dep 1 dep2

V dt ~2

terwijl (5) wordt:

dn d2 (p do dep _

dt ? dx2 dx\' dx °

is verder p — a2Q, dan is allereerst — a? lg -jj.

Uit deze vergelijkingen moet nu q geelimineerd wor-
den: daartoe differentieert men de eerste ten opzichte
van
t en van x:

dg d2ep dtp d2 cp
a" It2 dx \' dxTdt ~~

„ dg d2cp dep d2 q>
a qdx dx.dt dx \' dx2

Substitueert men de waarden van ~ en ^ uit deze

dt dx

laatste, in onze tweede vergelijking dan heeft men :

d2 ep g dep d2 ep dep2 d2 cp 2 d2 cp
dl2 dx\' dx.dt ^ dx2 \' dx2 a dx3 \'

welke door den 2" en 3n term van het eerste lid van
de vroeger gevonden bewegingsvergelijking afwijkt.
Aan deze partiele differentiaalvergelijking der 2e orde
voldoet het stelsel der beide vergelijkingen

dep dep 1 dep2

en —f - - d - -j—-— -j-r — o.

dt dx £ dx"

-ocr page 33-

Schrijven wij onze vergelijking nl. in den vorm :

d\'ep dep d2cp d\'2ep /dep \\ d"qp /dep1 „\\d2cp
j/2 "hy"\' j 7, "F Cl "7~~T.il ---Cl ) ^ r. l — &* )

dt2 dx\' dx.dl a dx.dt \'r\\dx a)dx.dt \\dx2 V dx\'
dan zal aan deze vergelijking voldaan worden door

te stellen:

d2 ep dq> d2 ep d2 ep

~t72\' y~ • T—J, a

dx\' dx, dt dx. dl

/dep \\ / d2 9 /c?qp \\ i2 <p\\_

vte / efó / dx")

ia . d /dep dep 1 dep\\

De eerste vergelijking is   y = o

dep dep 1 dep2
waarvan de integraal — -j- a j—h \'"t>~ , , = L.

di doe Li doe

Schrij ven wij in de 2e voor ^ , r dan wordt deze

dcc

dr . dr

dt (r a) Tx^0

waaruit:

~ = = —. Derhalve r~ Cen x — (r a) l — C\',

1 r-j-a o

dus r =/(«- (r «)«>f / (—(£ «)<

De heide opgegevene vergelijkingen vormen dus ge-
zamenlijk eene particuliere oplossing der meer volledige
bewegingsvergelijking.

Poisson leidt hieruit af, dat voor dit geval de uit-

• 1 • öfrp

drukking voor de geluidssnelheid is: a -j- —.

stelt voor de snelheid der luchtdeeltjes, en daar

cljb

deze bij eene golvende beweging beurtelings gelijke,

-ocr page 34-

doch van teeken tegenovergestelde waarden heeft, meent
Poisson dat de gemiddelde snelheid niet van
a zal
verschillen — dat alzoo de aanname, dat de bewegin-
gen der deeltjes uiterst klein zijn, geen invloed heeft
op de voortplantingssnelheid.

\'t Mag hier niet onopgemerkt blijven en wij zullen
er later op terug komen , dat hier geheel buiten aan-
merking blijft, wat het gevolg zal zijn van de ver-
anderlijke waarde van
a -f- — daar toch in ieder

u/00

deel van de golf, de snelheid der deeltjes verschil-
lend is, zullen hare verschillende gedeelten met ongelijke
snelheden worden voortgeplant en alzoo eene voortdu-
rend toenemende vormverandering van de golf moeten
ontstaan.

§ 2. Overzicht en beoordeeling der voornaamste
andere tlieorien.

Na den in den voiigen paragraaf besproken arbeid
van Poisson, zijn er vooral door Engelsche Physici,
vele bedenkingen gemaakt, tegen de daarbij ingevoerde
correctie van La Place; verschillende andere wijzen
om de Newtonsche snelheid met de experimentele in
overeenstemming te brengen zijn voorgesteld, waarvan
wij de voornaamste achtereenvolgens in behandeling
willen nemen.

a. Theorie van Ghallis.

Allereerst treffen we in de deelen XXXII, XXXIII en
XXXIY van de
B" Serie van het Philos. Magazine een
tiental grootere en kleinere verhandelingen aan van
J. C hallis, waarin de schrijver eene nieuwe theoretische

-ocr page 35-

bepaling voor de snelheid van het geluid, die nagenoeg
met de experimentele overeenkomt, uiteenzet, zonder dat
hij daarbij warmte ontwikkelingen in aanmerking neemt.

\'t Is moeijelijk een behoorlijk résumé dier stukken
te geven, daar de meeste van C h a 11 i s\' betoogen
allerminst aanspraak kunnen maken op klaarheid en
duidelijkheid van voorstelling; daarbij komt een ander
bezwaar: verre er van, dat deze stukken een zeker geheel
zouden vormen, wordt daarentegen niet zelden eene
bewering, die met alle kracht in eene vroegere ver-
handeling verdedigd is, in eene latere voor eene andere
meening losgelaten.

Zelf erkent hij (Yol. XXXIV, pag. 353): „II may
„be proper to state, that I do not regard as defensible
„or pertinent, all that I have written in the course of
„this difficult investigation.\'\'

Wij willen dan trachten na te gaan, welke bezwa-
ren, tegen La Place\'s theorie worden ingebracht, om
daarna de nieuwe beschouwingen ter sprake te brengen.

C hall is redeneert aldus: Indien \'t waar is, dat
eene plotselinge samendrukking temperatuursverhooging
veroorzaakt, dan zal ook de plotselinge verdunning
eene temperatuursverlaging doen ontstaan, en daar nu
voor de vermeerdering der geluidssnelheid bepaaldelijk
temperatuursverhooging vereischt wordt, en er bij de
voortplanting van het geluid, behalve deze ook tem-
peratuurs verlaging plaats vindt, zal de verlangde cor-
rectie door bedoelde warmte ontwikkelingen in aan-
merking te nemen, niet verkregen kunnen worden.

Men zou hier meenen, de bekende bedenking te hoo-
ren, die zoo dikwijls afdoende weêrlegd is, door op
te merken, dat het niet de absolute waarde der drukking,

-ocr page 36-

doch het verschil in druk van twee aan elkaar gren-
zende deelen is , die de snelheid van \'t geluid bepaalt;
door de warmte-ontwikkelingen in aanmerking te nemen
wordt dit verschil in beide gevallen grooter: bij de
verdunning door de temperatuursverlaging, bij de ver-
dichting door de temperatuursverhooging.

Doch in een paar volgende verhandelingen, wordt
dit bezwaar op geheel andere wijze te voorschijn
gebracht.

Zoo lezen wij:

Stel p = cl2q -j- a —waarin p de druk-
king,
a de Newtonsche snelheid, n de dichtheid, «de
uitzettings coëfficiënt, & de temperatuur als de lucht-
massa in rust, de temperatuur, wanneer zij in
beweging is , dan is:

<Pz dp clo , . . dn „ d&

7- = — — — — er --a — fr,) ~ — a-a T-

ar q dz Qdz Qdz dz

C ha 11 is heeft nu bezwaar tegen den term

a"a (O- &,) ~ , daar deze in \'t verdunde en ver-
qdz

dichte gedeelte van den golf tegengestelde teekens
heeft, waaruit voor die beide gedeelten van den golf
verschillende voortplantingssnelheid zoude volgen.
En elders zegt hij:
Zij
p = (fg 1 x, dan is

waarin «j de verdichting voorstelt,

-ocr page 37-

Indien nu de tenn k<r en de volgende verwaarloosd
mogen worden, dan verkrijgt men het gewone resul-
taat , doch welk recht heeft men hiertoe ?

In Vol. 1, 4e Ser., Philos. Magazine vinden we
omtrent dit zelfde punt, eenige opmerkingen van
Potter. Hij bespreekt het op eenigzins andere wijze,
aldus :

Neemt men geen warmte-ontwikkelingen in aanmer-
king , dan is
p a?Q ( 1 - - o) , waar p, a, q, a, de
bekende beteekenis hebben. Brengt men die tempera-
tuursveranderingen wel in rekening, dan is
p — a2q
( 1 o 0 » waarbij

e=/(?)■

Nu zegt Poisson in zijne vroeger, door ons ver-
melde verhandeling: „à cause de la petitesse de
„on peut supposer, cette quantité £ proportionelle à
„0 et faire Ç = fi étant un coefficient positif et
„indépendant de a.\'\'

Potter meent dat men daartoe geen recht heeft en
dat men zou moeten stellen

Ç^o yrf ao»-!-. . . . . .
en in dat geval zou men de gewone formule niet ver-
krijgen.

Wij vinden hier aanleiding, een opstel van H. W.
Schröder van der Kolk te bespreken, waarop
wij later terugkomen en hetwelk in Bd. 124 van
Poggendorf\'s Annalen te vinden is. Men treft daar eene
theoretische ontwikkeling aan, waarbij van de mecha-
nische warmte-theorie gebruik gemaakt wordt, om aan
te toonen dat de formule voor de geluidssnelheid, zoo-
als La Place en Poisson, die ontwikkeld hebben,
onvolledig is. \'t Yalt echter niet moeijelijk aan te

-ocr page 38-

wijzen dat het daar aangegevene in principe dezelfde
zaak betreft, die Challis en Potter 15 jaren vroe-
ger bespraken.

Van der Kolk\'s beschouwing komt hierop neêr.
Wanneer de veranderingen van volume en druk
eener gasmassa geschieden, zonder dat daarbij warmte
van buiten opgenomen of naar buiten afgegeven wordt,
dan volgen deze de wet:

waarin p\\ en p0 de drukkingen, F, en F0 de corres-
ponderende volumina en
y de verhouding der specifieke

£

warmten — voorstelt.

c

Geschieden de volume- en drukveranderingen echter
bij standvastigen temperatuur, dan is de wet

Pl=Po (£)

de eerste wet wordt door La Place, de tweede door
Newton, bij de volume en drukveranderingen, die
de voortplanting van \'t geluid te weeg brengen, aan-
genomen.

De vermeerdering van druk bij La Place is dus

en de verhouding dezer druk vermeerdering en de ver-
dichting is juist de door Poisson ingevoerde groot-
heid x, dus

Vo-r,

Ffl

-ocr page 39-

Noemen wij F0 \\\\ , A V1 dan wordt gemakkelijk

A V

enz.

derhalve is 1 —ae niet gelijk y of — , zooals Pois-

ö

son aangeeft. Ook bij Regnault, die deze ontwik-
keling van van der Kolk „tres remarquable" noemt,
den we nagenoeg dezelfde uitdrukking voor >e terug
(.Mémoires de V Academie T 37, Pag. 10). Hij schijnt
er zelfs hoog gewicht aan toe te kennen, daar hij er
de verklaring in zoekt zijner proeven, die bij vermin-
derde intensiteit een geringer waarde der voortplan-
tingssnelheid aangaven.

De nauwe overeenkomst, die er bestaat tusschen de
opmerkingen van Challis, P otter en van der Kolk
springt in \'t oog — alle komen blijkbaar daarop
neêr, dat de uitdrukking 1 van Po is son niet uit
een enkelen term, maar uit een rij van termen behoort
te bestaan, waarin de opklimmende machten der ver-
A V

dichting a of —voorkomen. Doch bij die overeen-
»0

komst bestaat er ook een punt van verschil: terwijl
Challis en Potter eenerzijds beweren, dat door
het in rekening brengen dezer termen de snelheid der
verdichte golf vermeerderd , die der verdunde verminderd
wordt, en alzoo deze deelen met verschillende snelheid
sullen voortgeplant worden, zijn daarentegen Schröder
v. d. Kolk en Regnault eenstemmig in hun oordeel,
dat de invloed dier termen op beide deelen dezelfde
zal zijn. Wij lezen bij van der Kolk en Reg-
nault herhaalt het in nagenoeg dezelfde bewoordingen ;

gevonden:

-ocr page 40-

„Bei dieser Ableitung wurde vorausgesetzt dass ein
„Wellenberg bei der Fortpflanzung vorangebt. Es
„hält aber nicht schwer einzusehen, dass die Formel
„auch beim vorangehenden Wellenthal gültig bleibt.
„Die Fortpflanzung der Welle, ist eine Fortpflan-
zung der Bewegung der Lufttheilchen, welche durch
„ein Druckunterschied veranlasst wird, in einem Falle
„zwischen den Wellenberg und der umgebenden Luft,
„im anderen, zwischen dieser Luft, und dem Wel-
„lenthal.
Da nun aus den Formeln folgt, dass diese
„Differenzen gleich sind, so sind, auch beide Fälle
„identisch."

Hoe de formulen dat kunnen aantoonen, begrijpen
wij niet. Want
A V heeft toch in het verdichte en in
het verdunde gedeelte van de golf tegengestelde
teekens, zoodat in de uitdrukking

-ocr page 41-

resultaat voert: want in de uitdrukking voor 1 -j- %
mogen geen nieuwe termen , die de opklimmende mach-
ten der verdichting bevatten, worden bijgevoegd, ten
minste wanneer men uitgaat van de formule van

Deze formule toch is eene

benaderingsformule, die alleen dan geldig is, wanneer
de beide eerste der genoemde hypothesen vervuld zijn :
zij berust geheel op de verwaarloozing der tweede en
hoogere machten van de verdichting.

Wanneer men nu deze formule uitbreiden wil, door
daarin den invloed van warmtewerkingen op te nemen,
dan zal men daarbij dezelfde benaderingen als bij
den oorspronkelijken vorm hebben door te voeren.

Indien dus C hallis en Potter vragen, welk recht
men heeft in de uitdrukking
£ — (3 a -f- / o2 -j- . .. de 2e
en hoogere machten te verwaarlozen , dan is ons and-
woord, dat men dat recht voorzeker niet zou hebben,
indien men eene volkomen juiste waarde voor de geluids-
snelheid wenschte te verkrijgen, maar dat dan ook de for-
mule van Newton geen beteekenis zou hebben. Wan-
neer echter door hen van die benaderingsformule gebruik
gemaakt wordt, waarbij juist die verwaarloozingen heb-
ben plaats gevonden, dan wordt het
tevens noodzakelijk
in de uitdrukking voor £ alleen de term j3 a te behouden.

lijk, voor die gevallen, waarbij de waarde van a zeer
gering is, dan blijkt ook dat het ongeoorloofd
is, indien Schröder v. d. Kolk en Eegnault
hunne formulen toepassen op luchtbewegingen, veroor-
zaakt door een kanon- of pistoolschot.

-ocr page 42-

En hiermede vervalt dan de eerste, ook door Pot-
ter gedeelde, bedenking van C hall is tegen de cor-
rectie van La Place.

Een tweede door hem aangevoerde grief bestaat
daarin, dat de temperatuursveranderingen, door plotse-
linge volumeverandering veroorzaakt, wel bewrezen zijn,
voor begrensde ruimten, waar de wanden de oogen-
blikkelijke uitstraling verhinderen, doch dat zulks
geenszins het geval is, in eene onbegrensde ruimte
waar dat beletsel niet aanwezig is.

Deze onderscheiding zoude echter alleen dan juist
kunnen zijn, wanneer de lucht een aanmerkelijk uit-
stralend vermogen bezat, m. a. w. wanneer de lucht-
molenculen hunne levende kracht snel aan den ether
afgaven: want dan zoude werkelijk de wand van de
buis een beletsel kunnen zijn voor de opwekking der
bewreging in den ether. Nu het echter uit TyndalFs
proeven gebleken is, dat de luchtmoleculen dat ver-
mogen niet, of slechts in zeer geringe mate bezitten,
nu zouden wij juist het omgekeerde meenen van het-
geen door C hall is beweerd wordt. Want verliezen
de luchtmoleculen hunne levende kracht niet door
opwekking van beweging in den ether, dan kan dit
alleen geschieden door dat zij tegen andere moleculen
aanstooten en deze in beweging brengen m. a. w. dan
kunnen zij alleen door geleiding warmte afgeven:
en blijkbaar is de gelegenheid hiertoe veel grooter
wanneer de luchtmoleculen tegen de wanden der buis
kunnen stooten, dan wanneer zij zooals in de onbe-
grensde ruimte slechts tegen elkaar kunnen raken.

Een merkwaardig bewijs voor den invloed van het
uitstralend vermogen op de geluidssnelheid en daarbij

-ocr page 43-

ook eene indirecte bevestiging\' van de correctie van
La Place, biedt het olievormend gas aan. Volgens
proeven van Dulong is de snelheid van het geluid
in dat gas, wanneer die in de lucht — 1 gesteld wordt
= 0.9439 , terwijl, wanneer die snelheid volgens de
formule van La Place berekend wordt, men 1.0096
verkrijgt.

De berekening is geschied in de onderstelling, dat
het gas geen uitstralend vermogen heeft, doch nu
hebben Tyndall\'s proeven juist aangewezen dat het
olievormend gas zeer snel warmte uitstraalt, zoodat
hier de verandering van drukking en volume, bij de
voortplanting van het geluid, niet volgens de adiabati-
sche kromme, doch volgens eene die tusschen deze en
de isothermische ligt, zullen geschieden en alzoo voor

/ x y

y in de uitdrukking p\' =p0(^y-J eene kleinere waarde

c\'

dan — in rekening zal moeten gebrcht worden. In

c

dit uitstralend vermogen heeft men dus de verklaring
van het belangrijk verschil tusschen de theoretische
en experimentele waarde der geluidssnelheid in olie-
vormend gas.

Een laatste bezwaar door Challis aangevoerd en
mede door Potter vermeld is \'t volgende: overal,
zegt hij, ziet men dat er tijd noodig is, wanneer een
oorzaak eenig gevolg moet te weeg brengen, en nu
eischt de theorie van La Place dat op hetzelfde
oogenblik dat de volumeverandering intreedt, ook de
temperatuursverandering geschiedt.

Onzes inziens kan ook deze bedenking niet gelden,
want ook al ware \'t gansch algemeen waar, dat er

3*

-ocr page 44-

tusschen oorzaak en gevolg eenigen tijd moet verloo-
pen, dan nog zonde die waarheid hier niet toepasselijk
zijn Want de volumeverandering zelve is toch niet
de oorzaak der temperatuursvermeerdering of ver-
mindering: beiden zijn gevolgen van één zelfden
oorzaak nl. van het verschil in drukking aan weers-
zijden van het laagje dat de verdichting of verdun-
ning ondergaat, En dat die verschillende veranderin-
gen gelijktijdig moeten plaatshebben, blijkt nog, wan-
neer we opmerken , dat bij iedere werking, op ieder
oogenblik de verbruikte arbeid gelijk moet zijn aan
het gewonnen arbeidsvermogen. Uit de eigenschappen
der gassen weet men, dat als er geen warmte opgeno-
men of afgegeven wordt, de arbeid bij volumeveran-
dering gedeeltelijk tot de druk-, gedeeltelijk tot de
temperatuursverandering gebruikt wordt: indien der-
halve die temperatuurs- en drukverandering eerst na
de volumeverandering intrad , dan zou er een oogen-
blik zijn, waarop het gewonnen arbeidsvermogen niet
gelijk was aan den verrichten arbeid: en dit is eene
ongerijmdheid.

Nu wij gezien hebben, dat de door Challis tegen
de theorie van Poisson aangevoerde bedenkingen een
redelijken grondslag missen, zullen wij in de tweede
plaats nog hebben na te gaan, wat de theorie is, die
door hem in de plaats wordt gesteld.

De vergelijkingen, die voorop gezet worden (P/dl.
Mag. XXXII
) zijn :

„ ds . du ,ds.ds „ ds . dw

a dx lT0>a dy dt = 0;<rdz dl =
ds , du . du , dw

j. j 7- -Y-— o]

dt dx dy dz

-ocr page 45-

waarbij u, v, w de composanten der snelheden in een
punt (ar, t/, z) voorstellen en de beteekenis van
s daar-
uit volgt, dat
a? (1 -f- 5) de drukking in dat punt beteekent.

De drie eerste vergelijkingen komen overeen met
onze vergelijkingen (1), (2) en (3) Pag 13 , wanneer

1 .... du du du

daarbij de producten u — , v y-, W enz. verwaar-

(J CV Clif UjZ>

loosd worden.

De vierde vergelijking heeft dezelfde beteekenis als
onze vergelijking (5) en kan op dezelfde wijze wor-

ds ds ds

den afgeleid, wanneer de producten u —, v — , w —

au az

weder verwaarloosd worden.

Uit deze vergelijkingen wordt u, v en w door dif-
ferentiatie gemakkelijk geelimineerd, zoodat de verge-
lijking volgt:

d2s_ „ /d3s d2s . d2s\\

Tt2a\' W dtf di2)\'

Is s de integraal dezer vergelijking, dan volgt uit
de drie vergelijkingen:

u — C — a2--ï-: v—C— a* ,

dx dy

d fsdt d fsdt

J ■ ,~c- ■

d ƒ\'s dt

w—C"— „

dz

Daar de aard der beweging periodiek is, zal C, C\', Q"—o
gesteld kunnen worden en dus als —a\' fsdt —ip ge-
steld wordt:

v ~ \'jj» w ~ ~cfGn a^zo° • udx vdy wdz—dxji.

-ocr page 46-

Volgens C hal lis moet nu aan de voorwaarde, dat
udx -f- vdy -f- tvdz een totale differentiaal is, voldaan
worden, op eene wijze, die geheel onafhankelijk is
van de oorspronkelijke beweging der vloeistof. Wij
merken echter op, dat aan deze voorwaarde reeds vol-
daan is, wanneer wij niet de nauwkeurige , doch de
benaderde vergelijkingen tot grondslag der redenering
leggen.

Aan die voorwaarde zou nu voldaan worden, door te
stellen
xp = f X cp, waarbij f een functie is, die alleen
en
y, (p eene, die alleen z en t bevat, want dan is

df df „ dep

M==9,rf*\' V = (fdy\' W = ftz en
udx -f- vdy -f- ivdz = cp (^~dx-\\- — dy^j -f- f dz,

ij

dat is , de totale differentiaal van f. cp.

Waartoe deze onderstelling van xp — f. <p dient, is
ons volkomen onduidelijk, want \'t zij men stelle

f

xp — f X cp, \'t zij xp — — of wat dan ook, altijd zal,

wanneer voor u, v, w de behoorlijke waarden gesub-
stitueerd worden, ook voor
udx vdy ivdz de totale
differentiaal verkregen worden der uitdrukking, die
voor
ip in de plaats werd gesteld.

Integendeel, de onderstelling ip — f X cp, waarbij
f en cp de gemelde beteekenis hebben, komt ons voor
eene beperking der algemeenheid van
ip te zijn. Indien
echter de hier voorkomende functien, sinus- of cosinus-
functien zijn, dan zal, daar een product van sinussen
of cosinussen altijd tot een som of verschil herleid
kan worden, de vorm
f X cp altijd weer tot xp, eene

-ocr page 47-

functie, waarin alle veranderlijken voorkomen terug
gebracht kunnen worden. In dit geval zal alzoo de
splitsing van ip, zonder aan de algemeenheid te kort
te doen, mogen plaats vinden, mits men daaraan dan
ook geen andere beteekenis toekenne, dan die van een
analytisch hulpmiddel ter bepaling van
ip te zijn.

Door die onderstelling gaat de vergelijking

d2s „ /d2s , d\'s , d2s

over in

— » v - ; 

dt2 \\dx\' dy2 dz

d2<p , d2(p a2 /d2 ï , d \'f \\
— = -h <P-

dXl dx- "r /\' Vdx\' ^ difJ
Daar nu deze vergelijking eene lineaire met con-
stante coefficienten behoort te zijn, wordt de coefficient
van
cp gelijk —1/ gesteld, waardoor die vergelijking
in de twee volgende overgaat:
d2cp 3 d2cp

X5 b\'2<p = 0 »

d.x2 dy2 a2
Men zou nu verwachten, dat uit de beide vergelij-
kingen door integratie
f en qp zouden worden opgelost
om daaruit door vermenigvuldiging
ip te vinden, waar-
uit verder
u, v en w zouden worden afgeleid. C hall is
doet dit echter niet en houdt zich uitsluitend met de
eerste vergelijking bezig, waaruit hij voor
cp vindt:

2;r / I / 777^ , ,

ip — m. cos. — f z — at y/ 1 -j- c

waarin e = — en m, X en c\' willekeurige stand-

d(p

vastigen voorstellen- Daar nu 10 = f -j-, xolgt hieruit

-ocr page 48-

2tt f T /" el2 \\

w — jx. f. sin-y h — al y 1 -f- e\' J

f dy

en as — —

a at

. 2tt/ I / el\' \\

sin. y\\zat y 1 —2 c y

„It hence appears that the veloeity of propagation,

e\'/.2
1 4--

7r -

\'t Komt ons voor, dat C hallis alleen tot deze
vreemde resultaten kan geraken, door aan ieder der
beide vergelijkingen, die
cp en f bepalen, op zich zelf
eene physische beteekenis toe te kennen: en deze
bezitten zij in geenen deele, daar zij hun oorsprong
verschuldigd zijn aan eene analytische kunstgreep.
Alleen gezamenlijk kunnen zij ter bepaling van
cp die-
nen , maar ook tot geen ander doel. En gebruikt men
ze hiertoe, dan wordt voor de theoretische geluidssnel-
snelheid de gewone waarde
a gevonden. Dit heeft
Airy (
P/dl. Mag. Vol. XXXII) in eene bestrijding
van C hal lis meeningen aangetoond.

d2f d2f if
Uit de vergelijking — -f- —f = o, volgt

voor /, de waarde A. cos (pa qy B) waarin
A en B willekeurige constanten en de beteeke-

b2 e

nis van p en q uit de betrekking p2 -j- q*\' = — -g

volgt. Deze waarde van f nu vermenigvuldigende met
de vroeger gevondene van qp, hebben wij:

-ocr page 49-

fXcp = A cos. — (\' z — at j/ 1 c\'^. cos(/w -j- qy -\\-B)
= A ctw (pa? qy 4- s — 2at j,/ e ~ c)

/ 2-T 1 / ^

A cos qy — ~ * 2a£ (/ e j;

Uit deze waarde van q> worden u, v en w door
differentiatie ten opzichte van
x, y en z afgeleid.

De beide termen van ip, stellen ieder eene vlakke
golf voor, waarvan wij er ééne zullen beschouwen.
De vergelijking van dat vlak is blijkbaar:

M27r n
px - - q y -r z = I).

/v

Noemen wij den normaal uit den oorsprong op dat vlak

2ïr . .

y z px qy

neergelaten /?, dan is deze: R ■■

V (¥)\' ?\' »\'

— t 4- px 4- qy
of daar p\'3 4- q2 — A e , R = —--- en

px jy yZ = 2 j/ 6 4- y X iï. Voeren wij
deze waarde in, in de uitdrukking
i
p = A cos (px qy 4-y z — 2 at j/" e 4. ^--fC\'),

dan is t/\' = ^ ( 2 l7^ e ^ — a 0

71 , \\
e TT c\').

-ocr page 50-

waaruit blijkt dat de voortplantingssnelheid geene
andere is dan a.

Het verdere betoog van C hal lis is voornamelijk
gewijd aan de vlakke en spherische geluidsgolven.
Hij beweert dat dergelijke golven niet bestaan kunnen
en leidt daaruit de gevolgtrekking af, dat alle bepa-
lingen van geluidssnelheid, waarbij die soort van gol-
ven ondersteld worden, onjuist moeten zijn. Ten
einde dit voor de vlakke golven aan te toonen, be-
schouwt hij de meer nauwkeurige bewegingsvergelij-
king (dezelfde die bij Poisson voorkomt):

dhP_ft dip2\\ d\\p dij, dhp
dt2 \\a cWJ dz\'2 dz \' dz. dt~°\'

Waarvan een particuliere integraal is

f(z — {a w) f).

f is een willekeurige functie, wij kunnen dus stellen:
w = m sin. (z — (a w) t\\

Uit deze vergelijking volgt, dat w — m zal zijn, indien

w/L n\'il

z — dus als z — (a m) t -f

tiX

en dat w = o, zal zijn, als z — a l -f- —-; indien
til

dus t = —-- is» dan zal voor dezelfde waarde van
4 m

z, W — o en w = maximum zijn. Daar dit nu eene
ongerijmdheid is, komt C hallis tot het besluit, dat
vlakke golven niet bestaan kunnen.

-ocr page 51-

Ten einde de juistheid van dit beweren te onder-
zoeken willen wij met Stokes (
PUI. Mag. Vol.
XXXIII)
den aard nagaan van den golf, die door de

vergelijking iv = m sin. — 2 — (a -)- w) / ^ wordt

voorgesteld, \'t Blijkt reeds terstond uit deze vergelij-
king (gelijk ook reeds vroeger is opgemerkt) dat de
vorm van de golf voortdurend veranderen moet, daar
de verschillende deelen met verschillende snelheid wor-
den voortgeplant: van daar dat de golf bij het toene-
men van t, hoe langer hoe meer asymmetrisch worden
zal, daar de deelen welke de voortplantingssnelheid
a -j- m hebben vóór zullen komen, terwijl die welke
met een snelheid
a m worden voortgeplant meer en
meer zullen achterblijven.

De volgende figuren stellen 3 op elkaar volgende
toestanden van de golf voor:

Fig 3.

x in

\'t Is echter licht in te zien dat er een grens voor
die vormverandering aan te wijzen is, die dan zal
ontstaan wanneer de raaklijn in
b loodrecht op a c is
geworden. De tijd waarop dit plaats heeft, kan aldus
gevonden worden:

-ocr page 52-

2tt

uit w = m , sin. — (z ■— (a w) t^ , volgt

dw 2 re / , / dw

m . cos

dl

r(.-(« «) i) {i-s-.ji

2n

in de punten waar w = o is, is cos. —- fz — (a -f- w) i j =

A ^

. dw 2ïr / , div. \\ „ dw

±1 en dus , = -f- m -- M — , )i t- =

dz — y dz J dz

2n m

2tü m t A 1

Beschouwen wij nu de punten waarvoor het nega-

_ _ _ . ,. I dw

tieve teeken geldt, dan wordt bn t — ~—- > — = cc
ö j 2n m dz

d. w. z. hij eene oneindige kleine verandering van a
geschiedt eene eindige verandering van w: blijkbaar
zijn wij hier aan een grens voor de vormverandering
en wanneer C hallis nu waarden van w beschouwt
l

waarbij t — op een later tijdstip alzoo dan waarbij

= wordt, dan strekt hij zijne beschouwingen

uit over den grens, die door het vraagstuk zelve aan-
gewezen wordt C hall is ontkent het optreden van
dien grens niet, doch ziet daarin een bewijs te meer
voor de onbestaanbaarheid van vlakke golven. Wij
zouden echter meenen dat die conclusie daaruit niet
kan getrokken worden: alleen blijkt dat de golf lang-
zamerhand van aard verandert en wel te langzamer
naarmate het geluid minder intensiteit heeft, terwijl
na verloop van tijd een streven naar discontinuiteit
intreedt. Uit den aard der zaak kan die door de ana-

-ocr page 53-

lyse aangewezen discontinuïteit niet ontstaan: ver-
schillende omstandigheden, die bij de analytische
beschouwingen niet in aanmerking komen, zullen
daarvan rekenschap moeten geven. Door A i r y , S t o-
kes en Earnshaw zijn verschillende onderstellingen
gemaakt omtrent den aard der beweging, nadat die
analytische discontinuiteit is ingetreden: de behande-
ling daarvan ligt echter buiten ons onderwerp.

Dat ook spherische golven niet bestaan kunnen,
tracht C hal lis af te leiden uit een beginsel, dat door
hem van „constancy of mass" genoemd wordt.

Hij redeneert aldus: Zij s de verdichting in zeker
deel van eene spherische golf, dan hebben wij

m . 2tt
as — — sin.-,- (r — at),
r X

Bij eene bepaalde phase, blijkt alzoo uit deze ver-
gelijkingen dat
s omgekeerd evenredig is met r. Maar
als
Si en s2 de verdichtingen zijn op afstanden rx en r2
en wij eene spherische schaal van de dikte
cc beschou-
wen dan vordert het beginsel van „constancy of mass"
dat 2
jt ?y s3 u — 2n r,2 s, u of r32 s, — r? zij , dat is, dat
s omgekeerd evenredig zij met het vierkant van r; de
vergelijking der spherische golven gaf echter aan dat
s omgekeerd evenredig is met r; die twee uitkomsten
zijn met elkaar in strijd; ergo spherische golven kun-
nen niet bestaan.

Daar dit beginsel van „constancy of mass" ons ge-
heel onbekend is en \'t niet nader blijkt wat C hallis
daaronder verstaat, is het gelukkig dat C hal lis zijne
bezwaren tegen de spherische golven nog in een anderen
vcrm brengt, waaruit zijne bedoelingen, gemakkelijker
te begrijpen zijn.

-ocr page 54-

Hebben wij nl. weêr:

, = t{at-r)
ar

en zij 2f de golflengte, dan is er geen verdichting
noch verdunning voor waarden van
r > at f en
< at
— f : de luchtmassa die zich in den toestand
van beweging tusschen deze beide waarden van
r meer
bevindt, dan in den toestand van rust kan voorgesteld
worden door

\'at s C at f

dr

4tt rs 5 dr = 4tt I ^ / (at — r)
I , ar

at — r J at —i

an

of wanneer wij voor r de gemiddelde waarde al in-
voeren , kan bij benadering gesteld worden:

/at f nat f

r) dr — Anl I f(at-r)dr.

at— f J at— f

Stellen we de waarde van dien integraal — A dan

4tt r2s dr — 4n. Al — en, roept

at— f

C hal lis uit: „the matter increases in quantity with
the time": tegen zulk eene gevolgtrekking zijn de
spherische golven niet bestand en ook deze hebben geen
recht van bestaan. Ten overvloede voegt Challis er
bij: iedere poging om die moeijelijkheid uit den weg
te ruimen is !;illogical."

En toch kan dit, meenen wij, geschieden: onge-
twijfeld zal de uitdrukking
An. At met toenemende
waarden van t grooter worden, behoudens ééne uit-

-ocr page 55-

zondering, die uit het oog verloren is, \'t geval nl.
waarbij
A~o is; dan zal die uitdrukking bestendig
= o blijven. En die uitzondering heeft hier werkelijk
plaats, want

\'at t r — at t

f (al — r) dr = j q> (at — r) j =: .

cit— f r — at — f

Indien wij f (at — r) door eene kromme voorstellen
is qp blijkbaar een inhoud en
cp (e) — cp (e) stelt dan
den inhoud voor van de kromme tusschen twee
ordinaten, die op de golflengte van elkaar verwijderd
zijn. Daar nu bij eene golf, tusschen tweepunten, die
op de golflengte van elkaar verwijderd zijn dezelfde
grootheden, die positief voorkomen, ook als negatieve
verschijnen, zal
cp (— e) — cp (f) = o zijn. Derhalve
is ook
A = o en vervalt het bezwaar tegen de spheri-
sche golven.

Ten slotte keert Challis nogmaals tot zijne oor-
spronkelijke hypothese terug, waarbij hij aanneemt
dat in de uitdrukking
wdz vdy -f- wdz = dy, het
product der functien
cp en f is: hij maakt daar nu ge-
bruik van, om de waarde der uitdrukking voor de

geluid snelheid nl. «1/ 1 -f- — te berekenen.

r ti2

d2f d2l

De vergelijking —~ V 4ef = o heeft tot integraal,

u x tl \'j

wanneer x"y2 ~ r* genomen wordt:

-ocr page 56-

De uitdrukking voor de verdichting is f. dus voor

f = o is ook deze = o. Zoeken wij nu de wortels der
vergelijking in r,

g2 ri è% re

1 _p -4_ -- ---u — o

12.22 12.22.3S \' \' \' \'
dan heeft men in die wortels de plaatsen waar geen
verdichting is; door eene omvorming dezer vergelijking
wordt voor de limiet van het verschil van twee derge-

1

lijke opvolgende wortels de uitdrukking gevon-

1 e

den; doch dat verschil is juist de halve golflengte,

dus = \\ of el- — 4.
K e 2

Derhalve wordt de uitdrukking voor de geluids-
snelheid:

a 1/ 1 --, = a 1/ 1 4- = a 1/ 1.4053

r n" * \' n r

Wij hebben echter reeds opgemerkt, dat deze waarde
geheel gebaseerd is op de beschouwing van één der
factoren, waarin de functie
\\p door Challis wille-
keurig gesplitst wordt en tevens, dat zoo de tweede
factor mede in rekening wordt gebracht, men geen
andere waarde voor de geluidssnelheid verkrijgt, dan
de Newtonsche waarde
a.

b Theorie van Polier.

Evenals Challis zoekt ook Potter (P/iil. Mag.
4\' Serie Vol. I) eene theoretische uitdrukking voor de
geluidssnelheid te krijgen, die met de experimentele

-ocr page 57-

waarde in overeenstemming is, zonder de warmte-
werkingen in aanmerking te nemen. Hij komt daartoe
door van eene bepaalde hypothese uit te gaan, betref-
fende de constitutie der gassen.

Hij neemt aan dat de lucht eene homogene vloeistof
is, waarin de atomen (moleculen) als cubi gerangschikt
zijn. Is dan p, de drukking, ,o, de dichtheid, V1 het
volume van zekere gasmassa en 2rx de afstand dei-
middelpunten van twee aan elkaar grenzende atomen
(moleculen) — zijn verder
p\\ o\', V\\ 2r\' die zelfde
grootheden nadat \'t volume eene wijziging heeft onder-
gaan , dan is volgens de wet van Boyle:

p\' q\' V, r!

rp/ ~~ o ~ V\' ~~ r\'3 \'

of als p = xo is :

rJ\' __ * X massa van een atoom.

P = y. =......

Fig- Zij nu a, b, c,

de middenpun-
ten van drie
in de richting

o a, b c ct V r
~~-\'- ... ... ,jer beweging

aan elkaar
grenzende
atomen (mole-
culen) als de gasmassa in rust is — «, (3, y die
zelfde punten, wanneer er beweging plaats heeft.
Is dan:

Ob = x, Op— y, ab — bc = 2r =2dx, «/3 = 2r\', py = 2r".

Nu is (2 dx)2 een zijvlak van den cubus waarvan
b het middenpunt is en alzoo (2 Sy)2 dat van den

4

-ocr page 58-

cubus, die (3 tot middenpunt heeft. Zijn verder y\' en

y" de abscissen der zijvlakken van den cubus dan is :

.....

De bewegingsvergelijking van het atoom (molecule)
is:

d3y verschil van druk op beide zijvlakken
df massa van een atoom

x m xm

m

- 2 x r"3

d2y 8x\\ V h<

2 * i J dx1\' 1.2 1 "V \\dx"" \' dx\' 1 2

3 d2y

2 \' / dy

\\dx

Verwaarlozen wij de hoogere termen dezer reeks en

.. dy , , . d~y 3 d2y
stellen wij — = 1, dan is — = — * waaruit voor de

geluidssnelheid de waarde^/"* volgt: doch blij-
kens het voorgaande is ^ x de Newtonsche snelheid
derhalve is de correctie factor van Potter VïX"

Ook al. waren er geene bedenkingen aan te voeren
tegen de vreemde constitutie, welke de gassen volgens
deze redeneringen hebben zouden, dan zoude het toch

-ocr page 59-

niet zwaar zijn, de fout in Potter\'s berekening aan
te wijzen, zooals door Haugthon is geschied.

Fig. 5.

b y

a>

>

Bij de beschouwing van den cubus, waarvan ft het
middenpunt uitmaakt, is ter berekening van het ver-
schil in druk op de beide zijvlakken, de uitdrukking
(2
dy)1 voor hunne grootte ingevoerd — blijkbaar is
dit onjuist, want het zijvlak
abeel is = (2r\')2 en het
zijvlak
a\' b\' c\' d\' = (2r")\\

Voeren wij deze waarden in, dan is:

um

x.m

(2rj

- 8 r\'

(2r")3

dl"

m

dx d!x 1.2

tfy
dx2
dy
dx

Doch

dx

dy %

rr-ox

dx

dus

en

djl
dx2

dyx 2

dx J

dx2 1.2

1  (r\' r")"

-ocr page 60-

tW - " fdyW\' ^ dx - * s00"1"4 - * dx-

\\dx )

waaruit V x de Newtonschc waarde voor de geluids-
snelheid volgt.

c. Theorie van Earnshaw.

Terwijl Potter meende dat in de theorie van La
Place ten onrechte warmtewerkingen in rekening wer-
den gebracht, ontmoeten wij in Yol. XIX en XX
Pïtil. Mag. 4e Serie eene theorie van Earnshaw, die
in een ander pnnt van de gewone beschouwingen af-
wijkt. Vóór hij echter tot die beschouwingen overgaat,
wil hij onderzoeken in hoeverre er overeenstemming
is, tusschen de theoretische waarde van La Place en
de experimenteel gevondene.

Hij meent dat die overeenstemming slechts ten
deele bestaat en dat er altijd een verschil van 7,32
of 23,18 Meter tusschen beide waarden blijft. En
daarenboven — wanneer men de proeven nagaat,
die na 1816 (toen La Place\'s correctie bekend werd)
genomen, zijn is het, altijd volgens Earnshaw,
„impossible not to notice a very sudden and startling
change.\'\' Eveneens zou ook ter verkrijging van meer-
dere overeenstemming, de waarde van y. in de handen
der physici allengs grooter zijn geworden , totdat ze
nu nagenoeg voldoende is, om de theorie van La
Place te kunnen bevestigen.

Deze onwaardige beschuldiging, gericht tegen de
eminente mannen, die hunne krachten aan dit onder-

-ocr page 61-

werp hebben gewijd, mist allen grond. Wanneer wij
de uitkomsten der proeven overzien, dan blijkt \'t ter-
stond dat deze in volkomen tegenspraak zijn met
Earnshaw\'s beweren. De voornaamste dezer proe«
ven gaven \'t volgende resultaat;

I Waarnemer,

Cassini, c. s.
Espinoza.
Benzenberg.
Arago, c. s.
Moll & v. Beek.
Goldingham.

„A sudden and startlir.g change\'\' zien wij in de
uitkomsten dezer proeven niet.

Omtrent x hebben de proeven het volgende geleerd:

Geluidssnelheid
bij 0°.
332.93 Meter.
356.14 „

J a a ]

1738
1794
1809—1811
1822
1823
1823

333.7
330.64
332 32
331.10

i Clément & Désormes, 1.354
(Gay-Lussac & Weiter. 1.3748
, Weisbach 1). 1.41

1816 Masson. 1.4 >9

\' Hirn 2). 1,3845

Werkelijk zien wij hier, dat latere proefnemingen
eene grootere waarde voor x hebben opgeleverd: maar
moet deze toename nu verklaard worden door het ver-
langen der physici om de theorie van La Place
bevestigd te zien? Is het niet veel natuurlijker, de
oorzaak van die toename te zoeken in grootere nauw-
keurigheid der proeven, waarbij meer voldaan werd
aan den eisch, dat de volumeveranderingen geschieden

Vóór 1816

Na

-ocr page 62-

zonder warmte-opname van of warmte-afgifte naar
buiten ?

Earnshaw\'s bemerking, dat de waarde der uitdruk-
king j/"^ • ; i of 23.18 M. te klein is al naar

dat men 332.45 of 348.31 voor de experimentele
waarde aanneemt, komt ons evenzeer onjuist voor.

Want de Newtonsche snelheid"j/^ ^ nagenoeg = 280

£

M. zijnde, vindt men als , — 1.41 genomen wordt

voor de theoretische snelheid 280 VÏAl = 332.4 M.,
eene waarde, die zeer weinig afwijkt van het gemid-
delde der vroeger genomen proeven.

Was Earnshaw\'s beweren juist, dan zoude de
theoretische waarde 325.13 M. bedragen, eene waarde

q

die alleen kan verkregen worden, door voor aan te

c

nemen de waarde die Clément en Désormes daar-
voor gevonden hebben.

Ten einde nu dit vermeende verschil te kunnen
verklaren, merkt Earnshaw op, dat bij de gewone
beschouwingen over beweging van luchtdeeltjes een
groote fout daardoor gemaakt wordt, dat men aan-
neemt dat die beweging alleen veroorzaakt wordt, door
de werking der onmiddellijk aangrenzende deeltjes.

Beschouwen wij een rij
„ „ „ luchtdeeltjes B, E, F, enz.,

D E F G K X J ..

. ....... . neemt men gewoonlijk

aan, dat een deeltje F, al-
leen gedrukt wordt door
E en G, zoodat de beweging

-ocr page 63-

van F door het verschil dier drukkingen veroorzaakt
wordt. Dit nu zegt Earnshaw is eene onjuistheid,
want de beweging van
F wordt eenerzij ds zooweel door
E, als door D, C enz. en aan de andere zijde behalve
door
Gr, ook door H, /, enz. veroorzaakt. Zoeken
wij in deze onderstelling de kracht, waardoor het
deeltje
F bewogen wordt.

Zij daartoe z de afstand der deeltjes D en II tot F
in den toestand van rust, en f (z) de door deze deelt-
jes op
F uitgeoefende kracht. Laten Q(!>j (j OC Cïl OC de
de respectieve verplaatsingen van D,
F en H in den
bewegingstoestand zijn, dan is de afstand van

ü tot F — z -f- X — x/
en van II tot F — z -f- x/ — x geworden , en

derhalve de door deze 2 deeltjes op F uitgeoefende kracht:

mf{z-\\-u: — x/)—m f(zJrx\' —x)=.—mf\'(z) — 2#-fV),
aannemende dat
x — x/ en x\' — x zeer klein zijn, ten
opzichte van
z.

Zij nu h de afstand van twee deeltjes, en laten de
verplaatsingen van 1), E, F, G, H enz. respectieve-
lijk aangeduid worden door
 xr 1 enz-
dan is de bewegingsvergelijking van F:

\' = f\'(h) (sr 1 -2xr xr l-) f\'(2h)xr_3 2xr ay 2)
f\'(31i) Kxr_s—2xr «r 3) .•••(!)

Neemt men nu aan dat xr van den vorm Ar cos Kt
is, dan vindt Earnshaw voor den integraal dezer
vergelijking:

xr — A cos (Kt — 2r 9), waarbij

] Ki = (ih)mt& f\'(2h)Hn,2& f\'(3h)sin*3& ......

-ocr page 64-

Dan is nl.:

d\'xf

— — AIP cos (Kt — 2r &) =

Cf/O

f\'(h) sin-O- f\'(2h) sin\'V •■•■•!

en

Xf-J -2Xr ] _J_ J —

A J cos(Kt~2{r-VJd)~2cos(Kt-2rd-) 2cos(Kt-2{r l)&) j

--A cos{Kt—2r&) (1 —sin2)0- = — 4A cos(Kt~2r d) shfiï.
Derhalve:

f\' (h) (xr—i —2xr -hv 1) —
— AA cos (Kt — 2r&) f\' (2h) sitfd,
evenzoo
f\' (2h) (xr—2 — ?xr r—2) —
— 4 A cos (Kt — 2r&) f\' (2h) sinHö enz.

Het blijkt alzoo dat de waarde xr = A cos(Kt —
waarin K de aangegeven beteekenis heeft, aan de ver-
gelijking (1) voldoet.

i

Is nu 1 de golflengte, dan zal als r met — toeneemt

tl

xr zijne zelfde waarde moeten behouden. Derhalve
xr — A cos (Kt — 2r&) = A cos Kt — 2 (V  ,

71h

waaruit & — —. Is verder v de voortplantingssnel-
heid, dan zal
xr ook niet veranderen, wanneer t met

— toeneemt, dus:
v

xr — A cos (Kt — 2r&) == A cos ^K^t -f 2r&\\ der-

4A cos(Kt — 2r&)

-ocr page 65-

(f\' (h) sin- (2h) sin2 .....) »

of omdat Ö- altij 1 klein is:

= h (l2 f\' (h) 22 f\' (2h) 32/\' (3A) .....Y*

Vervolgens zoekt Earnshaw wat de snelheid zijn
zoude in de onderstelling dat de beweging in
F alleen
door
E en G veroorzaakt wordt. Dan zoude de kracht,
werkzaam in
E en in G zijn:

mF (h) = mf(h) mf(2h) -f-......

Hieruit volgt voor de bewegingsvergelijking van het
deeltje F, wanneer de verplaatsing der deeltjes E,
F, G, weder door ,  worden aange-

wezen :
d2xr

——~ — F\'(J%) (xr—\\2ocr #r 0, waaruit op dezelfde

cvl

wijze wrordt gevonden voor de voortplantingssnelheid

a = hVF\\h) = h (f\\h) r(2A); .....)?I

Deze uitdrukking van a moet nu overeenkomen met
de waarde j/ £

en hiervan maakt Earnshaw ge-
bruik om aan zijn uitdrukking
v eenige beteekenis
toe te kennen, daar zij , zooals zij opgegeven is, om
het daarin voorkomen van
h onbruikbaar zoude zijn.
Wij hebben namelijk:

h

halve v — ~ — —. Derhalve is

J7T 2\\t

-ocr page 66-

v_ = /Vf\'(h) ?f(h)
a \\ f>{h) f\'Vh)

G v

Zij nu f\' (h) =■—dan wordt — =

(

van L a

c\'

Place zoude dus V\\ 522 in de uitdrukking voor de
geluidssnelheid moeten geschreven worden. Wij mer-
ken op, hoewel Earnshaw het tegendeel beweert,
dat deze factor een veel minder goede overeenkomst
tusschen de theoretische en experimentele waarde daar-
stelt. Want de Newtonsche snelheid nagenoeg 280
M. zijnde, is de door deze theorie aangewezen waarde

280 1/2.522 = 345.5 M. terwijl de meest nauwkeurige
proeven eene waarde tusschen 330 en 333 M. aangeven.

Doch, afgescheiden van deze meerdere of minder
overeenstemming, meenen wij andere bedenkingen tegen
Earnshaw\'s ontwikkeling te kunnen aanvoeren,
welke hier volgen.

Allereerst is het duidelijk, dat noch de uitdrukking
voor v, noch die voor
a eenige beteekenis heeft, van
wege het voorkomen van
h ; dat die beteekenis alleen ont-
staat door in de verhouding van
v en a, f\' (h) = —

t

te stellen, en a gelijk te stellen

tonsche snelheid.

-ocr page 67-

Maar welk recht heeft men hiertoe, waarom wordt

q

f\' (h) = — gesteld? Wij zouden gelooven, dat de

z

eenige reden, die hier voor bestaan kan, is, dat alleen
deze waarde een eenigzins geschikt resultaat oplevert:
er zoude wellicht meer grond bestaan de kracht werk-
zaam tusschen twee deeltjes omgekeerd evenredig met

den afstand te stellen, waardoor f\' (h) — ™ wordt,

doch dan zoude zijn:

\'2

= CO .

tonsche snelheii

v a 1 4-1 1....... 1

-1 I I y 2 r

Daar nu Earnshaw\'s resultaten geheel afhangen
van de waarde die voor
f (h) aangenomen wordt, volgt
hieruit dat zoo lang de juistheid van die aanname
niet bewezen is, ook zijne theorie nadere bevestiging
behoeft.

Doch er is meer: de uitdrukking voor a mag
niet gel ij k gesteld worden met de New-

diVi

Om dit aan te toonen, willen we de beide bewe-
gingsvergelijkingen waaruit
v en a zijn afgeleid, nade-
beschouwen, Deze zijn:

voor v. = Ov—i — 2xr -f f\' (h) -f

—2xr -f-a?r 2 f\' (2h)

voor a: ^ = Or-i -2rr "K 0 (f\'(h) fW •••)
de eerste vergelijking gaat in de tweede over, wan-

-ocr page 68-

neer xr x , i xr—3 enz allen = xr—\\ gesteld

worden.

De Newtonsche snelheid zoude dus daarom van de
gecorrigeerde verschillen, omdat bij de eerste, alle
deeltjes eenerzijds en alle deeltjes aan de andere z;jde
van F, waarvan wij de beweging beschouwen, dezelfde
verplaatsingen zouden ondergaan. Maar als deze aan-
name noodzakelijk is om de uitdrukking:

a = h (f\' (h) f\' (2h) .....)*

te kunnen verkrijgen, dan verliest a hierdoor alle
beteekenis, want door de aanname van gelijke ver-
plaatsingen van alle deeltjes vervallen de begrippen
van verdichting, verdunning, golf en alzoo van voort-
planting van geluid. En daar nu Newton en zij,

die na hem de waarde gevonden hebben j uist

uit die verdichtingen en verdunningen hunne theorie

afleidden, kan de uitdrukking h (f\'(h) f\'$h)

nooit identisch zijn met

In een paar volgende stukken breidt Earnshaw
deze beschouwingen uit op de voortplanting van bizon-
der sterke geluiden.

Hij meent dat het bekende, in de reisbeschrijving
van Parry verhaalde feit, waarbij het kanonschot
vóór het commando tot afvuren gehoord werd en uit
de door Montigny beschrevene waarnemingen omtrent
de snelheid van den donder, (
Bulletins de VAcademie
de Belffique) genoegzaam bewezen hebben dat een zeer

l/i-

-ocr page 69-

intens geluid zich sneller dan een gewoon geluid
voortplant. Hij tracht dit uit zijne theorie af te lei-
den, en komt werkelijk tot het resultaat dat de voort-
plantingssnelheid onbepaald met de sterkte van het
geluid zou toenemen. Hij komt daartoe op de vol-
gende wijze.

Als integraal voor de vergelijkingen:

= f\' (h) (xr-i —2xr l )

f\\2h) (xr_2 -2xr -MV 0 .....

is aangenomen xr Ar cos ( Kt), waarin Ar en K de
bepaalde beteekenis hadden, en hiertegen bestond geen
bezwaar omdat de periodieke beweging van het geluid
juist een sinus of cosinus functie vorderde. Nu echter
doet Earnshaw eene andere onderstelling en stelt
xr —Ar e Kt — waarbij Ar — Ca 2r -f- c\'a —2r en

IP = f\'(h) .(a — a-J f\'(2h) (V — «~3)2H-----

waaruit, evenals vroeger voor de snelheid van het
geluid wordt gevonden:

hli ]) / \\

» == («*>(«-■<-\'

daar nu «— a-1 alle mogelijke waarden van o af kan
bezitten, zoude hieruit volgen dat daarom ook
v onbe-
paald kan toenemen.

\'t Komt ons echter voor, dat juist die aanname
xr — Ar e Kt aan "t eigenlijke physische of mecha-
nische vraagstuk vreemd is en dat daarom, hoe ver-
nuftig zijne mathematische ontwikkelingen ook zijn
mogen, aan zijne resultaten voor de theorie van de
voortplanting van het geluid geene waarde mag woor-
den toegekend.

-ocr page 70-

d. Theorie van Duhamel.

Onder hen, die de uitdrukking v = y/ Jjj . —-,

bestrijden, niet zoozeer, omdat hij opkomt tegen het
in rekening brengen van warmtont wikkelingen, als wel
omdat hij meent, dat aan die formule eene onjuiste
opvatting van de constitutie der lucht ten grondslag
ligt, behoort ook D u h a m e 1 wiens beschouwingen
daaromtrent in deel LY der
Comptes Rendus voorkomen.
Hij meent, dat men ten onrechte aanneemt, dat wan-
neer de temperatuur van een gasmassa dezelfde blijft,
de drukking en dichtheid in dezelfde verhouding ver-
anderen, zoowel in den staat van beweging als in
dien van rust.

Tot grondslag zijner beschouwingen legt Du ham el
de formulen van P o i s s o n 1) , die de elasticiteits-
krachten aanduiden, welke ontstaan t wanneer een
homogeen lichaam door eene constante kracht gedrukt
wordt. Zijn
u, v, w de veranderingen der coordinaten
x, y, z; — de hoeken die de normaal op het

element, waarop de drukking beschouwd wordt, met
de assen maakt;
1, v de hoeken die de richting
der drukking daarmede maakt, dan zijn deze verge-
lijkingen :

/ / du\\ , / du dv dw\\\\

p.«..»=(*(! S) *(8 Tx Aj dd)™"

du , /du dv\\\\ f du , /du dw\\\\

Kdy * W ito)\' (ƒ 3T Kdz S)F"■7

1) Journal de 1\'Eeole Polytechnique Cahier 20, Tome XIII,
pag. 46.

-ocr page 71-

K en k zijn constanten afhankelijk van de grootte
van den druk en van den aard van het lichaam, dat
de drukking ondergaat.

Deze vergelijkingen gelden voor een vast lichaam,
omdat zij alleen juist zijn in de onderstelling dat de
verplaatsingen der deeltjes uiterst gering zijn; doch
daar bij de voortplanting van het geluid, die geringe
verplaatsingen aangenomen kunnen worden, kunnen
zij ook voor dat geval dienen. Zij ondergaan echter
eenige vereenvoudiging door toepassing der eigenschap-
pen van de gassen.

D u h a m e 1 meent nl., dat wanneer de moleculen
eener gasmassa verplaatsingen ondergaan, de nieuwe
evenwichtstoestand, waarbij de afstand der moleculen ver-
anderd is, een gelijkvormigen toestand met den oorspron-
kelijken opleveren, en aizoo dat, indien men uit eenig
punt voerstralen naar alle moleculen getrokken had, al
deze overstralen in eene zelfde reden zouden veranderen.

Een gevolg hiervan is, dat alle deeltjes die een
zelfde
x hebben, die ook in den nieuwen toestand zul-
len blijven hebben, waaruit volgt:

du du . dv dv dw dw

-r- en -T- = o; eveneens is , en — , — en -7- — o.
dy dz dx dz dx dy

-ocr page 72-

Daar de gemiddelde afstand der deeltjes bij een gas-
massa in alle richtingen dezelfde is, en er in den
nieuwen evenwichtstoestand gelijkvormigheid bestaat,
is:

du dv dw
dx dy dz\'
De vergelijkingen van Poisson worden daardoor

p. cos I =r (k H- (K 4- 5 k) C~^cos.«.
p. cos (.i (k (K - - 5 k) ^\\os. p.

dxJ

(* (* 5*) d£)co,y.
du

p. cos v

derhalve

\'t Komt er nu op aan eene beteekenis aan K en k
te geven. De eerste constante K beteekent niet anders
dan de oorspronkelijke druk, die
TT genoemd wordt.
Door toepassing van de wet van Boyle wordt
eene waarde voor
k gevonden. Was nl. D de aan-
vankelijke dichtheid, dan zoude hij na de verplaatsin-

gen der moleculen I)(l - ~~

geworden zijn; daar nu volgens genoemde wet druk-
kingen en dichtheden evenredig zijn, is de nieuwe

/ du\\
drukking Hyl— 3 en alzoo :

/„ „ du\\ , , r.sdu . 4

II ( 1—3 y- )=TT (TT4-5A)t-, waaruit K—~ —TT.

v q/oc / cl 00 o

Terwijl nu voor de bepaling van K en k het geval

-ocr page 73-

ondersteld is, waarbij de verplaatsingen in alle rich-
tingen dezelfde waren, gaat Duhamel nu over tot
de beschouwing van het geval der beweging in een
cilindrische buis, die evenwijdig aan de
x as is. Hij
neemt dan aan, dat alle deeltjes zich evenwijdig aan
die as bewegen, zoodat de verplaatsing u alleen van
x afhangt, en de verplaatsingen v en w — o zijn.
De differentialen van u ten opzichte van
y en z en de
differentialen van
v eu iv ten opzichte van x, y en z
zijn dus = o. De algemeene vergelijkingen gaan dan
over in :

. T T f ^ 7 du\\

p cos. A~ II (1 — — — ) cos cc,

\\ O doe /

„ /„ 4 du\\

p cos. u~ n — —j cos. (j,

/ 4 clu\\
pcos. 5 cos. /.

De bewegingsvergelijkingen wordt hierdoor:

clhi_ 7 II dhi

~dï~~ö ~D döï \'

waaruit voor de voortplantingssnelheid volgt v =

VI- VI

i / 7 _ —

Volgens deze theorie zou y Tp™ ^^ ^us de

correctiefactor zijn, die aan de Newtonsche snelheid moet

I / jj

toegevoegd worden; daar nu |/ — = 280M.is,wordt
v = 330.4.

„Kous arrivons donc à cette conséquence singulière,
zegt Duhamel, „que la vitesse théorique du son

5

-ocr page 74-

„dans l\'air, en ne supposant aucune élévation de tem-
pérature, est identique avec celle, que donne l\'éxpe-
„rience."

Maar al ras wordt door Clausius en de Saint-
Venant op een fout gewezen, die dit resultaat geheel
in duigen doet vallen.

Bij de bepalingen van de constante k is gebruik

gemaakt van de vergelijking p — J I (TI bh) ~ ,

(xoc

die de drukking aanwijst na de volumeverandering.

Maar met de volumeverandering is ook het vlak

waarop de drukking werkte veranderd en dit heeft

Duhamel over \'t hoofd gezien. Daar nu onder p

steeds de drukking op de eenheid van oppervlakte

verstaan wordt, zal nu p nog gedeeld moeten worden

door de uitdrukking voor de verandering, die het vlak

ondergaat, waarop de drukking werkt. Daarom moet

gesteld worden :

p . „du

—=n (n bk) -J-.
j ^ du \' dx

dx

Voert men met deze vergelijking dezelfde bereke-

2

ningen uit, dan vindt men k — — — TT, waardoor

O

geheel op dezelfde wijze voor de geluidssnelheid ge-
vonden wordt \'"y" eene uitdrukking ,

waarvan de waarde, zoo duidelijk in tegenspraak met
proeven is, dat zij verder buiten alle beschouwing
kan blijven.

Duhamel ziet dit ook in, doch geeft niettemin

-ocr page 75-

zijne zaak nog niet op, en tracht alsnu door warmte-
werkingen in rekening te brengen tot een meer over-
eenstemmende uitkomst te geraken. Hij gaat uit van
de vergelijking:

a&

= (f-0"

waarin a de uitzettingscöefficient, & de temperatuurs-
verandering door eene plotselinge volumeverandering
f veroorzaakt en
c en c de beide specifieke warmten
voorstellen. Wordt nu
p teruggebracht tot het oor-
spronkelijk oppervlak, dat hier door volume- en tem-
peratuursverandering eene wijziging had ondergaan ,
dan is:

p (1 cc&)

^ dxJ

du
dx

J7 (JI-t- 5 k)

« du i

o — dus a & :
dx

\\ du
J dx

— 3

1

maar

Yoert men deze waarde voor a {> in , dan wordt gevon

n

den k

Deze waarde voor k substi-

" C1-3 f

o \\ c /

tuerende en wieder eene beweging der deeltjes even-
wijdig aan de
x as onderstellende, hebben wij:

1 /„ „ c \\ du?

cos. a

dx

du"\'

n 1 -

p. cos. X

/ 1 / „ c \\ du\\
cos. ^ = «- (l -g- (1-3 Ej cos. I?

p. cos. , = n(l \\. (l-3 -£) 2) COS. ,
waaruit voor de snelheid van het geluid wordt afgeleid:

5*

-ocr page 76-

c 1 / //

Neemt men— = 1.41 dan wordt v = l// — X
c
 * u

VÖ94 = 271.6 M, alzoo

eene kleinere waarde dan de

q

Newtonsclie: men zoude -.- = 1.684 hebben te nemen

c

om voor v de waarde 333 M te verkrijgen.

Clausius komt nogmaals ook tegen dit resultaat op:
hij meent dat er eene fondamentele fout in Duhamel\'s
redenering is. De geluidssnelheid is bepaald voor
\'t geval van voortplanting in eene buis, waarbij aan-
genomen werd dat alle deeltjes zich evenwijdig aan

, , , , du du dv ..

de x as verplaatsten, waardoor — >-7-5-7— enz., allen

dij dz dn

= 0 gesteld konden worden. Zulk eene eenvoudige
beweging der moleculen acht Clausius onbestaan-
baar met den aard der gassen. Want ware dit juist,
dan zoude de onderlinge afstand der moleculen in de
richting der
x verschillen van die in alle andere rich-
tingen, waarvan het gevolg zoude zijn dat de druk-
king niet meer in alle richtingen dezelfde was: en
dit kan in een gasmassa bij een evenwichtstoestand
nooit het geval zijn, want de moleculen zouden zich
bewegen in de richting waarin de drukking het grootst
was, tot zoolang dat de drukking in alle richtingen
dezelfde was geworden.

Behalve dit door Clausius aangevoerde argument
meenen wij , dat ook nog eene andere bedenking tegen
Duhamel\'s ontwikkeling kan bijgebracht worden. Uit

-ocr page 77-

de afleiding is gebleken dat de waaide van v geheel
afhangt van de waarde die
k verkrijgt. Nu wordt k
afgeleid uit de vergelijking

^ ^ du dx

dx

aanwijzende de drukking na de volumeverandering.
Doch de daarvoor verkregen uitdrukking steunt geheel
op de onderstelling, die in de oorspronkelijke vergelij-
king van Poisson is ingevoerd, dat

du_dv dv)_

dx dy dz
en daar nu door Du ham el bij de beweging in een

buis ~ en ~ r= o gesteld worden, is de voorwaarde
dy dz

waaronder k berekend is en waarvan hare waarde
afhangt, niet vervuld. Bij de beschouwing der bewe-
ging in eene buis zal daarom de in eene andere onder-
stelling gevonden waarde van
k niet mogen gebruikt
worden.

e. Theorie van Moon.

Met een enkel woord willen we nog spreken van
eene theorie die in de deelen XXXYI en XXXYII
van het
Philos. Magazine door Moon is ter sprake
gebracht.

De gewone vergelijking, die de beweging van de
lucht in een buis voorstelt is

-ocr page 78-

waarin y de verplaatsing van een luchtdeeltje, x de
afstand van den oorsprong tot dit deeltje,
p de druk-
king,
D de dichtheid en t de tijd voorstelt.

Neemt men aan, dat de wet van B o y 1 e ook
juist is, wanneer de luchtdeeltjes in beweging zijn,

dan gaat deze vergelijking over in |daar— — — en
dus p = a\'Q = a*D(^y):

tf f^yy2 dhj,

dt2 \\dxj dx2\'
welke voor zeer kleine bewegingen overgaat in:

° — dt2 a dx2

Moon meent echter dat de aanname, dat de ver-
gelijking
p a2 q ook geldt, wanneer de lucht in bewe-
ging is, is „a pure assumption , having no basis of
„fact or argument to rest upon."

Want in geval van beweging heeft men:
p= funct. (y,t),v= funct. (y,l),o~ funct (y, t)
p, y
, t, q hebben de vorige beteekenissen , v is de snel-
heid der deeltjes. Elimineert men
y en l uit deze
vergelijkingen, dan heeft men

p — funct. (v, q)

Is v = o, dan is p = d2 q, maar volgens Moon
heeft men evenmin recht, dit voor alle waarden van
v aan te nemen, als voor de reeks, A -)- Ai x As x2 -(-..,
voor alle mogelijke waarden van x, A te stellen.

In de vergelijking

d~y 1 dp

dl2 D dx

-ocr page 79-

wordt daarom door Moon de betrekking p = ar q
F(q,v) ingevoerd, waarin F eene functie voorstelt,
die voor
v = o ook = o wordt. Door eene lange reeks
van herleidingen, wordt de vergelijking geïntegreerd:
in de oplossing komen echter verschillende arbitraire
constanten en functiën voor. Door zekere onderstel-
lingen daarbij in te voeren, komt hij ten opzichte der
geluidssnelheid tot het resultaat, dat de verdichtingen
en verdunningen zich met ongelijke snelheden voort-
planten.

Wij meenden ons hier te mogen ontslaan van de
mededeeling van Moon\'s ontwikkelingen, daar zijne
bedenkingen tegen de bestaande theorie o. i. niet kunnen
gelden: dit zal vooral kunnen blijken, wanneer wij uit-
gaan van de nieuwe theorie omtrent de constitutie der
gassen. Volgens die theorie wordt de drukking van
eene gasmassa waarop geene uitwendige krachten wer-
ken , aangeduid door

en de wet van Boy le wordt daardoor bewezen

dat hier uit volgt pV — --: daar nu n, het aantal

ö

deeltjes, m de massa van ieder deeltje en u de gemid-
delde snelheid, voor eene bepaalde gasmassa bij stand-
vastigen temperatuur standvastig zijn, volgt hieruit
p V = constante. Deze wet zoude nu niet meer doorgaan
wanneer de gasmassa in beweging is : door die beweging
kunnen n en m niet veranderen, doch de mogelijkheid
bestaat, en dit moet erkend worden, dat u door die
beweging wijzigingen onderging, waardoor niet meer

-ocr page 80-

—-—• als eene constante kon beschouwd worden. Wan-

O

neer wij echter in het oog houden dat u, naar cle
berekeningen van Clausius eenige honderde meters
bedraagt, terwijl wij altijd aangenomen hebben dat
de snelheid der deeltjes ten gevolge der voortplanting
van het geluid uiterst gering is, dan is het ook
duidelijk dat bij de bewegingen, die wij hier beschou-
wen , zonder eenig bezwaar ook gedurende de beweging
de wet van Boyle mag toegepast worden.

§ 3. De snelheid van het geluid in verband met de nieuwe
beschouwingen omtrent den aard der gassen.

In de vorige bladzijden hebben wij alzoo nagegaan,
hoe men, door op verschillende wijzen de vergelijkin-
gen samen te stellen der bewegingen, die bij de
voortplanting van het geluid, in de lucht aanwezig
zijn, verschillende uitdrukkingen voor de snelheid van
voortplanting kan verkrijgen. Eveneens is het ons
gebleken, welke bezwaren er aan verbonden waren
aan \'t aannemen van andere onderstellingen, dan waar-
van Poisson bij zijne ontwikkelingen is uitgegaan.

Doch tot nu toe hebben wij eene bedenking achter
gehouden, die tegen al de hier besproken verhande-
lingen kan worden ingebracht. Want hoe verschillend
de opvatting ook zijn moge, wat de details der bewe-
gingen van de luchtdeeltjes betreft , allen komen
daarin overeen dat zij als grondhypothese aannemen,
dat een gasmassa in toestand van rust uit deeltjes
bestaat, die door krachten, welke tusschen die deeltjes
werkzaam zijn, in hunnen evenwichtstoestand gehou-

-ocr page 81-

den worden. Wordt die evenwichtstoestand door een
uitwendigen oorzaak verstoord, dan zijn \'t die krach-
ten welke de voortplanting der beweging veroorzaken.

Maar, gelijk bekend is, is \'t vooral na de ontwik-
keling, die de mechanische theorie der warmte gekre-
gen heeft, noodzakelijk geworden, die begrippen
omtrent de constitutie der gassen, door andere te ver-
vangen. De proeven van Joule toch hebben ten
duidelijkste bewezen, dat wanneer een gasmassa volu-
menveranderingen ondergaat, geen inwendige arbeid
verricht wordt, waardoor de aanname van tusschen
die deeltjes werkzame krachten moet vervallen.

\'t Zijn Krönig en vooral Clausius geweest, die
de nieuwe theorie omtrent den inwendigen toestand
der gassen ontwikkeld hebben, waarvan de grond-
hypothese daarin bestaat dat bij een gasmassa, die in
rust is, alle deeltjes snelle rechtlijnige eenparige bewe-
gingen bezitten.

Wanneer dus bij alle daaromtrent gemaakte beschou-
wingen de voortplanting van het geluid verklaard
wordt uit de oude gassentheorie, dan valt het niet te
ontkennen, dat deze slechts eene betrekkelijke waarde
hebben.

Wel wordt door Briot (Théorie mécanique de la
Chaleur, p.
182) opgemerkt dat de afstootende krach-
ten tusschen de moleculen, die eene vaste plaats
innemen, gelijk de oude theorie onderstelt, eigenlijk
op \'t zelfde neerkomen als de telkens weclerkeerende
botsingen, welke bij de bewegingen der moleculen,
naar de nieuwe theorie, plaats vinden; wij meenen
echter, dat al moge deze opmerking op zich zelve
niet onjuist wezen, toch tal van vragen overblijven

-ocr page 82-

betreffende de details van het mechanise der geluids-
voortplanting.

Indien dus Briot beweert: „la nouvelle théorie des
rgaz ne détruit pas les anciens travaux sur la propa-
„gation du son," dan achten wij dit slechts waar, wan-
neer men alleen op de resultaten acht geeft, doch
niet meer wanneer het ook toegepast wordt, op de
wijze, waarop die resultaten verkregen worden

Blijft er alzoo in dit opzicht nog veel te doen
over, dan begroeten wij met des te meer ingeno-
menheid het weinige dat in dezen verricht is.

In Bd. 118 van Pogg. Annalen wordt eene korte
aanwijzing van Stefan gevonden, hoe uit de theorie
van Krönig de Newtonsche formule voor de geluids-
snelheid kan afgeleid worden. Naar die theorie moet
de snelheid, waarmede het geluid voortgeplant wordt,
afhankelijk zijn van die, waarmede de luchtmoleculen,
zich op hunne rechtlijnige banen bewegen en die beide
snelheden zouden gelijk zijn, wanneer alle moleculen
zich in dezelfde richting bewogen, als waarin het
geluid zich voortplant.

Denkt men zich nu de luchtmassa, verdeeld in ge-
lijke en gelijk geplaatste cubi, dan zoude, wanneer
twee der zijvlakken loodrecht op, en de beide andere
evenwijdig aan de voortplantingsrichting geplaatst waren,
klaarblijkelijk slechts een derde gedeelte der mole-
culen (altijd met het oog op de theorie van Krönig)
zich in die richting bewegen. Opdat dit voor alle
moleculen plaats vinde, zullen de cubi zoo geplaatst
moeten worden, dat de diagonaal van een cubus even-
wijdig aan meergenoemde richting is. De cosinus van
de hoek, die de diagonaal met de ribben maakt is

-ocr page 83-

—7= en dus de snelheid in de richting van den dia^ro
naai als u, die volgens de ribben van den dubus is:

x

Met deze snelheid bewegen zich alle moleculen in
de voortplantingsrichting van het geluid:
x is dus ook
de snelheid van voortplanting. Doch volgens Krönig is:
nrnu2

pv = —— = nmx2,

doch -= de dichtheid D, derhalve:

v

S t e f a n merkt ten slotte op, dat eene meer uit-
voerige behandeling, waarbij men rekening houdt van
de onregelmatige bewegingen der moleculen, de snel-
heid van het geluid met de correctie van La Place
zal moeten opleveren.

Maar juist dit slot wijst aan, hoe verre het door
Stefan gegevene van eene volkomene theorie verwij-
derd is, Want het zijn juist die onregelmatige bewe-
gingen der moleculen, die Clausius aanneemt, die
de groote moeijelijkheid voor eene mathematische be-
handeling daarstellen en welke bij de eenvoudige
symmetrie-hypothese van Krönig niet bestaat Die
bezwaren blijken ten duidelijkste uit de verhandeling
van Clausius over het geleidingsvermogen van gas-
sen voor warmte (
Abhandlungen II, pag. 277). Zal
eene theorie van de voortplanting van het geluid
eenige waarde hebben, dan zou die o. i op de leest

-ocr page 84-

dezer verhandeling geschoeid moeten zijn. Zoodanige
theorie is tot dusverre niet gegeven, zoodat op dit
gebied nog veel te doen overig blijft. Wel heeft
E. Mulder (
Pogg. Annalen, Bd. 140) op het verband
gewezen, dat er bestaat tusschen de uitdrukking voor
de gemiddelde snelheid der gasmoleculen en die voor
de snelheid van geluid, doch die overeenkomst is niet
meer dan eene uitwendige, waaruit omtrent het ver-
band dat in \'t wezen der zaak tusschen beide groot-
heden moet bestaan, weinig is af te leiden.

-ocr page 85-

TWEEDE HOOFDSTUK.

Experimentele bepalingen van de snelheid
van het Geluid.

Hebben wij in het vorige hoofdstuk eene beschou-
wing omtrent de theorie van de voortplantingssnelheid
van het geluid gegeven, in dit tweede zullen de voor-
naamste experimentele bepalingen achtereenvol-
gens behandeld worden.

Wij hebben hier echter uitsluitend de directe
methoden op het oog, waarbij de snelheid afgeleid
wordt uit den tijd, dien het geluid behoeft om zekeren
bekenden weg af te leggen en zonderen alzoo de
indirecte en relative bepalingen, zooals bijv. Wert-
heim en Kundt ze verricht hebben, uit, die op de
bepaling van de goflengte van een toon van bekende
hoogte berusten.

-ocr page 86-

§ 1. Ondere bepalingen.

De oudste en meest toegepaste methode ter bepaling
van de snelheid van het geluid en tevens degene,
welke tot vóór korten tijd de meest nauwkeurige uit-
komsten had opgeleverd, is die, waarbij gebruik ge-
maakt wordt van de zeer groote voortplantingssnelheid
van het licht, waardoor we den tijd, dien het behoeft
om van eene plaats tot eene andere te komen, ver-
waarlozen mogen, ten opzichte van dien, welken het
geluid daartoe noodig heeft. Indien dus een verschijn-
sel, dat gelijktijdig een licht- en geluideffect te weeg
brengt op eenigen afstand wordt waargenomen, dan
heeft men in het tijdsverloop tusschen het zien van
het licht en het hooren van het geluid den tijd, dien
\'t geluid behoeft, om dien weg te doorloopen. Is
daarenboven de lengte van dien weg bekend, dan
heeft men daarin de noodige gegevens om de snelheid
van het geluid te berekenen; men vindt die door den

weg, door den tijd te deelen: (^vz=~

\'t Komt er alleen op aan, deze methode practisch
uit te voerer. Daartoe kiest men twee plaatsen, door-
gaans eenigziins boven het omliggende terrein verheven,
opdat zij van elkaar uit, gezien zouden kunnen worden.
Op beide plaatsen bevindt zich een waarnemer, die van
een stuk geschut en een nauwkeurigen tijdmeter is
voorzien. De afstand der plaatsen is met juistheid
bekend en op een vooraf bepaald tijdstip wordt op ééne,
of beter nog op beide plaatsen, het stuk geschut afge-
schoten. De waarnemers houden nauwkeurig aanteeke-
ning van het oogenblik, waarop zij het licht zien en
vervolgens van dat, waarop zij den knal hooren: den

-ocr page 87-

tusschen beide waarnemingen verloopen tijd heeft het
geluid noodig gehad, om den afstand tusschen beide
plaatsen te doorloopen.

Hoe eenvoudig deze methode nu ook schijnen moge,
verschillende voorzorgen zijn er bij in acht te nemen,
zal men eenigzins juiste uilkomsten verkrijgen; maar
zelfs bij \'t aannemen van den grootsten zorg, blijven
er storende invloeden bestaan, waarvan men zich moeije-
lijk kan ontdoen, \'t Was om deze bezwaren, dat
Regnault op eene andere, later te beschrijven wijze
de snelheid van het geluid heeft bepaald.

Een eerste storende invloed ligt daarin, dat men
bij deze methode verplicht is, altijd van zeer sterke
geluiden gebruik te maken. Want, daar eene fout in
de bepaling van het tijdsverloop , des te geringer invloed
zal uitoefenen, naarmate dat verloop zelve grooter is,
neemt men den afstand tusschen beide waarnemings-
plaatsen zoo groot mogelijk: altijd eenige duizende meters.
Maar zal men op zulk een afstand een geluid kunnen
hooren, dan kan dat niet anders dan een kanonschot
zijn. \'t Is er echter verre van, dat de voortplanting
van zoodanig geluid overeen zou komen met de voor-
stelling, die wij ons daarvan in ons eerste hoofdstuk
gemaakt hebben. De luchtlagen, die zich in de nabij-
heid van de monding van het kanon bevinden, zullen
met zeer groote snelheid voortgeslingerd worden en eerst
op zekeren afstand van het geschut zal men kunnen
aannemen dat de geluidsgolf zich op de gewone wijze
voortplant.

De oorzaak van dit verschijnsel is, naar Regnault
opmerkt, daarin gelegen dat de lucht niet volkomen
elastisch is; de drukking die in ééne bepaalde richting

-ocr page 88-

uitgeoefend wordt, plant zich niet oogenblikkelijk in
alle richtingen voort. Daardoor kao een luchtkolom, die
sterk samengedrukt is, zich op de wijze van een vast
lichaam bewegen door verdunde luchtlagen, zonder
daarin merkbaar in dichtheid te verminderen.

Dit geschiedt nu steeds, wanneer een geluidsgolf
door het afschieten van een kanon of pistool veroor-
zaakt wordt; berekend men dus daarbij de snelheid

van het geluid volgens de formule v — die alleen,

t

op eene in alle punten gelijke voortplantings-snelheid
gegrond is, dan maakt men daarbij eene fout, die
wel, bij een aanzienlijken weg geen grooten invloed
zal hebben, maar die voor korte afstanden de uit-
komsten aanmerkelijk wijzigen kan. De proeven van
Regnault, hebben dit ten duidelijkste aangetoond.

Een volgende bron van onzekerheid en fouten is
gelegen in den toestand van den atmosfeer, waarin de
proeven genomen worden. Wij zagen nl. dat tempe-
ratuur en vochtigheidstoestand een belangrijken invloed
uitoefenen, terwijl ook de wind de snelheid aan-
merkelijk wijzigen kan. Wat de temperatuur en de
vochtigheidstoestand betreft, indien men kan aannemen,
dat de verschillende luchtlagen, welke het geluid op
zijn weg ontmoet, ten opzichte van deze alle in den-
zelfden toestand waren, dan zou het niet moeijelijk
zijn, de hiervoor noodige correctie met zekerheid aan
te brengen. Immers, men had op het oogenblik der
waarneming slechts op ééne plaats de temperatuur en
de spanning van de in de lucht aanwezige waterdamp
te observeren, en de vroeger vermelde formulen zou-
den ons de aan te brengen correctie doen kennen.

-ocr page 89-

\'t Is er echter verre van, dat deze toestand in wer-
kelijkheid zoo zijn zou, want die beide grootheden
zijn van plaats tot plaats zeer veranderlijk. Ten einde
nu de gemiddelde temperatuur dier lagen te kennen,
heeft men zich bij alle proeven bepaald, \'t gemiddelde
te nemen van de twee thermometeraflezingen, op de
beide waarnemingsplaatsen verricht. Ook bij R e g-
nault\'s proeven is dit geschied, daar hij zegt: „je ne
„connais aucun moyen d\'évaluer avec quelque certi-
tude, la température moyenne des couches d\'air tra-
versée par le son, que produit un coup de canon."
Hij meent dat bij een weg van 2000 à 4000 meter de
fout hier 0.2 à 0.3° C. bedragen.

Volgens Le Roux (Annales de Chemie et Physique,
4e Serie, T. XII) zou de hierdoor ontstane onzeker-
heid veel grooter zijn, en zou de onjuistheid in de
bepaling der gemiddelde Temperatuur, het verschil
van 1 à 2 M. kunnen verklaren, dat er tusschen de
uitkomsten van verschillende nauwkeurige waarnemin-
gen bestaat. Hij merkt op, dat de proeven bijna altijd
genomen zijn tusschen twee verheven plaatsen, op
bergen of heuvels en des nachts, welke omstandigheden
zeer ongunstig werken op de nauwkeurige kennis van
de temperatuur der luchtlagen, door welke het geluid
zich voortplant.

Babinet en Becquerel toch, zijn beiden tot het
resultaat gekomen, dat, vooral \'s nachts, op eene hoogte
tusschen 20 en 30 M. boven den grond, de lucht een
maximum van temperatuur moet vertoonen. Tot nadere
bevestiging haalt Le Roux waarnemingen aan van
01 ai s h er, gedaan bij zijne nachtelijke luchtballon-
opstijgingen in Engeland.

-ocr page 90-

Hoogte. Temperatuur.

Op den grond......7°.5

457 M.........4°.4

914 „........2°.7

1311 „........0°.5

1981 „........2°.7

2286 „........4°.4

2591 ,......... 2°.7

2682 „........1M

Hieruit blijkt hoe onregelmatig die verdeeling van
temperatuur zijn kan, en houdt men in het oog dat
iedere graad verschil in de juiste bepaling der gemid-
delde temperatuur, eene verandering van 0.62 M. ver-
oorzaakt, dan zou eene onzekerheid van 3 graden
voldoende zijn, om de gemelde verschillen in de
uitkomsten van onderscheidene waarnemers te ver-
klaren.

Ten opzichte der kennis van den vochtigheidstoestand
van de lucht, geldt \'t zelfde als \'t geen van de tem-
peratuur gezegd is. Men heeft zich steeds vergenoegd
met eene bepaling der spanning van den waterdamp,
op de beide waarnemingsplaatsen en het gemiddelde
dezer waarnemingen voor den gemiddelden vochtigheids-
toestand in rekening gebracht. En ook dit nog heeft
men in vele gevallen verwaarloosd. Le Eoux heeft
bij deze waarnemingen uit andere opgegevene omstan-
digheden , als weêrsgesteldheid en temperatuur, bij be-
nadering de meest waarschijnlijke waarde voor de
spanning van den waterdamp trachten op te maken;

-ocr page 91-

8B

hierbij bestaat echter, uit den aard der zaak, groote
onzekerheid. Maar gelukkig is de juiste kennis van
den vochtigheidstoestand van minder gewicht, daar de
hiervoor aan te brengen correctie een veel geringer
bedrag heeft.

De derde bron van onzekerheid, voor zooverre deze
in den toestand van den atmosfeer gelegen is, is die
welke de wind veroorzaakt.

Allen, wier proefnemingen op eenige nauwkeurig-
heid aanspraak maken, zijn er op bedacht geweest,
den invloed van den wind te elimineeren, of in reke-
ning te brengen. Die invloed is afhankelijk zoowel
van de richting als van de snelheid van den wind.

Men heeft getracht dezen bron van onzekerheid te
elimineeren door zoogenaamde reciproke kanonschoten,
waaronder verstaan wordt, dat de schoten op beide
stations zooveel mogelijk gelijktijdig gelost worden
en alzoo ook op beide plaatsen het tijdsverloop tusschen
het zien van het licht en het hooren van het geluid
waargenomen wordt. Men meende dat, wanneer het
geluid zich alzoo in twee tegengestelde richtingen voort-
plantte, de wind in de ecne richting, evenveel ver-
snellen, als in de andere vertragen zou, waardoor uit
het gemiddelde de invloed van den wind geelimineerd
zou zijn.

Yan Rees heeft echter aangetoond dat deze rede-
neering onjuist is en dat men door de volgende bere-
kening, de daarbij gemaakte fouten, vermijden kan.

Zijn A en B de beide stations, en geven AC en
BD de richting van den wind aan. Zij v de snel-
heid van het geluid, wanneer de lucht in rust is,
en
BE de weg, die het geluid in die omstandigheden

6*

-ocr page 92-

in t seconden zou afleggen.
Nu echter legt \'t geluid,
door den invloed van den
wind den weg
BA in dien
tijd
t af, zoodat EA de weg
j) is, dien de wind in
t secun-
den doorloopt. Is
u de snel-
heid van den wind, dan is
EA — ut; wij hebben in
driehoek
BEA:

BE2 — BA\' EA2 — 2 AB X EA cos EAB,
of v2 V\' — d2 u2 /2 — 2 ut X d. cos cp (1)
eveneens in driehoek
AFB:

v2 l\'2 = d2 u2 l2 — 2 ut\' d cos cp; (2)
elimineert men u uit de vergelijkingen (1) en (2), zoo

heeft men

v-dl/L (>->\')

v — a y i 4. p 2

ttl \' 4 et\'\' COS\' cp

Valt de windrichting samen, met de richting waarin
het geluid wordt voortgeplant, dan is
cos y =r 1

ii, ~ L / d d \\

en hebben wij v — — —j, )

Zijn daarentegen beide richtingen loodrecht op elkaar
dan is
t — t\' en de vergelijkingen (1) en (2) zijn de
zelfde, zoodat
u dan niet geelimineerd kan worden.
De invloed van den wind is in dat geval echter de
geringste.

Is men dus bekend met tl\' d en cp, dan is men
in staat, op deze wijze de snelheid van het geluid in
een atmosfeer, die in rust is, te berekenen. S c h r ö d e r
v. d. Kolk, heeft de waarnemingen van Mo 11 en

-ocr page 93-

van Beek naar deze formule gecorrigeerd en is daar-
door tot eene eenigzins verschillende uitkomst geraakt.

Zal evenwel deze berekening eenige waarde bezitten ,
dan zal ook voldaan moeten zijn , aan de onderstellingen
waarin de gegeven formule is opgemaakt, dat nl. de
wind in alle deelen van den weg , die het geluid doorloopt,
volkomen dezelfde richting en dezelfde snelheid heeft.
Hieraan is evenwel nooit volkomen voldaan, zelfs al
worden de schoten ook, gelijk bij de proeven van
Moll en van Beek, volkomen op hetzelfde oogenblik
gelost. Bij eene zoo groote uitgestrektheid, als voor
den afstand tusschen beide stations noodzakelijk is,
vertoont de wind gewoonlijk allerlei onregelmatigheden
wat richting en snelheid betreft.

Uit de proeven van Regnault namelijk, is gebleken
dat wanneer men op een bepaald oogenblik de richting
van den wind waarnam op twee plaatsen, die 25000
M. van elkaar verwijderd waren, het soms gebeurde
dat die richtingen 90° verschilden, terwijl op eene
tusschen gelegen waarnemingsplaats de richting van
den wind niet tusschen de op de eindpunten waarge •
nomene, gelegen was. Daarbij merkte hij op , dat vooral
bij zwakke winden, die richting op dezelfde plaats,
voortdurend wijzigingen onderging. En wat de intensi-
teit van den wind betrof, \'t gebeurde dikwijls, dat
wanneer de eene waarnemer schreef „vent trés fort" , op
\'t zelfde oogenblik die op \'t andere station „vent faible"
of „vent nul" aanteekende.

Uit deze proeven blijkt alzoo overtuigend, dat de
onderstellingen, waarin de \'gegeven formule toegepast
kan worden, in werkelijkheid niet zijn vervuld en dat
deze daarom verworpen moet worden.

-ocr page 94-

Volgens Regnault zijn alle tot dusverre gedane
pogingen om eene correctie van den invloed van den
wind aan te brengen, volkomen illusoir en zou men
de meest nauwkeurige uitkomst verkrijgen, indien men
uit een groot aantal bepalingen, gedaan bij verschil-
lende richtingen en snelheden van wind het gemiddelde
nam. Men zou de door den wind veroorzaakte fouten
dan als toevallige kunnen beschouwen, waarbij ver-
schillen evenzeer in den eenen, als in den anderen zin
kunnen voorkomen.

\'t Valt niet te ontkennen, dat, indien men hiertoe
zal mogen overgaan, werkelijk een zeer groot aantal
waarnemingen zal moeten gecombineerd worden, die op
verschillende tijdstippen en op verschillende plaatsen
verricht zijn, anders toch zal men al licht eene rich-
ting van wind hebben, die niettegenstaande de vele
wijzigingen, gedurende de proeven toch de meest heer-
schende was. Uit een en ander blijkt alzoo, dat de
wind eene vrij aanmerkelijke onzekerheid in de uit-
komsten doet ontstaan.

Eene derde bron van onnauwkeurigheid is eindelijk
gelegen in den persoon van den waarnemer zelf.

Vooreerst moet de waarnemer onderdeelen van secon-
den schatten, \'tzij uit den afstand van twee strepen,
\'t zij uit \'t tijdsverloop tusschen de waarneming en een
nieuwen tik van het uurwerk. Naar Regnault zal
men hierin , hoe bekwaam de waarnemer ook zijn moge,
geen grootere nauwkeurigheid kunnen verkrijgen, dan
van één vijfde seconde, daar de omstandigheden, waar-
onder de waarneming geschiedt, uiterst ongunstig zijn.
Want men kan \'t verschijnsel niet vooruit zien aan-
komen en zich alzoo voor de waarneming voorbereiden ;

-ocr page 95-

altijd zal de waarnemer door \'t licht of \'t geluid eeni-
germate verrast worden.

Maar er is meer: om het tijdsverloop tusschen het
zien van het licht en het liooren van het geluid te
leeren kennen, is het gebruik van twee verschillende
zintuigen noodzakelijk. De vraag behoort dus in aan-
merking te komen of indrukken op deze zintuigen,
denzelfden tijd behoeven om tot ons bewustzijn te
komen, en nu is \'t bekend, uit \'t geen men omtrent
de persoonlijke fout weet, dat dit volstrekt niet het
geval is; dat het gehoor- langer tijd dan \'t gezichts-
orgaan behoeft, tot opname van indrukken en dat dit
verschil zelfs tot enkele tienden van seconden kan
opklimmen, zoodat bij een afstand der stations van
eenige duizende meters, hieruit ligt eene onzeker-
heid van één of meer meters zou kunnen ontstaan.
Zoo zoude bij den aanzienlijken afstand der beide
stations in de proeven van Moll en van Beek door
deze bron van fout eene onzekerheid van 1.5 M.
ontstaan.

Volgens Airy zou deze bron van fout opgeheven
kunnen worden, door twee personen op verschillende
plaatsen een zelfde geluid . te doen waarnemen; doet
men dit in twee verschillende richtingen, dan zou men
daardoor den invloed van den persoon des waarnemers
geheel kunnen elimineren. Voor zoover ons bekend is,
is van dit voorstel nooit practisch gebruik gemaakt.

\'t Blijkt alzoo dat verschillende oorzaken samenwerken,
om de uitkomsten volgens deze methode verkregen een
geringen graad van nauwkeurigheid te verschaffen. Wij
willen nu de verschillende op de beschreven wijze, ge-
nomen proeven, meer in \'t bizonder nagaan.

-ocr page 96-

De oudste ons bekende proeven zijn genomen door
Mersenne en Gassendi omstreeks de helft van de
zeventiende eeuw. Bij den toenmaligen stand van de
experimentele natuurwetenschap was \'t niet te ver-
wachten, dat deze eene eenigzins nauwkeurige waarde
zouden opleveren.

Hetzelfde geldt voor de proeven der Florentijnsche
academici; van Cassini en Huyghens; van F1 a m-
steed, Boy le en Halley, welke nog alle in de
17e eeuw zijn verricht; waarom wij deze met stilzwijgen
voorbij kunnen gaan.

Het uiteenloopen der uitkomsten van deze proeven
was echter voor de
fransciie académie aanleiding,
om in het jaar 1738 eene commissie te benoemen
bestaande uit Lacaille, Maraldi en Cassini de
Thury, aan welke opgedragen werd dit punt aan
een nauwgezet onderzoek te onderwerpen. Zij kozen
in de nabijheid van Parijs een paar verheven punten
uit, wier afstand door geodetische metingen met nauw-
keurigheid bekend was; het Parijsche Observatorium
en de heuvels Montmartre en Monthléry. De afstand
tusschen \'t Observatorium en Monthléry bedroeg 11756,
tusschen \'t Observatorium en Montmartre 14636 Toisen
(22913 en 28526 M.). De tijd die er tusschen het
zien van het licht en het hooren van het kanonschot
verliep, werd bepaald door middel van uurwerken,
die halve seconden aangaven. Door reciproke schoten,
trachtte men den invloed van den wind te elimineren,
doch de schoten waren nooit gelijktijdig; verder wer-
den bij iedere bepaling barometer en thermometer
waargenomen; de aflezing van den hygrometer werd
verzuimd. L e Roux leidt echter uit de aanteeke-

-ocr page 97-

ningen omtrent de weersgesteldheid de correctie voor
den vochtigheidstoestand bij benadering af.

Bij de waarnemingen van 14 Maart vinden wij aan-
geteekend dat \'t zonder ophouden bizonder sterk regende ;
de temperatuur bedroeg 6° R = 7° C° en voor het gemid-
delde van twee reciproke schoten (met tijdsverloop
van 35 minuten) werd gevonden lm- 88, voor den tijd,
dien het geluid behoeft tot het doorloopen van een
weg van 11756 T. (22913 M.). Daar \'t zoo sterk
regende, mag men aannemen, dat de lucht op dat
tijdstip geheel verzadigd was met waterdamp: de span-
ning bij de opgegevene temperatuur bedraagt dan
7.75 m M.; de barometer wees 740 m M en hierin
hebben we alle gegevens om de correctie voor tempe-
ratuur en vochtigheidstoestand aan te brengen. Noemen
we
V\'0 de hieruit afgeleide snelheid bij in drooge
lucht, dan vindt men

_ 11756 Vi _ 0.38 X 0.0105 __

68 Vl X 7.5 X 0.00366
170.215 T. = 331.77 M.

Op 16 Maart vinden we vermeld, dat de lucht hel-
der was; de temperatuur bedroeg 4° R = 5° C°, de
barometerstand 755 m M. Wegens de veelvuldige
regen van de vorige dagen kan men aannemen, dat
de lucht nog verzadigd was met waterdamp, die bij
de gemelde temperatuur eene spanning van 6.53
m M. heeft.

Brengt men ook hier de correctie aan, dan is

_ 11756 Vl —0 38 X 0.0065 =
68.25 1/ 1 -f 5 X 0.0Ö366"
170.475 T. ^ 332.27 M.

-ocr page 98-

Het gemiddelde der beide waarden van V\'ü is alzoo
170.345 T. = 332.02 M.

De later genomen proeven van La Gondaraine,
Müller, Kästner en anderen, zijn met veel minder
nauwkeurigheid verricht; daarbij is ook verzuimd de
temperatuur te observeren, zoodat deze niet afzonder-
lijk besproken behoeven te worden.

Van meer gewicht zijn de bepalingen van Benzen-
berg in de jaren 1809 en 1811, nabij Düsseldorf
verricht. Yooral om de meerdere volkomenheid zijner
uurwerken en het groote aantal zijner waarnemingen ,
verdienen deze meer vertrouwen, dan alle vorige. Zelf
geeft hij die bepalingen op, welke onder de gunstigste
omstandigheden, wat wind betreft, genomen zijn. Zij
zijn:

Datum.

Aantal
Schoten.

Temperatuur,

Gemiddeld
Tijdsverloop.

Snelheid
bij de opgegevene
Temperatuur.

K,

3 Dec., 1809

26

l°.9

27Seo.062

335 20 M.

334.05

8 Juni, 1811

18

28°.4

25Sec.857

id.

12

28°.-

25Sec.866( 3o0-78 M\'

334.08

Le Roux brengt hier, evenals bij de vorige proeven
eene correctie aan, voor de waarschijnlijke vochtigheids-
toestand op de gegeven data. Op 3 Dec. neemt hij
0.8 voor den vochtigheidstoestand aan, en daar bij 1°.9
de maximumspanning van waterdamp 5.27 m. M. be-
bedraagt, zoude op dat oogenblik de in de lucht aan-
wezige waterdamp eene spanning van 5 27 X 0.8 = 4.2
m. M, bezeten hebben. Neemt men 760 m. M. voor
de barometerhoogte aan, dan vindt men
V\'0 = 333.70 M.

Yoor 8 Juni, wordt de vochtigheidstoestand aange-

-ocr page 99-

nomen, die Kaemta in zijne Metereologie, voor die
maand als gemiddelde opgeeft, zijnde 0.7: de maximum-
spanning van den waterdamp bij 28°.2 is 28 4 m. M.,
dus die van de op 8 Juni in de lucht vermoedige aan-
wezige bedraagt 0.7 X 28.4 = 19.9 m. M. Brengt
men hiervoor de correctie aan, dan gaat de waarde
334.08 over in 332.33 M.

Ten einde de formule van La Place voor de ge-
luidssnelheid te verifieren, benoemde het
Bukeau des
Longittjdes op diens voorstel in 1822 eene Commissie
welke de vroeger genomen proeven met alle nauwkeu-
righeid zou herhalen. Deze commissie bestond uit
Arago, Mathieu, Prony enBouvard, waarbij
zich later Humboldt en G-ay-Lussac voegden.
Zij kozen twee hoogten in de nabijheid van Parijs, die
van Monthléry en Villejuif als waarnemingsplaatsen,
waartusschen de afstand nauwkeurig bekend was als
18613 M. De proeven werden genomen op de avonden
van 21 en 22 Juni, waarbij men zich voorstelde door
reciproke schoten den invloed van wind te elimineren.
Doch op den eersten avond hoorde men te Villejuif
wel alle schoten van Monthléry, doch aldaar werden
slechts zeven schoten van Villejuif waargenomen.

Op den tweeden avond was de uitslag nog veel
ongunstiger; toen werd te Monthléry slechts één enkel
schot gehoord. Hiermede waren de proeven geëindigd
en uit de 7 schoten van 21 Juni werd het resultaat
opgemaakt; deze schoten waren nog door tusschenruimten
van 5 minuten gescheiden.

De uitkomsten dezer waarnemingen zijn:

-ocr page 100-

Waarnemingsplaau.

Geiniddeid
Tijdsverloop.

Thermometer.

Hygrometer
s. Saussure.

Barometer.

Monthléry.

54Seo.43

16°. 4

59

755.4

Yillejuif.

54Sec.81

15°.9

72

756.4

waaruit voor de snelheid bij 0° berekend wordt: 331.27
M. Hieraan moet nu de correctie voor de vochtigheid
van de lucht aangebracht worden. Daar de verdeeling
van den hygrometer van Saussure eene willekeurige
is, is men niet zeker welken vochtigheidsgraad de hier
opgegevene voorstelt. Schat men dien met Le Soux
op 0.65, dan bedroeg op dat tijdstip de gemiddelde
spanning van den waterdamp 8.7 m. M. Hieruit
leidt men af voor de snelheid bij 0° in droge lucht
330.54.

Omstreeks dienzelfden tijd zijn door Goldingham
te Madras een zeer uitvoerige reeks van proeven ge-
nomen ter bepaling der geluidssnelheid. Hij maakte
gebruik van de omstandigheid, dat \'s morgens en
\'s avonds van iederen dag een kanonschot gelost werd
op \'t fort St. George en de artillerie kazerne St. Thomas-
berg. Hij kon die beide punten van uit zijn Obser-
vatorium waarnemen, en was daardoor in staat van
Juli 1820 tot November 1821 circa 800 schoten te
observeren. Uit den aard der zaak waren dit niet reci-
proke schoten, doch Goldingham heeft uit zijn groot
aantal bepalingen die uitgezocht, welke bij volkomen
stil weder verricht waren. Zoo vond hij 63 schoten van
St. Thomas en 27 van St. George, waarvan dit de
gemiddelde opgaven zijn:

-ocr page 101-

Plaats waar liet
schot gelost werd.

Afstand tot den
waarnemer.

GEMIDDELDE
Barometer. Thermometer. Hygrometer.

Gemiddeld
Tijdsverloop.

St. Thomas
St. George.

29547
13932.3

Eng. voeten.

29.990
30.111

Eng. duimen.

83°.95
79 .

Fahrenheit.

20°. 31
ir.85

Saussure.

25Sec.712
12Sec.313

Berekent men nn hieruit de snelheid hij 0° in droge
lucht, dan vindt men, aannemende dat de gemiddelde
vochtigheidstoestand 0.075 bedroeg, 331.10 M.

Naar aanleiding dezer uitkomst merkt Poggendorff
(Poffff. Annalen, V) op:

„Diese Art die Beobachtungen zu berechnen, kann
„indess von seiten der Theorie nicht gebilligt werden—-
„vielmehr ist es einleuchtend, dass man zu einem
„sichern Resultate, die Beobachtungen einzeln reduceren
„und dann das Mittel aus den reducirten Werthen nehmen
müsse." Wij meenen echter, dat de veel eenvoudiger
hierbij gevolgde rekenwijze, waarbij slechts ééne reductie
met de gemiddelde thermometer- en hygrometerstand heeft
plaats gehad, daarom geoorloofd is, omdat de hierdoor
gemaakte fout slechts uiterst gering kan zijn; hetgeen
nader uit \'t volgende blijke.

Zij a de geluidssnelheid bij o°, dan mogen wij met
groote benadering schrijven voor die bij
t°, t2°, t°3.. . t°n

a (1 c*1),a(l cQ,a(l-f .....a (1 cQ.

Zien wij nu af van de waarnemingsfouten, dan zijn
dit de door Groldingham gevondene snelheden; hij
neemt van deze \'t gemiddelde en reduceert die tot

door daarbij de gemiddelde temperatuur te gebruiken.
De gemiddelde dezer snelheden is:

-ocr page 102-

ac <, ... . ta)
n

of

a

J. Doch de gemiddelde

—-—n, zoodat deze reken-

n

V w

h t,

n

temperatuur is juist —

wijze ons weder tot a voert voor de snelheid bij 0°.
Is er dus eene fout in de berekening van G o 1 d i n g-
ham, dan kan deze alleen daarin zijne oorsprong heb-
ben dat
a ( 1 - - ct) niet volkomen juist de snelheid bij
voorstelt, doch deze afwijking kan niet dan een zeer
geringen invloed hebben.

Deze waarnemingen van Golding ham verdienen
wellicht den voorrang boven alle anderen, tot deze
categorie behoorende, om het groote aantal bepalingen
en vooral ook omdat zij op zoo verschillende tijdstippen
genomen zijn, zoodat daardoor eene eliminatie van
atmosferische invloeden is tot stand gebracht, beter
dan ooit door reciproke schoten is verkregen.

Bij al deze waarnemingen, waren de beide punten
waar het kanon afgevuurd en waar het schot gehoord
werd nagenoeg even hoog gelegen ; bij de proeven van
Myrbach en Stampfer, in Augustus 1822 genomen,
bestond daarentegen een aanmerkelijk hoogteverschil
tusschen beide stations. Zij kozen daartoe twee berg-
toppen in de nabijheid van Salzburg, wier schuine
afstand 9940 M. en wier hoogteverschil 1364 M. be-
droeg.

Zij gebruikten een secundenuurwerk en een chrono-
meter, die 4.7 tikken in de secunde deed; zij namen
den thermometer waar, doch verzuimden hetzelfde met
den hygrometer te doen. Het was hun doel te onder-

-ocr page 103-

zoeken of het geluid zich even snel van boven naar
beneden, als van beneden naar boven voortplantte.
Zooals de theorie aangeeft, vonden zij voor beide snel-
heden waarden, wier verschil aan waarnemingsfouten
kon toegeschreven worden. De gemiddelde snelheid bij
bedroeg 332.96 M. Brengt men hierbij nog de
correctie aan voor den vochtigheidstoestand en stellen
wij dezen naar de opgaven van Kaemtz op
0.75 dan
wordt dö snelheid bij
in droge lucht 332.44 M.

Onder het groote aantal der proeven omtrent de snel-
heid van het geluid in dezen tijd genomen, verdienen
in \'t bizonder onze aandacht, die, welke door onze
landgenooten
Moll en van Beek in \'t jaar 1823 ge-
daan zijn. Zij werden genomen tusschen twee heuvels
van \'t Gooiland, de Kooltjesberg, een half uur ten
oosten van Naarden en de Zevenboompjes in de nabij-
heid van Amersfoort gelegen. Door middel eener trian-
gulatie werden beide punten aan de meting van K r a y e n-
hoff verbonden en daaruit hun afstand op
17669.28
M.
bepaald. Schroder v. d. Kolk geeft in zijne
meergemelde verhandeling op, dat, wanneer men de ver-
schillende voorwaardesvergelijkingen, die er tusschen de
elementen der driehoeken bestaan , behoorlijk in rekening
brengt, die afstand als
17869.509 M. wordt bevonden.

Zij gebruikten voor de tijdsbepaling, tertien-horlo-
giën van Pfaffius met conische slingers, welke
voortdurend met twee chronometers van Arnold en
en Kneb el vergeleken werden.

Uit 89 vergelijkingen aan de Zevenboompjes, bleek
dat de secondewijzer van het tertien horloge
69.63 om-
draaiingen verrichtte in 1 minuut, door den chrono-
meter aangewezen.

-ocr page 104-

Y. d. Kolk berekent de waarschijnlijke fout dezer

uitkomst op 23(^qo\'

Het horloge te Kooltjesberg maakte 69.433 om-
draaiingen in 1 minuut van den chronometer, gelijk
uit 21 waarnemingen bleek: de waarschijnlijke fout

is hier

Daarenboven waren op beide stations een barometer,
thermometer en hygrometer van Daniell aanwezig,
die gedurende de bepalingen nauwkeurig waargenomen
werden.

De waarnemers namen alle mogelijke voorzorgen om
hunne schoten gelijktijdig te doen plaats hebben: en
terwijl bij de waarnemingen van het Bureau des Lon-
gitodes schoten gelijktijdig genoemd werden, welke
door een tijdsverloop van nog 5 minuten gescheiden
zijn, hebben zij door doeltreffende maatregelen kun-
nen bereiken, dat dat verschil in tijd van afschieten
op beide stations niet meer dan 2 seconden bedroeg.

„De reden, waarom wij zooveel belang in het op-
schieten der stukken op het zelfde oogenblik stelden
„(zoo zeggen zij in het verhaal hunner proeven) is,
„dat het uitwerksel van den wind op de snelheid des
„geluids dan alleen wordt weggenomen, wanneer eene
„volmaakte gelijktijdigheid der schoten plaats had."

Deze redenering is echter onjuist, ook afgescheiden
van de andere wijze van eliminering, waarvan wij
vroeger spraken. Want, denkt men zich bijv. de lucht-
deeltjes, in de nabijheid van een der stations, dan
worden deze, ook als beide schoten volkomen gelijk-
tijdig gelost worden, toch volstrekt niet op hetzelfde

-ocr page 105-

oogenb] ik door het geluid in beweging gebracht —
want de tijd, dien het geluid behoeft, om van het eene
station, tot het andere te komen, ligt hier tusschen
en bij de proeven, die wij hier op het oog hebben,
bedraagt die tijd nagenoeg eene minuut. Alleen dan
zou de gelijktijdigheid der schoten kunnen baten, wan-
neer men mocht aannemen dat over de gansche uitge-
strektheid van bijna 18000 M. de wind gedurende
eene minuut niet van richting en intensiteit veran-
derde. De proeven van Regnault hebben geleerd,
dat dit in geen en deele het geval is.

Van daar dan ook, dat de andere wijze waarop
Schröder v. d. Kolk, voor deze proeven den invloed
van den wind in rekening brengt, de nauwkeurigheid
der uitkomsten niet verhoogt, daar, gelijk wij vroeger
zagen, ook deze rekenwijze op de onveranderlijkheid
van richting en intensiteit van den wind steunt.

Moll en van Beek hebben hunne waarnemingen
verricht in de nachten van 27 en 28 Juni. De eerste
nacht werden 22 gelijktijdige schoten op Kooltjesberg
en Zevenboomen waargenomen, waarvan de gemiddelde
uitkomsten zijn:

Tijdsverl. Barometer, Thermometer. Spauuing waterdamp.

51Seo.07 0.74475 M. 11°. 16 0.00925307 M.
waaruit voor de niet-gecorrigeerde snelheid volgt:
340.06 M.

In de 2e nacht werden 14 gelijktijdige schoten ge-
hoord, die de volgende uitkomsten opleverden:
52Sec.07 0.74475 M. 10°98 1) 0.00840465 M.

1) Moll en van Beek geven op 11°215. Berekent men echter
liet gemiddelde uit hunne waarnemingen, dan wordt liet hier
vermelde gevonden.

-ocr page 106-

waaruit wordt afgeleid voor de niet-gecorrigeerde snel-
heid: 339.34 M.

Berekent men uit deze waarnemingen de snelheid
hij 0° in droge lucht, dan vindt men: 332.32 M. 1).

V. d. Kolk berekent de waarnemingen naar de
formule op pag. 84 aangegeven en vindt daardoor voor
het gemiddelde tijdsverloop op 27 Juni 5lSac.94 2) en
op 28 Juni 52Sec.08. Voor de snelheid in droge lucht
bij 0° vindt hij dan 332.77 M.

Om de aangevoerde redenen meenen wij echter, dat
dit cijfer hoegenaamd geene waarde bezit, boven het
op de gewone wijze gevondene 332.32 M.

Ook in Engeland is eene bijdrage geleverd over de
kennis van de snelheid van het geluid. In 1824 zijn
door
Gbegory proeven daaromtrent genomen. Het
eigenaardige daarvan is, dat hij niet getracht heeft
den invloed van den wind te elimineren, doch dien
in zijne uitkomsten in rekening te brengen. Daartoe
koos hij zijne beide stations zoodanig, dat de verbin-
dingslijn samenviel of loodrecht was op de richting
van den wind. Hij verkreeg daardoor dat het geluid nu
eens vertraagd, dan weder versneld werd, of wel wei-
nig verandering in snelheid onderging, door den wind,
wiens snelheid hij door middel van anemometers be-
paalde.

1) Bravais en Martins rekenen 332.25 M.; dit geringe ver-
schil haeft zijn oorzaak daarin, dat zij 11°21 voor de gemiddelde
temperatuur op 28 Juni nemen.

2) In zijne berekening is eene fout ingeslopen: het gemid-
delde is 51Sec.93, waardoor de snelheid van 340.17 in 340.24 M.
verandert.

-ocr page 107-

Deze proeven kunnen niet op dezelfde nauwkeurig-
heid aanspraak maken, als de vroeger vermelde, \'t geen
voornamelijk te wijten is aan den geringen afstand
der beide stations, waardoor het geluid niet meer dan
6 of 8 seconden behoefde om van het eene tot het
andere te komen, en alzoo eene fout van een tiende
sec. in de tijdsbepaling een fout van 4 a 5 M. in de
uitkomst veroorzaakt.

Maar al kunnen deze proeven ons geen nauwkeurige
waarde voor de snelheid van het geluid opleveren, zij
toonen ten duidelijkste aan, welk een grooten invloed
de wind daarop uitoefenen kan. Zoo vinden wij twee
bepalingen, bij de eerste waarvan de wind het geluid
sneller, bij de tweede zich minder snel deed voort-
planten , doch die overigens onder dezelfde omstandig-
heden genomen een verschil in uitkomst van 19.5 M.
vertoonen.

Onder zeer bizondere omstandigheden, wat de tem-
peratuur betreft, werden de proeven van
Parry en
Forster genomen. Zij werden verricht bij gelegen-
heid eener reis naar de Noord-Poolstreken en zijn door
Parry beschreven in „
the Journal of a thircl voyage for
„the discovery of a Norih- West Passage.\'\'\'\'

Het schip Hécla overwinterde van 1824—25 te
Port-Bowen, eene plaats gelegen op 73°13\'39" Noor-
derbreedte. Yan het schip werd een stuk geschut
afgevuurd en op een afstand van 3929.7 M. den tijd
waargenomen, dien het geluid noodig had, om dezen
afstand te doorloopen:

De resultaten dezer waarnemingen zijn:

-ocr page 108-

Dag

der waarneming.

Tijdsverloop.

Barometer.

Ther-
mometer.

Snelheid.

1824.

M.

0.

M.

24 November.
8 December.

12Sec.3912
12".4288

0.75795
0.75084

— 21°.67

— 22°.78

317.14

316.18

1825.

10 Januari.

7 Februari.
17
21

2 Maart.
22 „

3 Juni.

4 „

12Se\\5294
12 ".6278
12". 406
12" .7617
12". 710
12".5583
11 ".7387
11".5311

0.76880
0.75303
0.75178
0.75526
0.77210
0.76854
0.76499
0.76458

— 38°.33

— 31 .39

— 27°.78

— 38°.61

— 39°. 17

— 29°.72
0°.83
1°6.7

313.64
311.19
316.76
307.93
309.18
312.92
334.76
340.79

De hygrometer werd niet waargenomen, doch, hij
deze lage temperaturen kan dit verzuim, ook al was
de lucht geheel verzadigd van waterdamp, slechts
zeer weinig invloed gehad hebben.

Hoewel wij de zorgen hebben te bewonderen, door
de waarnemers bij die ondragelijke koude, aan hunne
proeven besteed, kunnen deze evenmin als die van
Gregory voor de nauwkeurige kennis van de geluids-
snelheid in aanmerking komen, waartoe de standlinie
ook hier weder te kort is. Dit wordt vooral duidelijk
wanneer wij de verschillen nagaan bij de bepalingen
van een tijdsverloop, dat door Parry en Fors ter
afzonderlijk is geschied. Op 22 Maart vertoonen die
waarnemingen een verschil van 0.3 sec., \'tgeen in de
uitkomst eene onzekerheid van meer dan 8 M. ver-
oorzaakt.

Het hooge gewicht dezer waarnemingen is echter

-ocr page 109-

daarin gelegen, dat hierdoor proefondervindelijk beves-
tigd is, wat de theorie leerde omtrent den invloed van
de temperatuur op de geluidssnelheid.

Ten laatste hebben wij nog te gewagen van eene
reeks van proeven door
Bravais en Martins in
1844 ondernomen. Zij wilden hierbij onderzoeken of
de snelheid gewijzigd wordt, wanneer het eene station
aanmerkelijk hooger ligt dan het andere. Zij kozen
daartoe den top van den Faulhorn en \'t dorpje Tracht
nabij Brienz; twee punten wier hoogteverschil 2179 M.
en wier schuine afstand 9560.7 M. bedraagt.

Voor de tijdsbepaling gebruikten zij „compteurs a
pointage" van Bréguet en een uurwerk dat 320
tikken per minuut deed.

Op heide stations werden psychrometers gebruikt, en
uit de aanwijzingen van deze, de spanning van den
waterdamp afgeleid, naar de formule van Kaemtz:

E = e — 0.00085 (t — t\') B.

De sterkte van den wind werd door middel van een
anemometer van Combes bepaald.

De waarnemingen gaven de volgende uitkomsten:

Datum.

24 Sept.

25 „
27 „
Gemiddeld

tij

Stijgend ge-
luid.

28Sec.545
28". 71
28". 42

28Seo.558
dsveklo
Dalend geluld.

28sec. 55
28". 61
28". 47

28Seo.543

OP.

Gemiddeld.

28Sec.547
28". 66
28".445

28Seo.551

Temperatuur.

7°.25
6°.77
10°.42

8°. 17

K.
0.0108

0.0117

0.0126

(K = verhouding van de spanning van den waterdamp en de
dampkringsdrukking.)

-ocr page 110-

Hieruit wordt afgeleid voor de snelheid bij O in
droge lucht: 332.37 M.

Eene ongunstige omstandigheid, bij deze proeven,
die overigens met veel zorg en nauwkeurigheid geno-
men zijn, bestaat daarin, dat bij het aanmerkelijk
hoogteverschil der beide stations, met nog minder grond
dan in andere gevallen, voor de gemiddelde tempera-
tuur der luchtlagen, door welke het geluid zich voort-
plant, het gemiddelde der beide eindtemperaturen mag
genomen worden.

Zoo was op 24 September de temperatuur op het
benedenstation 13° 5, op \'t bovenstation 1°, terwijl
voor de gemiddelde temperatuur 7°.25, genomen wordt,
eene grootheid, die evenzeer eenige graden hooger of
lager zou kunnen zijn.

§ 2. Waarnemingen yan Regnault en Le Roux,

De tot hiertoe vermelde proeven vormen een op zich
zelf staand geheel: allen zijn volgens eene zelfde
methode met meer of minder nauwkeurigheid verricht,
maar daarom kleven ook aan allen de fouten aan, die,
gelijk wij zagen bij deze methode onvermijdelijk zijn.

Regnault is ook op dit gebied de man geweest,
die van de oude handelwijze is afgestapt en eene
nieuwe methode heeft ingevoerd, die eene hoogere
nauwkeurigheid in de uitkomsten toelaat.

Eene uitgebreide reeks van proeven, zijn gedurende
een tiental jaren, van 1855 af, door hem uitgevoerd
en nauwkeurig beschreven in het XXXVIP Deel van
de
Mémoires de V Académie des Sciences.

Het grootste aantal dezer proeven is genomen in
buizen behoorende tot de gas- of waterleiding der stad

-ocr page 111-

Parijs. De redenen, waarom Regnault meende, dat
de snelheid van het geluid in buizen, met meer
nauwkeurigheid dan in de vrije lucht kon bepaald
worden, zijn de volgende:

1°. In een buis vermindert, bij het langer worden
van den doorloopen weg, de intensiteit van de golf
in veel geringer mate, zoodat men minder sterke ge-
luiden kan aanwenden en daarbij waarnemingen bij
langere doorloopen wegen kan doen.

2°. De lucht in de buizen wordt niet door stroomin-
gen in beweging gebracht, zoodat men kan aannemen,
dat de lucht wTaarin zich het geluid voortplant, in
rust is. Het moeijelijk vraagstuk van het in rekening
brengen of elimineren van den invloed van den wind,
vervalt hier alzoo geheel.

3°. De lucht in de buizen, die overal, tot eene
zelfde diepte onder den grond liggen kan vrij nauw-
keurig geacht worden in alle punten eene gelijke
temperatuur en vochtigheidsgraad te hebben.

Worden alzoo bij het gebruik maken van buizen
voor de voortplanting van het geluid, verschillende
bronnen van fout, die bij de vorige methode aanwezig
waren, weggenomen, de mogelijkheid bestaat, dat
juist door die buizen een nieuwen storenden invloed
wordt ingevoerd: de wanden van de buis, kunnen
eene wijziging te weeg brengen in de beweging der
luchtdeeltjes: a priori valt hiervan niets zeggen, de
uitkomst der proeven zal moeten leeren, wat hiervan is.

Eene andere bron van fouten, bestond, gelijk wij
zagen, bij de oudere methode daarin, dat de waarne-
mer onder hoogst ongunstige omstandigheden zijne
bepalingen verrichtte. Door eene eenvoudige toepas-

-ocr page 112-

sing van den electrischen telegraaf is ïtegnault er

Fig. 8.

in geslaagd deze fouten te vermijden, en de uitkomsten

-ocr page 113-

geheel onafhankelijk te maken van den persoon des
waarnemers. De tijdsbepaling geschiedt niet door den
waarnemer, maar wordt door het instrument zelf opge-
teekend.

De beide uiteinden der buis, waar de geluidsgolf
voortgebracht en hare aankomst opgeteekend wordt ,
zijn door
A en B aangewezen.

Het uiteinde A is door eene ijzeren plaat hermetisch
gesloten; in eene opening, die in \'t midden dezer plaat
gehouden is, past volkomen juist een pistool, met een
afgewogen hoeveelheid kruit geladen, waarop een vilten
prop is geplaatst. Voor den mond van het pistool is
een metalen draad gespannen, wiens eene uiteinde met
den grond en wiens andere uiteinde met eene telegraaf-
geleiding in verbinding is. In de nabijheid is eene
batterij, waarvan een der polen verbonden is met den
draad, die voor het pistool is gespannen, terwijl de
andere door eene electromagneet gaat, en verder in de
telegraafgeleiding uitkomt; de stroom kan nu tot stand
komen, daar de sluitdraad gesloten is. Wordt evenwel
het pistool afgeschoten, en daardoor de draad, die voor
zijn mond gespannen was, verbroken, dan houdt de
stroom op, daar de sluitdraad niet meer gesloten is.
Maar te gelijkertijd is eene geluidsgolf ontstaan, die
zich door de buis , tot het andere uiteinde
B voortplant.
Dat uiteinde is ook met een ijzeren plaat afgesloten,
waarin echter eene groote opening is, die, met eene
zeer dunne caoutchouk membraan is bedekt. In \'t mid-
den van die membraan is een dun platina schijfje be-
vestigd, dat door middel van een draad met den
grond in verbinding is gebracht. Tegenover het schijfje
is eene metalen stift, die met de telegraafgeleiding

-ocr page 114-

verbonden is en waarmede het schijfje bij de minste
uitwijking van de membraan in aanraking komt. Is
nu de geluidsgolf in
B gekomen, dan wordt de mem-
braan krachtig bewogen, het schijfje komt in aanraking
met de stift; — maar nu kan de stroom van de batterij
weder tot werking komen, daar beide polen met den
grond verbonden zijn, de eene bij A, de andere dooi-
de telegraafleiding en het contact tusschen de stift en
het schijfje bij B.

Door deze inrichting heeft men alzoo verkregen , dat
op het oogenblik dat de golf bij
A tot stand komt, de
stroom verbroken wordt, terwijl deze weder gesloten
wordt zoo spoedig de golf het uiteinde
B bereikt heeft.
Meet men dus den tijd gedurende welken de stroom
verbroken was, dan heeft men daarin tevens den tijd
dien de golf behoefde om de lengte van de buis te
doorloopen. Die tijdsbepaling geschiedt door den elec-
tromagneet: is de stroom gesloten , dan trekt deze een
anker aan, dat op een ronddraaij enden cilinder een lijn
beschrijft, doch die dat ophoudt te doen, zoodra het
niet meer aangetrokken is: bij het vertrek van de golf
houdt dus de lijn op, terwijl zij weder begint wanneer
de golf in
B is; uit den afstand der uiteinden kan,
in verband met de snelheid waarmede de cilinder rond-
draait , de tijd afgeleid worden. Dit geschiedt zeer
eenvoudig, door dat behalve de genoemde lijn, tevens
op den ronddraaienden cilinder de trillingen van eene
stemvork en de schommelingen van een secondenslinger
opgeteekend worden.

Wenscht men alzoo den tijd te kennen, verloopen
tusschen het verbreken en het sluiten van den stroom,
dan heeft men slechts te tellen het aantal stemvorktril-

-ocr page 115-

lingen, gelegen tusschen de uiteinden der eerstgenoemde
lijn; vergelijkt men hiermede het aantal trillingen gelegen
tusschen de merken van twee opeenvolgende seconden,
dan heeft men hierin een middel om met hooge nauw-
keurigheid den tijd te leeren kennen, zonder dat de per
soon van den waarnemer, daarbij in \'t spel is gekomen.
Voor de uitvoerige beschrijving der gebruikte instru-
menten, verwijzen wij naar de oorspronkelijke beschrij-
ving 1. c. pag. 23 vgg.

Bij de meeste proeven, werden de golven veroor-
zaakt, door het afschieten van een pistool, dat met
verschillende hoeveelheden kruit geladen was. Ten
opzichte der hierdoor gevormde golven, merkt Beg-
nault op, dat zij, evenmin als alle, op andere wijzen
voortgebrachte, niet voldoen aan de voorstelling, die
men zich daarvan in theorie maakt: dan toch zoude
men de lucht, die zich in eene bepaalde dwarsdoor-
snede bevond, eensklaps in alle punten even sterk
moeten samendrukken. Doch wat geschiedt er bij het
afschieten van een pistool: aanvankelijk wordt een
spherische golf gevormd en eerst nadat zij zich een
eind in de buis heeft voortgeplant, kan zij als vlak
beschouwd worden: daarbij komt, dat de drukking zich
niet oogenblikkelijk in alle richtingen voortplant, een
punt dat wij reeds vroeger bespraken,

Doch behalve op deze, heeft Regnault nog op
onderscheidene andere wijzen, geluidsgolven voortge-
bracht , om daaruit den invloed van den vorm van de
golf op de snelheid van het geluid te leeren kennen.
Zoo veroorzaakte hij golven, door plotseling eene hoe-
veelheid samengeperste lucht, binnen de buizen te
brengen, of wel door een zuiger, die de lucht in de

-ocr page 116-

buis afsloot, plotseling in snelle beweging te bren-
gen, of eindelijk door trillende snaren of de mensche-
lijke stem.

Worden nu de proeven, op de beschreven wijze ge-
nomen, dan bestaat er nog eene bron van fouten, die
eene bepaalde overweging verdient. Is het oogenhlik,
waarop de geluidsgolf het einde
B bereikt, juist het-
zelfde (gelijk wij tot dusver aannamen) als dat waarop
het anker van den electromagneet begint, de lijn op
den draaienden cilinder te beschrijven? Het antwoord
op deze vraag moet ontkennend zijn, want blijkbaar
is er eenigen tijd noodig voor de beweging van de
membraan, tot dat het platinaschijfje in contact komt
met de stift en dan verloopt er eenigen tijd tusschen het
ontstaan van het contact en het werken van het anker
op den cilinder. Er zal alleen onderzocht behoeven te
worden, hoe groot dit tijdsverloop is, zoodat eene ver-
waarlozing of in rekening brengen mogelijk zij.

Wat den tijd betreft, die er verloopt tusschen het
ontstaan van het contact en het oogenblik, waarop de
lijn weder op den cilinder geteekend wordt, Regnault
meent, dat dit veilig verwaarloosd mag worden, daar
dit een bedrag van een driehonderdste seconde niet
overtreft. Daar dit tijdsverloop ook bij het afschieten
van het pistool de lijn later doet eindigen, hebben
wij eigenlijk hier slechts het verschil dier vertragin-
gen , bij het begin en bij het einde te beschouwen, en
zonder twijfel mogen we van dat uiterst geringe
bedrag afzien.

Anders is het evenwel, met het tijdsverloop tusschen
de aankomst van de golf in
B en het ontstaan van
het contact tusschen het platinaschijfje en de stift,

-ocr page 117-

Kegnault heeft getracht het op de volgende wijze
proefondervindelijk te bepalen.

Het uiteinde eener buisgeleiding van 1.10 M. mid-
dellijn , was gesloten met een ijzeren plaat, in \'t midden
waarvan eene opening was van 0.20 M. middellijn,
die door eene membraan, afgesloten was. Het op deze
membraan bevestigd schijfje, droeg een metalen stiftje
met omgebogen punt: deze punt maakte dus bewegin-
gen, evenwijdig met die van de membraan, welke
bewegingen op een draaien den cilinder opgeschreven
werden. Op deze zelfden cilinder teekent eene stem-
vork zijne trillingen, zoodat door vergelijking van
beide kromme lijnen, men den tijd kan leeren kennen,
dien de membraan noodig had, om eene bepaalde uit-
wijking te verkrijgen.

Eegnault beschouwde deze bewegingen niet alleen
bij de eerste aankomst van de golf in B, maar ook,
wanneer deze na op het uiteinde gereflecteerd te zijn,
op nieuw de membraan in beweging bracht.

Het bleek hem daarbij, dat het hier bedoelde tijds-
verloop zeer goed enkele tiendegedeelten kan bedragen
van den tijd voor eene dubbele vibratie van den stem-
vork benoodigd, terwijl die tijd in \'t algemeen grooter
werd, wanneer de golf meerdere reflecties had onder-
gaan en daarbij verzwakt was. De verplaatsing, die
het plaatje van de membraan moest ondergaan bedroeg
1 m, M., terwijl het aantal trillingen van de stemvork
circa 100 in de seconde bedroeg.

Hieruit blijkt, dat de hier bedoelde tijden, niet in
\'t algemeen verwaarloosd mogen worden en dat deze
waanneer de doorloopen weg kort is, eenigen invloed
op de uitkomst kunnen uitoefenen. Bij de vermelding

-ocr page 118-

van Hegnault\'s resultaten zal dit punt nader ter
sprake komen.

De eigenlijke proeven zijn genomen in verschillende
buizen, wier middelijnen 0.108, 0.300, 0.216 en 1.10 M.
bedroegen: de uiteinden der drie eerstgenoemden waren
afgesloten door membranen van 0.10 M., de laatste
soort eener membranen 0.30 M. middellijn. Met alleen
werden de golven waargenomen, die direct van het
uiteinde
A in B kwamen, doch ook die, welke, na
gereflecteerd te zijn, op nieuw de membraan in be-
weging brachten. Om hierbij ook golven te kunnen
observeren op de plaats waar het pistool afgeschoten
was, werd onmiddellijk na het afschieten van het pistool
de plaat waarin dit bevestigd was, weggenomen en
eene nieuwe plaat met membraan, geheel overeenko-
mende met die, welke het andere uiteinde afsloot, aan-
gebracht.

Het zou ons te ver voeren, wanneer we een over-
zicht wilden geven van alle uitkomsten, die Regnault
bij zijne uiterst talrijke waarnemingen verkregen heeft.
Liever willen wij nagaan, welke gevolgtrekkingen hij
zelf in zijne „
Conclusions Generales" (1. c. p. 539) uit
deze bepalingen trekt.

Een eerste besluit is, dat een geluidsgolf, die zich
in eene buis voortplant, langzamerhand, bij het grooter
worden van den doorloopen weg aan intensiteit verliest
en dat deze afname des te sneller geschiedt, naarmate
de buis geringer dwarsdoorsnede heeft.

Dit besluit wordt getrokken:

1°. door de lengten der doorloopen wegen te verge-
lijken, waarbij in de verschillende buizen het oor een
aanvankelijk even sterk geluid, niet meer waarneemt,

-ocr page 119-

en 2Ó door die wegen na te gaan, waarbij de mem-
branen niet meer door de geluidsgolf in beweging ge-
bracht worden.

Werd du het geluid veroorzaakt, door het afschieten
van een met 1 G-. kruit geladen pistool, dan vond
Regnault dat het oor dat geluid niet meer waar-
neemt, wanneer in de buizen van 0.108, 0.300, en
1.10 M. middellijn, respectievelijk wegen van 1150,
3810 en 9540 M. doorloopen waren, terwijl de mem-
branen niet meer in beweging werden gebracht, wan-
neer in die zelfde buizen, wegen van 4054, 11430
en 19851 M. doorloopen waren.

De oorzaak van deze intensiteitsvermindering is voor-
namelijk gelegen in de afgifte van levende kracht der
golf aan de wranden van de buis. Een bewijs hiervan
zag men bij de buizen der waterleiding
Sé. Mlchel
(1.10 M. middellijn), welke in eene onderaardsche
galerij op kolommen rust; bij het passeren van de ge-
luidsgolf werd in deze galerij een sterk geluid gehoord,
dat alleen door afgifte van levende kracht aan de
wanden der buis kan veroorzaakt zijn.

Eene tweede gevolgtrekking wordt gemaakt, waar
Regnault de voortplantingssnelheid van de golf in ver-
band met hare intensiteit beschouwt. Wel is wTaar zou-
den deze beide grootheden volgens de formule van La
Place onafhankelijk van elkaar zijn, doch Regnault
meent in zijne inleiding te hebben aangetoond, dat,
volgens eene meer volkomene formule, gelijk hij die
gegeven heeft, dat verband wel degelijk aanwezig is.
Reeds vroeger hebben we deze theoretische ontwikke-
ling beschouwd en het onjuiste daarvan aangetoond.
Yan bevestiging dier formule, zooals Regnault

-ocr page 120-

meent, dat zijne waarnemingen doen, kan derhalve
geen sprake zijn: \'t is alleen de vraag of werkelijk de
feiten wijzen op eene afhankelijkheid van de geluids-
snelheid en de intensiteit van de voortgeplante golf.

De door Regnault aangehaalde uitkomsten zijn:

Buizen van 0.108 M. middelijn (Boute cVIvry).

Doorl. weg. Snelheid. Doorl, weg. Snelheid.

Lading 0.3 6. Lading 0.4 G.

566.74 M. 330.99 M. 1351.95 M. 329.95 M.

1133.48 „ 328.77 „ 2703.90 „ 328.20 „

1700.22 „ 328.21 „ 4055.85 „ 326.77 „

2266.96 „ 327.04 „

2833.70 „ 327.52

Buizen van 0.300 M. middellijn (Route Militaire).
Doorl. weg. Snelheid. Doorl. weg. Snelheid.

Lading 0.4 G. Lading 1.6 G.

1905 M. 331.91 M. 3810.3 M. 332.18 M.

3810 „ 328.72 „ 7620.6 „ 330.43 „

11430.— ,, 329.64 „

15240.— „ 328.96 „

Buizen van 1.10 M. middellijn (Egout Saint-Michel),

Doorl. weg. Snelheid.

Lading 1 G.

749.1 M. 334.16 M.

1417.9 „ 332.50 „

5671.8 „ 331.24 „

11343.6 „ 330.68 „

17015.4 „ 330.50 „

19851.3 „ 330.52 „

Uit deze cijfers blijkt dan, dat naarmate de door-

-ocr page 121-

loopen weg grooter wordt, de gemiddelde snelheid op
dien weg afneemt, terwijl daarenboven die afname der
snelheid verschillend is in de buizen van verschil-
lende wijdte, daar deze te sneller geschiedt, naarmate
de doorsnede van de buis geringer is.

Dit laatste komt vooral uit, wanneer men de snel-
heden vergelijkt, op het oogenblik dat de golven zoo
verzwakt zijn, dat de membranen niet meer in bewe-
ging gebracht worden.

Deze snelheden zijn:

Middellijn buis. Doorl. weg. Snelheid.

0.108 M. 4055.9 M. 326.99 M.

0.300 „ 15240.0 „ 328.96 „

1.10 „ 19851.3 „ 330.52 „

Het blijkt alzoo, dat de golven, die aanvankelijk
dezelfde intensiteit hebben, omdat zij door ontbranding
van gelijke hoeveelheden kruit veroorzaakt zijn, ver-
schillende gemiddelde voortplantingssnelheden hebben,
wanneer hunne eind-intensiteit weder dezelfde is, maar
zich in buizen van verschillende wijdte hebben bewogen.

Daar nu, zoo vervolgt Regnault, de snelheden
in de hier aangegeven gevallen dezelfde
zouden moeten
zijn, indien de verzwakking van de golf alleen aan
eene afgifte van levende kracht aan de wanden der
buis was toe te schrijven , volgt, nu dit niet het geval is
dat er nog eene andere oorzaak voor die verzwakking
moet aanwezig zijn; deze bestaat in eene werking der
buiswanden, die de elasticiteit van de lucht aanmerke-
lijk wijzigt, doch de dichtheid niet verandert; door
aan te nemen dat deze werking in de nauwe buizen
aanzienlijker is dan in de wijde, komt men tot de
verklaring der gevondene ongelijke snelheden.

-ocr page 122-

Tot zoover Regnault ia de mededeeling zijner
conclusien en de feiten waarop zij berusten; wij willen
nu nagaan in hoeverre hij recht heeft uit zijne bepa-
lingen die gevolgtrekkingen af te leiden.

Wat de intensiteitsvermindering betreft, dit feit blijkt
ten duidelijkste uit alle waarnemingen en liet zich dan
ook a priori verwachten. Regnault schrijft haar toe:

1°. aan eene afgifte van levende kracht der lucht-
deeltjes aan de buiswanden;

2°. aan eene andere werking dier wanden, waardoor
de elasticiteit vermindert, terwijl de dichtheid onver-
anderd blijft.

Wanneer met deze tweede oorzaak eene warmte-
wisseling tusschen de luchtdeeltjes en de buiswanden
bedoeld wordt, waardoor alzoo de temperatuursverande-
ringen, die de verdichtingen en verdunningen vergezellen,
slechts ten deele tot stand kunnen komen, dan, ge-
looven wij, kan noch tegen het feit zelve, noch tegen
de daarvan gegevene verklaring eenige bedenking wor-
den ingebracht. Anders is het met de tweede door
Regnault gemaakte conclusie, betreffende de toene-
mende vermindering der voortplantingssnelheid, welke
toegeschreven wordt:

1°. aan de twee der zoo even genoemde oorzaken;

2°. aan de voortdurend afnemende intensiteit.

Wij meenen echter te kunnen aantoonen, dat de
juistheid van het hier bedoelde feit niet uit de proeven
blijkt, daar, zoo de snelheid werkelijk, bij het langer
worden van den doorloopen weg, mocht verminderen,
deze afname een zoo gering bedrag heeft, dat ze niet
met zekerheid uit de uitkomsten dezer waarnemingen
kan worden afgeleid.

-ocr page 123-

De op eene vorige bladzijde medegedeelde snelheden,
zijn verkregen door den weg dien de golf van den
mond van het pistool tot de membraan die zij in bewe-
ging brengt, aflegt, te deelen door den tijd, dien zij
daartoe behoeft.

Wij weten echter dat de golf op de eerste gedeelten
van den weg, door de onregelmatigheden der bewe-
ging, zich sneller voortplant dan in het geval der
normale voortplanting, die wij hier op het oog hebben.
Die grootere snelheid bij het begin, zal een grooteren
invloed op de gemiddelde snelheid uitoefenen, naarmate
de weg, waarover deze laatste berekend is, korter wordt.
Is dus de snelheid van het geluid bij normale voort-
planting werkelijk onafhankelijk van de intensiteit, dan
zou bij de beschouwing der hier opgegeven waarden
\'t toch schijnen, alsof de snelheid bij het langer wor-
den van den doorloopen weg afnam. Uit de door
Regnault opgegeven cijfers valt dus omtrent het
hier bedoelde punt niets te beslissen en wij zullen,
zoo wij hieromtrent eenig besluit willen trekken,
andere waarden moeten zoeken, waarop de onregel-
matigheden bij het begin der beweging geen invloed
kunnen uitoefenen.

Gelukkig geeft Regnault ons daartoe alles aan,
daar bij iedere waarneming, behalve de hier opgegevene
gemiddelde snelheden F0, ook nog andere waarden
W o berekend zijn, die beter voor ons doel geschikt zijn.

Onder deze W\'0 verstaat Regnault de gemiddelde
snelheid waarmede de golf steeds een zelfden weg
doorloopt, doch wanneer deze een verschillend aantal
reflexies heeft ondergaan en dus verschillende intensiteit
verkregen heeft.

L;: * : 8*

-ocr page 124-

Waarden van W\'0 bij verschillende doorloopen Wegen en Ladingen.
Doorloopen weg. (L. 1417.9 M.)

Serie.

Lading.

3 L.

é L.

5 L.

6 L.

7 L.

8 L.

9 L.

10 L.

11 L.

12 L.

13 L.

14 L.

Ie, p. 305

0.5 G.

330.40

330.31

330.25

330.14

330.15

329.99

329.62

329.93

2e, » 315

1. »

330.84

330.60

330.70

330.63

330.23

330.04

330.02

330.04

5e, » 345

1. »

330.56

330.27

330.41

330.23

330.00

330.17

330.22

329.92

329.82

330.22

6», » 350

1. »

330.74

330.87

330.58

330.50

330.65

330.22

330.16

330.19

330.70

7e, » 353

1. ))

330.92

330.60

330.63

330.64

330.52

330.30

330.02

330.00

330.04

\'10e, » 377

1. »

330.82

330.70

330.61

330.73

330.69

330.57

330.47

330.00

329.93

330.50

3e, » 322

1.5 »

330.38

330.57

330.66

330.60

330.38

330.42

330.18

330.18

330.50

330.54

4e, » 333

2. »

330.80

330.51

330.96

330.25

329.85

330.12

329.72

329.82

329.91

329.82

330.09

330/16

8e, » 358

2. »

331.14

330.60

330.59

330.85

330.59

330.62

330.48

330.33

329.75

330.34

330.04

330.44

-ocr page 125-

Ware Regnaults gevolgtrekking ten opzichte dei-
veranderlijkheid van de voortplantingssnelheid juist,
dan zoude die invloed van de intensiteit zich op de
verschillende waarden
W\'0 moeten doen gevoelen.

In de bijgaande tabel vermelden wij de waarden
W\'0 in de geleiding van 1.10 M. middellijn van de
Egout St.-Miehel verkregen, waaronder nu verstaan
wordt de gemiddelde snelheid, waarmede steeds de
dubbele lengte van de buis, eene lengte van 2835.8 M.,
doorloopen wordt.

Wij deelen de cijfers, verkregen nadat de golf voor
de eerste maal deze lengte doorloopen heeft, niet mede,
om zekerheid te hebben dat de onregelmatigheden bij
het begin, geen invloed op onze uitkomsten kunnen
uitoefenen.

Bij eene eerste beschouwing der cijfers, voorkomende
in iedere verticale kolom, blijkt het reeds, dat er
hoegenaamd geen verband bestaat, tusschen de voort-
plantingssnelheid en de hoeveelheid kruit, door de ont-
branding waarvan de golf is ontstaan en hiervan toch
is de intensiteit afhankelijk. Die invloed van de
lading op de intensiteit blijkt ten overvloede nog daar-
uit, dat de golven van 2
Gr. nog eene beweging van
de membraan veroorzaken na een doorloopen weg 14
L., terwijl die van 0.5 Gr. reeds na een weg 10 L.,
hare aankomst het laatst heeft aangeteekend.

In verschillende dier kolommen ziet men bij een
schot van 1 of zelfs van 0.5 G. kruit, eene grootere
waarde voor de snelheid dan bij schoten , die door 1.5 of
2 G-. kruit veroorzaakt zijn. Ook zijn de afwijkingen
die er tusschen de snelheden bestaan bij grootere
en kleinere lading, niet aanzienlijker dan die, welke

-ocr page 126-

de verschillende waarden hij schoten van 1 G. ver-
toonen.

Uit de beschouwing der snelheden bij verschil-
lende lading doch gelijke doorloopen wegen
blijkt de invloed van de intensiteit alzoo niet. Wij
zullen nu de waarden van
W\'0 in iedere horizontale rij
onderling vergelijken en dus snelheden bij gelijke
lading doch ongelijke doorloopen wegen
beschouwen.

\'t Kan daarbij niet ontkend worden, dat deze cijfers
eene strekking vertoonen om eenigermate af te nemen
bij het langer worden van den doorloopen weg. Doch
\'t is er verre van, dat deze afname een geprononceerd
karakter of een eenigzins regelmatig verloop zou heb-
ben ; integendeel een aantal uitzonderingen zijn aan te
wijzen: de cijfers der 3e, 4e, 5°, 6e en 7e Serie wijzen
wel aanvankelijk op eene afname, doch bij de latere
waarden weer op eene toename; in de 7e en 8e Serie
wordt afwisselend een vermeerdering en vermindering
bespeurd.

Is er dus in \'t algemeen beloop een zeer geringe
afname in de waarden
W\'0 te bemerken, zonder dat
dit daarom een algemeene regel is, dan behoeft de
oorzaak daarvan toch nog niet aan een invloed van
de intensiteit te worden toegeschreven. Want er is
eene andere reden, die eene geringe afname der cijfers
van iedere horizontale rij ten gevolge moet hebben.
De tijden toch waaruit de waarden van
W\'0 zijn afge-
leid, geven niet met volkomene juistheid den tijd aan ,
noodig voor het doorloopen van de dubbele lengte der
buis; zij geven het tijdsverloop aan tusschen twee
opvolgende contacten van het platinaschijfje der mem-

-ocr page 127-

braan en de metalen stift. Alleen dan zouden de
beide bier bedoelde tijden volkomen gelijk zijn, wan-
neer er altijd een gelijken tijd verliep tusschen de
aankomst van de golf en bet ontstaan van het hier
bedoelde contact. Uit de voorloopige proeven van
Regnault is echter gebleken, dat die tijden te lan-
ger zijn, naarmate de golf minder intensiteit heeft,
waaruit volgt dat iedere opgegevene waarde van
W\'0
met zeker bedrag vermeerderd moet worden, daar de
tijd, waaruit de opgegevene getallen zijn afgeleid allen
iets te groot zijn. En het blijkt eveneens uit die
proeven, terwijl het zich ook uit den aard der zaak
liet verwachten, dat die correctien voor W0 grooter
zijn, naarmate de golf een grooter weg doorloopen
heeft en door de verzwakking van de golf, de mem-
braan meer tijd voor hare beweging behoeft.

\'t Is te betreuren, dat Regnault slechts eene enkele
waarneming vermeldt, die onder gedeeltelijk andere
omstandigheden genomen is, waaruit het bedrag dier
correctie zou op te maken zijn en dat hij , met ééne
uitzondering, bij het trekken zijner besluiten die ver-
beteringen nooit heeft aangebracht. Wij zijn daar-
door niet in staat met juistheid op te geven, in hoe-
verre de verschillende waarden van W\'0 hierdoor nog
meer tot elkaar naderen; zeker echter is het, dat de
onderlinge, reeds uiterst geringe, verschillen, door
deze oorzaak nog verminderen.

Op deze gronden meenen wij tot het besluit te
mogen komen, dat Regnault geen recht heeft, uit
zijne waarnemingen de gevolgtrekking af te leiden dat
de snelheid van het geluid afhankelijk is van de
intensiteit.

-ocr page 128-

Om verschillende redenen, hebben wij tot hiertoe
alleen gesproken over de waarden van W\'0 in de bui-
zen van 1.10 M. middellijn, verkregen. Allereerst
omdat de daarin genomen proeven verreweg de meest
talrijke zijn en de golven daar na een groot aantal
reflexies waargenomen worden. Bij de buizen van
0.300 M. en 0.108 M. middellijn is er slechts een enkele
serie waarin eene viermaal gereflecteerde golf is waar-
genomen en dan nog komt in die serie slechts één of
twee waarnemingen voor. De daaruit afgeleide cijfers
hebben alzoo een veel geringer gewicht, dan de nu
meêgedeelde. Maar er is nog eene andere reden: de
voorloopige proeven van Regnault, welke dienden
om den tijd te bepalen, noodig voor de beweging der
membraan, hadden uitsluitend betrekking op de wijde
buizen van 1.10 M. middellijn, en al zijn ons zelfs
daarvan de nauwkeurige waarden onbekend, toch kun-
nen wij uit die proeven het bedrag der correctie
eenigermate leeren kennen. Bij de nauwe buizen ver-
keeren wij daarentegen in geheele onzekerheid: uit
sommige verschijnselen kunnen wij echter afleiden, dat
in dit geval de correctien veel aanzienlijker behooren
te zijn, dan in de wijde buizen.

Bij de buizen van 0.108 M. wijdte is daarvoor eene
goede reden aan te geven: daar bij deze de geheele
opening met de membraan afgesloten is, is het duide-
lijk dat er voor de reflexie op deze membraan eenigen
tijd noodig is, wier opvolgende verschillen bij de
waarden
W\'0 als correcties in rekening gebracht moeten
worden. Bij de wijde buizen is slechts een klein deel
van de opening met de membraan gesloten, zoodat de
reflexie van de golf op de ijzeren plaat geschieden

-ocr page 129-

kan, die het overige deel afsluit — en voor de reflexie
op die onbewegelijke plaat behoeft geen tijd berekend
te worden. Wij onthouden ons alzoo èn om het
geringe aantal der waarnemingen, èn om het onzekere
van de aan te brengen correcties, van eene mededee-
ling van cijfers betreffende de nauwe buizen , meenende
uit de waarnemingen in de buizen van 1.10 M. aange-
toond te hebben dat Regnault geen recht heeft uit
deze, eene werking van de intensiteit af te leiden.

Regnaults proeven hebben ook gestrekt om na
te gaan in hoeverre de theoretische uitdrukking voor
de geluidssnelheid juist was, waar zij ons leert, dat
deze onafhankelijk is van de drukking: tot nog toe
waren er geen proeven genomen (wanneer we de rela-
tieve bepalingen van Kundt uitzonderen) die de juist-
heid der formule in dit opzicht bevestigden.

Bij eene eerste serie proeven varieerde de drukking
van 0.557 tot 0.838 M. terwijl zij bij eene volgende,
tusschen 0.247 en 1.267 M. begrepen waren. Hij geeft,
als einduitkomst dezer waarnemingen op, dat het hem
niet gelukt eenig versehil in snelheid van voortplan-
ting bij deze verschillende drukkingen te vinden, zoo-
dat de onafhankelijkheid van snelheid en drukking
hiermede bewezen is.

De afwijkingen die hier bij verschillende drukkin-
gen gevonden worden, zijn niet kleiner en vertoonen
geen onregelmatiger verloop dan de opgegevene waar-
den van
W\'0. Evenwel zijn alle waarden bij hooge druk-
kingen iets grooter dan bij lage: de verschillen zijn echter
te gering en komen te weinig regelmatig voor, dan
dat hieruit eenige afhankelijkheid van drukking en snel-
heid van voortplanting zou afgeleid kunnen worden

-ocr page 130-

Behalve de tot hiertoe besprokene proeven in bui-
zen , heeft Regnault ook waarnemingen verricht, die
op eene voortplanting in de vrije lucht betrekking heb-
ken. De methode tot bepaling van den tijd die het
geluid behoeft om een bekenden afstand te doorloopen,
was geheel dezelfde, als die bij de proeven in de bui-
zen toegepast werd. Membranen werden door de ge-
luidsgolven bewogen: door die beweging werd een stroom
verbroken en de merken dezer stroomverbreking op
een ronddraaienden cilinder aangeteekend. Yoor dit
doeleinde, waren de membranen, ter voorkoming van
bewegingen door wind of dergelijke oorzaken, van
bizondere inrichtingen voorzien.

De geluidsgolven werden veroorzaakt door het af-
schieten van een stuk geschut, dat beurtelings met
250 of met 500 gram kruit geladen was.

Wij hebben er vroeger op gewezen, hoe men bij
dergelijke waarnemingen onbekend is met den invloed
van den wind en met de gemiddelde temperatuur der
luchtlagen, die het geluid passeert. Ook Regnault
wist geen middel die bronnen van onzekerheid in de
uitkomst te doen verdwijnen en meende dat alleen
door het aantal waarnemingen te vermeerderen, de
nauwkeurigheid der uitkomst verhoogd kon worden.
Hij gebruikte tevens reciproke schoten om daardoor
eene ruwe eliminatie van den invloed van den wind
te verkrijgen: voor de gemiddelde temperatuur werd
genomen, evenals vroeger bij dergelijke waarnemin-
gen, het gemiddelde der temperaturen op de beide
eindpunten.

Achttien reciproke waarnemingen bij eene lading van
250 G-. worden vermeld; iedere golf doorliep een weg

-ocr page 131-

van circa 1300 M. en als gemiddelde uitkomst werd
verkregen 331.37.

Yan de schoten met 500 G. lading worden 118
reciproke waarnemingen vermeld, waarbij het geluid
nagenoeg 2450 M. doorliep en waarvan de gemiddelde
uitkomst is 330.71 M. Men ziet dat ook uit deze
waarnemingen niets van een invloed van de intensi-
teit blijkt; om deze uitkomst echter niet in bepaalden
tegenspraak met Kegnaults conclusie te doen zijn,
merkt hij op, dat in \'t eerste geval de doorloopen weg veel
geringer is dan bij de lading van 500 G., en dat dus de golf
die daar de stroom verbrak, niet bepaald geringer intensi-
teit dan in het tweede geval behoeft gehad te hebben.

Indien echter het verschil in beide uitkomsten niet
geheel aan waarnemings- of toevallige fouten kan toe-
geschreven worden, dan zouden, rneenen wij, de onre-
gelmatige bewegingen in de nabijheid van den mond
van het geschut, die bij den korteren doorloopen weg
een grooter invloed op de uitkomst hebben, daarvan
de oorzaak kunnen zijn.

Wat nu de waarde betreft, die uit alle deze proe-
ven, als de meest waarschijnlijke voor de snelheid
van het geluid volgt, daarvoor wordt door Regnault
niet één maar drie getallen opgegeven.

De eerste waarde is afgeleid uit de waarnemingen
in de buizen van 1.L0 M. en is „la vitesse moyenne
„dans l\'air sec et à 0° d\'une onde produite par un coup
„de pistolet et comptée depuis la bouche de l\'arme
„} usqu\'au moment où elle s\'est tellement affaiblie, quelle
„ne fait plus marcher mes membranes les plus sensi-
bles: F« = 330.6 M".

De volgende waarde is uit dezelfde waarnemingen

-ocr page 132-

afgeleid en is „la vitesse minima, celle que posséde
„1\'onde la plus affablie,
W\'0 = 330.3 M."

Eindelijk de snelheid, afgeleid uit de proeven in de
vrije lucht genomen F0 =: 330.7 M.

De opgave dezer drie waarden, hangt zamen met
Regnault\'s beschouwing, dat de snelheid van het
geluid eene veranderlijke grootheid is, afhankelijk
van de intensiteit en dat daarom de waarden V\'0 en
W 0 eene verschillende physische beteekenis hebben.

Wij meenen echter, dat al de door Regnault ver-
richte bepalingen, de waarde voorstellen van ééne
zelfde grootheid (nl. de snelheid van hetgeluid,
bij eene voortplanting, zooals men zich in de theorie
die denkt), doch dat die waarnemingen zeer verschil-
lende wijzigingen hebben ondergaan, door storende
invloeden, die men in de theorie niet in rekening
brengt, als daar zijn: de warmte wisseling door de
buiswanden; de onregelmatige beweging bij het begin
der voortplanting van eene golf, die door een kanon-
of pistoolschot veroorzaakt is, en anderen.

Waren die correcties bij iedere waarneming met
zekerheid aan te brengen, dan zouden Regnault\'s
bepalingen een zeer groot aantal waarden bevatten eener
zelfde grootheid, waardoor een hooge graad van nauw-
keurigheid in de einduitkomst verkregen zou kunnen
worden. Dit is echter geenszins het geval en men zal
zich dus slechts hebben te bepalen tot die waarbij de
storende invloeden in de minste mate hebben gewerkt.

Welke zijn dit?

Ongetwijfeld de waarden W\'0 in onze tabel, opgege-
ven in de 3 of 4 eerste verticale kolommen. Want
gelijk wij vroeger opmerkten oefenen de onregelma-

-ocr page 133-

tigheden bij het begin op deze waarden geen invloed
uit; door de wijdte der buizen kunnen de warmtewis-
selingen slechts een zeer kleine vermindering aanbren-
gen, terwijl, omdat de golf nog genoeg intensiteit
heeft, de vertragingen door de membranen veroorzaakt
ook uiterst gering kunnen zijn.

Houden wij in \'t oog dat de cijfers in iedere kolom,
uit 52 enkele waarnemingen verkregen zijn, dan vin-
den wij als gemiddelde van 208 waarden 330.6 M.

De genoemde storende omstandigheden kunnen, gelijk
wij gezien hebben, slechts een zeer geringen invloed
op dit resultaat uitgeoefend hebben, en al kunnen wij
dien invloed niet met juistheid aangeven, doch kun-
nen wij zeker zijn, dat daardoor eene vermindering
der werkelyke waarde is te weeg gebracht. De snel-
heid van het geluid, is dus waarschijnlijk iets grooter
dan 330.6 M.

Beschouwen wij, aan de andere zijde, de uitkom-
sten der waarnemingen in de vrije lucht, op welke
de storende werking van warmteverwisseling geen
invloed kan uitoefenen, doch die daarentegen door de
onregelmatige bewegingen bij den mond van het ge-
schut, wellicht eene iets te groote
waarde zullen ople-
veren. Wij nemen daarbij aan , dat door het groot
aantal der onder verschillende omstandigheden geno-
men proeven, wind en temperatuur in de einduit-
komsten geen wijziging brengen. Uit 118 waarnemin-
gen wordt verkregen 330.71 M. en uit 18 andere,
331.37 M.; kennen wij aan ieder dezer waarden een
gewicht toe, overeenkomstig het aantal bepalingen waar-
uit zij zijn afgeleid, dan vindt men voor de snelheid in
de vrije lucht, waarschijnlijk iets te groot 330.8 M.

-ocr page 134-

Uit de proeven van Regnault, meenen wij alzoo
te mogen besluiten dat de snelheid van het geluid
tusschen 330.6 en 330.8 M. gelegen is.

Ten slotte hebben wij nog melding te maken van eene
bepaling van
Le Roux (Annales de Chemie et Physiqite, 4e
Serie, T. XII) verricht volgens eene methode, die in prin-
cipe met die van Regnault overeenstemt: de details
van den gebruikten toestel, zijn echter geheel verschillend.

Een zinken buis van 7 c. M. middellijn en nagenoeg
77 M. lengte, was aan beide zijden door een caout-
chouk membraan afgesloten en in een bak met smel-
tend ijs geplaatst, waardoor de lucht in de buis op
eene temperatuur van 0° kon gehouden worden. Tegen
iedere membraan rust een slinger, die wanneer hij
van de membraan verwijderd wordt, een stroom ver-
breekt en daardoor een inductievonk doet ontstaan.
Wordt nu een geluidsgolf veroorzaakt, door met een
houten hamer tegen eene der membranen te slaan, dan
wordt de slinger door die beweging verwijderd en er
komt een vonk: is de golf aan \'t andere uiteinde
genaderd, dan wordt ook daar, door de beweging van
den membraan op nieuw een slinger verwijderd, een
stroom verbroken en een inductievonk voortgebracht.
De tijd verloopen tusschen het ontstaan der beide
inductievonken leert de snelheid van het geluid ken-
nen: die tijd wordt door een zeer eigenaardig inge-
richten chronoskoop gemeten: het is een houten staaf,
die, van onderen voldoende bezwaard, volkomen ver-
ticaal , vrij valt en in zijn val ook het punt passeert
waar de inductievonken gevormd worden — de von-
ken geven op den staaf een teeken, waartoe op dezen
een zilveren plaat is bevestigd, die aan jodiumdampen

-ocr page 135-

is blootgesteld geweest en uit den afstand dezer tee-
kens wordt dan den tusscben bet ontstaan der vonken
verloopen tijd berekend.

Uit een groot aantal (77) waarnemingen, wordt
dan voor de snelheid van het geluid bij 0° in drooge
lucht gevonden 330.66 M.

Volgens Le Roux overtreft de grootste fout, die
in deze uitkomst aanwezig kan zijn, niet een bedrag
van 20 c. M.

\'t Is te betreuren dat L e Roux deze proeven niet
herhaald heeft in buizen van andere afmetingen, want
daar omtrent den invloed van de wanden der buis
niets a priori te zeggen valt, gelden deze proeven
alleen voor het geval dat het geluid zich in een zin-
ken buis van 7 c. M. middellijn voortplant.

§ 3. Methode van Bosscha.

In het jaar 1853 is door Dr. J. Bosscha Jr., eene
methode bekend gemaakt
(Pogg. Annalen Bel. 92),
waardoor men ook binnen kleine ruimten de snelheid
van het geluid bepalen kan: zij berust op de waar-
neming van coïncidenties van tikken van twee uur-
werken.

\'t Behoeft geen betoog van hoe groot gewicht zulk
eene methode is, indien zij nauwkeurige uitkomsten
kan opleveren, daar de gelegenheid tot het nemen van
dergelijke proeven zeer vermeerderd zou zijn, indien
de groote omslag, bij vorige proeven noodzakelijk,
vermeden kon worden. Een ander, hoogst belangrijk
voordeel, zou daarin bestaan, dat de geluidsgolven
door die tikken veroorzaakt, weinig intensiteit behoe-
ven te bezitten en men alzoo geheel vrij is van de

-ocr page 136-

onregelmatige luchtbewegingen, die steeds ontstaan bij
het lossen van kanon- of pistoolschoten.

Zien wij, waarop deze methode neerkomt.

Onderstel, zegt Bosscha, dat men op eenigen
afstand van elkaar twee uurwerken geplaatst heeft,
wier gang zoo geregeld is, dat terwijl het een
A 100
secunden slaat, het ander
B 99 tikken doet hooren.
Een waarnemer plaatst zich bij
A en gaat na hoeveel
tijd er verloopt, tusschen het gelijktijdig hooren der
tikken van
A en B\\ blijkbaar zal dit na elke 100
secunden gebeuren. Evenwel vallen op het oogenblik,
waarop men beide tikken gelijktijdig hoort, de hamers
van beide uurwerken niet gelijktijdig neêr, de hamer
van
B is vroeger neêrgevallen, daar het geluideenigen
tijd behoefde om van
B tot den waarnemer te komen.

Brengt men nu op het oogenblik, dat men de tik-
ken gelijktijdig hoort, het uurwerk
B plotseling 3.3 M.
nader bij A, dan zal (aannemende, dat de snelheid
van het geluid 330 M. bedraagt) men in de volgende
secunde weêr het sammenvallen der tikken hooren;
want het tijdsverloop tusschen 2 opvolgende tikken is
bij
B 0.01 sec. langer dan bij A en door het plotse-
ling nader brengen van
B wordt het tijdsverloop tus-
schen het hooren van twee opvolgende tikken van
B met 0.01 sec. verkort en dus gelijk aan dat van
A gemaakt. De volgende samenvalling der tikken
zal weêr na 100 secunden geschieden en dus 101 sec.
na de laatste samenvalling toen
B op zijn oude plaats
stond. Had men B; 2 X 3.3 M. nader gebracht, dan
zou het tijdsverloop tusschen de laatste coïncidentie
vóór de verplaatsing en de eerste nadat
B zijn nieuwen
stand had ingenomen, 102 secunden geworden zijn.

-ocr page 137-

Geschiedt behalve de verplaatsing van B tevens
eene verplaatsing van
A in de richting van B, dan
zullen de verlengingen der tijdsverloopen tusschen 2
coïncidenties, door iedere plaatsing op zich zelve ver-
oorzaakt , bij elkaar gevoegd moeten worden.

In plaats van nu den afstand der uurwerken te
veranderen, \'t geen in de uitvoering moeijelijkheden
zou opleveren, kan ook de waarnemer zelf zich ver-
plaatsen. Indien hij zich aanvankelijk bij
A bevindt
en zich naar
B begeeft, komt dit blijkbaar op het-
zelfde neêr, dat de beide uurwerken onderling van
plaats verwisseld hebben, of wel, of een der uurwer-
ken over den dubbelen afstand verplaatst is. Was nu
de afstand der uurwerken
d en vielen de coincidenties
na
a sec. voor, terwijl wanneer hij zich van A naar B
begaf, dat tijdsverloop met n sec. vermeerderde, dan
kan op de volgende wijze de geluidssnelheid
S daar-
uit afgeleid "worden. Het verschil tusschen 2 opvol-
gende tikken van
A en van B bedraagt - sec. in wel-

cv

o

ken tijd het geluid een weg — aflegt; geschiedde de

Cl

§

verplaatsing over den afstand — dan zoude a bij de

ct

verplaatsing met 1 sec. toenemende; nu is die toename
n sec. bij eene verplaatsing 2rf, dus:

2 d ., c 0 , a

—-— n, waaruit o = del —.

6 n

a

Of, verplaatst men zich eerst van A naar B en is
dan het tijdsverloop, tusschen twee coincidenties en

9

-ocr page 138-

b\' dat tijdsverloop als men zich van B naar A beweegt,
dan is ook:

S = 2 i.p-".
b — b

Bosscha vermeldt eene door hem, met 2 oude
secunden uurwerken van Knebel genomen proef,
waarbij rfr=:15M.,
a = hl sec. en n = 4".85 was,
waaruit wordt afgeleid:

S=34^=3B2.BM.
4. 85

Buitendien geeft Bosscha nog eene andere wijze
aan, waarop men van coïncidenties zou kunnen gebruik
maken, ter bepaling der geluidssnelheid.

Verbindt men nl. een uurwerk met eene galvanische
batterij en brengt men in den sluitdraad tevens twee
electromagnetische klokken, bij welke het tijdsverloop
tusschen twee opvolgende slagen volkomen hetzelfde
is, dan zullen wanneer, de klokken naast elkaar staande,
de tikken samenvielen, dit niet meer plaats hebben,
wanneer men zich met een der klokken verwijdert.
Doch heeft men zich zoover verwijderd, dat het geluid
juist het tijdsverloop tusschen twee opvolgende tikken
behoeft, om dien afstand te doorloopen, dan zal men
weder coïncidenties waarnemen. Door zich dus zoo-
ver te verwijderen dat de tikken weer samenvallen,
heeft men den weg bepaald dien het geluid in een
hekenden tijd aflegt.

In 1862, alzoo negen jaren later, heeft Faye
(Gompies liendiis LV, Cosmos XXI) geheel dezelfde
methode als eene nieuwe voorgesteld: terecht zegt
daarom Pislco (
Die nettereu Apparate der Ahistik,

-ocr page 139-

pag. 209) : „Die Priorität dieses schönen Gedankens
„gehört also ohne Zweifel dem Dr. J. Bosscha."

Wat nu de uitvoering dezer methode betreft en de
graad van nauwkeurigheid, die daarbij te bereiken is,
het is te betreuren, dat er tot heden geene waarne-
mingen zijn verricht, die daaromtrent uitspraak hebben
gedaan en dit te meer, daar ß. König te Parijs, de
bekwame vervaardiger van akustische instrumenten,
een toestel heeft uitgedacht, die de uitvoering van
Bosscha\'s methode heeft mogelijk gemaakt.

Uit bet medegedeelde is op te maken aan welke
voorwaarden zoodanig toestel moet voldoen: men zal
twee klokken moeten hebben, die tegelijk slaan en
waarbij het tijdsverloop tusschen twee slagen nauw-
keurig bekend is. Daartoe maakt König gebruik
van eene stemvork, die tien dubbele trillingen in de
secunde verricht en daardoor telkens na verloop van
0.1 secunde den stroom eener batterij sluit. Wanneer
nu twee electromagnetische klokken in den sluitdraad
van dezen stroom geplaatst zijn, dan zullen deze gelijk-
tijdig slaan, iedere 0.1 secunde, daar beide afhangen
van den stemvork. Want telkens als de stroom geslo-
ten wordt, wordt tevens door een electromagneet een
anker aangetrokken; doch terstond daarna wordt de
stroom weder verbroken en door een krachtigen veer
wordt het anker in zijn ouden stand gebracht en doet
daarbij een korten krachtigen tik hooren.

Men heeft zich alzoo met een der klokken slechts
zoover te verwijderen, tot de tikken op nieuw samen-
vallen en heeft hierin den weg dien het geluid in een
tiende seconde aflegt.

Hoewel, gelijk wij reeds opmerkten, de ondervin-

-ocr page 140-

ding daaromtrent nog geen uitspraak gedaan heeft,
laat het zich verwachten, dat door middel van dezen
toestel eene nauwkeurige bepaling zal kunnen geschie-
den. Want het oor is in staat, om twee geluiden, die
door eene zeer kleine tusschenruimte gescheiden zijn,
afzonderlijk waar te nemen, vooral wanneer beide
toonen niet even hoog zijn: het maakt een geheel
anderen indruk of de hoogere toon de lagere vooraf-
gaat of omgekeerd.

Daarbij kan door de optische methode van L i s s a-
j o u s de stemvork zóó gestemd worden, dat zij met
hooge nauwkeurigheid tien dubbele trillingen in \'de
seconde verricht.

-ocr page 141-

STBLiLI3STöIE] IST_

I.

De pogingen van Schröder v. d. Kolk, Regnault
en anderen om de benaderingsformule

V=V jD\' V

te verbeteren, hebben tot geene bevredigende uit-
komsten geleid.

II.

Ten onrechte wordt door Regnault uit zijne
waarnemingen afgeleid, dat de snelheid van het geluid
afhankelijk zoude zijn van de intensiteit.

III.

»Die Entropie der Welt strebt einem Maximum zu."

(Clausius),

-ocr page 142-

IV.

De invoering van absolute temperaturen, is alleen
uit een practisch oogpunt te verdedigen.

V.

De bewering van Zeuner »die Regeneratoren sind
»vollständig wirkungslos", is onjuist.

VI.

Ten onrechte wordt beweerd, dat de contact-theorie
niet in overeenstemming zou le brengen zijn met het
beginsel van behoud van arbeidsvermogen.

VII.

De wet van evenredigheid van kracht en versnelling
vloeit niet, zooals Schell beweert, onmiddellijk voort
uit de wet van oorzaak en gevolg.

VIII.

»Le calcul n\'est qu\'un instrument, précieux
»et nécessaire sans doute, pareequ\'il assure et
»facilite notre marche, mais qui n\'a par lui même
»aucune vertu propre, qui ne dirige point l\'esprit,
»mais que l\'esprit doit diriger, comme tout autre
»instrument."

(Poinsot.)

-ocr page 143-

IX.

De symbolische methode tot integratie van differen-
tiaalvergelijkingen, leert geene enkele oplossing kennen,
welke ook niet op de gewone wijze zou te vinden zijn.

X.

De beteekenis der negatieve en gebroken exponenten
is door overeenkomst bepaald, doch kan niet uit de
oorspronkelijke beteekenis van macht worden afgeleid.

XI.

Evenmin kan het bewezen worden, dat wanneer
vermenigvuldiger en vermenigvuldigtal beiden negatief
zijn, het product positief is.

XII.

Onze tegenwoordige kennis van de zon is onvol-
doende om daaruit eene theorie omtrent hare con-
stitutie af te leiden.

XIII.

Uit de verschillen in breekbaarheid van de onder-
scheidene deelen der zonneprotuberansen, mag men
niet besluiten tot daarmede evenredige verschillen in
beweging dier deelen.

XIV.

De door Dulong en Petit gevonden betrekking
tusschen atoomgewichten en specifieke warmlen mag,
lot bepaling van eene dier grootheden, alleen bij
lichamen in gasvormigen toestand toegepast worden.

-ocr page 144-

XV.

Waarschijnlijk zijn de steenkolen groolcndeels uit
zeeplanten ontstaan.

XYl.

»Wer eine Grenzlinie ziehen will zwischen Instinkt
»und Verstand, oder Verstand und Vernunft, giebt
»dadurch allein schon das beste Zeugniss ab, dass er
»niemals mit prüfendem Blicke, das Leben und Trei-
»ben der Thiere, und namentlich der Insekten, beobach-
»tet habe.\'\'

(Carl Vogt.)

XVII.

Door de splitsing van de Kruipende Dieren van Lin-
naeus in de beide klassen: Amphibia en Reptilia,
»gab man gewiss einem durchaus natürlichem, erst
»mit den Fortschritt der Wissenschaft erkannten
»Verhällniss Ausdruck."

(Gl aus.)

XVIII.

De natuurwetenschap moet niet alleen om haar
zelve, maar ook en vooral om hare toepassingen be-
oefend worden.