OP GEZAG VAN DEN SECTOE MAGNIFICUS
GEWOON HOOGLKEEAAIl IN DE WIS- EN NATUUBKUNDIGE FACULTEIT.
MET TOESTEMMING VAN DEN AKADEMISCHEN SENAAT
EN
"VOLGENS BESLUIT DER GENEESKUNDIGE FACULTEIT,
TER VERKRIJGING VAN DEN GRAAD VAN
AAN
Op Dingsdag den 20. December 1870, des namiddags ten 5| ui
TE VERDEDIGEN
MAURITZ IOEWEKJ^MÏ»,
geboren te Schoonhoven.
-ocr page 2-*
-ocr page 3-AAN MIJNE DIERBARE OUDERS,
UIT LIEFDE EN DANKBAARHEID
OPGEDRAGEN.
-ocr page 4--
-ocr page 5-VOORREDE.
Aan het einde van mijne academische loopbaan geko-
men, acht ik mij gelukkig hier een plaats te vinden , om
een openlijk woord van dank te rigten tol hen, wien ik
mijne vorming te danken heb.
Dat woord van dank zij in de eerste plaats U, Hoog-
leeraren der philosophische faculteit, gebragt. Hebt allen
dank voor het voortreffelijk onderwijs, dat ik van U gedu-
rende twee jaren mogt genieten.
In het bijzonder ben ik U zeer veel verpligl, Hooggeleerde
Loncq ! zoowel voor uw uitstekend onderwijs, als voor de
bereidwilligheid waarmede gij mij altijd uwen wijzen raad
verleendet, waar ik dien noodig had. Blijj nog lang ge-
spaard , edele menschenvriend, voor allen die U lief en
dierbaar zijn.
Ook U, Hooggeleerde Heeren Donders, Koster en Hal-
bertsma, betuig ik mijnen opregten dank voor het onderwijs,
VOflRR K Ö Ëi
van U ontvangen. Weest verzekerd, dat ik innig gevoel,
welke verpligtingen ik aan U lieb , en dat ik nimmer zat
vergeten, wat gij voor mij geweest zijt. Uwe lessen hebben
niet weinig bijgedragen,, om mijne liefde voor de wetenschap
te vermeerderen en mij als geneeskundige te vormen.
Zeer veel verpligt ben ik U, Hooggeleerden van Goudoever,
mijn hooggeachten promotor, voor de bereidwilligheid, waar-
mede gij m,ij bij het vervaardigen van mijn proefschrift
ter zijde stondt. Het onderwijs , van U genoten, zal door
mij steeds op hoogen prijs gesteld worden; wil mij ook
verder op mijnen toekomstigen weg ter zijde staan.
Ontvangt ook gij, Zeer Geleerde Heeren Snellen, Brond-
geest en Engelmann , mijnen besten dank voor de nuttige les-
sen , van U ontvangen.
Ook U, Zeer Geleerde Heeren Dr. van Tienhoven en
Chir. Ligtenberg, zij mijn innige, hartelijke dank gebragt
voor de nuttige wenken en de vriendschap, die ik van U
zoo ruimschoots mogt ondervinden.
En gij, mijne vrienden, met wie ik de genoegelijkste
dagen mijns levens heb door gebragt, leeft gelukkig en zijt
mijner gedachtig. Vaartwel!
Vut
Wanneer wij de wijze, waarop in onzen tijd ziekten
worden behandeld, vergelijken met de wijze, waarop
zulks vroeger plaats had, dan worden wij getroffen door
de groote eenvoudigheid der hedendaagsche manier van
behandeling, waarbij dikwijls aan een doelmatig regime
en eene passende dieet meer gehecht wordt, dan aan
de werking van geneesmiddelen. Bijna ontelbaar is het
aantal middelen, waarvan vroeger gebruik werd gemaakt,
en die thans geheel zijn vergeten, of op welke men met
minachting of een medelijdend schouderophalen nederziet.
Of deze minachting altijd verdiend is, of de oudere ge-
neeskunde niet vele middelen aangaf, waarvan wij ook
1
-ocr page 8-nu nog met nut gebruik zouden kunnen maken, staat
niet aan mij om te beoordeelen ; maar dit is zeker, dat
met de grootere eenvoudigheid der tegenwoordige ge-
neeskunst , of waarop deze althans aanspraak maakt,
de bijna dagelijksche bekendmaking van nieuwe genees-
middelen in vreemde tegenspraak is. Bijna geen tijd-
schrift kan men in handen nemen of men vindt daarin
tegen deze of gene ziekte een nieuw middel aangegeven.
Vele van deze middelen worden na korten tijd weder
vergeten en verdienen ook den ophef niet, dien men er
van maakte; maar niet te ontkennen is het, dat in de
laatste jaren sommige geneesmiddelen het burgerregt ver-
kregen hebben en als eene ware aanwinst voor de thera-
pie moeten worden beschouwd. Onder deze middelen
bekleedt het phenylzuur eene voorname plaats. De gun-
stige resultaten, die ik waarnam waar ik dit middel zag
aanwenden, als ook later bij enkele gevallen door mij zei-
ven behandeld, deden mij besluiten, al ben ik overtuigd
niets nieuws aan het licht te zullen brengen, dit tot
onderwerp van mijn academisch proefschrift te maken.
HOOFDSTUK I.
Geschiedenis. — Bereiding. — Eigenschappen.
Het phenylzuur werd het eerst onder den naam van kreo-
soot beschreven. De eerste mededeeling daarover maakte
de ontdekker van het middel, Dr. Reichenbach, die, nadat
hij zich sedert eenigen tijd onledig had gehouden met
scheikundige onderzoekingen over de producten der drooge
destillatie, deze mededeelde in de Jahrbücher der Chemie
und Physik von Schweigger-Seidel, in September van het
jaar 1832. In de oudste tijden evenwel was het bekend,
dat de vloeistof, die men door drooge destillatie uit
organische ligchamen, in het bijzonder uit die van het
plantenrijk, verkreeg, de hoogst merkwaardige eigenschap
bezat, om versch vleesch zoo voor bederf te vrijwaren,
dat het na geruimen tijd nog voor de voeding geschikt is.
Bekend is het ook dat men sedert onheugelijke tijden
vleesch, worst, enz., rookt om ze lang goed te houden.
De Egyptenaren 1) gebruikten de vloeistof, die zij door
drooge destillatie van welriekende harsen verkregen, om
hunne lijken te balsemen. Het beginsel echter, waaraan men
deze eigenschappen moest toeschrijven, kende men niet.
Aan Reichenbach gelukte het, om door drooge destillatie
van koolteer (vooral van beukenhout) eene vrij zuivere vloei-
stof te bereiden, welke deze eigenschappen bevatte en
waaraan hij den naam gaf van kreosoot. Wij willen de be-
reiding daarvan, zooals die door Reichenbach 2) beschre-
ven is, kortelijk aangeven. Eene hoeveelheid koolteer wordt
in een koperen destilleer-toestel gedaan en zoo lang ge-
destilleerd tot dat de helft overgegaan is. Het destillaat
bestaat alsdan uit 2 olieachtige lagen, welke door eene
laag zuiver water gescheiden zijn. In de onderste laag
bevindt zich het kreosoot. Dit wordt met soda verzadigd
en op nieuw in een glazen toestel gedestilleerd. De vloei-
stof , die het eerst overgaat, wordt zoolang weggeworpen,
totdat er droppels overgaan, die in het water zinken.
1) Piinii Historia aaturae.
2) Die Bereitung des Kreosots von Dr. Reichenbach, Annalen der
Physik und Chemie, Bd. XXVllI.
Het laatste nu wordt met een potasch oplossing verzadigd ,
waardoor het kreosoot opgelost en de andere olieachtige
vloeistof, Eupion, wordt afgescheiden. Ten slotte slaat men
het ki-eosoot uit zijne oplossing door zwavelzuur neder,
wascht het met zuiver water, destilleert op nieuw en
vangt, hetgeen bij 206° overgaat, op. Het aldus verkre-
gene kreosoot is eene kleurlooze vloeistof. Zijn spec gew.
bedraagt 4,04; het kristalliseert niet en blijft bij de
grootste koude vloeibaar; in water is het weinig, in
alcohol en aether daarentegen zeer oplosbaar. Zijne voor-
name eigenschap is, dat het vleesch en andere dierlijke
weefsels voor bederf vrijwaart, van daar de naam kreo-
soot (xyéas-crwfw).
Twee jaren nadat Reichenbach het kreosoot had ontdekt,
deelde Runge 1), een Duitsch scheikundige, de uitvinding
mede van eene dergelijke stof, die hij door drooge destil-
latie van steenkolenteer had verkregen en aan welke hij
den naam gaf van acidum carbolicum. Hoezeer deze naam
ook nu nog dikwerf wordt gebezigd, is echter die van
phenylzuur, acidum phenicum , te verkiezen , daar men
met den naam van carbobuur dikwijls het minder zuivere
zuur bedoelt.
1) üeber einige Producten der Steinkohlen-Destillation von 1\'. F.
Runge. Annalen der Physik und Chemie von Poggendorff. Bd. XXXI,
s. 65 en Bd. XXXII, s. 308,
De bereiding volgens Runge is zeer omslagtig. In de
laatste jaren is deze bereidingswijze aanmerkelijk verkort
door Hugo Müller 1), die zich langen tijd met de berei-
ding van groote hoeveelheden phenylzuur heeft bezig ge-
houden De bereiding volgens Müller komt hierop neêr.
De waterige oplossing, door behandeling van steenkolen
met bijtende soda of kalkmelk, of door een mengsel
van beide verkregen, bevat behalve phenylzuur, eenige
andere gemakkelijk oxydeerbare en bruin gekleurde lig-
chamen en, vooral wanneer de oplossing tamelijk gecon-
centreerd is, daarenboven eene aanzienlijke hoeveelheid
naphtaline. Eene geconcentreerde alkklische oplossing van
phenylzuur lost namelijk naphtaline en andere daarmede
overeenkomende onzijdige ligchamen op, die op zich zelve
in water onoplosbaar zijn. Ten einde nu deze verontrei-
niging af te zonderen, verdunt Müller zoolang met water
totdat er geen naphtaline meer wordt afgescheiden, en stelt
vervolgens de vloeistof, die spoedig donkerbruin wordt ge-
kleurd , onder sterk omroeren, in platte vaten aan de lucht
bloot. Het bruine vocht wordt dan gefiltreerd, en heeft
men van eene bepaalde hoeveelheid daarvan de quantiteit
opgelost phenylzuur (phenylalcohol, kressylalcohol, etc.)
bepaald, en vervolgens de hoeveelheid zuur berekend,
1) Büclui. neues Repert, f, Pb arm, 1866,
-ocr page 13-die voor het afscheiden der geheele hoeveelheid noodig
is, dan voegt men er ongeveer i of \\ van de berekende
hoeveelheid zuur onder sterk omroeren toe. Het eerst
praecipiteert de door inwerking der lucht veranderde
harsachtige zelfstandigheid, vermengd met meer of min-
der kressylalcohol, xylylalcohol, enz. Voegt men voor de
tweede keer zuur toe, dan wordt, al naar de hoeveelheid
en zamenstelling, voornamelijk kressylalcohol neergeslagen
en na eenige proeven kan men gewoonlijk de hoeveelheid
zuur treffen, en door de derde of laatste praecipitatie
bijna geheel zuivere phenylalcohol (phenylzuur) verkrijgen,
die na eene enkele destillatie kristalliseert. Daar nu eene
geringe hoeveelheid water de kristallisatie van phenyl-
zuur belet, zoo is het noodzakelijk, dat dit zoo veel
mogelijk wordt verwijderd, hetgeen eenvoudig geschiedt,
door over het bijna tot koking gebragte phenylzuur een
stroom lucht te voeren. De kristalschieting kan door be-
koeling of door bijvoeging van eene kleine hoeveelheid
gekristalliseerd phenylzuur bevorderd worden De aldus
verkregen kristalmassa bestaat uit kleurlooze glinsterende
naalden, die bij 35° C. smelten en bij 188° C. koken;
het geringste spoor water verhindert het kristalliseren en
maakt het tot eene kleurlooze olieachtige, sterk lichtbre-
kende vloeistof, die eiwit coaguleert, jodium en zwavel
oplost, en met bases kristallyne zouten vormt. Zijne for-
mule is C\' aHG02. Stelt men het bloot aan den invloed van
de lucht of het licht, dan neemt het eene ligt roode kleur
aan. Is het zuur daarentegen volkomen zuiver, dan veran-
dert het onder die invloeden niet. De reuk komt geheel
overeen met die van kreosoot. In water lost het moeijelijk,
in glycerine en vetten daarentegen gemakkelijk op. Vroeger
meende men , dat phenylzuur en kreosoot identisch waren ,
doch v. Gorup-Besanez 1) heeft verschillende reacties aange-
geven , om het eerste van het laatste te onderscheiden.
Die reacties zijn als volgt: Een stukje hout met zoutzuur
bevochtigd en gedroogd, wordt door phenylzuur blaauw
gekleurd, door kreosoot niet. Phenylzuur geeft met
ijzerchlorid eene violetblaauwe, met kreosoot eene vuil
groene kleur. Phenylzuur lost volkomen in verdund azijn-
zuur op, kreosoot slechts gedeeltelijk. Deze reacties nu
zijn voldoende, om het zuivere phenylzuur van het niet
zuivere (kreosoot) te onderscheiden. Het phenylzuur komt
verder in kleine hoeveelheid voor in castoreum (Wöhler),
alsmede in de urine van den mensch, de koe en het
paard (Stadeler).
Een weinig van dit zuur op de huid van den mensch
1) Lehrbüch der Org, Chemie. Braunscbweig 1860.
-ocr page 15-gebragt, levert de volgende verschijnselen op. Terstond
na de aanwending voelt men eene hevige pijn, die onge-
veer een uur aanhoudt. De epidermis rimpelt zich eri
terzelfder tijd ontstaat er eene witte verkleuring der
huid, welke echter spoedig plaats maakt voor rood-
heid, die gedurende eenige dagen blijft bestaan. De
witte verkleuring ontstaat waarschijnlijk doordien het
phenylzuur de eiwitstoffen praecipiteert.
Wendt men echter eene grootere hoeveelheid op de
huid aan, dan worden de verschijnselen heviger; na
eene hevige brandende pijn, die eenen langen tijd aan-
houdt op dat gedeelte der huid, waarmede het zuur in
aanraking is geweest, ontstaat eene drooge brandkorst,
zonder dat er echter de minste suppuratie optreedt. Na
het afvallen der korst, neemt men alleen een weinig
afscheiding van sereus vocht waar. De huid keert vrij
spoedig tot haren normalen toestand terug.
Ten einde de werking van dit zuur op het slijmvlies
na te gaan , bragt ik een weinig daarvan op het slijm-
vlies van mijne onderlip. Na de aanwending gevoelde ik
terstond eene hevig stekende pijn, die echter slechts
eenige minuten aanhield. De plaats , waarmede het zuur
in aanraking was geweest, onderging eene melkachtige ver-
kleuring , die na een hall uur plaats maakte voor rood-
heid. Den volgenden dag was er niets meer van te
bespeuren.
Uit dit alles kunnen wij opmaken, dat het phenylzuur
eene krachtige werking op de huid uitoefent, zoo zelfs,
dat het eene brandwond van den derden graad kan ver-
oorzaken , die echter niet met suppuratie gepaard gaat.
Vermengt men echter het zuur met gelijke deelen
alcohol, dan is de pijn minder hevig en laat niet de
minste sporen van hare werking op de huid achter.
Eveneens is dit het geval, wanneer het phenylzuur opge-
lost is in glycerine of vetten. Ofschoon de werking van
phenylzuur dus krachtig is, is het toch als zuur slechts
zeer zwak. Het kleurt (Fremy en Pelouse, dl. II, blz.
460) lakmoestinctuur niet rood en lost de carbonates
alcalini op, zonder het koolzuur uit te drijven. Er
bestaan echter verbindingen van met bases.
Nadat wij de physische en chemische eigenschappen
van het phenylzuur hebben nagegaan, zullen wij trachten
de physiologische werking vaa dit zuur op plantaardige
en dierlijke organismen nader te ontwikkelen.
Worden planten met eene geconcentreerde oplossing
van phenylzuur overgoten, zoo verwelken zij en gaan lang-
haam te gronde. Boonen , haver, gerst, enz,, met eene
slappe oplossing van phenylzuur gedrenkt, ontkiemen
niet. Vliegen, wespen, enz., met dit zuur besmeerd,
sterven stuiptrekkend.
Bij de zoogdieren werkt dit zuur, in groote hoeveelheid
uitwendig aangebragt, doodelijk, in kleine hoeveelheid
treden er echter ook gevaarlijke verschijnselen op.
Brown besmeerde het Jigchaam van eenen hond, die
door eene huidziekte zijn haar had verloren, geheel met
phenylzuur, opgelost in gelijke deelen glycerine. Na eenige
minuten viel het dier, onder hevige convulsies en zonder
eenig bewustzijn, neder. Koude douches bleven zonder
gevolg; eerst na eenige uren begon het dier zich lang-
zamerhand te herstellen en genas volkomen.
Ook bij den mensch treden er, wanneer het ligchaam
met phenylzuur wordt ingesmeerd, spoedig intoxicatie
verschijnselen op. Maschin 1) deelt o. a. de volgende 3
gevallen van vergiftiging mede, na uitwendige aanwen-
ding van phenylzuur, waarvan er 2 met den dood ein-
digden. Op den 5den Februarij werd Maschin in het Aston
Union Workhouse geroepen, daar zich bij drie vrouwen
met scabies, die door misverstand in plaats van met
zwavelzalf, met eene oplossing van phenylzuur ingewreven
1) Brit. mei Jpurn. p. 120. 1868,
-ocr page 18-waren, bedenkelijke verschijnselen hadden voorgedaan.
Maschin vond de vrouwen in eenen toestand van groote
prostratie, met krampen, moegelijke ademhaling, en ge-
heel ongevoelig voor hetgeen om haar geschiedde. De
patienten waren geheel ontkleed bij een warmen kag-
chel gezet, en alle ligchaamsdeelen met in phenylzuur
gedoopte sponsen gewreven; 180 grammen had men daar-
voor gebruikt. Spoedig klaagden zij over hevige hoofdpijn,
duizeligheid en werden bewusteloos. Maschin onderzocht
haar 25 minuten nadat. zij ingewreven waren, liet
terstond met laauw water en zeep het phenylzuur afwas-
schen, en gaf haar brandewijn, ammoniak en aether,
welke geneesmiddelen gedeeltelijk door haar gebruikt
werden. De huid der patienten was ruw en droog en
niet buitengewoon rood. Daar de lucht van de zieken-
zaal op eene ondragelijke wijze met phenylzure dampen
bezwangerd was, werden de patienten naai\' eene andere
zaal gebragt. De oudste der drie vrouwen bleef 3 \'y^ uur
lang bewusteloos en begon moeijelijker en langzamer te
ademen; nu en dan bespeurde men eene geringe kramp
van het diaphragma. Hare pupillen bleven normaal, Het
gelukte niet haar te redden.
Hare dochter kreeg na 5 uren haar bewustzijn terug
en toonde neiging tot braken. Op een toegediend emeti-
cum braakte zij echter weinig; haar adem rook sterk
naar phenylzuur. Melk en brandewijn gebruikte zij zon-
der het uit te braken en kwam weder bij, doch bleef
steeds over hoofd- en keelpijn klagen. Den volgenden
morgen kreeg zij plotseling epileptische krampen, waaraan
zij als kind ook geleden had. Er werden bloedzuigers
aan de slapen gezet, waarna haar bewustzijn terugkeerde.
De pijn in de keel bleef nog bestaan; chloras potassae en
later aq. chlorata werden te vergeefs aangewend. Patiënt
stierf 14 uren na de aanwending van het phenylzuur,
onder symptomen van longen-oedeem. (De autopsie dei-
beide vrouwen is niet verngt.)
De derde vrouw had zich aan de warmte van den kag-
chel onttrokken en genas onder dezelfde behandeling. Na
eene bewusteloosheid van 4 uren verhaalde zij, dat zij
terstond na de inwrijving duizelig was geworden en vóór
hare bewusteloosheid het gevoel had alsof er een band
vast om haar hoofd gelegd was. De met phenylzuur in-
gewrevene huid veroorzaakte haar veel pijn; braken trad
niet te voorschijn. Zij had een regelmatigen doch zwakken
pols van 80 slagen. De ruwe en drooge huid schilferde
in kleine schubachtige stukjes af, en na verloop van 2
weken was zij geheel hersteld.
Op tweeërlei wijze kan men zich hier de gevolgen
-ocr page 20-van het phenylzuur verklaren, hetzij dat het zuur van
de huid uit geresorbeerd is geworden, hetzij dat door de
werking van het zuur op het geheele ligchaam de huid-
functie geheel opgeheven is. Want zoo als men weet,
hebben de proeven van Béclard en Breschet op dieren, die
met vernis bestreken waren, geleerd , dat dergelijke symp-
tomen te voorschijn treden, wanneer men de huidwerk-
dadigheid belemmert.
Tot hiertoe hebben wij de werking nagegaan van het
phenylzuur, uitwendig bij het dier en dën mensch aange-
wend , wij willen thans nagaan welken invloed dit
zuur heeft, wanneer het inwendig of subcutaan toe-
gediend wordt.
Lemaire 4) heeft bij honden en paarden verschillende
proeven genomen, om de werking van dit zuur nader
te bestuderen. Als voor ons doel het belangrijkst, wil-
len wij alleen die proeven mededeelen , welke hij geno-
men heeft met phenylzuur, opgelost in water, en dit-
zelfde zuur met eiwit.
Lemaire liet eenige honden 1 gram phenylzuur, opge-
lost in 20 grammen water, gebruiken en nam daarbij
1) L\'acide phenique par le Docteur Lemaire, pag, 76 Paris 1865,
-ocr page 21-de volgende verschijnselen waar. Eenige minuten, nadat
zij het zuur gebruikt hadden, vielen de dieren onder
hevigen angst neder; er ontstond sterke afscheiding van
speeksel, terwijl bijna allen kuchten. De spieren van de
borst, den buik en de ledematen waren in convulsive
bewegingen. Het gevoel in de huid was niet vermin-
derd, daarentegen waren conjunctiva en cornea minder
gevoelig. De dieren braakten niet, doch expireerden phe-
nylzuur; er had noch urinelozing, noch defaecatie plaats.
N^dat de angst een weinig verminderd was, beproefden
(Je dieren op te staan, hetgeen zij echter niet konden,
daar bij sommigen de voorste, bij anderen de achterste
ledematen verlamd waren. Na ongeveer een half uur
verdwenen deze verschijnselen grootendeels, de dieren
stonden op en liepen wankelend rond; na 24 uren aten
Zij weder en schenen niets meer te ondervinden. Bij
een paard van middelbare grootte bragt Lemaire 50 gram-
men, opgelost in een liter water, in de maag. Na 2 mi-
nuten viel het dier als verslagen op de linkerzijde en
hadden daarbij de volgende afwijkende bewegingen plaats.
De beide ooren waren sterk naar achteren gebogen; de
oogen, half gesloten, openden en sloten zich zoo snel,
dat het den schijn gaf alsof de oogleden beefden. De
neusgaten stonden wijd open. Het dier ademde met angst
êïi scheidde langs zijne neuswegen een bloederig schuim
af. De lippen waren van elkander verwijderd, terwijl de
onderkaak zich krampachtig op en neêr bewoog. De
thorax was in snelle beweging; de spieren van den buik
trokken zich krampachtig zamen, terwijl de voorste en
achterste ledematen voortdurend in beweging waren. Een
uur daarna wisselden eenige oogenblikken van kalmte en be-
weging elkander af. Er had geen afscheiding van urine
plaats ; het gevoel in de huid was behouden. Gedurende 2
uren hielden deze verschijnselen aan , daarna scheen het
dier minder te lijden. Maar daar de avond naderde en
Lemaire de autopsie wilde verrigten, werd het paard ge-
dood. De autopsie leverde het volgende op: mond nor-
maal; fossae nasales rood. De oesophagus gecontraheerd en
in zijne peripherie rood. Het geheele slijmvlies van de
maag is sterk geinjicieerd en verdikt; in de intestina
vertoonen zich hier en daar groote ontstoken plekken;
in het rectum evenwel niet. De trachea is ligt rood
gekleurd; in de longen bevinden zich, vooral op de zijde
waar het dier gelegen heeft, vele ecchymotische plekken.
Het bloed in het hart en in de vaten was niet gecoa-
guleerd. De hersenen zijn niet onderzocht.
De onoplosbare verbinding, die het phenylzuur met het
eiwit aangaat, bragt Lemaire tot het denkbeeld dat de
• ft
werking van het phenylzuur daardoor moest gewijzigd
worden. Om zulks te onderzoeken gaf hij eenen
hond van 4 maanden oud, die in 24 uren geen voedsel
had gebruikt, 2 grammen phenylzuur, geklopt in 50
grammen eiwit. Drie minuten na het gebruik vertoon-
den zich bij het dier eenige ligte symptomen van bedwel-
ming, die slechts eenige minuten aanhielden. Het dier
liep verder met volkomen zekerheid even als te voren.
Lemaire voegt er bij, dat men de weinige verschijnse-
len, die zich bij deze proef voordeden, misschien toe-
schrijven moet aan eene kleine quantiteit phenylzuur, dat
zich niet met het eiwit had verbonden. Ook Neumanl)
heeft verschillende proeven met phenylzuur bij kikvor-
schen, konijnen en honden genomen. Zijne resultaten
komen hierop neder: Bragt hij bij kikvorschen 2—6 drop-
pels van eene oplossing in water van 1 : 6 onder de huid,
dan ontstond constant paralyse der achterste extremitei-
ten , en wel het eerst aan die zijde waar de injectie
plaats had gehad. Bij het minste geruisch spiertrekkin-
gen; eerst versnelling en daarna vertraging der respi-
ratie , alsmede der hartsfrequentie met vermindering van
gevoel. Deze verschijnselen traden na 5 minuten te
1) Ueber die Wirkutig der Carbolsaüre auf den tbieriscben Organis-
rans. Archif fiir Dermat. und Syph. I. 3. s. 254.
voorschijn en eindigden met den dood. Directe injectie in
het hart werkte na eenige minuten doodelijk. Bij konijnen
hadden 2 droppels in capsules gegeven na ééne minuut
onder hevige convulsies den dood ten gevolge. Eene
injectie van 2 droppels in de vena jugularis doodde
plotseling, terwijl 6 droppels onderhuids ingespoten dit
eerst na 2-1- uur deden. Honden verdroegen in pil-
lenvorm 60—80 grein, hetgeen slechts versnelling der
respiratie en speekselvloed t\'e weeg bragt. Evenwel ver-
oorzaakten 30 grein in water opgelost, onder convulsies,
toenemende zwakte, verminderden eetlust, na 4 dagen
den dood. De sectie toonde eene sterke injectie der
hersenvliezen, bloedrijke hersenen en longen , alsmede
beginnende vetontaarding der levercellen en die der nier-
kanaaltjes.
Ten einde na te gaan, welken invloed het inwendig ge-
bruik van pbenylzuur op den nggnsch uitoefent, heb ik
gedurende eenige dagen met opklimmende giften, het
phenylzuur tot een zeker quantum gebruikt.
Den 40den Augustus begon ik met 4 grein, opgelost in
6 ons water, hetgeen ik in 12 uur opgebruikte. Het hin-
derde mij niets, ik had zelfs dien dag uitstekenden eetlust.
"Den \'ll(ie,, Augustus nam ik 5 grein, opgelost in de
zelfde hoeveelheid water, ook hiervan ondervond ik niets;
mijn eetlust was goed , alleen meende ik \'s avonds in
mijne urine den reuk van phenylzuur te bespeuren. Nu
wachtte ik een dag ten einde mijne maag niet te veel
aan den invloed van dit zuur bloot te stellen.
Den 13den Aug. gebruikte ik 6 grein op 6 ons water
zonder eenigen hinder en besloot ik, den volgenden dag
de dosis met 2 grein te vermeerderen.
Den 14dfm Aug. 8 gr. op 6 ons water. Dien dag exspi-
reerde ik, hetgeen de vorige dagen niet plaats had gevon-
den , telkens phenylzuur; \'s avonds ten 8 ure kreeg ik
eene ligte hoofdpijn, die mij verhinderde dien nacht goed
te slapen.
Den 15den Aug. 9 grein op 6 ons wal er. Dien middag
had ik zeer weinig eetlust en van tijd tot tijd stekende
pijnen in de maagstreek en was daarbij een weinig misselijk.
Ten 6 ure nam ik weder in en kreeg ten 7 ure hevige
maagpijn, vergezeld van kloppende hoofdpijn en ligte
duizeligheid. Mijne urine rook naar phenylzuur, doch
was niet verkleurd. Het gebruik van eenige droppels
laudanum deed mij spoedig in slaap vallen, doch ik had
den volgenden dag nog hoofdpijn en volstrekt geen eetlust.
Beide laatste symptomen verdwenen echter den daarop
volgenden dag.
Ik moet hier nog bijvoegen , dat ik , om de proef zui-
-ocr page 26-ver te nemen , nooit kort na het eten innam , doch steeds
twee uren daarna.
Neuman, die ook vele experimenten op menschen ge-
nomen heeft, vond , dat de verschijnselen na toediening
van groote giften verschilden naar ouderdom, geslacht,
constitutie, den vorm waarin, en den tijd waarop het
toegediend werd. Zoo werden groote giften kort na den
maaltijd goed verdragen. Kleine kinderen en tengere
vrouwen zijn zeer gevoelig. De eerste delireren, de
laatste gevoelen zwaarte in het hoofd, zwakte in de
heenen, beven en hebben sterke zweetafscheiding.
Het gebruik van 12—24 grein daags in pillenvorm
bragt bij een man moeheid, duizeligheid en sterk zwee
ten te weeg. Dezelfde verschijnselen ontstonden bij
een man, die 10 grein in oplossing gebruikt had. Ful-
lerl), die het phenylzuur zeer veel in het St. George
hospitaal inwendig liet gebruiken, nam waar dat pota-
tores met langzame verhooging der gift, van 2 droppels
pro dosi tot 15 droppels 3 tot 4 maal daags konden ge-
bruiken , zonder dat zij er eenigen hinder van bespeurden.
Vrouwen konden slechts 6 tot 7 droppels verdragen,
na het gebruik van 8 droppels klaagden zij over een
brandend gevoel in den oesophagus en duizeligheid , die
van 40—39 minuten aanhield,
Verder nam Fuller waar dat de urine van gezonde
personen door het gebruik van 4 tot 6 droppels eene
groenachtige verkleuring onderging.
Wordt het phenylzuur inwendig in groote doses toe-
gediend, dan werkt het zeer hevig en heeft zeer spoedig
den dood ten gevolge.
Edw.\'Swainl) deelt een geval mede van vergiftiging
van een krankzinnige te Brookwood, die door onvoorzig-
tigheid van den oppasser 41/, ons onzuiver phenylzuur
gebruikte, hetgeen voor desinfectie was bestemd. De
verschijnselen, die zich daarbij voordeden, waren de vol-
gende : Terstond hevige pijn in het verloop van den oéso-
phagus en in de maag, alsmede witte verkleuring van
tong en lippen; na 5 minuten wankelen en verlies van be-
wustzijn. Na een uur stierf patiënt, trots alle aangewende
middelen. De autopsie toonde , behalve een oud focus apo-
plecticus op de hersen oppervlakte, eene sterke vulling dei-
sinus durae matris alsmede der andere vaten met donker
vloeibaar bloed. Het hart was ledig; een sterke reuk van
phenylzuur bij het doorsnijden der vergroote lever en
milt, der hyperaemische nieren en der maag, die met
een bruinrooden korreligen inhoud voorzien was.
■ Het slijmvlies van den mond was wit, dat van den
oesophagus ontstoken en liet hier en daar gemakkelijk
los. Op het slijmvlies der maag vertoonden zich eigen-
aardige plekken met een zwart centrum en groenen hof,
hier en daar met erosies. Longen en slijmvlies der intes-
tina waren normaal.
Barlow 1) deelt eveneens een geval van doodelijke-vergif-
tiging mede van eenen 60jarigen potator, die bij zijn
ontwaken uit een roes 1 ons phenylzuur gebruikt had.
Dit geval kenmerkt zich vooral door de snelle werking
van dit zuur, daar de dood 10 minuten na het gebruik
er van volgde.
Vier en twintig uren na den dood was er geen rigor
mortis. Het ligchaam zag er bleek uit, vooral het ge-
zigt en de hals. De lippen, tong, gehemelte en pharynx
zagen wit en waren hard op het aanvoelen zonder bijzon-
deren reuk. De galea aponeurotica hypcraenpsch, herse-
nen ariaemisch met zeer weinig vocht in de ventriculi.
Longen bloedrijk, hart bleek, de maag gecontraheerd en
op het aanvoelen vast en met eenen stern, naar phenyl-
zuur riekenden inhoud; wanden zeer verdikt eri hier en
daar rood gekleurd terwijl het slijmvlies gerimpeld was.
De intestina uitwendig rood doch gezond. Nieren en
milt normaal.
Een en ander moet ons leeren om zoowel bij uitwendige
als vooral bij inwendige aanwending zeer voorzigtig met
dit zuur te werk te gaan. Wil men het inwendig toe-
dienen, dan geve men het opgelost in zuiver water met
een weinig syrupus simplex en steeds beginnende met
eene kleine dosis, b. v. 3 grein pro die.
Onder de eigenschappen van het phenylzuur behooren
vooral zijne bederfwerende en desinfecterende kracht
nog vermeld te worden. Van deze eerste eigenschap
wordt zeer veel nut getrokken, om versch vleesch voor
langen tijd te bewaren. Het vleesch, geimpregrieerd
met eene oplossing van phenylzuur, kan maanden lang
bewaard blijven, zonder in bederf over te gaan. Deze
werking berust op eene opneming van zuurstof. Dat het
phenylzuur dit vermogen bezit, bewijst het verschijnsel
dat phosphorus niet verbrand kan worden in eene atmos-
pheer van phenylzuur. Ook bij lijken kan men het phe-
nylzuur met goed gevolg aanwenden om de ontbinding
te vertragen. Dit heeft vooral veel waarde voor het ver-
zenden van zulke lijken, die spoedig in ontbinding over-
gaan. Men behoeft slechts het geheele ligchaatn met
eene oplossing van phenylzuur te wasschen, alsmede eene
kleine hoeveelheid in den oesophagus te brengen.
In Parijs worden de lijken , die in de Morgue liggen ,
en vooral die, welke aan een geregtelijk geneeskundig
onderzoek moeten worden onderworpen , met eene oplos-
sing van phenylzuur geinjicieerd, om ze voor spoedige
ontbinding te vrijwaren.
Wat zijne desinfecterende eigenschappen betreft, zoo
neemt voorzeker het phenylzuur naast de chloorkalk eene
voorname plaats onder de desinfecterende middelen in; en
als zoodanig bezit het eenige voordeelen, die het zeker bo-
ven de chloorkalk doen stellen. Vooreerst kunnen arbeiders
gezonder leven in localen waar gedesinfecteerd wordt
met phenylzuur, dan in die waar men chloorkalk ge-
bruikt. Ten tweede doet chloorkalk de voorwerpen aan,
waarmede zij in contact komt, phenylzuur daarentegen
niet. Zijne desinfecterende eigenschap berust vooral op
het praecipiteren der eiwitstoffen en het tegengaan van
schim m el vorming.
In verschillende vormen kan men het phenylzuur als
desinfecterend middel aanwenden, zooals: phenylzuurwater,
zijnde eene oplossing van 1 deel zuiver phenylzuur in
100 doelen water, verder als poeder, zijnde een meng-
sel van 100 deeien gips, zand, zaagmeel of koolpoeder
met \'1 deel phenylzuur. Het laatste wordt vooi\'al in
Duitschland gebruikt. Parisel 1) beveelt vooral de phe-
nylzure kalk en phenylzure ammoniak aan.
1) De 1\'acide phenique au point de vue pharmaceutiqne. Paris 1866,
-ocr page 32-HOOFDSTUK II.
Listersche methode. Ervaring van anderen.
Nadat de onderzoekingen van Schwann en Pasteur
hadden aangetoond, dat er zich in de lucht, behalve
zuurstof, koolstof en andere gassen, kleine organismen
of levensvatbare kiemen bevinden , die, wanneer zij met
andere organische stoffen in aanraking komen, gisting
en rotting te weeg brengen, zochten vele chirurgen
naar een middel, dat in staat was deze levensvatbare
kiemen van de wonden af te houden.
Joseph Lister 1) nu meende in het phenylzuur een
1) Ou a new method of treating compound fracture 3 abcess , etc.
With observation on the conditions of suppuration. Bij Joseph Lister,
Lancet March 16. 23- 30. April 27. Julij 1867.
zoodanig middel gevonden te hebben. Hij toch deelde
in 1867 eene nieuwe methode van behandeling van ge-
compliceerde fracturen, abcessen en versche wonden mede
en gaf deze den naam van antiseptische methode, daar
zij ten doel had elke vuile omzetting in het bereik
van fracturen, abcessen en wonden te voorkomen en
daardoor een gunstig verloop en spoedige genezing te
verkrijgen.
Bij zijne methode gaat Lister van het volgende uit: het
ongunstige verloop van fracturen, waarbij de lucht toe-
gang heeft, ontstaat daardoor, dat de weefsels die om
de beenfragmenten liggen, spoedig door eene vuile om-
zetting veranderd worden. Evenzoo meent hij , dat de
nadeelige veranderingen , die abcessen na hunne opening
ondergaan , ontstaan , doordien er in abcesholten organi-
sche kiemen dringen , die in de lucht zweven. Was deze
meening juist, dan moest men naar een middel omzien,
dat in Sti£l£lt is om deze kiemen te vernietigen en het in-
dringen van lucht zoodanig tegen te gaan , dat de weefsels
niet beschadigd worden. Daar nu het phenylzuur in hooge
mate het vermogen bezit om organische kiemen te ver-
nietigen en het omzettingsproces tegen te gaan, zoo was
het natuurlijk, dat spoedig op dit middel de aandacht
gevestigd werd. Aan Lister gelukte het om door middel
van dit zuur zijn doel te bereiken. Bij gecompliceerde
fracturen gaat hij aldus te werk: Een in gesmolten phe-
nylzuur gedoopt stuk linnen brengt hij in de wond en
beweegt dit naar alle rigtingen, waarbij het bloed tot
eene weeke massa stolt en tevens de irriterende werking
van dit zuur verzwakt. Deze cruor sluit met het stuk
linnen de wondopening; de soort van korst, die er door
het linnen, cruor en omliggende weefsels ontstaat, wordt
van tijd tot tijd met phenylzuur bevochtigd en met blad-
tin bedekt om het verdampen van het zuur te verhinde-
ren. Onder deze korst zag Lister de hevigste fracturen
gunstig verloopen. Ontstond er echter bij sommige ge-
vallen nog vorming van etter, zoo waren dit meestal be-
grensde ophoopingen van goeden etter. Bij de behandeling
van abcessen kwam het vooral daarop aan om het in-
dringen der kiemen bij het openen van het abces, alsmede
later, te verhinderen. Lister beschrijft zijne methode on-
geveer op de volgende wijze: In eene oplossing van 1
deel acid. phenic. crystallisatum met 4 deelen ol. lini,
wordt een groot linnen compres van 4—6 duim in het
vierkant gedoopt eri zoodanig op het abces gelegd dat
het midden van het compres ongeveer met de plaats
overeenkomt waar men de incisie wil maken. De on-
derste rand van het compres wordt in de hoogte geligt,
terwijl de bovenste rand, om het naar onderglijden te
beletten, door eenen adsistent wordt gefixeerd. Met een
gewoon scalpel of bistourie, die in bovengenoemde
olieachtige vloeistof van phenylzuur gedoopt is, wordt
eene incisie van 3 —1" lengte in het abces gemaakt en
op hetzelfde oogenblik dat het mes er wordt uitgetrok-
ken, wordt het abces met het compres bedekt. Een
etterbekken wordt nu aan de onderste rand gehouden
om den etter op te vangen en door eene krachtige druk-
king wordt de etter zoo veel mogelijk uit het abces ver-
wijderd. Vloeit er na de opening veel bloed uit het abces
of ligt de holte zeer diep, zoodat de randen der incisie-
wond zeer dik zijn, dan brengt Lister eene in phenyl-
zuur gedoopte strook linnen diep in de holte, om en de
bloeding te stillen, en om vroegtijdige vergroeiing der
wondranden te voorkomen. Dit alles moet zoo snel mo-
gelijk geschieden. Wordt de etter volgens deze voorschrif-
ten verwijderd, dan kan men zeker zijn, dat geene kie-
men, sporen of zwammen der lucht in de abcesholten
dringen. Dit alles zoude echter geheel zonder waarde
zijn, wanneer niet een verband werd aangelegd, dat de
omzetting van den voortdurend afvloeijenden etter verhin-
dert. En ook hierin heeft Lister voorzien en het volgende
verband met succes aangewend. Ongeveer 6 lepels van
de evengenoeinde oplossing van phenylzuur worden met
krijt tot een vast deeg (pasta) gemengd; deze pasta wordt
met een spatel ongeveer J /Y dik op een stuk bladtin van
4—6" in het vierkant gestreken. Op hetzelfde oogenblik
dat het compres wordt weggenomen, drukt men de pleis-
ter op de huid en wel zoodanig dat het centrum er van
overeenkomt met de incisiewond, drie randen van de
pleister worden met kleefpleister gefixeerd; de onderste
rand, waaronder men nieuwe compressen legt om den etter
op te zuigen, wordt met een eenvoudig verband bevestigd.
Dit verband biedt volgens Lister de volgende voordeelen
aan: 1. Het bladtin verhindert de verdamping van het
phenylzuur; 2. De pasta bevat het zuur in zulk eene ver-
dunde oplossing dat het niet irriterend op de huid werkt;
3. De bereiding der pasta is eenvoudig en kan door leeken
geschieden. De pasta kan in gesloten blikken bussen be-
waard worden.
Het verband behoeft slechts om de 24 uren vernieuwd
te worden en alleen bij zeer groote abcessen is het soms
noodig, dat er binnen dien tijd een ander verband
wordt aangelegd. Het vernieuwen van het verband
moet ook volgens bepaalde voorschriften geschieden. Op
het oogenblik dat de pasta wordt weggenomen, wordt,
zooals vroeger is vermeld, een met phenylzuur doordrenkt
eompres er over gelegd; rondom wordt de huid met
droog pluksel van etter gezuiverd en tracht men door
drukking op de abcesholte al de etter, die er nog in
aanwezig is, daaruit te verwijderen. Het eompres wordt
nu weggenomen en de nieuw klaar gemaakte pasta er\'
opgelegd. Al deze regels gelden voor elk nieuw aan te
leggen verband. De gunstige resultaten, die Lister bij deze
methode van behandeling ondervond, schrijft hij aan het
volgende toe. De abcesmembraan vormt uit zich zelve
geen etter; doch daar de ingesloten etter op die mem -
braan als een vreemd ligchaam inwerkt, wordt er telkens
nieuwe etter gevormd. Bij het openen van het abces
wordt de etter wei verwijderd, doch nu treedt er in
hare plaats een andere prikkel op , die deze membraan
nog heviger aandoet, namelijk de lucht. Wordt dus een
abces volgens de antiseptische methode geopend, dan
wordt dit van een prikkel bevrijd, en kan er geen
i
daarvoor in de plaats treden , terwijl daarenboven de pa-
tiënt van eene hectische koorts bevrijd blijft. Groote
abcessen zonderen volgens Lister, nadat de inhoud is
weggenomen, geen etter meer af; hetgeen er uitvloeit
bestaat slechts uit serum, zoo dat na eenige dagen in 24
uren slechts 24 droppels ongeveer afgezonderd worden,
mits er geene constitutioneele ziekten in het spel zijn.
Als voorbeeld hiervan deelt hij de ziektegeschiedenis van
eene vijf en twintigjarige vrouw mede, die een groot
psoasabces had. Onder aanwending zijner antiseptische
methode had hij het abces geopend en het van 24 oneen
gele, gedeeltelijk taaije etter onllast. Eene in phenylzuur
gedoopte strook linnen werd in de incisiewond gelegd ,
ten einde de uitvloeijing van etter in de 24 uren te
beletten. Toen hij de strook linnen onder het compres
wegnam , werden er 3 oneen troebele etterige vloeistof
ontledigd. Gedurende de drie volgende dagen had er hoe-
genaamd geene afvloeijing meer plaats en waren de dieper
gelegene deelen dier wond reeds aan elkander gegroeid.
Na 72 uren werden er door het uitoefenen van eene sterke
drukking ongeveer 3 dragmen vloeistof ontledigd. Ge-
durende dezen tijd bevond zich de patiente zeer wel.
In genoemd geval was er geen deformatie van de
wervelkolom te bespeuren en toch meende Lister, dat
er caries van de wervels voorhanden was. Hij gaf echter
dadelijk als zijne meening te kennen , dat hij, ook al was er
een carieus proces aanwezig geweest, toch een gunstig ver-
loop had verwacht; deze meening is ook door hem bevestigd
gevonden. Lister heeft een groot aantal abcessen met caries
der wervelkolom, der dij, knie, van den voet en van het
elleboogsgewricht geopend en antiseptisch behandeld. Bij
al deze gevallen was in de eerste dagen het afvloeijen van
etter zeer gering en in de meeste gevallen vloeide er na 24
uren geen etter meer uit. In Februarij had hij bij een
man van middelbaren leeftijd een psoasabces geopend en
kwam er met den etter een stukje been mede, als bewijs
dat het abces zijn oorsprong aan een carieus proces te
danken had. Op den 4dou Julij, derhalve na zes maanden,
had hij het geluk liet etterkanaal gesloten te vinden. De
antiseptische methode was hier streng toegepast en de
uitvloeijing van etter in de 24 uren bedroeg slechts 2
droppels. Na al zijne ervaringen aarzelt Lister volstrekt
niet meer om congestie-abcessen vroeg te openen, want,
zegt hij, opent men ze niet, dan ontwikkelt zich de caries
verder, terwijl men, wanneer er volgens de antiseptische
methode gehandeld wordt, op een stilstand van het
ziekteproces — al is het dan ook langzaam — en eene
volkomene genezing kan hopen. Lister geeft nog den
raad, om, wanneer de pasta excoriatie op de huid ver-
oorzaakt , eene zwakkere oplossing, b. v. 1:6 of 1 :8
te gebruiken, hetgeen zonder nadeel kan geschieden.
Later heeft hij zijne verbandmethode iets gewijzigd;
zijne pasta uit krijt, die hem onzuiver toescheen, liet
bij vervangen door een mengsel van schellak en phenyl-
zuur in verhouding van 3:1. overtrokken met eene dunne
3
-ocr page 40-laag gutta-percha. Deze pleister wendde hij met zeer veel
succes aan bij gecompliceerde fracturen ; ook behandelt
hij de wonden niet meer zooals vroeger met zuiver phe-
nylzuur, maar spuit deze uit met eene oplossing in wa-
ter (1 :20), daar het zuivere zuur te sterk irriterend
werkte.
Behalve de behandeling van gecompliceerde fracturen ,
abcessen, wonden, enz., met dit zuur, raadt Lister ook
aan, om bij het onderbinden van arteries ligatuurdraden
(darmsnaren van schapen) aan te wenden , die in eene
olieachtige oplossing van phenylzuur (1 : 5) gedoopt zijn.
De behandeling van wonden, zweren, enz., met onzuiver
phenylzuur dateert reeds van zijne ontdekking. Reeds in
1834 werd het door Reichl) en Breschet 2) bij syphili-
tische en scrofuleuse zweren en door Trapp 3) bij caries
aangewend. In 1863 deelde Lemaire 4) in zijn werk
eenige gunstige resultaten van gecompliceerde fracturen ,
abcessen en wonden mede, die hij met zuiver phenylzuur
had behandeld. Niettegenstaande dat alles moet men
Lister de eer geven, dat hij de juiste aanwending van
het middel bij gecompliceerde fracturen , abcessen, enz., in
1) Hufeland Journal. Bd, 71. 1834.
2) Breschet. Tourna! de Chern. med. 1834.
3) Poggendorffs Annalen. Bd. 29, p. 52.
4) L\'acide phenique, p. 563. Paria 1863.
-ocr page 41-de chirurgie heeft ingevoerd. De doelmatigheid zijner
wijze van toepassing is ook door de grootste chirurgen
van Duitschland en Engeland erkend geworden.
Reeds in December van het jaar 1867 deelde Dr.
Joseph 1) een 16-tal gevallen van patienten met ab-
cessen mede, die hij met goed gevolg op de kliniek
van prof. Thiersch in Leipzig volgens de Listersche
methode had behandeld. Het ligt niet in ons plan al
deze gevallen afzonderlijk te beschrijven; wij willen ons
alleen bepalen over een en ander een kort overzigt te
geven.
Onder deze 16 gevallen van abcessen waren 6 con-
gestie-abcessen , 3 klierabcessen , 2 slijmbeurs-abcessen ,
1 secundair abces na periostitis, 2 phlegmoneuse , i pu-
erperaal en 1 koud abces.
Dr. Joseph roemt de Listersche methode zeer; slechts
bij een geval kwam er ichoreuse etter, bij de overigen
niet. Ook was er bij al zijne gevallen geene hectische
koorts. integendeel was er koorts voorhanden, dan ver-
dween deze zeer spoedig. Dr. J. heeft bij zijne gevallen
verschijnselen waargenomen , waarvan Lister geen mel-
ding maakt, namelijk zwarte verkleuring der urine
1) Inaugural-Dissertation. Leipzig 1867.
-ocr page 42-Hij nam zulks bij 4 gevallen waar; bij 2 trad er reeds
36 uren na de aanwending van phenylzuur verkleuring
te voorschijn , bij de 2 anderen eerst na langeren tijd.
De urine reageerde alcalisch of neutraal en er was geen
albumen in aan te toonen. Wat de wijze van aan-
wending betreft, zoo meent Joseph , dat het beter is , om
in plaats van compressen . die den etter opzuigen , pluksel
te nemen; eveneens raadt hij aan, om het geheele ver-
band nog met een wollen zwachtel te bedekken.
Omtrent de chiruigische afdeeling van Prof. Dittel in
Weenen. waar het phenylzuur op groote schaal wordt
aangewend, deelt Dr. Englichl), die de resultaten van
deze behandeling heeft waargenomen en beschreven, liet
volgende vnede. Bij gecompliceerde fracturen nam hij de
schoonste resultaten waar; fracturen met eene kleine
hnidwond heelden als eenvoudige; onderhielden echter de
beenstukken een voortdurenden prikkel op de weeke dee-
len , dan was het verloop zeer langzaam, maar toch de
afvloed van etter minder sterk, afstooting van beenstuk-
ken zelden en het verlies van krachten van den patiënt
veel geringer.
Bij kwetsuren zwollen de wondranden nooit, eveneens
1) Dr. J. Englich Erfahrungen über den Listerscheu Verband mit
Carbolsaure, Oesterr. Zeitschr. fiir praet. Heilkunde 1869.
was de ettersecretie zeer gering. E. raadt aan, om wan-
neer de wondranden goede granulaties hebben, het phe-
nylzuur door een ander verband te laten vervangen,
daar door de irriterende werking van dit zuur eene ver-
traging der genezing ontstaat.
Van groot nut was de aanwending van dit zuur bij
phlegmoneuse ontstekingen in de okselholten, bij ontste-
king der bursa mucosa olecrani et patellae , bij fistelgangen
onder de huid , die niet met beenaandoeningen gecompli-
ceerd waren. Wat de beenontstekingen betreft, zoo wa-
ren de resultaten bij ostitis en osteomyelitis minder gun-
stig dan bij periostitis. Bij cariesprocessen zag E. meestal
geen gunstig verloop , ofschoon bij de abcassen , die vol-
gens de Listersche methode geopend werdén, de etter-
secretie veel geringer was dan bij die, welke op eene
andere wijze behandeld werden.
Bij de behandeling van gewrichtsontstekingen waren de
uitkomsten zeer verschillend; bij kleine gewrichten (vin-
gers , teenen,) was het verloop gunstiger dan bij groote
gewrichten, alhoewel hij bij beide vermindering van etter-
secretie en koorts waarnam.
Vooral zeer gunstig spreekt E. over de werking van
dit zuur bij de radicale operatie van hydrocele dooi\'
incisie, alsmede bij extirpatie van nieuwvormingen. E. nam
ook enkele gevallen waar, waarbij de urine zwart gekleurd
was en zich daarin tevens albumen bevond.
Pyaemie zag hij slechts bij een geval en erysipelas zeer
zelden.
Ook op de kliniek van Prof. Lebert 1) te Breslau werd
dit zuur in 50 gevallen (gecompliceerde fracturen , ab-
cessen , etterende wonden) met goed gevolg aangewend.
De resultaten daar verkregen waren in ieder opzigt gun-
stig te noemen. Dr. Steinitz meldt, dat bij uitgebreide
aanwending van het phenylzuur intoxicatie-verschijnselen
(dikwijls braken en zwarte verkleuring der urine, te voor-
schijn traden.
Ook Wylie 2) in Alexandrie, Hamilton 3j, Simpson4),
Rutherford Ryley 5), Jordan 6), vellen een zeer gunstig
oordeel over het gebruik van phenylzuur bij abcessen ,
gecompliceerde fracturen , versche wonden, enz.
John Wood 7), die dit zuur in het Kings-Ooliege-
Hospital te Londen met uitstekend gevolg heeft aange-
wend, gebruikte ook een dubbelzout van het phenylzuur,
1) Dr. Steinitz , inang. diss B\'reslau 1869.
2) Lancet II. I. 1868.
3) ïbid. II. 2.
4) Lancet, Nov. 2. 1867.
5) Mcd. Times and Gaz Jul. 186S.
6) Phii. ined. and surg report Jan. 1869,
7) Lancet, JJeceinb. 1868,
-ocr page 45-namelijk het sulpho-carbolas zinei; dit zout dat in rhom-
bische plaatjes kristalliseert en in water oplosbaar is,
wendde Wood met gewenscbt gevolg bij ulcera, verscbe
wonden, alsmede bij gonorrhoeen aan,
In den laatsten tijd hebben ook Prof, Bardeleben
en Prof. Langen beek 1) hunne ervaringen omtrent de
Listerscho methode bekend gemaakt. Bardeleben zegt hier-
omtrent het volgende: Twee gevallen van gecompliceerde
fracturen , waai" de amputatie geïndiceerd scheen, heelden
tegen alle verwachting onder aanwending der Listersche
methode. Bij abcessen nam hij niet altijd die gunstige
resultaten waar, die hij verwachtte. Over het algemeen
beveelt Bardeleben de Listersche behandeling van gecom-
pliceerde fracturen , abcessen, enz., zeer aan. De schaduw-
zijden van de behandeling met phenylzuur bestaan vol-
gens Bardeleben daarin , dat het phenylzuur dikwijls
irriterend op de ligchaamsoppervlakte werkt en dat de
pijnen, die sommige patienten er van ondervinden , menig-
maal zoo hevig zijn , dat men genoodzaakt is , om of de
verdere behandeling te staken of eene zwakkere oplossing
te gebruiken, Volgens Bardeleben traden er in verhouding
van 1:10 in enkele gevallen intoxicatie verschijnselen op ;
1) Berliner Klinische Wochenscbrift, 18?0,
-ocr page 46-vooral vermoeidheid en gebrek aan eetlust. Zwarte ver-
kleuring der urine werd door hem in vele gevallen waar-
genomen , evenwel was daarin geen albumen aanwezig.
Ook Langenbeck betuigt zijne ingenomenheid met de
Listersche methode en verklaart, dat hij op zijne kli-
niek iedere operatiewond met phenylzuur behandelt.
Langenbeck bevestigt ook de goede diensten , die dit zuur
bij gecompliceerde fracturen , abcessen , versche wonden
bewijst. Het gebied van het therapeutisch gebruik breidde
zich weldra uit. Men heeft behalve de Listersche
methode voor gecompliceerde fracturen, abcessen en
wonden, het phenylzuur ook nog aangewend bij syphilis,
lupus , diphtherische processen en brandwonden.
Wij willen achtereenvolgens nagaan door welke genees-
kundigen het als zoodanig bij deze ziekteprocessen aan-
gewend is.
Bij 10 mannen en 11 vrouwen, die een syphilitisch
exantheem hadden , heeft Dr. Kohn \'1) op de kliniek van
Prof. Hebra het phenylzuur in pillenvorm toegediend;
iedere pil bevatte 0,06 grm. (grein 1) phenylzuur. De
patienten begonnen met 6—9 pillen daags, later 12—21
pillen en eenige gebruikten tot 60 pillen daags. Bij
l) Arehiv, fiir Oermat, u Syph. T, p 235. 18fi9,
-ocr page 47-sommige verdween het exantheem binnen 4—7 weken ,
terwijl het bij anderen slechts verbeterde.
Volgens de waarnemingen van Hebra is het phenylzuur
als antisyphiliticum niet aan te bevelen en wel om de
volgende redenen :
1°. De kwikpraeparaten werken veel sneller.
2°. Het phenylzuur blijft geheel werkeloos bij syphili-
tische beenaandoeningen , dolores osteocopi, enz.
Holmes Coote 1) wendde het phenylzuur bij condylomata
iata en primaire syphilitische zweren met gunstig gevolg
aari. De condylomata Iata bestreek hij met eene oplos-
sing in water (acid. phenicum et aqua aa) eenmaal daags
en verbond deze met eene zwakkere oplossing. Primaire
zweren stipte hij met geconcentreerd zuur aan, de op-
pervlakten der ulcera kleurden zich wit en er vormde
zich spoedig eene drooge korst op , die na twee dagen
afviel. Deze behandeling werd 8 tot 4 malen herhaald ,
waarop gewoonlijk de genezing in 10—14 dagen volgde.
Ook Ricord 2) schijnt zeer ingenomen te zijn met de
behandeling met phenylzuur bij phagadenische ulcera.
Het volgende schrijft hij daaromtrent aan Dr. Lemaire:
J\'ai employé l\'acide phenique étendu en diverses propor-
1) Brit. Med. Journal, March \'1868.
2) L\'acide phenique par Dr. Lemaire p. 4\'J8, Paris 1865,
-ocr page 48-tions, suivant les indications de M. le docteur Leniaire.
chez plusieurs malades de la maison de santé de la rue
de Lourcine, pour des plaies de mauvaise nature, très
refractaires aux moyens les plus usités : par exemple,
pour des chancres pbagédeniques à forme térébrante et
ayant une grande tendance à se perpétuer ; pour des
accidents secondaires à forme ulcéreuse, présentant aussi
la déviation phagédénique avec suppuration abondante et
décollements.
Les solutions d\'acide phenique ont influencé favorable-
ment ces plaies, en réduisant d\'une manière sensible
l\'abondance de la suppuration et en modifiant rapidement
le mauvais aspect des surfaces ulcérées qui se sont dé-
tergées et ont pris une meilleure couleur. Il faut ajouter
à ces résultats leur action désinfectante très-sensible.
Het phenylzuur bewijst als causticum in de chirurgie
uitstekende diensten en wel vooral bij lupus en diphteri-
sche processen. Zoo deelt Dr. Isidor Nauman 1) mede,
dat hij verschillende patiënten met lupus door middel van
dit zuur heeft behandeld. Hij gebruikte daartoe 1 deel
phenylzuur en 4 deelen alcohol, besmeerde daarmede \'2,
malen daags en in ongeveer 9 weken kwam er genezing.
]) Wiener med. Woehensehrift XVII, 35.
-ocr page 49-Ook Declat \'1) deelt eenige gevallen van lupus mede .
die hij met uitstekend gevolg met phenylzuur heeft be-
handeld.
Wat de behandeling bij diphterische processen met dit
zuur betreft, zoo wordt deze vooral bij angina diphtherina
aanbevolen. Pindel 2), die vele lijders met dit middel
behandeld heeft, deelt o. a. het volgende ziektegeval mede.
Bij een dertienjarigen knaap, met diphterische plaques
op het gehemelte, detonsillen, deuvula en den pharynx,
bij wien alle middelen vruchteloos waren aangewend,
zoodat de ziekte van dag tot dag erger werd, gaf P. een
gargarisma van phenylzuur (acid. phenic. drij. spir. vin.
Gall. unc §, aq. unc iij) en liet daarbij iets van de vloei-
stof doorslikken; reeds na drie dagen was de zieke ge-
heel genezen. Een jongere broeder van den patiënt,
die eveneens aan dipliteritis leed . genas onder dezelfde
behandeling in 5 dagen.
Bij brandwonden wordt het phenylzuur opgelost in glyce-
rine of ol. oliv. door vele Fransche en Engelscbe chirurgen
aanbevolen. Prof. Pirrie 3), die het als zoodanig zeer
aanbeveelt, deelt net volgende geval mede.
1) Nouvelles applications de l\'acide pbéaique ea médecioe et eu
chirurgie, etc. Paris 1865.
2) Philad. med. and. surg\'. Keporter XX. Jan. 1869.
3) Lancet 11. Nov. 1867.
-ocr page 50-Een \'11 jarig meisje had de linker helft van het gezigt,
van den hals en van den rug, den linkerarm en de lin-
kerzijde van den romp tot aan het darmbeen met kokend
water verbrand. Op het gezigt, den hals, den schouder
en den arm waren het brandwonden van den tweeden
graad, op den romp van den eersten graad. Twintig
minuten na het gebeurde werd patiente in het hospitaal
gebragt en werd op de wonden een dubbel compres ge-
legd, dat in eene oplossing van phenylzuur in ol. oliv.
(1 :6) gedrenkt was; over dit compres werd bladtin
gelegd en het "geheel met eenen zwachtel bevestigd.
Tien minuten later gevoelde patiente geen pijn meer. In
de eerste dagen verdwenen de blazen en na 1 \'2 dagen
was de huid gezond. Geen spoor van etter had zich ge-
durende het genezings-proces vertoond.
Behalve bij de bovengenoemde ziekteprocessen heeft
men dit zuur nog met goed gevolg aangewend bij ver-
schillende huidziekten, als eczema, psoriasis, impetigo, enz.
Eigen waarnemingen. — Besluit.
Gedurende mijn verblijf te Dusseldorf had ik gelegen-
heid het phenylzuur bij geschoten wonden. alsmede bij
amputatiewonden aan te wenden.
Het ligt echter niet in mijn plan eene uitvoerige
beschrijving te leveren over de behandeling van geschoten
wonden, ik wil er mij alleen toe bepalen een kort over-
zigt te geven van de behandeling van die wonden, welke
met phenylzuur behandeld zijn. Hiertoe behooren schamp-
schotwonden , geschoten wonden door de weeke deelen
met en zonder beenfracturen, en amputatiewonden. De
behandeling was als volgt: schampschotwonden en gescho-
ten wonden door de weeke deelen zonder beenkwetsing,
werden door middel van eenen irrigator met eene zwakke
oplossing van phenylzuur in water (1:100) uitgespoten,
waarna op de wonden een gevensterd lapje, pluksel en
compres werd gelegd, hetgeen alles doordrenkt was met
eene oplossing van phenylzuur in water (4:100). Het
geheele verband werd met een linnen of flanellen zwach-
tel bevestigd en 2 malen daags vernieuwd. De oplossing
van phenylzuur in water werd door de meeste patienten
goed verdragen; bij sommigen echter prikkelde deze op-
lossing te zeer en was men verpligt het phenylzuur opge-
lost in ol. oli v. (5: 100) aan te wenden. Opmerkelijk was
het echter, dat die wonden bij lijders, welke met eene
oplossing in water behandeld waren, spoediger heelden
dan die, bij welke het phenylzuur opgelost in ol. oliv. was
aangewend. By de behandeling was nog het volgende
op te merken: de ettersecretie zag men dagelijks ver-
mi nderen en zeer zelden was het een ichoreuse etter,
die werd afgescheiden, maar bijna altijd pus bonum et
laudabile. Onder vorming van schoone granulaties heelden
de wonden zeer snel. Vormde zich echter bij een of
andere wond een congestieabces , dat met deze door eenen
fistelgang vereenigd was, dan werd het abces geopend en
er eene draineerbuis doorgelegd. Deze buis werd twee
malen daags met eene slappe oplossing van phenylzuur in
-water\' (2 :100) uitgespoten en het geheel verbonden , zooals
wij daar straks beschreven hebben. Gewoonlijk kon men
den 4dei\' of 5rlen dag de draineerbuis wegnemen en was de
geschoten wond in 3 a 4 weken geheel genezen. Wij
moeten hier nog bijvoegen, dat onder dezelfde behande-
ling, de genezing van die geschoten wonden, waarbij het
periosteum van een of ander been beleedigd was, zeer
vertraagd was.
Bij gecompliceerde fracturen werd de Listersche me-
thode, alhoewel gewijzigd, toegepast. De wonden werden
niet met eene pasta bedekt, maar in de wonden pluksel
gedrenkt in phenylzuur gebragt en daarover een dubbel
cornpres gelegd , hetgeen eveneens met dit zuur door-
drenkt was; het geheel werd met eenen zwachtel beves-
tigd. De resultaten waren allezins gunstig te noemen,
vooral wat de fracturen aan de bovenste extremiteiten
betrof, Zoo zag ik twee gecompliceerde fracturen van
den bovenarm , waarbij de weeke deelen weinig gekwetst
waren, in den tijd van 7 weken geheel genezen.
De fracturen der onderste extremiteiten , waarbij even-
eens de weeke deelen weinig geleden hadden , heelden niet
zoo spoedig, Hadden echter de weeke deelen te veel ge-
leden, zoodat men algemeene abcesvorming kreeg, of was
het been geheel en al verpletterd. dan kon de behande-
hng met phenylzuur weinig baten en traden er al zeer
spoedig verschijnselen van pyaemie te voorschijn.
De behandeling der wond na primaire amputaties werd
op dezelfde wijze in het werk gesteld, als bij die der
schampschotwonden. De wondvlakte werd eveneens door
middel van een irrigator met eene slappe oplossing van
phenylzuur uitgespoten en met een gevensterd lapje en
pluksel dat in de phenylzure oplossing gedrenkt was,
verbonden. Ook hier waren de resultaten bijzonder gun-
stig te noemen; de ettersecretie verminderde en zeer
spoedig traden er zeer schoone granulaties te voorschijn.
Nooit echter zag ik eene amputatiewor.d per primam
intentionem genezen.
Bij secundaire amputaties had de aanwending van phe-
nylzuur alleen die uitwerking op de wondvlakte, dat de
afscheiding van ichoreusen etter een weinig beperkt werd.
Hier nam ik zeer zelden goede resultaten waar, daar
bijna alle patienten na secundaire amputaties ten gevolge
van pyaemie bezweken.
Gaarne had ik bij de laatstgenoemde patienten het phe-
nylzuur inwendig aangewend, doch mijn chefarts , die het
reeds aan eenige patienten had toegediend, verklaarde
zich daartegen, op grond dat het phenylzuur inwendig
slecht verdragen werd.
Öp de chirurgische kliniek van prof. van Goudoever
alhier zagen wij echter bij 4 patienten met pyaemische
koortsen het phenvlzuur inwendig met zeer goed gevolg
toedienen.
Wij deelen hierbij de ziektegeschiedenissen in het kort
mede:
1. Hendrika Verhoef, oud 25 jaar, werd den 11 den
September 1869 op de chirurgische kliniek met eene go-
narthrocace van het linker been opgenomen. Patiënt zag
er zeer bleek en kacheetisch uit. Wegens het uitgebreid
verlies van huid en de groote zwakte der lijderes was er
aan resectie der knie niet te denken. Zoowel om haren
toestand als op eigen verlangen der patiënt werd zij den
15den September door prof. van Goudoever geamputeerd.
Drie dagen na de amputatie vertoonden zich bij haar
pyaemische verschijnselen ; koude rillingen en eene afwis-
selende hooge temperatuur, en zeer versnelde pols. Nadat
sulfas chinicus in groote giften eenige dagen achtereen
zonder helminste gevolg was gegeven, werd aan patiente
inwendig phenylzuur toegediend, beginnende met5 grein
acid. phenic. op 6 oneen water in 24 uren te gebruiken.
Den volgenden dag had zij geen koude rillingen meer,
doch nog steeds eene hooge temperatuur. Gedurende
zes dagen gebruikte zij het phenylzuur inwendig en
4
-ocr page 56-was met de gift tot negen grein in de 2-4 uren geklom-
men. Het middel werd uitstekend verdragen. Na dien
tijd was de koorts geheel geweken en de algemeene toe-
stand aanmerkelijk verbeterd. Den 21 sten November 1869
verliet zij volkomen hersteld het Nosocomium,
2. Den 22sten September 1869 wordt op de chirurgi-
sche kliniek opgenomen Dirk van Schaiik, 22 jaar oud ,
met een tumor albus der linker knie. Daar patiënt bij
zijne komst eene afwisselende temperatuur van 39 a 39 *
had, gepaard met koude rillingen, werd hem 6 grein phe-
nylzuur op 6 oneen water daags voorgeschreven. Hetphe-
nylzuur werd zeer goed verdragen en de pyaemische koorts
was in den tijd van weinige dagen volkomen verdwenen;
patiënt begon er veel beter uit te zien, zijne krachten
namen toe, en het plan werd opgevat de resectie van
het kniegewricht te doen, daar er aan genezing der go-
narthrocace niet te denken viel. De lijder wilde van de
operatie echter niets weten en vertrok ongenezen naar
huis.
De volgende twee gevallen, waarbij het phenylzuur
op het pyaemische proces zelf weinig invloed had, dee-
len wij alleen daarom mede, omdat het middel, ofschoon
het in het tweede geval gedurende vrij langen tijd werd
gebruikt, volkomen goed werd verdragen.
3. Antonie Smorenburg werd den 18den October 1869
op de chirurgische kliniek alhier met eene zeer gecom-
pliceerde fractuur van de tibia en fibula opgenomen. Ten-
gevolge van de enorme verettering ontstonden er bij patiënt
pyaemische koortsen. De wonden werden\' met eene oplos-
sing van phenylzuur verbonden, terwijl een gevensterd
gipsverband om het been werd gelegd. Gedurende eenige
dagen werd bij het inwendig gebruik van phenylzuur de
temperatuur lager en de algemeene toestand merkelijk
beter. Dit duurde ongelukkig slechts korten tijd. De
pyaemische verschijnselen namen na eenige dagen weder
zoo snel toe, dat de patiënt den 24sten December be-
zweek, zonder dat men de amputatie, met eenige hoop
op goed gevolg had kunnen verrigten.
4. Dirk Vonk, boerenzoon, oud 16 jaar, is den 19den
Augustus 1870 tengevolge van spondylarthrocace op de
chirurg, kliniek alhier overleden. Drie maanden voor
zijnen dood werd hij door hevige pyaemische koortsen
aangetast. Deze koortsen verdwenen noch onder het ge-
bruik van chinine noch door phenylzuur. Het laatstge-
5\'J
noemde Werd echter door patiënt zeer goed verdragen
en gevoelde hij zich onder het gebruik daarvan veel beter,
dan toen hij chinine gebruikte.
Bij dezen, evenals bij den vorigen lijder, werd het
phenylzuur in giften van 5—9 grein daags gegeven. Al-
leen in het laatste geval werd het middel in pillenvorm
gebruikt, daar patiënt zeer over den onaangenamen smaak
klaagde. De oplossing van 5—9 grein op 6 ons water
werd gewoonlijk in drie malen ingenomen.
Behalve in deze op de kliniek voorkomende gevallen ,
gaf Prof. van Goudoever het middel nog aan eene vrouw
van middelbare jaren met synovitis en periarthritis der
regter knie, die groote giften quinine geruimen tijd had
ingenomen, wegens hardnekkige pyaemische koorts. Zij
kreeg phenylzuur, verdroeg het goed, de temperatuur
daalde en na een dag of 14 was de koorts verdwenen.
Zij is, uitgenomen stijfheid in het kniegewricht, geheel
genezen.
Waaraan het toe te schrijven is, dat men in Duitsch-
land bij gewonden het phenylzuur niet kon blijven geven,
omdat de maag het middel niet verdroeg, is mij niet
bekend. Was het middel welligt minder zuiver ? ïn zeer
vele gevallen van angina diphtherina van ligteren aard,
vooral bij kinderen die niet kunnen gorgelen, liet Prof.
v Goudoever het phenylzuur in water opgelost, doorslik-
ken, en nimmer werd daarvan de minste hinder waar-
genomen. Het effect was dikwerf verrassend snel.
X
Ten bewijze dat het phenylzuur als causticum uitste-
kende diensten in de chirurgie bewijst, moge het volgende
geval, alhier waargenomen dienen.
Den 29sten April 1870 komt op de chirurg, polykliniek
alhier Alida Kragel, jaar oud, met eene Lgte stoma*
titis ulcerosa en wordt er een linctus van acid. sulphur.
dil. en mei rosarum voorgeschreven om den mond mede
te bestrijken.
Den 3den Junij komt het kind terug, met een sinds
kort ontstaan zijnde ulcus noma aan de bovenlip. Behan-
deling: Acid phenic. scr. j et glycerini. pur. unc. j om
daarmede van tijd tot tijd het ulcus te bestrijken.
Den 6den Junij was de zweer reeds omschreven. Onder
voortdurende aanwending van het middel genas het allengs
in vrij korten tijd, met een zeer gering verlies van zelf-
standigheid en weinig misvorming. De bovenlip is een
weinig uitgehold en heeft het aanzien van eene niet
fraai geopereerde hazenlip.
Behalve het uitwendig en inwendig gebruik van het
-ocr page 60-phenylzuur, wordt het ook in clysmavorm dooi\' Lemaire
zeer aanbevolen tegen oxyurides vermiculares, maar al-
hoewel het middel uitstekend werkt, moet men toch zeer
voorzigtig met de toepassing er van zijn. Michaelis 1) deelt
een geval van vergiftiging van eenen tienjarigen knaap
mede , wien hij een clysma van phenylzuur tegen oxyurides
vermiculares had toegediend. De sterkte van het clysma
was 0,9 grm. acid. phenic. op 60 grm. water.
Bij gelegenheid van mijn verblijf te Dusseldorf heb ik
het phenylzuur in clysmavorm bij twee lijders aan dys-
senterie met goed succes toegediend.
Wij laten hierbij de ziektegeschiedenissen volgen:
1. Christoph. Claus , 27 jaar oud, grenadier, wordt den
22sten September in het Evangelische-Krankenhaus te
Dusseldorf opgenomen. Hij verhaalt dat zijne ziekte met
eene ligte diarrhoe begonnen is, doch daar hij eenige
dagen voor Metz op voorposten had moeten zijn, was
de diarrhoe heviger geworden en bemerkte hij den 17ie"
September, dat hij veel bloed per anum kwijt raakte,
vergezeld van hevige buikpijnen. Gedurende zijne reis
naar Dusseldorf had hij ook zeer veel bloed per anum
verloren en was de buikpijn veel heviger geworden.
1) Schmidt\'s Jahrbücher. Bd. 146. 1870. p. 273.
-ocr page 61-Status praeseas 22 Sept. Patiënt ziet er zeer vermagerd
uit, klaagt over voortdurende pijnen in de buik , alsmede
over de hevige aandrang tot stoelgang. De flexma sig-
moidea is als eene harde streng door den buikwand heen
te voelen. Pat. heeft in 2 uren tijd 3 maal stoelgang-
gehad , doch telkens eene kleine boeveelheid, die uit eene
dunne met bloed en veel slijm vermengde faecaalmassa
bestond De lijder is dorstig, zijne tong droog en besla-
gen. Temperatuur 37.8°, polsfreq. 94.
Met goedvinden van Dr. Eckardt, chef-arts van het
Evang.-Krankenhaus, werd patiënt een clysma van phenyl-
zuur (5 droppels phenylzuur op 3 oneen amylumoplossing)
toegediend, en daar hij over hevige buikpijn klaagt,
werden hem \'s avonds 10 droppels laudanum gegeven.
23 Sept. Pat. heeft in den nacht 6 malen stoelgang ge-
had , telkens weinig; faeces zeer dun met
bloed en veel slijm. Bij druk op het colon
descendens is pat. zeer pijnlijk. Hij is min-
der dorstig, temperat. 37,4° , polsfreq. 94.
Behandeling: Clysma van amylum met 5
droppels phenylzuur, 2 maal daags , \'s mor-
gens en \'s avonds. Voeding : arrowroot met
rooden wijn.
24 Sept. Patiënt heeft gedurenden den dag 5 maal
-ocr page 62-en \'s nachts 3 maal stoelgang gehad. Faeces
dun, met veel slijm en streepjes bloed er in.
Hij verhaalt, dat hij nu de pijn in den buik
bij tusschenpoozen heeft. Tenesmi nog aan-
wezig; temperat. 37.6°, polsfreq. 88,
Iter. clysmata, dezelfde voeding.
\'25 Sept. Tenesmi en buikpijn hebben opgehouden;
pat. is bij druk op het colon nog zeer gevoe-
lig. Stoelgang veel verminderd; \'s nachts
slechts eenmaal. Faeces dun met slijm ,
doch zonder bloed. Pat. gevoelt zich veel
beter.
Behandeling : 1 clysma. Voeding : sterke
bouillon en arrowroot met wijn.
26 Sept. De lijder gevoelt zich veel beter, is echter
zeer zwak, Diarrhoe geheel opgehouden; bij
druk op het colon nog gevoeligheid. Pat.
vraagt om een stukje vleesch. Er wordt geen
/
clysma meer gegeven. Dezelfde voeding, met
een weinig rund vleesch.
27, 28 en(Patiënt maakte zich ongerust, dat hij nog
29 Sept. ^ geen stoelgang gehad heeft, hij heeft vol-
strekt geen pijnen meer. Dezelfde voeding.
30 Sept. Pat. heeft den vorigen dag een weinig stoelgang
-ocr page 63-gehad; de faeces waren dun, doch zonder
slijm of bloed; \'s nachts had pat. een wei-
nig gebonden stoelgang gehad.
Patiënt is verder onder een sterk voedend regime ge-
heel hersteld en is den 203ten October naar zijn reserve-
batallon vertrokken.
2. Franz Kamerer, Musketier, 26 jaar oud, wordt
den 6den October in het Evang.-Krankenhaus opgenomen.
Hij verhaalt, dat hij den lsten October te ileurij bij
Metz ziek is geworden. De ziekte was begonnen met
koude rillingen, bloeddiarrhoe en hevige buikpijnen.
Status praesens 6 Oct. Patiënt ziet er bleek en apa-
tisch uit, klaagt over hevige pijnen in den buik, welke
bij drukking op het colon descendens nog heviger wor-
den , alsmede over tenesmi. Hij heeft eene dunne groen-
achtige massa gebraakt. Hevige diarrhoe met zeer veel
bloed en slijmvlokken er in. De lijder is zeer dorstig,
zijne tong droog en beslagen. Temperat. 38.2°, pols
klein en frequent, 104 slagen in de minuut.
Daar patiënt, telkens wanneer hij iets gebruikt had,
braakte, liet ik hem ijspillen geven en tevens een clysma
van amylum met 5 droppels phenylzuur. Voeding arrow-
root met wijn.
7 Oct. Pat. heeft \'s nachts 5 maal stoelgang gehad ;
faeces met minder bloed. Hij is niet zoo
dorstig meer en gevoelt zich iets beter; buik-
pijn iets verminderd. Voor druk op het colon
is hij zeer gevoelig; tenesmi nog aanwezig.
Temp. 37.8«, po]s. 102.
Behandeling 2 clysm. \'s morgens en \'s avonds ;
dezelfde voeding.
8 Oct. Pat. heeft weder 2 malen gebraakt, stoelgang
veel verminderd, echter nog met bloed en slijm.
De pijnlijkheid bij drukking op het colon is iets
minder. Tenesmi nog aanwezig. Temperat.
37.4°, pols. 96.
Beh. Iter, clysmata en ijspillen; dezelfde
voeding.
6 Oct. Het braken heeft opgehouden. Stoelgang een-
maal \'s nachts en 3 maal daags. Faeces dun
met weinig bloed en veel slijm. Pat. is bij
druk op het colon minder gevoelig. Tenesmi
minder sterk. Temper. 37.2°, pols. 98. De
zieke gevoelt zich veel beter.
Beh. Iter, clysm.; dezelfde voeding.
10 Oct. Er is slechts eenmaal stoelgang geweest;
faeces dun met slijm, doch zonder bloed.
Pijnlijkheid bij druk opliet co Ion nog een weinig.
Beh. 1 clysma. Voeding arrowroot met rooden
wijn, rijst en een weinig vleesch,
1 Oct. Geen stoelgang. Nog iets pijn bij drukking
op het colon. De lijder gevoelt zich zwak,
vooral in de beenen.
Onder sterke voeding herstelt hij spoedig ge-
heel , zoodat hij den 225ten October weder naar
zijn reserve-bataiilon kon vertrekken.
Al is mijne ervaring klein, zoo meen ik toch eenige
gevolgtrekkingen te mogen maken, die, zoo zij ook niet
als basis kunnen dienen voor anderen, toch tot spoorslag
kunnen strekken om dit middel in sommige ziektepro-
cessen aan te wenden, waai\' deszeifs gebruik tot dus-
verre nog zeer beperkt is.
Wat de aanwending bij geschoten wonden betreft,
was het te voorzien dat het Listersche verbandmiddel
ook hier tot goede resultaten leiden zou. Lister meende
toch, dat het phenylzuur de omzetting van de wondse-
creta, als gevolg van het toetreden der lucht met hare
miasmata, verhinderde. Dat men bij geschoten wonden
vooral veel van dit middel mogt verwachten is duidelijk,
want dat gedeelte van de weefsels, dat door den kogel
geraakt is, wordt gangraeneus en het is vooral in ditgan-
graeneuse weefsel, dat de omzetting en ontleding zeer ligt
plaats vindt. In hoever het phenylzuur op de lagere
organische wezens direct doodend werkt of ten minste
haar de gisting verwekkende eigenschappen ontneemt,
is niet volkomen bewezen. Maar het feit staat vast,
dat eene onzuivere atmospheer zeer ongunstig werkt
op wonden en dat dus aan de atmospheer als zooda-
nig niet alleen de omzetting der wondsecreta mag toege-
schreven worden.
De vrees van Lister voor toetreding der dampkrings-
lucht mag intusschen wel overdreven genoemd worden ;
de opening van abcessen met een in phenylzuurwater ge-
doopten bistouri, zou men geneigd zijn kinderachtig te
noemen , even als de angstige bedekking van de gemaakte
wond. Is het phenylzuur zoo krachtig werkend als Lister
aanneemt, dan is eenvoudige uitspuiting der abcesholte
met eene oplossing van phenylzuur zeker ook voldoende.
Men moet hier ook niet vergeten hoe dikwijls abcessen,
na geopend te zijn zonder de minste voorzorg, wanneer
slechts de etter geheel ontledigd is, geheel per primam
intentionem genezen , onder een eenvoudig sluitend ver-
band of onder eene gewone pap. Dat phenylzuur de
ettervorming geheel zou beletten, is zeker van het middel
te veel geeischt. Hetgeen Lister zegt, is dan ook door
anderen niet geheel bevestigd geworden. Maar toch blijft
het nut van het middel groot en is het vooral in groote
hospitalen en daar waar men met eene onzuivere atmos-
pheer te doen heeft, een onschatbaar middel.
Wij zagen reeds, dat de bewering van Lister, dat ook
caries door phenylzuur kan worden genezen, niet geheel
door de ondervinding van andere zeer bevoegde autori-
teiten werd bevestigd. Lister schijnt dan ook wel wat
ligtvaardig het bestaan van caries aan te nemen. Wel
zag hij eenmaal genezing ontstaan van een psoasabces,
waaruit een stukje been te voorschijn was gekomen, als
bewijs dat er caries bestond, maar het is onzeker vanwaar
dit beenstukje zijn oorsprong had en of het psoasabces
het gevolg van het beenlijden was, en nog minder of hier
wervelcaries bestond. De zaak is echter van groot belang.
Stel dat er een zoogenoemd congestieabces in de lies be-
staat, zoo men wil een psoasabces, maar afkomstig van,
en in verband staande met caries van een of meerdere
wervels. Zal men dit abces dan openen of niet? Men
weet hoe zeer de gevoelens hieromtrent verdeeld waren.
Velen vreesden en vreezen nog, dat de etter na opening
van het abces spoedig slechter van qualiteit zal worden,
door toetreding van dampkringslucht, en dat men het
ontstaan van pyaemie zal bevorderen. Men raadde daarom
ook aan, het abces subcutaan te openen. Andere chirurgen
waren en zijn minder schroomvallig. De vrees voor
toetreding der dampkringslucht deelt Lister geheel, maar
hij meent hare schadelijke werking door het phenylzuur
te kunnen neutraliseren , en dit niet alleen , hij meent
door beletting van verdere suppuratie ook den voortgang
van het carieus proces te kunnen stuiten, en raadt
daarom aan elk congestieabces vroegtijdig te openen.
Bij gebrek aan ondervinding zal ik mij wel wachten
hier uitspraak te doen. Echter zou ik meenen , dat men
voorzigtig doet door kleine, geheel stationair blij vende
congestieabce^sen niet te openen, maar dit wel te doen
wanneer zij, zooals gewoonlijk gebeurt, in grootte toene-
men , maar dan de opening te laten volgen door inspui-
ting van phenylzuur en een Listersch verband.
Ofschoon dan ook in wezen de werking van het plienyl
zuur onbekend is, feitelijk weten wij, dat het \'t ontstaan
van septichaemische en pyaemische toestanden weerhoudt.
De gedachte lag nabij, om , bij het eenmaal aanwezig zijn
dezer toestanden, te beproeven in hoeverre het inwendig
gebruik van phenylzuur daarop eenen gunstigen invloed
zoude kunnen uitwerken. Men heeft aanvankelijk dit
middel daartoe reeds aangewend, maar met minder
gunstig effect; men klaagde vooral, dat het niet goed
verdragen werd, er volgde braking, zoodat men ver-
pligt was de toediening te staken. Zoowel na toediening
aati mij zeiven, als aan de 4 boven geciteerde zieken ,
mits in een dosis van 5—9 grein, zag ik deze ver-
schijnselen niet. De reden hiervan mag misschien daarin
gelegen zijn , dat men met eene kleine dosis begint en
langzaam stijgt. Wanneer men de boven genoemde ziek-
tegevallen 1 en 2 nagaat, ziet men, dat door het gebruik
de toestand aanmerkelijk verbeterde. De temperatuur
werd normaal en de bekende verschijnselen van pyaemie
weken. In de gevallen 3 en 4 werd wel\' geen zoo groote
beterschap verkregen , maar in ieder geval verergerde de
toestand ook niet; de patienten gevoelden zich beter en
verdroegen het middel goed. Aangezien wij nu tegenover
de pyaemie zoo onmagtig zijn , ware het wenschelijk,
dat dit middel meer werd beproefd, opdat eene rijkere
ervaring beslissen moge of het ook als inwendig middel
eene aanwinst zal zijn.
De omstandigheden, onder welke het phenylzuur in den
tegenwoordigen oorlog werd gegeven, waren zeker niet
gunstig; de gelegenheid om te experimenteren was even-
min gunstig, maar toch komt mij de veroordeeling van
het middel door de Duitsche medici voorbarig voor. Zij
gaven het middel, maar zagen daarvan, wanneer het niet
goed door de maag werd verdragen of scheen verdragen
te worden, spoedig af, om tot de groote giften quinine
terug te keeren. waarvan zij zelve moeten bekennen,
dat zij meestal zonder uitwerking bleven. De door mij
medegedeelde gevallen , het doorslikken van phenylzuur-
oplossing in angina diphtherina, de mededeelingen van
Lemaire, die van Kohn (bl. -40) bewijzen genoegzaam,
dat het phenylzuur dikwerf zeer goed verdragen wordt,
zelfs in groote giften, als men met de dosis slechts lang-
zaam klimt.
Niet alleen als desinfecterend middel is het phenylzuur
onschatbaar, maar ook als causticum. De bewijzen hier-
voor vinden wij in het genoemde geval van ulcus noma,
en niet minder in zoo vele gevallen van lupus, en
zweren van verschillenden aard. Wij mogen hier ook
niet vergeten de gunstige werking van het phenylzuur
onder den vorm van clysmata in dysenterie, waar het
\'t proces tot staan bragt, de verschijnselen matigde,
met spoedig gevolgd volkomen herstel.
Gedeeltelijk hebben mijne waarnemingen slechts beves-
5
-ocr page 72-tigd, hetgeen door anderen reeds was medegedeeld; voor
een klein deel zijn zij meer nieuw te noemen, vooral
wat de aanwending van het phenylzuur bij pyaemie be-
treft. Of hetgeen nieuw is, ook waar zal blijken te zijn,
zal de toekomst leeren.
I.
De uitdrukking van Sedillot : »Le chloroforme pur et
bien employé ne tue jamais", is gewaagd.
II.
Die bij iedere pmeumonie wil aderlaten , dwaalt even-
zeer als hij die het nimmer doet.
III.
De toediening van subcarbonas ferri bij chlorotieae is
als een der beste emmenagoga te beschouwen.
IV.
Typhus exanthematicus en ileotyphus zijn ziekten van
verschillenden aard.
Gastromalacie is een hjkverschijnsel.
VI.
Bij geschoten wonden is primaire amputatie te verkie-
zen boven secundaire.
VII.
Volgens de Listersche antiseptische methode kan men
ieder congestieabces openen.
VIII.
De behandeling van gecompliceerde fracturen met het
Listersche verband verdient allezins aanbeveling.
IX.
Wanneer slechts één oog door cataract is aangedaan
is de operatie alleen dan aangewezen , wanneer de cata-
ract dreigt te verouderen.
Het beste tijdvak voor het opereren der hazenlip is
in de eerste maanden na de geboorte.
XI.
Ter radicale genezing van hydrocele is de incisie boven
de injectie te verkiezen.
XII.
Bij applicatie der tang is expressio foetus gecontrain-
diceerd.
XIII.
Tot het opwekken der vroeggeboorte volgens de me-
thode van Braun, is het wenschelijker een katheter dan
eene bougie te gebruiken.
Met regt is de symphyseotomie uit de rij der verlos-
kundige operaties verwijderd.
XV.
De piszure infarcten in de nieren van pasgeborenen zijn
voor den medicus forensis van geen belang.
XVI.
De geneeskundige politie moet toezien op kinderen,
die tegen eene geringe vergoeding aan anderen ter ver-
zorging en opvoeding gegeven worden.
Blz.
Inleiding................
HOOFDSTUK f.
Geschiedenis. — Bereiding. — Eigenschappen van
het PhENYLZUUR. . ...........3.
HOOFDSTUK II.
Listersche methode. — Ervaring van anderen. . 26.
HOOFDSTUK III.
Eigen waarnemingen. — Besluit. . . . . . ; 45.
Besluit. ...............60.
Stellingen. ■..............67.
-ocr page 78-■
■
-
■
-
■