-ocr page 1-

1 ETS O V E R

ZOOGENAAMDE SLAAPZIEKTE.

ACADEMISCH PROEFSCHRIFT

NA MACHTIGING VAN DEN PKO-RECTOR MAGNIFICUS

Mr. J3. J, Ui. .O JE GEE R,

GEWOON HOOGLEERAAK IN DE PACXJLTEIT DEK RECHTSGELEERDHEID.

met toestemming van den academisceten senaat

EN

volgens besluit dek geneeskundige faculteit,

TER VERKRIJGING VAN DEN GRAAD VAN

ÖOCTOB IN I>E GENEESKUNDE,

AAN DE HOOGESCHOQL TE UTKECHT,

op Donderdag den 2den Maart 1871, des namiddags ten 6 ure,

te verdedigen

3J00K

ISAAC L É O K.

Officier van Gezondheid 2de Klasse.
GEBOREN TE \'s GRAVENHAGE.

-----a-

AMSTERDAM,
C. G. VA\'N DER POST.

1871.

-ocr page 2-
-ocr page 3-

AAN MIJNE OUDERS.

»

À

-ocr page 4-
-ocr page 5-

VOORWOORD.

Toen ik naar een onderwerp zocht voor een, door de wet gevorderd,
academisch proefschrift, ter verkrijging van den graad van Doctor in
de Geneeskunde, werd in het hospitaal alhier een persoon opgenomen
n7bt ziekteverschijnselen, die in een oorzakelijk verband stonden met
Slaapziekte, waarvoor hij vroeger in het hospitaal te Utrecht was
behandeld.

Set kwam mij niet geheel en al nutteloos voor, de hier en daar
verspreide, ofschoon onvolledige ivaarnemingen, zooveel mogelijk bijeen
^ garen, ten einde iets omtrent den aard dezer vreemde aandoening
w weien te komen en een en ander, met vermelding van het door mij
zeiven waargenomen geval, als proefschrift uittegeven.

Aangezien ik het voorrecht miste aan de Roogeschool, met hare tal-
r\'tjke hulpbronnen, dit proefschrift te kunnen bewerken en daarbij slechts
over een\' beperkten tijd kon beschikken, verzoek ik op grond daarvan

-ocr page 6-

verschooning voor het gebrekkige en onvolledige dat dezen arbeid aan-
kleeft,

Voor de welwillendheid, mij zoo menigmaal betoond, zeg ik, U, Hoog-
geleerde Iieeren, Hoogleeraren der Medische Faculteit, in het bijzonder
U, Hooggeleerde Heer
Loncq,, als mijn Promotor, hartelijk dank.

Allen die mij verder de behulpzame hand hebben geboden, vooral
U, Zeergeleerde Heeren
Dr. Israels en Dr. Kooyker, betuig ik mede
mijne erkentelijkheid.

Amsterdam, Febr. 1871.

L.

-ocr page 7-

EERSTE Gr E 33 E E LT E.

HOOFDSTUK I.

ziektegeval, in het hospitaal te amsterdam
waargenomen. -

G. Th. D., Soldaat vrijwilliger bij het wapen der Infante-
rie, werd in het laatst van 1866, in het garnizoen te Arnhem,
op vijf-en-twintig-jarigen leeftijd, door typhus abdominalis aan
getast. Deze ziekte, waarbij de cerebraalversehijnselen sterk
uitgedrukt waren, liet eene belangrijke zwakte na en, niette-
genstaande eene doelmatige behandeling, ontwikkelde zich lang-
zamerhand eene eigenaardige aandoening, waarbij de lijder een
groot gedeelte van den tijd in slapenden toestand doorbracht.

Destijds naar \'s Rijks Hospitaal te Utrecht geëvacueerd, werd
aldaar het volgende bij hem waargenomen:

P. ziet er vermagerd en bleek uit, de gelaatsuitdrukking is
slaperig, in zooverre namelijk de oogleden nooit geheel geopend
zijn, doch altijd neiging hebben zich te sluiten; het bindvlies
der oogleden bleek, anaemisch, dat van den oogbol daarente-
tegen opgespoteu; de pupillen eenigzins vernaauwd, niet onge-
lijk, met trage reactie op den lichtprikkel; geene in het oog
vallende verandering in de vaten van het netvlies. Slijmvlies
der mondholte weinig gekleurd; geene abnorme geruischen aan

1

-ocr page 8-

de halsvaten. Digestie en respiratie organen bieden niets af-
wijkends aan; bloedsomloop langzaam, pols klein en traag, 64
slagen in de minuut, hartstoot zwak, tonen zonder bijgemengde
geruischen. Urine bijzonder helder,, met zure reactie en 1,021
specifiek gewicht, eiwit noch suikerhoudend, de normale hoe-
veelheid ureum, phosphaten en chloornatrium bevattende. Tem-
peratuur 364/5° C., huid droog en koel bij aanraking.

Het vermogen tot bewegen is aanwezig, met dien verstande
evenwel; dat, bij elke poging om zich buiten het bed te be-
geven, den lijder eene onoverwinnelijke neiging tot slapen
overvalt, waaraan hij onmiddellijk moet toegeven, zoodat, ten
einde niet op den grond te vallen, hij genoodzaakt is zich
aan het een of ander voorwerp vast te houden. Nagenoeg den
geheelen dag en nacht brengt hij slapende te bed door. Die
slaap van sterk snorken vergezeld, heeft geheel het voorkomen
van den natuurlijken, normalen slaap; de oogenblikken in wa-
kenden toestand gesleten zijn zeer gering, zij bedragen slechts
minuten; dikwijls overvalt den man midden onder het eten
deze aandoening. Alleen door zeer luid schreeuwen of heftig
schudden, is men in staat hem te wekken, waarbij het echter
eenige minuten duurt, voor hij geheel uit dien somnolenten
toestand geraakt en als volkomen wakker kan beschouwd wor-
den. Evenwel schijnt spontaan ontwaken ook plaats te grijpen,
daar hij altijd op de gewone wijze aan natuurlijke behoeften
voldoet. Reflexbeweging en spierprikkelbaarheid zijn onge-
stoord. Den tijd dat hij wakker is klaagt hij meestal over
een gevoel van zwaarte in het hoofd, somtijds stijgende tot
hoofdpijn; hij verkeert in eene neerslachtige stemming, is traag
in het antwoorden en reageert zeer weinig op hetgeen in zijne
nabijheid voorvalt. Zelden schijnt de slaap van droomen ver-
gezeld te zijn.

Het gebruik van martialia, eene goede voeding en de aan-
wending van koude stortbaden op het hoofd en langs de wer-

-ocr page 9-

velkolom, brachten langzamerhand verbetering aan; de duur
en de intensiteit van den slaap namen trapsgewijze af; buiten
het bed begon hij aan den aandrang tot somnolentie krachti-
ger weerstand te bieden en, na eerie driemaandelijksche be-
handeling, was hij zoo ver hersteld, dat hij den geheelen dag,
zonder groote moeite, wakker kon blijven.

Na ongeveer een half jaar zijn dienst verricht te hebben,
kwam P. weder in de ziekeninrichting te Utrecht met dezelfde
verschijnselen van vroeger; de anaemie was evenwel nog ster-
ker uitgedrukt; aan de halsaderen werden sterke geruischen
gehoord; de conjunctiva palpebrarum zeer bleek, contrasteerde
bijzonder met de oppervlakkige vaatvulling der conjunctiva
bulbi; lippen, tandvleesch, evenzeer bleek, kleurloos; huid
wasachtig.

I)e slaapzucht had weder de vorige hoogte bereikt; dagen
lang lag de soldaat rustig ter neder, alleen enkele oogenblik-
ken van zeiven ontwakende ten einde excreta te deponeren ;
het gevoel van honger en dorst was daartoe niet krachtig ge-
noeg. Ten einde voedsel en geneesmiddelen toe te dienen, was
Kien genoodzaakt hem krachtig te schudden, deze werden als-
dan regelmatig doorgeslikt, waarop hij, na eenige minuten met
stompen blik rond gekeken te hebben, weder tot zijnen vori-
gen toestand verviel.

Sprak men hem in die korte oogenblikken toe, dan ant-
woordde hij op zachten toon en zeer langzaam, alsof het hem
fftoeijelijk viel zhne gedachten op een onderwerp te concen-
treren en spoedig kondigde het allengs zakken van het bo-
venste ooglid, dat niet veel meer met hem te spreken viel.

Standvastig klaagde hij in deze zoogenaamde lucide oogen-
blikken over een gevoel van dofheid en zwaarte in de voor-
hoofdstreek; over duizeligheid, vooral wanneer hij beproeft het
bed te verlaten.

Onder eene, in hoofdzaak met de vorige overeenkomende,

1*

-ocr page 10-

behandeling, verdween, te gelijk met het aliaemisch voorko-
men, ook weder langzamerhand de somnolente toestand; de
tusschenpoozen van waken werden allengs grooter, de slaap
minder vast en op de etensuren greep spontaan ontwaken
plaats; in de dofheid des geestes was ook eenige verbetering
te bespeuren, het denken scheen minder zwaar te vallen ; ant-
woord op gedane vragen wrerd eenigzins vlugger gegeven.

JNTa eene verpleging van ongeveer vijf maanden werd hij
op zijn dringend verzoek weder bij zijn korps in dienst ge-
steld.

Bijna een jaar lang hoorde men niets bijzonders van P.
Zijne gezondheid scheen dragelijk, hij verrichtte zijn dienst
vrij wel en stond als oppassend en ingetogen bekend; na ver-
loop van dien tijd evenwel werd bij vernieuwing de aandacht
op hem gevestigd, Te Amsterdam, waar hij inmiddels met
een gedeelte van zijn Regiment in garnizoen gekomen was,
werd in zijne naaste omgeving opgemerkt, dat hij allengs de
zonderlinge gewoonte aangenomen had zich vaii zijne kame-
raden te isoleren, de eenzaamheid te zoeken en dikwijls uren
lang in zich zeiven gekeerd te zitten. Nu en dan ontbrak hij
op appel\'s en vond men hem dan in een afgelegen hoek van
de kazerne of op den trap, slapende of stil en doelloos voof
zich heen starende. Werd hij wakker gemaakt of uit zijne
mijmering gewekt, dan gaf hij, op de vraag, wat hem scheelde
en hoe hij daar zoo lag, te kennen: dat hij zich zwak en
krachteloos gevoelde, op eens duizelig geworden was en, teh
einde niet te vallen, zich ergens neergezet had; daarop echter
niet meer wist wat er met hem gebeurde, noch hoe lang hij
reeds zoo gelegen had.

Zoodra dit een en ander den dienstdoen den geneeskundige
ter oore kwam, werd het raadzaam geacht hem weder onder
geneeskuudige verzorging te nemen. In het hospitaal te Am-
sterdam opgenomen, was zijn toestand als volgt:

-ocr page 11-

Aangezicht bleek, vaal, vermagerd; bijzonder in het oog
vallende bleeke kleur van lippen, tandvleesch en bindvlies der
oogleden, dat van den oogbol integendeel hyperaemisch, zich
voordoende als eene takvormige opspuiting van oppervlakkige,
tamelijk wijde vaatjes tot aan den rand van het hoornvlies,
zonder diepere radiaire injectie. Oogleden half geopend met
voortdurende neiging zich te sluiten. Het kost den lijder moeite
het bovenste ooglid geheel op te heffen, alsof een gewicht het
steeds naar beneden drukte; iris bruin, pupil verwijd, bij in-
vallend licht langzaam naauwer worden de; licht roode kleur
van den fundus oculi, geringe vulling der netvliesvaten; ge-
zichtsscherpte normaal. Digestieorganen vertoonen weinig af-
wijking, tong met een licht geelachtig beslag bedekt, de smaak
en de eetlust is vrij goed, vomitus ontbreekt, meestal is er
constipatie, hoewel niet in belangrijken graad, aanwezig. Bloeds-
omloop traag, pols klein en langzaam, gemiddeld 65 slagen in
de minuut; hartstoot zwak, tonen zuiver, zonder begeleidende
geruischen; bij percussie normale begrenzing van den matten
toon van het hart; in de halsaderen standvastig een eigenaar-
dig, brommend geruisch ; subjectieve hartkloppingen ontbreken.
Ademhaling langzaam en diep, ongeveer twaalf in de minuut;
physisch onderzoek van longen, lever en milt levert niets ab-
normaals op. Urine quantitatief noch qualitatief gewijzigd,
geene sporen van eiwit of suiker. Temperatuur subjectief ge-
daald, objectief afwisselende tusschen 363/,.0 en 864/,0 O. Huid-
werkdadigheid gering, de huid op het gevoel droog en dor,
karig met onderhuidsvetweefsel bedeeld.

P. ligt meestal te bed> gewoonlijk met half gesloten oog-
leden ; zijn voorkomen is treurig, zijn blik dof, wanneer men
hem toespreekt, slaat hij langzaam en als het ware met moeite
de oogen op, ziet vreesachtig in het rond, zucht zeer diep en
begint over zijn geheele lichaam te beven. Hij klaagt over
eeu aanhoudend dof, nu en dan pijnlijk gevoel in het hoofd,

-ocr page 12-

inzonderheid in de voorhoofdstreek, algemeene zwakte, loomheid
en zwaarte in de ledematen en eene gewaarwording alsof de
heenen inslapen. Hij is zeer droefgeestig gestemd, gevoelt zich
ongelukkig en verkeert in het denkbeeld nooit meer te zul-
len herstellen ; zijne antwoorden komen zeer langzaam, het den-
ken schijnt hem moeijelijk te vallen. Het spraakvermogen is
niet belemmerd, alle woorden worden goed door hem uitge-
sproken ; zijn geheugen is zwak. Na veel inspanning verneemt
men het volgende: hij is acht-en-twintig jaren oud, was voor
zijn in dienst treden boerenarbeider en sterk van gestel; aan
ooraandoeningen of slepende huiduitslagen herinnert hij zich
niet ooit geleden te hebben, evenmin zijn traumatische belee-
digingen van het hoofd voorafgegaan. Zijn vader is vroegtij-
dig aan eene hem onbekende ziekte overleden, zijne moeder
en zijn eenige broeder verkeeren in behoeftige en kommervolle
omstandigheden. Op dit laatste komt hij dikwijls terug uit
vrees van voor den dienst te worden ongeschikt verklaard en
zelf niet 111 st>£l9/t zijnde in zijn onderhoud te voorzien, ten
laste zijner arme moeder te komen.

Bij het loopen is zijn gang onzeker, waggelend en neemt
het beven toe, van tijd tot tijd maakt hij eigenaardige, slin-
gerende bewegingen, die aan een\' beschonkene herinneren,
spoedig wordt hij moede en duizelig, zoodat hij zich haast
weder in bed te komen. Rustig liggende en aan zich zeiven
overgelaten, neemt het beven langzamerhand weder af en ver-
dwijnt de duizeligheid; alsdan kunnen alle willekeurige bewe-
gingen ten uitvoer gebracht worden. Uitgenomen de eigen-
aardige ontwaring in de onderste ledematen, is de gevoels-,
tast-, druk-, plaats- en temperatuurszin niet merkbaar gewij-
zigd ; de electrische contractiliteit is onveranderd, reflexbewegin-
gen zijn ongestoord. Er bestaat voortdurend neiging tot
slaap, zonder dat deze, gelijk vroeger, op den dag werkelijk
volgt, niettegenstaande het voorkomen van den lijder, met

-ocr page 13-

half gesloten oogleden ter nederliggende, geheel het beeld ver-
toont van iemand, die op het punt is van in te sluimeren;
ook des nachts wisselt nu meermalen hardnekkige slapeloosheid
met vasten en diepen slaap af

Onder de toediening van chinine met ferrum, later van
jodetum ferroso-ferricum, gepaard met de aanwending van
koude douches en eene voedende, nagenoeg uitsluitend dier-
lijke, diëet, nam wel is waar het anaemisch uiterlijk\'na eenige
maanden weder af; in de algemeene apathie en dofheid des
geestes, in de zwakte en onzekerheid der bewegingen was
weinig verbetering, zoo niet verergering, te bespeuren.

Na deze herhaalde recidiven bleek meer en meer zijne on-
geschiktheid voor het maatschappelijk leven in het algemeen
en voor den militairen dienst in het bijzonder. Alvorens tot
de door hem zoo gevreesde verwijdering uit den dienst over
te gaan, werd, zonder daaromtrent groote verwachtingen te
koesteren, beproefd, of verandering van omgeving en verblijf
bij zijne betrekkingen, eenigen invloed ten goede zou kunnen
uitoefenen.

Na een verlof van twee maanden, met behoud van soldij,
gehad te hebben, kwam hij weder in nagenoeg denzelfden
toestand alhier terug en zal spoedig tot zijne ongeschiktver-
klaring moeten worden overgegaan,

-ocr page 14-

HOOFDSTUK II.

Bij de oudere schrijvers was slaapzucht als verschijnsel van
hersciiaandoeningen, kwaadaardige tusschenpoozende koortsen,
typheuse en exanthematische ziekten, wel bekend en wxerd, al
naarmate den graad, met verschillende benamingen, cataphora,
coma, carus, lethargus aangeduid.

De beteekenis dezer namen was echter aan groote verschei-
denheid onderhevig, zoodat daaromtrent bij verschillende ge-
neeskundigen weinig overeenstemming bestond en dikwerf
geheel verschillende toestanden onder denzelfden naam beschre-
ven werden.

In de Hippocratische geschriften vindt men de beschrijving
van eene aandoening, eenige overeenkomst, met de geschetste
ziekte vertoonende, //qui lethargo aut veterno conöictantur,
ex manibus tremunt, somnolenti sunt, male colorati, tumidi,
pulsus habent tardos et lentos, ac oculorum genas inferiores
sublatas, sudores superveniunt, aliquid subtumescunt, inrpo-
tentes sunt, ac biliosa effundunt. Quod si resiccatae fuerint,
urinae aliquid recrementa clam prodeunt, urinae quales in ve-
terino genere redduntur: neque potum, neque aluicl quidquam
postulant. Mentis vero compotes facti, de cervicis doiore
conqueruntur, ac incertos sonitus per aures impetu ferri sen-
tiunt." 1)

\') Praenotiones Coaeae. Hippocratis opera Anutio Foesio interprete. Fran-
cofurtii. MDXCVI.

-ocr page 15-

Celsus spreekt van een\'\' lethargischen toestand, juist tegen-
gesteld aan hersenontsteking, //alter quoque morbus est; aliter
phrenitico contrarius. In illo difficilior somnus, promta ad om-
nem audaciam mens est, at in hoe marcor et inexpugnabilis
pene dormiendi necessitas. Xrj&ccQyov Graeci nominant." \')

Onder de waarnemingen van Pieter van Foreest is de
in het boek over hersenziekten opmerkelijk: De Juvene
lethargo correpto. //Juvenis Alcmarianus, annorum viginti
quatuor, valde pituitosus, cum uno atque altero die capitis
gravitate laborasset, adeo fuit somniculosus ac in somnum
propensus, ut quaeennque agens, dormire semper cuperet, ac
assidue in somnum delaberetur, tandem accidente febri in le-
thargnm incidit." 2)

Gevallen van periodieke slaapziekte worden echter niet be-
paald vermeld, vermoedelijk rekende men deze minder tot het
forum vau den arts te behooren, meer aan het bovennatuur
lijke, wonderlijke te grenzen.

In dit vermoeden wordt men bevestigd door talrijke sagen
aangaande slapers, waarin waarheid en verdichting dooreenge-
Weven, bij overlevering in den mond des volks tot wonder
aangroeiden; o. a. de veertigjarige slaap van den wijsgeer
Epimenides, de legende der zeven slapers, het slapende kind
aan het graf van den heiligen
Clemens, eene analoge geschie-
denis van den slapenden monnik enz.

Later meer aJs physiologische curiositeit beschouwd, o. a.
door
Boerhaave, IIaller, wordt het eenigermate verklaar-
baar, waarom eerst in het begin der vorige eeuw meer of
111111 naauwkeurige waarnemingen zijn geboekt geworden.

Op ééne uitzondering laten wij de meest geloofwaardige
hier zeer beknopt volgen:

\') Aur. Com. Celsi, de Medicina Libri Octo. Lib. III. cap. 20.

2) Petrus "Forestus, obs, et curat, medicinales. Francof. 1623. Lib X. De
eerebri morbis. Observ. IX.

-ocr page 16-

Samuel Chilton van Tinsburg bij Bath daglooner, 25 jaren
oud, sterk van gestel, vrij goed gespierd, viel op den 13den Mei
1694, zonder dat verschijnselen van de eene of andere ziekte wa-
ren voorafgegaan of iets in zijne gewone wijze van leven veranderd
was, in een\' zeer diepen slaap, waaruit hij door geen prikkels kon
gewekt worden. Deze toestand duurde ééne inaand; nooit zag
men dat gedurende dien tijd voedsel genomen werd. Daarna
werd hij spontaan wakker, kleedde zich en ging weder aan het
werk. In de eerste weken sprak hij geen woord, alle verrichtin-
gen hadden echter naar behooren plaats.

Twee jaren later herhaalde zich het lijden, de slaapzucht duurde
nu zeventien weken ; de mond was gesloten, de tanden vast op
elkander geklemd; na de tiende week werd door eene toevallige
opening tusschen de tanden met eene penneveer vloeibaar voedsel
ingebracht; urineloozing had in al dien tijd eens, darmuitschei-
ding in het geheel niet plaats gehad. Bij zijn ontwaken verkeerde
hij in het denkbeeld slechts een nacht geslapen te hebben, hij kon
zich niet voorstellen dat dit zoo lang geleden was; eerst buiten op
het land komende, werd hij overtuigd.

Van Swieten, dit geval besprekende, zegt daaromtrent: „Nee
persuaderi sibi passus est (aeger), quod longam adeo noctem dor-
mivisset, nisi postquam vidit messem adesse maturae segetis, probe
memor, se sementis tempore obdormivisse."

Ongeveer een jaar daarna (17 Augustus 1697) klaagde hij over
een gevoel van koude, braakte eenige malen en viel daarop weder
in slaap. Dr.
Oliver te Bath vond bij zijn bezoek den hartslag
zeer regelmatig, de ademhaling rustig en vrij, den pols alleen
eenigzins hard; de huidwarmte normaal, den oogappel naar boven
gedraaid en onbewegelijk. Schreeuwen, knijpen, schudden, steken,
alle mogelijke excitantia op het neusslijmvlies, geest van salmiak,
wit niespoeder enz,, waren niet in staat hem te wekken.

In dien toestand bleef hij weder drie maanden (19 November
1697); daarna werd de slaap minder vast, het luid roepen van
zijn\' naam bracht hem eenigzins tot bewustzijn ; antwoord kon hij

J) Philosophical Transactions. 1705. Joseph Frank, Praxeos Medicae uni-
versae praecepta. Lipsiae, 1818.

-ocr page 17-

echter niet geven; <le oogen waren niet meer zoo vast gesloten
als vroeger, daarentegen dikwijls sterke beving der oogleden, In
Januari van het volgende jaar ontwaakte hij weder spontaan en
begaf hij zich als naar gewoonte aan zijn werk. Hij was in lichaams-
gewicht slechts weinig afgenomen.

In 1706 kwam ten onzent een zeer belangrijk geval voor, dat
destijds onder de deskundigen en het publiek van Rotterdam en
omstreken eene groote opschndding verwekte; tot veel geschrijf,
zelfs tot re- en dupliek in proza en poëzie aanleiding gaf, waarbij
niet altijd de achting en humaniteit aan ambtgenooten verschul-
digd, werd in het oog gehouden.

Hoeveel gerucht deze zaak maakte blijkt o. a uit de „Copije
van een Brief door een Rotterdamsch heer geschreven aan zeker
Professor in de Medicijnen, rakende de swevende geschillen over
den zoogenaamden Slapende Boer tot Stolwijk," waarin men leest: i
„Ik moet u Ed. met voordagt zeggen, dat ik niet gelove datter
op den dag dat het uitcjuam, menschen van enige opmerkinge in
de Stad waren, die zig niet bezig hielden met \'t zelve te lezen,
te koopen en buyten de Stad aen hare goede vrienden te zenden.
Ik vondt op de Beurs geen andere discoersen, als die dit uitge-
komen Boekje betroffen : En in \'t algemeen wierdt het van elk een
gepresen : En zelfs sprekende met Luyden van den kunst, wierdt
öiy betuygt dat het zeer ordentlyk, opregtelyk en distinctelyk was
opgestelt, en dat het om deszelfs onpartydicheydt van niemant
konde gewraekt werden."

Het Besluyt van het Bericht scheen vooral de gevoeligheid van
andere Rotterdamsche geneeskundigen opgewekt te hebben, 2 „in
de scherpe taal, die aldaar gebruykt was tegen het Ongeloof, de
legensprack, de Waenwysheidt en Eygenzinnigheydt." En iets ver-
der: 3 „Aldus heeft een slapende boer van Stolwyk de Doctoren
van onze Stad wacker en gaende gemaekt, en een Scheuringe en

*) Pag. 5.
2) Pag. 6.
«) Pag. 14.

-ocr page 18-

Cabale geformeert, welkers genesinge ik voor als nog niet te ge-
moet zie, zoo lang de hevigheyt der driften door dagelyks uitko-
mende Lasterschriften aengeset, komt te prevaleren boven de reden
en een bedaert oordeel, die de grondtslagen moeten wezen tot het
maken van een eynde van een ontstaan Geschil, \'t welke in zig
zelve ingesien zynde niets te bednyden heeft."

Om het weinig bekende en zeldzame van deze geschiedenis, laten
wij het Bericht, ons van eene zeer geachte zijde welwillend afge-
staan, in zijn geheel volgen.

BERICHT EN OPMERKING WEGENS DE STAAT VAN EEN
BUITENGEWONE ZOGENAAMDE SLAAPZIEKTE TE
STOLWIJK VOORGEVALLEN.

inleiding.

De ingeschapen aard der stervelingen werd van alle tijden be-
vonden onderheevig te zijn een gestaadige beurtwisseling van waken
en slapen.

Tot zo verre, dat die eigenschap een der voornaamste delen is
van \'t bestaan en in wezen blijven van \'t menslijk geslagt. \'t Welk
bij deszelfs ontstentenis niet in zijn staat kan werden onderhouden.
Maar integendeel, in zijne gezondheid en goede stand zodanig
gekneusd en gebroken, dat de draad van \'s levens loop werd af-
gesneden door een opvolgende dood. Zijnde die twee strijdigheden
zo onscheidbaar aan malkander verknocht, dat zij inet recht bij de
zons op- en ondergang vergeleken mogen wordeu.

Het is wel waar, dat er voorbeelden in de aantekeningen en
waarnemingen van wakkere Geneesheeren gesteld en beschreven
zijn, die zig tot vijftien of zestien dagen zouden hebben uitgestrekt.

Verhalende eenige gebeurtenissen van naenschen, die zo vele
dagen en nachten onophoudelijk aan den anderen of geslapen of
gewaakt hadden, als zaken van een zonderlinge vreemdheid en de
hoogste opmerkingen waardig.

Maar de andere weinige, die in zommige tijdboeken van een
maandlijke en jaarlijkse langwijligheid werden verhaald, zijn zeer

-ocr page 19-

verdacht van onwaarheid en verdichtselen, welke bij niemand van
onze tijdgenoten werden aangenomen; als wetende en verzekerd
wezende met welke een overstallig bijgeloof en in welke tijden van
onnozele eenvond en blindheid dezelve te boek zijn geslagen.

En geenzins gesterkt met zodanige getuigenissen, als in dier
gelijke gevallen tot vaststelling van een volslagene waarheid wer-
den vereist.

Over ettelijke dagen is in de stad Rotterdam een gerucht ont-
staan en alom verspreid geworden, dat een zeker jongman te
Stolwijk wonende den tijd van dertig agter-een-volgende weken had
geslapen. Dit gerucht een zaak meldende, die zeer onwaarschijnlijk
Ja genoegzaam onmogelijk voorkwam, wierd als een losse tijding
zonder eenig fondament bij alle menschen opgenomen en als een
Verdichtsel in de wind geslagen.

Maar \'t zelve meer en meer van alle kanten volhardende, en
Van zommige met eenige omstandigheden en waarschijnlijke vertel»
lingen overgebragt werdende, hebben verscheiden menschen begon-
nen te twijfelen, en geoordeeld dat het gewigtig was, en verdiende
fragespoort te werden.

Ten welken einde zij, ten deel uit nieuwsgierigheid, ten deel
ter liefde van de waarheid, hebben goed gevonden deze wonderlijke
en ongehoorde zaak bij hunne vrienden en goede bekenden, zo tot
Gouda als Stolwijk te onderzoeken.

Uit welker eenparige getuigenissen en bevestingen hunne nieuws-
gierigheid, en geloof aan de waarheid van de zaak is vermeerderd.

Deze dingen bewogen onder andere de ondergetekende Doctoren
ln de Medicinen te Rotterdam,
om alles in eigene personen op \'t
nauwkeurigst te gaan ondertasten ; meer met een opzet, om eenig
bedrog te ontdekken, dan om deze zeldzame zaak, zoals die bij de
iopende tijdingen was overgebragt, te zullen vinden overeenkom-
stig met de waarheid.

Met dit oogmerk dan zijn dezelve Doctoren in 5t gezelschap van
eenige Rotterdamse Heeren op den 6den Februarij dezes jaars 1707
gereist naar het dorp Stolwijk.

Een Graaflijkheids Heerlijkheid, gelegen tusscheü de Leek en de
IJsel, een uil- gaans van dé stad Oouda:

Alwaar aangekomen, zij zig vervoegt hebben, niet alleen aan \'t

-ocr page 20-

huis van den Patiënt, en omtrent deszelfs lichaam alles geëxami-
neerd en getenteerd \'t geen tot een zeker en ontwijfelbaar begrip
van zijn kwaal kon dienen.

Maar ook zeer nauwkeurig en zo veel mogelijk was geinquireerd
bij alle die eenige kennis van de zaak hadden of konden hebben,
op het gedrag en de toestand van den Patiënt, zo wel voor als
geduirende zijne ziekte.

En nademaal dit naarstig onderzoek t\' hunnen genoegen is uit-
gevallen,

Zo hebben zij, om te voldoen aan de waarheid en aan de Ge-
neeskunde, van hunne schuldige plicht geacht, de gehele zaak voor
een ieder bloot te stellen; zodanig als die legt,

Dat is, niet alleenlijk zo als die bij hen te zamen is opgeschre-
ven uit de eenparige verhalen van geloofwaardige getuigen, die
een volslagen kennis van dezelve konden en moesten hebben,

Maar ook, \'t geen zij zelve met hunne oogen gezien, met hunne
handen getast, en volgens de regelen van de geneeskunde onder-
vonden en waargenomen hebben.

Ten einde, dat de tegenwoordige en nakomende tijdgenoten van
de ontwijfelbare waarheid bevoordeeld en verzekerd, en niet door
verzierde uitstroiselen van tegensprekers misleid en bedrogen inog-
ten worden.

Het voornemen is hier alleenlijk, de naakte geschiedenis van dit
wonderlijke geval neer te stellen, en niet de heldere waarheid van
deszelfs verhaal te benevelen of verduisteren met redenkavelingen,
als welke wankelen of missen kunnen.

Zij geven het dan de naam van een Slaapziekte, om gene andere
reden, dan om dat deze mans ziekte onder die naam allerwegen
bekend is geworden ; zonder hun gevoelen daar over te uiten; ten
minsten voor als noch; latende daar aan een ijeder de vrijheid
van zijn oordeel en besluit:

Zijnde het oogmerk in \'t uitgeven van dit verhaal enkelijk, om
met de schilder
Apelles een iegelijks vonnis aan te horen, en
niemand door een voor-openbaring te willen prae occuperen.

Des verzoeken sij alle Geneeskundige, om hunne Sentimenten
hierover te uiten; en indien er lust en tijd mag overschieten, de
ziektebij de Patiënt zelfs te willen uitvorsen; opdat
zij alzo oog-

-ocr page 21-

getuigen geworden van dit zeldzaam voorval, na een nauwkeurig
onderzoek hier bij mogen voegen, \'t geen er toe geacht zal wer-
den te behoren. Deze oprechte voorbetuiging afgelegt hebbende,
werd voortgegaan tot de zaak zelfs. Om welke met eenige ordre
en schikking te verhandelen, hebben de Uitgevers dienstig en no-
dig geoordeeld te zijn, te laten voorgaan een duidlijk en klaar
verhaal van \'t geen zig omtrent de Patiënt, zo voor als in deszelfs
ziekte tot de tijd van hunne komst aldaar, heeft toegedragen.

Zijnde \'t zelve opgesteld,

1. Uit de getuigenissen van de eerwaarde Heer Andreas Keur,
Bedienaar des Godlijken Woords te Stolwijk, die dezen zieke dik-
wijls bezogt, en openbare Gebeden in de Kerk voor hem gedaan
heeft.

2. Niet alleen nit de mondlijke rapporten, maar ook uit de
schriftelijke aantekening van den Wel ervaren Chirurgijn
Oornelis
Geerestein
aldaar, die hem voor en in deze zijne ziekte geduirig
heeft bezogt en bediend.

3. Uit het omstandig relaas van des Patients sust er, die hem
dag en nacht heeft bijgeweest en opgepast.

4. En voorts van verscheide andere geloofwaardige personen, i n-
woonders van die Plaats.

Welke ieder in \'t bijzonder, elk in zijn beroep en qualiteit, vol-
komene reden van wetenschap gegeven hebben van \'t gene zij ge -
tuigden.

s.

BERICHT EN OPMERKINGEN.

Be zaken nu na het eenstemmig verhaal der gemelde personen
opgestelt zijnde en cenigzins ter materie kunnende dienen, bestaan
voornaamlijk in de volgende leden.

§ 1. He naam van de Patiënt is Dirk Klaasz. Bakker, zijnde
een Rieddekker van zijn Ambacht; geboren en wonende te Stol-
wijk, oud tusschen de twee en drie en dertig jaren, van een goed
en eerlijk gedrag, en naarstig in zijn beroep; doch somber van
aard, en afkerig van gezelschap.

-ocr page 22-

2. Deze Jongman in \'t begin des jaars 1706 zijn vader ver-
loren hebbende,

En deszelfs Nalatenschap in een andere staat vindende, dan hij
vermoed en gehoopt had,

Raakte allengs aan \'t mijmeren,

Tot zo verre, dat hij daaglijks meer en meer allerleij gezelschap
vliedende, de eenzaamste en afgezonderste plaatsen kwam te zoeken.

Daar hij dan gong zitten, veeltijds lezende in een boekje, \'t welk
hij ten dien einde altijd bij zig droeg;

Ook wel nu en dan bij dag zig te bed begevende, sliep den
meesten tijd dog ongerust, en dikwijls ontwakende.

3. En hoewel hij tusschen beiden in zijn beroep zig met werken
bezig hield, At en dronk\' hij weinig; Sprak nog veel minder;
scheen nogtans altijd opgetogen in diepe gedagten, tot zo verre
dat hij aangesproken of ijets gevraagd werdende, niet dan na een
ruime tusschentijd antwoorde, en zig dan vertoonde als een ver-
baasde die ten diepen slaap uitschiet.

4. Alle aangewende middelen om hem te diverteren, waren
krachteloos en te vergeefs.

5. En hoe zeer men ook smeekte en drong, om uit zijn mond
te mogen horen de oirzaak van deze zijne bovengewoné droefgees-
tigheid ; niets kon men uit hem krijgen,

Ter tijd toe, dat (\'t verstand hoe langer hoe meer belemmert
rakende) hij op een zekeren ochtend ontwakende, zeide: God heeft
mij in dezen nacht geopenbaart, dat al het Goed mijn is.

6. In deze droeve toestand volharde hij omtrent drie maanden,
dat is tot in begin van de maand Maij: Als wanneer de voor-
verhaalde toevallen merkelijk verswaarden. Zulks dat hij geduirende
vijf of zes volgende weken voor \'t meestendeel te bed lag, hoewel
tusschen beiden zomtijds nog de handen aan het werk sloeg.

7. Op den 18 Junij 1706 met zijn Broeder aan een Kaa wer-
kende, zeide hij zeer schielijk: Ik kan niet meer werken. Na alle
waarschijnlijkheid onder het werken zijne magteloosheid (door
zijne voorgemelde levenswijs ontstaan) gewaar werdende.

8. Weshalven zijne vrienden nog op den zelve dag den voorge»
melden Chirurgijn geroepen hebbende, deszelfs hulp tot herstelling
van deze zieke verzogten: Die ook aanstond een Sweetmiddel voor-

-ocr page 23-

schreef en klaar maakte, \'t welk de behoorlijke werking deed;
maar nogtans zonder verligting.

9. Op den 19. dito wierd hij derhal ven adergelaten tot zeven a
agt oneen, en \'t bloed zeer wel bevonden; dog dit was als voren
zonder eenige verligting.

10. Op den 20. dito wierd de Heer Kemp, Doctor te Gouda,
bij de zieke geroepen, en over deszeifs kwaal geconsuleert.

Na welke tijd hij een en andermaal wierd geklijsteert.

En op den 22. dito nogmaals adergelaten, werdende ook veele
malen de Spiritus Salis ammoniaci onder zijn neus gehouden,
welke, nevens \'t gebruik van verscheide andere inwendige midde-
len, alle zonder eenig effect waren.

11. Middelerwijlen was men ook bedacht, om door goede en
gezonde voedzels zijne verswakte krachten te herstellen.

I. Maar sedert den 18 Junij heeft hij geweigert dezelve te
nuttigen ; hoe dikwijls men hem dezelve aanbood.

II. Doch als die in zijn bedstede geset waren, at hij dezelve
\'s nachts op, niemand zulks ziende.

III. Welke zaak twee of drie reizen voorgevallen zijnde, ver-
haalden des Patients Suster dezelve aan de Chirurgijn: die er op
antwoorde : Gaat met hem zo voort.

IV. En zulks van de Zieke beluistert zijnde, is naderhand
alles, wat ten dien einde in zijn bedstede gezet is geworden, on-
vermindert blijven staan, zonder oit iets daarvan te hebben ge-

nuttigt.

12. Hierop nam de kwaal de overhand boven de tot noch toe
gebruikte geneesmiddelen ; en hij verviel op den 24 Junij in een
zeer vaste slaap.

X. Tegen welke aanstonds Vesicatoria in de nek geappliceert
wierden;

II. Die, door \'t gestadig vernieuwen van Spaanse vliegen, een
groote uitstorting van watervochten veroorzaakten;

Hl. Nochtans zonder eenige de minste tekenen van ontwaking.

13. Op de 29 Junij had men hem door \'t toenijpen van zijn
neus een Braakmiddel weten in te krijgen,

I. Waarvan hij niet alleen veel lijmige en taije slijm uitbraakte,

II. Maar ook volkomen wakker wierd.

-ocr page 24-

III. Sprekende tot degene die tegenwoordig waren, zonder
eenige belemmering, met een goed en gezond oordeel.

IV. Doch viel weinige minuiten daar na wederom in de zelve
diepe slaap.

14. Op de 13 Julij (zijnde net veertien dagen na \'t gebruik
van \'t voornoemde Braakmiddel; binnen welke tijd hij gene de
minste tekenen van wakker zijn heeft gegeven) begon hij schielijk
te roepen: Water! Water! Geeft mij eenen gehelen emmer Water!

I. Deze aanstonds gebragt zijnde, gaf men hem daarvan vier
of vijf volle kommetjes;

II. Welke hij zonder tussehen beiden oit zijn oogen te ope-
nen, greetig indronk ;

III. En verviel daarop weder tot zijn vorige slaap.

IV. Waarin hij zonder eenige de minste tnsschenpozing of af-
breking, volhard heeft tot op de elfde dag van de maand Janua-
rius des volgenden jaars 1707 ; uitmakende den tijd van zeven en
twintig weken, en zulks meer dan een vol half jaar.

15. Duirende de voornoemde tijd, is niet alleen de slaap noit
afgebroken geweest, maar ook altoos op dezelve voet en in dezelve
graad gebleven, zonder dat oit iemand heeft kannen merken, dat
zij op de eene tijd vaster of losser was, dan op de andere, zijnde
dezelve doorgaans stil, bedaard, en zonder ronken of snorken.

16. Van den 29 Junij tot omtrent de halve maand A.ugustus,
uitmakende den tijd van veertig dagen, heeft hij (uitgezonclert het
water, waarvan aanstonds gezegt is) niets genuttigt tot voedzel of
versterking, dan alleenlijk een klein weinigje Spaanse wijn, ten
hoogsteu vier of vijf oneen in \'t geheel.

I. Daarna heeft hem zijn Suster, eenige tijd lang om den dag
of zes, zomtijds meer of min dagen tussehen beide een enkel
kauwtje van brood en vleesch in de mond gegeven.

II. En eindlijk de tusschenpozingen van \'t eeten allengs ver-
kortende, heeft hij bijna daaglijks twee of drie malen eenige spijs
doorgezwolgen (dog altijd leggende en zonder oit zijne oogen te
oopenen) telkens in zeer kleine quantiteit, en op zijn hoogste niet
meer dan een of twee monden vol;

Zijnde deze geringheid van voedsel nauwlijks bekwaam om een
jong geboren kind in \'t leven te behouden.

-ocr page 25-

17. Edog, niettegenstaande dit weinig gebruik van voedsel,
wierd zijn Suster met de tijd gewaar dat hij niet alleen op d\' eene
tijd meer door liet slippen dan op d\' andere.

I. Maar ook dat hij d\' eene spijs beter innam dan de andere.

II. Na welke opmerking zij hem bediende van zodanige voed-
sels, welke zij wist hem in zijne gezondheid alleraangenaamst ge-
weest te zijn, als butter en brood, rijstenbrij, geerst met korenten,
en gerezen boekweite koeken

III. Van welke laatste hij de stukjes, hem in de mond geleid,
zomtijds zeer schielijk inzwolg, zonder dezelve te kauwen, en zon-
der de neus toe gehouden te werden.

18. Van zijn drank valt niets aan te merken ; dewijl hij in
de gantsche tijd van zijne ziekte niet heeft gedronken, dan alleen-
lijk reeds is gemeld.

19. Gelijk nu de zieke, volgens de voorverhaalde wijs niet t\'
eenemaal zonder gebruik van voedsel is geweest: Zo was \'t ook noo-
dig, dat de natuur zig na de maat van \'t gebruik eenigzins ontlaste
van hel overtollige en grofste gedeelte ter voeding onbekwaam.

20. "Wat de onzigtbare uitwazeming aangaat, die is buiten
twijffel zeer gering geweest, zo als uit de dorheid en schraalheid
van zijn huid genoegzaam is af te meten :

En niemand heeft oit kunnen merken, dat hij eenigzins heeft
gesweet.

21. Zijn aftrek was in Jt begin van dit overval weinig en
zeldzaam.

I. Behalve alleenlijk op den 27 Julij en eenige daaraan vol-
gende dagen; wanneer men hem, op \'t aanraden van een Doctor
(die hem toen bij geval kwam zien) twee maal daags, en dat
veertien aaneen volgen de dagen, den Elixir Proprietatis ingaf;

II. Waartoe den Chirurgijn hem noodzaakte, door zijn neus
toe te houden.

III. En hiervan had hij daaglijks eene afgang,

IV. Zonder dat men eenige verlichting of andere verandering
gewaar kwam te werden.

22. Na die tijd schikte zig de afgang na de evenmaat van
t gebruikte voedsel.

I- En hoewel de Zieke niet daaglijks aftrek had;

-ocr page 26-

II Zo geschiede het echter doorgaans binnen de twee of drie
dagen;

III. \'t Welk hem veeltijds met het water in \'t bed ontliep,

IV. Zonder dat men ten tijden dezer ontlastingen eenige ver-
andering omtrent zijn slaap of beweging kon bespeuren.

23. Dit ontlopen van zijne vuiligheid deed de Suster, welke
meestentijds alleen hem moest bedienen, op middelen denken, om
die onreinheid te verhoeden;

I. Derhal ven doende een groote Leuningstoel met een gat in
\'t midden maken,

II. En hem verbedden de (\'t welk daaglijks geschiede)

III. Zette zij hem in die stoel;

IY. Waarmede ten meerendeel haar oogmerk wierd bereikt;
want sedert die tijd heeft hij dikwils, op die stoel zittende, zijn
gevoeg gedaan, en zijn water gelost;

V. Dog almede, zonder oit zijne oogen te openen,

VI. Of eenig teken van minder slaap of ontwaking te ver-
tonen.

24. Wat de Excrementen belangt, die waren meest altijd ge-
steld op een zelve voet; Naamlijk,

I. Zeer weinige

II. Taije.

III. Eos-bruine van koleur.

IV. Hard.

V. Zomtijds ook wel zaft.

VI. Zonder eenige merkelijke stank.

25. Wat aangaat de beweging van zijn lichaam, die is zeer
weinig.

I. Doorgaans blijft hij leggen, zo als men hem leit.

II. Echter keert hij zig nu en dan (twee of drie malen in elk
etmaal, zonder nochtans een vaste streek te houden) van de eene
zijde op de andere

III. Zonder daardoor oit tekenen te bespeuren van wakker te
worden.

IV. Voorts maakt hij veeltijds beweging met de wenkbraauwen,
zonder eenige opening der oogen.

V. Hij beweegt ook dikwils de strot, invoegen als iemand die zwelgt.

-ocr page 27-

VI. En hoest ook zomtijds.

26. Siet nu hieruit omstandiglijk: den zeldzamen en niet min
beklagenswaardigen staat van deze ellendige mensch:

I. En zulks niet eene week of eene maand duirende;

II. Maar ruim zes maanden of zeven en twintig aaneenvol-
gende weken, zonder eenige tusschenpozing van ontwaking ;

III. Zonder eenigzins \'t gezicht te openen.

IV. En zonder eenige kennis te betonen van zig zelf, of van
de wereld ;

V. Zulks dat men hem, duirende die overlange tijd, met recht
zoude mogen noemen de Levende Dode.

27. Op den 11 Januarij dezes jaars 1707, omtrent ten tien
uiren voor de middag, wierd hij, na een of twee reizen gekucht en
daarop immediaat de oogen geopent te hebben, volkomen wakker;

I. En (\'t geen te verwonderen is) zonder eenige de minste be-
dwelmtheid in zijn verstand,

II. En zonder klacht van eenige pijn in \'t hoofd of andere
ledematen;

III. Alleenlijk zeggende, Ik kan het licht in mijne oogen niet
verdragen.

IV. En een weinige tijd daarna aan zijn Suster (die hem ge-
duirende zijn slapen had opgepast) klagende van grote zwakheid.

V. Heeft hij zig ten hoogsten verwondert over zijn vermagerd
Hchaam.

28. Vervolgens daarop, als zijn Suster hem verhaalde, in welk
saisoen van \'t jaar zij waren, en hoe lang hij had geslapen ; was
hem dat als een ongelooflijke, immers een onbegrijplijke zaak;

I. En antwoorde verder, het scheen hem maar een korten tijd
geduirt te hebben, en als een droom geweest te zijn.

II. Andermaal gevraagt, wat hem van zijn slaap dacht? Ant-
woorde hij: Dat heeft zo moeten wezen.

III. Gevraagt, of hij geneesmiddelen daartegen wilde gebrui-
ken? zeide hij: Niemand kan mijn helpen, dan God alleen.

29. Het gerucht van deze onverwachte verandering verspreide
Zi
g aanstonds door \'t gehele Dorp.

I- Buiren en bekenden schoten toe, om dat zeldzame wonder
te zien.

-ocr page 28-

II. Elk sprak hem aan en deed hem verscheiden vragen.

III. Op welke hij zo bezadigd en onderscheidlijk antwoorde,
dat alle tegenwoordige verbaast stonden,

IV. En zo vrienden als vreemden, Eoomse en Onroomse, alle
eenstemmig getuigden,

V. Dat hij zo veel gezondheid van oordeel betoonde, als hij
oit voor zijne ziekte hadde gedaan.

VI. d\'Eerw. Heer Andreas Keur, Predikant aldaar, mede bij
hem gekomen zijnde; en hem over verscheidene zaken, meest den
toestand van zijn ziel en de Godsdienst betreffende nauwkeurig
ondervraagd hebbende, bevestigde het voorgaande gevoelen ten
vollen.

VII. Alsmede de voornoemde Chirurgijn, die, na een ernstig
onderzoek \'t zelve bevindende, zo als reeds gezegd is, dit (niet
zonder reden) aanmerkte te zijn het zeldzaamste geval in de-ze
geheele ziekte

30. Was nu het oordeel van deze man, volgens de eenpaarige
belijdenis van zo vele geloofwaardige oor- en oog-getuigen, zo
net en zo beschaafd, dat \'er geene de minste tekenen van zijne
voorige wel bekende zwaarmoedigheid scheenen overgebleeven
te zijn ;

I. Zo bleek ook niet minder, uit versckeide voorvallen en om-
standigheden, de herstelling en gezondheid van \'s mans geheugenis.

II. Want over vele huizelijke én voor zijn Slaap voorgevallene
zaken met zijn Suster sprekende, zag men alzins, dat dezelve
t\' eenemaal ongekreukt was.

III. Hij verhaalde onderscheidelijk de plaatzen, de perzonen,
en de tijden, waar, bij welke, wanneer en hoe lang, hij voor zijne
ziekte had gewerkt; en hoeveel van ijder daarvoor ontfangen
moest worden;

IV. En als zijn Suster hem vertelde, dat zij een zeker getal
vummen Kennip verkocht had, te weten elke vum voor zo veel
geld; en dat zij in \'t geheel daarvoor ontfangen had zo veel geld
(de som t\'elkens noemende), antwoorde hij, na \'t zelve (in zijn
hoofd, als men zegt) opgerekent en uitgecijfert te hebben: Dan
hebt gij vijf stuivers te kort ontfangen. \'t Welk ook alzo net be-
vonden wierd.

-ocr page 29-

31. Waarom hier zo vele bijzonderheden worden opgehaalt tot
bewijs van \'s mans gezond, oordeel en geheugenis, heeft geen ander
oogmerk, dan om met en neffens de meergemelde Heelmeester vast
te stellen en te besluiten ; dat dit wel het minst gelooflijke, en
echter het meest opmerkelijke schijnt te wezen in de gantsche
ziekte; Uit aanmerking van de lange tijd, in welke hij, zo voor
als na deze gelukkige dag, van die heerlijke eigenschappen of
hoedanigheden des ziels schijnt t\' eenemaal berooft geweest te zijn,

82. Nu staat verder aan te merken, dat al dit voorschreven
van hem is verricht, zittende in zijn bed, en de lendenen wegens
zijne zwakheid met hoofdkussens ondersteunt zijnde.

33. En wat de spijs en drank, door hem in deze toestand ge-
nuttigt, betreft; is te letteii: dat hij niet lang na de wakker wor-
ding aan zijn Suster klaagde van een groote honger.

I. Die hem gevraagd hebbende, wat hem luste te eeten ? tot
antwoord kreeg, een struif:

II. \'t Welk is een pan-gebak van Zoetemelkskaas met butter
en appelen :

III. Een tafelgerecht, m die landstreek doorgaans gebruikelijk
en voor eene grote lekkernij gehouden,

IV. En daarom allerwegen bij de Vreemdelingen bekent met
de naam van een Stolkse Struijf.

34. De vrienden (doen tegenwoordig zijnde) oordeelden, dat
men de last en begeerte van de zieke behoorde op te volgen en
te voldoen.

I. Derhal ven wierd de struif gebakken en hem voorgestelt:

II. Welke hij aanstonds met veel graagheid op at;

III. Zeggende: dat smaakt mij tot in de keel.

IV. Voorts dronk hij daarop een goed teug van oud bier.

V. Maar zijn honger hierdoor nog niet gestuit of voldaan zijnde,

VI. Gebruikte hij op die zelve dag nog verscheide gebraden
appelen en peeren.

35. iNiettegenstaande deze ongewone veelheid van spijs, ge-
voelde hij zig op den dag vrij wel,

I. Zonder blijk van door de kost eenigzins bes waart te zijn.

II. Maar teg en den avond klaagde hij van kwalijkheid en wal°ïn°\'

III Zonder tot braken te kunnen komen.

-ocr page 30-

IV. En zeide doen: Kon ik maar van onder en boven ont-
lasting krijgen, mij dunkt, ik zon dan wel gezond worden.

V. En hem te binnen komende, dat zekere Doctor, op die dag
bij toeval daar geweest zijnde verklaart had, dat hij zulke spijs
niet en mogt eeten ;

VI. Zeide hij: Als die struif mij zoo ongezond is, zal ik ze
niet weer eeten.

36. In \'t begin van de nacht klaagde hij, dat zijn hoofd swaar
begon te worden.

I. Zeggende voorts tot zijn Suster: Ik vrees dat ik al weer in
die diepe slaap zal vallen.

II. Ook kort daarna raakte hij aan \'t sluimeren;

III. En had vervolgens verscheide korte slaapjes,

IV. En wel met eenige snorking.

V. \'t Welk anders in deze gantsche ziekte niet was gebeurt.

37. Op den 12 Januarij 1707, \'s morgens ten acht uiren, we-
zende twee en twintig uiren na zijne verhaalde volkomene wak-
kerwording, viel hij wederom in een vaste slaap ;

I Welke tot de tegenwoordige dag zonder eenige tusschenpo-
zing als nog duirt.

II. En dat wel op dezelve voet, en met dezelve verschijnzelen,
als in \'t verhaal van zijne voorgaande slaap van zeven en twintig
weken zijn opgetelt,

III. Zonder eenige andere verandering, dan dat de Spijs, hem
in de mond gestoken, werd ingeswolgen, met een weinig meer
quantiteit, zomtijds wel tot vijf of zes lepels op eene reis.

38. Dit is al \'tgeen de ondergenoemde Doctoren uit de een-
stemmige getuigenis der bovengemelde perzonen, na een nauwkeu-
rig onderzoek, hebben aangetekent.

Nu blijft er noch over, dat de wereld medegedeelt word, \'tgeen
de gemelde Doctoren zelve in of omtrent deze Zieke hebben on-
dervonden, nadat zij zig (op den 6 Eebruarij 1707, zo als gezegt
is, in \'t gezelschap van verscheide Heeren van Botterdam) begerig
om van zulk een ongehoorde zaak de rechte kennis te nemen, naar
Stolwijk hadden begeven.

39. Zo haast als zij bij de Patiënt gekomen waren, vonden zij
hem te bed leggende,

-ocr page 31-

I. Zonder eenige uitwendige of zichtbare beweging ;

II. En met geslotene oogen, als van een mensch die zagtelijk
slaapt.

III. De adem zeer gelijkmatig en zachtjes in en uitgaande,

IV. Zonder eenige horting, geluid of ronking.

V. De oogen, die men ter nauwernood ten halven kon open
trekken, voor zo veel men kon zien, in een tamelijke goede staat

VI. Zijne tanden, wit en niet beslagen.

VII. De mond, voor zo ver als die bezien kon worden, vochtig
en wel gestelt en vol kwijl of speekzel.

VIII. Het gantsche lichaam, matig warm; doch zonder eenige
vochtigheid of zweet;

IX. En als men zijn hand buiten het dek haalde, was die aan-
stonds koud;

X. Zijn huid gants dor en droog.

XI. Zijn lijf, bij uitnementheid vermagerd;

XII. En zijn buik, zodanig ingevallen, dat het vel genoegzaam
op zijn ruggraad scheen neer te leggen, Zulks dat men de hand
op zijn buik leggende, de Arteria magna of Groote Slag-ader zeer
m aki ijk, distinctlijk en hard slaande kwam te voelen.

XIII. Op verscheide pijn wekkende vellicatien en puncturen zag
men niet het minste teken van eenig gevoelen of beweging.

XIV. De Pols was zeer ordentlijk, doch klein en langzaam, ge-
vende na gissing in eene minuit omtrent de vijftig slagen;

XV. Maar, doen men een geruime tijd een zeer sterke en door-
dringende Spiritus onder zijn neus had gehouden,

XVI. Wierd de Pols allengsjes snelder en driftiger, zodat men
na gissing in elke minuit omtrent de tachtig slaagen had;

XVII. Hij kreeg ook daarop een bloos in \'t aanzicht;

XVIII. En zwelgde (na \'t scheen) drie of vier maaien speeksel in.

XIX. Ook zag men eenige droppels zweet op zijne wangen voort-
koomen,

XX. En de Tranen bersten uit zijne oogen,

XXI. Zonder nogtans de zelve oit te openen,

XXII. En zonder het hoofd of eenige andere Ledematen te
roeren.

40. Op de XI Eebruarij, dat is vijf dagen na \'t vorige bezoek,

-ocr page 32-

reisden twee van de ondergeschrevene vier Doctoren andermaal
naar Stolwijk,

I. Daar zij alles, \'t geen in deze Ziekte gepasseerd en hier voor
gemeld is, op nieuw nauwkeurig onderzogt, en aangetekend, en
alle de getuigenissen wederom eenstemmig bevonden hebbende,

II. Ook den Zieke visiteerden,

III. En alles vonden in die zelve staat, als zij het op de 6 dito
hadden gelaten,

IV. Zonder eenige de minste verandering.

41. In de aanvang van deze hunne komst, zagen zij den Patiënt
in even dezelve omstandigheden, als doen zij hem vijf dagen te
voren hunne sterke Spiritus onder de neus hadden gehouden.

I. En bevonden (na ondervraging) dat er juist even te voren
eenige personen waren geweest, die hem ook een wijl tijds iets
hadden onder de neus gehouden.

II. Waarop dezelve twee Doctoren, met een Horologie in de
hand aanstonds \'t getal van des Patients Polsslagen telden,

III. En bevonden dezelve te zijn omtrent tachtig in een minuit.

IV. Doch eenige minuten daarna, de Polsslagen andermaal op-
tellende,

V. Bevonden zij dezelve te wezen, niet meer dan sestig in een
minuit.

VI. Zulks dat de snelheid van de Pols scheen nergens anders
uit ontstaan-te zijn, dan uit de applicatie der fijne geesten van de
gemelde personen ;

VII. En dat de Pols, buiten die gelijke voorvallen, altijd een
gelijkmatige en langzame trant is houdende:

42. Zedert die tijd is abuisivelijk uitgestroit geworden, dat de
Patiënt was overleden,

I En hoewel de nagenoemde Doctoren het tegendeel bijna da-
gelijks door ooggetuigen hoorden bevestigen,

II. Konden zij echter geen net bescheid van de ware toestand
des Lijders erlangen voor den 20 van deze lopende Maand.

III. Wanneer de meergemelde Chirurgijn hen door een brief
deed weten:

IV. Dat de Zieke op den 12. 13. 16 en 19 dezes een weinig
spijs had genoten,

-ocr page 33-

V. met bijvoeging, dat alles bleef in de gesteltheid als voorheen.

VI. En dat men niet kon zeggen, eenige verandering in de Pols
te speuren. .

43. Doch eer zij afbreken, kunnen zij niet nalaten het merk-
waardige aan te tekenen, \'t geen op den \'20 Februarij bij toeval
geschiede. Zeker persoon ten huize van de Patiënt, een flesje met
zeer sterke Spiritus salis ammoniaci uit de zak gehaalt hebbende,
om het onder de neus van de Zieke te houden.

Rukte een der omstanders, onkundig wat het was en hoedanig
gebruikt moest worden,
\'t zelve zonder iets te zeggen uit de hand,

En goot een goed getal druppelen daar van in de mond, of
liever tusschen de lippen, van de Lijder.

Waarop immediaat volgde:

I. Dat hij zeer sterk hoeste, zoodanig als hij noit gedaan had,

II Dat hij zeer kort op malkander dikwijls swelgde,

III. En daarop een golf van witte stof, die als pap scheen,
uitbrakende, hetgeen daarvan in de mond was gebleven weder
in slokte.

IV. Voorts schielijk de oogleden eens openende (en aanstonds
weer sluitende) zag men de oogen geweldig verdraijen; zodanig
als in een convulsie gewoon is te geschieden;

V. En \'t hoofd twee of drie malen gins en weer schudden,

VI. Zonder nochtans eenig ander uiterlijk deel van zijn lichaam,
in of ook na die tijd, op \'t minst te verroeren.

VIL Blijvende zelfs onder \'t braken vlak op zijn rug leggen.

BESLUIT.

Dit ellendig en uitterend Lichaam, dewijl \'t nog tot op deze
dag voor handen en in \'t leven is, en des zelfs staat daaglijks
genoegzaam, zonder eenige verandering blijft, kan verstrekken tot
een ontwijfelbare Toetssteen van de waarheid; welks weergaa (zoo
krachtig betuigd en verzekerd) noit, onzes achtens, gezien noch
gehoort is : Waarom het ook een Voorwerp is, daar zig het On-
geloof, de Geest van tegenspreken; de Waanwijsheid en Eigen-
zinnigheid (na hare scherpe bitse tanden daarop afgeknerst en

-ocr page 34-

stomp geknauwd te hebben) aanstonds moet voor neerbuigen, met
een volslagene overtuiging; En met de gehele wereld opgetogen
over des zelfs zeldzaamheid verwonderd en verbaasd staan.

Zulks dat men heeft goed gevonden, deze dingen kortlijk alhier
neer te stellen, en gemeen te maken aan de tegenwoordige tijd-
genoten ;

Aangezet niet alleen door kracht vair de waarheid, maar ook
genoegzaam genoodzaakt door de onmatige iever en drift van
eenige, die door verscheide konstenarijen en valsche uitstroiselen,
Niet met de beste trouw, de onkundige wereld verkeerde indruk-
zelen getracht hebben in te boezemen.

Voorts indien omtrent deze buitengewone zaak eenige merk-
waardige veranderingen, \'tzij in leven of sterven, mogten voor-
vallen, welke aan de opmerkende wereld ter bijzonder nut können
strekken, zal een nader bericht mogen verwagt werden van, die
enkelijk de bevordering van de Geneeskunde en de waarheid be-
tuigen te beoogen.

Geschreven te Rotterdam, Paulus "Walwijk,

op den 22 Februar ij, Kornelis van der Zee,

Anno 1707. Hendrik Snellen,

Abraham Salomon van der
Voort.

Te Leeuwarden, Bij Pieter Ruirds, Boekdrukker en Verkoper
in de Peperstraat in de Zaad-zaaijer.
1707.

Na de Copije van Rotterdam.

In het jaar 1715 \') werd een persoon, Tally genaamd, timmer-
man te
Rouaan, in het hospitaal la Charité opgenomen. l)e eerste
twee maanden van zijn verblijf aldaar, lag hij dag en nacht met
gesloten oogen, zonder teekenen van gevoel of van willekeurige
beweging te geven; alleen de oogleden waren dikwijls in bewe-

\') Mémoires de 1\'académie des sciences, à Paris, 1715,

-ocr page 35-

ging; de ademhaling was zacht en oppervlakkig; de pols klein,
langzaam en regelmatig; de armen behielden den stand, waarin
zij gebracht werden, met de overige lichaamsdeelen was dit niet
het geval. Na dien tijd hadden eenige aderlatingen op arm en
voet, bloedzuigers, braak-, purgeer- en afleidende middelen het
effect, dat hij ongeveer vier en twintig uren wakker bleef en met
zijne bloedverwanten zich onderhield. Daarop viel hij weer in
denzelfden toestand, de slaap was echter minder vast, nu en dan
gaf hij blijken van eenig bewustzijn; hij drukte dan de hand zijner
vrouw, klaagde over een pijnlijk gevoel en bevuilde zich minder
dikwijls. Na verloop van ruim twee maanden kwam hij geheel
tot bewustzijn. Gedurende dien slaap gebruikte hij alleen vleesch-
nat, gelei en wijn, dat men in kleine hoeveelheid door de keel
liet glijden, na den mond, die in den eersten tijd gesloten was,
met groots moeite te hebben geopend; de ontlastingen hadden
eens of twee malen per week plaats.

Van 15 April tot 27 Augustus had hij in het hospitaal vertoefd;
daarna vertoonde hij, eene geringe zwakte en lichte vermagering
uitgezonderd, niets ziekelijks.

In een brief \') over dezen lijder, bekend onder den naam van
Le dormeur de la Charité, van Bubettb, geneesheer van de Faculteit
te Parijs aan zijn\' ambtgenoot
Falconeïï, vinden wij nog omtrent
de oorzaken het volgende aangegeven: „Zijne ziekte was, zoo men
mij verzekerde, ontstaan door den schielijken dood van een zijner
goede kennissen, met wien hij eenige dagen te voren verschil gehad
had; door welke schielijke, onverwachte tijding hij zoodanig wierd
getroffen, dat hij voorover met het aangezigt ter aarde in flaauwte
viel en vervolgens allengskens aan \'t slapen geraakte."

En verder op pagina 235, „dat zijne vrouw, die in den beginne
den eigenlijken toestand van haren man, toen hij in \'t hospitaal
gebragt wierd, aan de monniken had verzwegen, jeegens hem
eindelijk bekend had, dat haar man seedert eenige jaren tot een
ongemeen naauwgezetten en qualijk bestierden Godsdienst was over-

\') Verzameling van genees-, heel- en artzenijkundige aanmerkingen en waar-
nemingen over opmerkelijke en zeldzame zaaken en gevallen. Eerste deel. te
Delft bij Reinier Boitet. 1755.

-ocr page 36-

geslagen, en dat hij zeedert een jaar van tijd tot tijd in een soort
van slaapziekte vervallen was, die echter telkens na verloop van
eenige dagen was opgehouden en waarteegen hij aan zijn huis
reeds eenige geneesmiddelen gebruikt had." — Sprekende van den
toestand gedurende de twee laatste maanden, zegt hij: „sedert dien
tijd beweegde hij zich nu en dan bij tusschenpoozingen, drukkende
de hand van zijne vrouw en klagende of steenende somtijds, te
weeten, wanneer hij in eenige dagen geen buikzuivering gebruikt
had; hij deed nooit eenige teekenen dat hem iets ontbrak; wanneer
men hem eenige spijzen wilde doen gebruiken, roerde men zijne
lippen aan, hij opende alsdan den mond, doch de oogen bleeven
gesloten en hij slokte in, \'t geen hem in den mond gegeven wierd,
wachtende voorts geduldig naar een tweede aanvoeren. Hij wierd
ter behoorlijker tijd weekelijks geschoren, doch alsdan geleek hij
in allen opzigte een levenloos beeld, en indien men hem na den
eeten uit het bed in een stoel zettede, vond men hem naderhand
daarin zitten in dezelve gestalte, waarin men hem gestelt had,
blijvende de oogen altoos, \'t zij liggende of zittende, eetende of
rustende, of aangeroert, geschud, verplaatst, gedragen of stil ge-
laten wordende, zonder ophouden gesloten."

In het jaar 1730 bevond zich in het Hotel-Dieu eene vrouw
van dertig jaren, die binnen een tijdsverloop van vier jaren, alleen
tegen den middag en tegen middernacht een half uur in wakenden
toestand was, welke oogenblikken men zich ten nutte maakte haar
voedsel te geven en op den nachtstoel te zetten. Bij het ontwaken
opende zij nooit de oogen, zij sprak slechts enkele onzamenhan-
gende woorden, somtijds lachte en weende zij beurtelings als een
kind. De eetlust was goed, het gelaat bleek, de stem zwak, pols
en ademhaling vertoonden niets afwijkends; zij was voor alle prik-
kels, o. a. bloedige koppen, spaansche vliegpleisters, ongevoelig;
de ledematen waren buigzaam, de tanden gedurende den slaap
vast op elkander geklemd.

\') Schindler. Die idiopathische, chronische Schlafsucht. Hirschberg 1829

-ocr page 37-

Op het einde van het vierde jaar verdween deze slaapzucht; zes
maanden lang bleef zij daarvan bevrijd, en verschilde zij in hare
wijze van leven niet van andere personen ; daarna leed zij gedu-
rende drie a vier maanden aan maniacale aanvallen; ten slotte
verviel zij weder tot haren vorigen toestand en overleed een half
jaar daarna.

Elisabeth Orvin 1), 55 jaren oud, van eene gezonde, sterke
constitutie, dienstbode bij den geestelijke te
St. Gilain, in \'t begin
van het jaar 1737 zonder bekende oorzaak verdrietig, melancholisch
geworden, viel in Augustus van dat jaar in een\' slaap, die vier
dagen duurde. In dien tijd nam zij geen voedsel, evenmin was
het mogelijk haar wakker te maken. Eene week later viel zij
wederom in eenen vasten slaap, die nu achttien uren aanhield;
daarna sliep zij geregeld dagelijks 16 a J 8 uren, ongeveer van 3
Uur in den morgenstond tot 8 a 9 ,uur des avonds, uitgenomen
4 maanden in het jaar 1 745, waarin de slaap natuurlijk was, en
21 dagen in het jaar 1748, waarin eene derdendaagsche koorts
haar niet langer dan twee uren rust gunde Twee doctoren,
Brady en Presto bezochten haar in 1756 ; zij vonden de lijderes
in een\' diepen slaap, waaruit noch luid roepen, schudden, noch
zelfs steken en branden haar konden wekken; het aangezigt was
bleek, de pols regelmatig, de huid warm en in zachte uitwaseming,
hoofd, hals en ledematen waren stijf, moeijelijk te buigen, en
vielen losgelaten, als een zwaar stuk hout naar beneden.

Zoodanig was de toestand des avonds ten vijf ure; tegen half
zeven begonnen de ledematen buigzamer te worden, ten acht ure
ontwaakte zij spontaan. Op de haar gedane vragen antwoordde
zij geregeld en goed, zij gevoelde zich zeer verdrietig en onge-
lukkig en wenschte liever te sterven, dan op deze wijze voort te
leven. Door een gevoel van zwaarte in het hoofd werd zij ge-
woonlijk gedreven naar bed te gaan; vroeger had zij regelmatig
gemenstrueerd, zij kon zich niet herinneren, wanneer en waardoor

\') Journal de méd. chir. et pharm. 1755.

-ocr page 38-

zij waren weggebleven. De eetlust was goed; duurde de slaap
buitengewoon lang, dan werd haar door de vrouw, bij wie zij in-
woonde, melk in den mond door middel van een\' trechter gegoten,
die goed doorgeslikt werd.

In een brief \') van den geneesheer Missa te Parijs, wordt van
eene vrouw te
St. Guittin gesproken met den bijnaam La Marmotte
de la Maudre,
waarmede naar alle waarschijnlijkheid deze lijderes
bedoeld wordt. De beschrijving van de ziekteverschijnselen komt
bijna geheel overeen, alleen zouden aan het ontwaken steeds stuip-
achtige bewegingen voorafgaan.

Missa geeft daaromtrent het volgende: „geduurende dezen tegen-
natuurlijken slaap sloeg haar de pols tamelijk wel, ofschoon niet
zoo sterk, als wanneer ze wakker was. Haar gantsche lichaam was
verstijft door stuiptrekkingen, hare leeden, zoowel de armen als
de beenen, waren uitgestrekt als in een stuip en volstrekt onbe-
wegelijk, en al hare lichaamsdeelen scheenen \'t eenemaal berooft
van gevoel en beweeging, terwijl men alle middelen vergeefs aan-
wendde, om een van die beide te herstellen.

Hare aanstaande ontwaking, die altoos volgde na het ondergaan
van de zon, wierd altijd aangekondigd door geweldige stuiptrek-
kingen, waarmede alleereerst de armen en beenen, vervolgens het
hoofd en eindelijk het aangezicht wierden getroffen, en die hoe
langer hoe heviger wierden, namate dat de tijd van hare ontwa-
king aannaderde,"

Eene vrouw uit het Kerspel St. Maurice sur Leuron 1, oud 27
jaren, gehuwd met een man van zestig jaren, viel, zonder bekende
oorzaak, op den 22 April 1738, in een\' slaap, die drie dagen
duurde en waaruit zij door niets konde gewekt worden. Bij haar
ontwaken vroeg zij om brood en sliep nog onder het eten, vijf
minuten daarna, weder in. Deze tweede aanval duurde 13 dagen,

*) Verzameling van genees- heel en artzenijkundige aanmerkingen en waar-
nemingen over opmerkelijke en zeldzame zaaken en gevallen. Tweede Deel. te
Delft bij Reinïer Boitet, 1755.

2) Histoire de 1\'Academie royale des scieüces. 1739. Observations anato-
miques. II.

-ocr page 39-

waarin niets gebruikt nocli ontlast werd; alleen de menses ver-
toonden zich op den gewonen tijd. Weder tot bewustzijn geko-
men, bleef zij niet langer dan de eerstemaal wakkei\', om daarna
weer gedurende negen dagen in dien slaapzuchtigen toestand te
vervallen.

In den loop van dit jaar was haar leven eene zonderlinge af-
wisseling van langdurigen slaap en zeer kort ontwaken. De kort-
ste slaap duurde drie, de langste dertien dagen; de langste tijd,
dat zij wakker bleef, was gemiddeld een half uur ; slechte twee-
malen werd hier eene uitzondering op gemaakt, eens gedurende
drie, eene andere keer gedurende vier en twintig uren, na een
gebruikt emeticum en eene aderlating op arm en voet.

De slaap was zoo vast, dat de geneesheer de la Borderie, lid
van de Akademie te Toulouse, die de lijderes behandelde, haar
door de sterkste prikkels niet tot bewustzijn kon brengen; hij was
overigens rustig en natuurlijk, zonder krampachtige bewegingen;
de ademhaling geheel vrij, pols geregeld, de gelaatskleur niet ver-
anderd, de huid vochtig en niet bovenmatig warm.

Eene geringe graad van catalepsie scheen te bestaan, de lede-
maten waren niet stijf, doch vertoonden neiging den gegeven
stand een tijd lang te behouden.

Geringe vermagering was aanwezig; na het emeticum begon de
vrouw bij het ontwaken over hevige maaggijn te klagen; later
ontstond er amenorrhoea.

Dr. Joseph Bertin 1, Anatoom en eerste Chirurgijn van den
Koning van Frankrijk, had, in het jaar 1750 op reis zijude, het
ongeluk zijne tochtgenooten te verliezen. Zeer vreesachtig van
aard zijnde, verschool hij zich, uit angst vermoord te worden, in
een moeras, waarin hij geruimen tijd bleef liggen.

Later te huis komende viel hij in een\' melancholischen toestand,
met het voorheerschend idee door moordenaars vervolgd te wor-
den ; op een zekeren dag viel hij in een\' slaap, die drie dagen

\') Darstellung der Heilungsmethode in der Med. Klinik an der Kaiserl. Kü-
nigl-Med.-Chirurg. Joseph\'s-Akademie. Wien. 1839,

-ocr page 40-

duurde, daarna ontwaakte hij, doch na verloop van een half uur
viel hij wederom in eenen vierdaagschen slaap, zonder door de
sterkste prikkels gewekt te knnnen worden.

Gedurende een tijdsverloop van drie jaren, viel hij, ondanks
zijne veelvuldige werkzaamheden, herhaalde malen in een\' slaap,
die somtijds acht dagen aanhield ; bij het ontwaken wist hij altijd
juist aan te geven welke dag en hoe laat het was.

Daarna verdween dit lijden, zonder stoornis van zijn\' geest na
te laten.

In 1766 bevond zich in het Hôtel-Dieu te Parijs een persoon,
He né Bellanger, die sedert zes jaren, regelmatig om de veertien
dagen, van Dingsdag tot Zaterdag, in een\' zeer vasten slaap viel;
de overige dagen sliep en ontwaakte hij als andere gezonde indi-
viduen. Vroeger had hij gedurende vier jaren aan koorts gele-
den; daarna had hij een aanval van mania doorgestaan.

In den Dictionnaire des Sciences Médicales \') leest men daar-
omtrent nog : „Cette homme, atteint d\'un peu de désordre dans
les fonctions mentales, courait les campagnes et s\'y couronnait de
fleurs. Ses amis imaginèrent de le plonger, malgré lui et lors-
qu\'il avait fort chaud, dans une rivière. Il n\'y fut pas plutôt,
qu\'il demeura immobile comme un terme et s\'endormit. En vain,
pendant ses accès, on le remuait, on le pinçait. Les moyens les
mieux indiqués parurent toujours prolonger son sommeil. Entre
ses accès, il dormait comme les autres hommes et s\'éveillait aussi
facilement Enfin, des douches froides, reçues sur la tête, moyen
déjà préconisé par Celse, firent cesser les accès et ils ne reparu-
rent plus."

De la Plaigne 1) maakt gewag van een twintigjarig meisje,
dat gewoonlijk in eenen diepen slaap viel, waaruit zij vast op den

1 ) Journal de Méd. Chir. et Phar. de Mr. Roux. T. XXII. Paris 1766.

-ocr page 41-

Zevenden dag ontwaakte. Alsdan kleedde zij zich, nuttigde iets,
ging naar de kerk en viel tehuis gekomen weder in den vorigen
toestand. Eens duurde hij vijftien dagen; zelfs brandmiddelen waren
niet in staat haar toen te wekken. Gedurende den slaap was zij
met een kleverig zweet bedekt; de overige uitscheidingen hadden
slechts plaats als zij wakker was, alleen de menstruatie keerde
ook in den slaap regelmatig terug. Dit lijden duurde drie jaren.

Hiermede identisch, echter minder goed geconstateerd, is de
geschiedenis, in de dagbladen van dien tijd medegedeeld, van een
geestelijke uit Oxford, die de geheele week onafgebroken sliep en
alleen des Zondags wakker werd. Zijne bediening in de kerk
waargenomen hebbende, viel hij, na het gebruik van een\' ruimen
maaltijd en het rooken van eene pijp tabak, weder in slaap, om
den volgenden Zondag andermaal te ontwaken x).

Dr. Wendelstadt 2), physikus, verhaalt het volgende : \'N. N.,
ruim twintig jaren oud, viel den lOien November 1794 met een
verhit lichaam in het water en werd eerst na een half uur er uit
gehaald. Door gepaste middelen weder bijgebracht, geloofde men
hem geheel buiten gevaar, toen hij plotseling in eenen zeer vasten
slaap viel. Hij sliep, naar het scheen, rustig, zonder te snorken;
Na eenigen tijd beproefden de omstanders op alle wijzen hem
wakker te maken, doch vruchteloos; luid schreeuwen, schudden,
knijpen hielp niets; als het ware geheel gevoelloos lag hij daar
neer; zijn voorkomen was intusschen normaal, de gelaatskleur
niet bleek. Voedsel kon men hem niet ingeven, de uitwerpselen
vloeiden onbewust af.

Ondanks alle in het werk gestelde pogingen tot opwekking
bleef hij in dien toestand tot den 26sten December; hij had dus
ongeveer zeven weken geslapen.

Bij zijn ontwaken was hij volkomen helder van geest, hij kon
zich maar niet begrijpen zoo lang in die rust verkeerd te hebben.

\'j Schiudler, pag. 75.

2) Journal der practiseheri Arzneykunde utid Wuiidarzneykunst, herausggeben
von C. W. Hafeland. Berlin. 1805.

-ocr page 42-

Een achttienjarig meisje x), gezond van gestel, vlijtig van aard,
alleen eenigzins droefgeestig van stemming, werd in het begin
van December van het jaar 1802 nog stiller dan gewoonlijk; de
eetlust verdween allengs, hoofdpijn stelde zich in; de op voor-
schrift van een arts genomen resolverende, evacuerende en robo-
rerende medicamenten bleven zonder gunstige uitwerking.

De trek naar voedsel nam langzamerhand geheel af en den
8sten Februari gebruikte de lijderes niets meer; vier dagen vroe-
ger was de menstruatie ingetreden, den 9den hield deze op, en den
llden viel het meisje in eenen slaapzuchtigen toestand, die vijf
weken duurde. Zij lag op den rug, de ledematen uitgestrekt, als
het ware bewegingloos; de oogen gesloten, nu en dan knippen
met de oogleden. Werden deze geopend, dan vertoonde zich de
oogbol naar boven en buiten gedraaid, zoodat de pupil niet zicht-
baar was.

De mond was vast gesloten, de gewrichten behielden onveran-
derd de positie, waarin zij gebracht waren; de ademhaling was
iets zachter en langzamer dan bij slapenden gewoon is, de uitge-
ademde lucht koeler. Het aantal polsslagen bedroeg 75—80 in
de minuut; de buik was ingevallen. Hare geheele voeding be-
stond in het gebruik van twee kopjes havergortslijm dagelijks,
telkens in geringe hoeveelheden genomen. De urine liep van tijd
tot tijd in geringe quantiteit onwillekenrig af; consistente faeces
werden niet uitgescheiden; de reuk uit den mond was onaange-
naam, de tanden en het tandvleesch met een vuil bruin beslag,
als bij typheusen, bedekt.

Volgens opgave van hare ouders waren van tijd tot tijd alle
spieren van het lichaam tetanisch gecontraheerd; door
Heteland
en Dr. Elies, die haar onderzochten en behandelden, werd dit niet
waargenomen.

Nadat tal van versterkende en prikkelende middelen vruchteloos
waren aangewend, beproefde
Htjfeland de galvanische prikkeling
van den plexus cardiacus, waarna zij op het einde der vijfde week
tot bewustzijn kwam.

Neuea Journal der practischen Arzneykunde und "Wundarzneykunde von
Hufeland. Bd. XX. St 4.

-ocr page 43-

Een maand later volgde nog een driedaagsche aanval van slaap-
zucht, daarop nog eenige lichtere gedurende den zomer van dit
jaar, ten slotte herstelde zij volkomen, nadat eene teruggeblevene
menstruatie-stoornis opgeheven was.

Eenigen tijd geleden werd ik (zoo verhaalt Nacquart bij eene
jeugdige vrouw geroepen, die, sedert een half jaar, geregeld twee
malen per maand in eenen vasten slaap viel, waaruit men haar
slechts met moeite en alleen door zeer luid te spreken of hevig te
schudden, kon wekken. Met haar huisselijk werk klaar zijnde, sliep
zij dadelijk in en liet dan meermalen, wat zij toevallig in de hand
had, vallen; van hetgeen voorgevallen was had zij bij het ontwa-
ken geen besef. Gedurende den aanval, waarin ik haar trof, waren
alle functiën normaal, de pols tamelijk langzaam en de ademha-
ling naauwelijks waarneembaar. Zij was ten gevolge van huisse-
lijke beslommeringen neerslachtig van gemoed en had reeds nei-
ging tot zelfmoord vertoond.

Maria Rosina Exner 2), oud 23 jaren, uit gezonde ouders ge-
sproten, goed lichamelijk ontwikkeld, was reeds als kind stiller
en meer teruggetrokken dan andere op dien leeftijd. De menstru-
atie, op dertienjarigen ouderdom te voorschijn getreden, bleef na
verloop van een jaar uit, waarschijnlijk tengevolge van eenen
schrik. Na dien tijd werd het meisje hoe langer hoe stiller, zij
sprak weinig, zocht de eenzaamheid, had veel met den duivel te
doen, in het kort verviel geheel in eene melancholische stemming.
Deze verschijnselen verdwenen, nadat hare periode zich weder regel-
matig ingesteld had; zij bleef nu volkomen gezond, werkte bij
haren vader, die wever was, en verzorgde hare teringachtige moe-
der in de ledige uren met buitengewone kinderlijke liefde.

In 1823 op den leeftijd van vier en twintig jaren, verloor zij

Dictionnairre des Sciences médicales. Tome XXVII, Lethargie 1818,
*) Dr. Heinrich Bruno Schindler. Die idiopathische, chronische Schlafsucht
Hirschberg 1829. Fünfter Krankheitsfall,

-ocr page 44-

hare moeder, aan wie zij innig gehecht was, en dit gaf aanleiding
dat zij weder stil en in zich zelve gekeerd werd. Den 16dea No-
vember van dit jaar ging zij, na zich den vorigen dag een weinig-
driftig gemaakt te hebben, naar eene naburige kerk, woonde de
godsdienstoefening bij, doch kwam vandaar niet terug; des avonds
vond men haar nog voor de kerkdeur zittende. Naar huis gebracht
viel zij in eenen vasten slaap, was in drie of vier dagen, hoogstens
een half tot één uur wakker en gebruikte zeer weinig; in deze
oogenblikken van bewustzijn opende zij in den beginne de oogen,
sprak alsdan zacht en gaf altijd, op de vraag of haar iets scheelde,
een ontkennend antwoord; later bleven de oogen gesloten en sprak
zij niet meer. Dagelijks verontreinigde zij het bed met eene ge-
ringe hoeveelheid roode urine, ééns in de week had in de wakende
oogenblikken, stoelontlasting plaats

Nadat deze toestand vier weken geduurd had, werd Dr. Schind-
ler
ontboden; hij vond de patiente wakker; op gedane vragen
antwoordde zij slechts gedeeltelijk; zij gaf te kennen zeer zwak en
afgemat te zijn; de pols was langzaam en vol, de ademhaling rus-
tig, de papil bewegelijk.

Bij een tweede bezoek, acht weken daarna, trof hij haar slapende,
de toestand was in dien tijd verergerd, de aanvallen van slaap-
zucht tot acht dagen gestegen. De lijderes gaf den indruk van
iemand die sluimert, het gelaat eenigzins rood, de oogen gesloten,
de bovenste oogleden in trillende beweging ; uit den een weinig
geopenden mond vloeide een taai eiwitachtig slijm, de carotiden
pulseerden sterk, de ademhaling was tamelijk frequent; de pols
was menigvuldiger dan vroeger, 80—85 slagen in de minuut, de
huid warm en vochtig. De ledematen bleven in de houding, die
men ze gaf ; bij het buigen gevoelde men eene krampachtige span-
ning in de gewrichten ; was de positie tegen de richting van de
zwaartekracht, dan daalden de ledematen langzamerhand. Hard
roepen, schudden, licht voor de oogen, kittelen van den neus met
eene penneveder, steken met naalden, niets was in staat haar te
wekken, ofschoon zij nog kort te voren wat soep gebruikt en geuri-
neerd had. De menstruatie had zich steeds op den gewonen tijd
vertoond.

Later was Schindler in de gelegenheid haar in zijne nabijheid

-ocr page 45-

te doen verplegen, bijna dagelijks te zien en aanteekening van
de verschijnselen te honden. Tegen het einde van Maart 1825
werd de toestand van de lijderes iets beter, zij werd meer en
bleef langer wakker, at vrij goed, sprak weder luid en nam
in krachten toe; de aanvallen, die dikwijls met clonische en to-
nische krampen gepaard waren, lieten na, alleen het sidderen
der oogleden in den slaap week niet. Talrijke geneesmiddelen in-
en uitwendig toegediend hadden geen effect gehad, zelfs geene
stortbaden, inwrijving van tartarus emeticus in zalfvorm op den
kaal geschoren schedel, magnetismus, galvanismus, enz.

Eerst in het begin van het jaar 1828 was de slaap, zoo wat
vastheid als duur betreft, weder normaal geworden, en hadden alle
andere ziekelijke verschijnselen opgehouden.

In de uitvoerige en met zorg bewerkte ziektegeschiedenis van
deze lijderes door
Schindler, komen nog een tal van amtlichen
Berichte voor, waaruit blijkt, dat dit geval den wetenschappelijken
geneesheeren en het bestuur daar ter plaatse, zeer veel belang in-
boezemde.

Één dezer laten wij hier volgen:

„Actum Stöckigt, den 27 März 1825.

Im Auftrage einer Königlichen Hochlöblichen "Regierung d.d.
Liegnitz den \'11. März h. a. verfügte Ich Mich in Begleitung des
Herrn Hr.
Schindler hieher an Ort und Stelle, um den galva-
nischen Versuchen an der mit Schlafsucht behafteten
Maria Ro-
sina Exner
beijzuwohnen.

Wir fanden die Kranke in folgenden Zustande:

1. Seit 48 Stunden schlief dieselbe.

2. Die Transspiration war sehr ruhig, gleichförmig und regelmässig.

3. Der Puls hatte in der Minute 50 Schläge.

4 Ihr Gesicht war sehr blass, die Augenlieder in stets zittern-
der Bewegung und geschlossen.

5. Der Mund krampfhaft geschlossen.

6. Die Nackenmuskeln steif, nur durch massige äussere Kraft
beweglich

7. Die Abmagerung der etc. Exner hat einen hohen Grad er-
reicht, so zwar, dass das Knochengebäude nur mit einer Hülle
überzogen schien.

-ocr page 46-

8. Die Haut war von natürlicher Temperatur und Weichheit,
weder trochen noch feucht, nur die Haut im Gesicht litt an star-
ker Trockenheit.

9 Während der letzten Wachzeit, welche fast einen ganzen Tag
anhielt, hatte sie Milch mit Brod und Semmel in grosser Menge
zu sich genommen, auch gewöhnliche Leibesöffnung gehabt.

10. Die Muskeln der Gliedmaassen fühlten sich steif an, Hessen
sich aber nach einiger Kraftanwendung in Bewegung bringen.
Nachdem der galvanische Apparat zur Anwendung in Ordnung
gebracht worden war, welcher aus 17 zweij Quadratzoll grossen
Doppelplaten, mit Einschluss der Endplatten, bestand, untersuch-
ten wir die Temperatur der Ath Biosphäre ausser dem Zimmer und
fanden sie 7° R., die Zimmerwärme 15° R. Wir hatten
Nordwestwind und etwas feuchte Luft.

Den negativen Pol setzten wir auf die kurzen Rippen der lin-
ker Seite der Brust und leiteten den galvanischen Strom nach dem
rechten Ohre und an verschiedene Stellen des Gesichts, besonders
an solche, an welchen die Gesichtsnerven gereizt werden konnten.
Dieser erste Versuch wurde 8 Minuten lang ununterbrochen fort-
gesetzt, uud es ergab sich folgendes Resultat:

Die ersten Minuten schien der galvanische Strom auf die Ner-
venempfindlichkeit der Kranken fast gar nicht einzuwirken, erst
nachgehends stellten sich Zuckungen im Gesicht ein, und zwar nur
an der Stellen, worauf mit dem Pol gewürkt worden war. Wäh-
rend dem Galvanisiren hob sich der Puls um einige Schläge und
wurde voller, auch hob sich die Respiration. Das gesicht röthete
sich keinesweges, nur an den Stellen röthete sich die Haut, an
welche man, um die Kraft voll zu erhalten, verdünnte Schwefel-
säure gebracht hatte. Beij berührung der Nerven der Augengegend,
schien die Kranke sich fruchtlos zu bemühen, die Augenlieder zu
öffnen. — Es ist ferner nichts Bemerkenswerthes anzuzeigen, wir
unterzeichnen daher u. s. w.

Dr. Müller, Kreisphysicus.

Dr. Schindler.

-ocr page 47-

Karl Haag 1), Opperwachtmeester bij den Transporttrein, 42
jaren oud, had na eenen hevigen schrik eerst aan cataleptische,
later meer aan epileptische aanvallen geleden.

Na verloop van drie maanden viel hij in eene diepe slaapzucht,
waarin hij onafgebroken gedurende vijftien maanden bleef, zonder
door eenig opwekmiddel tot bewustzijn te kunnen gebracht worden.
Ademhaling en bloedsomloop, af- en uitscheidingen hadden, of-
schoon met minder energie, echter regelmatig plaats; de voeding-
bestond in het gebruik van vloeistoffen, soep, melk, enz., die, bij
den steeds gesloten mond, in de opening, door het verlies van
eenen tand ontstaan, gegoten werden.

Tot bewustzijn teruggekeerd, bleef hij gedurende een tijdsver-
loop van twee jaren gezond; daarna kwam hij terug in de kliniek
voor een borstlijden, waaraan hij ten slotte bezweek.

Dr. Oelze 2), Kreits-Physicus te Nieuw-Ruppin, vermeldt, dat
hij den 14den Mei 1826 door het Landraadsheerlijk Bestuur uit-
genoodigd werd, tot het doen van een onderzoek naar den ziekte-
toestand van een meisje van elf jaren, dat, volgens het bericht
van den schout aldaar, sedert zes weken sliep.

Het kind, vroeger vrolijk en gezond naar lichaam en geest,
was in het begin van Januari door de mazelen aangetast, had
daarna over scheurende pijn in het rechter oor, later over hevige
hoofd- en buikpijn geklaagd en was den 3iea April in een\' slaap
gevallen, waaruit zij tot dusver door geen middel te wekken ge-
weest was. Nu en dan had zij wel eens een steunend geluid
laten hooren, somtijds had de lijderes gehoest, enkele malen zich
bewogen en in bed omgedraaid. Voedsel had men haar niet kun-
nen inbrengen; eenmaal waren harde faecale stoffen in het bed
gevonden, urineuitscheiding had in al dien tijd niet plaats gehad,
de huid was steeds droog geweest.

1 ) Dr. Ignar Rudolph Bischoff, Darstellung der Heiluugsmcthode indermed.
Klinik an der k. k. med. chir, Josephs-Akademie 1826 und 1827. Wien, Drnck
und Verlag von J. B. Wallishausser, 1829.

2 ) Hufeland u. Osanu\'s Journ. der pract. Heilk. 1833, Oct.— Practisch Tijd-
schrift voor de Geneeskunde in al haren omvang, verzameld door A, Moll en
C. van Eldik. Derde Supplementband. 1835.

-ocr page 48-

Bij zijn bezoek vond hij : „de lijderes in het bed slapende, haar
aanzien was bleek, haar lichaam meer mager dan vleezig, en voor
den ouderdom van de gewone grootte. De borst was sterk ge-
welfd, de valsche ribben met derzelver kraakbeenderen puilden
aan beide zijden sterk uit, de onderbuik was ingetrokken, de huid
droog. De ademhaling was bij uitstek kort, en de inademingen
volgden schielijk op elkander, doch tevens zoo zacht, dat men
moeite had om zulks waar te nemen. De borst verhief zich daarbij
zeer ongelijk, meestal was zulks in het geheel niet te bemerken,
en dan verhief zij zich eenmaal sterk, zonder dat dit door eene
diepe inademing bewerkt werd. De slag van het hart was zeer
ongelijk. Gemeenlijk volgden op eenen wat sterkeren slag eenige
kleine en sneller op elkander volgende slagen; dan weder scheen
het hart somwijlen geheel stil te staan, of het bevond zich in eene
trillende beweging. Daarbij ging de pols geheel bedaard en ge-
lijkmatig, was eenigzins klein, week en openbaarde niets kramp-
achtigs, Gedurende het onderzoek verschilde hij tusschen 84 en
94 slagen in de minuut De handen der lijderes waren kramp-
achtig gesloten."

Na krachtige opwekking door den galvanischen stroom kwam
zij tot bewustzijn, doch spoedig daarna viel zij weder in sl iap ;
deze was evenwel niet zoo vast meer als vroeger; zij sprak nu en
dan tot hare moeder en slikte melk en andere vochteu, wanneer
deze in den mond gebracht werden, door Den 27ste» Mei had
voor de eerstemaal urineloozing plaats; later stelden zich aanval-
len van convulsies in. Na den 25sfe» Juli verdween de slaap-
zucht allengs, de krampachtige aanvallen verminderden in gelijke
mate, het kind had van dag tot dag meer eetlust gekregen, urine-
loozing en defaecatie volgden dagelijks geregeld.

Den 5den Augustus was het geheel van de slaapzucht hersteld;
wat er in die maanden voorgevallen was, daarvan wist het zich
niets te herinneren. In de eerstvolgende drie maanden was de
lijderes nog wat zwak en bleek, later is zij sterker geworden,
heeft eene gezonde, bloeijende aangezichtskleur gekregen en is
thans, vijftien jaren oud, tot eene bloeijende jonkvrouw opgegroeid.

-ocr page 49-

HOOFDSTUK III.

In 1861 wercl door twee geneesheeren van de Fransche
Marine,
Ch. Dangaix en Dr. Ad. Nicolas eene ziekte be-
schreven, voorkomende op Afrika\'s westkust, tusschen
Gabon
en Benguela, doch vooral in Gongo, onder de negers die van
daar naar de Fransche bezittingen in Amerika worden overge-
bracht. Bij de inboorlingen bekend onder de verschillende
benamingen van
N\'towzi, Lalangolo, \'Wbazo-Nicto, door de
Europeanen aldaar
somnolence, maladie du sommeil, kypnosie,
hypnose
genoemd, heerscht, aangaande de plaats waar en den
tijd wanneer deze aandoening voor het eerst waargenomen is,
weinig overeenstemming.

Dangaix \'j, die in het hospitaal van de Fransche factorij
te
Gongo in de gelegenheid was, drie gevallen te bestuderen,
laat in het midden of deze ziekte van vroeger, dan wel eerst
van 1855 dagteekent;
Nicolas -) is de meening toegedaan
dat zij, hoewel door Portugeesche geneesheeren op de neger-
vaartuigen reeds beschreven, den marineartsen, op de verschil-
lende stations van Afrika\'s westkust gedetacheerd, eenige jaren
te voren nog geheel onbekend was.

Door WiNTERBOTTOM echter, was reeds in het begin dezer

\') Moniteur des hôpitaux 1861.

Gazette hebdomadaire de Médecine et de Chirurgie. Tome VIII 1861.
") Gazette hebdomadacre de Médecine et de Chirurgie, Tome VIII, 1861.

-ocr page 50-

eeuw, door Clahke d) in 1810, meer noordwaarts langs de
kust, op dit lijden de aandacht gevestigd. De eerste nam het
waar bij de negers aan de golf van
Benin; de tweede te Siërra
Leona
, op de goudkust, enkele malen aan kaap Mesuraclo, on-
der de vrije negers van
Liberia en bij verschillende stammen
meer van de kust verwijderd.

Dangaix onderscheidt in betrekking tot de verschijnselen
drie graden; bij den eersten bestaat neiging tot slaap, die op
ongewone uren komt, langer dan gewoonlijk aanhoudt en
slechts met moeite kan overwonnen worden ; daarbij doffe en
onbepaalde blik, nu eens normale, dan weder heete, drooge en
ruwe huid; een kleine soms versnelde, later langzaam wor-
dende pols. In den tweeden graad is er bijna voortdurend
slaap, vooral over dag, die somtijds onder het spreken midden
in een1 volzin overvalt; dofheid des geestes en der zintuigen,
een gevoel van zwaarte in het hoofd, enkele keeren pijn bo-
ven de oogen, vermagering der ledematen. Eene geringe
diarrhoe uitgezonderd; zijn er geene stoornissen in de voedings-
verrichtingen. In den derden graad is de slaap nog vaster en
langduriger, het gelaat krijgt eene stompe, dierlijke uitdruk-
king, de oogen schijnen uit te puilen, de oogleden zijn gein-
jecteerd: de vermagering neemt toe, de eetlust blijft, doch de
lijder is dikwerf zoo zwak, dat men hem het voedsel in den
mond moet brengen, eindelijk verkondigt een hardnekkige
diarrhoe het naderend einde.

Twee lijkopeningen zijn door Dangaix verricht; bij de
eerste (zij gold een man van drie en twintig jaren) vloeide
er bij de opening van den schedel eene groote hoeveelheid met
albumineuse vlokken vermengd vocht uit; de hersenvliezen
inzonderheid de pia mater, waren opgespoten, de vena magna

4) Lond. med. gazette, 1840.
Annales d\'Hygiène publique. 1862,

-ocr page 51-

Galeni sterk met gestold bloed gevuld; groote en kleine ber
senen hyperaemisch en verweekt, vooral ter hoogte der pedun-
culi cerebri. Bij de andere (zij geschiedde bij een meisje van
vijftien jaren! waren de hersenen en het bovenste gedeelte van
het ruggemerg abnormaal hard. De overige lichaamsholten
waren niet onderzocht.

Elke wijze van behandeling was vruchteloos geweest, zoo-
wel zwarten als blanken beschouwden de aangetasten als aan
een\' wissen dood ten prooi.

Yolgens Nicolas kenmerkt de ziekte zich uitsluitend door
de physiologische verschijnselen van den slaap, die zich buiten
zijne normale grenzen uitstrekt: //la maladie du sommeil est
caractérisée exclusivement par les manifestations physiologiques
du sommeil se prolongeant au delà de ses limites normales."

Hij zag vijf gevallen op een personeel van twaalf honderd
emigranten, dat hij binnen een tijdsverloop van negen maan-
den achtereenvolgens onder de oogen had ; onder de honderd
emigranten die gedurende den overtocht van
Congo naar de
Antillen sterven, is gemiddeld één geval van slaapziekte.
Doordien men de negers, die op het oogenblik der inscheping
de verschijnselen der aandoening vertoonen, achterlaat, schijnt
zij in de Eransche bezittingen op de Afrikaansche kust menig-
vuldiger voor te komen, dan inderdaad het geval is. Op de
West-Indische eilanden bij de inboorlingen is zij niet waarge-
nomen. doch een volkomen gezond aangekomen emigrant kan
daar door de ziekte spoedig worden aangetast.

Onder tien aan Nicolas bekende gevallen behoorde een
tot het vrouwelijk geslacht, negen gevallen kwamen bij het
andere geslacht voor, vier daarvan waren volwassen personen.

Hoewel bijna al de Afrikaansche emigranten min of meer
teekenen van anaemia vertoonen, kwamen de gevallen door
N. zeiven van het begin der ziekte af waargenomen, bij
gezonde en sterke negers voor, ook worden niet altijd de

-ocr page 52-

meest apathische en luie individu\'s bij voorkeur aangetast.
De oorzaken zijn duister.

Het eerste verschijnsel dat men waarneemt, vertoont zich
aan de oogleden, welke de lijder half gesloten houdt, alsof hij
ze niet meer geheel kan openen. Tegelijkertijd gevoelt hij op
verschillende oogenblikken van den dag eene min of meer
sterke behoefte tot slaap, waaraan de eene meer dan de andere,
naarmate van zijne bezigheden, van eene staande, zittende of
liggende houding, weerstand biedt, doch alle ten laatste moe-
ten toegeven. Buiten deze aanvallen van slaap schijnt de
gezondheid niet gestoord en is het voorkomen, behalve den
stand der oogleden, niet veranderd. Allengs volgen de aan-
vallen spoediger op elkander en vloeijen ineen, het wekken
geschiedt met moeite, de lijder moet krachtig aangespoord
worden tot het nuttigen van voedsel, is hij echter goed wak-
ker, dan eet hij met smaak.

De gewoonte der negers zich van hunne zieke makkers te
verwijderen, veroorzaakt dat de slapende dikwijls geruimen tijd
in een hoek. verscholen blijft. Ten laatste wordt hij niet meer
volkomen wakker, alle mogelijke prikkels tot opwekking zijn
onvoldoende, aangespoord tot drinken tracht hij het glas aan
den mond te brengen, doch voor deze beweging ten einde is
gebracht slaapt hij weder in. Alle overgangen van eenvoudige
slaperigheid tot zeer diepen slaap worden gewoonlijk waarge-
nomen ; in het laatste tijdperk neemt hij de meest verschil-
lende, dikwijls schijnbaar moeijelijkste houding aan; toch is
er geene bijzondere spierinspanning aanwezig, altijd rust het
lichaam geheel op den grond.

Op die wijze dooft langzamerhand zonder pjn en. ongemerkt
het leven uit. De overige verschijnselen zijn onbeduidend;
enkele malen blijft, niettegenstaande het ontoereikende voedsel,
soms de lichaamsomvang lang onveranderd, in den regel ont-
staat spoedig vermagering en een marastische toestand; de

-ocr page 53-

huid krijgt het aardachtig voorkomen, dat alle zieke negers
vertoonen en meer aan het uitblijven cler gewone reinigings-
maatregelen moet toegeschreven worden, zij blijft warm, doch
wordt op het einde der ziekte droog, Het gelaat (in een ge-
val gezwollen), verkrijgt allengs eene stompe en onverschillige
uitdrukking,

De spijsvertering is ongestoord, in de wakende oogenblikken
is de eetlust goed, de tong zuiver, de uitwerpselen consistent,
gewoonlijk ongekleurd, iets dat bij gezonde negers dikwijls
wordt waargenomen. De pols, mogelijk een weinig te langzaam,
biedt anders geene afwijkingen aan, een koortsachtige toestand
is evenmin in het begin, als in den loop der ziekte waar-
genomen. Somtijds sterft de lijder aan eene intercurrerende
ziekte, o. a, aan dysenterie, die onder de emigranten zeer veel
voorkomt. Alvus en urine worden nu en dan onwillekeurig
geloosd, niet door verlamming der sluitspieren, doch door dat
in den vasten slaap de aandrang tot het voldoen dezer behoef-
ten niet tot bewustzijn komt of de patiënt niet in staat is
zich op te richten.

De verstandelijke vermogens, hoewel traag en afgestompt,
even als bij slaperige individu\'s, gaan niet geheel verloren, de
zieke begrijpt vrij wel de hem gedane vragen. De zintuigen
in scherpte verminderd, blijven vatbaar voor indrukken; deliria
ontbreken.

Yerlamming van gevoels- en beweegzenuwen wordt in den
loop der ziekte niet waargenomen; de bewegingsspheer schijnt
slechts gestoord te zijn, wanneer de wil zich krachtig doet
gelden, kunnen alle bewegingen op normale wijze volvoerd
worden.

De ziekte duurt een tot vijf maanden en langer. Alle tot
hiertoe bekende gevallen eindigden doodelijk.

De veranderingen bij de lijkopening gevonden zijn onbe-
duidend ; in vijf gevallen werd twee malen eene geringe ver-

-ocr page 54-

weeking der h ersen zelfstandigheid, vier malen geringe vaatop-
spuiting van hersenen en hersenvliezen en eens niets afwij-
kends waargenomen

Koffie, strychnine, chinine, moschns, martialia, vesicantia en
setacea op de kruin en in den nek, aanzetten tot beweging,
tot werken, alles is vruchteloos tot bestrijding van den fatalen
afloop.

De in 1840 door Cearke vermelde ziekte komt in hoofd-
zaak met de beschrijving der Fransche waarnemers geheel
overeen; de naam van
sleeping dropsy, door hem daaraan ge-
geven, is de letterlijke vertaling van de benaming door de
negers in gebruik; in den beginne is het lichaam gewoonlijk
opgezet, gelijk dat van een lijder aan waterzucht, daarbij be-
staat een sterke eetlust; na eenigen tijd gaat deze verloren en
ontstaat er vermagering. Somtijds ontstaan convulsies, stra-
bismus en zwelling der halsklieren.

Meer positieve afwijkingen vond Clarke in cadavere, bij
vijf autopsiën vond hij tweemalen bloeding op de grens van
het hals- en borstgedeelte des ruggemergs en meningitis daar
ter plaatse; eens bloeding in de schedelholte, verweeking der
hersenen ter hoogte der corpora striata en der thalami optici,
in de meeste gevallen overblijfselen van chronische meningitis,
drie malen pleuritische uitstortingen ; in drie gevallen een bij-
zonder sterk vethart.

Ofschoon Clarke\'s waarnemingen niet onopgemerkt geble-
ven waren, werd eerst, na de mededeelingen der genoemde
Fransche geneeskundigen, gerefereerd ook in de voornaamste
Duitsche en Engelsche geneeskundige journalen, de aandacht
op deze vreemde ziekte gevestigd ; ook ten onzent verscheen
een beknopt en duidelijk verslag daarover in het Nederlandsch
Tijdschrift voor Geneeskunde \').

i) Jaargang 1862. Dr. G.

-ocr page 55-

Inzonderheid in Frankrijk werd de belangstelling opgewekt
en enkele gevallen, ook bij Europeanen voorgekomen, bekend
gemaakt.

In de zitting der Société Médicale du IX Arrondissement
de Paris \') sprak Dr.
Marotte van een\' lijder, gewezen no-
taris, oud vijftig jaren, door buitensporigheden verzwakt, die
aan eene niet te bedwingen slaapzucht onderhevig was, zonder
het te willen na den maaltijd, onder het spreken, in een rij-
tuig, niettegenstaande hij zelf de teugels hield, insluimerde.

Herhaalde malen was eene aderlating verricht en opium in
geringe gift toegediend, zonder succes; spreker hield het voor
een verschijnsel van hersencongestie ; hij had een seton in den
nek aangewend.

In dezelfde zitting verhaalde Labbé, dat een jong hysterisch
en chloro-anaemisch meisje eenige maanden geleden onder zijne
behandeling gekomen was, lijdende aan dezelfde aandoening.
Reeds geruhnen tijd sliep zij op straat gekomen, zoodra zij
bleef stil staan, onmiddellijk in, eerst met veel moeite kon
men haar dan wakker krijgen, Na het gebruik van martialia
waren binnen zes weken de verschijnselen van bloedsarmoede
en de slaapzucht verdwenen.

Kort daarop werd ook uit Engeland eene zeer belangwek-
kende waarneming medegedeeld door
John Waiid Cotjsins 1).
Het betrof een landbouwer, drie en veertig jaren oud, die bij
afwisseling gedurende de laatste twintig jaren aan aanvallen
van langdurigen en diepen slaap onderhevig was, zonder dat
hersen of andere aandoeningen waren voorafgegaan. De ziekte
begon zonder waarneembare oorzaak in 1842 en duurde om-
streeks een jaar; daarop recidiveerde het lijden inl848 gedu-

1 ) A case of remarkably prolotiged and profound sleep with remark
John Ward Cousins. M. D, Lond. F. R. C. S. Surgeon to the Royal
mouth Hospital. The Medieal Times and Gazette. 1863.

-ocr page 56-

rende achttien maanden; hierna bleef hij gedurende twaalf ja-
ren geheel vrij.

De tegenwoordige aanval begon den 19den Mei 1860, na
dien tijd is de slaap steeds abnormaal gebleven.

Hij legt zich des avonds na tien ure te ruste en valt dan
bijna onmiddellijk in een\' diepen slaap, waaruit geene bekende
opwekmiddelen hem kunnen wekken. Gewoonlijk ligt hij op
dezelfde, bij uitzondering, op de andere zijde; aangezicht en
ooren zijn bleek, de huid over het algemeen warm, de voeten
echter koud en loodkleurig; pols langzaam en zwak, pupillen
meestal wat verwijd, ademhaling langzaam, rustig en opper-
vlakkig zonder snorken of zuchten. Het ontwaken geschiedt
plotseling; naar het schijnt, gevoelt de man zich dan ver-
kwikt als iemand na- eene langdurige en natuurlijke rust ; nu
en dan klaagt hij over een licht, prikkelend gevoel in de
voorhoofdstreek. De langste periode in diepen slaap doorge-
bracht duurde vijf dagen en vijf nachten, daarna was hij dik-
wijls in drie, enkele keeren in vier dagen niet wakker geweest;
de gemiddelde duur evenwel is ongeveer twee etmalen, waar-
van vier of. vijf uren wakende worden gesleten.

Gedurende die langdurige rust droomt hij nooit, evenmin
ontlasten blaas en darmen hunnen inhoud; vóór hij in slaap
valt, gevoelt hij iets dofs in het hoofd ; overigens is zijn ge-
heugen goed, bij zijn ontwaken herinnert hij zich alles wat
te voren heeft plaats gehad, niettemin vraagt hij altijd // hoe
lang heb ik wel geslapen "

In den laatsten tijd ziet hij er bleek uit en is hij mager
geworden, evenwel is de eetlust goed en functionneren de
ingewanden normaal; zijn gemoedstoestand is kalm, intellec-
tueel is hij naar zijn\' stand vrij goed ontwikkeld, hij is een
minnaar van lectuur, daarbij echter ook een praktisch man.

Gedurende de aanvallen in 1848 was hij meermalen kort
na het ontwaken aan trismus lijdende, welke eenige uren

-ocr page 57-

duurde, de mond was alsdan vast gesloten, rug en nek
pijnlijk; later heeft zich dit niet meer herhaald.

Uit het tweede verslag in Juli 1865 omtrent dezen lij dei-
door CotrsiNs gegeven \'), blijkt dat er geene bijzondere ver-
anderingen in den toestand zijn voorgevallen ; de slaap is nog
even langdurig en vast als te voren, dit duurt nu omstreeks
vijf jaren; het voorkomen van den lijder is, eenige bleekheid
uitgezonderd, vrij goed, evenwel is, volgens het oordeel zijner
vrienden, zijne energie en lust tot den arbeid minder ge-
worden.

De hier volgende staat door den waarnemer medegedeeld,
het resultaat eener tweemaandelijksche nauwkeurige observatie,
geeft een overzigt van den tijd door den lijder in slapenden
en wakenden toestand doorgebracht van den 141*0" October tot
den 16den December 1864.

Oogenblik van
inslapen.

Oogenblik van
ontwaken.

Duur van den
slaap.

Duur van
den waken-
den toestand.

14

Oct.

11 ure nam.

18

Oct.

ö\'/q ure nam.

90I/3

uren.

3

uren.

18

If

10 \'f

21

a

5

if if

67

;

41/2

21

10 ,/ ,/

24

u .

4

" if if

66 »

5

24

10 u t.

27

u

g

u if if

64 v

II

5 »

27

u

911? if if

31

II

5

n a it\'

92

7

31

it

10 ~ „ „

4

Nov.

5

ir a

91

i ,

4

Nov,

10 if u if

7

,f

4

if u

65 »

5 „

7

1t

10

11

if

4

u II

90

6

11

If

10 a if

13

it

des middags.

38

6

13

If

9 u tf if

14

if

9

ure voorm.

11 »

9 -

a

14

If

8 !f V If

15

if

7

if if

10 »

11 »

«

15

If

9 // //

17

if

2

if nam.

41

13

u

17

If

9 u it u

19

i,

61

k " "

45

II

7 -

19

11

10 U U 1/

22

if

10

u u

71 >■

4

22

ft

11 „ „ If \'

24

it

2

n If

38 »

1 »

«

24

If

10 if if if

28

if

2

II If

87 »

«

8 »

II

as

!f

10 If ,f

2

Dec

4

" It If

90 »

8

2

Dec.

11

7

if

3

H U If

112 »

6 »

H

7

ir

11

10

ir

4

it n

65

H

7 »

10

u

11 // If

16

"

5.

" "

138

"

7

"

!) Second report of the case of remarkably profound and prolonged sleep.
By John Ward Cousins. M, D. Lond. T. R. C. S. Surgeon to the Royal Ports-
mouth Hospital. The Medical Times and Gazette. 1865.

-ocr page 58-

Duidelijk blijkt hieruit de wanverhouding tusschen slapen
en waken. Vreemd is het, dat, op welk uur van den dag hij
wakker wordt, des avonds tegen tien of elf ure de behoefte
tot rust zich geregeld weder doet gevoelen. Hoe dikwijls ook
beproefd, heeft men hem slechts eens, en nog wel met de
grootste moeite, een\' geheelen nacht wakker kunnen houden;
eenmaal werd de slaap spoedig afgebroken door buikpijn en
diarrhoe, ten gevolge van eenen te weelderigen maaltijd.

Ongeveer tegelijkertijd gaf Bjlondet \') eene, hoewel minder
volledige, echter niet onbelangrijke mededeeling aangaande eene
overigens goed ontwikkelde vrouw, die op haar achttiende jaar
gedurende veertig dagen en, na haar huwelijk op twintigjari-
gen leeftijd, weder vijftig dagen achter elkander geslapen had.
Zonder gevoel of beweging, de mond krampachtig gesloten,
lag zij ter neder, een snijtand moest verwijderd worden, ten
einde vloeibaar voedsel in te brengen. Vier jaren later keer-
den de aanvallen terug en wel zoo, dat zij zeven dagen ach-
ter elkander in slapenden toestand doorbracht, op den achtsten
ontwaakte, opstond, aan tafel mede at en daarna in haren
stoel weder in slaap viel, zonder door sterke prikkels, gefor-
ceerd loopen, een rid in een stootend en schokkend voertuig,
enz. uit dien toestand te kunnen gewekt worden. Deze weke-
lijksche aanvallen hielden ongeveer twaalf maanden aan; de
pols was langzaam, de ademhaling naauwelijks merkbaar, eva-
cuaties hadden gedurende dien tijd niet plaats, kleur en voor-
komen der lijderes waren bevredigend.

Meer bijzonderheden worden niet medegedeeld; Blondet
verzekert, dat vele zijner ambtgenooten, die dikwijls in de ge-
legenheid waren de lijderes te zien, voor de waarheid dezer
feiten kunnen instaan.

-ocr page 59-

In 1867 vermeldt Citabert, militaire arts, het volgende
geval J): De twee en twintigjarige soldaat van het 46ste
Linie-regiment
Martwet, was den lldcn Maart 1866 niet,
zooals gewoonlijk, op het appel present. Eenige dagen verlie-
pen, alle nasporingen waren vruchteloos; reeds werd hij als
deserteur beschouwd, toen men hem onverwachts den 18deü
Maart terugvond in eenen donkeren en afgelegen hoek van
de kazerne, geheel onder eenen hoop stroo verborgen en zon-
der teekenen van leven te geven. Bij onderzoek bleek hij
bewusteloos te zijn, de ademhaling nauwelijks merkbaar, pols
en hartslag niet te voelen; het aangezicht bleek, de oogen half
gesloten, de pupillen verwijd; intusschen was de huid nor-
maal van kleur en waren de ledematen niet stijf.

Door knijpen en steken was hij niet bij te brengen, na de
aanwending van sterke huidprikkels, gepaard met pogingen om
de kunstmatige ademhaling te bewerkstelligen, gelukte het, na
verloop van een half uur, de ademhaling en den bloedsomloop
weder op te wekken en den lijder, hoewel nog niet geheel tot
bewustzijn gekomen, eenige lepels bouillon te doen inslikken.

Naar het hospitaal vervoerd, stelde zich daar spoedig eene
matige reactie, vermeerderde huidwarmte, zweet, polsversnel-
ling, enz. bij hem in. Tot bewustzijn gekomen herinnerde hij
zich volstrekt niet, wat er met hem gebeurd was ; de eerste
veertien dagen bleef hij nog in eenen toestand van stompheid
en afgematheid; na de derde week keerde hij geheel hersteld
naar zijn Eegiment terug.

Uit nadere inlichtingen bleek, dat hij als kind volkomen
gezond geweest was, op zijn 12de jaar voor het eerst aan he-
vige aanvallen van migraine geleden had en daarna verdrietig
en stil geworden, steeds de eenzaamheid zocht. Op zekeren
dag werd hij vermist en eerst na vier en twintig uren op een

-ocr page 60-

pakhuis, in een1 hoek liggende, teruggevonden. Eenige maan-
den later zocht men hem weder; eerst na drie dagen bespeurde
men hem op eenen trap onder een hoop vvaschgoed verborgen.
Nog zeven of acht keeren vond men hem daarna op eene
afgelegene plaats oogenschijnlijk zonder bewustzijn; uit dien
toestand ontwakende, begon hij gewoonlijk te weenen en bleef
hij gedurende de eerste dagen zeer neerslachtig. Buiten deze
aanvallen was hij volkomen gezond, zoowel in lichamelijken
als in geestelijken zin; hij was uit gezonde ouders gesproten,
een broeder was zonder voorarmen geboren, eene zuster was
hoogst weinig intellectueel ontwikkeld.

Ook uit Amerika werd door Dr. Jones eene waarneming
medegedeeld, waarvan het voornaamste in the Lancet \') over-
genomen is. De lijderes Miss
Susan Godsa, 27 jaren oud,
had gedurende de laatste achttien jaren bijna aanhoudend in
siapenden toestand doorgebracht, alleen maar op zekere tijden
van den dag ontwakende en dan slechts zeer kortstondig,
hoogstens zeven tot tien minuten. Tot haar zesde jaar was
zij vrolijk en gezond ; daarna leed zij omstreeks drie jaren bij
afwisseling aan tusschenpoozende koorts, waartegen groote hoe-
veelheden Chinine en Morphine toegediend waren.

Op haar negende jaar viel zij voor het eerst in dien slaap-
zuchtigen toestand. Voedsel gebruikt zij nooit uit eigen be-
weging, alleen dan, als hare bewaaksters daarop aandringen:
welke spijzen men haar geeft, is geheel onverschillig. Eene
teug water, langzaam opgedronken, lescht gewoonlijk haren
dorst •, op koüij en thee is zij bijzonder gesteld, de eenige
zaken, die zij met welgevallen gebruikt.

-ocr page 61-

De oogenblikken, waarop zij wakker is, komen vrij regel-
matig terug en meestal in de volgende orde : ontwaken des
morgens ten zes ure en, ieder uur daarna, eenige minuten
tot aan den middag; dan valt zij weer in slaap tot drie ure,
om, bij het ondergaan der zon, des avonds ten negen ure,
en eens of twee malen in den ochtendstond nogmaals tot be-
wustzijn te komen.

Jones observeerde haar twee malen nauwkeurig, in tegen-
woordigheid van een aantal geneeskundigen en studenten, ge-
durende twee uren; zij gaf den indruk van iemand, die in
vasten slaap verkeert ; de over de borst gekruiste armen wa-
ren echter onophoudelijk, ten gevolge van spierzamentrekkin-
gen, in beweging; schudden, hard schreeuwen, evenmin elec-
trische prikkels, waren in staat haar te wekken; de pupillen\'
reageerden, hoewel zwak, op den lichtprikkei.

De jongste beschrijving van de slaapziekte, zoo als zij
voorkomt op Afrika\'s westkust en op de Antillen, is van
Dumontier en Guerin.

Dumontier \') was, in zijne hoedanigheid, van Commissaris
van het Fransche gouvernement voor de emigratie, in de ge-
legenheid drie gevallen, waarvan één nauwkeurig, gedurende
den overtogt van Congo naar Martiniqae, waar te nemen.

Behalve de reeds "bekende verschijnselen nam hij ook eene
algemeene verzwakking der ledematen, waggelenden gang, ver-
minderd tastgevoel waar; gedurende den slaap vloeiden urine
en faecate stoffen onwillekeurig af. De oorzaken zoekt hij uit
den socialen toestand der negers te putten ; de lijders waren
met tonische en stimiderende middelen zonder eenig succes be-
handeld ; lijkopeningen zijn door hem niet verricht, in twee
hem bekende gevallen was geene in het oog vallende verande-

-ocr page 62-

ring in de centraalorganen van het zenuwstelsel te bespeuren.

Hoewel Dr. Guerin \'), door een langdurig verblijf op
Martinique, in de gelegenheid was honderd acht en veertig
gevallen waar te nemen, is, evenredig aan dit talrijk materi-
aal, weinig licht aangaande het wezen, de verwijderde oor-
zaken en de behandeling van dit lijden, ontstoken. Zijne
beschrijving van de verschijnselen, ofschoon door duidelijk-
heid en nauwkeurigheid uitmuntende, wijkt weinig van de
schildering van
Dangajx en Nicolas af; hij spreekt even-
eens van drie, niet scherp begrensde graden, convulsive be-
wegingen nam hij enkele malen reeds in den beginne, ge-
durende de latere perioden meer aanhoudend waar; in tegen-
spraak met
Dangaix zag hij nooit diarrhoe, meer neiging
tot constipatie, in de urine werd gedurende den geheelen loop
der ziekte nooit eiwit aangetroffen.

Slechts één geval van genezing werd verkregen en hier
waren de verschijnselen nog van zeer geringe beteekenis.

Bij de meeste lijkopeningen vond hij de boezems van het
harde hersenvlies verwijd, min of meer met bloed overvuld,
het lumen der vaten van het spinnewebsvlies en der hersenop-
pervlakte bijzonder vergroot, de vaten zelve variqueux.

Sporen van acute of chronische hersenvliesontsteking ont-
braken, hunne oppervlakte was glad, zonder granulaties, de
hersenmassa vertoonde den normalen graad van zamenhang.

*) Archives générales de Médecine, publiés par Ch. Lasègne et Siinon Du-
play. November 1869.

-ocr page 63-

TWEEDE GEDEELTE

HOOFDSTUK IY.

In het dierlijk leven wisselen twee verschillende toestanden
met eene zekere regelmatigheid af, het waken en slapen.

In den slaap, niet door droomen gestoord, zijn alleen de
automatische en reflectorische centraalorganen van het zenuw-
stelsel werkzaam.

De verrichtingen, die op deze werkzaamheid berusten,
bloedsomloop, ademhaling, afscheidingen hebben geregeld plaats.
Nog aanwezige reacties op uitwendige prikkels komen reflecto-
risch tot stand.

.De duur van den slaap, gemeenlijk een dercle tot een
vierde van den dag bedragende, //septem horas dormisse sat
est juvenique senique," is binnen zekere grenzen aan groote
verscheidenheid onderhevig, afhangende van leeftijd, constitutie,
gewoonte, klimaat, inspanning enz. Eerst wanneer deze gren-
zen overschreden worden, kan er sprake zijn van een abnor-
malen slaap.

Nog grooter afwisseling vertoont de vastheid, de diepte van
den slaap in verband met genoemde factoren. Onmerkbaar is
somtijds de overgang van het normale proces tot die toestan-
den van bedwelming, welke met den naam van somnolentia

-ocr page 64-

sopor, cataphora, caras, lethargus, onderscheiden worden en
hoofdzakelijk slechts in graad verschillen.

Reeds vroeger is opgemerkt, dat in de beteekenis dezer
namen veel verwarring heerscht, zoowel bij de ouden, als nog
bij de latere nosologen.

Sauvages \' ) bestempelt de slaapzucht, zonder koorts en
delirium verloopende, met den naam van cataphora.
Joseph
Erank
\') zegt: //Somnns vi aut diurnitate normam exceclens,
cataphoram constituit." Naarmate den graad onderscheidt hij
van cataphora : 1 coma — sopor altus, in quem aeger, etsi
quovis modo escitetur et evigilet, tamen mox iterum illabitur.
2°. coma vigil — morbus, in quo aeger oculis clausis cum.
summa ad somnum propensitate instar dormientis jacet, etsi
dormire non possit. \'3°. carus — sopor profundus, ne for-
tiori quidem clamore discutiendus, cum privatione sensus et
motus compléta. 4". lethargus — somnolentia constans, cum
febre et delirio oblivioso, ac torpore ad motum.

Pruijs tan der Hoeven 1) beschouwt cataphora en coma
als identisch; volgens
Purkinje //ist coma stets mit fieber-
hafter A.ufregung verbunden" ; Carus ist dagegen ein entschie-
denes Vorherrschen des Schlafes, aus dem zwar ein Erwechen
möglich, jedoch immer wieder ein Rückfall in denselben erfolgt ;
Lethargus ist der tiefste krankhafte Schlaf, der schon an die
Apoplexie grenzt, wo bei erweck un gsver suchen, so lange der
Zustand dauert, der Schläfer nie zu völliger Besinnung kommt;"
Daarentegen zegt
Nacqüart 2 ) : // rien n\'est plus vague, plus

1 \') Nosologia methodica sistens morborum classes, geuera et species juxta
Sydenhami mentem et botanieorum ordinem. 1763.

2) Praxeos Medicae universae praeoepta, Lipsiae. 1818.

2 Dictionnaire des Sciences médicales. Tome XXVII, Léthargie, (Nacquart),

-ocr page 65-

incertain que ce que les auteurs ont écrit sur cette maladie; \'
hij verstaat onder carus n tout sommeil excessif qui sera symp-
tomatique d\'une fièvre" en onder lethargus //le sommeil qui
existera sans aucun trouble apparent des fonctions."

Praktischer voor ons doel is de door Fkank. aangenomene
onderscheiding in cataphora symptomatica et primaria ; de eerste
als verschijnsel van febres intermittentes et continuae, exan-
themata, encephalitides, hydrocephali, apoplexiae et urinae diffi-
cultates ; de laatste als eene zelfstandige of als zoodanig schij -
nende ziekte, //cataphora morbum per se constituens, aut
saltem ut unicus reconditae aegritudinis eft\'ectus comparens,
primaria dicitur." Uit deze bepaling blijkt, dat alleen onbe-
kendheid met de naaste oorzaak hem tot die onderscheiding
noopt, en deze dus slechts voorwaardelijk is. —- Als van zelf
wordt men dus geleid tot de vraag, welke is de naaste oor-
zaak, het wezen van slaapziekte, welke materieele stoornissen
liggen daaraan ten gronde?

Het ligt voor de hand, dat, tot richtige- beantwoording dezer
vraag, een juist inzicht in de verhouding van den physiologischen
slaap onontbeerlijk is ; tot heden echter is het der wetenschap
nog niet gelukt, dit hoogst gewichtig en moeijelijk vraagstuk
naar behooren op te lossen. Terecht zegt
Nicolas // avant
de chercher la nature du mal, il faut attendre que la physio-
logie ait découvert la nature du sommeil, ou au moins sa
cause, l\'appareil dont il dépend. Or, elle n\'à fait jusqu\'à
présent qu\'exposer ses manifestations."

Van ouds hebben de Physiologen en Philosophen de meest
uiteenloopende meeningen aangaande het wezen of de naaste
oorzaak van den slaap gekoesterd.

De voorstelling, dat de werkdadigheid der hersenen en zenu-
wen door eene deze organen doorstroomende vloeistof tot stand
kwam, de ervaring dat drukking op de hersenen slaap te weeg
brengt, leidden tot hypothesen als : verdichting der levensgees-

-ocr page 66-

ten, belemmerde omloop van deze door de zenuwen, zamen-
vallen der hersenholten, verstopping der hersenbuisjes enz.
De waarneming dat de slaap na vermoeidheid intrad en deze
daardoor opgeheven werd, voerde tot beschouwingen van ver-
slapping der hersenvezelen, consumptie van het zenuwagens,
gebrek aan levensaether. Het ontbreken der hersenfunctie,
in verband met de verhoogde werking in andere organen, gaf
aanleiding tot theoriën, als: opstijging van de dampen naar
het hoofd en van daar daling naar het hart, strooming van de
warmte met het bloed naar inwendige deelen ; tot uitdrukkin-
gen : in zich zelve gekeerd zijn van de ziel, ophooping der sen-
sibiliteit in de inwendige organen, receptio spiritus vivi in se;
tot het zoeken van de zitplaats in het hart, of in maag en milt.

Bijzonder kwistig in bepalingen was de natuurphilosophische
school, het dualisme der polariteiten werd hier ook ruim toe-
gepast, getuige de beschouwing als: een levensproces met
voorheerschend objectiven vorm, een overwicht van den ve-
getatieven factor, eene tijdelijke scheiding tusschen planten- en
dierenleven, een latent worden der pool des levens en tallooze
bespiegelingen meer.

De empirische Physiologen, gewoon overal in het organismus
naar bepaalde verrichtingen te zoeken, stelden zich niet t,e
vreden met de algemeenheden der natuurphilosophie. Door
Bichat en Gall was reeds gewezen op liet onderscheid tus-
schen sympathisch en cerebro-spinaal zenuwstelsel;
Beil had
dit verschil nog meer in het oog gehouden, hij zocht het
wezen van den slaap in de verhoogde werking van het zenuw-
knoopenstelsel, IhuEDLaisrDEB, daarentegen in het cerebro-spinaal
stelsel.
Budge was de meening toegedaan, dat verhoogde wer-
king der kleine hersenen aan dien toestand ten gronde lag;
de proeven van
Feourens op vogels en zoogdieren leerden,
dat, bij wegneming van de halfronden der groote hersenen, een
op slaap gelijkenden toestand ontstond, waarin alle willekeurige

-ocr page 67-

bewegingen, alsmede alle teekenen van waarneming der hoogere
zintuigen ontbraken. Het lag dus voor de hand in de stof-
wisseling der groote hersenen, als orgaan van het bewustzijn
uitsluitend bij hoogere dieren, de voorwaarden tot waken en
slapen te zoeken.

Talrijke voorbeelden bewijzen den grooten invloed, dien het
quantitatief en qualitatief gewijzigde bloed op de opwekbaarheid
van het zenuwstelsel uitoefent. Stoornis in den bloedsomloop
van een deel heeft vermindering of geheel verlies van gevoel
en beweging ten gevolge; bij groot bloedverlies na aderlatingen
of verwondingen ontstaat een gevoel van zwakte, duizeligheid,
ten laatste bewusteloosheid; bij absoluut of relatief verhoogden
bloedstoevoer treedt dikwijls na kortstondige opwekking, later
verminderde onder verschijnsel van slaapzucht in. Met het
oog hierop en in verband met de waarneming, dat gedurende
den slaap de bloedsomloop langzamer is, zochten reeds oudere
Physiologen de oorzaak in eene vertraging der circulatie in de
hersenen, tengevolge eener periodieke afneming van de harts-
werking.

JNTog gewichtiger is de verandering in qualiteit, men denke
slechts aan den invloed van overlading van het bloed met
koolzuur, de werking van narcotica, anaesthetica, de nerveuse
verschijnselen bij typhus, uraemische intoxicatie enz,

James Oappie 1) komt tot het besluit, dat al hetgeen eene
drukking op de hersenen uitoefent, verlies van bewustzijn, het
essentiel kenmerk van den slaap, veroorzaakt. Hij zoekt te
bewijzen, dat gedurende den physiologischen slaap de bloeds-
omloop in de hersenen zoodanig -gewijzigd is, dat het bloed
in de aderen is opgehoopt en eene daaraan evenredige druk-
king op de hersenen te weeg brengt. Deze veneuse congestie
ontstaat volgens hem door dat na den opgewekten toestand

On the immediate cause of sleep. (Edinb. Journ, 1854).

-ocr page 68-

der hersenen gednrende het waken, eene periode komt waarin
//the vitai operations become gradually les excited and the
attraction for nutritive finid grows less streng, the forces
affecting the capillary circulation begin to act with less vigour."
Het gevolg hiervan is minder toevoer van arterieel bloed, ge-
ringere drukking in slagaderen en haarvaten en daaraan ge-
evenredigde toeneming en ophooping in het aderlijke stelsel.

Ai,ex. Fleming !) onderzocht bij zich zeiven en bij ande-
ren de uitwerking van drukking der earotiden op de hersen-
verrichtingen; reeds spoedig ontstond zeer vaste slaap, het
aangezicht werd bleek, de inademing diep, de pols veranderde
weinig of niet. Hoewel gelijktijdige drukking van de vena
jugularis interna niet te vermijden is, en men dus de oorzaak
aan verhinderden afvoer van het aderlijke bloed kan toeschrij-
ven, is
Fleming echter overtuigd, dat het verschijnsel van de
compressie der earotiden afhangt.

Foenebjs "2), over de functie der schildklier handelende, is
de meening toegedaan, dat gedurende den slaap een deel van
het slagaderlijk bloed in dit orgaan opgenomen wordt en deze
klier een bloeddivertikel van de hersenen zoude zijn ; hij nam
waar, dat gedurende den slaap de hals dikker en matige toe-
snoering eene voorwaarde is om lang wakker te blijven. Hij
maakt gewag van een veertienjarigen knaap aan struma lij-
dende, die reeds eene week niet geslapen had, omdat, tel-
kens als hij daaraan toe wilde geven, eene drukking alsof hij
stikken zou aan den hals, duidelijk door sterke zwelling der
schildklier veroorzaakt, ontstond; wakker zijnde, verdween dit
gevoel geheel. In verband hiermede merkt hij nog op, dat
de arteria thyreoidea superior in het niveau der carotis interna,

!) Brit, Rew. April 1855.
sj Smidt\'s Jahrbücher 1858,

-ocr page 69-

de arteria thyreoidea inferior in dat der arteria vertebralis
ontspringt.

Belangrijker dan deze meeningen en de psychologische be-
schouwingen van clen jongsten tijd over dit onderwerp van
Albe kt Lemoine en Alfkkd Maury, zijn de latere onder-
zoekingen van Engelsche en Amerikaansche physiologen,
Bed-
fort-Beo wn, Hammond, Durham
, op dieren verricht,

De proefnemingen van den laatste, bijzonder van gewicht,
komen op het volgende neder.

De methode van Donders, ter waarneming der respiratie-
en hartbewegingen van de hersenen, volgende, boorde
Durham 1)
bij dieren eene opening in den schedel ter grootte van een
shilling, sneed de daaronder liggende dura mater uit en sloot
de opening door een ingezet glasplaatje.

Bij een1 vooraf gechloroformiseerden hond, puilde, onmid-
dellijk na de operatie, het voorliggend hersendeel eenigzins
uit, de groote aderen op de oppervlakte waren uitgezet, de
kleinere der pia mater gevuld met donker gekleurd bloed,
duidelijk verschil in kleur tusschen aderen en slagaderen was
niet waar te nemen; hoe langer de aanwending van chloroform
geduurd had, des te meer waren de aderen uitgezet. Nadat
dit middel uitgewerkt had, viel het dier in een natuurlijken
en vasten slaap; alstoen werd de hersenoppervlakte bleek en
daalde iets onder het niveau van het been; het luinen der
aderen was kleiner geworden, eenige kleine slagaderen konden
als zoodanig herkend worden; vele vroeger met donker bloed
opgevulde vaatjes waren in het geheel niet meer zichtbaar.
Werd het dier na eenigen tijd gewekt, dan scheen een rood
waas zich over de hersenen te verspreiden en drong het voor-
liggend deel weder in de opening van den schedel; hoe leven-

\'j Guy\'s Hospital Reports. I860.
The physiology of sleep.

-ocr page 70-

diger het werd, des te grooter was de injectie van de pia
mater en de turgescentie der hersenzelfstandigheid; de opper-
vlakte werd helderrood, tallooze vaten, gedurende den slaap
niet waarneembaar, kwamen te voorschijn, het bloed scheen
sneller te vloeijen; de nu uitgezette en gevulde slagaderen,
aderen, haarvaten, waren door kleur en grootte duidelijk van
elkander te onderscheiden.

Het contrast tusschen deze verschijnselen kwam nog duide-
lijker uit, doordat twee honden te gelijk onder de tegenge-
stelde verhoudingen nauwkeurig gadegeslagen werden; de toe-
stand der vaten werd met sterk vergrootende lenzen onderzocht.
Honden voldeden beter voor deze proeven dan konijnen. De
drukking der lucht, voor slapen en waken, gelijk zijnde, kon
geen invloed uitoefenen ; daarentegen kon het ontbreken van
den natuurlijken steun cl er hersenen storend op de bloeds-
verdeeling werken, na ingezette glasplaatjes bleven de verschijn-
selen geheel dezelfde.

Uit deze experimenten volgde, dat de voorstelling, alsof
bloedsophooping in de aderen en daardoor veroorzaakte druk-
king op de hersenen gedurende den slaap tot stand kwam,
reeds op theoretische gronden onjuist, feitelijk onhoudbaar was.

Ook in de zeldzame gevallen, dat men bij den mensch, na
schedelverwondingen met verlies van zelfstandigheid, in de ge-
legenheid was de bloot liggende hersenen onmiddellijk gade
te slaan, werd het tegengestelde waargenomen. Zoo zag
Cai.d-
wel
, dat de hersenen onbewegelijk in haar omhulsel waren,
zoolang de gewonde rustig sliep, onder het droomen in volu-
men toenamen en zelfs buiten de opening uitpuilden, als dit
in hooge mate plaats had. In een analoog geval bespeurde
Blumenbach, dat de hersenen in den slaap zakten en in
omvang verminderden, bij het ontwaken meer bloed ontvingen
en in volumen toenamen.
Hilton vond, dat bij eene fractura
basis cranii, gedurende het waken, drukking op de vena jugu-

-ocr page 71-

laris eene ruime uitvloeijing van cerebro-spinaal vocht ten ge-
volge had, zoolang de slaap duurde weinig of niets afliep.
Krause nam wraar, dat in den door morphine te weeg ge-
brachten slaap de hersenen inzonken.

Herhaalde onderzoekingen van Hughlings Jackson omtrent
de circulatie in het netvlies gedurende den slaap, gaven altijd
dezelfde uitkomst: meerdere bleekheid der papiJla nervi optici,
vernauwing der slagaderen, geringe verwijding der aderen.

Eveneens constateerde Claude Berkard \'), bij zijne jongste
proefnemingen over de werking der anaesthetica op het zenuw-
stelsel, dat in het eerste tijdperk van chloroformisatie, bij
hevige opgewektheid cler dieren, hyperaemie, in de latere pe-
riode, wanneer volkomen gevoelloosheid ingetreden was, sterk
uitgedrukte anaemie der hersenen bestond. Hieraan sluit zich
nog eene proef reeds vroeger door
Eles 2) genomen; insge-
lijks de methode van
Donders toepassende, maakte hij een
glazen venstertje in den schedel van een konijn, chloroformi-
seerde het dier, en zag nu geene verhoogde vaatvulling der
capillaria in de hersenbekleedselen volgen.

Volgens de voorstelling van Durham is dus de wakende
en slapende toestand aan eene wijziging in den bloedsomloop
der hersenen gebonden. In den eersten, is dit orgaan rijker
aan bloed en beweegt het zich sneller, het verkeert alsdan in
functionneele energie; in den tweeden, is het armer aan bloed en
vloeit het langzamer, het voldoet alleen aan de algemeene
voorwaarden van voeding.

Bij den opgewekten toestand nu is de behoefte aan zuur-
stof vermeerderd, en moet deze daaraan evenredig verbruikt
worden; deze vis a fronte veroorzaakt een\' sterken toevloed
van arterieel bloed, verwijding der haarvaten, vele vaatjes,

-ocr page 72-

vroeger te nauw, laten nu bloedcellen door, de bloedsmassa
en snelheid is toegenomen, de functionneele stofwisseling is tot
stand gekomen.

Laat nu de opwekking na, dan vermindert de behoefte aan
zuurstof, de vis a fronte neemt af, het bloed stroomt lang-
zamer, de massa wordt geringer, door hunne elasticiteit wor-
den de haarvaten nauwer, de nutritieve stofwisseling is daar.
Heeft de opgewekte toestand der hersenen lang geduurd, dan
keeren de verwijde vaten slechts langzaam tot hun normaal
lumen terug, vandaar het niet spoedig in slaap komen na
bovenmatige inspanning van den geest.

Wat is nu de naaste oorzaak van de tijdelijke opheffing
der hersenwerkdadigheid; het voorhanden materiaal kan niet
verbruikt zijn, daar de vermoeide hersenen door geschikte
prikkels weder in opwekking kunnen gebracht worden. Hoo-
pen zich evenwel oxydatieproducten in het weefsel en in het
bloed tot een\' zekeren graad op, dan moeten deze eindelijk de
osmotische wisseling belemmeren. Aldus kunnen gedurende
het waken produkten van stofwisseling gevormd worden, die
belemmerend op de wisseling tusschen zuurstof en voedings-
vocht werken (waarschijnlijk de tegenwoordigheid van vrije
zuren, voornamelijk koolzuur), daardoor bovenmatige inspanning
tegengaan en indirect op den juisten tijd het tijdperk van
rust te voorschijn roepen.

Hiervoor pleit ook dat ophooping van omzettingsprodukten
in het lichaam meestal met loomheid, en slaperigheid vergezeld
gaat, die eerst verdwijnen, wanneer deze stoffen door de uit-
scheidingsorganen verwijderd zijn.

Al hetgeen verder de wisseling tusschen het weefsel en de
zuurstof in de hersenen bemoeijelijkt, kan binnen zekere gren-
zen slaap veroorzaken. Eene eerste voorwaarde is de toestand
van de hersenen zelve. Bepaalde temperamenten o. a. sangui-
nische, nerveuse, verdragen inspanning der hersenen beter

-ocr page 73-

en herstellen zich spoediger, na kortstondige rust, dan koude,
phlegmatische.

Eene tweede voorwaarde is de activiteit der zuurstof;
Richardson liet dieren steeds dezelfde stuurstof inademen, na
de lucht van de gevormde uitscheidingsprodukten ontdaan te
hebben, zij vielen alsdan spoedig in een diepen en rustigen
slaap.

Eene derde is de katalytische werking van sommige stoffen
o. a. narcotica. Andere slaapverwekkende momenten, meer in-
direct werkende, vloeijen voort uit de verhouding tusschen de
circulatie in de hersenen en andere lichaamsdeelen. Zenuwstelsel,
spierstelsel, digestieorganen met de lever), uitscheidingsorganen
(met de huid) vormen vier hoofdgroepen; daar het energisch
functionneeren van ieder dezer afhangt van de grootte van den
bloeclstoevoer, is het duidelijk, dat niet allen tegelijk in opge-
wekten toestand kunnen zijn; slechts eene bepaalde bloedshoe-
veelheid in het lichaam aanwezig zijnde, moet aan den ver-
hoogden toevoer in een of meer organen eene daaraan evenre-
dige vermindering in andere beantwoorden.

De innervatie van het vaatstelsel maakt het mogelijk, dat
de verschillende deelen van het lichaam juist dan eene ver-
meerde hoeveelheid bloed toegevoerd krijgen, wanneer zulks
voor hunne functie noodzakelijk is. De ruimte in het vaat-
stelsel overtreft den voorraad bloed zoozeer, dat al het bloed
in de wortelvertakkingen van de vena portae kan opgehoopt
worden. Verklaarbaar is dus, na eenen goeden maaltijd, de
behoefte aan rust naar geest en lichaam; vele dieren vallen
na de opneming van eene groote hoeveelheid voedsel in slaap;
doodt men een dier gedurende de digestie, dan zijn de darm,
lever en niervaten overvuld met bloed, hersenen en spieren
bloedarm.

De ervaring leert, dat al wat de temperatuur der huid ver-
hoogt en bloedsophooping daarin bevordert, slaap veroorzaakt;

5*

-ocr page 74-

gaat men na zeer sterke geestesinspanning met roode wan-
gen en kloppende slapen, doch met koude en vochtige han-
den, ter ruste, dan laat deze lang op zich wachten en dik- -
wijls verdwijnt de bleeke huid en de koude eerst na een warm
voetbad, waarop dan de slaap intreedt; op dezelfde wijze is de
slaapverwekkende werking van de laars van
Junot te verklaren.

Wanneer na de anaemie, gedurende de rust des nachts, de
bloedvaten der hersenen allengs weder gevuld worden, ontstaan
dikwijls droomen, die dan ook gewoonlijk tegen den tijd van
het ontwaken voorkomen.

Eene belangrijke schrede in de kennis van de stofwisseling
gedurende den slaap, scheen men gevorderd te zijn door de
gewichtige proefnemingen in
18 06 door Pettenkofer en
Voit \') verricht met het groote Respiratie-apparaat door ko-
ning
Max II van Beijeren geschonken. Deze waarnemers von-
den, dat in rustigen toestand bij den mensch, op den dag veel
meer koolzuur en ureum uitgescheiden werd dan des nachts
(=58: 42); daarentegen des nachts veel meer zuurstof opge-
nomen werd dan op den dag (— 67 : 33); dit antagonismus
steeg nog meer door arbeid. Een groot en verrassend ver-
schil dus tusschen dag en nacht, tusschen waken en slapen,
in betrekking tot zuurstof-opneming en koolzuur- en ureum-
uitscheiding, Be zuurstof zou niet direct tot aan de laatste
produkten van stofwisseling verbruikt worden ; de oxydafcie
zou een aantal tasschentrappen doorloopen, waardoor dit ele-
ment uren lang in het lichaam blijft, voor het als koolzuur
en water weder uittreedt; analoog met het feit dat dieren, in
winterslaap verkeerende, dikwijls tusschen twee wegingen in
gewicht toenemen, als zij in die tijdsruimte niet juist excreta

Separat Abdruck aus den Sitznngsber. der Bnyer. Akad. d. Wisseusch
Sitznng von 10 Nov. 1866.

-ocr page 75-

ontlast hebben, niettegenstaande voortdurend wat water en
koolzuur afgegeven wordt.

Gedurende den slaap zouden wij dus eene groote hoeveel-
heid zuurstof vastleggen, waarschijnlijk ook in de hersenen,
zoodat onze wil het materiaal voor de willekeurige bewegin-
gen steeds gereed vindt.

Later zijn deze resultaten evenwel niet bevestigd en de
glansrijke verwachtingen daaromtrent niet bevredigd.

Het ontbreekt clus nog ten eenenmale aan een dieper in-
zicht, wat betreft het wezen, de naaste oorzaak van den na-
tuurlijken slaap. Men mag alleen aannemen, dat gedurende
dien toestand anaemie (arteriëele; der hersenen (halfronden
der groote hersenen) met daaraan evenredig verminderde en
gewijzigde stofomzetting in de zenuwcellen bestaat, zonder ons
rekenschap te kunnen geven of hier oorzaak of gevolg in het
spel is, en of niet in de stofwisseling van het geheele orga-
nisme noodzakelijk de grond van de regelmatige afwisseling
tusschen waken en slapen gezocht moet worden.

-ocr page 76-

HOOFDSTUK Y.

Met het oog op het eigenaardig verloop, den duur en den
doodelijken uitgang van de Slaapziekte der negers, de beper-
king tot een eng geographisch gebied en tot het Afrikaansche
ras, behoeft het geen betoog dat deze aandoening, ondanks
eenige overeenkomst in verschijnselen, in aard geheel verschilt
van de zeldzame gevallen van periodieke slaapzucht, vroeger
door ons vermeld.

Deze ziekte is niet in den jongsten tijd, gelijk Nicolas
beweert, eerst voorgekomen, noch van de zuidelijke streken
van Afrika\'s westkust meer noordwaarts voortgeschreden, maar
schijnt veeleer, zoowel in Opper- als in Neder-Guinea, bij het
negerras van ouds endemisch heerschende te zijn, zonder te
voren de opmerkzaamheid van Europeesche geneesheeren ge-
trokken te hebben.

Ten bewijze hiervan strekken de waarnemingen, reeds in
het begin der eeuw, door "
Witterbottom en later door Cearke,
aan de kusten boven den aequator, gedaan.

Omtrent de aetiologische momenten van dezen vreemden
ziektevorm verkeeren wij nog geheel in het duister. Yolgens
Clarke kunnen stoornissen in den bloedsomloop, nederdruk-
kende gemoedsaandoeningen, onvoldoend en slecht voedsel, on-
derdrukking van habituëele uitscheidingen, in het kort, al wat
verzwakkend op het zenuwstelsel inwerkt, de ontwikkeling be-
gunstigen. Hij zag dikwijls jeugdige, vrouwelijke individu\'s,

-ocr page 77-

die nog niet gemenstrueerd hadden of aan menstruatie-anoma-
lieën leden, aangetast worden. Ook zijn hem eenige gevallen
bekend, waar de ziekte ten gevolge van het rooken van Di-
anba (Indischen hennep) zou ontstaan zijn.

De physieke en moreele torpor van het negerras, ofschoon
van grooten invloed, verspreidt evenmin genoegzaam licht;
Nicolas nam het lijden bij een der dartelste voorwerpen van
het transport waar.
Dümontiejk, hecht veel gewicht aan de
nadeelige invloeden, waaraan de slavenbevolking is blootge-
steld ; de barbaarsche behandeling door hunne hoofden en
meesters, slagen, aanhoudend en bovenmatig werkeu, ontoe-
reikend voedsel, verdriet, heimwee, houdt hij voor belangrijke
praedisponerende oorzaken.
Coizeaü merkt op dat hun voed-
sel bijna uitsluitend uit gezouten visch bestaat. Somtijds
bedraagt het aantal zweepslagen driehonderd, zonder dat de
afgestrafte een kreet slaakt; op de bloedende wonden wordt
daarna een mengsel van citroensap, wijn en peper gelegd, zon-
der dat de lijder eenige pijn schijnt te gevoelen.

Ofschoon in de topographische verhoudingen dei\' kuststre-
ken moeijelijk de oorzaak van het endemisch voorkomen kan
gevonden worden, is het toch zeer waarschijnlijk dat locale
omstandigheden op de pathogenese van grooten invloed moeten
zijn. Op de Antillen, zegt
Nicolas, komt de ziekte bij de
inboorlingen niet voor, evenmin bij de negers aldaar geboren ;
wel bij emigranten van Congo ingevoerd.

Aangaande den waren aard der aandoening heerscht even-
min eenstemmigheid.

Claiike en Dangaix laten zich daaromtrent niet positief
uit, beide bepalen zich tot mededeeling van de resultaten der
verrichte lijkopeningen.

Dechambke, de waarnemingen van Dangaix besprekende,
houdt de ziekte voor eene kwaadaardige, intermitterende moe-
raskoorts, een\' bijzonderen vorm van //la fièvre somnolente ou

-ocr page 78-

sopoi\'cuse des pays chauds" Hij zegt : // Il n\'y aurait pas
même à en douter, si les accidents offraient la moindre péri-
odicité. Ce caractère manque, il est vrai, clans la description
de M.
Dangaix; mais aussi il ne parait pas que notre con-
frère s\'en soit préoccupé. On a vu d\'ailleurs que le pouls
offre de grandes variations de force et de fréquence ; par mo-
ments, il devient assez rapide, surtout vers le soir ; le matin
il descend quelque fois jusq\'à cinquante pulsations à la minute."
En iets verder : //On sait d\'ailleurs qu\'une intermittence carac-
térisée n\'est pas nécessairement inhérente aux fièvres paludéen-
nes, comme est la fièvre soporeuse." Zijne diagnose berust
dus grootendeels op het denkbeeld, dat
Dangaix niet juist
geobserveerd en de intermissie of wel remissie heeft over het
hoofd gezien.

Baco, die het lijden aan de kaap Mesurado observeerde,
geeft aan, dat het aldaar somtijds den vorm van een typhoïd
aannam.

De meening, dat anaemie er aan ten gronde ligt, wordt
door
Nicolas verworpen, omdat alle gevallen, door hem
waargenomen, zich bij in den beginne gezonde en sterke ne-
gers voordeden ; echter spreekt hij zich onmiddellijk tegen
door te zeggen, dat alle Afrikaansche emigranten meer of min
anaemisch zijn. Hij vindt het eveneens overbodig te bewij-
zen, dat hier eene typheuse koorts, encephalitis, encephalo-
meningitis, catalepsie in het spel is. De onbeduidende ana-
tomische veranderingen, door
Nicolas gevonden, leiden hem er
waarschijnlijk toe de ziekte als eene neurose op te vatten.
//La somnolence est une neurose qni marquerait le passage
entre les néaroses de l\'intelligence et celles de la sensibilité
et du mouvement."

Dumontier spreekt van eene //paralysie générale, lente et
progressive/1

Tan belang is het, bij zooveel onzekerheid, de resultaten

-ocr page 79-

der lijkopening na te gaan. In acht gevallen, waarvan vijf
door
Clarke, twee door Dangaix en één door Gaigneron
medegedeeld zijn, werd het volgende gevonden :

Iste Sectie. \'Clarke), van een meisje van veertien jaren ;
autopsie twee en een half uur na den dood. Het lijk niet
bijzonder mager ; de arachnoidea verdikt, vast, dof, de her-
senzelfstandigiieid zeer bloedrijk, in de ventriculi en aan de
basis een weinig sereus exsudaat; belangrijke bloeduitstorting
in het ruggemerg, ter hoogte van de onderste hals- en rugge-
wervels, de vliezen op deze plaatsen met een geelachtig exsu-
daat bedekt en verder overal sterk geïnjecteerd. De rechter
pleura ontstoken met exsudaat op de oppervlakte, in de ple ara-
holte eene zwartachtige, stinkende vloeistof, de onderste en
middelste longkwab omspoelende. De long aan het middelrif
vastgehecht en ontstekingachtig geïnfiltreerd; het hart nor-
maal, van buiten sterk met vet bewassen, in de kamers fibri-
nestremsels, die tot in de slagader uitsteken. Het buikvlies
opgespoten, in de darmen een donkergekleurd, dun vocht,
hier en daar met oppervlakkige zweertjes bezet; lever nor-
maal, galblaas bijzonder gevuld, de kleur der gal grijsachtig.
Nieren gezond, de blaas zamengetrokken, hare wanden verdikt.

2r]e Sectie. ^ Ci.arke van eenen tienjarigen knaap. Het
lichaam sterk vermagerd; dura mater aan den schedel stevig
vastgehecht, de beenderen bijzonder hard en stevig, in de
schedelholte veel bloederig-sereus exsudaat, sterke opspuiting
der hersenvliezen, de hersenen zelve bloedledig, de corpora
striata en thalami nerv. opt. verweekt, een weinig sereus vocht
in de ventriculi. Rijkelijke uitstorting van bloed in het hals-
en borstged.eelte van het ruggemerg, de vliezen bijzonder ge~
injecteerd. Yeel sereus vocht in beide pleuraholten, cle lon-
gen zeer bloedrijk, de onderste rechter kwab vergroeid met
bet middelrif, daar ter plaatse een overvloedig, geel gekleurd
exsudaat. Het hart normaal, van buiten sterk met vet be-

-ocr page 80-

wassen. Slijmvlies van maag en darmen opgespoten, lever nor-
maal, gal donker groen van kleur, buikvlies geïnjecteerd,
even zoo de bastzelfstandigheid der nieren.

3de Sectie. (Clarkf/, van een\' veertienjarigen vrijen neger.
Aanmerkelijke vermagering van het lichaam; hersenen en vlie-
zen bijzonder bloedrijk, met een geringe sereuse infiltratie.
Ruggemerg niet onderzocht; longen zeer hyperaemisch, in de
rechter pleuraholte een geelachtig exsudaat. Het hart ver-
groot met verdikte wanden, van buiten sterk met vet bewas-
sen ; injectie langs de kleine bocht van de maag en van het
vetrijke net. Gal groen van kleur, lever en nieren zeer bloed-
rijk, pisblaas zamengetrokken.

4lle Sectie, (Clarke), van een\' veertienjarigen knaap, \'t Harde
hersenvlies stevig aan den schedel gehecht, hersenen en vlie-
zen zeer bloedrijk, spinnewebsvlies eenigzins verdikt met enkele
bloeduitvatingen aan de convexiteit. Ruggemerg en vliezen,
longen, hart en lever zeer bloedrijk ; het net rijk aan vet,
buikvlies geïnjecteerd, de galblaas sterk gevuld, de inhoud
van teerachtige hoedanigheid. Meren vetrijk, bastzelfstandig-
heid sterk opgespoten.

5de Sectie. (Clarke), van een\' zestienjarigen knaap. In de
schedelholte eene ruime bloeduitstorting, spinnewebsvlies met
exsudaat bedekt, hersenen en boezems zeer bloedrijk, in de ven-
triculi een bloederig serum, de hersenen, zoowel groote als kleine,
aan- de basis sterk geïnjecteerd. Beide longen bloedrijk en
met de pleurae op vele plaatsen vergroeid; het hart zeer ver-
groot. de wanden verdikt, in de kamers stevige bloedstremsels.
De lever vergroot, bloedrijk, de gal teerachtig; nieren nor-
maal; blaas door urine bijzonder uitgezet, de wanden verdikt.

6de Sectie. (Dangaix), van een1 man van drie en twintig
jaren; autopsie twaalf uren na den dood. Het lijk is bijna
zoo mager als een geraamte, bij de opening van den schedel
ontsnapt eene groote hoeveelheid, met albumineuse vlokken

-ocr page 81-

vermengd, vocht. Injectie van de hersenvliezen, aan het hoogste
punt van den schedel met elkander vergroeid, als het ware
een kluwen van nieuw gevormd bindweefsel vormende, de pia
mater roodachtig, met in \'t oog vallende arborescenties voor-
zien. De vena magna Galeni in hooge mate met gestold bloed
opgevuld. Groote en kleine hersenen weeker clan gewoonlijk,
vooral ter hoogte der pedunculi ccrebri.

7de Sectie. (Dangaix), van eene jonge vrouw van vijftien
jaren, autopsie anderhalf uur na den dood. Het lijk niet zoo
buitengewoon mager als het vorige ; geene ontlasting van vocht
bij de opening van den schedel, noch vergroeijingen van de
hersenvliezen, aderen door gecoaguleerd bloed sterk uitgezet.
Hersenen abnormaal hard, alsof zij geruimen tijd in alcohol
gelegen hadden ; het ruggemerg, tot midden aan het halsgedeelte
onderzocht, vertoonde met de daaruit komende zenuwstammen
denzelfden graad van zamenhang ; in de ventriculi cerebri
slechts eene geringe hoeveelheid serum.

8ste Sectie. (Gaigneron), van een1 twintigjarigen man, ge-
storven, veertig dagen na dat zich de eerste verschijnselen
van het lijden hadden voorgedaan, gedurende den overtocht
van de westkust van Afrika naar Guadeloupe. Bij de opening
van den schedel vloeit eene groote hoeveelheid liquor cerebro-
spinalis uit ; de hersenvliezen vertoonen op verschillende plaat-
sen sporen van ontsteking, arachnoïdea verdikt, hier en daar,
vooral aan den top met vlokkig exsudaat bedekt ; pia matei-
zeer bloedrijk. Hersenen in den toestand van roode verwee-
king, vooral aan de basis (protuberantia, thalami optici, cor-
pus callosiim\' sterk uitgedrukt, (allant jusqu\'à la diffluence, la
substance des lobes cérébraux se pétrit comme de la pâte de
guimauve). Ruggemerg niet onderzocht; borst en buikorganen
met uitzondering van eene geringe vergrooting van" de lever,
normaal.

Resultaat : twee malen bloeduitstorting in het ruggemerg en

-ocr page 82-

sporen van meningitis spinalis daar ter plaatse; vier malen
pleuritische exsudaten of vergroeijingen; drie malen belangrijke
vermeerdering van vet op de oppervlakte van het hart; drie-
keeren verweeking en eens verharding der hersenen; zes malen
overblijfselen of producten van meningitis cerebralis, éénmaal
bloed uitstorting in de schedelholte. Yoegen wij bier nog bij
dat
Niooi.as, ofschoon zelf geene lijkopeningen kunnende ver-
richten, opmerkt, dat, op vijf hem bekende gevallen, twee malen
geringe verweeking en vier malen injectie vau hersenen en
vliezen is waargenomen. Wat de onderzoekingen van
Guerin
betreft: deze waarnemer vond, niettegenstaande hij zegt geene
sporen van acute of chronische hersen en hersenvliesontsteking
gezien te hebben, bij de meeste autopsiën, het lumen der vaten
van het spinnewebsvlies en der hersenoppervlakte bijzonder ver-
groot, de vaten zelve variqueux.

Al schatten wij de uitkomst van een onvolledig en vluchtig
onderzoek, in een tropisch klimaat, zonder de noodige hulp-
middelen, op hare juiste waarde, is het toch opmerkelijk, dat
bij de meeste secties producten en residuen van chronische
hersenvlies ontsteking zijn gevonden, meermalen vergezeld van
slepende voedingsstoornissen in de hersenen zelve. Pat de
beoordeeling van den abnormalen toestand van dit orgaan niet
gemakkelijk valt, is bekend; hoe moeijelijk is het reeds niet
te bepalen of hyperaemie in het algemeen voor, gedurende of
na clen dood ontstaan is; bij znlk een week en teeder orgaan
worden de zwarigheden nog grooter. Het is de vraag of
anaemie der hersenen wel ooit is aan te wijzen; de beoordee-
ling van wreekheid en hardheid heeft dikwijls niet minder be-
zwaar, sommige gedeelten zijn weeker dan andere, o a. zijn
de corpora striata veel zachter dan de pons Yarolii enz.

De leeftijd van den lijder, de tijd waarop de sectie is
verricht, de ligging van het lijk, de gesteldheid van het
bloed, de temperatuur, de vochtigheid, zijn alle gewichtige

-ocr page 83-

factoren, die op de beoordeeling van grooten invloed zijn.

Omgekeerd zullen, bij een oppervlakkig onderzoek, geene bij-
zonder grove afwijkingen in den toestand der hersenen, meerma-
len aan de aandacht ontsnappen; //eine Entzündung kan zuwei-
len übersehen werden, wo sie in der That vorhanden ist. Man
ist sehr gewohnt, das Bild eines entzündeten Efüittheiles, das
man in Leben so vielmal zu beobachten Gelegenheit hat, auf
alle Eälle von Entzündung zu übertragen, dass man auch an
der Leiche überall nach Geschwulst und Rothe sucht, wo
man Entzündung vermuthet, und wo diese Erscheinungen feh-
len, auch die Gegenwart der Entzündung in abrede stelt." \')

Nu is gemeenlijk meningitis der convexiteit vergezeld van
voedingsstoornissen in de corticaalzelfstandigheid der hemisphe-
ren (Encephalitis corticalis, peri-encephalitis), omgekeerd com-
bineert zich encephalitis met ontsteking der pia mater; meestal
is het onmogelijk uit te maken, bij de chronische vormen
hoogst zelden, welke de primaire aandoening is en welke wij-
ziging in de verschijnselen daardoor te weeg gebracht worden.
Yroeger dacht men dat eene primaire meningitis der convexi-
teit alleen acuut en onder zeer stormachtige verschijnselen
verliep, later is deze meening door de jongste onderzoekingen
van psychiaters over algemeen progressive paralyse aan het
wankelen gebracht. In een aantal gevallen zag men nooit
verschijnselen van een acuut koortsig lijden, terwijl later bij
de sectie karakteristieke overblijfselen van meningitis gevonden
werden, (chronische primaire meningitis).

//Het secondair optreden van meningitis is meestal sluipend en
vertoont van den aanvang af meer neiging tot depressive toestan-
den." (
Leubusch er 2). ,.Das hinzutreten der Pia mater- Entzün-

\') Engel. Darstellung der Leichenerscheinungen. Wien 1854.

s) De ziekten van het zenuwstelsel door Dr. Rud. Leubuscher. uit het hoog-
duitsch vertaald door
Dr. J. B. Dompeliug. Amsterdam. 1862.

-ocr page 84-

dïing zu einer Pachymeningitis oder einer entzündlichen Affec-
tion des Gehirns selbst ist sclrwer zu erkennen, wenn es nicht,
was durchaus nicht constant, durch die Gegenwart von Convul-
sionen bezeichnet wird." (
Hasse).

Het beeld waaronder eene encephalitis verloopt is nog aan
veel grooter verscheidenheid onderhevig, het is bijna ondoen-
lijk een jnist algemeen overzicht van de verschijnselen en het
verloop dezer ziekte te geven. Deze verscheidenheid hangt
slechts gedeeltelijk af van de wijze van ontstaan en clen waren
aard der oorzaken, in zooverre deze op te sporen zijn; een
aantal andere momenten, waaronder de invloed van de zitplaats,
grootte, snelle of langzame ontwikkeling van het proces eene
eerste plaats bekleeden, komen hierbij in het spel. Yerder is
er groot verschil, of zij al of niet gepaard gaat met algemeene
of plaatselijke liyperaemie en anaemie, met bloedsontmenging,
met individuele eigenaardigheden in de zennwspheer. De on-
dervinding leert, dat er groot onderscheid bestaat in de prik-
kelbaarheid van het zenuwstelsel bij verschillende rassen en
individu\'s, hetgeen zich vooral openbaart bij afwijkingen in
het gemeen gevoel, bij pijn, deliria, convulsies; in geringere
mate of in het geheel niet bij verlammingen en comateuse
toestanden.

Ten einde den draad in dit uiteenloopend symptomencom-
plex niet te verliezen, stelt
Hasse 4) een zeker aantal typen
op, die evenwel nog een tal van varieteiten toelaten. Hij on-
derscheidt: 1\'. gevallen met een bepaald acuut verloop, van
het begin tot het einde door duidelijke en karakteristieke her-
senverschijnselen vergezeld; 2°. gevallen met dezelfde verschijn-
selen, doch niet zoo acuut verloopende; 3°. een vorm, waar

\') Krankheiten dei\' Nerven, des Gehirns und Rückenmarks. Handbuch der
speeiellen Pathologie und Therapie, herausgegeben von Rud. Virchow. Zweite
vermehrte und verbesserte aufläge. Erlangen. 18(59.

-ocr page 85-

het begin latent is en waar bij verder slepend verloop allengs
meer bepaalde en duidelijke liersenverschijnselen optreden ; 4°. ge-
vallen, waar op een in den beginne latent tijdperk, plotseling
een acuut verloopend, door hevige verschijnselen begeleid, doo-
delijk einde volgt; 5°. gevallen van plotseling apoplectisch op-
treden met verder slepend verloop; 6°. een slepend begin met
een\' doodelijken, apoplectischen uitgang; 7°. vormen, waarin
enkele verschijnselen gedurende den geheelen loop uitsluitend
op den voorgrond treden, nu eens deliria, dan weder convul-
sies, contracturen of paralysen ; 8°. volkomen latente gevallen
tot op het einde toe.

Belangrijk is zijne schildering van de zoogenaamde spontane
of idiopathische Encephalitis, die wel nooit een scherp getee-
kend begin heeft, en waar meestal bij de sectie verweeking
gevonden wordt.

// Die meisten Kranken klagen über Kopfschmerzen, Schwin-
del, sie fühlen sich trag, leicht angegriffen, von jeder körper-
lichen und geistigen Beschäftigung, sie haben ein traümeri-
sches, wortkarges Wesen, viel Schläfrigkeit und doch unruhi-
gen Schlaf, hie und da Schmerzen in den Gliedern oder Ein-
geschlafensein derselben. Sie gehen dabei immer noch herum,
bis etwa der Gang unsicher und schwankend wird, eine Ohn-
macht eintritt, oder der Kopfschmerz sich bedeutend steigert.
Zuweilen beobachtet man eine leichte Eieberbewegung, mehr
noch zunehmende Yerdriesslichkeit, Mattigkeit oder Unruhe,
das Gesicht wird blass, und die Züge tragen das Gepräge von
Spannung, Staunen und tiefem Kranksein. Die Sprache wird
tonlos, monoton und schwerfällig, die Gedanken verwirren sich
öfters, und es zeigt sich Yergessliclikeit. Auf diese Weise
zieht sich die Sache durch mehrere Tage oder ein paar Wo-
chen hin, bis zieh die Kranken unter zunehmender Schwäche,
Schwindel und Kopfschmerz hinlegen, in
Somnolenz mit leich-
ten Zuckungen und Delirien verfallen. Hie und da hat sich

-ocr page 86-

Erbrechen eingesielt, belegte Zunge, Appetitlosigkeit und meis-
tens Verstopfung. Die Schwere der Zunge nimmt zu, die
Kranken finden die Worte nicht, die Gesichtzüge seigen Ver-
zerrungen, es tret Schielen ein, regellose Krampfbewegungen,
vereinzelte Contracturen und Lähmungen und ein immer ent-
schiedeneres
Koma. Plötzlich bricht ein heftiger Anfall von
allgemeinen C\'onvulsionen mit völliger Bewusstlosigkeit aus, dem
eine Hemiplegie volgt. Gelegentlich kann dann wohl das Be-
wustsein und die Beweglichkeit der gelähmten Glieder wie-
derkehren, aber die Kranken klagen, sie könnten nicht recht
sehen, nur undeutlich hören, der komatöse Zustand von Con-
vulsionen unterbrochen nimmt wieder überhand, der Puls wird
rar, unregelmässig, die Respiration wird stertorös, und so er-
folgt der Tod,"

Brengt men zich de verschijnselen van de slaapziekte der
negers te binnen, herinnert men zich dat
Clarke meermalen
convulsies en Strabismus waarnam; dat
Guérin beweging-
stoornissen, somtijds reeds in den beginne, later meer aanhou-
dend voorkomende, niets vreemd vindt : //d\'Autres fois, vers
la seconde période, souvent dès le début, surviennent des
accidents nerveux dont la forme varie ; tantôt ce sont des
crises violentes, des mouvements désordonnés dont le malade
se rend compte, sans qu\'il puisse les modérer. Au début les
attaques de convulsions sont éloignées, après chacune d\'elles,
bs accidents du sommeil deviennent plus graves et vers la fin
de la troisième periode, les convulsions sont incessantes ; leur
intensité est moins grande, les malades sont agités quelque
fois d\'un mouvement imperceptible; dans les derniers jours
le pouls est faible, petit, fréquent, à peine sensible ;" dat
Dumontier van de aandoening een indruk ontvangt, die hem
de woorden //paralysie génerale, lente et progressive" doen
bezigen; dan valt het niet te ontkennen dat het beeld dezer
ziekte, gewijzigd naar het eigendommelijk karakter van

-ocr page 87-

het ras, in vele opzichten aan deze schildering beantwoordt.

Dietl \'), van de stoornissen sprekende, welke encephalitis
in de functies der hersenen te weeg brengt, zegt: //Daar de
encephalitis eene ziekte is, welke de hersenen niet in haar
geheel aandoet en daarenboven slechts langzamerhand haren
vernietigenden invloed uitoefent, volgt daaruit, dat zij niet
noodzakelijk storingen in de geestesverrichtingen moet te weeg
brengen en dat die geenszins tot de gewichtige en kenmer-
kende verschijnselen behooren. Br komen derhalve vele ence-
phalitides voor, zonder eenige afwijking in de geestvermogens,
zonder ijlen en bewusteloosheid.

Encephalitides, die zich langzaam ontwikkelen, wier ontste-
kingshaard echter eene aanmerkelijke grootte bereikt, zullen,
behalve spierzwakte, ook stompzinnigheid, slaapzucht en zwakte
van den geest, welke zich door het voorkomen van onnoozel-
heid, door ongeschiktheid tot denken en trage antwoorden te
kennen geeft, voortbrengen. Uit het plaatselijk voorkomen
en de langzame ontwikkeling van den ontstekinshaard volgt
eindelijk, dat de ziekte slechts eenen beperkten invloed zal
uitoefenen op de vegetatieve verrichtingen, de spijsvertering,
ademhaling, bloedsomloop en de afscheidingen.

Het braken, hetwelk bij de meningitis zoo veelvuldig voor-
komt en eene der gewichtigste verschijnselen van dezelve uit-
maakt, ontbreekt in de encephalitis doorgaans geheel en al,
en komt slechts bij bijzondere voorbeschiktheid der maag, bij
uitgebreide ontstekingen van de bastachtige zelfstandigheid aan
de basis der hersenen, bij het gelijktijdig bestaan van meningitis
voor. De meeste lijders aan encephalitis behouden een\'\' onge-
stoorden eetlust bijna gedurende het geheele beloop der ziekte.\'\'

Niemeijer\'s beschrijving is eveneens karakteristiek: //De
zieken klagen over pijn in het hoofd, die diffuus of tot eene

\') De Kliniek dei\' hersenziekten, naar \'t Hoogdnitseh bewerkt door Dr.
Godefroi. 1848.

-ocr page 88-

bepaalde plaats beperkt is; daarbij komen pijnen of onbepaalde
gewaarwordingen in verschillende lichaamsdeelen, b. v. het
gevoel van mierenkruipen of het gevoel van slapen, en daarop
volgt later, in enkele gevallen, eene meer of minder uitge-
breide anaesthesie. In de zintuigzenuwen merkt men even
zoo aanvankelijk veeltijds de teekenen van verhoogde, later
van verminderde prikkelbaarheid op. Standvastig zijn de mo-
torische functies van de hersenen gestoord; deze stoornissen
bestaan mi eens in het gevoel van zwakte en zwaarte der
ledematen, zoodat vele dergelijke lijders voor
simulanten ge-
houden worden, dan weder in eene onzekerheid van de bewe-
gingen, een1 waggelenden gang en eene algemeene beving.
Psychische stoornissen ontbreken bijna nimmer, en wel plegen
in den aanvang slechts zelden verschijnselen van prikkeling,
groote opgewektheid, snelle opeenvolging van gedachten enz.
voor te komen, maar meestal van het begin af verschijnselen
van depressie: slaperigheid, onverschilligheid, vermindering van
het geheugen, langzame gang van de gedachten, symptomen,
die langzamerhand tot volkomen waanzin kunnen stijgen."

Opmerking verdient nog het gezegde van Niemeijeb, : //Som-
tijds neemt men bij den lijder eene aanmerkelijke ontwikke-
ling van vet waar," in verband met de vetwoekering op het
hart, bij nog jeugdige individu\'s, drie malen geconstateerd.

Van belang is verder te vermelden, dat aan de paralysie
générale, lente et progrèssive, volgens
Meschede, eene pa-
renchymateuse ontsteking en ontaarding van de inwendige
laag der hersenschors ten gronde ligt.
Erlenmeijer en Hasse
beschouwen deze ziekte ten deele als de uitgang eener acute, ten
deele als eene oorspronkelijke meningitis en peri-encephalitis.
In enkele gevallen kan bij dit lijden het ruggemerg (
West-
phal
) voornamelijk aangedaan zijn, hetgeen somtijds bij andere
vormen van meningitis cerebralis, waar het proces zich op de
pia mater van liet ruggemerg voortzet, eveneens plaats grijpt.

-ocr page 89-

Bekend is ook het veelvuldig voorkomen van pleuritis bij
marastische voorwerpen.

Nicolas\' gezegde dus : //Je n\'ai plus besoin de démontrer
désormais, que l\'hypnose n\'est pas une forme de l\'anémie, une
fièvre typhoide, une encéphalite, une encéphalo-meningite, une
catalepsie," kan, wat de voorlaatste aandoening betreft, na het
bovenstaande niet door ons beaamd worden, en wanneer hij
beweert: //Quelle diffère de toutes les maladies dont la som-
nolence constitue l\'un des symptômes par l\'absence de tout
trouble fonctionnel, l\'intégrité des organes et même des facul-
tés cérébrales,\'" dan deelen wij het gevoelen van
Guérin,
dat te midden van de drukte en beslommeringen aan boord,
het geene verwondering baart, indien veel de aandacht van
Nicolas ontgaan is.

Trouwens, zoo als reeds vroeger opgemerkt is, in sommige
opzichten spreekt hij zich zei ven tegen en is hij minder posi-
tief, zoo zegt hij : //l\'intelligence est conservée jusqu\'à la fin,
bien qu\'elle paraisse amoindrie et paresseuse ; le malade est
hébété comme uu homme à demi endormi, mais il comprend
toutes les questions qu\'on lui adresse." En iets verder : //Le
malade marche difficilement, chancelle comme un homme ivre ;
ses mouvements sont incertains; ses jambes fléchissent sous
lui ; ses bras retombent quand on les soulève; ses paupières
se ferment malgré lui ; il ne peut souvent exécuter de mou-
vements complets."

De aard der verschijnselen, in verband met den duur, den
doodelijken uitgang en de resultaten der (hoewel onvolledige)
lijkopeningen, zamenvattende, komen wij tot het besluit, dat aan
de slaapziekte der negers een eigendommelijk hersenlijden ten
gronde ligt, hoogst waarschijnlijk een genetisch-specifieke vorm van
encephalo-meningitis met subacuut of chronisch verloop, onder
locale, niet nader te bepalen, verhoudingen tot stand komende.

-ocr page 90-

HOOFDSTUK VI.

In de meeste gevallen van periodieke slaapzucht valt het,
bij aandachtige beschouwing, niet moeijelijk gunstige momen-
ten voor het tot stand komen van bloedsarmoede in het alge-
meen aan te wijzen; in overeenstemming met de geringere
vaatvulling der hersenen, gedurende den slaap waargenomen,
ligt het dus voor de hand in hersen-anaemie, hetzij locaal,
hetzij als deel van de algemeene, den grond dezer zeldzame
aandoening te zoeken.

Vroeger was men de meening toegedaan, dat het bloedge-
halte in den gesloten schedel, uitgezonderd bij hypertrophie of
atrophie der hersenen, toe noch af kon nemen, daar deze or-
ganen, door niet medegevende wanden ingesloten, verschillen
in bloedsdrukkine zonder nadeel niet konden verdragen

Slechts zooveel bloed zou in den schedel stroomen, als
daaruit afvloeit; omgekeerd slechts zooveel afvloeijen als in-
gevoerd wordt.

Tal van lijkopeningen toonden echter groote verschillen in
het bloedgehalte vau de hersenen en hare vliezen. Daargelaten
eene geringe zamendrukbaarheid der hersenen niet tot de on-
mogelijkheden behoort, moet de vaatgemeenschap met de uit-
wendige schedelvlakte, met het ruggemerg en zijne vliezen,
doch vooral de juiste verhouding tusschen bloed en cerebro-
spinaalvocht in het oog gehouden worden. Dit laatste, een
eenvoudig transsudaat, kan snel toe- en afnemen en voor een

-ocr page 91-

deel naar het ruggemergskanaal, dat niet volkomen door vaste
wanden ingesloten wordt, ontwijken, wanneer eene daaraan
evenredige hoeveelheid bloed in den schedel stroomt. Yerder
hebben de dierproeven van
Burrows, Donders, Berlin,
Durham, Kussmaue
en Tenner, enz. geleerd dat, onder be-
paalde omstandigheden, het bloedgehalte in den schedel aan
eene niet onbelangrijke wisseling onderhevig kan zijn.

Het is dus niet te bevreemden, dat na verzwakkende in-
vloeden van allerlei aard, na bloedverlies, acute koortsige ziek-
ten, typhus, dysenterie, enz., waarbij veel stofomzetting en
verlies heeft plaats gehad, naast de algemeene bloedsarmoede
ook plaatselijke anaemia cerebri ontstaan kan of\' zal, en we]
ruim opgevat, niet alleen in eene quantitatieve verminde-
ring, maar ook in eene qualitatieve wijziging van het bloed
bestaande.

Reeds lang is het bekend dat neerdrukkende gemoedsaan-
doeningen, wanneer zij aanhoudend werken, zwakte en alge-
meene bloedsarmoede veroorzaken; het is de vraag, of plotse-
ling werkende psychische indrukken niet evenzeer anaemie der
hersenen, als koude en bleekheid op de huid kunnen teweeg
brengen. Hoe dikwijls ziet men na een\' schrik verbleeken
der wang, verlies van bewustzijn en andere verschijnselen van
belemmerden bloedstoevoer naar de hersenen, die men alleen
door abnorme innervatie van de toevoerende vaten kan ver-
klaren. Dat prikkeling van gevoelszenuwen werkelijk reflec-
torisch zamentrekking der kleine vaten ten gevolge heeft, blijkt
o. a. ook uit de proeven van
Nothnagel. Deze prikkelde
bij konijnen de huid in het verloop van de dij zen uw door
middel van den inductiestroom, hierop volgde altijd vernaau-
wing van de slagaderen der pia mater, die eenige minuten
aanhield. ]NTa electrische prikkeling van andere plaatsen dei-
huid, ook na plotselinge en hevige mechanische inwerking,
gebeurde hetzelfde.

-ocr page 92-

Ward Cousins komt tot het besluit dat, bij zijn1 lijder,
een anaemische toestand der hersenen aan de slaapziekte te
gronde ligt // it consists essentially in a modification of or-
dinary sleep, depending upon an anaemic and faulty nutrition
of the brain." Ofschoon in den beginne het gestel van den
slaper vrij goed bleef, begonnen zich evenwel later enkele
verschijnselen van zwakte naar lichaam en geest, te vertoonen:
// he looks pale; his friends state that he has lately lost acti-
vity and energy, and he does not take the same interest in
his business as formerly.\'"

Bij de lijderes van Labbé waren uitgedrukte teekenen van
chloro-anaemie voorhanden; in het geval van
Marotte was
de patiënt door vroegere buitensporigheden verzwakt. Het
meisje door
Jones geobserveerd, had nagenoeg drie jaren aan
tusschenpoozende koorts geleden.

Bij vele oudere waarnemingen vindt men als oorzaken, ge-
deprimeerden gemoedstoestand, hypochondrische stemming, die,
langdurig gewerkt hebbende, zooals boven reeds is opgemerkt,
zwakte en bloedsarmoede kunnen veroorzaken. Andere geval-
len, plotseling na een\' schrik ontstaan, kunnen hunnen naas-
ten grond in abnorme innervatie gehad hebben; in enkele
schijnt de verzwakkende behandeling door het misbruik van
aderlatingen, purgeermiddelen, ook van invloed geweest te zijn;
ten slotte is een aantal onmiskenbaar van hysterischen aard,
somtijds van cataleptische verschijnselen vergezeld.

Bij hysterie is gewoonlijk de normale verhouding tusschen
slapen en waken gestoord; het veelvuldigst komt slapeloosheid
voor, minder dikwijls een half slapende toestand, waarbij het
bewustzijn niet volkomen uitgedoofd en de zintuigelijke waar-
nemingen nog gedeeltelijk plaats vinden. In enkele gevallen
vindt men, nevens eene algemeene apathie, eene ware slaapzucht.

Hasse zegt daaromtrent: // Die Kranken bringen den gröss-
ten Theil des Tages und der Nacht bald in festem Schlafe,

-ocr page 93-

bald im Halbschlummer zu, aus welchem sie sich nur zur Be-
friedigung der notwendigsten Bedürfnisse aufraffen Oft werden
dabei die Tageszeiten ganz umgeworfen, die Nahrung mitten
in der Nacht genommen u s. w. Diese Schlafsucht kann in
völlige Lethargie übergehen ; es kostet Mühe die Kranken so
weit zu sich zu bringen, das man ihnen etwas Speise und
Trank einzunöthigen vermag; die Stuhlausleerungen erfolgen
höchstens in jeder Woche einmal, und der Harn muss künst-
lich entleert werden; der Athem wird selten und fast unmerk-
lich, der Puls rar und klein; die Haut ist kühl und trocken.
Zuweilen scheinen die Kranken nur zu schlafen, sie vernehmen
Alles, was um sie her vorgeht, reagiren aber auf nichts, son-
dern liegen unbeweglich da, vermögen keine Willensäusserung
zu machen; bald sind die Glieder in Relaxation, bald steif
aber biegsam w7ie bei Katalepsie; alle sichtbaren Lebensthätig-
keiten scheinen aufgehört zu haben.
Am seltensten ist ein vnrk-
licher Lethargus, der wohl tagelang anhalten kann
. Diess sind
die seltenen aber früher oft wunderbar ausgeschmückten Eälle
von Scheintod, bei denen zuweilen die bedeutendsten Aerzte
sich kaum vor Irrthum bewahren konnten.\'"

Trouwens, hoe dikwijls wordt niet hysterie bij anaemische
individu\'s aangetroffen, en is hier somtijds als de eenige oor-
zaak van dit lijden op te vatten.
Komb erg f) hecht hieraan
groote waarde: // die Beschaffenheit des Blutes, vor allem die
Anäemie, übt einen wichtigen Einfluss; die der Chlorosis sich
beigesellende Hysterie zeugt davon, so wie der Erfolg der die
Blutkrasis verbessernden Eisenmittel."

Hasse schrijft de hysterie, die somtijds als het ware epi-
demisch op de vrouwen-afd eelingen in gasthuizen aangetroffen
wordt, grootendeels aan chlorosis en anaemie, na zware ziekten
overblijvende, toe.

\') Löhrbach der Nervenkrankheiten des Menschen von M. II. Homberg. Ber-
lin, 1855.

-ocr page 94-

Evenzoo liggen bloedsanomalieën aan de cataleptische aanval-
len ten gronde; catalepsie als zelfstandige ziekte zeer zeldzaam,
komt meestal gecombineerd met hysterie voor.
Leubuscher
houdt deze ziekte slechts voor een\' der talrijke vormen van
hysterie; volgens
Niemeijer gaat zij somtijds als voorbode
aan de aanvallen van hysterische krampen vooraf; psychische
indrukken van allerlei aard wekken haar op. De aanvallen
duren van minuten tot dagen en zelfs tot weken. Verlies van
gevoel en bewustzijn is somtijds volkomen, ademhalingsbewe-
gingen en hartswerking kunnen daarbij tot een minimum ge-
reduceerd zijn. De aanval eindigt dikwijls onverwacht en plot-
seling ; de lijderes haalt dan diep adem, zucht, geeuwt alsof
zij uit een\' diepen slaap ontwaakt, met of zonder herinnering
aan het voorgevallene en zet dikwijls hare vorige bezigheden
weder voort.

Opmerking verdient, met het oog op den langdurigen slaap
in sommige gevallen vermeld, en bijna geheele onthouding van
voedsel, dat juist bij deze neurosen overdrijving en bedrog
niet zoo geheel zeldzaam voorkomen, n Der Trieb bemerkt
zu werden, die Aufmerksamheit auf sich zu ziehen, sich vom
Gewöhnlichen zu unterscheiden, drängt oft zur Uebertreibung
der wirklichen Leiden und, namentlich bei Ungebildeten, zu
Täuschungen, welche bald geradezu als grobe, oft allerdings
mit grosser List ausgeführte Betrügerei, bald als Selbsttäu-
schung auftritt, zu der auch Andere, und vor allen der Arzt,
mit einem Aufwand aller Mittel bekehrt werden sollen."
(Hasse).

Ten laatste moet nog de aandacht gevestigd worden op de
hersenanaemie, die het noodzakelijk gevolg is van elke verklei-
ning van de schedelruimte door exsudaten, extravasaten, ge-
zwellen van de hersenen en hare vliezen.
JNTiemeijer hecht
daaraan een bijzonder gewicht; volgens zijne overtuiging moe-
ten de verschijnselen van zoogenaamde drukking bij apoplexie,

-ocr page 95-

gezwellen, verschillende vormen van hydro-cephalus enz., niet
onmiddellijk worden afgeleid van de drukking die de hersen-
zelfstandigheid ondergaat, maar van de anaemie, die door
zamendrukking van de vaten ontstaat.

Iu vele gevallen waar een tumor in de hersenen na den
dood gevonden werd, was slaapzucht gedurende het geheele
verloop der ziekte waargenomen.
Abercrombie \') vermeldt
een aantal, waar slaapzuchtige aanvallen de //prominent symp-
toms11 waren ;
Friedreich en ook IIasse zagen een geval,
waar slaapzucht het eerste en eenige verschijnsel was.
Niemey-
er
zegt: //minder gemakkelijk te verklaren zijn voorbijgaande
maniakale aanvallen en eene dikwijls verscheidene dagen lang
aanhoudende slaapzucht, die somtijds als intercurrente ver-
schijnselen, in den loop van hersentumoren worden waarge-
nomen.\'1

Wellicht is aan de afwisselende toe- en afneming van \'t
bloedgehalte in den omtrek van deze ziekelijke produkten, door
bepaalde oorzaken opgewekt, de periodieke slaapzucht, in eenige
waarnemingen vermeld, toe te schrijven.

\') Researches on the pathology of the brain, 1819.

-ocr page 96-

HOOFDSTUK VII.

Bij onzen lijder waren naast teekenen van algemeene, die
van plaatselijke anaemie in de hersenen, in den beginne
onmiskenbaar aanwezig. De oorzaak daarvan in den vroeger
doorgestanen typhus te zoeken, ligt voor de hand\', //Eine
Menge von tiefein greifenden Krankheiten (Typhen, schwere
Dysenterieen etc.] bei welchen bedeutende Exsudationen, fort-
dauernd gesteigerte Secretionen, überhaupt anhaltender über-
wiegender Stoffverlust stattfindet, führt endlich auch zu ent-
schiedener Anämie der Organe innerhalb der Schädelhohle."
(Hasse). — Somtijds laat de typhus eene niet genoegzaam
verklaarde tabes na en eene voortdurende anaemie en hydraemie.
(Niemeijer). — Dietl onderscheidt eene anaemie der herse-
nen door ziiiver bloedverlies \'defecti ve Anaemie) en eene door
ontmenging van het bloed (dyscratische Anaemie, ook wel
Hydraemia cerebri genoemd) te weeg gebracht. De laatste
vorm, een produkt van de hydropische bloedsmenging na ver-
schillende beete en slepende ziekten, en steeds met algemeene
anaemie gepaard gaande, nam hij na eenen zwaren typhus waar.
//De zieke was vrij van koorts, had eetlust en scheen aan de
betere hand te zijn Eene ligte huidwaterzucht en petechiae
duiden echter de zich ontwikkelende hydropische ontmenging-
van het bloed en de algemeene anaemie aan. Plotseling ont-
stonden, zonder eenige aanleiding, ijlen, stuiptrekkingen en
slaapzucht met lichte koortsbewegingen, die eenige dagen aan-

-ocr page 97-

hielden. Na bitter-specerijachtige middelen en voedenden kost
volgde duidelijk beterschap en volledige genezing. Bij twee
anaemische jongelingen, en een anaemischen man van acht en
veertig jaren, werd later hetzelfde waargenomen.\'1

In het algemeen vindt men bij langzaam tot stand komende
cerebrale anaemie de volgende verschijnselen: gewoonlijk een
gevoel van dofheid in het hoofd, dikwijls hoofdpijn, als hemi-
cranie, duizelingen, hallucinaties, spoedige vermoeidheid na
lichamelijke en geestelijke inspanning, algemeene spierzwakte,
beven, neiging tot flaauwte en tot krampachtige toestanden,
onrustigen, dikwijls door droomen afgebroken, slaap. Volgens
Leübuscher ook neiging tot slapen, diepen slaap zonder op-
volgend gevoel van verkwikking.

Bij onzen patiënt werd eerst gedurende drie maanden, later
nogmaals na een welbevinden van een half jaar, slaapzucht
waargenomen; bij de derde opneming in de ziekeninrichting
alhier bestond een toestand, die gewoonlijk met den naam van
coma vigil bestempeld wordt; de opgenoemde teekenen van
cerebrale anaemie waren, bij die van algemeene bloedarmoede,
bijna alle in meerdere of mindere mate aanwezig. Eene be-
handeling dienoverkomstig ingesteld, had schijnbaar twee malen
goede resultaten opgeleverd. Na tijdelijken stilstand en geringe
verbetering, nam evenwel de algemeene apathie, de zwakte en
onzekerheid der bewegingen, de psychische zwakte meer en
meer toe, zonder dat tot heden daarin eenige verandering ten
goede te bespeuren is.

Het vermoeden, dat hier meer dan anaemie in het spel is,
dat aan een zwaar hersenlijden moet gedacht worden, schijnt
niet ongegrond, en wordt zelfs waarschijnlijk bij juiste waar-
dering van hetgeen ons uit de anamnesis bekend is, Hevige
cerebraalverschijnselen, deliria, convulsive bewegingen, verge-
zelden den aanval van typhus abdominalis; verschijnselen, die,
ofschoon door vele aan de hooge temperatuur van het bloed

-ocr page 98-

of aan zijne abnormale zamenstelling (koortscrasis) toegeschre-
ven, gewoonlijk ook bij acute meningitis voorkomen.

Secundair wordt meningitis, al of niet gepaard met eneepha-
litis, nu en dan bij typhus waargenomen, blijkbaar bij de
lijkopening uit de weefselveranderingen der hersenen en her-
senvliezen in die gevallen gevonden. Abnormale kleur en
consistentie, vaatverscheuring, exsudaat, zich somtijds in het
ruggemerg en zijne vliezen voortzettende, zijn niet zelden te
constateren.

Nie Meijer vermeldt dit optreden zonder de oorzaak te kun-
nen opgeven, //zuweilen kommt die Krankheit im Yerlauf acu-
ter und chronischer Infeetionskrankbeiten, der Pyaemie, des
Botzes, des Typhus vor, ohne dass wir für die Enstehung
derselben in solchen Eällen eine nur einigermassen plausible
Erklärung hätten/\' — Evenzoo
Leubuscher, \'/behalve zuiver
mechanische oorzaken ontstaat zij in hare verschillende vormen
door veranderingen in de zamenstelling van het bloed, bij
typhus enz.1\'\' —
Hasse zegt: //op welke wijze voedingsstoornis-
sen in de hersenen door middel van het circulerende bloed
ontstaan, weten wij nog maar alleen in enkele zuirer mecha-
nische gevallen, bij embolie, thrombose, van buiten ingevoerde
stollen, o. a. lood. Waarschijnlijk volgt op dezelfde wijze
invoering van een aantal ziekteprikkels, die, even als bij urae-
mie, bij de cerebraal-symptomen van verschillende contagieus-
miasmatische ziekten, niet alleen funtionneele, maar ook nutri-
tieve stoornissen kunnen te weeg brengen.11

Bij de verschillende verklaring nu, die de cerebraalsympto-
men bij typhus toelaten, is het niet te bevreemden, dat secun-
dair ontstane acute voedingsstoornissen in hersenen en hersen-
vliezen onopgemerkt blijven, en eerst later, wanneer de primaire
aandoening verdwTenen is, stoornissen van deze organen te
voorschijn treden. //Die Heftigkeit der Symptome der primären
Erkrankung verdeckt den Anfang des hinzutretenden neuen

-ocr page 99-

Localleidens, insbesondere wenn die ersten allgemeinen und
subjectiven Zeichen des letzteren auch bei der ersteren vorzu-
kommen pflegen, und wenn ein ausgezeichneter Status nervosus
vorhanden ist. Selbst wenn man schon früher Gelegenheit
hatte, dieses secundäre Auftreten zu beobachten, wird man oft
mit der Diagnose zu spät komen und erst durch den Leichen-
befund aufgeklärt werden." (
Hasse).

Bekend is de dikwijls voorkomende overgang van acute in
chronische meningitis met afwisselende toe- en afneming in de
verschijnselen en langzaam verloop van maanden tot jaren,
voor dat de dood volgt. Treffend ten opzigte van den toe-
stand van onzen lijder is hetgeen
Hasse verder zegt: //Uebri-
gens sehen wir auch andere chronische, durch Jahre hindurch
sich gleichbleibende Störungen des psychischen Lebens mit
dem Charakter der Depression, welche zuletzt in völligen Blöd-
sinn übergehen, mit dem Residuen einer Meningitis in Ver-
bindung stehen. Geringe Graden von Beeinträchtigung der
psychischen Functionen, als Gedächtnisschwäche, Zerstreutheit,
ein gewisser Grad von Stumpfheit der Intelligenz sind häufige
Ausgangs-Symptome intensiverer Meningiten und erhalten sich
oft durch das ganze übrige Leben.\'"

Van de groote verscheidenheid in het ziektebeeld bij ence-
phalitis is vroeger reeds sprake geweest; wij hebben alstoen
opgemerkt, dat tusschen gevallen met bepaald acuut verloop en
hevige verschijnselen, tot volkomen latente gevallen, tal van
overgangen waren; dat de stoornissen in de motorische func-
ties zich dikwijls bepaalden tot een gevoel van zwakte en
zwaarte der ledematen (zoodat vele dergelijke lijders voor simu-
lanten gehouden worden), eene onzekerheid in de bewegingen,
een\' waggelenden gang en eene algemeene beving, verschijn-
selen die wij geheel bij onzen lijder terug vinden. Ook in
de psychische afwijkingen vindt men eene treffende overeen-
komst; meestal van het begin af verschijnselen van depressie,

-ocr page 100-

slaperigheid, onverschilligheid, vermindering van het geheugen,
langzame gang van de gedachten.
Hasse vond zelfs dikwijls
aanhoudende slaapzucht ; bij vele zieken bespeurde hij niets
dan eene algemeene zwakte met traagheid in de bewegingen
en stompe gelaatsuitdrukking; meermalen was het lijden niet
als zoodanig herkend en werden de individu\'s als luiaards
beschouwd. Twee zieken, bij welke behalve deze verschijnse-
len alleen nog hoofdpijn en slaperigheid opgemerkt werden,
stonden algemeen voor luiaards en simulanten te boek. De
eene stierf aan roode verweeking, de andere aan hersenabsees

Zoowel anamnese als symptomen, in verband met den lan-
gen duur van het lijden en de negatieve uitkomst der behan-
deling, wettigen dus het vermoeden, clat hier eene slepende
voedingsstoornis van hersenen en vliezen, met waarschijnlijk
daarvan afhangende partiëele anaemie, bestaat. Immers het
laatste is, bij vorming van een collateraal oedema in den om-
trek van verweekingshaarden, of bij compressie van capillaria
door processen, die de ruimte van clen schedelinhoud verklei-
nen, meestal daarvan het noodzakelijk gevolg.

Het behoeft naauwelijks vermeld te worden, dat de kennis
omtrent den waren aard en de zitplaats der aanwezige laesie,
slechts door het onderzoek post mortein zal kunnen verkre-
gen worden. In een aantal gevallen gelukt het den scherp-
zinnigsten waarnemers niet, den draad in het doolhof van
duistere hersenaandoeningen, gedurende het leven, te vinden.

Men heeft beproefd uit de verschijnselen tot het wezen der
stoornissen te besluiten; zelfs bij eene zorgvuldige vergelijking
van alle gevallen is dit hoogst moeijelijk. Men kan een her-
senabsees slechts waarschijnlijk vermoeden, na eene juiste waar-
deering en overweging van alle omstandigheden, die op de
wijze van ontstaan, verloop enz. betrekking hebben; uit de
symptomen alleen is dit niet af te leiden. //Es gehort kei-
neswegs zu den Seltenheiten, dass bei einem Kranken ein

-ocr page 101-

dumpfer Kopfschmerz, eine wachsende Apathie, eine Abnahme
des Denkvermögens bis zum Blödsinn, eine Abstumpfung der
Sinne, eine zunehmende Schwäche und Unsicherkeit der Be-
wegungen, zwar das Vorhandensein eines schweren Gehirnlei-
des ausser zweifei stellen, aber für die Diagnose eines Gehirn-
abscesses keinen anhalt gewähren. Vor dem Verkennen eines
Gehirnabscesses sint selbst die erfahrensten und geübtesten
Forscher nicht sicher". (
Niemeijer).

Het komt meer voor op jeugdigen en middelbaren leeftijd,
na traumatische inwerkingen, na Otitis, ozaena, caries der
schedelbeenderen, als gevolg van septisch-pyaemische toestan-
den. Daarentegen worden slepende verweekingsprocessen meer
op rijperen leeftijd en meestal in verband met ziekten van
het vaatstelsel waargenomen. De ziekelijke dispositie en de
gelegenheidgevende oorzaken, waaraan gezwellen hun ontstaan
zijn verschuldigd, zijn geheel en al onbekend.

Evenmin «is het gemakkelijk de zitplaats te herkennen ; en-
kele malen geeft de zetel der oorzaak eenige aanwijzing, zoo
na uitwendige beleediging; bij otitis, waar gewoonlijk de
achterste kwabben en de kleine hersenen, bij ozaena, waar de
voorste kwabben meestal zijn aangedaan. Na metastasen kan
men tot het bestaan van een aantal haarden besluiten Som-
tijds verspreiden de verschijnselen eenig licht; hardnekkige
pijn in het achterhoofd duidt op aandoening der kleine herse
nen; verzwakking der geestvermogens op anomalieën aan de
oppervlakte der groote hersenen ; partiëele verlammingen op
haarden in de groote liersengangliën, in den pons Varolii of
in de medulla oblongata.

Enkele gevallen van genezing, na traumatische inwerking
ontstaan, daargelaten, is het de vraag, of volkomen en duur-
zaam herstel bij slepende hersenziekten wel ooit aangetroffen

-ocr page 102-

wordt. Zelfs bij een\' oppervlakkig gunstigen stand van zaken,
na schijnbare remissie of volkomen ontbreken van verschijnse-
len, volgt de dood dikwijls onverwacht en plotseling onder
apoplectische symptomen of langzaam, nadat zich een paralyti-
sche en comateu.se toestand ingesteld heeft, of eenvoudig na
meer en meer toenemende algemeene verzwakking en maras-
mus. Hieruit volgt dat de voorzegging zeer ongunstig en
de duur van het lijden, ook in ons geval, niet bij benadering
kan bepaald worden; tal van jaren kunnen verloopen voor een
lethale uitgang tot stand komt; bij onzen patiënt zijn bijna
vier jaren na den aanval van typhus verstreken.

Dat stoffelijke veranderingen in de hersenen gedurende jaren
kunnen aanwezig zijn, wordt door vele voorbeelden uit de
jaarboeken der Chirurgie bewezen; het merkwaardigste van
dien aard is wel dat van
Bruns, waar zes en twintig jaren
na een\' val op het hoofd, bij het optreden van erysipelas de
hevigste hersenverschijnselen ontstonden en in negen dagen de
dood volgde Bij de lijkopening vond men in het midden
van een der halfronden van de groote hersenen een, door een
stevig vlies ingesloten, ichoreus absces, waarin eenige kleine
beensplinters lagen.

Uit de prognose volgt de geringe verwachting, die men
van therapeutisch ingrijpen mag koesteren. Een aantal aflei-
dende middelen op het hoofd, in den nek, aan verwijderde
deelen; inwendig antimonialia, digitalis, senega, arnica, met
het doel resorptie van de pathologische produkten te verkrij-
gen, zijn herhaalde malen zonder gunstige uitkomst aange-
wend. Kwik en jodium zijn eveneens beproefd;
Leubuscher
roemt het jodijzer. Martialia en tonica zijn veelvuldig aan-
bevolen ; in verband met eene voedzame diëet is het niet te
loochenen, dat die middelen, in gevallen waar irritatie-ver-
schijnselen ontbreken, daarentegen zwakte en bloedsarmoede op
den voorgrond treden, tijdelijk een\' gunstigen invloed kunnen

-ocr page 103-

uitoefenen, zoo als ook in den beginne bij onzen lijder is
waargenomen. Twee malen was, na een langdurig verblijf in
de ziekeninrichting, eene verbetering in zijn1 toestand duidelijk
te bespeuren, betgeen, behalve aan genoemde factoren, voorze-
ker ook aan eenen doelmatigen leefregel met vermijding van
alle nadeelige invloeden, moet toegeschreven worden. Opmer-
kelijk is het wat
Hasse daaromtrent zegt: //Wir sehen oft
Kranke, welche in ihren gewohnten Verhältnissen rasch elen-
der wurden, sich bessern und dann lange in einem leidlichen
Zustande verharren, ja vorübergehend einer scheinbaren Gene-
sung entgegengehen, wenn sie im Spitale eine streng geregelte
Lebensweise führen.\'"

EINDE.

-ocr page 104-
-ocr page 105-

STELLINGEN.

i.

Slaapziekte is meestal een verschijnsel van hersenanaemie in
ruimen zin opgevat.

II.

Het optreden van slaapzucht bij encephalitides, apoplexieën,
hersengezwellen, is te verklaren uit de vergezellende partiëele
anaemie.

III.

Bij eenige waarnemingen van slaapziekte speelt hysterie en
catalepsie eene belangrijke rol.

-ocr page 106-

IV.

Het onderscheid eener febris gastrica van typhus vóór het
einde der eerste week, berust hoofdzakelijk op het thermome-
trisch onderzoek.

V.

Lijders aan nostalgie moeten zoo spoedig mogelijk naar
hunne haardsteden gezonden worden.

VI.

Bij de behandeling van zweren aan het onderbeen is rust
het hoofdgeneesmiddel.

VII.

De blaauwgroene kleur aan de huid van den buikwand is
een zeker teeken van den dood.

VIII.

Het mechanisme der accomodatie ligt nog in het duister.

IX.

Tweelingszwangerschap is zelden vóór de baring met zeker-
heid te herkennen.

-ocr page 107-

X.

Terecht zegt Gobee : //Pneumonie herstelt overal, waar her-
stelling mogelijk is, van zelf, en het is zelfbedrog te onder-
stellen door pharmaka tot de genezing te hebben bijgedragen.1\'

XI.

De snelkuur bij scabies is geene- zekere methode.

XII.

—i.

Meestal berust de difierentiëele diagnose van peri- en endo-
carditis op het physisch onderzoek.

XIII.

De benaming //placentairgeruisch" is onjuist.

XI\'V.

De aanwending van het gipsverband bij distorsio pedis is
voor zorgvuldige patienten overbodig.

XV. ■

Het kwik moet bij syphilis gegeven worden totdat zich
sporen van salivatie vertoonen.

XVI.

De naaste oorzaak van de beweging der lymphe is onbekend.

-ocr page 108-

XVII.

Chronische meningitis en encephalitis zijn klinisch niet te
onderscheiden.

XVIII.

De theorie van Hoppe-Seyler en Salesky verklaart gelei-
delijk de pathogenie van jicht.

XIX.

Bust en onthouding zijn de beste geneesmiddelen bij acute
urethritis.

XX.

Niet altijd zijn bloedingen uit maag of luchtwegen gemak-
kelijk van elkander te onderkennen.

XXI.

De indieatie tot het verrichten der keizersnede is, absolute
bekkenvernauwing uitgezonderd, eene der onzekerste en moei-
jelijkste in de verloskundige therapie.

XXII.

Het is nadeelig zeer jongen kinderen geneesmiddelen toe
te dienen.

-ocr page 109-

XXIII.

Bij verbranding in dien graad dat suppuratie van de huid
ontstaat, zijn wittebroodspappen boven de aanwending van
kalkwater met lijnolie te verkiezen,

XXIV.

Bij het bouwen van hospitalen is de raad van geneeskun-
digen niet te verwerpen.

-ocr page 110-