—....
|
||||||||||||||
*
|
||||||||||||||
WILHEM de DERDE,
door Gods genade ,
KONINGK VAN ENGELAND, SCHOTLAND*
VRANKRYK EN IERLAND, BESCHERMER DESGEtyDOFS, ENZ.ENZ.ENZ.
In Heldendicht befchreven
Door L. R O T G A N S.
II. D E E L.
|
||||||||||||||
t'Amfteldt'Utrecht
|
, f, FRANCOIS HALMA, 1 „ , ,
. { by WI L L E M vande W ATER}}Boekvcrkoopm,
|
|||||||||||||
1700.
Met trivilegit van Haare Id. Gr, Mogende,
|
||||||||||||||
A A N DEN
E Z E R.
Zie hier , goedgunjlige Uz$r , de vo/doe-
ninge myner beioften , het vervo/g van myn Heldendicht, en de daaden van den grootmagtigjlen sSMonarcb , IVilhem den derden, totde yrede3in het jaar 1697 te Rys- wyk gefllooten, befchreeven. Lang fcbyne dat vruchtbaar Dredelicht, tot he'd van Staat en Kjrh^y en voorfpoed der inge^etenen, aan on* %en heme I: maer indien het nootlot den gefyr- J^erden zSMars mogt ontjluiten, en de verfyen- de Vorften tegens den anderen Weder in vyant* Jcha]? ontjleekgn , dat Cfod verhoede ! ben if^ 'van meninge in een derde deel , de helden- togten yan den kgninl^lyken Veldheer te vol- gen. 3\(jem genoegen > en yaar mil |
|||||||
* 2
|
|||||||
VER-
|
|||||||
VERKLARING
Van de PRINT voor't Vde BOER. |
|||||||||
Z>
|
e Nimfder Boyne voert den BritfchenVorft ten toon*
|
||||||||
Na jfakobs nederlaage, op haaren waterwagen.
Twee fieuren klooven yt nat > in V firoomgareel gejlagen. 1)e koninklyke kruin pronkt met de zegekroon ■»
1)e Nimf met water lis. de God der lerfche baaren Vereert een broeineft met ysvooglen opgevult
Voor V Schip waar op de Leeuw van Najfau moedig bruit.
Het vifchnet dekt zyn lyf •> en d' oejlerfchulp zyn haaren. Hy voert Sint Joris in zyn watervat. op 't veld
Legt d'oude Schomberg aan de Boyne neergejlagen. Men ziet den zoon by 't lyk zyn vaders dood bekladgen. <De Vlietmaagdwafcht en droogt de wonden van denHeld.
Een Triton blaajl uit zee de koninklyke daaden> En V lyfgevaar. hy toont een kogely zwaar van wigt;
Terwyl zyn makker zich verwondert op 't gezigt.
T>e tent van Jakob pronkt met beeldwerk enjieraaden, 1)oor 't Roomfche bygeloofgefticht: maar't wraakgeweer,
Geklonken in de vuijl des Engels , hcuwt altaaren > Gekapte Taapen > en V gefpuis der wichelaareny Met wykruik , offerkelk > en wierookvaten neer.
Het heir der Britten Jloopt de legerplaats der Ieren j "Daar Vrankryksjlander duikt wrWiLHE m s krygsbanteren. WIL-
|
|||||||||
: j&rtt. JL.: Ccm-.inr.
|
|||
■
|
|||||||
WILHEMDEIIL
|
|||||||
VYFDE BOEK.
|
|||||||
; Yn Zanenimf > die wel eer de vaanen °'-f"T*
D # des Dlch-
van Oranje ««;
Op Neerlands bodem volgde 5 of d'oc-
vers van Britanje
Door 't bruiflchen van de zee genaakte met een vloot Vol helden, om al 't ryk te bergen in den nood: Zy, die den Held geleidde op Stuarts goude troonen Met Englands Erfprinfes, verheft weer hooger toonenj Nu zy de daaden van een Koningj die door 't zwaard Het recht van 't volk herftelt > verdedigt en bewaart» In heldendicht voor 't oor van Ne&rland op zal zingen. Euroop, gezoltj gefchokt door ftaatveranderingen, II, Deel. A Door
|
|||||||
2 WILHE-MDE III.
Door wirTelvallighee'n des nootlots fteets geplaagt >
En van de Twiftharpy in *t ingewand geknaagt > ( Dat tuigen d'oevers en de rootgeverfde baaren, Met bloed bepurpert van ontelbre waterfchaaren : Dat melden veftingen en fteden, die op 't puin Den val betreuren van haar neergeftorte kruin_) •> Verwekt myn Klio ftof en rekt haar heldenzangen. Die zyn Vaar voort dan,volg den Heldjde Toevlucht en't Verlangen dtatat Van't afgeftre£n Euroop > den Temmer van 't geweld, Tetirfe ^en ^eiland van Britanje in 't rookende oorlogsveld. ten des Gelei zyn ftormeevaarte in 't dondren op de fchanflen, Bntfchm , , , t , „ r ~
Konmgs, In t beuken van den muur en d opgeworpe tranllen:
Verzel de blikfems van zyn zwangere metaal In 't bloedig veldgevecht, daar 't glinflerende ftaal De bekkeneelen kneuft der flrydende foldaaten, En blutft de fchilden en den rug der harnasplaaten; tothetein- Tot daar de Krygsvoogdes Bellone raakt aan band, logs L ' En Mars in boeijen word geklonken door zyn hand > voigm. £n yo]gt 5 fchoorvoetende 5 met nedrgeftagene oogen > Zyn zegewagen door ontelbre marmre boogen En eerepoorten , voor de dierbre Vree gefticht; Terwyl al 't nachtgefpuis voor haare vaanen zwicht. Aan- q Vaderlanders , 6 beroemde Batavieren , ffraak
aan Zo dier verbonden aan d'Oranje veldbanieren ;
landfcbe En gy j 6 Britten > die , verloft van *t flaafs geweld > thrmgi Uw recht en godsdienft ziet herleeven door den Held, zetenen, Be-
|
||||
VYFDEBOEK. 3
Begunfrigt myn gedicht! doorluclite nagebuuren,
Laat alle uw oevers , die de Nbordfche golven fchuurerii En 't witte krijtgebergt dac vader Nereus groet, Wanneer zyn zeegefpan , omfingelt met zyn ftoet, De fleep der Watergoon,en zwemmende Najaden, De bruine baaren klooft, op 't maatgezang der daaden Van dezen Oorlogsgod , den Atlas van uw' troon , Eerbiedig ichaatren en weergalmen op myn toon! De Koning Jakob , die zyn vorftelyke ftaaten, Koning
Met Britfche ryksgezag , laf hertig had verlaaten, wVj,m
Was met een klein gevolg aan Vrankryks kuft geland. j^»"
De groote Lodewyk ontfangt den eedtverwantj *r»7* ° J ° met all*
Den medelrander van zyn zaak > met alle blyken tijkm
En tekenen van eere en achting in zyn ryken. genti'u"
Uw ongeval, zo fpreekt de Franfche Vorft , uw fmert, pZ^fih
Doorluchte Troongenoot en Broeder , treft myn hert: hof°M-
D ' fmgen.
Ik hoorde, doch met leet, uw rampen, die my drukken: ude»yk
Maar ichoon het nootlot ons beftormt met ongelukken, bekimgt Het voegt geen eedle ziei te fuffen in dien nood; w//^'" O neen een moedig held, beleedigt, fchroomtgeendood,
Maar waagt zyn leven om zich van dien hoon te wreeken. Ik zal u hulpzaam zyn : myn trou is u gebleeken TeniO* Myn heir j myn oorlogsvloot, myn geld, myn onderdaan,^^*
De bloem van Vrankryks volk biede ik u willig aan. Wy zullen u de kroon weer drukken op uw haaren * En dwingen 't Britfche volk,door magt van oorlogsfchaaren, A 2 Om
|
||||
4 WILHEMDE III.
Om fnel te vliegen op uw wenken en geboon :
Dat zweere ik by myn ftaf > myn zetel en myn kroon. Verlaat u op myn woord, myne eeden en myn degen. Maar laat ons t'zamen raad in zulk een voorval pleegen> En fcherpen ons vernuft. *t gewigt van deze zaak Eifcht keurig overleg. ik vlam met u op wraak. Wy moeten u voor eerft we£r op den rykstroon voeren» En ftraffen die de ruft van uw gebied ontroeren, Rebellen , die 5 door twift en ongehoorzaamheid» Zich fchuldig maaken aan gequetfte Majefteit. Onze aanflag is door hen geftuit : zy zullen lyden» En wy vereenigt voor de kerk van Rome ftryden. Gy ziet} 6 Broeder , dat Europe > aan alien kant Geblikfemt, door de vlam der oorlogstoortfen brand. Myn Heirvoogd zegepraalt in Duitfchland, daar de fteden En fterke veftingen » met recht en reen beftreden > De wapens kufien » en zich buigen voor myn magt. ny.be. >k j_j jj oncjer >t Franfch eebied alree de Palts gebrast. x.kh ever j«ju trekt myn leger op om Ne£rland aan te vallen. irengen Het ftormgevaarte dreigt vorft Karels hooge wallen} endreigt'Die Don Antonio als Opperhoofd bewaakt, /SffiT Gefterkt met Hollands magt. hou moed ; de tydgenaakt, derUn. Vervolgde Vorft , dat ik uw zaaken zal herftellen , dm. *>
En door myn fabel uw beftryders nedervellen.
Stel u geruftj myn hof5 myn vorftelyk paleis Verftrekke uw toevlucht in den nood. ik zal naar eifch > Ge-
|
||||
VYFDEBOEK. s
Gelyk 't een Koning voegt» uw Majefteit onthaalen,
Uw hert vervrolyken en ftreelen in myn zaalen. En trachten 't kroonverlies te bannen uit uw zin. Gy zyt my welkoom met uw Prins en Koningin. Uw edelmoedigheid, zegt Jakob, verft myn kaaken, fJJ^"
Grootmagtig Koning, die, van heilig vuuraan't blaaken, ^*^r" De Roomfche kerk befchermt door wapens en beleid: dJ? Fran- De Faam heeft lang uw lof door 't aartryk uitgebreid^ »«#> Gy ftort uw vyand als een blikfem op de lenden, ne ooren Wanneer gy draaft aan't hoofd der ftrydende oorlogsben den. tMngm *
Wat fterkte beeft niet voor uw ftormgeweld ? wat muur e*J"£* Word niet verflonden door uw alverterend vuur ? Ugsrom* Gy blyft onfterflyk , Prins, door duizend groote daaden :
Maar boven al uw deugd verfiert uw laurebladen. Uw yver, die zo trou ons heiligdom verweert:. fund™ Uw zuiver kerkgeloof, dat ketteryen keert ^ ieugdm
. • en hoeda-
En arbeid om dat kaf te wannen uit uw fteden , mghum
Tot fchrik van 't ongeloof : uw zuivere gebeden
Voor 't Roomfche kruisaltaar : uw edelmoedigheid *
Uw mededogen, dat voor 't recht der volken pleit,
En fchenkt den vluchteling uw prachtig hof tot woning>
Zjn waare tekens van den Chriftelykften Koning;
Een eernaam eigen aan den grooten Lodewyk.
Een Godheid heeft my zelf gezonden naar uw ryk.
Hoe zal myn dankbaar hert, 6 voorbeeld aller helden >
Uw gunft erkennen , en uw weldoen weer vergelden !
A 3 Gy
|
||||
6 WILHEMDE III.
Gy bergt my in den nood met gemalin en zoon.
Maar wat vermag > helaas , een Koning zonder kroon ? Hier zwygt de Britfche Vorft % terwyl de Franfche heeren, De Prinflen van het bloed, hem , als hun Koning, eeren, Met al zyn hofgevolg, door Lodewyks geboon. fjtt" Nu wordge , 6Jakob, na 'tverlaaten van den troon» fehryfi de Onthaalt in 't Franfche ryk , verheerlykt door kafteelen, fracht der J # . *
franfche Door hoofdgebouwen , die 't gezigt der volken ftreelen,
xen. En hofpaleizen , van Vorft Lodewyk gefticht. De zaalen melden wat haar bouheer heeft verricht.
^ifkwM ^e ^unft vertoond alom zyn ftaat- en oorlogszaaken, vertoom Gemaalt op doeken , die van goud en zilver blaaken. hygsbe- Daar ziet men't borftbeeld van den Koning op 't panned, irZ. Als Alexander door Apelles kunftpcnfeel , smgs i 2sj"aar >t ieven afgebeeld , gehult met laurekranflen -, De zon befchijnt zyn kruin met fchitterende glanflen. Hier draaft hy voor zyn heir op 't moedig oorlogspaard In 't blinkend krygsgewaad met uitgetogen zwaard. Gins beukt zyn ftormgevaart de rykbemande muuren En fterke ileden van zyn dappre nagebuuren. %%o, Offl hoog vertoont de Vorft Apol , die Pithon dood , De landplaag velt, en rukt de waereld uit dien nood j Hy rekt de taaje pees vol gramfchap met zyn handen, En jaagt het monfterdier den fchicht door d'ingewanden. Aan d'andere zy verbeelt hy 't Hoofd der Watergoon, Neptu- £n zwaait (jen drytand op zyn fchulp, Neptunus troon. D'ont-
|
||||
V Y F D E B O E K. 7
D'ontroerde zee bedaart en legt haar hoogmoed neder.
Eool de Windvoogd dryft eerbiedig op zyn veder Met al zyn hofgezin j die Koning leeft zyn pligt, En wat hem ftaat te doen j uit Lodewyks gezigt. De ryksvloot ftuift door zee en ploegt de zoute baaren. Daar werpt hy > als Jupyn, beftuuwt van Hemelichaareiij '"JjlklZ Den blikfem uit zyn vuift ,• hy rolt den donderkloot > wnd- En treft zyn weerparty : zo word zyn roem vergroot> Door 't vleiende penfeel der hooffche kunftenaaren. De guide rykstroon ruft op marmere pilaaren »;4m* In 't midden van de zaal} bezaait met diamant *l°ln be~
En e£l gefteente > dat de kamer fteekt in brand.
De zetel kraakt van goud : hier zit de Vorft verheven> Als hy 't Gezantfchap j naar 'tgebruik,gehoorwilgeeven, Of vreemde Prinflen in zyn heerfchappy verwacht. De mildeRykdomzaait haar koftlykheen en pracht Door 't koninklyk paleis. het goud bekleed de daken. #■'/**** De bruid van Tithon liert de roodgeverfde kaaken, vmgwd. En hult haar vlechten in de tinnen van 't gebou.
Hier fchuiltge > 6 Jakob > met uw koninklyke vrou» Dit prachtig hof verbeelt een herberg van de Weelde: J'™!*1" Die hier van tyd tot tyd haar blyde reien teelde : •»*»'* Een woonplaats van de Vreugd > een hof dat nimmer treurt, Hof,
Maar eeuwig vrolykheid voor fufFeryen keurt : Daar Welluft en Vermaak ontfluiten hun toneelen: Het vleiende muziek der hooffche maagdekeelen> '™ku' Haar
|
||||
- ^pt»-n«^i.T-».,i,,..u.r,«.w....,.w?».!-^|». i
|
||||||
8 W I L H E M D E III.
Haar zoete toeverzang en vricndelyke toon
Verzetten hier den rou om 't derven van uw kroon. jmfi. pe dzns en 't fnaarefpel verluftigen de zinnen.
Prinfiefien 5 opgetooit als hemelfche Godinnen ,
Verfchynen hier ter feeft 5 en dryven door 't paleis Op vlugge voeten , daar zy vol gen naar den eifch De toonen van de fnaar : elk toont omftrydhaargaavenj Maar laat ons niet te hoog > 6 hooffche poppen, draaven > Nook is de kimft volmaakt, 't ontbreekt of hier of daar •, Elks oordeel te voldoen in d'oefening , valt zwaar. Een Momus zal vol fchimps uw dansgebaarden laaken » Indien hy by geval uw fchoenen maar hoort kraaken j Gelyk hy Venus zelf befpotte op 't feeft der Goon. tn «»«/-Toneelfpel ftreelt hier herte en ooren , dat zo fchoon
ffelen.
En heerlyk zich vertoont, en elk met recht moet looveo;
Want Vrankryks fchouburg gaat alle andre ver te boven. Hier word de Dichter door Apollo zelf gekroont : "t Zy hy de driften van een blaakend hert vertoont En leert een minnaars tong de minnewonden klaagen > Of geeftig vryen •> om zyn fchoone te behaagen: Die voelt haar ingewand reeds door zyn zucht ontroert. 't Zy hy de Dapperheid op 't hooge fchouburg voert j Of geeflelt het gemoed der woedende tirannen ; Of d'Edelmoedigheid in hooggebore mannen Met grootie vaarzen roemt. maarach! watfchrikontftelt De zielj wanneer een Vorft> een Koning, door 'tgeweld Van
|
||||||
riFnrr*'
|
||||||
VYFDEBOEK. 9
Van \ wiffelbaar geval} ten fpiegel aller Grooten,
Word van den troon gebonfl , en in zijn graf geftooten.'
Zo fheuvelt Mithridaat, gewond door 't moordgeweer:
En Agamemnon ftort in 't bloed voor 't altaar neer.
Doch 't is onnodig door toneelfpel u te leeren}
Hoe 'trad van voorfpoed draait 5 hoe d'aartiche zaaken kee-
Dat heeft uw levensloop> 6 Jakob} afgebeeld, Cren:
En gy hebt 00k uw rol van Koning uitgefpeelt :
Verzet uw troonverlies in deze vreugdezaalen.
Maarlaat ons niet> o Nimf,inVrankrijkshof verdwaalen; Dedi-f>-
J * ter ver-
Veritout u niet te ver dat doolpad in te flaan : mamt
Geen Ariadnes draad wyft u den uitweg aan. hethofte
Begeef u weer te veld •> by 't fteeken der trompetten, Ten^I'm
Bv 't roeren van de trom, by 't baldren der musketten, feJer tot By 't barften van 't metaal, en 't knarflen van 't gcweer. iwpft* Gelei myn wapentoon , 6 Vader Febus, leer Myn Klio naar den eiich den lof der helden maalen » jmz$fg- De wondre daaden van haar Oorlogsman verhaalen. godam, De Vorften pleegen raad. de Lelykoning tracht
Prins Jakob weer in 't ryk te voeren door zyn magt. Hy mant zyn fchepen met de bloem der oorlogslieden Lodmyk En Grooten van zyn ryk» die Stuart zal gebieden, apx.y* Als opperhoofd, in't veld, de zeeman toont zyn vlyt,
En maakt de zeilen klaar. elk wapent zich ten ftryd. De flranden krielen van matroozen en fbldaaten: Men ziet ze wel gemoed hun vaderland verlaaten. II. Deel. B Zo
|
||||
io W I L H E M D E IIL
Zoo gaat het leger t'fcheep gemocdigt door de from.
/£y*£-Vaarweli zegt Lodewyk, vecht voor ons heiligdom, J"kob Uw recht en kroonbelang •, begeef u op de baaren. Maar laat ons 't offer eerft ontfteeken op d'altaaren, 6 Broeder , en ons heil bevordren door gebeen : Dan gefpen wy te zaam de wapens aan de leen. ■Enrani q moet uw kjeien naar de kuft van Ierland wenden, mm nattr J
urkni te £n fa naar Neerland my begeeven met myn benden.
Vervolg den muiter die uw wetten wederftaatj Terwyl ik d'oorzaak zal verdelgen van dat quaad. Zo fpreekt de Franfche Vorft, om Jakobs moed t'ontfteeken. Vod?fch' De Vorften treeden naar den tern pel om te fmeeken.
*"$•■ De ganfche hoffleep volgt, en werpt zich op den grond.
der var- De BifTchop grypt den kelk, geheiligt door zyn mond,
Hy flaat zyne oogen door de kerkzaal heene en weder. Hy kruift de borft. hy zucht, en knielt eerbiedig neder Voor 't opgepronkte altaar s waar op 't gekruifte beeld venrnk Van God, deiiHeiland, ruft. de tempelzanger queelt.
mngs, Men hoort de kooren op de gallery van boven
Den naam der Heiligen en Jezus moeder looven. De lofgalm klinkt door 't koor. nu ftaat de priefter op * Hy keert zich om > en bied den gulden offerkop, En Chriftus leden , in 't gewyde goud befloten , Aan bei de Koningen ? gezwore kerkgenooten. Migen De dienft word eindelyk voltrokken door 't geluid
§JJ^\Van heilig kerkmuziek. men ft; pt ten tempel uit;
v . - Em
|
||||
V Y F D E B O E K. 11
En d'oude Koning maakt zich vaardig met zyn knechten
En lyfwachtbenden om den fchoonzoon te bevechten > En naar het Ierfche ryk te zeilen met zyn vloot. Hy kuft voor \ left den zoon. hy groet zyn echtgenoot:«»»?;'« Terwyl de Konmgin met traanen in haare oogen %*><*. Hem aanfpreekt 3 door't vertrek van heur gemaal bewogen.
Doorluchte Prins> doordien het nootlot ons beftryd, </e>L««. Het woedende ongeluk myn vreugde 3 uwruft, benyd, ^'"' En dwingt u voor ons recht de wapens aan te vatten, Om voor de ryksvoogdy} de koninklyke fchatten, De kroonj en fchepter3 ons ontwrongen door geweld, XJw dierbaar heldenbloed te waagen in het veldj Moet ik in zulk een ftaat uw afzyn wel gedoogen: Gy gaat, maar laat uw hand voor't left myn traanen droogenj Zy zyn getuigen van myn droefheid en verdriet: En fchoon gy my begeeft myn hert verlaat u niet: Uw ega volgt u met haar zuchten en gebeden: Vaarwel 5 betriomfeer de wederwaardigheden > Ons door de vyantfchap van 't nootlot opgelegt: Vecht voor den godsdienft, voor ons ryksgebied, en't recht Van uwen zoon : aanlchou de trekken van zyn wezen, Gy zult het vorftlyk bloed noch uit zyne oogen leezen Van Stuarts ouden ftam, beroemt door deugd en eer: Hy is uw waare telg en echte zoon, myn Heer. Hier zwygtdeKoningin, zy zucht en droogt haare oogen: Maar of de mondnietveinft, enwaarheidfpreektoflogen, B 2 Dat
|
||||
ii \V I L H £ M D E III.
Dat weet d'alziende God, die't hert der menfchen ziet >
En onzen handel uit zyn hemeltroon befpied. ttriLt De Vorft begeeft zich naar den oever, daar de fchepen,
ha bof, Gereet om 't oorlogsvolk naar d'lerfche kuft te fleepen,
Met voile doeken hem verwachten aan de ree. |
|||||||||
fleeht in
zee, |
|||||||||
Men wind het anker op. de Koning fteekt in zee,
|
|||||||||
Begunftigt van den wind, men ploegt de pekelvelden
En Nereus akkers met een vloot vol oorlogshelden. De fteven bruifcht door 't zout , en klooft den Oceaan. Men zeilt by't zonnelicht en 't fchynen van de maan. De wakkre vlooteling, begunftigt van de baaren 5 TerUndT Ziet eindelyk de kuft van Ierland onder 't vaaren.
Men groet de ftranden met een vrolyk krygsgeluit Van 't klinkende metaal. men werpt het anker uit. De krygsknecht word ontfcheept. men loft de legerpaarden. De kielen raaken leeg. men plant de veldftandaarden Op d'oevers van de zee voor 't oog van God Neptuin. Biyfihap £)e wederfpannelins beklimt de hooge kruin
derler- r & f
fibere&ei-Van 't Ierfclie ftrandgebergte om Jakobs vloot te groeten.
xynZn- Een ander kuft aan zee de koninklyke voeten . to™? ■■ jrn knielt eerbiedig voor den ouden Stuart neer. Men grypt de wapens aan. ganfch Ierland, in 't geweer,
Verbind zich door den eedt aan Vrankryks Lelyvaanen. JLTLe'- De Landvoogd Tyrkonel 5 het hoofd der onderdaanen init Van 't wederfpannig ryk , die felle ftokebrand hfchreveuYza. 't vinnig landkrakkeel, de kracht, de rechte hand if or Jen, *» .
En
I
|
|||||||||
VYFDE BOEK.
|
*3
|
|||||||||||||
En flut van 't muitgefpuis , door yver aangedreven
Voor 't Roomfche bygeloof> verpand zyn goed en leven Ten dienft van Stuarts flaf: hy arbeid op 't gemoed hlmmu, |
||||||||||||||
en wr-
meerdert van dag
|
||||||||||||||
Der Ierfche Grooten, en vermeerdert Jakobs ftoet
|
||||||||||||||
Door kuiperyen en beloften van beloning,
Hy roemt den ouden Vorft, en vloekt den nieuwen Koning. */«<;« De Roomfche tempelier zet ook zyn krachten by, En krygt het domme volk door droomen op zyn zy. dm'L °~ 't Ontbreekt zyn herflens aan geen vonden 5 om de zinnen vte™n~
Van 't bygelovig volk door logentaal te winnen. derKwm- Hy vliegt in 't midden van de grimmelende lchaar. ftdykheid-,
Ontwaakt) zo fpreekt depaap, de vryheid Iooptgevaar Me door
Van ons aaloud geloof > 6 Roomfche kerkgezinden, «"/%*«* Ik zal u wonderen verhaalen, hoort myn vrinden. ^7" Zo dra de dageraat het blyde morgenlicht vondere*
Aan d'Oofterkimme ontftakj ontfloot ik myn gezigt;
Ik ftapte van de koets, en fchoot met plegtigheden Myn heilig misgewaad eerbiedig aan de leden. 'k Begaf my naar de kerk , en knielde voor 't akaar: Maar wierd een vreemde zaak, terwyl ik bad} gewaar. Ik heb de Heiligen3 ons kerkfieraad, zien weenen, Mariaas beeltenis tot driemaal hooren fteenenj Haar traanen rolden langs myn heilig offerkleed. Maar't bleef hier noch niet by: een galm, een naare kreet Ontroerde 't heiligdom > en klom allengks van onder Naar't koor: 't gewyde ftofj de doodbus klaagdej(o wonder! B 3 De
|
||||||||||||||
14. WILHEM DE III.
De lyken loofden in de graven zucht op zucht.
Ik vloog al bevende uit den tempel op 't gerucht. Dit voorfpook fpelt geen goed. de Godsdienft is in lyen. Bevryd ons Roomfch altaar voor fnode ketteryen. Verdient uw zaligheid door zulk een heilzaam werk. Bevecht het ongeloof; ja fheuvelt voor de kerk. de ijgtU- 2;0 weet de wichelaar den menfch in flaap te wiegen 5 •vigenmts- v
kid, en in En door verdichtfelen d'onnooflen te bedriegen.
beUng Elk zweert den Koning trou. men houd de fteden met
mhke t. £jen jerj[chen. gunfteling en Vrankryks magt bezet.
Men paait den legerknaap met geld en Franfehe fchyven,
Om door die zenuwen den moed van :t volk te ftyven. Menwoelt,men draaft, menwerkt, en yvert voor'tbelang Der kerke en Jakobs zaak. men zweert den ondergang Van Wilhem en die't recht verweeren van zyn kroning. Beftryders van uw Heer5 wat reden, wat verfchoning Rechtvaardigt uwe zaak» uw doen •> dat elk befpot ? Uw brein befluit het werk > maar d'uitflag hangt van God En zyn beftiering af : zyn oog bewaakt de vroomen. De Koning Wilhe m hoeft voor geen gevaar te fchroomen j Een wacht van Engelen beftuuwt dien Oorlogsheld; Befchut hem voor verraad 3 voor laagen en geweld: Zyn kroonrecht ruft op 't recht van Gods gewyde altaaren. Dedkhter Wei aan myn Zangnimf bruifch nu moedig door de baaren x,ich met Van Ierlands oevers naar 't geweft van Albion. *-}'tZang~JLm Godheid preftme voort. hoeheerlyk fchyntde zon ! Hoe
|
||||
VYFDE BOEK. if
Hoe gunftig blaafl: de wind in myn gezwolle doeken .' heldi»
Geen vogel vliegt zo fnel. wy moeten 't eiland zoeken^w, Waar op de fchoone ftad van Londen zich vertoontj Daar Wilhem Henrik heerfcht, door Gods befluit ge~ kroont.
't Gaat wel: ganfch Ierland is verdwenen uit myne oogen. Ik zie Britanjes kuft, en duizend zegeboogen, Eerpoorten en tropeen > van 't volk door 't ganfcbe land, Ter eere van den Vorft , die 5t ryk behield , geplant. Myn Klio flap aan land, begeef if naar de zaalen Van 't koninklyk paleis , daar duizend Ridders praalen In 't blinkende gewaad, hoofdzuilen, die den troon , , Van Wilhem fchraagen , en de koninklyke kroon W</#
Hem ichonken j om zyn deugd naar waarde te vergelden: vanKo-
Gy moet de daaden van dien grooten Mavors melden : Hem <»/« Steek 3 fleek de krygstrompet van 't een aan 5t andere oord ? z,'*-f'72' Bra veer de toonen van de vlugge Faam? vaar vooit. De Koning Wil hem had gezanten afgezondenj TnVw-
Om zyn verheffing aan Europe te verkonden: fim van
Elk hoort eerbiedig en verheugt de tyding aan, »#»
En zvveert met goed en bloed den Held ten. dien fftef$aan,*W(.» "
En Lodewyks geweld te ftuiten door den degen■:■ wUcgen Zo fchryftmen aan den Vorfb en wenfcht hem heil en zesen. "'et de
|
|||||||||
fa
|
|||||||||
Hy bout de gronden van zyn nieuwe heerfchappy &/w«*
Op miltheid, en beloont zyn hofjftoet naar waardy, p.mie-
Hy fchenkt eertitelen aan mannen die 't verdienden: f^*"«£.
Be ryke gift vermeert den aantal zyner vrienden. Hy
|
|||||||||
iS WILHEMDE III.
Hy neemt door geen geweld het here der menfehen in j
Maar yder pleegt geruil den godsdienft naar zyn zin. Hy arbeid om den twill te bannen uit de kerken , En door eendrachtigheid het waar geloof te fterken. rerrich- j)e fchattingen , wel eer van Takob ingeftelt, tingen ° J °
van den Om door de beurs van 't volk en 't burgerlyke geld
'ftykf' Zyn fnode tiranny te ftyven in de ryken j
Schaft ftraks de Koning af. hy doet zyn oordeel blyken
Door 't fpreeken in den raad. elk roemt zyn eel vernuft, Dat in zo groot gewigt'van zaaken nimmer fuftj Maar altyd wakker, door beleid en fchrandre vonden s Zyn zetel voor 't geweld verzekert. duizend monden Gewaagen van zyn lof. men roept in 't openbaar Den kryg metVrankryk uit. men zend de fchepen naar De kuften s om in deez' gevarelyke tyden Den Franfchen onderftant aan Jakob af te fnyden; En Herbert word die laft} als zeevoogd, opgelegt: De Ryksraad vifcht naar geld en middelen > om't recht En 't Britfche kerkgeloof door wapens te verweeren. Men ruft de vlooten uit op 't koninklyk begeeren » Om zich te voegen by den ftrydbren Batavier> En trou vereenigt door die dubble zeebanier De ruft van ryk en ftaat in 't kruifTen op de baaren > Ten trots van Lodewyk , kloekmoedig te bewaaren. De Schotfche landgenoot, zo ftrydig in 't begin, Verklaart zich ook in 't einde, en haalt den Koning in. |
||||
VYFDEBOEK. 17
Demuiter , die den Vorft tracht teeens't hoofd te ftooten3 MuMin-
° geage-
Betreurt zyn wrevel , in den kerker opgeflooten. vtmgm,
Het achterdenken wyft de trou of ontrou aan 5
En leert recht taflen hoe de burgerpolflen flaan :
Want Jakob had in 't ryk veei vrienden nagelaaten,
Zyn eensgezinden , die den waren godsdienft haatten :
Zyn gunfteling brout noch in 't heimelyk verraad.
't Bedrog » zo liftig5 momt het vyandlyk gelaat
Met fchyn van vrientichap>om zyn boosheid te verrichten*
Maar 't fchrander oordeel werkt om 't masker af telichten.
De fchennis word ontdekt. het quaad ontfangt zyn ftraf j
En fchoptj in plaats van loon , den meefter in zyn graf.
Een ander flingert aan een ealekoorde , onbes;raven> en ven*~
. , r den am
Gebraden in de zon , tot ipys van gier en raven: dm lyve
Maar die zyn fchuld bekent» en zich ter aarde buigt, M™**'
Door Wilhems deugden van zyn fchelmftuk overtuigt, En voor den Koning zich verklaart, behoud zyn leven: Zyn zachte geeft fchept luft in feilen te vergeeven. Zo ftuitmen 't ryksgeweld, en alles raakt in ruft. De gloed van ftaatgefchil word door den tyd geblufcht. De Vorft beiluit in 'teinde aan't hoofd deroorloesknech-1'^'7" O nmg
In't wederfpannig ryk te ftryden voor zyn rechten: (ten, *»/?*»*
De fchrandre geeft heeftlangtendienftvanftaat> vankerk Ierland En burgerheil geilaaft> nu zoekt zyn fabel werk: /»«*#»* De nood vereifcht zyn hulp. men kan 't geweld niet keeren.
De ryksrebellen 3 die vorft Jakobs wreetheid eeren j 11. Deei. C Ver-
|
|||
18 WILHEMDE III.
Vermeerdren in getal. het oproer groeit gezwind :
Gelyk de Noordzee ? die , geflingerc van den wind, In eenen oogenblik met opgezwolle baaren Tot aan 't gefternte ryft } tot fchrik der waterfchaarcn. Hierdientgecntydverzuimt. hetleger wacht den Held : De zaak word door zyn komfte en byzyn beft: herftelt: 7ffrS Hy groet de Koningin : hy fpreektde Britfche Raaden: ■mnde DeVadersj m '£ gemoed van droefheid overladen Koningin D
m Ryks- Om't hachchelyk vertrek, een optogt vol gevaar,
raaden. * . n
Staan wel zyn aanilag toe, maar elks gezigt ftaat naar :
De vrees ontroert den geeft: het waagen van zyn leveiij De ziel van 'tganfche ryk , doet yders leden beeven. Gemeente en Adel zucht. Maria boven al Befterftj haar boezem klopt, beduchtvoorongeval. Wie hoort haar lefte rede en affcheid onbewogen ? Wieziet den jongftenkusj en blyft hier droog van oogen ? Marians Qy gefpt de wapens aan , zo fpreekt de groote Vrou, over't Gy gaat dan we£r ten flryd , en laat my hier in rou. O koninklyke ftaat > 6 hooge waardigheden , Hoe word uw ruft ontruftj uw luifter fteets beftreden Van 'l nydig nootlot, dat ons vorftelyk geflacht? Gelyk een fchaduw > volgt! de kroon, zo hoog geacht, Zo dierbaar in ons oog) valt laftig om te draagen. Een hooggefticht paleis moet worftlen met de plaagen Der felle winden ; daar een laage boumans hut De luchtorkaanen tr.otfl: > voor 't ftormgeweld befchut. Ver-
|
||||
VYFDEBOEK. 1$
Vergeefme , waarde Prins , indien ik , tot een teken
Van ongeveinfde min, in zuchten uit moet breeken. De klagten, die men looft verlichten ons gemoed: Gy wapent u voor 't volk, maar waagt uw eigen bloed. Ach, mogt ik , neffens u op *t moedig ros geftegen, *t Geweld bevechten, of, begunftigt door Gods zegen > De lauren aan uw zy wegdraagen uit den flag, En deelen in uw roem op dien gewenfchten dag .' Vergunme dat ik zelf aan 't hoofd der lyftrouwanten Uw Iyf befcherme voor 't gevaar aan alle kanten Van 't rookende oorlogsperk: maar word uw borftdoor't Getroffen > of door 't loot van 't dodelyk metaal; (ftaal Dan zal ik » in 't gezigt van alle uw ruitervaanen, Uw wonden zuiveren door 't plengen van myn traanen> En op uw legerkoets verbinden met myn hand : Myn hert» zo vaft verknocht aan 't uwe door den band Van'thuuwlykjen den knoopderliefde, kannietfcheiden: Maar mag ik u, myn lief, in 5t vechtperk niet geleiden > Vergun my eene bee, hebt gy my ooit bemint: Denk dat ik ben uw vrou , maar Koning Jakobs kind: Ik vrees voor uw gevaar en 't vaderlyke leven: Gy moet in dezen ftaat my blyk van liefde geeven: Verfchoon u zelven doch, myn Prins, en Stuarts bloed: Natuur en huuwlyksmin ontruften myn gemoed : Indien ik u verloor ik zou myn boezem fcheuren, En > zo myn vader bleef in 't ftryden j eeuwig treuren: C 2 Maak
|
||||
2o WILHEM DE III.
Maak dat ik geen van bet beklaage in zulk een nood :
Draag voor myn vader zorg 5 en geef u niet te bloot. fe'r^ola ^tel u geru^ ' zo fpreekt de Koning, ftaak uw klagten: b«*r, Het vorftelyke woord fpeelt noch door myn gedachten, Dat ik u gaf, eer 't lot ons voerde op Stuarts troon > Toen zwoer ik by myn ftaf} nu zweere ik by myn kroon: beloeft Ik zal uw vaders ziel behouden , kan 't gefchieden. in't ftry. Gy ondertuflchen zult » als Ryksvoogdes > gebieden •mfrhoo- ^et ncgen Raaden, door beleid en geeft vermaard : mn' Winchefter, Devonshiere > en Danby, trou van aard, r^f/fT Penbroke 5 en Nottingham.} en Monmouth, braave mannen> dm-voar j){q zullen onder u den hoogen ryksraad fpannenj de Komn- *- * *■
gin. Met Lowther , RufiH •> en Marleborough > al t'zaam
Pilaaren van myn troon, my waard en aangenaam. Zy zullen ongeveinft u trou en byftant zweeren, In nood befchermen > en de ruft van 't volk verweeren * Het recht handhaven } en 't geloof* ons waardfte pand, Voor 't Roomfche kerkgeweld befchermen door verftand. Vaar wel myn tweede ziel : de Goddelyke zegen Beiproeije dit geweft, gelyk een vruchtbre regen > Op dat de kerke en't ryk gewenfchte fpruiten fchiet : Gods geeft geleide uw geeft} terwyl gy 't volk gebied : Zo moet door zyn befluit myn degen zegepraalen, Myn vyands hoogmoed voor zyn almagt nederdaalen > En ik , weerkeerende na 't einde van myn reis, Maria welvernoegt omhelzen in 't paleis. Zo.
|
||||||
1J t f f "T f~ ~^-~ -.■y--T«T'..
|
|||||
VYFDE BOEK. 21
Zo fcheid de vroome Vorfb geleid van Britfche Grooten,
Krygshoofden 3 Edelli£n , manhafte togtgenooten, Trouwanten en ftaffiers. Maria zoekt geen ruft» Schoon moeder Thetis bron 't vermoeide daglicht blufcht: Zy waakt» daar yder flaapt, met onvermoeide leden: 't Godvruchtig hert barft uit in vierige gebeden : Zy fmeekt den waaren Godomhulp,- zy knielt in 't ftof. O fpiegel van de deugd , hoe melde ik beft uw lof! Volgtj volgt haar voorbeeld na3 gyhooggebore zielen> Zy leert u voor 't altaar eerbiedig nederknielen. En gy , beroemde Prins } begeeft u naar de zee, En voert den zegen door Mariaas vroomheid mee. By Chefter legt de vloot, voorzien van zeegezellen»
Van voorraad , vracht en geld, de witte doeken zwellen. De maften pronken met de Britfche watervaan. Men fteekt de zeeklaroen. men doet de rrommen flaan. De Koning treed aan boord. de vlootelingen woelen, en gnat by En flaan de hand aan 't werk, terwyl de winden koelen, 'tfSwp. En wakkeren in 't zeil , op Eolus beveL 't Gezigt verlieft de kuft. men zeilt gezwind en fnel. Maar 't nootlot fchynt myn Held den zeetogt te benydenr Met voor een wyl zyn hoop van voorfpoed af te fnyden. Een donkre nevelwolk verfpreid zich onvervtfacht > M'Pof r zee;
In't vaaren , over'tzoutj voor *t naaken van den nacht, ^e(/?
En houd de ftraalen van de dagtoorts opgefloten 1 gtl'/ge- Men leert de ftuurlien in dien nood door tekenfchooten ™ar
brengU
C 3 De
|
|||||
22 W. ILHEMDE III.
De t'zaamgevoegde vloot te myden op 't geluit.
De mift verblind elks oog. het ziet'er deerlyk uit. Men kan het wezen van zyn makker niet befchouwen. Men Men voelt, men taftSmen kruipt langs 5t fchip om d'ankertou- werpthet
anker utt, Te zoekeri j en de kiel te hechten aan den grond. (wen
biyftdm De nacht verfchvnt. elk wacht met finert den morgenftond. nacbtover * _ c*
hggen, Zo dwaalt d'Oranje Zon in 't duifter op de baaren;
Tot Gods voorzienigheid de dampen op doet klaaren.
gaat met De purpre Dageraat 5 gehult met rozeblain } breeken Kruipt vrolyk uit den fchoot van vader Oceaan. liagiTder ^e blyde zeeman groet de verfchgebore ftraalen. */ zeii, jti^ fpOCj z\c\\ om op nieuw de zeilen op te haalen. Een ander wind met vlyt het anker uit den vloed.
De vloot gaat weder 't zeil na ramp en tegenfpoed.
'nlTrfe Driewerven had de lucht haar nachtkleet aangetogen> *S&Zl* En d'avontfter geplaatft aan 's hemels zwarte boogen •, g"*- DriewerVen had Apol in Thetis arm geruft •, Als koning Wilhem landde aan Karikfergus kuft.
De Her- De dappre Schomberg treed den Vorft eerbiedig tegen, scbom- Verzelt van Wirtenberg en Kirke 5 die den degen tJibtri'In *t ftrydig lerfch geweft kloekmoedig droegen,om ^nder'eie ®e vryneid van ■'* gemeen , Gods kerke en heiligdom ■veiheb- Xe rukken uit den klaauw der helfche dwingelanden. bers-ver-
veikomm Het ganfche leger groet den Held aan d'lerfche ftranden,
nmgs En fchreeuwt uit eenen mond: zyt wellekoom} leef lang, mt kger Doorluchte Veldheer j tot uw vyands ondergang: bn9fi Wy |
||||||
-
|
||||||
___.__
|
||||||
VYFDE BOEK. 23
Wj zweeren u getrou tot in de dood te blyven, Zlmtn",
En zullen met ons bloed deze eeden onderfchry ven. f *****
J trou aan
Nooit wierd een legerhoofd met grooter liefde in't veld deako-
Ontfangen j en begroetvan'tkrygsvolk > als myn Held. veidh»r.
Hy flygt op 't oorlogspaard. hy monftert de geleden, S*T »"
En laat ze net verdeelt voorby zyne oogen treeden. troeien >
De wapenoefening, de handel van 't geweer> « «/»««
»iii 11 1 deceive,
Door vlyt aan t volk geleert, behaagt hem meer en meer.
Hy loont de wakkerheid der mannen door gefchenken. Hy pryft de legertucht : zy vliegen op zyn wenken. De veldheer fcheid vernoegt: hy roept den hoogen Raad °borlof~ In 't open veld by een. men arbeid vroeg en laat, dm? Op 't koninklyk bevel, de legerhoofden waaken
En werken > om> tot heil der algemeene zaaken , De vyandlyke magt een voordeel af te zien. Men dreigt de fteden , die , door Jakobs oorlogslien Verdedigt, weigeren naar Wilhems wet te leeven. En gy j 6 Ierland, voor veel jaaren hoog verheven urUmi, Door wyze geeften > die gy koefterde in uw fchoot j tydenver-
Verlieft, verflingert op verftanden } die de dood, doorge. In weerwil van den nyd , .door 't parkement braveerden i/Zy'vtn,
Beroemd door mannen j die Minervaas priefters eerden ; (Maar lang is deze kroon gevallen van uw hoofd) Verbeeldt een oorlogsfchool j daar Mavors leerling flooft. ThiTdt$ De wapenklank ontruft het ftof der Letterhelden : •****» Gradivus voert den toom op uw ontroerde v'elden. Jj op
Hoe
|
||||
24. W I L H E M D E III.
jy.S;S Hoe kraakt de diflel van zyn krygskaros ! hoe blaaft
k^ygsc'.t De klepper vuur en vlam ten ncuze uit! hoe verbaaft > gexjtm-, f|oe aneftij.'; vluchten vee en hoeders in fpelonken! .\ich of 7 p f> r
rrceife- Elk zwicht, elk aarzelt voor de fehitterende vonken
iipnt. Der oorlogsblikfems j die de dolle Krygsgod zwaait: De donder fchokt zyn koets in 't hollen , dat ze draait En flingert heene en weer. een hofgevolg vanfpooken s Door duizend eeden uit den afgrond los gebroken, Door vloeken opgepreft naar boven , treed voor uit5 Of volgt den wagen na met yflelyk geluit. In zulk een ftaat verfchynt god Mars.wie zou nietiehroomen? Hit legcr Didit by Drogeda ichuurt de Boynemethaarftroomens van dm i ■
honing Het vruchtbaare lerfche veld : hier leet het leger van
fegtaan Den ouden Britfchen Vorft , verfterkt door 't muitgefpan. 'deToyne Hier ^aan ^e tenten van de bloem der Franfche mannen, omrent j^fet ieiien bezaait > en fierlyk opgefpannen. van Dro- Hier blinkt de beukelaar befchenen van de zon , En fpiegelt zich in 't nat der kriftallyne bron. De fabels glinitren in de vuift der oorlogsknaapen, De helmen op de kruin > en yder praalt in 't wapen. De veder waait langs 't hoofd. de wind beweegt de vaan En veldftandaarden , die langs 't klaare water ftaan. Hier gaapt de donderbus die Jakobs vloektrouwanten, Bezwangert van de dood , op Ierlands bodem plantten. Daar briefcht het moedig ros , op ftryden afgerecht. Gins klinkt de krygsklaroen. 't wacht alles naar'tgevecht. De
|
||||
VYFDEBOEK. 25-
De gryze Stuart rent in 't midden van zyn troepen}
Die hoofd voor hoofd, langlcefdeKoningJakob}roepen.
Wy kennen hem allcen voor onzen Opperheer.
Bepleit dan, zegt de Vorft, myn rechten door't geweer,J£jg*
Indien gy my bemint: de veldflag moet ons fcheiden : M" he*
Slaat doot, vermoort , verniclt; ik zal u zelf geleiden,
Getrouwe mannen, met myn heirbyl in de vuift:
Wreektj wreekt myn ongelyk; jakeert> van bloed begruift,
Verwinnaars uit den ftryd: ik zal my dankbaar toonen,
Uw dienft erkennen , en uw braave daaden loonen:
Ik zal uw laagen ftaat verhoogen naar waerdy>
Myn hoonder ftooren uit gezag en heerfchappy*
En gunnen u die plaats : gy zult de fchatten deelen
Van hem die Jakobs gunft verwaarlooft door krakkeelen}
Door hulp te bieden aan den fchoonzoon, dien ik haat:
Schenkt my den fchepter weer , ontbloot hem van myn ftaat
Door uwe dapperhcid. 't gaat wel, myn waarde zoonen,
Uw oog belooft uw moed. wy zullen Jakob kroonen
Zo fchreeuwt het ganfche heir } offheeven onder *t flaan.
Dc Koning Wilhem voert terwyl zyn benden aan. optoSt
Hoe praalt de braave Prins aan 't hoofd der veldbanicren, Koning Geleid van Britten en beroemde Batavieren5 ^ml Beftryders van 't geweld > voorftanders van 't gemeen!
De wapenrok bekleed de koninklyke le£n$ Zelf door Mariaas hand geftikt met goude draaden} Ter eere van haar Hecr j verheerlykt door zyn daaden j II. Deel. D >"S S Op
|
||||||||
26 WILHEM DE III.
Op purpre zyde door borduurkunft afgebeeldt.
Hoe moedig treed zyn ros , dat op den breidel fpeelt, En fchuimbekt op 'tgebit !hoe glinftert 'sKoningswapen, Hoe fluit hetom de borft , als waar'taan'tlyf gefchapen! Zo trekt hy naar den ftroom der Boyne wel gemoed Den vyand in 't gezigt. hy (preekt zyn oorlogsftoet , Zyn hoofden hert in 't lyf door prikkelende woorden. jiezyw Indien de laureblaan uw kruinen ooit bekoorden > aanmoe- O Nederlanders , die voordezen blyk op blyk Van uwe vroomheid gaaft j en hielpt my 't ongelyk r
Den landzaat aangedaan > door uwe wapens wreeken: Gy die't uirheemfch geweld, toen Nedrland> half bezweken3 Mod hygen onder 't juk van Vrankryk, hebt gekeerc> Ter landgrenze uitgejaagt 5 in 't veld getriomfeert j En veclitende aan myn zy de zege weggedraagen , Herroept uw ouden moed ■, ik zal myn leven waagen , Verzekert van uw trou} u voorgaan , volgt in 't veld. En gy , 6 Britten > die, gedrukt van 't flaafs geweld » Myn byftant eer verzocht door zuchten en gebeden -3 Gy , die my dwongt het flaal te geipen aan de leden j Toont dat gy dankbaar zyt,ftryd voor uw Koning»vecht Voor 't waare kruisaitaar, voor vryheid j wet en recht: Nu is de dag van hcil 5 of uw bederf geboren : Befchermt u\v ruft door *t zwaard, of alles gaat verloren: Bevryd uw tempels voor uytheemfche kettery, Uw haardfteen voor geweld , uw krooft voor flaverny: Uw
|
||||
.
|
||||||||||||||||||
VYFDEBOEK. 17
Uw vrouwen hebben u gemoedigt door haar traancn,
Uw docbters door geween 5 en duizend onderdaanen Van 't Albionfthe ryk al zuchtende u verzelt Naar d'oevers van de zee j wanneer gy trokt te veld : Zy fleunen op uw moed , 6 helden, en myn degen. |
||||||||||||||||||
en den
|
||||||||||||||||||
Zo fpreekt de dappre Vorft > en trekt den vyand tegen : 7ya»j
Hy zwaait den legerftaf tot driemaal met zyn hand : feqrm Hy ftelt zich zelf in 't fpits: hy naakt den waterkant, *f**'f
En Jakobs leger , door den veldftroom afgefcheien. * B°yne- Des Konings wacht, gedoft met blaauwe lievereien , mlafS
Ontziende geen gevaer > doorwaad den diepen vloed, bmdtte Waar in de vuurbal iiftt. het water kan den gloed geefizkU Van 't blakende oorlogsvuur, in 't heldenhert ontfteeken> voter,
Niet blullchen. yder peilt, gewekt door 't legerteken > De Boyne met zyn voet. elk ploft in 't water neer, Met wapenen bekleed, beladen met geweer. De ruiter noopt zyn ros met fpoorcn door de plaflen. Held Schomberg fchreeuwt: vaart voort, zo moet men't heir ° DeKomng
En't vyandlyk gefpuis beftooken op zyn grond. (verraflen3 -mordge-
Maar ach > ik beef van fchrik*! de Koning word gewond -, mil"' Zyn fchouderblad, door't loot getroffen, verftdeftroomen:{y^ Hy ftygt van 't paard, en ruft zyn leden aan de zoomen ^» ^ Der vloeijende rivier : men ftelpt het bloed met vlytj »*</«■«*» Verbind de wonde , en hy begeeft zich weer ten ftryd. wn't Maard'oudeSchomberg.fneeftin'tharnas voorzvneoogen. -'[' |
||||||||||||||||||
Dit treurfpel wekt zyn moed: hy, door de dood bewogen**?/&*»■
D 2 Van***'
|
||||||||||||||||||
I:
|
||||||||||||||||||
28 WILHEM DE III.
Van zulk. een Oorlogsheld, vliegt als een fiere leeuw,
Vcrhit op ecdle wraak, gevolgt van veldgelchreeuw , In 't midden van den drom der ftrydende Ierfche benden: Zyn fabel kerft de kruin , en boort door borft en lenden. Zo wreekte Eness kling PrinsPallas dood, door't bloed Te ftorten over 't veld van Turnus oorlogsftoet. jpfBcvrt £en ry van helden volgt den Koning op zyn togten> quynn Vermaart, als Herkules j door temmen van gedrogten j Ztich elk
cm flryd, En monflers 5 helfch van aart: elk voert zyn troepen aan.
Doorluchte mannen » die > verheerlykt door uw daan , De waereld ftof verfchaft om uw beleid te roemen > Wie zal ik eerft of left in myn gezangen noemen ? Hier munt elks dapperheid, elks moed op 't heerlykft uit. Daar ziet men Wirtenberg > die 's vyands aanval ftuit > Den ftroom doorwaden met zyn Deenlche krygsbanieren: Hier Ouwerkerk , het hoofd van 's Konings lyfftaffieren,- Den muiter over 't veld vervolgen» daar hy vlied : Gins Kirke» die de bloem van 't Britfche volk gebied > MetTaalmirfch voor de ruft van't ryk kloekmoedig ftryden : Men ziet ze reis op reis door Jakobs vaanen rydcn » Den vyand vellen die hun fabel s wederftaat. Heer Bentink, op wiens trou de Koning zich verlaat, Zo diep in 't vorftlyk hert gefchreven, zwaait den degen,, En vliegt, gelyk voorheen, de Leliftanders tegen j Zyn onverfchrokke moed , met krygsbeleid gepaart, Maakt hem van tyd tot tyd de gunft des Konings waard. Held
|
||||
V Y F D E B O E K. %9
HeldGinkeU uit hct bloed geteelt van 't aadlyk Reeder
Een flam voor lang vermaard in oorlog en in vrede,
Beroemt door ftaatgezag en hooge krygsvoogdy,
Vecht midden in den gloed aan *t hoofd der ruitery.
De brave Doeglas houd zyn veldpoft naauw befloten.
En Solms braveert de magt der Ierfche twiftgenooten.
De ftrydbrc Sgravemoer en Naflau , nooit verfaagt
In 't vechten , volgen daar de Vorft zyn leven waagt: dlTnu.
Daar hy zich zelf vergeet in 't midden der gevaaren, JjiidL
En denkt alleen om *t recht der volken te bewaaren: kvmvtr-
waarloojl,
Daer hy zyn eigen bloed, zo waard, min dierbaar acht om bet
Als 't heil van Jeflis kerk. laat Romulus geflacht •*«#*,«« Hoogmoedig ftoffen op zyn helden, die voor dezen, j£j?jf*
Hun vaderland in nood den jongften dienft bewezen j *»W*», Die 't leven offerden voor 't voordeel van 't gemeen} Of d'ingebeelde ruft van Rome : hy alleen Verdooft de krygsbazuin van zo veel dappre zielen } Die ftreden voor den Staat of onder 't ftryden vielen: Want bygeloofj noeh drift van wanhoop noopt zyn harty Daar hy in 't heetft van 't vuur al d'oorlogsrampen tart. Ganfch Ierland ftaat in brand, de vruchtbaare akkers rookenyj^^"" Als Etnaas bergfpelonk , in 't ingewand ontftoken ***£**' Door zwaveldampen, van den zouten grond geteelt.
Het groene veld , bezaait met wapenen, verbeeldt Het eiland van Vulkaan > daar grofgefpierde reuzen- Met hamers in de vuift metaale bergftof kneuzen j. D 3 Tcis
|
|||||
30 WILHEMDE III.
Terwyl de blaasbalg zwoegt > de fchoorfteen rookt>de damp
Den glansder zon bezwalkt. d'een fneeft>totoorlogsramp Geboren. d'ander treurt om 't derven van zyn leden, Door fchroot van 't lyf gerukt, door fabels afgefneden. ' De moord, orttkerkert > holt langs 't vechtperk hene en weer.
Daar ftort de voecknecht by zyn fpies of vuurbus neer, Gerabraakt door den flag der barftende granaaten. De kogels booren door de gladgefchuurde plaaten In 5t drabbig ingewand. ( 6 dodelyk gezigt!) De ruiter kuft den grond , ten zadel uitgelicht> Omarmt het purpre veld > en braakt zyn bloed en leven Door d'ope wonden uit. Drogedaas muuren beeven. Al 't omgelegen land bevveegt zich op 't gedruis. \De bergen fcheuren van hun wortels. 't muitgefpuisj
DoorVrankryks magtgefterkt> valtmoedigaanin'trtryden. Men ziet Lauzun aan 't hoofd der Franfche benden ryden> Hy voert de ruiters aan , en gaat hen dapper voor. Depaardshoef draaftin'tftof, of glipt op 't bloedig fpoor. Men houwt, men ftoot , men loft piftoolen en karbynen. Men ziet den dag door damp en buskruitfmook verdwynen. Een wolk van ftof bekleed het wezen van de zon. Hoe locit de donder van 't vernielende kanon! De waereld flingert van haar losgeborftene aflen > En zwelgt het laauwe bloed in 't lyf by ganfche plaflen. Het wcerlicht reis op reis. de blikfem van 't metaal Verdort de groene fpruit, en zengt de velden kaal. De
|
||||
VYFDE BOEK. $i
De bodem lcgt bedekt met trommen en trompctten >
Met pieken, klingen > met pifloolen en musketten} In 't vlieden over 't veld geflingert > of door 't loot Geklonken uit de vuift. hier fpookt de naare dood. De lyken groeijen door de labels op de velden. Hoe rolt de doodkreet uit den bleeken mond der helden.' De groote Wilhem rent in *t midden van den flagj Dey&rjf En geeft zyn troepen moed door 't koninklyk gezag. xichin'j
De liefde tot den Vorft ontvonkt de legerknechten : vmden Zy winnen aan zyn zy , offheeven onder 't vechten. J1**' Vervolgt uw zege > roept de Vorft, de vyand wyktj *ittjTi Verzuimt uw voordeel niet 5 terwyl zyn moed bezvvykt: '*»** vj- Ik zie den flag in 't kort gewonnen, vecht als leeuwem ffrukt Straks vliegt het leger toe: elk taiftert onder *t fchreeuwen 7eTLed Den tegenftander , die zyn heldendraf genaakt. m *W" Held Menardj Schombergs zoon} door vaders doodgeraakr, Gr**f
Een vader hem zo waard, verftrooit de Franfche vaanen, van' En 't Ierfehe nachtgefpuis: hy mengt zyn brakke traanen, fe^Toon In 't ftryden uitgeftort, met Vrankryks rookend bloed, 'leJ00tn Verfchoont geen vluchteling, maar volgt hem op den voet> vader> «• 0 . doet won-
En wreekt den ouden Held : zyn naam zal eeuwig leeven> tieren in't
Op duurzaam perkement in 't heldenboek befchrevenu J/»XT" De Koning ziet van ver de daaden van den Graaf; IIms*** %roemt de deugden van dien Krygsheld, die zo braaf *<*»feh°*t
Den luifter van zyn huis, door's Hcrtogs dood aan *€ zinken, fa-hid, Weer voert ten hoogften top en hccrlyk uit doet blinken. 'JeJive. Noch
|
||||||
.
|
|||||
32 WILHEMDE III.
Noch eens, 6 mannen, fchreeuwtdeVeldheer, 'tisgedaan
Metjakobs hulpgenoot; wy moeten 't heir verflaan.
Elk grypt weer nieuwen moed. men loft de donderbuflen
Deierm Voor't lefteop's vyands rugge in't zwichten. ondertufTchen Vlucht Jakob uit den ftryt : hy vliegt, van fchrik gepreft,
jal™ Langs berg en hooge duin, om, fchuilende in de veft, vimht. Qf fterkbennwj-de ftad , zyn lyfgevair t'ontwyken. Wilhem DeKoningWiLHEMnoopt zynpaardlangsduizendlyken9 htUm En volgt den vluchteling •, hy kluiftert met zyn hand *S^*Hem die genade fmeekt , of boort door 't ingewand &#«»• Der muitren die zyn magt door tegenflant braveeren. ■otfoU Qe ben(jen vol gen na : men zietze vrolyk keerens JwrtwrtNa 't ende van den flag? met krygstropeen belain, ryhen in
bun, m Met paarden , wapenen. een ander torn een vaan
j$h%s- Of ftandaard , door geweld uit 's vyands vuift gegrepen : ^f""'„.Men groet de makkers die den fchat in 't leger fleepen., dm in op ros of kar gepakt} en deelt den ryken buit. gerpiaats Men draagt de tafelpracht, de zilvre vaten nit digt. ' De koninklyke tent, in 't vluchten nagelaaten > Verwaarlooft door de vrees. de feeftgalm der foldaaten,
h Gejuich j de zegezang vervult de lucht. de vreugd Ziet elk ten oogen uit. de Koning loont de deugd, Den dienil der mannen , en begunftigt elknaarwaarde : Hydanktden Hemelvoogd, wiens zorg zyn levenfpaarde, Zyn wonden zalfde> en 'tlyf befchermde in't krygsgevaar. fSmL ^u ^chreeuwt het grof kanon de zege in 't openbaar Door
|
|||||
VYFDE B O E K. 33
Door 't ganfche legcr uit. men ziet de koopre kaaken ovtrde
Geen vuur dat quetft of moord, maar vreugdevlammen braa-
O groote zegepraal ! 6 wondren > door gcen tyd (ken.
Te wiflchen uit bet hert der volken ! laat de nyd
Zyn tanden wetten , en zich zelf te barfte knaagen,
Uwroem, 6 Wilhem, ftygt door Jakobs nederlaagen
Tot aan de fterren, daar uw fabel blinkt! en gy,
Stantvafte Zuilen van zyn oorlogsheerfchappy,
Gy blyft onfterfelyk door uwe deugd , 6 Helden!
De nazaat zal uw lof met duizend tongen melden ,
De nooit vermoeideFaam uw eer verbreiden door
De ganfche waereld heen } zo lang de blonde Auroor
De morgenroflen wekt, en praalt aan d'ooftertranflen »
Tot vreugd vanmenfch en vee, met verfchgeboreglanflen.
En gy 5 o veldrivier , 6 Boyne » meer vermaard
Door Wilhems degen^ als de Simois door 't zwaard
Van Hektor of Achil j uw naam > zo hoogverheven >
Zal met de daaden van dien Koning eeuwig leeven -,
Met roode letteren op 't heldenparkement,
Om dat gy 't vorftlyk bloed zo gulzig dronkt, geprent:
En gryze Schomberg fheefde aan uwe waterboorden:
Wiens deugden eer de ziel van Lodewyk bekoorden s
Een Veldheer, die zoo trou, ten dienft van Vrankryks kroon>
Den fabel zwaaide in 't veld , en waakte voor den troon 5
Maar door gewetensdwang tot affcheid wierd bewogen >
Om dat zyn zuivre ziei > geraakt van mededogen,
II. Dcel. E DC
|
||||
m
|
|||||
34, WILHEMDE III.
De tiranny verfoeide , en treurde om 't ongelyk,
Den waaren kruysgenoot befchoren in dat rijk. Beroemde man , hoe 2al Europe uw dood beweenen ! De zon uws levens heefc ontydig uitgefcheenen. O Stroomgodinnen trekt voor eeuwig 't roukleed aan j Gy zaagt die ftraalen aan uw boorden ondergaan. cra.tf X)e droeve zoon omhelft de vaderlyke leden , Menard
omhelft Met bloedig (tor befmet, verplettert en vertreden •
vm V Door paardevoeten , en mishandelt van 't geweer. j<: ■ ■ dZ^I'n * '^ Moft giftren ftryden voor de rechten van mynHeer, bjtreurt z0 fpreekt hy, en myn pligt gedoogde toen geen kkagen, Held. Schoon my gebootfchapt wierd dat vader lag verflagen -, Nu zal ik fchreyen , en zyn fchim voldoen. ( 6 fmert !) Het loot, dat u doorboorde , 6 vader, trof myn hert: Moet ik den dooden mond nu kuflen , die voordezen My d'oorlogspligten in myn jeugd heeft voorgelezen , En plag te leeren, hoe men 't aangevoert geweid Voor wal en poorten ftuit , of ftryd in 't open veld , Of dringt ter vefling in door d'opgefchoote breflen? Gy voedde dagelyks myne ooren met die lefien, O welbefpraaktc tong ! nu zwygtge in eeuwigheid •, Terwyl uw zoon , uw vriend, ja zelf uw vyand fchreit. O tegenfpoed, zo zwaar als duizend ongelukken ! Nu zal ik, maar voor 't left, uw bleeke handen drukken: Zy
* My is gezegt door Bevelhebbers van't leger, dat Graaf Menard, toen hem de dood
van zynen Vader wierd geboodfchapt, zou geantwoord hebben , Batons aujourd'hui & fleurons detnuin. |
|||||
•VYFDE BOEK. ff
-
Zy'Ieerden my de kunft der wapenoefening,
Den handel van 't geweer, van fpeer, musket en kling. Ach heeft de wreede dood dat groot gezigt gefloten, Die arendsoogen , die, aan 5t hoofd der krygsgenooten, Slagorden in den ftryd aanvoerden met een wenk ! Hoe zal ik beft zyn zerk verfieren ? Mavors fchenk My zegezuilen , door de Goon , uw hoftrouwanten Gehouwen , om op 't graf des grooten mans te plantenj En dien my met uw gunft , die ons voorheene bleek. Op dat ik recht de dood van zulk een vader wreek: Dan zal ik wel vernoegt met hem ten grave daalen, En by zyn eedle ziel hier boven zegepraalen. Terwyl graaf Menard klaagt, verheft zich uit den vloed D<r
Een aangenaam geruifch. de Vlietnimf, door haar ftoet mmfder Verzelfchapt j dobbert op de roodgeverfde ftroomen : Zy ziet den braaven held, van droefheid ingenomen, ""AT Het vaderlyk gebeente omarmen op den grond j ZZl'rfh En traanen plengen in de vericherefchote wond. kommje,
r ° ° vertrooft
Ik moet uw ongeval > zo fpreekt ze, 6 held , betreuren, den
En om uw vaders dood myn blonde vlechten fcheuren, En fchreijen rood van fchaamtej om dat ik 't edel bloed Zag druipen in myn kil. de dappre man, wiens moed A an myne zoomen bleek, legt wel berooft van 't leven$ Maar eeuwig zal zyn lof door lucht en wolken zweeven* En ik met myn gevolg oprechten hier beneen , Ter eere van den man , eerzuilen en tropeen: E 2 Zo
|
||||
3<T W I L H E M D E III.
Zo blyft myn waterkant verheerlykt door zyn daaderL
lyZZ" Efl gy » 6 Wilhem j die, bekranft met laurebladen > "niwTdes Uw zegevaanen plant aan d'oevers van myn ftroom, Konings, pe landplaag geeflelt, en de monfters houd in toom, De Faam had lang uw naam dit eiland rond gedraagen:
Nu komt gy zelf; gy ftryd , en ment uw zegewagen,
Beftuuwt van vyanden geklonken aan uw as,
Na 't ende van 't gevecht: gy zegepraalt, zo ras
De blikfem van uw zwaard den vyand fchynt in d'oogen :
Ga fleep uw oorlogsbuit door duizend groene boogen.
In 't midden van 't gejuich en vrolyk handgeklap,
Drogedaas muuren in : uw voet ftygt langs een trap »
Van heldenlyken , door uw vuift in 't veld verflaagen>
Ten top van glori door uw vyands nederiaagen :
Dat kan dit bloedig veld, bezaait met doode leen>
Getuigen , daar uw kling zo moedig heeft geftredn.
Wy zullen jaar op jaar uw oorlogszege vieren,
De Nimfen op dat feeft den blanken hals verfieren
Met roode ketenen en bloedkoraalen , uit
Uw wonden in den vloed verzamelt, of uit fpruit
En vochtig gras geperft 5 de beemden zullen bloeijen,
Befprenkelt door dien dau, en purpre bloemen groeijen
Uit Wilhem Henriks bloed, tot prachtig haarfieraad
Van 't Watergodendom, als elk ten reie gaat,
En danft om 't veldaltaar , terwyl de vlammen rooken:
Zo word in eeuwigheid van uw triomr gefproken.
Maar
|
||||||
vyfdeboek; 37
Maar hoor de dwaasheid van uw vyand , die > misleid m """"f1
J _ zegt de
Door uwe wonde, alree door 5t leger hceft verfpreid vreugd
De maaren van uw dood , en luitkeels uitgekreeten. vmnkryk Ganfch Vrankryk zal eerlang die logentyding weeten> ZJeklu*
En juichen op 't gerucht. de burger zal zyn haat dood- Betuigen > en uw beeld op markt > op brug> of ftraat
Verteeren door de vlam j en vreugdevuuren ftichten. Een ander zal uw doot door fchimp - of lafterdich ten Verbreiden onder 't volk > dat , los en dom van hoofdj Zyn oor voor waarheid ftopt> en logens licht gelooft. Maarlaat de Franfche kroon zich in uw dood verblyden> Wy willen haar die vreugde, 6 Koning» niet benyden, Noch 't ingebeeld vermaak misgunnen > want de tyd Zal haaft haar feeftgejuich veranderen in fpijt> Van elk befchimpt, befpot om d'ingebeelde droomenC Gy leeft, doorluchte Prins> voor-tryk en'trechtdervroo- Leefeeuwigindienftaat. gyzultdit ganfcheland, (men> Zo weder/pannig 5 haaft veroovren door uw hand. Ik zie de muuren door uw ftormgevaerte beeven* Den tegenftander zich vrywillig overgeeven > En zweeren hulde en trou met diergeftaafden eedt Aan u , als Opperhoofd van 't Ierfche ryk : zo weet De waereld dat gy leeft: zo moet uw vyand zuchten > Die nu van hoogmoed zwelt op d'ydele geruchten Van uw gewaande dood. hier zwygt de Stroomgodes. eindigt De koning Wilhem hoort de Waterprofetesj £*w'£ E 3 En
|
||||
5« W I L H E M D E III.
hem**- En lacht om 't lichtgeloof van Takobs hulpgenooten:
geeft ztch . D •* r D
»*</er tot Hy maakt zich vaardig om de vyand'yke floten
6»wy.S Kafteelen , veftingen , en fteden j ryk bemant, Te dwingen , om 't geweld te bannen uit het land ,
Of t'overvallen die zyn rechten tegenhouwen. Hy rent den ganfchen dag te paarde om't heir t'aanfchouwen. Hy tuchtigt reis op reis den legerknaap. hy flaaft Voor'theil der waare kerke, en'trechtvan'tryk. hydraaft Door heete zonnefchyn 5 door wind en rcgenvlaagen : Zyn fchrandre geeft ontdekt zyn tegenftanders laagen > Verydelt al zyn lift en poging door beleid. iZV* Terwyl de Koning tot den optogt zich bereid, Koningin Verfchynt een bode in 't heir met tyding uit de vlooten : gezonden, • J t»
verbadt Hy naakt de veldtent, door de lyfwacht afgefloten ,
Wi»»/-En zoekt gehoor. men maakt de zaak den Vorft bekentj En"eifche Die doet den afgezant verfchynen in zyn tent. Mh~ Grootmagtig Koning, zegt de bode* aanhoor de maaren. Franfcbe Zy Jie den ryksftaf zwaait, en onze burgerfchaaren, 'vloDten J J i i • j
■voorge- Terwyl gy 5t leger leid > als Ryksvoogdes gebied ,
' ^ Zond my naar deze kuft , om 't geen'er is gefchied Met alle eerbiedigheid uw majeftcit te melden. De vyandlyke vloot, gelyk uw zeeli&n telden> Ruim tachtig fchepen fterk , door Vrankryk uitgeruft Met land- en zeefoldaat, kruifte op de Britfche kuft \ Met inzigt, als men gifte > om in uw ryk te landen, En in uw afzyn 't volk t/ontjfchepen aan de ftranden. De
|
||||||||
VYFDEBOEK. 3p
De Koningin > hier van verwittigt , geeft ftraks lafr.
Aan Herbert door gefchrift > om, eer men wierd verrauS Den trotfen vyand flag te Ieevren op de baaren » Het land re hocden voor de dreigende gevaaren En d'aangevoerde magt van d'oevers af te flaan. Hy volgt het hoog bevel, men taft de ryksvloot aan. De Nederlander neemt den voortogt met zyn kielen , En tracht de blaauwe vlag van Vrankryk te vernielen> Het eerfte hooftdeel> dat zich opdoet in den firyd. Men loft de zeekortou. elk toont zyn pligt} en quyt Zich als een Watermars, door krygseere aangedreven. De zeeman houd zyn roem in waarde3enfchroomtgeenIe- Men krygt veel voordeel in den aanvang van den flag. (ven. De vloot van Vrankryk deift op 't midden van den dag: De ftilte dwingt haar om met ftryden voort te vaaren. Elk zoekt de glori van zyn meefler te bewaaren. Het oorlogsvuur ontvonkt voor al den Batavicr : Maar d'ongelyke magt verftrekte uw zeebanier Tot nadeel > door 't getal der Franfche waterfloten. Het ty icheid eindelyk de woedende oorlogsvlooten. Uw fchepen hebben veel geleden in dien nood, Doornagelt van 't gefchut, van maft en fteng ontbloot. Ik zag op 't bed van eere uw zeeibldaten meeven. Held Brakel, Noorthey, Dik zyn in 't gevecht gebleven. Maar fchoon de zeefchade en 't verlies uw fchepen drukt> Des vyands aanflag is hem echter niet geluktj Maar
|
||||
■
|
|||||
4o W I L H E M D E HE
•Maar al zyn krygslift > die Britanje zocht t'ontruften»
Zo fnel verdweenen , als zyn fcheepsmagt van uw kuften. De fchrandre Koningin , uw waarde bedgenoot} Herftelt door wakkerheid de reddelooze vloot : Haar onvermoeide vlyt, haar zorgen , die de zaaken Van 't algemeene befte in hoogen nood bewaaken, Befchermen 't Britfche ryk voor overzeefch geweld, Of binnenlands verraad , zo fnood in 't werk geftelt Door trouweloozen , die uw heerfchappy belaagen > En werken om de kroon uw vyand op te draagen. *» '*vtr- Verraders in uw ryk , tot Takobs dienft cereed 5 gens de QO fchennis! j hadden zich verbonden door den eedt» van bare Om Vrankryks watermagt in 't Janden by te fpringen} 7*nfe-'~ ^en fchepter uit de vuift der Koningin te wringen} [mtti. £n naar tot Stuarts komfte te boeijen in de zaal Van 't koninklyk paleis > dan zou men u door 't ftaal,
Door magt van wapenen en vloektrouwanten keeren} En elk met nieuw ontzag den troonverlater eeren. Maar God, door wiens befluit gy 't Britfche volk gebied> Die met zyn oog in 't hert dcr muitelingen ziet» Ontdekt de boosheid van 't gemoed en helfche driften. De laagen lekken uit door brieven en gefchriften, Gevonden in 't vertrek des fchendersj die zo mood 5 Verbaftert van de deugd, uw ondergang befloot. Een ander, door de fchuld van hoogverraad gevangenj En voor den rechterftoel gefleept om flraf t'ontfangenj Be-
|
|||||
VYFDE BOEK 41
Bekent d'omfl:andighe£n van 't fchelmfluk in dien ftaat,
En meld de monfters » daar uw ryk van zwanger gaat. Veel fchelmen hebben zich reeds op de vlucht begeven» En andre zyn gevat. de Hemel fpaare uw leven, En hoede d'eedle ziel van uwe Gemaalin. 'k Betrou de zaaken aan de zorg der Koningin, Jy-eKo' .
Zegt Wilhem j haar beleid verzekerc ons voor laagen. <te»*fg<-
Ga heen -, verhaal haar : hoe de vyand legt verflagen: ™gg*>om Hoe 't leger door myn volkverftrooitwierde aan den vloed^^" Der Boyne, die noch rookt van 't verfchvergoten bloed : a^"Jnein Hoe d'oude Koning , uit het vechtperk wechgevlooden»"w- Ons d'overwinning liet> en 't veld , bedekt met dooden. Zeg : dat ik optrek, om de muiters in hun neft Te volgen , en myn vaan te planten voor de veft Van 't wederfpannig volk: ga> breng haar deze maaren j Zeil heene: een fhelle wind geleide u door de baaren Voorfpoedig aan de kuft -, op dat myn krygsgeluk Mariaas teedre ziel verlos5 van vreze en drukj En 't vloekgenootfchap> door't aanhooren van myn daaden> Zich voor haar nederbuige 5 en af laat' van verraaden. Hier fluit de Britfche Vorft zyn rede ; en d'afgezant Begeeft zich j op 't bevel > ftraks naar den waterkant. Einde van het Vyfde Boek.
|
|||||
n. r*a. F VER-
|
|||||
■' t
42
VERKLARING
Van de PRINT yoor 't VI BOEK. |
|||||||||||
7)
|
|||||||||||
Egroote Wilhem keert verwinnaar uit het veld.
|
|||||||||||
Maria groet haar Heer voor a" opgepronkte zaalen
Van 't prachtig hof. Men ziet twee Minnegoden daalen: ' T>'een wond de Koningin 5 en d'ander kroont den Heidi Terwyl Maria hem den helm heeft afgenomen* 'Dien ze aan een Juffer van haar hofftoet overgeeft.
De Vrou> halfnaakt , en haaft gefchonden > die beleeft 'Den Koning volgt > verbeelthier Ierlandy door dien Vroomen Verloft van t Taapjche juk en Jakobs ftaverny : -n Heur Harpfnaarfpeelt de zege, in'tlerfche ryk bevochtem En eert den Veldheer en zyn heldenryke togten : Zyfiapt met Engeland en Schotland aan haar zy.
Het moedig Zegepaard vertreed hier lajlerfchriften> Gebroke breidels , zwaard en knots en moordersdolk Van Jakobs hulpgenoot, en 't wederfpannig volk , Dat WiLHEMfteektnaar *t hert •> vervoert door helfche drif- Men ziet verraders in triomf by't krygsvolkgaauy (ten* En volgen Jlrenggeboeit den koninklyken -wagen : Terwyl de dienaars naar 4 banket defpyzen draagen. De Lyfbefchermgeefi van den Vorfi fpreekt Eoolaan:
O Windvoogd} hou zo lang de ft or men opgeflooten* Tot Wilhem veilig lande in Neerland met zyn vlooten. |
|||||||||||
li.ltJtCovfht jy.3>. et^L:Hrit.3L:Com:iny.
|
|||||
I
|
|||||
43
|
|||||||
WILHEM DE III.
|
|||||||
ZESDE BOEK.
|
|||||||
E Vorftbeveelt aan't volk de veldtrom- ***
W ILHEu
pet te fteeken -, t™1*
_ , met zyn
Om van de Boyne met zyn leger op te kgerop
. . van de
breeken. soynt,
Men rukt de ftokken van de tenten uit
den grond, En ruimt den bodem daar de Britfche krygsmagt ftond.
De paarden hygen op de gladgebaande paden , En fleepen 't grof kanon langs d'akkers op zyn raden. De legerwagens > zwaar geladen, drukken 't veld. Men paait den krygsknaap voor den optogt eerft met geld, En loontden trouwendienft,in 't jongft gevechtgebleken. De ruiter wapent zich , op 't eerfte legerteken; Hy legt den zadel op zyn ros 3 en flygt te paard. De voetknecht 5 door't beleid des hopmans net gefchaart In orde} volgt de trom. zo trekt men naar de wallen Der naafte vefting, om den muiter t'overvallen. De Veldheer Wilhem preft een deel van 't leger voort, Recht naar Drogeda toe. de Stadvoogd fluit de poortj JjSft- F 2 En
|
|||||||
4+ WILHEMDE III.
En weigert > op den eifch, den voortogt in te laaten:
Hy zend zyn Hoofden naar de muuren met foldaaten, Om elk naar krygsgebruik te plaatfen op zyn wacht : Hy vleit zich met ontfet, en hoopt op Jakobs magt. Maar Wilhems Heirvoogd houd Drogeda naauw befloten, En dreigt de wallen met een buy van donderklooten Te fchokken j zo men lang zyn eifch durft wederftaan. Hy zweert by vuur en vlam: maar tweemaal had de maan De bruine nacht gelicht aan 't zwerk met flaauwe ftraalen, Wanneer de muiteling zyn hoogen moed liet daalen : en mnakt j|y geeft de verting op naar 't voorfchrift en verdrag, ftervan Dat hem zyn meefter gunt. men plant de zegevlag En ryksbanieren j voor 't gezigt der onderdaanen, Op d'overwonne wal , gefchuimt van Franfche vaanen > En nachtftandaarden van den Ierfchen twiftgenoot. Nu beeft de ryksrebel > die Wilhems gunft verftoot j Terwyl zyn vrienden om zyn voorfpoed zegevieren > En fchudden van den hals het juk der woedende Ieren> En ketens , helfch gefmeedt door Jakobs tiranny •> Die vrye zielen dwingt} en vreemde kettery Den waaren kruysgenoot zoekt in 't gemoed te planten, Naar'tvoorbeeld van zyn vriend, door Roomfchekerkge- zanten,
En eige drift misleid : maar't quaad beloont zyn heer Met fchande en fchade in plaats van voordeel en van eer. Terwyl de troepen van den Vorft de ftad bezetten >
Schryfthydeburgeryzynwelgegronde wetten En |
||||||||
ZESDEBOEK. 4rf
En vrederegels voor , vermaant elk tot zyn plicht»
En leid zyn leger naar Dublin. Prins Jakob zwicht> Verflagen door de komft der koninklyke benden. Waar zal ik , fpreekt hy by zich zelf, my hene wenden ? >*«** Hier is geen fchuilplaats meer te vinden in myn ryk. fad, Ik worde alom vervolgt, waar hene ik vluchte of wyk.
D'ontaarde zoon belaagt myn vryheid en myn leven. Ik zal wy weder naar de Franfche kufl begeven. En zoeken heul en trooft by Lodewyk, myn vriend. 't Geluk verraad myn hoop, myn kans heeft uitgedienf. O Ierland blyf getrou , en help myn recht verweeren -, Of eens de blyde dag van voorfpoed weer mogt keeren: Vaarwel ; ik zal uw dienft erkennen , zo 't geluk My op den rykstroon voert, na 't ende van myn druk. Hy Melt Laufun tot Hoofd van ai' zyne oorlogslieden , Hy fpoedzich voort, en naakt den oever onder 't vlieden, En fteekt bedrukt in zee , om *t geen'er is gefchied Te melden aan den Vorft die't Franfche ryk gebied > en vluchf En zelf zyn nederlaage, als bode, aan hem te klaagen. fc%Amk De Ryksbefchermer naakt, geftegen op zyn wagen, Wilhems. In zegepraalj Dublin, daar elk den Wmnaar groet, viwtt&y En nodigt in de ftad te treden met zyn ftoet. iTS!
Hier blykt geen vyantfchap maar vrientfchap in't onthaalen.
Schoon veelen noch,uit zucht voor koningJakob, dwaalen, En zien den voorfpoed van Vorfl: WiLHEMaanmetfmert, De vrees voor lyfgevaar bedekt de drift van 't hert: F 3 Maar
|
|||||||
<»
|
|||||||
4tf WILHEMDE III.
Maar haat, door dwang gekropt} in 't ingewand beflotcn,
Vernift met valfchen fchyn van vrientfchap} treft de Grooten Op 't alleronvoorzienft j indien Voorzichtigheid , Gepaart met Achterdocht, verzelfchapt van Beleidj Geen wakende oogen houd > om 't zielsgeheim t'ontdekken, En 't fchuilende venyn te leezen uit de trekken Van 't veinzende gelaat 5 uit zorgvoor'tvorftlykbloed. Dat weet myn Held; hy polft de gronden van 't gemoed: d'Ervarentheid heeft hem die kunft geleert voor dezen: Hy wifcht de Veinzery 't blanketfel van haar wezen, En zift den fchynvriend uit den trouwen onderdaan. 't Vermoeden taft het hert der landgenooten aan , Doorfnuffelt overal de hoeken van 't geweten. De Roomfche altaargenoot , verbittert en bezeten Van kerkdrift > legt terftond door dwang de wapens neer. En moet zyn wooningen ontblooten van geweer. Men flaat den handel van den paapfchen huisvoogd gade: Hy houd zich ftil, bevreeft voor Wilhems ongenade. Zo flaaft de Koning voor zyn ryk en Jefus kerk: vrtugdt De zaak, zo zeer verwert, geeft vaak zynoordeel werk. lerenwn Nu juichen in Dublin de ware kruisbelyders , iTrvorm- Getr°kken uit den klaauw der beulen, en beftryders den gods- Van 't ongedwongen hert. de burger 5 eer gevlucht Men du- In wilderniflen en fpelonken > daar de zucht, him
Ten boezem uitgegalmt door d'onderdrukte volken »
Het ganfche land vervulde t en fteigerde aan de wolken, ..., it Ver- |
||||
ZESDEBOEK. 47
Verlaat zyn ballingfchap en Iceert vervrolykt \ve£r.
De zufter groet den bro£r. de huisvrou kuft liaar heer, De bruid den bruidegom. de kerker word ontfloten, En flaakt het volk } wel eer ten moordhole ingeftoten Door Jakobs kerkgefpuis. elk nadert met ontfag Den koning , en begroet op dien gewenfchten dag Den Ryksverlofler 5 voor zyn voeten ne£rgeboogen. De traanen biggelen langs 't aangezigt, ten oogen Door blyfchap uitgeperft. men ziet de maagden gaan Met kranflen in de vuift } en glimmende eikeblaan , Zo kunftig opgefiert met goude en zilvre zoomen. Men plukt de lauren af, ontkleed de groene boomen, En vlecht hunkruinfieraadom WilhemHenriks hoofd. Men paart de fchelle fnaar> die zyne daaden looft, Aan 't vleiende muziek der hooflche maagdekeelen. Dublin 3 zo verfch onteert door bloedige toneelen, Waar op Gewetensdwang het moordgordyn ontfloot, Verbeeltj (hoe keertde tyd/ ) in 't midden van den nood, Een (chouplaats van de vreugd. devaders* d'oude mannen, Gedrukt door 't flaafsgeweld van jonge kerktirannen, Onteert, befchimpt, gehoont in hoogen ouderdom> Genaaken , hangende aan hun krukken , ftyf en krom» Den zetelvanden VoruS hun Heilanden Verlangen: De blyfchap flecht de vore en rimpels op de wangen: 't Geplooide vel ftaat glad en jeugdig door de vreugd. E!k juicht den Veldheer toe: elk roemt zyn heldendeugd. De
|
||||
4,8 WILHEM.DE III.
De voedfters vliegen met haar kindren langs de wegen:
*t Onnoofle fpruitje lacht, en fchatert, door den zegen In 't ingewand geraakt. de borften} eer door fchroom En doodfchrik uitgedroogt} maar nu van verfchen room Gezwollen > laaven 5t hert der teedre zuigelingen. Men ziet de fchaaren naar de tempeldeuren dringenj Wei eer met grendelen gefloten door 't geweld: Zy volgen zy aan zy de fchreden van den Held » Die 't Heiligdom ontlluit. de verfchherboude altaaren* Verbryzelt door den haat der kerkgeweldenaarenj Vertreden met den voet, verlichten 't hooge koor Met heilig offervuur. de koning zelf gaat voor j En knielt eerbiedig in den tempel voor Gods oogen; Terwyl de Kruistolk dankt} en 't Opperfte Vermogen Den Godj die wondren doet door koning Wilhems ftaal» Met hooge toonen looft. zo galmt de tempelzaal Door lofgezangen en godvruchtige gebeden. De wakkre Vorft begeeft 5 na *t end der plegtigheden,
Zich weer te velde , en grypt de heirbyl in zyn handj Om 't volk te leiden daar de nood hem roept men plant D'ontrolde ftanders voor de muuren der rebellen: mxfort, En Wexfort > opgepropt met Ierfche muitgezellen,
Verwacht den aanval niet van Wilhems krygsbanier>
Maar zet de poorten op voor Brit of Batavicr.
't Getal van 't leger groeit door toegevloeide fchaaren.
JjJ^" Men trekt naar Waterfort > dat > grenzende aan de baaren I
Den
|
|||||
__. ■
|
|||||
ZESDE'BOEK. 4.9
Den gryzen Zeemonarch, gewiegt door't zwalpend zoutj
Hoort ronken op zyn koets} of Thetis weeide aanfchout, Wanneerze* omfingelt van haar blanke waterreien, En blonde dochtren> die de fchulpkaros geleien, Door Peleus arm geftreelt > zich bakert in de zon. • Men fticht de batery. men plant bet grof kanon, De koopre keelen op den top der aarde tranflen, Om 't ingezwolgen loot te braaken op de fchanflen. De torenwachter van de ftad aanfchout in zee Een t'zaamgevoegt getal van zeilen naar de ree Laveeren ? en ontdekt zyn Opperhoofd die zaaken: Dievleit zich zelf met hoop datVrankryks fchepen naaken* Om hulp te bieden aan Vorft Jakob in den nood: Hy wacht zyn byftant van deeze ingebeelde vloot j Maar fchrikt, wanneer hy ziet de wapens van Britanje Op zyde wimpelen afwaaijen van 't kampanje : Dat voorval toomt zyn moed : zyn opzet word geiluit : Hy geeft de veften op » en trekt verflagen uit. De Britten fbreeven in de muuren met hun vaanen> Verwelkomt door 't gezang der juichende onderdaanen.' 't Naburig Dunkannonj dat 00k de koningsdag> e*Du- Door Shovel aangevoert j voor 't ftrandgebergte zag > gmmnt*.
Legt ftraks de wapens neer > en zet de poorten open. Menpleegtgeenkrygsgeweld. geen legerknaap mag ftroo- Op lyfftraffe en de dood is d'overlaft verboon. (pen. Zo hecht de dappre Prins de fteden aan zyn kroon.
11. peel. G De |
||||
fo WILHEMDE III.
De Vorft, verheven door een reeks van krygsgelukken
En zegepraalen , die zyn tegenftanders drukken, De hoop verteeren van zyn trotfe weerparty, Die tegens reden flaaft voor Jakobs heerfchappy: Hy, die, ien top van eer geftegen door zyn daaden, 't Schuimbekkende gedrogt , met ketenen belaaden, En j bloedende op den rug, gemuilband fleept ten toon, Op 't fpoor van Herkules, dieraonfters temde, eenzoon Des grooten Dondergods , als eer d'aaloutheid droomde : Hy, die voor donderbus, voor fpeer noch fabel fchroomde, Maar zelf de dood trotfeerde in 't brandendeoorlogsperk, ( Dat tuig de jongfte flag) blyft onvermoeid in 't werk. Daar ryft een ruime ftad in Ierland uit haar muuren,
Door fterkte en kracht vermaart ver boven haargebuuren, Door veftingboukunft en natuur tot tegenweer Naar oorlogseifch gefticht : een fterkte, die wel eer Het heir van Olivier , den rykstiran , braveerde, En lang de bloedbanier des vorflenmoorders keerde, Den waaren erfgenaam van 't Ierfche ryk getrou \ Maar nu verandert in een bloedig moordgebou, Waar in's lands Hydra heerfcht,tot fchrik der kerkgezinden: Daar 't wangedrogt, beluft op moorden en verflinden, De malfle fpieren knaagt van \ uitverkoren volk, En llypt de punten van den ouden Konings dolk. 't Is tyd, zo fpreekt de Vorft, die Twiftharpy te toomen, En binnen Lymerik haar woeden voor te koomen, Met
|
|||||||||||||
tyme-
rik.ver-
ntaard
-voor de
flerkfte
"vefling
•nan
ganfih
lerfoni,
|
|||||||||||||
word door
den Ko- ningge- Jretgt, |
|||||||||||||
ZESDEBOEK. ft
Met uitgetogen zwaard te grypen by de keel»
En \ bloed te plengen op 5t moorddadige toneel, Eer ze alles wonde en dood' met fcherpgewette klaauwen. Op > op > myn Helden 3 laat uw krygsmoed niet verflaauwen j Ontdekt den nachtfpelonk van 't woedende gedrogt. Hier zwygt de Prins , en maakt zich vaardig tot den togt. 't Geloof verfiert zyn vaan , de Vryheid zyn ftandaarden* Door zinnebeelden , die zyn oogmerk naakt verklaarden ? Op 't purper aigebeeld. het leger trekt door 't land, Langs klaverbeemden 3 langs gebergte of waterkant, En naakt den Schannon, die zyn groenbewafle zoomen > En vruchtbre weien fchuurt met kriftallyne ftroomen > Hier had de twiftgenoot zyn tenten opgerecht, Om 't koninklyk gevolg te ftuiten door 't gevecht; Maar fiddert5alszyn oogdenglansvan'tftaal ziet blinken: Demoedjdoor vrees geraakt, begint in *t hert tezinken: Hy geeft, op't naaken van den voortogt } vuur} maar Ipilt De vlammen van 't metaal. de kogel vliegt in 't wilt. SC Gezigtj benevelt door verbaaftheit, mill in't mikken. De nacht bekleed de lucht, terwyl de muiters fchrikken > En voert de duifternis op vaale wieken aan: Zy laaten op de plaats hun legerhutten fraan j En vlieden > door den nacht begunftigt, langs de wegen. Zo ras Latonaas zoon, ter dagkoets opgeftegen, De zonneroflen mende uit Nereus ruimen fchoot» Ontfing de Vorft de maar dat Jakobs leger vlood. G 2 Hy
|
||||
fi WILHEMDE III.
Hy ziet den bodem leeg , 't befchanfte veld verlaaten,
De tenten onbewoont van ruiters of foldaaten. De Heirvoogd wil geen tyd verliezen; hy bedekt Den ftroom met bruggen , daar zyn krygsmagt overtrekt, Om 't opgevloekt geweld in Lymerik te dwingen, m belt- En't muitgenootfchap in zyn fchuilplaats naauw t'omringen. Men werpt de fchanflen op. men wroet in 't ingewand Der aarde $ ontfluit den grond, en fpit aan alien kant > Om 't krygsvolk in 't gezigt der vefting te begraaven. Men ziet door \ ganfche heir de metgezellen llaaven. Elk bied zyn vriend de hand , en fbiat den makker by. De ftukken gaapen op de kruin der batery. 't Is alles vaardig om den vyand aan te vallen : De sta. Maar hy, gemoedigt door de fterkte van zyn wallen > "entile- Van voorraad> krygsbehoefte» en mannen wel voorzien> ie*Mten Bezwykt niet, maar befluit om tegenflant te bien; het uiter- Ja, fchoon hem 't noodlotdreigtmet duizend oorlogsram- mtagen. Zelf tot den leften man voor Stuarts zaak te kampen: (pen> Dat zweert hy by 't altaar van Rome, elk ftemt den eedt» En maakt zich tot zyn dienft, op 't hoog bevel, gereedt. Maar Wilhems leger volgt den toon der ftormtrompetten. Hier loft men het geweer. daar laad men de musketten. Gins barft de veldkortou, en dondert flag op flag Op kerk of torentrans. het blikfemt nacht en dag. Men dryft de muiters uit rondeelen of reduiten > Die we£r aan d'andre zy den fellen aanval ftuiten, En
|
||||
ZESDEBOEK. 5-3
En flaan 't beftrydend heir van fchans of bolwerk af.
De groote Wilhem zwaait vol moed den legerftaf
In't midden van den brand , en waagt te ftout zyn leven,
Daar zo veel mannen voor zyne oogen deerlyk fheeven,
En fmooren in hun bloet. zo word de Had beflxe£n.
Maar 't wankclbaar geluk , den dappren Held voorheen
Zo gunflig, draait zich om , en dient de ftad met regen j ^ZT/.
Met waterbuien , die , neerftortende op de wegen, dmrige
Al 't omgelegen land verdrinken door den vloed. *«•*****
De mannen zwemmen in de loopgraaf 5 daar de voet geraar
Den vaften grond verlieft } door 't opgezwollen water. sJe0et""~
Op d'eene ftortvlaag volgt ftraks d'andre met geklater.
Een zwarte lluijer dekt de zon en 't bruine zwerk.
De natte weftwind voert den regen op zyn vlerkj
En zetj op Iris laft, de hemelfluizen open,
Die 3 door de zee geftopt met water, overloopen,
En bruiflchen nacht en dag. de luchtftroom plaft op't veld>
Spoelt wapens»legertuig en tenten door 't geweld
Der watergangen langs den akkcr. d'oorlogsroflen,
Bevracht met ftormgevaartj met hout, en takkeboflen,
Om voor de wal den vloed te dempen } waaden door
De regenplaflen } en vergeeten 't rechte fpoor.
Het water breekt de kracht van't vuur,en blufcht de vonkcn.
't Salpeter zwelgt het nat. de heirfchans legt verdronken.
De krygsman krimpt vankoude» en beeft met natte le&n.
Het vochtig element dringt door de rufting he£n,
G 3 Het
|
||||
?4< WILHEMDE III.
Het wapen druipt aan 't lyf. de vederbofTen hangen
Verllenft, gelyk een blocm 5 die giftren, op 't ontfangen Der zonneftraalen, al haar verwcn > door 't penfeel Van vrou Natuur gemaalt, zag blinken op haar fteel; Maar heden, door een bui getroffen , heur fieraaden Verdrinkt op 't vochtig land , en treurt met lofTe bladen. De blanke borftplaat roeft aan 't lichhaam door den damp. ^'^ ^e ^orft » beftreden van dien droeven oorlogsramp , kgsbexAg. Ruft, afgemat door zore voor d'algemeene zaaken, beam ttf- ° °
gemm Door draven heene en weer langs 't heir, vermoeit van 't
Tent, Op 't legerpaviljoen geharnaft in zyn tent. (waaken, Amr de De Vryheid , die den Held voor haar befchermer kent, hem in den Genaakt de bedfponde en de vorftelyke leden: Jerfilynt^Y na^ haar ouden rok , van boven tot beneden Gefcheurtj gefchonden, en door Jakobs tiranny Met burgerbloed beklad, verwiflelt voor de zy Die blyder verwen draagt: een helm met witte veeren (Want roodjdat bloed gelykt,zou 't vreedzaam hoofd ontee- Verfiert de blanke kruin : zy fluit in d'eene hand ren) Een lans, waar op deHoed, haar wapen , ftaatgeplant: De linke vuift omvat een bondel van plakkaaten, Voorrechten, eer, tot ruft der vreedzaame onderzaaten, Doord'oude Koningen zo heilig ingeftelt: Zy buigt haar knien voor den koninklyken Held, En fpreekt: doorluchtePrins, mynheil, myn welbehagen, A*nk- Voorftander van myn recht, hoe raoft ik onlangs klaagen, ■b^rheid w
|
||||
ZESDEBOEK. ff
Wanneer ik, door't Geweld , myn vyand , aangevat, Zl/ifiUa
Beftredn en overheert , in yz're banden zat. v*» h*re
't Geloof j myn zielsvriendin, lag aan myn zy gebonden, votmcA-
En treurde ora 't zelve lot. wy wierden bei gefchonden, hming
Mishandelt en verkracht : maar God verdroot die zaak ifitondm",
Hy nam door uwe vuift, grootmagtig Koning, wraak: *"***'
Gy landde om mynent wil gewapent uit de baaren j
Gy hebt den dwingeland bevochten met uw fchaaren,
En zelf uw zegepraal getekent met uw bloed :
Uw vyand nam de vlucht : gy volgde met uw' ftoet,
En bandde 't landgedrogt gekluiftert uit de Heden :
Zo hebtge in 't Ierich geweft voor myn belang geftreden:
Gy Hoot myn boeijen los : noch blyft gy onvermoeit
In heldenarrebeid : uw vlyt, uw yver groeit
Van dag tot dag , en waakt voor myn vertreede rechten :
Nu wilt ge in Lymerik de Moordharpy bevechten :
Uw tenten ryzen uit haar fchanflen voor dc veft:
Gy houd myn vyandin gekerkert in haar neil»
Om wraak te neemen van d'elenden»<iie my drukken.
Maar, Prinsjdeze aanflag zal u heden niet gelukken , er"JjZt
Verfchoon u zelfj en *t volk,dat op uw wenken draaft: Meg voor
n f Lyme-
Gy hebt op dezen tyd genoeg voor my geilaart: rik op h
|
|||||||||
breeken ,
|
|||||||||
Ik fmaake alree de vrucht van uw manhafte daaden :
Breek op, verlaat den muur , 'tvertoeven zal u fchaaden: De wolkftroombreektuwkracht, enfterkt het muitgefpan: Noch eens verplant uw tent, en voer de ftanders van D'om-
|
|||||||||
S6 WILHEMDE III.
D'omringde wallen af: maar laat den moed niet daalen:
Een kleine krygsramp kan uw glori niet bepaalen: Drt vrugteloos beleg verdooft haar luifter niet : Gy zult na korten tyd dit ganfche ryksgebied > En Lymerik , hoe fterk , verbinden aan uw wetten: yt Rechtvaardige geweer zal 't landgedrogt verpletten, En ik den oorlogsgloed gedooft zien door uw hand; Eer Ceres weder maait haar korenoogft van 't land. Dit heeft een Godheid my van boven ingegeeven i Haar adem bliezme in 't oor. ai wil niet wederftrevcn: Gy ftelde u fleets geruft in Gods voorzienigheid > Die wil dat gy terftont van dezen oever fcheid» tnroeder £n naar Britanie zeilt : de landzaat wacht den koning : naar En- J O
gdmdtt Het ryk, door u herftelt, verheerlykt door uw kroning ,
Schreeuwt om uw wederkomft : de ruft , de burgerftaat, En 's lands gemeene beft verwachten u , om 't quaad, Dat noch in arbeid gaat? eer't vruchten teelt 5 te fmooren. Gehoorzaam, groote Vorftj vertrek, en leen uwe ooren Aan \ goddelyk befluit, dat voor uw welvaart waakt s Verheug de Koningin , die naar uw byzyn haakt. Vaar wel : ik ga : befcherm myn rechten als voorhenen. De ks- De vroome Prins ontwaakt. waar zyt gy daar verdwenen ? ZHende'.^o fpreekthy}keer weerom> 6 fchoone, ontvluchtme niet, £^£jk minne u als my zelf, 6 Vryheid , gy gebied emheizsn, \jyn herte > ik zal voor u myn blocd en leven waagen , kiMgt Ta fnecven voor uw zaak ; gy zult my Heeds behaagen. rich over rT,
Twee
|
||||
ZESDEBOEK. ?/
Twee zufters houden my verbonden aan haar min: wL -
De Vryheid en 't Geloof ftaan eeuwig in myn zin. nmte-
Hy treed naar buiten door de wacht der lyftronwanten, njbt-
Die t legerpaviljoen omnngt aan alle kanten. in'thger, Zyn oorlogsklepper wacht gezadelt voor de tent>
En briefchtop 's konings komft : hyftygtte paarde, en rent Van *t eene regement naar 't ander langs de velden > Bevochtigt door den vloed der wolken, daar de Helden Het water kneden met hun voeten in de fchans. De plaflen ftorten neer , en vloeijen van den trans Der bateryen > die de veldkortouwen draagen. Myn leeerhoofden , roept de Vorfl: , de reeenvlaasen m M*Jf Beftryden ons beieg 5 en vechten voor de ftad. teiUa- De lucht, gezwollen door de druppels, giet haar nat p^it"
|
|||||||||
Met voile kruiken uit: wy moeten 't opzet ftaaken :
|
tea.
|
||||||||
De loop van 't water fhrit den voortgang van myn zaaken.
Elk voer' zyn troepen af in orde en net geftelt. Men fla de bruggen , eer de Schannon hooger zwelt. Men fleep de flukken van het bolwerk naar beneden. Men fpan de roflen voor 't kanon , of laatze treden Met legertenten op den flerken rug gelaan. Men voer' de wagens aan. hy fpreekt en *t is gedaan. Zo trekt men van de ftad met lode krygsftandaarden. De fchipbrug torft den laft der hygende oorlogspaarden, Die Schannons waterboord betreden met hun vracht* En baant de wegen voor de koninklyke magt. ii. Dcei. H Men
|
|||||||||
>8 W I L H E M D E III.
Men flaat de hutten neer op drooge en vafle gronden.
Men plant de vaanen , van de flengen los gewonden , Al waaijende in de vuifl , voor yders legerflraat. Zo ras het ganfche heir op 't veld in orde flaat, ntkrygs-'Lazt Koning Wilhem, omzyn oopmerk te verklaren, rand ver-
gajerr. Zyn legerhoofden en den hoogen raad vergaaren.
De mannen treden in de veldtent zy aan zy.
i**": Zit neder, zegt de Vorfl, in 't ronde, en hoort naar my, fpre.k van S> * ' J
dmvorfl Q metgezellen , die my gaaft doorluchte blyken
zehen: Van vroomheid op den togt. de flaat der Britfcheryken, Myn plicht, myn troonberoep vereifchen dat ik weer Naar Londen zeile 5 en van den Ierfchen bodem keer' •, Ik blyve u dankbaar voor uw hulp en braave daaden: Gy hebt myn aanflag fleets} als fchrandere oorlogsraaden3 Met oordeel in den nood gedient, de zaak met kracht Van armen uitgevoertj en 't krygsbevel volbracht. Nu zoude ik yder in 't byzonder , kon 't gefchieden, Den heirftaf fchenken , om een leger te gebieden > Maar dat ontbreekt myn magt. ik moet op dezen dag, Eer ik de kufl verlaat, het opperfle gezag Aan een van alien (iaat myn keur u niet mishaagen, En niemand beige zich , elk neem geduld^) opdraagen. fil/tden ^ brave Ginkel , die het vaderlyke bloed , sarin £)en overouden flam van Reede door uw moed Godzrt
w»R«<fcVerheerlykt, en dien naam u waardig maakt) tree nader.
hiitr Ganfch Neerland is verplicht aan uw beroemden Vader, Bri-
|
||||
ZESDEBOEK. f9
Britanie aan uwe deuerd. ey hebt my dienft gedaan , **» *?»*
Myn recnten op de grens van Schotland voorgeftaan, Kyaafve-
En Edenburg verplicht te knielen voor myn wetten. tduZm
Ik heb u menigmaal , op 't klinken der trompetten, tppZh-
Zien vliegen in de vlam: ik kenne uw oorlogsftyl: mimr.
Ontfang dan uit myn hand, tot loon, de legerbyl.
Bevecht het landgedrogt naar eifch. gebruik uw oordeel.
Neem zachte middelen, kan \ wezen» tot uw voordeel>
En breng den muiteling door reden tot verdrag :
Maar zo geen goedheid geld, moet aanftonds flag op flag
Het vinnig landkrakkeel op dezen grond beflechten.
Befluit de wallen van myn vyand met uw knechten:
Ik laate een ryk getal van mannen tot uw dienft.
Neem krygslift by de hand , en val op 't onvoorzienftj
Eer *t iemand word gewaar ■> in fteden of kafteelen
Den twiftgenoot op 't lyf j gy mdet zyn magt verdeelen,
Den hulptroep ftuiten > waar gy kunt, in 't open veld:
Sny hem de wegen af. keer toevoer , graan > en geld,
Oft geen den moed van'tvolk kan fterken, uit de wallen.
Bezet uw poften wel. draag zorg voor overvalleii.
Bewaar de fteden 5 die myn fabel won. geef ache
Op alles , en bezet den muur met dubble wacht.
Bezorg 't geen dienftig is om tegenftand te bieden.
Vul magazynen op met koft voor d'oorlogslieden,
Met voer voor 't legerros. ontdek van tyd tot tyd
Uw vyands krygsgehcim. betaal, beloon den vlyt
H 2 Der
|
||||
€o W I L H E M D E III.
Der heirverfpiederen door ryke en milde gaaven;
Zy zullen op uw laft met groter yver draaven: Voor alles handel zacht de burgers in de fteen> Den akkerman op't veld.laat Roomfch nochOnroomfch reen Noch oorzaak vinden om van overlaft te klaagen, Maar yder naar zyn luft en eigen welbehagen Den Godsdienft pleegen:dwing 't gemoed der menfchen niet. Hou 't legervolk in toom ? op dat'er niets gefchied Met geen den landzaat drukt;gy moet hem fteeds verfchoonen. Pleegftrafnaarkrygsgebruikj maar laatverdienften loonen. Zo wordhetquaadgefmoort 5 zoqueekt men deugden aan. Volg, volg myn oorlogsles. 'k laat alles op u ftaan. ^.ifH, „„ De dankbre Ginkel buiet zich voor den Vorft ter aardc: der betui- Dewyl ik uit uw hand den leeerftaf aanvaarde> gmgevan » °
dank- Zo zegt hy j en uw gun ft myn plicht zo hoog waardeert,
bet hooge Grootmagtig Koning, zal myn arm 't geen gy begeert, k2trgt^m. ^n van myn degen eifcht, fteeds zoeken na te komen. 'k Zal trachten, naar uw les, de landplaag in te toomen,
En 't monfter op den hals te treden met den voet. Ik zal myn dankbaarheid betuigen door myn bloed, Dat ik u fchuldig ben: dat bloed, door u verheven, Door u met heldendeugd gekoeftert, doet my leeven , Maar tot uw dienft j en 't zal nooit grooter eere, 6 Held* Genieten, als wanneer 't om uwe zaak langs 't veld Met ruime plaflen ftroomt: dan zal ik zegepraalen , En , ftervende in myn plicht > uw gunften eerft betaalen : Maar
|
||||
■ -
|
||||||||
ZESDEBOEK. €1
Maar zo my 't krygslot fpaart > en ik verwinnaar keer',
Gy draagt de zege wech , u komt alleen al d'eer. Elk wenfchtden Heldgeluk, en zweert voor Wilhems f?'/1*"
c^ tit rig ver*
Op Ginkels krygsbevel, met alien vly t te waaken. (zaaken: trtktm»
De krygsraad fcheid van een. de Koning ryd naar'tftrand. ku/i,
De vloot legt zeilrede } en de voorwind rekt en fpant
Dc doeken aan de fleng. de legerlieden draaven,
Met krygsbuit in den arm geladen} naar de haven.
Men leid de paarden naar den oever by den toom.
Men fleept den wapenroof > den vyand aan den ftroom
Der Boyne ontweldigt, naar de Britfche zeekafteelen.
De dochters van de zee} die Nereus ooren ftreelen ,
De Nimfen fteeken 't hoofd verheugd ter golven uit >
En fchatren over 't zout met aangenaam geluit>
Zo ras de Koning naakt op zynen zegewagen.
Dit 's geen Sirenezang ? bedekt met valfche laagen >
Waar voor Laertes zoon met wafch zyne ooren iloot>
Om 't doodelyk gevaar te myden van zyn vloot j
Maar zuiver feeftmuziek , dat Wilhems heldendaaden
Verheerlykt door de ftem der juichende Najaden.
Men plant de vaanen, kloek verovert voor de vuift>
De witte Lelien , van purper bloed begruifty
Door zwaveldamp befmet, op 't hooge fcheepskampanjc>
En zeilt in zege naar den oever van Britanje.
Wat ltoft d'aaloudheld op haar Jazon, die » tot fpyt
Van Kolchis > 't Guide Vlkst Gradivus toegewyd,
H 3 Den
|
||||||||
■ ■ - ■ - . ......
|
||||||||
'61 WILHEM DE III.
Den wachter van den boom , en fterke bosgedrogten
In 't heilig offerwoudt ontweldigde op zyn togten , En fleepte Frixus gift van Fafis naar Atheen! Gy roemt dit werk zo hoogj 6 dichters : neen 5 6 neeii) Ik item niet in dien lof, noch pryze Jazons degen: Myn Held keeft grooter eer op dezen togt verkregen: Hy zocht geen ryksjuweel 't ontvoeren over zee} Maar landde,en bragt zyn fchatjde Guide Vryheid,mee, En breidels » om geweld en zieldwang in te toomen: Deze aanflag is gelukt; nu keert hy door de ftroomen Verwinnaar naar den troonj terwyl het volk, verblyd, Den Ryksbehouder looft, van 't flaaffche juk bevryd: Zo zal eerlang al 't land j na Jakobs nederlaagen, In voorfpoed bloeijen > en van zyn verlofllng waagen. mz.ee. De grijze Windvoogd dient den Koning op de zee>
En draagt de zeilen op zijn vlerken aan de ree- vrmgde De ftranden grimmelen van duizend onderdaanen. (nen.
Tanlfv'er Elkgroet den Troonmonarch > en uit zyn vreugd door traa-
zyiuwe. Elkfchreeuwt: doorluchte Vorft, zytwelkoom aanuwkuftj
derkotnfi: J
Uw zorg, die nimmer flaaptj verwektons vrede en ruft.
Gy gaat voor ons ten ftryd , en keert verwinnaar weder > Wy vallen uit ontfag voor uwe voeten neder. Gy dwingt de Lelivaan , en Jakobs muitgefpuis. De bergen galmen na t en kaatfen 't feeflgedruis Elkandren vrolyk toe. de ganfche Ryksftad, Londen. Juicllt als de Vorft genaaktj en tienmaal duizend monden Gaan
|
||||
ZESDE BOEK. 6$
Gaan zwanger van zyn lof. de blyfchap vliegt op ftraat,
En dartelt by 't gewoel in dien gewenfchten ftaat.
Geen huys befluit de vreugd. de vuurtonelen branden>
Ontfteken door den gloed der blakende ingewanden
Van 't zegevierend volk. de Britfche Koninginj DeKonm-
Die goddelyke vrouw ■> die zelf als Priefterin> fangt dm
Het offervuur ontfteekt op Jefus dankaltaaren ,
Treed uit haar hofpaleis 5 beftuuwt van maagdefchaaren >
Den Koning in *t gemoed. de tabbert} ryk beftrooit
Met helder diamant , bezaait met paerlen, plooit mar
Om 't levendig albaft > en dekt de blanke leden, LTe'»
't Bezielde marmer } net van boven tot beneden %"ftig
feejlge-
Op 't kunftigft door natuur gevormt. de borft, half naakt> y*»rf <*-
i 1 ■ r • r fchreevcn.
Ontdekt twee heuveltjes , ineeuwwit en ganfch volmaakt}
Die 3 door de kracht der liefde en haare vreugd bewogeru Steeds zwoegen op en neer. de lonken van haare oogen Verdoven 't eel gefteent' , dat uit haar vlechten ftraalt. Geen Juno > die wel eer > ten wolktroon afgedaalt > Langs groene velden vloog (als d'oude Dichters loogen) Met paauweveeren 5 die > bezaait met Argus oogen, Haar voerden op 't banket naaft Thetis bruidegom : Noch Pallas , die de kruin van Pelion beklom , En trok ter feeft > daar haarde trouverwanten noodden» Vertoonden zich zo fchoon voor 't oog der Oppergoden. Het prachtig troonfieraad , de rykskroon3 ryk van glans ,zy°»t- Belchynt haar kruin. zy draagt in d'eene vuift een krans, 4mHeld, Door
|
||||
<?4 W I L H E M D E III.
Utrnmlt Door hooffche Jufferen gevlochten van lauriereiij
ten inure. Qm \ zegepralend hoofd van heur gemaal te fieren. Zc onrgefpt de borftplaat van zyn Ichoudren met haar hand.
Zy licht den blanken helm van't vorftlyk hocfd, en plant Do h- De groene zegekroon op Wilhem Henriks haaren. ferfi- Zy leid hem naar de zaal , geftreeltdoor fchelle fnaaren VegUen &n klinkend feeftmuziek -, daar 't prachtig hof banket foffoff In goude vaten op de tafels word gezet. ianket. Xj vlyd zich aan zyn zy. terwyl de Ridders eeten» Verzoekt de Koningin zyn krygsbedryf te weetenj En d'overwinning zelf te hooren uit zyn mond. De Vorfl: voldoed haar eifch, en voed haar minnewond In d'aadren door zyn tong. haar boezem klopt van binnen: Het hert s door *t oor geftreelt, gevoel t de kracht van't min- Zo zag men Dido door Eneas krygsverhaai (nen. Van liefde blaaken in Karthagoos ruyme zaal.
De fchoone gemaalin valt onvermoeit in 't vraagen , En Koning Wilhem j om haare ooren te behaagen, Ontvout haar alles 't geen zyn fabel heeft verricht. 't Genoegen van haar hert verklaart zich door 't gezicht. Heb ik in't Ierfch geweft, zo fpreekt de Vorfl:, geftredenj Gefprek ^Y ne^t &t *yk verplicht aan uwe dapperheden : tuffchm Gy hebt de Franfche vloot» 6 moedige Amazoonj |
|||||||||
de &elve.
|
|||||||||
Van deze kuft gekeert : gy hebt de Britfche kroon
De ruft van kerk enftaat> 't gemeene befte, en'tvoordeel Der burgery befchermt door uw beleid en oordeel. Gy
|
|||||||||
•
|
|||||||||
ZESDEBOEK. 6f
Gy hebt meer eer als ik , 6 Krygsheldin s beftredn :
Uw oorlogswakkerheid 5 de vrouwen ongemeen >
C Want mannen zyn alleen tot krygsbedryf geboren )
Zal elks geloof eerlang verrukken onder 't hooren.
U voegt den ftaf van 't ryk te zwaaijen op den troon,
De legerbyl in 't veld: uw ftaat- en krygsgeboon}
Vol wysheid, gaan 't verftand der vrouwen ver te boven.
Ik moet uw dienften, met onze onderdanen } looven.
Verdenk my niet dat ik u ftreel met vleiery ;
Ik fpreek van uwe deugd , 6 fchoone > naar waardy.
Toen 't nootlot my vergunde5 6 Held, metu teleevenj
En teikende ons vefbond, in 's hemels raad befchreven, Zegt Koningin Mary , hebt gy myn ziel gevoed Met wetenfchappen , en het vrouwelyk gemoed Uw ftaatles ingedrukt : gy toonde my door woorden, Door redeneeringen , die fleets myn hert bekoorden* Den ftyl der heerfchappye , en hoe men'tvolk regeert: Ik heb van u> myn Prins , al 't geen ik weet, geleert. Zo fpreekt men aan den difch. men vult de nektarfchaalen, Die, fchuimende van wyn, met goude boorden praalen. Men drinkt den voorfpoed van het koninklyk geflacht. Het feeftgenootfchap fcheid in 't midden van den nacht. De blyde morgenftond , bezaait met purpre roozen,
Begint, na 't zinken van't gefternte, om hoog te bloozen, En ftraalen op 't paleis te fchieten van zyn trans. De voerman van den dag , verfchynt met fchooner glans ii, Deri. I Hoog- |
||||
._ ..
|
|||||||||
66 WILHEMDE III.
Hoogmoedig op zyn kar j om 't zegefeeft te vieren.
Men hangt den wapenbuit, de vaanen en banieren , Den vyand in den fhyd ontweldigt, aan den wand Van Londens wapenzaal. de Leli houd geen ftand: De Britfche Roos verdooft den luifter van haar bladen. De Koning Wilhem zit, beftuuwt van hooffcheRaaden, Gemeente en Edellien } verheerlykt met de kroon, Den ftaf en '% ryksgewaad , verheven op zyn troon. Am- Hoorttoej gyHeeren, die my helpt den rykslaft fchraagen > vmden 'k Heb zaaken van gewigt u heden voor te draagen ■, ml'lit ^° zeSc ny- Cy^er zwygc en luiftert naar zyn woord.) park- Hoe zeer uw rufl j uw heilj uw vryheid my bekoort 5 |
|||||||||
ment.
|
|||||||||
Is elk genoeg bekent. 'k heb, Heeren, maar metfchroomenj
Alleen op uw verzoek , den fchepter aangenomen : En zocht my vandienlaft ? doch vruchteloos, t'ontflaan. Ik heb uw rechten naar vermogen voorgefraan 5 En 't binnenlands krakkeel in 't Britfche ryk bevredigt; Den Godsdienft 3 door 't geweld mishandelt en beledigt 5 Ten tempel uitgejaagt s op 't hooge altaar herftelt. Ik zeilde om uwe zaak naar lerland} trok te veld , En floeg den vyand aan de Boyne met myn vaanen. Ik heb veel veftingen , belproeit van burgertraanen, Uw kerkgenooten , vrygevochten door myn ftaal. Nu keere ik uit den ftryd te rugge in zegepraal. Gy ziet wy weder, maar met krygstropeen belaaden. God fterkte, om uwent wil myn arm: van al myn daaden Komt
|
|||||||||
ZESDEBOEK. 67
Komt hem de zege toe ; zyn gunft verdierit deze eer.
Maar fchoon ik op den troon , als overwinnaar, keer j Wy zyn daarom 't gevaar , 6 Ridders> niet te boven : De nood vereifcht noch meer, zo gy my wilt geloven. Wy ftryden met een Vorft} befaamt door oorlogsmagt: D'ervarentheid gebied dat ik dien vyand acht. De koning Lodewyk is groot en vol vermogen: GyhoortjhoeDuitfchland, voor zyn voeten neergebogen, Zyn zegeftanders af ziet waaijen van de kruin Der overheerde wal ,5 en klaagt op 't fmookend puin: Hoe Karels erfgebied , door zo veel oorlogsplaagen Geflingertj ftaat ten doel van krygsgeweld of laagen j Maar bied kloekmoedig door de wapens tegenftand : Die ruime landftreek grenfl: dicht aan myn vaderland ; Daar trekt myn Legerhoofd de Franlche benden tegen » En dient den Landvoogd met zyn oorlogskunde en degen, Om 't aangevoerde volk van Neerlands grond te flaan. Wy hebben , maar met leet» den uitflag klaar verftaan Van't jongft gevecht, waarin de bloem der mannen fheefde: Daar 't nydig krygsgeluk mjoi wapenen weerflreefde, En d'ongelyke magt den vyand flrerkte in 't veld -t Schoon Waldeks hoofdgezagj (gelvk t geruclit ons meld_) Geftyft door dapperheid, de veldpoft kloek verweerde^ En Kazimier, myn neef > *t geweld van Vrankryk keerde > En zo veel helden } lang verheerlykt door hun vlyt, Zich queeten voor den Staat, als leeuwenj in den ftryd. I 2 Dit
|
||||
6% WILHEMDE III.
Dit droevig voorval maakt ganfch Nederland verlegen.
Nu voegt aen yder in 't byzonder t'overweegen } Wat dienften dat hy heefc genooten van dien Staat: Die heeft zich zelf ontbloot van krygsvolk, omuwquaad> Uw onheil 3 u\v bederf> en flaverny te weeren: Ik landde met die magt in 't ryk op uw begeeren. De Nederlander heeft uw rechten met zyn bloed Bezegelt > en uw kerk behouden door zyn moed. Nu zucht in hoogen nood de Staat om oorlogslieden. Gy moet den Batavier } 6 Britten , byftant bieden , Die 't alles waagde voor uw troon- en kerkbelang : WantVrankryksKoning zweert,doorNeelrlands ondergang> Door fchennis) doorgeweld>en bloeddorft (onsgebleeken Voor weinig jaaren) zich van uw bedryf te wreeken. Dat dodelyk befluit > dat opzet moeren wy Kloekmoedig ftuiten > en de tuft der burgeryr De zekerheid van 't ryk op 't heil der zeven Staaten Stantvaftig bouwen , en ons dienen van foldaaten. Wy hebben oorlogsvolk van nooden in den nood: Te land voor 't leger } en te water voor de vloot. Wy moeten oris voorzien van fchepen9 om de ftranden Van d'een tot d'andre kuft te veiligen voor 't landen: Want Vrankryks watermagt groeit aan van dag tot dag. Wy moeten Lodewyk hct hooge zeegezag Betwiften } en uw rechc befchermen op de baaren. Ik kan u , Heeren, met een vry gemoed verklaaren} Dat
|
|||||
I........ -----------—--------~--------
|
|||||
ZESDEBOEK. 69
Dat my uw voordeel meer behaagt als 't ryksgebied.
De naam van Koningj noch de kroon bekoortme nietj Indien ik in dien ftaat, hoe heerlyk> hoe verheven , Geen klaare blyken van mynzucht voor''t ryk kangeeven. Ik zoek my zelven niet 5 maar uw belang alleen. Al 't geen ik heden eifch , dat eifch ik voor 't gemeen. Om dan met grooter ernft het oorlog voort te zetten, Al d'ondernemingen van Vrankryk te beletten > En onzen onderdaan te hoeden voor 't geweld } Is't nodig, dat gy zoekt naar middelen om geld Te lichten , en voldoet de fchult der legerknaapen : Want geld in oorlogsnood is 't allerfterkfte wapen: Dat moedigt den foldaat > dat wet zyn krygsgeweer > Dat geeft zyne armen kracht. denkt, Heeren, dat uw eer, De glori van myn ryk dit eifcht van uw gedachten: Uw overweging moet den ftaat van 't land betrachten. 't Gevaar j de nood vereifcht een fpoedig raadbelluitj D'lutvoering boven al, op dat men 't onheil fruit'. Veel Prinflen hebben zich in ons belang gewikkeltj Door liefde tot uw Vorft en zucht voor 't ryk geprikkelt: Elk houd zich tot uw dienft, 6 Britfche Raad, bereid, En wacht den fpoed van 't werk uit uwe wakkerheidv Laat dan de toeftant van onze algemeene zaaken, 6 Ridders , 6 Gemeente , uwe ingewanden raaken: Maakt dat my niets ontbreeke. elk geeve in overvloed: Dient my naar eifch met geld: ik diene u met myn bloed. I 3 Maar
|
||||
7o WILHEMDE III.
Maar om myn raadgefprek, 6 Heeren > te befluiten ,
Moet ik u noch in't kort myn ongenoegen uiten. De lefte zeeflag > dien ik hoorde met verdriet > En my gebootfchapt wierde in 't veld , behaagt me niet. Veel hebben daar zo laf hun' oorlogspligt vergeeten> Ik moet door uwe hulp d'omftandigheden weeten. Ik zal niet ruften 5 maar gebruiken al myn macht j (De zaak is van gevolg) om die men houd verdacht Te raaken in "t gemoed. zo word de fchult veroordeelt j Het krygsverzuim geftraft, tot yders lefle en voorbeeld. Indien men 't quaad niet ftuit,noch voorkomt in 't begin, Zo loopt het fpoedig voort, groeit aan en kankert in. Hier is de glori van den landzaat aan gelegen. Men moet met rypen raad de zaaken overweegen. (aan, De vierfchaar fchreeuwt om rechtj ziet vriend noch vyand Maar vonnift naar den eifch. gy hebt myn zin verftaan: Ik zwyge> en laat de zaak uw yver aanbevolen. Die heden recht befluit, hoeft morgen niet te doolen. De koflelyke tyd 3 verwaarlooft , keert nooit we£r. Waakt op 3 befchermt uw heil, uw voordeel > en uw eer. Sl/it" ^a ^at ^e Vorft aldus zyn aanfpraak had befloten , looft den Wierd hy in 't raadvertrek begroet van alle Grooten. Ma, 't De Britfche Ridderfchap j de bloem der burgery {f&cw hy
eifchtten Betuigt haar dankbaarheid : elk roemt zyn heerfchappy>
''ttfk'X- Zyn zucht en yver voor de raft der onderzaaten. JSj^Elk geeft zyn ftem om 't heir te fterken met foldaaten, En
|
||||
ZESDEBOEK. 71
En volk in overvloed te brengen op de been :
Om geld te lichten voor den oorlogsman , en 't geen
De nood vereifcht in deez' gevarelyke tyden s
Om met een grooter vloot den vyand te beftryden.
Al 't geen de Koning wil keurt hier de Ryksraad goed.
Men dankt hem boven al voor't waagen van zyn bloedj %jj*'
Voor d'overwinning , met zyn lyfgevaar verkreegen. hem voor
Elk looft zyn dapperheid , zyn gunft en 's hemels zegen. innrimd.
Hoe neemt uw voorfpoed aan , gelukkig Albion.'
Hoe keert uw ramp in vreugd ! hoe zal d'Oranje Z011 tH°c'
Met ftraalen van geluk uw Britfche Roos befchynen,
De nacht des oorlogs voor dat vredelicht verdwynen »
En 5t kerkgeloof» befhoeit door Jakobs vloekverbond,
Zyn wortels meer en meer verfpreiden in uw grond !
Hoe zal de welvaart van uwe onderdaanen bloeijen,
De rykdoni) door dien gloed gekoeftert, weelig groeijen!
Maar gy, 6 muiters, die noch dolende en verblind,
Uw eige vryheid haat» en Stuarts dwang bemint,
'k Wenfch dat die heldre glans } 6 afgedwaalde fchaareni
De mift van dwaasheid in uw zinnen op mag klaaren :
Gy tracht vergeefs den Vorft te ftooten van den troon,
En Jakob in zyn plaats te fieren met de kroon:
Het zy uw haatluft werkt door heimelyke liftenj
Of vrientfchaps valfchen fchyn, gy zultuw tyd verquiften>
Uw koften Ipillen , want de waarheid, fnel ter been>
Vcrvolgt en achterhaalt de logen in 't gemeen.
Dc
|
||||
-"~
|
|||||
72 WILHEMDE III.
De fchrandre Ryksraad waakt voor 't koninklyk vermogenj
Voor Wilhems troongezag met meer dan Argus oogen: Het zy uw boosheid ftaat door opcnbaar geweld, Ten dienft van Jakobs zaak,naar Jt kroonrecht van den Heldj Gy llaaft, gy woeit vergeefs als krachtelooze wormen- Een rot van reuzen tracht den hemel te beftormen , De magt der Oppergoon te dwingen : Tifon > trots Op honderd hoofden } bouwt en ftapelt rots op rots > Maar moet} zo ras Jupyn de blikfemtoorts laat blinken> Met al zyn muiters in den afgrond nederzinken j En onder 't ftormgevaart verfmooren door den flag. Zo flort hy in een poel van rampen » die 't gezag Der hooge mogentheid vermeetel durft braveeren. Maar laat ons tot de zaak van 't ryk , 6 Klio, keeren > f/w'ftr ^n z*cn met we^ een vtyc ^e Britfche landzaat draaft>
wnLon- En voor't belang der kerke en 't rechtder volken flaaft : Wy zullen»maar met vreugde5 elks bezigheid aanfchouwen.
in'tflick- Men fticht'er plaatfen om de kielen op te bouwen, fdmft- Scheepstimmerwerven 3 naar den eifch van't werk verdeelt. Zlrvm. De wakkre werkman , dien zyn arbeid nooit verveelt» Bouwen Hakt met de byl in't hout, en klooft de Noordfche boomen, ■vanfihe. Qm met een waterjie]r te 2wemmen door de ftroomen , ftn j
En 't zeevolk in den buik te fluiten op de reis.
De houte veiling ryft} gelyk een hofpaleis., Of hooggebout kafteel > of fteenrots uit de baaren. Het woelt aan alien kant van hygende arbeidsfchaaren* Men
|
|||||
ZESDE BOEK. 73
Men houwtj menbonnS men klopt op yzer of metaal.
Een ander fchildert vlag en wimpel » om > tot praal
Op mail en fteng geplantj te waaijen van de fchepcn.
Men ziet'er die naar boord de zeekortouwen fleepen j
Om 't holle ftroomgevaart > de fchuilplaats van de doodj
Te vullen met hun vracht. daar voert men kruit en loot,
Kardoezen, kogels, fchroot, gevulde handgranaatenj
Piftoolen, muskettons op wagens langs de ftraaten.
Men leegt de wapenzaal, en 't magazyn van 't land.
Men ryd met ankertou , met kabels> lopend want,
Genaaide zeilen naar de werf der zeekafteelen.
De werftrom dreunt lanss 't land,om't oor van't volk te ftree- *" ve*Vm
17 der fol-
Het hert te moedigen , om vry en ongepreft, (len, dMten.
Door eigen luft gewekt 5 voor 't algemeene beft,
Ten dienfl: van 't vaderland} te trekken op de vlooten.
Een ander wil te land zyn oorlogsroem vergrooten,
En tekent op de rol dts hopmans, welgemoed
En onbefchroomt, zyn naam. zo groeit de waterftoetj
En landmagt dag op dag door 't klinken van de fchyven.
De koning Wilhem ziet de wakkre krygsbedryven}
Den yver van zyn volk , de voorzorg van den Raat,
De drift der burgery 5 en arbeid vroeg en laat
Om door zyn kroongezag de zaaken voort te zetten:
Dat geeft den handel klem, dat kan de geeften wetten,
De krachten van den arm verdubblen onder 't werk:
De luft en yver maakt zelfs krachteloozen fterk >
11. Dcd. K En
|
||||
7+ WILHEMDE III.
En flyft de zenuwen der flaavende arbeidsmannen.
Hoe veel verfcheelt de ftaat der woedende tirannen Van vroome Vorften, die, zachtzinnig in 't gebied> Den burger en zyn ruft beminnen ! het verdnet Den onderdaanen nooit op hun bevel te draaven ; Men zietze uit zuivre liefde,uit zucht,uit vrientfchap ilaaveii Voor 't heil desKonings, datelkhoog waardeertenfchat: Maar hy, die 't purpre kleed met burgerbloed beklad, Hec recht der volken fchend , en, tegens alle wetten, Den voet tracht op den nek der burgery te zetten , Word zonder luft gedient, maar flechts uit vreeze en fchrik: Men fiddert onder 't juk en beeft elk oogenblik> Men arbeid, maar met angfb beducht voordoodofketen; Daar d'ander zingt en queelt, geruft } en nooit bezeten Van fchromende achterdocht. 6 groot verfchil! maar gy > Die dwaas uw zetel bouwt op fnode tiranny , Uw zuil zal ftorten, door dien grondflag nooit beftendig: Maar heerfchappy, op deugd gegrondveft » ftaat onendig.. Juich dan, 6 Engeland, gelukkig door een Vorft, Die fleets uw heil betracht, en liefkoofl in zyn borft! Volherd in uwen plicht, verlofte landgenooten: Zo blyve uw heiltoneel voor ewig opgeflooten: Zo werde uw rykstroon nooit gedreigt met ondergang: Dat wenfcht myn Zangheldin, die met haar heldenzang Uw Koning volgt op't fpoor,en maalt zyne oorlogsdaaden, Zyn (laatkunde, en beleidin't heerfchen, op haar bladen: Die
|
||||
ZESDE BOEK. 77
Die met vermaak uw vlyt en bezigheid aanfchont>
Uw deugden looftj waar op de Koning zich betrout. Nu ziet men dagelyks gezanten binnen Londen v'mde
Verfchynen, naar den Teems door Vorften afgezonden, fj£^'
Die Wilhem op den troon begroeten met ontzag : Elk offert aan zyn dienft al 't geen zyn ftaat vermag. De Deenfche kroon vooral belooft hem hulp te bieden , tnde.. Deenfcbe
Zyn magt te fterken door getal van oorlogslieden > knon 6m-
Indien 't de nood vereifcht: zo word aan alien kant im.
'Zyn ryksrecht voorgeftaan > de ruft van Engeland Verdedigtj om Europe in deez* verwerde tyden Voor 't fmertende oorlogsjuk van Vrankryk te bevryden. Maar bovenal de Staat van 't ganfche Nederland Unll'er- Betuigt hier , door den mond van zyncn Afgezant > llt^lf.
De vreued der Hoofden en de zucht der onderdaanen. ■?'*"*', 0 byfiandt
Die Staat j geflingert door een buy van krygsorkaanen} van dm
Gedreigt door 'tFranfche zwaard}dat3blinkende uit de fchee> Den band van vrientfchap en de burgerlyke vre£ Aan ftukken fnyd en kerft, doch tegens recht en reden> Neemt toevlucht tot den Vorft in zo veel zwarigheden > En fmeekt zyn byftant in dien hoogen nood : dat raakt De koninklyke ziel» die reeds van yver blaakt Om 't vaderlyk gewelt te dienen met zyn leven : Hy, door verdienfte als Hoofd van't Britfche ryk verheven> Slaaft wel voor 't voordeel van den landzaat in 't gebiedt, Maar *t heil van Nederland vergeet zyn vrientfchap niet. K 2 Hy
|
||||
76 WILHEMDE III.
Hyhoort hoe d'oorlogstoorts>doorVrankrykshaatontfto-
De dorpcn legtin d'afch: hoe Karels velden rooken, (ken> En 't Spaanfche Nederland de vonken van dien gloed Moet leffchen door een ftroom van 't burgerlyke bloed: Hoe Wreetheid j uit haar hoi of kerker losgebroken> De ftaale kluifters breekt van duizend naare fpooken, En fleeptze van beneen gewapent voor den dag: Dat onheil deert zyn hert: hy hoott van ver 't geklag, De naare zuchten der mishandelde onderzaaten : Hy vreeft voor 't vaderland en Neerlands zeven Staaten, Nabuuren van 't gewenS daar 't monfterjhelfch van aart, Zyn moordbazuinen fteektj en vrou noch kinders fpaart, Maar zwaait den dolk aan 't hoofd der onderaardfche ben- Die dodelyke maar , vol rampen en elenden} (den. fejtoit'"1 Beweegt den Britfchen Vorfl, in zulk een hoogen nood, mar Ne- Naar d'overzeefche kuft te zeilen met zyn vloot, everte Om 't volkmetraad endaad kloekmoedig by te fpringenj maakt En 't opgevloekt geweld j eer 't zegepraalt, te dwingcn. merkT*n Hy treed in 't raadpaleis , en maakt aan 't Parlement> 'mentt- ^en noogen Raad van 't ryk zyn overtogt bekent. hat, <//«Elk keurt zyn ooemerk eoed, enzweertby Godsaltaarenj toeflaat, Zyn kroonrecht voor den roof des vyands te bewaaren j imcynlf- De fchoone Koningin te dienen met beleid HonTn^m ^n '* wigtig ryksgebiedt> terwyl de Koning fcheid > '"hllles Maar boven al 't verraad , datJakobs vrienden ftichten, x,aam u T'ontdekken > en 't bedrog zyn masker af te lichten. ** Elk |
||||
ZESDE BOEK. 77
Elk field zyn goed en bloed voorWiLHEMs zaaktepand.
De rykseed word geflaaft, bezegelt hand 4an hand. De Koning maakt terwyl zichvaardigmetzyn Grooten,
Met al zyn Edellien, zyn hooffche togtgenooten > Pilaaren, die, al t'zaam tot flaatlaft opgegroeit, Den rykstroon fchraagen fchoon het onweer raaft enloeitj De bloem der Ridderfchap, der Hertogen en Graaven, Verheerlykt door hun moed en ongemeene gaaven, Zelf Ormonds Hertog maakt zich tot den togt gereet, p*, Met Nortfolk, die voor'trecht op'thoogeraadhof zweet, Met Dorzet , Devonshire, en duizend eedle Heereni En hy, wiens kerkgezag de Londenaaren eeren, De Biffchop, volgt den Vorfl; met Bentink, door zyn deugd De gunft des Konings waard; en Ouwerkerk, de vreugd^S^" En luifter van zyn flam, uit Naffaufch bloed gefproten. Gr00t'n Elk munt op't prachtigft uit. de ionge Britfche loten "> zichm Beroemde telgen van den vaderlyken flam, to&ge- Wier deugd, als dierbaar goud, geloutert door de vlam
Des oorlogs, heerlyk fchynt, en flikkert uit hunne oogen, Verzoeken, voor den voet des Konings neergebogem Zyn gunfl, om neffens hem te zeilen van de kuft: Elk pronkt in 't hofgewaad, op 't fierlykft uitgerufl. Elk groet zyn minnares , en plukt voor 't left de roozen Van haar albafle wang : de hooffche juffers bloozen, Of *t aangezigt verbleekt op 't fcheiden van den vriend, Die wel haar fchoonheid eert, maarook zyn Koning dient. K 3 Zo
|
||||
78 WILHEMDE III.
Zo ftreelt de Vorft zyn lief > de roem der Koninginnen,
Het voorwerp , al de lull van zyn verliefde zinnen. Affciwd- Maria kuft haar Heer j en zegt : vaar wel myn Prins» reje van , D J
de Konm- Myn lief j myn Troongenoot, trek hene 5 ik zoek geenfins>
Nu gy naar Ne6rland zeilt ■> uw opzet om te ftooten : Ik min dien vroomenStaar en al zyn landgenooten* Hun vrientfchap ftaatnoch verfch gefchreven inmynhert: Hun ruft bekoort myn ziel : hun onruft baart my fmert. Verdedig burgerrecht en vryheid door uw ftanders > Befcherm den tempel en uw trouwe vaderlanders > En 't zuivre kruisaltaar , door Jefus bloed gewijdt: Verydel 't oogmerk van den vyand > die » door fpyt Gezwollen , 't heiligdom des Heilands durft belaagen j Ja keer in zulk een ftaat op uwen zegewagen Naar Londens hofpaleis -, dan zal ik> wel gemoedj Vervrolykt door uw komfte , omfingelt met een ftoet Van hooffche jufFeren > met fluiten en fchalmeien? En ftreelend feeftmuziek, u naar den troon geleien. Wy zullen onderwyl door zuchten > door gebe^n En heilig koorgezang 3 met neergeboge leen Voor 't brandende offervuur in Godgewyde kerken, Den voorfpoed van uw togt fteets zoeken uit te werken. Zo fpreekt de Ryksvorftin. de Koning drukt haar mondj Terwyl een zuivre vlam zyne ingewanden wond, En blaakt de groote ziel : hy wil, maar kan niet fcheiden. Mhtt De mannen werken om den toeftel te bereiden.
Wtlift _
De
|
||||
ZESDEBOEK. 79
De fchepen zeilen door den Teemsftroom methun vracht. "**rtit
Al 't geen de reis vereifcht word naar de kuft gebracht, naar Je De ryksvloot toegevoert met volgelade floepen. loVJn' Vorfl Wilhem ryd naar zee. deBritfche burgers roepen,
En fchreeuwen overluit : Vaar wel > 6 wettig Hcer 5 Vecht voor den nagebuur, en keer verwinnaar weer. De huizen loopen leeg •, daar kinders3 mans en vrouwenj Begeerig om 't vertrek des Konings aan te fchouwen, De grimmelende flraat betreden in 't gewoel. Zelf d'oude gryzaart kruipt op krukken van zyn ftoelj En voegt zich by't gedrang met loome en manke fthreden. Veel' volgen zelfs naar ftrand» om hun genegentheden Te toonen aan den Vorft. daar vliegt de bootsgezel. Hier toont matroos zyn vlyt, en klimt gezwind en fnel Langs touwen in de malt > om 't zeildoek vaft te binden. De Britfche Koning naakt den oever met zyn vrinden, ^eJZekt En prachtig hofgezin. de ryksvloot fteekt in zee. '" *■"■ De Windvoogd blaaft in 't zeil, en 't oog verlieft de ree.
't Was winter als de Vorfl den togt had vooreenomen : if»"er- 0 O florm op
Dan buldert Eolus} en geeflelt Nereus flroomen *«.
Met onweerbuijen , dat de zeegolf fchuimt en bruift,
En fchokt de waterveft: j daarze op de baaren kruift. De norfle gryzaart bond de bergfpelonken open, En flaakt de muiters 5 die de zeekafteelen floopen, Wanneer zyn gramfchap raaft. de holle waterrots, Gellingert , ryft of daalt door 't felle zeegeklots. Dan
|
||||
80 WILHEMDE III
Dan ftort de Noordewind , door*t zinken vanzynveder*
Met yflelyk geloey, op 't zwalpend pekel neder: Hy roert het water om, en jaagt de zee , verwoed, Op ftrand of fteenklip aan. die zwaare tegenfpoed Beftryd den Britfchen Vorft, in 't zeilen op de baaren> Gelyk Anchifes zoon , gezolt door zeegevaaren. konilg" Maar d'Opperkoning, die voor Wilhems leven waaktj ZwT," Gezeten °P zyn troon , die van fafiieren blaakts En dierbaar diamant, vol fchitterende glanfien, Van d'englewacht beftuuwt , ziet neder uit de tranflen Van 't heilig hofpaleis , terwyl de wind zo fel iSsi Den vroomen Held beftormt: hy fpreekt tot Michael, denVorJLZyn bode , en opperhoofd der hemelfche ftaffieren- zeegeveid Gy moet van ftonden aan op vlugee pennen zwieren, tebtfcher- . .
men. En zweeven door de lucht, myn Michael, vlieg heen,
Schiet ftraks uw vlerken aan, daal vaardig naar bene£n: Myn zoon , myn lieveling zwerft op d'ontroerde plaflen, Befcherm den Koning, eer de ftormen hem verraflenj Eer 't opgezwollen zout hem en zyn waterftoet, De bloem van 't ryk verllinde, en dompele in den vloed. Gyzult hem door mynmagteen trouwe leidsman ftrekkenj En met een hemelwacht van Cherubynen dekken , Ja voeren op uw wiek den Held naar Nederland? Den Staat, daar 't heilig vuur op myne altaaren brand, Waar voor zyn vroomheid flaaft:gy hebt hem fteeds voor de- Uw gunft, 6 Michael, door myn gezag beweezen, (zen, Voor
|
||||
ZESDEBOEK. 81
Voor waterftoraij voor vuur, voor loot, en oorlogszwaard.
Of't geen zyn leven dreigde, op'thoog bevel 5 bewaart.
Ik wil door zynen arm myn tempelkooren ftichten :
Zyn yver ftrekt een zuil, waar voor't geweld zal zwich ten
Van hem > die redeloos myne uitverkore Bruid
Schoffeert, en na dien hoon inftaale bandenfluit:
Die 't heiligdom verwoeft door kerkgeweldenaaren»
En vrolyk danft op d'afch van myn verbrandde altaaren.
Gy moet myn gunftgenoot geleiden naar de ree.
Maar als gy d'oevers naakt van Neerland s zal de zees
Geflingert door 't gedruis der felle Noordfche buijen,
De fchots van 't blinkende ys als hooge bergen kruijen:
Ik wil voor al myn vriend behouden in dien nood>
Als hy door nevels dryft , en waggelt in zyn boot.
Zo fpreekt de Majefteit > die 't al beheerfcht > hier boven.
De Kooren juichen voor den oppertroon, en looven
De goddelyke gunft. Gods hoftrouwant ftreeft voort, MkhM
Op 't fleeken der bazuin , uit 's hemels ruime poort > naar be-
Met duizend Engelen 5 getrouwe en dienftbre zielen.
Een heilig licht befchynt de koninklyke kielen,
Zo ras de hemelwacht > die voor den Koning waakt,
D'ontroerde golven, daar de ryksvloot dwaalt, genaakt.
Vorft Michael beftraft de winden , ftreelt de ftroomen > *?H~,
Jlrajt de
In 't bruizen} met zyn ftaf > om 't woeden in te toomen> »<W«».
't Geweld te breeken , en den onverfchrokken Held > Wiens moed geen water fchroomt,noch vuur in't oorlogsveld, n. Deel. L Te
|
||||
82 WILHEM DE IIL
Te voeren naar de kuft 5 op 't goddelyk behagen.
tnoZn" Zo krygt de zeegezel , gefchokt door wintervlaagen» Soever ^en ftrandberg in 't gezigt, maar word door 't ys geftuity in-tge- £)at aan den 0ever dry ft. de braave Vorft befluit zigt. De *
kcb/jjj Van boord te ftappen > en , in 't midden der gevaaren,
1 ?J^ Door kracht van riemen 't ys te breeken op de baaren. fiau 7m- De trouften volgen in de boot. een dikke damp, ^k,/'ka Een nevel dekt de lucht} en baart weer ramp op rampy Men door Terwyl de zeeman roeit. men ziet de zonneftraalen» fchotfen, Ontluiftert door de mift} bedroeft in 't pekel daalen. '' De druppels druipen van God Febus pruik in zee. De bruine naeht verfchynt » maar voert geen fterren me£, Noch hemellichten , die den vaalen nachtrok fieren. Zo doolt het Licht der kerke aan 't ftrand der Batavieren In 't duifter door den vloed : maar 't hemelheir geleid Na zo veel zwarigheen, door Gods voorzienigheid, De boot door ys en mift behouden aan de ftranden ■, Daar Wilhem Henrik en zyn rampgenooten landen. Bywarmt ^iej. ^zt een boumans hut, een arm en flecht gebou 3 zyn kottJe c
mnam £)aar treed de Koning in •> doornat en ftyf van kou.
tm boe- De huiswaerd fprokkelt hout en fpaanders by de wegen, 't,£nlegtzyndragtaan|tvuur}tot Wilhems dienflgenegen. Hier draagt geen guide ftoel het lichhaam van den Vorftj Maar fleehts een oude bank» vergaan en vuil bemorft 5 Vernoegt den Troonmonarch in 't droogen van zyn leden. Men ziet geen wandtapyt, noch hooffche koftlykheden, Maar
|
||||
Z E S D E B O E K. 8j
Maar kouter, fchup en fpa. hier word geen hof banket,
Maar boere mondkoft, op den manken difch gezet
In houte nappen , door den ouderdom verfleten.
Zo zag men God Merkuur met Jupiter gezeten>
Al fpyzende , onder 't dak van Baucis } door haar man
Met riet en ftro gedekt: die geeft al wat zy kan,
Schaft moes voor Goden in gebrokene aarde vaten.
In fteene fchotelen , en 't fmaakt hun boven maaten.
De Konins Wilhem dankt den landman als hvfcheid: <»f<£«/*
De blyde tyding van zyn overkomft verfpreid «o»M-
Zich ftraks door t ganlche land, enbrengtaanallekanten^Mtf-
Den burger op de been. de troep der lyftrouwanten, %ZrJm
Voor af gezonden , rent den Troonvoogd in'tgemoet. H**s'
Geleerde Zufters, die myn heldenveder voed
Met ftroomen uit de bron van Helikon; Godinnen, Die door uw zangen ftreelt God Febus oor en zinnen, Begunftigt hier myn toon, op dat ik recht verhaal 't Gejuich der burgerye, en Hollands zegepraal. Eynde van het zefde Boek.
|
|||||
L 2 VER-
|
|||||
84
VERKLARING
Van de PRINT voor'tVII BOEK. TLTier praalt de Zegeboog } tot Koning Wilhems eer,
In's Gravenhaag gefticht: de dappre Vorjl, gedreven
fDoor oorlogsluft> wilzich te paard naar V heir begeeven: Hy zwaait j geperjl tot wraak > 'tgevreefde krygsgeweer.
Voorzichtigheid beftiert den toom t terwyl haare oogen In 't fpiegelJlaartn op der Ouden heldendaan.
'De Maagdi zo ryk met geld en oorlogstaig belaan,
Verbeeld hier Nederland > zyn miltheid en vermogen. Een Vrou van Staat, bekleed met zeven Tylen > bied
T)en Vorjl zyn Jlormhoed aan. Alcides velt gedrogten 5 En baant de wegen voor de koninklyke togten > Terwyl de Rover, met zyn wolfsv el, duikt en vlied.
Een 'Dwingeland bejlryd, naar 't voorbeeld der barbaaren-, Een * eedle Vrouw: (by draagt eenpook en beurs met geld)
Terwylhaar \fchoonjle Maagdgefcbaakt word varu't
G ewe Id, Rooft hy haar Stedekroon, en fcheert heur Korenaaren. T)e Reuzen werken in defmis van God Vulkaan :
BeUone moedigt hen in 'tfmeeden van haar wagen- God Eolus bejlraft cm hoog de Wintervlaagen, Enjleept den Hoofdftorm by zyn gryze pruyk gevaan.
*De zee bedaart. men ziet de Watergoden queelen, En Wilhfms zeetriomfop 't gladde pekelfpeelen. * De Spaanfihe Hederlmden. t Berg/n. ** *
|
||||
>w.
|
|||||||||||||
! il
|
|||||||||||||
■4-:
|
|||||||||||||
'"/>
|
|||||||||||||
Sf
|
||||||
WILHEM DE III.
|
||||||
Z E V E N D E B O E K.
; E Vorft genaakt den Haag, verilert met inhai,»g
zegeboogen. ~" 'De Maagd van Nederland f een juffer w,,LH£m
° v J m den
fchoon van oogen > H**g.
[En welgemaakt van Ie£n, wiens aange-
naam gelaat Den Koning lang beviel} verfchynt in 't feeftgewaad,
Verzelfchapt met een fleep van knechten} en ftaffieren, Een hofgevolg bekleed met fchilden en banieren* Waar op de wapens van den Keizerlyken Stam Der Vorften , uit wier bloed de Prinszyn oorfpronknanb Op't heerlykft pronken, met hun ftaat- en krygsbedryven> Die 's lands kronyken ons in overvloed befchryven. Men ziet twee Wilhems, elknaar 'tleven, inheurvaan. Men leeft wat Frederik , wat Maurits heeft gedaan, En d'overwinningen van yder in 't byzonder. Maar boven al den Held, die > als een oorlogswondeiy Zyn ftrydbre Vaders volgt, vergeet de Tuinmaagd niet. Zy draagt de vruchten van zyn groeizaam krygsgebied L 3 In
|
||||||
%6 WILHEMDE III.
In haaren ftanderd om , voor 't oog der onderzaaten.
Zo ftaptze in't feeftgewoel hoogmoedig langs de fixaaten. De ftaatrok fleept van 't lyf. d'Oranje bloefem hult Haar blonde vlechtcn ; en de tabberd, ryk vergult Aan alle zoomen, pronkt met applen van Oranje, Naar yt leven geborduurt. de Koning van Britanje Omhelfl de fchoone Maagd, en licht haar van den grond, Terwylze nederknielt. hy kuft den blanken mond. Zyt welkom zegtze, 6 Held , myn lief, myn welbehagen, Ik groete u, brave Prins , op uwen zegewagen. Gy nadert in triomf, als Heiland van Euroop, Behouder van den Staat > door zulk een vaften knoop Verbonden aan dit land : gy ruimt uw heerfchappyenj Drie ryken , om de ziel van Neerlands burgeryen Te ftreelen door uw komfte. 6 tyd, 6 dag, 6 uur Zyt driemaal wellekoom .' uw byzyn ftookt een vuur Van ongeveinfde vreugde in'therte, en ftreelt onze aders. Hoe zuchtte uw vaderland .' hoe treurden d'oude Vaders, Wanneer gy, door den. nood van Albion gepreft» Van dezen oever zeilde> om voor 't gemeene beft, De vryheid en 't geloof uw leven op te zetten } En 't al te waagen voor de burgerlyke wetten! Gy hebt voor't recht van't volk geftreen > gewoelt, geflooft: Nu keertgy weer3myn Prins, maar met de kroon op't hoofd : Nooit moet de bitfe nyd uw troongebied beftryden, Noch 't weifelende lot uw hoogen ftaat benyden : Maar
|
||||
ZEVENDE BOEK. g7
Maar voorfpoed en geluk groeije aan van dag tot dag;
En blyve aan u gepaart in 't koninklyk gezag :
Zo moet uw vyand voor u\v wapenklanken beeven,
En gy in ewigheid Europe wetten geeven :
Dat wenfchtuwvorftenwiegj den Hage > en't ganfche land,
Wei eer in 't krygsgevaar verdedigt door uw hand.
Zo fpreekt de Maagd : terwyl de landgenooten praalen
In ftaiikleeden j om den Koning in te haalen.
De Haagfche burgery, in ryen net gefchaart,
Befluit de zegekoets : 's lands Adel draaft te paard ,
Met diamant gefiert s en goude wapenrokken,
Met veders op den hoed, men trekt de tempelklokken j
Die brommen in 't gewoel , en juichen uit haar trans
Den Stedehouder toe. de Vryheid drilt haar lans»
Verheven op haar kar : zy fleept de Moordharpyen j
De Wreetheid, het Geweld en alle Razernyen
Gekluiftert aan haar as. de Godsdienft volgt de vreugd
In 't zedig kerkgewaad> verzelfchapt van de Deugd,
Van Vroomheid, Eendragt,Liefdej en al haar fpeelgenooten,
In 't hemelhof geteelt, Gods uitverkore loten.
De Vaders leggen nu den laft der ftaatzorg ne^r,
En ryden door den drom, daar 't biinkende geweer
De zon in d'oogenfchynt. den Haag verheft haar kruinen.
De trommen klinken met fchalmeien en bazuinen.
De zwangere kortou barft Jos met flag op flag j
En groet den Koning op dien zegenryken dag.
Men
|
||||
88 WILHEM DE III.
Men ziet de daken van ontelbre menfchen krielen >
De wegen zwart van volk > van oude en jonge zielen, De praal van Nederland, deHaagfche jufferfchap> Door minnaars voortgeleid j flygt vrolyk langs den trap, Om 't zegefeeft te zien , op hooge galleryen-, Voorheen' tot elks gerief gebout aan beide zyen Der grimmelende ftraat j en yder groet beleeft Den Heiland van Euroop , die met zyn wagen ftreeft Naar 't opgepronkt paleis » gevolgt van burgerfchaaren , Door zegepoorten en uitmuntende eerpilaaren. De jonge maagden tre£n, verflert met laureblaan, En hefFenj elk om ftrydj een vrolyk feeftlied aan5 Tot WilhemHenriks roem, die op zyn heldentogten De fcherpe klaauwen brak der woedende gedrogten; Die *t ryk bevredigde} 't geweld ten lande uitjoeg» En Jakobs leger aan den ftroom der Boyne floeg. De Rykdom, door den Vorft gehandhaaft in de fteden Van Ne£rland 5 volgt den ftoet met opgetooide leden: De tabbert blinkt van goud , de vlecht van diamant. De Scheepsvaart ment haar koets > aan alien kant beplant Met vlaggen, wimpelen, met ankers 5 fcheepskortouwen, En 't geen de zeetogt eifcht : zy veftigt haar betrouwen Op Wilhems zeebanier, en eert hem , als een God, Wiens arm dendrytandzwaaitj hem toegedeelt door't lot. De Leeuw van Holland viert denKrygsvoogd, die voordezen Zyn klaauwen heeft gewet3en't bloedj verkoelt door vreezen, Op
|
||||
.—
Z E V E N D E B O E K. «$ J
Op niew ontvonkte in al zyne aadren door den gloed
Van zyne dapperheid, en vorftelyken moed: Dat moedig Dier geleid met opgereze maanen Den grpoten zegefleep 5 en voegt zich by de vaanen Der oorlogsmannen, die > geplaatft voor 't hofgebou, Afwaaijen van de borft. daar bralt de wapenfchou. Hier geeft de burger vuur> en groet uit koopre kaaken, Bezwangert van de vreugd, den Veldheer■> in't genaaken. In 't korc den Haag verftrekt een heerlyk fchoutoneel. 't Gefpan van Febus fpeelt in 't brandende gareel > En huppelt vrolyk voor den fehitterenden wagen: Hy ziet de prachr., en fchynt zyn dagreis te vertraagen, Door Ne&rlands vreugd verruktj tot endelyk de glans Van 't albeftralend licht ftort neder van den trans, En Ipoelt de wielen van de dagkoets in de ftroomen. |
||||||||||
Men ziet in *t zwarte kleeddennachttevoorfchynkomen:
|
||||||||||
Noch wykt de blyfchap niet j maar tart de duiflernis.
Men fteekt het vuurwerk aan. een ander fpreid den difch. Men banketeert. men fchenkt den wyn ingoudefchaalenj Daar 's Konings Edelli^n zyne oorlogdaan verhaalen. De tafel danft van vreugd. het fierlyk hoftapyt Krygt ooren door 't verhaal. al 't beeltwerk ftaatverblyt. En fchynt te juichen door de wondren aan te hooren* Geen nachtruft vleit het hert. geen flaap kan 't oog bekooren. Men zegeviert» tot dat de purpre dageraat De morgenpaarden wekt} en voor hunne aflen flaat. II. Dcel. M Zo
|
||||||||||
- - - -......... -- ■■ -
|
||||||||||
" *" ~HH
5>o .WILHEMDE III.
Zo word het prachrig feeft op 't herelykft befloten,
En Wilhem in 't paleis onthaalt met al zyn Grooten. Elk treed ter hofzaale uit naar 't ledekant, beluft Op flaapen, en verfrifcht zyn leden door de raft. De middagzon befchynt de vorftelyke daken» Terwyl de hoveling en 't burgervolk ontvvaaken. nop- De Goden van den Staat verfchynen in 't paleis* den van En elk verwellekoomt den Koning van zyn reis. begmttn E^ looftzyn vriendfchap, die hem voerde aan deze ftranden, dm ko- 2yn zorg, en yver voor de ruft der Nederlanden > Zyn zucht voor 't heiligdom, en 't recht der burgery,
Gedreigt met fchennis en uirheemfche tiranny. Am. Schoon 't nootlotj zegt deVornSberoemdeBurgerheerenj %Z*dm My kroonde in 't Britiche rykj ik kan u heilig zweeren , Mivtn. £)at my geen eigebaat noch ftaatzucht dwong de kroon t'Aanvaarden > maar alleen myn yver om den troon Te dienen met myn bloed in d'algemeene elendenj Den godsdienfl: voor te ftaan, en met myn Britfche benden Ons bondgenootfchap, en u\v landen, door den haat Van Lodewyk gedreigt, in dien verwerden ftaat Myn hulp te bieden, en uw legers met myn vaanen Te fterken in den nood, tot heil der onderdaanen. 'k Heb van myn kindfchheid af myn vaderland bemint: Maar toen gy my de magt van 't wigtig krygsbewint, En 't ftedehouderfchapj oHeeren, hebt gefchonken, Zaagt gy van dag tot dag myn oorlogsgloed ontvonken , Myn
|
|||||||
..- .... ___
|
|||||||
_________i—
|
|||||||
....... .......
ZEVENDE BOEK. pi
Myn yver groeijeiij om op 't vaderlyke fpoor
Uw vryheid en hct recht der landgenooten door
Myn wapenen den muil der Moordharpy t'onrrukken:
Gy hebt myn poging door Gods byftant zien gelukken :
Dat zelve vuur> die liefde ontfteekt myn ingewand.
Ik heerfchej als Koning,maar ten dienft van 't vaderland.
Indien myn arbeid kan Europes ruft verwervenj
Dan zal ik welvernoegt voor Jefus altaar fterven.
De Vaders ftaan verftomt. elk hoort het vorftlyk woord j
Dat yders boezem ftreelt > en 't hert door 't oor bekoort
Men raadpleegt in 't vertrek. men overweegt met oordeel Riadpu-
De zaaken van den Staat > en 't algemeene voordeel. fS^!
Men fpreekt van 't leger> van den bondgenootenvriendj^^^"
Die om zyn eigen zaak *t belang van Ne&rland dient.
Want yder word door 'tftaal van Vrankrykaangegrepen.
Men overweegt de magt der vloote en oorlogsfchepen j
KieftHoofden voor den togt, Zeehelden, vol beleid>
Neptunus zoonen s lang vermaard door dapperheid.
Men zweet in 't raatgeftoelte. elk overlegt met reden
Zyn woorden, eer hy fpreekt. de nood eifcht bezigheden.
st Gevaar ftaat voor de deur. de felle krygsftorm loeit,
En dreigt den hulk van 't land, het Franfche legergroeit.
De magt van Lodewyk, in roofluft uitgelaaten,
Belaagt aan alien kant de ruft der zeven Staaten.
Dat opzet tracht de Vorft te weeren door vernuft>
En heldcnarrebeid. zyn geefl, die nimmer fuft>
M 2 Blyfc
|
||||
pz WILHEMDE III.
Blyft onvcrmoeid in 't werk. hier gaat geen dag verloren.
Hier word geen uur verzuimt. men woelt om 't quaad tc En't onheil,eer 't genaakt,te ftuiten in zyn vlucht. (fmooren, Veel Prinflen van Euroop, verwittigt door 't gerucht> Dat Koning Wilhem ftak van d'overs op de baaren, Om met zyn watermagt naar Nederland te vaaren > Verfchynen hier ten hove, op 't heerlykft uitgeruft, Met hofftoet en gevolg van knechten: yder kuft De handen van den Vorft, en zweert zyn magt teftyven. D«x««>-.Men ziet 'er Beyeren, vermaard door krygsbedry ven * ™£™eye.Met Brandenburg, wiens lof de Faam alom verbreidj |
||||||
nn, en gn Gaftanaga, die voor 't recht van Karel pleit
Branden- ° r
burg, de In *t Spaanfehe Nederland ; en meer doorluchte mannen,
de cTflL Die met de Britfche kroon en Holland t'zamenfpannetl. wffiU")3- ganfch Europe vloeit in 's Gravenhaag by een, Je ?%*' Door Afeezanten, die de zaal van 't hof betreen. ver/cby- 6 Vorftelyke wieg, 6 Tempe ryk van weelde, Haage. Daar vrou Natuur, met kunft gepaart, haar fchatten teelde, Haar rykdom zaaide, beur uw kruinen aan de lucht! Bra veer, 6 *s Gravenhaag, ftof ewig op de vrucht. In uwen fchoot gequeekt ! hier wierd een Prins geboren, Maar nu door deugden en verdienften uitverkoren Tot Koning, om den ftaf te zwaaijen voor 't altaar Van d'Oppermajefteit, en Gods geliefde fchaar, Door zielsgcweld geprangt > verdreven en verbannen, Uit have en erf gefchopt door 't woeden der tyrannen, Te
|
||||||
ZEVENDE BOEK. s>3
Te trooften in haar leet* den hoon en 't ongelyk
Te wreeken, en haar ziel te ftreelen in zyn ryk.
Noch eensj 6 luftprieeU's lands Eden, hoog vanwaarde,
Verhef uw toppen aan den hemel, ftyg van d'aarde
Veel hooger dan de zon j 't Euroopfche Godendom
Verfchynt van alien kant in uwe kreitfen j om
De wysheid van uw Vorft, uwzoon> eningeborenj
(Een eer die nimmer zal verfterven) aan te hooren.'
Nu bloeit de Dichtkunft door de Nederlandfche ftee'n.De *»»/*
De komft des Konings noopt der Dichtren bezigheen. nmgs Men ziet Apollo zelf van Pindus heuvel daalen, Si>tkt7m Verheven op een wolk, bekleed met hemelftraalen: &f'Uo
De harp ruft in zyn arm: de lauwerkroon verfiert </*«//»*-
11 •» c i i • der m een
De goddelyke pruik, die om zyn fchoudren zwiert» mik,
Bewogen door de lucht: de rei der Zanggodeflen»
Die 5t heilig fpeeltuig roert naar vader Febus leflen j
Gelaaftj gevoedftert met Parnaflus lekkerny,
Zit neder voor den troon der wolken aan zyn zy.
Ontwaakt myn zoonen»zegt de Zanggod > hoort myn reden.'"bevttU
Ik floeg myne oogen van den Zangberg naar beneden, •"»</«
hi i 11111 n daaden Op Hollands vreugderoon. lk hoorde 5 bly van geelt, «*»
"t Gejuich der burgren, en't gedruis van 't zegefeeft$ jm ^m |
|||||||||
tebefchry-
|
|||||||||
Toen Koning WilheMj op zyn ftafikoets geftegen ,
Wierd plegtig ingehaalt langs d'opgepronkte wcgen. Op, op > 6 Dichters, laat uw kunftig dichtpenfcel Nu maalen voor den Vorft een levend tafereel: M 3 Ver-
|
|||||||||
ven.
|
|||||||||
<>4 WILHEMDE III.
Verbreid de wondren van zyn arm} befchryft de kroningj
Verewigt door uw pen de deugden van den Koningj Die» waar zyn fabel blinkt, in 't ftryden zegepraalt. Heeft Griekenland den lof der helden afgemaalt> Vrou Thetis zoon gevolgt > en Hektors oorlogstogten Befchrevenj en die voor of tegens Troje vochten, Die 't ryk beftreden, of verdedigden, wel eer Zoo hoog verheven door de dichtichacht van Homeer! Heeft Maro > door myn gunfl: van heilig vuur aan 't blaaken» 't Geflacht van Dardan, uit den brand van Priaams daken> Gezolt door Junoos wrok en 't woeden van de zee> In heldendicht gevoert aan Vorft Latinus reej En daar Eneas moed, zyn ftrydj en oorlogsdaaden, Tot Turnus flortte in 't bloed, verheerlykt op zyn bladen! Deezeeeuw verfchaft een Held, 6 Ne&rland: voor uwdicht, Voor wicn Anchizes zoon, Achil en Hektor zwicht: Die Agamemnon trotftj het HoofdderGriekfchevlooten, Met al zyn heldenftoet en koninklyke loten. Men roem* geen Jazons moed, die Kolchis guide vacht Naar 't oud Teilalien in 't zeefchip Argo bragt: Noch Ajax die den gloed uitblufchte met zyn handen» Als Hektors toorts de vloot in brand ftak aan de ftranden: Noch Held Alcides, die 't geweld der monfters breekt: Noch Pirrus die de dood van zynen vader wreekt Op Priaam, door zyn vuift voor 't hoog altaar verflagen: Al d'eer der helden* daar myn zoonen van gewaagen Word
|
||||
ZEVENDE BOEK. p?
Word door de lofbazuin van dezen uirgedooft.
Wei aan dan , telgen van Parnaflus, zingt, en loofc
Zyn daaden door uw zangj ik zal uw geeften fterken
Met ftroomen uit myn bron5 en op uw zinnen werken.
Maar gy> Onwetenheid, die, dolende en verblind,
U zelve liefkooft, uw gebrek en dwaasheid mint*
Verlieft, verflingert op de fmetten van uw wezenj
Uw onvolmaaktheid heeft my lang gewalgt voordezen:
'k Verbiede u dan dit werk 't ontluiftren door uw wys
En ftamelenden toon> en nimmer naar den prys
Of d'eer te dingen der uitmuntende Poeeten:
Maar is u reeds de ftraf van Marfias vergeeten,
Den Sater» dien ik vilde in Frigie, om den hoon,
Myn zangkunde aangedaan^ en wilt gy naarde kroon>
6 Aterlingen} van myne echte zoonen fteeken?
Ik zal my, als voorheen, ookvanuwhoogmoedwrceken.
Dat zweere ik by de bronj die 'toor der Goden vleit,
En by 5t gevleugelt paard, dat op myn heuvel weid.
Hier zwygt Latonaas zoon. de negen Zufters queelen s
En zingen voor den troon van Febus onder 't fpeelen.
Kaliopej gewoon den heldentoon te uaan,
Gaat voor, en fteekt den luft der Zanggodinnen aan:
Zy roemen te gelyk Vorft Wilhem op haar fhaaren,
Terwylze in 't midden van de vreugd ten hemel vaaren. B* Ztmi-
De wolk verdwynt, en voert den rei naar Helikon. Jvy»t,at
De Dichters drinken uit de zuivre Paardebron^
Door
|
||||
" ■ ■" ~ ■""" ■"■ ■■■ ■".........----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------——---------------------------'-------------------------------——.....-——--------------------------------------- --■■ ■ -
96 WILHEMDE III.
dehand Door Febus miltheid voor zyn waarde gunftgenooten*
JJ^t,' Om Wilhems krygsbedryf te zingen, opgeflooten. Zo weid de dichtkunft ruim in zulk een ruimen ftof. DegeUer- Een ander volgt den toon van Cicero (wiens lof m"rs'' Onendig leeven zal in fchrandere gedachten, ^tn'toZn- ^° ^an8 men wysh^d in de waereld hoog zal achten) ktar de £n fteekt de lofbazuin in onrym voor elks oor j Konink- J
lyke over- Dan dreunt de marmre zuil in 't hooge tempelkoor.
wmnmgm jj.^ y^ ^^ Zangheldin haar yver niet bedwingen,
Om uw geleertheit in 't voorbygaan op te zingen, Doorluchte Grevius; 6 zon van ons Atheen! 6 Luifter van deze eeuw! de Stichtfche Domkerk fcheen Te leeven, als uw mond met hoogverheve toonen Uitbromde Wilhems roem in 't oor van Pallas zoonen. Men zag den tempeltrans verryzen uit zyn puinj En fteigren naar de lncht met zyn gefloopte kruin. Zo wierd door 5t ganfche land de krygstrompet geftoken > En 't heldenwerk in rym of onrym uitgefprooken: Miltheid Daar d'Edelmoedigheid des Konings zich vertoont >
tings"' Als zy den arbeid met een vorftlyk pand beloont.
Hoe dikmaal zal ik» van verwondring opgetogen, Uw beeltenisj 6 Vorft, aanfchouwen met myne oogenj U en uw Koningin 5 wel diep in goud geprent» Maar dieper in myn hert; daar word uw gunft erkent Met alle dankbaarheid; daar word uw deugd verheven: Gy fchenkt u zelf aan ons. wat kunt gy grooter geeven? Maar
|
|||||
_
|
|||||
Z E V E N D E BO E K. 97
Maar rek uw toonen niet te lang, myn Zangheldinj DeDich^
De zucht voor rebus en zyn kunft verrukt uw zm: maant Keer weder, om den vlyt des Konings aan te fchouwen ; z»nghti-
Die Karels grenzen, zynkafteelen, engebouwen, £™t™ Voor tegenftant gefticht, bezet met oorloesvolkj nxarde
Daar Vrankryks Legerhoofd, gewapent met zyn dolk, fchnnt-
Verwoeft, verdelgt en moord de Spaanfche Nederlanders. te ztlgen. Daar Bergen in dien nood, omringt van Leliftanders, De vlam ziet blaaken voor den muur, en vecht vol moed Op 't neergeftorte puin der daken, door dien gloed Geblikfemt, en gefloopt door felle donderllagen. Verhoog uw heldentoon, myn Klio , volg den wagen» De krakcnde afien van Gradivus, die, verwoed, Zyn roflen dryft op 5t fpoor, befpat met heldenbloed: Gy moet een lange ry van oorlogsplaagen tellen, Verwoefting, en geweld op uwe fhaaren ftellen : Want ganfch Euroope flaat in 't harnas. yder grypt De wapens aan. Vulkaan, aan 't werken, fineed en flypt Bezigheid In winkelholen , daar de fchoorfteenvlammen rooken. 1Hn De knechten beuken 't ftaal op't aanbeeld,onder 't fmooken,'? ''fmee- * ' den van
En jaagen 't klamme zweet uit fpieren en gewricht. ""K
Hier houd de Wreerheid met heur Bloedraad hof. hier fh'cht
De Dood haar zetel, en belaagt de ftervelingen. De muur van'tfmidshol pronktmetdolken,fpieflen,kIingen, Met bylen, fyn van ftaal, en 't geen de mobrd bedacht Veel jaaren, tot bederf van 't menfchelyk geflacht. N De
|
|||||
*
|
|||||
5>8 W I L H E M D E III.
Mum De woedende Belloon bezoekt de nachtfpelonken
6zfcl% Van Mulciber, en ftapt, op 't ftuiven van de vonken, vuikaa», £n >t klinken van 't metaal , recht op zyn woning aan: Zy ziet de reuzen naakt voor 't gloeijend aanbeeld ftaan , En zwoegen in de vlam. ik heb u\v hulp van noden, Vulkaan, zo fpreektze, die wel eer voor't Hoofd der Goden, Den grooten Jupiter, den blikfem hebt gefmeed> Den drytand voor Neptuin, wiens arm de golven meet, En peilt de diepte van den Oceaan. de tyden Van ooreloogen en afgryflelyke ftryden Zyn nu geboren. 't volk is tegens een gekant. m pnjt 'k Eifch moordgereetichap, ftaal en wapens van uw hand. fmeden Ik wil in Vlaanderen myn oorlogszetel ftichten: feneZ ' Daar ik wel eer door dwangmetVader Mars mod zwichten, En ruimen voor de Vree den bodem, tot myn fmert. Ik heb dien hoon gekropt veel jaaren in myn hert. Nu barft myn wraakzucht uit,en werkt op d'ingewanden Van Koning Lodewyk: ik zie zyn krygsvuur branden: Hy loert op Karels erf, en Ne£rlands Staatgebied. My is bewuft al 't geen in 's Konings raad gefchied: Gy hebt alree met my zyn woeden aangekeeken , En hoorde by Fleury de bloedbazuinen Iteeken : Nu houd hy 't hoofdfieraad van 't Henegoufch geweft Beflooten, en verdeelt zyn vaanen voor de veft: zyvoor. Hy voert zyn ganfche magt voor Bergen, om de wallen, Ifrtv'- Die Prins de Berghes trou verdedigt, aan te vallenj |
||||
ZEVENDE BO EK. 99
En zal den fterken muur verovren, eer de zon r!ns «**
Bergen,
Haar paarden twintigmaal ververfcht in Nereus bron.
Door deze zege zal zyn hoogmoed hooger ftygen,
En werken om Euroop in zyn geweld te krygen:
Dat zal de Koning, die den Bririchen fchepter zwaait,
(Een as waar op 't belang van ganfch Europe draait )
Nooit dulden,maar,aan 't hoofd der trouwe krygsverwanten,
Zich tegens 'topzet van den Franfchen Troonvoogd kanten.
Dan zal men 't edel bioed van menig dapper held,
Gelyk een ruime zee, zien vloeijen over 't veld.
Ik zie met vreugde alre£ den florm vol oorlogsvlaagen
Verfchynen, bloeddorft, moord> en vreeflelykeplaagen.
De fabels breeken in de fterke vuift door 't flaan,
De buflen barften door den gloed. werk, werk, Vulkaan,
Schaf oorlogstuig, en laat Bellone niet verlegen.
Ik ben, 6 Krygsvoogdes, zegt Mulciber, genegen vulkaan
Om u ten dienft te ftaan, en reeds, op 't hoog gebod ^f«
Van Mavors, dien ik volge , in NeMand met myn rot™£?el':
Van reuzen aangeland. ik heb voor uw foldaaten
Myn fchoorfteen hier gefticht, en Lemnos kuft verlaaten.
Myn dienaars hygen door den arbekl nacht en dag.
Gy ziet hier wapentuig van veelerbande flag, m lied
Al vaardig om aan 't volJc in 't ftrvden uit te deelen: haar 5?"
Zo kunt gy, naar uw zin, Bellone, uw krygsrol fpeelen.
En gy, mynknechten, flaaft voor'toogderKrygsgodes,
Verdubbelt flag op flag in Y fineden, volgt myn les >
N 2 Elk
|
||||
•
|
||||||
100 W I L H E M D E III.
Elk moet zich voor 't belang van God Gradivus quyten.
Zo fpreekt hyj en men ziet de zwarte gcvels fplyten > De muuren waggelen door 't klinken op 't metaal. De vonken vliegen door de fmis, gebeukt uit ftaal Of yzer} door de vuift der grove winkelknaapen; En d'ongevormde ftof herfchept zich ftraks in 't wapen. De winkel ftaat in brand, geen Etna gloeit zo fel> Noch Plutoos jammerkolk, de vuurpoel van de hel» Myn Zangnimf tree te rug, verlaat de naare holen > Maar vryf uw leden niet aan roet of doove koolen > En zwarte wanden van Vulkaan, den wapenfmit: De dikke damp heeft reeds uw ingewand verhit, Uw gorgel uitgedroogt. helaas! waar wil dit heene? Haar ftem bezwykt. Apol> aijfchenk haar Hipokrenej Of anders blyft haar keel tot zingen onbequaam. 't Gaat wel, myn fmeeken is den Vader aangenaam j Hy hoort myn bede> en laaft myn Zangheldin van boven. Ik zal in ewigheid uw gunft, 6 Febus > looven, En, door uw hoevenat gefterktj myn heldentoon Voltrekken, naar uw wil en hemeHche geboon. uetora- Men zag 't orakel, dat Belloon had uitgefproken j seiln" Door d'uitkomft waar gemaakt,en Bergen}door 't beftooken, ^w'En fel beftormen van den grooten Lodewykj Zich vlyen onder 't juk van 't Franfche koninkryk.
De Berghes had zynplicht, alsStadvoogd,waargenomen, De pollen kloek verweert, en't Franfche bloed by ftroomen, Door
|
||||||
-
|
||||||
Z E V E N D E B O E K. 101
Door fellen tegenflant > vergooten op den grond
Van Henegouwen, daar *t beftrydend leger ftond. Zyn oogmerk was voor 't recht van Karel 't al te waagcn. Als dit de burger zag, begon hy laf te klaagen, Door paapen opgehitft: wy zien, helaas! de ftad, Zo gy den Koning tergt, met burgerbloed beklad. De vlammen weiden in de tempelen, en daken Van onze woningen. de heiligdommen blaaken» En fmooren onder 't puin. wy hooren uur op uur Het donderend gekraak der bommen in den muur. De vrouwen weeneiij en de zuigelingen kermen. Geef op de flad, indien gy 't leven wilt befchermen Der weereloozen, die, gedrukt door hoogen nood, Vaft beeven in 't gevaar, en fchrikken voor de dood. Maar Prins de Bergheszochthunmoedin'tlyftefpreeken: De nood, waar van gy rept, is ons noch niet gebleeken, 6 Burgers, zyt getrooft, houd moedj ik zal met luft Myn bloed opoffren voor uw algemeene ruft. Indienge u overgeeft, ai zegt s wat zult gy winnen ? Wilt gy uw dochters, en uw vrouwen, als flavinnen> Uw zoons, alsflaaven, zien geketent wechgerukt, En volgen langs de ftraat, al weenende en bedrukt, Den zegewagcn van uw vyand ? wiltge u zelven Door moordersklauwen zien in graffpelonken delven> Of, opgefloten in den kerker, fteeds, vol rou, 't Verlies betreuren van uw kindren en uw vrou ? N 3 Wat
|
||||
xoz WILHEMDE III.
Wat my belangtj ik zal de ftad met overgeeven,
Maar in dc wapenen voor uwe vryheid fneeven. Wy hebben voorraad} en noch volk in overvloed. Ook wachte ik byftant van Vorft Wilhems legerftoet: Die groote Koning zal eerlang de veft ontfetten, Om 't dreigende geweld van Vrankryk te beletten. Staakt dan uw klagt, en geeft myn redenen geloof. Zo fprak de Stadvoogd} maar de burgers bleeven doof. en Bergen Al'tgeen men fteldein 't werk>ofvoorgaf, mogtniet baaten: henig- Zy dreigden met geweld den vyand in te laaten» Surgery De poort t'ontfluiten, (want hun magt en tal was groot) ™*ni*^Indien men langer toefde> en Vrankryk weerftand bood. verovert. £o wierd de fterke veft van Bergen onbezonnen Door burgerlyke vrees gegeven > niet gewonnen. Dat voorval trof den Held > die op zyn krygsros zat
Voor 't legerj om 't beleg te dryven van de ftad. Koning *"ty *aat zvn oorlogslien weer in de fteden trekken, w.lhfm of legtze op 't platte land in d'omgelege vlekken, htirweder Om {forks gereed te zyn op 't eerfte krygsgefchrei. geiegejie- De landen droegen noch geen graanen» noch de wei Jw/m. Geen gras voor 't legerpaard. de tyd was niet gefchapen* Om onder *t paviljoen in't open veld te flaapen. Men houd de veften in. maar Vrankryks Legerhoofd Beftryd den dorpeling; zyn heirftoet brand, en rooft» Verwoeft>fchoffeert>en fchend de teedre maagdefchaaren, Verfchoont geen heiligdom» geen kloofter, noch altaaren. Zo
|
||||
ZEVENDE B O E K. ioj
Zo ras de zomerzon van 'thoofdpuntfchynt, en ftreelt^,/'.?''''
1 J trekken t*
De beemden met haar glans, wienskrachtdekruidenteelt, v*u§
Preft elk zyn heir te velde, en legt de regementen
Van ruiter en fbldaat in d'opgefpanne tenten.
De Brandenburger, Brit, en Spanjaard voegt zich by
De Nederlandfche magt, door Wilhems krygsvoogdy
Verheerlykt. Luxemburg gebied de Franfche vaanen ;
Wei dapper, maar tot ramp van Karels onderdaanen,
En plaag van't Vlaamfche volk door't nootlot voortgebragt.
Elk draagt zich in 't bewint omzigtig, en betracht
Zyn voordeel, in de plaats voor 't leger af te fteeken.
Elk fhyt zyn weerparty den aantogt af door beeken,
Door landrivieren, en verfterkt zich aan dien kant
Van 't veld, daar 's vyands heir de krygsftandaarden plant.
Men zend de ruiters af om 't graan van *t land te haalen,
Voor ros en legerman, in d'omgelege dalen:
Zy vliegen op 't bevel ,• terwyl een ander trekt
Te velde, en met zyn volk de heirbezorgers dekt.
Zo boet de legerknecht zyn honger met de vruchten
Desakkers, lachtenqueelt, daard'armebouli^nzuchten.
Men zet van tyd tot tyd de buitenwachten uit,
Op dat men overval, geweld, of laagen ftuit.
Men dient zich, om den ftaat des vyands te befpieden,
Van ftrydbre manner), trouwe en onverfaagde lieden >
Wier oorlogsdapperheid, ten dienfl: van hunnen Heer,
*t Verganklyk leven wyd aan d'ewigdurende eer.
De
|
||||
---------------.---
|
||||||||
104 WILHEM D E III.
De magten leggen by elkander ne£rgeflagen,
En grimmen tegens een. de vruchtbre zomerdagen Verloopen yder vlamt op voordeel. 't krygsbeleid Houd deeds een waakend oog> en wacht gelegentheid, Om, van de kans gedient, de vyandlyke benden Met klingen in de vuift te ftorten op de lenden. De bondgenoot trekt op; en Luxenburg belaft Zyn volk den achtertogt te volgen. yder paft Op 't hoog bevel, een mift bekleed de zonneglanflen, En dekt de legervaan der naderende Franflen. veldiue **et nuis ^es Konings valt met fabels in de hand, byLeiche. Qp \ oorlogsteken, aan. de Bondgenoot houd ftand. Elk arbeid om de kroon der zege te verwerven, Of in de wapenen voor 't vaderland te fterven. Men keert den aanval van den Franfchen Adel af $ Die 't leven heiligt aan den koninklyken ftaf, En d'eer van Lodewyk. de Duitfche mannen vechten, Als leeuwen. yder voert zyne aanbetroude knechten In 't midden van den brand, het naare moordgerucht, De fchorre wapenklank, het veldgefchrei, de zucht, De jongfte doodkreet der zieltoogende Oorlogshelden Verfpreid zich door de lucht van d'omgelege velden. [woed) Ganfch Leiche (dit 's de naam der plaats daar'tkrygsvolk Verteert door't zwavelvuur5oflpoelt door't ftromend bloed Van zynen wortel af. de Legerhoofden roepen, En kittelen 4en moed der aangevoerde troepen Door
|
||||||||
_
|
||||||||
- - ..... II.—
|
|||||||||||||
ZEVENDE BOEK. iof
Door 't klinken van hun Item : valt aan , datgaatu voor,
6 Strydgenooten} volgt op 't heerlyk heldenfpoor.
De krygskans 5 in 't begin de Franfche magt genegen >
Valt in den aanval 't heir der bondgenooten tegen:
Men ziet'er veel gewond , gevangen , of gedood:
Maarelk grypt niewen moed} en wreekt door floot op ftoot >
Door fabelflagen , en door 't flingren der granaaten,
Het uitgeflorte bloed der fnevende ibldaaten.
Een ander held geeft vuur, en blikfemt door de vlam
Den trotien vyand > die zyn makker 5t leven nam.
De ruyterbende vliegt met uitgetrokke zwaarden
Rechtop den voetknechtaan, en breektdoor magt van paar-
Zyn krygsgeleden, en flagordej ofkeert vol fchroom} (den
Door fterken tegenftant > te rugge > en zwenkt den toom.
De klepper plaft in 't bloed. de bondgenooten leggen
Een deel van 't legervolk in dichtgegroeide heggen, ■
Waar uit men op den drom der Franfche mannen fchiet.
Zo vecht men tot dezon, die't bloedig treurfpel ziet, JJt'em-
En voor het woeden fchrikt, al treurende en verflagen 5 j^Zl
In 't weften neerzinkt met haar dikbefmookten wagen.
Men houd van wederzyds het veld in. niemand ftrykt»
Begunftigt door het lot, de zege wech , noch wykt
Voor d'overwinners met verftrooide veldbanieren:
Maar Mars verfiert het graf der helden met laurieren>
|
|||||||||||||
Die ftreden voor 't gemeen , en fneefden in den ftryd :
|
|||||||||||||
Hun naamen blyven aan d'onfterflykheid gewyd.
II. Deel. O DC
|
|||||||||||||
. _
|
|||||||||||||
106 WILHEMDE III.
i>e ligm De gryze winter dwingt de legers op te breeken»
uit het Het veld te ruimen. elk geleid, op 't legerteken , Ye wi»Z- Op 't dreunen van de from , op 't fteeken der trompet> fofiem ^yn aanbevole magt ten velde uit, en bezet, Naar 't uitgegeven woord j de bygelege fteden. Hier ruft de krygsgezel zyn afgematte leden , Door togt op togt verzwakt:maar WilhemHenrik waakt Voor Neerlandj voor zynryk> jaganfchEuroop5geblaaktj Gefchonden en verwoeft door Mavors blikfemftraalen. De Vaders van den Staat verfchynen in de zaalen Van 'i Haagfche hofpaleis 5 en volgen paar aan paar, Gedagvaard door den nood , den Stedehouder naar 't Geheime raadvertrek , om alles t'overweegen. Zo ftryd de Vorfl; voor't volk, in't vechtperk met den degen, Met oordeel in den raad : fteeds vind zyn yver ftof. HiTu°-e' Terwyl men zweet voor 'tland , verfchynt een bode in't tandge. Hy wasvand'lerfche kuft naarNederland gezonden, (hof: verfchym Om d overwinning aan den Koning te verkonden. 'mgl. En had, als Hoofd in 't heir van Reede 5 voor zyn Heer Geftreden als 't betaamde j en fleets gedient met eer. Grootmagtigfte Monarch, ik brenge u blyde maaren, Zo fpreekt hy> fta my toe om alles t'openbaaren* Dat ik in Ierland zelf gezien heb of gehoort. De Koning geeft verlof: en d'afgezant vaart voort: Zdt'de ^a ^at uw Majefteitj door *t kroonbelang gedreeven* zege JwrZkh uit ons leger naar den rykstroon had begeeven* *"* Wkrd |
||||
- ■ "" "" ■ " —■ - ..... - ~--m
|
|||||||||||||||||
— .
|
|||||||||||||||||
ZEVENDE BOEK.
|
107
|
||||||||||||||||
Wierd Kork en Kingfale verovert in 't begin.
Men dreef den muiter uit, en nam de veften in. Men zag aan alien kant de woedende rebellen In 't fchermutfeeren door uw helden nedervellenj En 't fchuim der rovers en bandieten , die de zy Der Ieren koozen , en uw opperheerfchappy Betwiftten, om gena van Jakobs gunft t'ontfangen, Verftrooijen door uw magt , vernielen , of gevangen, Met ketenen belaan , wechfleepen over 't veld. Men eifcht de floten op, wint Bahan met geweld, En Rea buigt voor 't zwaard : ja 't flrydig eiland Allen, 't Oproerig Fullimore » en Killoks veften vallen, Met Ragham » in uw hand, de Landvoogd Tyrkonel Was onderwyl geland uit Vrankryk, door 't bevel Van Koning Lodewyk > met rykgelade kielen Gezonden naar de kuft > en zesmaal duizend zielen > De bloem van 't Franfche volk, tot ftryden uitgezocht: Ook bragt hy leeftogt, geld, en kleden, opgekocht* En reeds vervaardigt voor de naakte huurelingenj En krygsgereetfchap j om uw legermagt te dwingenj Dat gaf den muiteling , uuw vyands aanhangk , moed. Elk zwoer voor Jakobs zaakj vergat den tegenfpoedj En vleide zich met hoop van zege in d'oorlogsZaaken. Men zag hun krygsluft door een tweede voordeel blaaken : St. Ruth verfcheen, als Hoofd van 't leger3 aan de kuft, Met mannen , naar den eifch ten oofloge uitgeruft. O 2 Nu
|
|||||||||||||||||
ncn van
den
Konmg
onder 't beleid "van den Heer van Cinkel, bevoch- ten. |
|||||||||||||||||
■;_:
|
|||||||||||||||||
■ '■.'
|
|||||||||||||||||
io8 WILHEMDE III.
Nu zou men al uw magt van d'lerfche grenzenjaagen,
En hem, die 't ryk verliet, door onze nederlaagen Weer voeren op den troon ; dat zweert de ryksrebel, Door Vrankryks Legervoogd gemoedigt, die zo fel Uw kroonrecht wederftondj en Stuart bleef genegen: Maar Ginkel, door uw gunft verheven om den degen Te zwaaijen voor uw zaak > en 't opperile gezag Te voeren over 't heir 5 belette dag op dag Den aanflag, uitgedacht door't Hoofd der muitgezinden r Hy ftak den yver aan van uw getrouwe vrinden, Of won de zinnen van den Ierfchen twiftgenoot Door vriendelyk onthaal : hy ftrafte 't quaad j en floot Zyn gunftige ooren nooit voor burgerlyke klagten: Die groote deugd verhief den held in elks gedachten. De zomer opende den veldtogt. Ginkel trekt Zyn krygsgezellen uyt de fteden , en bedekt De landen met zyn Britfche en Nederduitfche vaanen: Hy prefl: de landli^n om den weg voor 't heir te baanen, re!tk~' ^n wen(^ zYn leger naar de wal van Ballymoor.
sert> Het ftormgevaarte word op 't gladgewerkte (poor
Door paarden nagefleept. de krygsgeleden branden Van luft om d'leren in hun fchuilplaats aan te randen, En door de wapenen te dwingen tot hun pligt j Tot reden en befcheid. wy planten in 't gezigt Van 't wederfpannig graauw uw ftandersj en bereiden- Ons fpoedig om uw volk tot ftormen aan te leiden. Men
|
||||
ZEVENDE B O E K. 10?
Men dondert op den muur. uw Veldheer eifcht de veft:
Dat flaat de vyand af; doch word in 't end gepreft Om 't opgeftelt verdrag te vordren, maar te fpadei Hy geeft zich over op genade of ongenadey tnops$. Ja fmeekt, gebogen voor held Reedes legerbyl, ongenadt
Om 't leven. Wirtenberg verfterkt ons onderwyt geJvml
Met Deenfche troepen , brave en uitgeleze mannen,
Gemoedigt om 't geweld ter landgrenze uit te bannen* Daar ryft een vetting, (als de Koning weet) genaamt Athlone, een ruime ftad, door fterkte in 't ryk befaamt> Uit Shannons watervloed met haar verheve wallen : Hier zoekt men onvoorziens den Ier op 't lyf te vallen. Heer Godard dagvaart al de Raaden in zyn tent, En maakt zyn aanflag, en zyn krygsgeheim bekent A an d'Opperhoofden van zyn aanbevole benden> Ervaare mannen, die den grond des oorlogs kenden. Men overweegt de zaak met oordeel. yder hoort Den held en geeft zyn flem na 't uitgefproken woord. Wy fmeeken voor den togt den hemel eerft om zegen, En trekken fpoedig naar Athlone langs de wegen. Gmket: Elk volgt zyn veldbanier, gewekt door 't krygsgefchal. zyn hg»
De Shannon ftuit ons heir in 't naaken van de wal. Yonlfth~ Hier houd ons leger ftant. men hoort u w Veldheer fpreeken
Aldus aan 't hoofd van 't volk: uw trou is onsgebleeken, 6 Ruiterbenden en foldaaten , die voorheen' hymn* Zo dapper voor de zaak des Konings hebt geftreenr Sf*
O 3 De
|
||||
■ .„,,,, w^,,.,--------------------- -------.....----------------
|
||||||
no WILHEM D E III.
De vloed der Boyne kan getuigen van uw daaden:
Wy zaagen u vol vuur door waterplaflen waaden , Ja vliegen door den ftroom , gezwollen van uw bloedj Op Jakobs benden aan in 't midden van den gloed: Die proef van dapperheid} 6 ftrydbre togtgenooten > Zaluw beroemden naam van eeuw tot eeuw vergrooten; Indien die zelfde drift van heldenmoed , gequeekt Van d'eedle glorizucht, uw ingewand ontfteekt j En nooit verflaauwtj maar groeit in't heetfte der gevaaren, Die 't oorlog met zich fleept. hy j die zyn lyfwil fpaaren> Verwarelooft zyn eer» en leeft in zulk een ftaat Onwaardig > fleets veracht, van groot en kleen gehaat: Maar die geen fterven fchroomt in't ftrydenj word verheven. Hoe fnel verdwynt de vreugd van't menfchelyke leven, Een fpeeltuig van de dood , vergankelyk en broos ! Maar d'eer > die 't marmre graf verduurt 3 leeft eindeloos. 6 Metgezellen , laat myn reden u bewegen j En ftreeft j gelyk wel eer , den Ier door't water tegen. Daar legt Athlone voor uwe oogen. hier befproeit De kriftallyne beek , die langs de wallen vloeit> Met hare waterkruik de velden aan uw voeten. Op ? op j myn zoonen, vat de wapens aan > wy moeten Den hoogen wapenburg beklimmenj zwemt door'tnat j Beftryd de fchanflen van 't kafteel 5 beftormt de ftad > In Koning Wilhems naam: hy zal uw dienft vergelden, De Faam van zee tot zee uw krygsbedryven melden; Zo
|
||||||
iidar:- . ..-- .-...... —
|
||||||
- -- --..... — ' " *■........"
|
|||||||||
ZEVENDE BOEK. ift
Zo moedigt Reede 't heir. Kolnel en Hopman voert
Zyn troepen aan. men fteekt de veldbazuin. men roert
De ftormtrom : op dien toon begeeft zich 't volk te water.
De bergen galmen door 't geluid en veldgefchater.
Daar geeft de vyand vuur van bolwerk of rondeel >
En weert zich dapper uit de torens van 't kafteel.
"Wy ftygen uit den ftroom } en vliegen> onder 't preflen
Van't krygsvolk > dat ons volgt, naar d'opgefchote breflen:
Hier werpt de granadier zyn handgranaat, en wond
Den ftadbezetteling 5 of vult den open grond
Der wal j gemuurbreft door 't kanon, met doode lyken.
Wy dringen door , terwyl de muitelingen wyken, <» »«/■
En planten op de veft uw koninklyke vaan.
Het Ierfche leger ziet onze over winning aan,
Ja moet, aan d'andre zy gelegen 3 voor zyne oogen
Der vrienden nederlage » en uw triomf gedoogen.
Na deze zege vaart held Reede , 6 Koning , voort *
En zoekt 5 door 't gunftig lot der oorlogskans bekoort,
St.Ruth> uw vyand, op : hy lag} van veldmoeraflen
Omfingelt 5 en verfterkt door ruime waterplaflen »
Befchanftf bebolwerkt 5 op zyn heirpoft } in 't gezigt
Van Aghrim} net gelchaart. een aanflag van gewigt
Staat u te waagen , zegt Heer Ginkel > laat ons vechten*
En 't fchadelyk krakkeel op dezen dag beflechten>
Of fheuvelt, helden, voor den Koning, dien gy dient.
De ruiter baant terwyl den doortogt voor zyn vriend,
Den
|
|||||||||
. ~~
|
|||||||||
----- -- ... —
|
|||||||||
in WILHEM DE III.
Den voetgezel > en draaft met losgelaten teugel
Langs waterpaden naar des vyands rechte vleugel. De Franfche Veldheer zit aan 'thoofd van'their te paardj En moedigt den foldaat door 't zwaaijen van zyn zwaard: Een oorlogsteken , om den krygsluft op te wekken. Wy ftreeven zy aan zy door enge en diepe plekken > Doorweekt van 't water } met de ganfche legermagt> Den Ier in d'oogen, die vol moed den aanval wacht > Of optrekt j door St. Ruth tot ftryden aangedreven. YtU- Het bloedige gevecht , daar zo veel mannen fneeven, Agimm. Begint aan alien kant. men loft het krygsgeweer. Men woed met vuurbus 5 zwaard 5 met handgranaar, offpeer.
De veldkortou verftrooit llagorden en geleden. Twee uuren hong de kans in tweifel ; en wy ftreeden Met weinig voordeel van weerzyde : uw vyand bleef Hartnekkig , hield zyn port gefloten , keerde en dreef Ons reis op reis te rugge. als vaftgegroeide rotfen» Die 't yffelyk geweld der onweerwinden trotfen} En ftuiten 't woeden van den woeften Oceaan ; Zo ftond de twiftgenoot in 't vechtperk } onder 't flaan. Elk queet zich dapper in 't beftryden of verweeren. Maar 't krygsgeluk begon ter goeder uur te keeren, En vleide ons in den flxyd met een voorlpoedig lot. St. Ruth St. Ruth, de Heirvoogd fneefde j een kogel trof zyn ftrot, fntuvt t. £n flingertje Jen kop ter aarde van zyn leden : De mond, door bloedigftof befprenkelt? gaapt beneden»
En
|
||||
ZEVENDE BOEK. 113
Ja fchynt uw Majefteit te vloeken op den grondj
En noch te ftemmen in uw haters muitverbond.
Wy prikkelen terwyl den moed der metgezellen >
En breeken de geleen der wykende rebellen.
Uw ruiterbende legt den voetfbldaat in 't zant >
Of jaagt den vyand na> die , vluchtende over 't land,
De neerlaag teikent met zyn bloed uit d'ope wonden. ff !tr-
Veel worden neergevelt in *t vlieden , veel gebonden neemt de
In zege nageileept. men rooft den ryken fchat,
Al 't goud en zilver, dat St. Ruth in 't heir bezat.
Men voert de ten ten , en veroverde ftandaarden,
Trompet en keteltrom, en afgedwonge paarden,
Na d'overwinning , wech. zo diende ons 't krygsgeluk>
En kroonde uw Veldheer 5 Vorft , na zulk een meefterftuk.
De vyand, door dien flag gedoodverft } en vol vrezen,
Verlaat veel veftingen en lloten } die voordezen
Hem fterkten om oris volk te ftuiten op den togt 5
En vlucht naar Limmerik of Galloway, verknocht
Aan 't vloekgenootfchap van uw fhoden tegenftander.
Wy rukken in der yl de troepen by elkander>
Om binnen Galloway den Ier op 't onvoorzienft
T'omringen» en door't zwaard te dwingen tot uw dienft.
Men maakt na korten ftryd zich meefter van de veften. vtrrmt,
De muiter geeft de ftad, naar 't krygsverdrag' ten beften.
Nu moeft men 't ganfche ryk door Limmerik alleen Limme.
(Een vefting wel voorzien van krygsnootzaaklykhe£n; p^k*
II. Deel. P Poor
|
||||
U4 WILHEM D E III.
veftinf. Door fterkte Van natuur en boukunfl: boven maaten
Verheven , opgevult met ruiters en fbldaaten, Veel duizend in getal) verplichten om uw wet En koninklyk gebod te vieren. Reede zet Zyn zinnen fchrapj om 't werk, zowigtig, uit te voeren* Ten trots van hun die't land door ftaatkrakkeel ontroeren: Hy leid den legerftoet langs *t gladgebaande pad, Op 't klinken der trompet, kloekmoedig naar de ftad : Hy flaat de voorwacht der bezetting door zyn degen, Beklimt den heuveltop , in 't oog der wal gelegen, En ziet de plaats van verre en haar gelegentheid : Hy deelt zyne orders uit. 't gefchied eer 't is gezeidj Al'tgeen uw held gebied. wanteendragt houdde zinnen Van 't volk > beluft opeere> op fterven of verwinnen, Zo vaft aan een verknocht > daar d'ler in tegendeel Zyn oorlogsvoordeei zelf verwaarlooft door krakkeel : Gelyk wy uit den mond der overloopren hooren. De maar van tweefpalt klinkt den Veldheer blyde in d'oorenj Die zoekt hier uit gewin te trekken op zyn tyd. •mordbe- De muur word eindelyk omfingelt, en door vlyt
Der Wapenhoofden naauw befloten door hun knechten.
De troep tier Ieren ruimt de fterkten zonder vechten, En landkafteelen , dieht om Limmerik gefticht. Veel Hopli6n, door den eedt aan Jakobs dienft verplicht, Verlaaten hun banter» om trou aan u te zwceren , Als wettrg Hoofd van *t ryk> door't goddelyk begeren, Ver-
|
||||
- — - -------- -» — — -
|
||||||||
ZEVENDE BOEK. nr
Verheven tot hun Vorft. wy werpen voor den muur
De bateryen op > en floopen door ons vuur Den brug die d'eene zy der vefting voegde aan d'ander> En bei de deelen gaf gemeenfchap met elkander. De lichte fchepen > door den Zeevoogd uit de vloot Gezonden , om ons heir te dienen in den nood, Verftrooijen door ?t kanon de ruitery der Ieren, Gelegen aan den zoom der naafte veldrivieren. Uw held zend dagelyks partyen om den ftaat Der vyandlyke magt > en hoe 't in 't leger gaat T'ontdekken j of den Ier in 't veld op 't lyf te vallen. Wy fchieten uur op uur de bommen in de wallen > En ftichten grooten brand in kerk, in wapenhuisj En burgerwooningen , tot fchrik van *t muitgefpuis. De kogel wroet in't hert van't bolwerk 5 flecht de fchanilen, En opent voor den ftorm een weg door aarde tranflen Of fteene muuren » van 't verwerend heir bemant. Duflbne ( die was 't Hoofd ) bied moedig tegenftant: Hy wil zyn lefte bloed voor Jakobs zaaken plengen, (Gelyk hy voorgeeft) en geen overgaaf gehengen: Hy vleit zich met ontfet, en keert, gelyk een held, Die d'eer veel hooger acht als 't leven j ons geweld In *t ftormen , met granaat» met kogel j pick en ^eenen: Maar Ginkel legt hem *t vuur wat nader aan de fcheenen> Verdubbelt reis op reis den aanval» voert de magt Der ftorrembenden aan langs d'opgevulde gracht^ P 2 En
|
||||||||
-. - .._ ._ - .-......_.....— ._ __ _
|
||||||||
n6 WILHEMDE III.
f""^' En dwingt den Stedevoogd, Duflbnej om'c vredctekenj
■voorgaen- £)cn %yitten ftanderd uit de vefting op te fteeken. verdrag Men zent de gyzelaars van beide zyden uit. gtrum. Zo word het krygsverdrag getekent 5 en men fluit Den vredehandel naar heer Godards welbehagenj Om n de heerfchappy van Ierland op te draagen. '^Int'ein- Geluk, oKoning, met uw zege en krygsfortuin: digtmet £)e goude kroon verfiere uw vorftelyke kruin eenze- " , *
gemvenfch Veel jaaren achter een > tot heil der onderzaaten:
taal" Bezit in rtifte en vreugde uw koninklyke ftaaten: Verbryzel met uw ftaf de iiioode tiranny , 't Geweld van kerke en fraat : zo moet uw ryksvoogdy Den vyandlyken haat in eeuwigheid verduuren, En 't recht verdedigen van uwe nagebuuren. Met dezen wenfch befluit de bode 't krygsverhaal. Vreugde j)e blyde zegegalm verfpreid zich door de zaal. Huge, Elk wenfcht den Vorft geluk •, en looft de dapperheden Der Legerhoofden , die zo braaf in Ierland ftreden* En j onder 't krygsgezag van Reede > door hun moed De magt ontzenuwden van Jakobs oorlogsftoet. m dmk- Maar Koning Wilhem» door zyn krygstriomf bewogen> ■van den Betuigt zyn dankbaarheid aan 't Opperfle Vermogen, nmg' Aan Gods voorzienigheid : hy fteekt de vlammen aan Op 't heilig dankaltaari daar Neerlands onderdaan Den lofzang uitgalmt, en } met neergeboge leden j Den hoogfteu Troonmonarch verheerlykt door gebeden- i. Ja |
|||||
■
|
|||||
ZEVEND'E BOEK. 117
Ja looft den hemel vry om zulk een zegepraal >
O burgersj want die vocht door WilhemHenriks ftaal
Op 't eiland , van uw kuft gefcheiden door de ftroomen >
Om 't dreigende geweld des vyands in te toomen,
Die 't recht der volken en uw heiligdom belaagt.
En gy > 6 Ierland, eer getaiftert en geplaagt
Door oorlogsrampen , en door dwinglandy beledigt,
Maar door de wapens van uw Koning nu bevredigt,
Pluk lang de vruchten van dat heilzaam heldenwerk :
Zo bloeije uw burgerftaat en vrygevochte kerk
Een eindelooze reeks van vruchtbre vredejaaren.
6 Winden> luiftert naer de toonen van myn fnaaren*
En voert myn zegengalm en heilwenfch over zee
Op fnelle vleugelen van hier naar d'lerfche ree :
Ja bootfchapt aan die kuft de vreugd der Nederlanden:
Vliegt met den blyden toon der juichende ingewanden
Naar 't verfchverlofle ryk; op dat de kerkgenoot
Zyns broeders blyfchap hoore : ik volge u met de vloot,
Die Wilhem Henrik wacht, om Albion te groeten.
Hoe zal myn Zangheldin in 't ryk haar zangluft boeten
In '"t midden van 't gejuich der Britlche burgery J
Zo flap ik naar de zee 5 en blyf den Koning by.
|
|||||||||
WlL-
I1EMS
■vloot legt
X.eilreie; en Triton:
bslafi En
|
|||||||||
De fchepen danflen voor den oever op de plaflen.
De zeetrompetter klooft de golven met zyne aflen, En ment den wagen van den gryzen Watergod r Hy fteekt den horen door Neptunus zeegebod '*■ |
|||||||||
P 3
|
|||||||||
ii8 WILHEMDE III.
En preft: den waterftoet naar boven door zyn toonen >
De dochters van de zee, die 't ftroompaleis bewoonen.
Hoort, Nimfen, zegt hy, God Neptunus , dien gy eert
Als vorft en vader , die den Oceaan regeert
Als Opperkoning, zond my herwaarts met zyn wagen,
Om u zyn wetten en bevelen voor te draagen.
Ga Triton, fprak hy, roep myn hofgevolg by een.
De Britfche Koning keertj verrykt met krygstropeen,
Naar 't Albionfche ryk, gelei hem door de ftroomen.
Belaft aan Eolus de winden in te toomen,
Te fluiten in de rots ; ja zeg dkn Vorft, dat my
* De waterfchepter en het recht der zeevoogdy
By loting viel te beurt > indien hy weer door vlaagen
Myn waterhof ontruft , 'k zal over onrecht klaagen ,
Of toonen, als voor heen, myn magt, toen Junoos haat
Hem opruide, en de vloot van Troje op bank of plaat
Verftrooide, en fmoorde in't zout door opgeprefte winden.
Ik dwong dien bulderaar de muiters vaft te binden,
J a brak de ftormvlucht van die felle waterplaag ,
En voerde den Trojaan, Eneas, naar Karthaag ,
En 't niew gebout paleis in Didoos opene armen:
Zo wil myn gunft den Vorft der Britten ook befchermen»
En tegens 't zeegeweld befchutten door myn magtj
Tot hy den ©ever naakt, daar hem Maria wacht.
De Koning heeft wel eer gefukkelt op de baaren ,
Geworftelt met den wind , en duizend zeegevaarenj
.? Virgil, in 't eerjle 6tek van Emm. j /
|
||||
—■-----------r~------------- ™—r
|
|||||||||
ZEVENDE BOEK. 115?
My deert zyn ongeval : een Vorft 3 zo vroom van aardt,
Maakt door zyn deugden zich de gunft der Goden waardt.
Vlieg hene, 6 Triton, laac uw trou en yver blyken.
Zo iprak de Troonmonarch der kriftallyne ryken :
En ik begaf my met zyn zeegefpan naar 't ftrandj
Daar WilhemHenrik met de ryksvloot fteekt van land.
6, Nimfen, helpt my, naar Neptunus welbehagen,
De koninklyke kiel door zee op d'armen draagen.
En gy , ontroerders van den ruimen Oeeaan,
Gy , die voorheen den Held naar 't lcven hebt geftaan,
Daar zo veel fchepen van zyn vloot in 't pckel zonken >
6 Winterftormen , vlucht in rotfen en fpelonken,
Vertrekt terftont van hier op *t koninklyk bevel.
Hier zwygt god Triton, en de winden vlieden fnel
Naar 't ryk van Eolus in afgelege hoeken.
Maar d'ooftewind alleen blaaft gunftig in de doeken.
De zon befchynt de vloot met aangenaamen gloed,
En zaait heur ftraalen op den gladgekemden vloed.
Zo zeilt de Koning naar den oever > daar de volken
Van 't krytgebergt zyn roem verheffen aan de wolken.
Daar 't ganfche koninkryk met Londen vloeit by een5
En groet met handgeklap den Heiland van *t gemeen.
|
|||||||||
Landing*
|
|||||||||
De Ryksvoogd ftapt aan ftrand. en Triton 3 bly van zinnen vm dm
Om *t landen van den Held, fpreekt tot de zeegodinnen:Vorfi'
Wy hebben op *t bevel de koningsvlag verzek. Triton
Nu zal ik melden wat Neptunus heeft gefpelt, %nrfd*
En
|
|||||||||
._..
|
|||||||||
--
|
||||||||
120 W I L H E M D E III.
tnvtr- En openbaarde} eer my zyn Godheid zond naar boven:
x.ynge- Hy zat verheven op zyn zetel, die de hoven tJorlkei Van 't Watergodendom verheerlykt door zyn pracht : TumfsX- ^y wenkte driemaal met zyn zeevork. elk gaf acht, h&Xtt?di ^weeS ^e ' en h°or<^e fcherp op 't goddelyke teken. ge neder- En hy begon aldus van zynen troon te fpreeken: Hoe ganfch Europe , door den Oorlogsgod ontruft j
triomfdl'r In '£ bloedig harnas woedj is elk van u bewuft. fdfm ^et ftaafbelang ontfteekt een vuur van haat en toren Holland- ln 't hert der Koningen. wy zien de vlam. wy hooren fche vloo- tit
ten. 't Gedruis der wapenen. net dodelyk gezuchtj
't Gefchrei der ftervenden verfpreid zich door de lucht.
Myn golven flurpten 't bloed der afgeftrede fchaaren, Vernielt} gerabraakt en geblikfemt op de baaren Door zeekortouwen voor de kuft van Engeland. De zwavelblikfem flak myn zeepaleis in brand. Nu houd de wintertyd de vlooten in de haven Gegyzelt : maar zo ras het zonnepaard zal draaven Naar't hoofdpunt 5 en den grond verwarmen door zyn ftraaU Zult gy de vlammen van 't vernielende metaal Op nieuw zien blaaken, en de magt der Batavieren En koningsvlooten met ontrolde bloedbanieren Laveeren op myn rug , en klampens heet op moord, Verbittert door den haat» elkanderen aan boord. Hoe yflyk zal de galm der koopre keelen loeijen5 .Het inkarnaate bloed door 't witte zeefchuim vloeijen, En
|
||||||||
-
|
||||||||
Z E V E N D E B O E K. 121
En nederplaflen in myn grondelooze bron ,
Of fpatten van beneen in d'oogen van de zon .'
Tourville zal de vloot van Lodewyk gebieden,
Omfingelt met een wacht van duizend edellieden,
En Ruflel 't Britfche volk aanvoeren in den flag,
Zo trou vereenigt met de Nederlandfche vlag.
Die dubble zeemagt zal voor Koning WiLHEMSrechtcn*
Voor ruft van Albion » en Hollands vryheid vechten>
Ja zegepraalen van de Franiche watervaan.
* De Koninklyke Zon zal treurende ondergaan >
En zinken in de zee met haar vergulde ftraalenj
Om nooit weer op te gaan na zulk een fchandig daalen,
En fleepen 00k te grond den luifter van haar Heer.
Heel anders da alt de zon j de ziel der waereld, neer:
Zy dooft haar Fakkel in myn diepe waterkol ken ,
Om weer met fchooner glans in'toog deraardfchevolkea
Om hoog te fchynen } en met herelyker pracht
De lucht te kleden > na 't verdwynen van den nacht.
Men zal een lange ry van Vrankryks oorlogskielen,
Met al haar watervracht en krygsgeweer, en zielen,
Haar Zon zien volgen > en, ontfteeken door den gloed
Van zwavel > 't felle vuur affpoelen in myn vloed.
Schrikt, Nimfen! als gy ziet een heir van drenkelingen,
Door kogel, handgranaat, door enterbylenj klingen»
Of fplinters ne£rgevelt» gebonft van 't zeekafteel >
Op 5t pekel worftlen met de dood. dit moordtooneel t
II. Decl. *'tAJmir<Mlsfchip, Q^ Dit
|
||||
12* WILHEM DE III.
Dit treurfpel zal eerlang uw ingewand ontzetten.
Ik hoor den wapentoon en 't fteeken der trompetten. De fabels glinftren in myne oogen. 't grof metaal Treft reeds myne ooren , en ontruft myn waterzaal. Daar blaakc de Batavier de koninklyke fchepen , Of arbeid om den buit in zege wech te fleepen, En 's vyands ftroomgevaartjdoor 't nypen van den nood Tot overgaaf gepreft > te voeren naar de vloot. Hier volgt de Britfche magt de Franfche vluchtgenooten> En houdze tuflchen rots en fteenklip naauw bedooten. Een ander onderhaalt den vyand , en doorboort Met fchoot op fchoot de kiel > tot ze in de golven fmoort. God Febus zal» vermoeit van 't woeden aan te fchouwen, Tot tweemaal 't miftig kleed voor 'tglansrykaanzigthou- Maar als de wolk verdwynt} die't godlyk oog beklad, (wen. Dan word de waterftryd met grooter ernft hervat. 'k Zie wrakken , maften 3 en omvergefchote ftengen, Noch rookende van 't vuur 5 myn waterhoven zengen, En fiflen in den ftroom s en fchip by fchip vergaan. Zo zal men woeden op den ruimen Oceaan. Hoe zal vorft Lodewyk dit zeeverlies beklaagen! Hoe zal zyn onderzaat 5 door deze nederlaagen Getroffen , vol misbaar verlchynen aan de ree, Wanneer myn Stroomherout de tyding blaaft uit zee I Hoe zal de Koning , die zyn rykstroon heeft verlaaten, En fchuilt in Vrankryks hof} ontbloot van eereen ftaaten, De
|
||||
ZEVENDE BOEK. 12$
De fcha betreuren van zyn trouwen hulpgenoot»
En fuffen in 't verlies > van alle hoop ontbloot j
Na zulk ecn tegenipoed? om ooit ten troon te treeden.
Maar gy, 6 zuilen van myn zeepaleis , die heden
Voor dezen zetel ftaat , beroemde Watergoon>
Myn Godheid wil > dat gy op 't heerlykft ftelt ten toon,
Na 't einde van den flag , voor 't oog der waterfchaaren,
Op 't bygelegen ftrand , twee marmere pilaaren,
Tot Koning Wilhems eer : op dat de vremdeling i
Die myne golven klooft , fleets met verwondering
De daaden leeze , door zyn krygsbeleid bedreven,
Met goude lettren op de zegezuil gefchreven.
Dan zuilen de tropeen , voor Herkules gefticht*
Van afgunft barften. niaar gy, Nimfen, toont uw plicht»
O Stroomgodeflen 5 en vrou Thetis kamenieren,
Gy moet met zeegewas de heldenlyken fieren,
En droogen 't purpre bloed van hunne wonden af*
Die 't leven laaten voor Vorft Wilhems waterftaf.
Zo klonk 't orakel van Neptunus door de zaalen
Van 't prachtig zeepaleis. dit raoft ik u verhaalen,
O zufters: laat ons } na 't verrichten der geboon, ™*»»
Den Vader groeten > en ons buigen voor zyn troon: xy»r$j*,
Want Koning Wilhem landde op 't goddelyk begeerenj goiimm
Voorfpoedig aan de kuft der Britten, laat ons keeren, Z^"
Hier zwygt God Triton : en de ganfche waterftoet
Verdwynt uit elks gezigt > en dompelt in den vloed.
Q^2 De
|
|||||
.. _.......___._..
|
|||||
124 WILHEM DE III.
vnugje De Vorft: genaakt terwyl de hoofdftad>daar de menfchen*
zonden Vervrolykt door zyn komft } deftraatmetzegenwenfchen 'xZmgs Vervullen : daar 't gejuich en vrolyk handgeklap wider- ^qj- aan cJe Wolken ryft. gemeente en ridderfchap Verfchynen elk om flryd. het grimmelt op de daken Van Britfche burgeren. de vreugdevuuren blaaken. Men plant de toortfen voor de glazen ■> daar de gloed De minnevonken toont van 't burgerlyk gemoed, En ftrekt een zinnebeeld van vrientfchap , trou en liefde. ■DeKonin- Vooral de Koningin , wiens borft de Mingod griefde> gin ver- ° i • j
■xdkoomt Omhelft haar Echrgenoot in 't hof : die fchoone bruid
fnad.e Trekt we£r zyn wapenrok en oorlogsrufting uit. De Ryksraad nadert om den Voogd van 't ryk te grocten.
Elk werpt zich neer , en kuft de koninklyke voeten. Elk roemt zyn heldenwerk > en zege5 in 't Icrfch gewefr, Verkregen , daar geweld ■> en doodelyke peft Van oproer en krakkcel rnoft zwichten voor zyn degen. DeVorji De Vorft gebied den Raad de zaaken t'overwcegen > ItnRyks- En 't algemeen bederf, dat in dien oorlogstyd Chinee- d'Euroopfche landen dreigt, door wakkerheid, door vlytr nezaakm Door onderftant van geld , en magt van volk te keeren. rope te Zyn aanfpraak raakt het hert der mannen > en zy zweeren, gm. In 't geen de Koning eifcht> Euroop ten dienft teftaan* En bieden hem hun hulp » hun goed en leven aan ■■> Om alles voor 't geloof 3 de ruft , en d'oude wetten, Door zynen arm j naaft God? behouden, optezetten. |
||||
----- - ----- ----- """ -»-*« I
|
||||||||||
- - -
|
||||||||||
ZEVENDE BOEK. 12s
De Koning was niet lang gekeert in Louden , of
De ftad en 't ganfche ryk ontfangt gewenfchte ftof , Tot juichen , want de dag , de fchoonfte van de dagen» Die hem ter waereld bragt, wierd op God Febus wagen &,«■«*. Door 't aardryk omgevoert. elk groet den morgenglans, %f„?J£Sr En Tithons echtgenoot > terwylze aan 's hemels trans Uit Nereus fchoot verlchynt met ongemeene ftraalen » Gehult met gloeijende robynen en koraalen> En roozen in de pruik gevlochten tot fieraacf. Die dag j voor 't Britfche ryk en Neerlands vryen Staat Zo heilzaam, word geviert van alle Londenaaren. 't Was op dien zelven dag , dat fchelmen en barbaaren, en d'ont- Door 't helfche nachtgefpuis gemoedigt, werkten om van't De koninklyke ftad } paleis en heiligdom WMi Te fmooren in den gloed van buskruit: maer Gods oogen
Ontdekten 't fnood verraad, tot Loudens hulp bewogen. De ftraf, die vaak op wraak van gruwelftukken loert, Verrafchte 't vloekgefpan , eer 't werk wierde uitgevoert. Die dag word jarelyks door 't Britfche ryk, enLonden Londen Op 't herelykft geviert: daar zo veel duizend monden, zev%crt~ Bezwangert van 't gejuich , in dien gewenfchten ftaat>. Gods goedheid looven voor het ftuiten van 5t verraad. Gy zaagt ook op dien dag, 6 Londen, in uw muuren Wlx_ De bruiloftstoortfTen en God Hymens offervuuren "EMS &'- * boorten*
Ontfteeken, toen den Vorft , uw dierbaar Troonjuweel, i*z «««*
De fchoone Ryksprinfes > Maria , viel ten deel. 7"g." CL3 Ge-
|
||||||||||
„_______ _..
|
.......... ._ . _. .._ __.. - -_..... .___________j*.
|
|||||||||
126 WILHEM D E III.
|
|||||
Geboorte- en huuwlyksdag > in 's heraels raad befchoren,
De ruft van 't Britfche ryk wierd met u\v vruchtgeborenj De Godsdienft, die door dwang der kerktirannen flond Gekluiftert, losgemaakt door zulk een trouverbond. Verheerlykt jaar op jaar met alle plegtigheden Den dag} die Wilhem teelde> enfiertuw blankeledem Beroemde maagden van 't gezegende Albion ! Juicht j Britfche burgers 5 juicht.' ik zie de morgenzon Uw hooge zegepoort befchynen van de kimmen , En deelen in uw vreugde » 6 Londen , onder 't klimmen Aan 't hemelfche gewelf.' God Febus aangezicht Staat blyde j en zaait een gloed van ftraalen} ryk van licht. jEerpm- De marmre boog vertoont de vrygevochte fteden denKo. Van Ierland , eer verdrukt > mishandelt en beftreden "mtun- Door 't Roomfche kerkgeweld ; wanneer Gewetensdwang den opse- jn >t j-y^ ^en fchepter voerde j en zwoer den ondergang Van Jefus waare kerk , en haare altaargenooten. Men ziet aan d'andre zy de Nederlandfche vlooten» Gelaan met oorlogstuig > en legervolk bemant, Door 't pekel bruizen » daar de Vorft in Torbay land. Het beeld desKoningSjdoor de kunft gewrocht naar *t leven> Verfiert de zegezuil van Londen } hoog verheven Aan 't hoofdpunt; daar de glans dier groote Majefteit In *t heerlyk wezen blinkt > en zich alom verfpreid. D'Oranje wimpel waait van boven > en de ftander Van 't Britfche ryk > gepaart, vereenigt met elkander. |
|||||
ZEVENDE BOEK. rrjr
Zy vlechten zich in een op 't fpeelen van den wind.
Een Herkules , wiens beeld den Vorft gelykt, verflind
De ryksgedrogten en verwoede Moordharpyen >
Uitvoerders van geweld ? en Jakdbs tirannyen.
God fpaar den Koning, en de ichoone Koningin.
Zo roepen op de ftraat de burgers , eens van zin,
Een ander fchenkt den vocht van Liber» onder 't fchreeuwen:
Leef, Wilhem Henrik leef> een lange ry van eeuwen*
Leef lang» Maria > met uw Echt- en Troon-genoot :
Verduur uw vyanden , Vorftin » braveer de dood.
Zo word met wenfch op wenfch het jaarfeeft van den koning^^r"
Befloten yder kcert weer vrolyk naar zyn woning> dlzt'n u
Gelicht door 't vreugdevuur, in 't midden van den nachtj
Daar hem zyn bedgenoot met opene armen wacht.
Einde van het Zevende Boek,
|
||||||
VER-
|
||||||
""^——. . -. ... ... _ ..___
|
||||||
128
|
||||
VERKLARING
Van de Print voor 't VIII BOEK. inert koningsmoorder » of die toeleide om den Vorft
*—* Te dooden > word op *t rad, door helfchengloedontfteeken> Gedraait. Gerechtigheid wil zulk een gruwel wreeken. Een gier doorpikt de long en lever in zyn borft.
Een Moordharpye flaat haar klaawwen in zyn teden. De Ryksraad treurt by 'tgrafvan Wilhems Gemaaliny
En zwaait de lyktoorts voor die groote Koningin.
Een Arend voert haar ziel naar boven van beneden* Om by V Godinnendom te plaatfen in de hcht.
De Koning wandelt met de Vrede langs de wegen. Hy toont haar Namen op de Jleenrots met zyn degen \ Een vefting door natuur en boukunft hoog berucht.
Wy moeten eerfl die Jlad voor Karel weder winnen» Zo zegt hy, eer ik u door 't aardryk voer ten toon.
Een Engel kroont den Vorft met eene zegekroon.
De Godsdienfl en 't Gerecht geleiden > bly van zinnen » 'De Vrede op haren togt , daar zy in 't witte kleed»
Gevolgt van Backus > die den doffengeeft kanftreelen> En Ceres y mild ingraan en vruchten uit te deelen> Met Wilhem hand aan hand voor Janus tempeltreed.
'De krygsknecht vlucht van 't veld metjlepende banieren: Daar Moefel, Maas) en Rhyn , en Sambre zegevieren. WIL-
|
||||
--------—-—---—
|
||||||||||||||
,■.
|
||||||||||||||
.- . iap
|
||||||||||||||
- v
|
||||||||||||||
WILHEM DE IIL
ACHTSTE BOEK.
■ i
• ..*.■■
[; - -
lErnielend krygsgeweld j dat woed
in alle landen [Van 't uytgeteerde Euroop » daar
1 d'oorlogsfakkels branden.
'Vergunt den Vorfl: geen ruft , maar
wekt van tyd tor tyd 'Zyn heldenarrebeid. hy wapent
zich ten flryd. |
||||||||||||||
Hy moet al weer door zee met opgefpanne doeken
|
ningftttkt
|
|||||||||||||
Laveeren, om de magt van Vrankryk op te zoeken vider
In Karels Nederland > den krygsftoel van Belloon , %ngt-
Daar hem zyn leger wacht. pas treed hy op den troon, U"J'
Of word gedwongen om naar 't heir der Bondgenooten Te keeren met zyn Britfche en Nederduitfche Grooten, Doorluchte mannen, die, van Mavors opgevoed, Steets blyken gaven van hun oprlogskunde en moed. Hoe menigmaal zal ik door Nereus watervelden U volgen, en uw vloot, 6 voorbeeld aller Heldenj Geleiden van de kuft der Britten naar het ftrand Der Batavierenj uw geboorte- en vaderland? ii. D«d. R Myn
|
||||||||||||||
J3o W I L H E M D E III.
Myn Zangheldin > gewekt door fchorre kryg§bazuinen>
Bjege<sft zich wgder 't fcheep > daar 't krytgebergt zyn krui- *Tot aan de wolken beurt, en fteekt van d'oevers af (nen Met Wilhems zeebanier » en volgt zyn legerftaf. Men licht een groot getai van mannen , die voor dezen In 't Ierfche koninkryk hun oorlogspligt beweezen. En zendze naar de kufl van Vlaandren , om de magt Van't Bondgenootfchap} daar de Vorft zyn hulp van wacht, Te fterken } en 't geweld der Franfche roofgedrogten, Dat ganfch Europe ontruft, te keeren op h\tt\ togten: Want Karels erfland word gedreigt aan alien kant, De dorpeling verwoeft , en fchuur en hut verbrand. De Koning Lodewyk , door oorlogsluft gedreven, Had zich in *t leger met zyn hofgezin begeeven, En Namen, lang vermaard door fterkte, wechgerooft. tnbegetft j)e Brit/che Troonmonarch 5 en Neerlands Legerhoofd -ynieger. Neemt affcheid van den Staat, daar duizend onderdaanen Hem voorfpoed wenfchen, en begeeft zich by zyn vaanen. De dappre Beyervorft > tot Landvoogd aangeftelt, Bereid zich? als ?t gerucht de komft desKonings meld, Om hem naar waarde met zyn hofftoet op te wachten. Zy tre£n in krygsgefprek , en fcherpen hun gedachten» Om 5t heir van Lodewyk een voordeel af te zien > En Luxenburg in 't veld kloekmoedig 't hoofd te bi£n. De legers trekken door de landen hene en wedcr, En flaan de tenten voor elkanders oogen neder. Het
|
||||
ACHTSTE BOEK. 131
Het Bondgenootfehap vlamt op ftryden. h oorlogsvuuf
Ontvonkt den legerknecht > en groeif van uur tot uur
In 't edelmoedig hert van ruitren en foldaaten.
Elk wil op 't bed van eer zyn dierbaar leven laaten*
Of zegepraalen van den vyand in den {lag.
Zo worddemoed van 't volk door Wilhems krygsgezag
Ontfteeken s en 't getal der ftrydbre hulpgenooten
Vermeerdert dagelyks in 't leger > om dien grooten
En onverfaagden Held , die voor Europe waakt>
Te dienen in den nood , terwyl de tyd genaakt
Om 't heir van Lodewyk , zo groof en vol vermogen,
Met uitgetogen zwaard te trekken onder d'oogen.
De Britfche Veldheer fpreekt zyn mergezellen aan: Rymtt-
>t Is tyd > 6 mannen 5 om den vyand op te flaan., benden*
En over het verlies van Namen ons te wreeken.
Hoe Luxenburg 't gevccht fleets weigerde, is gebleeken.
Nu moeten wy zyn heir verraflen j en , in fpyt
Van zyn voorzigtigheid , hem dwingen tot den ftryd.
Grypt moed myn helden, die, bekranftmetlaurcbladen*
In 's vyands bloed geverft, door uw manhafte daaden
Uw naam onfterflyk maakt, en ftreeft hoe langs hoemeer
Door oorlogsdeugd ten top der ewigdurende eer.
Ik zag u menigmaal uw dierbaar leven waagen,
De dood braveeren > en op 's vyands nederlaagen
In 't bloedig veldgevecht of zwaar beleg der ftein
Uw zege ftichten en vermaarde krygstropeen.
R z Be-
|
||||
i3* WILHEM.DE III.
Bewaart de glori door uw wapenen verkregen.
Zo blinkc in ewigheid de luifter van uw dcgen Hier boven aan 't gefternt. zo roem' van eeuw tot eeuw De na?aat uw bedryf. valt aan op 't veldgefchreeuw, Op 't oorlogsteken 5 dat myn krygsgezag zal geeven, En dient my als voorhenej 6 helden , met uw leven. Ik zal uw trouwen dienft erkennen } en uw moed Beloonen naar waardy in voor- of tegenfpoed. 'tis my genoegj als elk zyn pligten zal betrachten: Want van Gods gunft ftaat ons de zege alleen te wachten. Zo fpreekt de Koning voor zyn heir op 't oorlogspaard. Daar elk hem byftantzweertjen zwaaithet glimmend zwaard Tot driemaal achter een. de magt der Batavieren ..... Treed naar den vyand toe met vliegende banieren,
Met wapentailen j Tyk gevult met kruit en loot.
De Brittenlander, Spaanfche en Duitfche bondgenoot Bezet de poften, door den Veldheer aangewezen* En yvert.om zyn pligc te toonen als voordezen. Gevtcht Daar valt de krygsknecht aan\ en loft aan alien kant kerken. De donderbuflen , dat de lucht en 't vechtperk brand, Dat aarde en hemel dreunt. de Franfche benden leggen>
Bebolwerkt van een berg , begroeit met dichte heggen> En kreupelboflen > tot haar heirpoft uitgezocht, Om WitHEMi? krygsgevolg te ftuiten op den togt p En j van een fchans gedient > bezet met bateryen> Den fellen aanval af te keeren onder 't ftryen> <Li c <i Een |
||||
- ----- ----- ----------------
|
|||||||
ACHTSTE BOEK. 133
Een diepe veldmoeras omringt dc linke zy
Van Vrankryks heir , en zet den vyand voordeel by. Doch 'c werk, hoe zwaar in't oog > val t licht om uit te voerenj Als een ftantvafte wil zieh nimmer laat ontroeren Door laffe vrees , maar vaart met luft in arbeid voort. Dan trefc de fchutter » door zyn glorizucht bekoortj Het voorgeftelde wit. zo ftreeft men, nook verlegen> Noch voor gevaar beducht, langs ongebaande wegen Ten top van eere > en blyft onfterflyk door 't beftaam Zo taft de Britfche Vorft zyn tegenftanders aan , En wint den heuvel, dien de Franflen kloek befchermen> Na dapper vechten5 door beleid en kracht der armen. De mannen ftorten van den bergtop naar beneen, Door kogels , fabels en granaaten afgeftreen , Ontfielt of zwaar gewond. het laauwe bloed der helden Druipt neder van de kruin des heuvels op de velden. DeBondgenoot houd lang zyn aangewonne poft Door moedig ftryden in, fchoon 't werk veelmannenkofly En maakt zich meefter van kortouwen en mortieren. Op Vrankryks legerplaats geplant. de Batavieren Befchermen lang* den buit> (terwyl de ftrydgenoot Hun moedig byftant bied) en fchieten fchoot op fchoot Op d'aangedronge magt: en vyandlyke benden > Die zich op d'orders van den Veldheer derwaarts wendenj Om 't noodig oorlogstuig } door moed en dapperheid Verovert» hun geweld t'ontrukken. yder pleit R 3 In
|
|||||||
♦ ■
|
|||||||
_
|
|||||||
134 WILHEM DE III.
In'tharnas voorzynHeer» voor'trechtend'eerderlanden.
Zo vliegt elks glori r daar de zwavelvuuren brandeiij In *t midden van de vlam ten hemel. 't grof kanon Verheft der helden deugd veel hooger dan de zon > En galmt hun daaden uit met donderende toonen > Dat dal en heuvel kraakt. zo ftryden Mavors zoonen. Zo ftaat de Bondgenoot in *t fmookend vechtperk pal, Maar *t heir van Lodewyk, veel grooter in getal» Verpooft van tyd tot tyd zyne afgefloofde knechten» En fterkt elk ogenblik zyn vaanen » onder 't vechten, Met verfche mannen > met kanon en krygsgevaart. 't Schynt of hier 't aartryk, weer bevrucht, fbldaaten baart} Als Kolchis grond 5 wel eer bezaait met draketanden, C Gelyk d'aaloudheid dicht} doorkoningjazons handen. Niet anders groeit op't veld de magt van Lodewyk BW«w»»yan aue kanten aan. de Vorfl: van 't Britfche ryk denfiryd. J
Beveelt zyn krygsgevolg in orde en met geleden
Te rug te trekken , en den fellen flryd op heden Te ftaaken. yder voertj op 't koninklyk gebod, Zyn legerknechten af, en wenfcht een beterlot: Dewyl de krygskans gunt de zege aan geen van beiden. Zo eindigt het gevecht, en bei de legers fcheiden. Maar 't vechtperk legt bezaait met lyken , in den flag Van wederzyde ofltfielt. 6 dodelyke dag Voor veelen > die hun bloed vergooten > en hun leven Op 't yflyk krygstoneel» daar zo veel mannen bleeven* Ver-
|
||||
ACHTSTE B O E K. ijf
Vcrruildcn voor de dood ! 6 gruwclyk gezigt,
Gy toont ons klaar wat haat en vyantfchap verricht.'
God Febus zelf (wien zou dit fchoufpel met verveelen?}
Befterft, en fpoelt zyn as en fmookende gareelen
In Nereus plaflen af. dc Vader ftaat verzet,
En dryfc de roflen van zyn zonnekoets te wedt
Veel vroeger als voorheen. de Bofchgodinnen klaagen»
En treuren op de do6n , door droef heid ne£rgeflagen :
Zy mengen 't beldenbloed met traanen op den grond,
En kuflen een voor een den bleekbefturven mond.
De Koning Wilhe m kieft een heirpoft voor zyn mannen,
En geeft bevel om ftraks de tenten op te fpannen. Hier dankt de legerknaap den hemel , die den Vorft Befchermde j en 't doodlyk loot afkeerde van zyn borft: Want zyne dapperheid ontzag geen krygsgevaaren In 't midden van 't gedrang der vyandlyke fchaaren. Hy waagde in 't veldgevecht zyn leven onveriaagt: Dat leven , zelf door God verdedigt, word belaagt Van fchelmenj omgekocht door Vrankryks goude fchyven, ven*- Verraders > die hun loon voor fnoode moordbedryven m&geb Verwachten van den Vorft 5 die 't Leliryk eebied. ketirvm J ° "van den
Hoe zal myn Zangheldin het geen in 't heir gefchied Kming.
Verhaalen zonder fchrik ? ik zie de zonneglanflen Verbleeken aan 't gewelf en hun verheve tranflen. De waereld fiddert op haar as. de hemel beeft. En 't reedlyk fchepfel t dat die gruwelcn beleeft, Staat
|
||||||
i$6 W.ILHEM D E III.
Staat doots. de tong verity ft} en weigert omte fpreeken.
Hoe kan een menfchenhert 20 fhood een opzet queeken > En baaren, van de hel bezwangert> zulk een vrucht, 't Bederf van ganfch Euroopj daar God en menfcli ora zucht? Grand- GrandvaU een edelman} maar van de deugd verbaftert> huier-vm\n Vrankryk voortgeteelt > met fchelmen, waard gelaflert, jiuk, In 't vloekverbond getre£n > befluit Vorft Wilhems dood, En maakt zich fchuldig aan een gruwelftuk , zo groot Als ooit wierde uitgedacht. men had een jaar te voren Alrede 't moorduur in den veldtogt uitverkoren; Maar't werk wierd door't vertrek des Konings toen geftoort. Dien aanflag zal men nu hervatten. 't loon bekoort Den meefter; die zich vleit met rykdom , hooge ftaaten j En titelen van eer. maar neen, de Grooten haaten d'Uitvoerders van'tverraad, fchoon't fchelmftuk word be- En of de zaakgelukt, het loon, dat u verblind s (mint. Verwoede monfters > zal niet volgen. uw verwachting Zal 11 bedriegen 5 en vervloeking en verachting De prys verftrekken van uw gruwelyk verraad : Ja wroeging , die de ziel met geeflelroeden flaatj 't Gewifle brandmerkt , en met fcherpgewette tandens Tot wraak van't lafterfl uk, fleets knaagt aan d' ingewanden* U beulen nacht en dag. dan zult gy grooter fmert> Onlydelyker pyn gevoelen in uw hert, Als eer Prometheus > om 't ontrooven van de vonken Der zonne op Kaukafus met ketenen geklonken, Moft
|
||||
ACHTSTE BOEK. 137
Moft: dulden 5 daar hy wierd door Jovis adelaar
In d'ope borfl gepikt. maar gy , 6 moordenaar t
Vervloekte koningsbeul, gy ftaat naar WiLHEAtsleven,
Door zucht voor Lodewyk en Jakob aangedreven,
En fchrikt niet voor de ftraf, die volgen zal. de tyd
Is reeds berremt : wanneer de Vorft langs 't leger ryd,
Of zich op weg begeeft om Vrankryks magt t'ontdekken,
Dan zal men 't edel bloed vergieten > en voltrekken>
In een bedekten weg gelegen > 'c gruwelftuk,
Door moordroers > op zyn borft geloft -, en } zo 't geluk
't Vertrek begunftigt, naar de Franfche tenten vluchten
Te poft in zegepraal > en deelen de geruchten
Van Koning Wilhems dood aan 't ganfche leger uit,
Ja roemen in dien moord. dit 's 't oogwit. dit 's 't befluit.
Maar God, die lang den Held befchermde in lyfgevaaren,
Bevryd hem voor 't geweld der woedende barbaaren.
Het opzet word ontdekt j Grandval gevangen voor i*»«mgm
Den rechterftoel gefleept : hy geeft den Raad gehoor >
Die naar de waarheid vorfcht} en openbaart met fchanden
De voorgenome zaak , zelf buiten pyn en banden.
Hy word ter dood gedoemt, en fneuvek op 't fchavot dood ge-
Door handen van den beul. dit is der fchelmen lot. *r**tm
Verraders , fpiegelt u , en laat zyn flraf u leeren ,
Nooit naar der Vorften bloed te dorftemnochtezweerenj
Op hoop van loon , 't bederf van Jt koninklyk geflacht.
Tirannen worden zelfs met oneere omgebragt.
II. Dcel. S Het
|
||||
i38 W I L H E M DE III.
Het heir van Vrankryk zoekt terwyl door donderklooten*
charkroy £)oor bomben, voortgeftuuwt van buskruit, en eefchooten gcbom- c °
bardeert, Uit yzre buiken der mortieren -, door geweld
Van zwaare ftukken en kortouwen 5 op hec veld
Voor Charleroy geplant, die veiling te befpringen, En onder 't rookend puin met haar bezettelingen Te frnooren door dien gloed. twee werven word de zon Gewekt door 't dreunen van 't verflindende kanon, En door den dikken damp van zwavel 5 onder't klimmen Uit Nereus pekelbron » verduiftert aan de kimmen. Twee dagen word de ftad befchoten , en geblaakt Doorblikfemsvan'tmetaakmaarVrankryksHeirvoogdftaakt '"*{*"_ Zyn opzet, en geeft laft om aanftonds, onder 't roeren *">■ Der trommen > 't leger van de wallen af te voeren: Want Koning Wilhem houd een waakend oog in'tzeil:
Hy flaat zyn handel gade> en flaaft voor Neerlands heil. tnklm" ^et herfftfaizoen , gevolgt van ongeftuime vlaagen, uhJ>et En regenbuijen , die de legerknaapen plaagen > En dwingen 't open veld te ruimen , naakt in 't end.
De legers trekken af. elk voert zyn regement Naar d'aangeweze ftad : daar ruften d'oorlogslieden Zo lang tot eindelyk de noordfche ftormen vlieden, De fomer £n aanp;enamer lucht de beemden voedfel geeft. opent den *> &
vtUtogt: Dan preft de Britfche Vorft zyn heir te velde, en ftreeft
Den Franfbhen vyand met zyn Bondgenooten tegen. Zyn krygsbeleid verkieft een heirpoft s wel gelegen} En
|
||||
ACHTSTE BOEK. 13$
En veilig voor zyn volk. zo doct de Veldheer van ^
Den Lelikoning 00k. hier draaft de legerman ,
En flaat de tenten op. daar zweeten d'akkerlieden,
Die 't heir befchanflen en begraaven 3 door 't gebieden
Der hopli&n aangezet tot werken. yder wroet
Met fchuppen in den grond , en dekt den oorlogsftoet.
Elk woelt. elk toontzyn vlytj envolgt de krygsgeboden.
De manke Mulciber brengt wapens om te dooden > k»mt
En deelt zyn moordgeweer aan bei de magten uit.
Hy word verwelkomt in de tenten door 't geluit
Der legertrommen 5 en de toonen der trompetten.
|
|||||||||
Mars,
|
|||||||||
God Mavors } die wel eer 5 gevangen in zyn netten
Met Venus op de koets ) een fchouipel voor de Goon
Verftrekte in 'themelhof> denkt niet meeraan dienhoons
Maar eert hem, als een vriend, en looft zyn bezigheden
In 't ilypen van het ftaal en oorlogstuig te frneden.
Zy treden zy aan zy , als broeders » over 't land)
Daar elk zyn vaanen voor hun woedende oogen plant.
Bellone flapt'er by. de rode pluimen hangen tUchvw-
Van heuren blanken helm, de haarlok kriclt van flangen.tomm'
Het lichhaam, grofvan leeft 3 verfiert het krygsgewaad.
Zy laat een bloedvlak op den bodem} daarze gaat.
De Franfche Luxenburg j in oorlogskunft ervarenj deWmnf.
Had, om 't verovert land voor brandfchat te bewaaren, fm Het open veld befchanft , omgraaven en bemant > Reduiten opgerecht, en , 't geen de tegenftant |
|||||||||
i4o WILHEMDE III.
Vereifchte) door zyn vlyt bevordert naar behoren.
doer den De Wirtenberger > door den Koning uitverkoren w»"k^m ^e befchanflingen te dwingen, trekt vol moed unbtrg Te velde» en naakt de poft van Vrankryk met zyn ftoet. De mannen zwemmen door de gracht, en overvallen Den vyand , daar hy zich verweert in d'aarde wallen, Of uit zyn flerkten vecht; doch vruchteloos : de kans twrwL Begunftigt Wirtenberg , en d'opgeworpe fchans Moet buigen voor 't geweld met haar bezettelingen.
Het Franfche leger deift. men volgt met bloote klingen De vluchtgenooten na. veel fneeven door 't geweer, Offtorten, zwaar gewond, op't purper vechrperk ne£r. mit lan-Deze overwinning zet de ganfche landftreek open* br%nd- En ydcr moet voor geld zyn erf en vryheid koopen > geng'tet. En fchattingen aan 't heir betaalen , naar waardy Van 't goed, dat hy bezit: doch zonder tiranny. Men geeft de reden plaats in 't fchatten en waardeeren. Maar laat ons weer naar't heir der Bondgenooten keerenj Daar Neerlands Wapenhoofd met zyn gepaarde magt Den Franfchen Maarfclialk en zyn ryksbanieren wacht: ^IIT Want Luxenburg trekt op met al zyn legerknechten? Luxen- Qm koning Wilhem met zyn h el den te bevechten3 En aan te grypen op de pollen 5 daar hy leit. Dien aanflag neemt hy voor. 't gefchied j als Jt is gezeitj En door den Legerraad in 's Hertogs tent beflooten. 6 Zanggodinnen» die} als Febus fpeelgenooten> Den
|
|||||
-
|
|||||
ACHTSTE BOEK. 141
Den godgewyden berg, Parnaffiis 5 door den toon
Van uwe gorgels ftreeltj daar yder naar de kroon Der eedle zangkunft dingtj begunftigt my, ziet neder j Ik heb uw byftant weer van noden ftuurt myn veder: Op dat ik dezen ftryd , daar elk} door d'eer bekoortj Geen loot noch label fchroomt, magzingen als'tbehoort. De Britfche Veldheer, dien de tyding word gedraagenj d^J*g
Dai Luxenburg genaakt, om 't leger te belaagen, Tw"" Stelt al zijn troepen in flagorde > en wacht aan 't hoofd »fn>act>t.
Van 't Bondgenootfchap, dat zyn heirbyl trou belooft» De Franfche benden af. de Legerhoofden ryden Door 't heir > en moedigen hun knechten om te flryden. Elk ftaat gelyk een rots, daar naakt de lelivaan. Men lleekt van wederzy de veldkortouwen aan} reUjiag En groet elkander met een Item uit koopre kaaken. dm.
De Vlaamfche bodem beeft. de korenakkers blaaken.
De graanhalm druipt van bloed. vrou Ceres priefter vlucht. 't Gefpan van Febus raakt aan 't hollen in de lucht. De voerman waggelt op den wagen onder 't mermen. Merkuur daalt neder uit den hemel op zyn pennen> Zo dra God Jupiter 't gedruis van 't klinkend ftaal Gewaar word, en 't kanon hoort dondren in zyn zaal. De bode keert, en meld aan 't Hoofd der hemellchaaren» Hoe fel de iegers wo^n. de Bofchnimf rukt d'altaaren Van Faunus uit den brand} en aarzelt voor 't geweld. De groote Wilhem dfaaft langs 't leger over 't veld, S 3 Daar
|
||||
14* \V I L H E M D E III.
Daar duizend kogels en geflingerde granaaten
Door 't vechtperk fnorren. daar zyn ruiters en fbldaaten Den aanval fluiten van den vyand in den ftryd. Elktoont zyn krachten moed, daar zich de Veldheer quyt» Gelyk een OorIogsgod> en voorgaat zonder fchrikken. Men loft aan alien kant de vuurroers, onder 't mikkenj Wanneer de hopman fchreeuwt: geeft vuur. hier dreunt de Ginsklinktdekrygsbazuin : terwyldelegerdrom* (trom. Gemoedigt door dien toon > ilagorden en geleden Der tegenftandren breekt. de paardevoeten treeden Op mannefchinkels* op den buik en 't ingewand > En delven arm en been en bekkeneel in 't zand. De koppen rollen langs den grond, door yzre klooten Geflingert van den romp, vermorzelr en doorfchooten. De Dood j geborften van haar keten 5 voert een ry Van moordtrouwanten aan 5 de Woede en Razerny, De Wreetheid en 't Geweld. de bloedbanieren waaijen. Men hoort den legerhaan moord, roof en onraad kraaijen. De bruine zwaveldamp benevelt elks gezigt. Het omgewroete ftof verdooft het zonnelicht, En ichept een naaren nacht. de veldrivieren groeijen, En zwellen van het bloed. al d'oorlogsftormen loeijen. Een deel van 't voetvolk word geplaatft in flruikj inheg, En kreupelboflen , om te fchieten op den weg, Waar langs de vyand trekt, en naakt om door te dringen. Veel ftryden dapper in *t verweeren. veel befpringen De
|
||||
ACHTSTE B O E Kv r43
De poftbefchermers, dat hun bloed en arbeid koft.
Dc moede krygsknecht word door verfchen afgeloft, En elk moer op zyn beurt door vuur en kogel ftreeven. De brave Beyervorft, door heldendeugd verheven, Een ridder , welgemaakt van lichhaam , wiens gelaat Naar Mavors wezen zweemt, munt uitin'tkrygsgewaad Aan 't hoofd van Karels heir, op *t briefchend ros geftegen. De rechte vleugel word verdedigt door zyn degen, De Franfche ruiterbende in 'c naadren afgekeert, En d'aanval reis op reis geftuit. hy triomfeertj En houd zyn legerplaats voor Luxenburg geflooten. En gy} oPrinflenj die de magt der Bondgenooten> Hanover, Brandenburg hier aanvoert, uwbeleid Verfterkt den Britfchen Vorft : uw moed en dapperheid Staat Vrankryks leger dier : uw roem zal nimmer daalen> Maar ewig ryzen met de dagtoorts en heur ftraalen. En gy } 6 Ne£rlands volk, beroemde Batavier, Myn Zangnimf zal u nooit verzwygen op 't papier; Dat} door uw oorlogsgloed ontfteeken, raakt aan't branden! Gy, die hier 't leven laat, gy blyfc in d'ingewanden Van uwen landgenoot begraaven ; en de tyd Verewigt uwe deugd , in we£rwil van den nyd! Athlone , en Suylefteyn , en Portlant, d'eer der braaven,- Obdam , en Sgravemoer ( die eer zyn heldengaaven In 't wederfpannig ryk, door Stuarts dwang ontroert, Op 't heerlykft heeft getoont, van Ginkel aangevoert: Dat
|
||||
144 WILHEM DE III.
Dat tuige ons Ierland > en zyn vrygevochte wallen)
Staan pal en onverfaagd, daar duizend helden vallen.
DaarZoims zyn been verlieftj waardoor hy 't leven liet.
De Vriefche Kazimier 5 die 't ftrydend volk gebied ,
Als Maarfchalk van den Staat> verliefd op krygslaurieren,
Befproeit de lelien van Lodewyks banieren
Met purper heldenbloed > vergooten door zyn zwaard.
DiePrins, een bloedverwant desKonings, hem zowaard,
Dringt dieper in de ziel van Wilhem door zyn daaden.
Zyn oorlogsklepper draaft langs ongebaande paden>
Met lyken opgehoopt 5 en drukt in 't bloedig ftof
De tekens van zyn draf. de vyand zal uw lof»
O Vorftelyke Telg van Naflau , zelf verheffen ,
En ewig melden hoe uw fabelflagen treffen.
Prins NafTau Saarburks arm» op ftryden afgerecht,
Door fterkte alom vermaard> doet wondren in'tgevecht>
En drukt het lemmer » dat gebeente en ribben kraaken,
In 't hert der Franflen , die zyn legerpoft genaaken.
Nojel 5 en Birkenfelt, en Weede> die den Staat
Steets dienden in den nood j en waakten vroeg en laat
Voor 't heil van't vrye volk, ftaan moedig voor hun benden,
In 't midden van 't gevaar en d* oorelogs elenden.
De koning Wilhem ziet de krygsbedryven aans
En moedigt overal zyn leger onder 5t flaan.
Zyn byzyn kan den moed der bloden zelf ontfteken.
Zy ftryden onvermoeid , die ecrft in 't ftryden weeken>
|
||||
A C H T S T E B O E K: 145
En aarzelden door vreeze of doodichrik aangevat.
O deugd! 6 dapperheid! die al den aardfehen fchat Door uwen glans verdooft, gy trotft: de goude kroonen! Een laffe Vorfl: onteert zyn koninklyke troonen j Die , als een vrouw > gedoft met purper hoflatyn , By dartle maagden zich verluftigt in den wyn} En't ryk verwarelooft door ongebonde luften: Maar zy, die op den grond in 't glimmend harnas rufteh, Door ftryd op ftryd vermoeiti en vliegen voor 'taltaarj Den Kruisgod toegewyd , door 't uiterfte gevaar: Die voor de ruft van 't volk , de vryheid en de wetren» Bezegek door hun bloed} den voec in 't vechtperk zetten» Verdienen eer op eer j en worden hier bene£n Geviertj verheerlykt? en, als Goden} aangebeen. Die lof komt Wilhem toe. dat tuigt zyn ganfche levenj En zo veel wondren, door zyn ftrydbre vuift bedreven, Verkonden overal de glori van zyn naam, Door 't ront gedragen op de vlerken van de Faam. Dat meld ons Landen , daar zyn felle blikfemfchichten Door 't harnas booren : daar de ftoutfte mannen zwichten Voor't woeden van zyn kling: daar grooter oorlogsmagt, En d'eer van Vrankryks Huis, verheerlykt door'tgeflacht Der Lelikoningen , voor zyn geweld moet buigen. En gy » 6 Jakobs zoon, 6 Berwyk, zult getuigen, Dat u de braaffte Prins ontwapende in den ftryd» En met zyne armen greep. maar hoe .' gy zwelt van fpyt> 11. Ded. T Daar |
||||
14.S W I L H E M D E III.
Daar gy den fabel werpt voor zyne voeten neder.
Bedaar, en fchroom geen leetj de Vorft bemint u teder, $choon gy zyn leven haat , en toelegt op zyn dood. Zyn vrientichap kan die drift verfchoonen, daar ze fproot Uit kinderlyke min , door kracht van 't bloed bewogen. Verban uw vyantfchap, en zie met andere oogen Den aangehuwden zoon, den vriend , en bloedverwant Van uwen vader aan : hy bied u zelf de hand, En zal u in zyn heir , gelyk een Prins, onthaalen. De zonnekar verdwynfi met haar vergulde flraalen. 131 dPt1 ^e vaa"e nacnt klimfi op. elk voert zyn troepen af * Op d'orders , en 't bevel dat hem de Veldheer gaf. God Mars De Krygsgod , in( de Uicht gezetelt op zyne aflen, lr, ' e~ Ziet met. een vrolyk oog de leden in de plaflen Van 't uitgeftorte bloed verdrinken op den grond >
Terwyl, de ziel verhuift, en vliegt uit d'ope wond. en Jpreekt 'tGaat wel:(dusfpreekthy tot Bellone, in't nederdaalen) j^J[ e ' Zo word onze ooriogstroon gefticht. wy zegepraalen Van ganich. Europe > daar de Vrede , onteert, verdrukt> Geboeit , mishandelt, voor myn zegewagen bukt> £n volgt fchoorvoetende myn bloedige gareelen kangs't blakend veld, gefchoktdoorfellelandkrakkeelen. Myn moordklank word alleen in Vlaandren niet gehoort : O neen .' die dondert vaft van 't een aan 't ander oord. Indien ik naar den Rhynmyne oogen flaa.: ze aanfchouwen Verwoefting > moord en roof y en fteden en gebouwen Af-
|
||||
ACHTSf E B O E K. t+f
Afweiden door de vlam , met aflche en puin bedekt:
Daar Vrankryks Erfgenaam met zyn ftandaarden trekt, DienPrins vanBaden/tHoofd der Duiriche krygsver\vanten> Met zyne volken wacht > en ftuit aan alle kanten Den aantogt van dien Vorft , den zoon van Lodewyk, Die voor zyn vader flryd , en d'eer van 't Franfche ryk. Gins trekt de Savojaard langs d'Alpen met zijn benden, En valt in Pignerol den vyand op de lenden. Hy blikfemt nacht en dag de veft : maar Katinat Trekt voor zyn Koning op, en red de veege ftad. 't Beftormend leger wykt met bomben en mortieren. De Turkfche Maan, geleid van Baflaas en Vizierenj Beftookt den Adelaar. in 't kort 5 myn gezellin, Bellone , elk ooreloogt, elk \voed> en volgt myn zin. O vrolyk fchoutoneel ! 6 langgewenfchte tyden ! Zo fpreekt Gradivus tot de Kfygsgodes na 't flryden. De Veldheer Luxenburg herftelt Zyn leger , dat
Veel Ichade door verlies van volk geleden had ; Waar van'er veel verflxooit Omdwaalden langs de wegen j En trekt voor Charleroy : een vetting > dicht gelegen SrS7 Aan 't Henegoufch geweft •, verheerlykt door den naam Hen°s Van Spanjes Troonmonarch : een wapenburg) bequaam xmburg Om tegenftant te bien. men houd de ftad beflooten > Omfingelt en berent; om toevoer 5 hulpgenooten, En 't geen verwering eifcht j te ftuiten voor den muur. 't Kanon, ontfteeken door den lontftok, braakt zyn vutir T 2 Met
|
||||
148 W I L H E M D E III.
Met fchroot en kogels uit 3 en dondert op de wallen.
Men ziet de gevels door 't geweld der bomben vallenj En ftorten op den hals van burger of fbldaat. Hetbloedfpoeltvan dewah engolft langs raarktenftraatj Gelyk een ruime zee. de torenfpitfen beeven. De ganfche verting , op haar heuveltop verheven , Bezwykt en waggelt door de flagen van 't metaal. De bleeke weduw rreurt op 't lyk van heur gemaal j Terwyl de zuigeling de vaderlyke leden , Door 't loot gerabraakt > en van boven tot beneden Met bloedig ftof beklad } in d'armen flreelt, en kuft. De Spaanfche Stedevoogd , op oorlogseer beluft, Bezigtigt over al de poften op de fchanflen. Hy llaat de ftormen af, en valt op 't heir der Franflen Door d'opgeflote poort met ftrydbre mannen uit. Veel blyven in 5t gevecht. veel keeren met den buit ? Noch rookende van't bloed des vyands} op hun poften. De verfche wacht bezet de plaats der afgeloften -, En elk trektbeurtombeurt s daar hem zyn hopman preft> Op bolwerk of reduitj en quyt zich voor de veft} Gelyk een dapper held , uit fchanflen en rondeelen» En halvemaanen , daar de ftormkortouwen fpeelen. 't Belegerend geweld vermeerdert dag op dag. Men waagt 'er florm op florm , en wint door flag op flag De buitepoften en bezette ravelynen. Men flecht het horenwerk door 't fpringen van de mynen. De
|
||||
' ACHTSTE B O E K. u<>
De Franfche Veldheer eifcht de veiling op > en zweert>
Indien hy van de ftad in 't ftormen triomfeert,
En vechtende de wal verovert 5 alle zielen,
Zo oude als jonge > door zyn fabel te vernielen.
De Stadvoogd, geen ontzet verwachtende indien ftaat>
Pleegt met de Hoofden der bezettelingen raad.
Zy ftemmen een voor een , om grooter quaad te weeren,
De Had in Vrankryks hand te geeven, op 't begeeren.
Men flaat de vredetrom. men plant de witte vlag,
En vordert met gefchrift een eerlyk krygsverdrag :
Dat tekent Luxenburg. men geeft de wal ten beften* engemm-
En trekt met vliegende banieren uit de veften >
Op 't roeren van de trom j en 't fteeken der trompet:
Daar Vrankryks magt de ftad } met bloed gekocht} bczet.
De veldtogt eindigt » en de Legerhoofden leiden
Hun troepen uit het veld, de Bondgenooten fcheiden i . .. Be Ko-
En koning Wilhem zeilt naar d'Albionfche kuft : ning ver-
Daar 't lichhaam 5 afgemat door oorlogsarbeid , ruft: Engtlmd.
Gelief kooft en geftreelt van d'eer der Koninginnen > De fchoone gemaalin , Maria , trou in 't minnen. ,.,, , O gadelooze liefde .' 6 kuifche minnebrand ! fchenmi-
O onverbreekbre trou ! bezegelt hand aan hand Maria.
Voor 't heilig echtaltaar, door Hymens toorts ontftekenj
Hoe zal de waereld fleets van uw volmaaktheid fpreeken! O briuloftsledekant ! geen Venus , noch haar zoon \rerfierdeuwzwaanendons met bloemen> verfchen fchoon T 3 Uit
|
||||
ifo W I L H E M D E III.
Uit Ciprus hof geplukt; geftikt uit groene zoden
In 't oude Idalie door dartle Minnegoden : O neen ! de Godsdicnft heeft u heerlyk opgefpreid. De waare Deugd alleen , die 't hert der vroomen vleit, Verftrekt uw nachtfieraad , en fchittert met heur ftraalen Door 't huwelyks vertrek en d'opgepronkte zaalen Van 't vorftelyk paleis. hier ruft de Koning met Het voorwerp van zyn min. hier ftoort geen krygstrompet Deze aangenaame ruft. zo dra de morgenglanfien Den nacht verdryven, en het licht aan d'ooftertranflen Ontfteeken door hun gloedj dan wekt Mariaas mond Met lofgezangen , die den blyden morgenftond Begroeten» en de gunft van God,den Schepper, looven, Den Koning uit den flaap. 6 pronkjuweel der hoven ! O herberg van de Deugd! door 't vorftelyke Paar GeiM,ge i0 vriendelyk onthaalt ! 6 tern pel! daar 't altaar (tacit van J < x
Bngeiand Van Jefus ewig blaakt door heilige offervuuren ,
door it , .
tegtn- Gy ruft onwankelbaar , tot vreugd van uw gebuuren>
regerinl Op zulke zuilen } als uw Vorft en Koningin -, Door Gods voorzienigheid j 6 landgenooten j in
Den allerhoogften nood gezonden aan uw ftranden , Tot berging van 't geloof > uw recht en dierbre panden. Dit hof, wel eer begroeit met dorenen , die pyn Door 't fteeken van hun punt verwekten > door't venyn Der hooffche flangen ganfch vergiftigt en bedurven, Waar doorde Britfche Roos, verflenft en bleek befturven, Aan
|
||||
ACHTSTE BOEK. Ifr
Aan 't quynen floeg, verbeeld (hoe vrolyk keert de tyd.'_)
Een Tempe, een luftpaleis, de Blyfchap toegewyd.
Mariaas goetheid ftreelt de ziel der eedle vrouwen vpumj*
En hooffche Jufferen > die haar gezelfchap houwen , Z»j£~
Verzekert van haar gunfl door 't vriendelyk onthaal. »»»*«*.
Haar liefelyk gefprek , haar ongeveinfde taal > *
Haar redeneringen , vol fchrandere gedachten ,
En vredeleflen 5 die de ruft van 't ryk betrachten *
Verluftigen 't gemoed van yder, die haar hoorr.
De Raad, de Ridderfchap , de Burgery , bekoort
Door haar volmaakcheid, eerthaar deugden boven maatem
Elk toont haar in 't bewint der koninklyke flaaten
Gehoorzaamheid , gelyk een vreedzaam onderdaan,
Uit liefde en niet uit dwang. elkziet haarvroomheid aan*
En woekert van die deugd. haar voorbeeld fricht de zinnens
Der landgenooten , die Gods kerkbevel beminneni
Gcrechtigheid verflrekt haar fpeelgenoot in 1 hof,
En wandelt aan haar zy. indien'er iemand ftof
Tot klaagen vind , zy helpt den lyder in zyn quaalen.
Haar miltheid fchept vermaak in d'armen wel t'onthaalera.
Voor al de vluchteling , die om den godsdienft 1yd ,
Van erf en huis en goed berooftj door haat en nyd
Der kerktirannen uit zyn vaderland verdreven >
Daar veel, om'twaar geloof gemartelt, deerlyk fheeven>
Word door de Koningin gekoeftert en gevoed >
Gelief kooft en vertroofl: in al dien tegenfpoed.
Haac
|
||||
------------- _ - — — - - - - --. —_,----,------------------
jfi WILHEM D E III.
Haar hert en fchatkift ftaan voor d'ondetdrukten open.
Zy hoopen niet vergeefs, die op haar byftant hoopen. Geen hovaardy beheerfcht die fchoone in 't ryksgebied: Een hertstogt, dien haar ziel, zo needrig? haat en vlied. Geen wulpsheid, overdaad, noch ongebonde zeden, Onkuisheid , dronkenfchap , die 't fchepfel van de reden Verbaftert 5 worden in haar hofpaleis geieen. Zo pronkt die groote ziel met zo veel waardigheen In 't fchoonfte lichhaam, dat natuur op 't aartryk teelde. Die deugd,dievroomheid,die'tgemoed van Wilhem ftreel- Voor zo veel jaaren, voed zyn liefde meer en meer. (de Hymint zyn gemalin : en zy bemint hem weer. Zy wandlen hand aan hand voor 't oog der hovelingen> En eedle maagden , die Mariaas wysheid zingen» ghoof'che En Wilhem s dapperheid verheffen door haar toon: juferen. Twee zuilen van het ryk : twee paerlen aan de kroon. Een ander ftelt den lof van 't huwlyk op heur fnaaren j En zingt : hoe d'orFervlam van Wilhems echtaltaaren Den nacht van onheil in 't beledigd Albion Verteerde door haar glans 5 gelyk een lieldre zon. Dan volgt 5 hoe 't vorftlyk Paar den gulden ftaf aanvaarde» De troonjuweelen en de rykskroon , hoog van waarde > Door 't fmeeken van den Raad en Londens burgery. Zo zingt de maagdefchaar 5 als Wilhem zy aan zy Met zyn Maria treed, zo juicht men langs de ftraaten» Biyfibaf, Daar 't volk » by een gevloeit, van blyfchap uitgelaaten, Al
|
|||
ACHTSTE BOEK. iyj
Al knielende om de koets } met een genegen zin *» «**«•
Den Ryksbefchermer groet met zyne Koningin. tier bur-
Wanneer de Vorft, vermoeit van ftaat- en oorlogszaakenj^'
Wier bezigheden 't heil van ganfch Europe raaken, **£'? Zich naar 't paleis begeeftyna't fcheiden van denRaad3 witnt-
Dan ftapt de fchoone vrou met een verlieft gelaat dmKoT Hem vrolyk in 't gemoet, en leid hem naar de zaalen , Xtmmlit
Daar zilvre vaten 5 en vergulde nektarfchaalen Jmmad., Den koninklyken difch ftoffeeren. daar 't banket,
Dat oog en tong bekoort, word fierlyk opgezet. Men fpreekt van 't ryksbelangj en't nut der onderdaanen> Van Vrankryks kerkgeweld>daar 't volk verdrinkt in traanen. Men pryft de lydfaamheid van Gods vervolgde fchaar. Men handelt aan den difch van 't oorlog, dat zo zwaar D'Euroopfche volken drukt. zo word de tyd gefleten Met redeneringen vol wysheid 3 onder 't eeten. Wanneer de Koning zich vervaardigt tot de jagt, 'Z7r^
( Een oefening van outs by Vorften hoog geacht; j*&t' Die voor een wyl verpooft hun hooffche bezigheden )
Dan trekt de Ryksvorilin den jagtrok aan zyn leden, En wenfcht hem meteenkus veel voorfpoedinhet woudt. O teedre bruilofts-min! geen fchat, noch dierbaar goudt* Dat Midas keur beviel , kan by uw vruchten haalen ! Ik zie de Minnegoon van boven nederdaalen» En vliegen om de kruin van 't koninklyk gebou. God Hymen zwaait zyn toorts ter eere van de trou, II. Deel.' V Ge-
|
||||
174. WILHEM DE III.
Gezetelt op een wolk 5 voor 't oog der Londenaaren.
De zon} vervrolykc door 't gejuich der Hemelfchaaren> Befchynt de koningsftad met herelyker licht Dan ooit > van dag tot dag } en fchittert in 't gezigt Van 5t omgelegen land met ongemeene glanflen. De boflen fchateren. al d'eikeboomen danflen , En gaan ten reije , als eer op Orfeus fnaarefpel. De Nimfen dartlen op de golven , door 't bevel Van Godt Neptunus uit zyn hof gepreft naar boven> Om Wilhems heerfchappy door 't zeegezang te loovenj En 3t ryk > gezegent door Mariaas troongezag , Te groeten reis op reis in't klimmen van den dag. De baaren luifteren. de winden krygen ooren} En zwygen om dien toon eerbiedig aan te hooren. Zo waagt het al van vreugde in dien gewenfchten ftaat. Zo bloeit de voorfpoed van den Britfchen onderzaat lifhtii' Van jaartot jaar. maar,ach! hoe keerend'aardfchezaaken!
r!uThe~ ® ^ot' ^en ^erve^ng befchoren, waard te laaken,
z**kin. Hoe fnel verdraait gy 't rad van 't wankelbaar geluk!
De Blyfchap vlucht, zo dra de Tegenfpoed en Druk Het waereltfche toneel beklimmenj en verfchynen In 't zwarte treurgewaad na 't oopnen der gordynen. voorte- Een voorfpook} dat veel ramps betekent > waart door't hof.
r*mpe» De nachtuil kryt op 't dak. de zwarte ravens > grot
Van keelen , knarflen op de koninklyke tranflen. Een uitgeteerd geraamt, gehult met dorre kranflen Van
|
||||
ACHTSTE BOEK. i//
Van dodelyk cypres } vliegt met een naar geluit
In 't midden van den nacht de zaalen in en uit, En floort den zoeten flaapvan Wilhems hoftrouwanten. De huwlyksfakkel , die 't paleis aan alle kanten Met heldre vlammen licht, brand flaau. de hofwachtziet De fterren aan de lucht verbleeken > door 't verdriet, Dat koning Wilhem en zyn ryken dreigt, bewoogen. Latonaas dochter houd een fluyer voor haare oogen > En weigert aan de lucht haar aanzigt in den nacht. De blonde Auroor verwerpt haartabberd, ryk van pracht, De roozen uit haar pruik, en bloozende fieraaden> En klimt bedrukt uit zee , bedekt met rougewaaden. Een dikke en zwarte wolk hangt over Engeland, En fpreit haar duifternis van 't een aan 't ander ftrand. De rykstroon waggelt» en de marmre zuilen beeven. Zo ftort een donderbuy> door ftormen voortgedreven, Een zee van water neer op 't fchoonfte van den dag > Terwyl de donder loeit» en 't woudt door flag op flag Van zyn fieraad berooft» en floopt de veldgebouwen. Dan treurt de dorpeling en bouwman, door 'taanfchouwen Van zo veel rampen, in dien fellen luchtorkaan: Hy ziet zyn akkervrucht door blikfemvuur vergaan» Of zwemmen in denftroom, door'tonwe^r neergeflagen^ Zo fchielyk baart de tyd in voorfpoed druk en plaagen. O Zangheldin ! wie leert uw pen dit ongeval} Dat ganfch Europe > maar Britanje boven al V 2 Zal
|
||||
if* WILHEM DE III.
Zal treffen, naar den eifch befchryven op haar bladen ?
O Nimf, Melpomenej die fleets van rou beladen, Het klaaglied uitgalmt op den top van Helikon, En ftort uw traanen in de kriftallyne bron , Terwylge uw fhaaren roert voor vader Febus ooren, En vier paar zuftren s die uw treurgezangen hooren, Daal neder van den berg 5 en voeg u aan myn zy: Bedek uw luit met floers: kom> klaag en ween met my. Nu is de ftoffe en tyd geboren voor uw zangen. Maar hoe! gy laat uw hoofd, bedroefde zufter, hangen* Terwyl uw flem bezwykt 5 en in haar gorgel fmoort. Verflomtuwtong, Godin? noch vaart mynzangftervoort. |
|||||||||
Maria
|
|||||||||
loor De Britfche Koningin (maar ach! hoe beeftmyn veder!}
eefizwaa- Die eoddeiyke vrou ftort op het krankbed neder. rekrankte ° * * .
evervai- Een heete koorts bekruipt haar teder mgewand.
Het quaad groeit uur op uur > en neemt vaft d'overhand
In 't lichhaam , en braveert den arts en d'artfenyen. De heeldrank > die tot haar genezing fnoft gedyen, Beftryd de quaalen, maar vergeefs. de dood, verhit Op moorden > vliegt verwoed van 't een in 't ander lit. De roozen van haar wang verbleeken door de pynen. Het blanke vleefch verteert aan't lichhaam onder 't quynen. Het bloed, door koorts op koorts otttfteken, ziedin'tlyfy Verdwaalt, en houd geen flxeek in *t vloeijen, of word ftyf In d'aderen* 't gezigt ftaat naar * en 't ganfche wezem Wei eer zo levendig> zo fchoon en uitgelezen> Zo
|
|||||||||
—__ . _^
|
|||||||
- - ....--- - -
|
|||||||
ACHTSTE BOEK. iS7
Zo vriendelyk, zo bly, en minzaam voor elk een,
Waar in de Majefteit met al haar ftraalen fcheen > Verlieft zyn eerften gtans3 door fmert op fmert onduiftert. Zo legt die groote vrou , door doodsgeweld gekluiftert, Bevochten en gevelt op 't naare ledekant, Waar voor de Dood alree haar zegeftander plant. Hoe klaagt de koningsftad! hoe fchreien d'eedle vrou wen, 4lg*me- En hooflche mannen » die dit routoneei aanfehouwen! genthlid. Zy ftaan verflagen voor de bediponde. yder fcheurt De vlecht en 't blanke vel. de ganfche kamer treurt. De traanen vloeijen langs de vloeren uit elks oogen. De Koning boven al > geraakt van mededogen Om 't leet der Koningin , ziet met een doodfeh gelaat Zyn waarde bedvriendin in dien bedroefden ftaat- Hy valt haar om den hals. hy kuft de bleeke kaaken, En barft in klagten uit : ach ! moet ik u genaaken d^- Op 't krankbed, daar gy word beftreden van de Dood, niniu
Doorluchte Koningin, myn troon- en echtgenoot! Zal 't nootlot* ons voorheen zo gunftig, nu gehengen Dat ik myn lauren moet met lykcypreflen mengen ? Ter quader uur heeft my het oorlogslot gefpaart In 't laatfte veldgevecht voor Vrankryks loot of zwaardL Zal ik de doodbus van myn lief ten tempel leiden, Daar Karels Edellien ons huwlyksfeeft bereidden, En ftookten 't echtaltaar, naar onzer Vadren wet? Daar ons de Britfche kroon wierde op het hoofd gezet* V j Daar.
|
|||||||
15-8 WILHEM DE III.
Daar ik haar op den troon in't ryksgewaad zag praalen,
Zal daar die Ichoone voor myne oogen nederdaalen. En zinken in het graf ? ai keer dit ongeval» Ai ftuit dien zwaaren flag, Beheerfcher van 'r Heelal. Of is haar dooduur in uw hemelraad befchoren ? Gy had haar tot myn bruid in 't leven uitverkooren, Vergun my dat ik haar in 't fterven ook verzel. Dan vaare ik vrolyk heene , en zeg den troon j vaar wel. Zo klaagt de droeve Vorft j enzygt, gelyk een ceder, GetrofFen van den ftorm ki'twoudt, ter aarde neder. DeKo- Maria ziet haar Heer met ftervende oogen aan. mngin «-'
moeSgt Myn hert is meer met u , als met my zelf, belaan,
Zo fpreektze} 6 Koning, nu gy wenfcht met my te fneeven.
O neen! gy moet voor't ryk en voor Gods kindren leeven. De waereld heeft uw hulp van noden. Jefus kerk Ziet naar uw byftant ora j en geeft uw fabel werk. De vyand woed, en floopt de tempels en altaaren. De ftraaten flurpen 't bloed van duizend martelaaren, Mishandelt om 't geloof. hou moed, en leef myn Held, Om Ne£rland en uw ryk te hoeden voor 't geweld, En ganfch Europe door uw wapens te befchermen. Hoe zou de zuigeling door al de waereld kermen, En fchreien aan de borft in zyne onnozelheidj Wanneer uw lykafch in de doodbus wierd geleit! Hoe zou de Godsdienftj door uw vuift gehandhaaft, treuren! Hoe zou uw dood den band der Bondgenooten fcheuren, En
|
||||
ACHTSTE BOEK. ijp
En't Chriftenryk, met u, door landkrakkeel vergaan!
Leef dan > om kerk", en recht, en wetten voor te ftaan. Die vruchten van onze echt beveele ik in uw handen : En fterf geruft, myn lief > nu gy die waarde panden In uw befcherming houd. beween myne uitvaart niec. De dood volmaakt myn vreugde3eneindigtmynverdriet. Ik zal om hooger goed myn vorftelyke ftaaten > De fchatten van deze aarde, al ydelheid > verlaaten. De rykstroon vvalgtme , met zyn fchynfieraad en pracht. Dit hof 5 daar ik wel eer myn jeugd heb doorgebragt, Daar my 5 als Koningin » 't gebied wierd opgedraagen* Toen vader 't ryk verliet, kan my niet meer behaagen. Een herelyker hof > dat vloed noch vuur verteert, Daar Jefus lieveling na Jt fterven triomfeert 5 Daar d'Englen juichen , voor Gods zetel neergebogerh En zingen 't heilig lied, vertoont zich voor myneoogen, Ik zie de poorten van Gods wooning opengaan. Myn waarde Bruidegom } wat flort gy traan op traan? Verheug u in myn lot. ik laat de waereld vaaren Voor 't hemelfch Kanaan. niets kan myn hert bezwaaren In 5t fcheiden } als alleen dat ik u derven moet. Ik heb een zuivre min in myne borft gevoed » Uw beeld geliefkooft > fint ons 't nootlot t'zamen paarde. Gy waart myn welluft, almyn hoop en vreugde op aarde. Maar grooter Bruidegom verheerlykt nu myn lot, En rukt my van u af. het is de Zoon van God > Die
|
||||
i$o W I L H E M D E III.
Dienaarmynhuuwlyk ftaat.hy roept. wiezouniethooren?
Hy reikt my d'armen toe. vaarwel myn uitverkoren.
De Godheid hoede uw ziel voor 's vyands moordgeweer.
Zyt vrolyk > waarde Prins. helaas ! ik kan niet meer.
overgno- DekoningWilhem(ach.'wiensboezemzounietbreekcn> he id van Die zulk een aftcheid ziet ?) bereid zich om te fpreeken > ILHEM* Maar telkens fmoort de rou de klagten in zyn keel. Ten lefte vaart hy voort: myn allerwaardfte deel,
Van God my toegevoegt, 6 Koningin der vrouwen,
Hoe" wilt gy dat myn hert zyn zuchten in zal houwen j
Daar ik uw lyden zie ? gy worftelt met de dood ,
En vergt my blyfchap af in 't uiterft van dien nood.
De quaalen woeden in uw jeugdige ingewanden.
De koorts verxeert uw bloed , en al uwe aders branden.
De doodquaaleet uw vleefch, en knabbelt aan uw hert.
En zou myn drocvig oog niet weenen om uw fmert ?
Die fchoone leden, die zo lang myn ziel bekoorden ....
Hier valt de Koningin den Koning in zyn woorden,
mrkas Maar met een flaauwe ilem : myn waarde bedgenoot; hjierede. J .
Bedaar » en ftaak uw klagt. 'tis waar> myn leetisgroot.
Maar word myn lichihaam hier gemartelt en beftreden: Myn Heiland jefus heert nock meer voor my geleden Op Golgotha > in 't oog van ganfch Jerufalem : Toen d'afgevalle fchaar met een verwoede ftem > Men kruis', men krais' hem, riep. hy droeg dat kruis geduldig Voor Adam, .aan dienmoordj metal zyn kindrenfchuldig. Ik
|
||||
ACHTSTE BOEK. i6t
Ik heb dien Heiland zelf verraaden. myne fout
En zonden hebben hem genagelt aan het hout.
Zyn lyden moedigt my dat kruisfpoor na te treden.
Neem dan gedult met my , en voeg u naar de reden,
Myn lief, en heb ik u in 'c leven ooit mifdaan,
Vergeef het my. en gy » (zy ziet den Bifichop aan)
Eerwaarde Vader » die > als Kerkgezant, den drempel
Van 't heiligdom betreed 5 en leert in Londens tempel
Gods vreverbonden naar ons kerkgebruik en wet>
Verfterk myn ziel voor 't left met Chriftus kruisbanket. ?> mmt
hit M
Schenk my den beker>om den brand van 't hert te laaven> ^w-
Dat naar Gods heilbron dorft. 6 zegenryke gaaven!
O tekens van gena ! gy ftelt myn ziel geruft.
O kruiskelk! die de vlam van Vaders gramfchap bluft,
Ik groete u met een kus. 6 wyn! die bloed betekent,
En Gods vergoten bloed j onze erffchult toegerekent,
Hoe word myn ingewand vervrolykt door u\v kracht.'
O brood! uw voetfel houd ons fterfelyk geflacht
In Jt leven, nu verbeeld gy Gods verbroke leden 5
En fpyft de ziel met hoop , om, na veel zwarigheden
En aardfche rampen, als myn Kruisheld heeft gedaan,
Langs naauwe paden naar den hemeltroon te gaan.
Gy}die myn dood aanfchouwtjleert naar myn voorbeelt fter-
De vorft der helle tracht uw zielen te bederven, (yen.
En ftreelt uw zinnen door 't genot van 't aardfche goed,
Maar geeft hem geen gehoor. behoud een rein gemoed
' II. Deel. X - In
|
||||
. .. . ___ ---- ... .— _ — __-------
|
|||||||
_- . . ,
|
|||||||
i6z W I L H E M D E III.
In't lichhaam 3 door Gods hand gevormt. gebruikt uw leden
Tot zyner eer. blyft fleets in wederwaardigheden Geduldig, en verheft uw herten niec te hoog In voorfpoed , die wel eer den fterveling bedroog. Doet niemand ongelyk , 6 rechters » laat uw oordeel De reden volgen , vry van gunft of eigen voordeel: Op dat gy , als de dag van Gods gerecht genaakt > En elk door 't klinken van de luchttrompet ontwaakt, Daar d'Opperrechter op zyn wolktroon zit verheven, En rekening begeert van 't geen gy hebt bedreven» Met een geruft gemoed moogt ftygen uyt uw graf} En ftappen voor zyn ftoel. fchrikt rechters voor de ftraf. Vooral bemint uw Vorft. erkent, oBritfche Heeren, Zyn daaden, die uw recht en burgerheil verweeren. Volherd in uwen plicht j en blyft den Held getrou. Wanneer hy traanen ftort, vertrooft hem in den rou. Ik ken zyn hert. hy zal myn dood noch lang betreuren. Kom nu > myn Heiland > kom > ontfluit uw hemeldeuren. Hy komt. ik voel dat my de levenskracht begeeft. Vaarwel» beminde Pnns. leef lang. ik heb geleeft. tnfterft, Zofterft de Koningin. Gods troonwacht daalt van boven*
En voert haar ziel door'tzwerk naar Koning Jefus hoven In 't midden van de vreugd : terwyl de rou beneen Met fchreiende oogen ftaat by d'uitgeteerde leen. Dehofltoet treurt voor 't bed. de Britfche juflers klaagen. ^^DeKoning, door't geweld der droefheid neergeflagen,
Hangt
|
|||||||
A C H T S T E B O E K. ift
Hangt roereloos aan 't lyk. die dappere Oorlogsheld, ;»0I:.
Onwinbaar in den flryd, legt nu ter neergevelt. m*£t'
Zyn moed en krachten 5 Iang beproeft in 't ooreloogen,
Zyn met Mariaas geefl:, door liefdes magt, vervloogen*
De hovelingen } die den rou des Konings zien,
Zyn bezig om zyn le£n in 't zwymen hulp te bien.
Men zer hem neder op een purpren ftoel, ter zyden
De koets, waar op Mevrouw den doodfhik gaf. zyn lyden
Baart vreeze in yders herte. elk is voor hem beducht.
Men trooft.men Ipreekt hem aan.hy antwoord met een zucht.
Een dubbeld voorwerp wekt den rouder Britiche Grooten.
Hier heeft de Dood alree Mariaas oog geflooten.
Daar dreigt het zelve lot den Koning > dien dat leet
Zo diep de borfl: doorgrieft. 6 nootlot j al te wreet!
O Ryk! 6 Albion! hoe gaat u\v heilzon onder!
Dat elk treft in 't gemeen, dat raakt u in 't byzonder.
De ganfche waereld trekt met u het roukleed aan.
De lucht bedaut uw veld met traanen. d'Oceaan
Befchreit uw ongeval > en Nereus dochters weenen.
Die heldre Flonkerfter j 6 Londen, is verdweenen
Die uw hervormde kerk beftraalde met haar licht.
De Vorfl bekomt» en ziet met een verbaaft gezigt fr**
Zyn rampgenooten aan > terwylze traanen ftorten. Ach! klaaet hy} molt dedood den draad uws levens korten} mfim O koninklyke telg ! 6 luifter van uw Ham ! tea. En eenig voorwerp van myn kuifche minnevlam.'
X z Be-
|
||||
--------------,----------------- --------
|
||||||
164, WILHEM DE III.
Beroemde Kruisheldin > hoe zullen onze altaaren
Uw dood betreuren , met Gods uitverkore fchaaren! Gyhebtvoor't heiligdom gewoeltj gewaakt > geflooftj In 't opgaan van uw jeugd} en met de kroon op 't hoofd. Gy hebt in 't ryksgebied den kerkdienfl: waargenomen, En yder voorgegaan 5 6 fpiegel aller vroomen! Betreur , 6 burgery! de dood van uw Vorftin : Beklaag myn leet. ik mis myn grootfte zielsvriendin. Maria leeft niet meer> de welluft van myn dagen : Gods lyfwacht voert haar ziel s op Jefus zegewagen > Bepurpert met zyn bloed , naar 't heilig vaderland, Terwyl ik hier om laag beween myn waardfte pand. O Teems ! die voor 't gezigt van Londens onderzaaten, De fteene boorden fchuurt van myn beboude ftraaten. En j ruifchende langs 't veld, met klaare golven vlietj Tot daarge in 't ruime zout uw waterkruiken giet, Gy zaagt die Morgenzon verryzen aan uw zoomen: Stof ewig op dat lot, braveer alle andre flroomen: Maar leg een korten tyd , 6 Teems! uwhoogmoed ne£r; Dat licht, waar op gy roemt, verdwynt, enfchynt niet meer Op d'aarde, maar om hoog in Gods gewyde zaalen. O zalige Vorftin! bekleed met hemelftraalen > O ziel .' die nu by God en d'Englen gaat ten rei > Gy juicht en zegeviert, terwyl ik zuchte en fchrei. O Londen .' daar wel eer myn bruiloftsfakkel brandde: O Londen.' voor wiens heil myn vloot in Torbay landde: - O Lon-
|
||||||
— . - _. —... ..._ ...... . _.
|
||||||
A-C'H T S T E BO E K. i6f
OEonden! daar mvn lief het eerfte levenslicht
Aanfchoude , ftort een zee van traanen, toon u\v plicht Aan 't lyk der Koningin. en gy > myn troonfieraaden VerwifTelt al uw pracht voor zwarte treurgewaaden. O zetel, zwaar van goud ! 6 koninklyke ftaf .' O fchitterende kroon ! legt al uw luifter af. Britanje fmoore in rou met al zyne onderdaanen. En gy5 6 Ierland ! vrygevochten door myn vaanen? Verdedigt door myn zwaard voor 't woeden van't geweld, Uw Harpfhaar,die wel eer myn daaden loofde in 't veld, Sped' nu een andren toon , en klaag' met rou behangen. Elk hoort den Koning aan met traanen op de wangen. fQfjjfiZ.
Men leid hem uit de zaal. hv ftruikelt onder 't gaan. dm dm Men fchiet > na zyn vertrek, Mevrouw het doodkleed aan5«« de En tooit naar 't ryksgebruik met alle plegtigheden C O dodelyke plicht!) de verichontzielde leden. De tyding van haar dood verfpreid zich door de ftad. Aigtmu- De vroome burgery , van droefheid aangevat t bmwn Vliegt zinneloos langs ftraat met opgehevene armen.
De maagden fcheuren'thaar. de bleeke voedfters kermen : Terwyl haar zuigend wicht in zyne onnozelheid Het ryksverlies befeft, daar zclf natuur om fchreit. *s Lands Adel, door de dood der Koningin bewogen, Valt ftraks aan 't jammeren met roodbekretene oogen. Gods Priefters fchrikken op die dodelyke maar > En fchreeuwen overluit: de kruiskerk loopt gevaar, X 3 Nu
|
||||
166 WILHEM D E III.
Nu zulk een Hoofdzuil valt. wie kan den rou verhaalen ?
De ramp ontroert elks brein » en alle zinnen dwaalen. Bedrukte Zangheldin, breek, breek uw treurftof af: Verhoog uw laagen toon, Maria daalt in 't graf. Weftmunfters tempel houd haar kout gebeent' beflooten. Zy ruft. verlaat den zerk, myn Klio , volg dengrooten Verwinnaar, die vol rou naar 't krytgebergte ftreeft, En door den Oceaan zich weer naar 't heir begeeft: Want Mars ontiluit alre£ zyn bloedige toneelen, En nood de Vorften om hunne oorlogsrol te fpeelen. mmeri In 't Spaanfche Neerland beurt een wapenburg zyn kruin Om hoogj gegrontveft op een rots van blaauw arduin. Beneden legt een (lad , onwinbaar door haar muuren> Bebolwerkt , en gefticht om ftormen te verduurea, 't Vermaarde Namen, door zyn fterkte alom bekent. |
||||||||
wel eer
door tie
Franjftn gewonmn, Die veiling 5 voor zyn heir zo dienftig en gelegen
fljkt" In aantogt of vertrek » wierd hoog geacht aan 't hof |
||||||||
En in zyn raadvertrek. hy fpaarde geld noch ftof,
Nochkunft,nocharbeid, om,tot voorfpoedzynerzaaken, De ftad onwinbaar voor den Bontgenoot te maaken. Hier zwol zyn hovaardy veel hooger dan voorheen: Dat tuigde 't *poortfchriftjZoverwaantgewrochtinfteen. Een talryk leger , en veel Edellien en Grooten, En Ridders, uit het Huis van Vrankryk voortgeiprooten, # Reddi non vinci fotefi. Be-
|
||||||||
ACHTSTEBOEK. 167
Bezetten Namens wal en *t hooge rotsgevaart. 2S?1*
Bouflers > een Maarfchalk » doorzyn dapperheid vermaard, *'<^ »<*'*
Verwittigt dat de Vorft der Britten, met zyn mannen der £«»/-
In aantogt, voor den muur zyn tenten zoekt te fpannen, f„d°e°ji"d,
Werpt zich behendig, van zes duizend oorlogsli£n
Verzelfchapt j in de ftad, om tegenftant te bien.
Die groote Krygsheld zweert hetalles optezetten*
Om d'ondernemingen van Wilhem te beletten>
En moedig tot de dood zyn benden voor te gaan >
Om 't naakend leger van de veften af te flaan. mvtr.
Hy deelt de poften uitj beveelt aan elk te waaken, Tikltf
En paait de dienften met belofte en groote zaaken ,
|
|||||||||
veer.
|
|||||||||
Die menigmaal in wind verdwynen met het woord.
Hy zend zyn troepen af naar bolwerk , wal en poort.
Men ziet'er die de deur van 't wapenhuis ontfluiten»
En haalen kruit en lont en fchroot en kogels buiten.
Een ander fleept zyn vracht naar wal of batery.
Elk arbeid onvermoeit. de nood zet krachten by.
De ftad en vefting krielt van woelende oorlogsknaapen5
Door hoplien aangeport, en door gekruindc paapen
Gemoedigt in den dienft : want zelf de Geeftlykheid
Begunftigt het gebied der Franfche Majefteit.
De voorzorg van Bouflers , in oorlogsftoffe ervaren >
Zyn wakkerheid, zyn moed en krygsbeleid* veel jaaren
Geoefent in den dienft van Vrankryk, geeven ftof
Aan al de waereld om te fpreeken tot zyn lof.
De
|
|||||||||
i68 WILHEMDE III.
DeKo- De groote Wilhem zend zyn voortogt naar dewallem
£»fftSw Het heir van Brandenburg door 't lot te beurt gevallen: nZimaf ^en vo^' ^at Heide, als Hoofd, te veld voerde uit zyn land. emde Athlone nadert met zyn ruiterfchaare 5 en plant ■vejtmg te • *■
bekgeren. De Leeuweftanders in 't gezigt der Lelivaanen >
Die in de flad , tot fpyt van Karels onderdaanen, Van kerk- en torentrans afwaaijen, en zo trots Het hoofdpunt van *t kafteel verfieren op de rots. De Beyervorft -> bereid voor Spanjes kroon te vechten» Genaakt de Sambre, en trekt met al zyn legerknechten Den veldftroom over recht voor Namen , daar 't getal Van 't volk elk ogenblik vermeerdertj en 5t gefchal Van 't vrolyk krygsmuziek den vyand klinkt in d'ooren. De Batavier , van ouds tot krygsbedryf geboren » Geloutert door de vlam des oorlogs > voert zyn magt Van voetfoldaaten aan naar d'opgezwolle gracht, Die 't buitenwerk befchermt > en fchanflen en reduiten En halve maanen, die den eerften aanval ftuiten, (bloed Verfterkt» wanneermen ftormt. elk wenfcht in't Franfche (Eenbloed, door moord en roof gemeft) zyn heldenmoed Te koelen voor de ftad. de Britfche Legerhoofden, Die met geftaafden eedt hun Koning trou beloofden Op 't Albionfche ftrand, (dat tuigen God Neptuin, En 't witte krytgebergt met zyn verheve kruin) Geleiden naar 't beleg hunne uytgekeurde benden: Die torflen 't zwaar geweer kloekmoedig op de lenden» Met
|
||||
ACHTSTE BOEK. 169
Met rykslievreien > als hun landaart voegt > gedoft ,
En ftappen in 't gelit, als leeuwen, op b.un poft.
Men hoortze reis op reis , lang leef de Koning, roepen.
De Vorft beveelt terwylPrinsVaudemontzyn troepen, x>tK«.
Om 't heir van Villeroy, zo talryk , ga. te flaan. Hy neemt den legerftaf in Wilhems afzyn aan» Imprins En zweerc de Franfche magt, in Vlaanderen gelegen, TemowT
Ruim honderdduizend fterk , re ftuiten met den degen, En tegens oorlogslift in 't wigtig hoofdgezag, Daar 't eer en leven geld s te waaken nacht en dag» De groote Wilhem met zyn ftoet der lyftrouwanten m tigeeft
Vertrekt te poft > en naakt de ftad 3 aan alle kanten Xlt btVg. Omilngelt van zyn volk. hy rent te paarde in 't rond,
Bezigtigt overal de werken j en den grond , Mer wallen opgehoogr > om 't ftrydend volk te dekken. Menzweet, men arbeid om de loopgraaf te voltrekken. Bdeeff^'e[s Men ftichr de batery , daar 't zwangere kanon g»««*m. Een gloed van zwavel braakt in d'oogen van de zon.
De boeren hygen op hun lpaden onder 't graaven. Men queekt den yver aan door heene en weeY te draaven > En elk te moedigen. men woekert van den tyd. Men maakt een end van't werk} en reikhalft naar den ftryd. De Hoplien treeden met hun mannen naar de veften, D*pter. En geeven 't dierbaar bloed voor 't vadcrland ten beften. h^e2tL Zy keeren vrolyk wedr , of iheeven aan de wond. Jtrft*d. Die giftren 't licht aanfchoude> en in de wapens ftond,
II.Deel. Y Legt
|
||||
.. .. _. .
|
|||||
i;o WILHEMDE III.
Legt heden op den grond met toegeflootene oogen ,
En uitgerekte le&n. de geeft 5 door *t loot vervloogen, Verlaat zyn vleefchlyk deel j het fterflot toegewyd. De ftormtrom wekt den moed der helden en hun vlyt. Men vliegt de fchanflen op3 maar dompeltindegrachten, Met fpiefTen van den top geftooten door de wachten, Die toren of reduit bewaaken in 't beleg. Een ander vecht om laag} en graaft in d'aarde een weg, Om, fchuilende in de klay » te fchieten op de muuren. D'een wil alleen 't geweld door tegenftant verduuren» Verweert zyn legerpoft kloekmoedig door zyn hand -, En die den aanval doet > vecht om 't bezette land > Rondeel of halve maan, den vyand af te dwingen: Maar vliegt in rook en vlam > terwyl de mynen fpringen> Gezengtj geblaaktj gekneuft, gerabraaktnaardelucht} En ftort, van ftof begruift , na zulk een hooge vluchtr Onkenbaar op den grond. de magazynen blaaken, Wanneer de vuurbomb ftort van boven op de daken * En boort door zolders en gebinten met gedruis. Het zwavelvuur verteert in 't kruit- of wapenhuis Al 't krygsgereetfehapj fpys en nootdruft der foldaaten. De kogels hagelen van boven op de ftraaten. Het vrouwelyk geflacht 3 onweerbaar in den nood, Verbergt zich onder d'aarde, angftvallig voor de dood, In kelder of fpelonk, en vecht met brakke traanen. De naare jammerkreet der kermende onderdaanen,
Word
|
|||||
ACHTSTE B O E K. 171
Word door den dondertoon van 't grof metaal gefmoort.
Zy fchrecuwenj door de vrezeontroertj maar niemand hoort.
De dappre Vorft , beftuuwt van trouwe lyfftaffieren,
Woont zelf de ftormen by 5 daar duizend kogels gieren >
En fhorren om zyn kruin. hy wyft de muurbrefle aan:
Terwyl de ftormeling door d'opgefchote baan
Met fabels in de vuift de veften tracht te winnen;
Maar Vrankryks Stedevoogd geeft dapper vuur van binncn, ^^
Staat pal > gelyk een rots , en keert het flormgeweld btitgw-
Kloekmoedig reis op reis. de diepe muurgracht zwelt
Van 't uitgegoten bloed , en fpoelt de purpre plaflen
Van't bleeke lichhaam} dat j tot krygsrarap opgewaflen,
Zich wentelt in het bloed 5 en finoort de ziel in 't nat.
Een ander keert te rug , na 't ftormen op de ftad,
Door 't lot begunftigt > van de muuren naar zyn tenten.
Geen nederlaag kan fchrik in groote zielen prenten.
De Dapperheid, in 't hart geherbergt, en gevoed x>« Dap
|
||||||||
Door eedle driften , vreeft geen dood, hoe fel ze \tfoed,^
|
i een
|
|||||||
Hoe naar ze fpookt in 't veld met kogels en granaaten : Jjj
DeGlorizucht bemint haar dochter boven maaten! xirxMcht Zy prikkelt haar met loon , met titelen van eer» m
Verhoogingen van ftaat, en wet haar krygsgeweer.
Geen tegenfpoed noch ramp in't ftryden ftompt haar degen. Zy grypt vaak niewen moed, fleets vaardig, nooit verlegen Om middelen van wraak , en treft in 't end haar wit. Hy , die moft deizen, ftelt zyn volk we£rin 't gelit. Y 2 Her-
|
||||||||
i7J W I L H E M D E III.
Her vat met grooten ernft den ftorm, en wint de pollen,
Die door den tegenftant hem bloed en arbeid koften. Terwyl het oorlogsvuur voor Namens vvallen blaakt,
Daar 't zwangere metaal zyn donderklooten braakt, Die hof en kerkgebou en torentranflen fchenden , Viiieroy Dreigt Hertog Villeroy met zyne Franfche benden vZtdt- Den Prins van Vaudemont. hy zoekt hem onverwacht 7v"n7i- ^e Va^en °P den na^s » en met zyn ganfche magt,
hn> Eer hy zyn vaanen in flagorde ftel'j t'omringen •, Om na dien zegepraal den landfaat by te fpringen, Die in den muur zyn hulp met ongeduld verbeid: trthte. Maar Vaudemont verkloekt den dreiger door beleid. loos. Hy pakt zyn oorlogstuig en al zyn legertenten > En trekt behendig met gefchaarde regementen Voor Vrankryks oogen af. 't getal was ongelyk, Drie mannen tegens een , ten dienft van Lodewyk, Bragt Villeroy te velde. 6 roem van Karels boven ! Doorluchte Vaudemont ! men zal uw aftogt looven : Een aftogt > die zelf d'eer van 't ftryden overtreft. De Koning Wilhem hoort dit voorvalj en verheft
Vervolg Zyn Veldheers krygsbedryf. hy vreefl: geweld noch liften, TZg. Nu d'aanflag is mislukt. hy wil geen tyd verquiften, Maar zet van uur tot uur door vlyt de zaaken voort. Men floopt het buitenwerk van fint Niklaiis poort Door donderflagen der mortieren. halve maanen, Rondeelen> ravelyns, bezet met Franfche vaanen, Re-
|
||||
. .. ....___.
|
|||||||||
— i won. -Ki,. -■ — -—- ——■—<—■—r-----------*■*■—
|
|||||||||
ACHTSTE BOEK. 173
Reduiten , baftions verdrinken > door de kracht
Der bomben neergeploft > in 't midden van de gracht. Men heeft van oursgedicht, datHektors toorflen brandden De koninklyke vloot der Grieken aan de flxanden Van 't magtig Ilium : hier gaat de zaak verkeert. Boufler.s benyd den buit zyn vyand > en verteert Door vlammen op de Maas zyn Konings legerfchepen. De voorftad Jambe , fleets door wapens aangegreepen > Smoortonder 't rookend puin, door'teigenvuur-gefloopt. De braave Stadvoogd j die 't ontfet vervvacht, en hoopt Op 't heir van Villeroyj verduurt de Bondgenooten j Maar word van dag tot dag in enger kring beflooten, En ziet door ftorm op ftorm de poften afgefne^n, De werken voor den muur , de fchanflen groot en kleen> Verovert door *t geweld van Wilhems legerknaapen; Die zelf de Vorft gebied in 't glimmend oorlogswapen. Hier vliegt de Batavier, verhit op oorlogslof, In 't midden van den brand, en fchryft met bloedin'tftof Zyn heldendaaden , door geen eewen uit te veegen. Het veld zal fpreeken , fchoon de tongen ewig zweegen. Daar blyft het Britfche volk hartnekkig, en hervat Den aanval reis op reis. de kogel baant het pad > En flecht de wallen voor den troep der ftormelingen. Gins ziet men Brandenburg naar d'ope breflen dringen. De bruine Spanjaard vecht voor Koning Karels eer. Het Beyerfch leger woed voor d'oogen van zyn Heer. Y 3 Hoe
|
|||||||||
— - - __. ___
|
|||||||||
—
|
|||||||||
1/4 WILHEM DE III.
Hoe zal myn Zangheldin , uw daan, 6 helden looven „
Uw wondren gaan de faam der ouden ver te boven. Uw vyands tegenweer verheft uw' oorlogsroem. Bouflers> en graaf Guifcarj en Megringi, de bloem Der Franfche mannen , en veel duizend ftrydbre helden Zyn ooggetuigen van uw werken > nooit te melden Door dichterstongenjfchoon 't myn Zangnimf zich verftout. Ik maale u op 't papier j een ander drukke in goud (Uw deugd verdient dezeeer) de trekken van uw wezen* Den blikfem van uw oog > dien uw beftryders vreezen. En gy, o Britfche Vorft .' men prente in diamant De vruchten van uw brein > de krachten van uw hand. Gy baant den weg, waar langs uw Legerhoofden draaven> Naar bolwerk, fchans} of poort, bezet met Franfche braaven. Hier voert prins Holfteyn Pleun uw krygsbevelen uit» En volgt, terwyl uw kling den fellen uitval ftuit, Als eerfteMaarfchalkva'ndenStaat: hy ziet uw daaden, En vliegt op *t bloedig fpoor > langs omgewroete paden, Gebroken door 't kanon, den vyand in 't gezichtj Die » aangegreepen in zyn fterkte , beeft en zwicht > En ruimt de poft, hem door den Stadvoogd aanbevolen. Hier ziet men Koehorn > die wel eer in Mavors fchoolen De veftingboukunft met haar aanhang heeft geleert, (Een krygsgeheim 3 waar door men aantaft of verweert_) Zyn zinnen fcherpen} om door kracht van aarde werken De flad te dwingen en 't beftrydend heir te fterken. Door-
|
||||
- ■ ■ ' — ■ - — ------—-~ -
ACHTSTE BOEK. i7f
Doorluchte Kolonels en Hoplien , gy verftrekt
Alle oorlogsblikfems daar gy met uw vaanen trekt: Schoon u myn Zangeres verzwygt op haar papieren. Men zal met uwen naam ons landkronyk verfieren. De Maarfchalk Villeroy, die d'opgerechte vaan 25*
Der Bondgenooten van de fteenrots zoekt te flaan , **mi*om
Of Wilhems zegepraal door oorlogslift te ftuiten, mtx.emnr Vervloekt het nydig lot, na 't vruchteloos befluiten Der zaaken , die zyn hoop bedriegen , als de tyd Door ondervinding leert. hy raaft. hy zwelt van fpyt, En wil zyn leet op 't bloed der weereloozen wreeken> En Bruflel > Brabands hof, door zwavelgloed ontfteeken. Hy had voor dezen togt (gelyk 't gerucht ons meld, Ik onderzoek niet meer) Dixmuyden door zyn geld Vermeeftert, en de ftad met goud kanon befehooten. Het goud ontgrendelt poort en vender, breektdeiloten. En maakt de wachters blind , wanneer Jupyn , belufl Op fhoepen, Danae, gekerkert, ftreelt en kuft. De Franfche Legervoogd trekt raazende en verbolgen trekt °tr Met zyn ftandaarden op. de vlammeftichters volgen Met wagens» opgevult met kogel , bomb , karkas, En brandgereetfchap , dat de fteden fmoort in d'afch. Zo randen wolven, door den bofchleeuw afgebeeten, Een heir van fchaapen aan, door drift van wraak bezeten: Ze ontvluchten fterker klaauw»maar koelen hunnen moed, Het vuur van vyandfchap in't weerelooze bloed. Het
|
||||
176 WILHEM DE III.
'LrlTen Het leger naakt de ftad. men plant de brandbanieren,
Bruffii. £n blikfemt Karels erf door bomben en mortieren, En kogels , die de vlam ontfteeken door hun gloed. De bleeke burger treurt, terwyl de vyand woed. Men fchokt kafteel en hof door donders der kortouwen. Men fpaart geen klooftertrans j kapel, noch kerkgebouwen, Mary , Sint Jan » Niklaas , of Magdaleen gewyd. De werkman ziet zyn huis, zyn rykdom , voor den vlyt Des arbeids en om zweet gekocht, door'tvuur verflindenj En fmeekt om herberg voor zyn huisgezin by vrinden > Die 't woedende element verfchoonde by geval. De winkels ftaan in brand ruim duizend in getal. De ftofFen t'zaamgevoegt van goude en zilvre draaden, Door kunftenaars gewrocht tot feeft- en praalgewaaden Ten dienft der hovaardy , verdwynen in de luchtj Terwyl de koopman om zyn winkelfchade zuchtj En weent op 't fmookend puin van zyn vernielde daken. Zo zag men Sinons toorts paleis en tempel blaaken j En Agamemnons heir de huizen overal Vernielen door de vlam in Koning Priams wal. ^mfte- De Bondgenoot vaart voort met ftormen op de fchanflen ftormt.n* Van 't rotskafteel } en breekt den teeenftant der Franflen |
|||||||
t winner)
|
°
|
||||||
derftad, Door d'aangevoerde magt. de ftad was overmandj
fieel van De poort ontgrendelt door Vorft Wilhems fterke hand:
Namen. j^u WQrcj £Q rQts |)efl;re^n } en ^ag Qp <Jag befchooten.
Men blaakt. men wond. men moord. wat word'er bloed ver-
gooten Van |
|||||||
ACHTSTE BOEt 177
Van legerhoofden, en fbldaaten, die vol vuur
Den hoogverheven trans beklimmen, en den muur Befpringen, of de ziei uitbraaken onder *t vechten! De dappre Landgraaf naaktuit HefTen met zyn knechten, Ruim vyftien duizend fterk, al ftrydbaar volk, vermaard Door kracht en dapperheid, gefchapen om het zwaard Te voeren > en God Mars te volgen op zyn togten. Zy vinden 't werk alre£ begonnen dat ze zochten > En haalen het verzuim, veroorzaakt door de reis, Met ftryden dubbeld in. elk quyt zich naar den eifch' Der zaaken , en vergroot zyn glori door den degen : Zo word de prys door moed en dapperheid verkregen. Wie preft myn Zangnimf hier te weiden in zyn lof ? 't Is Keppel, 't pronkjuweel vanKoning Wilhems hof>0(K/ En door zyn deugd zo diep in't vorftlyk hert gefchreeven. l£ee$^_ Hy ziet den ftormeling , ten ftormtrans afeedreeven, i»*ivm Verftrooitj verbaaft, den ftryd ontvluchten over t land. Keppel. Hy grypt, op dat gezigt> een ftander met zyn hand, En plant hem op den grond, en fchreeuwt: houd moed myn vrienden.
Staat mannenjdie weleer zo trou den Koning dienden; Herroept uw ouden plicht, ai» nadert deze vaan. Ik biede u, keert we£rom, myn hulp en leven aan. Hervat met my den ftorm. wy zullen zegepraalen, Of ftervende onze fchuld den Legervoogd betaalen. Zy heffen , op dat woord, de wapens van den grond > En vliegen naar de plaats daar'toarlogsteken ftond. II. Deel. % En
|
||||
r78 W I L H E M D E HI.
En fpreeken: legt onsHoofd Rivera doodgefchooten*
Wy volgen uw banier 5 als trouwe hulpgenooten. Gebied ons in zyn plaats: wy trekken daarge ons leid> En fchrikkcn voor geendood, tot Wilhems dienfl: bereid. Held Keppel ftelt zyn volk in ryen en geleden, En moedigt door zyn Hera de mannen} daar ze treeden Gewapent naar de veft. gelyk een bofchleeuwin, Geplondert van haar buit> met een vergramden zin» En oogen , die in 't hoofd als heete koolen branden, Den rover najaagt, vind, en aangrypt met haar tanden En fcherpen klaauw > tot wraak van 't leet en ongelyk: Zo geeft heer Keppel met zyn benden blyk op blyk Van onverfchrokken moed, en wreekt de nederlaagen, En 't bloed der helden , in den fellen ftorm verflaagen. Hy wint de fterkte, die 't belegerd volk verweert. Hy fteekt zyn ftander in den grond, en triomfeert. O groote gunfteling van zulk een grooten Koning! O jonge Mars! 6 roem der helden! geen beloning Van goud of diamant, noch hoogverheven ftaat (Een gift die herten ftreelt} voldoet uw heldendaad. Leeflang tot Wilhems vreugde , en eervanuwemaageiii Die roem in 5t vaderland op uw geboorte draagen. HetKa- De rots word dagelyks met grooter ernft beftreen.
fi"i fjd Men ziet van tyd tot tyd de werken afgefneen ,
•Bmdge- £n jen bezetteling de poften uytgedreeven.
venvert. De Maarfchalk moet de veft gedwongen overgeeven >
|
||||
---------------- - ■■ .....---------- - ■ *• "I
|
||||||||||||||||||||
ACHTSTE BOEK. t79
En Hertog Villeroy > die Vrankryks grootfte magtj
De bloem van't volk, alom vergaart, te velde bragt> Slechts ooggetuige van Vorft Wilhe ms roem vcrftrekken» En hoopeloos met al zyn krygsgevolg vertrekken. Nu juicht de Bondgenoot. nu fiddert Lodewyk. |
||||||||||||||||||||
Ktning
Wilhem vertrekt naar zyn ryk. |
||||||||||||||||||||
De Rotsverwinnaar zcilt in zege naar zyn ryk:
Terwyi de Watergoon , opborlende uit de baaren , De lauren vlechten om zyn koninklyke haaren. |
||||||||||||||||||||
Hy land , en trekt te poft naar Londen met zyn ftoet,
Daar 't volk op markt en ftraat den Zegepraler groet. Hier waakt hy als voorheen voor'trecht der onderzaaten. Hier flaaft hy in 't bewint der vorftelyke ftaaten Voor Gods verkore kerk, zyn allerwaardfte pand. (hzndl Maar5 ach ! hoe klopt myn hert van fchrik! hoebeeft myn Wat droevig voorwerp dwingt myn Zangeres totklaagen! O gruwelyk befluit! 6 nooitgehoorde laagen ! Die groote Vorft , die roem, dat voorbeeld van zyn tydj ^'^ |
||||||||||||||||||||
Die Neftor in den raad > Alcides in den ftryd ,
En zo veel helden als d'aaloutheid heeft befchreeven > |
leven van
den Ko~ ring |
|||||||||||||||||||
Befchaamt en overtreft door zyn doorluchtig leven,
Die zuil van Jefus kerk , Europes toeverlaat, Dat wonder , word gedreigt door laagen en verraad. |
||||||||||||||||||||
in de hel
|
||||||||||||||||||||
Beneden gaapt een poel , verfmoort in diepe kolken iS"e/meel
Daar Plutoos yzre ftaf een heir van helfche volken j Verdoemde zielenj dwingt: een ryk, daar nooit de nacht Voor't helderdaglicht ruimt: daar Charons bleeke vracht Z 2 De
|
||||||||||||||||||||
_ . _
|
||||||||||||||||||||
— _____.—
|
||||||||||||||||||||
r
|
||||||||
180 WILHEMDE III.
De zwarte poort beftormt > gepreft door geeftelflagen :
Daar Jammer en Elend, verzwakt door eeuwig knaagen> Met waggelende fchre&n in dien vervloekten ftaat Den helfchen Vorft, als wacht, geleiden waar hy gaatj Of 3 als hy flempt op 't feeft , daar duizend naare reien Zyn oor verluftigen door fchor gekerm en fchreien, Den zwarten nektarkelk toereiken aan den diich» Waar op zyn wiltbraadt rookc : die Prins der duifternis, Verheven op zyn ftoel 9 beftuuwt van vloekgedrogten, Die lang den ondergang der vroome zielen zochten > Wenkt driemaal met zyn ftaf. elk zwygt, en hoort zyn re&n: Getrouwe knechten s die ons aanbid hier bene£n, En viert de monarchy , door 't lot ons opgedraagenj De Deugd, een hertstogt, die my nimmer kon behaagen> Wiens aanhang door myn magt en liften wierd beftormt, Zo dra de waerelt uit den bajert was gevormtj Zag na dien tyd het vuur tteets van myn gramfchap branden? Wanneer ze vluchtte voor gekroonde dwingelanden, Myn vrienden > tot myn dienft door vleiery bekoort. Ik heb heur vaak vervolgt van 't een aan'tander oord> En haar gevolgen in den fterveling beftreden. Nu voertze » tot myn fpyt, met al heur waardigheden De kroon in 't hert van hem > die 't ryk van Engeland Beheerfchf. hy ftreelt haar met zyn zinnen en verftand. Hy heeft het Kerkgeweld> myn gunfteling> verdreven» En Vryheid, die ik haat j weer in zyn plaats verheven. Hy
|
||||||||
!
|
||||||||
„.________-------------
|
||||||||
' ■..ni.jpiMi — —-—-—- i.imi. iw|
A C H T S T E B O E K. 181 !
Hy ftut Gods tempel > daar hy wankelt > met zyn hand.
Zo mood een werk eifcht wraak. de Koning moet van kant. Jt Is meer als eens miflukt. men zal de zaak hervatten j En ik met vreugde 't bloed zien uit zyne aadren fpatten. Myn lyfwacht s vlieg terftont naar boven met een ry Gedrogten , zoonen van myn wreedfte Moordharpy. Verbreek hun banden. maak hen wakker, daarze} dronken Van bloed te zwelgen, in myn zwarte kerkers ronken. Ga deep hen voor den dag. myn trouwe Stokebrand} 4.— Myn hofraad, dien ik min, gy zult, als hoofdgezant> Myn Razernyen op de reis naar d'aard geleiden. Britanje , een eiland, door den Oceaan gefcheiden Van andre ftranden , moet gy zoeken op den togt: Daar heb ik vrienden 5 die 3 door fchy ven omgekocht > Of door een eige drift van vyantfchap bewoogen , In 't heimelyk den Vorft belaagen. uit hunne oogen Zult gyze kennen , en in 't v^inzende gelaat Gemaakte vrientfchap } die den dodelyken haat Verbergt* befpeuren. let met aandacht op hun wezen: Gy zult'er 't moordgeheim} in 't hert gedruktj uitleezen. Blaas dan dat vuur, daar't fmeult van binnen 5 wakkeraan. Beloof hun rykdom , ftaat en ampten na 't beftaan Van 't heerlyk opzet , dat myn jammerkolk zal roemen, Schoon het myn vyanden > Gods hemelgeeften > doemen. Voor al verblind hen door beloften van de zaak Geheim te houden > en hun liehhaam voor de wraak Z 3 Te
|
|||||
___________________________.... ._________________________________________^____________________ ■-- ^:-
|
|||||
i8* WILHEM D E III.
Te hoeden. maar als 't werk volbragt is naar myn wenfchen>
Dan groei ik in de ftraf, en lach ora 't leet der mcnfchen. Zo fpreekt de helfche Vorft : terwyl zyn lyfwachc keert Met monfters , in de kunft van moorden uitgeleert. Zy ftygen uit den poel met toortfen in hun handen > Die > aan den helfchen gloed ontfteken j yflyk branden. De leidsman baant den weg, en voert hen naar de ftad, Wei eer door Olivier met Karels bloed beklad> Nu zwanger van verraad en koningsmoordenaaren, Die 't leven van hun Heer belaagen , als barbaaren, Om Stuart weer in 't ryk te kroonen door zyn dood. De troonverlater wacht > vaft zeilreede op zyn vloot, Den uitflag van 't verraad met al zyn kerktirannen En gunftelingen , die met fchelmen t'zamenfpannen, Door Plutoos nachtgefpuis tot woeden aangezet. Het moorduur is beftemt > de dolk aire gewet. De helfche Stokebrand, het hoofd der vloekgezanten} Werkt op't verbaftert hert der Britfche moordverwanten, En blaaft de vlammen aan in 't fmeulende gemoed, Niet uit te bluflchen als door Koning Wilhems bloed. net Maar een van 't eedtgefpan, door naberou gedreeven> jiuk word Ontdekt de zaak ten dienft van t vorftelyke leven, ' En brengt het moordgeheim omzigtig aan den dag. De Hofraad ichrikt. zo word die dodelyke flag Zelf door Gods handgefhiit, en ganfch Euroop behouden. Men taft de huizen aan van jongen en van ouden , Van
|
||||
- - --- ------- -----------
|
|||||
A C H T S T E B O E K. 183
Van burgers } edellien » en die men houd verdacht.
Men fleept de fchelmen wech, gekluiftert door de wacht,
Gevleugelt arm aan arm , en fluit de kerkers open.
Men fticht de galgen om de monfters op te knoopen, mJtMn-
Die in de vierfchaar 't ftuk bekennen voor den Raad. geflraft.
Men vierendeelt de leen , ten fpiegel van het quaad >
En zetze op ftaak of rad} met touwen vaftgebonden,
In duurzaam teergekookt j ten toon voor 'toog vanLonden.
Terwyl die donkre wolk de lucht van Albion
Bedekte > brak allenks de heldre vredezon Met guide flraalen door, de krygstroon > hoogverheven In alle landen van Euroop } begon te beeven j De zuilen waggelden. de Vrede daalde neer In 't witte feeftgewaad, en greep de fcherpe fpeer Uit vrou Bellones vuift » en brak God Mavors degen. Zy reifde door Euroop > en ftrooide langs de wegen Vergulde palmen en olyven , waarze trad. Zy zag de velden aan , met heldenbloed beklad» En weende op dat gezigt. de lonken van haare oogen, De trekken van 't gelaat, zo vriendelyk 5 bewoogen Het hert der Koningen en Duitfche Vorften om De vredevlammen op 't altaar in 't heiligdom t'Ontfteeken , en Belloon met al haar moordtrouwanten d>Altm- Te kluifteren in haar hoi. de plaats der afgezanten mee"e Word eindlyk naar den zin van yder uytgekeurt: »«>•<//«
En u , 6 Ryfwyk I valt dat heerlyk lot te beurt. ^
Hier
|
|||||
------
|
|||||||||||
184, W I L H E M D E III
" Hier word die groote zaak met yver voortgedreeven:
Met heilzaam vre&verbond getroffen en befchreeven Op't huis te Nieu wburg, daar 't muziek van't pluimgediert, Dien zegenryken dag op groene telgen viert. Grootmagtigfte Monarch ! 6 Zuil van Gods altaaren!
|
|||||||||||
Bejluit.
|
|||||||||||
O Vryburg van uw volk ! die met uw lyfgevaaren
Op zo veel togten voor de vryheid hebt geftre^n, Het Chriftenryk befchermt, en *t rechr van 't Algemeen: O wonder van uw eeuw, tot heil van 't volk geboren I De Vorften komen , om uw wysheid aan te hooren > Uit vreemde landen u begroeten in uw hof : Der Rufien Kaizer zelf, gekittelt door uw lof» Bezoekt uw Majefteit: 6 Wilhem , groot van daaden .' Men vlechte olyven om uw groene laurebladen: Gy fchenkt de Vrede aan ons, legtMavors aan den band* En fluit de tempelpoort van Janus met uw hand. Einde van het Tweede Deel.
|
|||||||||||
Drukfeilen aldus te verbeteren.
P. vj. l.u.fijlt. l.fifl. p. 36. /. »6. word. /. werde. p. 40. /. if. komfle I. komfl.
f. $4. I. li. linke l.Jl'mke. p. 61. I. 16.guide I. gulden, p. 74. /. 16. ftamkunde I. krygs- ktmde. p. pi. /. 14. eigen I. eige. p. ioi. /. 10. en anire voor bommen. /» bombtn. p. 160. /. x6. dien moord /. die moord. |
|||||||||||