TER VERKRIJGING VAN DEN GRAAD
tan
DOGTOR IN .-HET ROMEINSCH EN HEDENDAAGSCH RECHT;
aan de
HOOGESCHOOL TE UTRECHT,
NA MACHTIGING VAN DEN RECTOR MAGNIFICUS
Dr. F. A. W. MIQUEL,
Gewoon Hoogleeraar in de Wis- en Natuurkundige Faculteit!,
MET TOESTEMMING VAN DEN ACADEMISCHEN SENAAT
en
VOLGENS BESLUIT DER RECHTSGELEERDE FACULTEIT,
TE VERDEDIGEN
0 UTRECHT,
J. G. BE OESE,
geboren te utrecht.
Op Dinsdag, 20 December 1870, des namiddags te 3 ure.
gedrukt bij g. a. tan h o fr en , te utrecht.
-ocr page 3-Om aan den minderjarige tegen den verkoop van
pand in integrum restitutio te kunnen verleenen ,
wordt niet vereischt dat hij zelf dit zakelijk recht
gevestigd hebbe.
De man, die het fundum dotale verkocht heeft,
kan zelf de nietigheid dezer vervreemding inroepen.
f
Ten onrechte meent bachofen , dat de schuld-
eischer, die van zijn recht om een pignus te ver-
knopen gebruik heeft gemaakt, daardoor niet van
rechtswege zijn pandrecht verliest,
De voogd, door den Kantonrechter over een in
een gesticht van liefdadigheid geplaatst kind be-
noemd, is niet bevoegd dit kind op te eischen.
.V.
Ten onrechte besliste de LI. R. (bij arr. van 8 Jan.
1869), dat de eene medebezitter niet tegen den
anderen eene possessoire actie kan instellen.
VI.
De legitimaris kan vorderen dat zijn wettig erf-
deel hem in natura voldaan worde.
Voor het instellen der rechtsvordering van art. 606
B. W. wordt éénjarig bezit vereischt.
De afzender is aansprakelijk voor het nadeel, dat
uit het onjuist overkomen van een telegram ontstaat,
wanneer dit niet aan de kwade trouw van den ont-
vanger te wijten is.
De actie van art. 1401 B. W. kan niet ingesteld
worden wegens de niet-nakoming van eene tusschen
partijen bestaande contractuele verbindtenis.
X.
De verjaring eener verplichting tot periodieke uit-
keeringen vangt aan met het ontstaan der ver-
bindtenis.
Hij, die, na door den rechter tot betaling van
eene schuld te zijn veroordeeld, aan dit vonnis
heeft voldaan, kan, wanneer hij later met eene
quitantie van reecis gedane betaling doet blijken,
het betaalde terugvorderen.
XII.
Invoering van den enkelen rechtsbijstand is wen-
schelijk.
Bij assurantiën is ook de handeling van den geas-
sureerde een daad van koophandel.
Ook zij die na het contracteren der schuld tot de
firma zijn toegetreden, zijn solidair voor de ver-
plichtingen der vennootschap aansprakelijk.
XV.
Na verwerping van een eerste accoord kan geen
tweede aangeboden worden.
XVI.
Een wisselbrief is na faillietverklaring van den
betrokkene voor endossement vatbaar.
XVII.
Het wanbedrijf van art. 378 C. P. heeft geen plaats,
wanneer de persoon, die het geheim had toever-
trouwd , de openbaarmaking heeft toegestaan.
XVIII.
Een postkantoor is geen openbare bewaarplaats in
den zin van art. 254 C. P.
Hij, die in een spoortrein aan een zijner mede-
reizigers iets ontvreemdt, is strafbaar volgens art.
383 C. P.
XX.
De schuldeischer, die eene hem in pand gegevene
zaak arglistig verkoopt, pleegt diefstal.
XXI.
De medeplichtigen aan de ontvreemdingen, in art.
380 C. P. vermeld, kunnen niet gestraft worden :
het helen van het gestolene wordt als een op zich
zelf staand misdrijf beschouwd.
XXII.
Het wanbedrijf van lasterlijke aangifte kan alleen
op klachte der beleedigde partij vervolgd worden.
XXIII.
Daar, waar de strafrechter oordeelt, dat de waar-
dering van een feit afhangt van de beslissing over
een geschilpunt van burgerlijk recht, kan hij zelfs
ambtshalve de rechtsvervolging schorsen.
De bepaling van art. 152 der Grondwet verdient
afkeuring.
Art. 8 van de wet van 22 April 1864 (Stbl. n°. 29)
is niet op de tollen op \'s Rijkswegen van toepassing.
Beperking van de bevoegdheid der gemeentelijke
politie tot de handhaving der plaatselijke verorde-
ningen, met gelijktijdige uitbreiding der Rijkspolitie,
is wenschelijk.
Bijzondere wettelijke voorschriften betreffende de
toelating en uitzetting van vreemdelingen, gelijk die
van de wet van 13 Aug. 1849 (Stbl. n°. 39), zijn
af te keuren.
Ondersteuning der nijverheid van staatswege is,
ook als uitzondering, af te keuren.
Het vaststellen van strafbepalingen voor de ge-
vallen , clat meesters of werklieden zich veréenigen
met het doel om het arbeidsloon te verlagen of te
verhoogen, is niet wenschelijk.
XXX.
De meening dat vermeerderde voortbrenging der
edele metalen van invloed is geweest op verhooging
van den prijs der levensbehoeften is ongegrond.
i