-ocr page 1-

de CHEQUE

UIT EEN ECONOMISCH EN JURIDISCH OOGPUNT

BESCHOUWD.

%tm\\mmé §ijMf#rifl,

machtiging van den rector magnificus
De. F. A. W. MIQUEL,

gewoon hoogleer aar in be wis- en natuurkunde ,

met toestemming van den academischen senaat

v°lgens besluit

der rechtsgeleerde faculteit,

teb. verkrijging van den graad van

d°ct0e in het eomeihsch ets helendaagsgh recht

aan de hoogeschool te utrecht,
in het openbaar te verdedigen
°P Vrijdag den I7de» Juni 1870, des namiddags ten 1 ure,

BAREND HULSHOFF Gz.

GEBOREN TE AMSTERDAM.

AMSTERDAM,
JOHANNES MÜLLER.
1870.

-ocr page 2-

GEDRUKT BIJ? O. A. SPIN & ZOOS.

-ocr page 3-

AAN MIJNE OUDERS.

-ocr page 4-
-ocr page 5-

A A N G E H A A L D E WERKEN.

11 \' i?n ®elinfante, Beoordeeling van het Handelspapier van Mr. j. G. Kist, in Themis ix,
Bericht ; pag\' 81~121- \'s Gravenhage, 1862.

I Uber die Verhandlungen des achten Congresses Deutscher Volkswirthe zu Nürn-
berg, 3e Sitzung am 30ten August 1865. Vierteljalirschrilt für Volkswirtschaft und
Ur ~|ulturgesehichte, 3ter Jahrg., 3e Bd., pag. 206. Berlin, 1865.
v jj0"nA\' BIENeiî, Wechselrechtliche Abhandlungen. Leipzig, 1859.

nnet, La liberté des banques d\'émission et le taux de l\'intérêt. Revue des deux
Sir j î! Paris, 1864, Tom. XUX, pag. 75-98.
j. j ElJïs, Voorlezingen over de circulatiebanken. Haarlem, 1856.
caiiiy a8\' J:lle Iaw of bills of exchange, promissory notes etc, 9th. ed. London, 1866
anri\'
k bills of exchange, promissory notes, cheques on bankers, banker\'s cash notes
Mr. c . k notes\' 10th- ed- London, 1S59.

lanrt fos>IAN, De verbindtenissen jegens toonder geschiedkundig en naar het Neder-
M. p "usclle regt ontwikkeld. Amsterdam , 1S63.
j. J -«^w, Les cheques et le clearing house. Paris, 1864.

celle seneuil, Des chèques et du service de circulation. Journal des
G. cocRrniSteS\' Paris\' 1864\' ïom\' XLIII> PaS-
J\'
k. nc o ELLE senil, Traité théorique et pratique des opérations de banque. Paris, 1853.

commn ^OCH \' A dictionary, practical, theoretical and historical of commerce and
iMctionnairo0!?1 llav\'Sation, a new ed. London , 1856.

\'\'ictionnair .1\'^e0n011tlie politique par Ch. Coquelin et Gitillaurnin. Paris, 1854.

G. mpp UI1\'^ersei théorique et pratique du commerce et de la navigation. Paris, 1859.
E- Huron® rDIS\' Ilari(lboek voor liet Nederlandseh handelsregt. Groningen, 1865.

na» on» , luestion des chèques. Revue de droit commercial. Paris, 1864, Tom. I
Fnq ~ —321

fldnrioilr !es Prilloipes et les faits généraux qui régissent la circulation monétaire et
f\'scaEt ir "8\' 1865-67.
schon t\\r e kaufmännische Rechtskunde mit vorzüglicher Berücksichtigung des Deut-

»• S- OÏBB0TseCThlre,Chtf\' LeiPZig\' 186L

of lsv V "anks of New-York, their dealers, the clearing house, and the panic
J- GILBAP isew-Yorl-. 1864.

th-. i, G0L T p- R- s , A practical treatise on banking. London, 1865.
M- haubold t!-MII)t\' Handbuch des Handelsrechts, Bd. r, 2e Abth. Erlangen, 1868.
l)r- E
hil\'dp 16 Banken una ûie Creditinstitute der Gegenwart.

4e Rd eeraxd, Jahrbücher für Nationalökonomie und Statistik. Jena, 1865,
Dr. ß j"0 \' Pag. 162,

A- c aoL\'rrnfRvNI>\' 1)as CIleQuesystem und das Clearinghouse in London. Jena, 1867.
<l-
hübnej. t,\' * oorlezingen over Handels- en Zseregt. Utrecht, 1861.
■Journal of\'the LeiPzi«. 1854.

Dös m \'f Society, vol. XXVIII, part. 3, pag. 362. 1865.
J. G \' EIST iL\'Tlleses selectae iuris hollandici et zelandici, ed. nova. Amsterdam, 1860,
„ Pag. 167 loi . verbindtenissen uit assignatiën ontstaande. Themis IX, n°. 2.
îîr\' J- ». iL ? Gravenhage, 1862.

r- KtEiNwiir llandelsPapier. Amsterdam, 1860.

Schrift für v n.TER\' Eine stuiiie über Zettel- und Depositenbanken. Vierteljahr-
M Berlin, 1866V01Sswirthschaft und Culturgeschichte, 4e Jahrg., 2e Bd., pag. 105-120.

î?zao. ä koopmans, Macleod\'s krediet-theorie. Leeuwarden, 1866.
1ir- a. j
RET„s\\lljMom- Amsterdam, 1780.

e- Macleod a fl?ifcare\' De leer der assignatiën. Utrecht, 1866.

d macleoi,\' \'rh i -v of Political economy. London, 1863.
v- c- wees,
iur \'®elcmerlts of political economy. London, 1858.

Sedurende dnn tii\'i Sanä" Proeve eener geschiedonis van het bankwezen in Nedcrland
tijd der republiek. Rotterdam, 1838.

-ocr page 6-

Dr. l. mich aux—bellaire , Des chèques. Bevue de droit commercial. Paris, 1864,

Tom. I, pag. ä—37.
j. sr. mill, Principles of political economy. London, 18G8.

Dr. f. mittermaier , Die Bank-Anweisung (check) und das Französische Gesetz von
14 Juni 65 Uber dieselbe. Zeitschrift für das gesammte Handelsrecht.
X, pag. 1.
Dr. w. MUNziNGEK, Motive zu dem Entwürfe eines schweizerischen Handelsrechtes.
Bern, 1865.

L. nouguier, Des chèques; commentaire théorique et pratique de la loi du 23 Mai 1865

concernant les chèques. Paris, 1865.
k. h. patterson, The science of finance, a practical treatise.

j. pereire, Principes de la constitution des banques et de l\'organisation du credit. Paris, 1S65.
n. g. Pierson, De banken van New-York. Economist, Amsterdam, 1865, pag. 433.
n. g. Pierson, Vrijheid of beperking? Gids, 4e série, 3e jaargang, pag. 57—90.
Amsterdam, 1865.

Mr. a. de pinto, Handleiding tot het Wetboek van Koophandel, 2e druk.\'s Gravenliage, 1854.

Dr. k. h. bau, Grundsätze der Volkswirtschaftslehre, 6te Ausg. Leipzig, 1855.

Dr. h. rentsch, Handwörterbuch der Volkswirthschaftslehre. Leipzig, 1866.

m. ret de foresta, Des chèques et des banques de dépôts. Paris, 1864.

w. röscher, Die Grundlagen der Nationalökonomie, 7te Ausg. Stuttgart, 1868.

ross, Leading cases in the commercial law.

j. o. l. simonde de sisMONDi, Nouveaux principes d\'économie politique. Paris, 1819.
j. w. Smith, A compendium oi mercantile law, 4"1. ed. London, 1848.
Staatscrediet en partikulier crediet, eene brochure over de flnantieele kwestiën van den
dag. Haarlem, 1859.

j. story l. l. d. , Commentaries on the law of promissory notes, and guaranties of notes,

and checks on banks and bankers. Boston, 1845.
a. sddre, Etudes sur la circulation et les banques. Paris, 186S.

Dr. h. thol, Das Handelsrecht in Verbindung mit dem allgemeinen Deutschen Handelsge-
setzbuch dargestellt, 4e Aufl. Göttingen, 1862.
tooke, History of prices. London, 1839—1847.

Yerhandeiing over eene op te rigten Handels-bank. Amsterdam, 1836.

Mr. p. verloren , De verhouding van den Staat tot het bankwezen. Utrecht, 1864.

Mr. p. verloren, Overzigt der werkzaamheden van eenige Nederlandsche credietinstel-

lingen. Staatkundig en Staathuishoudkundig Jaarboekje voor 1866, pag. 337—395.
Vierteljahrschrift (Deutsche) 1864, 3e Abtli. Chèques und Clearinghäuser in England und

in den Vereinigten Staaten.
Mr. s.
vissering, Handboek van praktische Staathuishoudkunde. Amsterdam, 1860—61.
Mr. s.
visseking, Het Wisselregt derXIXeeeuw, naar aanleiding van de allgemeine Deut-
sche Wechsel-Ordnung. Amsterdam, 1850.
Dr.
j. f. Voigt, Crossed cheques, in England vorkommende eigenthümiiche Zahlungsan-
weisungen auf Banken und Banquiers. Neues Archiv für Handelsrecht, Bd. III,
pag. 225—240. Hamburg, 1862.
Mr. j. c.
voorduin, Gesehiedenis en beginselen der Nederlandsche Wetboeken. Utrecht, 1840.
Dr. o. wäcHTER, Wechsellehre nach den Deutschen und ausländischen Gesetzen. Stutt-
gart, 1861.

Dr. a. wagner, Beiträge zur Lehre von den Banken. Leipzig, 1857.

Dr. a. wagner, Die Geld- en Credittheorie der Peelschen Bankacte. Wien, 1862.

Wetboek van Koophandel met aanteekeningen der vijf Amsterdamsche rechtsgeleerden.

2e druk, Amsterdam, 1863.
m. wieth, Geschichte der Handelskrisen. Frankfurt a. Main, 1858.
m. l. wolowski, La question des banques. Paris, 1864.
m. l. wolowski, Le change et la circulation. Paris, 1869.
worms, Theorie pratique de la circulation monétaire et fiduciaire.

-ocr page 7-

INHOUD.

INLEIDING.

Het nut der banken. 1. — Het gemak der girobanken. 1. — De voor-
lamste reden der oprichting van de girobanken. 2. — De oudste bank. 2. —
Het kasgeld onder het bankgeld. 3. — De banken van Barcelona en
Genua. 3. — De Amsterdamsche wisselbank. 4. — De Hamburger bank.
fi- — De wissel van zeer oude dagteekening. 6. — De wissel als circulatie-
Wuddel. 7. — Aanwijzingen en baukbilletten. 7- — Verschillende soorten
Van banken. 7. — Het nut der circulatiebanken grooter dan dat der giro-
banken. 8. — De winsten van een bank. 10. — Een bank vergeleken bij
<:wi Aam in een vallei, die al het water tegenhoudt. 10. — Het kapitaal
^ordt productiever, maar een bank schept geen nieuw kapitaal. 11. — Het
erediet een weg in de lucht. 11. — Onjuiste meening van Mr. Verloren.

~~ Het bankbillet geen papierengeld. 13. — Het papierengeld reeds
^\'j de Chineezen. 13. — Tegenwoordig zijn er bijna in elk land bank-
bil,etten. 14.

HOOFDSTUK I.
De cheque uit een economisch oogpunt beschouwd.

, , Blz.

V 1 T)

e oorsprong van den cheque...............................15.

cheque verdringt het bankbillet in Engeland. 15. — Ont-
\'staan van den cheque in Engeland. 16. — Hoe men in Engeland
geld bij een bank deponeert. 16. —Het slip-, cheque- en passboek.

\'• ~ Bijna ieder particulier heeft in Engeland een rekening-
courant bij een bankier. 17. — Anecdote over het kenmerk van
gentleman. 17. — Bedrag der depots in Engeland. 17. —
. \' lru van een cheque in Engeland. 18. — Vorm van een cheque
Frankrijk vo\'ór 1865. 19. — De cheque vrij van belasting in
\'Ujk. 19. — De cheques worden weinig in Frankrijk ge-
luikt. 20. — De depots bij de Fransche bank. 20. — Vorm van
\' en cheq«e in Frankrijk na 1865. 21. — In Schotland zijn
geen cheques. 22. - Het groote aantal depots aldaar. 22. - Het

-ocr page 8-

credietwezen in Schotland. 23 — Over dc banken in New-York.
24. — Hoe de banken daar dikwijls opgelicht worden. 25. —-
Het
kiting. 26. — Certified cheques. 26. — Bedrag der cheques
in New-York. 27. — Cheques in Zwitserland. 28. — Cheques in
Portugal én Spanje. 29. — Cheques in België. 29. — Oorsprong
der kassiers. 30. — Strenge keuren tegen hen in de 16e eeuw.
31. — Kassiers vroeger alleen kashouders. 31. — Hoe zij latei-
veranderden 32 — Yorm van kassiersbriefjes. 33. — Het deposito-
systeem slechts nog bij weinige partikulieren. 34. — De Iiaar-
lemsche Bankvereeniging en de Kasvereeniging te Amsterdam. 34, .

. De aard van den cheque...................................36

Velen ineenen dat de cheque geen credietpapier is. 36 — Deze
meening is onjuist. 37- — De cheque is gebaseerd op het crediet
der bank en des uitgevers. 37. -— Onjuiste redeneering van
Wagner. 38. — Ten onrechte vindt von Hoek den cheque een
minder gevaarlijk credietmiddel dan het bankbillet. 38. — Mr. Ro-
chussen houdt den cheque voor geen credietpapier. 39. -— Wat is
crediet? 39. — De uitgifte van een cheque doet een zelfstandig
vorderingsrecht ontstaan. 40 — De cheque is geen circulatie-
papier. 40. — De betaling met een cheque is niet volkomen. 41.—
Evenmin die met een bankbillet. 42. — Oostenrijksclie cheques.
44. — Het visa op de cheqp.es. 44.

. liet nut van den cheque....................................44

Wat is een clearinghuis? 45. — Het eei\'ste clearinghuis te
Edinburg. 45. -—- Het clearinghuis te Londen was zeer exclusief.
46. — Inrichting van het clearinghuis aldaar. 47. — Transfer
tickets. 48. — Het bedrag dat in het clearinghuis te Londen
wordt omgezet. 49. — Ook in andere steden van Groot Brittanje
zijn clearinghuizen. 49. — De country- en railway-clearing te
Londen. 49. — Het clearinghuis te New-York. 50. — Bedrag-
van den omzet aldaar. 51. —■ Do clearing te Parijs. 51. — De
clearing te Amsterdam. 52. — Het nut der depositobanken. 52. —
Het gemak van met een cheque te betalen. 54. — Het gemak
van een bankier te hebben. 54. — Het nut van den cheque als
betaalmiddel. 56. — Bij het disconteeren van een wissel wordt
meestal het boekcrediet gekozen. 56. — Het cheque- en deposito-
systeem ook nuttig voor de gcheele maatschappij. 57. — De
cheque maakt het kapitaal productiever dan het bankbillet. 58. —
Het groote gebruik der cheques in Engeland. 60. De Eransche
schrijvers koesteren dikwijls een te liooge gedachte van het nut.
61. — Dc crossed cheques. 62. —- Reeds lang door de jurispru-

-ocr page 9-

Blz.

dentie in Engeland erkend. 63. — Oorsprong van de crossed
cheques. 63. — Ook bij ons kon dit met de kassiersbriefjes worden
ingevoerd. 64. — Memorandum cheques. 64.

HOOFDSTUK II.
De cheque uit een juridisch oogpunt beschouwd.

1. De verschillende wettelijke bepalingen aangaande de cheques... 66.
De Fransche wet is niet ontijdig. 66. —1 De New-Yorksc.he Civil
Code heeft uitmuntende bepalingen. 67. — Zwitserland. 67- —
Duitschland. 68. — Nederland. 68.

Behoort de cheque tut de wissels?...........................68.

Engelsche inland en foreign bills. 68. — Wat is een wissel?
69. — Is de cheque in Engeland een wissel? 70. Verschil-
lende meeningen hierover. 70. — Redenen waarom wel. 70. —
De cheque is geen gewone wissel. 71. — De wissel in Frankrijk.
72. — De cheque daar. 72. — De definitie van een Franscheii
cheque. 73. ■— De cheque in New-York behoort tot de wissels.
74. — Zoo ook volgens het Zwitsersche Ontwerp. 74. — Art 443
van dat Ontwerp is onjuist. 74.— In Portugal behoort de cheque
niet tot de wissels. 76. — In Spanje wel.
11. — Zoo ook in
Brazilië. 77. —• Onjuiste denkwijze in Duitschland. 11. — Niet
opgenomen in de D. W. O. 78. — Waarom de D. W. O. toch
voor de cheques geldig is. 78. — De cheques volgens het Ba-
densche Landrecht. 79. — Beieren, Saksen enz. stellen den cheque
Selijk aan den wissel. 80. — In Nederland tweeledige regeling.
80. •— Papier aan toonder. 81. — De cheque in Nederland heeft
dringend een betere wettelijke regeling noodig. 82.

Over de belasting op de cheques.............................83.

Engeland het eenige land waar de belasting bestaat. 83. —
De voorwaarden waarop de cheques vrij van het wisselzegel zijn.
83. — Boeten op het ontduiken daarvan gesteld. 84. — In 1858
\'s die belasting tot stand gekomen. 85. — In Frankrijk geen
\'»elasting. 85. — De regeering wilde eerst die vrijheid alleen aan
«heques aan toonder geven. 86. — Men heeft echter den tijd van
aanbieding beperkt. 86. — Dc cheques moeten er op zicht zijn
getrokken. 87.

0rer het vervalschen van cheques...........................87.

Het uommeren der cheques is zeer goed. 87, — Geen valscli-
heid in Engeland de crossing te veranderen. 88. — Twee von-

-ocr page 10-

nissen hierover, 88. — Wet van 2 Aug. 1858. 89. — De bankier
draagt het verlies. 89. — Vervalsehing van het bedrag. 89. —
Bij nalatigheid van den trekker is deze aansprakelijk. 90. — Is
het bedrog terstond zichtbaar, dan is de bank verantwoordelijk.
90. — Ook als de cheque onder verdachte omstandigheden is aan-
geboden 91. — In New-York wordt zelden een valsche cheque uit-
betaald. 92. — De bepalingen der D. W. O. dienaangaande. 92. —
Het vervalschen van een cheque valt niet onder art. 147 C. P.
93. — De cheque is
par sa nature geen acte de. commerce. 93 —
Evenmin bij ons. 94. — Noch het kassierspapier noch de assig-
natie kan tot den wisselhandel gebracht worden. 94. — Zij zijn
ook geen écritures de banque. 95. — Het A. D. H. rekent ze
ook niet tot het handelspapier. 95. — Acceptatie van een valschen
cheque is geldig. 95

. Moeten de cheques aan order of toonder gesteld zijn?.........

In Engeland gewoonlijk aan een bepaald persoon of toonder.
96. — Om het zegel is er een verschil tusschen cheques aan
order en toonder. 96. — Cheques aan toonder worden soms later
geëndosseerd. 97. — Wanneer vervalt het verhaal op een endos-
sant? 97- — Over het verliezen van een cheque. 98. — Het cros-
seeren van een cheque is niet gelijk aan het endossement. 98. —
In Frankrijk aan toonder en aan order. 98. — Sommigen zijn tegen
cheques aan toonder. 99. — Nouguier geeft ten onrechte de voor-
keur aan cheques aan order. 99. — De endossanten zijn voor het
bedrag aansprakelijk. 100. — Het endossement van een cheque
vóór de wet van 1865 had geen wisselrechtelijke kracht. 100. —
Vóór die wet behoefde de trekker zijn cheque niet te honoreeren,
zoo hein de waarde niet. was voldaan. 101. — In Frankrijk is
thans blanco endossement toegelaten. 101. — De cheque is geen
circulatiemiddel. 101. — Volgens den Code van New York niet
aan een bepaald persoon. 102. — Het Zwitsersche Ontwerp erkende
cheques aan order en aan toonder. 102. — Waarom volgens Mün-
zinger do cheques aan toonder mogen gesteld zijn. 103. — De
bepalingen van het Portugeesche, Spaanscbe en Braziliaansche
Wetboek. 104. — Art. 301, A. D. H. is overbodig. 104. — De
afzonderlijke Duitsche wetten kennen alleen cheques aan order.
105. — Waarom Mittermaier wel cheques aan toonder erkent.
105. — De redenen hiertegen aangevoerd. 105. — In Nederland
cheques aan order en aan toonder. 107. — Het endossement eener
assignatie is gelijk aan dat van den wissel. 107. — Niet echter
dezelfde kracht 107. — Hoe onze wet de assignatie beschouwt.
108. — De assignatie heeft veel overeenkomst met den Portu-

-ocr page 11-

geesehen cheque. 108. — Het kassierspapier is geheel anders ge-
regeld. 109. — Onze wetgever meent dat de houder van een cheque
daardoor eigenaar van het gedeponeerde geld is. 109. — Dit blijkt
vooral uit art. 226, W. v. K. 110. — Die leer is echter niet streng
toegepast. 110. — Het begrip van kassiers is echter geheel en al
verkeerd. 111. — Het is goed dat de houder van een cheque een
voorrecht heeft op het gedeponeerde geld. 112.

6- Over de betaling stelling van cheques........................1

In Engeland is men geheel en al vrij. 112. — Gewoonlijk op
zicht.
113. — Straf op anti- en postdateering, 113. — Volgens
Chitty zijn gepostdateerde cheques niet geldig. 113. — In Frankrijk
alleen cheques op zicht. 114. — Ten onrechte meent Darimon dat
er anders geen compensatie kon plaats hebben. 114. — Beter ware
het den trekker geheel vrij te laten. 115. — Vóór 1865 waren de
cheques in Frankrijk niet altijd op zicht. 115. — Wat moet er
geschieden als nu een cheque niet op zicht is getrokken? 115. —
e datum is geen vereischte voor een Franschen cheque. 116.—
\'n art. 6 gestrafte handelingen zijn policie-overtredingen. 117. —
Die straffen zijn niet te zwaar. 117. — De trekker moet alleen
gestraft worden. 117. — Art. 139 C.d. C. is hier niet van toepas-
m8- 118. — In New-York alleen cheques op zicht. 118. — De
eheque kan daar ongedateerd worden uitgegeven. 118. — Volgens
e
Zwitsersche Ontwerp alle mogelijke tijdsbepalingen. 119. —
^venzoo de Baseier W. O. en het Zwitsersche Concordaat. 119.—
e Portugeesche en Spaansclie Wetboek hebben dezelfde voor-
ehiiften. 120. — Volgens de D. W. O. zal gemis van tijdsbepa-
j den cheque zijne wissclrechtelijke kracht doen verliezen.

Mittermaier meent van niet. 120. — De afzonderlijke Duit-
^ wetten hebben verschillende bepalingen dienaangaande. 121. —
aSS1^nat\'®n °P zicht moeten onder art. 213 gerekend worden.
^ ~~De dagteekening behoort tot de vereischten der assignatie.

\' ~~ Volgens Mr. Diephuis is dit niet het geval. 123. — Evenmin
, Sens Cosman. 124. — Het kassierspapier heeft geen tijds-
bepaling. 124,

§ 7\' Le aceePtatie van cheques.................................

niet" Engeland geliJk aan die op inland bills. 125.— Het is echter
Sehruikelijk. 125.— In Frankrijk zal zij geen wisselrechte-
re kracht hebben. 126 — Het vroegere visa had niet dezelfde
J acht als de acceptatie. 126. -i- In New-York is de acceptatie gelijk
q n dle Van een wissel. 126. — Evenzoo volgens het Zwitsersche
n werp, hoewel de betrokkene hiertoe niet gehouden is. 127. —

-ocr page 12-

Blz.

Dezelfde bepaling bevatten de Baseier W. O. en het Zwitsersche
Concordaat. 127. —In Portugal en Spanje heeft zij geen kracht,
wel in Brazilië. 128. — Art. 300 A. D. H. bepaalt dit uitdruk-
kelijk, hoewel men ook zonder dit art. tot dezelfde gevolgtrek-
king zou moeten komen. 128. — Een assignatie
Itan geaccep-
teerd worden, behoeft echter niet. 129. — Dat dit
kan gebeuren
volgt uit art. 2145. 129. — Die het hiermede niet eens zijn be-
roepen zich op art. 219. 129. — Men moet onderscheiden tusschen
een verkochte en niet verkochte assignatie. 130. — De bedoeling
van den acceptant is zich tegenover den houder te verbinden
131. —Het woord
gezien heeft volstrekt geen kracht. 131. —De
acceptatie van kassierspapier is niet gelijk aan die van wissels,
maar toch een formal act. 132.

§ 8. Be tijd van aanbieding....................................132.

In de meeste landen is de tijd van aanbieding zoo kort mogelijk
gesteld. 132. — In Engeland
a reasonable time. 132.— Het beste
is altijd zoo spoedig mogelijk. 133. - Gebeurt dit niet, de houder
kan zijn verhaal verliezen als de trekker voor fonds gezorgd had.
133. •— Groote casuïstiek wanneer uitgever en bankier aanspra-
kelijk zijn. 134. — De uitgever blijft altijd hoofdschuldenaar. 135. —
Bij te late aanbieding rust volgens Ross een vermoeden op den
houder dat bij de rechtmatige eigenaar niet is. 135. — De Fran-
sche wet spreekt van 5 en 8 dagen. 136. — Redenen waarom een
korte aanbiedingstermijn in die wet is aangenomen. 137- — In
New-York maar één dag. 138. — Volgens Story moet men onder-
scheiden of de uitgever weet dat aanbieding later zal geschieden.
138. — De Zwitsersche wetten zwijgen hierover. 139. — Volgens
het Portugeesche Wetboek op denzelfden dag. 139. — Het Spaan-
sche en Braziliaanscbe Wetboek bevatten hierover niets. 140—Even-
min de afzonderlijke Duitsche wetten. 140. — Volgens Mittermaier
mag men zich niet houden aan den verjaringstermijn in de D.W. O.
voorgeschreven. 140 — De termijnen in het W. v. K. 141. —
Volgens Mr. de Pinto moet de gewone verjaring op kassierspapier
worden toegepast. 141. — Art. 223 is minder goed. 142. — De
termijnen iure constituendo. 143. — In de practijk houdt men zich
zelden aan de bepalingen aaugaande de aanbiedingstermijnen. 144.

§ 9. Hoe er bij niet-betalmg gehandeld wordt....................144.

In Engeland is het gebruik zeer expeditief. 144. — In Frankrijk
moet er protest worden opgemaakt even als dit bij den wissel
geschiedt. 145. — Een amendement om sneller gang van zaken te
bevorderen werd verworpen. 145. — Retour sans frais kan op den

-ocr page 13-

cheque gezet worden. 145.-—■ Vóór de wet van 1865 kon er geen
protest plaats hebben. 146. — Evenmin had de houder uit het
papier een recht tegen den uitgever. 146. — Later is men van
die jurisprudentie afgeweken, hoewel ten onrechte. 147. — In
New-York geldt hetzelfde wat voor wissels bepaald is. 147. ■—
Evenzoo volgens het Zwitsersche Ontwerp. 147. — Volgens het
Zwitsersclie Concordaat geen protest bij non-acceptatie. 148. —
Volgens de W. O. van St. Gallen geen protest 148. —Evenmin
in Portugal. 148. — Wel in Spanje. 148. — Termijnen binnen
welke in Spanje de actie uit een geprotesteerden cheque moet
worden ingediend. 149. — Zeer korte verjaringen in Spanje. 149 —
Volgens het Braziliaansche Wetboek heeft de houder de keuze al
°f niet protest aan te teekenen. 149. — In Duitschland moet er
protest worden opgemaakt. 150. — De wijze waarop het protest
eener assignatie geschiedt. 150. — Hoe als de assignatie geëndos-
seerd is. 151. —De verplichting van den houder van een assig-
natie is grooter dan die van den houder van een wissel. 151 —
Hoe er kennisgeving moet geschieden. 151 — Bij niet-betaling
kan men geen herwissel trekken. 152. — Bij kassierspapier heeft
nien geen protest. 153. — Welke actie de houder bij niet-betaling
heeft,
153. — De houder moet eerst betaling bij den betrokkene
Vl\'agcn. 154.

^foet do bankier de op hem getrokken cheques honoreeren ?. .1
In. Engeland is hij, zoo hij fonds heeft, evenzeer gebonden alsof
hiJ geaccepteerd had. 154. — Wat, als meerdere personen een som
pdeponeerd hebben? 155. —Heeft een bankier, hoewel fonds heb-
ftiet betaald, de uitgever zal een actie tegen hem hebben.

Ook om schavergoeding voor de schande hem daardoor
\'^ari,-,edaan. 15(5. — j)e dood des uitgevers is een tegenbevel om
^ ^ totalen. 157_ — Een bankier in Frankrijk is niet zoo streng
hetalihg verplicht. 157- — Dit zal van de onderling aangegane
eiyenkomst afhangen. 157. — De houder heeft echter geen
actie tegen den bankier. 158. — Gevallen die zich kunnen voor-
den bij het te niet gaan van het fonds. 158. — Er mogen geen
Deze S getrokken worden, tenzij de bankier fonds heeft. 159. —
e ^ePaling is echter minder goed. 159. — Dc straf aan het over-
treden dezpv k

oepahng verbonden. 160. — Er kan geen cheque
bestaan zonde,-
p -,

«w tonds 160. — Alleen de uitgifte van een cheque

he paalt P10ViSie * Strafbaar" 161\' — Het ^ew-Yorksche Wetboek
16\') \' 111818 °Vei\' "^\'Plichting van den bankier tot betaling.
- — Het systeem van het Zwitsersche Ontwerp. 162. — On-
tC redact!e V£m art. 443. 163. - Het Portugeesche, Spaan-

-ocr page 14-

Bk.

sclie en Braziliaansche Wetboek bewaren het stilzwijgen hierover.
163. — Ook in Duitschland bestaat geene bepaling omtrent deze
zaak. 164.—De houder eener assignatie heeft evenmin een recht-
streeksche actie tegen den betrokkene. 164. — De uitgever is niet
bij de wet gedwongen provisie te hebben. 165. — Evenzoo is dit
met kassierspapier het geval. 165. — De kassier is
bevoegd niet
verplicht na het faillissement van den uitgever met betalen voort
te gaan. 165.

§11. Is de cheque een betaalmiddel?...........................166

Sommigen meenen dat een cheque geld is. 166. •— Volgens het
Engelsche recht is het geven van een cheque niet een volkomen
betaling. 167. — Het wordt echter voor een goede betaling ge-
houden totdat de cheque gedishonoreerd is. 167. — Over de aan-
sprakelijkheid van den uitgever. 167. — De reden waarom cheques
als geld beschouwd worden. 168, —■ Het uitgeven van een cheque
is niet altijd een bewijs van betaling. 169. — In Frankrijk moet
het geven van een cheque volgens de wet als betaling gehouden
worden. 169. — De onjuiste bewering van Ollivier. 170. —
De traditio symbolica. 170. — De cheque stelt volgens het Fran-
sche recht een novatie daar. 171. — De cheque vóór 1865 echter
niet. ,171. — Het geven van kassierspapier heeft ook novatie ten
gevolge. 172. — De meening van den wetgever omtrent de
traditio fictiva. 173. — Bij het geven van een assignatie heeft
geen novatie plaats. 173.

BIJLAGEN...................................................175.

De Fransche wet op de cheques. 177. — IIet New-Yorksche
Wetboek. 178. — Het Zwitsersche Ontwerp. 178. — De Baseier
W. O. 179. — Het Zwitsersche Concordaat. 180. — De W. O.
van St. Gallen. 180. — Het Portugeesche Wetboek. 181. — Het
Spaansche Wetboek. 181. — Het Braziliaansche Wetboek. 183.—
Het A. D. H. 184. — Het Badensche Landrecht. 185. — De
Beiersche wet. 187- — De Frankforter invoeringswet der D. W. O.
188. — De Saksische wet. 189, — De Saksen-Weimarsche wet.
190. — Het Wetboek van Koophandel. 191.

197.

STELLINGEN.

-ocr page 15-

INLEIDING.

p

n der nuttigste instellingen in het maatschappelijke

^even ongetwijfeld die der banken. Eene bank maakt

dat de betalingen gemakkelijk kunnen geschieden, dat

metaal veel minder slijt, daar het nu in de kelders

Jgt en anders van hancl tot hand zou gaan; het maakt

le kapitaal veel productiever, enz. De oudste banken

ln Europa waren g-irobanken d. w. z. banken, waar het
geld i ,

° > net metaal, dat men er gedeponeerd heeft, blijft

fc-fcen, waar geen handel met het gedeponeerde geld

gedreven wordt. Men deponeerde er een zekere som

edel metaal; voor deze som werd men dan geboekt,
en ak

ba 1 111611 mi aan een anderen deponent bij diezelfde
voc 6en betalino doen had, dan had men slechts
and 6ene 0VerscbrܙS vaa ^ eene crediet op het
gerniP ^ ZOrgen\' duidelijk dat dit een groot

aan ^ betalingen gaf; want wanneer A. heden
den d ^ ducaten moet betalen, en B. den volgen-

het ^ fleZe aan en ^ later weer aan dan is
gemakkelijker de ducaten zelve te laten liggen,

-ocr page 16-

en die betaling alleen door overschrijving in de boeken
te laten plaats hebben.

Eene andere en wel de voornaamste reden waarom de
girobank zich aanbeval, was de slechte toestand van
het geld De banken namen slechts goede geldstuk-
ken aan, of berekenden de slechte stukken naar de ge-
halte, die ze hadden; men had dus bij de betaling
door middel der girobanken de zekerheid in goed geld
betaald te worden.

In Italië had ieder kleine republiek haar eigen munt,
en deze was daarenboven èn door snoeijen èn door munt-
verzwakking in zulk een slechten toestand geraakt,
dat de handel er zeer door belemmerd werd. De ban-
ken namen nu een vasten standaard aan, zoodat niet
de een voor zooveel livres en de ander voor zooveel
ducaten geboekt werd, maar alles werd in bankgeld
overgebracht, en naar dien maatstaf werd nu al het ge-
deponeerde geld berekend.

De oudste bekende bank 1 was die van Venetië, in
het jaar 1156 gegrondvest. 2

1  Gewoonlijk wordt het woord bank van het Italiaansche banco
afgeleid. De wisselaars hadden nl. een bank voor zich, waarop zij
het geld wisselden. Zoo is ook het woord bankroet van
banco rotto
ontstaan; want ging zulk een wisselaar fout dan werd zijn bank ver-
nield. Macleod (Elements of political economy, pag. 278) beweert
echter, dat van banco wel komt banker (bankier), maar niet bank.
"Wat men nu onder een bank verstaat werd in het Italiaansch monte
genoemd, b.v. il monte di piëta at Padua. Wat hiervan ook zijn moge,
dit is zeker, dat al moet men het woord bank niet van liet Italiaan-
sche banco afleiden, de zaa,k zelve toch haar oorsprong in Italië ge-
had heeft.

2  Macleod (dictionary of political economy, vol. I pag. 69) meent,
dat die eerste bank ten onrechte dezen naam beeft; dat er toen een

-ocr page 17-

Wet, spreekt van zelf, dat, toen men het groote gemak
van een dergelijke bank inzag, alle kooplieden tot zulk
een bank toetraden, zoodat aan het bankgeld, én dooi-
de navraag én vooral door zijne vaste waarde boven de
0rnloöpende specie, de voorkeur gegeven werd, en van-
daar dat al zeer spoedig het bankgeld eenige pCt. hoo-
8er stond 1 dan de omloopencle specie, of, om juister te
spreken, de slechte specie daalde spoedig onder het bank-
§eld, dat natuurlijk zijn vaste waarde behield.

In het jaar 1349 volgde de stad Barcelona het voor-
eelcl van Venetië, en werd ook daar een bank opge-
1 icht; hoe deze echter was ingericht, en of zij alleen een
«11 obank was , hierover ontbreken ons nadere opgaven.

Van de Genueesche bank, in 1407 opgericht, weten
W j dat zij in Europa het eerst 2 banknoten heeft uit-
ö^geven, die toen door den Staat als wettig betaalmid-
verklaard werden, als wederdienst voor een door de

c aan den Staat toegestane leening. Even als bij
dp li

ank van Venetië had men ook bij de oprichting van

ken \'eening is gesloten om de kosten van een oorlog te dek-

y()j \' Cle \'cei>ing werd monte genoemd en vandaar de verwarring.

Krus \'Iern is eerste eigenlijke depositobank in 1587 opgericht j

jgg„ 18 Van hetzelfde gevoelen. Glairac, advocaat te Bordeaux in

meeneSeeft CClUfir llet jaal\' 1156 op, terwijl Coquelin en G. du Puynode

vvaardo \' \' ^^ \'n 1587 door een edict een nieuwe regeling kreeg,

v00r te Z ^ rn\'"\'oen ducatl van den Slaat verkreeg, zonder er interest

2e t ■ c ehoeven te betalen. Zie verder Otto Hübner, die Banken,
,,ef- Pag. 9.
In V

2 -ji enetif\' was dit, gewoonlijk 9 pCt. en dikwijls meer.
dittheovie ^,USte volgens Hübner, pag. 9; Wagner (die Geld-und Cre-
\'let eind ^ee\' sc\'len Bankacte, pag. 111) meent echter niet voor

dei, 1 .7-

dat de ban \' eeuw, terwijl ook Macleod (diet. pag. 218) zegt,
deze bank St0(;^\'10\'m \'iet eeist banknoten heeft uitgegeven;

,1U ,s eerst in 1068 opgericht.

-ocr page 18-

deze bank het doel den Staat uit zijn benarden finan-
cieëlen toestand te redden, en dat leenen, dat dan ook
van de oprichting af gedurig plaats had, had tot nood-
zakelijk gevolg, dat de zaken hoe langer hoe slechter
gingen; dit zal wel de hoofdoorzaak van hare insol-
ventie in 1740 geweest zijn, terwijl de naaste aanleiding
eene plundering door de Oostenrijkers was.

Hoewel nu het hoofddoel was den Staat te helpen,
zoo was er toch door den slechten toestand van het geld
zulk een groote behoefte aan dergelijke inrichtingen, dat
deze bij de kooplieden zeer welkom waren, en zich lang
in stand hielden.

Eene bank heeft bij hare oprichting dat doel niet ge-
had nl. de Amsterdamsche wisselbank den 31 Januari
1609 opgericht, en daardoor heeft zij dan ook haar cre-
diet zeer langen tijd weten staande te houden, niette-
genstaande zij dit volstrekt niet verdiende.

De reden van oprichting van deze bank was weer de
groote muntverwarring, die er in dien tijd in ons land
heerschte, veroorzaakt door de groote massa vreemd
geld, die hier in omloop was, en waarvan het grootste
gedeelte gesnoeid en vervalscht was, terwijl de meeste
Staten zich niet ontzagen hun munt te verzwakken. 1

Om het bestaan en den bloei van de bank zooveel
mogelijk te helpen bevorderen, werd er bij een verorde-
ning bepaald, dat alle wissels boven de
f 600 in bank-
geld moesten betaald worden, zoodat ieder koopman
daardoor gedwongen werd een rekening-courant bij cle
bank te openen, hetgeen in verband met de meer vaste

1  Zie over den slechten toestand van de munt Mr. W. C. Mees,
Proeve eener geschiedenis van het bankwezen in Nederland gedurende
den tijd der republiek , pag. 7 en verv.

-ocr page 19-

waarde het bankgeld al zeer spoedig eenige percenten
Wen het kasgeld stijgen deed.

-Dit agio van het bankgeld was echter niet tijdelijk,
lllaar bleef voortduren, wat door Luzac 1 werd toege-
schreven aan de noodzakelijkheid om de betaling van
Wisselbrieven aan de bank te doen, het gemak om zich
z°o noodig van geldspeciën te voorzien en het voorrecht
van geen gevaar van diefstal of brand. Terecht wijst
echter Mr. Mees 2 er op, dat dit agio om die redenen niet
lang zoo zou hebben geduurd en nooit hooger zou zijn
geworden dan de kosten bedroegen, die vereischt werden
()lri kasgeld in bankgeld te veranderen, dat zeer weinig
was. Deze schrijver zoekt de verklaring veeleer in het
dat de goede muntsoorten altijd opgeld bleven doen,
Gn dus het bankgeld, dat niets dan goede muntsoorten
vertegenwoordigde, een evenredig agio behield.
Zelden heeft een bank langer haar crediet behouden,
het minder verdiend dan de Amsterdamsche wissel-
v\' x°t 1790 toch had men het grootste vertrou-
Ven in hare solvabiliteit en eerlijkheid, en meende
°n dat al het gedeponeerde geld in de kelders aan-
leg WaS\' terw\'jl ^et bleek, dat men reeds in
leer beg°nnen was geld aan partikuliere personen te
. \' en later aan cle Oost-Indische compagnie. Dit
OToq^ ^ ln den beginne zeer met mate, en in het
voorst 11 ^ \' anders kan men zich toch moeilijk
voort • eU\' tenviJl dit leenen de geheele 18e eeuw
bleef0 ar crediet tot circa 1790 ongeschonden
llet licht^ eers^ l^*-* jaar na de eerste leening aan
haar ^wam, hoe schandelijk zij het, vertrouwen in

_ gesteld misbruikt had.

Lllzac pj ..

2c s 1\'jtcloni, III., pag. 383, en vei v.

ceb\' Pag. 58.

-ocr page 20-

Na 1790 begon baai\' crediet langzamerhand te ver-
minderen , en daalde het bankgeld hoe langer hoe meer.
Eerst werd dit aan de tijdsomstandigheden toegeschre-
ven , maar later na ingesteld onderzoek bleek de ware
reden van den achteruitgang, en moest de bank hare
zaken liquideeren. 1

De Hamburger bank, die op dezelfde wijze was inge-
richt als de Amsterdamsche, heeft op betere wijze haar
crediet in stand gehouden, zoodat zij zelfs nu nog
dezelfde diensten als van den beginne bewijst. Wel
heeft in 1813 de maarschalk Davoust 7,489,343 marco
banco uit hare kelders laten lichten om de kosten van het
beleg te kunnen volhouden, maar dit heeft geen blijvend
nadeel aan haar crediet toegebracht; zij is dan ook nog
de eenige girobank, die al hare zusters overleefd heeft.

De girobanken zijn echter lang niet de eenige soort
van banken ; maar wij hebben die het eerst behandeld,
omdat zij in verband met de wissel- en depositobanken
het eerst ontstaan zijn. Voordat wij echter van de andere
banken, en wel vooral van de circulatiebanken spreken,
moet met een enkel woord melding worden gemaakt van
de circulatiemiddelen , die als geldsurrogaten zijn ontstaan ,
daar deze in nauw verband zijn met de verschillende
banken.

Het eerst is de wissel in gebruik gekomen, 2 die reeds

1  Tot haren val heelt zeker ook veel bijgedragen <le opheffing
der O. I. Compagnie, die in 1798 plaats had, ten minste in dat. jaar
werd door art, 247 van de Staatsregeling voor het Bataafsche volk
bepaald, dat de Balaafsche republiek al de beziltingen en eigendommen
der gewezen O. I. C. tot zich neemt, en alle octrooijen aan die Com-
pagnie verleend vernietigt.

2  Sommigen meenen uit een plaats van Isocrates te kunnen opma-
ken, dat die reeds aan de Grieken bekend was; volgens anderen zou

-ocr page 21-

Van zeer oude dagteekening is. Deze diende om de geld-
\'-irculatie van de eene plaats naar de andere te helpen be-
vorderen. Dat de wissel ook dikwijls als circulatiemiddel
gebruikt werd, bewijzen de vele endossementen , die men
leer malen op de wissels vindt: zoo zijn er voorbeelden van
wissels in het begin dezer eeuw in Engeland, die tot 120
en<lossementen hadden. Van veel latere dagteekening clan
wissel zijn de aanwijzingen en bankbilletten, clie hun
0111 staan aan de girobank te danken hebben; het waren
0orspronkelijk aanwijzingen op de bij de bank berustende
gelden, die daar in natura moesten aanwezig zijn. Volgens
agner 1 luidden zij waarschijnlijk alleen op den naam
Van deponent, en konden of in het geheel niet of al-
\'eon door cessie worden overgedragen. Later werden die
aanwijzingen voor het gemak der houders aan toonder ge-
steld, en dus gelijk aan bankbilletten, maar nog altijd
aauwijzingen op geld, dat altijd bij de bank voorhanden
-noest. zijn. Hiervan is nu later, zooals wij zien zullen,
tjeheel afgeweken, en vandaar, dat men nog verschei-
e andere soorten van banken kreeg als: circulatie-,

^scontobank enz 2

17 1 i

e-o Cen heeft men een bank, die slechts één dezer

teenschappen bezit, meestal vereenigt zij er verschei-
dene in rr\' i i

Zlcil b. v. een circulatiebank is bijna altijd ook

eenmgs- en discontobank 3, daar dit vooral de ma-
den de Jo i ,

uitgevoi d \'eU \'n niic^\'eleeuwen \'let eersle credietpapier hebben
gaan g \'\' 0!ïl daardoor de hebzucht van hunne vervolgers te ont-
L,ys, de circulatiebanken, pas. 4.

Pag- 113.

: Hei Vï11 ^* \'lan|fcoek Van praktische Staathuishoudkunde, I. § 305.
veel gelijk COnteeren van wissels heeft uit een oeconomiscli oogpunt
\'Jestaal ei..c p ee" \'eeninS> met een w,\'ssel tot onderpand, maar
b uit liet koopeii van een wissel, waarbij het disconto

-ocr page 22-

nier is om liaar geld voordeelig te plaatsen, en hare
billetten in omloop te brengen. Het nut nu van de
circulatiebanken is veel grooter, dan dat der girobanken.
De laatste verbeteren de productieviteit van het kapi-
taal al zeer weinig, zij maken alleen, dat men met
meer gemak kapitaal van eigenaar kan doen veranderen
nl. door de overboeking, maar meer ook niet; want
het kapitaal dat overgeboekt wordt, ligt in hunne kel-
ders , en wordt er niet productiever door. Bij de circu-
latie- en discontobanken is dit echter geheel anrlers het
geval: daar wordt het geld, dat men in de plaats der
uitgegeven bankbilletten ontvangt niet nutteloos in de
kelders gedeponeerd, men brengt het weer in de wan-
deling , hetzij door beleeningen hetzij door disconteeren.
Op deze wijze wordt dus het kapitaal veel productiever.

Terwijl dus de girobanken het geld eenvoudig in hunne
kelders laten liggen , wordt het geld der circulatie- en
discontobanken weer productief gemaakt. Nu is onte-
genzeggelijk een girobank veel zekerder; want als het
geld altijd in de kelders blijft liggen, weet men zeker,
dat men het altijd bij opvrage kan krijgen; maar bij die

de interest is van het geld, dat men geeft vo r den lijd, dat de wis-
sel in portefeuille blijft, dat echter in tegenoverslelling met het leenen
van geld direct betaald wordt, bijv.: A. heeft een wissel van ƒ1000
op 3 md. Hij heeft echter direct geld noodig, en gaat daarom naai-
de bank, die als de handteekeningen goed zijn, dezen wissel voor
ƒ1000 koopt, min b. v. 4 pCt. voor discont, dus in casu voor ƒ 990.
De bank heeft dus daarbij nog de kleine winst, dat zij voor ƒ 990
interest rekent van
f 1000, en een tweede voordeel is, dat het jaar
op 360 d. berekend wordt. Het discont volgt gewoonlijk den stand
van den rentevoet, maar iels lager, omdat men het voordeel van een
spoedige zekere terugbetaling waardeert, en vele sommen in plaats
van renteloos Ie laten liggen voor korten tijd tot disconteeren gebruikt.
Rau, politische Oeconomie, T. § 292, pag. 358.

-ocr page 23-

Oudere zekerheid der circulatiebanken — waar, als alle
houders van billetten te gelijk zouden komen, er geen
geld genoeg voorhanden zou zijn — is dan ook een
Veel grootere winst. Een circulatiebank moet natuurlijk
Zorgen altijd zooveel in kas te houden als noodig is om
b\'j aanvrage de billetten aan toonder terstond te kun-
llen ^wisselen; maar daar men bij ondervinding weet,
dat niet alle houders van bankbilletten te gelijk zul-
en komen om hun geld te vragen, zoo heeft men slechts
gedeelte1 in kas te houden, en het overige kan
Tnen op rente zetten.

V°or den handel is een circulatiebank van het grootste
nut\' want hoe dikwijls heeft niet een koopman geld
noodig, en Wanneer hij nu maar goed onderpand geeft,
hij in gewone tijden altijd zeker zijn, geld bij
f e bank te kunnen krijgen,
geld, dat

de bank ter leen geeft komt gedeelte-

^ ^ Van eigen kapitaal, gedeeltelijken meestal voor

8rootste gedeelte wordt het in bankbilletten gege-
ven. 00
v \' eze bankbilletten, als het ware een renteloos

01 schot, dat iedere houder aan de bank verleent,
1 G

van dee|W00nl\'jk 3- ook wel f, \\ of Zie P. Verloren, de verhouding

bank staat lot het. bankwezen, pag. 259. De gouverneur van de

dat d\'t 11 ^ Horsley Palmer zeide, dat ^ de gewoonte was, maar

Ene • b\'"°1ei was dan anders noodig zoude zijn, als de bank van
J fe* niet voor rl

gen y*, circulatie der landbanken evenzeer moest zorg dra-

uit R ia.Kllei Bei,ragezur Lelire von den Banken, pag. 171. O Michaelis

beril f.,:.,. 1 van \'1et 8ste congres deutscher Volkswirthe Ie Neuren-

b 1/-Utlng Van on .
nu zal i„ei. Augustus 1865) is zeer tegen de £ dekking, want

i baar ziivg,^8* maar altijd bankbilletten gaan uitgeven en vooi-
zen
dan allnlt0°Pen verSeet ecllter geheel en al, dat de bil-
rnee\' dan een teruS zu\'len vloeijen, want dat men nooit.
wi, t hschaft li qU0,Um ka" plaatsen. Vierteljahrsclirift für Volks-
C«lluigesch:chte 1865, 3« band, Pag. 206.

-ocr page 24-

worden gaarne aangenomen, omdat men de zekerheid
heeft ze altijd te kunnen inwisselen en ze veel gemak-
kelijker dan metaal te gebruiken zijn.

Een bankier of bank is dus een koopman 1 in kapi-
taal ; wat hij renteloos (bij bankbilletten) of tegen lagen
interest (bij depots) ontvangt, leent hij weer tegen hoo-
geren interest uit, en dat verschil maakt zijn winst uit.

Om het nut 2 van een bank goed te doen uitkomen
heeft men ze wel eens vergeleken bij een dam, die
dwars door een vallei is gelegd, en waardoor dus al
het water uit den omtrek vereenigcl en tegen gehouden
wordt, clat anders overal verspreid zou wegloopen, en
van weinig nut zou zijn, terwijl het nu vereenigd een
groote kracht verschaft, waardoor de eene of andere
machinerie in werking kan gebracht worden. Evenzoo
is het met een bank: zij brengt de verspreide kapitalen
der verschillende individuen te zamen , om ze later weer
tegen interest aan ben, die het noodig hebben, uit te
leenen.

1  J. W. Gilbart, a practical treatise 011 banking, pag. 2.

2  Dat niet iedereen van het nut der banken overtuigd is bewijst
de zeer kurieuse brochure van Max. Hauboid, die Banken und die
Cieditinstitute der Gegenwart, die b. v. op pag. 10 beweert, dat de
rijke fabriekanten er door bevoordeeld worden, en hunne zaken daar-
door nog verder kunnen uitbreiden, tot nadeel van duizenden hunner
medemenschen. Zoo zegt bij op pag. 12 ook, dat het streven om geld
te verdienen verachtelijk is, want men berooft anderen van de mil
lioenen om zelf daardoor in een gunstiger toestand te geraken.

Ook de economist Cernuschi is een tegenstander van het bankwezen,
en de bankbilletten, die hij een falsification de la monnaie noemt, ten
nadeele van de grondbezitters, daar vroeger 5 goudstukken voldoende
waren voor nu 10, want die 5 anderen zijn papier. Enquête sur les
principes et les faits généraux qui régissent la circulation monetaire
et fiduciaire, I. pag. 309. Deze enquêle werd in 1865 en 2 volgende
jaren in Frankrijk gehouden.

-ocr page 25-

y

Het bankbillet is dus een credietmiddel, dat zeer veel
nut aanbrengt, en door bet crediet dat men aldus ver-
leent wordt bet kapitaal veel productiever; in den zelf-
c\'en tijd hebben meer personen nut van bet kapitaal,
als A en B. bankbilletten gebruiken, terwijl tevens de
bank aan C. en D. hunne wissels disconteert, maar
daarom is dat kapitaal nu zelf nog niet verdubbeld.

kapitaal zelf is gedeeltelijk in kas bij de bank,
gedeeltelijk in handen van de leeners, die daarvoor 011-
deipand in de plaats hebben, terwijl de houders van
bankbilletten een recht op de kas hebben, en tevens
°P het onderpand, dat de bank heeft. Het kapitaal is
tlus veel productiever geworden; veel meer personen
kebben er nut van, maar het is niet verdubbeld: het
crediet Behept geen nieuw kapitaal \\

W anneer men echter niet te veel hecht aan het woord:
eVperi, clan moet men toch erkennen, dat door het
pioductiever worden van het kapitaal, door het opwek-
en gebruik maken van de krachten van het kapitaal,
Ploeger nog sluimerden, men een zeer groote aan-
ZQlnS gekregen, en clat men zich al zeer spoedig

0u kunnen laten verleiden om van nieuw kapitaal te
oud \' terwijl het toch eigenlijk alleen hetzelfde

^e kapitaal is, dat maar productiever gemaakt is.
haï^611^ \' zesmaal in een week in andere

(^Cen komen, doen veel meer nut dan duizend gul-
ande ^ eenmaal in de week van eigenaar ver-

dol Gn\' teerdere nut nu verkrijgt men cloor mid-

\'iel Vcfn T-v i.

daar crediet. Zeer aardig vergelijkt A. Smith

°m crediet bij een weg in de lucht, zoodat men

-ocr page 26-

de wegen over het land nu als bouwland kan gebruiken;
er is nu wel geen nieuwe grond gemaakt, maar de on-
productieve weg is productief geworden, omdat men van
een anderen weg kan gebruik maken.

Crediet schept dus geen niëuw kapitaal, dat is, hoe
dikwijls ook beproefd, altijd gebleken iets te zijn, dat
volstrekt buiten het menschelijke vermogen ligt 1, en
kan dus een bank ook niet doen. Ten onrechte zegt
daarom Mr. Verloren 2 "dat zoodra de banken meer
"boekcrediet of meer bankbilletten begonnen af te geven,
"het geld van vertrouwen ophield slechts een aanwijzing
"op kapitaal te zijn, en van dat oogenblik af kwam
"er meer kapitaal in den vorm van geld van vertrouwen
"in omloop dan er metalen geld aan den omloop was
"onttrokken, en van dat oogenblik af begonnen de ban -
"ken kapitaal te scheppen." Schrijver vergeet hier ge-
heel en al dat voor de bankbilletten, die er uitgegeven
werden, wissels in de plaats werden gekocht, of bij be-
leeningen men het recht had dit geld terug te vragen,
dat er dus, zoo al die bankbilletten ingewisseld moesten
worden , kontant geld, wissels en recht op uitstaand geld
voldoende moesten zijn om dit te bewerkstelligen, en
stel dat men maar bankbilletten in omloop had gebracht
zonder er waarde voor in de plaats te verkrijgen, dan
zou men bij de inwisseling geen geld hebben en de
houders hunne bankbilletten kunnen verscheuren, want
niemand zal er hun later iets voor willen geven, als zij
niet meer ingewisseld kunnen worden. De houders dus
van dergelijke bankbilletten, die volgens S. eigenaars
zijn van dat nieuw geschepte kapitaal, zullen zich dan

1  Mees, pag. 173.

2  Verloren, pag. 101

-ocr page 27-

ln hunne illusie zeer te leur gesteld vinden, want dat

geheele kapitaal zal in rook verdwenen zijn.

^len moet nu het bankbillet volstrekt niet met het

Papieren geld verwisselen, dat echter al zeer dikwijls

gebeurd is, vooral omdat het in sommige landen niet

jü wisselbaar en wettig betaalmiddel geworden is, zooals

v- in Oostenrijk sedert 1848. Het papierengeld heeft

hechts die waarde, die de uitgever, meestal de regee-

ringj er aan geeft; het zijn billetten aan toonder,

daarvan de inwisselbaarheid niet verplicht is, evenmin

^et tevens een wettig betaalmiddel behoeft te zijn.

11 Papierengeld is reeds zeer oud. Lang voordat men
in J1

europa daaraan dacht, was dit reeds bij de Chineezen 1
ln
gebruik, ten minste Marco Polo (de bekende Yeneti-
aansche reiziger in de laatste helft der 13e eeuw) ver-
ons hoe van den bast der moerbeiboomen lange
va^0\'1 Vervaard^gd werden even als papier, die ieder
ha dlfe^ke smaakt, en van de vereischte

tekeningen en stempels voorzien werden. Deze
°esten op verbeurte van het leven als betaalmiddel
en aangenomen. Veel later is dit in Europa nage-
® > en er is nu bijna geen land waar niet een der-

o^iljjjq yït>ri -p

onec genomen is of nog genomen wordt. Het

zal 0Irusche en onstaatkundige hiervan aan te toonen
Waa[We^ 0Ver^°dig zijn. Geheel anders is het echter,
wisfe\'lb^ °nS lanc\'-\' dergelijke billetten steeds in-
daard \' ^ gevaar van te groote uitgifte wordt

leenino- ^emeden , en men kan het als een rentelooze
rakte/ beSchouwen; het heeft daarom echter zijn ka-
selbaar^111 *)aï)ierenoeM niet verloren al is het inwis-

1 Coiucelle Ser

2 Zie llet ord °Pérations de b-nque, pag. 311.

e\' scheid tusschen het papierengeld en geldpapier,

-ocr page 28-

Het bankbillet vervult dus, zooals wij gezien hebben,
een geheel andere rol clan het papierengel cl, en heeft
vooral in den laatsten tijd een zeer groote uitbreiding-
ondervonden. In den laatsten tijd heeft het toch in
Duitschland en vooral in Frankrijk meer algemeenen in-
gang gevonden, en ook in ons land was het voor een 20
of 30 jaar nog lang niet algemeen in de wandeling. Eén
land is echter in dit opzicht, zooals in zooveel andere
gevallen, alle andere landen vooruit, nl. Engeland; daar
is het bankbillet het eerst in algemeen gebruik geweest,
en daar heeft het reeds zoo lang bestaan, dat het nu
weer cloor een ander credietmiddel verdrongen wordt, en
wel door de cheques.

Wij zullen in ons volgend hoofdstuk zien hoe dit cre-
dietmiddel ontstaan, in hoeverre het een credietmiddel,
en waarom het algemeen gebruik bijzonder aan te be-
velen is.

zeer duidelijk uiteengezet door Goldselimidt, Handelsrecht, bd. I.
abt. II. pag. 1193 enz

-ocr page 29-

HOOFDSTUK I.

een economisch oogpunt beschouwd,

Zo

in onze Inleiding opgemerkt hebben, wordt
? ^ngeland het bankbillet langzamerhand door den

eeds toenemend aantal depots aldaar; de cheque 1 toch
6eile aanwijzing van een cleponent op zijn gedeponeerd

chess fUart\' \'eidt cheque van het fransche woord echecs,

che

Verdrongen, en dit is het gevolg van het

is

1 Gilbart,

een \' Voor de heibergen, waar schaak kon gespeeld worden, werd

°ok geb\'^-j^01^\' een schaakboicl geplaatst. Dergelijke borden werden

u>tdruk\\\'*\'1 a\'S 61 rnoest worden, en vandaar kwam de

Wents ln& c\'lec\'i an account." Zoo wordt ook het gouverne-

genoernd Waar publieke betalingen plaats heb ben "the Exchequer"

®n"elai d\' WaarSchijnl\'jl\' afgeleid van het Fransche "exchiquier." In

Bell,- n" wordt er ook, check geschreven, en vandaar, dat Michaux-
c"aire, jnö

j ^ tievuedu droit commercial van E. Dufour 1864, 1 Janvier
van het Engelsche werkwoord "to check" afleidt, wat

Pag. 4
vei-if,

eeren

cheqUe \' COntro\'eeren beteekent. Hoewel nu beide vormen check en
biezen 8^\'Ullit worden, zoo is toch volgens Gilbart de latere te ver-
uit ile(. aa\' \'let tot geene vergissing kan aanleiding geven, en ook
land het^°°Ul eXcllecIuer vo\'gM z0° gebruikt ook de bank van Enge-
°m den "cheque-office." Daar er bij mij geene redenen bestaan

algemeen e\'en vol\'m de voorkeur te geven , en cheque ook meer
handelen SC^Ut le z\'3n bij de schrijvers, die over dit. onderwerp
Zo° geloof ik , dat het ook het beste is om cheque te schrijven.

de cheque uit

-ocr page 30-

geld, het is een mandaat aan een bankier door iemand,
die geld bij dien bankier heeft staan, om een bepaalde
som gelds aan een aangewezen persoon of toonder op
zicht te betalen.

Vroeger gaven de banken aan hen, die geld bij hen
gedeponeerd hadden promissory notes voor een evenredig
bedrag; na 1772 is dat echter veranderd. In het jaar
1742 toch werd er een acte uitgevaardigd, waarbij het
monopolie van de bank van Engeland gevestigd werd,
en clat is de hoofdreden van de invoering der cheques
geweest, hoewel die eerst 30 jaar later plaats had, om
aldus het verbod van papier aan toonder uit te geven
te ontduiken. Sedert dien tijd geven zij boekcrediet met
de permissie aan hunne klanten om daarop aanwijzingen
te doen, die op zicht betaalbaar zijn. Wanneer men
tegenwoordig geld bij een bank wil deponeeren, dan moet
men door een bij cle bank bekend persoon zijn voorge-
steld, die voor de solvabiliteit en moraliteit van den de-
ponent instaat; want cle bank beschouwt het-als een
gunst u toe te laten. Men moet beginnen met op zijn
minst 100 £ te deponeeren, en schrijft daarop zijn hand-
teekening in een daartoe bestemd boek, om clie later als
het noodig is te kunnen contröleeren; is dat geschied
dan ontvangt men drie verschillende boekjes nl. een slip-,
cheque- en passboek. Op het slipboek worden de ge-
deponeerde gelden bij den bankier aangeteekend; het
chequeboek bevat een zeker aantal blaadjes; wanneer er
nu een betaling moet plaats hebben, dan wordt er een
uitgescheurd, en daarop wordt dan het vereischte bedrag
geschreven, en tevens door den deponent onderteekend
en gedagteekend. Dit is de cheque, die naar den
bankier gaat, en waarop deze na ontvangst de be-
taling doet. Op het passboek worden de gedane be-

-ocr page 31-

I\'dingen genoteerd, en het controleert dus met het slip-
ek) hoeveel het montant van den deponent bij den

bankier nog bedraagt,

In Engeland is het niet alleen onder de kooplieden

gewoonte een rekening-courant bij een bankier te hou-

d>n\' 1ec\'er Particulier van eenig vermogen heeft

^1 °°k en het wordt zelfs voor fatsoenlijk gehouden ,

r-°ozeer, dat, toen eens aan een winkelier in Londen het

0llderscheid tussclien een burgerman en een gentleman

i=evraagcl was, hij antwoordde: Een burgerman betaalt

c°nta.nt in geld hetgeen hij bij mij koopt, een gentle-

111 an daarentegen koopt op crediet, en zendt mij elke

^ \' baanden een cheque op zijn bankier. Het kenmerk

\' yan een gentleman in Engeland zou zijn een rekening-

c°urant bij een bankier te hebben.

ot bedrag der depots heeft dan ook in Engeland een
vee | TU^er Cijfer bereikt: terwijl voor 20 jaar het

MC0\'S ! <)U mi^i°en £ bedroeg, is dit in 1862, volgens
, . 0c\'b reeds tot 200 geklommen, en schatte Darimon
m 1865 op 250 2. Alleen cle stad Londen zou
enn,
volgens Wolowski 3, voor circa 70 millioen £
üeelen n

r . \' Je gezamenlijke depots in G-root Brittanje en
,1r;\'"d bedragen volgens hem 300 a 400 millioen £
_______^onlijk ziet een cheque in Engeland er aldus uit:

nomen 1j\' \'S ^ llout*en van rekening-courant in Engeland loege
bankhui" \' tle WCt Van 1844 °P cle banken, waarbij de uitgifte van

2 t eUei> verni\'\'iderd werd. Gilbart, pag. 463.

L°uis Non,,, -i

M j °llguier, des ehèqucs, pag. 164.

4 Ene a °lowsti> la question des banques, pag. 320.

In Londen J ^
in der>,it 1 ^an ^ banken, die 25 maal bun stamkapitaal

0111 Vi a

len\'<e, die c 8en\' Cn jaav\'\'j^s pCt. uitkeeren. De gemiddelde

^ièrtel\'iahrscl 8°ed georganiseerde Eng. deposiiobank maakt, is 25 pCt.
"■ flJr Volkswirlhscbaft, 1865, 3 bd. pag. 206.

o

-ocr page 32-

boven aan den rechterkant de plaats en datum der uit-
gifte , en aan den linkerkant de naam van den bankier.
Vervolgens is hij aan een bepaald persoon of toonder
gesteld, en clan is het bedrag in letters uitgedrukt, ter-
wijl aan den rechterkant beneden de onderteekening en
links het bedrag in cijfers geplaatst wordt, b. v. 1:

London 10th. November 1868.

Messrs. Jones, Loyd and O.

Pay A. B. Esq. or bearer one hundred Pounds on
amount of

C. D.

£ 100.

Wat den vorm betreft komt de Engelsche cheque dus
zeer nabij aan een wissel op zicht; wij zullen later zien
hoe hij ook als een inlandbill beschouwd wordt. Het is
dus een mandaat aan den bankier, om aan een bepaald
persoon of toonder te betalen.

1  Chitty, on bills of exchange, promissoiy noles, cheques elc.,
10de editie, pag. 97 en 341. McCulloch (dictionary of commei\'ce
and commercial navigation 1856. pag. 282) heeft echter een kleine ver-
andering; daar staat nl. het bedrag in cijfers boven, en de naam
van den bankier beneden. Deze vorm is natuurlijk even geldis; ik
zou echter meenen, dat de vorm zoo als Chitty die opgeeft, de meest
gebruikelijke is, daar ik dien ook elders heb aangetroffen, o.a. in het
Neues Archiv für Handelsrecht, IV. 1862, pag. 229; Story on promis-
sory notes, pag. 614 enz. Ook Gilbart, pag. 50, heeft het bedrag
beneden; hij nommert echter de cheques; of dit nu algemeen gebrui-
kelijk is, en dus een omissie van de andere schrijvers, of dat slechts
enkele banken dit doen, heb ik niet. kunnen te weten komen; in
alle gevallen is het dunkt mij veel praktischer, daar het voor de
controle veel gemakkelijker is, als er b. v. een cheque zoek is ge-
raakt of gestolen is. Volgens de dictionnaire universel, théorique el
pratique du commeice et de la navigation. I. pag. 639, zijn zij ook
genommerd.

-ocr page 33-

\'n Frankrijk daarentegen was vroeger de vorm ge-
leei anders : daar was het geen mandaat, maar in den
Vorrn van reçu, en wel om de drukkende zegelwet 1
°P het handelspapier te ontduiken, nl. 50 ets. voor elke
1000 francs. Er bestaat ook wel eene zegelbelasting 2
^0or reçus, en wel van 50 ets. voor een reçu boven de
francs, maar deze wordt om het exorbitante daarvan
n°oit geïnd, tenzij de reçu in rechten wordt gebracht;
z°odat het publiek zich volstrekt niet meer aan die wet
den tijd der republiek stoort. Dat belastbare van

en cheque als mandaat is nu wel door de wet van

3 ivr ■

" ^ei 1865 veranderd, die den cheque in de eerste
Jaren na de inwerkingstelling der wet van elke be-
^ ^ nS" vrijstelt; maar daar het deposito-systeem, daar
e geheele credietwezen in Frankrijk nog niet sterk
ntwikkeld is, zoo is dââr ook de cheque nog in
hindschheid en wordt er nog zeer weinig gebruikt.
^ 111 Engeland de substitutie van papier voor specie
,-ijp S Zooveel mogelijk is volbracht, moet dit in Frank-
; v n°o geschieden; want de massa goud, die daar nog
^deeit is veel grooter clan in Engeland 3.

groot^ * c^ie(lues Saven enkele

6 huizen aan hunne klanten boekjes met che-
even als in Engeland; maar, daar het in
volstrekt geen gewoonte is, zijn geld bij een

Van 5 Jui»j 1850.

Ei.e Van 13 Brumaire an. VII.

4 à 5 mil]- \'\'in \'n Frankrijk met een metaalrijkdom van
Engelan(j ^ V001 ^ milliavden omgezet, terwijl de omzet in
Munzingei. , 1 80 m\'diarden bedraagt met 1 milliard in metaal.
rechtes, pa„ \'Ve zu dem Kntwuife eines Schweizerischen Handels-
1 Janvier) sel)401 Vlctor Bonnet (revue des deux mondes, 1864
•\'arden , en j eclltei\' clen metaalvoorraad in Frankrijk op 6 à 7 mil-

^geland 1500 millioen.

-ocr page 34-

bankier te deponeeren 1, en daar zij geen algemeene in-
wisseling - hebben, zooals wij zien zullen dat in Londen
en New-York bestaat, hielp dit al zeer weinig voor de
uitbreiding van het crediet ; want zoodra men een cheque
ontvangen had, werd die aan den bankier gepresenteerd,
en weer in metaal of bankbilletten ingewisseld, zoodat
het groote nut der clearing geheel en al verloren ging.
Terwijl dan ook in Engeland de cheque overal gebruikt
wordt tot in de kleinste plaatsen, geschiedt dit in
Frankrijk alleen in Parijs, Havre, Bordeaux, Lyon en
Marseille. 3

De Fransche bank 2 geeft voor de depots, die zij ont-
vangen heeft, reçus, die men billets blancs sur la banque
noemt; deze billetten nu, die alleen in naam van den
cheque verschillen, dragen een serie en een ordenummer.
Verder zijn er nog billets rouges. die alleen als vire-
ment tusschen de kooplieden, die de bank geadmitteerd

1  De weinige personen, die in Frankrijk hun geld bij iemand
deponeeren, doen dit gewoonlijk bij een notaris. Meestal houdt men
het echter zelf in kas, en bewaart alles zelf, zoodat de Morny in de

2  Revue de droit commercial par E. Dufour. 1864, I Janvier,
pag. 13.

-ocr page 35-

heeft, gebruikt worden. 1 De bank is zeer lastig met
het openen van een rekening-courant, en geeft geen in-
terest. Verschillende andere maatschappijen als : de cre-
dit-mobilier, foncier, agricole enz. geven wel interest,
öri zijn ook veel gemakkelijker bij de toelating. Zij heb-
ben echter verschillende bepalingen over de uitbetaling,
de Weigering van cheques enz.; b. v. dat cheques boven
de 20,000 francs op 2 dagen zicht betaalbaar zijn. Zij
geven óf chequeboeken, of gedrukte reçus, ôf nemen op
Papier ook geschreven reçus aan.

De vorm nu der cheques is natuurlijk geheel veran-
na de Wet van 1865, toen de zegelbelasting er
3P Werd opgeheven. In het projet de loi art. 1 was

°0lgesteld den vorm vrii te laten of als mandaat, of als
reen. i

y , cte commissie van rapporteurs was echter van mee-
aa ö\' bet beter was alleen den vorm van mandaat

\' " nemen, daar de keus tusschen beiden geen voordeel
aanbraf\'hf

ül > en er daarentegen wel bezwaren tegen waren.
\'\'g vorn

11 van reçu toch zou eene onwaarheid bevatten ;
Want dp "k

^ cheque wordt niet uitgegeven nadat het geld
2oeV C " Seei\'d is, maar voordat de betrokkene het ver-

betaling weet. Verder zou het tot misverstand
wanner ^ • .

lende \' aanleiding geven, als twee zoo geheel verschil-

Papieren als de cheque en de kwitantie dezelfde
namen dm

, oegen. De commissie vond het daarom beter

«meen den

(i,1T. naam en de definitie van mandaat te behou-

Frans i 1 18 dan ook in de wet aangenomen. De

1\'aü8che cheque

ö

verschilt dus tegenwoordig niet veel met

1  Dat deze bil]

\'■et jaar I864 ^ etten 110g al vee! gebruikt worden blijkt, dat in
lieeft, beioopen "" ,gezanieillijt bedrag de som van 14 a 15 milliarden
9 Juni 1865 in <|\'let raPPort van den graaf de Germiny, den
°n Senaat voorgelezen.

-ocr page 36-

de Eugtgfeche cheque. Hij bestaat uit 2 lange smalle
briefjes. die aan de smalle zijde aan elkander vastzitten.
Een lijnrechte streep deelt het in 2 ongelijke helften.
Bij het gebruik nu wordt de cheque van het in het che-
queboek blijvende kleinere deel losgesneden, nadat de
uitgever op het laatste de aangewezen som heeft aau-
geteekend; zoo kan hij altijd nazien, welk saldo hij
nog in de bank overhoudt, en hij houdt een goede
controle bij latere afrekening met de bank. Het komt
dus geheelenal in de plaats van het passboek in En-
geland.

In Schotland bestaat die inrichting van de cheques
bijna in het geheel niet; heeft daar iemand in den loop
van den dag eenige betalingen te doen, dan gaat hij
\'s morgens naar de bank, en neemt dan in eens dat
bedrag in billetten uit de bank, dat hij dien dag noo-
dig heeft; zoo ontvangt bij dan ook slechts bankbillet-
ten, die hij dan \'s avonds gezamenlijk naar de bank
brengt. Er is dan ook voor eenige jaren een nieuwe
bank, de Dunedinbank of Scotland, opgericht, die zich
met het bepaalde doel gevestigd heeft om cheques uit te
geven; clie bank vindt echter nog weinig ingang, en
men blijft zich daar nog liever bij het oude bepalen.

Niettegenstaande cle cheques daar dus nog zoo wei-
nig in gebruik zijn , is echter toch het depot-systeem
er het meest ontwikkelde van alle landen, want
voor eene bevolking van 3 millioen zielen is het
cijfer van 60 millioen £ bijzonder groot, terwijl En-
geland met 20 millioen inwoners in hetzelfde jaar 1865
250 £ had. Het aantal depots is dan ook in Schot-
land in de laatste jaren zeer toegenomen: terwijl in
1845 volgens Wilson (de oprichter van de Econo-
mist) het cijfer 30 millioen £ beliep, was het reeds

-ocr page 37-

m O7 volgens McOulloch tot 50 geklommen en in 65

e "Darimon het op 60. 1 De banken geven daar

. 1 ook hij na allen interest voor de depots, terwijl dit

dat^ ^ eene uitzondering is. Wel een bewijs,

. a llet credietwezen in Schotland sterk is ontwikkeld,

dat het, hoewel het zeker een der meest commercieele

1 mdustrieele landen van Europa is, het toch aan 4 mil-
üoen £

ook Pecie genoeg heeft. 2 De banken zijn daar dan

bijna allen circulatiebanken, en zij hebben hunne

ij antoren tot in de kleinste plaatsen. 3 Terwijl dan
ook in TT, i .

ingeland de banken niet toestaan boven het ge-

i Ger te trekken , werken de Schotten zeer veel met

j ecliet, dat is: zonder onderpand leenen daar de ban-

n alleen op persoonlijk crediet, en bevinden er zich
zeer wel bij 4.

] ftaPP0rt van Dan

Revue

8 De

ïmon, pag. 17.

Ue des deux mondes 1864, 1 Janv. pag. 93.

Van j. Uetten over het bankwezen zijn in Schotland verschillend
de g £ U1 ^"Seland. Zoo mogen b.v. in Schotland billetten onder
Schoti
rulen Ult§e§even> wat in Engeland verboden, en wat voor

^•\'U pQl-.

i(1 eer groot voordeel is. De Engelsche banken mogen

»een geval d

l^uikcii i u,terste grens overschrijden; dit mogen de Schotsche

in ]Sas. ^ J\' nnts ZÜ evenveel goud en zilver daarvoor in de plaats-

ken ut 1 en\' 61 \'n Engeland een vereeniging van 2 circulatieban-

P\'aats heeft rl i
billP1(„ \' n 14311 de vereenigde bank slechts voor zooveel aan

"■\'cd ii ji o

tenen , ö VSn\' a\'s een dier twee vroeger had: in Schotland daaren-

ö u vof,». ... . ö \'

gen

voor -

z\'jn tot °°Vee^ ^>e\'c\'ei1 te zara8n vroeger hadden. Al deze regelin-

die 0ol[ de!,tantl 8ekonjen door de 8 & 9 vict. C. 38 in het jaar 1845,
bank nieei, Vl\'i\'!eill der circulatiebanken beperkt heeft, zoodat geen
Gill)art. B
\'na5 ultseven,dan zij uitgaf in het jaar voor den 1™ Mei 1845.

4 « Pa8\' 509.
Het taskredi,

VVa,lt men ij 1 \'et \'S Vee\' \'Jeter> dan liet disconteeren van wissels ;

, aait c\'un dikwijls voor een grootere som interest dan

niet,

noodit

lieeft maar" f^\' Temand heeft b.v. een wissel van ƒ 10000, en
00 noodig; nu kan hij die ƒ 2000 niet zoo spoedig

-ocr page 38-

Het is daarom te betreuren, dat in een zoo ontwikkeld
land bet cheque-systeem nog zoo weinig ingang ge-
vonden heeft, daar ook volgens het programma van die
nieuwe bank in een bepaalde behoefte voorzien werd;
daarom is het ook waarschijnlijk, dat, al heeft het in
de eerste jaren geen gunstig onthaal gevonden, dit later
wel beter zal worden.

Ook Ierland behoort tot de landen, waar het cheque-
systeem nog in zijn eerste ontwikkeling is. Beter is het
in de Yereenigde Staten van Noord-Amerika gesteld;
daar heeft het reeds sinds langen tijd een zeer grooten
bloei bereikt. Het geheele bankwezen is daar, zooals
bekend is, zeer ontwikkeld; in de enkele stad New-York
zijn b. v. niet minder dan 53 banken met een gezamen-
lijk kapitaal van circa 66 millioen $ 1. Dat de ban-
ken 2 er een afzonderlijken klerk voor de cheques op na
houden, is wel een bewijs, dat het gebruik van cheques
er bijzonder groot is. Die checkclerk 3 moet een alpha-
betische lijst maken van alle cheques, die, hetzij ais de-
pot, of ter betaling, of hoe dan ook in de bank komen;
op die manier worden de andere boeken gecontroleerd;
want, komt dit bedrag uit met het bedrag der in de
andere boeken voorkomende cheques, dan is dit een be-
wijs, dat er geen fout begaan is 4.

Door de groote drukte, die er dikwijls aan de banken

1  Gibbons, the banks of New-York, pag 9.

2  Terwijl in Engeland de meeste cheques op bankiers worden afge-
geven, geschiedt dit in Amerika daarentegen meestal op banken.
Stoiy, commentaries on the law of promissory notes, pag. 614, § 487.

3  Gibbons, pag. 244.

4  Voor zooverre ik heb kunnen nagaan wordt deze klerk in de

-ocr page 39-

\'leeischt kan het zeer licht gebeuren, dat er met het
^ ° 1 van cheques misbruik wordt gemaakt om de
v °P te lichten. Over valsche en vervalschte cheques
eu WÜ later handelen, maar ook, zonder dat een
. |iUe Vervalscht wordt, hebben de deponenten er soms

zelfi? S 013 °m bedriegen, om nl. de-

a ,.. e cbeques door verschillende kanalen aan de bank

b^Oktijdig te presenteeren. B. v. 1 de noteteller (die

geld voor de promessen, die aan de bank in dis-
conto of t •

l^-j ^ ter mcasseering gegeven zijn, int) kan dien
telle 6 van eea promesse ontvangen; de paying

m dien uit te betalen; de depositteller kan
dien|ln nemen, en eindelijk de runner (de be-

, 6\' flie het geld voor de vervallen wissels enz.
\' aalt) bij de

betaling van een wissel. Al die perso-
linnen een cheque op hetzelfde depot luidende
v - eüaen tijd zonder van elkander te weten ont-

,!!\'fn- A- heeft b. v. een saldo van 1000 $ bij de
dlJk staai

vanp-f

L .

"n\' nu kan hij daarop bij den payingteller voor

_____„ ^w^ my —

goud trekken; hij kan ook clien cheque aan een ander
dealer van dezelfde bank geven, die dezen te gelijker
tiJd daar deponeert; tevens kan bij aan den lessenaar
van den noteteller er eene note mede
ontvangen en
bij een wissel op zicht betaalt hij daarmede denzelfden
dag den runner, zoodat hij 4000 $ kan
trekken met
een balans van 1000 $. Wat de tellers betreft, kun-
1,011 zij door twee middelen tegen dit bedrog
beschermd
worden: door elkander zooveel mogelijk op de hoogte
Van zaken te houden, en verder moeten zij zich op de

f\'f banke« er „iet 0p nagehouden, wel wordt daar ook een cheque -

8er houden, waarin alle cheques moeten worden opgeschreven,

0111 dUb de «ntrole gemakkelijker te maken, Gilba.t, pag. 272.
Gibbons, pug. U4

-ocr page 40-

goede trouw van A. verlaten, terwijl de runner alleen
op dit laatste kan vertrouwen. Op deze wijze wordt
echter zeer zelden gefraudeerd; want al gelukt het, het
wordt toch natuurlijk zeer spoedig ontdekt, en de ban-
ken waarschuwen elkander voor dergelijke oplichters.

Een ander middel van oplichting wordt meer in prak-
tijk gebracht, hoewel oude gediende klerken ook daar-
tegen weten te waken; ik meen het zoogenoemde
kiting
dat aldus in zijn werk gaat. A. en B. hebben depots
gehad, de een bij bank C., de andere bij bank D.; als
nu het saldo van beiden op is, dan trekken beiden een
cheque op hunne bank, en verruilen die, zoodat B. de
cheque van A. op bank C. getrokken krijgt, en A daaren-
tegen dien van B. op bank D. Beiden geven nu die ver-
ruilde cheques in depot, A. den cheque van B. bij bank G. en
B. den cheque van A. bij bank D.; worden nu deze als goede
cheques aangenomen, dan hebben zij dus weer een nieuw
saldo verkregen, en trekken dan spoedig daarna op hunne
bank. Als dan clen volgenden morgen het bedrog uitkomt,
dan zijn bank 0. en D. ieder een gelijke som kwijt.

Een middel hiertegen is het waarmerken 1 van de
cheques; er wordt nl. geen cheque, die op een an-

1 beuren. Giiburt, pag. 41.

-ocr page 41-

bank getrokken is in betaling of in depot genomen,
niet vooruit door de betrokken bank is geviseerd
teeworden, wat door den payingteller geschiedt, clie dit
natuurlijk alleen doet als er genoeg saldo in kas is; hij
schrijft dan zijn naam dwars over den cheque. Zulke
(w tified cheques kunnen later nooit door die banken
öe\\veigerd worden, terwijl de bank, die ze ontvangt ze
Zekei in clepot zal nemen; want zij behoeven nu niet
Tneer °P den trekker te letten. Zij worden dan ook den
(^eponent toegerekend als terstond te zijn betaald.

■^it certifieeren is vooral voor de deponenten van zeer
ötoot gemak; want als zij een cheque naar een andere plaats
willen opzenden, dan laten zij dien eerst viseeren, en dan
|s "ij even goed als een bankbillet. Voor de bank is
1(3 eckter een gewaagd iets; want zij zijn nu gehouden
zulke cheques te honoreeren, en zij moeten dus goed het
raê der gecertifieerde cheques aanteekenen, anders
-oiuten zij ; als het eenigen tijd duurde, voordat derge-
ve cheques gepresenteerd werden, er zeer mede be-
ogen kunnen worden ; daarom, hebben de New-York-
c16 banken een certification checklist om duplicatie»
^® cheques te voorkomen, en om den teller te helpen
nneren; want zij kunnen zoolang in de wandeling
r.. \' ^at zij uit het geheugen van den payingteller
geraakt. Omdat het nu voor de banken zoo ge-
eiT ifk het certifieeren lang niet altijd,

Woic|^n ^ Uiting nog wel eens reusseeren; want het

is de t aan ^ePos^t\';eller overgelaten of het noodig

ei depot gepresenteerde cheques te laten certifieeren
°t niet.

Als een uB •■
Anierik ewiJs nu hoe enorm het cheque-systeem in

dat ter .°r\'tw^eld is dient deze statistische opgave,
erwijl in Londen in 1863 het jaarlijksche bedrag

-ocr page 42-

der cheques 1500 £ beliep, dit in de zooveel kleinere
stad New-York 1800 millioen £ bedragen heeft, dus
bijna 5 millioen £ dagelijks.

Wat de andere landen betreft, in weinige 1 is tot nu
toe het cheque-systeem doorgedrongen , en, hoewel het in
verscheidene landen door de wet geregeld is, heeft het
toch in zeer weinige eenige economische beteekenis ver-
kregen. Onder die weinige kan men Zwitserland reke-
nen. In Basel, Geneve en Zürich worden reeds sedert
verscheidene jaren aanwijzingen gebruikt, die behalve
den naam anders groote overeenkomst met de cheques
hebben; zij luiden aldus 2: "von meinem Guthaben
bei der Bank.... überlasse ich an A die Summe von
Franken.... Bankvaluta zur Belastung in Conto-korrent

den......... en de onderteekening, terwijl boven aan

staat: an die Bank........ Sedert 1864 geeft cok de

Eidgenössische bank in Bern chequeboekjes uit, die ge-
heel en al volgens het Engelsche model zijn; zij heeft
zich echter bij groote sommen eenige respijtdagen voor-
behouden, nl. van 5—10,000 fr., kan zij 3 dagen en
boven de 10,000 fr. 8 dagen met de betaling wach-
ten. Zij geeft 4 pCt. interest van den dag na den in-
breng tot den dag voor de uitbetaling. In het begin
moesten volgens haar programma de cheques steeds aan
toonder zijn; later is men daar echter van afgeweken,
en nu heeft men ook cheques aan een bepaald persoon

1  Als een bewijs hoe het depot-systeem nog weinig ontwikkeld is
in Duitschland cliene, dat in 1864 het gezamenlijk bedrag van depots
in alle Pruissische banken 30 mill. thaler beloopen heeft,
V72 van den
omzet aan die banken. Het is daar dan ook verboden rente te geven
voor de depots, wat alleen aan de Pruissische bank is toegestaan. Viertel-
jahrscbrift für Volkswirthschaft etc. 1865, band III., pag. 206.

2  Munzinger, pag. 406.

-ocr page 43-

^ 01 der. Hoewel nu in de laatste jaren het depotsys-
1 Vee^ algemeencr wordt, zoo berekent Munzinger,
Cl zeker nog 25 millioen fr. in Zwitserland

a s onvruchtbaar kapitaal blijft liggen, dat door de de-
1 °sitobanken en het cheque-systeem, vruchtbaar kon

gemaakt worden >.

^><)r\'Uöal 2 en Spanje zijn ook eenige artt. in

v\' die op de cheques betrekking- hebben: of
zij echter rl •

aaar m de gewoonten zijn opgenomen, heb ik

\'e We^en kunnen komen, maar geloof niet, dat zij

e gebruikt worden; van Spanje heb ik alleen ge-

en> dat zij er sedert 1847 in gebruik zijn 3.

\'Cer heeft men nog enkele steden, waar aan wij-

zooalk< • betaalmiddel gebruikt worden,

S 111 Eeipzig, waar zij Stellzettel of Empfangscheine

Zeg C W01\'den, die dien zelfden dag vóór \'s avonds

zond1111 \' en bij niet betaling aan den uitgever

In A ^ teruggegeven moeten worden 4.

werpen 5 worden de meeste betalingen van koop-

1 Volo

von Gou"S MlUerniaier (Zeitschrift für das gesammte Handelsrecht
deposUobaSC-\'dt> X. pag. 1) zijn ongeveer 25 millioen fr. bij de

2 en 111 Zwitserland gedeponeerd.

ziJn, diteitnaiei\' m«ent, dat Holland en Pottugal de eenige landen
Vei\'"ist b..aan^aanc^e Aankaan wijzingen voorschriften hebben. Hierin
Saksisch^ S\'\'\' ec\'lter\' want behalve deze heeft, men nog de Beijersche,
Het\' B\'asiliaansche, Newyorksche en andere wetboe-

gevvorie aa ^ Waar\' \'n eei\'Stopgenoemde wetten worden alleen de
onderdeel ljzinSen behandeld, maar, daar de bank aanwijzingen er een
van toepass; Ult®aken, zoo zijn die wetten ook op bankaanwijzingen

° D«four, 18(J4

Pachter vu V"*B\'
5 Frans,,-,: ^«»ehre, pag. 87-

ansche en 7 \' pag\'
gouvernements V\'\' l>a§\' 634> antwoord van den Hr. Kreglinger,

"Commissaris bij de nationale bank van België.

-ocr page 44-

lieden door cheques gedaan. Die cheques komen bijna
allen in handen van de banque nationale, waar dan het
décompte van den dag öf door overschrijvingen op de
courant-rekening bij de bank geregeld wordt, öf door
middel van de bankiers en kassiers in contanten wordt
uitbetaald. Het cheque-systeem heeft daar dus een hoo-
gen graad van ontwikkeling bereikt; het is slechts jam-
mer, dat het zich ook niet tot de partikulieren heeft
uitgebreid. In Brussel daarentegen, waar de handel en
het bankwezen ook in grooten bloei zijn , komt het gebruik
van cheques weinig voor; daar wordt biina alles met
bankbilletten afgedaan.

Ten laatste moeten wij zien, hoe het in Nederland ge-
steld is, waar wel geen eigenlijke cheques zijn, namelijk
niet wat den naam betreft, maar waar toch hun rol door
het kassierspapier en verdere aanwijzingen even goed ver-
vuld wordt. 1

Reeds van ouds was de kassierderij bij ons in aanzien.
Volgens Luzac 2 hebben de kassiers hun oorsprong te
danken aan de gewoonte van sommige Zaandammer
kooplieden, clie in plaats van hun geld telkens mede te
nemen, dit bij vertrouwde personen in Amsterdam ach-
terlieten. Wat hiervan waar moge zijn, dit is zeker,

1  Terwijl in Holland de cheque niet in naam, maar eigenlijk
wel in de daad bestaat, heeft juist bet tegenovergestelde in Oos-
tenrijk plaats, waar aan het woord cheque een geheel andere betee-
kenis gegeven wordt, nl., de door de depositubank uitgegeven giro-aan
wijzingen, die veel overeenkomst met bankbilletten hebben. Dit moet

2 wel in \'t oog gehouden worden, wanneer men over Oostenrijksche
cheques leest, want er zouden groote verwarringen door kunnen ont-
staan. Vierteljafarschrift f\'ür Yolkswirthschaft von J. Faucher, 1866,
B. II. pag. 105. Friedr. Kleinwachter, eine Studie über Zettel und
Depositenbanken.

-ocr page 45-

dat zij sedert langen tijd bestaan hebben, en spoedig
algemeen in gebruik kwamen,
daar men het veel gemak-
kelijker vond een ander zijn kas te laten houden. Reeds
in de 16e eeuw toch, waren zij algemeen bekend, en
werden er strenge keuren 1 tegen hen uitgevaardigd, daar
men ben beschuldigde van het geld te bicquetteeren, da.
de zwaarste geldstukken uit te wegen om die tegen
lichte te doen hermunten, wat men toen natuurlijk zeer
strafbaar vond. Nog gedurende geruimen tijd werden
door de regeering gewantrouwd en stonden zij in geen
goeden reuk; want nog in de keur van 6 April 1684
werden zij met de wisselaars en joden als gevaarlijke lie-
den beschouwd. Hoewel zij nu in den beginne alleen
kashouders va,n enkele personen waren, deden zij later
dezelfde diensten als de depositobanken, want bij beta-
lingen tusschen de klanten van denzelfden kassier had
er alleen overschrijving in diens boeken plaats. Daar er
echter tusschen de jaren 1770 en 1780 54 kassiers in
Amsterdam waren, hielp dit
nog weinig; maar omdat
nu de verplaatsing van specie meestal alleen tusschen de
kassiers onderling geschiedde, kwamen dezen op het denk-
beeld om op bepaalde tijden al hun onderlinge schuld-
vorderingen tegen elkander in te wisselen, zooals wij
later zien zullen dat in Londen en
New-York gebeurt.

He kassiers waren alleen kashouders, en het geld, dat
hun werd toevertrouwd, moesten zij onaangeroerd in hunne
kelders laten liggen; vandaar dat zij voor hunne moeite

1  Vooral de keuren van 5 Juni 1604, 21 Maart 1606 en 15 Juli 1608;

deze laatste keur werd de kassierderij geheel opgeheven; maar die

e»>\' vond zulk een tegenstand bij de kooplieden, dat zij reeds na

U dage" gemitigeerd werd. Moes, pag. 26. De laatste keur, en die

vooral door liet Wetboek van Koophandel is nagevolgd, is die van
•W Januari 1770.

-ocr page 46-

een zekere provisie namen (meestal | pCt.); en aan die
vroegere gewoonte hebben wij ook nu nog de artt. 75 en
226 van het Wetboek van Koophandel te danken. Dit
is echter sedert geruimen tijd geheel veranderd; want
reeds ten tijde van Luzac lieten de kassiers, wat zij
tegenwoordig ook nog doen, het geld niet ongebruikt
liggen, maar maakten het daarentegen weer productief; 1zij hebben echter hunne provisie behouden , zoodat zij hoe
langer hoe minder gebruikt worden, en men veeleer
zijn geld bij de depositobanken brengt, waar men in
plaats van provisie te moeten geven interest ontvangt. 2Vroeger gingen de kooplieden , als zij geld moesten heb-
ben , liever8 bij de kassiers dan bij de Nederlandsche
bank; want men meende, dat het personeel crediet van
den koopman, die het geld noodig had, er onder leed,
en vandaar, dat de kassiers toen, hoewel reeds verouderd,
toch nog goede zaken deden; dit vooroordeel is gelukkig
thans geheel en al verdwenen, en cle kassierderij is dan
ook nu hier te lande zeer achteruitgegaan; terecht spoort de
Heer Pierson hen daarom aan, hunne oude tradities vaar-

1  Mittermaier, nog hechtende aan dat vroegere denkbeeld der kas-
sierderij , van nl. liet geld als een zuiver depot te beschouwen, en het
in de kelders te laten liggen, zegt. terecht, dat kassiersbriefjes geheel
iets anders dan cheques zijn, en kent het dus niet zulk een groote
economische beteekenis toe als aan den cheque.

2  In den allerlaatsten tijd zijn er weer enkele kassiers, die alleen
als zoodanig werkzaam zijn, waaronder naar ik verneem de Ontvang-
en Betaalkas te Amsterdam moet gerekend worden. Zoo heeft ook
de Associatie-Cassa steeds de haar toevertrouwde gelden onaangeroerd
in haar kas gelaten. Zij heeft echter aan hare werkzaamheden een
ïtente Cassa gevoegd, die wel de gedeponeerde gelden gebruikt, en
er dan ook interest voor betaalt. Staathuishoudkundig jaarboekje 1866,
pag. 342

-ocr page 47-

wel te zeggen, en het initiatief te nemen tot niemve de-

positobanken \\

Om nu het geld, dat men bij een kassier heeft gede-
poneerd, terug te krijgen , geeft men aanwijzingen op dien
kassier, kassiersbriefjes. De vorm is meestal zoo als e
vroegere Eransche cheques, nl. als een quitantie en
gewoonlijk aan toonder; is de vorm echter die van een
Engelschen cheque, nl. als een mandaat, dan
moet het
aan toonder zijn; immers als het aan een bepaald persoon
of order luidde, zou bet volgens art. 210 Wetboek
van Koophandel eene assignatie zijn. De Hollanders
waren de Engelschen in het gebruik» van dergelijke
aanwijzingen vooruit; terwijl, zoo als wij gezien heb-
ben, het gebruik van cheques eerst in 1772 m En-
geland is ingevoerd, gaven reeds in het begin van de
18* eeuw de kooplieden aan bun crediteuren kassiers-
briefjes op naam af, zoodat ook John Law dit gebruik
aan de Engelschen ter navolging aanraadde 3. Hoewel
nu de cheque of het kassiersbriefje in Holland bekend

-ocr page 48-

genoeg, en onder de kooplieden zeer gebruikelijk is, zoo
is hier toch het depot-systeem nog zeer weinig onder
de partikuliere personen doorgedrongen, en eerst dan
zal de cheque een veel grootere economische beteekenis
verkrijgen.

In de laatste jaren, vooral na 1863, zijn hier te lande
echter verschillende inrichtingen ontstaan, die, al dragen
zij niet allen den naam van bank, toch meestal haar
werkzaamheden verrichten , en die door rente voor de
depots te geven de kassiers boe langer hoe meer ver-
dringen. In den allerlaatsten tijd hebben ook bij som-
mige van die banken particulieren hun gelden gedepo-
neerd, en dezen nu betalen hunne schulcleischers met
cheques, evenals dit in Engeland geschiedt; het is wel
een verblijdend vooruitzicht, dat men hiertoe eindelijk
is overgegaan, al zijn die particulieren \'ook nog zeer
weinigen in getal 1.

De Haarlemsche Bankvereeniging en de Kasvereeni-
ging te Amsterdam hebben tot het in depot geven cloor
partikulieren wel het meest van alle dergelijke banken
bijgedragen 2; haar hoofddoel is dan ook gelegenheid te

1  Het aantal partikulieren, die in rekening-courant met de Kus-
vereeniging staan, zal ongeveer een 60 bedragen.

2  Onder deze moeten ook nog genoemd worden: de Commandiet-
kas te Rotterdam, de Grediet-vereeniging, die de eerste bank was, die
rente voor gedeponeerde gelden betaalde; verder de Rotterdamsche
bank, boewei deze niet door cheques op zich laat trekken, maar rente-
dragende deposito-billetten afgeeft, die op order gesteld zijn; bet aantal
partikulieren dat hiervan gebruik maakt, neemt echter gestadig toe.
Evenzoo handelt ook de Nederlandsch-Indische Handelsbank Ie Batavia.

Volgens den naam zou men meenen, dat ook de Nederlandsche
Credit- en Deposito-bank veel werk van depots zou maken, dit schijnt
echter niet het geval te zijn, want het bedrag der depots was b. v. op
31 December 1865 nihil. Staathuish. jaarb. 1866, pag. 337 en verv.

-ocr page 49-

]Ueven tot eene gemakkelijke wijze van tijdelijke geldbe-
fc&iQg ook voor kleine sommen en voor korten tijd,
J r rekeninghouder ontvangt een boekje met 30, 50
^ 100 gedrukte quitanties, waarop men slechts de som,
men te betalen heeft, behoeft in te vullen, geheel
. al gelijk dus aan de Engelsche chequeboeken. De
1 erest wordt van clag tot dag berekend en verschilt
\'aaimate der tijdsomstandigheden; in de dagbladen
1C^ ^n^erest echter altijd vooruit aangekondigd.

®ze banken belasten zich ook met het inkasseeren van
^ _ : Waarvoor zij geen kassiersloon rekenen, tenzij
e lnkasseeringen elders moeten plaats hebben. De
uite
verschilt bij de Kasvereeniging, naarmate de gel-
de V°0r \' \'^ dagen opvragens zijn gedeponeerd;
J5 eerste hebben echter verre de overhand Bij de
nische Bankvereeniging maakt het bedrag, dat
^gevraagd wordt, een verschil voor den tijd nl. 1,2

° dagen na zicht. Zij neemt depots van slechts
tien fniMo

beid ü aan\' z0°dat er we\' aan iedereen gelegen-
^^ §egeven wordt van deze inrichting gebruik te

i , heeft men echter een depot korter dan 8 dagen
laten stvm i

Men Q wordt daarvoor geen interest berekend,

nl aT eC^ter eene bijzonderheid wel in acht nemen,
s-, . \' er hij de Kasvereeniging en de meeste depo-
couraTt 6n VerScllil gemaakt wordt tusschen rekening-

v»„ c \' en deposito\'s; deze laatsten geven interest,
maar men u

]-e ■ Kan er niet door cheques op trekken; de re-

die geirrant daarentegen geeft geen interest, maar

irA,„ 11 zlJn dan ook evenals bij de Engelsche ban-
nen
on Call•

ppneeren \' ^^ n er steeds door cheques over dis-
hh-ef\'t men nu echter een eenigszins groot

-ocr page 50-

bedrag in rekening-courant, dan laat men dit op het
depositoboek overschrijven, wat kosteloos geschiedt en
waardoor die gelden interest geven. Wil men er nu op
trekken, dan moet men zorg dragen den vorigen dag
het bedrag weer op de rekening-courant te brengen. Dit
veroorzaakt wel een kleinen last voor den deponent, maar
voor de banken is het veel voordeeliger. De Haarlem-
sche Bankvereeniging echter maakt geen onderscheid
tusschen gelden in rekening-courant en in deposito, want
zij vergoedt een matigen interest voor de haar geleende
gelden, en staat toch toe, dat men met cheques op
haar trekt.

Wij zijn nu tot den aard van den cheque genaderd, en
ik wenschte nu na te gaan, of de cheque een circulatie-
middel is, — of hij gelijk is aan een bankbillet, — en
of hij een creclietpapier is; dit zijn drie vragen, waarover
tegenwoordig veel gestreden wordt.

Velen zijn er, die meenen, dat cle cheque geen 1 cre-
dietpapier is, want, omdat het geld gedeponeerd is, re-
presenteert de cheque een bepaalde geldsom; het is dus
niet zooals bij het bankbillet, dat op het betalingsver-
mogen van cle bank berust, en waar niet voor de uitge-
geven billetten een even groote som muntmateriaal voor-
handen is , maar het representeert een voorhanden zijnde
geldsom. Deze redeneering zou waar zijn , wanneer men te

1  Bv. de economist Vitu, Enquête, I. pag. 735, evenzoo Garnier
Pagès, lid van het corps législatif, Enq.
TI. 42, professor Tellkampf
van Breslau, V. 478, J. Pereire in zijne Principes de la constitution
des banques, pag. 218 enz. Anderen weer wel als: de economist Paul
Coq. Eng.,
III. 451, Macleod, dict,., pag. 73, Mitterrnaier, Zeitschrift
für das Ges. Hand. X. pag. 1 sqq., Goldschmidt, pag. 1207 en 1223.

-ocr page 51-

doen had met kassiers een paar honderd jaar geleden, of
bij «en girobank, waar de gedeponeerde gelden geheel en
al ongeschonden bewaard blijven ; zij is niet waar bij de
depositobanken of bankiers, waar de gelden niet m de
kelders renteloos blijven liggen, maar welke die gelden weer

en interest doen draden. Daar is het geheele

den^-Van nooit in metaal aanwezig, want dan zou-

heid ^ ^eene zaken kunnen doen , maar alleen die hoe veel-
°\'uld\' Voor de dagelijksche opvragen noodig is. Elke
er meer dan noodig in kas is, is renteloos

]|er _ \' en hoe minder dat bestaat des te beter is
re e1 bankier, en volgens de eerste economische
^^ beter voor de geheele maatschappij. Hoe
van h ^afc ^drag zÜn nioet hangt nu geheel en al af
tuurlijk van den bankier, en daarvan hangt na-

de \\J ^obditeit van de bank af, en gedeeltelijk ook

waarde v

is volo- 6en cke<lue- Als die nl. niet gepresenteerd

Weio-ex-j \' S Wettelijke termijnen, dan heeft men bij

<)vVuö Van de bank geen verhaal meer op den uit-
teer, en rl

0lnzetten

seerd oi i aS eeU gePresen^eerde cheque is geba
Een

°P het C1*ediet van de bank.

» cheque echter, die volgens de gewone termijn*
18 gepresenteerd, hangt af
van de solvabiliteit des u -
al had deze vroeger gelden bij de banK

deponeert!, dan moet hij toch zijn cheques mj weig o
Van de bank honoreeren, hoewel bij natuurlijk zijn vei-
liaal op de bank beeft. Het is dus een geheel andei
geval dan bij een gewone girobank, waar de cheque eene
aanging ig op ;en bepaald aanwezige geldsom; daar

a"J<1 moeten ,ih„ daar het dadelijk opvorder baar is; naar

;1C\';6 >^eneering ,ou hct,elfde met de bankbilletten plaats moeten

hebben, en dan kwam men tot de oude girobanken terug.

1  Volgeïls Professor Stein ie Weenen, Enq. V. 405, zou dat geld

-ocr page 52-

is de cheque geen credietpapier, want het geld bestaat;
hier echter is het gedeponeerde geld niet meer aanwe-
zig, dat is weer op rente uitgezet, zoodat de cheque nu
alleen berust op het crediet des uitgevers, of deze nl.
zijn geld bij de bank gedeponeerd had, en dus de bank
zal uitbetalen, of dat bij weigering der bank, als
de uitgever geen geld gedeponeerd had, de uitgever
soliede genoeg is om toch dien cheque te lionoreeren.
Het is dus wel degelijk een credietpapier, en geheel
verschillend van de aanwijzing op gedeponeerde sommen
bij zuivere girobanken.

Ten onrechte zegt daarom m. i. Wagner 1, dat het
voor den cheque hetzelfde is , of de bank, waarop getrok-
ken is, een giro- of depositobank is; wat den uiterlijken
vorm betreft zeer zeker, niet wat de innerlijke waarde
aangaat; in het eerste geval is het eene aanwijzing op
een aanwezige bepaalde geldsom % in het andere geval
echter is het een credietpapier, welks betaling afhangt
van de solvabiliteit van de bank, die in het eerste geval
zonder diefstal niet te wantrouwen zou zijn. De bekende
Oostenrijksche economist von Hoek 2, vindt de cheque
een minder gevaarlijk credietmiddel dan het bankbillet,
omdat gene slechts uit de bank een gedeelte van het
vroeger geleende neemt, als hij ter inwisseling wordt
aangeboden, wat niet bij het bankbillet het geval zou
zijn, dat een gedeelte van het kapitaal zelf zou weg-
nemen. Dit is echter m. i. onjuist; ik geloof, dat beiden
in dit opzicht hetzelfde zijn: ook het bankbillet neemt
datgene weg, wat er vroeger voor in de plaats is geko-
men. Men kan toch niet vooronderstellen, dat de bank

1  Pientscli, Volkswirthschaftslehre, in voce check, pag 147.

2  Enq. V, 333.

-ocr page 53-

maar billetten in bet wilde zou hebben uitgedeeld; er
zi.m dus wissels (bij disconto) of goederen (bij beleening)
of specie bij ruiling voor in de plaats gekomen, enter-
wijl deze weer later te gelde zijn gemaakt, zoo is het
geld daarvoor in de plaats gekomen, wat bij inwisseling
voor het bankbillet wordt uitbetaald. Cheques en bank-
billetten ,jjü dus in dit opzicht als credietmiddelen vol-
komen
gelijk.

Onder hen die meenen, dat de cheque volstrekt
geen credietpapier is, behoort ook de oud-mmister
RochussenV, omdat hij voor basis een reëele waarde
heeft, en dus alleen de circulatie gemakkelijker maakt,
Wat nu die reëele waarde betreft, ik heb het hier-
boven reeds gezegd, dat is waar als het geld onaange-
roerd in de kelders blijft liggen; zoodra dat echter met
het geval is, zoodra niet evenveel geld in de kelders
ïigt als het gezamenlijke bedrag van direct opvorderbare
depots bedraagt, is de cheque een crediet-instrument, met

ebaseerd on rU —v-.

op de reële waarde, die vroeger gedeponeerd
18 > maar alleen op het betalingsvermogen van den uit-
gever, evenzeer als het bankbillet berust op dat der bank,
waar ook bij de uitgifte een reëele waarde is
ontvangen,
maar waar niet een gelijk bedrag in metaal aanwezig is.
Zoodra dan ook voor de bankbilletten evenveel metaal
aanwezig is als het gezamenlijke bedrag der uitgegevene
billetten bedraagt, houdt het
bankbillet op zijn rol van
erediet-instrument te vervullen, en is
het een eenvoudige

sriroasvr,^" •

gn-oaanwij

zelfde i °\' Z0° a\'s cheque zon zijn als hier het-
Plaats had.
YVat toch

ls crediet? Vissering 2 zegt: crediet ver-

Enq. V, 72?
Vissering i

Pag- 240 n°. 295.

-ocr page 54-

leenen onder welken vorm ook is niets anders dan ka-
pitaal verstrekken, met dat gevolg, dat degeen, die zelf
geen gebruik voor zijn beschikbaar kapitaal heeft, de
diensten er van aan een ander afstaat. Dit nu heeft ook
bij het depot- en cheque-systeem plaats; de depotgever
heeft voor het oogenblik geene bestemming voor zijn ka-
pitaal ; hij deponeert het bij een bank, of beter hij staat
het aan de bank af, onder voorwaarde het op eerste aan-
vrage terstond geheel of gedeeltelijk te zullen terug ont-
vangen : hij verleent clus crediet aan de bank; maar de
nemer van den cheque verleent bij het ontvangen daar-
van den uitgever crediet; hij steunt er op, dat deze be-
talingsvermogen genoeg heeft om hem zoo noodig dien
cheque weer in te wisselen : het is dus een credietpapier,
even als het bankbillet gebaseerd is op het crediet, dat
de bank heeft bij de houders dier billetten.

Door de uitgifte van een cheque wordt ook een zelf-
standig vorderingsrecht tegen den uitgever geboren, d. w.
z.: even als de bank aan iecleren toonder van een bank-
billet het geld moet uitbetalen zonder te mogen vragen
hoe de toonder er aan gekomen is, evenzoo zal een
tweecle of derde houder van een cheque terstond door de
bank, of bij weigering van de bank door den uitgever
(zoo de termijnen in acht zijn genomen), moeten betaald
worden, zonder dat de uitgever zal mogen tegenwerpen,
dat hij er geen waarde voor genoten heeft.

Hoewel nu de cheque als credietpapier gelijk is aan
het bankbillet, zoo verschillen zij als circulatiepapier zeer
veel van elkander; terwijl het bankbillet het voornaamste
van alle circulatiepapier is, zoo is die circulatie bij den
cheque iets geheel toevalligs 1; de bestemming van den
cheque is volstrekt niet om als circulatiepapier te fun-

1 Wulovski, Ie chance et, la circulation, pag. 247.

-ocr page 55-

zijne bestemming is betaalmiddel te zijn, om daar-

1 aan het geld de gelegenheid te geven rente af te

erpen; wordt een cheque echter niet direct geïncasseerd,

, gaat hij door verschillende handen clan is dit iets

cbe \' buiten den eigenlijken aarcl van den

l11« om. Men vindt dan ook in bijna, alle wetten
over cljf- , J

tei .. onderwerp die circulatie bemoeilijkt door korte

Uien ^nei1 Van Presentatie voor te schrijven. Daarom kan

^ niet zeggen, dat het depot en de cheque te

I 11 dezelfde dienst doen als het bankbillet. 1 Zij

^ in vele opzichten overeen, maar volstrekt niet

^etal"6 \' )e C^eclue verdringt wel het bankbillet bij vele

bankb\'^eU\' maar ^Ü verscheidene kan toch alleen het

i v dlet zijne diensten doen; b. v. bij betalingen buiten

„.,. zal nien meestal aan bankpapier de voorkeur

geven, en "lr

al die personen, die geen bankier hebben, kun-

Inatuurl\'jk niet in cheques betalen. Het bankbillet

altijd

zal dus

naast den cheque blijven bestaan, al komt

•y^i aas •

het dan ook door de cheques minder algemeen ui ge-
bruik; daarbij zal de cassa der depositobanken ook veel
iu bankpapier bestaan, en al krijgt dus de cheque nog
zulk een gvoote uitbreiding, de Ned. Bank met hare
bankbilletten zal steeds groote diensten blijven verleenen.

Hu wordt ook dikwijls als verschil tusschen cheques en
bankbilletten genoemd, dat het bankbillet een volkomen
betaling zou zijn, de cheques niet; dat de uitgever van
den cheque steeds verantwoordelijk blijft, totdat de bank
die inwisselt, en dat dan eerst de betaling volkomen wordt;
dat daarentegen bij
het geven van een bankbillet de be-

nen

1  Hildebvand, das Chequesystem und das Clearinghouse in Londou

-ocr page 56-

taling terstond volkomen is geworden Ik geloof echter,
dat dit minder juist is; dit is zeker, bij beiden heeft de
crediteur het recht een dergelijke betaling te weigeren;
hij kan of geld, of wat met geld gelijk staat, wettige be-
taalmiddelen b. v. muntpapier eischen; hij behoeft ech-
ter noch cheques noch bankpapier aan te nemen ; maal-
ais hij dit gedaan heeft, dan geloof ik toch, dat de be-
taling met een bankbillet niet volkomen is. Wanneer de
bank in dien tusschentijd failleert, en hij kan be-
wijzen, dat hetzelfde bankbillet, dat aan de bank ge-
weigerd werd, hem door dien debiteur gegeven is, en wel
binnen de drie dagen, art, 225 W. v. K., dan zie ik
geene reden, waarom hij nu het verlies zou moeten dra-
gen. Het zal natuurlijk zelden gebeuren, dat men kan
bewijzen juist die bankbilletten te hebben ontvangen, wat
natuurlijk veel gemakkelijker met een cheque zal gaan;
maar stel het geval, dat men clat bewijs in zijn macht
heeft, waarom zou men dan bij bankpapier het recht
van verhaal missen en niet bij cheques; — waarom zou
eene betaling met bankpapier volkomen zijn en de an-
dere niet? Ik vind hiervan nergens iets in de wet; en
toch is geloof ik de zienswijze algemeen, dat eene beta-
ling met bankpapier volkomen is 2. Wanneer ik u een
papier geef, waarop gij bij een derde geld kunt krijgen,
en nu blijkt later, dat die derde geen geld heeft, dan
kunt gij terugkomen bij den gever van dat papier,
en van hem eene andere betaling vorderen, want
de eerste was niet goed, was niet volkomen; gij

-ocr page 57-

hebt u niet verbonden bij het aannemen van dat papier

om nu ook dat papier als geld te beschouwen, en alle

risico op u te nemen, evenmin als dit bij een cheque

geschiedt; en ditzelfde heeft nu plaats bij de ontvangst

van een bankbillet. In dit opzicht dus zijn cheques

en bankpapier hetzelfde, en het verschil tusschenbeiden

is dus, dat het eene wordt uitgegeven met het doel om

te circuleeren (want de bank had er weinig aan, als men

den volgenden dag na de ontvangst het papier weer

kwam inwisselen) het andere daarentegen om spoedig

weer ingewisseld te worden; bleef het circuleeren,

dan zou de aansprakelijkheid van den uitgever noodeloos

verlengd worden; reeds bij zijn uitgifte, en vooral
bij

de latere inwisseling in het clearinghuis (waaro\\er
later nader) heeft het zijne
bestemming bereikt. Het
bankbillet vervangt» geheel en al het geld, het is vol-
komen een circulatiemiddel, want
bet gaat voortdurend
van de eene hand in de andere, en komt het weer ten
laatste bij den uitgever, dan kan deze het den volgen-
den dag op nieuw
uitgeven , wat ook bet geval is met
geld; de cheque echter maakt
alleen de circulatie gemakke-
lijker, maar komt er niet voor in de plaats. Dit on-
derscheid ziet Wagner 2 0ok over het hoofd.

Ook John Stuart Mill 3 stelt den cheque geheel en
al gelijk met het bankbillet, daar zij
evenzeer het crediet
kunnen uitbreiden en op de prijzen kunnen werken. Dit

Viddel liet geld, dus

- t\\\\ vervangt het bankpapier als ciiculatiemiu ^ „een

kom, liet ei- geheel en al voor in de plaats, daaiom ^ hpe(l waaK\\e
geld zelf, zoo als Wolowski pag. 4\'20 zegt, want het ge • ^

j V»pt cïccuei,
uit zich zelf, het bankbillet daarentegen dooi net

er aan verleent.

" Rentsch, pag. 149, { XH, § 6.

3 J. St. Mill, principles of political economy.

-ocr page 58-

laatste geef ik gaarne toe; maar, omdat twee zaken de-
zelfde gevolgen kunnen hebben, zijn zij daarom nog
niet hetzelfde; zij zijn beiden credietpapieren, en wer-
ken dus op het crediet, en omdat zij het crediet uit-
breiden werken zij ook op de prijzen \\

De Oostenrijksche cheques hebben veel meer van
bankbilletten, want ook zij zijn circulatiemiddelen; het
eenige verschil tusschen beiden dunkt mij is, dat de
cheques interest geven, cl. w. z. het daarvoor gedepo-
neerde kapitaal, wat bij de bankbilletten niet het geval
is. Ook bestaat daar een korte opzeggingstermijn voor
de cheques.

Zij , die de cheques als circulatiepapier beschouwen,
willen er dan ook een visa 1 op hebben van de bank,
om het aldus veel grootere zekerheid te geven; want
zonder dat spreekt het van zelf, dat het nooit lang zou
kunnen circuleeren, wanneer niet een Rothschild of Hope
de uitgevers zijn; en zeer consequent cloorredeneerende 2willen zij dan ook niet, dat de depotgever de rente blijft
ontvangen, of de bank na het visa ophoudt rente te
geven, maar dat ieder zoolang als hij den cheque in
zijne portefeuille heeft, daarvoor de rente ontvangt,
wat al een zeer omslachtige berekening, en vooral in
de praktijk een moeijelijke zaak zou zijn 3.

Wij zijn nu tot ons laatste en tevens gewichtigste ge-

1  Enquête, I. pag. 99.

2  Dul\'uur, T. pag. 314.

3  Men heeft echter wel rentegevend circulatiepapier gehad nl., de
Engelsche exchequerbills sedert 1696, de Fransche lions royaux enz.
Goldschmidt, Hand. I, 2, pag. 1203, noot 24.

-ocr page 59-

deeltf»

da VaU °nS eerste hoofdstuk gekomen n 1. het nut,
^ het cheque-systeem verschaft. Om echter goed over
nut te kunnen oordeelen, moeten wij eerst zien
V"l,t; bet clearinghuis is, waarover wij reeds met een

oyï I- ^ o 7 ^

is W001\'d gesproken hebben; want het cheque-systeem
dien verband met de clearing, zoodat slechts in

z- aatsen, waar een clearinghuis is , het cheque-systeem

1,1 j grootste nut kan verschaffen.

jGï1 clearingbu is is een plaats, waar cheques en wis-
che 0nC^ei^nê" ingewisseld worden, zoodat ieder die een
ine heeft, nu niet naar die bank behoeft te loopen om
net geld f

bank\' ln°asseeren; maar als hij dien cheque aan zijn
ri D-i er dan wisselt deze dien cheque in het clea-

getr k^ W<3er te°en ar,dere cheques op hem zei ven
L , Vv6n\' clearino-huis wint dus veel moeite en

metaal uit.

bu n 2^root~^rittanje 1 was het eerste clearinghuis in Edin-

durio-e Werd °Pgericht vooral met het oog op de ge-
pjaa^e °blCanes j die er steeds tusschen de banken onderling
al meu zamelde toch gedurende eenigentijd

mede * 611 van een bank op om clan eensklaps daar-
—den dag te komen, en aldus dikwijls de bank

irrwisse]^"\'\'6\'6 \'ande" \'lad echter reeds veel vroeger een dergelijke
jaarrria i ° >au w\'ssels, acceptaties enz. plaats, vooral op de groote
waav al/611\' Z°°UlS 1kv\' in Ly°" elk vierendeeljaars, (Rau, T. § 292)
dageu ^ schulden onderling gecompenseerd werden gedurende drie
veaux\' \'0 daaivoor waren aangewezen, (Simonde de Sismondi, nou-
econornist\'C\'^eS d\'économie politique, II. pag. 77). Volgens den Franschen
had dit 01sgillebert, in zijne dissei tal ion sur la nature des richesses,
^ reed«! * i

fr _„ , 111 het begin der 16e eeuw plaats, loen er al 80 miflioen

zonder sn

ook in ^ eCle Secornpenseeid werd (Macleod, die».., pag. 436); zoo
dag esljurg, waar bet ook nu nog elke week gebeurt nl. Woens-

wordt Z00Seflaamde Scontiodag, en waar ieder koopman toegelaten
2 Inl Ubner\' H- pag. 369); zoo ook in Weenen enz.

.laar dat opgericht is heb ik nergens kunnen vinden.

-ocr page 60-

tot staking van zijne betalingen te dwingen. Dit werd
nu voorkomen door die noten onderling tegen andere
noten in bet clearinghuis in te wisselen, en daardoor
ook een grooten voorraad van specie te sparen. Twee-
malen in de week kwamen daar de klerken der ver-
schillende banken bij elkander, welke gewoonte ook nu
nog behouden is.

Op het voorbeeld van Edinburg, werd ook in Lon-
den een dergelijk clearinghuis opgericht in het jaar 1775;
de deelnemers, die den naam van clearingbankers aan-
namen, waren toen echter zeer exclusief, zoodat zelfs
de bank van Engeland uitgesloten werd. Het waren
dan ook alleen bankiers in de Lombardstreet, in welke
straat ook het clearinghuis in het oude postkantoor werd
gehouden. Die geest van uitsluiting heeft nog langen
tijd daarna bestaan, zoodat de London and Westminster-
bank 20 jaar moest wachten eer zij werd toegelaten,
waardoor zij 150,000 £ meer in kas moest houden 1,
en in het jaar 1854 , met zeer veel moeite de Joint Stock-
banken werden toegelaten 2, terwijl eerst in 1864 de
bank van Engeland daarin werd opgenomen. Vandaar
dan ook, dat, hoewel er in den beginne 46 bankiers
waren, dit aantal in het jaar 1836 tot 30 gedaald was,
omdat er geen nieuwe bij mochten komen, en de oude
waren uitgestorven 3.

2  De bank v. Eng. verminderde toen ook haar bankbillettencir-
culatie met 2 millioen £. Wagner, die Geld- und Credittheorie etc.
pag. 115.

3  Dictionnaire de Péconomie politique van Ch. Coquelin en Guil-
laumin, 1. in voce "clearinghouse."

-ocr page 61-

Tegenwoordig is men wel wat minder exclusief, hoe-
wel de leden het recht van toelating behouden hebben,
en bet nog steeds als een gunst beschouwd wordt toe-
gelaten te worden. Hun aantal bestond m 1864 uit
31 S waarvan er twaalf in de Lombardstreet wonen, en
de anderen zeer dichtbij in de buurt; de verste woont
geen vijf minuten gaans af. Hoewel die nabuurschap
niet meer zooals vroeger
een bepaald vereischte is, zoo
kan het toch moeilijk in de praktijk anders, want
de klerken moeten er eenige keeren dagelijks heengaan.

Het clearingbuis is aldus ingericht: in een groote zaal
staan evenveel lessenaars als er clearingbankers zijn,
waarachter een, twee soms drie klerken zitten. Om
half elf en half drie brengen de loopers van iedere bank
de verschillende schuldvorderingen, als cheques, wissels
enz., en leggen die neder op den lessenaar van de bank
waarop zij getrokken zijn. Iedere bank heeft twee formu-
lieren: aan den eenen kant de debet-,
en aan den anderen
de
creditzijde, en voor iedere overige bank een afzon-
derlijke rubriek. Als nu \'s avonds ten 4 uur de inbreng
gesloten is, dan beeft men tot 4| uur den tijd om na
te zien of men de aan hem luidende cheques enz. wil
accepteeren, of er b. v. genoeg provisie
is; wat dan niet
vóór 4§ uur is teruggebracht wordt als aangenomen be-
schouwd % en dan worden al die verschillende posten
door de klerken van het clearingbuis opgeteld en nage-
ZIGn > de credit- dan wel de debetzijde grooter is, en

-ocr page 62-

rins of cle bank van de gezamenlijke overige clearing-
bankers nog wat te vorderen heeft of hen wat schuldig
is. 1 Al naarmate men nu crediteur of debiteur is, wordt
die som op de boeken van de bank op zijn conto op- of
afgeschreven, want ieder clearingbanker moet een saldo
bij de bank hebben staan, even als de inspecteur van
het clearinghuis. 2 Deze regeling geschiedt door bijzon-
dere cheques,
transfer tickets. Heeft een bank een na-
deelig saldo, dan geeft zij aan den inspecteur een wit
ticket, waarin zij den kassier van de bank van Enge-
land verzoekt om van haar conto het bedrag op het
conto van den inspecteur over te dragen; heeft de bank
echter een voordeelig saldo, clan geeft zij een groen tic-
ket, met verzoek aan den kassier van de bank van En-
geland om van het conto van den inspecteur het bedrag
op haar conto over te schrijven. Millioenen en millioe-
nen worden op die wijze dagelijks gecompenseerd, zon-
der dat er eenige specie bij behoeft te pas te komen.
Terwijl het bedrag der compensaties in het jaar 1840
de som van 974 mill. £ bedroeg met behulp van
66,275,000 £ in bankbilletten en specie 3, was dit reeds
in 1858 tot 1900 mill. £ geklommen en bedroeg het

1  Wordt nu een cheque voor dien tijd teruggegeven met een memo-
randum "
cancelled by mistake" er onder geschreven, dan wordt dit
voor eene weigering van betaling gehouden. McCulloch, a dictionary
of commerce, pag. 282.

2  Aan het hoofd van het clearinghuis staat een comité van zes
personen met een president, die meestal uit de leden der eerste ban-
kiersfirma\'s gekozen worden. Verder is er een bezoldigd inspecteur
en een onder-inspecteur,: die voor de goede orde in de zaal zorgen,
en de verschillende compensaties controleeren.

-ocr page 63-

1866 4588 millioen £ daarbij wordt nu niets m
bankbilletten of specie betaald, omdat sedert 1864 de
hank van Engeland is toegetreden, zoodat het restee-
rde nu slechts op- of afgeschreven wordt. Sir John
Lubbock berekende dan ook, dat van de millioen £, die

er omgezet worden, er zeker 700,000 £ door de clearing
gaat 2.

Dergelijke clearinghuizen heeft men ook in andere
steden van Engeland, als in Edinburg, Glasgow, New-
castle-upon-Tyne en meer; zij zijn echter bijna alle
g^eel en al op dezelfde wijze als dat van Londen in-
gericht. Behalve het gewone clearinghuis in Londen
heeft men daar ook een country-3 en railway-clearing4,
(he zeer aan de verwachting voldoen.

Patterson, The science of finance, pag. 28.

2 Carnal of the Statistica! S.ciety, September 1865, pag. 362.
vol- XXVIII pan. 3.

3 Vroeger zonden de provinciale bankiers elkander onderling hun

cheques, zoodat, als een bankier op 20 verschillende andere bankiers

cheques had, hij die cheques dan in 20 verschillende brieven naar d.e

bankiers moest zenden. Als de bankier B. de cheques van ban-
kier
A. i^t...

om

ontvan
\'■et bed ra

gen had, dan verzocht hij zijn bankier ^Londen
- «curag aan D., den correspondent van A. in oneen,
betalen. Sedert 1858 heeft men het echter veel
eenvoudiger inger.c , :
>edere bankier heeft een agent in Londen, en
aan dezen zendt h.J
a z\'jne cheques op de andere bankiers uit. de provincie, u.e
"u geeft deze in het cleannghuis aan de agenten van die verschillen, e
bankiers. Die agenten zenden ze terstond naar hun
correspondenten,
dus al de op hen getrokken cheques tegelijk- ontvangen m plaats
van, zoo als vroeger, in 20 verschillende brieven. Hij geeft nu daarvoor
crediet aan zijn agent, of, als de cheques niet goed zijn, zendt h.J ze
\'erug. Die country clearing wordt eiken dag tusschen 12 en 2 uur
gehouden in het gewone clearinagebouw. In het jaar 1865 werden
gemiddeld voor 165,000 £ aan cheques gecleard. (Journal of the Sta-
tistical Society 0f London, XXVIII, 1865, Part. III. pag. 361 en verv.).

4 Neues Ai\'clnv für Handelsrecht, 1862, III. pag. 231.

-ocr page 64-

Zoo als wij reeds gezien hebben, ook in andere landen
heeft men inrichtingen voor onderlinge compensaties;
in geen enkel land zijn er echter clearinghuizen zoo
als in Engeland, behalve in Noord-Amerika, waar in
bijna elke stad van eenige beteekenis een clearinghuis
is op ongeveer dezelfde wijze als in Londen.

In New-York 1 b. v. gelijkt het clearinghuis veel
op dat in Londen, behalve dat er geen enkele bank
of bankier is uitgesloten; daarbij is de gang van za-
ken nog geregelder; want, terwijl in Londen cle kler-
ken zoodra zij binnen komen naar de verschillende
lessenaars gaan om de cheques aan de daarachter zit-
tende klerken te overhandigen, stellen zij zich in New-
York allen in gelid , en treden dan op een gegeven
teek en van den inspecteur vooruit, zoodat ieder voor
een anderen lessenaar komt dan waar hij vroeger stond.
De lessenaars staan in het rond, en de klerken gaan
zoolang voort, totdat zij weer bij clen eersten terug zijn
gekomen, terwijl zij in dien tusschentijd aan de verschil-
lende lessenaars hunne cheques op die banken hebben af-
gegeven. De uitrekening der verschillende posten geschiedt
evenals zij in Engeland plaats heeft, maar cle afrekening-
is weer eenigszins anders; terwijl zij in Londen geschiedt
op de boeken van de bank van Engeland moest men in
New-York er wat anders op vinden, omdat daar geen
centrale bank is zoo als in Engeland; men heeft er nu
een gewone gïrobank opgericht, met name de bank of
America, en nu worden cle saldo\'s met aanwijzingen op
die bank betaald, terwijl ieder deelhebber van het clea-
ringhuis een bepaalde som gouds in die bank vooraf
moet storten. Op die wijze werd er in 1863 bijna

1  Gibbins, pag. 262 en verv.

-ocr page 65-

1\',00° mülioen $ * en in 1864 over de 25,000 millioen$
l)lngezet zonder de minste behoefte aan specie. Voor
sommige groote banken beloopt dan ook het bedrag der
° Cques dagelijks meer dan 2 millioen $
r In frankrijk heeft men in 1864 en 1865 veel moeite
vee]aan\' °m ^aar een c\'learinghuis tot stand te brengen;
s er toen in de dagbladen en in brochures over
Uever»; maar het heeft toch niet veel uitgewerkt, en
^ 00rt men er niets meer van. Courcelle-Seneuil 3
j^t berekend, dat alleen voor Parijs er jaarlijks
de^ rUl\'^°on mede zouden worden uitgewonnen. In
bai K wordt echter gedeeltelijk voorzien door de

v Van frankrijk % door het virement der verschillende
Urantrekeningen; maar daarvan wordt slechts door de
Zoo an^ers en handelshuizen gebruik gemaakt 5.
e onder de agents de change een onderlinge

Pensatie plaats 6 d;t neemt echter volstrekt niet
ec? dat • •

aio-et^ 1 6r ln darijs nog een groote behoefte aan een

°öjuist, Want

zij bevorderen het gebruikmaken van de

depositobanken, en behalve het gemak en de zekerheid
voor de personen zelve, die een bankier of bank hebben,

—>iand, Jahrbücher für National-ökonomie und Statistik, 186a,

1V- Pag. 162.

Gibbons, p:,jr. m
® Journal des Economistes 1864,
III. pag.

Rey de Foresta, Des chèques et des banques de dépôts, pag. 13;
EnqȐte, I. pag 168

G Dictionna SU\'\' tircula,ion et les banques, pag. 107.

la navigation [ "nivepsel> théorique et pratique du commerce et de

\' voce cleartnnhnue

t Sud,e\' Etude

uce clearinghous.

V.e ouaugo

L\'ensatie plaats e. ,
wesr, dat

meen clearinghuis bestaat, want de cheques, die er
nu worden uitgegeven verrichten daardoor veel minder
nut dan anders het geval zou geweest zijn. Dat zij
daarom in het geheel geen nut zouden doen is echter

-ocr page 66-

waar zij hun geld deponeer en, is het nut der depo-
sitobanken ook voor de geheele maatschappij bijzon-
der groot.

De clearing in Nederland is zeer gering. Vroeger had
er een geregelde clearing tusschen de kassiers onderling
plaats; deze heeft echter opgehouden; nu clearen wel
sommige kassiers en banken met elkander, maar dit
gaat volstrekt niet geregeld en is ook in het geheel niet
algemeen. Zoo cleart b. v. de Kasvereeniging wel met
de Ned. Bank maar niet met de Assoeiatie-Cassa. Zeer
te wenschen zou het zijn, zoo ook hier in navol-
ging van Engeland en Amerika een clearinghuis werd
opgericht, waar alle soliede banken en kassiers werden
toegelaten.

Het cheque-systeem nu is onafscheidelijk van het depo-
sito-systeem, want, zoo als wij gezien hebben, de che-
que is een mandaat op een aanwezig depot 1, en dus
het nut van cle cheques hangt geheel en al samen
met het nut der depositobanken. Wanneer men nu weet,
dat men ieder oogenbl ik over zijn gedeponeerd gelei kan
beschikken en dat het bewaren van het geld veel ze-
kerder bij een bank is dan bij zich zeiven in huis, dan
zouden dit reeds redenen genoeg zijn, dunkt mij, steeds

1 De cheques op overdrawn accounts maten natuurlijk hier eene
uitzondering; zij zijn echter een gevolg van het vroeger gehad hebben
van gedeponeerde gelden bij die bank. Overdrawn accounts hebben
echter alleen in Amerika plaats. Zie Rentsch, pag. 188, Wagner, Bei-
träge zur Lehre von den Banken pag. 53, Rey de Foresta, pag. 10
en Gilbart, pag. 370. Ten onrechte meent daarom Hildebrand,
pag. 17, dat zij ook in Engeland gebeuren. Ook de Fransche wet
§ 6 heeft dit verboden. In Nederland geschiedt dit ook zeer weinig.
In Schotland geeft men wel kaskrediet, maar daar worden geen che-
ques uitgegeven.

-ocr page 67-

zijn geld bij een depositobank te hebben liggen .
Daarbij komt nog dat vele banken * interest geven , at i*
dit dan ook een matige interest; en
tevens 3 heeft men,
als men deponent is bij een bank, veel meer recht op
het disconteeren van zijn wissels dan anderen, zoodat m
tijden van crisis, als de bank aan andere
personen het
disconteeren weigert, daar er scliaarschte van geld bi]
kaar is, zij dit niet zoo spoedig aan hare deponenten zaL
doen, die steeds in rekening-courant met haar staan
Het deponeeren van geld bij een bankier of een bank
heeft dus zeer veel voor, en bet gebruik van cheques

1 Dut het geld in depot geven niet een nieuwe uitvinding is, maar
reeds ^ den ouden tijd in gebruik was, zien wij b.j de Grieken
l^ats hebben, waar de wisselaars geld in depot namen, waarvoor zvj
dan een
XupoypA<pov gavell, dat öf bewaard werd, óf weer in den hun-
del werd gebracht (Gourcelle
-Seneuil, p.g. 73 etc.). Dit waren echter

ter bewaring en niet tot gebruik; van deze weten w,j, dat z.j
het eers< i" de l2e eeuw aan de campsores gegeven werden; w.j lezen
toch bij Villani, Storia, LXI c. 87, van de gvoote sommen die Bardieu
Peruzzi in Florence den koning van Engeland Eduard III heeft voor-
schoten, terwijl de S. er de opmerking bijmaakt, dat hij dit slechts
doen ^n, omdat
hem zooveel geld in accommenda en in deposito
Wils \'««vertrouwd. Biener, Wechselrechtliche Abhandlungen, pag. 21.

2 Zoo als <le Schol sehe, die echter geen cheques op zich laten

\'rekken, e„ de meeste countrybanks in Engeland; weinige Londen-

sd,e (Gilbert, pag. 4 en 530.). Gewoonlijk 1 pCt. onder het disconto.

üe bank van Engeland neemt zelfs geen depots onder de 500 £ aan,

en verleent slechts aan Slaatsdepots interest. (Max Wi.th, Handels-
ctwe®. pag. 246).

1,1 de" lautsten tijd beeft men in plaats van een vaste rente te
vergoeden V00r de depots, in sommige banken ingesteld om den depo-
S,Um 6011 aandeel in de netto winst te geven, wat echter met veel
zwarigheden le kampen heeft. (Rentsch, pag. 214). Zoo laat b.v. de
Jhuty Joint Stock rnulual bankassociation de depotgevers pro rata in dc
balve winst deelen. (Wagner, Beitrage zur Lehre der banken, pag. 56.)

J- St- Mill> Principles of politic al economy, b. III. ch. XI. § 6-

-ocr page 68-

of kassiersbriefjes zal bet aantal depots natuurlijk doen
toenemen. Hoeveel gemakkelijker is bet toch, als
men iemand te betalen heeft, dit in eens te doen door
hem een cheque voor dat bedrag te geven, dan hem in
billet ten of specie uit te betalen, wat èn veel meer
tijd neemt, èn veeleer aanleiding tot vergissing kan
geven. Het gebruik van cheques is clus voor den per-
soon die geeft veel gemakkelijker dan het betalen in
geld; dit is nu ook het geval voor hem, die de betaling
ontvangt, want ook hij behoeft die billetten en die
specie niet na te rekenen, en heeft eenvoudig die che-
ques aan zijn bankier te geven, om daardoor zijn depot
te vergrooten; of wil hij er geld voor hebben, dan zorgt
zijn bankier voor de inwisseling in specie. Heeft hij
nu geen bankier, dan zal het voor hem een kleine last
zijn het geld te moeten gaan incasseeren; maar dit be-
wijst niets tegen liet cheque-systeem, maar tegen het
niet gebruik maken van het deposito-systeem. De ont-
vanger van een cheque heeft het dan aan zich zeiven te
wijten, dat hij er geen bankier op nahoudt. In verre
de meeste gevallen zullen ook de cheques alleen aan die
personen worden gegeven, die zelf een bankier hebben ,
en dus door dezen kunnen laten incasseeren.

Het gemak toch van een bankier te hebben is
zeer groot, en vandaar dat dit bij de zeer praktische
Engelschen zoo algemeen is Het is ook veel zeker -

-ocr page 69-

der 1

\' want een bankier neemt natuurlijk meer en betere
v°oiz°rgmaatregelen tegen diefstal, brand enz, daar hij

YPPI CJ /

Ze]j me.er \'n kas heeft. En dan daarbij, al zou het even
hiK Persoon zeiven zijn, zoodra hij wat meer geld

ulS heeft dan gewoonlijk, dan gevoelt hij zich minder
ren \' en is hij bang voor ongelukken. Bovendien bewa-
hostlj)0^ ^an^!or\'s °P verlangen van hunne deponenten
e papieren en edelgesteenten, zoodat hierdoor ook

Weer 0

aftell eU ni\'"(her is- Verder spaart het veel tijd met

en > het wisselen als het bedrag niet juist aan-
wezig ig i , . . J
;|j|e \' net gevaar van vergissingen enz., die nu

r Voorkomen worden door eenvoudig een cheque in

zijn b °ntVangt men een w\'sse^\' men dien aan

ge| c vler ter incasseering; bij acceptatie van een wis-
veroiss°Uit ^^ ^ den bankier betaalbaar gesteld. Bij

iv,r bGn m het kasboek kan men die terstond con-
"-loieeren niot

ontkent hoek van den bankier, en als iemand

cheque T^ betaling ontvangen te hebben, dan zal de
n let Schriftelijk bewij s der betaling zijn. Het is

een bod V ^ Ze^er een che(lue over de post of door
sonime 6 ^ Verzer|den, terwijl men alle fracties van
metaal 0 \' me<^e han acquitteeren zonder behulp van
schel"!1 • ^ redenen toonen genoeg de wen-

treur" aaU van een hankier te hebben, en te be-

reeds 18-llet\' ^at £oede voorbeeld, dat Engeland
p-pv^i (?L\'ul»en tijd geeft, nog door zoo weinig anderen

gevolgd wordt.
1 Grilbavt

o R.. " \' pag- 665.

uevat- ,i„ ö \' P\'lS- 400 worden die ledenen aldus kort samen
0 • »\'langer de

«transport 1 \' banger d\'incendie, danger de perte dans le

* ) Hanger d\' .

„cesse, ennui d\' erreui\' dans le compte, ennui de compter saus

„ennui dp ;ittendre le payernent, ennui de passer des écritures,

c sni\'vedler."

-ocr page 70-

Ook het nut als betaalmiddel moet zeer hoog geschat
worden, want het vervangt dikwijls geheel en al het
geld, en in verre de meeste gevallen worden de cheques
\'Ui, niet met geld ingewisseld, maar geschiedt dit onderling

in het clearinghuis, zoodat het geld geheel en al buiten
de transactie blijft; vandaar dan ook dat de banken, die
tot het clearinghuis behooren, in evenredigheid van
hare zaken al zeer weinig geld in kas behoeven te
hebben. De bankiers hebben slechts te zorgen genoeg
specie in kas te houden voor die cheques, die in handen
komen van hen, die geen bankier hebben, of bij ver-
zendingen naar het buitenland. Wat gebeurt toch b. v.
bij het disconteeren van een wissel? Dan wordt meestal
het boekcrediet gekozen, ook als de houder van dien
wissel niet in rekening-courant staat met het discount-
huis ; hij trekt dan terstond op het verkregen saldo, of
als het alleen een discounthuis is, ontvangt hij een
cheque op de bank, waarmede dat discounthuis in reke-
ning-courant staat. Dien cheque nu deponeert hij terstond
bij zijn bank, zoodat zijn boekcrediet daardoor vermeer-
derd wordt, en die cheque wTordt dan terstond door die
bank in het clearinghuis weer ingewisseld. Bij die ge-
heele operatie, hetzij dus bij een eigen bankier, hetzij
bij een vreemden is geen geld noodig, en vandaar dat van
de 19 millioen £, die bij een bank in depot waren ge-
geven, er 18,395,000 £ in cheques en wissels bestonden,
dus 97 pCt., de overige 3 pCt. in bankbilletten en spe-
cie Dit zou nu niet het geval zijn als er geen clearing-
huis bestond, en alle cheques in geld moesten uitbetaald
worden; vandaar dat ook Wagner 1 zegt, dat het geld

1  Renlsch pag. 107.

-ocr page 71-

Rechts tijdelijk ontbeerlijk is, en dat bij de afrekening dan
e geheele som moet aanwezig zijn. Op die plaatsen
Waar eei1 clearingbuis is, belioeft dit nu niet, en het

r°ote nut van het deposito- en cheque-systeem vereenigd

clearinghuis springt dus in het oog.
mak*3 nUt Van clePosit°- en cheque-systeem nl. ge-
\' Verheid, rente en recht op disconteering, meen

genoegzaam te hebben aangetoond; ik zal nu trach-
ten aan t °

n e w\\)zen, dat, al is het voor de enkele perso-

on \' Gen °heque geven en ontvangen, veel voordeeli-
ook ^eniakkelijker, het nut voor de geheele maatschappij
Ve Z6er Sroot is, want, dat daardoor een groote hoe-
onvrnchtbaar kapitaal vruchtbaar gemaakt wordt,
ieder persoon zijn eigen kas 1, dan moet

Ik bedoel I •

Pa\'tikuliei\' 8elL\'en, die hetzij een koopman, hetzij een

voldoen- nmoet houden om de looponde rekeningen te

jaa\'lijksch ti\' \'1Ct kapitaal dat in eifecten belegd is, maar b. v. het
gen, die in <jlernetu eens ambtenaars, of het bedrag der ïekenin-
is het veot eers\'e maanden van het jaar betaald zijn ; voor die

veel
met 30 dane,

kan vp.V - B " °Pvlagens, zoodat men er een grootere rente voor
^\'«■rijgen W

\'lee|t Wordt i nt Wat gebeurt nu? Zoodra men het geld in kas

b. v. metuideebger ze in depot te geven, en dan gedeeltelijk,

e\'\'krijgen, 1

Wordt date

— -gene wat niet in den eersten tijd behoeft te worden
»"gegeven in effecten belegd, en dan moet men, als men He 8
W van het jaar noodig heeft, die effecten dikwijls tegen !agen

W verknopen , zoodat men in plaats van rente te trekken . soms
n°g ^vlies bij heeft, terwijl toch in het
algemeen de tendentie d

verschillende staatseffccten een dalende is. Om dan een hooge.e rente
,e bekken, wa ,gt fncn de zekel,ieid van zijn inkomen, terwijl
,J \'"depotgeving een veel grootere
zeke.heid tegen een niet al te
e\'"e heeft. Over het algemeen geloof ik dus, dat men

°P die wijze een groolere ren(e zal make„ , dan door de onzekere

"" ,!j<leU^e geldbelegging in staatsefïecten. (Zie Staatsc.ediet en pai-
tikulieicrediet, eene brochure over de finantiële kwestien van den

dag, bij J. J. Weeveringh, 1859).

-ocr page 72-

hij voor de dagelijksche betalingen steeds eenig geld
in kas houden; bij ieder ligt dus hetzij meer of
minder geld, maar toch altijd eenig geld nutteloos,
dat op dat o,ogenblik onvruchtbaar kan beschouwd
worden. Zijn nu al die verschillende kassen bij een
bankier, dan kan deze toch een groot deel daarvan
weer vruchtbaar maken, weer op interest uitzetten, daar
hij vooruit kan berekenen, dat niet alle depots tege-
lijk zullen opgevraagd worden; zij hebben clus dan
slechts in kas te houden wat er dagelijks voor de che-
ques moet uitbetaald worden. Bestaat nu echter ook
het clearing-systeem dan behoeft die bankier nog veel
minder geld in kas te houden; want voor de cheques ,
die hem gepresenteerd worden, wat gewoonlijk door
andere bankiers zal geschieden, kan hij de cheques, die
hij ontvangen heeft, weer in de plaats geven. Op die
wijze behoeft hij slechts een zeer kleine kas te houden 1en kan hij al het overige op rente zetten. Het kapi-
taal , dat anders onvruchtbaar moet blijven , wordt dus
tot zeer luttel gereduceerd, en clit spreekt van zelf: des
te minder onvruchtbaar kapitaal des te voordeeliger is
het voor de maatschappij.

Nu is het waar, dat dit vruchtbaar maken van het ka-
pitaal ook vooral geschiedt door de uitgifte van bankbil-
letten ; maar dit neemt niet weg, dat het toch voor de
bijzondere personen veel voordeeliger is van zijn geld
rente te trekken, dan het renteloos te laten liggen, en
men clus het geld dubbel productief kan maken voor de
maatschappij, terwijl men anders de groote zekerheid
zou missen, die nu bestaat, als men zijn geld in banken

1  Volgens R. H. Patterson, pag. 29) zou dit slechts l/20 behoeven
te bedragen.

-ocr page 73-

deponeert In ons land ligt op deze wijze dan ook

meer dan 200 millioen renteloos 1, nl. meer dan 120 mil-

U°en bankbilletten, 10 millioen muntbilletten en veel

meer dan 70 millioen metaal. Al dat geld, metaal en

papier ligt renteloos in de kassen der particulieren,
kan ren tor---- -

_________ .u ^ xv^ov^x — r—------------\'

rentegevend gemaakt worden, natuurlijk alleen weer
voor een gedeelte door bet in de depositobanken te bren-
Natuurlijk voor een gedeelte, want 1°. zal er al-
tijd eenig geld voor de circulatie
moeten blijven, en 2°.
de banken moeten ook weer een gedeelte in kas houden
°m aan de opvragen te kunnen voldoen; maar dat ge-
deelte waarmede de banken werken wordt vruchtbaar
weer nieuw voordeel aan de maatschappij

en brengt

1 He,, deposito-sysleem is ook voor de baak zelve zeer aan te rade
tan toch bij depots veel zekerder te werk gaan, dan b.j u,tg.
-n bankbilletten, daar zij weet. wie hare crediteuren zijn, en d
^ ZiJ veel ^makkelijker berekeningen maken , wanneer zij baar sp

meeste „oodig heef,; A. koopt b. v. altijd inden
^rkoopt in den zomer, terwijl weer
B. altijd In den zomer koopt e

den winter verkoopt. Vandaar dat dan ook de Engelsche banken
«eeds vóór 1844, toen haar de uitgifte van bankbille,ten niet verboden
deze uitgifte verminderden, en eerder boekcrediet aannamen.
(Macleod, dict. pag. 71). Ten onrechte meent dus m i. Verloren
^ enz.,
dat de depots voor banken veel gevaarlijker z.jn da
bankbilletten. Zie de bestrijding hiervan van Pierson in de Guls 1865
IV> Pag- 68. Zoo is ook gewoonlijk de fluctuatie zeer genng.
—•-rum der depots b. v. in 1865 in de London- en Westminsterbank
bedvüCS 19è mill. £ en het minimum 18^ dus bijna \'/»• ^Herson,

Pag. \'23.

/al een bank hare deponenten eerder geld voorschieten, want

*<J Vent hun vermogen, en weet dus in hoeverre zij slechts üjdebjk rn

geldverlegenheid zitten, of dat hun vermogen sterk verminderd >s. Vier-

teljahrschrift für Volkswirthschaft und Culturgeschichte, 1865, 3e Band.,
pag. 206.

Jaarversla"

der Kasvereeniging 1865, 66.

-ocr page 74-

aan, want zij kunnen daardoor van al het gedeponeerde
een matigen interest geven, en daarbij zelve ook nog
winst maken. In die landen , waar het cheque-systeem
in gebruik is, vermindert dan ook het aantal bankbil-
letten steeds, terwijl het aantal cheques daarentegen
steeds toeneemt. Een duidelijk bewijs hiervan deelt ons
Tooke mede, dat in 1847 nog verschillende betalingen
met banknoten gedaan werden, die in 1862 alleen met
cheques geschiedden, als b. v. bij betaling van de be-
lasting, bij betaling van de toen nog uit het clearing-
huis geweerde Joint-Stockbanken enz. 4. Het gebruik
van cheques is dan ook in Engeland in de laatste jaren
zeer toegenomen. Volgens Newmarch zou door de
HH. Grlyn, Mills Currie & Cie. (een der eerste ban-
kiershuizen uit de Lombardstreet) op een Octoberdag
in 1866 betaald zijn aan:

wissels ,
cheques

.4,032,000 £
23,818,000 H

bankb. v. d. bank v. Engeland. . .2,018,000 //
specie...........................103,000 n

te samen. .29,971,000 £

dus, naar verhouding van de geheele som, 13.4 pOt. aan
wissels, 80 pCt. cheques, 6.4 pCt. bankbilletten en
0.2 pCt. specie. Wel een bewijs hoe de cheques daar
boven alle andere credietpapieren en betaalmiddelen
de bovenhand hebben. In Engeland wordt algemeen bij
disconteering van wissels, waar de keuze tusschen bil-
letten, specie of boekcrediet gelaten wordt, dit laatste
gekozen 3; want men behoudt daardoor zijn interest tot
het oogenblik, dat men op dat depot trekt.

-ocr page 75-

Het, gebruik van cheques is dan ook in Engeland en
Amerika algemeen geworden, en te wenschen ware het,
dat ook in andere landen bun voorbeeld gevolgd werd,
^ dat ook daar de particulieren zich het voordeel van het
depot- en cheque-systeem ten nutte trachtten te maken.

Nu wordt er dikwijls, door franscbe schrijvers vooral,

over onderwerp een veel te hooge gedachte van het

nut gekoesterd * en wordt de cheque als liet. beste cre-

dietmiddel beschouwd; maar, hoewel ik het nut van

den cheque zeer hoog acht doordat hij \'t depot-systeem

bevordert, Z00 als ik hierboven gezegd heb, en bij een
zeer ger

schrijvers veel te ver gaan en zij doen dit

zij den cheque te veel als een circulatie -
mnldel beschouwen, wat hij soms wel zijn kan, maai
dan als iets toevalligs, terwijl naar hunne meemng de
circulatie op den voorgrond staat. Als een cheque ech-
ter eerst tusschen eenige personen circuleert, voor hg
aan de bank waarop hij getrokken is, aanlandt, dan
zal dit
natuurlijk het nut dat hij verricht vergrooten,
want dan is hij tevens circulatie-middel; maar dat moet
altijd iets toevalligs blijven , en men moet nu niet daarom
den cheque als een circulatiemiddel beschouwen, even-
min als een wissel, die ook dikwijls dien dienst doet;
men zou anders tot geheel verkeerde gevolgtrekkingen

kunnen komen.

A1 ken ik nu aan den cheque die groote rol 1 niet

1 Duf,

2 Dik

°Ur- P^. 300.

tw\'jls wordt bi-
jgeschreven ■ 0an 1 c\'lecIue \'iet nul l\'er depositobanken

3 T-echt1;^ pag. 22.

>egen crises- j, t ^ Foresta pag. 26 hierop; het is geen panacee

pag. 423, (brieft m\'tldel daa,tegen volgens Mees, Enq. II.,

van den Heer Mees aan Wolowski van 23 Jan. 1865),

— muuuitü ,

? makkelijk betaalmiddel is, zoo geloof ik toch,

dat die
m- omdat

-ocr page 76-

toe, zoo is toch het nut van betaalmiddel zeer groot
en wensch ik, dat de partikulieren er meer en meer toe
mogen overgaan, het geld, dat nu renteloos bij hen in
kas ligt, aan de verschillende banken in depot te ge-
ven en hunne crediteuren met cheques daarop te beta-
len ; zooals dan ook reeds door enkele personen in Am-
sterdam en Haarlem gedaan wordt.

Voordat ik nu tot mijn 2e hoofdstuk overga, wil ik
nog eerst met een enkel woord gewag maken van de
zoogenaamde crossed-cheques, die in Engeland 1 alge-
meen in gebruik zijn. Deze cheques worden door twee
lijnen dwars doorsneden (van daar
crossecl), en tusschen
die lijnen staat de naam van een 2 bankier of
et com-
jmny
of ook alleen et C0., hetzij gestempeld of geschre-
ven , waardoor te kennen wordt gegeven, dat die cheques
alleen aan den bankier kunnen uitbetaald worden, wiens
naam er op staat, of, als er
et covipany of et C°. op-
staat , dan aan eiken bankier wie ook, wiens naam clan
door clen laat sten houder ingevuld wordt; maar er kan
dan toch ook aan niemand anders dan aan een bankier
betaald worden 3. Daardoor wordt voorkomen , dat

1  Niet alleen in Londen maar in geheel Engeland. Byles, The law

2 of bills of excbange, promissoiy notes etc. 9th ed., pag. 21.

3  Gilbart deelt ons mede, pag. 401, dat er soms ook wel eens twee
namen van bankiers op voorkomen, en dan zal de betaling aan ieder
afzonderlijk geweigerd worden. Dit is een geval dat zeker zeer zel-
den zal voorkomen.

3 Ten onrechte meent daarom Durimon in zijn lapport pag. 16,
dat, als er de woorden
et company of et co opstaan, dat dan de naain
van iederen persoon kan ingevuld worden, wie men maar wil; zoo-
doende zou het immers niets baten, en kon de vinder of dief zulk
een cheque even goed ter betaling aanbieden. Zie 19 en 20 Vict. c. 25.

-ocr page 77-

er misbruik gemaakt wordt van verloren of gestolen
cheques, wat hij het verzenden over de post enz., wel
kan plaats hebben, want, daar alleen een bankier kan
ontvangen, zoo weet de betrokkene aan men hij betaald
heeft; dus kan op die manier de niet ree e ene ■
ontvanger opgespoord worden, terwijl een bankier toch
niet een cheque zal presenteeren, als hij niet weet van
wie* bij dien ontvangen beeft. Het is ook voor den
bankier, aan wien de cheque gepresenteerd wordt, van
groot gemak, want hij behoeft nu niet bang te zijn aan
een verkeerden persoon te hebben betaald, wat het geval
zou kunnen zijn als de cheque aan toonder was.

Over de rechtsvragen, die aangaande die crossed-
cheques zijn voorgekomen, of kunnen voorkomen, zullen
wi.) ons tweede hoofdstuk handelen,
alleen wil ik hier
nog opmerken, dat er in 1856 en 1858 wetten over de

crossed-cheques in Engeland tot stand kwamen, die zich

geheel en al aan de vroegere gebruiken gehouden hebben.
Voordat die wetten bestonden, waren de crossed-che-
ques echter toch door de jurisprudentie erkend 1; want
als een bankier een
crossed-cbeque op een andere wijze
betaalde, dan werd dit voor grove nalatigheid gehou-
den % en was het risico voor dien bankier, die het aan
een ander betaald had 2.

Het behoeft nu juist niet de trekker te zijn, die den
cheque crosseert, ook de latere houders kunnen dit doen,
en dit zal dan dezelfde gevolgen hebben.

1)0 crossed-cheques hebben hun eerste ontstaan te

1  üe jury heeft in 1845, nadat de meest bekwame bankier» gehoord
waien, uitgemaakt, dat er een usantie was, de crossed-cheques alleen
ua» bankieis uit te betalen.

2 Smith, u compendium of mercantile luw, pag. 240, noot 1.

-ocr page 78-

danken in het clearinghuis, waar de klerken der ver-
schillende bankiers de gewoonte hadden ingevoerd om
de door hun gebrachte cheques, die op andere bankiers
luidden , aan te duiden, door er de namen van hunne
principalen dwars over te schrijven, om daardoor het
den klerken van het clearinghuis gemakkelijker te ma-
ken en te laten zien, aan wie het bedrag moest gecre-
diteerd worden 1. Dit nu werd later door het publiek
nagevolgd, ook voor die cheques, die niet voor de af-
rekening in het clearinghuis bestemd waren, zoodat
tegenwoordig bijna alle cheques gecrosseerd zijn met het
tusschenschrift
et C°.

Deze gewoonte zou ook zeer goed bij ons ingevoerd
kunnen worden met de kassiersbriefjes, wanneer de
kassiers onderling een overeenkomst aangingen, geene
betalingen van zulke met lijnen voorziene aanwijzingen
aan toonder te doen; dit zou dan dezelfde uitwerking-
hebben \'2. In Frankrijk hebben de depositobanken het
reeds sinds lang in praktijk gebragt.

Als een bijzondere soort van cheques moet ik nog de
memorandum-cheques 3 vermelden, die echter weinig in-
gang in de handelswereld gevonden hebben. Voor derden
dragen zij geheel en al het karakter van gewone cheques,
terwijl zij ook in den vorm niets verschillen van de ge-
wone ; maar tusschen de partijen zelve schijnen zij alleen
als een memorandum van cle schuld te moeten beschouwd
worden , gewoonlijk voor geleend geld, en hebben dus
dezelfde natuur als de gewone I. O. U. Volgens Gil-

1  Ross, leading cases, pag. 614, Neues Archiv für Handelsrecht, IV.
1862, pag. 228.

2  Nieuwe Rolterdamsche Courant, 14 Oct. 1868.

3  Story, pag. 633, sqq.

-ocr page 79-

)cUt 1 zouden zij, toen de country-clearing nog niet be-
stond , en de country-cheques dus niet in het clearing-
uis betaald werden, voor deze zijn ingewisseld. Ik heb
echter bij geen enkel schrijver iets uitvoeriger hierover
gevonden en meen dus te mogen besluiten , dat zij èn
weinig beteekenis waren, èn nu niet meer bestaan.

1  Pag. 398.

-ocr page 80-

HOOFDSTUK II.

de cheque uit een juridisch oogpunt beschouwd.

Nadat wij gezien hebben hoe de cheque ontstaan is,
wat de aard van den cheque is, en het groote nut dat
hij verschaft, wenschte ik ook cle juridische betrek-
kingen , die door den cheque ontstaan, aan te toonen
en te behandelen.

Zeer gemakkelijk is de vraag welke rang de cheque
onder de rechtsinstituten bekleedt niet, omdat er in \'t alge-
meen weinig wettelijke bepalingen dienaangaande bestaan.
In Frankrijk is vóór eenige jaren een wet ontstaan, die
wel niet in een lang gevoelde behoefte voorzag, want
de cheques waren daar en zijn er nog zeer weinig in
aantal; maar toch die wet kan niet ontijdig genoemd
worden, gelijk Courcelle Seneuil 1 dit zeide; want een
goede wet op een rechtsinstituut zal zeker veel tot de
uitbreiding daarvan bijdragen, ook al kan men een volk
moeilijk tot dergelijke zaken dwingen 2.

Hoewel in weinig woorden, heeft toch de New-York -

1  Enquête III, pag. 20.

2  Gids 1869, pag. 347.

-ocr page 81-

sehe Civil Code \' uitmuntende bepalingen aangaande de
cheques. Men kan zien dat de cheque daar een in-
heemsch papier is, dat èn kooplieden èn partikulieren
èn ook juristen zijne waarde weten te schatten.

In Zwitserland was de regeling van de cheques in het
ontwerp van Münzinger zeer goed; het is daarom zeer
te betreuren, dat clit ontwerp, dat ook
in andere opzich-
ten zeer vele verdiensten had, niet is aangenomen. Wij
zullen echter bij de verdere behandeling der cheques dit
ontwerp steeds raadplegen, omdat het misschien later
nog tot wet kan verheven worden. In de wetten van
de verschillende kantons vinden wij weinig over de che-
ques, alleen de Baseier Wechselordnung, het Zwitsersche
Concordaat, en de Wechselordnung van St. Gallen maken
^ melding van

In Spanje, Portugal en Brazilië «vinden wij in de han-
delswetboeken enkele artikelen die niet geheel en al
van belang ontbloot zijn; wij zullen die bij gelegenheid

behandelen.

In Duitschland, waar de cheques ook nog zeer weinig
gebruikt worden , zijn de wettelijke bepalingen ook zeer
luttel. Zij werden niet in de Allgemeine Deutsche Wech-
selordnung opgenomen, omdat men den cheque niet als
tot den wisselhandel behoorende beschouwde. Daar

nog

Pächter, pag. 39.
K *

er nu

-ocr page 82-

echter geen algemeene wet is, zoo moeten wij ons
met de in verschillende Staten afzonderlijk bestaande
wetten tevreden stellen; namelijk in Baden, Beieren,
Saksen, Saksen-Weimar en Frankfort, Wij vinden echter
in het Allgemeine Deutsche Handelsgezetsbuch eenige
bepalingen omtrent cheques, die enkele bepalingen van
die afzonderlijke wetten overbodig maken of doen ver-
vallen; de artt. 300 en 301 toch van het ADH. regelen
cle acceptatie en het endossement, die op de cheques
toepasselijk verklaard worden, zoo deze op of door koop-
lieden zijn getrokken.

In Nederland ten laatste moeten wij ons met de in
vele opzichten onjuiste artt, 210 — 229 van het W. v. K,
vergenoegen. Te wenschen ware het dan ook, dat in ons
land, waar het kassierspapier reeds zoolang een groote
beteekenis heeft, en waar het door de oprichting van ver-
schillende nieuwe banken zich steeds meer en meer uit-
breidt, -— te wenschen ware het, dat hier een bijzondere
wet gemaakt werd, die de 2e en 3° afdeeling van den
7den titel geheel en al verving, waardoor dan tevens liet,
zoo slecht bedeelde papier aan toonder in een andere
wet beter geregeld kon worden. Wij zullen ons nu ech-
ter alleen met het ius constitutum bezig houden om, waar
er aanleiding is, tegelijk met een enkel woord de iure
constituendo te spreken.

In Engeland wordt de cheque geheel en al als een
wissel beschouwd. Er zijn twee soorten van wissels: de
inland en de foreign bill en tot de eerste soort moet de

-ocr page 83-

cheque gerekend worden. Daar heeft men do juiste en
Vnje opvatting van den wissel, daar is de practijk niet
ïnet de theorie in strijd en daarom wordt daar dan
tusschen cheques en wissels geen onderscheid ge-
maakt, Smith 2 zegt dan ook in zijn definitie van den

-ocr page 84-

cheque: "a cheque is a bill of exchange" etc. Niet alle
Engelsche juristen zijn echter van hetzelfde gevoelen;
Chitty b. v. houdt den cheque niet voor een wissel, hoe-
wel hij zich niet bepaaldelijk hierover uit. Wel zegt
hij, dat de meeste regels betreffende wissels en order-
briefjes ook op cheques van toepassing zijn maar juist
door dit zeggen en het afzonderlijk behandelen der che-
ques toont hij, dat hij ze niet onder de wissels rekent.
Story ^ echter zegt uitdrukkelijk, dat de cheques niet
tot de wissels moeten gerekend worden, want dat zij le
altijd op een bank of bankier getrokken worden, 2e geen
acceptatie behoeven, en 3e geacht worden op reeds gestort
fonds getrokken te zijn.

Wat het eerste betreft, dit is zeer zeker een eigenaar-
digheid, maar behoeft daarom niet weg te nemen dat
het een wissel is; het maakt alleen dat de cheque een
eigenaardige soort van wissel is; hij zou daardoor geen
wissel zijn, als het een vereischte voor wissels was op
niet-bankiers getrokken te zijn; daar dit nu het geval niet
is, is er niet de minste reden den cheque daarom niet
tot de wissels te rekenen. Ten tweede zou de cheque
geen wissel zijn, omdat hij geene acceptatie behoeft;
maar al weder m. i. geen reden: omdat niet alle geval-
len, die bij een wissel kunnen voorkomen, hier van toe-
passing zijn, zou de cheque geen wissel zijn; zoo het een
vereischte van den wissel was dat hij moest geaccepteerd
worden, dat hij anders geen wissel zou zijn, ja dan wel;
maar wissels op zicht worden ook niet geaccepteerd,
zij worden terstond betaald; zijn zij daarom geen wis-

-ocr page 85-

seis ? Had nu S. aangetoond, dat een cheque niet vatbaar
18 voor acceptatie, dan zou hij gelijk hebben; dit beweert
hij echter niet, en is ook niet waar, zooals wij later
zien zullen. Ten derde worden zij geacht op bestaand
fonds te zijn getrokken. De Schrijver erkent zelf, dat
Z1J
geacht worden, dus niet eens altijd, en het erkennen
van genotene waarde, zoo als bij ons, is niet een vereischte
voor den Engelschen wissel. Ik meen dus, dat geen
yan deze drie redenen voldoende genoeg is den cheque
ület als een wissel te beschouwen. Byles 1 is geheel
en al van dezelfde meening als Smith; hij houdt ook
den cheque voor een inland bill, maar, zegt hij, een
bepaalde soort van inland bill, een inland bill drawn on
a banker.

Het is waar de cheque is geen gewone wissel, hij heeft
enkele eigenaardigheden, maar dat neemt niet weg, dat
de cheque toch tot de wissels behoort, want hij heeft
alle vereischten die een Engelsche inlandsche wissel moet
\'ca "5 en hij heeft daarom ook dezelfde gevolgen.
Alleen acceptatie van een cheque kan niet gevorderd
worden; protest en regres wegens non-acceptatie hebben
dus ook niet plaats, en er bestaan geen respijtdagen.

1 er ls de tijd van presentatie veel meer beperkt 8,
en daarbij de aansprakelijkheid van den uitgever en en-
dossanten of houders. Dit is nu echter niet alleen bij
cheques het geval, maar voor alle op zicht getrokken
jnlandsche wissels. Zij worden ook als op zicht getrok-
\'en beschouwd, wanneer er geen andere tijdsbepaling

%\'es, The law of bill* of exchange, piomissory notes etc., 9«\' ed.,
P»g. 13. r J

~ Smilh, pag. 194 etc.

" Smith, pag. 226.

-ocr page 86-

vermeld is. Protest wegens niet-betaling is niet noodig,
evenmin als bij Engelsche inland bil]s K

Even juist als het naar mijne meening is den cheque
volgens het Engelsche recht tot de wissels te rekenen,
even onjuist zou dit zijn dienzelfden regel in Frankrijk
toe te passen; want even ver als men in Engeland met
het wisselrecht is, evenzeer is men in Frankrijk er mede
ten achter. Als wij dââr de vereischten van een wissel
zien, vereischten die voor 50 jaar misschien goed waren,
maar nu geheel bij den tijd ten achter zijn, dan zien
wij terstond clat de cheque aan die vereischten in
het geheel niet voldoet en dus niet in dat kader van
een wissel past. Art. 110 toch van den Code de Com-
merce zegt: "la lettre de change est tirée d\'un lieu sur
"un autre", wat juist bij cheques zeer zelden het geval
zal zijn; "elle énonce la valeur fournie en espèces, en
"marchandises, en compte ou de tout autre manière",
wat bij den cheque volstrekt niet het geval is; "elle est
"à l\'ordre d\'un tiers, ou à l\'ordre du tireur lui même",
terwijl juist de cheques bijna altijd aan toonder zullen
zijn, en endossement in blanco in den Code de C. niet
bekend is. De cheque past dus in het geheel niet in
het kader der vereischten voor een Franschen wissel, even-
min als in dat voor een orderbillet, want ook bij dat
papier is de waardeërkenning een vereischte, en het
endossement een noodzakelijkheid.

Door de nieuwe wet op de cheques heeft de regee-
ring echter den cheque als een wissel behandeld, en
daarmede gelijk willen stellen, en men heeft dus dit
groote voordeel verkregen, dat men nu ook in Frankrijk
begint in te zien, dat de denkwijze dââr over en de wet-

-ocr page 87-

telijke regeling van den wissel geheel en al verouderd
zijn De cheque is daar nu geregeld naar de eischen
van den tegenwoordigen tijd, en al doen de cheques zich
daar nog in de practijk zeer zelden voor,, en is de wet
dus al zeer vroeg vastgesteld, dit neemt niet weg, dat
rnen bij het maken van die wet de oude begrippen aan-
gaande den wissel heeft laten varen en de nieuwere en
zeer zeker meer juiste begrippen heeft aangenomen,
vroeger kon de cheque alleen onder het mandaat van
het burgerlijke recht vallen en had dus geen andere ge-
volgen dan die uit het gewone mandaat voortvloeiden.
Ihans is echter naast den wissel een wettelijk papier
geschapen, waarbij de onderteekenaar, geheel en al onaf-
hankelijk van de tnaterieele oorzaak, alleen door zijn on-
derteekening formeel tot betaling eener zekere geldsom
gebonden.

Opmerkelijk is de definitie clie art. 1 van den cheque
geeft: er wordt toch niet in gevonden, dat een cheque
op een bank of bankier moet getrokken zijn, zoo als dit
ln En8-eland het geval is en in New-York, § 1825. Men
Za dus in Frankrijk op iedereen een cheque kunnen
trekken zoo als bij ons eene assignatie. Deze bepaling
1S ln z°overre goed, daar het moeilijk is het criterium
an een bankier te geven; in Engeland wordt wel ge-
zegd uthat the word
banker shall include any person or
^persons, or Corporation, or Joint Stock Company acting
as a kanker or bankers" 2, maar, daar bijna ieder koop-

benaWgUle\' maaU eolUer een uiUoll(iering, want, hoewel hij deze

tochVTt" de0" den ,rhe<ÏUeed en noodzakelijk acht, zoo meent, hij

C de c\' \' WeMelijke regeling van den wissel, zoo als die in den

2 21 en\'o, v dd\' »oodzakelijk zoo moet blijven bestaan.
en 2- Vict. G. 79, 5.

-ocr page 88-

man wel eens bankierszaken doet, zal het steeds een
moeilijke vraag zijn of iemand gehandeld heeft als een
bankier of niet. Men had echter moeten onderscheiden
tusschen hen met wie men uitdrukkelijk is overeenge-
komen, of een stilzwijgende overeenkomst, die het ad-
vies vervangt. Nu zal men op iedereen die een opvor-
derbare geldsom schuldig is een cheque kunnen trekken,
en dit is verkeerd.

Het New-Yorksche wetboek maakt aan alle onzeker-
heid, zooals die dan nog eenigszins in Engeland bestaat,
een einde, door in § 1825 te zeggen, dat de cheque
daar is "a bill of exchange drawn upon a bank orbanker,"
en die, op een paar uitzonderingen na, aan al de bepa-
lingen omtrent cle bills of exchange onderworpen is. In
de definitie van den cheque wordt tevens gezegd, dat
hij geen interesten geeft, een kwestie die ik alleen
bij Dufour heb aangetroffen 1. Wanneer wij nu ook de
definitie van den bill of exchange nagaan in § 1774
clan zien wij duidelijk, dat de cheque daarbij t\'huis
behoort.

Hoewel het Zwitsersche ontwerp zeer goede bepalingen
omtrent den cheque beeft, en ook cle opvatting van den
wissel zeer juist is, zoodat de cheque gelijk aan den
wissel kon beschouwd worden, zoo is er toch een art.,
nl. 443, dat tot moeilijkheden aanleiding had kunnen
geven. Er staat toch: "Eine Bankanweisung welche auf
"eine bei einer Depositen-Anstalt deponirte Summe aus-
"gestellt wird (cheque) ist auch dann guitig, wenn sie

1  Dufuur, I, pag. 314.

-ocr page 89-

"keine Bestimmung über die Yerfallzeit enthallt." Met
deze woorden meende Münzinger 1 aan te toonen, wat
na. i. reeds verkeerd is, dat een der essentialia van den
cheque het vooruitgestorte fonds is, dat zonder dat fonds
van den cheque niet gesproken kon worden, en dat dit
daarom de reden zou zijn, dat de cheque niet tot den
wissel moest behooren. Al bestond dat vereischte, dan
neemt dat toch nog volstrekt niet weg, dat de cheque
wel een wissel kan zijn, maar een bepaalde soort van
Wissel, waaraan die bijzonderheid verbonden is. Als de
wissel een bepaald vereischte heeft, dat niet op den
cheque van toepassing is, dan is het geheel wat anders,
maar nu dit bij den cheque (het species) het geval is,
kan daarom een bijzonder species wel tot een algemeen
genus behooren; als al de vereischten van het genus maar
m het species aanwezig zijn, dan is dit voldoende, want
dan
ig j vlïsfc een kenmerk van het species andere
vereischten t,e hebben, waardoor het van het genus af-
wijkt. Dat vereischte van den cheque is echter volstrekt
met uit het aangehaalde art. op te maken. Het artikel
nh luidt: "een bankaan wij zing, die aan die bijzonderheid
voldoet, is ook dan geldig, zoo zij niet een bepaalden
"vervaltijd aangeeft." Wat zou daaruit volgen? Dat een
ankaanwijzing, die niet aan die bijzonderheid voldoet,
ftiet geldig zal zijn, zoo zij geen bepaling aangaande
den vervaltijd heeft; maar er volgt nog volstrekt niet
\' dat alle cheques die niet op een bij een deposito-
mn gestorte geldsom getrokken zijn, niet geldig zouden
De redactie van dit art. is dus zeer onjuist, en zoo

schelegGr bi"\'- Zi\'\'n systeem bli.ift> zou hij, naar mijne be-
- eic en meening, wel doen eene andere redactie te kiezen.

1  Pag. 410.

-ocr page 90-

Wat nu de bestaande wetten betreft, de Baseier W. O.
stelt den cheque geheel en al gelijk met den wrissel, zon-
der eenige uitzondering op te noemen. Het Zwitsersche
concordaat maakt echter deze uitzonderingen, dat er geen
acceptatie bij noodig is en er noch protest noch regres
mag genomen worden. De W. O. van St. Gallen zegt,
clat vreemde cheques daar geen wisselrecht genieten.

Het Portugeesche Wetboek 1 heeft den cheque (mandato
sobre banqueiro) wel is waar te midden der artikelen
over wissels geplaatst, en men zou dus meenen, dat het
den cheque onder de wissels rekende, maar cle bepalingen
omtrent den cheque weerspreken echter deze plaatsing.
Zoo wordt in art. 430 gezegd, dat de cheque een op-
dracht is aan zijn bankier van een te betalen som aan
nemer of order, en in art. 433 wordt herhaald, dat de
tweede houder geheel en al in recht en plicht van den
eersten nemer komt, wat volkomen overbodig zou zijn
als men hier aan een wissel-endossement moest denken.
Ook verzuimt, volgens art. 432, de nemer bij te late pre-
sentatie
elke actie tegen den trekker, terwijl er geen
sprake is welke actie hij heeft bij tijdige presentatie.
Zoo vinden wij ook niet de bepalingen van cle artt. 429
en 436 bij eigen wissels, waar uitdrukkelijk gezegd wordt,
dat zij volgens omstandigheden als wissels moeten be-
schouwd worden.

Wanneer wij nu aannemen, dat cle cheque volgens het
Portugeesche recht als mandaat naar het burgerlijke recht
moet beschouwd worden, clan is het duidelijk waarom de
nemer als mandataris van den trekker genoemd wordt;
daardoor krijgt dan de nemer in het geheel geen wissel-
actie tegen den trekker, die zich alleen tot schadeloos-

f Goldschmidt, X,

-ocr page 91-

stelling van den mandataris verbindt; deze mandataris
verbindt zich tot tijdige presentatie, en bij verzuim daar-
van heeft hij geen verhaal op zijn mandans. Betaalt clus
de bankier niet; de nemer heeft geen regres, maar alleen
aanspraak op vergoeding van schade, die bij daardoor
lijdt. Vandaar verklaart zich dan ook art. 433, dat de
tweede houder slechts in recht en plicht des nemers
treedt; hij heeft geen eigen recht tegen den trekker,
want hij is slechts ondergevolmachtigde.

In Spanje worden de cheques volkomen gelijk de
wissels behandeld; art. 558 zegt, dat zij dezelfde ver-
bintenissen en uitwerkingen hebben als de wissels, en
de waardeërkenning is er zelfs een vereischte van. Men
kent daar echter alleen aanwijzingen tusschen kooplieden
onderling ten gevolge van handelsoperatiën; cheques dus
getrokken door particulieren zullen als gewone manda-
ten moeten beschouwd worden. Zij moeten echter ook
den naam van aanwijzing in zich bevatten, art. 563,
al- 3, even als dit bij de cheques in Duitschland het
geval is.

Het Braziliaansche Wetboek beschouwt den cheque als
een provinciale wissel, en deze is volgens art. 425 aan
de andere wissels volkomen gelijk; de cheques moeten
echter, om aan de wissels gelijk gesteld te kunnen
worden, door een koopman onderteekend zijn; de door
privaatpersonen uitgegeven cheques zullen clus geen wis-
selrechtelijke kracht hebben.

In Duitschland kunnen de cheques wel als wissels
beschouwd worden, maar dit wordt daar, vreemd genoeg,
niet gedaan. De commissie toch, die de D. W. O.
heeft samengesteld en den wissel op zeer vrijzinnige
wijze heeft behandeld, heeft den cheque daarin niet
willen opnemen,, omdat hij, zoo als zij meende, er

-ocr page 92-

niet behoorde 1. Dit is echter m. i. een onjuist denk-
beeld, want, daar men cle waard eërkenning niet bij den
wissel noodig achtte, en dus den wissel van een veel beter
standpunt beschouwde, dan de C. de C. of het W. v. K. dit
doet, zoo is de cheque volgens het Duitsche recht een
gewone wissel, maar aan toonder, of, wat bij den wissel
hetzelfde is, met blanco endossement. Verder bestaat er
geen juridisch verschil tusschen beiden, en kon dus de
cheque gemakkelijk onder cle wissels gerekend worden
en daarbij behandeld zijn. Nu dit echter niet het geval
is geweest, meent Fischer moet cle cheque in elk land
naar zijne wetten beschouwd worden, en gelijk wij hier-
boven hebben aangeteekend, zijn er enkele landen, die
eenige artikelen over den cheque bezitten. Waar de
cheque echter door de wet niet aan den wissel is gelijk
gesteld, daar heeft hij ook geen wisselkracht, en zullen
dus de wisselrechtelijke handelingen , zoo als b. v. het
endossement, niet plaats kunnen hebben. Die dus zulk een
cheque van een ander ontvangt, zal alleen recht tegen zijn
onmiddellijken voorman hebben, maar verder geen wissel-
rechten. Met deze meening kan ik mij niet vereenigen.

Al heeft cle commissie, die de D. W. O. heeft vastge-
steld, de cheques daarbuiten willen sluiten, toch behooren
zij er in, daar de vereischten van den wissel gelijk zijn
aan die van den cheque. De cheque heeft dus wel dege-
lijk in geheel Duitschland wisselrechtelijke kracht, ook
in die landen, waar hij niet door de wet geregeld is. Had
de D. W. O. een bepaald art. , waarbij de cheques wer-
den uitgesloten , dan was dat een geheel ander geval,
en zou de meening van Fischer goed zijn; nu echter is

-ocr page 93-

m. i. de cheque toch gelijk aan den wissel en dus val-
lende in § 4. De redeneering van Dr. Mittermaier waar-
mede hij aan den cheque wisselrechtelij ke kracht wil
geven, omdat partijen dit zoo willen en het gebruik dit
heeft vastgesteld, is dus geheel overbodig; de cheque
toch heeft wisselrechtelij ke kracht, omdat de cheque een
wissel is. Er moet echter ééne zaak bijkomen. Onder
de vereischten in § 4 opgenoemd is ook cleze, dat de
wissel in zich den naam van wissel moet opnemen, dat
op den wissel moet staan : "wissel" in de taal van het
land, waar hij is uitgegeven. Daar de cheque toch een
wissel is, moet men dus om clien aan de vereischten in
§ 4 gegeven te voldoen en daardoor wisselrechtelijke
kracht te krijgen, op den cheque
wissel zetten, dan is
hij in al die Duitsche landen, waar geen afzonderlijke
Wet op den cheque is, geheel en algelijk aan den wissel.

In die landen waar wel een afzonderlijke wet bestaat,
hangt natuurlijk de beslissing van die wet af; zoo zegt
de Badensche wet, art. 190: dat de Handelszettel zijn
Wechselahnliche Zahlungszusagen, die niet onderworpen
zl]n aan de vormelijkheid en gestrengheid der wissels.
Ee Handelszettel nu worden in drieën verdeeld, nl. auf
Erhebung (aan een bepaald persoon) auf Umlauf (aan
order) en auf Inhaber (aan toonder). Hoewel dus de
wetgever erkent, dat Handelszettel veel gelijkheid met
de wissels hebben, zoo worden zij er toch niet mede
gelijk gesteld; zij geven alleen een recht op het goed
niet op den persoon van den schuldenaar. Hij heeft echter
geen zeer juist begrip gehad van cheques, en bij het vast-
stellen van deze wet zeker niet aan cheques gedacht;
want in art, 193 zegt hij: dat Handelszettel auf Inhaber

-ocr page 94-

slechts door Staatsanstalten en bankiers kunnen worden
uitgegeven. Gewone cheques aan toonder mogen dus
niet worden uitgegeven. Verder zijn hieronder ook niet
begrepen de cheques door niet-kooplieden uitgegeven;
want art. 190 zegt, als een der vereischten voor Handels-
zettel, dat zij onder kooplieden of voor handelszaken
moeten zijn uitgegeven. Cheques door niet-kooplieden
uitgegeven, vallen dus onder de D. W. O., zoo zij aan
order luiden of van een blanco endossement voorzien
zijn. Ditzelfde zal ook in Beieren het geval zijn, hoe-
wel de Beiersche wet de cheques veel beter behandeld
heeft; zij worden in art. 1 der wet met de wissels ge-
lijkgesteld op enkele uitzonderingen na; zoo moet er
b. v. in plaats van het woord wissel, "Anweisung" op den
cheque staan. Verder komen de bepalingen over presentatie,
acceptatie en protest, die wij later zullen behandelen.

Dergelijke bepalingen hebben ook de koninklijk Sak-
sische en Saksen-Weimarsche wetten. In de Frankforter
wet, waarbij de D. W. O. werd ingevoerd, wordt ook
wisselkracht verleend aan cheques aan order.

Ten laatste blijft ons Nederland over, en moeten wij
nagaan in hoeverre de cheque bij ons tot de wisselsoort
behoort, en zoo niet, tot welke soort van papier de cheque
dan bij ons behoort. De cheque is bij ons tweeledig be-
handeld, nl. de cheque aan order, clie assignatie genoemd
wordt, en de cheque aan toonder, het kassierspapier De
definitie, die het W. v. K. 1 van den wissel geeft, bevat de

1 ingelascht, Cosman, de verbindtenissen jegens toonder, pag. 343 enz ,
en over de historische ontwikkeling der assignatie het academisch
proefschrift van A. J. Rethaan Macaié.

-ocr page 95-

waarcleërkenning, en de betaling in een andere plaats
dan die der uitgifte; beiden vereischten, die met de cheques
onmogelijk overeen te brengen zijn; daar nu in geen
ander art. van ons Wetboek aan de cheques wisselrech-
telijke kracht gegeven wordt, zoo volgt hieruit van zelf,
dat de cheque volgens ons recht niet als een wissel be-
schouwd kan worden. Dit zal echter aan den cheque
weinig kwaad doen, omdat hij volgens onze wet toch
als papier aan toonder met de uitwerkingen daarvan is
erkend, en de cheque aan order, de assignatie, in eenige
afzonderlijke bepalingen behandeld is. Hoewel er van
papier aan toonder in ons W. v. K. in het geheel geen
definitie is, zoo moet toch, zoo als Mr. Kist 1 terecht
zegt, het gewone spraakgebruik hierbij te hulp ko-
men , nl. het is een papier, inhoudende een schuldvor-
dering aan hem, die het papier aan den schuldenaar zal
vertoonen.

Het is overbodig, lang bij het papier aan toonder stil
te staan : de kwestie, wat dit papier is, welke verbin-
tenissen daaruit voortspruiten, en hoe die moeten ver-
klaard worden, behoort reeds sinds eenigen tijcl tot de
geschiedenis. Niemand zal tegenwoordig de kracht ont-
kennen van den formal-act, van de eenzijdige betalings-
belofte , waardoor de uitgever alleen door zijne ondertee-
kening en uitgifte van dat onderteekend papier tot be-
taling kan aangesproken worden. De uitgever van een
cheque aan toonder verbindt zich dus aan iederen houder
voor cle betaling; hij staat voor de betaling in, zoo de be-
trokken persoon die weigert. De betrekking dus tusschen
uitgever en nemer en iederen verderen houder is die, welke
voortspruit uit het papier aan toonder, of bij cheques aan

1  Kist, Handelspapier, pag. 261.

(j

-ocr page 96-

order, volgens art, 219; de betrekking echter tusschen
uitgever en betrokkene wordt alleen geregeld door het
Burgerlijk Wetboek, want zij is die van een gewoon man-
daat. Zoodra dus de bankier, die dien last had aange-
nomen, niet betaalt, zal hij, volgens art, 1837 B. W.,
de kosten van dat verzuim moeten dragen. Sterft nu de
uitgever, voordat de cheque ter betaling is aangeboden,
dan mag de bankier dien niet betalen, want het man-
daat is geëindigd \'volgens art. 1850; verder zullen na-
tuurlijk alle bepalingen op de lastgeving hier van toe-
passing zijn. Dat dus het kassierspapier even als alle
papier aan toonder dringend een betere wettelijke regeling
noodig heeft, zal niemand ontkennen, maar hoe die rege-
ling moet geschieden zal afhangen in hoeverre de tegen-
woordige bepalingen omtrent de wissels blijven bestaan.
Geschiedt dit niet, de nieuwe wet op de cheques kan
volstaan enkele uitzonderingen op te noemen, die op
den cheque, welke dan met den wissel overeenkomt,
moeten worden toegepast, Wordt de wissel niet anders
geregeld, de wet op den cheque zal eerst moeten vast-
stellen wat een cheque is en verder al de rechtsge-
volgen opnoemen, die de cheque met den wissel gemeen
heeft, terwijl dan tevens die enkele uitzonderingen er
moeten worden ingelascht, waarover wij later zullen
spreken. Volgens onze tegenwoordige wet toch kan
het kassierspapier niet geëndosseerd worden, omdat het
volgens art. 221 alleen aan toonder gesteld kan wor-
den, waardoor het zijn recht uit het toonderpapier voort-
spruitende verkregen heeft. De cheque aan order daar-
entegen is een assignatie, die weer geheel andere bepa-
lingen heeft omtrent den tijd van aanbieding enz., en
daarbij het omslachtige protest. Een geheel andere in-
richting van het kassierspapier is dus zeer noodig, en

-ocr page 97-

zal zeker het hare bijbrengen, dat dit papier hoe langer
hoe algemeener wordt.

Zoover ik heb kunnen nagaan, is Engeland het eenige
land waar een belasting van den cheque gevorderd wordt 1 ;
men heeft wel, zooals wij zien zullen, getracht dit in
Frankrijk na te volgen, maar om verschillende redenen is
men daarvan teruggekomen. Men is er echter in Engeland
niet spoedig toe overgegaan, omdat men het groote nut
der cheques inzag, en men ze zoo min mogelijk wilde
belemmeren; zoodat de cheques, niettegenstaande hun
groote overeenkomst met den wissel, toch van de belas-
ting 2 op de wissels vooreerst vrij bleven, ten minste die
cheques, die aan de volgende voorwaarden voldeden: ei-
moest duidelijk de dag en plaats van uitgifte 3 op staan;
zij moesten op bankiers 4 zijn getrokken , die hun kan-
toor binnen 15 mijlen 5 van de plaats van uitgifte heb-

1  In Ned. is liet kassierspapier vrijgesteld bij de wet van 3 Oct.
1843, betreffende bet recht van zegel, art. 27, al. 61. De assignatie
daarentegen is wel aan een zegelrecht onderworpen. Zie art. 2i, al. 2
van dezelfde wet.

2  De eerste belastingwet op de wissels was de 22 Geo. 3 c 33, en
11 a dien tiid is die belasting dooi verschillende wetten geregeld. Zie
over die wetten en de hoegrootheid der stamps Chitty, pag. 65 enz.

3  Die plaats en datum moeten natuurlijk de waie zijn, anders zijn
zij nietig, zoodat, als een houder op een cheque, dien hij weet dat
gepostdateerd is, betaling van den bankier ontvangt, hij tot teruggave
kan gedwongen worden, Chitly, pag. 75.

4  De persoon op wien de cheque getrokken is moet bona fide een
bankier zijn; een persoon nu handelende als een bankier, wordt als
zoodanig beschouwd, al houdt hij geen open shop. Chitty, pag. 75.

5 3 Die 15 mijlen moeten in directe lijn van de bank van betaling
worden gemeten. 17 en 18 Viet. c. 83, S. 7. Vroeger was het 10 mijlen,

-ocr page 98-

berl, en zij mogen niet aan order luiden maar alleen
aan toonder 1. De cheques echter op gezegeld papier heb-
ben verschillende voorrechten: er behoeft geen dag en
plaats van uitgifte op te staan, zij mogen op iedereen
getrokken worden, hetzij bankier of niet, op welken af-
stand ook, en aan order zoowel als aan toonder

Zeer streng zijn de boeten, die op het ontduiken van
deze bepalingen gesteld zijn; zoo is er een straf van
100 £ bepaald voor hem die een cheque, die niet in
alle opzichten onder de uitzonderingen hier opgenoemd
valt, maakt en uitgeeft 2, tenzij die natuurlijk als een
wissel gezegeld is; van 20 £ voor hem die, hiervan be-
wust, dien cheque aanneemt; en van 100 £ voor den ban-
kier, die zulk een cheque betaalt Wie een ongezegelden
cheque verder dan 15 mijlen van de plaats van betaling
zendt, wordt gestraft met 50 £ 3; zoo ook hij die zulk
een cheque in betaling of als onderpand ontvangt. On-

1  16 en 17 Vict. c. 59. Zoo werd een cheque, die betaalbaar was
gesteld aan D. F. J. en niet aan toonder, gerekend niet te vallen onder
de uitzondering voor de zegelwet, en daar die nu niet gestempeld was,
werd hij niet als een cheque beschouwd; zoodat een dief, die be
schuldigd was zulk een cheque gestolen te hebben, daarvan werd vrij-
gesproken, maar veroordeeld werd wegens diefstal van een stukje
papier. Byles, pag. 11.

2  Alleen dan wordt een cheque geacht te zijn uitgegeven, als hij in
handen van derden is overgegaan, die een titel hebben om er inwis-
seling voor te vragen. Chitty, pag. 73. Zie over verdere interpretatie
pag. 75.

3  17 en 18 Vict. c. 83, S. 7.

-ocr page 99-

gezegelde cheques nu, en zij die niet tot de hierboven
genoemde uitzonderingen behooren, kunnen niet in een
geding worden gebracht, tenzij in foro criminali of om
oplichting te constateeren enz

In 1855, toen ten gevolge van den Krim-oorlog al de
belastingen werden opgevoerd, wilde de minister in het
parlement een belasting van één penny op eiken cheque
voorstellen, maar, daar op een meeting van cle direc-
teuren der voornaamste banken deze belasting algemeene
afkeuring ten deel viel, en de openbare meening zich
er sterk tegen verklaarde, zoo heeft de minister toen clie
wetsvoordracht ingetrokken 1.

In 1858 echter is die wet toch tot stand gekomen 2,
zoodat tegenwoordig alle cheques aan toonder binnen de
15 mijlen uitgegeven, met een penny-zegel voorzien
moeten zijn.

In Frankrijk zijn de cheques geheel en al vrij van elke
belasting, de wissels daarentegen volstrekt niet. De
regeering had wel een belasting van 1 centime voor-
gesteld (eerst van 10 et., daarop van 5, en eindelijk
van 1), maar, daar de inkomsten door die belasting ver-
kregen zeer gering zouden zijn, en het allicht aan de
vrije ontwikkeling zou schaden, begreep men, dat het
beter was ze geheel vrij te laten. Er werd wel het voor-
beeld van Engeland aangevoerd, waar cle cheques zeer

1  Gilbart, pag 500 enz.

2 s 21 Vict. c. 20. Volgens E. Dalloz zou die belasting spoedig weer
ingetrokken worden; maar boewei- dit nu reeds 5 jaar geleden gezegd
is, is er tot nu toe nog niets van bekend geworden, Moriiteur, 26 Mei
1864, verslag van de zitting van bet corps législatif van 25 Mei.

-ocr page 100-

bloeiden, niettegenstaande er een penny-belasting op
rustte, maar dit voorbeeld ging volstrekt niet op, omdat
Engeland, zooals wij zagen, eerst die belasting ontving,
toen de cbeques daar al sinds vele jaren in het handels-
en burgerlijke leven geworteld waren, zooclat zelfs met
een groote belasting, bet zeer moeilijk zou zijn ze daar
uit te roeien. Het tegendeel had echter in Frankrijk
plaats ; daar waren de cheques nog bijna geheel onbe-
kend, en reeds zonder belasting zou het moeilijk zijn
ze daar nationaal te doen worden; hoeveel te meer dan,
zoo er nog een recht op geheven werd, hoe gering dan
ook. Er moest echter duidelijk in de wet verklaard
worden, dat de, cheques vrij van alle belasting zouden
zijn, want anders vielen zij of als reçu in de belasting
van 50 ct. voor iederen cheque, óf als mandaat in eene
belasting van 50 ct. voor elke 1000 fr. Van daar art. 7;
maar, omdat de regeering zich voor het vervolg niet
wilde binden, werd er bijgevoegd "voor 10 jaar." Zoo dus
de cheque een grootere vlucht in die 10 jaren neemt, zal
er waarschijnlijk in 1875 een belasting op gelegd worden.

De regeering wilde echter een beperking aan deze
gunst van belastingvrijheid geven, nl. door die alleen
tot de cheques aan toonder te bepalen, daar zij vreesde,
dat zoo dit ook tot de cheques aan order werd uit-
gestrekt, deze dan de wissels en andere crediet-papieren
zouden vervangen, en er aldus een groote schade dooi-
de schatkist zou geleden worden. Daar men aldus ech-
ter de cheques veel te veel aan banden legde, kwam men
hierop terug, en nu werd het veel betere plan voorge-
steld den tijd van aanbieding te bepalen, nl. zoo de
houder den cheque niet binnen de 5 of 8 dagen ter be-
taling aanbood, hij zijn regres op den uitgever zou ver-
liezen , indien cleze ten minste voor fonds gezorgd had.

-ocr page 101-

Later zullen wij op die bepaling van art. 5 terugkomen;
maar zeker is het, dat dit wel een van de beste mid-
delen was om den cheque van den wissel te onderschei-
den, en daardoor bedrog zooal niet onmogelijk, dan toch
zeer moeilijk te maken.

Een tweede middel om bedrog te voorkomen is, dat
de cheque op zicht getrokken moet worden, art. 1,
al. 3. De cheque is geen circulatiepapier, maar moet
zoo spoedig mogelijk na zijn uitgifte ter betaling worden
aangeboden. Zonder dus door deze bepaling eenigszins
aan den cheque tekort te doen, wordt daardoor veel
kans van bedrog voorkomen; want verre de meeste wis-
sels toch zijn op 3 maanden, alleen de kleinere zijn dik-
wijls op zicht, maar voor de groote is het algemeen ge-
bruik in den handel ze op tijd te stellen. Men heeft
dus nu alleen de kans, dat de wissels op zicht veranderd
kunnen worden in cheques; maar dat verlies zal niet,
groot zijn voor de schatkist, want de belasting op de
handelspapieren bedraagt jaarlijks 10 rnillioen francs,
waarvan slechts 100 a 200,000 fr. voor wissels op zicht
komen

Een der beste hulpmiddelen, die de bankier tegen val-
sche cheques heeft, is het nomineren van de verschil-
lende cheques en chequeboekjes. Ontvangt de bankier een
cheque, die hem verdacht voorkomt, hij heeft dan slechts
zijn register na te zien, of die nommers correspondeeren
met die van den cheque. Het zal natuurlijk niet bij alle
valsche cheques helpen, b. v. niet, als de dief weet van
wien de cheque afkomstig is, maar wel zoo iemand zijn
chequeboekje verloren heeft, en de oneerlijke vinder op

1 Nouguier, pag. 23.

-ocr page 102-

goed geluk af den naam van een deponent invult. Tegen
liet eerste gevaar echter zijn de crossed cheques van groot
nut, want een bankier zal niet van een hem onbekend
persoon een cheque ter inkasseering aannemen.

Een vonnis, den 6\'en Februari 1852 in Engeland
gewezen, heeft uitgemaakt, dat het geen valschheid is
den naam van een bankier op een crossed cheque door
dien van een ander bankier te vervangen of er "et C°."
bij te voegen, daar, zoo men dit niet mocht doen, daar-
door de negotiabiliteit van den cheque zou verloren
gaan K Naar mijne meening echter is deze uitspraak
verkeerd, want het staat den deponent vrij op zijn che-
que eiken naam van een bankier te schrijven, aan wien
hij wil dat de betaling geschieden moet, en die vrij-
heid mag niet aan banden gelegd worden; dit laatste nu
zou geschieden als het aan iedereen vrij stond er den
naam van een ander bankier op te zetten. Wat nu den
persoon betreft, die den cheque verkrijgt, hij behoeft
hem immers niet aan te nemen, als de naam van den ban-
kier hem niet bevalt ; hij kan een andere betaling eischen ;
maar de uitgever moet vrij zijn te bepalen aan welken
bankier er uitbetaald moet worden. Die negotiabiliteit
is toch geen wezenlijk vereischte van den cheque, en in
zooverre blijft toch die negotiabiliteit, want de houder
kan dien even goed aan een ander geven, als men maar
zorg draagt dat de laatste houder dien door den aange-
wezen bankier laat incasseeren. Een tweede vonnis, den
10den Mei 1858 gewezen, verklaarde dat, zoo een cheque,
die door den uitgever gecrosseerd was, bij de aanbieding
dat kenmerk verloren heeft, doordat de onrechtmatige
houder het door een chemische bewerking heeft doen ver-

-ocr page 103-

d wijn en, dan de bank niet aansprakelijk is, omdat het
op den uitwendigen vorm van den cheque ten tijde der
aanbieding aankomt; daarbij werd tevens uitgemaakt,
dat een modificatie van het crosseeren geen eigenlijke
verandering dus ook geen valschheid bevat, zoodat de
nu ongecrosseerde cheque niet vervalscht was, en dus
de trekker dien cheque moest honoreeren. Tengevolge
van die processen werd dan ook den 2(irn Aug. 1858 een
wet op de crossed cheques uitgevaardigd, die in art. 4
hetzelfde beginsel aannam dat aan het hierboven be-
sproken vonnis ten grondslag lag.

Het spreekt van zelf, dat de bankier het verlies zal
dragen bij cheques waarop een valsche naam staat, want
de deponent heeft hem geen last gegeven. Hij moet
de handteekening van zijn deponent kennen, en vandaar
moet elke nieuwe deponent zijne handteekening in een
daartoe bestemd boek schrijven. Hij zal echter het op
een valschen cheque betaalde bedrag van den houder
kunnen terug eischen als een indebitum, en deze weer
van zijn voorganger. Zoo de cheque geëndosseerd is,
zal dit gemakkelijker gaan, maar bij een cheque aan
toonder zal die terugvordering zeker met vele moeilijk-
heden gepaard gaan.

Niet alleen echter de naam, maar ook hgt bedrag kan
vervalscht worden. Gemakkelijk toch kunnen b. v. de woor-
den vijf, zes, zeven of negen veranderd worden in vijftig,
zestig, zeventig of negentig of kan achter het woord vier
envij/tig gevoegd worden enz.; in al die gevallen nu zal
de bankier bet verlies moeten dragen, want niet aldus
luidde het mandaat van den trekker 1. Kan daarentegen

-ocr page 104-

de bankier aantoonen, dat de vervalsching ontstaan is ten
gevolge van nalatigheid van den deponent, als hij b. v. zulk
een plaats openlaat, dat er met gemak iets bijgevoegd
kan worden, dan komt het verlies voor rekening van dezen,
want door zijne nalatigheid mag de bankier niet lijden.

Zoo vind ik bij Chitty 1 een zeer aardig voorbeeld
gegeven. Een deponent\' gaat van huis en geeft zijne
vrouw verschillende blanco cheques met zijne handteeke-
ning voorzien, om die zoo noodig te gebruiken. Een
daarvan vult zij in met fifty two pounds two shillings, maar
begint het woord fifty op het midden van de lijn met
een kleine letter, en zoo ook de cijfers 52.2 te ver van
het teeken £, zooclat de klerk van den deponent er ge-
makkelijk three hundred in letters en cijfers bij kon voe-
gen, waardoor hij clat bedrag bedriegelijk van den bankier
wist machtig te worden. De chef van dien klerk werd
nu veroordeeld dit verlies te dragen, daar zijne vrouw
door hare nalatigheid in het schrijven van den cheque
de aanleiding tot dat bedrog gegeven had.

Is het bedrog echter klaarblijkelijk zóó, dat het met een
gewone mate van opmerkzaamheid terstond zichtbaar is,
dan komt het verlies weer voor de bank. De paying-

manduti, en dat volgens art. 2000 C N. de mandans den mandataris
voor al zijn verliezen, geleden ten gevolge van zijn mandaat, moet
schadeloos stellen. Dit is onjuist, want het mandaat zelf was ver-
valscht; het was anders als de uitgever het gegeven had. Art. 2000
daarentegen bedoelt schade ten gevolge van het mandaat, door het
opvolgen van het mandaat geleden: was bier het mandaat, het ware
mandaat gevolgd, nl. het uitbetalen van het oorspronkelijk geschreven
bedrag, dan zou de bankier ook geen schade geleden hebben; hij
heeft echter buiten het eigenlijke mandaat gehandeld en daarom
moet bij dus de schade dragen.

1 Chitty, pag. 344. Smith\'s compendium, pag. 241. Byles, pag. 17.

-ocr page 105-

teller moet dus goed op de nauwkeurigheid van den che-
que letten, of hij goed geëndosseerd is, of er een goede
datum op staat, of die ook veranderd is, enz. Zoo is het
voor de bank van groot gewicht of een cheque, geën-
dosseerd door
John Brown, aan den order gesteld was
van
John C. Brown. Een repudiatie van den uitgever
kan er het gevolg van zijn , en dus het verlies van het
geheele bedrag voor de bank. Als het endossement echter
goed is, dan is de bank van alle aansprakelijkheid af,
en rust niet op haar de bewijslast, dat zulk een endos-
sement geschied is met het weten en de goedkeuring van
den persoon, aan wien de cheque betaalbaar was gesteld.
Zulk een endossement zal dan ook voor den bankier een
voldoende autoriteit zijn om aan den houder van den
cheque uitbetaling te doen

Niet alleen bij een geëndosseerden cheque, maar ook bij
een aan toonder gestelden moet cle paying-teller er op
letten of hij aan den rechtmatigen houder betaalt, omdat
vervalschte cheques bijna alleen zoo aangeboden wor-
den, hoewel, als hij een goeden cheque aan een onrecht-
matigen houder betaalt, dit verlies natuurlijk niet de
bank maar den rechtmatigen houder za.1 drukken. Hierop
zijn echter ook uitzonderingen , want men moet hierbij
in acht nemen of de betaling onder gewone of ongewone
en verdachte omstandigheden heeft plaats gehad. Zoo
b. v. de cheque wordt aangeboden lang nadat hij is
uitgegeven, dan zal dat een betaling buiten den gewonen
loop van zaken zijn; wordt b. v. een cheque in verschil-
lende kleine stukken gescheurd, maar bij elkander opge-
plakt en zoo aangeboden, dan doet dit een vermoeden
van bedrog ontstaan, en zal de bankier niet verantwoord

-ocr page 106-

zijn, als hij niet na behoorlijke inlichting ingewonnen te
hebben betaalt; want het zou hebben kunnen gebeuren,
zooals ook eens werkelijk gebeurd is, dat een trekker
zijn eigen cheque aan stukken scheurde, en een voorbij-
ganger die zorgvuldig opraapte en bij elkander plakte
en aldus den bankier aanbood; deze betaalde dien ver-
volgens, en nu werd hij daarvoor aansprakelijk gesteld.
De bankier heeft een vermoeden voor zich dat hij aan
den juisten houder betaald heeft, maar dat vermoeden
is niet iuris et de iure, het is voor tegenbewijs vatbaar.

In New-York zijn de kooplieden dikwijls zeer slof met
het bewaren en schrijven van hunne cheques 1. Zij rede-
neeren, dat het verlies toch niet op hunne rekening komt,
dat de bank het betalen moet, zoodat die dan ook maar
zorg moet dragen geen valsche cheques te honoreeren.
De paying-tellers zijn in den regel echter daar zóó op-
merkzaam , dat niettegenstaande het enorme aantal en
het groote bedrag der cheques, dat hun dagelijks aan-
geboden wordt, zij toch zelden een valschen cheque zullen
uitbetalen. Het uur waarop gewoonlijk de valsche cheques
worden aangeboden is van van 2 tot 3, en vooral Za-
terdags; ja men heeft zelfs opgemerkt, dat de 4e van de
maanden Maart, October en November het drukst zijn;
dit wordt dan een
heavy day genoemd, en dan worden
de meeste valsche cheques aangeboden, omdat de paying-
tellers dan overladen zijn met werk.

Volgens de Duitsche W. O., § 75, 76, zullen de hand-
teekeningen van den acceptant en endossant van een
wissel toch verbindend zijn, al is cle onderteekening van
den uitgever valsch of vervalscht. Evenzoo zullen cle

1  GiJbbons, pag. 119.

-ocr page 107-

echte handteekeningen van de endossanten en uitgever
verbinden al is die des acceptants of van de endossanten
valsch. Deze uit het begrip der formal-act logisch vol-
gende bepalingen zullen nu natuurlijk evenzeer en terecht
op de cheques in Duitschland van toepassing zijn.

In Frankrijk en Nederland zal het vervalschen van
een cheque niet onder art. 147 C. P. vallen, want het
is noch een faux en écriture de commerce noch een faux
en écriture de banque. In Frankrijk zegt de wet op de
cheques dit zeer duidelijk: "le chèque ne constitue pas
ilpar sa nature un acte de commerce" 1. Dit is zeker
bepaald met het oog op de gewoonte in Engeland, waar
de cheques ook door niet-kooplieden getrokken worden;
deze gewoonte wilde men gaarne ook in Frankrijk in-
voeren , en dus de menschen cloor lijfsdwang b. v. niet
afschrikken. Uit zich zeiven is dus de cheque daar geen
handelsdaad en valt dus niet onder art. 147; hij zal
alleen een handelsdaad zijn als hij onder art. 632
C. de C. valt, ni. "toutes obligations entre négociants,
marchands et banquiers." Zoo dus de uitgever een
koopman is, wordt de cheque daardoor handelspapier.
Onze wet is echter nog duidelijker dan art. 632 C. de C.,
want in art. 4, al. 3 W. v. K. staat: "kooplieden in hunne
betrekking als zoodanig." Al staat dit echter niet met
zooveel woorden in de Fransche wet, er wordt toch echter
dezelfde uitlegging aan gegeven.

Geeft dus een koopman een cheque uit voor zijn han-
delszaken, dan zal het handelspapier zijn; geeft hij dien
daarentegen voor zijn huishouding uit, dan is dit geen
handelsdaad, dus geen handelspapier, dus niet vallende
onder art. 147 C. P. Onjuist is het daarom dat Michaux

1  Art. 4.

-ocr page 108-

Bellaire j zegt, dat valschheid van een cheque als faux
en écriture de commerce moet beschouwd worden ; dit
kan men volstrekt niet zoo categorisch zeggen.

Par sa nature is zeker de cheque bij ons ook geen han-
delspapier, want hij kan onmogelijk onder een der cate-
goriën van art. 4 W. v. K. gebracht worden; zeer zeker
niet onder de handelingen van kassiers, daar het uit-
geven van den cheque, dus het maken van den cheque,
een handeling van den trekker is; daarentegen het be-
talen van een cheque door den kassier zal een handels-
daad zijn. De cheque kan evenmin onder den wissel-
handel gerekend worden, clus valt hij ook niet onder
al. 2 van art. 4.

Sommigen hebben de assignatie onder den wisselhandel
willen rekenen, zoo als een arrest van den H. R. van
12 Maart 1841. In een arrest van den lö1^11 Juni van
datzelfde jaar is echter anders beslist: en geheel terecht,
want de assignatie voldoet lang niet aan al de ver-
ei schten voor den wissel, en geen enkel art. stelt haar
met den wissel gelijk.

In de aanteekening op het W. v. K. van de Amster-
damsche rechtsgeleerden, pag. 97, wordt de assignatie
als handelspapier beschouwd, omdat zij in het W. v. K.
behandeld wordt; de enkele plaatsing is volgens schrij-
vers dus voldoende om allen twijfel weg te nemen. Hoe
veel waarde echter deze redeneering heeft, blijkt uit het
aangeteekende op het kassierspapier, waar de vraag ver-
wezen wordt naar een aanteekening op art. W. v. K.,
en in dit art. wordt aan het kassierspapier het karakter
van handelspapier ontzegd, niettegenstaande het kassiers-
papier toch ook in het W. v. K. behandeld wordt.

1  Dufour 1864, Janv., pag. 9.

-ocr page 109-

Wat nu de écriture de banque betreft, daar kan hij
ook niet onder gerekend worden. Waren het cheques
zoo als die te Weenen 1 bestaan, waar cle bank zelve ze
uitgeeft, dan wel; maar een cheque door een particulier
uitgegeven is geen écriture de banque; hij komt wel
in aanraking met de banken, maar dat eerst als hij
reeds eenigen tijd bestaan heeft; zijn ontstaan verkrijgt
hij niet door de bank.

Ook in het A. D. H. vind ik in de artt. 271 -277
geen aanleiding het uitgeven van een cheque in Duitsch-
land tot een handelsdaad te verklaren; alleen wanneer
de koopman dit als zoodanig doet, art. 273, en bij
twijfel of hij het in zijn handel of daarbuiten gedaan
heeft, art. 274.

Zoo iemand een cheque ter betaling aanbiedt, waarvan
de handteekening valsch is, dan zal de betrokkene na-
tuurlijk den cheque niet behoeven te honoreeren, even-
min als hij wiens handteekening is vervalscht; want hij
kan gebruik maken van art. 1913 B. W. en zijne hand-
teekening ontkennen 2. Was zulk een cheque echter
geaccepteerd, dan zal de acceptant zeer zeker gehouden
zijn, want hij is alleen door het zetten van zijn hand-
teekening verbonden, geheel en al afgescheiden van eenige
reden daarbuiten; de regel
qui accepte paie moet in den
meest ruimen zin worden opgevat , wat in den handel
ook algemeen gebruikelijk is, zoo als ook terecht door
de D. W. O. in § 75 is aangenomen.

Zoo eenig endossement valsch is, zal hier art. 137
W. v. K. van toepassing zijn; dan vervallen de latere
endossementen, en die vóór cle vervalsching op den cheque

1  Zie pag. 30 van dit geschrift.

2  Cosman, pag. 245.

-ocr page 110-

geplaatst zijn zullen hunne kracht behouden; terecht
wordt echter aangenomen (met afwijking van het begrip,
dat de wetgever zich van den wissel heeft gevormd) dat
de houder zijn actie zal behouden. tegen alle de teeke-
naren van die endossementen, want zij hebben zich even
als de acceptant alleen door hunne handteekening ver-
bonden. Evenzoo zal de houder zijn verhaal op den
trekker en de endossanten behouden, wanneer de accep-
tatie valsch is, art. 145 W. v. K.

De cheques zijn in Engeland gewoonlijk aan een be-
paald persoon of toonder gesteld, maar zij kunnen even
als de andere inland bills zoowel alleen aan een be-
paald persoon luiden, of ook aan diens order, of aan
toonder alleen. Het verschil tusschen die wijzen van uit-
gifte zal natuurlijk liggen in de negotiabiliteit; zijn zij
aan een bepaald persoon geadresseerd, zij zullen door cessie
kunnen worden overgedragen; zijn zij aan order gesteld,
de overdracht zal door endossement plaats hebben, terwijl,
zoo zij aan toonder luiden, enkele overgifte voldoende
zal zijn. Negotiabiliteit is dus niet een der essentialia
van een cheque.

Zoo als wij gezien hebben, is er echter een verschil
tusschen cheques aan toonder en die aan order, omdat de
laatsten niet vrij zijn van de zegelwet op de wissels,
terwijl de eersten alleen onderworpen zijn aan de wet
van 1858, waardoor zij met een penny belast zijn.

Het endossement zal echter slechts binnen korten tijd

-ocr page 111-

zijn verbindende kracht kannen doen gevoelen, want
wordt de cheque na den reasonable time gepresenteerd,
dan verliest de houder zijn verhaal op de andere endos-
santen. Somtijds 1 wordt een cheque aan toonder later
geëndosseerd, omdat de persoon aan wien men clen cheque
wilde geven dien niet anders wilde ontvangen; hij heeft
dan natuurlijk een veel grooteren waarborg voor de be-
taling; want, als hij nu den cheque maar binnen den
bepaalden tijd aanbiedt, dan heeft hij bij niet-betaling
verhaal op den endossant; men moet dan echter zorg
dragen, dat de cheque tevens het zegel van den wissel
ontvangt, omdat men anders in de boete zou vallen.
Ook bij bankbilletten heeft zulk een endossement wel
plaats. Dit is dan echter geen endossement waardoor
de negotiabiliteit van den cheque verminderd wordt, men
moet het eerder als een borgtocht beschouwen; zulk een
endossement toch geschiedt altijd in blanco, om daardoor
het karakter van het toonderpapier niet weg te nemen.

Het verhaal op de vorige endossanten, wanneer een
cheque aan order reeds in verscheidene handen geweest
is, zal vervallen zoodra voor dien endossant de cheque
niet in a reasonable time is aangeboden. Stel dus b. v.
dat een cheque aan order getrokken den 15dcn, wordt
geëndosseerd den 16a°n, weer geëndosseerd den 17den, en
ten laatste clen 18fJe"; nu zal de vóórlaatste houder aan-
sprakelijk zijn, maar de eerste endossant is bevrijd.
Iedere endossant blijft zoo lang aansprakelijk als de tijd
van aanbieding voor hem duurt; is die verstreken dan
houdt zijn verantwoordelijkheid ook op. Elke endossant

1  Macleod, Elements, pag. 289 en Dict. pag. 74, zegt ten onrechte
dat dit meestal het geval is; slechts zelden gebeurt dit, èn daar het
te omslachtig is, èn omdat men anders in de hoogere belasting valt.

-ocr page 112-

heeft dus dezelfde aansprakelijkheid als de uitgever; maar
is de tijd van aanbieding verstreken, dan vervalt alle
aansprakelijkheid van den endossant, maar blijft die van
den uitgever, zoo hij voor geen fonds gezorgd had.

Hij die een cheque verloren heeft zal meer kans heb-
ben geen verlies te zullen lijden zoo die aan order dan
wanneer hij aan toonder was, want bij een cheque aan
toonder zal hij, zoo hij niet aan den bankier kennis
heeft gegeven van de zaak voordat cle cheque aange-
boden is, het verlies moeten dragen; bij een cheque aan
order echter zal een valsche handteekening moeten komen,
zoo de oneerlijke vinder er in slagen wil den cheque te
laten honoreeren. In geen van beide gevallen echter zal
de houder eenig verhaal hebben J, want alleen op het
papier kan betaling gevraagd worden, het papier is de
drager van het recht tot betaling; heeft men dat papier
nu verloren, dan zal men geen ancler middel hebben de
betaling te kunnen ontvangen 1.

Sommigen meenen dat het crosseeren van een cheque
gelijk staat met endossement 2; dit is echter geheel
onjuist. Endossement toch draagt den eigendom over,
wat volstrekt niet bet geval is met het crosseeren.
Verder is endossement een soort van borgtocht op den
cheque, zoodat ook als zoodanig het endossement op een
cheque aan toonder wordt gezet; het crosseeren daaren-
tegen wordt door den uitgever zei ven gedaan, zoodat er
geen andere handteekening op den cheque komt clan de zijne.

In Frankrijk kan volgens art. 1 cle cheque aan toonder
of aan een bepaald persoon of aan order luiden. Eerst

1  Cosman, pag. 277.

2  Darimon , Rapport, pag. 41.

-ocr page 113-

wilde de regeering geen cheques aan order, daar zij bang
was, dat daardoor de belangen van cle schatkist zouden
worden benadeeld; maar toen men inzag, dat die schade
niet zoo groot zou zijn, werden ook de cheques aan order
toegelaten. Daarentegen waren er weder verschillende
anderen die tegen cheques aan toonder waren, omdat zij
meenden, dat er groot gevaar bij verlies of diefstal zou
zijn, daar men dan aan onrechtmatige houders zou
betalen.

Het beroep op dit gevaar bewijst echter te veel; dit
zou even goed bestaan bij alle ander papier aan toonder,
b. v. bankbilletten; dan moeten de rechtmatige houders
maar zorg dragen dat zij hun cheque niet verliezen, en
daarbij kan dit gevaar grootendeels voorkomen worden
door de cheques te crosseeren. Nouguier 1, hoewel het
nut van de cheques aan toonder erkennende, geeft toch
verreweg de voorkeur aan de cheques aan order, daar
zij veel betere compensatiemiddelen zijn in het clearing-
huis. De redenen echter hier door hem ontvouwd zijn
mij zeer duister; ik zie niet in waarom cheques aan
toonder niet even goed door den bankier des houders
aan den betrokken bankier in het clearinghuis aan-
geboden en aldus gecompenseerd kunnen worden, wan-
neer de andere bankier ook weer cheques op den
eerste heeft. Nouguicr heeft waarschijnlijk over het
hoofd gezien, dat de gewone wijze van incasseering door
bankiers onderling geschiedt, en gemeend dat ieder
houder zelf zijn geld kwam incasseeren, anders kan ik
mij deze vergissing niet voorstellen, die door de praktijk

1  Pag. 53.

-ocr page 114-

geheel en al wordt tegengesproken, want de meeste
cheques in Engeland en Amerika zijn aan toonder, en
toch wordt daar het meeste gecleard.

Even als in Engeland verliest de houder bij niet tijdige
aanbieding zijn verhaal op de endossanten, die anders
even als bij den wissel allen voor het geheel aansprakelijk
zijn voor het bedrag volgens art. 4. Er wordt echter bij
dit endossement niet de waardeërkenning geëischt, die
een van de wezenlijke vereischten voor het endossement
van den wissel is, art. 137 C. de C.

Voordat de speciale wet op de cheques bestond, werden
deze in Frankrijk ook wel geëndosseerd; maar ik zou
meenen, dat een dergelijk endossement geen wisselrech-
telijke kracht bezat; want de O. de C. noemt bepaaldelijk
de rechtsinstituten op, waarop endossementen kunnen
worden toegepast, nl. de wissel, art, 110, het orderbillet,
art. 188, het cognossement, art. 281, bodemerij, art. 313,
en ten laatste de warrants volgens de wet van 28 Mei
1858. Waar de wet dus zwijgt kan het endossement
niet zijn werking hebben, en had dus het endosse-
ment op de cheques geene waarde, zoodat de endos-
santen er niet aansprakelijk door werden; het kon dan
alleen voor een cessie gehouden worden, waardoor men
in de rechten van zijn voorganger kwam, en bij verlies
van de cheques kon men daardoor zijn recht er op con-
stateeren. Op deze wijze is dan ook de jurisprudentie
vóór 1865 in Frankrijk geweest 4.

Hoewel de cheque niet bestemd is te circuleeren, zoo
geschiedt dit toch wel in de praktijk, en dan is het
van groot nut, dat men dien, zoo men wil, kan endos-
seeren, waardoor menigeen eerder geneigd zal zijn dien

-ocr page 115-

aan te nemen. Ook bij verzending met de post geeft
een geëndosseerde cheque meer zekerheid, terwijl men
dien dikwijls niet wil of kan crosseeren.

Wanneer de cheque aan een bepaald persoon luidt,
en noch aan toonder, noch aan order er achter gevoegd
is, dan is dit een handeling alleen tusschen trekker en
nemer, en dan kan de trekker, als de cheque nog niet
aangeboden is, aan den betrokkene tegenbevel geven
om de betaling niet te doen plaats hebben. Waar toch
de cheque niet met den wissel is gelijk gesteld , gelden
de regelen omtrent den wissel niet, en behoeft dus de
betrokkene, al heeft hij fonds, niet te betalen, zoo hij van
zijn lastgever tegenbevel ontvangt. Sedert de wet van
1865 is de uitgever gehouden, zijn cheque te honoreeren
volgens art. 4, al. 2 en art. 164 C. de C.; dit was hij
echter niet vóór de wet op de cheques, en zeer juist is
dus een uitspraak van het tribunal de Commerce de la
Seine 31 Jan. 62, waarbij werd aangenomen, dat de
trekker van een cheque aan een bepaald persoon zijn
cheque niet behoeft te honoreeren, zoo deze hem de
waarde niet had voldaan.

De cheque kan in Frankrijk ook in blanco geëndos-
seerd worden; dit is daar een groote nieuwigheid, want
de wet op de wissels erkent zulk een blanco endosse-
ment niet, zoodat die daar slechts een procuratie zou
zijn, art. 138 C. de C.; het is een groot gemak voor
de houders, rlie de cheques al naar hun believen door
overgifte of endossement kunnen laten circuleeren.

Hoewel nu die bepalingen omtrent de negotiabiliteit
groote verdiensten hebben, zoo heeft men toch daarmede,
wat vooral uit de beraadslagingen gebleken is, den cheque
te veel als een circulatiemiddel willen beschouwen; het
is zeer goed, dat die bepalingen er zijn, want bij de

-ocr page 116-

circulatie van den cheque zijn zij van groot nut, en zoo
als wij reeds hebben aangeteekend, de cheque kan door
zijn circulatie ook nut verspreiden; maar die circulatie
moet niet op den voorgrond komen, zij moet een bijko-
mende zaak blijven, en dat hebben de afgevaardigden
bij hunne beraadslagingen wel eens over het hoofd gezien.

De cheque wordt in New-York met den wissel, het
orderbriefje, de bankbilletten en certificaten van depot
tot de negotiabele instituten gerekend, en van deze zegt
§ 1713 van den Civil Code, dat zij aan order of toonder
kunnen gesteld zijn. Daar het tot de negotiabele zaken
behoort, en het kenmerk van deze juist de negotiabili-
teit is, zoo volgt hieruit van zelf, dat er alleen sprake
is van order en toonderpapier, en dus de cheques aan
een bepaald persoon niet gekend zijn. Wil men dus toch
een cheque aan een bepaald persoon uitgeven, dan zal
dit alleen als een mandaat kunnen beschouwd worden, en
zullen de regels op de wissels dus niet van toepassing
zijn. Voordat deze wet tot stand kwam, was het ook een
der twistpunten in New-York of het tot de essentialia
van een cheque behoorde om aan toonder te zijn; wel
een bewijs dat daar de meeste cheques aan toonder zijn.
Dit is vooral ook omdat geëndosseerde cheques voor den
paying-teller een groote last zijn, daar dan het verlies
bij verkeerde betaling voor de bank komt, en zij dik-
wijls de personen niet kent, dus eerst hunne identiteit
moet laten bewijzen. Ook volgens deze wet zijn de en-
dossanten bevrijd na een zeer korten termijn, nl. van
een dag

Het Zwitsersche Ontwerp erkende evenzeer cheques

-ocr page 117-

aan order en aan toonder volgens de artt. 441 en 444:
zoodat het endossement daar dezelfde werking had als
op den wissel, omdat de cheque volgens art. 441 met
den wissel gelijk was gesteld. De houder van een cheque
aan toonder had echter daar een verplichting, die ik
nergens anders gevonden heb, nl. wanneer hij zijn naam
op den cheque geplaatst had, was hij jegens iederen
volgenden houder even als een endossant tot regres ver-
plicht. Zijn naam werd dus daar als een soort van aval
beschouwd, om daardoor het crediet van clen cheque te
verhoogen, eene bepaling, die wel navolging verdient,
want op een papier aan toonder moet elke handteeke-
ning een formeele verbintenis tot betaling bevatten. Deze
bepaling is wel in de wet gebracht omdat men den cheque
als een circulatiepapier beschouwde, maar daar die circu-
latie in de praktijk ook wel plaats heeft zoo is zulk
een bepaling niet overbodig.

Münzinger 1 geeft als reden aan, dat de cheques aan
toonder mogen gesteld zijn , dat zij een reëele garantie
hebben, zoodat zij nu de personeele garantie der endos-
santen wel missen kunnen. Wat die reëele garantie be-
treft, daarover hebben wij reeds vroeger gesproken; m. i.
is de voornaamste reden, dat de cheques aan toonder
mogen luiden deze: dat dit in de praktijk oneindig ge-
makkelijker is voor de banken, die zich nu niet van de
identiteit der houders behoeven te overtuigen.

Daar de Baseler W. O. en het Zwitsersche concordaat
de cheques gelijk aan de wissels stellen, zoo zullen zij
niet aan toonder kunnen zijn, en zal het endossement
wisselrechtelij ke kracht hebben. Volgens de wet van
St. Gallen hebben de vreemde aanwijzingen geen wissel-

-ocr page 118-

rechtelijke kracht, endossement op die cheques zal haar
dus ook niet hebben.

In Portugal zijn alleen cheques aan toonder erkend,
maar die geen rechten van het toonderpapier overdragen,
want art. 113 zegt, dat de tweede houder in de rechten
en plichten van den eersten treedt. De excepties van en
tegen den eersten houder zullen dus blijven bestaan, want
de verdere houders hebben geen eigen recht van ageeren.

Het Spaansche Wetboek kent geen aanwijzingen aan
toonder, alleen aan order, art. 570, en het endossement
op deze heeft volgens art. 558 dezelfde uitwerking als
op wissels.

Het Braziliaansche Wetboek daarentegen kent alle
vormen: aan een bepaald persoon, aan toonder en aan
order; het endossement is daar volkomen gelijk aan dat
der wissels, zelfs zoo, dat bij een geëndosseerden cheque
er protest moet gedaan worden bij niet-betaling, wat niet
het geval is bij de andere cheques. Noch op Spaansche,
noch op Braziliaansche cheques echter zal een endosse-
ment kunnen geschieden, wanneer zij door een niet-koop-
man zijn uitgegeven, omdat zij dan niet als wissels er-
kend worden.

Art, 301 van het A. D. H. bevat de bepaling, dat
cheques kunnen geëndosseerd worden, maar alleen die
door kooplieden zijn uitgegeven; cheques door niet-koop-
lieden uitgegeven zullen echter ook geëndosseerd kunnen
worden, want zij vallen onder de D. W. O. Dat art.
van het A. D. II. is dus eigenlijk overbodig, want de
bijzondere wetten over de cheques in Duitschland geven
alle aan het endossement van den cheque wisselrechtelij ke
kracht, en in die landen waar geen afzonderlijke wet
bestaat wordt de cheque door de D. W. O. geregeld.
In Duitschland zullen dus de cheques aan order volgens

-ocr page 119-

de gewone wisselrechtelijke regels behandeld moeten wor-
den ; cheques aan toonder echter zal men er nergens
mogen uitgeven, voor zoo verre men het blanco endosse-
ment niet als aan toonder beschouwt 1. De D. W. O.
toch kent geen wissels aan toonder; volgens de Baden-
sche wet, art. 193, mogen Handelszettel aan toonder
alleen door Staatsanstalten en bankiershuizen worden
uitgegeven; de Beiersche wet zegt in art. 2 uitdrukkelijk,
dat zij aan order moeten luiden; evenzoo spreekt de
Frankforter wet alleen van aanwijzingen aan order, die
met wissels gelijk kunnen gesteld worden. Evenzoo de
Saksische en Saksen-Weimarsche wet. Cheques aan toon-
der mogen dus niet worden uitgegeven, tenzij men het
blanco endossement als zoodanig beschouwt. Cheques
aan order echter, hetzij door kooplieden of niet-kooplie-
den onderteekend, genieten overal, hetzij door de bijzon-
dere wetten op de cheques, hetzij door de D. W. O.
gelijk recht met de wissels; het endossement heeft dus
overal wisselrechtelijke kracht, wat ten overvloede dan
ook in art. 301 A. D. H. bepaald is.

Mittermaier erkent echter wel cheques aan toonder in
Duitschland, omdat ten lste de bankaanwijzing zich niet
naar de koopmansaanwijzing behoeft te regelen, en ten
2de van het standpunt des wetgevers de grond van het
verbod, dat voor de zekerheid van het crediet nood-
zakelijk was voor de toonderwissels, niet past voor de
bankaanwijzing. Ten eerste: de bankaanwijzingen behoe-
ven zich niet naar de koopman saan wij zing te regelen.
In geen enkele wet heb ik een onderscheiding gevonden
tusschen koopmans- en bankaanwijzingen; alleen het Zwit-

1  De verkeerdelijk genoemde cheques in Weenen zijn of aan een
bepaald persoon of aan toonder.

-ocr page 120-

sersche Ontwerp maakt die, en wel zóó, dat aan de bank-
aanwijzing meer privilegiën worden toegekend dan aan
de gewone aanwijzingen, want art. 443 zegt: "bankaan-
wijzingen zijn ook clan geldig als er geen bepaling van
den vervaltijd op staat", en art. 444: "zij mogen ook
aan toonder luiden." Een uitbreiding dus van de gewone
aanwijzing; maar dat bewijst volstrekt niet, dat de ge-
wone bepalingen op aanwijzingen niet op bankaanwij-
zingen moeten toegepast worden. Het genus is de ge-
wone aanwijzing, de koopmansaanwijzing, het species de
bankaanwijzing; waar dus die uitzondering niet gemaakt
wordt zijn de bankaanwijzingen, de cheques, volkomen
gelijk te stellen met de koopmansaanwijzingen; want
welk verschil is er of men een cheque op een koopman
trekt, die geld aan u schuldig is, hetzij hij dat van u
ontvangen heeft ter uitbetaling, hetzij hij dat om andere
redenen schuldig is. Bankaanwijzingen kunnen dus niet,
waar de wet dit niet uitdrukkelijk zegt, van de andere
aanwijzingen onderscheiden worden, en de regels op die
aanwijzingen moeten dus ook op bankaanwijzingen wor-
den toegepast, zoo als door mij dan ook overal gedaan is.
Nergens toch heb ik, behalve in het Zwitsersche Ont-
werp, een afzonderlijke bepaling op bankaanwijzingen
gevonden.

Ten tweede: omdat de bepaling voor wissels niet noodig
is voor de cheques; maar dat mag geen reden zijn nu
maar de cheques aan toonder toe te laten. De cheques
zijn gelijk aan de wissels volgens de D. W. O.; zij wor-
den dus geregeld door dezelfde bepalingen. Al ware het
nu beter sommige van die bepalingen niet, andere weer
wel toe te passen, en er zelfs nieuwe bij te voegen, dan
is dat geen reden om dit zoo maar te doen. Waartoe
dienden dan de wetten, als men clie zoo willekeurig

-ocr page 121-

mocht veranderen ? Men moet niet vragen, wat de wet-
gever zou gedaan hebben als hij aan de cheques gedacht
had, maar men moet vragen wat hij gedaan heeft; en
dat hij de cheques geheel verkeerd beoordeeld heeft be-
wijst de niet-opneming in de D. W. O. Geen van beide
redenen kan ik dus goedkeuren, en ik blijf bij de vroeger
geuite meening, dat cheques aan toonder in Duitschland
niet zullen moeten erkend worden, tenzij als gewone
mandaten zonder eenige wisselrechtelijke gevolgen.

Wat nu Nederland betreft, bij ons moet men, zoo als
wij gezien hebben, twee soorten van cheques aannemen,
die geheel afzonderlijk geregeld of niet geregeld zijn,
nl. clen cheque aan order en den cheque aan toonder. De
cheque aan order wordt in ons recht assignatie genoemd;
cle cheque aan toonder is onder den naam van kassiers-
papier bekend. De cheque aan order is, hoewel hij in
den vorm veel overeenkomst met den wissel heeft, toch
in vele opzichten daarvan onderscheiden, zoo als b. v. de
waardeërkenning, die er niet in opgenomen is, enz. Hij
is echter aan te veel formaliteiten onderworpen, en dit
maakt dat de kooplieden zich ook niet aan al die wet-
telijke bepalingen houden k

Het endossement zal hetzelfde zijn als bij den wissel;
maar dit is dan ook bepaald uitgedrukt in art. 212, an-
ders zou men het niet kunnen aannemen. Dezelfde kracht
heeft het echter niet, want, terwijl bij den wissel ieder
geëndosseerde voor het geheel aansprakelijk is jegens den
houder, art. 146, zoo heeft volgens art. 219 elke houder
slechts verhaal op den onmiddellijk voorafgaanden endos-

-ocr page 122-

sant, zonder den vroegeren te mogen aanspreken
Hieruit volgt dan ook, dat liet minder goede art. 186
niet van toepassing is, en dus de endossant niet zal be-
vrijd zijn als de houder van een assignatie eerst den
trekker aanspreekt. Het endossement op de assignatie
heeft daarom volstrekt niet het karakter van borgtocht
zoo als bij den wissel, maar het is alleen of een nieuwe
lastgeving öf overdracht van eigendom. Terwijl nu de
cheque aan order op deze wijze behandeld wordt, heeft
de cheque aan toonder weer geheel andere bepalingen.
Wel een groote reden de cheques in een afzonderlijke
wet te behandelen en de beide soorten (aan toonder en
aan order) wat hun uitwerkende kracht betreft uit een
zelfde oogpunt te beschouwen. Volgens onze tegen-
woordige wet wordt de assignatie niet beschouwd als een
verbindende schuldbekentenis uit het papier alleen ont-
staande, zoodat zij dan ook geen novatie meebrengt,
en herroepbaar is. De houder heeft ook geen vordering
op eigen naam tegen den betrokkene, alleen in naam
van den uitgever, en hij verliest zijn verhaal op zijn voor-
ganger zoo hij de waarde heeft voldaan volgens art. 218,
terwijl, zoo die voldoening niet heeft plaats gehad, hij
tot betaling van den inhoud der assignatie verplicht is.
Het recht van den houder, en dus ook de verbintenis
van den uitgever, hangt daarom niet af van de ondertee-
kening, maar alleen van het al of niet voldoen der waarde,
iets wat geheel en al in strijd is met den formal act.

Een groot verschil dus met het kassierspapier. Van de
negotiabiliteit van den cheque hangt dus bij ons de for-
meele of niet formeele onderteekening af. De Portugeesche
cheques komen dus het meeste met onze cheques aan

-ocr page 123-

order overeen; beide zijn gewone mandaten, aan den aan-
gewezen persoon om te betalen en aan een derde om
betaling te ontvangen, of zoo die derde de waarde reeds
voldaan heeft, dan zullen hier de regelen van koop en
verkoop moeten gelden.

Bij cheques aan toonder, kassierspapier, is dit een
geheel ander geval; daar heeft, zoo als wij zagen, de
houder een eigen recht, daar heeft hij zelfs een nog
grooter recht dan de houder van een wissel; want onze
wet beschouwt hem reeds als eigenaar van het fonds, dat
bij den kassier aanwezig is, terwijl juist de houder van
een geprotesteerden wissel in geen geval eenig recht op
het fonds heeft, volgens art. 110 Wat toch is de rede-
neering van onzen wetgever geweest? Hij houdt de kas-
siers voor gewone depositarii, zoodat de deponent eige-
naar blijft van zijn gedeponeerd geld. Geeft hij nu een
cheque af, dan wordt de houder van dien cheque door
een traditio fictiva eigenaar van het gedeponeerde geld 1.
Dat dit de redeneering van den wetgever geweest is
blijkt duidelijk èn uit de beraadslagingen over art. 224 èn
uit de redactie van art, 226. Sommige leden toch had-

1  Nouguier schijnt diezelfde leer te zijn toegedaan, pag. 59.

-ocr page 124-

den voorgesteld om in art. 224 te voegen de woorden:
cessie van actie, maar, daar dit niet strookte met het
denkbeeld van ficta traditio, waardoor de uitgever zijn
eigendom reeds verloren zou hebben, werden deze woor-
den er niet ingevoegd

Uit art. 226 blijkt deze redeneering nog duidelijker.
Bij faillissement nl. van den uitgever van kassiersbriefjes
moeten de gedeponeerde gelden afgezonderd blijven, om
later de houders van vóór het faillissement afgegeven
kassiersbriefjes bij voorrang boven andere crediteuren,
hetzij geheel, hetzij pondpondsgewijze te voldoen. De
wetgever beschouwde dus dat geld als niet behoorende
aan den kassier noch aan de deponenten, maar als door
een fictiva traditio te zijn overgegaan op de houders
der kassiersbriefjes. Deze leer is echter niet zoo geheel
streng volgehouden. Hetzelfde art. bevat toch, dat men
de kassiersbriefjes moet uitbetalen zonder op de dagtee-
kening t,e letten. Had er nu evenwel een fictiva traditio
plaats gehad, dan moest men ook op de dagteekening
letten; als de eigenaar van een cheque daardoor eigenaar
der gereede penningen was geworden, clan moest de dag-
teekening wel degelijk in aanmerking komen. Want stel
b. v. dat een uitgever van cheques failleert, die vóór zijn
faillissement 3 cheques op zijn kassier had afgegeven,
elk ter waarde van ƒ2000, terwijl de kassier maar ƒ4000
onder zich heeft. Die cheques dragen de dagteekening
1, 2 en 4 November; zoo er nu een traditio had plaats
gehad, dan zou natuurlijk de eigenaar van den eersten
cheque eigenaar geworden zijn van
f 2000, die van den
tweeden ook van ƒ 2000, maar omdat nu datgene, wat
de kassier onder zich had reeds van eigenaar verwisseld

-ocr page 125-

is, zoo blijft er niets voor den eigenaar van den derden
cheque over. De wetgever schijnt dus voor de logische
toepassing van zijn systeem te zijn teruggedeinsd, ten
minste hij is er klaarblijkelijk van afgeweken.

Het systeem zelf is echter geheel en al verkeerd. Dat
was goed (ten minste zoo men zulk een fictiva traditio
kan aannemen, waarover wij nu niet handelen willen)
voor 100 jaar, toen de kassiers zuivere depositarii waren,
toen men wist, dat dezelfde penningen, die men zijn
kassier gegeven had, altijd onaangeroerd tot wederop-
vragen in den kelder bleven liggen, toen dus ook de
provisie een raison d\'être had; maar thans, nu de meeste
kassiers bankiers zijn geworden, nu het geen zuiver de-
positum meer is, maar een depositum irregulare ut tan-
tundem eiusdem generis reddat 1, maar niet hetzelfde
geld; nu het depositum ter bewaring een depositum tot
gebruik geworden is, nu kan er geen kwestie meer zijn
van eenigen overgang van eigendom op de houders, want
de eigendom van die geldstukken is reeds lang over-
gegaan bij den kassier, is reeds sedert het deponeeren uit
den eigendom van den deponent gegaan. De uitgever
draagt dus geen eigendom over, hij draagt de vordering-
op zijn kassier over, en er kan dus zeer goed in art. 224
van cessie van actie gesproken worden.

Vandaar dan ook, dat de bepalingen van de artfc. 74
en 75 geheel en al onjuist zijn, en dringend herziening
noodig hebben, want de kassier drijft handel met het
hem geleende geld, en kan dus zeer zeker zonder eigen
schuld failleeren. Deze artikelen pasten wel in het oude
kassiersstelsel, waar geen rente uitgekeerd en daarente-

-ocr page 126-

gen wel provisie ontvangen werd, en de kassier de ver-
plichting had het geld intact te bewaren; maar in den
tegenwoordigen tijd zijn zij geheel en al onnut. De be-
paling echter van art. 226 is m. i. zeer goed; men moet
dan dat geld als een soort van pand beschouwen voor
de zekerheid der cheques, want ook als zoodanig is het
bij de kassiers gedeponeerd Minder goed is echter de
bepaling, dat de kassier kan voortgaan met uitbetalen,
al weet hij , dat de deponent gefailleerd is. Mij dunkt
dat dit zeer ten nadeele van verafwonende houders
van cheques is. Beter ware het de betaling terstond te
doen staken, en dan de houders pondpondsgevvijze te
voldoen, terwijl zij voor het restant als concurreerende
in den boedel kunnen opkomen.

Daar cheques in Engeland onder de inland bills moeten
gerekend worden, kunnen zij betaalbaar gesteld zijn, zoo ais
de uitgever dit verkiest. Hij is in het geheel niet aan eenigen
vorm gebonden, alle mogelijke betalingstelling, op welken
tijd ook, is geldig, en al heeft hij geen tijd er op geplaatst,
dan is de wissel toch even goed, en wordt hij geacht op

-ocr page 127-

zicht te zijn gesteld Gewoonlijk worden echter de
cheques zonder eenige tijdsbepaling uitgegeven, en dan
worden zij even als de inland bills geacht op zicht te
zijn uitgegeven. Slechts bij grootere sommen wordt hier-
van afgeweken; dan staat er meestal zooveel dagen na
zicht op. Of een cheque te vroeg of te laat gedagteekend
is maakt, uit een juridisch oogpunt beschouwd, niets
uit 1; wordt een cheque op een bepaalden dag betaalbaar
gesteld, dan moet hij ook op dien dag aangeboden worden
en worden er geen\' respijtdagen toegestaan 2.

Wordt een cheque te laat gedagteekend, en vóór dien
tijd uitgegeven, dan moet bij beschouwd worden als eerst
op den dag der dagteekening te zijn uitgegeven, zoodat
hij vóór dien tijd niet kon aangeboden worden, en dus
eerst op dien dag betaalbaar wordt. Daar ter bekoming
van zegelvrijdom op cheques, volgens de bepalingen van
de wet op het wisselzegel, vereischt wordt, dat zij de
juiste dagteekening dragen, zoo wordt bij ontduiking
biervan, door anti- of postdateering, de uitgever met
100 £ gestraft. Wil men dus een cheque geen juiste
dagteekening geven, dan moet men dien van het wissel-
zegel voorzien.

Chitty 3 meent, dat te vroeg gedagteekende cheques zeer
zeker geldig zijn, want dat geen enkele wet dit verhin-
dert, hoewel het natuurlijk veiliger zal zijn zulke cheques
«iet aan te nemen; is daarentegen een cheque uitgege-
ven vóór den dag der dateering, dan zal de overgifte
volgens hem niet geldig zijn, omdat een gepostdateerde

1 ~ Zie over het eudosseeren van reeds vervallen wissels, Chitty, pag. 152.

2  Story, pag. 619.

3  Pag. 346.

-ocr page 128-

cheque ongeldig is. Ik zie hiervan de reden niet in;
een cheque blijft evenzeer een cheque, al kan men dien
nog niet ter betaling aanbieden; men verkrijgt toch een
recht tegen den bankier en den uitgever, maar men kan
zich van dat recht alleen nog niet bedienen. Ik zou dus
meenen dat een cheque, hetzij te vroeg of te laat gedag-
teekend, in beide gevallen even geldig zal blijven, al zijn
de gevolgen verschillend.

Heeft de bankier een gepostdateerden cheque vóór de
dagteekening betaald zonder dat hij dit wist, dan is die
betaling geldig, en de bankier zal niet in de boete val-
len ; was echter de uitgever failliet en biedt de houder
dien toch aan, al weet hij dit, en betaalt de bankier dien,
omdat hij van het faillissement niets weet, dan kan de
bankier het geld van den houder terug vorderen.

Geheel anders is dit echter in Frankrijk het geval;
daar moet de cheque op zicht zijn, art. 1, al. 3:
uil ne
peut être tiré qu\'a vue."
Cheques dus op een bepaalden
tijd getrokken, worden niet als cheques beschouwd, zij
zullen eenvoudige mandaten zijn. Deze bepaling heeft
alleen haar oorsprong te danken aan de vrees cler regee-
ring dat men de zegelwet op de wissels zou ontduiken 1,
anders zou er volkomen vrijheid gelaten zijn; om die reden
alleen is dan ook deze bepaling goed te keuren, want
andere redenen bestaan er niet voor. In de zitting van
25 Mei 1864 van het corps législatif gaf het lid Pouyer-
Quertier nog als reden op, welke reden ook cloor Darimon 9
werd beaamd, dat bij cheques, die op verschillende tijden
getrokken zijn, geen compensatie kan plaats hebben.
Maar hoe gaat het dan met de wissels in Londen en New-

1  Exposé des motifs d\'un projet de loi concernant les chèques, pag. 13.

-ocr page 129-

York? Voordat zij vervallen zijn cireuleeren zij of liggen
zij bij een discontobank, maar zij worden natuurlijk eerst
aangeboden op den vervaldag, en dan eerst zal de com-
pensatie kunnen plaats hebben. Deze reden is dus m. i.
onjuist. Het zal echter den cheque weinig schade doen,
omdat uit den aard der zaak hij bijna altijd toch op zicht
zou zijn, en het past goed in het systeem der Fransche
wet, die geen cheque toelaat, tenzij er voor provisie
gezorgd is volgens art. 2.

Bestond die vrees voor nadeelen der schatkist echter
niet, het ware veel beter geweest de tijd aan den trekker
geheel vrij te laten; gelden toch, die eerst na enkele
dagen opvragens behoeven betaald te worden, kunnen
een veel grooteren interest afwerpen, zoo als ook duidelijk
blijkt uit hetgeen door de verschillende depositobanken
in Amsterdam bepaald is.

Vroeger waren de cheques in Frankrijk niet altijd op
zicht: ten bewijze hiervan strekt de formule van cheques,
die de Société générale de crédit industriel et commercial
te Parijs 1 uitgaf
payable d trois jours de vue. Er wasech-
ter bijgevoegd: ,,la Société se réserve le droit de payer a
vue." Ik weet niet of die formules nu na de invoering
der Fransche wet veranderd zijn, waarschijnlijk wel; mocht
dit echter niet het geval zijn, dan moet men, dunkt mij,
niet zoo als vroeger aannemen, dat dergelijke aanwijzingen
öf geen cheques zijn, en dus niet onderworpen aan de
Fransche wet op de cheques, of alleen als op zicht ge-
trokken beschouwd moeten worden, en dus de betaling
terstond reeds kan gevorderd worden; want ik zou de
beide meeningen toegedaan zijn, èn om de toegevoegde
woorden, èn omdat de houder, volgens art. 5, vijf of acht

1  Miinzinger, pag. 4i4.

-ocr page 130-

dagen ter aanbieding beeft. De houder kan. dunkt mij .
den cheque terstond aanbieden; wil de bank dien nu
niet honoreeren, om de bijgevoegde clausule, dan zal
men die aanwijzing niet als een cheque moeten beschou-
wen; de bank toch heeft slechts beloofd aan den trekker
eerst op drie dagen na zicht te betalen, en er is geen art.
in de wet, dat den bankier tot betaling zou kunnen nood-
zaken. Honoreert de bank echter wel de aanwijzing, dan
bewijst zij daardoor, den cheque als op zicht getrokken
te beschouwen, en dan zal de aanwijzing ook als cheque
behandeld moeten worden. Het beste zal volgens Nou-
guier 1 zijn, dat die banken dan maar voor hun cheques
den ouden vorm van reçu aannemen om aldus de belas-
ting op de mandaten te ontduiken.

Het gevolg van de bepaling van art. 1, al. 3, is art. 6.
Want, zoo de cheque op zicht moet zijn, dan is een
dagteekening en een juiste dagteekening noodzakelijk.
Ware art. 1, al.
2b alleen geweest, dan zou een cheque,
die niet de dagteekening van uitgifte bevatte, die vóór
dien tijd was uitgegeven, niet als een cheque moeten
gerekend worden, want het wordt onder de vereischten
opgenoemd, die tot het wezen van den cheque behooren,
Art, 6 bewijst echter dat het niet tot de essentialia be-
hoort, anders zou er toch niet gesproken zijn van een
cheque
sans date. De wet erkent dus, dat er cheques
kunnen bestaan "sans date." Nouguier * is het hiermede
niet eens, omdat dan ook het betaalbare op zicht ver-
valt; mij dunkt van niet, want welke datum er ook op
een cheque staat of, bij gemis van datum, zoo op den
cheque staat
payable à vue, dan blijft dit toch zijn kracht

1  Pag. 47.
8 Pag. 122.

-ocr page 131-

behouden al wordt de bedoeling van den wetgever door
die bepaling er mede ontdoken. Verder wijst hij op een
amendement op art. 6. dat aldus luidde: "est passible. . . .
en outre du paiement du droit de timbre pour tous les
effets négociables ou de commerce;" maar ten eerste is
dat amendement verworpen, dus men deelde de meening
van den steller van dit amendement niet, en toch, al
moge dit de bedoeling geweest zijn, de woorden van
art. 6, zoo als het nu is vastgesteld, weerspreken dit.

Mittermaier wijst er op, dat de hier gestrafte hande-
lingen als policie-overtredingen, contraventions, moeten
aangemerkt worden. In het ontwerp stond "seront punis ;"
op de aanmerking van een der leden, dat het hier een
contravention was, is dan ook het woord
punis in passible
veranderd. Daar nu (althans in den regel) en matière de
contravention geen boos opzet noodig is, kan het bij ver-
gissing zetten van een verkeerde dagteekening, of het
voor een ietwat hooger bedrag uitgeven van een cheque,
dan er bij den bankier gedeponeerd is, tot een zeer hooge
geldboete aanleiding geven. Terecht zeide de Heer Lavenay,
toen bij de beraadslagingen diezelfde aanmerking gemaakt
werd, dat die straf zoo zwaar niet was, want dat men
van hen, die cheques uitgaven tot een hoog bedrag, toch
wel mocht verwachten, dat zij er een goede dagteekening
op zouden zetten; hetzelfde kon anders van alle straffen
gezegd worden, die op verkeerde dagteekening gesteld
waren, zoo als bij faillissement enz. 1

Er is lang over beraadslaagd, of men den trekker alleen,

1 In zijn exposé des motifs etc., pag. 12, is hij echter de verkeerde
meening toegedaan, dat een erreur de compte, waardoor het bedrag
van den cheque een weinig dat van het fonds zou overschrijden, niet
strafbaar is, want dat hier alleen de "émission faite de mauvaise foi"
zou strafbaar zijn. Bij een policie-overtieding is dit echter niet het geval.

-ocr page 132-

of ook den eersten honder moest straffen, zoo als het ont-
werp inhield, omdat toch gewoonlijk wel medeplichtig-
heid bij den eersten houder te verwachten is; in de toe-
passing zou dit echter moeilijkheden kunnen geven,
want bij cheques aan toonder en bij blanco endossement
zal het zeer moeilijk zoo niet onmogelijk zijn na te gaan
wie de eerste houder geweest is; en de hoofdschuldige
is toch altijd de uitgever, omdat hij dit doet om het
zegelrecht op den wissel te ontduiken k

De bepaling van art. 139 C. de C., waarbij het anti-
clateeren van het endossement van wissels als faux wordt
beschouwd, wat vooral bij faillissement dikwijls plaats
heeft, is hier natuurlijk niet van toepassing, omdat che-
ques geen wissels zijn.

Het wetboek van New-York zegt uitdrukkelijk, dat de
cheque is
payable on demand; dus, wanneer hij niet op
zicht gesteld is, zal hij geheel gelijk zijn aan een wissel
en § 1826 niet op hem toepasselijk zijn. Staan er de
woorden "on demancl" niet op, dan zal het toch als zoo-
danig gehouden worden, omdat § 1722 van de negotia-
bele instrumenten zegt, dat, indien zij niets van dien
aard bevatten, zij als onmiddellijk betaalbaar moeten be-
schouwd worden. Bijna altijd worden zij dan ook in
Amerika zonder die woorden "on demand" uitgegeven.

De cheque kan claar zeer goed ongedateerd worden uit-
gegeven, want § 1717 laat hierin volle vrijheid; evenzoo
kan hij te vroeg of te laat gedateerd zijn, § 1720. De
bankier zal echter wel moeten toezien, dat de dagteeke-

-ocr page 133-

ning van een te laat gedagteekenden cheque niet vervalscht
is, niet in een vroegeren datum is veranderd, en zorg
dragen, dat hij zulk een cheque niet uitbetaalt, want
een cheque is, voordat hij vervallen is, voordat die datum
aanbreekt, niet voor rekening van den deponent; deze zou
b. v. in dien tusschentijd zijn balans kunnen wegnemen,
en er geen zorg voor dragen, dat er ten tijde, dat de
cheque vervalt, fonds is, zoodat dan het verlies natuurlijk
voor de bank zal komen. Alhoewel niet volgens de wet
strafbaar, wordt toch zulk een handeling van een depo-
nent door den bankier als een "commercial misdemeanor"
beschouwd, en een deponent, die, na eenmaal gewaar-
schuwd te zijn, toch met deze praktijken voortgaat, zal
spoedig zijn crediet verliezen en van de boeken der bank
worden geroyeerd

Het Zwitsersche Ontwerp liet de cheques ook volkomen
vrijheid den tijd te bepalen; er konden dus alle tijdsbe-
palingen, die bij clen wissel gebruikelijk zijn, vastgesteld
worden; wanneer er echter geen bepaling op den cheque
stond, werd hij toch als geldig beschouwd, art, 443. Dit
moest uitdrukkelijk bepaald zijn, want bij den wissel was
het een vereischte dat hij een tijdsbepaling bevatte. Er
werd dan ook gerekend, dat hij op zicht was getrokken.
Daar echter elke tijdsbepaling vrij stond, zouden ook de
cheques op de Eidgenössische bank in Bern volgens dat
ontwerp goed geweest zijn; deze toch zijn op zicht, maai-
bij grootere sommen behoudt de bank zich voor, eerst na
3 of 8 dagen te betalen.

De Baseler W. O. en het Zwitsersche concordaat be-
vatten over deze aangelegenheid niets; men is dus in het
bepalen van den tijd even als bij den wissel vrij. De W. O.

-ocr page 134-

van St. Gallen, weten wij , spreekt alleen van buiten-
landsche aanwijzingen; zij bepaalt, dat, wanneer zulke
cheques op eenige dagen na zicht luiden, de betrok-
kene gehouden is den dag der aanbieding, die dan
natuurlijk de vervaltijd is, er op te zetten. Daar de
dagteekening bij deze wetten een vereischte voor de wis-
sels is, zullen niet gedagteekende cheques geen wissel-
recht genieten.

Het Portugeesche wetboek bepaalt in art. 111, dat een
bepaalde dag van aanbieding genoemd kan zijn, en dat,
is dit niet het geval, de cheque op den dag der uitgifte
reeds aangeboden kan worden; dus gelijke bepalingen
als de andere wetten daaromtrent hebben. Hetzelfde is
ook in Spanje het geval, art. 559. Daar art. 563 uit-
drukkelijk eischt, dat een aanwijzing den datum moet
bevatten, zal een ongedagteekende cheque niet als zulk een
aanwijzing worden beschouwd; evenmin een anti- of ge-
postdateerde cheque, omdat er in art, 563 staat
de datum,
dus de bepaalde datum, nl. die van uitgifte. Tn Brazilië
zullen hier de regels aangaande wissels moeten gevolgd
worden.

De D. W. O. bepaalt in al. 4 van § 4 den tijd, waarop
een wissel kan getrokken zijn; die tijdsbepaling behoort
daar tot de wezenlijke vereischten; heeft dus een cheque
geene tijdsbepaling, men zal dan niet, zoo als volgens
de andere wetten, er "op zicht" onder kunnen verstaan,
maar de cheque zal daardoor zijn wisselrechtelijke kracht
verliezen, hoewel Mittermaier van een andere meening
is. Om dezelfde reden echter als door mij bij den termijn
van aanbieding gegeven zal worden, meen ik met hem van
gevoelen te moeten verschillen. Zoo wordt ook in art. 6
de dagteekening als een vereischte opgegeven, en wel de
dagteekening der uitgifte; ontbreekt dus ook de dagtee-

-ocr page 135-

kening, of staat er een onjuiste op, die cheque zal in
hetzelfde geval verkeeren.

Wat nu de afzonderlijke Duitsche wetten aangaat: de
Badensche wet geeft in art. 192 de dagteekening der uit-
gifte als vereischte op; dit is niet het geval met de tijds-
bepaling, dus daarin is men vrij, en wanneer er geen
bepaling van den tijd op staat, zal men moeten aanne-
men, dat de cheque op zicht getrokken is. De Beiersche
wet zwijgt over dit punt, en wij verwijzen dus naar de
D. W. O.; maar terecht wordt in art. 5 gezegd, clat de
bepalingen omtrent wissels van eenige dagen na zicht,
wat de vaststelling der acceptatie betreft, ook van toe-
passing zijn op de cheques die zoo luiden, maar dan
tot aanbieding om den dag te bepalen. De Saksische
wet heeft deze bepaling, dat de grootste termijn waarop
de betaling gesteld kan worden 3 maanden is, en zoo
die langer mocht gesteld zijn, vervallen alle afzonderlijke
bepalingen op die cheques, en moeten zij geheel en al
als wissels beschouwd worden. De Saksen-Weimarsche
wet ten laatste bevat deze bepaling, art. 2, dat op uso
gestelde aanwijzingen op den 14de» dag na bare aanbie-
ding vervallen. De D. W. O. bepaalt niet wat een uso
is; onze wet daarentegen zegt in art. 152, clat door uso\'s
(beter door een uso) verstaan wordt 30 dagen. De wet-
gever zegt, dat deze uitlegging betreft alle binnen het
Koninkrijk betaalbare wisselbrieven, dus ook die in het
buitenland getrokken zijn ; een afwijking alzoo van de
gewone leer: locus regit actum.

De cheques aan order hebben in ons recht weer een
andere wettelijke regeling, wat den termijn van uitgifte
betreft, dan de cheques aan toonder. De cheques aan
order toch kunnen even als de wissels op een termijn be-
taalbaar gesteld zijn, naar believen van den uitgever, en

-ocr page 136-

zoo er geen tijdsbepaling op vermeld staat moeten zij
binnen 1 en 3 maanden worden aangeboden, even als
de assignaties op eenigen tijd na zicht.

Van de assignaties op een bepaalden tijd getrokken,
zegt de wet in art. 215, dat zij even als de wissels
betaalbaar zijn: van cle assignaties op zicht zwijgt de
wet geheel en al. De aansprakelijkheid van uitgever en
endossant zal dus bij een bepaalden termijn eerst na de
gewone verjaring van wisselbrieven, nl. 10 jaar, ver-
vallen , volgens art. 220.

Ten onrechte wordt m. i. in de aanteekening der Amster-
clamsche rechtsgeleerden de assignatie op zicht gebracht
onder art. 215; zij kan toch niet gerekend worden onder
cle assignaties, die op een bepaalden tijd vervallen; even-
min kan zij onder art. 214 gebracht worden, omdat daar
alleen sprake is van assignaties op eenigen tijd na zicht.
Het eenige dus dat men doen kan is de assignatie op
zicht te rekenen onder art. 213, nl. zonder tijdsbepaling;
er wordt eigenlijk geen juiste tijd bepaald door den uit-
gever, dit wordt geheel en al aan den houder overgela-
ten. Neemt men deze solutie aan, dan komt men ook
zeker meer de bedoeling van den wetgever nabij, die 1
of 3 maanden na de uitgifte de betaling wenschte; stelt
men echter de assignatie op zicht onder art. 214, dan
heeft men een bepaling voor een visa, dat hier niet van
noode is, en rekent men ze onder art. 215 dan zou
men de lange termijnen van art. 116 hebben. Niet alleen
echter de bedoeling van den wetgever, maar vooral de
letter van de wet doet mij de voorkeur geven aan
art, 213 k

Art. 213 en 214 zeggen wel, dat de houder binnen

-ocr page 137-

dien tijd de assignatie moet aanbieden, de straf echter
aan het niet volvoeren van die bepaling verbonden is
er niet vermeld. Art. 116 kan hier natuurlijk niet
gelden, want geen art. verwijst er naar. Men kan niet
anders dan den houder bij het niet voldoen aan deze be-
paling alle recht uit de assignatie te ontzeggen. Men
heeft dan echter het vreemde verschijnsel, dat assig-
naties zonder tijdsbepaling reeds na 1 of 3 maanden de
aansprakelijkheid van den uitgever en endossant doen
vervallen, en dat daarentegen de assignatie op een be-
paalden tijd die aansprakelijkheid eerst na verloop der ter-
mijnen in de artt. 206 en 207 opgenoemd doen verliezen.

Onder de vereischten van de assignatie wordt opge-
noemd, dat zij gedagteekend moet zijn, art. 210; een niet
gedagteekende is dus geen assignatie; een verkeerde dag-
teekening zal echter aan de geldigheid der assignatie
niet schaden, omdat hier van geen juiste dagteekening
gesproken wordt, wat juist wel in art. 221 het geval is.
Daar zal een juiste dagteekening een bepaald vereischte
zijn zoodat, wanneer daaraan niet voldaan is, die
cheque niet onder het kassierspapier zal kunnen gere-
kend worden. Hoewel de wetgever 1 die kracht niet toe-
schreef aan deze woorden, zoo moet toch hier de duide-
lijke letter gevolgd worden 2. Prof. Diephuis 3 is het even-
wel hiermede niet eens en geeft als reden er tegen, dat
dan ook een verkeerde dagteekening dezelfde gevolgen
zou hebben; m. i. zeer zeker: de wet spreekt catego-
risch van de
juiste dagteekening. Verder haalt hij art. 115 b

1  Voorduin, Geschiedenis en beginselen der Nederlamlsche weiboe-
ke», VIII, pag. 760.

2 Zie ecliier de aant. der Anisterdamsche rechtsgeleerden, pag. 101.

3  Pag. 278.

-ocr page 138-

aan, dat een even bepaald voorschrift bevat en waar
toch door al. 3 een gelijke opvatting wordt uitgesloten.
Dit is echter veeleer een argument voor de niet gel-
digheid; de wetgever toch vond het noodzakelijk dit in
art. 115 uitdrukkelijk te zeggen; nu had dit evenzoo in
art. 221 moeten geschieden. Juist omdat de wet in
art. 115c die bepaling heeft, had die ook in art. 221
herhaald moeten zijn. Beter ware het zeer zeker de gel-
digheid van het papier te laten , en dan de verantwoor-
delijkheid des uitgevers te laten doorloopen; de wet zegt
dit echter nu eenmaal niet.

Mr. Cosman 1 is van een ander gevoelen en meent,
dat de omstandigheid, dat een geschrift een of andere
opgave
moet bevatten, nog niet bewijst dat de verbin-
tenis uit het papier voortvloeiende nietig is, indien het
die opgave niet bevat, vooral wanneer de wetgever zelf
zich niet duidelijk over de beteekenis van die woorden
heeft uitgelaten. Wat dat laatste argument betreft, wij
hebben reeds getracht het te weerleggen, en wat het
eerste aangaat zoo die redeneering opging, zie ik niet
in waar clan de geldigheid van een geschrift, van een
zoo formeel geschrift als het toonderpapier, moet gezocht
worden, wanneer de duidelijke bewoordingen der wet
volstrekt geen kracht hebben. Bij een formal-act moet
men zich steeds aan den uitwendigen vorm, aan bepaalde
woorden houden, en wanneer dit niet geschiedt dan zou
dat verzuim tot de grootste bezwaren en moeilijkheden
aanleiding kunnen geven; want men zou steeds de be-
doeling cles uitgevers moeten vragen en niet op het ge-
schrevene behoeven te letten.

De wet bevat voor cheques aan toonder geen enkele

1  Pag. 355.

-ocr page 139-

tijdsbepaling; in het toonderpapier ligt echter, implicite,
opgesloten dat het op zicht is gesteld; het kassierspapier
moet dus als op zicht beschouwd worden; heeft het ech-
ter een andere tijdsbepaling, het papier zal even geldig
zijn. Geen houder zal echter kassierspapier willen aan-
nemen dat op langer dan 10 dagen gesteld is, want dan
zou hij daardoor zijn verhaal op den uitgever verliezen,
omdat art. 222 spreekt van 10 dagen na de dagteeke-
ning. Wordt het echter binnen dien tijd gesteld, er be-
staat geen wetsbepaling die dat, papier voor ongeldig
verklaart. Wordt het op eenige dagen na zicht gesteld
en weigert de kassier er eenig kenteeken van aanbieding
aan te geven, men kan dan nog geen protest van non-
betaling doen, omdat art. 214 hier natuurlijk niet van
toepassing kan zijn; men zal slechts moeten zorg dragen
den dag van aanbieding te kunnen bewijzen om dan na
verloop van den gestelden tijd de betaling te kunnen
vragen.

Acceptatie van cheques zal geheel dezelfde kracht heb-
ben, als op inland bills, hoewel zij niet kan gevorderd
worden. Daar de cheques bijna allen op zicht zijn, is
het ook niet gebruikelijk ze te accepteeren en vooral,
omdat cle jurisprudentie heeft uitgemaakt, dat:
11 the pos-
session of a customer\'s funds hj a banker is equivalent to
acceptancé\'\'\'
1. Omdat dus de bankier evenzoo gehouden
te betalen alsof hij geaccepteerd had, wordt er zelden
een acceptatie op den cheque gezet. Er is wel een ander
gebruik in Londen, dat men gelijk met de acceptatie
kan stellen, nl. wanneer er cheques na 4 uur in het

1  Macleod, El. of ec., pag. 287.

-ocr page 140-

clearinghuis worden aangeboden, dan hebben de ban-
kiers , aan wie ze worden aangeboden de gewoonte om
ze niet te betalen maar te stempelen, als een bewijs dat
de trekker fonds heeft, en dat ze zullen betaald worden.
Het is dus geen eigenlijke acceptatie, het is alleen een
bewijs, dat er fonds aanwezig is; maar door dat bewijs,
omdat er fonds is, is nu ook de bankier gehouden even
alsof hij geaccepteerd had k

De Fransche wet maakt met geen enkel woord mel-
ding van acceptatie, die zal dus daar volstrekt geen wis-
selrechtelij ke kracht hebben. Staat er dus een acceptatie
op den cheque, dan zal men dit als borgtocht kunnen
beschouwen, clie echter niet uit de onderteekening zijn
kracht heeft, maar uit den wil der partijen, zoodat op
de materieele oorzaak moet gelet worden ; wanneer dus
de bankier geaccepteerd heeft, dan kan hij, wanneer de
houder hem wil aanspreken, hem naar den trekker ver-
wijzen, en eerst wanneer deze niet in staat is te betalen,
zal men genen kunnen aanspreken volgens art. 2011 C. N.

Vroeger (vóór de wet van 1865) werden cle cheques
dikwijls door den betrokkene geviseerd; dit kan nu niet
meer plaats hebben, omdat het trekken op zicht volgens
deze wet tot cle essentialia van den cheque behoort; dat
visa nu werd, en terecht, ook niet als een acceptatie aan-
gemerkt 1, zoodat dan ook, als cle betrokkene op het
oogenblik van aanbieding ter betaling geen fonds meer
had, hij niet gehouden werd door zijn visa. Het visa was
dan ook alleen het bewijs, dat er op het oogenblik der
teekening fonds aanwezig was, meer bewees het niet.

De acceptatie op een cheque in New-York zal daar

1  Tribunal de commerce de la Seine 22 Ort. 1864.

-ocr page 141-

geheel en al dezelfde gevolgen hebben als die op een
wissel; § 1826 toch zegt uitdrukkelijk, dat alle bepa-
lingen aangaande den wissel ook op den cheque toepas-
selijk zijn.

Het Zwitsersche Ontwerp verklaart in art. 442, dat
cheques niet ter acceptatie kunnen aangeboden worden,
en dat, al doet de houder dit, de betrokkene zich niet
over de al of niet-betaling behoeft uit te laten, zoodat
de houder ook niet gerechtigd is om wegens de weige-
ring van den betrokkene van te accepteeren of er zich
over uit te laten, daartegen protest en regres te nemen.
Verder bepaalt dat art., dat, wanneer de cheque vrij-
willig geaccepteerd is, deze acceptatie dan gelijk zal zijn
aan die op een wissel. Terecht laat men er echter op
volgen, dat, als de acceptant vóór den vervaldag zijne
betalingen staakt, de houder dan geen zekerheid van
den uitgever of endossanten mag vragen. Deze bepaling-
is uitstekend, want, daar de acceptatie bij een cheque niet
behoort en dit uitdrukkelijk in art. 442 is gezegd, zoo
zouden de uitgever en endossanten door een daad van
den acceptant in een slechteren toestand kunnen geraken,
w anneer toch b. v. een cheque op 8 maanden luidde,
en de betrokkene had terstond geaccepteerd, al had hij
geen fonds, dan zou de houder misschien na een maand
zekerheid moeten geven, terwijl hij den cheque anders eerst
na 3 maanden behoefde te honoreeren.

Volgens de Baseier W. O. zal de acceptatie van een
cheque gelijk zijn aan die van een wissel. Het Zwitser-
sche concordaat zegt, dat de betrokkene vóór den ver-
valdag zich niet over de betaling behoeft uit te laten,
zoodat de houder ook geen protest mag maken bij weige-
ring van te accepteeren; dat echter de acceptatie, zoo die
geschiedt, gelijke verplichting geeft als die van den wissel.

-ocr page 142-

De W. O. van St. Gallen daarentegen erkent geen accep-
tatie van den cheque.

Het Portugeesche wetboek spreekt niet over acceptatie;
maar, omdat de cheque daar niet tot de wisselsoort be-
hoort, zal de acceptatie daar ook geen kracht hebben;
evenmin zal dit het geval zijn in Spanje, omdat, art. 558
zegt, dat verbintenissen van den cheque daar gelijk zijn
aan die van den wissel behalve de acceptatie, zoodat de
houder daar ook geen acceptatie kan vorderen, art. 560.
Het Braziliaansche wetboek bevat niets over de accep-
tatie, dus zal daar de acceptatie van kracht zijn.

De cheques in Duitschland zullen ook kunnen geac-
cepteerd worden, en de acceptatie zal daar wisselrechte-
lijke kracht hebben en wel omdat art. 300 A. D. H. dit
uitdrukkelijk bepaalt 1; zoo dit art. niet bestond zou men
toch tot dezelfde gevolgtrekking komen, wanneer het
tegenovergestelde niet bepaald was, omdat wij den cheque
als een wissel beschouwd hebben; maar nu is ook voor
hen, die niet van deze meening zijn elke twijfel onmo-
gelijk. Het A. D. H. spreekt alleen van aanwijzingen die
op een koopman zijn getrokken; voor aanwijzingen op
partikulieren moet dus de eerste reden door mij opgegeven
gelden. De betrokkene zal nooit tot de acceptatie ge-
dwongen kunnen worden 2; deze kan alleen vrijwillig
geschieden; zoo zij echter plaats heeft, is zij geheel en al
gelijk en heeft dezelfde kracht als die van een wissel.

1  Tliöl, Das Handelsrecht, I, pag. 623 en 633.

2  Thöl. pag. 625.

-ocr page 143-

In denzelfden geest laten zicli ook de Beiersche, Saksi-
sche en Saksen-Weimarsche wetten uit,

In Nederland moeten wij weer tusschen cheques aan
order en aan toonder onderscheid maken. De cheques
aan order kunnen geaccepteerd worden, de geassigneerde
zal er echter niet toe kunnen gedwongen worden omdat
acceptatie van een assignatie volgens onze wet wel toe-
gestaan, maar volstrekt niet vereischt wordt. Dat de
assignatie geaccepteerd
kan worden, volgt uit art. \'214b.
Zoo er in onze afdeeling niet over acceptatie gesproken
was, zou ik meenen dat die ook niet van kracht zou
zijn, omdat de assignatie geen wisselpapier is; nu
echter in art. 214 staat, dat het visa zonder uitdrukkelijke
acceptatie voor geen acceptatie gehouden wordt, volgt
daaruit, dat, zoo er uitdrukkelijk een acceptatie bijgevoegd
is, deze wel voor acceptatie moet gehouden worden, jen
dan kent men in onze wet maar één acceptatie nk die
van den wissel. Velen zijn het echter niet hiermede eens
en ontkennen de wisselrechtelijke kracht der acceptatie.

Zij die de acceptatie van een assignatie niet dezelfde
kracht willen geven als die van een wissel, beroepen
zich. op art, 219; zij houden de acceptatie vooreen aan-
neming van het mandaat; zij meenen dat daardoor de
acceptant zich jegens den uitgever verbindt tot volvoering

-ocr page 144-

Van den hem opgedragen last. Art. 219 wordt als argu-
ment gebruikt, omdat daar de acceptant niet is opge-
nomen; maar de wetgever beschouwt de acceptatie als
iets dat, wel gebeuren kan, maar gewoonlijk niet ge-
beuren zal, en dus niet bij het behandelen van de assig-
natie nooclig was te bespreken dan alleen met een enkel
woord, opdat de acceptatie niet met het visa verward zou
worden. Art. 219 is dan ook niet om te wijzen op wie de
houder verhaal zal kunnen hebben, het is om aan te toonen
op wie hij geen verhaal heeft, nl. op de vroegere endos-
santen, wat men anders zou moeten aannemen, omdat
het endossement van een assignatie gelijk gesteld wordt
aan dat van den wissel, art. 212. Terecht erkennen dan
ook de schrijvers der regtsgel. adv. pag. 163, dat de actie
tegen den acceptant door art. 219 niet is uitgesloten, en
daar dit art. alleen dient om de actie van den houder
tegen sommigen uit te sluiten, niet om te zeggen tegen
wie men de actie wel heeft, zoo kan art. 219 in deze
kwestie niet aangehaald worden. Verder bewijst het woord
verhaal in dit art. reeds, dat men daardoor de actie tegen
den acceptant niet heeft willen uitsluiten want er is
hier sprake bij niet-betaling, en dan komt verbaal te
pas; de actie tegen den acceptant heeft echter niets met
verhaal te maken.

Men moet echter hier weer wel onderscheiden even als
bij het endossement en bij de geheele behandeling van
de assignatie, of zij aan den nemer verkocht is of dat
deze eenvoudig lasthebber is Voor het laatste geval zal
door de acceptatie geen directe actie aan den houder ont-
staan, want deze toch is slechts lasthebber, hij kan alleen

-ocr page 145-

in naam van zijn lastgever handelen. Door de acceptatie
van zulk een assignatie zal dan de aeccptant zich alleen
tegenover den uitgever verbinden, immers, daar de houder
geen eigenaar is, zal hij niet zelf kunnen ageeren; is hij
dit echter wel, is hij kooper van de assignatie, dan zal
de acceptatie voor hem zeer zeker van kracht zijn, want,
zoo als wij zagen, art. 219 verhindert dit niet. Met vol-
komen juist is dus, zoo als in de regtsgel. adv. 1 staat, dat
assignatie een eenvoudige lastgeving is, en dat de houder
geen kooper is der pretentie, die de uitgever op den ge-
assigneerde heeft. Dit kan zeer wel mogelijk zijn; de
wet laat dit toe met zijn erkenning van genoten waarde,
en van die erkenning van waarde, van het eigenaar of
eenvoudig lasthebber zijn, zal het afhangen of de houder
een actie tegen den acceptant heeft of niet,

Terecht merkt Mr. Kist 2 op, dat de bedoeling van den
acceptant dan ook zeer zeker is zich tegenover den houder
te verbinden; als hij het toch alleen tegenover den uit-
gever wilde doen, als daardoor te kennen gevende, dat
hij den last aanneemt, dan had dit eenvoudiger per brief
kunnen geschieden; hij plaatst daarenboven de handteeke-
ning op de assignatie zelve, die in handen, in eigendom
is van den houder niet van den uitgever.

Het woord gezien, dat even als in Frankrijk vóór 1865
op de cheques gezet werd, heeft geen de minste kracht,
het strekt alleen om, daar er tevens de dagteekening
moet bijgevoegd worden, te weten van wanneer men een
assignatie op eenigen tijd na zicht moet rekenen. Het
»woord
gezien bewijst de aanbieding van den cheque,
meer niets.

-ocr page 146-

Voor cheques aan toonder is dit een geheel ander ge-
val ; de wet spreekt daar in het geheel niet over accep-
tatie; gelijke kracht als die van den wissel kan zij dus
niet hebben, want dat blijkt uit geen enkel art, Het
kassierspapier beschouwt de wet geheel afgescheiden van
den wissel; dus kunnen de bepalingen van den wissel
niet op het kassierspapier worden overgebracht, zonder
dat de wet dit bepaalt. Maar het is toch onmogelijk om
alle kracht aan zulk een acceptatie te ontzeggen. Omdat
het papier aan toonder de verbintenis van den uitgever,
den onderteekenaar formeel doet zijn, zoo geloof ik, dat
zoo iemand nog behalve de uitgever dit papier ondertee-
kent, hij zich ook formeel tot betaling zal verbinden.
Nu behoeft dat juist niet dezelfde uitwerking te hebben
als de acceptatie op wissels; zoo zal b. v. art. 1195 hier
niet van toepassing zijn, maar toch de acceptant van
een cheque aan toonder verbindt zich formeel tot beta-
ling; men zal het dus als een aval, een adpromissio
kunnen beschouwen.

In de meeste landen, waar wettelijke bepalingen
omtrent den cheque bestaan, is de tijd van uitgifte tot
de aanbieding zoo kort mogelijk gesteld, om daardoor
den risico van den uitgever te verminderen. Zoo vinden
wij dat de Engelsche wet van
a reasonable time spreekt,
binnen welken de cheque moet aangeboden worden; de
Fransche wet zegt binnen de 5 of 8 dagen, en onze wet
over cheques aan toonder spreekt van 10 dagen. Wij
zullen echter zien, dat de practijk deze wettelijke bepa-
lingen zelden in acht neemt.

In Engeland moet de cheque in a reasonable time aan-
geboden worden; maar wat is a reasonable time? Een

-ocr page 147-

vaste regel kan hiervoor niet worden gegeven, want wat
in het eene geval reasonable is, kan dit natuurlijk in
een ander geval volstrekt niet zijn; dit is een vraag
die de rechter zal moeten uitmaken. Het is nu als
algemeene regel aangenomen, dat iemand, die een cheque
ontvangt, dezen eerst den volgenden dag gedurende de
banking hours tot 5 uur 1 den bankier kan aanbieden,
en zoo de bankier op een afstand woont, dan behoeft hij
den cheque eerst den volgenden dag op de post te doen
Wanneer het echter een crossed cheque is, dien men aan
een bankier ter incasseering moet geven, of, al is het een
gewone cheque, maar men geeft dien aan zijn bankier,
wat het meeste plaats heeft, dan moet dit reeds den-
zelfden dag gebeuren, opdat de bankier dien den vol-
genden dag zal kunnen aanbieden.

Het beste is volgens Lord Ellenborough 2 om een
cheque zonder eenig uitstel aan te bieden, hoewel men
daarvoor niet alles behoeft te verzuimen; zoo dus een
cheque op de plaats zelve waar hij betaalbaar gesteld is,
ontvangen wordt, dan is het \'t beste dezen dien dag
zeiven of uiterlijk den volgenden dag aan zijn bankier te
geven.

Wordt een cheque nu niet in a reasonable time aan-
geboden , dan kan daardoor de houder zijn verhaal op
den trekker verliezen, zoo de bankier weigert te betalen,
en de trekker voor fonds gezorgd heeft. Het geheele
fonds moet ten tijde der aanbieding, zoo die op tijd

1  Vroeger alleen in de morgenuren, thans echter den geheelen dag
gedurende de banking hours. Byles, pag. 19. Eene uitzondering maken
\'Ie gouvernements cheques, die na 3 uur niet meer betaalbaar zijn bij
fle bank van Engeland.

2  Mc. Culloch, pag. 282.

-ocr page 148-

geschied is, aanwezig zijn. Anders zou, als iemand
één dollar bij een bankier heeft staan, en hij trekt een
cheque van 10,000 dollars, en als die dan, zoo als van
zelf spreekt, gedishonoreerd wordt, daardoor, als de
termijn niet strikt in acht is genomen, de trekker frau-
duleus zooveel rijker zijn geworden ten koste van den
houder k

Vele en zeer verscheidene zijn de verschillende ge-
vallen, die door cle schrijvers over de al of niet verant-
woordelijkheid van den uitgever en bankier medegedeeld
worden. Zoo verhaalt Chitty 1 ons b. v., dat de houder
van een cheque dezen clenzelfden dag van de ontvangst
aan zijn bankier gaf, maar dat die bankier den cheque
eerst den volgenden dag in het clearinghuis aan den
betrokken bankier overhandigde, hoewel hij hem dien-
zelfden dag had kunnen aanbieden, wanneer hij geho-
noreerd zou geweest zijn, terwijl hij nu den volgenden
dag werd geweigerd, omdat de uitgever failliet was ver-
klaard. Hoewel nu de cheque door verzuim van den
bankier niet betaald werd, zoo behield hij toch zijn ver-
haal op den trekker, want hij had naar de algemeene
opvatting van a reasonable time binnen clien tijd den
cheque aangeboden, maar de houder had zijn verhaal
op zijn bankier, omdat deze nalatig in het aanbieden
geweest was.

Daarentegen verloor de houder van een crossed cheque
zijn verhaal op de uitgevers, omdat hij dien eerst den
volgenden dag na de ontvangst aan zijn bankier had
gegeven, waardoor deze dien cheque eerst den daarop-
volgenden dag kon aanbieden, toen de betaling gewei-

1  Pag. 347 en 348. Zie ook Story, pag. 625, noot 4.

-ocr page 149-

gerd werd. De bankier werd van verzuim vrijgesproken,
maar de houder niet.

Zoo spreekt hij ook van een geval, dat een cheque,
den 5den ontvangen zijnde, eerst den 7den per bode aan
den bankier, die elders woonde, werd aangeboden; die
cheque zou, den 6fleu op de post gedaan zijnde, toch ook
eerst den 7den zijn aangekomen; maar, omdat dit nu niet
geschied was, en de cheque een uur later dan per post
aankwam, werd den houder zijn verhaal op den uitgever
ontnomen 1.

De aansprakelijkheid van den uitgever houdt echter
nooit op, hoe groot ook het verzuim in het aanbieden
moge wezen, hij wordt als het ware als de hoofdschul-
denaar beschouwd; zou hij echter daardoor benadeeld
worden, als b. v. de bankier, die al dien tijd fonds ge-
noeg heeft gehad, failleerde, dan is dit een ander geval,
maar dan ook toch alleen pro tanto, nooit mag hij er bij
winnen 2. Kan dus de houder aantoonen (want op hem
rust natuurlijk de onus probandi), dat de trekker in eenig
opzicht door het verzuim van niet op tijd den cheque te
hebben aangeboden zou winnen, dan moet de trekker
die winst afstaan. Heeft echter de uitgever niet voor
fonds gezorgd, dan blijft hij altijd aansprakelijk. Heeft
daarentegen de uitgever aan zijn verplichtingen voldaan,
dan kan hij niet anders dan er bij winnen, dat de cheque
zoo laat aangeboden wordt, want al dien tijd blijft na-
tuurlijk voor hem de interest doorloopen.

Als de cheque veel te laat aangeboden wordt, rust
er volgens Ross 3 een vermoeden op den aanbieder, dat

1  Chitty, pag. 347, noot 1.

2  Story, pag. 625.

3  Pag. 331.

-ocr page 150-

hij de rechtmatige houder niet is, en als de bankier dien
cheque betaalt, dan is dat op zijn risico, en zal hij moeten
bewijzen, dat hij den cheque aan den rechtmatigen eige-
naar heeft betaald. Of dit echter zuiver juridisch gere-
deneerd is betwijfel ik, daar de bankier, zoo hij fonds
heeft, aan toonder
moet betalen, en hij niet vragen mag
op welke wijze houder aan dien cheque gekomen is, even
als een circulatiebank elke haar aangeboden banknoot
moet honoreeren. Deze redeneering, die volgens onze
meening uit het toonderpapier noodzakelijk moet volgen,
wordt echter niet door de Engelsche jurisprudentie ge-
deeld, en, waar wij zouden oordeelen, dat, zoo er slechts
een vermoeden bestaat en geen zekerheid, dat de houder
niet de rechtmatige eigenaar is, de bankier dan, als hij
betaalt, nooit verkeerd zal doen, en dus daardoor den
bewijslast niet op zich zal laden, zoo is juist het tegen-
overgestelde de meening in Engeland, en zal de bankier
daar wel door die betaling den bewijslast op zich nemen.

Zoo als wij gezien hebben, is de Engelsche wet niet
de eenige, die op een spoedige aanbieding aandringt.
Ook de Fransche wet over de cheques zegt in art. 5,
dat, zoo de cheque gedagteekend is van de plaats, waar
hij betaalbaar is gesteld, bij dan binnen 5 dagen en
anders binnen 8 dagen moet aangeboden worden, op
dezelfde straf, waarmede in Engeland bedreigd wordt.
Het oorspronkelijke ontwerp sprak van 5 en 10 dagen,
de rapporteurs wilden 3 en 5, en eindelijk is door het
corps législatif 5 en 8 aangenomen.

Veel is er over gestreden of men elke klacht van den
nalatigen houder moest afwijzen, en, gelijk wij in de wet
lezen, is er besloten de klacht tegen de endossanten
af te snijden maar tegen den uitgever toe te laten, tenzij
het fonds door de schuld van den betrokkene is verloren

-ocr page 151-

gegaan. Nouguier 1 noemt vijf redenen op, waarom er
een korte termijn is aangenomen, nl. 1°. de natuur van
den cheque brengt dit mede, 2°. het is in het belang
van de depositobanken, 3°. ten voordeele der schatkist,
4°. ten voordeele van den trekker en endossanten, en 5°.
ten voordeele van den houder zeiven.

De natuur van den cheque is niet om te circuleeren,
zoodat een korte termijn van aanbieding den cheque in
niets benadeelen zak Het tweede motief is mij echter niet
zeer duidelijk, hoewel een der afgevaardigden (Pouyer-
Quertier) dezen beweeggrond als zeer belangrijk trachtte
uiteen te zetten. Hij zegt, dat, als de cheque niet aan
een aanbiedingstermijn gebonden was, de bankiers altijd
in angst zouden zitten, ten minste gedurende de 6 maan-
den 2 dat een wissel mag loopen, zoodat, als er een
crisis aanstaande is, zij altijd in onzekerheid zouden zijn
over het aantal en bedrag der cheques, die in omloop
zijn. Mij dunkt het is voor de bank al tamelijk het-
zelfde of er een cheque getrokken is of niet. De uit-
gever toch is schuldeischer, want buiten dat mag hij geen
cheques uitgeven volgens art. 2, en dat wel van dadelijk
opeischbare sommen, en clan moet het den bankier geheel
hetzelfde zijn of nu een vreemde houder of de uitgever
zelf het geld invordert. Het voordeel dus dat de bank
hebben zal, wanneer de cheques op korte termijnen aan-
geboden moeten worden, zie ik niet in. Daarbij komt dat
de bank eerder nog een voordeel heeft bij langere circu-
latie, want, al vergoedt zij nu langeren tijd rente voor
het geleende geld, zij ontvangt er toch meer rente voor
door het geld weer aan anderen te leenen, en dat ver-

1  Pag. 102.

2  Hij meende zeker drie; zie art. 160 C. d. C.

-ocr page 152-

schil van rente nu, de spil waarom elke bank draait, is
ten voordeele der bank.

Wat in de derde plaats genoemd is nl. het belang van
de schatkist, dit hebben wij reeds vroeger behandeld en
zullen er dus nu niet op terug komen. Het belang van
den uitgever en endossanten is te duidelijk om er lang
bij stil te staan, want zij zouden natuurlijk het meeste
er bij lijden als in dien tusschentijd de gelden bij de
bank in het ongereede kwamen. Ten laatste komt het
belang van den houder; voor eiken dag toch dat de
cheque later aangeboden wordt heeft hij derving van in-
terest; dit zou echter m. i. niet de minste reden zijn
den termijn te verkorten, want dat is geheel en al zijne
zaak, clat hangt geheel en al van hem alleen af, en hier-
voor behoeft de wet niet te zorgen. Hoewel ik dus niet met
al die beweeggronden instem, zoo meen ik toch, dat alleen
het belang van den trekker reeds voldoende genoeg is, die
bepaling in de Fransche wet te hebben doen opnemen.

Het wetboek 1 van clen Staat van New-York heeft den
kortst mogelijken termijn aangenomen, nl. van één dag,
terwijl die dag niet eens, zoo als in Engeland, op eiken
houder overgaat, zoodat, is daar de cheque op den lsten
van een maand uitgegeven, hij den 2detl moet aange-
boden worden, hoeveel houders er ook mogen geweest
zijn. Zoodra daar die clag voorbij is, zijn de uitgever en
endossanten bevrijd van de nadeelen, die uit het verzuim
van aanbieding kunnen voortvloeien, maar ook alleen
pro tanto 2. Story 3 zegt, dat men moet onderscheiden

1 § 1826, n°. 1.

2 Hij mag er niet rijker door worden; b. v. als hij bij het faillis-
sement van den bankier nog iets van dezen te vorderen had.

3 Pag. 618.

-ocr page 153-

of de cheque met voorkennis van den uitgever later
aangeboden wordt of niet. Is dit wel het geval, weet
b. v. de uitgever, dat de cheque door den houder naar
een andere plaats gezonden wordt om daarmede een be-
taling te doen, dan heeft hij zich daardoor stilzwijgend
aansprakelijk gesteld voor de betaling van dien cheque
ook na den gewonen tijcl van aanbieding, nl. zoolang de
cheque dan onderweg moet zijn. Deze onderscheiding
zal echter alleen daar gelden, waar de wet van a reaso-
nable time spreekt, zoo als in Engeland; waar de wet
echter uitdrukkelijk van een termijn spreekt zal deze ter-
mijn in acht moeten genomen worden en de onder-
scheiding niet van toepassing zijn, zoo als in bovenge-
noemd wetboek van New-York.

In dat wetboek is dan ook naar mijne meening het
best het beeld van den cheque, zoo als die zijn moet (nl-
geen circulatiemiddel maar betaalmiddel), weergegeven.

Het Zwitsersche Ontwerp zwijgt over den aanbiedings-
termijn, en dan hadden natuurlijk de algeineene regels
over wissels moeten gevolgd worden. Evenzoo zwijgt de
Baseier W. O. en het Zwitsersche concordaat. De W. O. van
St. Gallen bevat de bepaling, dat, wanneer de van buitenaf
getrokken assignaties op meer of minder dagen na zicht
luiden, clan de betrokkene gehouden is den dag der aan-
bieding, die dan den vervaltijd bepaalt, daarop te zetten.

Het Portugeesche wetboek 1 daarentegen bepaalt, dat
een cheque al of niet den tijd van aanbieding kan in-
houden. Is die in den cheque aangewezen, dan moet
hij natuurlijk op dien dag worden aangeboden; is dat
echter niet het geval, dan moet de cheque op denzelfden
dag der uitgifte worden aangeboden, eene bepaling, die

1  Art. ui.

-ocr page 154-

mij dunkt in het dagelijksch gebruik tot zeer veel moei-
lijkheden en ongerief aanleiding zal geven. Heeft er nu
verzuim van den kant des houders plaats, dan verliest
deze zijn regres op den uitgever, als deze bewijzen kan,
dat de bankier op den bepaalden tijd het geld in handen
had of schuldig was. De houder verliest dus volgens
dit art. zijn verhaal geheel en al op den uitgever en
niet, zoo als in Engeland en New-York, alleen pro tanto.

Het Spaansche wetboek spreekt volstrekt niet van een
termijn bij de aanbieding, liet.zegt alleen, dat aanwijzin-
gen ook op een bepaalden tijd betaalbaar kunnen gesteld
worden, en dat zij clan op dien dag betaald moeten worden.

Het Brasiliaansche wetboek laat er zich volstrekt niet
over uit.

Evenmin de Beiersche en Saksen-Weimarsche wet,
noch de Badensche, hoewel deze laatste in art, 200 zegt,
dat een jaar na de uitgifte het vorderingsrecht vervalt,
welken tijd de uitgever zelf verkorten kan, maar nooit
korter dan 3 maanden. Gedurende dien tijd echter blijft zijn
aansprakelijkheid voortduren. In Saksen vinden wij zeer
eigenaardige bepalingen omtrent de cheques, die op de
Leipziger mis getrokken worden, welke stad wel de eenige
in Saksen is waar de cheque eenige beteekenis heeft, en
waar bepaalde dagen in het jaar worden aangewezen,
waarop de cheques vervallen.

In die landen, waar geen bepalingen omtrent de aan-
bieding bestaan, zal men de gewone verjaring volgens § 31
van de D. W. O. moeten aannemen, nl. 2 jaar. Mitter-
maier meent echter, dat, daar deze termijn volstrekt niet
strookt met het karakter der aanwijzingen (wat ik gaarne
toegeef), daarom een korte termijn moet worden aange-
nomen , aan den rechter over te laten. Deze meening
deel ik echter niet, omdat ik den cheque als een wissel

-ocr page 155-

beschouw, die dus volkomen naar de bepalingen der
D. W. O. moet geregeld worden, tenzij daarvan bij spe-
ciale wet is afgeweken. De termijn van 2 jaar is in § 31
voorgeschreven, dus moet die ook gehandhaafd worden,
en zullen dus de uitgever en endossanten 2 jaar aanspra-
kelijk blijven. De wet zegt dit zoo, dus mag er niet
van afgeweken worden; eene andere bepaling ware echter
zeer wenschelijk.

Het Nederlandsche wetboek eindelijk heeft ook enkele
bepalingen over den tijd binnen welken de cheque moet
aangeboden worden, nl. bij de cheques aan order binnen
1 maand na de dagteekening, zoo de aangewezen per-
soon binnen dezelfde gemeente woont, en 3 maanden,
indien bij elders woonachtig is, volgens de artt. 213
en 214 W. v. K.; bij cheques aan toonder 10 dagen,
volgens art. 222. Na dien termijn blijft de uitgever alleen
aansprakelijk, als hij niet voor fonds gezorgd had of in
dien tusschentijd het fonds had weggenomen 1. Die aan-
sprakelijkheid nu zal volgens art. 220 en 229 10 jaar
blijven duren. Mr. de Pinto 2 wil echter de gewone ver-
jaring bij kassierspapier, nl. van 30 jaar, toegepast heb-
ben, maar m. i. ten onrechte. Vooreerst toch spreekt
art. 229 zeer categorisch van
alle rechtsvordering; ten
andere wordt in het derde lid de eed voor den uitgever van
kassierspapier voorgeschreven. Daarbij komt nog, dat men
eerst in art. 223 de verjaring van één jaar wilde 3 hebben,
maar dat vond men te kort, en diezelfde redeneering
werd ook over art. 229 gehouden 4, zoodat het ook zeker

1  Art. 218 en art. 223; gereede penningen of een opeisehbare geldsom.

2  Pag. 180.

3  Voorduin, VIII, pag. 758.

4  Voorduin, VIII, pag. 778.

-ocr page 156-

in de meening van den wetgever ligt de lOjarige verja-
ring hier toe te passen, welke meening ook duidelijk in
zijne woorden ligt opgesloten.

Elke houder van een cheque aan toonder blijft 3 dagen 1aansprakelijk jegens hem aan wien hij den cheque ge-
geven heeft 2. De actie, die de houder uit dit art. heeft,
is echter geheel anders als de actie van den wisselhouder
tegen de endossanten ; want, daar het papier aan toonder
is, kan hij niets uit het papier tegen zijn voorganger
bewijzen, maar kan hij alleen door andere bewijsmid-
delen aantoonen, dat hij het papier van hem heeft ge-
kregen; dit zal nu zoowel bij wanbetaling als bij valsch
papier het geval zijn.

Volgens art. 223 wordt den uitgever de bewijslast op-
gelegd, dat hij voor fonds had gezorgd 3, en dat hij dat
fonds altijd bij den bankier gelaten heeft. Dit laatste
bewijs zal hem zeer moeilijk zijn, zoo als alle nega-
tieve bewijzen, want het bewijs komt natuurlijk daarop
neer, dat hij het fonds niet heeft weggehaald. Dit is
echter dunkt mij een minder goede bepaling in onze wet,
want nu zou, doordat de houder in mora geweest is, de
uitgever een dikwijls zeer moeilijk bewijs moeten voeren.
Het ware beter den houder zijn eisch te ontzeggen, zoo

2  Art. 225. Deze termijnen zijn overgenomen uit de Amsterdarosche
keur van 30 Januari 1776.

3  Mr. Diephuis meent dat het voldoende is, als hij zorg heeft ge-
dragen, dat binnen den tijd van 10 dagen het fonds aanwezig geweest
is; terecht zegt echter Mr. de Pint«, dat het fonds van den dag dei-
uitgifte moet aanwezig zijn; art. 223 toch zegt duidelijk
gedurende den
bij het vorig art. bepaalden tijd.

-ocr page 157-

hij niet bewijzen kan, dat de uitgever in dien tusschentijd
het fonds heeft opgevraagd; is hem dat bewijs te moeilijk,
welnu, hij heeft het zich zeiven te wijten; hij heeft ook niet
volgens de bepaling van de wet gehandeld, die in art. 222
ligt opgesloten, om binnen de 10 dagen den cheque aan
te bieden.

Wij zien dus, dat de meeste wetgevingen termijnen
hebben gesteld voor de aansprakelijkheid van den uit-
gever en verdere houders of endossanten, en met het
volste recht. Immers, daar een cheque uit zijn aard geen
circulatiepapier is, behoeft het geen langen tijd te duren
voordat hij aangeboden moet worden, en hoe eer zulks
geschiedt des te beter, want des te korter duurt de aan-
sprakelijkheid van den uitgever, en als betaalmiddel heeft
dan ook de cheque zijn nut reeds gedaan.

Hoe lang nu iure constituendo clie termijnen moeten
zijn, of nu onze bepalingen goed zijn of niet, durf ik niet
beslissen, maar ik meen toch, dat nu, vooral met de
versnelde communicatiemiddelen, de termijnen van 10
en 3 dagen wat al te lang zijn, de termijnen van 1 en

3 maanden natuurlijk geheel en al buiten rekening gelaten.
Misschien was een termijn van 2 dagen in de woonplaats en

4 dagen buiten de woonplaats beter; de wetgever schijnt
echter aan dit geval in het geheel niet gedacht te hebben,
en, zoo als ook duidelijk uit de beraadslagingen over dit art.
blijkt heeft hij zich het kassierspapier als iets zeer
plaatselijks voorgesteld, hoewel dit toch in de practijk

-ocr page 158-

niet altijd het geval zal zijn. Art. 225 daarentegen, hoewel
de termijn al weer te lang is, is een zeer practische be-
paling ; al_i
s toch im theoretischer) zin de_cheque geeiL.
eirculatiepapier,zoo geschiedt dit toch nog dikwijls in_
de practijk, en een dergelijke bepaling zal het eirculeeren
eerder te keer gaan dan bevorderen, want, heeft men
binnen de gestelde termijnen geen anderen houder kunnen
vinden, dan moet hij dien ter betaling aanbieden.

Hoewel dus de cheques steeds zoo spoedig mogelijk
moesten aangeboden zijn, zoo gaan zij integendeel dik-
wijls door de handen van verschillende personen, vóór zij
geïncasseerd worden, en dit komt, omdat men meestal
vertrouwen in de uitgevers en de betrokken personen
stelt en het kassierspapier zeer gemakkelijk voor beta-
lingen is. Gewoonlijk loopt dan ook dit papier door ver-
scheidene handen vóór het bij den bankier wordt aange-
boden, maar iedere houder heeft het zelden lang in handen,
want dan zou hij daardoor rente derven, welk verlies van
rente niet gevoeld wordt als het op één dag in verschil-
lende handen komt.

Er bestaan geen afzonderlijke bepalingen in Engeland
hoe er bij niet-betaling moet gehandeld worden; het ge-
bruik is er echter zeer expeditief. Zooclra men weigert
een cheque te betalen, wanneer hij behoorlijk aangebo-
den is geweest, wordt er terstond
dishonored op gezet,
en wordt den uitgever en endossanten binnen den door
de wet bepaalden tijd hiervan kennis gegeven; bij ge-
breke van die kennisgeving zijn deze van de verant-
woordelijkheid ontslagen l.

* Chitty, pag. 302.

-ocr page 159-

Art. 4b der Fransehe wet bepaalt, dat het protest ge-
heel en al gelijk aan dat van wissels moet opgemaakt
worden, dus volgens art, 173 enz. der C. de C. Bij de
beraadslagingen hierover erkende men wel, dat het beter
ware een eenvoudiger wijze van handelen te bepalen, en
waren velen van meening, dat de Engelsche manier ver-
reweg de beste was, maar, daar men zoo weinig mogelijk
van de bestaande wettelijke regeling wilde afwijken
gaf men hieraan de voorkeur. Daar echter art. 162
C. de C. bepaalt, dat bij wissels eerst het protest den
dag na den vervaldag moet worden ingesteld, meenden
sommige leden van het corps législatif, dat dit voor de
snelheid van het verkeer met cheques zeer schadelijk
zou zijn, en zij wilden daarom, dat er bijgevoegd
zou worden als 3de paragraaf van art, 4: "
Cependant le
protêt pourrci suivre immèdiatement le refus de paiementy
Er verhief zich echter tegen deze opmerking zulk een
tegenstand, dat die terug getrokken werd, want er wnren
velen die, hoe vreemd dit ook moge klinken , het recht
van den betrokkene om zich een dag te bedenken vol-
strekt niet wilden krenken. Het lid Quesné 2 was zeer
tegen dit amendement, en wel, omdat de betrokkene
dagen, weken, maanden, een jaar zelfs zou kunnen wach-
ten eer men den cheque komt aanbieden. Hij stelde
zich dus den cheque weer te veel als circulatiemiddel
voor en meende dat clie dikwijls zulk een langen tijd zou
circuleeren eer hij aangeboden werd; hij zag daarbij
tevens over het hoofd, dat volgens art. 2 geen cheque
getrokken mag worden, tenzij er provisie is, zoodat, al
bleef een cheque lang uit, dit toch geen schade zou zijn

-ocr page 160-

voor de betrokkene bank, daar zij toch steecis provisie
zal hebben.

Even als dit bij den wissel gebeurt, zal echter de uit-
gever den houder van dezen plicht kunnen ontslaan door
op den cheque te plaatsen "
retour sans frais", zoo als
dit bij den wissel plaats heeft, en waardoor de groote
protest-onkosten vermeden worden. In het algemeen zullen
alle gebruiken en wettelijke bepalingen, die bij den wissel
plaats kunnen grijpen, zoo als b. v. het aval, au besoin,
enz. ook op den cheque kunnen toegepast worden, want,
wanneer partijen uitdrukkelijk zulk een handeling be-
doeld hebben, dan zal die rechtskracht bezitten. In art. 4b
worden de disposities van de C. de C. opgenoemd, die
ten opzichte van cheques
moeten plaats hebben; de niet
opgenoemde zullen
kunnen plaats hebben, zoo de partijen
dit willen; want, zoo als het retour sans frais, au besoin
enz., het strijdt noch met de goede zeden noch met de
publieke orde, en daarenboven het strijdt ook niet met
de constitutive vereischten van den cheque.

Vóór de nieuwe Fransche wet had het protest echter
volstrekt niet op den cheque kunnen toegepast worden;
de houder had dan ook alleen zijn verhaal op den uitgever
en zijn onmiddellijken voorganger, die hem natuurlijk moest
vrijwaren, want van endossanten was er toen ook geen
sprake. Bij niet-betaling zal hij dit dus op de gewone
wijze aan zijn voorganger hebben moeten laten weten
Dat verhaal op den uitgever was echter noch zeer on-
zeker, of het nl. wel in rechten kon gelden 2. Verschil-
lende vonnissen hebben dan ook in Frankrijk uitgemaakt,
dat zulke cheques in den vorm van reçus geen verbin-

-ocr page 161-

tiende kracht hadden tussclien den uitgever en den hou-
der: hoe zou men dan ook uit een reçu een verbin-
tenis kunnen halen? Een quitantie bewijst, dat de
ondergeteekende het bedrag ontvangen heeft, meer niets;
de eigenaar had dus alleen verhaal op zijn voorganger,
die hem steeds de betaling schuldig bleef, daar er dooi-
de overgifte van zulk een reçu geen novatie had plaats
gehad. Daar dit echter tot veel onaangenaamheden en
lasten aanleiding had gegeven en daarenboven de be-
doeling van partijen zeer duidelijk was, dat nl. beide
zich door de overgifte van zulk een reçu wilden verbin-
den, is men van deze jurisprudentie afgeweken, en bij
verdere vonnissen heeft men het systeem gewijzigd, om-
dat in de handelsgebruiken een directe verbintenis van
den uitgever aangenomen was. Deze uitspraken zijn, mij
dunkt, echter onjuist, want, al bracht het handelsgebruik
dit mede, een verbintenis, een formeele verbintenis was
volstrekt niet uit die woorden van het reçu op te maken,
en bij zulk een verbintenis moeten formeele woorden ge-
schreven worden, moet er zeer duidelijk schriftelijk van de
bedoeling van den uitgever zich formeel te hebben gebon-
den blijken ; daarbij : waarom koos men den vorm van
reçus? om de belasting te ontduiken, en dit mocht in
geen geval door de rechtbanken in de hand worden ge-
werkt, al was die belasting nog zoo drukkend en verkeerd.

Volgens den Code van New-York zullen de bepalingen
over het geven van
notice of the diskonor of a negotiable
instrument
voor cheques gelijk zijn aan die van wissels,
want beide zijn negotiabele instrumenten; men zal ze in
§ 1755 en vv. vinden.

Het protest en daaropvolgend regres was in het Zwit-
sersche Ontwerp gelijk gesteld met dat op wissels ; alleen
niet bij niet-acceptatie, omdat dit volgens art. 442 niet

10 *

-ocr page 162-

gevraagd behoefde te worden. Elke onderteekenaar van

O Ö

een cheque nu was solidair aansprakelijk, zoodat ook op
iederen houder die zijn naam op den cheque geplaatst
had regres kon genomen worden, art. 444.

De Baseier W. 0. en het Zwitsersche concordaat willen
de wisselrechtelijke bepalingen aangaande protest en regres
ook op cheques toepassen, het laatste zondert echter het
protest van non-acceptatie uit, De W. O. van St. Gallen,
die geen vreemde cheques wisselrechtelijk erkent, ver-
werpt dus ook het protest ; de houder mag echter alleen,
zoo hij daartoe van clen assignant of cedent een uitdruk-
kelijken last heeft, hierover een bewijsschrift uit de can-
selarij laten vervaardigen; daarentegen zullen vreemde
assignaties, die in St. Gallen gecirculeerd hebben en op
andere plaatsen luiden, wanneer zij onbetaald met pro-
test terugkomen, even als de wisselbrieven aan het wis-
selrecht met zijn executie onderworpen zijn. Dit is dan
ook een geheel ander geval, want anders zou men den
loop van het regres geheel stremmen, daar er nu toch
reeds in het buitenland protest is aangeteekend.

Daar de cheque in Portugal slechts een eenvoudig
mandaat bevat, zal daar natuurlijk ook geen sprake zijn
van protest; art. 114 bepaalt dan ook zelfs, dat, als de
bankier binnen den vastgestelden termijn van circulatie
zijn betalingen staakt, dan het mandaat geheel zal buiten
werking moeten blijven en de houder niet gebonden
zal zijn tot aanbieding; doet hij dit toch, en volgt er dan
natuurlijk weigering van betaling op, dan moet hij die
aanbieding toch als niet gedaan beschouwen, want art. 114
zegt uitdrukkelijk, dat het mandaat dan zonder werking
zal zijn.

Vol gens de Spaansche wet zal daarentegen het protest
wel degelijk plaats hebben, en art, 562 zegt zelfs be-

-ocr page 163-

paaldelijk, dat dezelfde formaliteiten als bij wissels in
acht moeten worden genomen.

Hoewel er geen termijn van betaling is voorgeschreven,
zoo is daarentegen wel een termijn voorgeschreven binnen
welken de actie, uit een geprotesteerden cheque voort-
spruitende, moet worden ingediend, nh, zoo de aanwijzing-
in Spanje zelf betaalbaar is gesteld, moet er twee maanden
na de dagteekening van het protest de klacht tegen den
uitgever en endossanten worden ingediend; is daarentegen
de cheque in het buitenland betaalbaar gesteld, dan moet
men dien termijn rekenen van den tijd, dat het protest
op de gewone wijze per post had kunnen zijn aange-
komen , in de plaats waar de uitgever of endossanten,
tegen wie men de actie wil instellen, wonen. Is die
termijn echter voorbij , dan houdt alle aansprakelijkheid
der endossanten op, en die van den uitgever, als hij be-
wijst dat hij fonds aanwezig had bij den betrokkene, op
het oogenblik dat de aanwijzing verviel. Eene betere
bepaling dus dan bij ons, waar gedurende den geheelen
tijd fonds moet zijn.

Al heeft de uitgever echter voor geen fonds gezorgd,
dan zal toch na verloop van 4 jaren, volgens art, 569, alle
verhaal op hem vervallen; wel een zeer korte verjaring.
I)e verjaringen zijn echter in Spanje in het algemeen
zeer kort; terwijl toch bij ons voor de wisselbrieven op
zicht en na zicht de jongste termijn drie maanden is,
art. 116, zoo is dit in het veel grootere Spanje, waar
de communicatiemiddelen tevens zooveel slechter zijn, op
veertig dagen gesteld, art. 480.

In Brazilië wordt het protest aan de keuze van den
houder overgelaten; volgens art. 426 kan hij daar pro-
test laten aanteekenen, maar is er niet toe gebonden;
alleen dan als op den cheque nog de handteekening van

-ocr page 164-

eeu endossant. staat, zal hij altijd moeten protesteeren
bij niet-betaling, en dan zal het protest geheel gelijk
zijn aan dat der wissels.

Daar het A. D. H. niets aangaande het protest vermeldt,
zullen de bepalingen van de D. W. O. daarover ook
voor de cheques gelden k De Beiersehe, Frankforter
noch Saksische wet spreekt van protest; het zal daar dus
even als bij den wissel zijn. De Saksen-Weimarsche wet
daarentegen bepaalt dit wel in art, 6. Het bepaalt tevens,
dat gijzeling slechts op den acceptant kan worden toe-
gepast. De andere wetten hebben geene bepaling omtrent
dit onderwerp, dus zal overal, waar de cheque gelijk aan
den wissel gesteld is, de gijzeling plaats hebben zoo als
dit bij wisselschulden geschiedt. Alleen de Beiersehe wet
maakt hierop een uitzondering en bepaalt in art, 6, clat
gijzeling van schuldenaars, wier schuld uit aanwijzingen
ontstaan is, niet plaats kan grijpen.

Het protest bij ons zal ongeveer op dezelfde wijze
plaats hebben als bij wissels; de betaling van een assig-
natie zonder tijdsbepaling moet gevraagd en bij niet-
betaling het protest opgemaakt worden een of drie maan-
den na de dagteekening, en dan zal de houder, even als
bij den wissel, binnen de 5 dagen na het protest aan
hem, van wien hij die in betaling heeft aangenomen,
van de zaak kennis moeten geven, zoo als dit ook in
art. 184 bepaald is; er is hier echter niet voorzien inliet
geval, dat de vroegere houder elders woont, zoo als
dit in art.
\\Mb besproken is. Men zal hier nu niet ex
analogia kunnen redeneeren, maar de houder zal dan
slechts de kennisgeving vroeger moeten verzenden; hij

-ocr page 165-

heeft toch nog tijd genoeg met onze geregelde postge-
meenschap.

Is de assignatie geëndosseerd, dan moet de houder
aan den uitgever en aan den onmiddellijk voorafgaanden
endossant hiervan kennis geven; de termijn binnen wel-
ken die kennisgeving moet geschieden, is niet in dit
art. genoemd; men zal echter uit het woord
insgelijks
moeten opmaken dat hier dezelfde termijn als in het voor-
gaand art. bedoeld is.

De houder van een assignatie heeft een grootere ver-
plichting dan de houder van een wissel, want hij moet
hier aan twee personen kennis geven; dit kon echter
niet anders, omdat niet iedere endossant zijn voorganger
behoeft kennis te geven, zoo als in art. 185 is voorge-
schreven, en nu zou anders op die wijze de uitgever er
geen kennis van kunnen ontvangen. Terwijl het verzuim
van art. 216 het verlies van verhaal kan berokkenen,
zal dit niet het gevolg zijn van het verzuim den endos-
sant geen kennis gegeven te hebben, want 1° spreekt
art. 217 van op straffe van vergoeding van kosten,
schaden en interesten, en 2e is art. 217 ook niet in
art, 218 opgenoemd. Waarom echter art. 216 zooveel
strenger is dan art. 184, waar alleen van vergoeding
van schaden, kosten en interesten gesproken wordt,
terwijl hier door het verzuim het verhaal zal verloren
gaan volgens art. 218, vat ik niet. Bij eene niet for-
meele verbintenis zal nu het verzuim van kennisgeving
grooter verlies voor den houder opleveren dan bij een
formeelpapier.

Hoe die kennisgeving moet geschieden, bepaalt de wet
niet; dit wordt geheel en al aan den houder overgelaten,
die echter het voorzichtigst zal handelen dit bij exploit
te doen, anders zal het bewijs, dat die kennisgeving

-ocr page 166-

werkelijk gesellied is, dikwijls zeer moeilijk zijn. Bij
Voorduin 1 vinden wij wel, dat een der afdeelingen de
regeering hierop opmerkzaam maakte, maar het antwoord
der regeering wordt er niet vermeld.

Nu wij gezien hebben op welke wijze het protest en
de kennisgeving moeten geschieden, zullen wij nagaan hoe
het verhaal verder plaats heeft. Bij niet-betaling van
een wissel heeft men de keuze tusschen twee zaken, nl.
men kan een actie instellen uit clen wissel en men kan
terstond een herwissel trekken. Wat het eerste betreft,
dit zal men ook bij de assignatie kunnen doen, wel niet
een actie uit de assignatie als uit een formal act, maar
een gewone actie, die voor ieder openstaat, die van een
ander wat te vorderen heeft. Is de assignatie door een
koopman geteekencl als zoodanig, dan zalmen den vorm
in handelszaken moeten volgen, zoo niet, dan moet de
actie volgens den burgerrechtelijken vorm worden inge-
steld. In allen gevalle zal het een gewone actie zijn,
niet uit het papier ontstaande, zoodat de materieele oor-
zaken er bij in rekening komen, en dus zal alles afhan-
gen of de waarde genoten is of niet. Wat daarentegen
den herwissel betreft, deze zal volstrekt niet kunnen
plaats hebben, want onze wet zegt er niets van. Mr. Kist2is hier niet recht duidelijk; hij zegt dat de herwissel
niet toepasselijk is op assignaties, omdat de wet er niet
van spreekt, en tevens zegt hij, dat de houder kan her-
trekken op de wijze zoo als bij den herwissel van een
wissel bepaald is. De houder kan zeker een wissel
trekken op den aanwijzer, maar clie wissel heeft niets
met den herwissel van art. 187 te maken; want clie for-

1  Pag 742.

2  Pag. 251.

-ocr page 167-

maliteiten zijn niet door de wet bij de assignatie her-
haald, en daarbij de aanwijzer zal dien herwissel volstrekt
niet behoeven te honoreeren, want er heeft geen pactum
de cambiando tusschen hen plaats gehad, noch uit over-
eenkomst noch uit de wet. Even goed zou elke schuld-
eischer maar een wissel kunnen trekken op zijn debiteur;
wanneer dit niet vooruit onder hen is overeengekomen
zal zulk een wissel door den betrokkene niet behoeven
betaald te worden.

Bij cheques aan toonder komt in het geheel geen pro-
test voor of eenige handeling zoo als die bij den wissel
geschiedt. Wordt dus het kassierspapier niet gehonoreerd,
men zal dan niets anders kunnen doen dan een actie
instellen tegen den uitgever, een actie echter die uit het
papier voortspruit, want het is formeelpapier, het toont
een formeele verbintenis aan. Volgens de bedoeling van
den wetgever -zou nu de houder van kassierspapier een
actie hebben tegen den kassier; de wetgever toch geloofde
aan de traditio fictiva, waardoor de houder eigenaar zou
zijn geworden van het geld, dat door den uitgever bij
den kassier is gedeponeerd; ware dit zoo dan had na-
tuurlijk de houder een actie tegen den kassier om zijn
eigendom op te vorderen. Maar al moge dit de bedoe-
ling des wetgevers geweest zijn, hij heeft deze bedoeling-
niet duidelijk in woorden overgebracht, hij is er zelfs in
art, 226 van afgeweken.

Wij kunnen dus dit systeem niet aannemen, en daarom
zal de houder geen actie kunnen instellen tot opvorde-
ring van eigendom. Hij heeft alleen bij weigering van
betaling een actie tegen den uitgever; echter bij niet-
inachtneming van de termijnen zal hij een actie tegen
den kassier hebben, maar niet een reclitstreeksche, slechts
als plaatsvervanger van den uitgever, die zijn vordering

-ocr page 168-

op den kassier volgens art. 224 moet afstaan aan den
nalatigen houder.

De betalingsbelofte van den uitgever is echter alleen
onder eene voorwaarde gedaan, nl. deze, dat men beta-
ling bij den kassier moet vragen; beeft men dit niet ge-
daan, en stelt men een actie in tegen den uitgever, hij
zal tegen u de exceptie kunneu opwerpen, dat gij niet
aan de voorwaarde, uitdrukkelijk in het papier opgesloten,
nl. uw mandaat te volgen om betaling te vragen, vol-
daan hebt. Om echter van dat vragen en het antwoord
van niet-betaling te doen blijken behoeft niet zoo als bij
wissels een protest opgemaakt te worden, de wet spreekt
er in het geheel niet van; de houder echter zal voor-
zichtig moeten zijn om later zijn vraag en de weigering
te kunnen bewijzen. Hij zal evenzeer een actie tegen
zijn voorganger hebben, zoo er nog geen drie dagen zijn
voorbijgegaan, sedert hij van hem het papier heeft ont-
vangen ; zoo als wij vroeger gezien hebben echter geen
actie uit het papier maar alleen een actie tot vrijwaring.

Bij het bespreken van het accepteeren van cheques
hebben wij reeds melding gemaakt van den regel, die
in Engeland algemeen geldt:
"the possession of a custo-
mer\'s funds by a banker is equivalent to acceptance
\'. Even
als de betrokkene, wanneer hij een wissel geaccepteerd
heeft, gehouden is dat accept te honoreeren, zoo is ook
de betrokken bankier gehouden de op hem getrokken
cheques te honoreeren, voor zooverre hij nl. fonds heeft.
Macleod 1 drukt zich even sterk uit, daar hij zegt, dat

1  Elements etc.:, pag. 287.

-ocr page 169-

éen bankier, die fonds heeft, dien cheque moet hono-
reeren alsof het een eigen orderbriefje was. Hij zal echter
dan slechts gehouden zijn tot betaling als de cheque aan
alle vereischten voldoet; een verkeerde handteekening dus
of, zoo er eenig uiterlijk blijk van verandering is, zal voor
hem een geldige reden zijn de betaling te weigeren, of
te schorsen tot hij nadere informaties van den uitgever
ontvangen heeft, want, zoo als wij gezien hebben, indien
hij toch betaalde dan zal hij het verlies moeten dragen.

Zoo zullen b. v. als verscheidene personen te zamen
geld in een bank gedeponeerd hebben, als zij b. v. cura-
tors zijn in een faillieten boedel of bestuurders van een
vereeniging, de cheques, die op dien bankier getrokken
worden, door hen allen onderteekend moeten worden;
anders zal de bankier de betaling kunnen weigeren K

Heeft een bankier echter niet betaald als hij fonds
heeft, dan heeft de uitgever een actie tegen hem om de
hem daardoor veroorzaakte schade te vergoeden, en zelfs
zoo dit niet heeft plaats gehad, dan kan hij toch een
geldelijke compensatie eischen voor de schande, die hem
daardoor veroorzaakt is; want het benadeelt natuurlijk
het crediet van iemand, wanneer zijn cheques niet geho-
noreerd worden. Er bestaat dan ook een stilzwijgend
contract tusschen den bankier en den deponent, dat de
eerste de cheques van den laatste zal betalen. Zoo heeft

-ocr page 170-

zich een geval voorgedaan, dat iemand 69 £ had staan
bij zijn bankier, en dat hij den volgenden dag vóór elven
er 40 £ aan toevoegt; dienzelfden dag nu wordt vóór
drie uur een cheque van 87 £ aangeboden en gewei-
gerd. De uitgever stelde nu een actie tegen den bankier
in, en won die, omdat er werd uitgemaakt dat er
a rea-
sonable time
was verloopen tusschen het storten van het
bedrag en de aanbieding van den cheque, zoodat het
bedrag op de creditzijde des uitgevers reeds had kunnen
genoteerd zijn, wat in casu nog niet gedaan was, en
waardoor de weigering van den betaalklerk het gevolg
was geweest. Het weigeren van betaling van een cheque,
zegt lord Tenterden, die over deze kwestie uitspraak deed,
is een groot discrediet voor den uitgever, en daarom een
beleediging, vooral wanneer dit een kleine som betreft,
daar men daardoor toont zoo weinig vertrouwen in dien
persoon te stellen, wat aan een man van zaken groot
nadeel kan berokkenen. Maar vooral steunt hij zijn uit-
spraak op het contract, dat tusschen beiden bestaat en
dat door den bankier verbroken is, waardoor de ander
schadeloosstelling kan eischen \\

Evenzeer als de bankier verplicht is te betalen als hij
fonds heeft, zoo moet ook de uitgever aan den bankier
het betaalde terug geven, wanneer deze, vertrouwende
op diens crediet, een cheque honoreert, al heeft hij op
dat oogenblik geen fonds. De bankier was daartoe niet
gebonden, maar zoo hij het toch gedaan heeft, dan krijgt

-ocr page 171-

hij daardoor een actie tegen den uitgever, want hij vol-
voert een hem opgedragen mandaat, en nu is de mandans
ook gehouden den mandataris schadeloos te stellen.

De dood van den deponent is een tegenbevel om te
betalen; weet de bankier echter van dien dood niet, dan
zal de betaling van een cheque, na den dood gedaan ,
toch geldig zijn

Even algemeen n.ls in Engeland de regel is dat een
bankier, fonds hebbende, moet betalen, even weinig vin-
den wij er in Frankrijk over vermeld. De wet op de
cheques zegt er niets van; men zal echter moeten aan-
nemen van wel, ten minste zoo de betrokkene er zijn
toestemming aan heeft gegeven. Wanneer aan een schul-
denaar een cheque wordt aangeboden zonder dat hij vooraf
kennis draagt dat dit gebeuren zal, dan zal deze vol-
strekt niet gehouden zijn tot betaling, evenmin als wan-
neer hem een wissel plotseling aangeboden wordt; maar
is men nu hierover overeengekomen, heeft de betrokkene
beloofd den last op zich te zullen nemen, dan is hij ge-
houden den cheque te honoreeren, en bij niet-betaling
is hij aansprakelijk voor al de onkosten en schaden, die
bet gevolg kunnen zijn van cle niet-vol voering van den
hem opgedragen last, art. 1991, C. N. Er zal hier dus
de vraag moeten zijn: heeft de betrokkene beloofd cle op
hem getrokken cheques te honoreeren? Bij een bankier
nu die chequeboekjes aan zijn deponenten geeft, zal het
wel van zelf spreken, dat hij door die uitgifte stilzwij-
gend toestemming gegeven heeft het mandaat op zich te
zullen nemen "1.

-ocr page 172-

De houder zal echter nooit een actie tegen den niet-
betalenden bankier kunnen instellen; de wet geeft hem
die niet, en de bankier heeft zich dan ook niet tegen-
over dien houder verbonden, alleen jegens den uitgever.
Weigert dus de bankier de betaling, de houder heeft
zijn actie tegen den uitgever en endossanten, zoo de ter-
mijnen van art. 5 zijn in acht genomen; is dat niet ge-
beurd, hij zal zijn verhaal op de endossanten verliezen,
en zoo het fonds intusschen bij den betrokkene door diens
toedoen, en na het verloop der voorgeschreven termijnen
is verloren gegaan, verliest hij ook zijn verhaal op den
uitgever. Is het fonds echter niet door toedoen van den
betrokkene verloren gegaan, maar door derden, de uitge-
ver zal dan toch aansprakelijk blijven, wat mij dunkt
een groote onrechtvaardigheid is. Nouguier noemt terecht
de drie gevallen op, die zich hier kunnen voordoen, nl.
het verloren gaan van het fonds, door toedoen van den
betrokkene, en dan is de uitgever bevrijd, — het verloren
gaan door toedoen van den uitgever, en dan is het billijk
dat hij aansprakelijk blijft, —- en ten derde het verloren
gaan door toeval of door toedoen van een derde, en dan
zegt hij dat de houder niet in verzuim is, eli daarom zijn
verhaal moet blijven houden. Deze redeneering vat ik
in het geheel niet: wat doet het verzuim af bij bet ver-
loren gaan door dezen of genen? Zijn verzuim blijft
altijd, en het is daarom hoogst onrechtvaardig, dat, terwijl
de houder de termijnen bij de wet voorgeschreven ver-
zuimd heeft, de uitgever toch het verlies zal moeten

-ocr page 173-

dragen. Veel beter is dan ook onze bepaling, dat hij
terstond bevrijd is van alle aansprakelijkheid, zoodra hij
bewijzen kan dat het fonds op het bepaalde tijdstip aan-
wezig wras en gebleven is. Volgens ons recht heeft dan
ook de houder een actie tegen clen betrokkene, ten minste
de uitgever moet zijn actie tegen den betrokkene afstaan,
en diens actie kan hij instellen. In het Fransche recht
vinden wij hier niets van, de wet geeft hem nergens
zulk een actie.

De betrokkene zal dus zijn last moeten vervullen, wil
hij niet voor alle schaden en interesten aansprakelijk wor-
den gesteld, maar hij heeft alleen dien plicht, zoo er
hem fonds is bezorgd geweest. Had de bankier geen
fonds in kas, hij zal den cheque gerust kunnen weigeren;
want bij het aannemen van den last van betalen had hij
tevens de belofte van den uitgever, dat deze voor fonds
zou zorg dragen ; en zelfs, zoo hij den uitgever beloofd had
zijn cheques te honoreeren al had hij geen fonds, dan mag
dit toch niet geschieden, want de wet verbiedt dit uit-
drukkelijk in art. 2, terwijl het reeds in art. 1 lag opge-
sloten. Er mogen geen cheques getrokken worden, tenzij
er fonds genoeg aanwezig is; de bankier zal dus niet
eens zulk een cheque mogen honoreeren, veel minder,
dat hij er toe verplicht zou zijn. Art, 2 is zelfs zoo
streng, dat er provisie zal moeten aanwezig zijn op het
oogenblik der uitgifte; al zorgt dus de uitgever, dat er
fonds aanwezig is wanneer de cheque aangeboden wordt,
dan zal hij toch in de boete van art. 6 kunnen vervallen,
want art, 2 zegt uitdrukkelijk:
uil ne peut être tiré."

De wetgever heeft gemeend deze bepaling hier in te
voegen, om daardoor zwendelarij te voorkomen en het
crediet van den cheque te versterken. Het is echter
verkeerd dat een bankier aan een solied persoon geen

-ocr page 174-

crediet mag ver leen en ; dat zal geen zwendelarij veroor-
zaken, en wil men zwendelen, dan is daarvoor altijd
gelegenheid genoeg, zelfs nu deze bepaling bestaat,
want zwendelarij kan men nooit voorkomen. Men zou
b. v. door een bepaalde wijze van boeking een schijnbare
schuld kunnen creëeren, zoodat men toch niet onder de
strafbepaling van art. 0 zou vallen, en dan zal deze be-
paling nog eer tot geknoei aanleiding geven, om nl.
dit art. te ontduiken, terwijl men anders openlijk crediet
zou verleenen. Geheele vrijheid is, waar die ten minste
eenigszins mogelijk is, altijd verre te verkiezen. Een
tweede reden was het crecliet van den cheque te versterken,
en, zoo als de Lavenay 1 zegt, men wilde daardoor den che-
que beter de rol van geld laten vervullen, omdat men dan
meer vertrouwen in den cheque zou krijgen, en hij beter
circulatiemiddel zou worden, wat juist af te keuren is.
Er kwamen hierbij ook weder financieele redenen voor
de schatkist: men wilde niet dat de cheque even als de
wissel een crediet-instrument kon worden, want dan
zou daardoor weer dikwijls de vorm van een cheque
voor dien van een wissel gebruikt en dus de belasting
ontdoken worden.

Zoo echter de uitgifte zonder behoorlijke provisie toch
geschied is, dan bepaalt de wet art. 6b een straf van 6 pCt,
van het bedrag der som voor den uitgever; dezelfde
straf, als bij het uitgeven van een cheque zonder of met een
valschen datum voorzien, gesteld is. Dezelfde redeneering
evenwel zal hier niet kunnen gevolgd worden als bij het
uitgeven van zulk een cheque, nl. of zulk een papier
toch een cheque is of niet, want art. 2 zegt uitdruk-
kelijk:
ne peut être tiré-, er kan dus geen cheque bestaan

-ocr page 175-

zonder provisie, en ook in de definitie in art, 1 is de
cheque beschouwd als een
retrait de fonds disponibles.

De wet noemt alleen beboetbaar de uitgifte van een
cheque zonder provisie, zij spreekt niet van het wegne-
men der provisie\'nadat de cheque is uitgegeven , waar-
tegen juist ons art. 223 W. v. K. waakt. Dit is echter
geen nalatigheid van den wetgever, want bij de beraad-
slagingen 1 is er wel op gelet en zijn er amendementen
op ingediend; deze zijn echter niet aangenomen, omdat
de regeeringscommissaris de Lavenay duidelijk aantoonde,
dat uit een fiscaal oogpunt, waarom dit art. hier is in-
gevoegd , nl. het al of niet timbreeren, het een geheel
andere zaak is of men een cheque uitgeeft zonder pro-
visie of dat men die provisie later wegneemt. Het papier
toch zonder provisie uitgegeven is geen cheque, daar-
door verliest het zijn karakter van cheque, en dan zal
zulk een papier aan de zegelwet onderworpen moeten zijn,
terwijl een mandaat op aanwezig fonds een cheque is, en
dus vrij , al wordt die provisie later weggenomen; want
bij de uitgifte was het wel degelijk een cheque, dus be-
hoefde die niet gezegeld te worden , en hij verliest zijn
karakter van cheque niet, al verdween de provisie, om-
dat er staat:
Uun chèque ne peut être tiré" Is hij dus
getrokken terwijl er provisie is, dan is hij een cheque;
anders ware het echter, zoo er in art. 2 stond:
Uun chèque
ne peut exister.\'\'\'\'

Was nu art. 6 een straf op de immoraliteit, gelegen
m het uitgeven van een cheque, dan zou het wegnemen
zeer zeker even slecht zijn , zoo niet erger, en ook onder
dit art. moeten vallen; nu men het alleen gedaan heeft met
het oog op de ontduiking van de zegelwet, kon het hier

1  Zitting van het corps législatif van 6 Mei 1805,

-ocr page 176-

niet worden opgenomen. Maar nu zal ook een cheque,
zonder provisie uitgegeven, aan dezelfde boete en ver-
vallenverklaring van zijn waarde onderworpen zijn, al
werd later die provisie bezorgd; die latere daad kan de
eerste niet weer goed maken en het gewone papier niet
tot een cheque maken.

In het New-Yorksche wetboek is ook niets bepaald
over de verplichting van den bankier om te betalen en
in hoeverre er voor provisie moet gezorgd worden. De
bankier zal dus ook dan alleen aansprakelijk kunnen zijn
voor schaden, kosten en interesten, wanneer hij het man-
daat van betaling had aanvaard, wat wel bijna altijd het
geval zal geweest zijn, omdat men in het uitgeven van
chequeboekjes, of zelfs alleen reeds in het aannemen van
liet depot, de stilzwijgende toestemming tot het aanvaar-
den van het mandaat zal kunnen zien. Zoo zal men in
alle landen moeten redeneeren waar niet bij de wet be-
paald is of de bankier tot betaling gedwongen is of niet;
daar zullen dan de regels van het mandaat moeten in
acht genomen worden.

De uitgever zal geheel en al vrij zijn cheques te trek-
ken, hetzij hij voor fonds gezorgd heeft of niet; in het
laatste geval zal het van de afspraak tusschen hem en
zijn bankier afhangen of deze den cheque, zonder pro-
visie getrokken, zal moeten honoreeren of kan weigeren.

De vervaardiger van het Zwitsersche Ontwerp bespreekt
ook de kwestie, in hoeverre de bank den cheque moet
honoreeren 1; natuurlijk verwerpt hij een wisselrechtelijke
verplichting: hoe zou toch een bankier wisselrechtelijk
kunnen gebonden zijn door een papier, waarop zijn hand-
teekening niet staat; hij wil echter geen definitieve be-

1  Miinzinger, png. 411.

-ocr page 177-

paling daaromtrent in de wet hebben, omdat de bank
öf het systeem van cheques niet kent, en dan kan de
bank niet gedwongen worden, öf als zij het kent en zelve
chequeboekjes heeft gegeven, dan zou er geen reden zijn
waarom de bank weigeren zou. Het is echter te betreu-
ren dat er niet een bepaling in de wet is opgenomen,
dat de bank, fonds hebbende, tot de betaling kan ge-
dwongen worden, want dan had de houder een recht-
streeksche actie tegen den betrokkene kunnen instellen ;
wil daarentegen de bank niet hebben dat er cheques op
haar getrokken worden, dan zal zij gemakkelijk aan deze
bepaling kunnen derogeeren door andere voorwaarden
met hare deponenten te bepalen. I)it zal echter niet
dikwijls voorkomen, en dan is het beter dat er direct
tegen de bank kan geageerd worden; dan is de uit-
gever, die aan al zijn verplichtingen voldaan heeft, van
alle moeite af.

Uit art, 443 van het Zwitsersche Ontwerp zou men
kunnen opmaken, dat de ontwerper twee soorten van
cheques aanneemt, nk die, welke op fonds zijn ge-
trokken, en die, welke zonder provisie zijn uitgegeven.
Dit was echter de bedoeling des ontwerpers niet: hij
meent, dat cheques alleen kunnen worden uitgegeven
als er provisie is, anders niet; hetzelfde denkbeeld dus
dat wij in de Fransche wret vinden. Er worden echter
geen straffen bedreigd, omdat dat niet in een handels-
wetboek tehuis behoort en aan de kantonnale strafwet-
boeken moet overgelaten worden.

De W. O. van St, Gallen, van Basel en het Zwitser-
sche concordaat bewaren een diep stilzwijgen over deze
vraag.

Het Portugeesche wetboek laat het al of niet aanwezig
Z1JU van provisie geheel en al vrij; het zal alleen een

11 *

-ocr page 178-

verschil maken voor de aansprakelijkheid van den uit-
gever. Aan den bankier is ook niet de verplichting
opgelegd te betalen, zoodat dit van de aanneming van
het mandaat zal afhangen. Evenmin laten zich de
Spaansche en Braziliaansche wetgevingen hierover uit.

Hetgeen wij hierboven gezegd hebben over de gehou-
denheid van den betrokkene tot betaling zal evenzeer
in Duitschland gelden, want nergens is daar gewag ge-
maakt van den plicht van den betrokkene om cheques te
honoreeren. Wel zegt art. 300 A. D. H.: "ein Kaufmann
welcher eine auf ihn ausgestellte Anweisung gegenüber
demjenigen zu dessen Gunsten sie ausgestellt ist ange-
nommen hat, ist demselben zur Erfüllung verpflichtet;"
maar dit is een ander geval; hier wordt van de
Annahme,
de acceptatie gesproken, waarover wij vroeger onze mee-
ning reeds hebben medegedeeld; maar er wordt hier niets
gezegd over den plicht tot betaling, wanneer er geen
acceptatie op staat, en wanneer de betrokkene fonds
heeft. De houder zal dus geen actie hebben tegen de
betrokkene bank, want die ligt niet in het papier opge-
sloten ; hij is echter tegenover den trekker verplicht (want
dat is hem door dezen opgedragen) den cheque te hono-
reeren voor zooverre er fonds is, of ook, al is er geen
fonds, als hij hem crediet beloofd heeft; doet hij dit echter
niet, hij zal dan de schade, door de weigering geleden,
moeten dragen. Evenmin wordt er in eenige speciale
wet melding gemaakt van het al of niet zonder provisie
uitgeven van cheques. Dit zal dus geheel en al vrijstaan
aan den uitgever, behoudens zijn aansprakelijkheid bij
verzuim van aanbieding, die dan zal blijven bestaan,
terwijl hij anders van alle aansprakelijkheid zou bevrijd
zijn geweest.

Wat nu de assignatie aangaat, ook de betrokkene is

-ocr page 179-

niet persoonlijk tot betaling verbonden jegens den houder:
want deze heeft geen directe actie tegen den betrokkene,
maar wel een indirecte. Wanneer er toch verzuim van
aanbieding van de zijde des houders heeft plaats gehad,
dan verliest hij, zoo hij die assignatie gekocht had, zijn
verhaal op den uitgever wanneer deze ten minste vol-
doende fonds bij den betrokkene had, maar clan moet de
uitgever zijn rechten op dat fonds afstaan aan den nala-
tigen houder en hem de noodige bewijsstukken daarvan
leveren, art. 2185. De houder heeft nu wel geen recht-
streeksclie actie tegen den betrokkene, maar toch zal hij
zelf moeten ageeren in naam van den uitgever. Zoo er
nu geen verzuim heeft.plaats gehad, heeft de houder
verhaal op den uitgever, maar kan volstrekt niet
tegen den betrokkene ageeren. Deze zal dan ook wel
weer verplicht zijn den cheque te honoreeren zoo hij
genoeg fonds heeft; maar die plicht steunt niet op de
wet, die volgt alleen uit de vroegere afspraak tusschen
trekker en betrokkene, en in hoeverre hij het mandaat
heeft aangenomen de assignatie, ter betaling aange-
boden , te honoreeren.

Het zal den uitgever volkomen vrijstaan assignaties te
trekken, hetzij er provisie is of niet; de wet verbiedt
dit laatste niet, behalve weer de grootere aansprakelijk-
heid , die de uitgever daardoor zal hebben.

Geheel hetzelfde zal hier het geval zijn met kassiers-
papier, behalve de bevoegdheid van den kassier, na het
faillissement van den uitgever met de betaling voort te

J Art 218 zegt wel niet uitdrukkelijk, dat de houder zijn verhaal
°p den uilgever verliest, maar dit spreekt toch wel van zelf en volgt
daarenboven uit de tweede alinea, waar anders niet van die cessie
Van vordering zou gesproken zijn.

-ocr page 180-

gaan, waarover wij vroeger uitvoerig gesproken hebben.
Gaat echter de kassier niet voort met betalen, hij heeft
daardoor niet te kort gedaan aan zijn mandaat, want
dit is door het faillissement volgens art. 1850 B. W. op-
gehouden. In het ontwerp stond eerst
verpligt in plaats
van
bevoegd; dit wilde dan zeggen dat hij bij niet-beta-
ling voor die weigering aansprakelijk zou zijn; het was
geen uitdrukkelijke bepaling, dat de kassier
moest betalen
als hij fonds had

Ten slotte wenschte ik nog kortelijk na te gaan in
hoeverre de cheque als betaalmiddel moet beschouwd
worden, omdat dit voor den uitgever van groot belang
is, of hij zich nl. door het uitgeven van een cheque
bevrijd heeft of niet.

Vele personen in Engeland meenen, dat een cheque
geld is, en dat men dus, zoo men met een cheque betaalt,
volkomen betaald heeft, d. w. z. dan verder niet meer
aangesproken kan worden. Ten eerste moet ik opmerken,
dat men een cheque nooit als betaling zal behoeven aan
te nemen 1, dit zal alleen het geval zijn zoo men met
munt betaalt, of wat daaraan door de wet gelijk gesteld
is, zoo als bij ons b. v. het muntpapier of zoo als in
Oostenrijk en Italië het bankpapier, dat daar door de wet

1  Story, on bills, pag. 549. De houder van een wissel kan daarom
nooit gedwongen worden een cheque op een bankier in betaling aan
te nemen; hij behoeft dus niet den wissel af te geven voordat de
cheque is gehonoieerd; doet hij dit echter toch, dan zullen de uit-
gever en endossanten bevrijd zijn. Wordt nu de cheque niet in
a reasonable time aangeboden, en verliest hij daardoor zijn verhaal,
hij zal dan liet verlies moeten dragen.

-ocr page 181-

tot wettig betaalmiddel is verheven. Wanneer men nu
niet met een der hier opgenoemde zaken betaalt zal de
crediteur cle betaling altijd kunnen weigeren, tenzij men
natuurlijk overeengekomen is iets anders als betaalmiddel
te beschouwen.

Niet alleen echter dat een crediteur een cheque kan
weigeren, ook al neemt hij dien als betaling aan,
dan zal toch volgens het Engelsclie recht de betaling
nog niet volkomen zijn, omdat de houder altijd verhaal
op den uitgever blijft behouden, hetzij als hij binnen den
reasonable time dien cheque ter betaling aanbiedt, op
den uitgever in alle gevallen, hetzij als hij den voorge-
schreven termijn verzuimt, op den uitgever, zoo deze
voor geen fonds gezorgd had, of anders op den betrok-
kene alleen. In alle gevallen dus heeft de houder altijd
verhaal op iemand, en is de uitgever eerst bevrijd als de
reasonable time om is, wanneer deze voor fonds gezorgd
had. De debiteur nu betalende zal nooit terstond vol-
komen bevrijd zijn, dus de toezending van een cheque is
niet een volkomen betaling volgens het Engelsche recht;
dus is hij geen geld; want dat is juist het onderscheid
met het geld, dat dit wTel een volkomen betaling con-
stitueert.

Het geven van een cheque wordt echter in Engeland
voor goede betaling gehouden, totdat de cheque gedisho-
noreerd is 1; men behoeft dien niet aan te nemen; is dat
echter wel liet geval, heeft men een cheque aangenomen,
dan wordt men beschouwd als deugdzaam betaald te
zijn, totdat de cheque niet gehonoreerd wordt.

Gelijk wij gezien hebben hangt de aansprakelijkheid
van den uitgever en het verhaal van den houder en

1  Byles, i»ag. 23.

-ocr page 182-

van den betrokken bankier op den trekker altijd af van
liet al of niet aanwezig zijn van verzuim bij een van
allen. Deze feitelijke kwestie wordt aan de beslissing-
van de jury overgelaten, en wie nu van nalatigheid
wordt beschuldigd, op dien zal het verhaal komen. Deze
nalatigheid hangt af van het volgen of afwijken van de
gewone gebruiken; waar de gebruiken gevolgd worden,
daar kan men niet van nalatigheid beschuldigd worden,
en dan is men vrij van alle verdere aansprakelijkheid;
wanneer de houder van een cheque met dien cheque
handelt als algemeen gebruikelijk is, dan zal hij zijn
verhaal niet verliezen; evenmin de bankier het zijne op
den uitgever, zoo hij zich aan die gebruiken houdt. Van-
daar dat toen een bankier, van een correspondent wissels
ontvangen hebbende, deze op een cheque had afgegeven,
niet schuldig aan verzuim werd bevonden, hoewel die
cheque later gedishonoreerd werd, en dat wel omdat dit
zoo gebruikelijk was Toen echter dit geval bekend
werd, vond men het veiliger geen wissels meer af te
geven tegen cheques, zoodat het thans niet meer in Lon-
den gebruikelijk is. Zoo zich dus zulk een geval weer
eens mocht voordoen, dan zal waarschijnlijk de uitspraak
der jury nu anders luiden.

Het is wel de voornaamste reden, dat men cheques
als geld beschouwde, omdat de betaling met een cheque
voor goed gehouden wordt, en dat dit door de jurispru-
dentie is bevestigd; hij wordt echter alleen voor goed
gehouden, totdat de cheque gedishonoreerd wordt, wat
hoogst zelden geschiedt.

De gewoonte is dus in Engeland de betaling met een
cheque als goede betaling te beschouwen; maar eerst

-ocr page 183-

volkomen kan de betaling zijn als de cheque gehonoreerd
is en dus geld is de cheque niet, want dat stelt ter-
stond een volkomen betaling daar.

Het uitgeven van een cheque zal echter niet altijd als
een bewijs van betaling kunnen gelden 2. Wanneer b. v.
iemand een ander voor een schuld aanspreekt, dan zal
deze zijn schuld daarmede niet als betaald kunnen be-
wijzen , dat hij op naam van den crediteur een cheque
heeft uitgegeven, die door den bankier betaald is, zoo
als hij b. v. zou kunnen doen door een quitantie van
den crediteur over te leggen; er zal ook nog bewezen
moeten worden, dat de cheque in handen van den credi-
teur geweest is. Dit bewijs zal dikwijls moeilijk te
leveren zijn en het zal daarom voor den uitgever voor-
zichtig zijn clen crediteur zijn naam op den cheque te
laten zetten of dien aan hem te endosseeren 3. Heeft de
debiteur echter bewezen, dat hij aan den crediteur den che-
que gegeven heeft, dan zal dit ook voldoende zijn, en zal
hij niet behoeven te bewijzen, dat hem de cheque ook
betaald is

Terwijl dus in Engeland door het gewoonterecht de
cheque als betaling beschouwd wordt, maar niet als vol-
komen betaling, zoo moet in Frankrijk het geven van
een cheque evenzeer als betaling gehouden worden en
wel volgens de wet. Sommigen beschouwen ook daar
den cheque als geld of zoo goed als geld, en worden
daarin door enkele bekwame rechtsgeleerden ondersteund.

-ocr page 184-

Vreemd toch is de bewering van Ollivier\', dat de cheque
als een traditio brevi manu moet geacht worden. Dit
zou het geval zijn als de crediteur reeds het geld in
bezit, in cletentione had, en dat hij nu door het over-
geven van dien cheque er eigenaar van zou geworden
zijn, want dat is de traditio brevi manu; maar dit is
hier niet het geval, volstrekt niet; er heeft hier geen
traditio plaats van het geld, alleen een aanwijzing op het
geld; eerder zou men dus van een traditio symbolica 1kannen spreken, de sleutel, waardoor men tot het geld
geraakt.

Dit is echter ook niet geheel juist, want bij een
traditio symbolica weet men zeker, dat de zaak die
verhandeld wordt aanwezig is; het is even als met het
cognoscement, de sleutel van het schip, waardoor men
tot de goederen geraakt; maar bij een cheque heeft men
die zekerheid niet, het geld zelf bestaat niet, de cheque
is een aanwijzing op geld, niet op
het geld, en een
cheque kan gedishonoreerd worden. Dat dit dishono-
reeren zeer zelden plaats zal hebben, veel minder nog
dan in Engeland volgt uit art. 2, want men mag geen
cheque trekken, tenzij er voor fonds gezorgdis; maar de
mogelijkheid bestaat toch, dat de betrokkene failleert,
en clan wordt de cheque gedishonoreerd; heeft men nu
de termijnen niet in acht genomen, dan heeft men geen
verhaal en dus de treurige ondervinding opgedaan, dat
de cheque geen traditio is, dat hij geen eigendom van
geld overdraagt. De overgifte van een cheque is dus
geen traditio, noch symbolica, noch in het allerminst
brevi manu, en er zal dus geen eigendom van geld

1  lust., II, tit. I, § 45.

-ocr page 185-

worden overgedragen. De cheque is echter even als liet
bankbillet een betaalmiddel, d. w. z. het constitueert
een betaling.

In cle zitting van den 6\',en Mei 1865 werd er zeer
lang beraadslaagd of de cheque een novatie daarstelt of
niet. Daar het Fransche recht echter geen papier aan
toonder kent met zijn juridieke gevolgen, zoodat daal-
de onderteekening niet een formai act is, en dus niet
als zoodanig bindt, kan er ook in Frankrijk geen sprake
zijn van novatie, tenzij het uitdrukkelijk in de wet was
opgenomen. Dit is nu wel het geval, want art. 4b zegt,
dat de bepalingen omtrent den wissel aangaande de
solidaire garantie van uitgever en endossanten ook öp
cheques van toepassing zijn.

De rechtsbetrekking die uit den ouden Franschen che-
que (de reçu vóór 1865) ontstond was zeer twijfelachtig ;
hij bevatte in het geheel geen verbintenis van den uit-
gever, en deze was dus ook niet bij niet-betaling tot
inwisseling verplicht, wat ook verscheidene keeren bij
vonnis is uitgesproken. Ditzelfde kan men echter niet
van ons kassierspapier in den vorm van quitantiën zeg-
gen , omdat onze wet er in voorziet, art. 222, en ze
onder het papier aan toonder opnoemt, zoodat de enkele
onderteekening reeds verbindt.

De uitgever nu van een cheque in Frankrijk, na de
wet van 1865, is dus door de uitgifte, door de onder-
teekening van den cheque aan den houder verbonden,
geheel en al afgescheiden van de materieele oorzaak. Er
zal dus wel degelijk novatie plaats hebben, want dc
nemer heeft, door den cheque aan te nemen, zijn vroegere
vordering veranderd in zijn vordering uit den cheque k

-ocr page 186-

Hoewel echter het projet de loi, art. 4b, dezelfde bepaling
bevatte die nu in de wet is opgenomen, waren toch de
meeste leden van oordeel, dat er geen novatie plaats
had, terwijl vooral Ollivier 1 zich hier zeer sterk voor
verklaarde. Hij bracht echter de zaak op een geheel
verkeerd terrein, want hij vergeleek een niet betaalden
cheque bij valsch geld of speelfiches, die ook geen novatie
daarstellen. Deze vergelijking is echter onjuist, wanneer
men art. 4b heeft; men komt dan toch ook wel terug als de
cheque niet betaald wordt, maar men vraagt geen andere
betaling, men vraagt betaling uit den cheque. De nemer
heeft, door den cheque aan te nemen, ingewilligd in de
novatie, hij is met dien cheque volkomen betaald, de
oude vordering is geheel en al vernietigd; wordt dus de
cheque niet gehonoreerd, dan ageert hij tegen den uit-
gever uit den cheque. Door de onderteekening van den
cheque wil hij betaling hebben, maar de oude vordering
is betaald; uit dien ouden rechtsgrond kan hij nu vol-
strekt niet meer ageeren.

Even zoo zal er volgens onze wet ook novatie plaats
hebben, ten minste bij cheques aan toonder, want art. 222
zegt uitdrukkelijk, dat de uitgever aansprakelijk is jegens
iederen houder; door zijn onderteekening van een kassiers-
briefje heeft hij zich verbonden, en daardoor is de eerste
schuld vernietigd en deze er voor in de plaats gekomen,
art. 1449, terwijl die handeling 2 duidelijk blijkt uit het
aannemen door den nemer van den cheque. Hij geeft

1  Hoe hij deze redeneering overeen kon brengen met zijn beschou-
wing dat het geven van een cheque gelijk is aan een traditio brevi
manu, is mij onbegrijpelijk.

2  Met de Pinto, pag. 550, meen ik dat acte hier handeling moet
beteekenen.

-ocr page 187-

daarmede zijn stilzwijgende toestemming, dat hij nu
slechts uit den cheque zal ageeren, en niet uit de vroe-
gere schuldvordering. Er zal dus bij het overgeven van
een cheque aan toonder betaling plaats hebben.
• Volgens de meening van onzen wetgever zou de che-
que aan toonder ook om een andere reden als volko-
men betaling geacht kunnen worden. Hij toch houdt
het kassierspapier, zoo als wij weten, voor een traditio
fictiva, dus een overdracht van eigendom. Wanneer nu
de uitgever aan den nemer den eigendom overdraagt van
het geld, dat vereiseht wordt om de betaling te doen, dan
is dit een volkomen betaling, en vandaar dan ook de
vroegere verkeerde meening in ons land, die er nog niet
geheel uit geweken is, dat kassierspapier geld is, omdat
het den eigendom van geld overdraagt.

Bij cheques aan order is dit geheel anders 1; door de
onderteekening eener assignatie verbindt de uitgever
zich niet als door een formal act; men kan daarom tegen
den uitgever slechts ageeren voor zooverre deze de
waarde heeft ontvangen; de oude schuld wordt dus weer
in de plaats gesteld, dus er is hier geen kwestie van
novatie, en dus ook niet van betaling. Is echter de
assignatie geaccepteerd, dan geldt die acceptatie voor
den houder als betaling 2, want nu heeft hij een eigen
vorderingsrecht tegen den acceptant, geheel en al afge-

1  Terecht heeft Holtius, Voorlezingen over Handels- en Zeerecht.,
pag. 464, dit. onderscheid tusschen de assignatie en het kassierspapiev
ingezien; hij zegt echter, dat men dit onderscheid niet geheel konde
verwezenlijken. Het is waar, de wet is niet bijzonder duidelijk en
toont dit onderscheid niet met zooveel woorden aan, maar toch uit de
bepalingen aangaande beiden kan men wel dit onderscheid opmerken,
zoo als ik ook heb trachten te doen.

2  v. d. Keessel, th. 837.

-ocr page 188-

scheiden van eenige materieele oorzaak, en zoo hij dus
zulk een geaccepteerde assignatie aanneemt, is hij geacht
te zijn betaald.

Wij hebben in dit proefschrift getracht na te gaan
in hoeverre de bestaande wettelijke bepalingen op de
cheques kunnen toegepast worden, en wij hebben daarbij
gezien hoe, vooral in ons land, er een dringende behoefte
aan een nieuwe regeling bestaat. Zeer te wenschen ware
het dat er, vooral nu de partikulieren langzamerhand
beginnen in te zien, dat het depot- en cheque-systeem
ook voor hen groote voordeelen kan afwerpen, een wet-
telijke regeling van de cheques tot stand gebracht werd;
want al zal door een wet zelden of nooit een zaak tot
stand kunnen komen, die niet uit de gewoonten van het
volk is voortgesproten, zoo zal daarentegen evenzeer,
wanneer zich zulk een gewoonte bij bet volk openbaart,
deze gewoonte veel algemeener worden, veel meer uit-
breiding ontvangen, wanneer goede wettelijke bepalingen
haar ter zijde staan.

-ocr page 189-

BIJ LAGEN.

-ocr page 190-
-ocr page 191-

LOI DU 23 MAI 1865

CONCERNANT LES CHÈQUES.

Art. 1. Le chèque est l\'écrit qui, sous la forme d\'un man-
dat de paiement, sert au tireur à effectuer le retrait, à son profit
ou au profit d\'un tiers, de tout ou partie des fonds portés au crédit
de son compte et disponibles.

Il est signé par le tireur et porte la date du jour où il est tiré.

Il ne peut être tiré qu\'à vue.

Il peut être souscrit au porteur, ou au profit d\'une personne
dénommée.

Il peut être souscrit à ordre et transmis même par voie d\'endos-
sement en blanc.

Art. 2. Le chèque ne peut être tiré que sur un tiers ayant
provision préalable.

Art. 3. Le chèque peut être tiré d\'un lieu sur un autre ou sur
la même place.

Art. 4. L\'émission du chèque, même lorsqu\'il est tiré d\'un lieu
sur un autre, ne constitue pas,
par sa nature, un acte de commerce.

Toutefois, les dispositions du Code de commerce relatives à la
garantie solidaire du tireur et des endosseurs au protêt et à l\'exer-
cice de l\'action en garantie, en matière de lettres de change, sont
applicables aux chèques.

Art. 5. Le porteur d\'un chèque doit en réclamer le paiement
dans les cinq jours, y compris le jour de la date, si le chèque est
tiré de la place sur laquelle il est payable, et dans le délai de huit
jours, y compris le jour de la date, s\'il est tiré d\'un autre lieu.

Le porteur d\'un chèque qui n\'en réclame pas le paiement dans
les délais ci-dessus, perd son recours contre les endosseurs; il perd
aussi son recours contre le tireur, si la provision a péri par le fait
du tiré après lesdits délais.

Art. 6. Le tireur qui émet un chèque sans date, ou qui le re-
vêt d\'une fausse date, est passible d\'une amende égale à six pour
cent de la somme pour laquelle le chèque est tiré.

-ocr page 192-

L\'émission d\'un chèque sans provision préalable est passible de la
même amende, sans préjudice de l\'application des lois pénales, s\'il
y a lieu.

Art. 7. Les chèques sont exempts de tout droit de timbre pen-
dant dix ans à dater de la promulgation de la présente loi.

THE CIVIL CODE OF THE STATE OF NEW-YORK.

cheques.

§ 1825. A cheque is a bill of exchange drawn upon a bank or
banker, or a person described as such upon the face thereof, and
payable on demand, without interest.

§ 1826. A cheque is subject to all the provisions of this Code
concerning bills of exchange, except that:

1. The drawer and indorsers are exonerated by delay in pre-
sentment, only to the extent of the injury which they suffer the-
reby; and are exonerated to that extent by a delay of more than
one day in presentment;

2. An indorsee, after its apparent maturity, but without actual
notice of its dishonor, acquires a title equal to that of an indorsee
before such period.

ENTWURF EINES SCHWEIZERISCHEN
HANDELSRECHTS.

die anweisung und insbesondere die bank-anweisung (chequb).

Art. 441. Anweisungen, welche im Contexte als solche bezeich-
net sind, an ordre lauten und im Uebrigen in der in den Art. 350

-ocr page 193-

Und 351 vorgeschriebenen Form ausgestellt sind, stehen bis auf
nachfolgende Ausnahmen den gezogenen Wechseln gleich.

Art. 442. Anweisungen werden nicht zur Annahme präsentirt.
Geschieht es, so ist der zur Zahlung Angewiesene nicht verpflichtet
sieb darüber zu erklären, und der Inhaber nicht berechtigt wegen
Verweigerung der Annahme oder einer Erklärung darüber Protest
erheben zu lassen und Regress zu nehmen.

Wird eine Anweisung freiwillig aeeeptirt, so entsteht für den
Aeceptanten die gleiche Verbindlichkeit wie aus der Annahme eines
gezogenen Wechsels. Stellt jedoch der Acceptant vor dem Verfall-
tage seine Zahlungen ein oder fällt er vor demselben in Concurs,
so ist der Inhaber der Anweisung nicht berechtigt von dem Aus-
steller und den Indossanten Sicherstellung zu fordern.

Art. 443. Eine Bankanweisung, welche auf eine bei einer Depo-
sitenanstalt deponirte Summe ausgestellt wird (
Cheque), ist auch
dann gültig, wenn sie keine Bestimmung über die Verfallzeit enthüllt.
Sie ist in diesem Falle als ein Titel auf Sicht anzusehen.

Art. 444. Die Bankanweisung (Art. 443) darf auch auf den
Inhaber lauten.

Ist dies der Fall, so kann der Regress Mangels Zahlung in der
Regel nur gegen den Aussteller der Anweisung ergriffen werden.
Hat aber ein Inhaber derselben eigenhändig oder durch Bevoll-
mächtigte seinen Namen auf den Titel gesetzt, so ist er jedem spä-
tem Inhaber gegenüber regresspflichtig wie ein Indossant.

DIE BASELEB WECHSELORDNUNG.

§ 5*2. An Ordre gestellte Billets und Anweisungen sind in An-
sehung des Rechtsbetriebes und des Rembourses den Wechselbrie-
fen gleich zu halten. Man ist aber nicht schuldig, Billets
à Ordre
anstatt Wechselbriefen anzunehmen, wenn nicht bei der Négociation
bestimmt dergleichen Billets anbedungen worden sind

-ocr page 194-

DAS SCHWEIZER CONCORDAT.

§ 91. Anweisungen, welche im Contexte als solche bezeichnet,
und im Uebrigen in der für Wechsel vorgeschriebenen Form aus-
gestellt sind, stehen bis auf nachfolgende Ausnahme den gezogenen
Wechseln gleich.

§ 92. Es besteht keine Verpflichtung für den zur Zahlung An-
gewiesenen, sich vor der Verfallzeit über die Annahme zu erklären ,
und der Inhaber ist nicht berechtigt, wegen Mangel Annahme Pro-
test erheben zu lassen und Regress zu nehmen. Wird jedoch eine
Anweisung acceptirt, so entsteht für den Acceptanten dieselbe Ver-
pflichtung, wie aus der Annahme eines gezogenen Wechsels.

DIE WECHSELORDNUNG VON St. GALLEN.

T IT E L X.

§ 1. Assignationen oder Anweisungen sind solche Handlungen,
da ein Schiddner seinen Gläubiger an einen andern hinweiset, von
welchem er die Bezahlung empfangen soll.

§ 2. Assignationen, die von auswärtigen Orten anhero gezogen
werden, wenn selbe gleich girirt oder endossirt sind, sie mögen nun
geradezu oder über andere Plätze anhero laufen, gemessen hier
kein Wechselrecht und werden auch nicht acceptirt. Wenn aber
dergleichen auf mehr oder weniger Tage Sicht lauten, so ist der
Bezogene gehalten, den Tag der Präsentation, der dann die Ver-
fallzeit bestimmt, darauf zu setzen. Und da der Bezogene zur Be-
zahlung einer solchen Assignation nicht nach Wechselrecht kann
angehalten werden, so ist der Inhaber derselben auch nicht berech-
tigt, einen Protest darüber zu leviren, wohl aber mag er solchen-
falls, auf ausdrücklich erhaltene Ordre des Assignanten oder (Zeden-
ten, ein Attestat hierüber aus der Canzlei ausfertigen lassen.

§ 3. Fremde Assignationen aber oder sogenannte billets ä ordre,
die hier girirt werden, und auf fremde Plätze lauten, sind, wenn
sie unbezahlt mit Protest zurückkommen, gleich den Wechselbriefen
dem Wechselrecht und der Execution desselben unterworfen.

-ocr page 195-

DAS PORTUGIESISCHE HANDELSGESETZBUCH.

Art. 110. Zahlungsmandate auf Bankiers sind Aufträge, welche
der Mandant (Ausgeber,
passador) seinem betreffenden Bankier
zur Bezahlung einer darin bemerkten Summe an den Mandatar (In-
haber,
portador) gibt, es sei nun, dass jener den Betrag schon in
Händen hat, oder dass er solchen vorschussweise hergibt.

Art. 111. Bei Zahlungsmandaten kann eine gewisse Zeit der
Präsentation bestimmt sein, oder nicht. Im letzten Falle müssen
solche am Tag der Ausstellung vorgezeigt -werden. Ist aber ein
gewisser Tag festgesetzt, so muss solches an dem bestimmten Tage
geschehen.

Art. 112. Der Inhaber, welcher in einem oder dem andern
Falle des vorhergehenden Artikels die Vorzeigung zur rechten Zeit
unterlässt, verliert Anspruch und Recht gegen den Ausgeber, wenn
solcher beweisen kann, dass der Bankier zu jener Zeit die zur
Zahlung erforderliche Summe in Händen hatte, oder schuldig war.

Art. 113. Geht das Mandat in die Hände eines Dritten über,
so tritt dieser vollständig in die Hechte und Verbindlichkeiten des
ursprünglichen Inhabers ein.

Art. 114. Wenn der Bankier innerhalb der im Art. 111 erwähn-
ten Fristen seine Zahlungen einstellt, so sind die Inhaber solcher
Mandate nicht verbunden, sie zu präsentiren. In diesem Falle ist
das Mandat ohne irgend eine Wirkung, und eben dies findet statt,
wenn solches zur gehörigen Zeit zwar präsentirt, aber von dem
Bankier nicht berichtigt worden ist.

DAS SPANISCHE HANDELSGESETZBUCH.

Art. 558. Aus den von einem Kaufmann an den andern ausge-
stellten
Anweisungen an Ordre und aus den eigenen Wechseln und
Zahlungsscheinen, gleichfalls an Ordre, die eine Folge von Han-
delsoperationen sind, entstehen dieselben Verbindlichkeiten und
Wirkungen, wie aus den Wechselbriefen, ausgenommen was die

-ocr page 196-

Acceptation betrifft, und in Hinsieht der Beschränkung, die der
Art. 567 vorschreibt.

Art. 559. Anweisungen werden stets zahlbar bei ihrer .Präsen-
tation verstanden, wenn diess auch nicht darin ausgedrückt steht,
es sei denn, dass sie auf eine bestimmte Zeit gestellt werden, und
in dem Fall sind sie an dem also darin bezeichneten Verfalltage
zahlbar.

Art. 560. Der Inhaber ist nicht berechtigt, von den auf Zeit
zahlbar gestellten Anweisungen die Annahme zu fordern; auch darf
er erst dann eine Klage gegen den Aussteller und die Indossanten
anstellen, wenn die Anweisungen wegen Nichtzahlung protestirt
worden.

Art. 562. Dieselben Formalitäten, welche dem Inhaber von
Wechseln gegen den Zahler und den Indossanten zur Anstellung
der Remboursklage vorgeschrieben sind, haben auch die Inhaber
von Anweisungen und eigenen Wechseln oder Zahlungsscheinen an
Ordre gleichfalls zu beobachten.

Art. 563. Die Anweisungen und die eigenen Wechsel oder Zah-
lungsscheine an Ordre müssen enthalten:

Das Datum.

Die Summe.

Die Zahlungszeit.

Die Person, an deren Ordre die Zahlung zu leisten ist.

Den Ort, wo sie erfolgen muss.

Den Ursprung und die Art des Werths, den sie repräsentiren.

Die Unterschrift des Ausstellers bei den Anweisungen, und

O \'

bei den eigenen Wechseln die Unterschrift Dessen, der
die Verbindlichkeit, sie zu bezahlen, eingeht.

Bei solchen eigenen Wechseln, welche an einem andern, als dem
Wohnort des Zahlers, zahlbar lauten, muss ein Domicilium für die
Zahlung aufgegeben werden.

Die Anweisungen müssen ausserdem den Ausdruck enthalten, dass
es Anweisungen sind, dessgleichen den Namen und den Wohnsitz
der Person, worauf sie gezogen sind.

Art. 564. Bei de« Indossamenten auf den Anweisungen und
den eigenen Wechseln sind dieselben Ausdrücke zu gebrauchen,
wie bei denen auf den Wechselbriefen.

Art. 566. Das Executivverfahren bei eigenen Wechseln und An-
weisungen kann erst dann eintreten, wenn die Person, gegen wel-

-ocr page 197-

clie die Klage angestellt worden, ihre Unterschrift vor Gericht aner-
kannt hat.

Abt. 567. Die Inhaber von solchen Anweisungen, die wegen
Nichtzahlung protestirt sind, müssen ihre Klage gegen den Aus-
steller und die Indossanten binnen zwei Monaten, vom Datum des
Protestes an gerechnet, anstellen, wenn die Anweisung auf spani-
schem Gebiet zahlbar ist; lautet sie aber irn Auslande zahlbar, so
soll dieser Termin von der Zeit an gerechnet werden, wo der
Protest im gewöhnlichen Postenlauf im Wohnsitz des Ausstellers
oder Indossanten gegen den man klagbar wird, hat eintreffen kön-
nen. Nach Ablauf dieser Zeitfrist hört jede Verbindlichkeit des
Indossanten auf, sowie auch die des Ausstellers, wenn er beweist,
dass er beim Verfall der Anweisungen Demjenigen, der sie bezah-
len sollte, clie Deckung dafür angeschafft hatte.

Art. 569. Keine Klage wegen Zahlung oder Rückzahlung kauf-
männischer Anweisungen und Zahlungsscheine darf, wenn vier
Jahre nach deren Verfallzeit vorüber sind, durch die Gerichte an-
genommen werden.

Art. 570. Die Anweisungen oder Zahlungsscheine, welche nicht
an Ordre gestellt sind, werden nicht als kaufmännische Contracte
betrachtet, sondern für einfache, den allgemeinen Gesetzen über
Darlehen unterworfene Zahlungspromessen gehalten.

DAS BRASILIANISCHE HANDELSGESETZBUCH.

Abt. 425. Die Provinzialwechsel sind den übrigen Wechseln
vollkommen gleich, mit dem einzigen Unterschiede, dass sie in
derselben Provinz ausgestellt und angenommen wurden.

Abt. 426. Die Anweisungen, wie die besonderen Handscheine
oder Creditscheine mit dem Versprechen oder der Verpflichtung,
eine bestimmte Summe in einer festgesetzten Zeit, an eine gewisse
Person oder den Inhaber, auf Ordre oder ohne dieselbe zu zahlen,
wenn solche von einem Kaufmann unterzeichnet sind, werden wie
Provinzialwechsel angesehen, ohne dass jedoch im Uebrigen der

-ocr page 198-

Inhaber, im Falle sie zur Verfallzeit nicht gezahlt werden, zur
Protesterhebung verbunden ist; ausgenommen, wenn auf denselben
sich ein Indossament befand.

Art. 427. Alles, was in diesem Titel hinsichtlich der Wechsel-
briefe vorgeschrieben ist, gilt in gleicher Weise als Regel für die
Provinzialwechsel, Anweisungen und kaufmännischen Creditscheine,
insoweit dasselbe darauf anwendbar ist.

DAS ALLGEMEINE
DEUTSCHE HANDELSGESETZBUCH.

Art. 300. Ein Kaufmann, welcher eine auf ihn ausgestellte An-
weisung (Assignation) gegenüber demjenigen, zu dessen Gunsten
sie ausgestellt ist, angenommen hat, ist demselben zur Erfüllung
verpflichtet. Die auf eine schriftliche Anweisung geschriebene und
unterschriebene Annahmeerklärung gilt als ein dem Assignatar ge-
leistetes Zahlungsversprechen.

Abt. 301. Anweisungen und Verpflichtungsscheine , welche von
Kaufleuten über Leistungen von Geld oder einer Quantität ver-
tretbarer Sachen oder Werthpapiere ausgestellt sind, ohne dass
darin die Verpflichtung zur Leistung von einer Gegenleistung ab-
hängig gemacht ist, können durch Indossament übertragen werden,
wenn sie an Ordre lauten.

Zur Gültigkeit der Urkunde oder des Indossaments ist nicht er-
forderlich , dass sie die Angabe des Verpflichtungsgrundes oder das
Empfangsbekenntniss cler Valuta enthalten.

Wer eine solche Anweisung acceptirt hat, ist demjenigen, zu
dessen Gunsten sie ausgestellt oder an welchen sie indossirt ist,
zur Erfüllung verpflichtet.

Art. 303. Durch das Indossament der in den beiden vorherge-
henden Artikeln bezeichneten Urkunden gehen alle Rechte aus dem
indossirten Papiere auf den Indossatar über.

Der Verpflichtete kann sich nur solcher Einreden bedienen, wel-

-ocr page 199-

che ihm nach Maassgabe der Urkunde selbst oder unmittelbar ge-
gen den jedesmaligen Kläger zustehen.

Der Schuldner ist nur gegen Aushändigung des quittirten Papiers
zu erfüllen verpflichtet.

DAS BADISCHE LANDRECHT.

TITEL IX.

ERSTES KAPITEL.

allgemeine bestimmungen.

Abt. 190. Handelszettel sind wechselähnliche Zahlungszusagen
unter
Handelsleuten oder wegen Handelsgeschäften ausgestellt, die
jedoch mit der Absicht geschehen, nicht den Förmlichkeiten und
der Strenge der Wechsel zu unterliegen. Sie geben, wenn sie
unmangelhaft sind, unaufgehaltnen Zugriff auf das Gut, nicht aber
auf die Person dessen, der dadurch Schuldner wird.

Abt. 191. Die Handelszettel sind theils Zettel auf benannte
Personen, nämlich entweder
Zettel auf Erhebung (beschränkte Han-
delsassignationen), welche nur denjenigen zur Erhebung berechtigen,
der darin genannt ist, und den Zettel vom Ausgeber empfängt;
oder Zettel auf Umlauf (unbeschränkte Handelsassignationen), wel-
che jeden, der von dem Empfänger durch Zusehreibung auf dem
Rücken und so von einem solchen weiter ernannt ist, zur Erhebung
ermächtigt; theils
Zettel auf Inhaber, wenn sie den Empfänger gar
nicht benennen, sondern jeden, der ihn in Händen hat, zur Erhe-
bung befugt machen.

Abt. 192. Ein Handelszettel, um vollständig zu sein, enthält:
Ort, Tag und Jahr der Ausstellung; die Unterzeichnung des Aus-
stellers; die Summe, welche gezahlt werden soll; und die Person,
welche zu zahlen aufgefordert wird, sie sei nun der Aussteller selbst
oder ein Dritter; sofort, wenn der Erhebungsort ein anderer ist
als jener der Ausstellung, dessen Angabe:

-ocr page 200-

ist es ein Zettel auf Erhebung, so muss weiter der Name der-
jenigen Person, für deren Erhebung er ausgestellt wird, und

ist es ein Zettel auf Umlauf durch Beisetzung der Worte: oder
nach deren Auftrag (Kommission) ihr Abgabsrecht darin ausge-
drückt sein.

Ist es hingegen ein Zettel auf Inhaber, so muss er die Bestim-
mung der Zahlungszeit und die Rechtsursache der Zahlungsschul-
digkeit, und wenn diese aus einer andern Schuldurkunde entspringt,
die Rüekweisung auf diese angeben.

Art. 193. Alle Personen, welche sich verbindlich machen kön-
nen, wenn sie gleich nicht wechselfähig sind, können in Handels-
geschäften oder auch für Zahlungen an Handelsleute oder von Han-
delsleuten Zettel auf Erhebung und Umlauf ausstellen: Zettel auf
Inhaber können nur von Staatsanstalten oder von öffentlichen
Wechselhäusern ausgegeben werden.

ZWEITES KAPITEL.

zettel auf benannte personen.

Art. 194. Handelszettel auf benannte Personen sind nichts an-
ders als formlose Erhebungsvollmachten; deren Abgabe durch Riick-
schrift bei jenen, die in obgedachter Art auf Umlauf gestellt sind,
gilt für Afterbevollmächtigung.

Art. 195. Wo ein Brief aus Orten, wo dieses Handelsrecht
angenommen ist, nicht die Worte:
auf Verfugung (auf Ordre) oder
ein Brief von Orten, deren Handelsrecht die Benennung fordert,
nicht das Wort
Wechsel in sich enthält; ingleichem, wo ein Brief
nur unschicklich sich des Worts
auf Verfügung bedient, aber voraus,
z. E. durch die Worte:
auf\' diese meine Anweisung zahle u. s. w.
die Absicht, keinen Wechsel, sondern eine blosse Handelsanweisung
auszustellen, klar an den Tag gegeben hat; da ist ein solcher Brief
als Handelszettel nach gegenwärtigem Titel, nicht als Wechsel nach
dem vorigen, zu behandeln, so viel Aehnlichkeit er übrigens mit
einem solchen habe.

Art. 196. Handelszettel auf bestimmte Personen sind Anweisun-
gen an Einzugsstatt: sie bedürfen, auch wenn sie auf Umlauf ge-
stellt sind, der Förmlichkeiten der Annahme und Absage, auch der
Einforderung und Zahlung an bestimmten Tagen, nicht: sie können

-ocr page 201-

durch Beisatz auf dem Rücken zwar an andere zur Erhebung ab-
gegeben, aber nicht ihnen für eigen zugeschrieben werden; sie
unterliegen bis zur geschehenen Erhebung dem gutfindenden Wi-
derruf des Ausstellers, wenn sie nicht ausdrücklich an Zahlungs-
statt gegeben und angenommen worden sind; sie machen die In-
haber nur zu Gewalt- und Aftergewalthabei-n des Ausstellers; diese
werden unter sich durch den Umlauf zu nichts, und gegen den
Aussteller nur dazu verbindlich, dass sie in der gesetzlichen Zeit
die Erhebung bewirken oder den Zettel dem Aussteller zurück-
schicken.

Art. 197. Diese gesetzliche Zeit ist bei solchen Zetteln, welche
keine bestimmte Zahlungszeit angeben, ein Jahr vom Tag der Aus-
stellung des Zettels an; bei solchen aber, die einen bestimmten Ver-
falltag haben, die Frist des Art.
78 der deutschen Wechselordnung
(vgl. oben): unterbleibt Zahlung und Rücksendung länger, so wird
der Inhaber Eigenthümer der Schuldforderung und Schuldner des
Ausstellers für deren Betrag, und der Inhaber kann sich deshalb
allein an den angewiesenen Schuldner, oder wenn sein Vormann zu
spät den Zettel zur Erhebung an ihn abgab, an diesen zur Mitlei-
denheit halten.

Zu spät ist jene Abgabe der Vollmacht auf einen weiteren Inha-
ber, bei Zetteln, die einen Verfalltag haben, wenn dieser eintritt;
bei andern aber, wenn sie nicht mehr vier Wochen Zeit zur Erhe-
bung oder Rücksendung übrig lässt.

Art. 198. Gültige Handelszettel auf sich selbst gestellt ohne
Anzeige des Werthempfangs oder der Rechtsursache der Zahlungs-
zusage müssen gezahlt werden, ohne dass dagegen eine Nichtschul-
digkeit der zugesagten Zahlung angehört werden dürfte : nur nach
geleisteter Zahlung dürfen dergleichen Einreden zum Behuf des
Rückrufs einer zur Ungebühr geschehenen Zahlung benützt werden.

BAYERN.

gesetz vom 29. JUNI 1851 über die KAITFMäNNISCHEN ANWEISUNGEN.

Art. 1. Kaufmännische Anweisungen sind den gesetzlichen Be-
stimmungen über gezogene Wechsel unterworfen; insoweit nicht
durch das gegenwärtige Gesetz etwas Anderes verordnet ist.

-ocr page 202-

Art. 2. Als kaufmännische Anweisung ist jede Urkunde zu be-
trachten, welche in ihrem Texte als Anweisung bezeichnet, mit
den im Art, 4. Ziff. 2—8 der allgemeinen deutschen Wechselordnung
aufgeführten Erfordernissen eines gezogenen Wechsels versehen und
überdies ausdrücklich auf Ordre gestellt ist.

Bei Anweisungen, welche in einer fremden Sprache ausgestellt
sind, wird ein dem Worte "Anweisung" entsprechender Ausdruck
in der fremden Sprache erfordert.

Art. 3. Es besteht keine Verpflichtung für den Inhaber, die
Anweisung zur Annahme zu präsentiren, und für den zur Zahlung
Angewiesenen (Assignaten), sich über die Annahme zu erklären;
auch findet wegen der Verweigerung der Annahme oder einer Er-
klärung darüber keine Protesterhebung und keine wechselmässige
Regressnahme statt.

Art. 4. Wird die Anweisung freiwillig acceptirt, so entsteht da-
raus für den Acceptanten dieselbe Verbindlichkeit, wie aus der
Annahme eines gezogenen Wechsels, jedoch mit der im Art. 6
festgesetzten Beschränkung.

Art. 5. Was in den Art. 19 und 20 der allgemeinen deutschen
Wechselordnung über die Präsentation eines auf bestimmte Zeit
nach Sicht lautenden Wechsels zur Annahme, sowie über die Fest-
stellung des Präsentationstages durch Protesterhebung und über die
Folgen der Unterlassung rechtzeitiger Vornahme dieser Handlungen
verordnet ist, gilt bei Anweisungen dieser Art hinsichtlich der
Vorzeigung an den Assignaten zur Bestätigung des Tages derselben.

Art. 6. Die gesetzlichen Bestimmungen über den Wechselarrest
finden bei kaufmännischen Anweisungen keine Anwendung.

Art. 7. Alle dermalen im Königreiche bestehenden die kaufmän-
nischen Anweisungen betreffenden Gesetze und Gewohnheitsrechte
sind aufgehoben.

FRANKFURT.

einführungsgesetz zur deutschen wechselordnung.

§ 12. Eine Wechselklage kann nicht nur durch einen gezogenen
oder eigenen Wechsel begründet werden sondern auch

-ocr page 203-

a. durch diejenigen Anweisungen, welche zur Einlösung eines
Wechsels dem Wechselinhaber an Zahlungsstatt zugestellt
werden, um an der Casse eines Dritten den Betrag zu er-
heben ;

b. durch Anweisungen, welche acceptirt sind;

c. durch Anweisungen, die an Ordre gestellt sind;

d. durch Schuldscheine und Zahlungsversprechen, welche an
Ordre lauten (
pillets ä ordre).

Eine solche Wechselkraft haben die Urkunden unter b—c nur
dann, wenn sie die in Art. 4 der A. D. W. 0. unter 2—8, und
die Urkunde unter
d. nur dann, wenn sie die im Artikel 96 unter
2—6 aufgeführten Erfordernisse besitzen, und zur Erhaltung dieser
Wechselkraft muss der Inhaber alles dasjenige beobachten, was der
Inhaber eines Wechsels zu beobachten hat.

SACHSEN.

GESETZ VOM 7. JUSTI 1849 ÜBER KAUFMÄNNISCHE ANWEISUNGEN.

Art. 1. Kaufmännische Anweisungen, d. h. solche Papiere, wel-
che in ihrer Fassung (nicht blos in einer Aufschrift) als Anweisung
bezeichnet und sonst in der §. 4 der deutschen Wechselordnung
N°. 2 bis 8 für Wechsel vorgeschriebenen Form ausgestellt sind,
stehen, soweit nicht in den folgenden Bestimmungen etwas Abwei-
chendes festgesetzt ist, den gezogenen Wechseln allenthalben gleich.

Art. 2. Anweisungen, welche in der §. 3 des Gesetzes wegen Ein-
führung der allgemeinen deutschen Wechselordnung vom 25. April
d. J. beschriebenen allgemeinen Ausdrucksweise auf eine Leipziger
Messe gezogen sind (Messauweisungen), verfallen in der Jubilate-
und Michaeli-Messe Freitags nach Auslautung derselben, in der
Neujahrsmesse regelmässig den 13. Januar, und nur wenn dieser
oder der 12. Januar auf einen Sonntag fällt, den 14ten desselben
Monats.

Art. 3. Auf Uso (dlVuso) zahlbar gestellte Anweisungen verfal-
len am vierzehnten Tage nach ihrer Präsentation zur Sicht.

-ocr page 204-

Art. 4. Anweisungen werden nicht zur Annahme präsentirt.
Geschieht diess, so ist der Bezogene nicht verpflichtet, sich darauf
zu erklären, und der Inhaber ist nicht befugt, wegen Verweigerung
der Annahme oder einer Erklärung darüber Protest zu erheben und
Eegress zu nehmen.

Art. 5. Wird jedoch eine Anweisung acceptirt, so entsteht da-
raus dieselbe Verbindlichkeit, wie aus der Acceptation einer Tratte.

Art. 6. Anweisungen mit den vorstehend bezeichneten rechtli-
chen Wirkungen müssen mindestens auf eine Summe von 50 Thaler
lauten und dürfen als das weiteste Ziel der Zahlbarkeit drei Monate
nicht überschreiten. Sollten Anweisungen auf eine niedrigere Summe
oder auf eine längere Zahlungsfrist gestellt sein, so sind dieselben
in dem einen, wie in dem andern Falle als gezogene Wechsel zu
betrachten, können daher sofort zum Accept präsentirt und wegen
Mangel Annahme, wie auch Mangel Zahlung, protestirt werden.

Akt. 7. Im Wechselhandel werden unter Wechseln, ohne be-
sondere Vereinbarung, Anweisungen nicht verstanden.

Art. 8. Alle dermalen in Sachsen gültigen, die kaufmännischen
Anweisungen betreffenden Gesetze werden hiermit aufgehoben, so-
weit sie nicht durch gegenwärtiges Gesetz wiederholt sind.

SACHSE N-W EIMÄß.

gesetz vom 13. juli 1849 über die kaufmännischen anweisungen .

Art. 1. Kaufmännische Anweisungen, d. i. solche Papiere, welche
in ihrer Fassung (nicht blos in einer Aufschrift) als Anweisung be-
zeichnet und sonst in der §. 4 der D. W. O. N°. 2—8 für Wechsel
vorgeschriebenen Form ausgestellt sind, stehen, so weit nicht in den
folgenden Bestimmungen etwas Abweichendes festgesetzt ist, den
gezogenen Wechseln allenthalben gleich.

Art. 2. Auf Uso zahlbar gestellte Anweisungen verfallen am
14. Tage nach ihrer Präsentation zur Sicht.

Art. 3. Anweisungen werden nicht zur Annahme präsentirt. Ge-
schieht dies, so ist der Bezogene nicht verpflichtet, sich darauf zu
erklären, und der Inhaber ist nicht befugt, wegen Verweigerung

-ocr page 205-

der Annahme oder einer Erklärung darüber Protest zu erheben
und ßegi\'ess zu nehmen.

Art. 4. Wird jedoch eine Anweisung acceptirt, so entsteht
daraus für den Acceptanten dieselbe "Verbindlichkeit, wie aus der
Acceptation einer Tratte.

Art. 5. Im Wechselhandel werden unter Wechseln ohne be-
sondere Vereinbarung Anweisungen nicht verstanden.

Art. 6. Wenn aus Anweisungen auf Zahlung oder Rembours
geklagt wird, findet der Wechselprozess statt. Wechselhaft wird
jedoch nur gegen den Acceptanten einer Anweisung verhängt.

Art. 7. Alle, dermalen im Grossherzogthum gültigen, die kauf-
männischen Anweisungen betreffenden Gesetze, werden hiemit auf-
gehoben.

WETBOEK VAN KOOPHANDEL.

I boek VII titel.

TWEEDE AFDEELING.

Van assignatien.

Artikel 210. Eene assignatie is een gedagteekend en ondertee-
kend geschrift, waarbij door den uitgever een bepaald persoon wordt
aangewezen om de daarbij uitgedrukte geldsom aan eenen ande-
ren bepaalden persoon, of deszelfs order, te voldoen in dezelfde
gemeente, waar het geschrift is uitgegeven ; — zonder onderscheid of
daarbij al dan niet de erkenning van genotene waarde, of van
waarde in rekening is uitgedrukt.

Art. 211. In geval het geschrift betaalbaar is gesteld op eene
andere plaats, dan waar het is uitgegeven, wordt het insgelijks voor
eene assignatie gehouden, bijaldien daarbij geene erkenning van
genotene waarde, of van waarde in rekening, is uitgedrukt.

Art. 212. Assignatien aan order kunnen op dezelfde wijze als
wisselbrieven worden geëndosseerd.

Art. 213. De betaling eener assignatie, zonder tijdsbepaling,

-ocr page 206-

moet gevraagd, en, bij ontstentenis, liet protest van non-betaling
opgemaakt worden, uiterlijk binnen den tijd van eene maand na de
dagteekening, indien de tot voldoening aangewezen persoon binnen
dezelfde gemeente woont waar de assignatie is uitgegeven, en
uiterlijk binnen den tijd van drie maanden, indien dezelve elders
woonachtig is.

Art. 214. De assignatie betaalbaar op eenigen tijd na zigt moet,
met inachtneming der onderscheiding bij artikel
213 omtrent de
woonplaats, uiterlijk binnen den tijd van eene maand, of van drie
maanden, aan den aangewezen persoon worden aangeboden, ten
einde door dezen, met bijvoeging der dagteekening, voor
gezien
te worden geteekend.

Zoodanige aanteekening op haar zelve, zonder uitdrukkelijk bij-
gevoegde acceptatie, wordt voor geene acceptatie gehouden.

Bij weigering om die aanteekening te doen, wordt cle assignatie
geprotesteerd, als of de betaling ware geweigerd, zonder dat er
verder protest van non-betaling behoeft gedaan te worden.

Art. 215. De assignatie, die, tengevolge der aanteekening bij
het vorige artikel vermeld, of, volgens haren inhoud, op eenen
bepaalden tijd vervalt, is betaalbaar op dezelfde wijze als wissel-
brieven van dien aard, en moet bij wanbetaling het protest op
gelijke wijze worden opgemaakt.

Art. 216. De houder eener geprotesteerde assignatie moet daar-
van uiterlijk binnen vijf dagen, na dien van het protest, kennis
geven aan dengenen, van wien hij dezelve heeft in betaling ge-
nomen.

Art. 217. Hij is insgelijks, op straffe van vergoeding van kos-
ten, schaden en interessen, verpligt, voor zoo ver de assignatie aan
order luidt, en geëndosseerd is, van het protest aan den oorspron-
kelijken uitgever kennis te geven.

Art. 218. De houder, die verzuimd heeft de voorschriften van
art.
213, 214, 215 en 216 hierboven na te komen, verliest, indien
hij de waarde heeft voldaan, zijn verhaal op dengenen van wien
hij de assignatie heeft ontvangen, en, zoo die voldoening geene
plaats heeft gehad, is hij tot de betaling van den inhoud der as-
signatie verpligt.

In het een en ander geval, moet de uitgever aan den houder
afstaan en overdragen de vordering, welke hij ten laste van den
ter betaling aangewezen persoon heeft, tot het beloop der assigna-

-ocr page 207-

tie toe, en tevens aan denzelven, ten diens koste, de noodige be-
wijsstukken verschaffen om die vordering te doen gelden.

Indien de persoon, die tot betaling is aangewezen, aan den uit-
gever niets, of niet zoo veel verschuldigd was als de assignatie be-
draagt, is de uitgever jegens den houder tot schadevergoeding
verpligt.

Art. 219. Behalve het verhaal op den uitgever der assignatie,
heeft ieder houder slechts zijn verhaal op den onmiddellijk vooraf-
gaanden endossant, zonder den vroegeren te mogen aanspreken.

Art. 220. De regtsvordering uit hoofde eener assignatie, verjaart
op dezelfde wijze als ten aanzien van wisselbrieven is bepaald.

DEBDE AFDEELIJSTG.

Van kassiers-papier en ander papier aan toonder.

Art. 221. Het kassiers-papier en ander papier aan toonder moet
de juiste dagteekening der oorspronkelijke uitgifte bevatten.

AKt. 222. De oorspronkelijke uitgever van kassiers-papier of
ander papier aan toonder, door eenen derde betaalbaar het zij het-
zelve in den vorm van assignatie of van quitantie is vervat, is je-
gens iederen houder voor de voldoening aansprakelijk, gedurende
tien dagen na de dagteekening, die dag niet daaronder begrepen.

Art. 223. De verantwoordelijkheid van den oorspronkelijken
uitgever blijft echter voortduren, indien hij niet bewijst dat hij,
gedurende den bij het vorige artikel bepaalden tijd, gereede pen-
ningen, ten beloope van het uitgegeven papier, bij den persoon op
wien hetzelve is afgegeven, heeft gehad, en dat hij die penningen
sedert bij denzelven heeft gelaten.

Art. 224. De oorspronkelijke uitgever die, tengevolge van de
vorenstaande bepalingen, van alle verantwoordelijkheid is bevrijd,
is niettemin verpligt aan den houder, ten diens koste, de noodige
bewijsstukken te verschaffen, ten einde zijn regt te cloen gelden
tegen dengenen op wien het papier is afgegeven.

Art. 22-5. Buiten den oorpronkelijken uitgever, blijft een ieder
die het voormeld papier in betaling heeft gegeven, gedurende den
tijd van drie dagen daarna, de dag der uitgifte niet daaronder be-
grepen, aansprakelijk jegens dengenen die het van hem heeft ont-
vangen.

-ocr page 208-

Abt. 226. Indien hij, die een of meerdere briefjes of quitantien
op zijnen kassier heeft afgegeven, later in staat van faillissement
is verklaard, is de kassier desniettemin bevoegd, uit de daartoe
voorhanden zijnde gelden, met de betaling van zoodanige briefjes
of quitantien voort te gaan tot op het tijdstip dat daartegen, het zij
door eenen of meer houders van andere briefjes of quitantien, het zij
door de curatoren in den boedel, of eenig ander belanghebbende,
zal zijn verzet gedaan.

In geval van verzet, of indien de kassier niet met de betaling is
voortgegaan, moeten de penningen, welke de kassier van den fail-
liet in handen heeft, afgezonderd blijven, ten einde daaruit de
houders van vóór het faillissement deugdelijk afgegevene briefjes
of quitantien bij voorrang boven andere schuldeischers worden vol-
daan, het zij in het geheel of pond-ponds gelijk, zonder onder-
scheid van de dagteekening der quitantien.

Abt. 228. Indien de laatste dag van eenigen termijn, waarom-
trent in dezen titel eenige bepaling voorkomt, op eenen Zondag
invalt, blijft de verpligting en verantwoordelijkheid voortduren tot
en met den volgenden dag.

Abt. 229. Alle regtsvordering tegen de uitgevers van papier,
in deze afdeeling vermeld, verjaart door tijdsverloop van tien jaren,
te rekenen van den dag der oorspronkelijke uitgifte.

Niettemin zullen zij, die deze verjaring inroepen, gehouden zijn,
des gevorderd, onder eede te verklaren, dat zij, ter zake van ge-
meld papier, niets meer schuldig zijn; en derzelver erfgenamen of
regfcverkrijgenden, dat zij te goeder trouw vermeenen dat er uit
dien hoofde niets meer verschuldigd is.

De oorspronkelijke uitgever van het bij art. 222 vermeld papier
is, des gevorderd, verpligt onder eede te verklaren, dat hij gedu-
rende den bij het voorschreven artikel bepaalden termijn, gereede
penningen, ten beloope van het uitgegeven papier, bij den persoon,
op wien hetzelve is uitgegeven, heeft gehad, en dat hij die pen-
ningen sedert bij denzelven heeft gelaten, en zijne erfgenamen of\'
regtverkrijgenden, dat zij zulks te goeder trouw vermeenen.

-ocr page 209-
-ocr page 210-
-ocr page 211-

STEL L INGE N.

L

De assignatie is uit haar aard geen handelspapier.

II.

De acceptatie van een verkochte assignatie geeft aan
den houder een rechtsvordering tegen den acceptant.

III.

De juiste dagteekening van het kassierspapier is een
Vereischte voor zijn geldigheid.

IV.

De cheque behoort tot het credietpapier.

-ocr page 212-

Y.

De cheque moet niet als circulatie-papier beschouwd
worden.

VI.

Vereenigingen hadden in het Romeinsche recht geen
speciale vergunning noodig om als rechtspersonen op
te treden.

VIL

L. 21 § 3 D. de act. emti et venditi (xix, i) strijdt
niet met lex 2 § 8 D. de eo quod c. 1. (xnr, iv).

Yin.

Het woord "buitensporigheden" in art. 288 ? al. 2
B. W. moet in wijde strekking worden opgevat.

IX.

Onder "belanghebbenden" in art. 519 B. W. zijn ook
te verstaan de vermoedelijke erfgenamen.

-ocr page 213-

X

De verplichting, waarvan art, 376 B. W. gewaagt, is
niet solidair.

XI.

Indien verzekerd is onder de clausule "vrij van
beschadigdheid onder de 10 pCt.," zijn de assuradeurs
niet gehouden tot betaling, tenzij de schade zonder
bijtelling der kosten van bezichtiging en begrooting
10 pCt. of meer bedraagt,

XII.

Wanneer in hooger beroep, hetzij door den appellant
niet is gediend van memorie van grieve, hetzij door
den geïntimeerde niet is gediend van memorie van ant-
woord , volgt hieruit geenszins, dat de rechter in appel
Verplicht is, in het eerste geval het vonnis a quo te
bekrachtigen, in het tweede geval de conclusies van
den appellant toe te wijzen.

XIII.

Ten onrechte heeft de Hooge Raad den "NothstancC
JHet onder de faits justificatifs opgenomen.

-ocr page 214-

XIV.

Het hooger beroep in strafzaken moet worden afge-
schaft ; uitbreiding der revisie is alsdan noodzakelijk.

XV.

Het is wenschelijk, dat het maken van Ontwerpen tot
herziening der Wetboeken aan een permanente Commissie
worde opgedragen.

XVI.

Het kiesstelsel volgens hare is af te keuren.

XVII.

Armenzorg van Staatswege moet zoo beperkt moge-
lijk zijn.

XVIII.

In de meeste gevallen is de gouden muntstandaard te
verkiezen boven den zilveren of den dubbelen standaard-

-ocr page 215-

ERRATA.

19, regel

1 V.

0.

staat

Engeland,

lees:

Engeland op.

20, //

14 V.

b.

tl

die alleen in naam van

den cheque verschillen, vervalt.

22, u

1 V.

b.

li

de Engelsche,

lees :

den Engelsehen.

22, ff

4 v.

0.

tl

250 £,

ff

250 millioen £.

49, ff

9 V.

b.

u

Engeland,

ff

Groot-Brittanje.

52, ff

4 V.

b.

ff

Kederland,

ff

Amsterdam.

59, »

15 v.

0.

ff

niet,

ff

nog niet.

69, ff

13 v.

b.

ff

kooper,

u

verkooper.

72, //

7 y.

0.

ff

endossement,

ff

aan order stellen.

73, ff

13 v.

0.

ff

§ 1825,

li

Civil Code, § 1825.

76, 77,ff

13 v. b. enz. u

430, 433, 432 enz.

u

110, 113, "112 enz.

94, ff

11 V.

b.

ff

De cheque,

ff

Het kassierspapier

94, »

12 v.

b.

hij,

V

het.

94, ff

5 v.

0.

H

art.

H

art. 4.

103, ff

14 v.

0.

ff

dat,

ir

omdat.

107, ff

12 V.

b.

II

geregeld of niet,

n

doch slecht.

107, ff

6 v.

0.

II

geendosseerde,

ff

endossant.

122, ff

2 V,

0.

vervalt.

123, ff

1-12 y. b.

ff

133, //

4 v.

b.

staal

rechter,

II

jury.

145, «

11 V.

b.

n

ingesteld.

ff

opgemaakt.

146, ff

6 v.

0.

//

noch, vervalt.

157, n

16 v.

b.

//

betaling,

ff

betaling

157, ff

4 v.

0.

ir

nemen 2,

11

nemen.

159, ff

4 y.

b.

ff

gebleven is,

niet door hem is
genomen.

-ocr page 216-

ft tSi ê & rj

I

■■ i